■-(■-*'■•■   VERKLAARINGEN KORTE STELLINGEN VAN HERMAN BOERHAAVE, In zyn Ed. Leeven Hoogleer aar in de Medley ney in de Academie te Leyden, &c. OVER. DE KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTENS. DOOR GERARD BARON van S WIE TEN, Raad en Eer/ie Lyf-Arn van Haare Keizer JyU Majeftcken, &c. tic* * Uit het Latyn Vertaald. DOOR B. J Ü R R N S , Med. Do&. derde deel, eerste stuk. 1 TKtl «Jit\«t*V. I 6£!tK£SX.\ NS' Te AMSTERDAM, By F. J. van TETROODE, Boekverkoop mdccxc,   WEETGIERIGE LEEZER! Opgewekt door verfcheide Beminnaars der Geneeskunde , om de Vertaling van dit onwaardeerbaar werk, reeds over dertig jaren begonne, voort te zetten, heb ik my op derzelver ver ■ zoek, tot een moeielyke driejarige arbeid verwezen , aangezien 'er tot de Vertaling der drié overige Boeken, de werken van deeze onfterflyke Man bevattende, met hun toebehoren, ten minften deeze tyd vereischt word. _ . Ik heb alles zo nauwkeurig moog lyk was , in de Nederduitfehe Taal overgezet, en zal trachten dat niemand my te verwy ten zal hebben, dat ik minder nauwkeurig in de overige, als in dit eerfte Stukje ben geweest. Hier, waarde Leezer! zult gy alles, wat de Geneeskunde bevat, ja, ik mag zeggen, bevatten kan, getrouwlyk vinden naargevolgd. Hoe langdurig, hoe moeielvk ook deeze arbeid zy, het zal my tot het uiterfte genoegen verlirekken, indien ik zo gelukkig mag zyn, dat in naarvolging van andere Landen, de voor alles vatbare Nederlander, met vrugt ook in zyne taal , alhier alle het vereischte tot de Geneeskunde leeze , herleeze , doorkneede en Hét zal my in geenen deele verwonderen, indien men over deeze Vertaling, voor zo veel men my zoude willen beduiden , dat ik , het geene zo veele jaren oeffening kost, als voor niet weg fchenke, zoude willen vitten i maar dit zal volgens myn oordeel, fpruiten, by zommige uit afgunst, om dat zy zelve bet geduld met zouden gehad hebben, om zo zwaarwigtig werk te aanvaarden , ofte moosc'lvk by zommige, die gewoon zyn den arbeid van hnn evenmensen*tc bevlekken, geen kunde genoeg hier toe bezitten, laat hun intusfehen hunne geneigtheid volgen ; zy diede zaken dieper inzien , zullen niet anders kunnen zeggen , dan dat ik, daar het bekend is dat veele de Geneeskunde beoeffenen, die niet alleen nimmer zich op dezelve hebben toegelegd , maar zelfs geen enkel woord Latyn verftaan, nu ten minften het middel aan de hand gegeven heb, waar door zy zich kunnen bekwaam * o. ma  C 4 ) maken, en ook die geene, welke op zodanige vertrouwen, minder gevaar lopen niet alleen om van kwaad tot erger te vervalkn ; maar ook veiliger voor het behoud hunnes levens zyn. dus zal 'er niets nodiger zyn, dan dat deeze Vertaling van de Heeren Chirurgi en Apothecarii, en van hunne Leerlingen doorbladerd, en met een onvermoeide vlyt overwoge worde. Van niet minder gewicht zal deeze overzetting zyn voor alle Heeren Geestelyken, van welke belydcnis hun E. E. ook zouden mogen zyn, dewyl het hun E. E. meestal te beurt valt, in den beginne hunnen roep te moeten vervullen op plaatzen, alwaar in veele «uren in de rondte geen Geneesheer te vinden is , en dus de ongelukkige Lyders zonder hulp moeten blyven leggen : ja , daar de Menschlievendheid by hun E. E. boven andere hunne Natuurgenoten uitblinkt, kan het hun niet dan imerten, het geween en gekerm der hulpeloze Lyders te_moeten hooren, en zal hun E. E. als dan een onbefchryflyk genoegen veroorzaken, een Vader des Huisgezins, aan zync troosteloze Vrouw en Kinderen wederom te kunnen geven, en een Zoor tot fteun zyner ftokoude Vader en Moeder, in 't leven te behouden. Hunne E. E. hoop ik, zullen het gezegde, van geen enkel woord Latyn te verftacm, niet op hun E. E. willen toepasfen ; want als dan zoude ik myn verftand moeten verloren hebben : maar daar het onmooglyk is, zich tot de oeffening der Geneeskunde te begeven, zonder dezelve verfcheide jaren beitudeert te hebben, om de woorden, alleen deeze kunst eigen, heb ik dezelve zo Veel moog'lyk in het Nederduitsch overgezet. Indien ik zo gelukkig ben, dit doelwit te bereiken, zal ik mynen arbeid ten uiterlle wel bedeed agten , en met onvermoeide vlyt voortwerken, en altyd tonen , dat ik nimmer verdrietig zal worden, in het Menschdom ten nutte te zyn- B. J Ü R R N S, Med. Do&. VER-  VERKLAARING D E R KORTE STELLINGEN VAN HERMAN BOERHAAVE, OVER DE KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTENS. HET ZYDEWEE. 6 8^?. tlet Zydewée word genoemd , wanneer de v' • ' O. Zieke een fcherpe gedurige Koorts heeft f(y iÓ4. $67.) , met een harde pols; fcherpe, ftekende, ©ntftokene pyn, (382. No. 3.) zeer vermeerderd m de inademing, zagter te gelyk m de uitademing ofte wederhouding der adem, wanneer de ademhaaling, met een onbewoge Borst , meestendeels met de Buik gefchied; met een genoegzaam geduurige hoest, groote pyn verwekkende, en daar door als verftikt. De Zyde word by de Grieken ri *tei>t<»' en»? genoemd; en dikwerf word 7tM^*s voor de Ribben genoomen: want aldus heeft Pollux dezelve genoemd f», aangezien hy die deelen , welke onder de Oxelen gelegen zyn *».t»t« ofte Zyden genoemd beeft • en de ziekte die omtrent de Ribben is Zydewée noemde; gelyk'als de ledeziekte uit de lidmaaten, en die der nieren uit O) Tul. Polk Ortomaftic. lib. li Cap. IV, No, 166, 167. Tom. I. pag. 234. 335» . • Derde Deel. A  J HET ZYDEWEE. § 8*f de nieren haar oorfprong trekt, de Latynen hebben dezelve zielende Zyden genoemd, waar uit het fohynt dat de naam van Zydewée gemakkdyk kan afgeleid worden, dus heeft Cclfus geiel aêr. de maag is kl zyden omringdj W zvelte ook zontds hevige- pynen ontftaah. hoewel dat hedendaags van veele het n ewand ter fpysverweriiii? verrekkende dus genoemd word , heift Ceifnï eventwel door de Maag de üokdarm verftaan, gelyk ^Z^ltn^èM ™ * Zydewée welke hier geiN0otnan w > doo\?het begrip der naaste oorzaak van de StW&M &ké & verfehynfelen, welkedeeze ziel; e ve zelen, en welkers aanweezen door algemeene toeftemrSnl der deneesheeren leerd dat het deeze ziekte *i Wy hebrnmg oer w• gezien, dat de ziektens op- Sedet ^ ;Sï—n, Wvcn word hier niets X de plaats die aangedaan word in het Zydewée, ofte van des ■ % noctt nmvmk a-ezeed, waar van daar naar zal gefproken " Het Zvdewée word genoemd wanneer, enz.. Vnortmt wid deeze manier van het Zydewée mt te leggen Voor eerst woiu uc Schrvvers verfchillen over het deel ^SttfeMiWSS de kentekenen v«n hetaan- ïSfsS ,:^^e?ltd?v=: zaak en de aangedaane plaats, en te geiyK. tem uy u (*) LibvJV;. Cap. Il. pag. 2.09. ^^&».e): waarom Galen: dezelve ook heeft aangetekend in de befchryving van het Zydewée, gelyk reeds gezegd is; en op een andere plaats zegt hy (jj): dat de pols om zyne hardig^ heid in die geene, welke met het Zydewée gekweld zyn, aan onkundige een hevige pols fchynt, die een harde pols niet. van ■een hevige kunnen onderfcheiden! niet te min zoude dit teeken zomtyds kunnen misleiden, als wanneer de zieken om de hevigheid der pyn niet kunnen inademen, en zig zelve bynaar verflikken ; want als dan fpruit uit het Zydewée een longontfteeking, en de pols fchynt zagt en klein; waarover §. 883. zal gefproken worden. Aangezien dan, dat door de inademing de Borst wordende op- (») N. 491. Charter. Tom. VIII. pag. 880. (0) In coacas Hipp: pag. 387. Q) H: Boerhave Inititut. §. 962: ( 't tegendeel, zomtyds ook is de hoest droog, welke niets te voorfchyn brengt, en in het eerfie is de ziekte zwaarder; maar verdraag'lyker in het tweede geval. (*) nogtans bevestigd de ondervinding , dat 'er fluimen met bloed vermengd zeer dikwils in het zydewe'e te voorfchyn komen, en dat die minder nadeelig zyn, dan als wanneer de ziekte in \ geheel zonder fluimen is. (j. 877. 'TT^r is geen deel der bekleedzelen der injO^a wendige borst , welke dezelve niet aandoet : liet geheele ribbenvlies dierlialven, en het geheele middenvlies, waar door het voorlle, agterfte, regter, linker , boventte, onderfle, uitwendigfte, inwendigfte deel eveneens aangedaan word: maar wel voornaamlyk de zyden. Laat ons nu zien welke plaats in het zydewe'e aangedaan word, alle de toevallen leeren ons dat 'er in deeze ziekte een hevige ontfteking plaats grypt, maar de Geneesheeren komen niet overeen welke deeze plaats is. de overhevige pyn, wanneer de zieken inademen, toont aan dat op dien tyd de ontftokene deelen bewogen als ook uitgerekt worden. Veele zyn van gedagten, dat het vlies, het welke de ouden het vlies dat de ribben omvangt, ofte alleen'lyk het omvangende vlies genoemd hebben, de eigentlyke plaats'der ontfteking was, en wel dat dit vlies de eenige plaats was. de Geneesheeren noemen het ribbenvlies dat vlies, het welk de geheele omtrek der binneborst bekleed, het hartvlies bedekt, en door zyne verdubbeling het middenvlies uitmatkt, fchoon misfchien oneigenaartig. (ziet de Verklaring §. 170. 4.) (*}. Want dus heeft (*) Lib. IV. Cap. VI. pag. 209. 00 Petit. Commentar. in Aretsum pag, - - Derde Deel. B  HET ZYDEWÉE. : heeft Arciteus deeze ziekte uitgelegd onder de Ribben, rug, en het inwendige der borst tot aan de fleutelbeenderen toe , is een dun fterlc vlies gelegen , aan de ribben vast gegroeit , het welk de naam draagt van omvangend vlies. Wanneer in dit eene ontfteking ontftaat, vergezeld van koorts, hoest, en verfcheide foort van fluimen, word dezelve zydewée cenoemd. van het zelve gevoelen zyn geweest Algineta Ö) en Trall. (O- Celfus fpreekt niet van de aangedane plaats , wanneer hy deeze ziekte befchryft (>/), maar Gak»;, gelyk als §. 875 gezegd is, heeft niet alleen'lyk vast gefield dat het vlies de ribben omvangende ontftokcn zynde, het zydewée voortbrengt, maar ook de fpieren aan het zelve gehegt. ' Aangezien dan dat 'er zulke gelykheid is tusfchen het zydewée en longontfteking , deeze beide van dezelve oorzaken dikwerf voortkomen, in alle beide de ziektens een hoest beftaat, door de fluimen uit de long voortkomende zo dikwils het zydewée verligt word, de longontfteking dikmaals het zware zydewée verzeld, by naar altyd opvolgt; zo zyn geleerde Mannen van gedagten geweest, dat in beide de ziektens het zelve deel aangedaan wierd, te weeten de long. Sy'denham (e) heeft zo veel •gelykheid erkend tusfchen het zydewée en longontfteking, dat hy, naar alle de toevallen van het zydewée overwogen te hebben, heeft befloten, dat deeze ziekte anders-niet was als een koorts door eigene en byzbndere ontfteking van het bloed ontftaan, waar door de natuur de fchadende ftof in het ribbenvlies ' aflegt: zomtyds ook in de longen, waar door de longontfteking ontftaat: welke hy meend van de eerste alleen te verfchillen door hoger graad, zwaarder oorzaak der zelve, en door deszelfs verder uitgebreidheid... ondertusfchen heeft hy in beide de ziektens onderfcheide zitplaats gefteld. Ook Cd) Lib. I. de Caufis et Signis Mórbor. Acutor. Cap. X.pag. 8. (b) Lib. III. Cap. XXXIII. pag. 40. Verfa.. Cc) L. VI. C. I. p. 266. QO L. IV. C. VI. p. 209. &ct (O Se<2, VI. C, III. p. 334-  $. 877- HET ZYDEWÉE. n Ook is het geen nieuw gevoelen dat in het zydewée de longhet aangedane deel is: want Aurelianus (f), haald verfcheide oude Geneesheeren aan die dit gevoelen voorftonden. Ja, en by Hipp'. worden eenige dingen gevonden, die dit gevoelen begunftigen. dus heeft hy, handelende over de vloed in de borst Cg) gewild, dat de long uit zig zelve lugtig en droogde vloed naar zig trok, dat dezelve daar door opzwol, en de zyden aanraakte, en dat, indien zulks in beide de zyden gefchiede, een longontfteeking te ontftaan, maar, het zydewée, indien zulks maar in eene zyde gebeurde, en op een andere plaats heeft hy van gelyk en gezegt \h): dat het zydewée ontftond, wanneer de long door de dorst te zeer uitgedroogt door onmagt naar de zyde helt, en dezelve aanraakt, en waarlyk uit de natuurlyke befchryving des Lichaams, blykt dat de long het ribbenvlies raakt, en uit de befchryving der longontfteking heeft genoegzaam gebleken dat de oorfprong dcezer ziekte niet van deeze oorzaak afhangt. De vermaarde Hofman (i) is in het gevoelen geweest, dat, als wanneer de uitwendige deelen alleen ontftoken waaren, 'er als dan een valsch zydewée ontftond; maar als wanneer dezelve de oppervlakte van het longvlies aandoet, gelyk of het de Roos was, een waar zydewée te voorfchyn kwam, en wanneer dezelve zig dieper in de zelfftandigheid der long vestigd, een longontfteking aanwezende te zyn. Trilhrus heeft het zelve gevoelen in zyne geleerde en te gelyk nootzakelyke verhandeling, welke hy over het zydewée gefchreven heeft, omhelsd, en (ƒ) Acutor. Morbor. Lib- II. Cap. XVI. pag. 115. Q~) De Locis in Homine Cap. VII- Charter. Tom. VII. pag. 365- OV) Ibidem Cap. X. pag. 369. (i) Medicin. Ration. Syftematica; Tom. IV. Se&. II. Cap. VI» pag. 426. 427. B 2  ia HET ZYDEWÉE. en heeft daarom deeze ziekte liever ribbenvlies ■ longontfleeking , ofte longontfloke zydewée willen noemen (K). het is zeker dat het ribbenvlies niet altyd alleen de eigentlvke zitplaats van het zydewée is, maar Galemis heeft 'er ook by gevoegd, de [pieren hier aan gehegt, gelyk een weinig te voren gezegd is : ook is in de Verklaring §. 374 bewezen, het geene hier welverdiend by gevoegd te worden, dat zelfs hetvetvlies, tusfchen de ribben ,zeer zigtbaar in gemeste di(ren), zeer dikwils, en wel vaneene zeer hartnekkige ontfteking de zitplaats is. Want de ontflane ontfteking het vetvlies doende zwellen, kan het ribbenvlies met zeer hevige pyn uitrekken (/), aangezien dan dat uit de befchryving der ontfteking te voren gegeven gebleken heeft,, dat ieder deel des Lichaams, in welk de netswyze verdelingender flagaderen ofte der jlagaderlyke zenuw zvatervaten hun oorfprong hebben, de zitplaats der ontfteking kan zyn, (ziet§.373), fclykt het, dat dezelve kan zyn in het ribbenvlies, het vet dat op het zelve legt, en de tusfehenribbige fpieren: en hier uit jkan men befluiten , dat het ribbenvlies de zitplaats van het zydewée kan zyn, of fchoon de ziekte niet altyd aldaar zit gelyk veele gelooft hebben; maar in het vet en tusfehenribbi-, ge fpieren dikwerf word gevonden. Zeker is het dat die zeer hevige pyn , die zelfs de eerfte beproeving der inademing in het zydewée verzeld , fchynt te leeren , dat het kwaad niet alken in de long zit, aangezien, dat ih de waare longontfteking dikwils geene, en zomtyds.; maar een doffe pyn van de zieken gevoeld word , gelyk wy reeds gezien hebben, zoude het gelooflyk fchynen dat in een zw* O) Cap. I, pag. 9. (/) Abrah.. Kaan perjpirat. Hippocrat. Cap. VIL No, 143. pag,  HET ZYDEWÉE." n zware longontfteking het kwaad niet tot aan deszelfs vliesagtige oppervlakte zoude geraken . welke zo fcherpe pyn zoude moeten verwekken, dat men gelooft dat het zydewée daar door ontftaat ? ten minften in de Lyken der door het zydewée geftorvene word dikwils zo groot kwaad in het ribbenvlies niet gevonden, dus bekend Jacotius £m) dat hy in de ontleding der aan het zydewée overledene zelden waargenomen heeft dat het ribbenvlies gezwollen was, of fchoon 'er een ontfteking voor af gegaan was. zekerlyk dit dun en uitgerekt vlies, al wierd het ontftoken , zoude geen groot gezwel vertonen, aangezien in de ontfteking by naar de geheele dikte ontftaat door het gezwolle vetvlies, dus weeten wv dat het beenvlies, de hersfenvliezen , de banden, zonder grote gezwollenheid ontftoken worden en zeer fcherpe pynen veroorzaken kunnen. Waarom ook Jacotius (n) het volgende voor het reeds aangehaalde heeft voor af laten gaan: door de ontfteking verftaan wy niet alleen een onmatigejmenigte bloeds in een ledige plaats vergaderd; maar ook alle te grote hoeveelheid in de kleine vaten der lidmaten, meer gewigt zet de getuigenis van Petrus Servius hier by, als welke in drie honderd aan het zydewée geftorvene te Rome naar hun dood ontleed, altyd bevonden heeft, dat een bol der long bedurven was en door verrotte ftof opgezet, daar nogtans het ribbenvlies onaangeraakt, ofte ten minsten zeer weinig bedorven was ^o). en waarlyk indien men in agt neemt dat het zydewée en longontfteking dikwerf te zamen lopen, nogte dat de zieken altyd van het zydewée fterven óm dat het ribbenvlies ofte de tusfchenribbige plaatzen ontftoken zyn; maar meermalen daarom, om dat door de overgrote pyn alle beweging der borst onderdrukt word, waar uit, om dat de doorftraling van: Cm) Hollerii. Commentar. in coacis Hipp. pag. 430,. («) Ibidem. io) Triller, de Pletyitide Cap. I. pag. 10. B 3  H H ET ZYDEWE E. 877. van het bloed door de longen belet is, een dodelyke longontfteking geboren word ziet §. 905.); zal het blyken, waarom in de Lyken der aan het zydewée overledene by naar altyd een gebrek in de long gevonden word, alhoewel het ribbenvlies maar ligtelyk fchynt aangedaan te zyn. Want men moet opmerken dat Servius niet ontkend heeft, dat het ribbenvlies in deezeziekte aangetast wierd, maar alleenlyk zeer ligt: dierhalven wierd de oorzaak des doods wel in de aangetaste long gevonden, nogthans kan de eerfte oorfprong van het kwaad in het ribbenvlies, ofte in de fpieren op het zelve leggende gezeeten hebben, zo wel als in het vet vlies, dat het ribbenvlies in deeze ziekte aanv getast word bevestigen zeer veele waarneemingen: aldus heeft Aurelianus gezegt (ƒ>): het is eene fchynbare gisfing, dat het ribbenvlies zelve lyd, dewyl het zelve door vermeerdering des gezwels eene Vergadering veroorzaakt in de door het zydewée aangetaste , en dikmaals in de aan het zelve geftorvene zwart word bevonden. Diemenbroek heeft in tegenwoordigheid van veele Aanfchouwers het Lyk van een Vrouw aan het zydewée in het Gasthuis geftorven ontleed Qjj, welke de eerde veertien dagen overgrote pyn geleden had, maar daar naar, ten tyde der ettering, fcheen de ziekte eenige _ dagen zagter te zyn, welke eindelyk door de dood eindigde, hier heeft hy de long ten eenemale van het ribbenvlies afgefcheiden gevonden, en het geheele ribbenvlies in de regte z^-de van de oxelcn af tot aan het middenrift ontftoken: en de zweer was doorgebroken aan de vyfde en zesde rib, welke beide ribben ter breedte van twee vingeren ten eenemale van het ribbenvlies ontbloot waren : de etter was in de holte der borst in weinige hoeveelheid gevloeid, de long vyiei-d nog door ontfteking nogte op eenige andere wyze gekwest gevonden, het zelve heeft hy naderhand in het Lyk van een Man O) Acutor. Morbor. Lib. II. Cap. XVI. pag. 117. (?) Anatom- Lib. II. Cap. XIII- pag. 309.  §■ 877- II ET ZYDEWÉE. *5 Man door de zelve ziekte geftorven gezien, en heeft daaruit befioten, dat het gevoelen, het welk vast fteld dat in alle zydewée ook eene ontfteking van het uitwendige gedeelte der long aanwezende is , van alle waarheid ontbloot is. ja •, dat meer is , hy heeft in de Lyken der door eene lorgontfteking «■eftorvene de geheele long. der eene zyde ontdoken gevonden, zelfs in het .uitwendige vlies, of fchoon die zieken maar alleen over een doffe pyn gcklaagt hadden toen zy leefden. Harderus heeft van gelyken het ribbenvlies aangedaan gevonden in de Lyken naar deeze ziekte 0), dit hebben ook zeer veele andere bevonden: welke alle op te noemen'veel te omflagtig zoude zyn. Hippocrates G) heeft ook duidelyk gezegd , dat de gal en het flym tegen de zyde gekleeft het zydewée veroorzaakt; maar dat eene longontfteking ontftond , wanneer de "long dezelve naar zig getrokken heeft. • Dus mag men uit dit alles befltiiten , dat de aangedane plaats in het zydewée het ribbenvlies is , het vetvlies hier te£/£è /« era van deeze meer van dezelve afwyken. en Galenus (by in de verklaringen over deeze voorflelling heeft zeer wel aangemerkt, dat de groote van het gevaar als dan niet afhing van de eigene gefteldheid van het zieke lichaam , maar van de hevigheid der oorzaak, welke de ziekte had voortgebragt. men kan het gezegde gemakkelyk overeenbrengen met het geene §.874. gevonden word, alwaar gezegd wierd dat de longontfteking zeldzamer Kinderen, Vrouwen en Menfchen van een flap geitel aantast, en gemakkefyk en by naar van zelve geneezen te worden , voor zo veel te weeten dat de eigene gefteldheid der vogten en vaste deelen in die menfchen minder tot deeze ziekte overhelt. Ondertusfchen nogthans wanneer de voorttrekkende oorzaak zo hevig is, dat dezelve in zodanige minder hiertoe voorbereide lichamen zo hevig zydewée kan voortbrengen, zo is het niet tegenftrydig, dat de ziekte zomtyds gevaarlyk kan zyn , of fchoon nogthans dat 'er in een hard én geoefFend lichaam nog erger ziekte van dezelve oorzaak ontftaan zoude , en door ligter oorzaak in zodanig lichaam zoude verwekt worden. Sy denham heeft waargenomen (/) dat deeze ziekte de Lichamen van een Bloedryke gefteldheid vooral aantast ,ock dikwerf Land Arbeiders, en welkers lidmaten als door zwaren arbeid zyn %ebraken, dat deeze ziekte voor die digte en geoeffende Lichamen vooral gevaarlyk is heeft Hippocrates (k) gelyk by een andere gelegentheid gezegt is, reeds geleerd gehad. twTrillerus (l) getuigd dat hy deeze ziekte dikwyler in magere en droge Lichamen heeft waargenomen dan in vette en vogtige; want in die zyn ftevige vatën en digte Sappen , om deeze reeden fchynt Aretaus (m) gelooft te hebben, dat oude üedea voornamentlyk aan het zydewée 00 Ibidem, pag. 76. CO Sed. VI. Cap. III. pag. 331. 00 Coac. prsenot. No. 398. Charter. Tom. VIII. pag. 875. 00 De Pleuritude. pag. 3. 0») De caufis & Signis Morbor. acutor. Lib. I. Cap. X. pag. 9.  5- %79- HET ZYDEWÉE. £3 wée onderhevig zyn, maar ook dikwerviger van hetzelve geneezen worden , "aangezien een hevige ontfteking in'hoogen onderdom een zeldzaam verfchynfel is. maar hy heeft gezegt dat het tegendeel in Jongelingen en Menfchen in den Èloeni hunner jaren gebeurde, te wceten : dat zy zeldzamer door deeze ziekte wierdeli aangetast, maar dat zy, om dat het zydewée in dusdanige met meerder kracht gewoon is te woeden , 'er ook zeldzamer van opkwamen, dat de fterkte der vaste deelen veel tot deeze ziekte toebrengt, kan men ook opmaken uit het geene Plippocrates in het Boek over de Lugt, Plaatzen, en het Water zegt in). Want hy tekent aan dat de menfchen de fieeden bewonende tegen het "Noorden overgefteld fterke en drooge Lichamen hebben, maar ook zeer aan het'zydewée onderhevig zyn, maar integendeel die geene, die in de fleden tegen het Zuiden overgelegen wonen meestendeels-zwakkere Lichamen hebben, maar ook zeldzaam door het zydewée aangetast worden. ( o) Dat de fpyzen en dranken , .het zy door hunne fcherpe zelfftandigheid , het zy door hunne te grote hoeveelheid koorrfen kunnen veroorzaken , hebben wy'te voren in de verklaring §. 586. a. gezien; en dus is het klaar, dat die geene, welke zig te veel aan fpys en drank overgeven ; zeer gemakkelyk door het zydewée aangeftast worden, "indien zy daar en boven uit hunne eigene gefteldheid tot ontftekende ziektens overhellen, waarom ook Hippocrates(p)zvaz overmatige inzwelging van wyn voor eene oorzaak van het zydewée heeft gehouden, veel erger nog is het misbruik 4er gegeste geesten, aangezien dat door deeze vogten een ftrem- ming («) Charter. Tom. VI. pag. lor. (0) Ibidem pag. 190. Xp) De Morbis Lib. I. Cap. II. Charter. Tom, VIL pag. 54&  H HET ZYDEWÉE. $. 879. ming veroorzaakt word, en de vaste deelen des Lichaams o-erimpeld worden; en daarom krygen die geene, die zig overmatig 'in hunne levenswyze aan geestagtige dranken; en voornamentlyk aan de Eranaewyn overgeven zeer dikwils en zeer hevig het zydewée , gelyk TrMUrm opgemerkt heeft \q). Ik heb in dronkaarts dikwils de derde of vierde dag reeds een dodelyk zydewée gezien. Zelden zuur opruspende. Hippocrates heeft in zyne korte ftelHogen (r) het volgende : die zuur opruspen, worden zelden door het zydewée aangetast, en ter plaatfc, daar over de ziektens van zelve door het zuure vogt vootkomende gehandeld wierd, heeft gebïeeken, dat gebrek aan goed bloed, zwakte der vezelen van het zamenftel der vaten en ingewanden, als ook gebrek aanNatunrlyke Beweging (Ziet §. 61. \ met regt onder de oorzaken der zuure fcherpheid gerekend worden, en het is klaar uit het vorige o-eze^de, dat zodanige Lichamen het minst aan ontftekende°ziektens onderworpen zyn : waaruit de reede deezer korte fpreuke gemakkelyk verftaan word. Want naar dat Helmontius vasthield Jiad (0 , -dat het vyand'lyk zuur, in het Ribbenvlies als een doorn vastzittende het zydewée veroorzaakt , hebben de Geneesheeren die van dit gevoelen waren eene geheele andere uitlegging van deeze korte fpreuk gegeven. Want zy beweer* den dat die geene die zelden zuur opruspten daarom dikwerviger door deeze ziekte wierden aangetast, om dat dit zuur in het Lichaam wederhouden zynde, met het bloed vermengd wezende, oorzaak deezer ziekte was. maar hoe verre dit gevoelen van den regten weg afdwaald, zal genoeg blyken uit de hier naaraantehale.ne oorzaken van het zydewée, als ook uit de geheele Befchrvving deezer ziekte. 3 Tot ontftekende ziektens overhellende, welke deeze zyn ïs in (q) De Pleuritude. pag. 4. (O Sdct: VI. No. ff. Chartdr. Tom. IX. pag. 560. CO In Capitulo jkura furem.  § p,7p. HET ZYDEWÉE. *5 in deeze zelve verhandeling een weinig te voren gezegd, en dit word gekend uit de gefteltenis des lichaams en voorgegane ziektens. , , , , In de Lente enz. het is wel waar dat het zydewée het geheele Taar door, uit de oorzaken welke wy naderhand zullen optellen, kan «boren worden, maar wanneer het zelve als eene algemeene zfekte heerscht, als dan tast het de Menfchen eerder aan inde Lente; en wel voornaam'lyk dat deel des Jaars , het geene tusfchen de Lente en Zomer zwevende , gelyk als der beide aaneenknoping is, gelyk Sydenham (t) gezegd heeft ; en het geene Ik ook door eige waarnemingen der algemeen heerfchende ziektens, bevestigd hebbe gezien. Ofte des Winters in een zeer fcherpe koude wind. wy hebben te vorenS. n7,beweezen,dat door de koude de deekjens van hetbloed tezamen gedrongen worden, en dat 'er dus oorzaak der verftopping in de nauwigheden der flagaderen geboren word, Indien nu een koude wind met groote kragt de yskoude lugt in de long, zo digt tegen het ribbenvlies gelegen, injaagd,ente o-elvk het geheele lichaam bewaaid, zo worden de tusichcnribbise nlaatzen van beide zyden zo wel inwendig als uitwendig aan een fcherpe koude blootgefteld. maar vooral loopt men gevaar van het zvdewée te krygen, wanneer men zig uit een warm vertrek in de zeer koude lugt zonder het lichaam genoegzaam gedekt te hebben, onvoorzigtiglyk begeeft, de rede" hier van is §. iie. ge- ^Hierom heeft Hippocrates gezegd, dat het zydewe'e en de longontfteking des Winters het meeste en wel het hevigtte ontftond O); en Aretaus (vj heeft diergelyke geleerd. ^ m Seft. V. Cap. V. & Sed. Vl. Cap. III. pag. 30*. 33°. Cdj De Affeftionibus Cap. III- Charter. Tom VII. pag.; O) De Caufis & Signis Morborum acutorum, Lib. *. <-appag- 9- Derde Deel. l)  ^ HET ZYDEWÉE, £ 879. 880. En als dan word zy eigenlydig genoemd, te weeten wanneer de oorzaak van het zydewée van het eerfte begin der ziekte afin de tusfchenribbige plaatfen heeft vastgezeten en niet eerst in een ander dee] des Üchaams ontftaan is, en daarna deeze eerfte zitplaets verlatende, deeze deelen heeft ingenomen: want iW«0e(« betekend eigene en eerfte aandoening.. 880.. lUf aar welke ontftaat uit de in beweging, IIA geraakt zynde ftoffe van een voorgaande ontftekende ziekte, en zig nedergezet hebbende opde plaatfen (877. 878.; befchreeven, toevallig. Het gebeurd zömwyleu dat het zydewée andere ziektens welke eerst in het lichaam ontftaan zyn, opvolgt, en word als dan toevallig genoemd, dus heb Ik by eene andere gelegentheid^.-^ aangetekend, dat de derdendaagfche koorts in de lente tyd doorzeer heete geneesmiddelen behandeld in een wreed zydewée ver^ anderde. zo ook heeft Sydenham O) ons gezegt dat liet zydewéeop de koortfen, van wat zoort dezelve ook zyn , 'by toeval opvolgde; en hy merkt op dat dit voornaam'lyk gefchied door het ontydig gebruik der heete geneesmiddelen in het begin der ziektens; te meer, indien de ouderdom der zieke, eigengefteldheid, en de tyd van 't jaar tusfchen de Lente ende de Zomer zweevende, nog daar en boven te famen fpannen. Deeze onderfcheiding van het zydewée in eigenlydig en toevallig, is voorwaar van een groot nut in de geneezing : aangezien het eigenlydig meestentyd niet alleen eene aderlating vereischt; maar zelfs ook dat deeze zomtyds meermalen herhaald worde, maar indien het toevallig zydewée eene andere algemeene ziek¬ en Seér. VI, Cap. III, pag. 332,  $. 83o. 881. HET ZYDEWÉE. tLf ziekte, welkers aart geene aderlating, ten minde geene herhaal* de toelaat, op volgd, als dan moet de aderlating op verre na ia mindere hoeveelheid gefchieden als wel anders gebruik'lyk i.c. dit heeft Sydenham (.y ) door eene naarflige waarneming der ziektens zo gevonden, en heeft dit als een zaak van groot gewigt in de beoeffening der geneeskunde vastgefteld. §. 881. "TTet zelve heeft tot-voorafgaande oorzaak : JlJ. i. al het geene bekwaam is allerlei ontfteking voorttebrengen (3751 tot 380.X 2. al het geene deeze algemeene oorzaak voornamentlyk naar het ribbenvlies toezend ; waar toe byzonder behoren de zelfsgefteldheid der zieke, te nauwe en te harde tusfchenribbige flagadertjens hebbende ; de voorgaande ziekte, dewelke eene gefteldheid om dezelve voorttebrengen naargelaten heeft, gelyk daar is een verherding van het ribbenvlies, eelt, een aangegroeide long enz. ; de eigengereidheid der heerfchende algemeene ziekte; een koude lugt, door nauwe fpleeten op het ontblote lichaam met kragt aanvallende , wanneer het zelve door arbeid ofte het vuur eerst Zger verhit is j yskoude drank fchielyk en met groote teugen in zodanig lichaam ingedronken, eene zeer yskoude Noordewind ten tyde der winter. 3. Me™*'*-™*- ofte verplaatzing der ontftekende, bloedwaterige, etteragtige ftoffe, eerst in 't geheele lichaam, ofte in eenig deel heerfchende, en daar naar, uit welke oorzaak ook , hier naar toe gebragt, gelyk in de Mazelen, Kinderpokjens, zweeragtige Gezwellen, grote breede Zweeren, welkers Cy) Seft. V. Cap, V. pag. 310. D 2,  28 HE T ZYDEWÉE. §. 881. ftoffe naar derzelver fchielyke verdwyning in de aders opgezogen word.. 1°. Moeten wy nu handelen over de oorzaken-: uit het geene tot nog toe gezegt is zyn wy overtuigd dat het zydewée eene ontftekende ziekte is >Jiet geene uit deszelfs beloop en verfcheidene uitgang, het geene naderhand befchreeven zal worden, zal blyken,) dierhalve word al het geene eene ontfteking kan voortbrengen voor oorzaak van het zydewée gehouden, waar van op de plaatzen hier aangehaald gehandeld is. • 11°. Alhoewel 'er eene, gefteldheid tot ontfteking in het bloed ontdaan is, zo moet 'er nogthans nog eene andere oorzaak zyn, door welke dit kwaad zig voornamentlyk in de tusfchenribbige plaatzen zet. hier toe behoord de zelfs gefteldheid der zieke enz. de ontleedkundige hebben ons geleerd dat 'er dikwerf een groot onderfcheid gevonden word in de groote en het getal der vaten in onderfcheidene lichamen , ja , en dat zomtyds zommige flagaderen vereeld, kraakbeenig , ofte zelfs in been veranderd geweest zyn.. dierhalve zoude 'er zodanig gebrek in de tusfchenribbige flagaderen kunnen plaats hebben, en dus de doorgang des bloeds door dezelve belet worden, ondertusfehen nogthans fchynt het waarfchynlyk, dat zodanige oorzaak zelden plaats grypt, aangezien die verharding d'e& ilagaderen meestendeels in groote ftammen alleen word waargenomen, en wel vooral in eene zeer hooge ouderdom. De voorgaande ziekte enz. wy hebben in de befchryving der ontfteking §. 392. klaarlyk gezien, dat 'er naar hevige ontftekingen dikwerf een knoestagtige hardigheid, omtrent de klieragtige deelen, en by eene andere gelegentheid §. 485. alwaar over het knoestgezwel gehandeld wierd, heb ik aangetekend, welke verwonderlyke verhardingen der vliesagtige deelen zomtyds in doode Menfchen zyn waargenomen, daar en boven beeft het §. 843. gebleken ,. dat de ontftoke long dikwils aan het  5. 88i: HET ZYDEWÉE. 29 het nabygelege ribbevlies vastgroeit; dus is het niet te verwonderen indien het zelve plaats heeft, wanneer het ribbenvlies oniftoken is, het geene ons de ontleding der aan het zydenwée overleedene geleerd heeft (s). Dat zodanige eelt ofte knoestagtige gezwellen, als ook de aan-* eengroeijing der eertyds vrye deelen, oorzaak der verftopping en ontfteking kan zyn, is van te voren §. 112. 1. beweezen. daarom voelen die geene, die door een zeer hevig zydewée aangetast zyn geweest, dikmaals hun geheel leven lang eenige overblyfzelen der pyn , zo door fchielyke verandering van lugt, fterke gemoedsbewegingen, overmatig gebruik van drank, enz. voornamentlyk wanneer zy meer dan eens deeze ziekte hebben doorgedaan, aldus teekend Schenekius uit Brasfavolus aan(ö), dat Atyhonfus, Hertog van Ferraren , naar driemaal het zydewée gehad te hebben en van hetzelve geneezen zynde , daar na op die zelfde plaats, door de kleinfte oorzaak ook, pyn gevoeld heefr. Dietnerbroek geeft ons te kennen (b) dat hy in de beoeffening der Geneeskunde waargenomen heeft, dat die geenê dikwerviger het zydewée onderhevig waren, welkers long hy uit eenige teekenen oordeelde aan hetribbenvlies vastgegroeit te zyiw ook heeft de ondervinding de Geneesheeren geleerd, dat die geene, welke eens het zydewée onderhevig geweest waren , dikwyler van het zelve aangetast wierden. De eigen gefteldheid der heerfchende algemeene ziekte. Of fchoon het zydewée dikwils zyn oorfprong verfchuldigd is aan openbare oorzaken , b: v: een koude lugt het Lichaam dat eerst door eene fterke beweging zeer verhit is aanvallende , nogthans heeft een aandagtige waarneming geleerd , dat het zydewée voor den dag kwam en veele Menfchen door het zel- r» Tiller. de Pleuritid. pag. <5. O) T. Scheneku Obferv. Medic. Rat. Lib» II. pag. 245» (i).Auft. Lib. IL Cap. XIII. pag. 308. D 3  HET 2YDËWE E. 5. 881. zelve te gelyk aangetast wierden, oflchoon "er oorzaak bekend is , aan welke men de ooriprong der ziekte kan toeichryven. het is wel waar dat een algemeene kwaal, en andere (waar van naderhand §. 1404. en volgende zal gehandeld worden) ons verzekerd , dat zodanige verborgene oorzaak in de lugt tchuilt : ondertusfchen eventwel zal niemand gemakkelyk ■uuwyzen welke de hoedanigheid van dit kwaad, het geene de algemeene ziektens voortbrengt, aangezien 'er geene gevoelige verandering iq de hoedanigheid der lugt ontdekt word , aïn -welke zodanige uitwerking met regt zoude kunnen toegefchreven worden. Sydenham verwonderde zig niet zonder reede dat zodanige algemeene koortzen de eene tyd het hoofd aan-' tasteden , dan weder op eene andere tyd de ingewanden aartvatteden en ƒ e Rooloop te weeg bragten , en al wederom op een ander tydftip zig meest in 't ribbenvlies vestigden en de longen aanvielen nogthans heeft hy een zaak van groot'gewiet in de oeffening der Geneeskunde waargenomen, te weeten dat door de veranderingen der gevoelige hoedanigheden van de lugt de algemeen heerfchende ziekte van haare voorige hoedanigheid afweek, voor zo veel te weeten, als een ander deel des Lichaams aangetast wierd. Zo, wanneer 'er een algeraeene koorts heerschte, welke zig in het hooft vestigde, gebeurde het dat de lugt ,u de Maand Oftober eene on|ewone zoelheul had welke fchielyk koud en vogtig wierd; waardooreen hoest ontftond door welke geheele Familien wierden aangedaan en deeze hoest bereide den weg tot deeze koorts, zo nogthans dat de koorts naar de hoest ontftaande zig niet in faëthoofcl maar nu in het ribbenvlies en long nederzette; en nogthans wierden in de geneezing dUe zelve middelen vereischt, als Tevoren, wanneer dezelve naar het hooft ging, gebruikt waren geweest\c\ Het blykt dierhalve dat men m de beoeffening der Geneeskunde ook op deeze oorzaak van het zydewée moet letten, Een CO Sydenh. Sed. V. -Cap, V. pag, 305.  §. 881. HET ZïjjüwEE. 31 Een koude lugt enz. wanneer de Menfchen door een zware arbeid zeer verhit zyn, ofte door het vuur verwarmd, zien wy het geheele uiterlyke vel rood te zyn , een klaar teeken , dat het rood' bloed in vec'lc vaten ingedrongen is,. in welke het natuurlyher wyze geene zitplaats gewoon is te hebben, wanneer het Lichaam rust, ofte door geene zeer warme lugt omvangen is: dus zien wy dat 'er dan eene verdwaling van plaats aanwezende is (ziet k 118.). Indien dierhalve alsdan de vaten door de koude Ittgt fchielyk te zamen getrokken worden , en de vogten in de vaten zynde meerder op een gedrongen worden, zullen de dikke voeten in de nauwheden der klynfte vaten ingejaagtblyyen vastzitten , en zal er een verftopping , ontfteking. en al het geene hier uit vojgd plaats grypen. de beoeffenaars der Geneeskunde hebben waargenomen dat dikwerf het zydewée, jigt en vloeijmgen door zodanige oorzaken oniftonden, en wel zulke, die allermoeijelykst te geneezen waaren. Maar wel bovenal is een koude lugt, door nauwe fpke.en geweld'g op het ontblote Lichaam aandringende allernadeehgst, om dat de werking der koude zo veel heviger is op ons Lichaam. Wel is- waar dat de lugt door blaasbalken zeer fchielyk op de knop der weerwyzer uitgedreeven, ook die, welke al redelyk gevoelig, is niet te weeg brengt, dat het vogt in de weerwyzer nederdaald; maar door dusdanige beweging der lugt, word de lugt reeds warm creworden zynde van de nabyheid des Lichaams verjaagt, en alle ogenblikken zet zig een koude lugt in derzelver plaats, en hierdoor word het gevoel en de uitwerking der koude vermeerderd., hier door komt het dat zoveele Landlieden, Pakdragers en dier. eelvke Menfchen door zodanige ziektens fterven, om dat zy door den zwaeren arbeid verhit met een bynaar ontbloot Lichaam rusten en de zo aangename koele wind inademem. Ja Sydemham d) was van gedagten, dat door deeeze oorzaak meer menfchen fterven , daii door Pest, Oorlog en Hongersnood. Yskoude drank, enz. hier is nog meer gevaar te vreezen als door de koude lugt. Ik heb zekerlyk nooit heviger en fchiely- ket !J)_ Seót, VI. Cap. 1. pag. 3 £5.  3a HET ZYDEWÉE. $. 8-8 r. kerdodelykczydewéeën gezien als door yskoude drank, wanneer het Lichaam verhit was met grote teugen ingedronken. Een Edel Jongeling overmatig warm zynde door met den bal te fpeelen, haalde zig, door yskoud water met Citroen fap te drinken een zydewée op den hals, dat hem binnen drie uuren doodlyk was. Diemerbroek (i) heeft waargenomen , dat een man die in 't midden van de Zomer zig met het hooy in te zamelen fterk in 't zweet had gewerkt, zeer fchielyk een binnen weinige dagen dood'lyk zydewée kreeg, wanneer hy een zwaare teug koud bier dronk, ontallyke zodanige gevallen vind men by de oeffenaars der Geneeskunde, welke dit bevestigen, de reeden is gemakkelyk te begrypen. het bloed van een zeer gezond mensch uit de Adergelaten ën in koud water druppende, groeit fchielyk te zamen in bynaar vaste ftreepen. Wanneer nu een yskoude drank ingezwolgen word, word de flokdarm , in zyn beloop al vry naby leggende by zommige ftammen der tusfchenribbige flagaderen, hier mede vervuld, en daarnaar, deeld de Maagh ten eenemaal uitgezet door de koude drank een fchielyke en onverwagte koude mede aan het byleggend middenrift, léver, milt, enz. de flam der opklimmende holle Ader. de zeer groote regter holligheid van het hart, op het dunne peesagtige van het middenrift rustende, worden van gelyken aangedaan, het bloed aldaar vergaderd krygt eene geneigtheid tot famengroeijing, het geene naderhand door de nauwigheden der long zal moeten doorgaan, dus is het niet te verwonderen dat 'er zo dikwerf een dodelyk zydewée en longontfteking fchielyk ontftaan door zodanige oorzaak gelyk ook zodanige kwalen in de ingewanden naarby de Maagh leggende, het gevaar word zo veel te grooter , om dat door de hevige bewegingen des Lichaams, het zweet verwekt zynde , het vloeibaarfte gedeelte des bloeds is vervlogen, en dat het koude water en diergelyke niet zogaauwdoor de warmte van ons Lichaam verwarmt worden als de lugt. Want' Boerhaave (f) heeft beweezen, dat een Lichaam door het zelve vuur fchielyker verwarmt word, naarmate het meerder uitgezet is, • Te (e) Anat. L. II. C. XIII. pag.'3>-?0. QO Chem. Tom. L pag. aoi.  £ 88r. HET ZYDEWÉE. 33 Te regt heeft derhalve Lancifms (g) het gebruik van koude drank of bad, wanneer het lichaam verhit is, onder de oorzaken van een haastige dood gerekend. Eene zeer yskoude Noorde wind-ten tyde der Winter, over deeze oorzaak van het zydewe'e is §. 879. gefproken. IH° Wy hebben een weinig te voren opgemerkt, dat het zydewée 'onderfcheiden wierd in eigenlydig en toevallig: het geene de twee vorige Numeros gezegd is, behoort tot het eigenlydig zvdewée want alle ziektens , welke uit het eene zoort m het ander ontaarten en overgaan,, zegt men door verplaatzing te gefchieden (h). dus te v:-ontftaat'er dikwils eene geneigtheid totontfteking in het bloed, in aanhoudende koortzen, en naderhand, word hier-uit eene moeielyke dikwervige, in de levendeelen pyn. verwekkende-ademhaling geboren (ziet §. 7340- zomtyds ook veranderd de ontftekende ftof, nu reeds in andere deelen des lichaams vastgezet,van plaats, en vestigd zig in de tusfchenribbige plaatzen. zo is op eene andere plaats (§• 779O gezegd, dat de razende koorts zomtyds door de pyn in de borst ontbonden word» . . „ , Dus door de tegengehoude kraamzuivenng ontftaan zeer kwade zydewéen in Kraamvrouwen, gelyk naderhand §. 1329. gezegd zal worden : en dit niet alleen , wanneer de nog bloedige en overvloedige kraamziiivering fchielyk opgehouden word, maar ook als dan, wanneer dezelve reeds bloedwaterig en wit te voorfchyn komt, gelyk Hippocrates(f) ons vermaand heeft: welkers wifte kraamzuiveringen opgehouden worden met koorts worden zeer erg aangetast door doofheid, pyn in de zyde,-en ylhoofdigbeid.^ ' (g) De Subitaneis Mortibus Lib- I. Cap. VIL pag. ia. CJi) Gorrseidefinit. Medic. pag. 397- (0 Pradift. Lib. I. No. 82. Charter. Tom. VIII. pag.75T>Derde D&el. E  m HET ZYDEWE E. §. 88r- 882. Dus heeft Sydenham CQ waargenomen, dat of fchoon de zamenvloeijende Kinderpokjens zelden den vierden dag afwagten, dezelve nogthans daater uitbreken., wanneer dezelve vergezeld gaan van een zeer fcherpe pyn, nu in de lendenen , dan wederom in de zyde , gelyk als of het zydewée aanwezend was; want de ftoffe der ziekte, welke zig naar de oppervlakte des lichaams moest begeeven, fchynt op andere plaatfen vast gehouden te worden, maar voornamentlyk komen zodanige toevallen te voorfchyn wanneer die geene, welke de Kinderpokjens hebben al te warm gehouden worden, het zelve gefchied in de Mazelen, maar in deeze is grooter gevaar voor de longontfteking, gelyk Sydenham doorgaans waargenomen heeft, hoe veele en verfcheidene kwalen door de weder opgezoge etter ontftaan kunnen , is §» 406. gezegd , alwaar over de verzweering gehandeld wierd- (j. 882. TT\eeze befchryving:(87?. tot aan 882.; het beloop terftond (883. tot aan907.;,zullende uitgelegd worden, de ontleding der aan het zydewée geftorvene, leeren duidelyk dat "het eene ontfteking in het bloed is (371J in de ilagadertjens der befchrevene plaatzen (877. 878J , meestendeels ontftaan uit eene voorafgegaane fcherpe koorts. 'Er is veel geredenkaveld $. 877., over de plaats welke in ,deeze ziekte aangetast word, alwaar ook de waarnemingen welke in de lyken der aan deeze ziekte overledene gedaan zyn aangehaald worden, welke bewyzen dat op de plaatzen §, 877. 878. een waare ontfteking is geweest. f " Ook (*) Seét, III. Cap. II. p. 166.  $..882, 889. HET ZYDEWÉE, 35 Ook zal uit het beloop , het welke terftond zal volgen, blyken, dat alle de uiteindens der ontfteking, in ontbinding, ettering, heet vuur, verharding, in deeze ziekte plaats grypen. maar bynaar altyd word het zydewée voorgegaan van een fcherpe koorts, ten minftcn eenige uuren te voren, en nauwlykskan men die gevallen uitzonderen , wanneer den Mensch zig overmatig in 't fvveet gewerkt hebbende zeer koude drank drinkt, ofte wel zyn lichaam ontbloot, wanneer- zodanige wint hevig blaast , als dan onverwagt door het zydewée word overvallen. (j. 883. XJier uit (881. 882.) word duidelyk de be-LJ- fchryving van \ kwaad : het zelve be« gind dikwerf met een groote graagte tot ipyzen; koude; rilling; zwakte; vermoeidheid; koorts; wascht aan met hitte al langzaam uitgroeiende tot een grote brand, met dorst; ten eenemaal nedergeilagene eetenslust; van een zagte pyn tot de alderfcherpfte klimmende ; de ademhaling zeer befchadigd: komt in 't toppunt van een geweldige koorts vergezeld,maar welke zig minder openbaart, om dat de ademhaling gedwongen is , en door de overhevige pyn verftikt ; waar door de Geneesheer dikwils fchandelyk bedrogen word : als dan eindigd het in verfcheide uitkomften , van veele oorzaken afhangenden , maar wel voornamentlyk van de verfcheidentheid der veranderingen van de ontfteking (386. tot aan 393. 492. tot aan $00.) de eigen gefteldheid der plaats waar het kwaad zit (877. 878.J ,- en de overweging deezer omftandigheden: naar mate meer deelen te gelyk zyn aangedaan (877. 878.) ; naar mate den indrang van het omlopende vogt geweldiger is (92. tot aan 102.) ; ofte E 2 de.  : SS HET ZYDE W E E. £ 88j; de kwaadaartigheid der voornaamfte .ziekte grooter is (564.. 567.); daar door zyn alle de toevallen kwader : en boven al de gebreken der ademhaling en pols, meerder van het -natiiurlyke afwykende , als ook die der uitwerpfelen. S Nu volgd de befchryving van het zydewe'e volgens de toevallen, welke een weinig voor het begin der ziekte , in het begin der ziekte, en vervolgends door het overige beloop der ziekte worden waargenomen, want de kennis deezer verfchynze•len geeft ons te gelyk de kennis der ziekte, de zeer beroemde Schryver heeft deze uit eigene waarnemingen by een vergaderd, en dusdanige worden ook by Sy denham gevonden (li zomtyds gaat een groote etenslust voor 'af, .zo dat de zieken, als dan nog geen pyn gevoelende, zig over de meer dan gewone fcherpe honger verwonderen» weinig tyds daar na beginnen zy te yzen, de kragten vervallen , en alle de kwalen , welke p-ewoon zyn de koorts in 't begin re~ tctus (0) in deeze ziekte de fluimen geprezen, wanneer zy den derden dag te voorfchyn komen , en gemakkelyk uitgeworpen worden, ligt zyn, gelyk, vogtig, rond. wy hebben te voren $. 876 gezien, dat de oude de droge zydewéeè'n voor de moeijelykfte van alle gehouden hebben, en dat Hi^pocrfittes dcezf. on^tlas» ting gemeend heeft eigen te zyn in het waare zydewée, wanneer hy vermaand (ziet.§; 878.) dat het basterd zydewée door defluimen niet gezuiverd word. want offchoon Sydemham de uitwerping der ziekteftof in het zydewée niet fchynt te vertrouwen, maar liever de genezing heeft willen beginnen door de aderlating, nogthans , wanneer hy de toevallen van het zydewée opnoemd (p). bekend hy , dat de koorts van alle het kwaad ft e vergezeld, te weten hoest, bloedfpuwen, pyn, enz. naar mate de uitwerping der ziekteftof uit de borst vry er is, langzamerhand verminderd word. nogthans heeft hy in deeze ziekte vastgefleld dat de aangedane plaats in deeze ziekte het ribbenvlies ofte de tusfchenribbige fpieren was, van welke zitplaats van het zydewée gehandeld is §. 875. Nogthans heeft het veele moeijelyk gefchenen te begrypen, hoe dat door de fluimen uit de long voortkomende de"ftof der ziek»- Co) Morbor. acut- Lib. I. Cap. X. pag O. (ƒ>) Sect. VI. Cap. III, p, 337. b 7 (z) wel annce:ekend : maar, de aderlating is 'een hulpmiddel voor eerst cniftane.zware pyn* en indien de pyn licht, ofte het geval verou? derd is, is deeze hulp overbodig of komt te laat. en op een andere plaats';?; handelende over de bloed aftrekking door de aders, heeft hy het volgende : maar gelyk het zomtyds ook de eerfte dag nodig is een ader te openen, zo is dit nooit voordelig na den vierden dag, aangezien door verloop van tyd de ftoffe zelve uitgeput is, of het lichaam bedorven heeft; zo dat de aderlating het zelve Wél kan verzwakken maar niet herftellen : en het is wel waar, indien eëu hevige ontfteking.vier dagen gedumt heeft, men te regt vreest, dat dezelve tot ettering overgaat : maar het is nogthans zeker, dat de aderlating nog veel later in het zydewée met vrugt is gefchied- by Hippocrates io) word vmJnaxio, die door een droog zydewée was aangetast, een aanmerk lyk voorbeeld gelezen , warme ftovingen wierden te vergeefs in 't werk gefield , hy was flaap'loos, ylde de zesde dag der ziekte, de zevende dag viel hem moei'lyk , want de koorts verhefte- zig , en de pynen waren zonder tusfehenpozing. deachtftedag wierd hem veel bloed uit den arm afgetapt, waar door hy verligting van pyn gevoeld heefteen na-herhaalde affcheidende ontlastingen, is.hy de vierendertigflc dag genezen, en Galenus tekend in zyne uitleggingen overdeeze plaats aan Cp), dat Hippocrates dit daarom befcheident. lyk heeft gewaarfchouwd , om dat de Geneesheeren , als volgens zekere wet, na de vierde dag de-ader niet openden. Triller heeft ; de O) Lib. IV. Cap. VI. pag. 209. Cu) Lib.II. Cap.,X, pag. 80. (0) Epidem. 3. iEgrot. 8. Charter. Tom. IX. pag. 302. QO Ibidem.  §. 8oo. HET ZYDEWÉE. ?i cle voetftappen in de genezing van een zeer gevaarlyk zydewe'e met zeer kwade toevallen verzeld , met een gelukkig gevolg , naargevolgd (g), en heeft de agtfte dag der ziekte omtrent ten pond b!oe°d uit de arm afgetapt , met grote verligting : ja zelfs heeft hy met het begin der negende dag, wanneer 'er gevaar was van veritikking, op nieuw zes of zeven oneen bloed uit de voet afgetapt; en heeft aldus deeze zieke van de dood verlost. ^ Hippocrates fchynt nogthans, gelyk uit de aangehaalde befchryving van Anaxio door het zydewée aangetast heeft^ gebleken, eerst door warme en zagte Hovingen beproeft te hebben of de pyn verminderd konde worden, eer hy tot de aderlating overging: fa op een andere plaats (r) zegt hy dit béfcheidentlyk , dat men niet zonder reden , zo wel in 't begin, als in 't vervolg door warme ftovingen beproeven kan , of de pyn der zyde aldus kan ontbonden wórden. Akxandtr Trallianus beveelt, het zelve (s), no'thans waarfchouwmde, zonder uitftel een ader te openen , indien de pyn in plaats voor de ftovingen te wyken, eerder zig verheft, dit zoude wel kunnen beproeft worden in een ligt zydewée, wanneer het zelve in 't begin zig zonder hevige koorts vertoond, en de ademhaling niet zeer belet is, om dat men dan veel hoop heeft voor een za -te ontbinding ('% 877.), ofte ten minftea Voor een gelukkige en' fchielyke koking en uitwerping: maar •wanneer het zydewée hevig en droog is , moet men de onwaardeerbare waarichouwin^ van Aretceus, welke hy heeft in 't begin zelfs van het hobfdftuk, alwaar hy over de genezing deezer ziekte handeld (t) wel indagtig zyn : in het zydewée valt niet te wg« v ten (q) De pleuritid. J2grot. 7- V*& .'■'< Het gebeurd zomtyds dat de pyn in het zydewée zo geweldig is dat zy de borst byna niets kunnen uitzetten; hierom laten de'longen weinig bloed door, en daarom zyn de aders wel vol, maar de hart-flagader weinig bloed ontvangende , dryft met geen grote kracht het bloed der aders voort, waar door het dikwerf oebeurd dat 'er weinig bloed uit de geopende ader vloeit, maar zo dra de zieken door zugten de long meer uitfpannen, ofte de-  j, 890. HET ZYDEWÉE. 73 zelve door te hoesten fchudden , komt het bloed met magt te voorfchyn. dit heeft Tulpius waargenomen in een Vrouw üoor Lt zydewée aangetast (u) , en hy vermaant de Geneesheeren , kt zy in zodanig geval de hoest opwekken, want zodanige: zieken lyden zomtycbzo wreede pyn , dat zy door de mmfte uitzetting der borst bvnaar in ftuiptrekkingen vervallen waa door het eebenrd, dat de Geneesheer hun menigmaal met kan ovcrnalen om fterk in te ademen, als dan is 't het best een lepel warme wyn of azyn kwanswyze onder de naam van een hertfterkmg aan de zieke te reven ofte dezelve onder den neus te houden, want aldus word de hoest zelfs tegen dank verwekt, en de pyn der zyde houd dikwerf fchielyk op, ofte word ten minften zeer ver- ^ Hetls klaar dat de hoeveelheid des bloeds het gene afgetapt moet worden, na de ouderdom en krachten der zieke moet gefchikt worden. Sydenham f» liet in volwasfene tien oneen of daar omtrent aftappen: zomtyds word ook zonder geyaai: groter hoeveelheid afgetapt, voornamentlyk inde eerfte aderlating, het is best, dat de Geneesheer tegenwoordig zy , en naar vereisen van zaken de hoeveelheid bepaale. meestendeels gaat men in dezelve voort, totdat de pya veel verminderd zynde , de zieke vryer inademing vergunt, indien in een zeer erg zydewée , de pyn niet verminderd (het geen zelden gebeurd, ten zy de aderlatino- te laat bV de hand genomen word,) gaan wy daar mede voort zo ver de voorzigtigheid zulks toelaat, te weten tot de eerfte tekenen van flaauw worden 3 welke zyn bleekheid in de oogen, lippen, 't aangezigt, een traagc pols fweetdruppelen op 't voorhooft, en dan moet men terftond de ader fluiten, zorg- 00 Obfervat. Med. Lib. II. Cap. UK f» Seél. VI. Cap. II. pag. 335. Derde Deel. k  74 HET ZYDEWÉE. §. 890; vuldiglyk heeft Aretczus ons gewaarfchouwd (x) , dat deeze flauwwording moet vermyd worden, op dat 'er geene longontfteking volge. want als het hart in de flauwte rust , zo itaat het bloed in de aderholte , regter oor en holligheid van het hart, dikwils eenige minuten ftil, en is uit hoofde der ontftekende dikte van het bloed zeer genegen om te ftollen, waardoor het zelve, nu reeds beginnende te ftollen, zal het, wanneer de zieke uit de flauwte weder opgewekt zal worden, door de long bewogen moeten worden, en zal aldaar vast kunnen blyven zitten in de nauwigheden der long-flagader ondoorgankelyk zynde , en dus een longontfteking, gevaarlyker ziekte dan het zydewée zelve, voortbrengen. Maar het gebeurd meestentyd, dat de pyn van het zydewée, door de eerfte aderlating verminderd zynde , weder op nieuw even hevig zig verheft : als dan moet de aderlating herhaald worden, en wel zo dikwils, als de drukkende pyn en de belette ademhaling een fchielyke cn krachtige verligting vereifchen. aldus heeft Sydenham (y) waargenomen, dat in een zich gevestigd hebbend zydewée, zelden minder in volwasfene word genezen , als ten koste van veertig oneen bloeds , offchoon het in kinderen genoeg is, eens of tweemaal een ader te openen, ja, de ziekte is zomtyds zo hardnekkig, dat'er verre grooter verlies van bloed vereischt word, door dikwils herhaalde aderlatingen, dit getuigen zeer veele waarnemingen der beste Geneesheeren. Talpius (z) heeft in een Kraamvrouw welke de achtfle dag na de bevalling door een zeer hevige pyn der zyde aangetast wierd, driemaal op de voet, en vyfmaal op de urm een ader moeten openen, eer dat hy de hartnekkige ziekte heeft O) De Curatione Morb. acut. Lib. 1. Cap. X. pag. 90. O; Secl. VJ. Cap. II. pag. 336. O) Obfervat. Med. Lib. II. Cap. II. .  § 890. HET ZYDEWÉE, 75 heeft kunnen overwinnen, de zieke is nogthans zo groot gevaar te boven gekomen , offchoon zy buiten zo veele aderlatingen nog eene zwaare afgang hadde door,;eflaan. zodanig geval omtrent word by la Motte (a) gevonden. Sydenham «b, heeft de geheele genezing van het zydewe'e in de herhaalde aderlating , indien de hevige toevallen voortgaan ofte zig vernieuwen, gefteld ; en hy getuigd, dat hy nooit eenig nadeel waargenomen heeft van eene aderlating, welke aan onervarene zo ruim kan'toefchynen. dit heeft uitgewerkt, dat zommige, zo lang 'er maar het minfte overblyfzel van pyn was , de aderlating zo dikwerf herhaalden, tot datzy de zieken geheel en al uitputteden; waar door of wel de dood, of langdurige flepende ziektens, en voornamentlyk het water, volgden, maar zy hebben de meening van Sydenham niet wel begrepen; want hy zegt duidelyk de aderlating als dan te moeten worden herhaald, alwaar de pyn en de andere toevallen zeer worden, want alhoewel 'er eenige pyn en ligte koorts blyven, indien de ademhaling daar door niet zeer belet word, nogte 'er door het al te groot geweld der koorts iets fchynt te vreezen (ziet hier over §. 609.), is 't het beste de krachten door zodanige ontlediging niet meerder te verminderen, \\ elke vereischt worden om dat ten onder te brengen , het geene van de ziekte nog overig is. In de meeste heete ziektens, en vooral in het zydewe'e, wanneer het afgetapte bloed in wei en in het roode gedeelte afgefcheiden is, word in het bovenfte gedeelte van dit eiland een wit, blauwachtig, vel waargenomen, zomtyds ter dikte van eenige liuien, zeer vast klevende, en nauwlyks door een fcherp fcheer- mes Traite des Accouchemens Liv. II. Chap. XXI. pag. 324. (ZO Sect. VI. Cap. II. pag. 338. (V) Ibidem, pag. 330'. K 3  76 HET ZYDEWÉE. §■ 89°. mes te verdeden, (ziet hier over $. 384.) 5 en ƒ 0 lang dit vel op het afgetapte bloed aan dit eiland vastgegroeid gezien word , nebben deb Geneesheeren in deeze ziekte vastgefte d dat- de ader, latinff voordelig geweest was. maar &y denham gelyk . 304. gezegdgis? waarffhouwd ons dat de voortbrenging van dit vel op het bloed der door het zydewée aangetaste dikwils belet word , indien het met geen genoegzame vrye ftroom mr de geopende ader vloeit, maa* als langzaam langs het vel der arm kruipende uitkomt, en dus zoude dit teken kunnen bedriegen, de zeer maarde Triller getuigd nogthans dat hy die vvitagtige zydewees korst gevonden heeft , alhoewel het bloed regt naar beneden drt ppeï wyze en langzaam voortvloeide (*}. ik ben mdagtig het zelfde waSenomen te hebben zo wel in Menfchen met het zySe gekweld, als in gezonde, welke uit voorzorg een ader geopend wierd. zekerder «kenen van het hulpmiddel der aderlattncfte herhalen ofte niet, worden uit de hevigheid ofte vermindering der pyn, en de overige toevallen, als ook de kraehten der zfeke gehaald, ja, offchoon 'er een groote zwakte aanwezende is indir-n nogthans alle de toevallen felder wederom komen, fa 4r geen andefhulpmiddel overig, als op nieuw een ader te openen, by Triller word een aanmerk'lyk geval gevonden, het welk leerd; hoe veel de gelukkige ftotnmoedigheid van een verSig Geneesheer, ook in een wanhopend geval vermag (e). want fn een jongeling en grote liefhebber der jacht, door een zeer fcherp z^dewée^anletast, verhefte zich naar twee redelyke ruime aSingen , wanneer de ziekte nu fcheen te verminderen, de vyfde dag alle de toevallen der ziekte allerhevigst wederom op nieuw, en hy fcheen reeds te zieltogen, na dat hy vergeeft geklyfteerd was^ en fpaanfche vliegen had gehad, op beidende 00 De Pleuritude. pag. »?. ll* ie) Ibid pag. 68.  §> g9o. HET ZYDEWÉE» 77 voeten, nu reeds koud , met warm water gebaad, wierd met het lancet een wyde wond gemaakt, maar 'er kwam uit de gekwetfte aders zelfs geen enkele druppel bloeds te voorfchyn : men goot kokend water op de voeten, zo dat de opperhuid 'er afï'cheide, en als toen is 'er een genoegzame ruime hoeveelheid bloeds uitgekomen, met zodanige uitwerking, dat de half dode niet alleen weder levendig, maar ook naderhand gelukkig genezen wierd. Van Helmont (f) heeft tot heesch wordens toe gefchreeuwd, dat de bloeddorftige Moloch op de leerftoelen der Geneeskunde geplaatst was , en heeft vohirekt alle aderlating in deeze ziekte veroordeeld, hy heeft gewild , dat men het vyandige zuur, dat in het ribbenvlies en de tusfchenribbige plaatzen zat, het geene hy den doorn van het zydewe'e noemde > uittrekken ofte verbeteren zoude , en het bloed tot het leven nodig zoude {paren, hy heeft gelooft, dat hy zodanige wonderwerken konde doen met de fchamelheid van een Hert of otier tot poeder gebragt, hetfapvan wüde Cichore'e, wilde flaapbol bloemen, en meer andere: en wei vooral, met Bockken bloed, te weten, indien de achtcrfle pooten aan de hoornen gebonden zyde, de teelballen van het levendig dier wierden afgefneden , en het tot de dood toe uitlopend bloed vergaderd wierd , het welk daar na gedroogd en door een moejelyke arbeid tot poeder geftampt , dit edel geneesmiddel tegen het zydewée voortbragt. hy heeft intusfchen ter goeder trouw te werk gegaan, want het geneesmiddel dat hy andere aanprees, heeft hy in zyn eigen lichaam beproeft, want hy befchryft in hetzelfde hooftdeeltje zyn eige ziekte, en het blykt genoeg uit zyne eigene woorden, dat het zydewée door deeze geneesmiddelen niet is ontbonden, maar eerder tot een gevaarlyke ettering is overgegaan. Ta, uit de Vooneden , welke zyn Zoon Franciscus Mer- (ƒ) Videatur Capitulura , quod adfcribitur pleura farens» pag» 217. &c. K 3  78 HET ZYDEWÉE. §. 890. Mcrcuriüs van Helmont voor de werken zyns Vaders heeft gefield, blykt , dat hy tweemaal het zydewée heeft gehad, en dat hy op 't laatst zyns levens zodanige benaauwde'borst hadde dat hem de adem ontbrak wanneer hy maar een kort briefje fchreef, of wat lang agrereeh fprak. hy heeft nogthans veele navolgers gehad, niet zonder fehade; en tegenwoordig worden diergeïyke geneesmiddelen nog als alleen eigen tegen het zydewée aangeprezen, welke men gemakkelyk kan toelaten, aangezien dezelve het lichaam niet ontflellen , mits dat 'er tegelyk met deeze al vry wat krachtiger hulpmiddelen worden in 't werk gefield. Nochte hier doet niets ter zake, dat zodanige zeldzame gevallen zomtyds gebeurd zyn , in welke de aderlating zonder vrugt fchynt geweest te zyn, alhoewel de toevallen van het zydewée aanwezende waren. Zo word in de Edimburgfche Verhandelingen (g) verhaald dat in de Maand Februarius des Jaars 173Ó. in de Iloofdflad van Schotland vry moeijelyke zydewéeën regeerden, in welke men waarnam, dat de aderlating eerder fehade dan voordeel aanbragt. maar indien de toevallen aldaar aangehaald in acht genomen worden, zo is die ziekte verfcheide geweest van het vvaare zydewée. want van 't begin af aan was 'er een galbraking, en de ftekende pyn kwam eerst na twee dagen, omtrent delaatfte ribben, met een moeijelyke ademhaling en hoest verzeld: de pols was dikwerf nog vol, het afgetapte bloed wierd ros, gheel, ofte ook groen waargenomen, en nauwlyks geftremd. Sy denham, die zo ervaren was in de gefteldheid van verfchei. dene algemeen heerfchende ziektens te ontdekken , was niet onkundig van zodanige ziektens. Ik heb reeds te vooren §. 880. gezegd, alwaar over het toevallig zydewée gehandeld wierd , dat deeze vermaarde man ons vermaand heeft, dat de algemeen heerfchende koortzen zomtyds door eenige onverwagte verandering der gevoelige lucht eigenfehappen de ziekteftof in (g) Med. EiTay. Tom. V. part. I. pag. 32. 33»  §. 890. HET ZYDEWÉE. 79 in het ribbenvlies en de longen vryelyk ter neder zet, alhoewel dezelve eiaenfchap der algemene koorts blyft: daarom zegt hy befcheidentlyk het volgende \Ji): maar indien de koorts (algemeen heerfchende te weten) na geene herhaalde aderlating luister d, zal dezelve niet helpen, ja en zy zalfchaden in bet zydewée-, dat met de koorts zig verheft of weggaat, ja en by Hippocrates word een aanmerkelyke voorftelling gevonden, welke het reeds gezegde bevestigd; want hy zegt (z"): wanneer de pynen in dekoortzen omtrent de zyde klein zyn, zonder tekenen, zo befchadigd de aderlating, en vooral indien de zieke afkeer van de fpys heeft, en het week der bovenbuik gezwollen is. Duretus leert deeze voorftelling wel anders , {kj want in plaats van in de koortzen, heeft hy gewild , dat 'er zoude Haan zonder koortzen: maar die vermaarde man heeft dit door gisfing vastgefteld nochte hy bewyst uit de eigenhandige gefchrevene boeken, dat deeze vooi Helling aldus moet o-elezen worden. Zeer fchoon zeker beantwoord deeze plaats aan de waarnemingen der Geneesheeren van latere tyden van het toevallig zydewée : want zy zyn niet gewoon zo hevige pyn te ondergaan; hierom heeft Hippocrates gezegd, iV^vw {s\wr*? want rank , dun, klein , word door het woord Uyyos betekend, daarenboven heeft hy 'er ook bygedaan dat zy zyn «V^«, dat is niet verzeld met de overige tekenen van het waare zydewée. en in dat toevallig zydewée in Schotland waargenomen, was eene kwalyk gefteldheid der maagh aanwezende, en de zieke vond veel verligting door een zagt braakmiddel, wy vinden zeker dikwils in de verzamelde voorkennisfen niet alleen zeer moeijelyke gevallen in de Geneeskunde aangetekend-, maar ook zeer heilzame vermaningen omtrent de genezing der ziektens. De (70 Sedt. V. Cap. V. pag. 310. (0 Coac. Pramot. No. 491, Charter. Tornt VIII. pag. 880, 00 In coac, pag. 387,  go HETZYDEWE E. §• 890. De Geneesheeren hebben eertyds zeer fcherp getwist of de ader geopend moest worden op de arm der aangedane zyde, ofte wel op de tegenovergellelde. beide de gevoelens wierd;n door veeier achtbaarheid onderfteund. Hippocrates , Galenus, telfus verkiezen de arm der aangedane zyde; Jnefaut, AettUS, cJltiis Aurelianas hebben de aderlating op de tegenovergellelde aangeraden, van de achtfte Eeuw tot de zestiende , en dus gedurende acht-honderd Jaaren en meerder, deedenbynaaralle cie Geneesheeren de adet openen in het zydewée op den arm tefren de pynToende zyde overgefteld. maar na dat in t begin ■ der zestiende Eeuw , de fchriften der Arabieren daar latende *oite ten mmfle minder in tel zynde, de Geneesheeren de werken van Galenus en Hippocrates hebben beginnen te doorbladeren, en door de drukkunst welke nu uitgevonden was deeze kostelvke fchatkamers der Geneeskunde voor alle gemakkelyker te bekomen waren , zyn de zaken van gedaante veranderd, en zeer geleerde mannen vergelyken de meyningen der Arabieren, met het geene Hippocrates en Galenus goedgedacht hadde, en indien dezelve daar niet mede overeenkwamen, wierden zy verworden Petrus Briffotus, in de Schoole van Parys in 't Jaar 1514. T eeraar in de Geneeskunde geworden, heeft, naar de boeken der Arabieren naerftiglyk te hebben onderzocht , begonnen eenige deelen van Galenus openbaar uitteleggen, en aangezien hy daar gevonden had dat de aderlating op den arm der aangedane zyde Lcveprezen wierd , heeft hy het eerst tegen de ftroom durven ooroeiien, en van de lang in gebruik geweest zynde manier afeaan het gelukkig gevolg in het algemeen heerfchende zydewée in 't begin der zestiende Eeuw in Vrankryk regeerende, heeft gemaakt dat hem veele voorname Geneesheeren volgden weinig tvds daar na is hy naar Portugal vertrokken , en heeft ook aldaar die nieuwigheden durven beproeven ; maar de lyt- Arts  $.89* HET ZYDEWÉE. $ Arts desKonings van Portugal heeft zich hier met alle magt teeen gefteld, en dit gefchil ter ooren gekomen zynde van de hooge School van Salamanca 9 is 'er vast gefteld, dat geen Ge? neesheer in het zydewée een ader op de tegenoyergeftelde arm vermogt te openen: welk vonnis naderhand nogthans is verzagt. ia Carel de Vyfde, Roomscb Keizer en Koning van bpatijen, is door de lastige verzoeken bynaar bewogen geweest, om door openbaar gezag dit gevoelen van Brisfot te verbieden, het is de moeite waardig over dit alles te leezen het geleerd werk van Renatus Moreau (/) , alwaar in een tydfchriftelyke vervolging de gevoelens der voornaamfte Schryvers over deeze zaak worden opgenoemd, en te gelyk het leven van Brisfot word ge- ^HeTfchvnt dat het naderhand aan een iegelyk ongeftraft vrypeftaan heeft, de manier der Jrabiers, ot van Hippocrates en Galenus te volgen : ja, na de ondekte omloop des bloeds zyn ^r zeer veele %an gevoelen geweest, dat het net veel verfchilde op welke arm de ader geopend wierd, als het bloed maar uit een wyde wond en in genoegzame grote hoeveelheid hl 't begin der ziekte wierd afgetapt, intusfehen nogthans is 'er in die eeuw ook over deeze zaak twist ontftaan tusfchen de zeer vermaarde Parysfche Geneesheeren Sylva en Chevalier. maar aangezien in zodanige tegeuftrydigheden een nauwkeurige waarneming dier dingen, welke voor- of nadelig zyn in de gz~ S|Siektens, van veel gewigt is, fchynt het gevoelen van een ader te openen op de arm der aangedane zyde , het 7ekerfte te zyn. het geluk van Brisfot in de genezing van het algemeen heerfchend zydewée (m), door dien 'er, de ader op de tegenovergellelde arm geopend zynde, veele ftierven , of zeer ' (O De Miffione Sanguinis in Pleuritide, Paris 1630. et Hal* 1742. (jn) Ibidem pag. ifl3i Derde Deel. t*  Ba HET ZYDEWÉE. $. 850. langen tyd kwynden, bevestigde zyn gevoelen. Sydenham («) deede een ader openen op de arm der aangedane zyde, zo dra hy by iemand, door het zydewée aangetast, geroepen wierd. maar uit welke arm hy het bloed heeft afgetapt, wanneer hy naderhand de aderlating herhaalde , geeft hy niet te kennen. Hildanus (0) bekend, dat hy nooit, ofte ten minfte zelden een gewenschte uitflag gezien heeft uit de aderlating der tegenovergefielde arm. ook heeft nu onlangs Triller (_p) dit gevoelen met zyne waarnemingen bevestigd, voornamentlyk wat aangaat de eerfte aderlating: maar de tweede verkoos hy op de voet der aangedane zyde te doen; en indien het nodig was, heeft hy daar na ook de derde of vierde zomtyds op de voet der tegenovergeftelde zyde gedaan, maar hy waarfchouwt ons met regt, dat de eerfte aderlating zeer ruim moet zyn. dit alles word zeer fchoon door een aanmerk'lyk voorbeeld bevestigd , wanneer in twee jongelingen, dezelve levenswyze leggende , op dezelve tyd en door dezelve oorzaken van het zydewée aangetast, om de proef 'er van te nemen, de ader op onderfcheideiie plaatzen wierd geopend (q). die, die op de arm der aangedane zyde adergelaten was, kwam, offchoon hy in een zeer erge yling verviel, rasch weer by zich zeiven, en het was niet nodig de aderlating te herhalen, de ander gevoelde geene verligting door de aderlating op de voet der zelve zyde, alhoewel hem meerder bloed was afgetapt, en men moest hem de volgende dag uit de arm der aangedane zyde bloed aftappen, waar door alle de toevallen ten eerfte verligt wierden, en is naderhand door een gelukkige fcheiding, hoewel twee dagen later als de andere, van deeze gevaarlyke ziekte verlost. Wy hebben een weinig te voren ge waarfchouwt, dat 'er zomtyds algemeen-heerfchende ziektens ontftaan zyn, welke wel eenige th Se&. VI. Cap. III. pag. 335.' (0) Obfervat. Chirurg. Cent. V. ObferV. 30. pag» 410» ip) De Pleuritide. pag. 30, c i\ : dik-r : ". 1 svl :':'.> •"; r pain snisg oILs no f jiyilec.jsift ; O) Lib. VL Cap. I. pag. *68, Cs) De Cura Morbor. acutor. Lib. I. Cap. X. pag 89. 90* M  U HET ZYDEWÉE. §. 890. dikwils . herhaalde ftovingen de len fineerde ik de zyde eerst met zalf van Althéa or aiergeiy ke ' en dekte dezelve alsdan met een plyster van geele fteenbreek. No hte de uitwendige oplegging van zodanige ald«verzagtenfte geneesmiddelen is alleen voordelig om dat door dezelvede ontfteking zeer gelukkig word ontbonden,, maar ook om dat door W als wanneer het hulpmiddel te laat is in t werk gefteld , ofttl kwade hoedanigheid der ziekte zich tot verzwering zet, de ^Ëh^Éb^^a zo worden ontfpannen, dat men hopen maf de etter naar buiten uit te zullen brengen, en een gevaarlyke'etterborst aldus word voorgekomen. ^££1^ eIIP Hier over is in de algemene genezing der ontfteking, gelyk ook in de genezing der longontfteking J. 854- S^gehanddd. Skmaa s heeft een afkookzel van gerst met azyn honig en falpeti aangezien hier in al het vereischte tot de genezing gevonden'wordg genoegzaam geweest, want dezelve heeft door het wt.^S3&denS kracht, ontfpant en verzagt dooi: de: meelag Se^diffiiheid der gerst met het water vermengd , de honig SSt deazyfontbfaden allerkrachtigst de ontftokene dikheid g; Zl ooi de falpeter, welke in de fcherpe ziektens te gelyk.de * tegroteliftte vSzagt, door de dikte der vogten te verminderen ff iet\6gi\ in de lyst der geneesmiddelen bv dit getal, wor£n ook andere zamenftellingen gevonden tot het zelve einde dienenden, het zal ook niet nadelig zyn tusfchen deeze zagte, pynSSe middelen te mengen yoonl »d« « ■Snrustie is, en het waken moeielyk : de bloemen van roooe Sollen en alle het geene men uit dezelve gemaaict in ^Pwmkd8 vSkoopt, kunnen gerust gebruikt worden en wel dat ToW Geneesheeren naderhand  §890. HET ZYDEWÉE. 87 geloofd hebben dat deeze bloemen het eigenaartig geneesmiddel van het zydewe'e waren , door welke alleen deeze ziekte kprlde genezen worden. Ja , en een weinig fyroop uit de hoofden van witte fiaapbollen in water gekookt en bereid, is nuttig bevonden na de aderlating, en andere in 't werk geftelde geneesmiddelen, fterkere verdovende middelen om bet gevoel der fcherpe pyn in flaap te wiegen , terwyl de oorzaak der pyn noch woed, fchynt gevaarlyk te zyn. diergelyk gebruik van pynftillende middelen heeft Trallianus in het zydewe'e aangeraden (a). Dusdanige middelen moet men wel in grote hoeveelheid gebruiken, maar met verdeelde giften, zo dat alle half uuren drie ofte meerder oneen van zodanig afkookfel of bloedzuiverende gerstendrank warm gedronken worden, want wel te regt heeft Aretceus aangetekend dat alle koude drank in het zydewée nadelig is ja, dat meer is, Baglivius (c) getuigd, dat hy de warme indrinking van zodanige dranken voor een geheim hield zo wel in het zydewée als in andere borstziektens , wanneer 'er ontbindende middelen moesten gebruikt worden : ja hy voegt 'er by, dat hy zieken gezien heeft, bynaar bont en blaauw door een zware verflikking , welke in zeer korten tyd verlost wierden door dikivervigs indrinking van een zeer heet afgekookt borstmiddel maar die fto* vingen, badingen enz. welke reeds aangeprezen,op depynelyke zyde zyn gelegt, brengen te weeg dat deeze ingenomene geneesmiddelen naar de aangedane plaats geftierd worden, want het is §. 134. bewezen , dat al het geene door de vaten te ontfpannen de tegenftand aan de ingedrevene vogten in een zekere plaats des hchaams verminderd, de uitwerking der ingenomene geneesmiddelen naar dezelve plaats beffierd. Van te vooren is in deeze zelve Numero gewaarfchouw'd, dat door de aderlating en 'andere in 't werk geftelde geneesmiddelen GO Lib. VI. Cap. I. pag. 071. Q\ De curat. morbor. acut. Lib. I. Cap. X» pag. Qv CO prax. med. Lib. I. Cap, IX. pag. iSl  fi3 HET ZYDEWÉE. S- , i 0„ «Ww ziekte wel verminderd word, maar dat kn het F^te^J^lte nooit zonder eenige ontlasting een heyig f ^de°en „ebragt 0fte naar andere plaat- ¥H ^êSM %n™^™te *&*M™ genezingen van S^ doSg en uitwerping der^oorzaa: hebben ¥^»f^kffi^en uitfang tót langs deeze 3? KgvjL(z8750 door welke te vooren in de befcherpe koorts (^zier 5. o/j-y? fjmnen tot een ver- fchjving der koert,w rdef bynaïS d°e middelen IOt!rdl n Geil^e heeren gebruikten om deeze ziekte te welke de oude ^eneesnLC1=" ^pranderden van zelve in zuur.. ^tete^WS"^. »onig, dunne zy hebben woeozuivercuu b r „neesiieeren nog tegenwoordig melkdrank geprezen, ^%^^.^Li iy met regelukkiglyk in deeze zieke|e^»' S^hzout zo zeer Sen onthouden van t gek«* van vwg nav0lgers van door 5yto geroemd;, alnsn^ya° h^^ewée in het zuur van WtWf» de eenige °f^^^efoutcn> alcalifche te Hellende, gebruikten,^»0^ft^rZ°^e„de middelen °\^ve «tt^iet fchtó«, maar nogthans on- uppbab &&&& sas jasa»  $. 890. HET ZYDEWÉE. 89 en die gemakkelyk te verteeren zyn, §. 59?. en volgenden, in de algemene genezing der koortzen. aangezien dan, dat het zydewée zelden voor den zevenden dag ten eenemaal een einde neemt, en zelfs dikwils langer duurt, zo blykt het gemak'ceiyk , dat men hier de levenskrachten door bekwaam voedzel moet onderfteunen. maar hier komt zodanig voedzel te pas, het geene gemakkelyk door de zieke en het door fterke ontlastingen verzwakt lichaam kan ten onderen gebragt worden. Hippocrates gaf alleen een bloedzuiverende gerfteudrank in fcherpe ziektens (V), en voor al in het zydewée; ja hy vreesde zelfs voor de bloedzuiverende drank in liaar geheel, dat is: de gerst 'er niet uitgedaan door doorzifting, wanneer het onrypa zydewée geene tekenen Lib- L CaP* IX« pag. 37. & in DhTertatione de ufu & abufü veficant. Cap. III. pag. Ó5<5. (fn) De Pleuritide pag. 76» M z  92 HETZYDEWE E. §• ?9°. een wonderlyk geval waargenomen , dat een Vrouw door het zydewée aangetast, door een harmekkige ftoelgang bynaar uitgeput, van alle gevoel ontbloot, ratelende fluimen uit de borst voortbrengende, meteen paars en gezwolle gezicht , pelyk aan die welke door een ftfop verworgd worden , met een kleine, bevende, tusfchenpozcnde pols, het water en de vuiligheid zonder weeten latende vloeien, van de dood gered is , na dat er twee zeer grote blaartrekkende plyfters uit het poeder van Spaanlche vüegen bereid op heide de kuiten gelegd was. en te gelyk wierd die gevaarlyke ftoelgang tegen gehouden. Maar alhoewel het in den eerften opflag uit de fchnften van Baglivius zoude blyken, dat deblaartrekkende plyfters ook zonder gevaar, voor de aderlating konden gebruikt worden , blykï het nogthans by dezelve Sehryver uit het volgende, dat de aderlating gefchied is, voor dat deeze plyfters in t werk gefteld wierden, want hy fchryft aldus (»),: neemt acht, dat devoorzeide door het zydewée aanzetaste, in welke wy deeze gemakken waargenomen hebben, in den beginne geen purgeermiddelen hebben gehad, gelyü zommige Geneesheren doen, maar dat aan hun , na behoorlyk ader latingen, alleen fappige borstmiddelen enz. voor gefchreven wier den: enTriïlerCo) raad ons, dat wy als dan blaartrekkende plyfters op de dyëri en kuiten zouden leggen, indien na nu eenige reizen herhaalde aderlatingen, de ademhaling nog in die zelfde moeielykheid bleef ofte daar in vermeerderde : nogthans bekend ny opregt, dat deeze plyfters niet altyd aan zyne verwagting voldaan ^üfergelyk word bynaar over het gebruik deezer plyfters in de Edimburgfche Verhandelingen gelezen (ƒ->)• want in het in den («) DiiTertat. de ufü & abufti veficant. Cap. III. pag. 656. (0) De Pleuritide. pag. 54. Q~) Med. Elftyf. Tom, I. pag. 42»  5 890. HET ZYDEWÉE. 9$ jare 1732 in de lente algemeen heerfchend zydewée; wanneer de toevallen zomtyds feheenen een herhaalde aderlating aan te duiden, wierd de pols daar na zo neergedrukt , dat zy nauwlyks tot haar vorige kracht konde weder gebragt worden , ten zy 'er terftond zodanige plyfters gelegd wierden, welke dikwils voordelig zyn geweest , en na derzeiver in 't werk (telling , volgde zomtyds een zweeting, welke de ziekte wegnam, indien dezelve overvloedig en lang voortvloeide; maar in 't tegendeel ftredende zieken met pyn, benaauwtheid, en drukking op de borst, tot dat zy ftierven. Uit de proefondervindingen, zo wel in levendige dieren genomen, als door in het bloed en deszelfs wey, poeder van fpaanfche vliegen in te gieten , ingefteld, blykt het, dat deeze bloedeloze dieren de kracht hebben onze fappen te ontbinden, maar te gelyk deeze ontbonden zynde tot bederving bereiden (q). en dus fchynt het dat men-mag beft uiten, dat het gebruik der Spaanfche vliegen in 't geheel niet zeker is, als wanneer 'er een.hevige koorts en grote hitte aanwezende is , en men tekenen heeft om eene verrotting te vrezen, aldus heeft Baglivius zelf de befchryving eener zieke Cr), die, mager en van een galagtige gefteldheid , van een fcherp zydewée was aangetast met een droge hoest, een allerbrandentfte koortshitte, harde en verheve pols, ftaaploosheid, dorst, dikke en zeer roode pis: deeze zyn de dertiende dag der ziekte zes blaartrekkende plyfters gelegd,maar de volgende dag volgde 'er een yling , onderdrukking der fluimen, beeving, bewegingen als in de vallende ziekte enz., en hy is de twintigfte dag geftorven. Maar (q) Differtat. de ufü & abufü veficant. Cap» I. pag. 648(O Ibidem, pag. 649, M 3  94 H 'ET ZYDEWE E. §. 890. 891. Maar als wanneer naar de vereischte adedating de kracht der koorts veel verminderd is, en 'er in de pis ofte in de ftoelgang o-eene tekenen van verrotting te voorfchyn komen , en de pyn nomhans blvft, ofte de long begint opgepropt te worden , als dan fchvr.t liet dat men veel goeds van zodanige plyfters kan verwanen: ik heb in zodanig geval gezien, het geene ik zelf zomtyds éefam heb, dat 'er meteen gelukkige uitllag een blaartrekkende plyfter op de pyn doende zyde is gelegd geweest. « 891. TToc'lnnsf deeze (890.) moeten vportgeO bruikt ofte herhaald worden , leerd de hardnekkigheid , de vermindering ende de verandering der ziekte in gezondheid. (888.) Hier waren voor eersr twee dingen te vreezen, de uitgang der ontdekin?, te weten in een gevaarlyke verzweering deezer plaats, ofte bynaar altyd dood'lvk heet vuur; en de opftopping der Ion* door de om de hevigheid der pyn belette ademhaling, om dit bevaar te vermyden, werd een ruime en herhaalde aderlating, ltovrnf-en, en andere reeds genoemde geneesmiddelen 111 't werlc gefteld maar, gelyk wy by de eerfte Numero van de voorgaande uittegiing gewaarfchouwt hebben, zo moet men oppasfen, dat men voornamentlyk door aderlatingen de zieke niet zodanig verzwakt , dat zyne krachten niet genoegzaam zyn om de ziekteftof ten onderen te brengen en uit te werpen: waar uit naderhand langdurige kvvyningen , moeijelyk te boven te komen , volgen, en dus al blyrVer eenige pyn overig, indien de ademhaling maar vry genoeg 'is, nochte de pols zeer hard, nochte grote fclnelykte der omloping, zo zal het kwaad door in 't werk gefielde ftovingen, affpoelende en verdunnende middelen veel te drinken,  §. 891. HET ZYDEWÉE. 95 gemakkelyk verdreven worden, want her geluk der genezing in zodanige ziektens, beftaat daar in , dat men de kracht der gedurige koorts het zydewée verzeilende, zo matigt, dat dezelve de palen niet te buiten gaat, nochte te vaddig is. over deeze zaak, en de tekenen, door welke dit kan onderfcheiden worden, heb ik in de uitleggingen §. 600. breeder gehandeld. Wy hebben §. 610. bewezen, dat onder die middelen, welke de uitfpattende hevigheid der koorts verminderen, de verkoelende klyfteeren ook plaats grypen: Sydenham nogthans (j) liet dezelve daar, ofte liet die tusfchen de herhaalde aderlatingen voornamentlyk infpuiten, en maar alleen de eenvoudigfte uit fuiker in melk ontbonden : want hy ftelde, en wel te regt, zyn grootfte hoop in de aderlating, en daarom was hy fpaarzamer met de klyfteeren , op dat hy, de zieken niet te veel zoude verzwakken ; als ook op dat hy de buikloop, altyd toevallig en gevaarlyk in 't begin van 't zydewée door een te fcherp klyfteer niet zoude aanfteken. wanneer nu de hevigheid der ziekte verminderd, als dan zal het ontftokene te zamen gegroeide langzamerhand beginnen ontbonden te worden , en zal langs verfcheidene wegen des lichaams eene nitgang zoeken, waarom een Geneesheer als dan hier op moet letten, op dat hy door een ontydig middel de koking ofte de uitwerping der gekookte ziekteftof, waar over §. 888. gefproken is, niet belette. Wanneer nu de ziekte verdweenen is , moet men voor al acht geeven, dat de herftelde zieken zich niet te fchielyk opvullen, want in deeze ziekte koopt men menigmaal het leven alleen door een zwaar verlies van bloed, maar wy hebben te voren §. 25. bewezen, dat het verlies van goed natuurlyk vogt, degelykmaking van het genuttigde aan het natuurlyk levendig vogt belet, waarom 0) Sect. VI. Cap. III. pag. 266*  0(j HET ZYDEWÉE. %. 89r. om het te vrezen is dat door een fchielyke opvulling de long mee te dikke gyl opgepropt worde , en deeze geyaarlyke ziekte wederom kome. het geene Hipp: (f) voorz.gtiglyk heeft gewaarfchouwt, als wanneer hy over de genezing van het zydewée handcld zegende: maar na de beoordeelingen moeten de krachten m»t lichte fpyzen en door de rust herjleld zvorden: daar en boven moet men de zonnefchyn, wind en oppropphnen , zuur zout, vet rook winden der onderbuik, zwaar -werken, de liefde, vermyden: want indien de ziekte wederom komt, volgd er de dooi op. , , , n i a Sydenham was gewoon, naar dat de krachten herfteld waren , het »éeriè in deeze ziekte gewoonlyk redelyk gaauw gebeurd , door een licht buikzuiverend middel de volkomene genezing ten einde te brengen want aldus word alles wat uit de fpyzen, welke ten tyde der ziekte niet ten eenemale ten ondere gebragt was, ófte het geene in die tyd uit de veranderde gal en andere fappen in de maag en ingewanden uitgeworpen, in de eerfte wegen vast zit, uitgejaagd; het geene moog'lyk fchadelyk zoude zyn , m. dien het aldaar langer bleef. Men kan die middelen, welke zo tegen het zydewée geprezen worden, als : bokkenbloed, affchraapzel van de fchamelheid van een hert, wilde zwynstanden, de bek van een fnoek, mgietzel van flaapbol-bloemen, van paardedrek, enz. wanneer de zieke, ofte andere tot hulp geroepene Geneesheeren, veel vertrouwen in deeze middelen ftellen , wél gebruiken : want de meefte van deeze zyn onfchadelyk. indien men maar de bekwame middelen te voren opgenoemd, intusfehen niet verzuimd, op welke wy' alleen in de genezing van deeze gevaarlyke ziekte kunnen betrouwen. Wy (O De Morbis Lib. III. Cap. XV. Charter. Tom. VII. pag. $9^  ■§. 8p'. 892. HET ZYDEWÉE. 97 Wy hebben nu gezien op welke wyze het zydewée met behulp der nutuur door eene heilzame oir binding, of koking en uitwerping der ziekteftof, genezen word : wy hebben ook te gelyk overwogen, hoe het zelve door de kunst, zonder dat 'er een andere ziekte op volgd, kan genezen worden, nu volgt 'er, dat wy het zydewée befchouwen, wanneer het in een andere ziekte ofte de dood eindigd; en dat wy zien wat de kunst vermag in de genezing dier ziektens, welke uit een kwalyk genezen zydewée ontftaan zyn. §. 892. 11Jet gaat over tot andere ziektens, 1. wanjO. neer de ontftokene plaats ettert, het geene wy voorzien. *. uit de algemeene tekenen, f387.4.02.) /3. uit de hartnekkigheid der pyn , hoest, koorts, naar den vierden dag. y. de afwezentheid der tekenen van de ontbinding (8S7.) en der genezing (888.). 5. door verzuim van het vereischte geneesmiddel. (890.) Wy zullen eerst handelen over het zydewée in verzweering overgaande, want aangezien hier een andere geneeswyze vereischt word, dan wel als wanneer 'er hoop is, dat het zydewée ontbonden zal worden , moeten wy die tekenen kennen, welke ons de toekomende verzweering leeren. <*. Wy hebben hier van gehandeld by de getallen hier aangehaald, alwaar over de overgang der ontfteking in verzweering gehandeld wierd. /§. Want de in de ademhaling vermeerderde pyn, de hoest, de koorts, zyn die toevallen, welke alle zydewée verzeilen, en uit welkers hevigheid men over de hevigheid der ziekte oordeeld. indien dan deeze hartnekkig blyven, zonder eenige verlichting, zal de ontftekende ftoffe zo.vast zitten, zo diep in Derde Deel. N de  9o HET ZYDEWÉE. §• 892 de nauwighedcn der ftagaders in welke het zit , gedrongen zyn , dat dit kwaad alleen door de ettering kan weggenomen worden, maar men moet aanmerken , dat de ettering als dan maar zeker is , indien deeze toevallen, gedurende deezen gantTchen tyd met gelyke flappen zyn voortgegaan , en eerder vermeerderd als verminderd zyn. want het gebeurd dikwils m de genezing van het zydewée, dat door de aderlating en anderege neesmiddelen, alle de toevallen verzagt worden, en een weinig daarnaar, ook zomtyds den volgenden even hevig te voorfchyn komen; ja. dit gefchied zoimydj dm of viermaal, zo dat na den vierden dag, er. nog later de toe vaflen met grote hevigheid zich wederom verheffen : maar men moet daarom niet gelóven dat het zydewée in dit geval volftrekt tot een verzweerinl zal overgaan , om dat na den vierdor dag men noch een zeer fcherpe pyn gewaarword, alle de beo^naars der geneeskunde weeten dit, en de beichryvingen der door het zydewée aangetaste in het meer dan eens geroemd werk over St zydewée van de zeer vermaarde Triller , tonen dit klaar- lylaWant als dan zyn wy verzekerd, dat de ftof der ontfteking noch in dezelve vaten vast blyft, en dat 'er dus een verzweering te vrcezen is. hierom heeft Hippocrates , over de etterborstfiandelende, gezegd » maar de borst, uit het zydewée, indien het zelve zeer hevig is gewees? nochte geene verrotting op de voorname (oordeeldagen) Te voorfchyn komt, nochte door de fluimen uitgeworpen is en on e°n andere plaats Uv) heeft hy die algemeene vaste regel gefteld, waar van ik (§.033- 30 s'wag heb gemaakt, maar welke 00 De Morbis Lib. I. Cap. VIL Tom. VIL pag. 538- 00 in Prognpft. Charter. Tom. VIII. P*g. óiö. & in Coacis. No. 394. Ibidem pag. 874*  S 892. HET ZYDE W E E. 99 pynen , indien zy uit deeze plaat zen niet door de fluimen gezuiverd worden, nochte door de ftoelgang, nochte door de aderlatingen en matige levcnswyze en door Geneesmiddelen worden geflild , moet men xveten dat in ver zweer ing zullen overgaan. intusfchen moet men dit in acht nemen , dat in een moeijelyk zydewée de ziekte zomtyds van een lange nafleep is, en dat de ontftokene plaats nogthans niet en zweert, alhoewel 'er geen tekenen van ontbinding, ofte aficheidende ontlastingen, krachts genoeg hebbende om de ziekte ten onderen te brengen, aanwezende zyn geweest, zodanige gevallen heb ik in de oeflëning der geneeskunde gezien, dit blykt uit de befchryving van Jnaxio by Hippocrates (.r) want hy tekent aan,, dat'hy de eerfte dagen niets uitfpoog, de zesde dag ylde, de zevende dag de koorts heviger was, en de pynen niet verzagt, maar dat de zieke door de hoest met een moeijelyke ademhaling gekweld is geweest, de pyn wierd wel verminderd door een ruime aderlating den achtften dag gedaan , als ook het gevaar der verftikking, maar de hoest is droog gebleven, en 'er kwam in 't geheel geene ontlasting der ziekteftof. Nogthans is de ten onderen gebragte ziekteftof laat, op verfchcidene reizen,_ en langs onderfcheidene weegen uit het lichaam gegaan, en die zieke is geheel geoordeeld, zonder verzweering der aangedane zyde, het geen nogthans in het eerfte beloop der ziekte te vrezen was. en dus blykt het, dat men niet ten eerften een volftrekte voorkennis kan hebben van de toekomende verzweering , offchoon 'er in 't beloop der ziekte geene tekenen van ontbinding verfchynen , nochte kenmerken der koking en uitwerping van de oorzaak , welke nogthans zomtyds later te voorfchyn komen en verlosfen. 5. Te weeten de in het zwaar zydewée zo nodige aderlating verzuimd zynde, en indien dezelve fchielyk word in 't werk gefteld, en naar omftandigheid der zaken herhaald, geneest zy redelyk gelukkig, die geene , die het leerftelzel van van Hel- mont ö. pjófit naarvolgende , deeze ziekte alleen met hunne kostelyke eigenaartige Geneesmiddelen zogten te genezen , waren zomtyds verheugd, wanneer zy zagen, dat de eerst hevige koorts in de ftaat der ontftekmg 'en het begin der verzweering zagter wierd, ja en zomtyds ophield , wanneer de etter nu gevormd was; maar naderhand volgde 'er een etterborst, uitteerende koorts, teeringh, waar door zeer veele zyn geftorven , die men geloofde zonder aderlating door deeze zo hoog geprezene eigenaartige geneesmiddelen genezen te zyn. Sydenbam beeft ons gewaarfchouwt tegen deeze bedrieg'lyke uitgang van het zydewée (j). (\- 803. aar dat het ettergezwel nu gemaakt word, lYX word uit de algemeene tekenen (4.0 51.) o-ekend, voor al hier ter plaatze uit de yzing dikwerf wederom komende zonder oorzaak, en de tekenen (834. 83?.) opgegeeven in de longontfteking, en ten tyde der' ziekte: en hier uit word gekend, dat het zelve gemaakt is, en zomtyds word door de long uitgefpogen. Het ettergezwel hier te voorfchyn komende , heeft wel alle gemeenzame tekenen met andere ettergezwellen , welke in de uitwendige deelen des lichaams gevormd worden , van welke «. 405. gehandeld is ; maar verfcheide van deeze kunnen hier niet onderkent worden ,\ aangezien het ettergezwel inwendig fchuilt : hierom is het der moeite waardig , hier ook alle de andere tekenen by een te vergaderen , welke kunnen keren , dat het ettergezwel gevormd word. die vliegende pingen , geen ftreek in hun wederkomen houdenden, waar van §. 834. gefproken is, en alwaar nog meer andere dingen hier toe behorende gevonden worden , gelyk ook §. 835. geeven een teken van groot gewigt. hier komt ook veel 111 ö aan-, O) Seft. VI, Cap. HL pag. 332. HET ZYDEWÉE. f. 802. 893.  § 893. HET ZYDEWÉE. 101 aanmerking de tyd der ziekte , nu van langen duur wordende, en nogthans van minder hevigheid der toevallen verzeld, als in *t begin : want indien alle de toevallen even hevig zouden blyven , ofte vermeerderd worden, zoude eerder het heete vuur en de dood te verwagten zyn, als een goedertierene ettering, welke offchoon zy hier gevaarlyk is , nogthans al veel beter is als die kwade uitgangen van het zydewée in het heete vuur ofte de dood. dus heeft Hippocrates over het zydewée handelende het volgende : (s ) maar die terftond allerley foorten van fluimen uitwerpen, en zeer fcherpe pyn hebben, fterven den derden dag. Indien zy deeze te boven komen, worden zy genezen: maar die de zevende, negende en elfde dag niet genezen is, komt de ettering over,maar het is beter te et'.er en, want het is minder dodelyk, hoewel het lastig is , een andere voortelling van Hippocrates welke aan deze vry gelyk is, verdiend hiermede vergeleken te worden ,(V) alhoewel men aldaar leest, in 't begin geheel etteragtige fluimen; beter fchynt 'er in de eerfte voorftelling gefchreven, allerlei foorten van fluimen, maar alsdan word 'er in deeze verzamelde voorkennis bygevoegd, dat zy de derde of vyfde dag fterven; maar indien zy die overleven, zonder zich veel beter te bevinden, dat hun dan de ettering de zevende, negende of elfde dag overkomt, waar uit blykt, dat Hippocrates de ettering verwagt heeft, wanneer het zydewée niet van het ergfte was; ofte indien het zeer hevig in den beginnen , nu een weinig verzagt wierd, en dat hy nog de voornaamfte fcheidagen heeft waargenomen, of hy op dezelve niet gewaar wierd, dat de natuur iets trachte uit te werken, waardoor men hoop konde voeden dat de nu ten ondergebragte ziekte O) De morbis Lib. III. Cap. XV- Charter. Tom, VIL pag. 591» 00 Coacar. pramot. 379- Charter. Tom. VUL pag, 873. N 3  302 HET ZYDE WE E. $. 89*: te ftof uit zoude geworpen worden , ofte wel dat'er eene verplaatzing naar andere deelen zoude geleideden : maar wanneer hy zag , dat 'er niets zodanigs van aan"was, alsdan heett hy vastgefteld , dat de ettering begon. Daarenboven hebben de in de kunst vermaarde Mannen, Mortonus (h) en Baglivius (c), waargenomen, dat wanneer het ontftokene ribbenvlies ofte de kleine gezwellen der longen in ettering overgaan, alsdan de eerst gedurige koorts door detusfehenpozende vervangen word, dikwils door een daagfche, enzomtydsdoor een vierdedaagfehc. Ja, en wy vinden iets diergelyks by Hippocrates , wanneer by gezerd heeft (d): dat de tusjchenpozende koortzen om de ettering meestentyds zweet verzvtkken. alwaar men moet opmerken daHn de vorige, en in de terilond volgende verzamelde voorfchriften, van het zydewée en de longontfteking word gehandeld , en dat de zieken inwendig etterenden voornamentlyk des nacht zeer tot zweeten overhellen. Uit deeze tekenen dus, weten wy dat het ettergezwel gemankt word en dus ook uit dezelve langdurende toevallen, weten wy dat hetzelve reeds gemaakt is. maar alsdan volgen 'er anderetekenen, welke dit kenteken bevestigen, en hunne oorfprongverfchuldigd zyn aan de uitgerekte ofte door het etteragtig gezwel naburige gedrukte deelen. want het is bekend, dat in de veizweeringen der uiterlyke deelen van het lichaam de pyn vermeerderd word, wanneer liet nu rype ettergezwel door de etter gezwollen zynde, het vel zeer fterk uitrekt : ja alsdan worden die pynen zomtyds door de uitrekking der naby gelegene deelen, naar andere plaatzen voortgebragt: maar zodanig ettergezwel na het zydewée ontftaan, verwyderd het ribbenvlies van de tusfchenribbige plaatzen , ~ (V) Phifiologiaj Lib. II Cap. IV. pag. 44. (c) prac. Med. Lib. I. Cap. IX pag. 36. {d) Coax. Prasnot. No. 4I0« Charter. Tom. VIII. pag. 876.  §, 893-" HET ZYDEWÉE. 103 zen , en rekt hetzelve met allergrootfte pyn uit, zich zomtyds door de geheele bom en rug veripreidende : drukt de na by gelegene long , prikkelt dezelve , hier door ontftaat de vrees voor verftikking , en veroorzaakt een zeer moeijelyke hoest, en wel zo veel te meer naar mate die zak met etter vervuld, grooter is. alle deeze toevallen heeft Hippocrates op verfcheidene plaatzen opgeteld : zvanneer de pyn in de zyde en de vrees der verflikking ''er by komt, zo etteren zy (e) en op eene andere plaats (/j heeft hy het volgende: zvanneer 'er een gezzuel in de zyde ontftaat , is 'er een erge hoest, pyn en koorts hebben plaats , en 'er legt als een geivigt op de zyde, ende fcherpe pyn bezet altyd dezelve plaats , en grote dorst , en de zieke ruspt de zvarme drank zveder op, en hy kan zvel op de gezonde maar niet op de zieke zyde leggen, en het fchynt hem toe als of hem een fteen aan 't lyf hangt, zvanneer hy op dezelve legt: hy is gezzvollen en rood, en de voeten zwellen, en wederom op een andereplaats zegt hy (g) : indien in de zyde een gezwel ontftaat en hetzelve ettert , zo lyd hy het volgende : hy heeft grote koude en word veele dagen met de koorts en een droge hoest gekweld, en de zyde doet hem zeer , en hy heeft pyn in de mam, het fleutelbeen en de fchouderbladeren. Maar zomtyds word de hier gevormde etter door de fluimen uit de long gebragt met gelukkig gevolg ontledigt. Ik heb in het zesde getal §. 888. breder over de wegen, langs welke de ftof in het ribbenvlies zittende in de long konde komen, en uitgefpogen worden gehandeld.daarenboven word in die geene,die door een hevig zydewée zyn aangetast geweest,dikwils de long aan het ribben vlies vastgegroeit gevonden, en in zodanig geval begrypt men pemakkelyker op welke wyze de etter uit een ettergezwel van het ribbenvlies in de aangegroeide long zoude kunnen komen. Ik heb in 00 Ibidem. No. 115. pag. 858. (f) De morbis Lib. II. Cap. XXIV. Charter. Tom.VIT.pag.575CÓ De internis affectionibiis. Cap.X. Charter. Tom. Vll.pag.644  io4 HET ZYDEWÉE. § 893. in het lyk van een man , welkers ziekte ik niet wist, aangezien ik hetzelve van de Doodgraver om het te ontleden, gekogt had, de linker long voor een gedeelte aan het ribbenvlies vastgegroeit gevonden : wanneer ik deeze hegting met het peiinemes losmaakte, op dat ik 'er de long zoude kunnen uitnemen, is 'er een grote hoeveelheid etters uitgevloeit : nogthans heeft het na gedane onderzoeking gebleken, dat de long niet etteragtig geweest is, maar alleen aan deeze etteragtige zak uit een gcët'terd zydewée geboren zeer vastgegroeit. zekerlyk , indien dit mensch langer geleefd lid, zo fchynt het, dat deeze etter zig een weg zoude gebaand hebben door de nabygelegene en zó fterk vastzittende long. langs welke weg ook eindelyk de etter naar een geotterd zydewée in de Jong komt. het blykt door zekere waarnemingen, dat dezelve zomtyd door de fluimen uit de long ontledigt word : en ik geloof niet dat eenig Geneesheer eene genoegzame oeffening der Geneeskunde hebbende, dit niet zo wel als ik zomtyds gezien heeft. La Motte heeft een merkwaardig aeval (Jo; , van eene door het zydewée aangetast, die de ziekte ten eenemaal verzuimd hadde , en de agtfte dag eene zeer grote hoeveelheid etter met een matige hoest met een gelukkige uitkomst uit de long uitwierp, ja , en Hippocrates (J) heeft dit zelve klaarlyk vastgefteld , van het zydewée fprekende : de allerkort [Ie van deeze ziekte word de zevende dag, maar deallerlangfte de veertiende dag geoordeeld, zvaardoor de zieke indien de etter uit de zyde door dezelve uittefpuzven , uitgeworpen en gezuiverd is, genezen zuord. maar indien zy niet uitgeppogen word, zvord hy etteragtig , en de ziekte langdurig, en hy heeft ook zodanige voorHelling in zyne korte ftellingen (k) : het zydewée dat binnenveertien dagen niet door de [luimen gezuiverd 'word, veranderd in een et- (li) Traité Complet de Chirurgie Tom. I. pag. 248. (O De affeCtion. cap. III. Charter. Torr. Vii- pau. 621. (k) Aphor. 8. Seft. V. Charter. Tom. IX. pag. 199.  §. 893.894. HET ZYDEWÉE. 105 etterborst: alwaar Galenus in zyne verklaringen over deeze korte fpreuk bewyst, dat bet woord iva-^xSt* ^ovtxi zuivering , welke door de fluimen gefchied, betekend. v- 894- |\/faar dit gezwel breekt door zyne eigene IVJl etter, waar door de etter in de holl gheid der borst drupt , de zweer door de nieuwe etter gemaakt en by een verzameld, vervuld de geheele holte, verteert het geheele lichaam ; dat dit gefchied is, weten wy uit de voorgaande tekenen (892. 893.) de during van het kwaad tot op den veertienden dag ; fchielyke verlichting der toevallen , en derzelver fchielyke wederkomst : hier uit de teering. 'Wil Het 1 ijp| aldus ontdaan, door de vergaderde etter uitgezet, iii,ttiifc! fee laat, ten zy de etter langs andere we\i ' [icftyjftri} is gegaan, het geene nogthans zelden, ten p| 111 i ^gebeurd , waar over wy zo ftraks gefproken Hl i é -—fchynt intuslchen van gevoelen geweest te zyn l' ' t ;-s=; :\v-el, door het zydewe'e ontftaan, zyne etuA^f 1 i\" ..nde de zieke meestentyds leeven , door de ftoel- ' V|' iu'C " ^ peen andere plaats (m) maakt hy gewag van * l\,'-'C^-u' 1 Li tter door de ftoelgang en pis in zodanig geval; -ï\k. ^Iri&ft'i l j.jgthans als beter zynde , die overneming desetter» welke na de nieren en de blaas gefchied. ik heb by eene andere gelegentheid in de verklaringen §. 406. aangetekend, dat Galenus en andere waargenomen hebben, dat de longzweeren door de (O Morbor. acutor. Lib. I. Cap. X. pag 9. * (jn) De caufis & Signis Morbor. dimurnoc. Lib, I. Cap. IX pag. 38. Derde Deel. O  ,o6 HET ZYDEWÉE. §. 804. de ftoelgang en pis gezuiverd zyn geweest, het is waar dat men wewoonïyk tegen Aretceus de achtbaarheid van Hippocrates fteld, zeggende («): wanneer de long in de verzweering de etter door defloelgang ontlast, is het dodelyk. maar aidaar wierd niet over het zydewée gehandeld, en men heeft altyd meer kwaad te vreezen van de aangedane long ; ja, en de verzweering van het zydewée word daarom wel voornamentlyk voor gevaarlyk gehouden , om dat als dan de na by gelegene longgemeen'lyk gekwetst word. daar en boven is het klaar door de waarnemingen in de oeffenina der Geneeskunde, dat wanneer 'er een langdurige verrotte buikloop in de inwendige verzweeringen ontftaat, 'er meest al een einde aan het leven is. maar 'er word van zodanige buikloop, welke door de bederving van alle de fappen door de wederopgezoge etter te voorfchyn komt, niet gehandeld, maar over de vloeijing der etter door de ftoelgang, wanneer dezelve . noch niet lang in de longzweer vast gezeten heeft, want Aretceus zegd: n eVè/>ref>3* Ufxyn, indien het in de ingewanden ingeflopen is. maar die woord Iwyw&xi betekend zekere fchielyke hevigheid. Ten zy dan door deeze wegen de hier vergaderde etter uitgegaan is, ofte misfehien door verplaatzing op andere plaatzen des lichaams zich nedergezet heeft, (het geene zeer zeldzaam gebeurd,) zo breekt deeze zweer, en de etter ftort zich meestentyds uit in de holligheid der borst, en valt haastiger naar mate derzei ver grotere hoeveelheid die in de borst zit. maar deeze plaats gaat voort met daag'lyks eenige nieuwe etter te ftorten, en daar door word hier dikwerf zeer veel etter vergadetd. dit heeft de zeer vermaarde Boerhave eertyds in een Boerekind verwonderd , die in de oogst door 't werken en de zomer warmte zeer verhit zynde, allergretigst koude drank ingezwolgen had , en daar door van het zydewée wierd aangetast, de verzuimde ziekte, 00 Coac. pramou No, 4U, Charter, Tom, VIII. pag. 877.  § 894- HET ZYDEWÉE. 107 te, (gelyk zulks op 't land dikwerf gebeurd,) ging in een verzwering over , en de ellendige is naar een maand tyds verflikt geftorven. wanneer de buik geopend wierd , kwam het middenrift te voorfchyn, naar beneden gedrukt aan de aangedane zyde, makende een zeer grote zak, die over de navel heen horig, en de meeste buikingewanden van hunne plaats gefchoven had. deeze zak doorgeftoken zynde, zyn 'er twaalf en meer ponden etter uit gevloeit. wanneer Aretaus diergelyke gevallen had waargenomen (0)5 bekend hy zeer verwonderd te zyn , hoe dat uit het iedereen dunne ribbenvlies, nauw'lyks eenige dikte hebbende, zo veel etter is kunnen komen : maar hy gaf 'er voor oorzaak van, dat dit vlies door de ontfteking verdikt wierd. waarlyk indien wy bedenken , dat de etter in de holligheid der borst gevallen door het verblyf aldaar fcherper word , gedurig tegen de oppervlakte van deeze zweer aanfpoelt, begrypen wy gemakkelyk , dat zodanige verzwore plaats nooit tot den ftaat eener zuivere wond kan gebragt worden , en dus ook niet toegaan, zo lang 'er geene uitgang voor de etter is: dierhalve zal zy voortgaan met etteragtig vogt uit te ftorten, en wel in grote hoeveelheid , wanneer het naburig hart de tusfchenribbige flagaders met veel kracht vervuld, en de oppervlakte der zweer door de beweging der long in de inademing, en de in de holligheid der borst vergaderde etter gedurig geprikkeld word. Wy weeten dat zodanig ettergezwel geborften is, en de etter in de holligheid der borst uitftort, indien die tekenen voorgegaan zyn, welke te kennen geeven dat het ettergezwel gevormd word, waar van een weinig te voren gefproken is. maar zodanige longzweer, noch gefloten zynde en door de etter gezwollen, vernauwt het hol der borst, druktdelong, en brengt dus bynaar alle diergelyke toevallen te voorfchyn, welke §.835. opgeteld zyn geweest, daar en boven moet (0) De Caufis & Signis Morborum dinturnorum. Lib. I. Cap. IX. pag. 37. 56. O 2  io8 HET ZYDEWÉE. §. 894. moet men dat ook opmerken, dat de pynen in de ontftokene plaatzen verzagt worden, wanneer de etter gemaakt is ; maar dat wanneer de zweer vol etter zynde gezwollen is , en de vliezen de etter Muitenden langzamerhand uitgerekt worden , op nieuws zeer lastige pynen ontftaan, en wel zo veel te fcherper, hoe de breeking der etteragtige longzweer nader by is. dit heelt zomtyds onkundige Geneesheeren bedrogen , wanneer zy die fcherpe pyn aan een nieuwe ontfteking toeichreven , en de zieken, welkers krachten door de langdurigheid van zodanige ziekte reeds gebroken waren , door herhaalde aderlatingen zomtyds uitputteden. maar zo dra als zodanig geborften gezwel gebroken zynde, de etter in de holligheid der borst geftort heeft , houd de pyn fchielyk op, en de benauwtheid , door dien dat de long door de gezwolle long zweer gedrukt wierd , word veel ve.minderd : waardoor de ellendige zieken dikwils geloven geheel genezen te zyn, wanneer zy zodanige rasfcheverhchtinggewaarzyn geworden, maar wanneer de menigte der vergaderde etter wederom vermeerderd word , komt dezelve benauwtheid, hoest, en overige toevallen wederom, en tonen dat de hoop der zieken vdel geweest is. . ,, , Hippocrates (p) heeft zeer fchoon de kentekenen , welke de smaakte verzweering, en de barfting derzelve gewoonlyk voorgaan en verzeilen, by een vergaderd; en heeft te gelyk aangetekend dat de tyd deezer'doorbreking onzeker is, en nu vroeger dan la'ter te gefchieden. want hv fchryft aldus : die een verzzvee-ring voornamentlyk uit het zydewée ofte de longontfteking hebben, seiwelen warmte, by dag matig, doch des nagts heviger, en zy %even niets aanmerkelyks op door de fluimen, zy zweeten omtrent d>n hals en het fleutelbeen, en de oogen worden hol, maar de wan wanneer dierhalve de oogen geelagtig rood zyn, is net een teken, dat 'er dikker vogten in nauwere vaten gejaagd worden , en aldaar ondoorwnkclyk blyven vastzitten, maar aangezien de ontleedkundige infnuitingen geleerd hebben, dat de oogen vaten omfanoen van de inwendige flaap-ilagader, -zo weten wy, dat zodanige Sppropping van dikke vogten in de kleine vaten der hersfenen olaats heeft én dus toond dit teken jn alle fcherpe ziektens altvd een -root gevaar aan. byzonderlyk heeft Hippocrates (a) deeze tekeifen in het zydewée veroordeeld, zeggende: wanneer de door het zydewée aangetaste veel'rateling in de borst hebben, een droevig aangezigt, geelzugtagtige en duistere oogen, Jïerven zy Indien de fluimen in den beginne verlcheiaen , enz. te voren §. 830. 2. en §. 876, is gezegd, dat Galenus ons verband heeft , dat in het zydewée en longontfteking de uitwerkingder fluimen gelyk is aan het grondzetzel der pis, welke rauwigheid ofte koking in de ziektens betekend. Indien dierhalve de fluimen verfcheiden zyn, wyzen zy altyd een moeijelykbeid der ziekte aan, en de koking of rypwording der ziekteftof zeer onvolmaakt te zyn. men zie hier over de verklaringen §. „93., li Jaar over deeze verfcheidentheid der fluimen gefproken is, en de plaatzen van Hippocrates, welke deeze voorzegging inhouden, gevonden worden. ■ ••11 Indien rateling, geene fluimen, ofte moeijelyk want dit is een teken dat de long hoelangs zo meer opgevuld wn-d dewvl 'er ondertusfehen niets in de longpyp uitgaat, het reene'uitgefpoaen zynde, de long van dit drukkend pak kan verlosfen. min ziè hier na, het geene %. 848. gezegd is. ^ O) Coac. prsenot. No. 388- Charter. Tom. VIII» pag. 873.  $. por. HET ZYDEWÉE. 121 Kwynende pols. want het betekend dat de krachten het bloed bewegende, zwak zyn, ofte dat de genoegzame hoeveelheid van het te bewegene vogt ontbreekt, maar hier word niet gehandeld vart die kwynende pols , welke zomtyds naar herhaalde aderlatingen ontftaat, wanneer de pyn van het zydewe'e nu veel verminderd is , en de ademhaling gemakkelyker geworden; maar van die kwynende pols , welke aanwezende is , wanneer het zydewée noch op 't hevigst is, en geboren word , om dat door de belette ademhaling de long door het bloed uitgefpannen blyft, en alleenlyk maar weinig in het linker hart overbrengt, waar door de ïlagaders minder uitgezet worden, ziet het geene §. 883. over deeze zaak gezegd is. dierhalve geeft die kwynende pols als dan voornamentlyk een allerkwaadst teken, indien 'er te gelyk een rateling in de borst is. Vlammige pis: welke als goud blinkende met een gemengde roode couleur als vonkt in het glas , waar in het is, en een teken van inwendige hitte geeft, gelyk §. 673. gezegd is. Indien de afgang vloeiende is enz. want zodanige afgang geeft een groote ontaarting der fappen in een verrottend bederf te kennen, nochte brengt geene verlichting toe, ten eenemaal onderfcheiden van die, waar van §. 888. gefproken is, alwaar de ten onderengebragte ziekteftof door eene heilzame ftoelgang uit het lichaam wierd ontlast, maar te voren §. 388. is aangetekend, dat de fcherpe hoedanigheid der fappen veroorzaakt, dat de ontfteking in het heet vuur overgaat. Indien 'er een zware longontfteking op volgd. de zieken durven om de hevigheid der pyn in het zydewée, nauwlyks inademen, en dus begint het bloed zich by een te verzamelen jn de niet genoeg uitgefpanne long, en dus volgd 'er op een Derde Deel. Q he$  m HET ZYDEWÉE. §. ooi hen heeft, dat zy met de overige gezonde fappen door de vaten niet kan vloeien, hierom zal zy eenige tyd in den beginne in de nauwigheden der longs-flagader blyven zitten eer dat w in de longaders kan overgaan, dit is moog'lyk een der ooraken welke de benauwtheid en lastigheid voortbrengen, eer dat de fcheidings ontlastingen gefchieden, gelyk by eene andere gelegentheid gezegd is. maar wanneer een longontfteking, en voor al een hevige opkomt, terwyl het zydewée nog blyft, " Coac, Pramot. No. 397» Charter.- Tom. VIII. pag. 875.  $. 9oi. HET ZYDEWÉE. zo verdaan wy de waarheid van een ander gezegde van Hippocrates (O: een longontjleking uit het zydewée is kwaad, en Galenus deeze korte fpreuk uitleggende (d), vermaant ons zeer wel, dat hier niet gehandeld word van de verandering van het zydewée in een longontfteking, (gelyk in de reeds aangehaalde verzamelde voorkennis,) maar dat deeze plaats aldus moet verftaan worden, wanneer dezelve de vorige ziekte , te weten het zydewée, blyvende, een andere 'er op volgd , naam'lyk de longontfteking. ^ waarom dit «V irK&tinh het zelve hier betekend, als: nttyivojMvYi nxdjiirth. Indien een nieuwe aanval op de eerfte volgd. alle die de geneeskunde oeffenen, weeten, dat in het zydewée naar de aderlating byna altyd de pyn verlicht word, ja zomtyds ten eenemaal ophoud, en nogthans zich na weinige uuren wederom op nieuws verheft, een herhaalde aderlating vereifchende. nochte om dit wederom komen der pyn en als een nieuwe aanval van het zydewée moet men niet ten eerften de uitkomst in het heet vuur voorzeggen, aangezien 'er veele van deeze ziekte genezen -worden , welke ook veele zodanige aanvallen der vernieuwde ofte vermeerderde pyn doorgedaan hebben, maar dit moet verftaan worden, alwaar de pyn noch niet verminderd is, of ten minften zeer weinig, de hevigheid fchielyk vermeerderd word : ofte wel ook wanneer de pyn blyvende, de andere zyde der borst van gelyken aangedaan word, het geene ik zomtyds heb gezien. Hippocrates fchynt iets diergelyks vermaand te hebben (e) , zeggende: maar als het geene tegen de zyde vast zit verrot is, en door de fluimen uitgeworpen word, worden zy her field, maar indien ''er veel van het oude tégen de zyde vast zit , en 'er nog ander hoven op komt, zo fterven zy terftond enz.wat hier door verrot het geene naderhand door de fluimen uitgeworpen word , waag (c) Aphor. n. Seft. VII. Charter. Tom. IX, pag. 297. 00 Ibidem. CO De Morbis Libt I. Cap, XI. Chartert Tom. VIL pag, 546 Q s .:  I24 HET ZYDEWÉE. §. om¬ waar door de zieke word herfteld, verftaan word, is by een andere geïegentheid in de verklaringen §. ^7- uitgelegd, alwaar bewezen ïs , dat de oude Geneesheeren deeze Ipreekwyze gebruikten, wanneer zy de rypwording der ontftekende ftof wilden: bC Indien het bloed zeer bloeiende uit de aders vloeit enZ: deeze waarneming in de oeffening der geneeskunde van boerhaheeft Baglivius (ƒ) ons wel naargelaten , maar hy^bekend , dat hy die verfchuldigd is aan de zeer vermaardet Lanciftus: maar hy heeft reden van deeze zaak gegeven, dat hy dacht dat als dan het dikke en door de ontftekende vasthoudentheid ondoorjrankelyk bloed in de long vergaderd, en alleen het dunnere gedeelte, door de nauwigheden der longs-flagader doorgelaten word, want hy verhaalt, dat dit in de longontfteking even als in het zydewe'e waargenomen is geweest, of dit misfchienl gefchiedl, in die gevallen, wanneer het zydewée toevallig op andere koortzen volgd, gelvk wy §. Mo.xmSydenham aangetekend hebben? maar ^galleraandagtigfte Geneesheer waarfchouwt ons , dat zodanige zvdewéeën zomtyds geene herhaalde aderlating toelaten wanneer teweTende eigenfchap der ziekte, op welke deeze zydewéeën levolgd zyn, minder de aderlating kan verdragen Baglivius verbied vangelyken deherhaalde aderlating, wanneer 'er geen ontftokene korst op het bloed verfchynt.. Indien de fluimen wegblyven, daar de aemborftigheid blyftenz. wy hebben gezien, dat het droge zydewée, dat zonder fluimen is, van alle Geneesheeren veroordeeld word §. bj6.. d erhalve dan is het een kwaad teken, wanneer de fluimen onderdrukt worden: deuitfpuwing houd wel op, wanneer de#e*tg ftof ontlast is; maar. wanneer de aemborftigheid blyft,blykt.het duidekyk, dat de ftof welke door de fluimen moet «"geworpen word/nniet ontbreekt, maar dat zy in de long wederhouden.word waar door in 't kort de verftikking te vrezen, zal zyn. voorna^ (ƒ) Praxeos. Med. Lib. L Gap, IX, pag. 37^  §. 9öi. HET 2YDEWEE, ti$ mentlyk , wanneer de kleine pols aantoont, dat 'er weinig bloed door de long kan doorgelaten worden in het linker hart. want als wanneer de pols tegelyk hard en rad is met grote hitte, is het te vrezen, dat de hevige ontfteking in 't kort in 't heete vuur zal overgaan ; gelyk §« S&8. uitgelegt is. maar in zodanig zydewée word gewoonlyk diergelyke hitte omtrent de levensdeelen waargenomen , terwyl men ondertusfchen weinige gewaar word in&de uiterfte deelen , die dikwils zelfs koud zyn. Ja zelfs Galenus; gelyk §, 88 j. gevonden word, heeft vermaand dat'er geen eene van het zydewée opkomt, indien de pols zeer hard, klein en tegelyk rasch is. Want deeze den vyfden dag verergerd zynde, veroorzaken de zevende de dood. omtrent deeze voorzegging valt aantemerken, dat die wel fcherpe ziektens genoemd worden, welkers beloop fchielyk en met gevaar is ; maar dat nogthans dè fcherpfte van alle genoemd worden, die den vierden dag niet te boven komen; zeer fcherpe, die tot den zevenden dag duren; en de overige enkele fcherpe, indien zy de twintigfte niet uitlopen (ziet §. 564..). maar dit zydewée is niet van hetergfte, om dat 'er fluimen by geweest zyn, welke naderhand onderdrukt worden; en dus heeft zodanige ziekte in de eerfte vier dagen geen einde, maar indien deeze onderdrukking der fluimen de vyfde dag gebeurd, en die reeds kwade aangehaalde toevallen, verergeren, is de dood de naaste fcheidag te verwagten; te weten de zevende dag, welke de alleraanmerkelykfte is onder de fcheidagen, gelyk ik te voren in de verklaringen §. 74.1. breder heb bewezen. Indien de pis zeer rood , donker , enz., de pis langzanjerhand uitgewazemd , gaat door alle de trappen der hitte over in een volkomene rodigheid, en dus het vloeijend vogt voor een groot gedeelte uitgewazemd zynde, word de couleur der pis vermeerderd : dit worden ook gezonde menfchen gewaar, zeer door Q 3. d©  ro6 HET ZYDE W E E. & 901.. de zomerhitte zwetende; dat de pis veel gecouleurderword:maar de gezonde pis ook in een zeer zuiver vat lang flaande, krygt een donkere rosfe couleur, en zet dikke vuiligheid op de grond af (kX buiten dat maakt de vette olie des lichaams door de hitte der koorts ontbonden en fcherper geworden, de pis zeer rood, wanneer dezelve langs deeze weg uit het lichaam word gejaagd: waarom de rodigheid der pis een teken geeft der inwendige hitte (ziet §. 673.). en dus toond zodanige pis deondoorgankelykheid der fappen, het wateragtige gedeelte uitgewazemt zynde, en tegelvk grotere fcherpte nu tot een verrottende bederving overhellende; en een fterke beweging der koorts, maai 5. 388. is bewezen dat wanneer die tekenen aanwezende zyn, welke zodanige pis aanduid, de ontfteking in het heet vuur overgaat, maar in de verzamelde voorkennis (fi) waar deeze heeJe voorzegging gevonden word, word deeze pis om deszelfs hooge roodheid x?ov ui/a* Tüh;; en om dat zy tegelyk iets donkers en rosagtig in de couleur hadde (een teken van beginnende verrotting) word zy £o Aphor. 34. Sect. II. Charter. Tom7 IX. pag. 75. S 2.  t$8 HET ZYDEWÉE. §• ?oö*. Kraamvrouwen, de Geneesheeren weeten , dat door de koorts ten tvde der baaring ontftaan , de kraamzuivenngen by naar fchielyk onderdrukt worden: hoe groot gevaar hier door over het hoofd haU zal naderhand , alwaar over de kraamziektens zal gehandeld worden gezegd worden, ikhebzodanig ongelukkig geval bug woond wanneer een zwangere Vrouw vier- en- twintig uuren voor SevalSg door een fcherf zydewée wierd aangetast: zy bragt:een dood Kind ter waercld, de kraamzuivenngen hielden terftond nt de MriS of , de pyn door de aderlating een weinig verzagt g oe de fclvfel k onSglyk aan , .en offchoon de ziekte door de herhaalde aderlatingen een weinig verzagt wierd , zo bleet de ^Sn^sevfniaierp, de long begon opgeproptte wor,loro" 7Vj de zevende dag geftorven. maar welke yslyke pyn n deTze el enlfCw gelegden heeft, wanneer zy door het zvdetfaangSt, gedwongen wierd met de uiterfte kracht der mSn^Thtkmtft waeteld te brengen, kan men gemakkelyk fetrS Tde tusfchen blykt het uit veele waarnemingen, dat Sef^ydewée niet altyd volftrekt dodelyk is in een kraamvrouw , en 'e/zyn in de verklaringen $. 850. eenige aangehaald VwaVere Vrouwen, het zal niemand vreemd fchynen, dat het^dewfe gevaariyker is ten tyde der zwangerheid, aangezien S door de fefterpe koorts, medgezellin van het zydewée» het ge™^n een nXaam boven hit hoofd hangt, en de_fchielyke óntlediSn"n d«^ vaten door herhaalde aderlatingen niet buiten p-e aar^gzvn'n zwangere Vrouwen, daar en boven zo ademen de SSb^SSS^wicdelylïe», de buik reeds veel mtgezetzynd™ ingezien het middenrift in de inademing me tv e ^ J dalen, en dus word 'er een groter ^^l^Sf^welke door de pyn van het zydewée belet zynde de mterite be nauwtheid veroorzaakt, en'er vrees is, dat e Jf1 ^k e^8^ delyke longontfteking op volge ikheb m dejerkla «ngen & 8b£ 6. gewaarfchouwd, dat het zydewée nogthans met ia. DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. 151 zy door de geheele langte van de kronkeldarm, tot aan het einde der omgevyoride darm kunnen komen, doen veel goed, om dar de kronkeldarm op de plaats alwaar zy neven de lever en de milt loopr, n'aby het middenrift gelegen is, en dus verfchaft dit ingewand door zeer zagte ingelpoteue klyfteren vervuld, een zeer zagte en ombindende ftoving voor het middenrift. §• W7ann.eer nu net eerst ontftokene middenv V rivt verzworen is, werpt de zweer in het hol der borst gebroken zynde, zyne etter uit, deeze vergaderd zich in de buik , 'hoopt zich op, verrot, en ontftaat een gezwel, uïtecting der ingewanden, allerdeernis waaruigfte 'ceeringh, de dood. Welke kwalen men te vrezen heeft wanneer de gebroke zweer baar etter in de holligheid der borst uitftort , is §. 894. ge> zegd: diergelyke zullen ook gebeuren, wanneer de etter uit de zweer van het middenrift in de holligheid der borst valt. indien wy nu gadefiaan dat het middenrift altyd word bewogen, en dat 'er een jndelykc fchielyke omloop in het middenrift is om de nabyheid^van het hart, zo begrypen wy, dat 'er in korte tyd een grote hoeveelheid etters moet'vergaderd worden , en dat die zweer van het middenrift niet tot de genezing kan gebragt worden; voor al om dat zy van de vergaderde etter , en door verloop van tyd fcherper geworden zynde, aaigefpoeld word. het is wei waar , dat de mtgeftortte etter door haare eigene zwaarte naar het onderfte der buik helt-, maar deeze lang tegen gehouden zynde, en bedurvcn, zal door een ftinkende uitwazeming alle de ingewanden befmetten , en zal de deelen daar zy tegen legt uiteeten  rg-i DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. .§. 913 §• pi3- tTn dit geheefe kwaad, offchoon bekend,, A-j is onoverwinnelyk. 'Er zyn zéker veéle rédenen, welke wel overwogen, leeren dat 'er een allergrootftc moejeiy-kheid is in de genezing van deeze kwaal, ja zy doen ons in alle manieren bynaar de onnoog'lykheid geloven, want de etter in het hol der borst uitgeftort , inoet 'er uitgetapt worden, en de verzworene plaats wederom aan een gehegt/op dat de genezing gefchiede: en te gelyk moet de urttapping der etter fchielyk gefchieden naar dat de zweer geborften is, te-weten eer dat-de etter door verloop van tyd bedurven zynde, de buikingewanden befmet heeft, door de tekenen§.893. uitgelegd, kunnen wy onderfcheiden, of de ettering aanwezende is, en wy worden door de fchielyke verlichting der toevallen (ziet §. 894 ) geleerd, dat de zweer gebroken is; maar wy weten nog niet zeker, of de erter in de holligheid der borst ofte wel naar de buik uitgebroken is. een of twee pond etter zal zekerlyk de buik niet genoeg uitzetten , dat zy tot een merkwaardige dikte opgeheven worde,en zodanige zweer houd dikwils vee!Icleinder hoeveelheid etters in, wanneer zy barst.: waarom zodanige etteragtige buikwaterzugt niet wel gekend word, eer dat de buik door de gedurig uit deeze opene zweer vloejende etter vervuld , boven mate zwelt; maar dit gefchied niet als lang na dat de zweer geborften is, en dus zoude men de aftapping der etter te vero-eefsch beproeven, daar en boven is de goede etter bynaar zo dik als de room der melk, en zou dus door de buikfteking niet uitgetapt kunnen worden , maar 'er zoude door een bredere wond,, in het hol der buik doordringende , een weg gebaand moeten worden voor de aftetappene etter; het,geene ook niet zonder gevaar is, hoe zal daar en boven zodanig geopend ettergezwel in het nimmer rustend middenrift genezen worden ? hoe groot gevaar, indien het middenrift door de zweer uitgeéeten de lucht door de wond der buik inkomende, in de holligheid der borst fchielyk zal toegelaten hebben ? waarom Hippocrates te rcgt gezegd  ■J.913'. DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. 153 . zegd heeft, handelende over de verzweering omtrent de buik ontdaan b) : indien dit een teken uitwendig van zich geeft, en de etter uitgegaan is, worden zy genezen; maar indien het van zelf naar binnen doorbreekt, fterven zy. en Aretceus (c j heeft ons vermaand, dat de verzweering van het middenrift wel fchielyker voortgaat maar gevaarlyk en dodelyk is. Te voren alwaar over de plaatzen , welke het zydewée bezetten kan, gefproken wierd, § Ü77. is aangetekend, dat deeze ziekte de geheele omloop van het ribbenvlies kan bezetten, en dus niet alleen de zyden, maar ook alle plaats der borst hoe genaamd, en wy hebben toen ook gewaarfchouwt, dat wy in een byzonder Hoofddeel, wanneer 'er zoude gehandeld worden over de bastaard razende koorts , te gelyk 'er zommige dingen zouden byvoegen van de ontfteking van het middenrift en hartvlies, aangezien ook deeze deelen door het ribbenvlies omvangen worden, maar op dat de kwalen welke door de ontfteking van het middenrift kunnen ontftaan , wel verftaan kunnen worden, verdiend deszelfs legging en oorfprong vooreerst opgemerkt te worden. De geheele inwendige oppervlakte der borst, gelyk bekend is, komt zeer gepolyst in een dood lichaam te voorfchyn, alwaar het ribbenvlies dezelve evenredig bekleed: maar wanneer het ribbenvlies gekomen is aan weerskanten van de colom der wervelbeenderen in het agterfte gedeelte der borst, als dan wykt het van de laatfte eindens der ribben , en klimt na het voorfte der borst op tot aan het borstbeen ; waar van §. 170. 4. alwaar over de dodelyke wonden gehandeld wierd, aangetekend is, dat ieder afzonderlyke holligheid der borst als een eigen vlies heeft, en dat men de twee ribbenvliezen zoude kunnen Cbj De Morbis Lib. 1. Cap. VIL Charter. Tom. VIL pag. 540. .(Y) Morbor. dinturnor. Lib. I. Cap. IX. pag 39. Derde Deel. V  154 DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. §. 913; nen begrypen , als zodanige holle blazen tegen elkander aanleggende, en in het poinct der aanraking aan elkander gegroeit: de verdubbeling deezer vliezen, de borst in tweeën verdeelende, word middenfchot genoemd, maar door het ribbenvlies , langs weerskanten van de wervelbeenderen afwykende , word alzo een foort van een driehoekige holligheid naargelaten, welkers agterfte deel de colom der wervelbeenderen van de rugh is: hier vind men een celagtig vlies, door welk de longpyp , de {lokdarm-, de borst-buis enz. doorgaan, maar van voren zyn die platen van het dubbelde ribbenvlies fterk aan elkander vast gehegt, uitgenomen een kleine plaats in het bovenfte gedeelte, alwaar de alvleisch-klier zit. De waarnemingen der oeffenende geneeskunde hebben reeds geleerd, dat het middenfchot in fcherpe borftziektens ontftoken word : enAvenzoar (d) heeft gefchreven, dat hy zelfs door deeze ziekte is aangetast geweest: maar aangezien deeze Schryver niet zo gemakkelyk overal word gevonden , zo kan men leezen, het geene de zeergeleerde Triller (e) uit dezelve uitgetrokken heeft: ofte ookby Saeuius Lufitanus(f), alwaar ook de befchryving deezer ziekte gelezen word. maar Avenzoar is van deeze ziekte genezen, wanneer de laatband des nagts naar de aderlating losging, en dus, zoude 'er eenige twyffeling kunnen blyven, of deeze Geneesheer niet gedwaald heeft in de kennis zyner eigene ziekte, maar het geene Avenzoar gefchreven had over de ontfteking van het middenfchot, word zeer fc'ioon bevestigd door de waarnemingen van Petrus Salius Diverfus Q) , die nimmer'deeze. ö Ara-, O/) Lib. I. Theifir. Traft. 16. Cap. VI. (O Hiftor. of Phylïck Tom. II. pag. 80. 00 De Medicorum. Principum Hiftoria,. Lib. II. fiiïf, 23. pag. Cg) De Fèbre Peftilenti, et Curationibus quorumdem particulaïiuni morborum &c. Cap. VI. pag. 247.  §.913 DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. 155 Arabifche Geneesheer fchynt gelezen te hebben, en nogthans bykans dezelfde toevallen van deeze ziekte opteld , als by de eerfte gelezen worden, en naderhand heeft hy in een dood lichaam deeze plaats ontftoken gezien, want hy had gezien dat zommige aan een fcherpe koorts leiden, zy hadden een grote onrustigheid, en zeergrote dorst, de ademhaling zeer dikwerf en rad, zy wierden omtrent de levensdeelen een zeer grote hitte gewaar: maar in de borst was nogthans geen fcherpe pyn , maar eerder een benauwtheid omtrent het borstbeen in plaats van pyn : 'er was een hoest aanwezende, droog ip den beginne, daar naar kwamen 'er gecouleurde fluimen te voorfchyn, meestendeels gheel, de pols in alle dusdanige zieken was gelyk aan die welke in het zydewée is, waarom hy hun zeker zoude voor door het zydewée aangetaste gehouden hebben, indien de pyn in de zyde aanwezende geweest was. maar hy tekend zeerwel aan dat het ontftokene middenfchot minder pyn doet, om dat het, wanneer de borst door de inademing opgefpannen is, niet zo uitgerekt word als het ribbenvlies. maar wanneer de ontfteking tot het zo naby zynde hartvlies voortgaat, komt 'er gewoonlyk een hartvangen wonderlyke verftoring der pols by. hy bekend, dat hy zo veel te naarftiger op dit alles gelet heeft, om dat hy nog jong zynde onder zeer vermaarde Meefters op de geneeskunde ftuderende , een Edelman gezien had, aan een ziekte van alle de opgenoemde toevallen verzeld leggende, die, alle hoop te leur gefteld zynde , de negende dag der ziekte geftorven is , wanneer alles zich tot beterfchap fcheen te fchikken : hy was nogthans eenige malen voor de dood door een hartvang aangetast geweest, maar aangezien de Geneesheeren twyffelden wat ziekte het was, en de vrienden agterdenken hadden dat hy vergeven was, hebben zy gewild, dat men in het lyk de oorzaak der ziekte zoude onderzoeken, men vond in het middenfchot een ontftokene dikte , welke vry aanmerkelyk groot was, en het heeft te gelyk gebleken, dat de . V a ont-  $6 DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. $$t£ ontfteking gedeeltelyk het hartvlies bezet had. nochte men heeft geene andere ooizaak der ziekte in het lj k der overledene gevonden. ' ..', v 1 1 * Mooo'lyk ontftaat de ontfkking van het middenrift en het hartvlies dikvverviger als men gelooft: die oorzaken , welke zeer dikwils waargenomen worden het zydewée voort te brengen, kunnen zekerlyk ook fterk op deeze deelen werken; te weten de koude lucht ofte ook yskoude drank met grote teugen ingedronken door een Mensch door den arbeid ofte de warmte der lucht zeer verhit (§.881.). maar het hartvlies is tusfchen de longen gefteld , het zelve by naar van alle kanten omringende ;• hier door word het middenfchot en hartvlies, de long door de koude ingeademde lucht uitgefpannen zynde, aangedaan: de flokdarm de vs' oude drank doorlatende, gaat door de van een wykende plaatzen van het middenfchot en agter het hartvlies door. maar de voornaamfte tekenen deezer ziekte zyn zodanige voorafgegane oorzaken , een grote hitte omtrent het midden der borst, de arwezentheid der pyn van het zydewée, verft oring der pols, enbezwvming, indien de ontfteking tot het hartvlies .toe gekomen is. zodanige ziekte kan ook dikwils het zydewée of bastaard razende koorts verzeilen , en een wonderlyke zamenloopder allerergfte toevallen veroorzaken, in de voorkennis word hier meer gevaar vasrjrefteld als in het zydewée, voor al, indien het hartvlies ontftoken is geweest, om de nabyhéfd van het hart en de ter deezer plaatze zeer radde omvoering der fappen. dierhalve dan moet de Senezine van het zydewée (§. 890.) fchielyk in t werk gefteld worden, op dat deeze ontfteking door de ontbinding kan genezen worden: want alle andere uitgang der ontfteking brengt ofte wel een haastige dood voort, ofte laat zeer moeielyke en1 nauwIvks te boven te komene kwalen naar zich. want indien de verzwecrirjff hier ontftaat, zal de etter in die celagtige zelfftandigheid vercaderd-, welke tusfchen de verdubbeling van het uud0 den-?  §.tri3. DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. 157 denfchot legt , zich wonderlyke wegen bereiden , wanneer zy door eigene zwaarte tusfchen het ribbenvlies en het lichaam der wervelbeenderen nederdaald ; en zal dus ongenees'lyke holtensen pypen voorbrengen, gelyk het gemakkelyk blykt. indien de ver* zwering in het hartvlies ontftaan is, zal zy in deszelfs holligheid nederdalen kunnen, en het hart rondom befpoelen. Rondelet (&) die deeze ziekte in een Edelman waargenomen heeft, heeft het hart door een iveiachtig vocht in etter verkeerd, omtrokken gevonden. Columbus (i) heeft een ettergezwel gevonden, het hart van alle kanten omvangende, en het hart hier door nu bynaar reeds bednrven. maar hier zyn ook andere uitgangen der ontfteking gevonden geweest. §.897. is aangetekend, dat de long dikwerf naar een hevig zydewée aan het borstvlies- vastgegroeit, ofte ook dat dit eelragtig ofte verhard is gevonden geweest: het zelfde zal ook kunnen gebeuren in het ontftokene hartvlies, dat het langs alle kanten aan het hart vastgroeit, en de ontleedkundige hebben als dan gemeind, dat het hartvlies ontbrak. Columbus (li) heeft een leerling op de Roomfche Hogcfchool gefturven, ontleed, welke dikwils in een hartvang vervallen-was, waar door hy geftorven is: maar hy heeft geloofd, dat het hartvlies ten eenemaal afwezende is geweest: maar het is vry bewysbaarder, dat dit aan het hart vastgegroeit is geweest. Ruyfchius (l) bewaarde het hart van een Mensch,. die door een gedurige koorts met een ondraag'lyke pyn omtrent het voorfte der borst aangetast was geweest r het ruwe hart in zyns buitenfte oppervlakte, was aan het hartvlies vastgegroeit. wy vinden ook , door zeer geloofwaardige mannen waargenomen te zyn, dat het hartvlies in een knoestagtige verharding was overgegaan, de zeer geleerde Geneesheer Fr eind (h) In Libro de dignescendis Morbis, Cap. X. (O Dere-Anatomicü, Lib. XV. pag. 267» (k) 'Ibidem! pag. 265. 00 Thefaur. Anatom. VI. N0.36V V 3  iSQ DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. $.913; Fr eind (m) getuigd, dat hy het hartvlies gezien heeft in zyn geheele omvang , de dikte van een vierde duim hebbende , en zo \ast aan het hart gegroeit, dat het nergens zonder fcheuring konde afgcfcheiden worden : maar het hartvlies was gedeeltelyk verhard, gedeeltelyk vol kleine zweeren. Men zoude kunnen vragen , of het ettergezwel, onder het borstbeen fchuilende, na de ontfteking van het hartvlies, 'er een weg zoude kunnen gemaakt worden voor de etter, met het borstbeen te doorboren, op dat het naby gelegene hartvlies en hart door de tegengehoudene etter , en fcherper gew orden, niet zouden uitgeéeten worden ? Aretceus (n) maakt gewag van een ettertorst in het borstbeen ontftaan, en hy vermaant, dat deeze laat tot verzweering komt. maar het geene te beklagen is, het boek van Aretceus is gebrekkig, en in het eerfte boek over de genezing de langdurige ziektens, ontbreekt onder andere dat Hoofdftuk , dat over de genezing der etterborst zoude hebben moeten handelen , en dus weten wy niet , wat hy in zodanig geval zoude aangeraden hebben. Galenus (0) verhaald een aanmerkelyk geval van een Kind, welk in 't worftelperk een ftoot op het borstbeen ontfangen had, en aangezien dit verzuimd was geweest , is het borstbeen naderhand op die plaats door de verfterving bedurven gevonden. Galenus fteunende op zyne ervarentheid in dé ontleedkunde, waar door hy zo veel vermog , heeft het bedurven gedeelte van het been uitgefneden, en hy zegd : dat hy het blote hart gezien heeft, aangezien ook het hartvlies onder het aangedane been verrot is gezveest; dit kind is nogthans in korten tyd genezen. §. 895. is het verwonderenswaardig geval te vinden, alwaar naar een verzwore zydewée de etter zich een weg gebaand -had door het borstbeen; en dus blykt het, dat zodanige genees- wy- 0») Hiftory of Phyfick, Part. 2. pag. 89. 00 De Caufis & Signis Morborum dinturnor. Lib. I. Cap. IX. pap. 37. 39- (V) Lib. VII. De Anatomica Adminiftratione, Cap. XIIL Charter. Tom. IV. pag. iói.  $.013.; DE BASTAARD RAZENDE KOORTS. .159 wyze moog'lyk is. ja dat meer is, Freind (j>) verhaald, dat het borstbeen meer dan eens dooreen zeer ervarene Heelmeefter doorboord is geweest, wanneer in de venusziekte zodanige verzweeringen van het hartvlies ontftonden, in welke ziekte hy waargenomen had, dat meermalen zulks gefchiede. Blaar aangezien dit werk van Petrus Salius zeldzaam gevondenword , kan men dit Hoofdftuk van de ontfteking der tusfchenfcheidende vliezen en het hartvlies by Schenck leezen (#), alwaar het in zyn geheel gevonden word. O) Hiftory of Phyfick, Part. 2. pag. 8*.. . Cjf) Lib, II. Obfervat. Medicin, pag. 288. D E  lóo DE ONTSTEKING DER LEVER §.914-. DE ONTSTEKING DER LEADER EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. f. 914.. f^tlyk de ingewanden ende deelen vanwelvJT ke tot nu.' toe gehandeld is, alzo is ook de lever aan ontfteking onderhevig ; offchoon dat deeze zelden in aanmerking komt , en ook misfchien niet dikwerf ontftaat om de kleinte der lever flagader en minder indrang van het bloed der poortader. Het blykt uit het geene dat in de befchryving der ontfteking §. 373 en 374. gezegd is, dat in alle de ingewanden des lichaams, en by gevolg'ook in de lever , een ontfteking ontftaan kan. het is in gebruik geraakt, deeze ziekte .leverontfteking te noemen, (ziet het geene §.771. gezegd is.), de oude Geneesheeren hebben die door de lever «aangedaan genoemd , die door de ontfteking van dit ingewand aangetast waren : want Galenus heeft aldus in zvne uitleggingen (r)'. door delever aangedaan zyn die, welke door een langdurige pyn der lever met een dikte en hardigheid verseld zyn, als ook een o?itkleuring van het lichaam, deeze krygen een heete koorts, ende tongh word zeer droog, maar men moet aanmerken, dat Galenus deeze uitleggingen vergaderd heeft uit de fchriftcn der Geneesheeren , die voor hem geleefd hadden , en deeze met dezelfde woorden heeft overgeleverd 0) ; en dus bevatten deeze uitleggingen niet altyd het eigene gevoelen van Galenus, gelyk uit een Andere plaats van dezelfde Schryver klaarlyk blykt (0, alwaar hy befcheidentlyk zegt, dat hy zodanige zie» Cr) Galen. De'finit. Medio No.274- Charter. Tom. II. pag. 264. (Y3 Ibidem, in proannio, pag- 232-233. (O De Compof. Medicam. Secund Locos, Lib. VIII. Cap. VU Charter. Tora. XIIL pag. 585.  5.914 EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. i<5r zieken welkers lever ontdoken, verzworen ofte verhard was, niet leverzugtig noemd, maar dat hy als dan dit woord gebruikt, wanneer de lever buiten eenig openbaar kwaad in hare eigene werkingen verzwakt wierd. Celfus («) verzekerd, dat de langdurige leverziekte zo wel als de fcherpe *m»^oV by de Grieken genoemd is geweest, nogthans zyn hedendaags veele Geneesheeren gewoon, de fcherpe leverziektens onderdenaam van ontfteking der lever te begrypen; maar zy noemen die geene die door langdurige aandoeningen van dit ingewand zyn aangetast, leverzugtige. Maar aangezien de flagaders , naar de lever gefchikt, klein zyn, naar mate de grote van dit ingewand, en dat het bloed het geene uit de ftam der poortader door de lever moet gejaagd worden, langzaam voortgedreven word, aangezien het nu ader bloed is , en dus door de krachten van het hart en der flagaders niet meer bewogen word ; hier door is misfehien de ontfteking der lever zeldzamer , en 'er ontftaan vry dikwerviger in dit ingewand langdurige hartnekkige verftoppingen. ja vermaarde Geneesheeren, en onder deeze Frederik Hofman (w> hebben geloofd, dat de ontfteking der lever, indien al niet tot die zaken behorende welke niet beftaan, nogthans tot dat foort van aandoeningen, welke zeer zelden gebeuren, moet overgebragt worden, intusfehen eventwel getuigen de waarnemingen der oeffenende Geneeskunde, dat men in de lyken al vry dikwils etteragtige zweeren in de lever gevonden heeft, niet door verplaatzing der etter in een andere plaats van het lichaam voortge- bragt, O; Lib, IV. Cap. VIII. 00 Opusc. Patholog. Praét. Dec. a. DilTert. VIII, pag. 484* Derde Deel, X.  i6z DE ONTSTEKING DER LEVER §.914-915. bragt, ontftaan, welke leeren dat 'er een ontfteking van dit ingewand voorafgegaan is. v- 91 )• $JiCt neeft dierhalve plaats in de einden deeLl zer beide vaten (914.), het bloed door de ftagaderlyke werking naar dc lever brengenden, hier uit is ^het gelyk van de long tweevoudig van zitplaats , ; en oorfprong : zo nogthans, dat de eene ontftaan zynde , de andere gemakkelyk volgd. Maar aangezien de ontfteking alleen'lyk plaats heefc in de vaten , door welke de vogten gebragt worden door de beftiering der beweging van de voet van het kegelachtig vat naar deszelfs poinét, (ziet §. 119.en 371 ), zo blykt het, dat in de takken der poortader door de lever verfpreid, zo wel als in de voortduringen der lever flagader deeze ziekte kan ontftaan : want al het aderlyk bloed van de overige buikingewanden wederkerende, vloeit in de ftam der poort ader te zamen, en het word uit deeze ftam in de zamenlopende takken wederom in de lever gejaagd, maar de ontleedkundige infpuitingen hebben geleerd, dat de takken der lever flagader, gefchikt om dit ingewand te voeden, het bloed ontfangenden, zo wel als de voortduringen der poortader, door de gantfche lever verdeeld zyn, welke voor de affcheiding der gal . dienen, en dat deeze vaten aan elkander naburig zynde door de zelfftandigheid der lever lopen, ja zy fchynen ook door ineenwikkelingen onder zich vereenigd te zyn: want ik weet dat door een welgelukte infpuiting in de poortader, de waschdoor delever flagader wedergekeerd is: hier door kan hier even als in de long tweederlei ontfteking ontftaan. dit verdiend nogthans opgemerkt te worden, dat de uitwerkingen der ontfteking meer verfcheiden zullen zyn in de lever, wanneer de takken der poortader ofte de eindens der lever flagader opgepropt zyn , als wel in de long , wan-  S-9I5- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 163 wanneer de eindens der long ofte der .longpyp flagader ontftoken zyn. want in de long zal in beide de gevallen dezee'r grote kracht van het naby gelegene hart de ontftokene plaatfen dringen; maar in de lever worden de voortduringen der poortader door het bloed der buik vervuld , langzamer bewogen wordende , als wel*et flagaderlyk bloed dat door de lever flagaders gejaagd word. daarom vertonen zich die uitwerkingen, die ontftaan door het bloed de ontftokene plaatfen drukkende (ziet §: 381.38a.), en te gelyk tekenen zyn van de aanwezende ontfteking, dikwerf niet zo duidelyk, wanneer de ziekte in de takken der poortader zit, en dit fchynt de oorzaak te zyn, waarom de Geneesheeren in de kennis deezer ziekte zomtyds dwalen. Galenus (V), en na hem , hebben zeer veele Geneesheeren een groot onderfcheid gefteld in de plaats, welke de ontfteking der lever bezet, naar mate dezelve de bultige zyde welke tegen het middenrift is, oftewel deszelfs holle oppervlakte , welke de twaalf vingerige darm en een gedeelte der maagh dekt, aandoet, maar wel voornamentlyk heeft hy gewilt dat de kentekenen verfchillen, om dat onderfcheide deelen door het ontftokene gezwel der lever gedrukt en geprikkeld wierden: hierom indien de ontfteking de bultige zyde der lever bezat, als dan heeft hy vermaand , dat 'er een grotere moeielykheid der ademhaling, pyn der regter zyde zich tot de ftrot toe uitftrekkende, en hoest aanwezende is. maar indien de holle zyde der lever ontftoken zoude zyn, heeft hy gezegd , dat 'er als dan eerder een walging, braking, en zeer grote dorst word waargenomen, ja dat meer is, hy heeft de beoordeeling der leverontfteking verfcheide vastgefteld , naar de verfcheidentheid der aan- f» De Locis AfFedtis Lib. V. Cap. VII. Charter. Tom. VIL pag- 495- X 2  ï64 de ontsteking der lever §■ 9** aangedane plaats in de lever, zeggende op een andere plaats f*j: dehnltagtige deden der lever ontftoken zynde, gefchied de beeordeeliim voornamentlyk op drie manieren : door uit het regter musgat te bloeden , en voordelig zweet en, en overvloedige pis. mam de holle deelen door een galagtige ftoelgang, en zweeten, en zomtyds ook door brakingen, maar het fchynt met onbewysbaar, dat de oude Geneesheeren vastgefteld hebben , dat de ontfteking als dan in het bcltagtige gedeelte der lever ontftaan is, wanneer de ziekte zich omtrent de emdens der lever flagader zettede; maar in het holle gedeelte, wanneer de uiterfte voortduringen der poortader van gelyken aangedaan waren, maar aangezien* de lever ook flagaderlyke takken ontfangt van het middenrift en het onderfteunend bindzel, door het welke zy aan het middenrift gehegt word , zo worden deeze nabygelegene deelen dikwerf van gelyken ontftoken, en veroorzaken pyn m de ademhaling, wanneer het middenrift bewogen word, welke pyn als het kenmerk der ontfteking in het bultagtige geaeelte der lever, van Galenus gefteld wierd. in tegendeel heeft hy ue fpyswaldng, walging, een zeer grote dorst, braking voor de voornaamfte tekenen der ontfteking van het holle gedeelte deilever gehouden; welke alle, de werking der fpysverteerende ingewanden geftoord zynde , om de belette doorgang van het bloed door de uiterftens der poortader , gemakkelyk begrepen worden, nochte Galenus fpreekt hier zo veel niet van pyn. maar alwaar over de benauwtheid, als van een toeval der koorts gehandeld is, (ziet §. 631. en volgenden) is aangetekend, dat de beletzels omtrent de einden der poortader zittenden, eerder een grote benauwtheid voortbrengen , als wel een fcherpe pyn. in tegendeel fchynen de waarnemingen der oeffenende geneeskunde te leeren dat 'er een gevoel van grote hitte en zware pyn aanwezende is, wanneer de einden der lever flagaders ontftoken wor* GÉ) DeCriHbus Lib>IH Cap. III. Charteiv Tom. VIII. pag. 430.  §.oi5. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 165 worden, dus heeft de zeer vermaarde Bianchi (z) in heete cn droge zomers zodanige algemeen heerfchende ziekte waargenomen in de gasthuizen der Soldaten, een zeer fcherpe koorts ten eerften ontftaan zynde , wierden de zieken een zeer giote hitte gewaar in het week der regter zyde; 'er was een vlammige pis: 'er kwam nauwlyks eenige dikte der lever te voorfchyn , ofte fpanning, in zommige bezette een zeer rode vlak de geheele weekheid der regter zyde. de toevallen verminderden de derde dag der ziekte, by die, welke 'er van op zouden komen, en zy verdweenen den vierde-n dag zonder blykbare affcheiding. maar by die geene die 'er van zouden fterven, verminderden de koorts nochte de toevallen, en fchielyk door een razende koorts aangetast, ftierven zy de vierde of vyfde dag: maar hy tekend aan, dat nochte bezwarende nochte fpannende pyn is aanwezende geweest, maar eene zeer fcherpe en als doorborende, zodanige in alle deelen gelyke levcrontfteking, van gelyken in de zomer ontftaan door het c-etenvan osfchenvlees, ende de dronkenfehap, heeft Hippocrates Ca) befchreven , en hy tekend aldaar aan, dat 'er fcherpe pynen ontftaan, en zonder tusfehenpozing zyn, maar aU tyd meer en meer drukken, maar Bianchi befluit gedeeltelyk uit de rodigheid van het week der regter zyde, als ook om dat hy in zekere vrouw diergelyke ziekte gezien had(£), die de derde dag de dood dreigde, dat deeze een roosagtige ontfteking der lever geweest is: maar het geheele aangezicht wierd met een zeer heete belroos bezet, en de vierde dag verdween de koorts en de kwaal der lever zonder eenige andere ontlasting, maar de langzamere beweging des bloeds door de poortader , fchynt niet bekwaam te zyn om zo grote hittens op te wekken. Maar of in zodanige fcherpe ontfteking der lever, hetkwaad gemakkelyk tot het na by zynde middenrift voortgezet wordende, als dan (£) Hiftor. Hepat. Part. 3. Tom. I. pag. 426. Cd) De Internis Affectionibus Cap. XXX. Charter. Tom. VIL pag. 660. {b) Hift. Hepat. Part. 3. Tom. I. pag. 434* x 3  i66 DE ONTSTEKING DER LEVER $.915.916. dan de hik voortbrengt ? dit is vry waarfchynlyk. Hippocrates heeft onsgewaarfchouwt(c) dat de hik op de ontfteking der lever volgd. en op een andere plaats (d} heeft hy gezegd , het is kwaad, wanneer de hik op de ontfteking der lever volgd. en Celftus heeft van gelyken de hik voor een teken van een fcherpe ziekte in de lever gehouden (e). (j. 916. /^elyke oorzaken (91 ?.) gaan voor beide, VJT te weten algemeene van ieder ontfteking (3 7 5". tot 380.) voor eerst naar deeze plaatzen bepaald : als' ook zommige het meest aan deeze plaats eigene, welke wel veele zyn die hier by gebragt moeten worden: de zeer grote vettigheid van het net; de zwartgalagtige gefteldheid van het bloed ofte de gal: de fcherpheid van de elders ftilftaande etter of bloedwaterige, fcheurbuikagtige ftof; indien by deeze de warmte by komt , de koorts , de beweging, het voedzel, de geneesmiddelen, vergif, dat uitzypert, beweegd , in de lever voortzet ; vette, fcherpe, uitgebrande gal , door haare eigene oorzaken bewogen; fteen, kalk!, knoest, eelt, fpekgezwel, etter- fezwel, kanker, worm, eenige plaats der lever, dergallaas, de doorgang der galleider bezettende, drukkende, 't zamendrukkende, indien 'er zodanige opwekkende oorzaak by gekomen is , als zo ftraks is opgenoemd ; een fchielyke aandoening van fterke koude door de lucht , drank, zwemming, aan eene eerst fterkverwarmde lever, een gedurige dorst in grote beweging, hitte, zweeting; een heete koorts met fpys walging en gebrek van drank ; zeer ("O Aphor. 58. Seft. V. Charter. Tom. IX. pag. 230. dd) Aphor. 17- Sedl. VII Ibidem, pag. 300. O) Ubt IVt Cap. Vin. pag. 213,  §. 9i6. EN VEELVULDIGE GHEELZUUT. 167 zeer grote verftoringen des gemoeds; zeer grote bewegingen door braakmiddelen veroorzaakt; verouderde kwalen der onderbuik. Wy hebben in deeze aangehaalde Numero's van de algemeene oorzaken der ontfteking gefproken, en het is klaar genoeg, dat deeze ook plaats in de lever kunnen hebben, maar'er komen eenige oorzaken te voren om te onderzoeken, welke aan deeze plaats meest eigen zyn. De grote vettigheid van het Net. het Net, dat inontydig en eerstgebore Kinderen de dunnigheid der allerfynfte zyde te boven gaat, wanneer het nog in 't minst geen vet in zich bevat, ja, en in volwasfene, maar magere Menfchen van een allertederst maakzel fchynt , kan bovenmate van lichaam vermeerderd worden, wanneer het in vette Menfchen overvloediglyk met vet vervuld word : de in deeze opgezwollentheid, hangt voor het grootst gedeelte van de vettigheid van het Net af. wy zien in gemeste osfen, dat het Net zomtyds honderd ponden weegt, het geene nogthans, wanneer het vet'er afgenomen is alleenlyk maareend ge weinige vliezen naar laat. hier door kan zo groot lichaam van het Net door al de nabygelegene ingewanden te drukken, nadelig zyn. maar 'er ontftaat groter gevaar , wanneer door een fterke beweging van het lichaam, ofte fcherpe koorts, dit ftilftaandvet gefmolten word, uit zyne plaatsjens waar het vast gezeten had uitgaat, en met de omlopende fappen vermengd word. want dat door fterke oeffeningen des lichaams, en fcherpe ziektens het ftilftaande vet bewogen word en uit het lichaam gaat, leeren ons zeer zekere en dagelykfe waarnemingen, maar het Net heeft geen een uitfeheident vat, en al dat vet, gefmolten en bewogen dooï ziekte ofte zwaren arbeid, gaat terftond door de Netaders in de poortader, en dus word de geheele lever op eenmaal overftroomd door deeze vette olie, die zeer raoeielyk door de uiterfte nau- wig:  i68 DE ONTSTEKING DER LEVER §,9i6. wigheden der vaten doorgaat, en zeer kwade verftoppingen kan voortbrengen; voor al in dat ingewand, het geene het eerfte door 't geweld van deeze olieagtige overvloed aangedaan word. men zie hier na, het geene over deeze zaak §. 693. gezegd is, alwaar over de genezing der hitte van de koorts door de vermindering der bewogen moetende worden fappen gehandeld wierd. Zwartgalagtige gefteldheid van het bloed ofte der gal zodanige gefteldheid , welke naderhand in het Hoofdftuk der droefgeeftigheid breder zal behandeld worden, word gezegd aanwezende te zyn, wanneer in het geheele bloed het beweegbaarfte vervlogen is, en het aardagtige gedeelte met de dikke olie vereenigd als eene pikagtige klevigheid in het bloed zal voortgebragt hebben, en dus een grote gefteldheid , dat het in de nauwighe* den der vaten begind vast te zitten, te gelyk zal 'er naderhand §. 1098. bewezen worden, dat zodanige zwartgalagtige ftof voornamentlyk de vaten der boven buik bezet, en de werking der fpysverterende ingewanden verftoord. maar al het aderlyk bloed van deeze ingewanden wederkerende, gaat in de poort-ader, en moet door de lever heen bewogen worden : en dus indien dit - vastklevende zwartgalagtige, de vaten deezer deelen bezettende, begind ontbonden en bewogen te worden , zo zal de lever de eerfte fchadelykheid 'er van ondervinden. Hippocrates (f) heeft zodanige oorzaak van de ontfteking der lever gefteld, zeggende: deeze ziekte ontftaat door de zzvarte gal, wanneer dezelve na de lever by een gelopen is. by vermaand ook, dat deeze ziekte zomtyds zo gevaarlyk is, dat zy een haastige dood veroorzaakt, wanneer te weten deeze zwartgalagtige vuiligheid te gelyk (ƒ) De Internis Affedionibus. Cap. XXIX- Charter. Tom. VII. pag, 659.  $.916. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 169 lyk in een grote fcherpheid verbasterd is, en als dan alles fchielyk vernield. De fcherpheid der elders ililltaande etterftof enz. alwaar over de longontfteking gehandeld wierd, is 'er aangetekend geweest, dat deeze zomtyds genezen word door eene affcheidende nederzetting der etterftof naar andere plaatzen des lichaams , en dat deeze ftof meestal tweederlei wegen zoekt, naar het bovenfte des lichaams te weten, of naar het onderfte. maar wanneer zy naar het onderfte des lichaams ging , als dan heeft Hippocrates aangetekend, (ziet §. 839.) dat 'er tekenen van een lichte ontfteking zyn omtrent het week der zyden , wanneer deeze ftof ongemakkelyk door de nauwigheden der poortader zoude gaan. ja dat meer is, deeze etterftof vergaderd zich zomtyds aldaar, en blyft 'er vast zitten, en brengt als dan een ettergezwel der lever voort (ziet §. 841.). meer andere waarnemingen hebben reeds geleerd , dat na de afzetting der borften , grote flagader breuken enz. dikwerf zo grote hoeveelheid etters door deeze wonden uit. gevloek is, dat de zieken teeringhagtig wierden, wanneer het verband dikwils opgeligt wierd: maar wanneer de etter in de oppervlakte van zodanige wond te lang wederhouden wierd , zo heeft dit, optieflurptzynde, en in de lever ter nedergezet, etteragtige gezwellen voortgebragt. Hollerius heeft twee of driemaal (g) onverdraag'lykepynen der kuiten inde koorts waargenomen, naar geene geneesmiddelen luifterenden : deeze deelen na de dood met een fcheermes afgefneden zynde, is 'er een witte, zagte, gelyke etter gevonden geweest door het celagtig weefzel verfpreid : maar 'er is ook gevonden dat de lever etteragtige gezwellen hadde. Hollerius heeft wel gelooft dat de etter in de plaats van bloed uit de lever naar de kuiten overgezet is geweest, die de lever voor het voornaamfte bloedmakend ingewand volgens het ten dien tyde (g) Holler, in Coac. Hippocrat- pag. 348. Derde Deel. Y  ï7o DE ONTSTEKING DER LEVER $. 916. tyde aangenome gevoelen, hield; maar de befchryving der ziekte leerd,dat de etter, in de beenen ontftaan, opgellurpt is geweest, en naar de lever gebragt. by Schenk (h) word ook deeze waarneming en andere diergelyke gevonden, het blykt gemakkelyk, dat door diergelyke oorzaken bloedwaterige ftof, welke meestal van het zelve foort der ontaarte etter is, in de lever kan ter neder gezet worden, maar ook in de fcheurbuik , in welke ziekte het bloed zodanig ontaart, dat het te gelyk door dikte en fcherpheid zondigd , (ziet §. 1153.), is de lever dikwerf verzworen en uitgeéeten gevonden (i)> Maar de reeds aangehaalde oorzaken fchaden als dan voornamentlyk, wanneer ofte door de zeer grote warmte der lucht ofte fterke beweging des lichaams, ofte door de koorts de beweging der fappen fchielyk vermeerderd word, en groter gefteldheid tot verrotting geboren word. het zelfde gebeurd , indien door het voedzel ofte de geneesmiddelen (ziet §. 99.) fchielyk de omlopende beweging der fappen vermeerderd word. daarom heeft Hippocrates {k) gezegd, dat de ontfteking der lever door de zwarte gal in de lever te zamen vloeiende voornamentlyk in de herfst ontftaat, wanneer het jaarfaifoen veranderd : op welke tyd des jaars algemeen heerfchende en talryke koortzen gewoon zyn te ontftaaiii en een weinig daar na (/) zegt hy dat een ander foort van lever ontfteking in de zomer door de gal, na het eeten van osfchenvleesch ende de dronkenfchap voornamentlyk ontftaat. Vergif enz. 'er zyn zeer veele vergiften, welke ook fchielyk de fappen fmelten , en de gefmoltene vry fterk bewegen, zeer fcherpe bereidingen va!n metaal, gelyk b. v. de geftiblimeerdebytendekwik, zilver, cryftal enz. zyn zodanige ; deeze zouden de (li) Lib. III. pag. 411, (O Academ. des Sciences Tannée 1699. Mem. pag. 24^. &c. 00 De Internis A&ctionibus. Cap. XXIX. Charter. Tom. VU» pag. 659. (O Ibidem. Cap. XXX, pag. 660,  I9i6. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. i;i de zwartgalagrige ftof in de buikvaten vergaderd, fchielyk kunnen ontbinden, en in de nauwigheden der lever jagen, en dus eene ontfteking der lever voortbrengen, maar 'er zyn nog andere welkers wyze van werken wy zo klaar niet begrypen, en welke niet te min de werkingen der lever fchielyk ontrusten, zo heeft Galenus Qn) waargenomen, dat een Dienaar van den Keizer, die gewoon was op de flangen te jagen, door dit beest gebeten zynde, het geheele lichaam door een groene galagtige couleur overflort gehad heeft. Lanzoni (n) heeft waargenomen , dat een Mensch door een Muiskat in de de regter hand gebeten zynde , door zeer grote pyn en dikte der hand aangedaan is geweest , welke ophoudende, volgde 'er een gheeïzugtop, die veertig dagen duurde : hy heeft ineen ander Mensch, die door een Hond in het been was gebeten, van gelyken een harnekkige gheelzugt zien ontftaan. zeer zekere waarnemingen leeren , dat zommige vergiften, door een wonderlyke eigenfehap, nochte gemakkelyk om uit de kennis van het tot nog toe bekend maakzel van het lichaam uit te leggen, alleenlyk zommige deelen des lichaams aandoen, zo ontrust by voorbeeld de doorgeftokte wortel vandolkruid alle de werkingen der hersfenen ; ingenomene fpaanfche vliegen , tasten de piswegen allerergst aan enz. misfehien ook komt 'er zodanig vergif in het lichaam door de venynige beet van zekere beesten, het geene eerder de werkingen der lever als wel van andere deelen verftoort. Vette, fcherpe, uitgebrande gal enz. de gal, welke onder alle de ingefchapene vogten van ons lichaam de allerfcherpfteis, wanneer zy te weten tot bederving begind bereid te worden , kan zeer fcherpe koortzen ontfteken, het geene te voren §. 586, alwaar over de oorzaken der koorts gehandeld wierd, gezegd is. dit O) De Locis Affedis. Lib. V. Cap. VIII. Charter. Tom. VIL pag. 498. O) No vis Actis Phyf. Med. Obfervat. or5. Tom. V. pag. 174. Y 2  DE ONTSTEKING DER LEVER $.^916". namentlyk waar in de gal der galblaas, welke en door der galblaas , en de nauwigheid der galleider, en ïile plaatzing, in haar uitgang vertraagd, en dus op-ord. maar wanneer deeze gal door de tyd fcherper , door de hitte der zomer lugt, ofte de hevige be1 het lichaam, tot bederf begind overtehellen , als ' zekerlyk de nabyleggende lever, aan welke de galir ten halve aangegroeit is, zeer erg aantasten kunwy zien in de lyken, dat de gal nu bedorven zynor haar blaasje door zweet, en alle de naby gelegegheel verwt. maar de gal zal veel gemakkelyker in unnen komen, aangezien de proefondervindingen geien (0) dat 'er uit de galblaas in de lever een geroakopene weg is. hier door ontftaan zo dikwerf na zeer ers, in de herfst galkoortzen , welke menigmaal de der lever tot metgezel hebben, ngezien (ziet §. 375-) al het geene dat door de drukindens der vaten zo kan vernauwen, dat zy de vrye der fappen beletten, met regt onder de oorzaken der geteld word, is het der moeite waardig, ook zodaken in aanmerking te nemen, welke de ontleding waarlyk geleerd heeft aanwezende te zyn. wy zullen naderhand, alwaar in een byzonder Hoofdde fteen zal gehandeld worden , bewyzen , dat de zamengroejingen genoegzaam in alle deelen van het n o-evonden geweest: intusfchen nogthans is dat zee ïteenen op geene plaats dikwerviger gevonden wori de lever, ofte galblaas, en die plaatzen , welke beien om de pis aftefcheiden, door te brengen , te veruittewerpen. zeer talryke waarnemingen leeren dit, van igeende allergetrouwfte op te noemen., genoeg zal zyn. ö" Co- ioerh. Inftitt Media §. 34^  $.9i6. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 173 Columbus (p) getuigd , dat hy fteenen in de maagh gevonden heeft: en hy heeft in het lyk van de Heilige Ignatius fteenen in de poortader waargenomen, men vind deeze zeer dikwerf in de galblaas en galleider ; maar Ruyscb getuigd, dat dezelve zeldzaam in de bloed doorlatende lever gevonden worden (q) : want offchoon hy meer dan honderdmaal de lever ontleed heeft, heeft hy nogthans maar eens een harde fteen in dit bloed doorlatend ingewand verholen gevonden , in geenen deele aan de galleider vastgehegt, en wel twee fcrupulen wegende. Kalk. zomtyds komen zodanige wryfbare zamengroeijingen, en witter zynde, in dit ingewand te voorfchyn. Glisfonius (r) heeft in osfelevers zodanige als in korst veranderde galleider, en van deszelfs takken door de zelfftandigheid der lever verfpreid zynde, gezien, meestendeels des winters, wanneer de in de ftal rustende beesten met hooy offtrooy gevoed wierden. maar deeze zamengroeijingen waren vry wryf baar; en wanneer deeze beesten in de weiden met varsch gras gevoed worden, worden deeze fteenagtige zamengroeijingen ontbonden uit het lichaam gejaagd, maar zy wierden in de lente en zomer in de geflagte osfen zeldzamer gevonden, maar men leest dat diergelyke ook in de Menfchenlever gevonden zyn geweest (V). Knoest, eelt. ik heb zelfs dikwerf in dode Menfchen , die aan langdurige ziektens gelegen hadden, en het geen in de verhandelingen van Edimburg der geleerde Natuur - geneeskunde , in de zo aanftondsaangehaalde plaats gelezen word, gezien, dat de geheele lever met een dik zeer fterk vlies omkleed is geweest, het geene onder het ontleden gelyk als leder barfte : het geheele ove- (p) Lib. XV. pag. 166. (q) Obfervat. Anatom. 24. pag. 25. (O °per- Vol. 2. Anat. Hepat. Cap. VIL pag. 10Ruysch Obferv. Anat. 17. pag. 23. 0) Nova aéta Phyf, Med. Tom. II. Obferv. 178, pag. 417, Y 3  174 DE ONTSTEKING DER LEVER 5.^.. overige lichaam dèr lever was vasthoudende, wederftaande ge deeltelyk wit, gedeeltelyk aschcouleurig. Spekgezwel, wat eigentlyk een fpekgezwel is, is by een andere gelegentheid S. lis. 1. gezegd, zodanig gezwel heeft Cokwibus in de lever gezien (t) en Qlis/bmm verhaalt (u), dat in het lyk van een Man, die gedurende eenige jaaren een zeer grote idier aan de hals hadde gehad, de lever gevonden is geweest inwendig en uitwendig met ontallyke klieren, de grote van een erwt en boon hebbenden , vervult: overdwars doorgefneden zynde, itorteden zy in 't geheel geen vogt, maar zy fchenen uit een zc-Kere kalkagtige %m te zamen gefteld: door deeze was het lichaam der lever niet alleen vergroot , maar was tweemaal zwaarder geworden. Glisfonius zelfs (w) heeft die-rgelyk gezwel nog veel groter gezien in het bultagtige gedeelte der lever bv het agterfte gedeelte van het middenrift, bv de holle-ader dit gezwel woogh omtrent zes oneen. Ettergezwel, alhoewel volgens het algemeenfte gebruik , onder de naam van ettergezwel verftaan word de overgang der ontfteking in verzweering, en de vergadering der daar door ontftane etter in eenig deel des lichaams. zo word intusfehen ook de naam van ettergezwel zomtyds in algemeener betekenis ^nomen., want Galenus ^) (van welke plaats ik reeds te voren S 402 gefproken heb) noemde in 't algemeen alzo die aandoeningen, 111 welke de te voren aan een rakende deelen van een gefcheiden wierden, en aldus een ruimte tusfchen de van een fcheidende deelen nagelaten wierd , welke verfcheide foort van ftof in zyne holligheid konde bevatten, maar wanneer 'er naar een voorCO Lib. XV- pag- 265. Cu) Oper. Vol. 3. Anat. Hepat. Cap. VIII. pag 112 (w) Ibidem pag. 114. J' Toni X^p^S^^' ChUC' Uh' IL Cap' IX' Chm^  §.9i6. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 175 voorafgegane ontfteking een ettergezwel in dit ingewand ontftaan is , alsdan is dit ettergezwel een uitwerking van de ontfteking der lever, en niet deszelfs oorzaak: het kan nogthans door de nabygelegene plaatzen te drukken, in den omtrek een nieuwe ontfteking voortbrengen, maar de geneeskundige waarnemingen hebben geleerd , dat 'er dikwerf wonderlyke verzweeringen in de lever zyn gevonden, in welke geene etter; maar al "geheel andere ftof is gevonden. Bianchi (y) heeft zodanige zak , met lymagtige ftoffe vervuld, tot verfcheide ponden byeen vergaderd in het bultagtige gedeelte der lever in een dood lichaam gevonden : dit overgroot gezwel had eindelyk het middenrift gefcheurt, en had in de regter holligheid der borst een groot gedeelte der ftoffe welke het inhield uitgeftort, en had ten laatften den ellendigen rrensch verflikt, hy heeft van gelyken (z) zeer veele veel kleindere gezwellen door de geheele zelfftandigheid der lever verfpreid , die een ftoffe zeer gelykende naar het wit van een ey door het vuur verhard, inhielden , in een meisje door een langdurige koorts geftorven, waargenomen, in het lyk van een mensch door de rook van kooien verflikt, kwam geen de minfte fout in de overige ingewanden te voorfchyn , maar omtrent de bodem der galblaas ftak een groot rond gezwel uit, welkers andere halve bal in de zelfftandigheid der lever in gegroeit was: dit gezwel in de fchaal gelegd zynde, woogh zwaarder als een pond, en had uitwendig een dik vel: in de holte van dit gezwel wierden over de negenduizend te zamen gedrukte blaasjens gevonden, door hunne couleur en maakzel de fmellen van ledige druiven vertonenden, van onderfcheide grotenogthans. dit was wonder, dat zy nochte aan eikanderen, nochte aan de grote zak , in welke zy alle zaten, eenigzints vastgezeten hebbenCa), de zeer vermaarde Liure heeft in de grootfte bolder lever, een redelyke groote holligheid gevonden (V), welke lic- ha- (y) Hift. Hepat. Part. 4. Cap V. Tom. II. pag. 154. (2) Ibidem. («) Academ. Scient. Petropolit. Tom. I. pag. 379. (ZO Académie des Sciences 1'An 1704. Hift. pag. 38,  j76 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 916". hamen van een eyrond maakzel bevattede, met een Iymagtig vogt vervuld, zo klaar als water. Kanker, van het voorafgegaane knoestgezwel te weeten, het o-eene niet alleen alsdan nadelig.is door de nabygelegene deelen te drukken , voor zo veel het een kuoestgezwel is, maar door een zeer fcherp bloedwater alles uiteet: waar over men zien kan §. 492. en volgenden. Worm. naderhand , alwaar over de ziektens der kinderen zal gehandeld worden., zullen 'er veel dingen aangaande de wormen in het menfchelyk lichaam gevonden, aantemerken voorkomen , om dat dc wormen dikwerviger in de jongere jaren gevonden worden, het zal als dan blyken , dat omtrent in alle de deelen des lichaams wormen zyn gevonden, voornamentlyk in de maagh en de darmen, het zal ter deezer plaatze genoeg zyn, aan te tekenen, dat door de waarnemingen der geneeskunde gebleken heeft, dat ook in de lever wormen zyn gevonden geweest. Ruysch (c) een muis ontledende , heeft in de holligheid der lever een hangend blaasje'gevonden, het welke geopend zynde, kwam 'er een worm uit, welke vry dun en langer als een fpanwas. hy heeft in osfen, kalveren en fchapen , dikwils de galleider als met een wynfteeriagtige ftoffe zodanig opgepropt gevonden , dat de doorgang der gal naar de ingewanden belet wierd, waar door de galleider zeer uitgezet wierd, en als dan heeft hy aldaar niet zelden die wormen , welke kauwoerden zaatgelyke wormen genoemd worden, om dat zy naar het zaat van kauwoerden gelyken , gevonden (d). maar in het lyk van een Soldaat, heeft Nebelius (e) zo wel in de leider der galblaas als der lever een ronde worm gevonden, en te gelyk zeer veele in de darmen; waarom hy niet zonder reden agterdenken heeft, dat de ronde (c) Obfervat. Anat. IX. pag. 17. 00 Ibidem, pag. 23. Obfervat. XVIIL CO Nov. ada Phyfico med. Tom. V. Obferv. €XIt. pag. 392.  §.9i6. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. m ronde wormen uit de twaalfvingerige darm door de gemeene galleider in de galleider der galblaas en der lever geftopen zyn. moog'lyk zyn 'er ook andere wegen , langs welke de wormen in de lever zouden kunnen komen, want Ruysch (ƒ) het darmfclieil van eèn paard onderzoekende, heeft de flagader van het zelve voor een gedeelte zeer verwyderd gevonden, en deeze op die plaats doorgefneden zynde, heeft hy ontallyke wormptjens, de allerkleinfte naald gelyk, gezien, het fchynt niet zonder reden te zyn, te geloven, dat zodanige bloedeloze dieren , aangezien zy in hunnen oorfprong nog veel kleinder zyn, uit de flagaders van het darmfcheil in deszelfs aders , en hier uit in de lever kunnen komen. Maar alle de opgenoemde oorzaken , fteen, kalk, enz. in de lever ontdekt , kunnen voornamentlyk door de naby^elegene deelen te drukken, de vrye doorgang van het bloedver poortader door de lever, beletten en verftoren, ofte ook wel de vrye uitgang der reeds afgefcheidene gal tegenhouden, aldus dan zal eene verftopping gebore worden, en indien hier by eene oorzaak groter beweging verwekkende bykomt, zal 'er een ontfteking ontftaan (ziet het geene §. 371. gezegd is), en dus zal een ontfteking in de lever te voorfchyn komen, nu moeten wy de voornaamfte oorzaken , door welke het bloed dat door de poortader moet bewogen worden, zodanige gefteldheid verkrygt, dat het niet vry door de uiterfte nauwe eindens der poortader in de lever kan gaan, in agt nemen. Een fchielyke aandoening van fterke koude door de lucht,' drank, enz. 'Er is ter plaatfe alwaar over de verftopping gehandeld wierd (ziet §. 117.), bewezen, dat door de koude de bloeddeeltjens zodanig te zamen gedrukt worden, dat zy onbekwaam worden om door de uiterfte eindens der vaten te gaan ; en het heeft te gelyk uit het geene §. 118. gezegd is gebleken, dat het grootfte gevaar van. een fchielyke verftopping (ƒ) Obfervat. Anat. VI. pag. 16, m" Dbb.de Deel. Z  i78 DE ONTSTEKING DER LEVER -§.91^ aanwezende is , wanneer de vogten door de warmte verdunt en de vaten verwyderd zynde, het menfchclyk lichaam fthittyc een o-rote trap van koude bekomt. Indien men nu in overweging neemt dat de lever voor een groot gedeelte op de maagh legcl , blvkt het gemakkelyk, aan hoe groot gevaar onvoorzigtige menfchen zich blootftellen, die door den arbeid verhit, de maagh opvullen door yskoude drank gulzig te drinken 5 en nog veel meer, indien zy de drank door het ys alderverkoelendst gemaakt, inzwelgen. zodanig gevaar hangt ook over het hoofd door het zwemmen, wanneer iemand door den arbeid zweetende het lichaam in koud water dompeld. wy weeten uit de ontleedkunde , dat de lever op die plaats, alwaar dezelve op de maagh legd, tegen de naakte penszak raakt, en dus aldaar zeer gemakkelyk door de koude van het omringende water kan aangedaan worden, ik heb zomtvds gezien dat door deeze oorzaak en een leverontfteking en een zeer hartnekkige gheelzugt ontftaan zyn. men zie na het eeene dat «. 881. van zodanige oorzaken van het zydewée gezegd is waarom Jretaus (g) met regt een fterke verkoeling onder de oorzaken van de ontfteking der lever heeft geteld Een langdurige dorst enz. Want dus word het vloeibaarfte jredeelte der fappen verblazen , nochte het affpoelend vogt word niet herfteld, en dus worden de bloeddeeltjens op een gedrongen, en zy kunnen niet door de uiterfte eindens der zamenlopende vaten gaaii (ziet §. rï^ van deeze oorzaak kunnen de allerergfte kwalen in't geheele lichaam ontftaan, maar yoornamentlvk in de lever, om dat aldaar het aderlyk bloed zonder vernieuwde kracht der long en het hart, door de nauwigheden der flagaders moet vloeien. Indien nu het geheele beloop der darmen *n°de maaeh door het gebrek aan drank zeer droog zyn geworden en niets door de darmfcheihaders word opgefturpr, zal het aderlyk bloed der buik-ingewanden zeer dik worden, eer dat het Q-) De Caufis & Signis Morbor. Acutor, Lib, II» Cap, VIL  §.$i6. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 179 door de poortader in de lever voortgejaagd word, en zal dus zeer gemakkelyk in de uiterfte nauwigheden der vaten blyven vastzitten, maar het bloed der aders, eer dat het in het regter hart ingaat, word eerst door al het zenuw water van het geheele lichaam afgefpoeld , en word als dan door de fterke fpierkracht van het hart door de longflagader voortgedreven, maar wanneer deeze beide hulpmiddelen tot de gemakkelyke doortogt omtrent de lever ontbreken, zo blykt het gemakkelyk, dat aldaar meer te vrezen is voor een opftoppirg der vaten door het ondoorgankelyk bloed. Heete koorts enz. Hoe grote droogte in het geheele lichaam ontftaat, wanneer de menfchen door een heete koorts worden aangetast, is te voren §.738. en de volgende gezegd geweest, maar als dan is 'er gewoonlyk een oveimaiijc grote dorst aanwezende, aangezien alle de oorzaken der dorst (§. 636.) en wel de allerhevigfte in deeze ziekte te zamen lopen. §. 739. is aangetekend, dat het zomtyds in deeze ziekte gebeurd, dat, wanneer nu alle de werkingen der hersfenen ontfteld zyn, het gevoel der dorst fchielyk verdwynt, offchoon de oorzaken, welke de dorst verwekt hadden dezelve blyven, ja gedurig vermeerderd worden, eertyds was die allerkwaadfte geneeswyze, volgens welke ook in de a'.lerbrandenfte ziektens alle drank aan de ellendige zieke geweigerd wierd, ofte ten minfte in deallerkleinfte hoeveelheidtoegeftaan wierd, in gebruik, alsdan is het klaar , dat diergelyke kwalen in de lever hebben kunnen ontftaan, alsgezegd is. de ou*de wyze Geneesheeren hadden door een naarftige opmerking der ziektens geleerd, dat in zeer kwaade ziektens de lever dikwerf door deeze oorzaak word aangedaan, hierom onderzogten zy het week der zyden in zodanig geval, of zy begonden te zwellen of pyn te doen, en voornamentlyk het week der regterzyde, en hier ■uit leiden zy de fchoonfte voorzeggingen af omtrent de uitgang van verfcheidene ziektens in de gezontheid, dood, of andere ziektens-. men zie na het geene in de uitleggingen §.735. van defpan- Z 2 ning  180 DE ONTSTEKING DER LEVER. §. 016. ning van het week der zyden in de gedurige rotkoorts, gevonden word. Zeer grote veritoringen des gemoeds. Wy hebben van de wonderbare uitwerking van de zwaare ontroeringen des gemoeds §. 104. gefproken; èn het heeft toen gebleken dat alle en een iegelyke werking van het lichaam door de enkele verandering van gedagte, op wonderlyke wyzen kan verftoord worden , en hier toe behoord voornamentlyk de fchielyke vrees en zeer grote droefheid, want wy zien dat in deeze gemoedsaandoeningen alle de vaten zeer fchielyk toegetrokken worden, waar door ten eerflen een gevoel van benauwdheid en bezwarend gewigt omtrent de borst ingewanden word waargenomen, dewyl de vrye doortogt der fappen door de vaten belet is: dat hier uit flymproppige zamengroeijingen, ontftekingen, fchielyke verrottingen te vreezen zyn, is te voren §. 632. bewezen, daar en boven, zal het naderhand blyken (§. 1093 ) ; dat door zware ftoornisfen des gemoeds een zwartgalagtige gefteldheid der fappen word voortgebragt, welke in deeze zelve Numero onder de oorzaken der leverontfteking geteld is. Hippocrates Qï) heeft ook dusdanige oorzaak deezer ziekte aangetekend, wanneer hy gezegd heeft, dat dezelve vooral ontftond in de doorreizing der woejïe* fiyen, en zvanneer men door vrees word aangetast door 't gezigt van een /pook. Zeer grote bewegingen door braakmiddelen veroorzaakt. Wanneer wy §. 652. over de braaking in de koorts handelden, hebben wy gezegd, dat de braaking ontftaat, wanneer het middenrift fchielyk en zeer fterk naar beneden word getrokken , en te gelyk de buikfpieren op dezelve tyd te zamen getrokken , alle den inhoud der buik drukken, en dus word de maagh als (h) De Affeftionibus Cap, I. Charter. Tom, VII, pag, 674»  §. oi6\ EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. i8r als tusfchen twee parsfen zeer fterk gedrukt, wanneer dat gefchied, word de beweging van het bloed der aders in de buik nootzaak'lyk verhaast, en zal dus met groter kracht door de poortader in de lever dringen, wanneer de vaten in de lever doorgankelyk zyn, en het bloed vloeibaar, is 'er van deeze verhaaste beweging niet veel kwaad te wagten. maar indien de zwartgalagtige ftoffe door deeze fchuddingen onder het overgeeven fchielyk bewogen zynde, in de lever dringt, ofte dit ingewand reeds te vooren in langdurige ziektens is bedorven, zo hangt 'er dikmaals een groot kwaad door de verhaaste beweging van het bloed door de poortader over het hoofd, men heeft in zodanig geval meer dan eens een doodelyke overmatige afgang waargenomen, en dat 'er fchielyk van boven en onder bloedige ontlastingen naar een gegeeven braakmiddel zyn gevolgd, gelyk ik by eene andere gelegentheid §. 656. gewaarfchouwt heb. Verouderde kwalen der onderbuik. Wanneer door het geheele bloed het beweegbaarfte, het zy door welke oorzaak , vervolgen zynde, het dikfte en min beweegbaare zich te zamen gezet heeft, word die kwaadfappigheid in het bloed voortgebragt, welke de Geneesheeren zivartgalagtig noemen, maar wanneer, de zelve oorzaak blyvende, welke deeze kwaadfappigheid had voortgebragt , de zwartgalagtige ftof in de buik-ingewanden verzameld word, als dan word de ziekte buikszydepyn genoemd (ziet §. 1098.) en dus word uit dat geene, dat een weinig te voren in du zelfde Hoofddeel gezegd is, genoegzaam begrepen, waarom zodanig verouderde kwaad de oorzaak der leverontfteking zyn kan, indien te weeten eenige oorzaak de zwartgalagtige ftoffe ontbindende, en in de lever bewegende, 'er bygekomen is. Maar 'er word een ander zoort van dit kwaad van de Geneesheeren waargenomen, met dezelfde naam beftempeld , offchoon ten eenemaal onderfcheide. want zeer veele vrouwen, en ook veele mannen die een lui leven leiden, voornamentlyk die, die zich gedurig f aan de ftudiën wyden, hebben het geheele zenuwgeftel zo beweeg- Z 3 baar  i8i DE ONTSTEKING DER LEVER §. 916.9.17. baar en aandoenlyk, dat zy ook van een ligte gemoedsbeweging de uiterfte benaiiwtheden, kramp, pynen enz. krygen (ziet de verklaringen §. 63 3.). zodanige worden gtmzenly'k miltzugtige, maar de vrouwen met de opftyging gekweld te zyn, geheeten, om dat men gewoon was dit aan de baarmoeder toetefchryven, wanneer zy omtrent de tyd der maandftonden, der zwangerheid enz. dikwils zeer erg aangetast worden, maar alwaar alleenlyk door te grote aandoenlykheid als van het geheele'zenuwgeftel, en de ontftelde beweging der geesten dit kwaad ontftaat, als dan zyn de Geneesheeren gewoon het te noemen opflyging zonder ftofe, om dat, wanneer deeze beroeringen door de tegen de opftyging helpende geneesmiddelen gefteld worden, 'er nochte voetftap van het vorige kwaad ov-erblyft, nochte die tekenen van eenig aangedaan ingewand waargenomen worden, maar Sydenham, die allerbest deeze ziekte befchreven heeft, heeft ons vermaand dat dezelve door geen teken zekerder word ontdekt, en van andere ziektens, welke zy door de bedrieglyke gelykenis der toevallen vertoond, te kunnen onderfcheiden worden , als door een overvloedige lozing van dunne en zeer klare pis. wanneer dierhalve deeze ziekte verouderd is, blykt het gemakkelyk, dat door zo groot verlies van het dunfte gedeelte der fappen eindelyk het eerfte zoort der miltzugt word voortgebragt, welk met regt aan de zwartgalagtige dikte van het bloed word toegefchreven. v- 9l7- T 1^ deeze zo veelvuldige oorzaken■ (f 16.) KJ heeft de ontftane ontfteking verfcheidene uitwerkzelen naar mate de vorige gefteldheid in de lever, naar mate de verfcheidentheid der bewogen zynde en ontftekende ftof; en eindelyk naar mate de verfcheidentheid der dryvende oorzaak. Oli  §. 917- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. ifïj Op dat wy door de regulen der kunst, in deeze ziekte kunnen bepalen, wat goeds 'er te hopen, ofte hoe groot kwaad te vrezen is, moet men op het volgende letten. Naar mate de vorige gefteldheid enz. Want indien de lever te voren verhard is geweest, ofte opgevuld met fteenagtige zamengroejingen, kan men gemakkelyk begrypen, dat de ontfteking der lever moeielyker word genezen, dan als wanneer deeze kwaaien niet voorafgegaan waren, wy voorzien nog al veel erger kwaal, indien de zelfftandigheid der lever nu reeds door een kwaadaartige kankeragtige zweer is bedurven. ' Naar mate de verfcheidentheid der ftof enz. Dus zal b: v: het vet van het net fchielyk gefmolten zynde , en in de lever bewogen, allerergfte ontftekingen kunnen voortbrengen, maar wanneer de zwartgalagtige ftoffe, nu fcherp geworden zynde, in de lever voortgedreven, de oorzaak'der ziekte uitmaakt, zo blykt het gemakkelyk , dat 'er geen de minfte hoop overig is. . . Naar mate de verfcheidentheid der dryvende oorzaak.' Dus wanneer de ontfteking plaats heeft omtrent de eindens der lever flagader, zullen de uitwerkingen der ontfteking fchielyker zyn om het bloed door de kracht der flagaders en van het hart in de verftopte eindens ingejaagd, dan wel als wanneer hetzelve kwaad omtrent de eindens der poortader zit, door welke , gelyk reeds te voren §. 915. gezegd is, het bloed langzamer word bewogen, het is ook gemakkelyk te zien , dat de vrees voor een kwade uitflag zo veel te groter is, indien een zeer hevige koorts de ontfteking der lever vergezeld; aangezien de ontbinding eene geltilde beweging der ontfteking vereischt (zie §• 38ö0 en alle andere uitgang der leveromfteking zo gevaarlyk is. 918.  i84 DE ONTSTEKING DER LEVER. §.918. v 918. 1\/| aar terwyl zy den gemeenen aart der ont1YI fteking volgd , de vaatjens verftopt, 't vloeibaare ftremt, de zwelling verheft, het naastgelegene te zamendrukt, hetzelve als ophaare plaats voortbrengt, groeit zy langzaam aan , bezet bynaar het geheel belet der maagh, en doet pyn wanneer deeze vervuld is als ook het middenrift ; belet al het bloed der maagh-llagader en der beide darmfcheilvaten, by delever tegenhoud, en dus al het bloed der aders, flagaders, van het zemiwater in de eerfte ingewanden der buik, ten eenemaal belet te vloeien; de voortbrenging, afzondering, uitwerping, omloop, werking der gal omkeert; de gheelzugt voortbrengt, en deszelfs uitwerkingen, de verrotting van alle vogten, en der buikingewanden voortbrengt, waar door oneindige kwalen. Nu worden de uitwerkingen opgenoemd, welke uit de ontftekmg der lever, als oorzaak volgen, en welke uitwerkingen waargenomen zynde, tekenen geven der aanwezende ontfteking inde lever maar hoe deeze uitwerkingen voortgebragt worden, hebben wv in de befchryving der ontfteking §. 382. uitgelegd, waar uit men gemakkelyk kan verftaan dat de opgevulde vaatjens, . door een ondoorganklyk vogt opgezwollen , de nabygelegene te zamen drukken en dus vernauwen, en dat daarom de ontiteking 111 een gedeelte der lever ontftaan door dit geheele ingewand kan veripreid worden, te weten indien de oorzaken der ziekte in hunne werking voortgaan gelyk te voren , ofte wel ook vermeerderd worden maar aangezien de lever voor een groot gedeelte op de maagh legt, zal zydoor een hevige ontfteking gezwollen de maagh beletten , en aan den anderen kant zal zy door de maagh dcor het voedzel uitgezet, met verheffing van alle de kwalen, gedrukt wor-  $ pi3. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 185 worden, hetzelve gefchied iri het middenrift, dat tegen het ronde gedeelte der lever aan is. waarom Galenus op de plaats §. 915. aangehaald onder de tekenen der leverontfteking de lpyswalging, walging, braking, teld, indien het gedeelte het naast aan de maagh gelegen, ontftoken is; maar indien de ontfteking in het bultige gedeelte zit, als dan groter pyn in de ademhaling , tot aan den hals zomtyds uitgeftrekt, en hy vermaand dat 'er als dan een hoest by is, en dat de korte ribben door de gezwolle lever naar buiten gedrukt, van gelyken pyn doen, en dat in magere menfchen de lever door de ontfteking gezwollen zynde, eene afgetekende dikte maakt, welke den omtrek der lever uitdrukt. Maar het blykt gemakkelyk, dat alle deeze tekenen als dan maar aanwezende zyn, wanneer de geheele lever, ofte ten minfte deszelfs grootfte gedeelte, ontftoken is. want een kleine ontfteking van dit ingewand zal van zo veele toevallen niet vergezeld gaan, om dat zy voornamentlyk afhangen van de naburige deelen door de opgezwolle lever belet : want veele waarnemingen fchynen te leeren , dat de lever in hare zelfftandigheid zo fcherp gevoel der pyn niet heeft, en my is bekend dat 'er zomtyds verzweeringen der lever in doode lichamen zyn gevonden, alhoewel de zieken over geene de minfte pyn geklaagd hadden gedurende het geheele beloop der ziekte, maar alleenlyk over een gevoel van zwaarte, dit word ook bevestigd door de waarnemingen van la Motte (Ij, vooreerstin een mensch in welke de verzweering van het week der regter zyde zodanig de lever ontbloot had, dat dezelve ter grote van het hol der hand te zien was, en daar naar van gelyken verzwoor . want alhoewel hy dit al willens met de vingers ofte Chyrurgicale werk- 0') Traité de Chirurgie Tom. I. pag. 318 — 329. Derde Deel. , Aa. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT.  186 DE ONTSTEKING DER LEVER 5.918. werktuigen aanraakte, gevoelde de zieke eventwel in 't geheel niets. Al het bloed der maagh flagader enz. Het blykt uit de ontleedkunde, dat de maagh, de alvleesch-klier, de milt takken ontfangen van de maagh-flagader, maar het darmfcheil en de ingewanden van beide de darmfcheil flagaders , de bovenfte en de onderfte te weten, het is van gelyken bekend, dat al het bloed door deeze flagaders aangebragt, aderlyk geworden zynde, in de eenige poortader komt, en van daar door de lever bewogen word : rnoog'lyk word'er een gedeelte uitgezonderd, het welk overig van de voeding deezer deelen, door andere aders, door de zeer verwaarde Ruysch in zynelaatfte werken befchreven, in de holle ader zelve, zonder door de lever te gaan, doorgaat(T). wanneer dierhalve 'er eene hevige ontfteking in' de lever ontftaan is, zal het bloed der poortader by deeze beletzels tegengehouden worden ; en daarom zal het aderlyk bloed der buik-ingewanden de nu reeds te zeer uito-efpanne poortader niet in kunnen gaan; en dus zal ook het bloed wit de eindens der flagaders in de al te volle aders niet kunnen overgaan, het blykt dus duidelyk, dat de geheele omloop der vogten door de buik-ingewanden belet word, wanneer de lever opgepropt is met ondoorgank'lyk bloed: en dus is het ten hoogfte te vrezen , dat de al te zeer gefpanne vaten barften, ofte den invloed van het levend vogt in de flagaders te niet zynde, als ook de uitvloejing door de aders, 'er fchielyk het heet vuur op volgd (ziet §. 419.). als dan komen 'er zeer grote benauwtheden voort, in verfcheidene plaatzen der buik dikwerf lastige pynen , maar vooral omtrent de krop van de maagh, gelyk ik by eene andere gelegentheid §. 632. vermaant heb. als dan volgt 'er dikwerf een hevige braking, door welke zy zomtyds verligt worden, want het fchynt als of door die allerhevigfte fchudding en de drukking van het middenrift en der buik-ingewanden, die ten tyde der braking 09 H. Boerhaave Inftimt. $• 336"»  §.9i8. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 187 king ontftaat, dat het aderlyk bloed door eene teruggaande beweging in de flagaders wederom kan keeren. indien, te weeten de tegenftand omtrent de uiterftens der flagaders groter is, als de kracht het bloed van de wydere voet der flagaders naar de nauwere eindens dryvende, gelyk op een andere plaats §.141. N#. j., alwaar over de genezing der verftopping gehandeld wierd, gezegd is. want 'er zyn geen kleppen in de darmfcheil aders, en de op zyne tyd wederkeerende gheelztigt, naar zodanige allergrootfte benauvvtheden en vreeslyke voorgegane brakingen , volgende, leerd ons dat de gal in het bloed wederom kan gejaagd worden, ja , ik heb een weinig te voren §. 915. aangerekend, dat de wasch door de poortader ingefpoten, door de lever flagaders wederom gekeerd is. waar door wy begrypen hoe dat in langdurige ziektens, de geheele lever verhard zynde geworden, en zomtyds als leeder te zamen getrokken (het geene ik in doode lichaamen gezien heb) de zieken nog een kwynend en ziekelyk leeven nog vry lang hebben kunnen rekken. De voortbrenging der gal enz. Want alle deeze hangen van de vrye overgang van het bloed der poortader door de lever, want naar mate de ontftokene dikte , in dit ingewand ontftaan , verfcheidene plaatzen zal gedrukt hebben, blykt het genoeg, dat de afzonderende ofte de uitwerpende vaten kunnen belet worden, maar ook word de omloop der gal, die zodanig fchynt te zyn , verftoord : de grote der lever, de wydte der galleider, de menigte van bloed voor de afzondering der gal naar de lever gevoerd, fchynen te leeren, dat 'er eene genoegzame hoeveelheid vogts in de lever afgefcheiden word, en dit door een wyde uitgang in de twaalfvingerige darm uitgaat: eventwel zyn de uitwerpzelen der a:irs in een gezond mensch vast, waarom al het geene in de lever afgefcheiden, daar naar in het hol der darmen uitgeftort is geweest, wederom van het geene in de darmen is, is afgefcheiden geweest, eer dat dit tot den aars toe gekomen is, en dus door de opflurpende aders opgezogen. Aa 2 Maar  188 DE ONTSTEKING DER LEVER 5,918. Maar deeze aderlyke vaten worden tweevoudig in de ingewanden gevonden, de melkvaten te weeten, welke naar de borstbuis gaan en de uiterfte einden der darmfcheil aders , welke in het hol der darmen geopend zyn. maar aangezien nu dat 'er in de melkvaten en de borstbuis niets galagtigs gevonden word, zo blyft 'er de andere weg der opzuiging alleenlyk maar overig, door de darmfcheil aders te weeten : en dus komt de gal der lever, en moog'lyk eenig deel der gal van de galblaas, op nieuw met het bloed der poortader wederom in de lever, en word tot zyn gebruik door deeze herhaalde omloop bekwamer gemaakt, maar het blykt gemakkelyk , dat 'er tot deeze zaak eene onverhinderde doorgang der vogten door de uiterfte eindens der poortader in de lever vereischt word. De gheelzugt voortbrengt, en deszelfs uitwerkingen. Dus heeft Galenus het uitgelegt (/): de gheelzugt is een overftorting der gal in het vel, waar door het gebeurd, dat de oppervlakte geverwt word en leemagtig word, en het vel bedurven word, en hunne buikontlastingen worden wit. wanneer, te weeten de gal, de gewoonlyke uitgang in de darmen niet hebbende, in het bloed wederkeerd, en met dezelve door het geheele lichaam verfpreid word. maar aangezien de couleur der lever-gal en die der galblaas onderfcheiden is, ja en beide deeze gallen van hunne natuurlyke couleur dikwils veranderen, hier door word in de gheelzugtige onderfcheide couleur waargenomen, zomtyds bleek en groen uit den'gheele, dikwerf zeer gheel gelyk faffraan, en zomtyds uit den donkergroene bynaar zwart, de Geneesheeren zyn gewoon meestendeels tweederlei foort van gheelzugt te ftellen, te weeten gheel en zwart, offchoon de meefte verfcheidentheid der couleuren zekerlyk tusfchen de licht gheele en de zwarte bynaar een zyn , het (/) Definit. Med, No, 276, Charter. Tom. II, pag. 264.  $. 9i3. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 189 het geene Aretceus zeer wel aangemerkt heeft (m). maar om dat het wit der oogen in gheel veranderd , gewoonlyk het eerfte kenteken der gheelzugt is, hierom hebben de Grieken i*ré°x van ,irli afgeleid , welke een foort van velt wezel is, en de oogen van diergelyke couleur heeft, maar Suidas heeft het van de wouwen willen afleiden, om dat in de oogen deezer vogels zodanige couleur word waargenomen («). de Latynen hebben dezelve koningsziekte genoemd, om dat zy geloofden dat 'er bynaar eene koninglyke wellust vereischt wierd tot derzelver genezing, ook een kostbaar bed en kamer, het gebruik , de plaats, de fpeelen, de der> felheid, door welke het gemoed verheugd word: om welke de ziekte koninglyk fchynt genoemd te zyn .0). ook hebben zy dezelve de bootziekte genaamd naar de geiykenis der Regenboog , om de verfcheidene couleur, andere hebben dezelve de goudziekte om de gheele couleur genoemd. Men zoude kunnen twyfelen , of de ontfteking der lever de gheelzugt voortbrengt? zeer zekere waarnemingen hebben geleerd, dat alle beletzei, de vrye uitgang der gal van de galblaas in de twaalfvingerigedarm belettende, de gheelzugt voort kan brengen, zo b. v. word in eerstgeborene kinderen door de langzame fiymagtige vogten, welke in de darmen vastzitten, dikwerf de gheelzugt waargenomen, maar zeer ligt om te genezen, wanneer door eene ligte buik zuivering deeze veiligheid word uitgejaagd, ikheb in zommige vrouwen, ten tyde der zwangerheid, de "gheelzugt waargenomen , offchoon zy, nochte voor de zwangerheid , nochte naar het kinderbed , door deeze ziekte wierden aangedaan, misfehien heeft dat kunnen gefchieden door dien de opgezette* baar- (m) De Caufis & Signis Morbor. Dinturn. Lib. Ii Cap. XV pag- 45- (») Petit. Comment. in Aret. Ibid. pag. 187. (0) Celf. Lib. HL Cap. XXIV. pag. 176. Aa 3  ioo DE ONTSTEKING DER LEVER §. 918. baarmoeder de buik-ingewanden drukt, en de darmen dikwerf op eene wonderlyke wyze van hunne plaats verwyderd. zy gingen ook zomtyds zeer harde vuiligheid en zeer groot, eenige dagen naar het kinderbed af, en een weinig daar naar verdween alle gheelzugtagtige couleur: waar door 'er niet zonder grond agterdenken reist, dat de kronkeldarm op die plaats , alwaar zy onder de lever gefteld is, door zodanige verzamelde vuiligheid uitgezet , de borstbuis heeft kunnen te zamen drukken, indien dierhalve eene ontftokene dikte , in de lever ontftaan , in zodanige plaats is, dat zy de uitgang van de gal der galblaas kan te zamen drukken , zo is 'er geen twyffel, dat zodanige ontfteking der lever de gheelzugt kan voortbrengen, maar het blykt zo klaar niet, dat alle ontfteking der lever , oorzaak der' gheelzugt kan zyn , voor zo verre , te weeten de affcheiding der gal door de verftopte eindens der poortader zoude belet worden, ofte door dezelve ontftokene en gezwollene vaten de naby gelegene affcheidende vaatjens zouden te zamen gedrukt worden , welke de gal, nu van het bloed der poortader afgefcheiden , in zich bevatten, het is zeker dat de gal der lever, en van couleur en van fmaak, van de gal der galblaas verfchilt, en door een alleruitmuntendst kunstftuk, en ten eenemaal wonderbaarlyke Joop, loopen ontallyke flagaderen door het vlies der galblaas, gelyk ons de ontleedkundige infpuitingen geleerd hebben, waarom het zeer waarfchynlyk is, dat zo een byzonderlyk toeftel der vaten hier dient tot de bereiding en affcheiding van dit zonderling vogt. daarenboven is 'er nochte eenige bitterheid , nochte gheele couleur in de lever , en dus aangezien de gheelzugt de oppervlakte des lichaams door zodanige couleur bederft, zo fchynt het dat dezelve haar oorlprong heeft van de belette uitgang der gal van de galblaas in de twaalfvingerige darm , en deszelfs wederomjaging daar uaar in het bloed, maar niet van de verftopte vaten der lever (p~). dit ge- O) Videdexis Media Eflays Tom, I. Artic. XXXIII, pag, 305.  $ • E# VEELVULDIGE GHEELZUGT. iqi gevoelen ivord bevestigd door het geene in doode lichamen is waargenomen, men heeft zomtyds vry grote verzweeringen in de lever gevonden, zonder dat de gheelzugt voorafgegaan was; gelyk ook andere diktens die door hunne grootte, veele naby gelegene vaten hebben moeten te zamen drukken, en in tegendeel wanneer de lichamen der aan de gheelzugt geftorvene onderzogt wierden, zyn'er klaarblykelyke oorzaken gevonden, welke de uitgang der gal van de galblaas in de twaalfvingerige darm belet hadden; en hier zyn wel het dikwervigfte van al fteenagtige zamengroejingen gevonden, de weg verftoppenden , waar van wy naderhand nog zullen fpreeken. Intusfchen verdient hier aangemerkt te worden, dat het bloed der poortader in zich zelve befluit de ftoffe het naafte aan de gal komende, welke daar naar door de affcheidende takken in de lever 'er van af zal gefcheiden worden : waarom indien een groot gedeelte der uiterfte eindens der poortader met ondoorgank'lyk vogt opgeftopt is geweest, zal deeze affcheiding der levergal belet worden, en dat vogt, het geene een weinig daar naar gal zoudegenoemd worden, zal met de overige vermengd blyven, en zal met het bloed door het geheele lichaam bewogen worden; en dus, aangezien 'er in het bloed zommige deelen, welke 'ernatuurlyker wyze niet in moesten zyn blyven en vergaderd worden, zal 'er nootzaaklyk een zekere kwaadfappigheid in het bloed moeten komen; ofte ten minften moesten deeze deelen in zo grote hoeveelheid 'er niet in zyn. wanneer 'er naar zeer heete en zeer droge zomers, in de herfst algemeen heerfchende gedurig verminderende koortzen ontftaan , hebben de waarnemingen der oeffenende geneeskunde geleerd, dat de lever dikwerf aangedaan en opgepropt is geweest door dik bloed by naar komende aan de vastkleventheid der zwarte gal: als dan komt in zodanige zieken wel die hoogegheele couleur der gheelzugtige niet te voorfchyn, maar het aan»  j92 . DE ONTSTEKING DER LEVER § 918. aangezigt fchynt als van wasch te zyn , en geeft door de bleeke in zeer licht gheel hellende couleur, het teken deezer ziekte, •waar uit het blykt, dat zodanige gheelzugt ten minften van de ontfteking der lever, als oorzaak , volgen kan ; aangezien reeds Aretceus, gelyk wy een weing te voren in dit zelve Capittel hebben aangetekend, ons vermaand heeft dat in verfcheidene foorten van gheelzugt ontallyke ■ verfcheidentheden van couleuren kunnen zyn daar en boven nemen wy waar, dat, wanneer de gal der galb'aas tot verrotting begint overtehellen , dezelve zeer gemakkelyk door alle naburige plaatzen kan uitgeftort worden, offchoon 'er geen beletzel is in de galblaas ofte galleider : zo word in de lyken dikwils waargenomen, dat de naby de galblaas gelegene kronkeldarm, het net, de penszak door de couleur der gal overftort worden , wanneer dierhalve door de ontftane leverontfteking de hitte vermeerderd zynde , de gal der galblaas begint verdunt te worden, en eene gefteldheid tot de verrotting verkrygt, zal zy gemakkelyk door de nabygelegene lever verfpreid worden, in welke de galblaas ingroeit, en met welke zy doorklaarblykelykeen opene voortduringen der vaten eeneoogenfchynelyke gemeenfchap heeft. Het blykt van zelfs, dat, wanneer de gheelzugt door de ontfteking der lever ontftaan is, deszelfs uitwerkzelen moeten volgen : maar van deeze zal §. 950. gefproken worden. De verrotting van alle vogten en der buik-ingewanden enz. Wanneer de opgeftopte lever de vrye doorgang van het bloed der poortader belet, zo word de werking van alle de buikingewanden , welke hun aderlyk bloed in de poortader ontlasten, geftoord , en 'er ontftaat in hun een ftilftand. daarenboven helt de gal het meest van alle de vogten van ons lichaam tot bederf over, en in de lyken worden de eerfte tekenen des bederfs omtrent de lever gewoon'lyk waargenomen : maar het bloed der poort-  5-918.919.920.92r. EN VEELV. GHEELZUGT. 193 poortader bevat in zich de ftoffe naast aan de gal komende, en dus blykt het hoe grote vrees hier is voor een fchielyk bederf de zeer ftinkende buik- en rode-loop, de ontfteking der lever dikwils volgende, bevestigen deeze zaak. men zie naar het geene §.632. gevonden word, alwaar over de benauwtheid door de belette doorgang van het bloed door de poortader gehandeld wierd. ï> 9l9- neeft van gelyken uitgang in de gezont- JL^ heid, andere ziektens, dè dood. Men zie na het geene §. 591. gevonden word. v. 920. ^ alwaar ik over deeze zaak gehandeld heb, zien, op welke wyze en door welke middelen de bloedftorting der neus kan opgehouden worden , en wat omtrent deeze zaak moet aangetekend worden, men vind in de lyst der geneesmiddelen by deeze Numero de voorfchriften der ftempmiddelen, en wel van onderfcheiclene kracht, naar mate de zaak vereischt. v- 928. T^indelyk in het vyfde (923. No. Q word , -V, !iet ™ime Sebriuk der verdunnende en 'afvegende middelen vereischt. Zodanige affcheidende zweetingen moet men onderhouden door een ruim gebruik van verdunnende middelen, en hier zyn by naar dezelve, als die, welke §. 924. gevonden worden, voordelig, maar heete zweetmiddelen, welke door de voeten te bewegen, fchielyker uitwerking voortbrengen, zyn hier minder zeker de wey van melk warm gemaakr, ruim gedronken, onderhoud en zet zodanige affcheidende zweeting te gelyk met de lauwigheid van het bed gelukkiglyk voort, en door een nieuw vogt aan het bloed toe te brengen, belet zy, dat het door overvloed^ zweeten te veel berooft werde van zyn vloeibaarfte gedeelte. & f' 929- T/oornamentlyk moet men in deeze f024 tot , T 929-) oppasfen, dat 'er niets van de ftof der ziekte op de plaats overig blyve, dewyl het nader- Cc 3 hand  206 DE ONTSTEKING DER LEVER $. 929. hand moeielyk kan te boven gekomen worden : en daar door word het eerfte en beste zoort van gheelzugt genezen. Zo lang de beweging der koorts gematigt voortgaat, en te gelyk die ontbindende middelen gebruikt worden, kunnen zodanige verfloppingen,.in de lever ontftaan, ontfloten worden, en de gezontheid ten vollen herfteld worden : maar indien de ziekte tot beterfchap overhellende, de zieke verdrietig wordende, de verdere genees wyze weigerd, ofte de te weinig aandagt hebbende Geneesheer het overfchor der ziekte niet uirjaagd , zo blyven 'er gewoon'lyk langdurige kwalen over, welke zeer moeilyk zyn te genezen , en voornamentlyk knoestagtige verhardingen in de lever, het gebeurd zo dikwerf, dat in de algemeenheerfchende herfst-koortzen naar zeer heete zomers ontftaan, te gelyk eene lichte ontfteking der lever aanwezende is; en wanneer de koorts weggenomen zynde, alles noéh niet ontbonden is, het geene in de vaten der lever opgeftopt zat , zo leiden zy naderhand dikwils een kwynend leven , bleek en gheelagtig, en zy worden zeer moeielyk tot de gezontheid wederge'bragt: tenminften 'er zal verre meer nodig zyn naderhand, op dat de verouderde verftopping der lever weggenomen worde , welke gemakkelyker in het begin der ziekte had kunnen ontbonden worden, maar dit gefchied daaarom voornamentlyk, om dat het bloed der poortader, nu aderlyk geworden zynde, met minder kracht bewogen word, dewyl het 't grootfte gedeelte der beweging door het hart ende de flagaders aan, het bloed medegedeeld, nu mist. waarom Hippocrates (a), alhoewel de ontfteking der lever onder een andere naam befchryvende, zeer wel ons heeft gewaarfchouwt, dat de ziekte door veel middelen verzagt, (niet geheel genezen) wederom keerd, en 'er dan gevaar is dat de zieke tot de teering 'vervalt; daar naar voegd hy 'er by, dat de ziekte verzagt zyn- ■ de, («) De Internis Affeclionibus Cap, I. Charter. Tom. VIL pag'. .674 en 675-  §.929.930- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 207 dc, de zieke noch de beste wyze van leven moet onderhouden , en gedurende veertig dagen melk ofte deszelfs wey drinken , indien de tyd van het jaar gunftig is , om dat de ziekte zwaar is , en veel zorg vereischt. Wy zullen §. 931. over de tekenen , welke de volmaakte genezing aanduiden, fpreken. tf f. 930. Indien versch, hevig, zonder tekenen en hoop -i (922. 923.) moet men ze met dezelve zorg, dezelfde middelen , op dezelfde wyze als het zydewée (890.), de bastaard razende koorts (911.), en diergelyke ziektens: als wel dat die middelen , welke door een zagte tegendurige kracht de ftoelgang door te verzagten opwekken , ingedronken zynde, en door klyfteren mgefpoten, hier vooral voordeelig zyn. Wy hebben genoegzaam uitgelegd in de tot noch toe verhandelde fcherpe ontftokene ziektens, welke geneeswyze 'er vereischt word tot de ontftokene ziektens , wanneer 'er noch hoop is de ontfteking door ontbinding te genezen, en 'er intusfchen geene tekenen zyn dat de ftof der ziekte rypgemaakt en tot de uitwerping bekwaam gemaakt word : want de geneeswyze is dezelve, waarom ook Hippocrates (b) eenvouwdiglyk gezegd heeft: het is goed aan deeze (de ontfteking der levert, wanneer zy pyn gevoelen, als dan andere , als ook dezelve ftovingen , als 'm het zydewée in 't werk te ftellen. en dus zullen deeze niet herhaald worden, maar die middelen, welke een zagte afgang verwekken, zonder grotere beweging te verwekken, worden hier voornamentlyk geprezen; om dat het goed is , dat de dikke darmen door geene vuiligheden uitgezet zyn , aangezien de kronkeldarm met een groot gedeelte langs de lever loopt; als ook om dat dat geene, dat ondoorgank'lyk in de lever vast zit, wanneer het ontbon.toia! 501 /i.IV • . ,\ .uviioL 'l.M AiïtmuDsU. "den {b) Ibid. Cap. XXXIX. pag. 659.  2o8 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 930, 931. den word, een gemakkelyke weg door de leider der lever-gal in de darmen vind. maar de klyfteren worden tot het zelve einde aangeprezen, als ook om dat deeze ingefpoten zynde, en lang wederhouden, en aldus door de darmfcheil-aders opgezogen, de krachten der geneesmiddelen in hun geheel en nauwlyks veranderd in de lever brengen. Aretceus (c) fchynt iets diergelyks te kennen te hebben gegeven, wanneer hy zegd : eerst moet men de onthouding van fpys gebieden , daar 7i.aarr de weinigte van fpys , op dat wanneer de geneesmiddelen in de lever komen „ dezelve ledig zy. dat is, op dat deeze gemakkelyk kunnende doordringen in de nauwigheden der vaten, men vind in de lyst der geneesmiddelen by dit getal de voornaamfte geneesmiddelen weLe hier profytig zyn, als ook eenige voorfchriften derzelve. v- 93l- l\/faar de. tekenen der volkomene herftelling, 1 v _! geene gheelzugtige. couleur meer in de oogen; het aangezigt , de pis, de afgang, met afwezentheid- der toevallen. (918). Dé uitwerkingen van de ontfteking der lever aanwezend zynde, hebben wy §. 918. opgeteld, welke ook re gelyk kentekenen deezer ziekte geven, onder deeze tekenen word de gheelzugtige couleur opgeteld., en hoe onderfcheiden dc/elve zyn kan , is als toen gezegd geweest, maar zodanige couleur geeft altyd een teken der gal, ofte ten minfte der ftoffe het naafte aan dezelve komende in het bloed weder opgenomen zynde, alwaar zy naauurlyker wyze niet moest zyn, en dat'er dus een gebrek is in het-ingewand , dat dienen moet om de gal aftefcheiden en in de darmen te brengen, maar de allereerfte. tekenen der gheelzugtige couleur komen fn het aangegroeide oogvlies te voorfchyn, en ook de laatfte van alle; wanneer nu de overige toevallen der leverontfteking ophouden, . DeCuratione Morbor. Acutor. Lib. II. Cap. VI. p. 106en 107.  §. 931-932. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 209 den, ofte ten minften veel verminderd zyn , zo blyft zodanige couleur noch aldaar, alhoewel bleek er. van gelyken word 'er in de pis een hooger gheele couleur waargenomen, en de afgang is ofte wit, ofte is door de gryze couleur bynaar gelyk aan potaarde , dewyl de gal, oftein 't geheel niet, ofte ten minften in veel kleindere hoeveelheid in de twaalfvingerige darm uitgaat, als wel gevvoon'Iyk in de gezondheid gefchied. Wanneer 'er dierhalve geene gheelheid meerder in de oogen word waargenomen, nochte de couleur van het aangezicht is niet meer waschachtig wit gheelachtig , de pis eene natuurlyke couleur heeft, als ook den afgang; geene pyn omtrent het week der rechter zyde, geene benauwtheid, voornamentlyk, wanneer de maagh vol is, ofte naar een weinig grotere beweging des lichaams word waargenomen, zo weeten wy dat degenezing volkomen is, en voornamentlyk , indien geen van deeze tekenen gedurende eenige weeken wederkeerd. want men moet grote zorg dragen , dat hier geen overfchot der ziekte blyft, aangezien de langdurige ziektens meestendeels hunnen oorfprong neemen van de verzuimde, ofte de niet volkomene genezen ontfteking der lever. 5- 932- TlTTaar uit de oorfprong, de natuur, de tt uitwerking, de genezing van het tweede foort der zwaare gheelzugt gekend word. Alzo worden de onderfcheidene foorten der gheelzugt, door de verfcheidentheid der oorzaak, welke dezelve voortgebragt heeft, onderfcheiden: de naam der ziekte blyft dezelve, dewyl zy mtusfchen onderfcheide geneeswyze vereischt. DerdeDeel. d(j 5. ^  aio DE ONTSTEKING DER LEVER §,933. (j. 933. l\/faar indien in een ontftokene lever (914,. IVI 9151.), de middelen (922. tot 931) niet, te lakt , te vergeefs gebruikt zyn ; de oorzaak groter ; als dan zal 'er een verzweering der lever f387. 4.02.) ontftaan, gelyk als op een andere plaats, ten zy dat om de menigte van het bloedig vogt alhier, en het ftililaande galagtige, zelden goede etter word, maar meest een dodelyke verrotting. 'Er is reeds te voren gezegd , zo wel in de befchryving der ontfteking, als in de fcherpe ontftokene ziektens , waar van te voren gehandeld is , op wat wyze en door welke oorzaken de ontfteking tot de verzweering overgaat : en dus zal het genoeg zyn hier aangetekend te hebben, het geene de ontfteking in de lever gevaarlyker maakt, als in andere plaatzen van het lichaam. De geheele lever is vol met bloed, een zagt en wryf baar ingewand, waarom Aretceus gezegd heeft (d): de geheele lever is gelyk bevrozen bloed; maar dit bloed bevat de naafte ftoffe der gal, en daar en boven een groot gedeelte der lever beftaat uit affcheidende buizen, nu reeds de gal inhoudenden ; waarom, gelyk §. 918. gezegd is, hier alles zodanig tot de verrotting genegen is. maar tot eene heilzame ettering word ook een zachte zelfftandigheid der vochten vereischt, (ziet §. 387.), en dus blykt het, dat hier altyd een dodelyke verrotting te vrezen is, welke veel dikwerviger voorvalt als eene heilzame verettering. waarom Aretceus (e) gezegd heeft: deeze hebben gewoonlyk uit de zweeren der lever ten eenemaal zodanige uitvloejingen als die, welke uit de doode lichaamen druppen, ik heb meer dan eens, het geene akelig was te 00 Ibidem. 00 Serm» io» Latin» edit. pag» 2,06,  §•933-934- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. au te zien , gezien in de lyken der door de ontfteking der lever geftorvene, dat zodanige zeer ftinkende droesfemachtige ftof uit de mond en uit de neus uitgegaan is, daarom heeft Hippocrates (ƒ) de onderfcheidene uitgang der ontftane verzweering in de lever zeer fchoon aangetekend, zeggende: die, welke als brandendoor de verzzuorene lever, indien de etter zuiver en wit vloeit, worden genezen ; want in deeze zit de etter in het vlies: maar zo 'er eenig zoort van droesfem vloeit, vergaan zy want alwaar een goede ettering ontftaat, word de etter in eenen omtrek vergaderd: en dit gefchied misfchien als dan voornamentlyk, wanneer de zweer omtrent de uitwendige rondigheid der lever zit, door het uitwendige vlies der lever befloten en gedekt: maar wanneer de verzweering in het inwendige der lever ontftaat , als dan word alles in een en dezelve bederving der droesfem veranderd, en 'er is geene de minfte hoop overig. v- 934-- "TV* word voorzien i. uit de tekenen der A-J voorgegane ontfteking in de plaats , de brandende pyn, de gheelzugt in de oogen, het vel, de pis, de afgang zich openbarende, fcherpe koorts. 2. uit de afwezentheid der ontbinding (922.), de uitwerping van het gekookte (923.), ofte van de gezontheid (924,. tot 933.;. 3. uit de verandering der toevallen, de fcherpheid der pyn verminderende, daaropvolgende klopping, de gheelzugt blyvende, vliegende fchuddingen. 4. uit de duuring der ontfteking, welke niet de ergfte is naar den derden dag. Wanneer wy zeker zyn dat 'er eene ontfteking der lever voorgegaan is, als dan is de voorkennis der uitgang van deeze ontfteking in de verzweering niet zeer moeilyk. iQ. Dee- (ƒ) Aphor- 45» Sed. VII. Charter. Tom. IX. pag. 316% Dd 2  sis DE ONTSTEKING DER LEVER §-934-935- i° Deeze zyn de tekenen der geheugenisfen, (a**p>j«W,) welke de voorgegane ontfteking, tot de kennis der Geneesheer, weder herroepen, maar van deeze is gehandeld. 2o. Want als dan weten wy, dat het ontftokene verhoppende noch op de plaats, welke het eerst bezet had, blyft a° Van deeze tekenen, welke de ontfteking m de inwendige deelen des lichaams ontftaan, en tot de verzweering overlaande gewoon'lyk verzeilen, als ook van die vliegende Ichuddingen', is §. 834. gefproken, alwaar over diergelyke uitgang der^longontfteking gehandeld wierd. ,0 Want indien de ontfteking zeer hevig geweest is, en met zeer kwade toevallen verzeld, als dan verwagten wy eerder een dodelyk heet vuur-, en een allerergfte bederving, als wel eene verettering. maar wanneer alle de tekenen der ontfteking naar den vierden dag zyn gebleven, en 'er geene tekenen van ontbinding, nochte van koking en uitwerping te voorfchyn zyn cekomenzo zullen de vaatjens in zodanig zagt ingewand , door het ontftokene ondoorgank'lyk bloed uitgezet, de kracht van het levend vocht door de koorts fterker bewogen zynde , zonder verbreking en uitftorting van het vocht, in het vat begrepen, niet kunnen tegenftaan ; waar door hel als dan gefchied, dat 'er etter gemaakt word, gelyk te voren in de verklaringen $. 387. uitgelegd is. (j. 935:. T^at het gevormd is weten wy: i°. uit de XJ tekenen (934.) voorafgegaan. 20. door de dikte der plaats. 30. door de verandering der toevallen, in plaats van pyn, nu zwaarheid des deels, terwyl de gheelzugt blyft. 40. uit de grote zwakheid, uitteerende koorts, grote dorst. 1*. Dit blykt van zelve. ^ Wy  §. 925- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 213 20. Wy weten uit de ontleedkunde, hoe groote plaats de lever in de buik beflaat, en dus zal zodanige dikte in verfcheidene plaatzen van het week der zyde te voorfchyn kunnen komen, daar en boven word zodanige verzweering der lever zo gemakkelyk niet met de zintuigen waargenomen, ten zy dezelve naar buiten uitfteekt: want indien dezelve omtrent het holle gedeelte der lever zit, nochte groot is, zo blykt het gemakkelyk, dat zodanige dikte moeielyk kan onderfcheiden worden. Buiten dat, de galblaas, dcor het ingeflotene vocht uitgezet, met haare grond bovenden rand der ribben uitpuilende, zoude onder fchyn van een verzweering kunnen bedriegen, ik heb in het jaar 1732 het lyk van eene arme vrouw geopend, welke door een langdurige gheelzugt aangetast, de twee laatfte maanden van haar leven geene de minfte fpyze konde verdragen, en dus door eene langzame uitteering geftorven was. het lyk voor de opening befchouwende , vond ik eene, allergrootfte magerheid , het vel overal zeer gheel, en in de rechter weekheid der buik een zachte dikte, welke van de laatfte rand der ribben tot de hanekams wyze uitwasfing van het heupe been toekwam ; en aangezien zy eene hartnekkige pyn, lang voor de dood , in het geheele week der zyde en het rechter week der buik gehad had , beken ik dat ik achterdenken had, dat hier misfchien een grote verzwering der lever zoude kunnen verborgen zyn. maar het lyk geopend zynde, heb ik het volgende gevonden. De maagh was over groot, met een winderige ftof uitgezet, en van de beide monden afhangende, daalde zy zo diep , dat de grond der maagh maar drie overdwarsfche vingeren van hetfchaambeen af was. het net gehegt aan den bodem der maagh, als ook de kronkeldarm, waren noch dieper weggeftoten : de'lever vertoonde een zeer blauwe couleur, was hard, droog, buiten den rand der rechter ribben veel uitftekende, door knoestachtige kleine gezwellen rouw} maar 'er wierd geene verzweering in de lever ge- Dd 3 yoife  ai4 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 93$- vonden, maar de takken der poortader, door de lever verfpreid, waren zeer uitgezet; als ook de aders van. het net, darmfcheil , de darmen wierden met puiften bezet gevonden, en door het bloed opgezwollen , offchoon het overige lichaam zonder bloed fcheen te zyn. maar die dikte , in het rechter week der buik te voorfchyn komende, was de bodem der galblaas, door het ingeflotene vochc opgezet, tot het rechter heupebeen toekomende, de galblaas hield meer als een pond klaar vocht in, zonder reuk , van een fmaak een weinig zout, een weinig groenachtig; en te gelyk veele fteenen van verfcheidene grootte en maakzel, die uitwendig een harde witte korst hadden, maar die van een getrokken, in het midden een zeer gheele ftof inhielden, maar heel zacht. Ik heb daar naar gelezen , dat het door getrouwe waarnemingen gebleken heeft; dat de dikte der opgevulde en uitftekende galblaas meer dan eens voor een verzweering der lever is gehouden geweest (g) : en de zeer vermaarde Petit, bekend , dat in een beraadflaging van veele Geneesheeren en Heelmeefters , zodanige dikte, met aller toeftemming, voor een verzweering der lever is gehouden, en dat hem de last opgelegd wierd, dit gezwel te openen, maar de bekleedzelen nu doorgefneden zynde, begon die dikte te flinken, waarom die grote Heelmeefter, zeer wel indachtig zynde, diergelyke gevallen te voren waargenomen, de doorfnyding niet verder doorzette ; en hy heeft voorzegd, dat in 't kort de gal, welke in de galblaas vergaderd vastgezeten had, door de afgang zoude voor den dag komen, het heelkundig beflag, was nauwlyks op de wond, de bekleedzelen der buik toegebragt, gelegd, of de zieke ging veel groene gal af, en wierd in weinig dagen gezond, meerandere diergelyke waarnemingen worden aldaar aangehaald. De (g) Memoires de 1'Academie Royale de Chirurgie , Tom. I» pag- 155- &c»  §.935- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. èr$ De voornaamfle kentekenen, door welke de verzweering van de opgezwollene galblaas onderfcheiden word, zyn, dat de ettering verzeld word van een pyn met kloppingen ; vliegende fchuddingen , welke en langer dunren en dikwerviger zyn ; dat de dikte, door de verzweering ontftaan , eene niet zo zeer bepaalde omfchryving heeft, nochte dat in zodanige dikte aanftonds eene vlotting te voorfchyn komt, en het eerst in 't middenpunt der dikte word waargenomen, terwyl al het overige der omtrek noch hard is (è). het blykt gemakkelyk, dat die moeielykheid van zodanige gezwellen te onderfcheiden als dan maar plaats heeft, wanneer zy die plaats bezetten, alwaar de galbaas gelegen is, 3°. Men zie na het geene, over de verandering der toevallen , wanneer de ontfteking tot de verzweering overgaat, § 387. en 405. gezegd is. 4°. Tevoren §. 661. wanneer'er over de zwakheid in de koorts gehandeld wierd, hebben wy aangetekend, dat 'er zomtyds een fchielyke en zeer grote zwakte ontftaat, wanneer 'er iets bedurven is omtrent de borst-ingewanden. maar aangezien men altyd in deeze ziekte voor de verrotting te vreezen heeft, (ziet §.918.) en hier zeldzaam goede etter voortgebragt word (ziet §. 933.) , zo begrypen wy de reden der grote zwakte, welke gewoonlyk de verzweering der lever verzeld, Maar van die uitteerende koorts , alle inwendige verzweeringen verzeilende, is §. 835. gefproken. Maar aangezien te voren §. 636. bewezen is, dat de galagtige , olieagtige fcherpheid, en de ftinkende uitwerpzelen der eerfte weegen de dorst in de koorts voortbrengen , zo blykt gemakkelyk de reden, waarom in deeze ziekte zomtyds zo grote dorst ontftaat, dat dezelve door geene drank te lesfchen is, gelyk de waarnemingen der oeffenende Geneeskunde getuigen, en te gelyk gaat gewoon'Jyk alle trek tot fpyze om dezelfde reden te niet. een (JO Ibidem, pag. i6u  2i6 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 935. 936, een man, in welke door een zware knezing een verzweering in. de lever ontftond , had zodanige afkeer der fpyzen, dat hy in de tyd van veertien dagen, door gebrek aan voedzel, ten eenemaal vermagerde 'J). 936- ^odanige verzweering ofte i°. eet de ge*LJi heele lever weg; 2 °. ofte breekt, de bloederige etter in de holligheden der buik uitgeftort wordende ; ofte 3 °. door de gal-vaten in de darmen; ofte 40. door de holle ader in het bloed; ofte 50. de verhevene dikte groeit aan de penszak vast , ende vormt aldaar de uitwendige verzweering der lever, aldaar te voorfchyn komende. Nu volgen 'er onderfcheidene uitgangen der verzweering in de lever ontftaan. i°. Te voren, alwaar van de verzweering gehandeld wierd §. 406., is bewezen, dat de etter in een beflote plaats naar gelaten , gedurig vermeerderd word, het naby gelegene verteerd , en uiteet, het geene noch veel dikwerviger in de lever gebeuren zal, welkers zelfftandigheid zo zacht en wryfbaar is. ja, en dat de goede etter de zelfftandigheid der lever kan verteeren, heeft Diemerbroek waargenomen {k). want hy heeft in een lyk de lever van eene vaste zelfftandigheid gevonden,, uit welke offchoon dezelve van een goede couleur en in zyn geheel fcheen te zyn, hy elf gemeene ponden witte etter uitgetapt heeft, wel gekookt en niet ftinkende. by Bonetus worden meer diergelyke gevallen ger vonden (/). z°. Wan- (/) La Motte Traité complet de Chirurgie Tom. I. pag. 318. (JO Anatom. Lib. I. Cap. XIV. pag. 65. Q) Anatom, Praét. Lib. III. Sect. 17. Tom, II. pag. 295.  §. n6. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. Zj7 2°. Wanneer ofte de verzweering door de hoeveelheid der etter breekt, ofte het vlies de etter inhoudende, word door'de fcherpheid der hier lang ftilftaande etter uitgeè'eten. 3°. Het blykt gemakkelyk uit de kennis van het'maakzel der lever, dat de einden der buizen van de gal uitgeè'eten zynde de etter in de leider der lever-gal, en hier uit in de darmen kan komen. Hippocrates fchynt zodanige uitgang van een verzworene leverontfteking aangetekend te hebben (ra), zeggende: die omtrent de lever pyn gevoelen, pyn in de maagh hebben, flaperig zyn, zeer grote koude gevoelen, met een gejloorde afgang uitgeteerd, zvalgende van de fpyzen, zeer zwaar zweetende* gaan etteragtige ft off en af. 9 4°. En het blykt gemakkelyk, dat door deeze weg de etter uit de verzworene lever uit kan gaan. maar als dan word zy met het bloed vermengd, en brengt die allerergfte kwalen voort waarvan §.941. gefproken zal worden, moog'lyk zal zy ook door verplaatzing, naar andere plaatzen des lichaams, verplaatst kunnen worden, en wel met verfcheidene uitgang, naar mate de verfcheidentheid van het deel welke zy bezet, de volgende plaats van Hippocrates f» fchynt iets diergelyks te kennen te geeven : die zwaar en dikwerf den adem halen, gheelzugtig zyn en een fcherpe koorts hebben met harde verkonde weekheid 'der zyden, ontftaan by deeze geene grote verzweering omtrent de oor en? dat nogthans niet veel goeds hier van te verwagten is, blykt uit de plaatzen §. 840. aangehaald, en uit de volgende (0) • door het week der zyde lang aangedaan ofte gezwollen zynde * gaat de verzweering omtrent het oor weg. ' 5°. Te voren §. 843. is gezegd , dat de ontftokene deelen zomtyds aan de naby gelegene deelen vastgroeit, en dus zal de ges O) Coac. Pramot. 448. Charter. Tom. VUL pa) : hy was verwonderd , dat een mensch, die geene de minfte tekenen van eene aangedane long had, etteragtige fluimen uitgeworpen heeft, maar alle'tekenen leerden, dat de lever aangedaan was. hy heeft na de dood gezien, dat de verzweering der lever in de rechter zyde aan het middenrift vastgegroeit was, en dat de long van gelyken op de zelfde plaats aan het middenrift vast zat, en aldus was de etter uit de lever in de long gekomen, en wierd door de fluimen uitgeworpen. % 937- \V7anneer de lever verteerd word; met een W langzame gheelzugtige uitteering, met eene gedurige koorts, eene ondraag'lyke dorst, zeer grote zwakte, onuitfpreekeJyke benauwtheid, bynaar zwarte, pis, trommelagtig, bloedetterige.afgang , zeer ftinjkjeiade ,. fterft hy naar lang geworireld te hehten. Die kwalen, welke ontftaan, wanneer de lever door eene etteragtige zwgec verteerd word, hangen geüeelt'lyk af van de we- der- OO Obfervat, Rarior. Cent. It No» 46. pag. 202. / 1  $. 03.7. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 219 deropgezogene etter, eene etterachtige kwaadfappigheid in het bloed brengende; maar ook gedeeltelyk van de belette werkingen , welke van de gezontheid van dit ingewand afhangen, want de hoeveelheid der vergaderde etter vermeerderd daag'lyks, waarom zy in overgrote menigte zomtyds in de lever vergaderd is gevonden, en zal aldus door de deelen, na by delever gelegen, uit te rekken en te drukken, zeer veele kwalen kunnen voortbrengen, waarom Aretceus (cf) onder de toevallen der verzworene lever, een fcherpe pyn tot de keel en de fchouderbladen komende, opteld, om dat het middenrift en het ribbenvlies , aan het zelve vastzittende, uitgerekt word. buiten dat die etter in een warme plaats zittende, door de beweging der ademhaling gefchokt, word dunner en fcherper, en word noch gemakkelyker door de ader weder opgezogen, de voornaamfte kwalen welke afhangen van de etter, welke te lang in een gefloten zweer gelaten is, zyn §. 4.06. opgeteld, en die zullen hier zo veel te erger zyn, na mate hier alles meer tot de verrotting overheid (ziet §. 918.); waar door, gelyk te voren'gezegd is, groter dorst ontftaat. maar de gheelzugt zal te gelyk aanwezende zyn , indien de zweer door de drukking de uitgang der gal uit de galblaas zal belet hebben : want °te voren (§. 918.) is aangetekend geweest dat de gheelzugt niet altyd de verzweering der lever vergezeld; en la Motte verwonderde zich, dat 'er in een vry aanzienlyke verzweering der lever geene gheelzugt aanwezende is geweest Cr), maar zy had haar begin genomen door eene uitwendige kneuzing, en deeze zweer ftak naar buiten uit, zittende in het ronde gedeelte der lever , en de O?) De Cauihs & Signis Morbor. Dinturn. Lib. I. Cap. XIII. pag. 4r. (O Traité complet de Chirurgie. Tom. I. pag. 327, * Ee '2  £20 DE ONTSTEKING DER LEVER §.937. de etter bad door de fnyding eene uitgang gevonden , waar door zy de meer inwendig gelegene deelen minder moest drukken. Maar 'er is eene zeer grote benauwtheid aanwezende, om dat de vaten, door de lever verfpreid , gedrukt zynde door de ge* zwollene verzweering , de doorgang van het aderlyk bloed deibuik door de poortader belet word, waardoor de benauwtheid geboren word, gelyk §. 631. bewezen is. maar de pis word zeer rood en van donkere couleur, ja zelfs bynaar zwart in een zeer erge gheelzugt, ofte ook wanneer dat verrotte en droesfemagtige gefmolten van de verteerde lever met het bloed vermengd , door de pis uitgaat, want de pis zelve krygt een rosfe couleur wanneer zy begint te bederven, maar de verrotting ontftaan zynde , raakt de lucht uit de vochten los , en word veerkrachtig, (ziet §. 64.7.) en maakt een winderige uitfpanning der buik, welke trommeltvater genoemd word, om dat de buik, met de hand gefiagen, een weerklank als die van een trommel geeft, van welke ziekte naderhand in het Hoofddeel der Waterzucht breeder zal gefproken worden, het is genoeg hier aangetekend te hebben , dat wanneer 'er eene verrotting ontftaan is in de buik-ingewanden , zodanige uitfpanning der buik een weinig voor de dood ontftaat, altyd een allerergst teken zynde: en de buik is zomtyds voorts na de dood zodanig gezwollen , dat zy bynaar barst; gelyk ik meer dan eens in de lyken der door deeze ziekte gefforvene gezien heb. zo zien wy ook de doode riffen der verdronkene dieren met een zeer gezwolle buik boven water komen, wanneer zy beginnen te verrotten, welke kort daar na barst, en een fchrikkelyke ftank wyd en zyd' verfpreid. Eindelyk voor het laatst, wanneer delever verteerdis, zo vbeid 'er een verrotte droesfemagtige etter in de ingewanden , ofte wel het bloed door deeze wederopgezogene verrotte ftof ontbonden en verrot, gaat door de darmfcheilvaten uit in de ingewanden, zodanige is gewoon'lyk de dodelyke uitgang van alle tee-  §.917-938- 'EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 221 teering, gelyk §. 1206. gezegd zal worden; en zo veel te meer in dit geval, om dat 'er eene grotere verrotting aanwezende is , waarom ook Aretceus (s) in dit geval ons vermaand, dat, wanneer 'er kwalyk ruikende ftof, gelykende aan de verrotting, door den aars uitgeworpen word, 'er als dan een fcherpe koorts ontftaat , en alles tot erger overflaat, 'er eene verfmelting van het vleesch ontftaat, een kleine pols, moeielyke ademhaling, en 'er niet lang naderhand een einde aan het leven komt. v- 93 8. \Y7"elk £eva* Ö>3;2p> 20 ver gekomen zynYV de , laat geene genezing', nauwlyks verzagt ing toe; deeze is de nieuwe denkbeeld der gheelzugt. Zo lang 'er noch geene grote hoeveelheid etter in de lever vergaderd is, en niet lang aldaar vast gezeten heeft, nochte grote verrotting aanwezende is, kan men iets hopen; maar wanneer de geheele lever verteerd word door de vvedergehoude etter , en die fcherp geworden is , zo blykt het gemakkelyk , dat 'er geene hoop overig is, en 'er geene genezing is, om zodanig kwaad te boven te komen. De plicht van een Geneesheer in ongeneeslyke ziektens is ook deeze, dat hy door toevallen der ziekte te matigen, het leven voor de ellendige zieken verdraaglyker maake. maar de kunst kan hier dikwils zeer weinig uitwerken : want de allermoeielykfte benauwtheid kan niet verzacht worden, aangezien de weg voor het aderlyk bloed der buikingewanden door de poortader niet kan geopend worden: de onleschbare dorst word door geen drank geftild, om de verrotte ftof, welkers kwaadaartigheid daag'lyks vermeerderd: in den beginne helpen aangename zuuren, met veel water verdunt, gelyk citroenfap, van oranje appelen, granaten , azyn, zoete geest van falpeter, enz., maar de ziekte verder gekomen zynde, zo komt 'er van deeze ook geene verligting, en wanneer de maagh door den drank uitgezet word , vermeerderd de CO Locö citato, pag. 42* Ee 3  222 DE ONTSTEKING DER LEVER §.938.939. de benauwtheid. maar geen hartfterkende middelen zullen die allergrootfte verzwakking, door de verrotting ontftaan , kunnen wegnemen, waarom de dood van zo veele kwaaien alleen een einde kan maken. V- 939- Tndien de ontftane en nu gebrokene zweeren JL der lever hunnen etter in de holligheid der buik uitgeftort hebben, voegen zy by de aldaar vergaderde etter gedurig nieuwe; zy veranderen al het vogtige en al het voedzel van het lichaam in nieuwe etter, zy bederven alle de ingewanden , hier door veroorzaken zy de buik-waterzugt, en bootzen het trommelwater na , waar door naar eene langzame nogthans vreeslyke teering en deszelfs toevallen de dood: deeze gheelzugt is bynaar gelyk aan de eerfte (93 S.) ongeneeslyk door de kunst. Wanneer de ontftane verzweering der lever doorbreekt, zo is het zonder twyffel, dat de aldaar bevatte etter zich in de holligheid der buik kan uitftorten; en men vind by Bonetus (t) zodanige voorbeelden, maar waarom zodanig kwaad onoverkomelyk is', is §. 912. 913., alwaar over de verzweering van het middenrift gehandeld wierd, gezegd, maar die ziekte laat noch veel minder de genezing toe, door eene verzweering der lever ontftaan, om dat hier eene grotere verrotting gemeen'lyk plaats heeft, en 'er daaglyks eene grotere hoeveelheid etters in de lever zal geboren worden, om de grotere hoeveelheid bloeds welke door dit ingewand moet doorgaan :. en dus zal de verrotte buik-waterzucht daag'lyks vermeerderd worden, en alle de ingewanden in deeze verrotte etter doorweekt zullen wegvloeien, waarom 'er het trommelwater op volgd, is §. 937. gezegd, ja, en 'er is gevaar dat'er eene flauwte en fchielyke dood op dien volgen, wanneer de ver- zwee- (0 De Anatom» Pratt. Lib. III. Seft. 17. Tom. II. pag. 295. &c.  §.p39-94°- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 223 zweering doorbreekt: want de takken der poortader, tevoren door de zweer gedrukt, nu door de uitgevallene etter vry zynde zullen gemakkelyk kunnen breeken, door dien het bloed met groot geweld in dezelve dringt, voornamentlyk om dat zy door dèdaar zo lang tegenleggende etter doorweekt zvn geweest, en als half uitgeè'eten. Dierhalve blykt het gemakkelyk , dat zodanig kwaad van gelyken ongenees'Jyk is, en dat hier de verzachtende geneeswyze ook niet veel goed kan doen. ' §• 94°- ]\/faar 20 dikwerf de verzworene etter en liet IVJL waterig bloed, de eindens van de galagtige doorgangen uitgeëeteg zynde, in derzelver wydte en van daar in de darmen gevloeid zyn, brengen zynaar mate de verfcheidentheid der aangedane weg ftinkende brakingen, verrot, etterachtig, bloedwaterig , van een witte, aslïge, rosfe, gheele, zwarte couleur, ofte diergelyke buikontlastingen voort, met een allergrootst verlies yan krachten, onder de benaming van 't zamengefmoltene vloej.ing, in 't kort dodelyk. hier is wederom een nieuwe uitgang der gheelzugt , ten hoogften te vreezen. Aangezien de doorgangen der gal, langzamer wyder gewor^ den, eindelyk in dezelve galleider te zamen lopen, blykt het genoegzaam, dat de etterachtige ftof, eenmaal deeze doorgangen ingetreden, langs een nederhellende weg in de twaalfvingerige darm kan komen, en daar uit in de maagh, en dan door de braking uitgaan, ofte door het geheele beloop der darmen, en dus door de afgang uitgeworpen worden, m Het is wel goed , dat de etterachtige ftof uit het lichaam gejaagd word, maar eer dat dezelve uitgaat, heeft dikwerf de ettering  224 DE ONTSTEKING DER LEVER J. 940. ring een groot gedeelte van dit ingewand afgegeten , en die verzwore plaats kan tot geene volkomene zuivering gebragt worden, zonder welke de aaneenhechting niet zal kunnen gefchieden (ziet K. 402.). ja» al was het dat dit zoude kunnên gefchieden, zo gaat ioch dikwils door een zware verettering zo veel van de zelfftandigheid der lever verloren , dat naderhand deszelfs werkingen tot de"gezondheid vereischt , niet kunnen herfteld worden ; waar door het gemakkelyk blykt, dat'er ook in dit geval kleine hoop is. Maar de hoeveelheid en hoedanigheid der ontlaste ftof, wyst het groter of kleinder gevaar aan : want indien een zeer grote hoeveelheid van anderzints goede etter zo fchielyk uit het , lichaam o-aat, zo weten wy dat 'er een groot deel der lever door de verettering verteerd is, en dat 'er als dan een groot gevaar aanwezende is. Tulpius heeft in een jongeling, door de in t begin der ziekte verzuimde aderlating, aan eene etterachtige leverontfteking leggende, de dodelyke uitgang door alle behulp der kunst niet kunnen afkeeren («) , offchoon de etter zich door de afgang ontlastte, en op het einde der ziekte even ruim door de mond uitgeworpen wierd. maar wanneer de etter bloedwaterig , ftinkende, en van onderfcheide couleur te voorfchyn komt, zo verftaan wv de allerergfte gefteldheid der verzworene plaats ; voornamentlyk, indien 'er te gelyk een fchielyk verval van krachten 00 volgd, welke ook de te zamen gefmoltene afgang ra een volkomene teering, in de laatfte tyd deezer dodelyke ziekte gewoonIvk verzeld. dus komt zomtyds de geheele zelfftandigheid der lever, in etter veranderd , te voorfchyn , zo dat het uitwendige vlies alleen, maar dikker geworden , overig gevonden is , een holle zak verbeeldende j Bianchi brengt meer zulke voorbeelden aan C** Waar- Od Obfervat. Med. Lib. II, Cap. XXVII. pag, 141. 60 Hift» Hepat. Part, % Cap. IX. pag» 173.  5.940.941- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 225 Waarom Aretctus (x), naar dat hy vermaant had, dat delever ■verzworen zynde, de etter zomtyds naar de ingewanden gekeerd word , noemd de onderfcheidentheid der fieffe, als dan door de afgang ontlast, op, bynaar altyd met een kwade uitflag: hy geeft te'gelyk te kennen , dat de fpyzen niet te zamen gekookt 'worden, wanneer de lever zwaar gekwetst is door eene hevige ettering, waarom by zommige ook, naar de genezene zweer der lever, 'er de waterzucht nogthans op volgd. maar dan alleen heeft hy maar goede hoop, indien alles verminderd, de etter wit, ligt, gelyk , zonder reuk door de afgang uitgeworpen word , en de ipyze gekookt word, want deeze tekenen tonen een goede ettering met volkomentheid der ingewanden aan. In zodanig geval gebruikt men die middelen , welke de verzworene plaats zagtjens afveegen, en alle verrotting afweeren , welke §.924. aangeprezen zyn. v- 9+i- ~|\/Taar incuen m de uitgeëetene eindens der _LY_L holle ader, hier uit in dezelve, en eindelyk in het bloed dezelfde vochten (94.0.) zich uitgeftort hebben, en te zamen vermengd, zo ontilaan 'er zeer erge en in 't kort dodelyke toevallen ; fchrikkelyke flauw.tens, dikwils komende; zeer grote zwaktens ; een pols ten eenemale kwaad; lloring van alle de werkingen te gelyk; onvoorziene dood wederom een nieuwe gheelzugt. Het is bekend, dat de benedenfte holle ader als in de zelfftandigheid der lever geboren is ; en door het middenrift gaat wanneer zy uit de lever komt, en ten eerfte in de rechte aderholte gaat: en dus, indien ook zelfs veel goede etter fchielyk alzo met het bloed der aders vermengd word, zal die een oogenblik daarnaar O) Ce Caufis & Signis Morb. Dinturn. Lib. I. Cap. XIII. p. 40. Derde Deel. Ff  aaö DE ONTSTEKING DER LEVER 5. 941. naar door de nauwigheden der long gejaagd worden, en zal aldaar Jcunnen vastzitten, en een fchielyke verftikking voortbrengen, maar indien in de plaats van goede etter, een fcherp bloedwater, ofte een verrotte etter zodanig het bloed overftroomt, en met het zelve door het geheele lichaam verfpreid word, verftaat men gemakkelyk, dat alle de werkingen des lichaams ten eenemale op eene keer moeten verfbord worden, en de tedere vaten der long en van de hersfenen, door het fcherpe vocht , door dezelve bewogen wordende , uitgeëeten kunnen worden , waar door een fchielyke en onvermybare dood ontftaan zal. of indien alleen een te grote hoeveelheid van zacht ghyl fchielyk met het bloed vermengd , de koorts kan verwekken (ziet §. 586V); indien de affcheidende ftof beweegbaar gemaakt zynde, zo grote ontrustingen kan veroorzaken (ziet 5. 587, 619.) in het lichaam; wat zal men niet te vrezen hebben, wanneer een bedorve etter by het bloed gegoten is. Maar wanneer de ftoffe, in de lever vergaderd, langzamerhand met het bloed vermengd word, noch niet de hoedanigheden der goede etter verlaten hebbende, zoude deeze moog'lyk daar uit uitgefpoeld kunnen worden door de pis, ofte door verplaatzing naar andere minder gevaarlyke plaatzen nedergezet worden, maar gelyk g.936. 4. gezegd is, zo fchynen de waarnemingen van Hippocrates te beduiden , dat in dit geval niet gemakkelyk eene goede verplaatzing geboren word. maar Aretceus (j) heeft gezegd, dat dezelve zomtyds door de pis kan uitgaan, zeggende : maar indien de verzweering naar binnen "kruipt, gaat de natuur voor de kunst: want de etter zal naar de ingewanden of naar de blaas gaan : maar de weg naar de blaas is veel eenvouwdiger. en hy voegt daar naar by , wanneer hy over de uitwerping der in de lever vergaderde etterftof heeft gehandeld: maar het is 't best, dat de beoordeeling door de pis gefchied; want deeze weg der etter is zekerder en minder fcha. delyk. §. 942. O) Ibidem,  $. 942- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 227 (j. 942. Tn welk geval f941 J-efichoon 'er geene krachI tige geneeswyze plaats is ; zo eventwel brengt het ruim gebruik van die middelen , welke de krachten verkwikken, de verrotting tegenftaan, de voch-, ten herftellen, eenig voordeel aan. Het blykt uit het gezegde, dat 'er zeer grote vrees is, dat het bloed met een etterachtige kwaadfappigheid belast, zeer erge kwalen voortbrengt: noch veel meer, indien de in de lever vergaderde etter nu reeds heeft begonnen te ontaarten in een bedorven bloedwater, als dan moet het inzicht der Geneesheer zyn alleenlyk dit, dat hy dat bedurvene uit het bloed uitfpoeld, door eene grote hoeveelheid affpoelend en zagtjens afveegend vocht toe te dienen; de hier te vreeze'ne verrotting voor te komen , ofte de nu reeds ontftane te verbeteren, zo veel hy door de kunst vermag; en te gelyk door een zacht en van bederf bevryd voedzel, nieuwe fappen aan het lichaam te geven , in plaats van die, welke, nu bedurven zynde, uit het lichaam gejaagd moeten worden, verfche wey van melk met zuuring gekookr, fap van vleesch met fap van citroen- of oranjeappelen, rynfchewyn, door afkookzel van brood, ryst, haver, enz. verlengt, zyn boven alle andere het voordeeligst. geesten der mynzuuren, voornamentlyk uit zee-zout, met een drie dubbelde hoeveelheid van het geestrykfte der wyn vermengd, en door herhaalde overhalingen wel vereenigd, verbeteren op het beste de verrotting; als dan worden ook de mynwateren , aangezien zy alle vaten bynaar kunnen doorftralen , afveegen, affpoelen, en door de piswegen, ook zymtyds door den afgang uitwerpen, maar meestal verzeld gewoonlyk een grote zwakheid deeze ziekte, en alle de Beoeffenaars der Geneeskunde neemen waar, dat deeze wateren, anderzints zo heilzaam, niets voordelings aanbrengen, ten zy 'er noch zo veel van de levenskrachten overig is, in het kranke lichaam, dat zy kunnen bewogen worden, zodanige voorfchriften, welke in dit geval zouden voordelig zyn, worden in de lyst der geneesmiddelen 5. 944. gevonden. Ff 2 §. 943;  aa& DE ONTSTEKING DER LEVER. §.943. (j. 94.3. IV/faar indien het laatfte foort van het kwaad IY1 (936. No. 5.) ontllaat, als dan word de waargcnomene dikte door vleesch , gloeiend yzer ,. brandmiddelen, het lancet geopend; de wond word door langzaam uitëetende en veretterende middelen zo diep. ingeëeten, tot dat 'er tot de zweer gekomen is. Men moet in dit geval, zo gaauvv moog'iyk , een weg banen; voor de in de lever vergaderde etter: wam Aretceus heeft ons zeer. wel vermaant \z) : indien de verzweering na buiten uitzet, is hel kwaad, van het niet te fnyden: want indien het zo gelaten zvord? word de lever door de etter uitgeè'eten, en 'er is geen uit/lel voor de dood. intusfchen nogthans aangezien de lever zo bloederig ingewand is, en de oude Geneesheeren de oorfprong van alle de aders, en de fontyn van het bloed in de lever vastgefteldhebben, hierom waren zy voor een zeer groor gevaar door de fnyding bevreest; waarom Aretcens 'er ten eerften byvoegd (a): maar indien gy liever hebt te fnyden, zo ftaat 'er gevaar voor de deur van eene bloedvloejing, en het gebeurd dat den mensch ten eerften fterft, want de bloedftorting der lever kan op geene wyze bedwongen worden, daarom heeft hy gewild, dat de fnyding met een gloeiend yzer zoude gefchieden , op dat het te gelyk zoude fnyden en branden, en dus de zo te vrezene bloedftorting, met het dadelyk brandyzer, op-dat zelve ogenblik zoude ftelpen , dat de wond gemaakt wierd. en Hippocrates (b) heeft in het zelve geval , wanneer de lever zeer groot is , en na buiten uitftrekt, ge-? boden in te branden, intusfchen nogthans fchynt het dat'er zo groot gevaar door een voorzichtige fnyding niet te wagten is van eene elyk kwaad in de lever bezeten, zo blykt het genoeg, met hoe grote fmerten de onvermydelyke dood moet volgen, het is zomtyds waargenomen, dat 'er na eene langdurige gheelzugt verfchrikkelyke pynen in de buik ontftaan, het bloed in grote hoeveelheid van boven en onder uitgaat, waar door flauwtens en de dood : dan is het waarfchynlyk , dat het kankerachtig fcherp bloedwater de vaten uitgeëeten heeft. Bonetus («) verhaald uit Ballonius zodanig geval, alwaar de lever naar de dood, op de wy- GO Anatom» Praft» Lib. III. Sect. 17-. Tom. H, pag. 209,  EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 237 wyze der kanker aangedaan gevonden wierd. maar waarom , en in welk geval eene langdurige gheelzücht de verharding der lever verzeld, is 918. uitgelegd. 94-7- \Y7'aar uit blykt, dit kwaad door zyne teW kenen gekend zynde (94.6.) zeer zagt te moeten behandeld worden , en bynaar nooit te worden genezen. Wanneer 'er over de knoestachtige verharding gehandeld wierd, heeft het gebleken , hoe groot de moeielykheid is der genezing, ook op die plaaizen, alwaar men 'er met de handen by kan komen, en bettingen, wryvingen en berokingen kunnen in 't werk gefteld worden: te gelyk heeft het gebleken, hoe grote voorzorg 'er nodig is, om te bepalen , of men de geneeswyze moet in 't werk ftellen j aangezien 'er zo grote vrees is in de verharding , vooral in de verouderde, op dat dezelve niet tot de kanker overgaat, het is dus klaar, dat men de grootfte voorzichtigheid moet gebruiken , om zodanige ziekte te behandelen , en dat die alleen zeeker zyn, welke zonder fcherpheid, zonder vermeerdering der loop der vochten, de ontbindende kracht uitoeffenen , waarvan reeds te voren gezegd is. maar het blykt tevens ook , dat door zodanige middelen de begonne verharding in de ingewanden, kan te boven gekomen worden, maar niet genoegzaam zyn om de zeer harde en de bynaar fteen geworde verharding der lever, weggenomen worden, waarom ook Galenus (0 ) zegt : maar de verhardingen der lever beginnende, hebben wy zoel dikwils genezen, maar ik heb de verouderde nochte zelfs kunnen genezen, nochte ik en ken geene die het zoude kunnen, want alle dusdanige aangetaste vervallen m de waterzucht, maar zeer veele leven lang , maar veele heb (\o) Lib. II. Method. Medench ad glaucon. Cap. VIL Charter, Tom. X. pag« 380. Pg 3  p.30 *DE ONTSTEKING DER LEVER §.947.948. beb ik in korten tyd zien fterven, welks een zwaren aftgang hadden, maar men moet opmerken, dat Galenus door een verouderde knoestachtige verharding, hier niet verftaan heeft die, die nu reeds jaren lang geduurt had. het fchynt zeer bewysbaar, dat die geene, welke de verharding, nu in kanker ontaardende, het fcherp bloedwater in de ingewanden ftortende , een ongeneesbaare en fchielyk dodelyke overmatige buikzuivering te weeg gebragt had, fchielyk door deeze ziekte geftorven zyn. y. 94.8. \J\aar indien maar in een klein gedeelte der ÏTI lever zodanige kleine ontfteking is blyven zitten, zal zy oorzaak zyn van de fteen, kleine verharding, puistjens, kleine zweer; welke door zich zélve weinig, maar van de koorts verzeld veele kwalen voortbrengen. De ontleedkunde heeft geleerd, en vooral de infpuitingen van Ruischy dat het maakzel der ingewanden uit het zamen weefzel der vaten zamengefteld is , welke de oude Geneeskundige voor een wanfchapen bloed-ingewand gehouden hebben: maar in de deelen van het menfchelyk lichaam, op deeze wyze bereid, zien wy door het vergrootglas duidelyk, dat de-vaten door de bynaar uit ieder punt gefchoten takken te zamen gemeenfchap hebben , en dat dus, een lichte verftopping in zekere plaats ontftaan , ai de beweging van het levend vocht , door het aangedane deel, niet ten eerften afgefiieden word, maar door andere vrye takjens der vaten, door ineenwikkeling gemeenfchap hebbende, een weg gebaant word. maar dit wierd vereischt, op dat door een lichte verftopping niet ten eerften de werking der ingewanden grotelyks zoude kunnen kwetzen. indien dierhalve zodanige ontfteking in een klein gedeelte der lever vastgezeten heeft, zal zy geene grote kwalen voortbrengen, en word daarom, nauwlyksbekend zynde, verzuimd; wanneer zy nogthans in de aangedane plaats gelyke uitwerkingen voortbrengt; hoewel kleindere, als een hevigeont- fte-  •§. 94^. 949- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 239 fteking in de geheele lever ontftaan. dierhalve zal hier van een kleine knoestachtige verharding kunnen overblyven , en aomtvds een zeer kleine fteen , dewyl de vochten in de lever afscheiden , ja , en het bloed der poortader het aftefcheidene vocht ïnhouoende, zodanig tot een fteenachtige te zamengroejing overhelt, gelyk §.916. gezegd is. wanneer wy de fchriften dier^ener doorbladeren , die in de doode lichamen de oorzaken "der ziektens onderzocht hebben, vinden wy, dat in deleveren in andere ingewanden, dikwerf zodanige lichte nauw'iyks géWaargeworden zynde overblyfzelen gevonden zyn, welke zich in geenen deele in de levende vertoond hadden gehad; het zelve hebben ook zo dikwerf de ontleedkundigen waargenomen die jaarlyks tot gebruik der Hooge Schooien, der door een 'hevige dood geftorvene, ontleden, intusfchen nogthans is ook dit waar, dat zodanige dikte, offchoon klein , nogthans de nabygelegene vaten drukt en eenigzints belet, niet wel door een zeer gevoelige uitwerking, wanneer de vochten met eene zachte beweging door de vaten bewogen worden; maar wanneer de vochten , door de koorts fchielyker bewogen, de vaten te gelyk meer uitzetten, als dan ontftaat 'er gemakkelyk een ontfteking in den geheelen omtrek van zodanig hard klein gezwel en word door het naburige verfpreid, waar door zeer veel kwaad gefchied. zo nemen wy knoestachtige verhardingen waar in de borften, goedfappige lichamen, welke dikwils, gedurende veele jaren, onfchadelyk blyven, nochte groter worden, en in 't kort tot een kanker overgaan, het blykt dierhalve gemakkelyk, dat ook in de lever om dezelfde reden van diergelyke oorzaken, offchoon in den beginne licht, veele kwalen kunnen voorcgebragt worden. % 949- T^indelyk ook eindigt de ontfteking der lever i o , fchielyk in de dood, indien de oorzaken der ontlleking zo, hevig zyn, dat 'er niets door de ge- hee-  24o DE ONTSTEKING DER LEVER § 049; heele lever kan doorgaan , te gelyk een hevige koorts kwellende: als dan in een gedrongen aan de eindens, de \ aten aan de lever verwyderd, ondergaat geene werking; 'er ontftaat fchielyk een zware gheelzugt; de vaten worden verbroken; het bloed en dè gal word uitgeftort; de zieke fterft fchielyk. dat dit toekomende is voorzegt , i. de kracht der ziekte in de lever bekend ; 2. een zeer grote en fchielyke vervalling der krachten: maar dat het nu gemaakt word, leerd de braking , ofte de afzetting van het bloed, de gal, droesfemachtige drek , groen , zwart, zeer ftinkende, naar een dood lichaam riekende; een zware gedurige hik ; een zeer felle koorts ; een onuitbluschbaare dorst; een zeer fchielyke bleekheid. Tot dus verre zyn de onderfcheidene uitgangen der leverontsteking , wanneer zy in de gezontheid door eene heilzame ontbinding (5. 922.J, ofte door de koking en uitwerping der ziekteftof (§. 923 ) eindigde, ofte tot andere ziektens overging, door de ontftane ettering (§. 933.), ofte een knoestachtige verharding naarlatende (946.). nu blyft 'er overig dat wy in acht nemen, op wat wyze de allerergfte ontfteking der lever zomtyds, en dat wel fchielyk, de dood veroorzaakt, op dat men fchielyk met een krachtige geneeswyze te hulp kome, ofte ten minften, indien de ziekte zwaarder is als alle kunstvermogen, de Geneesheer uitdewaargenomene tekenen voorzie en voorzegge, dat de dood in 't kort zal volgen, en dus vry van alle fchuld zy. daarom vermaant Hippocrates de Geneesheeren (jö), dat zy met alle vlyt zich toeleggen op de voorzegging in de ziektens, aangezien niemand alle zieken kan gezond maken, want aldus zal een iegelyk zich met recht -QO In Prognoftic. initio. Charter. Tom. VIII. pag. 583. &c.  §. 949- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 241 recht over hem verwonderen , en hy zal voor de beste Geneesheer gehouden voorden, zvant ook die, die behouden kunnen worden, zal hy ook zo veel te beter beivaren kunnen , door ae langdurigheid van tyd alles afzonderlyk overwogen hebbende j en indien hy voorzien en voorzegt zal hebben , welke dat zullen fterven , en welke leeven, zal hy ten eenemaal van alle J'chuld bevryd zyn. Wanneer dierhalve de vastkleventheid der ontftekende ftoffe, in de nauwighedender vaten op een gepakt, zeer groot is, en de hoeveelheid zo groot, dat zy genoegzaam is om alle vaten teverftoppen, en te gelyk een hevige koorts het bloed in de verftopte plaatzen dringt, zwelt de geheele lever, drukt al het nabygelegene, en belet dus de uitgang der gal in de darmen, waardoor het geheele lichaam fchielyk met een gheelzuchtige couleur overftort word. maar aangezien de lever zodanig wryf baar is, en ten eenemale zachte en vleezige vaten heeft, zullen deeze bovenmate uitgezet, zo groot geweld, niet lang zonder breken tegen kunnen ftaan; hier door zullen de vochten in de holligheid der borst uitgeftort worden, en 'er zal een haastige dood op volgen, in zodanig geval, buiten dat, zal de invloed van het levend vocht in de flagaders, de uitvloejing door de aders vernietigt worden, en als dan is het heet vuur aanwezende (ziet §. 419.) hier kortelyk alleS tot de verrotting brengende, maar zodanige zeer zwaare en fchielyk dodende ontfteking der lever, ontftaat zelden , ten zy alwaar de vastklevende ftof,' gefmolten en in beweging gebragt , in de lever indringt, en op eenmaal alle de vaten van dezelve vult. zo vermaant Hippocrates \a) , dat door de zwarte gal in de lever dringende, zomtyde zodanige fcherpe ontfteking der lever ontftaat, dat de zieke de ziel fchielyk uitblaast, zodanige haastige verbreking der vaten, ende de hieruit ontftaande overmatige bloedftorting, fchynt Aretceus van gelyken in de lever ontfteking te heb- . ben (?) De Internis Affeftionibus Cao. XXIX. Charter. Tom. VII. pag- Ó59. Derde Dlel. H h  242 DE ONTSTEKING DER LEVER 5. 949. ben ff> want hy fchryft aldus: zekerlyk gefchiedeu de bloedftortingen in de lever het zzvaardst van alle; zvant zy is dezuortel van alle aders; nochte zy is zo dikwerf in de hevige ontfteking zelve nochte ontftaat in meer voorname deelen , want den mensch komt deeze voor zvanneer hy fterft. en een weinig daar naar voegt hy 'er het volgende by: maar indien de wond door een groter oorzaak, ofte door de gedurige bederving van veele kzvade fpyzen, dronkenfchap, hevige verkoeling, in de poorten der lever ontftaat , is 'er een zeer haastige dood. want aldus, indien door de zomer hitte ofte zeer fterke beweging des lichaams , het vet van het net in grote hoeveelheid gefmolten is, en met geweld in delever dringt, en te moeielyk door de kleinfte vaten kunnende gaan, de laatfte eindens der poortader verftopt, zo ontftaat 'er door de verbreking der vaten, een haastige dood. dit word zomtyds in de beesten , ten tyde van een heete zomer, waargenomen, die in weeldrige weiden vet worden : zy beginnen lui te worden, worden fchielyk met benauwtheid overvallen, het hooft draait hun, de oogen worden gheel, en zy vallen weinig daar naar dood, en de geheele buik word vol bloed gevonden, vooral gefchied het zelve ook in paarden , welke vet geworden zyn, fchielyk na de rust door een allerhevigfte loop geoeffend worden, dikwerf genoeg, en het uito-eftorte bloed, en zomtyds eenige ponden gefmolte vet, zyn van gelyken in de holligheid der buik gevonden. Maar de tekenen van zodanige kwade uitkomst der leverontfteking zyn: , i°. 'Indien b. v. een zwartgalachtig lichaam, of in een zeer vet mensch, in een zeer heete zomer, en door de oeffening des lichaams, het geene lang ftilftond, in beweging gebragt is, of indien iemand na een hevige beweging zweetende , zich met het lichaam fchielyk in zeer koud water dompelt, alsdan weeten wy, dat 'er zodanige oorzaken voorafgegaan zyn, waar door wy met recht voor zodanig kwaad te vrezen hebben: indien 'er als dan fchie- O) De Caufis & Signis Morbor. Acutor. Lib. II. Cap. VIL pag. 19.  $.949- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 243 fchielyk een grote benauwtheid om de belette doorgang van het bloed der poortader door de lever ontftaat , (ziet 631.), het week der rechter zyde zwelt, de oogen gheel worden, een hevige koorts -opkomt, zo weten wy , dat als dan die ziekte aanwezende is, en wel de allergevaarlykfte. 20. De hier aangehaalde tekenen leeren, dat, ofte de gebroke vaten in grote hoeveelheid het bloed ftorten, en als dan word die grootfte en fchielyke ondergang der krachten waargenomen en 'er ontftaat fchielyk eene bleekheid in 't aanzicht; ofte dat alles nu reeds door hetontftane heet vuur verrot, zomtyds de vaten der lever gebroken zynde, valt het bloed in de holligheid der buik; zomtyds ook komt het in de darmen of de maagh , en word dan van boven af, naar onderen uitgejaagd, men vind by Fefalius zodanig aanmerkelyk geval (V). van een vermaarde Rechtsgeleerde, welke lang een kwynend leven geleid had ; en aangezien hy Vefalius in pasfant het een en ander van zyne ziekte gevraagd had, die gezegd heeft dat 'er een verftopping omtrent de lever was, heeft hy beloofd dat hy den volgenden dag tegenwoordig zoude zyn by de ontleedkundige aanwyzingen, welke over de buikingewanden zouden gehouden worden, opdat hy, te weeten , de zitplaats zyner ziekte, aandachtiglyk opmerken zoude, maar hy heeft dezelfde dag, terwyl hy weinige uuren daarna het avondmaal nam, over eene wonderlyke krachteloosheid des lichaams en belette ademhaling geklaagt, en is weinig tyds daar naar overleden. Fefalius de oorzaak van zodanige haastige dood den volgenden dag in het lyk onderzoekende, heeft gevonden, dat de ftam der poortader gebroken zynde, al het bloed des lichaams noch warm zynde, in de penszak te zamen gevloeid was. de lever was heel en al wit, en met veel gezwelletjens fcherp , en het geheele voorfte gedeelte der lever en de geheele linker zitplaats was hard gelyk een fteen; maar het achterfte gedeelte, alwaar de holle ader zit, fcheen door de verrotting bedurven en zacht, maar indien in zodanige lang- du- (O Inejuft. de Rad. China;. Tom. II. Operum, pag. 674, Hh 2  244 DE ONTSTEKING DER LEVER §.949. durige en langzame leverziektens eindelyk de vaten breken, zal her zelfde niet te vrezen zyn, wanneer de lever fchielyk geheel opgepropt, een fcherpe,koorts het bloed met groot geweld in de verftopte plaatzen dringt ? in de algemeen heerlchende ziektens van Hippocrates (t) word zodanig geval gevonden , dat dit leerd, want Chartades kreeg een heete koorts met een grote ontlasting der gal van boven en van onderen , en 'er wierd omtrent de milt een ronde dikte gevonden , een teken gevende, dat de doorgang van het bloed uit de milt, door de lever belet wierd: die zelfde dag kwam 'er bloed tot de hoeveelheid van zes fextarien door den afgang, ook by herhaalde reizen; hy heeft de derdemaal brokken geronnen bloed uitgeworpen : maar 'er was een benauwtheid omtrent de mond der maagh, welke naderhand vermeerderde; 'er kwamen flauwtens -by, en ylhoofdigheid ; 's avonds woelde hy zeer door de benauwtheid: de voeten wierden koud, de borst en het hoofd warm wordende , en op den oever des doods dreef hy weg door klam zweet: maar wanneer hy gezegd had dat hy af wilde gaan, is hy weinig daar naar ftarogende geftorven. die alle de toevallen deezer ziekte in acht neemt, zal niet twyffelen , of deeze zieke door een allerfcherpfte ontfteking der lever aangetast, is door dien dat de vaten gebroken waren, het bloed door den afgang kwyt geraakt, en fchielyk geftorven. waarom hy ook in de verzamelde Voorkennisfen («) zegt: glinjlerend bloed uitwerpen is kwaad, zo zoel anderzints, als zvel dat 'er eenige pyn aanwezende is gezveest. en op een andere plaats (w) maar het is dodelyk ook door den afgang bloed kzvyt te raken, veel brokken bloed uitwerpende: als ook zvit en vloeiend met een dikke buik. alwaar men moet aanmerken dat die witte en vogtige afgang met een gezwolle buik genoeg te kennen geeven, dat de gal niet in de darmen komt, en dat dus het kwaad omtrent de lever zit. Hier (O Lib. VIL vEgrot. XIV. Charter. Tom. IX. pag. 558. 559' Cu) No. 605. Charter. Tom. VUL pag, 888. 00 Ibidem.' No. óii.  §• 949-95o. EN VEELVULDIGE éïIEELZUGT. 245 Hier uit blykt het ook , waarom Hippocrates (x) het bloed braken, van koorts verzeld, veroordeeld heeft. Maar alwaar te gelyk met een zeer hevige koorts en onleschhare dorst, zeer ftinkende naar een dood lichaam riekende droesfem uitgaat, weten wy zeker, dat de ontfteking der lever in her heet vuur overgegaan is, en dat dit geheele ingewand door een allerergfte verrotting bedurven word, en dus de dood onvermydelyk is. dat de hik in deeze ziekte voor een allerkwaadst teken gehouden word, heeft reeds te voren uit de n\t Hippocrates§.915. aangehaalde plaatzen gebleken, maar ook kan de hik ontftaan van een overvloedige bloedftorting, gelyk by eene andere gelegentheid §. 659. vermaand is. Aretceus heeft veele dier allerkwaadfte toevallen, wanneer de leverontfteking in een haastige dood eindigt (y), waargenomen, zeggende : want een diep, duifier fcherp vuur, traage kloppingen, de foort van pyn allerlei: want zy zet zich zomtyds in het rechtergedeelte vast; zodanig dat zy fchynt een fcherpe ingeftokepyl te zyn; zomtyds is zy gelyk aan buikpyn : wederom word dc pyn zomtyds met zwaarte vereenigt, en in de pyn verlies van krachten en ftem &c. zy zyn met een zwart groenachtige couleur hefmet, als lood &c. een grote traagheid des lichaams, de uit erft ens zyn koud, zy beven, fc kudden, een ydele fluiptrekkende hik, gheelzucht, zuiver gal, het geheele lichaam word door een galachtige couleur overflort. y. 9$ o. T ïïit alle deeze uitgelegde (914. tot pyo.) KJ kunnen oneindige toevallen in dé fcherpe ziektens voorkomende, verftaan worden ; welkers reden •onbekend zynde , ydele praatjens van kwaadaartigheid heeft 00 Aphor. 37. Seft. VII. Charter. Tom. IX. pag. 311. Q) De Caufis & Signis Morb. Acutor. Lib. II. Cap, VIL p. 19» Hfa 3  246- DE ONTSTEKING DER LEVER. §. 95o. heeft voortgebragt : want van de lever, hangen alle de buik-ingewanden, en dus derzelver werkingen alle, der verteering, gelykmaking, voeding, ververfching van het bloed, der afgang, af: in de lever het drievoüwdig vogt gemakkelyk in de warmte verrottende, veel bloed en dat ontbonden, de gal der galblaas, en der lever : de grote nabyheid der lever met het middenrift en het hart: de galagtige eindens verftopt, gaat het galagtig vogt der poortader in de holle ader. als dan word uit deeze alleen voorzien, hoe verfcheiden, hoe menigvuldig het denkbeeld der gheelzucht is ? waarom Zy zomtyds gemakkelyk genezen word en wanneer ? waarom zy dikwerf zeer hartnekkig is? waarom zy dikwerf fchielyk, dikwerf zeer langzaam de dood veroorzaakt ? waarom zy by beurten komt, blyft, weggaat, wederkomt? waarom met zo grote benauwtheden, braking, pyn, ftuiptrekking, voorgaande, zich openbaart, rust, wederom komt? en wat het dan betékent ? waar zy in fcherpe koortzen zo dodelyk voor den zevenden dag? waarom in de zelfde zo onoverwinnelyk naar de zevende dag ? waarom een ruime buikloop, fchielyk ophoudende, zo wel genezen word ? waarom de aderlating zo weinig deeze ziektens helpt ? waarom men in alle fcherpe ziekte zo op'moet letten op de pyn van het week der zyden, diktens, naar boven agterwaarts opheffingen ? waarom de couleur der oogen en der pis zo ichieJyk de aanwezende en weggaande gheelzucht te kennen geeyen? waarom de ontftOKene de verzworene fouten, door het heet vuur veroorzaakte, door de knoestzwelling, door de kanker, yan de milt, de maagh, het vetvhes , darm;  i 950. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. H7 darmfcheil, der darmen, altyd de lever zo hevig aantasten ? waarom ontftokene gebreken der lever, als ook de knoestachtige beurtelings deeze zo onregelmatig aandoen? waarom de lever onmetelyk vermeerdert, zwellen en wederom uitgedroogt kan worden ? waarom van het kwaad der lever de waterzucht, en het, noch vreeslyker dan dit , trom* meiwater ? waarom door de waterzucht de verteering en uitdroging der lever, met een heel opgezwolle milt ? welke de leverachtige rode loop ? enz. want 'er zyn oneindige hier toe behorende. Nu volgen 'er eenige toematen der oeffende Geneeskunde , welke, het geene tot noch toe van de levei ontfteking gezegd is, volgen; en veel licht verfpreiden zo wel over de kennis als over de genezing der ziektens. Welkers reden onbekend enz. De Geneesheeren hebben voornamentlyk tweederlei gevaar in de fcherpe koortzen waargenomen: want ofte 'er was een te hevige omvoering des bloeds met een grote hitte van het geheele lichaam, radde, pynlyke ademhaling; gauwe, fterke, grote pols: en dan zagen zy dat alles wat de menigte der vochten, en defchielykheid der beweging verminderd, grotelyks voordelig was, als de aderlating, affpoelende, falpeeterachtige middelen enz. en dat deeze ziektens dikwerf gelukkig door de kunst genezen worden, offchoon zy den mensch in den beginne met zeer groot geweld aantastede. maar 'er word een ander flag van fcherpe koortzen waargenomen , al veel erge? en gevaarlyker, alwaar de krachten ten eerften nedergeflagen worden; 'er is een veel zachter hitte aanwezende, ook dikwils een koude der uiterfte deelen, grote benauwtheid, zeer radde pols, zwak, en zeer ongelyk, dikwils als verdwynende onder de vinge?  248 DE ONTSTEKING DER LEVER. §.950. ger der pols-voelende Geneesheer, dikwerf nauvvlyks eenige dorst, deeze koortzen hebben de Geneesheeren, om die fchielyke, ook ih fterke menfchen, nederveïling der krachten , zonder eenige ontlasting, kwaataartig genoemd, en niet zonder rede. nu heeft 'dé opmerking geleerd, dat die middelen , welke de krachten oprechten, en door hunne kruidachtige prikkeling dezelve op alle manieren aanzetten, in zodanige koortzen voordelig zyn geweest: waterlook, wynruit, engelwortel en diergelyke tegengiftige genoemd, wierden in deeze koortzen met gewenscht gevolg eegeveu, wanneer in een ruime hoeveelheid waters ingegoten , meteen weinig wyn of azyn, warm gedronken wierden. want dewyl het lichaam vervult was door deeze, volgde.'er gemeenlyk een /achte zweeting, door welke de levenskrachten opftonden, en dikwils deeze algemeen heerfchende befmetting uit het lichaam gejaagd wierd, dat alle deeze kwalen veroorzaakt had. maar wanneer in dè 'vorige koortzen, in welke een grote hitte en ontftokene dikte van het bloed was , zodanige geneeswyze in 't werk wierd gefteld, wierd alles erger , ën de zieken wierden aan het grootst gevaar blootgefteld. waarom Sy denham, gelyk §. 736. gezegd is, Zodanig tegen deeze benaming van kwaadaartig opftond , welke de Geneesheeren aan alle zware ziektens, ook aan de ontftokene gaven; en zy verloren veele zieken door eene heete beftuuring en d«)or het zweet met geweld uittepersfen, die door eene goede geneeswyze zouden'hebben kunnen bewaard worden, maar aangezien 'er in de ontfteking der lever dikwils een grote benauwtheid aanwezende is (ziet §. 631.).. en door de belette vrye doorgang door de poortader, alle de werkingen der buik-ingewanden belet of ten minften geftoord moeten worden, en zomtyds een grote zwakte te gelyk, om de in deeze ziekte dikwils bedurve gal , omtrent de borst-ingewanden zittende, aanwezende is, (ziet §. 66r.), hebben nieuw'ervarene de leverontfteking, zeker tot groOf fehade der zieken, zomtyds voor 'zodanige kwade koorts be- han-  §. 950. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 249 handeld hebben, een nauwkeurige waarneming van de oorzaken der leverontfteking (§. 916.) en derzelver uitwerkingen (,§.918.), welke te gelyk tekenen zyn der aanwezende ziekte,'zal niet toelaten , dat de Geneesheer hier bedrogen worde. In de lever liet drievou wdig enz. J;e gal is van alle onze inwendige fappen her fcherpst en fchielykst verrottend (V); het bloed der poortader zelve houd de naafte ftoffe der gal in: maar jle kracht der gal is zodanig , dat het bloed ontbind; waarom naar eene langdurige gheelzucht, het bloed te veel ontbonden zynde door de vermengde gal, gewoonlyk een ongeneeslyke waterzucht volgd. daarenboven bevat het aderlyk bloed, van de darmen en de maagh wedergekeerd, het vloeibaarfte gedeelte, het geene de darmfcheil-aders opgezogen hadden; uit de milt door de miltader komende, is het bloed zeer afgefpoeld en verdunt; het ader bloed van het net heeft in zich de dunfte dauw opgezogen, welke in de holligheid der buik uit de flagaders uitgewazemd was: waar uit de reden blykt, waarom het bloed der poortader afgefpoeld en ontbonden is, offchoon het nu aderlyk geworden zynde, veel verloren heeft door de flagaderlyke affcheidingen daar uit genomen : want alles wel opgemerkt, fchynt het dat 'er meer aan dit bloed wederom gegeven is als 'er van afgefcheiden was. maar zodanig bloed in de grootfte ftam der poortader en deszelfs grootfte takken, de lever verftopt zynde, in zodanige warme plaats ftilftaande , door de gedurige beweging der ademhaling gefchud , de naafte ftoffe der gal, gemakkelyk verrottende in zich bevattende, word fchielyk bedurven; en daarom, gelyk §. 933. gezegd is, wanneer 'er een verzweering in de lever ontftaan is, zo komt 'er zelden goede etter te voorfchyn, maar 'er is eer een grouwelyke verrotting te verwagten. De grote nabyheid van de lever met het middenrift en het hart. Het is door de ontleedkunde bekend, met hoe grote op- (z) H. Boerhaave Inftitu. Med, §, 99 Derde Deel. Ii  -25o DE ONTSTEKING DER LEVER §. 950. oppervlakte de lever het middenrift raakt: ja zelfs word het rechter gedeelte van het middenrift door de nabygelege lever meer naar boven in de borst gedrukt als het linker (a), daar enTxwen de oppervlakte van het middenrift naar de buik gekeerd, word van alle kanten door de pens^k bekleed, behalven omtrent de holle ader, alwaar het aan de naakte lever raakt (£). het is dus niet te verwonderen, dat de leverziektens dikwerf ook het middenrift aantasten , waar van §. 946. 5. een voorbeeld gevonden word. Maar ook heeft zy een grote nabyheid met het hart: want tusfchen de lever en het hart-vlies, het hart bevattende, legt het dunne peesachtige gedeelte van het middenrift. daar en boven groeit de onderfte holle ader in de lever, en op de plaats, alwaar zy uit de lever uitkomt, gaat zy terftond door het middenrift en maakt de rechter aderholte, waar uit blykt , dat de zware leverziektens ook het naburige hart kunnen befchadigen. De galagtige eindens verftopt enz. Want alles wat door de poortader vloeit, gaat daar langs twederlei weg uit: want ofte het komt door dc affcheidende buizen in de lever galleider ; ofte door de laatfte eindens der poortader in de takken der holle ader, door de geheele zelfftandigheid der lever verdeeld , voortgaat, en dus in de holle ader, de aderholte en het rechter hart. maar aangezien de lever-gal van het bloed der poortader afgefcheiden, dunner is als het bloed, zo blykt het genoeg, dat, indien'er'een beletzei zit omtrent de galagtige eindens , deeze galagtige ftof te gelyk met het bloed gemakkelyk in de holle ader valt, en al het bloed met eene galagtige ongedaanheid befmet. het is wel waar, dat de buizen de gal van het bloed der poortader afgefcheiden dragende, niet gemakkelyk verftopt worden, aangezien de beweging van dit vocht ftrekt uit de nauwigheden in het wyder 0 Albin. Hift. Muscul. Lib. III. Cap, LXXXL pag. 30, (O Ibidem, pag. 308.  §. 95°. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. &gi der gedeelte der buis; maar 'er is aan de ingang der gemeene leider in de twaalfvingerige darm groter nauwigheid , en aldaar ontftaan dikwils beletzels. buiten dat, is de gal, ja het bloed zelfs der poortader, gelyk reeds te voren aangetekend is , de naafte ftof der gal inhoudende , zeer geneigt tot fteenachtige zamengroejingen, welke eens geboren zynde, en daag'lyks vermeerderende, deeze wegen kunnen verftoppen. maar naar alle de in de lever ontftane gezwellen, ontftokene, geëtterde , verharde , fpekgezwellen enz., kunnen door de naburige deelen , tegens welke zy leggen, te drukken, zodanig beletzei voortbrengen, men zie het geene §. 119. van deeze zaak gezegd is. Maar gelyk, de galbuizen verftopt zynde, 'er een doorgang komt der gal ftof, in de holle ader, en dus ook aan het beletzel omtrent de laatfte eindens der poortader ontftaan, zodat het bloed moeilyk in de ader kan overgaan, en zomtyds fchynen de affcheidende takken, de gal voerende, zodanig eitgezet te worden, dat zy ook het bloed doorlaten, het geen als dan dikwerf in ruime hoeveelheid in de twaalfvingerige darm uitgaat, en van boven of van onderen uit het lichaam gejaagd word. voor al ontftaat gewoonlyk zodanige moeielyke doorgang van het bloed uit de uiterfte eindens der pomader in de holle ader , door de zwartgalagtige vastkleventheid, en ik denk, dat ik zodanige gevallen in de oeffening der Geneeskunde meer dan eens waargenomen heb, en bynaar altyd in magere menfchen van een zwartgalagtige gefteldheid; voornamentlyk in die, die een misbruik makende van het tabaksroken, daaglyks eene zeer grote hoeveelheid fpog door de uitfpuwing verliezen ; welke anderzints ingeflokt, aan het bloed, waar uit het afgefcheiden was, wederom gegeven word. dus heb ik een mensch gezien, die naar eene benauwtheid omtrent de borst-ingewanden en moeielyke maaghpyn , een bloedbraking kreeg , en een weinig daarna kwam 'er ook een grote hoeveelheid bloeds door de afgang, waar door hy in weinig uuren geftorven is. ik heb in het dode lichaam, met eenige vrienden, vry ervaren in de Ontleedkunde, met grote zorgvuldigheid li 2 al-  £52 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 950. alle de buik-ingewanden onderzocht, en wy hebben nochte eenig vat gebroken kunnen vinden, nochte wy hebben een aanmerkelyke befmetting in eenig ingewand waargenomen, ik heb naderhand meer zodanige gevallen gezien, maar niet altyd dodelyk. ja ikheb 'er veele van zien opkomen , en naderhand genoegzaam gezond leven, offchoon 'er zo fterke bloedontlasting gefchied was, dat zy door de fchielyke omlediging der vaten ftuiptrekkingen kreegen. het blykt nogthans gemakkelyk , dat, offchoon ook veele ontkomen na zodanige bloedbraking, of affcheiden, er altyd groot gevaar aanwezende is. in alle deeze was een lastige fpanning der buik, de braking voorgegaan, en de maaghpyn had hun lang gekweld, vooral wanneer de maagh door de genuttigde fpyzen vervuld was. maar te voren alwaar over de benauwtheid in de koorts gehandeld wierd, is aangetekend, dat alhoewel het beletzei in de lever zat, het voornaamfte gevoel der ziekte nogthans omtrent de mond der maagh van de zieken word waargenomen , waar uit ook dit toeval dit denkbeeld bevestigd, maar die fchynen het te ontkomen , die zonder verbreking ofte uitëeting der vaten, bloed Horten, maar door de verwydering der galvaten in de twaalfvingerige darm uitgaat; waarom ook dat, het geene in de nauwe eindens der poortader opgepropt had gezeten , van aüe drukking van achteren dringende, van het bloed bevryd, wederom gejaagd word in de grotere vaten (ziet §. 140. en 400.) en de verftopping der lever word gelukkig ontbonden. Door diergelyk in de oeffening der Geneeskunde te zien, heb ik beginnen te verftaan, waarom Hippocrates (c) gezegd heeft: indien iemand bloed braakt zonder koorts, is het heilzaam, indien met koorts, kwaad, men moet hun genezen door verkoelende en samentrekkende middelen, ik heb zodanige zekerlyk met het beste gevolg in 't werk gefteld, op dat de uitgezette en uitgerekte vaten hunne rechte vastigheid zouden wederkrygen. het is ook voor- dee- (0 Aphor. 37. SecT:. VII. Charter. Tom. IX. pag. $11.  $. 950- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 253 deelig, dat veel bloed geftort zynde, en zodanige zieken veel verzwakt zynde, de vaten door een kleinder hoeveelheid vochts en langzaam bewogen, vervult, zich van zelfs te zamen trekken, 'er word noch een andere aanmerkelyke plaats by Hippocrates gevonden (d), welke hier toe fchynt te behoren : die pyn in het week der zyden, maaghpyn, pyn der lever , der deelen omtrent de navel gelegen, gevoelen, het bloed door een fierke afgang uit' werpen, worden behouden, maar indien dit niet word uitgeworpen, fterven zy. Hoe verfcheiden, hoe menigvuldig het denkbeeld der gheelzugt is ? Wat de gheelzugt is , en hoe dezelve door de veranderde couleur des lichaams, en vooral in het aangewasfe oogvlies onderfcheiden word, is te voren §. 918. gezegd, maar zy onderfteld altyd, ofte een belette affcheiding der gal van het bloed der poortader, ofte een beletzel de vrye uitgang der afgefcheidene gal in de twaalfvingerige darm wegnemende, dierhalve verfchilt de gheelzugt vooreerst naar mate de gal der lever of der galblaas, of beide, in het bloed wederom keert: daar naar verfchilt zy ooknaar mate de verfcheidentheid der hoedanigheid van de gal zelve, aangezien zy, en door couleur, en door haare andere eigenfchappen, zeer verfcheiden kan zyn. Maar 'er is eene grote verfcheidentheid der gheelzugt, uit hoofde van de oorzaak, welke de affcheiding der gal, ofte deszelfs vrye uitgang in de twaalfvingerige darm belet, want wy hebben te voren gezien, dat zodanige oorzaak zomtyds is de ontfteking, en wel wederom onderfcheiden door de verfcheide hevigheid van grootte: daar naar zal ook de ettering , de ontfteking volgende, de gheelzugt kunnen voortbrengen, ofte zal de nu reeds ontftane te gelyk met de hevige beginnende ontfteking voort doen duren, maar ook naar mate de verfcheidene wegen, langs welke de etter, in de lever vergadert, zich een weg baant , zyn hier 00 Coac. Pramot. No. 196. Charter. Tom. VIII. pag. 868. Ii 3  s.54 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 950. hier verfcheide foorten van gheelzugt aangehaald, ten laatften ook het knoestgezwel, ofte heilzaam, ofte nu reeds in kanker ontaardende, heeft dikwerf het begin gegeven aan de gheelzugt. indien men nu tevens opmerkt, dat de deelen, naby de lever gelegen , en vooral omtrent het holle gedeelte der lever geplaatst, door diergelyke oorzaken gezwollen, de uitgang der gal kan beletten, zal het genoegzaam blyken, hoe menigvuldig het denkbeeld der gheelzugt is, en dat dezelfde ziekte met naam van zeer verfcheidene oorzaken afhangt; welkers volmaakte kennis nogthans zo veel licht over de geneeswyze verfpreid, als over de voorkennis omtrent de gemakkelyke of ongemakkelyke, de mooglyke of onmooglyke genezing der gheelzugt. Waarom zy zomtyds gemakkelyk genezen word en wanneer ? 'Er komen zodanige gheelzugten zomtyds te voren, die vry fchielyk genezen worden , wanneer, te wetende oorzaak welke deeze voortbrengt, licht is, of het beletzei, de vrye uitgang der gal belettende, van zelfs weggaat, of ten minften met weinig moeite kan weggenomen worden, dus b. v. de gheelzugt door een lichte ontfteking der lever , welke door een heilzame ontbinding (5. 922.), of door koking en uitwerping van de oorzaak der ziekte (§. 923.), genezen kan worden, ontftaat, wykt gemakkelyk uit den weg. dus alwaar in zwangere vrouwen ofte door de harde vuiligheid in de kronkeldarm vergaderd (ziet §. 918.), de leider der gal van de galblaas, ofte beide gedrukt zynde, ontftaat'er een gheelzugt, welke door de baaring en de uitwerping der vuiligheden, van zelve wykt. men neemt dikwerf in eerstgeborene kinderen zodanige gemakkelyk te genezen zynde gheelzugt waar: want op die tyd dat het kind in de buik der moeder verholen heeft gezeten, heeft de beweging der ademhaling niet gewerkt op den inhoud der buik, waarom de gal in de galblaas opgehoopt word; een vette llym beftrykt het geheele beloop der darmen, en 'er is gewoonlyk een vastklevende drek aanwezende in grote hoeveelheid; hier door word dikwils de uitgang der gal in de twaalfvingerige darm belet; en keert door de gemakkelyk wy-  §. Q5o. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 255- wyder wordende vaten der lever in het bloed terug , en veroorzaakt aldus de gheelzugt. zomtyds ook veroorzaakt de eerfte kaasachtige melk in de twaalfvingerige darm der zuigende kinderen diergelyk beletzel. twintig grein venetiaanfche zeep in drie oneen water ontbonden, met een once fyroop van rhabarber, met lepels verfcheide malen des daags ingegeeven, ontbind dit zamengegroeide, veegt zachtjens de zyden der darmen af, en jaagd te gelyk deeze ballast door den afgang uit ; en dus volgd de genezing, ja en in volwasfene is de flymachtige ophoping, in de eerfte wegen zittende, de oorzaak der gheelzugt geweest, wanneer zodanige ftof door verdunnende middelen in beweging gebracht is, word dezelve gemakkelyk door braak of buikzuiverende middelen uitgefloten; waar over men zien kan , het geene van de genezing van het van zelf ontftane fiymachtig vocht §. 69., en de volgende, gezegd is. Hippocrates maakt ook gewag van zodanige gheelzugt door de flym ontftaan (e\ en heeft dezelve voor in 't geheel niet dodelyk en gemakkelyk te genezen gehouden, het gebeurd fomtyds ook dat de gal in de galblaas lang vastzittende fgelyk in de geleerden, die een zittend leven leiden, dikwils gefchied,) verdikt en flymachtiger geworden zynde, ongemakkelyk uit kan gaan. en als dan heeft Galenus (f) aangetekend , dat het zelve de galblaas gebeurd, het geene in de pisblaas- door de te lang wederhoude pis word waargenomen, te weten, dat deeze als lam word, en niet gemakkelyk door behulp van haare vezeltjens de nu te dikke gal kan uitdrukken, in deeze onftond de gheelzugt zonder koorts, gedrongen door een gevoel van zwaarte in het week der rechter zyde; en Galenus bevestigt, dat hy dusdanige , openende middelen voorafgegaan zynde, een galzuiverend middel gegeven heeft, en dikwerf in een dag heeft genezen, indien het kwaad eenig- 0) De Internis Affectionibus Cap, XI. Charter. Tom. VII. p.6<56. (ƒ) Lib. V. de Locis aftectis. Cap. ultimo. Charter. Ibid. p. 504,  25<5 DE ONTSTEKING DER LEVER 5,950. eenigzints hartnekkiger, noch niet week, gaf hy krachtiger openende middelen , en daar naar fterker buikzuiverend middel , waardoor eerder een blauwe als wel gheele gal uitgeworpen wierd, waarop van gelyken een gelukkige en fchielyke genezing volgde. Waarom zy dikwerf zeer hartnekkig is. Indien, te weten de oorzaak der gheelzugt zodanige is, datzy, ofte geheel niet, ofte zeer moeielyk kan weggenomen worden , ofte het maakzel der lever zodanig bedurven of veranderd is , dat de affcheiding en uitwerping der gal naderhand nimmer wel zo 't behoord kunnen volbragt worden. Benedi&us Cg) heeft een dood lichaam ontledende, de hals der galblaas met kalkknobbels verftopt gevonden : maar de Heelmeefters weeten hoe moeielyk het is de diktens tot kalkknobbels verhard, te ontbinden, ook op die plaatzen, alwaar men 'er met de handen by kan komen : deeze galblaas was opgezet door een doorzichtige onfmakelyke wei, welke door het vier , gelyk het wit van een ei, ftolde. waar uit het blykt dat de affcheiding van goede gal in deeze zieke nu reeds vernietigd is geweest, ook heeft hy de galleider ten eenemale te zamen gegroeit gevonden , zo dat het ftilet door de opening der gemeene leider ingeftoken, in 't geheel in de galleider konde komen, nochte de galblaas, welke vol van gal, de grootte van twee vuisten had, gedrukt zynde, geen enkele druppel gal uitliet : ja de galblaas doorgefneden , kon men in geenen deele onderkennen de opening der uit de galblaas gaande galleider (h). zomtyds ook, alhoewel de weg uit de galblaas in de twaalfvingerige darm open is, is het maakzel der lever nu reeds zo ontaard, dat de ziekte even ongeneeslyk blyft, gelyk de volgende waarneming van de jonge du V?mey leerd (O : in het lyk van een maagd, omtrent dertig jaren oud, door (g) Tabidor. Theat. pag. 58. (ft) Medical Effeys Tom. II. No. XXI. pag. 310. ■ £0 Academie des Sciences 1'Annóe ï7or. Mem. pag. 193*  §. 95°. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 257 door het water, na de gheelzugt ontftaan, geftorven, is de lever van' een donker gheele couleur gevonden , en grootendeels nitgedroogt; de galblaas tot een overgrote zak verwyderd , en die door weinig geweld van een gefcheurd wierd, hield veele waterblaasjes in, en een zekere ftof, gedeeltelyk lymachtig, gedeeltelyk lymwater en galachtig, te gelyk met zwart geronne bloed, het geene tusfchen de vingeren gewreeven , dezelve met een gheele couleur befmette; maar de opening der galleider tot de twaalfvingerige darm toe, was zo wyd, dat men gemakkelyk de pink daar in konde fteeken, waar door de weg, voor het geene in de galblaas bevat was, tot aan de twaalfvingerige darm gemakkelyk was; en een vrouw, welke op de zieke gepast had, getuigde, dat zy, noch levende, door den afgang, alles aan dit gelyk, kwytgeraakt was, als het geene in de galblaas van het dode lichaam gevonden wierd. waar uit een nieuwe rede blykt van de hartnekkigheid der gheelzugt, offchoon de wegen open zyn, om de grote ontaarting der lever, het blykt ook uit het vorige gezegde, dat de gheelzugt door de knoestachtige verharding der lever ontftaan, allerhardnekkigst moet zyn. Waarom zy dikwerf fchielyk, dikwerf zeer langzaam de dood veroorzaakt. Wanneer de zwartgalachtige ftof, in andere ingewanden vergaderd, ontbonden, en fcherp geworden, fchielyk met geweld in de lever dringt, volgt 'er een haastige dood; als ook wanneer de lever zo hevig ontftoken is, dat, ofte de vaten breken, ofte 'er een heet vuur ontftaat, in 't' kort de geheele zelfftandigheid des ingewands in een verrot bloedwater ontbindende , gelyk in de vorige Numero gezegd is. maar wanneer 'er een zweer in de lever ontftaan is , ten zy dezelve als dan naar buiten uitfteekt, en door geftoken kan worden , volgd 'er een langzame maar nogthans zekere dood (ziet §.937."). maar de gheelzugt door knoestgezwel, fteenachtigezamengroejingen, zeer vastklevend zwartgalachtig bloed langzamerhand in de lever byeen- Derde Deel. Kk ver- J  25* DE ONTSTEKING DER LEVER, $. vergaderd, voortgebragt, is vry langduriger, ik heb een zestig» jarige vrouw genezen, welke twaalf jaar lang aan de gheelzugt gelegen had, in den beginne by wylen wederkomende, maar het laatfte jaar bleef zy gedurig , en verwde het geheele lichaam met een bynaar zwarte couleur, de oogen alleen met een donkere gheele couleur overftort, zo dat de ellendige ziekte een fchrik aanjoeg aan alle de geene die haar zagen, door een onophoudelyk gebruik van het fap van graswortel , wei van melk en diergelyke ,. ten tyde der lente; in de zomer van fpawater; in de winfer door eene grote hoeveelheid van venetiaanfche zeep met honigh, is de in de lever opeengepakte ftof eindelyk begonnen ontbonden te worden, en 'er volgde een vloeiende afgang door, zes geheele maanden durende, en met verlichting van alle de toevallen : maar zy loste een potaardige ftoffe, zeer ftinkende, met kleine greintjens gefcherpt, als ook fteenachtige, vooral verfpreid. maar dewyl de krachten door goed voedzel onderhouden wierden, en zy in een goede ftaat zynde , aan niets gebrek had , is zy van zo hartnekkige ziekte ontkomen, en heeft noch vry gezond verfcheidene jaaren daar na geleefd, zy heeft twee geheele jaaren deeze feneeswyze zeer ftandvastig onderhouden, het geene de Geneeseeren zelden van de zieken kunnen verkrygen in zeer moeielyke langdurige ziektens: Ik verwonderde de langmoedigheid der zieke zo veel te meer, om dat de eerfte achttien maanden alle deeze pogingen der kunst nauwlyks eenig voordeel aanbrachten , en alle haar bloedvrienden en vrienden haar aanraden , dat zy daar latende alle'geneesmiddelen, met een gerust gemoed de dood zoude verwachten, welke zy als een zeker en het eenigst middel der kwalen voorzagen. Waarom zy by beurten komt enz. Zodanige gheelzugten komen dikwerf in de oeffening der geneeskunde , te voren , in den beginne redelyk licht; en naar lange tusfchenpozingen wederkeerende, daar naar het kwaad erger wordende , komen zy fchielyker weder, en tasten heviger aan. deeze ziekte word dikwils  §.9So. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 259 wils in den beginne van de Geneesheeren, of onervarene, of niet genoeg oplettende, niet ontdekt, dewyl na een lichte maaghpyn en eenige benauwtheid omtrent de borst-ingewanden, de volgende dag een lichte gheele couleur in het aangewasfene oogenvlies te voorfchyn komt, en een meer couleurige pis geloost word ; zodanige zieken fchynen zich naderhand zeer wel te bevinden, tot dat naar eenige maanden in zommige fchielyker in zommige later , de welfde toevallen onverwachts wederom keeren. maar aangezien die gheele couleur in de oogen te voorfchyn komende, alle de moeieïykheden, welke een weinig te voren aanwezende waren, ophouden, hebben veele Geneesheeren gemeend, dat dit een beoordeelde en heilzame gheelzugt was. ja , en Sydenbam (k) fchynt de oorzaak deezer ziekte niet altewei begrepen te hebben: want hy heeft deeze ziekte onder de naam van darmfcheil miltzugt, of opflyging, door het volgende befchreven : een pyn niet zachter als in het colyk of darmkring; bezet voor eerst de plaats der maagh, ook zomtyds een weinig lager gedeelte, welke vreeslyke brakingen volgen, nu van groene, dan van gheele ftof. hier komt by ^het geene ik dikwils opgemerkt heb,) een grotere neerflachtigheid en wanhoop, als in eenige andere ziekte, na een of meer dagen gaat de pyn weg, welke na weinige weken wederkeerd, niet het minfte verzacht, als eer dat den aanval ontbonden wierd. zy heeft zomtyds een aanmerkelyke gheelzugt tot metgezel, binnen weinige dagen verdwynende. maar deeze befchryving komt zeer nauwkeurig overeen met de nu reeds gevorderde ziekte, want alle de aanvallen zyn bynaar gewoonlyk altyd zachter , en veroorzaken maar een lichte gheelheid in het wit der oogen, over dag alleen- 00 Sedfc» IV. Cap. VII. pag. 267. Kk a  cdo DE ONTSTEKING DER LEVER 5.050. leenlyk gewaar te worden, want by het kaarslicht fchynt al het licht gheel, wit; maar in de pis is altyd een genoeg zichtbare gheelte, ook in de eerfte aanvallen deezer ziekte, maar aangezienik menigvuldige gelegentheden gehad heb deeze ziekte te zien , zal het niet onnut zyn, dezelve hier een weinig nauwkeuriger te befchryven. Zy tast zeldzaam jongelingen, maar dikwerviger volwasfene en naar den ouderdom hellende, aan; en wel vooral die , die door eene langdurige droefheid aangedaan, ofte de gramfchap indachtig, dag en nacht in hun gemoed houden : het meest van al, die een zittend leven leiden (hierom is zy zo gemeen aan geleerdemannen ,) alsook aan vveeldrig levende, wanneer zy na den eeten met een zeer volle maagh aan tafel voorover zitten , en dus alle de buik-ingewanden drukken, zy beginnen te klagen over eenige moeielyke fpanning omtrent de borst-ingevvanden, en van een ge« voel als van een verzwarend gewicht : zommige krygen eenige uuren na den eeten een vry fcherpe maaghpyn, welke ik zomtyds' gezien heb , veele maanden zodanige wederkeerende gheelzugt voorgegaan te zyn. als dan word zomtyds een lichte gheelte in de grote hoek van het oog waargenomen, de pis is een weinig meer gecouleurd, en zy gaan galagtige vuiligheid af. daar na, zonder dat 'er dikwils eenige voortrekkende oorzaak by komt, ontftaat 'ereen onuitfpreekelyke benauwtheid, een onverdraaglykemaaghpyn, ja ook door de gantfche buik , welke zy als dan geloven te zyn het colyk of darmkring; 'er komt de koorts by, een onregelmatige braking, en wanneer deeze toevallen eenige uuren geduurt hebben, verminderen zy, maar het geheele lichaam word met een gheelzugtige couleur overftort. ik heb in fommige , in zodanigen eerften aanval gezien , dat het geheele aangezicht en borst gheel wierden, maar de overige deelen des lichaams niet ; de pis word hoog gheel, en zy bevonden zich redelyk wel' 2on>  §. 95o. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. a6i zommige gevoelen pyn in de lendenen en de zyden, eer zygheelzugtig worden, het geene Hippocrates ook fchynt waargenomen te hebben (/) , zeggende : welke zonder klaarblykelyke oorzaak pyn in de lendenen en in de zyden hebben , worden gheelzugtig. zodanige zieken bevinden zich naar vier-en-twintig uuren, zomtyds later, zomtyds vroeger, wel, en zy vertrouwen, dat zy in 't kort geheel zullen herfteld zyn, om dat zy dat verzwarend gewicht de borst-ingewanden drukkende, niet meer gevoelen, de pis word allengskens minder kleurig , vervolgens verdwynt de gheele couleur van het vel, en het fchëirit dat 'er ha weinige dagen niets meer van de ziekte overig is. ik heb ook gezien dat&zommige een ondraaglyke jeukte hadden , gedurende de geheele tyd dat het vel van het lichaam, door de gal overftort, gheel wierd. maar naar eenige weeken, ook zómtydsna eenige maanden, keerd deeze geheele fleep van kwalen op dezelve ordre terug; en wanneer de zieken zodanige aanvallen meermalen ondergaan hebben, zo blyfr 'er eenaltoosdurende gheelzugt, en zomtyds wel zwaarder wordende; maar de aanval is van zo fterke toevallen niet verzeld : als dan word een vol gheele couleur over het lichaam verfpreid, de fpog zelve werd bitter (het geene niettemin zeldzaam waargenomen word), eindelyk worden zy na verloop van tyd by naar zwart over het geheele lichaam , de voeten beginnen zagtjens aan, meer en meer te zwellen , ten laatften ook de buik cri zy fterven waterzuchtig. Zomtyds gebeurd het ook, dat de aanval deezer ziekte zo hevig is, en de verzeilende koorts zo fterk, dat 'er een ware leverontfteking volgd, zomtyds met een hevige dood; zomtyds ook* de zo gevaarlyke verzweering der lever, hoedanig geval in de Edimburgfche Verhandelingen (m) gevonden word. maar het eerfte (/) Coac. Pranpt. 325. Charter. Tom. VIII. pag. 870, (»0 Tom. II. No. XXIX. pag. 345. &c. Kk 3  2Ö2 DE ONTSTEKING DER LEVER. §,?5o. ftc beloop der ziekte komt meer te voren , eindelyk , ten zy zy genezen word , in de dood eindigende, den afgang begint eenige dagen te voren voor deeze aanval, zomtyds wit, grys, potaardaehtig te worden ; zomtyds komt 'er in de eerfte aanvallen der ziekte gheele ftof door de afgang te voorfchyn, wanneer tevens een gheelzugtige couleur in het vel en de pis verfchynt. Alle deeze toevallen leeren duidelyk, dat de oorzaak deezer ziekte is het beletzel, het geene de uitgang der gal uit de galblaas in de twaalfvingerige darm belemmert; waar door de wederhoude gal, daaglyks in hoeveelheid vermeerderd, de galblaas meer en meer uitzet, totdat, ofte door de vergaderde menigte gals, ofte door de, door het ftilftaan veroorzaakte fcherpte, ofte van het belemmerend beletzel, in de nauwere hals der galblaas gejaagd, door de prikkeling, pynen, kramptrekkingen der buik, vreeslyke brakingen , allerongeruste woelingen des lichaams , om de nauwlyks te verdragene benauwtheid ontftaan. maar door alle deeze zo hevige fchokken , en vooral door de drukking van het middenrift en der buikfpieren te zamen werkende, word het beletzel, de uitgang der gal belettende, uitgejaagd, of de gal in de galblaas bevat, word wederom in het bloed gedrukt; dus word de oorzaak, de galblaas te zeer uitzettende, weggenomen, of word ten minften grotelyks verminderd; maar 'er ontftaat een gheelzugt; en indien tevens de oorzaak, de uitgang der gal helettende, niet werd weggedaan, zo komt door de wederom by een vergaderde gal hetzelve treurfpel weder, maar wanneer de gal meermale in het bloed weder terug gedrukt is, worden deeze vaten zoVerwyderd, dat dit met veel minder kracht kan gefchieden ; en eindelyk zeer gemakkelyk fchynt te gefchieden, en als dan blyft 'er een altoosdurënde gheelzugt, zomtyds wel hoger van couleur, naar de waarneming eener lichte benauwtheid of braking , maar de toevallen ko-  $. 95°. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. £63 komen nooit zo hevig wederom, aangezien 'er een lichte kracht vereischt word , om de gal door de lever wederom in de holle ader te dringen, ik heb my dikwils verwonderd , dat zodanige zieken, offchoon zy een gedurige gheelzugt hadden; nogthans een vry goede eetenslust hadden, en 'er altyd een goede verteering der lpyzen, als ook van gelyken een ontlasting, op gevolgd is. mooglyk vervuld de lever-gal, a]s dan overvloediger en fcherper ge_ worden, het gebrek der gal van de galblaas: moog'Jyk kan ook een gedeelte der gal, van de galblaas in de lever wedergekeerd , in de galleider komen, en aldus de werking der lever-gal vermeerderen, want dat 'er een weg is uit de galleider in de galblaas , heeft de ontleedkunde geleerd, maar zodanige zieken worden min of meer mager, en eindelyk, door de langdurigheid der ziekte, het bloed door de vermengde gal te veel ontbonden zynde, ontftaat de waterzucht.. Het blykt uit dit alles, dat alle beletzel, de uitgang der gal uit de galblaas belemmerende, oorzaak deezer ziekte zyn kan , en dat de moeielykheid der genezing onderfcheiden is, naar mate deeze oorzaak moeielyker of gemakkelykerkan weggenomen worden, ik heb zomtyds gezien, dat de zieken, gal, zo vast klevende als lym, braakten, de gheelzugt naderhand nooit wederkerende, maar zeer talryke waarnemingen hebben geleerd, dat de dikwervigfte oorzaak der wederkeerende gheelzugt waren de fteenachtige zamengroejingen in de galblaas ontftaan, en men vind overal by de Schryvers zodanige gevallen : want de wederhoude gal brengt vry fchielyk fteentjens voort: dat ik ook in de gal waargenomen heb,, welke ik aan haar zelfs in een zuiver glas overgelaten had, op dat zy zoude verrotten; want ik heb op de grond fteenachtige ftukjens gevonden, ik heb onder veele,, welke ik, aan deeze ziek* te leggenden , onder handen heb gehad, byna geen een genezen gezien, of 'er wierden in de afgang groter en kleinder zoort van fteentjens gevonden, (welke ik daarom altyd zorgvuldig onderzocht  Mf4 DE ONTSTEKING DER LEVER. 5. 950. zocht heb), ik heb veele lyken, deeze ziekte onderhevig geweest zynde, ontleed, en ik heb altyd zodanige fteentjens gevonden, maar de grootte en gedaante deezer zyn zeer verfchillende . als ook de hardigheid en couleur, het meest van al kwamen my zodanige voor, die uitwendig de couleur en fmeerigheid byna van fpaanfe zeep hadden, gebroken zynde, vertoonden zy een gheele pis. ik bewaar noch zeventig zodanige fteentjens van onderfcheidene grootte, by naar alle van onderen breed en van boven fcherp , ■ welke een oude vrouw afgegaan had, welke naderhand verfcheide -jaren vry. van deeze ziekte geleefd heeft, ik heb uit de blaas van een andere oude vrouw, welke naar een langdurige gheelzugt aan de waterzugt geftorven was, honderd en meer zodanige fteentjens gehaald, dewyl ik dit fchryf, heb ik een zeer doorluchtige vrouw onder handen, welke nu reeds twee jaren de gheelzugt heeft, en bynaar daaglyks fteentjens begint af te gaan; zomtyds zwart en zeer hard, zomtyds zwart met witte flippen vermengd , zelden geelagtig, die zachter zyn ; te gelyk word 'er in de vuiligheid een genoegzame grote hoeveelheid grof zand gevonden, 'er zyn reeds meer dan twee honderd fteentjes voor den dag gekomen ; welkers grootfte nogthans niet grooter dan een erwt zyn; waaruit ik achterdenken heb, dat 'er noch groter fchuilen, alhoewel de gheelzugt nu begint te verminderen, ik heb voor weinige maanden in het lyk van een voornaam Edelman, die na door een we. derkerende gheelzugt eenige malen aangetast geweest te zyn , door de ontfteking der lever geftorven is, in de dunne darmen een fteen gevonden, aan de zo zeer vermaarde Americaanfe fteen, yzervarken genoemd, in couleur gelyk, vry zacht op de buitenfte oppervlakte, maar de pit veel harder en rosfer van cou-. leur. Het blykt nu gemakkelyk , dat zodanige fteentjes de gheelzugt niet voortbrengen , ten zy zy de uitgang der gal uit de galblaas belet hebben; en dus hebben zy in 't lyk kunnen gevonden  5-950. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. &6S den worden, alhoewel de Geneesheeren de gheelzugt niet omwaar geworden zyn, nochte daar uit kan niet befloten worden,&dat de zodanige fteenachtige zamengroejingen de plaats niet bekleden kunnen, der oorzaak de gheelzugt voortbrengende, te gelyk word ook begrepen, dat, wanneer deeze fteentjes hunne ligging veranderenden, 'er wederom op nieuw een vrye weg kan o-ebaant worden voor de gal in de darmen, ja, en dat tevens met de gheelzugt de uitwerpzelen der aars gheel worden; te weten, wanneer tusfchen die hevige pogingen der braking , die de gheelzugten gewoon'lyk verzeilen, iets van de gal in de twaalfvingerige darm uitgedrukt worden; de fteentjes wel belettende de vrye uitgang maar nogthans niet zo volkomen verftoppende, of 'er kan door zodanige grote kracht noch iets uitgedrukt worden, zeker wy nemen alle diergelyke toevallen waar, wanneer de fteen der blaas de vrye waterlozing belet, dus blykt het dat van Helmont te onrecht tegen de Geneesheeren uitvalt, om dat zy de oorzaak der gheelzugt in de verftopping der galleider fielden (V)- op dat hy, te weten zyne drekachtige gisting, waar vanhyzo veel gedroomt had, een vaste voet zoude geeven. het gebeurd zomtyds ook hoewel zeldzaam , dat de uitgang der gal belet word, en de afgang wit is, zonder eenige gheelzugtige couleur in 't vel waargenomen : maar als dan word de gal wel in de galblaas terug gehouden, maar te vastklevend en lymachtig, dan dat zy in de lever zoude kunnen wederomkeeren, maar allengskens in hoeveelheid vermeerdert, zet zy boven mate de galblaas uit; hoedanig vry wonderlyk geval, in een kind van twaalf jaren gevonden word fa), die van een hoogte gevallen, het week der rechter zyde fterk ge- iW (n) In Tradtatü, cui Titulus : Scholarum humoriftarum paRiva dcuptto atque Ignorantia, Cap. IV. pag. 8ao. &c. (O Medical Effays Tom. II. No. XXX. pag. 352. &c» Derde Deel. LI  266 DE ONTSTEKING DER LEVER $,050. floten had, en die daarna, na veele kwalen doorgeftaan te hebben, aan het water geftorven was. in het dodelichaam is de galblaas van een wonderbaarlyke grootte gevonden , inhoudende acht pond dikke gal, uit welke reeds verfcheide zakken over elkander gevormd waren, van zo veel te vaster zelfftandigheid, naar mate zy nader aan de zyden der galblaas waren, maar die, welke omtrent het middenpunt der galblaas zaten, waren dunner en minder duifter: de gemeene galleider was wyder als naar gewoonte, met veele fponsachtige en kleine {teentjes vervuld , van een gheele couleur, welke op het water zwommen : intusfchen word waargenomen, dat 'er buiten de witte afgang geen een toeval der gheelzugt aan wezende is geweest in dit kind. 1 Wanneer my zodanige wederkeerende gheelzugten in de oeffening der Geneeskunde te voren kwamen, eerst door myn allerbeste Mee/Ier gewaarfchouwt, en daar naar in dit gevoelen, door de leezing der'Geneeskundige Waarnemingen, bevestigd,- heb ik altyd gedacht op de fteentjes in de galblaas zittende, en ik heb de geheele geneezing tot dit einde beftierd, dikwils met een genoegzaam gelukkig gevolg, het blykt van zelve, dat hier maar twee dingen kunnen voordelig zyn, ofte op dat de zamengegroeide fteentjes ontbonden worden, ofte op dat de wegen, door welke zy in de twaalfvingerige darm kunnen komen, vry gemaakt worden ; want als dan is 'er hoop dat zy door de afgang met de overige inhoudzels der darmen uit kunnen gaan. Ik heb veel dingen beproeft, op dat ik , het geene dat deeze fleenachtige zamengroejingen konde ontbinden , zoude vinden , en te gelyk zonder gevaar en met volle krachten tot die plaatzen zoude kunnen komen ; maar ik ben noch zo gelukkig niet geweest, dat ik iet diergelyk heb kunnen vinden, het is wel waar, dat door een ruim en gedurig gebruik van het fap van gras, paardebloemen, chicorei, duivekervel en diergelyke , waargenomen heb, dat gelyk «als kleine af breekzels der fteentjes met de afgang uitgingen . ja dat zomtyds de harde afgang uitwendig als rouw ■ , . door  §. 950. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. a57 door deeze brokjes was , en in de uitgang door den aars, het einde der rechte darm ontvelden; maar ik was daarom niet zeker, dat het kleine deeltjens der fteentjes waren, aangezien 'er zomtyds m de galblaas , dé galleider en de zelfftandigheid der lever zelve, in de dode lichamen zodanige kleine rouwe fteentjes, ja en zand gevonden zyn. Fejalius (p) heeft zodanig merkwaardig geval gezien in het lyk van Prqperus Martellus, een voornaam Florentyner, die veele jaren dé gheelzugt gehad had; en daar na door een haastige dood was geftorven! want hy heeft de galblaas van de grootte van twee vuiflen gevonden, en eenigzints met kleine fteetitjes vervuld, die te zamen gehegt, zeer gelyk waren aan gierskorlen, ofte eerder aan de rouwe oppervlakte der gemeene in de winkels verkogt wordende tutie. dierhalve fchynt het zomtyds te gebeuren , dat de wederhoude gal alleen maar in kleine brokjes te zamen groeit, en ook niet door langdurigheid van tyd tot groter fteenen gevormd word; en iemand zoude dwaaslyk geloven, wanneer deeze zomtyds door de afgang uitgaan, dat de grotere fteenen door de kracht der geneesmiddelen in kleindere deeltjens zouden vermindert zyn geweest. De voornaamfte hoop der genezing dierhalve , is, dat 'de fteenen hier zittende, de weegen allengskens verwyderdzynde, door de vry nauwe hals der galblaas uitgaan, en daar van door de galleider der galblaas en der gemeene leider in de twaalfvingerige darm, de ontleedkunde leerd ons wel dat deeze weg nauw is, maar allerzekerfte waarnemingen, en vrytallyk, hebben geleerd, dat deeze op een wonderlyke wyze kunnen wyder worden, op dat ook vry grote fteenen een uitgang vinden, wy zien het zelve ook in de pisleiders gebeuren, welke in die,die meermalen fteenen der nieren uitgeworpen hebben , op een wonder* QO In Epiftola de Radia; Chinaj, Tom. II. pag, 6>4» LI 2  £68 DE ONTSTEKING DER LEVER §. 950. derlyke wyze wyder worden; en ik heb deeze in een door de fteen ) de fnyding der galblaas, als moog'lyk en voordelig heeft voorgefteld , op dat de fteentjes 'er uit zouden gehaald worden ; indien , te weten, dat men zeker was, dat de grond der galblaas aan de penszak vastgegroeit is. de tekenen, door welke dit kan gekend worden, worden aldaar opgenoemd, en aldaar worden veele waarnemingen gevonden, welke deeze zaak ophelderen; te weten , wanneer het gezwel der uitgezette galblaas voor een zweer wierd gehouden, en doorgeftoken. maar men moet aanmerken, dat, die geftorven zyn, in welke de gal, de galbaas niet aan de penszak vastgegroeit zynde, in de holligheid der buik, dooreen gemaakte wond had kunnen vallen ; en dus word ons met recht ingefcherpt, dit eerst zorgvuldig te onderzoeken, op 't eerfte gezicht zal het moog'lyk een vermeetele daad fchynen , zulks te beproeven, maar die geene, die het eerst beproeft heeft de fteen uit de pisblaas te fnyden, is zeker veel ftoutmoediger geweest. Waar- OO Memoires de 1'Academie Royale de Chirurgie, Tom.I. pag, 155—188. Derde Deel. Mm  £74 DE ONTSTEKING DER LEVER §.9So. Waarom in fcherpe zo dodelyk voor den zevenden dag > Van te voren §. 564. is gezegd , dat die ziektens, welkers beloop wel fchielyk en met gevaar verzeld is, maar nogthans den tyd van veertien dagen duuren, ja zelfs tot de twintigfte dag toe uitgerekt worden, eenvouwdig fcherpe ziektens genoemd worden, maar de allerfchielykfte ziektens die voor den zevenden dag eindigden, en te gélyk van gevaar verzeld waren , wierden zeer fcherpe genoemd, maar uit het geene §. 587. en §. 741. van de beoordeeling en de oordeelsdagen gezegd is, heeft het gebleken, dat de koking der ziekte ftof, én de verbetering der ziekte , in het opklimmen der ziekte niet kan verwagt worden, maar dan alleen, wanneer de ziekte op zyn hoogst is^ ofte nu reeds in de volgende dagen begint te verminderen, alwaar dierhalve in de fcherpe ziektens voor de zevende dag de gheelzugt aanwezende is, is 'er kwaad achterdenken, omdat zy eerder de vermeerdering der ziekte aanduid , en de verftopping der tot noch toe vrye lever, door de noch ongekookte ftof, want het door de fcherpe koorts gefmolte vet van het net, of ook de zwaitgalachtige ftof, zal een allerergfte leverohtfteking voort kunnen brengen, (ziet §. 916".). waarom Hippocrates (s) gezegd heeft: Bet is kwaad wanneer de gheelzugt voor den zevenden dag ontftaat. maar hy heeft 'er zeer voorzichtig bygevoegd : ten zy -die vochten door den afgang weggaan, want indien de ftof in de lever gejaagd, wel ongemakkelyk doorgaat, en hier door eene verftopping veroorzaakt, kan zy niet te min fchielyk genoeg in de darmen komen, wanneer de galvaten uitgezet zyn , zy valt door den afgang uit, en de lever word verlost; en als dan is'er een doorgang als van een min doorgankelyke ftof, wel door de koorts naar de poortader bewogen, maar daar niet lang vastzittende, en zonder nadeel aan de lever te doen door de leider der levergal in de twaalfvingerige darm uitgejaagd. O) Aphor. ós. Sect. IV. Charter. Tom. IX. pag. 174,  §.95c. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 275 Ik heb meer dan een -zodanig geval gezien, en onder deeze heb ik een man onderhanden gehad, die ter middernacht in 't water zynde gevallen , en hier door ten hoogften verfchrikt, 's anderen daags een vry fcherp zydewée kreeg in de linker zyde : de vierde dag der ziekte kreeg hy een gheelzugtige couleur in de oogen , en het week der zyden was zeer opgezwollen ; maar des avonds van den zelfden dag ging hy vyfmaal met verlichting af, en de afgang duurde tot het einde der negende dag. de afgang was eerst gheel, vry ftinkende, daar naar ros, eindelyk aschcouleurig, allerftinkendst: de veertiende dag maakte een ruim affcheidend zweet een einde der ziekte, misfchien word hier uit ook de andere plaats van Hippocrates verftaan (t), alwaar gelezen word : wanneer in de galkoorts de gheelzugt met zeer grote koude ontjlaat voor de zevende dag , ontbind zy de koorts: maar indien zonder groote koude en ontydelyk , is zy dodelyk. want zodanige gheelzugt geeft wel te kennen dat de lever verftopt word, maar de verzeilende grote koude , verzekerd ons, dat die ondoorgankelyke ftof niet lang in de nauwigheden der poortader vast zal zitten , maar dat zy nu reeds ontbonden en beweegbaar word, gelyk breeder in de verklaringen §. 741. bewezen is , alwaar over de beoordeelbare grote koude , die de heete koorts ontbind, gefproken wierd. Het blykt uit verfcheidene waarnemingen van Hippocrates welke §. 923. 4. aangehaald zyn, dat de gheelzugt in de fcherpe ziektens voor den zevenden dag , indien 'er geene ontlasting der ftoffe is, door welke de lever bezwaard wierd, fchadelyk is geweest, en op de aldaar aangehaalde plaats (u) word aangetekend, dat een ruime ontlasting door de afgang, het water, of bloedftorting der neus , en zomtyds alle deeze te gelyk, voordeelig is geweest: maar dat een andere zieke, die de zesde dag der ziekte de geelzugt had gekregen, en geene van alle deeze ont- 00 De Acut. Morbor. Vid. Charter. Tom. XI. pag. 163. 00 Epidem. I. Textü 65. Charter. Tom. IX. pag. 66* Mm i  z76 DE ONTSTEKING DER LEVER §.950. ontlastingen hadde gehad, geftorven is. maar ook op een andere plaats (zv) leest men van Hcrmocrates, die de zesde dag der ziekte de gheelzugt kreeg; maar de pis was dun, en hy heefc geyld; en offchoon de ziekte lang heeft geduurt, is hy nogthans den zeven- en- twintigften dag geitorven. den vier- en- twintigften dag kwam 'er wel dunne vloejende vuiligheid door de afgang te voorfchyn, maar met geene de minfte verlichting, aangezien dit te laat gefchied is. want de gantfche hoop op een gelukkige uitkomst is in dit geval, dat dat geene fchielyk uit het lichaam uitga , het geene door de kracht der ziekte in de lever gejaagd was geweest. "Waarom zo onverwinnelyk in dezelfde na den zevenden dag. Dat de ftof der ziekte , in de fcherpe ontftokene ziektens gekookt en beweegbaar gemaakt, door verplaatzing , haare vorige zitplaats verlatende, andere plaatzen kan bezetten , en nieuwe ziektens voortbrengen, heeft uit het geene §. 593. gezegd is, gebleken, en het heeft §. 839. en §. 84.1. gebleken, dat dusdanige ftof ook naar de lever komt, en door deeze zomtyds alleenlyk met eenige moeite doorgaat, en zomtyds ook in de lever blyft, en een gevaarlyke verzweering voortbrengt, welke zeer moeielyk valt te genezen, gelyk §. 936. breeder uitgelegd is. offchoon men dierhalve na den zevenden dag hopen mag dat 'er geen ongekookte ftof meer in de lever gejaagd worde, maar reeds gekookte en ten onderen gebragte, en dus minder fchadelyke; zo zyn 'er niet te min veele kwalen te vreezen, ten zy dezelve fchielyk daar wederom uitga, waar door Hippocrates dit voorzichtiglyk onderfcheiden heeft (x) , zeggende : hef is goed, zvanneer in de koortzen, den zevenden, ofte den negenden, ofte den veertienden dag de gheelzugt ontftaat: (in de Verzamelde Voorkennisfen word oordeeldag gevonden, en word tevens geprezen , wanneer dit den elfden dag gebeurd,) ten zy het zueèk der rechter zyde hard zvord, als dan is het in 't geheel niet goed. want 00 Epidem. III. iEgrot. 2. Ibid. pag. 2ro. (V) Aphor. 64. Secr. IV. Charter. Tom. IX. pag. 175. & Coac. Praenot. No, 12a. Charter. Tom, VIII. pag. 858»  §.95°. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 277 want indien het week der zyde verhard word, is het een teken , dat de daar naar toe geftierde ftof aldaar wederhouden word, en aldaar ofte een longzweer verwekt, ofte dat 'er door de verblazing van het dunfte gedeelte een knoestgezwel ontftaat; waarom hy op een andere plaats voor ontegenfprekelyke ftelregel der geneeskunde gefteld heeft (y) : het is kwaad dat de lever in de. gheelzugtige hard word. Maar aangezien de affcheidende verftoringen dikwerf van benauwtheid verzeld gaan, zonder tekenen van een opgepropte long, zo gebeuren misfchien dikwerviger dan men gelooft zodanige verplaatzingen der gekookte en beweegbaar gemaakte ziekteltof naar de lever, zo nogthans, dat dezelve aldaar niet lang vast blyft zitten, nochte zo verre de doorgang der vochten door de poortader belet, dat daar door de gheelzugt ontfta; waar over men zien kan , het geene in de verklaringen §• 633. gevonden word. Waarom een ruime rode loop enz. Om dat alsdan door de darmen uitgaat, hetgeen de lever bezwaart had; maar aangezien, gelyk in 't begin van dit Numero gezegd is, de in de lever bevatte vochten gemakkelyk verrotten; hierdoor veroorzaakt deeze fcherpe ftof altyd pyn en buikpynen in deszelfs doorgang door de darmen , ofte wel eene moeielyke afgang, maar deeze moet fchielyk eindigen, wil zy heilzaam zyn, te weten wanneer alle ziekteftof ontlast is zonder de geheelheid van het ingewand te kwetzen. want anderzints , de lever bedurven zynde , komt 'er een langdurige en ongeneeslyke rode loop te voorfchyn. in die algemeen heerfchende koortzen door Hippocrates befchreven (z)9 in welke fommige b -. zie* 00 Aphor. 42. Sect. VI. Charter. Tom. IX. pag. 275. 00 Epidem. I. Textu 45. &c. Charter- Tom. IX, pap. 66, Mm 3  srö DE ONTSTEKING DER LEVER. §. 95°- zieken den zesden dag de gheelzugt kreegen , tekent hy aan , dat by de tneeile de ziekte in de rode loop eindigde , en dat 'er dus veele van genezen zyn. hy heeft ook een korte rode loop in de miltzugt geprezen (et), maar al het vocht der milt word naar de holle ader geftierd, en kan van daar door de lever in de darmen kometi. waar uit het wederom blykt, dat deeze weg der natuur vry aanmerk'lyk is, op dat de ziekteftof van andere plaatzen des lichaams naar de lever gevoerd , en daar van daan dooide rode loop uit het lichaam gejaagd worde. Waarom de aderlating enz. De aderlating word in de genezing der ontfteking gewoonlyk om driederlei redenen in 't werk gefteld, te weten op dat de verdere kwetzing der ontftokene vaten belet worde, door de vermindering van de hoeveelheid des bloeds en deszelfs geweld in de verftopte vaten (§.396.); ofte op dat de vaten door de ondoorgank'lyke ftof uitgezet, hunne veerkrachtige kloppingen door de vermindering van het uitzettend vocht wederom krygen (§. 398 > ; ofte eindelyk op dat .de verftoppeude ftukjens, door de vermindering van het geweld van het van achteren aan dringend vocht, wederom geduwtkunnen worden in wyder plaatzen , en dus de verftopping opgelost worden (§. 400.). maar het blykt gemakkelyk , dat alle deeze uitwerkingen der'aderlating, aangezien het bloed der poortader reeds aderlyk geworden is, eer dat het op nieuw in de nauwigheden der naar elkander lopende takken gejaagd word, en dus de kracht van het hart en der flagaderen op dit bloed zeer zwak is, Blinder kracht hebben in de genezing der leverontfteking: maar alwaar de ontfteking omtrent de eindens der leverflagader zit, als dan kan mn groter uitwerking, gelyk als in het overige des lichaams, te weten van de aderlating, verwachten, maar daarom word Ga>Coac. Prswoj.-NA.^óö. Charter- Tom. VUL pag, 8/9- & Aphor. 48. Seft. VI. Charter- Tom. IX. pag. 281,  5-950- EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 27/9 word de aderlating, niet als onnut in deeze ziekte , ten eenemaal verworpen; want zy zal het altehevig geweld der koorts kunnen beteugelen (§. 610.), de hitte verminderen, de vaten gcledigt zynde , voor de affpoelende en verdunnende middelen een gemakkelyker weg en vermenging maken. Waarom in alle fcherpe ziekte zo zeer gelet moet worden enz. Wy zien hier en daar in de werken van Hippocrates, dat hy overal in de ziektens gelet heeft op de gelteldheid van het week der zyden, en dat hy vry dikwerviger van dezelve gewag heeft gemaakt, als wel van de pols. men zie het geene §. 701. en 735. van de gefieltenis van het week der zyden , als een teken in de ziektens, gevonden word , alwaar breder over deeze zaak gehandeld is geweest, van gelyken is 'er §. 909, van de naa'r agter opwaarts trekking van het week der zyden, als een teken der bastaard razende koorts , gefproken. Waarom de Couleur der oogen en der pis enz. Het is een vaste waarneming, dat de eerfte tekenen der gheelzugt in de oogen en in de pis te voorfchyn komen, maar aangezien de gal zeepachtig is, word zy zeer gemakkelyk in het waterige gedeelte van het bloed ontbonden, en word met het zelve door zodanige vaten bewogen, welke door hunne nauwigheid en het röde bloed en deszelfs wei uitfluiten, maar het aangewasfe oogvlies beftaat voornamentlyk ten eenemaal uit zodanige en bynaar naakte vaten, ofte ten minften door een zeer dun vlies alleenlyk bedekt; hier door Word de gheele couleur van de met het bloed vermengde gal aldaar ten eerften waargenomen, de vaten der nieren , de pis affcheidenden , fluiten van gelyken het rode bloed en de wei buiten, en laten alleen het waterige gedeelte van het bloed met de fcherpe gewordene zouten en oliën van het bloed, vermengd, toe; waarom door dezelfde reede , de gal met het bloed vermengd zynde, de pis ten eerften geverwt word. maar in  a8a DE ONTSTEKING DER LEVER. §.950: in de overige deelen des lichaams belet het dikkere vel, dat de gheelheid niet zo fchielyk te voorfchyn komt, of de overvloedige vaten met het rode bloed vervuld, verduiftereti de gheele couleur der kleindere vaten , gelyk b. v. in de lippen , die van gelyken een dun vel hebben, maar in een langdurige gheelzugt, word het bloed door de vermengde gal ontbonden , het roode gedeelte des bloeds word langzamerhand verminderd, de hoeveelheid der gal in het bloed wederom gejaagd, vermeerderd daaglyks, waar door dan het geheele lichaam gheel word, en té gelyk word de afgang , door geene gal meer geverwt zynde , wit of grys; en zo haast deeze wederom op nieuw gheel beginnen te worden , verminderd de pis en het vel in gheelheid. intusfchen nogthans fchynt de gal niet gemakkelyk door die vaten, welke de gyl voeren, te gaan, of zy fcheiden de melk van het bloed: want de gyl in de melk vaten, in de gylzak , in de gylleider, word altyd wit en zoet gevonden, alhoewel de gal in gezonde lichamen natuurlykerwyze met den inhoud der darmen vermengd word. ik heb een gheelzugtige vrouw gezien, welke het geheele aangezicht en de geheele borst hoog gheel was geverwt , de overige deelen des lichaams niet; het kind dat zy zoog, was niet afkeerig van de moederlyke borst, en ik heb de melk wit zonder eenige bitterheid gevonden, zy gaat ook moeielyker door de in een gewonde zamenftelling der fpogklieren , want ik kan my niet herinneren, dat ik ooit een zieke in 't begin der gheelzugt over de bittere fmaak der fpog heb horen klagen ; maar in de verouderde gheelzugt heb ik dit fomtyds waargenomen, maar niet altyd. eindelyk word in hartnekkige gheelzugten het bloed zodanig door een galagtige kwaadfappigheid bedurven , dat 'er nauwlyks iets van het bloeiende en rode bloed overig is , en alle de inwendige en uitwendige deelen worden met gal geverwt, zonder dat zelfs de beenderen en kraakbeenderen hier van uitgezonder zyn : ja dat meer is ook de dunfte vochten , welke door de vaten der oogen vloeien, worden zodanig ge-  §.95o. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 28i geverwt, dat alle voorwerpen met een gheele couleur overftort fchynen, het geene de zeer vermaarde Hofman getuigd tweemaal gezien te hebben \b). Waarom de ontftokene , verzwore gebreken enz Voor eerst om dat de lever met het holle gedeelte op veele' der opgenoemde deelen legd; en dus kunnen deeze kwalykvarende deelen door hunne naburigheid alleen , nadelig aan de lever zyn; ten tweede , om dat het bloed der aders van de buikingewanden wederkerende, in de ftam der poortader te zamen vloeit, en daar van daan door de geheele lever word verdeelt, en dus worden de gebreken , in deeze ingewanden ontftaan, gemakkelyk aan de lever medegedeeld , of ten minfte word de affcheiding der gal in de lever belet, tot welke het bloed der aders van alle deeze ingewanden vereischt word gelyk in de natuurlyke kennis van het menfchelyk lichaam word bewezen (c). Waarom zo onregelmatig enz. Om dezelfde rede • want de lever verftopt zynde, word de vrye doorgang van het bloed door de nauwigheden der poortader belet, en dus kunnen de aders der ingewanden tot de gylmaking dienende , zich niet ontlasten, dewyl de flagaders met hunne aanvoering voortgaan • waar door alle deeze vaten vol blyven en uitgerekt worden, aldus word de rede begrepen van die benauwtheid der borstin ken ; en te voren §. 647., alwaar over de ftoffelyke oorzaak der opruspingen en winden gehandeld wierd , heeft gebleken , dat door de verrotting zelve de lucht in onze vochten verholen uitgewerkt word, en wederom veerkrachtig word; en dus blykt d© reden, waarom ook het trommelwater volgd, gelyk reeds i. 939. vermaant is , en naderhand in het hoofdftuk van bet Voeteuvel breder zal gezegd worden. Waarom door de waterzucht de vermagering enz. 'Er is een weinig te voren hier van gefproken, wanneer 'er gefproken wierd van de oorzaken, waar door de lever zo uitgedroogt kan worden. Waarom een leveragtige rode loop ? Indien de in de lever vergaderde ftoffe door de lever galleider een weg in de darmen heeft gevonden, welke door haare fcherpheid prikkelende, buikpynen en dikwils zeer hevige pynen mer gedurige persfingen tot de afgang, voortbrengt, wanneer de ziekteftof aldus ontlast kan worden; dit ingewand ongekwetst blyvende, zal zodanige rode loop heilzaam zyn; gelyk een weinig te voren door de waarnemingen van Hippocrates bevestigd is geweest: maar wanneer de etter uit de zweer der lever, nu fcherp geworden, inde dar-  §.95°. EN VEELVULDIGE GHEELZUGT. 285 darmen drupt, is de rode loop veel gevaarlyker. maar indien de zeer ftinkende gefmolte ftof der lever , ofte van het knoestgezwel in kanker ontaartende, het fcherp waterig bloed in de darmen zullen gekomen zyn, zo volgt 'er een dodelyke rode loop, door geen kunst te genezen. Hippocrates heeft niet zonder rede zodanige rode lopen voor kwaad gehouden (/), welke te gelyk met de leverontfteking aankwamen, maar die heilzame rode lopen , welke hy in de algemeen heerfchende ziektens had waargenomen , ontftonden in de zieken, die de zesde dag der ziekte gheelzuchtig wierden, omtrent het einde der ziekte; het geen een groot onderfcheid maakt. (0 Praïdidion. Lib. II. Cap. XIII. Charter. Tom. VIII.pag. 8ar. Nn 3 D E  23.5 . DE ONTSTEKING DER MAAGH. §.951* DE ONTSTEKING DER MAAGH. $• 9S1- /^elyk de overige deelen, aldus kan ook de VJF maagh door een ware ontfteking aangetast worden, welkers tekenen en uitwerkingen deeze byna zyn f een brandende pyn , vastzittende, ftekend op de plaats der maagh ; deszelfs verheffing op het zeilde poinót, alwaar iets in dezelve ingenomen word , een zeer pynlyke braking ten eerften op alles wat men gebruikt volgende, met een pynlyke hik; zeer grote en gedurige benauwtheid der borstingewanden ; een gedurige fcherpe koorts, deszelfs oorzaken zyn algemeene ontftekingen, ofte de nabyheid van andere, ofte fcherpe ingenome dingen. Aangezien te voren (§. 373.) aangetoond is , dat alle deel des lichaams, in welke de netwyze verdelingen der flagaders, ofte de beginzelen der zenuw waterflagaderen zyn, de zitplaats der ontfteking is; blykt het genoeg, dat ook in de maagh zodanige ziekte kan ontftaan. want door de kunst vmRuyscb word bewezen, dat zeer talryke flagaders door de zelfftandigheid der maagh verfpreid worden, en door ontallyke inwikkelingen onder zich worden vereenigt, op dat zommige plaatzen door veranderde drukking belet zynde, de omvoering der vochten door de overige nogthans vry zoude blyven; en hierom ontfangt de maagh haare flagaderen van vier onderfcheiderie takken (k). nogthans halen de Geneesheeren deeze ziekte niet dikwerf aan, en men vind by Hippocrates alleenlyk eenige algemeene dingen van de ontfteking der borstingewandem 00 ü Boerhaave, Inftit. Medic. $. 77»  #&r: DE ONTSTEKING DER MAAGH. 28r rrfaar indien men dat geene , dat §. 382. van de tekenen der ontfteking gezegd is, op de maagh toegepast word, zal men èen kenmerk van deeze ziekte kunnen hebben; maar de voornaamfte tekenen zyn de volgende. s Eeri brandende pyn, vastzittende enz. Dat de maagh het bovenfte en vooffte deel der buik bezet, door de lever voor een gedeelte bedekt word, dat de milt tegen deszelfs linker zyde legd , de alvleisch klier onder dezelve zit, en dat èen gedeelte van het middenrift tegen de maagh aan is, deszelfs bovenfte mond door het middenrift heen gaat, is uit de ontleedkunde bekend: waardoor de ontfteking in naburige deelen ontftaan , moog'lyk een twyffelachtige kennis zoude kunnen veroorzaken, hier komt by , dat de plaatzing der maagh in dezelfde mensch veranderd, naar mate zy ledig , of door winden of fpyzen uitgezet is. daarenboven worden zomtyds wonderbare verfcheidentheden in de plaatzing der ingewanden gevonden, en wel voornamentlyk in die der maagh, gelyk ik y eene andere gelegentheid §. 169. alwaar over de voorkennis der wonden gehandeld wierd, aangehaald heb. Deszelfs verheffing enz. Dit teken is bynaar het eigen kenmerk, wanneer door de fpys en drank, ook in kleine hoeveelheid, en door zodanige, welke de maagh anderzints gemakkelyk verdraagt, de pyn heviger word. want indien de ontfteking in de plaatzen , naby de maagh gelegen , zit, word dezelve wel door de opgefpanne maagh geprikkeld, maar de verheffing der pyn word niet van ftonden aan gevoeld, indien men weinig te gelyk eet of drinkt, als dan volgd gewoonlyk de braking, maar met een allerhevigfte pyn , dewyl dit ontftoke deel eene ftuiptrekking krygt, en door het middenrift en  c88 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 951. en de buikfpieren te zamen werkende , zeer zwaar gedrukt word. maar waarom de hik volgd op de ontfteking der maagh, blykt uit het geene , dat te voren 5. .659. van de hik gezegd is. Zeer groote benauwtheid enz. De ontleedkunde leerd ons, dat 'er zeer talryke zenuwen door de maagh verfpreid worden; ja, dat het achtfte paar naburig aan en tegen de bovenfte mond der maagh is , is een iegelyk bekend ; welk paar zenuwen zich door alle de buikingewanden verfpreid, wanneer dierhalve de gezwolle deelen der ontftokene maagh de naburige zenuwen uitrekken en prikkelen, worden zeer moeielyke kramptrekkingen in alle de buikingewanden verwekt, waar door, gelyk (§. 633.) bewezen is , de benauwtheid ontftaat. hier door worden door de ingezwolge vergiften, zo grote benauwtheden waargenomen, wanneer zy noch in de maagh zitten ; ja, wan-, neer de bedurve gal de maagh prikkeld, ofte men de zo gemakkelyk verrottende lever der visfchen in te grote hoeveelheid heeft geëeten, zo word 'er een ondraaglyke benauwrheid geboren , tot dat deeze door de brakmg uit de maagh uitgeworpen zyn. Een gedurige fcherpe koorts , welke alle ontfteking van eenig aanbelang, voor al in de ingewanden, gewoonlyk verzeld. maar de rede deezer zaak is in de befchryving der ontfteking §. 382. 8. gegeven. . Maar van de algemeene oorzaken der ontfteking is reeds meer dan eens gefproken, welke alle ook hier plaats kunnen hebben, misfchien is wel de dikwervigfte oorzaak van alle, van deeze ziekte, yskoude drank, wanneer het lichaam eerst door den arbeid verhit is; van welkers fchadelykheid reeds meermalen in de  §. 95i' DE ONTSTEKING DER MAAGH. 289 de vorige ontftokene ziektens is gefproken. zodanige drank valt cnmiddeiyk in de maagh, en zal dus aldaar voornamentlyk kwade kwaaien veroorzaken ; en zomtyds worden beide de monden der maagh, door kramptrekking fchielyk zodanig te zamen getrokken , dat 'er zelfs geen druppel van onder nochte boven uitgaan kan, vooral indien een dorftig en door den arbeid verhit mensch op eenmaal een zeer grote hoeveelheid yskoude drank ingezwolgen heeft; door welke oorzaak ik dé dood in zeer weinige uuren naar ondraaglyke benauwtheden, veroorzaakt heb gezien, de zeer vermaarde Hofman (ï) verhaald verfchei .'ene diergelyke gevallen van de ontfteking der maagh door deeze oorzaak, en hy heeft met recht vastgefteld, dat deeze ziekte dikwerviger gebeurd, als gewoonlyk geloofd word. Maar het is klaar genoeg , dat de naburige ontftokene deelen diergelyk kwaad in de maagh kan voortbrengen; en wy zien dikwerf dat in de uiterlyke deelen van het lichaam de ontfteking zich breder uitfpreid door de naburige plaatzen. hierom is het geen wonder, dat in door de ontfteking der lever, de bastaard razende koorts enz. geftorvene , de maagh ontftoke, ja zelfs reeds van-het heet vuur aangetast is gevonden, hoedanige meer voorbeelden, hier en daar by Bonetus gevonden worden. Scherpe fpys en drank. De daaglykfe ondervinding leerd, dat de maagh van den mensch veele fcherpe dingen zonder nadeel kan verdragen, hoedanige de zeer vermaarde Swalve in de fraaije verhandeling van de beklagingen der maagh aanhaald. want veele dingen, welke door hunne fcherpte de keel in 't doorflikken zouden kwetzen, indien zy dezelve aanraakten, ontvangt de maagh dikwerf zonder eenige fehade. de dronkaarts zyn gewoon , door zeer fcherpe fpeceryen, als, peper, gember, enz. de door de daaglykfe dronkenfehap kwynende maagh op te wekken : . 00 Frid. Hofm. Opusc. Pathol. PracT:. Decad. 2. DilTert. VII. pag. 466. Derde Deel, Oo  eqo DE ONTSTEKING DER MAAGH. $. 95i. ken : de Geneesheeren geven zo dikwerf pillen van de zeer fcherpe geftampte bollen van kalfs-voet, met andere geneesmiddelen vermengd, aan de zieken zonder eenigefchade. de brandende fap van melkkruid, heeft Hippocrates geboden, in vygen te laaten druppen (m) en hy gaf deeze vygen voor den eeten aan de waterzuchtige, intusfchen heeft men waargenomen, dat zeer fcherpe dingen, met geene verzachtende middelen omwonden, de maagh knagen, zeer fcherpe pynen, fchrikkelyke kramptrekkingen, en een zeer kwade ontfteking voortbrengen, ja wanneer de Geneesheeren de lyken der onvoorziens geftorvene befchouwen, op dat zy de oorzaak der dood aan de Rechters berichten, hebben achterdenken dat zy door een fcherp vergif zyn omgebragt, wan» neer zy de maagh ontftoken of uitgeëeten hebben gevonden. Wepferus Qi) heeft verfcheide gevallen , welke deeze zaak bevestigen, maar 'er zyn noch andere, in welke zo grote fcherpheid door de zinnen niet ontdekt word, en welke nogthans door een verborge, maar nauw'Jyks te temme, prikkel, naar zeer zwaare kramptrekkingen, de ontfteking der maagh veroorzaken. Hofman (o) heeft zodanig geval, alwaar door acht grein fpiesglasin fubftantie toegediend, een vreeslyke braking met een zeer fcherpe pyn verwekt wierd, waar door ftuiptrekking en de dood. in het doode lichaam was het onderfte gedeelte der maagh ontftoken, en de poeder van-het fpiesglas zat noch vast aan het inwendige vlies der maagh. men heeft daar en boven waargenomen, dat de fcherpe ftof, ofte in het lichaam geboren, ofte langs andere wegen als door de flikking in het lichaam gekomen, in de maagh neergezet word, en dikwils allerergfte ontftekingen en het heet vuur (tri) De Victfl acutorum infine, Charter. Tom. IX. pag. 183. O?) De Cicutas Aquat. Hiitor. Cap. XXI. pag. 274. &c. ) heeft een lichaam ontleed van een mensch, door de pest in zeven uuren geftorven; hy had een gedurige braking met hoofdpyn gehad : hy heeft de mond der maagh door een zwarte korst reeds verbrand gevonden, in een andere welke door de pest in zestien uuren geftorven was , heeft hy de maagh met een nu reeds driedublelde korst doorboort gevonden (cf). maar ook de waarnemingen van de zeer vermaarde Sy denham , reeds by eene andere gelegentheid (§. 634.) aangehaald , fchynen te kennen te geeven , dat de befmetting der pest dikwils als wortels zich vastzet in de maagh, ten zy dezelve door het zweet uit het lichaam verblazen word , eer dat zy hier een hevige ontfteking heeft te weegh gebragt; want in de pest-koorts was eene benauwtheid met een gedurige braking, welke ophielden, zo dra 'er een overvloedig zweet te voorfchyn kwam; en het was ten eenemaal verdraaglyk , indien zo zodanige langdurig zweeten het ontvangen vergif uitgejaagd wierd. zomtyds ook worden de kinderpokjes en de mazelen , (maar in deeze zeldzamer) van zodanige toevallen verzeld, welke een vrees voor een ontftokene maagh geven: hier door word het voor zo achterdenk'lyk teken in de kinderpokjes gehouden, indien na de uitbotting een benauwtheid, braking, hitte omtrent de borst-ingewanden aanwezende is; want het is te vreezen , dat ook de pok-puistjes de maagh zelve bezetten, en aldaar een gevaarlyke ontfteking verwekken. Hofman heeft waargenomen, dat het zelfde van de ftof van het voeteuvel niet meer in de lidmaten ter neder gezet, ofte door eene onvoorzichtige geneeswyze te rug gejaagd, gebeurd is (f). (/O Tumulus Peftis, pag. 842 & 843« Q) Ibidem, pag. 867. Cf) Loco modö citatö, pag. 460. Oo 3  cos DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 952. v- P^. ^ y word in 't kort dood'lyk , ten zy zy haastig genezen word, om kwetzingvan de nootzaak'lyke werking, en de oneindige te zamen gehegte zenuwen. Hoe groot de nootzaak'lykheid is der afipoelende geneesmiddelen in de geneeswyze der ontfteking, heeft in het voorgaande genoeg gebleken: maar de ontftokene maagh word geprikkeld ook door de zagfte drank , en dus kan langs deeze weg het affpoelend vogt niet toegediend worden, buiten dat de zeer zenuwachtige zelfftandigheid der maagh door de ontftokene dikte geprikkeld en zeer doende, kan op wonderlyke wyzen het geheele lichaam ontftellen, en voornamentlyk de hersfenen kwetzen; het geene Galenus (s) zeer wel aangetekend heeft, zeggende : tvant de maagh zet baare aandoeningen aan bet hoofd, en het hoofd aan de maagh over, om de grootte der zenuwen van de hersfenen naar de maagh nederdalende, door welke ook het gevoel van dit gedeelte, fcherper is als van eenig der overige deelen van het lichaam, men zie na., het geene omtrent deeze zaak j. 701. gezegd is, alwaar van de ylhoofdigheid , in de koorts ontftaan , door de vuiligheden der eerfte wegen zittende, gehandeld wierd. maar dat ook zelfs de levenskrachten door zodanige oorzaak ter neder worden geflagen , is te voren §. 661. bewezen: en Cclfus (j) heeft aangetekend, dat door een flag op de maagh niet alleen de hik en galbraking volgd, en het gebruikte terftond weder word overgegeven , maar dat ook de beweging der aders kwynt, waterig zweet ontftaat, de uitterfte deelen koud worden; welke alle een teken der aanftaande dood zyn , uit welke het genoeg blykt, dat 'er zeer groot gevaar in deeze ziekte aanwezende is. §•953- 00 De Locis Affedtis, Lib. III. Cap. IX. Charter. Tom. VIL pag. 438 & 439. CO Lib. V. Cap. XXVL No. 15. pag. 287.  §.053- DE ONTSTEKING DER MAAGH. ' m §• 9)1- ^ y is gewoon tot de gezondheid ; etterende, knoestachtige, kankerachtige, heetvurige; ofte een haastige dood door ftuiptrekkingen verhaast , overtegaan, gelyk de overige ontftokene. Wy hebben reeds meer dan eens over de verfcheide uitgang der ontftokene ziektens, welke de ingewanden bezetten, gefproken , en dit alles komt ook in deeze ziekte te voren. Maar de ontfteking der maagh heeft dit byzonder , dat zy , naar dat 'er zeer hevige ftuiptrekkingen ontftaan zyn , dikwerf een haaftige dood veroorzaakt, het blykt uit zeer veele waarneemingen van Wepferus (V), dat 'er fchrikkelyke ftuipen ontftaan, wanneer de maagh door fcherpe vergiften' word gebeten en ontftoken, ofte ook wel de zenuwen hier gefteld door andere dingen zo grote fcherpte niet hebbende , maar op een byzondere wyze nadelig zynde, geprikkeld worden, de daaglykfe waarnemingen der Oeffenende Geneeskunde leeren, dat de kinderen , de maagh door een fcherpe zuure biest vervult hebbende , zeer fchielyk aan de ftuipen fterven. maar een aanmerkelyk geval (w) leerd ons, welke verfchrikkelyke kwalen de ontfteking der maagh vergezellen want in een jongeling van een goede gefteldheid was de pols reeds in de eerfte uuren der ziekte gedrukt, en dikwerf tusfchenpozend, een weinig daarna, offchoon hy driemaal adergelaten was, wierden de uiterfte deelen koud, gelyk in een dood lichaam, 'er volgde een zwaare draajing in 't hoofd en blindheid, een wreede ylhoofdigheid , een ondraaglyk gevoel van een inwendige hitte, ftuiptrekkingen van de fpieren des aangezigts , een bovenmatige dorst, en te gelyk een zeergrote eizing, wanneer hy vogt tot zich gebragt zag, zo dat hy bynaar waterfchrikkig was. de toevallen wierden na de aderlating verlicht, maar nader- (v) In I-Mor. Cicut. Aquat. Paffim. 00 Medical Effays Tom. I. No. XXIX. pag. 284, Oo 3  so4 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 953.954. derhand zich wederom verheffende, vereischten zy de zelfde geneesmiddelen; zo dat hy, naar elfmaal adergelaten geweest te zyn, eindelyk van zodanige grote kwalen is genezen. §• 9)4- ^7 0(^ra zy aanweZende door haare tekenen gekend word (951.), moet men zeer naarftiglyk de aderlating , herhaald in geval van noodzaaklykheid ; zeer zagte voedende , verzagtende, verkoelende, ,tegen de oorzaak overgehelde drank; klyfteeren en diergelyke ftovingen in 't werk ftellen. met alle voorzorg zich wachtende van al wat fcherp is , maar vooral van braaken. Wy hebben reeds dikwerf bewezen, dat een ruime aderlating het beste geneesmiddel is in het begin der ontfteking, zo wel in de algemeene geneeswyze der ontfteking als in de onflokene ziektens te voren verhandeld; en het zo even aangehaalde geval heeft geleerd, hoe veel een ftoute herhaalde aderlating in deeze ziekte vermogen heeft, welke nu reeds met zo veele fchrikkelyke toevallen verzeld was. daarenboven hebben wy affpoelende dranken, met daar falpeter, honig, conferf van vlier enz. byte doen, aangeprezen, maar hier is groter moeielykheid, want de ontftokene maagh word door de minfte fcherpheid geprikkeld , en alle de kwalen worden vermeerderd: daarom durven wy deeze geneesmiddelen, offchoon zy te recht in de geneeswyze der ontfteking als de beste geprezen worden, nauwlyks toedienen , ofte ten minfte zo zeer afgefpoeld, dat het oog door deszelfs indruppen niet zoude aangedaan worden, inde lyst der geneesmiddelen, by dit getal , word zodanig verzachtende drank gevonden, welke nogthans om het zuuring-drieblad, met dezelve vermengd , en de conferf van befiën, nauwlyks zoude kunnen verdrageri worden, indien de ontfteking der maagh zeer pynlyk is; niettemin zal de doier van een ei, daar by gemengd, allefcherp- te  §. 954- DE ONTSTEKING DER MAAGH.' 295 te der overige omwinden, maar de verfche wei van melk, het afkookzel van gerst, haver, brood, en diergelyke, met byvoeging van een doier van een ei, zullen genoegzaam zyn voor een ligt voedzel, welk alleen hier vereischt word. het fap van hoendervleesch gekookt, is van gelyken zeer zagt, en indien in ieder pond van dit, tien of twaalf grein falpeter afgefpoeld word, ?a! het zeer gemakkelyk verdragen kunnen worden, daar en boven moet men ook dit aanmerken, dat zodanige dingen in kleine hoeveelheid te gelyk moeten toegediend worden , op dat de maagh door het ingenomene niet uitgezet worde , daar door zouden alle kwalen verergerd worden, maar indien de oorzaak bekend zal zyn , welke door haare fcherpte bytende , de ontfteking zoude veroorzaakt hebben, zo worden te gelyk geneesmiddelen gegeven tegen deeze fcherpte ftrydende: zo geeft men by voorbeeld aan kinderen, welke de ftuipen door een fcherp zuurder maagh krygen, aardachtige opfiurpende middelen, welke en te gelyk zagt zyn, en door optefturpen het zuur ontzenuwen. Maar aangezien men in korte tyd geene grote hoeveelheid affpoelende en verdunnende middelen kan inneemen , zo trachten wy door andere wegen deeze in 't lichaam te brengen, hier toe dienen badingen , ftovingen, bettingen, en vooral dikwils gezette en lang wederhoude klyfteren , op dat zy door de opfiurpende aders der darmen ingezogen kunnen worden. Het blykt te gelyk gemakkelyk, hoe zeer het kwaad zich moet verheffen, wanneer de onkundige deeze ziekte door gewoonlyk genoemd wordende maaghmiddelen (welke gemeenlyk geestachtige, bittere, fcherpe kruidige, geprezen worden, en in de koude ziektens der maagh van een fchoon gebruik zyn,) aantasten, maar 'er word noch vry erger met de ellendige zieken gehandeld, indien de Geneesheeren deeze bedrieglyke en gevaarlyke regel gebruiken : bet braken zuord door braken genezen (ziet §. 659A en «Jewyl zy zien dat zodanige zieken door het minfte ingenomene, dikwerf braken, ftellen zy vast, dat de vuiligheid, in de maagh zittende, de oorzaak der ziekte is, en zy trachten deeze door een  296 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §.954,95$. een toegediend braakmiddel uit te dry ven. Sydenbambekend oprechtelyk (ziet de plaats §. 634. aangehaald,), dat hy hier gedwaalt heeft, en dewyl hy gezien had, dat in de algemeen heerfchende herfstkoortzen , in welke een benauwtheid der borst was, en een gedurige walging en poging tot braken, een braakmiddel naar de aderlating in 't begin der ziekte toegedient , zo fchoon gevolg had; heeft hy het zelve in de heete pestkoorts, alwaar de braking door een beginnende ontfteking der maagh ontftond , gegeeven; maar met een allerkwaadst gevolg, de zeer vermaarde Hofman f» heeft een aanmerkelyk geval, welke de kwade uitkomst leerd van een braakmiddel in deeze ziekte gegeeven. een Canonicvan Halberftad, volmaakt gezond, vergramde zich zeer zwaarlyk, en dronk daar heete wyn op : de volgende dag gevoelde hy zeer zwaare pynen omtrent de borstingewanden , benauwtheid, poging om te braken, en hitte in de maagh: de geroepe Geneesheer gaf hem een braakmiddel van vergulde zwavel van fpiesglas, waardoor de zieke driemaal braakte, maar met vermeerdering van alle de toevallen , en binnen tien uuren tyds is hy door de bykomende ftuipen geftorven. wanneer het lichaam geopend wierd, vertoonden zich op de grond der maagh veele vlekken, fommige zwart, fommige rood, de ontftokene deelen door de poging tot braken , zo rouwelyk gefchud en gedrukt, waren reeds tot het heet vuur overgegaan. §. 9 5" 5". Tndien zy verzweert, volgen 'er veele kwalen, 1 voornamentlyk walging, braking , pyn , welke dikwerf wonderlyk voorkomen; de oorzaak onbekend zynde, worden zelden genezen: bekend(9$ 1.) vereisfchen zy behandeld te worden door de geneeswyze der verzweering (402. tot 413.). Al- CO Frid.Hofm. Opusc* Patholog. Praét. Decad. 2. DhTert.VIIt Pag. 454»  §.955- DE ONTSTEKING DER MAAGH: ^ Alhoewel de Geneesheeren altyd wenfchen dat de ontfteking door eene heilzame ontbinding genezen word, zo volgd nogthans dezelve niet altyd, zo om de hevigheid der ziekte, als om de verzuimde nootwendige geneeswyze in 't begin der ziekte: als dan volgd 'er de ettering, en deeze alleen is te wenfchen, aangezien de overige uitgangen der ontfteking erger zyn. maar aangezien de toevallen op die tyd, wanneer de ontfteking in de verettering overgaat, vermeerderd worden (ziet §. blykt het genoeg, met hoe grote kwalen de zieken moeten worifelen, wanneer de ettering in de maagh ontftaat. als dan ontftaat 'er naar lang deeze kwalen doorgeftaan te hebben , een etterbraking , zomtyds, de vaten gebroken of uitgeëeten zynde, met veel bloed vermengd, met verlichting der toevallen ; zomtyds ook volgd 'er, de maagh uitgeëeten zynde door de ontlfane zweer, een dodelyke bloedftorting. zodanig geval word 'er gevonden in de Paryfche Verhandelingen (y), een man had, gedurende drie weken , een gedurige maaghpyn gehad; de pyn voor 't hart en de walging, waren menigvuldig geweest, en hy had de laatfte dagen zyns levens van boven en onderen veel bloeds geledigd, de zeer vermaarde Littre heeft na de dood een ronde zweer in de maagh gevonden , vyf linien middellyns hebbende , een halve linie diepte, anderhalf duim van de onderfte mond der maagh af zynde: 'er wierd veel bloeds in de holligheid der maagh en der darmen gevonden, zomtyds opend zich zodanige zweer , wanneer de maagh aan de penszak vastgegroeit is, naar buiten , en laat een pyp na, door welke gedurende het geheele leven een gedeelte van het voedzel uitgaat, ik heb een zestigjarige vrouw gezien» die reeds twaalf jaren zodanige pypachtige zweer had , zonder veel moeielykheid ; en ik heb gezien , dat door deeze ope- O) Academie Royale des Sciences, 1'Année 1704. Hift» pag. 36* Derde Deel. Pp  £93 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 955. opening een gedeelte van den inhoud der maagh uitging, in de dagbladen der Geleerden (z) word noch veel wonderiyker geval "gelcezen, van een meisje, die uit een verzweering van het week der linkerzyde, te gelyk met brokjens der af'geëeten ribben, de inhoud der maagh uitging, en wel in zo grote hoeveelheid en zo fchielyk, dat zy gedwongen wierd by naar alle quartieren te eeten, door de overgrootte honger en zwakte ; en ten zy de mond der zeer wyd geopende zweer door een opgedrukt windzel toegefloten wierd, zo kwamen terftond alle de°fpyzen te voorfchyn. de opening der zweer is nogthans ailengskens nauwer geworden , en zy heeft het lang overleeft, de krachten zo zeer vermeerderd zynde, dat zy het gewoone landwerk heeft kunnen waarnemen, en dit kwaad drie-en-twintig jaren heeft kunnen verdragen. Indien uit de tekenen van eene vry hevige vooraf gegaane ontfteking der maagh, maar nogthans niet de allerergfte , 'er achterdenken ontftaat, dat 'er een verzweering in de maagh geboren word, moet men zeer zachte afkookzels van althéa, kaasjes-bladen, grote fmeer-wortel, lyn-zaden, enz. in kleine hoeveelheid en met dikwils'herhaalde reizen toedienen, opdat de verzweering verzagt en tot een fchielyke breking gefteld worden: wanneer de etter van boven of van onder voortkomt, en de verlichting der kwalen leerd, dat de zweer gebroken is, zo zyn 'er zeer zachte afvegende en daarna toemakende middelen nodig , gelyk te voren in de genezing der verzweering by de getallen in de voorftelling aangehaald, gezegd is. maar wanneer zodanige zweer toe te maken is, moet men zorgdragen , dat de maagh niet door veel fpys en drank uitgezet worde, want het geene had begonnen te zamen gaan, zoude op (z) Journal des Savans, mois d'Aout 1737, pag» 534»  §,9tt-9$6- DE ONTSTEKING DER MAAGH. s.99 op nieuw wederom van een getrokken worden, maar het blykt genoeg, dat de genezing moeielyk zal zyn, aangezien alle het ingenomene de zweer moet befpoelen, en de maagh door een heen en wedergaande beweging, gedurig bewogen word : als dan zoude het fap van vleesch, met ryst, gerst, brood, enz. gekookt, alleenlyk te pas komen : moog'lyk ook zouden de krachten, gedurende veele dagen, door voedende klyfteren genoegzaam onderhouden kunnen worden , aangezien de zweer nu zuiver is, op dat, de maagh aldus rustende, de aaneenhechting fchielyker zouden gefchieden. ^. 9,6. TVTanneer zy knoestgezwel, of kanker voortVV brengt, als dan verwekt zy die onregelmatige brakingen, onlydelyke pynen, byhet minfte voedzel verergerd , vastzittende, langdurig, by alle fcherp geneesmiddel zich verJbeffende. Dit is een andere uitgang der ontfteking, van welke in het voorgaande van gelyken dikwerf gefproken is. veele zodanige zieken komen daag'lyks te voorfchyn , die zich zalig zouden geloven te zyn, ten zy zy daag'lyks moeften eeten: want zy gevoelen door het ingenomene zeer lastige pynen , zomtyds voorts naar den eeten, zomtyds naar een of meer uuren: zy gevoelen geene verlichting van de beste maaghmiddelen , ja, ook door alle fcherpere middelen worden de pynen vermeerderd ; maar allermeest door fterke purgeer of braakmiddelen, ik heb veele zodanige ellendige gezien, die ongeduldig door de pyn eenige uuren na den eeten de vinger in de keel ftekende , alles uitfpogen, op dat zy verlichting der pyn zouden hebben, alsdan is 'er altyd achterdenken van knoestachtige gezwellen, de maagh of de naby gelegene deelen bezettende; het geene ook door de Pp 2 oht-  3oo DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 9$6. ontleding der dode lichamen is bevestigd, ik heb voor eenige jaren een Edele Engelfche vrouw gezien, door zodanige ziekte aangetast, en ik heb te zamen met myn zeer goede vriend, (welkers vervroegde dood ik beween,) Godefridus du Bols , Hoogleeraar in de Genees- en Natuurkunde te Franeker, overwogen, op wat wyze wy deeze ellendige te hulp zouden kunnen komen, welke nu reeds veele jaren met deeze kwaal ftreed. te vergeefsch is alles in 't werk gefteld: zy heeft fomtyds eenige verlichting gevoeld door de allerzachtfte geneesmiddelen , en ook door verdovende middelen, de maagh wierd in het doode lichaam gevonden niet groter als een ganzen ei; de onderfte mond der maagh en het naafte gedeelte van de .twaalfvingerige darm , als ook de alvleisklier , waren verhard in ëen knoestgezwel en allerhardst. Ruysch(a) heeft in een.man, die lang over pyn in de maagh geklaagt had met een gedurige braking en flauwtens, de bodem der maagh met een knoestachtige dikte , van de grootte omtrent van een vuist, bezet gevonden, vol vasthoudende en zwarte ftof, hoedanig ftof hy weinig uuren voor de dood ook gebraakt had. diergelyke meer worden ook by Bonetus Q>) gevonden. Maar zo lang het knoestgezwel noch goedaartig is , kan het door zyn gewicht en grootte, de zo zeer gevoelige deelen uitrekkende , wel zeer veel kwaad voortbrengen , maar wanneer het door langdurigheid van tyd, ofte door het gebruik van fcher. pe geneesmiddelen, tot een kankerachtige kwaadaartigheid begint overtehellen, zullende daar door fchrikkelyke pynen ontftaan ; gelyk uit het geene, dat te voren van de kanker en het knoestgezwel gezegd is, gemakkelyk blykt. zodanig aanmerke- lyk ■ 00 Obfervat. Anat. Chirurg. Cap. XXXIX. pag. 38. 00 Anatom." Praftic Lib. III. Seft.VIL pag. 68. &c.  §.'956>.957, DE ONTSTEKING DER MAAGH. 301 lyk geval word door de zeer vermaarde Petit befchreven (Y). een vrouw wierd door pyn met koorts verzeld aangetast: te gelyk waren aanwezende een walging en braking met pyn in de ingewanden : zy kreeg wel verlichting door de herhaalde aderlatingen en andere geneesmiddelen, dooreen zeerervareGeneesheer yoorgefchreven, maar de noch tot de wortel niet uitgeroeide overblyfzelen der ziekte heeft zy verzuimt, de opgelegde matige levenswyze minder achtende, aangezien zy lang kwynde , heeft zy met een Kwakzalver raad gepleegd, die door zeer fterke braakmiddelen, en klyfteren, eerst zachte, en daar naar zeer fcherpe, de ellendige zieke tot een allerergfte ftaat heeft gebragt. daar na wyzer raad volgende, heeft zy welverlichting gevoeld; maar is eindelyk geftorven. in het dode lichaam is een gedeelte der maagh, zeer vastzittende aan de naby gelegene kronkeldarm gevonden, en met dezelve te zamen gegroeit tot een groot knoestgezwel: de maagh open gefneden zynde, is 'er een zwarte zeer ftinkende zweer gevonden , twee duim middellyns hebbende , welke door de met dit knoestgezwel te zamen gegroeide bekleedzelen, een weg naar buiten gemaakt had voor het bloedwater ende de etter, 'er worden aldaar noch meer zeer aanmerkelyke dingen omtrent dit kwaad opgeteld , maar het reeds gezegde leerd, dat het klaar is door getrouwe waarnemingen, dat het knoestgezwel der maagh tot een kankerachtige zweer is ontaard, 957. A Ueenlyk door zagte, tot deeze ziekte ver-ljL eischt wordende, geneesmiddelen,word dezelve verzagt (4.90, 491, ?o<5, ^07, 508 , $09, ji1.); zelden genezen : de genees fontyn wateren zyn hier 't krachtiglte. Alle het geene in de genezing der kanker en van het.knoestgezwel aangeprezen is, heeft hier plaats; uitgenome dat geene, . het ' (O Academ.Royale des Sciences, l'Annéei7i6- Mem.395- &c* ^3  3oa DE ONTSTEKING DER MAAGH. %9$7. 95O» het geen de plaatzing en de gefteldheid der maagh niet toelaat, offchoon zy in de uiterlyke knoestachtige of kankerachtige deelen des lichaams kunnen gebruikt worden. Het voornaamfte is, dat men in de fpys en drank niet gebruikt, hetgeen deeze kwalen kan verergeren: vleeschnat, mer ryst of zeer zachte groentens gekookt, zyn hier het voornaamfte : de doijers van eijeren, de room van gerst, haver, en diergelyke in kleine hoeveelheid te gelyk toegedient; want door deeze word men gewoon'lyk een grote verlichting in die langdurige maaghpynen gewaar, maar wanneer het knoestgezwel noch versch is, is een grote hoeveelheid van venetiaanfche zeep voordelig geweest, maar door een langdurig gebruik , zo dat de zieken gedurende veele maanden daag'lyks twee drachmen gebruikten : want het is een zeer groot ontbindmiddel en vry zacht; maar indien door deeze in te nemen de pynen vermeerdert worden , moet men 'er terftond uitfcheiden; want als dan is 't te vreezen, dat het knoestgezwel reeds in kanker ontaart, welke alsdan ook dit middel niet kan verdragen, de geneeswateren, fpawater, of aan dit gelyk, zyn ook voordelig, welke een wonderlyke kracht hebben om het te zamen gegroeide in het lichaam te ontbinden, en intusfchen geene grote fcherpheid hebben. Het blykt te gelykt uit het gezegde, hoe voorzichtig men moet zyn, wanneer men msnfchen geneest, welke over deeze langdurige buikpynen, door de genuttigde fpys verergerd, klagen. V» 95"8- TP|e oorfprong, zelfgefteldheid, uitwerkin\J gen, kennis, voorziening, genezing, verzachting van de ontftokene, etterende, heetvuurige, knoestachtige, kankerachtige milt, alvleisklier, het net, kunnen uit het zelfde, dat(914.. tot p?8.j gezegd is, gehaald worden. Nu zouden 'er ook andere ontftokene ziektens van fommige buikingewanden overig zyn om te verhandelen, maar al hetgee-  §. 958. DE ONTSTEKING DER MAAGH. 303 ne tot noch toe gezegd is in't voorgaande, zoude herhaald moeten worden, want de plaats is maar onderfcheiden, en door deszelfs legging uit de ontleedkunde wel bekend , en de werking uit de natuurlyke befchryving van het menfchelyk lichaam begrepen zynde , is het kenmerk deezer ziektens niet moeielyk. want alle de uitgangen der ontfteking komen hier wederom voor, en de genezing is dezelfde, hier uit zal het genoeg zyn in 'tkort het voornaamfte te zien, dat de geloofwaardigfte Schryvers hebben waargenomen, maar 'er moet afzonderlyk over de ontfteking der darmen gehandeld worden, om dat daar veel in valt aamemerken, dat alleen in die deelen plaats heeft; en om de zelfde reden zal ook de ontfteking der nieren afzonderlyk behandeld worden. Van de milt. By de ouden word vry dikwerf gewag gemaakt van de ziektens der milt, zo nogthans , dat men met recht agterdenken mag hebben, dat zy zomtyds ook de ziektens der nabygelegene deelen, onder naam der milt-ziekte , hebben befchreven. want de buiging van de kronkeldarm is zeer na by de milt; hier door kunnen de verharde vuiligheid., de winden door deeze vuiligheid belet, omtrent de plaats der milt, diktens en pynen verwekken, offchoon 'er geen de minfte fout in de milt zit. zo heeft Trallianus (d~) van de opblazing der milt gefchreven, en heeft in de genezing deezer ziekte zodanige geneesmiddelen aangeprezen, welke een wind brekende of verdryvende kracht bezitten: maar het blykt gemakkelyk , dat de winden in de maagh en de darmen hunne voornaamfte zitplaats hebben, zo ook heeft Hippocrates \e) de oorzaak der fcherpe pynen in de milt, die ook tot de fchouder, het (V) Lib- VIII. Cap. XI. pag. 479. Vide & Galen. Medend. Method. ad Glaucon. Lib. II. Cap. VIL pag. 379. Charter. Tom. X. (O De Internis Affeftionibus Cap. XXVIL Charter. Tom. VII. pag. 657.  304 DE ONTSTEKING DER MAAGH.' §.958. bet fchouderblad, het week der buik en de borften overgaan , gefteld in de inzweiging der groene vygen, appelen, druiven en overtollig gebruik van onfchone wyn gefteld. maar deeze alle zyn zeer winderig, en zeer geneigt tot gisting, benadeelen zy vooral gewoon'lyk de eerfte wegen , eer dat zy met het bloed vermengd, andere deelen kunnen aandoen: waarom hy in de genezing zodanige aanbeveelt, door welke deeze droesfen langs boven en onderen uitgejaagt kan worden, buiten dat tekent hyaan, dat de milt dezelfde dag groot en daar na wederom klynder word (f), een fcherpe pyn te veroorzaken wanneer de milt weggenomen word; zonder pyn te zyn, wanneer dezelve zacht is. maar het blykt genoeg, dat de verftopping ofte de ontfteking der milt aan zodanige fchielyke veranderingen niet onderhevig is ; maar dat in de kronkeldarm omtrent die plaats, alwaar zy tegen de milt gelegen is, genoegzame dikwervige oorzaken zyn, waar door zodanige fchielyke diktens, die daar na wederom nederzakken , kunnen geboren worden: indien men nu te gelyk bedenkt, dat by de oude zo wel als by de latere Geneesheeren dikwerf gewag gemaakt word van een knoestachtige verharding der milt vry fchielyk genezen, is 'er nauwlyks twyffel, dat de verharde vuiligheid , omrrent de buiging der kronkeldarm zittende, de oorzaak geweest is van zodanige diktens , aangezien het knoestgezwel zo gaauw niet kan ontbonden worden , en meestal voor alles hartnekkig blyft, gelyk te veel bekend is. Daarenboven, aangezien volgens het gevoelen der oude, de milt de bewaarplaats zoude zyn van het zwartgallig vocht, hebben zy de zwartgallige ziektens, onder de naam van milt ziekte befchreven; zo ook het fcheurbuik , gelyk naderhand blyken zal, wanneer wy van deeze ziektens zullen fpreken. Intusfchen kan men niet ontkennen , dat de ontfteking zomtyds de milt bezet, want de ontleding der dode lichamen hebben ge- 00 Ibidem Cap. XXXII. pag. 662* & Cap. XXXV. pag. 663.  §. 958. DE ONTSTEKING DER MAAGH. 305 geleerd, dat 'er uitwerkingen der ontfteking in de milt zyn gevonden, maar Trillianus heeft opgemerkt , dat de milt minder als de andere ingewanden ontftoken word (g). maar de voornaamfte tekenen der ontfteking van de milt zyn, een gedurige fcherpe koorts, pyn in de plaats der milt, zomtyds tot de fchouder, de mam, en het linker fchouderblad uitgeftrekt. maar alhoewel de gekwetfte werkingen het aangedane deel in de ziektens aanwyzen, aangezien de milt alleenlyk de lever fchynt te dienen, kunnen wy toch hier uit geen onfeilbare tekenen byeen vergaderen, om dat de kwetzing der lever alleenlyk lang daar na de fouten der milt gewoon is op te volgen, ja dat meer is, de ondervindingen in levendige dieren genomen, hebben geleerd, dat de milt door de binding haarer vaten onnut word, ja, enten eenemale uitgeroeid kan worden, daar nogthans de dieren lang daarna noch geleefd hebben, zonder eenig aanmerkelyk nadeel aan de gezontheid (». Het fchynt niet onbewysbaar, dat de ontfteking der milt zomtyds onder de naam van het zydewe'e behandeld word, en zonder grote fehade, aangezien de geneeswyze van het zydewée ook met de genezing van deeze ziekte overeenkomt, de vermaarde Hollandfche Haagfche Geneesheer, Antonius de Haan, welke ik met dankbaarheid erken, zeer veele en zeer nuttige waarnemingen der Oeffenende Geneeskunde , uit de ontleding der lyken fchuldig te zyn, heeft my zodanig geval verhaald, dat deeze zaak bevestigd, een man, vier- en- dertig jaaren oud , wierd van een Geneesheer behandeld, als door het zydewée aangetast, en wel met (£) Lib. VIII. Cap. XII. pag. 484.. • (70 Malpig. deLieue Cap. VI. pag. 11. Brunner. de Pancreate in pradfat. pag. 9. Derde Deel. Qq  3c6 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 95Q, met zodanig gevolg, dat hy reeds de tweede dag.der ziekte , van de koorts en de pyn der linker zyde byna ten eenemaal vry, geloofde dat hy geneezen was, en naderhand alle genezing verzuimde, maar met een ongelukkige uitfiag, want hy kwynde naderhand, en hy heeft beleden, dat hy een ftompepyn inde eerst aangedane plaats gewaar is geworden, eenige weken na den eerften aanval der ziekte , heeft hy een zeer groot gezwel gehad aan het rechter been, het geene daar na van zelf verdween: hy heeft daarna diergelyke zeer grote dikte gewaar geworden in de rechter zyde, ook naderhand van zelf verdwynende. eindelyk is diergelyke dikte te voorfchyn gekomen , en deeze blyvende , heeft een nieuwe dikte het inwendig gedeelte der rechter arm bezet, zagt en groter als een vuist, als toen is 'er de rode loop en waterzugt op gevolgd van het geheele lichaam , verval der krachten ende dood. In een dood lichaam, twee dagen na de dood ontleed, is het volgende te voorfchyn gekomen: een dikke buik, overal paars, voornamentlyk in de linker zyde, het net zeer kort, nauwlyks twee vingeren lang, mager, alle de darmen zeer gezwollen, en de dikke zo wel als de dunne , door hunne geheele lengte bynaar ontftoken en reeds op veel plaatzen doorgiet heet vuur aangetast: het ledewater niet zeer veel in het hol der buik. demaagh van gelyken zeer gezwollen, in het linker en vooral in het bovenfte gedeelte overal door het heet vuur aangetast: de alvleischklier flap, klein : het darmfcheil geheel zonder bloed : het kleine fcheil vertoonde veele vryf bare donker groene lichaamtjes., door grootte, couleur , maakzel aan de cappers gelyk , welke met azyn of pekel ingelegd , op de tafels gebragt worden - de lever was zeer groot, in het onderfte gedeelte rosfer, als zynatuurlyker wyze gewoon is. de milt met haar onderfte gedeelte aan de penszak vast gegroeit, vervult met witte, dikke over- vloc-  y 358. DE ONTSTEKING DER MAAGH. 307 vloedige etter: een zekere hoeveelheid water, aan etter gelyk, wierd in de holligheid der buik gevonden , waar in dezelve zwom. de dikte der arm met het lancet geopend, heeft etter gegeven van dezelfde couleur en dikte, als in de milt gevonden wierd, de longen hier en daar aan het ribbenvlies vastgegroeit. Deeze geheele befchryving leerd, de ontftokene milt, door de onachtzaamheid der zieke niet ten eenemaal genezen , tot de verettering te zyn overgegaan : de opgefcherpte etter een verplaatzing naar verfcheidene plaatfen des lichaams te hebben gemaakt, en eindelyk een etterachtige flymzucht het geheele bloed te hebben bedurven. te gelyk moet men aanmerken dat de grootte der lever zeer veel vermeerderd is geweest, wanneer de milt , door een etterachtig bederf verteert, deszelfs werking ophield; het geene Malpighuis en Brunnerus in de beesten hadden waargenomen, welkers milt zy uitgefneden hadden , ofte door de binding der vaten ten eenemale onnut gemaakt hadden, maar ook Hippocrates (f) fchynt de ettering der milt opgemerkt te hebben: want hy heeft geboden, dat de nu reeds zeer grote en uitgenome milt ingebrand zoude worden, gelyk hy aangeraden had in de verzweering der lever, om de etter 'er uit te tappen, en op een andere plaats , te voren §. 488. aangehaald, over de miltzuchtige handelende, vermaant hy, dat de ziekte zomtyds in de waterzucht ontaart, en de zieken uitteeren ; maar dat by fommige de milt etterd , die gebrand zynde, gezond worden ; dat by fommige ook de milt hard en groot, te zamen oud word. maar niets zet de Geneesheeren meer aan, om de boeken der oude Geneesheeren te doorbladeren, dan als wanneer zy zien dat de zeer moeielyke gevallen licht krygen door de waarnemingen der ouden , en dat 'er nauwlyks iet in de oeffening der Geneeskunde twyffelachtigs voorkomt, of het word by hun gevonden, in de reeds 00 De Internis Affedionibus , Cap. XXXII. XXXIH. XXXIV. XXXV. Charter. Tom. VII. pag. 662-665, Qq 2  3o8 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §. 958. reeds aangehaalde befchryving, is buiten verwachting der zieke,, die zich gezond:waande, een dodelyke ettering der milt gevolgd-, 'maar Aretceus over deeze ziekte handelende, had dit fraai gewaarfchouwt 00 > zeggende: 'maar de kentekenen van het begin, zyn-, koortzen, pynen, en fcbuddingen .1 zvant zy beginnen dikmaals wederom, zy hebben na een korte hitte, geene ftrammigheid en pyn'- uit deeze oorzaak is zomtyds de verzzveering in de milt verborgen geweest •' want het is een teder en ongevoelig ingezvand' , ook in de gezondheid, maar de uitgang van zodanige ziekte had 'Hippocrates aangetekend 00 ? zeggende : de miltzuchtige die ''door derode loop zvorden aangetast, deezekrygen naxen langdurige rode loop het zv at er ofte fpysloop; en fterven. nogthans zegt hy een weinig daarna: een rode loop op de miltzucht volgende, is goed(m). maar de ftof de milt bezettende , gaat langs een gemakkelyke weg door de miltader in de lever; en wy hebben §. 050. gezien, dat door een ruime rode loop, fchielyk ophoudende , de leverziektens zo wel genezen worden, wy leezen deeze twee voorkennisfen, te zamen vereenigt, klaarder in de verzamelde voorkcnnisfen aldus: een rode loop niet lang durende-, ds profytig voor de miltzuchtige: maar een langdurende kwaad: want indien zy ophoud en in .waterzucht of fpysloop veranderd, is zy dodelyk. Maar het knoestgezwel der mik -komt vry dikwerviger voor, waarom Aretceus gezegd heeft, dat deeze ziekte eigen is aan de milt (n). maar zodanige dikte kan door hardigheid en zwaarte de naby gelegene deelen op een wonderlyke wyze kwetzen en uitrekken , en allerhevigfte pynen verwekken, in een dood lichaam van een vrouw, heeft de.zeer vermaardeRuysch (0), de miltacht■maal groter gevonden, als zy gewoonlyk is: in de fchaal gelegd zynde, woog zy vier ponden, en was in het bekken nedergedaald .•ik heb zelfs tweemaal in een lyk gezien., dat de zeer grote knoes- I • :ti- 00 De Caufis & Signis Morbor. Dinturn.'Lib. I. Cap. IV. p.43» (O Aphorism. 43. Seét. VI. Charter- Tom. IX. pag. 275. OO Aphor. 48. Seét. VI. Ibidem, pag. a8i. C«1 De Caufis & Signis Morbor. Dinturn. Lib. I. Cap.IV. p«43. CO Obfervat. Anat. Chirurg. LXIL pag. 58.  §. 958- DE ONTSTEKING DER MAAGH. 309 tige milt tot het bekken toe was gedaald. Drelincurtius (p) heeft diergelyke veel by een vergaderd, nochte het en fchynt zo wonder niet , dat de milt in grootte en gewicht aangenomen, door haare eigene zwaarte nederdaalt, terwyl de vaten allengskens naar het onderfte der buik verlengd worden, maar een zeldzaam geval heeft geleerd , dat de gezwolle milt ook •naar boven kan klimmen, dit heeft la Motte (q) in een menfch gevonden, die naar een langdurige tusfchenpozende koorts waterzuchtig was geworden, in zyn lyk had de ontzachlyk grootter geworden milt het linker gedeelte van het middenrift naar .boven gefloten, zo dat 'er maar een kleine wydte tusfchen het .bovenfte der milt en de oxel gevonden wierd. maar wanneer de milt wanneer zy verhard word , te gelyk kleinder word , als dan is het geloofbaar, dat dit kwaad gemakkelyker verdragen word. want in een zestigjarig menfch (die nooit van •,pyn ofte eenige andere kwaal geklaagd had, waar door'er agterdenken zoude hebben kunnen ontftaan dat de milt zo zeer veranderd zoude zyn) heeft de zeer vermaarde Littre de milt geheel verfteent gevonden (f), alleenlyk maar anderhalf once wegende: maar die man was door een hevige dood geftotven, hierom ook zoude hy langer hebben kunnen leven. . Maar wanneer het knoestgezwel der milt in de kanker overflaat, als dan eet zy al het nabygelegene op, en brengt naar • ondraaglyke pynigingen, de vaten uitgeè'eten zynde, een fchielyke en dodelyke bloedftorting voort. De Vader van Drelln. curtius heeft zodanige dodelyke bloedftorting door de afgang geC/O Diflert. Anat. Pract. de Lienofis , Cap. XVII.Opufc. oirrn. pag. 768. Cy) Traité complet de Chirurgie, Tom. II. pag. 169, 170. (O Academie Royale des Sciences, TAnnée 1700. Hiftvpag.50 Qq 3  3io DE ONTSTEKING DER MAAGH. $. 95S, gezien in een Vrouw, weikers kankeragtige milt de ondergelegene kronkeldarm uitgeëeten had CO- Van de alvleischklier. Aangezien deeze tusfchen de verdubbeling van het kleine fcheil gelegen is, en met zyn eene uiterfte aan de twaalfvingerige darm vast zit, alwaar dezelve de onderfte mond der maagh vervolgende, omgekromt word, fchuins agter de maagh voort gaat tot omtrent de milt, en in deeze weg een gedeelte der twaalfvingerige darm tusfchen de alvleischklier en de wervelbeenderen der lendenen gelegen is; blykt het genoeg, dat de ziektens der alvleischklier moeijelyk onderfcheiden kunnen worden, aangezien zy zo gemakkelyk niet aangeraakt word als de milt, en wanneer dezelve gezwollen is moet zy nootzaaklyk de maagh en de twaalfvingerige darm drukken, dierhalve zoude de ontfteking der alvleischklier zomtyds met diergelyke ziekte der maagh of twaalfvingerige darm verward worden; maar daar door zal in de geneeswyze geen nadeel ontftaan, aangezien 'er volkomen de zelfde geneeswyze vereischt word, maar aangezien het gebruik der alvleischklier is, het vogt door deszelfsmaakzel van het bloed gefcheiden, zeer gelyk aan het fpeekzel, in de twaalfvingerige darm te ftorten, zal het kwaad in het lichaam uit de werking der gekwetste alvleischklier ontftaan, niet zo fchielyk waargenomen worden, dat daar uit de tekenen van zodanige aanwezende ziekte zouden kunnen gehaald worden. Want door rechte waarnemingen, in levendige dieren genomen, heeft de zeer vermaarde Brunner die ftelling van Sylvianus afgeweerd, van de gisting van het fap der alvleischklier, met de gal in de twaalfvingerige darm, van welkers welgefteldheid hy bynaar het gantfche werk der geilwording affeide, en aan welkers gebreken hy de oorfprong van bynaar alle ziektens toefchreef. het heeft ter zeiver tyd als dan gebleken, uit de zelfdeproefondervindingen,dat de CO Diflert. Anat» Praft. de Lienofis, Cap, XIV. Opufc. onin, pag. 763» *  $ 958. DE ONTSTEKING DER MAAGH. 311 <ïe leider van de alvleischklier gebonden of vernield zynde, ook een aanmerkelyk gedeelte der alvleischklier afgefneden zynde, (want zy legt te diep, dan dat zy ten eenemale zoude kunnen uitgefneden worden zonder dat het dier fterve), honden hebben blyven leven zonder een aanmerkelyk nadeel der gezondheid (Omaar het is van zelfs klaar, dat de diktens der ontftokene, verzworene, in knoestgezwel veranderde, kankeragtige alvleischklier de naby gelegene deelen allerergst kan aantasten. Zomtyds is de in knoestgezwel veranderde alvleischklier zodanig gezwollen geweest, dat men de dikte uitwendig heeft kunnen Voelen.; welk geval te voren §. 4.H8. verhaald is." offchoon zomtyds dezelve boven mate vergroot is geweest, nochtans vertoont zich uitwendig geene zichtbare dikte. De Graaf bevestigd dit uit Riolanus (u) met het voorbeeld der zeer doorluchtige man Augustinus Thuanus, die van een zwartgallig geftel gedurende vier jaren geklaagd heeft over pyn op de plaats der kronkeldarm , met een gevoel van zwaarte op de plaats daar de maagh is gelegen, wanneer hy recht ftond of wandelde: nochtans was het week der zyden niet gezwollen : in het lyk der geftorvene is de lever rond gevonden als een bol, opgepropt en doorftoken met een kalkagtige flym aan roet gelyk. De alvleischklier was in grootte en gewigt de lever gelyk, geheel in knoestgezwel veranderd uit ^eel bolletjens als duive eijeren, beftaande: de milt klein , nauw'lyks een once wegende. De Graaf heeft aldaar verfcheide gevallen van een verzwore knoestachtige, kankerachtige, fteenachtige alvleischklier enz. byeen vergaderd, waarom de ervarene Geneesheeren, wanneer zy die langdurige pynen der buik waarnemen , met recht achterdenken hebben van zodanige oorzaak, en zy geeven voorzichtig alleenlyk allerzagtfte geneesmiddelen, opdat zodanige kwalen door ftherpere middelen niet gekweld worden. . Van het net. Dit, gelyk uit de ontleedkunde bekend is, ftrekt (O^Brunner. Experinc. nova circa Pancreas, pag. ra, 15, 16, &c. a pag. G3 ad 56, uti & apud eundem Brunneram de Glaudulis duodeni, pag. ir8. (*0 Regner. de Graaf de SuccóPancreat, Cap. VII. pag. 108. &e„  $m DE ONTSTEKING DER MAAGH. f. pjff. flrekt zich van onderen van de maagh over de darmen tot de navel toe; zomtyds daalt het al veel lager, zomtyds is het niet langer als de midden bovenbuik : want de ontleedkundige hebben hier in de dode lichamen een groot onderfcheid gevonden, aangaande de verfcheidene uitftrekking van het net. daar en boven, of fchoon het net voor zyn grootste gedeelte over de darmen geipreid word, nogthans is het zelve vast aan de vaten in de lever gaande, de twaalfvingerige darm, de kronkeldarm, de alvleischklier, de milt, en dus zouden er onderfcheidene kwalen kunnen ontftaan, naar mate de verfcheidentheid der plaats, welke de ziekte van het net bezet. Waar uit ook fchynt geboren te worden een moeijelykheid in de kennis van zodanige ziektens. daar en boven hebben zeer zekere waarnemingen ons geleerd, dat een groot gedeelte van het net, na de wonden in de buik gebragt uitpuilende, zonder dat de zieke 'er af geftorven is, is afgefneden geweest, en zonder grote fehade aan de gezondheid. Galenus heeft byna het geheele net van een gekwetste zwaardvegter weg gefneden, die nogthans terftond genezen is (w), en heeft alleen dit ongemak gehad, dat hy de buik meerder voor de uitwendige koude moest bewaren, zodanige dikwervige gevallen in de hedendaagfche oorlogen hebben "geleerd, dat een groot gedeelte van het net dikwerf afgefneden is geweest zonder dat 'er zodanig ongemak op volgde, waar uit het blykt dat uit de gekwetste werkingen niet gemakkelyk de tekenen afgeleid kunnen worden, welke de ziektens van het net zouden te kennen geven. Ja zelfs Ruysch 00 heeft dikwerf niet alleen in de beesten, maar ook in de menfchen, die door een zeer fcherpe benauwtheid of hevige dood geftorven waren, de geheele re niet doening van het net waargenomen, in welke voor de dood geen het minst agterdenken was van deeze zaak. men heeft waargenomen, dat in langdurige ziektens, en voor al indewaterzugtige, dikwils het net te niet gegaan is, dat minder zeldzaam fchynt. In- O) De um Partium, Lib. IV. Cap. !JX Charter. Tom. IV. pag- 37700 Obfervat. Anatom. pag. 23.  $.9g&. DE ONTSTEKING DER MAAGH. 313 Indien bet ontftokene net naderhand verzweert, ofte tot het Iieet vuur overgaat, zuilen door de uitgeftorte etter,, ofte heetvuurig bloed-water, dezelfde kwalen, die §. 012. opgenoemd zyn., volgen. Maar wanneer het net tot knoestachtige diktens verhard is., als dan kan het door de drukking en uitrekking der deelen , aan welke het naby gelegen is of vastzit, zeer veele kwalen voortbrengen; Vooral wanneer het net een grote plaats beüaat, -anderzints is het minder nadelig, het gebeurd zomtyds de vrouwen, naar een gelukkig kinderbed nu ten eenemaal herfteld , dat zy ■een hard en langwerpig gezwel in de buik hebben, zomtyds blyven zodanige diktens, gedurende veele jaren, bynazonder pyn, en zy zyn alleenlyk byna lastig door hunne grootte. Ruysch heeft in een zeker lyk ontdekt (y), dat .zodanige dikte gemaakt is geweest door het net byna twee vingeren dik zynde , drie breed, anderhalve fpan lang, en knoestachtig verhard : het net fchynt in zwangere vrouwen door' de opklimmende baarmoeder , en de ingewanden van hunne plaats geweest, gedrukt en in zich zelve gewonden te worden , en als dan zodanige dikte voorttebrengen. zo is een dikte der buik gevonden gemaakt te zyn geweest door het verbeent net (s). de reeds meermalen geprezene Jntonim ds Haan, heeft noch veel wonderlyker geval befchreven (0), alwaar hy in het lyk van een waterzuchtige vrouw het net in een ineengedrongen en vast ftuk te zamen gegroeit, overal twee vinge- O) Obfetvat. Anat. Chirurg. LXIII. pag. 59. 00 Academ. Royale des Sciences, 1'Année 1732. Hift. p. 48. CO Hiftor. Anatom. Medica Morbi miri Incurabilis &c. Hagas Batavor. 1744. in 8°» Derde Deel. Rj: ,313  3i4 DE ONTSTEKING DER MAAGH. §.958. geren breed, ten zy dat het In zyn omtrek een weinig dunner wns, gevonden: door dit wanfchapen net, waren de maagh, de kronkeldarm, de twaalfvingerige darm en de nuchtere darm zodanig in een gegroeit, dat zy niet als door dezelve te fcheu;ren van elkander zyn af kunnen gerukt worden. Maar dat men voorzichtig moet zyn in de behandeling der aangehaalde kwalen van de milt, de alvleischklier en het net, kan men uit het vorige gezegde gemakkelyk opmaken. DE  §.9S9. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 515 DE ONTSTEKING DER DARMEN. $. 9$9. T^Ve darmen, voornamentlykcie dunne, worJ-^. den, en zeer dikwils, in hunne vliezen, ^oor een fcherpe ontfteking, gelyk de maagh, aangetast, door gemeene oorzaken der ontfteking hier naar toe rebragt; ofte dóór fcherpe ftof van drank, fpys, confytzel, geneesmiddel, vergif, ingenomen, hier naar toe gezonden , in de klepachtige ploijen wederhouden, vastzittende; als ook door fcherpe, verrotte, ftinkende etterige, bloed waterige, heetvurige, galachtige, zwartgalachtige ftof, uit de flokdarm, lever, milt, alvleischklier, het net, hier aanlandende, vastzittende, knagende; eindelyk door voorgegaane zware ftuiptrekking, winden verwekkende, de beweging tegenhoudende , en aldus de ontfteking voortbrengende. Dat ook de algemeene oorzaken der ontfteking §. 375. 376" en 377. opgenoemd., in de darmen plaats kunnen hebben, is klaar genoeg, vooral na dat uit de ontleedkunde gebleken heeft, dat 'er ontallyke flagadertjens door 'de vliezen der darmen verfpreid worden, buiten dat is in de befchryving der koortzen (1 593.) aangetekend geweest, dat de koorts dikwerf in een andere ziekte eindigt,- wanneer de door de koorts veranderde vochten,naar zekere plaatzen des lichaams afgefegd worden, en nieuwe kwa- Rr a . .lea  3r<5 DE ONTSTEKING DER DARMEN. $. 959.' len voortbrengen, aldaar is door veele voorbeelden der Oefferrende Geneeskunde bewezen, dat de fcherpe ontftekende ziektens, vooral verfchillen naar mate de verfcheidentheid der plaats, naar welke de ontftekende ftof afgelegd word. Sy denham tekènt aan, dat gedurende driejaren, en langer, zodanige gefteldheid der algemeenheerfchende ziektens geweest is, dat zy meestentyds de koortsftof naar de ingewanden aflegden, nu rode lopen, nubuikpynen zonder afgang, ook zomtyds zeer fcherpe pynen der darmen en het lank-euvel voortbrengende, nog-' thans ontftond door de koorts de ziekte , welke koorts alleen eenige uuren aantastende, in zeer wreede pynen der darmen eindigde, ja zelfs heeft hy gewild, dat het als dan eindelyk het lank-euvel genoemd moet worden , wanneer door de oproerige koorts in de maagh en de naaste darmen, de fcherpe en kwade vogten afgelegd wierden : maar wanneer het kwaad door de verharde vuiligheid, breuken enz. ontftond, als dan heeft hy liever gehad, het 't bastaarde lank-euvel te noemen (V). Maar de waarnemingen der Oeffenende Geneeskunde fchynen ook te bevestigen, dat de dunne darmen dikwerviger ontftoken worden als de dikke; want in deeze ziekte bezet deeze onverdraaglyke pyn het midden der buik , ofte de plaats omtrent de navel, alwaar de natuurlyke legging der dunne darmen is, zeer dikwils. moog'lyk is. de gefteldheid der dikke darmen ook zodanig, dat zy minder gemakkelyk aangetast worden als de dunne, aangezien zy dienen om de drekkerige nu reeds beginnende te verrotte ftof, te bewaren, daar en boven zoude al het fcherpe in- CO Seft. IV. Cap. VII. pag. 258- &c, CO Seft» h Cap. IV. pag. 90.  §,959- DE ONTSTEKING DER DARMEN. 3t? ingenomene, of door in de maagh zich op te houden , zodanig geworden, de eerfte fehade aan de dunne darmen toebrengen , eer het tot de dikke kan komen, offchoon ook al dat geene, dat de darmpyp verftopt, door de vrye doorgang te beletten,' en. dus de darmen uitgezet zynde , de ver afgelegene oorzaak der ontfteking zoude kunnen zyn, nogthans ten zy 'er te gelyk een groter fcherpte aanwezende is, veroorzaken zy zeldzaam- deeze ziekte zo fcherp , maar eerder langdurige en moeielyke kwalen , hoedanige gevallen, §. 719., alwaar over de verfcheidenezaken, welke zomtyds door de buikloop uit het lichaam gaan , gehandeld wierd, opgenoemd zyn. maar indien met zodanige taaije en te zamen gegroeide flym iet fcherp vermengd is , als dan worden de darmen daar door gemakkelyk ontftoken, ten zy deeze droesfen ten eerften uitgejaagd, ofte die fcherpheid verbeterd worde, zo heeft Galenus in zich zelve een zeer fcherpe buikpyn ondervonden , al even eens of dezelve doorboort wierd: een klyfteer van olie van wynruit ingefpoten zynde, heeft hy een vocht afgegaan , gelyk in couleur en dikte aan gefmolte glas , waar na de pyn geftild wierd. maar zodanige krachtelooze flym zoude zo grote pyn niet verwekt hebben, indien 'er geene fcherpheid met dezelve vermengd was geweest, dierhalve is de dikwervige oorzaak der ontfteking van de darmen de fcherpheid van die dingen, die in derzelver holligheid bevat worden, maar zodanige fcherpheid moet toegefchreven worden, ofte aan het ingenomene, ofte het is in de darmen gekomen , na dat het in andeie ingewanden ontftaan is, het geene wy nu moeten overwegen. Van drank, fpys, confytfel. Hoe grote kwalen 'er ontftaan kunnen door gistende vogten, en dikwerf in deszelfs gisting onderdrukt, wanneer dezelve gedronken worden, is te voren §. 646". en volgende gezegd geweest, alwaar over de opruspingen en winden gehandeld wierd. want ten tyde der gisting ontftaat *er een wonderbare prikkelende kracht, ook in die dingen, die te voren van alle fcherpte bevryd waren (ziet §. 605.11.). daar door ontftaan zomtyds fchrikkelyke kramptrekkingen in de Rr 3 maagh  3i8 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 959. maagh en de darmen, welk kortelyk opgevolgd worden door de ontfteking en het dodelyk heet vuur, ten zy zy fchielyk gefteld kunnen Worden, zomtyds worden ook zodanige dingen gedronken, welke, ofte wel werkelyk zuur zyn, ofte wel'in zwakke lichamen fchielyk verzuuren kunnen, en door hunne fcherprede ingewanden kwetzen: welke zyn verfchaald bier, fcherpe zuure wyn enz., maar ook worden zodanige fpyzen geëeten, diedier.gelyk nadeel kunnen toebrengen, in zwakke kinderen word de Ingezoge melk dikwerf zuur, de darmen worden opgepropt met kaasagtige biest, welke door langheid van tyd fcherper geworden zynde, de darmen knaagt en ontfteekt; waarom zo veele kinderen door het lankeuvel en de kronkel in de darmen fterven, naar fchrikkelyke buikpynen, gelyk alle Geneesheeren bekend is. maar indien wy in aanmerking neemen, het geene onder de naam van confytfel gebruikt word, vinden wy onder deeze zodanige, welke op het vel gelegd, hetzelve zouden uitè'eten; gelyk zeer fcherpe fpeceryen, ajuin, ramenas enz. waarom wy verwonderd zyn, dat de maagh niet meer hier door ontftoken word, zo wel als ook de darmen; en deeze zouden zonder twyflel dikwerviger fchaden doen, ten zy een zagte flym de zyden deezer ingewanden befchermde, en de dorst door dit geëetene verwekt, zoude een grote hoeveelheid waterachtige drank vereisfchen., door welke de al te grote fcherpte van dusdanige gebruikte dingen afgewasfchen en ontzenuwt word. men zie na het geene f. 586. ». gevonden word. Van geneesmiddel, vergif. Alhoewel deeze gewoonlyk het eerst"de maagh aandoen,, en daarom van deeze §. 951. als van de oorzaken der ontfteking van de maagh gefproken is geweest, nochthans ook zomtyds met den overvloedigen inhoud der maagh vermengd, werkten zy minder op dezelve, maar naderhand in de darmen voortgejaagd, en door derzelver klepagtige jukken ingewikkeld, blyven zy lang aan de zelfde plaats gehegt, -en verwekken aldaar een ontfteking, het is bekend dat de harst van de wortel van nagtfchoon s wanneer zy door de warmte .zagt  5. 959- DE ONTSTEKING DER DARMEN. 319 zagt word, aan alle voorkomende lichamenallerhartnekkigstvast kleeft, en te gelyk vry fcherp is, waardoor van de Geneesheeren dikwerf moeielyke buikpynen zyn waargenomen, en gevaarIyke overmatige afgangen door dit geneesmiddel, ten zy hetzelve eerst lang met fuiker gewreven , of met het rood van een ei gemengt zyne kleverigheid afgelegd heeft, diergelyke en meer andere kwalen zyn ook ontftaan door het merg van coloquint. nog veel meer door rottenkruid en andere fcherpe vergiften, waar over men nazie de meermalen geprezen Wepferus, over de water dulle kervel handelende. Als ook door fcherpe „verrotte enz. In §. 719., alwaar over de buikloop der koorts gehandeld wierd, heeft het gebleeken, dat uit onderfcheidene plaatfen des lichaams ftoffe kan komen, welke door de afgang uitgeworpen word, en dat die zeer verfcheiden is. ja zelfs leerd ons het bord, dat alle de fappen van het lichaam met groot geweld, vry fchielyk in de darmen indringen , zo dat de fterkfte man in weinig uuren alle krachten verliest, en door een volkomen ontlediging 'er zomtyds ftuiptrekkingen opvolgen, al het bloed als door een vergiftige kracht gefmolten zynde, en door de darm- fcheihvaten in de maagh ende darmen uitgejaagd: want wanneer de zieken uit deeze ziekte wederom opftaan, komen zy zwak, bleek, en ten eenemale uitgeput te voorfchyn. Indien dan ergens in het lichaam zich eene hoeveelheid van bedurve, etteragtig, bloedwaterig vogt enz. nederzet, kan dit na de darmen toegebragt, door zyne fcherpte dezelve knagen en ontfteken. 'waarom onder de uitwerkingen van de gezwolle en bewoge zwarte gal ontftekingen, verzweringen, verrottingen der darmen geteld worden §. n 04., en dekwaadfte fcheurbuik word aangetekend, ook diergelyke kwalen te veroorzaken 5. 1151., van welk naderhand zal gefproken worden. Door voorgegane zware fluiptrekking enz. Het is uit de natuurlyke befchryving van het'menfchelyk lichaam bekend, dat in de darmen die wonderlyke wormachtige beweging is, nederwaar ds drukkende beweging genoemd, door welke het inge- no-  .gao DE ONTSTEKING DER DARMEN. $. 9S9. ,nomene tegen de zyden der darmen gedrukt word., en ag-tervolgende uitgemelkt word, al het ontbindbare door de melkvaten en darm- fcheil-aders opgezogen zynde; en eindelyk word de droge drek tot aan de rechte darm toe voortgezet; op dat :de zelve buiten het lichaam gefloten worden, het blykt van gelyken dat deeze beweging door' de fpierachtige vezelen de darmen omvangende, volbracht word, en dat dezelve nog lang na de dood overig is, en deeze nu zwygende , wederom op nieuw kunnen opwekken door de warmte , ofte door de darmen te prikkelen, (ziet de verklaring §. 648.). tevens zyn aldaar verfcheide proefondervindingen opgenoemd, welke leeren, dat door fcherpe dingen de darmen aandoenden , kramptrekkingen in deeze fpierachtige vezelen zyn verwekt, door welke de darm zeer fterk te zamen getrokken wierd, niet alleen op die plaats welke door het fcherpe is aangedaan, maar ook in veele naby gelegene deelen op de zelve tyd zodanig zyn te famen getrokken geweest, dat alle doorgang van het ingehoude toegefloten wierd. het geene Peyer (d) door een fchone proefondervinding in een levendige kikvorseh , bevestigd heeft. Dierhalven kunnen de fcherpe 'ingenomene dingen, ofte uit andere plaatfen des lichaams naar de darmen geftuurd, ook zodanige ftuiptrekking veroorzaken , en dus ook om deeze reede de ontfteking der darmen voortbrengen. Maar ook ontftaan zodanige kramptrekkingen in de darmen van vry andere oorzaken , welke in geenen deele tot eenig foort van bekende fcherpte kan gebracht worden, dit ziekachtige in het lichaam verholene, dat tot de uiterfte lidmaten gevoerd die arge kwellingen van'het voeteuvel veroorzaakt, indien het door een onvoorzigtige geneeswyze , of door dekwyzing van een verlieten lichaam belet word na de gewoonlyke plaat- ï&0"Pyer. Anatom. Exercit. L Cap. IX. pag. 47.  §. 959- DE ONTSTEKING DER DARMEN. 3aï plaatzen afgelegd te worden , verwekt het dikwerf in de buikingewanden verfchrikkelyke kramptrekkingen (ziet §. 12.73.)i waar door de darmen zo te zamen getrokken worden, dat op de te zamen getrokkene plaatzen alle uit en invloed van het levend vocht belet zynde, 'er een fchielyk en dodelyk heet vuur volgd: het is wel waar, dat ook hier misfchien de fcherpheid noch kan befchuldigd worden, wanneer de banden, de peezen, de vliezen door een langdurig voeteuvel in kalk veranderd worden, maar dat in de opftyging der lyfmoeder en de miltzucht zodanige kramptrekkingen door de eenige verftoornis van de beweging der geesten, ontftaan in de ingewanden , zo wel als in andere hoe genaamde deelen des lichaams, is te veel bekend. Sydenham ( zeggende: zomtyds minderd de pyn, terftond verheft zich het toeval wederom, welke de zieke voor gevoelende, met een jammerlyk gezicht en gekerm, even eens als de aanwezende fchuwt en afkerig van dezelve is. ik heb ook meer dan eens hetzelfde in de zieken waargenomen, en dit fchynt te gefchieden ofte door het geene het zy van fpys of drank in de darmen bevat is , ofte door de winden tot de ontftokene plaats toe voortgejaagd, want als wanneer wy in levendige opgefnedene dieren onderzoeken , die nederwaarts drukkende beweging, wormachtige genoemd, omdat, gelyk de wormen , deringen deszelfs lichaam uitmakende, achtervolgende, te zamen getrokken zynde, voortgaan, zo ook de ronde veezeis der darmen achtereenvolgende te zamen getrokken , den inhoud door de darmpyp voortzetten; op deeze wyze, dat wanneer deeze be- vat- • Cg) Ibidem. Oblerv. 92. pag. 8<5. . 00 Lib- III. Seft. XIV. Tom. II. pag. 214. CO Secr. IV Cap; VII. pag. 259. "~ ' 7"* "  §. 96o. DÉ"ONTSTEKING DER DARMEN. 325 vatte dingen door eenige plaats zyn voortgedreven, door diergelyke beweging, maar te rug gaande wederom te rug gedreven worden, door eenige langte der darm : zo nogthans dat de voortdryvende beweging krachtiger is als de wederom dryvende. en deeze langzamerhand ' door de geheele langte der darmen voortgevoerd worden, zodanig, dat in deeze doortocht al het ontbindbare daar uit door de opzuigende aders der darmen kan uitgeput worden, wanneer dierhalve door de nederdrukkende beweging het bevatte tot de ontftokene plaats aandryft, als dan word de pyn vermeerderd; dewyl het zelve wederom gejaagd wordende, deeze minder pyn doet. wy zien buiten dat dat de nederdrukkende beweging in levendige dieren eenige minuten zomtyds ophoud, daar na wederom vernieuwt word: waar uit de reden van dit verfchynfel in deeze ziekte begrepen word. maar dat door zodanige prikkeling ftuiptrekkingen ontftaan in hei middenrift en de buikfpieren, en dat daar door walging en braking verwekt word, blykt uit het geene §. 642. en §, 656. gezégd is geweest; ja ook §. 656. is gezegd, dat gelykerhand"door èen hartnekkige braking ook het lankeuvel voortgebracht word. maar het ingenomene zal vroeger of later uitgefpogen worden, naar mate deeze ontfteking verder van of digter by de maagh hare zitplaats gevestigd heeft; waar over ook §. 656. gefproken is. • Pyn doende winden; zeer fcherpe buikpynen met rommelingen. In het voorgaande hoofdftuk is reeds aangetekent, dat het door zekere proefon dervindingen gebleken heeft, dat een prikkeling ontftaan zynde op eenige plaats van de darm^ niet alleen die.plaats te zamen wierd getrokken, maar dat hetzelfde gefchiede op veele na by gelegene plaatfen: hier door worden de winden met pyn onderfchept , en een weinig daar na deeze kramptrekkingen Ontbonden zynde, maakt de befloteu lucht met een lichte klank en geruisch door de darmen dwalende, rommelin-Ss 3' - gen,  DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. gfo; gen, tot dat een weinig daar na die kramptrekkingen vernieuwt worden, te gelyk met de pynen. maar aangezien de ontfteking op eenige plaats der darm ontftaan , indien -de ziekte voort gaat, zich gewoon'lyk verder verfpreid-, zo blykt het genoeg hoe vrees'lyke pynen 'er ontftaan moeten , wanneer die ontftokene deelen door de winden uitgerekt worden. Aretceus (k) heeft deeze toevallen in deeze ziekte aangetekend , rond dwalende pynen, ydele opruspingen geen voordeel doende, de aarsdarm door de winden knorrende, die tot den aars -toe komen , en nochthans niet uit gaan, te weten, hier uit blykt het,waarom Sydenham (O waargenomen heeft , dat in 't begin der ziekte de pyn niet zo zeker tot eenig poinér. kan bepaald worden , dewyl op onderfcheide plaatfen der darm zodanige te zamentrekking gefchied: maar wanneer de geheele kracht der ziekte eene plaats dringt, als dan zet de pyn zich als vast op een poinét, en word allerwreedst, dikwerf op geenderhande wyze verminderende , tot dat het ontftane heet vuur alle pyn fchielyk weg neemt, het blykt te gelyk , waarom dan de toetrekking der aarsdarm ontftaat, alle doorgang gëheellyk belet zynde. Lankeuvel, kronkel in de darm. Wanneer de ontfteking der darmen alle doorgang belet, als dan word het lankeuvel genoemd , want Galenus (in) heeft het aldus uitgelegd : het lankeuvel is een ontfteking der darmen, zo dat 'er nochte win* den , nochte vuiligheid uit gaat , 'er volgen hevige buikpynen en ondraaglyke ftmerten. waarom hy op een andere plaats (ri) gezegd heeft, dat het aan deeze aandoening eigen is, en onaf- 00 De Caufis et Signis Morbor. Acut. Lib. II. Cap. VT.pag. 18. (O Secf. IV. Cap. VII. pag. 259, OO Defin. Med. No. 273. Charter. Tom. II. pag. 264. <») Comment. in Aphor. X- Secli. VIL Charter. Tom. IX.pag. 296*  f. 960. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 327 affcheidelyk van dezelve , dat 'er van onderen niets uitgaat ; maar dat 'er niet altyd een braking aanwezende is , maar alleen, wanneer de zieken dodelyk krank zyn. Hippocrates heeft ook diergelyke van deeze ziekte Cp) zeggende: want de darm word te gelyk verdroogt, en word door de ontjleking in een gedrukt , zo dat 'er nochte winden , nochte voedzel door gaan , maar de buik is hard, en zy braken zomtyds. waarom de naam van lankeuvel van het grieksch woord dat eng- maken, dwingen, befluiten of uit naauw brengen betekend, zeer wel zoude afgeleid worden, maar wanneer het zelfde woord met een aanademing gefchreven word, als dan betekend het eerder keeren, wentelen,- inwerren, indringen, en dus heeft Aretceus Cp) deeze aandoening, van de omdrajing der winden door de nauwe rondigheden der bovenfte darmen umov genoemd; en hier uit fchynt de nu over al aangenomene naam van lankeuvel genomen te zyn. Celfus Cq) nogthans heeft het enkel en alleen, de ziekte der dunste darm genoemd , en heeft het griekfche' woord zonder aanademing gelaten, en heeft het in 't latyn niet uitgelegd; maar in het volgende hoofdftuk over de te veel gevulde darm handelende , zegt O) de darm fchynt gekeerd te ■ worden , het geene het nader by komt by de betekenis van het • zelfde woord , dan als het met een aanademing gefchreven word. daarom is het misfchien kronkel in de darm genoemd geweest , om dat , gelyk Ccelius Auretianus fchryft., (O zodanige zieken voelen hunne darmen omdrajen en omwinden ,. of om dat de zieken door de hevigheid der pynen boven die deelen, welke lyden, gebogen en gedraait werden, want wy zien dat deeze ellendige zieken,- deeze allervreedfte pynen zoe- 00 De Morbis, Lib. III. Cap. XIII. Charter. Tom.VIL pag.588;. Cp) De Caufis et Signis, Morbor.Acut.Lib.II.Cap VI.-pa2.j8~ Cq) Lib. IV.. Cap. X'IL. pag. aarCf) Ibidem, pag. 223. CO Acutor. Morbor. Lib. illl. Cap. XVII. pag. 2:35..  323. DE ONTSTEKING DER DARMEN; §. 96ó. zoeken te ftillen , wanneer zy het lichaam na voren gebogen als oragedraait worden, daar na fchynt de naam van kronkel in de darm voornamentlyk behouden te zyn, om dat veele geloofden dat door die hevige kramptrekkingen de darmen zo te zamen gewrongen en gevouwen worden, dat de eigene holligheid wierd nauwer gemaakt, ofte wel ten eenemale gefloten; ofte wel wanneer een gedeelte der darm het naast aangelegene datverwydertis ingaat, het geene zy binnen inneming der darm genoemd hebben, want het kan nauwlyks begrepen worden, hoe de darm aan her darmfcheil vastgehegt, zo rondom gedraait zouden kunnen worden, dat deszelfs holligheid daar door zoude worden gefloten. dit zoude wel kunnen gefchieden wanneer het darmfcheil eerst verrot is, en daar door deeze aaneenhegting ontbonden, gelyk Ruysch getuigd meer dan eens gezien te hebben ^t), maar als dan zoude door het heet vuur van het darmfcheil de dood volgen, eer zulks gefchiede, aangezien deszelfs kwetzingen zo gevaarlyk zyn, gelyk te voren §. j/o. 3. bewezen is. maar die binnen innemingen der darm zyn in de lyken dikwerf waargenomen , alwaar de darm door kramptrekking te zamen getrokken, en hier door dun en nauw geworden, in het naastgelegene gedeelte van de zelfde darm dikwils tot een aanmerkelyke langte ingaat, en onderfchept aldus de vrye doorgang door de holligheid der darm. Ruysch heeft dit twee maal in 't openbaar aangetoond (ti'). Willinus heeft in het lyk van een meisje, door de ftuipen geftorven, de dunne darmen op veele plaatfen zo ingewonden gezien, dal de ronde oppervlakte van het eene gedeelte in de holle oppervlakte van 't ander, als in een fcheede ingeftoken en diep verborgen isgezueest (zv~) dierhalve heeft van Helmont zonder rede gezegd dat de kronkel in de darm onmoog'lyk is (x), dewyl in een zeer ryk Ant- 0) Obfervat. Anat. Chirurg. 91. pag. 84' (u~) Ibidem, pag. 85. (w) Patholog. Cerebri, Cap. VIII. pag. 107. (x) De Flatibus, §. 30, etSequent. pag. 339. ,  ,96o. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 329 Antwerps burger, (die overal boden na toezond, aan die geene die hem zoude genezen, tachtig duizend pond biedende} in een week aan het lankeuvel geftorven, na de dood in de dunne darm de harde drek gevonden wierd zestien vingeren van de blinde darm. niemand ontkend, dat deeze ziekte ontftaan kan door dien de darmen met een ondoorgankelyk ftof zyn opgepropt , maar men befluit vermetelyk daar uit, dat deeze oorzaak de eenigfte is. het is wel waar, dat aan die geene, die de wonderlyke aaneenhechting der darmen met het darmfcheil, derzelver uiterfte gladheid en flibbrigheid opmerkt , deeze onderlinge intreding der darmen moeielyk moet fchynen. wy kunnen in een dood lichaam moeielyk uitwerken dat het naafte gedeelte der darm intreed, en wanneer dit gedaan is, valt het terftond wederom uit, in de noch levende beesten heeft men te vergeefsch beproeft deeze ziekte na te bootzen (y). niettemin heeft de befchouwing geleerd, dat dit gebeurd is, ja dikwerviger als wel gewoonlyk geloofd word, gelyk door zeer veele geloofwaardige waarnemingen betoond word in die zeer fchoone verhandeling: vooral komt dit in jongere dode lichamen te voren, gelyk de zeer geleerde Schryver vermaant heeft, en ik zelfs eenige reizen gezien heb. maar hy heeft de kronkel in de darm onderfcheiden in volmaakte en onvolmaakte : de volmaakte was , wanneer een gedeelte der darm , te oelyk met een gedeelte van het darmfcheil daar aan vastzittende, ingegaan is in het naastbygelegene door de zieke oorzaak wyder gemaak, de onvolmaakte word genoemd, wanneer het gedeelte van het darmfcheil afgewend, het naastbygelegene intreed, het overige gedeelte aan het darmfcheil gehegt noch natuurlyker wyze uitgeftrekt. Peyerus (z) heeft geleerd, dat de te zamen- ge- (y) Videatur de his Cornel. Hen. Velfe Differt. Inaugural. de mutuo inteftinor ingreffü &c. Lugd. Batav. 1742. pag. 23. &c. (z) Parerg. Anatom. Exercit. I. Cap. IX. pag. 46. Derde Deel. Tt  DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 960. getrokkcne darm tot een vry grote lengte aldus het naaste gedeelte kan ingaan, vindende dat het ingevatte gedeelte vier vingeren breed en lang is geweest, nochte het bovenfte gedeelte gaat altyd in het onderfte, maar het tegendeel is ook waargenomen geweest: maar in de volmaakte kronkel der darm gaat het darmfcheil altyd mede in, en dus vernauwt het de plaats en belet de vrye uitwènding van de ingevatte darm. maar Peyerus heeft klaarlyk gezien (a') , dat in de geprikkelde darmen van een levendige kikvorsen de kronkel in de darm zo ontftaat, wanneer 'eenige wydere plaatfen de naaste gedeeltens der darm in zich ontvingen, en in hunne holligheid eenigen tyd verborgen hielden, tot dat de vezels zich op nieuw uitrekkende , het verhoole gedeelte uit zyne fchuilplaats te voorfchyn kwam. deeze fchoone proefondervinding leerd de oorfprong en oorzaak der buikpynen en van de kronkel in de darm: want het fchynt zeer geloofbaar , dat ook deeze zamentrekking der darm niet zonder zeer grote pyn gefchied, als ook de intreding van de te zamen getrokkene darm, te gelyk met het aangehegte gedeelte van het darmfcheil in het naaste wyder gewordene gedeelte: maar deeze buikpynen houden op, wanneer de darmen wederom uitgewonden worden, zy keeren wederom van dezelfde oorzaak vernieuwt zynde. hier door word ook een andere reden verftaan, waarom in 't begin deezer ziekte deeze fcherpe pynen dikwils bytusfehenpozingen zodanig pynigen: maar wanneer de ingevatte darm tot zo grote lengte ingegaan is, ofte door de ontfteking gezwollen is, zo dat dezelve niet wederom uitgewonden kan worden , als dan blyft de pyn vast zitten, brandende, op dezelve plaats altyd blyvende. Sy denham (JA heeft dit zeer wel aangetekent, wanneer hy over deeze ziekte handeld, want hy fchryft aldus: in 't begin deezer ziekte blyft de pyn niet zo zeker tot eenig poinct bepaald. Cd) Ibidem, pag. 47. O) Se& IV. Cap. VII. pag. 259.  §.96o. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 331 paald, als ook deszelfs voortgang , nochte de afgang {laat zo hartnekklg de purgeer middelen tegen; maar hoe meer de pyn ver» meerdert, zo veel te hartnekkiger zet zy zich op een plaats, een dikwerviger braking volgd, en een groter verftopping der afgang. maar hy tekend aan, dat de wreedheid deezer ziekte voortdurende , de nederwaartsdrukkende beweging geheellyk omgekeerd word, alle de buikzuiverende middelen worden ten eer. ften braakmiddelen , ja de ingefpotene klyfteren en onderzetzelen door de geheele lengte der darmen naar boven gebragt, worden met de drek der aarsdarm uitgebragt (*). de oude Geneesheeren hebben ook deeze drekbraking in deeze ziekte waargenomen (c) , en hebben dezelve als een dodelyk voorteken gedoemt. 'er zyn doorluchtige mannen geweest, die deeze omkering der nederwaartsdrukkende beweging ontkend hebben , gelovende dat tot deeze zaak genoeg was de ftuiptrekkende werking van het middenrift en de buikfpieren, welke verwekt wierd, wanneer van de maagh af tot de zitplaats der ziekte , in de darm toe, de vrye weg onderfchept zynde, alles vervult was : maar dat die drekachtige reuk kwam door de verblyving van het in de darmen en de maagh bevatte, maar de eigentlyk genoemde drek word alleenlyk in de dikke darmen gevonden, maar in de dunne darmen natuurlyker wyze nooit, en in de ziektens misfchien zeer zelden, ik heb zodanige langdurige kwalen gezien, alwaar het knoestgezwel de weg belettende , de zieken byna nooit afgang hadden, maar na vier, vyf, ja acht dagen, ontftond 'er een zware benauwtheid , en zy fpogen alles wederom uit, dat zy die geheele tyd hadden ingenomen , nochte die drekachtige reuk kwam in het geene uit- (*) Diemerbroek Anatom. Lib. I. Cap. VIII. pag. 36. (V) Hippoc. de Victus ratione Sanorum- Lib. HL Cap. VII. Charter. Tom. VI. pag. 487. Galen, de Locis Affeclris Lib. VI.' Cap. II. Charter- Tom, VII. pag. 509. vEginet. Lib. III. Cap. XLIV. pap. 45. verfa» Tt 2  33a DE ONTSTEKING DER DARMEN. 96o. uitgebraakt wierd, te voren, deeze bezwarende droesfem uitgejaagd zynde, bevonden zy zich wel , hadden honger, wierden door het ingenomene verkwikt, tot dat na diergelyke tusfchenpozing dezelfde braking wederkwam, en ik weet dat zodanige kwaal veele jaren verdragen is geweest, nochte die proefondervindingen, welke gedaan zyn door in de levendige dieren de dunne darm te binden, fchynen het tegendeel te bewyzen (d); wanc in deeze heeft het geene tusfchen den aarsdarm en de binding in de darmpyp vastzat, niet kunnen doorgaan: nochte daar uit kan niet uitgelegd worden, op wat wyze de ingefpotene klyfteren door de braking uitgejaagd zyn , gelyk wy zeer zeker weten dat in het lankeuvel gefchied is; want de bestgekeurde Schryvers hebben dit waargenomen , en ik heb het klaailyk zelfs gezien, het zal misfchien moeielyk fchynen, hoedanig het in de dikke darmen bevatte, in de kronkeldarm kan komen ; als ook hoedanig het die plaats, waar de kronkel zit , heeft te boven kunnen komen, maar indien wy in acht nemen, dat deeze nederwaartsdrukkende beweging omgekeerd zynde, de kronkel geledigt word , het einde der blinde darm zeer fterk ) pryst zodanig geneesmiddel aan door Casftus uitgevonden, dat vry fcherpe fpeceryen in zich bevat, lange cnronde 'peper, kort, enz.: maar hy pryst dit zeer wel aan in de opvulling der darm, van welke hyzegt: in de meeste ontftaat zy na vochtigheden en kouden, daar na rust zy ; en na verloop van tyd dikzvils wederom komende, pynigt zy zodanig, dat zy niets aan het leven te kort doet, uit welke befchryving genoegzaam blykt, dat dit geene ontftokene ziekte is geweest, ja zelfs Aretceus (f) in dat geval, alwaar zonder ontfteking door bederving, of hevige koude, het lankeuvel voortgekomen is, raad ons dat men de aderlating moet agierlaten, en pryst ons commyn en wynruit aan om de winden uit te halen, maar tevens gebruikt hy in en uitwendig zagte en olieagtige middelen, buiten dat gebruikten de oude Geneesheeren meest al zodanige geneesmiddelen in veel water ingegoten, en die kunnen als dan gemakkelyk verdragen worden* maar hedendaagsch vloeien de winkels over van die enkele enfamengeftelde fpecereiagtige geesten, met geest van wynbeieid, die vermaard zyn om hunne wind-verdryvende kracht, en bv het gemeen bekend zyn. waarom het zelden den Geneesheer te beurd valt. geroepen te worden , eer dat de ziekm veel van diergelyke middelen ingenomen hebben : het blykt genoeg , hoe grotelyks het kwaad moet vermeerderen, wanneer de ontfteking der darmen door zodanige aangehitst word. Ik heb het lankeuvel reeds de achtfte uur dodeh gezien , wanneer de ellendige zieke zes oneen geest u'. lavas-zaat gedestilleert ingenomen had. hier door flervei 'er (70 Lib. IV. Cap. XIV. pag. 2a3, 224. CO De Curat. Morbor. Acutor. Lib. II. Cap. V. pag. 105.  336 DE ONTSTEKING DER DARMEN. $.961.962. 'er veele, die moog'lyk nog behouden zouden hebben kunnen worden, ja dat meer is , offchoon door de enkele kramptrekking zonder ontfteking, buikpyn ontftaat, is het gevaarlyk ftoutmoedig diergelyke te gebruiken , om dat 'er altyd gevaar is , dat zy allerergst kunnen benadelen, ten zy zy ten eerften helpen, want alhoewel de ziekte haaroorfprong niet heeft gehad van de ontfteking, zo zal nogthans de ontfteking gemakkelyk op de ftuiptrekking der darmen, winden verwekkende , volgen kunnen, gelyk §. 959. gebleken heeft, het is vry zekerder, zodanige zagtere fpeceryachtige geneesmiddelen te gebruiken, gelyk de vier grote of kleine zaden in de winkels genoemd, in water ingegoten, toe te dienen; want als dan zullen zy nauwlyks ooit fchaden : maar wanneer wy uit de tekenen weten, dat 'er een ontfteking aanwezende is, als dan moet men deeze ook achter wegen laten. §. 962. l\/f aar zy word gemakkelyk voor ware ontIV-i fteking erkend uit de fcherp gedurige verzeilende koorts, over grote dorst, grote hitte, harde pols, vuurige pyn, vlammige pis, fchielyke zwakte. Men moet dierhalve ten hoogften opletten op de tekenen, welke in deeze ziekte de aanwezende ontfteking leeren, welke klaar genoeg zyn, op dat een ervare Geneesheer hier niet kan bedrogen worden, wanneer deeze ziekte door de ontfteking ontftaat, als dan gaat gewoon'lykde koorts vooraf, die alleen eenige uuren kwellende in deeze ziekte eindigt; gelyk Sydenham (k) zeer wel opgetekend heeft: en het zelfde is in het zydewée , kwade keel, en andere ontftokene ziektens van gelyken opgemerkr; te weten dat de koorts gedurende eenige tyd vooraf gaat, en dat daar na de ontfteking in dit of dat gedeelte des lichaams volgd. maar 00 Sefr IV. Cap. VII. pag. 259-  $<96&. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 337 -maar wanneer de ftuiptrekking der darmen zonder voorafgaande koorts hevige pynen voortgebragt heeft, als dan vóJgd, na de ontftane ontfteking, de koorts, als dan zyn te gelyk alle die toevallen aanwezende, welke de gedurige fcherpe koorts en de ontfteking gewooniyk verzeilen, te weten: dorft, hitte en de overige. Wy hebben over de zeer groote zwakte in deeze ziekte §. 960. ge>ken. maar alle deeze toevallen zyn aanwezende in 't begin : , f-anneer zy fchielyk tot de ondergang helt, ver- •••!•'Sloren z^.tn'.^iaan fchielyk over tot het byna gantsch tegensgif «verg:..- '1 zy men dezelve ten eerfte te hulp kome: op Njj i\c 'ijMjt i volgd koude, de pyn houd op, de pols te vof«B o|^^ fterk , word zwak, tusfchenpozende,nochthanszeer 4t etceus (l) zeer wel aangetekend heeft. Zom- !be famentrekking der aarsdarm by , dat men k buiten ; welk toeval Ar et aus van gelyken aangetekend heeft , gelyk ook Hippocrates (n). Uit dit fchynt ook te kunnen verftaan worden, waarom op een andere plaats gelezen word (0) : maar zvanneer de kronkel der darm in pyn verminderd zynde , zy de koorts krygen, is de kwaal onge* neeslyk , want mooglyk fterven zy ook door de aftgang. Want indien de kronkel der darm door de kramptrekking ontftaan, lang duurt, volgt 'er een ontfteking, welke wel van de koorts vergezeld gaat, maar aangezien het heet vuur gewooniyk zeer fchielyk volgd, verminderd zy, ja in 't kort houd de pyu geheel op, en als dan, de door het heet vuur der aangedaane darm, aangetaste plaats, niet meer het bevatte tegenhoudende, valt hetzelve door den afgang uit, en de zieke fterft; niet zo veelom deeze afgang, maar om het heet vuur der darm, gelyk naderhand % 969. «al gezegd worden. $• 963' CO de Caufis et Signis Morbor. acutor. Lib. II. Cap. VI. pag. 18. [tri) Ibidem. Co) de Affecrionib. C. VI. Charter, Tom. VII. pag.-626. ■ CO Hipp.de Morbis Lib. III. Cap. XIII. Chart. Tom, VII.pag. 588. Derde Déél. ' Vv DE ONTSTEKING DER DARMEN.  •3S8 DE ONTSTEKING DER DARMEN. $. 96p. ' §■ 963- ïndien zy de buiging der kronkeldarm bezet * (9*)9-)> verwekt zy de zogenaamde colykpyn ; wanneer zy de uiteindens der regte darm bezet, als dan word zy gemeenlyk voor blinde ambayen gehouden : word ontbonden door een zagte galachtige ,. bloedachtige loop. Alhoewel de waarnemingen der oeffenende Geneeskunde leeren , dat de ontfteking , het lankeuvel r de kronkel in de darm, meest in de dunne darmen voorvallen, nochthans dat zy kunnen ontftaan ook door het geheele beloop der dikke darm, betoond ons de overeenkomst van maakzel, en de waarnemingen hebben ons ten eenemaale hier van overtuigd: Ruisch(p) heeft in de kartel-darm een kronkel gevonden. Hildanus (q">,. heeft in het lyk van een kind, door een zeer zwaar lankeuvel geftorven, de blinde darm te zamen getrokken, in de omge* wonde darm getreden gevonden , en dat zy dezelve zodanig verftopt had dat 'er uit de dunne darmen niets in de kronkeldarm kónde komen, want hy fpleet de omgewonde darm, dat hy de blinde konde uitnemen , welke hy overal ontftoken en dik heeft gevonden , en hy heeft op den grond der blinde darm een verzwore verharding gezien, ja hy bevestigd, dathy Terfcheide Jyken der door deeze ziekte geftorvene onderzogt heeft, en dat hy gevonden heeft, dat het begin en de oorfprong deezer ziekte altyd omtrent de blinde darm is geweest: hier dóór was hy van gedagtetl, dat de klep van Banhïnus , door de ontfteking der blinde darm zodanig te famen getrokken word, dat 'er uit 'de omgewonde darm niets in de dikke darm konde komen; waarom ook in de uitgezette omgewonde darm, de ziekte voortgezet wierd, en al het omleggende door het heet vuur en de vérJterving aangetast wierd, 'maar het geene Cp) Adverfar. decad.-g.pag. 17* '■ @ Obfervat. Chirurg..Cent. i. No. <5r. pag. 4>  §. 9^3. DE ONTSTEKING DER DARMEN. |£ nc te voren gezegd is, overtuigd ons genoeg, dat ook op andere plaatfen de oorfprong deezer kwaal waargenomen is geweest; cn Hildanus fchynt te fchielyk voortgegaan te zyn, om uiteen enkel geval de gedurige zitplaats dezer beginnende ziekte vastte Hellen , vooraï aangezien hy zelfs bekend, dat de lichamen der door deeze ziekte gefbrvene zo afgryslyke ftank by hun hadden, d it hy ter nauwer nood alles nauwkeurig heeft kunnen opmerken, men heeft gevonden, dat, in het lyk van een mensch welke lang en zwaarlyk aangetast was geweest door het colyk, vooral inden onderbuik, de blinde darm in het bekken was nedergedaald, en aldaar zeer vastgegroeit, met het bovenfte gedeelte der regte •darm : van deeze plaats naar boven wedergebogen, maakte het gedeelte der voortgaande darm , een zeer fcherpe hoek met de blinde darm, en daar na op de gewone wyze onder de lever opklimmende , ftrekte zy zich uit onder de bodem der maagh, zy daalde eindelyk naar gewoonte , en eindigde in de regte darm. maar in de plaats der vastzitting en in de naburigheid, waren de blinde en regte darm door het heet-vuur aangetast, en op de zeilde plaats wierd een zweer gevonden, gemakkelyk een middelmatige vinger toelatende, alwaar de blinde met de regte was te famen gegroeit f»- het blykt dierhalve door de zekerfte waarnemingen dat ook i» de dikke darmen de zelfde ziekte ontftaat, waarom het aan veele wonderlyk voorkomt, ónt Hippocrates geen gewag maakt van het colyk, die onder de algemeene naam van lankeuvel alle deeze ziektens fchynt befchreven te hebben, nachthans worden deeze by Aretceus (j) zeer fchoon onderfcheiden, die zeer wel aantekend dat dikwerf onderfcheidene deelen worden befchuldigd, tegen welke de ontftokene kronkeldarm legt, naar mate, te weten dat de ziekte in het een of ander gedeelte des darms huisvest, de pyn klimt nu tot de ribben, wanneer zy bet zy- de- (r) Philofophical. tranfadionö No. 4a*. pag. 2a6. Abridgem* S Scaufi's & Signis Morbor. Acutor. Lib» II. Cap. VI. pag. 19. Vv 2  34ö DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 963, 'dezvée vertoond(aangezien zy ook de koorts hebben)nu wederom begeeft zy zich hier en daar onder de korte ribben , zo dat üe lever of de milt zeer fchynt te doen. ja ook zomtyds doet het week der buik zeer, want de kronkeldarm is zeergroot en maakt langs alle kanten omwindingen, ja en hy tekend aan die toevallen, welke de zieken aantasten wanneerhet onderfte gedeelte der kronkeldarm, alwaar dezelve in de regte eindigt, ontftoken word. 'er zyn ook zommige, die in het heilig' been pyn gevoelen, als ook in de dyè'n en de opfc hortende fpieren der teelballen: want alhoewel de regte darm ontftoken zynde, ook de hals der blaas en de ontfang plaatfen van het zaad hier tegen leggende , fchynen aangedaan te kunnen wotden , zo behoort nochthans die pyn der dyè'n en der teelballen eerder tot de ontftekings-tekenen der nieren, gelyk naderhand §. 993. zal gezegd 'worden, maar Galenus heeft ons vermaant (0, dat de hevige pyn der kronkeldarm zomtyds aan de nieren toegefchreven word, •door de Geneesheeren, en tegenovergefteld de pyn der nieren zomtyds aan de kronkeldarm, intusfchen bekend hy zelve, dat deeze dwaling gemakkelyk kan ontftaan , maar nochthans niet gevaarlyk is voor de zieken, zeggende : daarom is de onderfcheiding van 't begin deezer aandoeningen moeilyk, op welke tyd zy. geen groot onderfcheid in de voorzorgen vereifchen: en naderhand voegd hy 'er by: waarom wy voorzien moeten dat ons geen fehade toegebragt zoor de, om dat zy moeielyk in 't begin van den aanval deezer ziektens , dezelve moeielyk kunnen worden onderfchei' 'den ; want alsdan behoeven zy geene verfcheidene hulpmiddelen., - nochte uitzvendig, nochte inwendig, maar deeze zyn alleenlykgenoegzaam, zvelke de pyn flillen. welke tekenen de ontfteking der nieren van het colyk onderfcheiden, zal naderhand, alwaar over deeze ziekte zal gehandeld worden, gezegd worden. Het tweede dat aanteiaerken is in de ontfteking der dikke darmen CO delöcis affcajs Lib. VI. Cap. II. Charter. Tom».VII. pag. $o$*  S.9-63- DE ONTSTEKING DER DARMEN. 341 men, is dit, dat 'er gemakkelyker hoop van genezing is, waarom Aretceus («") gezegd heeft, het gevaar is in deeze kwaal zo veel te lichter , hoe meer vleeftger de kronkel-darm is, en dikker en bekwamer om het kwaad te verdragen als de dunne darmen, ook Celjus (ztO is van de zelfde gedagten geweest; want men vint by hem aldus : maar in de darmen zelve beftaan twee ziektens: waar van de eene in de dunne, de andere in de dikke darmen is, de eerfte is fcherp, de tweede kan langdurig zyn. maar hy heeft gewilt, dat deeze ziekte voornamentlyk in de blinde darm zit, en heeft daarom vastgefteld, dat de pynen meer in de regter zyde wierden waargenomen, maar aangezien de dikke darmen gefchikt zyn om de vuiligheden te vergaderen, én dikwils lang te bewaren, hierom verdragen zy de uitfpanning door hetwederhoudene zonder groote fehade , nochte de werking der overige darmen word zo fchielyk niet geftoord, indien de verhindering in de dikke darmen ontftaan is. buiten dat kunnen de bekwame Geneesmiddelen door het klyfteer ingefpoten, gemakkelyk tot de aangedane plaats komen, en dus blykt het, dat de ontfteking der dikke darmen met recht minder gevaarlyk word geacht, en gemakkelyker te genezen, dan, als dezelfde ziekte in de dunne darmen is. Maar wanneer de rechte darm ontftoken word, als dan ontftaan 'er toevallen, gelyk aan die, wanneer de fpeenvaten, door dik bloed gezwollen, de holligheid der rechte darm vernauwen, ,het naby gelegene te famen drukken, de weg toefluiten voor de afgang, nochthans met gedurige parsfing en moeielykheid der afgang, waaruit het blykt, dat dit kwaad dikwerf voor blinde ambayen word gehouden, welke gezegd worden aanwezende te zyn, . wanneer alle de toevallen , de gezwollene ambaijen gewooniyk verzeilende , de zieke bezetten en 'er geene dikte in het uiterfte gedeelte der aars te voorfchyn komt, maar de uitgerekte vaten .inwendig verholen zyn. hier komtby, dat door de gezwollene fpeen» 00 in loco modo Citat-ö. 00 Lib. IV. Cap. XIII. pag. 221. & Cap. XIV. pag. 223. Vv 3  34* DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 963. fpeenvatcn dikwerf ook de rechte darm ontftoken word. nochte die dwaling zal veel fchaden , aangezien beide de ziektens bynaar de zelfde geneeswyze vereisfeüen : nochthans zal de fcherpe koorts, medgezeiün der hevige ontfteking, hier het voornaamfte onderfcheid maken, maar aangezien de hals der blaas in de mannen dicht by de regte darm is. zal dit geprikkel ook dikwerf een moeielyke droppel pis veroorzaken ; her geene Hippocrates ons ook vermaant heeft {x) : maar dat de blinde ambaijen gezwollen zynde, het zelfde kwaad veroorzaken, getuigen de daaglykfche waarnemingen ; ja en ik weet dat 'er een volkome onderdrukking der pis door de zelfde oorzaak ontftaan is, welke, de opgezette vaten brekende, en overvloedig bloed door de afgang gelost zynde , ten eerften genezen wierd. het blykt genoeg, dat de ontfteking der rechte darm noch gemakkelyker is te genezen als die van de kronkel darm, aangezien hier de plaatslyke middelen, vooral de baden en de Hovingen , hunne uitwerking , onmiddelyk op de aangedane plaats "kunnen doen, en dit kwaad zonder levensgevaar langer kan "verdragen worden , dewyl de geheele overige darm-buis vry is van de ziekte, maar wanneer de ontbondene ontftokene ftof door de uiteindens der uitgezette vaten uitgaat, en het aangedane deel verloft , als dan gaat het door de afgang uit, maar met pyn en moeite ; hier van word het gezegd ontbonden te worden door de hoop , maar een zagte bloederige, en galachtige: want als dan gaat 'er ftof uit de ontftokene plaats, gelyk aan die, welke door de fluimen uitgebragt wierd in de long : ontfteking door de koking , en uitwerping der ziekteftof , waar over men zien kan , het geene §. 830. gevonden word. maar aangezien de rechte darm met overvloedige flym overdekt is, op dat de drek gemakkelyker uit kan gaan, en t}ie flym , deeze darm ontftoken zynde en geprikkeld, te gelyk £0 Aphor. 58. Seét. V. Charter. Tom> ÏX. pag- 23°*  £ 9 in Locismodo Citatis*  352 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §.96£ fteking haar eige holligheid heeft te zamen getrokken, vergaderd is, zal zy noodzaakiyk van de plaats verwydert moeten worden , wil de genezing plaats grypen. buiten dat indien de kronkel in de darm ontftaan is, zal die uit een gebragt móeten worden, opdat de vrye weg door de darmen herfteld worde, het is bekend , dat de fpys en drank langzamerhand voortgezet word, van de maagh lot den aars toe, door de nederwaarts drukkende beweging, waarom de Geneesheeren fchynen beproeft te hebben, door deeze beweging te vermeerderen, door de prikkeling der zuiverende middelen, de beletfelen voort te jagen , welke hier vast zaten, nochte door de natuurlyke en vreedzame indrang der nederwaats drukkende beweging konden voortgezet worden, daarenboven heeft het uit de te voren aangehaalde proefondervinding van Peyerus gebleken , dat in de darmen van een kikvorsch de kronkel op nieuw uit een gebragt word door de wormachtige beweging der darmen zelve ; en daarom fchynen de Geneesheeren gehoopt te hebben , door de zuiverende middelen deeze beweging vermeerdert zynde , ook de inueeming der darm ontwonden te kunnen worden, andere hebben zware metale lichamen aan de zieken ge* geeven om in te flikken , op dat deeze door de holligheid der darmen nedergevallen zynde , door hun gewigt het vastzittendbeletfel van de plaats zouden verwyderen: en aldus zyn verfcheide middelen beproeft, fomtyds met een gelukkig gevolg, en fomtyds niet. waarom hier verdiend overwogen te worden, wat de voorzichtigheid hier leerd, in het gebruik, het is zeker, dat men de genezing der ontfteking in de darmen eerst moet beginnen door de aderlating, ftovingen, zeer zagte klyfteren, enz.; en dat die kwalyk gedaan hebben , die de nog" onrype ziekte door zodanige prikkelende middelen behandeld hebben, zonder de andere vooraf te laten gaan. de wyze-oudheid heeft in de genezing deezer ziekte deeze regel gehouden. Hippocrates (O liet eerst bloed uit het hoofd en de armen , hy zette de CO de Morbis Lib. III. Cap XIII. Charter, Tom. VII. pag.588.  •§. 964. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 353 de zieke in een bad, beftreek hem met olie, gaf hem lauwe vogtige ftovingen. daar naar beproefde hy door een zetpil, de in de rechte darm verbrande drek uit .te halen; en fpoot als dan klyfteren in, wanneer dit zonder nut gebruikt is , als dan moet men met een blaasbalk wind in de blaas blazen, op dat en de buik en de te zamen getrokke darm uitgefpannen zuorden x daar naar de blaasbalk uitgetrokken zynde-, een klyfieer infpuiten, uit geen al te beete middelen beftaande, maar de drek ontbindende en verzachtende, daar naar moet de geene die geklyfleert is , den aars met een fpongie geflopt, in warm zo at er neder zit ten. wy zien dat hier een krachtige tegenvurige geneeswyze vooraf gegaan is-geweest, eer dat men trachtte de zyden der darm uittefpannen door de met de blaasbalk ingejaagde lucht , op dat de drek naar beneden zoude kunnen komen : daar en boven blykt het uit een andere plaats (/) dat hy die geneeswyze in 't werk gefteld heeft, wanneer de drek opeen gehoopt in de darm verbrand zynde , 'er flym omtrent vergadert word, en de darm te weten door deeze opeen gehoopt, zwelt, en geene der geneesmiddelen, zvelke van boven ingenomen worden, in zicb ontvangt, maar door braking voederom uitgeworpen worden ; nochte de ingefpotene klyfteren toelaat. maar Trallianus vermaant ons befcheidentlyk («; over deeze zelfde genezing handelende, het volgende: want indien buiten de voorafgaande ontfteking 'er een koud colyk ofte een kronkel in de darm is, is het goed de genezing langs den aars te gebruiken, maar indien door de voorgegaane ontfteking» 'er een zamentrekking der aars ontftaan is, zo zal deeze geneeswyze^ boven dat zy niets helpt, zelfs grotelyks fchaden. hy heeft ons dezelfde voorzichtigheid geleerd in het toedienen van zuiverende middélen (w), zeg» CO De Affedibus Cap. VII. pag. Ibidem, fad, 00 Lib. X Cap. I. pag. 58a. (vr) Ibidem, pag. 589. Derde Deel.  354 DE ONTSTEKING DER DARMEN. $964. zeggende: maar indien 'er een colyk ontftaat door de ontfteking der darm, zo durftt men deeze in 't geheel geen zuiverend middel gesven , en vooral in 't begin , aangezien de ontfteking noch niet ï\p is. want die zuiverende middelen gegeven hebben, zyn oorzaken geweest van de gevaren en de dood- der zieken, zo oolc voegd Jretaus eindelyk, naar de aderlating tot flauw wordens toe,, naar de klyfteren, ftovingen, koppen, driakel enz. 'er by : indien de pyn niet verzacht, nochte winden , nochte drek uitgejaagd worden, moet men noodzaaklyk het zuiverend middel, heilig bit* ter genaamd, toedienen, wanneer de pyn en de braking twee of drie dagen opgehouden hadden, als dan heeft Sydenham, deeze voetftappen drukkende, een zuiverend geneesmiddel gegeven (j). op eene andere plaats (z j, heeft hy naar een ruime aderlating , de volgende dag een verzachtende buikzuivering voorgefchreven ; maar het was in zodanige ziekte, in welkers begin de pyn zo vast óp een plaats niet was, nochte zo dikwervige braking, nochte de buikzuiverende middelen vergeefsch toegedient wierde-n. maarWanneet hy dacht, dat 'er fterker zuiverende middelen nodig waren, M dan gebruikte hy eersr pynftillende middelen, op dat de kramptrekking der darmen zoude bedwongen worde (a). ' Maar ook zyn de zuiverende middelen door klyfteren ingefpoten, naar de voorafgegane tegenvurige middelen, en fomtyds mét een gelukkig gevolg, want het is bekend, dat een vierdubbele giftè zuiverende middelen , door het klyfteer ingefpoten, dezelfde uitwerking döetj als of men een enkele gift door de mond zoude inneèmen. Sydenham heeft het allerkrachtigfte middel gevonden.te zyn, indien de rook van tabak zeer fterk ia." 4 00 De Curat. Morbor. Acutor. Lib. II. Cap. V, pag. 106. O) Sect. I. Cap. IV. pag. 91. (O Seft. IV. Cap. VII. pag. l6ö. 00 Schedula monitoria de nova febris Ingreffü, pag. 672,  §. 9^4- DE ONTSTEKING DER DARMEN. z53 4a 't fondament wierd geblazen (ft), want offchoon Hofman (c) door eigene ondervinding niets van deeze zaak bepaald, bevestigd hy nogthans, dat het grote kracht heeft in de paarden, om de zeer te zamen gerrokke darm te openen , en dat hy wist dat het gemeen, door wreede darmpyn gekweld, door de rook van tabak ogenblik'lyk verlost, waren, niaar Heifter (d) vermaant ons, dat die rook zo lang ingeblazen moet worden, tot dat de zieken gewaar worden dat de prikkeling tot de afgang hevig genoeg is : maar vooral voordelig te zyn, indien men beste tabak gebruikt, de zeer vermaarde man bekend dat hy in ingeüotene breuken te genezen , zo grote kracht heeft gevonden in 't g bruik van dit middel, dat hy nooit het pennemes nodig heeft gehad, hy heeft ook een werktuig uitgetekend , door het welk gemakkelyk dit middel in 't werk kan gefteld v/orden. Maar aangaande het gebruik van zwaare metale lichamen door te flikken, verfchillen de Schryvers veel. vanHelmmt (e) heeft ftoutmoediglyk gezegd , dat niemand van de kronkel in de darm fterft, indien hy piftool kogels inneemt, op dat zy door hun gewigt, het beletzel, in de darmen zittende, voortjagen: maar hy heeft gelooft, dat de genezing zo veelte gauwer en te gelukkiger gefchiede , hoe 'er meerder en grotere ingenomen wierden, wanneer de zieke te gelyk recht ftaat of wandelt, maar indien wy opmerken dat de darm boven de verftopte plaats uitgefpannen wordt, zo zullen die zwaare ingeflikte lichamen aldaar biyven zitten in de uitgefpanne darm , nochte zy en zullen niet onmiddelyk op het beletzel door hunne zwaarte werken maar indien de kronkel aanwezende is, zodanig, dar het bovenfte gedeelte der darm te zamen getrokken, in het onderfte wyder geworden zynde, ontvangen word, zul- (/-) Ibidem, pag. 67 r. (O Med. Ration. Tom. IV. Part. 2. psg. 335. 60 Inftitut. Chirurg. Part. 2. pag. iroi. (0 De Flatibus §. 3r. pag. 359. Yy 2  5$6> DE ONTSTEKING DER DARMEM §. 964^ zullen deeze eerder kunnen fchaden, dewyl zy de invanging zullen, vermeerderen, door de ingevange darm verder in het naafte wyder geworde. deel voort te ftoor-en. waarom Sydenham Cf) nietzonder reede gezegd heeft, dat deeze weinig voordeel aanbrengen , en dikwerf een niet 'te verachte fcha.de te weeg brengen, die de. onderfcheidene draijingen der darmen aanmerkt, zal genoegzaam verftaan, dat men door deeze in te flikken, niet zoo veef goeds te wagten heeft als wel veele fchynen gelooft te hebben, maar het gebruik van kwikzilver, het geen Sydenham vangelyken afgekeurt heeft , hebben doorluchtige Mannen in de Geneeskunde aangeprezen. Heers ^h) getuigd, dat hy^hetzelvedikwerf gegeeven heeft, en dat het zonder nadeel , fchielyker dan een "oogwenk a. met zich voerende de in de weg zittende, drek door de darmen is doorgegaan. Zacutas Lufitanus (i) verhaalt ons, dat veele in eene voor ongeneesïyk gehoude kronkel, ia de darmen, van de aanftaande dood verlost zyn geweest, doordrie ponden kwikzilver in warm water in te drinken, dat dit vry gerust kan ingenomen worden, indien het wederom ten eerften uit het lichaam valt, hebben talryke waarnemingen genoeg geleerd;, en aangezien het zeer doordringende is, en het zwaarfte naar het goud,, zal het de wegen open kunnen maken, misfchien word het wel het zekerfte gebruikt in groter hoeveelheid , want. als dan blyft het by een vergaderd, en het valt gemakkelyker en «auwer door den aars -uit : want als wanneer het lang in't lichaam blyven kan, en de opflurpende aders der darmen ingetreden met het bloed vermengd word,, als-dan zoude het geheel iet anders voorbrengen kunnen, men prees over eenige jaaren als een algemeen middel in Engeland en Schotland aan, wanneer 's morgens < "enige oneen kwikzilver wierden ingenomen, het geene veele■ ■, ■ ge-- Cf) Seft. I. Cap. IV. pag. $u (g) Ibidem. _ „ (70 Obfervat. Med. Lib. I. Obferv. 2. pag. 37. (O DeMedicor. Princ. Hiftoria Lib. II. Hift. 97- pag- 358." 00 Medical Effays Tom, III, pag. 387.  §f 964. DE ONTSTEKING DER DARMEN. gedurende veele weeken gedaan hebben , zonder dat de ontlas* ting eenigzints gevoellig vermeerderde, intusfchen nogthans heeft het gebleeken, dat offchoon het niet ten eerften nadelig is geweest, nogthans naderhand fchadelyk geweest te zyn : de wonderlyke en dikwerf ongeneeslyke ziektens van die geene , die" daaglyks in hun handwerk het kwikzilver gebruiken, overtuigen genoeg dat men hier voorzichtig moet te werk gaan. de zeer vermaarde Hofman (/) heeft in deeze ziekte, aan een veertigjarige vrouw, een half pond zeer zuiver kwikzilver , naar eerst vooraf vette fap, en daar op de uitgedrukte fap vaft vleesch, met eenige oneen olie van zoete amandelen, te drinken, en een zagte wandeling door de kamer, aangeprezen, naar vyf uuren kwam 'er ontlasting, en 'er kwam te gelyk een half once kwikzilver uit, met verlichting van alle de toevallen ; maar gedurende veertien dagen, en noch langer, kwam 'er een gedeelte kwikzilver, .met de drek vermengd, te voorfchyn. maar het geen men op moet merken , is, dac de krachten nu herlteld zynde, 'er langer dan een maand een beving in de lidmaten en machteloosheid in de voeten bleef, maar de waarnemingen leeren, dat deeze kwaal in die ontftaat, die te onvoorzichtig, met het kwikzilver tewerk hebben gegaan, en dus zoude iemand met recht kunnen agterdenken hebben, dat het kwikzilver niet altemaal op. een keer uit het lichaam gevallen, deeze kwalen voortgebragt heeft, dewyl het te lang in het lichaam heeft vast gezeten, men kan nogthans niet ontkennen, dat men in deeze zo gevaarlyke ziekte ook het gebruik van een bedenkelyk geneesmiddel kan beproeven , indien 'er hoop is, dat de over 't hoofd hangende dood aldus kan ont-^ weken worden. Maar wy lezen, noch andere middelen, met goedgevolg van de Geneesheeren, in deeze ziekte beproeft te zyn , welke nogthans in den eerften opftag fcheenen nadelig te zullen zyn. want liet heeft uit het reeds gezegde gebleken, dat de warme dranken - uit CO Med» Ration. Tom. IV, Part. 2. pag.^335,- - Yy 3  353 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 964. uit ontmannende, affpoelende middelen enz,, en uit dezelve bereide Hovingen van aile Geneesheeren zo geprezen worden iu deeze ziekte; hier door zal het wonder fchynen, dat herdoende waarnemingen gebleken heeft, dat de inwendig koude middelen , de eerfte te vergeefsch gebruikt zynde, de zieken .genezer* hebben, wanneer ieder van huune genezing wanhoopte. th§nian («O heeft in een vrouw, die zeer hevige pynen in de buik, door dien de maandftondtn door ichnk waren opgeftopt , had „ de aderlating, verzachtende klyfteren en veeie andere te vergeefschi beproeft: Naboth, die met hem deeze zieke.behandelde,/ ftelde voor koud water te gebruiken : deeze oprechte man bekend dat hy een affchrik van deeze wy.ze-had, en eindeiyk to.e.eftaaa heeft, opdat hy niet hoofdig zoude fchynen. maar de genezing had gelukkiger gevolg, dan hy gehoopt had, wanneer men dagelyks twee beekers koud waters gaf tot verfcheide reizen toe , Eet lichaam wel toegedekt wordende , als ook de voeten, want een ruime zweeting 'er op volgende, en naderhand een aangename flaap , heeft alle pyn der buik opgehouden, maar Naboth bevestigde, dat hy in zodanig geval met goed gevolg, linnen , niet koud water nat gemaakt, gebruikt heeft, zodanig 'geval haald hy op dezelfde plaats aan, uit Ludovicus Septah'us, alwaar die van gelyken het te voren geprezen te vergeefsch gebruikt hebbende in een Edele Spanjaart, tot het tegengeftelde overgegaan is; en offchoon de dood aanftaande fcheen, de pols niet meer kunnende gevoeld worden, met koud.zweet, heeft hy koud water, ook met fneuw verkoeld, met een allerblydfte uitkomst, maar aangezien deeze genezing zo vermetel fchynt, geloof ik het niet onnut, .deeze met een ander geval te bevestigen, een man zevenen-twintig jaaren oud, begon over eene ligte buikpyn teklagen., en een ongewone verftopping der afgang; verfcheide klyfteeren, zuiverende middelen, en andere waren beproeft, maar 'erkwam .geen drek te voorfchyn, en hy braakte alle fpys en drank uit. war- (>?0 Ibidem, pag. 349.  S 964. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 350 warme baden, het warme vel van een levendig fchaap afgetrokken, op de buik gelegd, herhaalde aderlatingen, deeden geen voordeel; wanneer hy nu voor verlaten wierd gehouden , wierd :hy de achtfte dag in een koude kamer gebragt, het lichaam van onder ontbloot, en alle feconden wièrdèti de voeten met koud water overftort, langzamerhand opklimmende, tót dat de laatftS overftorting eindelyk tot aan de fóhamelheid toekwam : hy wandelde zomtyds de kamer om, hy ftond met de voeten op een koude natte vloer, hy ftak overhand de voeten-in een kuip met koud water gevult. de zieke wierd gewaar dat zyne krachten daar door vermeerdert wierden , en hy voelde gedurende een half uur verlichting maar hy kreeg terftond wederom pyn gelyk te voren, hy braakte eenmaal, de buik zwol meer dan te voren, hy wierd zeer fcherpe pynen gewaar, maar naar weinige minuten •kreeg hy een ruime en vochtige afgang, met weinig harde drek vermengt, met grote verlichting; en naderhand de koorts verminderende , overvloedig verharde drek ontlastende , is hy drie dagen naar deeze gebruikte wyze, van zo groot gevaar verlost O), aldaar word ook een wonderlyk geval gevonden , in Welk een hartnekkige verftopte afgang-, door zeer veele middelen gedurende drie en-veertig-dagen beproeft, gelost wierd in tien minuten, wanneer de beenén en dyen met koud water tweemaal alle minuten overftort wierden. Ook word hier en daar iets by dé oudé Geneesheeren gevonden, het geene leerd, dat zy ook diergelijk beproeft hebben. Trallianus (0) zegt, in de genezing van het colyk , uit koude en galachtige vochten ontftaan, dathy koud water gebruikt heeft by zieken die by hunne krachten waren, en de voorname deelen van alle kwaad bevryd waren; ja, dat hy in zich zelve koude middelen in den aars ingefpoten heeft met goed gevolg. Hippocrates O) heeft in de "kramptrekking, in een jongeling van een 00 Medical Eflays Tom. V. Part. 2. pag. 803. CO Lib. X. Cap. I. pag. 585. * y? O) Aphor. 21. Sect, V. Charter. Tom. IX. -pag, scC  36o DE ONTSTEKING DER DARMEN. $.9*4; vleefige gefteldheid, in 't midden van de zomer een overvloedige overgieting van.koud water aangeprezen.; als ook in de verfche, ontftekingen eh de noch niet verzworcne belroos (q). ja hy heeft ons verntaand , dat de ftuiptrekkingen, door de overftorting van koud water verlicht, en de pyn ontbonden word (V). maar in deeze ziekte zyn een hartnekkige kramptrekking., en ontfteking met een overgrote pyn aanwezende. Het blykt uit het reeds aangehaalde; hoe veel een gelukkige floutmoedigheid der Geneesheeren in wanhopende ziektens ook zomtyds vermag, en indien iemand diergelyke als vermetel verwyst, dat hy weete, dat Celfus reeds gezegd heeft (V), wanneer hy handelde over de manier van de oude Geneesheer Petronis, koud water aan.de koortfige gevende: maar, aangezien het zelfde niet goed is voor een ieder, worden die geene, die door de regels der kunst niet genezen worden, door de vermetelheid genezen, en op eene. andere plaats (O- ja zelfs om dat ook de ziektens in de zelfde menfchen andere eigenfchappen hebben , worden die, die te vergeefsch door de rechte middelen zomtyds de genezing ondergaan, dikwerf door de tegenfirydige her field. Het zal met recht noch floutmoediger fchynen , de buik open te fnyden, :de ingewanden 'er uit te halen, de plaats der kronkel te zoeken, de gevondene met de vingers.uit een te werken, als dan de darmen wederom op haar plaats te brengen , en de buik toenajen. Barbette (u) had dit voorgefleld als beter zynde , dan de zieke aan een zekere dood overtegeven. maar hy Bonetus (w) word dit gelezen gedaan te zyn door een jong en ftoutmoedig Heelm.eeft.er in een doorluchtige Vrouw, met het X.q) Ibidem, pag. 20$. Aphor. 23. Seft. V. 00 Ibidem, pag. 3ro. Aphor. 25. Seét- V. O) Lib. III. Cap/lX, pag. 138. 00 I" PrEefatione pag. 19. 00 Anatom. Praftic. Lib. I. Cap. I. 00 Anat. Praft. Lib. III. Sect. XIV. Tom. II. pag. 228.  $.-.904. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 3d~i allergelukkigst gevolg: en het blykt door bewys van getuigen dat dit eertyds op het bevel van Nukkius (eertyds zeer vermaard Hoogleeraar in de Ontleedkunde by de Hollanders) gedaan is aan een vyftig jarige Vrouw, door een zeer ervare Heelmeefter, zo dat de zieke noch twintig jaren daar naar geleefd heeft (x). Ccelius Aurelianus heefc ons naargelaten dat Praxagoras eertyds diergelyk geboden heeft, ja de darmen ftuk te fnyden , en de drek 'er uitgenomen zynde , dezelve wederom toetenajen (j/), maar hy doet 'er by, dat Praxagoras meer een beerlyke dood, als genezing heeft willen fchryven. maar men kan zo gemakkelyk niet bepalen, of de kronkel aanwezende is of niet; nochte men zal zo gemakkelyk niet kunnen weten de plaats alwaar dezelve zit. want de gefpanne buik is gewooniyk gezwollen en doet overal zeer, wanneer die ziekte tot de ondergang helt. waar uit het genoegzaam blykt, dat niets dan de uiterfte noodzaaklykheid aan kan raden, dat door een wreede uitvoering, de buik verdeeld zynde, alle de draien der darmen uit een sewonden worden , op dat de zitplaats der ziekte in een levendig mensch gezocht worden. 6°. Offchoon door het geene tot noch toe geleerd is, de pyn opgehouden heeft, en de koorts vermindert is , moeten wy nochtans denken; dat dat gedeelte der darmen, alwaar de ziekte vast gezeten heeft, noch lang daarnaar zodanige gevoeligheid behoud, dat de pyn, de kramptrekking, de ontfteking zeer gemakkelyk zich op nieuw weder kunnen verheffen, indien ook maar een lichte prikkeling door het ingenomene dat te fcherp of te moeielyk te verteeren is, 'er by komt. want al het ingenomene moet hier na toe komen , en daarom beveelt Sydenham zeer wel wetende dat deeze ziekte boven alle andere teti (x) In Differt. Inaug. Corn. Henr. Velfe, pag. 19. 00 Acutor. Morbor. Lib. III. Cap. XVII. pag. 244. 00 Seft. I. Cap. IV. pag. 92. & Sect. IV. Cap. VII. pag. 266. Derde Deel. Zz  ,S62 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §.964.96$; ten hoogfte tot wederkeren genegen is , dunne fpys en drank, in 't eerst alleen betraande uit fap van een jong hoen , en alleenlyk in zo grote hoeveelheid, welke genoeg is tot onderhoud van 't leven, want men moet ook oppasfen, datzy niet bezwaard worden door een te grote hoeveelheid fpys , ook dun en zeer gemakkelyk te verteeren , en moet daarom wéinig te gelyk enby herhaalde reizen gegeeven worden, op dat 'er tyd zy dat te voren dikwerf vreeslyk uitgezet zynde darmen, zich wederom kunnen te zamen trekken, en langzamerhand volmaaktelyk hunne kracht weder krygen. daarom ook heelt Celfus O) gebodenalle Opblazende en fterke fpys te myden ; zelfs naar dat de pyn en de koorts reeds gefiild waren, op dat de noch zwakke darmen niet gekwetst worden, ftond hy alleen water tot drank toe, ons vermanende: dat al het wynachtige en zuure tegen deeze ziekte flryd. ja en hy raad zich noch lang daarnaar van de baden, wandelingen , en andere lichaams bewegingen te onthouden : want dit kwaad is gewoon gemakkelyk weder te keeren , en indien 'er koude by komt, of andere beroeringen , komt het wederom, tenzy de darmen nu reeds te deeg. bevestigd zyn^ §• 9Ó1)- Tndien dit kwaad (95*9. 960.) voorgegaan J- zynde; nochte door behoorlyke middelen genezen,- en naar drie dagen altyd met hevigheid voortdurende, in de plaats van pyn, hitte, . uitrekking, een vliegende beving door het geheele lichaam zonder oor'zaak, een verftompte pyn met zwaarte op de plaats, volgd, zal het een teken zyn dat zich aldaar een verzwering zet, waaruit binnen veertien dagen, deeze gebroken zynde, de etter uit zal vloeien; welke indien zy in de holligheid der buik uity loeit, veroorzaakt zy veele kwa- ÖO Lib, IV. Cap. XIII. pag. 2.22. 223.  $. 96$. DE ONTSTEKING DER DARMEN, gfór kwalen gelyk (939 ); indien dezelve in de holligheid der darmen uitvloeit, maakt zy een etterachtige zware, lange, korte, loop, naar mate de zelfftandigheid der aldaar gevormde zweer; daar door komen dikwerf geheele vliezen der darmen uit, en 'er ontftaat dikwils een teeringh. 'Er is meer dan eens in de befchryving der voorgaande fcherpe ziektens gefproken van die tekenen, welke leeren dat de ontfteking der inwendige deelen zich tot verzweering zet ; het is hier alles het zelfde, maar de verzweering in de darmen ontftaan zal langs tweederlei weegen ontlast kunnen worden van de bevatte etter, ofte wel in de holligheid der buik, ofte in de holligheid der darmen, welke kwalen 'er te vreezen zyn, wanneer de verzweering gebroken zynde , de etter in de holligheid der borst nedervloeit, is ^.912 en 939. gezegd, maar wanneer de etter in de holligheid der darmen komt vind zy een gemakkelyke weg door de afgang, en de zieken worden dikwerf genezen, door een opvolgende etterachtige loop, welke naar de onderfcheidde grootte der zweer en deszelfs onderfcheide gefteldheid fchielyker of langzamer zal genezen worden, gelyk van zelf blykt. fomtyds groeien de ontftokene darmen aan de penszak vast, en als dan zal de aldaar ontftane verzweering van buiten kunnen geopend worden, op dezelve wyze , als in de ontfteking der lever en maagh gezegd is. maar dit fchynt zeldzamer te gebeuren , ten minfte word van deeze zaak by de Schryvers zelden gewag gemaakt, nogthans getuigd Aretctus (F) , dat hy in zekere zieke de verzweering van de kronkeldarm in de rechter zyde by de lever doorgefneden heeft, waar door veel etter uitgeftort wierd , en van gelyken gedurende veele dagen langs denieren en de blaas uitging, de zieke in leven blyvende. maar indien zodanige zweer lang 00 De Caufis & Signis Morbor. Dinturn. Lib.I. Cap. IX. p. 37' Zz 2  364 DE ONTSTEKING DER DARMEN. $ 565; lang gefloten blyft, de etter door den tyd dunner en fcherper geworden zynde, zal dezelve door de opflurpende aders in de geheele oppervlakte van zodanigeetterzak gapende, opgezogen, met het bloed vermengd worden, en een etterachtige kwaadfappigheid voortbrengen fziet §. 406 J, waardoor de teeringh te vreezen is, gelyk §. 1214. gezegd zal worden. Maar aangezien de ontfteking (ziet §. 374O, en de daarop volgende verzweering , het meest van afin het celachtig weefzel zir, en zodanige klaarlyk door de Ontleedkundige, in de darmen word waargenomen; gebeurd het zomtyds dat door de etterende dikte, in dit celachtig weefzel zittende, het velachtig inwendig bekleedzel van het overige afgefcheiden word , en dcor de afgang uitgaat, verbeeldende de holle darmpyp , niet zonder grote fchrik dier zieke en der omftanders , die denken dat de darm zelve aldus uitgaat , en dat 'er geen hoop van genezing overig is. dit- heeft Aretceus (c) fraay waarge^. nbrnen dat zomtyds gebeurd by de door de toop aangetastte r 'zomtyds ontlasten zy iets langwerpig hy de meejle niet onderfcheiden, gelyk aan de gezonde darm , en het geeft achterdenken, dat het een darm is aan des onkundige: maar het bevind zich aldus, de bekleedzelen der darmen zo wel als die van de maagh zyn tzue-derlei , en-de eene is fchuin over de andere gelegd: en daarom-^ om dat der zeiver zamenhegting ontbonden word, zo gaat het intvendige bekleedzel zich in de lengte affcheidende, uit , het uitwendige blyft alleen, en word"vleesachtig, en-groeit met een lid-> telken aan , de menfchen genezen , en leven van alle kwaad bevryd: maar dit onder-flaat de onderfte darm alleen ; de oorzaak 'er van is de vleesachtige zelfftandigheid der bekleedzelen: sdiergelyk word ook by de nieuwere Geneesheeren gevonden waargenomen te zyn {d>), het geene het gezegde van Aretceus be- 00 Ibidem. Lib. II. Cap. IX. pag. 6r. .60 Tulp. Obfervat. Medicar. Lib, .III. Cap. XVII. Antom .Bejievoii Obfervatione 18. pag, 150.  §.965 966. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 365 bevestigd, want het inwendig-bekleedzel der rechte darm fcheide zich af, en de zieken kreegen naderhand hunne volkomene gezondheid weder: intusfchen nochtans fchynt het zeer waarlchynlyk dat zulks door 't geheele beloop der darmen kan gefchieden , offchoon als dan het vlies zeldzamer de geheele bollig*heid vertoond, maar dikwerf onder de gedaante van misvormde flym te voorfchyn komt, wanneer hetzelve door de afgang uitgeworpen word. maar wanneer zodanige flym in zuiver water ge-legd word, als dan blykt het maakzel der vliezen en het vaataehtig geftel klaarlyk. in het lyk van een teeringachtige die een pyp der aars gehad had, heeft de zeer vermaarde Simfbn (O gezien , dat het velachtig bekleedzel der darmen op veele plaatfen oncbrak, en hy vond overvloedige afgefchraapte deelen in de holligheid der darmen, maar reeds lang voor de dood had deeze man geene vaste fpyzen kunnen verdragen, om de rooeielykheid die hy daar door ontfing in de maagh en de darmen, en hy konde drie weken voor zyn dood alleenlyk maar zeer weinig water te gelyk verdragen, aldaar word door meer dan een waarneming bewezen, dat het inwendig bekleedzel der darmen door vry lichte oorzaken afgefcheiden kan worden, en wederom aangroejen; want ook door te harde drek, door de dikke darmen voortgejaagd , heeft men waargenomen dat het zelve zomtyds afgefloten was; en in die geene die lang aan de loop gelegen hadden , is een grote hoeveelheid zodanige-flym afgegaan, offchoon zy volkome gezond waren. (j. 966. ^7 o haast als men weet dat dit (96$.) aan£-4 wezendeis, moet men terftond alle voedzel' CO Medical EiTays Tom. V, pag. -655, &c.  3  $. 970. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 371 vak , worden alle de ingewanden in 'c kort bedurven : want het gebeurd zeldzaam , dat het heet vuur het inwendig gedeelte der darm alleen bezet, deszelfs uitwendig gedeelte noch gezond en levende blyvende, want als dan zoude deeze ftof door de afgang kunnen uitgaan, het is wel waar, dat het uit veele waarnemingen gebleken heeft (ziet §. 317.), dat een groot gedeelte van de darmpyp, door het heet vuur bedorven, afgefcheiden is geweest, de zieke in leven blyvende, ja zelfs noch vry gezond zynde : maar als dan was 'er altyd een weg open naar buiten, voor hetheetvurige bloedwater, en 'er was aankomen voor den Heelmeester, om het bedurvene weg te nemen, en het afgefcheidene te zamen te voegen, ofte ten minften het bovenfte gedeelte der darm zodanig aan de buitenfte kant der zweer vasthechten, dat daar een door de konst gemaakte weg, open bleef voor de drek, welke in dit geval, het heetvurige deel afgefcheiden zynde, noodzaaklyk in de holligheid der buik zoude moeten vallen, daarenboven wanneer naar een hevige ontfteking het heet vuur der darm volgd, zo worden te gelyk de levenskrachten fchielyk ter neder geflagen: uit welk alles, wel overwogen zynde, genoeg blykt, dat zodanige kwaal zelden of nooit genezen word. Maar aangezien alle heet vuur alleenlyk genezen word, naar de ontftane verzweering , blykt het genoeg, dat die zelfde wyze, welke §. 966. geprezen is , vereischt word. te voren §. 447. is gefproken van het gebruik der koorts-bast, om de voortgang van net heet vuur tegen te houden, en dc affcheiding van de heetvurige korst voort te zetten ; en als dan had ik noch geene gelegentheid gehad uit eige waarnemingen iets over hefvermogen van deeze manier vast te ftellen. tegenwoordig ben ik zeker door eigene, en wel vry talryke proefondervindingen, dat de vermaarde Heelmeester Rusfavorth , die grote dienst aan 't menschdom heeft gedaan, wanneer hy dit geneesmiddel heeft openbaar gemaakt, onfterflyke roem verdient: maar offchoon de voortgang van het heet vuur belet 'word, en de affcheiding van het goe- Aaa % de  372 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 5,71. 972. de volgd, nochthans blyft de zelfde moeilykheid, ten zy naaf de aflcheiding , de voortduring der darmpyp nog in zyn geheel is. IVI knoestgezwel voortgebragt hebben, als dan ontftaat 'er een geheel ander denkbeeld der kwaal , welke duidelyk moeten gekend worden'. Welke die oorzaken zyn , welke het knoestgezwel uit de ontfteking voortbrengen , is §. 392. gezegd, maar aangezien hier een grote voorzichtigheid nodig is, wanneer het knoestgezwel aanwezende is, zo is het van het uiterfte gewicht, de tekenen te kennen, die dit leeren. (5. 972. "TAierhalve indien in de gezegde darmen \J (959. 963 J de ontfteking is met de gefteldheden (392.), langdurig, nochte tot de grootfte verwoedheid (960.) opklimmende, nochte door ontbinding (963.) , nochte door de geneesmiddelen (964..), nochte door verettering (96$.) gelost, 'daar naar op de aangedane plaats ongevoeligheid , zwaarte, ftandhoudende van een trekking naar gelaten heeft, moet men denken dat aidaar een knoestgezwel ontftaat. , Wanneer dierhalve de tekenen ons geleerd hebben , dat de ontfteking aanwezende is, nochte eventwel zo hevig dat zy de ergfte toevallen ten eerften voortbrengt, de ziekte nochtans lang duurt; langzamerhand wel verlicht zynde, maar nochtans altyd eenige voetftappen van het voorlede kwaad overig blyven , ofte by tusfchenpozingen zich verheffen ,. offchoon licht zynde, voornamentlyk naar overvloedige fpys, of die moeilyk is  §■972-973- DE ONTSTEKING DER DARMEN. 373 is te verteeren; en van gelyken geene tekenen gevonden worden , dat hier de ettering ontftaan is, als dan mag men met recht achterdenken hebben van een knoestgezwel , welk een aanhoudende moeilykheid zal veroorzaken , hoewel niet zeer groot, indien hetzelve klein is. men heeft een zeker gevoel van zwaarte en vanëentrekking gewooniyk, vooral wanneer de zieke fpringt of de trappen fchielyk afloopt, men kan het zelden door het gevoel uitwendig gewaar worden, ten zy in magere menfchen, en zelfs ook als dan niet, ten zy hetzelve tot een vry aanzienlyke grote gegroeit is. maar eer dat het tot zodanige grote gekomen is, brengt het reeds veele kwalen voort , welke ook uitwerkzels zyn van het knoesrgezwel, en te gelyk rekenen geven van deszelfs aanwezentheid, welke in het volgende hoofdft.uk opgenoemd worden, t 97Z- \X7e*ke ^dien zyn natuur f392.) volgende, VV zyne uitwerkingen (4.S6.) voortbrengende op deeze plaats (959. 963.; veele, zware, hartnekkige kwalen voortbrengt; welke voornamentlyk zyn : ongevoeligheid, zwaarte, aanwas; gedurig vermeerdert, hier door de vernauwing van de darm holligheid; ftilftand aldaar der drek en gyl; werking van deeze op de wederftaande plaats , meest verrot, om de vertoeving, ftof; hier door de toefluiting der darm; indraaing; ophouding van liet ingenomene ; lankeuvel, kronkel; of door het fcherp prikkelende een droge loop; ftuiptrekking; hik; braking;; gedurige pyn; koorts ; -magerheid; onvoedzaamheid; de dood. Zo lang het knoestgezwel noch niet tot de kankerachtige Tcwaadaartigheid overgaat, is de dikte hard en zonder pyn (ziet §• 392-)j en word dus gemakkelyk verdragen: maar hetzelve Aaa 3 kaa  374 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 973". kan hier grotelyks fchaden, door de holligheid der darm te vernauwen; ja fomtyds deeze ten eenemaal toe te fluiten, wanneer het groter geworden al het naby gelegene te famen drukt. Hd* krius \k) heeft waargenomen , dat de kronkeldarm met het gedeelte dat naby de nieren is, byëen vergadert, gelyk krakebeen, verhard, zich tot een knoestgezwel gevormd had, de inwendige holligheid ten eenemale te niet gegaan zynde : de kronkeldarm was in het rechter gedeelte zeer wyd: en de zieke ftierf, naar veele jaaren langdurige pynen uitgeftaan te hebben. Ruysch (?) heeft de rechte darm zodanig verdikt gevonden, dat dezelve byna de dikte eens duims te boven ging;.en zodanig verhard, dat hy twyffelde , of hy deeze zelfftandigheid, vleesch of krakebeen moest noemen, maar de holligheid der darm was niet breeder dan een ftroo , en was zo vast aan het heilig-been gegroeit, dat hy het met een bytel en hamer van een heeft moeten fcheiden. hy verhaald ook aldaar een ander diergelyk geval van een tot een knoestgezwel verharde darm. §. 486". word dit aanmerkelyk geval gevon* den van een edel kind , in welkers lyk een knoestgezwel in de omgewonde darm gevonden is, naby die plaats, alwaar deszelfs uiterfte einde zich in de kronkeldarm zet. dit is genoeg, om doof vaste waarnemingen te bewyzen, dat dit kwaad in de darmen ontftaat. ja het is zeer waarfchynlyk , hier dikwerviger zodanige knoestgezwellen te fchuilen , als men gelooft, en aan allèrhartjiekkigfle langdurige ziektens, oorzaak te geven. ikhebeenAdelyke vrouw gezien, nu byna zeventig jaaren oud, welkezeerzeTden ftoelgang had, offchoon zy met goede eetlust genoeg at: de zesde, zevende, zomtyds ook de achtfte dag, ontftond een grote benauwtheid, buikpyn, en zy braakte daar naar overvloedige droes- 00 de Morbis internis Lib. I. Cap. XLI. pag. 3*5. ' (O Obfervat. Anatom. Chirurg. Obfervat. 95. 96. pag. 88. &c»  §•973-974- DE ONTSTEKING DER DARMEN. 375 droesfem , welke duidelyk de overblyfzels der fpys, gedurende deeze geheele tyd geëeten, vertoonde, dit gedaan zynde , had zy goede eetlust gelyk te voren, en zy bevond zich zeer wel, tot dat op die zelfde tyd de zelfde kwalen wederkeerden, maar zy heeft deeze moeilykheden twaalf jaaren lang verdragen, maar alhoewel het niet toegeftaan wierd, het lyk der overledene te doorzoeken , is 'er nochtans met recht achterdenken van diergelyke oorzaak in deeze ziekte, en ik heb naderhand eenige diergelyke gevallen gezien in de oeffening der Geneeskunde, maar zo lang .als het knoestgezwel goedertieren is, zyn de pynen niet aanhoudend , maar zy verheffen zich maar by tusfchenpczen ; en zy gevoelen in 't begin van zodanige ziekte, alleenlyk maar moeilykheid , wanneer zy te harde of te overvloedige fpyzen genomen hebben ; daar naar, de grote van het knoestgezwel vermeerderd zynde, komen dikwerviger dezelfde kwalen wederom. Maar het blykt genoeg, dat het ingenomene, door de belette vrye doorgang hier vergadert, door de darmen uitterekken, pyn kunnen veroorzaken; gelyk ook wanneer het door de vertoeving bederft en fcherp geworden zynde, deeze deelen prikkeld. te gelyk word ook begrepen, dat zodanig kwaad zo veel langer zonder verlies van krachten, kan verdragen worden, hoe verder het knoestgezwel van de onderfte mond der maagh gelegen is, en in 't tegendeel, eindelyk vergaat de werking der darmen op het ingenome, ofte word ten minfte zeer verzwakt door de zodikwervige uitrekking der zelve door'de vergaderde ftof, de behoorlyke wederopzuiging der gyl, word belet; waar door eindelyk een teeringh en de dood : tenzy het knoestgezwel tot kanker overgaande , ofte een nieuwe ontfteking der darmen, door de te famendrukking ofte vanëentrekking ontftaan, een fchielyker einde van de ziekte maakt. §•■ P?4- T^)e geneesmiddelen zyn van weinig kracht, J ^ welke zy ook zouden mogen zyn: de lerens wyze Zy (966.) aldus word bet lang gedragen zonfder- groot kwaadHet  z76 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §.974.97$. Het is te voren §• 490. gezegd , hoe moeielyk het is, het knoestgezwel te genezen , ook op die plaatfen , alwaar nieri met de hand 'er by kan, alwaar ftovingen , berokihgen enz., onmiddelyk de aangedane plaats kunnen bereiken, waaruit het gemakkelyk blykt, dat 'er weinig te wachten is, ook van de allerberoemdfte geneesmiddelen, want indien het hier beginnende te outilaan knoestgezwel, door de zagte inwendige lauwigheid. van het lichaam, het fpeekzcl, .het fap der alvleischklier, allebeide de gallen hier gedurig naar toe gedreven, de gedurige woeling door de beweging van het middenriften de buikfpieren , niet heeft kunnen ontbonden worden, wat zal 'er te hopen vallen van de geneesmiddelen, ferrmige Scheikundige hebben gezwetst, dat zy door hunne geheimen, het knoestgezwel konden ontbinden, maar zy hebben in de knoestgezwellen der uiterlyke deelen, de proefondervindingen , hunne kunst te vergeefs in 't werk gefteld. hierom fchiet'er niets over, dan dat het kwaad draaglyk gemaakt worde, dat niet kan weggenomen worden, maar het knoesrgezwel der darmen, is vooral moeilyk , om dat het door de darm te vernauwen , voor het ingenomene de vrye weg toefluit; hierom indien alleenlyk zeer dunne en allerzagfte fpyzen en dranken gebruikr worden, komt men dit voor: dierhalve komt hier ook diergelyke levenswyze te pas, als §. 966. aangeprezen is. 975' "]\/Faar mc^en ^at knoestgezwel op deeze JLVX plaats begrepen door de oorzaken f492. 4951.) , door de tekenen (497. 498.) word het gekend, maar als dan is het de allereilendigfte ftaat van zaken, en word voor ongeneeslyk aangezien : welke kan verftaan worden uit (4.98.) met de natuur vergeleken, werking, zenuwachtig weefzel der darm: voornamentlyk een zeer fcherpe, gedurige, wederftrevende rode loop, alles waar door dezelve gaat verbrandende,uitëetende, verteerende, met  S- 975- 97&> DE ONTSTEKING DER DARMEN. 377 met allerfcherpfte ftuiptrekkingen, pynen alle geduld ten einde brengende, vast zittende, langdurige, tot dat eindelijk de dood de eenigfte troosteresfe der ellende zy. Wy hebben by de hier aangehaalde getallen gezegd, welke de oorzaken zyn, die het knoestgezwel in kanker veranderen, en te gelyk zyn de ergfte kwalen, welke door de kanker ontftaan , in de uiterlyke deelen, alwaar alles met de oogen kan befchouwd worden, opgenoemd Indien wy nu bedenken dar het kankerachtig bloedwater, het geene het naburige vel uiteet, en het opgelegene linnen als fterk water vernielt, in de holligheid dér darm nedervak, begrypen wy gemakkelyk , welke vreeslyke kwalen volgen moeten, door geen kunst te boven te komen, en welke alleenlyk eindigen door da dood. 976* Tndien het knoestgezwel aanwezende gekend 1 word (972.) , word het behandeld op de wyze (974.), dit kwaad f9751.) word veel gemyd. maar indien om dit te boven te komen, fcherpe f490. N°. 3. 495". 502.) onvoorzichtiglyk opgelegd, vooral door fterke zuiverende middelen, als dan ontftaat de kanker aldiar, en woed: maar als dan geeft men drank alleen van wey van verfche melk: voedzel uit meelachtige of vleesachtige fappen alleen , met dooijers van eieren ; zeer zachtende klyfteren uit enkel afkookzel van lynzaad , bladeren van nachtfchade , of van hoofden van witte flaapbolien , infpuiten; zeer verzoetende geneesmiddelen, pynftillende, zachte opiaten, niet ligt tot fcherpte overgaande, geeven. Indien wy door de tekenen, te voren opgenoemd, weten dat het knoestgezwel aanwezende is , is 'er niet overig, dan dat Derde. Deel. Bbb men.  ,378 DE ONTSTEKING DER DARMEN. §.o;6". men alles vermyde, dat het fcnoestgezwel in kanker kan veran.: deren, waar over men zien kan , het geene in de befchryving der kanker gezegd is. want de zieken zyn dikwerf gewoon , de Geneesheeren, wanneer zy nu lang dit gewigt in de buik zyn gewaar geworden, te prangen, dat door zuiverende middelen dit moeilyke uitgejaagd worde ; en wanneer voorzichtige Geneesheeren hun zin niet willen opvolgen, nemen zy hun toevlugt tot de eerfte voor de hand komende Kwakzalven , die gewoon 2yn de allerfcherpfte zuiverende middelen te gebruiken, als ook allerhevigfle braakmiddelen; en als dan gebeurd het zelfde door het gebruik van deeze middelen, als of iemand het nu reeds veroudert knoestgezwel, dat in 't kort tot kanker over zal gaan , zeer rouwelyk met de handen wreef, wanneer nu zodanig kwaad' aanwezende is, blykt het genoeg, dat'ergeene genezing overig is, alleenlyk de verzachtende geneeswyze alleen plaats grypt, welke door de toevallen te temperen , de ziekte verzagt. dierhalve moet al het geene dat ingenome word , zo zagt'zyn,^dat hetzelve, in de ogen druppende , geen de. minfte pyn zoude veroorzaaken; en te gelyk zodanig, dat het door de warmte van het lichaam niet gemakkelyk tot fcherpheid , zelfs ook niet de allèrligtfte overgaat, zuiver water zoude het best voor drank zyn, óf ook zeer dunne en verfche wey van melk ; en wanneer zodanige zieken dit gébruiken, moet men hun fomtyds zuur opzuigende middelen, tot een zeer dun papje gewreeven, geeven, op dat indien dit mooglyk in de eerfte weegen zoude beginnen zuur te worden, deeze fcherpheid terftond zoude ontzenuwt worden, de doier van een ei, welke, wanneer het op een rauwe wond gefmeert word, geene pyn verwekt, zyn om de zelfde redenen te zamen met vleeschfappen en zeer zagte meelfpyzen voordelig, maar op dat het fcherp bloedwater in de darmen nederxegenende ontzenuwt worde, worden zeer zagte klyfteren met pynflillende middelen ingefpoten; want aldus word ook die fcherpJieid afgefpoeld , en de zyden der darmen met zodanige zagte jlym overtrokken, worden befchermt. in het inwendig gebruik komen diergelyke te pas, met opiaten 'er by gedaan , op dat d<* .... v;oe-  % 97^977' DE ONTSTEKING DER DARMEN. 379 ■woedende pyn verzagt worde: van welk gebruik men na zie, het geene §.202. en 229. gevonden word. maar Trallianus (w) fchynt de kanker der darmen waargenomen te hebben, en de daar door ontftane rode loop; want hy fchryft aldus: indien een zweer ofte 'eenige ontfteking de darmen bezet gaan deeze kentekenen voorafi tusfchen de beginzelen der ziekte , worden bloedige , daar naar bloed-etterachtige dingen uitgeworpen: in 't eerst veel af/chraapzei daar naar vettige, en indien de aandoening kwaadaartig is, drekachtig van een ftinkende reuk: ten laatften wanneer het nu tot kanker overgegaan is , worden verfclieide uitwerpzelen , en zwart, met eenige deeltjens van verrot vleescb uitgeworpen, ja ook verzeld bun de koorts met grote dorst; als ook fpys walging,waardoor het lichaam vermagert: de pynen kwellen ook de darmen met geluid, en een hevige pyn en waken doen de zieke aan. welke befchryving genoegzaam overeenkomt met het geene, dat in zodanige ellendige zieken word waargenomen. Petrus Salius DiverCus (n) , getuigt dat hy de kanker in de kronkeldarm gezien heeft waardoor de ellendige mensch gedurende verfcheide maanden gepynigt, eindelyk aan de kronkel in de darm geftorven is. 977. TLT*er lut blykt het eindelyk, waarom de beLJL oeffenaars der geneeskunde zo dikwerf pynen der flokdarm, der mond van de maagh, van de lever, milt, alvleischklier, der omgewonde darm, van de kronkeldarm, zo woedende, vastzittende, hartnekkip-e, ondraaglyke,onoverkomelyke, gewaar worden? Dat in alle waar lankeuvel altyd de ware natuurlyke oorzaak zv, belettende geheel de doorgang van het ingenomene ; door O) Lib. VUL Cap. VIII. pag. 433« VT 00 De Affe&ibus Particulanbus Cap. XI. pag. 280. Bbb %  38o DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 97T, door de darm, welke zy dan ook moge zyn, ofte te ween in het m aakzei zelve van het kwalyk aangedaane, gedarmte, ofte in zekere ftof de holligheid bezettende, welke al veelvuldig begrepen is ? Zo ook hoe menigvuldig, c n wonderlyk op alle wyzen de rode loop is ? Hoe kwalyk in zodanig zoort van kwalen dikwerf zekere uitterende byzondere fcherpheid der vochten befchuldigd word-, en tegen dezelve vercierde nadelige geneesmiddelen worden gegeven ? Hoe grote voorzichtigheid de Geneesheer moet hebben om een zuiverend middel te geven in een 'zwaare pyn deezer deelen ? welke dikwils is die na dit volgende in fommige ongenees'lyke overmatige buikzuivering ? Hoe onderfcheide geneesmiddelen , en geneeswy.ze 'er vereischt word om de rode loop te genezen ? Hoe ydel, bedrieglyk, en fchadelyk het is een eigen genees-middel, welke dat ook zoude mogen zyn, aantepryzen ? -ofte een eenige algemeene geneeswyze ? en oneindige diergelyke. . . Alle die een zware oefféning in de geneeskunde hebben , -weeten; dat, zo dikwerf die zeer moeilyke kwalen voorkomen, die de zieken een allergrootfte moeilykheid en den Geneesheeren verdriet baren, wanneer op onderfcheidene wyzen de ziekte beproevende, geen voordeel doen. het heeft te voren, § 797. alwaar övor het knoestachtig keelgezwel gehandeld wierd, gebleken, dat de flokdarm knoestachtig geworden zynde , of door nabygelegene diergelyke gezwellen te zamen gedrukt, langzamerhand zodanig vernauwt word , dat 'er eindelyk nochte fpys nochte drank in 't minst meer door kan , en dus een, langzame en allerellendigfte dood volgd. dikwerf genoeg komen zeer moeilyke maaghpynen, naar geene genees- mid*-  §. 977. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 38x middelen luifterende, voor, door verzachtende middelen alleen eenige verlichting krygende. maar de wonderlyke verfcheidentheid in deeze pynen , hebben de waarnemingen der oeffenende geneeskunft geleerd, ik heb 'er gezien, die zich vry wel bevonden wanneer de maagh ledig was, maar zy wierden een uur of twee naar den eeten, gedurende drie of vier uuren , allerellendigst gekweld; daar naar hield de pyn wederom op , of wierd ten minften veel verminderd, in tegéndeel heb ik zieken gekend, die zich met een ledige maagh erger bevonden, ik heb vrouwen gezien, die door een allerergfte maaghpyn byna daag'lyk aangetast wierden ; maar wanneer zy zwanger zynde , de buik begon uitgezet te worden, waren zy van deeze pyn bevryd , die nöar de baring op nieuw wederom kwam. maar het is bekend, dat de maagh hare ligging verandert, wanneer zy volis, en in de zwangere vrouwen worden veele buikingewanden van hunne plaats gefchoven door de gezwollè-baarmoeder, of als dan diergelyk knoestgezwel door deszeifs gewigt de naby gelegene deelen minder drukt of vaneen rekt, of die aan welke het vast zit , dewyl het van de opklimmende baarmoeder onderfteunt word ; ook iet diergelyk gebeurd in fommige , wanneer de maagh vervult is ? misfchien is dit niet ten eenemale onbewysbaar. maar indien wy opmerken, het geene de ontleding der lyken geleerd heeft, vinden wy, dat de knoestachtige diktens, kankerachtige zweeren , de oorzaken geweest zyn van zodanige allerhartnekkigfte pynen. 'er wierd in het lyk van een man, die gedurende byna zes jaren maaghpyn gehad had, een zeer grore dikte gevonden, een groot gedeelte van de holligheid der borst vervullende , te gelyk met de flokdarm door het middenrift gaande , en agter het agterfte gedeelte der maagh uitgeftrekt tot aan de onderfte mond der maagh, beide de monden der maagh te zamen drukkende, maar die dikte was zo hard, dat hy nauwlyks met een mes doorgefneden konde worden (o)- i*1 het lyk van een jongeling, aan de teeringh ge- ftur> O) Medical Effays Vol, III. No. 16. pag. 356*» Bbb 3  38i DE ONTSTEKING DER DARMEN. §. 977. fturven , die.een grote hitte boven de linker mond der maagh, alle middelen te leur ftellende, gehad had, heeft de zeer beroemde Heifler (p), in de flokdarm, twee duim boven het middenrift, een gat gevonden, twee duim breed , rondom met zwarte banden omringt, diergelyke worden in de befchryving van het knoestgezwel, §. 484. gevonden, maar ook het geene tot noch toe over de ontfteking der ingewanden gezegd is, bewyst, dat in dezelve ook knoestgezwcllen ontftaan: en dat daarom de ervarene Geneesheeren met recht in de langdurige buikpynen zodanige oorzaak verdenken, enoppasfen, dat zy door eene onvoorzichtige geneeswyze, deeze ziektens niet verergeren. Dat in alle waar lankeuvel enz. S> denham, gelyk§. 959. gezegd is, heeft gewild, dat het als dan eigentlyk maar lankeuvel moest genoemd worden, wanneer door de woedende koorts de fcherpe vochten in de maagh of de naby gelegene darmen wierden nedergezet: maar wanneer de ziekte door de verharde drek of e andere diergelyke oorzaken haare oorfprong nam , als dan heeft hy deeze aandoening bastaard lankeuvel genoemd, maar uit het geene §. 960. aangehaald is, heeft het gebleken, dat Hippocrates en Galenus lankeuvel genoemd hebben, de ontfteking der darmen, welke zodanig de holligheid toeüuit, dat 'er niets door kan gaan, en dus fchynt deeze uitlegging eerder voor goed gehouden te moeten worden, deeze verftopping nu der darmpyp zal kunnen ontftaan ofte door het maakzel zelve der gezwolle darm; ofte door allerlei dikte de zyden der darm te zamen drukkende; ofte door de ondoorgankelyke ftof in de holligheid der' darm vergadert; indien als dan in zodanig geval de ontfteking 'er by komt, zal de ziekte lankeuvel genoemd worden, dat ontftokene, etterende, knoestachtige gezwellen, kraakebeenachtige verhardingen der darmen, deeze ziekte kunnen voortbrengen, is klaar genoeg uit dat geene, dat tot noch toe gezegd is. maar ook heeft men onderfcheide ftof in de darmen opgepropt gevonden, in fommige menfchen, een zittend leven leidende, en dik<-.-■ . .• ke OO A&a Phyfico-Medica Academ. Natur. Curiofor. Tom. I, pag. 39a;  tfp. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 3S3 ke fpyzen, niet gemakkelyk zynde te verteeren, eetende, vooral indien de gal in de twaalfvingerige darm , die vry zamengetrokken is, en veelvuldige kleppen heeft, te gelyk niet krachtig genoeg is, vergadert zich zodanige ftof, welke , de fappen 'er uitgedrukt zynde, verhard, de holligheid der darm verftopt, en daarnaar het lankeuvel voortbrengt : hoedanig geval ik gezien heb, en uit vanHelmont word §. 960. diergelyk geval gevonden, ik heb in een maagd die overvloedig pruimen geèeten had, en te gelyk al de fteenen door geflikt, deeze ziekte zien ontftaan; van welke zy nochtans gelukkig is genezen, naar door de afgang een ongelofelyke menigte van dezelve uitgeworpen te hebben, diergelyk geval word ook by Bonetas gelezen (q) , maar met een ongelukkige uitllag: want aldaar hadden de onvoorzichtig doorgeflikte karsfen- en pruimenfteenen naar de uiterfte ellenden, drie geheele jaren geleden te hebben , de dood veroorzaakr. een meisje van twaalf jaren loste naar zes jaren een doorgellikte pruimefteen, met een fteenachtige korst overtrokken, naar dat dezelve yan gelyken zware en langdurige moeilykheden, en zeer fcherpe colyïc pynen voortgebragt had (r). maar deeze beletzelen in de darmen ontftaan, hongen van het ingenomene af. maar ook de flym natuurlyker wyze de zyden der darmen beftrykende , vergadert, verdikt, heeft de holligheid der darm kunnen verfloppen, gelyk uit de beide waarnemingen van Fernelws §. 710. aangehaald, nochtans fchynt dit door de proefnemingen der oeffenende Geneeskunde klaar te zyn, dat zodanige beletzelen, in de dikke darmen zittende, langer verdragen worden , dan dat dezelve in de dunne zouden zyn; en geen lankeuvel voortbrengen , dan als wanneer de ontfteking 'er by gekomen is. Zo (q) Sepuïchret. five Anatom. Practlc. Lib. III. Sed. XIV» Oh* ferv. 17. pag. 222. 00 MedicaL Effays Tom. I. No. 32. pag. 301.  384 DE ONTSTEKING DER DARMEN. S.07'7. Zo ook hoe menigvuldig en wonderlyk op alle wyzen de roode loop is? Te voren ■§. 721. is gezegd, dat de roode loop als dan ziekte genoemd word, wanneer een moeilyke afgang vergezeld gaat met buikpynen, en een dikwervige parsfing tot de afgang aanwezende is , met een vry fcherpe pyn. alle knagende.cn prikkelende fcherpheid dierhalve, het zy door het ingenomene ontftaan , -ofte door de galachtige, zwarrgalachtige , bloedwaterige , kankerachtige vochten ïh de darmen gekomen, zal de roode loop kunnen veroorzaken, waaruit het genoeg blykt, hoe menigvuldig de roode loop zy, aangaande de oorzaaken, waar door dezelve voortgebragt word. maar'er word zomtyds een wonderlyke fynheid van zodanige oorzaak gevonden, door de •medegedeelde belmetting de gezonde aantastende, të voren §. 722. is gezegd, dat een Geneesheer, wanneer hy de drek van een ftervende , door de roode loop aangetastte, onderzocht, terftond door dezelfde ziekte aangetast wierd; en dat veele zich deeze ziekte op den hals gehaald hebben, wanneer zy het linnen, door de door de roode loop aaugetaste bevuild , waschten. geheele legers worden fomtyds door deeze ziekte aangetast, het is wel waar, dat in de gewone drank zoutachtige prikkelingen kunnen zitten, als ook vitrioolachtige arzenicaalfe, enz. ; het blykt, dat de garftigheid van half bedurve en gefcikte tarwe, deeze ziekte voortgebragt heeft, wanneer de Soldaten genoodzaak zyn, zich met brood, van het zelve gebakken, te voeden, als ook de onvoorzichtige inzwelging van onrype vruchten : intusfchen nochtans 'hebben de Geneesheeren der Legers waargenomen, dat de roode loop zomtyds heerscht, offchoon de voorttrekkende oorzaken niet klaarblyk'lyk zyn, maar de natuur der befmertende prikkel verholen is: als dan worden de krachten dikwils in 't begin zelfs der ziekte fchielyk ter neder ?eflagen , niet om dat het lichaam uitgeput is door de hoeveelheid der uitgeworpe ftof, maar als door de als vergiftigd zynde kracht van het ont-  S .977. DE ONTSTEKING DER DARMEN. 38$ ontfangene befmettende ziekelyke , alle fterkte te niet gegaan zynde , ook in menfchen, die een weinig te voren zeer gezond waren. 1 ". ,1 Hoe kwalyk in zodanige foort van kwalen , enz. Het is bekend, dat in de uitterende koorts, het lichaam langzamerhand geheel uitterende, veel goeds verwacht word, van het aebruik van melk , en het te paard ryden: maar indien 'er een kankerachtige zweer in de maagh of de darmen zit, en het lichaam langzamerhand door de pynen uitteerd, zal zodanig kwaad door het te paard ryden geprikkeld worden, ja zelfs de melk, om dat zy harde drek voortbrengen kan, zal als dan niet gebruikt moeten worden, offchoon de zalve zo zagt en voordelig is. wanneer in zodanig geval zeer verrotte ftof door de afgang uitgaat, indien iemand als dan met fcherpe zuuren deeze verrotting wilde tegen gaan, zoude hy het pyndoende gedeelte grootelyks verergeren. Hoe grote voorzichtigheid, enz. Want de fcherpe vochten ofte de opgehoopte drek worden dikwils aangeklaagd, alsof van dezelve alle buikpynen altyd zouden afhangen; waar door onervarene geloven , dat 'er niets voordeliger is, dan door een zuiverend middel, dit nadelige uittejagen. maar het heeft uit het te voren gezegde gebleken, met hoe groot gevaar een zuiverend middel toegediend zoude worden, indien de tekenen der ontfteking zodanige pyn verzeilen, eer men voorzorg gedragen heeft tegen de ontfteking, door de aderlating en andere bekwame middelen, maar in de langdurige buikpynen, is van gelyken grote voorzorg van doen; want zy ontftaan dikwerf door een knoestgezwel, welk door zuiverende middelen geprikkeld, gemakkelyk In kanker ontaard. Welke dikwils is die, enz. Overvloedige buikloop word genoemd, een onmatige zuivering door de afgang, naar een toegediend zuiverend middel, by de oude Geneesheeren, die zeer .fcherpe zuiverende middelen , gelyk heilig kerst kruid, wilde Ccc com'  '386- DE ONTSTEKING DER DARMEN. .§.977. comcommers, brandnetel korrels, enphorbie, en diergelyke,gebruikten, gebeurde dikwerf een overmatige buikloop; waarom m de algemeen heerfchende ziektens (V), zodanige gevallen worden aangehaald; en in de korte Hellingen (O word ons vermaand,dat hetgeen kwaad teken is, indiende hik of ftuiptrekking, op de overmatige buikloop volgen, het lichaam te weten, uitgeput zynde door eene te fterke en langdurige buikontlasting, en het gebeurd o-ewoonlyk in dit geval, wanneer het knoestgezwel,nu tot de kanker overhellende , door zuiverende middelen geprikkeld word en het gedurig druppend etterachtig bloedwater, de darmen-knaagd en prikkeld, waar door de afgang blyft voortduren, -tot dat de zieke flerft. Hoe onderfcheide geneesmiadel en geneeswyze, enz, Wv hebben een weinig te voren gezegd, hoe menigvuldig de rodeloop is ; waarom het gemakkelyk blykt, dat na* de verfcheidentheid der oorzaak, ook onderfcheide geneesmiddel vereischt word Indien dezelve van de fcherpe en half verrotte gal haare 'oorfp'rong heeft genomen , moet .men die middelen gebruiken, welke van boven of onder ontledigen, indien de ingewanden maar vast en in hun geheel zyn : indien de ftof door deeze wegen, het 2V van zelve ofte door de.kunst, ontlast zynde, de rauwe en ontvelde darmen voortgaan, een .moeilyke parsfing tot de afgang te verwekken zo brengen zeer .zagte afkookzels, armenifche bolus, gezegelde aarde, en diergelyke, welke al verzagtende werken, dé gewenschte uitwerking voort; en vooral de middelen met opium gemengd, welke als.dan zeer fraay voordeel doen, ^door de pyn te ftilleö."zomtyds. word aderlating en de tegenvun•■se geneeswyze vereischt, indien de ontfteking tevens aanwezende is. indien de'in langdurige ziektens verteerde lever, een fcherp , . . . { bloed- CO Epidem. Lib. V. textu. 13. & 29. Charter. Tom. IX. pag. n(t) Aphor. 4. Seft. V. & 41. Sed. VIL Ibidem, pag. 196.5t 313.  f 9?7. DE ONTSTEKING DER DARMEN. $87 bloedwater in de darmen nederftort, zo brengt een toegediend geneesmiddel, dikwils een overmatige buikloop te weeg. indien de loop ontftaat door het etterachtig bloedwater van de kanker in de ingewanden zittende, komt de ftillende en verzachtende geneeswyze alleen te pas, dewyl het ongeneeslyk kwaad door zuiverende middelen verergerd word. indien een gezond mensch door de flank, van een door rodeloop ftervende, befmet word, en door de ontvangene bedurve befinetting, alle de krachten terftond nedergeflagen worden , zo geeven rynfche wyn, en keil azyn , ofte een middel van azyn met fpeceryen, zeer doordringende , een krachtig geneesmiddel; ja zelfs, azyn met water, heeft men gezien dat voordeel deed, wanneer dezelve door een klyfleer ingefpoten wierd ; als ook wey van melk, reeds zuurachtig geworden, in grote hoeveelheid gedronken, en als een klyfteer ingefpoten. maar in tegendeel, wanneer in zwakke kinderen, door de zuure fcherpheid in de darmen zittende, de loop ontftaat, zo word het voornaamfte geneesmiddel, genomen uit die middelen , welke kracht hebben het zuur op te zuigen, en deszelfs kracht te ontzenuwen, het blykt dus, dat 'ergeen eigen-*, aartig en algemeen middel is, voor alle de lopen, . en dat de rechte geneeswyze alleen , kan afgeleid worden, uit de kennis der oorzaak, en dat deeze aldus noodzaaklyk onderfcheide moet zyn* Gcc a DE  ■3g8 de sp rouw, §. prs- D E S P R O U W., 6 or8 \yfaar aangezien in veele fcherpe ziektens» 1V1 met ontftokene ingewanden de fprouw öntftaat, zullen wy nn kortelyk over deeze handelen. De naam van fprouw komt by de oude Geneesheeren wel voor, maar zy fchynen door deeze naam, niet altyd die ziekte, waar over hier gehandeld word, verftaan te hebben, want zy hebben dikwerf deeze naam gegeven, aan zweertjens welke de mond inwendig bezetten , welke fomtyds alleen zyn, ofte ten minfte weinig in getal: zy hebben in 't midden een wit of gheetochtige vlak, in haar geheele omtrek rood, ontftoken en pynlyk. indieni de befchryving der fprouw by^«* (u) gelezen word, zal het duidèlvk blvken., dat hy zodanige zweeren den naam van fprouw «regeven heeft, welke hy gezegd heeft zeer gemeenzaam aan de linderen te zyn , en meestentyds gemakkelyk te genezen wy zien dikwerf zodanige zweertjens in het bmnenfte gedeelte der linpen, der wangen, in het tand*vleesch, op de tongh ; en zy worden dikwerf door de eenige honigh van roozen er op te fmeeren, fchielyk genezen; vooral indien eenige druppels geest van zeezout, of vitriool by ieder drachma van gemelde honigh word gevoed, en Aëtius heeft te zamentrekkende geneesmiddelen, » u kwee* 00 Lib. Vltf. Cap, XLII. pag. t& veria*  £ 978.. DE SPROÜ W. 385» kweepeeren, mispelen enz. in de genezing der fprouw aangeprezen; welke in de fprouw de ontftekende ziektens verzeilende in 't geheel niet zouden te pas komen, gelyk naderhand zal blyken. ja zelfs wy zien tot Hippocrates diergelyke zweertjens, in andere plaatfen van het lichaam ontftaan, met de zelfde naam van fprouw genoemd heeft, zo heeft hy gezegd , dat de longpyp zomtyds door de fprouw aangetast word Qiv); en de fchamelheid van gelyken (x); en als dan heeft hy de beziën van myrte in wyn ge» kook, de fchel van granaatappelen in wyn gekookt, en diergelyke, welke die fiappe en vochtige deelen verfterke*, en de hiep te vreezen. verrotting kunnen af keeren :. fomtyds nochtans heeft hy zagte vettigheden, om. de lastige pyn, die hier fomtyds is, gebruikt ij). Ik heb zomryds deeze zweeren der fchamelheid gezien , zonder eenig toeval dat achterdenken zoude kunnen geeven , van de venusziekte , in 't eerst lastig om de byna onverdraaglyke jeukte,. daar naar een alierfcherptte pyn verwekkende, met een dikte der lippen van de vrouwlykheid, en ik heb gevonden, dat zy zeer gelyk waren aan die zweertjens, welke inwendig in de mond gevonden worden, en onder de naam van fprouw door de oude Geneesheeren befchreven zyn. maar dit word zo veel te meer bevestigd, om dat Hippocrates (s) gefproken heeft van zodanige zweertjens in de fchamelheid en in de mond, door dezelfde oorzaak ontftaan : wanneer 'er in 't jaar veel zuideivinden. waaijen , en het jaar vochtig en zacht is geweest, want offchoon die zweertjens , dikwils vry fchielyk genezen worden, zonder veele geneesmiddelen te gebruiken , zomtyds nochtans ont- (w) de Morbis Lib. II. Cap. XVIII. Charter. Tom. VII. pag. 57ö. • (x) de Natura muliebrie Cap. LXI. Ibidem, pag. 714. (yj Ibid. Cap. LXXXV pag. 7.18. Cap. XCVIU. pag. 721, et de muiier. Morbis Lib. I. Cap. XXXIII. Ibid. pag. 749, (z) Epidem. 3. Charter. Tom. IX. pag. 259—aoi, Ccc 3  3$)0 DE SPROUW. f.' 978. ontaarten zy fchielyk in verrotting, alle het nabygelegene opëetende , tenzy het beginnend bederf ten eerften door zeer krachtdadige middelen word bedworgen. ik heb in 't jaar acht-en-twintig van deeze eeuw, deeze kwaal algemeen zien heerfchen, het geene by het gemeen dikwerf verzuimd, de wangen, de lippen, het tandvleesch uitat met een ondraaglyke flank, voornamentlyk in jonge menfchen; want de ziekte was zeldzamer onder bejaarde rnenfchen, en at ook al het omgelegene niet zo fchielyk op. meestendeels kwam in 't eerst, in de een of de andere wang een hard klein gezwel , pyndoende , omtrent die plaats, alwaar het uitwerpend vad van de oorklier geopend word: 'er ontftond een lichte vervelling in het binnenfte gedeelte der wang, en de vervelde plaats, wierd naar weinig uuren, als met een witte korst gedekt , waar door de geene, die deeze ziekte niet wel kenden, dikwerf geloofden, dat deeze ziekte tot de vei ettering overging, maar verzagtende middelen opgelegd zynde , kroop het kwaad fchielyk voort ; 'er ontftond een overgrote ftank, en ten zy door 't gebruik van geest van zee-zóut, deeze bederving fchielyk gefluit wierd. wierd de aangedane plaats zwartachtig, en vloeide in een Zeer verrot waterig bloed Weg. Aretceus (a) heeft deeze ziekte, zeer volmaakt befchreven, als ook deszelfs onderfcheide foorten; gelyk by eene andere gelegentheid §. 816. reeds gezegd is. van gelyken ook , heeft Aè'tius (b) aangetekend, dat het fomtyds in opè'etende zweeren overgaat, en als dan, heeft hy vry fcherpe geneesmiddelen in 'r werk gefteld. hier uit verftaat men, waarom ■Celfus (c) die kruipende zweeren der mond genoemd heeft, welke 'de Grieken £ ais dan de tongh vuil fchynt, met een gheele, rosfe , of ook zwarte korst bedekt, maar diergelyke oorzaak de fprouw voortbrengende, is aanftonds aangetoond geweest, maar men moet opmerken, dat in de tongh talryke fiymblaasjes-zyn, waar uit een' overvloedige menigte flym voortkomt, indien de oppervlakte der tongh met een ftomp inftrument alleenlyk maar zagtjens word af- ge-  g. 9g.i. D E S P R. O U W. Wo gefchrapt of gedrukt, buiten dat word in de natuurlyke befchryving van het raenfchelvk lichaam aangetekend (k) , dat het uitwendige vlies van de "tongh zich in recht op ftaande buisjens voortzet, welke de zenuwachtige uitftekende tepeltjens bedekken en verweeren. maar ook deeze buisjens uitgedroogt, verftorven zynde, met de flym, door 'tgeweld der koorts verdikt, hier vergaderd, maaken een groot gedeelte van deeze vuiligheid uit welke op de tong in zodanige koortfen word waargenomen; offchoon ook de kleindere uiteindens der uitwafemende vaten , van gelyken aangedaan , deeze korst op de tongh zittende, vermeerderen, daarom heeft de tongh in zodanige ziekte alleenlyk boven op deeze vuiligheden, en niet van onderen, en de overip-e deelen in de mond zyn wel droog, maar worden met zodanige korst niet overdekt .maar de fprouw bezet nooit de tongh alleen maar min of meer alle de inwendige deelen der mond; en zy is zomtyds zeer digt in de keel (ziet §. 984.), wanneer noch niets van dezelve op de tongh te zien is. maar alle de inwendige deelen der mond -zyn bloot voor het oog, en wy zien , wanneer de tonoh neder gedrukt word , dat de fprouw diep in de keel zit maar wy zyn nochtans daar door niet zeker, dat de fprouw zich van gelyken door de maagh en de darmen verfpreid. maar wanneer de fprouw begint aftevallen, dan zien wy dat de zieken geheele plaaten uitfpuwen; en wy nemen tevens waar , dat volmaakt diergelyke korften door de afgang uk^^^ en wel in zo grote hoeveelheid , dat dit niet kan toegefchreven worden aan zodanige doorgeflikte korften, welke uit de keel of de .flokdarm gevallen waren. -Ketelaar (/) had zo grote hoeveelheid, gedurende eenige dagen , door de monden de afgang, van de fprouw zien uitwerpen, dat eenige bekkens deeze te zamen gehoopt, nauwlyks konden bevatten, dit zal zo veel te min wonderlyk fchvnen indien wy -opmerken dat deeze afvallen , en dat 'er J dier- 00 H Boerhaave Inftitut. Medic, 5- 4^5» (O De Aphthis. pag. 15. .3 _ ■ Ddd 2  i96 DE SPRÖU W; $.98^982* diergelyke wederom uitkomen, en dat wel by herhaalde reizen*, waar uit het fchynt, dat men met reeden mag beiluiten dat de fprouw- ook in de maagh en de darmen zit. £. 982. T^\e noordelyke volken, moerasfige landen JL>J bewonende, by heet weder, regenachtige, zyn kinderen eu oude lieden dezelve veel onderhevig. Het is zeker, dat zy in de warme landen, of nooit, of zeer zelden voorkomen, ervarene en geoeffende Geneesheeren , die op zodanige plaats de geneeskunde hadden geoeffend, verwonderden zich over deeze. ziekte , welke zy nooit gezien had;den , wanneer zy in de noordelyke landen gekomen waren; my zelve, eertyds-.in myn vaderland de geneeskunde.oeffenende, kwam niets zo dikwerf voor dan de fprouw in fcherpe ziektens: maar nu reeds vyf jaren te Weenen zynde, heb ik dezelve niet eenmaal gezien, hierom is Ketelaar.ia die verbeelding geweest (jn), dat, om dat het menfchelyk lichaam in warme landen meer, geopend is , en tot de uitwaasfeming en het zweeten meer gefteld, aldaar in de ziektens dikwerf door het zweeten word. verblazen, het geene in. een vochtige, en koudere lucht,,en in lichamen niet zo- zeer tot zweeten overhel* lende, langs deeze weg. niet zo gemakkelyk. uit het lichaam gaat. en hy zegt dat hy waargenomen heeft, dat een overvloedig zweeten ruime pislozing, de fprouw minder gevaarlyk en gemakkelyker wierd;. en dat in tegendeel al het geene deeze ontlastingen verminderde, nadelig is geweest, misfchien verdient ook aangemerkt te worden , dat fomtyds op deeze plaatzen, alwaar de fprouw niet te voren komt, zeer dikwerf een uitflag, meelkoorts genoemd, wit en rood, op de oppervlakte de 3' Qn) Ibidem, pag. 30. 31,  §<98a. DE S'PROU W, 397 des lichaams. of als dan na de buitenhuid iet diergelyk afgelegd word , als op andere plaatfen door oppervlakte van de eerfte wegen van het lichaam verfpreid word ? Zeker deeze uitflag verzeld dikwerf alle foorten van fcherpe ziektens, als ook de-gedurige koortfeneen byzondere reuk, onaangenaam, gelyk verfchaalde azyn, word door die plaatfen verfpreid, in< welke deeze zieken leggen , hoedanige reuk ik ook fomtyds waargenomen heb by die geene die de fprouw hadden, de witte meel koorts geeven zeerkleine puistjens met klaar vocht vervult, op, gedeelt'lyk boven de oppervlakte van het vel uitftekende; daar naar word het vocht, in deeze puistjens bevat, als troebelder, zy drogen uir, vallen af, diergelyke worden vry dikwils herboren, maar ook in de fprouw worden verfcheidedingen waargenomen, hier aan gelyk; de benauwtheid omtrent de borst, zwakheid,-ligteflaaperachtigheid, ongelyk-, gedurig, gaan voor de fprouw :• en diergelyke roevallen worden voor de uitkomst van deeze uitflag waargenomen , en zy verminderen naar de uitkomst, de uitflag der meelkoorts verdwynen zomtyds zeer fchielyk met groot gevaar der zieke; maar ook neemt men waar, dat de fprouw fomtyds in weinige uuren verdwynt,. de koorts fchielyk wederkeerende, met een lastige drukking op de borst, welke niet verligt worden, ten zy de fprouw op nieuw voor den.dag .komt. nochtans ftel ik dit alles twyffelachtig voor, op dat die geene , die het te beurt valt de fprouw-en de uitflag. der meelkoorts dikwerf te zien, kunnen oordeelen, in hoe ver* re deeze beide affcheidihgen der ziekte ftof, naar onderfcheidene plaatfen van het lichaam nedergezet, te zamen over een komen, want men moet niet veinzen; dat eenige andere toevallen de uitkomst deezer uitflag vooraf gaan en verzeilen, welke in dé fprouw niet worden waargenomen. De fprouw komt het allermeest voor, alwaar de menfchen geD d d 3 - • noot-  3*8 DE SPROU W. §. 982..9C3 nootzaakt zyn in Inge vochtige plaatfen te wonen, hier door is in Zeeland, van alle kanten met water omringd, en door opgehoopte dyken., voor de pverftroming bewaart, de fprouw.zo menigvuldig, zo dat Ketelaar, gezegd heeft, dat deeze ziekte eigen aan dit land is (»,\ voornamentlyk in de herft, indien het weder vochtig en warm is geweest. Maar alhoewel de fprouw in alle ouderdom en geflacht word -waargenomen, nochtans is zy eigenaartiger en meestendeels vry zagt, by eerst gebore kinderen , zonder dat 'er een zwaare ziekte vooraf gegaan is. ja het komt zeldzaam voor , dat de kinderen in de/eecfte weeken van .hun leven van deeze ziekte bevryd zyn. .maar zy zyn gewooniyk als dan zo goedaartig, dat de moe.-ders, fchoon ook noch zo zorgvuldig voor de gezontheid hunner kinderen, nauwlyks toevlucht nemen tot de Geneesheer : «naar door fyroop van violen met honigh, of ook een weinig fyroop van rhabarber, welke zy zomtyds te likken geeven, verzachten zy deeze fprouw korst, en maken dat dezelve vry fchielyk afvalt, de oude lieden krygen dikwerf in gedurige koortfen 4e fprouw, maar altyd zeer gevaarlyk om de veriletene krachten. y. 985. "Jt/Taar de fprouw in de mond zullende te JlYJL voorfchyn komen, worden gemeen lyk voorgegaan door een gedurige rotkoorts , ofte tusfchen"pozende, gedurig geworden, beginnende met een buikloop, of roode loop; een groote en gedurige walging; braking; nedergeilage eetlust, grote benauwtheid , dikwerf wederkomende, omtrent de borst; grote zwakte ; Zw-aje ontlasting van allerlei vochten; ongevoeligheid, bot- tlSfx £!-••• ó;;jj-fi Sip II 3/-': .tQpV j'•'■'»; "HtVHp. ''HvZA VT»-:v'^l SU. {» Ibidem, pag. 32.  £. 083. D E S P R Ö U W. 399 botheid, ligte flaperigheid;, ongelyk, gedurig, gedurige klachte van zwaarte en pyn omtrent de maagh. Nu moeten wy gade flaan die dingen , welke gewooniyk de fprouw vooraf gaan, en te gelyk tekenen geeven, welke leeren, dat deeze te vreezen zyn.- Het is zeker, indien wy de eerstgebore kinderen uitzonderen , dat de fprouw zeer zelden word waargenomen, ten zy in de gedurige koortfen; vooral in de Herfst-koortfen, welke dikwerf tusfchenpozende, tot gedurige overgaande zyn; ofte, fchoon zy van den beginne gedurige fchynen te zyn , daar naar, de ziekte -zagter wordende, tusfchenpozende worden, ik heb maar eens in een vyfcigjarige vrouw, de fprouw, naar eenige aanvallen van een oprechte derdendaagfche koorts gezien ;, en wel in 't midden der maand July , wanneer deeze koortfen noch de eigenaartigheid der Lente hebben, de zeer beroemde Boerhaave heeft maar tweemaal gezien, dat de fprouw" in grote hoeveelheid , zonder voorafgegane ziekte, te voorfchyn kwam, maar allenig. op- de lippen, en in bejaarde menfchen met een gelukkige uitflag. ik heb eenmaal in een eenjarig meisje , zeer dikke en een rosfe fprouw , zonder dat 'er eenige ziekte vooraf ging, gezien, de geheele mond inwendig bezettende: van welke, zy van gelyken gelukkig is genezen; nochte zy had, gedurende de geheele tyd dat zy de fprouw had, de koorts, en zy fcheen nauwlyks eenige andere lastigheid te gevoelen, als een moeilyke doorflikking; en de fprouw nu afgevallen zynde, deed de rauwe mond zeer, door de aanraking der fpys en drank , het geene eventwel naar' twee dagen ophield. Ketelaar (0), die de Geneeskunde by zo veele geöeffend had, die de fprouw hadden, getuigd, dat hy by ■zeer veele geweest is , die in de zuiverfte afwezentheid der ziekte, de fprouw hadden, en die van ie voren gewaar gewpr• • I den Co) Ibidem, pag. 26*  400 © E 'S PR O U W. £..983. den liadden, dstf zy geen koorts, e# van alle zware kwaal vry geweest waren, en hy voegd 'er ook by , dat in de eerstgebore kinderen een voorafgaande koorts , niet altyd waargenomen word. Voornamentlyk volgd .de fprouw dikwils op die koortfen^ die met een buikloop of rodeloop beginnen ., gelyk Sydenham ons vermaand heeft (J>)y vooral indien de zieken zich te warm gehouden hebben , of de ontlasting der zondigende ftof door het ontydig .gebruik .van toetrekkende middelen , belet was , in plaats van eerst door zuiverende middelen, de ziekteftof uit te jagen. en. hy tekent naderhand aan (q), dat op dezelfde tyd , dat de .rodeloop algemeen heerschte, een zekere koorts ontftaan is, zonder van de rodeloop verzeld re zyn, welke hy nochtans rodeloop koorts noemde, om dat zy alle dezelfde toevallen had, welke de koorts, der aan de rodeloop leggende, verzelden , en fomtyds ook zagter pynen der afgang, maar hy heeft waargenomen, dat deeze koorts, wanneer zy-op haar af« fcheiden was, ligter de fprouw voortbtagt, als alle andere foort van koorts, welke hy tot noch toe gezien had. tevens moet men dit ook opmerken , dat in deeze koorts zeldzame en weinige zweetingen .geweest zyn, daar in.de algemeen heerfchende gefteltenis, die deeze koorts .vooraf gegaan was, zeer overvloedig zweet voortkwam, deeze waarneming van Sydenham fchynt het gevoelen te bevestigen , waar van in het vorige hoofdftuk gefproken. js, reweeterr, dat de fprouw vooral als dan volgd, wanneer ofte uit de byzondere eigen gefteldheid , ofte uit de byzondere gefteldheid deriichamen , het zweet in .minder hoeveelheid en moeilyker .voor den dag kwam. Een grote en gedurige walging enz. Te voren §. 642. is gezegd, Jat de walging.dikwils ontftaat door de galachtige, -ver- •rot- 00 Seft. IV. Cap. III. pag.««. (?) Ibidem. Cap. IV. pag. 236. 237.  §< 983. DE SPROUW. 401 .rotte Ivmachtige vuiligheden: en het is van te voren genoegzaam'bewezen , dat ook in de koortfen alwaar deeze toevallen aanwezende zyn, zonder tekenen van ontfteking der maagh, or het geene naby dit ingewand gelegen is, de Geneesheeren met -recht de aanwezentheid van zodanige oorzaak verdacht gehouden hebben, want zodanige ftoffen in de eerfte wegen zittende, door de koorts nog meer bedurven, gedeeltelyk door de opzuigende aders der darmen opgezogen, helmetten het bloed met zodanige ftof die nimmer tot de natuur der gezonde fappen kan overgaan, mea'r daar uit gejaagd moet worden, op dat de gezondheid wederkeere. en Ketelaar (r) heeft waargenomen, dat de fprouw, rrevaarlvker en zwaarder voor den dag gekomen is, wanneer de lieken in 't begin der ziekte onachtzaam geen Geneesheer geroepen hadden, voor dat de krachten ten eenemale vertreden waren; en als dan koHden zonder gevaar geene ontlastingen gefchieden, die in 't begin der ziekte , in 't werk hadden moeten gefteld W°Grote benauwtheid, dikwerf wederkomende, omtrent de borst §. 587., alwaar over de affcheiding der ziekte gehandeld wierd , en §. 6i9. is van gelyken aangetekend, dat 'er dikwils wonderlyke ontroeringen, en nieuwe, vry moeilyke toevallen ontftaan , wanneer de ftof der ziekte ten onder gebragt, en beweegbaar geworden, ofte door affcheidende ontlastingen, in 't kort uit het lichaam ftaat geworpen te worden , ofte door verolaatfing eenige plaatfen van het lichaam zal bezetten: §.633. hebben wy vermaant, en met verfcheide plaatfen uir Hippocrates bevestigt, dat die affcheidende ontroeringen,voornamentlyk verzeld gaan, met benauwtheid en een onrustige lichaamsbeweging, dat de of deeze verplaatfing der ziekte ftof, na de inwertdifre oppervlakte der mond en der eerfte wegen, waar door de forouw ontftaat , affcheidende zal wcezen , ieeren zeer veete waarnemingen, ik heb dikwerf gezien, dat op de fcheidagen de asadtetó 4p.*gt -lil Mar- 'wufc-.fjTk CO Pag* r9- ' : „. CO Ibidem, pag. s5> & 39»-  §, ^83, D.E SPROÜ W. 403 Maar die benauwtheid komt by herhaalde reizen wederom, om dat de nu afgevalle fprouw wederom op nieuw komt, door diergelyke ziekte ftof, noch niet ten eenemaal uit het lichaam gejaagt , na .deeze zelfde plaatfen nedergezet, want de hoeveelheid der ziekte ftof is fomtyds zo groot, ofte de krachten door het geweld der ziekte zodanig gebroken , dat deeze affcheidende fcheiding, door de fprouw niet op eenmaal kan gefchieden. Ketelaar («) houd zodanige fprouw, met recht voor gevaarlyk, die eenige malen verdwynende, door herhaalde /lagen en aanvallen , de werking der natuur te niet doen. maar hier verdient aangemerkt te worden, dat Hippocrates (w) reeds vermaant heeft,dat als het weder warm en regenachtig is, op welke tyd de fprouw het meest voorkomt (§. 982.), de fcheidingen dikwerf inde ziektens ontbreken, of moeilyk zyn, waar te nemen. Te voren, alwaar over de algemeene befchryving der koorts gehandeld wierd, hebben wy (§. 591.) driederly uitgang van de koorts opgenoemd, te weten in de dood, in een andere ziekte% ofte de gezondheid, en aldaar is (§.592.) gezegd, dat de fprouw in de eerfte wegen ontftaan, vry dikwils de oorzaak zyn der dood. welke uit de koorts ontftaat, voor zo verre zyzeer digt demaagt* en de darmen fomtyds bezetten; en aldus die vaten, door welke nieuw vocht in de plaats van het verlorene moet ingenomen worden , bedekken, nochtans behoren zy eigentlyk tot die verandering der koorts, door welke zy in een andere ziekte eindigt, door de affcheidende ftof in zommige verftopte of wyder geworde vaten neder te zetten (§. 593.) , gelyk uit het tot nu toe ge-, zegde klaarlyk blykt. Grote zwakte. Aangezien nu in de hoogfte graad der ziekte de fprouw ontftaat, en fomtyds. buiklopen, rodelopen, en al- Ier- («) Ibidem pag. 39. (v) Epidemicor. 3. Charter Tom. IX. pag. 263. Eee a :  4o4 DE SPROUW. §. 983', lerlei fterke ontlasting, waargenomen zyn de fprouw vooraf te gaan ; is het niet te verwonderen , dat de zieken dikwils reeds zwak zyn , eer dat de fprouw voor den dag komt. maar hier word verftaan die nederwerping der krachten, de natuur ontvluchtende O), welke en fchielyk en groter is, als de kracht der ziek* te of deszelfs langdurigheid, of de hoeveelheid'der ontlastingen konden uitwerken, maar zodanige fchielyke zwakte gaat gewooniyk vooral de gevaarlyke fprouw vooraf; en als dan fchynt de ziekte ftof, wel ontbonden en beweegbaar te zyn, nochtans-zodanige kwaadaartige inborst te hebben, dat wanneer zy met het levend vocht vermengd door de vaten vloeit, alle de krachten geheel ter neder flaat, eer dezelve op de oppervlakte der eerfte wegen ter neder gezet word: maar deeze ter nederzetting gefchied zynde, Haan .de krachten gewooniyk wederom op. zodanige over* grote zwakte word fomtyds in de peperkoorts , de meelachtige uitflag, en allerkwaadfte kinderziekte waargenomen, eer dat het venyn deezer ziektens na de oppervlakte van het lichaam uitbreekt., daar en boven §. 661., alwaar over de zwakte, als van een toeval'der koorts, gehandeld wierd, is aangetekent, dat fomtyds in de ziektens iets omtrent de borst zit, datals door een -vergiftige kracht op een ogenblik alle de krachten-ter nederflaat, offchoon ?er geene andere oorzaak vooraf gegaan is , aan welke zo groot en fchielyk verlies der krachten kan toegefchreven worden ; gelyk breder bewezen is. maar in het volgende Hoofdftuk zal gezegd worden, dat de allerergfte fprouw, en die meesten tyds dodelyk is; alléngskens uit de flokdarm opklimt, wanneer'er noch geenin de inwendige deelen der mond word waargenomen, dan is het zeer bewysbaar, dat zy eerst omtrent de mond der maagh heeft gezeten, eer zy in het.onderfte der keel verfchynt; en dus zal 'V', - 1 , *Q£ aWoidi ^.o) <.t) Ketelaarde Aphthis pag. 3?,  $ 983. D E S P R O U W. 4$5 uit dien hoofde een zeer grote zwakte der fprouw kunnen vooraf gaan, eer dezelve te weeten in de mond of de keel zigtbaarzyn al hoewel, zy reeds inwendig langer gezeten heeft. Zware ontlasting van allerlei vochten. Voornamentlyk van zodanige, door welke de dunfte vochten uit het lichaam gejaagt worden dus heb ik naar de nachtzwetingen lang verdragen in het laatst der teering waargenomen dat de fprouw dikwilsontftond. Ongevoeligheid en botheid, enz. Ketelaar (f) heeft aangetekent, dat dit toeval de aanftaande fprouw vooraf gaat; en dit teken- bedriegt zeer zelden.: zo dat de zieke bewaarders in die plaatfen, alwaar de fprouw gemeenzaam' is, ten eerften de fprouw voorzien, wanneer zy waarnemen dat de zieke flaper* aehtig en- lui is. maar aangezien de ftof der fprouw , te gelyk met het zenuwwater door zeer dunne vatjens- gevoerd word , en te gelyk aan het zenuwwater, waar mede zy vermengd is, zodanige lymachtigheid mededeeld, dat het zelve door de laatfte uiterftens dezer vatjens niet vry kan uitgaan, maar dezelve" verftopt (ziet %. 980.9; is het geen wonder, indien in het geheele geitel der fappen zodanige ftof zit, (nbcii niet door ver* plaatzing naar.de oppervlakte der eerfte wegen gevoerd,) in* dien ook door deeze ziekelyke lymachtigheid eene ondoorgan» kelykheid aan het allerdunfte zenuwwater word gegeven, dat daar door de wakende flaapzucht in de koorts ontftaat, is te voren §. 704. gezegd, en naderhand zal zodanige gefteldheid' der fappen §. 1010. 2. 7. onder de oorzaken .der beroerte worden opgeteld. Gedurige klachte van zwaarte en pyn omtrent de maagh. Vooral in dit geval,, alwaar de fprouw reeds in de maagh en de flokdarm zit, eer zy in de keel en de mond verfchynt. zodanige zieken klagen dikwerf, dat zy.dan gevoelen, als of'er een hard en ftyf beletfel in de flokdarm zat, dat zelfs de doorzwelging der drank wederftaat, wanneer dezelve door deeze buis in de maagh ne- (?) Paê- a8* Eee 3  40-6' DE SP Pv O 'U W. §. 983. .084. ^ nederdaalt, ik heb dikwils waargenomen , dat ook de hik, de fprouw in 't kort in de mond zullende verfchynen, voorgaat, welke als dan fchynt te ontftaan , wanneer de korst der fprouw de bovenfte mond der maagh bezet, en door haar gewicht prikkelt, want als dan ontftaat aldaar diergelyke gedurige prikkeling, als in gezonde menfchen gefchied, wanneer zy grote beenderen fchielyk doorflikken , welke moeilyk door het einde, der flokdarm kunnen gaan,' waar uit de hik dikwerf,gewoon is, voort te fpruiten. '. (5. 4)84. /^ewoonlyk verfchynen in 't begin hier en daar verfpreide puistjens , nu eerst op de tongh, in de hoeken der mond, in de keel, en elders, zonder eenige zekere ftandvastigheid der eerfte plaats; en die byna altyd van een goede aart.- fomtyds verfchynen zy eerst onder in de keel, wanneer 'er als uit de flokdarm een witte ., digte , blinkende korst, gelyk verscii fpek opkomt , zeer hartnekkig aanhangende, langzaam opklimmende :, en deeze zyn byna de ergfte, en meestentyds zeker dodelyk : fomtyds bezet zy overal de geheele holligheid der mond, tot aan het uitterfte der lippen , met harde, dikke, digte vasthoudende korften, te gelyk alles dekkeude; en van deeze, ftaan de zieken zelden op. Nu volgd 'er, dat die tekenen opgeteld worden, waar uit het groter of kleinder gevaar , der voortkomende fprouw gekend word, op dat de voorkennis daar uit afgeleid kan worden, voornamentlyk word hier grote voorzichtigheid vereischt, aangezien ■ de naby zynde fprouw dikzuerf den Geneesheeren bedriegt, .en de aanzvezende even bedrieglyk is , wanneer zy uit dezelve de genezing of dood willen voorzeggen (z). Dier- (z) Ketelaar de Aphthis pag. 38,  $. 984. ?: D E S P R O Ü W. 40? Dierhalve word de voorzegging afgeleid uit de plaats', alwaar de fprouw het eerst verfchynt, en uit de onderfcheide dikte van zodanige fprouwkorst. Gewooniyk in 't begin , enz. Van hoe groot nut het voor een Geneesheer is, de tong, de mond inwendig, en de keel te bezien, wanneer hy de genezing der ziektens op zich neemt, is te voren §. 609. gezegd , maar dit is vgoral noodzaaklyk, wanneer de tekenen in 't voorgaande Hoofd/tuk aangehaald, en de algemeen heerfchende gefteldheid achterdenken van de fprouw geven: indien zy als dan hier en daar in klein getal verfpreid gevonden word, is het een goedteken, dat zelden bedriegt, her gebeurd intusfchen nochtans fomtyds , hoe wel zeldzaam, dat zy in klein getal en verfpreid in de inwendige deelen der mond gevonden word, dewyl zy digt inwen-. dig zit. maar de hevigheid 'der vooraf gegane ziekte, gedurige walging , hik , als ook pyn en zwaarte omtrent de maagh , leeren de aandachtige Geneesheer genoegzaam , dat hy niet moet betrouwen op zodanige fprouw , offchoon zy verfpreid verfchynt. buiten dat zyn de levenskrachten zomtyds zodanig ter neder geflagen , dat zyr.iet genoeg zyn om langs deeze wegen de'ziekte ftof uirtejagen, en om zodanige reden.kan zy in klein getal voor den dag komen , maar als dan zyn zy een kwaad teken, maar dit word meest in de ouderdom waargenomen : en de rasfche zwakke pols, geen de minfte verlichting der toevallen dé fprouw voorafgegaan, door deeze uitberfting, leeren de Geneesheer, dat deeze pogingen der natuur, voor de ziekte bezwykende, maar te vergeefsch zyn, en dat als dan dè voorkennis kwaad is. Somtyds verfchynen zy eerst , enz. Want aangezien de fprouw als dan van binnen langzamerhand na de mond op-- klimt:.  4o8 DE SP R O U W\ 5. 984.585; klimt, hebben wy een teken, dat het inwendig overal met de fprouw bezet is. en dat dus alle kwalen te vrezen zyn, welke §. 988. opgenoemd wierden. want ten zy -men door bekwame middelen verkrygen kan, dat zodanige digte korst fchielyk afvalle, en de krachten genoegzaam zyn, om zo grote hoeveelheid ziekte ftof uit te werpen, is 'er geene de minfte hoop overig. Somtyds met harde dikke, enz. dit geeft van gelyken een zeer kwaad tegen: want als dan groeit 'er nieuwe fprouw op, en word vast gelymt .aan de eerfte korst, welk noch niet afgevallen is. en aangezien geen de minfte vochtigheid van de ondergelegene vaten na de buitenfte oppervlakte van zo digte korst kan komen, ,droogt dezelve uit., word noch vasthoudender en harder, en wederftaat meer aan haare affcheiding. waar door de zieken niets kunnen doorflikken; ja, de tong, de lippen, de wangen, als ftyf geworden, kunnen zelfs het vocht in de mond gefpoten niet inhouden, en eindelyk de keel van gelyken zodanig vervult zynde, worden zy allerellendigst verflikt. 985, T^erzelver couleur is onderfcheiden : wit \ X^J doorfchynende gelyk paerlen; eenvou¬ dig wit, uit een grote in een gedrongentheid. rosch; gheel; paarsch; zwart: welkerskwaadaartigheidmetgelyke order, als hier opgenoemd word, voortgaat, zo dat de eerfte, de beste, de laatfte, de allerergfte Zyn. In dit Hoofdftuk word over de onderfcheide couleuren gehandeld, op dat de voorkennis daar uit mag getrokken worden, wanneer  .5.-98^986". .DE SPROUW. .4:09 .neer de fprouw zich hier en daar verfpreid vertoont, als dan heeft zy een doorfchynende witte couleur, maar wanneer zy digt op een gedrongen, te zamen gegroeit , de mond inwendig bezet, als dan vormt zy een dikke witte korst; welke, ten zy zy fchielyk afvalt, vermeerdert en dikker word , en als dan veranderd de oppervlakte deezer korst uitgedroogt zynde , haare couleur ., door alle de op een volgende trappen, in de voorftelling bcfchreven. het gebeurd fomtyds, dat de uitkomende fprouw terftond een aschachtige couleur vertonen, en als dan heb ik dezelve byna altyd dodelyk waargenomen, het geene Ketelaar ook bevestigd {a). de overige verfcheidentheden.der couleuren fchynen vooral voor te vallen, wanneer zodanige fprouw-korften lang vast zitten, eer zy afvallen, het geene altyd voor een kwaad teken te houden is, gelyk in het volgende Hoofdftuk zal gezegd worden, maar het fchynt twyffelachtig, of de fprouw wel ooit zwart voor den dag gekomen is. Ketelaar ontkend die ooit gezien te hebben {b~), nochte ik gedenk dat ik immer diergelyke in haar begin heb waargenomen, maar wanneer deeze korften lang hebben vastgezeten, alsdan heb ik gezien dat deeze omtrent te dood zwart waren, ftrekkende tot een vry leelyk fchouwfpel. %. 986. VVTanneer zy eenige tyd vastgezeten heeft, VV word zy gewoon'lyk langs onder ontbonden , ontfpannen, valt fluksgewyze af, en dus worden allengskens en vervolgends, alle de eerst aangedane deelen bevryd. dan eenige vallen fchielyk af, andere laat,; fommige komen fchielyk weder., fommige langzaam,, fommige niet; zy komen fomtyds even in een gedrongen als de eerfle wederom, en ook fomtyds noch dichter., en als (a) Ibidem, pag. 14. QT) Ibidem. Derde Deel. Fff  4io D E S P R O ü W. §. o36. als dan blykt wederom het onderfcheid van het gevaar , en alwaar. Indien de levenskrachten noch fterk genoeg zyn, als danfcheid het vocht de uiteindensder verftopte vaten dringende, die fprouw korst af, vooral indien de mond inwendig met verzachtende en zagtjens afvegende vochten gedurig geftooft word, gelyk naderhand in de genezing zal gezegd worden, nochte 'er is geen zekere tyd te bepalen, op welke deeze affcheiding gefchied : want ik heb fomtyds in de tyd van twaalf uuren de fprouw zien affcheiden ; fomtyds gedurende veele dagen zeer vast blyven zitten, nochte zy valt geheellyk op eenmaal af, maar nu in de eene dan in de andere plaats der mond: ik heb niet kunnen waarnemen , dat zy altyd vastelyk op een en dezelfde plaats der mowd, fchielyker afvalt, als op een andere, het is nochtans bewysbaar , dat de fprouw in de maagh en de darmen , door de doorgehakte drank, en andere vochten, na deeze plaats gevoerd, verzagt, fchielyker afvalt, indien dan de fprouw afgevallen zynde , de zuivere plaatfen rood of vochtig voorkomen, komt zy niet wederom , of kómt zeer dun weder, maar indien zodanige plaats droog voorkomt na de afgevalle fprouw, als dan word het met recht voor een kwaad teken gehouden, en zy zullen in't kort wederom even digt wederkeeren, ja ook digter, indien de levenskrachten noch genoegzaam zyn, om deeze ziekte ftof uitte jagen : maarihdieri de zieke nu zwakker is, volgd 'er gewooniyk een zeer grote benauwtheid , en ten zy in 't kort een nieuwe fprouw ontftaat, fterven de zieken, fomtyds de fprouw afgevallen zynde, vertoond de plaats zich wel niet geheel droog, maar als met een zeer dun wit vlies overtrokken , en in weinige uuren komt de fprouw wederom zo dik als te voren als dan weeten wy , dat 'er een hoeveelheid ziekte ftof aanwezende is , die door deeze plaats moet uitgejaagd worden, en de krachten intusfchen noch genoegzaam te zyn, om deeze uitjaging uit te werken, maar deer | ize  §. c86. DE S PRO UW. 411 ze affcheiding der fprouw , en deszelfs op nieuw wederomkoming gefchied dikwerf by herhaalde reizen, eerdat al dit nadelige uitgejaagd is. Ketelaar (c) heeft aldus de fprouw tot zes, zeven en meermalen zien herboren worden, het geen ik ook fomtyds opgemerkt heb; en fomtyds verlopen 'er eenige dagen, tus • fchen de afvallende en wederkeerende fprouw : maar als dan is de plaats, waar van de fprouw afgevallen is , niet ten eenemale vochtig , en de benauwtheid omtrent de borst en de ilaperachtigheid blyven over; het geen de aandachtige Geneesheer genoeg waarfchouwt, dat dit kwaad noch niet ten eenemaal ten onder gebragt is. maar hier uit volgd wederom onderfcheide voorkennis: want die fchielyk afvalt, is altyd een beter teeken, offchoon dezelve op nieuw wederom komt, in 't kort wederom zullende afvallen, want deeze betekenen , dat 'er wel eene hoeveelheid {tofs aanwezende is, maar beweegbaar genoeg , de krachten dat fterk genoeg zyn, de wegen noch open genoeg, maar wanneer zy laat afvalt, maken wy op, dat de ftof te vasthoudende is, de krachten niet fterk genoeg, de ondergeftelde vaten niet doorgankelyk genoeg; en dus word 'er een groter gevaar te kennen gegeven, maar wanneer 'er een langen tyd verloopt tusfchen de afvallende en wederom komende fprouw , zo weten wy , dat 'er maar een gedeelte der ziekte ftof ten onder gebragt is geweest, het overige noch rypmaking nodig heeft gehad, eer het na deeze plaatfen afgezet konde worden; en dus voorzien wy dat de ziekte , aan verfcheide malen wederom te komen onderhevig , langdurig zal zyn, met welke de zieke lang moet ftryden , eer hy genezen is, intusfchen nochtans heeft men als dan dit gemak, dat de zieken naar de afgevalle fprouw vryer kunnen doorfhkken en de krachten door zachte en vochtige fpyzen onderwyl kun* (O Ibidem, pag. 2i. V r ö Fff a  4i2 D E SPR OU W. §.9^6.^ kunnen herfteld worden , op dat zy genoegzaam zyn om een langdurige ziekte uit te houden, en verfcheide wederom koerende te boven te komen, wanneer zy even dicht wederom komt , of ook dichter, is 'er met recht vrees-,' dat de krachten niet fterk genoeg zullen zyn om zo overvloedige ziekte ftof af te zonderen en af te fcheiden : want als dan zullen die korften uitgedroogf worden, en niet afvallen; diergelyke nieuwe zal weder opgroejen, en dus zullen alle die erge kwalen volgen, waar van §.954. gefproken is. Maar indien de fprouw afgevallen zynde , de mond inwendig Zuiver en vochtig vertoond , geene benauwtheid omtrent de borst, geene domheid of flaperachtigheid , overig zyn; indien de koorts ophoud, of gedurig verminderd , zyn wy zeker van de genezing der zieke. $ 987. T^eeze plaats (981.), natuur (979, 980.), ML^ oorzaak (980. 983J , de toevallen van dit kwaad (984. tot 987J, waar door men deszelfs aart mag vastftellen; en de hier uit deszelfs uitwerkingen ge^ makkelyk kunnen afgeleid worden.. De plaats, alwaar de fprouw zit , is-uitgelegt, te weten in de geheele inwendige omtrek der mond, flokdarm, maagh, darmen? het heeft tevens ^gebleken uit het gezegde , dat het verftoppin* gen zyn der laatfte uitlozingen, die op deeze plaatfen hun vocht uitftorten->, door een langzaam en lymachtig vocht: deoorzaken-* •als ook het geene dat de fprouw gewooniyk vooraf gaat, zyn van 'gelyken. opgetelden hoe de gevaarlyke en dodelyke fprou w van de minder gevaarlyke kan onderfcheiden worden , uit het welke gekend zynde , de uitwerkingen der fprouw kunnen gekend" worden. §."988.'.  §.-9&: D E S P R O U w; 413 §' \Y7ant waar zodanige fprouwachtige korst W de geheele oppervlakte bedekt der deelen (9S1.) befchréven, dan neemt zy het gevoelen weg dat in de zenuwen gedrukt moet worden,, waar door allé fmaak weggenomen zynde ; de- uitgang der fappen door derzelver ontlozingen belet, waar door de droogte, verwyding der ondergeitelde vaten, verrotting der vochten onder die ftilftaande, ontfteking der deelen zeiver ; fluit de holligheid der opzwelgendè vaten, waar döorzy de ingang van nieuw gyl, drank, geneesmiddelen belet, brengt'de fouten voort van de geweigerde herftelling des lichaams ontftaan, waaruit eindelyk de dood; de korften afgevallen zynde , groter uitvioed-der vochten door de pu wyder geworden geopend zynde vaten, waar door de kwyling, loop, weke goed zyn , indien de korften' niet wederom komen, kwaad, indien zy wederom voort-: gebragt worden; door de afvallende korften pyn der ontftokene en nu ontblote deelen , dikwerf levend bloed druppende, waar van een bloedige Ipog,. en zodanige rode loop; maar dit alles,.indien het op de maagh , uitlozing van de lever , alvleisch klier, der darmen toegepast word , leeren ons oneindige kwalen, die uit deeze eene ziekte ontftaan kunnen: zo dat het niet nodig is vaneen andere voorkennis te fpreeken. Twederlei kwaad ontftaat door de fprouw; ofte voor zo verre zy de oppervlakte der eerfte wegen bedekt, ofte voor zoverre de fprouw afgevallen zynde, in deeze, als dan natte en pynlyke oppervlakte, zeer lastige pynen ontftaan, en uit de wyder ge-. wordene vaten , en nu van deeze opleggende korst bevryd, de vochten in te grote hoeveelheid uitgeworpen worden. Fff 3. Waar  4?4. D E S P R O U W, $. pS8. Waar door alle finaak weggenomen zynde , enz. In de befchryving van de natuurlyke gefteltenis van 'r menfchelyk lichaam (d) , word bewezen, dat de fmaak ontftaat, indien de fpys, die geproeft moet worden, verdunt zynde, voor't mees. tendeel in de fpog ontbonden, door de mond warm gemaakt, door de beweging der mond, aan de tongh medegedeeld, tusfchen de gatjens der buisjens, dezenuwachtigetepeltjensin.de tongh bedekkende, komen kan. maar wanneer zodanige fprouwkor.st de geheele oppervlakte der tongh en der mond inwendig bedekt, kunnen de fmakende deeltjens niet tot de zenuwachtige tepeltjens komen, te gelyk alle de uitlozingen der vochten verftopt zynde , is 'er noodzaaklyk altyd een droogheid deezer deelen, en zy worden zodanig ftyf, door deeze opleggende korften, en door de droogheid der wangen, lippen, tongh, dat de ellendige zieken nauwlyks vocht in de mond kunnen houden, maar dit terftond wederom uitloopt, waar uit het blykt, dat de voorname vereischtens tot de fmaak, hier ten eenemaal weg genomen worden. Verwydering der ondergeftelde vaten , enz. Elders %. 120. en 382.1. is bewezen, dat de verdopte vaten noodzaaklyk moeten wyder worden, om dat in de verftopte buizen een zeer grote wederftand is, en te gelyk een zeer grote volheid, dewyl 'er niets door derzelver eindens door kan gaan. wanneer dierhalve een digte fprouw, alle deeze plaatfen bezet, ontftaan 'er door de ondergeftelde.vaten wyder geworden zynde, lastige diktens deezer deelen, en brengen omtrent de keel en de ftrot een gevaar van verftikking te weeg. in de flokdarm word de holligheid dikwerf zodanig vernauwt, dat 'er of geheel niets, of maar weinig en met de grootfte moeite door gaan kan., ja ik heb. dikwils gezien, dat de ellendige zieken , de moeilyke doorzwelging eenige malen ondervonden hebbende, daarnaar zich van alle drank onthielden, op dat zy zodanige benauwtheden niet wederom op nieuw zouden lyden. indien nu tevens opgemerkt word , dat dee- OO H Boerhaave Inftitut. Medic. 5. 489.  $.983. DE SPROUW. 415 deeze verftopte vaten door zodanige ftof opzwellen , die ziekelyk is en uit het lichaam moet gejaagd worden, begrypt men gemakkelyk , dat 'er een fchielyke verrotting der vochten onder deeze vaten ftilftaande te vreezen is. vooral indien de koorts te gelyk hevig aanvalt: want als dan ontftaat 'er een ontfteking in de verftopte deelen, waar door de dikte noch vermeerderd word; en door de vermeerderde hitte, de ontfteking verzeilende, ontftaat een fchielyker verrotting. Sluit de holligheid der opzwelgende vaten enz. De Geneesheeren zyn met regt in de genezing der ziektens altyd bezorgt, dat de levenskrachten onderfteunt worden, door gemakkelyk te verteere fpys en drank,- en offchoon in de grootfte hevigheid der fcherpe ziektens alleen een zeer dunne levenswyze" aan de zieken word toegeftaan, nochtans word hun altyd eenig voedfel gegeven, en te gelyk eene hoeveelheid dunne drank gegeven , op" dat de al te grore uitdroging des lichaams voorgekomen word. maar deeze worden te vergeefsch ingenomen, indien de maagh en de darmen door een digte fprouw-korst worden bedekt , aangezien alle de monden der opzuigende vaten zodanig toegefloten zynde, 'er niets van al het ingenomene^n het bloed kan komen : waar door, of, ook zelfs door het ingenome vocht ondraaglyke benauwtheden ontftaan, indien zy door de gezwolle darmen niet kunnen doorgaan; of, indien zy een weg gevonden hebben , onveranderd door de afgang wederom uitgaan. Hier door zal noodzaaklyk de dikte en fcherpheid der vochten vermeerdert worden, de krachten worden ter neder geflagen, en door deeze eenige oorzaak, eindigt zodanige fprouw in de dood, gelyk reeds te voren §. 592. in de befchryving der koortfen gezegd is geweest. De korften afgevallen zynde, groter enz. Een ander gevaar hangt zodanige zieken nog over 't hoofd, wanneer zy met blydfchap deeze korften zien afvallen, want terftond volgd een overvloedige kwyling, en 'er gaat dikwils een zeer taai vocht uit,  4*5 D E S PR O U W: §. 9ZL öit, de nu wyder geworden zynde vaten, dikker vocht euingroter hoeveelheid doorlatende, indien nu opgelet word , dat de fprouw afgevallen zynde, zodanige uitvloejing der vochten in 't geheele beloop der eerfte wegen ontftaat, blykt de.reden, waarom als dan de buikloop volgd, en waarom in, door een moeilyke en reeds lange ziekte, verzwakte zieken, door zodanige fchielyke ontlascing de dood volgd , wanneer de zieken en de Geneesheeren beter verhoopten, indien zodanige ontlasting matig is , en de zieken noch krachten hebben, geeft het een zeer goed teken , om dat al het geene van de ziekte ftof noch overig was , door de nu opene vaten gemakkelyk uitgejaagt word, en als dan komt de fprouw niet wederom, maar indien defprouwop nieuw "weder ontftaat, als dan weten wy,, dat 'er in 't lichaam noch van dezelfde ftof overig is, en zodanig taai, dat zy zelfs door de ontfpanne en wyder geworden zynde vaten , niet uit kan gaan, waar door wy de zieken zelden krachtig genoeg vinden , om deeze moeilykheden te verdragen, aangezien hy door hét reeds voorafgegane byna uitgeput is. . Door de afvallende korften, pyn en£. Wy hebben een weinig te voren gezegd, dat de levende deelen onder die fprouwkorften gelegen, ontftoken worden: alsdan, de fprouw afvallende, vertonen zich de plaatfen zeer rood, en zyn zeer pynlyk , zo dat zy niet het minfte aanraken kunnen verdragen; en als dan kunnen de ellendige .zieken, alhoewel de wegen nu vry zyn, nauwlyks.iets doorflikken, om de pyn der vervelde deelen, welke dikwils levend bloed ftorten. intusfchen nochtans moeten zeer. zagte .dranken, of geneesmiddel dikwerf gebruikt worden, en maar in kleine hoeveelheid te gelyk, opdat die rauwe en vervelde zyden der flokdarm niet te famen groeien , en naderhand een ongepeeslyke kwaal veroorzaken, aldus heb ik in een festigjarig man , een zeer lastige hik en maaghpyn, door alle foort van doorgeflikte fpys en drank gedurende zes weeken naar de afgevalle fprouw gezien , doordien de bovenfte mond der maagh verveld was. dit kwaad  §.988. 5 D/E SP ROUW.- 4'7 kwaad kon zeer moeilyk geftild worden, om dat in de hik, wanneer de door de ftuiptrëkking aangedane flokdarm de maagh en het middenrift na boven trekt (of ten minften dat gedeelte van het middenrift daar de flokdarm doorgaat), het middenrirt te gelyk fchielyk naar beneden getrokken zynde, die pyndoende plaats op nieuw geprikkeld wierd, en de aanëenhechting belet wierd. Maar dit alles indien het op de maagh enz. Wy kunnen in de inwendige deelen der mond zien het geene veranderd is naar de afgevalle fprouw. maar wy zyn zeker dat de iprouw inwendig zit, en naderhand afgefcheiden word. indien wy nu bedenken , de uitgang van de gemeene leider van de gal^en^van het alvleischklier vocht in de twaalfvingerige darm door de digte fprouw-korst kan toegeftopt worden, zo dat 'er nietsdoorgela ten L worden; begrypen wy gemakkelyk, hoe grote *n*uw*eden omtrent de borst ontftaan moeten maar wanneer deeze korst afgefcheiden zynde, weder een vrye uitgang gegeven word aan. de alhier overvloedig vergadert zynde gal, door het ftilftaan en verloop van tyd fcherp geworden, verwonderen wy ons niet dat er allerwreedfte pynen in de darmen ontftaan, van gelyken als aldus verveld ontftaan, lopen, rodelopen voortgebragt worden, hier door hebben veele Geneesheeren zo zeer het gebruik der zuiverende middelen verwezen (e) in de fprouw, om dat zy daar uit, een overvloedige buikloop, in weinige uuren dodelyk, hadden zien ontftaan, welke zeer waarfchynlyk haare oorfprong met alleen uit het zuiverend middel getrokken had, maar uit overvloedig vergaderde gal en het alvleischklier-vocht, aldus fchielyk uitbrekende , en de rauwe oppervlakte der darmen prikkelende, daarerboven , gelyk de kwyling, de fprouw in de mond afgevallen zynde , dikwils eenige dagen duurt, eer dat de wyder geworde vaten tot hunne vorige grote wedergekeerd zyn; zo blyve^£ (e) Ketelaar de Aphthis pag. 45.46". ■ Derde Deel. Ggg  4i & DE SP'ROUW. 5.988.989; vochten , die in de holligheid der maagh en darmen natunrlyker wyze uitgaan, dikwerf om die zelfde reede in zo grote hoeveelheid uitgaan, dat het geheele lichaam uitgeput word. §• 9%9- ~I\/Faar in^en deeze zweerachtige korften , XVJL zeer taay, dik, breed, op een gedrongen zyn, als dan veranderd het onder-gelegene 5 verflik te,, ontftokene , veretterde, heetvuurige vleesch in fchnkkelyke zweeren , deszelfs omwindzel fomtyds tot het been van het verhemelte toe uitgeëeten zynde; welke kwalen hier door in de maagh en darmen ontftaan, blykt van zelve.. Te voren , wanneer (§. 423.) over het heet vuur gehandeld wierd , is gezegd , dat de koorts-ftof fomtyds na eenige deelen des lichaams ter neder word gezet, en wel van zo grote kwaadaartigheid, dat zy het leven van het deel-vernietigd, dat zy bezet ; en gelyk aldaar breder bewezen is, wel zeer fchielyk. de fprouw nu , ontftaat door de koorts-ftof na de oppervlakte der' eerfte wegen nedergezet; en dat dezelve fomtyds vry kwaadaartig is in de allerergfte fprouw, heeft uit het reeds gezegde gebleken. Ja de fprouw, zelfs die zagter is, kan oppervlakkig voor het heet vuur genomen worden : want de uiterftens der vaten met een flymachtig vöcht opgepropt, maken een dode korst, welke van de levendige ondergelegene deelen afgefcheiden moet worden, en afvallen, de koorts-ftof dierhalve na deeze deelen afgelegd , en in de uiterfte monden der vaten opgepropt, maakt, dat deeze verfterven, en dus is'er in de fprouw waarlyk eene gefteltenis tot het heet-vuur, in de fprouw. maar te voren §. 442. is aangetekend, dat, indien de heetvuurige deelen uitgedroogt, een harde korst vormen, als dan onder deeze korst de levende vaten noch gedrukt worden, door de levensfee-  § 989. 99o D E SPROUW. 419 beweging , door de koorts vermeerdert, en tegen deeze harde korst gewreven worden , waar door een nieuwe ontfteking ont^ itaat, onder deeze doöde korst, welke van gelyken in 't kort iri 't heetvuur veranderd ; en aldus word de dikte der opleggende heetvurige korst vermeerdert, tot dat alles tot de beenderen toe verfterft Het zelfde is te vreezen, indien de fprouw-korst niet fchielyk afvalt; want als dan word de nieuwe ondergroeiende, aan de eerfte vastgelymt, gelyk § 984. gezegd is; en drukt de ondergelegene levende deelen zo veel te erger, en zet het kwaad voort, indien zodanige digte fprouw-korst, niet afvallende, het rond verhemelte bezetten, word het vlies, dit deel bedekkende, dikwerf vernietigd ; en , deeze heetvuurige korst daar naar afgefcheiden zynde, komt het been van het verhemelte naakt te voorfchyn , word uitgeëeten , en veroorzaakt de allerlastigfte kwalen, indien wy nu bedenken , dat diergelyk als ons voor 't gezicht , komt , in de mond , in de maagh en de darmen kan ontftaan; verftaan wy genoegzaam hoe veele en hoe grote kwalen door de fprouw kunnen ontftaan; vooral, indien wy hier mede vergelyken , het geene, dat te voren van de ontfteking der maagh en der darmen gezegd is. $ 99°- ^at dit kwaad zeer wel genezen word, KJ moet r. de inwendige indrang der levende vochten in de bezette deelen opgewekt, gematigd worden , op dat aan het vocht eène ontbinding naar beneden verleend zynde, als ook eene ontfpanning, de afvalling der zweerende korst gemaakt Worde: dit zal uitgewerkt worden door veel warme, verdunnende, ontbindende , afvegende drank, en om dat in de kwade foort deezer ziekte, de melkvaten bezet zynde, een gemakkelyke ingang beletten, daar door zyn de ftovingen, dampingen^, badftoven , uit dezelve bereid , hier van een iworiderlyk gebruik; doch de beste fpys uit water,brood, Ggg 2 ge-  •42b DE SPROUW. $. 990. gekookt zynde, met wyn en honig gemengd. 2. moet de korst tot een gemakkelyke en fchielyke afval toegefteld worden: dit gefchied door ftoving, gorgeling, klyfteer: welke moeten beftaan uit een warm , ontfpannend, verZagtend , afvegend , en door vry lang onder weegen te blyven bevochtigend , tegen de verrotting ftrydend , vocht. 3. zodra de afval uitgewerkt is, als dan moet men een pynftillend , verzoetend , en tevens een weinig verHerkend diergelyx geneesmiddel gebruiken. 4. zo haast de koorts wederom bedaard is, 't water gezet, de pols een weinig vryër , als dan is een verfterkende drank voordelig. 51. op het einde der kwaal moet een zuiverend verfterkend middel door de afgang geven. De geheele befchryving der fprouw; tot nu toe gegeven , heeft geleerd, dat de ziekte ftof, van de overige vochten uitgewerkt, na deeze plaatfen afgezet word: en dus moet men in de genezing zorg dragen, dat 'er niets .gefchied, dat een beletzel aan deeze poging der natuur kan geeven; en in tegendeel zodanige in 't werk gefteld worden , welke deeze uitdryving der ziekte ftof kunnen helpen, het geene daarom vooral moet in acht genomen worden, om dat de min ervarene de fprouw der ouden , tot welkers genezing zamentrekkende middelen wierden aangeprezen , met de fprouw , de fcherpe ziektens volgende, vermengd hebben, en met verkoelende en zamentrekkende middelen de genezing, tot groot nadeel, hebben trachten uit te werken, want gelyk Ketelaar (ƒ), deeze kwade dwaling in de oeffening der geneeskunde berispende, zeer wel gezegd heeft: het blykt, dat hoe veel ruimte en ontfpanning door deeze koude middelen aan de mond en de keel gegeven word, zo veel vernauwing, en benauwtheid bereid word aan het hart en de levens deelen, want tevens word de uitbarfting der fprouw belet, de koorts vermeerdert, 'er ontftaat een zeer grote benauwtheid, en - (ƒ) De Aphthis» pag. 49,  J. 95o. DE SPROUW. 421 en 'er volgen veel allerergfte toevallen , welke nie. te ftillen zyn, ten zy de fprouw op nieuw weder komt. dierhalve dan moet de ftof, de fprouw voortbrengende, duorganklyk gemaakt worden , en de vaten eene gefteldheid tot een gemakkelyke doorgang gegeven worden, hei eerfte bekomt men door zodanig geweld der koorts te matigen , op dat zy niet uitfpatte of te zwak zy. over de tekenen, door welke deeze kunnen onderfcheiden worden, en over de wyze om het te groot geweld intetomen, of de flapende koorts op te wekken , is in de befchryving der koorts §. 609. 610. 611. gezegd, tot dit zelfde einde dient, indien 'er een grote hoeveelheid verdunnend, affpoelend, afvegend vocht toegediend word, want aldus zal ook de lymachtigheid der ziekteftof verdund worden, en de vaten ontfpannen , op dat gemakkelyker door te laten, een voorfchrif: van zodanig afkookzel word in de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden , uit pastinak wortelen, Juikray, pokhout, enz klaar gemaakt, altyd warm moetende gedronken worden, maar indien de geheele oppervlakte der eerfte weegen zodanig met de fprouw bezet is, dat de drank niet doorgezwolgen kan worden , of doorgeflikt niet kan opgezogen worden door de opzuigende aders, als dan is 'er niets overig, dan dat men door de buitenfte oppervlakte van het lichaam veel vochts trachten in te werken; tot welk einde de baden en ftovingen uit diergelyke bereid, dienen, melk door een dubbele hoeveelheid waters afgefpoeld, is in zodanig geval zeer nuttig geweest, indien in deeze warme vermenging nu de voeten, dan de handen gedompeld worden, diergelyke worden ook door klyfteren ingefpoten, met die hoop, dat de opdrinkende aders der dikke darmen, misfehien met zo dikke fprouwkorst niet bedekt , dit opgezogene met het bloed vermengd worde; Edoch de fpys moet vochtig, dun zyn, op dat dezelve zich noch gemakkelyk in de opzuigende aders kan indringen, wel. ke moog'lyk hier en daar noch nietten eenemaal verftopt zyn. Ggg 3 daar  422 DE S P R O U W. §. 990. daarom word-het afkookzel van brood aanbevolen,.: het best voedende, en van alle verrotting vervreemd; 'er word een weinig honig by gedaan, dat door deszelfs zeepachtige afvegendekracht deeze korften afveegd, en fchielyker doet afvallen; eu aldus de wey bereid dat het voedzel opgezogen kan worden,, ook word 'er wyn onder gemengd, om dat die door een wonder.'yke doordringende kracht de opzuigende vaten ingaat, en aan de overige voedende brood deelen als een weg baant; want als wanneer een gezond mensch een onze wyn een minuut in de mond houd, daar naar uitfpuwt, zal hy zich verwonderen , dat die reeds verfchaak is, de vlugfte doordringende deelen der wyn door de opzuigende aders in zo een korte tyd opgenomen zynde: ja door dit dikwils te herhalen , zal de dronkenfehap volgen, al hoe wel iemand zelf geen druppel wyn doorgeflikt heeft, aldus worden te gelyk ook de kwynende levenskrachten fomtyds zodanig door deeze zachte en aan de menfehelyke natuur goeddoende prikkel, opgericht, opdat het cverfchot der ziekte ftof gemakkelyker uitgejaagd kan wordem Ketelaar had door het gebruik geleerd (g), dat in deeze ziek» te zodanige dunne en wynachtige fpys zo voordelig is, dat hy gezegd heeft: die drank der kraamvrouwen, uit rynfche wyn , eieren, caneel, zuiker en fapfraan te zamen gefteld, voldoet dik* "iverf'alleen aan alle de vereischtens, en ten zy te warm is, vermeerdert zy de dorst en de droogte niet, en zoude van al het geene bekwaam ü om de fprouw voort te zetten , het bckwaamfle zyn. maar indien de fpeceryen 'er uit gelaten worden, ofte zeer weinig by gedaan worden , de wyn door het afkookzel van het brood verdunt zynde, gegeven word, als dan heeft men 'er niets kwaads van te vreezen , vooral indien een voorzichtig Geneesheer de hoeveelheid der wyn vermeerderd of verminderd , naar mate de hevigheid der koorts groter of kleinder is. 2°. Door G§0 Ibidem pag. 52.  §. oco. DE SPROUW. 423 20. Door het geen, in de vorige Numero aangeprezen is , •worden de krachten onderfteund, een affpoelend vocht aan het bloed toegediend, de beweging van het bloed word zagtjens öangezet, indien zy kwynt, op dat het levend vocht de eindens der verftopte buizen dringt, en de beletzelen uit de weg ruime, en dus een opene weg worde, om door de geopende buizen ,. êiergelyke fprouw ftof, indien zy aanwezende is , door te jagen, maar die fprouwkorften zyn fomtyds te dik, en uitgedroogt, blyven zy te hartnekkig kleeven aan de geheele oppervlakte deF eerfte wegen, dan dat zy door de eenige drang van het vocht van achter aandringende afgefcheiden kunnen worden, en afvallen, als dan zal het ten uiterfte voordelig zyn deeze fprouwkorst te bevochtigen, en te verzachten, en als uit te doen teeren, op dat zy minder vast zit, en met weinig' kracht afgefcheiden kan Worden, alle de warme en waterachtig dranken dierhalve zyn hier toe dienftig ; voornamentlyk indien by deeze verzachtende en meelachtige middelen worden gedaan; want ais dan , zal zodanige drank een lichte lymachtigheid verkrygen , door welke zy langer aan de deelen zal vast kleeven , welke het water anderzints, indien het onvermengd is, fchielyk voor by valt. gewooniyk worden 'er ook zodanige middelen by gedaan , welke door een zeepachtige afveegende kracht die fprouwkorften meer ontbinden, door een zachte prikkeling de ondergelegene levendige deelen prikkelen, en de vochten aldus voor doen komen, welke die korst van onderen van gelyken zullen bevochtigen, het afkookzel van rapen, of ook de uitgedrukte fap zagtjens gekookt, en met honig zoet gemaakt, geeft op die plaatfen alwaar de fprouw dikwerf heerscht, een geneesmiddel, door éen lang gebruik goed gekeurd (/*); welkers gebrek, wanneer men geen verfche rapen kan hebben, het gemeen vervult met dun bier met zuiker. indien de fchel te gelyk met de raap gefchrapt word , als dan zal het iiitgewronge fap fcherper en meer afveegende zyn. het fap van kalfs vleesch met ryst en geftampte rapen gekookt, is ook een fehoon 00 Ibidem» pag, 50.  424 DE SPROÜ W. §. 090. fchoon voordelig middel, om de mond gedurig 'ermede te {poelen en te gorgelen; tevens ook zal dit ingenomen het zelfde uitwerkzél inwendig doen. indien te gelyk aldus aan het lichaam een zacht voedzel toegediend word: diergelyke worden ook om de zelfde redenen ingefpoten door klyfteeren. verfcheide voorfchriften van zodanige geneesmiddelen worden in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, als ook by het vorige, onder de gedaante van een uitmelkzel, afkookzel of uitgedrukt fap , gevonden, het geene van deeze afkookzels overig blyft, word als pappen aan de hals gelegd, op dat alles hier verzacht worde, en wyken kan. Hier verdiend aangetekend te worden , dat Sydenham (/) , handelende over de fprouw welke naar een zekere algemeen heerfchende koorts volgden, het gebruik der Peruviaanfche bast aanpryst, en ftoutmoedig bevestigd, dat dit geneesmiddel zekerder is dan alle andere, hy gaf de bast, wanneer de fprouw van zelfs niet afviel, maar lang duurde, die koorts, alhoewel zy ten eenemaal gedurig was, had niette min zeer lastige verheffingen des nagts aanvallende, als ofzyeen dubbele derdendaagfche of daagïykfche geweest waare (k). waar uit het blykt dat deeze koorts een verminderende geweest is, welke den aart der tusfchenpozende heeft, en door de koorts bast word weg genomen, hier uit fchynt het niet onbewysbaar, dat Sydenham -dm zodanige zieken dit middel heeft gegeven, op dat hy de koorts zoude verjagen ; en te gelyk als dan waargenomen heeft, dat de fprouwkorst zeer gemakkelyk afgefcheiden word. maar aangezien de algemeen heerfchende herfstkoortfen de gedurige vertonen , alhoewel zy waarlyk hunnen inborst verraden door hunne verheffingen op ge-, ftelde tyden gefchiedende; en daar naar de hevigheid der ziekte zachter wordende, tot waare tusfchenpozende overgaan ; heb ik zelfs fomtyds zodanige zwakke zieken, de fprouw nu vry dicht te voorfchyn komende, het afkookzel der koorts durven geven, (om dat zy in fubftantie niet wel kan gebruikt worden, wanneer de CO in Schedula monitoria de nova: febris IrgrefTu pag. 656. Ibidem, pag. 65r.  $. ooa DE SPROUW. 425 de fprouw de keel bezet,) op dat ik vreesde nochtans dat de zamentrekkende kracht der koortsbast aan de fprouw nadelig'zyn zoude; maar ik geloofde dat ik van twee kwaden het best motst verkiezen; en ikftelde'er het gedurig gebruik van zeer verzachtende afkookzels , op dat ik het kwaad zoude verbeteren, dat ik door de koortsbast vreesde, ik verwonderde my naderhand, dat de fprouwkorst fchielyker afgevallen was, als in die, die meer krachten hebbende en de koorts meer verzacht was, het gebruik der koortsbast niet vereischt wierd: ik eerbiedigde niet minder de doorzichtigheid van Sydenham in de ziektens te genezen, op die tyd kende ik noch de heerlyke kracht der koortsbast niet, om de heetvurige korften af te fcheiden: maar nu dunkt my dat die fchone uitwerking der koortsbast in de fprouwkorst af te fcheiden . dat geene bevestigd, dat ik in het vorige Hoofdftuk gezegd heb van den kankerachtige inborst der fprouw. moog'lyk zoude men vorzichtiglyk kunnen beproeven , wat de koortsbast in die uitflag zoude uitwerken , die zeer dikwerf voorkomt op die plaatfen, alwaar de fprouw zelden ofte ooit in de koortfen word waargenomen, my is bekend dat deeze wyze fomtyds gelukkig gêflaagt is; maar ik heb tot noch toe geene proefondervindingen genoeg kunnen by een vergaderen , dat ik hier omtrent iet zoude durven bepalen. 30. Wanneer de fprouw afgevallen is, als dan zyn deeze rauwe plaatfen ontvelt; en te gelyk zeer pynlyk, vooral indien deeze fprouwkorst dicht geweest is, gelyk §. 988. breder gezegd is. door de honig zelve , en noch meer door het fap van rapen , zouden deeze rauwe plaatfen geprikkeld worden, hier door worden als dan zeer verzachtende middelen in 't werk gefteld, welke de pyndoende deelen verzachten, entevens, indien'er inwendig eenige korst mogt zitten, die noch niet afgevallen is, voordeelig zyn door dezelve te verzachten, die drank die in de lyst der-geneesmiddelen by het eerfte getal van dit Hoofdftuk word Derde Deel. Hhh be-  425 DE S P R O U W. §■ 95,0. befchreven, is dan fchoon tot nut ftrekkende; als ook het geene dat-uit room van melk, doiers van eieren, en fyroop van witte flaapbolkn bereid, aldaar by het derde getal word gevonden, want dit zal zeer fraay de pyn der vervelde deelen verzachten.; en te gelyk de grote ontlastingen der vochten, door de onder de fprouwkorst wyder gemaakte vaten , en nu vry uitvloeiende , zullen door de fyroop der fiaapbollen voorgekomen worden, welke de overvloedige ontlastingen der vochten zo zagtjens tegenhoud, gelyk door de daag'lykfe oeffening der geneeskunde bekend is. ik hem fomtyds,' de fprouw afgevallen zynde, zo grote hoeveelheid fpog door de uitlozingen der klieren zien uitgaan -,. dat het nodig is geweest de zieken te vermanen, dat zy dezelve moesten doorflikken, op dat zy door zo groot verlies van vocht niet zouden uitgeput worden, maar wanneer deeze pyn begint te verminderen, als dan geeft men zachte verfterkende middelen , ©p dat de te veel verwyderde vaten allengskens te zamen getrokken worden s het afkookzel van de bladen van koninginne kruid met honig van roozen, dat in de lyst der geneesmiddelen tot dit gebruik word aangeprezen, is hier allervoordeligst. 4°. Maar aangezien het te vreezen is, dat door de wyder gewordene vaten, de. fprouwkorst nu ten eenemale afgevallen zynde, eene te grote hoeveelheid vocht uitga , en 'er een fchielyk verzwakkende.loop ontfta, zyn 'er verfterkende middelen nodig, maar indien die geopende vaten toegetrokken worden, eer dat al de ziekte ftof door deeze weg uitgejaagd is, hangt de zieke een nieuw gevaar over 't hoofd, om dat de wederkeering der ziekte te vreezen is, wanneer de krachten reeds verzwakt zyn. hierom moet de Geneesheer zeker zyn van de zaak, eer dat hy die verfterkende middelen in 't welkfteld: vooral, om dat §. 986. gewaarfchouwd is, dat 'er fomtyds eenige dagen tus-r fchen het. afvallen en wederkomen der fprouw gaan: daarom worden.  ;j. 990. D E S PR O U W. 42?. den hier deeze tekenen opgenoemd, welke gezien zynde , men o-erust tot het gebruik der verfterkende middelen kan overgaan, want zo lang 'er noch iets in 't lichaam overig is van de ftof der fprouw, die noch niet uitgejaagd is, en 'er is eenige benauwtheid overig , dikwerf wederkerende (ziet §. 983.) ; 'er worden een zwakke pols waargenomen, en de zieken kwynen. maar wanneer alles van 't bloed afgefcheiden is, als dan verheft zich de fterkere pols, en de zieken verdragen gemakkeJyker de ziekte, de grondzettende pis betekend , dat de koking en ten onderbrenging der ziekteftof gefchied is ; gelyk in 't Verbaal der Ö.ngezotitheld (l) aangetekend word , en in de befchryving der koorts, alwaar over de koking en affcheiding o-ehandeld wierd, breder gezegd is geweest, zodanig voorfchrift van een verfterkend geneesmiddel word van gelyken in de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden. *°. Te voren §. 988. is vermaant, dat de zuiverende middelen' niet veel te pas komen in de fprouw , en dikwerf een aevaarlyke overmatige buikloop te weeg gebragt hebben, maar alhier wórd een zuiverend middel alleenlyk op het einde der "kwaal aangeprezen, op dat de fprouwkorften van de maagh en de darmen afgevallen zynde , door de afgang uitgejaagd worden op dat zy langer overgelaten zynde, en bedurven, geene nieuwe kwalen zouden voortbrengen, revens ook worden die zuiverende middelen, welke een klaarblykelyke zamentrekkende en verfterkende kracht hebben aanbevolen ; welke zyn rbabarber, myrobalancn en diergelyke , welke zo grote naam in de loop en rode loop te genezen, verkregen hebben, om dat door een zagt zuiverende prikkeling al het fcherp prikkelende uitjagen, en te gelyk door een verfterkende kracht de te veel ontfpanue vaten hunne fterkte weder geven, zodanig voorfchrift word in de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden , nochtans word aldaar door de misflag der Letterzetter , o-elyk men zien kan, te grote hoeveelheid myrobalans gelezen., want om aan deeze vereischtens te voldoen , zoude een en een O) H. Boerhaave Inftitut. Medic. §. 1016. 1017; Hhh 2  428 DE SPROUW. §-090.091 een half drachma genoeg zyn ; maar in het voorfchrift vind - men anderhalf once. §• 99l' T 1^ dit verhaal en genezing der fprouw worden veele duiftre verfchilftukken der oeffenende geneeskunde opgelost , want om wat reede de fprouw in de koorts met loop en rodeloop op 't einde der Ziekte ? Waarom dit voornamentlyk in de kinderen en de oude lieden ? Waarom meest indien in 't begin deezer Ziekte verhittende, te zamen prangende geneesmiddelen, voedzel, levenswyze gebruikt zyn? Waarom indien inliet begin van zodanige ziekte een zuiverend middel word gegeven, zodanige fprouw verhoed word? Waarom in een allerergfte fprouw de hik moeilyk en dodelyk is ? Waarom Hippocrates 'er by voegd fprouwachtige monden , ontroerde buiken, nedergeiïage eetlust ? Waarom het fprouwachtig vlies der maagh een fpysloop veroorzaakt? Waarom de zwarte fprouw befmettelyk word gehouden ? Waarom een fprouwachtige mond een voorbode is van een miskraam in zwangere vrouwen ? Waarom in verrotte longen , lever enz. de fprouw aanwezende is ? Waarom door de verkoude fprouw dikte, hitte, verftikking, ontfteking der keel ontftaat ? Waarom de ylingen, woelingen, flaaploosheid, het koude zweet hier zo dodelyk is ? " Gelyk by de befchryving der andere ziektens afgelopen zynde eenige toematen der oeffenende geneeskunde, gevoegd worden, aldus word hier ook gedaan, welke te weten uit het voorgaande moeten uitgelegd worden. ■ Want om wat reede in de koorts enz. Dit is door de waarnemingen van Sydenham bevestigd, gelyk §. 983. gevonden word. voor eerst fchynt dit de reede te zyn, dat het vloeibaarfle uit het lichaam vervlogen is door die overvloedige ontlastingen, en dus kunnen de overige fappen, lymachtiger, gemakkelyk in die  §. 991- D E S P RÖU WJ 429 die uiterfte vaten vastzitten, en de fprouw voortbrengen: maar de byzondere aart der ziekte, van voren nauwlyks uit te leggen, en alleenlyk door getrouwe waarnemingen te ontdekken, door welke zy langs deeze weg de ten onder gebragte ziekteftof tracht uit te jagen, verdiend vooral hier de eerfte plaats, want Sydenham (m) bekend, dat in koorts, van hem rodeloop-koorts genoemd , om dat zy alle de toevallen had van de als dan algemeen heerfchende rodeloop, uitgenome de kwade ontlastingen door de afgang , en het geene van dezelve afhing; nochtans een groter geneigtheid was om de fprouw voort te brengen, als in eenige andere koorts, welke hy tot noch toe waargenomen had. maar in die koorts, konde de voortbrenging der fprouw niet afgeleid worden, van het verlies van het dunfte gedeelte der vochten, door de overvloedige afgang, maar hing af van de byzondere aart deezer ziekte. : Waarom dit voornamentlyk in de kinderen en de oude lieden ? Dit is reeds te voren §. 982. aangetekend geweest; en Hippocrates (n) , de voornaamfte ziektens der verfcheidene ouderdom optellende, heeft ons gewaarfchouwt, dat de kleine en eerstgebore kinderen dikwerf de fprouw krygen. maar wy zien duidelyk , dat 'er in de eerfte wegen der eerstgebore kinderen , eene overgrote hoeveelheid vry vasthoudend flym byëen vergadert zit, welke zy, of door het braken weder uitwerpen, of ook door de afgang ontlasten; en dus weeten wy, dat hier vry veel kleefachtige ftof door de uiterfte monden der vaten uitgaat, welke, indien zy in de uiterftens der vaten begint vast te zitten, de fprouw kan voortbrengen, maar meestal zeer goedaartig , en fchielyk afvallende; en als dan fcheid zich een overgrote hoeveelheid zodanige klevende flymachtige ftof, door de zelfde vaten, wy» OO Sect. IV. Cap. IV. pag. 236. 237. Qó Aphor. 24. Sect, III. Charter. Tom. IX. pag. 119. Hhh 3  43o DE S P R .0 U W. Ja 991 wyder geworden zynde, van het bloed af, zy gaan dikwerf af, en wel met de fchoonfte verlichting, tot dat deeze droesfem uitgejaagd is. Ketelaar (0), verwonderde zich, dat de kinderen , op welke weinig acht gegeven wierd , geheele dagen en nach-, ten met de grootfte vlugheid en volle krachten fomtyds in de fprouw lagen, aangezien hy in bejaarde het gebruik der zuiverende middelen zo bedenkeiyk gehouden heeft; en daarom heeft hv ons vermaant,. dit niet zo veel voorbeelden, ah tv el wanfchepfels zyn. de reden deezer zaak blykt genoeg uit het gezeg-, de. edoch in de oude lieden, indien zy door een fcherpe ziekte worden aangetast, is de koking der ziekteftof langduriger, en de affcheidingen en verplaatfiiigen langzamer, om de onmagtder levenskrachten in een reeds verfteete lichaam, - en de natuur werkt dit meestendeels by herhaalde reizen uit, het geen zy in een bloeiende ouderdom op eenmaal teftens doet. maar de uitbotting der fprouw, by herhaalde reizen, jaagt op deeze wyze de ziekte ftof uit, gelyk gezegd is. boven dat zyn alle de fappen lymachtiger in de ouderdom; hier door zyn de eerfte wegen van gelyken met flym bevochtigd, dewyl het buitenfte vel dor en zonder fap word. waar uit wederom een andere oorzaak genomen word, waarom de fprouw, dikwerf in de ouderdom word waargenomen, maar vry gevaarlyk , gelyk te voren §. 982. reeds is gezegd geweest. Waarom meest indien de geneesmiddelen enz. Deeze waarneming is van Sydenham , gelyk §. 983. gezegd is. want wanneer door een heete levenswyze, en diergelyke geneesmiddelen het vloeibaarfte en beweegbaarfte gedeelte der fappen van het lichaam vervliegt, als dan worden de vochten ondoorganklyk en (d) de Aphthis pag. 47*  $ o9r; DE SPROUW. '431 en de uiterfte monden der vaten worden uitgedroogt; welke twee dingen veel toebrengen tot de uitkomst der fprouw, indien buiten dat, de inborst der ziekte zelve famenfpant. maar de famentrekker.de middelen, aangezien zy de vaste deelen te famen trekken , en de vloeiende verdikken, hebben de zelfde uitwerking; voornamentlyk indien in de loop en rodeloop, de ftof der ziekte door zuiverende middelen noch niet uitgejaagd zynde, dezelve onvoorzichtiglyk in 't begin der ziekte worden in 't werk gefteld. Waarom in 't begin van zodanige ziekte een zuiverend middel enz. ? Om dat als dan die fcherpe prikkel word uitgejaagd, welke de oorzaak is, en van de rodeloop en van de koorts dezelve volgende of verzeilende, ja Sydenham heeft fomtyds by herhaalde reizen zuiverende middelen moeten gebruiken,. om al de ziekteftof uit te jagen, want aldus verhoede hy, dat' door de lang uitgerekte koorts ,, en de ftof der ziekte in het lichaam wederhouden zynde, de fappen zodanig niet zouden veranderen, dat zy als dan de fprouwachtige affchuiming nodig zouden hebbben. Waarom in een allerergfte fprouw, de hik moeilyk ers dodelyk is ? De hik ontftaat op tweederlei tyd der fprouw, of in 't begin, ook eer dat eenige fprouw in de mond inwendig ende keel verfchynt, wanneer zy te wéten, nu reeds overvloedig de bovenfte mond der maagh bezet, en hetzelve door haar gewicht prikkeld , gelyk op 't einde , §. 083. gezegd is : of ook dikwerf op 3t einde der ziekte , de fprouw reeds afgevallen zynde , wanneer dat zelfde deel of de inwendige oppervlakte der maagh, als verveld, pyn doet, en door al het ingenome geprikkeld word; gelyk §. 988. gezegd is. maar die hik, in 't begin der fprouw waargenomen, is een kwaad voorteken, om dat het betekend dat het inwendige met een digte fprouw bezet is , welke daar naar langzamerhand opklimmende, door de flokdarm en de keel, alles vervult, en deeze word allerergst en byna dodelyk, gelyk §. 984, gezegd is, waargenomen, maar die hik j Cf) Sect. IV. Cap. IV. pag. 241,  -43.a DE SPROUW. §. 99x: .hik, welke de fprouw nu afgevallen zynde, ontftaat, is wel lastig , maar zelden dood'lyk. het geene Sydenham (q) ook bevestigt, ons vermanende, dar zodanige hik, de koorts ook weggenomen zynde', gedurende eenige dagen voortduurt, maar de krachten der zieke weder in hun geheel zynde, van zelve wederkom verdwynt. doch hy vermaant zorgvuldiglyk de Geneesheeren, dat uit de hik, op 't einde deezer koorts ontftaande (te weten der fprouw-koorts) , geen gevaar voor de zieke is, ten zy hun al te zorgvuldig en onnodig veele geneesmiddelen gegeeven worden : door welk te doen, de dood de Geneesheer is. want 'er word alleenlyk verzogt, dat de fpys en drank zeer zagt zy, op dat diepyndoende plaatfen niet geprikkeld worden; want als d?n gefchied allengskens de famenhechting, en de hik houd op. maar wanneer tfe Geneesheeren achterdenken hebbende, dat hier een fchadelyke ftof zit, deeze door braak- of zuiverende middelen trachten uit te werpen , word de maagh dikwerf met zeer groot gevaar ontftoken. Waarom fprouwachtige monden , ontroerde buiken enz.? Uit het geene §. 978. gezegd is, heeft gebleken , dat het zeer waarfchynlyk is , dat de oude Geneesheeren de fprouw, de.fcherpe ziektens verzeilende, of volgende, gekend hebben, .offchoon zy die zelfde naam van fprouw, ook aan zweertjens verre van de reeds befchreve fprouw verfchillende, gegeven hebben. ■ uit dit alles , dat in de geheele befchryving der fprouw gevonden word , blykt het genoeg, dat het in 't geheel niet te verwonderen is , indien de buik ontroerd en de eetlust ter neder geflagen word, deWyl die korften het geheele beloop der eerfte wegen bezetten; en dus konde dit bygevoegde van Hippocrates uitgefproken geweest zyn. maar het is zo heel klaar niet, fat Hippocrates (r) op die plaats heeft willen beduiden , dat een ontroerde buik en nedergeflage eetluft, als uitwerkfelen der fprouw moes- - ten (jf) In Schedula monitorla de nova; febris Ingreflü, pag. 656. CO Epidemicor. Lib. III. Charter Tom, IX. pag. aöi.  ^ 99U DE Sr PR O U W. 433 ten aangemerkt worden, want hy haalt aldaar eene algemeen heerfchende0 gefteltenis aan, welke volgde op een zuidelyk, vochtig en -zagt jaargetyde, en hy telt onder de als toe dikwervige kwalen , ook deeze op : ffr ouzo acht ige monden, gezwellen der fchamelheid , ontftekingen der oogen, negencogen, beroerde buiken, fpyswalging. edoch aangezien deeze in de voorftelling met onmiddelyk by elkander gevoegd zyn, maar naar de uitfpraak der fprouw aldaar drie andere onderfcheide ziektens opgenoemd worden , eer dat van de buikontroering of de afkerigheid der fpys, melding word gemaakt; blykt het uit deeze plaats niet, dat deeze laatfte , als gevolgen en uitwerkingen der fprouw aldaar opgenoemd zyn geweest, maar eerder tot de eenvoudige opnoeming der ziektens, aio toen heerfchende, behooren. Waarom het fprouwachtig vlies der maagh defpysloop veroorzaakt? By eene andere gelegentheid §. 719. is deeze ■befchryving der fpysloop gegeven, dat zy is eenflibberigheii der darmen , waar door zy niets kunnen behouden, en alles wat ingenomen is, ten eenemale onverteerd wederom geeven, want de fpyzen gaan in deeze ziekte, onver ander t uit. maar in de befchryxmg van de natuurlyke werkingen van 't menfchelyk lichaam, is bewezen , dat 'er tot de ten onderbrenging en verandering van het inscnomene , buiten de werking der maagh en der darmen, vereischt word eene hoeveelheid van gekookte en eigenaartige fappen van ons lichaam, welke langzamerhand met het ingenomene vermengd word. maar deeze vermenging ontbreekt, wanneer de maagh en de darmen door een digte fprouw bezet worden , en 'er geene de minfte opzuiging door de melkvaten of darmfcheil-aders om dezelfde reede gefchied; en dus word 'er niets by het ingenomene gevoegd, niets afgenomen, en hier door gaat het onverandert uit. maar wanneer deeze fprouwkorften der maagh en darmen afvalt., als dan gaat 'er door de wyder gemaakte en nu opene monden der vaten (ziet §. 988.) zo grote hoeveelheid vochts uit, dat al het ingenomene, met dit in korte tyd DerdeDeel. Iü door  434 DE S P R O ü W. §. 99*« door de afgang uitgefpoeld word, van gelyken weinig verandert Zy\Vaarom de zwarte fprouw befmettelyke word gehouden* Indien zy van 't begin zodanige couleur had, wanneer zy voorkomt, zoude het een teken zyn, dat de ziekteftof welke door deeze plaatfen moet uitgejaagd worden, van zo kwade inborst is, dat zy de uiterftens der vaten, in welke zy vast zit, fchielyk tot het heet vuur zoude doen overgaan, maar indien, gelyk het dikwerf gebeurd, nieuwe fprouw onder de noch niet Afoevallene groeit, en zeer digte korften maakt, alsdan is derzeiver buitenfte oppervlakte, gedroogt zynde, zwart, en door zodanige opleggende korst, worden de levende ondergelegene deelen verflikt, en worden door het heet vuur aangetast, in beide de gevallen blykt het genoeg, dat 'er eene dodelyke uitgang, der ziekte boven 't hoofd hangt. . Waarom een fprouwachtige mond , een voorbode is van een miskraam in zwangere vrouwen? Want de behoorlyke bereiding van het voedfel word belet, als ook de opzuiging der gyl; waar door, dewyl in een zwangere vrouwove% moet zyn om twee lichaamen te gelyk te onderhouden (s)9 zal dit gebrek van goede gyl, in 't kort dodelyk zyn voor de vrucht; vooral indien men in acht neemt, dat hetzelve reeds door de voorafgegane ziekte veel geleden heeft, om de verandering der fappen van de moeder, in eene geaartheid geheel teaenftrydig tegen de gezondheid, hoe groot deeze verandering is, blykt uit die kwalen, die de fprouw gewooniyk voorafgaan en « 98s. opgeteld zyn. Hippocrates Qp heeft gezegd : dat de fprouwachtige mond in zwangere vrouwen de afgang vochtiglaakt, maai-op een andere plaats («) heeft hy de fprouw der ZVV3I1* CO Celf. Lib. II. Cap. X. pag. 78, g <0 Coacar. Pramot. No. 544- Charter. Tom. VIII. pag. 884. Cf) Coacar. Prsenot. No.SH. Ibidem, pag. 882.  $ 99i. m E S P R O U W. 43^ zwangere vrouwen wel verwezen, maar als twyffelachtig, heeft hy deeze vochtige afgang vooraf gefteld , want hy fchryft aldus: een fprouwachtige mond van zivangere vrouwen is niet goed, want de afgang word niet vochtig "? maar in de kortbondige fpreuken word het volgende gevonden (w): een zwangere vrouw heeft gevaar van een miskraam, indien zy dikwils afgaat, waarÓm, aangezien in de fprouw om de te voren gezegde reede de vloeiende afgang te vreezen is, blykt het, waarom zy in zwangere vrouwen een voorteken is van een miskraam. Foeftus (x) heeft getwyffeld, of Hippocrates in die twee verzamelde voorkennisfen niet heeft willen te kennen geeven, dat de mond der baarmoeder door de fprouw bezet word ; aangezien hy op een -andere plaats vermaand heeft, dat de fchamelheid ook fomtyds door de fprouw bezet word, gelyk §. 978. gezegd is geweest, maar de mond der baarmoeder zit hoger in zwangere vrouwen , dan dat men de fprouw zoude kunnen zien, indien zy daar ook zoude zitten.; nochte het blykt niet klaar, waarom door dezelve als dan de vloeiende afgang zoude te vreezen zyn, daar, indien de mond met de fprouw bezet is in zwangere vrouwen, de reede van deeze vloeiende afgang gemakkelyk word begrepen, buiten dat word een zeer aanmerkelyke plaats (y) gevonden : de zwangere vrouwen pynlyke fprouw vloeijingen hebbende, is het kwaad, de takken allerkwaadst. alwaar men moet aanmerken, dat hier niet van de fprouwachtige mond gehandeld word, gelyk in de vorige , maar hy alleenlyk gezegd heeft fprouwvloeijingen , en welpynlyk. maar te voren is f 978. aangetekend, dat de fprouw der fchamelheid dikwerf zeer pynlyk is. indien men nu gade flaat, dat zodanige prikkeling omtrent de teeldeelen ontfhan zynde, gemakkelyk de pynen der baaring kunnen volgen , door welke de onvoldrage vrucht voor het einde der zwangerheid uit! ^ .. : .ge: ; O) Sect. V. Aphor. 34.. Charter. Tom. IX. pag. 214. 00 Hjppocrat. Oper. Tom. I. pag. 202. . CO Coac. prsiiot. No. 529. Charter. Tom. VIIÏ..pag. 883., , Iii 2.  435-, DE S; P R O U W. §• 991. gefloten word; blykt de reede, waarom Hippocrates deeze zwem fiens der fchamelheid verweezen heeft, dit word noch verder bevestigd, dathy in de zelfde voorzegging als zeer erg. verwezen heeft, indien in dit geval de takken 'er by komen , welke eene parsfing der afgang gewooniyk voortbrengen : doch depynen der baring vertonen zodanige, maar aiterhevigfte parsfing, vooralde laatfte pogingen , door welke de vrucht ter waereld gebragt wordi wanneer dierhalve de teeldeeleu door zodanige brandende zweertiens, en het uiteinde der rechte darm door een -gezwolle tak worden geprikkeld, is-het niet te verwonderen, dat'er een moeilyke afgang ontftaat, waar door de pynen der haaring gemakke* lvk opgewekt worden, en de miskraam voortgebragt word ;■ wel* ke Hippocrates ons vermaand heeft van de parsfing alleen voortgebrast te kunnen worden, zeggende O) : indien een zwangere trouw pars fingen der afgang krygt, veroorzaken dezelve de mis- Uit deeze word te gelyk- het gevoelen, dat de oude Geneesheeren beide de foorten van fprouw gekend hebben, bewysbaarder gemaakt : want de eerfte verzamelde voorkenmsfen, fchynen, te behoren tot de fprouw de mond en de eerfte weegen bezettende • de laatfte tot een ander foort der fprouw , welke niet alleen de mond maar ook andere deelen des lichaams gewoon zyn aan te tasten, en waarlvk zweertjens zyn, gelyk §. 978. gezegd is. ik weet wel duDuretus, welke ik onder de beste verklaarders van Hippocrates agt, die laatfte verzamelde voorkennis anders uitgelegd heeft, en gewild heeft dat fprouwachtige vloeijingen hier het zelfde betekenen, als fprouwachtige monden;./maar my dunkt dat het te voren gezegde genoeg het tegendeel bewysr. buiten dat heeft Duretus (a) aan de takken zodanige naam moeien oeeven, welke nergens-by Hippocrrtes worden gevonden ; dat het te weten hier bloedfpuwing zoude betekenen , door de Cz) Aphor. 17. Sect. VII. Charter. Tom. IX. pag. 304.. Q?) In Coacas Hippocratis pag. 4<54*  pm> ' D'E SFROUW, 437 uitgeëeten longaders voortgebragt; het geene hy tracht te bewy* zen uit zekere voorftelling van Arifloteles > alwaar de tak voor alle foort van bloedvloeijing genomen word. maar het'is klaar genoeg dat de zin van Hippocrates aldus zonder reede ten eenemaal verdraait word, aangezien de in gebruik zynde zin van dit woord7 zo wel over een komt met het geene Hippocrates op deeze plaatsheeft willen te kennen geeven. Waarom-in-verrotte longen enz.- Voornamentlyk wanneer de zieken in 't laatfte beloop van een dodelyke teering door die nachtzweetingen wegvloeien,-gelyk te voren §. 983. aangetekend is; als dan verminderd gewooniyk ook het fpuwen, en dus word die verzwore ftof, ofte wederhouden ofte opgezogen \ynde in het bloed, nu van deszelfs vloeibaarfte gedeelte berooft, als door een laatfte poging der natuur, edoch te vergeefsch, nade oppervlakte der eerfte wegen afgezet: en als dan houden gewooniyk op, of verminderen zeer veel ook die nachtzweetingeiv eer de fprouw uitkomt. Waarom dikte, hitte enz. Te weeten wanneer de zieken of zich in een yskoude lucht begeven , of een inwendig konde drank of gorgelmiddel gebruiken, want dan worde de uiterfte vaten door de koude te zamen getrokken, de fprouwftof in dezelve zittende word op een gedrongen, de fprouwkorften worden meer op een gedrongen, en dus word die affcheidende afzetting der ziekteftof belet; waar door de koorts fchielyk vermeerderd word} waar door de- fchielyker in beweging gebragte vochten de verftopte eindens der vaten meer dringen ; aldus hitte en dikte voortbrengen, en 'er ontftaat dikwerf een fchielyk gevaarlyke ontfteking in de keel, waar door Ketelaar die door het gebruik van koude middelen zeer erge nadelen gezien had , overal waarfchouwd, dat men altyd lauwe middelen moet gebruiken, ja zelfs de (O De Aphthis. pag. 49, &c lii 3  438 BESPROUW. $• 99^99^ de Geneesheeren , leggen pappen op ""de plyfters rondom dea hals, op dat zy alle de bygelegene deelen in een gedurige lauwigheid en flappigheid bewaren. Waarom de ylingen enz. Om dat zy te kennen geeven , dat de levenskrachten beiwyken, en dat de kwaadaartigheid of de hoeveelheid der ziekteftof zo groot is, dat alhoewel zy reeds vooreen gedeelte afgefcheiden, de fprouw voortgebragt heeft ,het overfchot nochtans alle de werkingen van het lichaam noch kan verftoren, en het zelve nu de hersfenvaten begint te bezetten, want op dat de zieke kan herfteld worden, moeten alle die kwade toevallen, welke de fprouw vooraf gaan ophouden , of ten minfte grotelyks verminderen. want de affcbeidingen welke de ziek'e niet affcheiden , zyn gedeeldlyk doodlyk gedeeldlyt móeilyk om te beoordcelcn (ziet §. 741.)- aangezien hier zo veele kwadi tekenen te zamen lopen, blykt het gemakkelyk , dat 'e'B als dan geen moeilyke beoordeling , maar een zekere dood te wagten is. I - 992. T^ierhalve is 't een regel : dat blinkende ^ U witte, dunne, verfpreide, zagte, KgtS* |yk afvallende , weinig wederkomende , oppervlakkige fprouw goed is ; maar in tegendeel zeer witte, doffe, gheele, rosfe, zwarte, digte, dikke, te famen komen, de, harde, vastklevende, gedurig wederkomende, uitcetende, kwaad. 3 Te voren §. 984. is van de onderfcheide wyze, op welke de fprouw gewoon is te ontftaan, gefproken, en de voorzegging is 'daar uit genomen: over de couleur is §.985. gehandelt, en naar i«nate derzelver verfcheidentheid , was insgelyks onderfcheide voorzegging; eindelyk f. 986'. is over die vericheidentheid ge; fpro-  $. 99^ D E SPROÜ W: 439 iproken, welke waargenomen wierd in de affcheiding der fprouw, en hoe de nieuwe weder ontftaat; ende hier uit wierd wederom de onderfcheide uitkomst der fprouw afgeleid, maar hier zyn alle de eigenfchappen by een vergaderd, welke jn de góede op kwade fprouw worden waargenomen, op dat de geneesheer daar uit voorzien en voorzeggen kan , of de gezondheid of de ondergang ftaat te wagten : maar aangezien van deeze alle, en elk in 't byzonder gefproken is, is 'er geene verdere opheldering deezer nodig. 'TG RA»  44o 'T GRAVEEL. $. 993» 'T G R A V E E L. v- 993* T~^at ^e n^eren ^or een waare ontfteking beJLJ' zet worden, weeten wy uit een brandende, ftekende, grote, ontftokene pyn, der plaats alwaar de nieren gelegen zyn; uit een fcherpe, gedurige, verzeilende koorts; uit het weinig water, dikwils en in kleine hoeveelheid geloost, zeer rood en brandende, of in ^de hoogfte graad der kwaal, waterachtig, dofheid van het nabygelegene been; pyn van dejiesfen, en der naastgelegene teelbal , darmpyn j galbraking; gedurige oprusping. De nieren worden by de Grieken tityoi genoemd; en het is by de oude Geneesheeren in gebruik geraakt, de ontfteking der lichaams deelen met de byvoeging der uitgang itis te betekenen (ziet §. 77i.) , gelyk uit de uitleggingen van Galenus klaarlyk blykt Cc), want hy fchryft aldus: bet graveel Is eene ontfteking der nieren met een hevige pyn: en hy voegd 'er het volgende by: fomtyds is .by dezelve gevoegd eene moeilyke waterlozing, met ve* zeiachtige uitwerpingen, of zandachtig, of met een weinig bloed. waarom veele gewild hebben , dat hy ook andere ziektens der nieren onder die zelfde naam verftaan heeft; gelyk noch hedendaags gewoon is te gefchieden, wanneer zy die zeggen door de ontfteking der nieren aangetast te zyn, die zonder ontfteking der nieren met derzelver fteenachtige gefteldheid behebt zyn. intusfchen Cc) No. 282. Charter. Tom. II. pag. 204.  j. m. *T GRAVEEL; 44:' -fchen nochtans blykt het genoeg 11 it de uitlegging van Galenus Eelve, dat hy door de naam van Graveel eigentlyk alleen de ontfteking der nieren verftaan heeft, dewyl hy ons vermaand, dat de overige toevallen dezelve fomtyds maar verzeilen, ja, ook Hippocrates (d), van de aandoeningen der nieren in 't algemeen fpreekende, gebruikt dit woord niet, maar noemd dezelve Uit het hedendaagfche hekendmaakzel der meren, en uit het geene in de befchryving der ontfteking gezegd is, blykt het genoeg, dat de nieren ontftoken kunnen worden, en dat de toevallen, dc ontfteking verzeilende, (over welke men nazie §. 382.) vry fterk moeten zyn , om de nabyheid van het hart , en degrootheid der nier-flagader, welke de nier ingetreden terftond in zeer kleine takken verdeeld word \ en dus zal de indrang van het bloed , de zeer kleine verftopt zynde buisjens , zeer. geweldig zyn. ■ De kentekenen dierhalve, welke leeren, dat deeze ziekte aanwezende is, worden voor eerst genomen uit de brandende, riekende, grote pyn der plaats, alwaar de nieren gelegen zyn: de plaats daar de nieren leggen, word gemakkelyk gevonden: want zy leggen omtrent de lendenen op -drie vingeren breed van de rughftreng, zo dat het bovenfte gedeelte der nieren de derde rib, van onderen af tellende, byna raakt, waar door de pyn dec ontftoke nieren voornamentlyk gevoeld word omtrent het agterfte en zydelingfe gedeelte der buik het geene tusfchen de laatfte ribben en het darmbeen gelegen is. maar de gedurige fcherpe koorts, yerÉeld gewooniyk altyd de ontfteking, voornamentlyk der inwendige deelen van het lichaam; gelyk $. 382. 8. te voren bewezen fep . GO Aphor. 6. Se&VL Charter. Tom. IX. pag. 251. Derde Deel. Kkk  'T GRAVEEL. 5.905. Uit het weinig water enz. Aangezien de nieren gefchikt zyn tot de afzetting van de pis uit het aderlyk bloed , door de nier-flagiiders aangebragt, moet derzelver werking volftrekt door de ontfteking gekwetst worden, want de gezwolle ontftoke vaten drukken de kleindere afzettende vatjens te faröen , en aldus verminderen zy de hoeveelheid van het afgezette vocht: maar aangezien de pis door de fcherpe verzeilende koorts fcherpcr word, zullen de zieken een dikwervige prikkeling gevoelen tot de waterlozing, offchoon 'er weinig in de blaas bevat word. wanneer nu alle de vaten zodanig opgepropt ofte te zamen gedrukt zyn , dat zy het vloeibaarfte gedeelte der fappen alleen maar door kunnen laten , als dan komt de pis dun en waterig te voorfchyn, alhoewel de vochten fterk bewogen worden door de fcherpe koorts, en dus de zouten en oliën van het bloed fcherper worden (ziet §. 10c). zodanige kwade pis word als dan met recht bewezen, voor zo veel het een teken is of oorzaak, als een teken , om dat zy betekend , dat 'er door de geheele zelfftandigheid der nieren een hevige ontfteking is; als oorzaak, om dat al het fcherpe, dat natuurlyker wyze door de pis uit het lichaam moet gedreven worden, wederhouden word, en het affpoelend vocht van het bloed , na de nieren geftierd , van de overige deelen affcheidende , maakt dat de ontftokene dikte in het bloed vermeerderd word. Dofheid van het naby gelegene been enz. Aangezien de nieren eigentlyk niet in de holligheid der buik zitten , maar door de op dezelve leggende penszak bedekt worden , begrypen wy o-enoegzaam , dat door dezelve , door de ontftokene dikte uitgezet, verfcheide naby gelegene deelen kunnen gedrukt en geprikkeld worden: maar aangezien de penszak over de nieren uitgefpannen, ten eenemale belet, dat de buik-ingewanden zo ] » T .r l: ge-  §.993- 'T GRAVEEL. 443 gemakkelyk niet door de opgezWolle nieren kunnen 'gedrukt'worden zal die drukking meer werken, op die deelen naby de nieren gelegen , welke van gelyken onder de penszak gelegen, buiten de holligheid der buik gelegen, Maar de lendefpieren en crrote bloedvaten, en veele zenuwen naar de heup lopende, zyn hier gelegen en de zaatvaten lopen vry naby de nieren waar uit wy eenigermate begrypen waarom de toevallen hier opgenoemd , door de ontfteking der nieren voorgebragt kunnen worden, daar en boven weten wy door de allerzekerfte waarnemingen der oeffenende geneeskunde, dat de toevallen der ziekte fomtyds op fommige plaatfen van het lichaam verfchynen , daar intusfchen derzelver oorzaak in een ver afgelegene plaats zit ; gelyk G 701. breder bewezen is , wanneer over de yhng in de koorts behandeld wierd. het zal dus nuttig voor de Geneesheer zvn zodanige tekenen der aanwezende ziekte te kennen, offchoon hy niet klaar de wyze verftaat, op welke zy voortgebragt worden onderwyl verdiend nochtans aangemerkt te worden, dat deeze toevallen dikwerviger de ontfteking der nieren , door de fteen veroorzaakt, verzeilen , als wel de enkele ontfteking der nieren: want ik heb deeze fomtyds onder handen gehad, zonder dat de zieke over de dofheid van 'tbeen, pyn der hesfen of teelbal klaagden, ja zelfs, wanneer in de fteenachtige nieröntfteking de fteen door de pisleider voortgeduwd word, zyn dikwerf, maar niet altyd, deeze zelfde toevallen aanwezende. Pifo (g), deeze ziekte geleden hebbende, bevestigd, dat hy eene terug trekking der teelbal van dezelve zyde, koude pis, of ten minfte jeuking in het hoofd der roede, en een dikwervige waterlozing, als ook zekere dofheid of beving van het overeenftemmende been, ein- (e) Vide Tabulam XTX. Euftachii. (ƒ) Vide Tabulam XXV. Euftachii. (£) de Morbis a Profluvie Serofa Seft. IV. Cap. II. pag. 301. Kkk a  444 'T GRAVEEL.' fegpg delyk, ook koude der uiterfte deelen. doch hy voegd by het alhier dus aangehaalde : welke toevallen, offchoon niet altyd in alle, ik nochtans altyd in my zeiven ondervonden heb, maar in de ne* derdaling der fteentjens door de pisleider, op welke tyd te weten de zamentrekking der pisleider het grootfte is. indien het beloop der pisleiders ten opzichte der zaatvaten en de affcheiding der vaten van de onderbuik in de tafels van Euftachius word opgemerkt ■{h), zal het gemakkelyk blyken, dat de Iteen door de pisleider afdalende, deeze vaten kan drukken en prikkelen ; als ook het zaad aanbrengend vat, dat van de teelbal, tot de zaadblaasjens opklimt. Door darmpyn enz. Vooral indien de ziektezeer hevig is; want alsdan, de zenuwen geprikkeld zynde welke door alle de buik-ingewanden verfpreid zyn, ontftaan die allerergfte toevallen, o-elyk terftond §. 995. gezegd zal worden, dit is de reeden waarom Galenus , gelyk te voren §. 963. aangetekend is, gezegd heeft, dat het kolyk en de darmpynen moeilyk van de_ontfteking der nieren onderfcheiden worden; maar dit brengt weinig nadeel toe, aangezien zy in 't begin der ziekte de zelfde geneeswyze vereisfchen, gelyk naderhand uit de geneeswyze van 't graveel zal blykem de zelfde moeilykheid heeft Aegineta (i) ook erkend, vooral wanneer deeze ziekte door de fteen der nieren , in hat bekken of de nauwigheid der pisleider bewogen, ontftaat; want als dan volgd 'er fchielyk een hevige prikkeling van alle de zenuwen der buik. maar in de beginnende ontfteking der nieren zyn alle deeze toevallen zeer zelden ten eerften aanwezende; maarzy volgen gewooniyk op, wanneer de ziekte vermeerderd: waar door een brandende ontftokene pyn der plaats alwaar de nieren gelegen Zvn,te gelyk met een moeilyke pislozing, die tekenen geven zul- J ' len3 (70 Tab. XII. Fig. 1. & 3. & Tab. XXV. © Lib. III. Cap. XLV. pag. 46. & 46 verfa.  §. 993- 994- rT GRAVEE L. 445 kn , door welke deeze ziekte van het kolyk en darmpynen zak kunnen onderfcheiden worden: als ook dat de afgang zelden in 't graveel zo hartnekkig verftopt is, maar gemakkelyk voor verzachtende klyfteeren wykt. . Celfus (f{) heeft vry wel de kentekenen der aangedane nieren by een vergaderd: indien de heupen zeer doen , en het geene tusfehtn deeze en hoven de fchamelheid is , en ,er dikzvervige op" ruspingen hy komen, fomtyds galbraking, en de uiterfte deelen koud worden , dikwervige poging tot de waterlozing, maar grote moeilykheid, en dat het geene langs daar uitgezvorpen is , gelyk is aan zvater, of rosch, of wit, maar nochtans met weinig verlichting, de afgang met veel zvinden verzeld is, is het kzvaad allezints in de nieren, (j. 994- T~^ee2e (992-) brengen arlle de algemeene -L* oorzaken aan de ontfteking der nieren toegepast : en dus 1. al het geene de eindens der flagl aders belet door te laten ; wond, kneuzing, verzweering, dikte, langdurige nederlegging, fterke poging van het lichaam, ook een fteentje. 2. al het geene belet dat de pis in het bekken, pisleider, blaas, doorgaat, gelyk diergelyke oorzaken, als terftond opgenoemd zyn, aan deeze deelen toegepast. 3. welke met kracht het dikfte van't bloed in de pisbuizen indringen, als lopen, langdurig en fterk te paard ryden, hitte, poging, bloedrykheid, fcherpe pisdryvende middelen , venynen. 4. kramptrekkende te zamen trekking van alle die vaten, lang verblyvende. i°. Van de algemeene oorzaaken der ontfteking, is §. 375, en volgende gefproken, alwaar ook tevens uitgelegd is, op wat 6Q Lib. II. Cap. VIL pag. 6u- Kkk 3  445. 'T GRAVEEL. %m; wat wyze de wonden en kneuzingen , als ook allerlei foort van diktens , door de naby gelegene deelen te drukken , de ontlasting kunnen voortbrengen Langdurige nederlegging. De legging der nieren is zodanig , dat zy op het "onderfte gedeelte van het middenrift gedeeltelyk leggen, en de vierkante lenden-fpier, en tegen de lende-fpier leggen : hierom door het middenrift bewogen worden, in de ademhaling, en van gelyken door de rugh-fpieren, wanneer den mensch het lichaam beweegt, aldus word fraay verhoed, dat 'er in de nieren niet gemakkelyk iet kan ftilftaan, of te famen groeien , vooral wanneer den mensch daaglyks eene heilzame lichaams-oeffening heeft, maar het tegendeel vind men in die, welke, meer een zittend leven leiden, en daarom word waargenomen, dat zy dikwerviger door nierziektens aangetast worden, hierom getuigt Sydenham dat byna alle die door het voeteuvel aangedaan zyn, tot de fteen in de nieren overhellen (/) , en het zelfde kwaad heeft men waargenomen ta ontftaan, ook 'in die, die te voren nooit door 't graveel aangetast, genoodzaakt wierden lang te leggen, om een been- of dey-breuk, vooral indien zy vet zyn; want alsdan worden de nieren en de pisleiders door de geheele zwaarte der vette buik gadrukt, wanneer zy gedwongen worden , lang op de rugh te leggen. Sterke poging van het lichaam. Want als dan zwellen alle de fpieren van het geheele lichaam ten hoogfte, het geen de Beeldhouwers , wanneer zy Hercules worftelende verbcelden , zo fraay waarnemen, maar een fpier wanneer zy werkende zwelt, word te gelyk bleek f»,'al het bloed uit de aders der fpier gedrukt zynde, en de flagaders aldus te famen gedrukt , op dat zy het roode bloed niet toelaten , maar het vlugfte vocht alleenlyk doorlaten (n). aangezien dierhalve zo- da* (O Traft. de Podagra pag. 600. (»0 H. Boerhaave Inftitut. Medic. §. 401. No. 7. fX) Ibidem, g. 4°6.  $. m: 'T G R A V E E ,E. 447 danige gefteltenis in alle fpieren plaats heeft, wanneer den mensch fterke pogingen doet, zo zal het rode bloed door het uitwendige vel en de ingewanden byna maar alleen bewogen worden , en wel beroofd van zo grote hoeveelheid allerdunst vocht, waar door alle de fpieren zwellen wanneer zy werken; en dus zal het moeilyker door de uiterfte nauwigheden der vaten vloeien als te voren, te gelyk wederhoud den mensch in de uiterfte poging de ingeademde lucht , waar door de aders zwellen , door dien de vrye doorgang van het b'oed uit het rechter hart, door de longen vermindert is; hierdoor kunnen ook de flagaders zich moeilyker in de aders ontlasten , die reeds te vol zyn ; waarom de bloedvaten , vooral die der ingewanden, boven mate uitgezet worden; de zydelingfe takken gedrongen worden, die uit de bloed-ftagaders het dunfte vocht ontfangende, wyder gemaakt worden, en door afdwaling vanplaats de dikkere vochten ontfangen , welke door derzelver uiterfte eindens niet kunnen doorgaan; waar door de verftopping en ontfteking zullen kunnen ontftaan, of ook een fchielyke verbreking der vaten , vooral indien het famenftelfel der vaste deelen zwak is. de bloedfpuwing, bloedftorting uit de neus, fchielyk dodelyke beroerte, zyn zo dikwerf op zodanige hevige pogingen gevolgd , gelyk ontallyke waarnemingen bevestigen, waar uit gemakkelyk verftaan word, waarom het geheele vel in een fterke kracht uitoeffening zo rood word; en waarom de gevaarlykfte ontftekende ziektens ontftaan , by die, die meer dan hunne krachten toelaten, zich tot het worftelen , of eenige andere hevige lichaams-oeffening begeven, indien wy nu opmerken , dat de nieren tegen de fpieren der rugh, als dan zeer fterk zwellende, wanneer het middenrift en de buikfpieren te gelyk werkende, de buik-ingewanden drukken; indien wy buiten dat de wydte der nier-vaten gadeflaan 5 zal het genoeg blyken, hoe groot geweld de nieren lyden, door een fterke infpanning der krachten, vooral indien den mensch het lichaam voor over gebogen een zwaar gewicht tracht op te hef-  448 'T GRAVEE L. $ 994- heffen , en het lichaam op te richten; want als dan oeffienen de rugfpieren een bovenmatige kracht, dus zal dan een fterke poging eene ontfteking der nieren kunnen voortbrengen, voor zo verre de nieren gedrukt zynde, de eindens der flagaderen belet worden; gelyk ook voor zo veel het dikfte van 't bloed in de pisbuizen gejaagd word, die natuurlyker wyze het dunfte alleenlyk doorlaten; en dairom word in de derde Numero van dit Hoofdftuk de poging op nieuw onder de oorzaken van het graveel geteld. Steentje. Voor zo veel het door deszelfs rouwigheid denieren prikkeld en kwetst, of door 't gewicht de naby gelegenevaten drukt, maar over de fteen zal naderhand in een byzonder hoofddeeltje gehandeld worden. ' a°. Op dat 'er een vrye doorgang der fappen door de nieren zy , moeten de afzettende nierpypen, gemeenlyk die Van Belli* manus genoemd, het afgezette vocht vry kunnen uitwerpen, in de takken van het bekken , het bekken, de pisleiders, en de blaas : dierhalve het minfte beletfel dat aan deeze uitwerping ontftaat \ zal de ontfteking der nieren kunnen volgen; zo veel te rasfcher, hoe dit beletfel digter by de nieren zal zitten, want boven deeze plaats alwaar het beletfel is, word alles door de afgezette en niet uitgeworpe pis uitgezet; waar door de te famendrukking der tegen gelegene vaten, en dikwerf een wonderlyke wyderwording der nier zelve: welke gevallen by Ruysch (0) gevonden worden. Alhoewel de afzettende nïer-pypen natuurlyker wyze alleenlyk het waterige gedeelte van het bloed doorlaten , te gelyk met dat geene, dat in 't water kan ontbonden worden , nochtans 'leeren de waarnemingen der oeffenende Geneeskunde, dat zy in fommige menfchen zodanig wyder gemaakt worden , dat zy ook :de dikke deelen toelaten, ik ken 'er veele , die, lang opeen wagen rydende, bloed met pis wateren, zonder pyn, ofte het min- O) Obfervat. Anatom. Chirurg. XV. pag. 15. ckXCIX.pag.92»  j. 994. 'T GRAVEEL7 44 LH 3  454 'T GRAVEEL. §. 904, maar zo haast als, door de nedervalling der fteen, in de blaas, die allerbevigfte pynen gefti'd wierden, kwam 'er naar weinige uuren een overvloedige pis te voorfchyn. de fteen, naar eenige dagen met de pis uitgejaagd, was wel rouw, maar zo klein,dat het nauwlyks geloofbaar fcheen, dat de pisleider door zodanig fteentje heeft kunnen verftopt worden : nochte 'er bleek geene andere reede, waarom de afzetting der pis niet door de anderenier had kunnen gefchieden, ten zy zulks aan de kramptrekkende te famentrekking der niervaten door de allerfcherpfte pyn, toegefchreven wierd. ik beken wel, dat men achterdenken kan hebben , dat de andere nier door voorafgegane ziektens, reeds ontrust geworden is, of de pisleider door een grote fteen, daar lang gezeten hebbende, geheel verftopt; edoch ik heb zodanige onderdrukking der pis gezien in zieken , in welke geene tekenen geleerd hadden, dat zodanig kwaad in de andere nier was. maar de volgende waarneming der oeffenende Geneeskunde , welke ik aan de vermaarde Geneesheer Paulus de Wind, tot Middelburg in Zeeland de Geneeskunde, met de grootfte roem oeffenende, als ook niet minder vermaard door zyne behendigheid in de zwaarfte Chirurgicale Operatien, verfchuldigd ben, zal zo ik geloof,het reeds gezegde verder bevestigen, een vrouw, naar een gelukkige bevalling , de kraamzuivenngen zeer wel vloeiende, kreeg eene verftopping in de pis. maar 'er was geene de minfte parsfing tot het wateren, nochte de blaas was gezwollen : zy gevoelde alleenlyk een ligte pyn in de linker zyde der buik. naar verfcheide middelen te vergeefsch beproeft te hebben, wierd de' vyfde dag der ziekte , de catheter in de blaas gebragt, zonder eenige pislozing, de volgende dag ontftond een byna gedurige braking, en alhoewel de kraamzuivenngen voortvloeiden, en 'er geen koorts aanwezende was, ftierf zy de elfde dag naar de bevalling; en gedurende die geheele tyd, had zy alleenlyk maar tweemaal eenige weinige druppels pis geloost. het lyk geopend zynde, is 'er niet het  §• 994-995- 'T GRAVEEL. 455 het minfte gebrek gevonden in de baarmoeder, blaas, pisleiders, als ook niet in de buik-ingewanden ; maar beide de nieren vertoonden zich ontftoken, maar waren nochtans niet buiten natuurlyk gezwollen, in de linker nier wierd een rouw fleentje, ter grootte van een erwt gevonden, het is zeer waarfchynlyk, dat door die laatfte pogingen der baring dit rouwe fteentje zeer fterk in de nier is ingedrukt, waarom door de kramptrekkende te zamentrekking de vaten der beide nieren zo toegetrok-ken zyn geweest, dat alle afzetting der pis tot de dood tóe belet wierd. §• 99 S- Jndien een zeer hevige ontfteking deeze va1 ten bezet, worden zy dikwerf zodanig toegetrokken , dat 'er geene pislozing in 't minfte voorkomt: fomtyds zeer weinig, doorfchynend, dun, waterig, het geene het ergfte is. de aangehegte zenuwen dikwerf geprikkeld zynde, als ook de naby gelegene, veroorzaakt pynen en ftuiptrekkingen doör de maagh, darmfcheil 3 darmen, pisleiders; waar door opruspingen , walging , braking, buiklopen, lankeuvel, opgehoude water, dofheid der beenen. derzelver onbeweeg'lykheid, hitte der lendenen. §. 993. is reeds gezegd , dat de grote vaten, met ondoorgank'lyk bloed vervuld, zodanig kunnen zwellen, dat zy de nabygelegene kleine drukken, en alle afzetting der pis beletten : ofte indien 'er noch iets door de kleine vaten doorgedrukt word, zo 'is het zelve waterachtig en dun, en de zo fcherpe zouten en oliën van het bloed, welke door de pis natuurlyker wyze moeten afgefpoeld worden, worden wederhouden, en dus worden in 't kort de allertederfte vatjens van het lichaam vernietigd, en de dood volgd ; byiia altyd met voorafgaande tekenen , dat de hersfens aangedaan zyn ; door de yling , flaperigheid, ftüip- trek-.  456. 'T GRAVEEL. Vol¬ trekkingen, waarom Aretceus (x) niest meer gevreest heeft in de fcherpe nier-ziektens, als de wederhouding der pis, en heeft gezegd, dat die geene,-die in 't geheel niets uitlozen, het fchielykfte fterven, en hy tekend aan , dat de bevingen , ftuiptrekkingen, de wederhouding der pis door deeze oorzaak volgen; als ook de afgebroke flaap, en met fchrik uit dezelve te ontwaken; yling, diepe flaperigheid, worden aldaar onder de toevallen deezer ziekte opgenoemd. Hildanus{ z), bedroefde zich ten uiterfte, dat zyn eerstgebore zoon, zeven jaren oud, aldus is geftorven: want hy wierd aangetast door pyn in de lendenen met koorts, en opftopping der pis, en , offchoon veele vermaarde Geneesheeren alle hulp in 't werk fielden, ftierf hy de zevende dag: maar in het lyk wierd een zeergrote ontfteking der nieren en der nabygelegene deelen, reeds heetvurige geworden, gevonden. De aangehegte zenuwen dikwerf geprikkeld zynde enz. §. 993. is reeds aangetekend, dat door de ontftokene nieren fomtyds verfcheide toevallen worden voortgebragt in andere deelen des lichaams, offchoon de oorzaak van het kwaad alleen in de nieren zit, en dat daar door de kennis deezer ziekte dikwerf verftoord word, aangezien zo veele andere deelen in hunne werkingen gekwetst worden. . Dit blykt nooit klaarder, dan als wanneer de fteen uit de nier door de pisleider in de blaas overgaat, en door deszelfs grootte of rouwheid in deeze doorgang die deelen prikkeld. want de toevallen hier opgenoemd, worden als dan byna alle waargenomen, en bedriegen fomtyds ook in de geneeskundegeoeffendemannen, indien de zieke door het fteenachtig graveel eerst is aangetast geweest, doch de dwaling in de kennis, brengt hier zelden eenige fehade toe, aangezien door de tegenvuurige geneeswyze, en door zeer verzachtende middelen te drinken, of door klyfteeren ingefpoten, voor die het graveel hebben, zo wel als die het lankeuvel hebben, voordelig zyn, gelyk reeds te voren gezegd is. in- tus- O) de Caufis & Signis Morbor. Acut. Lib. II. Cap. IX. pag. 22. De LithotomiaVeficas Cap. XXV. pag. 749.  $. 99£ *T GRAVEEL. <Ü7 tusfchen nochtans ;zal een voorzichtig Geneesheer deeze moeïlykheid kennende, niet vermetel het foort der ziekte opnoemen; vooral indien hy oplet, dat de ziektens der darmen , du aangehegte zenuwen, als ook de naburige geprikkeld zynde, zomtyds met zodanige toevallen verzeld zyn , welke fchynen te leeren , ■dat het kwaad in de nieren of de blaas verholen zit. dit heeft Aretceus gewaarfch-mwd (s), alwaar hy over het colyk handeld. want hy zegd : indien in 't colyk de nier en de blaas deel neemen in deeze pyn, otujlaat de opftopping der pis. zy krygen het een, het ander vertonende, maar het wonderwerk is in deeze te groter, dat in de-teelballen en de opfchortende fpieren een onverwachte pyn ontftaat. veel Geneesheeren is deeze mededeling der ziekte onbekend ; dewyl zy fomtyds ook de opfchortende fpieren uitgefneden hebben , van gedagte zynde , dat zy de eigenllyke oorzaak der ■ziekte in zich begrepen, waaromtrent andere tekenen by deeze ontftaan als zy anderzints te kennen geeven. ja fomtyds volgd het lankeuvel naar toevallen, welke leeren dat de nieren of de blaas aangedaan zyn , en dat wel dood'lyk , gelyk Hippocrates (a) fchynt te kennen te geeven , zeggende : die door de opftopping der pis een kronkel in de darm krygen, fterven in zeven dagen, ten zy de koorts ontftaan zynde, overvloedige pis uitvloeit, in de verklaring over deeze korte '(telling gefchreven, fchynt Galenus te twyffelen, of die wel echt is, en of Hippocrates, of iemand anders wel immer zodanig geval waargenomen heeft, ik kan op myn eer verzekeren, dat ik zodanig geval gezien heb, dat tot in 't minde toe aan deeze korte delling beantwoorde, alwaar de zieke door de opftopping der pis aangetast, daar naar door de kronkel in de darm aangedaan, door de zich verheffende koorts, welke te voren nauwlyks aanwezende was, overvloedig pis geloosd heeft, en genezen is. ik geloof genoegzaam dat dit nochtans (z) De Caufis & Signis Morbor. Dinturn. Lib. II. Cap. VIII- V%f Aphor. 44. Secl- VI. Charter. Tom. IX. pag. 270*. & Coac. Pramot. No. 475- Ibidem. Tom. VIII. pag. 879* Derde Deel. Mmm  3T GRAVEEL, §.995. tans zelden gefchied , aangezien ik dit in een taïryke oeffeninjr, der Geneeskunde, gedurende vyf- en- twintig jaaren, maar eens gezien heb. maar Hippocrates (b) fchynt op een andere plaats erkend te hebben, dat uit diergelyke toevallen een tw) ffelaehti. ge kennis volgd, dewyl hy zegt: de op/iopping der pis en zwaarte m 't benedenfte der buik, betekendmeestentyd een. toekomende opftopping van het water, maar anderzints, een andere ziekte zvaar door de zieke gewooniyk voord aangetast, waar uit blykt' dat 'ër een grote voorzorg vereischt word om het graveel varl andere kwalen te onderfcheiden. ook word een wonderlyke waarneming by Jacotius gelezen (c), alwaar in het hart en de borst de oorzaak der ziekte gevonden wierd , te gelyk met de toevallen van 't graveel, want hy fchryft aldus: en zeker zvy hebben in een Geneesheer van Arles 4 een moeilykheid der pis met een allergrootfte pyn der nieren, en roode zantjens gezien, in welkers ontlede lyk de nieren in hun geheel zyn gevonden s maar dezvaterzucht in de borst, en een aan een gegroeide fteen in 't hart. voorwaar 'er worden zekerlyk veele andere dingen in 't menfchelyk lichaam waargenomen , welke leeren, dat fommige deelen getergd zynde , 'er zeer hevige bewegingen ontftaan in andere, door welke 'dit tergende of bezwarende weggenomen zoude kunnen worden., wanneer in 't baaren de mond der baarmoeder door de opzwellende waters, of het hoofd van 't kind begint uitgezet te worden ontftaan 'er pynen in de lendenen, een hevige kramptrekking der buikfpieren , meer en meer vermeerdert, naar mate de mond der baarmoeder zich opend. eindelyk ontftaan 'er in de laatfte poging der baaring allerhevigfte pynen , en zo fterke te famentrekking der buikfpieren en van het middenrift, dat de vrucht uitgedrukt word, de aanëenhechting der beenderen van het bekken fomtyds ontbonden zynde. maar op dat men niet gelove, dat de vrucht in O) Coac. pramot. No. 591. Ibidem. Tom.. VIII. pag. 887. 00 Coac. prasfag. Hippocr. cum Comment. Hollerii & Tacotii pag. 824,. J  $. 995- 996- 'T GRAVEEL. 459. in de baarmoeder zittende, door de beweging van zyne lidmaten de naby gelegene deelen prikkeld, en dat daar door zeer hevige kramptrekkingen ontftaan , en niet door de prikkeling van de mond der baarmoeder^ moet men in acht nemen, dat een ervare vroedvrouw de mond der baarmoeder rakende, aldaar het eerfte teken gewaar word der pyn, aanftonds zullende volgen, en dat naar de baaring door de brokjens bloed door de mond der baarmoeder zullende gaan , de zelfde pynen vernieuwt worden, maar hier over zal naderhand in 't Hoofdftuk van de ziektens der kinderbaring breder gehandeld worden, ik heb daarom de pynen der kinderbaring tot een voorbeeld'aangehaald, op dat het zoude leeren, dat deeze zenuwachtige deelen getergd zynde, de pynen en kramptrekkingen door. de naby gelegene deelen voortgezet worden ; en om dat Hippocrates (d) de zo fcherpe pynen van het graveel, daarom fomtyds met de pynen der baaring vergeleken heeft, want van de nierziektens handelende, fchryft hy hetzelfde : zvanneer de pynen het week der zyden en der onderbuik drukken , en de lendenen, en de lende-fpieren, lyd hy diergelyke pynen, als een vrouw door de pynen der baaring aangetast, van gelyken ook Aretceus (c) van het fteenachtig graveel handelende gebruikt het zelfde woord «ft/rap, op dat hy die allerhevigfte parsfing der pislozing, welke in die zieken word waargenomen, zoude betekenen. §• 99&- TTet word genezen door de goedheid der JlJ. natuur en der ziekte: i°. door de ontbinding. 2ff. door overvloedige rosfe, dikke pis, door een achtervolgende vloed geloost, yoor de zevende dag der 00 de Internis Affedionibus Cap. XVIII. Charter. Tom. VII. pag. 65 u 00 de Caufis & Signis Morb- dinturn. Cap. III. pag. 53. Mmm. %  46o 'T G R A V E E L.' §, 996*, der ziekte, of ten hoogfte de veertiende. 30. door de takken , in 't begin der ziekte ruim vloeiende.. Het graveel word in de genezing aangemerkt als een ontftekende ziekte, zonder eenig onderfcheid te maken omtrent de afgelegene oorzaken, want of de ontfteking der nieren door de fteen, of door andere oorzaken §. 994. opgeteld, ontftaan is, is de genezing eventwel het zelfde, gelyk §. 1000. zal gezegd worden. Maar in andere ontftekende ziektens, te voren verhandelt, heeft gebleken, dat de genezing tweederlei is, te weten, alleen door behulp der natuur, of dcor de kunst; dat ook hier plaats heeft , en daarom zal in het volgende Hoofdftuk over de genezing deezer ziekte, door de kunst, gehandeld worden ; maar in dit, zullen wy in overweging nemen, op wat wyze de natuur, zonder veel behulp der kunst, deeze ziekte geneest, buiten dat heeft het §. 886. gebleken, dat de genezing,, welke door de natuur gefchied, tweederlei is; want ofte de ziektens worden als dan genezen door eene heilzame ontbinding, ofte door koking en uitwerping der ziekteftof. maar op dat deeze genezing door behulp der natuur alleen gefchiede, moet zy ook geheel zyn, en de ziekte niet zo zwaar, welke beide uit de ligtheid der toevallen van de ziekte zullen gekend kunnen worden, want hoe meer werkingen gekwetst zyn, en hoe zwaarder, zo te minder is de welgefteldheid der natuur, en de ziekte erger, en in't tegendeel.. t°. Te voren in de befchryving der longontfteking §. 830. 1.,. en van het zydewée 887. is gezegd, wat de ontbinding is van de ontftekende ziekte, en. wat 'er vereischt word, dat men dit kan hopen. 20. Dit is die genezing, welke wel door behulp der natuur gefchied, maar nochtans niet door enkele ontbinding, maar door koking en uitwerping der ziekteftof,. waar van te voren in da ont«-  §.99^- 'T GRAVEEL 46* ontftekende ziektens reeds eenige malen gefproken is. maar het beeft als doe tevens gebleken , dat de ziekteftof vry dikwils in de ziektens ontbonden en beweegbaar geworden, met de pis uitgaat, maar wanneer de ziekte in de nieren zelve zit , blykt het gemakkelyk, dat de allergemakkelykfte en allernatuurlykfte weg voor de ontbonde ziekteftof is, door de pisleiders in de blaas : want zo dra de ontftekende ftof in de nierpypen opgepropt zittende ontbonden word, word zy bekwaam dat zy door derzelveruiterftens voortgejaagd worden ; en in het bekken nedervalle. daarom heeft Hippocrates ons vermaand y dat men in de pyn der nieren of van de fteen, of der dikke pis, de waterlozing afwagten, zeggende (ƒ): een fchielyke pyn der nieren, met verjlopping der pis, betekend een lozing van fteentjens of dikke pis. en Aëtius (g) over de ontfteking der nieren handelende, zegd : wanneer de ontfteking gek okt is, komt de pis by deeze in grote hoeveelheid en dik te voorfchyn, en in jvmmige is het geene naar onder zinkt goed, en deeze oor deelen en fcheiden de ziekte het best: maar een waterige pis, en zuiver en doorfchynende , duiden aan dat de ziekte niet wel afgefcheiden word. alwaar men moet aanmerken , dat Aëtius die pis geprezen, welke een goed grondzetzel heeft; het geene in de andere ontftekende ziektens 830. 888. 923. van gelyken opgetekend is geweest, edoch in het ontftokene graveel , is ook die pis goed, welk dik geloosd word, offchoon 'er niets na onder zinkt, of een ongelyk grondzetzel en verdeeld heeft;, die in andere agterdenken zoude baren, de reede is deeze:. om dat de ziekteftof in andere fcherpe ziektens ontbonden en beweegbaar gemaakt, door de longen moet doorgaan, met het bloed ver? CO Coac. Pramot. No. 589. Charter. Tom. VIII. pag. 88z. C&) Cermon.XI. Cap. XVI. pag. 270. Mnrm 3,  >0% 5 T GRAVEEL. § 996. vermengd worden, en met het zelve door de vaten worden bewogen, eer zy tot de nieren komen kan ; nochte zy gaat nier ten eerften in haar geheel door deeze weg uit, en word dus door een herhaalde werking der long en der vaten meer ten onder gebragt, en gelyk gemaakt, en word dus bekwaam, dat zy een overvloedig en effen grondzetzel maake. maar in de nieren kan deeze zelfde ziekteftof, maar beginnende ontbonden te worden, en noch ongekookt, fchielyk met de pis uitgaan , nochte zy heeft nodig, dat zy met het bloed vermengd worde, eer zy uitgaat, dus heb ik in de nieröntfting met het eerfte gevolg, een dikke, duiftere pis zien lozen , gelyk aan flappe koffy ; welke pis in andere ziektens van zo goed voorteken niet zoude zyn. maar Hippocrates na dat hy veel over de pis gefproken had, als een teken zynde , uit welk de voorzegging in de ziektens konde afgeleid worden , heeft zeer wel het volgende gewaarfchouwt: maar dat het u niet bedriege, indien de blaas door eenige ziekte aangetast, zodanige pis loost; want dit is geen teken voor het geheele lichaam, maar van de blaas zelve alleen, doch het blykt genoeg, dat de zelfde vermaning van gelyken plaats heeft in de nier-ziektens , van welke door een onmiddelyke weg de pis in de blaas komt. waarom Galenus (i) deeze voorftelling van Hippocrates uitleggende, deeze vermaning ook tot de aandoeningen der nieren uitftrekt. Maar op dat de genezing volkome zy, en niet in een andere ziekte overga, moet voor de zevende dag zodanige pis geloosd worden , om dat anders met reede de aanftaande verettering te vreezen is, gelyk §. icoi. gezegd zal worden, dk zelfde is ook in de longontfteking §. 830 ; en in de andere ont- (70 In Prognoftic. Charter. Tom. VIII. pag. 657* (0 Ibidem, pag. 638.  $96. 'T GRAVEEL. 463 .ontftekende ziektens aangetekend, maar wanneer de hevigheid der ziekte verminderd is , en de langzame ziekteftof ontbonden word, als dan heeft men waargenomen, dat diergelyke pis ook naar de zevende dag, op een andere fcheidag ook voordelig is geweest; maar naar de veertiende dag is de verettering, of de knoestachtige verharding der onftokene nieren eerder te vreezen, als de genezing door de uitwerping der ziekteftof, aangezien zo lange tusfehentyd genoeg te kennen geeft, dat zy moeilyk ontbonden en beweegbaar kan gemaakt worden. 3°. Deeze ruim vloeiende, word de hoeveelheid en'het geweld van het bloed van de nieren afgeleid, want de tegenftand tegen het bloed, dat door de buik-ingewanden bewogen word, word verminderd, en dus zal het door de maaghs-flagader en beide de darm-fcheiivaten in grotere hoeveelheid doorgaan, en dus zullen de nieren minder gedrukt worden, waarom 'er in de voorftelling vermaand word, dat de takken als dan vooral voor.delig zyn, wanneer zy in 't begin der ziekte vloeien, waarom zy zo zeer voordelig niet fchynen te zyn, voor zo verre zy de ziekteftof ontlasten, maar eerder voor zo veel den' indrang van het bloed in de verftopte niervaten verminderd zynde , de verftoppende ftof met zo groot geweld niet gedreven word in de nauwigheden der grote vaten , en kan dierhalve naderhand gemakkelyker ontbonden worden, wy hebben te voren §. 779. gezien, dat de takken nuttig zyn in de razende koorts, gelyk ook in 't zydewe'e §. 888. 1. en Hippocrates (k) vermaand ons , dat dezelve voordelig zyn in 't graveel; als op de zwaarmoedigheid en 't graveel de takken volgen, is het goed. en Galenus (/) getuigd , dat hy waargenomen heeft, dat de gewone ontlasting door de takken ontydig tegengehouden zynde, fommige door 't graveel zyn aangetast geweest. Op 00 Aphor. XI. Sect. VI. Charter. Tom. IX. pag. 254, (7) Comment. 3. in lib. Hippocrt. de Alimentó. Charter. Tom. VII pag. 27r.  4^4 'T GRAVEE L. §. 996.997. Op wat wyze deeze heilzame pogingen der natuur, om de ziekte te genezen, voortgezet moet worden, en welke genees-mictdelen als dan nodig zyn, is §. 889., alwaar over het zydewe'e, door diergelyke ontlastingen genezen, gehandeld wierd. §, 997. "\V7Gr^ genezen , wanneer het in de ftaat W 'der ontfteking door zyne tekenen gekend word (993. 99?J: 1. door algemeene geneesmiddelen , bekwaam om alle ontfteking te genezen, aderlating, afleiding, verdunning, 2. zagte, verzagtende tegenvuurige afkookfels, in grote hoeveelheid ingenomen. 3. klyfteeren, ftovingen, badingen, uit dezelfde beftaande. 4, door vochtig, zagt voedzel, rust, vermyding van een warm bed, maar vooral legging op de rugh. Wanneer de ziekte zwaarder is, nochte die ontlastingen ver-'* ■fchynen, door welke de waarneming geleerd heeft, dat deeze ziekte fomtyds genezen word, als dan moet men door de kunst te hulp komen. i°. Van deeze geneesmiddelen is in de genezing der ontfteking, en in de ontftekende ziektens, te voren verhandeld, is reeds meer dan eens gefproken. want men moet ten hoogfte zorg dragen voor de uitgang der ontfteking in de verettering in deeze ziekte, zo wel als in de ontfteking der andere ingewanden, men zoude moog'lyk geloven, dat in 't graveel minder gevaar van1 verettering is, om dat de ontftane verzweering in de nieren brekende, de etter door de pisleiders in de blaas nedervallen, en aldus met de pis zoude kunnen uitgaan, maar het zal een weinig daar naar blyken, dat de weg om de etter te ontlasten wel gemakkelyk en kort genoeg is in de nieren , maar nochtans de zweer, in de nieren ontftaan^ zeer moeilyk genezen ) Medicin. Ration.&Syftemat. Tom. IV. part.r, Sed.2» Ca»* VIII. pag. 565. - Derde Deel; Nnn  46-6- 'T -GRAVEEL; §.99T- of verharde drek fomtyds uitgezet, aldus de naby gelegene nier drukt, het zal dus voordelig zyn , indien de kronkeldarm ledig is. maar van het gebruik der badingen en ftovingen, voor zo verre die door te ontbinden, te ontfpannen enz. werken, is in het zydewée §.889. 2. en §.890. 2. gefproken, en worden van Hippocrates (q) aangeprezen in de nierziektens. Celfus (r) heeft dit alles fraay by een vergadert; hy fchryft dus: de zieke moet rus* ten, zagtjens leggen, de afgang ontbinden, indien dezelve anderzints niet gehoorzaamt, ook zuiveren, dikwerf in warm zuater neder zitten, geen koude drank drinken van alle fcherp, zout, zuur, fruit'zich onthouden ; veel drinken, het is wel waar, dat hy daar naar peper, parei, fpalken aanbeveeld , op dat de pis door deeze afgezet worde, maar de zamenftelling der redenvoering leerd genoeg, dat deeze geen plaats hebben in 't begin der ziekte , wanneer de ontftekende ftof noch ongekookt is , maar wanneer deeze nu ten onder gebragt is, en beweegbaar gemaakt. 40. ?Er is reeds meer dan eens gefproken van de levenswyze in de'fcherpe ziektens, als ook van de noodzaaklyke rust. maar hier komen de allerverzachtenfte middelen te pas , om dat het fcherpe met het bloed vermengd , voor een groot gedeelte gewoon is door de pis uit te gaan; en dus zouden de ontftokene nieren door de fcherpe pis geprikkeld worden, waarom Aëtius [s) wanneer hy gebied in deeze ziekte zich dé eerfte dag van fpys te onthouden, te gelyk vermaand, dat het voedzel niet tot na veele dagen moet uitgèfteld worden: want de pis zuiverder en fchërper gevjorden door de onthouding van fpys, veroorzaakt de allerhevigfte byting : en dus moet men het lichaam voeden in den begione door dunne dranken , de bytingen verzachtende , en door warm water. Maar (?) De Internis Affect-ion. Cap. XVII. & XVIII. Charter. Tom* VII. pag. 650. 651' (>•) Lib. IV. Cap. X. pag. 217. (O Serm. XI. Cap, XVI, pag. a67. 268* £ - * t l  §. 997- 993. 'T GRAVEEL. 407 Maar hoe grote hulp de zieken verkrygen in de genezing der ontftekende ziektens, wanneer zy fomtyds uit het bedde opilaan, heeft Sydenham (t) geleerd, ons vermanende, dat de aderlating, en de meest verkoelende middelen, te vergeefsch in 't werk gefteld worden om de hitte der koorts te matigen, indien de zieke door eene gedurige warmte van het bedde verwarmd word. maar de warmte van het bedde zal noch nadeliger zyn aan de ontfte- king der nieren, om dat de rugh van een mensch die in 't bedde legt warmer is als het overige lichaam, dewyl deeze deelen door het gewicht van het lichaam gedrukt worden; vooral het meest wanneer zy geheel op den rugh leggen, want als dan worden de nieren door de zwaarte der opleggende ingewanden gedrukt, de oude Geneesheeren hebben ftovingen uit de allerzagtfte geneesmiddelen bereid, aangeraden warm op de plaats der nieren te leggen (V) ; maar zy hebben tevens vermaand zeer warme te vermyden, vrezende, dat door de verzweering der nieren zoude ontftaan , van gelyken hebben zy ook koude verweezen , welke de ontfteking in een knoestachtige verharding zoude kunnen doen overgaan, edoch dewyl alle uiterftens overal te vluchten , ons door de voorzichtigheid word voorgefchreven, hebben zy vermaant, dit voornamentlyk in de genezing der ontfteking van de nieren, waar te nemen. (j. 998. Tndien al te hevige toevallen van pyn of ftuipJL trekking dringen, zyn opiaat middelen voordelig. Hoé <0 SecTr. III. Cap. III, pag. 205V 00 Trallianus Lib. IX. Cap. V. pag. 543, iEgitieta Lib» IIL Cap. XLV. pag. 46. verfa» Nnn a  4t$ff *T GR AVE E L, £• 99&- 99» Hoe grote kwalen fomtyds ontftaan door de geprikkelde aangehechte en naby gelegene zenuwen in 't graveel kunnen ontftaan , is §. 995. gezegd, ja deeze toevallen zyn fomtyds zo wreed, dat zy het geduld der zieke te boven gaan , en ten hoogfte de krachten ter nederflaan ; ja zelfs nieuwe, kwalen voortbrengen , vooral in 't. fteen-graveel. maar dewyl de oorsaak deezer. kwalen dikwils-zo fchielyk niet kan weggenomen worden , is 'er niets overig, als het gevoel der allerlcherpfté pyn in fiaap te wiegen; waar door die wreede toevallen zwygen., de kramptrekkingen der darmen en.van de maagh, de al te grote toetrekking der ontftokene vaten ontfpannen , de krachten der zieke door een zachte, rust herftekf worden , en de geneeswyze gelukkiglyfc- volgd.. ik heb over dit gebruik der opiaten breeder te voren §. 202. 229. gehandeld, maar. toen is tevens vermaant geweest, dat deeze geneesmiddelen alleen maar het gevoel der pyn wegneemt, maar niet altyd de oorzaak dér pyn;. en dat men dus met alle vlyt moet voortgaan in 't gebruik van die geneesmiddelen, welke bekwaam zyn de oorzaak der ziekte weg" te jagen, doch de voorzichtige Geneesheeren gebruiken zelden de opiaten, ten zy eerst in dé fcherpe ontftekende ziektens door de aderlating en andere bekwame geneesmiddelen de hevigheid der ontfteking verminderd is. dus heeft Aègineta O) voor deeze ziekte papaver in de klyfteerén aanbevolen. Aëtius (x) eventwel pryst het inwendig gebruik 'van , papaver en opium om de pynen te verlichten. y- 999- l\/ïaar de te Srote brakm£' toeval der ziekte, iVl kan men voordelig helpen door dikwerf lauwe honigachtige dranken in te nemen. §. 642.»- tw) ibidem*. Serm. XI, Cap. XVI, pag. 268.  $-999.1000. TT GRAVEEL. 46> $. 652., alwaar over de braking gehandeld wierd, heeft gebleken, dat in alle braking een ftuiptrekkende en fterke te zamentrekking van het middenrift en de buikfpieren , aanwezende is, en dat door deeze kracht hevige uitjaging gefchiede van het geene in de maagh bevat is. doch uit de legging der nieren blykt het, dat die ten tyde der braking fterk moeten gefchokt worden, en men nu in aanmerking neemt, dat door de werking zelve der braking, de beweging van het bloed door de vaten veel verhaast word en tevens de ontftokene nieren rotiw'lyk bewogen worden, blykt het genoegzaam, dat de braking eerder nadeel dan voordeel doet aan de ontfteking der nieren, maar wanneer 't graveel ontftaat door de fteen in de nauwigheid van het nierbekker , of m de pisleider gejaagd, als dan kan de braking voordelig zyn , voor zo verre de fteen door deeze fchokken na de blaas voortgezet zal worden , vooral indien de wegen ontfpannen en glad gemaakt worden door tevens zeer verzachtende afkookzels, amandel olie enz te gebruiken, in zodanig geval zal het voordelig zYn dikwerf lauw water met honig te drinken, op dat de zieken gemakkelyker en met minder benauwdheid braken, want het is bekend, dat 'er niets zo lastig is, dan als de braaklust, gedurende dat de maagh ledig is , voortduurt, men zie ook na , het geene m de verklaringen §. 654. gevonden word. over de tekenen van de fteen in de nieren, zal naderhand t 1422. gefproken worden,. * ö (j. 1000. J7n op deeze eenige wyze, word 't graveel -. . .. _ ^ door de fteen in de nieren of de pisleiders mgeftoten, veilig genezen. hJm ^?in d(\nier<:n aanè'en ^groeit, is een machteloos licnaam., dat door derzelver gewicht en rouwe gedaante de gevoe- Nnn 3 pjr.  47o 'T GRAVEEL. §.1000. lykc deelen welke het aanraakt, kan prikkelen en ontfteken. het heeft door veele waarnemingen gebleken , dat in de lyken der menfchen fteenen gevonden zyn, ook vry groot, maar glad, die men nooit gedagt had dat door die ziekte aangetast waren, maar wanneer zy door de rouwigheid van haar maakfel de deelen kwetst, of in de nauwigheid der pisleiders wederhouden word, als dan worden de plaatfen ontftoken , in.welke zy zit, en alle de kwalen, welke §. 993. 995. opgenoemd worden, ontftaan. de ontftokene plaatfen zwellen als dan, en worden zo veel te ft erker tegen de fteen gedrukt, hoe meer de ontfteking vermeerdert, dit heeft Aretceus (y) zeer wel aangemerkt, wanneer hy in de genezing van de fteen in de nieren, de aderlating aanbeveelt, want hy zegt : de ontfteking houd alles aaneen gebonden,- maar de ontlasting is de ontbinding der ontfteking. daar naar pryst hy die, welke verzagten, en gladmaaken, inwendig en uitwendig gebruikt, want deeze manier is alleen veilig, door welke de ontfteking der deelen, door de fteen gedrukt, of gekwetst, voorgekomen kan worden; of weggenomen, indien zy ontftaan is, en te gelyk de wegen ontfpannen worden, door welke de fteen uit de nieren na de blaas moet gaan. maar al het geene, dat §. 997. aangeprezen is, doet deeze uitwerking, en zyn dus zeer nuttig tot de genezing van 't graveel, door de fteen ontftaan; het geene ook naderhand, alwaar over de fteen in een byzonder Hoofddeel , verder zal bevestigt worden, alwaar ook te gelyk van de fteen brekende middelen zal gefproken worden, maar veele zyn van gevoelen, als of fcherpe pisdryvende middelen goed zoude zyn, om de fteen voort te zetten, door de pisleidersin de blaas, voor zo ver de fteen door de overvloedige pislozing voort zou- (j) De Curat» Morbor. Acutor. Lib. II. Cap, III. pag. 130»  .5.1000:1001. 'T G Pv A V E EL. A?l zoude gejaagd worden, maar de pis door ontallvke door allerdunne en ontallyke nierpypjens afgezet, drupt allengskcns in het bekken en de pisleiders, nochte deeze afzetting door zeer fcherpe pisdryvende middelen ook vermeerdert, zal ooit kunnen uitwerken , dat de beweging der pis verhaast zynde, met geweld de fteen voortftoot. edoch deeze zyn nadelig, om (fat zy door een fcherpe prikkeling de koorts , medgezelliu der ontfteking; vermeerderen, en de pis fcherper maken; waar door deeze pyndoende plaatfen meer getergd worden, en alle de kwalen vermeerdert, allenig zyn hier dan zagte, waterachtige, verzagtende, voordeling , te gelyk met zagte olieachtige middelen, op dat de pis zeer dun worde, van alle fcherpte byna ontbloot, en te ge. lyk overvloedig zy ; en aldus de te famen getrokke deelen ontfpannen , de pyndoende verzagt, de wegen glad gemaakt worden, in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, worden verfcheide geneesmiddelen aarigehaak, welke In veel water ingegoten of ook afgefpoeld, aan dit vereischte zullen voldoen kunnen, f §. ïooi. Tndien de oorzaken van 't graveel groot, 1 nochte het kwaad ontbonden word (006 ƒ nochte genezen (997.), maar over de zevendedag loopt' is de verzweering te vreezen j welke ontftaan te zyn ' berd de vermindering der pyn, de verandering der zelve in klopping, een fchrkking dikwils wederkomende, zwaarte en,dof''hci^x* n het deel; dat dezelve gemaakt is, leerd gane, als klopping, hitte, fpanningop '■' 1 l—^ ^c/ige pis , ftinkende gelykende na verrotte Zout ■ dra men weet dat die verzweering o-evormd is:,, moet m^.por eerst zeerrypmakëhde en verzachtende middelen gebruiken, daar naar de pis etterachtig te voorfchyn komende, zuiverende pisdryvende middelen uit mm- -n> ,wev van melk , en diergelyke, tevens Wï!0! - ■ gebruikende, mm 0p  472 'T GRAVEE & $. *0GI* Op wat wyze en om welke oorzaken de ontfteking tot de verzwering overgaat , is §. 387. gezegd, maar te voren in de befchryving van de longonfteking en het zydewe'e, zyn die tekenen opgenoemd, welke den Geneesheer leeren dat de ontfteking die de Inwendige deelen des lichaams bezet, tot de verzweering overgaat, Welke hier het zelfde voorkomen; gelyk vermindering der pyn , klopping, vliegende fchuddingen enz.; en dus zal ik deeze niet herhalen, maar indien deeze tekenen gedurende eenige tyd aanwezende zyn geweest, weeten wy dat de verzweering in de nieren niet ontftaat, maar reeds gemaakt is, en dankomen 'er nieuwe toevallen -by, om de uitrekking of te famendrukking der naby gelegene deelen, door zodanige zweer van de nieren noch niet open zynde, ernaar door de vergaderde etter zwellende, maar de voornaamfte tekenen heeft Galenus (z) zeer wel in 't volgende opgenoemt: indien de pyn met vernieuwde fchrikkingen zonder order fchynt te gefchieden, en de koorts onregelmatig is ; vraagt als dan de zieke , geboden zynde voorover op de buik te leggen , en fomtyds op de eene of andere zyde, op dat de legging v>an het. aangedane deel om hoog zy, of hy omtrent de pyn doende n.ier als een gevoel heeft van een aangehange gerwicht. want indien dit zo is, moet men ftaat maken, dat de zweer gevormt word. fomtyds ook verzeilen andere toevallen de zweer in de nieren; ik heb dus in zodanige zieke gezien, dat de brandende pyn als tot de fchouderbladeren en de oxel derzelve zyde wierd uitgeftrekt. Hippocrates (a) heeft gezegd, dat in de verzweeringder nieren een verftopping van de pis is. maar deeze zyn in alle zieken niet aanwezende ; doch de tekenen door Galenus opgenoemd, worden altyd waargenomen, maar wanneer de rype zweer in 't kort zal doorbreken , als dan voelen zy in plaats van een ftompe en verzwarende , een fcherpe pyn , dewyl de vliezen , de etter bedwingende , langzaam fchenren , en nu .byna fcheuren. de ,00 De Loeis AfFedis Lib- VI. Cap. III. Charter. Tom. VII. pag. 5 o<) Aphor. 59. Sect. V. Charter. Tom. IX. pag. 230.  S-iooi; »T GRAVEEL. :475 de kennis der zweer in de nieren word bevestigd, indien dezelve gebroken zynde, de etter door de pisleiders naar beneden gevallen , met de pis uitgaat, maar de etter., van degebroke zweetvoortkomende, is gewooniyk altyd ftinkende, vooral indien de zweer in de nieren gefloten is gebleven ; ende ook daarom om dat zy in zodanige plaats vergaderd is geweest, alwaar de etter gemakkelyk verrottende, afgezet en vergaderd word. maar indien de opene zweer zuiverder word, als dan befmet de etter de volgende dagen de pis met zo grote flank niet. dit heeft Aretceus ook aangetekend (ft) , over de verzworene nieren handelende ; want hy fchryft aldus: maar de zweeren zyn bytende^ of gezuiverd of vuil, dit geeft de etter klaar te kennen, de pis van gelyken ftinkende of geheel niet riekende. De etter door de pis uitgeloosd is niet volftrekt een teken van de zweer in de nieren, indien zy alleen aangemerkt word; want zy kan uit de pisleiders of de blaas van gelyken aangedaan, voortkomen : waarom Hippocrates (c) voorzichtiglyk gezegd heeft : indien de zieke bloed of etter zvaterd, betekend het een verzzveering der nieren of van de blaas, ja te voren §. 806". is gezegd , dat de etter, fomtyds , op andere plaatfen des lichaams vergaderd, door de aders opgenomen, door depiswegen uitgegaan is. maar de tekenen van het ontftokene graveel, de uitwatering van de etter vooraf gegaan zynde, namen alle twyfFeling weg; gelyk Trallianus zeer wel aangetekend heeft (d), die daar en boven noch andere kentekenen 'er by gevoegd heeft, door welke kan onderfcheiden worden, of de etter van de nieren , of wel van andere plaatfen komt. want indien de etter in de piswegen vergaderd is geweest, maar uit een ander deel opgezogen, met de pis uitgaat, zal die etter volmaakt met de pis vermengd uitgaan, en CA) Lib. II. de Caufis & Signis Morb. Dinturn. Cap. III. p, CO Aphor. 75- Sect. IV. Charter. Tom. IX. pag. 18*. 00 Lib. IX Cap. V. pag. 543. Derde Deel. Ooo  474 'T* GRAVEE L. §. iooii en niet dan langzamerhand naar de grond van het vat zich affcheiden: want die etter is door de werking der vater en der Ion» met het bloed vermengd geweest, en te gelyk door de nierpypen met de pis afgefcheiden. maar wanneer zy uit de verzwore nieren nederdrupt, zal zy nimmer wel met de pis vermengd worden , maar zy verfchynt terftond afgefcheiden op de grond van het vat dat de pis inhoud, het kenmerk fchynt moeilyker uit de eenige bcfchouwing der etterachtige pis, om te onderfcheiden , of de etter uit de nieren ofte wel uit de blaas voortkomt, intusfchen nochtans leeren ons de waarnemingen, dat de etter der blaas vry klevender is, en als lym ten eerften na de o-rond van het vat gaat: maar de etter der nieren is dunner, daar en boven komen in de verzweering der blaas te gelyk met de pis als bladerachtige affchaafzels te voorfchyn , welke TraUianus (e) uóes* -Jura xJy) genoemd heeft, mooglyk afgefcheide plaatjens van het inwendige vlies der blaas: maar uit de verzwore nieren gaan niet de pis dikker en vleesachtiger deeltjens, welke Hippocrates (f) kleine kliertjens genoemd heeft, en gezegd heeft dat dezelve uit de nieren komen; welke fchynen deelen van de zelfftandigheid der nieren te zyn , gedeeltlyk door het heet vuur aangetast; dus ook zien wy, wanneer de zweeren der uiterlyke deelen van het lichaam breeken, pluizen van het celachtig weefzel met de etter vermengd, uitgaan, by Aegineta (g) worden ook fraay by een vergaderd gevonden de kentekenen van de verzwore nieren, pisleiders en blaas. Edoch de aanwyzing der geneeswyze is twederlei in de verzweering van de nier: want voor eersr, moet men de verettering voortzetten , indien deeze uitgang van 't graveel niet kan belet worden, op dat zy zo haast moog'lyk gefchiede, en al het onbekookte ontftokene ontbonden worde in een zachte etter ; waar over in 't Hoofdftuk van de verzwering §. 402. 403. gezegd 00 Ibidem. • _ ( h Aphor. 76. Sect. IV. Charter. Tom. IX. pag. 186» (g) Lib. III. Cap. XLV. pag. 4Ó. verfa.  §. ioor. 'T GRAVEEL. 475 zegd is. hierom zyn zeer zachte afkookzels voordelig, in grote hoeveelheid gedronken; klyfteren uit diergelyke gereed gemaakt , dikwerf toegediend ; pappen op de plaats der nieren gelegd; en badingen, maar wanneer wy weeten uit het gevoel van zwaarte, de langdurigheid der ziekte, grote fpannitig der naby gelegene deelen , dat de rype etter in de nieren vergaderd zit, moet men met alle vlyt trachten, dat de verzweering doorbreke, op dat de etter hier lang gelaten niet verrotte, en boogachtige zweeren voortbrenge, door de tegenleggende deelen verfpreid; ofte in het bloed weder opgezogen, een etterachtige kwaadfappigheid en teeringh voortbrenge. maar om de rype verzweering in de nieren te breken zyn die middelen welke door de nieren hevig te fchudden, werken byna alleen, de hoest, niezing, op een wagen ryden, zyn de voornaamfte van welke deeze breking kan verwagt worden ; op dezelfde wyze als te voren § 857. alwaar van de poging om de verzweering der long te breken, gehandeld wierd, gezegd is. Maar wanneer de etter, naar dat dit gefchied is, in de pis te voorfchyn komt, zyn wy zeker, dat de zweer in denieren gebroken is, en wy kunnen uit de onderfcheide gefteldheid der etter, over de gefteldheid der zweer in de nieren oordeelen. want indien zy gelyk wit, evenredig is, ontftaat 'er veel hoop voor de genezing, en in tegendeel heeft men zo veel te erger voorteken, hoe meer de uitgeworpe etter van deeze hoedanigheden afwykt. ondertusfchen nochtans moet men dit opmerken , dat de eerfte etter na de gebroke zweer zelden de beste is, vooral indien de zweer lang gefloten gebleven is ; want zy is byna altyd ftinkende, en fomtyds bloederig : doch de volgende dagen verminderd gewooniyk de hoeveelheid der etter, en word beter, wanneer de oppervlakte van de zak der zweer beter word, en als dan mag men een goede uitkomst hopen, de geneeswyze als dan, is, zagtjens afvegen, de verzwore plaats Zuiveren; en daar naar aan een hegten. Ooo 2 Maar A75  475 'T GRAVEE t: §. i oor. Maar men kan niet beletten, dat de pis gedurig tegen de zweer der nieren aanfpoeld; en dus moet de fcnerpheid der pis door overvloedige drank, die tevens zagt afveegt, verzachten, de wey van melk , vooral op die tyd des jaais, wanneer de beesten weelig in de weiden gevoed worden , in grote hoeveelheid gedronken, is het beste middel, en is byna alleen genoeg, aangezien zy alle de kragt van het gras in zich bevat.; ja zelfs heeft zy, zeer wel gezuiverd zynde, een groenachtige couleur, al even eens of het verdund fap van gras was ; welkers grore krachten Trallianus (b) in de genezing der zweer in de nieren geprezen heeft, buiten dat heeft hy de ezelinne melk aanbevolen; Aegineta (i) heeft van gelyken bevestigd , dat de door deeze ziekte aangetaste grotelyks door het melkdrinken verlicht werden. Aëtius beveelt naar de uitbarfting der etter, melk met honig, eerst ezelinne, of paardemelk , welke goed zyn om de zweer te zuiveren;- daar naar, de zweer gezuiverd zynde, koemelk , op dat de zieke tevens meer gevoed worde, daar naar voegd hy 'er het volgende by : maar alle melk , versch gemolken , moet warm gegeven worden,, hei dier in 't buis daar de zieke legd, geleid zynde: dit is hei beste geneesmiddel f ook voor andere inwendige zweer en-, en zeer goed voor de dikke etter, en voed het buiaam zeer wel. maar over het heilzaam gebruik in de zw:'er der longh, is te voren §, 858. gezegd. . A A. ^ Tot het zelve einde dienen ook geneeswateren, vooral die , die in plaats van ontbonden yzer, een weinig zagt en afvegend zout inhonden: welke zyn de zelterwateren en andere diergelyke, welkers gebruik, vooral wanneer met een gelyke hoeveelheid mel£ Qi) Lib. IX. Cap. V. pag. 54^ (O Lib. III. Cap. XLV. pag. 46. verfa in fine.. (*) Sermon. XI. Cap. XVIIL pag. 27^  S.iooi: 'T GRAVEEL. 47/ melk vermengd zyn, zo zeer door de algemeene toeflemming der Geneesheeren in de verzwore ingewanden te genezen, goedgekeurd word. de ingietzels of afkookzels der kruiden , welke in de lyst der geneesmiddelen by het vorige getal gevonden worden, zyn van het zelfde gebruik, maar aangezien vermaarde Heelmeefters de balfamen zo zeer geprezen hebben om de uitwendige zweeren af te veegen en aan een te hechten, zo hebben de Geneesheeren bedagt geweest, om dezelve tot de genezing der inwendige zweeren en vooral der nieren, ook te gebruiken : om dat zy waarnamen, dat deeze door haare byzondere eigenfchap op de pis wegen werken, dewyl door deeze te gebruiken in- een kwartier tyjs de reuk der pis gewooniyk veranderd. Want het is bekend, dat de balfèm van therebinthyn, copaibe, van mecha, en diergelyke gegroeide balfamen meer, ook in klei-, ne hoeveelheid gegeven, de pis-een reuk geeven, welke de violen in de zomer uitwafemen. zekerlyk verdienen deeze geneesmiddelen in deeze ziekte lof, indien zy maar drie- of viermaal op een dag alleen in kleine hoeveelheid gegeven worden, daar op veel wey van melk of een afkookzel van een zagt wondmiddel drinkende, want in grooter hoeveelheid gegeven , en zonder affpoelende middelen, verwarme^ en prikkelen zy te veel; ja, zy brengen. fomtyds een lastige opftopping der pis voort, en zy ontftekende pisweegen door een onvoorzichtig gebruik, edoch deeze gegroeide balfamen fchynen 'de voorbeur te moeten hebben met recht boven de meest geroemde r^aakte balfamen , welke dikwerf noch veel feherper zyn. ik heb in de oeffening der geneeskunde een fchoon uitwerkzel van deeze balfamen gezien , indien een drachma van deeze, met een once drop gemengd wierd, en van dit alle vier uuren twintig of dertig greyn wierd ingenomen, wey van melk daar op drinkende, of andere reeds aangepreze geneesdranken met dit gebruik word voortgegaan, tot dat 'er geen etter meer in de pis verfchynt j en als dan voegd men. gewooniyk ver- O 00.3.' fier,-  473 'T GRAVEEL. §. iocr fterkende en aan een begtende middelen 'er. by , gelyk mastix , wierook, vleeschlym enz. Celfus (l) heeft ook zachte afvegende balfaiïhke geneesmiddelen geprezen , uit wilde pynappelen, een weinig faffraan , auys comcomber zaaden. Al het geene tot noch toe gezegd is over de genezing van de zweer in de nieren, veronderfteld dat de.gebroke zweer de etter in het bekken uitgeftort heeft, maar offchoon dit dikwerf gebeurd, zo nochtans tracht de etter, in de nier vergaderd, fomtyds een uitgang langs een andere weg te bekomen, zo heeft Hippocrates waargenomm, dat z-odanige zweer fomtyds naar buiten uitfteekt. want hy fchryft aldus Cm) over de fteen der nieren handelende : maar wanneer de pyn dringt, wascht het veel met warm water, en gebruikt rauwe ftovingen, op de plaats daar de pyn voornamentlyk is. maar wanneer dezelve opgez-wollen is en uitgeftoken heeft, zo fnyd op deeze tyd naast de nier, en de etter uitgetapt zynde , geneest het zand door pisdryvende middelen ; want indien zy gefneden is is ''er Iwop van genezing, in 't tegendeel blyft de ziekte lang by den mensch. en in 't volgende Hoofdftuk wanneer dierhalve de nier verzworen is, zwelt zy omtrent de rughftreng. zvanneer zy zich aldus bevind, zo fnyd diep op die plaats, daar de dikte is. indien gy dit door de fnyding bekomen hebt, zult gy de zieke haas te lyk genezen, maar indien gy het niet, treft, is 'er gevaar, dat de zweer pypachtig zvord. alwaar men moet aanmerken, dat hy gewaarfchouwd heeft dat de fnyding zeer diep moet gefchieden, aangezien dezelve door het vel, het vet, en de dikke fpieren door moet dringen , eer dat hetpennemes tot de nieren kan komen, buiten dat tekend hy (7) Lib. IV. Cap. II. pag. 217. . Qft) De Internis Afiectionibus, Cap. XV. Charter» Tom. VII, pag. Ó49* ' (/O Ibidem, pag. 650. '  §. iooi; 'T GRAVEEL. A?9 hy aan, dat, ten zy de zweer met een gelukkige uitflag geopend word, 'er een pypachtige zweer ontftaat, om dat de etter ais dan, de zweer in de nieren geborften zynde, onder de penszak zeer diepe bogen maakt, en fomtyds in het celachtig weefzel, tusfchen de fpieren gelegen, zich wonderlyke wegen maakt, want zy worden by Hippocrates 'Epporot genoemd, die door een holle zweer zyn aangetast, welkers genezing fmeeringen, falvingen van veretterende middelen vereischt, welke in zodanige boogachtige zweeren gewooniyk ingefpoten worden, diergelyke uit* komst van de zweer in de nieren, heeft Aëtius (o) aangetekend, zeggende : by fommige nochtans breeken zy niet uit, offchoon zy 'in hun geheel verzworen zyn, maar blyven een lange tyd omtrent de nieren, tot dat men tracht door het brandyzer, ofte óp eene andere wyze, de opening van buiten, ende de uittapping te weeg te brengen, maar op 't einde van het zelfde Hoofdftuk (p) vermaand hy ons, dat zodanige zweeren , na buiten open zynde , een grote zorgvuldigheid vereisfchen, aangezien zy gewoon zyn in pynen over te gaan. ja het gebeurd fomtyds, dat de etter gedeeltlyk met de pis uitgaat, gedeeltlyk omtrent de rugh vergaderd word , en een uitftekende dikte der bekleedzelen veroorzaakt, hoedanige zieke vrouw ik onder handen gehad heb, die reeds gedurende eenige maanden eene etterachtige pis geloosd had, en op de plaats der rechter nier was een klaarblykelyke dikte, langs welke doorliet brandyzer, (dewyl zy te zeer bang was voor het fnyden,) eene opening gemaakt zynde, overvloedige etter voor den dag kwam. intusfchen heeft alle geneeswyze0, en de handigheid der allerervarendfte Heelmeefters, hebben niet kunnen beletten, dat 'er eene pypachtige zweer in de rugh zoude blyven. de zieke nochtans zich naderhand vry wel bevindende en de pis natuurlyke wyze lozende. Cabrolius heeft in een ' jon- Co) Serm. XI. Cap. XVIII. pag. 270» Q0 Ibidem, pag. 272.  480. 'T GRAVEEL; l icoï jongelyk diergelyk eeval gezien (q), die zodanige verzweering in de rugh had, offchoon hy eenige etter door de pis loosde, hy heeft de plaats ingefneden, maar 'er is geen de minfte etter uitgekomen ; maar het beflag naar twee uuren afgenomen zynde , barfte 'er een grote hoeveelheid etters uit, en deeze uitvloejing der etter, duurde langer dan een maand: nochtans is hy gelukkjgïyk en geheellyk genezen. Hier uit blykt, hoe groot kwaad de verzweering der ontftoke nieren is, en hoe dubbelzinnig de uitkomst, want alhoewel de zweer na buiten uitgaat, breekt zy fomtyds eer dat alles genoeg opgeligt is , dat in de rugh op de nieren legt, om te kunnen onderfcheiden worden , en dan maakt de uitgeftortte etter dikwerf ongeneeslyke bogen door alle de naby gelegene plaatfen verfpreid. ook fchynt Hippocrates (r) deeze moeilykheid opgemerkt te hebben, wanneer hy zegd : de door 't graveel aangetaste, die de voorzeide tekenen gewaar worden, en pynen omtrent de fpieren der rughjlreng gevoelen, indien dezelve de buitenfle plaatzen bezetten , zo verzaagt ook dat de verzweering naar buiten zal zyn. maar indien de pynen meer na binnen zitten , verwagt als dan de ver zweer ing meer binnewaarts. Maar aangezien de nieren byna tegen de kronkeldarm aan gelegen zyn, en fomtyds aan de naby gelegene ontftokene deelen vastgroejen (§. 843. 897.), is het niet onbewyshbaar, dat de nier dus buiten natuurlyk met de kronkeldarm kan vereenigd worden , en dan de verzweering der nieren een weg in de holligheid der darm zoude kunnen vinden , en de etter door de afgang ontlast worden, het is wel waar dat de nieren onder de penszak gelegen zyn, en dus niet onmiddelyk de kronkeldarm raken, maar §. 036. heeft het gebleken, dat het midden- Cf) Boneti Sepulchret. Tom. II. pag. 566. (V) Aphor. 36. Sect» VII»-.Charter. Tom. IX. pag. 31®»  J.t00i.i0q2. 'T GRAVEEL. 48r denrift, midden tusfchen de lever en de Iongen niet belet heeft dat de etter uit de verzweering der lever in de longh konde komen, en door het fpeekzel uirgebragt. zodanige der etter uit de nier fchynt Hippocrates (j) aangewezen te hebben, wanneer hy Over deeze ziekte handeld. indien de etter na linnen uitbreekt, en na de rechte darm gebragt vjord, is 'er hoop ter ontkoming. en Aëtius (f) vermaand ons van gelyken in dezelfde ziekte: maar, Fomtyds ook gaat dc uitbreking na de darmen, en de etter zvord door de afgang ontlast, in zodanig geval zoude de geneeswyze , welke inde verzwering der darmen gebruikt is , te pas komen , Waar over men na zie §. $66, §. 1002. T\/|~aar indien die verzweering (rooij lang _LvJL duurt, maakt de nier, geheel uitgeëeten zynde, een zak, tot geen gebruik dienende: en als dan is 'er dikwerf een nierteeringh aanwezende. Wy zien dat de langdurige verzweringen in de uiterlyke deelen de zelfftandigheid der deelen verteerd, waar door naar derzelver genezing diepe en lelyke lidtekenen overbly ven. het zelfde is te vreezen, indien de zweer in de nieren niet fchielyk kan genezen worden; want de deelen der zelfftandigheid van de nieren van hunne binding ontbonden , aan welke zy vastzaten , gaan met dc etterachtige pis uit, in de gedaante van kleinekliertjens, gelyk te voren gezegd is geweest: ja zelfs flukjens van de nieren-, ter grootte van een duim, zyn door de roede met een overgrote pyn uitgezvorpeii (ii). de geheele zelfftandigheid der nier 'aldus verteerd, laat een holle zak naar zich , in 't vervolg onnut; 'CO De Affeftionibus, Cap. XVI. Charter. Tom. VII. pag. 650. (7) Serm. XT. Cap. XVIII. pag. 270. '00 Hildanus de Gangraena & Sphacelo, Cap. IV. pag. 774. Derde Deel, Ppp  4;g2, 'T G R A VEE L. §. 1002. nut; en alsdan moet de andere overgeblevene nier alleen, de werking, om de pis af te zetten, oeffenen. Pifo (ra) heeft in een'vrouw gezien, dat het uitwendige vlies der nieren, gemein met de pisleiders zodanig uitgezet was, dat het gelyk was aan de geheele grootte der aarsdarm, welke nochtans veertien po?iden etter, zonder te fcheuren, konde inhouden: dit vlies dierhalve dan, of het uitwendig inwindzel der nier, moet een grote dikte ofte vasthoudendheid verkregen hebben, dat het door zo zwaar gewigt der etter niet en brak. maar dit word by Bonetus O) gele* zen overgenomen te zyn uit Cabroliusin een van gelyke verzwore nier, te weten, en veertien ponden wegende, is een kist gevonden, de etter bevattende, ter dikte van een fchaapsvel. het fchynt wonder, dat op de alzo geheel verteerd zynde zelfftandigheid der nier, geene dodelyke bloedftorting volgt, aangezien de nier-flagader zo groot is, en zo digtby 't hart. maar wy zien dit overal, dat de verzwering, de uiteinden der vaten ontbindende, de ontftokene ftof der verftopte vaten, nauwlyks eene Bloedftorting voortbrengt, ja, offchoon de etter allengskens byna de geheele zelfsftandigheid der deelen verteert, volgd 'er zeer zelden, eene bloedftorting op: want de uiteinden der vaten fchynen zodanig te zamen getrokken of verftopt te worden , dat zy byna geen bloed meer doorlaten, het geene als dan door de naburige bevryde takken doorgaat, dus nemen de Heelmeefters m de uitroejingen waar, dat 'er geen vrees van bloedftorting is , indien de wond in haar geheele omtrek etter uitftort. daar naar, wanneer wy over de teeringh zullen handelen , zal het blyken, dat de long fomtyds geheellyk door eene etterachtige befmetting verteerd word, terwyl 'er daaglyks overvloedig fluimen voorden dag komen, zonder eenige bloedftorting; daar nochtans de Iong- flagader groot is, en uit het zo zeer naby gelegene hart voortkomt, to b Tjlt Ov> De Morbis a Serofa Colluvie, Seft IV. Cap II. pag. 2Q.0V (x) Sepulchret. Anatom. Tom, II. pag. 567..  f. locs. 'T GRAVEEL. 483 Uit het geene tot nu toe gezegd is , word tevens begrepen s waarom de oude Geneesheeren de genezing van 't graveel .voor zo moeilyk gehouden hebben; vooral indien de verzwering 'ex op volgd, en de etter niet fchielyk ontlast, en daar naar de zweer afgeveegd en aan een gehegt kan worden, dus zegt Hippocrates £y) , naar dat hy dat geene voorgefteld had, dat hy tot de genezing van 't graveel geprezen had : indien hy dit gedaan heeft, ■en niet fchielyk genezen zvord, is het niet nieuw: want de ziekte is allermoellykst. hy vermaant ons in de verzwering der nieren : maar deeze ziekte is lastig, en veele vervallen uit dezelve in een nierteeringh {z). want ofte de overvloedig daaglyks uitgebragte etter, verteerd het grootfte gedeelte van het voedzel, (door welke oorzaak, veele fterven, zelfs naar een zeer gelukkig volbragte uitroejing,) ofte de wederhoude etter word weder opgezogen^ en brengt eene etterachtige kwaadfappigheid in het bloed teweeg, van gelyken gevaarlyk. ja, en elders O) over de zelfde ziekte handelende, zegt hy, dat deeze ziekte byna niet eindigd; nochte hy belooft geene volkome genezing, maar naar de geneeswyze verhaald te hebben, zegt hy eenvoudiglyk: indien gy dit aldus zult gedaan hebben , zult gy de ziekte in een betere flaat ftellen; aldus ook Aretceus (ft) de verzweeringen der nieren tusfchen derzelver langdurige ziektens opnoemende , heeft wel niet gezegd, dat zy dood'lykzyn, maar ongeneeslyk, en te gelyk met de zieken fterven. maar vooral verwees hy (cj de zweeren welke door de fteentjens ontftaan: daar door ontftaan ongeneeslyke ziektens, fchielyke wegfmelting, en de dood. want indien de fteen zo groot is, datzy langs de pisleiders niet in de blaas kan nederdalen, aldaar vast heeft gezeten, en een zweer voortgebragt, zal O) De Intern. Affeft. Cap. XVIII. Charter. Tom. VII. p. 651. (z) Ibidem. Cap. XVI. pag. 650. («) Ibidem. Cap. XVII. pag. 650. (7>5 De Caufis et Signis Morbor. Dinturn. Lib. II. Cap. III. pag. 51. (V) Ibidem, pag. 54. Ppp a  4g4 'T GRAVEEL.' §.1002.1003. zal zy het zelfde uitwerken, als een bolletjen in de mond van eenpyp ingegooit, dat is, zy zal de zuivering en de aaneenheltin* der zweer in de nier beletten, van gelyken bevestigd Aëtius {d) ook door zyne getuigenisfe de moeilykheid der genezing. 6. 1003. Indien zy hier een knoestgezwel vormt' 1 ontftaat 'er een lammigheid of mankgar.? van het ondergelegde been , een ongeneeslyk kwaad : waar door dikwerf een langzarfieteeringh, waterzucht, enz. Hier volgd een andere uitgang der ontfteking, alwaar de ftof in de vaten gedrongen, nochte door ontbinding , nochte door verettering gelost word, maar te gelyk met dezelve tot een knoestgezwel verhard. §. 997- is aangetekend, dat Trallianus enJe>ineta gewaarfchouwd hebben, zich te wagten van koude dingen te gebruiken, cp dat de ziekte der nieren niet tot een knoestgezwel over zoude gaan. Trallianus heeft wel het woord hioestgczzvel niet gebruikt, maar hy heeft gezegd : de ontfekinger der nieren verharden; dat het zelfde betekend , gelyk uit Aegi (<0 blykt, die het woord mfwrctt gebruikt: en een weinig na'" ff) dezelfde kwaal onder een byzondere naam befchryv .11de heeft hy het verharding der nieren genoemd, maar het knoest gezwel, zo lang het noch niet kwaadaarrig is ("ziet $• 48ö-)? is alleen fchadelyk, voor zo veel het de werking kwetst van het bezette deel, en door de naby gelegene te drukken, derzelver werking verftoord; voor het overige uit zyne eigene gefteldheid ongevoelig, maar dat de knoestachtige nieren, vooral indien zy tevens in grootte zyn toegenomen, de lendenfpieren, en fommi«ve zenuwen na de onderfte lidmaten uit het rughmerg lopende, kunnen drukken en derzelver werkingen ftoren, blykt uit de negen-! (d) Serm. XL Cap. XVIII. pag. 272. GO Lib. III. Cap. XLV. pag. 46. verfa, Cf) Ibidem, pag. 47-  §.1003. ico4. 'T GRAVEEL.' 485 gentiende tafel van Euftachius, indien die met de vyf-en-twintigfte word vergeleken, alwaar de nieren in hunnen legging gezien worden, edoch het fchynt twyffelachtig, of door de gezwolle nieren een volkome verlamming in de dey en het been der zelve zyde kan te v.eeg gebragt worden, aangezien de grote zenuwftammen tot deeze deelen gefchikt, uit de gaten van het heiligbeen opkomen, en zodanig gelegen zyn, dat zy nauwlyks ook 'de zeer gezwolle nieren kunnen te zamen gedrukt worden, waar'om Aëtius (g) enAegineta (li) zeer wel de kwalen van de knoestachtige zweeren te vrezen, door het volgende hebben aangetekend: %velke hardigheden, omtrent denieren ontftaan, verwekken wel geen pyn meer, maar de zieken dankt dat 'er ah eenig gewicht Uit een ledige plaats der buik hangt: en 'er is eene dofheid der heupen, en onmacht in de beenen aanwezende, en zy wateren weinig, en zy zyn voor di overige gefteldheid van het lichaam, het water tusfchen het vel hebbende, zeer evenredig, ook fommige krygen in vervolg van tyd klaarblyk'lyk het water, gelyk als ook door de andere verharde ingewanden gebeurd, want aldaar fpreken zy niet van verlamming, maar dofheid en eenigermate onmacht, dal 7sot knoestgezwel der inwendige deelen van'het lichaam dikvf^liet water veroorzaken, zal naderhand §. 1229. breder uitV/iiègd worden, te voren, alwaar over dergelyke uitgang der ontfteking, in de longontfteking, het zydewée, ontfteking d- lever enz. gehandeld is, is reeds gezegd hoe moeilyk de genezing van het knoestgezwel in de ingewanden ontftaan is. by Bonetus CO worden voorbeelden der knoestachtige nieren gevonden. (j. 1004. IV/faar indien een kleine hoeveelheid der ont1VJ. ftokene ftof te zamen geronnen in een zeer Cg) Serm. XI. Cap. XVII. pag. 270. (h) Loco modo Citato. CO Sepulchret. Anat. Tom. II. pag. 569. Ppp 3  486 'T G R A V E E L. •§. 1004. zeer klein pisblaasje heeft vastgezeten, legd dit de gr-ondflao-, op welke de zanderige ftof. in de pis zich zettende ° korstwyze aangroeiende, de fteen in de nieren zal voortbrengen , en dus dezelve vermeerderd ; waar van naderhand. Naderhand, wanneer wy over de fteen zullen handelen , zal hef door allerzekerfie ondervindingen blyken , dat de pis ook van de gezondfte mensch geene de minfte gefteltenis tot de fteen in zichliebbende, in zich de ftof der fteen bevat; maar ontbonden, welke nochtans aan alle naby gelegene lichamen kan aanoroejen. in de nieren nu fchynen zeer kleine blaasjens te zyn, tot de afzetting der pis dienende, offchoon 'er ook andere afzettende vaten zonder tusfchenzetting van zodanige blaasjens onmiddelvk van de flagaders afkomende, aanwezende zyn : het is wel waar dat de allergrootlte mannen in de ontleedkunde hier over getwist hebben, maar ik heb zodanige bereidingen gezien , ja, en ik bezit ze zelfs , welke fchynen te verzekeren, dat 'er zodanige blaasjens in de nieren zyn; het geene ook door de waarnemingen der nieuwere Ontleedkundigen word bevestigd, indien nu de onontbindbare ftof in zodanig hol blaasje vast heeft gezeten langs welk de pis gedurig voorbyvalt, of' door zodanig beletzel opgehouden , het lang befpoeld, zal aan het zelve de fteenachtige ftof, in de pis fchuilende, kunnen aangroejen, en langzamerhand door dezelfde voortdurende oorzaak vermeerderd worden, want de fteenen zyn niet alleen dikwils in het nierbekken, maar ook de zelfftandigheid der nieren gevonden; ja, en fommige waarnemingen hebben geleerd, dat zodanige allerkleinfte zandtjens door de geheele zelfstandigheid der nieren fomtyds verfpreid gevonden worden, dus heeft Schmid (7>) in het lyk van een Raadsheer dikwerf de pynen van 't graveel geleden hebbende, QC) Miscell. Curiof. Decor. I. Ann. 8. Obferv. 89. p. 149. 150.  5. r 004-1 oo j. 'T GRAVEEL. 487 de, waargenomen, dat in de nierbuisjens niet alleen fteentjens en zand bevat wierd, maar dat zelfs de geheele zelfftandigheid der nieren met zandtjens vervuld was ; zo dat, het ingewand her en daar gefneden wordende , het feheen als of 'er vochtig zand door gefneden wierd. waar uit het blykt, dat de ontftokene ftof, niet ontbonden zynde, de oorfprong kan zyn van de fteen in de nieren, wanneer zy de grondflag legd , op welke de fteenftof, in de pis verholen, aangroejen kan, gelyk S. 1414. breder zal bewezen worden. v- IO°). TYTaarom die ook fomtyds in het heetvuiir VV overgaat, het geen de hevigheid deioorzaak leerd (994.;, der toevallen (995.), de afwezendheid van verlichting door de geneesmiddelen (997J, en fchielyke ophouding der pyn zonder oorzaak, meteen koud zweet, zwakke pols, tusfchenpozende, hik, geene of blauwe, zwarte, hekachtige, Hinkende pis, mcY bruine klonter tjens, of zwarte ftinkende, door een fchielyk, zeer groot verval van krachten:, alwaar niets helpt, als 't geneesmiddel (902.) In de befchryving der ontfteking §. 3ÖS. is gefproken van de overgang der ontfteking tot het heet vuur, en door welke tekenen dit gekend word. in de befchryving der voorgaande uitftekende ziektens , is van gelyken gehandeld over zodanige dodelyke uitgang, en over de toevallen met welke de ontfteking der inwendige deelen verzeld gaatwanneer zy tot het heet vuur overgaat: maar deeze tekenen wyzen ofte wel het toekomende heet vuur aan, ofte dat het zelve reeds aanwezende is. de eerfte worden afgeleid uit de hevigheid der oorzaak 487  488 'T GRAVEEL. §.1005. en toevallen van dc ziekte; doch de laatfte worden genomen, vooral uit het fchielyk verval der krachten, en de onverwagte ophouding der pyn; waar over men na zie, het geene, §.904. gezegd is. maar het kenmerk van het tegenwoordig zynde heet vuur •word bevestigd, indien 'er zodanige dingen van de aangédaatte plaats voortkomen, welke de verftervmg der deelen aanduiden, dus wierden in de longontfteking (ziet §. 848.; de rosfe flykerige, droesfem&chtige, zwarte , blauwe fluimen zo zeer verweezen, en in het zydewée (§ 9ol0: om de zeilde reede leert droesfemachtige, groene, zwarte, zeer ftinkende lvkachtige drek, dat het heet vuur in de lever ontftaan is (> ÓjqV als ook in de ontftoke kronkel in de darm. §. 969. flus ook betekend het een allergrootfte ontfteking van de nieren in 't graveel, indien 'er geen de minfte pis voor den dag komt en zodanige opftopping der niervaten, dat 'er geene de minfte afzetting der pis meer kan gefchieden. maar wanneer er noch iets doorgaat, of het kwaad maar in eene nier heeft gezeten als dan zal van de gezonde nier wel pis voortkomen, maar de ftinkende heetvurige etter uit de aangedane nier in de blaas vallende, zal door haar bederf de pis befmetten; die als dan zodanig zal te voorfchyn komen, hoedanig in de voorftelling befchreven word. want Euftachius (/) heeft door de ontleding der lyken geleerd, dat de zelfftandigheid der nieren tot een" heetvurige verrotting overgaat in die die door 't geweld der ziekte geftorven zyn : ja hy heeft de wind tusfchen het uitwendige vlies noch in haar geheel gevonden, die het zelve van de verrotte zelfftandigheid der nieren had doen afvvyken, en een zeer grote zwelling veroorzaakt had. edoch het blykt, dat de veerkrachtige lucht door de verrotting uit de vaste en vloejende deelen van ons lichaam word uitgewonden. m DeRenum Struccur. &c. Cap. XLV. pag. 120.  $.-ioo5- 'T GRAVEEL. 480 Hoe weinig hoop 'er overig is, wanneer het heet vuur de ingewanden aantast, is te voren §. 432. gezegd, wat men in deeze allerergfte ftaat moet doen, kan nagezien worden §. 902. 903., alwaar over het heetvurig zydewe'e gehandeld wierd. en aldaar moest de aangedane plaats diep ingebrand worden , om dat 'er geen de minfte hoop overig was, ten zy men een uitgang naar buiten voor de heetvurige etter maakte : en indien in de rugh op de plaats der nier een dikte of paarsheid te voorfchyn kwam , zoude het zelfde ook in dit geval moeten gefchieden , om dat als dan de ziekte van zelfs naar buiten uit tracht te komen, voor 't overige is 'er in de aldus aangedane nier een genoeg zekere weg over door het bekken en de pisleiders in de blaas, op dat de heetvurige bloedwateren en afgefcheide dode deelen uit kunnen gaan, en dus is 'er noch eenige hoop in deeze zwaare kwaal, want het geheel uitzicht in de genezing van het heet vuur (ziet §-443.) is, dat het dode heetvurige van de naby gelegene deelen die noch levende zyn , door de verettering afgefcheide worde , welke in den geheele 11 omtrek van het dode deel ontftaan is, en daar naar de zuivere plaats aan een gehecht worde, maar dit geheele dode zal zich moeten affcheiden, en de etter te gelyk met dat bedurve uit het lichaam gaan: hierom word het heet vuur der ingewanden met recht voor zo onoverwin'lyk gehouden, om dat, offchoon de affcheiding van het bedurve reeds begon, 'er geen uitgang was voor de-etter en de nu reeds afgefcheide heetvurige deelen ; waar door een allerergst bederf van al het naby gelegene ontftaat, welke door deeze heetvurige etter aangeTpoeld word. maar in de nieren, indien het heet vuur niet voortkruipt, maar nu ftilftaat, is 'er hoop, dat de heetvurige bedurve deelen door de blaas ontlast kunnen worden, te gelyk met de etter, maar aangezien zeer veele waarnemingen geleerd hebben, dat den mensch leven kan, offchoon de eene nier ten eenemaal onnut geworden is; ja fomtyds noch vry gemakkelyk, dewyl de andere nier alleen de werking, om de pis af te zetten, waarneemt : om deeze oorzaak blykt het ook, dat men in dit geval meer kan verhopen, als in 't Derde Deel. Qqq jieet  49o 3 T G R A V E E L. §.1005.100S. heet vuur der andere ingewanden, welkers geheelheid tot het leven vereischt word. nochtans komen de zieken 'er zelden af, om dat zodanig heet vuur gewoon is fchielyk na de naby gelegene deelen voort te'kruipen, gelyk in het lyk. van de zoon van Hil* danus, van wie %. 995. gefproken is, door deeze ziekte geftorven, gebleken heeft, buiten dat, ten zy de heetvurige etter terftond door het bekken nedervalt, is 'er vrees, dat dezelve door de aders opgezogen, door een allerergfte verrotting het gantfche bloed befmette (ziet §. 435.). daar naar, alhoewel de affcheiding van het dode gelukkiglyk gevolgd is , en dit met de pis uitgejaagd is , is 'er een. zweer der nier aanwezende naar het afgefcheide heet vuur, welke % 100.1. gebleken heeft,, dat zeer moeilyk te genezen is. v. 1006. FT Ier uit blykt, dat de foorten van \ gra11 veel oneindig zyn, als ook de oorza^ ken: en onder die een van de fteen : nochtans de genezing- van alle byna dezelfde is. waarom 't graveel zo dikwils in de koorts (993.), en derzelver £chdd'mg (996.)* ]a ook daar uit word verftaan een opftopping der pis door 't gebrek van de nieren of van de pisleiders, gefproten te. zyn, en genezen.. Indien men agt geeft op 't geene §. 994. van de oorzaken van 't graveel gezegd is , zal het genoegzaam blyken, hoe menigvuldig de oorzaken deezer ziekte zyn , door de eigen gefteldheid, toeëigening, plaats, onderfcheiden. waarom ook aan deeze ziekte onderfcheide benamingen zyn gegeven; dus is het ontftokene , veretterde , knoestgezweliichtige , kramptrekkende , fteenachtige, wurmachtige, enz. waargenomen, aldus heeft Talpias (nï) gezien, dat een vrouw na langdurige pynirfgen der lende» Qii) Obfervat. Medic, Lib. II. Cap. LI» pag. 179,  f.ioo^ , 'T GRAVEEL.. 4or denen, daaglyks vyf of zes wurmen uitloosde, wit van couleur, en van maak zei geïyk aan die , die in verrotte kaas gevonden worden, hy heeft gezien, dal etn ander alle veertiende dag,met zeer grote moeite in't wateren, en een allergroorfte ongerustheid van een ontiteld lichaam; hair uitwaterde , een halve , en fomtyds een geheele vinger lang, zodanig door flym omwonden, dat 'zy zelden van een gefcheiden, maar meestal als een bol voor den dao- kwamen (»)• maar onder de oorzaken van 't graveel is de dikwerv'igfte de fteen, waar over naderhand zal gefproken woi> den. edoch de fteen brengt het graveel niet voort, ten zy door hare grootte of ruwheid de deelen tergt, tegen welke zy aangelegen is. 'er worden veele" waarnemingen gevonden , welke leeren, dat in de lyken van grote Heeren, waar uit het ingewand genomen is om dezelve te balfemen, fteenen in denieren zyn gevonden, offchoon zy nooit 't graveel gehad hadden, deeze zeer verheve Geneesheer (0) heeft naar de derdendaagfche koorts eenen- dertig wurmtjes gewaterd zonder eenige pyn ofte eenige moeite in 't water maken, en dat wel levendige: en dus word door deeze ook niet altyd het graveel voortgebragt, ten zy zy door hunne beweging of byten , de deelen alwaar zy zitten , prikkelen. Nochtans verfchild de geneeswyze niet veel, offchoon 'er zo groot onderfcheid in de oorzaken van 't graveel gevonden word; om dat zy het eigentlyk te noemen graveel niet voortbrengen , ten zy zy eene ontfteking veroorzaakt hebben, en dus beftaat de genezing altyd daar in, dat de ontfteking ontbonden worde en de ïiitjaging beproeft worde van de geene , dat door te prikkelen deeze kwalen voortgebragt had. want of 't graveel door de fteen óntftaan is, of door eenige andere oorzaak de nieren ontftoken zyn, , O) Ibidem. Cap. UI. pag. 180. (pj Ibidem. Cap. I. pag. 178. Qqq 2  4oi 'T G R A V E E Li $. 1006", zyn, de zelfde geneeswyze word vereischt. het is wel waar dat de-aderlating niet onmiddelyk op de fteen , in de nieren zittende, werkt, nochtans de vaten ontledigd zynde, vallen de ontftokene deelen neer, welke gezwollen zynde; de fteen in de blaas zullen vallen, tegen gehouden hadden, dit heeft Aretceus fraay aangetekend (p), wanneer hy de aderlating aanbeveeld; alwaar de fteen de ontfteking der nieren voortgebragt heeft, want hy fchryft aldus: want niet alleen worden, de ontftekingen door de de ontlediging verzagt , maar ook de inwroetingen der fteenen worden door de ledigmaking der vaten losgemaakt, en op een andere plaats 0?) beveeld hy van gelyken de aderlating' aan, op dat de uitgang der fteen voortgezet worde : en hy heeft 'er fchoon reede van gegeven, zeggende:, want de ontfteking houd alles te zamen gebonden: maar de ontlediging is de ontbinding der ontfteking. Sydenham (f) heeft aangetekend, dat in die geene, die met opftygingen gekweld zyn , fomtyds omtrent de eene of de andere nier een allerwreedfte pyn ontftaat, welke zeer gelyk is aan een toeval van graveel, en niet dan- door zeer geoeffende kan onderfcheiden worden, in zodanig geval is 'er een waare kramptrekking, zonder ontfteking of prikkelende fteen, en dus word 'er een andere geneeswyze vereischt. maar de kwalen der opftyging worden door hunne.tekenen onderfcheiden, en worden gewooniyk gemakkelyk door de zo genaamde middelen tegen de opftyging? en vooral door eenige druppels laudanum te-boven gekomen, maar indien zodanige kramptrekkingen lang duuren , zullen zy de ontfteking der nieren kunnen voortbrengen , gelyk §. 944. 4. gezegd is, waar uit op nieuw blykt, dat als dan diergelyke geneeswyze vereisclrt word. Was*- O) De Curat. Morbor. Acutor. Lib. II. Cap. VIII. pag. 109. (#) De Curatione Morbor. Dinturn. Lib. II. Cap.-III. pag. ro. 0;) In Differtat.-Epiftolar. ad Gulielm, Cole, pag. 489.»  §. iooö. 'T GRA VEE L. '493 Waarom in de koortfen enz. Te voren heeft het meer dan eens gebleken , dat de ftof der ontftekende ziektens ten onder gebragt , en beweegbaar gemaakt, door de piswegen uitgaat, en dus door de nieren gaat. maar aangezien deeze ziekteftof, welke uit het lichaam moet gejaagd worden, zodanige eigenfchappen heeft, dat zy met de overige fappen niet door de vaten kan bewogen worden, zonder dat de evenredige omloop belet worde-, is het niet te verwonderen, dat dezelve fomtyds gedurende eenige tyd in de nauwigheden der niervaten blyft vast zitten , ofte door haare te grote fcherpte deeze vaten prikkeld , en aldus een foort van graveel voortbrengt,, het geene meestentyds licht is, en deeze ftoffe met de pis uitgeworpen zynde, kort daar naar ophoudende, maar aangezien zodanige affcheidende pis fomtyds de opftopping der pis veroorzaakt, wanneer zy geloost word , (z-ier §. 888. 2. 923. 2.), zal zich niemand verwonderen , dat zy ook in de nieren moeilykheid kan verwekken, maar in andere ziektens word ook waargenomen , dat de ziekteftof, wanneer zy door de ingewanden gaat, eer dat zy door verplaatfing na fommige deelen van 't lichaam ter neder word gezet, fomtyds een ligte ontfteking veroorzaakt, dus gaven in de longontfteking (ziet §. 839.) de tekenen van een ligte ontfteking van het week der zyden te kennen, dat 'er affcheidende zweeren aan de beenen te verwagten waren, ook fchynt Hippocrates (0 zodanige pynen omtrent de nieren, wanneer de ziekteftof langs deeze een uitgang zoekt, opgemerkt te hebben , zeggende : in de pyn van het week der zyden, die met rommelingen verzeld is, de pyn der lendenen 'er op volgende in de koortfen, bevogtigd zy meestentyds de afgang, ten zy 'er winden uil bar ft en, of een hoeveelheid' pis voortkomt, en elders (f) heeft hy aangetekend, dat de zwarte ' 00 Coac. pramot. No. 292. Charter. Tom. VIII. pag. 868. (0 Delnternis Affection. Cap-XVII. Charter. Tom. VII. p. 650. Qqq 3  494 *T GRAVEEL. J. iocó" te gal fomtyds na de nieren te famen vloeit; en als dan zodanige, pis voor den dag komt , als het fap van gebraden vleesch, ja zelfs, dat de nieren verzvveeren, indien de zwarte gal 'er niet door gevloek is, maar in de nieren is blyven, fteeken. - Ja ook daar uit een opftopping der pis enz. De opftopping der pis word gewooniyk tweederlei onderfcheiden : de eene, te weten, wanneer 'er in 't geheel geen pis in de blaas komt; de andere, wanneer de blaas, de pis inhoudende, -niets uitlaat, de eerfte word gekend, indien 'er geene fpanning omtrent de fchamelheid, ncchte geene dikte door de uitgezette blaas in de onderbuik te, voorfchyn komt; en het allerzekerst, indien door de infteking der catheter geene pis voor den dag komt. zodanige opftopping ontftaat ofte door de belette werking der nie-; ren, door welke zy de pis van het bloed affcheiden (gelyk b. v. door de ontfteking,) offchoon de holligheid der pisleiders vry is ; -hoedanig geval §. 995. gevonden word. daar en boven zal zy kunnen veroorzaakt worden, indien, de werking der nieren noch redelyk in haar geheel blyvende, de holligheid der pisleiders door de fteen, geronne bloed, dikke flym enz. zodanig belet is, dat de pis door de nieren afgefcheiden niet tot de blaas toe kan komen, maar uit het tot nu toe gezegde , begrypt men de geneeswyze van zodanige pisopftopping ; vooral indien het geene naderhand van de fteen zal gezegd worden , tevens over* Wöge worden. D E  5- i°°7« DE BEROER t~Ê. ■ 493 DE BEROERTE. < (>. 1007. TT1 en z^er grote fnelheid , de dikwervige JL^ aan een fchakeling met de ontfteking , de vruchtbaarheid van veele daar van afhangende kwalen, vereischt, dat wy nu volgens orden over de beroerte moeten handelen. 1 Deeze ziekte word 'im-kky^ct,, ^WA^f/s, "iTnnrhwTt km' voa-y/A*, $m S SwTr^Tgw, het geene liaan betekend, genoemd; en fomtyds ook zeer verfchrikt, verftomt, als door de donder geflagen worden, betekend, waarom Celfus (u), de geene die door deeze ziekte aangetast zyn, als door de donder ge/lagen , genoemdheeft, mooglyk zouden die geene die door de zinvang aangetast zyn, beter aldus genoemd worden, aangezien in deeze ziekte, gelyk in 't volgende Hoofddeel zal gezegd worden, de zieken, gelyk bedden, in dezelfde ftaat blyven, welke zy op 't ogenblik hadden, wanneer zy door de ziekte aangevallen wierden. maar door de beroerte aangetast, vallen zy .als een gedólden os op de grond, die ook fnorkende en waarlyk beroerd op de aarde nedervalt. waarom de betekenis van dit woord beter fchynt afgeleid te kunnen worden van Haan , en daarom heeft het in de hoogduitfche fpraak de naam van de /lag, gelyk ook in andere talen, dus word ook by Eutropius (w) gelezen, dat Ferus An- H* 00 Lib. III. Cap. XXVI. pag. 177. 00 Lib. VIII. ■§. ifl>  496 D E BEROERT E. S-ioof. toninus, met zyn broeder op een rytuig zittende, geftorven is, fchielyk door 't bloed geflagen, door de val der ziekte , welke de Grieken i&dmixfyv noemen, maar Celfus fchynt deeze twee onderfcheide ziektens onder de zelfde griekfche naam 2>crci7rA>j|i<*5befchreven te hebben, de eerfte heeft hy , als door de donder geflagen, genoemd 00 > i'1 welk het lichaam en 't verftand verftomd is; en zégt dat dezelve zelden gebeurd : ie andere heeft hy, ontbinding der zenuwen, genoemd, overa'. een dikwervige ziekte;' en hy voegd 'er by, dat de oude Schryvers het een beroerte genoemd hebben, indien de ontbinding het geheele lichaam aantast; en indien maar eenige deelen , lammigheid : hy vermaand ons tevens, dat beide deeze kwalen, ten zynen tyde, lammigheid, genoemd wierd : en waarlyk de beroerte is een algemeene lammigheid, edoch daar door word ook het gevoelen, dat Celfus door de benaming der ziekte , als van de donder geftagen , de zinvang, welke veel zeldzamer voorkomt als de beroerte , verftaan heeft, bewysbaarder gemaakt. Maar het voegde bier eerst vooral over deeze ziekte te handelen , aangezien zy met een zeer grote fnelheid , gelyk alle foort van zeer fcherpe ziektens, zo-dikwerf na de ondergang helt; en dat het vry dikwils in de ontftekende ziektens gebeurd, dat zy in een dodelyke beroerte eindigen ; gelyk in de waare razende koorts, en andere fcherpe ziektens, wanneer de ftof der ziekte door een kwade verplaatfing na het hoofd trekt, daar en boven wierd 'er vereischt , dat de befchryving van de beroerte eerst zoude gekend worden, eer dat 'er over de lammigheid, vallende ziekte, zinvang, flaapzucht wierd gehandeld; dewyl deeze ziektens dikwerf op de beroerte volgen ; en fomtyds ook vooraf gaan ; en menigmaal van ten eenemaal dezelfde oorzaken voortgebragt worden. §. 1008. 00 Lib. HL Cap. XXVI  - §. iooS. DE BEROERTE. 497 §, 1008. V^7elke als dan gezegd word aanwezende W te zyn, wanneer de werking der vyf zinnen , zo uitwendige als inwendige , en alle de vrywillige bewegingen fchielyk te niet gedaan worden, meestendeels een lterke pols, en moeilyke, grote, ratelende ademhaling overblyvende, tevens met de oeeltenis van een diepe en gedurige flaap. Nu moeten wy handelen over de nauwkeurige befchryving deezer ziekte, en als dan zal te gelyk blyken, welke de tekenen zyn die de aanwezendheid deezer ziekte te kennen geven , en dezelve van andere ziektens onderfcheiden. maar hier word over de uitgezogte en eigentlyk genoemde beroerte gehandeld: want wy zien by zeer veele fchryvers, dat die geene door de beroerte gejïorvene genoemd worden ; die wel door een fchielyke dood vergaan waren , als by voorbeeld, door de hartvang, door een flymprop fchielyk uit het hart in de grote flagaders gejaagd, door de verbreking der grote vaten omtrent het hart, enz. maar nogthans niet door de beroerte waarlyk aangetast waren, want offchoon de beroerte dikwerf in korten tyd dodelyk is , moeten nogthans, alle de dierlyke werkingen voor de dood vernietigd worden, dewyl de levenswerkingen nog overig blyven, en fomtyds vermeerderd zyn, gelyk §. 1014. zal gezegd worden, op dat men zoude kunnen zeggen deeze ziekte aanwezende te zyn. In de geneeskundige befchryvingen (y) fchryft Galenus wel aldus: de beroerte is eene wederhouding van den geest met eene vernietiging der zinnen en ontbinding van het lichaam: ook is de beroerte eene vernietiging van gevoel en beweging in alle de zenuwen , O) Galen. Definit. Medic, No. 244. Charter. Tom.II.pag.26r. Derde Deel. Rrr  498 D E BEROERTE. $',,©©& wen, en Aretceus (z) fchryft aldus : de beroerte is eene ontbinding van het geheele lichaam, en van gevoel, en van geest , en van beweging; maar het blykt gemakkelyk, dat door deeze uitlegging dc beroerte niet onderfcheiden word van de hartvang, in welke van gelyken alle de zinnen en bewegingen vernietigd worden. Aretceus fchynt deeze moeilykheid ontwaar te zyn geworden , want hy voegd in 't zelfde Hoofdftuk de bezwymenis op de befchryving der beroerte, welke hy aldus befchryft: ontbinding der kniën, en eene gedurende eenigen tyd dofheid en ontgeesting, en verval, der zintuigen, noemen wy bezzvymenis (a). uit het welke blykt, dat Aretceus de beroerte voornamentlyk van de bezwymenis heeft willen onderfcheiden, dat 'er in de bezwymenis eene kortduurende dofheid aanwezende was, daar dit kwaad in de beroerte voortduurde, het is wel waar dat de zieken van de bezwymenis , naar een korter tyd dikwils wederom opgewekt worden, intusfchen hebben de waarnemingen nogthans geleerd, dat de menfchen fomtyds langen tyd in een volmaakte hartvang gebleven zynde, en voor dood gehouden , naderhand wederom levendig geworden zyn. en dus word ook deeze moeilykheid niet geheel weggenomen, welke uit de gegevene uitlegging der beroerte ontftaat. beter dierhalve en nauwkeuriger is de uitlegging, welke in de voorftelling gevonden word, dat in de beroerte, te weeten fchielyk, alle de zogenaamde dierlyke werkingen vernietigd worden, dewyl de levenswerkingen nogthans overig blyven : want aldus word de beroerte van de hartvang en bezwymenis volmaaktelyk onderfcheiden. hierom voegd Aegineta, in de befchryving deezer ziekte, 'er zeerwel by (b), dat de ademhaling in de beroerte overig blyft; en dat het in deeze ziekte een kwaad teken is, indien de ademhaling tusfchenpozende is, ofte met groot geweld gefchied; gelyk wy zien dat omtrent de dood in 00 De Caufis & Signis Morbor.Dinturn. Lib.I. Cap. VII,p. 33. ia) Ibidem. 00 Lib. III. Cap. XVIII. pag. %\.  |. 1008. DE BEROERTE. 499 in de beroerte de ademhaling met een zeer fterke rateling en fterke beweging der borst volbragt word. ook blykt uit het gezegde, waarom Arehigene* 00, over deeze ziekte fchryvende, gezegd heeft: en op dat ik zeker zegge, die in deeze ziekte vervallen, zyn, van alle gevoel ontbloot zynde, levende dood. want het blykt duidelyk, dat hy aldus heeft de vernietiging der zintuigen te kennen willen geven, en dat de levens werkingen deeze ziekte nogthans overig zyn. Intusfchen nogthans fchynt Hippocrates fomtyds door het woord beroerte, betekend te hebben , eene byzondere ontbinding, van een deel van het lichaam; gelyk hy Aretceus Aegineta (d) aangetekend word, dat het been gezegd word door~de beroerte aangetast te zyn geweest, de zeer vermaarde Wigganus, aan wien wy de zeer fchoone uitgaaf van Aretceus, met de allerbeste verandering, in de zeer geleerde aantekening, tot verfcheide lezingen, verfchuldigd zyn (e), vermaant ons, dat hy naar een lang en dikwervig onderzoek ' Avo-rMKrov ok/a©- by Hippocrates niet gevonden heeft, maar 'er zyn nogthans veele plaatfen by Hippocrates, alwaar de beroerte duidelyk voor eene byzondere ontbinding genomen word (f). Het blykt uit het gezegde, dat men een genoegzaam vast kenteken heeft, waar door de beroerte van andere ziektens kan onderfcheiden worden, maar hét is groter moeite, om de beroerte zeker van een diepe flaap, welkers beeltenis zy draagt, te onderfcheiden, en in welke alle de zinnen en vrywillige werkingen zvvy- 0) Aëtius Lib. VI. Cap. XXVII. pag 253, 254. 00 Locis modo citatis. O) AretEei, pag. 493. Cf ) Aphor. 40. Sect. VIL Charter. Tom. IX. pag. 31a. Prorrheticör. Lib. TL Cap. X. Charter. Tom. VIII. pag. 819. Coacar. Pranotion. No. 3.59. Ibid. pag. 872. & No. 477. Ibid, pag. 879. Rrr 2  5co DE BEROERTE. §.jooS. zwygen. het is wel waar, dat ook een mensch in een diepe flaap begraven liggende, meestal kan opgewekt worden, door zodanige dingen, welke zeer fterk de zintuigen aandoen; maar in de beroene in 't minst niet. fomtyds nogthans de menfchen door den arbeid, en vooral door 't waken, uitgeput zynde , vallen zo diep in flaap, dat zy door geen geraas wakker te maken zyn ; ja zelfs, dat zy niet eens ontwaken , door de pyn , wanneer zy eenig deel van 't lichaam verbrandden, ik ken een zeer groot krygsman, die in een belegerde ftad, gedurende acht-en-veertig uuren niet geflapen hebbende ; eindelyk in zyn mantel gewonden, op den grond nederlag, tusfchen twee kanonnen, waaruit gedurig grote kogels gefchoten wierden : nogthans konden het geraas der rondom woelende Soldaten , nochte het vreeslyk en byna gedurig gekraak der vuurbrakende werktuigen, hem van de zoete llaap , welke hy, gedurende tien uuren genoot, niet opwekken, ik heb eenige gevallen gezien, in welke, wanneer men in 't bed onder de dekens, vaten met warm water gezet had, op dat de menfchen zich van de zeer fcherpe koude zouden bewaren, de beenen allerellendigst verbrand waren, zonder dat door zo °rote pyn, de in zo diepe flaap verzonkene ontwaakten, wel is waar, dat de gezonde menfchen ook uit de allerdiepfte flaap van zelf ontwaken, maar de door de beroerte aangetastte voortgaan metflapen, edoch hier word maar gehandeld, op wat wyze men een flapend van een beroerd mensch zal onderkennen, dewyl hy diergelyke fnorkingen uit het diepfte der borst voorti brengt, en door zo fterke oorzaken, de zinnen aandoende, niet kan opgewekt worden, dit zelve is nog meer waar in dronke menfchen ; en Hippocrates fchynt deeze moeilykheid erkend te hebben Q), wanneer hy op de plaats, waar van ik by eene andere gelegendheid gefproken heb , §. 558. zegt : indien een dronk mensch fchielyk verjlomd, ft erft hy door de ftuipen, ten zy hy de koorts Cg) Aphor. 5. Sed. V. Charter. Tom. IX. pag. 196»  §.ico8.iooo. DE BEROERTE. 501 koorts krygt, ofte tot dat uur gekomen zynde, op welk de dronkenfchap eindigt, geluidgeeve. alwaar het blykt, dat hy de zekerheid der voorzegging mtgefteld heeft tot die tyd , wanneer de dronkenfchap gewoon'Jyk ontbonden word. maar Galenus merkt aan (&), in de verklaringen op deeze plaats , dat het vry gewoon is van Hippocrates, dat hy die vcrftomd noemd , die in 't geheele lichaam van gevoel en beweging ontbloot wierden , en dus de geheele aandoening de naam van een toeval gegeven heeft, de zeer diepe flaap in de dronkaarts word zo veel te moeilyker van de beroerte onderfcheiden, om dat het door talryke waarnemingen gebleken heeft, dat de overgrote dronkenfchap vry dikwils in een dodelyke beroerte veranderd is. 'erblyft dierhalve altyd een grote moeilykheid , om de zeer diepe flaap in een gezond mensch door zekere tekenen van de beroerte te onderfcheiden : indien wy nochtans weten dat een langdurig wa' ken vooraf gegaan is, ofte wel eene zeer grote vermoeidheid, ofte zeer grote oorzaken der dronkenfchap , zyn wy zekerder, dat zodanige flaap natuurlyk, en niet zo ziekelyk is. in de beroerte is ook gewooniyk groter rodigheid en groter opgezwollenheid van het aangezigt, en meestal gefchied de ademhaling met groter poging, als in gezonde flapende menfchen. (j. 1000. T^ene allemanwkeurigfte en zeer dikwerS-J vige waarneming heeft geleerd , dat deeze ziekte kwam, zo dikwerf die oorzaken, welke geheel of te veel, de uitvloejing van het geestachtig hersfenvogt in de zintuigen, ofte de werktuigen der vry willige bewegingen, en tegenovergefteld de hervloejing uit deeze werktuigen in de algemeene zitplaats der zinnen, hebben kunnen beletten, voorafgegaan waren; de komst en Vvv  S22 DE BEROERTE. $.igicv onder de voet van 't bekkeneel, en in de kast der wervelbeenderen, alwaar het rughmerg verborgen is, gevonden, de befchryving intusfchen der ziekte, maakte geen gewag van de toevallen, welke leeren , dat de werkingen der hersfenen te voren gekwetst zyn geweest: hy had een zuchtig ea gezwollen voorkomen , tn hy had zich aan zyne gewoonte van drinken, weinig tyds voor. zvne dood, dikwerf overgegeven; fomtyds ook dorst hebbende, had hy kouden drank met grote teugen ingezwolgcn: waar uit-genoegzaam blykt , dat de waterachtige kwaadfappigheid wel te overvloedig was in dien mensch , maar nochtans moet 'er een fchielyke oorzaak by gekomen zyn , welke uitwerkte , dat alle deeze plaatfen zo fchielyk overftroomt wierden; en het is nat.wfyks waarfchynlyk, dat dit zonder verbreking der vaten gefclmd is, aangezien 'er veele tekenen van een langzamerhand vergaderd zenuwwater voorafgegaan zyn. In aeleerde mannen , gedurig zittende en ftudeerende, ontftaat dikwerf door zodanige oorzaak de beroerte; maar de ziekte groeit gewoon'lyk langzaam en by trappen aan. want voor eerst ontftaat 'er eene kwyning, en genegendheid tot rusten en luiheid; als dan begint het verftand plomp te worden, de geheugenisfe te wankelen; zy worden flaperig, bor, en blyven dikwerf lang in die ftaat, eer dat zy fterven. ik heb, niet zonder groot medelyden gezien, dat zeer geleerde mannen, en aan wie de wetenfchappen veel verfchuldigd waren , zich zelve als een jaar en langer overleefd hebben, geen geheugenisfe van iets meer hebbende, en eindelyk door de beroerte ftierven. Maar ook door de lymachtige onmagrige kwaadfappigheid , waar over §. 69. en volgende gehandeld is. kan het bloed zodanig ontaarden , dat het geene bekwame ftoffe geeft, waar uit het allerdunfte vogt kan afgezet worden; gelyk in H eerfte getal van dit' Hoofddeel gezegd' is. daarom word §. 72. het gebrek van dunne vochten in 't'bloed, en de zamengroejing der uili-rklemfe vatjens, onder de' iiiweikingen van zodanige kwaadfappigheid ongeteld, maar aangezien in"den ouderdom , veele zeer kleine lb ' ■ > 1 vat-  §.ioio. I)E BEROERTE. 523 vatjens vernietigd worden (ziet §.55.)? en het bloed te veel flymachtige koude taayheid heeft, hier door is by hun de beroerte , door deeze oorzaak ontftaan, vry dikwerf; en Hippocrates (d) de ziektens der oude lieden opnoemende , heeft veele kwaaien fraay aangetekend, welke zodanige beroerte gewooniyk voorafgaan; want hy fchryft aldus : de oude lieden hebben een moeilyke ademhaling^ en hoestende verkoudheid, droppel pis, moeilykheid in 't water maken , pynen der ledematen, graveel, duizelingen , beroertens , een kwaade lichaams gefteldheid, jeukte over V geheelelichaam, wakingen, vochtigheid der aftgang, oogenen neus, doftheid van't gezicht, graauwöogig, zwaar van gehoor. Maar ook de zwartgallige kwaadzappigheid kan het bloed onbekwaam maken , dat daar uit de behoorlyke hoeveelheid der geesten afgefcheiden worden, want alwaar in het bloed het beweegbaarfte , door welke oorzaak ook eindelyk vervlogen, het onbeweegbaarfte vereenigd gelaten heeft, als dan beginthetbloed taay te worden, wel niet door een ontftokene vastklevendheid , -maar als door eene peckachtige, die uit eene olieachtige, vast* houdende, en aardachtige ftoffe van het bloed beftaat, welke te zamen zeer fterk verbonden zyn; gelyk naderhand breder in 't Hoofdftuk der Droefgeestigheid, zal gezegd worden, wanneer na zodanige zwartgallige vasthoudendheid het geheele bloed befmet heeft, als dan begint het fomtyds in de hersfenvaten vast te zitten, en maakt de zelve aderfpattig , door ze uittezetten ; dus worden de kleindere vaten te zamen gedrukt, wanneer tevens zodanig bloed, nochte bekwame ftoffe bevat, om de geesten af te zetten , nochte gemakkelyk het vochtigere loslaat, ftyf aan het dikkere vastzittende, waar door wy zien dat in de verouderde droefgeestigheid, de omloop der fappen alleenlyk noch maar gefchied door de grote vaten , met een langzame pols, koude van byna het geheele lichaam: zy eeten nauwlyks, zy drinken nauwlyks, en leggen dom, door geene zorgen meer ontroerd, daar zy 00 Aphor. 31. Sect. III. Charter. Tom. IX. pag. 128. Vvv 2  524 DE BEROERTE. §.ioio. zy te voren benaauwd en droefgeestig , alle verkeerde uitkomst vreesden: ja alle de afzettingen houden byna op in deeze ellendige, lang voorde dood. dus heb ik een in den hoogften graad droefgeestige vrouw gezien, die, naar dat zy eenige reizen zich zelve had getracht van kant te maken , geduurende zes weeken met opene oogen, zonder flapen , te bedde lag , maar nergens van gedachtig zynde, zonder nauwlyks eenige fpys of drank: zy had gedurende al dien tyd geene afgang , en waterde, alleen zeer weinig; en de laatfte week geheel niet : de uiteffte deelen waren koud als marmer, de tongh en de mond inwendig waren allerdroogst, naar de dood kwam, nochte uitgeftort vocht in 't bekkeneel, nochte uitgeëeten vaten te voorfchyn, maar de vaten van het dunne hersfenvlies waren door een allerzwartst peckachtig bloed uitgezet, de oude Geneesheeren fchynen ook deeze oorzaak der belette werkingen van de hersfenen gekend te hebben (e). zy bekenden wel, dat het week der zyden meestentyds door een zwartgallige droesfem bezwaard zynde , de hersfenen door overeenftemming verftoord wierden; maar zy hebben te gelyk befcheidendlyk vermaand , dat fomtyds , al het bloed in de (tders zwartgallig geworden zynde , de hersfenen door eene algemeene reede gekwetst worden, hier toe fchynt het volgende van Hippocrates te behoren (f) indien de tongh fchielyk onmagtig word, ofte eenig deel des lichaams door beroerte word aangetast, ts dit een teken der droefgeestigheid, zekerlyk Galenus (g) deeze plaats uitleggende, zegd: fat kan gefchieden dat door de dikte der fapp,en zodanige aandoeningen volgen - gelyk als die, die uit een taai'je en dikke flym haare oorfprong hebben, de beroerte beftaat uit de droefgeestigheid, wanneer het zwartgallige vocht ontbonden, fcherp zynde, na de hersfenen bewogen word, fchielyk alles vernielende; maar gelyk naderhand §. 1104. zal gezegd worden ; 00 De Melancholia Libr. 'ex Galeno Rufo &c. Cap. I. Charter. Tom. X. pag. 496. _ (/•) Aphor. 40. Sed. VII. Charter. Tom. IX. pag. 312. 3,13.. (gj Ibidem.  §.ieio. DE BEROERTE. 525 den; edoch als dan dood die ziekte zeer fchielyk : maar in dit geval langzaam, naar dat de toevallen , in de voorftelling opgenoemd , vooraf gegaan zyn. •3. Al het geene de flagaders zelve, ofte de vaten der hersfenen zodanig drukt, dat het bloed, en de geesten 'er niet door kunnen vloeien. «. Bloedrykheid, vervullende kwaadfappigheid , zeer warme gefteldheid, en daar door aan dit kwaad onderhevig, vooral indien de beweging of zeer groote warmte 'de raddigheid vermeerderd hebben ; hierom krygen zy gewooniyk 't meest deeze ziekte, door zeer overvloedige fpys, drank, • fcherpe geneesmiddelen, en die fterk beweegen , als zyn hartlterkende, vlugge, braakmiddelen, enz. ; te grote hitte en beweeging veroorzakende, door al te fterke infpanning des geests langdurig zynde en dikwerf herhaald. /3. alle diktens in't bekkeneel geboren, ontftokene, zweeren, weyachtige, flymachtige, Ipekkige, knoestachtige, beenige, of de flagaders, of de zamenkomst der aders omtrent de hersfen-persbak, of mergachtige beginzelen der zenuwen, ofte de hersfenen zelve drukkende, y. De al te grote fnelheid van het bloed na de hersfenen gerigt, dewyl door de onderfte llagaders de weg belet word door allerlei oorzaken uit een oneindig getal. s. Wederom allerlei ocrzaak, welke de bloed* . voerende vaten der hersfenen buiten de hersfenpan drukt. e. De uitgeftortte bloedige, etterachtige, bloedwaterige, zenuwwaterige fappen op het dikke of dunne hersfenvlies uitwendig drukkende. Vvv 3 In  £20 DE BEROERT E. J. joio. In 't vorige getal hebben wy gefproken over de oorzaken „der beroerte, welke van 't gebrek van 't vocht, door de hersfenvaten bewogen, afhangen, het zy het zelve door eene ondoorgankelyke dikte de vaten verftopt heeft, of dat het alleenlyk zo verre verbasterd is van de vereischten tot de gezondheid, dat het geene bekwame ftof, om de geesten af te zetten, kan opleveren: in dit getal zullen wy van die oorzagen der beroerte handelen, welke door de vaten te zamen te drukken in de hersfenen de vrye doorgang der fappen beletten. cc. Wy hebben ter plaatfe, alwaar over de wonden van het hoofd gehandeld wierd , en voornamentlyk §. 267. breder bewezen , dat de enkele drukking der hersfenen , zonder eenig gebrek der fappen, alle dieriyke werkingen kan verftoren, en eindelyk de beroerte voorbrengen, doch wy hebben by het eerfte getal van dit Hoofddeel beweezen, dat de grotere vaten, wanneer zy door te veel vocht te bevatten uitgezet zynde, de kleindere vaten van de hersfen bast, na by gelegen en zo zagt zynde, tezamen drukken; het zy dit vocht de grotere vaten uitzettende gezond en goed is, gelyk in bloedryke; of dat het tot eene ziekelyke hoedanigheid ontaart is, gelyk in kwaadfappige. het zelve zal gebeuren, gelyk gemakkelyk blykt, door de uitgeftortte vochten tusfchen de hersfenpan; het zy deeze fchielyk door de verbreking der vaten uitgeftort zyn , (waar over in 't volgende getal zal gefproken worden) ; het zy allengskens opgehoopt, en in hoeveelheid toegenomen, de hersfenen zullen gedrukt hebben, zodanig geval heeft Tulpius (A) van een traag en bot mensch, die naderhand fchielyk door de beroerte geftorven was , in welke , de hersfenpan afgenomen zyu- 00 Lib. L Obferv. Med. Cap. XXVII. pag. 54.  §.k)io. DE BEROERTE. zynde , de hersfen vliezen met zo overvloedige flym overftort waren, dat die met een fpongie moest afgeveegd worden. Maar in bloedryke, en van een zeer warme gefteldheid zynde, in welke de fappen digt en fcherp, fchielyker door fterke Vaten bewogen worden (i), is vooral de beroerte te verwagten, dewyl door allerlei oorzaak de fchielykheid der omloop , of de warmte, vermeerderd worden: want het bloed word door de warmte dunner, en de vaten, het zelve bevattende; worden meer uitgezet (ziet §. jog\ 8.). Pifo Q) verhaald twee zodanige gevallen; waarin in de eene, met het hoofd na het vuur nederhangende flapende, door de beroerte nedergevallen is , en in 't kort geftorven; de andere op de dag dat hy vry was van de derdendaagfche koorts, zich in de hondsdagen te lang aan de hitte der zon blootftellende, wierd voort door de beroerte aangetast, en ftierf de volgende dag door de hevigheid der ziekte, men begrypt gemakkelyk,' dat hetzelfde te vreezen is, indien het overvloedig bloed door fterke lichaams oeffeningen fttelïyk bewogen en verdund word ; hoedanig geval ik onlangs in een doorluchtig man, die op de jagt door deeze ziekte wierd aangetast; maarhy is gelukkiglyk herfteld, dewyl de vaten in de hersfenen noch niet gebroken waren, maar alleenlyk de kleindere bloedvaten uitgezet waren , maar wanneer deeze volbloedige lichamen opgevuld worden door overvloedige fpys en drank , en vooral geestachtige dranken , zyn zy in een allergrootst gevaar ; want ook de overvloedige gyl zet de grote varen fchielyk uit, en de door het ingenomene gezwolle maagh, drukt veele vaten en ingewanden, en belet de gemakkelyke beweging van het middenrift, waardoor de longh minder uitgefpannen kunnende worden , het aderlyk bloed CO H. Boerhaave Tnftit. Medic» ? 800. (JC DeMorb. aColluv.Serofa, SecrII.Part.il. CapV. pagnof.  5*8 DE BEROERTE. §1010. bloed niet zo gemakkelyk van de hersfenen kan wederkeeren ; daar intusfchen de flagaders zeer vol zyn , zo zien zy dat naar een gastmaal alle de gasten rood zyn , en opgezwollen, de oogen roodachtig, ja dat zy dikwils flaperig en dof worden, dit is de reede , waarom de menfchen zo menigmaal onder de maaltyd door de beroerte aangetast worden, die gewoon zyn onmatig re leven, boven dat heeft een allerkwaadst gebruik , dat veele die geesten, welke men voor de beroerte noemd , by zich dragen, goudpoeders, ballamen, en diergelyke, die alle uit zeer fcherpe en zeer heete fpecerycn beftaan, en aangeprezen worden als de bekwaamfte voorbehoed middelen tegen deeze ziekte ; daar zy nochtans door de beweging der fappen en de warmte in bloedryke en van een warm geitel te vermeederen , allernadeligst zyn. maar ook zyn de braakmiddelen in dit geval allergevaarlykst : want onder 't braken is het aangezigt rood en gezwollen, ook in die, die geen overvloedig bloed hebben, de oogen met bloed overflort, zyn huilende, 'er worden vonken voor de oogen waargenomen, en zy worden duizelig, om dat de hoeveelheid en de indrang van 't bloed na 't hoofd gaat, en de ademhaling door de braking belet zynde, het rechter hart zich niet vry kan ontlasten, hier door kunnen de aders van 't hoofd niet gemakkelyk geledigd worden, waarom voorzichtige Geneesheeren de aderlating gewooniyk vooraf laten gaan, wanneer 'er een braakmiddel in de ziektens nodig is; gelyk by eene andere gelegendheid §. 656., vermaand is geweest. Hippocrates (/) , heeft eenige tekenen verzameld, welke gewoon zyn eene te grote volheid der vaten in 't hoofd te verzeilen; en heeft ons tevens voorgehouden, wat a?s dan te vreezen is. hy fchryft aldus: die pyn in 't hoofd hebben, CO Coac. Pramot. No. 162. Charter. Tom. VIII. pag. 8<5r.  §.ïoio. Dfe BEROERTE. 529 ben, en geluid in de oor en zonderkoorts, en een duifiere draijing, en traagheid der flem, en luiheid der handen , verwagt dat dee ■ ze door de beroerte aangetast zullen worden , of vergeetachtig zyn zullen, de zeer fterke infpanningen van den geest, zyn hier van gelyken ook zeer nadelig: zy alle, die zich fterker op de letteren geoeffend hebben, zyn gewaar geworden , dat het hoofd zwaar wierd, en voelden een moeilyke fpanning in de hersfenen , wanneer die werken al te lang uitgerekt worden : waarom indien 'er nu eene volheid der vaten voorafgegaan is , het genoegzaam blykt, dar dit alles noch moet vermeerderd worden ; vooral indien geleerde mannen naar een ruim middagmaal, 'de maag nu vol zynde , en het lichaam voorover gebogen, aan hunne ftudeer-tafelen zitten, geheel en al in diepe befpiegelingen gedompeld. &. Het heeft genoeg uit het vorige gezegde gebleken, dat al het geene, dat de hersfenen kan drukken, met recht by de oorzaken der beroerte geteld word, aangezien de harde beenderen van het bekkeneel in volwasfene niet kunnen wyken; en dat dus alle uitwerking van allerlei dikte in de holligheid der hersfenpan ontftaan, op de zagte zelfftandigheid der hersfenen moet werken, in het tweede getal van dit Hoofddeel hebben wy over de ontftokene dikte van het bloed gehandeld, voor zo verre het door de vaten te verftoppen, de vrye beweging der fappen belet, en aMus de werkingen der hersfenen kan verftoren, of ten eenemaal vernietigen, maar door de verftopte flagaders , en die door het ontftoke bloed zyn uitgezet, ontftaat een dikte , gelyk §. 382. beweezen is; en door deeze dikte de te zamendrukkïng. in de oeffening der geneeskunde word vry dikwils waargenomen , dat de koorts in een gezond mensch ontftaat, zonder eenige klaarblykelyke voorafgegaane oorzaak, én naar eenige uuren, wanneer de koorts ophoud, word dit of dat deel van 't lichaam door de roos, of ook door eene waare ontfteking aangetast : indien zodanige dikte, een uitwendig deel van 't lichaam bezet, word Derde Deel. Xxx dit  53o DE BEROERTE. $.1010. dit kwaad gemakkelyk verdragen en genezen; maar indien zodanige ontftokene ftof in de vaten der hersfenen op diergelyke wyze ter neder gezet wierd , en die in eene dikte ophefte , zoude 'er kortelyk een dodelyke beroerte volgen; gelyk ik by eene andere gelegendheid §. 593. heb aangetekend. Op de ontdane ontfteking, in de holligheid van 't bekkeneel,.' kunnen alle deszelfs uitwerkingen volgen, en dus ook de verettering. waardoor het kan gefchieden , dat een kleine ontftokene dikte, om de kleinheid weinig nadeel doende, tot de verettering overgaande, daar naar de etter zich meer en meer vergaderende, eindelyk alle de werkingen der hersfenen ten eenemale vernietigd, ten zy de etter een weg heeft gevonden, .waar langs zy uit kan gaan. vry talryke waarnemingen hebben dit geleerd, en in de befchryving der wonden van 't hoofd , zyn verfcheide zodanige aangehaald ; by welke hy my last een vry wonderlyk geval te voeden, een Edelman, verliest fchielyk de fpraak, en alle de z'mnen°, terwyl hy aan zyn knegt iets gebied : verfcheide geneesmiddelen worden zonder vrucht beproefd, de zieke blyft gedurende eenige weken door een diepe flaperigheid overvallsn ; 'er volgde eene ongeruste woeling van 't lichaam , daar naar ftuiptrekkingen, welke ophielden, naar dat 'er eene aanmerkelyke hoeveelheid etter door de mond en de neus ^uitgeworpen was: maar de flaap was nochtans eer dieper, totdat doorde raad van een Proef kundige, talryke koppen aan 't hoofd gezet wierden: dus kwam de fpraak en de zinnen naar zes maanden fchielyk wederom ; en wanneer de zelfde knegt, aan wien hy zyne bevelen gaf, toen de ziekte hem overkwam, by geval aanwezende was, ging hy met dezelfde reden, welke de ziekte afgebroken had, voort, niet gedenkende, dat'er tusfchen de begonne en geëindigde rede zo veel tyd was gesaan. hy heeft dit noch tien jaaren gezond overleefd, en is daarnaar door een andere ziekte geftorven (in). Maar (w) Acad. des Sciences 1'An. 1719. Hift. pag. 29,  J.ioio. DE BEROERTE. 53* Maar 'er zyn ook zodanige weyachtige diktens in de hersfenen gevonden, die onder een dun velletje het vergaderde zenuwwater bevatten; en van gelyken de beroerte kunnen voortbrengen wanneer zy groter worden, zodanige waarneming word in de Edifiburgfche Verhandelingen (») gelezen, welke naderhand door de ontleding van verfcheide doode lichamen , door diergelyke ziekte geftorven, bevestigd is geweest. WepferusCo) heeft in de beesten diergelyke diktens fomtyds waargenomen ; ja hy verhaald , dat de osfen by de Switfers, die eüg-t by de bosfehen woonen , dikwerf duizelig worden, en dat de Osfenhoeders dit op de volgende wyze genezen: zy ftaan met een hamertje op de hersfenpan agter de hoornen , en uit de klank onderfcheiden zy, of 'er eenige buiten natuurlyke holligheid onder dezelve is; wanneer zy hier achterdenken van hebben, doorboren zy terftond de plaats die zy gellagen hadden, en zy halen zodanige blazen uit, met door een pen de adem in te halen; de geneeswyze heeft'een goed gevolg, wanneer zy in de oppervlakte der hersfenen zyn; maar indien zy dieper in de zelfftandigheid der hersfenen zitten, is 'er niets te hopen; waarom de tegenwoordig zynde Slagter terftond deeze dieren flagt. op een andere plaats getuigd hy, dat hy deeze proefneming zelf gezien heeft, en aangezien , naar dat verfcheide waterblazen van de grootte van een note moschaat 'er uitgehaald waren, de duizeligheid niet ophield, is dit dier terftond gedacht; en hy heeft in de holligheden der hersfenen, vooral in de linker, veele zodanige waterblazen gevonden (p). of de menfchen ook door zodanige ziektens aangetast worden? zekerlyk in die gevallen, die op de reeds aangehaalde plaats der Edinburg* fche Verhandelingen opgenoemd worden , had de pyn zich op een en de zelfde plaats van 'r hoofd vastgezet, en in \de lyken was het dikke hersfenvlies tot eene dikte, groter dan een hazelnoot 00 Medical Eflays Tom. III. §. 23. pag, 333. 00 De Apoplexia, pag. 63. (/O Ibidem, pag. 370. Xxx a  53a DE BEROERTE. §. 1010. noot uitgerekt, welke dikte een bloederige wey in zich bevatte, maar te vergeefsch wierd, de hersfenpan doorboord zynde, een weinig van deeze wey uitgehaald, aangezien 'er verre eene grotere hoeveelheid in de bolligheden der hersfenen wierd gevonden. Wefferus (q) heeft verfcheide waarnemingen van vermaarde Geneesheeren by een vergaderd, welke leeren, dat 'er verfcheide -andere foorten van gezwellen, fpekkige, knoestachtige, enz. in de hersfenen der door de beroerte geftorvene gevonden zyn. buiten dat zyn hier ook windblaafen waargenomen, diedoor hunne grootte de hersfenen kunnen drukken, dus vind men het volgende by Williftus (r) : ik heb meer dan eens gezien, dat het dunne hersfenvlies in een hoofd, terfond naar de dood geopend , gelyk een blaas uitgezet en doorfchynend was, zodat het zelve "door veel water , onuer het zelve bef «ten , fcheen gezwollen te zyn; het geene nochtans ondervonden is geheellyk te gefchieden , door de ivind dit vlies uitzettende ; want dit door gefneden zynde , zonder uitftorting van zenuwwater, viel de dikte ter fond neder. maar over de voornaamfte oorzaken, door welke de lugt in onze fappen verholen , kan uitgewenteld worden, is te voren §. •647. gezegd, alwaar over de oorzaken der winden gehandeld wierd. Maar ook de beenige gezwellen, hier ontftaan, kunnen diergelyke zamendrukking veroorzaken, want zy ontftaan door de na binnen drukking ofte breking van de hersfenpan, waar van in de befchryving der wonden van 't hoofd gefproken is , ofte wanneer de beenachtige zelfftandigheid allengskcns zwellende, de zo genoemde beenige uitwasfing voortbrengt, in de verouderde venusziekte worden vry. dikwils beenige uitwasfen van 't bekkeneel waargenomen , na buiten uitftekende ; nochte liet lchynt niet tegen de rede, dat in de inwendige plaat van de hersfenpan door diergelyke oorzaak zodanige beenige uitwasfen fomtytls voortgebragt worden, ik ben indagtig , dat ik fomtyds zodanig ge. OO Ibidem, pag. 6r2. & Seq. & Alibi Pasfim. (f) Cerebr. Anatom. Cap. IX. pag. 117.  $, ioio. DE BEROERTE. 533 geval gezien heb, alwaar de toevallen te recht achterdenken gaven, dat'er zodanige inwendige beenige uitwasch verholen was ; maar aangezien ik geene gelegendheid had het lyk te onderzoeken , kan ik dit niet voor zeker bevestigen, ja fomtyds zyn 'er ziekelyke beenwordingen in de hersfenvliezen gevonden, welke gro ter geworden , van gelyken hebben kunnen fchaden, offchoon zy dikwerviger, door met hunne fcherpe gedaante de vliezen te fteeken en de vaten te fcheuren, nadeel doen : twee zodanige beenderen zyn aan de rechter zyde van de langwerpige boezemholte in een jongeling van negentien jaren gevonden , vier en meerder linien middellyns hebbende, met allerfcherpfte prikkels bezet, die het dikke hersfenvlies doorboorden en een ingewortelde hoofdzweer voortbragt wanneer hy leefde (s\ doch alle die gezwellen zullen de zelfde uitwerking doen, het zy zy door de flagaders het bloed aanbrengende, te drukken de behoorlyke vervalling der vaten van het dunne hersfenvlies en de bast der hersfenen , tot de vereischte afzetting der geesten" zullen belet hebben; het zy zy door de aders te vernauwen eene te grote volheid in de bloedvaten zullen te weeg gebragt hebben, waardoor de overige kleindere vaten worden gedrukt^ het zy eindelyk dat zy door de beginzelen der zenuwen in het mergh der hersfenen of van het lange mergh te drukken, de vrye beweging der afgezette geesten door de zenuwen na de zintuigen en fpieren , zullen opgehouden hebben. y. Te voren is gezegd , dat door eene te grote hoeveelheid van goed bloed, in 't geheele lichaam de bloedvaten der hersfenen zodanig uitgezet kunnen worden, dat de dicrlyke werkingen belet worden, maar'er word ook waargenomen, dat de vaten der hersfenen te veel opgevuld kunnen worden , offchoon 'er geene bloedrykheid door 't geheele lichaam word waargenomen, indien door welke oorzaak ook de vrye doorgang van 't bloed door andere plaatfen van 't lichaam word belet: en als dan ontftaat deie- roer- 0) Academ, des Sciences 1'An 1713» Hift, pag. 29. Xxx 3  534 DE BEROERTE. §. 10.10. roerte niet door eene algemeene bloedrykheid, maar eene byzondere bloedrykheid van de hersfenen. Zodanige oorzaken kunnen zelfs talryk zyn; maar zy fchynen vooral tot drie foorten kunnen gebragt te worden : deeerfle bevat alle die oorzaken, die door de na benedengaande vaten te drukken, dezelve vernauwen: de tweede -begrypt die, welke de beweging van het aderlyk bloed na de hersfenen verhaasten, tevens de vrye doorgang door de .longen belettende: in de derde, eindelyk worden de krampachtige zamen trekkingen der vaten begrepen, wy zullen alle deeze byzondere foorten van oorzaken kortelyk doorlopen. Wy hebben by het eerfte getal van dit Hoofddeel gezien, hoe veel de te grote vettigheid door de vaten, welke door de geheele ftam en de lidmaten van het lichaam verfpreid zyn, te drukken, toe kan brengen, om de beroerte te verwekken, maar in het derde getal, is over het groot gevaar gefproken , dat door de te -zeer door fpys en drank opgezette maagh kan ontftaan , voor zo verre de naby gelegene vaten en ingewanden te zamen gedrukt worden..want in zodanig geval zal dat geene kunnen gebeuren , dat Hippocrates (f) gezegd heeft: indien dc aders in 't hoofd, het bloed naar boven uitgefpogen zullen hebben, word in korten .tydbet geheele hoofd-door pyn aangetast, en ward fomtyds tot de nek en andere deelen overgezet.; daar naar, zvanneer zy zich verheft, word de zieke door eene duif ere duizeligheid aangedaan: maar 'er is geen koorts aanwezende. dat Hippocrates op deeze plaats eene te grote opvulling der vaten van het hoofd heeft te kennen willen geven , blykt daar uit, dat hy geboden heeft,, het vel van 't hoofd door te fnyden , op dat het bloed zoude uitgaan, en dus deeze volheid verminderd worden, van gelyken kan de baarmoeder, vooral op 't einde der zwangerheid zeer fterk uitgezet, door al het naby gelegene te zamen te drukken , het geweld en de hoeveelheid van het bloed na 't hoofd verCO De Morbis Lib. II. Cap. VI. Charter. Tom. VII. pag. £57-  $. ioio. DE BEROERTE. 535 vermeerderen: en dit fchynt Hippocrates (uj, wanneer hy het volgende waarfchouwd, waargenomen te hebben : het is kwaad indien zwangere vrouwen pyn in 't hoofd met flaperikheid krygen: waar misf 'chien worden deeze eenigsints door de Jluiptrekking aangedaan ', alwaar men moet aanmerken, dat de Uitleggers aangemerkt hebben, dat, rès tnrtiïï'&s niet enkel zivangere betekend, maar die naby de bevalling zyn. ik heb eene fchielyk dodelyke beroerte gezien, welke aan deeze oorzaak fcheen toegeëigend te kannen worden; en om deeze rede fterven zy dikwils fchielyk door de ftuipen , in de hevigfte poging der baring zelve ; het geene ik ook gezien heb: dewyl door deeze allergrootfte poging om de vrugt in 't licht te brengen , de hersfenvaten noch meer opgevuld worden ; waar over terftond breder zal gehandeld worden. Want wanneer de beweging van het aderlyk bloed na het 'hart verhaast word, en de lottgh ter zeiver tyd het bloed minder vry door kan laten, als dan blyven de rechter ader boezem en hét rechter oor van 'c hart vervuld ; en dus kan het aderlyk bloed van het hoofd wederkerende, uit de kropaders niet ontlast worden; hier door blyven de aders en boezems van de hersfenen vol, dewyl hetflagaderlyk bloed gedurig aangevoerd word; waar door ook eene tegerihouding voor het flagaderlyk bloed in de aders zullende gaan, ontftaat, en dus worden alle de bloedvaten der hersfenen te veel uitgezet, en de werkingen der hersfenen, gelyk by eene andere gelegendheid §. 774. gezegd is, alwaar over de dodelyke razende koorts, op de longontfteking volgende , gehandeld wierd; als ook §. 807. alwaar over de verftikking der hersfenen, in de kwade keel, gefproken word, verftoord ; ja, en het kwaad vermeerderende, geheel vernietigd worden, maar in de hoest, braking, het laggen, word door de fchudding der fpieren, de beweging van het aderlyk bloed na het hart verhaast, » en 00 PrasdicT:. Lib. I. Charter Tom. VIIr. pag. 772. Coac. Pram. No. 517. &534. Ibidem, pag. 882. 883. DE BEROERTE.  53^ DE BEROERTE. $. ioio; en de ademhaling word belet; en dus zyn deeze de bekwaamde, dat de fchielyke opvulling der bloedvaten van de hersfenen ontda. hier door word die ouuitblusbare lach Q/ïkm <*. pag. 467. Abridgement Tom. III. pag. 3°« 00 la Motte Traité complet de Chirurg. Tom. II. pag. 362. Derde Deel. Zzz  54<5 D E BEROERT E. $.roio. ken, dat dit bloed uitgeftort is geweest, uit een vat dat door de. zelfftandigheid der hersfenen liep; maar wy we ecen, dat de bloedvaten alleenlyk in het mergh , en niet in de b ast der hersfenen word gevonden; en dus heeft het uitgeftorte bloed de merghachtige zelfftandigheid in welke het vergaden was, van alle zyden gedrukt; en heeft aldus ook in mindere hoeveelheid de beroerte kunnen voortbrengen. Edoch indien het goede bloed uitgeftort zynde, in de holligheid der hersfenen, zo grote kwalen heeft kunnen voortbrengen, Zyn 'er nog erger, te wagten, indien 'er een grote fcherpte in 't bloed is: want de vaten zullen gemakkelyker verbroken worden, en het uitgeftorte bloed zal de zodanige tedere zelfftandigheid der hersfenen zeer fchielyk vernielen, op wat wyze het zwart gallis bloed, door deszelfs pikachtige kleverigheid, alleen de beroerte kan veroorzaaken, is by 't tweede getal van dit Hoofddeel 1VX zochte beroerte, is de geheele algemeene gevocJplaats; doch in een basterd beroerte eenig deel van dezelve boven de andere , en de overige eemgermate, maar nochtans minder, gedrukt zynde. de achter-hersfenen meestal ongekwetst in den beginne. Aangezien in een uitgezochte beroerte de inwendige en uitwendige zinnen, en alle de vrywillige bewegingen vernietigd worden (ziet §. 1008.) moet de aangedane plaats die zyn, van welke alle de zenuwen, tot de volbrenging der zinnen en vrywillige beweo-in veel', evenredig, dauwachtig, warm, verlichtend , daar op volgend zVeet: veel 5 dikke pis; grote, lang vloeiende ambaiën; herkelde maandltonden; afgang j grote 'koorts. 'Er is reeds dikwils vermaand (ziet §.' 885.) in de befchryving der fcherpe ziektens, dat dezelve genezen worden door behulp-'-der natuur, of van de kunst; en alsdan is ook gezegd,  §. ioi7. DE BEROERTE. ' dat het van een zeer grote nuttigheid is , in de genezing der ziektens, indien door een getrouwe waarneming die pogingen der natuur, zich zelve zo dikwerf alleen genoeg, bekend zyn, door welke de ziekte in de gezondheid veranderd, want aldus word de Geneesheer voorzichtig, dat hy deeze pogingen der natuur door eene onvoorzichtige geneeswyze niet en veffioord; en te gelyk lecrd hy, hoe hy dezelve door de kunst moet nabootten , wanneer zy van zelve niet aanwezende zyn. maar de genezing die naderhand van de beroerte zal gezegd worden, zal leeren, dat de kunst het zelfde moet trachten te doen , welke waargenomen waren van zelfs ontftaan, voordelig te zyn geweest, of door ontlasting, 'of door afleiding van den indrang en hoeveelheid der fappen van het hoofd; of eindelyk door het ftilftaande los te maken en te beweegen : wy zullen nu elk van deeze afzonderlyk in aanmerking neemen. edoch men moet opmerken, dat de beroerte gezegd word ontbonden te worden, maar uit het geene §. 594. 830. 1. 887. gezegd was, blykt het, dat alsdan die heilzame ontbinding der ziektens , gezegd word te gefchieden , wanneer de ziekteftof zonder eenige gevoelige ontlasting zodanig veranderd, dat de gezondheid wederkeerd : maar hier worden de gevoelige ontlastingen opgenoemd, doch de beroerte word door de Hippocratifehe fpreekwyze, die het woord ak'siv in deeze zin in dezelfde ziekte gebruikt heeft, gezegd ontbonden te worden , wanneer zy word genezen (e). Veel zweet daar op volgende enz. §. 594. is breder uitlegd , dat door het zweeten de ziekelyke fappen uit het lichaam kunnen gejaagd worden, en te gelyk is van die eigenfchappen gefproken, welke zodanig heilzaam zweet moet hebben, opdat het van de toevallige en nachtzweetingen kan onderfcheiden worden; en toe hebben wy tevens ge waarfchouwt, dat de gewaar geworde verligting het minst bedrieglyk teken geeft van '; ' een O) Aphor. 42. Sect. II. Charter. Tom. IX.. pag. 8r. Bbbb 2 p  564 DE BEROERTE. $.1017. een heilzame ontlasting, naderhand, wanneer over de waterzucht zal gehandeld worden; zal blyken, dat door het verwekte zweet het in de holligheden des lichaams vergaderd zenuwwaterkan Weggenomen warden, maar een ligte beroerte, waar over hier alleenlvk gehandeld word, is fomtyds haare oorfprong aan zodanige oorzaak verfchuldigd (ziet §. 1010. 2. y.), en dus zal zy van gelyken op deeze wyze kunnen weggenomen worden, en in dit *eval fchynt zodanig zweet vooral voordelig te zyn. * Veel dikke pis. Uit het geene %. 830. 4. en 888. 2. gezegd is heeft gebleken , dat de ontftoke ftof, ontbonden zynde en beweegbaar remaakt, maar nochtans van de vereischten van het gezonde vocht ontaart, door de piswegen fomtyds uit het lichaam word gelaagd, maar tevens is aangetekend dat deeze ontlasting dikwils by andere gevoegd is, indien de ziekte heyig is, en zelden alleen genoeglaam is, ten zy in een hete ziekte, maar aangezien hier over de ligte beroerte gehandeld word , en $ 1010. 1 /3 de ontftokene dikte van het bloed, onder de oorzaken der beroerte opgenoemd word, is het klaar, dat deeze ziekte door Zodanige pis kan ontbonden worden. Ambaiën enz. Het heeft §. 1010. 1. 3. «.en 4. gebleken, dat de te grote hoeveelheid goed bloed, de hersfenvaten boven maten uitgezet, de beroerte voortbrengt, en dus zal alles dat de hoeveelheid van het bloed verminderd, aan deeze oorzaak hulp toebrengen, maar vooral zyn de grote, in grote hoeveelheid vloeënde ambaiën voordelig, die het allerkrachtigst den indrang en de hoeveelheid van het bloed van 't hoofd afleiden, aancezien het bloed door de fpeenvaten geheel in eene tegenovergelelde rigting bewogen word, als door krop en wervel-flagaders. ^nH?ppocrates (f) gezegd heeft, dat de ambaiën in deberoerte voordelig zyn ; gelyk ik by eene andere gelegentheid §. 702 aangetekend heb: maar in de razende koorts (ziet §.779.% In in de razerny (g) doen zy ook een fchone uitwerking, boven (ƒ) CoacPramot. No. 478. Charter. Tom. VIII. pag. 880. Xgi Aphor. 21. Sect, VI. Charter. Tom, IX pag. 260.  §. ioi7. DE BEROERTE. 5^5 dat leerd de daaglykfche waarneming, dat die geene die een gewonebloedontlasting hebben, langs deeze weg, "verfcheideziektens van 't hoofd onderhevig zyn , als hoofdzweer, draijingen, ruizing der ooren enz.; indien de ambaiën niet wel vloeien : het geene Hippocrates ook vermaand heeft (J?) zeggende : de diiizelighcid door de zueinig vloeiende ambaijen ontflaan, betekend een ligte beroerte toekomende te zyn (ys^oi.irmywv pjtpo'v, iyiii oAiyov) ontbind de aderlating ; en alles zvat op deeze zvyze te voorfchyn komt , betekend eenig kwaad, aangezien dan, de ziektens van 't hoofd op de onderdrukte ambaijen volgen; en in tegendeel,deeze ziektens verligt" worden , wanneer dezelve vloeiën ; blykt het genoeg , dat van dezelve veel goeds te verwagten is in de beroerte, die door eene al te grote volheid der hersfenvaten ontftaat; want indien de vaten gebroken zyn, alsdan ontftaat 'ereen hevige beroerte , door het uitgeftorte bloed, in welke weinig hoop overig is. buiten dat is het zwartgallige vocht onder de oorzaken der beroerte §. ioio. andere tekenen met de beving te zamen voegende, heeft hy gezegd: het is kwaad wanneer zeer doove iets bevende aanvat' ten, de tongh verlamd hebben, traager zyn. Wankeling, duizeligheid, draijing. Het eerfte begin der duizeligheid, gelyk te voren gezegd is , is eene fchynende ronddraijing der naby zynde rustende dingen, als dan beginnen de couleuren van den regenboog voor de oogen te komen, terftond wankelen alle de fpieren , de menfchen beginnen te vreezen dat zy vallen zullen, en alle de krachten worden ontzenuwd, zo dat 00 Coac. Prsenot No. 198. Charter. Tom. VIII. pag. 863.  .§.-ioao. DE BEROERTE. 579 •dat zy zich niet recht kunnen houden; zy worden een alleronaangenaamfte pyping in de ooren gewaar; en ais dan het kwaad vermeerderd zynde, komen 'er duiiTernisfen voor de oogen , of word draijing of duiftere duizeligheid genoemd ; kort daar naar vallen zy. het blykt uit deeze genoegzaam, dat in de duizeligheid de geheele algemeene gevoelplaats aangedaan word: maar de duizeligheid dreigdalsdan voornamentlyk met de beroerte, wanneer de oorzaak der duizeligheid binnen in het bekkeneel zit ; ■ en dan word de duizeligheid eigenleidig genoemd : edoch dit word uit het geitel der zieke en andere verzeilende tekenen gekend, want daar is ook een toevallige duizeligheid, in welke de algemeene gevoelplaats wel aangedaan word j maar de oorzaak buiten het bekkeneel zit; gelyk b. v. de bedurve gal in de maagh, ingenome vergiften enz. maar dit foort van duizeligheid eindigd zeldzaam in de beroerte, daarom noemd Hippocrates (d) te gelyk met de duizeligheid, andere tekenen op, welke leeren , dat de oorzaak der duizeligheid in het bekkeneel zit; want hy fchryft aldus: verwagt dat die geene, die hoofdpynen, en ruizingen der ooren, zonder koorts, en een duiftere duizeligheid', en traagheid der fleni, en vaddigheid van handen hebben, door de beroerte, of vallende ziekte, of vergetelheid zullen aangetast worden. Dofheid. Betekend een verminderd of ook vernietigd gevoel in eenig deel des lichaams: een teken, dat de beroerte dikwerf gewoon is vooraftegaan; vooral indien zy met de dofheid een gevoel hebben, als of de grootte van het doffe deel vermeerderd is. in de bloedryke neemt men dikwils waar, dat zy voelen als of de vingers der handen in grootte toegenomen waren, enzy hebben een ftomper gevoel; ja zy kunnen moeilyk de vingers tot een vuist vouwen, als dan weeten wy, dat de bloedvaten te zeer vervuld zynde, de algemeene gevoelplaats in de holligheid van 't bekkeneel reeds begint overrompeld te worden : en ten zy deeze bloedrykheid fchielyk ontbonden word, zal door een ligte daar by 00 Coac. Pramot. Nc. 162. Charter. Tom. VIII. pag. 8<5i; Dddd 2  58o DE BEROERTE. §.1020. by komende oorzaak de beroerte volgen, intusfchen moet men aanmerken, dat het aan fommige menfchen gemeenzaam is, dat fomtyds eenige deelen des lichaams dof zyn zonder groot kwaad, ik ken 'er fommige die reeds veele jaren zodanige dofheid leiden, indien zy in den flaap te lang op eene zyde blyven leggen ; en dit gebeurd dikwils by de wakende, dit toeval heeft hun in den beginne vrees aangejaagd, maar aangezien daar geen kwaad uit gevolgd is, hebben zy begonnen gerust te zyn. waarom Hippocrates (e) voorzichtiglyk gezegd heeft : traagheden en dofheden luiten gewoonte ontfiaande , geven een teken der toekomende beroerte. Slaperigheid. De beroerte heeft een grote overeenkomst met de zeer diepe flaap, gelyk §. 1008. gezegd is ; hierom is het geen wonder, dat de menfchen, die tot deeze ziekte overhellen, flaperig zyn, dewyl de hersfenen door de langzamerhand byeen vergaderde fappen, in het bekkeneel reeds beginnen gedrukt te worden, of ook dat de overige kleine vaten belet worden, doordien dat de bloedvaten door de te grote hoeveelheid uitgezet zyn (ziet ^ 106. ik heb veele zeer bloedryke of ook zeer vette gezien, die de geheele dag de flaap nauw'lyks van zich konden jagen; maar het is uit het te voren gezegde bekend, dat diergelyke zeer dikwils door de beroerte aangetast worden. Wankelend geheugen. Want dit toeval betekend, dat dc algemeene gevoelplaats nu verftoord word; hierom is in de fcherpe ziektens die fchielyke vergetelheid (ziet §.772.) een voorteken der razende koorts, maar ook zien wy dikwerf in geleerde mannen, de ouderdom nu aankomende, die verduifleringen van 't geheugen, by altyd zekere voortekenen der volgen zullende beroerte, by Wepferus (f) word zodanig aanmerk'lyk geval gevonden van een eerfte Hofdienaar, die fomtyds ten eenemale zyn ge' (e) Ibidem No. 476. pag. 879. CO Obfervat. Med. Pract, de Affect. Capit. pag. 359.  $.io2o." DE BEROERTE. geheugen kwyt was, het geene hy naderhand wederkreeg, is hy in een diepe flaap van dertig uuren, naar dat hy deeze veranderingen dikwerf geleden had, geftorven : de hersfenpan afgenomen zynde, is 'er een grote hoeveelheid waters uitgevloeid , en op het buitenfte gedeelte der hersfenen waren blaasjens, met helder water uitgezet: maar het geene aanmerk'lyk is, hy heeft nooit over hoofdzweer, duizeligheid, of ruizing inde ooren geklaagt, waar uit het blykt, dat dit teken van groot gewigt is in de voorzegging der beroerte, en voornamentlyk dat foort, waar over §. ioio. 2. y. gefproken is. Ruizing der ooren. Dit gebeurd ook aan gezonde menfchen, in welke geene de minfte vrees voor de beroerte is ; aangezien het van ligte oorzaken fchynt te kunnen ontftaan , welke in het zintuig van 't gehoor zitten, maar wanneer deeze ruizing door dien de hersfenen aangedaan zyn ontftaat, als dan is zy gewooniyk langduriger, en komt dikwerviger wederom ; en word met recht voor een teken dat de hersfenen gedrukt worden gehouden, ofte wel door dien de bloedvaten te zeer uitgezet zyn, gelyk §.665. gezegd is, alwaar over de zwakheid in de koorts door deeze oorzaak ontftaan, gehandeld wierd; ofte wel door de vochten in de holligheid van het bekkeneel uitgeftort, allengs-] kens vermeerderd zynde: waarom Hippocrates (g) onder de "tekenen, die ons leeren dat 'er water in de hersfenen vergaderd word. de ruizing der ooren opgenoemd heefr. Opblazing der bovenfte deelen. Te voren §.773., alwaar over de toevallen der razende koorts verzeilende gehandeld wierd, is over dat zeer rode ftemmige aangezicht gefproken, welk aanduide dat de doorgang minder vry was door de takken der inwendige kropaders, en dus de uitwendige meerder Opgevuld worden, wanneer door eene te grote volbloedigheid, de beroerte over 't hoofd Cs) De Morb. Lib. II. Cap. VI. Charter. Tom. VII. pag. 556. Dddd 3  58s DE BEROERTE. $.1020. hoofd hangt, als dan word ook zodanige roodheid en als opgeblazenheid van't aangezigt waargenomen, maar wanneer een flymachtige, taaije kwaadzappigheid aanwezende is , is het gezwollen, maar door een koude dikte; en de eerfte tekenen byna verfchynen in 't aangezicht, wanneer dat flappe gedeelte onder de oogen begint te zwellen, maar hoe meer het inwendige van het bekkencel vervuld word door. zodanig flymachtig vocht, zoveel te meer fchynt het aangezigt gezwollen, waarom onder de tekenen der beroerte door zodanige oorzaak zullende ontftaan , §. 1010. 2. y. bleeke , gezwolle en natte oogen opgenoemd zyn geweest. De ademhaling dieper als naar gewoonte enz. Vooral in de flaap : maar aangezien de ademhaling vermeerderd word in deberoerte (ziet g. 1008.) duid zodanige ademhaling aan, dat de flaap dieper is als de natuurlyke, en nu tot de beroerte overheid, de te zamen gedrukte neusgaten betekenen eene beginnende verlamming der fpieren van het aangezigt, van welke de neusvleugels afgefcheiden worden, want de eerfte tekenen der aanftaande beroerte worden dikwerf't eerstin 't aangezigt gezien, wanneer de fpieren in de eene zyde reeds verzwakt geweest zynde , die in de andere zyde fterker zyn, en meer te zamen getrokken , het aangezigt op een wonderlyke wyze veranderen : op dezelfde tyd dat ik dit fchryf, heb ik in een hoog adeiyk man gezien, dat de eene zyde van 't aangezigt maar verlamd was, en de vleugel op dezelfde zyde nedergevallen. Nachtmerry. Deeze word gezegd aanwezende te zyn, wanneer in de flaap eene zeer grote benauwdheid, met het gevoel van een opleggend gewigt word waargenomen, te gelyk met een onmacht der beweging en fpraak. die geene, die deeze ziekte ondervonden hebben, getuigen alle, dat zy zich dus gevoeld hebben , en dat zy verlost zyn geweest, zo dra zy eenig lid konden verroeren, of geluid geven, maar aangezien , wanneer de algemeene gevoelplaats door een inwendige oorzaak zodanig veranderd  §. ioao. DE BEROERTE. 583 derd word, gelyk zy eertyds door uitwendige oorzaken op het lichaam werkende, veranderd was geweest, den mensch zich als dan verbeeld, dat zodanige uitwendige oorzaken beftaanen werken, gelyk te voren $. 700. alwaar over de ylhoofdigheid der koorts gehandeld wierd, breder gezegd is; blykt de rede, waarom zy geloven, dat een fpook op hun legd , en hun dreigt te verflikken, maar aangezien de oorfprongen der denkbeelden niet aan de uitwendige oorzaken beantwoorden, maar aan de inwendige gefteldheid der hersfenen, ontftaan 'er wonderlykeinbeeldingen, gelyk toen uitgelegd is geweest, hierom word het nachtmerry of ook oplegging genoemd (Ij), cleivyl zy voelen ah of'er iets op hm borst klimt of legt. maar om 't gevoel der aanftaande verftikking, wierd het van Themifonis (i) iiviycthi^v genoemd, want gelyk hy by de Latynen van opleggen, zo word het by de Griekens^Wat-i;? van ifyoLKhix dat is opfpringen, genoemd; om dat de geene die door dit kwaad aangetast zyn, geloven, dat zy gedrukt worden, door iets dat op hun fpringt. ik weet dat dit by fommige ontftaan iswanneer zy op den rugh gingen flapen, en het hoefdkusfen , op het welke zy leiden, na beneden gevallen zynde, zymet een achterover geboge nek fliepen: by fommige het hoofd ter zyde en voorover gevallen zynde in de flaap, en dus de nek zeer voorover gebogen , is het zelfde gebeurd, moog'lyk het hoofd dus achterover gebogen zynde, drukt het geheele lichaam der hersfenen , de zydelingfe boezems en de hersfèn-persbak , en het hoofd voorover op zyde gebogen , ontftaat 'er een beletzel voor de kropaders, en daar door worden de werkingen der hersfenen geftoord. edoch het blykt gemakkelyk , dat de oplegging door de eenige kwade legging van het hoofd , in de flaap ontftaan , zo kwaad voorteken niet is : want veele hebben dus fomtyds de nacht- (I) Cadius Aurelian. Morbor. Chron. Lib. L Cap. III» p» 288. O') Ibidem,  584 DE BEROERTE. 5.1020.1021.1022; nachtmerry gehad, zonder eenig volgend nadeel: maar wanneer door de ziekelyke oorzaak, b. v. het zenuwwater langzamerhand in 't hoofd vergaderd, de oplegging in de flaap ontftaat, alsdan •komt dit kwaad gewooniyk dikwerf wederom, en dreigd de beroerte, of ook andere zeer moeilyke kwaaien van de verftoorde algemeene gevoelplaats afhangende, waarom Aëtius (*j gezegd heeft: het geene nachtmerry genoemd word, is geen duivel, maar eerder een voor (pel en beginzel van de vallende ziekte , of van de razerny , of van de beroerte, en een weinig daar naar voegd hy 'er het volgende by: men moet dierhalve het beginnende, kwaad tegengaan ; want het voortdurende en gedurig aanvallende, veroorzaakt eene uit de voorzegde ziektens, het dikke vocht allengskens in de holligheden der hersfenen vergaderd zynde. §. 1021. 1 %Q aanwezende word gemakkelyk gekend, JL>^ indien zy maar door deszelfs verfcheide trappen onderfcheiden word. Want de uitgezochte beroerte word uit die tekenen , welke §. 1008. gevonden worden, gekend, maar op wat wyze de verfcheide trappen der beroerte kunnen onderfcheiden worden, is fi. 1013. 1015. 1016. gezegd. (j. 1022. ]\/fen kan geene algemeene geneeswyze 1 vJL deezer kwaal geven; want men moet, na de verfcheidendheid der oorzaak (1010J , de wyze van dit te gebruiken, en der aangedane plaats, geheel onderfcheide geneeswyze in 't werk ftellen; en dezelve werkftellig maken eer het kwaad diepe wortelen gefchoten heeft. Dit (*) Lib. VI. Cap. XII. pag, 104. verfa.  f.1022.1023- DE BEROERTE. 5% ; Dit blykt van zelve uit de §. icio. opgenoemde oorzaken-, want deeze zyn zo onderfcheiden, dat 'er dikwerf een tegenovergellelde geneeswyze vereischt word.- dit moest voornamentlyk daarom gewaarfchouwd worden, om dat 'er met zodanige middelen gezwetst word, die, aan grote lieden, die deeze ziekte dikwerf overkomt door hun veel eeten en drinken, menigmaal zeer duur verkogt worden, en byna alle uit zeer fcherpe fpeceryen , vlugge alcalifche zouten en diergelyke beftaan , welke in de beroerte door de volbloedigheid of ontfteking ontftaan , allerergst benadelen, daarenboven, indien de kropaders door een dikte gedrukt wierden, zoude men te Vergeefsch eene geneeswyze voor 't hoofd willen in't werk ftellen, dewyl de geheele genezing daar van afhangt, dat dief dikte weggenomen worde, maar aangezien deeze ziekte zo moeilyk is om te genezen, offchoon zy ook zagt is, gelyk te voren gezegd is; word'er tot een gelukkige genezing vereischt, dat zy eerder door eene bekwame geneeswyze voorgekomen worde, eer dat zy daar is, of dat ten minften in 't be^in der ziekte zelve alles in 't werk gefteld worde , dat voorÜelV kan zyn : want het kwaad wortelen gefchoten hebbende , zal fchielyk dodelyk zyn, of indien de zieke 'er van opkomt, zullen de werkingen der algemeene gevoelplaats byna nimmer wederom in hun geheel herfteld worden, maar hy zal naderhand een allerellendigst leven leiden; gelyk §. 1018. gezegd is. het is diei halve behoorlvk, dat de geneeswyze in een fchikking befchreveh word, volgens derzelver onderfcheide foorten. 1023. Tndien zy dierhalve voorzien word voort te 1 zullen komen uit een taaije, krachteloze, koude oorzaak (roio. N°. 2. lit. 7.) door de tekenen aldaar gefteld, moet men aanftonds trachten: 1. dat de drukking van \ lymachtige van het hoofd worde afgewend, 2. dat de taayheid'in de hersfenen en het geheele lichaam verdund worde. Wanneer nu de hersfenvaten door zodanig lymachtig vocht -Opgepropt zyn, is 'er weinig hoop overig : hierom word weDerdeDeel. Eeee der-  586 DE BEROERTE. §,1023.1024 derom vermaand, dat de geneeswyze in 't werk gefteld moet worden, wanneer de beroerte uit de te voren befchreve tekenen voorzien word. als dan neemt men twee voorname deelen deezer genezing in agt: want indien deeze flymachtige kwaadzappigheid ten eerften konde weggenomen worde , zoude de geneeswyze de beste en volmaakfte zyn: maar, op dat deeze verdund worde, word 'er tyd vereischt; en dus zal het nodig zyn, dat al dit lymachtige door alle poging der kunst van het hoofd worde afgeweerd, want alhoewel dit andere deelen des lichaams bezet, en derzelver werkingen belet, zal daar uit minder gevaar zyn, en hoop tot ongemakkelyker genezing, wanneer de meisj'ens door de witte Öymzucht of vryfter ziekte aangetast worden, is het geheele lichaam gezwollen door zodanig taay en lymachtig vocht, zy kwynen wel, maar_worden nochtans snezen, zo lang deeze zamenvloed noch niet in de hersfenen5 vergaderd is. nu volgd 'er s dat wy in aanmerking nemen op welke wyzen deeze twee vereischten , om de beroerte door een taaije en lymachtige kwaadzappigheid van 't bloed zullende ontftaan, voor te komen, kunnen verkregen worden. v- IG24- TV drukking op de hersfenvaten word \-J verminderd 1. door afleiding na andere en tegenovergeftelde plaatfen. 2. door algemeene ontlastingen. 1. Wanneer het hart het bloed in de grote hart-flagader jaagd, word het zelve na evenredigheid der grootte van derzelver middellyn, door alle deszelfs takken gejaagd, indien de wederftand overal even groot is ; en dus op dat den indrang en de hoeveelheid der flippen van.de hersfenvaten afgeleid worde, moet de teo-enftand der vaten op andere plaatfen verminderd worden, op dat zy meerder kunnen bevatten ; en als dan word deeze afleiding verkregen ; vooral indien de onderfte vaten van het lichaam zodanig bereid worden , dat zy eene grotere hoeveelheid der fappen kunnen ontfangen. hierom zyn m deeze ziekte * de  §. 10S4.1025. DE BEROERTE. 587 deambaaijen, maandftonden, afgang, van zo groot nut, gelyk §. 1017. gezegd is. 2. Om dat derzelver hoeveelheid door de vaten moetende bewogen worden, verminderd word. Wy zullen nu deeze afzonderlyk in de twee volgende hoofddeelen in aanmerking nemen. §. 102). TAamping, ftoving, bad, zuiging, aan\ * trekkende, roodmakende, blaartrekkende , brandende, fontanel, feton, wryving, een bepaald verband, op de grote vaten, de voeten, beenen, dyën gelegd, zyn goed om "t eerfte oogmerk (1024.. N°. 1.) te bereiken, fpoelingen, gorgelingen, kauwmiddelen, de fpog in beweging brengende, üymzuiverende middelen, op de mond, keel, neus gelegd, dienen tot het zelve einde. Alle de eerfte worden gelegd op de onderfte deelen des lichaams : fommige met die hoop , dat de tegenftand der zyden van de vaten verminderd zynde, deeze deelen meerder zwellen door de fappen , en aldus eene mindere hoeveelheid fappen na boven trekken, want de dampingh, ftovingen het bad werken dit uit, door de vaste deelen te ontfpannen; maar de zuiging, voornamentlyk door koppen, maakt door de drukking der "dampkring weg te nemen of veel te verminderen, dat de deelen van het lichaam, op welke zy gelegd worden , zeer fterk zwellen, edoch de andere door deeze deelen te prikkelen, zullen de beweging der vochten door dezelve vermeerderen, gelyk daar zyn aantrekkende, roodmakende middelen enz. maar van alle die , welke door den indrang der fappen, na andere deelen afteleiden, voordelig kunnen zyn , is te voren by het vierde getal §. 306. gefproken, alwaar over de genezing der Eeee 2, ont- 587  588 • DE BEROERTE. §.1025. ontfteking gehandeld wierd; en aldaar zyn deeze elk in't byzonder uitgelegd, gelyk ook §. 134., alwaar over de afleidende, aantrekkende, voortjagende middelen, in de genezing der verftopping gehandeld wierd. . Maar aangezien men in de genezing der ontfteking, altyd zorg zoude moeten dragen, dat de beweging van 't bloed door 't geheele lichaam, door geen fcherpe prikkelende middelen vermeerderd wierd, daarom wierden de blaartrekkende middelen, vooral die van fpaanfche vliegen gemaakt zyn , met groter voorzorg aanbevolen, maar in dit foort van beroerte , die gemeenzaam is aan menfchen van een koud geftel s en waar in een krachteloze flymachtige kwaadzappigheid van het bloed is , is het gebruik der fpaanlche vliegen minder gevaarlyk, aangezien zy tevens doordat lymachtige te verdunnen voordeel doen , gelyk §. 1027. zal gezegd worden, hoefchoone uitwerkingen de fetons in de genezing van de ziektens van 't hoofd te weeg brengen, is te voren $• 396- gezegd geweest, en word ook door veele waarnemingen in deeze ziekte bevestigd, dus is de dofheid , naar de beroerteoverblyvende, die men vruchtloos door blaartrekkende middelen, en de fontanel beproefd had te genezen, geheel door de fe* ton genezen (k). dus ook in een kind, die van 't paard gevallen, de beroerte had gekregen, bleef het geheugen, geduurendeveele weeken gekwetst; maar is door een in 't werk gefielde feton , in acht dagen volkomen genezen (/). Edoch dusdanige verbanden der lidmaten, door de aders te zamen te^drukken ;"de flagaders niet zo zeer, als zynde meestal te diepgelegen, en niet zo gemakkelyk om te zamen te drukken, maaken, dat eene grote hoeveelheid vochten in de lidmaten vergaderd word; aangezien de flagaders toelaten , maar de gedrukte aders de wederkering na het hart beletten ; hier door zal het. hoofd door vry kleinder hoeveelheid gedrongen worden, daarom ook OO la Motte Traité complet de Chirurg. Tom. I. pag. 122. CO Medical eflays Vol. V. Part. II. Qbferv. LIL pag. 598-  §. ipojf. DE BEROERTE. 589 ook zyn dc bindingen der lidmaten by eene andere gelegendheid (ziet |. 743.), aangeprezen om de neusbloeding te bedwingen, ja, men leest zelfs, dat zeer fterke bindingen der beenen , de beroerde hebben opgewekt (m). maar als dan fchynen zy eerder voordelig te zyn geweest, door pyn te verwekken, als door de vaten te drukken, om dat zodanige alierfterkfte tezamentrekking ook de flagaders drukt; en dus verminderd zy het getal der doorlatende vaten in de onderfte deelen; daar een lichte binding alleen de aders, en niet de flagaders vernauwd, en dus voordeliger is , door de drukking na 't hoofd te verminderen. Edoch deeze afleiding der krachteloze en koude lym van de hersfenen, kan op een andere wyze ook te weeg gebragt worden, het is uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam bekend, dat de mond vanbinnen, en de keel altyd natuurlyker wyze door flym bevochtigd zyn , de gezonde fpog iets taays heeft, de neus inwendig door een flymachtig vocht beftreken word, die tot zeer dikke klei kan te zamen groeien , maar die nochtans in 't water kan ontbonden worden, maar alle die deelen, welke de flym na deeze plaatfen afzetten, ontvangen het flagaderlyk bloed, waar uit deeze afzetting gefchied , door de takken der buitenfte kropaders; waar door het bloed, na de hersfenen gaande, en tot de afzetting van het dunfte vocht gefchikt, fchynt verlost te worden van de ftof der fpog en van de flym 00? eer het door de hersfenvaten vloeit, indien dierhalve de beroerte door zodanige flymachtige zamenvloejing te vreezen is , zyn de Geneesheeren zeer wel beraden, indien zy beproeven de afzetting der flym na alle deeze plaatzen te vermeerderen, opdat het bloed zo veel te zuiverder in de hersfenen kome. maar de vermeerdering der afzetting van de flym na deeze plaatfen, kan men verkrygen , wanneer de uitwerpende^ vaten door verzachtende fpoelingen ontfpannen worden, op dat"zy het afgezette vocht gemakkelyker uitwerpen; en vooral, indien deeze plaatfen door prik- (ot) La Motte loco modo citato. 00 H. Boerhaave Inftit. Medic- §• 235. Eeee 3  520 DE BEROERTE. $.1025. prikkelende middelen getergd worden , want als dan Horten zy groter hoeveelheid vocht, gelyk alryd word waargenomen, inde lyst der geneesmiddelen by dit getal, word zodanig prikkelend afkookzel uit fcherpe fpeceryën te zamen gefteld, gevonden, dat gelyk een mondfpoeling en gorgeldrank, met de allerbeste uitflag in dit geval kan gebruikt worden, buiten dat is het uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van't menfchelyk lichaam bekend (0), dat de oorlprongen der fpog en derzelver uitlozingen zodanig geplaatst zyn, datzy, voornamentlyk door de beweging in 't eeteiv, hunne vochten uitftorten; hierom worden ook kannemiddelen aangeprezen , welke voor grondfleen zodanige gewooniyk hebbeh, het geene zeer lang tusfchen de tanden kan gewreven worden , nochte eventwel gemakkelyk in de fpog ontbonden worden, gelyk b. v. zyn wasch, en voornamentlyk mastiek, welke zonder vermindering van derzelver zelfftandigheid een geheele dag tusfchen de tanden kunnen gefloten worden : by deeze voegen zy daar naar fcherpe fpeceryën, welke door te prikkelen en te tergen, een groter hoeveelheid fpog en flym uitlokken ; welke zyn, vuurwortel, gember, peper, enz. een voorfchrift van zodanig kauwmiddel, de fpog bewegende , word van gelyken in de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden, aan de neus kunnen ook diergelyke in 't werk gefteld worden, nochtans op dien voet, dat men zich hier van al te fcherpe moet onthouden, aangezien de inwendige oppervlakte der neus veel gemakkelyker kan getergd worden, als de mond van binnen en de keel, en daar door eene al te fterke niezing zoude kunnen verwekt worden, de geneesmiddelen, welke fchoon tot dit gebruik dienen, worden in de Inflellingen (p) opgenoemd: maar die, welke aldaar by 't laatfte getal worden gevonden , zyn te fcherp ; hierom moeten zy met grote voorzorg alleenlyk gebruikt worden; en byna maar alleen in die, die door een langdurig gebruik van fnuif, de neus van binnen byna vereelt hebben, maar om dat deeze Co) Ibidem §. 65. Ciü Ibidem S.1195. 1. 2, 3. 4.  §.io25Mo26\ DE BEROERTE. 591 ze geneesmiddelen zo grote hoeveelheid flyms uit de neus halen , worden zy flymzuiverende genoemd, welke voor alle de gebreken van 't hoofd van Aretceus (*) aan bevolen worden, maar uit het gezegde blykt, dat deeze alle op twee wyzen voordelig zyn, voor zo veel te weten zy een gedeelte der ziekte ftof ontlasten, en voor zo veel zy door de hoeveelheid en de beweging der fappen door de takken der buitenfte kropader te vermeerderen, de drukking van de hersfenen afwenden, aan welke inwendige kropaders voorzien, om deeze laatfte uitwerking wierden §. 781. in de genezing der razende koorts zachte fpoelingen en gorgelingen aangeprezen , om dat de prikkelende in een fcherpe ontftoke ziekte niet zonder gevaar zyn. §. 1026. O raakmiddelen, fterkzuiverende mideelen, D zekerlyk bepaald; infnyding, doorfteking der aders; offchoon zy altyd iets onzekers by zich hebben, voldoen aan 't tweede oorzaak (1024. N°. 2.). Alle ontlastingen, door de hoeveelheid der fappen te verminderen , verminderen ook de drukking derzelve op de vaten; maar men moet acht geven, of de ontlastingen altyd te pas komen, en welke die zyn. in dit foort van ziekte is het lichaam door taaije en flymachtige vochten gezwollen, en 'er is dikwerf een braking van flym aanwezende (ziet §. xoio. 2. y.j; en dus zoude het vry gemakkelyk fchynen , door een gegeven braakmiddel, een gedeelte van deeze droesfem, de eerfte wegen bezwarende , uittejagen, en aldus voor te komen, dat zy niet verder met het bloed zich vermenge. Celfus (q) had ons gewaarfchouwd, dat het braken voordelig is voor die, die veel toevloeijing van fpog, of %v alging, of geluid in de ooren, of natte oogen hebben, welke toevallen (*) De Curat. Morbor. Dint. Lib. t Cap, II. pag. 115, GO Lib. I. Cap. III. pag. 30.  5oè DE BEROERTE. §.1026'. kn in deeze ziekte aanwezende zyn (ziet §. 1010. 2. y. en 1020. 4.), en dus fchynt het gebruik van braakmiddelen in dit geval niet geheellyk af te keuren; en in de lyst der geneesmiddelen by dit getal worden verfcheide voorfchriften gevonden, die ■ ier toe kunnen dienen, intusfchen nochtans worden de fappen onder het braken, gelyk reeds meer dan eens gewaarfchouwd is, met grote hoeveelheid en indrang na het hoofd gebragt; en dus ftryd deeze uitwerking tegen de eerfte aanwyzing §. 1023., welke gebied de drukking van het flymachtige van het hoofd aftewenden, dierhalve word te recht in de voorftelling vermaand, dat zy altyd iets onzekers by zich hebben; voor zo veel namentlyk , dat de hersfenvaten onder het braken te zeer gedrongen worden : waar* om Hippocrates (r), vermaand had; het is kwaad , indien door U braken de hik en roodheid, der ooien ontftaat. maar by eene andere gelegendheid §. 772. is bewezen, dat de roodheid der oogen aanduid, dar de hersfenvaten te zeer uitgezet zynde , zwellen; waarom Aretceus (s) in deeze ziekte geene braakmiddelen aanbeveeld, maar zuiverende middelen aanpryst ; alleenlyk mispryst hy niet de braking die van zelf komt, zeggende: maar indien de geene die purgeert walging heeft, belet dit 'niet; want ook die poging doet eenige kracht tot, de opwekking , en de ftymbraking , leid de oorzaak der ziekte af. Dierhalve fchynen de zuiverende middelen zekerder te zyn , aangezien zy, en door te ontlasten tevens , de hoeveelheid en het°geweld der vochten na beneden afleiden, en de lichte beroerte fomtyds door de afgang van zelve genezen word, gelyk §.j 01f, gezegd is geweest, edoch hier worden fterke zuiverende middelen aangeprezen, op dat zy een zekere uitwerking doen, en de grote hoeveelheid ontlasten, waarom ook Aretceus (t) de inneming, ' (f) Aphor. 3. Sect. VII. Charter. Tom. IX. pag. 293. O) De Curat. Morb. Acutor. Lib. I. Cap. IV. pag. 8.2. (O Ibidem.  5. ioz6. DE BEROERTE. 593 •ming ofte de gifte van het heilig bitter op eenmaal aanbeveelt; welke , gelyk uit een andere plaats blykt 00 5 tot vier of vyf drachmen opgeklommen is. maar dat dit een vry fcherp zuiverend middel geweest is, blykt uit een andere plaats van de zelfde fchryver (w): alwaar hy in de genezing van de flaap-koorts, in welke hy wilde dat men overvloedig purgeren zoude, maar twee drachmen van het heilig bitter gaf, met drie bekers gerflendrank; welke de helft van de drank fchynt te zyn, welke hy, om de beroerte te genezen, aanbeveelt (V), indien de krachten te zwak zyn , om de geheele gifte te gebruiken, in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, word eene genoegzame krachtige zuiverende drank gevonden , uit fcammonie en harst van jalappe beftaande, welke door te ontbinden en te ontlasten, in dit geval veel voordeel zal kunnen aanbrenger, maar twee uuren naar zodanig zuiverend middel toegediend te hebben, word een fcherp klyfteer ingefpoten, op dat de kracht van het ingenome geneesmiddel fchielyker na beneden werkt. Edoch de aderlating fchynt in dit geval een onzekerder uitflag te hebben , ja nauwlyks voordeel te kunnen doen. want indien men vergelykt het geene §. roio. 2. y. gevonden word, zal het blyken, dat by zommige zieken het roode gedeelte van het bloed ontbreekt; en dat door deeze oorzaak die kwyningen en dofheden ontflaan, en het zenuwwater in de holligheden van het lichaam vergaderd word, waar uit de menigte van toevallen, aldaar aangehaald , afgeleid zyn. indien dierhalve de hoeveelheid van het bloed door de aderlating of de infnyding noch meer verminderd word , vermeerderd de oorzaak der ziekte, intusfchen nochtans is 'er niets gemeenzamer in de oeftening der Geneeskunde, dan dat de Geneesheeren hunne toevlucht neemen tot de aderlating, wanneer zy voor de beroerte vreezen: ja zy lopen gevaar van hun goe- 00 de Curat. Morbor. Dinturn. Lib. I. Cap. II. pag. 155. («O De Curat. Morbor. Acutor. Lib. I. Cap, II, pag. 78. 00 Ibidem. C*P' IV. pag. 82. Derde Deel. Ffff  m DE BEROERTE. $. ioa6. goede hma te verliezen by 't onwetende gemeen, die dit middel fchynen verzuimt te hebben, ja ook de achtbaarheid van CelJus (y/fchynt de aderlating altyd aan te.raden; wanneer hy zegt, dat dezelve vooral moet gefchieden zvanneer de zenuwen ontbonden ■zyn, zvanneer iemand fchielyk verflomt. edoch indien wy in aanmerking nemen , dat de ontlastingen in de ziektens alleenlyk voordeel doen , wanneer zy ofte de ziekteftof, ofte de te grote hoeveelheid goed bloed in de bloedryke verminderen, ofte de al te grote fchielykte der omlopende beweging ftillen, ofte eindelyk de^indrana- der omlopende vochten van de aangedane deelen, na andere plaatfen afleiden ; blykt het gemakkelyk, dat in dit geval niet veel goeds van de aderlating te verwagten is. want de beweging van het bloed door de vaten kwynt; deszelfs hoeveelheid ontbreekt; en de ftof der ziekte word buiten de vaten in de holligheden des lichaams opgehoopt; of dat taije lymachtige beoint vast te zitten , omtrent de uiterfte nauwigheden der flagaders; en kan dus op geenerlei wyze door de aderlating afgetapt worden, aangezien dat geene alleenlyk in de aders overgaat,dat door de uiterfte eindens der flagaders door heeft kunnen gaan : maar de afleiding van het hoofd zal zekerder en beter gefchieden kunnen , door het geene in 't vorige Hoofddeel aangeprezen is wanneer de beroerte reeds aanwezende is, en dat 'erdus niet zonder reede gezegd word , dat dezelve zelden genezen word. intusfchen nochtans fchynt het hard, zodanige zieke, naar de kwaade voorkennis aan zyn lot over te laten ; en de Geneesheer zoude befchuldigd kunnen worden, als of hy die middelen verzuimt had, van welke noch iets te wagten was. dierhalve dan moet men op eenmaal alles in 't werk ftellen, dat voordelig zoude kunnen zyn, naar van tevoren de vrienden der zieke, over het allergrootst en byna onvermydbaar doodsgevaar gewaarfchouwt te hebben, maar aangezien in deeze nu ontftane beroerte dezelve oorzaak is , welke te voren uitgelegd is, als vrees voor de toekomende beroerte veroorzakende; blykt het genoeg, dat de zelfde geneeswyze vereischt word , welke in de vorige Iloofddeelen befchreven is geweest, dierhalve dan moet men door die middelen, die §. 1025. gevonden worden, beproeven eene fchielyke afleiding van 't hoofd te weeg te brengen; en vooral door blaartrekkende middelen ; en tevens moet 'er indien de krachten noch genoegzaam zyn, eene ontlasting gefchieden. maar aangezien zodanige zieken nauwlyks kunnen doorflikken, is de vöornaamfte hoop gelegen in fcherpe klyfteeren, op dat de afgang fchielyk en fterk voortgebragt worde; van welk geneesmiddel *Aretaus (e) de vermindering der hoeveelheid, en de afleiding 'O; de Curat, Morbor. Acutor. Lib. I, Cap. IV. pag. 8i»  $. io28. DE BEROERTE. 599 ding van 't hoofd met recht verwagte: maar hy gebied, dat zodanig klyfteer fcherp zy, daar by doende enphorbieencoloquinr. nochte hy fchynt iet anders in dit geval beproefd te hebben, ten zy naar de toediening van zodanig klyfteer den mensch een zveifiig opgewekt zy , of door de koorts aangetast, ofte van die dofheid wederkeere tot het gevoel, ofte depolsflag wederom zoel herfield', ofte het aangezicht alles heter betekenende; zvant alsdan is 'er hoop tot de genezing, en men moet fioutmoediger te zverk gaan. 'er word in de lyst der geneesmiddelen by dit getal, een voorfchrift van zodanig fcherp klyfteer gevonden, en andere diergelyken zouden b. v. uit de wortel van zwart nieskruid kunnen gereed gemaakt worden, waar van een once in water gekookt,een krachtig geneesmiddel geeft, maar aangezien het wagten hier gevaarlyk is, is *t best, dat zodanig geneesmiddel in korten tyd by de hand zy. in de winkels word een toeftelfel verkogt, dat een goede hoeveelheid coloquint in zich bevat: waar één, of een en een half once , in tien oneen water afgefpoeld, twee drachmen •diamant-zout daar by doende , geeft zodanig klyfteer; dat ook zoude kunnen herhaald worden, indien het ingefpote middel een weinig daar naar wederom uitliep. Boven dat worden gewooniyk de allerfcherpfte prikkelende middelen op verfcheide deelen des lichaams gelegd, op datzy de begrave zinnen opwekken, zommige ftellen de allervlugfte geest va:i ammoniac zout door de neus opgetrokken in 't werk: andere pryzen zeer fcherpe azyn met het afverfzel van bevergeil; zy leggen op de flapen van 't hoofd de zo genoemde balfemen tegen de 'beroerte, uit de uitdruppingen der allerfcherpfte oliën bereid, en ftryken die onder de neus. buiten dat leggen zy blaartrekkende middelen uit geftampt mostaart zaad , en radysch onder de zooien van de voeten, ja mooglyk is 'er geen ziekte, in welkede zieken meerder geplaagt worden, en wel met recht; want of zy worden door deeze, alle op één maal in 't werk te ftellen, van zo groot gevaar verlost; of indien deeze vruchtloos gebruikt zyn,  6oo DE BEROERTE. J. 1028. 1029 zyn , gevoelen zy deeze moeilykheden niet, aangezien zy geen gevoel hebben. §• io29- Zander gebruik nochtans van deeze alle V->^ (1028.) vermeerderd dikwerf't kwaad, de ftof te zeer bewogen en ingedrongen zynde door alle de prikkelende middelen: de krachten nochtans terftond zullende weggeworpen worden door onledigende middelen, hierom moet men terwyl men bezig is met de ontbinding altyd op de ontlediging en afleiding werken, voor zo veel de zaak Iyden kan: hier uit ontftaat de regel, ten zy de aderlating helpt, dood zy. Te voren §. 75., alwaar over de genezing der ziektens, van het van zelf ontftane flym, ontftaan zynde, gehandeld wierd, is gezegd, dat de vermeerderde beweeging wel voordelig is, maar dat men tevens zorg moet dragen, dat door de fchielyk verwekte beweging deeze flymachtige ftof niet in de nauwigheden dei: vaten worden gedrongen, en aldaar ondoorgankelyk vastzittende, gevaarlyke ziektens voortbrenge. wanneer dierhalve zodanige ftof 'de hersfenen bezettende, de beroerte voortbrengt, zo blykt het o-enoeg dat het altyd te vreezen is, dat door fterk prikkelende middelen , op eenmaal op alle wyze in 't werk gefteld, het kwaad vermeerderd word, dewyl de ftof, noch niet genoegzaam gaande gemaakt, dat zy doorftralen kan , door deeze gedrongen, word. de. ontledigende middelen fchynen wel zekerder, maar fomtyds vervallen alle de krachten , in deeze reeds zwakke en kwynende, eer zy door de ziekte aangetast wierden, door overvloedige ontlastende middelen, waar uit blykt dat hier grote voorzichtigheid nodig is, op dat de Geneesheer tevens de zieke hulp toebrenge en zyn goede naam beware in deeze twyffelachtige ziek.  §.rc2a." DE BEROERTE. 6b i ziekte, want indien deeze fcherpe opwekkende middelen niet gebruikt zyn, of door voorzichtigheid zeer fpaarzaam , zal de dood van de zieke, aan derzelver verzuim, door de kwaadwillige worden toegefchreven. en van gelyken , indien de krachten fchielyk vervallende, naar fchielyke ontlastingen, de zieke komt te fterven , zal de Geneesheer, vooral by'heele groten , die nooit geloofd worden door ziekte te fterven , maar wel door de dwalingen der Geneesheeren , befchuldigd worden, onderrusfchen zullen alle rechtfchape Geneesheeren bekennen , dat 'er, om deeze ziekte te genezen, niet anders overig is, dan d it de ziekteftof door de ontlasting worde weggenomen , of doorganklyk worde gemaakt door te verdunnen : het best van al zoude zyn , indien dit te gelyk konde gefchieden , aangezien het aanwezende gevaar geen uitftel lyd; en tevens wanneer deeze in 't werk gefteld worden , de drukking van het lymachtige door alle de kracht der kunst van 't hoofd afgeleid zoude worden. Celfus (f) heeft de volgende vaste geneeskundige ftelregel gefteld : indien alle de lidmaten zeer ontbonden zyn, dood of verlost de aderlating, doch dit verkeerd verftaan zynde, heeft menigmaal gelegendheid gegeven , de Geneesheeren te befchuldigen: want indien de zieke naar de aderlating ftierf, wierd de uitfpraak volgens 't gezag van Celfus gedaan, dat de Geneesheer hem gedood had : indien de zieke zonder aderlating kwam te fterven, wierd de Geneesheer befchuldigd, deeze verzuimd te hebben, hier door wierd van beide zyden een ftrik gelegd voor de goede naam der Geneesheeren , door dit zeggen van Celfus. maar het fchynt dat de dood kwalyk toegefchreven word aan de aderlating , wanneer de zieke fterft door het geweld deezer, zo dikwerf ongeneeslyke ziekte : want dan fterft hy wel naar de aderlating , maar niet door de aderlating ; welke twee ten hoogften moeten onderfcheiden worden, in zwakke menfchen verminderd de aderlating wel de levenskrachten, maar' brengt (/) Lib. III. Cap. XXVlI. pag. 178. Derde Deel. Gggg  603 DE BEROERTE: 5.1029. brengt geen zekere dood te weeg. waarom Celfus alleen maar fchynt te hebben betekend, dat, indien de aderlating het kwaad niet verlicht, 'er als dan geene de minfte hoop is ; het geene blykt uit het geene dat onmiddelyk op. de aangehaalde plaats volgd. want hy fchryft aldus : eene andere geneeswyze her field nauwlyks ooi f de. gezondheid ; feit dikwils de dood alleen maar uit; befchadigd intusfchen 't keven, indien de beweging en 't verftand niet zvederomkomt naar de aderlating, is 'er geen hoop overig : indien zy wederomkomt, komt de gezondheid ook wederom. dierhalve heeft Celfus bekend, dat 'er geen krachtiger geneesmiddel is; en dus veroordeeld hy de aderlating niet: en het is veel, indien men de dood kan uitftellen in een ongeneeslyke ziekte, buiten dat dringt Celfus aan (g), ter plaatfe alwaar hy in eenbyzonder hoofddeel over de aderlating handeld, dat dezelve allernoodzaaklykst in de beroerte moet gefchieden ; ik heb by eene andere gelegendheid §. 743. hier reeds gewag van gemaakt in de genezing der heete koorts, intusfchen aangezien die plaats zeer wel diend ora.de regel der oeffenende geneeskunde, waarvan gefproken is, uit te leggen en te verftaan, zal het der moeite waardig zyn, deeze hier te herhalen, dus word aldaar gelezen: het kan nochtans gefchieden, dat de ziekte dit welvereischt, maar het lichaam het nauw'lyks fchynt te kunnen verdragen: maar indien nochtans daar geene hulp door te voorfchyn komt, en de zieke flerven zal, ten zy hy door een vermetele proef geholpen zy ; moeteengoed Geneesheer in dit geval aantoonen dat 'er geen hoop is buiten de aderlating; en bekennen, hoe grote vrees in deeze zaak zelve is: en dan eindelyk, indien 't gevergd word, bloed laten, waar van men in zodanige zaak niet moet twyffelen^ zvant het is geruster een twyffelachtig middel in 't zverk te ftellen, als in 't geheel geen. en dit moet voornamentlyk gefchieden, wanneer de zenuwen verlamd zyn; zvanneer iemand fchielyk verftomd enz. Over de nuttigheid der aderlating, in dat zoort van beroerte, dat van de volbloedigheid, ontfteking, of ook door de al te grote QfUb. II» Cap» X» p. 79*  §.io29. DE BEROERTE. €0$ te fnelheid van 't bloed na 't hoofd gericht, ontftaat. (waar over wy in 't volgende hoofddeel zullen handelen) is niemand meer ia twyffel: maar men heeft dikwils getwist, of de aderlating in dit foort, dat het taaije flymachtige voor oorzaak heeft, voordeelig kan zyn. dat daar van niet veel goeds kan verhoopt worden om die flymerige kwaadfappigheid van het bloed, waar door een toekomende beroerte gevreesd word, te verbeteren, is §. 1026. gezegd geweest, maar wanneer de beroerte zelve nu aanwezende is, Hellen'veele ervarene en voorzichtige Geneesheeren dezelve in 't werk-; maar met matigheid en voorzorg , aangezien hier geen overvloed van bloed is, met dat oogmerk vooreerst, om naderhand fcherpe prikkelende middelen , met meer zekerheid, met minder vrees voorde fchielyke verdunning van het'bloed, welke in dit geval nadeel Zoude kunnen doen, in 't werk te Hellen, waarom zy ook niet geheel fchynt in dit geval veroordeeld te kunnen worden, indien de krachten noch genoegzaam zyn. men vind zekèrïyk zeer fraije dingen omtrent deeze zaak van Archigenes , overgeleverd by Aëtius (#); want hy gebied door met een pen de keel te tergen, de maage te ledigen, en door een fcherp klyfleer in te fpuiten, van gelyken de darmen ; het geene ook tevens tot eene afleiding diend, gelyk gezegd is. maar dit gedaan zynde, het gevaar te voren gewaarfchouwd zynde, gebied hy de aderlating op dc rechter hand in 't werk te Hellen; maar de hoeveelheid verdeelende, want men moet de kracht opwekken, niet ontbinden, of de warmte uitdoven, edoch hy vermaand ons voorzichtiglyk dat men de pols, de couleur van het aangezicht, en de ademhaling in acht moet nemen, ten tyde dat het bloed vloeid; en dat men meerder af kan tappen, indien'er niets ergers op volgd. naar de aderlating gaat hy over tot het geene de verdoofde zinnen kan opwekken;'gelyk zyn fcherpe reuken, (enkel reukwerk by hem genoemdj en het fchreeuwen enz. maar wanneer hy geloofde dat de 0 Lib. VI. Cap. XXVII. pag. ro8. Gggg 2  5o4 DE BEROERTE. §. 1029.1030. de aderlating geen plaats had , als dan zette hy koppen zonder doorfnyding fterk trekkende, in de lendenen en 't week van de buik ; en hy bevestigd , dat hy aldus :dikwerf afgang verwekt heeft; en dat de door de beroerte aangetastte te gelyk weder by hun zelve gekomen zyn. met deeze voorzorgen dierhalven fchynt de aderlating ook in dit geval in 't werk gefteld te kunnen worden; maar matiglyk en in tegenwoordigheid van den Geneesheer, op dat de ader terftond kan gefloten worden, wanneer hy ziet dat de levenskrachten ontbreken. (j. 1030. ]\/§aar indien de beroerte door deszelfs te1V1 kenen (1010. N°. 2. 1. /3. N°. 3. 1. *. 1. y.) voorzien word te zullen ontftaan, moet men terftond toevlucht neemen tot het geene zeer fchielyk zoude kunnen ledig maken, ontbinden, afwenden. 1. dat dierhalve een ruime fchielyke aderlating, en wel uit de kropaderen, in 't werk gefteld worden; welke na bevinding van zaken moet herhaald worden: want naar deeze, inciien de ziekte geneeslyk is, ontftaat gewooniyk verlichting. 2. men geeve als dan in grote hoeveelheid een tegenvuurig zui-* verend middel, dit worde eenige reizen herhaald, op dat byna eene gedurige afgang verwekt worde; maar indien de zuiverende middelen niet rasch genoeg werken , zo laten ze bepaald worden door een genoegzaam fcherp klyfteer. 3. men diene daar naar gedurende het geheele beloop der ziekte, verkoelende, afipoelende, verdunnende, tot 't wateren leidende, geneesmiddelen toe. 4. men voege 'er tevens fterke aftrekkende middelen by, tot dat men het kwaad te boven is gekomen. 5". de zieke gebrui"ke zeer dunne fpys en drank. 6, men wagte zich vooral van -  §. 1030. DE BEROERTE. 605 van alle fcherp prikkelend, bewegend , verhittend middel ; van uitwendige warmte , van 't nederleggen in 't bedde, maar vooral met 't hoofd nederwaards , en op de rugh. Maar wanneer het blykt door de te voren aangehaalde tekenen, dat de bloedvaten in de hersfenen teveel uitgezet worden , door de volbloedigheid, of door de ontftokene dikte , op door de al te grote fchielykheid van het bloed na het hoofd trekkende; als dan is 'er eene fchielyke ontlediging nodig , gelyk ook eene ontbinding van het aaneen gegroeide, en afleinding van het hoofd. 1. Wanneer de ziektens genezen kunnen worden door het overvloedige weg te nemen , brengt het geneesmiddel gewoon'lyk een zekere en fchielyke hulp toe : want de genezing is vry moeilyker, wanneer het in 't lichaam ontbrekende, moetherfteld worden, of ontbonden worden het geen te zamen gegroeid wa*. dat een ruime aderlating hier voordelig is, ftemmen alle de Geneeren toe, op dat tegeneen grote uitwerking een groot middel(i) gefield worde: want gelyk Aretceus (k) zeer wel waarfchouwd : indien gy klelnder aderlating gedaan zult hebben-, als de zaak vereischt, zult gy niets groots door een groote hulp uitrechten. het is wel waar, dat hy ook waarfchouwd, dat het moeilyk is re raden, aangezien ook een ruime aderlating nadeel doen kan : maar men moet aanmerken, dat Aretceus aldaar van alle beroerte in 't gemeen fpreekt, maar niet van dat foort, het geene bloedige beroerte genoemd word van de Geneesheeren , waar van hier gehandeld word, wanneer de hoeveelheid van 't bloed in 't geheele lichaam, of ten minften in de hersfenvaten, te overvloedig is, alwaar zelden, ook eene ruime aderlating nadeel kan doen. een fchielyke verlichting van alle de toevallen volgd gewoon'lyk fchielyk? O') Aret. de Curat. Morb. Acutor. Lib. I. Cap. V. pag. 81. . Qk) Ibidem, Gggg 3  6o6 DEBEROERTE. §■ 1030, lyk, indien de vaten in de hersfenen noch niet verbroken zyn, en het bloed uitgeftort hebben ; ofte de zeer dunne vatjens te zeer te zamen gedrukt zyn door de grotere uitgezette vaten, ja in de bloedryke moet de aderlating fomtyds dikwils herhaald worden j aai gezien het gedeelte van 't bloed, dat de vaten uitzet, weggenomen zynde , de te voren gefmoorde , en als onderdrukte kracht zich terftond verheft, en de fchielyke vermeerdering van de omlopende beweging een nieuw gevaar voor den dag brengt, maar de volheid, hardigheid, driftigheid der pols, zullen een ervaren Geneesheer genoegzaam zekere tekenen geven , dat hy bepalen kan, of de aderlating herhaald moe. worden dan niet ? de Geneesheeren hebben voornamentlyk de aderlating uit dekropaders aangeprezen, om dat de hersfenvaten aldus onmiddtlykgeledigd worden, wanneer deeze aders geopend zyn : edoch op dat deeze aders doorftoken kunnen worden, zyn de Heelmeefters gewoon , een windzel om de hals toe te trekken , op dat zy meer zichtbaar zouden worden, en zekerder met het lancet doorftoken kunnen worden, maar ten tyde als dit gefchied, is 'er gevaar van verbrekinge aanwezende, indien 'er een grote volheid is in de hersfenvaten, en daarom is de drukking deezer aderen §. 1010. 3. K onder de oorzaken der beroerte opgenoemd : hierom fchynt het zekerder te zyn, dat de vaten eersteenigermate ontlast zynde door de aderlating op den arm of op de voet, daar naar ook de kropaders doorfneden worden , indien 'er een herhaalde aderlating nodig is. a. Hoe veel de zuiverende middelen in deeze ziekte te genezen of voor te komen vermogen , is §. 1017. en 1026. gezegd geweest; want zy zyn voordelig door de ontlasting, endoorden indrang van het hoofd af te leiden, maar in dit foort van bloedige en heete beroerte , worden zodanige vereischt, welke zonder vermeerdering van de beweging der fappen fterk genoeg de afgang Veroorzaken, en tevens door de ontftokene dikte van het bloed te ontbinden, voordelig zyn. deeze worden tegenvuurige zuiverende middelen genoemd', men geeft gemeenlyk in zodanig geval het .afkook-  .$.1030. DE BEROERTE. 607 kookzel van fene bladen met tamarinde; en indien de afgang niet fchielyk. genoeg volgd, worden jde dikke darmen dooreen fcherp klyfteer van falpeter, diamant zout, met azyn-honig en diergelyke , geprikkeld, op dat de werking van het toegediende middel zo veel te fchielyker en zekerder na de aarsdarm afgeleid worde : maar die klylteeren uit coloquint, zwart nieskruid enz. beiiaande, §. 1028. aangeprezen, zouden hier niet te pas komen , om dat zy de beweging vermeerderen, het is ook beter , dat gedurende verfcheide dagen door zodanige zuiverende middelen te geven , in minder gifte nochtans de afgang veroorzaakt worde, tot dat de verminderde hitte van het lichaam, van de volheid der vaten, en de verlichting der toevallen, gewoon zynde de beroerte vooraf ^ gaan, leeren, dat aan de aanwyzing der genezing in deeze ziekte voldaan is. men zie na het geene in de genezing der ontfteking §. 396. van de tegenvuurige zuiverende middelen gevonden word. om diergelyke rede zyn ook de zelfde in de genezing der razende koorts §. 781. aangeprezen. 3. Want in de bloedryke, in menfchen van een heet geftel, en welkers bloed lymachtig is door de ontftokene vastklevendheid, ontftaat meest deeze ziekte, en dus moet hier al het geene verkoeld, affpoeld, verdund, gebruikt worden : maar diergelyke leiden ook altyd tevens het water af. men -zie, het geeue hiér over §. 396". 5. gevonden word. 4. Over deeze is §. 1025. gefproken. maar in dit geval komen die te pas, welke, dewyl zy de drukking van het hoofd afwenden , tevens de beweging der fappen niet vermeerderen: voet baden , zachte wryvingen, koppen, zachte aantrekkende middelen, worden hier voornamentlyk aangeprezen, maar de blaartrekkende middelen, aangezien zy door een fcherpe prikkel de beweging dikwils door het geheele lichaam vermeerderen, worden hier minder aanbevolen, of indien zy io 't werk gefteld worden, zoude  cb8 DE BEROERTE. §-1030. de dit alleen maar kunnen gefchieden, naar de reeds aangeprezene ontlastingen. 5. Op dat te weeten niets gegeven worde, dat, of door de hoeveelheid kan bezwaren, of door de prikkeling de beweging vermeerderen, maar welk dit voedzel is, en om welke rede voordelig, is breder uitgelegd in de genezing der ontfteking §. 396". 5., het geene men na kan zien. ■ 6. Met hoe grote voorzichtigheid de fcherpprikkelende geneesmiddelen moeten gebruikt worden in de taaijeen koude beroerte, is 5. 1029. gezegd geweest; op dat die lymige ftof meerder bewogen en ingedrongen de ziekte niet vermeerdere. maar in dat foort van beroerte, waar over nu gehandeld word, zyn deeze zeker en altyd nadelig, dewyl zy de beweging en de h*te vermeerderen; gelyk te voren §. 1010 3.*. van gelyken gewaar-, fchouwd is. intusfchen nochtans worden deeze gewconlyk by de eerfte lieden als de eenigfte middelen aanbevolen ; en de goede naam van den Geneesheer lyd zeer dikwils gevaar, indien hy deeze niet terftond in 't werk field, ook in allervolfte lichamen, ook gebeurd het dikwerf, dat deeze reeds overvloedig gebruikt zyn, eer dat de Geneesheer 'er heeft kunnen by zyn. * - Maar hoe zeer de uitwendige warmte kan befchadigen , blykt door de waarnemingen der oeffenende geneeskunde, f.1030.3.». aangehaald, maar op welke wyze en door welke middelen de te grote hitte van de lucht getemperd word , is §. 60$. 2. gezegd, maar aangezien den mensch in 't bedde , vooral het lichaam bedekt zynde, meer hitte verkrygt, en indien hy tevens met het na beneden afhellende, op de rugh legt, het bloed met groter geweld na 't hoofd gaat. is de rede klaar, waarom een opgerechte houding op een ftoel buiten het bedde zo voordelig is. men zie na het geene dat omtrent de opgerechte houding in de genezing van de razende koorts §. ;8i. gezegd is geweest. «>h $.1031.  §,1031.1032. DE BEROERTE. 609 v. 1031. "]\/Taar indien zy zelve (ioïo.) reeds ge-LVX vormd is, is 'er nauwlyks eenige hoop overig; en die maar alleen in de oeffening derzeive (1030.). Want als dan weeten wy, dat de bloedvaten der hersfenen in de bloedryke dusdanig vervuld zyn, dat de heele algemeene gevoelplaats gedrukt is. de fchielyke ontlasting fchynt wel hoop tot de genezing te geven; maar wanneer die zachte en tedere mergachtige zelfftandigheid der hersfenen zodanige hevige drukking geleden heeft, heeft men altyd te vrezen, dat zy reeds vernietigd is: buiten dat ook de bloedvaten, boven mate in de holligheid van het bekkeneel, in dit geval uitgezet, aangezien zy van gelyken van dikke bekleedzelen beroofd zyn, breken gemakkelyk ; en brengen als dan de allerfteïkfte en ongeneeslyke beroerte voort, gelyk 5. 1033. gezegd zal worden. Maar indien het bloed, door de ontftokene dikte ondoorgankelyk, zodanig opgepropt heeft gezeten in de flagaders der hersfenen, dat alle de werkingen van de algemeene gevoelplaats vernietigd worden, door de belette vrye beweging der fapper door de vaten; blykt het genoeg, dat 'er noch minder hoop overig is. want de ontfleking kan dikwils zo fchielyk niet ontbonden worden, als hier verzocht word; en, buiten de verbreking der vaten, zyn hier de kwade uitgangen der ontfteking in verzweering en het heet vuur te vreezen. daarom is in de befchryving van de razende koorts gewaarfchouwd, dat die overgrote razernyen fomtyds in een diepe beroerteflaap overgaan , met een dodelyke uitkomst, ziet §. 774. $. 1032. TV/Taar welke door de tusfchen de hersfen1V-L pan en de vliezen, tusfchen de vliezen zelve, door een wond , kneuzing , verbreking of verzweering , uitgeftorte vochten ontftaat, is reeds onder Derde Deel. Hhhh de  6ïo DE BEROERTE. §.1032.1033. de wonden van het hoofd (267. 26$. 273. tot 297.) behandeld, waar uit zy moet gehaald worden. Van dit alles is in de hier aangehaalde getallen gehandeld. g. 1033. \¥7elke door de nu uitgeftorte vochten in W de inwendige holligheden der hersfenen ontftaan is, (1010. N°. 4.), door deszelfs tekenen aldaar opgegeven, gekend, vereischt nauw'lyks eene geneeswyze, aangezien meestal een zekere dood fchielyk volgd: indien men iets moet beproeven , moet men dit alles hopen. 1. van de wederopllurping van het uitgeftorte in de aders (279. 280.;. 2. van de verbetering der heerfchende fcherpte, en tevens van het lymige , welke door niets zo gelukkig volbragt word, als door de, door de fcheikunst bereide zeepen. Zodanige uitftorting ontftaat, ofte door de verbreking der vaten door te veel bloed uitgezet, of door de zelfde uitgeëeten door de nu fcherper gewordene fappen. edoch het is klaar genoeg, dat °er als dan weinig hoop overig is; en uit de te voren aangehaalde waarnemingen der oeffenende geneeskunde, heeft het gebleken, hoe haastige dood als dan volgd. wanneer door een hevige uitwendige oorzaak de vaten in de holligheid van^'t bekkeneel verbroken hunne vochten uitgeftort hebben, is 'er hoop dat, de hersfenpan doorboord zynde , dezelve uitgehaald kunnen worden, wanneer .te weten de uitgeftorte vochten tusfchen de hersfenpan en het dikke hersfenvlies, ofte tusfchen dit en het dunne hersfenvlies zitten, het geene dikwerf in dit geval gebeurd, maar indien de uitgeftorte vochten in de holligheden der hersfemn opgehoopt zyn, of inde zelfftandigheid der hersfenen zel-  §.io33. DE BEROERTE. 613 ve "elyk men dikwils waargenomen heeft, zullen zy daar door dee'ze verrichting niet kunnen uitgehaald worden; gelyk van zel- ^i^De"eenige doch twyffelbaare hoop ftellen de Geneesheeren 'als dan in de wederopllurping van dat uitgeftorte , in de holligheden der hersfenen opgehoopt, in de hoofddeelen in de voorftelling aangehaald, alwaar over de genezing van de wonden van liet hoofd gehandeld word, is bewezen, dat dooreen ruime aderlating en ontlasting door de afgang , de geleegde aders wederom in zich ontfangen hebben het bloed in de holliaheid der hersfenpan uitgeftort 5 en toen is tevens uitgelegd hoedanig deeze wederopzuiging van het uitgeftorte hier kan eefchieden. edoch de hoop der genezing kan alleen maar zyn, indien het'gebroke vat fchielyk ophoud bloed te ftorten, ende •hoeveelheid van het uitgeftorte zo klein is, dat zy de hersfenen wel kan drukken, maar nochtans niet geheel vernietigen, want zo dra als naar dat 'er grote ontledigingen gefchied zyn ser eerÜa deel van het uitgeftorte eindelyk door de aders weder ontfangen is, zullen alle de toevallen beginnen verlicht te worden • "en als dan breekt 'er eenige hoop van genezing aan. maar indien door de bloedrykheid, ofte door de te grote fnelheid der omlopende beweging, de vaten gebroken zyn, ftorten zv aanftonds zo veel bloeds uit, dat de dood meestentyd volgd, eer dat die ontledigingen hebben kunnen in 't werk gefteld worden Hippocrates had wel gewaarfchouwd, dat de ziektens van 't hoofd fomtyds ontbonden worden , indien de etter of het bloed door de neus, ooren of mond uitging, gelyk §.37$. aanstekend is geweest; en dus zoude'er achterdenken kunnen ontftaan of niet door dezelfde wegen het uitgeftorte bloed zoude van zelfs uitgebragt, en dus de beroerte genezen worden • alhoewel door de ontleedkundige de wegen noch met ontdekt zvn, langs welke de vochten, in de holligheid der hersfenpan bevat, aldus zouden kunnen uitgaan; en dat^rmooglvk nieuwe ontftaan in zodanige ziektens, welke 'er van te voren niet waren : maar ik weet niet dat het door oprechte waarnemingen gebleken heeft, dat de beroerte, door de^ut-  6ia DE BEROERTE. $.7033,1034. ftorting van het bloed in de holligheden der hersfenen , ontftaan, op deeze wyze genezen is geweest. 2. Maar wanneer de fcherpe vochten, de vaten uitgeëeten zynde, in de holligheden der hersfenen uitgeftort zyn, fchynt 'er geen hoop overig te zyn ; want indien het goede bloed, hier uitgeftort zynde, eene nauwlyks te genezene beroerte voortbrengt, hoe grote kwalen zal men niet moeten verwagten van zodanige fappen, die, uitgeftort zynde, niet alleen door de drukking nadeel doen, maar ook door te knagen, het allerrederfte maakzel der hersfenen fchielyk vernietigen, maar wanneer het Ivmachtig vogt hier vergadert in de uitgezette vaten, en tevens vergezeld van eenige fcherpte, door de verbreking der vaten in de holligheden der hersfenen vergadert word, zo is 'er in dit geval ook ïiatiw'lyks iets te hopen, het is wel waar, dat die door de fcheikunst bereide zeepen, van welke §. 54., gelyk ook §. J35. inde genezing der verftopping gezegd is, eene grote kracht hebben in het te zamengegroeide lymachtige te ontbinden, en dat men onderfcheide kiezen kan, na mate de verfcheidendheid van de heerfchende fcherpheid ; maar deeze werken maar op het geene door de vaten noch bewogen word , ofte in derzelver uiterftens opgeftopt zit: edoch zy fchynen byna niets te kunnen uitwerken op de reeds uitgeftorte vochten; en dus hebben zy eerder gebruik om de beroerte voor te komen, welke door zodanige oorzaak zal ontftaan, als om dezelve te genezen, wanneer zy reeds aanwezende is. (5. 1034. VVTelke door de overheerfching van het uitW geftorte zenuwwater ontftaan is, word gemakkelyker weggenomen, de aderlating, als hier byna befchadigende agtergelaten ; zeer fterke waterdryvende middelen terftond de afgang verwekkende, gegeven zynde ; als dan verftrooiende middelen in 't werk gefteld zynde ; vooral zeer grote blaartrekkende plyfters, lang opgehouden zynde; uitdrogende fpyzen j fterke aantrekkende middelen, fontanellen • en fetons. Maar  S.IC34- DE BEROERTE. 613 Maar wanneer het zuiver zenuwwater is, dat in de holligheden der hersfenen is uitgeftort, het geene de beroerte veroor. zaakt heeft, als dan is 'er groter hoop. want het dunne zenuwwater zal gemakkelyker weder opgezogen worden door de opflurpende aders, als het bloed, door deszelfs uitftorting noch meer verdikkende, en dat nimmer geheel op nieuw door de aders kan opgezogen worden, ten zy het door het bygegote zenuwwater, onder de gedaante van een daauw door de vaten uitwazemende, afgefpoeld en verdund worde; en dus bekwaam gemaakt worde, om door de opflurpende aders wederom opgezogen te kunnen worden, maar aangezien dit zenuwwater zich in de holligheden van het lichaam vergaderd, vooral by die menfchen, die minder hoeveelheid van goed bloed hebben, gelyk te voren Jf. 1010.2.y. gezegd is, blykt het, dat de aderlating hier eerder nadeel doet dan voordeel, het is wel goed , ja zelfs noodzaaklyk, dat hier een fchielyke en grote ontlediging gefchiede, maar dat vocht moet uit het lichaam gehaald worden , dat in 't zelve overheerscht en de ftoffelyke oorzaak der ziekte is. dierhalve zyn hier zeer fterke zuiverende , zogenoemde waterdryvende middelen, om dat door deeze ingenomen eene zeer grote hoeveelheid dun zenuwwater door de afgang gejaagd word, voordelig; gelyk zyn fcammonie, nagtfchoon, coloquint, gutte gom en diergelyke ; welke ftoutmoedig toegediend zynde, en fomtyds herhaald, zo dikwerf gewoon zyn grote ophopingen van zenuwwater in de holligheden van het lichaam, zo gelukkiglyk te ontledigen , gelyk naderhand in 't hoofddeel van de Waterzucht zal gezegd worden, nochte wy vreezen -hier iets van de heete zuiverende middelen, aangezien de koude en krachteloosheid in zodanige lichamen heerfchen. maar op dat zodanige ontlediging fchielyk volge, is het zeer goed, dat een uur of wat naar zodanig zuiverend waterdryvend middel ingenomen te hebben , 'er een fcherp klyfteer ingefpoten worde, het'geene fchielyk en krachtig de werking van het geneesmiddel na beneden bepaald, maar indien de zieke het zuiverend middel niet door kan flikken, zal de vierdubbele gifte, als een klyfteer ingefpoten, dezelfde uitwerkingen Hhhh 3 doen,  6I4 DE BEROERTE. $.1034.1035-. doen; en indien zodanig klyfteer ingefpoten zynde , wederom ten eerllen door de afgang uitgegaan is , kan men ftoutrnocdig diergelyk ander iufpuiten. als dan worden gewooniyk kruidmutsjens van zogenaamde hersfen-kruiden, van rosmaryn , faly, polei, majolyn, fluyra, wilde fluym, enz. welke door een fpeceryachtige prikkeling bewogen, en de kwynende beweging aanzetten ; waarom zy vcrfirooiende middelen- genoemd worden , op 't hoefd gelegd. Maar de blaartrekkende plyfters zyn hier van gelyken «Her* voordeligst, aangezien zy en door afleiding werken, en door prikkeling de beweging vermeerderen, en, de blaazen opgetrokken zynde, dikwerf eene ongelooflyke hoeveelheid zenuwwater ontledigen, ook gedurende verfcheide achtereenvolgende dagen : het zelve is waar van de fontanellen en fetons, van welke te°voïon van gelyken gefproken is. edoch 'er word droog voedzel vereischt, te gelyk met deeze ontledigende middelen; en noch lang daar naar, op dat de opflurpende aders zo veel mooglyk opzuigeude gemaakt worden, en aldus het in de holligheden der hersfenen uitgeftortte zenuwwater gemakkelyker weder op nemen, men geeve dierhalve zeer weinig drank , de fpys van gebrade vleesch, van gelyken gebrade riviervisfchen, biscuit; welke kost naderhand om dezelfde redenen in de genezing van de waterzucht zaL aangeprezen worden. Maar aangezien dit zenuwwater gewooniyk langzamerhand in de hersfenen vergaderd word, hierom word'de beroerte ook lang te voren voorzien; en zal dus door bekwame middelen voorgekomen kunnen worden; gelyk te voren gezegd is geweest: en, indien zy outftaan is, is 'er vry groter hoop tot de genezing overig, als in andere foorten van beroertcns. $» 103 y. ]V|aar indien nu dat zy door vergiften 1VJ. voortgebragt is, zo is hier voor tot noch toe geen geneesmiddel gevonden, als ook niet voor die welke door de ilymprop of veelvoet ontftaat. By  $.io3$. DE BEROERTE. 615 By het vyfde getal §. ioio.zyn onder de oorzaken der beroerte ook die wonderlyke vergiften opgenoemd, welke op het oogenblik, wanneer zy het lichaam door hunne kwade damp raken , alle de dierlyke werkingen vernietigen; ja fomtyds het leven zelve fchielyk wegnemen, dit is toen door veele waarnemingen der oeffenende geneeskunde bevestigd geweest, nochte my is tot noch toe geen geneesmiddel bekend, dat den mensch uit zo groot gevaar zoude kunnen verlosfen.' maar die vergiften, die deberoerte veroorzaken, wanneer zy in de maagh vastzitten , kunnen door een' fchielyk braakmiddel gemakkelyk uitgeworpen worden, en dus de ziekte genezen worden, zodanig geneesmiddel is een half drachma witte vitriool in twee oneen water afgefpoeld', ofte ook het ingietzel van tabak, het geene ten eerften werkt, zo dra het ingeflikt is. nochte die geene, die door de damp van kolen zodanig aangetast zyn, fchynen ten eenemale voor verboren te houden te zyn. want in 't voorbeeld uit fFepferus§. ioio. 5. aangehaald, heeft gebleken, dat een mensch door deeze oorzaak van alle zyne zinnen beroofd , nu reeds ratelende op de borst, by zich zelve gekomen is, wanneer men op het aangezigt en de borst koud water goot. maar 'er word een ander zeer merkwaardig geval gelezen (/) van een mandje, in een kool-myn tot twee honderd en meer voeten diep nederdalende, door deeze lelyke damp aangetast, nedergevallen is, en aldaar meer als een half uur gebleven had, eer hy daar uit konde gehaald worden; en toen lag hy met opene oogen , een gapende mond, geheel koud, zonder eenige pols of ademhaling; waarom hy van alle voor dood gehouden wierd. een ervare Heelmeefter, de neus van den man toedrukkende, blies met zo veel kracht hy konde de lucht in deszelfs gapende mond, en fpandealdus de longen uit; terftond heeft hy, de hand op de borst leggende, gevoeld dat het hart zes of zevenmaal klopte, maar fchielyk: de in- en uitademing ging van zelfs voort, en de flag der flagaderen wierd een weinig daar naar in „CO Medical effays Vol. V. Part, II. Obferv, LV. pag. 650.  6x6 DE BEROERTE. §-1035. in de voorhand waargenomen; als dan opende hy een ader, welke naar een kleine fprong , gedurende een kwartier uurs, het bloed maar liet druppen; maar naar deeze tyd ging het bloed vryelyk uit: intusfchen wierd hy gefchud, gefloten, gewreven, het aangezicht en de flapen van 't hoofd wierden met koud water overftort, vlug olieachtig zout wierd aan de neus en de lippen gehouden; en deeze alle gedurende een uur kloekmoedig en ftand-' vastig beproeft zynde, heeft hy begonnen te geeuwen, de oogleden, de handen, de voeten te bewegen ; hy heeft vlug zout met water afgefpoeld doorgeflikt; naar een uur zyn alle de zinnen wederom gekomen; en hy bekende, dat hy volftrekt onwetende was, van al het geene dat'er was gebeurd, hy bevond zich binnen vier uuren tyds zo wel, dat hy te voet na huis heeft kunnen keeren. dit geval leerd, dat men niet hgtvaardiglyk iemand voor dood moet laten leggen , offchoon 'er geene tekenen van leven overig fchynen te zyn; en het is zeer geloofbaar, dat veele door diergelyke oorzaak geftorven zyn, die bewaard hadden kunnen worden. Maar die beroerte, welke door flymproppige zamengroejingen (§• 1010. 2. <*.) , de flagaderen na de hersfenen gaande, verftoppende, ontftaat, kan niet genezen worden , aangezien het onmoog'lyk is , dat deeze beletzelen fchielyk losgemaakt worden, ofte door eenige kunst, zonder dat de zieke fterft, uit deeze plaatfen kunnen gehaald worden. D E  $. io3& DE ZINVANG. 617 DE ZINVANG. §. 1036. atoclie , catochus, catalepfis word die V_> ziekte genoemd , door welke iemand aangedaan , fchielyk onbeweeglyk, nochte gevoelende, die lichaamshouding behoud , in welke hy zich bevond op 't eerfte oogenbfik van de aankomst der ziekte. Nu volgd die wonderlyke ziekte, die catoche en catochus, wederhóuden, bezet worden, genoemd word; als ook catalepfis, ïthvahgeh worden gezegd word ; en te recht, om dat de door deeze ziekte aangetaste in de zelfde lichaamshouding blyven, welke zy hadden , wanneer de ziekte begon: volkomen op de zelfde wyze als de dichters van die verfierd hebben, die, door 't zien van 't hoofd van Medufa ontgeest verftyfden, met een fcheef aangezicht, de arm om hoog geheven, de flag dreigende aan detegenftaandevyand. intusfchen gebruiken Wy hedendaags het woord catalepfis om 'deeze ziekte aanteduiden, om dat het woord catochus ook voor de wakende flaapzucht is gebruikt geweest, gelyk Aegineta (m) aangetekend heeft, de oude Geneesheeren, nochtans getuige Galenus , noemden , de geene die door deeze ziekte aangetast waren, Kxló%is en j^^s^s-; de jongere hebben deeze aandoening catochus en catalepfis genoemd (n). maar ook OO Lib. III. Cap. X. pag. 28. verfa & pag. 29. 00 in libello de Pulfibus ad Tyrones, Cap, XII. Charter» Tom. VIII. pag. 12. Derde Deel. Iiii  6E3- DE ZINVANG. l'.ictf. ook op een andere plaats heeft Galenus (o) vermaand, xa'regg* vo*-r,iA*Z» van zommige genoemd te zyn geweest alle vaste en gevestigde ziekte : en Hippocrates {p) heeft ookmisfchien K«lo%<»f irtxKtwTis die geene genoemd, die gedurig in de ziekte ylhoofdig zyn ; want in de zinvang kan de ylhoofdigheid niet onderfcheiden worden , aangezien de ziekte nochte het lichaam verroerd, nochte {"preekt, in de verklaringen §. 774. heb ik die zelfde voorftelling van Hippocrates gebruikt, om te bevestigen,dat de razende koorts dikwerf in de zinvang veranderd ', maar de eerfte zin deezer voorftelling fchynt aan minder moeilykheden onderhevig , en niet te min zal men uit dezelve een even kwade voorzegging in de razende koorts kunnen halen, men heeft wel een eigenaartig kenteken deezer ziekte, dat de zieke zonder eenig gevoel onbeweeglyk,- en in de zelfde lichaamshouding blyft, welke hy had in den aanvang der ziekte: intusfchen nechtar.3*zyn hier eenige verfcheidentheden waargenomen geweest, meestentyd blyven alle dé lidmaten buigzaam, en in welke houding de leden gefield worden, blyven zy, tot dat deeze houding wederom veranderd word. indien den arm van zodanige zieken , door de tegenwoordig zynde, opgeheven word, blyft zy opgeheven : indien de vingeren gebogen of uitgefloken worden, gefchied het zelfde, zy gevoelen niets nochte hebben eenig geheugen van die dingen, welke ten tyde der aanval omtrent hun gefchied zyn. edcch Galenus (q) heeft verhaald van een zyner medeleerlingen , te zeer door de fludien vermoeid, dat hy zo ftvf als een blok gelegen heeft, met opene oogen, welke nooit ' toe-- (V) Comment, 2. in Lib. I. Prsdicrion» Ibid, 760. 761*. O) Lib. I. prprrhetic. Ibid. pag» 756;. ■ Q) Ibidem».  §. to36\ DE 2IN VA N G. «r£ tockniptcn , wanneer hy door deeze ziekte aangetast wierd. hy hoorde nochtans , en was eenige dingen indagtlg ; hy zag , maar konde niet fpreeken, nochte eenig lidmaat bewegen. Lambecius (r), de Allerdoorluchtigfte Keizer Leopoldus op reis ver'zeilende , zag in een zeker dorp een meisje van vyf-en- twintig jaren, welke reeds gedurende eenige jaaren des Frydags en Satur'dags, maar 4e andere dagen beurtelings en by tasje henpozen, van alle gevoel beroofd , over 't geheele lichaam verftyfde, de oogen open zynde, en alleenlyk met eene kleine (luiptrekkende beweging, in de zelfde houding , gelyk als een beeld, bleef leggen; zo dat zy zelfs met een naaide ge/loken zynde, geen pyn gevoelde, noch-te de armen door andere opgelikt, vielen van zelve neder; maar dwr een wanjlalllge jlyfheid, bleven zy in de zelfde houding vasten voortdurende, in dit geval waren de oogen open, en dit gefchied altyd: ik heb nochtans eenigmalen een vrouw, in'tbloeien van haar'jaaren , gezien , wanneer zy een aanval deezer ziekte kreeg ; de oogen waren altyd gefloten, en wanneer ik de oogfcheelen met de vingeren van een fcheide, floten zy zich op nieuw èen weinig daar naar, offchoon alle de lidmaten van het lichaam in die houding bleven , welke men hun wilde geeven. zeldenis 'er eenig gevoel overig; nochtans is ineen maagd door de zinvang aangetast, waargenomen, dat zy geestachtige dingen onder de neus gehouden rook , en door de hand zeer fchielyk aan de neus te brengen, dezelve toeneep. ja in de zelfde maagd is waargenomen , dat de helft van 't lichaam fomtyds maar alleen door de zinvang aangetast wierd (s), het geene nog vry zonderlinger is. maar de zinvang word van de algemeene kramptrekking onde fcheiden , dat in de kramptrekking alle de lidmaten zeer ftyf ■W0ï> CO Commentar. Biblioth. Cajfar. Tom. II. pag. 688. (V) de la Metrie abregé de la Theorie Chymique &c. pag. 278. liii 2  6zo DE' ZINVANG. §. 1036. 1037. worden ; en door geene kracht kunnen gebogen of uitgerekt worden ; daar in de zinvang alles zich als wasch laat buigen, en in de houding welke men geeft, blyft. 1037. T^e naaste oorzaak hiervan is dierhalve de onbeweeglykheid van de algemeene gevoelplaats , in die itaat gelyk dezelve zich in ?t eerfte 00genblik der aanval bevond. Zeker is het dat in deeze ziekte de algemeene gevoelplaats niet door voorwerpen op de zintuigen werkende, aangedaan word'; nochte de afleiding veranderd der oorzaak van de beweging der ïpieren, zo lang den aanval der zinvang duurt; maar alles blyft volmaakt in de zelfde flaat. dus heb ik een vrouw aangetast gezien , wanneer zy recht ftond, bleef zy in die houding, en dus bleven de fpieren, welke alsdan talryk werken, op dat het lichaam recht op gehouden kan worden, in hunne werking voortgaan; en aldus verfchilt zy van de beroerte, alwaar alle de vrywillige fpieren verlamd worden, en de zieken vallen, volkomen buiten krachten om het lichaam te onderfleunen. wy kunnen "wel door de regering der wil in alle lichaamshouding eenige tyd onbeweeglyk blyven, en dus de zinvang nabootfen; maar wy kunnen niet beletten dat de zintuigen door gevoelige voorwerpen aangedaan worden, maar in deeze zaak is voornamentlyk die wonderlyke eigenfehap deezer ziekte, dat alle de in en uitwendige zinnen in flaap geraken, de kracht nochtans der oorzaak van de beweging der fpieren overblyvende; maar de macht om de flrekking deezer oorzaak te veranderen ontbreekt; waarom alles in dezelfde houding blyft, als het had op 't oogenblik der beginnende ziekte, op dat dit beter verftaan worde, moet men in aanmerking neemen, het  5.1037.1032. DE ZINVANG. C21 het geene meest te verwonderen is, dat in de oeffening der beweging van de fpieren gebeurd, een mensch neemt zich vooreen myl te voet te gaan : hy gaat het huis uit, en denkt dikwils gedurende de geheele reis niet meer over de lichaamsbeweging, welkers begin hy volvoerd, terwyl hy de verdrietigheid der reize, door de famenfpraak zyner vrienden, of door de onderfcheide voorkomende voorwerpen, gedurig nieuwe denkbeelden inden zin verwekkende, verdryft; hy gaat nochtans al voort met wandelen , alhoewel alle oogenblikken de wil om deeze beweging te doen, zich vernieuwt; offchoon hy geen duidelyke kennis van de oorzaak , door welke deeze beweging voortgebragt word , heeft, nochte der werktuigen door welke deeze beweging ontftaat en voortduurt, edoch te voren is meer dan eens gezegd, dat de algemeene gevoelplaats, gezegd word dat lichaamlyk zintuig te zyn , waar door zulks tc willen, in den geest, de beweging in 't lichaam voortbrengt; indien dierhalve op eenoogenblikdeeze algemeene gevoelplaats onbeweeglyk word, nochte om zo te fpreeken deeze beftiering der geest op het lichaam overzet, blyft alles in de zelfde ftaat als het te voren was, en dus fchynt men het beste" denkbeeld der zinvang te hebben, ik weet dat aan een ziek Edelman gebeurd is, die het huis van den Geneesheer, welke hy over zyne ziekte gefproken had, uit willende gaan, op den drempel, door de zinvang aangetast, eenige minuten is blyven ftaan , en daar naar, den aanval geëindigd zynde, na hnis wandelde, zonder te weeten dat hem dit overkomen was. §. 1038. T^ierhalve is 't de volftrekte rust van het jlJF bloed der hersfenen , van de klieren der hersfenen, van deszelfs uitlozingen, gelyk in 't begin. In de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam word bewezen, dat het maakzel der hersfenen in Iiii 3 zyn  DE ZINVANG. % io33. zyn geheel moet zyn , en de beweging der vochten door deszelfs vaten vry, op dat de werkingen der zinnen en der vrywillige bewegingen volbragt kunnen wOrden; maar aangezien deeze fchielyk zwygen in de zinvang , hierom word vastgefield, dat alsdan alles in rust is. intusfchen nochtans in die geene die ik door de zinvang aangetast gezien heb, heb ik de polsflag duidelyk gevoeld in de kropaders; het aangezicht was niet altyd gezwollen, en opgeblazen , ja -in zommige eerder te famengevailen : en dus . fcheen het bloed door de flagaders der hersfenen te gaan , en re' delyk door de aders weder te keeren. maar -deeze rust fchynt vooral te zyn in het allerdunfte vocht, dat door het maakzel der flagaderen van de hersfens afgezet, door de allerkleinfte zenuwbuizen bewogen word, en welkers beweging niet van het harten de flagaders afhangt, maar door her bellier van den geest aan het lichaam gehecht, voortgebragt word. Want dat 'er in de zinvang eene genoegzame hoeveelheid geesten is, om de fpieren te bewegen, weeten wy daar uit, om dat de fpieren, die op dat oogenblik gefpannen waren, wanneer de ziekte begon, zodanige blyven, en in zommige na een korte aanval de gewoonlyke radheid der fpierlyke beweging wederkeerd. de andere rede, welke dit leerd, is dat de lidmaten in de zinvang door de" omftanders gebogen , opgeheven enz. zynde, in de zelfde houding blyven, in welke zy gefteld zyn, het geene zonder de werking der fpieren niet kan gefchieden. maar in de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't rcenfchelyk lichaam (f) is gewaarfchouwd, wanneer 'er over de werking der fpieren gehandeld wierd , dat wanneer de lidmaten van den mensch door een uitwendige kracht gebogen wierden, alhoewel tegen zyn wil werkende , de buigfpieren zwollen, hard wierden, uitpuilden, het geefie aldaar bewezen is te gefchieden, door de invloed der geesten door de zenuwen in het fpierachtig maakfel. waarom wanneer wy (O IL Boerhaave Inftifut. Medic, §. 401: 13,  §.'1038.1039. DE ZINVANG. 623 wy den arm opheffen van iemand door de zinvang aangetast, gevoelen wy duidelyk dat de driehoofdige fpier zwelt ; en indien wy den arm los laten, valt zy niet neder, maar door de voortduring van de werking der zelfde fpier , blyft zy opgeheven, het zelfde dierhalve gebeurd in de menfchen door de zinvang aangetast, als in de gezonde, in welke door een uitwendige oorzaak de lidmaten bewogen worden; de fpieren te weeten, die na 't goedvinden van den geest tot de zelfde beweging uitteoeffenen gefchikt zyn , zwellen ; en dus is dat allerdunfte vocht aanwezende , dat de fpieren opblaast en doet zwellen , wanneer zy werken : maar zwygt, wanneer dit geweld ocffcnd. §• 1039. A He dè uitwerkingen der hersfenen, en L \ die welke daar van afhangen, worden wel gekwetst ; de eenige fpieren blyven gelyk zy in 't begin waren ; voor 't overige zyn de ademhaling en de pols overig 3 maar meestentyd licht. In een waare zinvang gefchied dit alles: maar gelyk het een ligte beroerte was, in welke alle de zinnen en vrywillige bewegingen vernietigt waaren , en de ziekte nochtans beroerte genoemd wierd , dus word ook fomtyds een ligter foort van zinvang waargenomen , in welke van gelyken iets van de zintuigen overig is, als ook van de beweging, gelyk een weinig te voren gezegd is geweest, en door de getuigenis van Fernehus (u) bevestigd word: deeze heeft zodanige zieke gezien, die van alle gevoel ontbloot was, hy ademde nochtans gemakkelyk, enhy ilikte terftond door al het geene men in den mond ftak: uit het bed- 00 Patholog. Lib. V. Cap. II, pag. 70.  624 DE ZINVANG. $. 1x39. bedde genomen, fiond hy alleen, en aangedreven, ging hy. maar in alie zinvang is"dit aanwezende, dat de leden in dezelfde houding blyven in welke zy van de omflanders geplaatst worden, de levens werkingen, de pols te weeten, en de ademhaling veranderen nauwlyks, ten zy de pols fomtyds zwakker waargenomen word, maar nochtans niet altyd : de zeer vermaarde Hofman (zv') tekend befcheidentlyk aan , dat de pols in een vrouw door de zinvang aangetast, gelyk is geweest aan de natuurlyke , en de ademhaling in haar geheel, maar de zinvang veranderd veel door 't getal en voortduring der aanvallen, ik heb 'er gezien, by welke de aanval maar drie of vier minuten duurde; en ik heb in tegendeel tegenwoordig geweest, by een vrouw die gedurende achtien uuren in de zinvang bleef. Aëtius (x) bevestigd, dat een jongeling gedurende drie dagen in de zinvang is geweest: maar die ziekte fchynt dezelfde niet geweest te zyn, met de ziekte waar over hier gehandeld word , maar eerder tot de razende koorts te behoren, want hy zegt, een kleine byna ontbrekende pols in deeze zieken te zyn, dat zy de handen aan het hoofd,de % oogen, de neus brengen, naburige wanden aantasten enz. welke * alle eerder toevallen der razende koorts zyn; gelyk ook de ontbinding der ziekte, die de vierde dag met eene zeer ruime bloedftorting uit de neus gefchied. edoch de tusfchenpozingen tusfchen de aanvallen van de zinvang zyn zeer verfcheide : fomtyds zwygt de kwaal gedurende veele maanden; en in tegendeel heeft Hofman (y) waargenomen , dat een vrouw meer dan honderdmaal in de tyd van veertig dagen door deeze ziekte aangetast is geweest. §. 1040. (w) Medic. Ration. Syftem. Tom. IV. part. 3. Cap. IV. pag. 151. & pag. rja. O) dere Medica. Lib. VI. Cap. IV. pag. 101» (j) in Loco modo citato.  $. io4o. DE ZINVANG. 625 v- i°4°- T^V62*2 ziekte word meestentyd voorafgeJ_v/ gaan door een tusfchenpozende, langdurende , voornamentlyk derdendaagfche koorts ; een droefgeestig, droog, uitgemergeld gellel ; wederhoude maandftonden en ambaaijen; zeer grote en fchielyke fchukken; een diepe, langdurige overdenking van een en het zelfde voorwerp; hevige koortfen in een bloedryk mensch ontftoken. Aangezien deeze ziekte zo wonderlyk is , en fomtyds, naar den aantal alle de werkingen terftond wederom in hun geheel zyn (s), en de algemeene gevoelplaats van zo verholene oorzaken kan veritoord"worden ; i« 'er zekerlyk grote aandacht nodig; om iets te kunnen vastftellen van de oorzaken van welke deeze. ziekte afhangt, maar het best van al zal dit onderzoek in 't werk gefteld worden, indien uit oprechte waarnemingen die lichaams veranderingen byeen vergaderd worden, welke deeze ziekte gewooniyk voorafgaan, en dan by deeze gevoegd worden, welke de ontleding der lyken, der geene die deeze ziekte geleden hebben, heeft aangetoond; ten laatften word ook dat geene aangetekend , dat voordelig in deeze ziekte is geweest, want uit deeze onderling vergeleken, zal de oorzaak en de geneeskundige aanwyzing kunnen opgemaakt worden. Maar in dit hoofddeel word opgenoemd, het geene gewoon is deeze ziekte vooraf te gaan, en wel vooreerst: Een tusfchenpozende koorts enz. Dat door langdurige tusfchenpozende koortfen de vaten verzwakt en de zappen ziekelyk worden, dewyl het ingenomene niet gelyk genoeg gemaakt word aan onze natuurlyke zappen, en dat het bloed door't zweeten van deszelfs beste gedeelte beroofd, tevens dik en fcherp word, is §.753., alwaar over de kwade uitwerkzelen der tus- fchen- 00 Ibidem. Derde Deel; Kkkk  6c6 DE ZINVANG. §.1040. fcher.pozende koortfen gehandeld wierd, breder uitgelegd, edoch door zodanige ontzenuwing der vaste deelen, en kwaadzappigheid der vochten, blykt het gemakkelyk, dat de werkingen kunhen verftoord worden; en het is door zekere waarnemingen bewezen , dat de werkingen der hersfenen fomtyds gekwetst worden, gelyk naderhand §. ir25- zal gezegd worden, wanneer over het foort van razerny, de hevige en langdurende tusfchenpozende herfstköorts volgende, zal gefproken worden, ja Dodonceus (a) heeft in een aanval zelve der tusfchenpozende koorts de zinvang waargenomen, maar aangezien in 't volgende Hoofdftuk aangetekend word, dat 'het dikke bloed, fterk opeen gedrongen in de hesfen vaten, gevonden is in de lyken der geene, die deeze ziekte onderftaan hadden; en het vloeibaarfte gedeelte door langdurige tusfchenpozende koortfen vervlogen zynde, het bloed dik word i blykt het, waarom de tusfchenpozende koortfen opgenoemd worden onder 't geene de zinvang gewooniyk vooraf gaat. Droefgeestig enz. Om dat in zodanig geftel de vaten te zanten getrokken, en de zappen minder door hunne zwartgallige vastklevendheid doorgankelyk zynde, de vaten der hersfenen gemakkelyk kunnen opproppen , en aldus de algemeene gevoelplaats verftoren en beletten, en de zinvang voortbrengen ; het geëne van gelyken bevestigd word, uit het geene in 't volgende Hoofddeel zal gezegd worden, daar en boven is het zeer waarfchyniyk, dat de zinvang ook kan voortgebragt worden , offchoon de ftoffelyke oorzaak niet in de hersfenen, maar-in een andere plaats van het lichaam vastzit, te voren §. 701. is breder bewezen, dat de ylhoofdigheid in de koortfen ontftaat, wanneer 'er verrotte gal omtrent de borst-ingewanden zit. buiten dat zal naderhand in h-et Hoofddeel van de Droefgeestigheid gezegd worden , dat 'er wonderbare verftoringen der algemeene gevoelplaats ontftaan door de zwarte gal, de buik-ingewanden bezwarende ; en het is gemeenzaam aan de droefgeestige, dat zyop een endezelfde gedachte gedurig blyven hangen ; welke langdurige over- den' O) Medic. Obfervat. Cap. IV. pag.  ft 1040". D E ZINVANG. denkin o- van een en zelfde voorwerp onder de oorzaken der zinvang in dit zelfde Hoofddeel opgenoemd word. maar het volgende geval fchynt te leeren, dat de zinvang waarlyk ontftaat door oorzaken welke buiten de hersfenen zyn. een veertigjarige vrouw, van een te zamen getrokken geftel , brade castanien in de pan , en roerde dezelve met een hout ftampertje gedurig om , op dat zy niet te zeer zouden verbranden: dewyl zy zulks doet, word zy door een waare zinvang aangetast, aangezien ik in de buurt woonde , riep men my ten eerften , en zy fpoog in myne tegenwoordigheid twee langwerpige ronde wormen; en ging ten eerften met het begonne werk voort, niet wetende dat haar eenig kwaad overkomen was: ik heb haar veele jaaren daarnaar gezond gezien, nimmer iet diergelyks weder gehad hebbende, edoch die wormen , door hun kruipen de maagh prikkelende, hadden buiten tvvyüel de zinvang voortgebragt, welke daarom ook, deeze uitgeworpen zynde, terftond ophield. Wederhoude maandftonden en ambaijen. Wy hebben reeds meer dan eens by eene andere gelegendheid gezegd , dat de ambaijen voordelig zyn in de genezing van de ziektens van 't hoofd- en dat in tegendeel alles deszelfs ziektens voortgebragt worden door het ophouden van derzelver gewoone vloejing. maar het zelfde is ook waar van de verftopte maandftonden. want wy zien dat zeer veele maagden en vrouwen, omtrent de tyd der maandftonden, pynen in 't hoofd, fpanningen in de nek, duizeligheden enz. kry^en, welke kwalen altemaal ophouden, wanneer de maandftonden wel vloeien, ik heb een meisje gezien , die alle maanden, twee dagen voordat de ftonden zich vertoonden,' in het agtcrhoofd een dikte ter grootte van een hoenderey kreeg ; de ftonden aan 't vloeien geraakt zynde, verdween deeze dikte ten eerften. indien in de inwendige deelen van 't hoofd iet diergelyk gebeurde, hoe grote kwalen zouden 'er niet ontftaan. Hip%ocrates(b) heeft zekerlyk veele ziektens van 't hoofd opgenoemd, vry O) Libro de Virgin. Affeaibus'. Charter Tom, VII. p. 679.680» Kkkk 2  6*8 DE ZINVANG. §. 1040. vry gelyk aan deeze , uit die oorzaak voortkomende, dat het bloed in de baarmoeder te zamen vloeid, als of het 'er uit zoude vloeien, en dan geen weg vindende, na boven weder opweld. de wonderlyke foort van zinvang, waar van §. 1036. gewag gemaakt is (c), is waargenomen in een maagd welkers maandftonden wederhouden waren. Zeer grote en fchielyke fchrikken. Op hoe wonderlyke wyzen het menfchelyk lichaam veranderen kan door hevige gemoeds aandoeningen, is by eene andere gelegendheid §. 104. gezegd geweest; en toen heeft tevens gebleken, dat die veranderingen onderfcheiden waren , na de verfcheidendheid dér gemoedsaandoeningen, maar in een allergrootde fchrik word den mensch zodanig aangedaan, net als h>de zinvang; want hyverftomt, de Item blyft in de keel fteken, hy kan de lidmaren niet bewegen : waarom, indien zodanige aandoening zeer hevig is, blyft deeze indrukking, en 'er is een volkomen zinvang aanwezende. Tulpius heeft zodanig geval (d) van een jongman in Engeland, door eene onverwagte weigering van het houw'iyk zo zeer verflagen, dat hy terftond door de zinvang aangetast wierd, en een geheele dag in de zelfde houding, met opene oogen bleef, eerder een beeld dan een mensch vertonende, edoch wanneer men overluid fchrceuwde^ dat hy het begeerde voorwerp tot zyn vrouw zoude bekomen, is hy met 'er haast van de Itoel opgefprongen, nu bevryd zynde van deeze ziekte. Een diepe, langdurende enz. Wanneer geleerde mannen in zeer diepe befpiegelingen nedergezonken zyn , vertonen zv volmaaktelyk iemand door de zinvang aangetast; want alle de zinnen flapen, zy doen het geheele geheugen zwygen , het geheele lichaam rust ten eenemaal, de geest alleen is in het binnenfte vertrek met alle aandacht bezig op een en dezelfde zaak. dit heeft men genoemd, ontgeest denken. Dus O) de la Mettrie loco ibidem citato. 00 Obfervat. Medicar. Lib, I. Cap. XXII, p. 45.  §. io4o. DE ZINVANG. 620 Dus heeft Füta , innig by zich zelve denkende , een brief met onbekende tekenen gefchreven, aan de Koning van Vrankryk uitgelegd; maar gedurende de gantfche tyd , dat by zo fterk werkte op deeze moeilyke zaak, alleenlyk op dit denkbeeld blyvende hangen, heeft hy niets gevoeld, geene de minfte beweging gemaakt, ik heb een zeer fcherpzinnige meetkundige gezien, die, wanneer hy al wandelende, een moeilyk vraagftuk in den geest overdagt, niemand wederom groette ; alhoewel hy zeer beleeft was; en ik ken een ander, die met een zeer ingefpanne geest de redevoering welke hy voor 't volk doen moest by zich zelve overdenkende, een geheele myl van de hem zeer wel bekende plaats, waar na toe hy wilde gaan, of dwaalde, door die zeer grote ingefpannendheid van geest doet men veel voortgang in de wetenschappen , maar de algemeene gevoelplaats word ook tevens aldus als vastgezet, dat 'er eene gefteldheid tot de zinvang in dezelve komt. Galenus heeft deeze ziekte aan al te veel ftudeeren in zyn medeleerling roegefchreven (ziet §. 1036".): Fernelius (è) heeft een ander gezien, die, wanneer hy met ernst ftudeerde, terftond door dit gebrek aangetast, zvel zodanig ver ftyft is, dat hy zittende , en de pen drukkende, met dc. aogen op de boeken geflagen, geloofd wierd op dezelve met alle vlyt te ftudeeren, tot dat men hem geroepen en gefloten hebbende, bevond van alle gevoel en beiveging 'ontbloot te zyn. nochte die alleen, die zich te fterk op de wetenfchappen toeleggen, hebben de zinvang te vreezen, gelyk de zeer vermaarde Hofman (f), leerd, die deeze ziekte in een vrouwperfoon van een lage ftaat en van een plomp en onbeploegd verftand heeft waargenomen, die zich door angftige overdenkingen omtrent de heilige zaken plaagende, in deeze ziekte is gevallen, en heeft naderhand veele aanvallen derzelve gehad, naar dat zy had hooren zingen, of eerder de woorden, welke de allervicrig- fte O) Patholog. Lib. V. Cap. II. pag. 70. (f) Medic, Ration. Syitem. Tom. IV. Part, III, Cap. IV, p. 150, Kkkk 3  630 DE ZINVANG. §.1040. fte liefde van Chriftus uit de Heilige Schrift uitdrukten, had hooren leezen. Hevige koortfen enz. Wy hebben §. 1010. 3. <*. bewezen, dat de grote vaten der hersfenen in bloedryke, het bloed verdund zynde, en te gelyk fchielyker bewogen door de hitte der koorts zodanig vervuld kunnen worden, dat door de uitzetting derzelve de kleindere te zamen gedrukt worden ; en dus zullen alle de werkingen der hersfenen door deeze oorzaak kunnen gekwetst worden, tot deeze oorzaak fchynt te behoren dat foort van zinvang, waarvan Aëtius (ziet §.1039.) gefproken had, en welke door een ruime neusbloeding ontbonden wierd. in de fcherpe ontftokene ziektens zien wy de zieken fomtyds aldus met opene ooien ongevoelig leggen , gelyk als die, die door de zinvang aangetast zyn, en wel tot een kwaad voorteken; het geene Hip» pocrates ook gewaarfcuouwd had, zeggende: vermoeid te zyn, door de hik en zinvan? aangetast, is kzvaad (g). ik heb de zieken in de fcherpe ziektens fomtyds aldus zien leggen , maar de lidmaten bleven niet in dezelfde houding , wanneer zy opgeheven of op verfcheide wyzen gebogen wierden : hierom kan ik niet voor waarheid zeggen, dat ik een oprechte zinvang in de door een fcherpe ziekte aangetaste waargenomen heb. nochte dat geval van Aëtius vertoond een al'ezints oprechte zinvang. of Hippocrates (li) dit moog'lyk heeft willen te kennen geven, wanneer hy zegd: fluiptrekking, heving , woeling , met een lichte zinvang, brengen gezwellen omtrent de ooren voort, want wanneer de ziekteftof in de fcherpe koortfen een verplaatzing na boven uitwerkt , worden de werkingen der hersfenen gewoon'lyk gekwetst; welke op nieuw herfleld worden, indien al deeze ftof, in de oorklieren nederzet, dezelve opheft tot gezwellen: waar door eer deeze nederzettinggefchied, de zinvang fomtyds ontftaat; maar ag. 6o» . .  §. 1042.1043- DE ZINVANG. 633- Indien te weeten deeze ziekte voortgebragt word, doordien de bloedvaten der hersfenen te zeer uitgezet zyn , ofte door andere belette bloedontledigingen ontftaar. door de bloedftorting uir de neus is die zinvang ontbonden , waar van uit Aëtius §. 1039. gewag gemaakt is. §• io43- y gaat zelden tot een andere ziekte over; nochtans zyn op dezelve de vallende ziekte, ftuiptrekking, uitzinnigheid, voedens gebrek gevolgd; zy eindigd meestal in de dood. Ook heb ik uit eigene waarnemingen in de oeffening der Geneeskunde gezien , en het blykt uit getrouwe waarnemingen van vermaarde Geneesheeren , dat veele van deeze ziekte genezen worden , en naderhand een volmaakte gezondheid genieten, het geene voornamentlyk fchynt te gefchieden , wanneer zy door een hevige gemoedsbeweging, gedurig nachtwaken , of door de onderdrukking der gewoon'lyke ontlastingen , in deeze ziekte gevallen zyn. want indien die verftoringen , welke door de gemoedsbewegingen verwekt zyn, in flaap gewiegt worden, en de oorzaak welke die verwekt hebben kunnen vermyd worden, het lichaam door eene heilzame beweging geoeflend word, de geest in een zagte rust is, en de onderdrukte ontlastingen herfleld worden, als dan verminderd gewoon'lyk de ziekte langzamerhand, en houd eindelyk geheel op. dit zelfde is waar, indien de zinvang door wormen veroorzaakt is; want als dan, deeze uitgejaagd zynde, houd zy op. maar indien deeze ziekte door de uitgeftorte vochten in de holligheid van de hersfenpan veroorzaakt is , als dan ontftaan 'er door derzelver vermeerdering, ofte door hun fcherp worgden, door langdurigheid van tyd, andere ziektens der hersfenen, en verzeilen fomtyds de'zinvang zelve, dus getuigd HolDerde Deel. Llll /) heeft het volgende: de zinvang alleen , heeft een fterk man zveggeftecpt: en ik heb 'er maar één van deeze kwaal verlost gezien., maar men moet aanmerken , dat op deeze plaats een verzamelde voorkennis word verklaard, welke de hik, moeijigheid, de zinvang als een kwaad teken veroordeelen ; maar het fchynt vry duidelyk, dat aldaar over de zinvang gehandeld word, welke in de fcherpe ontftokene ziektens ontftaat, en welke als dan met reede voor een zeer kwaad teken word gehouden; aangezien zy leerd, dat de kracht der ziekte na de hersfenen weggevoerd word. dierhalve kan men niet ontkennen , dat de zinvang fomtyds in de dood eindigt; maar het blykt tevens door oprechte waarnemingen, dat 'er verfcheide van genezen worden , en wel zonder dat 'er een andere ziekte op volgd; maar dat in fommige nochtans, maar weinige, de zinvang tot de vallende ziekte of ftuiptrekkingen overgegaan is. (j. 104.4.. ]V/Ten beproeft onderfcheiden geneeswyze-, 1VJ. na mate de verfcheidentheid der oorzaak , met optewekken door voorwerpen fterk op de zintuigen werkende, gelyk als zyn 't licht, geluid, prikkeling , fcherp vlug zout, pyn, wryving, voortdurende beweging ; de bloedftorting uit de neus te verwekken ; verwekking van de vloed der' ambaijen ofte der maandftonden , cloor nies; braakmiddelen; blaartrekkende plyfters; fontanellen, fetons; bevochtigend voedfel. De genezing deeZer ziekte is tweederlei, ofte ten tyde der aanval, ofte buiten dezelve : ten tyde der aanval, zyn de Ge- neés- (V) Ibidem pag. 66. LUI %  636 BEZIN VA N G. $ ic44; neesheeren gewoon door allerlei fcherpe prikkeling of voorwerpen , fterk op de zintuigen werkende, te beproeven, om diegeftehenis van de algemeene gevoelplaats, welke op die tyd aanwezende is, en alle werking der zinnen onderdrukt, te veranderen, maar hier word ook voorzorg vereischt, gelyk reeds te voren in de genezing der beroerte gezegd is: en Hofman (s), heeft ons voorzichtiglyk gewaarfchouwd , dat men zich moet onthouden van heete prikkelende middelen, indien de zinvang door een al te hevige drift, uitfpanning en ftilftand der fappen veroorzaakt is. nochte in de met opftygingen gekwelde, door de zinvang aangetast, fchynt het gebruik van diergelyke zonder gevaar; want dewyl zodanige fterk prikkelende middelen de zieken opwekken , veroorzaken zy zeer hevige ftuiptrekkingen, even veel te vreezen , en moog'lyk nadeliger (ff ja meestentyd werken zy niet veel uit; het geene ik door eigene waarnemingen geleerd heb; en bevestigd word door het geene in de Paryfche verhandelingen 00 gevonden word. want een vrouw door de zinvang aangetast,, wierd zelfs niet door het vuur onder haare voeten gelegd, van de aanval opgewekt, waarom, indien zy door lichte prikkelende middelen en vry vingen niet opgewekt worden, zoude ik nauw'lyks te rade zyn, dat men fterkere in 't werk zoude ftellen: want de algemeene gevoelplaats ten eenemale onderdrukt zynde,doen zy geen uitwerking, en kwetfen dikwils veel de zintuigen, door hunne fcherpheid; ofte indien die allerfcherpfte prikkelen de zieken opwekken, verftoren en kwellen zy dikwerf, tevens wonderlyk, het geheele zenuwgeftel; vooral in die met de opftygingen en de miltzucht geplaagd zyn: het geene niet zonder gevaar is. Maar O) Medic. Ration. Syftem. Tom. IV. part. 3. Cap. IV. pag. 145. (O de la Mettrie abregé de la Theorie Chymique pag. 280. 00 Hift. del'Academ, des Sciences 1'An I738» Pag«5Ö.  $. 1044- ' DE ZINVANG. 637 Maar buiten den aanval moet de genezing onderfcheiden zyn, na mate de verfcheidentheid der oorzaak van de ziekte, want indien de ziekte hare oorfprong heeft, van te grote hoeveelheid of verdunning van het bloed, moet men, zelfs by herhaalde reizen een ader openen, indien zulks nodig is. indien de zinvang ontftaan is door de onderdrukking der gewone bloedontlastingen, moet men dezelve door bekwame middelen wederom uitlokken. §. 741. en 779. is over het geene aangaande de neusbloeding te verwekken, op te merken is; als ook over de tekenen door welke men dezelve voorziet, gefproken. op wat wyze de vloed der ambaijen voortgezet moet worden, is §. 889. 2. uitgelegd, over de genezing van de onderdrukte maandftonden, zal naderhand in het Hoofddeel over de ziektens der maagden gefproken worden. voetbaden , aantrekkende middelen , of fpecery- plyfters op de voetzolen gelegd, wryvingen der beenen en voeten, zullen altyd in zodanig geval voordelig zyn, voor zo verre zy denindrangen hoeveelheid der fappen van boven afleiden. Edoch in een droefgeestig, droog en uitgemergeldgeftel,zouden de bloedontlastingen nadelig zyn ; deeze is bevochtigend voedfel voordelig , en zagte ontbindende middelen van honig, wei van melk , veldvruchten enz., waar van naderhand in het Hoofddeel van de droefgeestigheid breder zal gefproken worden, dikwerf zyn deeze ook geestachtige middelen voordelig geweest, vooral wanneer het lichaam reeds door de doffigheid der ouderdom kwynde. een nonne reeds zeventig jaaren oud, is door geest van wyn , door herhaalde overhaling zeer zuiver gemaakt, van deeze ziekte genezen (iv)%, naar welkers gebruik zy terftond by haar zelve gekomen is; nochte zy heeft eenige anderegeneesmiddelen nodig gehad , buiten die, door welke de door ouderdom verflete krachten gekoesterd wierden. en, indien de zinvang een lichaam 00 Dodoniei Medicar. Obfervat, Cap. VI. pag. n. LUI 3  63S DE ZINVANG. * §. 1044.' Ijchaam aantast, door langdurige tusfchenpozende koortfen uitgeput, kunnen hier alleen verheugende, vervullende, hartfterkende middelen, eenig voordeel doen; alle ontlastingen zyn zeer nadelig , gelyk naderhand §. 1x26. alwaar over de razerny, door diergelyke oorzaak ontftaan, gehandeld word, zal gezegd worden. Maar wanneer de zinvang door fterke gemoedsbewegingen, of al te diepe en langdurige overdenking, begin genomen heeft, als dan heeft men waargenomen, dat in de algemeene gevoelplaats zodanige gefteldheid overig blyft , welke de ziekte vernieuwd, door diergelyke~ oorzaak , offchoon dezelve veel lichter is , als die de eerfte aanval voortgebragt had. dus leest men by Rondelet (x) , van een meisje aan een jongeling getrouwd, welke zy niet zeer beminde, en door droefheid acht dagen naar het houwlyk door de zinvang aangetast wierd: de aanval keerde wederom, wanneer zy maar aan haar man aagt by die zieke vrouw, waar van ik uit de waarnemingen van de 'zeer vermaarde Hofman, gewag heb gemaakt, kwam de zinvang wederom, wanneer zygeestelyke liederen, ofte de woorden der II. Schrift, welke de allervierigfte liefde van Christus uitdrukten, hoorde, in zodanig geval is het beste, ja het eenigfte middel, om door het reizen eene gedurige verfcheidentheid van voorwerpen te weeg te brengen , en men moet met alle vlyt vermyde, het geene hevige gemoedsaandoeningen kan verwekken, ofte die diepe en langdurige overdenkingen over het zelfde voorwerp, veroorzaken. Ho/man bekend oprechtelyk, dat de ziekte hardnekkig, verfcheide, en wel de beste middelen wederftaan heeft; maar door de verandering van lucht , en de zieke na andere plaatfen reizende, is zy allengskens verdwenen, maar ook die vrouw door de zinvang aan- ge* O) Method. Curand. Morbos. Lib. L Cap. XX. pap. 98. )  $ I044- DE ZINVAN G. " 6yj getast, waar van de befchryving een weinig te voren uit-de Patr."'falie verhandelingen aangehaald is, die te Parys gekomen was, was door grote zorg voor een twistgeding, van welkers uitflag haar geluk afhing , in deeze ziekte geftort, maar by de haare wedergekeerd zynde , heeft zy gezond en vry van deeze kwaal geleefd, want in zodanig geval fchynt het merk, in de algemeene gevoelplaats ingedrukt, allengskens aldus te worden vernietigd, waar van de ziekte door de bykomende voorttrekkende oorzaak vernieuwd word. De niesmiddelen worden als de allerkrachtigfte opwekkende middelen, ten tyde der aanval geprezen; maar Heers ty welke tekenen aitemaal zodanige kwaadfappigheid aanduiden ; en dus fchynt de flaapkoorts eerder rot de langzame ziektens te behoren, maar aangezien de flaapkoorts dikwils in een fchielyk dodelyke beroerte eindigd , op de fcherpe razende koorts fomtyds zodanige flaperigheid volgd (ziet §. 774.) , is het byna voor een algemeen gebruik by de oude Geneesheeren aangenomen geweest, de flaapkoorts onder de fcherpe ziektens te tellen, waarom Celfus (pi) over de door de flaapkoorts aangetaste handelende, wel gezegd heeft, dat deeze ziekte tegenovergefteld is aan de razende koorts, maar nochtans fcherp is, en ren zy men 'er hulp toe brenge, heeft hy vermaand, dat de. zelve de zieke fchielyk ten onderen bréngt : en het fchynt , dat hy die tegenovergellelde aart van deeze ziektens eerder uit het onderfcheid der toevallen, dan uit het onderfcheid der ziekteftof afgeleid heefr. want hy fchryft aldus: in die {de razende koorts) is een moeilyke ftaap, de geest is tot alle ftoutmoê.digbeid gereed: in deeze (de flaapkoorts,_) eene verflenstbeid en eene byna onoverkomelyke noodwendigheid om te ftapen: van gelyf ken zegt Hippocrates (ny, dat de oude Geneesheeren de flaapkoorts onder de fcherpe ziektens geteld hebben : op een andere plaats (0), heeft hy gezegd : dat iemand, door de flaapkoorts aangedaan, binnen de zeven dagen fterft, en gezond zvord indien hy deeze te boven komt. ook hebben Aretceus en Celius Jurellanus van deeze ziekte gehandeld, in de boeken, welke zy over de fcherpe ziektens gefchreven hebben. Aangezien dan dat de flaapkoorts gewoon is de beroerte voor af te gaan (ziet §. 1010. 2. 7.), en een lichter zoort derzelve is, blykt het dat wy reeds over de genezing deezer ziekte gehandeld hebben. Dev (in) Lib. III. Cap. XX. pag. 15?. waar van in '<* volgende Hoofddeel by het derde getal zal gefproken worden, de al te grote ftyfheid der vaten, ofte onderdrukt alle beweging, ofte, dryfe door de al te fterke wederomwerking der vaten op het bevatte vocht, het allervloeibaarfte uit; verdikt het overige, en dus brengt zy eene Zie-  ,§.ic5o.io5ï. van de langdurige ziektens. 655 ziekelyke gefteldheid in onze fappen voort; waar over by het tweede getal van het volgende Hoofddeel zal gefproken worden, maar de vereeniging der vaste deelen, te voren aaneen vast zynde , ontbonden zynde, veroorzaakt de uitftorting der vochten , en een van zelfs bederf der uitgeftorte vochten, hier uit blykt de reede, waarom die algemeene verdeeling van de oorzaken der langdurige ziektens genoegzaam is. nu zullen wy van elk van deeze afzonderlyk handelen. & I°5'1- T^e gebreken allengskens ontftaan, komen -l-^ voort : 1. uit het geene ingenomen word ; als de lucht, fpys, drank, toegeftelde fpyzen, geneesmiddel , venyn, zo vervreemd, dat zy aan onze vochten niet gelyk zyn, zo fterk, dat zy door de kracht van onze ingewanden en fappen, aan de onze niet kunnen gelyk gemaakt worden, en die zyn «. zuurigheid (60. tot 6p.) @. V wrange, uit het zuure en veel aardachtige vereenigd , gelyk van onrype vruchten , ofte te zamentrekkende , lappen , wynen , en diergelyke; welke de vochten ftremmen, de vatjens te famentrekken, hier door veroorzaken zy harde veritoppingen (31. 36. 40. $0. ji. 113. N°. 1. 117-). word door verdunnende middelen, vaste zuivere zouten , zeepachtige zuivere zouten , lang voorzichtiglyk gebruikt, genezen, y. fcherp vet fpece> ryacbtig, uit fpyzen, dranken, toegeftelde fpyzen, heet van reuk, fmaak; deeze brengen hitte, wryving, kwetfing der allerkleinfte vatjens, heete pynen, verdunning der vochten , derzelver verrottingen, uitftortingen, en diergelyke veele , voort : worden genezen door waterachtige , meelachtige , geleiachtige 3 zuure middelen. 3. krafbt  656 VAN DE LANGDURIGE ZIEKTENS. §. t&st krachteloos vet , door het te fterk gebruik van vettigheden , uit land dieren, visfchen, olieachtige planten ; hier door de verftopping (tl^O, galachtige garftigheid, ontfteking, knaging, allerergfte vérrotting£8.i. j26.). word geneezen door verdunnend , zeepachtige , zuurachtig. i. pekelachtige zoutigheid, uit zout, of het geenegezouteis; vermeld de vatjens, ontbind de vochten, en maakt die fcherp ; hier door voedensgebrek, losmakingen der vaten, uitftortingen der vochten, niet fchielyk verrottende , maar vlakken voortbrengende, word weggenomen door water , zuur , loog van levendige kak. t. zuiver zout (76. tot or.). «i lymachtig (69. tot 76.). 2-. door onze te grote krachten op het ingenomene («fa. tot %%. 92. tot ïqo.j, 3. door de van zelfs gebrekkelyke veranderingen van onze vochten (5$. tot pi.). De gezondheid heefc een zekere uitgeftrektheid (ziet §. r.); en in deeze uirgeftrektheid laatzy kleine veranderingen toe, welke van de volmaakte en eigentlyk gezegde gezondheid afwyken , intusfchen nochtans verftoren zyniet zeer de werkingen, waarom Galenus (ziet §. 1.) gezegd heeft: zvant zy is zelve niet votftrekt nochte onverdeelbaar tevens, en'welke genoemd zvord gezondheid, maar ook het geene van deeze afzvykt, als het noch maar niet on~ bekwaam is tot onze gezvoontens. dierhalve dan kunnen onze vochten langzamerhand van die vereischtens , welke zy in de volmaakte gezondheid bezitten, afwyken, en nochtans, wanneer zy dus beginnen te ontaarten , onze werkingen niet gevoelig kwetfen. maar wanneer deeze afwyking van de vereischtens tot de gezondheid voortgaat, ofte de hoeveelheid der ontaartende vochten vermeerderd word, alsdan word de kwetfing der werkingen openbaar, en word ziekte genoemd, waarom Hippocrates over de