& D E L I N E   AD ELI NE. O F AANGETEKENDE BYZONDERHEDEN EENER jonge juffer; OP HAARE DRIE JAARIGE R E I Z E DOOR. YRANKRYK, Door haar zelve befcbreven. Derde Deel. In V GRAJTENHAGEr By H. H. vak D R E C H T Boekdrukker en Boekverkoper ia de Pape* ftratt 1784, *   ADELINEj O F AANGETEKEND E BYZONDERHEDEN E E KF E R. JONGE JUFFER; OF HAARE D RI EJ AARIGE REI ZE D OOR KRANKE TK; XIII. HOOFDSTUK. 'dfzonderlyke Befpiegelingen van Adeline. Aangetekende Zeldzaamheden der Stad Lion. Verbazend Geval van JeZ/étfrCharmam aldaar. Bezoek hen by tusfchenpozing de StedenChzmberri, Geneve en andere plaatzenj Mondgefprek met den Heer de Vol-; taire. D e weinige dagen, die wyby onze aankomst te Lion toebragten , om ons, van dé III. Deki.. A en-  4 ■t -ï. ^ . B_ -vJLj . VJL jc. jQr onlangsgeledene ongemakken, teIierfTelïe»ö verftrekten mede , om de ledige uuren, die my tusFchentyds overig bleven , in myne eenzaamheid te beftcJen, tot het maaken vanaf, éondcrlyke befpiegelingen op alle de verloopcn Tydperken mynes leevens; die , van Jioe weinig aangelegenheid ze ook mogten ffchynen, nochtans verwisfelingen genoeg hadden opgeleverd, om ze by alle voorkomende omftandighedenmet ernstte overdenken. Want, niettegenftaande myne gehad hebbende ontmoetingen metden bewusteHertog •van * * * te Parys, in deez' myne Aantekeningen maar ééniglyk zyn aangeroerd, lyd het echter geen de muitte tegenTpraak , of myn persoon heeft meermaals op de Reize tot een voorwerp van opmerking verftrekt gehad , en myne deugd is dikwerf genoeg belaagt geworden , zonder dat ik 'er juist eenige melding •van hebbe gemaakt. Maar waarom zou men gedurig van dingen fpreken, die geen nieuwigheid meêr zyn, die in ons Vaderland selfs, al zo gemeenzaam zyn geworden, dat fchier alles, wat flegts de gedaante eemer Vrouw heeft, werdt geliefkoost en aangebeden? Daaralle .de Vrouwelyke bevalligheden op prys gefield, de omugt en de onkuis-  kuislield ffiaar een klank zyn, efl claar nlen naar den letter weet te zeggen, voor welk eene Somme , men de eerbaarheid van dezs of geene Vrouw, of Vryster, kan te koop, krygen ! Kortom, daar men zyn' opentlykes roem durft dragen, op het verkragten vart de édele Deugd , en zyne fpoorlooze wellusten , ten koste zyner goede Vrienden, naam en faam, den vryën teugel komt te vieren! Hoe veels te feller beftrydingen,had mynd hardnekkige deugd dan niet tegen te gaan, bi een Land, alwaar de dagelykfchegewoonte» de voorgemelde ondeugden tot eene Wellevendheid hebben gemaakt, en het zelfs als eea gebrek van opvoeding zoude werden aangemerkt , zo men niet de aanvalligheden ert fchoonheid eener Juffer, door opgepronkt© vleitaal en verwaande welfprekentheid, kwam op te hemelen ! —» Uit een gevolg dan, vart dien menfehelyke aart van verdorvenheid» heb ik my niet verwaardigt gehad, om deze, nietigheden in myne kleine Reisbefchryving 'in te lasfen , ten einde ze niet te ontcieren » noch dien luister te benemen , welke eeHigfints goede en nuttige Boeken, by kies-'  fche Lezeren in agting moeten brengen. IE heb my daarom liever by myne eenvoudige vernaaien willen houden, en het Aantekenen van de voornaamfte Zeldzaamheden, die myne óogen in dit uitheemfche Ryk hebben aanfchouwd, voor de hoofdzaak myner uitlandige bezigheden willen {tellen , niet twyffelende, of ze zullen over 't algemeen ,by de sedige en befchaafde Wereld , meerder invloed vinden, dan een deel opgerymde verdichtfelen en ongelooffelyke dingen , waarmede de meeste Romans van onzen tyd werden opgefmukt, om de leeslust te vergraagen; doch van welkers Klasfe ik my heb willen afzonderen-, door deze myne gantfeh. ïiieuwerwetfche fchryftrant, en het vermyden. van alle fabuleufe vindingen en onmogelyks eaaken. Dan, niettegenflaande alle deez' gebruikte: voorzorgen, kwam het by vervolg te blyken, dat ik buiten de waard had gerekend, en my eerlang nieuwe wisfelvalligheden van »tLot boven 'thoofd hingen, die my in de onvermydelyke noodzaaklykheid zouden ftellen, van ze in den kring myner Wedervaawngen hunne plaats te geven. Nochtans  S waren ze op deez' tyd voor my onmogclyk te voorzien of te bevroeden ; en , hoe zeer ze ook myn hart mogten hebben gefolterd .en gepynigd , de waare Deugd , hoe weinig by het gros der Stervelingen ge'agt, kwam 'er in te helderer daglicht door te zegcprai- |en i Intusfchen, hervatten wy de fchakel onzer Aantekeningen , betreffende in de éérfle plaats,, de Stad Lion. Om ons niet op te houden met de verfchillende gevoelens, die men aangaande deszelfs Oorfprong voed, noch met de aloude Kronyken die 'er van deze Stad befchreveu' zyn , zo zullen wy flegts aanmerken , dan ^e zo fraai is , als 'er eene in geheel Vrankryk is te vinden, en zulks uit hoofde van de twee byzondere Rivieren, door dewelken ze werdt befpoeld , ftroomende de Saóne dwars door de Stad , en de Rbone langs haare Muuren. Niettemin moetZio» overoud zyn , dewyl Titus Livius , ( fprekende van de laatfte Oorlogen der Romeinen tegen de Karthagfw-omtrent.den Jaare 200. >zegt; dat Bannibal in het Land' kwam , alwaar de SaSne en de Rbóne in elkander vlieten : Polybus, Cezar en Plutanbus., getuigen 'er mede ieder afA 3 ■ zoa'  i «onderlyk van. Ondertusfchen heeft dee.z* Stad fa vroege tyden , menigten onheilen en rampen ondergaan ; In 't Elfde Jaar der Hegeeringvan Nero, wierdtzein éénenacht, >door de vlammen geheel tot asfche verteerd; ;doch, volgens Tacitus, gaf deez' Keizer een millioen gouds uit zyne fchatkist, om ze uit haare puinhoopen wederom op te bouwen. Keizer Aurelms, liet 'er gedurende zyne Regeering, veele Christenen om, 't leeven brengen ; en Septimns Severus, duizenden Mannen , Vrouwen en Kinderen ,door 't flaal omkomen; invoegen, Straaten en Graghten , als met bloed geverwd fcheenen. In 't Jaar 350. maakten 'er zich de Duitfchers meester van, en gaven dezelve ter plundering over aan hunne Soldaaten. In den Jaare 435. onder de Regeering van Keizer Tbéodofius, wierdt :zedoor^4f«7 beide Klasfen van Armen en Weezen hebfcen 'er ieder hun afzonderlyk verblyf en worden behandelt naar hunne Stand en Jaaren, van goede ihys en klederen verzorgt, en in alle Handwerken tot volkomenheid onderwezen ; ja zelfs worden 'er de éérftgebooren Ouderlooze Kinderen, des noods» door bekwaame Minnens gezoogd, en buiïengemeene zorg gedragen voor de Zieken , Gebrekklgen en Bejaarden. Wanneer 'er eenigen hunnen tyd in dit Godshuis hebben volbragt, geeft men hen niet alleen een deftig uitzet, maar ook de nodige onderltand om behoorlyk door de Wereld te komen. Én is het een Meysje, huwd men ze uit, of men doed ze in dienft treden by ryke en voornaame Luiden, die 'er verantwoordelyk voor moeten ftaan en op zich nemen,hen, na een'bepaald getal Jaaren van dienstbaarheid, met een deftige Bruidfchat uittehuwelyken. Kortom , men voed 'er de Kinderen , over 't algemeen , tot dat geene op , waartoe hnnne zinnelykheid het meest komt te ftrekken ; en, dewyl 'er in alle foorten van Handwerken en Ambagten, de beste Leermeesters uit Europa, opeen goede Soldy eerden onderhouden, lyd het geene tegen- fpraak.  ir fpraak, of het Koningryk werdt door zulk een Keiïzaame bestiering, van kundige en vernuftige Onderdaaneu voorzien, die zich beyveren om eere en roem te behaalen en hunne Natie te verheerlyken. Onder de voornaamfte Kerken dezer uitgebreide Wereld-Stad, Weidt die van den Heilige Jobannv, onze aandagt het meeftc opgetogen. Deszelfs ligchaam ruft op een viertal groote en hoogverhevene vierkante Toorens, aan den Oever der Saóne, voor 't welke een fraai Plein is, met een fchoone fpringende Fontein op het midden. Deez' Kerk werdt voor een' der geregeldfte van gantfch Vrankryk gehouden, alhoewel ze niet veel lïeraden bevat. Men zeide ons, dat ze gebouwd was, op de puinhoopen eens alouden Tempels, toegewyd aan den Keizer Augufiui. De Deken en Kanunnikken dezer Domkerk, hebben altemaal den titel van Graavcn, en moeten hunnen Adeldom uit het vierde Gelid kunnen bewyzen, zo wel van 's Vaders als 's Moeders zyde. Den Dienft gefchied 'er met een' byzondere eenvoudigheid, dewyl 'er nimmer Vocaal-noch ïnpwmwl M.uzyk werdt gehoord .  .ja zelfs , geen Orgels werden gebruikt. Het Uurwerk, ter regter zyde van het Choor geplaatst, is ,eeu zeldzaam Wonderstuk , en het Werktuiglykiïe dat ooit met handen is gemaakt. Wy bragten tneêr als twee volflagen uuren met de befchouwing van 't zelve door. Het wyii zeer itiptelyk den loop der Sterren en Planeeten aan , en dient tevens tot een Eeuwigdurende Almamad\ en, alhoewel het Gevaarte zelfs van zulk een wydloopigen omtrek niet is, als het Uurwerk van Straatsburg, verzekerde men ons echter, dat het veel volkomener ,Was. In de éérste plaats, ziet men een groot 'Ajirolabium, of Hemelkloot, volgens de ftelüing van Ptoloméus , in dewelke de Hemelstekenen zo volmaakt zyn afgebeeld , dat men "er de loop der Sterren en Planeeten , en generalyk de geheele Luchtgesteltenis, op elk ,uur van den dag, duidelyk in kan opmerken. De Zon verfchynt 'er op den Zodiak of Dierkring , in het teken waartoe hy behoord , en tryft deszeïfs op-en ondergang, de lengte der  öer dagen en nachten, en zelfs de UyggaA rigbeid der fchemerlichten , in een volko- ' mene evenredigheid aan. De Maan , die , gelyk men weet, alléén van de Zon haar Jicht ontfangd, wyft door de naald of Evenaar, haar' Ouderdom, onmiddelyken aanwas en afneming, mitsgaders haare volheid aan. Niet alleen zyn 'er de Twaalf Hemelstekenen, maar ook de dagen in twaalf evenge. lyke deelen , zeer julftin afgebeeld; ondertusfchen dat de groote Kompasnaald, die langs deez' AfirolaUum omloopt, de Zonneweg door den Zodiak, de 24 uuren van den dag, de loopende maand-en dagftonden, benevens de hoogte of het graadteken , 't welk de Zon dagelyks beklimt, ftiptelyk aanwyfh Ondertusfchen is het verwonderenswaardigfte van dit Konstftuk , dat, terwyl de bewulter Kompasnaald , in de geftelde tyd haaren omloop van 't Oosten naar 't Westen doed , het geheele geftel en ieder van deszelfs werk» tuiglyke deelen , hunne onmiddelyke en byzondere beweegingen hebben, en zonder eenige de minde verwarring of hapering, hunne werking doen en derzelver loop volbrengen. Ook zyn de meeste vaste Sterren, volgens hunne wezentlyke gefteltenis en ei- gen-  *4 ^?=jF jenfchappen, rondfomme dee2' Hemelkloot* geplaatst, invoegen, men op ieder uur van den dag, de geenen kan zien , die zich boven of beneden den Horizont bevinden. Onder deez' wonderbaare JfirolaVmm, ziet men een foort van Ahnanacb, toereikende voor 66 Jaaren, welke de Jaartallen, het Gulde getal, d'Epacta, de Zondags Letter en de beweeglyke Feestdagen, aanduid; en welk alles den laatften dag van Jaar, 's nachts deKlokke twaalf uuren , in één oogenblik tyd» verandert en verwisfeld. Behalven dit alles, ziet men 'er ook nog een zeer Geestryke Eeuwigdurende Almanath, welke de dagen der Maand, en alle de byzondere Kerkdiensten en Getydestonden aanwyst. De Zeven dagen der Week , zyn afgebeeld door Menfchelyke Figuuren, ftaande in eene Nis, in welke zy elkander om middernacht beurtelings vervangen; zodanig , dat men 'er ieder dag een ander Beeld ziet ftaan : Als des Zondags, een verrezene Christus; 's Maandags, een Doodsbeeld; Dingsdag, een fobannes den Dooper; 's Woensdag, een St. Stepbanus; Donderdags, een Christus met de Hoftie in de hand; Vrydags , een klein Kind,  Ktnd , het H. Kruis omhelzende; en des Saturdags , eene Maagd, als zynde dien dag toegeheiligd aan de Moeder van onzen Zaligmaker. Ter flinkerzyde van dit Kunstryk Uurwerk , vertoond zich een Wyzer voor de uuren en minuten, van een Ovaals makely, waardoor de Naald, die de tydstreeken takend, ieder uur zich tweemaal moet verlengen en verkorten; 'twelk niet min verwonderlyk dan al het andere voorkomt. Het geen echter ons het vernuftigfte toefcheen en 't meest behaagde, was den Haan , die op de fpits van het Uurwerk ftaat; na welke, zo dra hy met de vleugels geklapt en driemaal gekraait heeft, eeuige Engeltjes * die zich in de Fries of verhemelte van het kleine Toorenwerk bevinden, de Lofzang van St. Jan opheffen, flaande met hunne vuisten tegens eenige klokjes, die aldaar in de rondte gefcbaard zyn, en dat wel met zulk een geregeltheid, dat het een vermaak is, om zulks te zien en aantehooren. Alhoewel alle deZe dingen aan ons Vrouwen , die geen begrip van zulke verhevene Wetenfchappan hebben, onbegrypelyk voor- kwam«'  kwam, moésten wy evenwel bekennen, daf de vinding 'er van , alle menfchelyk vernuft te boven ftreefde, midlerwyl ik terloffelyke nagedachtenisfe van deszelfs Maaker., mywel hebbe willen verledigen 'er deez' kleine.befchryving van te geven , niet twyffelende , of de beminnaars der Sterre-en Hemelloopkunde, zutlen my zulks dank weeten; ondertusfchen dat ik voor mynbyzonder'cr met de uitterfte aandagt myne oogen op hebbe vergast gehad , en het zeldzaame van dien met zo veel nauwkeurigheid ïn myne Aan^xenlngtn hebbe getragt over te brengen, als: my eenigfints doenlyk is geweest. Wy zagen in verfchei 'ene andere Kerken,' nog veele Merkwaardigheden, die, hoewel niet minder wetenswaardig, wy echter om hunne wydloopige uitgeftrektheid, met ftilzwygen zullen voorby gaan, om ons tot de befchouwing van het Raadhuis te begeven ; het welk een' der pragtigfte, geregeldfte en grootfte Gebouwen van gantfch Europa iSi. Men verzekerde ons, dat 'er verfcheide Vor« ften tetfens, met hunne Hofhouding zoude kunnen huisvesten, 't geen uit de menigte van Vertrekken, Zaaien en Kamers, genoegzaam  2aam Was aFtemeeten. De voorgevel van dit uitmuntend Gebouw , praaiende met twee groote vierkante Vleugels, is verfierd mee een kostbaar verguld Balkon, onderfchraagd door twee fraaije kolommen van Porfirfteen , naar de Jonifche Bouworder. De middeltïe ingang van dit Raadhuis , is omgeven met verfcheide konftig gewrogte marmerezuilen en pilasters, van waar men in een Vorftelyk en overpragtig Voorportaal komt, alwaar wy de uitgehouwen Borstbeelden van Karei de VIII. van Hendrik de IV. en andere gekroonde hoofden zagen. Eenige trappen op* gegaan zynde , lazen wy op twee kopere Tafelen, de Aanfpraaken van Keizer Claufius aan den Senaat, ter verkryging van het Room* fche Burgerrecht. Ook vonden wy in eenige der Zaaien van dit trotfch Paleis, menigte keurige Schilderyën, als, onder anderen , de verbranding der Stad Lion ten tyde van Keizer Nero, alle de Afbeeldingen der Koningen van Vrankryk, die de naam van Lode* wyk hebben gevoerd gehad , benevens meêr andere onwaardeerbare gewrogtens van deeaF. édele en ontfchatbaare Kunst. Voor het overige, is de Stad Lion verdeelt III. Dsst. S i»  in 35 Parocdi'n of wyken, hebbende ied'esderzelven zyn Hoofdman en onderhoorige Schutters, die 'snagts de ftraaten moeten beveiligen; hoewel 'er des niet tegenltaande , nog dikwyis veelebaldadigheden gefchieden^ Onaangeziende groote uitgeftrektheid dezer plaats, teld men nochtans te Lion maar zeven Poorten, die allen, zo wel by den dag als by den nacht, van fterke Krygsbezettingen zyn voorzien , om de fmokkelaryën der inkomende Goederen te beletten. DeStadsmuuren zyn boog en van diepe Graghten omgeven, de .Buitenwerken vry uitgebreid en van goede tegenweer; zo dat men Lion wel voor een fterke Vesting zoude konnenteboek (tellen. Doch de Straaten zyn 'er eng en zeer morsfig, uit hoofde van de houtegooten; die van de Huizen halverweg over de» zeiven uitfteken; ook heeft men 'er gebrek aan glaze Venfters y moetende men zich meestal met raamen van geölyd papier behelpen; 't welk niet zeer fierlyk ftaat, maar by den avond een' aardige vertooning geeft, eveneens , als of de huizen zyn Geillumüieert, Vervolgens liggen 'erover de beide Rivieren „ byzonderlyk fraaye zo houte als fteene brug- , «en, die» om hunne welaangelegde en gera-  regelde Bouwkunde, elks aandagt verdienen: Kortom, alle Vreemdelingen , die maar eenige weetgierigheid bezitten, moeten verrukt en opgetogen ftaan , door alle de fraaijigheden die 'er binnen de Stadii'onte befchouwen vallen ; 't welk de Reizigers meermaals gelegenheid geeft, om 'er een langwylig verblyf te houden, dewyl het de éénigfte Stad in Vrankryk is, daar men zoveele Oudheden vind, zo van Medailles, Tydfchriften ; Graftomben, Baden, Tempelen, Standbeelden, Kolommen, Waterleidingen , Fomeïöeri, Gedenkzuilen, Piramiden, Grafnaalden , Lykvaazen , als andere overblyfzelen van da gryze aloudheid. Zeldzaam is het ondertusj fchen, dat de Vrouwen , fchoon ze anders niet onbehaaglyk vallen, 'er zo vroegtydi£ hun hair en tanden kwyt raaken, hoewel men zulks toefchryft, aan de menigvuldige! mistige dampen, die doorgaans overdeStai, hangen. Nochtans beminnen zy in alle dini gen de Zindelykheid en netheid; ja zelfs val-* len zy niet vies op 't ftuk der Galanterie, of fchoon zy over 't algemeen regte Coquettes zyn. Wy konden niettemin zeggen, dat", ge8 a  durende dentydvanvyf Maanden,die wy?s deze Stad vertoefden , om de onaangenaamheden des guuren Winters te ontgaan, wy ser buitengemeen veel vermaak genoten ,en ons alle eere enagting wierdt bewezen ^erre de gastvryheid , die wy in Parys hadden genoten, overtreffende. Ook bevonden wy de Zamenleeving alhier meer gemeenzaam, «n de Maatfchappy meerder Burgerlyk. Als een fprekend gevolg hiervan , kwam de Heer Charmant, die door zyne voorkomende Wellevendheid , alomme by het Jufferfchap zeer Jn aanzien was, een verbazend Geval uittewisfehen, 't welk hem in 't vervolgwat omjsigtiger met deez' Gevaarlyke Sexe , ( zo als hy ons Vrouwen zedert geliefde tenoemen ,} deed te werk gaan. Onder ds meest opmerkelykfte Schoonheden , die het hart van Myn Heer Charmant had weeten naar zich te trekken, mogt zekere jonge Juffer uit onze Nabuurlchap, wel voor de éérfte Matador werden gerekend, doordien zy alle de kunstgrepen verftond; om de ongevoeligften voor haar in heete min te doen blaaken. De jonge Juffrouw Volagt, (zo als wv ze naar haar eigenaartig Karakter  *» ter zullen noemen) was niet ontbloot van die bevalligheden, die 'er vereifcht worden,om op het éérste gezicht te behaagen, dan zy bezat ook al zulke vermogens. die bekwaam waren , om haar van elk een te doen aanbidden. En dewyl de Heer Charmant van die foort van Mannen was, die met de ziekte der Eigenliefde behebt, zich de gunfl: aller Vrouwen waardig agtte, leed het gevolglyk geen twyffel, of de fchoone Volagt, die . onaangezien zy voor de éérfte Beauté der Stad wierdt gehouden, moest hem verantwoordelyk zyn van haare wederliefde voor zyn perzoon. In die vaste verbeelding , verdubbelde by van dag tot dag by haar zyne opwagtingen, in zo verre, dat haare verrukkende toegevendheden, hem vleide, eerlang; de gelukkigfle aller Minnaars te zullen worden. Doch hem was de doorflepenheid van zekere Vrouwen onbekend, die, wanneer zy de Mannen tot den hoogften trap hunner wenfchen hebben opgeleid, het masker der beguigcheling afligten, zich vertooneh zo als zy wezentlyk zyn, en de kunst verstaan, om de Coquette te fpeelen. Onder dien bedrieggelyken fchyn, meenden onzen Held, die het zo wel op de fchatten als de perzoon B 3 zelfs*  eelfs, dezer onbesturve Juffer had gemunt/ 3n 't end de overwinning op haare hardnekkige tegenftand te zullen behaalen, wanneer zich onvoorzienft een Tooneel van verwondering ontfloot, die alle zyne gemaakte LuchtJcasteelen in duigen wierpen, en met fchaam«e terug deeden keeren van alle zyne grootdche ontwerpen; dat's te zeggen, om door de verkragting van de voorgewende deugd Wezer wispelturige Minnares, zich zeiven op den throon der welvaard te ftellen. Eens en andermaal had hy de jonge Vbtage , onder de duurste Eeden, (daar de Verliefden doorgaans zeer veil mede zyn ) verzekering .van zyne onverzettelyke en oprechte Min ■gedaan, en haar zo fterk aan boord geweest, dat zy, door alle haare uitterlyke gelaatingen, hem duidelyk te kennen fcheen te geven , dat zy wel zag, dat zy in 't einde ?voor hem zoude moeten bezwyken; waarom , zy hem zekere tyd tot haarent op 't avondmaal nodigde, met betuiging, dat zy niet twyffelde, of zy zou als dan zynelanggehoopte wenfchen, door een ryp beraaden befluit, in allen opzigte tragten te vervullen. jNiemand was verlangender, maar ook tevens  *gSHL-J!£> »3- vens niemand uitzinniger vanblydfchap, dan onzen verliefde Fortuinzoeker die zich verbeelde , eerlang de gelukkigfle en bemiddelde aller Mannen te zullen zyn, in ftaat,om de Wet te geven, aan alles, wat beneden zyne gewaande grootheid mogt fchynen. Want 'er zyn een foort vanMenfchen , die, van hoe weinig aanzien zy in de Wereld ook zyn, nochtans eenige heerfchappy willen voeren over hunne Medemenfchen; en dit ontwerp zag hy, zo 't hem dunkte, in 'tkort tot volkomenheid gebragt. Hy telde niet alleen de dagen, maar zelfs de uuren, minuten en feconden.in welke hy zyne fchoone Volage moest gaan opwagten : ja zelfs vervoegde hy 'er zich veel vroeger als het was afgelprooken , niet twyffelende, of dezen iever zou by zyne Minnares voor een blyk van opregte genegenheid tot haar beminnelyke Perzoon werden opgemerkt. Hy vlood op de vleugelen der Min, naar haare wooning , fchelde aan, en kwam als in een foort van betoveragtige verrukking; met één fprongin het Vertrek, 't welk hem wierdt aangewezen. Doch, hoe groot was zyn verbaastheid, wanneer hy, in plaatfe van zyne Minnares te ontmoeten, de Zaal vervuld zag, met een B 4 a»a'  aantal Heeren van allerlei foort voorkomen» Hy bleev als een ftom beeld roerloos aan de post van de deur ftaan, niet wetende, of hy zou blyven ftaan of vallen; echter vereifchte het de wellevendheid , van het Gezelfchap te moeten groeten, 'twelk over'talgemeen , met de diepfte ftilzwygenheid wierdt beantwoord, terwyl niemand deraanwezenden moeds genoeg fcheen te hebben , om elkander naar 't een of ander te ondervragen. Nochtans kon men uit de omftandigheden genoeg afmeeten, dat 'er iets hieêr als gemeens zoude voorvallen, overmits de tafel voor negen perzoonen fcheen aangeregt te zyn ; tot vervuliingvan welk getal, de fchoojne Vologe noch maar fcheen te ontbreken. ïtfadatdeez' Pantbomimc omtrent een kwar■tieruurs had geduurt, zag men het voorwerp .van elks aandagt, in een bekoorlyk nachtgewaad ; met een Vorftelyke houding de Zaal intreden; die, na zich van het gantfche geaelfchap , de vereifchte plichtplegingen te hebben zien betoonen, haar' Gasten, met een vriendelyke glimlagch , verzogt, zich aan ta« fel te willen zetten; alle welke omftandigheden , onder nieêr of min wellevende ver- fcho-  fchoningen , met de zelfde (lilzwygenheid als te vooren , ten einde liepen, midlcrwyï de Spyzen wierden opgedragen. In deez* tusfehentyd , begluurde men elkander eens van ter zyden, men zag de aangezichten in allerhande plooijingen en rimpelen wringen » en de oogen onderfcheidelyk blaaken- Myn Heer Charmant, zyne ftoute fchoenen, zo als men zegt, aangetrokken hebbende , meende zyn' Minnares te bedienen uit een overdekte Schotel, die op 't midden der tafel ftoud , in 'tdenkbeeld, dat 'er naar deFranfche gebruiken, eenig Bouilhnoï andere verwarmende Spyze in was; doch de oplettende Vblage, fneed hem die pas heel fchielyk af, met te zeggen, dat deez' Schotel voor 't Nagerecht was verordineert. De maaltyd was ondertusfehen kort enzakelyk, en zonder eenig levendig gefprek, dewyl een ieder nieuwsgierig en verlangende was,om te weeten , wat het befluit dezer zamenkomst zoude behelzen. De doortrapte Vblage, die zulks wel bemerkte, liet hen niet lang in de ongerustheid . maar vatte , zo dra de Dienstboden waren afgeweken , het woord ln dezer voegen op. B J » De-  » Dewyl het my niet mogelyk is, My:? „ Heeren , zei ze , om alle de geeuen, die „ naar 't bezit haaken van myne perzoon „ even zeer gelukkig te maaken, nadien ik „ my maar aan één te gelyk door den band „ des Huwelyks kan verbinden; en echter „ een einde willende maaken van de ver„ drietige kwellingen die myn aantrekkelyk „ hart om de hevige aanvallen van ieder van „ u in 'tbyzonder heeft moeten ondergaan, „ hoeft my een middel doen uitdenken , om „ u altemaal te bevredigen, hiertoe zal deez' „ Middelfchotel tot Scheidsman verflrekken , „ en dezelve het lot beflhTenvan die geen' „ onder U lieden , die zich 'met myn bezit „ zal kunnen vleijen en zich myne weder„ liefde voor altoos waardig maaken. Ontdekt » flegtsde bewuste Schotel, en oordeclrdan 99 van de onfeilbaarheid van myn genomen „ befJuit, en of ikredelykerwegheb kunnen 5, inflaan, om uwe gedurige liefdeftormen „ af te weeren?" — Een ieder, evenbegeerig , om te weeten welk geheim deez' Schotel konde bevatten , fhk gretiglyk de handen uit, om'er het dékBel aftejigteri, maar hoe zeer was men ontzet»  4(E i»> 2? zet, toen zich een paar Zakpistoolen voor elks oogen vertoonden i De aangezichten verbleekten, men keek elkander met verwezenheid aan , en niemand fprak een woord , doordien men het bedoelde geheim dezer Moordgeweeren genoegzaam konde bevroeden; namelyk, dat men elkander daarmede moest bevegten tot den laatften man, welke als dan de uitverkooren Minnaarzoude zyn , die zyne wenfchen by de fchoone Vblage zoude kunnen vervullen. Hoe groot de genegenheid ook was, die deez' kring van Verliefden , deze fchoonheid toedroegen, dezelve wierdt wel ras verkoeld , op het denkbeeld van de bloeddorliige oogmerken, die men bedoelde. Alle de bevalligheden, al het hehaaglyke, ja , alle de volmaaktheden dezer zo fterkaangebedenVrouw, vcrdweenen eensklaps in elks oogen;men rees op een en't zelfde oogenblik van zynen ftoel op en men zeide voor altoos vaarwel aan eene Wispelturige, die geen gevoel van de zuivere min noch haare ftreelende aandoeningen hadt,enmet die tedere hartstogten niet gebooren fcheen, die de Deugd zo luisterryk verheerlyken. ^  a8 s> Dit geval list ondertusfchen niet na, zich alomme door de gantfche Stad te verfpreiden, dewyl 'er onder het Gezelfchap zich bevonden , die onvoorzigtig genoeg waren, om deez' zonderlinge jtvontuur in *t openbaar te verfpreiden. Doch, wat de Heer Charmant betrof, hy vond geraden, dat deez' mislukte Minnehandel, geen bazuinen te gaan blazen ; en, hoe zeer wy hem dagelykfchmet zyne Coquette Schoonheid plaagden , hy wai zo befcheiden , van daaromtrent niets aan de klok te hangen, maar verwenfchte alle de Caprhieufe Minnaresfen, en zwoer , nooit roeêr op de fchyn van hunne opregtheid te bouwen, en zich voor ai in 't toekomende voor de fluweele tongen dezer verleidende Sireentn te zullen wagten : zelfs haakte hy maar 't oogenblik, datwy uit Lion zouden vertrekken , om in geen andermaale verzoekingen te vallen. Onmiddelyk den tyd van ons verblyfin deze Stad , gingen wy eenige omliggende Steden en Plaatzen bezigtigen, om niet geheel ledig te blyven. Onder anderen vereerden wy de JProvintie van Savoyen met een bezoek; «ene Landftreek, die, wegens"dejzelfs menig-  £e—==53 19 nigvuldige hooge gebergtens,juist niet zeer gemakkelyk te doorreizen is. Ik wil wel bekennen, dat het alleen uit een drift van nieuwsgierigheid was , om vreemde Gewesten te doorfnuffelen, dat ik my liet bepraaten , d*m myn'Oom op deez' moeiielyke togt teverzellen;van dewelke zich Zuster Animal; Juffrouw Amoureus enden Poeët Rymelziek, verfchoonden , zo dat ik alleen myn getrouwe Rozalir tot Reisgezellinnebehieldt, midlerwyl myn' Oom, de Heer Charmant oneen. Fransch Edelman uit Franche Comti, tot medgezellen hadt, onder het gevolg van een Kamerdienaar en drie Lakeijen. De Akelige Schilderingen die zich aan ons oog opleverden, zouden veelen myner Kunne op het eerfte gezicht hebben afgefchrikt gehad, om verder te trekken ; want men verbeele zich een Land , dat byna mets als Bergen vertoond , die met gedurige fneeuw zyn overdekt; en het waare denkbeeld eener Woesterny inboezemen -r doch de wellevende gefpraakzaamheid van den Baron & Cferval, (zo als den Franfchen Edelman zich liet noemen) en zyne bekommerlyke zorg vo»r de zwakke en angstvallige Vrouwtjes koe-  boezemde my een' meer als begrypclyke kloekmoedigheid in, en deed my de grootfle zwarigheden te boven flrêeven. Maar laat ons iets in 't byzonder zeggen, Van de Landftreek zelf. - Hoe woest en naar dezelve zich ook vertoond , ze is. nochtans niet ontbloot van Graanen en Wynen, en haare Meiren leveren goede en lekkere Visch op. Ook overvloeid dit Geweft van allerlei foorten van Wild , voomamelyk van Patryzen, Faifanten , Haazen en witte Veldhoenderen. Men vind 'er ook in groote menigte, voortreffelyke Schaliën of Leven, als mede ongemeen fraai Marmer, en zelfs uitgelezen kristal in de Yskelders, die 'er zeer gemeen zyn. De Moeskruiden en Vruchten, zyn 'er uitnemend lekker, 't welk men kan afmeeten naar de by ons te Land zo zeer beroemde Savooifche Kool. Onder meêr andere Gediertens, ontmoet men 'er menigerlei Geiten, en, zo tamme als wilde Marmotten, van welken het Vleesch voor zeer goed voedfel werdt gehouden , zyndc zo groot als een Kat, met korte pooten en ftekelig haïr. Het Volk ten platten Lande, is 'er flegt, eenvoudig en zon-  zonder veel verdand; doch de luiden van eenig aanzien, daartegen, vry befchaafd, ftout-, moedig en édelaartig. Behalven eenige weinige Plaatsjes van ge* ringe aangelegenheid, die wy doortrokken ; zagen wy echter met veel genoegen Cbamborri, de Hoofddad van Savoyen, hebbende een aanzienlyk Parlement, drie groote en fraai gebouwde Voordeden, uitmuntende Fonteinen en Waterbronnen, die door de geheele Stad droomen, een tamelyk goed Kasteel, een fierlyke doch onvoltooide Kapel, en verfcheide pragtige Kerken. Bovendien , is het eene Stad, die voor de Zamenleving zeef gefchikt is , en , alwaar wy , gedurende ons kort verblyf, veel vermaak genoten. Vervolgens bezogten wy Montmélian, eene Stad, die wel eer voor onwinbaar wierdt gerekend, en inderdaat, zich in 't oppervlakkige ook vry derk vertoond ; doch men is van het tegendeel overtuigd geworden, zedert de Franfchen dezelvs in korten tyd wisten te bemagtigen- Alle de Steden en Straaten van: Savoym, zyn aan den Koning van Sardiniën^ als Hertog van die Landen, by het Vredes verdrag van 1696. en de Tracuaten van ITtrscbt en  en Aaftadt.wcn'er terug gegevengeworden.be'» halven Montmélian , 't welk aan de Kroon Van Vrankryk verbleven is, Alles naar ons genoegen in deze Provintie hebbende opgemerkt, vervorderden wy onze Reize naar Geneve, een foort van Republyk, in de Gefchiedenisfen vry wel bekend, en byalle Letterkundigen, zo vermaard, dat zulks wel de voornaam(le beweegreden van onze buitengewoone omreis was, alszynde daarvan al veele Byzonderheden aantetekenen; te meêr, daar deez' Stad nog tot op den huidigen dag, door haare gedurige onlullen, is alle de Wereldkronyken van zich doed fpreken, waarom ze wel verdient, dat men 'er een' eenigfims omftandige Befchryving van geve. Ondertusfchen voorfpelde ik my eene Iekkerny, niet alleen in het bezigtigen van Genm zelfs, maar in het befchouwen van een' Man, die zich door zyne Werken en Gefchriften, een' onflerffelyken naam door de gantfche Wereld heeft verworven; en die, zo men ons zeide, binnen deez' Muuren was gehuisvest. De Baron de Cfsrvat, onza Reis*-  Si Reisgenoot, beloofde my, dat hy zich allo mogelyke moeite zoude geven, om toegang tot deez' geleerden Dichter te krygen, deWyl het anders op het Spreekwoord zoud» uitkomen, dat men te Rome* was geweest, Zonder den Raus te hebben gezien. Genevf, alhoewel op het Grondgebied van' Savoyen gelegen , is daarvan niet afhangkelyk, als zyride reets van overoude tyden, een' Republyk op zich zeiven. 'Er onthouden zich een groote menigte Duitfchers , die 'er naartoe trekken, om 'er de éérfte gronden hunner Studiën te leggen." De Stad op zich zeiven, iszeeroud, dewyl Julius Cé/ar„ ze voor zyn Wapenplaats hieldt, toen hy tegen de Zwitzers ten ftryd toog. Ten tyde van Keizer Hêtiogabalus, wierdt ze byna geheel in de asfche gelegt; en Keizer Aurélius dezelve hebbende laaten herbouwen, liet zenaar zyne naam noemen. In vroeger tyden heeft ze haare Graaven en Bisfchoppen gehad, wier kwaade befHering, de Stad beurtelings van Lot heeft doen verwisfelen, tot dat ze elndelyk onder de befcherming van Vrankryk is gekomen. Haare Regeeringsform, is eenirermaten gelykformig de Ariptratifjit en III. Dbe*. c mits'  mocmifche, of Ad'el-en Volksheerfching op de wvze als bv ons t.„,j. ,, ' . - ■< — ~ —««« , vcroivvencie het Oppergezag aan vier Raaden of Burgemeesteren , wier Regeeringsbeftier maar een éénig jasr duurt. Deze vier Raadsbeeren , werden gekozen uit een getal vanvyfen twintig Perzoonen, welke den Staats-Raad of Vroedfchap uitmaken , die deez' waardigheid voor hun leeven lang gedurende bekleden. Behalven deze beide Collegüh zyn 'er nog twee anderen, de eene beflaande uit Zest.g, en de andere uit een getal van twee honden Leden. De drie laatstgenoemde Coltegrén, zyn zodanig ingericht, dat by Sterfgeval Van heteen of ander Lid in een derzelven de oudfle van het volgende CollegU, fa desze]fs Plaats opklimt, midlerwyl die dertweehonderden, vervult werdt, met die geene uh het Volk of de Gemeente, welke de meeste flemmen heeft weeten te verkrygen. Ondenusfchen heeft het Volk, het recht, om Wetten te maaken en te verbreken , het verkiezen der vier Burgemeesteren, het verbaren van Oorlogen 't maken van Vreede waaruit ontegenzeggclyk blykt , dat 2e 't meest naar de Dmicraifte zyde overheid De  Deze alomme zo wytberuchte Stad, is liggende aan den oever eens Meirs, die dezelfde naam voerd- Ze is vry fterk , en heeft zich dikwerf beveiligt tegens de ftroperyën der Savoyers. Ze werdt doorfneden van de Rivier de Rbósne; Het voornaamfte gedeelte werdt de Stad, en de tegenovergefteldezyde, de Voorflad van St. Servaas geheten; welke beiden zich vereenigen door middel van drie aanzienlyke houte Bruggen, waarvan'er twee aan weêrzyden methuizen en winkels zynbetimmerd.terwylop de derde, de Fabriek is van het Buspoeder. Mèn ziet omtrent het middelpunt dezer Bruggen, een' zeer Ouwerwetfche Tooren , door last van Cé/ar, op een klein Eilandje, 'twelk in de Rivier ligt gebouwd ; waar in men gewoon is.de Oorlogsbehoeftens te bewaaren. Dit Eilandje praald met verfcheide pragtige huizen en trotfche Gebouwen, onder welken de Koornwaag, benevens de Munt metdeszelfs klokkenfpcl, hoofdzaaklyk uitmunten. In deBenedenftad heeft men twee fraaije Straaten , alwaar de Zilverfmits, Lakendrapiers en de voornaamfte Koopluiden woonen. De Stad zelfs , heeft drie Poorten , eenige overdekte Straaten, voor 't gemak der HandwerksC 2 üc-  $6 ljeden en Winkeliers, veele pragtigeenkcstbaare Huizen, meestal van Arduinfteen gebouwd, verfcheidene groote Vlaktens, voor al die van de Koornmarkt en Lakenhal. Ook heeft Geneve, vier Kerken ; te weeten die van St. Pieter, welke eertyds de Hoofdkerk was. Dezelve heeft vier hoogverhevene Toorens» op een van dewelke het groote Uurwerk en Klokkenfpel is, een andere met gefchut bebol werkt en des nachts meteen talryke Wacht bezet. Het binnenfte dezer Tempel is veel fierlyker als van buiten , alhoewel men 'er de Beelden, die dezelve 'tmeest verluisterde, heeft uitgenomen. By deez' Kerk is een Klooster, eertyds van Munnikken bewoond geweest, op welks Bleekveld men ons zeide, dat Johannes Calvinus, Grondlegger van het Protestantfcbe Geloof, met Tbéodarus Beza , flegts onder éénen zark begraven lagen. De Kapelletjes , die rondsom dit Klooster zyn , verftrekken tot begraafplaatzen der Magiftraats en Kerkelyke perzoonen. Uit de Infcripti'n blykt het, dat dit eertyds een der Tempelen van Apollo is geweest. De dubbelen Arend, die zich van buiten dezelve vertoond , doed vermoeden , dat Geneve weleer een Vrye Ryksftad moet geweest hebbenDe  D£ andere Kerken zyn die van Sf. Afagafalena, St. Germanicus ,en Si. Serv.aas, de laatfte in de voorflad van dien naam. Boven dit alles , praald Gtnevt nog met een uitmuntend'Stadhuis, fints Weinige Jaaren geheel uit de grond opgebouwd; welkers gezicht het oog des aanfchouwers verrukt, door deszelfs Vorftelyk voorkomen. Men ziet alhier een tafel,' op dewelke het Vredesverbond, tusfchen die van Geneve en de Bernersgefloten , is uitgehouwen. Alsmede twaalfLykvazen met asfche, en meêr andere Oudheden, onder het opgraven der oude Fondamenten, gevonden. Inde groote Raadzaal ziet men een getal van zeven Rechters, naar 'tleven gefchildert , hebbende geene handen, dan alleen de geen die in het midden van hen ftaat, welke 'er maar een éénige heeft. Men deed ons op verfcheideneriei wyze, den uitleg hiervan; zo dat wyin twyffel Honden , wat wy 'er van zouden ge looven, en 'er daarom niet veel aandagt op ^ gaven. Men heeft te Geneve ook een voortreffelyk Arjtnail, dat met veel Kanon en al. het noC 3 #•  3t <«=5H9> ; dige ter verdediging eener Vesting, is voorzien. Men ziet 'er ook de Vaanen, Standaarten en Zegetekenen, welke die vanGeneve, in onderfcheidene voorvallen , op de Savoyers hebben veroverd gehad, 't Heeft mede een vermaarde Univerfiteit, beftaande uit 9 byzondere Klasfen , met Profesfooren in de Griekfche en Hebreeuwfe Taaien, hebbende in vroeger tyden veele beroemde Godgeleerden en andere groote Mannen voortgebragt. De BiMotbetcq dezer hooge Schools is opmerkenswaardig. Onder de menigte zeldzaame Boeken die wy 'er ontmoette, zagen wy ook een Bybel, die reets meer als vierhondert Jaaren geleden, in de Franfche Taaie was overgezet geweest. De voorgemelde en andere Wysgeeren, houden in dit gelucht hun verblyf gelyk ook de Leeraaren die 'er ondenvys in hetNatuurlyken Huishoudelyk Recht geven. 'Er is ook een voortreffelyk Hospitaal voor die Zieken en befmettelyke perzoonen , langs den oever der JSiwwe gelegen. Dit Gebouw is een' der uftmuntendfle, 't welk met oogen'kan gezien worden , en heeft onnoemelyke fchattengekostom tot volkomenheid te brengen. iuiten de Stad zyn nog te zien een aantal van  van Molens langs de Rivier, op zeeraangeoaame Heuvelen gelegen , van waar men alle de omliggende Lusthuizen .Tuinen, Velden, Akkeren en Wyngaarden, en duizend andere fraaije gczigten en verfchieten kan befchouwen; als, onder anderen , de zeldzaame Steen die midden in 't Meir leid, op welke men ons zeide, dat eertyds ter eere van God Neptunus geofferd wierdt, waarvan die Steen nog werkelyk den naam draagt; hoewel ze vantydtot tyddoorde felle droom, kragtdadig heeft afgenomen en bcfchadigt is. DeRivierde Rbêsne,d\e door de Stadvloeid, heeft zyne uitwatering in 't voomoemdeMeir, fchoon deszelfs wateren zich niet zaamen vermengen, en 'cis zelfs verwondering*, waardig te zien, hoe zich, omtrent zes mylen van Geneve, die vloed in een foort van kolk verliest, die men de Doorjluis noemd , van waar ze vervolgens weder anderwaarts ontfpringt, om zich in de voorzeide Rivier te werpen. De Vreemdelingen, hoe zeer men zegt, dat zy te Geneve met de nek worden aangezien , moeten echter met ons uit ééne mond getuigen , dat zy 'er alle mogelyke beufchC 4 ®eia  fcfild en goed onthaal genieten, en 'er veel *er en ontzag werden bewezen. Wel is waar, het gemeene Volk is 'er wat lomp en onbefchaaft in hunne manieren en ommegang, nochtans zyn zy vry fnedig in hun3ien Handel en vernuftig in veele zaaken Weetende het Spaanfch Leêr, op allerhande Jcoleuren van groen , rood, blauw en geel, zo deugdzaam te touwen; als elders alleen 3iet zwart Leêr gedaan wordt; midlerwyl zy 5n meêr andere foorten van Wetenfchappen, eene boveridryvende bekwaamheid bezitten. De Vrouwen zyn 'er over 't algemeen Jcmsch en oprecht, zeer ftemmig en zedig gekleed, zonder eenige de minne pragt of «wier; hoedanigheden, die men wel onder de Mirakuleufe Zeldzaamheden onzer tegenwoordige Eeuw mag Hellen , voornamelyk *et ftuk van kleedy, waaromtrent onze Kun3ie, buiten alle tegenfpraak, een aangebocjen, en daarom vergeeflyk, zwak bezit. Voor het overige , heeft 'er binnen &w* een goede en prysbaare zaak plaats, als namelyk, dat men 'er geene Lediggangera veel min eenige de minlte Bedelary komt té dulden; het welk veele onheilen verhoed ca  At én de armoede onder de luiaards komt te verbannen. Ook werdt 'er de Roomfch Katholyke Religie in 't minft niet geleden , zo njln als ln de omliggende Dorpen. De Gereformeerden, die 'er Heeren en Meesters zyn, dragen zulk een nauwe zorg, om te beletten , dat ze niet by oogluiking werdt ingevoerd, dat zy alle de naamen der geenen» die het Land inkomen, doen opfchryven, en de Logementhouders verantwoordelyk ftellen, voor het gedrag der Vreemdelingen, die by hen komen huisvesten. Niettemin heeft men 'er ons de volkomenfte agting beweezen, en alle de merkwaardigheden doen befchouvven , die eenigfints onze aandagt konden verdienen en onze nieuwsgierigheid verzadigen. Binnen den tyd van tien dagen, die wy ons te Geneve ophielden, verzuimden de Baron de Clerval niet, om zich in kennis te wikkelen , met zodanige Perzoonen, die ons gelegenheid konden verfchalfen, van den Heer de Vdtaire, het wonder zyner Eeuw, te zien te krygen. Hy was ook zo gelukkig van daarin te flaagen; door middel van zekere voornaame Aarice, die van tyd tot C 5 tyd  tyd haare talenten, by dien beroemdenTooneeldichter, op den flypfieen zyner kundige vermogens, ging fcherpen. Doch, om dert. zeiven door eene al te uitgeHrekte lleep van Menfchen niet te verblooden en hier door afte fchrikken van onze komst, begaf ik my Hegts verzeld van den Baron * Qerval, on' der geleide der bewuste Aarice, derwaarts; als genoegzaam, door de kragt der natuurlyke reden, kunnende bevroeden, hoe weinig zommige luiden van Studie voor de zamenleeving zyn gefchikt, en men dezelve geen grooter ondienfl kan doen, dan hen bloot te Hellen aan 't ydel gefnap der Menigte , als het bekwaamde middel, om ze ten eenemaale van hunne goede gedagten afto brengen en hunne vindingryke geest te verHompen. Men leïde ons in een redelyk wydluftig vertrek.onrbloot van alle zodanige fieraden.die eenige overdaad of verkwiftende pragt te kennen gaven', maar waaromtrent alleen het nuttige en het nodige plaats hadt; De tafels en floelen belegt met Boeken en Gefchriften, de wanden en muuren, behangen met een aantal van Schilderyën, Printverbeeldingen  43 gen en Portraltun, dewelke ons in de verzekering konden Hellen, dat wy ons in het verblyf eener Geletterde bevonden , en met welkers befchouwing wy onze oogen bezigheid verfchafte, gedurende de tyd die men toebragt om/ons aan te dienen;'waarna wy vervolgens , om dat wy onder de befcherming eener begunstigde Vriendin kwamen , den toegang tot de Studeerkamer van onzen doorlugdgen Dichter verwierven. Het Afbeeldfel alhier te ontwerpen van een' Man , wiens perzoon en geftalte niet alleen door geheel Europa bekend is, maar zelfs in ons Vaderland in de meeste Boekekamers der Geleerden, onder de verhevenlte Lichten praald , agten wy onnodig, temeêr, daar men weet, dat Luiden van zodanige Klasfen, zich van den fchakel aller Wereldfche Nietigheden hebben afgefneden, en in hunne natuurlyke gedaante voorkomen; dat's te zeggen, eenvoudig, zonderhovaardy,rondborstig en oprecht, en alle Menfchen , zonder onderfcheid, als hunne Medebroederen aanmerkende, en daarom zich niet verplicht agten , om , 't zy dezelve een laag of hoogverheven aanzien mogtenbekleeden, eenige Kom-  44 Komplimenteu met hen te maaken; Dit alles wierdt volkomen bekragti»d z» dra wy de fombre Schryfkamer van dien zonderhnge Man intraden; die, zo het bleek door zyn' Vriendin van onze komst verwijl tigdzynde, ons met een welmenendegroet verwelkomde, deed nederzitten en ons eenige verversfchingen aanbood. Ik bemerkte terftond, aan de voorkomende gulhartigheid waarmede wy van dien geduchten Gryzaard ontfangen wierden , dat wy met geen iTuurfche Wysgeer te doen hadden , maar met een' Man , die zyn Wereld verflond, en alle de Schooien der Wellevenheid fcheen doorloopen te hebben. Na dat men eenige oogenblikken overon-' verfchillige zaakea had gefproken, en de Baron deClerval, den Heer de Vbltairt van de reden myner komst hadt onderricht, genoot ïk het genoegen, dat dien voortreffelyken Autbeur, zich met my wel in eenig byzonder gefprek wilde wikkelen. » Het ftrekt my geenflnts tot een onver« fchillige voldoening, Mejuffer, zeide hy » on-  45f ï, onder anderen , dat ik Menfchen ontmoet.. rt te, die nieuwsgierig genoeg zyn , om myne „ tegenwoordigheid te zoeken , en , die zicït „ wel willen verwaardigen, een Man te ko„ men befchouwen , die zich door zyne Ge„ fchriften, door alle de vier Werelddeelen „ berucht heeft gemaakt; maar ik heb nog „ veel meêr reden, om my te verhovaardi„ gen op het geluk, die my de komst ver„ fchaft eener Vrouw, welke uit eene Land„ ftreek van daan is, alwaar men myne naam „ in de allerhoogste graad van agting waar* „ deert, en myne Werken de onvoorbeel„ delykfle lof toefchryft. Nochtans ben ik „ niet zo vooringenomen met my zeiven p „ dat ik my zoude durven vermeeten, eenige „ roem op die uitzondering te dragen. Ik „ ben niet meêr als Menfch; ik fchryf zo „ als ik denk; dit is misfchien de reden, „ dat 'er zo verfcheidentlyk van myne ge„ voelens en wyze van denken werdt ge„ oordeelt. Doch dit lot heb ik met aüo „ de geenen gemeen, die met hunne naam „ in 't openbaar durvenfpeelen.cn mydik„ wyls de berisping van Geleerden en On- „ geleerden op den hals laaden. Ver- „ geefmy, Myn Heer, voerde ik den fchran- n deren  46 « deren Dichter te gemoet, ik ben niet doorle•> zen genoeg, om het oordeel te vellen over M dingen, die boven snyn begrip gaan ; en ik „ zoude my vooral wel wagten, uwe Werken „ te bevitten, dewylikals Vrouw, te onkun„ dig ben , om de kragt uwer gezegdens te „ bevatten, veel min, om my daarover in „ eenig twistgeding in te laaten, dewyl alle „ de gewrogtens , die ik immer van uwe „ hersfenvruchten gelezen hebbe, verre myne „ Vrouwelyke vermogens overfchryden. 't „ Is alleen de aangeboren nieuwsgierigheid on« zer Kunne, die my naar het geluk heeft, » doen haaken, omeen'Mantebefchouwen, „ die zich binnen het gantfche Wereldrond „ vermaard gemaakt, en zich een' onfterffe„ lyke naam in 'tRyk der Geleerden heeft „ verworven. — Zo die nieuwsgierigheid „ u dat geluk heeft kunnen verfchaffen, Me» juffer, antwoorde den Heer de Volt air e, „ hierop, ben ik verblyd, dat myn opgeruimde Geest, u daartoe de gelegenheid heeft n begunftigd , dewyl het anderlints my„ ne gewoonte niet is , om my voor alle „ man te laaten kyken; niettemin, ben ik » met al dat zulk een' Menfchenhaater ook n niet, of ik ken de plichten der wellevend- „ heid  47 „ heid, en rekene het my zetve tot eene „ eer, bezogt te worden van eene Sexe, „ die alle de agting der Mannen verdient, „ en tot in de Woestynen zelfs haare Aan„ bidderen vinden. En, waarom te meer„ der, zoude ik geen infchikkelykheidbetoo„ nen voor eene Vrouw, en dat wel eene „ Hollandfche Vrouw , daar 'er by u te Land „ gevonden worden , die zich beroemd wee„ ten te maaken doorhunne penne, envee„ le geletterden Mannen zelfs, befchaamd „ doen ftaan voor hunne fchrandere Geest, „ om niet te fpreken van de zodanigen die „ zich in vroegere tyden hebben doen uit„ munten, en , ondanks de reets verlopene „ Eeuwen , daarom noch niet in vergetelheid „ begraven zyn." Ik betuigde Myn Heer de Voltaire, ten uitterfte^dank, wegens de gunftige gevoelens die hy van onze NederlandfcheVrou wen voedde : „ Maar Myn Heer, vervolgde ik te ge„ lyk, ik geloof evenwel niet, dat zy zo „ vermaard zyn, dat uitlandige Geleerden, „ het der moeite waardig zouden agten , ,, om 'er eene byzondere Reize om te doen , „ of in evengelykheid kunnen gefield wor- „ dan  4* M den met Mannen van uwe begaaftheid „ kunde. — Verfchoon my; Mejuffer,viel „ my den Heer de Vbltaire hier In de reeden „ ik zoude tekort aan hunne Talenten doet?" „ van ongunftiger over hun te oordeelen • ,, doch welke grootfche verbeeldingen; gy „ ook van my moogt hebben , zoudt gy wel willen gelooven , dat ik, met alle die zo „ fchynende vermogens , gedurende myne „ leevenstyd, menigte onaangenaamheden heb „ moeten uitwisfchen, die myn zo verge„ zogte roem hebben bezwalkt gehad ? 't Is „ waar, ik heb altoos vrymoedig gedagt en „ gefchreven, maar ik woon in een Land , „ daar men zulks kan doen , en de Druk* « pers fs tot uwent meerder bepaald. Doch „ met dit alles, heeft men veelen myner „ Werken openlyk gedoemt, my zelfs voor „ een Atbêist» en wat iets meer is, uitge* „ kreten ; en zulks alléén, op de losfe grond , „ van eenige Stellingen, die eenigten ver„ foeiden , anderen niet verftonden, en den „ grootflen hoop, uit onkunde, alomme voor „ Kettery uitbazuinden, zonder dat 'er mis„ fchien een éénige onder de menigte gew vonden kan worden, die 'er de regtenzin m van begreep, of zich verwaardigde, om „ 'er  ï, 'er de regten zin van begreep, of zich ver"t waardigde , om 'er my perzoonlykof fchrif*' telyk over te onderhouden. Ik zal myniet „ ontfchuldigén omtrent het gunt 'er wel " van my gedagt, gezegt of gefchreven is „ geworden, dit zoude my een nutteloozé ,', bezigheid verfchaffen, en een' oneindige Penneflryd veroorzaaken, die weinig eer aan " een Geletterd Man doed , en flegte Wa„ penen zyn, om zynen goeden naam tebe'„ fchermen, maar veel eerder ftrekkende is , „ om onzen roem te ontlüisterën, eri ons „ by de Wereld voor een twister en krak» '„ keelzoeker te doen doorgaan. Dan, vari , die laagheid bén ik wedergekeerd ; ik Iaat de ',, Menfchen van my denken ; zeggen e* fchryven, wat ze wiÜén, en fchep fteeds ]\ myn éénigfte vermaak , in 'twel beftedert. ,', van den tyd , en de oogenblikken te telj, len , die my dierbaar kunnen zyn." Met deze en foortgelyke gefprekkën, hielden wy ons meêr als twee voiflagen uuren^ onderling bezig, waarna wy uit weltoeglykheid, ons affcheid van dien wydvermaarden Man namen; voor my zelve , ten uitterften voldaan van zyneheuschheid » minzaam ai. d«», »  go, onthaal en ver Handige redeneeringen; midlew wyl ik van hem vereerd wierdt met een byzonder gefchenk , beflaande in e^n kortelings afgewerkt Manuscript, 'twelk ik hem belooven moest, eerst na zyn dood in 't licht te zullen doen verfchynen, en bevattende, een Twaalftal fraaije Tafereelen; aan welker» vertaaling. ik onmiddelyk, na myne wederkomst in 't Vaderland zal doen beginnen en onder myne handtekening uitgeven, om myne Landgenooten niet verftoken te laaten van een Kleinood, 'twelk tot een Eeuwige Nagedagtenisfe van dien uitmuntenden Schryver aal .kunnen verftrekken. XIV, HOOF0-  'Si XIV. HOOFDSTUK. Zonderlinge verrasfing in de Geberglens. Merkwaardige Ontdekkingen by die gelegenheid gedaan. Schilüery van Menfchlievende Gastvryheid. Historie van de Heremiet van Staat. Bezigtigen eeniga Steden van de Provintiën Bourgogne en Champagne. Onder deontelbaare menigte Stervelinge» die den Aardkring bewoonen, ontmoet meri 'er veeltyds , die aan byzondere beproevingen van 'tLot zyn blootgefteïd , en menigmaal zulk een' zeldzaame Rol op het Toneel des Werelds moeten fpeelen, bekwaam, da verwondering van 't gantfche Menfchdom naar zich te trekken. Van die foort van Fortuin zwervers f mogt ik voorwaar wel re3D »  ft «{=5> kenen te zyn, wanneer men nagaat, de tvisfelvalligheden, die my gedurende deze'myne Driejarige Reize zyn overkomen. Niet dat myne wedervaaringen binnen het beloop dezes Tydperks, van dien wonderbaaren aart zyn, gelykmen ze gemeenlyk in de Romans leest, daar men onophoudelyk van vegten, moorden,aanranden, fchaakingen, minnaryën en andere verbazende en naargeestige dingen , fpreekt, om 't Werk meerder gewigt by te zetten en de leeslust te doen vergraagen ; 'tZy verre , dat ik myne Reisbefchry•ving met zulke onwaarheden , zoude willen vernisfen of vergiftigen, hetgeenemy waaragtig gebeurt is , zal van die aangelegenheid genoeg zyn , dat hetnietalleenmet de geloofwaardigheid zal beftaan , maar ook kragtzal konnen byzetten aan de zaaken en omflandigheden , op dewelke myne gehad hebbende ontmoetingen gefchraagd zyn, endieonmogelyk waren te voorzien; waarom ze te meerder vertrouwen moeten inboezemen by die'geenen, die in de Verdichtzelkundezyn uitgeleerd: — Op die gerustftelling gae ik voort. Jïauwelyks anderhalve dag Reize, by onze  ze terugkomst van Geneve, gevordert zynde , hadden wy het ongeluk, dat ons Rytuig , door de flegtheld der wegen en 't gevaarlyk afrollen der fieile gebergtens, onverhoeds kwam te breken; het welk ons in geen geringe verlegenheid Helde, aangezien wy ons, in deez' woeste eenzaamheid, van alle hulp ontbloot zagen, om in de ons overkomen ramp, fpoedig genoeg tc voorzien. Hoe groot de fchrik ook was, die ons dit toeval veroorzaakte, dezelve moest wyken voor ,t geyal zelfs daar wy ons in bevonden. Goede xaad was duur, men liep van alle kanten heen en weder, om te beproeven, of men geen Menfchen konde opfpeuren, die ons hunne byftand konden verleenen ; waardoor ik met Rozalië nu en dan eenige oogen-' blikken alléén bleef, hoewel niet zonder angstvallige vreeze , dat ons zomtyds iet» kwaads zoude bejegenen , niet zo zeer van Roovers of Gauwdieven die hier omftreeks mogten fchuilen , maar wel inzonderheid van eenig wlld-ofverfcheurend Gedierte • duswy als met de klem in de mond : op eenige uitkomst Honden te gluuren, wanneer wy ön' voorzienst iemand tüsfchen het gebergte, lange &%n ongebaand pad , op ons zagen afkomen ; D 3 *»'  34 de gedaante en 't voorkomen wel hebbew» de van een' Menfch , doch van 't hoofd tot de voeten met een Beerenhuid omtogen. Wy meenden op het eerfte gezigt, vanfchriken onfteltenis beiden neêr te zygen, wanneer wy dit ons zo toefcbynendGedrogt, eenteken met de hand zagen geven , dat wy ons zonden gerust ftellen. In den tusfchentyd zyneraannadering , reikhalsden wy naar 't oogenblik , dat zich maar ïemand van ons gezelfchapzouden opdoen, maar dit geluk mogt ons niet gebeuren, 'en den Onbekende ftond reets voor ons, eer wy ons met eenige hoop van verlosfingdoriïen vleijen. „ Weest niet vervaard , Mejuf„ fertjes , zeide by , zo dra hy op een' zeke„ renafftand van ons wasgenadert;hctonge„ luk dat u fchynt overkomen te zyn, is niet onherftelbaar, nu ik 'er ooggetuigen van „ ben , men zal u alle menfchelyke hulpbe„ toonen en uwen ramp zal wel haast ver„ zoet worden. Myn verblyf is niet verre „ van hier, daar gy alle gemak tot uweuit„ rusting kunt erlangen, als ik het geluk „ maar mag genieten, u derwaarts te ge„ leiden.'» Me»  Men kan wel begrypen , dat wy Biet zeer gereed waren, dien Onbekende, hoe minzaam hy ons ook voorkwam, op heeter daat te volgen , en dat wy alvoorens onze Reisgenooten wilden inwagten. Niettemin betuigden wy den Vreemdeling, dat wy wel genegen waren , ons onder zyne liefderyke befcherming te begeven ,-doeh dat ons gezelfchap eerst moesten zyn wedergekeerd. Hy ftemdc in deez' redelyken eifch, en 'tleed niet lang of den Baron de Clerval kwam met myn' Oom , en vervolgens deHeerOwwiawf, benevens ons verder gevolg, ontusfchenpozelyk zich wederom by ons te vervoegen, hebbende byna een halve myl in 't ronde „ allerlei vergeeffche navorsfehingen gedaan. Zy zagen heel vreemd op!, ons in'tgezelfchapdezer Onbekende te ontmoeten, wiens edelmoedig aanbod, wy hen oogenblikkelyk te kennen gaven , en onder welkers geleide wy het nu volkoomsn dorften wagen ,• ons naar 'tverblyf van den Gryzaard te begeven; waarvan wy* ieder voor zyn byzonder, allerhande gedagten en denkbeelden vormden , zo wel als van de zonderlinge verrasfing van zulk een voorkomend deftig perzoon, in 'tmidD 4 den  5$ 4Te=—■> den eener fchakel van de naarfte en angst? valligfte Gebergtcns ; laatende den Voerman met een onzer knechts, by 'tgebrokenRytuig , waaromtrent deez' Menfchenvriend ons beloofde , datelyk order te zullen ftellen. Na dat wy een kwartieruurs toegebragt Hadden, met het doorkruisfen eener menigte ongebaande, moeijelyke, fteile op en afhellende kronkelpaden , welke verdrietige togt ons merkelyk verkort wierdt door de verHandige redeneeringen van onzen Geleider, kwamen wy eindelyk aan den ingang eener foort van Rots of onderaardfch Hol, 't welk hy ons zeide , zich tot zyne wooning uitteilrekken. Ik wil wel bekennen, dat ik, zo "wel als myne getrouwe Rozalie, eenigfints ilond te aarzelen, of wy In dezen afgrond zouden gaan , dan niet; het welk van den Onbekende opgemerkt zynde, nam hy ons by de hand , drukte dezelve zeer hartelyk, en zeide: „ Myn zoete Juffertjes% ik billyk de „ vreesagtigheid , die gy als een bewys uwer ,, Kunne, laat blyken, doch gy zult haast overtuigd worden i dat'er inde barre Wdes-  ff rj tynen, ook Christen Menfchen werden t gevonden," ' Wy lieten ons dan , op 'tlos geval aan , doordeez'"duistere 'fpelonk geleiden, in 't vertrouwen , dat wy de éénigften van ons gezelfchap niet waren, die 'er met loode fchoenen intraden; want myn Oom', hoe groot een dolleman hy anders ook verbeelde te zyn, gaf door zyne vieze trekken genoeg te kennen, wat'er in zyn hart omging; midlerwyl Myn Heer Charmant, wel zorg droeg, van zich by de voorhoede niet te laaten vinden; kortom, men kon zeggen, dat den Baron de Clerval, wel 't meeste vertrouwen in deez' zeldzaame handelwyze kwam te nellen: En waarlyk! watbefluit zal men nemen in eea geval, waarvan de onhandigheden onsgeen vrye keuze overig laat? Omtrent vyftig fchreden in deez' enge e» duistere fpelonk voortgegaan zynde, kwamen wy aan een' deur , tegen dewelke onzen Leidsman nauwelyks met zyne in de hand hebbende knods had aangeklopt, of dezelve ppende zich, en vertoonden twee perzoonen met brandende fakkels voor onze oogen. Aan D 5 dc  St «{g' . ü> de eerbied , welke zy den Gryzaard bewe-, zen, begrepen wy, dathetvan zyne Bedienden waren; die, nadat wy allen waren binnen getreden, ons vart vooren en van agteren verlichtte door een lange gang, die met verfcheide omwegen ons aan een andere deur bragt, welke door deez' Dienaars ontiloten zynde, ons in een vry ruim vertrek deed komen, voorzien van veelerhande Schietgeweer en ander Wapentuig, en bezet met verfcheide perzoonen van een' meêr ofmin voorkomende goede ofkwaade gedaante. Men bewees ons hier in 't voorbygaan alle mogelyke eere en agting, waarna wy langs een tweede gang, door méér andere vertrekken kwamen, altemaal zter deftig gemeubileerd, en zo vervolgens in een pragtige Zaal, daar Wy door eenige venfterraamen , zo gelukkig waren , het Hemelfche daglicht weder te aanfchouwen, als hebbende deszelfs uitzicht op een' welaangelegde Tuin, omgeven met zulke hooge klippen en gebergtens, welkers kruinen zich tot in de wolken fcheenen te verheffen. In dit vertrek, wierden wy door onzen Leidsman zeerhartelyk verwelkomt, en terftond , op zyn bevel, dooreenigeBediendenvan allerlei verversfchingen bedient. Wy  Wy wisten met geen mooglykheid te be, beffen , wat wy van dit alles zouden den' ken, te meêr, toen onzen Geleider ons i zeide, dat hy zich , ter verrigting van eeni: ge noodwendige zaaken, voor een wyle i tyds van ons moest afzonderen, en terzel* vertyd order op ons Rytuig en Gevolg, \ zoude gaan ftellen. Wy poogden hem van , die zorg te ontheffen , doch alle onze wel1 fprekentheid was niet toereikende , om 'l hem van dit Menschlievend opzet af te leiden; wy moesten maar welgemoed en te vreeden zyn, zeide hy, en ging hier o? de Zaal uit, laatende ons de vryheid , om gedurende zyne afwezigheid , allerlei wonderlyke denkbeelden , van dit ons zeldzaam wedervaaren, te vormen. Nochtans bleven wy ftom ftaan by de bedenking, welk een verblyf dit eigentlyk konde zyn, en zulks in 'tmidden eener zo afgelegen e* eenzaame Woesteny.' Eindelyk kwam den agtbaaren Gryzaard weder binnen, ons verzekerende, dat hy alles behoorlyk had verzorgt en wy onze Reize konden vervolgen, zo dra het verMyf tot zynent, ons zóudè kpmen te vervee-  veelon. „ Echter hoop ik het geluk te zul„ len genieten, voegde hy 'er op een „ vriendelyken toon by, dat gy uw bezoek „ tot mynent, wel een paar dagen zult „ willen uitrekken, op dat ik da tyd mag „ hebben, uwe blykbaare nieuwsgierigheid „ te verzadigen , en myne onverwagte „ Gasten van hunne geledene ongemakken „ en vertwyffelingen kunnen bekomen. " Inderdaat, wy wierden niet alleen van hem, maar ook van alle zyne hulsgenooten, die al vry talryk waren, met de volkomenfte agting bejegend , op onzen wenk gedient, en allerlei gemak toegebragt; 'twelk buitengemeen naar de zin was myner Oom, die met den ouden Heer verfcheide pypen tabak aan den haard kwam te 'rooken , en eenige bottels lekkere Bourgonje wyn te leegen ; kortom , wy genoten zulk een voldoenend onthaal, als wy immer van de menfchelykheid konden begeeren- Gedurende de tyd dat het avondmaal wierdt bereid, kwam onzen vriendelyken Huisvoogd, ons ooggetuige te maaken van zyne zonderlinge wooning, welkers ïnrigting^en geregeltheid , ons boven maten ver¬ rukte  rukte en verwonderde. Dit onderaardsch verblyf, dat my zo kort te vooren, een moordfpelonkhad toegefcheenen , dunkte my thans een Paleis van wellust te zyn. De Zaaien, Kamers, Galleryën, en verdere Vertrekken, betoverde my het oog door hunne fieraden en Kunstgewfogtens , ja, al het geene ik zag, kwam my zo zeldzaam en onbegrypelyk voor, dat ïk het my een loutere droom verbeelde te zyn, fchoon het alles wezentlyk was. Wy gebruikten vervolgens een keurige maaltyd , die, alhoewel 'er het overbodige van verbannen was, niettemin bekwaam was den honger te fcherpen, en eer aan den welmeenende GastVryheid te doen. Jfa dat dezelve was geëindigt» wierden'ons de nodige flaapvertrekken aangewezen ,-deelende met myne waarde Rozalïi eene byzondere, alwaar wy alles vonden, wat eenigfints tot gemak en de rust van een vermoeid' Reiziger kan verftrekken , en op welks zagte dons, zo dra wy ons hadden neêrgelegt, wy welhaast ineen' aangenaame fluimering vielen, die ons tot diep in den morgenfcond onbekommerd deed fiaapen.  $4 <--B-**> Ik kan by deez' gelegenheid, fchier niet nalaaten , een klein Schildery te ontwerper! van de liefderyke herbergzaamheid , welke by zommigen onzer Medemenfchen plaats heeft, wanneer zy In 't geval gefield worden , om blyfcen hunner édelaartige gevoelens en denkenswyze te geven, 't Zelve behoorde tot een leerzaam Tafereel te vertrekken ; voor die geenen , die door hunne gevoelloosheid , de Natuur doen bloozen en met een wyde ftap over de Noodlottigheden van anderen heen fchryden , zonder zich te verwaardigen, een oog van medelyden op hen te flaan. Hoe veel mistrouwende denkbeelden wy ook gevormd hadden, van dit zonderling verblyf en deszelfs bewoonderen, hoe vërdagt ons alles toefcheen, ja, hoe zeer wy hen voor een Roovers Rot, voor Contrabandiers, voor Valfche Munters of iets diërgelykSj mogten hebben verlieten; aan de édelmoedige handelwyze ten onzen opzigte, de redeneeringen, het goed onthaal, en de zorgvuldigheid voor onze perzoonen en aankleven van dien betoond , dit alles boezemde ons vry gunftiger gedagten in: Het bleek, dat wy  wy met Christen Menfchen te doen hadden„ en wel met zulken, die mogelyk wel eer de flagen van het los en wispelturig geval » en 's Werelds ongelukken en rampfpoeden , gefmaakt hadden. Hoe het hier mede gelegen was, men mag vry zeggen, dat niets de grond van het Menfchclyke hart beter leerd kennen , dan de beproevingen van'sWe» relds onheilen, deez' herfcheppen veeltyds de ftugfte en diepstverbasterde gemoederen t en brengen de Mensch vaak op het pad der deugd. In zulk een gunflig uitzigt was het, dat wy de liefderyke gunftbewyzen dezes agtbaaren Gryzaards, befchouwden. Wy konden ons puur verbeelden, welk een zoete troost en aangenaame vergenoeging in 't hart van deez* waardigenMan moeit heersfchen, van zyne Medestervelingen die dienften te hebben bewezen , welke de infpraak der Natuur hem hadden opgelegt. Hoe veelen anderen zouden zich in zulk een geval geregtvaardigt hebben, met flegts de aan ons overkomen ramp ïe beklagen, zonder echter daaraan eenige de minfte verligting toetebrengen! Hoe menig •ngevoelig Menfih aou ons de nek hebben toe-  &4 toegekeerd, eh de zwarigheid ontweekef hebben gehad, van ons behulpzaam te moeten zyn! Hoe veelen zouden, welligt uit een vooruitzigt van hebzugt of zelfbelang , deez' gelegenheid hebben by 't haïr gegrepen gehad, om ons hunne diendbewyzen ten duurden te doen betaalen! - Maar alle deze gevolgtrekkingen hadden geen de minde plaats, in 'tgeval der Menfchlievende Gastvryheid, die wy by dezen Menfchenvriend genoten; wiens handelwyze ons met een levendigen indruk bezielde , hart én ingewanden van vreugde en voldoening deeden kloppen en innerlyk gevoel krygen, van de verpligtingen, tot dewelke den een en Menfch. voor den anderen zich verbonden ziet, wanneer hem de gelegenheid voorkomt,om hun de hand der Broederfchap toetereiken. De uitkomst dezer Bsfpiegeling zal doen zien dat ik my in myne verwagting niet had bedrogen , en wy de Menfchlievendheid al hen recht moeden laaten wedervaaren, 't welk zy ons goed vertrouwen kan afeisfchen. Wy waren des anderendaags nauwelyks van de ontbyttafel opgerezen , of onzen gesienftigen Huiswaard, bragt onsog zyn Boeken-  fonkamer; alwaar wy een menigte van de keurigfte Werken in allerlei Faculteiten ent Taaien , ontmoette: Zie daar de Maatfchap-* py, zeide hy tegen ons, met welke ik my ui. ■ deez' myne woeste Eenzaamheid verledige.' Wy namen deze gelegenheid te baat, om hemt' te doen gedenken aan zyne gedaane belofte als bevindende deez' plaats inzonderheid gefchikt, om ongehindert aan te hooren, het Leevensverhaal van zulk een waardig Menfchen vriend, gelykdien agtbaaren GryzaardT ons metterdaat betoond had te weezën. Hy liet zich niet lang nodigen, wy gingen in een ronde kring by elkander nederzitten fcherpten onzen aandagt, en luisterden met eenblykbaare nieuwsgierigheid toe. „ Ik twyffel niet, myne Vrienden; ving „ hy aan, of gy zult in den eerften opflag j." „ zeer verfchillende denkbeelden van myn' ,, perzoon en leevenswyze in deez* akelige „ afgelegen Gebergtens, hebben gehad, en „ wel zodanige mogelyk, die geenfints in ,, myn voordeel zullen hebben geflrekt; maat „ dit is ligtelyk toe te geven, aan de ver„ baasde begrippen» die zich Vreemdelingen „ van deze myne zeldzaame en byna ongeil!. Déél. E * hoof-  „ hoorde huishouding, moeten vormen , e* „ u altemaarongetwyffeld in angstvalligheden „ moesten Horten, die u met befchroomd" „ heid in myn verblyf deeden ingaan. Doch '* alle die zwaarigheden , door overtuigingen " van het tegendeel, uit den weg geruimd ^ en de kalmte en 't goed vertrouwen in uwe w gemoederen herfteld zynde , vereifcht het " myne plicht, om die gunftige gevoelens, „ met het zegel der waarheid te bekrag„ tigen. ^ Ik ben afkomfUg uit een' der aanziene' lykfte Geflaghten van het geduchtfte Ko" \ ningryk , daar de Gefchiedenisfen van ge1 wagen. Ik kan zelfs zeggen , dat ik eene „ der luisterrykfte Bedieningen van de Kroon „ hebbe bekleed gehad; maar, gelyk het ge„ meenefpreekwoord niette vergeefsch zegt, „ boe booger verbeven, toe nader aan de val» kon ik my gevolglyk niet anders voor" Hellen, of myne .ondergang was naby.zo „ dra ik het oor van den Vorst, wat te digt „ kwam te genaaken. AlsMenfch gebooren, „ gevoelde ik aanftonds de infpraak der „ Deugd, die my een verfchrikkelyke afgrond ,, voor myne veeten vertoonde, in welke  j, my eerlang een hatelyke ftoet van looze i, vleijers ,ï Pluimflrykers en Oorblazers , „ waarvan de Hoven doorgaans krioelen en „ grimmelen , ftonden neder te Horten. Dit „ opende my de oogen, en deed het mas,, ker der beguigeheling afvallen; want de„ wyl ik my nimmer bemoeid had , om my „ ten koste van den Vorst of zyne Onderdaaj, nen te verryken, dunkten my dit Slangenu heir des te haatelyker en kwam my voor. n als een deel Monfters en Bloedzuigers,die „ hun éénigfle welbehaagen fcheppen, in het * verdrukken der Onnozelen, en de fcha„ mele behoeftigheid aan hunne voeten té „ zien kruipen. Dag op dag, wierd my het leeven verdrietiger, en, hoe minder ik genegen fcheen , om in de verfoeijelyke oog„ merken myner Schynvrienden te deeleni „ hoe affchuwelyker my de Menfchen wierden. Op dezen rand van vertwyffeling „ ftaande; niet wetende of ik tot de Deugd „ of Ondeugd zoude overhellen, dat's te zeg» „ gen of ik de plichten van een EerlykMarc „ zoude vervullen, dan die van Verdrukken „ van deBurgerlyke Maatfchappy aannemen „ „ kwam ik eensklaps tot een zeer vreemdbe»j fluit. Ik voorzag de flag die my t'eeniger È 2 » tyd  „ tyd zoude treffen, en dat een fchandeïy„ ke Ongenade, de belooning vooralle myne „ getrouwe dienden' dond te werdén; des „ leide ik alle myne Waardigheden en Groot„ heid voor de Voeten des Vorst ter nedèr ' „ en ging my op een' myner Landgoederen, „ voor altoos van alle Hooffche zorgen „ afzondereu. Maar ik bedroog my, van „ voortaan een dil en gerust leeven te zui„ len leiden, ik wierdt daarom niet minder dan „ te vooren geplaagd , van een zwerm baat„ zoekende Vleijers, die my door hunne „ looze kuiperyën, wederom in 't midden der „ Wereld wilden doen verfchynen , om na„ derhand op de puinboopen myner onderv gang, hun geluk te kunnen bouwen. Ik „ ontweek nochtans hunne doodelyke ftrik„ ken, door een onnriddelyke Uitlandigheid" „ die ik my verbeelde, geheelfchadelooste „ zullen konnen dellen, vaneen dertigjaarigeverdrietelykheid, die my het dragen van „'t lastige Staatsjuk hadde doen uitwisfchen. „ Gedurende den' tyd van twaalf Jaaren , „ waarin ik byna het halve Waereldrond had doorreist, was ik noch zo onvoldaan , als dien dag dat ik my van myn Vaderland „' kwant.  kwam te verwyderen. Ik ontmoette alom 1 dc zelfde liefdeloosheid, de zelfde valfchl heid en bedrog, ja, dezelfde geest van „ heerschzugt en ondermyning ter bedoe„ lirig van zyn's Evennaasten val. Ik beklaag„ dein'tbinnenfte myner ziel, alle de geeneu. die zich hier omtrent lieten blinddoeken en befloot, voor altoos het Menfchdom te ;' ontvlieden , ten minden, die foort van ver' derffelyke Zamenleeving, in welke zich " den ccnen tot des anderen ondergang komt ', te koesteren, enten koste bunner Mede., broederen te verryken. Een afgelegen, eenzaame en ongenaakbaare Woestyne ; ' was daartoe het gefchiktde voorwerp my', ncr aandagt ; en , toevallig dit Gewest „ doortrekkende, dunkten mydeszelfs gelegenheid , niet ongevoeglyk met myn oog" merk te zyn. Ik doorzogt 'er alle de ge" heime toegangen van, en deelde myn voor•' nemen mede aan eenigen myner getrouw" de Vrienden, die de proef der opregtheii hadden doorgedaan; en binnen weinige maanden was alles tot die volkomenheid gebragt, dat ik in de hoedanigheid van. „ Heremiet van Staat, van deez' myn onderl aardfche Kluis , oehoorlyk kon bezit ne£3 „ men  n?en en my in veiligheid onttrekken aan alle defnoode enverderffelykelaagen, van die laaghartige Menfchenftoet, die myzo dikmaals, hoewel te vergeefs , op de flagt- „ bank hunner eerrovende vervolgingen had- ,, den gelegt. „ 'tls nu omtrent veertien jaaren gele„ den, vervolgde den waardigen Gryzaard , „ dat ik myn verblyf alhier betrok , binnen welke tyd, ik my bezig gehouden hebbe v, met allerhandeBefpiegelingen over de Wea, relden de Menfchen, te maaken, en, ik 9t kan zeggen, dat dit kleinetydperkmynes „ leevens, my duizendmaal aangenamer ge* a, vallen is, befloten had, zyne overige leevensdagenm deez'Eenzaamheid te verflyten, gaf hy ons te kennen, dat hy gedurende zyne rype Jaaren, de plooijen van 'tMenfchelyk hart zo nauw doorkropen hadt, dat hy zich wel zoude wagten, van op zynen hoogen Ouderdom in geene nieuwe verzoeking te vervallen , maar in tegendeel, die ftille en vreedzaame rust, die hy was genietende, zoude ■fclyven tragteu te behouden, tot tyd cn wyle zynen Schepper hem zoude komen op•isfchen, om hem den verfchuldigde tol aan de Natuur te doen betaalen. Het was niet zonder dehartelykfteaandoeningen en iterkfte gemoedsbewegingen, dat ,Wy ons van dien ftrengen Wysgeer kwamen sftefcheuren. Onsaffcheid was allertederst, •inde wederzydfche welmeenende traanen.wloed, die wy by ons vertrek in elkanders iomhelzingen kwamen te ftorten, zo wegens de genotene herbergzaamheid , ontfangene gunstbewyzen , als blykbaare weldadigheden , .waarmede deez' waare Menfchenvriend, ons gedurende ons verblyf tot zynent hadoverHroomd, had ten gevolg, dat wy in onze te rug reize, byna yan niets anders fpraken als  n als van deze wónderbaare ontmoeting; van dewelke wy een levendigen onuitwisbaaren, ' indruk bleven behouden , en die wy, by onze wederkomst te Lion met geen minder aandoenlyk gevoel in de harten onzer verdere Reisgenooten kwamen te grieven; hoe zeer het fabelagtige van zulk een ongehoorde zaak, zich inden beginne by hen zogtin te dringen , en alle onze gezegdens te wederftreven. Eenige weeken van deez' moeijelyke,hoewel niet onaangenaame , togt, (door hetbefchouwen van de twee wonderbaarfte Menfchen) uitgerust hebbende , maakten wy ons gereed, onze Reize te vervorderen ; op dewelke ons den Baron * Clerval, kwam te verzeilen , nemende vooreerst onzen weg op Trevoux, de Hoofdftad van het Vorftendom Dombcs, hebbende een Parlement, een Je/uiten en Preekbeeren Klooster ; welk laatste Gefticht, hoewel overoud, nochtans zeer fraai is. Alhier werdt 's Maandelyks een Journaal van Konften en Weetenfchappen, door een Genoodfchap Geleerden uitgegeven; van waar ook tevens het vermaarde Woordenboek van Trtnux herkomftig is. Men heeft in dit E 5 Vor-  ftendom over het algemeen , zeer fmakelyfce en gezonde Wynen , inzonderheid te M ft alaten vinnig en hardnekkig in hunne zaak. Men dient daarom wel omzigtig met hen te werk te gaan , zich gematigd en bedaart te teonen, en by alle voorkomende gelegenheden , kloeken volmoeds te fchynen ;doch met toegevende te weezen , zynzy het best gedicnt, en voor al hun Land , dapperheid en verftand te pryzen. Van Moulins vertrokken wy op Nevtrs • befproeid door verfcheide Rivieren , dewelke een groot vertier aan deze Stad toebrengen , handelende deszelfs Inwoonderen zeer fterk in Hout en Yzer. Nevers is tamelyk groot, hebbende Elf Parochiën, benevens verfcheide Kloosters en Abtdyën. Het voornaamfte dat'er te zien is, beftaat in de Platielbakkeryën, Glasblazery en andere Fabrieken. De Brug die over de Rivier leid, welke langs de Stad ftroomd , is van een uitgelezene bouwkunde, en rust op twintig gewelffels ofboogen van Arduinfteen. 'Er is een fterk Kasteel, en de muuren van verfcheiden Gefchuttoorens voorzien, omcingeld van vervaarlyke diepe Graghten. Van hier over la Cbaritê, eeri' Stad, liggende op de helft van Lii» en JP«w, waarvan niet veelbyzonders te  re zeggen valt, voortreizende, gingen wy ook Bourges, de Hoofdftad van Berry bezigtigen, hoewel wat buiten de gemeene koers gelegen. Deez' Provintie is rykin Wyngaarden, Landerysn, Houtgewasfen, Vruchten, Lakenen en Wolle. Bourges ligt in eene aangenaame, doch eenigfints moeraslige Vlakte, die de Stad vry fterk maaken. De veelvuldige Belegeringen die dezelve tegen de Romeinen en de Gaulen heeft verduurt, betogen, dat haare Inwoonderen vry Oorlogzugtig vallen. Men teld 'er zeven Poorten , een dergelyk getal Voorfteden, en een menigte verweerbaare Toorens, onder dewelke 'er een is, die door de wandeling de Groote Reus werdt genoemd, dewelke zo hoog verheven ls, dat ze op den afftand van vier mylen te zien is. De Stadsmuuren zyn 19. voeten dik, en zo kunstig gewrogt.dat het zwaarfte Gefchut 'er geen fchaade aan kan doen, dewyl de fteenen op de wyze van diamanten zyn uitgebyteld. De Domkerk , toegewyd aan den H. Stepbanus , is zo pragtig, dat ze geen wederga heeft, zo wegens deszelfs grootte , bouwkunde, gefchilderde glazen, als andere zaaken. In de H. Kapel, of Kerk van St, Sauveur, zagen wy ver-  1* • erfcheide ontfchatbaare Merkwaardigheden; onder anderen , een goude Kroon , verfierd met édele gefteentens , en belluitende, zo men ons zeide; een gedeelte der Doorne Kroon van onzen Zaligmaker. Een goude Kruis, omzet met diamanten , Paarlen en Robynen, met een ftuk van het houte Kruis, waaraan onzen Heiland gekruicigt zoude zyn. Als mede twee groote Kommen van Agaat, en een Schotel van loutere Jajpis , benevens ontallyke andere Zeldzaamheden meer, te veel om alhier te befchryven. De Kanunnikken van dit Gefticht, zouden de Vryheid hebben , om , gedurende het Pinxterfeest, de Rechtbank der Stad , te voeren, als wanneer 'er veertien dagen lang, van wegen de Regeering, geene Rechtsplegingen gehouden wierden. Inde St. PietersKerk , befchouwden wy de Tombe van dien befaamde Rechtsgeleerde l Cajatius genaamd ; door alle de Werelddeelen om zyne kundigheid vermaard , zynde zyn Graffchrift in 't Latyn op dezelve uitgehouwen. Voor 'toverige, is het Hospitaal van Bourges een' der fraaifte van't gantfche Koningryk , en voor al roemenswaardig . om de groote zorgvuldigheid, die men 'er voor de Armen en Zieken draagt. JU. Deel. F Het  Het verdere dezer Plaats overftappende , ttm < men wy de weg opBriare, een klein Steedje. daar niet veel merkwaardigs van te verhandelen is, beftaande in een éénige lange ftraat, vol Smederyën en Herbergen. Vervolgens reden wy op Juxerre ; 't welk vry groot in zyn begrip , en metverfcheide pragtige Kerken en Fonteinen praalt, de huizen tamelyk net gebouwd, en de aangenaamheden des leevens.voor allerlei Klasfen van Menfchen gefchikt en niet kostbaar, De Wynen van deze Streek, zyn zo vermaard, dat men in Parys byna geene andere , als die van Auxerre wil drinken. Hier van daan, begaven wy ons op Sens, liggende aan de Rivier d' Tonne, over dewelke een groote fteene Brug tot aan de Stad zich uitftrekt. Men verhaalde ons, dat deez' Plaats gefticht zoude zyn geweest, door Samotes, een der vier Zoonen van Japbet. Deszelfs enge en kronkelende ftraaten, zyn een bewys van haare aloudheid, hoewel het niet belet, dat ze daarom voor eender grootfte, volkrykfte en fraaifte Steden van geheel Vrankryk, werdt gehouden. Ook is het 'er zeer zindelyk , nadien door de meeste ftraaten, een foort .vEn kleine Beekjes vlieten, die dezelve van «11»  alle onreinighedenzuiveren, tot groot gemak voor den Burger. De Kerken, Kloosters en Abtdyën , verdienen 'er gezien te worden , inzonderheid het Hoog Altaar in de St. Ste» pbanut Kerk, alwaar dien Heilige geknield verbeeld wordt op één goude tafel, bezaaid met édele gefteentens, in 't midden der Vier Evangelisten. Na dat wy onze nieuwsgierigheid in deze Stad hadden voldaan, reisden wy op Troyën , de Hoofdftad van Cbampagnt; doch ,alvoorens iets aanteroeren van deez' beruchte Stad, zullen wy opzigtelyk de Provintieïn 'tbyzonder, zeggen , dat ze een' der voornaamfte uitgebreidfte en behaaglykfte van 't gantfche Koningrykis, hebbende, zo men ons zeide; deszelfs naam ontleend , van de uitgeftrekté Vlakten, Pleinen en Landeryën die ze bevat, welke overvloeijen van de allerkostelykfte Graanen en Wynen. Bovendien is ze verdeelt in Opper-en Neder-Champagne, gelyk de meeste Provintiën in Vrankryk; 2Yeder-Cbampagne'i is de vermakelykfte, doen Opper-Cbampagne, de onaangenaamfle ftreek om door te reizen, uit hoofde dat men 'er op de langs weg, weinig Boomen, Rivie-  ren noch Waterbronnen vind ; nochtans- zy* 'er de Leevensmiddelen nietzeer duur, de Wyn voortrefFelyk goed , en 't Brood en Vleefch buitengemeen goedkoop. De Ingezetenen en 'tVolk, alhoewel wat ftug, bezitten echter duizend goede hoedanigheden, die hen beminnelyk maaken , zyndevaneen zagtmoedigen aart en bereidwillig, om iemand te verplichten. Om de Stad Trofin naar eifch te befchryven, dient men drie dingen in 't oog te houden ; voor éérst: Haare Aloudheid , ten tweede , haar' Gelegenheid , en ten derden, haare Zeldzaamheden en Leevensvermaaken. Wat deszelfs Aloudheid betreft, verfcheide Perzoonen verzekerden ons, dat ze kort na de verbranding van het oude Troyin, gedicht zoude zyn. en dat ze, als ten gevolg van deez' ramp, 't zy waar of verdigt, tot die volkomene daat gebragt is, als waarin ze zich , tegenwoordig bevond. Hoe het zy; dit is zeker, dat deszelfs oorfprong , van onheuggelyke tyden af, werdt gerekend. Opzigtelyk haar' Gelegenheid, dezelve is gantfch niet ongunstig en bekwaam, een langvvylige Belegering te konnenverduuran, uithoofde van  van haare fterke bemuunngen en dappere Inwoonderen , die daaromtrent wel afgeregt zyn. Bovendien is Troyèh beroemd , om zyne Trafiken en Manufactuuren, beftaande haar' meesten Handel in Lakenen, Yzerwerk en allerhande Krameryën. Men ftaat als verbaast op te zien, wanneer men de Stad inkomt, zo wegens deszelfs Volkrykheid als uitgebreidheid der Straaten, evenaarendedie van Leyden en Haarlem, in lugtigheid en wydte. De Wandelingen zyn 'er ook bovenmaten aangenaam en verrukkelyk , inzonderheid omftreeks de Maliebaan. DeKerken en Kloosters zyn 'er niet minder bezienswaardig. In die van St. Petrus, wierden ons de volgende Zeldzaamheden aangewezen, als de haïren van onzen Zaligmaker. Een {luk hout van Christus Kruis. Een Schotel die by 't houden van 't Heilig Avondmaal was gebruikt. Een vinger van den H Jahannes. Een tan* van St. Petrus. Het mirakuleufe ligchaam , van de vroome Helena, nog zo fris en gaaf als ten tyde haareraflyvigheid, alhoewel het aldaar reets verfcheide Eeuwen was geweest j en meerandere Wonderheden,die ons.oim de waarheid te zeggen , wat moeijelyk te? gelooven vielen. Voor't overige , vonden wy E 3 &®  SQ 3* hier de Zamenleeving vry behaaglyk, door* dien men 'er geen Vyand van de vermaaken en de vrolykheid is; het welkte weeg bragt, dat wy 'er ons ettelyke dagen bleven ophouden. Wy vervolgden van hier onze Reize op Zangres, mede een voornaame enaanzienly* ke Stad in de Provintie van Champagne, zo fterk in haare Vestingwerken , dat ze voor onwinbaar werdt geagt, zynde ook nimmer veroverd geweest; het welk haar de naam van Maagd heeft doen verwerven. Buiten dit f as'erniet veel aanmerkenswaardigte zien, dan alleen, de marmere Graftomben in deKerken; als mede.de Mesfen-Fabriek.waarvan hier veel werks werdt gemaakt. Ook vind men beneden de Stad, een onuitputtelyke Bron, welke overvloed van water voor de Inwoonde» xeii en hun Vee opleverd. Hetopmerkelyklie van allen, is de Wal, die geheel meteen dak is overdekt, zo dat men by de zwaarIte. itormregen, de Stad kan rondwandelen, zonder nat te worden; midlerwyl men naar Je Buitenkant, alleen door openingen, die inde Borstweering zyn, kan uitkyken. On-lertusfchen is het verblyf te Langres, niet opi  «7 wvermaaklyk, doordien'er de Menfchen, over 't algemeen , zeer minzaam en beleeft voorkomen , en daardoor elks hart , ea vooral dat der Vreemdelingen, weeten te winnen. Dijon , de Hoofdftad van Bourgondiën, wei? waarts wy de Reis aanleiden , verplicht ons , volgens ons aangenomen gebruik, iets over 't algemeen van deze Provintit en haare Ingezetenen te zeggen. De menigte Rivieren die dezelve befproeijen , brengen ongemeen veel toe tot deszelfs vruchtbaarheid. D^ Wynen zyn 'er voortreffelyk goed en bovenmaten dienftig voor de gezondheid ; waarvan myn' Oom de deugd wist te beproeven^ Ook leverd dit Gewest, uitgelezene Graanen in menigte op , als mede veele Bosfchen en graasbaareLanderyë'n ; invoegen, het geen der geringfte Provimiën van Vrankryk kan gerekend worden. Het Volk en den Burgerftand Is 'er zeer vriendhoudend, maar wat halfterrig, trotfch en eergierig, en niet ligt vanhunne gevoelens te verzetten. De Vrouwen gaan 'er heel pragtiggekleed , maar zyn •ndanks 't zelve, getrouw aan hunne Mannen J Het zoude inderdaat ook te beklagen zyn, V 4 dat  si <-==> dat eenige uitzonderlyke dragt, altoos een bewys van de ligtvaardigheid onzer Kunne moest zyn ; hoewel het by ons te Land, gemeenlyk tot een klip des aanftoots verflrekt, en veelen zich daarvan bedienen, om in aanmerking te komen, of Galants aan te werven. De Boeren dezer Provintie, zyn vry . werkzaam en over het algemeen , heel Godsdienftig , vyanden van twist en oproer en alle vreemde Stellingen, zy zyn fnedig en zindelyk, beminnen den Vreemdeling , en ftaan hem ten dienst, waar zy maar kunnen ; zo dat het niet onaangenaam te verkeeren is, met luiden , die zo veele goede hoedanigheden bezitten. De Stad Bijon is noch al tamelyk groot en -vel bebouwd. De Straaten lynregt, breed, netbeftraat en lugtig, dewyl'er de Huizen niet hoog van verdieping zyn. De meesten van dien, zyn van binnen heel pragtig en grootfeh betimmerd: De Stad is voorzien van goede bemuuringen , breede en diepe Graghten en verfterkt met twaalf aanzienlykeBatteryën. Dijon heeft vier Poorten , van dewelke men door de St. Pieters Poort, een kwartiernur ver, langs eene laan van een vier- du»-  dubbele rei Boomen , naar een groote Warande gaat, alwaar men zich kan verlustigen, met hetbefchouwen van zeer fraaije bloemryke Parterres, keurlyke Terrasfen, Doolhoven, belommerde Wandellaanen', Grotwerken , Watervallen en andere voorwerpen, die het hart en 't gezicht kunnen bekooren. De Kerken , Kloosters en verdere Geftichten van Dijon, verdienen mede om gezien te wor* den. In het Klooster van een dezer Kerken , de H Kapel genaamd, ziet men de mirakuleufe Hostie, waarvan men eertyds by ons te Land wel verhaalenhoeft gedaan, dat 'er druppelen bloeds. uitkwamen, wanneer, ze door de ongelovigheid eener Jood, op een tyd met een mes doorftoken wierdt , Dezelve zoude in den, Jare 1430. door Paus Eugenius de IV. aan den toenmaligen Hertog van Bourgondiè'n , tot een gefchenk gezonden zyn , en werdt bewaard ineen goud Koffertje , omzet met édele gefteentens. Met dezelve houdt men 'sjaarlyksch een plegtige openbaare omgang door de Stad, liggend» in eene goudene Zon van onfchatbaare waarde , met diamanten en een gouden Kroon verfierd; by welke gelegenheid de ftraaten met Tapyten belegt worden en de Burgert F S &»  9ö «e-==s> in deWapenen moeten komen; beflaande deze Schuttery in meêr als drie duizend perzoo.nen. Het Parlementshuis, de Munt, Hos« pitaalen en verdere Stadsgebouwen , verfchaften ons eenige dagen bezigheid ; doch, om deze allen te befchryven, zoude ons te verre van ons voorgenomen beftek verwyderen. Alleen kunnen wy nog zeggen , dat deez' Stad , om menigvuldige zaaken ; zeer vermaard is , onder anderen, wegens de begraafplaats van den beruchte Karei de Stoute, Hertog van Bourgondi'n, die in den Jare 1477. voor de Stad Nancy verflagen wierdt. Wy maakten ondertusfchen alle mogelyke fpoed, om, gedurende de Zomer, nogmeêr andere aangelegene- Plaatfen, te gaan bezigtigen, en wel inzonderheid Straatsburg, iii den Etzas; waaromtrent ons den Baron de Clerval, veele aanmerklykheden verhaalde, die ons begeerig maakte, om ze met eigen oogen te gaan zien. Des begaven wy ons over het kleine Steedje Ausfone op DSle; van 't welke is aan te merken, dat het in een' zeer vermakelyke Landsdouw is gelegen, de ftraaten breed, lynregt en van aan* Siienlyke Gebouwen voorzien zyr., als mede van  ft van een menigte trotfche Paleizen, Kerken en Kloosters ,• en veele Romeinfche Oudheden, waarvan wy flechts het voornaamfte en oppervlakkige befchouwden, doordien Wy 'er maar tweeEtmaalen vertoefden .begevende ons van daarop Befaneon, nadatwy buiten de Stad , de Triomfboog van Keizer Tiberius, en de doorkliefde Rots van Juliut Cé/ar, ten tyde dat hy de Zwitzers beftreed, hadden gezien , benevens de zogenaamde Zoutkeeten en het daaraan gehoorige uitmuntend gebouw , alwaar de Opperften en andere Beftierderen dezer Fabriek, die wel waardig is in alle zyne omftandigheden en behandeling nagefpoord te werden, hun ver-; felyf houden. XV. HOOFD»  XV. HOOFDSTUK. Minnary van Adeline te Befaneon. Zonderling Tweegevegt tusfehen een Pedant en een Poltron. Aardige inval van Rofalië ter bevrediging van deze twee fnaakfe Minnehelden. Adeline vertrekt met haar Gezel' fchap op Straatsburg. Befchryying dier Stad. W^einig dagt ik. toen ik de Poorten van Bcfatifon inreed , dat myn hart aldaar in nieuwe verfoekingen zoude gebragt, en , van twee onderfcheidene kanten, door de Min beftormd worden. Ik was zedert een geruimen tyd, ongevoelig geweest, voor alles wat eenigfints naar Liefde zweemde, en, of fchoon de Baron de Clerval, meêr als een * ge-  gemeewe agtingen eerbied voor myn'perzoon betoonde, men kon evenwel niet zeggen , dat hy eenige byzondere iandagt op my had geilagen, of willens fcheen, my eenige Liefdensverklaringen te doen. Weshalven het lot dat ik ftond te ondergaan, my zo vreemd als éénig in zyn foort voorkwam, en zo onverwagt op 't lyf viel, dat ik alle myne vermogens nodig hadt, om my dien overlast gevoeglyk van den hals te keeren, en die Krankzinnige Koorts , gelyk men met regt de Min zoude kunnen noemen, en met welke Ik kwam gedreigd te worden, befcheidentlyk te ontwyken. Dan, alvoorens tot het verhaal der omflandigheden van deze zonderlinge Minnehandel te komen, zullen wy het merkwaardigfte der Stad Befaneon aantekenen, om vervolgens ontusfchenpozelyk te kunnen voortgaan, alle de Kunst en Vliegwerken van deze nieuwe Min, te vertoonen. Befaneon werdt hedentyds voor de aanzien» lykfte Stad van het Graaffchap Bourgondiër, gehouden, en is een der oudfte Steden van Europa, hebbende een Aartsbisfchoppelyke Ze-  34 *.*S=-5s-> Zetel, een Parlement en een Univerjtteit. De ftraaten zyn 'er breed , regt en lugtig • de huizen meestal van Arduinfteen, geregeld gebouwd, en met leije daken overdekt; als mede verfcheide Markten of Vlaktens , met Jraaije Fonteinen verfierd.^ Ook vind men 'er menigte marmere en metaale Standbeelden, zo van Keizeren, Koningen, als Heidenfche Goden, Godinnen en Nimfen. Kortom , de Leevenswyze is hier alleraangenaamst, vooral, voor die geenen, die de Gezelfchappen beminnen. De Vreemdelingen zyn 'er byzonder gezogt en van de Dames geagt; waarvan de Heer Charmant volkomen zyn gebruik wist te maaken , en zich in dit Paleis van Wellust en Vermaak, te koesteren. De groote toevloed van Uitlandigen, die alhier hunne Studiën komen verrichten, maakt, dat men 'er altoos een goede voorraad van TaalScherm-Dans en Stalmeesters vind, om de Jeugd geen gebrek aan tydkortingen te doen hebben. Onder de meest voornaamste Gebouwen, verdient het Stadhuis met aandagt opgemerkt te worden , niet alleen om de pragt en fieraad haar er Vertrekken en Bouwkunde, maar voorna»  hamentlyk om deszelfs groote uitgeftrektheid , dewyl 't zelve in zich befluit, het Arfenaalt de Rechtplaats met al zyn' toeflel, deLooiSaai-en Lakenhal, en andere vereifchtens meêr; hebbende boven dit alles, een menigte bekwaame en welgefchikte folderingen , alwaar het Koorn werdt opgezameld, om by bekrompe of duure tyden , voor een Stads-Magazyn te verftrekken. In de voorgevel van dit zo aanzienlyk Gevaarte, vertoond zich een metaale Standbeeld van Keizer Karei de Vde, met een Wereldkloot in de eene , en een Degen In de andere hand, met dit byfchrifti Gave God! De Keizerlyke Arend verheft zich met zyne uitgefperde wieken boven een groote Albaste Kom, waarin hy het water uit zyn dubbelde bek doed nedervlieten. Vervolgens bezagen wy ook het Paleis van den Gouverneur, 'twelk een' der wydultgeftrektste en uitmuntendfte van de Provin* tie is, De Fontein daar omftreeks, verbeeld een naaktzittend Vrouwenbeeld, die het water uit de tepels haarer borsten laat ftroomen; In het Paleis van den Kardinaal deGranvellet welke men ons zeide, die geene geweesi te zyn, welke onder de Regeering van Phi- lippm  fel <«s»y * Z&fe, Koning van Spanjen geleeft; en zo veele bloeddorstigheden in ons Vaderland zoude aangeregt hebben gehad, zagen wy mede verfcheide Zeldzaamheden, en vooral de uitgelezenfte Schilderingen. Ook muntte 'er de BiMötbeecq uit in menigte van Boeken en keurige Werken, inzonderheid van Manuscripten in allerhande Taaien. Behalven de ontelbaare Merkwaardigheden, Oudheden en andere zeldzaame dingen,die ons in de Kerken en Kloosters wierden aangewezen, bevat die van den H. Johannes , eigentlyk de Hoofdkerk genaamd, wel de meeste Retiquiïn, onder dewelke men ons ook liet zien, de Zweetdoek van onzen Heiland., die men tweemaal 'sjaars aan 't Gemeen vertoond , als , op de Hoogtyd van Paasfchen , en den dag van ChrijH Hemelvaart. Onder het Hooge Altaar, geplaatst in 't midden van het Choor, bewaard men in een onderaardfcheKelder, verfcheide H. Ligchaamen, die op de Feestdagen plegtiglyk ten toon gefteld worden. Voor 't overige zyn de omliggende ftreeken dezer Stad, heel aangenaam en allervermakelykfr,, door de fraaije Wyngaarden, Hoven en Tuinen die 'er  «ter aich opdoen , en de verrukkelykfte Wan» delingen komen uitteleveren. Geen tweemaal vierentwintig uuren waren wy ondertusfchen te Befaneon geweest, of myne perzoon verftrekte een onderwerp voor elks aandagt, en men kwam ons van alle kanten beltonnen met wellevendheden, die ons in den éérften opflag veel verwondering baarden , doch welhaast het waare oogmerk daarvan deeden bevroeden. Het waren niet als maaltyden , plezierpartyën , Concerten , Bals en andere foortgelyke vermaaklykheden , tot welkers bywoning wy wierden uitgeno' digt, en van dewelke wy ans onmogelyk wisten te ontflaan, zo wy ons niet van gebrek van opvoeding wilden rdoen verdenken"' Zekeren avond, datik myop een'aanzienlyke AsfembUe bevond, alwaar het puik der Grooten van de Stad tegenwoordig waren, kwam ik te bemerken, dat zeker Heertje van de éérfle fmaak in poppige netheid, my onophoudelyk metzynTuurglas, of zogenaamde Lorgnet., begluurde' 'twelk my verfcheide malen van fchaamte, wegens zulk eene in 't oog lopende vryposügheid deed bloo- III. Deej.,, 9 zeQ'  $g tfs=saS5- «en; doch, overwegende dat ik daarmede} voor deez' enkelen- avond zoude vry zyn, liet ik my zulks zo veel mogelyk welgevallen; wanneer ik niet weinig verwondert opzag, des anderendaags 's morgens en boodfchap te ontfangen . dat my iemand in 't Zyvertrek van ons Logement wenfchte te fpreken! Wy Vrouwen , die altoos begeerigzyn naar nieuwigheden, en vooral in 't geval, waarin zy denken dat hunne Schoonhei- in aanmerking zal komen, deed my, zonder iemand van ons Gezelfchap hier ietwes van te laaten hlyken , ylings naar beneden fpoeden; want ik twyffelde niet, of het was een bezoek van dienstuur. Doch , hoe groot was myne verwondering , toen ik de Zykamer inkwam, van den bewusten Heer, die 's avonds te vooren , myn' perzoon zoo nauwkeurig had opgenomen , te ontmoeten! Oógenblikkelyk zag ik my beilormd, van een Magazyn van Franfche Complimenten ; en eene brabbeltaal , die my byna half te barden zoude hebben doen lagchen, byaldien ik nietbevreest was geweest, my daardoor befpottelykte zullen maaken. Ik beantwoordde dezelve, zo v»eï  v*el my doenlyk was, met een ernftig ftilzwygen , begrypende immediatelyk , dat ik met iemand te doen hadde , die uitgeleerd washi de kunst van welfprekentheid; dat's te zeggen, met een Pédant van de Eerfle Klasfe , die verliefd was op de fierlykeverhevenheid ayner Exclamatoir» .uitboezemingen'. „ Het fchynt.Mejuffer, vinghy zynebew ftudeerde Harangue aan ,, dat de ConjlHlatie „ derJPlaneeten, gelukkig in myn voordeel heb„ ben gewerkt gehad, daar zy my het tyd„ ftipbegunltigen ,om een afzonderlyk mond„ gefprek met het fchoonlte en welgefcha, penfte Beeld des Werelds te mogen heb„hen. Indien uwe betoverende oo gen met „ een genoegzaam licht befïraald zyn geweest, hebt gy zekerlyk moeten gewaar worden . v met welk eenen diepen ernst ik u gistere» w avond van top tot teen ,dpor myn Vergroot„ glas hebbe opgenomen gehad. Alles even „ volmaakt te vinden in eene Vrouw, heeft my 9 dezen nacht bulten de vier Elementen van „ myn redelyk vernuft gebragt,en dwingt rj}y\, „ t* tot de beheerfchter myner ziel :te verrt, klaren , en myn lot in de weegfchaa! te leg» gen, va» uwe aanbiddenswaardig? beyslG a v  „ ligheden, of het mogelyk ware, dat zs „ den Evenaar myner verlangens mogte „ overhaalen, om alzoo eenige eisfchen op uwe volmaakte bevalligheden teverkrygen. „Met één woord; weet, dat ik dol en „ frnoorlyk op u Verliefd ben, en dat, zo wanneer ik ooit door de zotte trouw„ vlaagen mogt beftreden worden, gy, en „ niemand anders , de geene zult zyn , met „ wien ik my zal getroosten dit lastige Juk „ te dragen: die heerlyke en zoete Slaver„ ny , die zo veele Uitzinnigen voortbrengd , „ en alle de razernyën des verftands aan ke„ tenen legt. Gedoog dan , Mejuffer, dat ifc „ al myn aanzien , rang, ftaat en vermogen , „ voor den throon uwer geduchte volmaakt,, heden moge nederleggen, en dat dit oo» „ genblik ftrekkenmag, om de Vesting uwer „ uitïïekende bevalligheden teberennen, om vervolgens met ryp beraad enoverleg.de „ loopgraven voor dezelve te openen en „ myne verliefde Batteryën zodanig te ftel») n len, dat ik my met de zegepralende bef„ magtiging van alle uwe Uitlokkelykheden, „ dat's te zeggen, met het volle bezit van u uwe flonkerende Perzoon , zal kunnen » vleijen." m» Men  *or Men behoeve niet te twyffelen , of ik had alle rnyne redelyke vermogens benodigt, om my van uitfchateren over zulk een uitfporigheid te bedwingen. Ik beet byna myne lippperh aan Hukken , om de houding en ftatelyke gebaarden van dezen Zotskap; die ik my verbeelde, een Vluchteling uit het Dolhuis, of eenig verloopen Tooneellist te zyn, dewyiik niet kon gelooven,dat eenig redelyk Mensch , tot zulke ongerymde redeneeringen bekwaam konde zyn. Van dit denkbeeld vooringenomen , beïntwoordd* ik hem in eene fmaak, die, zo hy niet geheel van zyne zinnen beroofd was, hera ligtelyk konde doen begrypen , dat ik niet alleen niet voornemens was, my vooreerst nog in 'thuwelyk te verbinden, maarvooral niet in een vreemd Land en met onbekende perzoonen, die ik niet wist wie zy waren, en wier kortflondige kennis en verkeering, my reden moesten geven, van hen te mistrouwen. „ Ik prys uwe kiesfche omzigtigheld, be„ toverfter van myn hart, zeid» hy, h©* t, woord weder opvattende: Indi#» ik u. de minde vertwyffeling zoude geven,ziet G 3 » hier  re* hief myn rapier, doorboord 'er veel lie» j, ver het hart mede van een Ongelukkige, * die voorgenomen heeft , voor u te willen « 'eeven offterven." Hy viel hierop voor my op zyne kniën, ontblootte zyne borst en overreikte my de blanke degen, midlerWy! zich in 't portuur Rellende van een wanJioopend Minnaar, die zyn Jeeven, om de Jfrotfche hardnekkigheid zyner Minnaresfe, «aoede.is. «Schitterende Gelukzon! borst s, hy tevens uit, indien gy wist, van welk» w ftraalen gy befcheenen wierdt, gy zoudt m my zo wreed niet handelen, en medely- * den .betoonen met een rampzalig Aanbid,, der,, wien, zonder u bezit, het daglicht s> tot een last moet verftrekken, en die 't „ naare Woud onophoudelyk van zyne jam* «, merldagten moet doen weergalmen, tot m dat «enig verfcheurend Gedierte zich over „ hem -zal erbarmen , met hem levendig t« verfijnden „ en aldus aan zyne rampfpoe* „ den te onttrekken. " Deyyi jfe bemerkte , dat ik voor eerst va* gif lastigebezoek, noch niet Hond ontflaSen-tt ,.,worden ;J' en reets alle vergeeffche lèWgiftgefc bad aangswend, om «era. door f «*  tot redelyke vermaningen tot zich zeiven te doen keeren, befloot ik , hem met eenige hoop te vlei jen; ik floeg hem niet bot af,- maarverzogt hem, gedult te willen nemen, en my de tyd te geven , van my op zyne voorflag te kunnen beraaden. Zulks was van ditgunfiig gevolg , dat hy de bloote degen weder opftak, myne. handen met alle vervoerlyke nadruk kuste, zich tot ter aarde toe boog„ en my met een nader bezoek van 'zyne razende liefde bedreigde ; hoewel ik voor ditmaal vcrblyd was , van zyn lastig byzyn ontllagen te zyn. Wy moesten altemaal even hartelyk lagchén, om het verhaal dat ik van myn wedervaaren kwam te doen ; en den Baron de Clervaf, die er zich wel'tmeest mede vervrolykte, voorzag , dat wy ons by vervolg nog braaf met de zotte kuuren van dit pendante Grillemakertj'e zoude kunnen yermaaken ; midlerwyl my belovende, dat hy zoude tragten te onderfcheppen, wat voor een Origineel myh nieuwbakken Minnaar éigontlyk was,- Het bleek ondertusfchen, dat deze verliefde MerJs, zeer ervaaren moest zyn 'in G \ ' "•*  de gefchiedenisfen der, Dooiende Ridders en hunne voetftappen poogde naar te volgen , overmits ik dien zelfden nacht, ontwakende door toedoen van een Muficaal Speelgeluid, 't welk zich beneden myne rerifterraamen op de ftraat liet hooren, uit het daar mede verzeld gaande gezang,moest befluiten f dat het myne vuurige hartbeflry*er was, die zyne Minneklagten kwam uitteboezemen. RozaUê, die by my fliep, izoude het raam opgefchoven hebben om 'er volkomen van overtuigd te zyn, zo ik haar met gezegt hadt, dat zulks tegen de regeJen der welvoeglykheid ftreed; waarom wy ons bleven vergenoegen, met het hartftree3end geluid; 'twelk onze ooren trof, en ons eindelyk weder in de bekooringen eener zoete fluimering deed vervallen. Aan deze en meêr andere zyner Ieverzugtfge uitfporigheden, fcegreep ik, dat het «rust met hem was , om my te beminnen, te meêr, toen den Baron dcChrval ons zeide, dat myn' Minnaar een Perzoon van aanzien Was, daarby Lid van 'tParlement, engroofe rykdommen en fchatten bezat; weshalven, ik met alle zyne malligheden, op myn hos»  ' 10$ goede diende te zyn, om hem niet te veel veld te laaten winnen. Doch een tweede Geval, 'twelk my te beurt viel, wierp zo Wel het een als ander myner oogmerken, glad in duigen. Op een avond naar bed gaande en myn hoofdkusfen was verfchikkende, ftond ik niet weinig verwondert op te kyken, iets onder 'tzelve te ontdekken, 'twelk de gedaante had eener Briev! Myn waarde Ro' zalië, die, zo min dan ik, hiervan bewust fcheen, was met my van gevoelen, dat zè een bevestigende Liefdensverklaaring van myn Parlementaire Minnaar was; maarwy hadden 't beide mis, toen wy 'er den inhoud van lazen', en ze in deez' bewoordingen vonden ingericht te zyn. „ Verfchoon eene vermetelheid , M ew juffer, die alle paaien der welleven„ heid overfchryd; doch waartoe een on„ weêrftaanlyke zugt voor uwe beminnens„ waardige Perzoon, my heeft vervoerd. „ De Goden zyn myn getuigen , dat ik nacht „ noch dag kan rusten, fints ik zo geluk„ kig ef ongelukkig, géwordén ben,'van G 5 w a  ?c6 ♦£—=.»' » u te aanfchouwen. Een onuitblusfeiyk, s, Liefdevuur heeft zich door alle myne ade-' * ren verfpreid, 't welk alléén door 't be„ zit van uw' onvergelykelyke Perzoon ' „ geblust kan worden; zender het welke, *> ik in myne brand moet verteeren. Laat „ my dan niet lang zugten , aanbiddenswaar„ dige Adeline, maar fchenk my tot vergel» ding, eenige blyken van uwe wedermin. „ Uw antwoord zal myn dood of leeven be** fl'sfen. enu verantwoordelyk Hellen voor ,, het lot, dat gy my te beurt zult doenvallen. „ Een gunftig antwoord, hoop lk morgen * avond °P het bewuste Bal, alwaar ik my me„ de zal laten vinden, uit uwe lieftallige oogea „ te zullen lezen, als wanneer ik my nader „ zal verklaarcn, en u verzekeren, van de „ hoogagting , die ik voor de fchooufte al„ Ier Vrouwen gevoele , enz." Bit tweede Bedryf my.ner zonderlinge A« vonturen in deze Stad, deed my met RozaKè niet weiniger als om het vorige lagchen inzonderheid, om de rulterlyke taal die deez' ■nieuwbakken Minnaar fprak, en my niet veel tyd van bedenking fcheen over te IaaSen. Nochtans bekommerde ik 'er my heel 'wei-  «£—=> ïo| Weinig om, alzo ik bemerken kon, dat ze fit de mond van een losbol voortkwam, die de Liefdekoorts op 'tlyf had gekregen, en zo noodwendig als zynen voorganger, naar 't Gasthuis der Krankzinnigen moest gezonden worden. Om welke reden, ik dan ook niet naliet, met myn Gezelfchap op het Bal te verfchynen, hoewel den Baron de Clerval, als de vertrouweling myner ibortgelyke wedervaaringen, met de zorg belastende, om een wakend oog op myn* perzoon, en die der twee Minneheldeu te* houden ; 't welk hy my aan de hand beloofde, cn ook met de daad agtervolgde. Ik weet niet, of het zonder eenige erg, dan wel voorbedagtelyk gefchiedde, dat ik, my dien avond meêr als naar gewoonte kwant te palleeren, ten minflen Rozatië betuigde-my, datik'erzo bekoorlyk uitzag.dat myne beide Minnaars 'er ongetwyffeld het hoofd van zoude draaljen. En waarlyk, toen ik 'my zelve in de fpiegel bekeek, gevoelde ik my buitengemeen voldaan van myne kleeding- Een blauw filver moor gebrocheerd Stof met bloemen die 'er zo levendig op Stö.en, dat mea «e 'et mét de hand uiz zo*-  zoude gegrepen hebben, verluifterde nief weinig de.blankte myner vel, waaromtrent ik, onaangezien myne langdurige Reize, door zulk een warm klimaat, als Vrankryk] niets geleden hadt; en 'tgeen daaraan noch mogt hebben ontbroken , kwamen d; aanzienlyke kleinodiën van den bewusten Hertog, in den top van volmaaktheid te haaien , zo dat ik zelfs, uit een gevolg onzer Vrou' welyke aangeboren Eigenliefde, niet twyffelde, of alier oogen zouden op my gevestigd raaken, zo dra ik maar kwam te verfchynen. Zo immer de verbeeldingskragt eener Vrouw, naar den letter is beantwoord geworden.was het in dit geval; doordien ik nauweiyks myne voeten in de Danszaal had gezet of men ftak de koppen byëen , men mompelde, men prevelde, en men fluisterde elkander in 't oor, terwyl een ieder bezig fcheen om myn perzoon van 't hoofd tot de voeten in opmerking te nemen. Den Baron de Clerval, die my by de hand inleide, boezemde de aanwezenden welhaast zulk een gunltig denkbeeld van my :n, dat ik over 't ■algemeen , met de uitterftc hpogagting e\x eer-  feerbied van het gantfche Jufferfchap wierdt •bejegend, in tegenftelling van onze Landaart; die doorgaans jalocrsch en minnenydig zyn, op de geehen, die iets meêr dan anderen komen te vertoonen. Ondertusfchen was ik nauwelyks gezeten» of myn Parlementaire Minnaar kwam op zyde , verhief myne fchoonheid tot aan ds wolken , en fneed my eene brabbeltaal op , waarvan ik by mooglykheid niets konde begrypen, doordien hy alles met een gemaakte,» deftigheid zo verwardelyk en bin„ nen 'smonds uitftamelde, dat ik hem maar by de gis moest antwoorden, zonder 'ei iets anders uit te konnen opmaaken, als alléén, dat hy van liefde, minnebrand, hartstogtelyke gloed en d'iergelyke dingen fprakr In deez' tusfcheutyd, verfcheen ook myne jonge Losbol, die, fchoon ik hem noch niet kende, my nochtans in vyf of zes lettergrepen te verdaan gaf, dat hy den fchryvee was van deBrlev, die ik onder myn hoofd-, kusfen had gevonden. Ik wil wel beken* nen, dat zyne perzoon, my vry behaaglyt ker voorkwam, dan ik my van zyne fchryfftyl had durven Verbeelden, en dat zyne  I10 »I1 fcelooze minnevlaagert, een kleine fcherpe vermaaning te doen; wanneer terzelver tyd myn geletterde Minnaar, uit den kring des Gezelfchaps, naar my toekwam, om my tot den dans te nodigen; die door zyn opgefronst gelaat te kennen fcheen te geven, dat hy niet zeer geftlcht was, over- de vryheid, die zich zyn Antagonist by my aanma» tigde , hoewel hy 'tzich moeat laaten welgevallen , dat ik my dien nacht beurtelings ' met hen beide in 't gefprek- wikkelde , en de voorkeur aan niemand , wie hy ook mogtzyn, beftond te geven, dan alléén aan den Baron de Clerval; die ik by tusfehenpo* zing nu en dan eens kwam te raadpleegen.. Nochtans kan ik niet ontveinzen, dat 'er een zekere verkiezing by my plaats had, die my een heimelyke uitzondering van perzoonen deed maaken. Dit Vrouwelyke zwak kunnen wy onmogelyk verleggen» wy zullen altoos overhellen naar de kant van zulk een' Minnaar; die, hoe jong, los eb «Mibedagt hy ook fchynt, het geheim ver» Haat, van- ons hart'te bekruipen door een foort van wulpfe vry moedigheid, vrolykheid van geest m veel gérnaj»; aan welke fleti- tti)  1IÏ ren wy Vrouwen gewoon zyn het oor te leenen , zonder met eenige ernst gade te flaan, de verbysteringen in welken wy ons veeltyds komen te wikkelen , en waaruit menigten onheilen en rampen voor 't toekomende ontfpruiten. Zulks had ook ten gevolg, dat, hoe onverfchillig ik my blecv aantellen, zy my beiden, hoewelafzonderlyk,by •het affcheid, in 't oor beeten, van des anderendaags hunne opwagting by my te zullen komen maaken. De welleevendheid gedoogde niet, datik Jiun dit bezoek affloeg, te meêr, daar dagewoonte dezer Landaart zulk een' plicht vereifchtte, en de Kaptafels der Vrouwen aldaar gemeenlyk bedient worden, door die geenen, welke eenige belangen in het voorwerp hunnes harten Hellen; hoewel ik by :my zelve voorgenomen had, in die plegtigheden niet te treden, alzo myn hart te ongevoelig voor eenige Liefdefchigten was, en het geval met den Hertog, my volkomen had geleerd, hoe ik myby de Mannen moest ■gedragen, en vooral in Vrankryk , daar men onze Sext met gedurige beleeftheden en behorende gedienlrigheden , als overflroomd ,  en daar door menigten op de togtbank der verleiding brengen. Hoe my dit alles door 't hoofd maalde » behoef ik niet te zeggen: Die de Wereld doorkropen hebben , weeten wat'er op deez* teerling loopt. Ik kon althans den geheelea nacht geen oogen fluiten, en 'twas reetslaat in den morgenftond, eer ik kwam in te fluimeren. Rozalit, die voor my , den bedde uit was, berichtte my, by myne ontwaking , dat men beneden naar my gevraagd hadt. Ik twyffelde niet, ofhetwas een' myner verliefde Pretendenten, weshalven ik een lugtig; nagtgevvaad aanfchoot en in alleryl naar om laag ging, om de ongeduldigen niet langen te doen wagten; doch, hoe groot was myne verbaastheid, beide myne Aanbidderen int 't Zyvertrek te ontmoeten! Hoe beteuterd ik: my gevoelde, ik ontfing hen echter met aW le gepaste vriendelykheid, maar droeg wel zorg, van geene uitzonderlyke agting telaaten blyken voor een hunner beiden ; het welb van die gunftige uitwerking was, dat dit Ceremonieel bezoek, na verloop van een kwartieruurs, ten einde liep, en wy zo onverfchilllg 'kwamen te fcheiden, als of wy Hl. Deel, ' H el-  elkander nimmer laadden gezien; Geen andere denkbeeld hebbende, of ik zoude hiermede van alle verdere overlast deze? twee Minnehelden , bevryd zyn , betoonde ik eene blymoedighetd , die elk verwonderde , en inzonderheid den Baron de Clerval; die de vryheid nam , my te vraagen, of ik de Franfche Natie wel kende, en , of ik my verbeelden dorst, dat het alles afgedaan zoude zyn ? Waarlyk, Meju-ffer , zeide hy, gy kend ons dan noch maar ten halven, nu is het tyd om op uwe hoede te weezen; uwe perzoon wordt hier niet vrugteloos aangebeden , en een fpoedig vertrek , is maar alléén in ftaat, om alle de gevolgen daarvan voor te komen. Geloof my , en denk niet, dat gy de harsfenen dezer Verliefden , te vergeeft aan't gisten hebt gebragt. Op deze redenen, en 'tgeen hy verder van de kitteloorigheid zyner Landaart opperde wierdt myn' Oom van befluit, om binnen de tweemaal vier en twintig uuren, de Stad Befaneon te verlaaten ; waartoe onmiddelykalles met de uitterfte fpoed wierdt vervaardigt t midkrwyl den Baron ds Qhrval, my kwam  kwam te naden , dat ik binnen deez' tyd niet meêr op ftraat, veel min in de Gezelfchap* pen, zoude vertoonen. Maaralle die voorzorgen wierden ras verydelt, door eene ontmoeting , die zo vreemd als korswylig ia zyn foort was. 't Gebeurde omtrent het vallen "van den avond, dat ik bezig zynde met Rozalië het nodige tot onze Reize in gereedheid te brengen , ondertusfchen onze Reisgenooten hief en daar affcheid waren gaan nemen , wyonze Kamerdeur onverwagt zagen openen, en beide myne heethoofdige Minnaars meteen ver" wildert gelaat inftuiyen, zeggende met eeri evengelyke drift: Ziet hier het oogenblik» Mejuffer, waarin wy ons lot voor uwe oogen komen beflisfen, en ons van het beziö uwer Perzoon verzekeren, door 't middel der wapenen. Terzelver tyd trokken zy hunne> bovenklederen uit tot op het hemd , en fielden zich in postuur, om elkander met de bloote degen te bevegten. Dit gezicht dep^,. my dë vlucht nemen in een klein kabinetje, waarvan ik de deur zorgyuldigtoeflooti. hoewel ik alles duidelyk konde hooren wat 'er cmging. Myn Parlementaire Minnaar H 3 liet  1ï6 liet zich friet een kiesfche welfprekenheid uit, over he.t glorieryk fterven voor eeue Minnares, die met alle de Aardfche fchoonheden bezield was; midlerwyl zyn tegenparty, een grillende afkeer voor het bloedvergieten liet blyken, en met verlegenheid en ilamelende woorden verklaarde , dat het jammer zoude zyn , dat zulk een verre lichtende Zon, gelyk zyn Geleerde Medevryer was , zo ontydig kwam onder te duiken , en hy onmogelyk op zich zeiven kon verkrygen , vau hem tc bevegten. Ik wil gaarne bekennen, dat , offchoon ik byna half dood van fchrik was, het my helgde, van te hooren, dat myn uitverkooren Galant, zoals ik myn jonge losbol kwam te noemen , zodeblodaartfpeelde enbevreest fcheen , zyn Medeminnaar onder de oogen te zien ; die, na een uitgebreide Harangue over de zegepraal eener zo roemrugtige tweeflryd te hebben gedaan , myn' Adonis gebood van leer te trekken , of dat hy hem over de kling zoude doen fpringen. Rozalië, die, hoe beteuterd zy ook was, zo veel mogelyk haar best had gedaan, om de twee verliefde kampioenen van een te houden; bemerkende . du  dat de zaak ra 't einde ernftlg zoude konnen worden , viel eene list in , van welke zy zich goede gevolgen dorst voorfpellen. „ Ik bidde'u , Myn Heeren, zei ze met „ een gezaggevende deftigheid , zeg my eens „ wie gy wel denkt, dat Juffrouw Adeline „ van u beiden tot Gemaal zoude nemen „ „ wanneer zy genegen mogt zyn te hu„ wen ? — Om die twyffeling te beflegten , ], zyn wy eigentlyk hier gekomen , gaven „ zy ten antwoord: fn Zo dat zy dan tot den Overwinnaar zoude moeten befl«iten ? nm hernam Rozali*; byaldien gy van dit begrip „ zyt, Myn Heeren, vervolgde zy, doedl „ gy dwaas elkander den hals te willen breken , want die haar 't minst behaagde, zou„ de kunnen overblyven ; daarenboven, al ,' was zulks zo niet, gy kunt wel begrypen,1 „ dat Juffrouw Adeline zo ontaard van eer en deugd niet is, om haare hand aaneen "„ Moordenaar te willen geven. Dus zoude ik ., u raaden, uw voornemen te laaten vaaren. I en ftellen aan de keuze uwer Minnaresfe* „ om de uitfpraafc over uw beideï lot te n doen.", na  De beflisfende tooa waarop Rozalië het liani , fcheen een gewénfchte indruk op de verbitterde gemoederen te maaken; zykeeien elkander mer verwezenheid aan, beleden hunne dwaasheid , gaven myn Vriëndi» volkomen gelyk, ftaken hunne degens op, kleedde zich wederom aan, en gingen van icha'amte, om hun belagchelyk bedryf , de tkamër af, zonder myne uitfpraak aftewagten, welke Rozalië hen zeide, voor geen hunner leide gunftig te zyn, dewyl ik in myn Vaderland reets was verloofd. Hoe ontfteld ik noch was, ik moest my 3nderdaat verwonderen over de betoonde fkloekmoedigheid van myn Vriendin in zulk «en neteliggevai; hoewel wy naderhand haröelyk moesten lagchen, Om de fnedige vin. ding, dooi- middel 'van dewelke, zy een eindde aan dit zonderling tweegevegt had ge-» maakt, daar de Pedant en de Poltron volkoanen in hadden doorgeftraald. Dit kwam my te overtuigen , dat de waare Heldenmoed in géene Woorden maar zaaken beftaat, en zy »dit Sctioawfpel mogelyk enkel en alléén fcbec•Jien aangeregt te hebben, om myne eerbaarheid op den, toets te falten; ten mjnften, wy wis-  wisten geen van allen , zo wel als den Baron de Clerval, wat wy van deze wonderlyke omftandlgheid zouden denken, wanneer op 'toogenblik dat wy onze Reize ftonden te vervolgen, en ik gereed was in 'tRytuig te flappen, my door een Onbekende een' Briev wierdt in handen gedopt, welke ik van den volgenden inhoud beyond te zyn. „ 'tls met een overtuigde fchaamte, Mem juffer , dat wy zyn wedergekeerd van ee„ ne zwakheid , die ons beiden even zeerde ö zinnen heeft verbysterd gehad. Dit mis„ veriland te herftellen voor de oogen eener M Vrouw,die door haarefchoonheid endeugd, „ alle gezond oordeel in ons heeft uitgedooft, „ is volftrekt buiten ons vermogen , doordien „ wy hierdoor zomtyds in nieuwe bekoorin» „ gen en verfoekingen zouden kunnen Avor„ den gebragt, die ons veelligt noch grootec „ zottigheden mogten doen bedryven. Want „ aan zulke krankzinnigheden is deMin onder„ worpen, dat zytot.de grootfte Verftandert „ zelfs, niet fpaard, om de belaggelykfta „ uitfporigheden te plegen. Wy willen daars, om hoopen en vertrouwen , dat de tyd en t, uw afzyn , ons verder van alle Dolle Lief* H 4 i» de*  5s* «fr——,y „ devlaagcn zal genezen, en eer gy weder ,, in u Vaderland te rug gekomen zult „ zyn, wy ons ook wederom in redelyke „ Mcnfchen herfchept zullen zien; fchoon gy u altoos met den roem kunt blyven „ vleijen, van fteeds de Opperheerfcheresfe „ aller Mannelyke harten te zullen zyn , in .., welken Oord des Werelds gy u ook mogt „ komen te bevinden, enz. Deez' Briev was door beiden myner Minnaren ondertekend; doch welker naamen ik ïn de vergetelheid begraveu hebbe, om geen aanftoot te geven. Ik was ondertusfchen verWyd , dat deeze zaak zonder kwaade gevolgen was afgeloopen, en zy zich wederom hadden verzoend , al was het maar ter liefde van myn Jonge Losbol, om wien ik nog een geruimen tyd veele aandoeningen in myn hart gevoelde; want, zonder hem te veellofs ra te geven; hy was een volmaakt,fchoon, wellevend, minnelyk en gefpraakzaam Mansperzoon, in wiens gezelfchap, geen Vrouw, van verdriet of lusteloosheid, behoefde te* Wagen. Maar laaten wy d'een en d'andervoor *ltyd uit onze gedagten bannen, en onmidSelyk onze Reize vervorderen; op dewelke 003  IBS ms den Baron de Clerval, weder kwam tevergezellen. Want, nlettegen (taande hy van Befaneon geboortig was , gelyk wy eldere hebben geiegt, en 'er nog eenige Nabeilaandenhad woonen, 'zyne Landgoederen waren echter omftreeks Rbeims in Champagne, gelegen; wervvaarts hy ons rccts in voorraad had'genodigt, en waartoe wy onze eenpaarige toeftemming hadden gegeven. De éérst aanmerkelyke Plaats daar wy aankwamen , was Montbelliard, op de Grenzen van denElzas in 't Francbe Comtê, werdende byna voor onwinbaar gehouden, als hebbende zeer hooge Wallen, en een vry groo. te en fterke Citadel. De Stad heeft maar drie voornaame, doch lynregte ftraaten, en de Inwooners belyden 'er de Gereformeerde Religie. Vervolgens reisden wy op Béfirt , een klein fterk Steedje, daar niets byzonders van te zeggen valt, dan dat het van een goed Kasteel is voorzien. Hier van daan, kwamen wy over Colmar, Oud-en Nieuw Bri. facb, Scblejiat en andere veel geringer PlaatTen, op Straatsburg; alwaar myn Oom, voornemens was zich eenige tyd op te houden, 'er alle, de door den Baron van Qerval, H 5 van  van verhaalde Byzonderheden, niefgemakifc, iunnen befchouwen. Straatsburg is de Hoofdfiad van den Opper-en Neder-Jtera/, zynde op zich z*l* ven eene Provintie, die aan het Duitfche Ryk is grenzende; «romende den Rhyn omtrent een kwartieruurs van de Stad. Deez* Landflreek is over 'talgemeen, zeer vrugtbaar, onaangezien 'er de Lucht vry koud is. HetKoorn, de Wyn, Hennip, Tabak en allerlei foorten van Boom - en Aardvruchten , groeijen 'er in overvloed. Men heeft 'er overheerlyke Weilanden en menigte Bosfchen. Ook zyn 'er verfcheide Silver.Lood en Kopermynen ; als mede veele uitgelezerie Marmergroeven, en in 't klipgebergte, Jaspis en Agaat-aderen van groote Waarde; De Stad zelfs, is buitengemeen groot en naar de Duitfche fmaak, vry wel betimmerd; wordende gehouden voor een' der fterkfte Vestingen van 'tKoningryk en de Sleutel vanDuitschland. Bovendien, is ze nietminder aanmerkelyk, door haare aloudheid en rykdom. Men noemde ze eertyds Argentina, welke naam de Italiiianen en Spanjaarden haar nog huidendangs geven. Betrcffenr . de  *g«99e£> 1*3 de deszelfs Aloudheid; men rekend die afiomftig van den tyd des Patriarchs Abraham, en naderhand door Julius Cijar onder de Roomfche Heerfchappy gebragt; vervolgens aan het Duitfche Ryk gekomen, en daarna aan Vrankryk afgeftaan. Straatsburg ligt op een uitgeftrekte en vrugtbaare Vlakte., ea werdt doorfneden van de Rivier de Til, over dewelke twee fteene en vier houte Bruggen le-gen: Die over den Myn, is byna een ■ kwartieruurs lang en mede van hout. De Stad moet kragtdadig bevolkt zyn, nadien raen ons het getal der Inwooners, op meer dan veertig duizena begrootte. De huize» zyn 'er voor 't ultterlyke net gebouwd, maar van binnen gantsch niet fierlyk betimmerd. Den Burger is 'er echter redelyk befchaaft, fints de Stad onder de Franfcha Monarchyis geraakt, volgende de Gewoontens , Zeden en Leevenswyze dezer Natie. Men teld binnen Straatsburg, maar dris Mans en even zo veel Vrouwen - Kloosters- doch 'er zyn verfcheiden Kerken die allen wel waardig zyn , gezien te worden, Onder anderen is de CatbtdraleKz*. toegewyd aan otas üw /rww.-ae alleraan^  nierkelykite ; konnende omtrent het Rak van bouwkunde, een' der fraaifte van Europa genoemd worden. Men gaat dezelve in, door een overpragtig Voorportaal, rondsom omgeven met Beeldwerken, gelyk die te Parys. De Deuren , die van geëtst koper zyn, is benevens al het binnenfte dezes Tempels, befchouwenswaardig; en, alhoewel den opftal van dit trotsch Gevaarte, niet allefints even fierlyk is, konnen de nieuwsgierigen, 'er nochtans hunne oogen aan verzadigen. Toen de Roomfch Catholyken in 't bezit dezer Kerk zyn geraakt, heeft de Kardinaal van Furpmberg 'er destyds een pragtig Altaar doen opregten, omtrent den ingang van 't Choor, zodanig, dat het van alle kanten kan worden gezien. Het verhemelte is echter maar van hout, hoewel fterk verguld, en in een uitgelezene fmaak gebecldwerkt. Het Kapittel dezer Kerk, beftaat in 24 Kanunnikken , welke* altemaal Princen, Graaven of Baronnen zyn ,. die den H. Dienst bywoonen in bontevellen Mantels of Overkleden ; zommigen groote blonde Paruiken dragende , die hen tot op den middel hangen. De Tooren dezer Kerk, is van een Piramidaalsch makeley, zo hoog verheven, dat men  tnen zeggen zoude, dat ze zich in de wolken verloor, hebbende 574voeten; althans, haar wederga is mogelyk niet in de gantfche Wereld te vinden. Zy is zamengefteld van roodarduinfteen, alomme verfierd met:G«tiscb Beeld-en Loofwerk. Men kan deez Tooren beklimmen door middel van vierafzonderlyke wenteltrappen, ter hoogte van 654 treden ; welke trappen om hunne konftige bouwwyze , elks verwondering verdienen. Boven de oppervlakte dezer Tooren. is een groote Waterbak of Regenput, om in tyd van Brand, genoegzaame voorraad van water ter blusfing te hebben Het klokkenhuis is voorzien van t6 Klokken, waarvan de grootfte 18 duizend ponden weegd. Onder dezelve is 'er ook een van gegoten Silver, ter zwaarte van 15 duizend ponden, die maar tweemaal 'sjaars, en Wel op Kermistyden, werdt geluid. Ten tyde van openbaare Vreugdebcdryven, word deez' Piramidaale Tooren , Geïlluminurd, door middel van fakkels of flambouwen, die door rondsomme daartoe gewrogte gaten of openingen, werden uitgeftoken ; makende, zo men ons zeide, een' allerverrukkelykfte vertooning, 0? de wyze als by ons  te Land wel met lantaarnen gefcb.ie& Het Uur-of Speelwerk dezer Kerk j. een meesterftuk terAftronomh en Konstwerktuigkunde, wel waardig om aan te tekenen overmits 'er veele Vreemdelingen derwaarts om reizen - Men verdeelt het in dri.eHoofzakelyke deelen. Deeerfte of benedenfle deizeiven, fchynt ter onderfchraging der twee anderen te verdekken. Het bevat drie Tafereelen of Schildenngen, met een rond in de midden en twee vierkanten aan de Zyden Het rond heeft drie byzondere Cirkels, namëlyk twee beweeglyke en één ffilftaande. De eerde of builende Cirkel heeft in deszelfs geheelen omtrek, tien voeten diameter en doed deszelfs omloop van de linker naar de regterzyde, flegts éénmaal in 'tjaar De tweede Cirkel, die négen voeten diameters beflaat, doed de.zelfde werking en tekende eertyds alie de Feest- en Vastendagen voor een gantfche Eeuw. De derde Cirkel i„ 't middelpunt der twee anderen zynde verbeeld het Duit-fche Ryk, benevens dé Stad Straatsburg, doch flrekt alleenig tpt.fieraad. De  4- - > Ete Vier Werelddeelen zyn gefchlldert in de hoekef! ,tusfchen de welke ook de nacht en de dag zyn afgebeeld. Voor deze Schildering Ziet men een Pêlikaan, torsfende een Wereldkloot op zyne Vleugelen. Op deez3 Chbe, welke binnen een yzer hek befloten is, ziet men de Zon en Maan , die hunnen loop in den tyd van azuren voltrekken door denZodiak of Dierkring. De vierkante Tafereelen, die zich ter wederzyden bevinden , plagten de Eclipfen van Zon en Maan aan te wyzen, maar dit alles werkt niet meêr. De tweede verdieping of omgang van uit Uurwerk is nog voor een gedeelte in werkzaamheid. Het bevat een groot Schild-ery, op 't midden van 't welke, eeu Afirolabiura voorkomt, aanwyzendc den loop der Hemeltekenen , met de Vier Jaargetyden rondfomme. Boven 't zelve is een Uurwyzer, de uuren en minuten aanduidende, en wat Iaager, de zeven dagen van de Week „• verbeeld door de zeven Planeeten , gezeten op hunne Triomfwagens. Hier boven ziet men een zoort van Zonnewyzer , in 't welke zich het aangezicht eener Maan vertoond; die deszelfs verfchyning, aanwas en afnee* ming  ming: tekend; zynde dit alles verzeld vi8 Leeuwen, Tygers en andereGediertens ,die altemaal hunne eigenfchappelyke Hemmen plagten te laaten hooren. Voor 't overige verwonen zich ook nog, twee kleine En1 geitjes , waarvan den eene een Scepter in de hand heeft, waarmede het op 'tUurwerk flaat, terwyl den ander, een zabel rond zwaait ,a ls het uur komt te verfchynen en den Haan gekraait heeft. Het derde gedeelte van dit Gevaarte is opmerkelyk, wegens een geestig Beeldenfpel en de uitvoering hunnes klokkengcllag. De vier Ouderdommen of Tydperken des Menfchelyken Leevens, zyn door gevoeglyke figuuren afgebeeld. Ieder kwartieruurs komen zy te voorfchyn, en gaan beurtelings heen om de kwartieren op kleine klokjes te flaan. De dood verfchynt telkens mede , gaande voorby leder Tydbeeld, voortgedreven wordende door een verrezene Christusbeeld; die dezelve nochtans vergunt het uur te liaan, om hen alzo aan de onzekere uure des doods te doen gedenken. De Kap van dit Tafereel, is verfierd met eenige Beeldjes, fny.en loofwerk. Te*  < -J-'-jg» '«9 ,Ter zyden van dit konilig Uurwerk J is een hoogverheven kas of Arke, die de tegenwigten en onderfcheidene werkraderen be. fluit. Boven op dezelve ftaat een koperen Haan , met de nodige werktuigen opgevuld, gevende door zyn kraaijen te kennen,wanneer het uur zal flaan. Hy rekt als dan den hals, klapt met de wieken . en bootst het Hanegekraai naar. Het dunkte ons nochtans , dat zyne ftem wat aan de verroeste kant was, zekerlyk door dé langduurigheid zyner werking, gelyk het gemeenlyk met diergelyke Kunstwerktuigen gaat, -die hun Maker ontberende, in kwaade handen vervallen, die eindelyk het een en ander bederven. Copcmicus, zo als men ons zeide , zoude 'er den uitvinder van zyn geweest j wiens Beeltenis nog te zien is beneden dit Gevaarte, in eene derLystwerken. Na dit alles, is de Citadelle.van Straats-iurg mede 'bezienswaardig, beftaande in Vyf Bastions met hunne Batteryënen gefchut, benevens Vyf fterke halve Maanen. lodcwyk de XIV. heeft onnoemelyke fommen aan dezelve te koste gelegt. Nochtans zoude met al dat,.de Stad zeer bezwaarlykte be111, Dikl l wa  na - *g - \ty waaren zyn , wyl ze te overtollig groot ei» te open leid, zo 'er geen fterke Forten op den Rhyn waren aangelegt, om dezelve te beveiligen. Den beroemden Maarfchalk de Vauban, heeft de meeste van dien onder zyn opzigt en bestier doen aanleggen. Het Stadhuis, is een groot vierkant Gebouw , hebbende twee uitftaande Vleugels welkers voorgevels met ouwerwetfe Schilderingen praaien; doch van binnen moet men 'er de fraaijigheden niet van verzuimen te bezigtigen, gelyk mede van het Gouvernement en Bisfchoppelyk Huis, het Arfenaal, alwaar men nog de Wapenrusting van den grooten Gustavus Adolpbus, Koning van Zweeden, ziet; Benevens de Ontleed-of Snykamer, de Stads-Magazynen , het Burger-Gasthuis en Militair-Hospitaal, welk laatfte Gebouw byna dat van Parys evenaard. Men liet ons hier wyn drinken, die men zeide, by de 200 Jaaren oud te zyn. Ook is de Schouwburg overwaardig om gezien te worden, zo wegens deszelfs bouwkunde als gemakken, vooral by tyden van onverhoedfe brand; dewyl 'er een menigte deuren aan zyn, om het gevaar te kunnen ontwyken, AI  Alle deze Gebouwen in 'tbreede te befchryven, zoude ons te verre van de weg afleiden, waarom wy het by de enkele aanhaling deszelven, zullen laaten berusten , en itenbefluitzeggen • datden omtrek van Straatsiurg, veele Buitenplaatzen en de alleraangenaamfte Wandelingen bevat, inzonderheid, de plaats die men de Groene Kamer noemd, i alwaar men een foort van priëelen vind, daar een Gezelfehap van meêr dan tagtig Perzoonen, aan verfchillende tafeltjes kunnen zitten, op de wyze als by ons te Am! Jlerdam, de Stadlander en andere buiten Her; bergen, zyn ingericht; behalven, dathierde jSpeel.en Danspartyën, deze foort van uiti vlugten, merkelyk verluisteren. f 5 XVI. HOOFDE  Verdere Reize van Adeline Lotharingen te maaken; weshalven'ei dezamenleeving ten hoogden uitlokkende en be'haaglyk is. _r,„  iTand, de Hoofdflad dezer zogenoemds Provintie , welke wy, behalven meêr andere niet onaanzienelyke Steedjes, bezagen , was eertyds het verblyf der Hertogen van Zotbaringen, alwaar nog veele Rykdommen en Zeldzaamheden te zien zyn. Die Stad was wel eer een fterke Vesting, maar is thans geheel geflegt Van hier begaven wyi ons op Toul, een redelyke groote fraaije Stad, met fchoone Muuren en Graghten omgeven; hoewel 'er anders niet veel byzonders van te zeggen valt.. Vervolgens reisden wy op Metz, 't welk een redelyke uitgeUrekte Plaats is, liggende in eene aangenaaane en vrugtbaare Valei, en befproeid van de Rivier de Moe/el. De huizen zyn 'er net gebouwd, en de Domkerk, een meesterftuk der Bouwkunst. In dezelve ziet men een Wy waters-Vat, van rood porfir, hebbende de grootte van meêr dan tien voeten in den omtrek. Behalven deze Kerk, zyn 'er nog meêr anderen, als ook verfcheide aanzienelyke Kloosters. Metz is een' dier Franfche Steden ^ alwaar de Joden mogen huisvesten; doch moeten zo wel Zomers als 's Winters, altoos een lange Mantel dragen , en een neerhangende baard aan de kin, om zien  Efch van de Christenen te onderscheiden. Voor 'toverige is de Citadel 'er vry fterk, eu bekwaam , een goede tegenweer te bieden ; en de Inwooners 'er zeer handelbaar en beleeft. Na Metz , gingen wy ook de Stad Verdun bezigtigen, welke zeer aangenaam gelegen is in 't midden van de weeligfte Landsdouwen en bekoorlykfte wandelwegen. Men heeft alhier verfcheide Abtdycn, Kloosters , en andere Geestelyke Ge* ftichtcn, veel fraaije pleinen, ftraaten, huizen en andere merkwaardigheden. De Conlituuren zyn hier zeer beroemd, en zo gemeen , dat men ze in plaats van boter op 't brood gebruikt; inzonderheid :s 'er de Anifette voortreffelyk goed en geiigt: Kortom, gedurende het kort verblyf, dat wy 'erhielden , genoten wy 'er veel vermaak en ge. noegen, Wy vertrokken verder op Chalons, een' der voornaamfte Steden vmChampagne ,zoin grootte.fraaite.rykdommen als andere gunftige bevoorregtingen; en ook daarby veel aanzienelyker, dan de Stad Oalons in de Pwvintie Bourgondiër Deszelfs gelegenheid 5s bovenmaten aangenaam, dewyl ze in cca verrukI 4 ^  335 i> kelyk Dal is gelegen en de Rivier rfc Marne haare muurenbefpoeld De Gebouwen eu huizen zyn 'er byzonder keurig betimmerd, en van een foort van witte krytaarde gebouwd, gelyk ook de Toorens en Stadsmuuren; 't welk een' aardige vertooning geeft. De Straaten zyn 'er vry breed, en de wandelingen zo ilreelende, wegens de. lange Dreeven en lommerlyke Geboomtens, dat 'er niets verj-ukkelyker noch voldoenendervoor 't gezicht "kan worden uitgedagt. Bovendien is de Stad treffelyk wel gefchikt voor den Koophandel, die 'er een menigte koopluiden naar toe trek>ken en dezelve doed floreeren. Men heeft 'er verfcheide pragtige Kerken , dertien Pajochiën , een evengelyk getal Kloosters, en ook zo veele Bruggen , die deBoven-en BenedeRftad en haare Voorlieden , te zaamen vereenigen. Met één woord, zy diehunleeven aangenaam willen verflyten, konnen niets beter doen, dan dezen Oord tot hun verblyf te verkiezen , dewyl de zamenleeving ""er allervoldoenenst en de leevensmiddelen zeer goedkoop zyn: Ook zyn'er de Vreemdelingen bovenmaten gezien, en werden 'er alle eerö en agting bewezen. Voor 'toverige, is Ctalm vry &erk door haare hoogebe- muii-  ïnuuringeu en waterryke Graghten , hebben-, de Franciscus de I. de Stad oudtyds van goede Fortificatiën doen voorzien. Men zeide ons, dat het in den omtrek dezer Vesting was, dat Attila , Koning der Hunnen in den Jaare 450. door Koning Merovetu verflagen wierdt', en meêr dan negentigduizend dooden op 'tflagtveld liet leggen. Na een verblyf van vier dagen te dak** te hébben gehouden , begaven wy ons op Rbeims, niet alleen berucht wegens de zalving der Koningen van Vrankryk, die >.er gefchieden, maar ook om deszelfs aloudheid en Gedenktekenen; gelyk aftemeeten is aan de vervallen overblyfzelen van het Fort Cé/ar; 't wélk 'er niet ver van afgelegen is. Jutius Cé/ar maakt ook in zyne Aantekeningen , verfcheidemaalen gewag van de Stad Rbeims, als van eene der magtigfte Vestingen van gantfch Gaulen. Dezelve is in den omtrek meêr dan een myl groot, voorzien van hooge Toorens en fterke muuren , welkers fteen buitengemeen wit is. De Huizen en openbaare Gebouwen , zyn 'er voortrefTelyk net getimmerd: Ook zyn 'er binnen Rbeims, verfcheide groote Markten en Vlaktens, inI s zon-  13* zonderheid die , waarop het overpragtige Raadhuis ftaat. Buiten 'tzelve, zyn 'er te zien, de Kloosters derBarrevoeters, Dotninicaanenof Preekheeren, Kapucynen en andere Geestelyke Gehuchten en Abtdyën; benevens een vermaarde Univerfiteit , welke door den Kardinaal Karei van Zotharingen, Aartsbisfchop dier Stad, in den Jare 1517. is opgericht. De Compagnie Schuttters, maakt te Rbeims een aanzienlyk Ligchaam uit: Wy zagen ze hunne Oeffeningen meermaals met veel genoegen verrichten in de Schutters Tuin; die overheerlyke Wandellaanen an menigte Zeldzaamheden bevat. De Ridders dezer Schuttery, lieten in den Jare 1687. ter eere van Zodcwyk de XIV. in de grootte Allee dezer Tuin, een Standbeeld voor dien Vorst opxegten, ftaande op een vierhoekig Pcdeftal, ep dewelke zyn uitgehouwen,Hercules, Mixerva en Mars. De Aartsbisfchoppen van Rbeims, Eerfte Hertogen en Pairs van Vrankryk, bezitten > 20 zy voorgeven, het Recht des Konings zalving van den tyd van Clovis af; doch an- de-  H9 fleren ftellen die eerst na de Zalving van Lodewyk de 1. die 'er een onherroeppelyke Wet van maakte , toen hy de Kroon van Paus Innocentius * H. ontfing, die te dier tyd een Ccncilium in deze Stad vergadert had tegen • den Anti Paus AnacUtus. Deze Wet hebben zyne Opvolgers altoos heiliglyk naargekomen . uitgenomen *** * IV. die ztch te Owvm liet huldigen, vermits hy wegens de Burgerlyke Oorlogen en Onlusten , geen bezitter van Rbeims was , toen hy tot de Kroon kwam. Van alle de Kerken die men in deze Stad beeft vonden wy de Métropolitaane of Aartsbisfchóppelyke . een'der pragtigfte en volkomenfte van 't gantfche Koningryk. Hoe zeer dit gevaarte in allen opzigte als een mirakel van de Kunst moet werden aangemerkt, moet men tog boven al de bouwkunde vandeszelis Voorportaal gadeflaan, 'twelk zo hoogverheven is als dehoogfteTooren, en zo wonderbaar gewrogt, dat men ze byna boven natuurlyk, ja Goddelyk zoude kunnen noemen, waarom men gewoon is te zeggen , dat, om een volmaakt Kerkgebouw te hebben, het Koor van >i« . de romp van de Keik  van^foifViw.het Voorportaal van die vznRheimt, de klokken van Chartres, en de Toorens vai* Parys, zamen gevoegd moesten zyn. Deez' H. Plaats is ondertusfchen des te aanmerkelyker, om dat, volgens de getuigenisfen, St. Nikolaas benevens zyne Zuster Eutropfa en menigte andere Christenen, 'er door de Hunnen de Marteldood zouden ontfangen hebben, en 'er in deze Kerk dagelyks door 67 Kanunnikken wierdt Dienst gedaan. Behalven dit onvoorbeeldelyk Tempelgevaarte, is'er nog een tweede, tocgewyd aan denH Hemy,v/el eer Aartsbisfchop dier Stad, in wiens Graftombe, geplaatst in 't Koor agter het groot Altaar , de dierbaare fchat der Heilige Olie, betraande in een roode lymagtige lioffe, werdt bewaard ; waarvan men zich by de Salvingen der Koningen bedient. De deur van dit Graf is verrykt met Paarlen , Robynen , Smaragden en andere kostbaareGefieentens , en verfierd met de twaalf aloude Pairs van Vrankryk, welke in hunne Plegtgewaaden zyn afgebeeld. De voorzyde dezer Tombe, ter plaatfe daar dezelve wordt geopend , is verlicht door verfcheide lampen , door middel van dewelken , men een yz.er Hek  Ui Hek gewaar werdt, dat 'er den Ingang van befluit. tegen over 'tzelve , ziet men een Bisfchop gezeten, dieeenPrincesfefchynttoe tefpreken, welke voor hem ligt nedergeknleld, midlerwyl een Diaken, een opgellagen Boek in hunne tegenwoordigheid in de hand houdt. Men moet ook niet vergeten, met opmerking te beichouwen , alle defraaije Zuilen en Kolommen, tusfchen dewelke de Hertogen, Graven en fairs van Vrankryk voorkomen, mitsgaders het filvere Loofwerk, welke de StaatelykePlegtighedender bewuste Zalvingen verbeelden. Aan de bovenzyde van 't groot Autaar, zyn de Re liauiïn en Gedenktekenen van St. Jtemy en die van Paus Léo; als ook in 't Choor. de Gramtomben van Lodtwyk do IV. en V.en meêr anderen. De (beruchte Triomfboog, naby de Poort vznMars, is een overoud Gedenkftuk. t welk niet minder befchouwenswaardig is, dan alle de andere Zeldzaamheden van Rbetn* ja zeifs die van geheel Vrankryk overtreffende. Dezelve is zamengefteld uit drie Beogen , agt groote Kolommen en andere ByLr den , alle naar de Corintbiftb, Bouwer-  *43 €=5=525* der. De middelfte Boog is 3S voeten hoog en 15 breed. De beide anderen hsbben de hoogte van 30 voeten tegen 12 breedte, en , 't gantfche Voorwerk of,Frontispice, 110 voeten in zyne uitgeftrektheid. Dit Gedenkteken, zeide men ons, wierdt eertyds de Poort van Mars of Noorderpoort vva. Rbeims geheten; doch bleef tot den jare 1544/onder de grond verborgen, en in 't jaar 1595. wierdt de Boog van Remus en.Romulus, uit de aarde opgedolven, maar de twee anderen eerst ontdekt omtrent het jaar 1677. Eenigen beweeren, dat dit Gevaarte een Triomfboog was, dewelke zoude zyn opge* richt geweest ter ecre van Julius Cé/ar, ten tyde dat men onder de Regeering van Augustus, de groote wegen baande ; terwyl an-i deren voorgeven , dat dit Gesticht niet van de Eerste Eeuwen herkomstig is, maar ge„ bouwd zoude zyn op last van Keizei' Julianus~ toen hy van zyne zegepralende .Overwinningen uit Duitschland komende, door de Stad Rbeims naar Parys toog. Hoe het zy, het viel zeer moeijelykte beflisfen,zeide men, onder  143 :ander welkeen Keizer dit gedenkteken was gefticht, dewyl niet alleen de hoofden der Beeltenisfen , die in de Voorgevel voorkoken, meestal befchadig zyn, maar ook de plaats zelfs, alwaar men gewoon wasdeSyl fchriften te (lellen, geheel vernietigd, is met alles wat boven in de kornislen zien opuoea. Dit dorst men ons evenwel verzekeren, dat het een Triomfboog was geweest , welke ter eere van den toenmaligen Keizer , en tot roem van de Stad Rbeims, was opgericht, uit een gevolg van eenige behaalde Zegepraal ; waarvan nog blyken waren te zien , zo van binnen als van buiten dezes bouwerks. 'Er deeden zich ook meêr andere redenen op, om te gelooven, dat deez' Triomfboog op last van Julius Cêfar was gebouwd , of ten minden , ter eere van dien Keizer, dewyl het zeker was, dat Cêfar een uitzonderlyke agting aan de Burgers van Rbeims toedroeg. Dus is het waarfchynlyk, dat zy hem in erkentenis dezelve oprichtte , in welk vast denkbeeld, de Beeltenisfen , waarmede dit Konstgevaarte is pralende, de meesten komt te dyven, als hebbende allen eenige overeenkomst en gelykenis met de tyden van Cêfar. In *e retter Boog, ziet man de Roomfche Wol»  ?44 «(«Ji- Wolvinne; met Rêmus en Romnlui; die zoude gezoogd hebben, afgebeeld , en inde vierkanten van 't zolderftuk, den Herder Faufiuhu met zyne Huisvrouw Laurentia-, welke deze twee jonge Kinderen , de Wolvinne onttogen hebbende, dezelve tot den ouderdom van 18 Jaaren kwamen op te voeden. Ook ziet men in 't middelde gewelf, de vier Getyden des Jaars, benevens de ia Maanden, en in de beide andere binnentoogen; eenige Zwaanen afgebeeld. Zy, die volftrekt ftaande houden, dat dit Gedenkteken ter eere van Julius Cé/ar zoude zyn geftigt, verzekeren, dat deze Zinnebeelden hier gefield zyn , om den oorfprong of geboorte van dien Keizer te verheerlyken; doch 't zoude ook konnen geweest zyn , om te betoogen , dat Rbeims zich am.Romen onderworpen hadde, nademaal zulks het gewoone kenmerk der Steden was, die zich onder de heerfchappy of befcherming der Romeinen hadden begeven. — De Figuuren die in 't middelde Gewelf voorkomen, betoogen, hoe gelukkig zich de Ingezetenen van Rbtims fchatte , van onder den toenmaals heerfchende Keizer te ftaan. De vier Kin- dert-  tjer'jes verbeeldde de vier Getyden des Jaars, wnvyl een zittende Vrouw, de Hoorn des Övervloeds is uitftortende: De twaalf ande» re Tafereelen der Binnenkap, betekenen de twaalf maanden van 'tjaar, hoewel 'er noch maar zeven van zyn te bekennen. — Vervolgens werdt hier de Stad Rbeims, onder der de gedaante eener Vrouw, verbeeld. De Zwaan , die haar verzeld , doed haar voor Léia kennen; en ; dewyl Léda de Moeder van Castor en Pollux is, welke de Goden waren , die aan 'thoofd der Wetten Honden, volgens het geene 'er ons Ccera van zegt, zo^blykt het, dat de Stad Rbeims glorie droeg, van die Regters te bezitten , die zich verdienilelyk maakte door hunne vroomheid en zeden. ——— De Fakkel, die de Mingod in de hand heeft, doed blyken, dat, om de diepe geheimen van het Recht wel te doorgronden, men geen licht noch zugt voor de billykheid dient \e ontbeercn. Byna ieder doorlezen Menfch $ kend de Fabel van Léda , welke van Jupiter, in de gedaante eenerZwaan wierdt omhelsd,midlerwyl ♦deMingod hem met zyne liefdefakkel verlicht» Wy zouden op dit ftuk nog breeder kun* II. Deel. K  J4& «C ¥ nen uitweiden , om daardoor den roem de* Stad Rbeims te vereeuwigen, doch 't is genoeg, dat haare aloudheid door de gantfche Wereld bekend is, cn wy aangetoond hebben , de blyken van agting die ze oudtyds van Julius Cé/ar heeft ontfangen ; wiens oorfprong men door dit Gedenkteken heeft willen verluisteren, wyl hy zyne glorie 'er in fielde, uit het zaad der Godinne Vcims voortgefproten te zyn , en geteeld , door Jalias zoon van Rntas. Byaldien ik te Romen was geweest, zoude ik mogelyk zo veel ophef van deez'Eerzuil niet hebben gemaakt, en totdeomftandige Befchryving van dezelve , my niet verledigt hebben gehad , alzo aldaar , ja zelf door geheel Itótfen,dagelykfchmenigtenOudheden en Monumenten,. uit de aarde werden opgedolven , die deze verre in zeldzaamheid overtreffen. Doch zo diep in de Wereld niet geweest zynde , mag ik my buiten twyf« fel verwonderen, over dingen„ die ik met myne eigen oogen hebbe gezien en nagefpoord, en waardig genoeg keure, om ia myne Reisbefchryving aantetekenen. Ondertusfehen zal ik ten befluit hiervan zeggen, dst  H7 «at Rbeims vopr debewegende oorzaak werdt gehouden, dat Vrankryk tot het Christelyk Geloof is overgebragt: Dat hunne Koningen een geheiligde Olie hebben voor hunne Zalving, Goddelyke Wapenfchilden ter hunner verdediging^ en, voor alle andere Vorften ées Aardbodems, het Koningszeer kunnen genezen. Voor 't overige, handelt deze Stad zeer fterk in Wynen, wolle en zyde Stoffen en andere Manufaauuren; terwyl de omliggende Landsdouwen, overvloeijen van allerlei Aard-en Boomvruchten, Waarom ik myne Landgenooten niet kan ontraden, een Gewest te gaan bezoeken, daar zy den overvloed van alle lekkernyën zullen vinden, en een' aangenaame Maatfchappy; daar de be. fchaafde Wellevendheid, de Weldadigheid en alle andere daar mede evenaarende deugden, die bekwaam' zyn den Vreemdeling tot een langwylig verblyf uittenodigen , op hunnen throon werden gevonden. Overmits wy ons verfcheide agtervolgeude weeken te Rbeims bleven ophouden, om alle de voorverhaalie en andere Hoe zich verder alles toedroeg gedurende myne bezwyming, is my onmogelyk te zeggen; want toen ik voor de éérftemaal myne oogen wederom opende , zag ik my op een pragtig ledikant leggen, voor 't welke myn Vader, (want hy was het inderdaat) benevens myn getrouwe Rozalië, en nog iemand, die ik naderhand vernam een Geneesheer te zyn, waren gezeten; hun uitterfte best doende, om my van myne gedurige flauwtensen bezwymingen, te doen bekomen. Ik wilde by tusfchenpozingen, my zelve geweld aandoen, om myn waarde Vader, die ik op zulk een onverwagte en wonderbaariyk zeldzaame wyze wedervond, te omhelzen, maarikzeeg telkens weder in onmagt, zo dat het my niet mogelyk was, myne kinderlyke plichten te volbrengen , zo als ik wel gaarne wenfchte. Men zal verwondert zyn , dat ik gedurende myne Reize, geen de minste blyk hebbe gegeven gehad, van op dien waarden Vader te hebben gedagt. 'tls waar, dat zulks , in zeker opzigt, een verregaande en byna onvergeeflyk verzuim kan genoemd worden, en ik my enkel fcheen bezig gehouden tehebben, met zaaken, die verre buiten de ver« plig-  «gl > *55 pligtingen van 't bloed helhonden. Doch, als men gelieft te begrypen, dat wy, zedert myn Vaders vlucht, geen taal of teken van hem hadden vernomen, en wy hem dus in een verafgelegen Werelddeel, en 't geen noch wel 't waarfchynlyklte was, geftorven meenden te zyn, ter verzetting van welk droefgeestig denkbeeld, eigentlyk dit Plezierreisje door myn' Oom was ondernomen; zo zal zulks ligt verfchooning vinden, by zulke weldenkende Menfchen, die met geen halfterrig vooroordeel zyn behebt. Ten anderen , kan ik voor de egte waarheid verzekeren , dat ik heimelyk by my zelve , altoos een teergevoelig aandenken van dien brave Vader, die zich alléén ommy zo ongelukkig hadt gemaakt, (gelyk men in 't begin myner Aantitingen heeft gezien ) bleev behouden . en menige traan om zyn fmertelyk afwegen, in myne eenzaamheid kwam te Horten; hoewel niet raadzaam noch nodig oordeelenden om 'er, gelyk de- Pbarifeenm, luidrugtigé bazuinen van te blaazen. De oplettende zorg , dié men onmiddelyk werkftelligde voor myne behoudenis , gevoegd by myne gezonde ligchaamsgefteite- pis  nis, en Jeugdige Jaaren , was van zulk eeri gunltig gevolg, dat iktegeus de morgenftond in een zoete rust kwam intefiuimeren , die my geheel verkwikte en myne onrustige gemoedsbewegingen tot ililftand ' bragten. Zo dat ik by myne ontwaaking, geheel anders, als 'savonds te vooren, te moede was , en my in ftaat bevond, van myn lieve Vader te kunnen omhelzen , fchoon niet dan onder een wederzydfche welmeenende enhartelyketraaneiwloed. „Mag, en kan ik „ myne oogen gelooven ? borst ik uit: Zyt gy „ het myn Vader, die ik in myne armen druk„ kende ben?— Hoe is'tmooglyk,dat gy u „ hier bevind? Waarom uwVerblyfplaats voor „ ons zoo'n langen tyd verzwegen ? — Door „ welk toedoen komt gy op dit Kasteel ? s, Wat is 'er uw. bedryf? Dit waren altemaal op eenloopende vraagen, die ik den dierbaaren oorfprong myn's leevens , zonder eenige tusfehenpoozende ademhaaling, kwam te doen, en welke ik hem de tyd niet liet te beantwoorden: zo vast was ik aan zynen hals gekleefd , en zo fterk overlaadde ik hem met myne liefkozingen en omhelzingen. Jk zag die teêrgeliefde Vader, de fpraak van ?t bloed hadden my hem doen kennen, en de ver-  vervoeringen van myn aantrekkelyk gemoed, overtuigden hem, dat ik zyne Dochter, zyne beminde Adeline was. Wat fterker blyken waren. 'er dan nodig , om onze onderlinge vertwyffelittgen te doen ophouden, en myne brandende begeerte te ontvouwen, voor hem, die ik als myne Befcherm - Engel aanmerkte, eti in wiens boezem ik geen zwarigheid behoefde te maaken, alle myne gevoelens uitteftorten? De nieuwsgierigheid , die ondertusfchen elk om myne welftand betoonde, kwam dit onvoorbecldelyk Tafereel van waare Bloedvérwantfchap, nog grooterkragt en aandrang te geven, door de komst van myn' Oom* die niet alleen op het zien myner toegenomen beterlchap, maar op dat, van ons in elkanders armen zo hartelyk geftrengeld te zien, de Broederlyke Liefde met die des Vaders enDochter kwam te vermengen,en zyn overkropt gemoed te ontlasten, door uitberftende gillen en fnikken; waarvan de enkele befchouwing, de aandoenelykfte ontroeringen in ieders hart moesten verwekken, en de halfterrigfte gemoederen het gevoel der MenfcheltfkUeld ingrieven. Dan,  Dan , nadien den Geneesheer, die de zorg mynor berftelling was aanbevolen, en my onophoudelyk moest bewaaken , bevreest zynde, dat ik door zulke Iterkchartstogtelyke bewegingen, andermaal mogt inftorten, yerzogt hy den Baronie Clerval, dat men my nog eenige uuren ia rust wilde laaten, ten einde myne vorige krachten te konnen hernemen , en beltand te zyn tegens alle voorkomende aandoenelykheden; weshalven ik, uit een gevolg van dezen ftrengen eisch, my, tegen wil en dank, uit de armen myner waarde Vader moest laaten fcheuren. Rozalië, welke maar alléén vergund wierdt omby my te blyven , vermengde haare wel» meenende blydfchap met de myne wegens eene gebeurtenis , die in 'tvervolg al myngeluk en heil moest uitmaaken; maar, hoe zeer wy onze gedagten liepen, over de mooglykheid van 't geval zelfs , wy wisten 'er de knoop niet van te ontwinden , en moesten gedult nemen , tot dat wy het geheim daarvan, uit de mond van myn Vader zelfs, zouden hebben verdaan; die, voorzo verre Rozalië had weeten te onderfcheppen, de hoedanigheid van Slotvoogd, Rentmeester, «f  of Beftierder der Landgoederen van den Baron de Clerval, fcheen te bekleeden. En , 'tgeen my hl dit gevoelen kwam te fterken , was de blykbaare agting, die ik by deze gelegenheid , door den Baron aan myn Vader haa zien toedragen; 't welk my niet onaangenaam konde zyn, overmits ik hierdoor niets van de vriendfchap onzer doorlugtige Reisgenoot zoude behoeven te verliezen , noch in 't geval gefield worden , my voor hem te moeten vernederen , door de verpligtingen die myn Vader oogfchynlyk voor hem hadde. •Ik zal met ftilzwygen voorbygaan, alle de Verwisfelende omftandigheden, die van 'técrfte oogenblik myner aankomst op dit Kasteel, tot op myn volkomen herftelling , zich toedroegen , waar mede omtrent vier dagen verliepen, eer ik die geruste gemoedsgefteltenis bezat, welke tot hetbywoonenvan alle de vermaaken vereifcht wierdt, die den Baron tot vervrolyking zyner Gasten kwam aanteregten , en niet alleen dagelykfch van on. derwerp verwisfelde, maar ook met de tegenwoordigheid der aanzienlykue Perzoonenuit de Nabuurfchap, wierden verluisterd; beftaan4e deze vcrmaaklykhcden, hoefdzaaklyk in  Gastmaalen, Concerten, Bals, Vuurwerkeni Jagtpartyën en andere foortgclyke uitfpannin* gen .dewelke ons de tyd niet gaven, één éénij «ogenblik van verdriet te klagen. Alvoorens evenwel het zoet genot dezer aangenaamheden te fmaaken, was ik niettemin, ten hoogden begeerig, om van myn teergeliefde Vader te verdaan, de wedervaringen die hem zedert zyne vlucht uit zyn Vaderland, waren bejegend, en door welk toedoen hy eigentlyk onder de befcherming; van den Baron de Clervcl was geraakt; want. wat onze gedaane Reis aanbelangde, en alle de ontmoetingen die wy in Vrankryk hadden gehad , hiervan had ons Gezelfchap reets een omdandig verfiag aan myn Vader gedaan. Eii deze waren op hunne beurt, nn mede nieuwsgierig, naar de Gevallen van deez' rampfpoedigen Zwerver, zo als by deszelfs Verhaal kwam te blyken , dat hy wezentlykwas geweest, tot op de tyd dat hem de Baron onder zyne befcherming had genomen. Myn Vader bepaalde daartoe een dag, dat het regenagtige weêr ons vry fprak, van eenige hinderlyke bezoeken te zullen ontfangcn; wanneer wy op een der fraaije Gal-  leryën van het Slot, by eikanderen in eenen ronde kring gezeten zynde, hy het woord in dezer voegen opvatte. „ Het zal niet nodig zyn, te herhaalen; „ ving by aan, om welke reden ik myn Va„ derland kwam te begeven: Het denkbeeld „ van een Man te hebben gedood, was vol„ ftaande, om my alle mogelyke fpoed tot n myne ontkoming te doen maaken. Ik be„ zat oordeel enverftand genoeg, omtebe„ grypen, dat in dergelyke Gevallen, veel„ tyds de onfchuldigen met de fchuldigen. „ komen te vergaan; hierom was mynéérfte» „ zorg; om de vervolgingen myner Rechters „ te ontvvyken. Ik kwam in de allergrootfles w verhaasting en ontfteltenls, affcheid myner „ Egtgenoote nemen , ftak een goede voory, raad Geld en Juweelen by my, en beloofde „ haar, zo dra ik in veiligheid zoude zyn,; „ haarberigt van myn verblyf te zullen ge„ ven. Zo dra ik op de ftraat was, bezefte „ ik eerst de moeijelykheid , van' midden ia. „ de nacht buiten de Stad te geraaken; dus „ zoude ik haast wederom van befluit ver„ andert zyn, en alles op het los geval heb„ ben laaten aankomen, zo de vrees van onÏH. Deel L „ der"  „ der verdenking te vervallen , my niet had „ wederhouden, en de list had doen ver„ zinnen, om door verwisfeling van kledeif ren, die ik by eeri vertrouwd Vriend van „ my, kwam aantetr'ekken; aller oogen te „ verblinden. In zulk een onbekend gewaad , * begaf ik my naar de Buitenkant, om aldaar 99 gelegenheid tot myne verwyderlng te zoe„ ken; want het fchynt, dat men in dusda„ nige netelige omftandigheden, waarinonze s» eer en leeven gevaar loopen, niet alleen „ Vrouw en Kinderen, Vrienden en Maast gen, komt te vergeten , maar zelfs het ge„ heele Menfchdomtragtte ontvluchten, om ï, de behoudenis van ons eigen zeiven. * Onmiddelyk in een van die huizen ge* « raakt zynde, daar de Jeugd hunne gezond* „ heid en goudbeurs voor de ontugt gaan verwisfèlen, maakte ik welhaast kennis met a een Stuurman, van wien ik ter zyde ge„ hoord hadde, dat hy binnen weinige uuren ,» zyn anker ftond te ligten, om naar eene „ der Franfche Havens van de Middelandfche j» Zee te ftevenen. Ik vroeg hem, of hy w noch niet iemand benodigt hadde, dat ik » wel lust hadde, mede een togtje derwaarts * „te  'l te doen ? Hy antwoordde my van ja, en „ wy maakten zamen oogenblikkelyk ac„ coord ; waarna wy vervolgens ons met zy„ ne Boot aan boord lieten roeijen, welk „ Schip met Elf koppen was bemand, be„ vindende ons, eer den dag volkomen was „ aangebroken,reets buiten'tgezigt vanAm~ „fierdam, alzó de wind ons ongemeen guns„ tig en de nacht niet zeer duister was. „ Ik gevoelde my toen eenigfints gerus^ ter, en begost alle myne omflandighedeti ;, met rypen ernst te overwegen; het geen „ my veele zielstraanen kwam te kosten, „ alzo ik niemand der Scheepelingen myn „ geheim durfde vertrouwen, en het werk „ dat ik moest verrigten , my zeer bezwaar& lyk viel: Ik moest dan alles verkroppen „ en my zo veel mooglyk naar deez' leevens„ wyze voegen, op hoop van een betcrtyd , „ die my uit myne beflotnmerde toelland „ zoude komen te redden. Maar wel verre „ dat deze Gelukzon voor my opdaagde, en „ dat ik eerlang door het betreden van een „ veilig Grondgebied , my in ftaat zoude zien „ gefield, om myne beminde Wederhelft © kondfchap van myn verblyf te konnen ge* La » ven |  „ vëri, én te onderfcheppen, hoe myn Ge» „ val in myn Vaderland was afgeloopen, zo „ wierden wy na verloop van eenige wee» „ ken Zee te hebben gebouwd , door een „ vliegende ftorm in de Middelandfche Zee „ beloopen, die ons op de Barbaarfche Kus: „ deed Schipbreuk lyden. Wat" lot de „ meeste onzer Scheepelingen by deez* M ramp te beurt viel , is my onbewust , „ want de nacht verhinderde my , iets „ met zekerheid daaromtrent te kunnen na» „ fpeuren; doch ik en een Matroos, kwa„ men het gevaar door middel van de groote „ Raa, die wy hadden vastgegrepen, te ont„ fnappen , en wierden met dezelve op ftrand „ gefmeeten. By het aanbreken van den dag, „ zagen wy eerst, in welk Wereldgedeelte wy ons bevonden, en dat een toekomftige „ Slaverny, de maat onzer onheilen ftond „ vol te me eten ; in welk denkbeeld wy ons „ niet misgrepen; want nauwelyks op het „ Strand ontdekt zynde, kwam men ons de „ kluisters aanflaan. „ Oordeelt, hoe het my op dit gezigt, tè ' ,, moede was, vervolgde myn Vader, en wel„ ke akelige verbeeldingen, ik tny van myn ' „ aan-  - aanftaande Lot kwam te maaken [ Men H voerde ons naar Tunis , alwaar wy aan een " Arabier verkogt wierden, die zich gereed " maakte, met ons en meêr andere Slaaven \" van allerlei Natiën, eenige hondert mylen ' ' landwaarts in te trekken, wanneer zich „ een onvoorzien geval tot redding van my „ opdeed. Een Genuëefch Vaartuig, 'twelk ,, aldaar op de Rheede lag, en waarvan den „ Kapitein, door middel van groote Los„ gelden, veelezyner Landsluiden had vry„ gekogt, gaf gelegenheid tot het ontwerp, „ 't welk ik kwam te fmeeden, om mede „ deelgenoot der onfehatbaare vryheid te „ worden. Gy weet Broeder, zeidemyn V zit bevond van eenige kleinodiën-, welke „ ik fcheep.zynde, heimelyk in de voering l 3 »  3t6t> ag.—■—■ ffi i, myner onderklederen had weeten te naaïèi 3ea- De begeerte naar rykdommen, is aI- tooshet doelwit der meeste Stervelingen, „ en, om hem in dit zwak nog meerderte fty„ ven, wistik 'er hem onvermerkt eenige] „ van in de hand te floppen, die hem door „ hunne glanfch de oogen kosten verblinden. Zo dat, hoe mirakuleus dit ontwerp ook in myn voordeel kwam uittevallen ,ikzag „ my gelukkiglyk ontheven van eene Slaverii ny, in dewelke ik,' buiten twyffel, myne „ overige Leevensdagen zoude hebben moe- ten verflyten, zonder dat iemand myner „ Maagfchap , ooit iets van my hadden kun,, nen te weeten komen. Niemand , gelyk men denken kan , was „ verheugder,'dan ik, toen ik myne voe„ ten op 't boord 'van dit Christen Vaartuig „ zette . en nog verheugder toen wy deez' „ barbaarfche Rheede verlieten, als'wanneer „ ik op myn bloote kniën, het groote Op„ perweezen voor deze wonderbaare verlos., fingkwam te danken, en wel duizendmaal de roekelooze flap te verfoeijen, van my \i ooit aan de grillen van dit woeste Element » ^ hebben blootgefield j welkers onftuimi- 13 m.  ■ ge vlaagen zo veelen het leeven en de vry- £ heid komt te kosten. Onze togtwasondertusfchen gelukkig en voorfpoedig, en wy bereikten in weinige dagen, de Haven '* van Genua ; alwaar ik niet van de minst verhaastte was , die voet aan Land kwam „ te zetten. „ Na myn édelmoedige Geleider, voor , zyn Menfchlievende daad , plegtiglyk te " hebben bedankt en rykelyk met weldaau den te hebben overftroomd, nam ik myn " intrek in eender voornaamfte Logemen" ten , oordeelende , dat zulks het bekwaamfte miidel was, om my by fatzoenlyke „ Lieden in aanzien te brengen; en dewyl " ik door den verkoop van eenigen myner nog overig hebbende kleinodiën , een " goede fomme gelds in handen bekwam, '„.kleedde ik myzo deftig als mogelyk was. '„ en betleedde inmiddels de eerfte dagen myner aankomst, om van alle myne gelede• v» ne ongemakken behoorlyk uitterusten , en " een omftandige Briev van myn gantfche '„ wedervaaren aan- myn teergeliefde huisti, vrouw te fchryven, en die met mynver! losfer zelfs mede te geven, welke eerlang L 4 eene  ï6S eene lading naar Amfierdam ftond in te fchee* „ pen. Doch, dewyl'er zeden myn vertrek „ uit myn Vaderland, reets verfcheide maan„ den verloopen waren.en ik van den Geleider des Brieft , in vervolg van tyd niets meêr „ vernomen hebbe, zal dit zekerlyk de re " T ZZ:dat'erUniets ^n bewust is, of na u lieder vertrek uit Holland , moeslyk aldaar eerst zal aangekomen zyn. „ Hoe het zy, ik Reide my hieromtrent gerust; en, nadien ik niet voornemens ., was , lang m Italië» te blyven , had ik bv „ den bovengemelde Brievgemeld,datik van „ myn nader verblyf op zyntyd zoudeken„ nis geven Ik vertrok na verloop van „vier weeken, te Land, p„der het gevol" „ van myn gewezen Scheepsmakker, die nj in allen opzigte was voorgekomen een „ braaf en befcheiden Jongeling te zyn., en wiens vryheid ik te gelyk met de myne „had bewerkt, nw Vrankryk, met eea „befluit, om aldaar op de eene 0f andere „ Plaats my neder te zetten, en my te,e" "Ceren met e™ kleine Koophandel die ^°^eid zag, vanmy„„o.goverigg ! Weven Rykdom, te konne.n dry ven. Mar-  Vjm* Bourdeaux oW*, dunkte mytot J volvoering van dat oogmerk , de bekwaamf, fte Steden te ^^WW».^ eelvlce fpoed maakte , en onnuddelyk het " afwagten van gunftige berichten uit myn " vaderland, myn gelukop dit Blar. beftond " te fchraagen. Doch,hoe befcheiden veel" tyds onze oogmerken zyn. de Voorzienig." heid flaatdikwvlsgantfchtegenltrydigewe" gen met ons in, gelykhetby de uitkomst " kwam te blyken, want nauwelyks wa" ren wy over de Pireneefche Gebergtens. " getoogen, en de Grenzen van Vrankryk " genaden, of wy wierden in zeker een" zaam Bofch door een Bende Gauwdieven, " befprongen, en op de weêrftand die ik " met myn getrouwe Medgezel bood , niet " alleen van alles ontbloot, maar tot op ". »t hemd naakt uitgefchud. en van verfcnei" de wonden doorboord; welke het leeven " aan myn rampzalige Makker kwam te kos" ten terwyl ik naast zyne zyde, buiten £ kennis zieltogende kwam neêr te zygen.. Dit nieuw onheil, voldong de maatmy-, , nes ongeluks; want, of fchoon ik nog ty1, dig genoeg van de dood wierdt verlost.  en fa een naby gelegen Boeren tvoönln? „ tot herftellinggebragt, ik bevond my ev^! ..welnu dood arm, en wist niet, waar „ heen myne toevlugt te nemen. Echter „ om niet yan honger te nerven, zagikmy verpligt, het Land al bedelende langs te zwerven, totdat ik byna geheel uitgeteerd en vermagerd, een Franfche Vesting bereikt alwaar de n0od my d v Snaphaan op Schouder te nemen en Sol„daat te worden, en alzo myn geluk op A die wyze te beproeven. „ Meu fca„ weI denken> dM jfc . s> ze nieuwe Leevensftand, boven myne Medemakkers kwam uittezonderen • „ want, welk een geringe post, iemand' „ die uit eenige deftige ftam zy„> oorfp-one „ ontleend, ook bekleed, daarftraald altoos iets 7aa de geboorte door, die hem van *, zyne minderen onderfcheiden. Daarenbo„ ven, myne bekwaamheid met de pen de „menigvuldige Taaien, Wetenfcbapaea „ en andere nattiurlyke vermogens cn be„ gaaftheden die ik bezat, dit alles Orekte «. eerlang tot ,0 veele werktuigen myner 4» bevordering; e„ ik zoude het ontwyffel- m. baïj!  paar zeer verre in den Krygsdienst gebragt Z hebben, byaldien zich niet andere gele., genheden tot myn fortuin hadden opgeip worpen. Myn Colonel, een bedaagt enervaa„ ren Krygsman, die in zyn'sKonings dienst „ was grys geworden, en met recht, een „ Soldaat van Fortuin kon genoemd worden, „ doordien by van den geringlien ftand tot deze waardigheid was opgeklommen , „ voornemens zynde, om zyne overige „ leevensdagen, met goedkeuring van 't Hol, „ op een klein Landgoed van hem, gelegen » in de Provintie van Champagne, te gaan » verflyten, en aan myne gantfche houding », en maniere gezien hebbende, dat ik de „ geen niet was, die ik verbeelde te weei> zen, begeerde my voor zyn' Intendant of »» Huisbeftierder mede te nemen ; welks »> voorfiag my door dien braven Officier zo » haast niet was gedaan, of ik haakte naar't » oogenblik» om 'er de vervulling van te » zien. Hy ontfloeg my hierop, uit de » Militairen Dienst, waarin ik reetsde hoe«, danigheid van Eerfte Wagtmeester zyner s> Compagnie bekleedde, en wy vertrokken „, met  » met de Zomer naar zyne Landgoederen« sevo1^ vai* eeu Kamerdienaar en twe' „ Lakeij'en. » Ik wil wel bekennen, dat deze LeevensU fland„ n,v 20 aangenaam viel, dat ik de sj gantfche Wereld in myne Eenzaamheid s> zoude hebben kunnen vergeten, zo de* felVe nieC juiste beweegmiddel eener st befcheidene overdenking was geweest, 5j en my myn huisgezin en Maagfchap had „ te binnen gebragt. Ik fchreev andermaal M "n «niftandige Briev aan myn geliefde „ Huisvrouw, in welke ik haar te gelyk d it verbetering myner ftaat kwam te melden 4i my vast verbeeldende, dat zy no- in 't „ land der levende was; doch geen Taal of H antwoordbekomende, ilome my zulks in s» de Verbitter/ie droefgeestigheid. Ik wist „ niet. waaraan deze diepe ftilzwygenheid toe te fchryven , ik mergelde alle myne „ harsfens uit, en vormde duizend akelige „ denkbeelden, die my eerlang aan een „ ylende koorts bedlegerig maakte , onwaarfchynlyk myn geheim kwam te verraaden„ want, na verloop van eenige weeken\ „ weder totjvolkomen gezoiuheid. herfteïd „ zyn-  * zyhdë, nam my myn' Meester op eert " morgen tusfchen vier oogen in een kamer alléén: Cbarks, zeide hy tegens my. " r want dus liet ik my door de wandeling li noemen) uwe ziekte heeft my gelegenheid gegeven, de waare ontdekkinguwes ! Perzoons te doen: Gy zyt eenMan,d.e een beter lot verdient, en zulk een ge.! lükftaat kan ik u nimmermeer bezorgen, „ want myn vermogen is. klein en myne Naïaatenfchap zal gering zyn; doch de Menfchlievendheidvereifcht, dat ik u voor myn dood gelukkig maake. Ik heb kennis aan zekere Baron van Ckrvat,een Edcl„ man van groote geboorte, aanzien en, middelen, hem zal ik uwe perzoon aanbeve„ len, hy kan uw fortuin veel beter, dan ik, bewerken, en u met roem eens we" der naar u Vaderland doen keeren. InderZ daat. het leed geen vier dagen, of wy „ reden te zamen naar deze tegenwoordige Landgoederen, als wanneer myn brava Meester, my aan zyn Edelheid kwam " aantebevelen, als iemand, die alle zyne " aning en befcherming verdiende; en t ; bleek aan hunne afzonderlykc onderhandeling /dat ik de gunsten, die my befchoo»> - ■ ren  ren wierden, eerlang zoude ten deel vatti len; gelyk ik dan ook binnen den tyd van »» veertien dagen, alhier door zyn Edelheid , s» tot hoedanigheid van Slotvoogd en Rents» meester dezer uitgcflrekte Heerlykheid * tt wierdt verkooren. „ Omtrent anderhalf Jaar, heb ik deze 'n post met de uitterfte nauwkeurigheid en pligtbetooning; zo ik vertrouwen durf, waargenomen; binnen welke tyd ik geen ander hartzeer hebbe uitgewifcht, dan het „ verlies van een Weldoener, die my uit „ den fchoot der armoede, op den throon des geluks heeft gezet, en myin de perzoon van zyn Edelheid, fchadeloos heeft i, gefield, van de dood eens Befchermer, welke ik tot aan myn laatfle oogenblik 3j leevens, zal blyven betreuren. „ Zie daar, bejtoot myn Vadtr, eèrt kort en beknopt Verhaal van alle de ramp9, fpoedigheden, die ik zedert myn vers, trek uit myn Vaderland, hebbe uitgei, wifcht gehad, en die nu dubbelmatig s, verzoet worden, door de wonderbaare «j wedervinding van myn .Maagfchap en ü Vrien-  Vrienden; terwyl my geene andere verJ drietelykheden of hartskwellingen meêr overig blyven, als het herdenken op ft eene Wederhelft, die al myn geluk en „ welwaard uitmaakte, en my nog op dit 9, oogenblik, de billykfte traanen, ter iiaa9J rer nagedagtenisfe , afperst. _  17^ XVII. HOOFDSTUK. Wintervermaaklykheden te VillersCoccerêts. Nieuwe Minnehandel van Adeline aldaar. Omflandigheden daarvan. Karakter eener Jaloerfcké Vrouw. Belagchelyke uitdaging, en klugtige gevolgen. TT XJ.et aandoenlyfc Verhaal van myn Vader • had ons allemaal 20 fterk getroffen, dat wy om de uitgewifchte noodlottigheden van dien braven Man , een gulhartige traanenvloed kwamen te ftorten; terwyl Rozalië en ik, ervooronsbyzonder, puur als half ziek van waren. Nochtans wisten de believingen van den Baron de ClerVal, en de verzekeringen welke hy ons van zyne volftandige vriendichap gaf, ons ten eenemaale gerust te Hellen; midlerwyl de dagelykfche tegenwoordig-  dlgheid van myn Vader, het gelukkig uitzigt kvvam te voltooijen , waarop ik ooit zoude hebben durven hoópen. Verfcheide Weeken vertoefden wy met ons Gezelfchap op het Kasteel van den Baron, en wy zouden misfchien geen mooglykheidhebben gezien, ons aan dit genoeglyk leevcn te onttrekken, zö niet de Reislust myn' Oom op nieuw bad aangeprikkeld , om het overige van Vrankryk te willen bezigtigen; ten anderen, was de Winter op handen, en wy moesten, volgens 'sLands gebruik, een beiluit nemen,in welke Plaats wy ditonaangenaameJaargetyzouden gaan doorbrengen. Den Baron befliste welhaast onze twyfTeling dien aangaande, en zeide, byaldien wy tot de Voortyd wilden i vertoeven , hy met ons de Reize zoude vervorderen , en ons Zelfs perzoonlyk naar ons Vaderland verzeilen. Dit voordel , behaalde een algemeene goedkeuring, te meêr, oni de bondige redenen, welke hy 'ermede verzeld liet gaan. en by vervolg zich, zullen ontwikkeien. Na eenige dagen over het voorgemelde onderwerp te hebben geraadpleegt,. beflooc men , de Winterkwartieren te gaan betrekken, lil. Deel, M &  !*i zeker nietonbevalligSteedje of Vlek, Vtlttrt Cotterhs genaamd , omtrent vier, mylert deï Landgoederen van den Baron de Clerval% welk Plaatsje, fchoon niet zeer uitgeftrekt, echter zulk een aangenaame Maatfchappy opïeverd, dat het verre de zamenleeving def grootlte en aanzienlykfte Steden overtreft, wetende men aldaar, niet als van vermaak en goede cier te fpreken, alzo 'er de Leevensmiddelen dol goedkoop en vol op zyn. Kortom , men had ons dit verblyfzo verrukkelyk voorgefteld, dat wy ons geen oogenfclik beraadde, om 'er de drie felfte Wintermaanden te gaan doorbrengen. En door de oplettendheden van den Baron, hadden wy het genoegen , dat wy 'er by onze aankomst, een geheel Huis voor ons gemeubileerd vonden , in 't welke ons gantfche Gezelfchap, met gemak konde huisvesten. Zelfs had deez' ons Weldoener, 'er een zyner Koks en de nodige Bedienden vooraf naar toe gezonden , om 'er ons , gedurende ons verblyf, behoorlyk te onthaal en en te vergasten op zyn kosten. Ik wil 'er gaarne voor uitkomen, dat ik, zo wel, als alle myne Reisgenooten, niet alleen ten hoogden verwondert en opgetogen  gen ftonden over zulke grootmoedige blyken van vriendfchap, maar 'er zelfs befchaamd over waren; en hoe zeer wy ook met onze Landaart moesten vooringenomen zyn , die bovëndryvende lof konden wy echter de Franfchen toerchryvën, dat ze de Les van WelleeVendhehi aan 't gantfche Menfchdom weeten te geven , en dat, als het op 't ftuk der verpligtlng aankomt, alle andere Volkeren daaromtrent de Vlag voor hen moeten ftryken. Men vergeve wederom , deze kleine loftuiting voor eene Natie , van wien wy en onze Nabuuren , mogelyk ten onrecht, jaloerfcfi zyn. Betreffende het Steedje PWert-CitirO' zelfs, het ligt in 'tmiddën eens Bosfchagie of uitgebreid groot Woud, omtrent vyf mylenvari Cvmpiègne , alwaar de Koning menigmaleft zich met de Zomer gaat verlustigen. Het heeft niets aanmerkelyks, als het Kasteel, 't welk een voortreffelyke Sterkte is. Ook is 'er een Abtdy van Witte Monnik ken, van de Orden der Premonmz, dié aan een ftrenge leevenstugt zyn onderworpen, en buiten het Vlek, is een aanzienlyk Klooster; zo dat wy weinig tyds benodigt hadden, om'er M a al"  ito <1 alle de Byzondérheden van op te némen; Doch daartegen verfehaften ons de Gezelfchappen zo veels te meerder bezigheid; want hauwelyks een paar dagen hier geweest zynde, zagen wy ons van alle kanten beltonnen door den Adel en een menigte deftige Lieden van allerlei ftand, die ons hunne opwagtingen kwamen maakén en hunne pligtplegingen afleggen, volgens de gebruikelykheden van het Land; welke eerbewyzingen ons van den ogtend tot den avond in gedurige werkzaamheid hielden, wilden wy 'er naar den letter behoorlyk aan beantwoorden. Men betoonde zich zo vereerd met het verblyf van zulk een aanzienlyk getal Vreemdelingen, dat men zich als om Itryd beieverde om de eer der Natie op te houden, en geene Feesten wierden 'er aangelegt, of zy moesten met de tegenwoordigheid onzer Perzoonen werden verluisterd: zo dat Rozalië enik . menigmalen eene onpasfelykheid moesten veinzen , wilden wy onze gefontheid door een al te menigvuldig waaken, niet té veel afmatten, of in de waagfchaal ftellen. Alle deze Byëenkomlten en Gezelfchappen feragteri ondertusfchen te Weeg, dat myn hart  fiartaan nieuwe-verfoekingen onderhevig geraakte, die van gevolg waren. Zeker jong Mar-quii, die dagelyks aan 'thuis verkeerde eene Vriendlnne, die zich met my in eena Zusterlyke vriendfehap had gewikkeld, fcheen het oog op my te hebben laaten vallen , het welk zyne dubbelzinnige redenen, van welken hy zich in 'tby weezen dezer Dame bediende, klaarblykeiyk te kennen-gaven. Ik veinsde echter geen aandagt op dezelve te geven , vermits ik al eenige tyd had konnen bemerken, dat myn Vriendin byzondermet hem was ingenomen, en zich kwam te verbeelden , dat zy het uitverkooren voorwerp zyner genegenheid was; fchoon zy zich met geen uitftekehde fchoonheid behoefde te vleijen , en al op dien trap des ouderdoms begon te ftygen, waarin de fraaije trekken der Jeugd zich beginnen te verwelken. Bovendien bezat onze Roxelane, zo als myne Vriendin genoemd wierd, eene fpitsvindige fierheid, die met haar verliefd karakter weinig ftrookte , en een foort van meesterlyk gezag in alle haare daaden deed uitblinken, die haar voor een volflagen Coquette kon- doen doorgaan ; daar by eene doordringendheid van geest, dieMeysjes van minder ondervinding, M | *an  x8s 4==sssj^ dan ik, onvermydelykin gevaarlyke omftandigheden zoude hebben gebragt. Doch de. wyl ik niet voornemens was, my in eeni. gerhande Minnary te wikkelen, veel min haar den jongen Marquis du bel Air , zo als de naam was van haaren Lieveling, te ontrooven, kon ik alle de zwakheden en gebreken van haar ligt over't hoofd zien , en behoefde Onze vriendfehap alzo geenc kwetzuren te geven , nademaal wy ons reets al te nauw aan elkander hadden verknogt, om 'er onze zamenleeving om af te breken. Doch , hoe ichrander ik mogt zyn, en hoe omzig'tig ik met haar te werk ging, ik kon evenwel niet beletten, dat den Marqwt my in haare tegenwoordigheid wat al te fterk kwam te vleijen cn my volftrekt te kennen wilde geven , dat myne bevalligheden hem voor my hadden ingenomen ; hoe fterk ik my ook beieverde om zyne zeggingen, op myn Vriendin, toe! pasfelyk te maaken. Dit guigchelfpel had al een geruimen tyd geduurt; zonder dat ik eenige gevoeligheid van de kant myner zogenaamde Medeminnares konde befpeuren; die verftand genoeg bez*t,.om myne meermaals betoonde onver- fchil-  fehiMgheid voor haar Gaten*, te bemerken , en my daaromtrent het recht moest laaten wedervaaren, dat ik verdiende: Nochtans gaf het gelegenheid tot een afgezondert gefprek , 't geen wy, met betrekking tot den Marqm9 te zamen tusfchen vier oogen kwamen te houden. Ik moet u bewonderen, Adeline, zeide 'de olyke Roxelane op een tyd tegen my . " gy weet de Mannen wonder wel in de " iuëren te leggen, en u met hen te vermaaken ten koste hunner vryheid! Zoudt „ gy wel willen gelooven, vervolgde zy „ dat de Marquis op u verfiïngerd is , en „ dat de munt waarmede gy hem betaald i „ dien armen drommel zulk een flag van de „ malle meulen heeft gegeven, dat men hem in 't Verbeterhuis zal moeten zetten? „ Zo het mogelyk is, Mevrouw, gaf ik 'haar ten antwoord, dat een weldenkend „ Minnaar, die een goede keuze gedaan „ heeft, onftandvastig kan worden, moet >, ik zekerlyk vertrouwen, dat 'er vier van zyne vyf zinnen loopen fpeelen; maar Ik „ kan bezwaarlyk gelooven, dat Myn Heer da  **4 «ff-!LiULJ»> du bet Air, zo wispelturigzoudezyn.dat „ hy het geluk, 't Welk hem 't bezit der ,, wyze Roxelane beloofd , zoude willen „ opofferen voor een éénige Vrouw ter West reld» veel min dan voor een jong Meys„ je, die niet gevormd is , om de verdien,» ften der Franfche Minnaars te erkennen, „ en wiens koelhartigen aart, het eigent>, lyke middel is. om de felfte Liefde3> gloed uittedooven. „ Hebt gy dan niet gemerkt, viel myne „ Vriendin jny te gemoet, dat hy u onder.' „ bedekte termen zyne liefde heeft te kenM mn gegeven ?. — Gy zyt evenwel zo ai °»»ozei; niet meer, ging zy voortf Cmy ■t\ van ter zyden beglurende,) of gy hebt 5, wel kunnen gewaarworden , dat uwe per•i 20011 hem "iet onverschillig is. Ten min„ ften, zedert ik met u in kennis ben ge„ raakt, myn lieve Adeline, heb ik befpeurd dat hy merkelyk omtrent my verkoeld is' „ en my maar wat voor de zot zoekt te* „ houden. Zulke verraders zyn de Man- nen, myn kind; hunne onftandvastigbeij ?> houdt perk noch paal: De Liefde °is by » hen maar een drift, en een vergangkelyk „ vuur,  i«5 5 vuur , 't welk in zyn eerfte gloed al„ kragteloos wordt. „ Waarlyk, Mevrouw, hernam ik, gy wan» „hoopt al te ligt; Myn Heer de Marais " bezit te veel oordeel om trouwloos te zyn. " Ik zou veeleerder gelooven, myn waarde ][ Roxelane, vervolgde ik,, dat hy u voorde " leus maar wat zoekt te bruijen, en dat ' ik tot het werktuig 'er van verftrekke , V, om te beproeven, of gy hem wezentlyk " zo fterk bemind, als gy zegt. Inderdaat, gy fchildert de Mannen met wat al te ongunftige koleuren af! Hy is een Heer van :* geboorte en opvoeding, en de zodanigen ,', zyn immers onbekwaam tot eenige laag" heden: Althans, wat my betreft, ik kan u voor de waarheid verzekeren, dat hy noch " geene de minste indruk op myn hart heeft l gemaakt, en ik my zo koel voor hemgevoele, als een fuik ys, 't welk ons de, vingers van koude doed tintelen. „ Ik moet om u lagchen, zeide Roxelane, gy fchynt gevoelloos voor de Min.te wil, len zyn, en zo doende, vrees ik, dathy de belegering van uw hart, wel wederom M g w 7,al  i8<5 %, zal mogen opbreken. — Ikzouhemtea minften nietraaden , viel Ik haar in deree„ den, dat hy die belegering kwam voort te ,, zetten , en dat hy zich maar vergenoegde ,, met de overwinning van een hart, 'twelk ,, hem allefints eere kan aandoen, en dat t, hy zyn rang en aanzien niet in de Waags, fchaal ging Hellen by een Meysje, die „ hem zyne zegepraal te duur zoude doen ,, betaalen." Met dusdanige redenwisfelingen onderhielden wy eikanderen, en tragtte ik myne Vriendin een denkbeeld van myne gevoelens te geven, opzigtelyk haar Minnaar; dien ik kon zeggen, dat my tot deez' tyd noch gantfch onverfchillig was. Ja zelfs, om de'agterdenkende Roxelane, in geen kwaad vermoeden te brengen, vermydde ik zo veel mogelyk haar bezoek, wanneer ik meende, dat de Marquit 'er tegenwoordig konde zyn, Ik wikkel my in alle deze wydloopige omftandigheden, en heb 'er dit HoofJjiuk afzonderlyk toe gefchikt, om de groote gevolgente doen zien, die veeltyds uit geringe kleinigheden konnen voortfpruiten, gelyk we* zent-  2entlyk deze Minnehandel kwam naar zich tefleepen ; dewyl ik , zo uit de gefprekken, als blykbaare ingetogenheden dezer naïeve • rlge Dame, gegronde redenen moest opvatten , om haar in allerlei opzigte te mistrouwen; en 't bleek by de uitkomst,dat ik my in myne meeningen niet had bedrogen. Midlerwyl begosthet vuurtje van des Marquis liefde, meer en meer aan te wakkeren , en eindelyk in volle vlamme uitteberften; want hy bemerkende , als of ik de taal zyner oogen, en zyne daar mede verzeld gaande dubbelzinnige zeggingen niet veinsde te verdaan , wist hy my bedektelyk een Briefje in de zak te moffelen , 't welk ik met het uithaalen myner neusdoek, onweetende op de grond liet vallen. Myn Vriendin, aan Wiens huis ik my bevond, zulks bemerkende , raapte het op, en zou my 't zelve zonder erg hebben wedergegeven, zo niet de hand van den Marquis, wiens fchrift zy buiten twyffel te wel kende, haar niet getroffen hadde. „Zo! zo! myn Llevertje, zei „ ze, met een foort van fpytige glimlach, „ gy houd dan al fchriftelyke onderhandeling „ met onzen Jonker!" De naiuurlyke verwon-  :k ner blyk^n, zou haar beter denkbeeld, vaa my nebben ,moeten geven, :v. . jal •erfche Vrouw is alles, verdagt, en teid geene ontfebuldigingen, in gevallen , Waarby zy zelfs belang rekend te hebben. m Neen, neen, vervolgde zy op dezelf„ de toon, ik begeer van uwe zaakenniets „ te weeten, hoewel ik 'er den inhoud wel „ van kan bezeffen; 't is genoeg dat die Brief- „ je uw geheim verraden heeft! Om u „ te toonen , viel ik haar eenvoudig te ge„ moet, hoe ongevoelig ik ben aan alles wat „ betrekking tot den Marquis heeft, zie daar „ is het Briefje, houd het onder uwe be„ rusting, leesd het, ik wil 'er niets van „ weeten , want ik kan zelfs niet b.egrypen, „ van wie het is, of hoe het met mooglyk„ heid in myn zak komt. .— Neen, zulks „ verlang ik niet , antwoordde zy weder, „ maar wy zullen het zamen lezen, zo gy „ 't goedvind, 't zal denkelyk weerzo wat „ gekkigheid zyn, gelyk hy gewoon is te „ fchryven; 'tis genoeg/als men maar weet, „ dat het van de Man met zyn Briefjes komt: „ O! hy is'er zo veil mede; ik geloof, dat „ ik 'er nog wel een half duizend van hem « heb ^ggen. Ja.' ja! myn lieve Kind, voer  4, zy voort, ik zou wel durven wedden , dat „ 'er geen Juffer of Dame in de Stad is, of „ zy können 'er met gantfche bundels van „ hem toonen: 't Is onbegrypelyk, wat al „ papier die arme flokkert dagelykfch ver^ morst!" Ik meende uit deze redenen volkomen te konnen opfpeuren, wat zy eigentlyk beoogde , en dat zy maar zogt te onderfcheppen , hoedanig ik rhet den Marquis ftond ; doch , dewyl ik onnozel en onfchukïig in 't geval was, verbleekte noch verbloosde ik niet, maar zeide tegen haar op een fchertzende toon. „ Wel nu, laat ons dan eens zien , „ wat die Man van de Briefjes ons te zeg„ gen heeft:" Ik' brak'het vervolgens op, wy lazen het beiden even gretig, en be„ vonden het van den volgende inhoud. Schoonste aller Vrouwelyke Weezens' „ 't Schynt, als of ik tot heden nict'an„ ders dan tegen een metaale muur hebbe „ aangeklopt, zo overfchillig en gevoelloos „ betoond gy u voor my, aanbiddelyke Adef, Hnc! Hoe kan het evenwel mooglykzyn , * dat  w dat zulk een onvoorbeeldelyke Schoon. „ heid, als gy zyt, en die alle de volmaakt„ heden van 'sMenfchen Beeltenis, in uwe ^ wonderbaare Perzoon vereenigt vind, geen „ gevoel van de Liefde zoude hebben ! Neen , Engelagtige Zon, dit kan niet zyn, maar „ een veel gelukkiger Aanbidder , dan ik, zal 4 „ buiten twyffel , bezitter wezen van dat fie„ re hart, en ikzal hoopeloos in uweboeijens „ móeten blyven zugten. Doch, hoe het zy, „ meld my flegtsln antwoord , of ik op uwé „ wedermin mag hoopen, 'tzy ja of Neen, „ hoewel ik daarom niet zal nalaaten, tot op het uitterfte oogenblik mynes iëevens, u „ te blyven aanbidden, dewyl ik my durf „ vleijen, voor Ü en voor niemand anders, „ de ftandvastigfte en verliefdfto aller Man4, nen te zyn. De Marquis du bel Air. Ik begon op het einde van dezen Briev, uittefchateren van lagchen • „ Ik geloof waar„ lyk, zeide ik, dat men hier in Vrankryk „ liefhebbers van Romans is , en dat onzen „ Held 'er al menigten in zyn leeftyd gelezen „ heeft, zo manhaftig weet hy zich uitte„ drukken! Ziedaar, myn waarde, vcrvolg- de  4f:sasa»> *cxt £ de ik , legt deez' Briev' mede in uw Ma* n gazyn, want ik ben niet voornemens, om „ 'er op te antwoorden. " Roxelane zag my hierop met eenige agterhoudenheid aan ; en fcheen myn gezegde te mistrouwen. „ Gy „ dient hem evenwel een antwoord te laaten „ toekomen , zei ze, zulks eifcht de welle„ vendheid. " Zy zogt my hierdoor zekerlyk te verftrikken; maar hoe ojyk Zy was„ ik was 'er te wel op gewapend, om het offer van haare flinkfe ftreeken te worden. „ Wel aan dan, zeide ik , dewyl ze niet op„ hield van my aan te dringen, geef my flegts„ pennen , papier en Inkt, dan zal ik fchry„ ven." Ik zette my hierop neder, en fchreev midden op het blad met groote letters NEEN! Zie daar myn antwoord, zeide ik, en zegelde vervolgens de Briev, dewelke ik haar verzoet, hem te willen doen geworden. Wy korswylde nog een geruimeii tyd over ditonderwerp, en ik liet myn Vriendin by myri vertrek, ruim zo verwondert als verwezen, aangaande myne handelwyze. Deze zaak was my ondertusfehen zo on» verfchüüg, dat ik 'er aan niemand eenige opening van kwam te doen , dan alleen, myne  192 €" SB» ne getrouwe RozaU', met wieh ik' niy om. deze grap by tusfchentyden vermaakte , zonder 'er de ernfiige gevolgen van te duchten die dezelve zomwylen zoude kunnen hebben: Ook dagt ik niet, dat myn Vriendin de malligheid zoude begaan, om myn verfchrikkelyk NEEN! onder het oog van den Marquis te brengen; en ik ftond niet weinig verbaast, hem de volgende dag, een bezoek aan myn huis te zien afleggen.' „ Indien ik niet volkomen verzekert was, K dat de Minnenyd eener Vriendin , uwe pen beftierd hadde, zeide hy tegen my ., M zo dra hy gelegenheid vond, my tusfchen h vier oogen te onderhouden; zoude ik my „ hebben moeten verwonderen , wegens uwe „ handelwyze ten mynen opzigte , Mejuffer, j, en meerder befcheidenheid van u hebben „ vcrwagt; doch nu kan ik ligtelyk de ftap ;, verfchoonen eener onwelleevendheid, die „ de voorzigtigheid u heeft doen begaan 4 „ in een geval, waarvan ik de gevolgen zo ;, min, dan gy, heb kunnen voorzien. EchU ter wil ik wel bekennen , dat my dit i, verd. NEEN, in den éérilen opilag, i, verfchrikkelyk buiten 't middelpunt van « myn  4 hiy.n gedult heeft gezet gehad. Ën'tisuit „ een zelfde overweging van diefchrandere omzigtigheid , dat ik my kan troosten we* „ gens uwe betoonde ongevoeligheid voor M myn perzoon: doch niettemindurve ik ver„ trouwen, dat gy gunfhger van my zult „ oordeelen, nu gy buiten het gehoor van. uwe. Medevryster zyt, en dat gy my zo „ ongelukkig niet zult maaken , van my met „ die zelfde halfterrigheid te blyven verfmaa„ den. — Ik gevóel al te veel agting voor ,, uwe aanzienlyke perzoon en verdienften „ „ Myn Heer, gaf ik hem met een zo veel ,, moïelyke bedaartheid van geest ten ant,, woord , dan dat ik u door een blykbaare» „onheusheid zoude willen beledigen. Ik ,j yleije my , zo veel opvoeding te hebben „ verkregen, dat ik weet wat ik verfchuldigt ,, ben aan een Man van uwe geboorte ; maar ,i om te bëantwoorden aan de eere die gymy ,; aanbied , hieromtrent moetik my gedragen ,, aan het wyze oordeel, van een Vader, die „ myn geluk enwelvaard behartigd #en, zoni der wiens goedkeuring of toeftemming, ifc ,, geene verbintenisfen kan aangaan , diemy, van ongehoorzaamheid zoude kunnen doen, t, verdenken. Hy is de betlierder van myn UI. Deel. N is lot3  m ,,lot, en buiten zyne voorkennisfe, kan ik „ my in geene onderhandelingen inlaaten. „ Dit kan ik'er evenwel nog by voegen , dat „ ik in zo verre meester over my zeiven ,, denk te zyn , dat ik my in geen gedwon-. „ gen huwelyk ooit zoude begeven ; en , „ of fchoon myn Vader myn lot naar zyne zinnelykheid mogt goedvinden te öefchik9, ken , ik daarom aan my de vryheid zou- de behouden, om myn hart tefchenken, „ aan hem, die zich 't zelve doorzyne ver- dlenflen zoude hebben waardig gemaakt. Nochtans „ Myn Heer, befloot ik, ben ik „ voor als nog.niet genegen te huwen,en heb „ ook geene keuze van perzoon tot hier toe V, gedaan; dus gy hier uit gemakkelyk zult „ kunnen befluiten, met welken hoop gyvï y, ten mynen opzigte hebt te vleijen. „ Uwe blykbaare weerzin voor het hu we- lyk , Mcjuffer ,, voerde hy my wederom* „ te gemoet, is hier te Land zeer wel be,, kend , en u wedervaaren met den Hertog „ van * * * , heeft door de Provintie geruchts genoeg gemaakt, om 'er niet onbewust 0, van te zyn. Dit Geval heeft u by ieder een in groote agüng gebragt; doch zulks' weêr-  t. wêerftreefd daarom het denkbeeld niet, i, datgy vroeg of laat nog wel'eens gevoelig ,, voor de Min kunt worden, en het gelük i, van eenig Sterveling bevorderen. Op het noemen van des Hertbgs naam , was het, als of ik door de grond zonk, en had my nooit durven verbeelden , dat deze za-ik zo fterk zoude uitgefpat hébben. My dagt, ik verfchoot van allerhande kolëurert ïn myn aangezicht, en de Marquis moest zulks zekëriyk bemerken; niettemin herftet» de ik my zo goed ik kon: ,, De beftrydini, gen, die myn hart in dit geval heeft on- dergaan gehad , Myn Heet, zeide ik te* „ gen de Marquis; moeten u dan overtuigen » it dat geene grootheid of rykdommen, ooit j, in ftaat zullen zyn , om my tot het Hui, wely^c te bewegen, en dat hy, die zich ,, met het bezit van myn perzoon zal kun* nen vleijen , 't zelve alléén te danken zal ,, hebben , aan de vrye verkiezing, die myn ,, hart daaromtrent zal doen , en geénfints ,, aan eenige Kunstgreepcn van de" Min ; de; if wyl ik my nooit zal fchaamen hét jawoord it te geven, aan hem, metwien ik hethiiti welykslot zal goedvinden te deelen. Doch s N s ,ïft  "HE — > „ ik zegge andermaal, dat ik u tot heden toe ,, noch niet geneigd ben, my zelve dat juk op den hals te laaden; of myne vryhéid „ weg te fchenken."" De Marquis, bl'eev, niettegenft'aande deze myne weigering, met de kragtigfte en welfprekendft'e redenen aandringen, om hem ten minflen de vryheid toe te ftaan, van rtiy nut en dan te mogen komen ópvvagtèn ; onaangezien ik hem op 't nadrukkelykftè voor oogen ftelde, de verpligtihgén waaronder hy ten opzigte zyner beminde Roxelane lag; die hem niet vergunde., om, zo als men zegt, twee Heeren te dienen. Om kort te gaan, wy wederleiden malkander op de befchei» denfte wyze onze belangen , en ik kon niet hemerken, dathy zo zot was , als myn Vriendin my Wel. zogt diets te maaken.' Ik liet ondertusfchen niets van onze onderhandeling aan eenig Sterveling blyfcen,om dat ik genoegzaam voorzag, de verdrietige gevolgen welke zulk een zaak zomtyds zoude kunnen hebbende meêr,wanneer die door deMinnenyd wierdt aangeftookt,waarvan ik de nagaande Raxilqnt vooral moest verdenken, zo zy kwam te OH-  van de arglistige Roxelane het volkom entte Schildery opleverde. Men heeft aireets gezien , van welke ge. heime kunstgrepen deze Dame zich bedient hadde, om myne gevoelens voor haarGa/a«f te ondermynen , zonder dat zy eenige redenen had konnen opfpeuren , om my tot het offer van haar Jaloerfchen aart te doen ftrekken; doch, nu zy kwam te bemerken.dat haar Minnaar haare zyde fcheen te willen begeven, en naar de myneftond overtehellen, begeerde zy de maat haarer minnenyd volkomen voltemeet'en. Men is misfchien niet onbewust, dat de Kwaadfprekendheid, het grootfle beweegrad en de fpil is, waarop deez' foort van Vrouwen , net uurwerk hunner wraakzugt doen draaijen :Datzy de geenen, diezy haaten, het meest zullen üefkoozen en hierdoor de oogen beguigchelen , on^ hen des te gewisier in 'niet des verderfste krygen; ja, dat zy 'er nacht en dag op uit zyn , om de allerfnoodfte en vcrfoeijelykfle vonden te fmeeden, door dewelke 2y hunne affehuwelyke oogmerken zoeken te bereiken. Met  Met al zulke gevasrlyke voornemens was de minnenydige Roxelane bezield , geen grooter behaagen fcheppende , dan de ftrikfle deugd te belaagcn en die ve'-agtelyk te maaken in 'toog van alle menfchen. Geheele zaamenweeffels van de eerlooste bedryven ontwierp zy in baare liarsfenen, om my by de Marquis in verdenkingte brengen , diezy tot ftaving van dezeive , met de grootfte gunstbewyzen overlaadde, mid'lerwyl zy my regens hem oprokkende, met hem by my vcrdagt te maaken van de verdoemelykfte iaagen die hy tegen myne eerbaarheid zoude hebben gcfmee 1; en tot welkers afweering, zy my, onder de duurde eeden , die een bedorven gemoed de minden -wroegingen niet kosten, van haare befcherming verzekerde , bekwaam om de fcherpzinnigde verdanden zelfs, te misleiden, en welke my uan ook ongevoeiiglyk kwamen mede te fleepen , in dien poel des onheils, welke zy tot myne ondergang gegraven hadde. —— Zie claa- het waare Karakter eener jaloerfche Vrouw, en de booze vonden , die de nyd en afgunst hen inblazen , tegen de onfchuld, om dezelve alzoo met hen in 't verderf te ftorten. N 4 Deze  $00 «ff Deze minnenydige Vriendin, in wiens vaL fe Vriendfehap ik ongelukkiglyk kwam té deelen, eindelyk het uur gebooren ziende, Waarin zy het onweêr over myn onfchuldig hoof meende te konnen doen uitberflen, had my onmiddelyk zo vast aan haare belangen weeten te verknogten, dat wy byna onaffcheidelyk van elkander wierden , en ik menig nachtje aan haar huis kwam door te brengen , in die tusfehentyden, dat myn Vader piet den Baron deQerval, ter verrigtinge van eenige noodwendige zaaken , zich op de Landgoederen van den laatstgemelde bevond, en myne andere Reisgenoten in afzonderlyke Gezelfchappan gewikkeld waren , vandewelken, ik, ter bclieving myner zogenaamde Vriendin, my wist te verfchoonen. Op een nacht, dat ik my wederom ten haaren huize bevond , en my reets fe bedde hadde begeven , in afwagting dat Roxelane, die om eenige huishoudelyke zaaken , nog een oogenbli.k veinsde afwezig te moeten blyven , by my zoude komen ,'begost ik ongevoelig in te (luimeren; wanneer op 'tzelfde tydfiip,, d^t ik iemand by my in *t bedde voelde Happen , zich een Toneel voor mynè oc-  «O» óogen ontfloot; waarvan ik byna een halve beroerte op 't lyf bekwam! De kamerdeur Wierd plotzelyk open geftooten , terwyl een menigte perzoonen met brandende kaarsferi het ledikant naderde, waarin ik my met Roxelane dagt te bevinden. Men fchoov eensklaps de górdynen open, als wanneer ik tot myn uitterfte verbaastheid , myn Vader, met myn' Oom en den Baron de Clerval, onder den hoop kwam te bekennen. Doch dit was het niet al dat my verplette; en wie zou het durven gelooven? De geene die ik myne Vriendin verbeelde te zyn, en zich even te vooren naast' myne zydè kwam neder te leggen , was de Marquis du bel Air! „ Ontaarde Dochter! borst myn Vader in blakende „ toorn uit, verzaakt gy aldus 'uwe deugd' * Vergeet gy op deze fchandelyke wyze , de „ geheiligde pligten der Eerbaarheid ? 6 Hemel.' moest ik udan wedervinden, om my „' Zo moorddadig den dolk in 'thartte laaten „' fteken/ Groote Goden .' Welk een ontee^ ,; rend fchouwfpel moet ik in myne öude „ dagen uitwisfehen.' b fchandvlek van uw Geftaght.' " Dit gezegt hebbende, zeeg hy magteloos in de afmen van myn Oom'en' die van den Barori, terwyl ik geheel fpraN s ke-  002 keloos en met de klem in de mond , alles om my heen met een verwildert oog aanfchouwde en het in den éérftcn opflag een droom dagt te zyn, De Marquis dus godloos verrast, en even 20 verwezen van my te zien, als ik hem , en van al het geene hy verder zag gebeuren , fprong verwoedelyk ten bedde uit: Ver„ vloekte Hydra! riep hy, (het gantfche „ vertrek rond ziende', of hy Roxelane niet ,, konde ontdekken) Gedrogtelyke Slang / „ waar zyt gy, cat ik u onder myne voc„ ten verplettere.' Is het nog niet genoeg, „ uWehelfche lusten aanmy teboeten?Moet „ gynogmeêranderen in 'tverderf fleepen, „ en deze onnozele en onfchuldige Maagd, ,, aanuwfnood gedrog en boosaardige minne- nyd, ten prooi geven?" De verilagcnheid in welke zich alle deomftanders bevonden, is ligtelyker zich te verbeelden , dan te bcfchryven. De verwarring en misnoegdheid was algemeen , en niemand wilde naar myne vcrontfchuldiging, zo min als naar die van den Marquis, zyne ooren leenen. Men hield ons al te fterk ver- dagt;  dagt, en wy waren te klaarblykelyk op de daad betrapt, dan dat wy op eenige vryfpraak durfden hoopen. De Marquis, die echter op 'tftuk van eer, geene beledigingen konde verdragen, beloofde een ieder de voldoening te zullen geven dien hy begeerde , maar verzogt, dat men Roxelane alvoorens voor 'tdaglicht zoude brengen, die hy met het doen uitbraaken van haare ziel, de waarheid van deez' Zaak, uit den hals zoude fcheuren, en alles doen bekennen. Doch dit Monfterdier nergens in huis te vinden zyndc, bragthet de opgeruide gemoederen van langzamerhand in vertwyffeling en eenigfintstot bedaaren. Tn deze tusfehentyd had ik my wat aangekleed, en vertoonde my voor elks oogen, met een gelaat, waar op de onfchuld doorftraalde. Ik ftortte geene traanen van wroeging of berouw; maar die, welke my de toeftand van myn Vader afperste, waren als zo veele vonken vuurs, om, ware 't mogelyk, myne Vyandinne op te fpeuren. Ik wilde de kniën , van die door wanhoop neêrgeflagen Vader, omhelzen , da voorfpraak van myn' Oom en de befcherming van den Baron de Cterval affmeeken ; doch de éérfte, niette my met verontwaardiging van  £34 ig .l> van hem af, myn' Oom zag my met veragting van ter zyden aan , en den Raron, floeg al zugtende zyne oogen naar den Hemel, en wrong zyne handen van Jpyt en hartzeer te zaamen. „ Kan het mooglyk zyu , borst ik einde. t, lyk uit, dat de onnozelheid tot zulk een" „ uitterfle verdrukt wordt! Kunt gy hetge«f doogen, regtvaardigen Hemel! dat de be» klagenswaardige Adeline , die noch nimmer „ van het pad der Deugd is afgeweeken , e> verdagt word gehouden van eene misftap, » die , hoe klaarblykelyk ze ook mogt zyn ,' w die zelfde Deugd tot op dit oogenblik « nog onbezoedelt heeft gelaaten ? Geef, b\ p Goden ! riep ik met gevouwen handen eu v necrgedoken kniën, geef, dat den dag my. ner onfchuld moge doorbreken , en ik in „ elks oogen moge geregtvaardigt werden "... Een vloed van traanen , gillen en fnikken '' verflikte myne verdere uitboezemingen. Binnen dezen tyd zag ik de Marquis een Mansperzoon by de kraag het vertrek inleiden , dien ik aanftonds voor een der Lyfknechts van de snoode Roxelane kende . De Mar-  mrq& ,.die hem de bloote degen op dé borst Weidt, dreigde Jiem te doorfteken, indien hy niet aanftonds het gantfche geval beleed; te meêr, alzó hy bekend ftond voor de Vertrouweling myner Vyandinne , die alle haare geheime boodfchappen verrigttc ,|en zo zeer dan zyne Meestresfe , gekonfytwas m alle bedrieggelyke en looze hVeeken. Deez' Guit, te bloohartig van aart, om zyne gruwelen met onbefchaamde kaaken te durven loogchenen, beleed oogcnblikkelyk fchuld, en bad op zyne bloote kniën om lee voor 't overige, de nauwe gemeenfchap 4 die 'ertusfchen de Marquis en zyne Meestresfe plaats hadt, te wel bekend was, om niet te twyffelen aan de oogmerken die zy hiermede bedoelde, want dat hy ze menigmaaien met de allergrootlle veragting vart Juffrouw Adelinehad hooren fpreken , en zich op haar voornemens was te wreeken: Dat hy vervolgens op bevel zyner Meestresfe , .de Marquis heimelyk in dit flaapvertrek had geleid, en terflond de verfcholene daarop moest doen volgen; welke hy tot op het bepaalde tydftip, zo lang ergens in het huis zoude verborgen houden. De Marquis bekragtigde dit gezegde, met de aanfpraak welke hy dien dag met Roxela. ne had genomen , om haar een nachtbezoek te zullen geven, en by die gelegenheid met dezelve in onderhandeling te treden over hunne aanfhande Echtverbintenis en het geven eener trouwbelofte, waaromtrent zy hein reets menigvuldige maaien aan boord was geweest; hoewel hy nu van agteren kwam te bemerken, dat dit tydftip fcheen verordineert te zyn geweest, om haare wraak aan Adeline en hem, openbaarlyk te koelen, en ze  *C-m—> 207 ze beiden voor 't oog der Wereld te onteeren; niet meêr andere by voegde omftandigheden, te wydloopig om aantetekenen. Ondertusfchen klaarde dit alles, de zaaken in een helder daglicht op , en deed een ieder het misverftand bezetten van den Marquis; die , volgens een bezwooren getuigenis van den ontrouwen Dienaar van Roxelane, geen drie minuten in het vertrek kon zyn geweest, of hy had de andere Heeren ingeleid. Weshalven, zulks gevoegd by de verwezenheid die den Marquis zo wel als ik, by onze ontdekking hadden laaten blyken, alles ter ontfchuldiging fprak eener misdaad, die in alle andere gevallen, ons 'er onwederfprekelyk van zoude hebben overtuigd. Niettemin moest ik een fcherpe beftraffing van myn Vader ondergaan, dat ik hem niets tan myne onderhandelingen met Roxelane aangaande den Marquis; hadde gezegt, en die zaak zo ligtvaardig gefield had, daar ik volgens myn eigen bekentenis, my zo zeer van myne Vriendin mistrouwde, en my haare nauwe betrekking met dien Heer volkomen ktwust was; ai het welke my niet voorzig. tig  tig genoeg te werk konde doen.gaan. Dócrt het gemeene Spreekwoord zeid, dat men moet leeren met fchade of fchande, en in dit geval had ik 'er voorwaar een gewisfc proef van doorgeftaan, 't geen my voor 't toekomende tot een goede les verfixekte, om te weeten , wien ik myne vriendfehap zoude waardig keuren of niet. Wy begaven ons, na een algémeene ftilftand van wepenen getroffen te hebben, naar huis , in 't denkbeeld, dat wy nu geen ver. dere vervolgingen ofmoeijelykhedén om deze zaak meêr zouden lyden; doch Roxelane in 'tgeheim onderrigt geworden zynde t hoedanig alles was af^eloopen , en dat haar be-, drieggelyken handel door haar Vertrouweling zo' fchandelyk was verraaden , beflond haare wraak tot bloeddorftigtigheid te doen ovèrilaan, en zond my's anderendaags rs morgens vroeg dit volgende Briefje. m & Is niet genoeg,my gewrooken te hebben „ van de onftandvascigheid eens Minnaars * „ en een gehaatte Medeminnares op den oe„ ver van't verderf te hebben gefleept, myne „ onteugelbaare wraak moet zich geheel  i,.verzadigt zien, en ik,of zy , vergaan. Zo „ gy dan moeds genoeg hebt, laat u te„ gens de klokke tien uuren dezen avond, „ aan de agterdeur myner tuin vinden, daar „ ik u met de kling zal opwagten , om in „ de Maanefchyn ons gefchil té beflegten; „ 'twelk voor een van beiden doodelyk moet „ zyn, dewyl ik geen Medevryster langef „ kan dulden , die met zo veele voorregten „ van de Natuur boven my begaafd is. Uwe Gezwoore Vyandirme : Roxelane. Myn gemoed was zcdert het jongstleden geval, noch zo geheel niet tot kalmte geraakt , of het gevoelde op het lezen dezer' Letteren, een nieuwe onttroering. Ik moest my zelfs fchaamen , dat 'er onderonzeKun* ne , zulke haatdragende Vrouwen gevonden wierden , die de onverzadelyke wraaklust bezaten, om niet alleen hunne rust, maar" leeven zelfs 'er aan op te offeren. Maar wat kan de Minnenyd niet al beftaan , die verfoeijelyke hartstogt, die zo veele Ongeluk* kigen maakt, en bekwaam is de geheeleMenfchelyke Maatfchappy ten onderfte boven te keeren! Ik zoude zekerlyk nog wydlopi- III. Deel. O ge*  SïO- ger hier over hebben gemoralifeerd , zo nïcï myn Vader was binnen gekomen, om naar myne welftand te vernemen , en my over eenige gewigtige zaaken te onderhouden. Ik liet hem , eer hy nog fprak, het Briefje van uitdaging zien; waarover hy zyne fchouderen ophaalde, en zeide, dat hetdieverwoe. de Vrouw noodwendig in de Bol moest fchorten, midlerwyl ons gantfche Cezelfchap 'er over uitfchaterde van lagchen, en 'er zich een klucht mede wilden verfchaffen , die deze razende Xantippe lang zoude heugen. Wy hadden een driedekker van een Keukenmeid , die voor geen klein gerugtje verrf vaard was: Deze, voorwien zo min als voor onze andere Dienstboden , myn geval was onbewust gebleven, ondernam dit Vrouwelyk Tweegevegt voor my te zullen afhandelen. Zy kleedde zich tegen den beftemde tyd in 't gewaad 'eener Amazone, met helm, beukelaar en fpeer , en zo wonderlyk toegetakeld , dat men 'er de kinderen mede naar bed zoude gejaagd hebben; begevende zich vervolgens naar 'tftrydperk, op eenigen afftand gevolgt'van den Baron de Clerval, de Graaf'  Graaf van Mrfetd t de Heer Gotbjmw, den' Poëet Rymelaar en eenigen onzer huisgenoten , om, ingeval van nood, haar de behulpzaame hand te kunnen bieden. Roxelane ftond reets aan de Tuindeur op Schil' wagt, niet minder belagchelyk uitgedofcht; en gewapend met een degen van meêr dart twee ellen lang. Onze Amazone, die zich hierdoor niet liet verbloden , was nauwelyks op een bekwaame afftand genadert, of zy riep aan haare tegenparty» datzy maar zoude, van leer trekken ; doch op 't oogenblfk dat onze twee Heldinnen op elkander ftonderi aantevallen, wierdt Roxelane door vier perzoonen van agteren opgevat, en met haare gantfche wapenrusting, in een gereedftaande Rytuig gezet en weggereden; niet alleen tot haar eigenwaarfchynlyke verwondering, maar zelfs tot noch grooter van die onzer gewapende Keukenheldin, dewelke hierdoor de pas wierd afgefneden , om haare Vroüwelyke bravoure te toonen, of eenige zegepraal te hebben behaald. Nauwelyks was het Gezelfchap wedergekeerd > en ons verflag van 't voorgevallene gedaan, of de Marquis du bel Air liet 'zich O a aarl-  2Ï» ' '4^SSSB^ aandienen, dié ons in weinig woorden ver» haalde, hoe door de rugtbaarheid van 't geval , de Familie van Roxelane, de voorzigtigheid hadden gebruikt, om , eer die Dame tot grooter fpoorloosheid mogt komen uittefpatten, én anderen ongelukkig te maaken , zy haar heimelyk hadden doen opligten en naar een Beterhuis vervoeren daar zy tyd zoude hebben, om alle haare zottigheden met ernst te overdenken. Wy betoonden ons allemaal ten uitterften verblyd, over da gunflige keer welke deze verdrietige zaak in 'teinde kwam te nemen; en eer 'erveertien dagen waren verloopen, hoorde men byna van dit Geval niet meêr fpreken, hoewel ik 'er voor myn aandeel noch een langwylige geheugenisfe van hebbe behouden, en myn gefontheid 'er een gevoelige kwetfuur door kwam te lyden. XVIÏÏ. HOOFD-  -sasp> XVIII. HOOFDSTUK. Vertrek van Adeline door Picardyën op Fransch Vlaanderen. Bezigtigen eenige Zeeplaatfen. Ontmoeting van Champagne te Sas van Genr. Adeline keert met haar Gezelfchap over Zeeland naar Amfterdam. — Recapitulatie van haare gedaane Reize, en Bejluit. "^ffif y hebbpn hier voorens me: een fchets gezegt , de belofte die ons de Baron van Clerval gedaan had, van ons perzoonlyknaar ons Vaderland te zullen vergezellen ; nu is het nodig, alvoorens wy ons wederom op Reis begeven, de redenen op te losfen, waarop die verzekering was gegrond; nademaal de omftandigheden van dien, grootelyksbelang hebben met de toekomuige gelukftaat , die hieruit voor my kwant voorttevloeijen, en myne Landgenootèn niet weinig zullen verbaazen, Os Pe  214 *g"„-L. „, , De groote verpligtingen, welke myn Vader aan den Baron hadt, eh zyne aangebooren zugt tot erkentenisfe . hielden hem zo fterk aan zynen Weldoener verknogt, dat hy , op de gunftige voorflagen, die hem door dezen Edelman gedaan wierden , tot het befluit overging, om zyne overige leevensdagen op deze Landgoederen, alwaar hy van elk bemind en geagt wierdt, doortebrengen. De befpiegeling, die hy bovendien maakte, dat het waare geluk van de Menfch , in de rust en de vergenoegingbeftond, deeden hem geen oogenblik aarzelen, om de eenzaamheid te omhelzen; ten anderen, kon by zyne wederkomst in 't Vaderland, zyn geval hem zomtyds aan nieuwe onheilen blootftellen? en hem, hoe zeer hy zich ook' mogt kunnen regtvaardigen , echter zodanige ononlusten brouwen, die hem zyn leeven verdrietig zoude konnen maaken , en tot last doen verftrekken. Om alle die onaangenaamheden voortekomen , zoude myn Vader onder de befchermieg van den Baron mede naar Holland reizen , en vervolgens, na de beschikking zyner zaaken aldaar, weder met hem naar Vrankryk keeren. Maar, hoe my best'overgehaald tot eene flap, op welke . , ' ' het  het gantfche Gebouw van des Baron,s oogmerk was gefchraagd? Ik was zekerlyk zo onbevattelyk niet van oordeel, of ik kon wel begrypcn , dat ik eenig belang by dit genomen belluit moest hebben ; want nu ik myn Vader had wedergevonden , behoefde ik niet langer onder de Voogdyfchap van myn'Oom te ftaan , en was als een gehoorzaam kind verfchuidigt, de voetftappen van dien Vader te volgen. Hy gaf my by zekere gelegenheid, opening van hun onderling gemaakt ontwerp; en bemerkende , dat ik niet ongenegen was daarin te deelen, als gevoelende . even zulk een geneigdheid voor het rustige Buitenleeven, dan hy, veryolgde hy zyne rejlenéij in deze Zin. „ Ik zoek n niet te dwingen, myn kind, £ zeide hy , om uwe jonge jaaren buiten al„ le zamenleeving te gaan verflyten, want „ hoe ongevoelig men zich zomtyds voor het „ Huwelyk toond, daar kunnen zich tyden „ en gelegenheden opdoen , waarin onze „ zinnen komen te verkeeren. En misfehien „ ontmoet men wel eens een voorwerp , 't 5, wélk ons gevoelig weet te maaken ,-voeg■de hy 'er glimlagchende by, hoe afkeerig O 4 [„ men  Stï6 ',, JUty „ mea mogt fchynen, voor eene ftaat; die „ als ze op goede en deugdzaame gronden „ gevestigd is, de grootfte gelukzaligheid „ en welvaard van ,'t Menfchelyk Geflaght „ uitmaakt. „ Zoudt gy dan denken, Vader lief, gaf „ ik hem met een blykbaare argwaan ten „ antwoord, dat ik deze eenzaamheid zou- de omhelzen met eenig bepaald oogmerk „ of vooruitzigt ? Ik wil vertrouwen , dat den „ Baron u alle agting toedraagt, en myniec „ ongenegen is , maar ik heb nimmer uitzy„ ne redenen ofgezegdens kunnen bemerken „ dat hymy liefde toedraagt, of hem zou' „ de willen vernederen, om zich door een » wettige verbintenis met my gelyk te ftelw len ; te meêr , nu het kluwen ontwonden „ is , en gy zo veel als een onderdaan van hem „ moet aangemerkt worden. „ Hoe het hier mede gelegen is , hernam „ myn Vader , ik kan voor niets met zeker„ heid nog uitkomen ■ maar dit kan ik u on„ dertusfchen evenwel zeggen , dat de Ba„ ron my onlangs, by het herhaalen zyner belofte, van ons naar Holland te zullen « ver-.  vergezellen, aan de hand drukte, euzei■ de, dathy my by onze aankomst in 'tVa" derland , nader opening van zaaken zoude " geven, en dat hy hoopte en vertrouwde , '„ dat wy ons geluk niet zoude wederftreven." Dit was genoeg gezegt, om te weeten , waar naar ik my in 't vervolg te gedragen hadde; ten minden , myne houding kwam my, wantik ontmoette voortaan zelden den Baron, of ik gevoelde eene ontroering, die my deed bloozen. Dit syn de eerde kentekenen eener bartstogt , die zich gundiglyk ontwikkeld voor de perzoon, dewelke onze Zinnen en gedagten houdt opgetoogen : midlerwyl eene erndige overdenking van myn Vaders redenen, my geenfints meêr deeden twyrfelen aan de inzigten van den Baron, doch omtrent dewelke ik wel zorg droeg, geen duidelyker opheldering te vraagen. Rozalïé, die , volgens gewoonte in myn vertrouwen kwam te deelen, was met my van 't zelfde gevoelen , en wenfehte my aireets geluk met eene Fortuin daat, die myn hart Hond ?te beveiligen voor alle verdere laagen en verleidingen, aan welke myne Jeugdige bevalligheden, my tog altoos moesten bloot fteljen. Os Dc  si8 <.as-9-*> De aangenaame Voortyd, zich met haare gunftige (traalen onmiddelyk over het Aardryk komende te verfpreiden, deeden ons gereedheid maaken, tot het vervorderen onzer voorgenomen Reize naar't Vaderland; werwaarts ons Plan , door de Provintie van Picardyèn en Franfch Vlaanderen , was ingericht, Wy begaven ons van Villers-Cotte ■ rêts, het alleréérst op Saisfons , een groote en fraaije Stad , gelegen in een zeer aangenaame en vruehtbaare Valei, hebbende twaalf Parochiën en zes Abtdyën. De zamenleeving is 'er zeer geregeld en berchaafd , de Wandelingen verrukkeiyk en de leevensmiddelen overvloedig en goedkoop. Van hier kwamen wy te Noyon, een geheel ouwerWetfe Stad, alwaar Hugo Capet in den Jare 987. na Christus geboorte, als Koning wierdt gekroond, en Jèbannh Calpïnu's, de Grondleggervan het Protestant/the of Gereformeerde Geloof, het lecvenslicht sonde ontfangen hebben. Men wees ons nog zyn huis aan,'twelk overoud ,zeer vervallen en van fiegt voorkomen was; In deze Stad zyn verfcheide zeer fraaije geestelyke Geruchten; en heeft een uitmuntende Cathedrale Kerk. De ïnwooners van JVbya», vonden wy over 't alt  »£ algemeen , heel minzaam, vredelievend „ rondborftig en édelmoedig, beminnende de goede cier en de drank, waarom zy voor heethoofdig worden gehouden; doch dit is een gebrek, 'twelk men meêr andere Landaarden moet toefchryven, die zich in 't overtollig drinken te buiten gaan. Hier van daan reisden wy op Amiens,dc Hoofdftadvan Phardyën, met recht aldus genaamd , dewyl ze de rykfle , de fterkfle , de bevolkfte en de grootfte der geheele Provintie is. De huizen zyn 'er gemakkelyken wel gebouwd, de ftraaten zeer breed, de Marktplaatzen heel ruim , en de Kerken vry pragtig, en met ongemeene Schilderingen verfierd. Het heeft ook een fterke Citadel , welke Hcnrik de IV. 'er in den Jare 1547heeft laten bouwen, en als een der beste eu gereldfte van gantTch Europa werdt aangemerkt. Amiens heeft het recht van geld te munten: Twee Koningen hebben'er de Hu~ welykszegen ontfangen , en een der Koninginnen van Vrankryk, is 'er gekroond geworden. In de XVI. Eeuw heeft het veele Geleerden voortgebragt, en in 't Jaar 1702. is 'er een Academie der Wetenfchappen opge-  S2D gericht. Onder de voornaamfte Gebouwen ; teld men het Raadhuis en het Paleis van den Hoofdfchout. Voor 't overige , zyn de Wandelingen , zo binnen als buiten de Stad , allerverrukkelykst en uitlokkende. Na een verblyf van ettelyke dagen te jlmient te hebben gehouden, vervoegden wy ons op Abbeville, bygenaamd de Maagd, wyl hef nimmer is vermeesterd geweest. Het heelt binnen deszelfs bemuuringen , vcrfcheiden fterke Bolwerken, en breede diepe graghten. De Vaartuigen die van Zee af, langs de Rivier de Summe, tot midden in de Stad komen, en veeleKoopwaaren derwaarts brengen , laden daartegen , wederom menigte Laienen. Linnen en Wollen. Op St. Olferts Tooren. is geftadig een Schildwagt, die op een hoorn blaast, zo dra hy eenig onraad, brand of krygsbenden ontwaar werdt: Vervolgens zyn 'er veele Mans-en Vrouwen-Kloosters. Den gantfehen omtrek dezer Landflreek, is zeer moerasfig , waardoor het komt, dat men op de wegen veele Bruggen ontmoet, die het vaste Land vereenigen. Van hierbefloteo wy rcgclregt op Boukgtu te reizen in onze doortogt het Steedjc Mmrndt be' , zien*  ziende, alwaar veele Kerken , Kloosters efj andere Geftichten zyn; hebbende ook een aanzienlyk Kasteel tot deszelfs verdediging. De Stad Boutogne , dewelke tamelyk groot is, werdt verdeelt in de Boven-en Benedenftad ; welke laatfte zich uitftrekt op eene vlakte naby de Zee, doch de Bovenftad , liggende op den afftand naby honden fcbreeden van de Benedenftad , heefteen fterk Kasteel , voorzien van een talryke Krygsbezetting, om tegensalle Vyandelyke overrompelingen gedekt te zyn. Of fchoon nu deze Landftreek wat zanderig is, vind men 'er echter uitftekende Vruchtboomen, en zeer goede weiden ter grazing voor het Vee,inzonderheid voor de Paarden, welke 'er zo fchoon vallen als ergens in Duitfchland. De flamingers en Engelfcben , verkeeren in menigte binnen deze Stad, uit hoofde der nabyheid van de eene en gemakkelyke overtogt van de andere dezer Volkeren ; dewyl de afftand met de Engelfche Kust, op zeven Kanonfchooten verte werdt gerekend. In de Kerk van onze Lieve Vrouwe aldaar, worden veele Bedevaarten enPelgrimagiën gedaan, om de menigvuldige Reliquiën die 'er zich bevinden. Van  232 «g'' Tifflj)» Van Boulogni begaven we ons naar Calais £ werdende voor een zeergewigtige Plaats , en zelfs, opzigtelyk de Zee, voor de, Sleutel van Vrankryk gehouden. Deszelfs Fortificatiën zyn zo fraai en regelmatig, dat men moeite zoude hebben om 'er diergelyke in 't gantfche Koningryk te vinden. . De Haven van Calais is zeer bekwaam ter beveiliging der Scheepen, en werdt door twee fterke Bolwerken of Toorens befchuten verdeedigt. Ook ligt 'er doorgaans een magtige Bezetting. De Zee befpoeld haare Graghten, die met de vloed een naby ondoorgrondelyke diepte bekomen. Aanmerkelykis het, ombyongemeenhelder Weer, door toedoen eener bekwaame Verrekyker, de Vrouwen hun linnen aan den oever der Zee, op de Engelfche Kust te zien droogen ; waarvan wy Zelfs de proef kwamen te nemen, alzo men den afftand op minder als zeven mylen berekend. Calais is vry, Koop- en Volkryk , heeft groote en lynregte ftraaten ; ook zyn 'er verfcheide aanzienlyke Kerken en Kloosters, benevens het Stadhuis te zien. Men verhaalde ons wegens de overgave dezer Stad , aan den Hertog van Guife, in den jare 155?. hoe een Franfch Kapitein, fpottender wy-  wyze aaneen* derEngeifche Officieren vroeg: Wanneer by fiaat maakte van weder te komen ? Die hem daarop zoude geantwoord hebben ; Als uwe zonden en overtredingen de onzen zul. len te boven ftreeven: Woorden, die met gulde Letteren in alle Hiftorie Bladeren behoorden aangetekend te worden. Men kan we„ gens de Lotgevallen dezer Stad , by Emanuei van Meteren, alles breder lezen ; waarom wy 'er ons niet verder mede zullen ophouden. Alle deze en verdere Merkwaardigheden van Calais bezigtigd hebbende, gingen wy het Steedje Grevelingen bezoeken , liggende ter nauwernood een kanonfchoot van Zee af, en zeer bekwaam voor den Koophandel» Behalven dit, is het vry fterk in zyne Werken , hebbende zes Bolwerken , vier halve Maanen en één Hoornwerk, met diepe en breede Graghten omringd. Dc Baron de dervat, deed ons den uitleg van de aangelegenheid van dit Plaatsje. Het Kasteel en Stadhuis zyn 'er befchouwenswaardig; hebbende ook veele Kloosters, en een Parochiaals Kerk van St. Willebord. hier kwamen wy te Duinkerken, eene be-  berugte Zeeftad, gelegen aan Zee, zes rhylen van Calais, drie van Grevelingtn en vyf van Nieuwpeart, gehoorende zedert den jare 1662. aan de Kroon van Vrankryk. Ze was te dier tyd , onder de Regeering van Koning Zodewyk de XIV. een' der aanzienelykfte en ftcrkfte Vestingen; doch , volgens het Tractaatvan Utrecht, zyn deszelfs Fortificatiën ten eenemaale gefloopt. Nochtans kunnen wy niet nalaaten, eene kleine befchryving te ontwerpen van haare voorledene fterkte , zo als ze ons door des kundige luiden is opgegeven geworden; te meêr, dewyl wy hier mede zullen hebben voldaan aan de ons voorgeftelde taak, in het aantekenen der voornaamfte Byzonderheden, die wy op onze Reize , zo in de Steden als ten platten lande , hebben ontmoet en opgemerkt. Zodewyk de XIV. de aangelegenheid der Stad Duinkerken kennende, benevens de gunstige gefteldheid van deszelfs Haven, liet die Stad veel wyder bemuuren, en met buitengewoone Werken vermeerderen. Hy liet aan den oever der Zee een fterke Citadel aanleggen , de oude Haven diepen en een groote Kom graven, binnen dewelke een groot getal Schee-  tui Seheeptn voor alle gevaaren veilig en vlot konden leggen.. Om den ingang van deez' Haven te bevorderen» liet hy twee Dyken of Hoofden opwerpen van een vervaarlyke lengte , de eene aan. dq zyde der Stad, en de. andere omftreeks de Citadelle , ieder derzelven over de zes duizend voeten lang., met eene borstweeringaan weêrzyden, waarop zes Perfoonen naast elkander konden wandelen. Aan 't uiteindedezer Hoofden in Zee t bevonden zich twee Forten, beftaandein een foort van Hoornwerk, gebouwd op eenige gezonke Vaartuigen; op ieder van welk Fort, een Battery van 40 nukken kanon, én een fterke Wagt geplaatst was. De vermaarde Steene Beer, gelegen aan de Westkant .omtrent 24 honden voeten van de Citadelle, bevatte 46 ftukken Gefchut, en grensde door middel van een groote houte Brug, aan het Hoofd van dien -kant. Deze drie Sterktenss of Batteryën , Schoten zo verre in Zee, en betwiste zo volkomen het inkomen van de Haven, dat in de toenmalige Oorlogen , de Geallieerde Bondgenoten ze met hunne Scheepen niet dorften naderen of mooglykheid zagen van te bereiken; terwyl van all* de Bombcn , dis de Engelfehen en Hollan « III, Deel. .? der*'  ders voor die Haven affchoten, geen éénigè' tran dezelve in de Stad of Citadel, isneêrgevallen. In den Jare 1701 bouwde men nog een nieuwe Steene Beer , aan de zyde van de Haven naar bet Oosten i doelt zo groot niet als die van de Westkant, als mede nog verfcheide andere Werken en For0 tificatiën , die oneindige fchattenkwamen te kosten , en men nochtans, ter verkryging van de Vreede, genoodzaakt is geweest, wederom te moeten flegten. Hier uit is Iigteïyk aftemeeten , van welk een groote aangelegenheid de Stad Duinkerken eertyds voor Vrankryk moet zyn geweest. Ondertusfehen is de Plaats Zelfs ,■ vry groot, de ftraaten wyd en breed ,lynregten wel geplaveid , de Huizen altemaal zeer hoog en meestendeels van ticbelfteenen opgebouwd. De St. Jans Kerk werdt 'er voor de voornaamfte gehouden, als hebbende vyftlenbyzondere Kapellen. De Recolletten, Kapueynen , Minderbroeders en Benediktynen , Augustynen en andere Ordens, hebben 'er hunne Kloosters. Doch de Reizigers gaan 'er voornamentlyk het Stadhuis, het Arfenaa-1, de Barakken , Magazynen en Schooien bc-*  iezigtigen; in welke laatfte zich de Zeelieden oeftenen in de Stuurmanskunst, Wiskunde en andere Zeè-Wetenfchappèn. Wy bleven ruim veertien dagen ons alhier ophouden , alzo wy 'er veel 'vermaak genoten, door de toevloed van Vreemdelingen die 'er zich bevinden, en even als ons Amfiet' dam, van Buitenlanders dvervloeid. Vervolgens begaven wy ons over Nieuwpoort eii Ofiende (mede twee aanmerkenswaardige Zèeplaatzen , gehorende onder den Roomfch Keizer, in welke laatfte veel Koophandel werdt gedreven) op Sas van Gent, alwaar wy by ottze aankomst, Champagne, de Minnaar en aanftaande Bruidegom van Rozaiiï\ ontmoette; die 'er zich reets meêralsdageri had opgehouden ; om ons in te wagteii. Ik zal my in de omflandigheden niet inlaateri9 van alle de aandoeningen en gemoedsbewegingen, die deze Gelieven wederzydfch beftreden , na eene afwezigheid van meêr dart twintig maanden. Wy zullen ze in hunne eenzaamheid laaten verhandelen, alles watdé Liefde en de Min bekwaam is twee welgezinde haften in te boezemen, en zeggen ,'dat^ Zo drk wy gelegenheid hadden gevonden j 2 t öhi  52* om een bekwaam Vaartuig aftehuuren , wy met ons gantfche Gezelfchap naar Zeeland vertrokken, dewyl myn' Oom noch eenige zaaken in Middelburg had te verrigten. Ons Watertógtje was kof ten voorfpoedig, en niettemin waren wy verblyd, van voet aan land te Vlisfngen te zetten , nadien wy geen van allen, dat vermaak fchepten in 't bevaaren der zilte plasfen , als veelen wel voorgeven dat 'er in gelegen legt. Dit Zeeplaatsje, hoewel niet zeergroot, vonden wy echter heel lugtig betimmerd, en niet onaangenaam om 'er een paar daagjes door te brengen , liggende vry fraai in zyne wallen en wandelingen , en tamelyk Koopryk , inzonderheid op Engeland; doch voor Vreemde" lingen , die 'er geen byzondere kennis hebben , Valt 'er de tyd eenigfints verdrietig, hoewel 'er de zamenleeving voor de Burgerltand anders niet onvermaaklyk is. Nochtans beviel ons Middelburg , fchoon meerder landwaarf in gelegen en eenigfints bedompter, vry beter, zynde een veel grooter, uitgeftrekter, levendiger en volkryker Stad, alwaar wy ons meêr als agt dagen ophielden , eermynOom 'er zyne zaaken had afgehandelt ;- bin»  kinnen welken tyd wy ons met wandelen verlustigde en het geheeleËiland Walcbsren gingen rond rvden. Onder de voornaamfte aanmerklykheden die wy 'er zagen, moet het Stadhuis yan Middelburg werden gerekend ; welks voorgevel praalt met de afbeeldingen der aloude Graven en Gravinnen yan Holland en en Zeeland. Ook is 'er de Haven en het groot aantal Scheepen, die 'er liggen, nog een voorwerp van opmerking, gelyk ook de groote en royaale Straaten en 't Marktplein. Doch wanneer men de voortreffelyke Zeldzaamheden van Vrankryk gezien heeft, is "er geen reden om zich over 'teen of ander te verwonderen, dan dat wy Zeeland die lof kunnen nageven, dat dë Inwoonderen 'er zeer opregt, minzaam en gedienftig zyn , en het Spreekwoord bekragtigen, van Goed rond goed Zeeuws, fcheppende het grootfte bchaagen om den Vreemdeling in alles ts yerpligten en ten djenst te ftaan. Van hier vervorderde wyonze terugreize overDordrecht, Rotterdam en andere Zuidholkndfche Binnefteden , tot myn Geboorteplaats Amfierdam , alwaar wy allen onze intrek namen by myn' Oom; die , hoe bepaald hy p 3 ook  3jp ook gehuist mogt zyn, echter eene zo geregelde fchikking maakte, dat zyne doorlugdge Gasten, zich omtrent niets te beklagen hadden. De eerfte dagen onzer aankomst, bedeedde wy, om den Baron de Clerval en de Graaf van Mirfeld, die beiden nooit noch in Holland geweest waren, alle de Merkwaardigdigheden van onze beruchte Wereldflad ter doen befchouwen ,en vervolgens een gedeelte van de Zomer doortebrengen, met ook eenige andere Steden van ons vereenigd Vaderland door te reizen , om alzo eenigfints aan de Wellevendheid te beantwoorden eener Natie, die 'er ons de éerfte lesfen van hadden gegeven. Niettemin kon ik zeggen, dat ik zeden myne wederkomst inmyn'Geboorteftad, heel veel van myne gewoone vrolykheld had verloeren , en een foort van gemelyke lusteloosheid my beftreed, die my verdrietig maakte. Ik wist niet waaraan ik die verandering zoude toefchryven , maar alles kwam my zo vreemd, zo plat en zo onhebbelyk voor, dat ik moeite had , om my weder aan myne Vaderlandfche Zeden te gewennen. Dit moest naar allewaarfchynlyk- held  heid een gevolg van het Reizen zyn , als wanneer men gewoon is, dagelykfchzo veele nieuwigheden te zien , die, van hoe weinig aanbelang, ze ook mogten voorkomen , nochtans bekwaam zyn , door hunne verwisreling onze aandagt te treffen. 'tWasbytus* fchenpozende gelegenheden , dat ik my een levendig Schildery voor oogen ftelde, van alle de voorwerpen en omftandigheden die my in myne driejarige Uitlandigheid waren, voorgekomen, Myne ontmoeting met den bewusten Hertog te Parys, en alle de wisfelvalligheden welke daarmede verzeld waren gegaan , -was eigentlyk geen van de geringde myner befpicgelingen. Ik moest my nog ge* durig verwonderen , by het herdenken van alle de eerbewyzingen die my waren aangedaan , de lof die my toegefchreven en de agting die my was bewezen geworden van eene Landaart, die de kunst verdaan, om zich in de gunst opzer Sexe te dringen» en die zich by dezelve verdicnftelyk weeten te {naaken. Thans was hot met my gantsch anders ge* fteld; het fcheen my toe , dat men hier nauwelyks agt op myne perzoon floeg; en ik ü 4  Sm ^ L!ï> haast hebben getwyffeld , of ik de zelfde Adeline wel was, die ik in Vrankryk was geweest die Adeline, welke alomme van groot eri klein , aldaar als een Godinne was geëerbiedigt en aangebeden geworden. Hier, in tegendeel, befchouwde men myflegts als een Burgermeysje, die,hoe veele middelen zy ook bezat, en met hoe veele fieraden zy haaTe fchoonheid ook opluisterde , van den kring der Grooten bleev uitgefloten , en het zich ■noch wel tot eene eer zoude hebben moeten rekenen, door een deftigeBurgermanszoon, ten huwelyk te worden gevraagd.. Zie daar liet onderfcheid en de manier van denken van zommigen Natiën , en wel van de zodanigen, die zich alleen op hunne eigen grootheid verhovaardigen , en hunne Medemenfchen altoos gaarne zoeken te vernederen en met verontwaardiging en kleinagting te behandelen. "Was het dan te verwonderen, dat ik my *ver diefgelyke ohvcrfchilligheid, ten mynen opzigte , kwam te verftooren , en dat ik een gunflig oog kwam te werpen, op alle de wedervaaringen, my in dit korte tydperk «ïynes leevens, onder de Vreemden bejegend? Kon een éénig voorwerp, 'twelk ik kwam,  4 1 l> 433 kwam te aanfchouwen, my wel zo flerk be» hagen, als de geringde van die , welke ik in hetkleinde Steedje of Dorpje, op myneReize had ontmoet? Ik had zekerlyk hier en daar verfchillende Karakters van Menfchen ■ beaamd , veelnaare en woeste plaatzen doorreisd , akelige Gebergtens en deileRotzen beklouterd, eenzaame Dalen en Valeijen doortogen, menigte gevaaren uitgedaan; kortom, alles ondergaan gehad , wat de Menfchelyke ftandvastigheid aan 't wankelen zoude kunnen brengen , om aan alle deze dingen dien lof toe te fchryven , welke ik • 'er in myne Aantekeningen aan hebbe gegeven : maar dit liet echter daarom niet na, dat ik als Vrouw, te laatdunkende van aart was , om my onverfchilliglyk te zien behandelen. Want, alhoewel men de Franfchen zoude willen nageven , dat zy meêr vleijery als opregtheid in hunne ommegang vertoonen , zo is het nochtans zeker, dat wy Vrouwen, ons liever met een gemanierde bcleeftheid zouden zien te leur gefteld, dan dat men ons me^ een plompe en onbefchaafdewelmeenendheid den tol zoude betaalen, die onze Vrouwelyke Bevalligheden, recht hebben, het hart tfer Mannen af te aisfchen. $> S Am  »S4 <'«=sss> Aan deze beproevingen van het lot, bad ik my meêr dan ééns op myne Reize blootgefield gevonden, en dezelve Recapituleerde ik by deez' gelegenheid in myne gedagten,, zonderde minfteomftandigheid daarvan voorIj y te gaan; het welk gevoegd by de vermaaken die ik alomme hadbygewoond , en zommigen van dewelken ik my tot een eere dorst . rekenen, dat alléén om my waren aangeregt» verhovaardigde my zulks te meêr by myne Landgenooten, en deeden my de geenen trotfeeren, die een oog van veragting op myne perzoon kwam te fjaan. Ja zelfs was ik de zwakheden onzer verdienflelyke Nabuuren, met welken ik den tyd van drie Jaa7 ren verkeerd hadde.zo ongevoeligaangekleefd, dat ik tot hunne taal zelfs in alle gezelfchappen gebruikte , en daar mede gepaard liet gaan , alle dieuitterlyke vereischtens , die tot het bywoonen van de befchaafde Wereld , onvermydelyk moeten werden agtervolgt, en naar dewelke men wel kon zien, dat ikmy ongedwongen wist te voegen, hoe zeermyjie oude kennisjes 'er ook de lip van nokken. - ' Uit een klaarblykelyk gevolg dezer befpie- ge-  gelingen was het, dat, hoe zeer ook verknogt aan de belangen van myn Vaderland, ikmy zelve liet medefleepen door den ftroom der verfoeking; dat's te zeggen , dat ik aan 't euvel van veelen myner Medelandgenoten kwam te hinken, namelyk, van my aan da vervreemding myner gevoelens over te geven , en myn lot te verbinden aan een Man, dien ik met luister in den kring myner Va- , derlanders kon doen verfchynen ; mogelyk, door een al te fterke invloed van het alom bekende Spreekwoord: Dat geen Profeet in zyn Vaderland wordt geëerd, en, om dat ik myne Perzoon ,]cugt , Zeden, Manieren en Bevalligheden , geen genoegzaame hulde zag bewyzen , van hen, die de Vrouwelyke aanminnigheden niet op hunne waare prys weeten te ftellen. By gelegenheid van een gewoon uitvlugtje. in den Haarlemmerhout, alwaar den Baropi de Oerval zyn grootfte vermaak in 't wandelen fchepte , was het, dat zich ditRaadzel ontwikkelde. Deez' Edelman, myne ommegang genoeg bygewoond hebbende , om van de gevoelens van myn hart te kunnen oordeelen , nam een gunftig oogenblik waar, dat  235 95» dat zich ons gezelfchap wat kwam te ver» Wyderen: „ Dierbaare Adeline, zeide hy te- gens my , 't is onnodig langer voor u te „ veinzen; daar by twyffel ik niet, of het „ is u klaar genoeg gebleken, welke agting „ ik u toedrage. De gelukfUat van u Vader „ voor altoos te hebben verzekert, is hst „ éénigite doelwit niet waar naar tk ge- j» ftreefd hebbe. Gy weet, dat hy zich al» „, les durf onderwinden om my te verpli0„ ten, maar 't zal nu van u afhangen, of „ dat geluk zult willen helpen voltooijen: — „ Doch ik zal my duidelyker verklaaren , 5, vervolgde hy, zonder my de tyd te ge- ven van hem te kunnen antwoorden , ik s, wenschte gaarne ons lot met het uwe te „ vereenigen, en,byaldien ik hoopen mogt, „ op de beantwoording aan de opregte Min die ik voor u gevoele, zien wy ons alle drie t, welhaast gewroken van de tegenheden, die „ ons by beurte gedrukt hebben gehad. — p Ja, uitgelczene, Adeline, ging hy in ver'„ rukking voort, uwe Deugd is my een „ waarborg van uwe geneigdheid , om uw „ ongelukkige Vader de rust zynes leevens 5, te verfchaffen. Ik zal hem niet als een „ onderdaan of lyfeigen aanmerken, óneen!  fer—£i> ti?: 4 hy zal ons beider Vader zyn , én wy zul,-, len hem de verfchuldigde gehoorzaamheid ^ toedragen. Ik zal hem onttrekken aan de ,, veragting waarmede hy in zyn Vaderland „ zoude moeten omzwerven, en onzen „■ Egt, zal hem fchadeloos ftellen van alle „ de fmaad , die hy hier aan zyne minderen , en 't verdriet dat hy van zyne meerderen „ zoude moeten uitwisfchen." fk gevoelde op deze verklaaïïng, éene Tilling dooi1 alle myne leden; en , of fchoon ik reets van over lange tegens dezelve gewapend moest zyn geweest, de verdiende» van den Baron blonken my in zulk eenheerlyk dagligt op dit ftydftip , wegens de eerbied dien hy voor myn teergeliefde Vader betoomde fe hebben , dat ik myn neusdoek voor de oogen moest houden, om myne a4 te fterkeJaandoeningen niet te verraaden. „ Ach! Myn Heer.borst ik eindelyk uit, weikei „ plichten leggen my de Kinderliefde niet ,i op, om in alles medetewerken tot de ge„ lukftaat van een Vader , die myn éénigft© ,; troost en genoegen uitmaakt! Gy zelfs» „ die zynen Weldoener, en volgens de bert fchikksngen der Voorzienigheid, zyn red-' » der  ü der zyt geweest, welk een erkentenisfe j, hebt ge my niet aftevorderen! Maar ik weet „ het, uw hart is ai te welgeplaatst, om aan „ die erkentenisfe myne wederliefde veri, fchuldigt te willeil zyn ; ja, ik wil die ver„ pligtingen zelfs voor een tyd terzyde ftel„ len, om te beproeven, of ik die liefdege„ voele , die tot de waare gelukzaligheid vaii ,, twee wettig vereenigde harten wordt ver. „ eifcht. —— Gy verrukt my! riep den Ba„ ron, myne handen met vervoering kusfen„de, 6 ja, gy zult Uw Vaders geluk verzekeren, dierbaarfte Adeline, ik ben 'er van „ overtuigd, zulk een brave Vader, moet „ herleeven-in zulk een dierbaare Telg! ; „ Wel aan, voer hy voort , wreekt ü fl van het wreedé Noodlot, 't welk hem „ zo onmedoogende vervolg: heeft gehad, ;, en laat eért' Vreemdeling den roem wegdragen, van' de grondflag tot u aller heil en welvaard te hebben gelegt." Eenigen van 't Gezelfchap ons uit een dwarslaante gemoet komende, brak eene onderhandeling af, die voor ons beiden even Völdoenende moest zyn. Niettemin was het tari dit gevolg, dat wy des anderendaags een breed*  Breedvoerig gefprekover dit onderwerp kwamen te houden: En, wie zoude het ooit hebben kunnen gelooven! de maatregelen tot myne aanftaande Trouwverbintenis met den Baron, wierden ter zelvertyd beraamd, dewyl ik vrymoedig durf zeggen, dat hy my van 't éérfte oogenblik af, een wezentlyke agting voor hem had weeten inteboezemen , en hem van al 't vooroordeel doen vryfpreken , waarmede onze Landaart doorgaans tegen deUitlandigen zyn behebt. En inderdaat, als ik eenige trekken van zyn Karakter wilde fchetfen, zoude ik volmondig moeten zeggen, dat hy eene édelmoedige denkenswyze bezat, opregt en openhartig in alle zyne handelingen was, én geenfints de kunst van vleijen of veinzen verftond; dat's te zeggen , geen Man om iemand de honing om den mond te fmeeren of meêr dan den verdienden lof te geven. Daarby een Man , die oppervlakkig wat ftuurfch, onvriendlyk en afgetrokken voorkwam, het welk moest toegefchreven worden aan zyne diepzinnge gedagten en bezigheden , eigen aan een weldenkend Wysgeer die vol befpiegelingcn is. Me~ één woord, een volllagen Eerlyk Man, die altoos de gtsntëigfte gevoelens van zynen Evenmen lek  34© ^essss^ mensch aankleefde, en niet haat of Wraak* zugtig voor de belediging was; Wat zal ik meêr Zeggen Het Reizen had de teêrgevoelige Adeline zo wonderzinnig in haare manier van denken geftreeld, dat zy , die eenige Jaaren te vooren , zich zo verwydert en afkeerig van het Huwelyk had getoond , en zo veele deftige en goede Vérbintenisfen had afgeflagen, thans haare hand kwam te geven aan eenen Vreemdeling: Maar aan welk eenen Vreemdeling ? Immers aan een' Man die de toets had doorgeftaan, en die, wel verre van een Burger Dochter door zyne trouw te ontluifteren of te onteeren, dezelve in tegendeel kwam te hegten aan een hooge Geboor-ï te, aan Rykdommen, Aanzien , Rang, Vermogen , Grootheid, en alle andere verdienftelyke Eertitels, die haar met roem en glorie voor'toog der Wereld konde verfchynen/ Het was dan bepaald, zo dra myn Vader •rder op zyne zaaken zoude gefteld hebben, ^at ik met den Baron in Ondertrouw zoude treden, en wy met de Nazomer naar deszelfs Landgoederen zoude vertrekken, om al-» daar  4- aaaronsHuwelykop 't pragtigfte te vieren; dewyl het in myn Geboorteplaats met die luister en rugtbaarheid, welke met de hoogadelyke Geboorte en groote ftaat van myn toekomftige Gemaal overeenkwam, nietwel gé~ voeglyk konde gefchieden. Eer ik myn Vaderland kome vaarwel te zeggen , en wy ons op Reis begeven, zal het nodig zyn , ten befluit te melden , welk lot voortaan onze Reisgenooten befchooren bleev,, en ons affcheid van dezelve nemen; 'overmits men wel kan begrypen, dat Zy allen niet wederom van ons Gezelfchap waren , en zich mogelyk zo ondankbaar niet aan hun Vaderland zouden willen toonen, van een andere Lucuiftreek voor het overige hunner levensdagen, te gaan inademen. Nochtans ; ao dit ondankbaarheid zal bieten; moet men alle de deuren van de Fortuin maar toefluiten, én zich liever aan het wisfelvallig lot onderwerpen. Myn Oom^ die, nu hy Vrankryk had gezien , voor eerst geene andere Gewesten Wilde gaan bezigtigen, heeft een klein Landgoed je ;.a Gelderland gekogti werwaarts hy' Q #ich'  242 zich met Zuster Animat van de Wereld gaat afzonderen. De Poëet Rymelziek, wienden Zangberg nieuwe hersfenvruchten fchynt te hebben ingefcherpt, Maat eerlang Boeren en Menfchen met zyne Verzen te plaagen \ en" belooft zich een rykelyk beftaan van hunne onverzadelyke leesgierigheid. De Heer Charmant, wiens zeden door dé Franfche lucht merkelyk in befchaafdheid hebben toegenomen , voorfpeld zich een goeden oogst vart zyne Minnaryën , als ftellende een vast vertrouwen in de ligtgeloovigheld der Vrouwelyke Sexe. Juffrouw Amoureus, of de zogenaamde Graaf en GraVinne vanMirfeld, ftaari zich eerlang naar hunne Adelyke Landgoederen in Duitschland te begeven , om te zien, of de Hollandfche Ducaaten aldaar ffesfttge Detere invloed op Mevrouw de Fortuin kunnen maaken ; midlcrwyl myne teêrgeliefde halsvriendin, myne waarde Rozalië, die zich met Champagne onlangs in den Egten ftaat verbonden heeft, my als getrouwe Gezellinne en Lotgenoot ftaat te volgen, en door myne toekomflrge Wederhelft , in hunne tydelyke welvaard zullen worden onderfteund. EINDE van het DERDE én LAATSTE DEEL.