313 L 84 2   D E ZUIDER-H A AKS.   ZHJID ER-HA A KS, TOONEELSPEL. door IZAAK SCHMIDT. Te AMSTELDAM, Gedrukt voor Rekening van den Dichter, en zijn te bekomen bij A. MENS jansz, Boekverkoopec ia de St. JUicia Steeg, 1785.   t o e w ij i n g AAN BE WEL EDELE GEBOREN VROUWE, MEVROUW E MARIA JACOBA KERCKRINCK, REGENTESSE VAN BET A A LMO ES S EN1ERS WEESHUIS DEZER STAD: WEDUWE VAN DEN WEL EDELEN HEERE JAN CAREL van NOTTEN, i n  IN L E E V E N, DIRE CTEUR VAN DEN LEFANTSCHEN HANDEL, EN DE NAVIGATIE IN DE MIDDELANDSCHE ZEE, Een deugdfaam Huisgezin, gedompeld in verdrie:, Dat zich, door fchipbreuk, kan a!s Weeuw en Wees befchouwen, Dat Man en Vader reeds bejammerd. — eischt dat niet Een' fteun, een toeverlaat waar op het kan betrouwen ? ó Gij! die 't Weeske.dat in nood is,bijftand biedt, Daar ge uitmunt in een Rei van liefderijke Vrouwen, Hier is 't u afgebeeld, als zaagt gij 't in 't verfcbiet: — Tree toe dau om almeê zijn heilftand op te bouwen. Wijs  Wijs deze Treurende niet met haar kindren af. Maar neen , gij beurt hen op, gij zijt hun fchild en ftaf: Uw gunst doet, met haar leed, ook vuigen laster wijken; Wied£f Verfchui,t zicb voor dat griJ'nzend monster t Zelfs wel de reinfte deugd?....Weg fmaad, weg ongelijken! Van notten's naam ftrekt thans mijn Arbeid ten Banier? IZAAK SCHMIDT. Den ijlen April 1786. VE1|.  VERTOONERS. COESELIA. FljTJE, ouijie Dochter"} i AALTJE, jongfle Dochter > van CORNELIA, ! COENRAAD, Zoon J EERKHART, Vrijer van FIJTJE. COEDAART, een Koopman, en Boekhouder van een Schip. EEK LIJFKNECHT van COEDAART. FR ANC1JN. Z W IJ G E N D E. DRIE MATROOZEN. D E  D E ZU ï D ER-HAAKS, TOONÈELSPEL. EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt een gering burger-binnenhuis. c or.Nfc.lia, FjJTJE. De eerfle, Jla-mde aan eni tafel, bezig met groenten te verleezen, en de andere, zittende te naaijen. c0rnelia. Ik mng mij wel haasten met de pot, wijl Aaltje over een korte poos uit fchool zal komen. Hoe laat zou het wel wezen ? FIJT JE. Ik geloof, over half twaalf. CORNELIA. Wel dan begin ik te fchroómen Dat ik niet tijds genoeg het eeten krijg te vuur: FIJT JE. Maar moederlief hoe kan je zo fpreeken ! al eeten we nog in geen anderhalf uur, Heeft zij den tijd nog , en kan vroeg genoeg van den achtermiddag weer fchool weezen. Altijd ben je ook bekommert en met noodelooze vreezen. C0RN ELIA [a kind dat kan ik niet helpen; het is zo mijn aart: A Zo  2 DE ZUIDER-HA AKS, Zo is het ook, als ik om je vader en broer denk; al hoor ik nog zulke goïde tijding van hen, toch gaat dan altijd mijn blijdfchap met (chroom gepaaft. De hemel weet,waar zij zich tegenwoordig bevinden! FIJTJE. Mogelijk digter bij als wij eens vermoeden: dat zeggen alle onze goeden vrinden. ■Een ieder is van gedachten, dat wij hen , binnen acht "dagen, t'huis zullen zien. Weez dan onbekommert en laat alle zwaarmoedige denkbeelden vliên; Neem een voorbeeld aan mij; je ziet, ik werk , van ochtend tot avond, vol van blijdfchap en verlangen, Omdat ik weet dat,door zijn weêrkomst,ikBernhart, als mijn echten man zal ontfangcn; En daar de voltrekking van ons huwelijk alleen maar na zijne thuiskomst wacht, Bsn ik nog niet verdrietig. CORNELIA. Mijn lieve Fijtje jou voorbeeld en ijver geeft ook zo wel mijn geest als mijn ligchaam kracht: Jij benteen exempel voor alle kinderen,en daarom zal de hemel zijn' zegen op je laaten leunen, Want als jou ijverig handenwerk n.ij en mijn huishouden niet hadt heipen onderftcunen, Hadt het 'er flecht uitgezien, dewijl het geld, datje vader mij, bij zijn vertrek, achter litt, Op verre na tot zijne wederkomst, buiten jou winsten, niet rond fchict. FIJTJE. Och mijn lieve moeder! ik bid, wil toch al die loftuitingen verzwijgen! Gij  T O ONEELSPEL. 3 Gij doet, door zulke redenen, bij van fcbaamte een kleur krijgen. Ik toon , door miine werkzaamheid", Hechts een ftaaltje van mijn fchuldigen plicht, Die maar een zwakke erkentenis is vooral het geen, gij, van mijn vroegfte jeugd afaan, tot nu toe, aangaande mij, hebt verricht. En buiten dat, ben ik immers verplicht voor mijn eigen belang, te verdienen het geen mijn vader mij beloofd heeft, meê ten huwelijkte geeven, Zo hij t'huis komt van zijne voordeelige reiz om een ftand voor Bernhart te koopen, waar door wij burgerlijk zouden kunnen keven. Och was hij reeds gekomen I was hij met zijn fchip reeds behouden aangeland! Dan waren wij alle hinderpaalen te boven geraakt, en ik gaf aan mijn' goeden Bernhart, bij mijn hart, mijne hand'. Maar hoor ik niet iemand aan de deur? ó ja, wie zou daar wezen! TWEEDE T O O N E E L. CORNELIA, F1JTJE, FRANC1JN. FRANCIJN. Zo ik niet mis heb, moet hur een naaister wnonen, die Fijtje hiet, en die mij door mijne zuster is aangepreezen? FIJTJ E. Ja vrijster, die ben ik : maar wie is je zuster, die mij aan jon heeft gerecomandeerd? F R A N C IJ N. Ik bi t I'rancijn , en mijn zuster Woont bij mijnheer Goedaart als keukenm id. A 2 cos-  .4 DE ZUID ER-HAAKS, CORNELIA. ö Dat is de Boekhouder van mijn mans fchip; wel we zijn met die gunst zeer vereerd. FR AN CIJN. Ik heb hier een lap katoen van drie el en een verrendeel , daar ik wou, dat je me een jak van maakte. Maar ik moest het van de week nog t huis hebben. FIJT JE. Dat is me onmoogelijk; bedenk ik raakte Van de morgen ten vier uüren, door de drukte van mijn werk, eerst in 't bed; En, tot mijn ongeluk, juist, daar ik tegenwoordig zo met werk ben bezet, Zijn allebei mijne naai-meisjes, door onpasfelijkheid, genoodzaakt geweest, om van daag t'huis te blijven; Zo dat je ms niet kwalijk zult moeten neemen, dat ik je deze week onmoogelijk kan gcrijven. FR AN CIJN. Dat fpijt me daanig! maar zie dan voor 't minst, dat je 't van de week pas-klaar maakt? FIJTJE. Daar zal ik mijn best toe doen, en zien dan, dat het in de toekomende week vroegtijdig afgeraakt. Maar ik zie hier geen goed tot voering bij. FRANCIJN. Neen dat moet ik nog gaan koopen. Hoe veel el hilverfumfcbe baai moet ik hebben ? als ik dat weet zal ik 'er voort om heenen loopen. FIJTJE. Vier ellen, en dan hou je nog wat over, tot verftellen als het noodig is. FRAIÏ-  TOON EEL SPEL, s FRANCIJN. Ik had je de voering wel meêgebrogt, maar niet weetende, hoe veel ik hebben moest, kost ik het niet koopen bij de gis. Ik zal dan maar om de voering gaan. FIJT JE. i Maar rust eerst wat. FRANCIJN. Nou een oogenblikje, coch dan moet ik je niet van je werk afhouwen. Zij zet zich op een Jloel. Maar apropo.is 't waar, mijn zuster heeft me vertelt, dat je haast gaat trouwen ? FIJTJE. Dan heeft je zuster je niet te vooren geloogen, maar de zuivere waarheid verteld. FRANCIJN, Als ik niet te nieuwsgierig ben wat is het voor een knaap, is hij nog al wei gefteld? CORNELIA. Hoor vrijster, ik zal, met korte woorden, onze zaaken, Onze omftandigheden ,en voorneemens tot je kennis doen geraaken. Om dat ik bemerk, dat je goedhartig bent en ons je > gunst toevoegt; Anders hou ik niet van praaten , ik leef hier in dit achterhuisje, met mijn twee dochters, ftil en vergenoegd; Ik ben onbekend bij de buuren, en heb mij altoos van haar en haar klappernij afgezonderd; Wij bemerken ook , dat men ons, om deze achterhoudendheid , met nijdige oogen bewonderd. Maar ter zaak. Weet dan , dat mijn mans en mijn zoons beidei beroep is, om te vaaren op zee. A 3 De  $ DE ZUIDER.HAAKS, De eerfte als fchipper, en de tweede als ftuurman : op een fchip van mijnheer Goedaart, dat nu laatst van de r'eê VanM rfeïtle gelievend is, om voor Amftcrdam t'huis te vaaren : Ik verwacht mijn man alle dagen hier, en heb grond om tc gelpoven, dat hij, bij deze reiz, wat heeft kunnen overgaêien. Mijne dochter nu heeft een vrijer, dat een deugdzaam jongman is, ma.;r van ambacht Hechts een kuipers knecht. Deze heeft een halflerrigen vader, die volftrckt niet toe-Hemmen wii in hunnen echt Ten zij ik zo veel aan, mijn kind ten huwelijk geef, als genoeg is om hem, als baas, in een ftand en winkel te zetten; En zo lang als dat niet gefchiên kan, wil hij dit huwelijk volftrekt beletten, Omdat 'er een ander meisje zijn zoon hebben wil, welker ouders zijne voorwaarde uanftonds kunnen voldoen. Begrijp nou, daar wij,met zo veel zorgen en floovcn, werk hebben , om met fatsoen, Heel bekrompen in mijn mans afziju, te kunnen leeven, Of ik haar dan geld, om een kuipers ftand te koopen, meê ten huwelijk kan geeven'? Daarom verlangen wij, reikhalzend, naar de t'huis-' komst van mijn' lieven man, Die, voor vast en zeker, dan aller wenfehen en begeerte vervullen kan, FRANCIJN. Wel die vader is dan wel een kwastige vent! wie zoii het durven droomen. Om te eifchen, dat alles, van één kant, zou moeten komen. F IJ-  TOONEELSPEL. 7 FIJT IE. Neen dat wil hij juist "niet, maar hij wil eerst met zekcrheid van onzen kant geld zien-, En dan.zeit hij, zullen we niet te klaagen hebben over het geen wat of van zijnent wegen zal gefchiên : En hoe zeer wij hem van mijn's vaders voordeeligereiz verzekeren, zijn wii is niet o:ii te zetten. Zo lang hij dit voordeel niet zeiver ziet zal hij ons huwelijk beletten. FRANCIJN. Het moet daa toch een koppige kaerel weezen, ja een onbennhartig beest, Die heel en al vergeeten is , dat bij zelfs jong is geweest. DERDE T O O N E E L. CORNELIA, FIJTJE, FRANCIJN, BERNHART. FIJTJE. VV el heden Bernhart! jij hier op dit uur? dat gaat buiten mijne gedachten. BERNHART. Ja lieve Fijtje, ik docht wel, dat je hier ieder, behalven mij, zoudt verwachten. FRANCIJN. Nou vrinden, ik wensch je lui goeijen dag, en Fijtje ik ga voort om het goed Voor de voering; en zal het jedaadelrk brengen,maar maak vooral met mijn jak wat fpoed. FIJTJE. Dat beloof ik je! dagFrancijntje. CORNELIA. Dag vrijster BERNHART. Dag zus. A 4 VIER*  p DE ZU I DER-HA A ES, VIERDE T O O N E E L. CORNELIA, FIJTJE, BERNHART. Ik . ■ • S . ,: FIJTJE. D'e heb ik weêr tot een klant gekreegea. BERNHART. Qm voordeelshalven ben ik 'er blijd om , maar aan de andre kant maakt het me verlegen , Om dat jij je niet alleen af moort bij dag, maar ook een goed gedeelte van den nacht, FIJTJE Pat doe ik met blijdfchap. Maar breng je ons wat goeds meê? BERNHART. Daarom kom ik juist zo onverwacht. Weet dan, dat me iemant verteld heeft, dat ,je vader jn goejen welftand gepraaid zou wezen', Bij de vlaamfche banken; ik beb het van een'vrind, die het, voorleeden weck, zelf in de krant heeft geleezen. CORNELIA. Wel is het mogelijk! wat je zegt! maar voorleeden week al?en we hebben 'er nog niets van verftaanl BERNHART. Je weet, dat 'k zelf nooit de krant lees, en nou kom ik bijna zo fpoedig met die tijding aan Als ik hein zelfs gehoord heb. CORNELIA. Mqar hoe begrijp ik hef met dat praaijen, Kon de wind hem niet zo fpoedig,als die hem praaide, na Texel waaijen? i, „ EEK IJ»  TOONEELSPEL. $ BERNHART. Dat zei ik je zeggen; dat fchip dat hem gepraaid heeft is een Kof, Die'er voor bekend is, dat altoos zeilt bij't vliegen of, En daarom hem zo ver is voorn it geraakt. CORNELIA. Wel die tijding doet al mijn fchroomen in vreugd verkceren. Komt jongens, op die blijde boodfchap, moet ik je lui tradteeren. Ik heb boven nog een vies Madera ■ wijn ftaan, die mijn man me reis, voor jaar en dag, heeft meêgebrocht, En ik als goud heb bewaard ; maar nu is de rechte tijd, dat hij uit zijn fchuilhoek wordt opgezocht. Ik ga heen, om een kelkje te fpoelen, en de vies van boven te haaien. V IJ F D E T O O N E E £. FIJTJE, BERNHART. FIJTJE. Ik kan de vreugde,die ik gevoel, naauwlijk inhouden of bepaal en: Ik heb je nu wel tweemaal zo lief, als anders,om dat je komst met zulk een goeije tijding gaat gepaart. BERNHART. Maar is zulk een goeje tijding voor den brenger dan ook geen loon waard"* FIJTJE. è Ja,van ganfcher harte, ik zal 'er je wel drie zoenen voor geeven. As BEEN'  |o DE ZUIDER.HAAKS, BERNHART. Och mijn lieve engel, nu begint mijn hoop eerst recht te Ieeven, Nu zal mijn onbuigzaame vader moeten toeftemmen in onze trouw, Waar door ik, het geen mij verrukt, de beste der meisjes, verkrijg tot mijne vrouw. Mogelijk, dat men ons, in de toekomende week, al Bruid en Bruigom zal kunnen heeten ; Deze bedenking doet mij het hartkloppen van vreugd, en allen tegenfpoed vergeeten , Want, als ik mijn Fijtje bezit, wil ik met niemant van ftaat verruilen , al was het met een burgemeester van de ftad, Offchoon hij ook nog zo overvloedig voorzien was van geld of fchat. FIJTJE. Ja mijn lieve Bernhart, wat is ook geld en goed, als men zijn waar vergenoegen moet misfen; Het kan prachtig doen leeven, het kan verkwistend doen opdisfehen, Het kan alles rijkelijk doen koopen, behalven liefde en eensgezindheid tusfehen vrouw en man, Foor veelen van die ftrekt het dikwijls tot een onoverkomelijken berg daarin, dat de dagelijkfche ondervinding ons genoeg leeren kan : Als ik het hartvan mijn Bernhart alleen bezit, en de hemel mij flechts een gering beftaan wil toevoegen, Offchoon dat ik, van mijn kant, daar toe ook zou moeten werken en zwoegen, Dan ben ik rijk genoeg, en zal niemant kwalijk neemen kunnen, dat mijn Haat word benijd, Dewijl ik rondborstig verklaar, dat gij alleen het regte voorwerp van mijn vergenoegen zijt. , BERK-  TOONEELSP EL. ?j b e r n h h B 'J , /jflaj- kusjende. Ik wil en moet 'ie lieve lippen bedanken, die zulke zoete woorden hebben gefprooken, Als we getrpawd zijn zal ik ook altoos bij. je blijven, nimmer zei je, buiten mijn werk, van mijn Bij- wez.n zijn veiftoken: Laaten andren vrij naar kroegen en kolfbaanen Ioopen, en daar hun tiid flijtcn, ik gun hen dat verma..k, Maar, voor mij, zal het altoos zijn degLnoegelijkfte taak Om, als mijn werk gedaan is, al hit nieuws, dat ik weet, mijn vrouwtje mede te deelen, Of met haar te gaan kuijeren of te doen wat haar gevalt; en zo ik kinderen heb met die te fpeelen, Of met die te keuvelen, cn haar lieve eenvoudige vraagjes op te losfen: me dunkt, dat is een geneugt, Hetgeen, in waardij, overtreft de beste herbergs vreugd, fijtj e. Zulke gevoelens doen het vuur van blijdfchap over mijn aanrhande geluk hoe langs hos heftiger in mijn hart ontbranden. bernhart. Maar dewijlwe zien dat ons huwelijk zo kort is op handen, Moesten we,dunkt me,reis zo overleggen wat ons al te doen zal itaan, En zo eens van onze meubeltjes en het huishouden fpreeken; meisje men hart kan men open gaan, En het water me in de mond komen, als ik van ons huwelijk zo, tusfehen vier oogen, reis mag' fpreeken. Ik heb, want ik kan het toch niet langer bij me hou* wen, het moet 'er uit, een mooi theetobbetje voor je gekuipt, dat waard is ora te worden bekeeken; Ook  12 DE Z UI D ER-H A AKS, Ook heb ik een ouwe rok, met nog eenige prullen van me, aan een fmous verruild Voor een dozijn pastelijn theegoed , want ik docht je gemoed zou maar hebben gepruild, Zo je dat tobbetje bezag en toch niets hadt, om 'er op te zetten. FIJTJE. Wei Bernhart, daar heb je me waarlijk meê verrascht, docht ik dat je zo met aandacht op de zaaken zoudt letten? Dewijl ie nu zo openhartig bent, moet ik je ook wat . vertellen; heb je gisteren die nieuwe lloelen wel in de gang zien liaan ? BERNHART. Wel ja 'k loof dat 'er wel zes waren. FIJTJE. Wel nou die heb ik zeivers voor ons huishouden wezen koopen gaan ; Ik had, van tijd tot tijd; daar een Huiver of een dubbeltje voor weg gelegd , door mijn zuinig fpaaren : Nou kon ik ook niet langer zwijgen, maar moest je mijn geheim, in vergelding, openbaaren. BERNHART. En zijn die mooije ftoelen waarlijk voor ons? alleriieffte, allerwaardigfte meid ! Je neemt hoe langs hoe meer mijn hart in door je vriendelijkheid, Qch wat zou het opfpringen, wat zou mijn gemoed zich verblijden, Zag ik me alreeds met jou in een ileetje na de keik toe rijden. Maar Fijtje lief, wat dunkt jou van de befchikking daar van, Zou-  T O O N E E L S P E, L. 13 ZouJen we ook niet een opgefchikt paard voor de Bruid-ileê neemen?men hoopt toch maar voor eens te trouwen. FIJTJE. Liever zo nedrig als men kan, En ook zo zuinig, als het dan met welvoegelijkheid kan faamen loopen. Zo wij ook in de gelegenheid zijn, van een winkel of een ftand te koopen , Of een weikplaats te huuren , zou het naar mijn keuze het best komen te pas, Zo 'er voor ons een wooning op kamers, boven zulk een werkplaats, was ; Want is het niet beter, dat,men laagjes begint, en dan geduurig aanwast in vermogen V Als dat de Waereld zeggen moet „ dezen hebben het „ zeil te hoog in top getppgen, „ Daarom flaat hun huikje nou op zij, dat mogelijk „ wel haast fchipbreuk lijden zal." Niets beter mijn vriend dan nedrig, en toch niet kruipende ; want hoogmoed konit voor den val. B £ R N H A R M. Waar zou ik toch, al zocht ik met een lantaarn onder al mijne goede bekenden en vrinden, Zulk een verftandige raadsman, als mijn allerlieffle lijfje is, kunnen vinden! Ik beloof je ook, dat ik niets .aangaande de befchikking van onze zaaken, op mijn eigen houtje, zal doen', Maar het eerst met jou, als mijn beste vrindin, be- raamen. FIJTJE. Dat is wel goed maar alles behoudens je fatfoen. Want  14 DE ZUIDER-HAAKS, Want ik zou, om al des waerels goed, den naam van meesterachtig boven mijn' man niet willen draagen; Een man, in zulk daglicht befchouwd, komt mij affchuwelijk voor en da nom zou je mij, als zodanig 't minst kunnen behaagen; Naar mijn gering verttand, wil ik je gaarne raaden, maar je eigen zin te volgen, moet je altoos volkomen vrijftaan: BERNH ART, haar willende kusfen. Je fteelt mijn hart door je infchikiijkheid. FIJTJE.' , , Laat af Bernhart daar komt mijne moeder aan. ZESDE T O O N E E L. FIJTJE, BERNHART, CORNELIA met een vies en een kelk in de hand. CORNELIA, inschenkende en drinkende. Zie daar Bernhart, ik znl het je, op de gezondheid van mijn' man, eens toel rengen, En ter eere van de go'je tijding. BERNHART. Ja op die nobele conditie, moet ik een voldertje p! ngen. Fijtje lief, ik breng het je, tn wensch , dat we je vader, benevens zijn zoon, hiergaauw, in goeden welftand mcugen zien. FIJTJE. Het goed fortuin van mjjn's vaders t'huis reiz, op dat alle bekommernislen ons, voor eeuwig, ontvliên! COR-  TOONEELSPEL. 15 CORNELIA. Bernhart wil je.nog een. glaasje? BERiSHART. Nesn ik bedankje, als ik meer dronk, mogt het me in 't hoofd ftijgen. Nu brand ik van nieuwsgierigheid, om iets naders te verneemen. Zou men hier niet ergens een krant te leen kunnen krijgen ? Al was hij maar van gisteren, mogélijk ftaat 'er wel wat naders van je man in; Want deze goede tijding woelt en fpeelt me geduurig in den zin. CORNELIA. Laat ik me eens bedenken... ja loop fpoedig heenen Naden wïjnkooper op den hoek,die man is mijn huisheer , en zal ine daarom wel een paar kranten léenen. En als je daar meê weêr om komt, lees ze dan overluid, Dan kan je me ook uitleggen, wat of een onverftaanbaar woord beduidt. BERNII ART. ■Kom aan , dat 's goed bedacht, ik vlieg heen. ZEVENDE T O O N E E L. CORNELIA, FIJTJE. CORNELIA. Ik hoop dat die kranten zullen maaken, Dat wij gaauw, uit onze twijfeling, in eene geruste zekerheid raaken. FIJTJE. Ja daar verlang ik ook na, als een visch naar 't water doet. Maar,  16 DE ZUID ER-HAAKS; Maar, het fchijnt.dat het al twaalf uuren wezen moet, Want daar komt Aaltje t'huis uit fchool. ACHTSTE T O O N E E L. CORNELIA, FIJTJE, AALTJE. AALTJE. Dag lieve moeder, Dag Fijtje zus. CORNELIA. Hoor hier eens meisje, we hebben goeje tijding van je vader en je broeder, En dat ze hier, mogelijk binnen korten tijd,zullen zijn. AALTJE. ó Daar ben ik blijd om! wat zal ik ze om den hals vliegen en zoenen! . .'. CORNELIA. Daar is nou ook een half kelkje wijn, Dat kan je, op de gezondheid van je vader, leegen, AALTJE, g'dronken hebbende. Moeder wat fmaakt dat lekker ; ik wou dat we dikwijls zulke goeje tijdingen kreegen. CORNELIA. Maar kind, hoe fta je met je leeren op fchool?doe je wel zo als het de meester van je begeert? Pas je wel genoeg op? zal je vader kunnen bemerken, dat je vooruit bent geleerd? AALTJE. Moederlief, of ik oppas en vooruit leer, zal ik je zeivers Laten uitleggen, Want in plaats, dat de meester mij langer bij hem in de Letterkunst laat opzeggen, Heb  T O ONEELSPËL. 17 Htb ik nou al, zedert ecnige dagen,bij hem opgezeid in de krant, En hij prijst me altoos, en zeït, dat ik de woorden uiifpreek met een goed verftand. Maar daar komen wel woorlen in voor, die ik niet veria, al ga ik daar mijn harsfens nog zo op flijpëri, Zo al? van de morgen nog, in mijn les,kon ik 'er een heele boel niet begrijpen; Want daar kwam in van Br eveertien, van Zuid haaks vast zitten, van Marfeiljes, en zo al voord. CORNELIA, Wat zeg je me daar! van Marfeijje en Zuid haaks vast zitten! heb ik het wel gehoord? Is het een nieuwe of e-n ouw: krant daar je tegenwoordig bij de meester in moet leezen? A A LTJ E. Moeder hij was vol vlal ken en d-arom geloofik \ oor vast, dat het een ouwe moet wezen. CORNELIA. Wel dat ftelt mijne ong irustheid weer een weinigje te vreên. FIJTJE. Maar moeder lief, men gebruikt op de fchoolen meest ouwe kranten die dingen befclu ijven , dewelken al veele jaaren zijn geleên : 't Is toch ellendig,dat je jou over "t minste wisjewasje gaat ongerust maaken. NEGENDE T O O N E E L. CORNELIA, FIJTJE AALTJE, BERNHART. B E '< N H A R T. Hier kom ik nou , met twee kramen voor een an.daar wij misfehi 11 wel tot een volkomen kennis door zullen raaken. B Ik  18 DE ZUID ER-HA AKS, ïk ben wat lang weg gebleeven, dat komr, om dat dis lompe li.offin van een wijnkoopers meid, Maaralleen t'huis was. en ze hadt de kranten door heur weiken verleid. Hij zet zich op een ftoeh Kóm an , ik zal me hier in 't midden zetten : luister je lui nou toe met aandachtige zinnen. 5k zal eerst di: van gisteren leezen,en als ik daar meê gedaan heb, dan die van van daag, in vervolg, beginnen. Hij lee t. Duitschland en aangrenzende rijken, Weenen den .... CORNiLIA. Lees ons liever eerst de zee tijding voor, Waht, dewijl mij dat het meest raakt, kan je wel denken dat ik dat liefst het eerst hoor. BEUKHAR T. Kom an, dan fla ik dat maar over, als ook Italien, Napels en Romen, Hij vervolgd met leezenl En ja tot de Nederlanden. Hier heb ik het. Awfïcrdam den ig*« Oïïober, den tSde» is in Texel binnen gekomen D'.fk Pietersje van Bourdeaux, Hans Bikkeljleen van l' Oriënt, En Tpke Koenes van Morlaix. En zijn uitgezeild Steven Prent Na Curacaa, J. Krijgsman na Surinamen; en Broer Hansfen na A'oorweegen, Ophoudende met leezen. De wind Zuid-Oost, Van je man heb ik nog niets onder 't oog gekreegea Tet nog toe. COR-   IJaielijfe ! wat heh ik daar voor een tijding' geleezeulvervloetó papier.  TOONEELSPEL. is> cornelia. 'Nóu lees dan maar verder voord, Want wij hebben zekerlijk al de zeetijdingen nog niet , . gehoord. B.i» i 'j . bernhart, vérder voordleezende. Den i6*« is het Oost - Indisch RetourfcHip de Ganges, daar men in onze vorige melding van maakte Genaderd tot aan Breeveertien: de wind West waar door niets na zee raakte. Gisteren heeft het Schip de Roozehoom, Schipper Frederik Trouwhart, komende \an Marfeille, het ongeluk ondergaan, Om. in een zwaare mist, tegen de Zuider - Haaks vast te raaken en vervolgens om te jlaan; Het fchielijk uitzetten der boot heeft al het volk toch kunnen baaten 'Hun lijf te redden; alleenlijk de Schipper... die zijn bodem niet kon verhaten... Is zelfs verdronken. bernhart laat de Courant uit de hand vallen} (laat de handen te faamen, en Jiaat op van zijn jioel met een neirhangend hoofd. cornelia, gillend- uitroepende. : Verdronken! hemel wat zal mij.... Zij valt in zwijm. fïjtje werpt haar naai-goed van de fchoot, en vliegt na haar moeder. bernhart. IJsfelijk! wat heb ik daar voor een tijdins geleezen! vervloekt papier. Waarom moest ik dat leezen waarom haalde ik dat hier! U 2. FIJTJE  so DE ZUIDER-HAAKSj FrjTJE. Och mij ongelukkige! och mij ellendige! wat zal mij' nog overkomen! Mijn vader om 't leeven, en mijne moeder mede in een ftaat, waar voor ik moet fchroomen. AALTJE /nikkend weenende. Mijn allerlieffte moeder... mijn va...der heeft mij verlaaten, verlaat jij me toch nou niet. Och Fijtje, moeder fterft! och zij fterft! och moedertje zie toch mijn verdriet! Wil voor 't minst voor jou Aaltje trachten te blijven in 't leeven, Waar zou ik arme weez, zonder vader of moeder mii heen begeeven? ' FIJTJE. Och Bernhart wat zal ik beginnen? zij is zo bleek en blaauw, of ze de geest alreeds uitgeblaazen heeft. Zo men haar geen hulp toe brengt,is het onmogelijk, dat zij lang meer leeft. EERKHART als uit een diepe mijmering ontwaakende. Wat is 'er tc doen ? ik ben als raadcloos en mijne zinnen maaien. Wacht... ik zal om haar aangezicht te befprengen wat koud water gaan haaien , Ik boop dat zij daar door weer bij haar zelve komen zal! FIJTJE. ö Verlaat mij toch nu niet, want koud water heb ik hier a]. Het ftondt hier al in een emmer klaar om groenten in te wasfehen'. Help mij toch, bid ik je, om haar te befprengen, eer de dood haar veege leeven komt verrasfehe'n ! TIEN-  T O O N E E L SPEL. ar TIENDE T O O N E E L. CORNELIA in zwijm, F IJ TJE,AALTJE,BERNHART de moeder befprengende, FRANCIJN. F R A N C IJ N. Hier heb ik nou de voering voor me jak.... maar lieve tijd! wat is hier gefchied? Daar even woonde hier de vergenoegdheid zelf, en nou zie ik niets dan akeligheid en verdriet. FIJTJ E. Och mijn lieve Francijntje, we hebben de heillooze tijding bekomen dat mijn' vader met zijn fchip voor Texel is gebleeven! Dit heeft ons in deze doodeüjke wanhoop gebragt, want mijne moeder leit op de oever van haar leeven. F R A N C IJ N. Goede hemel kan het mogelijk zijn! hoe onverwacht en ras Verkeert ge 'smenfchen lot! maar legt zij nog in zwijm? wagt ik heb een vlesje in mijn tas, Daar is eau de Luce in , dat een fterk vocht is, om de geesten weêr bij te brengen. BERNHART. Maar me dunkt, ze begint al zo wat te fchrikkendoor de koelte van het water fprengen. F R A N C I j N. Dat is goed; dan zat dit ruikende vocht het beste uitwerking doen. Zie je wel zij vertrekt het gezicht al door de fterke lucht? ze zal wel haast bekomen na mijn vermosn; B 3 Daar  sz DE ZUIDER.H A AKS, Daar opent ze de oogen; regt 'er nou een weinig overeind, op dat ze zachtjes kan bedaaren. CORNELIA, zij Jlaat de «ogen op ieder in 't bijzonder. ' Och! waar ben ik geweest?... en waar ben ik nog? ... Fijtje Aaltje....Bernhart maar wie ben jij ? wil het me verklaaren. FR ANCIJ N. Och ik ben een goeje vrindin, die genegen is, jq bij te ftaan; Rel je hart wat gerust. CORNELIA bitterlijk fchrijende. Mijn hart gerust fiellen daar mijn man vergaan is! en dat zo na bij de Hollandfche kust. Arme Frederik ! goeje huisbezorger! trouwde deimannen ! Zal ik je dan nooit weder zien! nooit! ó hemel ik kan dat denkbeeld onmogelijk verdraagen, en toch nooit uit mijn gemoed verbannen? Het zal me aan de zinnen raaken... Ach mij deernis. waardige vrouw! Ach mijne ongelukkige kinderen! dit geval zal mijn hart deen verünelten van drocffenis en rouw. FIJTJE. 6 Wee mij arme verlaatene! ó fiag, die op eens mij alles heeft kunnen ontrooven! Zie daar alle mijne nieuw gebouwde kalleden in de lucht als kaf verftooven. Och lieffte vader, die mij, van jongs af aan, zo teder hebt opgevoed, Die mij altoos de deugd zo fchoon voorilelde, op dat ik voor verleiding zou blijven behoed; Moest ik dan zulk een alles overtreffend ongeluk van je hooren ? Was  TOONEELSPEL. 23 Was dan het loon voor je goede trouw, om zo ellen» dig in hst water te moeten verfmooien? Och goede hemel! wat hebt gij niet al toegelaaten? ° ho: heeft het kunnen gefchiên? Och waardige man! was dan iedereen zo onnatuurlijk wreed, om jc te weigren de behulpzaame hand te biên ? Ondankbaare matroazen, ruuw zee-gedierte! verëelde harten! Die trouwlooze hulploosheid veroorzaakt aan mijn ziel de bitterfts fmarten. BERNHART. Het komt mij als een donderflag over, ik weet niet, waar of ik mij wenden of keeren zal; En kom ik tot nadenken, krimpt mijn hart, om de gevolgen van dit doodelijk geval. CORNELIA. Och wat is mij overgekomen! ik mijn man verlooren! ik weduwl och hemel hebt ge alreeds onzen huwelijks - band willen verfcheuren? Sta mij dan nog die gunst toe, dat ik mijn hart mag ts bersten treuren; Want, hoe kan ik mijn ongeluk verdraagen, met ge» noegzaame ftantvastigheid, Daar mij niets, dan wanhoop, niets, dan het gemis van mijne zinnen, fchijnt te zijn bereid. F R A N C IJ N. Ta.fchrei, en ftort je hart vrij uit, nooit hadt iemand meer reden tot fchreijen ; 'tZou ijdelheid zijn, van je te raaden, het gemoed alreeds met gerustheid te vleijen; Pe traanen , die je ftort verdient de nagedachtenis van jou echten irwn : B 4 Maar  »4 DE ZUI D ER-H A AKS, Maar evenwel ben ie veifchuldigd voor Jen hemel, ora te Joen al wat je k n Als moeder voor je kinderen; daar voor alleen dien jij je gemoed met troost te fterken , Voor die; en voor die alken moetje blijven leeven, mo.ten jou geesten blijven werken. FJJ-I Jti. Allerlicffte moeder, Fr nrijntje fj rèekt r»cht; want ofichoo ij i hart . h ia ftukken is verfcheurd, En al mijne toekomen'e hoop in rook vervloogen dienen we toch te worden opgeoeurd. ' * B E 11 N H 1 RT, o Ja, 'er dient, op; 't fpoedigile, te worden raad ge- fch ft in deeze verwarde z taken; Bédaar dan goede vrouw, ik zal, van mijn kant, alles doen, wat ik km, om den rampfpoed je' draa- pelijk te maakeöi Ik zal, dewijl je nou goed gezelTchap hebt. op Maanden voet. vliegend naar den boekhouder Goeda rt gaan. En hem op t ernstig*!; af vraagen, wat 'er door ons in deze omftandigheden dient te worden gedaan? Ook zal ik daar, aangaande deze droevige gebeurtenis, zekerder bericht kunnen erlangen, Dewijl dit Heer na alle gedachten daar de echte tijding van zal hebben ontfangen. CORNELIA. Ga in vrede, de hemel zal je goed h?rt zegeneg, al wat je doet zal welgedaan ziju.  TOONEELSPÈL. 2j ELFDE T O O N E E L. CORNELIA, FIJTJE, AALTJE, FRANCIJN. FRANCIJN. Deze heer GoeJanrt. ben ik verzekerd, is een gemoedelijk man, en zal al veel d jen, tot ver. lichting van je pijn, Wil je dan met een mannen moed aan des hemels wil onderwerpen, En offchoon het hart een zucht en het oog een traan ontglipt, tracht daarom jou verftand te fcherpen , Om voor je gezin te ;.orgen,op de bekwaamde wijze, en zo die Heer dat merkt en veriiaat, Zal hij je niet alleen onierlt'eunen met raad, maar ook wezentlijk nut de daad. Maar Fijtje, daar je moeder na raad fehijnt te luisteren, vervalje dunkt me in nieuwe verdrieten. FIJTJE. Och verwijt of belet mij niet, dat ik, in ftilte, laat mijn traanen vlieten. Ik verlies aan mijn' dierbaaren vader veel, oneindig veel, Niets dan zielpijnigcnde vooruitzichten vertoonen zich voor mij als mijn toegelegde deel. Mijn 's leevens gelukftaat is, door dezen llag, vernield en als rook vervloogen: Befchuldig mij dan niet, dat mijn haft zich. voor 't minst, ontlast door mijne oogen , Ik zal niemant aanftoot geeven , door de veelheid mijner klachten, maar, in ftilte, verkroppen mijn harteleed. B s Msn  36 DE ZUIDER.H A AKS, Men hoort aan tast: Mijne tegenwoordigheid van geest kwam mij te baat, ik trok mij voort, mijn beweeging werd radder; Eindelijk diende mij dit noodlottig zeil als een bekwaame ladder, Waar bij ik mij op-palmde met digtknijpende kniën, ■ en een vastgrijpende hand, Tot dat ik, offchoon met moeite, weêr behouden op het fchip was geland: Zo dat het de Voorzienigheid behaagd hadt, dat zelve middel tot mijn behoud te verkiezen , Waar door ik eerst dacht ongelukkig mijn leeven te verliezen : Toen dankte ik die Voorzienigheid voor mijn wonderbaare redding; waarna die nacht, Wel zonder fluimering, doch niet zonder vreez wefdt door gebragt; Doch door dien de wind minderde en eindelijk geheel bedaarde, Wierdt  48 DE.ZÜIDER-HAAKS,' Wierdt mijne hoop leevendig, die mijn uitzicht weêr geheel en al opklaarde. Des morgens vroeg deed ik noodfchooten en feinen, waar door men mij eindelijk werd gewaar: Ik kreeg Loods - fchuiten en Lichters tot Adfiftentie, die mij voor eerst in veiligheid fielden uit mijn gevaar, En daar na aan 't bergen der laading begonnen ; 't waren wakkere kaercls, die mij hoop gaven, dat zij zouden, Na de ontlaading, met de vloed het fchip waarfchijnlijk kunnen behouden : Mijn hart fprong op van vreugd toen men mij deze tijding had gemeld. Ik heb mij dan eindelijk, na dat ik op alles goede orde had gefield, In allerijl, hier na de ftad gefpoed, en tot kwijting van mijne plichten, Mij het allereerst tot den heer Goedaart vervoegd, om die mijn wedervaaren te berichten; Om dat een verkeerd gerucht hem mogelijk in een angfiige onzekerheid houden mogt. Deze goede heer in 't vaste denkbeeld zijnde, dat ik verongelukt was, meende toen ik hem bezocht, Dat hij niet mij zeiven, maar alleen mijn' geest zag waaien. Toen hij alles wist, vondt hij vermaak, mijne behoudenis te verklaaren, Op zulk eene verrasfehende wijz, als daar zo even is gefchied. CORNELIA. Wat vreugd wat ongemeene vreugd na zo veel lijdeioos verdriet 1 CO EK-  TOONEELSPEL. 40 COENRAAD. Vader nooit was ik voorheen zodanig door verwondering geflagen Als nou , daar ik je ala uit den dood zo onverwagt zie opdaagen; ' De vreugd, die ik daar inwendig over gevoel, zou met geene pen kunnen worden uitgedrukt, FIJTJE. Durf ik mijne oogen nog wel gelooven? is het ook een aangenaame droom die mijn vei ftand verrukt? Och neen , het is mijn vader wezentlijk , ik hoor het aan zijne Item, die lieffelijkfte aller klanken. Nimmer zal ik ophouden om dagelijks den goeden hemel voor deze wedergaaf te bedariken. GOEDAART, Nu vrouw Trouwhart, gij weet wat ik belooft heb, dat zo uw dochter dezen knecht, beminnen wouw,Ik hem dan als fcbipper op een nieuw nagel Hellen zou: Dewijl zij nu eindelijk daartoe haar woord wel zal willen geeven. Kan ik dan mijne belofte ook niet weêr intrekken , en uwe vordering wederftreeven. CORNELIA. A Mijnheer! wat verrukt mij uwe goedheid! riooit is 'er een mensch, zo vreemd als aangenaam, dus verrascht. GOEDAART. En gij Coenraad, die mij ook voorkomt te zijn een kloeke en onderneemend gast, Ik ben van voorneemen, om, zo het fchip mogt komen vlot te raaken, D En  50 DE ZUIDER-HAAKS, En het behouden blijft, u in plaats van uwen vader daar fchipper op te maaken. COENRAAD. Mijnheer ik bedank je duizendmaal voor je goedheid, ik zal mijn best doen dat mijne daaden aan mijn voorkomen voldoen. FREDERIK. Heer Goedaart gij maakt mij fchaamrood, door de overmaat van gunst, hoe kan ik met fatfoen, Me genoeg van mijn' plicht kwijten, en uw goedheid erkennen? GOEDAART. Mijn goeje man ik doe Hechts mijn plicht, want deugd en goede trouw eisfchen belooning, anders zou ik de wetten van billijkheid fchennen. BERNHART. Fijtje, is het nou nog je meening,dat ik voor eeuwig van je af moet zien ? Staat het me nou nog vrij, om me geheel en al a?n mijn vaders wil te onderwerpen in 't geen hij mij aan dorst biên ? FIJTJE. Beïnhart je kent mijn hart; verwacht dan op die vraag een antwoord van mijnJ vader. FREDERIK. Hoort lieve kinderen, ik beloof u heilig dat, zo ik nader En zekerder bericht heb,aangaande de goede uitkomst van mijn ongeval, Ik uwer beider wensch met mijne toeflemming bekrooncn zal. BEEN-  TOONEELSPEL. 5I BERNHART met drift FREDERIK de hand kusfep.de. Door die verzekering is de waare vreugd weêr in mijn bui te rug gekomen. GOEDAART tegen F IJ T J E. Wel jonge dochter, ik heb van je vader zo iets aangaande dit huwelijk vernomen, En dat het maar alleen aan de vervulling van een zekere voorwaarde hapert; kinderen ftel maar vrij uw hart gerust, Ik heb lust, om mij zelfs met deze zaak te bemoeijen. BERNHART naar FIJTJE toeloopende. Och mijn heer de hemel zegent je! Fijtje lief, daar eens hartelijk op gekust. FIJTJE, Mijnheer mijn hart vloeit van dank over.... waarom mij woorden ontbreeken.... BERNHART. Zij is befchaamd; neem het dan haar niet kwalijk, dat de woorden halverweg blijven fteeken. Maar mijn heer, wat heb je me flus daar een'doodelijken fchrik op het lijf gejaagd: Dat was toch wat hard. GOEDAART. Wel dewijl ik u beide dan wat al te grievend heb geplaagd, Betaamt het, dat ik dit kwaad met intre«t tracht te vergoeden, En om mij met die vergoeding naar uw verlangen te fpoeden, Weet ik niet beter, dan dat ik de eigenzinnige luim Van uw'vader, hoe eer hoe liever uit den weg ruim, D 2 Want  52 D2 Z'ÜIDER.H A AKS, Want dewijl ik toch voorneemens ben, om, als gij baas zijt, u tot kuiper van het valwerk mijner fcheepen te verkiezen, Behoef ik immers, of fchoon ik nu geld vooruit fchiet, naderhand niets daar bij te verliezen, Dewijl ik dan altoos,zo als men zegt, het hegt heb in de hand. BERNHART. ê Mijnheer wat GOEDAART hem in de rede vallend;. Vaart alle wel kinderen en gebruikt uw fortuin met goed verftand. Zij buigen en nijgen allen. Frederik kom t'avond nog eens bij mij, want morgen dient gij weder te rug naar Texel te keeren, Om het oog over alle de zaaken te hebben, en dus verwarringen te weeren. FREDERIK. Het is zeer wel mijnheer, ondertusfchen dat wij alle uw onderdaanigfte dienaars en dienaaresfen blijven , zult gij altoos befpeuren door blijk op blijk. ZESTIENDE en LAATSTE TOONEEL. CORNELIA, FREDERIK, COENRAAD, FIJTJE, AALTJE, BERNHART, FRANCIJN, drie MATROOZEN FREDERIK gaat een poos binnen om GOEDAART uit te laaten, doch komt kort daarna weêr op het looneel. CORNELIA. De hemel zegene dezen zonderlingen man! waar vindt men zijn's gelijk. £ E K N-  TOONEELSPEL. 53 B U R NI I A R T, Nergens, nergens, dat wil ik zweeren? Hem zou ter eere een ftartdbeeld pasfen. 6 Goede hemel, wat heeft zijne edelmoedigheid daar mijn uitzicht weeten te verrasfehen! Hij wil een man van mij maaken, hij wil mij, als baas-, zo voordeeiig begunstigen; ó gezegend woord' Zeg lieve Fijtje, heb je die aangenaame belofte wel uit zijn mond gehoord'? Nou is me je gewenschte bezitting nabij ,nou zei niets je meer van mij af kunnen febeuren. Maar jij fpreekt niet, mijn troost. FIJTJE. Och! ik ben bedeest en verflagen! maar deze dag zal mij altoos heilig zijn, wijl die een eind heeft gemaakt van mijn treuren. COENRAAD. Nou zal ik weêr kunnen eeten moeder, want ik begin te voelen, dat de maag mij knijpt. CORNELIA. Och dat is goed mijn jongen. FREDERIK. Keetje als je 't ook zo, als ik denk, begrijpt, Zullen we allen, die hier zijn, dezen heugelijken dag ter eeren, Op een burgerlijke middag-maaltijd gulhartig tracteeren'? CORNELIA. Van gantfeher harte mijn lieve man. FREDERIK. Maak daar toe dan alles op het fpoedigfte gereed. D 3 fKlH-  ji DE Z UI DER-HA AKS, enz. F R A N CTJ N. Wel goeje vrinden ik neem van harte deel in je geluk, even zo ais ik deed in je ramp en leed. Deez' dag zai ik eeuwig bewonderen; en Fijtje mijn vriniin, het jakje, dat je voor me zult maaken, Zal voor geen geld van de waereld nit mijne handen kunnen raaken, Want daar bij zal ik altoos kunnen bedenken, hoe veel leecs, en weder, hoe veel vermaaks, Jk heb, in een kort tijd*-hellek, zien gebeuren,door de uitwerking van de Zuider-haaks. EINDE. N A-  NAREDE. jDit Stukje is zijn geboorte verfchuldigd aan de leezing eener zeetijding, voor eenige jaar en geleeden, in eene der Nieuws - papieren geplaatst; namelyk de gebeurtenis van een fchipbreuk of vervalling op de Zuider - haaks, waar bij de fchipper, door een al te getrouwe verkleefdheid aan zijn bodem, omkwam; wordende Zijn zoon, door eenig fcheepsvolk, dat zich reeds in de Boot begeevsn Had, door het uitwerpen van tnuwn, waar van hij 'er gelukkig één greep, gered; hst welk den vader jammerlijk miste. Over dit geval zeer aangedaan zijnde, dacht ik bij mij zeiven: „ wat sou het een onuhjpreeker „ lijke vreugd zijn geweest, indien de mr.i, door eenig, „ aan zijn fcheepelingen onbekent toeval, was behouden „ gebleeven, en bij zijne bitterlijk bedroefde Huisvrou,, we, zo onverwicht als vsrrasfchenie t huis gekomen" Ter zeiver tijd viel mij in. „ Zoude ik niet kunnen „ beproeven, om een Tconselftukje, van dit geval op te „Jlellen, dat een gelukkiger uitkomst hid. met eenige „ niet ongepaste verdicht? bijvoegfelen ver Siert, om het ,, tot een onderwerp voor het Tooneel gej'chikt te kunnen doen dienen.'" Dit ontwerp heb ik langen tijd, ja jaar en aclitereen in mijn gedachten gekoesterd; doch gebrek aart tijd en andere verhinderingen, zjn mij in de uitvoering geduurig tegen geweest. Eindelijk in eenige ledige en driftige oogenblikken 'er mij toezetlende., vooreerst met het ontwerpen van een Plan, dreef mij de lust dermaate dat ik het voorgaande Stukje, in een zeer korten achtereenvolgenden tijd, vervaardigd had. Als hetzelve met zo veel vermaak geleezen wordt als ik liet heb gefchreeven, zal ik mijt' wensch volkomen beantwoord zien. Men zal mij mogelijk vraagen of dit Stuk, daar het jlechts van één Bedrijf is, om deszelfs crnstigtn iiilwud niet wanvoegelyk voor een Ndjpel zou dienen? of het niet eigenaartiger is dat na een ernstig en Viel al droefheid verwekkend groot Stuk , een klucht of boertig geval volgt, waar door een ieder in een' vrol jkcn luim uit den Schouwburg naar zijn huis kan gaan ? Ik beken gaarne dat zo een afwisfeling van het treurige met  s 'NARED E. met het blijde niet i' te wraaken, en dat, dewijl de mensch toch altots naar verandering haakt, die gewoonte zeer welvoegslijk is; doch kan het niet gebeuren, dat de Amfclouwer dtor dien vrolijken luim, waar in hem bij voorbeeld een Broershart, Gewaande Advocaat, Pefroen, Duifje en Snaphaan, Kloris en Roosje, en foortgelijken, heeft gefield, tot het losbandige wordt overgebragt, en zijn' overigen avond tijd,na het eindigen van 't Schouwtooneel in dartelheid verfpild? — Zo 'er integendeel ais dan een ernstig, aandoenlijk, en dus leerzaam Nd/rukje vertoond was geweest. (_vcronderjlel, 'er was vooraf een Blijfpel gefpeelt, waar door dan integenoverjielling, om der veranderings wille , het blijde door liet treurige wierd afgewisfeld) hadt men dan geen grond om te vermoeden, dat de nu meer bedaarde luim, hem naderhand verjlaudig zou heb! en doen gedraagen. Hadt men dan ook piet te verwachten dat liiden van meer aanzien en verhevener fmaak (die, om dat het hen verveelt kinderachtige en laage fnaakerijen lang aan te hoor en , op de helft van het Stukje, opflaan en vertrekken, het geen leen geduurig gedruis maakt, dat den aandacht hindert') door hst belangrijke van het Stuk, genoodzaakt wierden tot het einde te blijven? Moet dan dat gedeelte van Aanfchouwers, bij (lot van rekening, zo fchaars voldaan, en flechts liet gemeen met een fchuddende lever meest altoos naar huis gezonden 'worden ? — Zo deze mijne veronderjlellingen nu , niet als ongerijmd of verkeert gisfende opgevat, maar integendeel als bondig aangenomen worden, durf ik nedrig dit Stukje als een proeve ter naarvolging tentoonflellen ; overdeszelfs behandeling heb ik ni;ts te redenkavelen, als alleenlijk dat ik onder de lijst der Vertooners den naam van fkederik weggelaaten, en hem aldaar flechts in zijn vermomming aang'jiipt heb, om door zulk een voorbaarigheid geen hinder aan de verrasfende ontknooping toetebrengen, om welke 'reden ook in plaats van een Voorbericht, deze NAREDE fikr is toegevoegt.