r 3i2 L 154     BÜTILLUS OF D E Verrader des ryks, GESTRAFT. TREURSPEL. iv DRIE EEDRY VE N.' in HOLLAND, M D C C L X X X IV.  PERZOONEN. Agamemnon, Gebiedvoerder der Grieken. GüiLEMüs, Prins van Griekenland. Bütillus, Veldoverfte en Oom van Guilemas. At reus, Overjle eener Bende Weldenkende. Fabritius, een dfgefant van Madritsma. E n e a s, Vriend van Fabritius. Perzeus, Vertrouwde van Fabritius en Eneas. Een menigte Raadvergaderende Grieken, van alle Oorden. De Geest eens verstorven Ridder. ZWYGENDE: Een menigte Bediendens, FJet Tooneel is aan het Hof van den Prins. Bü.  C3) B U T I L L U S of de VERRADER des RYKS, gestraft. TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld een der vorftelyke Zaaien van het Hof EERSTE TOONEEL. Ba til lus en Guilemus. B u t i l l u s, Ja, Prins! Uw heil alleen hangt af van mynen Raad! Zo Gy myn wyzen Lez niet onbedagd verzmaad, Zien % U binnen kort in hoogen rang verheven. Ik heb dien tot Uw best gereedlyk voorgefchreeven Ik maakte tot dat eind met U een vast verbond Dat Gy en Ik bezwoer, En wel op deezen grond, 'ja in deez zelvde Zaal die thans myne oog' aanfchouwen. Kanikmy,waardenNeef! nogopüw woord betrouwen, Betrouwen op den Èed my heiliglyk gedaan ? De tyd eist thands deez Vraag; kan ik 'er vast op aan ? Al zien ik my myn Prins! van heel de waereld haten Geen nood zo Gy my niet lafhartig wil verlaaten. Uw arm te we] gefterkt met geen gering getal Soldaten, hoedt my wisch voor een verhoopte val. A 2 Uw  (4) Uw Oom', die in het Ryk der vlugge PfetfaanA Gebied voert by tgewaay der klittrendeoorlo-vaanen! Verheft a ree zyn (km met een gewenschte°kragt. DeWaereld beeft myn Heer! voorzvn'gedugten mi& De Heerfchers van dit K yk die zullen voorHem be-ven En aan zyn eisch gewis in 't eind genoegen geven, £ h k*t^ k'ndf?1le ie2«d Udit al Maar vSorfpeld k Heb U den gantlchen ftaat der Republiek gemeld t vVas nu den regten tyd om in myn wensch te fiaagen Om ü den Septer met den Rykskroon op te dralen Om U te zetten m het hooge Staatsbewind Waar m, zigeen Monarch op 't hoogstgenoeglyk vind. Laat al die eidle zorg en nagedagte vaVen " De neevjlen der lugt ziet men aïlenskens klaaren Denk welk een trap het is om Vorst des Rvks te zyn.Zo Gy U zelf bemind trek n&vens My één Ivn En weez voorzigtig in hetzaara' vergaadrend fpreeken.. G v. I h- E M v ». ■ Zie daar myn hand en woord; 'k laat Uniet in eebreekenbloed" Grootheid noS' m>'n laatften druppelAl is de kans verkeerd'ik geev nog niet de moed JLn hoop die my bezield geheel en al verlooren Er is een nieuwen kans in deezen tyd gebooren 'rGemeen dat my bemint waakt voor my met hun hart En maakt zo veel het kan dat heel de rust verwardMadretterd voelde alreeds haar pynelyken flaagen Nedie voelt nog de zmart die hetom mv moest drWn, k Heb overal myn Oom nog vrienden op myn hand JJie My beicnermen wen ikfmeek om onderftand. B U T i' l E Ü s. JkHebUgelast.myri Neef / hoeGy Üftrakmoetwagten Hoe Gy Uw fpreeken met een fchyndoek moet verzagten Denk als Fabritius van 't fier Madritsma komt hn met zyn Heldenftem door al. de zaaien bromt Dat  C 5 ) pat Gy U niet verbaast op zyn kragtdadfg fpreeken Let op de woorden op de'ftrikken en de ftreeken vv ant ik zal moedig ftaan ten koste van myn Hoofd Jin k zal my wreeken zo 'k mv trotslvk zie ontroofd Van al myn ambten en myn hooge waardigheden. G U ï L E M U S. Ik vreez dat Gy U nog ziet met den voet getreeden Hoe groot myn vriendenrei ook aanwiesen op deez aard Voel ik myn Heldenhart hier over tos. bezwaard, t Scheen gistren of men ligt ter zeide had bekomen van de A&e ik ftond verbaast en dagt men kan 't niet droomen Men wilde dat ik hun die Afte zou doen zien. B V T 1 L L U S. Zo dit waaragtig is dan zal ik moeten vliên !... MaarzagtJ . . . neen; niets met ah Ik heb al wat gevonden Waardoor men nimmermeer den handel kan doorgronden Die tusfchen U en My altoos heeft plaats gehad Vreez nimmermeer myn Neef voor de een of andre ftad Schryf nog terftond Copie/n geef hen dit in handen Ln hou het flerkst 'er uit dan zyn wy vrv van fchanden, Maar wagt 't zal beeter zyn dat ik dit'zelf verrigt Ik ga terftond hier aan pas trouw op uwen pligt Eneas zal terftond hier in de zaal verfcheinen Doet al Uw angften voor dien fleren tog verdweinen Jk zal terftond dit doen} verlaat Uw op myn Woord. A 3 TWEE-  ( O TWEEDE TOONEEL. G uilemus, alleen. Heeft ooit het klatergoud myn teedreziel bekoord 't Is nu in deezen tyd, nu in de Gulden dagen *k My zie omringen met de fchrikkelykfte plagen Zou ik dan Griekenland niet dwingen met myn magt Nu ik van hun gevloekt ben by een elk verdagt. Zo rasch Ene3s komt zal ik Hem klaar betoogen Dat ik den Griekfchen ftaat nog nimmer heb bedrogen, 'k Zal aan Fabritius manmoedig doen verftaan Dat niemand is verdagt de Grieken te verraên Maar zagt! Ik zie Perzeuszigaan mvn Oog vertoonen 'k Wil thans gelyk een Held geen Grieken meer verfchoonen. DERDE TOONEEL. Guilemus en Perse u s. P e r s e u s. M yn Prins! ik koom uit last van onzen Griekfchen Staat Om U te redden uit den algemeenen haat Gy moet terftond aan my die Afte in handen geeven. Guilemus. Hoe! denkt de Griekfche Staat dat ik thans heb mis. dreeven. Ikdroeg my fteeds, mynHeer.'gelvk'teen Vorstbetaamt En vraagt menMy deez' zaak, dit vind ik ombefchaamd. Ai had ik een verdrag met mvnen Oom geflooten lkgaf Hem niet mynHeerl'theeft mv al lang verdroot-n LJat ik van eik veragt gehaat word en befpot Oeicholden als een fehelm en grooten dronken zot Per  C ? 9 Per sebs, Dit is Uw Eigen fchuld; Gy moet Uw Oom ditwyten, Guilemus. Ik zie heel Griekenland nog van elkander fyteö Zo men niet af en liet en maar geftadig fchêld. P e r s e u s. Die drift, myn waarden Prins! voegt aan geen Griekfchen Held. IkraadeUalseenVriend,Geevmy'tGefchriftinhaijden En Toon U liefde voor dezeeven Griekfchen Landen Of denkt dat Gy bewerkt Uw Eigen Ondergang. De tyd eist fpoe'd myn Vorst! Gy rekt die al te lang 't Is Uit metUw bewind; men zal 't niet meer gehengen Dat men het Griekfchen bloed! zal om Uw fnoodheid plengen Men heeft al lang genoeg geduld gehad myn Heer! Beraad U binnen kort; en doet Gy ft niet, ik fweer! ... Guilemus. Toon meer ontfag voor My, in Uw ftoutmoedig fpreeken. P e r s e u s. 't Ontfag is Uit! men ken Uw fnoodheid en gebreeken. Ik raade U nog voor 't laast, laatafUwwreevle drift En Geev terftond aan My dat doemenswaard gefchrift; Verweider Uwen Oom uit onze Griekfche dreeven En wil voortaan als Prins na regt en wetten leeven. Geev antwoord op myn Vraag of Lejd dat ik vertrek Wyl ik in mynen Pos't den tyd niet langer rekk'. Guilemus. Ik zal den Griekfchen Staat voldoen aan zyn beegeren. A 4 Cffj  ( 8 ) (Hy/cheld, waar op een Grieks bedien Je komt cue Hy tets in het oor luister-d.) Ik :wA met al myn doen fteeds Met hen "Confirmeerea. Op t Oogenblik zal hier Myn Oom Butülus zyn. P e r s e ü S. Butillus, is myn Heer! een doodelyk fenvn Voor uwe jonge ziel, Hy is in fchyn aks Vader dSSh^F^* denGrootfien Land verrader. lJaansHy zelf myn Prins! Ik word van Nvd ontdaan Om dat Hy Griekenland wil doen in feeetoen gaan! P VIERDE TOONEEL. Guilemus, Pers eus en Butillus. - B u t i l l l u s. ^fcSjSJn V£rbIyd U in deez zaaI te ^ P e r s e u s. En ik nog blyder, als men op U kon betrouwen Wat reen hebt Gy,Myn Heer «fat Gy heel GriëSand Wil klmstren voor uw Neef aan eenen Efsrlfbanö? B u t i l l u ï, Wie zegtüzulkMynHeer? P e r S e u s. DenGodfpraak aangebeên en*d?->SgÖ deeze da^ „ But, lus is de Man, die heeft het land veSn ' ?> zïrvHfJ16' heeftfrs in s'ftinfefha« gevonden f 2oGyHemn|ef yerdryftgaatGriekenland  Cp) 3,Hy drygt Uw Ondergang die door den tyd genaakt p,Zo GyUniet terftond van de Acle meester maakt." Zie daar wat zynen mond opOnzeVraag kwam melden! 'Voegt zulk een liegt beftaan aan een derGriekfche Helden Gy fchynt ontdaan myn Heer! op deez gevergde taal. Butillus. 'JcBetragte fteeds myn Pligt; my voegt niet dit onthaal. P e r s e u s. MynPrins.'k verzoek vanUdieAdie thans teontvangen, Terwyl de Griekl'che Staat is wagtend vol verlangen. Guilemus. Butillus geef 't gefchrift dat U aan My verbond, /ie daar Perfeus! {Hem een gefchrift over gevende') P e r s e u S. 't Is wel. y Y F D E TOONEEL. Guilemus en Butillus. Butillus. JVfisfpraakt Gy niet Uw mond ? Guilemus. 0 Neen 'k heb alles klaar en na myn Zin gefprooken, Maar Romen icheind verbaastin deezen twist teftooken. A 5 Hoe  Hoe trots was Perfetis taal zo vinnig afs vol rfloed. Ik voelde een lhelle hitte in myn reeds ziedend bloed. Koom Zweere wy elkaêr in alles trouw te weezen. (Zy zweeren te zaamen) Gy hebt in geenendeel voor ramp en fmart te vreezen Nog heeden zal men zien wat Griekenland verrigt. k Ben blyde dat Uw brein dien Aüe heeft verdigt Zo men U f traffen wil zal ik den Trooiër eeren De Grieken door myn magt het onderst boven keeren. Einde van het eerjle Bedryf. .TYVEË--  TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld de zelfde Zaal. EERSTE TOONEEL. Guilemus en At reus. Guilemus. Beloofd Gy my Uw trouw, zo fchenkmeUw'achtbren hand, Ten Teken van Uw Liefde en trouwen Onderpand ? A t r e u s. Jk voede thans voor U, al wat ik zelfs begeeren» Ik wil U, Griekfchen Vorst! als eerften Dienaareeren Ik Heb my veel te veel in'zotheid afgeflooft Jk zet voor U te pand myn Gryz en achtbaar hoofd 'kZal met mynBroeder thans tot Uw genoegen werken, En waar het mooglyk is U in Uw doelwit Herken. Guilemus. Gy waardt me een' Hinderpaal en Herken weerparty, Ik ben, den Hemel dank! nu van die zorge vry. Maar'k zou nog vryërzyn,geheelyk buiten fchroomen, Kon Gy Fabritius" wat "in zyn doen betoomen. A t r e u s, 'kZal zien wat of myn mond by Hem verwinnen kan, Maar 'k wagt 'er, braaven Vorst! heel weinig voordeel van.' Gui,  C W ) G ü i l e m D 9. Het zy zomin als 't is, het doet ons niets verlipZefl Want van twee zaaken moet men altoos 't zekerst kiezen ; En zo men deezen Held kan trekke in ons beW Dan gaat den toeleg wis. ° A t r e u s. 11 « , , Niet min den kreeftengang. Ik zal myn best doen Prins! Jk wil in m vn Gryze dagen Deni allergrootfte zmaad om U geduldig dragen, k Heb voor den Griekfchen Staat met al myn hart geftreen J5 hcm ¥ °nder?™g wel meer dan eens beleên Maar k dank den Hemel nogdiewilikfteeds gedenken Om datHy my verligten en zynen gunst kwam fchenJcen Ja 'k dank Hem nog te meêr om dat Hy op >t gebed U uit de zwaarte ramp van onheil heeft gered Toen Hy dien Ridder die U hartzeer deed beleeven lot myne Groottte vreugde op 't onverwagtst deed fneeven. ° Gy zyt van uwen hals ook deezen wand kwvt Die vyand vond zyn ftraf door d'altóós vloeib;ren tvd DieHelnond,afgengt op flinkfche enGriekfche vondén Geraakte op t onverwagts dooreenen flag ten gronden Ten gronden voor dat Hy zyn gal nog gad verbraakt En U na zyn begeerte als ftikkind had gemaakt. Guilemus, Maar Hebt Ge, o Atreus! ook van mynen Oom vernoomen ? : Men wil Hem deezen dag verweid'ren van ons Hof, £n wenscht om Hem te zien vertreden in het ftof? A-  C 13 ) A t r e u s*. Dit zal zo makkelyk, Guilemus! nog niet vlotten. Eutillis ziet zig veel aan alle kant befpotten Maar heeft in 't minst geen nood. Geen mensch zal onderflaan,- Om aan dien fleren Held een loozen hand te flaan. 'kHeb Hem voorheen veragten wilde Hem vervloeken Ja Heb, 't is U bekend, my zelve doen verkloeken En in den Griekfchen Raad zo als ik dagt gezegu'k Zei dat Hy als een Pest voor U was weggelegt Datde invloed van dien Held, dat elk U kon betooge». Te groot van waarde was en op Uw van vermoogen. Maar nu geheel gekeert verander ik van zin En keer myn feilen Haat in Honig zoete min.- Guilemus. Zo Even heeft Perfeus myn y verbloed doen rooken Ja 't fcheen op zyne taal vol wreevlen moet te kooken Hy fprak op èenen toon niet aan myn Hof gewend. At kë ós. 'kHeb zulks gehoord myn Prins! en wagt hier van liet end. Guilemus. 'kMoest Hem het gong hóe 'tgong dien Acle in handea geven. A ï r e u s. 't Is immers flegts Copie; wat is hier aan misdreevea, Guilemus. De Godfpraak van Apol die Griekenland behaagd Was in deez troeblen tyd door Hun om raad gevraagd '%[*>  C r4 ) ï/'r1^,^, mïïPom in heeten drift gebeeten Men fcheld dat ikMy nietHeb ais 't behoort gekweeten Dat Griekenland door My gebragt is in den Nood Kn toond de Bron my aan waar uit dit onheil fproot Ik ben met reen bedugt hoe of ik in deez zaaken tiet als den goeden man Nog zal te booven raaken. A t r e ü s. Geen nood wantGriekenland voedBurgers in zvn krin^ Die vol van yver Haan 5 en is 't niet zonderling Gy kunt van het Gemeen gelïut met dommekragten üe Grooste wisfche Hoop van uitkomst thans verwagten 't Gemeen dat domlyk woeld is vol van yverbloed ' ün ziet Uw hoogen ftaat met vreugde te gemoed. Guilemus. 'k Vreez dat ik nimmermeer tot deezen ftap zal komen H £ 'nVS? verphg«an 't magtig ryk van Romen S°taa? PM Zaam metonzen Griekfchen En dit brengt My, Atreus, in algemeenen Haat. A t r e u s. 'tls meer dan tyd,mynPrins! om op 't gezag te fpreeken Vaar moedig uit en blyf tog nimmer in gebreekt?a Op t Ogenblik zal hier de Raad vergaderd zyn G u 1 l e m ü s. ^.Verlaat U dan een wyl en zal my door den wyn Die tlighaamfterkt, verkwikt, myn matte Leen verheugen. A t r e u s. 't Is wel myn Vorst! maar rtügt ü voor te groote teugen Ik  C 15 ) Jk zal myn harsfenbrein wat ftreelen in deez zaal; Wagt van denGriekichen Staat een wel gepast onthaal. TWEEDE TOONEEL. Atreus, en De Geest van een' Gr ie jcschen Ridder. Atreus. Otyd! wat wondre keer weet Ge aan een zaak te geeven; 'kZag eerst den Griekfchen Prins, met nydigeoogen leven, En Nu ftry ik voor Hem in fchyn of ik Hem Haat , En werk dus met myn Hart aan de ondergang der Staat. 'kZieGriekenlandGevloekt door 'tHeir derPerziaanen. De vroome Keifer van de vleitigeThebaanen Spreid reeds zyn Legers met een toeloop zonder tal En dreigt Hun Ondergang en aangenamen val. O Griekenland! laat thans Uw dwaazezotheên vaaren En kies de fchaduw van de alom geroemde blaèren, -* O Hemel! laat myn Vorst vol yver aangebeên Tog nimmer in dit Land door Grieken zyn vertreên. Laat Hy onfchatb'ren roem in Griekenland behaalen En als beheerfcher nog der Grieken zegeppraalen! ... (De Geest verfchetnt) OVreezelyk Gefpook! dat My geheel ontfteld 0 Monfter! dat my Vloekt en my den Boezem kweld VerbergUw blikken die 'k yol brandend vuur zie Glimmen Wat weg naamt Gy om uit dien duisternis te klimmen Wat Hellewigt heeft U gedonderd uit deez aard Of zeg wat Vloekgedrogt heeft U voorMy gebaard. Hy fpreid zvn kaaken op! waar zal ik my begeeven Ontwvk my Helfchen Geest! Ik wil metU niet leeven! 'kBen door dit Helsch Serpent in al myn doen befpied. Gy nadert My... O zwart! kent my dan niemand niet  t re) O Hemel! ftaat Zo Hier Oeen ^ife Xte G G tl i l e m u s. Wat^epeeng?aanS ^ Heer< ™ ü dus tè a t r-e u s. O My ik ben ontdaan! 'k ben hw ,w-;u % 'kZie nog zyn blikkenvo]vahelE ' bedaar^ Schuimbekkend zag Hy MvVolehI5?,ef,v,ammen-ftaad' Atreus. My dunkt eeö waare Held ontduikt het grootvaar- Gui."  C 17 ) Guilemus. Én fprak Hy niet myn Heer! toen Hem Uw oog ont- dektte ? Atreus. O Neen! Maar 'k zie het nog hoe Hy zyn leden rektte. Butillus. Koorn laat ons deezen Geest hoe vr'eezlyk ook ver- geeten; 'k Wil van dit Helschgedrogt in geenendeele weeten; 'kBen bly dat CaronHem, die Voerman van de Hel, Maar fpoedig over Voer. Laat Hy daar altoos wel De ftraf van Sififus op 't allerfwaarfle fmaaken. 'kWas gantsch verlegen om datMonfter kwyt teraaken. Atreus. {liet /pook verfcheint weder.') 7je daar in gindfchen hoek het moeielyk gefpook, Dat zig zo even in deez fombere aarde dook. Zie met wat Helfche blik Hy alles wil verflinden. Daar nadert Hy, o Goön! waar zal 'k befcherming vinden ? Butillus. O Hemel! ach vergeev! ik ben van fchrik ontdaan, O Hemel! Help! ach Help! daar koomt het fpookfel aan! (Zy onthopen in verwarring de zaal. Einde van het tweede Bedryf. B DER-  C 18 > DERDE BEDRYF. Het Tooneel verheeld de Raadzaal van het Griekfche Hof. EERSTE TOONEEL. Fabritius en Atreus. Fabritius. JN u zal men zien,MynHeer! hoe of het af zal loopen; A' t r e u s. M-n moet van dit Geval altoos het beste hoopen. Butillus is genoeg, Dunkt My, Geftraft Myn Heer. Fabritius. Die Pest van Griekenland, dit zeg ik op mvn eer, Most als het kon gefchien me op Griekfche Hoffchavotten 2ynLandverradersHöofd zien van het lighaamknotten. • tv «bannen is gering voor zulk een Pest van 'tLand:. Die Vagebond moest fier gekeetend aan een band, Gefolterd als een fchelm, die yder moet mishagen,. Den allerzwaarften ftraf voor zyn verdienftcn dragen Ik zal op t Ogenblik mvn ftem in deeze Zaal Doen Gelden en vervvagt een Grootfche Zegenpraal. kZie Agamernnoü reeds metzynen ftoetvericheinen; lk- voel myn zorgen thans op eiken ftond verdwynen. /.o Hy niet zwigten zal die ons den Roem ontroofd, as uneüenland in nood en ik verliez myn Hoofd. TWEE-  C 19 ) TWEEDE TOONEEL. Agamemnon, Fabritius, E n e a s, Perseus, Guilemus en Atreus. Een menigte fchaaren zig in Order,. Agamemnon. Myn Heeren, 'k heb deez raad metyver doenfeeleggen Om dat ik deezen dag iets groots had U te zeggen/ Ik zie aan alle kant hoe me op Butillus fmaald; Ik weet wat fnood bedryf Hy óp Hem heeft gehaald; Ik zie wat Griekenland voor lot ftaat te genaaken Als ik geen ftuiting in die ftreeken weet te maaken.i My Gaat Heel Griekenland te dierbaar aan het hart Dan dat ik 't Domplen zou in een ontelbre zmart, Wy alle zyn nog Vry en dierbaar Vrygebooren. .Om een Gaat Griekenland ten minlle niet verlooren,. 't Is Rome die my fchraagde in deezen Oorlogsvlaag Toen wy laf hartig, valsch, waarein 't volvoeren traag, 'k Heb lang de Bron ontdekt waar uit dit op kwam fteigren; 'kWil nuhetfmeekgebed derGrieken niet meerweigren; 'k Wil dat Butillus nog deez dag het Hof verlaat Tot onderlingen rust en veiligheid der Staat. Wat zegt Guilemus; Prins! 't is een der Lievelingen! Maar 'k zal dat moorders-rot heel anders leéren zingen; 'k Zal toonen dat ik U als eerften Dienaar nam De Grieken trouw bezwoeren Hem tot Hulp bekwam, Maar niet om 't Vaderland te domplen in geva ren DeHoutmynwa;rt deRomp die metHem zaamzalpaaren, Guilemus! zo Gy niet Uw ouden Oom begeevt Dan zweer ik dat Gy 't lot dus ook te wagten heeft. Men Kre ng dien Ouden Heid hieraa Honds voormyne oogen; Zo kan de Griekfche Rei zyn heete traanen droogen-; Zo worden zy, die fteeds zyn Grootheid en zyn ftaat Betngten, opgefieid met een Gemeenen Haat. B 2 Men  C 20 ) Men heeft de Onnoofelheid wel in myn ryfi doen Aagten, Maar nu heeft de Euvelmoed byna dit lot te wagten. Daar is die oude fchelm die Griekenland verried £n alles voor zyn' Neef heeft in 't geheim befpïed £oom nader hier voor My. Doet boeten uwer daden Hn zeg waarom Gy 't Land zoo lloutlyk heb verraden? B ü t i L L v s. 'kHeb nimmermeer het Land nog iemand iets misdaan. Agamemnon. Waarom dan met U Neef een Acte aangegaan ? B u ï i L L u s. ^Gefchiede om zyne jeugd als in een toom te houden. Dit was alleen de hoop die 'k op deezeAcle bouwden. Agamemnon. Wat dunktU,Agtbren raad! van deeze flinkfche vond? Fabritius. Ze is goed bedogt, Myn Vorst! maar Echter zonder Grond. Atreus. Zy heeft tog eevenwel veel fchyn van zuivre waarheid. E n e a s. Maar 't geeft te weinig ligt en 't eist wat meerder klaart neid. Gui-  C 21 ) Guilemus. MynHeeren! 't geen mynOom daar zegt is wis en waar. P e r s é u s. Maar voor een waare zaak is Hy niet al te klaar. Agamemnon. Het zy daar mee zo 't wil ik duld Hem hier niet langer! ZynHydra's flangenhoofd gaat van't verraden fwanger. Myn Dienaars breng Hem fluks,in fpyt vanZynenNeef -UitmynGezigt. Voldoe aan de Orders die *'kU geef. B u t i l l u s. Eer zulks gefchieden zal, zalheeldewaereldbeeven, Heb ik daarvoor de Les aan mynen Neef gegeeven? Eer 'k immer kwaad verrigte of eene daad beftond Zo koom een Vloekgedrogt uit deez geweide Grond En zwelg my voor die zaak in zyn verhitte kaaken!.. (de'Geest verfebynt.') O Hemel! Help! daar koomt het Vloekgedrogt My naaken. Jk vlugt van Wanhoop in het grootfte jammerdal En weet in deeze nood niet wat hier worden zal, (Hy vertrekt.) De Geest. Schrik niet myn Heeren! om datGyMy dus ziet komea, Jk ben tot Uwe fmart dit Griekenland ontnoomen; Jk ben den Geest des Ridders, die zo fpoedigOverleed. Maar thans ben ik een Geest, een Geest die alles weet. 'k Zag hoe Butillus u in al zyn doen verraaden; 'k Zag hoe Guilemus fteeds U wyzen raad verzmaden; HoeAtreus, Grys en Stram zyn Griekfchen eed vergat Die Hv zo heilig fwoer voor Vryheid en voor Stad. Dus  C 22 ) Vaarwel 'k Verlaat U weer en gaTnaar mvnf Ten* |n waag voor Vryheid ook U faastend SSE3 £ fasopden Prins, O Rei! en wil de GriekftES AlK Door Uwen eigen magt der Burgeren bewaak ' (de Geest vertrekt.) Agamemnon, (opftaande.) van het derde Bedryf.