G O D T S KERKE, en h a a r. > ™4nege\oohgeni t n op te wekken, om voor de Ziele van deTafgeftorven paus Prus VI te bidden, en van Godt eenen waardigen Opvolger, die zyne plkhten tennc af te fmeken. 3 p"<-ncen Hier havend hy dien Hoogachtlaren Gryzaard, dien hy zynen Vader noemt, op eene ergerZl wyze ; luer verfcheurt hy , met verbittering " den f^u van die Kerke , welke h zym £?ö£ Wat zullen de Ongelovigen daar van denken ? Wat zuilen er de godtlozen van maken ? Wat zullen er de christenen van de oncatholyke Gezind, heden uit bejluiten? <■<««<*« Had hy openlyk gezeid; ik ben een Janfeniste ' Bisfchop , ik heb niets gemeen met de R omsch Catholyke Kerk denkelyk had ik zyn Lastert inde lucht geflagen, en my, om de ergernis die zulk een Jluk nu geven moet, veel mind r bel kommerd • c Ik ken tot heden genen Schryver, van wat «. zmdheid het zyn moge, die den afgeflorven Piüs met met achting, ja met een foort van eerbied be. dekt hebbe s genen die van een zoo achtbaar hoofq gelegenheid ontleend helle, om de Ketke, die hy be-  den LEZER. ïx beftierd heeft te teisteren, te Men, ofte vcrfma» den, uitgenomen Johannes Jacobus van Rhvn; die 'zich duidelyk noemt Róómsch-Catholyk, door 5, Godts Voorzienigheid, Aarts-bisfchop van Ut,, recht, Zoon van de Algemeene Kerk, en van ,, den Algemenen Vader der Gelovigen Pius „ VI j" maar niet min duidelyk, ga ik hem, onder Godts hulpe, bewyzen : dat hy van dat allen niets is, om ten min ft en, zoo veel in my is, het verergerende gezag, het gene deze tytels aan zyn Laster-fchrift zouden 'kunnen byzetten, voor den onkundigen te weeren. Ik geef u dan hier Beminde Lezers den gemelden Herderlyken Brief; op dat gy door uwe eigen ogen zoudet zien, dat deszelfs fchryver ons, en wy hem niet ontrust hebben; op dat gy zoudet verzekerd zyn, dat ik hem niet bezware ; want gy zult nog moeite hebben, om aan uwe ogen te geloven. Hier op zult gy ook kunnen afmeten , dat het my onmogelyk moest zyn, hoe zeer ik my ook poogde te wapenen tegen die aandoening van veronu waardiginge, welke een rechtfchapen kind natuurlyk gevoelt, wanneer zyn vader en moeder ten onrechte en op 't hatelyksf gehoond worden, niet hier en daar eene fcherpere uitdrukking te laten entglippen , daar de natuur van de bejchuldiginge zelf, ene diergelyke opgaf. Ik verklare intusfehen, dat ik onzen tegenftrever innerlyk om Godt beminne; dien ik ook ernstlyk bid, dat hy hem verlichte, op dat wy hem wederge* keerd tot den fchoot van die algemeene Moeder , dien hy verlaten heeft, als enen waren Broeder' eerlang omhelzen mogen * S Ik  * VOORBERICHT aak den LEZER. Ik heb myne bemerkingen op zynen Herderlyken Brief, by wyze van Brieven opgefield, waar yan de vyf eer/ie in dit erfle Stukje verfchynen. Het tweede Stukje, dat kort naar deez' zal volgen, zal nog eenige Brieven vervatten, waar in ik gelyk in deze, die voorwerpen behandtle, die een uitgefirekter onderzoek vereisfchen. Vervolgens zal ik op het overige van dien Herderlyken Brief, kor. te edog zakelyke aantekeningen geven, dewelke met de Brieven het tweede Stukje zullen uitmaken. \  JOANNES JACOBÜS door gods voorzienigheid AARTSBISSCHOP V A N UTRECHT. Aan alle Aartspriefters, P* aftoorsy Priefiers en Catholyken van ons Aartsbisdom en van de andere onderhoorige openftaande Bisdommen, Heil en Zaligheid in Onzen Heere Jefus Christus. zeer geliefde broeders! Dy Openbaare Nieuwspapieren hebben U reeds bekend gemaakt hoe de Kerk haar zienlyk Hoofd verloren heeft, door den dood van onzen H. Vader Paus Pius VI, te Valence op het Franfche Grondgebied , den 29 Augustus laastleden, in het 82 Jaar zyns ouderdoms en het 25 zyner Paüsfelyke waardigheid overleeden. Dit verlies is eene gebeurtenis by welke de Godsdienst belang heeft, en aan welke allen,' die de Kerk van Rome als het Middelpunt der Catholyke Gemeenfchap er» kennen, moeten deelneemen. Uit dien hoofde is onze eerfte pligt, Z. G. B., onze gebeden, vooral in de H. Offerhande, voor de rust der ziele van den overleeden Paus aan den Heer op te draagen ; en onze tweede, God ieverig te fmeeken van hem fpoe* dig een Opvolger te verleenen, welke de ver- plig-  ( 12 ) pligtingen van die belangryke plaats, door den Overleedenen open gelaaten, kent en waardig. Jyk vervult. 6 Hoe langer de Paus, die ons nu ontnoomen M, dezelve bekleed heeft, hoe de rekenfcbap grooter is, die hy er van aan den Onperften Rechter, die te gclyk de Opperherder is, (a\ fpreekende, zelf ons gezegd heeft: Wienveel gegeeven is, dien zal veel geëischt worden: en men men veel toebetrouwd heeft, daar zal men meerder van eifchen. (£) Hy heeft dan des te meer noodig door onze fmeekingen en door die der gehele Kerk geholpen te worden , om by den ±ieer barmhertigheid te vinden in dien fchrikkelvken dag (c) Het gene dierhalven een ieder van ons zich beievert voor de rust der zielen van zyne vrienden en nabeftaanden te doen • het gene de Kerk voor alle haare kinderen doet zo dra zy dit leeven verlaaten hebben moe' ten wy zonderling voor hem doen, die door de Godlyke mftellmge d'eerfte der Bisfchoppelyke Order zynde, in de Kerk als d'eerfte Her der en d algemeene Vader der Geloovieen eeeerd wierd. ° Laaten wy, Z. G.B , hem van ganfcher her. te beklagen, van zo langen tyd, in eene zeer inoejelyke en volgevaaren gefteldheid van zaaken, met zulk eene groote Bedieninge te zyn be- O) i Petr. V. 4. ïS£r%TLZte% cui multum datum «Jt> ****** PSZS t. tnf**<&**>.  C 13 ) beladen geweest. Laaten wy hem vooral beklagen, van zo veele hinderpaalen te hebben ontmoet, om dezelve wel waar te neemen, in een Hof alwaar men veeltyds op geheele andere zaaken, als op d'eer van God en de zalig, heid der zielen , zich toelegt. Zekerlyk behoorde men aldaar, meer dan elders, die Herders te vinden, wl^ker hoedanigheden en pligten zo duidelyk zyn aangeweezen door hem, die het eerfte den H. Stoel bekleed heeft. Weidt, zegd de H. Petrus, de kudde Gods, die onder u is, en hebt er het opzicht over, niet bedwongen, maar gewillig volgens God; of niet uit eigen baatzugt, maar bereidwillig; noch ook als of gy heerschten over het erfdeel des Heeren, maar als zynde een voorbeeld der kudde geworden van herte. (d) Edoch gy weet het, Z. G. B., dat Hof is geenzins de verblyfpiaats der ootmoedigheid noch der belangloosheid; en men vind er zeiden Dienaars van Jefus Christus, die alleenlyk bezig zynde met de belangen van hunnen Meefter, tot hunnen vader en tot hunne moeder zeggen: ik ken u niet; en tot hunne broeders: ik weet van u niet. (e) Deze heilige regels zyn echter voor alle Herders , en d'eerfte onder hen, welke voorrechten 00 Pascite, qui in vobis e/i, gregem Dei, providentes, non coadtè, Jed fpontaneè fecundum Deuth; neque turpis lucri gratid, fed voluntariè; neque ut doimnantes m cleris, fed firma fatfi gregio ex animo, i Petr. V. 2 & 3. 00 Perfe&io tua & do&rina tua vivo fim&o tuo ... qui dtxit patri fuo & matri fua: ftsfeis vos: & fratribus fuls: ignoro vos. Deut- xxxai S & 9, \  ( 14 ) ten hy ook meènt te bezitten, geniet het voorrecht niet van er van ontflagen te weezen. Wy zullen Ü niet zeggen, Z. G. B., dat dié regels onder het Pausdom van Pius VI nooit zyn gefchonden geweest. Vleiers mogen mis. fcbien dit voorgeeven, maar 't is de taal der waarheid, en niet die der vleiery, welke wy alhier U moeten toefpreeken. Wy zullen U niet zeggen, dat men, geduurende den langen cyd zyner Beftiering, nooit gezien heeft dat de waarheid noch derzei ver vefdeedigers, aan de belangen van eene waereldfche ftaatkunde wierden opgeofferd ; dat men nooit, onder zyn naam, van een gezach, 't welk een ieder moet eerbiedigen, een misbruik gemaakt heeft, om neder te werpen, in plaats van op te bouwen, (f) om het goede door anderen ve'rrigt te lasteren en omver te fmyten, in plaats van het toe te Hemmen en te onderfteunen ; dat men den Paus den titel doende voeren van Dienaar der Diemaren Gods, hem nooit heeft doen tc werkgaan als of hy d'eenigfte Mecfter en d'eenigfte Heer ware; noch hem de rechten zyner Mede. dienaaren heeft doen overweldigen, rekenende het hen tot misdaad, dat zy dezelven verdeedigden. Indien wy ü dit voorhielden, Z G B., gy zoud ons niet gelooven. Want alfchoon gy u niet herinnerden de erbarmelyke gefcbiedenis der gedwonge herroepinge van den geleerden Duitfchen Bisfchop Febronius, en d'ydele zegenpraal van het Roomfche Hof over dezelve; Cf) Q«am\de.dit nobis Dominus in adiücationem. &t m>n in dejlru&ïonem, i Cor. x. 8.  C ,5 ) ve ; zo veele goede boeken veroordeeld en verboden te leezen; loffpraken en befcherming aan boeken en fcbryvers verleend, die niet dan afkeuring en verachting verdienden, enz., gy hebt veele Brevetten, in welken onze Clcrefie, op naam van Pius VI, zo onrechtvaardig mishandeld word, nog versch in het géheugen. Ook zoudt gy ons zekerlyk de zo befaamde Bulle tegcns het Concilie van Piftoia, dewelke de eer van zyn Pausfchap zo bezwalkt heeft 5 te gemoed voeren. Wy zeggen U dan liever: Aanbidt al beevende deichikkinge Gods over zyne Dienaaren en over zyne Kerke, en bidt den Heer dat hy niet in 't recht tree-de met Zynen dienaar, (g) Hy heeft toegelaaten dat Pius VI van geene misflagen, ja zelfs van gêene groote misdagen, aan welken men in zulk eene verheevene Bedieninge bloot gefield is, zoude bevryd zyn. Doch zyne harmhertigheid die zyn oordeel overtreft (li), en zyne voorzienigheid, welke met wysheid alle voorvallen befchikt, hebben hem de middelen verfchaft om die uit te wisfehen, met hem, in de laaste jaaren zyns leevens, in omftandigheden te plaatzen, die hem de ydelheid der menfehelyke grootheden hebben doen I gevoelen. De gelatenheid en verduldigheid waar mede hy, tot het laaste oogenblik toe, ; zyne onheilen fchynt verdraagen te hebben ; i de bedaardheid zyner ziele in :t midden van de laatste moejelyke fchokken, welken het gewigt zy- Non intres in judicium cum fervo tuo, Domine. Pf. cxlii. 2. (Jï) Superexalfdi miferieordia judicium. Jac. ij. 13.  C i6 ) zyner jaaren en zwakheden verzwaard hebben . kunnen ons het betrouwen inboezemen , dat die beproevingen ter zyner zuivering zullen gediend hebben, eer hy voor den verfchrikkeJyken Rechtcrftoel verfcheenen is, en dat hv zich onder het getal dier genen bevind, welken Christus befiraft en kastyd om dat hy ze lief heeft, (i) J J Laaten wy van een anderen kant erkennen en deze erkentenis is voor ons zo troosdg als phgtmaatig, dat welke billyke verwyten men ook aan de Pausfelyke Beftiering van Prus VI doen kan , zyne Regering echter niet zon. der verdienften voor hem, noch zonder nut voor de Kerk geweest is. Men zal zyn fchoon Brevet aan den Heer Martini, thans Aartsbisfchop van Florence, over het leezen derH. Schriftuur, nooit vcgeeten, noch op welke eene voortreffende wyze hy deszelfs vertaaling van den Bybel in d'Italiaanfche taal ontving. Dit Brevet heeft, om zo te fpreeken, de fchande van den vierden Regel der Lyst der Verbode boeken , door welken het leezen der H. Schriftuur in de moederlyke taal aan de Geloovigen, tot groot nadeel hunner zielen, verboden wierd , uitgewischt, en de verergernis , welke die Regel aan de tegen ftryders van den Catholyken Godsdienst ge lyk wy 'er maar al te veel getuigen van geweest zyn , veroorzaakte, weggenoomen. Al hoe wel Benediftus XIV vbor hem in dezen opzichte reeds den weg gebaand had, zo kan men nogthans zeggen, dat Pius VI dien zo verlichten CO Ego, quosam0> arguo & CoJÏ/go. Apocin. 19.  ( -7 ) ten Paus in moed en iever heeft overtroffen. Benediftus XIV heeft enkelyk een bepaling aart dien verergelyken en ongerymden Regel durven ftellen, met het leezen der vertaalingen toetelaaten, wanneer dezelven met eenige verklaaringen of uitleggingen van Catholyke Schry, vers vergezeld waren. Pius VI heeft alle achting en alle kracht aan denzelven ontnoomen, door te verklaaren dat de Heilige Boeken overvloedende bronnen zyn, die voor een ieder moeten openJlaan om 'er de heiligheid van zeeden en leeringe uit te putten (i); door diensvolgens den Heer Mar» tini te pryzen van eene zeer nuttige zaak verrigt te hebben, met dezelven, door eene vertaaling in moederlyke taal, voor een iegelyk verftaanbaar te hebben gemaakt Ck) ; door hem te zeggen , dat hy zeer wel oordeelde met te gevoelen, dat men de Geloovigen van Christus tot het leezen der heilige Schriften krachtig moet aanzetten (/); en eindelyk met zedert dien tyd door zyn gedrag te toonen, dat hy in de gevoelens, welken hy in zyn Brevet had uitgedrukt , volharde : waar door hy een van de grootfte dienften, welke een Paus aan de Kerk bewyzen kan, beweezen heeft. 't Is zekerlyk geen mindere dienst, ftandvastig gehandhaafd te hebben het Befluit van vernietiging, door 't welke Clemens XIV de Kerk 00 Sunt fontes uberrimi, qui ctiique''patere debent ad hauriendam morum & dodlrintsfanQitatem. (£) Opportunè faSum exïflimes, cüm easdem Divinas Litteras, ad captum cujusque vernaculo farmone redde tas , in lucem emijifti. U) Optime fentis , fi Chrijïi fideles ad le&ionem Divinarum Litterarum magnoperè excitandos exïjlimas.  ( 13 ) Kerk verlost heeft van den grootften-vyand, dien zy zederc haare oprigting gehad heeft. Men kan geenzins twyfelen, of Pius VI was aan de party, die de Jefuiten in het Conclave hadden , zyne verheffing tot de Pausfelyk© waardigheid verfchuidigd, nadien hy maar even te vooren in het Collegie der Cardinalen geplaast , weinig grond had van zulks te verwagten: ook hebben ongetwyfeld de Jefuiten, met te bewerken dat hem de Paufelyke Myter wierd opgezet, zich gevleid , dat hy hunne Maatfchappy, door de Bulle , die dezelve vernietigd had , te herroepen , zotrde herftellen. Deze hoop is te leur gefield. Menigmaal, doch te vergeefsch, hebben de Jefuiten hunne aanftaande wederopregting aan, gekondigd, en in fommige plaatzen 'er zelfs de proef van durven neemen. Maar fchoon deze ligtw«ardige aanvallen op een Befluit van den H. Stoel, 't welke in de geheele Kerk met toe* juiging was aangenoomen en ten uitvoer gebragt, met geene genoegzaame kracht beteugeld geweest zyn, nogthans zyn zy zomtyds door Pms VI tegengefproken, en nooit goedgekeurd geweest. Is het te denken dat de Jefuiten volkoomen voldaan geweest zyn over een Paus, die zich hunnen vriend noemende, en eenigen overge. bleevenen hunner Maatfchappy met gunften overlaadende , niet te min wel deed zien het vast befluit te hebben van het geheele lighaam derzelve in het graf te laaten ? Moet men, van een anderen kant, zulk eene ftandvastigheid aan dien Paus niet dank weeten, die aan zy. pen Voorzaat niet konde gedenken , zonder met  C 19 ) tnet ontroering te herinneren, hoe zeer de So. cieteit, zelfs ontbonden , nog loos en verfchrkkelyk in haare wraakoeffeningen was ? Met recht kan men hem nogthans laaken, van zyn vertrouwen aan verfcheide kwalyk te boek ftaande leeden van dat Genootfchap te hebben gegeeven, die hem ook veele fouten hebben doen begaan. Laaten wy, Z. G B,, God bidden, dat hy hem dezelven gelieve te vergeeven. Laaten wy hem mede bidden van den Overledenen zyne onrechtvaardige vooringenoomenheden, die hy in zyn Hof tegens onze Kerk had opgevat, niet te willen toereekenen; en naar zyne groote barmhertigheid, al het gene men hem, ingevolge die ongelukkige vooroordeelen , tegens onzen Voorzaat en deszelfs onderhoorige Bisfchoppen, en nog onlangs tegens ons heeft doen bedryven, gelieve te vergeeten. Ontflagen van de banden van dat eerzuchtig en willekeurig heerfchend Hof, ziet hy nu beter hoe ongegrond de gevoelens waren, die men hem wegens ons had ingeboezemd, en hoe oprecht van onzen kant de betuigingen van eerbied en de vrede kusch, die men hem heeft doen weigeren. Met hier te vernieuwen deze voor ons zo bittere herdenking , die echter ons niet kan doen vergeeten het gene wy aan zyne nagedachtenis verfchuidigd zyn, gelyk ze by zyn leeven nooit heeft kunnen verzwakken onze achting voor zynen Stoel, en onze eerbiedige verbintenis aan zyn perfoon, is ons inzicht U, Z G. B., des te beter te doen begrypen het zonderling belang, 't welk wy hebben by de :B 2 ver-  ( 20 ) verkiezing van den nieuwen Paus, die den genen , welken de Kerk van Romen verlooren heeft, moet opvolgen. Laaten wy onze fmeekingen vereenigen, om van den Heer te verwerven, dat de Heilige Geest deze keuze beftiere, die niet goed kan weezen , by aldien hy 'er de ziel niet van is; de kuiperyen en listige aanflagen, de heerschzugt, het eigenbelang en dat der partyfehappen 'er van verwydere; en met een woord, niet toelaate dat men 'er andere beweegreden raadpleege, als die van 't waare belang des Godsdientst, omtrent welke men, in tyden van onrust en verdeeldheid, gelyk wy beleeven, zich zo Jigtelyk kan misgrypen. Te zamen vergaderd , gelyk d'eerfte Discipelen des Heilands, in dezelfde plaats, dat is gezegd, in zynen heiligen Tempel, laaten v/y, gelyk zy, met gemeenzaame ftemme zeggen : Gy Heer, die alltr herten kent, toon men gy verhoeren hebt, om ^aanvaarden de plaats van deze bediening (m), van dien Stoel, welke die van den Eerften der Apostelen zynde, by uitneemendheid d'Jpostolifche Stoel is. Laaten wy van hem zodanig een Paus verzoeken, als vereisebt de nood der Kerke, ons eigen belang en dat van onze verdeelde broeders, die verblind genoeg zyn om in de fcheuring, welke zy met ons maaken , her kenmerk hunner gehegtheid aan de Catholyke eenheid te plaatfen. Daar de Paus het middelpunt dier eenheid is, (pt) Tu, Domine , qui corda nofli omnium, ojlende ftiem e/egeris. . . accipere locum miniflevii hujus & ■Jpofiolatüs. AQ. I. 24. '  C 21 ) is, zo Iaat ons God bidden, dat de gene dien by ons zal geeven, de herfteller derzelve onder ons zy; dat hy aan onze verweiderde broeders leere, dat het kenmerk waar aan men de waare discipelen van Jefus Christus, de kinderen van dat groot huisgezin, van 't welke de Paus naast hem het hoofd is, kent, is dat zy liefde tot eikanderen dragen f» i dat wy zelfs van hem leeren, dat hy, gelyk de gene wiens Stedehouder hy zich noemt, zagtmoedig en ootmoedig van herie is (o); dat wy van hem met den Profeet Ifaias mogen zeggen: Hoe fchoon zyn de voeten van den genen die den vrede verkondigt en preekt, van den genen die tot ons koomt met de goede boodfehap, met de hodfehap der zaligheid (p), en niet met bedreigingen, banvonnisfen, fcheuring en tweedragt! Laaten wy ten zeiven tyde, Z. G. B., niet vergeeten, dat de belangen der andere Kerken mede de onze zyn, nadien zy allen maar een hghaam uitmaaken, waar van wy ledemaaten zyn. Hoe noodig heeft dit lighaam , in den ftaat van woeling en onrust, waar in het zelve zich thans bevind , een Hoofd, 't welke* met de wysheid van Salomon, of liever met het licht en de kracht des Heiligen Geests bekleed, de waare geneesmiddelen van deszelfs kwaaien weet te vinden en toe te dienen; een Hoofd , (") Èf hoc ognoscent omneS quia difcipuli mei elïis, fi düettwnem habueritis ad invicem. Joan. xm. 35. (0) Difcite a me quia mitis fum & humilis corde. Matth. xi. 39. O) Quam pulchri fuper montes pedes annuntiantis is pradtcantts pacem ; annuntiantis bonum, pradicantis Jalutem. Js ui. 7. B 3  ( ^ > Hoofd welke bet voornaam oogmerk zyner inftellinge vervullende, dat volgens den H, Hieronimus is, alle geleegenheid van fcheuring weg te nemen (q), zich toelegt om de verdeelde deelen te vereenigen , en de wonden te heelen , welke de verdeeldheid heeft toegebragt ; op dat wy , gelyk de H. Paulus zegt, allen uit eenen mond fpreeken , en dat 'er gee. ne verdeeldheden onder ons zyn; maar dat wy voU komelyk ih eenen zin en in een gevoelen vereenigd zyn! (r) Laaten wy dierhalven, Z. G. B., van den Opper. Herder onzer zielen een Leidsman voor zyne Kudde verzoeken, die eenftemmig met de Mede Herders, welken, gelyk als hy, door den H. Geest aangefteld zyn om 'er zor-1 ge voor te draagen, de verloeren fchaapen opzeeke, de ten onrecht weggedreeven wederbrenge, de gekwesten verbinde, de zwakken verfterke, de vet. ten en fterke bewaare, en ze allen naar de gerechtigheid weide (s). Om deze redenen, beveelen wy aan alle onze onderhoorige Pastoors:, i °. Dat zy de ziel van den overledenen Paus Pius VI in de godvrugtige gebeden der Geloovigen aanbeveelen; gedurende veertien dagen, in de kezende Dienften, de gedagtenis van den Af- (q., Üntis eltgitur, ut, capite conjlituto, fchismaiis tollatur occafto. Hier. Lib. i adv. Jov. t. 4. 2 p. pag. 168. r) Ut idipjüm dicatis omnes , & non fint in vobis fchismata; Jitis autem perfe&i in eodem fenfu & in eadem Jententia, 1 lor. 1. 10. (f ) Ouod perier at requiram, & quod abje&um er at reducam, & quod confra&um fuerat alligabo, & quod infirmum fuerat conjolidabo, & quod pingue & forte cujiodiam, Qf pafcam tllas in judicio. Ezech. xsiv. 16.  C 23 ) Afgefiorvenen houden met de Collecte, Secrete en Postcommunie te Jeezen, die hier toe in het Misfaal worden voorgefchreeven , en vervolgens eens plegtelyk de H. Offerhande der Misfe voor den Overleedenen aan God opdraagen. a°. Dat zy den Geloovigen zullen voorhou. den, hoe veel 'er hen en de ganfche Kerk, die zy vooral moeten liefhebben, aangeleegen is, dat 'er een bekwaame Hooge Priefter aan de Roomfche Kerk gegeevcn worde , op dat zy dit bezeffende, zich des te krachtiger mogen beieveren, Qin deze gunst van den Heere af te fmeeken. 3°. Dat zy mede eens plegtelyk den H. Dienst verrigten voor de verkiezinge van een nieuxven Paus, en op de werkdagen Dienst zynde (die der Overleedenen uitgezonderd,) de gebeden leezen ter Verkiezinge van een Paus , zo als die in het Misfaal gevonden worden. Gegeeven binnen Utrecht den 18 Oblober 1799. * JOANNES JACOBÜS, Aartsbisfchop van Utrecht. B4 EER-  C H ) EERSTÉ BRIEF. Aan Joannes Jacobus van Rhyn, over zyne onbefchaamde lasteringen, en den onrechtvaardigen fmaad, dien hy op den groten Paus Pius VI en op de Moeder-Kerke van Rome geworpen heeft. En over de ergernis die daar uit moet voordvloeijen. Als de grote Apostel Paulus te Jerufalera voor de Raad-vergaderinge ftont, en de Hoge-Priester Ananias hem een' kaak-flag deed geven, zeide Paulus tot hem : „ Godt zal „ ujlaan, gy gewitte muur," fchyn-heilige die gy zyt. s» Hoe! Gy, die hier gezeten zyt om 3, my volgens de wet te oordeelen, gebiedt, „ tegen Je wet dat men my Hagel" „ Maar die „ er tegenwoordig waren zeiden aan Paulus„ Durft gy zoo Godts Bogen-Priester uit te fchel„ den ? En Paulus antwoordde hun : myne j, broeders ik wiste niet dat hy de Hoge Pries„ ter was; want 'er ftaat gefchreven: gy zult „ dep Pnnfe des volks niet vloeken." (i) Wist gy misfchien ook niet Myn heer Joannes Tacobus van Rhyn, als gy Uw lasterschrift aan de drukpersfe overgaaft, dat Pius VI, dien gy zoo fchandelyk met zoo veel fmaad overlaadt^ Godts Hoge Priester was? wist gv dan ook niet dat 'er gefchreven ftaat: gy zult den Pnnfe,des volks niet vervloeken! Of hebt gy mis- fchien CO Handel. 23. vs. 4.  C 25 > fchien min ongelyk aan Pius dan Paulus aan Ananias gedaan ? Of is de waardigheid van Ananias verhevener in uwe ogen dan die van PiusY Paulus die de waarheid met gerechtigheid gezeid had, verfchoont zyn gemoed ik wiste niet dat hy de Hoge- Priester was, en onfchuldigt zyne daad niet: 'Er ftaat gefchreven: Gy zult dpn Prinfe des volks niet vervloeken. En gy Myn heer }. J. van Rhyn, gy maakt van uwè euveldaad ene herderlyke zedeles, en onder een geveinsd fchyn-heilig medelyden, vleidt gy uw zeiven , als of gy eenen plicht gekweten hadt! En hoe hebt gy dien gekweten? Hebt gy niet ,aan den afgeftorven Pius ge. zeid: dat hy een gewitte muur was, en dat Godc hem , om zyne mislagen ja om zyne groor.o mislagen, geftraft en geflagen heeft? Gy zegt immers. „ Laten wy hem voor al beklagen van zoo veel hinderpaalen te hebben ontmoet, „ om zyne bediening wel waar te nemen , in „ een Hof, al waar men veeltyds, op geheele andere zaaken, als op de eer van God en de Zalig. „ heid der zielen, zich toelegt.... Gy weet het „ zeer geliefde Broeders, dat Hof is geenzins „ de verblyfplaats der ootmoedigheid noch „ der belangloosheid; en men vind 'er zelden dienaars van Jefus Christus, die alleenlyk be„ zig zynde met de belangen van hunnen mees„ ter, tot hunnen vader en tot hunne moeder „ zeggen: ik ken u niet enz." „ Zegt gy ook „ niet:" ,, dat hy heeft neder geworpen in „ plaats van op te bouwen, dat de waarheid „ onder zyn Pausdom en derzei ver verdedigers, B 5 „ aan  ( 25 ) „ aan de belangen van eene waereldfche fiaaC „ kunde wierden opgeoffert enz. enz. „ Godt, heeft toegelaten dat Pius VI van }> geene mislagen , ja zelf van geene groote „ mislagen.... zoude bevryd zyn. Doch zyne 3, barmhartigheid, die zyn oordeel overtreft, 3, en zyne voorzienigheid, welke met wysheid „ alle voorvallen befchikt , hebben hem de middelen verfchaft om die uittewisfchen, j, met hem in de laatfte jaren zyns leevens, in „ omftandigheden te plaatfen, die hem de ydel. 3, heid der menfchelyke grootheden hebben „ doen gevoelen. De gelatenheid en verdul3, digheid, waar mede hy....Zyne onheilen „fchynt, fchynt zegt gy, verdragen te heb. „ ben..,., kunnen ons het betrouwen inboe5> zemen, dat die beproevingen ter zyner zui3, vering zullen gediend hebben, eer hy voor 3, den verfchrikkelyken Rechterftoel verfchee3, nen is, en dat hy zich onder het getal dier „ genen bevind welke Christus beftrafc en kas„ tyd, om dat hy ze lief heeft. En op alle deze en meer andere hatelyke en fmaadvolle uitdrukkingen , fchaamt gy u niet, aan uwe fectgenoten en aan heel de wa. reld te zeggen: „ 'T is de taal der waarheid „ en niet die der vleiery, welke wy alhier „ u moeten toefpreeken." Wist gy dan niet dat Pi us VI Godts Hoge. Priester was? De Aarts-Engel Michaël, twistende tegen den duivel over het dood lichaam van Mozes, eerbiedigde in Satan het werk van Godt, en het gezag en waardigheid, waar mede hy voorheen be-  C «7 ) bekleed was geweest; en durf hem niet al lasterende veroordcelen, maar zich wedei houdende zeide hy hem: dat de Heer u beteugele. \a) EngyMyn heer.. .! ö dat gy wel wiste t wat diepe wond gy in de harten aller ware gelovigen geopend hebt, wanneer gy tusfchen onze bloedige tranen, die wy op het graf van onzen allerwaardigften, hoogagtbaaren en teergeliefden vader ononderbroken ftorten, het lchuim van uwe bittere gal beftondt te ondermengen! De Aarts-engel Michaël eerbiedigde in den duivel de waardigheid en het gezag waar mede hy voorheen van Godt begunftigd was geweest, en gy Myn heer! Gy, die noch zending noch gezag hebt in Godts kerk, gy zet u op den hoogften zetel, en durft fchaamteloos zeer na zoo vele lastervonnisfen, als 'er zingrepen in uw herderlyk laster bericht vervat zyn, uit te fpreken tegen den Hogen-priester van Godt, die volgens uwe eigene woorden „ het zien„ lyk hoofd van zyn Kerk is , en door de „ Godlyke inftelling d'eerfte der Bisfchoppely,, ke order zynde, in de Kerk als d'eerfte her- der en d'algemeene Vader der geloovigen ,, geëerd wierd," ja van de gelovigen wierd hy , en zal hy door alle latere eeuwen zoo hoog geëert worden , als hy door u laag en fmadelyk veroordeeld is. ö Dat gy vatbaar waret, voor de fmart,' die een regtlchape kind gevoelt, wanneer men de eerbied-waardige overblyfzelen, en vooral het dierbaar geheugen bezwalkt, van een Vader, dien het kostbaarder dan zyne ogea agtte, dan zou (a) Brief van de H. Apostel Judas vs. 9.  ( 28 ) zoucit gy de diepte kunnen peilen, van de wond, die gy ons hebt toegebiagt, dan zoucit gy verwonderen, dat wy in u , wel niet den Bisfchop van Utrecht, dat waart gy nimmer ooit, maar Godts rechtvaardige toelating, en dat karaéter eerbiedigende, dat gy feitelyk u aangematigd hebt, in plaats van wraak, Godt bidden, dat hy ons deelgenoten make van de Jangmoedigheid en van het lot van onzen alderhyligften vader, en dat hy u bekére Hoe Myn heer! gy durft hem eerst ook als uwen Vader aanduiden , eer gy hem begint met boon en laster te overdekken! Ö Schoone , en een fcheurziek- leraar waardige zedeies voor uve medelydenswaardige "verleiëhngen! ö Ontaarde zoon! wist gy dan ook niet, dat Crodt gezeid heeft : Eert Vader en Moeder, en dat Hy daar wel duidlyk fpreekt van alle onze Overhedens geestelyken en wareldlyken , en byzonderlyk van die, dewelke ons in den Here Jefus geteeld hebben, van onze herders en zyne kerk? En gy onteert, voor heel de wareld , dien , welken gy uwen Vader aet en noemt, en gy fteekt de Kerk, de Algemeene I Moeder den dolk in het hart, ~door dien gy haar Opperhoofd en het middenpunt van hare Eenheid, de Moederkerk zoo ergerlyk laakt: „ alwaar men, zegt gy, veeltyds op heele an« „ dere zaken als op de eer van God en de za- " Ju J1' Zielen' zich toele*c> vvaar men zelden djenaars van Jefus Christus vindt Ontaarde zoon! zaad van Cham! gy maalt uwen  ( *9 ) uwen Vader af, als dronken door de ydelheid des warelds, en die eerst ,, door Godts barm„ hartigheid in de laatfte jaaren zyns leevens „ in die omftandigheden is geplaatst geweest, „ die hem de ydelheid der menfchelyke groot„ heden hebben doen gevoelen." En dan daagt gy heelde wareld uit, om de taal der waarheid en niet die der vleiéry te horen; en dan fchudt gy alle kinderlyke eerbied, alle christelyke liefde , ja zelfs de geheiligde banden der waarheid ten enemaal af; en dan zet gy alle krachten by, om met neidige tanden , het dekzel van ene uitmuntende deugd, die het geheugen van dien Vader, door alle eeuwen overlommeren zal, te verrakkelen , en hem op 't fchouwburg van de hele wareld, aan alle de vyanden van het christendom en van Godts kerk, naakt en liederig te vertonen, wist gy dan ook niet den fchrikkelyken vloek, dien de Aartsvader Noë over zulk een kind heeft uitgefproken, en hoe heiliglyk Godt, in zyne verontwaardiging, dien vloek bekrachtigd heeft? ö Vermetelheid! Hoe verre en tot wat een verergerende uiteinde, heeft u uwe bitterfte en nog bottere haat, tegens dien vervoert, wien gy uwen Vader noemt! De Hemel heeft u met blindheid geflagen, gy ziet niet dat gy uwe eigen naaktheid ten toon ftelt; wie is 'er in de hele wareld, van wat gezindheid by ook zy, was hy ook een Godts-loochenaar, die niet op d'eerfte ooflag de verbittering van uw gemoed ontdekke, en den haat ontwaar worde, die uw hart ontroert en uwe pen beftiert, zoo dra hy in uwe herderlyke laster-courant leest op welke gronden gy, met die diepe ootmoedigheid, en hei-  C 3° ) heilige belangloosheid, die men vruchteloos in de Roomfche Moeder-kerk zoude zoeken, aan uwe chriscelyke en liefderyke misleide fchaapen bewysc: dat Pius de VI uw Vader, zyne verheffing tot de Paufelyke waardigheid, alleen aan de intrigue, en kwink-flagen van de jefuiten, verfchuidigd was! Maar hoe bewyst gy die? „ Men kan geenzins twyfelen" zegt gy, „ of Pius VI was aan de party , die de jefuiten in het Conclave hadden, zyne ver„ heffing tot de Paufelyke waardigheid ver„ fchuldigd." Hoe, kan men daar aan geenzins twyfelen ? Weet gy wel dat 'er zwaarwigtige reden behoren bygebragt te worden, om ene zoo hatelyke ftelling, van allen twyfel vry te pleiten ? Hoe bewyst gy dat ? Na dien, zegt gy, hy maar even te voren in het coilegie der Cardinaien geplaast, weinig grond had van zulks te rerwagten. Daar in beftaat dus heel uw bewys: Pius VI was onder de jongfte van de Cardinalen: By gevolg is het zoo zeker, dat men 'er geenzins aan twyfelen kan, dat hy zyne verheffing tot de Paufelyke waardigheid aan de jefuiten verfchuidigd was, en dan zegt gy voort: ook hebben ongetwyfeld de jefuiten, met te bewerken dat hem de Paufelyke Myter wierd opgezet, zich gevleid enz. enz. Wie ziet hier niet duidlyk, en ten klaarften de verbittering van uw hart uitfehynen ? Gy konde u niet fchaamtelozer uitkleden , noch uwe fcheur-zieke listen naakter ten toon Hellen. De hemel heeft u met blindheid geflagen. Moet men immers niet wel lomp, bot, onkundig, onwetend, ja fieke-blind zyn, om in ene her. derlyke onderrechting , op zulke gronden , zyns Vaders, door Godt zelf ingerichte waardig-  digheid, tot onder het menfchclyke te vernederen, en ze hem alleenlyk als eene proië van intrigues, van kunst en vlieg-werk en bedrog aan te rekenen? gy zegt immers ook: „ dat „ hy de hoop van zyne verheffers te leur ge„ field heeft." En op welken grond bouwt gy dit verergei gerende en listig famenftel van laster en leugentaal? Hier op alleen, dat PiusVI, toen hy tot de Paufelyke waardigheid verheven wierd, een der jongften onder de Cardinalen was!!! Wat kan , wat moet, wat mag men op zulke uitfporige redenering zeggen? Ik zal u den raad van den geest Godts tot antwoord geven: De mendacio ineruditionis tua, confundere. (Eccl: 4.) Oh ofter,gy 'er vatbaar voor waret! en dat gy u fchaamdet, ten minjlen over de bottigheid yan uwe leugen! Hier heeft dan waarlyk, zoo immer ooit de ongerechtigheid, tegen haar zelve gelogen, en uwe onbevatbare bottigheid, heeft uwe listen aan het volle daglicht open-gefteld. Ja, uwe fectgenoten zullen, om uwe al te botte, leugen fchaamrood worden, zy zullen deze reis, of zy moeten vrywillig zoo blind als gy zyn, uwe kunstgrepen ontvouwen. Gy vertoont u als een leerzaam en met Godts kerke verenigd kind, en gy lastert dan vrymoedig de Moeder-kerk,onder den naam van het Hof van Rome, om uwen haat tegen den ftoel van Petrus te bewimpelen. Schynheilig onderfcheid, dat ene lang en duizendmaal geflechte Schutting is. Gy vertoont u als een teerhartig kind van den algemeenen Vader der gelovigen, geheet'door liefde, en kerkelyke gemeenfehap aan ® Hot-  C 32 ) het midden-punt der eenheid, dat gy in hem erkent, die door Godlyke inftelling de eer/te der Ujchoppelyke order zynde , in de kerk als d'eerfte herder en d'algemeene Vader der geloovigen geëerd wierd. En dan, terwyl gy u, den tytel aanmatigt van Aartbifchop, of beter, Paus van Utrecht, (want gelyk de Pauzen, zoo noemt gy u ook by uitftek van de andere Bifchoppen Aartbifchop van Utrecht door gods voor' ziknigheid) poogt gy uwe leerlingen te doen begrypen: dat Pius VI eeniglyk■ Paus was door de Voorzienigheid der je/uiten Gy zoekt uw gezag boven het zyne te doen gelden, immers van het zyne vry te pleiten Gy moest daarom ook uw kerkje verheffen bóven de Moeder, kerk; de Nederwerpers te Rome, de fiichters, de ware dienaars van Jefus Christus, die men zelden in de Moeder-kerk vindt met de waarheid en derzelver verdedigers altemaal te Utrecht by uitfiuiting inquartieren ó Heilige Kerk! ö gryze Moeder ! moet men u \ op het achtien honderds t'jaar uwsouderdoms tegen zulke gekheden verdedigen! ' Maar hoe hebt gy kunnen uit het oog verhezen de fchnkkelyke verergernis, en denfteen des aanftoors, dien gy den ongelovigen, den joden, den Christen van alle gezindheden, voor de voeten legt! is deze die fchoneftad, zullen «V AJQu' \C??a> Ze^en' is deze die heilige' Jtad, de biydfchap van de hele wareld, tot de welke alle volkeren moeten toevloeijen, van de welke de Profeten, naamlyk Ifaias in het oude, en Joannes in het nieuwe Verbond, ons een zoo Goddelyk afboeïdzel hebben nagelaten 1 is dat d-e goddelyke inrichting, gefticht op die on-  < 33 ) onwrikbare rots, fterk tegen hel en eeuwen door de beloften van Christus! is dat die Petrus, die oo.k aan zyne nakomelingen de fleutels van het ryk der hemelen, moest overzetten, en die de grondfteen, de onwrikbare rots door alle de eeuwen zyn moest, waar op dat Goddelyk gebouw, alle geweld en tegenftand , tot het einde des warelds, moest trotzeren en overduren? Is dat die colomme, dat fteunfel van de waarheid? Zyn dat die Apostelen, met welken Christus moest zyn, tot het einde der eeuwen ? Hoe, gy! die meent, door godts voorzienigheid een van die Apostelen te zyn, gy vertoont my die kerk als een famenftel van menfehelyke ondeugden, een famenftel, welkers hart of midden-punt, niet by geval, maar by geftadige werking , zoo verboosd is , dat 'er de geest van Christus, die ootmoedigheid , zachtmoedigheid en belangloosheid is, niet te vinden zy, dat 'er zelden dienaars van Christus gevonden worden , ja zelf dat 'er de leering \Tan Christus, die waarheid is , met derzei ver verdedigers aan de belangen van ene wareldlyke Jiaatkunrie opgeojferi worden, dat men daar nederwerpt in plaats van op te bouwen, het goede door andere verrigt lastert, en omver werpt, dat men daar zoo veele goede boeken veroordeelt en verbiedt, en integendeel loffpraaken en befcherming aan boeken en fchryvers verleend, die niet dan afkeuring en ver' achting verdienden enz. Zoo zullen de ongelovige redeneren, en zy zullen 'er uit belluiten : dat het christendom ene menfehelyke uitvinding is, en zy zullen Foltaire , Joannes Jacobus Rousfeau, d''Alem* C bert  C 34 ) fort, als zoo vele redelykere Apostelen,in den arm nemen, en in het ontwerp van Bourgfontaine, zullen zy leren , dat alle die heilige mannen Janfenius, St. Cyran, enz. enz. van het zelve gevoelen van die grote leraars van de Reden geweest zyn. _ Zoo zullen de joden redeneren, en zy zul. ien 'er uit befluitcn: onze Synagogue was nog beter, wie zou den beloofden JVL-sfias zoeken mi zulk een famenftel! Zoo zullen de Protestanten, Lutheranen, Calvinisten enz. redeneren : en zy zullen 'er uit befluiten: dat Rome wel waarlyk het Babvlon is. J Zoo zullen de uwe redeneren: en die onder hen de fchranderfte zyn, zullen wel eens denken en misfchien 'er wel uit befluiten: dat het ontwerp van Bourg.fontaine, was ook her feit verdicht, de-grondbeginzclen van de Janfenisten lering en leraren niet onaartig bewyst. Andere, en deze zuilen de botften niet zyn kunnen wel eens vragen: waarom dan al die laagheid, al dat kruipen voor zulk een opperhoofd om kencelyke gemeenfchap met zulk een mid. denpunt, met zulk ene Moeder-kerk, die ons evenwel ontzeid wordt, te erlangen? Zyt gy ' m de daad wettig gekozen , deugdelyk "inge. weid, hebt gy een wezenlyk en warachtig deel aan de Apostelyke zending en het herderJyk beltuur , van Variet kunnen verkrygen , en zyt gy, zoo wel als de Paus, bisfehop door Oopts voorzienigheid, zoo dat gy, ook voor Goot, het ban-vonnis, waar gy ondcrlegt, en. de deopfchorting van alle bedieningen die , zeer na een hele eeuw op uwe myter geprent ftaat, kun.  C 35 ) kunnet en moget misagten cn verfrnaden, cn dat gy, gelyk uwe leerlingen de Conftitution* Hélé bifchoppdn van Frankryk by u geleerd hebben, de goedkeuring van den Paus noch deszell's inftitutie niet nodig hebbettot de wettige uitoeffening aller bilchoppelyk gezag, en bedieningen, en dat het genoeg zy, dat gy by een brief uwe verheffing kenbaar rn'aakt,en zoo de kerkelyke gemeenfehap onderhoudt, zonder s'Pauzen inwilliging af te wagten, of zyn ban vonnis te vrezen, dan is of de eenheid vari Godts kerk, en by gevolg de kerk zelve, een enkel fchyn- wezen, ene menfehelyke fchim, of gy, door Godts Voorzienigheid Aartsbifchop van Utrecht, voltooit met de uwe het ontwerp van Bourg - fontaine. Zoo kunnen dc uwe redeneren. En in dö daad, als men uwen herderlyken zend.brief, gelyk een geleerd man aanmerkt, het maskei? van Godtsvrucht , waar mede men zoo dikmaals leugentaal en ondeugd bedekt heeft, nieC weet aftetrekken, brengt dezelve de kerk eri haar opperhoofd, haar gezag' en hare lering, in ene allerverergerendfte verdenking: en men kan niet meer ontkennen , dat de bekende Raadsheer en aumonier van Lodewyk de XIII en van Lodewyk de XIV, in zyn werk, dat hy in het jaar 1Ö54 uitgaf, onder deze tytel: Inconveniens d'eftat procedans du janjenisme, dat is : Staats onheilen voortskomende yan het janfenis;ne, wèl door goede ogen gezien heeft, als hy voorfpelt en bewyst, dat de geest en werken van die fefte, was ook de zamenzwering ter verdelging van den Godtsdienst niet uicdrukkelyk by haar befterad, evenwel dat onC % gs*  C 3* } gelukkig uitwerkzel ten uitvoer zullen brengen, en 'er den ftaat zeiven inwikkelen zullen. Maar hier over zal ik u in myne volgende brieven, enige gewigtige ftukken en bedenkingen onder het oog brengen. Op dat intusfchen de hoon en fmaad, waar mede gy de -Roomfcbe Moederkerk , dén groten Pius als opperhoofd van de algemene kerk, en dus de hele Catholyke kerk overgoten hebt, niet t'enemaal te wege brengen die fchadelyke ergernis, daar gy ze toe hebt ingericht,en die wel byzonderlyk in deze rampfpoedige dagen van ongeloof en ongebondenheid, door allen christen, die Godt en Staat cn Vaderlandbemint, te dugccn is, op dat voor al, de Catholyken, myne geloofs-genoten , uw verdervelyk gif niet mede onbezonne inzweigen, heb ik hetmy enen plicht gerekent, des te meer dat 'er zich nie mand tegen u opzette,uw laster courant woordelyk te ontleden, op dat al wie zien kan en zien.wil, gemakkelyk onderfcheide, of uwe taal die der waarheid is , en , wat gy met de daad zyt; want de Heer gebied ons ook voor de wolven te dugten, die zich onder een fchaapsvagt vermommen,dat zullen wy uit uwe daden leren. (*) Pius VI heeft zyne hand opgeheven ; Hy heeft uwen myter verplet en uwen Haf verbreizeld. Daar is zyne grove, zyne onvergevelyke fout; daar is he: dan het geval, waar van dezelve grote Augustinus zegt, „ wan- ,, neer . (*) Quia et fub ovina pelle cavendos lupos Dominus pneopit; fed ex f'ructibus eorum inquit cognofcetis, cos. • August. Lib. 2. de Serm.Dni in mont. Cap. 12.  C 37 ) „ neer zy in beproeving of in gevaar komen , „ van dat te verliezen, uit welkers liefde en „ begeerte zy de fchaaps-vagt hadden aange„ trokken, is het hun onvermydelyk zich nies „ te vertoonen en te doen blyken wie zy zyn, „ of zy fchaapen zyn in hun eigen vagt, of ,. wolven onder een fchaapsvagt." Beklaag u niet als of ik u met fcheld- en-bittere woorden bejegende, overlees uwe herderlyke Zendbrief, overweeg de bitterheden die gy Godts kerk in het aangezicht, en op het graf van Pius geworpen hebt ; overdenk in Godts-tegenwoordigheid , de ergernis die gy gegeven hebt, en den verfchrikkelyken wee, dien Christus tegen de zulke heeft uitgefproken; gy hebt de kleinderen een ftronkel fteen voor de voeten gelegd, en gy hebt de vyanden des He'ere gelegenheid tot lasteringen ge-, geven. Meent gy dat men den geest van uwe lasteringen, bezwaarlyk kan ontdekken? Breng bid ik u in vergelyking, het voorwerp van uwen herderlyken brief, met alle die uitheemfche razernyen, van Febronius, van de Synode van Pijioie, van de vernietiging van het jefuiten genootfehap , en van de door hen bewerkte verheffing van Pius VI; welke betrekking hebben alle die fchimpreden met het voorwerp van uwe onderrechting? uw voorwerp was gelyk gy zelf zegt: „ Uit dien hoofde is onze „ eerffce pligt Z. G. B. onze gebeden vooral „ in de H. offerande, voor de rust der ziele ,, van den overleeden Paus aan den Heer op te „ draagen ; en onze tweede, God ieverig te „ fmeeken van hem fpoedig een opvolger te C 3 ver-  ( 33 ) „ verleenen..." en dan fpat gy uit tot alle die byzonderheden, die 'er zoo weinig betrekking mede hebben, dat zy ten klaarften overtuigen: dat gy dat enige in het vooruitzicht had, uwen teergeliefden Vader Pius VI, de laatfte blyken en preuven van uwen eerbied en kinderlyke liefde, maa» volgens uw eigen Evangelie, te bewyzen. Myne waarde Catholyke medebroeders, getroost u, en gy alle vreemdelingen aan onzen Godts-dienst, bemerkt wel, en gy zult min geërgerd zyn, dat deze man, die zich noemt Aarts-bisfchop door Gods Voorzienigheid, aan het hoofd van zyn fchand- fchrift openhartiglyk bekent: dat hy van zyns Vaders dood geen ander bericht heeft, dan langs den thans in deze Republiek voor vreemden en verre vrienden gebruikelyken weg der Couranten. En gy zult 'er uit befluiten: dat hy noch aan het fterfhuis noch aan de erffenis, van dien Vader hoort. Waarom hebben de courantiers hem niet verwittigd,en gy Mynheer van Rhyn! hoe hebt gy zelf niet begrepen, dat de bedrukte en met droefheid overftroomde weduwe , de Heilige kerk van uwe , en wel vooral van zulke brieyen van rouw-beklag, hoopte verfchoond te blyvenl TWEE-  C 39 ) TWEEDE BRIEF. Aan denzelven. De eer van Pius VI verdedigd. Het hatelyk uitzicht van den Herder - brief van J. J. van Rhyn ontdekt. Daar gy uit dc couranten den dag en Sterfplaats van den grooten Pius VI ontleend: hebt, en zelf ene courant hebt uitgegeven, waar in gy den hoogagtbaren afgeftorven, zoo onbefchaamd gehekeld en zoo vuil gelasterd hebt, zal ik u eerst onder t'oog brengen wat de Franfche couranten van dat hoogwaardig Hoofd en van deszeifs dood gezeid hebben. Yder weet en erkent heden, dat de verlichtelingen van Duitschland, de janfenisten yan heel de wareld, en de philofophen van deze eeuw de handen in een geflagen hebben , tegen den Heer en tegen zynen 'gezalfden. Hoor hoe een onder meer anderen Franfche courantieren zich uitdrukt: „ Den dood van Pius „ VI heeft eindeling het zegel geprent, op ,, den luister van de hedendaagfche Philofophie. Wanneer men zich te binnen brengt de „ fchimp-fchigten, Welken de beruchtfteSchryvers van deze eeuw, tegen den Paufelyken „ throon gedreven hebben , wordt men ge„ dwongen te bekennen, dat de Phiiofophie „ nooit haren triomph als volkomen zou be„ oogt hebben, ten zy zy eenen Paus achter „ haren Praalwagen fleep. De geest van ver„ woefting en vernietiging, zou hy zyne dapC 4 „ pe-  C 40 ) „ pere daden bekronen, had nodig .. maar „ geheiligde welfprekendheid van God'ts die„ naren, wat al voorwerpen leggen hier inon. » genoten ter oeffening van uw penceel is „ dat het u nogmaals wordt toegcftaan de „ waarheid aan het menschdom voor tc dra „ gen , bekleed met die glimmende'- kleuren „ met welke uwe Goddelyke uitfprakén ge„ woon zyn dezelve te verfieren. JMiÊfchien „ had het hier de gelegenheid geweest om eni„ ge van die verheven trekken te ontlenen„ maar het Haat ons niet toe,uwe taal te fpre„ ken, Onze pen eniglyk gefchikt om de ge„ beurtenisfen te verzamelen, die wel eensik „ text. woorden zullen dienen voor uwe on. ii derrecntingen,moet, noch vermag uw hoog„ bedienaars-ampt te voren lopen! Dat dal „ de Godts-dienst in het geheim godtvruchti. ge tranen Horten over den asch van ene ^eerbiedigden Hogen-Priester, en laat ons „ noch niet by een inzamelen de'palm-takken „ van den marteldood, welke de Heme reeds ,, geftroo.d heetc op zyne overblyfzelen Laat dan de Philofbpbie heden nog zegen „ vieren,... Wat had zy nodig by hare eertytels te vervoegen, het hateljke van den „ dood , van dezen eerbiedwaardigen Grv,jS zaard ... dien het nakomelingschapreeds on „ der de martelaren van hare wreedS „e-" « Plaatst heeft Wy zullen hier nieS aan „ balen, van die onoverwinnelyke wacht,met w weke de Godts-dienst dezen doorlugtigen „ gevangenen omringde, noch fpreken van die zu vere verzuchtingen tot Godt en van d e u m*~Vtemt dk hqm op zyn reis uit at « ka  C 41 3 „ len de hoeken des warelds navlogen. Zyn „ tegenfpoed, zyne deugden, zyne onfchuld „ en zyne witte hairen , deden riem genoeg„ zaam in alle ogen glinfteren. „ Hebben de Philofophen zich ingebeeld (i*) „ dat zy zyn gezag konden vernietigen, met „ de handen aan zynen perfoon te flagen? O „ den dood zelf kan het niet uicdoven! Wat „ zeg ik: den dood laat flegts in hunne han- den een zielloos ligchaam, en koude over„ blyfzels, en het boek van Godts eeuwige „ befluiten, heeft reeds het bladzeid openge„ legd, waarop de naam van zyn opvolger ,, door Godts hand aangetekend Haat.. . • ." Zoo fprak nog de overige kracht van het Godtlyk geloof, en dat wel in een land, waar Pius* flagtoffer ftierf; zoo fprak dat geloof nog in een tyd, wanneer Godts-dienftigheid in dat land ene dweepery geworden was, het Catholyk geloof ene ftrafbare euveldaad, en het priesterlyk karacter, ten zy men het verzaakte, of deel nam aan de kerklyke fcheuring,een onvergevelyk fchelmftuk was. (2) Wanneer dan deze taal in uwe oren wedergalmen zal, zal zy getuigenis tegen u geven, tegen uw hart zal zy getuigenis geven. Zonneklaar is het, dat hier de zuiverè waarheid fpreekt, zonder enig eigen belang, ja met gevaar van eigen belang; door u fpreekt wederfpannigheid eerzucht en eige-liefde. Weder- fpan- (O Gelyk Joannes Jacobus zich duidelyk fchynt te hebben gevleid. O Ten tyde van Robefpierrc en het onlangs afgefchafts Quhuumvirat. C 5  C 42 ) fpannigheid: door dien gy een gezag poogt te krenken, het gene gy niet kunt ontwyken, en met eerbiedigen wilt; eerzucht die u den myter op het hoofd bragt, dien d'eigen liefde u belet nêer-te-leggen. Gelyk de Philofophen, zoo hebt gy ook de lang verilete pylen van uwe fe&e , kloekmoe. dig op den doden leeuw verfchoten, de vyanden van Godts kerk zei ven keeren ze weer op u. Hoor dan wat een Protestant van Geneve aan den opfteller van een Fransen daeblad febryfe. ö „ De deugd,als zy onder het ongeluk zugr, ,, welke ook zyn mogen de godtsdienftige ge„ voelens die zy belydt, verwekt altyd een „ teder aanbelang in alle gevoelige en eerlyke }, ziel. Noofc dooft het verfchil van Godts„ dienst in haar dat gevoelen van medeleiden, „ dat zoo natuurlyk is aan den mensch , en „ hem door een zefcer eerbied vasthegt aan het „ leidend menschdom. 'T is dat gevoel van „ droefheid, dat ik ontwaar wierd, als ik de „ verfcheide trekken van vervolging las, die La „ Reveilkre inrichte tegen den onfterffelyken Pius VI, en die gy met zorg en trouw „ tot aan zynen dood hebt aangetekend. „ Alhoewel vreemdeling aan den Godts„ dienst, welkers zienlyk Opperhoofd hy was, „ gaf ik my heel over aan het levendfte ge„ voelen van aanbelang, en deelde ik het lot, „ dat men hem deed ondergaan,in dien ouder„ dom , welke ook de wreedften der Volke,y ren vermorfd, en tot nedrigen eerbied zou ,, gedwongen hebben. „O wat al Schitterende flralen hebben dan jj my-  C 43 ) „ mynen geest verlicht, die tot dus verre met „ duifternis was overlommerd geweest! Dui-„ zende malen bontfte myn hart op, tegen de „ ongehoorde wreedheid, van die zoo genaara„ de Godt- en- men'chen-minnaars(T/zeo^/«73«» tropen) zonder ingewand; die zich opfieren,, de met den Schonen naam van Godt en van „ den mensch, door den langdurigen martel„- dood, dien zy Godts waarachtigen en Verte,, genwoordiger hebben aangedaan, het zegel ,, gedrukt hebben , op. de oprechtheid van hun„ ne menfehen - liefde. „ O Die Barbaren! Zy hebben zich durven „ vleien, dat zy deze fakkel van de Christene „ wareld, onder den domper drukkende, zou„ den doven, en met deze den Godts-dienst „ vernietigen! „ Zy hebben hunne nagedachtenis metfehan5> de overdekt, en tevens lauwer-takken over t'graf van Pius VI geftrooid. De opvol„ gende eeuwen^ zullen even als de huidige gedachten, de verhevenheid zyner ziel, en „ de kloekmoedigheid en ftandvastigheid van „ dien glorie- ryken martelaar verwonderen. ,, Stervende, en op het ogenblik dat hy zyne „ ogen voor deze wareld fluiten zou, vergaf „ hy 't zynen beulen, en riep hy des Hemels ze„ geningenin over bet land zyner vervolgeren. De Roomsch-catholyk zal verheugd zyn, „ en zich roemen over den luisterlyken *ze„ gen-praal , door zyn Opperhoofd bevog„ ten over de ongodts-dienftigheid; de Chris„ ten van alle gezindheid, zal zonder fcheme- ren z/en, waar de ware kerke te zoeken zy. „ Zoo veie rampen, zoo vele Tmarten , uit- » ge-  C 44 ) Sr, geftort by uitfluiting, over de herders van „ de Koomfche kerk alleen, zullen hem leren, „ dat die Godtsdienst niet zeker is, welkers „ bedienaars geen ook niet het geringfte ach„ terdenken overlaten, aan de Apostels van „ de ongelovigheid. De doling is geen raad,; zei meer , als ongelovigheid ze liefkoos." (*) Zie daar Mynheer, hoe vreemde fpreken van dlen Vader, dien gy, zoo dra Hy Spraakloos was, zoo bitter hebt gefcholden. Nu mag ik vryelyk de beeldtenis, die zyne ware kinderen, in welkers armen hy geftorven is, er van gefchilderd hebben, op Stellen te. gen het portrait, dat gy van dien hoogagtba. ren Vader, gekladverwd hebt. Pi us VI zeggen deze, was zoo aanmer„ fceöswaardig door de verhevenheid zyner „ deugden, als door de heerlykheid van zyn s, gelaat. Verheven tot den ftoel van Petrus „ in de moeijelykfte tyden, heeft hy zich akyd „ gedragen , met ene wysheid, met ene man„ nattigheid, welke Hem achtbaar maakten zelfs „ ook m de ogen van de vyanden^van den „ Oodts-üienst. D'algemene vader van alle „ gelovigen, bewees Hy in alle gelegenheden, », dat Hy er de gevoelens en ook de teder„ beid van had. Onaffcheidelyk gekleefd aan „ alle zyne plichten, zag men, in het midden jj van

jen rezen. JSlate van den Caurantier.  C 45 ) „ van de verbazendfte wederwaardigheden, in „ Hem doorftralen ene onvervvinnelyke kloek„ moedigheid, ene volmaakte overgeving, en „ onbéweeglyke ftandvastigheid. Zoo bedaard, „ zoo groot in den nedrigen ftaat van balling, „ als op zyn Panfelyken throon , blonk 'er „ een zoet vergenoegen op zyn aangezicht, „ zyne uitwendige houding, waar waarheiden „ oprechtheid doorfcheen , was een altyd fpre„ kende getuigen, van den ongeftoorden vre- de, dien zyn hart genoot".... Niet om zyne fouten te beftraffen , zoo als gy vermetelyk aanduid , maar ,, om de deugden van d-:zen „ groten Paus te doen uitfchynen , had de „ Heer Hem te beurt gelegd, het droevig leer, i „ van in de hoge jaren zyns ouderdoms, naar „ een, lang en vreedzaam beftuur, de godtloos,, heid te zien, in t'openbaar en ongeveinsd ,, het hoofd, opregten; de dwaalzieke lamen„ ftelfels van de Philofophie, het erfdeel van „ Jefus Christus verwoeden, en de overftro„ ming aller driften te zien het geloof,de Godts„ vrucht, ja alle genootfchappelyke deugden zeer na vernietigen. . . . Nooit hebben de „ fchrikbare gevolgen des oorlogs, dezen waar,, digen Opperherder kunnen bewegen, om zy„ ne Schaaps-kudde te verlaten. (*) Liever „ had (*) Grooter liefde kan niemand voor zyne vrienden hebben , dan dat hy 'er zyn leven voor op- offere, zegt de eeuwige waarheid. Pius heeft dit ook voor zyne vyanden gedaan^ Eu Joannes Jacobus van Rhyn vindt te Rome ook zelf niet onder dezen Paus, de evangelifche ootmoedigheidnoch de belangloosheid noch de ware dienaars van jefus Christus, die alleenlyk bezig zyn, met de belangen van hunnen Meester.  C 46 ) s, had Hy, zich zeiven overGegeven in de han. „ den der Franken; en ziet zyne edelmoedign heid en de verhevenheid zyner ziele door3, drongen hen met eerbied.... Van Toscane 3, wierd Hy na Bnancon ais Gyzelaar overgej, voerd: alom ontvong men Hem met die gej, voelens, die Hem bewezen, dat zyne we3, derwaardigheden den eerbied vermeerder5, den; die men zyne waardigheid verfchuidigd 3, was, en de liefde-banden, die alle harte» „ aan zyn perfoon vastkleefden, nog Rauwer „ toehaalden..... Het was voor al te Greno. „ ble, dat. Hy zelf getuigen is geweest van de * ]'efde en diePen eerbied, die de Franken, on„ danks geweld en poging van de godtloos» neid, nog over hadden voor den algerne„ nen Vader der gelovigen. Op d'eerfte ty„ ding van zyne aankomst, vlogen meest alle „ de inwoonders Hem te gemoed meer dan „ ene myl buiten de ftad; zy voegden zich „ op zyn doortogt als tot ene dubbelde fchut. 33 ting ; overgoten met tranen , wierpen zy „ zich ter aarde , om zynen zegen te onc. „ vangen „ De conftitutionele Bisfchop dacht deze „ omftandigheid te moeten waarnemen om „ aan den Paus, door een brief, een bly'c „ van kerkelyke gemeenfchap te geven en „ een diergelyk van Hem te erlangen ; maar 3, de Paus deed hem ten antwoord zeggen„ Dat de Kerke gefproken had, dat hy niet on* wetend konde zyn van zyne Bulle, en dat hem dit genoegzaam moest zyn........ „ Zyne tegenwoordigheid deed alomme een „ zahge indruk op de gemoederen, zoo dat j, ook  ( 47 ) „ ook de ongodts-dieuftige gedwongen wier„ den tot eerbied voor dien Godts - dienst, in „ welkers Opperhoofd ene treffende heerlyk„ heid en ene fprekende waardigheid, zich de- „ den verwonderen ,, Wy kunnen den Heer J. C. nooit genoegj, zaam danken , dat Hy, in het midden van „ zoo veel onweder en tempeesten , die op „ het Schipken van Godts kerke zyn nederge„ ftort, haar, door zyne barmhartigheid, heeft „ begunftigd met een man zoo waardig de „ Opvolger van Petrus te zyn. Gelyk deze „ van al wat aardsch is afgetrokken, verliet Hy „ meer, om alleenlyk den ftandaard van het „ Kruis op zyne Schouderen te nemen, en zynen Goddelyken Meester na-te-ftappen Hoe veel getuigen zou ik hier niet kunnen by voegen, die de Wysheid, de deugd, en vreze Godts, en bekwaamheden van deeze groten man gezien hebben en verwonderd! maar 'er zal zich wel ene nadere gelegenheid op doen, om het dierbaar geheugen van Pius VI, over uwe lage lastertaal tc wreeken. . Ik wil hierjlegts aanvoegen het denkbeeld, dat alle de Bisfchoppen van Frankryk vanPrus hadden, het gene zy, ieder in zyne gelegenheid, voor heel de wareld hebben uitgedrukt, het gene de abt Barruel in zyne Bistoire du Clergé de Francs, heeft aangetekent , en waar omtrent een ander geleerde franfche Schryver zich aldus uitlaat. „ De zelve Godtlyke Voor„ zienigheid , die de franfche Bisfchoppen „ waardig geoordeeld had te lyden om de be„ lydenis des geloofs, had hun te faam ene kostbare hulp.bron geopent in zyne fchoon- » ft ®  C 43 ) „ fle beeldtenis, in den perfoon van een Hoge. „ priester, die, zoo door deuicgeftrektbeid zy. „ ner hef de-daden, als door den luister vanzy„ ne andere deugden en talenten, waardin was „ opvolger te zyn van Symmachus en van Gngo. „ «ai denGrooten. En deze was Pms VL t'Was m deze> die hun het ware licht aanwees, en „ de eerryke baan opende, (i) 0p welkers „ uiteinde het Kruis van Christus hen af wagtte » En naar dac hy hun alle de fchacte/i van „ het geestlyk leven had open gefield , wist „ hy , op het voorbeeld van den groten „ Meester, wiens Stadhouder Hy op de aarde „ was, wonderen te bewerken, om aan bun „ ne hgchamelyke noodwendigheden te yol- " d°en zy vonden Jerufalem, die Ba- „ bylon verlaten hadden. „ De yver van de Hoge-priester wierd op „ de kragtigfte wys bevoorderd, door de Car„ dinalen, door de Aarts- bisfchoppen, Bis. „ fchoppen en door heel de Cierezie, zoo de „ geordende als ongeordende , ja door de le- „ ken van allen ftaat, van alle gefiacht „ De Paus niet te vrede met in zyne flater! 'en* „ door zich zeiven, zyne waarlyfc onmeetba„ re en algemene broeder-liefde t'hunwaards 5, uit-te oeffenen, deed hy ze by alle Volke„ ren m alle de harten ontvonken; zyne on„ derrechtingen drongen-door over berden en „ Zee , Savoye , de Nederlanden, Duitsch„ land, het Kyzerryk, Zwitzerland , Enge„ land, ja de uiteindens van het Koorde ont- „ vlam- • Door zyno Éo«ö«re onderrechtingen, zoo drukken achaUe de Franfche Bisfchoppen, uit. "uiu»nta  C 49 ) „ vlamden alle, door een vuurige nayver tot „ weldadigheid; het fcheen of de ziel en het j, hart van Pius in alle zielen in alle harten gezet waren „ Deze was de enigfte tytel niet, dien Pius ., had op de dankbaarheid van de franfche „ kerk. Het heilige Vuur, het welk zyne „ voorbeeldige deugd in deze ballingen van ,, Christus ontftak, opende hun ene nog be„ tere bron van rykdommen, welken de men* „ fchélyke omwentelingen niet kunnen gena„ ken: zy die reeds door de vervolging ge„ zuiverd waaren, leerden van Hem, die alle „ vurigheid nog meer deed blaken, de chris„ telyke volmaaktheid. „ P i us ftelde menigmalen opejibaare bedefton„ den in, om Godts-barmhartigheid tot hunne „ belangens te trekken, zyne tegenwoordig-. „ heid verheerlykte de plechtigheid, en zyne „ Godts-vrucht ontftak de vuurigheid. Rome „ (volgens de fchone uitdrukking van den his„ torie fchryver van de Franfche Clerefie „ Barruel) was de Jtad der heiligen Godt „ wilde in zyne Kerk, in de rampfpoedigfte „ harer dagen, een toneel openen, en heel „ de wareld, maar naamlyk zyne gelovigen, „ een vertoning fchoonder dan alle zegenpra„ len voor de ogen ftellen, van enen hoog. ,3 agtbaren Opperpriester, die in zyne hoge „ en gryze jaaren, zyne vyanden, zyne over„ winnaars dwingt zyne deugden te verwonde- , ,, ren; van eene'n Opperpriester wiens onwrik„ baar geloof, fterker dan zyne beproevingen, „ op de puinhopen vastlïaat, én zich weet D 3» te  ( 5° ) te verheffen boven de reeds omgevalle, en j, de nog waggelende thronen." Zie daar Mynheer van Rhyn dien Paus Pius VI, met alle die fouten, ja zelfs met alle die grove fouten bezet, onder wiens bcftuur de waarheid en derzelver verdedigers zoo fnodelyk behandeld zyn, en het door andere geftigd om verre geworpen wierd. Zie daar eindelyk dat affchuwelyk Rome,dat verdorve Babyion, „ daar men zelden oprechs, te dienaars van Jefus Christus vindt; daar „ men veeltyds op gehele andere zaken als „ op de eer van Godt en de zaligheid der zie}, len zich toelegt; daar men de waarheid en „ derzelver verdedigers aan de belangen van „ ene waereldfche ftaatkunde opoffert enz» ,, enz." zulke is uwe taal, zulke was die van Photius, zulke is de taal door alle de eeuwen van alle de fcheurmakers geweest: anders fpraken de Augustinusfen, de Chryfosthomusfen , de Ignatiusfen van Conftantinopolen, anders fpraken de waarachtige en met hun Opperhoofd verenigde Bisfchoppen, door alle de eeuwen tot op den huidigen dag. Ja tot op den huidigen dag.... Hoor dan, fchaam u, en zwyg voordaan, hoor dan hoede Franfche Clerefie, welke uwe fecte, zoo dikmalen, ten onrechte, als een fchutsheer van haaregrondbeginfelen gezwets heeft, welkers lering zoo dikmaalen vervalschd,en welkers vryheeden,zy zoo dikmalen ter verfchooning vanhaare wederfpannigheid, misbruikt heeft, hoor hoe die Hoogachtbare Clerefie, door dartig gedeputeerden , waar onder een Cardinaal Aartlbisfchop, zes andere Aarts-  C Si ) Aartsbisfcboppen , en drie en twintig Bisfchopi pen, zich onlangs (op 3 May 1791.) in de taal der oude Kerk-lichten uitdrukt, en dat wel aan dien groten Pius VI, die zoo klein zoo laag in uwe ogen is. „ Allerheiligfte vader* ,, zeggen zy, wy hebben bet Breve van uwe „ Heiligheid ontvangen,met dien Godtsdien,, ftigen eerbied, welken de lerings-lesfen j» van enen Opper-priester, in wien deugd en 3, licht even glinsterende uitfchynen, in een 3, yder moeten opwekken; van eenen Oppers „ priester, in wien de wysheid de kloekmoedig- „ ueiu upueurt totnoven aegeoeurtenislen ,en ■ }, hem fterker dan de bezwarelykfte moeijelykheden maakt. Uwe Heiligheid , geplaatst op den Aposr.olyken ftoel, heeft volkomenlyk bezeft, welke de hoogte van zyne ver3, heve Bediening was, en welke deuitgeftrek„ heid is van die heilige plichten, welke wy „ zelve met Haar deelen, en die, in de on„ derfcheide trappen van de Hiërarchie of befturings-form van de kerk,de eenheid uitma- ,, ken van het Bisfchopfchap De franfche 3, Kerk is Zeker yverig voor hare vryhedeHj „ maar deze vryheden ftroken volmaaktelyk „ met de hoge verhevenheid van den heiligen ,, Stoel, voor welken nimmer enige kerk die,, per eerbied gehad heeft, dan de Franfche 3, Kerk,om dies wil &c. Niets is beter vastgefteld in de uitwerkingen van de kerk van Rome * ,, dan de wet die zy haar zelve maakt, van de „ kerkelyke Canones of wetten te achtervolgen ? ,, en ze te doen achtervolgen. Wy zullen hier de ,, ftem ontlenen van den verheven tolk onzer" s, Vryheden (Bosfuet) Heilige kerk van Rome j Da riep  „ riep hy uit in het midden van de Franfche „ Clerezie, Moeder van alle de Kerken, Moe>, der van alle de Gelovigen! die het richtj> fhoer in uwe handen draagt, van het gedrag 3, van alle de kerken. Kerke door Godt uit3, gezonderd en verkozen, om in de zelfde liefs, de alle zyne kinderen te verenigen! altyd „ zullen wy door het binnenfte onzer inge. 33 wanden aan uwe eenheid gekleefd blyven. Zie daar, ö myne geloofsgenoten, en'ay ook alle Christenen van wat gezindheid gy ook zyt, ziet daar die Roomfche Moederkerk en den Man, dien Joannes Jacobus van Rhyn alleen heeft durven laken in het hele Christendom. Ziet daar een hoogwaardigen fterveling, die trouw op zynen post, trouw aan zyn geloof, aan zyne plichten, de wreedftc gevaren getrotzeerd heeft: Zie daar een hoogagtbaren gryzaard, een trouwen loots, die onverfchrokkeonder een zwaar tempeest, met d'ene hand zyne fchatten uitftortte onder zyne behoeftige," maar trouwe broeders, terwyl hy met de andere hand zich zeiven, met d'onwrikbare kabels van geloof, betrouwen en van liefde vastbondt aan het roer van zyns meesters fchip: menigmalen zeide Hy: Myn witte kop zal op liet graf van Petrus rollen... myn Roer laat ik nooit los. De wolf kan aan myn fchaapftal komen, maar ik zal waken aan de deur. Oh ja, gy ook die aan zyn hoog gezag geen geloof flaat, gy zult met ons zyne manmoedigheid in zyne jaren verwonderen, en zyn perfoon om zyne deugden eerbiedigen. Oh dat gy, die ook met ons gelooft, dat alle goede gave en alle volmaakte  C 53 ) te gifte van den Vader des lichts alleenlyk ons kunnen toekomen, Godts-hand erkeftdet in de daden van zynen dienaar! Begint.gy te begrypen, Mynheer van'Rhyn, dat de fiag, dien gy zóo onbezonne op die rots gegeven hebt, niet deze, maar uwen myter zelfs verbreizelen zal? Uwe fectgenoten zullen om u fchaam - rood worden, wanneer zy eens ter dege zullen bezeffen, welke de ware en wezenlyke reden van uwe gramfcbap tegen den onftervelyken Pius VI zyn. Met Godts hulp zal ik ze ondekken, want gelyk de kievitten den rover van haar nest afleiden, zoo hebt gy gepoogt uwe geloofs - genoten tegen de al te hoge . ïaam van Pius, onder welkers gewigt gy even eens zult bukken, by tyds te wapenen; en leep leidt gy ze van de .baan af, die tot de waarheid geleid; gy fpreekt om de grove fouten van Pius te bewyzen, „ van de erbarme„ lyke gefchiedenis der gedwonge herroepinge „ van den geleerden Duitfchen Bislchop FeIronius." ,, Gy fpreekt van zoo veele goede boeken „ veroordeeld en verboden , enz.; gy fpreekt „ van de zoo befaamde Bulle van Prus te5, gen het Concilie van Pistoia, dewelke de eer „ van zyn Pausfchap zoo bezwalkt heeft, (i) „ Maar 't en is daar niet dat het brandt. Gy Ci) lk zal alle die hoofdftukken in de volgende brieven m hun volle daglicht ftellen. Jntusfchen verzoek ik den Heer van Rhyn te Ieren , dat de geleerde Duitfche Myter-zieke Bislchop daar hy van fpreekt niet Febronius (dit wasllegts een oorlogs-naam) maar Hontheim heet; dit zal ik nodig hebben om zyne lage Myter-zucht en nog enige niet onaartige anecdoties ie bewyzen. O 3  C n ) Gy fpreekt ook van zoo veele brevetten, 3, in welken uwe Clerezie, op naam van Pius „ VI, zoo onrechtvaardig mishandeld wordt," deze haalt gy aan , om dat gy wel begreept dat Uwe leerlingen deze, gelyk gy ook zelf zegt, nog te versch in het geheugen hebben, om ze te kunnen bewimpelen. Gy kent dan evenwel, en erkent duidelyk die zoo veele brevetten die u en den uwe, in 's kerke-ban geflagen, van de kerkelyke gemeenfchap afgefneden, van allen magt en gezag ontheven en opgefchord hebben. Maar 't zyn die Brevetten ook noch niet, die U de gal ontroerd hebben, om ze op het graf van Pius uit te braken, Daar men lang gefcheurd heeft, ontbreken gene luren, endaar men ene cataraére op d'ene oog heeft, kand'ander met ene flegte vod geblind worden. Hoe lang hebt gy, en uwe voorzaten, en met wat al ellendige leuren hebt gyl. uwe leerlingen geblind? Sprak men van de wettigheid van uwe verkiezing,gy hadt wel haast een Capittel-fchim gefchapen , om uwe benoeming te wettigen:fprak men van de wettigheid van uw gezag en zending, deze lagen opgefloten in uwe inweiding; fprak men van de wettigheid van de huidige door heel de kerke reeds zoo. vele eeuwen aangenome en bekrachtigde discipline, de oude Kerk - tugt pleitte u vry, tegen de willekeurige (zoo gy ze noemde) en overbergfche vorderingen van het overheerfchend Hof van Rome, zoo als gy het nog in uwe yoorhandige courant affchildert. Sprak men van het Kerkelyk Banvonnis, waar onder gy legt,dat was ene onrechtvaardige daad, van een heerschzuchtig Hof, „ het gene de „ waar  ( 55 ) „ waarheid en derzelver verdedigers aan de „ belangen van ene wareldfche Staatkunde" ongodts-dienftiglyk opofferde; in de daad bleeft gy [zoo fpeldet gy t'uwen leerlingen op de mouw] met den H, Stoel en met de Catholyke kerk in kerkelyke gemeenfchap. Gyl waart immers de fcheurmakers niet, maar wy. De Bulle Unigenitus, die volgens u , de lering van de kerk doemt, want zy die van Augustinus., ja die van Paulus doemt, was door de franfche Bisfchoppen, niet dan door geweld erkent, en kon zekerlyk gene kerkelyke uitfpraak zyn: dus, verre van wederfpannige tegen die algemene Moeder te zyn, waart Gyl „ die heilige verdedigers van de waarheid, die met deze, aan de belangen van de wareldfche ftaatkunde, van Rome opgeofferd wierdt." Alle deze en foortgelyke leuren en vodden, die door zoo vele geleerden en waardige fchryvers zoo dikmaals tot plukzel verfcheurd zyn, maar dewelke gy wederom wist door kunst en vliegwerk meteen gerimpeld vel enneergeflagen ogen , aan malkaar te fpinnen, om ze weder tot blinddoeken te weven, heeft de Grote Pius VI, zoo zuiver tot asch gebrand,dat 'er noch fpinnen noch weeven meer by te pas kan komen. Hinc illce lacrymce! Daar brandt het, vrienden! En daar uit fpruiten alle die lasteringen, die gramfchap, haat en bittere gal. En daarom moest gy eerst de achting van Pius by de uwe verminderen; en daarom moest gy ten tweede, de uwen van den nest aflyden, en ze met Fsbronius en de Synode van Pistoia, (i) met eni' (O De Bulle van P ms VI, die deze Synode van PistoJ» D 4 doemt. ■?  C 56 ) nige goede verloden, en ver achtingswaardige aangepreeze boeken en fchryvers, bezighouden, op dat zy niet zouden gaan zoeken daar het vuur te vinden is, in den Asch van uwe verbrande blinddoeken. Daar ik dan niemand zag te voorfchein komen, die door medeiyden gedreve benaarftigde het licht dat gy onder den korenmaat duikt, op den kandelaar te brengen, op dat uwe onderhorige die veel meer onze broeders dan uwe kinderen zyn, de waarheid mogen zien; heb ik die waarheids.lievende en liefde-ryke taak op my genomen. Ik heb gedeeltelyk de eer van onzen algemenen hoogagtbaren vader Pius VI van uwe lasteringen gewroken, gedeeltelyk zeg ik , want tot dus verre heb ik eniglyk de zwarte vlekken, ■waar mede gy zyne beeltenis en gedachtenis bezwalkt hadt weggenomen. In het vervol"- zult gy zyne wysheid, voorzichtigheid , geleerdheid, deugd en in alles zyne grootheid zien uitfchynen. Gy zult my befchuldigen van fcheld en bitte. re woorden, om dat de waarheid, wierd zy UI ook met de uiterfte zagtzinnigheid voorgedragen, aityd bitter is, om dat zy waarheid is. Ik zal u niet ontveinzen, dat ik dat allen in myn hart gevoeld heb, wat een oprecht kind gevoelt, als het zynen waardigen en ziels-geliefde Vader tot in de fombere rust van zyn wêer- «Joemt, en daar wy"jin 't vervolg over handelen zullen. hoe zeer zy ook het ütrechtsch kerkje bonst, heeft de Heer van R nyn aangehaalt om verfcheide reden, die ik ontvouwen zal op tyd en ftond. De lezer houde intusfcbcn die iu t oog , die ik hier dadeiyk ontdekke.  ( 57 ) wêerloos graf zoo hagchelyk ziet onteerd worden. En wat doet zoo een kind? Het zet bittere waarheden tegen nog bitterdere beuzelingen. 'Er is een wezenlyk onderfcheid te maaken tusfchen enen onrechtvaardigen befchuldiger, en enen ter goeden trouw d walenden: dezen verlicht men gaarne met liefde, aan dien doet men geen ongelyk, als men hem eerst dwingt binnen de palen van rechtvaardigheid te treden , om hem dan door liefde te winnen. Tot dus verre fchreef ik voor u alleen, in het vervolg fchryf ik voor de uwe, tegen u fchreef ik als tegen enen kwaadtrouwigen befchuldiger van onzen algemenen Vader; voor de uwe zal ik fchryven als voor broeders, die in de duifternis gezeten zyn: en in myn volgende brief, zal ik beginnen met hen den Asch te doen zien en tasten van die verbrande blinddoeken , die hun zoo lang het ware licht betwist hebben. D 5 DER-  ( S* ) DERDE BRIEF. Aan onze misleide Broeders, de getrouwe leerlingen van den Heer Joannes Jacobus van Rhyn, Over de gelaakte eer yan Pius VI. Dat de janfenisten van Utrecht,. buiten de gemeenfchap yan de Roomsen - Catholyke kerke wyn. Het onderscheid tusfehen het gedrag yan de Franfche Clerezie en dat van de Utrecht fche fcheurin'g. Onbeftandbare en geveinsde beweringe, als of zy aan de algemene kerk konden hoor en in weerwil van de Kerk en van haar Opperhoofd. — Waar om d'Heer yan Rhyn zwygt, nopens de Bullen van Pius VI betrekkelyk tot de Franfche kerk. Zeer geliefde Broeders/ Ik ben zeker dat gy zoo wel als alle oprechte Catholyfcen , den herderlyken Zend-brief van den Heer Joannes Jacobus van Rhyn, eerder als een ftcen Van aanftoot, dan als ene Evangelifche onderrechting zult beoogt hebben, en dat gy zoo wel als wy zult befeft hebben; dat deszelfs Schryver de Catholyke kerk, in haar midden.punt en in haar Opperhoofd, zoo onbezonnen, zoo bot,zoo onftaatkundig, en, naamlyk in deze dagen, van ene altyd aanwinnende en byna algemene ongodtsdienftigheid, zoo ergerlyk beklad heeft, dat noch gy, noch enig redelyk mensch, op aar- de  ( 59 ) aarde oordelen kan, dat by met hart en wil aan die algemene Moeder, aan dien algemenen Vader toebehore. Neen! Geen wettig, geen teder kind laakt zoo zyne ouders in het midden hunner vyanden, dat het niet alleenlyk derzelver huifchelyke ondeugd [beftont zy ook zo wezenlyk, als hy ze vuilaartig verzonnen heeft] aan den dag brenge, maar zelfs ook de echtheid hunner vereniging onder verdenkinge legge. (i) Hy heefc zyne ziel zoo moedernakend ten toon gefield, en bekent het met my, bekent het in uwen boezem, duidelyker, maar onkundiger dan immer ooit enig Schryver bewezen, dat hy een vyand van het Pausdom, een hater van de Moeder-kerk, en aan het hoofd van ene fcheuring gezeten is. Ah dat gy zynen herderlyken Brief, met die bedaardheid, welke het zoo gewigtig ftuk van uwer ziele zaligheid vordert, en zonder vooringenomenheid wildet overwegen, en op die rots die Christus is, en op dien fteen die Petrus is, toetzen! Gy zoudt op t'eerfte oogflag ontwaar worden, dat hy om gene andere reden den Paus, den algemenen Vader der gelovigen , het midden-punt van de eenheid noemt, dan om dat gy niet zoudet weten, dat gy buiten Godts algemene of Catholyke kerk in ene fcheuring als onder de fchaduvve des doods gezeten zyt. En Ci) Zie hier voor, wat hy van de verkiezing van Pius VI, tot het Opperpriesterfchap zoo valsch als onbefchaamd heeft daar gefield.  C &> ) En dat by wederom om gene andere reden de Pauzen en het Pausdom in de fmadelykfte kleinachting brengt, dan alleenlyk op dat gy niet zoud gevoelen, dat hy tegen een wettig en Godtlyk gezag hardnekkig en wederfpannig is; om gene andere reden fmaad en bezwalkt hy de Moeder-kerk van Rome, onder den tytel > van het Hof van Rome, dan op dat gy de Moederkerk te Rome niet meer vindende, geloven zoudet, dat hy en gyl. zeiven door zoo vele Paufelyke Doem-en-banvonnisfen flegts van de gemeenfchap van een wareldsch Hof, en geenzins van de gemeenfchap van het midden-punt der eenheid nog van die der Moederkerk, veel min van de algemene Catholyke kerk afgefneden zyt. Herleest, ik fmeek het u om Christus wil, en om uw eeuwig lot, herleest de woorden van de hele Franfche kerk, van honderd zeven, en twintig Bisfchoppen die ik u kort hier voor in myn laatfte brief aan d'Heer van Rhyn heb aangehaald, herleest daar ook de overheerlyke uitdrukkingen van den groten Bosfuet, daar fpreekt Christus, daar fpreekt Petrus, daar fpreekt het ligchaam der Bisfchoppen, met hun Opperhoofd verenigd, daar fpreken zy dezelve grondbeginzelen , om dat 'er maar ene onverdeelbare waarheid is, daar fpreken zy uit enen mond , om dat 'er maar een Priesterfchap is. Laat u niet langer om den tuin leiden, myne Broeders, dat Hof, dat wareldsch Hof,daar uwe ogen op fchemeren, is de Stoel van Petrus. Hoort nogmaals de Franfche Bisfchoppen fpreken in hunnen brief aan Pius VI, van 3 May  3 May i7or Het is deze Stoel van Rome „ dien alle de Vaders door alle de eeuwen " f7Jerh^rlykt, cn waar zy om het meest „ hebben beyverd het Hoge Priesterfchap en " tmcc AP?Tstol37ken Stoel na waarde te ver„ heffen: Het is de Moederkerk die het richt " inoeiVn ,hare^nden draagt, en alle de an,, dere Kerken beftuurt. Het is het Hoofd „ van het. Bisfchopfchap, van wien bet hele „ fpil-werk van de Hiërarchie of kerkelyke „ onderfchikking zyne beweging erlangt Het „ is de eerfte, ja het is de enige Stoel, in „ welken wy de eenheid behouden, ó Heili„ ge Kerk van Rome, Moeder aller kerken, „ Moeder aller gelovigen, riep de grote Bos„ luet in het midden van de Vergaderde kerk „ van Frankryk, ist dat ik immer ooit uw „gezag en waardigheid vergete , Ah morte „ ik wel eer van de rede beroofd, myns zelfs „ nimmer indachtig wezen ! Dat myne tonge „ verdroge en onbeweegbaar in mynen mond „ fta, als gy met altyd het verhevenfte voor„ werp van myn aandenken zyt; als ik u niet „ altyd aan het hoofd van alle myne lolliV-de,, ren, en van alle myne vreugden plaatzePYi^ Ja Hoogwaarde Herders , bloedgetuigen van de waarheid, Ballingen en gevangenen van Te fus, altyd zal de Kerk van Rome, die de bron van uw Hoog-bedienaarfchap is, voor u een voorwerp van eerbied en van liefde zyn,gelvk zy voor de ketters en fcheurmakers in alle eeu wen van Marcion te beginnen, tot aan Joannes k p CO Z,e dea Brief van de Franfche Bisfchoppen aan  C 62 ; Jacobus van Rhyn, het eerfte voorwerp vari haat en laster geweest is. Zoo fpreken dan de waarachtige Bisfchoppen, zoo fpraken zy in alle eeuwen. Laat u niet langer bedriegen myne Broeders, uwe Priesters , en gy zei ven gy hoort aan Gods kerke niet. Van den Heiligen Cyprianus, tot aan onze dagen, fpreken de ware Bisfchoppen nopens de Moeder-kerk, nopens den Stoel van Petrus, en nopens die gene die aan de algemene kerk behoren ene en dezelfde taal. Zie hier myne Broeders een ontegenfprekelyk bewys. Gy hebt de hele franfche kerk door honderd dertig, Cardinalen, Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen zoo even gehoord, keer nu met my na de eerlte tyden van het bloeiend Christendom: en 'hoort hoe de grote Bisfchop en Martelaar de Heilige Cyprianus omtrent het jaar 250 zich , betreklyk tot dit geloofsfluk, uitdrukt: ,, 'Er is maar een Godt; maar een „ Christus; maar ene kerk.... De eenheid duld „ gene verdeling. Men mag geen altaar te„ gen een ander altaar oprechten, noch geen „ nieuw Priesterdom aanrichten. Alle waar,> achtig Priesterfchap, moet uit dezelfde bron „ voortvloeijen. Wie ware bisfchoppen wilt „ hebben:" ik feeek u myne Broederen,houdt deze \yoorden in aanmerking: „ moetze onder s, die genen zoeken, die met hun Opperhoofd ?, verenigd zyn. Het Primaat- of- Opperpries9, terfchap is aan Petrus gegeven, op dat in 5, zynen ftoel, het midden-punt der eenheid 5, gevestigd blyve." Cr) Zoo (1) Lib. I. de Unit. Ecl.  C 6* > Zoo gy dan wilt verzekerd zyn, of uwe bisfchoppen ware herders, ware bisfchoppen zyn, zo dient gyl. te weten, en moet gy u voor al verzekerd hebben, dat zy met het kerke Opperhoofd verenigd, en met de Catholyke kerk in kerkelyke gemeenfchap zyn. Gy weet dat uwe Bisfchoppen van Steenho~ ven te beginnen, dat is van 21 Feb. 1725. tot aan Joannes Jacobus van Rhyn, allen in s'kerke ban gefiagen zyn, dat hunne verkiezing onwettig, hunne inweiding heiligfchendig, en zy als fcheurmakers van alle kerkelyke bediening en gezag-oeffening ontheven, en van alle kerkelyke gemeenfchap met de Catholyke kerk en haar opperhoofd afgefneden, door de Pauzen verklaard zyn, Dat zy ook wezenlyk van de Catholyke gemeenfchap met den Stoel van Petrus, en by gevolg van de gemeenfchap met de Catholyke kerk afgefneden, en ware fcheurmakers zyn , heeft de zeer Eerwaardeen geleerde Heer Stafford, dringend en klemmend beweezen, en uit de grondregels door hen zelfs in hunne Synode van -1763 vastgefteld, beweezen. Naamlyk, in de VI afdeling van zyne eenvoudige en noodige Bemerkingen, ter opheldering van het Proces over het Legaat van Frans van dyk (*) Herleest het myne Broeders, en laat ook uwe aandacht gaan op de ftukken, welken uwe gewaande Bisfchoppen en Clerezie, ter bewyzing van hunne kerkelyke gemeenfchap met de Catholyke Kerk en den Stoel van Petrus inleveren , als by voorbeeld het doopceel van den Heer C') Gedrukt by T. Craijenfchot, te Amftcrdam 1787.  C H ) '1 Heer van Midde]waart; een Wyk-briefje van k de Buurt, waar by bleek, dat de Vader van J de Heer van Middel waart, al hoewel hy janfenist was, zich als Roomsch had aangegeven De Thefis welken d'Heer Maximilianus Kollveg op 15 Juny 1784 te Weenen openbaar verdedigd heelt; een uittrekzel uit ene verhande. Iinge over de Kerkelyke en Burgerlyke verdraagzaarnheid, door de jongen graaf Thaddeus van Trautmansdoiff aan den Keizer Jofephus II opgedraagen ; een uittrekzel uit een Florentynsch Nieuws, blad: Annali Ecclefiastici genaamd ; een aantal van Notariële Copyen van I briefjes en beljetjes van de Regenten van hec Roomsch Weeshuis; enz. enz. Herleest ze myne Broeders in de 9^ en io Mi».  ( 7° ) „ Misfchien is de Schryver niet indachtig ge,, weest, dat het boek van den H. Cypiua- nus over de Eenheid der Kerke, enkel in3, gericht is, om deze waarheid te bevestigen, „ te weten: dat de fcheuring, welke den mensch van de eenheid der Kerke aficheidt, „ ene affchuwelyke gruweldaad is, ook in die 3, genen die anderzins de zuiverheid des ge„ loofs niet krenken ? De onverfchoanbare cn ,, zware zonde van twefpalt, zegt by (Cypria„ nus) word zelf door ene geweldige dood niet uiigt wischt. By kan geen Martelaar zyn, die ,, in de Kerke niet is. (i) Ziet gy myne Broeders, dat de Heer Me» -gank noch de Grieken om hunnen wederfpannigen tegenfiand tegen de lering van de Kerke, noch Pierre Le Clerc om gepoogd te hebben, dien tcgenltand te rechtvaardigen, eniger wy. .ze berispt, maar dat hy de Grieken daarom alleen aan fcheuring plichtig oordeelt, om dat zy zich van der Kerke eenheid affcheiden , en dat hy tegen Pierre Le Clerc, daarom mee ene heilige hevigheid uitvaart, om dat hy fchynt het affcheiden van der Kerke eenheid te willen bülyken, door dien dat de Grieken , gelyk de Janfenisten geloofden: dat zy, de door Pauzen en door de verfpreide Kerk veroordeelde waarheden verdedigen, en zich in de daad niet ■affcheiden van de Kerk, dewyl zy met dit oogmerk afwyken, om die waarheden onbejmet te bewaren. De Janfenisten zyn dan leper dan de Grieken geweest. Zy beweren en verdedigden met hardnekkigheid de lering van Janfenius en die van O Synod. Ultraj. Pag. 53.  C 7* > <*n Ouesnel, tegen de uitfpraken van den • Heiligen Stoei van Petrus, zy zyn met zoo bot als de Grieken, om het gezag van dien Stoel e ontkennen, of te zeggen dat zy er | zich van affcheiden: Zy leren Da 'pp nooit billvke noodzakeJykheid kan zyn» " om de eenhdd met dezen voornamen Stoel, ( " medeKerken, die hem aankleven af „ ot mee as belyden ook wel dui- ? ?Jnl r Hp Paus hi midden-punt der kerde yk, da^de.JaUlehteCoTperhoofd van Godts kker??s,ete at'de'ze waardigheid niet flegts e n enkel eertytel, maar waariyk *n Pnmaatfchap van magt en gezzgoeffening is. ^tren^m t ïïfAchoppen, op het fe* ™nKerk"ering en tucht oï disciplme; zy beweren wa gedoemd is ; zy veranderen wat / door heil de Kerk gefchikt is, en onderhouV Zl word zy Ipotcen met de banvonmsfen van da? OppeLoW , daar heel de Kerk aan- SSen heeft zoo als >^ Wu, *«i ' liyWyiÏ >■ z'elfs. ook m zyne laster- cou, ' ra Bemerkt dan wel myne Broeders datuwe ( -Ricfchonnen en Priesters, van de Gnekkhen, : 1 -SfzyPi Scheurmakers veroordelen, met-in |\ de zalk, maar eniglyk in woorden verfchillenj (*) Synod. Ultraj. Pag. g-^  C 7* ) en dat zy arglistiger, gevaarlyker, fchéurzJeker dan de Grieken, alle die voor echten van het Kerkelyk Opperhoofd den Paus van Rol me, en zelf de onfeilbaarheid van de verbreide Kerk, in geloofs en zedens zaken met de woorden erkennen, met de daad verfmaden, verachten, entkennen. * Synode het gene het geloof'er van leert. En zy laten de Pauzen hunne verkiezingen van onwaarde, hunne inweidingen heiligfchendi", en henzelven n der Kerke ban verklaaren Zv ftoren er z.ch niet meer aan, als of hy noch magt noch gezag over hen had. Want in weerwil van zyne uitfpraken, varen zv voor? even eens, als of hy of niet ge?p?okIn of ^LÏ ,ZJ k,.eZen' zy weiden Bisfchoppen zonder gebod, Ja tegen het gebod van den Paus; de Panzen fnyden hen van de kerkelv ke gemeenfchap af; alle de Bisfchoppen, aUe Catholyken verwyderen zich van hun : zy kreunen zich nergens aan. Wy erkennen, zeggen zy, het middenpunt van de eenheid in den Stoel van Petrus; wy kleven mee ha t en ziel aan dat midden-punt, wy willen gene fcheuring; en wy blyven in de kerkeldJ ge! met de Catholyke kerke; dat kerkelyk Opperhoofd mag praaten, en doemen , en affnvden zoo als het goedvint; wy, wy wS véV T"lg,b]}7?' 15 dit' mv"e Broed s ne Vtrtcfy, - verklaren nul en van onwaarde, alle Do  C 73 ) Decreten, Vonnisfen, Uitfpraken, Brevetten en Bullen, van alle de Pauzen tegen ons ingericht. Wy Joannes Jacohus van Rhyn door Godts Voorzienigheid , Paus van Utrecht, verklaren boven dien, dan wy, ondanks en in weerwil van al wat de Opvolger van Petrus, het midden-punt van de Kerkelyke eenheid door Godlyke injlelling, en het Opperhoofd van de Algemeene Kerk (niet een Opperhoofd van eer alleen, maar met waarachtige Macht en Gezag - oeffeninge, (Potestatis et jurisdiclionis) zeggen, leren en doen moge tegen ons , met hem cn de Catholyke .kerke verenigd, en in kerkelyke gemeenfchap blyven. Want het ons alzoo belieft. Trouwens myne Broeders! Zou dit eenvoudig en rechtzinnig verhaal van zaken, die Gy kent en weet , en die onder uwe ogen gefchieden, niet voldingend moeten zyn, om U te overtuigen , dat zulke herders, (J buiten den waaren en enigen Schaapftal, buiten welken 'er gene Zaligheid te hopen is, in ene bcwenens-waardige fcheuring geleiden? ZultGy dan altyd hunne woorden , en nooit hunne daden te rade gaan ? Wat zoudet Gy antwoorden aan een Protestant, die U by al wat heilig is zwoor, dat hy in vereniging en gemeenfchap met de Catholyke kerk wil blyven ? Kon de bloedfchender van Corinthie ook niet aan Paulus zeggen : Ik wil verenigd met de kerke en in hare gemeenfchap , ondanks uw kerkelyk vonnis blyven, en deel-genoot in hare Sacramenten zyn? Kan 'er iet ftrydiger tegen de gezonde reden, kan 'er een onhebbelyker gevoelen zyn» E S dan  C n ) dan te beweren dat men in vereniging, en in gemeenfchap is, met het Opperhoofd van ene Kerke en met die kerke zelf, door de welke men zoo dikmaalcn als fcheurmaker veroordeeld, verworpen, van hare-eenheid afgefneden en uit haren fchoot verdreven is? en dat wel door ene Kerk , die „men zelf belyd te zyn; gelyk „ het heilig Synode van Utrecht" verklaart. „ u Dat de zichtbare Kerk, welke „ door Christus gefticht is,een, Heilig,Catho„ lyk en Aposteiyk is, die noch van de liefde „ vervallen , noch van het rechtzinnig geloof kan „ afdwalen. (*) En dat die Kerk, niet min on„ feilbaar is in alles , wat het Jigchaam der „ Herders , wanneer zy verfpreid zyn , be. „ trekkelyk tot het geloof en zeden voor 5, ftelt te geloven, dan in het gene zy voorHellen te geloven, wanneer zy in ene alge„ meene Kerkvergaderinge verzameld zyn." (f) Hier uit volgt ten minflen : dat de verfpreide Kerk, zoo min als de verzamelde, noch kan van de liefde vervallen , noch van het rechtzinnig geloof kan afdwalen. 1 Edog myne Broeders voegt daar nu eens neven het yfchelyk tafereel, dat Joannes Jacobus van Rhyn u in zyn herderlvke brief, van het leven en bedryf van P ius VI affchildert; voegt daar by, dat zyne voorzaten en heel de zoogenaamde Clerezie altyd foortgelyke denkbeelden van de Pauzen gegeven hebben, en alle gelegenheid waargenomen, om zich met 2ulke wapenen tegen de Pauzelyke Brevetten, te- (*) Synod. TJItraj. Pag. 63. CD Ibid, Pag 95.  C 75 ) tegen hen uitgezonden, gewapend en over de zeifde gewroken te hebben. Bemerkt daar ook by: dat altyd, meer dan regen en negentig Bisfchoppen, van yder honderd, den Pauzen hebben aangekleefd, en zich federt het Jaar 1724, wanneer de Babylonifche, opgefchortte bisfchop, de verdreve landloper Dominik Varlet, uw eerfte fcheurhoofd I ( Steenhoven heeft durven inweiden , van U, I \ van uwe kerk, van uwe gemeenfchap, hebben verwyderd, en U, als fcheurmakers, door hunne onderhorige gelovigen, hebben doen vlugten, en, by gevolg, of uwe Clerezie is waarlyk pligtig aan de gruweldaad van fcheuring,• of de verfpreide Kerk verenigd met haar Opperhoofd, I is nu zeer na een heel eeuw lang van de liefde. 1 vervallen. Want onderftelt voor enen ogenblik, dat 1 -waarlyk uwe Cierezie, en dat zy rechtzinniglyk wille en begere met de Catholyke kerk verenigd en in gemeenfchap te blyven , en dat zy de fcheurmakers niet zyn , het blyft in •zulk geval niet min zonneklaar, niet min onbetwistbaar, dat evenwel de verfpreide kerk \ (beftaande uit meer dan negen en negentig bis\ fchoppen, uit yder honderd, die allen door . I wederzydfche kerkelyke gemeenfchap met den Stoel van Petrus verenigd zyn) zich van uwe Ij: Clerezie cn Kerkje , als yan beoordeelde en aan de kerk openbaarlyk aangekondigde (publicè Denunciati) fcheurplichtige affcheiden, en ; dus wordt het zoo veel klaarder en zekerder, dat de kerk van de liefde vervallen zoude .zyn. . Wat kan 'er immers ftrydiger tegen de liefde zyn dan alle gemeenfchap af te breken, en  C ?6 ) en de eenheid , waar de liefde uit' eiVen anrï ? na toe dringt, te verdelen ? Edog volgens uwe eigen Synode is zulke een verval onmogelyk. Verbeeldt u niet myne Broeders, dat ik het gewigt van zoo veel verenigde bisfchoppen, het gene ik tegens enen en anderhalven myter yan uwe Clerezie in de weegfchaal brenge, als ik ze bereken op negen en negentig op yder honderd, bezware. F. Gy weet wel dat het janfenisme nergens meer deelgenoten gehad heeft onder de bisfchoppen dan in Frankryk, waar men mag zeggen dat het geboren is, en nogtans heeft Godts voorzienig, heid dien fcheurzucht, van zynen aanvang af, tot heden toe, altyd aan vier, juist aan vier wettig ingevveide bisfchoppen, zeker niet zonder een Godts wysheid en waarheid waardig uitzicht, bepaald. Vier Franfche Bisfchoppen weigerden het bewuste Formulier tegen de lering van Janfenius; vier Franfche Bisfchoppen weigerden ^zich te onderwerpen en eenvoudig de Bulle Unigenitus te aanvaarden, door welke de lering van Quesnei gedoemd wierd. En, verwonderdt u met my, vier Franfche Bisfchoppen onderwerpen zich aan den eed op de, door -| Pius Vf veroordeelde Burgerlyke Conftitutie van de Franfche Clerezie; de welke een onbetwistbaar kind is van het janfenisme, en aan zyne Moeder zoo nauwkeurig leikeftt als een druppel water aan enen anderen : zoo als ik zoo firaks bewyzen zal. Hoort intusfehen hoe de grote Pius zich uitdrukt in zyn Breve aan alle de Cardinalen, Aart-bisfchoppen en Bisfchoppen, Capittels en Cle-  C 77 ) Clerezie van Frankryk, gegeven te Rome, 13 April 1791. )5 Intusfchen wierd de droefheid die ons hart diep doorgriefde , (over die „ Burgerlyke Conftitutie enz) zoetelyk ge- „ troost en byzonderlyk verzagt, wan- „ neer onze lieve Zoon de Cardinaal De la Roche-foucault, en onze eerwaarde Broeders de Aarts-bisfchop van Aix, en andere Aarts„ bisfchoppen en Bisfchoppen, ten getalle van „ dertig tot ons hunnen toevlugt namen, en „ ons de verklaringe van hunne gevoelens „ over de grondbeginzelen van de Conftitutie „ der Clerezie toezonden by hunnen brief, van „10 O&ober , by welken , door eiken van hun ondertekend, zy zich tot ons als tot „ den Algemenen Leermeester en Vader wen„ den, onze hulp en raad tegen deze dringen„ de rampen verzoeken , en van ons affme- » „ ken een voorfchrift van zekere en gepaste „ grondregels, waar op zy gerüst zouden kun,, nen voortgaan. En, het gene ons nog veel „ meer troost heeft bygezet, is dat de andere „ Bisfchoppen , in een aanzienlyk getal zich „ by de vorigen vervoegd, en de gemelde „ Verklaring hunner gevoelens over de Con„ ftitutie der Clerezie omhelsd hebben , zoo ,, dat, dewyl 'er van de honderd en een en „ dertig Bisfchoppen van het Franfche Ryk , „ maar vier dissidenten zyn, en dat by dat ont„ zagchelyk getal van Bisfchoppen, zich nog „ vervoegd hebben, ene menigte van Capit„ tels, en het groter gedeelte van Pastoors, zulk ene verklaring met zoo eenparige toc„ ftemming van gemoederen aanvaard, als de ■ 55 le-  c n ) lering van de Franfche kerk, gelyk zy het „ ook is, gehouden moet worden." Ziet gy myne Broeders, dat die geweldige en yreeichelyke vervolging maar vier van honderd een en dertig Bisfchoppen heeft kunnen overweldigen ? Noch het ballingfchap , noch de kerkers, noch de wreedfte dood heeft hen konnen van der kerke eenheid tot de fcheuring overhalen; en hoe dikmaals heeft men U met op de mouw gefpeld , dat de Franfche bisfchoppen nooit dan door s'Konings bedreigingen, de Bulle Unigenitus aanvaard hadden, dat zy anderzins de waarheid zoo niet zouden geleverd hebben? Neen myne Broeders, Godt heeft dat Brandmerk nu driemaal op uwe fcheuring geprent, dat zy nooit meer dan vier My. ters kan doen wankelen. Hoe verfchilüg is het gedrag, cn de taal van die waarlyk hoogwaardige Clerezie, van Frankryk, van het gedrag en taal van enen Joannes Jacobus van Rhyn, zich noemende de Aartsbisschop van Utrecht door Godts Voorzienigheid! Bemerkt dan en ziet myne Broeders, hóe die* waarachtige Bisfchoppen van de Franfche kerk, met welkers geëerde naam, de Janfenisten zoo menigmaal hunne giftige lering hebben gepoogd te bekleeden, niet gelyk uwe Clerezie in deze ongelukkige tyden van ongeloof, het Opperhoofd van Godts kerk lasteren en laken, deszelfs gezag en lering met verergenis beknibbelen , maar integendeel, hoe zy, zoo dra zy den wolf 0p hen en hunne onderhorige kudden zien uitfpringen, zich aanftonds, gelyk leerzame en zachtmoedige fchapen, te famen rond-om den  C 79 > den Hogen Opperherder vervoegen en verenigen, om vast op die onwrikbare Hots te ftaan, daar het geloof van Petrus nog leeft, aan wie onze Goddelyke Meester Jefus Christus zeide: Petrus ik heb voor U byzonderlyk gebeden , ö Goddelyk, ö zekerlyk verhoord gebed! Ik heb voor u gebeden, op dat uw geloof nooit ontbreke: Gy dan , als gy bekeerd zult zyn , verfterk dan uwe Broeders. (*) Ah myne Broeders gaat van Frankryk na Italië, Zwitzerland, Turyn, Savoye en Duitsch-j land, gaat in uwe gebuurte de Nederlanden , en gy zult allen de Bisfchoppen doordrongen .van eerbied voor den groten, en door uwen Joannes Jacobus van Rhyn zoo fcherp gehoonden Pius, rondom den Stoel van Petrus, als ene kudde onder enen herder heiliglyk verenigd , als zoo veel kampioenen onder enen Generaal met heel het wapentuig van het geloof, daar Paulus van zegt: induite vos armaturam Dei, omgordend, ren ftryden zien bereid ftaan. Gy zult ze in den fchoot van de algemene Moeder-kerk , als inboorlingen in hunne ballingplaats, ryk in hunne armoede, vry in hunne boeyen en kerkers, fterker dan de wareld, fterker dan de dood onverfchrokke zien rusten. En wat wonder! die ftandvastig blyft en woont onder de behulpzame hand van den Allcrhoogften, zal ruste genieten onder de befcherming van den Godt des Hemels Hy zal zeggen aan den Heer: Gy zyt myn befcherrner myn toevlucht; Hy is myn Godt, op Hem zal ik be- CO LUC. 22. VS. 32.  betrouwen; want Hy is >t die my verlost beeft van den ftrik, dien de jagers voor my geleed hadden, en van hunne bittere en bedreigende woorden. 6 uc O gy die onder vervolging legt, geef u aan Hem over, onder zyne fchouderen zal Hv u als onder ene.zoete fcbaduwe verkwikken, en bedekt met zyne vleugelen zult gy kloek zvn door de hope Zyne waarheid*^ uL len fchild omringden, en Gy zult niets te vrezen ' nA 7? 1Ci- gene men bv nac^ vreest, Noch de fchigt die op den vollen dag op U gcfcöoten word noch die, welken men in de duifterms tegen ü fcherpt en vergiftigd, zuilen U verhinderen. (*) ö 8 ' Deze is de eerfte trek van het Apostelyk, manhaftig en kerkelyk gedrag van die honderd en zeven en twintig Franfche Bisfchoppen ver. enigd met de onderhorige Clerezie. Ik zal L het vervolg, deels door hunne daden, maar naamlyk door hunne, altyd met Pius VI een Itemmige en beflisfende uitfpraken, met ene ontegenfprekelyke zekerheid bewyzen rzie £ C^fLf Tc0?'™ en ^ ™« ' van Godts kerk afgefneden, in ene jammerlyke fcheuring dwaalt. Dan zult gy veel klaarde? zien, dat ik niet vermetel fprak, wanneer ik 11 zeide, dat Joannes Jacobus van Rhyn, u geiyk de kievitten van zyn nest afleidde, als bv u na Febronius, na de Synode van Pistoia , na de Jefuiten zond, en achter enige kwade en goede boeken liet gisfen. Waarom fprak hy met van zoo veele Bullen, Brevettan, Brie- O Pfalm pa, VCn  C Si ) ven, en raadplegingen van Pius,niet over de Staatszaken van Frankryks omwenteling, [de Paus verklaait uitdrukkelyk dat die heel buiten het kerkelyk beftek zyn ] (i) Maar van de Burgerlyke Conftitutie yan de Clerezie, die naturelyke Dogter van het janfenisme, die door de thans plaats hebbende * vry zagtere Regerings-form en hoge beftuurders verfoeid, en afgefchaft is ? (2) Waarom dan heeft hy van deCO Verumtamen qute de Obedientia legitimis Potestatibus •debita asferülrmis nolumus eo accipi fenfu , ut a nobis diöa fuerint, animo oppugmmdi novas civites legesquibus rex ipfe .trseftare potuit asfenfum utpote ad ipflus profanum regnum pertinëntes, ae li per nos eo coniilio ajlata fint, nt omnia ad pristinum civilem Ibtum reintegreutur, juxta quorumdam calufhniatorüm evülgatas interpretationes , ad c'oriflandam religioni invidiam cum &c. Zie zyn Brevet aan de bisfchoppen van Vrankryk van 10 Maart 1791. Cl Bemerkt: Dat deze Burgerlyke Conftitutie met alle dészelfs gevolgen betrekkelyk tot het Godis-tiïenftige, tedert lang" aan bet Franfche Gouvernement zeef onverfebillig is: De omfchryf-brief, welken het Comité van Wetgeving, aan alle de geeonftitueerdc Machten met de Wetten, over der Godts-dienften vryheid, rond zond op 29 Prairial van het derde Jaar, zegt reeds, „ het zou onnodig „zyn uw voor-te-houden , dat de Burgerlyke Conftitutie „ van de Clsrezie geene wet van de Republiek mear en is, „ ten ware dat 'er ten dien opzichte enige vorderingen wa„ ren gedaan , welke .in t'vervolg in gene aanmerkingen. „ meer konnen komen.' CO Dat zelfde Comité van Wetgeving, drukt zich deswegens noch klaarder uit, in een andere Circulaire aan de Procureurs Generaals Syndiks van de Departementen , in dee- CO ferort inutüe de vous obferver que fa Conftitution Clvile du clergé n'est plus une loi de la Republique, s'i! ne s'etoit elevé a eet egard , des pr.étentiöns, qut ne peüvent d.'lbrmais étre auiorifécs. F  ( 32 ) deze Brevetten, en zoo veel uitmuntende leerltukken niet gefproken ? 1. Om dat Pius in deze veel duidelyker, dan m de Bulle tegen het Synode van Pjstoia , hun klyn Kerkje, met naam en bynaam onder bet gewigt van zyn gezag en de uitdrukkelyke mltemming van de Franfche kerk, en van de andere bisfchoppen ten enemaal den bodem mllaat. 2. Om dat hy daar, met de hele Kerk, alle hunne oude leuren en vodden, daar zy u, mvne Broeders , nu zoo lang mede geblindoekt hebben, eindelinge, degelyk, en voor altyd in asch legt. 3- Uit vrees, dat Gy daar de grote Pius met alle zyne uitmuntende wysheid en zyne ho- deeze bewoordiging: (•) „Men mag de Ministers niet „ opzoeken, die den, door de Wetten van den 26 December 1790 , en van 17 April 1791, voorfchrevenen Eed „met afgclegt hebben, of die den Eed gedaan hebbende „ denzei ven1 herroepen hebben, om dat, de Nationale Con' „ ventie hebbende verklaart, dat de Burgerlyke Conftitutie „ van de Clerezie gene wet van de Republiek meer was „ er nu gene rede meer is om iemant te vervolgen, wie bv „ ook zy &c. b ' ' Ook heeft het Direftorie in het vrede traflaat met den Paus gene explicatie gevergt over de onderfcheide Brevetten , welke die Conftitutie doemen. On ne peut pas rechercher les ministres, qui n'ont pas prete le ferment prefcrit par les loix du 26 Decembre 1790, et 17 Avnl 1791 ou qui, aiant prêté Ie ferment 1 ont retraöe, par-ce-que la convention nationale aiant declare que la conftitution civile du clergé n'etoit plus une I01 de la Republique, il n'exifte plus aucun motif de pour* fuivre qui qtte ce fort &c. &c. Zie de -wetten betrekke lyk de Vryhetd van Godsdienst, gefchakelt aan de Circulatren van het Comité van Wetgeving , onder do jN"» B. 126 en D. 665. in de verzaame/ing der Wetten  C 83 } hoge waardigheid zoudet zien verheerlykt; daar zoudet Gy Hem gezien hebben onverzoenlyk met de dwaalleer en vol broederliefde voor den' dwaling ; daar zoudet gy in hem bewonderd hebben de zagtmoedigheid van Christus en de manmoedigheid van Petrus; de ftandvastigheid van de rots, daar de waarheid op ileurit, en de toegevendheid van de liefde; de diepe kennis van alle zyn gezag en de leerzaamheid van een kind; alle de kracht van zynen Opperherderlyken ftaf, maar in de handen van enen teerhartigen Vader; het geloof op zyne lippen en het Evangelie in zyn hart. - En wat meer? Daar zoudet Gy gezien-hebben, dat Hy, door ene byzondere fchikking en genade van Godt, de ware Stadhouder van Jefus Christus was , en dat Joannes Jacobus van Rhyn, door Godts voorzienigheid niet met al is. Hier zou ik nu de bewyzen van alle deze myne gezegdens moeten laten volgen , maar daar deze brief al ruim langer is dan myn voornemen was, en meer dan ene opmerkens en bedenkings-waardige waarheid bevat , zal ik hier eindigen, om in myn volgende brief met hernieuwde krachten en. nieuwen moed de aangeduide allergewigtigfte waarheden in volle daglicht te brengen. Ah myne Broeders! Ah dat ik zoo gelukkig ware, en u mogte , was het ten pryze van myn bloed, uit die nieuwe en even verflete, Ucrechtfche Markt-fchuit,overbrengen in het aloude Schipke van Petrus, dat wel beftormd kan worden, maar noit fchipbreuk kan. lyden! F 2 VIER-  c 84 -) Vierde brief, aan D E Z E L V E N. De Conjïitutionele Scheuring van Frankryk is de naturelyke dogter van het PhiloJophisme en het "Janfenisme. Vtrfcheide punten van betrekkinge, gelykcnis en overeenkomst, tusfchen de Conftitutionele , en de Ütrechtfche Scheuringen. Het Janfenisme vérfchaft aan het Philofophisme wapenen, om gclykerhand de Kerk en haar Opperhoofd te bejïormen. Zeer geliefde Broeders! Men vindt onder de Catholyken zekerlyli een groot getal van luiden, die recht hartig geloven en zedig leven, en nogtans niet genoegzaam bedreven zyn, om de gronden vail hun geloof tegen twist-reden te verdedigen, noch om een volledig bewys van de kerkelyke onderfchikking, van derzelver geest, met een woord, van heel dat godtlyk famen-ftcl te geven. Men vindt er ook, Godt betere het, die 'er nouwlyks het denkbeeld van hebben, en den fchonen naam , dien zy dragen , niet ver. dienen. In alle gezindheden, in alle fecten zyn 'er foortgelyken, die noch de gronden, noch den geest  ( 8j ) ^eest hunner afwyking, veel minder de ware inzichten hunner Patriarchen, genoegzaam bewust zyn, om 'er rekenfchap van te geven: ja zelfs niet genoegzaam om 'er den aart en de zie! van te kennen. Hier uit volgt: dat niet alle Catholyken het verhevene van den Godts-dienst, dien zy met den mond belyden , waardig zyn , noch alle Sectarisfen helemaal fchuldig zyn aan alle het hatelyke, en fomtyds verfoeijelyke, 't zy van de daden , 't zy van de inzichten , hunner/ Patriarchen. Hoe nouw ik my dan ook verbonden vinde, zou ik u de waarheid ter dege doen doortasten, het hatelyke van het Janfenisme aan den dag te brengen, ben ik 'er wyd af, myne Broeders, van ulieden allen, dat hatelyke aan te wryven , of 'er ulieden alle plichtig aan te maken. Neen, myne Broeders, ik geloof, en ik geloof het gaarne , dat 'er onder ulieden vele zyn , die meer deernis dan verwytens waardig zyn. Gedoog dan, myne Broeders! dat ik, niet om u te befchuldigcn, maar om u te verlichten , het hatelyke van die fecte, die gy in uwe blindheid aankleeft , ongeveinsd , maar ook onbezwaard onder uwe ogen brenge. Dat in onze dagen ene lang geduikte za« menzwering tegen den Heer en tegen zynen ■Gezalfden Jefus Christus zich ontwikkeld, en het masker afgelegt hebbe, moet ik u niet bewyzen. Dat deze zamenzwerïng twee voorname hoofdgezworenen had, te weten , de Wys-i geerte, of het godtvergete PhilofopHsms , en F 3 het  C 86 ) het Janfenisme, heb ik voldingend bewezen in een Werkje, dat ik met Godts hulpe eerlang m t licht zal geven. & Dat de afgefchafte Civile of Burgerlyke Conftitutie van de Clerezie, voor zoo veel dezelve het godtsdienftige betreft (het Burgerlyke is zuiver buiten myn beftek en inzicht) ene dog. ter is van deze twee hoofdgezworenen bewyzen de vreefelyke vervolging die 'er op gevolgd is, en de jammerlyke fcheuring die'er uit geboren is. Wie is 'er die niet wete wat de Philofophifche vervolging in onze dagen, tegen het Christendom in 't algemeen , maar byzonder]yk tegen de Catholyke Kerk , al rampen en wreedheden heeft aangerecht? Wie is 'ervan enige kunde, die niet wete, dat de Burgerlyke Conftitutie van de Clerezie daar toe was ingericht om de Clerezie, ware het moselyk geweest' of van Rome en van de Kerk af te trekken, icheurmakers voor Godt, haatelyk aan de men. lenen, of phgtig voor de wet te maken, en in beide de gevallen den Christen Godts-dienst te verpletten? Maar het gene Gy misfehien niet bemerkt hebt, en het gene ik U ga bewyzen, is, dat die Cinle Conftitutie van de Clerezie, de nature lyke dogter van het Janfenisme, en wel vooral de dogter van uwe scheuring is. Ik Iaat de Wysgeerte daar Qi), en zal mv .nier aan het Janfenisme bepalen. Dat CO Ik heb daar over gehandeld in hetwerkie. daar it even hier voor van gefproken heb, en zal 'er hier £ts een woordje van aanhalen. 2 s  ( 87 ) Dat het Janfenisme van zyn geboorte, ja eer het nog geboren was , en als het flegts ontworpe, in het fcheitrziek brein van Janfenius en dat van St. Cyran opgefloten lag, altyd de Kerk, en naamlyk haar Opperhoofd, gevreesd en gehaat hebbe , kan men zien in de briefwisfeling tusfchen deze twee Patriarchen, en vervolgens in meest alle de Janfeniste Schryvers , van Qitefnel tot aan den eibarmelyken Herder - Brief yan Joannes Jacobus van Rhyn. Dat de Janfenisten altyd ontkend hebben de wezenlyke noodzakelykheid voor alle Bisfchop. pen , van de kerkelyke Goedkeuring en inftitutie, door haar Opperhoofd gegeven, zonder dewelke, geen Bisfchop wettiglyk kan mgeweid worden, en zonder dewelke geen Bisfchop enig deel kan hebben aan de Apoftolifche zending, noch aan het hoog bedienaars-ampt, noch aan enig kerkelyk gezag, blykt van Steenhoven te beginnen, tot aan Joannes Jacobus van Rhyn, die allen niet alleen zonder toeftemming van den Paus, maar tegen zyn uitdrukkelyk gebod zyn ingeweid; en, Grooten Godt! vermetel genoegzaam zyn geweest, om, daar zy alleen waren in de hele Catholyke wareld, die zonder van de Kerk, door haar Opperhoofd, de wettige infiitutie verkregen te hebben , zich beftondan te doen inweiden, en allen het Bisfchoplyk gezag en macht uit te oeffenen. Wat dunkt u, myne Broeders! zy alleen, waren , tot aan de Franfche fcheuring , de enigften, die beftonden op hun eigen vermogen, zich in den fchaapftal van Christus zoo in te dringen. Zy fchreven aan den Paus, en maakte hunne F 4 ver-  C 88 ) verkiezing kenbaar, en daar aan bepaald zich tot heden nog hunne onderhporigbeid. afhang! Ikheid en gehoorzaamheid aan den heiligen Stoel, aan het middenpunt van de eenheid waar uit het Priesterfchap, dat een is, voort' vloeit, zonder zyne goedkeuring of confirmatie af te wachten , en zonder zich aan zyne af. keuring te kreunen. • Daar nu de eenheid van Godts Kerk haar wezenlyk kenmerk en fterkte is, en 'er gevolgelyk een midden-punt moet zyn, waar alle gezag van voortvloeit; daar nu de Philofophen van Mach.avel geleerd hebben de Kerk ï?,7; ,r?'T°?Ze tG overheerfchen; daar de Utrechtfchejanfen,sten het juk van dat midden! punt, pn de afhanglykheid van het zelve heb, ben getrotzeert, moet men dan lang of verre zoeken, by wie de opftellers van de Burgerlyke Conftitutie geleerd hebben, onder de eerfteVn Voornaamfte regels van die Conftitutie te ■ Hellen: dat de nieuw verkoze Bisfchoppen „enke W by een brief hunne verkiezing aan den H Paus zullen kenbaar maken, als een bewy" „ van eenheid des geloofs, en van kerkelyke „ gemeenfchap, die zy met hem moeten on! „ derhouden , zonder zyne goedkeuring tQ „ yragen. * * Ten twede. Zy beklagen zich beide, demoeder en de dogter, de Utrechtfche en deConfftio? aele Kerken, dat de Pauzen hun geen antwoord geven Maar weten zy dan niet dat FelicüfZjingedrongen Bisfchop van Carthdgo en Ï£us' opvolger van Arcafius , ingedrongen Bi fchorV van Conftantinopel, ook aan de Pauzen iclS ven,  p C 89 ) ven, en 'er geen antwoord van kregen? Wat reden dan van te verwonderen dat de grote Pius hen, die niet wettiger hunnen Stoel dan deze twee den hunnen hebben ingenomen, be. handelt, gelyk zyne Voorzaten die twee, welkers Ichismatiek gedrag zy navolgen, behandeld hebben. Ten derde. Wy hebben in de Synode van Utrecht gezien, ;, Dat 'er nooit billyke nood„ zakelykheid is om de eenheid met den Stoel van Rome, of met de Kerken die hem aankleven, af te fnyden?" DeConftitutionele Franfche Bisfchoppen zeg», gen: ene Kerke is fchuldig aan fcheuring, „ wanneer zy zich affcheidt, 'c zy van de „ Kerke van Rome , 't zy van ene andere „ Kerke, die in kerkelyke gemeenfchap is met „ den heiligen Stoel" (1). • Ten vierde, wy hebben gezien, dat de Janfeniste Bisfchoppen nietcegenftaande al wat de Pauzen tegen hen uitgefproken hebben, onaangezien wat heel de Kerk verenigd met haar Opperhoofd, over hen oordeelt, beweren in de Catholyke Kerk, en met haar, en met den heiligen Stoel in kerkelyke gemeenfchap te zyn, om dat zy zich nooit noch van de Kerk, noch van den Stoel van Petrus afgefcheiden hebben. De Conftitutionele Franfche Bisfchoppen zeg- * gen: „ Ene Kerk kan niet Scismatiek verklaard „ wor- (O Une Eglife eft fcismatique, quand elle fe fepare, foit de 1'Eglife de Rome , foit de quelque autre Eglife, qui efl; en communion avec le fiege Apoftolfque 2de LetL leneyclique 1795. Cfcap. 2. Art. iv. F 5  ( 90 ) „ worden,' ten-zy zy verklaard hebbe haar „ zelve af te fcheiden." (i) „ Of" (en deze zyn ook de oude uitvluchten van de Utrechtfche Janfenisten) „ dat zy gedaagd, gehoord en volgens de canonike for„ men beoordeeld zy." Die dogter begint vry wel aan hare moeder te lykenen. Laat ons verder dien geflachtboom ophalen. Gy weet, ten vyfde, myne Broeders, hoe de Voorvaderen van uwe Bisfchoppen, hunne fcheuring, van Priesters voorzien hebben, eerst met zich Vicarisfen Generaal te doen benoemen, by openftaande Stoel (fede vacante') door een Capittel...... De Stoel had honderd vyftig en meer jaren opengeftaan, en dat Capittel was onbekend; Edog dit zy zoo het wil, dit treed in myne bel merkingen niet. Deze Vicarisfen gaven verzend - brieven , de fcheurzieke Bisfchop van Senez weidde de kweeklingen; hy was de enigfte Bisfchop van Frankryk, die zyn hoog. bedienaars- ampt aan deze heiligfchendende inweidingen heeft willen lenen; tot dat eindelyk de ware Bisfchop van verwarring, gelyk de geleerde Staffort hem noemt, de door de Kerk . opgeheve, en van alle kerkelyke bedieningen opgefchorte Variet, Bisfchop van Babyion, te Utrecht aankwam , deze weidde, onaangezien de kerkelyke Cenfure daar hy onder lag, eerst de CO Une Eglife ne peut être declarée fcismatique , J imoins qu'elle n'ait declarè fe feparer elle même • ou qu'elle n'ait été citée, entendue & jugée felon les fo'rmes canoinques.  ( 91 ) de Janfenisten Priesters, en dan Steenhoven, op de verkiezing van dat uit de lucht gevalle Capittel , tot Aartsbisfchop van Utrecht. Ah myne Broeders, niets gebeurt 'er by geval , alles treed in, in de fchikkingen van Godt, geen mosfe valt op de aarde, zonder de beflemming van onzen Hemelfchen Vader. Wie zal dan Godts byzondere voorzienigheid niet verwonderen, en zyne hand niet erkennen in het brandmerk, dat hy op de Utrechtfche Janfeniste fcheuring en op hare dogter geprent heeft! . Het was het werktuig van verwarring, de Babylonifche bisfchop Variet , die den eerften bisfchop van uwe fcheuring inweidde, en het was wederom de Babylonifche bisfchop, die het werktuig der verwarring was, in de eerfte inweiding van de Franfche conftitutionele Bisfchoppen. „ Deze Babylonifche Bisfchop, zegt Pius VI, welken wy met het Pallium ver" eerd, en van levensmiddelen meerder voor'', zien hadden , heeft zich als een waardige „ Opvolger vertoont van enen anderen Babylo„ nifche bisfchop, Dominicus Variet;een'mensen „ al te vermaard door de fcheuring van de Ut„ rechtfche Kerk. (i) „ De andere, zegt Pius, was de Bislchop „ 'van Lidda, mede fchuldig aan mynëdigheid; „ de- rn Quorum primus (Babylonis episcopus) a nobis Pallu decoratns honore , et vit* quoque auftus fubfidus, dignum fe fuccesforem exhibuit, alterius Babylonis episcopi , fcihcet Dominici Var let, homiuis propter fchisma Uitrajectenfis ecclefiee fatis nori. Brevet tot de Btsfe.-.oppen van yrankryk, van 13 April 17*1. ff tfh  C 92 ) „ deze had den haat en verontwaardiging van " t d/JZd™me» ree^ op zich getrokken, door dien hy van de ware lering van zyne. „ Bisfchop , en van het Capittel van Bafel „ waar hy Weib.sfchop of Suffragaan was was afgeweken, tot de lering van de ConfW " Mmelei" T]kc die der Wemtten is. Myne Broeders begint gy te begrvnen dat Godt uwer bisfchoppen icheuring'/fo"deze uwe dagen, 0p nieuw gekenmerkt heeft, op oat gy de ogen zoudet openen? Begint gv te zien , waarom dé Heer Joannes Jacobus8 van Rhyn u na Du.tschland by Febronius, enz en SilaSS™ Kerke van Quesnel. * Gelyk uwe, door den Babyloner Variet in gewe.de bsfchoppen, dan ook bisfchoppen vooi Haarlem en Deventer ingeweid hebben om , dewyl de Babyloner ftervelyk was bv' dier, middel de; fcheuring te vereeL^en, zoo heeft ook teffens de welgemelde bisfchop' van Ltdda, Joannes Jofephus Gobel, die twee Jerfte conftitutionele Valfche -bisfchoppen Exiïiï* en Manolles met zich genomen, en heeff&ï zyne heUigfchendige handen gefcgdoenen Hoi ,PoryS 3,1 de Kerk van Qu«neL ftiS^Si ® u misr^ien de\erdien- „ ftige gelegenheid, die Gofc/ deed verkoren „ worden tot de Stoel-kerk van JW, WeI" „ kers Aarts bisfchop nog in leven was - " En ziet, zegt dezelve over alle die W waar-  ( 93 ) waardigheden treurende Pius: „ Wanneer wy heel en al bezig waren, met de vergaderde ., Cardinalen , en over deze fchrikbare gebcur'„ renisfen met hun raadpleegden , kwam 'er ., een bode uit Frankryk, die ons de bittere „ en lastige tyding aanbragt , dat Gobel bis„ fchop van Liclda dan nog ondeugender ge„ worden , wederom vervoegd met de twee „ valfche bisfchoppen Expilly en Marolles, tot „ bisfchoppen, met dezelve' heiligfehendende ,, hand had ingeweid, de Pastoors^ Masfieu , „ Lindet , Laurent en Berraudin" (i) En waar ? Te Parys in de kerk van Quesnel. Ten 7ftc, deze Gnbel bisfchop van Lidda, ingedrongen Aartsbisfchop van Parys , kan my tot enen ontegenfprekelyken getuigen dienen, dat de Conftitutionele fcheuring, dogter vail die van Utrecht is. De bisfehoplykegrote Vicaris, van dezen zelfden Gobel, de Heer Lothringer, die den eed, dien hy op die Burgerlyke Conftitutie gedaan had, ingetrokken en herroepen heeft, verklaard, in het verflag dat hy doet ter vertroosting van de Princesfe van Orleans, over de bekering en ftichtigen dood van haren Man, de vermaarde PUlippe van Orleans, „ wat de bisfchop van Lidda betreft," zegt hy,, „ ik kan wegens hem hier niets by voegen, dan dit enige, dat hy my „ in het begin van de zoogenaamde Burgerly» „ ke Conftitutie van de Clerezie, gezeid heeft: „ dat zy'nooit andere, dan Utrechtfche bisfchoppen door hunne Conftitutie zouden hebben." (2.) ' Ten (O Breve Pu VI, ad Episc. Gall 13 ^prilis 1791. CO A 1'égard de Monf. Teyeque de lidda, je ne peus rien  C 94 ) Ten 8«e, waar hebben de Va(ferg ^ de gerlyke Conftitutie geleerd aan de bisfchoppen enen Senaat van priesters te geven, die in-het kerkelyk beftuur ene, beflisfeïde ftem zonden hebben, en gelyk de bisfchoppen als rechters over geloofs-zaken zouden uitfpreken ? Dat hebben zy in uwe Ütrechtfche Synode van 1762 geleerd. ' Denk niet dat ik dit algisfendezegge: ziet 'er hier de bewyzen van : „ De Aaf tsbisfchop van „ Touloufe, zegt PiUS VI, heel wel wetende, „dat de verkiezingen van de Ütrechtfche bis! „fchoppenonbeftaanbaar en van onwaarde, en „derzelver inweidingen ongeoorloofd en heilig „fenendig waren, had byzonderlyk aangedrongen, op dat de vergaderde Franfche Clerezie, de „Actenyan de ütrechtfche Synode, die reeds door „den heiligen Stoel gedoemd waren, th wHke „ Synode de Canunmken en Pastoors zich even als de i, bisfchoppen als geloofs■ rechters hadden gedragen „ ook zoude doemen , het gene de CergaderinAiET „ EENPARIGE STEMMEN DEED." (i) j* rien ajouter, finon qu'il m'a dit au CommenrPtnon* a i fesante Conffitution civile du Clergé^w- Jl * JAMAIS QUE DES EVEQUES d'ÜTRECHT rf* LEUR CoTOTIoJ" £?e zynen brie gecopieert op het On*maie VIYV™' t:it\\tteur-AiinaIes ^m^^m^ CO Archicpiscopiis tolofanus probè agnoscens irrirrc » r cpiscoporum Ultrapéïenfium elefinones. i °S r -C K-as confecrationes eorumdem, S&SWfiï^ ^ate»/« jam a Janfla fede damnaia, in oua SvnndnV « et parochi ft gesferant uti epLSpl pare" et fi£ episcoporum tamquam fidei judices. r Aft. in Coniist. Secr. a SS D"oplnp.p. Vr • Zie Mes <,„ 3- de France.  ( 95 ) Ta myne Broeders,, ik kan in enemaal niet alles zeggen wat ik denk, het zou my wel ge* oorlofd zyn, maar het zou mislchien het hu* fte niet zyn. Doet uwe ogen dan open, en dwingt my niet te zeggen, het gene Gy zoj gemakkelyk zien kunt: Neemt den alouden Ziftregel in de hand, die Tertullianus ons gegeven heeft, om ketters en fcheurmakers, van ware Kerk-herders te onderfcheiden, en doorwandelt in den geest uwe kerk en de kerk der Conftitutionelen,enGy zult zien dat by dezen gelyk by de uwen ook onze Apostaten wel gekomen zyn 5 en dat zy ze zich door tydelyk belang, door den buik verbinden, die zy door de waarheid niet konden tot zich trekken. Cjy zult zien, dat zich aan hen te onderwerpen en deel in hunne fcheuring te nemen, by hun de hooefte trap van verdienften is. Gy zult zien in den herderlyken brief van den Heer Joannes Tacobus van Rhyn , gelyk in die van Gabel, Greeoire, Royer enz. enz. dat zy in hunne preken, het daar minder op toe leggen, om de ongelovigen te bekeren , dan om de onze te vefkeren, dat zy het zich meer-tot eer aanrekenen, die, dewelke ftonden, te doen vallen, dan de gevallenen up-ts-i" der, zy iteunen zen- mei "«« ~r ^ de waarheid, en daarom tragten zy onze kerk te ondermeinen, om de hunne te ftaven. Overdenkt rypelyk de volgende kentekenen, waar aan men , in de oudfie tyden^van het Christendom, de fcheurmakers onderfcheidde, en gy zult de Moeder en de Dogter de Utrecht, fche en' de Conftitutioneïe fcheuring 'er te zamen in ontdekken.  C 05 ) Hunne inweidingen (welke tegen de Wetten: van de heilige Kerk, door alle de bisfchooDen. van de wareld erkend, geëerbiedigd en ageer, volgd worden ingericht) zyn vermetele list. vaardig , ongenadig , zegc Tertullianus in zyn boek over de Prefcriptien tegen de ketters en de fcheurmakers , nu verhef en zy tot het pries. terfchap nieuw- lingen of Neophyten , dan men* Jclien die aan de wareld verbonden waren , onze Apostaten zelf ; om ze door eerzucht aan zich te verbinden , die zy door de waarheid niet konder* houden. Nergens klimt men gemakkelyker op tot -waardigheid, dan in het leger der Rebellen of we* derfpanmgen; en geen wonder, niets is by hun verihenftiger dan hunne Rebellie, hunnen opftand aan te kleven. ...Wat zal ik van hunne preken ze*+ gent Hunne zaak noch hunne betrachting is, niet heydenen te bekeren, maar de onzen te verderven' Zy rekenen het zich tot eer, die tot den val te brengen,welke ftonden, en niet de opregting der gevalle* nen te bewerken; want hunne eigen zaak is min eeïi gebouw datzy zelf's gefticht hebben, dan een puinhoop van de waarheid die zy verbreizeld hebben } en daar om pogen zy ook. onze kerk te doen inflorten, om over de (lusken te heerfchen en het is ook enig lyk met dat oogmerk, dat zy zich zoo nedrig, zoo Jtrelend, zoo onderworpen vertonen, (i) Over* CO Ordinationes eorum temeraria;, Jeves mmnd™**, mme Neophytcsconlocant, n.unc fi«?b'ftS^culpostatas nostros, ut gloria eos obligent, qu a verint non posfunt. Nwqnam faciliüs proficifur quaïï in StrS rebelluim, ubi ipfum esfe iliic,- promereri est De veibi autem administratione quid diearni mm fit negonum ill5s nori.Ethnicos convertendi , fed no«rï evcrteudi? Hane tnagis gloriam eaptant, fi -fcKbïïïï'  , C 97 ) Overdenkt myne Broeders, den aanvang van ijvve fcheuring, legt hem nevens de Conftitutionele kerk , en vraag aan d'een en d'ander met dezelfde Tertullianus: uit naam van de* heilige kerk. Wie zyt gy? Wanneer, en van ■wie i> zyt gy gekomen? Beide moeten zy antwoorden : Van enen onbevoegden Babyloner. Zeventien honderd jaren naar de Apostelen, zyt gy van enen Babyloner afgeftamt, gy Conftitutionelen, van gister; gy Utrechters, van eergister. Wat doet gy dus op mynen akker? Gy zyt van de myne niet, ik heb u niet gezonden. Op •wat tyteli Joannes Jacobus van Rhyn* kapt gy myn bosch? Door t'gezag van den Babyloner, die geen gezag had ? Gobel wie heeft u geoorlofd myne fonteinen af-te-leiden? Wie heeft u bema?tigd Royer om myne grenspalen te verfchokken? De Babyloner die 'er geen gezag Over had ? Het is myn goed± wat beftaat gy hier te zayen, en van myn goed te leven na uw welgevallen? Ik bezit het over lang, ik bezit het de eerfte; myne tytels zyn authentiek; ik ftdm-af van de eerfte eigenaars ; ik ben de erfgenaam van de Apostels, het beivys hier van is in hun testament; zy hebben het my toebetrouwd;ik bezit het met den last van fideicommis, gelyk zy my bezworen h.b)en, en volgens den éed dien ik 'er op gedaan heb, wat. U belangt; Zy hebben U en uws gelyken, voor altyd onterfd, en nam, non fi jacentiböS elevatïo'nem o'perentur i quoniam, et ipfum oous eorum non de fuo proprio sedifijcio venit fed de veritab's destructioué. Nosfra furTodlunt ut Tua redifiCent... Ad hsec folümmó'do opera humiles. et blffndi et ftimmisfi agünt Tertull. de pr^fcripiiönibus ad-verf; Heeretic os. Cap. 41 & 42: G  C 98 ) en ontkend, als vreemdelingen, als vyanden. (i) Gy hebt geen ander verhaal, geen ander bewys, genen anderen tytel, dan uwen onterfden Babyloner. En dien tytel, myne Broeders! heeft Pms VI finalyk, zonder opkomst verbryzeld, gelvk ik u iii mynen volgenden brief bewyzen zal.' Over het voorwerp van dezen, is 'er mv mets meer over, dan het bewys van de over eenkomst van deeze twee fcheuringen op het ftuk van zedenleer. Met wat ophef, myne Broeders! hebben de uwen altyd de ftrengfte grondbeginzelen geleraard , en ten uwen opzicht gepleegd ? Met wat bittere verontwaardiging hebt gy ze altvd tegen die ruime leeraren, zoo als zy de Roomsch Catholyke priesters gewoon zyn te noemen, of immers, onder welke benaming zy de Catholyke zendelingen zeer geflepen aanduiden , horen uitvaren ? Maar gy zult wel verbaasd ftaan als ik u bewyzen zal, dat noch Caramuel noch Lscobar, noch de vierentwintig ouderlingen van Pa/cal (*) immer ooit zoudc* hebben durven denken practice te plegen, het gc- eftis? Quando & unde venift.s? Quid iif toéSti? ?0 riei? Quo denique Mardon jure iflvarn Lam S ? Qui fccenia Vafentme fontes meos transvertis ? Qua po eS Apellcs hrnites mcos commoves? Mea eft poflèffio: q°dI h e casten ad voluntatem veftram feminatis & nnUtk? m eft poflHEo,.olim poffidco, prior póSothE orZfs fir.nas, ab mSm auctoribns, quorum fok res • ego^füm isvss= •■ttzsssss* i B SÖ^S « —EK  C 99 ) gene üvv Ütrechtfche Bisfchoppen en Priesters, en de Confiitutiönelen op hun voorbeeld en grondregels , ten gevaren , ja ten kosten van zoo vele zielen zoo gerustelyk uitoeffenen. Ik zal dat maskertje in de zesde Brief eens ter dege opligten, wy zullen beide die heiligen horen fpreken, èn zien doen; om'er dien nadruk,, die onwrikbare klem by te zetten die noch Vosfen noch Wolven lost, zullen wy eerst dien Piüs te raden gaan, tegen wien uwe Ütrechtfche Clerezie door Joannes Jacobus van Rhyn zoo bitterlyk geblaft heeft, edog geblaft zonder byten; en geen wonder dat zy blaffen j min wonder dat zy niet byten ; zy zitten in zyne kiem. Het is dan genoegzaam duidelyk bewezen, dat de Burgerlyke Conftitutie van de Clerezie en de daar uitgefprote Sefte ene naturelyke dogter van uwe Ütrechtfche fcheuring is; gy kunt ook, ist dat gy ogen hebt , gemakkelyk zien in het gene ik reeds gezeid ^heb te zamen gevoegd by het gene ik nog zeggen zal, dat het godtloos Pbilofophisme en het Janfenisme, beiden eerst de Conftitutionele kerk tegen de Catholyke kerk hebben opgeworpen , om daar naar het hele Christendom te doen inftorten , wanneer zy de algemene grondlegging ondermeind en weggeruimd zouden hebben. Hoe kunt gy myne Broeders, hoe kunt gy ene zaak nog langer aankleven, die op zulke gronden gebouwd is , die uit zulke wortel voortfpruit, en zulke vruchten voordbrengt? Edog verbeeldt U niet myne Broeders, dat ik zulke hagchelyke denkbeelden van UI. hebbej JNeen ik weet heel wel te onderfcheidert G z hst  het Janfenisme, van een aantal Janfenisten * die onder de vooroordelen van hunne opvocdinge geblind, in hun klein hoopje het klein kuddetje van uitverkorenen menen te zien, en daar menen de waarheid te yveren, waar zy ongehoorzaam en wederfpannig tegen Gods Kerke zyn, die de colomme der waarheid is; die menen dat men de vryheid van den wil moet verhinderen, om ootmoedig te zyn, en van Godt een tyran voor velen moet maken, om ten onze opzichte van weinigen zyne goedheid te verheffen. Maar intusfchen is het waar dat het Janfenisme aan Voltaire, aan d'Alembert, aan Rousfeau en diergelyken meer, middelen bygezet hebbe,hier, om te fpotten, daar, om met fchyn te redeneren ten kosten van het Christendom, ja zelf tegen Godts wezenheid. Hoort myne Broeders, als men de lering van Janfenius, van St. Cyran, van Ouefnel, le Tourneux en foortgelyke nagaat, zy hebben ons van onzen Godt zulke fchrikbarende denkbeelden gegeven, dat 'er de Philofophen uit befioten, dat het min onredelyk was genen Godt te erkennen, dan zulk enen te aanbidden. Wie kan zonder afgryzen dien Godt, gelyk Janfenius leert, in heel het oude Testament een foort van comedie zien fpelen ? Wie kan zonder trillen lezen, in Quefnel en andere, eenen Godt die den Joden eene onmogelyke wet voorfchryft, en hun by grondregel de nodige hulp weigert, en zich dan enen plicht van rechtvaardigheid maakt, die ongelukkigen in eeuwigheid te ftraffen. Raadpleegt niet myne Broeders met de altyd ftry-  ( io r > ftrydige woorden van uwe Leeraren, maar bemerkt hunne daden. Hunne woorden en hunne daden zjn gelyk die van Joannes Jacobus Rousfeau in eene eeuwige tegenfpraak d'enen tegen de anderen. Zy erkennen by voorbeeld het Oppergezag van den Paus als men hunne woorden nagaat, en zy vernietigen het door hunne werken, zy beroepen van den Paus tot de Kerke, van de kerk tot ene zeer na onmogelyke Kerkvergadering, en zoo hebben zy den Philpfophen m de band gefpeeld, om heel het Kerkelyk gezag in het beïagchclyke te trekken; hare wetten, en eindeling haar zelf te befpotten en te verfmaden. Ah myne Broederen! legt eens zonder vooringenomenheid, den herderlyken brief van den Here Joannes Jacobus van Rhyn , by de verhevene denkbeelden die ons Ifaias en andere Pro* pheten van het oud Verbond, die ons Joannes in het nieuwe, van Godts Kerk hebben voorgefpcld, voegt daarby de uitmuntende beloften die de Zoon van den levende Godt, is 't dat onze Godsdienst waar en godtlyk is, aan Petrus en zyne Opvolgers, cn aan zyne Kerk heeft met eede . bevestigd. Ja legt daar dan eens neven dat hagchelyk tafereel, die lage en fnode denkbeelden die het Opperhoofd van uwe Secte zynen Lezeren inboezemd, van de waare Kerke, van haar middenpunt, van haar Op. perhoofd, en gy zult moeten bekennen: dat dit, en foortgelyke ftukken, meer gevemsder, jnaar daarom juist gevarelyker dan de Philofophen en openbaare vyanden van Godts Rerk, haar onder ene zoo louter menfehelyke ge, G 3 daan-  C ?°2 ) daante vertonen, dat 'er alle de fouten, ja zelfs de ondeugden van het menschdom, cn niet een trek van de Goddelyke hand in te vin" den zy. Overdenkt daar nu by, dat uwe fecte van haren aanvang, en door uwe eerfte ftich Sfti W rG°dtS Kerk Z0 ergeriyk a£e: fchdderd heeft, gy Weet hoe St Cyran 'ervan fprak, en gy zult moeten bekennen, dat zV de Pbilofophen en de Ketters de ftoffe in de handen hebben gegeven, om de Propheten door het affchuwelyke van de Kerk,Vdromeren verachters, en de Kerk door de Propheten als het verergerend Babyion uit te fchelden. ' rerhfm ^enfns™<%e en niet minder rechtmatige bemerkingen zal heel uw fanedrin opfchudden , en een kreet van ve^S" ging, zal den naamloo?en befchuldiger, als een gemomde lasteraar met verfoeijingen overladen. Maar myne Broeders! ik zal u als den tyd zal gekomen zyn, bewyzen, dat ik om wettige reden, en geenzins om te lasteren myn naam verzwegen heb. Dat ik waarheden en gene lasteringen gefchreven heb 2°. Zoo men my hier van lastertaal durfde befchutdigen, ik belove u, dat ik myne gezegdcns klaarder, en krachtiger zal bewyzen en met meer gezag van geleerden cn ftaatkun-* nigen zal beftempelen, dan het nrynen tegenflreveren zal aangenaam zyn S 3°- ^ fpieek van bet Janfenisme, het gene door zyn eigen aart cn grondbeginselen den godtlozen alle nodige Openen byze om heel het Cnstendom om verre te werpen En dit er zulke menigvuldige Janfenisten zyn, wetkCls inzichten op die grondbeginzelcn flap-  C i°3 ) flappen, en die tot dat einde met de Philofophen de handen hebben in een geflagen, heb ik reeds tastelyk aangeduid, maar zal ik, is het nodig, nog klaarder bewyzen. 4°. Uier mede ftaat het zamen, dat andere Janfenisten, die een ander belang hebben, wel Juist het laatfte uiteinde, waar hunne grondregelen regtftreeks op ingaan, niet betrachten, ik geloof by voorbeeld niet, dat uwe Clerezie het Godtloos inzicht hebbe, om den Christen Godsdienst uit te roeijen, dat zou ook hunne zaak niet maken. Hunne zaak is, dat gy myne Broeders gelovet, dat zy geloven: dat de Paus, door Goddelyke inftelling het Opperhoofd en Primaat niet alleenlyk in eer en waardigheid, maar ook, volgens hunne Synode, met Gezag' oejfeningen van de hele heilige Kerke is Hunne zaak is: dat gy gelovet, dat zy en en gy, met dat Opperhoofd en met die Kerke in Kerkelyke gemeenfchap levet, ondanks dat Opperhoofd, ondanks alle Opperherders van de verfpreide Kerke, ondanks de Ledematen van die Kerke. Was het immers dat gy zeker wistet, gelyk ik het u hier naar leeren zal, dat gy waarlyk buiten de Catholyke Kerke gefloten zyt, daar 'er reeds'vele van hunne Keiv ken ledig ftaan, zouden zy ze dan allen kunnen verhuren, en daarom op dat u de gezagi oeffeninge van dat Opperhoofd, het gene hen en u van de Kerkelyke gemeenfchap heeft af. gefneden, het harsfenfchimmige, het dolle, mag ik zeggen, van die gewaande Kerkelyke Gemeenfchap, niet ontwikkele, is het hunne zaak, dat Kerkelyk Opperhoofd zoo te bezwalken, dat zyne gezag-oeffeninge flegts een g 4 m%-  £ 194 ) gnsbrmk van gezag fchyne; de toeiTemming der Bisfchoppen onder verfcheide voorwendzeis in verdenking te brengen, en eindeling tot een algemeen concilie te beroepen. Dat is te zeggen het juk van alle gezag af te fchudden. Nimmer heeft een fcheurzieke, die 's Pauzen gezag hardnekkiglyk verfmaad had, dat van eene Kerkvergadering gcëerbiedigt, niet meer dan Arius en Lutlier Moet niet uit zulke grondbeginzelen een eeuwig wanorden voordyloeijen ? Dat is dan die kerk daar de Heilige Geest yan zegt:-Cv zyt fchoon myne vriendinne, gy zytfihoon gelyk Jerufalem , gy zyt vevfchrikknd gis een leger dat in fiagorde ftaat? (i) -Een fchoon leger, myne Broeders, dat in flagörden ftaat, is weinig te duchten, en word, Welhaast verftrooid en overwonnen, ten zy ene 'allerftrcngfte ondcrichikking 'er de ziel van zy; die alle de dplgn, als zoo vele ledematen van een lichaam, aan een hoofd onderwerpe, en op den wenk van enen wil doet werken. Daar dan de Hoofd-generaal iet minder in gezag, dan een gemene Caporaal zou, hebben, daar ieder foldaat het recht zou hebben, om ook zyn Hoofd generaal onder de ogen te kyken, en tegen hem een oorlocs ^ raad van alle de Regimenten te beroepen, waren zy ook op duizende mylen yerfpreid, et} intusichen aan dien Generaal zou mogen zeggen: gy wilt regts en ik wil links ; gy dryft my uit uw leger, cn ik verfta 'er inteblyven, lot dat de oorlogs - raad, die denkelyk in ons le- CO Cant: 6 vri 3 en o.  C 105 > leven niet meer vergaderd zal kunnen worden, anders beflist zal hebben , zou dat leger een ,^ fchoon leger in dagorden of een dolhuis in wanorden zyn? Zou de Vorst, die de onder, fchikking van zyn leger op zulke grondbeginlen had ingericht, groter dan Salomon, of een ( Koning van den 28(ien December zyn ? Bemerkt dan, myne Broeders, dat de Auteurs van uwe fcheuring, gelyk de Auteurs van de Burgerlyke Conftitutie , die by Quesnel hebben fchool gelegen, hunne eerfte zorg daarheen gedreven hebben om alle dat gezag, 't zy geestelyk, 't zy wareldlyk, het gene hunne ontwerpen zou hebben kunnen verhinderen, onder hun bedwang te brengen, (1) of door alle mogelyke middelen te verminken. Dit had de fchrandere en alömme vermaarde Advocaat generaal, by het Parlement van Pa. rys, Denys Taloji, reeds oyer meer dan honderd jaren in den neus. In zyn Requifitoriaal, dat hy op 23 January \6,%7 voordroeg, kenmerkt hy het janfenisme in deze bewoor. dingen: Het is ene geyarclyke factie, die „ reeds (1) Hoe hadden zy meest allen de Parlementen van Frankryk onder hun gebied gebragt, om de kerkelyke regeltucht te ontzenuwen? alle geestelyke Overheid ftond. alömme te recht, ter uitdaging van de wederfpannigLeid, en wierd doorgaans veroordeeld. Wat al yervot gingen heeft de deugdzame en kloekmoedige Aartsbisfebop van Parys, Christopli. Beaumont, niet ondergaan? gevangen, gebannen enz. Wat al zaad van twèefpalt en verdeling hebben zy niet geworpen tusfeben de Catholyke Mogendheden en de Catholyke Kerk,' namentljfc tegen "haar Opperhoofd ? Wie was blind genoog om niet te zien., üat de Phüofophie en het Janfenisme gelykerhand de Mbe. derkefk beftormden ? G 5  C 106 ) „ reeds dertig jaren heeft gearbeid, en genen s, middel verzuimd heeft, om het gezag van alle Mogendheden, geestelyke of wareldly. „ ke, die hen niet begunstigen, te krenken." Hier meende ik het deze reis by te laten j edog op dat gy geen ogenblik in de vcrbeel, ding blyve, als of ik uwe lering en uwe fe6te bezwaard of gelasterd hadde, zal ik een van de gematigde van die Philofophen, waar van ik zoo even hier voor fprak, deels myne geZegdens, en deels dat van Talon, laten rechtvaardigen. Hoort wat hy van het Janfenisme zegt: ,, Verre van het juk te verzagten, men ,, bezwaard het; men maakt van de rechts„ bank van boetvaardigheid, ene rechtsbank „ van fchrik en wraak; het fchynt wel of „ men gene boetingen voor oprechte aanziet, „ dan die met verdichte, ten minsten zeer ,, vergrootte en uiefporige ftrengheden ge„ paard gaan, waar van men ons bet tafereel „ affchilderd, in de levens der woesteny-va„ ders; (*) men fpreekt niet dan van harde „ ftrengheden.... en zulks op den zei ven tycf „ dat men bewyst: dat alle die goede werken „ zoo willekeuriglyk van Godt afhangen, en „ zoo weinig in betrekking ftaan met 's men» „ fchen gefteltenis, cf afhangen van zyn wil ?> of dispoficie, als het al of niet regenen af„ hangt van de aarde; men fpreekt niet dan „ van liefde, van liefde tot Godt, op den „ zeiven tyd dat men hem vertoont als een „ harde meester, als een dwingland, die maai„ jdn wilt waar hy niet gezaaid heeft; die „ ftrafï CO Gedenkt dat de Schryver een Phijofooph is.  5, fcrafc om dat men niet ontfangen heeft, het 5, gene hy niet goedgevonden heeft te geven, \, maar het gene hy geweigerd, ja zelf ont„ trokken heeft; men wil den mensch over„ tuigen, dat de grootfte poging van de volr maakcheid der liefde is, dien te beminnen s, op wiens liefde men niet kan rekenen; „ men wil dat de mensch zich zeiven in de ?, bitterheid zyns harte verwyte, dat hy niet „ deugdzaam zy, op den zeiven tyd, dat men „ alles aanfpant, om hem te bewyzen, dat de „ deugd niet meerder binnen het bereik van zyn 3, vermogen is, dan de fchoonheid of lelyk„ heid van zyn aangezicht, de kortheid of de „ lengte van zyne geftake; met één woord, „ men wil dat hy zich fchuldig voor Godt ge„ love,om dat Godt hem niet getrokken heeft uit de masfe des verderfs, waar in, volgens „ dat men beweert, het hele menschdom is „ nedergeftort door de fchuld van dien, uit s, wien het zynen oorfprong neemt. Het is j, zienlyk, dat deze gevoelens niets hebben \, dat ftreelt, niets dat toe hen trekt. Waarom „ volgt men ze dan? Waarom biedt men zoo veel tegenftand tegen het gezag, het gene „ ze doemt? Waarom diè vooringenomenheid „ voor die, welke die gevoelens aankleven? „ Kan men als mogelyk aanzien, dat verlichte s, genootfehappen, die opmerkingen niet zou5, den gemaakt hebben, die ik hier voorftellc, „ of dat zy zich zouden hebben laten mislei„ den gelyk een hoop vrouwen, en waarlyk ,, die gevoelens zouden aangenomen hebben? Maar welk is dan hun uitzicht, of hun onts, werp? Ik geloof dat ik het wel merke; maar „ ik  C io8 ) m ik zal my wel wachten van my deswegens „ " uiteren; het is de zaak van de Mogend„ heden, zy hebben 'er een zonderling belang » by, zy moeten het voor uitzien, en, is 't j» dat zy kunnen, beletten." (*) .J? ^f, hier dan nog eens, myne Broeders, dat ik 'er verre van af ben, van Ul alle deze gruwel.volle uitziehten of ontwerpen aan te wryven, ik ben zeker dat gy op zulken denkbeelden trilt en beeft; edog teert 'er ten minsten den ftam aan kennen, waarop een Babyloner uwe fcheuring, en een ander Babyloner die van Frankryk heeft ingeënd. En gedenkt aan de woorden van Christus: (ft (file plant/oen, dat mynen Hemel/eken Vader niet geplant heeft, zal tot den wortel uitgeroeid worden, pagfS* ** DU° £ M. n. Aft tom.2, Ct) Omrits plantatio, quam non plantavit Pater meun c^lelïis, eradicabitur. Mattb. XV. vs. 13. " ^  C 109 ) VYFDE BRIEF* tot DEZELVE N* Behelzende de Bewyzen , dat de zoogenaamde Ütrechtfche kerk door heel de ' Kerk als ene fcheuring veroordeeld is dat hare aanhangers van de kerkelyke gemeenfchap met den ftoel van Petrus afgefneden , en buiten ■ de Catholyke kerke zyn: dat hunne Bisfchoppen on* wettig inge-zveid, van alle kerkelyke jurisdictie of gezag oefening beroofd zyn. Alle hunne uitvluchten door P1 u s VI, en door de Franfche , en alle de andere Kerken vernietigd. Myne Broeders! Gy meent dan waarlyk nog, dat uwe Bisfchoppen en Clerezie , en gy zeiven nog aan de Catholyke kerk behoorex, en in kerkelyke gemeenfchap levet met den heiligen ftoel van Pertus? Het is dan tyd dat ik u eens ter dege die oude leuren van de ogen afhale, en u doe zien, dat Pius deze tot asch verbrand heeft. Hoort en gy zult leren , ziet en gy zult ontwaar worden, dat men u van den nest heeft afgeleid. Ik zal weinig redeneren j dat hebben an- de-  defe en ik zelf voor dezen gedaan; ohèë të* den zyn door kwinkflagen , door'k'.mst erj vliegwerk overlommerd. Ik zal u een gezag voordragen, waar op Chriftus de eenheid van zyne Kerke gebouwd heeft. Een gezag, voor het welk het yerftand moet buigen in geloofs zaken, en zich zeiven in hechtenis moet geven gelyk Paulus zegt: % ad Corioth. 10. Captitantes intelle&im in obfequium fidti. Een gezag, voor bet welke de wil aan zich zeiven verzakende, moet plooien onder het juk van gehoorzaamheid; Die u hoort, hoert my, die ü verfmaadt, verfmaadt my ,. en zoo wie de Kerke niet bare, dat hy u zy als een heiden, als een tollenaar, [zeide Chriftus zelf, Luc. 10. verf. i o.] Qui vos aadit me audit qui vos 'fiernit mefpernit. Si quis Ecclcftam non andierit fit tihi feut ethnkus 6f publicanus, Matih. i8. Hoort dan, gelooft en gehoorzaamt. Gy weet, gy gelooft, immers gy belydt: dat 'er buiten de Roomsch-Catholyke kerk gene zaligheid te bekomen is; gy zyt dan zeker myne Broeders ! dat uwe Clerezie in denfehoot van die algemene Moeder, met Chriftus en zyne ledematen, en met zynen Stadhouder op de aarde, den Paus van Rome, verenigd - door kerkelyke gemeenfchap., leve.' Dit hoort' zoo • want zoo gy enige reden hadt om hier aan te twyfelen, dan ziet gy wel, dar gy uwer ziele zaligheid vry willig in gevaar zoudet brengen, en by gevolg zekerlyk verdoemen. Maar, myne Broeders! hoe kunt gy die zekerheid hebben ? Ah de zaak is veel te zwaarwigtig, zy is van een eeuwig belang, ftapt dan op'  C «i ) op geen losfe fchroeven; maakt u gene fcbynwezens, die u wel kunnen misleiden, maar nimmer kunnen zalig maken. Uwe Clerezie, dat is twee of drie Bisfchoppen , zeggen u : Wy zyn verenigd. De Pauzen van Rome, met zoo veel duizende Bisfchoppen, hebben u, byna een heel eeuw lang, gezeid: „ Gyzytzve„ derfpannige fcheurmakers, die van de Kerk 5» zJf afgefneden." Ik heb u in myne vorige brieven met een woordje aangeduid , de fnode prulbewyzen , die uwe Clerezie durft opwerpën, in het Proces van Frans van Dyk, om hunne kerkelyke gemeenfchap te beftempelenj al hadden zy 'er, die minder ongezoute , minder laf, en door enigen fchyn van pit of ziel verdraaglyk waren, nog zouden zy alle, in een ftuk van zulke aangelegenheid, moeten verdwynen voor het hoog gezag, dat ik u ga voordragen: Op zeventhien September van het jaar 1791. Wanneer de Grote Pius VI. beraamde met het Collegie der Cardinalen,over den afleg van den Cardinaals hoed, door den duizend maal ongelukkigen Stephanus Carolus de Lamme, haalde de Paus met fmart en droefheid aan , hoe deze bewenens waardige Aartsbisfchop*, voor dat hy in de Conftitutionele fcheuring vervallen was, gearbeidthad, om de Kerk uit de overheerfchende handen der Parlamenten te redden, en haar het vry genot van hare goddelyke rechteu,door den Koning te doen erlangen. De Paus bejammert ook, dat een man, die in ene zo wel verdiende als hoge achting, by heel de franfche ker-  C **2 > kerke en hare roemwaardige Clerezie fiondV y Zich zoo verre had laten vervoeren. Vervolgens verhaalt Hy dat deze Aartsbis-, fchop [gelyk het aangetekend ftaat in de Aften \ van de Franfche Clerezie (ï)] aan die vergaderde Clerezie voordroeg, de condemnatievan de Janfemste Synode van Utrecht, gehouden door hen in het jaar 1763. onder deze merkwaardige uitdrukkingen, dat: „ zulks een een\ s> wï'g bewys z°»de zyn, van de onderwerpt» j „ en aangekleefdheid der Franfche BisfchopC „ pen, aan den Heiligen Stoel; van hunne verJ „ ontwaardiging tegen hét werk van ene Schis„ matikekerki de welke beweert aan de Cathoƒ ,, lyke kerke te behoren, in den tyd dat zy i „ weigert, aan des zelfs befluireri te gehoorza\ „ men; en de kerkelyke gemeenfchap met dén ƒ Stoel van Petrus te behouden , of fchoon zy I j, de banden van eenheid en van de kerkelyke „ Hirarchie of ohderfehikkinge losmaakt, en » „ met geweld afbreekt. * Waar op de Franfche Clerezie „ met eénpa) „ rige ftemmen, die Aften van de Ütrechtfche Synode gedoemd heeft, gelyk zy reeds door „ den Heiligen" Stoel gedoemd Waren." \ Ziet ëYi myne Broeders, dat het niet alleen de aan zoo vele grote misflagen onderhevige Pius, noch het willekeurig overheerfchend Hof van Rome alleen, maar dat ook de vergaderde Franfche kerke uwe Bisfchop- \ ■ fi) A&es du Ciergé Je Frange ad Annum t^6 feahcë" 223. 25 Jmn, pag. gö3s Parag? a '  t "3 ) pen, en u, als fcheurmakers en afgefnedene van de kerkelyke Gemeenfchap veroordeelt, en met den Stoel van Petrus uwe Synode doemt ? Is 'er onder die hele achtbare Clerezie, op de welke de Janlenisten zoo dikmaals, maar altyd ten onrechte , beroepen hebben, ook flegts maar een Bisfchop geweest, die tegen zoo Heilige en zoo befl sfende beweegredens, een enkel woord aangetekend heeft? Zaten zy daar niet als Rechters van het geloof, gelyk de Paus ze daar ook noemt, Fidei judices? Dit is dertig en meer jaren geleden: is 'er federt een Franfche Bisfchop opgedaan, of is 'er uit eenen anderen boek van de wareld een opgerezen, die zich of tegen deze (tellingen, of tegen dit Doem-vonnis , als Bisfchop, als geloofsrechter verzet heefc? Hebben niet in tegendeel alle de Bisfchoppen van de wareld, door hun gedrag, hunne goedkeuring aan de Franfche Bisfchoppen gegeven ? Hebben zy niet alle gedaan , gelykvormiglyk, aan het gene de Franfche kerk uitfprak? Hebben zy dus de Pauzelyke uitfpraken niet fllle bekrachtigd? En zyn dus deze niet we! duidelyk geworden de uitfpraken, van de, volgens uw eigen Synode, onfeilbare verfpreide Kerk? Zou men my de gedoemde grondregelen van Ricci hier opwerpen? Daar zal ik in het tweede {tukje volledig over handelen. Zal men my zeggen : dat heel deze uitfpraak noch geloof noch zeden raakt, en dat buiten deze de Kerke niet onfeilbaar is? Raakte dan de Act en van uwe Synode ook noch geloof noch zedenleer ? Zal men uit H da,  C 114 ) de latere ondeugd van De Lominie, zyne vorige intrigues afleiden ? Want altyd hebben de ketters en fcheurmakers in zulken hoeken gefchuild; weet dan eens voor altyd, dat de ftemme, van yder Bisfchop, hare kracht noch van zyn deugd, noch van zyn verftand, maar van zyne wettige zending ontleent, en dat de onfeilbaarheid van de Kerke , 'tzy zy vergaderd, 'tzy, zy verfpreid zynde fpreke, niet op de deugd of kunde der Bisfchoppen, maar op de beloften van Christus gebouwd is en vast ftaat. Gelyk dan uwe Synode uit twee Bisfchoppen en enige ftem-Ioze Priefters, al te maal door de Kerk opgefchort beftaande, de Grieken gedoemd heeft, als fcheurmakers, zoo hebben de twee grootfte Kerken van de Catholyke wareld, naamlyk de Roomfchè en de Franfche, en door deze alle de Kerken, uw kerksken als ene fcheuring, en u allen als van Gods-kerk afgefnédenen veroordeelt. Zulk een gezag , verenigd met den Stoel van Petrus heeft u veroordeeld!!! Kunt gy, myne Broeders in weerwil van zoo een gezag, zeker blyven, dat gy van de kerkelyke gemeenfchap met den Heiligen Stoel van Petrus, ja van de Catholyke kerke niet zyt afgefneden ? Dat 'er uw fortuin van afhong, gelyk 'er nu de zaligheid van uwe ziel, van die van uwe kinderen, en beste vrienden van afhangt, geeft glorie aan God! zeide Paulus aan zyne leerlingen, en bekent de waarheid: Aan welkeparty zoudt gy uw fortuin vertrouwen? of  C 115 ) of aan uwe Ütrechtfche Clerezie, die hier rechter in hare eigen zaak. is, en die uit twee of drie veroordeelde Bisfchoppen beftaat, of aan een zoo te duchten gezag ? Gy ziet wel dat het de zaak van uwe Bisfchoppen niet was, U tot de kring van Pius over de Conflitutionele fcheuring te verzenden, dat het hun min nadelig moest zyn, U met Febronius, met de Jefuiten en enige verbode en andere aangepreze, verfmadingswaardige boeken, zonder ze te noemen, bezig te houden, en in tuslchen het gezag van Pius en van de Roomfche Kerk, door laken en lasteren te teisteren, om hun doemvonnis te ontzenuwen , en U aan hunne lein zoo veel te zekerder te verflaven. Hoort dan hoe de zelve Pius den meer dan half verloren, maar nog wankelenden Cardinaal De Lominie, Aarts bisfchop van Sens> vermaant: „ Intusfchen praamt my myne va5, derlyke bekommeringe en zorge, op dat gy „ gene nieuwe misflagen op de vongen ophoo- „ pe ü zonder uitllel te fchryven, u ern- 5, itelvk in den fiere vermanende, op dat gy $ van uwe ontwerpen wederkere, en wel by?, zondcilyk verbieden wy u tot dien flap „ over te gaan, dat gy zoudet beftaan nieu- we Ejsfchoppen te inflitueren, welke ook de „ reden van noodzaakiykheid moge zyn , en „ gene nieuwe wederfpanningen aan de Kerke ,, te geven, dut recht in.mers van Bisfchoppen ■}, te infifiueren\ of in ene Kerke te vestigen, ,, is een recht dat volgens de belluiten van „ het Concilie van Trente, aan den Apoflolyken H z Steel  C "6 ) „ Stoel alleen toekomt, een recht dat niemand „ mch Bisfchop, noch darts-bisfchop Metro„ politaan zich vermag aantemutigen; of ik „ zou my verplicht vinden, uit kracht van ,, het Apoftolyk ampt dat my is toevertrouwd , „ de zulke zoo wel den bevestiger als den „ bevestigden, voor fcheurmakers, en al wat „ zy verrichten, voor krachteloos en van on„ waarde te verklaren; gelyk wy reeds ver„ klaard hebben in onze brieven aan den AI5, ler-chViftelykften Koning, enz. en gelyk on„ ze antwoord aan de Bisfchoppen van Frank„ ryk, die ten eeriïen zal uitkomen, voor,, der uitbreiden zal." (i) Oordeelt noch nier, myne Broeders! ziet en zvvygt tot dat gy alles zult gezien hebben. De Cr) Nos interim, quos vebementer paterna cura fo!. Jïcitac, ne tu errores erroribus cumules.... has tibi, null-" interjeftS mora, litteras miuimus, te etiam atque etiam in Domino exhortantes, ut ftatim ab incaepto dcfiftas, tibique prafertim prajcipimus, ne co ufque progrediaris, ut novos Episcopos, ob quamvis etiam caufam necesfitatis, inftituas, novo«que Ecclefia refraclarios adjungas; de jure enim agitur, quod unicè fpe&ac ad Apoftolicsm fedem juxta Tridentiui Concilii Sanftiones, quedque arrogari flbi a nemine potesc Epifcoporum, aut Metropolitanorum, quin nos illo, quo fungimur, Apoftolici Officii rnunere, declarare cogamur fchismaticos fimul effe, tam eo» qui confïrmant, quaml eos-qui confirmantur , nulliusque roboris futuros illos a&us omnes, ab utrimque prodituros. veluti alias jam declaravimus noftris litteris ad Cariffitnum in Cbrifto fil ium noftrum Ludovicum Resem Chrirtianisfirnurn et veluti latius responfio noilra ad Epifcopos quantodus proditura explicabit. Litt. Pii VI ad Card. De Lominis, 23 Febrt». lii anni 1791.  C "7 > De zelve Pius in zyn Breve aan de Bisfchoppen van Frankryk, waar van hy zoo sanftcnds fprak, bewyst eerst en voor al dat het de rechten van den Heiligen Steel ontkennen en het Primaatfchap van Petrus om verre werpen is, wanneer men vast Helt: dat een verkoze Bisfchop genoeg doet, met flegts zyne verkiezing, tot bewys van eenheid van geloof en kerkelyke gemeenfchap, die hy methem moet houden, aan den Heiligen Stoel kenbaar te maken, zonder er de goedkeuring van af te wachten. Eo ipft» onwis ejusdem Pontificis pot e ft as prorfus excluditur; atqtte hoe modo abfcinduntur a fonte rivi, ramt ab arbore, populus aprimo Sacerdote. (i) „ Ende „ hier door word eensklaps alle de macht van „ den Opperpriefter, die het hoofd van dé Kerk „ is, uitgefloten, en by dien middel, worden „ de beken van hunne bronader afgefneden,' „ de takken worden afgehouwen van dërt' fl, boom, en het volk van den eerffei) Priefier.'* Gy zult my opwerpen dat de Paus eerst zegt: Daar nu de verkoze tot Bisfchop', door den eed dien hy gedaan beeft, verkonden is aan die Decreten, door welken hem verboden word di bekrachtiginge zyner verkiezing van den Paus te vragen, Eo ipfo hier door enz. Maar onder zulke verbintenis zult gy zeggen , legt onze Clerezie niet. Neen zy leggen onder zulke verbintenis niet, en die ontfehatbare viyheid heb- (i) Breve Pii VI ad Epifcopos Galliaruüi de ia. Mart. 1791. •H 3 - '  C «8 ) hebben wy Gode, en onze Hoge befiierders te danken. Maar is uwe Clerezie niet te fchuldiger voor God , en voor zyne Heilige Kerke , dat zy vrywiliig, zonder enige dwang dat doet, het gene die Decreten doen. ., De „ beken yan de bronader affnyden, de tanken afhouwen van den ftam, en het volk van den eerften Priefter?" Zy wachten immers zyne békrachtiginge hunner keuzen niet in, zy vragen ze, of om beter te zeggen zygeveinzen dat zy ze vragen: zy vragen immers de bevestiging van den Paus niet als of Zy wezenlyk en noodzakelyk ware, dit blykt uit hunne daden, zy vragen ze flegts met de woorden en als by. ene plegt van welftand, in de daad doen zy niet anders dan hunne keuzen aankundigen ; want uit hunne werken blykt, dat zy op hun eigen vroomheid befioten hebben, het Primaatfchap van Petrus op dit punt te vernietigen, gelyk het de voorgemelde Decreten vernietigden. Nu dan, daar op zegt vervolgens de Paus Pius VI. maar hoe durft men dan nogzeggen: dat men de kerkelyke gemeenfchap met het zienly'k Opperhoofd onderhoud e en be boude, nut flegts . zyne verkiezing aantekondigen, detuyl men op 'den zclven tyd het gezag vtin zyne Primdatfcbap, de Franfchen door enen eedy en uwe Bisfchoppen, myne Broeders , door hun eige befluit en daad , van de Pau-zelykebekrachtiging wel te vragen, maar niet in te wachten, nog fchuldiger dan d'andere ontkennen, (r) En (j) Quomodo enim ietentam confervatamrjue efie dici po- hunner keuzen niet in, zy vragen ze, of om beter te zeggen zygeveinzen dat zy ze vragen : 14UC 1 1 U O V ±. trtuut IJV* L*uijy ut^rt uurt  ( "9 ) En op dat gy u niet verbeelde, dat ik deze gevolgtrekkinge uit myn eige gezag afleide : hoort wat de zelve Pius zegt van die brieven van geveinsde gemeenfchap, de welke de verkiezinge aankondigen , maar geenszins de bekrachtinge van den Heiligen Stoel afwachten. Expilly, een van de twee eerfte Conjïitutioneh Bisfchoppen, had zoo een brief aan Piu.s gefchreven, hoort dan wat Hy 'er, als kerkelyk Opperhoofd, over zegt, in zyn Breve van 13 April 1791. aan de. hele Franfche Clerezie: „ Verre is het er af, dat de brief & dien hy , [Expilly] ons gefchreven heeft;, ,„ hem tot verontfchuldiginge verftrekke in „ tegendeel die brief maakt hem nog pligtiger, zoo weinig is hy gefchikt om het merkteken van zyne fcheuriqge uit te wisfchen. Zulk -een brief, die ons flegts aanduid ene onwettige verkiezing, en in wel„ ken men geen woord 'rept van de bekrach-„ tiginge die men door ons moet vtrkrygen , „ is hy iets meer dan ene geveinsde betui„ genis , van met ons een ichynwezen van „ kerkelyke , aemeenfehap , te willen aanvan- j, gen? Daarom hebben wy ook, op het „ voorbeeld onzer voorzaten, goedgevonden „ geen woord 'er op te antwoorden , maar hem m ernftelyk te doen vermanen, enz." (O ; , On- ; poterit cum Vifibili Ecclefia; eapite .Communionem, eidera tantummodo eleftionem nunciando; eodemque tempora ïpfius Primatus autoritatem etiam per Sacramenti Religionero abnuendo. ibii, (1) Tantum vero'abest , ut laters ad nos data; eum w a 4 ad  C I20 } Onze Bisfchoppen , zult gy my zeggen , fpreken van die bekrachtiging of bevestiging in hunne brieven van aankundiging, zy vragen ze immers; maar vragen zy ze, als of zy ze van den Paus moeten verkrygenl waarom gaan zy dan tot de inweiding voord, al ist dat zy ze met krygen, ja al ist dat zy heel wel weten dat ze hun geweigerd wordt? Ziet gy dan met, dat zy wel wat geveinsder , maar niet Catholyker dan de Con(litutionelen zyn? Het was dit Breve door het welk de Paus aan heel de Franfche kerk de opfehorting kenbaar maakte, met welke hy alle die fcheurmakers beflagen had , met bedreiginge van den kerkelyken ban, in geval zy zich niet zouden onderwerpen. Edog, myne Broeders! denkt niet, of laat u niet in de handen fteken, dat zulke grondregels niet toepasfelyk zyn aan uwé Bisfchop. pen en Clerezie. De Paus vervat 'er uwe Bisfchoppen cn hunne fcheuring wel duidelyk onder,-en noemt ze, gelyk men, by fpreekwys zegt, met naam en bynaam. En deze grondregelen , eu derzelver uit- druk- adjuvem, ut magis reum efficiant et nequeant Schismatici^111- effugere ' iU* enim > non finiufci .quamdam imagmem prajfe ferentes Communionis nobiscutn ineunda8, ne verbum quidem faciunt de confiruiat one per nos obtinenda , et illegitimam tantum nobis ele&onemfignificanr.... Hincnos Decesforum noftrorum öeno illum CommoneGeri Mandavimus Breve Pii VI ad Epifcop. Gall. de 13 Apri"* 17£W.  C 121 ) drukkelyke toepasfing, op uwe Bisfchoppen, Clerezie en Kerk, zyn niet flegts , 200 als zy voorgeven, de gevoelens yan den Paus en van het zvillekeurïg over he erfch end Hef van Rome; maar zyn de lering van de Roomfche en van de Franfche Kerken en van alle de Kerken' verenigd met den Heiligen Stoel van Petrus! Ene gunst verzoek ik u, eer ik myne bewyzen aan den. dag legge, oordeek niet voor dat gy ze allen gezien hebt. Leest en zwygr, tot de laatfle Kogel gefchoten zy , . eri "dan zult ;gy moeite hebben, om uwe verbreizelde Clerezie nog te vioden. Ik moet dus eerst uwe Clerezie en hunne fcheuring in de uitfpraken van Pms en ïn zyne aangehaalde grondregelen aaawyzen. Wat hunne zaak betreft , geen ey lykent beter aan e'en ander ey, dan de zaak van Expilly aan die van Steenhoven of aan die van den Heer Joannes Jacobus van Rhyn ■ want deze laafte twee zyn ene en de zelve zaak. \ Expilly had zich beroepen op het Concilie van Nicée, als of daar vast geftelt ware voor. een algemenen regel van - Difcipline dat de verkoze Bisfchop .de bekrachtiging eri Kerkelyke tnêittrtü, van den iMetrppolitaan zoude verkrygen. r Hier op bewyst Pius.dar Expilly de zyne niet van den MetrcpoJitaan, maar van twee aan j die Provincie vreemde Bisfchoppen , verkregen heeft, die hem cok hebben ingeweid. ; Even eens daalt die van uwe .Bisfchopp?n af, van den nog vreemderen , en dan al epgefchor:en Landloper ffmlèt van Ba-bvl i) H § ' jjg  C I2£ ) De Paus bewyst ten tweede dat de huidige Difcïpline, die algemeen en vry oud, en door algemene Kerkvergaderingen beftempeld is, dat recht van bevestigen en infiituite wederom by uitfluitingeheeft vastgehecht, aan de bronne van het Priêfteifcbap den Stoel van Petrus. Hier naar zal hy ons leren dat de Heren Steenhoven en van Rhyn niet meerder bevoegd of bemachtigd zyn geweest als Expilly om deze Dijcipline van-de Kerke te veranderen, en ene vorige- in te roepen. Maar laat 'ons Puis zeiven horen fpreken: „ Dat Ex„ pilly dan wete dat hy zyn eigen vonnis ge„ Ure ken heeft, is ''t immers dat het waar zy % dat de verkoze Bisfchop , in gevolgen het Concilie van N.cée , zyr.e injlitutie ent. 5, van de Met'ropolitaan .moest erlangen, welk „ recht de Metronolitanen van den ■ Heiligen „ Stoel verkregen" hadden , hoe kan hy Ex}, pilly zich dan verbeelden, dat hy Canoni„ kelyk en wettiglyk zoude geinfhlleerd of -gezonden zyn, daar hy de inweiding niet "van den Aartsbisfchop van Tours, ondër welkers Provincie her Bisdom van Quimper hoort, maar- van andere Bisfchoppen ont„ vangen heeft? Is 't immers dat dezen, daar 5) zy onder een ander Aartsbisdom horen, „ door ene Heiligfchendende daad , hem het Bisfchoplyk orden hebben' kunnen toedie,, nen , zeker is het, dat zy hem de jitris„ dipte of gezag-oeffening niet hebben kun„ nen geven , van dewelke zy, volgens de „ Dijcipline van alle de tyden, van alle de „ eeuwen, zelf ten enemaal beroofd waren." Van  C i*3 ) ■Van waar bid nu de nog vreemdere Babyloner Varlet dat recht verkregen; om de. Bisfchoplyke geza^-ot'fLniing , over de Ütrechtfche Kerk •; dié" hy zélf nimmer ooit gehad heeft, aan Steenhoven enz over te-leveren, en die ze vervolgens aan Joannes Jacobus van Rkyn zoude moeten' overgezet hebben ? Maar laten wy Pius voort hooren , „ Ver„ ders zegt de Paus « Pius." „ De macht, Jj om jurisdictie of gezag-oeffening te geven , „ kan ingevolge van de huidige Dijcipline', „ dewelke nu' al vele eeuwen in werkiuge „ is,*' (dus heel lang voor den Babyloner Varlet:),, én door de Kerkvergaderingen, , en zelf door verfcheide Concordaten is bevestigd, in getier wyze, zelfs niet aan de „ Metropolitanen behoren ; want , wederge„ keerd, waar zy van afgekomen was, hoort „ zy by uitfluiting aan den Heiligen Stoel „ alleen \-zoo dat, deze zyn dc eigen woor„ dén van het Concilie van Treme;. [Sesf. 24. Cap.' p de Ref] Heden de Paus van Rosns, uit kracht van zyn Hoogbedienaars„ ampt aan alle en ydere Kerkehunnen 'her., der geve, en dar 'er by gevolg in de hele I, uitgeftrektheid-van de Catholyke Kerke, J gene- wettige inweidir-ge ,< tenzy op het „ 'bevel- van den' Heiligen .Siod verricht kan „ worden." (1) ■ fi RMM»H i ui ■ • . • pq* Zulk -.sï^ls» v VJv , ••->!«?'f-, (O Seiat interea (Expilly) fe fibj ipfi fententiam dixisfe. Si enim verum tu, juxta veterem Difdplmam, ex canone Nks'w , quern U in medium n-ddudt, jttKffoeuicm, cpus cmnino esie, ut deftus ad (ègttmiutti tku- iuw  C 1=4 ) Zulk een bevél heeft Expilly niet gehad, noch zyne inweiders ook niet. Had de Ba* bylonet Varltt zulk een bevél ten voordele van de eerfte Bisfchoppen uwer fcheuringe ? Zeker dat Neen, want zy kregèn een banvonnis op hunne myters , her. was dan ene fcheuring. Heeft Joannes Jacobus van Rhyn zulk een bevéi ten zynen voordelen? Zeker dat neen , want hy en zyn inweider kregen ^een dergelyk han-vonnis; h,et is dan nog ene fcheuring. En het is dan ook zonneklaar r dat zy, geen van allen , langs de deur zyn ingekomen.in den Schaap/lal van Chriftus, maar 'er langs de Ven ft er zyn ingekropen; die deur, die niemand dan de Opvolger van Pe- *b «BB 13 : f N'iU ,s;.,7 . ;, ■ „ trtli lum nanciscendum, per IMetropoIitanum faum confirmaretur^quod quidem wetropolitanumjus a fedis Apoftoüc© juie manabat; qui fieri poterit , ut Canonicè , et legitiïne immiiTum fe puiet Expilly , dum coniecracionem ,.ftiam, non Arcbiepiscopo TuronenfS, cujus fuffragenea est ■Covifopitenfis Ecclefu.,. fed al;is Epifcopis referre debet ac.ceptani ? Hi enitn cum ad alienas Provincias pertineant, fi facrilego aufu pïdirienr potuerur.t eidem conferre, nequivërunt profsftö jurisdiftionem trtbueie , qui ipü quoqae, juxta- omnium statum difciplinam deltituuntur oiiiijiiio. Haec porro jutisdiclionis conferenda poteftas, ex nova difcipïini , a pluribus fseculis jam recepta, a Conciliis Getieralibus et ab ipfis Concoidatis confirmata , He ad Metropolitanos quidem potesr ullo modo attinere, utpote qua; illue reverfa , unde difcesferat, unice refidec penes Apoftolir.am fi-dern ; ita ut bodie, Rcmams Pbntifex, ex muneris Jui officia , Paflores JingulU ecctefiis przficiat; »t verbis utar Concilii Tiidentini Sesf. 24 Cap. 1 de lief. adeoque legitima confecratio nulla fiat in Ecclefia Catholica Univerfa, nïfi ex Apoftolica: fedis mandato. ibid ubi fupra.  C ™5 ) trus openen kan, en die hy voor hen zoo digt heeft toegefetert, was veel te zorgvüldiglyk bewaakt; zy zyn dus langs de venfier, of langs het dak in dien Schaapftal ingebroken. Wat zegt nu Pius van de zulken ? Hier op zegt Pius wederom: „ Maar wat „ zonde men te wachten hebben van zulke „ Bisfchoppen , die niet langs de deut inko„ men maar langs de venfter inkruipen , ja „ wat al onheilen tegen den Godtsdienst zou,y de men niet te duchten hebben van de zul„ ken , dewelke zelf in de firikken van het „ bedrog gevangen leggende, onbekwaam zyn „ om 'er het volk Jtit te redden. Zulken „ dan, wie zy ook zyn mogen , kunnen nooit de macht hebben van te binden of te ont„ binden, want de wettige zending zouden zy ,, niet hebben, en wel aanflonds [Pius bedreist „ hier de Conftitutionelen] zouden zy, door „ dezen Heiligen Stoel, van de Kerkelyke ge„ meenfehap afgefneden verklaard worden; het ,, gene de Heilige Stoel altyd in zulke voorval" len " [van ingekrope Bisfchoppen:] „ ge„ woon is te doen, en nu ook door ene openbare ,, Proclamatie verklaart, ten opzichte van alle „ de verkiezingen van de Ütrechtfche Bisfchop„ pen.- Zie Benediclus XIV. aan alle de Ca„ tholvke van deVerenigde Nederlanden, in zyn ,, Bullarium torn. i. Confüt. II." Zoo fprak Pius tot die zelfde Franfche Bisfchoppen , waar van wy zoo aaufionds fpraken , ia zyn Bre-  ■ C ) Breve vau. ic Maart 1791. CO Dus kunt gy zien myne Broeders, dat hy onder de grondbeginzelen, die hy vastgefteld heeft, de zaak van uwe fcheuring en uwe Clerezie, wel duidelyk en letterlyk, met naam en bynaam, gelyk ik belooft heb te zullen bewyzen , vervat heeft. Wat dunkt u myne Broeders, moet men zyne ziele niet beneden de belanglöoze zaken geplaatst hebben, om haar eeuwig, lot te vertrou« wen, zoo als gy doet, aan het gewaand gezag van zulke luiden , dewelke het Hoge en zeker wettig gezag zoo ftellig, zoo uitdrukkelyk verklaard buiten Godts Kerk verdreven te zyn, onwettig ingeweid, ingedrongen, zonder zending^ en by gevolg ontbloot van de macht van binden en ontbinden, en , ik fchryf al bevende ene zoo fchrikbare waarheid, die by een nader gevolg, ten minden blinde leidsmannen van even blinde fchapen, daar alleen bevoegd (1) Quid autem ab hujusmodi Epifcopis , qui aluindi intrarent quam per offium effct expe&andum , itno quid non limendum in religionem maüqui decyfionis laguco deteniï, nullo modo a deceptione poterunt corrigere populum? (S: Damafus Epift. 3 No, 2) illi certé qualescum que effent, nullam habeient Legandi et folvendi , potiftatem, utpote legitima misfione carentes ? et extra Ecllefias Commionum effe ftatim declararentur ab hse fancta fede. quod femper facere in hujusmodi cafïbus in 1 ufu habuit, idqtie nune etiam publico programmate Declarat, in omnibus Opifcopoduin Uttraje&en Gum E'eetionibas. Beneiiflus XIV. ad Unjyerf. Catbo' in Ftedcrato Belg. Commozan in Epift. Buil: tome 1 Ccnsf. II. Pius VI in Brevi de 10 Martii 1791.  yoegd toe zyn , om deze n*et hun zeiven, in den diepen grafr, van een onberekenbaar ongeluk', voor altyd neder te ftórten ? Hoe tastelyk, myne Broeders, ik ook reeds n liebbc bewezen , dat de Franfche Kerke, in het. beoordelen van de uwe, op het zelfde richtfnoer en hand aan hand met Pius treedt, zullen nogtans, ondanks den indruk, die de befhsfing van zulke ene oude en hoog achtbare Kerk, op uw gemoed heeft moeten geven, uwe diepingewortelde vooroordelen , en uwe met zorg gekoefterde afkerigheid van de Paus en Roomfche Kerke , niet verzuimd hebben intusfehen den vollen bot te vieren, aan de aloude opwerpingen, die men gewoon is u tegen het gezag van den Heiligen Stoel in te boezemen. Hoe dikmaals myne Broedeivn , zult gy al lezende u herünnerd hebben, die lage uitdrukkingen : tegen de Moeder Kerk, dat vncbristelyk Hof, daar men vruchtloos ootmoedigheid en belangloosheid zou zoeken ; en waar zeldenzvare dienaars van Chriftuste vinden zyn; waar men de waarheid en derzelver- verdedigers, dat is de Ütrechtfche Kerke, en hare Bisfchoppen , en hare Clerezie, aan ene Wareldlyke Staatkunde opoffert. Denkelyk zult gy ook al berekend hebben dat alle die Brevés,óiQ ik van Pijs VI. heb aangehaald, al in den zeiven vorm gegoten zyn, waar die Bulle uitkwam, die hy tegen de Synode van Piftoia heeft uitgegeven, en die volgens de Heer van Rhyn zyn Pausdom xeo bezwalkt heeft. Wie weet of gy die Brsves van Pius, niet reeds gerangfehikt zult heb» beu, onder die misflagtn\%. wel onder die grote  C 1*8 ) te misflageti waar van9 door Godts toelating 9 Pius VI. niet bevryd is geiveest, volgens het Utrechtsch Orakel. Wel aan dan myne Broeders, hebt gy uwe vooroordelen , uwe vooringenomenheid geraadpleegd, om niet onbezonne, onder het juk van leerzame gehoorzaamheid te bukken , weigert niet de ftem van de waarheid met ene, even vrye, maar zuiverdere meninge aan te horen, op dat gy u niet pligtig maket aan hardnekkigen wederftand , tegen de aan Godts Kerke verfchuldigde onderwerpinge. Hoort dan myne Broeders en ziet, hoe verfchillig van uwe twee Bisfchoppen, de hele Franfche Kerke, en met haar het hele Catholyk Christendom, die Breves van Pius beoordeeld, en met wat diepen eerbied zy de dezelven naar ene rype ovevdenkinge, en diepgeJeerde , vvyze , en Catholyke beredeneringe, bekrachtigd hebben. Ik heb u in mynen vorigen aangehaald, hoe de Bitlchoppen van Frankryk, door hunne dertig gedeputeerden, hunne Grond-regels en gevoelen , over alle deze moeyëlykheden , aan Pius VI hadden voorgedragen, by hunnen Brief van 10 Ocïober 1790, en gevolgelyk eer Pius noch gefproken had; hoe Pius deze uitbreidinge, met troost gezien en daar in, dewyl van 13» Bisfchoppen, flegts het oud fcheurziek getal, van vier disfidenten plaats had, de leering van de Franfche Kerke erkend had. Hoort nu hoe die zelve Bisfchoppen die Breves bejegend , en hoe zy direclelyk , op dat van 10 Maart 1791. zeven weken daar aan,  aan , te weten op 3 May 1791, geantwoord hebben. (1) Allerheilig/te Vader! zeggen zy, wy „ hebben het Breve van Uwe Heiligheid „ met dien Godtsdienftigen eerbied ontvan„ gen, den. welken de leringslesfen van een „' üpperpriefter, in wien deugd en licht even glinfterende doorftralen , in. een yder moet „ opwekken; van een Opperpriefter, in wien wysheid de kloekmoedigheid opbeurt, en „ verheft boven alle gebeurtenisfen , en hem fterker maakt dan de bezwaarn'sfen die op „ hem rusten. Uwe Heiligheid geplaatst 9, op den Apostelyken Stoel, heeft volkomen■ ?, lyk bezeft, welke de hoogte was van zyj» „ verheven Bedienaarfchap, en welke de uitgeftrektheid is, van die heilige plichten de„ welke wy zei ven met Haar delen en die in 5, de onderfcheide tiappen van de Kerkelyke >, Hiërarchie of Regerings-form , de eenheid ■„ uitmaken van het Epifcopaat of Bisfchopn, fchap. Onze grondbeginzelen zyn de grond" 5- beginzelen van Uws Heiligheid, en zulke „ is. de overeen/lemming van de. overleveringen inde Kerken, zulke de gelykvormigheid van „ het onveranderlyk Depofitum, dat is van den onverhinderlykcn fchat van het geloof, dat de 5, gevoelens van de Franfche Kerke verenigd m.t den (O Ik zal 11 bier naar be'.vyzen dat die zelfde Franfche kerke alle de andere Breves van Pius VI. dié ik reeds aangehaald heb, en die ik'verder aanhalen zal, met den zeiven eerbied ontvangen, door haar oordeel bekrachtigd, en 113 alle de Bisdoamien verkundigd heeft.  X 130 ) „ Hoge» Opperpriefter niet anders zyn, „ e»e trouwe uitdrukkinge , e« onbetwistbare „ getuigenis van het gene de algemeene Kerke, ,, /'« plaatzen van hare hele uitgeftrektheid „ gelooft, é« /« gelooft heeft. Hei ,, f# de hele, algemene Kerke dewelke hier fpreekt „ üfe y?m w« haar Opperhoofd. e« */oor „ ene Kerke ^ lui ft erryker geworden , */oor „ le Depót inakerable de la Foi Catholique que les fentimens de l'Eglife Gallicane, unis au Souvemin Pontife, ne font que les fidelles expresfions £? les ti, Uoignagcs mconteftables de la croyance de l'Eglife univerfelle dans tous les lieux £5? dans touslestems. C'tsT l Lglise entieïe qui parls pau la voix de son Chef et par celle ö'une EoLISE, PLUS I[ LUSTRE PIUT-êTRE dans SE^. d1sgraCES (Jü'hLLE , N' POUVOiT L'^TSü DANS le LOIsC & PAISIBI« couks d-, ses rROsp,;RiTés. .11 n'est plus permis aux ïide- LES. D'tNTRKTENIR d,S DOUTfcS SUR LES DKVOIRS, OUÏ lei/r fonts préfcms de fe tromper par eux mêmes fuf Pabus des Sermens, & fur 1'effec des parjures, & d'allier une Con. frtutton nouvelle du Clergé, que ne pe«t point con/acrer 1 autorité de I Eglife, avec les principes de la religion.dani la quelle la Providence les a fait naitrê, & dans la óuelle ilg «oivént vivre & mourir. i-ettre des Evêques depmés de Frarke aPi* VI. du 3 May 1791, I 3  C 132 ) oorlofd is , zich deswegens aan twyffelingen op ie houden , enz, enz. Is 'er nu een enkelde Bisfchop in heel de wareld verfchenen, die zich tegen deze uitfpraak van Paus en Bisfchoppen verzet hebbe? en gedragen zich niet alle de Bisfchoppen van alle de delen des warelds gelykvormigiyk aan deze lering? Hoe durft gy dus de zaligheid van uwe ziel, van die van uwe kinderen en vrienden, in de handen vertrouwen van die genen, welken door dat hoge gezag buiten het getal der herders, buiten de Apoftolyke zending gefloten, van alle gezag-oeffening ontroofd, gerang-fchikt worden , onder die genen waar .van Chriftus by Joannes aan het tiende hoofdftuk fpreekt. (r) Edog op dat 'er u geen het minfte twyffel overblyve , zal ik u, ftuk voor Huk, deze groote waarheden bewyzen,dat gyl. i°. buiten de kerkelyke gemeente gefloten en van de algemene kerke afgefneden zyt. a°. Dat de inweidingen van uwe Bisfchoppen onwettig en heiligfchendig zyn. 30. Dat zy geen gezag nog vcr- (1) Amen , amen dico vobis, qui non intrat per oftium in ovile ovium, fed afcendic aliunde, ille fqr est & latro. Qui autem intrat per ostium paftoc est ovium. Huic oftiarius aperit . Voortvaar, voortvaar ik zeg ul. zoo tvie niet langs de deure intreed in den fchaapftal, maar 'er langs elders inklimt, de. te is een dief, een moordenaar. Maar die langs de deure in* komt deze is de herder der fchapen, aan dezen opent de deuriewa,irder" den fchaapftal. En wie is deze Poortier ? Petrus en zyne opvolgers. Joann. 10 Hoofd. v. 1. 2. 3.  C 133 > vermogen gehad hebben om de algemene discipline, welke noodzakelykheid zy ook mogen voorwenden, te veranderen. 40. Dat zy by gevolg onwettig en heiligfchendiglyk zyn ingeweid. 50. Dat uit zulke inweiding gene hoe genaamde zending, veel min enig deel aan de Apoftolyke zending voordvloeit. 6°. En dat by gevolg zulke inweiding noch herderlyk gezag, noch kerkelyke gez-ag-óeffeninge, noch de macht van te Leraren , noch die van te binden en ontbinden verlenen kan. Als ik nu bewezen zal hebben dat die zes ftellingen door den Heiligen ftoel geleraard en door de Franfche Kerke bevestigd en bekrachtigd zyn, en dat op ene zienelyke wyze, alle de andere Bisfchoppen die lering aankleven , zult gy dan nog durven twyffelen ? Het eerfte punt is dan dat uwe Kerke uwe Clerezie en gyl. van de eenheid van Godts Kerke afgefneden, in gene Kerkelyke gemeenfchap met den Heiligen- ftoel zyt. Gy hebt genoegzaam duidelyk gezien in het geen ik reeds in deze brief heb aangehaald uit de verfcheide Breves van Pius VI. dat hy uwe kerke voor ene fcheuring, uwe Bisfchoppen als fcheurmakers , en ul. allen by gevolg als afgefnedenen, en buiten de^ Kerkelyke gemeenfchap verklaart, en dat wel op grondbeginzelen die hy vast fielt ter onderrechting van de Bisfchoppen , en Clerezie van Frankryk ,, de„ welke tot hem als tot den algemenen Le. ,, raar en Vader hunnen toevlucht genomen „ hadden, in Tiet jaar 1791, om van hem raad „ en hulp, en die op vaste gronden gebouwde 1 3 „ le-  ( m y tering tg erlangen, dewelke zy met $$gj"& „ ter harte en geweten, zouden kunnen" voj.-" „ gen." (I) Gy hebt ook reeds hier voren kunnen bemerken , dat de Franfche Clerezie in het jaar I^öóvergaderd,uwe Synode te Utrecht gehouden met eenparige ftemmen gedoemd heeft, „ als #, het werk van ene fchismatike Kerke , de„ welke beweert aan de Catholyke. Kerke te b$3, koren, in den tyd dat zy weigert aan des„ zelfs befluiten te gehoorzamen, en beweert de ,, Kerkelyke gemeenfchap met den Stoel van Pe9l trus te behouden, of lchoon zy alle de banckn „ van eenheid en van de Kerkelyke H'ëra3, chie of on-derfchikkinge losmaake, en met „ geweld afbreke." Wilt gy nu zien dat de huidige Kerke, en de Clerezie van dat zelve Fr*nkryk, alle die grondregelen waar op Pius die lering bouwt, die uwe Kerke ZOo beflisfende veroordeelt als afgefneden van de Kerkelyke gemeenfchap met alle haar gezag bekrachtigt, en beftempelt ? „ Uwe grondbéginzèlen zeggen die Bis„ fchoppen aan "Pius zyn de onze. en het „ is dus de hele algemene Kerke die fpreekt „ door de. flemme van haar. Opperhoofd en door ' ,, die (i) S. R. E. Cardinalis Rtipefaealditis , venerahilesque Fratres archi-episcopi & Episcopi.... ut tót tantisque malis occurrerent ad Nosconfugerunt... confiliurnque nostrum & opem poftularunt, tutam agendi normam, in qua conquiescerent, a Nobis exquiiserunt tamquam a cemmuni magiitro & parente. lireve Pii VI. ad Epi^ GalJ. J3 Aprilis, I  C 135 ) die van ene Kerk die nog roemruchtiger door „ hare wederwaardigheden," door een groot getal van Martelaren, en zeer na zoovele beJyders als hoofden, „ geworden is." Dit zou> de voldingend moeten zyn , was het dat gy leerzaam waret. Edog het fchynt wel dat Godts oneirdtlyke goedheid alle de uitvluchten van uwe dwaaimeefters, door de grote Pius heeft willen locfbppen, de Franfche kerke bekrachtigt woordeiyk Ue grondbeginzelen van dien Paus, op dewelken hy u als fcheurzieke van de kerke afgefneden verklaart. Wil men ware Bisfchoppen hebben „ men moet zeggen zy aan Pius, met de woorden van den H. Cypr anus „ die Bisfchoppen zoeken, die verenigd zyn „ met hun Opperhoofd. Het Primaatfchap is „ aan Petrus gegeven op dat in zynen ftoel w het middenpunt der eenheid gefticht blyve.' „ Het is aan hun , die zich van ons affcheiden , te bewyzen, dat zy met Petrus verenigd zyn* En om ook die aloude, kinderachtige, en onberedeneerde uitvlucht van uwe Bisfchoppen , die by aanhoudendheid blyven zeggen: wy scheiden ons niet af, ten enemaal eenftemmig met Pius te verdelgen, voegen zy'er by: „ Het is aan hun te bewyzen dat zy met 5, Petrus verenigd zyn, maar hoe kunnen zy jj, met hem verenigd zyn als wanneer de flemme 3y van den opvolger van Petrus, zich van dien „ zeiven ftoel en uit den fchoot van de ker„ ke van Rome doet horen om onze grond» „ beginzelen goed te keuren, en hunne, dv- lingen te doemen?' (r) Ziet (1) Zie de ooripronkelyke text agter dezen-brieC  C -36 ) Zietgy, myne Broeders, dat de hele Franfche kerke, eenftemmig met de Roomfche en met het Kerke-opperhoofd, uwe gewaande kerkelyke gemeenfchap beflisfende den bodem inflaat, en niet min beflisfende u aan fcheuïing fchuldig verklaart ? Hoe kunnen zy met Petrus verenigd verblyven , welkers dolingen en fcheuring, de opvolger van Petrus,op dien zeiven Stoel gezeten, doemt en veroordeelt? Uwe kerkelyke gemeenfchap mer den Heiligen Stoel, is dan- in de ogaja van alle de Franfche Bisfchoppen , dat'zelve, het genezy in de ogen van den opvolger vun Petrus , en by gevolg in de ogen van Petrus is, te weten, die aloude fchynheilige fchim, die fpeelpop van geveinsdheid , op welke de ketters en fcheurmakers van alle tyden, het zwak gezicht van hunne aanhangeren hebben doen fchemeren, op dat zy de fcheuring niet zouden ontdekken, waar aan zy medepligtigën zyn. Hoe fchoon heeft Pius dien list ontdekt! Hoe krachtdadig heeft de Franfche kerk , en met haar de algemene kerk , die voet-angels ontgraven , en aan' alle ogen bloot gefield! „ De geveinsdheid, zegt Pius , [ik zal den helen text daar Hellen, op dat gy m uwe fcheuring, die der Franfchen, die 'er de narurelyke dogter van is , door een nader kenmerk ontdekke, en in het doem-vonnis van de Franfche fcheuring , uw eigen vonnis erkenne ff De geveinsdheid dan is altyd het eigenaar„ tig en kenmerkend karaCftr van ketters en fcheurmakers geweest; en die ingedrongene „ hebben ook niets zorgvuldiger nagevolgt, „ dan  (13? ) „ dan die nuichelkunst, van in heel hun ge„ doente niets van de fcheurziekte te laten „ zien, maar altyd de liefde uit te hangen, „ alle hunne nieuwigheden , als of zy uit da „ aloude en zuiverdere kerk discipline voord„ vloeiden, te rechtvaardigen, tnhoog-te-zwetzen dat zy met de heilige kerke, en met dezen Heiligen Stoel van Petrus, in oprech„ te en ware gemeenfchap leven." (i) Maar hoe kunnen zy met Petrus of vut den Heiligen Stoel verenigd zyn" roept de Franfche en de hele Catholyke kerke, wanneet de fiemme van zynen opvolger, zich van dien zelfden Stoel, en uit het middenpunt van de kerke' lyke (i) Qtioniam vero proprium femper & peculiare hoereticis Schismaticisque fait fimulatione utij ita hujusmodi etiam intrad, nihil hahent antiquius, quam ut per fimtrlationem populos in errorem inducant, dtim omnes a&us loos quodain quafi velamine charitatis prcetexunt; dum tuentur ac laudant conllitutionis reformationes, perinde ac 15 antiquiori ac puriori Ecclefiaj disciplinae effent aceammodatae;;dtim habere Je jtStdnt finctram cum Ecclefia,, & cum hac Sbn&a Apollolica Jade cummumonen*. Huc fpe,£tarit nunciatoria) tantum epilloUa, qua-;, exempluai prioruni intruforum fequen. tes, alii etiam poTftëtiores ad Nos miTerunt; Huc cohortationes de precibus pro noftra falute atque in columitate fundendis. At hujus-modi conteftationtim officiorumque genus agnofcitur, deprorrpcuni veluti ex archetypo, a nef.irüs fchismaticortun & haïreticorum fc-boiis- Nam legimus Photium fcripfisfe Sanfto Pontilici Nicolao; Lntherum Leoni X. Petrum Paulwn vergeiium junioiem Julia 111. * qui omnes, >dum effingebant. obedientiam & uniouem cum Apollolica fede, qcierebanturque de inficnulata pravitaré eorum doftiinaa, conjundti'm eidém SanÉïè fedi infultabant , pravosque erroros adocebant. Pius VI. ad Epis. Gail. 19 Mart. 1791- I 5  e »3§ > lyke eenheid, uit den fcboot van de Koomfcbs kerke doet horen , om hunne dolingen te doemen, en hen als fcheurmakers te veroordelen a en van de kerke af te fnyden! Ah myne Broeders, zult gy dan nooit eens geloven dat gy om den tuin geleid wordt? zult gy dan nooit in rulke en zoo fprekende trekken, de gedaante van uwe fcheuring, noch in zulk een gezag, de rechtmatigheid van uw doem-vonnis erkennen? Maar laat ons den opvolger van Petrus voorder horen. „ Om deze gemeenfchap met den Heiligen „ Stoel te ge veinzen, zegt hy, daar toe die„ nen die Brieven van aankundiginge van hun„ re verkiezing tot Bisfchop, een kunst-greep, „ dewelke de huidige ingedrongenen geleerd hebben, van de ingedrongenen van de vorige „ tyden. Hier toe dienen ook die openbare ,, opwekbrieven, en vermaningen tot hunne ., aanhangeren, om openbare gebeden voor ons, „ welzyn en voor onze behoudenis, tot den „ hemel te ftuuren." „ Edog men kan gemakkelyk onderfchei„ den, uit welke fchole, en op welke trouw„ loze voorbeelden van ketters en fcbeurma„ kers,die betuigenisfen van aangekleefdheid, ,, die bewyzen van plichten en dienstbaarhe,, den gevormd zyn ; wy lezen immers dat „ Photi-us de eerfte aanlegger van de Griek„ fche fcheuring, in den zelfden fmaak fchreef ,, aan den Heiligen Paus Nicolaus; Luther „ aan Leo X, en Petrus Paulus Ferger de jon- m gere  C ) t gere aan J.ulius lïf. (i) En terwyl alk de» j, ze bedriegers aldus geveinsdlyk affe&eerdcn „ gehoorzaam en onderworpen aan den Heiligen 3, Stoel cn met den zelve:i verenigd te zyn 9 „ waren zy het altyd eens, om dien Apostely- ken ftoel te honen en te lasteren, en daar zy „ zich altyd beklaagden , als of men hun ene. '„ kwade lering aanwreef, bleven zy altyd ver3, dervelyke dolingen aankleven, en leraren.'" Schilderde Rubbens ooit een zoo fprekende. Portrait? Zult gy dan, kunt gy lVlyne Broeders, uwe eigen beeldtenis, dog min de uwe dan die van uwe fcheuring nog langer miskennen, lochenen? kunt gy nog lansier, zonder aandoening, zonder trillen, deze uitfpraken trotzeren ? Het is de Stadhouder van Jefus Christus, het is de grote P.'us, die uit de diepte van zyn graf, of beter die uit de hoogte des hemels, waar de liefde en de wensch van alle de gelovigen, hem reeds menen te zien glinfteren met, de martelkroon verfierd, u dezen laatften blyk yan zyne teerhartigheid toezend. Het gene Pius hier zegt van die drie fcheurmakers en ketters, zeide de grote- H. Aartsbisfehop Cyprianus reeds over meer dan 1500 jaren van de fcheurmakers van zynen tyd, de eeu» (1) Navigare audent, et ad Petri Cathedram, atque al Ec tlefiam principalem , unde unitas facerdotalis exorta est, « fchismaticis et prafanis litteras ferre, nee cogitare eos esfe Ramanos. quorum fides■ Apoliolo pradicante, laudata est, ad fuos perfidia non posfit habere accesfum. E0. 55 arf Corntl. \  C 14° ) eeuwige vyanden van het gezag van den ftoel >van Petrus: Zy durven ook na den ftoel „ van Petrus , en na de Hoofdkerke varen , „ van waar de eenheid van hét Priefterfchap ,, zyn oorfprong heeft. Zy durven 'er ook .„ brieven van de fcheurmakers en onheiligen „ dragen, en niet gedenken, dat het Romy„ nen zyn, welkers geloof, door den Apostel „ die 'er gepredikt heeft met lof verheerlykt 3, is, en tot zvien het wangeloof geen toegang ,, hebben kan." (1) Bezeft dan wel, dat Pius en Bisfchoppen waarlyk de tolken zyn van alle de kerken, van alle de eeuwen. En zult gy dan, myne Broeders, zult gy nog langer met ene wederfpannige leerzaamheid, de vermetele taal blyven aanhoren, van een man, die door zulk een gezag veroordeeld is? van een man, die, op dat een zoo onweerbaar gezag niet meer indruk op uwen geest, dan op zyn hart zou maken, u zegt, zonder ander tegenwigt, zonder andere waarborg , dan zyn ontzenuwd gezag: Dat Pius nu, in d'eeuwigheid , zyne onrechtvaardige vooringenoomheden, beter. ziet. „ Laten wy Godt bidden zegt „; de Heer van Rhyn, dat hy aan Pius VI. geJ5 lieve te vergeeven zoo veele fouten, welke de Jefuiten hem hebben doen, begaan. Laten. wy hem mede bidden, van den Cwer,, ledenen zyne onrechtvaardige vooringenoomj, heden die hy in zïn Hof, tegens onze ker- „ ke (1) Navigare auderK, zie Bladz- 139.  C Hi ) ,,, ke had opgevat, niette willen toereekenen; en naar zyne groote barmhertigheid, al het „ gene men hem, ingevolge die ongelukkige „ vooroordelen , tegens onzen Voorzaat, en „ deszelfs onderhorige Bisfchoppen, en nog „ onlangs tegens ons heeft doen bedryven , gelieve te vergeeten. Oni[lagen van zde „ banden van dat eerzuchtig en willekeu- „ rig heerschend HoF , ziet HY nu beter „ hoe ongegrond de gevoelens waren, die tnen ,, hem wegens ons had ingeboezemd, en hoe op- „ recht van onzen kant de betuigingen . „ van eerbied en de vredekusch, die men hem heeft doen weigeren" Is deze herderlyke brief niet een fprekend bewys van de oprechtheid dier betuigingenvan eerbied ? Maar Pius VI. heeft den' vredekusch geweigerd, dien de Heer van Rhyn hem, met zoo veel oprechtheid had aangeboden..,..! Naar dat ik my wel verzekerd.had, dat ik niet aan'tdromen was, wen ik dit 'as, konde'ikniet genoeg verwonderen de tederheid van dien zoon, teil opzichte van zynen ongehoorzamen en wederfpannigen Vader , de mededogendheid van den pligtigen ten opzichte van zynen,doqr Goddelyke instelling wettigen Rechter, en voor al de onbevattelvke broeder liefde van zyne Heiligheid van Ut~ recht ten opzichte van den ScHEuuEisscrj.ó? van Rome. -. Zoo drukken de Grieken zich uit (f.) die do/ar de (i) Ziet ds Wr'daringen op de Orthodoxe Homclo- '—cia  de Jariféniste Synode van 1763 gedoemd zyn j en zoo fpreekt ook de Heer van Rhyn: „ Laat vns Godt bidden dat vóy van hem , dien hy ons Voor Paus zal geven.... met den Propheet Ifaias tnogèn zeggen: HoeJchoon zyn de voelen van den genen die den vrede verkondigt en preekt, van den MA, of Catechismus van de Schismatil-e Grieken, goedgekeurd door enige Griekfche HeilIuhedkn , pag. 44. Bemerkt ook in de Voorreden van den Verklarer deze opmerkzame lïelling: „ En alhoewel ik... niet alle bewys" byijèbragt hebbe, zoo uit de Goddelyke letteren, als uit „ d? ovsr oude kerk, zo is het nogtans genoeg dat de onbehourlykheid van de bejchuldigende iegenpartyen aangewezen worden, ons aangaande1' [zoo zingen dê Janfenisten ook:] alzoo wy geen toenaam van Merjclien hebben, gelyk de Eu„ tychianeu, Lutheranen, Calvinianen waar dooi- wy als ,, ketters zouden kunnen overtuigd worden" [hier hebben de Jansenisten geleerd hunnen naam a s een fcheld-woordaantezien :] ,, en daar wy gene oorzaak tot Jcheuring gegeven „ hebben, zo zullen alle d,e gene Veede met ons willen „ onderhouden, haar oordeel' [dat van de óver oude Griekfche kerk,] ,, moeten dragen." Hier ziei gy. myne Broeders, waar de Heer van Rhyn geleeid heeft , den vredekusch aan Pius VI op te dragen, onder voorwaarde, dat hy zich wel wagte, van bedreigingen en Banvonnisfen; maar in tegendeel zich fchikke na het oordeel van de nieuwe over oude Ütrechtfche kerk, die 75 jaren oud is, en die hare oude Griekfche zuster en leraresfe, die 750 jaren oud is, zonder bedreig fingen, uit loutere Chriftelyke liefde , niet den vrede kuSch, maar een Doemvonnis op de konen geprent heeften den armen Pierre le Clerc, der Grieken verdediger ; door een Banvonnis buiten de Utreclttjche Eenheid heeft verdreven.  C *43 ) den genen die tot ons komt mei de goede 'boodfchap der zaligheid en niet " gelyk Pius VI en zyne Voorzaten „ met bedreigingen , banvonnisfett , scheuring en twèedragt." 'Er heeft dan wezendlyk ene fcheuring plaatst 'Er is dus tusfchen u en ons gene Kerkelyke gemeenfchap, want alle de Catholyken hangenden Paus aan, dan Pius VI, nu Pius VIL ook bidc de Heer van Rhyn voor ons, zyne verbeelde; broeders, die verblind genoeg zyn om in de sch eueing, welke wy met de Janfenisten maken, het kenmerk onzer gehegtheid aan de Catholyke eenheid te plaatzen. 'Er is dan ene fcheuring; 'er is dan gene kerkelyke gemeenfchap tusfchen ons verenigd met den Paus, die volgens uWe Synode het middenpunt der eenheid is, en ttfsfchen Ul. verenigd met den Here van Rhyn, die volgens de Catholyke Kerk, het middenpunt van ene fcheuring is. Of fcheurin% kan dan met eenheid beftaan, dat is ene onverdeeld de verdeeldheid, of de Heer van Rhyn Ieraart het gene ik bewyzen moest, dat gy buiten de Catholyke gemeenfchap zyt., Laat ons nu het zoo even onderbroken be* Wys hervatten, en alle die gebeden en Griekfche klagten, over bedreigingen, banvonnis/en scheuring en tweedragt van een eerzuch* tig en willekeurig heerfchend Hof in eenmaal 6it den voet ruimen. Ziet, myne Broeders! ziet hier dan ene ftale antwoord voor den Heer van RJtyn, welke hy nimmer verbreken Zal. Hoort- hoe de Bis- fchop-  v 144 Ichoppen van Frankryk zich uitdrukken op § Mey 1791. ' , Nauwlyks hadden wy berichtdat uwe Heiligheid begeerde te:weten, weike de " gevoelens waren van de Bisfchoppen van de " Franfche kerke of deuitbreiding van on- " ze grondregelen wierd aan uwe Heiligheid '" voorgedragen.... Wy hebben "er ons niet " in bedrogen; want onze uitbreiding heeft 3' de goedkeuringe verkregen van uwe Heilig" heid , van de heilige vergader in ge der Cqr~ dinalen, en van honderd veertig zoo Franl' fche ah vreemde Bisfchoppen, welker Dioce" fen zich tot op het grondgebied van Frank„ ryk uitflrekkèn. /Het was waarlyk een zoowysendeugd: ryi: Hoge priester waardig, alle middelen van onderréchting , van bidden en iri„ fchiklykheid eerst uit te putten, en wy zeiven , wy hadden, even zoo wel als Uwe " Heiligheid , gene andere betrachting, dan alle de wegen van toegeveuheid en liefde,- die I, den geest van.de Kerke uitmaken , te begun„ ftigen... en wy wenschten hartelyk, dat alles roe tehrengen, het gene de Godts dienst „ niet verbiedt." (.0 Zul- () A peinenous fumes inftrults que Sa Saintetc defiroit connoitre les fentimens adoptés et fuivis par les Evê.- ques de 1'Eglife de France 1'expofiuon des principes Lui fut préfentée...- Nous ne nous forames pas trompés dans leur expoiition, confirmée par 1'appiobation du Souvertin Fontifet dujacré college, et decent qumante evêques,  Zulke is de ziel, het hart, het gemoed en de liefde van die genen die ul. eenftemmelyk veroordeeld hebben , de Paus Pius en de Bisfchoppen, en niet een voorgewend eerzuchtig en willekeurig heerfchend Hof; ja zulke is ook de overeen, ftemming van alle de Bisfchoppen, dat Pius in de verrukking zyns harte, aldus zich uitlaat tot de Franfche Kerk en Bisfchoppen in zyn Breve tot de zeiven van 19 Maart 1792. „ Dit Breve , dat wy u toezenden, zal u een „ bewys zyn, hier van de oprechte blydfchap, „ daar van de rechtmatige droefheid, welke „ beurtelings myne ziele getroffen hebben, na mate van den onderfcheiden invloed, wel„ ken myn vermaan-brief van 13 April des vo„ rigen jaars, op de verfcheide gemoederen ge„ had heeft... welkdanige deze myne verma„ ningen geweest zyn, is noch aanul. noch aan „ enigen Bisfchop van de hele Catholyke -wareld ^onbekend. Q) Wat tant nationaux qu' éirangers ayarit des extenfions de leurs Dioafes en France. Sans doute il étoit digne d'un Si Sage et vêrtueux Pontife, d'épuifer tous les moyens d'iiiftrtfetioh j de prieres et de cönciliationet nous n'avions, comme lui même d'autre vueetd'autre defir, qne de concourir è routes les' voies de condefcendance et de Charité, qui font dans Pefprit de 1'Eghfe.;.:.. nous defirions de faire tuut ce que la Religion ne nous defendoit pas. (1) Ik wist van dan reeds, door een voornaam Kerkhóofd, die in nouwe betrekking was met Pius, dat deze Paus befloten had, alle deze zyne Breves en uitfpraken, aan alle 4e Bisfchoppen van de Catholyke wareld te doen kennen. K  C 14* ) v Wat myneblydfchapbetreft; daar toe hebt „ Gy, zeer geliefde Zonen, de Cardinalen , #, en gy eerwaardige Broeders, de Aartbiffehop'5 eri Bisfchoppen , overvloedige en gunftige " gelegenheid gegeven door uwe vlyt, ftand£ vastigheid , en on verwin bare kloekmoedig„ heid in zoo vele wederwaardigheden van „ bailingfchappen en Kerkers enz. enz. on„ bewogen door te ftaan. Gy hebt boven dien alle, wanneer men 'er flegts vier al te on» gelukkige Bisfchoppen uitneme , 't zy dat £ gy in 't midden uwer Schapen , 't zy dat \, gy 'er van verwyderd waret, met den vurig„ ften yver, en door de kracbtdadigfte midde- Jen benaarftigd, dat myne Brieven alomme „ verkundigd en bekend zouden worden, op „ dat de gelovigen van alle de Bisdommen, 'er „ zich na zouden fchikken." (i) Ziet gy myne Broeders dat alle die Breves van Pms, waar in uw Kerksken zoo ftellig als ene fcheuring veroordeeld wordt, de inweidin- gen (i) Nova hoe'fitteras quas ad vos damus teftatum vobis facient, quanto ex urm parte noster animus gaudio, ex alia vero afficiatur doiore propter diverfum noftrarum monititnum exitum,... q las quidem monitiones quales tuerint nee vos Jatet, nee ullu> Catnofici orbis ignorat Epi'copus. Ad Gaudium quodattinet, vos imprimis dileclirilii noftri S; R: E; Cardinales ac venerabiles Fratres Arcbiepiscopi et K.pifcooi locuplsriflïmam caufam fuppediraftis.. .•. Omnes (fi qanuor tantum paftores infeliciffimi excipiantur) five prcsienres fiveabfenres maximo ftudio atqae ope aila borafiis ut uoïTtm VuLGARi-NTuR Epifto].s:, utque umverfarum diocefium fideles noftiis monitionibus obfecundarent. Breve Pii VI ad Card. Archie et Epif. Gall. 19 Mart. 1792.  ( '47 ) gen van uwe Bisfchoppen als heiligfehendig, uwe Bisfchoppen zeive ais zonder enige Kerkkelyke gezag-oeffening, zonder macht tot binden en ontbinden, ch zy en Gyl. allen van de algemene Kerk, en van de Kerkelyke gemeenfchap met den heiligen /loei afgefneden , verklaard wordr, ziet gy zeg ik dat alle die Breves door de Franfche Kerk plegtelyk , klaar, duidelyk zyn aangekomen en bekrachtigd, dat zy met zoo veel martel bloed beftempeld, ondertekend geweid j en geheiligd zyn ? Deze P_aus> deze Bisfchoppen verklaren u ftellig dat hunne grondbeginzelen, die. van de hele algemeene Kerke zyn. De Paus zegt u dat zyne Vermaan}rieven en hunne grondbeginzelen, aan alle de Bisfchoppen van de Catholyke wareld bekend zyn ; die van Europa , hebben klaar genoeg gefproken ; die door Herderbrieven, dezen door hun gedrag, de andere door hunne ftilzwygendheid; de Franfche Bisichoppen zeggen u: „ Deze „ grondbeginzelen, die Pius vastgefteld heeft, ,, kunnen niet meer ontkend -worden. Deze „ grondbeginzelen zyn de altyd openftaande ,, fchat, en het algemeen erfdeel van alle de Kerken , wy zyn 'er de houders, de bes} waarders en de uitdelers vswi. „ Het is de hele Kerke die fpreekt door de ~i9 (lemme van haar Opperhoofd, en door die van „ de Franfche Kerke " (i) Ik (\ Peponfe ou lettrc des Eveques de Franco a Fie VI. cn 'date du 3 May 1701. Ces „ Principes re peuvent plus être meconnus.... ils K 2 font  < 1*8 J Ik befluite 'er dus uit dat ik het eerfte punt van myne ftellingen naamlyk dat uw Kerkgenootfchap ene fcheuring is, en dat uwe Bisfchoppen uwePriefters, en Gyl.allen builende Kerkelyke gemeenfchap met den heiligen ftoel, en van de algemene Kerke afgefneden zyt, voldingend bewezen heb. Daar wy dan overlommerd zyn met ene zoo grote xvolk van getuigen lopen wy met vlyt en geduld de loopbaan in , die ons is aangeioezen. (i) En wy hopen dat de Heer van Rhyn zal gevoelen, dat het Gebed, het gene font Ie depét toujours ouvert. et Ie pafrimoine commtin de toutes les Eglifes, nous en fommes les depofitaires, les gardiens et les difpenfateurs... c'est 1'Eglife entiere qui parle par Ia voix de fon Chef et par celle d'uneEglife plus illuftre peut être dans fes difgraces, &c. fl' Ideoque et nos tantan habentes nubem tejlium.... per patientiam curramus ad propofitum nobis certamsn ad Hebree. Cap. li vs. r. • Van wat ilag van getuigen fpreekt Paulus daar? Ziet ze op het einde van het vorige Hoofdftuk. Hy fpreekt van die getuigen , die het geloof met hunne ftandvastigheid verdedigd, en met hun bloed bezegeld hebben. Waarvan 'er ,, enigen ten fpot gefield , en om het geloof gegees,, feld, boeyen en Kerkers hebben ondergaan, andere ge,, ftenigd , aan (lukken gezaagd , door het Zwaard be,, proefd en omgebragt zyn; andere in de armoedigfte klederen hebben moeten rondzwerven, gebrek benouwd,, heid en kwelling hebhen doorgedaan; zy, welken de ,, wareld nkt waardig was te bezitten, dwaalden in woe„ ftenyen, fchuiiden in fpelonken , en onder; ardfche kul„ len." En zulken zyn ook juist die getuigen, waar op ik my beroepe, Pius VI. en de Italiaanfche , Franfche, Nederhmdfche en zoo vele andere Bisfchoppen.  ( 149 ) gene hy zoo yverig voor ons ftort, ttèzwaarlyk door die wolk zal doordringen." Laaien wy God bidden zegt de man, „ laaten wy van hem zodanig een Paus verzoeken, als vetreischt— het belang van onze verdeelde „ Broeders, die verblind genoeg zyn, om in de „ fcheuring, welke zy met- ons maken , het ken,, merk hunner gehegtheid aan de Catholyke „ eenheid te plaatzenl" Daar de Paus het middelpunt dier eenheid is, zegt dezelve man onmiddelyk daar aan. Nu dan ik heb u dien Paus voor de oien gebragt, verenigd met alle de Catholyke Bisfchoppen. Dezen Paus eerbiedigen, en aan hem gehoorzamen wy met alle die Bisfchoppen. Deze Paus en die Bisfchoppen erkennen ons , als hunne kinderen, als hunne broeders; zy keuren onze lering goed, want wy nebben gene andere dan de hunne ; wy erkennen hen als onze Overlten , als onze Vaders; wy eerbiedigen hun gezag, en kleven hun geloof en lering aan; wy wonen hunne Godtlyke dienften by, en zy de onzen; de Paus heeft ons onzen Bisfchop gezonden, op zyn bevel is hy ingeweid ; deze heeft ons onze, aan hem onderhorige Herders en Kerk-bedienaars gegeven. De Paus gevolgelyk en alle de Catholyke Bisfchoppen erkennen onzen Bisfchop, onze onderhorige Herders, hunne lering, hunne Sacramenten. Zulke is de Kerkelyke gemeenfchap die wy met dat middenpunt en met alle de Kerken onderhouden in de eenheid des geloofs , onder dezelve algemene wetten, en door de banden van Christelyke liefde verenigd. K 3 Ziet  ( i5o > Ziet daar, myne Broeders, de tytels wagc op wy het kenmerk van onze gehegthé/d aan de Catholyke eenheid grondvesten. Wy zyn te ryk in tytels en getuigen, en niet half bot genoeg om eenheid door verdeeldheid, re bewyzen ! Het is waar wy houden gene Kerkelyke gemeenfchap met ul. maar om ene zeer verfchillende reden, geen zins om dat wy met Ul. enz fcheuring maken en in deze het kenmerk onzer gehegtheid aan de Catholyke eenheid plaatzen ; maar om dat gy nergens in de hele uirgefixektheid van de Catholyke Kerke te vinden zyt. Er is maar een Bisfchopsdom, zegt de Heilige Cyprianus, uitgebreid door de menigte van Bi* • Jchoppen verenigd in het middenpunt, dat de fioel van Petrus is. Vraag ik daar, waar de Heci van Rhyn is, de Aartsbisfchop van Utrecht door Godts Voorzienigheid, Petrus antwoordt my door de ftenrme van Pius: Hy hoort hier niet t'huis; hy heeft geen-deel aan myn Bisfchopsdom, hy heeft het van my niet verkregen , dus ik vind 'er hem niet. Ik zoek links en regts, alle de Bisfchoppen zeggen my: Petrus kent hem niet; hy hoort onder die nieuwe Apofiels , daar Cyprianus van zeide : dat zy niet op de inrichting van Chriftus maar met geweld ene menfehelyke Kerk pogen te plichten; ik loop de grenzen, de zomen van de Kerk rond, en hy is 'er niet, overal zegt men my gelyk Cyprianus, gelyk Pius, gelyk de Franfche ea alle de andere Bisfchoppen: // faut chercher les Evêques unis a leur Chef. Zookt gy een Bisfchop? Gy moet hem by het Opperhoofd van de Kerk zoeken , daar zyn zy allen verenigd, die waar-  C 151 ) die waarlyk Bffchopzyn. En ziet myne Broeders, ik heb het u zoo even zélf doen zien, doen horen, daar hoon hyniet. Waar moeten wy hem, Waar moeten wy ü dan zoeken, om in Kerkelyke gemeenfchap met u te leven ? Buiten de Kerk ? Dat mogen wy niet. Dat mogen wy volgens uwe eigene grondregelen niet. Houdt gy Kerkelyke gemeenfchap met de afgefnedene Grieken ? Hebt gy ze onderhouden met den armen Pierre Le C/ercnzzz zyn Banvonnis? Oordeelt hier op myne Broeders hoe geleerd de aanteiging van den Heer van Rhyn tegen ons, en hoe rechtzinnig zyn gebed voor ons is. Ah dagt ik op goede Vrydag , wanneer ik deze aanmerking maakte, had liever de Heer van Rhyn, dezen ochtend, toen de Catholyke Kerk voor de fcheurmakers bad-, met een leerzaam hart gezongen: Fleclamus Genua. . Laat ons nu een woordje zeggen over hunne gewaande onderwerping aan de uitfpraken van de Kerk, 'c zy zy vergaderd, 'tzyzyverfpreid zynde fpreke , en over de Catholiciteit van hunne lering. Hoe lang myne Broeders, hebben uwe Bisfchoppen u de ogen met zulke leuren geblind, op datgy, noch hunne fcheuring zoudet zien, noch het banvonnis vrezen daar gy mede onder legt? . Wat de Catholiciteit hunner lering betreft, Bemerkt hier op, dat noch gy , noch ik, noch enig Catholyk ons aan het onderzoek derzelver moeten ophouden; is zy kettersch of is zy het niet, dat raakt ons niet. Zy zyn buiK 4 ten  C 152 ) ten de Catholyke Kerk, zy leraren buiten die Kerk. Ik moet my met hunne lering niet bekommeren. Als ik wete waar de ware Kerke is, dan wete ik waar de ware lering is, waar de ware Herders , de ware Sacramenten zyn : wat raakt my dan wat die genen , die 'er buiten zyn , verrichten of wat zy leraren? ' Het is niet door de waarheid van zyne lering , dat een Leraar de Apojloliciteit van zyn bedienaarsampt bewyzen moet, maar door j de Apojloliciteit van zyn bedienaarsampt, kan I hy de Apofloliciteit de Catholiciteit van zyne lering bewyzen. Die buiten de Kerke is, is buiten preuve en buiten gezag. Zoo redeneerde de aloude Kerkevaderen van de eerfte eeuwen. Zy begrepen dat het genoeg was om de ketters en fcheurmakers van hunnen tyd van den Kanzei te verdryven, ja zelf om hunnen Kanzei te verbreizelen , dat zy bewezen , dat zy buiten de ware Kerke waren. Op dezen grondregel fchreef de H. Cyprianus ontrent het jaar 250 „ Novatus " heden zou hy zeggen Joannes Jacobus van Rhyn , „ is in de Kerke niet, vermits hy, ondanks de „ Evangelifche en Apoftolifche overlevering, „ uit zyn zeiven geboren is, zonder aan ie„ mand op te volgen, (i) nu dan die in de „ Kerke ftl Joannes Jacobus van Rhyn is in het Bisfchopfchap van den Babyloner voordgebragt, maar daar deze zonder opvolging, en flegts een Rover een wettiglyk onterfde was, kop hy het erfdeel der Apostelen aan zyn kleinzoon Jo-  C «53 ) „ Kerke niet wettig ingeweidis, kan de Kerke ,, niet hebben, want de Kerke kan buiten haar „ zelve niet zyn, noch tegen haar zelve verdeeld „ zyn, maar zy behoudt altyd de eenheidvan een onverdeelbaar huisgezin.... Wat raakt bet ons dan welke kettery Novatus heeft ingevoerd? „ Wy moeten niet nieuwsgierig zyn om te weten „ wat by" of Joannes Jacobus van Rhyn,9 „ Leraart, vermits hy buiten de Kerk leraart". (a) Zoo fprak men in de eerfte eeuwen , zoo leraarde de aloude Kerke, zoo leraart zy nog heden door haar Opperhoofd de grote Pius, door de Kerke van Frankryk, die verenigd met dat Opperhoofd, ons de lering van alle de andere Kerken dat is die van de Catholyke Kerke onbetwistbaarlyk voordraagt* Was dan de leriage van den Heer Joannes Jacobus van Rhyn en die van zyne aanhangers, anderzins onberispelyk, hy myne Broeders hy is geen Apoftolyke geen Catholyke Leraar , noch zyne lering is Caiholyk noch Apollolyk. Uw Synode zelve leert ook duidelyk: „ dat de Joannes Jacobus van Rhyn nief doorzetten, veel min hem opvolger of erfgenaam van Willibrordus maken, op welkers akker hy nooit noch eigendom , noch gezag gehad had. Deze woorden van Cyprianus, die het gevoelen van de alge.nene Kerke uitdrukken, bewyzen alleen genoegzaam, bet volgende punt dat ik bewyzen moet, en ook het derde, de onwettigheid uwer JBisichoppen, en de nietigheid van hun gezag. (a; Epift. 52 et 76' Sti Cypriani. iv 5  < i54 > # de Christenen Grieken die der Kerke eenheid „ gefcheurd hebben, en in deze fcheuring volhar„ den, het zy dat zy het ware en oprecht ge„ loof beiyden, dan niet, waarlyk en eigenlyk }3 fcheurmakers zyu." (O i Edog myne Broeders misgrypt u niet losfelyk , op het ftuk van die gewaande zuivere lering. Het fchcelt veel, dat zy onberispelyk ja zelf dat zy ene Orthodoxe lering zy. Waar moet men de lering van ene Kerke opzoeken? Nergens zekerder , nergens onveryalschter dan in hunne Synoden en Bisfchoplyke herderbrieven, enz. enz. Nu dan hunne Synode die van 1763 is naamlyk door heel de Kerke gedoemd , gelyk ik bier voren bewezen heb ; kleven zy ook niet opentlyk de lering van Janfenius aan, die zy weigeren te doemen ? Wat al zwarte voorwendzeis hebben zy niet uitgezogt om de lering van Quesnel tegen het Kerkelyk doerovonnis hardnekkig te verdedigen? Hoe bitterlyk hebben zy de Bulle Unigenitus en de Bulgezinden niet uitgekreten ? Met wat hardnekkigen tegenftand en afkeer verfoeyen zy ze nog tot op heden? Wat en hebben zy al niet aangewend om de üemme van de toen zynde Franfche Bis. ichoppen te doven? zy hadden gene genoegzame vryheid in hunne beramingen gehad, 'sKo- rj) Chriflianos Graecos, qui hanc unitatem difciderunt, et 'in hac fciilione perdurant , live veram et Orthodoxam profitcantur, live pon , esfe vere et proprie fcismaticos Sya. Uitraj. p3g. 64.  ( *55 ) 'sKonings gezag en wetten hadden de Bisfchoppen overheerscht, enz. maar hoe \ erdigt, hoe kwaadaanig deze uuvindzeien ook mogten zyn , heeft nogtans de Franfche Kerke , kort naar uwe Synode van 1763, te weten in het jaar 1765 en 1766 vergaderd zynde, met eenparige Hemmen uwe Synode gedoemd, ,, ui ti even eenftemmig verklaard , dat de Bulle Unigenitus als een leerstellig oor?, deel van de Kerke motst gehouden wor- den : Tamquam Judicium dogmaticum 5, habendam eJJ'e, en dat daarom cie algemeene „ Encyclike Brief van Benediblus XIV. van 16 Oétober 1756 door alle de Bisdommen „ van Fiankryk zoude verkundigd wor« „ den." (1) Gy kunt daar ook zien naamlyk (Seance i34-'pag- 325- en Seanc. 135 pag. ^$0 Hoe het Parlement van Parys , yder weet hoe het van over lang den Janfenisten was toegedaan , deze befluiten van de Clergé door een Edict geiuppiirneerd, en den druk derzelver verboden heeft; maar door de ftandvastigheid van de Bisfchoppen , heeft de waarheid gezegenpraald, onder de befcherming van.den Koning, die het Decrêt van het Parlement vernietigd heeft. Ziet daar dan die verfoeyelyke Bulle , die volgens uwe gewaande leraren, de lering van Au- ri) Zie Aftes du Clergé de France ad Ann. 1765. Seance 25 pag. 94.. Parag. Li Deliberation. Zie de Aanfpraak van Pius VI. lot de Cardin. in Confl" fiorio Secreto 26 Septemb. 1701.  C 15* ) Auguftinus, die van de aloude Kerke, ja die van Paulus zelfs doemt. Waar is dan die zoo hooggezwetfte onderwerping , aan de befluiten van de Kerke in geloofszaken en zedeleer, het zy dat zy vergaderd het zy dat zy verfpreid zynde fpreke? En wanneer ik u nu daarby nog zal bewezen hebben de valschheid hunner lering over de wettigheid der Bisfchoplyke inweiding , over de eenheid van het Priefterfchap, over de wettigheid der zending, en van het Bedienaarsampt, over de algemene Kerkelyke Difcipliné en de macht van deze te veranderen, wat zult gy dan nog aan de Franfche Kerke of beter wat zult gy aan de hele Kerke te antwoorden hebben als alle die Bisfchoppen tot u zeggen : „ Het is aan hun die door zulke lering zich van „ ons affcheiden te hezvyzen dat zy met den ftoel ,, van Petrus verenigd zyn. Maar hoe kunnen ,, zy met hem nog verenigd zyn wanneer de ftemme van zynen opvolger zich van de hoogte ,, van „ dien zeiven ftoel en uit het middenpunt van „ de Roomfche Kerke zich verheft om onze „ grondbeginzelen goed te keuren en hunne dolingen te doemen ? " (j} En Cij C'est a eux qui fe feparent de nous, a montrer leur union avec faint Pierre. Comment peuvent ils être unis avec lus', quand Ia voix de fon fuccesfeur 'seleve de cütts mcme chaire et du fein de 1'Eglife de Rome, pour approuver nos principes et condamner leurs erreurs t Reponfe des Eveques de France, 3 May 1701 * Pie VI,  C -S7 ) En wat moet ik doen om hunne dolingen over de zoo even aangehaalde voorwerpen te bewyzen ? niet anders dan u voorftellen wat de Kerk 'er van leraart, en wat zy doen, by voorbeeld wat de Kerke leraart over de wettigheid der Bisfchoplyke inweiding, en hoe zy d& hunne verrichten. De Kerke leraart: dat het recht van Bisfchoppen te bevestigen alleen aan den Paus toekome, dat zonder zyne goedkeuring zonder zyn mandaat alle dergelyke inweiding heilig fchendig is. Na dan uwe Bisfchoppen van Steenhoven tot aan den lieer van Rhyn zyn regtsftreeks tegen deze lering ingeweid. Dezelve tegenfireving van hunnen handel tegen de lering van Godts Kerk, zult gy op iedere uitbreiding die hier gaan volgen kunnen opmerken, enige zal ik u aanduiden, de andere zult gy kunnen tasten. Daar nu ongetwyfeld hunne lering op zulke en zoo gewigtige ftukken overeenftemt met hunne daden, zult gy moeten befjuiten dat zy betrekkelyk tot die voorwerpen, dolingen leraren ftrydig tegen de lering van de Catholyke Kerke. Nu fpreekiknoch nier van die heilige ftrengheid, of beter van die ruime heiligheid van hunne zedeleer, die ik in het twede ftuk degelyk ontwikkelen, en onderden ftaf van Petrus voor goed doorhalen zal. Wy zullen intusfehen een nader onderzoek doen over de wettigheid der inweiding van uwe Bisfchoppen, over hunne Kerkelyke gezagoeffening , macht van binden en ontbinden. Ik zeg een nader onderzoek , want het gene ik in dezen brief reeds daar over gezegd heb, heeft vry  C S*8 ) vry klem genoeg, om een oprecht gemoed te overtuigen, edog zal ik nog nadere bewyzen bybiengen, om ook de hardnekkigen ten minften te doen zwygen. Bemerkt dan myne Broederen. 1? Dat de grote Pius in-zyn brief aart den ongelukkigen Cardinaal Aartsbisfchop Lominie, hier voren aangehaald. Leraart „ dat in gevolge het Con„ cihe van Trente , het recht van een Bis„ fchop te inftitueren en te bevestigen , by 3, uitfluiting en alleen toekome aan den Paus „ van Rome , en dat niemand van de Bis„ fchopp/n, zelfs geen Metropolitaan vermoge „ zich dat recht aanteraatigen." Jus q :od urn» cè fp:CÏat ad Apoftolicam feüem Juxta Concilii Trfdentini S'aniïiones, quodque arrrogari fibi a nemine potest Epifcopnrum ' aut metropolitanorum> De Paus ieraart daar by ,, dat hy in het overftaande geval uit kracht van zyn hoog „ Apoddyk Btdienaars-ampt gedwongen zoude zyn, den Bekrachtiger, ware hy*ook Me,, tropolitaan , en den nieuw bekrachtigden of „ bevestigden Bisfchop, beiden als fcheurrna„ kers te verklaren :" Quin nos illo, quo fun* gimur Apoilolici officii munere, declarare cogamur fchismaticos firnul esfe, tam eos qui confir* mant, qvam eos qui conflrinantur, nulliufque roboris futuros illos aéhis omnes: ,, dat al wat „ zy hier in verrichten zullen , krachtloos en ,, van onwaarde zyn zal." Bemerkt ten tweede: dat Prus, tegen Expilly hier voren geleraard heeft en bewezen: i° „ Dar die Difcipline., die aan den Paus de ., injlitutie of bevestiging der Bisfchoppen, by uit-  C *59 ) uitfluiting weder geeft, vele eeuwen oud, en „ door algemene Kerkvergaderingen bevestigd is. s, tde Dat, door deze Difcipïine, de Aartsbis„ fcboppen of Metropolitanen van dat recht van „ inflitutk of bevestiging der nieuwe Bisfchop„ pen, ontheven zyn. „ 3de Dat het door de „ Difcipïine van alle de eeuwen onveranderd 5, en. zeker is geweest, dat gene Bisfchoppen „ aan nieuw verkozenen van ene an.iere Pro- vmcie, de bevestiging of enige jurisditlie of gezagoeffen:ng ooit hebben kunnen geven , of fchoon zy ze door een heiligschendxg „ bestaan," gelyk den Babyloner Varlet de Voorvaders van Joannes Jacobus van Rhyn , hadden durven inweiden." Bemerkt 4de Dat Pius ondervraagt zynde door een zekeren JeanGuegan Reclor van Pontivy , wat hydoen moest, wanneer zyne Medeburgers hem pramen mogten, om zich wc Bisfchop van Vannes in Frankryk te laten aaullellen en inweiden, Hier op zegt: „ De antwoord „ vertoont zich van zelfs, zulke aanftellir.g, „ zulke inweiding kunt gy niet vragen , die „ kan noch Bisfchop noch Metropilitaan zon,, der ene afgrysfchelyke euveldaad en heilig' 3t fchendinge u toeftaan, ten zy de Kerke van 3, Vannes wettiglyk van haren Opperherder be„ roofd ware, 't en zy gy alvorens, Öanoni* „ kelyk volgens de wetten van de Kerke daar „ toe verkozen waret, het gene in uw geval ,, zoo niet is, en, 't en zy ons dpoflclyk be- vel of mandaat, waar. uit alle Kerke,, lyke Zending voordvloeyt, 'er by kome. „ in dier voege: dat al, waar ene inwéidinge „ zon-  ( 1*0 ) „ zonder deze drie wezenlyke voorwaardens verricht wordt, de ingeweidé, behoudens en behalven de heiligfchending, waaraan hy pligtig wordt, zonder eni^e macht zonder juris» „ ditlie, of gezagoeffening blyve, en al wat hy in dit vak moge doen of'verrichten, ten ene- „ maal onbgstandig en van onwaarde „ zy." (1) Stelliger kan men geen grondbeginzel voorftellen : nu deze grondregel is door de hele Franfche Kerke, gelyk ik u reets bewezen heb en nog woordelyk bewyzen zal, en door de hele Kerke erkend. De algemene onderwerping van alle de Bisfchoppen aan dezen regel, is op zich zelve een voldingend bewys van die algemene erkentenis. Ook zal de zoogenaamde Ütrechtfche Clerezie zich heel wel wagten , van in de hele uitgeftrektheid van de Catholyke Kerke , een enkele Bisfchop , 't zy hy Primaat, Aardbisfchop , Keurvorst of Souverein moge wezen , aantewyzen , die zonder Pauzelyke bevestiging, of zonder Pau- ze- .', (r) Refponfio fané in prompfu est id enim fine horribili facrilegü crimine nee peti nee prasflari poteftfcquo-». quam Metropolitano aut Epifcopo, Nifi fuo paftore rite careat Ecdefia, nifi eleétio canonica, qua; tibi omnino deest, antecedat , et nifi noftrum mandatum Apoftolicum adfit , ex quo canonica misfio proficiscitur; ita ut ubi aliter ordinatio fiat, praeter facrüegium, quo qui ordina. tur inficitur omnis ab eo abfit potestas et jurisdictfo et quicumque ab eo aftus perfkiuntur, irriti fint nullius'que valoris. Ziet het Breve van Pius VI van 30 Maart 1791.  C 1*1 > zelyk Bevel of Mandaat geinjlitueerd of iri geweid zy. Maar wat zyn dan uwe Bisfchoppen , wat is uwe hele Clerezie, zoo men ze op dezen onbetwistbaren toetfteen brenge? Openlyk , zonneklaar, heiligfchendig ingeweidden, zonder zending, zonder gezag, zonder jurisdiclie, zonder macht tot leraren of tot binden en ontbinden. Want openlyk , van Steenhêven te be- ■ ginnen tot aan en met den Here Joannes Jacobus van Rhyn is 'er geen een op 's Pauzen bevesügiaggeinfiitueerd, geen een ingeweid uit krach t . van het ApoilolykPauzelykw/öWö^, wezenlyke voorwaarde , en het enige bronader van de eenheid van het Priefterfchap, en van de Canonike zending. Ex quo canonica misfio proficifcitur. Zoo dat al wat uwe Bisfchoppen van Steenhoven tot en met den Heer van Rhyn en zyne fect-en myter-gezellen , in dit vak gedaan of verricht "hebben , behoudens de betiigfchen.ding, waarmede her? hunne inweiding beraodderd heeft , onbeffandig en van onwaarde is, en zy nooit noch kerkelyke macht, noch gezag, noch jurisdiclie gehad hebben. Ita ut ubi aliter ordinatio fiat prater facrilegium, quo qui ordinatur inficitur, omnis ab eo abfit poteflas, & jurisdiÜio, Ö" quicumque ab eo perficiuntur ablus, irriti fint nulliusque valoris. Deze grondbeginzelen leraart Pins even ftellig zoo in zyn Breve van 10 Maart van het jaar 1791,gefchreven aan de Bisfchoppen vanFrank* ryk, en aan alle de Bisfchoppen van de hele wareld bekend, als ook in zyn Breve tót. L de-  C *6i ) dezelven van 13 April, van het zelve jaar, en even wareldkundig gemaakt, waar in hy meermalen en in de nadrukkelykfte termen , i die grondbeginzelen beflisfende daarflelt. ' En op dat noch gy noch eenige kwaadaartigen herhalen de fnode en vèrfoeiielyke uitdrukkingen van den Here van Rhyn, als of Pius nu in de eeuwigheid beter onderricht, van zyne mhfiagen wedergekeerd, de onrechtvaardigheden nu erkenne, die men hém in dat eerzuchtig willekeurig en overheerfchend Roomfche Hof, tegen hem en zynen fcheurzieken hoop had doen plegen , ftelt de verre vooruitziende Piüs, i°. „ Dat hy niet heeft wü„ len fpreken, voor en aleer de Franfche Bis„ fchoppen,die heel de zaak onder hunne ogen „ hadden, hunne gevoelens aan hem zouden „ kenbaar gemaakt hebben , en hem zouden .„ opgeven alle de middelen van infchikkelyk„ heid, die zy zouden kunnen uitdenken, en „ die hy bereid was aan te vatten, om de wen„ fchen van de Franfche Natie, zoo verre zy„ ne macht zich uitftrekke , te bevoordelen „ wanneer men maar het Catholyk leerftuk\ en de algemene Discipline onverhinderd be„ waarde." Utii, quorum oculis res ipfa obverfantur Episcopi nabis defuper agendi rationem quamdam exhiberent, ft inveniri fortasfe poterit, d Cetholico dogmate, disciplindque univerfali minimê disfcntamam. a°. „ Dat hy aan de Koning had verzogt „ dat hy de Bisfchoppen zoude daartoe aan„, moedigen, en vervolgens zelf de Bisfchop- » pen  ï| peil direételyk daar toe had opgewekt." (i) Gy kent, myne Broeders, de Vryheden gelyk men ze noemt van de Franfche kerke, kon Pius nu minder dwingiand , meerder Vader zyn , kon hy meer vrydom laten? en ziet de bisfchoppen van Frankryk zeggen hunne gevoelers, en deze ftemmen eens met de grondregels die Pius vasrftelt , en die uwe Ütrechtfche fcheuring zoo doodlyk onderdolven^ het zyn die grondbeginzelen die de Franfche Bisfchoppen met eenparige ftemmen aan den Paus voordragen, en waar over zy zyne nadere Apos* tolifche uitfpraak inwachten. „ Getrouw ge„ bleven j" zegt Pius, „ aan het geloof en „ aan de lering hunner voorvaderen , en ge,} kleefd, gelyk die, aan den Stoel van Pe„ trusi hebben zy hunne rechten verdedigd, ,, hunne bedieningen en plichten waargenoj, men, de nieuwigheden tegengegaan, ons „ oordeel afgewacht, om op zekere ftappen te „ treden, zy hebben maar ene ftemme, maar ene belydenis, gelyk 'er maar een geloof, „ maar ene overlevering, maar ene discipline j, is. (a) Uwe grondbeginzelen, allerheilig- (i) Breve ad Episcop. Gall. 13 April 1791. Zie ook de Brieven van Pius aan Lodewyk XVI. (2 Magnam prstulcrunt animi conftantiam in Servando dogmata Doclrinaque fuorum prsdecc-forum , inheerendo prima; carhedra; Petri, in fuis exercendis tuendisque juribuï in adverfando novitatibus, in noftrum expeétando refpo"fum, unde quid agendum fibi esfet agnoscerent, una eorum omnium vox fuit. una confesfio ficut ur.a fides est unaqne tra•ditio & discipline Brev.ad Epis. Gall. 10 Mart 179U L %  C *4 ) ligste Vader, zyn onze grondbeginzelen Het is de Hele kerke, die fpreekt door de ftemme van baar Opperhoofd, en door die van de Franfche kerk. Zoo fpreekcn zy eenftemmig. Nos principes font fes principes... e'est V Eglife entiere qui parle, par la voix de Jon Chef & par celle d'une Eglife, plus illuftre &c. 3°. Pms die lang gekend had, dat de Janfenisten en, op hun voorbeeld, de Philofophen, die grondregels aanzien als geweldenaryën van het zoogenaamde eerzuchtig willekeurig en overheerfchend Hof van Rome, wilde in dit geval, de gevoelens der Bisfchoppen niet te voren lopen, op dat noch de Philofophen, die van de Janfenisten hebben geleerd de Pauzelyke waardigheid en gezag te verfmaden, nóch de fcheurzieke dogter , van de Ütrechtfche moederfcheuring, voordaan den eenvouwigen meer met zulke lasteringen zouden verblinden. Edog, om alle uitvluchten en kromme wegen met een dag- en nacht flot toe-te-feteren, zullen wy PiUs zeiven laten fpreken ; Hoort dan hoe hy zich deswegens aan Ledeivyk XVI. in zyn brief van 10 Maart 1791 uitdrukt: „ Daar wy dus onze uitfpraak een wyl moes„ ten vertragen, waren wy vergenoegd , dat „ by dien middel, ons oordeel de gevoelens „ van de Biifchoppen niet voor kwame , hier „ door wierdt aan de hedendaagfche Philofo„ phen, dewelke onze waardigheid altyd te„ genflreven , alle gelegenheid tot lastering „ ontnomen , als of die gevoelens flegts de i, onze, " en niet die van de Kerke ,°, wa- „ ren,  C ï*5 > „ ren, daar het nu bleek, dat een zoo aan„ zienlyk getal van Godtvrezende en geleer„ de Bisfchoppen, die gevoelens van zelfs „ ongedwongen en op hun eigen oordeel had3, den voorgedragen. Hier werden ook de „ fcheurzieke gedwongen te bekennen , dat „ de Bisfchoppen, die zich tegen hen yerzet„ teden, genen anderen invloed dan dien van „ de waarheid en van de ware princtpa ot „ grondbeginzelen gevolgd hebben." O) Zie daar d;en zoo bezwalkten Pius , die volgens den Here Joannes Jacobus van Rhyn de fpeelpop van een eerzuchtig, willekeurig* heerfchend Hef zynde, aan deszelfs wareldjche ftaatkunde de waarheid en derzelver verdedigers heeft opgeoffert, naamlyk hem de Heer van Rhyn zeiven, en dat, om dieswille dat hem Pius volgens die, zoo onbetwistbare grondbeginzelen van de Kerke, behandeld , in zyne fcheuring verhinderd, en u de ogen geopend heeft. Verliest bid ik ul op 't ernftigfte, verliest niet uit het oog dat die grondbeginzelen , de- CX) Dum igttur cunéhndum nobis erat.facile patiebamur utfententia noftrl episcoporum fententias non prsyenire. mus...- ita enim fiebat, ut hodiernis pbilolophis oignitati noftr* adverfantibus omnis eriperetur ratio calummandi, tamquam a nobis profeftos fenfus, quos magnus piorum ac doftorum antiftiturh numerus fua fponte fuoque judicioproferebat; atque refraaarii ipfi , re ipfa fateii compellerentur, episcopos non aliis esfe, nifi folii veritatis principus ad reelamandum induftos. Brev. Pil VI. ad Lud. XVI. Reg. Fran. i« Mart. 1791. L 2  ,C 166 ) dewelke bewyzen dat gy buiten de Kerkely. ke gemeeiiichap met den Stoel van Petrus tn van de Catholyke Kerke zyt afgefneden , dat uwe Bisfchoppen hei'igfchendig en onwettig ingeweid , noch zending , noch gezag, noch jurisdictie, of gezagoeffening, noch macht tot binden en ontbinden noch enjg recht tot het Kerkelyk bedienaarsampt hebben, en dat alle hunne verrichtingen in dat vak, ydel, onwettig, onbeftandig, van onwaarde zyn» nu ontegenfprekelyk van den Stoel van Petrus afgekundigdj door de Franfche Kerke openb&arlyk aangenomen, bekrachtigd en met zoo veel bloed bezegeld , door dien zeiven Stoel van Petrus en door die zelve Bisfchoppen als de lering van de heilige Catholyke Kerke „ uitdrukkelyk verklaard zyn. Gedenkt 'er by dat ik u hier voren uit de woorden van Pius aan de Franfche Bisfchop-pen, bewezen hebbe, dat geen een Bisfchop van de Catholyke wareld onbewust is geweest van alle die Breves of Brieven van Pius, die de Franfche Bisfchoppen ook door alle de bisdommen van dat gemenebest hebben doen verkundigen , dat alle de Bisfchoppen van zeer na geheel Europa openlyk die uitfpraken aankleven, zonder dat 'er een enkelde wettige Bisfchop van heel de wereld 'er zich tegen verzet hebbe. Het is dan een leerftuk van ons geloof dat 'er maar een Priefrerfcbnp in Godts Kerk is dat voordvloeir van den Stoel van Petrus, dat 'er gene oprechte Bisfchoppen zyn dan die met \  < i*7 > met dien Stoel waarlyk en met de daad verenigd zyn. Het is een geloofs ftuk dat om het wettig Bedienaarsampt en herderlyke gezagoeffening in Gods kerke te bezitten, de inweiding niet genoeg is, maar dat men van de Kerk boven dien de Canonike inflitutie en zending verkrygen moet. Het is een jeerftuk van het geloof dat de Kerk, van Chriftus zeiven, hare Conftitutie en Regeringsform en de macht verkregen heeft om wetten en regels voor te fchryven voor de inrichting, bevestiging-, inflitutie en inweiding van hare Bedienaars, en dat zy in deze fchikkingen zoo voor het gedrag harer Bedienaren, als voor de Heiligmaking harer geloovigen beftjerd word door den geest van Jefus Chriftus, die zoo wel de geest van wysheid en van heiligheid , als de geest van waarheid is. Het is ene Catholyke waarheid , dat door de huidige Discipline van de Kerk , erkend en gehoorzaamd door alle de Bisfchoppen van de hele wareld, dat recht van inflitutie en bevestiging der Bisfchoppen, zonder dewelkezy noch'deel aan de Apostolyke zending, noch enige gezag oeflèning konnen verktygen, aan den Paus van Rome alleen toekomt. Dus is hier de lering en de wet vastgefteld, er valt niet meer te redetwisten, men moet het ene geloven, aan het andere gehoorzamen, wil men noch ketter, noch fcheurmaker, maar Catholyk zyn. En vond uwe Clerezie weer ergens een nieuw verdichtzel van enen Jofeph Climent of L 4 enen  enen fchynheiligen Ricci, of enige dozynen Dunfche of Pavifche thefes, gedenkt de diepzinnige, opmerkzame,en waarheid-volle woorden van de Franfehe Bisfchoppen, in hunnen brief aan Pjys VI. van 3 Mey 1791. Onze grondbeginzelen zyn de grondbe,, ginzelen van uwe Heiligheid : Daar de „ overleveringen in alle de Kerken overeen,, ftemmen en dezelve zyn, daar het Depofttum „ of de fchat van het Catholyk geloof on verander„ lyk is, kunnen de gevoelens van de Franfche „ kerke, eenftemmig en vervoegd met dtnHo,, gen Opperpriefter, niet anders zyn, dan de getrouwe uitdrukkingen en onregenfpreke„ lyke getuigenisfen van het gene de Alge,, mene Kerke leraart en belydt, in alle „ plaatzen , in alle tydcn. Plet is de hele „ Kerke die spreekt door de ftemme van „ haar Opperhoofd, en door die van de Fran„ fche Kerke." Nos principes, font fes principes; [de votre Sainteté] ö5 felle est Vunifurmité des traditions dans les eglifes, ü* le Depót inalterable de la Fot Cathulique, que les fentimens de l''Eglife Gallicane, unie au Sovverain Pontife, ne font que les fideles exprespons & leste moignages inconteftables de la croyance de F Eglife univerfelle, dans tous les lieux & dans tous les tems. C'est l'tglife Entiere qui par le par la voix de fon chef 6? par celle d'une eglife, plus fpuflre prul étre dans fes disgrcces qu'elle ne fo.uvoit l'être dans le. long & paiftble cours de ja prosperités. Kn hiér uit befluiten zy: „ Dat het den 'oyigen pief meer vry ftaat te iwyjfelen^ • n ove?  ( i69 ) over de plichten die hun zyn voor gefchreven, noch over de vrees van aecb zeiven te bedriegen— Er is maar ene Kerke, zeide den H. ,, Cyprianus, en de Gelovigen vermogen ,, niet die genen te aanhoren die buiten die Kerke zyn. Er is maar een Episcopaat het gene zich uitbreid door de 3, menigte van de in de eenheid verenigde Bis„ fchoppen. Welke zyn die Bisfchoppen die aan „ de Kerke horen ? Er is maar een Godt, maar een Chriftus, maar ene Kerke, de eenheid is „ door haar natuur onverdeelbaar. Men mag geen Altaar tegen Altaar oprechten , noch „ een nieuw Priefierfchap aanrichten. Men „ moet tot aan den eer ft en oorfprong opklimmen, „ men moet die Bisfchoppen zoeken die met hun „ Opperhoofd verenigd zyn. Het Primaatfchap „ is aan Petrus gegeven , op dat zyn Stoel ,, bet vaste midde?i-punt der eenheid zy. Het „ is aan hun die zich van ons affcheiden te bewyzen dat zy met dien ftoel verenigd zyn. ?, Maar" [wat zy ook zeggen of willen] „hoe „ zouden zy verenigd met hem kunnen zyn, „ terwyl de ftemme van zynen opvolger zich „ van de hoogte van dien zelveh Stoel, en uit den fchoot van de Roomfche Kerke ver„ heft , om onze grondbeginzelen goed te„ keuren,en hunne dulingen te doemen?"(i) Hoe (i) II n'est plus permis au» fidélês d'eijtretenir des doutes fur les devoirb qui leur Tont prefabs, defe trompereux meines.... Iln'y aqu'une feule Eglife difoit S. Cyprien cc les fideles nê peuvsnt pas enterdre cetix, qui enfeignent SU de hm. 11 n'ya qu'tJtl Eplscop*/ qui s'étend par la i-> 5 mul*  C 170 ) Hoe fprekende, hoe beffsfende, deze overeenftemming van zoo vele Bisfchoppen met het Opperhoofd van de Kerk, ook moeten zyn» voor al wie rechtzinnig gelovig en met hart en ziel aan de eenheid van de Kerk gehegt is, zal het der moeite waardig zyn, deze kerkelyke uitfpraken van Pius verenigd met de Bisfchoppen , met alle die om Handig heden te bekleden, die dezelve boven het gezag daar zy van afkomen , ene byzondere achting byzetten. Gy zult de ziel van Pius, zyne wysheid , zyne zagtmoedigheid , zyne ootmoedigheid, zyne belangloosheid, als gefchilderd voor uwe ogen zien blinken. Die zoo ergerlyk voorgedrage wareldlyke en waarheid-hatende ftaatkunde , van het eerzuchtig, willekeurig heerfchend Hof van Rome, zult gy zien verdwynen, er zal u riiet van overblyven, dan ene diep-gevoelde verontwaardiging,tegen den lasteraar. Gy zult zien dat de grondregelen, waar op uw fceikje a!s ene fcheuring gedoemd is , niet fiegrs de wil- multitude des Evêques réunis dans la concorde.... Quels font ceux qui appartiennent a l'Eglife? II n'y aqu'un L>ieu, qu'un Chrift, qu'une Eglife. 1'ünité ne peut être divifée. On nepeut pas élever autel contre autel, ni faire un Sacerdoce nouveau. II faut remonter a Ia Source. II faut chercher les Evêques réunïs a leur chef. La Primauté a été donnée a St. Pierre pour établir dans fa chaire le centre de runiié. C'eft a eux qui fe feparent de nous, a montrer leur union avec lui. Comrnent peuv*nt ils être unis avee lui, quand la voix de foü Succesfeur s'éleve de cette mêtne chaire & dei fein de 1'E^üfe de Rome pour jpprouver no» principes & condamner teurs erreuri,  ( lp ) willekeurige dwangwetten van liet Roomfche Hof, maar de onontbeerbare waarborgen van de Catholyke eenheid, en door de hele Kerk erkende Tugtrégelfin zyn. Gy hebt reeds gezien, dat Pius , als hy die grond*en-tugt -regelen daarftelt en bewyst, meermalen Uwe fcheuring, en de tegen haar uitvefproken doem-en-banvorinisfen , ter fta^ ' ving van -die regelen aanhaalt, dat ook de Franfche Kerk, zoo wel als P;os, uw kerksken ah ene fcheuring, en uwe Synode, op de zelve grondbeginzelen over meer dan dertig ja» ren ftellig gedoemd, en nu alle die uitfpraken en Breves van Pius aanvaard, bekrachtigd, en verkundigd heeft, en dat ene onberekenbare menigte van andere Bisfchoppen openlyk, en alle de Bisfchoppen van de hele Catholyke wareld, ten minften door een eerbiedig flilzwygen, die Breves aankleven. Die regels zyn dan door de hele Kerk befiempeid, geen een Bisfchop heeft flegts een enkeld van uwe voorwendzelen, uitnemingen van aloude gekrenkte rechten, van willekeurige veroordeling enz. enz. waar op gy uwe afwyking van de algemene Discipline van de Kerk poogt te rechtvaardigen, en die gy door duizend blouwe boekjens wareld-kundig gemaakt hebt, ingeroepen. Zyn dan die Tugtregels in alle hunne uitgeftrektheid, en ook het gebruik het gene de Pauzen t«n opzichte van uwe Kerk er van gemaakt hebben, niet wel degelyk gehandhaafd, en door de hele Kerk bekrachtigd, en alle uwe uitvluchten, tiitnemingen, en voorwendzels, als zoo vele wa-  C 17» > ware uitvluchten, ongegronde uitnemingen en fcheurzuchtige voordwenzels, door dat zelfde gezag veroordeeld? Het blyft dan een vaste, en door niemand, dan door de Kerk alleen, veranderlyke regel, die nu reeds enige eeuwen oud is, dat 'er zonder Pauzelyke bevestiging noch wettige Bisfchop, noch wettige zending is, en dat alle uitvluchten nu ten enemaal verydeld zyn. Maar , gelyk ik zoo aanftonds zeide, het zal der moeite waard zyn, deze uitfpraken, met alle die omftandigheden, onder uwe ogen te brengen, waar door de waarheid in hare volle heerlykheid en verhevener dan die zwarte wolken, van listige twistredens, en willekeurige aanteigingen , onder de welke de Prins der duifternisfen, baar zoo lang aan uw doorzicht ontrokken heeft, verfchynen zal. Neemt dus voor al in opmerking dat Pius eerst en alvorens uit te-fpreken, de gevoelens van de Franfche Bisfchoppen en hunne grondbeginzelen heeft willen kennen. Dezen hebben hunne grondbeginzelen en gevoelens aan den Paus voorgedragen, en aan zyn oordeel, gelyk aan dat van den algemenen Leraar, onderworpen. De algemene Leraar heeft gefproken;hy heeft hunne grondbeginzelen goedgekeurd; hy heeft ze geflaafd door ontegenfprekelybe redens, en met zyn gezag befternpeld. De Bisfchoppen, als mede rechters van bei geloof, hebben op hunne beurt, de uitfprSceu en lering van Pius aanvaard, bekrachtigd, verkundigd. En heel de Keike fprak door Hen. • Neemt  ( 173 ) Neemt daar by in diepe aandacht, welke de geest en het hart van Pius, welke de geest en het hart der Bisfchoppen in deze hoogwigtige befiisfirigen waren. Bemerkt dan dat de Franfche Bisfchoppen met den zeiven geest van Pius^ en door Pius bezield, niet ene willekeurige Wareldfche en overh/eet fchende Staatkunde maar den Geest van zachtmoedigheid , van liefde, van bemiddeling geraadpleegd hebben. Pius zeide: „ Dat het geloof en de alge„ mene Difcipïine van de Kerke ongehinderd „ blyven, voor het overige is myn hart en „ boezem bereid , de infchikkelykheid zoo „ verre als myne macht toelaat uit te rek„ ken ten voordele van ene Natie, zoo door„ lugtig als die der Franken." Salvo dogmate et falvd Univerfali Ecclefue difciplind, ita animo comparati fumus, ut inclpce Gulliarum nationi, quo ad ufque licet, obfecundemus. (i) De Bisfchoppen , van Frankryk zeggen : 5, Uwe Heiligheid vraagt ons welke zyn j „ welke kunnen de middelen , de wegen ter „ overeenkomftezyn ?" Onze geneigdheid tot „ toegevenheid is bekend, en wy hebben ze 5, plegtiglyk aan den dag gelegd , zelfs door „ ons ftilzwygen, over alle dje belangen, die „ ons , of eigen waren , of peribnelyk kon„ den raken.... maar met war. recht konden „ wy die Kerkelyke goederen afftaan , daar „ wy flegts de bezetters van enen dag, en voord s (i) Breve 13 April 1701. ad Episc. Gall.  C 174 ) ,j, voord s de bewaarders van waren? ... kcn„ den wy anders dan Ambrnfius zeggen; maf „ geven ze niet , wy weigeren ze niet „ Hoe gelukkig zonden wy zyn, ware het, dat men flegts had willen erkennen de nood„ zakelykheid van de macht der Kerke ti „ eerbiedigen , over de veranderinge van hare ,, Difcipïine..... Wy hebben einddyk den „ zoo eenvouwjgen, gemakkelyken , en met de vryheden van de Franfche Kerk, zoo „ wel als met het gene de algemene Kerk „ gewoon is te plegen, zoo overeenflemmen„ den weg van Recours of toevlucht tot uwé Heiligheid te nemen. ,, Daar zyn voorwerpen, die hoofdzakelyk „ afhangen van de fchikkingen van Uwe ,, Heiligheid , by voorbeeld , de inflitutie „ van nieuwe Bisfchoppen, zoo voor nieuwopgerechte Diocefen , als voor die, welke „ door den dood van hunnen Bisfchop openftaattê Wy hebben vertoont het recht, dooc den SouvEREitfEN Opperbriester , in Frankryk uitgeoeffend , zonder te ontveinzen „ dat gene, wat de oude Difcipïine in afge„ legene tyden had toegefchreven aan de Pre» vinciale Synoden , aan de Metrcpoliranerï' en aan de oudfte Bisschoppen van die moederkerken. 'Er wordr gehandeld over die „ rechten, die het Opperhoofd van de KerM ke nu zoo langen tyd h-eft uitje'-- ff nd in,. „ alle de Catholyke Kerken; rhngteh wy eek gewigt in de weegfchaal legger:, om de macht „ van Uwe Heiligheid te vernet; re. ? ziet de # ftrikken daar wy inzaten: Daar wy de in- „ fcruk-  < -75 J I) lchikkelykheid van Uwe Heiligheid ken3, den , door de opofferingen die zy reeds „ gf.daan bad, was het aan ons Haar afke: „ rig te maken van die gene die zy nog kon* 3, de duen eer bevrediging van de Franfche „ Kerke? Maar zouden wy Haar voorfiellen w die rechten af te ftaan , welkers zoo zaligs 3, uitoeffeninge, ie gemeenfchap van het Opper„ hoofd van de Kerke met het hoofd van ydere 3, Kerke , nog zienelyker maakt, dan fchynt 5, het, dat wy in het gedacht hebben, een deel 3, van die banden los te maken , die ons met s, den Heiligen floel verenigen. „ Zouden wy zonder enige wederhotiding, die handelwyze , dewelke van over zoo „ langen tyd in Frankryk is aangenomen, en „ nog achtbaarder is geworden door de alge. mene Difcipïine, beweren, dan fchynt her dat wy nier bereid zyn tot alle de wegen ,, van overeenkomst en vrede. Welke is toch, 3, zeiden wy, de noodlottige tegenfland diebe„ let dat men met het Opperhoofd van de Ker„ ke den Paus raadplege, zoo over die rech,, ten, dewelke de wetten Hem, nu over meer „ dan twee eeuwen , hebben aan gefchreven , ,, als over dat gezag, het gene hy in alle ty„ den uitgeoeffend , en het gene Hem de Kefke ftandvastig gewaarburgd heeft? Hoe kan „ immers een Bisfchop, " denkt hier myne Broeders, om uwen vreemden en opgefchorten Babyloner, den enigen grondlegger van uwe \ fcheuring Hoe kan immers een Bisfchop , ss tm  C ) ,, Hoe kan zelfs een Metropolitaan O) alken} ,, zonder medewerking van de Kerke, van het „ Opperhoofd van de Kerke en van de Kerke,, lyke Provincie, daar hy aanhoort, op zyn gezag alleen ene Difcipïine vernietigen , „ die van over zoo langen tyd in de Kerke „ vastgefield, daadlyk in werking is? Gy ziet ,, dan, allerheiligste Vadir dat wy alle middelen tot overeenkomst hebben uitge,, put, en geen een verworpen hebben; maar wy hielden ook vast aan die Rots , aan „ dien grondfeen [den Steel van PetrusJ op „ den welken Chriftus zelf het gebouw van zyne Kerke gefticht heeft. Want het is „ niet alleenlyk het recht van de Canonike „ in- (i) Gy ziet wel myne Broeders, dat de Franfche Bisfchoppen hiel van hun zei ven fpreken, dus van wettiglyk verkoze, door den Paus bevestigde, en op zyn bevel wettiglyk ingeweidde Metropolitanen. Maar daar zy, met Pius VI. zoo beflisfende, zoo ftellig verzekeren, dat deze gene macht hebben, om de Kerkelyke discipline, nopens her. bevestigen, institueren en inweidendet Bisfchoppen, te veranderen,waar had uwen Babyloner, eer 'er een Metropolitaan te Utrecht was of enige Bisfchop in die Provincie, dat recht ,die macht ontleend, om Steenhoven enz. tegen die kerkelyke disciplinet te inftitueren, te bevestigen, te weiden? waar hebben de opvolgers van Steenhoven, waar hetft zede Heer van Rhyn verkregen ? Gy zult aan uwen Babyloner moeten toekennen, ene algemene zending, opgefloten in het Bisfchoppelyk kSracter; maai dat heeft Pius veroordeeld, en de Franfche kerk zegt daarop : Dat dit door de Jtandrastige overlevering vanalle de eeuwen, van onwaarheid overtuigd is: Cette fuppofition, d'une jurisdiiïion univerfelle attachée au caraStere épiscopal, tit dementie par la tradition conftante de tous les Sledes. Brief aan Piub VI. van 3 Mey 1791.  C m ) „ inflitutie der Bisfchoppen , die men aan 9, den opvolger van Petrus betwist Het „ fchynt ook dat men de vereniging van de „ Franfche Kerke met die van Romet en alle „ onze plichten ten opzichte van deze, bepa» „ len wil flegts aan een brief van gemeenfchap „ aan den Paus te fchryven. Maar wy houden „ van onze vaderen dat dogma dat geloof: Dat „ het Primaatfchap van den Opvolger van Pc „ trUS, hèt gene geen ydele naam, nocb „ geen enkel eer tytel is, hem in de algemene „ kerke; en in ydere Kerke ene warachtige „ en zakelyke gezag-oefening geeft... „ Uwe Heiligheid kan hier uit bereke„ nen, hoe ernftelyk wy getracht hebben alle „ de moeyelykheden te effenen, is 't dat het „ waar is dat in allen flag van zaken»die midde„ -len ter overeenkominge alleen de bekwame „ zyn , welke met de grondbeginzelen ftro. ken maar als men oqs door onregelmatige „ formenopvolgers geeft zonder zending, „ welke kunnen dan dc middelen zyn, om „ de grondbeginzelen van de Kerk te „ vervoegen met den wensch van de WA» „ reldlyice M'acht?" (l_) On« (i) Votrf. SAiNTETé nous demande qaels forit, quels peuvent être les moyens de conciliation? Nos dispofitions font connues & nous les avons rendues plus folennelles en» core par notre Silence fur tous les interets, qui pouvoient, nous être propres & peifonnels... Nous n'étions que les dépofitaires pasfagers de ces biens, dont la picté de nosperes avoit doté les eglifes de France. De quel droit pouvions nous, posfesfeurs d'un jour, abandonner un depót, confiépar des lois qui paroisfoient immortelles?,.. Nous M avöns  ( i;8 ; Onder de menigte van bezwaarnisfen, die zy tegen de Conftitutie opwerpen, flellen zy ook: avons cm devoir fuivre exaftement, la maxime vraiment episcopale £et?' ent.dat PIïothls enen wettigen Bisfchop te onrechte uitflotende, niet dan e&en ingedragen zyn kon. Maar gedenkt dan , dat ik u ftier voren bewezen heb, dat uwe Bisfchop. Sp p TV drT mond die waarheid nopens. * Roomfche Kerke, en die gehoorzaamheid TJl\PmS belyden ' maar dat W met de daad het een en ander ontkennen, en dat zy , hJl }u\°0k becre^eiyk tot de Grieken betoond heb, wel Politi&er, maar niet gehoorzamer dan Fredericus de Veda zyn i zy die gehoorzaamheid aan het Opperhoofd, het £ uzy ~ et den mond erkennen , weigeren het Formulier van Alexander VII te zweren , zy weigeren de Bulle Uni&mtus InJT3i!rden' ,en zy verwekken feitelyk enen ftoel op, die 150 jaren open had gejtaan, en zy beklimmen hem nog feitely«er , pp het enkel en ten enemaal onbeftandig gezag van enen opgefchorten Landloper, terwyl Frederih de Veda liever had zyne wettige verkiezing tot enen levenden ftoel te verlaten dan den zeiven door ene zoo ongehoorde heihgfchending re beklimmen. " Wat nu Photius betreft, bemerkt dat hoe hoger zy zyne ondeugd en onrechtvaardigheid opyeizelen,hoe zy duidelyker en klaarde? beweizen dat het recht van bevestiging en inweiding, onverfchilliglyk aan allen Bisfchop van ene Kerkelyke Provincie, of, het gene nog imfponger is, aan enen vreeraden aan te maturen door alle de eeuwen ene zoo verfoeyelyke myter-diefte, ene zoo ergerlyke heili'  C a*51 ) lig fchending is geacht geweest, dat ook dat wanfchepzel Photius er zich niet van durf bedienen ; maar liever had alle foort van laagheden met den dronken Michaè'lxe ondergaan, en door kunst en geweld, zich door de vergadering van de Provinciale Bisfchoppen, een fchyn van wettigheid te geven. Ah lieve Broeders! 't was deze fchynheilige, die aan Mcolaus I. Paus van Rome, den zoo bekenden brief van onderwerping fchreef; waarin hy, tusfchen vyftig listige leugenen, en vyftig lage en nog listigere vleiëryen , durf, al kermende over den myter, dien hy geftolen had , zich uitlaten in deze woorden : „ Ik ,, zuchte onder het zwaar pak van den bis,, fchoplyken last, dien men my op defchouden „ gelegd heeft! " Hoe dikmaals hebt gyl. zulke erbarmelyke verzuchtingen al niet gehoord? In deze fchool, heeft de daadlyk ingedronge Bisfchop van Parys, Johannes Baptifla Royer ook al geleerd, in enen van zyne herderlyke brieven zich aan zyne onderiingen uit te laten in dezer voegen: „ ik ben niet heili- ger dan Jonas, noch noodzakelyker aan de Kerk dan de roemryke Gregurius van Na„ zianzen ; ik ben bereid van mynen ftoel ,, neder te komen, ik ben te vrede dat men „ my in de zee werpe, om deze tempeest van verdeeldheid te bedaren.... ik trille, ik be„ ve, als ik myne plichten overwege..." En intusfehen de hele Kerke verfoeit zyne meiter• diefte; de Stoel van Petrus fchort hem-op, beJN 5 dreigt  dreigt hem met de Kerkelyke blixems, en hy biyft pp zyne proie zitten, (i) Het (i; Een geleerde Franschman fchreef aan Royer. „ Is 3, het ook waarlyk ernst het verklaren dat gydoet? Is „ het menens of lagchens, dat' gv een gelykenis ftelt tus* fchen den heiligen Gregorius, die zoo belangloos ene „ plaats verliet, die hem eigen was, en tusfchen u, die „ eens an ers plaats hebt ingenomen t Ziet gy dan niet „ dat 'er zoo veel onderfcheid tusfchen de beide geval„ len als tusfchen de beide Heiligheden, de uwe en dis 3, van Gregorius is? Hoe hebt gy dan niet gevoelt da6 }, die mooie taal, door de welke gy zoo eydelhartig ge,> poogd hebt ons met u te doen zuchten , nergens nut „ toe was, dan om ons, om u te doen lagchen'< Hoe hebt gy niet gezien; dat alle die klagt-liederen, al had »> gy 'er alle de Bisfchoplyke deugden by, al evenaarde t, de kracht van uwe welfprekendheid de vuurigheid van j5 uwen yver, niet bekwaam zyn de wortel ziekte van uwen tïtbl te genezen, en dat gv, zoo lang gy ons gene kerkelyke wel beftempelde injlitutie, en kerkelyk ,, mandaat zult kunnen tonen, wy u als een vreemdeling, als een profanen zullen moeten aanzien, endatgy ook niets anders zyn zult? Hoe hebt gy niet begrepen, v dat in gevolge deze grond regel, in plaats van te trillen v en te beven, in het overwegen van uwe pligten, het },,uwe eerfte plicht was, al trillende, al bevende uwen „' bisfchoplyken tvtkl, uwe verkiezing, uwe bevestiging, „ uwe zending, uwe inweiding te onderzoeken, en op den toets te brengen; het zyn immers uwe deugden niet, „ maar uwe tyteï is de enige bron-ader van uwe plichten. ,, Is het dan dat uwe tytels nul en van onwaarde zyn, „ hoe hebt gy dan niet begrepen dat gy gene plichten te „ volvoeren had j en dat, ist dat gy gene plichten had „ uit kracht van uwe tïtels , alle die plichten die gy ,, zelf u maakt en oplegt, niets anders dan profonatien en „ heHigfchend'igen kunnen zyn?... Vliedt dan ■weder na de „ Solitude of eenzame plaats , msar keer niet weder na die, ' „ waar gy u tot de inweiding bereid hebt, daar heeft men  ( / Het is ook in dc fchole van Photius dat de Franfche ingedronge fcheurmakers ene andere uitvlucht, een ander mantel, om hunne naaktheid te bedekken, gevonden hebben: naamlyk dat zy niet dan in den naam van de ware Z herders, die afwezig zyn, de bisfchoppely' ke bedieningen waar nemen." Zoo fpreken zy in hunne herderlyke brieven. Maar wieheeft hèn daar mede belast? De Voorzienigheid Godts gedoogt wel fomtyds, maar maakt nooit zulke of andere fcheurzuchtige Bisfchoppen, de KerkGods verfoeit ze, haar Opperhoofd zendt ze niet: en zulke myters zyn zoo onvrucntoaar, dat zy niet bekwaam kunnen zyn, iets anders dan verwoestingen en verergernisfen voords te brengen. Ambigena non generant zeide de geleerde' Archidiaken Petrus Blcfenfis over meer dan zes honderd jaren, en wy mogen het van zulke myters met vry wat meerder recht zeggen, dan hy van die, van welke hy Iprak. • Bemerkt dan myne Broeders , dat alle die fcheurzieke kryters, bevers, en zuchters, door alle de eeuwen, nooit kreten, nooit trilden nooit beefden voor het wettig gezag van de Kerke of van haar Opperhoofd, waartegen zy u te (noden raad gegeven, tracht in ene andere, door overdenkingen en gebeente verdienen dat daar gy, , zoo als gy voorgeeft, in uwe eerfte Sohtude, ene in. foraakhebt gehad, die u als een donder-Jlag was, maar " een donderftag die u in flaap gewiegd heeft, gy m de- ze enen donderflag moge horen, die u wakker make. „ zeenenao^ de St_ Roche a jean Bapt. » Royer fe dif. ETeq. Metrop. de Paris.  C £°4 ) zy altyd droge ogen en een halflarrig hoofd oozette , maar dat zy altyd janken en zuchten voor een goetrouwig, hgtgelovig, en eenvouwig volk, het welk hunne tytels, hun gezas noch beoordelen, noch billvken, noch ontzenuwen kan. De opjechtheid, de waarheid, kennen gene geveinsde zuchten; de taai die zy fpreken is trouwe en belangloze liefde, eenheid en vrede - Die taal fprak Gregorius vanNazianzen, die' taal fpreken de ware Bisfchoppen nog in onze dagen, maar zy fpreken ze niet aan ene zelden verenigde, altyd onbedaarde, en nooit redenerende menigte, die door alle de driften gedreven wel kan woeden en muiten, maarniet beflisfen, of immers niet dan door vooringenomenheid, en ten voordelen van het uitzicht van den zuchtenden dweper kan beflisfen. Zy fpreken ze aan de Kerke, aan den Hoge Rechter, aan het Opperhoofd van Godts Kerk. ,, Het gene wy ter bevrediging gedaan heb„• ben," zeggen de Franfche Bisfchoppen aan Pius VI „ om in tusfchen'.af te wagten dat „de Kerke door baar Opperhoofd zou fpreken, „ moet geen hinderpaal Hellen aan de vryheid „ zyner uitfpraak. Regt u dan op Allerhel„ ligfte Vader, met alle die wvsheid, die uw „ Hoogbedienaarsampt kenmerkt, met alle den „ vrydom, die het zelve u geeft, flap boven „ alle die bedenkingen, betrekkelyk op onze „ byzondere belangen, die tog met ons moe„ ten fterven. Wy vervullen te klein flipkeu ,, in den tyd, wy bedekken te kleine puntje „ van de oppervlakte, dan dat ons>Iot in de „ weeg-  C *05 ) „ weegfchaal zoude kunnen komen, tegen het „ welzyn van den Saaat, of tegen de belofte aan de Kerk gedaan.... En, ware er niet „ anders nodig om het geweten der gelovigen „ en de rust der burgeren te verzekeren, dan „ dat wy ons zeiven opofferen, wy weten en „ kennen de voorbeelden die de Kerke ons „ voorftelt; en wy hebben geleerd, hoe men „ om baar kan lyden. Dat dan de grond-be„ ginzelen in zekerheid gefteld worden; dat „ de macht van de Kerk over de inflitutie eri „ aanftelling harer bedienaren geëerbiedigd en „ gehandhaafd worden, dat ene c-anonike zen„ ding ons wettige opvolgers geve , en wy 39 leggen aan uwe voeten , allerheiligste Vaoer, onze dernisfie, onzen afftand neder, op dat 'er geen een weg, dien uwe Heilig„ heid ter herftelling van de vrede in de Franfche Kerke, in deszelfs wysheid mogt „ beramen, gefloten zy. Wy hebben onze moeijelyke plichten in het midden van beroertens en tempeeften ge„ kweten ; wy hebben gene ydele vrees aan de „ trappen van het Heiligdom laten genaken; „ wy wagten met gerustheid af her oordeel, dat de Souvereine Opperpriefter van de hoogte van zynen Stoel, in den naam van „ de Catholyke Apoftolyke Roomfche Kerk zal afkundigen; wy hebben ondervonden, door welk ene overheerfchende kracht van „ licht en deugd, uwe Heiligheid die uit- fpraken weet metenezonderlinge achtbaarheid „ te bekleden; uitfpraken die vervuld met wys„ beidt bezield met man moedigheid, gebouivd >> op  C 206 ) 3, op de regelen van de overlevering en óp de wetten van de Kerkvergaderingen , niet on* s, derworpen zyn aan de wisfelvallighedsn van „ de menfehelyke driften, noch aan die van de gebeurtenis fen. (i) 3, Wy hebben over weinige dagen ontvangen den laatften brief van Uwe Heiligheid „ van 13 April, aan alle de Bisfchoppen van „ Frankryk tóégefchikfc Wy vinden 'er we9, dérom nieuwe bewyzen in , van die altyd *, werkende zorgvuldigheid , en aanhoudende „ waakzaamheid, die Uwe Heiligheid niet „ toelaten den bewenenswaardigen ftaat van „ de Franfche Kerk uit het oog te verliezen. „ Dat het ons geoorlofd zy hier aan te vrje* 3, gen, de uitdrukking van dé gevoelens van „ onze erkentenis, en van onze'diepe eerbie„ digheid , en aan Uwe Heiligheid te be„ tuigen de volftrekfte eenftemmigheid onzer „ betrachtingen, de eenheid onzer willen, om 3,, altyd nouwer en nouwer intetrekken die j, banden van Kerkelyke Gemeenfchap , die ons aan de Ktrke van Rome j en aan het J> Op- CO Ik h°Pe dat myne Lezers hier in het voorbygaande wel zullen in opmerkzaamheid nemen, de eerbied in hosé achting, met welke de Franfche Kerk hier fpreekt van de Pauzelyke Bullen en Ieraringen van Pius VI. op dat ik 'er hen toe verzenden moge wanneer wy handelen zullen over den fmaad en verachting, die de Heer van Rfan er opgeworpen heeft. By voorbeeld als hy van de Bulle van Pius tegen het Synode van Piftoia zegt: Dis zm Pausdom zoo bezyvalkt heeft. ö y rmsiem  ( 207 ) , Opperhoofd van de algemene Kerk ver„'kuogten.» (O 6 My_ (i) „ Ce que nous avons fait" (par motif de conciiiation) pourattendre que l'Eglife parle par fon Chef.ne doit pas être un obftacle ? fon jugement. Elevez vous tres saust pere , dans toute la Sagesfe & la liberté de votre ministère. Sortez du milieu de ces confiderations & de ces convenances privées, qui meurentavec nous. Nous occupons un foible point dans le tems comme dans 1'espace; & notre fort ne peut point entrer en bajancfe avec les diftins des empires, les promesfes de^ l'Eglife... s'Il ne agifibit que de nous Sacrifier nous mêmes, pour calmer les confciences des fideles, comme pour asfurer le repos des citoyens, nous favons quels font les exemplesque l'Eglife nous donne, & nous avons appris comment on peut SoufTrir pour elle. Que les principes Soient en Sureté j cue les pouvoirs de l'Eglife fur l'inftitution de fes mimstres, foient refpeftés & maintenus; & qu' une misfion canonique puisfe nous donner des Succeffeurs légitimes, nous mettons a vos pieds tres saint pere nos demisfions afin que rien ne puisfe plus s'oppofer a toutes les voies, que votre sAiNTETé pourroit prendre dans fa Sagesfe, pourretablir la paix dans le fein de l'Eglife Galiicane Nous avons rempli nos penibles devoirs au milieu des troubles & des orages, & nous n'avons laisfé la crainte approcher des marches du Sanftuaire. Nous attendons avec tranquillité le jugement du Souverain Pontife parlant du Haut de fa Chaire au nom de l'Eglife C^holique Apoftolique & V-Romaine; & nous avons sppris avec quel afcendant de larnréres & des vertus, votre Saint^tó fait rendre refpeétables ces decifions pleines de fageffe & de fermeté, qm', rappelant les regies de la traditions & les' canons des Concilss, ne font point fujettes aux vicisfitudes des pallions humaines & des evenemens. Nous avons recu depuis peu de jours, les dermeres lettres de votre SAiMTETé adreffées è tous les évêques de France, en date du 13 Avril. Nous y retrouvons une nouvelle preuve de cette Sollicitude continuelle & de cette vigilance aflïdue, qui ne lui permet pas de perdre de . vue  C 208 ) 6 Myn Heer van Rhyn mogt toch een heldere ftraal, van het Godtlyk geloofslicht, uwe ziele doordringen ! Mogt die zuivere taal van waarheid en liefde , zich in uwe hart doen horen, en u het wezenlyk onderfcheid doen gevoelen tusfchen ene Christelyke warachtige opoffering van zoo vele oprechte herders, en de gewronge veinftaal van myterzieke weeklagten! ö myne Broeders! Salomon ontdekte de ware moeder, als hy het kind gebood te verdelen, is het bezwaarlyker een waar kind van ene adder te onderscheiden die den fehoot harer moeder verfcheurt? Is het moeijelyker een wettige man van een wulpzen minnaar, een ware Vader van enen Stiefvader, een waren zielzuchtigen herder van een ingedrongen, baatzuchten loonknegt te onderfcheiden ? Daar dezen onder de bednegelykfte voorvvendzels, met geveinsde betuigingen hunne eigen liefde hunne hoovaardigheid, heb- en eerzucht nu verfchonen, dan bewimpelen, daar ziet men den wa, ren Zoon den egten Man, den tederen Vfder den warachtigen herder, uit ene gulle borst', alles en ook zich ze]Ven opofferen aan de rust, aan den vrede, aan het welzyn t van Zy- yue le deplorable état de I'EgHfe de France. Qu'il noes fo.c permis d ajouter ici r«preffion des fentimens de mnl reconnoiffance & de notre profonde veneration; & de i ! temo.gnet• I unammué de nos defirs S de „os volonté>Poür S ?ie ?0n??' -ïie Chef de rEê,ifc Um-verfelle " Lettre des Eveq. ae Frari. a Pis. VI. du 3 May 1701, '  zyne moeder, van zyne biüid, van zyne kihderen, van zyne fchapen, ja zelfs van zyne' rovers en vyanden. Is het dan met uwe genlocdsgefteltenis zoö gelegen , dat Gy Christelyk en leerzaam dê waarheid $ en niet hardnekkig uwe eigene gevoelens of die van ene byzondere Secte onveranderlyk aankleeft, gedenkt dan dat Auguftinus, de grote Auguftinus , welkers lering en gezag de Aartsvaderen van uwe fcheuring altyd in den mond hebben wanneer zy de kerkelyke uitfpraken tegenfpreken , ons ene leerfpreuk heeft nagelaten $ die den doödfteek aan alle fcheuringen van alle eeuwen toebrengen zal: Evangelio non crederem nifi me Catholicce EccleficE moveret autoriteis. Ik zou aart het Evangelie geen geloof /laan,- als my het gezag van de Catholyke Kerke daar niet toe bewoog. En gy^ gy myne Broeders gy gelooft aan twee of dry veroordeelde Bisfchoppen « veroordeeld en gedoemd door het gezag van die zelfde Catholyke Kerk! Ik heb u bewezen dat uwe lering, uwe leerftellige Boeken , uwe Synode gedoernd zyn dat uwe Kerk als ene fcheuring verklaard is , uwe Bisfchoppen als onwettige heiligfehendige i beroofd van alle gezagoeffening of jurisdictie zonder macht van binden en ontbinden en van de kerkelyke Gemeenfchap afgefneden $ en zulks niet alleen door algemene grondregelen , maar ftellig en naamlyk , door dié zelfde Catholyke Kerk beoordeeld , gedoemd eh verklaard zyn. Ik heb hunne uitvluchten ontwikkeld; ik O heb  C 210 ) heb u tot aan uwen oorfprong geleid en 'er u de fnoodheid van ontdekt; ik heb niet meer geredeneerd dan 'er nodig was om u te bewyzen , dat 'er gene redenering nodig was ; dat over alle die ftukken de kerk gefprokeu had en beflist. Dat de zaak afgedaan was , dezvyl Rome , dewvl de Franfche Kerk , dewyl de algemene Kerk , verenigd met den Stoel van Petrus, gefproken had. Ik heb u duidiyk doen zien , dat men u met leuren en vodden de ogen verblindt, op dat gy niet zoudet zien dat gy wel zeker buiten Godts kerk en benevens den weg der gelukzaligheid zyt. Ik heb in volle daglicht gefield de onbetamelyke uitdrukkingen, uit haat verzonne bei'chuidigingen , en ergerende lasteringen ,, van den Pleere van Rhyn ten opzichte vair den onfiervelyken Pius VI. en van de Roomsche Moederkerk. Ja myne Broeders leest, herleest, wikt en weegt den herderlyken brief van uwen gewaanden Aartsbisfchop , en gy zult zien dat hy niet, maar dat de Roomfche kerk, dat de Paus Pius VI de fcheurmakcr is, die den kus van vrede gezveigerd heeft, en nu in de eeuwigheid zyne misflagen ziet. (i) Leest ri) Wat belet 'er toch, riep Royer uit in zynen herderlyken brief, „ dat wy ons verenigen'. Niemand dan gy zei„ ve," zegt hier op de meermalen aangehaalde Schryver „ Gy zyt die nieuwe Donatisten, die altyd zwetst „ op uwe opofferingen, en de Amnestie opdraagt aan dien, „ van wie gy ze moet verkrygen. Wat belet toch onze veri> mgmgl Gy, die gelyk uwe Synode, de Jcheuring vol- „ voerd»  C ft» 5 Leest, herleest, wikt en weegt zynen hefderlyken brief, en gy zult moeten bekennen, dat hy voor textwoorden had mogen aantekenen het gene de fcheurzieke Verklarer. van den Scismatiken Catechismus der Grieken zegt van den Paus van Rome en van deszelfs Stoel: Wy weten dat de Italiaanfche Scheurbisfchop , dat dien Italiaanfcben ftoel, federt eenige honderde van jaren afvallig , ende een vorzaak van veel kwaad geweest is. (a) Had hy korter, zakelyker heel de ftof van zynen herderlyken brief kunnen aanduiden? Edog moet ik hier aanvoegen ene fchone zedenles die de gemelde fchismatike Schryver op het zelfde bladzyd plaatst, en die te zamen bewyst aan welke fout de Pleer van Rhyn zich „ voerd, terwyl gy geveinst ze te willen doven; 'c is uwe „ verhaaste, onverwachte, clandcjline inftallatie. Kan'er „ nog iet vreemder voorkomen , dan dat de enige ileeri „ des aaiiftoots, de fteen der ergernis zich aanduide als „ den bemiddelaar van den vrede, dat hy zelve, die den vrede onmogelyk maakt, ons durft vragen? Wat is het toch het gene onzen vrede verhindert! En dat die zelfde, „ die de fcheurkwaal buiten hoop cn middel brengt, zich „ vertone als of hy 'er alleen de Geneesheer van ware." Brief aan Royer zich noemende Bisfchop Metropolitaan van Parys. Bladz. 24 en 25. (2) Zie Orthodoxe Hmologia-... wydire yerklaaringen, Bladz. 44. Bemerkt dat een van de Patriarchen van het Janfenisms de Abt van St. Cyran ook leerde : dat federt zes honderd jaren de Kerk zoo verbasterd was, dat 'er van de zuivere bron nog wel het ;;eive bedde , maar geenszins dezelv* wateren over waren. O %  C aia ) zich pligtig heeft gemaakt en gévolgelyk dat ik 'er hem niet dan met recht van hebbe befchuldigd: Dé Griekfche verdediger verwyt den Calvinianen dat zy uit enkelen haat den Apocalypfis door bygelapte glosfen op den Iraliaanichen Scheurbisfchop, vermeerderd hebben en dan zegt hy : nogtans moet men zoo verre niet vervoerd worden, dat men uit enkelen haat en nyd Godts woord gaat misbrui. ken en verkeerdelyk uitleggen, (i) \ ^ heb u daar by onder het oog gebragt niet alle , maar flegts enige van die heerlyke uitdrukkingen van eerbied en achting en onderwerping , waar mede de hele Franfche kerk en zoo vele andere Bisfchoppen den door uwen gewaanden Aartsbisfchop zoo beledigden P,us VI. tot aan de wolken verheffen. Hoe verrukt hen zyne diepe wysheid, hoe treft hen zyne zachtmoedigheid, hoe worden zy verfterkt door zyne onwrikbare ftandvastigheid, hoe hoog fchattenzy zyne ongemenegeleerdheid, hoe nedrig eerbiedigen zy zyne uitfpraken , als die van den Algemenen Leraar, in welken zy erkennen den waardigen Opvolger van Petrus, den tolk der waarheid, de ftemme van de Algemene Kerk. Zag men ooit een Kind met meer betrouwen zyn hoofd iiw^en fchoot van zyne moeder duiken , dan d!5e honderd en meer Cardinalen Aattsbisfchoppen en Bisfchoppen fi) Hoe1 veel Schriftuurwoorden heeft de Heer van Rhyn niet misbruikt om zyne lasteringen tegen Pius VI ene gedaante van regtmatigheid aan-te-uekkèa ?  C 213 ) pen hunnen toevlucht tot de Roomfche Moederkerk namen ? Heeft ooit een kind met meer vertrouwen aan den besten der Vaderen, dan deze Bisfchoppen aan Pius gezeid: Ik ben uw Kind; gy zyt myn Vader; fchik, beftier, beflis myn lot; Godts uitfpraak legt op uwe lippen — Daar nu de Zoon van den levenden Godt, de weg, de waarheid en het leven , de leraar van ons geloof, de inrichter van de ware Kerk, de Godtlyke infteller van de onderfcheide trappen van gezag en onderfehikking, die hare eenheid verzekeren en haar zelve vereeuwigen moeten , aan zyne Apostelen heeft gezeid; ten zy Gy eenvoudig leerzaam en gehoorzaam als kleine kinderen zult geworden zyn, zult gy niet ingaan in het Ryk der Hemelen, moet gy dan nog onderzoeken wie met den geest van het Evangelie bezield zyn of uwe drie halftarrige Bisfchoppen , of honderd dertig zoo verlichte, zoo geleerde als nedrige gehoorzame Franfche Bisfchoppen? Puto autem quod et ego fpiritum Dei habeam , zeidede Apostel Paulus, ik meen dat ik ook den Geest Godts hebbe; mag ik^dan ook niet van de Franfche Bisfchoppen zeggen: ik mene dat zy ook den Geest Godts hebben; of zoudet gy u kunnen verbeelden dat alle die Bisfchoppen , die van de hele Kerk en van haar Opperhoofd voor wettig verkozen, wettig ingeweid, wettig bekrachtigd en gezonden erkend zyn , in de volheid van het Hogepneflerfchap, en de daar uitvloeijende uitftorting van den Heiligen Geest, m'nder zyn bedeeld geworden , dan uwe Bisfchoppen, die door dat zelfde gezag ih alles onwettig, en in hunne Sacramentele O 3 in.  C ar4 } mweiding, heiligfchendigen verklaard zyn? Of zoudet gy den Geest Godts, den Geest van het Evangelie, zoo verre miskennen dat ook de Christelyke Belangloosheid, de diepe oodmoedigheid, de kinderlykegehoorzaamheid u tot een fteen des aanfloo;s zouden zyn , en de hardnekkigheid tot ttichting? Neen myne Broeders, leert veel liever van de nedrigen , in het Opperhoofd van Godts Kerke, Petrus, in Petrus Christus zeiven, den Hogen Bisfchop onzer zielen, eerbiedigen en gehoorzamen. In dat vertrouwen eindige ik dezen brief met de woorden van den Groten Pms VI in zyn Breve van 13 April 1791 gefchikt tot alle de Bisfchoppen Geeftelyken en gelovigen van Frankryk. „ Vlugt dan zegt hy , vlugt alle de inge„ drongenen in het Kerkelyk Befinur, onder ,, welke benaming zy zich mogen vertonen , 't zy als Aartsbisschoppen, als Bisfchoppen „ of Paftoors." Zulke was ook de taal van de Hoge Priefteis van de Kerk in de eerfte eeuwen: „ Het ,, is niet alleenlyk tegen Core, Dathan en Abi„ ron, fchreef de Heilige Cyprianus, dat Godts ,, gramfchap blaakt, zy blaakt ook tegen die welken zich met bun verenigen vlugt „ hunne tabernakelen en haardfteden, en wacht „ u wel van gehoor te geven aan hunne re„ denvoeringen , vlugtze als ene befm^rtelyke „ ziekte , laat hen alleen buiten de Kerke „ blyven:" „ Aan  C 215 ) „ Aan wien houdt gy toch vast " fchreef ene geleerde Franschman aan de Conftitutionele verleiëlingen , „ welk licht, welken hulp* „ raiddel, wat vertroofting kunt gy toch ver„ wachten van een handvol onheilige en aan „ de Catholyke wareld onbekende Bisfchop„ pen , die aan niemand dan aan hun zeiven „ vasthouden; die gene andere Medebisfchop„ pen dan hunne medepligtigen hebben? Speurt . „ hun gedrag na, hoort de taal die zy fpre„ ken, leest hunne Schriften hunne herderlyke „ brieven , ziet hoé zy tegen den feuvereinen Opperpriefter lasteren zelfs zonder enig ge, voel van zyne ongelukken \ ziet hoe zy met „ de ongodtsdienftigen tegen hem Samcn-zwe„ ren, ja aan dezen den prys van vervoering en verwoedheid betwisten, 't is Godt die „ ZULKS GEDOOGT EN TOELAAT, OP DAT ZY OP HUN yy VOORHOOFD ZOUDEN DRAGEN HET ZIENLYK ZE„ GEL HET CENE DE SCHEURMAKERS VAN ALLE „ DE EEUWEN GEKENMERKT HEEFT , en Op dat Gy des te gemakkelyker het licht zoudet kunnen onderfcheiden van de duifternis. •■- Ab,! ware het dat de eigen-liefde van „ enig gewigt konde zyn ter beflisfing van „ ene zaak waar de zaligheid van afhangt, „ dan zouden wy u nog zeggen dat de _ei„ gen-liefde u moest bewegen tot herroeping „ uwer dolingen; dat de eigen-liefde u moest „ aftrekken van die Parteyhoofden , welken niet anders voor hebbende dan hun bewe„ nelyk weddinfchap te doen gelden , u de „ werktuigen van hunne eerzucht maken, en zich weinig bekommeren of gy u veidervet. O 4 „ al«  ( 216* ) „ Als zy het tegen de hele Kerke maar kun* „ ren winnen. Ah myne Broeders „ ftuurt uwe gedach„ ten opwaarts en ziet na de hoogte , ziet „ daar ^die donkere wolken die zich 'd'ene • „ op d'andete ophopen tot een verfchrikkelyk „ tempeest, het welk ons, dat is den Godts„ dienst bedreigt. Het is in zulke weders, waardigheden dat het geloof ontwaken „ moet ; 't is nu dat gy moet bewyzm af „ gy ware kinders van de Roomfche Kerke „ zyt. Vertraagt dan niet u met ons te vere5> nigen ; door verenigden yver en getrou„ wigheid zuiien wy een onnemelyk bolwerk „ tegen hare vyanden opwerpen, terwyl uwe „ onderwerping haar vertroosten zal; laat „ gene wareldlyke bedenkingen uwe raadple„ gingen overheerfchen ; gedenkt dat 'er te p zaam gehandeld wordt om den Godtsdienst ,> en u zeiven te behouden." (O Kunt ft./1' A fJuf1,donc tenez vous? Quelles lumieres , quels fepours.queles confolations potnez vous donc muver da, s Une po.gnée d'évêquea profanes, inconnus de touS Ia terre et qui, ne nennent qu'a eux feuK? ftfvez leur pres tfents. Voyez comme ik blafphement contre le Voyez comme i s fe hguent contre lui avec les impies et difputent enfemble d'emportement et de fureur Cet Dieu qu. Ie permet ainfi afin qu'ils foïent marqués du fceau vtfible et diftmftif des féftaires de tous leS temï la S,S ^ Ft'™ 3infi P'US ^n^S'ouvrir a I J „! a Ah fi IJamour Pr°Pre P°uvoit être de quel2, l 'tl DS T- dete™ina^n dont dépend votre" ft. Int, noua vous dmons encore que c'est par amour-prcT pre  C £17 ) Kunt gy enig gevaar lopen onder het gezag dar IR u voorgefteld heb? Kunt gy zonder gevaar zyn onder het gezag dat gy aankleeft? P. S. ■ pre qu'il faat vous retra&er; que c'est par amour propre qu'il faut abandonner ces chefs de parti, qui ne cherchant ici qu'a foutenir leur triste gageure , vous font les inftrumens de leur vanité , et fe foucient fort peu que vous vous perdiez , pourvu qu'ils sient raifon contre toute l'Eglife. Mais elevez plus haut vos penfées et vos regards Voyez ces nuages qui S'accumulent. cette affreufe tempête qui nous menace encore. C'est Ie moment de nous prouver fi vous étes les vrats enfans^ de ltEgftfe Romaine. Hatez vous donc de vous réunir i -nous, pour lui faire un rempart commun de natre zele et de notre fidélité; Ia confoler du moins par votre déférence et lui montrer que toutes les confiderations mondaines ne fo-u ren , quand il S'agit de fauver a la-fois et la Fe'ïgipp et vous même ijpnaies Catholiques tom. 3. pag. 320. o s  P: S: D'openbare nieuwspapieren hebben u reeds bekend gemaakt Dat de Cardinaal Chiaramonti op den 14 Maart tot Paus verkoren is, en dat hy dat hoogwigtig ampt aanvaard heeft onder den naam van Pius VII. Ik kan u deze tyding officiëlyk verzekeren ; Gy weet of misfcnien by gebreke van ondervindinge weet gy het niet, intusfchen is het zoo, dat alle de met den Stoel van Petrus verenigde Kerken van zulke aanbelangende gebeur tcnislen, officiële aanfchryvingen uit het middenpunt der Catholyke Eenheid krygen , op dat derzelver onderhorige gelovigen door hunne geeftelyke Overigheden deswegens niet alleen met zekerheid onderricht, maar ook van de onderlinge liefde en kerkelyke gemeenfchap tusfchen het Opperhoofd van de Kerke en hen, telkens door authentike blyken verzekerd, vdcr van hun met Paulus moge zeggen ; Ego ighur ftc curro , non qua/i tn incertum: Wat my belangt , ik loop de Euahgelifchs ftrydbaan in , maar ik loop op gene loste jchroiven, ik loop op vaste ichreden ; Jic pugno non quap aerem verberans: ik kamp niet ah of ik den Oorlog aan de lucht deed, maar ik weet wie de wand is, dien ik beftryden moet; ik hoor aan die fchone legerfchaar die in een onveranderlyk Jlagorden fiaat; de hoge Bevelhebber erkent my, en ik eerbiedig cn gehoorzaam hem; hy draagt de Standaard van Chriftus en ik volg den zeiven. Vraag: myne Broeders, vraagt aan den Here" van Rhyn of hy wederom alleen door de Couranten, dan of hy ook officiële tyding verkregen heeft van de .verkiezing tot het Pausdom van den Car dinaal Chiaramonti nu Pius VII? zoo hy onver- „ wachts  ( 2i9 ) wachts zegt dat hy officiële aanfchryving uit het middenpunt verkregen heeft , vraagt hem door wien? Vraagt hem dat hy het wareldkundig make, dat kan , dat vermag hy u niet te weigeren. Kan hy Mkt offidiè'ie berichten met voor het licht brengen , begrypr dan myne Broeders dat SvS^elalsliis VI en hunne Voorzaten UW Kerkie reeds als ene fcheuring veroordeeld heeft. De Aartspriefters en de Prefecten der ordens eeesielyken van deze Zending beroepen zrch ou hunnen onmiddelyken Kerkelyken Oyerften, den Hoog- Eerwaarden Heer Ciamberlam, deze Snt zyn Mandaat, uit het Conclave hem door den Geheimfchryver van het fcacrum CollegiSnV Hoogwaarde Heer Confaln .toegezonden. Ik heb eeri brief gelezen van den Cardmaat Aartsbisfchop van Mcchelen gedagtekend mt Emmerik 5 April 1800, gefchreven aan een Vkarï Generaal van het openftaande Bisdom ;an Antwerpen i deze uitmuntende Prelaat berlevtzich op het zelve gezagh, zie 'er toe by veSing een oprecht uittrekzel van:,, De zoo aanbelangende tyding van de verkiezing van " S Opperpriefter, welke de openbare n.cuws" ffadereii ons hebben aangckundigd , u1 gelukr " kiglyk bevestigd door den office len brief.... " van den Hoogwaarden Heer Confaln Geneim" fchryver vaii het Conclave. Zie daar, Goac " zy in eeuwigheid gedar.kr, de Kerke weder5> om voorzien van een Opperhoofd , van het " welk men allen bedenkelyk goed ztgr. Hy is " ^ Religieus van het orden van der, Heiligen " Benediaus, en was daadlyk Bisfchop vanV»w" fa Zyne verkiezing levert blyken op , van " een zonderlingen byftand van den Heiligen " Geest ik had een brief van Z Exc. den HooWaardigften Heer Brancadoro,, gedagtc" "end uit Venetië, op twaalf Maart, ir1 wei ken "Ty my zeide: dat men een zeker dag vasc 1 vermeend had een Paus te heoben m den per-  C ) « foon van den Cardinaal Gerdil- en een ander * dag , m dien van den Cardinaa\ Cakhanin? r vé\ddeddve£d°lcns dc ftcTen ^Ksss „ fcnoven zyn. En zie twee dagen 5aar aan" „wierd deze met algemene toelfemmt^e? ll/*%TÊ^est ^> ***** » . Zou de Heer van Rhyn onbedacht genoeazaam gyn , om in weerwil van dezen voortrefFri iS onhandigheden bJvkt, dat de r!V ,ie de hamonti van wien men rn ?,„ (?rdifiaal Ckugeen woord 8^2 °^^^ zulks te verwan-ten hn Hp Un t>ronaJ1^Atas^}j^^ Heeft (iï Zoo redeneert hy over Phk m > , Brief hier voren BÜJz. ,g. VL 2 eer (i) Maar gy ó Goddelyke Voorzienigheid , gy hadt heel wel berekend , en daarom hebcgy het toegelaten-en gedoogd, gy hadc heel wel berekend dat zulke losfe taal, dat zulk een herderlyke brief, U genoegzaam wraken zou van den tytel die de Heer van Rhyn zich aanmatigt als of hy door u aardsbisschop van IjTREEHT ware ! 6 Jefuiten getrooftet u! hadt gy ons die twee Piüssen tot Pauzen gegeven, gelyk de Heer van Rhyn het van Pius VI verzekert , wy zouden heel wat anders dan hy., en met meer recht 'er uit befluiten : Hoe nut, zouden wy zeggen, moet dat Genootfchap, toen het in wezen was, aan Godts Kerk geweest zyn, het gene ook naar zyn dood, nog zulke mirakelen doet , om haar te onderfchraagen door twee zulke Pylaren? Pius VI heeft ons geloof geftyft; Pius VII doet onze hope herleven , en zouden wy voor zölke weldaden aan Godt gene dankbare liefde wedergeven! Ah Mynheer van Rhyn mogt toch uwe liefde met de onze verenigd zyn, mogt de uwe zoo leerzaam zoo gehoorzaam en zoo nut aan Godts Kerk zyn als de vyandlykheden der Jefuiten! dan wierden wy alle kinders van ene Moeder , Schapen van enen Schaapftal onder enen Opperherder Pius VII! Dat .Godc Hem verliefd te, beftiere cn benoude, en u met hem verzoene! En (i) Hoe Mynheer van Rhyn! is dit heel uw defenfie. wezen tegen dat Genootfchap? Frans Bitton in zyne Forteresfe verdeeld in vier Bastions ter verdediging der Wyven, ene van de uitfporigfte voordbrengfelen van 'smenfehen bryn, gebruikte nimmer ooit een wanhopiger wapentuig. • Neen Myn Heer! overdenk het gene gy gezeid hebt, er. gy zult overtuigd zyn in uw hart, dat men zulk ene ftelling aan Vraat Bxltens niet zou vergeven hebben.  ( 223 ) En wat hoort daar toe Myn Heer van Rhyn? Niet adders dan die Belang-loosheid en die Ootmoedigheid te Utrecht te bewyzen, welke gy zoo gaarne te Rome zoudt zien hunne verblyfplaats houden. Kan 'er ene Belangloosheid zuiverder zyn dan die van Pus VI, die alles, ook zyn leven aan de waarheid en aan zyne Kudde opgeofferd heeft ? . r , Kan 'er iet nedriger zyn dan de A'anipraak van Pius VII aan de Vergaderde Cardinalen ? Moet gy dan buiten Rome gaan om voorbeelden van Belangloosheid en Ootmoedigheid te vinden ? Wilt gy ze buiten Rome hebben ? Herlees, en overdenk de woorden van alle de Franfche Bisfchoppen aan Pius VI. „ Allerheilig ft: Vader'... „ wy leggen Myter en Staf aam uwe vot„ ten neder , op dat 'er gene weg , die uwe Heiligheid in diszelfs wysheid mogt ter bevre„ diging heramen, gefloten zy.'' Nous mettons a vos pieds, Tres Saint Pere Nos demissions afin que rien ne puisfe plus f'oppofer d toutes les voies que Votre SAiNTETe pourroit prendre dans fa fagesfe pour rétabhr la paix... Daar hebt gy de Belangloosheid, in ene voorbeeldige volmaaktheid, in de Franfche Kerk. Wilt gy nu de Nederlandfche Kerk met Pius VII heiliglyk zien twisten, wie van hun uen prys van ootmoedigheid zal wegdragen? Lees dan de luchtende briefwisfcheling tusfchen dezen Paus en het Opperhoofd van de Neerlandfche Kerk den Aardsbisfchop van Mechelen , vervoegd met zyne Mede-bisfchoppen en de hele Clerezie. Deze deugdryke AardsbisfchopCardinaal fchreef, op 5 Mey, aan de toen eerst tot den Stoel van Petrus verheven Pius VII de volgende brief: „ Allerheiligfte Vader! Gezegend zy Godt , de Vader \&n onzen Here Jefus Chriftus, de Va- .,der  C 224 ) „ der der barmhartigheden cn de Godt aller ver-; „ troosting, die zich gowaardigd heeft, in d^n „ Hoogwaardigen Perfoon van Uwe Heil g„ HhiD, aan zyne Kerk een zienlyk Opperhoofd, „ een Stadhouder van. Chnfius zoo fpoedig we„ dertegeven, en de tranen aftedrogoi , welke „ zy onophoudlyk ftoftte over dén Besten dén „ Beminnelykften Vader, welken het ballingfchap >, eerst, en dan de dood aan haar ontrukt had, „ Oh ofte ik volgens mynen plicht, hadde kun„ nen deel nemen met rriyne Medebroeders ter „ uitvoering van een zoo zaüg werk! Edo°- hier„ m ben ik verhinderd geworden deels door my „ ne reeds gevorderde jaren, deels door de daar „ aanklevende zwakheden , boven dien door het j, gebrek aan middelen om ene zoo verre reize ' '„ en dat wel op hst aannaderen Van den Winter „te ondernemen. Dit alen heeft my eniglyk overgelaten tot de verkiezjrg vaV Uwe He*„ lighhid, of fchoon afwezig . toe-te-treden, en Haar, flegts door een brief, over de be„ kome Hoogfte waardigheid mvre gelukwcri„ fchen aan te-bieden. Dat dan' de goede de „ grote Godt uwe dagen vermehigvuldige, u ts-bisfehóp van Mechelen. Emmerik 5 April i8co. Hier op antwoordde zyne Heiligheid Pius VII door het volgende Breve: (2) „ Gefi) Ziet de eigen woorden hjer achter bladz. 245 en het volgende Breve ibid. Bladz. 247. (2) De Ootmoedige Cardinaal Aarts-bisshop fchreef op 2 Mey aan een Geestelyken welken hy met zyne vriendfehap vereert „ Ik heb de bewyzen in de hand, door een Breve van onzen Heiligen Vader tot „ antwoord op myn Brief van felicitatie.-., de loffpra, ken , welken dat Breve vervat, en welken ik niet 5, verdiend heb, daar ik , door Godts genade en Barm, hartigheid, flegts en ten hoogden de wezenlyke plich3, ten van myn Bedienaars-ampt heb waargenomen.... , hebben my zoo neergeflagen , befchaamd gemaakt en , vernederd , dat ik geoordeeld hebbe 'er aan niemand dan aan de Bisfchoppen en aan myn' Vicaris-generaal o affchriuen van te mogen geve.... gaarne had ik 'er P V j> u  ( 225 ) „ Geliefde Zoon Zaligheid en de Apostelyke v zegen. „ Uwe te recht gepreze getrouwigheid aan den Heiligen Stoel, welke u zoo veel arbeids gekost heeft , welke de verwondering van heel t, de Kerk op u gecrokken en u door ene wydlultige getuigenis van deugd , door onzen allerhejJigften Voorzaat verfierd heeft, vertoont zich wederom in den nedrigen brief, door wel„ ken Gy aan ons,-die op den Stoel van Petrus ,, geplaatst zyn, zoo Godtsdienftelyk gehoor,y zaamheid belooft, en met zoo veel liefde toe,, juicht de grootheid, tot welke Godt myne onwaardigheid verheft heeft. Wy nemen met „ een dankbaar hart de uitdrukkingen van uwe „ dienstwilligheid en li;fde aan: gelyk 'er niets eerbiediger kan zyn dan deze uwe betuigingen, zoo is 'er niets over dat onze Vaderlyke liefde tot u zou kunnen vermeerderen; ook is 'er ons, om u on/.e dankbaarheid te betonen, ,, niets aangenamer dan u uit-te drukken: wat » wy, wat de hele Kerk verfchuidigd is aan uw geloof: uit deze immers zyn voordgevloeid „ en de 'vorige blyken en de dadelyke bewyzen „ van uwe deugd. Ja Beminde Zoon, Gy zyt „ die „ u een van gezonden-..,...; maar, ik verzoek het u, „ fpaar mv de fchaamte van het u zelf te zenden... ■ J'ai la preuve en mams par un Bref. ■.. que je viens de recevoir du S Pere en reponje a ma lettre de felicitation fnr fon txaltation au faint Jiege.... Les éloges que ce Bref renferme fans que jé les merite [n'ayant tout au plus que rempli par la grace et par la mifcricorde de Dieu les devoirs indijpenfables de mon-minifiere] m'ont telle* ment atteriê, confondu et kumilié, que je n'ai point cru pouvoir en donnet des copies qu'aux Evêques et a mm vicaire general feul j'aurois defiré de vous en envoyer une , mais. .. .je vous prie de m'epargner la confufim de vous i'envoyer moi même.  C 22? ) die rrian, door welkers wonderbare voorbeeli, den van üandvastigheid en verduldigheid , wy zeiven opgebeurd zyn geweest, om die alLr,, zwaarfte wederwaardigheden;, de welke ons „ ook te beurt gevalbn zyn, als ligt aan te zien, j, en ze te kunnen dragen. Wien zou immeiS, „ in deze bezwaarlyke fchokken, Welken tiet „ Christendom geflingerd hebben, niet cot volhari, ding opgewekt hebben die zeldzame kloekmoe„ digheid met welke rnesr.u zag blymoedig het i, ballingfchap, de befpottingen , den Kerker, het „ gebrek en zoo velt andere bitterheden te gemoed ,, zien, en met zoo veel eer voor Godt. om de „ Catholyke benheid te bi houden , vlytig •>, ondergaan ? Dat het u dan geenzins fmarte , » dat gy hier niet tegenwoordig zyt , om nog „ openlyker en uwe getrouwheid, en uwe eer ■ ), bied jegens den Apostoiyken Stoel te belyden; •>, Hier aan hebt gy. of iehoon afwezig , ten i, hoogften voldaan; ja gy hebt, door ongemene ,, voorbeelden van kloekmoedigheid daar aan zoo „ voldaan, dat 'er geen plaats op aarde zy „, zoo afgelegen, noch in de hele uitgeftrektheid „ van de Kerk, waar uw geloof niet gekend, „ waar de Godtsdicnst door u niet verheerlykt „ zy. Edog wy zyn niet alleen gevoelig door j5 dankbaarheid aan den wensch dien gy betuigt, „ om by ons deze uwe belyder is af te leggen, „ maar wy zyn ook waarlyk begerig dat gy dié „ betrachtirge volvoere; nogtans zoo niet dat „ gy perfonelyk tot ons kome, dit gedogen uwe „ jaren niet, en daar toe is de tyds-gefteltenis, j, naamlyk voor een man gebroken door den ar„ beid, ook veel te ongunftig , maar kom tot ,, ons met ons die middelen toe-te reiken, wel„ ken wy in deze drukke tyden zoo van node „ hebben om het fchipken van Petrus wel te i, befturen. Zyt dan by ons ten eerften door „ verenigde gebeden, de uwe, en die van onze P 2 >j e-er"  ( 228 ) „ eerbiedwaardige Broeders, de welken uwe „ ftandvastigheid navolgen en deelgenoten uwer „ wederwaardigheden zyn. Hoe zou immers , „ ten zy Godt ons helpe, onze zwakheid be» kwaam kunnen zyn, om de zorg over alle de » Kerken en* den allerzwaarften last van het »> Hoog-priefterlyk bedienaars ampt te dragen ? " Zyt boven dien met ons, door uwen raad ; " de Kloekmoedigheid de ftandvastigheid en wys" heid uwer antwoorden , wanneer gy voor Ko" 'ftigcn en voorzitters geleid wierrit bewyzen n van wat kracht uwe raad in de duifterfte ty5> den was, en nog heden is, zy bewyzen dat „ waarlyk de Vader des lichts, volgens het ge„ ne hy ons beloofd heeft, u in die ure had in,» gegeven dat gene, wat gy zeggen moest; zoo „ dat gy in die netelagtiglte tweefpalten , tus» fchen de fcherpfte tegenkanti-gen van twisters, » den twyflelenden als enen fakkel voordroegt, »» aan welkers licht yder zien kon, wat hy, in v die gevaren, denken, volgenen, zou hy Godts ' " Kerk niet verrader, doen en uiterlyk verto, J' nen moest. Hier om wierdt te recht uw ge" drag: goed gekeurd, en gy zelf door onzen in \ wysheid uitmuntenden Voorzaat, zoo hoog geIlSprezen. (i) Is 't nu dat gy door deze hulpn middelen onze zwakheid, naa mate uwer liefv deryke genegenheid tot ons, onderfteunt, dan „ zult gy afwezende toch by ons zyn; dan zui„ len wy u niet alleen als tegenwoordig, maar, „ zoo gelyk Godt u ons heeft toegevoegd, u „ altyd als onzen teergeliefden Zoon, als enen >, wy- (l*i Gy weet wat verheven denkbeelden Pius VII ia zyne eerfte aanfpraak tót de Cardinalen ons gegeven heeft van de wysheid, van het geloof en ftandvastigheid, en uitmuntende deugden van zvnen Hei:.gen en Roemryken Voor- , iaat en van deszelfs onffervelyke zegenpralen over dood en dolingen.  ( 229 ) „ wyzen raadsman en krachtdadiger] medehelper „ beichouwen. Daar wy dan geenzins twyfFelen-of „ gy zult op deze wyze aan onze genegenheid „ tot u, met allen ernst en vlyt.beantwoorden, „ geven wy u met liefde , en |an uwe Mede- broeders de Bisfchoppen van Ifelgien, welkers „ ftandvastigheid wy hebben bewonderd, en wel„ kers onderwerping aan dezen Apostt»iyken Stoel, ,> wy door uwen brief erkend hebben , én aan » alle uwe onderhorige Schapen onzen Aposto« lyken Zegen, als een waarborg van onze Va„ derlyke goedjonftigheid " Geveven te Venetië in het Clooster Sti Georgiï Msjoris 30 April 1800 van ons Pausdom, Het eerfte jaar. (was getekend) PIUS P. P. VII. Onder op den kant was getekend JOiEPHUS MAROTTI. a Secret. SSmü Het opfchrift was Dileóto Filio Nostro J. Henrico S. R. E. Cardr nali ArchiepiscopoMechluiïenfi Êmbricam. Oordeelt myne Broeders! maar oordeelt in Godts tegenwoordigheid , waar de ware belangloosheid te zoeken zy, te Rome , in de Franfche Kerk, in de Necrlandfche , met een woord in de Catholyke Kerk , of in uw Kerkje van Utrecht! Oordeelt waar de ootmoedigheid te zoeken zy! Oordeelt waar men de taal crer liefde, die het kenmerk van de Difcipeltn van Chriftus is, fpreekt, te Rome en in de Catholyke Kerk , of te Utrecht; in de Brieven van de twee Kerkhoofden P'us VI en Pius VII, of in den herderlyken brief van Joannes Jacobus van Rhyn ? P 3 Aan-  C «:o ) Aantekening fub Un. A. Welke op bladz. 193 aangewezen word. ,. Het is grappig in uwen herderlyken brief te zien , „ welke die verheve en waarlyk engelyke beweegrede„ nen zyn geweest, die u tot het aannemen van het Bis„ (chopfchap eindelyk bewilligd hebben. Gy zegt ons „ dat het de hemel is die de zaak beflist heeft; het is de. „ hemel die h-jt u ingefproken heeft; 't zyn de Godtlyke be„ vélen welke gy gehoorzaamd hebt; 't is Qodt die u zynen '„ wil hééft kennelyk gemaakt; 't is hy die in uw hart ge,, ftort heeft die omzichtigheid , die ootmoedigheid ,' welke de omjlandigheden vereijeken; 't is zyne ftemme die u v Sehk een donieijl ig getroffen heeft; met een woord 't „ zyn zyne alvermogende handen , die u gedrayd en geneigd „ hebben, en den keuze beflist hebben tegen u. Tegen u l „ Groten Godt! wat hebt gy gelyk! Maar wat'bewyst „ nu die 'myftieke Babel-raal voor die, welke u Canonike »» furmen en preuven van oprechte zending vragen ? Welke » is i!e Geïllumineerde, welke is de fcMsmtike Bi.'fchop, „ die dat allen niet kan naarpraren ? Zeker is he: heel „ fchoon met de infpraken des hemels begui.ftigd te o zyn ; maar de infpraken van de Kerk zyn zekérder, ,, want op dat ftuk beflist de hemel niets dan door haar, „ zy alleen is boven allen veibeeldingsbedrog ; en het ,, gebeurt altyd, dat men zonder haar, met de beflisfing „ des hemels regnlregc ter helle gaat Gy zegt ons ,, dat gy de Opvolger van Dionyfius , Marcellus Germa,, nus zyt , en gy zyt ongelukkiglyk flegts de Opvolger „ van Gobel die aan niemand opgevolgd is. 't is in „ hem alleen dat de Stam zyn aanvang netmt van welken gy „ een zwakke tak zyt, die wel haast moet veigaan.... „ en uwe naam aan den zynen geplakt, maken het hele „ Dypüeke van uwe Kerke uit Gy fpreekt ons zeer „ devotelyk van het vooruitzicht, het gene u bezwaart , ,i daar gy niets dan waken , arbeid en kwellingen in te „ gemoed ziet Naar dat gy zeer wydlopig gefpro- „ ken hebt yan uwe Godtlyke beroeping, in plaats van „ ons  ( «31 ) ,, ons ook flegts beknoptelyk uw Kerkelyk beroep te '„ bewyzen , viaagt gy ons met Jat koëj bloed , welk " het onze duet bevriezen: Wat is toch de reden dat 'er " twee verdeelde Schaapskudden zyn'. Wat 'er de redeu van is? om dat 'er een klein kuddeken is dat u volgt, en ", ene grote kudde die u niet volgt; oin dat 'er ene min„' derheid is die niet al te wel bezeft wat zy wilt , en ", ene meerderheid, die heel wel weet wat zy niei wilt; '„ om dat 'er aan den enen kant eenvoudigen en ligtgélovigen zyn , die menen dat zy daar altyd enen Bis. '„ fchop zien, waar zy enen myter zien, gelyk ze menen „ ene Parochie te zien alwaar zy enen th"iren zien; en ", dat 'er aan den anderen kant gelovigen zyn , die den „ Catechismus kennen, en van hunne herders oordelen, „ niet door de ogen, maar op de Kerkelyke regels, niet „ door hunne kleders, maar op hunne tytels. II est cuu'eux de lire dans votre pastorale, par quels motifs fubümes et veiitablement angelique- , vous vous êtes determiné, a accepter 1'epifeopat C'est le ciel qui a decidé c'est le ciel qui vous a infpiré; ce font les ordreS divins aux quels vous avez obei; c'est Dieu qui vous a fait connoitre fa volonté; c'est lui qui a mis dans votre cceur la prudence et l'hw.nüité que prefcriment les circonftances , c'est fi voix qui vous a frappé comne un coup de foudre; enfin ce font fes mains toutes pzsifantes qui vous ont tourné et incliné, et ont decidé l'éleiïion contre vousJ Contre vous! Grand Dicu que vols avez raifon ' Mais que prouve tout ce jargon myfliq ie , 4 ceux qui >ous demandent de formes Canoniques et une misfion veritableï Quel est niluminé quel est 1'eveq >e fcbisma'iique qui ne puisfe point en dire autant que vous-..? il est beiu fans doute d'être infpiré du ciel; mais il est plus für d'être infpiré par l'Eglife . par-ce que le ciel ne decidé rien que parelle; qu'elle fetiie n'est point f.jette a Pillufion, et que fans elle il arrivé toujours qu' avec la decifion du ciel on va droit aux enfos Vous vous dites le fuccesfeur des Denis , des Marcel , des Germain , et malheuteufement vous n'étes Ie fuc esfe ir que de Gobel qui n'a fuccedé a perfonne. Ce i lui feul qui a commencé la nge, dom veus ête- un foible ratrieau; qui bienwr doir monrir..... et votie nom accc'é au fen, forme tout le dyptique de votre Eglife.... Voiit i ous P 4 Plr-  C 232 ) parlez devotfment de votie perfpeUive, ou vous ne voyez que veilles, trayaux, affiiUions Aprés nous avoir par- lé fort au Jong de votre vocation divine, au lieu de nous prouver, même brievement, votre vocation ecclefiastique, vous nous demandez, avec un fang froid qui nous Glacé, pourquoi il faut qu'il y ait deux troupeattx... Pour quoi? Paree qu'il y aun petittroupeau qui vousfuit, etun grand qui ne vous fuic pas; par ce qu'il y a une minorité qui ne ftit trop ce qu'elle veut, et une majorité imperturbable qui fait fort bien ce qu'elle ne veut pas, par ce que d'un coté il y a des gens limples et creduïes, qui voient teujours un évêque ou ils voient une mitre, comme ils voient une paroisfe par tout ou il y a un clocher : et que de 1'autre il y a des fideles, qui fachant leur Catecbisme, jugent de leurs pafteurs, non par Jesyeux, mais par les regies, non par 1'habit mais par Ietitre, Lettra d'un ParoilT. de St. Roch a J. £. Royer, NA-  C 333 ) NABERICH T. M en heeft my doen bemerken dat 'er in dit "Werkje enige aangehaalde texcen voorkwamen, die te wezenlyk ter zake waren, om ze naamloos en zonder naukeurige aanwyzing der plaatzen, waar men ze kan opzoeken, te laten doorgaan. De opmerking komt my te regtmatig voor, om 'er niet met vlyt aan te voldoen. Zie dan Beminde Lezer de bewyzen van de rechtzinnigheid myner aanhalingen. Bladzyde 39 vindt gy een Uittrekzel uit den Courier. Universel 2a Fructidor. An. vii. de la RepubÜque Francaife. Zie hier de eigen woorden: „ La mort de Pie VI vient de mettre le 1c„ eau a. la gloire de la Philofophie moderne ; „ Quand on fe rappelle les traits lancc's par les „ corivain» les plue- eclébres de ce fiecle contre „ le tröne pontifical, on nc peut S'empecher de „ reconnoitre que le triomphe de.la Philoiophie n'eut pas été complet, fi elle n'avoit trainé „ un Pape a fon char. Ilfalioit, pour couronncr „ fes exploics, que ce genie exterminateur, qui ?, Eloquence facrée, quels fujets font re- „ fervés a vos pinceaux, fi jamais il vous est ,. permis de montrer encore aux hommes la „ vérité revêtue des couleurs dont vous favez „ la parer! Ce feroit ici 1'occafion d'emprunter „ quelques uns de vos traits, mais il ne nous. „ appartient pas d'employer votre langage, ec ,, notre plume diftinéc a recueiller les événemens, „ qui ferviront peut être un jour de texte a vos ' ^ - P5 » in-  ( m ) „ iiiftruclioiis, ne peut ni ne dok nrévenir vo„ ere angufe miniltère. La"isfbrfs donc la Reli- gion repandre en fecrêr fes larmes pieufes fur „ la cendre d'un Pontife honoré, et ne recuoil„ lons pas encore les palmes du mnrtyre , que Ie ciel a deja laislé tomber fur fa depouiile. „ Que la Philofophie triomp.he encore aujour„ d'hui .... avo t clle befoin d'ajouter a tous. fes titres 1'odieux de cette mort.".... .! Deja la posterité place ce vieillard vencrable par„ mi les martyrs de la Philofophie moder„ ne Nuus ne parions point du corte- ge invincible, dont la Religion cnvironnon eet „ illuftre captif, ni des vceux et des homages „ qui voloient aprés lui de toutes parts ; fon ,, i-nfortune, fes v.ertus , fon innocence et fes „^cheveux blancs 1'ornoient asfez a tous les yeux. ■ LesPhilofophescroyoien,t ils aneamir .on au„ torité en f'emparanc de fa perfonne ? mais il n'est „ pas au pouvoir de 14 mort même de 1'etein„ dre; que dis-je? La mort ne leur laisfe entre „ lesmainsqu'un corps inanimé, qu'une froide de„ poille, ctdeja le feuillet, qui porte le nom de „ fon fuccesfeur S'est detaché du livre eternel....." Zo fprak dat dagblad op 8 September roo. tien dagen naar den dood van den onftervelyken Pius VI. Bladzyde 42 hebt gy een Uittrekzel van een brief, door een Proteftant van G.eneve gefchreven, en geplaatst in den Journaal L'indi.spensaBle Fol. 30 op 12 Vendemaire , het agtfte jaar van de Franf Rep. dat is op 28 September 799. Zie hier de eigen woorden: „ La vertu dans le .malheur infpiré toujours „ 1'interêt le plus tendre a toute ame fenfule „ et honnète, quelles que puisfent être les opi., nions religieufer qu'elle profesfe. La diverfiré „ des cultes n'etcint jamais ce fentiment fi na■ « „ tu-  „ turcl de compasfion, qui S'attache avec une „ efpecc de refpecl k 1'humanité foufFrante; c'esr, ce fentimcnt douleureux que j'ai éprou„ vé, en lifant les differens traits de la perfecu- tion dirigée par Lareveillere contre Lmmor5, tel Pie VI , et que vous avez eu foin de re„ cuciiler fidelement jusqu'a fa mort. Quoiqu* ,, étranger k la religion dont il étoit le cnef vi- fible, je me fuis livré au plus vif interét fur le fort qu'on lui a fait fubir dans un age , „ qui auroit commandé les égards de la véncra„ tion aux peup'.es les plus feroces. Que de vi- 4, vcs lumicrcs ont éclairé mon efprit jusqu' alors ,, dans les tcnè'.ros? Mille ibis mon ccear S'est ,, fuuleve' d'indifin'raion contre 1'atrocité inouie ,, de ces Thsophilautropes fans entrailles, qui fe ,, pararit du beau nom de Dien ct des hommes , „ donnoienc dans ce long martyre qu'-tls faifoient ,, -esfuyer au vrai Rcpréfentant de Dieu, le ga,, ge de 1'amitié qu'ils ont pour les hommes. Les Barbares ! ils ont1 ofé fe flattcr , qu'en ,, prcsfant ce flambeau du monde chrétien de „ S'éteindre , ils aneantiroient avec lui la Reli„ gion. Ils ont femë 1'ignominie fur leur roemoire, et des palmes fur Ia tombe de Pie VI, Les „ fieclcs futurs admireront , comme les gencra„ tions exittantes, la grandeur d'ame, le coura„ ge, la conftance de ce glorieux martyr, qui, ,, fur le point de fermer les yeux k cc monde, 5, pardonne k fes bourreaux , et appelle les bé\, nédictions célestes fur Ia terre même de fes ,, perfécuteurs Le Catholique Romairi f'applau„ dira du triomphe éclatant remporté par fon chef fur 1'impiété; et !e Chrétien des autres fecles verra enfin, fans nuages, ou fe trouve „ Ia véritable églil'e. Tant de tourmens refer„ vés exclufivement aux feuls pafteurs de-Pêgli„ fe romaine lui apprendront que cette religion n'est  ( 236 ) „ n'cst pas ffire, dont les miniftres ne donnent ,, aucun ombragc aux apótres de 1'impiété et „ de 1'incredulité; que 1'erreur n'est plus mea, connoisiable, quand le vice fimpatife fi ouvertemenc avec elle...... " De Schryver van dezen brief belydt op het einde van den zclven , dat hy reeds aan ie wars Kerk aan den Schaapjlal van Chrijlus door zyne begeerte hoort: „ Auquel j'appariiens deja par mes „ dejirs" Bladz. 44 is een Uittrekzel uit een ftukje voor tytel -hebbende: Por.tr.ait de Pie VI, bevattende de voornaamlte omftandigheden van zynen fmartelyke reize, en van zyn ftichtenden dood , getrokken uit een brief van de ooggetuigen. Ziet hier hunne eigen woorden: ,, Pie VI „"est ausfi remarquable par la fublimité de fes ,, vertus, que par la majelfé de fes traits. Ele„ vé fur la chaire de St. Pierre dans les tems les plus difficiles, il S'est toujours conduit avec „ une fagesfe et une fermeté qui 1'ont rendu re„ fpeétablc aux yeux jnëme des ennemis de la „ Religion: Pere commun de tous les fideles, il a prouvé dans toütes les occafions qu'il en „ avoit la tendresfe et les fentimens. lnviola„ blement attaché a tous fes devoirs, il a fait „ paroitre au milieu des revers les plus étonnans une force invincible, unc -gntiere réfignation , „ une conftance inébranlable."" Ausfi calme ausfi , grand dans' le lieu de fon exil que fur Ion tröne „ pontifical, unc douce férénité brille fur fon front, un exterieur plein de candeur annonce „ la paix dont fon ame jouit, ö (i) Pour (i) Bemerkt dat de Schryvers van dit Pohtrait, Pius effchildereti zoo gelyk zy hem dadelyk voor hunne ogen nadien, hy leefde toen nog, zy kundigen zynen dood aan  „ Pour faire éclater ies vertus de ce grand Pa« „ pe, le Seigneur lui avoit réfervé la douleur de „ voir , aprés un long et paifible regne, durant ,-, les jours de fa vieilfesfe, Pimpiété fe montrer 4 „ découvcrt, les fyftêmes erronésde laPhilofophie ravager 1'hérit-age de Jefus Christ , et le dé„ bordement des pasfions anéantir presqu'entiére„ ment la foi, la piécé, et toutes les vertus fociales, „ Apres 1'invafion du territoire de Rome, ce „ digne Pafteur, k qui les horreurs de la guerre „ n'avoient pu faire abandonner fon troupeau, fe „ livra lui même entre les mains des Francois. Sa ,, generofité et fa grandeur d'ame femblerent les „ péné:rer d'une forte de refpect...... il fut con- „ duit en Tofcane.... Par tout il fut recu avec „ des fencimens, qui lui prouverent, que fesmal„ héurs n'avoient fait qu'augmenter le refpect, qui „ étoit du kfadignité, et 1'attachementqu'onavoit „ pour fa perfonne, Deftiné enfin k fervir d'ótage, „ on 1'amene en France, ct Briangon est la pré„ miere ville qui a cu 1'honneur de regevoir eet „ illuftre captif C'est a Grenoble furtout, „ qu'il a été temoin de 1'amour et du refpect, „ que malgré les efforts de 1'impiété, les Francais ,, ont confervé pour le Pere commun des fideles. „ A la nouvelle de fon arrivée, la pluspart des „ citoyens fe haterent d'aller k fa rencontre-a plus „ d'une lieu, et formant fur fon- pasfage une dou„ ble haie , ils fe profternerent, les larmes aux ,. yeux, pour recevoir fa bénédiction...... i'Evé- „ que conltitutionnel crut devoir prof.ter de cette ,, circonftance, pour dohner au faint Pere, par ,, lettre, un figne de communion, et pour en ob« „ tenir un de ia part; mais le Pape lui fit repon- „ dre ann, door een Postfcripttim , gelyk gy hier agter zien zult Ik, die fchreef naar het overiyden van dezen waardsn Man , heb de vertaling in den verleden tyd ingericht."  ( 238 ) dre que /''Eglife avoit protioncé, qu'il devoit conZ noitre fa Bulk, & $ue cela devoit lui fuffire ... ... Sa prefence a fait fur tous les elprks une „ impresfion falutaire, & les impies même n'ont pu s'empêcher de montrer du refpect pour la " Religion en voyant fon augufte chef... Nous ne faurions trop remereier Jefus-Chnft de ce qu' au milieu des orages qui fondent lur le vaisfeau de l'Eglife , il lui a fuscite' dans fa " mifericorde un Chef fi digne de fucceder a S. Pier" re. Comme ce faint Apötre il a renonce a. " tout; il a abandonné non pas de'filets, mais " le fceptre & le diadême , pour fe charger de " 1'étendart glorieux de la croix, & pour marcher '! a la fuite de notre divin maitre...." Ik had 'er kunnen byvoegen het gene die Berichters onmiddelyk op het aangehaalde doen volgen, woordelyk als volgt: „ Hy is dat glmfte- rende licht, geplaatst op den kandelaar van dc " Kerk ; Godt laat toe dat het als in triomph, " zou rondgedragen worden, om ook de duilter" nisfe zyner vyanden te verlichten, hy is tot " fchouwfpel gelteld voor de Engelen en de men*- fchen; Hy bidt ononderbroken den Here Jefus" Chriftus op dat ons geloof niet wankele. Laat " ons van onzen kant bidden, op dat de Hemel " gewaardige Hem te behouden." 5 P. S üe verzuchtingen welke- wy tot den Hemel ftuurde ter behoudenis van Pius VI. zyn niet verhoord, de Heer heeft zoo even zyne " heldhaftige lydzaamheid bekroond, en hem uit " dit dal van tranen tot de gelukzalige onfterf• lvkheid overgeroepen .... zyne ziel was ene rvpe vrucht voor den Hemel, ook zag hy zon" der de geringfte fchrik den dood aannaderen. *' Zoo drabhy ontwaar wierd dat zyne laatfte uur !! aankwam vroeg hy de Heilige Sacramenten; !! alvorens deze te ontvangen, vroeg hy aan al! len, die rondom hem ftonden, vergiffenis zoo !! hy iemand mogt misnoegd hebben, en zeide »' * a, dat  ( 239 ) „ dat hy uit heel zyn hart aan zyne vyandea. „ vergaf' het leet en droefheid die zy hem had„ dén aangedaan.. . nimmer heeft het geweld, „ der ziekte zyn verftand verduisterd; hy behield, „ altyd zvne volmaakte kennis; en terwyl hy met „ een verftaanbaar geluid uitfprak de Pfalm van „ David: Ik ben verheugd geween in het gene my „ gezeia is: Dat wy in het huis des Her e zullen intreden. Standvastig ftonden onze voeten in uwmitfr ,, den ó Jerufalem enz. gaf hy zynen geest, op ,,":y Augulti om i uur, 25 minuten, des mor„ gens." Ziet hier hunne eigen woorden: „ 11 est c.et- te lumiere éclatante; placée fur le Chandelier „ de l'Eglife: & Dieu permet qu' elle foit por„ rée comme en triorr.phe au milieu même de ses „ ennemis, pour disfipcr leurs téiebres. II est „ donné en fpeétacle aux Anges & aux hommes, „ & fans cesfe il prie Jefus-Chrift pour que notre „ foi ne cnancele pas. Prions de notre coté, puur que le ciel daigne nous le conferver. ,. P Les vceux que nous adresfions au ciel ,, pour la prolongation de la vie de Pie VI. n'ont „ pas été exaucees; le feigneur vient de couron- ner fon héroïque patience, en le faifant pasfer „ de c :tte vallée de larmes au féjour de 1'immor,, talité bienheureufe.... fon ame perfeéfionnée „ par le fairit ufagc qu'il avoit fu faire de fesfouf- trances, étoit un fruit mür pour le ciel, aus,, fi a-t- il vu arriver la mort fans le moindre ef- froi. Dès qu'il a fenti que fa dermiere heure ap,, prochoit , il s'est empresfé de demander les. „ derniers Sacramens de l'Eglife; & avant que de „ les recevoir, il a dit en prefence de tous ceux, ,, qui 1'environnoient, que s'il avoit ofFenfé quel» „ qu'un, il lui en demandoit fincerement par„ don , ajoutanr que de fon coté, il pardonnoit de tout fon cceur a fes ennemis, & qu'il prioit „ le Pere des mifericordes de les combi er d'auM tant de graces, qu'ils ayoient pu lui cauferdu cha-  ( ü40 ) chagrins & de traint... La violence de lama* „ 1 die n'a point obfcurci fon efprit; il a toujours „ confervé une parfaite connoisfance, & c'est en „ pronor.cant d'une voix intelligible le Pleaume „ Lttatus Jum, qu'il a rendu le dernier foupir „ le 29 Aoüt, a 1 heure 25 minutes dumatin." Vervolgens verhalen zy met wat eerbied de aangefteide Machten zyne overblyffelen behandeld hebben. Yder weet hoe de eerite Conful van de Franfche Republiek, Buonsparte, zyne hoge achting voor het dierbaar geheugen van dat doorluchtig' Kerkhoofd vereeuwigd heeft. Bladzeide 47. op het einde, 48', 49 tot 50, vindt gy een uittrekfel uit een geleerde Franfche Schryver; deze is de uitgever en vertaler van de Bullen, Breves &c. van Pius VI. onder dezen tytel: Recmil des Decijlons du Saint fiegcJpofioltque, relatlves a la Con/ïitution civile du Clergé , & aux affaires de P Eglife de France depuis 1790 jusqu'e» 179Ó. Ziet torn. 2. Bladz. 344 tot 947 „ La même Providence qui les avoit ju„ gés dignes (les Evêques dc France) de fouflnr pour la confesfion de la foi, leur avoit menagé " le plus précieux dédommagement dans fa plus , belle image, dans la perfonne d'un Pontife, „ digne fuccesfeur des Symmaque & des Gregoire'de-grand autant par 1'étendue dc fa Charitè, " que par l'éclat de fes talens & de fes autres ver" tus C'etoit Pie VI. qui leur avoit montrc la lumiere, c'étoit lui qui avoit ouvert devant eux !' cette honorable carrière , dont tous favoient bien, que le terrae devoit être la croix de Jefus-Chrift. Apres avoir ouvert k, leurs yeux tous les tréfors de la vie Spirituelle, il sut k 1'exemple du maitre dont il a 1'honneur d'être ; le vicaire, faire des prodiges pour fubvenir k ! leur r.écesfités Plus de deux mille eccle- fiaftiqoes durentaux libcralités ou k la fagesfe du faint pere une fubfiftance honorable. Ils avoient re " 1 „ trow-  C 341 ) j, trouvë Terufa'.cm pour Babylone. Le zele du „ Souvcrain Pontife fut fecondé de la manniere la „ plus efficacepar les Cardinanx,les Archevêques „ les Evêques, tout le Clergé féculier & régulier „ de tous les ordres, leslaïques de toutes les clas- fes, dc tous les ages. Non content d'agir par ,, lui même, le Pape voulut asfocier a Pimmen„ fité dc fa charité vraimcnt écumcnique les peu- pies écrangers, fes initructions circulaires alloicnt „ par-de-la les montagnes & les mers. Ce fut „ dans la Savoie, dans la Belgique, dans 1'Alle„ magnc, dans 1'Empire, & jusques aux extre„ mités du Kord une hcurcufe rivalité k qui leur „ offriroit les fecours les plus délicats. On eut „ dit que 1'ame de PrE VI. étoit pasfée dans tous „ les fidcles, & comme au tems de la primitive ., eglife, tous les Catholiques fembloient n'avoir „ plus qu'un cceur & qu'une ame. „ Mais ce ne furent point la les fculs droits de „ Pie VI. a 1'immortelle reconnoisfance de 1'égli„ fe galiicane. La Sainte émulatipn que les vcr„ tus du Souvcrain Pontife avoient répanduc par„ mi les exilés, avoir. ouvert ou du moins avoit „ aggrandi poureux, uneautre fource de iicbcs,. fes inaecesfibles aux révolutions hüaiaihes. „ Dejk lJur.i'fiés par les pcrlécutions, les prctres ,, Francois acheverent dc fe perfé&iönnef .... „ Pie VI. animoit par fa propre édilication la commune ferveur. PluGeurs (bis il avoit or\„ donné des prieres pubüqucs pour intéresfer la „ divine miféricorde. II ajoutoit par fa préfence „ a leur folennité a leur efficacué par fa dévotfon. „ Rome, felon la belle expresfioa de PHjftoricn „ du Clergé de France, fut la ville des faints. „ Dieu avoit refervé k fon Eglife pour les mal„ hcureux jours oü nous fommes , le fpectacle, „ plus beau que tous les triorapbes, d'un Ponti„ fe vénérable. forgan" k fadmiratibn fes ennemis „ vainqueurs, & le proiige de fa Religion, pius ,, forte que fes épreuves memes, s'cievant au des- Q „ faS  ( 245 ) m uis de tous les trónes renverfés ou chanee„ lans." Bladz. 5ï vindt gy ene aanhalinge van de woorden van de Franfche Bisfchoppen tot Pius "VI. Deze kur>t gy zjeri in , hunnen brief aan dien Paus gefchreven op } Mey 1791,. Hunne eigen woorden zult gv in het vervolg reeds aangerekend gevonden hebben. Dus zou het onnodig zyn ze hier ce herhalen. Bladzyde 60 vindt gy ene aanhaling van de Franfche Bisfchoppen ziet hier hunne eigen woorden ,, Nous èmprur.tcrons encore ia voix du „ fubhme interprcte dc ros Libertés." C'est cette Chaire Romaine tant celebrée par le Peres , ou ils ont exalté, comme l'envi, la primauté de ia Chaire .Apoflolique, la jouree de Punhé, et dans la place de Pierre , Péminent degré de la Chaire facerdotale, PEglife Mtre qui lieut en fa main la conduite de toutes les autres églifès, le Chef de PEpifeopat djoy part le rayon du Gouvernement, la Chaire principale, la Chaire unique, en la quel' le nous gardons Punhé. Sainte Eglise Romaine, „ f'écrioit il au milieu, du Clergé de France. asj, femblé pour reconnoitre les droits de la Puis „ fance temporelle, Merc des églifes et Mere do „ tous les fideles , Eglife Choifie de Dieu pour 3, unir-fes en fans dans la même charité, nous tien„ drons toujours a ton unicé par le fond de nos „ entrailles! Si je t' oublie, Eglife Romaine, puis,, 'e je m'oublier moi mêmel Que ma-langue le fé^' che et demeure immobile dans ma bouche, ü tu i£cs pas toujours la première dans mon fou„ venir, fi je ne te mets pas au commencement dc tous mes cantiques dc rejouisfancc! " Bladz. 7?. vindt gy ene aanhaling uit het Breve van Pius VI. van 13 April 1791. Ziet hier gym eigen woorden: Nos-  C =43 ) Nostrum interca dolorcm qno vehementef afficiebamurnon levis confolacio lenivit . . HuiC „ autem confolationi noftraa novus quoqüe cu* ,, mulus acccsfit, ubi Dilectus Filius nofter S. R. E. cardinalis Rupefucaldius, venerabilesque fratres Archiepiscopus Aquenfls aliique Ar„ chiepifcopi et Epifcopi, ad numerum ulque tri„ ginta, uc tot tantisque malis occurrerent , ad nos confugcrunc, ac die io Octobris littcris ,, ad Nos datis Expofnionem miferunt fuperprinci,, pits conftituiïonis C/eri. fuo cujusque nomine lub,, 1'criptam, conriliumque noftrum et opcm po„ ftularunt, ei tutam agendi normam , in qua ,, quiéfcerent, a nobis exquifierunt, tamquam a ,, Communi magiftro ac parente. Illud quoque ,, magis magisque noftram confolationem adauxit» ,, quod a!ii Epil'copi bene multi, primis adjuncti, „ prsdictam expofitioncm amplexi fuerant, ita ut cum ab Epifcopis centum triginta et uno ,, iftius regni, quatuor dumraxatdisfiderent, cum,» que tam ingenti Epifcoporum numero Capitu3, lorum etiam mültitudo, et parochorum, five paftorum fecundi ordinis' pars major accederet, „ hujusmodi fane expofitio, concordi animorum „ confenfione fufcepta, totnis Gallicanae Eccle3, lias doétrina haberetur, et esfet. Bladz. no vindt gy ene aanhaling uit de aanfpraak van Pius VI gedaan tot de vergaderde Cardinalen in het geheim Confiftorie op 17 September 1791. Ziet hier de eigen woorden gelyk zy in het proces verbaal van het jaar 17Ó5 van de Franfche Clerezie ftaan: „ Cette ,, condamnation étant confignée dans vos registres, fera un temoignage fubfiftant de votre zele pour profcrire tout ce qui peut altcrer lapureté de la foi, de votre attachement au faint ., fiege, et de votre indignation contre 1'oavrage d'une églife fchismatique, qui prctend tej, nir a l'Eglife,catholique lans obeir a les DéQ a creta  ( 24t ) crets, et conferver la communion avec la „ Chaire de Pierre, en coupant tous les liëns de „ 1'unité et de la hiërarchie eccléfiaftique." Ziet ze hier gclykze van Pius VI in zyne voorgemelde aanlpraak aangehaald worden. „ Hanc enim condemnationem pcrpetuam tes„ tem futuram de Galliarum episcoporum oblè„ quio ac ftudio erga Apoftohcam fedem, de„ que eorundem indignatione adverfus opus fchis„ maticse ecclefis , qua? ad Catholicam Ecclefl„ am ie fpeétare contendit, absque eo quod ip- fius Decretis obtcmperet , feque cum Petri „ Cathedra communionem putat lërvare, dum s, omnia unitatis et ecclefialticae hiérarchias vin' „ cula disfolvit ac abrumpit. EPI-  ( =4? > EPISTOLA CONGRATULATORIAEMINENT1SS1MI AC REVERENDiSSlMl DOMINI CARDINAL IS ARCH1EPISCOPI iMECHLINI.'.NSIS AD SANCTISSIMUM DOMINÜM NOSTRUM PIUM VIL PONTIFICEM MAXIMUM RECENTER ELECTUM. Beatïsjime Pater! Penedi&us Deus, et Pater Domini nostri Jefu Chrifti, Pater mifericordiarum et Deus totius confolationis, qui afHicts Ecclefia: fuas in dignisfima fancïitatis tua; Perfon4 tam cirö de Vifibili Capite , Cbristique in terris VN cario providere , ejusdemque juftas lacrymas, ob abreptum fibi primüm per exilium deinde per mortem optimum amantisfimumque Patrem , abftergere dignatus est. Utinara et mihi fratribus meis adjungi , et cum eisdem tam falutari operi pro munere meo coöperari licuisfct! At enim aïtas mea jamjam proveéta, infirmitates variae, et defeótus mediorum ad iter tam longum , approximante jam hyeme fufcipiendum, id Vetuerunt , meque coëgerunt ut abfens tantum Eledtioni fanétitatis tua; accederem, eidemque de fumma dignitate fcripto folummodo gratularer. Faxit Deus ter Optimus Maximus, Beatisiime Pater, ut iongitudine dierum, prospera valetudine , om. nisque generis feliciiate in fede Petri, quam confcendisti, perfrui valeas. Concedat Tibi Divinus Ecclefias fponfus, cujus nunc vices in terris geris, ut, Te regente , Petri navicula , jam' per tot annos eheu impise perfecutionis fludtibus mirum in modum exagitata tandem conquiescat evigilante Cceli terraque Domino, qui Ventis et mari iuiperat, Tibique ac Ecclefiae fute, Tibi commisfae, optatam tamdiu tranqnillitaiem mifericorditer concedat. Quod jpfum univerfa Ecclefia Catholica Sancïitati tuae ab Omnipotenti Deo enixis precibus expofcere non deiln«t Q 3 Ego  C 246 ) Ego interim nomine Confratrum meorum Belgü Episcoporum , toliusque Cleri fidelis debitam fanctitati Tua; fubmisfionem et obedientiam poüiceor, atque ad pedes ejusdem provolutus (quod coram prseftare rnihi non liquit) a Jonge et in ipiritu eosdem re verenter exosculor, fimulque fumma cum Veneratione permaneo, Beatisjime Pater! Sanélitatis Tus Humiliimus, Obrequiofisfimus et Obedientisfimus Filius (Erat Signatum) J. H. Cardinalis FRANKENBERG. Embrica; 5* Aprilis 1800. sirchiep. Mechlin. ÏIUS  C 247 ) PIUS PP. VII. D ilefte Fili Noster Salutem, & Apoftolicam Benedictionera. Laudata illa tua in Apoftolicam fedem fïdes, propter quam tot exantlatis laboribus et Ecclefiae Univerfie ia Tq admirationena converdsti, et è fmétisfimo Decesfore noftro amplisfimo virr.uds téstimoniü es ornatus, prodit fe iterum litteris tuis obfequentisfimis , quibus nobis in hac Petri Cathedra conftitutis et obedientiam tuam religiofisfime profiteris, et araplitudinem, qua Deus auchim voluit indignitatem noftram amantisfimé giatularis. Excipimus gradsfimo animo flgnificationes obfequii, atque amoris tui, quibus cum nihil reverentius, tum nihil quod magis augere posfit erga Te paternam noftram caritatem; ea propter ad .referendam gratiam nihil jucundius est nobis, quam fignificare Tibi, quid fidet tus, a qua funt et priora' illa, et poitrema base Virtutis teftitnonia profecla nos una cum univerfa Ecclelïa debeamus. Et vero ille es Tu, Düeéle Fili nofter, cujus admirandis firmitatis, ac patientiae exemplis erecti, ea omnia mala quae a nobis quoque gravisfima fuerunt perferenda, levisfime perferrs potuenmus. Quein enim non excitasfet ad omnern perleverantiam in gravisfima hac rei Chriftianaa jactatione admirabilis illa Virtus , qu» tam hilariter exilium, ludibria , carcerem , inopiam Ceeteraque illaacerbisfima fufcepifti qua: pro confervanda Catholica unitate tanta cum Dei gloria perfene es coaftus ? Itaque non. est cür doleas non adesfe Te coram, ut apertius fiderri et reverentiam in Apoftolicam fedem profitearis. Prteftitifli id abfens, ac tot editts ad Ecclefis decus admiranda: firmitatis exemplis ita praeftitifti, ut nullus in orbe locus tam abditus, tam reaiotus fit, quaenmque patet Ecclefia, ubi fides tua no'n innotuerit, ejusque Iticulentisfimis exemplis jÜèligio non fuerit iUuftrata, Cui tamen defiderió tuo, ut nos grati fumus, ita ut Tn fatisfacias perquam fane volumus, baud tamen acceflu ad nos, neque enim id aut aeras, aut tempora tieri a Te prasfertim tot laboribus confefto paterentur verum iis auxiliis nobis fuppedirandis quibus ad Petri naviculatn regendam temporibus tam impeditis nos maxirpè jndrgemus. Adfis igitur nobis primum apud Deum pfecibus tuis et Venetabilium fiatrum noftrorum , quos ifthic  ( 34? ) ifthic et firmitatis imitatores et tribulationis habes confortes. Quomodo enim fine Dei ope hanc Ecclefiarum omnium follicitudinem, hoe gravisfimum Pontificii muneris onus fuftinere po'erit haec noftra imbecillitas ? Adfis deinde Confilio tüo, quo quantum temporibus hisce tenebricofisfimis Valueris atque adhuc valeas docent refponfa iila plena firmitatis, conftantüe atque fapientia3, quibus ante Reges et Prefides ductus prorl'us oftendifti (quemadmodum s Deo promisfum habemus) vere a Patre luminum datum fuisfe Tibi, quid in iila hora loquererc, ita ut maximis in illis ambagibus atque acerrimis contradicentium obtrectationibus facem quodammodo dubitantibus prastuleris, ut plane pateret univerfis quid quisque in tantis periculis fentire, quid fequi, quid ne Ecclefias caufa prodererur profiteri, ac palam pra; fe ferre deberet. Quam ob caufam a fapientisiiino Decesfore nortro, et probatus et Iaudatus es. His auxiliis fi pro tuo in nos ftudio noftram infirmitatem adjuvelis, vel abfens, aderis femper, nosque Te prafentem non intuebimur folum , fed tamquam carisfimum Filium, fapientislimum confiliaiium , adjutorem nofttum firmisfimum, qualem Te nobis addidit Deus femper habebimus. Quod cum pro noftra in Te henevolentia, non dubiteeiu-j quin omni ftudio fis nobis tributurus, Tibi, ca:terisque Belgii Epifcopis, quorum etiam et conftantiam fufpeximus et öbfequiOm in nos et in hanc Apoftolicam ftdem per tuas litteras cognovimus, itemque Gregibus veftris univerfis apoftolicam Eenedictionem pignius p.iternaj benevolentiée noftrte peramanter impertimur. Datum Venetiis in Monaft. S. Georgii Majoris die 30 Aplis ijjoo. Pontificatus uotlri anno Piimo. Erat Signatum* PIUS PP. VII. Inferius erat Signatum in margine: JOSEPHUS MA ROT TI a Secr. flmi. Superfcriptio erat: Dilefto Filio Noftro Henrico S. R. E. Cardinali Archiepifcopo Mechlinienü Etnbricam.