JOHN MO O RE'S DAG-VERHAAL-   DAG-VERH AAL VAN JOHN MOORE, M. D. GEDUURENDE ZIJN VERBLIJF IN FRA NKRIJK VAN HET BEGIN VAN AUCUSTUS TOT HET MIDDEN VAN DECEMBER 179^5 EERSTE DEEL. Opus opimum cafihus, atrox proeliis, DUcors fyMtombut, ipfa etiam face fimmi I4CITDS, TE HAARLEM BIJ A. L O O S J E S, P.z., MDCCXCIV.   VOORBERICHT. Ba eene reeks van zo aanmerklijke gebeurt enisfen,als, in Frankrijk, zederd de Maand Augustus des jaars 179a tot bijna op den dood des Konings elkander opgevolgd zijn met eene afwisfeling en [netheid', waarvan de gefchiedenisfen naauwlijks een voorbeeld opleveren, en van eenen zo bijzonderen aart, dat zij waarfchijnlijk voet/lappen zullen nalaaten, waarover zich het nagejlacht verwonderen zal , bij zulke gebeurtenis/en ontbreekt het niet zelden aan de rechte befchouwers en met koe veel reden, zou men verlangen, dat een onpartijdig en zo veel mogelijk onbevooroordeeld Wijsgeer, die als een vreemdeling in het midden * 3 dier.  vi VOORBERICHT. dier woelingen verkeerde, daarbij tegenwoordig, zijne aantekeningen met eene welmeenende openhartigheid nederzette, en mogt men 'er nog iets bij verlangen, dan zou men wenfehen, dat zodanig een man toegang hadt tot alle rangen van menfchen. Naauwlijksch ware het te wachten geweest, dat eenigermaate dit zo zeldzaam geluk dat aantnerklijk tijdvak der Franfcht Staatsomwenteling' zou bejegend hebben, en egter de beroemde john moore, aan onze landgenooten zo voordcelig bekend door de Befchouwing van de Maatfchappij en Zeden in Frankrijk, Zwitferlanden Duitschland, die voor een meester/luk van menschkunde zowel als van aangenaame fchrijfwijze moge gehouden worden, die doorzigtige en fchrandere Britfche Wijsgeer was juist dien tijd in Frankrijk en Meldt in zijnen aangenaamen en vriien ft ijl een Dag-boek der gebeurtenis/en van het begin van Augustus tot December, onder zijne oogen voorgevallen. Ik aarfelde geen oogenblik om dit werk mijnen landgenooten vertaald aan, te  VOORBERICHT. vu tt bieden, en vertrouw, dat de inhoud de goedkeuring zal wegdraagen van allen , die het te doen is om een eenvoudig en onderhoudend verhaal van de bevindingen eenes verjlandigen opmerkers, die, fchoon hij dan hier of daar aan het een of ander vooroordeel moge hinken, egter op ieder bladzijde duidelijk den oprechten man en den vrijen denker kentekent. Spreekend zeker zal ieder in het oog vallen, door het geheel beloop des werks, hoe de Wijsgeer egter een Engehchman blijft; en hoe hij in het algemeen menfchelijk zwak van vooringenomenheid met perfoonen maken en gebruiken deelt. Daaraan is zeker toe te fchrijven het fomtijds walgelijk dweepen met perfoonen, die het lot der geboorte in een hogen rang geplaatst hadt; en veele hevige uitdrukkingen, omtrent perfoonen en zaaken, van eenen minderen rang (zo als men dit noemt} zijn daaraan mede haart geboorte ve-fchuldigd. Verre ben ik van met den * 4 fhrij-  vm VOORBERICHT. fchrijver het eens te zijn in veelen zijner gevoelens en grooten lust heb ik gevoeld, in aanmerkingen op oneindig veele plaatfen te maaken. Slechts eenmaal egter heb ik aan den voet eener bladzijde, mij de vrijheid aangemaatigd, om met een vingerwenk het buitenfpoorige van 's mans denkbeelden aan te flippen .... De reden, die mij wederhouden heeft, om mijn aanmerkingen mede te deelen, is onbewimpeld deeze: De gevaarlijkheid naamelijk van, in de omftandigheden, waar in de politieke flaat deezes lands met betrekking tot Frankrijks Vertegenwoordigers verkeert, met eene HollandJUe rondheid, fommige gevoelens des fchrijvers af te keuren; welke afkeuring mij al dieper en dieper zou ingewikkeld hebben in politieke redeneeringen, die, fckoon zonder oogmerk gefield om iemand te beledigen of te vleijen, misfchien, bij gevolgtrekking, in eenen zin zouden hebben kunnen geduid worden, die mij onaangenaamheden kon veroor zaaken, aan welke ik het gewigt en het mooglijke nut mijner aanmerkingen , in dee~  VOORBERICHT. ix ' deeze dagen, niet evenredig rekende. Zolang egter moore, als ooggetuigen der gebeurtenisfen in Frankrijk gefchreeven heeft, vond ik geen genoegzaame reden, om de uitgave van zijn Dag-verhaal te flaaken; en het was bijna onmogelijk en zeker tenigzins ongetrouw van de opgave der gebeurtenisfen de aanmerkingen, de meermaalen zo fcherpe en overgedreeven, maar egter ook dikwerf juiste en gigronde aanmerkingen van den fchrijver af te zonderen. Ik heb m o o u e, door zijnen nederduitfchen tolk, dus zondertegenfpraak, de gebeurtenisfen, die onder zijn oog zijn voorgevallen, laaten verhaalen; maar een klein gedeelte zijns werks, het Bericht naamelijk van de Aanmerklijkfle Gebeurtenisfen binnen Parijs zedert het midden van December naa M o ore's vertrek na Engeland voorgevallen tot aan den dood des laatften Franfchen Konings, 't geen fteunt op berichten, die moore zijn ter hand gekomen, heb ik beflooten agter te houden, daar dezelve aan den eenen kant voor niet gewigtiger kunnen gehouden worden, dan die, welke wij reeds om- -  x VOORBERICHT. omtrent dat tijdvak bezitten, en aan den anderen kant uit hoofde van de verregaande hevigheid van 's mans politieke aanmerkingen aangaande een volk en perfoonen, die, zints hij zijn Dag-verhaal eindigde, zulk een bedenkelijke en veel betekenende rol op het tooneel der waereldgefpeeldhebben, dat zij van de aanfchouwers, die met fiddering de gevolgen hun?ier bedrijven en werkzaamheden zien en gevoelen, alles behahen uitfluiting en verguizing verdienen; althans, waaraan ik geen deel wil hebben, in een geval, waarover misfchien alleen het verlichter Naageflacht met recht zal kunnen vonnisfen. Om kort te gaan moore verantwoorde zich zeiven over zijne gevoelens, die hij over zaaken, welke hij zelf gezien heeft, ter nederflelde; door de uitgave heb ik geenzins mijn zegel aan zijn gevoelens, aan zijne bedenkingen gehegt, gelijk ik nimmer doe aan eenig werk, van welk eene Natuur ook, het geen ik door de uitgave aan het publiek mededeel. Dikwijls heb ik zelfs gewenscht, dat moore aan  VOORBERICHT. *i a.an de handelende perfoonen een gelijk recht hadt ■ laaten , weervaar en, en dat zijne edele en groote ziel niet zo dikwerf, door mijns achtens, -hem onwaardige vooroordèelen beneveld was geworden; dat hij bij voorbeeld aan maria antoinetta en mar at, aan de Conventie en den Koning... maar dat ik liever ophouden, opdat ik niet in die zwaarigheden, die ik door het agter houden mijner veelvuldige aanmerkingen heb zoeken te ontgaan , vervatte. Mo ore egter wilde ik geen Neder duitsch laaten fpreeken in een geval, waarvan hij geen ooggetuigen en ten dus min bevoegd beoordeelaar was. En daartoe meen ik volkomen vrijheid te hebben. Dit weinige héb ik mij, om veele reduien, verpligt gekeurd vooraf te zeggen — en meen ik met ■ alle befcheidenheid te hebben daar gefield. Foor het overige laat ik aan het onzijdig publiek het oordeel nopens moor e's Dag-verhaal over, 'tgeen zeker, uit welk een oogpunt gezien, als geene on-  xii VOORBERICHT. 'gefchikie Bijdraage tot een gedeelte der gefchiedtnis tan de Franfche Omwenteling kan befchouwd worden. DE UITGEEVER.  DAG-VERHAAL ENZ. Voor ik een- en- twintig jaaren oud was, hield ik mij twee jaaren te Parijs op. Naderhand deed ik eenen tocht naar Vlaanderen, cn keerde huiswaards door Vrankrijk, eenigen tijd voor ik den Hertog van hamilton op zijne reize door deeze , en andere fiatten van Europa vergezelde. Bij alle deeze gelegenheden liet de vriendelijkheid ongedwongen houding en bijzondere vrolijkheid des Franfehen Volks eenen zeer aangenaamen indruk in mijne ziele achter, en het fpeet mij menigmaalen dat eene Natie welke eenen zo fchoonen aanleg had om geA luk  ( * ) kikkig te zijn , en anderen gelukkig te maaken, gebukt ging onder den last van eenen willekemïgen Regeeringsvorm en' onbillijke Wetten. Dikwerf zeide ik: hoe uitnemend gelukkig zou een Volk van deezen aanleg zijn, wanneer aan 't zelve, een zo vrij en onpartijdig ftelzel van Regeering kon ten deele vallen, als waarop Groot-Brittanjen zederd de Omwenteling zig mag beroemen! Van het oogenblik toch , het is waar! dat ik eenige gelegenheid had om op te merken; aan welke fchande en vernedering de menschlijke natuur blootgefteld is , bij gebrek van deezen zegen, heb ik dien op het ejmftigfte töegewenscht aan ieder Land op den aardbodem ; en zo draa de omwenteling van den jaare 1780 in Frankrijk begon , verheugde ik mij in de hoope dat een zo uitgeftrekt en volkrijk deel van Europa aan deezen zegen deel erlangen zoude. Bezield met zodaanigc gevoelens was het na-  C 3 ) natuurlijk in mij dat ik verlangde om dit zelfde Volk in eenen ftaat van vrijheid te bezoeken, welks opëengeftapelde verdrukkingen onder het voorige beltuur ik zo vaak bejammerd had. Eene waarlijk aangenaame gelgenheid om deezen trek te volgen wierdt mij in den laatstvoorgaanden Zomer aangeboden door den Graaf van landerdale, met welken ik het geluk had bekend te zijn van zijne vroegfte jeugd af aan , en wiens Vader mij lange met zijne vriendfchap vereerd had. ZijnEds. üegte ftaat van gezondheid, deedt het verblijf, voor eenige maanden , in eene warmere luchtftreek als zeer verkieslijk voorkoomen. Zijn plan was , om , naa een kort verblijf te Parijs, verder zuidwaarts op te trekken ; en om mij deezen tocht nog aannecmlijker te maaken, was hij zo verpligtend, dat hij den eenigen mijner Zoonen, die nooit in Frankrijk geweest was , noodigde om van de partij te zijn. A 2 Wi j  C 4 ) Wij gingen t'fcheep te Douvres, op den morgen van den 4den Augustus, en kwamen binnen weinige uuren te Calais aan , waar ik het volgende Dagverhaal begon. 1792, Aug. 4. Bij onze aankoomst te Calais wierden wij naar het ftadhuis; geleid, alwaar eene zeer omftaudige befchrijving van ons gelaat, en perfoonen, ingelascht wierdt in onze Paspoorten naar Parijs. Aug. 5. De tedere ftaat van gezondheid van 'Lord lanüerdale gehengde niet dat wij op deezen dag verder reisden dan naar Abbeville. De inwooners van dit Land fchijnen zo vrolijk als immer, in weerwille der gedugte Legers welke faamentrekken om op hun aan te vallen. • Op zeker Dorp in welks omtrek  ( 5 ) trek wij van paarden wisfelden , waren oraftrceksch vijftig of zestig landlieden danzende in den boerfchen trant, op een groen veld onder de fchaduw van het geboomte. Geene vrees voor Oostenrijkers of Pruisfen was 'erop hun gelaat te ontdekken, en hunne zielen fchenen geheel vrij van allen zweem van kommer. Zij kwamen mij even vrolijk, en ruim zo wel in den dosch voor, als ik, te voren, de Boeren, in dit gedeelte van Frankrijk gezien had. 't Is Zondag, en gevolglijk zijn ze ook allen in hun beste pak. In ieder larid, is het zeer gemeen, om menfehen van hoogeren rang, te zien met prachtige klederen en benepene weezens - trekken. Maar ik weet mij niet te herinneren , immer eenen Franfchen, 't zij man of vrouw , uit den laagen ftand, in een ftad of op het land, te hebben aangetroffen welks gelaat treurig ftondt, wanneer hij zig inbeelde welgekleed te zijn. Toen ik de laatfte maal te Abbeviüe was, A 3 ias  ( 6 ) las ik een opfchrift op eenen pijlaar, in eene der Kerken, 't welke den Ridder la bar betrof, die hier ter ftede was te regt gefteld, wegens de onbefchoftheid, welke men'hem te laste leide, betoond , aan eene oude houtene Beeldtenis van de Maagd, die op de Brug ftondt. Men zeide dat hij dit Beeld in den fchouder gewond had , met zijnen hartsvanger , terwijl hij uit een Herberg kwam zwieren , in gezelfchap van een aantal jongelieden, zo onbedagt en fpoorbijfter als hij zelve. Dit ftaaltje van vermetelheid 't welke eigenaartig kon geftraft worden met eene gevangenis van eenige weeken, veroorzaakte eene grootere opfchudding, federd de laatfte dertig jaaren , ter deezer ftede en in derzelver omtrek, dan de aanmarsch der Duitfche Heirle- gers nu deedt. Offchoon de wond in het beeld geflagen niet diep ging, veronderftelde men, fchijnt het, dat de H. Maagd doodlijk beledigd ware. Eene meenigte van Gebeden, en gewijde omgangen, wierden no- dio-  ( 7 ) dig geoordeeld om deeze misdaad te verzoenen. Naa dit alles waren 'er fommigen, die de gemoedsgefteltenis der Maagd naar hunne eigene beöordeelende, zig veele moeite gaven om het volk te beduiden ; dat niets dan de dood van den Ridder la bar. haar voldoen, en 's Hemels wraak kon afwenden. Met vuurigcn ijver wierdt gevolglijk een crimineel Proces tegen hem aangevangen , en het verlangde Vonnis bekomen. De ongelukkige jongeling wierdt ingevolge hier van onthoofd, en een berigt van den garuchen toedragt deezer zaake, met gouden' letteren, der nakomelingfchap tot narigt, in de Hoofdkerk gegraveerd. Onlangs echter was dit fchrift weggenomen, 't geene, zo als ik vernam , het bijgeioovig volk van deeze plaatze vergramd had. Des avonds onder de maaltijd las onze Waard ons voor, een gedeelte eens briefs welken hij juist uit Parijs ontfangen had, behelfende berigt van verzoekfehriften in de NaA 4 ti_  C 8 ) tionaale Vergadering voorgelezen , welke op de afzetting des Konings , en de verklaaring, dat hij de Kroon verbeurd had , aandrongen. Wij gaven onze verbaasdheid te kennen over dit nieuws, en ik vroeg den Waard, hoe hem dit voorkwam? „ Bij mijn ziel, Mijn Heer!" zeide hij met nadruk en vrij wat gebaarden — zweeg eenige oogenblikken , en toen het antwoord in een vraag veranderende, „ wat wilt „ gij hebben dat ik hier over denke?" Dit was het groot beloop van 's Waards mening, of fchoon hij vervolgends verfcheidene maaien over het zelfde onderwerp zig uitliet. Clermont Aug. 6*. Wij ontmoetten verfcheidene Rijtuigen met Vlugtelingen van Parijs. Overal waar wij ftilhielden , of zig de gelegenheid aanbood om met hun in gefprek te treden , gaven zij ons een zeer ontrustend berigt noopens den toeftand deezer Hoofdftad, en ftonden verbaasd op  C 9 3 op het denkbeeld dat wij, ten deezen tijde, denvaards gingen. Allen fchenen zij van mccning te zijn dat 'er eene belangrijke Gebeurtenis op handen ware. Iemand hunner vertelde ons, dat 'er eene famenzweering gemaakt was onder fommigcn welke op den negenden deezer zoude uitbreken. Wij konden ons niet onthouden van glimlachen op het denkbeeld van eene famenzweering reeds in voorraad zo wel bekend, en begrepen dat 's mans bekommering ongegrond ware. 'k Vroeg echter aan een man die 'er vrij fatfoenlijk uitzag, en die juist met de Diligence herwaards kwam, of hij dagt dat liet eenigzins gevaarlijk ware om te Parijs te zijn. ,, In het allerminfte niet," gaf hij ten antwoord. Men fpreekt, zeide ik, van den koning te onttroonen. „ Erg genoeg voor hem, „ zei de man, maar wat ligt u daar aan gelegen?" Onverwagt kwam het mij voor, eenen Franschman zo onverfchillig te hooren fprecken over de Onttrooning eens Konings, van A 5 hoe  C 10 D hoe weinig beduidcnis deeze ook zijn rnogt; maar hem met die zeifdc koelheid over het afzetten van zijnen eigenen Koning te hooren fpreeken, dit, moet ik bekennen, verbaasde mij. Mij heugt de tijd waar in de vreeslijkfte omwenteling in de natuur in Frankrijk van minder aanbelang gerekend zou zijn, en minder opfchudding verwekt hebben. Parijs Aug. 7. Heden op den vroegen morgen verlieten wij Clermont, en waren te ongeduldig om Parijs te bereiken, dan dat wij ons lang ophielden te Chantilly, 't welke ook, behalve dat, thans een minder uitlokkend voorkomen heeft, dan het plagt. Terwijl onze paarden verwisfeld wierden vroeg ik eenen armen knaap met lompen omhangen die den koetiier een weinig hielp, of het Volk de terugkomst van den Vorst niet wenschte? „ Alle behoeftigen wenschten dit" gaf hij ten  ( II ) I ten antwoord. Was hij dan zo uitftekend weldaadig hervatte ik? „ Zo weldaadig als 'er meer zijn" kreeg ik ten antwoord, „maar hij was zo rijk als dui,, zend anderen". 't Zou dus voor het Land ongelukkig zijn, merkte ik nog aan, indien 's Konings bezittingen, immer onder een duizend eigenaars verdeeld wierden. „ Voorzeker zou het zulks voor de armen „ zijn, hernam hij, om dat deezen van de „ goedheid der Vorsten en Grooten leeven „ moeten" Daar ik de aanmerkingen van deezen Wijsgeer niet wel kon beantwoorden, nam ik mijn affchcid van hem, en wij zetten onze reize naar Parijs voort, alwaar wij omftreeksch twee uuren aan het Rusfisch Hotel in de voorftad St. Germain, aftraden. Naa den ecten gingen wij naar de Tuinen van 't koninglijk Paleis, welke krielden van allerlei flag van menfchen, die even weinig het voorkomen hadden  C m 3 den van ongerustheid wegens het aannaderen eensVijands, even weinig kommer, van welke foorte ook, aan den dag leiden, dan zij die wij onlangs door het kanaal zagen kruisfen. ■ De Gallerijen weergalmden van onderfcheidene foorten van fpeeltuig, en van de Hemmen der geencn die al zingende op en neder wandelden of dansten. Ik vroeg een winkelier of 'er ook eenig goed nieuws van de grenzen gekomen was „ Nietmetal Mijnheer!" gaf hij ten antwoord, „zedert het Manifest van Bronswijk" Van het koning-lijk Paleis begaven wij ons naar de Nationaale Vergadering. Uier was het toneel minder lugtig; de Debatten waren tot dien trap van heftigheid geftcgen, dat ik bijkans nimmer iets diergelijks hebbe bijgewoond. Het onderwerp inmiddels, was terwijl ik 'er bij ftond, niet van dien aart om te verwagten dat 'er de driften van belang door gaande gemaakt wierden. Het betrof naamlijk zekere klokken, welke men voorgeflagen had tot geld te laaten flaan. Naa  C *3 ) Naa dat wij onderligt waren wat 'er te Parijs weinige dagen voor onze aankomst was voorgevallen , hadden wij meer redenen om verbaasd te Haan over het lugtig voorkomen en de vrolijkheid der inwoners, dan wij zouden opgedaan hebben uit het alarm van hun die wij uit deeze Stad vlugtende op de reize ontmoet hadden. Te weten op den derden deezer maand, had Monfr. dejoly, Minister der Juftitie, eene boodfehap van den Koning aan de Nationaale Vergadering gebragt, betreklijk het Manifest van den Hertog van brunswiyk , hoe wel zijne Majefteit ten zelfden tijde verklaart; dat naar zijne Gedagten dat Manifest geene genoegfaame kentekens van echtheid hebbe. Hij beweert, dat hij afkcerig geweest was van den oorlog, en alleen in de maatregelen daar toe getreden was, uit toegevenheid voor het eenpaarig gevoelen van zijnen Raad; dogdat hij federd de Ooiiogsverklaaring niets verzuimd had om deszelven gelukkigen uitflag op  C H ) op vasten grond te bouwen; dat zijne ijver zig zoude verdubbelen naar evenredigheid van den drang der voorkomende zaaken, en dat hij met de Vergadering wilde medewerken om de onaffcheidelijke rampen van den Krijg te doen gedijen tot bevordering van de eer en vrijheid der Natie en veele andere Pa- triottifche uitdrukkingen. Op het voorftel om deeze boodfchap des Konings te doen drukken — het gewoon bewijs van de achting der Vergadering voor de adresfen en verzoeken die zij goedkeurt kwamen tegenwerpingen in. Een der Leden merkte aan, dat de Koning niet door woorden maar door daaden zijne liefde voor de Vrijheid en de Conftitutie moest aan den dag leggen. Mr. isnard ging een flap verder, en nam. aan te bewijzen dat, het geene de Koning voorgaf, den toets der waarheid niet kon doorftaan. Men viel hem in de rede, niet zo zeer uit hoofde van de onbetaamlijkheid deezer uitdruk-  C J5 ) drukking, als wel om dat hij het onderwerp waar over gedebatteerd wierdt uit het oog verloor, 't welke daar op neêr kwam, of 's Konings brief al of niet behoorde gedrukt te worden. Dog 'er wierdt aangemerkt, dat. het geene hij zeide juist ter fnede kwam om dat, indien hij bewees dat de inhoud van den brief valsch ware, het van zelve fprak, dat hij niet behoorde gedrukt te worden. Isnard zeide voorts ; dat toen bijgeloovige Priesters gepoogd hadden eenen Burgeroorlog te ftooken, de Vergadering beiluiten had voorgefteld om dien ramp te weeren , welke de Koning had geweigerd te bekragtigen. Dat hij de Vaderlandlievende Ministers hun ontilag gegeven had die het vertrouwen des Volks bezaten ; dat hij voor meer dan een jaar kennis moest gehad hebben, van de onderhandelingen te Pilnitsz , terwijl hij inmiddels geenerlije maatregelen had genomen om dezelve te verijdelen, of Frankrijk bondgenooten te bezorgen; dat de Ministers beloofd hadden  den om 150,000 man in gereedheid te hebben om te ageeren, en dat 'er thans, offchoon de oorlog reeds verklaard was, op ver naa dis getal niet voorhanden ware, terwijl de trouppes die 'er nog waren, Hecht gewapend waren ; en dat men alle maatregelen genomen hadde om des vijands aanval op Frankrijk voorfpoedig te maaken. Een ander Lid zeide; dat de eenige reden welke den Koning bewogen had, om deeze boodfchap te zenden ware omdat hij wist dat de meerderheid der wijken op het punt ftondt om zig aan de Vergadering te adresfeeren ten einde om den Koning te onttroonen. Naa eene heftige Woordenwisfeling viel het befluit om 's Konings brief niet te drukken. Ten zelfden dage verfcheen voor de Balie der Vergadering petion, Maire van Parijs, aan het hoofd eener bezending van den Raad der Gemeente, en vergezeld van een groot aantal Burgers uit de onderfcheidene Wijken en prefenteerde een adres van zeer zonderlingen aait. Het  C 17 ) Het begon met uitdrukkingen van leedwezen over de noodzaaklijkbeid waar in men zig bevondt om het Hoofd der uitvoerende magt te befchuldigen , en ging voort met te verklaaren, „dat, alhoewel het Volk groote re„ den had om woedende te zijn tegen Lode„ wijk den ióden , het zelve nogthans zig „ wel wilde bedienen van de taaie der gemaa„ tigheid, daar zelfs de fchijn van gramfchap „ der hoogfte Magt niet betaame." In deeze gemaatigck taal, wierdt vervolgends hairklein opgenoemd, alles wat 'sKonings vijanden hem immer te laste gelegd hadden , voor hij. de Conftitutie had aangenomen , en men vergezelde deeze lijst met eene verklaaring dat alle deeze misdaaden uitgedelgd en als overdekt waren, door 's Volks betoonde genade. Dog de opftellers van het Adres vcrklaaren, dat „ zij zig niet kunnen onthouden van 's Ko„ nings ondankbaarheid bloot te leggen jegens „ een Volk dat zig ten zijnen opzigte zo ?, edelmoedig had gedragen. Wat regt had B ,, hij;  C 18 ) 99 hij (zeggen zij) om te verwagten , dat het „ hem weder op den Throon zoude plaatfen, „ naa dat hij gepoogd had om uit Frankrijk 99 te vlugten met oogmerk om te Coblentz „ te regeeren ? Kon hij deeze verwagting 99 gronden op zijne afkoomst uit een geilagt 99 van Koningen, onder twintig van welke „ 'er naauw één was die men dulden kon? „ Intusfchen had de Natie alles vergeven, en n Iiem de Kroon weder gefchonkcn s zederd ,, welk oogenblik hij nimmer nagelaaten had ,, om zamen te zweeren tegen de vrijheid „ van Land; dat een Leger van Verraaders, 99 door 's Konings Broeders aangevoerd op „ Frankrijk los ging, dat het huis van Oos„ tenrijk, om de zaak van Lodewijk den 99 l6"den te wreeken , zig gereed maakte om „ een nieuwe lijst te voegen bij de gefchie„ denis zijner misdaaden, en in den afgrijsfe„ lijken fmaak van Caligula met éénen flag 99 de hoofden van alle braave Franfche Burgers wenschte af te houwen." Meer  C ^ ) Meer nog in dien zelfden trant bijgevoegd zijnde, wordt het adres beiloten met een verzoek: „ dat de Koning verklaard worde de „ kroon verbeurd te hebben, dat het Lands„ beftuur gefteld worde in handen van Vader„ landhevende Ministers, door het Volk te „ benoemen, ter tijd toe dat 'er eene Natio„ naale Conventie bijeengekomen zij?" 'k Zou wel eens willen weeten van welk eene taal deeze Burgers zig bedienen wanneer zij in woede ontftoken zijn , terwijl ze in de oogenblikken van bedaardheid op gemelde wijze zig over hunnen Koning uitlaaten. Het adres inmiddels , zo als het was, verwekte de luidruchtigfte goedkeuring van het Volk in de Gallerijen. Op den volgenden dag wierdt in de Vergadering voorgelezen een adres van de Wijk van Mauconfeil. Daar in verklaaren zes honderd Burgers van dezelve, „dat zij het edel voornemen opgevat hebben, om hunne „ Regten te hernemen, de Vrijheid te herftelB i „ len,  C 20 ) M len, en het Despotisme te verdelgen. Reeds „ te lang, zeggen zij, heeft een veraehtlijk „ Dwingeland over ons geheerschd : zonder 4 ons te ontrusten met het optellen zijner „ 'misdrijven, laat ons dit Colosfus-beeld van „ willekeurige overheerfching verbrijfelen, en „ laat het geraas van zijnen val aan het ui99 terftc der aarde gehoord worden, en ieder „ Dwingeland doen verbleeken!" Men moet bekennen dat dit -edele voornemen van 6oo perfoonen uit de gemelde wijk, vrij ftout, en op eene vrij fiere wijze voorgemeld is. 't Zou kunnen fchijnen dat fonv mige Leden, wat naauwer van geweten dan de overigen, zwarigheid zouden maaken uit hoofde van den eed van getrouwheid aan den Koning gezworen. Dan deeze zwarigheid was wonder gemaklijk uit den weg geruimd door den fchrijver van dit ongemeen Adres. Eenen eed te breeken, of het Colosfus - beeld van het Despotisme te vergruizen , fchijnt , hera even ligt te vallen. ., Laa-  C *s ) „ Laaten wij den eed breeken, zegt hij, „ dien wij gezwoojen hebben." „ Meineedigheid wordt deugd, wannneer „ men zig door den eed tot misdrijf verbon„ den heeft." De toejuiching aan dit Adres ten deele gevallen was vermengd met vrij wat gelach. Dat een krankzinnig Dweper een zot ftuk op het papier ftelde , en zeshonderd ftraatflijpers vondt om het te tekenen , is voorzeker geen bewijs van den geest der Natie. Dog dat men toelaate dat zulk een papier in de Nationaale Vergadering gelezen worde, bewijst althans, dat de geneigdheid van een aanmerkelijk deel der leden dcezes ligchaams , voor den Koning zeer gering moet zijn. Dit bleek trouwens nog duidlijkcr op den 6den wanneer eene oproerige menigte volks van het Camp van Mars kwam , met een rol van pergament getekend door een groot aantal perfoonen uit alle. de wijken. Dit pergament had zederd agt dagen gelegen op hef B 3 Al~  C * ) Altaar, dat men gebouwd had voor de plechtigheid der Foederatie, en wierdt toen aan de deur der Vergadering gebragt als een verzoek eener groote menigte van beiderlije fexe. Na eenigen tegenftand, wierdt bevolen, dat twintig van hun voor de Balie der Vergadering zouden toegelaten worden. Terwijl dit verzoekfchrift gelezen wierdt, had een uit deeze bende een ftok in handen waar op een roode muts ftak, op welke de woorden gefchreven Honden: Verdelging van de vervolgende Magt; en onder aan las men : Beroep op hes Volk. Deeze opfchriften verwekten de verontwaardiging der Vergadering , en zij beval dezelve weg te doen, eer men met het leezen des verzoekfchrifts voortging. Dit fchrift was van een zeer oproerigen aart, en het duurde bijkans een uur voor het gelezen was. Deeze geweldige tooneelen bewijzen overvloedig de hitte en drift welke gaande is, en maaken het zeer begrijpiijk' dat een aantal men-  C 23 ) menfchen Parijs verlaate , uit vreeze voor ftceds grootcre wanorde. Aug. 8. Ten deezen dage had een geding van verren uitzigte plaats in de Nationaale Vergadering. Eene Commisfie van 12 Leden was onlangs aangefteld om het gedrag van M. de la fayette te overwegen. Jean de brie deedt het rapport bij 't welke hij het gedrag van den Generaal grootlijks afkeurde als hebbende de Nationaale Vergadering gelasterd en bedreigd, en het voornemen gehad om aan het hoofd zijner Armee naar Parijs te trekken; als hebbende zig eene magt aangemaatigd ftrijdig met de Conftitutie; "t welke alles de Redenaar befloot met den voorflag , om hem in eenen ftaat van befchuldiging te Hellen. De redevoering van jean de brie wierdt grootlijks toegejuicht door de toehoorders uit het gemeen. M. vaublanc verdedigde geB 4 past  C 24 ) ■ past en welfprekend des Generaals gedrag; maar toen hij vervolgens voorfloeg om het onderwerp in overweging te nemen , dat het voorftel van jean de brie onmidlijk was voorafgegaan, hoorde men in de Gallerijen een heftig gefchreeuw en morren , 't geene echter door de toejuiching van het grootfte gedeelte der Vergadering wierd opgewogen. Hier na voerde brissot het woord, en zette meuwe kragt bij aan 't geene jean de brie beweerd had. Toen het decreet van befchuldiging der ftemming onderworpen wierdt, wierdt het door een meerderheid van bijkans £oo afgekeurd. Dit veroorzaakte nieuw gemor op de Gallerijen en hevige tweedragt in de Vergadering, Terwijl men dit aanmerkte als een toetsteen der fterkte tusfehen de beide partijen , is het te vermoeden, dat de meerderheid der Vergadering het met het Hof houde , en dat het verichil in 't vervolg eerder zal toenemen dan gevonden worden, zo als gewoonlijk het geval IS'  ( 25 ) is der Britfchc Parlements-huizen , naa eene grootc meerderheid van de eene of ander partij. De minderheid echter fchijnt het Volk in zijne belangen te hebben. Men heeft mij voor waar verteld , dat dit luidruchtig volk in de Gallerijen afgehuurd ware , dog ik kan hier uit de eenparigheid van hun geroep niet opJosfen. Men zou natuurlijk verwagten dat de vrienden van het Hof, zo wel als de anderen zig van deeze kunstgreep bedienden. Aug. ?. Gisteren avond laat kreeg ik berigt, dat de groote meerderheid der ftemmen ter voordeelc van la fayette , de tegenpartij in verontwaardiging en woede ontftoken had; welke zij zeer openlijk en op eene zeer ontrustende wijze aan den dag leide ; dat deeze overwinning zo verre was van hun den moed te benemen , tot het in 't wcrkliellcn van nieuwe ondernemingen tegen het Hof, dat ze hen N B 5 veel  C * > veel eer fcheen te drijven tot grootere buitenfpoorigheden dan ooit; en dat fommige Leden, die tegen zijne befchuldiging geftemd hadden , grovelijk beleedigd waren , toen zij uit de Vergadering gingen , en dat fommigen hunner, met naame M. vaublanc, groot gevaar gevaar gelopen hadden om vermoord te worden. Ten zelfden tijde kreeg ik kundfchap, dat 'er heden nieuwe Adresfen zouden geprefenteerd worden, eifchende de vernietiging of althans , de opfchorting van 's Konings magt geduurende den Oorlog, en dat deeze ongemeene questie nu zoude overwogen worden. Ik ging dus ter Nationaale Vergadering omflreeksch negen uuren van deezen morgen. De Tribunes en alle plaatfen voor vreemdelingen gefchikt, waren vervuld. Ik vernam dat juist bij mijne intrede een Adres gelezen wierdt van -zekere ftad, waar van mij de naam ontfchoten is, eifchende de affchaffing der Koninglijke Magt. Een zeer oproerige overweging hield de Ver-  ( 27 ) Vergadering bezig, uit deeze en andere voorflagen oorfpronglijk welke ik een geruimen tijd lang niet onderfcheidenlijk kon hooren. Intusfchen vernam ik dat 'er een voorilag gedaan ware om 's Konings gezag te fchorsfen geduurende al den tijd dat men over zijne afzetting zoude raadpleegen; men hieldt het voor toegeftaan dat dit gewigtig ftuk eenige dagen overwegings eischte , en 'er wierdt ten deezen einde een befluit voorgefteld, uit onderfcheidene Articuls beftaande. Dog voor dat men deeze in opmerking kon neemen, berigtte de Prefident M. mekxet de Vergadering dat hij een aantal brieven van Leden ontfangen had welke hij verzogt dat voorgelezen mogten worden. In een derzelve klaagt de Schrijver, dat hij in den voorgaanden avond, op ftraat aangerand ware, en grovelijk mishandeld, door eene meenigte volks, in de kleding van Nationaale Gardes; dat hij hen gezegd had , een lid der Vergadering te zijn, hun het lint verwonende dat  C 28 ) dat de Gedeputeerden gewoon zijn te draagcn; waarop een der aanranders ten antwoord gaf „ dat het bepaaldelijk om deeze reden was, „ en om dat hij ten voordeele van den verrader la fayette gefproken en geftemd „ bad, dat zij hem wilden van kant maaken," 't welk zij juist zouden beginnen, wanneer hij gelukkig door eenen Grenadier en fommige Burgers gered wierdt. Een ander lid fehreef: „ dat hij op dezelf„ de wijze aangerand was, dat één kaerel » hem werkelijk aangetast en van den grond „ geligt had, terwijl de anderen die 'er rond„ om waren fchreeuwden aan de Ga/g" Op het hooren van deezen brief juichte het Volk, op de Gallerijen en gaf vrij duidelijk te verilaan, dat het zig zoude verheugd hebben, indien de bedreiging volkomen ware uitgevoerd geworden, Dit onbetaamlijk gedrag in de Vergadering ontftak de Hofpartij in zulk' eene woedende drift , dat zij uit hunne banken opfprongen, en  C 20 ) en als één man naar de zitplaats van den Prefident ftoven, met uitgeftrekte handen eifchende , dat de onbefchoftheid van het Volk op de Gallerijen beteugeld en voorgekomen vvierde. Ingevolge hier van vervvagtte ik, dat de Gallerijen zouden ontruimd worden , maar wierd meer dan te voren ontwaardigd, over de ondraaglijke onbefchoftheid des Volks. Ik gaf mijne vreeze te kennen aan iemand die naast mij zat en kreeg ten antwoord: „ Wees bedaard, Mijnheer , en blijf ftil zitten!" En waarlijk! ik was fpoedig overtuigd dat het Volk op de Gallerijen veeleer de Leden der Vergadering zouden wegjaagen, dan door hun uitgedreven worden. Want offchoon fommige Gedeputeerden, met uitgeftrektcn arm het Volk fcheenen te dreigen , rigteden zij hier mede niets anders uit, dan dat ze van hetzelve wierden uit gelachen. Een derde brief gaf berigt: „ dat fommige „ Gedeputeerden zig in de noodzaaklijkheid » ge-  C 30 ) „ gevonden hadden, om in een Wachthuis „ te vluchten voor de woede van zekere „ Perfoonen, welke hen vervolgd en mishan„ deld hadden toen zij uit de Vergadering „ naar huis gingen, dat deeze perfoonen gee„ ne burgers van Parijs, maar vreemdelingen, „ gefoedereerden, waren, naar vermoeden om„ kogt, met oogmerk om bijzondere leden , van de Vergadering die hun aangewezen „ waren te beleedigen ; dat het Wachthuis „ bijkans door deeze perfoonen overweldigd „ was, toen de Leden door een agtervenftcr „ ontfnapten." Bij nog eenen anderen brief wierd der Vergadering gemeld," dat zeeker Gedeputeerde, „ de vlugt genomen hebbende in een winkel „ in de ftraat St. Honoré een der Gefoede,, reerden hem gevolgd en verklaard had, dat „ zo hij immer ondernam om weder naar de „ Vergadering te gaan, hij hem het hoofd zou,, de afhouwen met éénen flag van zijnen Sa„ bel," welken hij, al dreigende half uit de fchede haalde. Toen,  ( 3i ) Toen, naar luid van den voorgaanden brief, van de ontfnapping des gedeputeerden door het venfter van het Wagthuis melding gemaakt wierdt, verwekte zulks een zeker genoegen in de Gallerijen, maar op het denkbeeld van het afilaan van een der hoofden van iemand der Leden, kwam 'er naauw einde aan het gejuich , en ontftondt 'er een luid en algemeen gefchater van lachen in alle Gallerijen. De Leden aan de eene zijde der zaale waren niet min heftig in het uitdrukken hunner verontwaardiging. Sommigen riepen den Prefident toe om de Vergadering te fcheiden, anderen Helden voor dat men onmidlijk het befluit name om de Nationaale Vergadering van Parijs over te brengen, naar eene andere Had in Frankrijk, waar ze veilig en vrij van -belediging kon raadpleegen. De verwarring en de wanorde waren buitengemeen ; vijftig Leden voerden te gelijk het woord. Nooit was ik getuige van een zo  ( 32 ) zo oproerig toneel. De fchel zo wel als- de ftein van den Prefident' wierdt verdoofd door een geweldigen ftorm van geluiden, waar bij vergeleken, de onftuimigfte nagt die ik immer in het huis der Gemeente bijwoonde, eene doodlijke ftilte mogt genoemd worden. Toen eindelijk naa veele moeite, onophoudelijk gefchel, en hand gebaar, de Prefident zig kon hooren laaten , gaf hij de Vergadering kennis , dat hij op het oogenblik berigt kreeg, dat een aantal gewapende manfcoap de Zaal omringde. Hier op ftelde een der Leden voor om zonder uitftel maatregelen te nemen, voor de veiligheid des Wetgevendcn ligchaamSv Dog twee leden die buiten gegaan waren, om het geval te onderzoeken, keerden te rug, en verklaarden , dat, fchoon 'er, een aantal Burgers aan de deuren ftond, niemand hunner gewapend ware, uitgezonderd de Lijfwacht der Vergadering. Hier op onftond 'er eene oproerige beweging van eenen anderen aart; zeer luidruchtig en  ( 33 ) en gansch niet eerbiedig, eischte men van den Prefident dat hij de naamen opgaf van hun die hem dit valsch bericht medegedeeld, en en der waardige en vreedfaame Burgerije van Parijs deeze kladde hadden aangewreven. De Prefident, welke mij zeer verdrietig toefcheen, gaf met eenige hapering, ten antwoord dat hij de Leden niet kende welke dit berigt gegeven hadden. Een van deezen ftondt toen zelve op en zeide, dat hij met eigene oogen mannen met fabels voorzien in de Gallerijen gezien had, dat fommigen zelfs Piftolen hadden , en hij meende het van zijn pligt te wezen .om den Prefident hier van kondfehap te doen. Toen ging 'er een gefchreeuw op tegen hen die het Volk gelasterd hadden. Veelen eischten , dat het gemelde lid naar de gevangenis van de Abtdij gebragt wierd, en een deel der Vergadering, helde veel fterker over, om hen te ftraffen, die dit berigt hadden medegedeeld, dan die geenen, die hunne ambtC ge-  C 34 > genooten, gehoond, mishandeld, en bedreigd hadden. „ la croix, riep uit; dat zij Hechts wenscheen een voorwendfel te hebben om de Ver„ gadering naar Rouaan over te brengen, en, „om dit oogmerk te bereiken, uitftrooiden, „dat de zaal met gewapende mamchap om„ ringd was, op dat het publiek geloven mog„te dat de Gedeputeerden geene volkomenc „ vrijheid van raadpleegen en ftemmen hadden."' Maar hoe kan men zig wijsmaaken dat zodaanige menfchen vrij raadpleegen of ftemmen , die vervolgd, gehoond , en bedreigd worden van een oproerig gepeupel uit hoofde van de advifen en ftemmen die zij uitbrengen ? Naa dat men een tijd lang 'er met vrij wat heftigheid op aangedrongen had , om de beide Leden , die het valsch berigt gegeven hadden, althans voor drie dagen naar de Abtdij te zenden , floeg echter deeze maatregel faal, en men las eenen brief van dejoly, den Minister der Juftitie y waar bij der Verga-  C 35 ) .gadering kennis wierd gegeven, dat het Volk alle oogenblikken tot woede en moord aangehitst wierde , door ftokebranden ten dien einde omgekogt, en aangeplakte papieren aan de ftads muuren ; voorts telde hij op de onbefchoftheden , aan welke de Gedeputeerden, op den vorigen avond waren blootgefteld geweest , met bijvoeging dat hij, op order van den Koning eenige perfoonen, van deezen boozen handel verdagt, bij de Crimineele Rechtbank aangebragt had. Op het oogenblik dat de Koning genoemd wierd, weergalmden de Tribunes van gelach en uitjouwing op de onbetaamlijkfte manier. Naa dat dit eenigerwijze bedaard was , las men het flot van den brief des Ministers, waar bij deeze verklaarde, dat, zo men geene kragtdaadige middelen in het werk ftelde om deeze ongeregeldheden te beletten , het Gouvernement met geene mooglijkheid inftaan konde, voor de veiligheid des levens of der bezittingen van de burgers. C 2 Een  C 36 .) Een der Leden beklom hier op den fpreekftoel en verklaarde: „ dat toen hij gisteren avond uit de zaal ging, fchoon hij binnen den omtrek der muuren bleef omwandelen, hij een geweldigen flag van eenen onbekenden kreeg. Men hoorde eene Item die vroeg: aan wat deel van uw ligchaam? Dit tusfehen fpreeken verwekte groote verontwaardiging, aan de eene zijde der Zaale. „ Men vraagt mij, „hernam dit Lid, aan welk gedeelte van mijn „ligchaam ik geflagen wierde. Ik antwoord: „van agteren. Moordenaars vallen iemand „ alleen van dien kant aan , en ik verklaar „ thans in naam der Natie welker afgevaardig„ de ik ben, dat ik niet langer in deeze Vergadering wille ftemmen voor en aleer het „ Wetgevend Ligchaam kan inftaan voor mijne „ vrijheid en veiligheid/' M. vaublanc gaf vervolgends berigt, „dat hij naagefpoord en vervolgd geweest „was door moordenaaren, die zelfs zijnen » knegt  C 37 ) „ kncgt mishandeld hadden, om dat hij zeide „ niet te weeten waar zig zijn Meester be-, „ vondt, dat hij hier van onderrigt, het niet „ gewaagd had om in zijn eigen huis te fiaa„ pen maar den nagt ten huize van eenen „ zijner vrienden had overgebragt." Hij voer voort met op eene waarlijk welfprckende en klaare wijze aantetoonen , dat hier geenszins het geval ware om eenvoudige beledigingen voortekomen en te ftraffen als aan bijzondere perfoonen aangedaan, maar de zodaanige welke de geheele Franfche Natie betroffen. „ Wat! zeide hij-, wanneer een Afgezant ,, des Konings bij eenige vreemde Natie ge„ hoond wierdt, oordeelde Gijl. zulks eene „ voldoende reden voor den oorlog ; en zult „ Gijl. nu toelaaten dat de Afgevaardigden „ des Franfchen Volks op eene wijze behan„ dcld worden zo baldaadig als hun, immer „ van de Pruisfen of Oostenrijkers bejegenen .„ konde?" C 3 Hij  C 33 ) Hij voegde 'er bij: „ dat voor zo ver de ti Vergadering niet vrij was, en veilig kon „ raadpleegen, men maatregelen behoorde te „ nemen om de onfchendbaarheid en vrijheid „ der Leden op vasten grond te ftellen; bui„ ten dat, floeg hij voor om oogenblikkelijk ,, een befluit te nemen, om alle gefoedereer„ den Parijs te doen ruimen." Kf.rsaint fcheen dit goed te keuren, zo dat ik vermoede dat het doorgaan zulle. Juist toen verliet ik de Vergadering, en naa dat ik een mijner goede kennisfen bezogt had, keerde ik weder langs de kaaij der Louize, met oogmerk, om, voor ik naar het Hotel van Rusland ging, nog even in de Tuin der Tuilleries te gaan , door de poort die naast aan de Pont Royal is, dog hier verbaasde mij vrij wat het gezigt van twee Schildwagten, die de intrede weigerden aan allen die geen biljet hadden. Terwijl ik op de brug ftond zag ik verfcheidene menfchen door dat middel binnen laaten , en zorgvuldig de deur agter hen  C 39 ) hen onmidlijk fluiten. Het Volk fcheen dit uit een ongunstig oogpunt te befchouwen. • Sommigen uit den' hoop fpraken van den eigendom der tuinen als behoorende aan het Volk, en niet aan de familie, die men in het Paleis liet huisvesten , van welke allen het gemeen oneerbiedig, en fommigen in zulke onbetaamlijke uitdrukkingen fpraken, dat het niet zou pasfen om dezelve te herhaalen. Uit de heftige manier van debatteeren in de Nationaale Vergadering , en andere omflandigheden die ik zederd mijne aankoomst te Parijs opmerkte , ben ik zeer genegen om te denken, dat de fchielijke overgang der Franfchen van eenen zo magtigen en ftreng gezagvoerenden Regeringsvorm, tot eene zo toegevende en flappe, als nu opgcrigt wordt, kwaade uitwerkfels zulle hebben op de harten en het gedrag van een volk, dat zo levendig is, als de Inboorlingen van dit Land. Behalven dit heeft men de Franfchen altijd verdagt gehouden van grooter ligtzinnigheid van aart dan de inboorC 4 Hu  C 40 ) lingen van andere landen van Europa. Deeze ligtzinnigheid was eene bron van troost voor hun, onder het drukkend Gouvernement; het belette, dat de dwingelandij, die men zig over hen veroorloofde, op hun denzelfden indruk maakte, die ze zoude gemaakt hebben op een Volk van ernstiger aart en meer nadenkend: maar deeze zelfde lugtigbeid van character en levendigheid, welke hen ten troost ftrekte in de duisternisfe van het Despotisme, kan verderft'elijk voor hun worden in den zonnefchijn der vrijheid. Mooglijk zouden zij met meer bezadigdheid eenen vrije Regeeringsvorm bekomen, en gevolglijk beteren kans gehad hebben om 'er zig lang in te verheugen , indien zij denzelven meer trapsgewijze verkregen hadden. De Franfchen hebben den pijlaar der Vrijheid met zulk eene overhaasting opgerigt en opgevoerd tot zulk eene hoogte , dat hij daar door wankelbaarer dan ooit fchijne geworden te zijn. 'k Plad  C 41 ) 'k Had heden avond eene vrij lange converfatie met een man van uitfteekend verftand, die veele jaaren hier geleefd had , en die geoordeeld wordt veel gelegenheid te hebben om de publieke zaaken te weeten. Hij is van gedagte , dat het Manifest van den Hertog van brunswijk oneindig veel nadeel aan de zaak des Konings hebbe toegebragt, om dat men zig .veele moeite had gegeven, om het denkbeeld ingang te doen vinden dat het zamengefteld ware met 's Konings voorkennis en goedkeuring. Maar deeze Heer houdt zig vastelijk overtuigd , dat niet alleen de meerderheid der Nationaale Vergadering, maar ook die der fatfoenlijkfte burgerije, en der Nationaale Garde zelve, vijanden zijn van de gedagte om den Koning te onttroonen , en ter goedertrouw wenfchen om de Conftitutie welke zij bezwooren hebben te handhaaven , jaa dat zij alle oproerige zamenrottingen, van het volk uit de Voorlieden zeer afkeuren, die geen ander oogmerk hebben , dan om den Koning C 5 • door  ( 4* } door den fcbrik te noodzaaken, om zijn Veto te rug te houden bij elk befluit der Vergadering , of bij elke andere gelegenheid. Zij keuren hooglijk af, 't geene 'er op den 120 Junij laatstleden plaats had, toen het oproerig Gemeen het Palcis der Tuilleries indrong, zig onbefchoft aanftelde, en het leven des Konings en der Koninginne in het grootfte gevaar was. 'Er zijn 'er intusfchen die zig inbeelden, dat de bewooners der Voorlieden, vergezeld met twaalf of veertienhonderd, gelbedereerden , die onlangs van Marfeille en Bretagne gekomen zijn, tegen morgen iets diergelijks in den zin hebben. Dog daar de Nationaale Gardes van dit oogmerk niet onkundig zijn, en zonder twijffel, voorzien van inftructies, hoe zij in dit geval moeten handelen , is het vermoeden, dat het plan niet zulle ondernomen worden; of mislukken indien men het beproefde, in welken gevalle het, gelijk andere kwaalijk uitgevallene ondernemingen van dien aart, het de  ( 43 ) de magt van het Gouvernement zal vergrooten in plaatfe van verminderen. Ook had men mij verhaald, dat bchalven een compleet Bataillon Zwitfers, wier barakken in het Caroufel zijn dat aan het Paleis grenst, nog een groot aantal van afgedankte Officieren, en andere aan het Hof verbondene perfoonen, binnen den omtrek zelfs van het Paleis , alle nagten flaapen , 't geene meer dan toereikende fchijnt, om elke onderneming eener zaamgeraapte menigte te doen faalflaan; en het koomt mij waarfchijnlijk voor , dat veele burgers, die driftige patriotten waren, bij den aanvang der Revolutie , zig nu uit den verwarden ftaat der zaaken gefcheurd hebben, en denken, dat de beste weg om die zo hoognodige kalmte te bekomen, is , om den Koning te onderfteunen. Zij zullen zig dus overtuigd houden, en, waarlijk! met goede reden, dat die gcenen die het volk in de Voorfteden oprooijen, den ondergang der Conftitutie bedoelen. ïus-  C 44 ) Tlisfchen elf en twaalf uuren in den avond, wierd ik onfteld, door een geweldigen oploop op de ftraat, door het flaan der trommelen en' het herhaalde geroep van hoezee! De waard brengt mij berigt, dat alle burgers order gekregen hebben om hunne venfters te verligten; dat men reden heeft, om voor eenen aanflag op het Kasteel der Tuilleries bedugt te zijn; dat de alarm-trom flaat, en de Nationaale Gardes alle op de loopplaatfen van hunne respective Departementen zijn. Op ftraat koomende vond ik alles verligt de Pont Neuf overdekt met gewapend krijgsvolk een groot aantal Nationaale Gardes al mede in het bezit van de Pont Royal welke niemand mag pasfeeren; dit alles fchijnt echter zo geregeld beftuurd te worden , dat , wat misdrijf men ook moge voor hebben, zo ik hoop, 't zelve zal voorgekomen worden. Omftreeksch twéé uuren in den morgen wierd ik wakker door het kleppen van de klok , en de bedienden van het Hotél, dje niet  C 45 ) niet te bed geweest waren, zeiden mij; dat de inwooners der Voorlieden St. Antonie , St. Marceau, St. Jaques enz. zamen gefchoold waren ; dat zig bij hen gevoegd hadden, de gefoedereerden van Marfeille en Bretagne, met oogmerk om naar de Tuilleries te marcheeren, en van den Koning te eifchen dat hij zijn Veto te rug trok , van het beiluit der Nationaale Vergadering, tegen de Priesters welke den Eed op de Conftitutie weigeren, en dat, om eene Armee van 20,000 man in de nabuurfchap van Parijs te verzamelen. 'k Hoop dat men hen beduiden zulle om uit eikanderen te gaan, zonder eene zo inconftitutioneele onderneming in het werk te ftellen. Indien de Koning geen vrijheid heeft om zig van zijn Veto te bedienen wanneer hij het noodig oordeelt , was het fpotternij om het hem toeteftaan. Aug. 10. ■Ongeveer ten drie uuren in fiaap geraakt, wier-  C 46 ) wierden wij ten negen uuren gewekt door het losfen van 't kanon, en men zeide ons, dat het Kasteel werkelijk wierdt aangevallen. Kort hier naa hoorden wij het geroep: „ te Waa„ pen Burgers! te Waapen! Men flagt Uwe „ Ouders , Uwe Broeders, Uwe Kinderen! en wij zagen half raazende mannen dus fchreeuwende de ftraat doorloopen. De fteeds aanhoudende onpasfelijkheid van Lord lauderdale belette hem om uit gaan, en mijn Zoon bleef bij hem in 't Hotél. Zo draa ik mijne klederen had aangefchoten, ging ik op ftraat; een gedeelte der Nationaale Gardes, met een aantal gewapende Burgers marcheerden naar de Tuilleries een ander hoop volks volgde deezen op de hielen die verfcheidene ftukken grof gefchut, langs de kaaij van Mazarijn, waar ik mij toen bevond, naar de Pont Royal aanvoerden. Eenige vlugtelingen uit de Tuilleries, die deeze brug overkwamen, wierden door de Nationale Gardes doodgeflagen, eer zij het eind be-  C 47 ) bereikten, werwaards het kanon aangevoerd wierdt. Deeze Hukken op haare Affuiten geplaatst zijnde op de brug, wierden bij herhaaling gelost, tegen het gedeelte van 't Kasteel, dat naar de Seine uitziet. Eenige Vrouwen die naabij mij Honden op de kaaij van Voltaire, hoorden zo draa den eerften fchoot niet of zij vielen aan het klappen in de handen en riepen: Bravo! Bravo! Inmiddels wierdt 'er met musketten uit de venflers van de Louvre gefchoten aan de zijde der riviere, — en eenig volk op de kaaijen , verloor hier door het leeven of wierdt gewond. Zij die aan die zijde waren, die 't naast bij de Louvre was, liepen van de kaaij naar den oever der rivier om agter de borstweering, zig voor het fchieten te beveiligen. Een deel der Nationaale Gardes, die langs de kaaij van Mazarijn marcheerden, zo dikwerf als zij een troup volks met elkandereu praatende vondt,  C 48 ) vondt, riep uit : geene moties (*)/ en verftrooide hen; terwijl de Officier ten zelfden tijde alle ongewapende perfoonen aanried om naar huis te gaan. Een weinig laater, rukte een bende Pikeniers voorbij, een van welken, op eene vrij ftellige wijze, mij voor eenen Ariftocraat uitmaakte. Zulk eene befchuldiging op de openbaare ftraat te Parijs, was in deeze laatfte vier jaaren doorgaands genoeg, om (*) Geene moties! —. De voorftellen die gedaan en overwogen worden, over de maatregelen der hooge regeering, in de Clubs, noemt men moties. Van Clubs en Sociëteiten, gelijk die der Jacobijnen, wierden zij uïtgeftrekt tot de Koffijhuizen, met naame het Koffijhuis de Foi, in het Koninglijk Paleis; en allengskens wierdt dit zelfde flag van voorftellen met ernst behandeld onder troepen Volks die eikanderen toevallig ontmoeten op publieke wandelwegen, of in tuinen. De wagten meenden dat het tegenwoordig tijdftip niet zeer gefchikt was , voor foortgelijke debatten of moties.  ( 49 ) om iemand aan infultes bloot te Hellen; in den tegenwoordigen toedragt van zaaken waarin be* fchuldiging en te regtftelling eikanderen meestal onmiddelijk opvolgen, kon dit noodlottig voor mij afgelopen zijn , indien niet de gids die mij vergezelde , verklaarde dat ik, zeer verre van een Ariftocraat, of iets van dien aart te zijn, een Engelschman was. „Goed!" fchreeuwden de Piekeniers, en vervolgden hun-* nen weg. Naa deeze vermaaning begaf ik mij ten huize van eenen mijner bekenden, in de Jacobsftraat, van waar ik, wat laater, naar mijn Logement te rug keerde. Onder Weg ontmoette ik geheele fchaaren van Nationaale Gardes, en Gefoedereerden, die naar huis gingen, allen met lappen voorzien van de roo-> de Uniform , der Zwitfcherfche Wagten die gefneuveld waren als zegetekenen van de punten hunner bajonetten afhangende. Een Officier met een deel Nationaale Gardes, voerden Monfieur o'AFFRé, in eene koets, D naar  C 50 ) naar de gevangenis van de Abtdij, die nabij ons Hotél is. Kort te voren, had men eene Dame wel bewaard te voet naar het zelfde gevangenhuis geleid. Nu kregen wij berigt dat men, gcduurende den voorgaanden nagt in de Tuilleries groote toebereidfelen gemaakt had, om den gedreigden aanval, uit de Voorlieden, te keer te gaan; dat eenige duizenden gewapende mannen, ten dien einde in het kasteel gebragt waren, buiten aanmerking van het Bataillon Zwitferfchc Gardes; dat verfcheidene Nationaale Gardes aangezogt waren van de zendelingen van het Hof, om zig tegen het volk te voegen bij de Zwitfers, en die krijgsbedienden van het Hof, welke men gewoon is Ridders van den Ponjaard te noemen; dat terwijl die van de Tuilleries toebereidfelen maakten tegen het gevegt dat men in den morgen verwagtte, valfche patrouilles rond gezonden waren, om, onder den fchijn van patrouilles van de Nationaale Garde , ter bewaaring van de rust, te lcheep  ( 5i ) fcheep te komen, dog, in de daad, met zeer vijandige oogmerken tegen de Burgcrije; dat een deezer Detachementen een Corps Nationaale Gardes ontmoet hebbende, 'er eene fchermutfeling ontftaan, veelen van de eerstgemelden op de vlügt gejaagd, en de anderen gevanglijk naar het Wachthuis der Feuillanten gevoerd waren; dat het Volk, dit vernomen hebbende, 's morgens vroeg met groote hoopen opkwam , eifchende dat de gevangenen aan hun overgeleverd wierden; dat een bediende van de Municipaliteit, gepoogd had, zulks te beletten, dog dat zijne pooging vrugteloos zijnde afgeloopen, het Wachthuis overweldigd ware geworden. Vier van de gevangenen , die men als de fchuldigften befehoude, om dat zij vermomd waren in de Uniform van Nationaale Gardes, en met Ponjaarden en Piftolen gewapend, wierden wreedelijk geflagt, hunne hoofden afgehouwen en op pieken rond gedragen; dat het leeven van de anderen gefpaard was door tusfehenfpraak van 't krijgsD 2 volk  ( 52 ) volk dat hen gevangen had genomen; dat het' volk uit de Voorlieden, met de Marfeillaanen en die van Bretagne naar het plein van het Caroufel gemarcheerd ware en toegang verzogt hadde tot het Paleis der Tuilleries; dat de Koning, de Koningin, en de Koninglijke familie,, uit het Paleis geweeken, in de Nationaale Vergadering hunne toevlugt gezogt hadden, en dat, omtrend drie quartier uuren naa dat zij daar geweest waren, de Zwitferfche Gardes, en de bezetting van het Kasteel, met donderbosfen en fnaphaanen op het volk gcfehoten hadden, dat in den omtrek van het Kasteel als opgepropt was, en tien minuten: lang een onafgebroken vuur gemaakt'; dat de' Gefoedeseerden bijgeftaan door het volk uit de Voordeden, de verdedigers van het Kasteel befpot, aangetast, en na-ar buiten, in de tuinen gedreven hadden', alwaar zij in hunnevlugt, fneuvelden door' 't ftaal der NationaaleGarde, die nu buiten uitzondering gedecideerd partij koozen tegen het Hof, en voor het volk; dat  ( 53 ) dat een groot aantal Burgers en Gefoedereerden het leeven verloren hadden, zo wei als veelen der Ridders van den ponjaard; dog dat zeer weinigen van de Zwitferfche Gardes 'er den hals afgebragt hadden, om dat de zulken onder hen , die in plaats van het in den tuin of naar buiten te ontvlugten, zig in de apartementen van het Paleis hadden gezogt te verbergen , vermoord waren , met en nevens de huisbedienden des Konings en allen, die, van wat naam of rang ook, veronderfteld wierden aan het Hof verbonden te zijn. Zelfs vernamen wij, met het uiterfte leedwezen, dat zeker Abt, wiens naam mij ontdagt is, de Leermeester van den Dauphin, gedood wierdt, met fommige Zwitferfche Soldaaten, die hij menschlievend gepoogd had te redden, door ze in eene fchuilhoek van zijn apartement te verfteken. Clermont de tonncre wierdt, zo als men ons berigt, almede op de ftraat van het leven beroofd. Zodaanig is het berigt, dat wij, met fomD 3 mige  ( 54 ) mige verfcheidenheid , heden vernamen. - Allen ftemmen daar in over een, dat de Zwitfers de yijandlijkheden begonnen zijn door het eerst op het volk te vuuren. Men heeft daar bij verteld, dat zij voorgaven der zaake des Volks toegedaan te zijn , zig bij handtasting met fommigen van hun verbonden hadden; en dat zij dus op het volk, dat geen kwaad kon vermoeden, verraderlijk hadden gefchoten. Aan dit berigt echter, fiaa ik weinig geloof, om dat het ihïjdig is met het charakter der Zwitfers , welke eerlijke en openhartige menfchen zijn; en om dat ik, naa het vertrek des Konings en de Koninglijke familie uit het Kasteel, geene beweegreden kan uitdenken voor de Zwitfers , om op het volk te vuuren , buiten zelfverdediging, 't Koomt mij derhalve voor, de levendigheid van het eene en het phlegmatiek geftel van het andere volk, in aanmerking genomen, dat Franfchen, de eerfte aanvallers zullen geweest zijn. Ik zal mijn best doen om een zeer omftan- dig  C 55 } dig en naauwkeurig berigt van dc.ezc Aetie magtig te worden; thans zijn de vernaaien zo ftrijdig, dat men op niets eigenlijk afkan. 'k Ben op den huidigcn dag aarifchouwer geweest van menig een belangrijk en treffend toneel op de Itraaten. Geduurende de kanonnade en het vuuren met klein geweer bragt de bekommering en benaauwdheid van allen, voor hunne vrienden of familie, die zij wisten dat in het gevegt gemengd waren, een veel betekenend ftilzwijgen bij zommigen tewege, terwijl de lugt weergalmde door de uitroepingen van anderen, met naame vrouwen en kinderen , die beefden voor het lceven hunner mannen, vaders, of broeders, welke hen verlaten hadden zo draa men te wapen! geroepen had, zonder dat zij hen zederd weer gezien hadden. Toen de Actie over was, en de Nationaale Gardes naar huis keerden, vlogen veele vrouwen midden onder de gelederen, om haare mannen of broeders te omhelzen en geluk te wenfehen over hunne behoudenis. D 4 Eenen  C 56 ) Eenen Vader van een talrijk huisgezin, zag ik, aan de deur van zijn huis, verwelkomd, door zijne vrouw en kinderen, naa dat hij elk van hun, terwijl zij hem omcingelden, omhelsd had , ging hij in de winkel, pp elken arm, een van zijne kinderen draagende, terwijl zijn dogter volgde, met zijn Grenadiersmuts in de hand, en twee kleine jongens zijn Snaphaan droegen. Aug. ii. Toen de Koning en Koningin de zaal der Nationaale Vergadering intraden , waren zijvergezeld van den Dauphin, hunne Dogter, en de Princesfe Elizabet en begeleid van de Ministers, en fommige leden der Municipaliteit van Parijs In het eerfte plaatfte de Koning zig zeiven aan de zijde van den Prefident, en zeide : „Ik ben hier gekomen om een groot „misdrijf te verhoeden Ik fchat mij- „zel-  C 57 ) „ zelven veilig in Ulieder midden , Mijne „ Heeren! De Prefident antwoorde: „ dat hij zig op „ de Vergadering mogt verhaten, als die ge„ zworen had liever op haaren post te fter„ ven, dan niet te handhaaven de regten des „ Volks, en de conftitutioneele magten." Een der leden merkte aan, dat 's Konings tegenwoordigheid , eenige belemmering in de debatten veroorzaakte; waar op hij afging naar het gcftoelte, waar in zig zijne familie bevondt, benevends welke men hem leidde naar eene loge aan de regtehand van den Prefident, de lóge van den Logographist geheten, alwaar zeven of agt perfoonen om een ronde tafel gezeten, gewoon zijn in fchrift te Hellen, de debatten van, en alles wat 'er merkwaardigs yoorvalt, in, de Vergadering, Hier hadden zij niet lang gezeten, toen de Actie begon. De Nationaale Vergadering is zeer nabij de plaats , waar dezelve voorviel. Verfcheidene kanons - kogels befchadjgden het D 5 dak  C 58 ) dak der zaale, en eenige musketfchoten vlogen ten venster in. Men zal zig ligt kunnen verbeelden, hoe bekommerd zig allen, die in de Zaal waren, bevonden. Sommige leden Honden op, en veranderden van zitplaats toen het kanon eerst begon te bulderen; maar de Prefident, die hen tot order riep, zeide, dat het de pligt ware van ieder lid, om onverfchrokken op zijn post te blijven, en zijn Vaderland naar zijn beste vermogen ten dienfle te Haan. Hier op nam ieder lid zijne eigene plaats, alleen uitgezonderd die geenen welke door den Prefident tot de eene of andere bijzondere verrigting benoemd waren. De Koning zeide tot den Prefident, dat hij orders gegeven had aan de Zwitfers om niet te vuuren. Het fchieten met gefchut en fnaphaanen bleef inmiddels voortduuren; in de Vergadering heerschte voor eenige oogenblikken een diep flilzwijgen. Die ftilte wierdt afgebroken door eenen voor•flag, van een der leden, om onmiddelijk te be-  C 50 ) belluiten, dat men alle eigendommen en perfoonen onder de bcfcherming der Wet en van het Volk nam; Dit wierdt toegejuicht en befloten. Vervolgends nam men het befluit om eene acte of proclamatie, aan de ganfche Burgerije uit te vaardigen, ten einde om haar te vér* maanen een volkomen vertrouwen te {lellen op haare vertegenwoordigers, die gezworen hadden om het land te redden, Eenigen tijd naa dat de actie over was, vcrfcheen voor de balie, eene deputatie, uit de nieuw gekozen gemeens - mannen van Parijs. Deeze verkiezing was 's avonds te voren gedaan ; en de nieuw gekozen Raad had zig van de Raadkamer meester gemaakt, de oude uitgedreven hebbende , behalvcn petion den Maire van Parijs, manuel , de Procureur, en banton, den Minister der Juftitie; drie vaandels wierden voor uitgedraagen ,waar op men las: „ Vrijheid ! Vaderland! „ Gelijkheid!" Een  C 60 3 Een der gemeenslieden deed de volgende aanfpraak : „ Wetgevers ! ziet hier nieuwe overheden „ van het volk die zich voor uwe balie ver„ tooncn. De gevaaren, waai- in het Vader„ land zig bevindt, hebben onze aanftelling „ veroorzaakt; de omftandigheden wettigen „ dezelve, en onze liefde voor het Vaderland „ zal ons in ftaat ftellen, om dien post waar„ dig te blijven. Het volk, eindelijk ver„ moeid, van zedert vier jaaren de geduurige „ fpeelbal te zijn van het Hof, en deszelven „ bedrieglijke ftreken, begrijpt nu, dat het tijd „ is om het Rijk, van den rand des verderfs, „ te rug te brengen. „ Wetgevers! 'Er blijft geene andere keu„ ze voor ons over, dan om met den volke „ eene zaak te maaken. Uit naam van het „ zelve komen wij thans de maatregelen tof „ het algemeene welzijn afvraagen. Petion, „ manuel, en danton blijven ons als ambt„ genooten bij. Santerre is aan het hoofd » der  I C 61 ) der gewapende Magt. Dat de Verraders „ op hunne beurt beven! Op deezen dag ze„ gepraalen de burgerlijke deugden. „ Het bloed der Burgers heeft geftroomd; „ vreemde troupen, die niet binnen onze muu„ ren zijn gebleven, dan door op eenftapeling „ det misdrijven van de uitvoerende magt* 5i hebben gefchoten op de Burgers; onze on„ gelukkige broeders laaten weduwen naa en ?!> weezen» „ Het volk , dat ons tot Ulieden zendt, heeft ons bevolen om U te verklaaren, dat „ het niemand wil laaten oordeelen over d@ „ buitengewoone maatregelen, waar toe het „ door nooddwang en wederftand aan de on„ derdrukking, gevoerd wordt, dan het Fran., fche Volk alleen, uw Souverein, zo wel „ als de onze, in zijne grondvergaderingen." Dit adres, 't welke door het volk in de tribunes ten zeerfte wierdt toegejuicht, moest ten uiterften beledigend aan den Koning voorkomen; inmiddels heeft men mij verhaald, dat hij  ( & ) hij het met fchijnbaare bedaardheid aanhoorde, terwiji de Koningin de duidelijkfte tekenen van verontwaardiging liet blijken. Men beiloot vervolgends dat de tegenwoordige Ministers het vertrouwen der Natie verloren hadden, en dat de Nationaale Vergade-' ring zes nieuwen zoude benoemen;, zonder iemand uit hun midden te mogen aanftellen. Toen men, op de gewoone wijze, ter ftemming zou overgaan , wierdt 'er aangemerkt, dat drie Patriotfche Ministers, die onlangs hun ontflag bekomen hadden, en in de gunst van het volk ftonden , natuurlijk moesten in aanmerking koomem Hier op wierdt onmiddclijk befloten, dat roland, slrvan en claviere bij proyifee zouden benoemd worden. Dit laatfte woord wierd 'er bij gevoegd, of het ware dat de Koning in zijne vorige magt door de volgende vergadering herfteld wierde, in welk geval hij het regt zoude hebben, om deeze Ministers te bevestigen, of te verwerpen , en anderen in de plaats te benoemen. Dee-  ( 63 ) Deeze drie zijn die van de binnenlandfche zaaken, van den oorlog, en de finantien. Van morgen ging ik de plaatfen bezigrigen op welke de Actie gisteren was voorgevallen. De naakte ligchaamen der Zwitfers, (want reeds waren zij van klederen beroofd) lagen op den grond ten toon gelegd. Ik zag eene groote menigte op bet plein voor het Paleis der ïuilleries, fommigen lagen alleen op ondcrfcheidene plaatfen in de tuinen, anderen in hoopen op eikanderen , bijzonderlijk bij het plein der Feuillanten. De tuin , zo wel als de bijgelegen hoven waren opgepropt met aanfchouwers, waar van de vrouwen ver het grootfte getal uitmaakten , welker nieuwsgierigheid, zo als 't bleek tegen haare zedigheid volkomen opgewasfen was. De lijken der Nationaale Gardes, van de Burgers uit de Voorlieden, en de Gefoedcreerden, zijn reeds door hunne vrienden weggenomen; alleen die der Zwitfers liggen dus ont-  C 64 ) ontzettend ten toon. Van tusfcherr de agt honderd, en duizend, die gisteren in de Tuilleries gemonfterd wierden, heeft men mij gezegd, dat geene twee honderd het leevcn 'er afgebragt hebben. Ziende een aantal volks den trap van het Paleis opgaan om de vernieling gade te liaan in alle vertrekken aangeregt, door de Actie van gisteren, begaf ik mij onder den hoop, en was ter halver wege opgeklommen, toen ik iemand daar boven ijsfelijk hoorde gillen i wiens lijk kort daar naa afgcfmetên wierdt, Men zeide mij dat hij op de daad betrapt was, daar hij zig meester maakte van eenig huisraad tot het Paleis behoorende, en oogenblikkclijk ter dood gebragt was door het volk, dat hem omringde. Deeze vaardige manier van rechtspleging benam mij allen lust, om de Koningiijke apartementen te bezigtigen; ik klom af naar het plein, en ging nogmaals,» met een beklemd hart, tusfchen de lijken door van mtnfchen, die ik twee dagen vroeger ge-  ( 65 ) gezien Bad met al dien trots, welke geioflheid eii militaire pragt kan inboefemen. In gansch Europa deuk ik , dat geen grooter en fchooner bataillon Voetvolk beftaat, dan zij toen uitmaakten. Zó draa zij hei gewonnen moesten geeven Wierden zij gêUagt van hun, die zig buiten fchoots hielden, zo lang de cerften weerftand boden. Sommigen wierden langs de ftraaten vervolgd en uit de winkels en huizen gehaald waar in zij fchuilplaats zogten. Vijftig of zestig, die om quartier vroegen, wierden door de Marfeilliaanen gered, aan de Nationaale Gardes in bewaaring gegeven , en door deezen haar het Stadshuis gevoerd. Terwijl deeze öngelukkigen op het plein Honden aftewagten , in welke gevangenis zij op order der Municipaliteit zouden geplaatst worden, begon het gemeen, dat door den dood zijner vrienden en naabeftaanden , en het gezigt van zo Veele gewonde Burgers die naar hunne huizén, of de hospitaalen gevoerd wierden , woeden: E  C 66 ) de was, om wraak te fchreeuwen tegen de gevangenen, en vloog ten laatfte, als een bende dronkene wilden , door de gelederen der Nationaale Gardes, en flagteden in koelen bloede deeze weerlofe Zwitfers. In deezen kan ik de Nationaale Gardes niet verontfchuldigen. Men zogt mij te beduiden dat zij de Zwitfers niet konden redden, zonder burgerbloed te ftorten ; maar mij dunkt, dat deeze dollemans den naam van burgers niet verdienen , en oneindig misdaadiger waren, dan de Zwitfers zei ven. Uit de tuinen der Tuilleries ging ik door de middelfte poort van het paleis, naar 't Hof en Perk daar de Actie het eerfte begon. Nog in den aanvang van het gevegt, wierden veelen uit den hoop gedood en gewond, aan den voet van den grooten trap door een onverwagt vuur dat van de eerfte rustplaats diens traps gemaakt wierdt. Sommigen van de Zwitfers zeiven, die zig onder het volk begeven hadden en met het zelve in gefprek ge- ,  C *7 ) getreden waren, Cieuveldeh daar door. De (ijken der Zwitfers lagen hier en daar op den grond verfpreid. Men heeft de barakken der Zwitferfe Gardes, die dit breede plein van 't caroufel verdeden , gisteren in brand geftoken, en zij branden nog op dit oogenblik. Verfcheidene van de lijken wierp men in de vlammen, en : ik heb 'er eenige half verbrande van gezien. Ontfteld op zulk een gezigt, vlood ik van dit toneel der ijsfelijkheid, en ging omftreeksch den middag naar de Nationaale Vergadering. Terwijl ik ftond te wagten aan de poort, door welke men uit de tuin der Feuillaaten, naar de vergaderplaats opgaat, naar den Heer die mij den toegang zou bezorgen , zag ik eenen langen ileep volks herwaards opdaagen, beftaande uit een aantal perfoonen fommigen in de Uniform der Nat. Gardes, en anderen in burger kleeding, ieder van welken een' man bij de hand hield in een camifool , zonder E 2 rok,  C 63 ) rok, uitgerust. De laatstgenoemden zagen er bijkans allen bleek en ongedaan uit, en hunne geleiders fpraken hun moed in en zogten hen op te beuren. Spoedig kréég ik berigt dat een goed aantal Zwitfers gered en opgefloten was in het Wachthuis der Feuillanten. Bij dit Wachtf huis had zig echter eene oproerige hoop verzameld, en fommige verfchrikkelijke deugnieten onder dezelve riepen luide om de hoofden deezer ongelukkige foldaaten. De beste wijze , die men ter hunner behoudenis wist uit te denken, was, om hen naar de balie der Vergadering te geleiden , en haare befcherming voor hun te verzoeken. Lasource haaste zig om de Vergadering te onderrigten noopens het gevaar waar in deeze arme Zwitfers waren , en derzelver befcherming te vraagen 5 terwijl gorsas aan de deur van 't Wachthuis bleef, om den oproerigen hoop te bepraaten, en zig van alle middelen bediende die menschlievendheid aan de hand kon gee-  C 69 ) geevcn, om voortelcomcn, dat men op de gevangenen niet aanviel. Vervolgends wierden zij, op vorengemelde Wijze, van het Wachthuis, naar de Vergadering geleid, door fommige burgers, waar onder lasource en andere Gedeputeerden zig bevonden. Even voor de Zwitfers trad ik in de zaal, en geraakte midden onder de leden der Vergadering te zitten. De Koning, de Koningin, met hun zoon en dogter, de. Princes eeizabeth , de Princes eamballe, met drie of vier andere Hovelingen, waren in de loge van den Logographist gebleven, gisteren, van negen uuren des morgens, tot laat in den avond. Van daar had men hun een nabijgelegen vertrek , waar in een der Commitéés gewoonlijk vergaderde , aangewezen in 't welke zij den ganfchen nagt doorbragten, en van waar ze 's morgens in voornoemde loge terugkeerden, toen de Vergadering bij één was. Natuurlijk wenden zig mijn oog- naar hunne zitplaats. Van daar ik E 3 ge-  C 70 ) gezeten , was, kon ik den Koning niet zien, maar de Koningin en de andere Koningrijke familie zo veel te beter. De fchoonheid der eerfte is verwelkt! en geen wonder! Met volkomene bedaardheid fcheen zij naar de fprekers te luisteren. Somwijlen luisterde zij haare Schoonzuster, en Madame de lamealle iets in 't oor. Eens of tweemaalen rees zij overeind, en zag voorover leunende, de ganfche zaal over. Iemand die naast mij zat meende dat woede, en tergende vermetelheid, in haar gelaat te lezen ware, dog ik kon hier van niets ontwaaren, of fchoon de aart van het onderwerp dat behandeld, zo wel als de aanmerkingen die door fommige leden gemaakt wierden haar ten hoogften aanftootelijk en tergend moesten voorkomen. Over het geheel genomen fcheen haar gedrag in deeze gewigtige gefteltenis zeer eigenaartig en haarer waardig, 't Is mooglijk dat de hoogte waar van deeze ongelukkige Princes afgedaald is-, en haare tegenwoordige deerlijke toeftand, iets toe-  C 71 ) toebrengen, om mij haar met een deelnemend oog, en misfchien wel met zekere vooringenomenheid te doen befchouwen; maar ik ftaa verbaasd dat de bitterheid van den wrok, welken , hier te lande, tegen haar gekoesterd was, geen zier getemperd worde door haare rampen. 't Was niet mooglijk den kroon-prins te befchouwen, zonder te bedenken, hoe zijn lot, 't welke buiten twijffel als de hoogfte prijs bcfchouwd was, in de loterij des levens, nu op het onverwagtfle, en buiten zijne fchuld, veranderd ware in het elendigfte, dat getrokken konde worden. Thans is hij te jong, om de hoogte te berekenen of de bitterheid te fmaaken, van het ongeluk dat hem bejegent; en fcheen mij toe meer verdriet te hebben van de bepaaling in eene zo enge plaats dan van alles wat buiten dat zijnen ouderen of hem zeiven is overgekomen. Van de Koningrijke Familie wierdt mijne oplettenheid afgetrokken tot de Zwitfers, zo dra deezen voor de balie verfcheenen. Een hunner landgenoten, zo als E 4 ik,  C 7* ) ik, uit zijne manier van fpreeken, vermoedde, deedt, ten hunnen voordeele, eene aanfpraak aan de Vergadering, en het was ook blijkbaar het verlangen der leden, om hen te redden, maar zij die zig in de tribunes bevonden, waren niet allen in 't zelfde gevoelen. „ Zij heb„ ben onze broeders vermoord!" riep 'er een uit den hoop. La croix deedt eene aanfpraak om de gemoederen van het volk tot bedaaren te brengen, en het zelve tot bermhartigheid te beweegen. In weerwille hier van riepen fommige verharde deugnieten uit de tribunes om Juftitie,, en wraak over den dood haarer Vrienden. De Leden in onderfcheidene deelen der zaale, hieven hunne ftemmen op, tot het volk, dat in de tribunes vlak boven hen zat, en fcheenen het te bidden om meer menschlijkheid te toonen: Een lid, naast mij gezeten, fprak het op het allerernftigfte aan, en verzekerde, dat de ongelukkige manfchap voorde  ( 73 ) de balie, den Franfcben Volke, wel genegen ware, dat zij uit onkunde, en op order gehandeld hadde van de zulken aan welken zij meenden als foldaaten gehoorzaamheid fchuldig te zijn; maar hadden deeze lieden geweten, dat het oogmerk ware om hen tegen de burgerij te gebruiken , zij zelfs zouden geweigerd hebben om in het kasteel te blijven. Deeze harangue deedt op veelen eene zeer goede uitwerking, dog eenigen bleven geduurig morren; waar op een der gedeputeerden, zijne bedaardheid derwijze verloor, dat hij zig naar de plaats der Gallerijen, van waar dit gemor gehoord wierd keerde, in zeer bittere bewoordingen. Dog zij, die het naaste bij hem waren, vielen hem in de rede, en herinnerden hem, dat zijne wijze van doen eerder gefchikt was om des volks woede te ontfteken, dan om zijnen wensch te bekomen. Hij zette zig derhalven neder, terwijl hij zeide: „ Deeze „ menfehen zijn wilde beesten T' Mij heugt niet, dat ik immer zo zeer aanE 5  C 74 3 gedaan geweest ben, als geduurende dit pleitgeding. Menigwerven wende ik mijn gezigt naar de loge van den Logographist. Wat moeten de Koning en Koningin gevoeld hebben! Wat de arme Zwitfers zeiven! terwijl fommigen der leden voor hun fpraken, en het volk verzekerden dat zij uit nooddwang gehandeld hadden, en den Franfchen volke nimmer vijandig waren geweest ter bevestiging waar van zij hunne handen op ftaken. Ten hoogfte wierd ik inmiddels verontwaardigd over de verftoktheid van fommige booswigten in de Gallerijen, die bij aanhoudenheid onvermurwbaar bleven , fchoon nu ver het grootfte gedeelte tot medelijden bewogen ware. Eindelijk kreeg lasource eenen inval die een uitnemende uitwerking deedt. „ 't Is geenszins „ het volk zeide hij, dat naar het bloed van „ deeze menfchen dorst, maar eenige weinige „ deugnieten, die u aanporren , om hen te „ vermoorden, uit vreeze dat zij zamenfwee„ ringen van het Hof mogten aan het licht „ brengen." ]\Taa  C 75 ) Naa dit alles echter, Helde la croix voor, om deeze Zwitfers niet aanflonds naar het Wachthuis te rug te voeren , maar hen in de Vergadering te houden, tot dat het Volk, dat buiten was, verftrooid zou zijn. Ingevolge hier van beval men hen plaats te nemen, gelijk zij deeden, agter de Gedeputeerden. Deezen inval had la croix te danken, aan het berigt dat hij ontfing, dat eenige deurbewaarders in de Hotéls , die men Zwitfers pleegt te noemen , fchoon zij meestal Franfchen zijn , vermoord waren door de woede van het graauw, dat niet gewoon is behoorlijk onderfcheid te maaken. De arme knaap die aan de deur van ons Hotél oppast had de boel aan den gang gebragt, en ons verzogt, dat wij hem in het toekomende Portier , en niet Zwitfer wilden noemen. Alle zijne ambts-broeders in Parijs volgden zijn voorbeeld en men heeft het gewoon opfchrift, dat op een bord aan de deuren der Hotéls gevonden wordt reeds overal weg-  C 76 ) weggenomen, en leest daarop thans in plaatfe van: „ vervoeg u bij den Zwitfer!" „ vervoeg u bij den Portier!" De overige drie Ministers wierden bij ftemming gekozen , waar van de meerderheid ten deele viel aan, le brun , voor de Buitenlandfche zaaken, monge voor bet Zeewezen, en danïon voor de Juftitie. Voor ik de Vergadering verliet zag ik fommigen der Ministers, en santerre , den nieuw aangeftelden Opperbevelbbcr de Nationaale Gardes van Parijs, den eed afleggen, en toen ik heenen ging , bleven de Zwitferfche Soldaatcn nog in de Zaal, maar bij het uitgaan kreeg ik ftof tot bekommering, op het gezigt van een groot aantal menfchen, welker uitkijk mij gans.ch niet fmaakte, waar van de Vergaderzaal omcingeld was, 't geene mij voor de Zwitfers, die 'er binnen waren, deedt vreezen. Des avonds kreeg ik echter berigt, dat, eenige uuren naa dat ik de Vergadering had ver-  ( 77 ) verhaten 'er voorgefteld ware ; dat de Leden derzelve, om de Zwitfers te behouden, in eigene perfoonen , dezelve naar het Hotél van Bourbon moesten geleiden; dan dat zulks nodeloos gemaakt ware door een aantal der Gefoedereerden van Marfeille, dezelfde Mannen welker dapperheid de Zwitfers op de vlugt had gejaagd, die nu voor de Vergadering verfchenen, en zeiden: ,, De Zwitfers zijn niet „ langer onze vijanden , wij nemen ze onder „ onze befcherming." Ingevolge hier van wierden ze naar het Paleis van Bourbon geleid, terwijl hunne overwinnaars hen beveiligden, tegen de lafhartige woede derzulken, die voor hun beefden toen zij gewapend waren, en hen nu allen zouden durven aanvallen, in den ftaat van weerlofe gevangenen. Ik hoor dat het prachtig Paleis der familie van coNDé tegenwoordig een zoort van Militaire post is. 'Er is order gekomen dat de Zwitfers in fommige vertrekken, die tot dat Pa-  C 73 ) Paleis behooren , zullen bewaard worden, tot dat een krijgsgerigt hun eindelijk lot bepaald hebben. Deezen maatregel had la croi-c voorgeflagen, om het volk, ware 't mooglijk, te bevredigen ; dog het oogmerk is , buiten twüffel, om hen allen te laaten gaan. Men zegt dat zij meer dan honderd in getal uitmaaken. 't Verkwikt mijn ganfche ziel, dat de zaak aldus is afgelopen, 'k Had toch [op deezen dag veele onaangenaame gewaarwordingen, geduurende mijn verblijf in de Vergadering, en was zeer bekommerd over de veiligheid van deeze Zwitfers, zo wel als geweldig gefchokt over de woedende geestgefteldheid van veelen in de Gallerijen en vervuld met verontwaardiging , ziende dat de Wetgevers der Natie genoodzaakt waren, om eene daad van rechtvaardigheid en menschlijkheid, als aftefmeeken van hun, waar over zij met alle recht gebieden konden. Dit is een voorbij- / gaand uitwerkfcl dier wanorde, welke natuurlijk met  C 79 ) met eene aanmerkelijke omwenteling vergezeld gaat. Reeds maakte ik melding van de groote vastheid van geest, welke de Vergadering, geduurende het gevegt van gisteren, vertoonde. Toen het kanon eerst gehoord wierd, riep een der Gedeputeerden uit: ,, Hoort Gijlie„ den? thans poogen zij om de vrijheid te „ verdelgen, en het despotisme te herftellen. „ Onze vijanden zijn tot deeze vermetele poo„ ging aangemoedigd door onze traagheid. „ Laaten wij, met het volk, opwaaken, en „ zweeren om Vrijheid en Gelijkheid te hand„ haaven." Toen Iprongen alle overeind , Haken hunne rechte haud uit, en zeiden ,, jaa ! wij „ zweeren 't." Deeze geestdrift verfpreidde zig oogenbliklijk door alle aanfchouwers in de Gallerijen, en de ganfche zaal weergalmde van het geroep : „ Vivat de Vrijheid! Vivat de Natie!" In de zitting van gisteren, befloot de Verga-  ( 8o ) gadering; dat de Franfche Natie eene Nationaale Conventie zoude verzogt worden te formeeren, waar van de wijze en tijd der verkiezing hier na in meer bijzonderheden zoude worden voorgedraagen. Dat lodewijk de zestiende in zijne magt gefchorst worde, ter tijd toe, dat de Natio^ naale Conventie uitfpraak zal gedaan hebben, over de meest gepaste middelen om de gezegende Vrijheid voor het volk op vasten grond te bouwen. Tevens wierdt de betaaling der Civile lijst gefchorst. De Koning en zijne Familie blijven onder de onmiddelijke befcherming der Vergadering, en binnen de muuren der ftad, waar dezelve bijeenkoomt, ter tijd toe dat de rust in Parijs herfteld is; daar na zal men ze naar het Paleis van Luxemburg geleiden, alwaar zij onder de befcherming der Burgers en van de wetten zullen gefteld \vorden. Alle publieke bedienden, 't zij militaire of civile,  C 81 ) civile , welke $ in deeze gevaarlijke en onrustige tijden, hunnen post verlaaten, zullen voor infaam, en verraaders van hun Vaderland worden verklaard. Deeze en andere decreten van gisteren, wierden aan de 83 Departementen van Frankrijk verzonden met Couriers, die den gepasfeerden nagt afreden. Aug. I2v Op den avond'van den ioden wierden Commisfarisfen van de Nationaale Vergadering naar de Legers gezonden , om de beweegredenen der gemelde befluiten openteleggen. Dezen Commisfarisfen wierden met magt om de Officieren van welken rang ook in hunnen dienst te fchorfen; zij hebben tevens in last om voor Officieren en Soldaaten de befluiten der Vergadering uit te leggen , en hen in de tegenwoordige maatregelen te doen treden. Drie van hun in het bijzonder vertrokken dien F avond'  C 8* ) avond naar het leger dat door la fayettï gecommandeerd wordt. Niet gemakkelijk zal het zijn om deezen Generaal in het gebeurde te doen berusten. Sommigen gelooven zelfs dat de Commisfarisfen orders hebben om hem te arrefteeren. 't Is eene ftoute onderneming om een Volks-Generaal te arrefteeren , aan 't hoofd van een leger, 't welke hem bemint, en 't is hierom dat de Vergadering deeze commisfie hebbe opgedragen, aan mannen van Zeer ondernemenden aart. Kersaint, die de man is, waar op men zig in deezen het meest verlaat, is een Zee-Officier van groote ver» dienfte in zijn beroep, en die den naam heeft van verftandig , moedig, en opregt te zijn. 'Er zijn 'er echter, die zig inbeelden, dat de commisfarisfen grooter gevaar loopen om op order van den Generaal opgehangen, dan deeze om Op hun bevel gearrefteerd, te worden. In allen gevalle is Frankrijk op dit pas, in meer zonderlinge en zorgiijker omftandigheden dan waar in onzes wetens, immer eenig Volk ge-  C 83 ) geweest is. Naa, bijkans wonderdaadig, het vast gebouw van het Despotisme omver geworpen, en een nieuw fijftema van bepaalde Monarchij, te hebben ingevoerd, wordt het volk, met of zonder reden, 't geene ik onbeflist laat, eensklaps overtuigd dat zijn Koning het bedriege, men randt zijn paleis aan, ftelt zijn perfoon onder bewaaring en fchort zijne magt op. Ten zelfden tijde befluit de Wetgevende Vergadering, die zig, door de noodzaaklijkheid, tot deezen ftap gerechtigd acht, en noode een voorbeeld zou geeven van ten onrechte aangematigd gezag, eene Nationaale Conventie te beroepen binnen zeven weeken, het oogenblik van welker zamenkomst dat van haare eigene ontbinding zijn zoude , en de verkiezing tot welke zoude begonnen worden in een tijdftip, waarop de Natie zelve bedreigd wordt door Rusland, Sardinien, Spanjen, en eene coalitie van Duitfche Vorften, een tijdftip, waarop de grensfteden van Frankrijk aangerand worden door de talrijke en wel gedisF 2 cipli-  C 34 ) ciplineerde Legers, van Oostenrijk en Pruisfèn, aangehitst door Prinfen van den bloede, aan het hoofd van 22,000 uitgewekenen. In zulke omftandigheden mag Frankrijk, met FREDERiic den tweeden , Koning van Pruisfen, zeggen: „ Ik weet niet of ik deezen „ oorlog overleven zal, maar, dit weet ik dat 9» mijne vijanden geene eer kunnen behaalen „ met mij te overwinnen." De Nationaale Vergadering heeft befloten, dat de Standbeelden op de openbaare plaatfen zullen verdelgd, • en gedenktekens ter eere van de vrijheid in derzelver plaatfe zullen gefield worden. Het Standbeeld van lodewyk xiii, op de plaats Royal, dat van lodewyk xiv, op de plaats Vendome, zo wel als dat van lodewyk xv in de fchoone opening, die naar hem genoemd wordt, dog die naar ik hoor eenen anderen naam zal krijgen, zijn reeds omver gehaald, en zullen opgeruimd worden. Alle beminnelijke en bij het volk geliefde hoedaanigheden van hendrik iv kunnen zijn Stad-  ( 25 ) Standbeeld op de Pont Neuf voor dit zelfde noodlot niet beveiligen. Men antwoord den liefhebberen die dit als barbaarsch en Gottisclv. betreuren : „ De kunst zal 'er waarfchijnlijk „ over zugtcn, maar voor een mecstcrftuk dat „ aldus verloren gaat, zal de Vrijheid 'er dui„ zend in plaats geeven!" Voor zo ver de Vergadering de uitoeffening van de Koninglijke 1 magt alleen gcfchorst, maar geenszins nog het 'Koningfchap heeft afgefchaft, zo is dit beiluit tegen de Standbeelden eene I overtreding van de paaien die zij zig zelve gefield heeft. Buiten twijffel is het oogmerk om aldus der Conventioneele Vergadering eenen wenk te geeven. Maar, welke redenen de Franfchen ook hebben mogen om zo verre te gaan met hunne eigene Koningen en derzelver Standbeelden , konmt het mij nog wijslijk overlegd nog noodzaaklijk voor dat zij in deezer voege den haat van alle gekroonde hoofden in Europa zig op den hals haaien. Zij fchijnen, wat F 3 roe-  C 36 ) roekeloos in den tegenwoordigen Oorlog met den Keizer te zijn gelopen. Maar zo zij hier voor al goede ftaatkundige redenen geeven kunnen, 'er is voor zeker geene, om zig dus opzettelijk de vijandfchap van alle andere Monarchien te berokkenen. Intusfchen mag men de bekwaamften onder hen, deeze onvoorzigtigheid te laste leggen, Brissot, in eene aanfpraak, op den gden Julij laatstleden over de oorzaaken van het gevaar des Vaderlands gedaan, terwijl hij gewaagt van de vereeniging der Vorsten tegen Frankrijk, gebruikt de volgende uitdrukkingen: „ Dee„ ze Mogendheden bedoelen niet zo zeer, „ om eenige fteden in te nemen, eenige veldM flagen te winnen, hunne grootheid en luis„ ter te vermeerderen. Neen! eene veel uit„ geftrekter' bedoeling beftuurt, en verbindt „ hen, Hetftelfel van vrijheid, datinFrank„ rijk de overhand krijgt, ontrust hen; daar » in ontdekken zij eene fteeds wehende bron, „ van waar, vroeg of laat, beekjes zuilen „ af-  ( 3? ) „ afvloeijen, die alle troonen van Europa „ zullen om verre werpen; zij zien daar in „ dat de Koningen rijp zijn voor — en wil„ len het tijdperk van — hunnen val, vcr„ hoeden, 't Is hier derhalve. Mijn Heeren! „ een beflisfende krijg tusfchen het Koning„ fchap, en de Vrijheid. De Tijrannen van „ Europa willen ons verdelgen, of, zeiven „ omkoomen." En barbaroux , een der Gedeputeerden van Marfeille, zeide deeze morgen in de Vergadering ten antwoord op een verwijt, van fon> migen der leden, dat de Gefoedereerden, van daar, oogmerken hadden tegen des Konings leeven; „ Jaa! Mijne Heeren! De Marfeillaa„ nen hebben met de Koningen niet veel op, „ om dat zij de geesfels der aarde zijn : dog „ zij zullen 'er zig nimmer op eene misdaa„ dige wijze van ontdoen; zij zullen het „ vonnis van het volk dat is den Souvcrein „ afwagten; voor het overige lodewyk de „ Zestiende heeft zelve een graf gegraven F 4 „ voor  ( 88 ) ' M voor de Koninglijke waardigheid. Dit is „ het eenige goede dat wij aan hem te dan, ken hebben." Voor mij, eenen vreemdeling, die maar pas te Prijs koom, is het onmooglijk te beöordeelen, of het verraad, dat men den Koning te laste legt, wel of kwaalijk gegrond zij; intusfchen begrijp ik dat het noodig zij,om hem hier mede te bezwaaren, op dat men daar door de tegenwoordige maatregels in de oogen van het gemeen billijke. Te Parijs fchijnt men dit alles wel te willen gelooven. Of de legers en provinciën 'er eveneens over denken zullen, moet de tijd leeren. Aug. 13. De grond-vergaderingen om electeurs te benoemen zijn bepaald op den SèTO deezer maand. De kiezers, of gedeputeerden voor de aanftaande Conventie zullen op den aden September vergaderen. De leden tot de Con. ven-  ( 89 ) ventie gekozen, die het getal van die der tegenwoordige Wetgevende Vergadering niet mogen te boven gaan, zullen te Parijs op den 2often derzelfde maand bijeenkomen. De vorige onderfcheiding der Burgers, in werkende en niet werkende, is afgefchaft. Het eenige dat noodig is om iemand regt tot ftemmen te geeven beftaat daar in, dat hij 21 jaaren oud, en een Franschman zij, die geduurende één jaar in het land gewoond, en geleefd heeft van zijn eigen inkoomen, of den arbeid zijner handen, en dat hij zig niet in eenen ftaat van dienstbaarheid bevinde. De kiezers zullen drie livres daags genieten zo lang hunne commisfie duurt, zijnde hun daar boven toegeftaan de waarde van eene livre voor elke drie mijlen afftands, hunner woonof verblijf-plaatfe, van die waar de verkiezing der leden van hun departement gedaan wordt. Deeze, aanftonds gemelde voorwaarden zijn de eenige die vcreischt worden, om verkiesbaar te zijn, 't zij tot electeur, 't zij tot geF 5 de-  ( ^ ) 4 deputeerde even veel van welk beroep de perfoonen ook immer waren. De Burgers in de Grondvergaderingen, en de kiezers in de hunne, moeten den eed afleggen om Vrijheid en Gelijkheid te handhaaven, of in de verdediging daar van te fterven. De bovengemelde fchikkingen zullen buiten twijftël in acht genomen worden , alhoewel zij niet gedecreteerd maar alleen gerecommandeerd zijn door de tegenwoordige Vergadering die zig het regt niet aanmaatigt om eenigen vorm te bevelen, voor de oeffening der Oppermagt in het bijeenbrengen eener Nationaale Conventie. In plaatfe derhalve van te befluiten, nodigt de Vergadering het Volk alleen om deeze regelen in acht te nemen. Ten zelfden tijde, ontdekte ik toevallig fommige menfchen, die , wanneer 'er van eene Conventie gewag gemaakt wordt, hunne fchouders optrekken en glimlachen, op eene wijze welke duidelijk aan den dag legt, dat zij niet ver-  C 9* ) verwagten dat eene Conventioneele Vergadering zulle plaats hebben. En zeker iemand beet mij vrij ftellig in het oor, dat, indieu het gebeurde, dat 'er eene Conventie te Parijs te zamen kwam op- of omftreeksch den 20 September, hij verzekerd ware, dat dezelve beftaan zoude uit werkende Pruisfen, en lijdende burgers. Dit echter fchijnt geenzins het gevoelen te zijn des volks in het algemeen. De openbaare wandelwegen zijn opgepropt met mannen, vrouwen , en kinderen , van allerlijen rang, die 'er zo lustig en onbekommerd uitzien als men zig verbeelden kan. Een vreemdeling, die nu even te Parijs aankwam, zonder van de laatst voorgevallene gebeurtenisfen te weeten, zou, wanneer hij door de tuinen van de Tuilleries, de plaats van lodewijk xvi. en de Camp Elyfeës wandelde , en aldaar zo veele lngtige en vrolijke tronien ontmoette , natuurlijk waanen, dat deeze dag één ware van verfcheidene op eikanderen volgende, die men  (' 9* ) men gefchikt had tot uitfpanning, vermaak, en vrolijkheid; onmooglijk zou hij zig kunnen diets maakén , dat de grond waar over hij ging, nog zo onlangs bedekt ware met gefneüvelde menfchen; of dat het vrolijk en levendig volk, dat hij zag, zo kort geleden overftelpt was, met kommer en verflagenheid. Deeze morgen veeier wege in Parijs omwandelende ontdekte ik dat het bijvoeg-woord Royal 't geene te voren zo algemeen was aangenomen en met zulk een trots en winderigheid, overal prijkte, nu zorgvuldig doorgeflreken was aan elke Winkel, Magazijn, herberg en hotel; alleen, die verwaand genoeg waren, om boven hunne deuren aan te fcbrijven, dat zij handelaars waren van den Koning of der Koninginne, of eenigerlij wijze met deezen te fchafïèn hadden, hebben aldus, ieder woord, elk zinnebeeld of teken doorgehaald dat het geheugenis aan zulk eene betrekking kon levendig houden; en tegenwoordig zou een fnijer liever adverteeren dat hij broekmaaker van eenen  C 93 > ecneri broeklofen {fans culottes} ware , dan die, van een Prins van den bloede. Boven de groote deur der kerk van Notre Dame, zijn in fteen uitgehouwen de beeldtenisfen van 26 Koningen van Frankrijk, te rekenen van childebert den eeriten tot philippus augustus. Men vertelde dat in deeze algemeene \voede tegen de Koningen, alle deeze achtbaare perfoonen, door het volk waren in ftukken gehouwen , waar op mij de nieuwsgierigheid bekroop om naar de Hoofdkerk te gaan, met oogmerk om te onderzoeken of de dwaaze ijver in de daad dus verre ware voortgehold, dog ik had de voldoening van te zien dat dit Koninglijk gezelfchap behouden gebleven en door geene andere hand, dan die des tijds befchadigd ware. Het belachgelijk en reusachtig ftandbeeïd van St. christoffel, met den Bon Dieu, op zijne fchouderen, 't welke ik mij herinner, te voren binnen de kerk gezien te hebben, is nu weg genomen , dog ik geloof dat de Re-  ( 94 ) Revolutie van deeze verbetering zig de verdiende niet kunne toeëigenen, maar die, voor deeze begon, werkftellig gemaakt zij. Van de Kerk van Notre Dame ging ik naar de Carmeliten in de St. Jacobsftraat, vergezeld van zekeren jongeling, die nieuwsgierig was om de beroemde magdalena van le Brun te zien. De uiterfte hoogte van droefheid is zeer klaar uitgedrukt in dit fchilderftuk, bijzonder in de oogen, en het bovenfte gedeelte van het gelaat; dog ik kan geen geloof flaan aan het verhaal, zo dikwerven herhaald, dat de Hertogin dela valiere, die zig in dit Klooster begaf, toen zij door Madame de montespan opgevolgd wierdt, in de genegenheid van lodewijk den i4den, voor dit portrait immer gezeten hebbe. Hoe kan men zig ook wijsmaaken, dat eene vrouw die de waereld verliet, of uit hoofde van te leurgeftelde liefde, of uit devotie, even als eene actrice, het gelaat van diepgaand verdriet zoude aannemen, en in deeze uitgezog- te  ( 95 ) te houding voor een fchilder gaan zitten, o© in haar bijzonder character te worden uitge* tekend. IJdelheid kan de menfchen tot dit foort van bedwang alle dagen brengen, maar weezenlijk verdriet of devotie nimmer. Indien zij inmiddels voor dit fchilderij nooit heeft gezeten, dan is het ook niet waarfchijnlijk, dat het veel gelijken zulle naar Mevrouw de la valiere; en echter hebben meerdere menfchen zig derwaards begeven, uit hoofde van het denkbeeld, dat het haar pourtrait ware, dan om het vermaak te hebben van eene fchoone fchilderij te zien. De man die ons de Kerk der Carmeliten, liet bekijken, zeide, dat 'er tegenwoordig veertig nonnen in het klooster waren , die allen vrijheid hebbende om 'er uit te gaan, verkozen te blijven. „ Waarfchijnlijk om dat ze „ oud en afgeleefd zijn," zeide ik. „ In het „ tegendeel, gaf de man ten antwoord, 'er „ zijn 'er onder die jong en fchoon zijn" Indien 'er eenige verdienfte in fteekt, om zijg  C 5*. ) «ig van de waereld af te zonderen, en nutteloos te worden voor de Maatfchappij, zo heb* ben deeze nonnen nu, meer dan te vooren aanfpraak daar op, daar ze nu vrijwillig doen * 't geene zij te voren misfchien gedwongen decden. Aug. 14. Offchoon de Franfchen minder dart andere volken onderworpen zijn aan verveling, zijn zijrechter bij uitneemendheid fchrander, in het uitvinden van middelen om dit te voorkomen. Van alle ontwerpen, ten dien einde uitgedagt, was eene der zonderlingfte, dat, 't welke mij heden morgen te voren kwam. Terwijl ik op de kaaij def Louvre ftond, marcheerde mij een Bataillon voorbij waar van reeds een gedeelte op de Pont Royal post gevat had. Men zeide dat de Maire van Parijs zig aan 't front bevond; zij bragten eenige Zwitfers naar de Abtdij, Teen ik hier naar  C 97 ) , naar keek trad een man, op het oog ten minften zeventig jaaren oud, met mij in gefprek; een meisjes van omftreeksch tien of elf hing hem aan den arm. Hij prees het voorkomen der manfchappen; en de kleine meid was opgetogen over de ruige mutfen en vervaarlijke knevels van de Grenadiers. „ De jonge Juffer is Uw dogter T zeide ik: „ Neen! gaf hij ten antwoord, ik weet niet „ dat ik ooit kinderen gehad heb, offchoon ik „ al mijn leven vrijgezel gebleven ben. Dit „ arm meisjen heeft verfcheidene jaaren bij „ mij gewoond , zij was aan haar noodlot „ overgegeven, en uit bermhartigheid heb ik „ haar naar mij genomen. Men is fomwijlen „ verlegen hoe men zig den tijd zal korten, „ bijzonder in den ouderdom. 'k Heb tot „ hier toe mij zeiven veel genoegen verfchaft, „ met 'deeze kleine meid in de wiskunst te „ onderwijzen." Een jong heer, hier bij tegenwoordig, borst uit in lagchen, en de oude man, befpeurende G dat  C 98 ) dat ik zelve mij naauvvlijks kon bedwingen, zeide zeer bedaard: „ Ik bemerk dat gij mijn „ zeggen niet gelooft, intusfchen is het let-. „ terlijk waar. 'k Vind 'er zeer veel pleifier „ in om dit kind in de Algebra en andere „ mathematiiche Wetenfchappen te onderrig1 5? ten. 4 n Zeg mij eens, lieve! waar zijn de drie „ hoeken van eenen driehoek aan gelijk? „ Aan twee regte hoeken" gaf zij ten antwoord. „ Juist zo!" zeide de oude man; en, wat is de „ cubiek' wortel van agt ? " „ Twee!" antwoorde het meisje. „ En wat is het cubiek getal van vier?" hernam hij. Oogenbliklijk zeide zij; „ vier en zestig."' Naa dat hij zig met de verwondering die wij hier over betoonden, een weinig vermaakt had, befpeurende dat wij eenen anderen weg in wilden, nam hij, met eene veelbeduidende houding zijn aficheid, en ging zijns weegs, met  C 99 ) silet het meisjen aan den arm. Alleen uit hoofde van haarc bijzonderheid, gewaag ik, Van deeze ontmoeting, ert geenzins om aan mcnfchert van bedaagde jaaren, raad te geven. Want, offchoon het met deezen ouden man, wonderlijk wel gelukt fchijnt, zou het voorbaarig zijn, te beweeren, dat elk oud man, met veiligheid en nut, zig zou kunnen vermaakcn met het onderwijs in de Wiskunst, aan een jong meisjen gegeevem Toen ik den ouden vaarwel gezegd had, fpoedde ik mij naar de Nationaale Vergade; ring. Een der Kanonniers, die in de actie Van den ioden, zig in de partij des Volks, zeer onderfcheiden had, was nu voor de ba-; lie; eene groote menigte zilveren tafelborden, die deeze man den zulken ontweldigd had^ die ze uit het Paleis geilolen hadden, en die hij nu in de Vergadering had gebragt, lagen op de tafeh Veele voorbeelden eener zoortgelijke belangloosheid, waren, zo als ik bij herhaaling hoor-; G 2 de,-  de, van hun die in de Vergadering tegenwoordig waren, onmidlijk naa het gevegt, gegeven. De juweelcn der Koninginne, verfcheidene zwaare ftukken goud en zilverwerk, zeer kostbaare ftukken huisraad, die men gemakkelijk had kunnen verbergen, alle de zilveren gereedfchappen van de Hofkapel, waren in de vergadering gebragt door hun, die 't eerst in het Paleis ingedrongen waren. Sommige armoedige knaapen, met gefcheurde klederen, bragten beursjes met goud- en zilvergeld zonder dezelve geopend te hebben in de Vergadering. Een Soldaat bragt zijn hoed vol louizen, en ledigde hem op de tafel. In tijden van aanmerkelijke worstelingen in 't politieke, en bij eene omwenteling, zijn der menfchen zielen het beste bekwaam, om zig te verheffen boven de valfche ftreeken van het gemeene leven; deeze zijn de tijdperken, van verhevene deugd, zo wel als van grootc ondeugden, 't Is zonder grond om zig in te beelden, dat menfchen van den laagften rang in  ( ioi ) in de waereld, onvatbaar zouden zijn, voor heldhaftige en edelmoedige gevoelens. Allen die voor geestdrift vatbaar zijn, kunnen daar door ook in hunne daaden beftuurd worden. De gunftelingen van het fortuin, die van kindsbeen af in . allerlije weelde geleefd hebben, zijn het eigenlijk, welker zielen, in eene foort van ilaapziekte bedolven worden bij gebrek van infpanning, deezen zijn het, die men het minst vatbaar moge rekenen voor edelmoedige gevoelens, en heldhaftige ondernemingen. Aug. 15. Deezen morgen ging ik uit om den bankier gautier eene vifite te geven. Toen ik, met dit oogmerk , het Hof pasfeerde, ontmoette ik een oud heer, wiens gelaat ik meer gezien had, fchoon ik mij niet kon bezinnen wie hij ware. Wij groetten elkandcren , zonder te fpreken. Toen ik bij Monfr. gautier in G 3 huis  C 102 ) huis trad, vernam ik dat het de abt raynal ware. Dit verheugde mij bij uitftekenheid om dat ik gehoord had, dat hij, 's nagts voor voor den ioden Agtus, toevallig in het Palcis der Tuilleries, geflapen hebbende, vermoord ware, gelijk, vrees ik het geval geweest iss van veele waare vrienden der Vrijheid. Offchoon de Nat. Vergadering bellotenhad, dat de Kaningiijke Familie in het Paleis van •Luxemburg zoude logeereu, wordt dit uitgeduid , om dat eene . deputatie van de wijk der vier Naties der Vergadering bekend maakte, dat 'er in het gemelde gebouw onderaardfche gangen waren, langs welke de Koning konde ontfnappen. Ten zelfden dage wierdt 'er een ander verzoek ingeleverd, van zeer bijzonderen aart. Daar in berispte men de Vergadering dat zij alleen de fchorting van den Koning had befloten , terwijl alle Framchen wenscheen dat hij geheel onttroond wierde. „ Waarom," dus gaan deeze zedige verzoekers voort, „ waar-  C io3 ) „ waarom eene Nationaale Conventie af te „ wagten? Het Volk is 'er immers om uwe „ befluiten te bekragtigen. Lodewyk de 16de „ is beladen met den vloek des volks; laf„ hartig vlugttc hij uit zijn paleis , om de „ vermoorders van 't Volk, onbelemmerd te „ doen werken; hij kwam in uiieder midden, „ om u te doen arresteeren, wanneer zijne „ agenten de overwinning behaald hadden. „ Weduwen, en berooide weezen eifchen van „ uwe handen wraak. Wie is 'er, onder u „ lieden, die zig niet opgewekt gevoelt,, om „ het ftrengfte vonnis, over deezen fchelm„ fchen lodewyk den i6den uit te fpreken? „ Beveelt uwe Generaals om allen volken de „ Regten van den inensch voor te houden, „ en allen Tirannen den Oorlog te verklaaren." De uitdrukkingen waar in de {tellers van dit verzockfehrift zig bedienen ten opzigte van den Koning zijn even haatlijk uit hoofde van haare woestheid, als uit aanmerking van haare valschhcid. G 4 Zij  C 104 ) Zij zijn daar en boven beledigend voor dc Nationaale Vergadering, welke verklaard heeft zig niet te willen aanmaatigen om te bepaalen, wat des volks welbehagen zij, met betrekking tot den Koning, laatende dit ftuk over aan de beflisfing van het volk zeiven, bekend te maaken, door eene Vergadering van zijn eigen maakfel. Dit alles is nodeloos, zeggen de ftellers van het verzoekfchrift. Wij zullen Ulieden wel zeggen, wat Gijlieden niet weet. Het geheele volk wenscht dat de Koning onttroond worde , gelooft dit op ons woord, en fpaart de moeite om eene Conventieoneele Vergadering te beroepen. Indien echter dit adres aan de Vergadering moet befchouwd worden, als een bevel zo als ik hoor dat het gelegen is met veele der laastingeleverde verzoekfchriftcn , dan zijn voorwaar de uitdrukkingen niet oneigen, maar dan moet men zig billijk' verwonderen , waarom dit ftuk een verzoekfchrift genoemd worde. De Commune van Parijs, een Raad of Ver* g=de-  C 105 ) gadering zamengefteld uit leden van de 48 wijken van Parijs, het plan afkeurende om den Koning in het palcis van Luxemburg te plaatfen, zondt eene deputatie voor de balie der Nat. Vergadering, welke, bij monde van manuel, derzelvcr procureur, zeide: „Frank„ rijk is vrij, want lodewyk is een onder„ daan der Wet. Wij komen Ulieden voor„ {lellen, om hem in den Tempel te huis- „ vesten wij {tellen Ulieden voor cm „ hem derwaards te leiden met allen eerbied „ die men aan ongelukkigen verfcliuldigd is" enz. De Vergadering juichte dit voorftel toe / en veranderde het in een befluit, dog het ware te wenfehen dat de behandeling welke men de ongelukkige familie aandeedt, ovcreenkwame met de gevoelens welke de Vergadering goedkeurde. De loge of het geftoelte waar in de Koninglijke familie nu drie dagen van 's morgens tot den avond had gezeten, is een fmal vertrekjen van omftreeksch negen of tien voet . .G5 'm  C 106 ) in 't vierkant, aan de regter zijde van den Prefident, en van de zaal der Vergadering afgefcheiden door raiddel van fmalle ijzeren traliën; de ingang is van agteren uit de Gallerijen, en brengt u in een foort van kabinetje, waar door men naar de loge gaat. Dit kabinetje was de eenige plaats waar in zij zig konden afzonderen, en zij kwamen op den ioden Augustus 's morgens ten negen uure in de loge, en bleven 'er tot middernagt, toen men hen naar een bijgelegen Committé-kamer bragt, waar zij den nagt overbragten, en van waar zij 's anderen daags 's morgens in de loge te rug keerden omftreeksch tien uuren. Op den n en i2den vertrokken zij, omftreeksch negen of tien uuren des avonds, en op den isden leide men hen naar den Tempel , hunne gevangenis. Voor zo ver het meergemelde Kabinetje, de eenige plaats was, werwaards zij de wijk konden nemen , waren zij in de noodzaaklijkheid om alle ververfchin-  C ï0? ) gen die zij over dag behoefden daar te nemen. — Op den ioden at de Koning niets, dan een klein befchuitjen met een glas limonade, de Koningin fleehts een kommetjen Soupe. Op de volgende dagen hadden zij hunne maaltijden van een tafelhouder in den omtrek, en moesten die, in het zelfde kabinetjen, nuttigen. Hunne eenige bezigheid, geduurende al deezen tijd, beftondt in het hooren der debatten in de Vergadering. Dit moest natuurlijk eene ftrenge ftraf geacht worden , al waren 'er al geene perfooneele mishandelingen bijgekomen , 't geene echter meermaalen het geval was. Een lid der Vergadering (chabot voormaals Capucijner Monnik) zeide in het midden eener harangue , die hij deedt: „ dat ,. al het bloed, dat 'er dien dag geftort was, „ en al de rampen van het Vaderland, te wij„ ten v/aren (en hij wees op den Koning) „ aan de trouwloosheid en verraaderij, van „ dien Verraader." Dit kon voorwaar niet geheten worden , het bcwaaten van allen eerbied  C 108 ) bied aan den ongelukkigen verfckuldigd. Ons eenig mensch 'k zal niet zeggen , eenen Koning in eenen zo ongelukkigen toe- ftand , der wijze te hoonen, moet men het hart van een Tijger, en de manieren van een Capucijner Monnik hebben. Eenigen tijd naa dat het fchieten op den ioden Augustus, geheel over was, Huurde de Koningin, onverduldig om te weeten hoe zig alles had toegedragen, eenen jongen oppasfer van de Loge , daar ik meê gefproken heb, naar de Tuilleries en het Perk, om de zaakcn aldaar op te nemen en haar dienaangaande berigt te brengen. De knaap ging henen, en zonder alles naauwkeurig naategaan, of zelfs de plaats van het gevegt maar half over te gaan, bragt hij berigt, dat hij ten minfte honderd en twintig gefneuvelden geteld hadt. De Koningin Hortte traanen, toen zij dit hoorde en vroeg hem niets meer aangaande deeze zaak. 't Zou iemand vreemd kunnen voorkoo* men s  C I09 D men, dat, daar de ganfche Vergadering getuige was, van de ongevallige en onbetaamlijke gefteltenis, van de Koninglijke familie geduurende een zo lang beftek van tijd, niemand uit haar midden, eenen voorflag deedt om dit te verbeteren , 't geen eenigermaate althans kon gefchieden, door aan dezelve in te ruimen eenige andere kleine vertrekken welke onder het zelfde dak zijn met de Vergaderzaal. Ik onderftel dat zij die deeze verbetering gaarn zien zouden, fchroomen om eenige oplettenheid op de Koninglijke familie aan den dag te leggen; terwijl de zulken, die dit veilig doen konden, de genegenheid daar toe derven; want het is blijkbaar, dat een groot deel der leden., zederd het beflisfend gevegt van den ioden, verdagt gehouden worde. De zulken, die ten voordeele van m. la fayette geftemd hebben zijn zelfs door het volk bedreigd, en men heeft gorsas, den uitgeever van den Courier, aangeweest, om hunne naa- men  C "o ) men publiek te maaken, 't geene bij echtér' beleefdelijk van de hand gewezen heeft. Het eenige doel, van zulk een verzoek, is buiten twijffel, om hen aan de woede van het graauw bloot te geeven. Toen de Koninglijke familie, uit haare enge verblijfplaats in de Vergaderzaal, naar den Tempel wierdt gebragt, was de toeloop van volk verbaazend groot, en men eischte dat de glazen van het rijtuig neergehouden Wierden — zo als gefchiede. Toen men de plaats Vendome pasfecrde, wierdt door het gedrang van 't volk, of met een bepaald oogmerk het rijtuig een aanmerkelijke poos opgehouden bij bet omvergeworpen ftandbeeld van lodewyk den i4den. Men meende dat de Koningin blikken van diepe verontwaardiging op het volk uitfchoofc Of dit in de daad zo ware, dan of men het zig Hechts inbeelde, weet ik niet; maar dit Weet ik dat petion, de Maire van Parijs, die in de koets was, de Koningin verzogt om wat vrien-  C 111 ) vriendelijker te zien, voor zo ver fommigen onder het volk woedend fchenen, en hij voor de gevolgen vreesde. Haare Majefteit floeg toen haare oogen nedarwaards en zag geheel niet' naar 't volk. De Koning fcheen minder bekommerd of naadcnkend, toen zij uit de zaal der Vergadering in de koets traden, zeide 'er iemand, dat men te veel volks in het rijtuig gaan liet, waar op zijne Majefteit, met een gulhartig gelaat antwoorde: „ In 't minfte niet; m. pe„ tion weet dat ik een veel langer reis, met „ groot gezelfchap, in één rijtuig doen kan" Dit doelde op zijnen te rugtogt naar Parijs, naa dat hij te Varennes was aangehouden, toen de Koning, de Koningin, de Dauphin, en Madame elizabeth, met barnave> en petiqn allen in het zelfde rijtuig waren. Men hoorde nu en dan het geroep van Vivat de Natie! geduurende den togt van 't Vorstlijk gezelfchap ; dog over het algemeen was het volk ftiller, en minder oproerig dan vca-  C *** ) veelen verwagt hadden, en de Koninglijke familie kwam behouden aan in den TempeL De Princes lamballe, Madame tourzellet Gouvernante van 's Konings kinderen , en eenige andere Vrouwen van het gezin der Koninginne wierden tenzelfden tijde, naar den Tempel gebragt. Zederd den ioden is 'er een groot aantal perfoonen gearrefteerd. Allen die men weet dat 's nagts tusfchen den gden en ioden in het Paleis der Tuilleries geweest zijn, of die men daar van verdagt houdt, worden vlijtig opgefpoord. Twee mannen , die befchuldigd waren van eenen aanflag tegen het leven van petion in den zin gehad te hebben, heeft men opgeligt en gevangen gezet. Welke bewijzen men voor die veronderftelling heeft, weet ik niet; maar dit weet ik , dat het in het tegenwoordig tijdsgewrigt een zeer wezenlijk ongeluk is, om onder verdenking te liggen. Terwijl ik in de Vergadering was, fielden fom-  C "3 ) femmige leden eene oproeping voor,'van 't Huis, om langs dien weg met zekerheid te weeten, wie tegenwoordig waren bij de laatfte belangrijke Zittingen. Eerst beiloot men dat dit morgen middag zou plaats hebben , maar toen 'er iemand fchreeuwde: „ Heden midder?, nagt," wierdt dit voorftcl, dat wel wat gril-, lig fcheen, aangenomen. De ongemeene gevoeligheid en levendigheid der Franfchen drijft te dikwerf, om zig door onverwagte aandrift tot een befluit te brengen , zonder dat zij zig den tijd gunnen om de zaaken behoorlijk te wikken en te weegen. In het geval waar van ik nu gewaag , kan zulk een fpoedig befluit wel niet veel kwaads berokkenen ; maar zij betbonen dikwerf die zelfde lugtigheid , in ernftige en aangelegde zaaken. Een weinigjen van 't Engclfche phlegmatiekc zoude in hunne Raadsvergaderingen van dienst kunnen zijn Ik verneem dat zij, die aangefteld zijn, om H de  C "4 > de papieren van Monfr. laporte te examineeren, ftof van befchuldigiog tegen den Koning, en deezen Minister zelvcn, hebben opgedaan, nevens zommige belangrijke nianufcripten raakende den geheimvollen handel van den paarlfnoer en Madame de la Motte. Aug. 16. Terwijl ik 'er mijn werk van gemaakt hebbe, al den tijd dien ik in Frankrijk doorbragt, om alle gelegenheden aantegrijpen om met het volk in gefprek te treden, zo vind ik nu eene groote verandering ik zal niet zeggen in deszelfs gevoelens maar zeker in de gc- fprekken. Voor den ioden deezer fpraken veelen ten voordeele van den Koning , en billijkten het leggen van zijn Veto op de twee belluiten der Nationaale Vergadering betreklijk het campeeren van 20,000 man in den omtrek van Parijs, en raakende de Pristers die weigerden den  ( *tf ) den eed op de Conftitutie te doen. ?) De ,, Koning, zeiden zij, had, door de Confti,, tutie zelve, recht, om, naar'goedduken, dé „ befluiten te verwerpen , en 't moesten op„ roermaakers zijn, die ondernamen om zijne ,, toeftemming af te dwingen." Zij befchouwden als zodaanigen allen , dié den oproerigen optogt van de Burgers der' VoOrfteden op den aoften Junij hadden bewerkt; en 't jammerde hun dat de uitvoerende magt te zwak ware om dezelve te ftraffen, zij hoopten dat dit haast gebeuren zoude; en Verklaarden te gelooven dat de Koning gelasterd wierd , door fcheurzieke menfchen die vijanden waren van de Conftitutie, welke hij opregtlijk wenschte te handhaaven overeenkomftig met den eed, dien hij daar op afgelegd had; Sommige handwerkslieden, welke als Nationaale Gardes dienst deeden , hebben mij bekend, dat toen zij 's avonds van den oden té wapen geroepen wierden , zij in den waan' verkeerden, dat hunne oproeping ten doele H 2 had,  c «<* ) had, om den eenen of anderen anval op het Paleis af te weeren , en de Koninglijke familie té verdedigen; van welken plicht zij ook voornamen zig te kwijten , tot dat zij het algemeen gefchreeuw hoorden, dat de Zwitfers het volk vermoordden, waarop zij 'er aanftonds tegen deeze, en die 'er meer in het Kasteel waren, zig bij voegden. 'k Heb rceden om te gelooven dat de zaak zig in waarheid zo hebbe toegedragen, dat weinigen van de Nationaale Gardes partij trokken in de Actie, dan toen het Paleis overweldigd wierdt en de Zwitfers , met allen, die 'er zig buiten dat bevonden, de vlugt namen ; en bij aldien de Gefoedereerden, en die van de Voorlieden , uit eikanderen gejaagd waren, zoude in dat, gelijk nu, in het ander , geval, een groot deel der Nationaale Gardes, zig voor de overwinnende partij verklaard hebben. Thans fchijnt een ieder dezelfde gevoelens te'hebben, en dezelfde taal te voeren, te weeten;  ( H7 ) ten; dat de Koning correspondentie hieldt, met de uitgewekene Prinfen,' en het land aan den vijand verriedt. Men heeft zekere papieren in het Paleis gevonden , welke, zo men zegt, dit vrij klaar uitwijzen. Over dit onderwerp heb ik tot nog toe niet inftaat geweest een beflisfend gevoelen op te vatten; zelfs ben ik geheel niet zeker of de gevoelens ,* die ik hoor verklaarcn, van de zulken die op zekerder gronden dit ftuk beöordeelen kunnen , in de daad hunne gevoelens zijn ; want het is volftrekt onveilig voor eene andere dan de aangenomene denkwijze uit te komen. Men heeft zig veele moeite gegeven om het volk wel vast te overtuigen, van het verraad van het hof, en dat 'er eene lijst gemaakt was, naar welke men bedoeld had de meest bekende patriotten te vermoorden, wanneer het hof de overwinning behaald had; zulks is niet alleen in de dagbladen ingelascht, maar over al, door geheel Parijs, in gedrukte papieren, aangeplakt. II 3 Ten  C ff! ) Ten zelfden tijde, zag men in de tuinen der Tuileries, op de plaats van lodewyk xv, en het Paleis Royal, mannen, die van de zitplaatfen, waarop zij geklommen waren, haran, geerden voor kleine hoopen volks , die hen omringden; het gewoone onderwerp, van deeze redenenaaren, die buiten twijffel ten deezen einde afgehuurd zijn, is het verraad des Konings, en de ipilzucht der Koninginne, die zij gewoonlijk aanduiden met de benaamingen van Mijnheer en Mevrouw veto. Wanneer ik zie dat men zulke llimme kunstjes gebruikt om het volk tegen den Koning en de Koninginne op te rokkenen, en hoor gewaagen van bedoelde moordtoneelen, die niet bewezen worden, dan, wel verre van te gelooven, 't geene men overal, zo vermetel voor waarheid uitvent, dan vrees ik veel eer, dat al deeze moeite genomen worde , om 's volks gemoederen voor te bereiden tot maatregelen, die als nog het licht niet veelen kunnen. De  C m ) De invloed van toneelfpelen op den geest der natiën is te aanmerkelijk, dan dat men zig hier van bij deeze gelegenheid ook niet zoude bedienen. De Mufiek, de Pantomime, en de nieuwe toneelftukken welke men fpeelt, zijn alle ingerigt, om gevoelens en hartstogten op te wekken, gunstig voor de tweede Revolutie want met deezen naam wordt het gebeurde op den ioden Augustus reeds vereerd. 'k Bedrieg mij, intusfchen , zeer, zo 'er geen groot gevaar geweest is, dat die gebeurtenis zo had kunnen uitvallen , dat dezelve den naam van opftand, in plaatfe van dien van revolutie bekomen hadden, in welk geval wij eene zeer verfchillende taal uit den mond, van dezelfde perfoonen op het tooneel zouden gehoord hebben. Aug. 17. Al den tijd zederd mijne aankomst te Parijs was ik zeer nieuwsgierig om de beragte club H 4 der  ( 120 ) der Jacobijnen te zien, niet dan heden avond heeft mij dit eerst mogen gebeuren, wanneer een der leden mij den toegang bezorgde. Dit genoodfchap is zijnen opkoomst vcrfchuldigd aan een klein getal afgevaardigden van Bretagne, die elkandercn toevallig te Verfailles ontmoeteden in den jaare 17,10. Verfcheidene gedeputeerden van andere provintien, de ijverigften voor de Vrijheid voegden zig fchielijk bij hen 3 jaa zelfs wierden in dit gezelfchap ook andere, ijveraars toegelaatcn , welke geene gedeputeerden waren; men noemde het toen Comité' Breton. In dit gezelfchap wierdt het eerfte de voorflag gedaan; om de meerderheid der Staaten Generaal voor eene Nationaale Vergadering te ycrklaaren, Toen de Nationaale Vergadering naar Parijs, wierdt overgebragt, hieldt dit genoodfchap zijne bijcenkomften in het klooster der Jacobijnen, in de ftraat St. Honoré, en nam den naam aan van Sociëteit der Revolutie, en vervol-  C I« ) volgens dien van vrienden der Conftitutie; dog men noemt ze in de wandeling eenvoudig, Jacobijncn. Een groot aantal van de zulken die, in de Nationaale Vergadering, of in den burgerftand van Parijs , in talenten boven anderen uitftaken, wierden vnn tijd tot tijd, tot leden deezer Sociëteit verkoren, en men heeft mij verhaald, dat zij meer dan 1400 in getale geweest hebben. De erkende bezigheid van dit gezelfchap is om over de belangen van 't Lands-beftuur te raadpleegen en voor die der vrijheid te waaken. Sociëteiten van denzelfden naam en aart zijn door geheel Frankrijk opgerigt, en houden eene geregelde correspondentie , met de oorfpronglijke te Parijs , en rigten, door onderling elkandercn alles mede te dcclen , en met goeden raad eikanderen bij te ftaan , zaaken van de viterfte aangelegenheid, met veel nadruk uit. M. ALE.VYW.R EAÜ&EtH en M. EUPORT, H 5 wa-  ( 1=2 ) waren, zo als men mij berigtte de eerften, die het ontwerp voorfteltien, om foortgelijke Sociëteiten als die der Jacobijnen van Parijs, door geheel Frankrijk op te rigten en eene geregelde correspondentie met dezelve te houden. Deeze onafgebrokene zamenwerking, geeft reden van de onmiddelijke en algemeene goedkeuring die alle departementen meermaalen te kennen gaven , over deeze of geene maatregelen der Vergadering ; 't geene den vreemdelingen onbegrijplijk moest voorkomen bij gebrek van kennis, aan deezen beftendigen en fchielijken omloop der gevoelens, 'k Hoor dat 'er, op zijn minst tienduizend foortgelijke Sociëteiten in Frankrijk aanwezig zijn. Veele Hukken van de uiterfte aangelegenheid worden in de Parijfche Sociëteit der Jacobijnen, behandeld, voor men ze in de Nationaale Vergadering brengt, en man kan den opgang, dien ze daar maaken zullen , doorgaands gelijk Hellen, met dien, welken zij in de Sociëteit maakten. Dc  C «3 ) De zaal waar in de Jacobijnen vergaderen Is naa genoeg eveneens opgefchikt als die der Nationaale Vergadering. Üe fpreekftoel of lezenaar, voor welke de leden liet woord voeren, is tegen over de zitplaats van den prefident , 'er is een tafel voor de Secretarisfen en Gallerijen voor eene grootc fchaare Toehoorders van Sexen , in de eene zo wel als in de andere. 'Er zijn eenige mannen aangebeld , die door de zaal wandelen om ftilte te bevelen, of liever, te verzoeken, wanneer de debatten hevig worden in de Club der Jacobijnen , op dezelfde wijze als dit door de Deurwaarders in de Nationaale Vergadering gedaan wordt, en meestal met even weinig uitwerking: de fchcl van den Prefident, en de ftemmen der Deurwaarders , worden dikwerf eveneens verdoofd, in hevige debatten, bij de eene en andere Vergadering, en men zou mogen twijffelen of /eolus zelve, die Luctantes ventos iempestafesgue foiwras Imperk premit, forn-  C ) fommige luidruchtige leden op eens konde doen zwijgen, wanneer Illi indignantes magno ctim mütmure - - - - Circüm claustra fremuntï 'k Heb gehoord dat fommige leden, die het flerkfte uitblonken in talenten en characters, onlangs de Sociëteit veiiaaten hebben, en dat deeze thans bij lange niet zo aanzienlijk is, al te voren. Roberspierre , die lid was van de Constitueerende Vergadering , en het dus van de tegenwoordige niet zijn kan, heeft een aanmerkelijk gezag in de Club der Jacobijnen waar door zijne invloed in de Vergadering, en den raad der Gemeente van Parijs, zeer groot is. M. la fayette , in zijn berugten brief van den i6den Junij, uit het Camp van Maubeuge , over deeze Sociëteit fprekende , zegt: „ De Jacobijnfchc factie, is oorzaak van alle „ wanordes, haar, befchuldig ik hier van „ openlijk. Ingerigt, als of het een rijk op zig zelve ware, en bjindélijk bclluurd door „ eciii'  C '**5 ) ,„'eenige heerschzugtige hoofden, maakt dee„ ze Secte een ligchaam op zig zelve uit, ,, midden onder het Franfche vc'k, waar van „ zij zig de magt aanmaatigt, terwijl zij over „ deszelven vertegenwoordigers em fgevaar„ digden, haare heerfchappij uitftrekt." Deeze brief aan de Nationaale Vergadering, zo wel als het verlaaten van de Armee en zijne verfchijning in de Vergadering op den oSften Junij, keerde het gerij der Volks-gunfte geheel van hem af, en thans verfpreid zig het gerugt dat de Generarl la fayette met zijne Armee tegen Parijs in aantogt is. Heden was 'er bij de Jacobijnen, om eigenlijk te fpreken niet zo zeer een debat, tegen hem , als wel eene reeks van de heftigfte uitvaaringen. Ik verneem, in de daad, dat de Sprekers zederd eenigen tijd, édne lijn trekken ! want de aanhangers van roberspierre maaken zulk een geraas, wanneer 'er iemand opftaat om gevoelens te uitten, tegeu die van deezen man overftaande, dat de item van  C 126 ) van den fprcker verdoofd worde, en hij zig genoodzaakt zie om den fprcekftocl over te laaten, aan cenigen anderen redenaar, wiens uitfpraken meer in den fmaak vallen. De motie die het algemeenfte geviel, terwijl ik tegenwoordig was, was die, om eene premie te Hellen op het hoofd van M. la fayette , en dat ieder burger put courir fus 't geene zo veel wil zeggen, als dat een ieder, die pleizier had om hem te vermoorden, daar voor zou beloond worden. Even voor dat de Vergadering fcheidde , trad een der Marfeillaanen, die niet eens een Officier fcheen, op den fpreekftoel, en zeide, dat 'er berigt was, dat de commisfarisfen van de Vergadering, naar het leger van la fayette, te Sedan gearresteerd waren; en indien dit zo ware , dat hij, en andere van zijne landslieden, een oogmerk hadden om van de Nationaale Vergadering verlof te vraagen, om naar Sedan te marcheeren, en van daar te haaien de koppen dier booswigten, die zig onder-  (12? ) derwonden hadden, om haare afgevaardigden te arresteeren. „ Wij zijn, vervolgde hij, arme menfchen, die op ftroö flaapen; maar, „ wanneer 't om 't heil des Vaderlands te doen „ is, zullen wij toonen dat wij mannen van „ den ioden Augustus zijn." 'Er was eene groote menigte van vrouwen op de Gallerijen; dog terwijl 'er geene enkele zig in het ligchaam der zaale bevondt, wierd ik zeer verrast, door 'er eene te zien intreden, en onder de mannen plaats nemen. Zijj was uitgedoscht in een foort van Engelsch rijkleed, maar haar opperkleed was de Uniform der Nationaale Gardes. Bij nader onderzode vernam ik, dat deeze amazone Mademoifelle Pheroigne geheten was: zij distingueerde zig in de actie van den iodcn, door de vlugtelingen weder te verzamelen, en aan het hoofd der Marfeillaanen ten tweedenmaale eene attacque te waagen. Zij fchijnt omftreeksch een- of twee- endertig jaaren oud te zijn, is iets meer dan mid-  C 128 ) middelmaatig van grootte voor eene vrouw, en heeft een fnugger krijgsmans wezen, dat eenen map niet kwalijk ftaan zou. Omftreeksch negen uuren keerde ik huiswaards; 'twas een ongemeen duistere avond; mijn weg lag door de Caroufel, over de Pont Royal, naar de voorftad van St. Germaii:. Meestal ging ik bij den avond wanneer het donker was, alleen dezelfde weg uit het Koffijhuis deFoy, in 't Koningrijk paleis. Nimmer wierd ik aangerand, nooit hoorde ik zelfs van eenigen roof op ftraat, of huisbraak, zederd ik mij te Parijs ophield. Dit koomt mij zeer aanmerkelijk voor, in den regeringlozen ftaat, waar in Parijs mag vcronderfteld worden te zijn, na den roden deezer maand. Het graauw floeg zeker verfcheidene dieven van 't huisraad, in 't Koninglijk paleis, op de plaats dood. Zij zijn fchielijk gereed, om een ieder te vermoorden , die men hen beduidt , een ridder van de ponjaard of een land ver-  C ) verraader te zijn. De maatfchappij is voorwaar in een zeer gevaarlijken en bedenkelijken ftaat, wanneer een troup heethoofdige en domme menfchen, zig de magt van Rcgters en Uitvoerers der rechterlijke vonnisfen aanmaatigende, ftraffeloos dergelijke buitenfpoorigheden bedrijven. Met dat alles is het bijzonder, dat zij die alzo hunne verachting van Wetten en goede order, verder drijven dan rovers en huisbrekers, niet insgelijk , bij voorkomende gelegenheden, de rol der laatften fpelen; en het moet, allerbijzonderst, zeer vreemd voor komen aan menfchen, die een land bewoonen, waar diefftal en huisbraak, in weerwille van een onafgebroken goed beftuur, en Wetten in haare volle kragt, zeer gemeen zijn, niets van dien aart aan te treffen ter plaatfe, waar alle de fpillen en fteunpilaaren, waarop de Wet en het Gouvernement draaijen en rusten, losgerukt zijn en waggelen, door eene nog verfche beroering; I Aug. 18.  Aug. 18. De berigten der arresteering te Sedan van de Commisfarisfen der Nationaale Vergadering worden nu bevestigd. M. la fayette door couriers van zijne vrienden te Parijs kundfchap bekomen hebbende, van 't geene gebeuren zoude, zondt oogenblikkebjk aanfchrijving aan de Magiftraat van Sedan om de Commisfarisfen te arresteeren, zo draa zij in die ftad aankomen zouden; hij Helde het gebeurde op den loden te Parijs, daar bij voor, als een voorbijgaanden opftand van een muitziek gepeupel, 't welke welhaast zoude beteugeld worden; endoor zulke voortellingen, wist hij de Magiftraat over te haaien, om gemelde commisfarisfen als bedriegers te arresteeren en in hegtcnis te zetten. Hier uit fchijnt het echter te blijken, dat hij niet volkomen op zijn leger ftaat maakeu durve, anders zoude hij misfehien de commis- faris-  C 131 ) farisfen, derwaards hebben laaten koomen, en hen dan als oproerigen gearresteerd. Van de armee zal het nu afhangen, of de Generaal, dan of de commisfarisfen als rebellen moeten aangemerkt worden. Ten zelfden tijde heeft de Nationaale Ver gadering twee nieuwe commisfarisfen gezonden om het departement te berigten, dat het de Maire van Sedan met veertien zijner medebeftuurers moest bevelen, om voor de balie te verfchijnen, en hun gedrag te komen verantwoorden; verklaarende wijders de Vergadering, allen die zig tegen de uitvoering van deeze orders aankanten, voor infaam en veriaaders van het Vaderland, en befl uitende dat aUe burgers van Sedan voor hun leven zullen verantwoordelijk zijn, voor de veiligheid haaier afgevaardigden. Eene deputatie van het bataillon der Marfeillaanen kwam lieden voor de balie, en deedt het aanbod dat zij 's avonds te voren bij de Jacobijnen hadden te kennen gegeven, te weeI 2 ten,  C 132 ) ten, om de hoofden der Magiftraats-perfoonen van Sedan op pieken in de Vergadering te brengen. Zij vvierden door den prefident voor hun edelmoedig aanbod bedankt, dog men zeide hen tevends dat de Vergadering deeze menfchen liever in den gewoonen trant, met hunne hoofden naamlijk op de fchouders, voor zig zoude zien. 'Er is eene belooning gefteld op het hoofd van la fayette , en, overeenkomftig het oude fpreekwoord: chaque citoyen peut courier fus (of wordt hij vogel-vrij verklaard.) 'Er worden decreeten van befchuldiging genomen tegen barnave, alex. lameth, en anderen, die, nu als verraaders befchouwd, voormaals geacht wierden patriotten te zijn. Onder de ijveraars in het politieke treft men dikwerf even weinig opregtheid aan, als onder die welke zig voor de Religie in de bresfe Hellen. Hij wiens Godsdienftig geloof, of denkbeeld van vrijheid, Hechts een honderdfte ge-  C 133 ) *edeelte beneden dat van het hunne wordt gerekend, ziet men niet zelden met even veel afgrijzen en verachting behandelen , als men gewoon is aan openbaare Godverzaakers, en de overgegevenfte huichgelaars tebetoonen. Aug. 19. Men fpreekt van het formeeren van een fterk campement van 40,000 man, nabij Parijs, 't welke Mont Martre, en den ganfehen hoek der ftad, welke aan St. Denys, grenst, zoude inlluiten. Dit heeft het voorkomen als of men de aannadering der Duitfchers begon te dugten. Geene toebereidfelen hier toe ontdekte ik echter in de Champs Eiifeës, door welke ik heden avond ging. Deeze uitgeftrekte velden waren alle opgevuld met allerlij gezelfchap, en men had 'er een groot aantal tenten opgerigt, waar in men ververfchingen konde koopen , en die weerI 3 galm-  C J34 ) galmden van zang en fnarcnfpel. Pantomimen en marionetten/pelen van onderfcheidene foorte wierden hier vertoond, en hier en daar danste men in het open veld. „ Zijn deeze men„ fchen zo gelukkig als zij fchijnen?" vroeg ik eenen Franschman dien ik bij mij had „zij „ zijn zo gelukkig als de Goden, Mijnheer!" was het antwoord. „ Zoudt gij denken, vroeg ik verder, dat „ de hertog van Brunswijk zig nimmer voor „ hunnen geest vertoonde?" „ Wees verzc„ kerd, Mijnheer! hernam hij, dat Brunswijk „ juist die man is, aan welken zij, uit al de „ wacreld het minfte denken." Een knaap, die op een foort van ftellaadje ftondt, had een papegaaij, welke duizendpotfen aanregtc. Wanneer de man hem een Ariftocraat noemde, dan vloog de papegaaij hem in den baard, met alle tekens van woede; maar heette hij hem een goed Patriot, dan ■gaf de Vogel zijn genoegen te kennen , en ftreelde zijnen Meester. 'kZie  C 135 ) Tc Zie trouwens alle dagen verfcheidene Papegaaijen die voor goede patriotten doorgaan. Zulke Patriotten, die, gelijk de papegaaijen, rond dansfen, kan men vrij wel dulden; maar men moet een afgrijzen hebben van die anderen die bij de kuuren van zulk eenen vogel , de woestheid van tijgers voegende, met menfehenhoofden op pieken rondzweeven. Men las in de Vergadering een verzoekfchrift, waar in, behalve andere van denzelfden ftempel, deeze gemaakte en onmenfehclijke uitdrukking voor kwam: „ Dat alle „ gemeenfehap afgebroken worde , tusfehen „ lodewyk xvi en zijne Vrouw. Frankrijk „ zal behouden zijn wanneer deeze Medicis haare woede in de ziel van den nieuwen „ karel ix niet meer zal overbrengen." Zekerlijk moeten zulke menfchen, harten van tijgers hebben, die zulke gansch nuttelcfe wreedheden voorflaan en daar mede voor de balie komen pronken. Buiten dat is 'er geene de mihfie overecnI 4 koomst,  ( ) koomst, tusfchen de buigzaame geaardheidheid van lodewyk xvi en de onbuigbaare woestheid van karel ix ; en de Koningin van Frankrijk is nog nimmer, zelfs van haare grootfte vijanden befchuldigd geworden, van de huichgelarij, het verraad, en de wreedheid van catharina de medicis. Aug. 2.o.. 'k Heb heden verfcheidene uuren in de Nationaale Vergadering doorgebragt. Brisox, lasource , en veele anderen voerden het woord. De welfprekendheid en fchranderheid hunner redevoering verbaasde mij minder, om dat ik fommige fchriften van den eerften gelezen, en van beider begaafdheden veel gehoord had, dan het aantal van fpreekers en de gemakkelijkheid waar mede allen zig uitdrukken. In het ftuk van fchranderheid, geleerdheid, en kragt van redeneering, is 'er mooglijk geen min-  ( w ) minder onderfcheid tusfehen de fprékers in de Nationaale vergadering, dan tusfehen die van het Huis der Gemeente, maar in gemakkelijkheid van zig uit te drukken, en woordenrijkheid, zijn alle de fprékers in de eerfte meer gelijk aan eikanderen. Onder hen befpeurde ik niets van dat ftootende en die angstvalligheid van uitdrukking, welke men meermaalen in het Huis der gemeenten opmerkt; daar men zig echter zou verbeelden, dat jonge lieden, en allen die niet gewoon zijn in het publiek te fpreeken, verlegener zouden zijn wanneer zij het woord voeren, uit eene hooge en voor allen zigtbaare plaatfe gelijk het fprcekgcftoelte in de Nat. Vergadering', dan wanneer zij hunne redevoeringen decden op hunne gewoone plaatfen, zo als in het Huis der Gemeenten. 'k Heb intusfehen geenen enkelen fprceker op het geftoclte gezien, dien het aan woorden mangelde , of aan moed om zig uit te drukken. Zulk een ding als valfche fchaamte I 5 is  is 'er in het ganfche land niet te vinden- 't verwondert mij dat zij 'er een woord vqor hebben. De Engelfche Ambasfadeur berigte mij heden dat hij gerappelleerd ware. De Princes lamdalle, Madame de tourselle , ma demoiselle pauline de *óürselle, en eenige andere hofdames van den Koning en Koninginne, wierden uit den Tempel gebragt, naar 't geene men gewoon is la Maifon Commune te noemen, en aldaar ondervraagt naar zekere geheime correspondenties, waar in zij befchuldigd worden deel gehad te hebben. Daar na wierden ze naar een gevangenhuis gevoerd dat men Hotél de la Force noemt, in plaats van naar den Tempel terug gebragt te worden. Hoe aanftootehjk is het, dat men perfoonen van haaren rang en fexe zo onwaardig en wreed behandeld, perfoonen wier groorire misdaad fchijnt te beftaan, in haare verkleefdheid aan haare weldoeners! Indien het zelfs bewezen  ( 139 ) zen wierdt, dat zij gepoogd hadden de correspondentie aan te houden welke men haar te laste leide , zoude zulks nog eene zodaanige behandeling niet verfchoonen. In foortgelijke tijden als deeze branden de hartstogten van haat en wraakzugt met verdubbelde heftigheid, en wanneer hier nog bïjkoomt dat ze aangeblafen worden door bewustheid van fchuld en perfoonlijke vreeze, dan voeren ze den mensch tot het hoogfte toppunt der boosheid. Men heeft mij gezegd dat het werkende Committé der Commune onlangs vermeerderd is met fommige perfoonen van verfchrikkelijke gezindheden. Aug. 21. 'k Heb Lord lauderdale geraden om Parijs te verlaaten en naar Spaa te trekken; maar het is thans moeilijk om Paspoorten te bekomen; men heeft die aan veele vreemdelingen ge-  C Ho ) geweigerd, die zederd eenen geruimen tijd bet verblijf te Parijs ongevallig vonden, en dagtcn dat het nog onaangcnaamcr zou worden, wanneer de Duitfche legers, die reeds op Franfchen bodem zijn, naar de Hoofdftad opmarfcheerden. De Engelfehen bijzonder verliezen eene kragtigc drangrede om hier te blijven, door het vertrek van lord gower en lady sutherland 't geene eerstdaags verwagt wordt. Voor wij Engeland verlieten had men ons heimlijk gewaarfchuwd, dat wij op zulk een tijd als deeze, die zwaarigheden konden ontmoeten, welke ons nu bejegenden. Hierom had lord lauderdale eenen brief aangenomen van m. chauvelin aan den Maire van Parijs, waar bij deeze verzogt wierdt om onze voorgenomene reize naar het zuiden van Frankrijk te bevorderen, wanneer wij ten deezen opzigte eenige belemmeringen of zwaarighcid ontmoeten mogten. Deeze brief was aan het huis van den Maire  C Hl ) Te gebleven; maar de beroerten die oümiddelijk naa onze aankoomst plaats grepen, hadden ons belet om onze opwagting bij hem te maaken. Wij verbeelden ons dat wij door zijnen invloed wel van paspoorten zouden voorzien worden. Een kennis van m. petion boodt ons aan om ons naar het Stadshuis te geleiden, en wij befloten 'er de proef Van te nemen. Toen wij aan de buitendeur kwamen, en te kennen gaven dat wij den Maire fpreeken moesten , wierden wij aanftonds toegelaten. 'Er was tegenwoordig eene troup van omftreeksch vijftig man aan de poort in de wapenen. Het Stadhuis geleek meer, naar het Hoofd-quartier van den Opperbevelhebber eens legers , dan naar de verblijfplaats van den Maire. Een van de Nationaale Gardes, vroeg mij mijn rotting af, of 'er ook eenig wapentuig in verborgen ware. Ik gaf hem dezelve, met bijvoeging dat dit het geval niet ware. Een Engelschman, die de Uniform der Nat. Garde droeg,  C *4* } droeg, fprak mij aan in zijne moedertaale, en ik verhaalde hem dat wij. eenen brief van m. cixauvelin aan den Maire bezorgd hadden, en nu verlangden om hem te fpreeken. 'k Weet niet hoe de man heette, maar hij fcheen wel eenig gezag boven de anderen te hebben terwijl hij ons oogenbliklijk den trap opleidde, en door fommige vertrekken, in eene ruime zaal bragt, waar behalven de Officieren en anderen welke allen, gelijk ik vermoede, wagtten om m. petion te fpreken, tien of twaalf gewapende foldaatcn waren. Toen de Engels chman onze naamen had ingeleverd door een bediende , die 'er zig tot dat oogmerk bevondt, verliet hij ons, en ik zag hem niet weder. Terwijl wij in deeze zaal ftonden te wagten kwam een corporaal ons vraagen of wij eenige orders of een briefjen hadden, waardoor wij ons hier bevonden, want dat anders niemand behalven de wagten, hier vermogt te blijven. , Wij antwoorden hem dat wij Engel-  C 143 ) .gelfchen waren, en welk ons oogmerk waar op hij verzogt dat wij zouden blijven, en zeide, dat de Maire ons. aanftonds te rede flaan zoude. Verfcheide menfchen met municipaale Sjerpen , of de Uniform van Officieren gingen af en aan. Eindelijk wierden wij ingeleid. M. petion is een fchoon man die 'er wel uitziet, deftig in den omgang, en vrolijk van voorkoomen, op wiens gelaat eene hebbelijke glimlach gedrukt is. Hij verfchoonde zig dat hij niet vroeger gekomen ware , zeggende bezet geweest te zijn met bezigheden die geen oogenbiik uitftel konclen lijden. Toen wij zeiden, dat wij Paspoorten verlangden tot Spaa, bij Givet, gaf hij ten antwoord, dat 'er in dit bijzondere tijdftip geene Paspoorten derwaards gegeven wierden; ook dorst hij ons geenerüj wijze raaden om die route te nemen, om dat wij gevaar zouden bopen om door de Uhlaanen of ander irrc- gu-  C 144 ) gullere troupen van 't Oostenrijksch leger, geplunderd te u-orden; hij voegde 'er bij dat wij binnen zeer korten tijd Paspoorten naar Engeland konden bekoomen. Wij lieten eenige genegenheid blijken, om voor eene korte wijle ons in de eene of andere provintie van Frankrijk op te houden, indien wij zulks veilig doen konden, en toch niet regelrecht naar Spaa konden verreizen, dog dat wij Paspoorten moesten hebben, voor men ons uit Parijs zelve wilde trekken laaten. M. petion antwoorde dat hij geloofde dat deeze belemmering flechts weinige dagen zou duuren , en dat Parijs ver weg de vciligfte plaats was uit geheel Frankrijk, om 'er ons in op te houden ; want dat in de provintien kwaade gerugten verfpreid worden, en oproerigheden ontftaan konden, terwijl de vijand in het land was, maar in Parijs had men altijd eene toereikende magt om alles in order te houden. Wij vroegen of 'er eenig nieuws van de gren-  C 145 ) grenzen ware ? Biet een voorkoomen van kommerloosheid , gaf hij ten antwoord, dat hij hoorde dat Brunswijk op Franfchen bodem gerukt was. „ Hij moge twintig of dertig mij„ len voorttrekken, vervolgde hij, 't is goed, „ hoe verder hij indringt, zo veel te grooter „ moet het verlies zijner Armee worden, en zo zij zig wat heel verre waagen, zal men ze „ geheel omcingelen, en dan zullen weinigen „ van hun immer te rug keeren. De Pruis„ fen voegde hij 'er bij, maaken Haat op eene zamenzweering alhier ten hunnen voordee, le, de iode Augustus heeft die hoop ver„ ijdeld, en zij zullen fchielijk in de war ge, bragt zijn, en niet weeten wat hun verder „ te doen ftaa." 'k Hoorde hem met veele oplettenheid, fchoon ik weinig geloof floeg aan zijne voorzegging , en kort daar naa namen wij ons affcheid. K Aug. 12.  C 14* ) Aug. 12. 'Er zijn berigten gekomen, welke behelzen; dat M. la fayette zijne Armee niet heeft kunnen overhaalen om nevens hem partij te kiezen , dat in het tegendeel veelen van de Officieren , en alle Soldaaten 'er voor waren om de decreetcn der Nationaale Vergadering te handhaaven , ingevolge welke ontdekking hij uit zijn leger gevlugt is met een gedeelte van de Staf - Officieren, vermoedlijk om over Holland, zig naar Engeland te-begeven. M. kersaint, en de andere Commisfarisfen die men te Sedan in hegtenis gezet had, heeft men wederom in vrijheid gefield onder eenen vloed van verfchoomngen door de Commune ingebragt, voor de hdmiddmg die dezelve •ondergaan hadden, welke zij wijten aan de verkeerde voortellingen door M. la pavette gedaan, welken zij den vcrraader noemen, eenen naam , kort te voren aan kersaint gegeven, die, thans met zijne Medegecom- mit-  ( 147 ) mïtteerilcn, bij 't leger is, waar zij met luidruchtige blijdfchaps-betuigingcn ontfangen zijn. Eenen zodanigen oitflag der zaake had ik niet verwagt, toen ik eerst hoorde dat 'er Commisfarisfen zouden gezonden worden, veel minder waarfchijnlijk kwam mij dit echter voor , naadat ik hunne gevangennecming verftaan had. Tegenwoordig hoort men van niets anders dan van adresfen aan de Vergadering uit alle oorden van Frankrijk om haar geluk te wenfchen, met het geen men de romruchtige overwinning van den 10 Augustus noemt, en tevens om 's volks goedkeuring over de fuspenfie van den Koning hooglijk te betuigen. Dit alles belet ons niet, om te wenfehen dat wij 't in onze magt hadden, om Parijs te verlaaten, wanneer wij 't mogten goedvinden; een wensch die veel eer fterker wordt, daar ik van mijne bekenden in Frankrijk herhaalde maaien heb hooren beweren, dat men algemeen geloove, dat zig thans binnen Parijs opIs. 2 hou-  ( 148 ) houden verfcheidene Agenten , van het Hof van Groot-Biittanje, welker boodfehap is, om verwarring te bevorderen , cn dien geest van Jaloufij en oproerigheid aan te zetten , welke reeds zo zeer over geheel Frankrijk verfpreid is. Toen ik op dat denkbeeld aan 't lagchen viel, verklaarde een zeer verftandig man, die lid geweest was van de Conftitucerende Vergadering , en het waarfchijnlijk van de Conventie ftaat te worden , indien dezelve immer vergadere, dat hij van de zaak overtuigd was, en vroeg hoe men anders redenen kon geeven van het groot aantal Guinies die thans te Parijs in de w andeling waren ? Ik antwoordde, dat ik van deezen overvloed van Guinies geene kennis had, maar wel meende te weeten dat onze Regeering, dezelve te huis al te noodig had , om dezelve naar buiten te zenden. In allen gevalle was ik overtuigd, dat zij zig tot zulke eene manoeuvre niet zoude verhagen, die even weinig te rechtvaar-  c m ) vaardigen zijn zoude , ah of de uitvoerende magt van Frankrijk hcimlijk menfchen naar Engeland overzonde, met oogmerk om oproerige bewegingen tegen het Britfche Gouvernement te verwekken. Hij ftemde mij toe, dat het in beide gevallen even flordig zou gehandeld zijn, maar herhaalde de betuiging van zijn geloof, dat dit door Engeland gedaan wierdc, en niet door Frankrijk. Terwijl ik volkomen overtuigd was, dat de man in deezen dwaalde , gaf ik mij veele moeite , om hem te regte te helpen , dogzonder eenige vrugt; en ik haal dit aan als een zeer ftgrk bewijs van de magt van vooroordeelen over een waarlijk fcherp en verligt verftand. Hoe ongegrond inmiddels het gemelde denkbeeld z;jn moge, het zou van de allerqnaangenaamfte gevolgen kunnen worden voor de Engelfchen die zig hier bevinden, indien het onder het graauw in Parijs gekoesterd wierde, K 3 in  C ) in een tijdftip waar in de Regering zo zwak is, en daar, in weerwille van het voorzigtig gedrag van den Engelfchen \Ambasfadeur het terugroepen van denzelven, een klaar bewijs is, dat zijn Hof de maatregelen afkeurt, die hier, zederd de laaule dagen, genomen worden. Ik befioot om M. cxAviériE, den Minister der finantien, te bezoeken, voor welken ik eenen brief had van M. DURouvERiè, en te . beproeven of wij door zijnen invloed, geen paspoort konden krijgen om Parijs te mogen verlaaten. Zijn deurwachter zeide mij gisteren avond, dat van 's morgens ten zes tot 's avonds ten negen uure, een groote menigte menfchen met den Minister gefproken hadde. 'k Liet mij heden morgen om agt uuren aan zijn hotel aandienen, en wierd in eene kamer gebragt, 'waar in verfcheidene menfchen reeds wagtten. Mijn naam wierd opgefchrevcn, gelijk die der anderen te voren gedaan was , cn aan den Minister gebragt. Ik wierd op mijne beurt . ' ■ gc-  C i# ) geroepen , en naa dat ik den Minister mijne zaak had voorgedragen, fchrecf hij aan dien der Buitenlandfche zaaken, M. le erun , tot wiens bewind het. verlcenen van paspoorten behoort, eenen brief, waar in hij denzelven verzogt om Lord lauderdale en mij daar meede te gerijven, zo draa als het tegenwoordig verbod opgeheven zoude zijn. Vervolgends gaf M. CLAvréRE te verftaan, „dat hij „ gehoord had, dat men in Engeland, het „ gebeurde alhier op den ioden Augustus, „ in een zeer valsch ligt geplaatst had, dog „ dat geheel Europa fpoedig overtuigd zou „ zijn, dat al het bloed op dien dag geftort aan het Verraad van het Hof moest te laste „ gelegd worden ; dat Frankrijk beflotxn had „ om vrij te zijn , en niets in zijhen eigenen „ boefem dulden wilde , dat in ftaat was om „ die vrijheid te ondermijnen of tegen te wer„ ken ; dat kleine Staaten , gelijk Genéve, „ jaa zelfs Holland, fomtijds in de noodzaak- rijkheid waren, om uiterlijk dwang van NaK 4 „buu-  C 15* ) „ buuren met betrekking tot hun inwendig beftuur , te laaten gelden ; maar dat eene „ magtige Natie gelijk de Franfche geene „ voorfchriften van anderen konde óntfangen; „ en dat, welken vorm van Regeering de „ Franfchen zouden goedvinden, door hunne „ vertegenwoordigers te verkiezen, zij in ftaat „ zouden zijn, om denzelven te handhaaven, „ en alle Oostenrijkers, Pruisfen en Rusfen „ die 'er op aarde waren, dit niet konden beletten." Men heeft onlangs eenige nieuwe Bataillons Ópgerigt, die Nationaale Jaagers genoemd worden, 'k Was juist in de Vergadering toen eene deputatie van deeze voor de balie verfcheen een van welke , uit aller naam, het woord voerde. Het onderwerp van zijn gefprek , was, de uitdrukking van zijn eigen en het leedwezen zijner fpitsbroeders , over de noodzaaklijkhcid om binnen Parijs te moeten blijven , alwaar zij een ledig leeven leidden, terwijl hunne wenfchen zig uitftrekten om naar de Grenzen te fnel-  ( 153 ) fhellen , met oogmerk, om de vijanden van hun Vaderland te rug te drijven of in die onderneming te fneuveien. Zij allen verzogten de Vergadering op het ernftigftc, om önmidlijk orders te geeven overeenkomftig met hunne vuurigftc wenfehen. Deeze aanfpraak wierdt met bevalligheid gedaan , en met toejuiching aangehoord. De jonge reedenaar en zijne metgezellen wierden genodigd tot de eer der zitting , en omftreeksch veertig van hun trokken , door de zaal naar hunne zitpïaatfen. Hunne uniform beftaat in blaauwe rokken met groene epauletten, buffelkleurde camifoolen, en naauwe broeken van dezelfde ftoffe, en korte laarzen, hebbende zij daar en boven nog aartig verzonnene helmen op het hoofd die hen wonder welftaan. Zij waren meestal van 18 tot 24 jaaren oud,, en zonder uitzondering zeer fraaije jongelingen , allen , vol vuur voor den krijg zo als ik vast gcloove. Hun voorkoomen fcheen mij echter meer overeenkoomst te hebben, K 5 met  C 154 ) met de befchrijving die homerus ons van paris geeft, dan met die van een hector die ten ftrijde trekt, 'k Weet niet met welk een oog de Pruisfen hen befchouwen zullen, maar in de Zaal der Vergadering vertoonden zij zig heerlijk. De Dames in de Gallerijen, dagtik, zouden met hunne toejuichingen nooit opgehouden hebben.  DAG-VERHAAL. ENZ. AugUStUS 2.2. Niets is moeilijker, dan de nette waarheid te ontdekken in versch gebeurde zaaken, die belangrijk maar ingewikkeld zijn , welke te verdonkeren veele menfchen van hun belang rekenen, en welke allen genegen zijn om overeenkoomftig met hunne vooroordeelen voorteftellen. 'k Heb dit zeer duidlijk ondervonden, bij mijne navorfchingen aangaande de bijzonderheden van het gebeurde op den 10 Augustus , en de omftandigheden welke eene zodaanige uitkoomst hebben te wege gebragt. Alles wordt met zulke onderfcheidene brillen bekeken, en in zulke tegengeftelde oogpunten L ge  C 15* ) geplaatst, dat de verfcheidene berigten welk ik van ginds en herwaards verzamele, eikanderen derwijze kruisfen, omverftooten , en tegenfpreken, dat ik fomwijlen in verzoeking kwam om te gelooven , dat mijne kennis aan de zaak verminderde, naar maate zig mijne naavorfcbingen uitbreidden. Somwijlen had ik redenen tot het vermoeden dat alles gebeurd ware ingevolge van een vooraf beraamd .en wel uitgevoerd plan, waar van de uitvoerders en beftuurers mij zelfs ge* noemd zijn* Bij nader onderzoek, heeft men mij verzekerd, dat nog aan de eene nog aan de andere zijde eenige wel beraamde toeleg hebbe plaats gehad; dat eene groote gedachtenlooze hoopgemeen volk, in beweeging gebragt ware, door een aantal hongerige gelukzoekers, die, zonder eenig bepaald oogmerk , alleen eene nieuwe beroering wenschten, waar bij zij wel winnen, maar niets verliezen konden; dat het een tijd lang twijfFelachtig geweest ware of de  t m ) de öpftaud ten voordeele of ten riaadeeie van het Hof zoude uitloópen * dat zelfs de kans groot geweest was, om dezelve > gelijk op den 20 Junij, te doen neerkomen , in enkele vertooning, dronkenfchap en ijdel getier; in welk geval dezelve eeniglijk zoude geftrekt hebben, om de magt des Konings te doen groenen, door de menfchen flechtS afkeeriger te maaken van de walgelijke overheerfching van het Graauw. Anderen, wier gezag gröoter is, hebben' mij gezegd, dat 'er een plan geweest ware, om zig van de perfoon des Konings meester te maaken, hem aanftonds naar het Kasteel van Vincennes te vervoeren, en hem daar gevangen te houden, tot dat eene Nationaale Conventie over zijn lot * en den toekomenden vorm van het landsbeftuur uitfpraak zou gedaan hebben; dit was, zo men geloofde, het plan der Republikeinfche partij, de letterlijke uitvoering van het welke echter voorgekomen was, door het befluit van zijne Majefteit ont L 9, tos*  C 158 •) toevlugt te zoeken in de Nationaale Vergadering, op welken maatregel de ontwerpers van het gemelde plan niet bedagt geweest waren. Het kon echter, zou men zeggen, hunne opmerking niet ontfnappen, dat het zeer mooglijk ware, indien men den Koning naar Vincennes wilde vervoeren, dat hij onderweg vermoord wierde. Welke ook de geheime verlangen van fommige enkele perfoonen aan "t Hof, en welke derzelver verbincltenisfen met de vijanden van Frankrijk ook zijn mogen , fchijnt het allenthalven blijkbaar, dat 's Konings maatregelen op den ioden Augustus alleen van eenen defenfiven aart waren. Zommige menfchen zijn nogthans van gevoelens, dat, in de gefèeltenis, waar in eengroot deel van de Nationaale Gardes zig be-,. vondt, en met de magt die men in de Tuilleries. verzameld had, indien het een en ander met goed overleg befchikt, en het eerfte voor-, deel met kragt ware vervolgd, de Gefoedereer* den  C *59 ) den en het graauw uit de Voorfteden geheel zouden verftrooid geworden zijn; het beste deel der Burgerij e zig voor den Koning zoude verklaard hebben; en het lijdt geen twijffel of alle de legers op de grenzen zouden haar voorbeeld gevolgd hebben. Den Koning te befehuldigen van den eerften aanvaller ten dien dage geweest te zijn, zoals thans het algemeen geroep is , is onbillijk en ongegrond. De volgende bijzonderheden betrekkelijk het voorgevallene op den ioden Augustus begon ik heden in mijn Dag-verhaal op te tekenen, en fchoon ik op ondcrfcheidcnc tijden ter kennisfe van dezelve kwam , en fommige hater, dan men uit het Dag-verhaal zou vermoeden, heb ik het echter gevoeglijk geoordeeld, om dezelve onder deezen datum aan te fchrijven. De Motie door M. vaublanc gemaakt, voor ik op den oden de Vergadering verliet, en die ik gedagt hadt doorgegaan zou hebben, te weeten , om de Gefoedereerden Parijs te doen ruiL 3 men,  - c m ) men, wierdt meermaalen vernieuwd door hen» zeiven en anderen, maar telkens agter de bank, gefchoven en nimmer in een befluit veranderd. De Vergadering vervolgde haare zitting derj geheelen nagt naa den oden door; dog in ïbnu> ge tijdftippen van dien nagt, ontbrak 'er het wettig getal om een befluit te maaien, naamlijk dat van 200 leden. De Maire petion was in het Paleis tot twee of drie uuren in den morgen van den loden. Hij was bij den Koning gekomen, om hem berigt te geeven nopens den ftaat van Parijs, maar bleef in het Paleis of deszelven omtrek, naa dat hij van zijne Majefteit affcheid genomen had; 't geene aanleiding gaf om het gerugt onder de burgers te verfpreiden dat hij aldaar tegen zijnen zin gehouden wierdt, als een onderpand voor 's Konings veiligheid; en men beweerde zelfs in de Vergadering, dat hij in het Paleis gevangen gehouden wierdt : dog zulks wierdt van een der leden weerlegd, die verklaarde dat hij den Maire flechts weinige minuten  C 161 ) geleden, op het plein derFeuillanten met.een ander municipaal Officier had zien wandelen; zij waren met hun beiden uit het Palcis gekomen om een weinig verfche lugt te fcheppen, en ftonden gereed om te rug te keeren, toen het gemelde lid hen aanfprak, tegen welken petion zeide, dat hij een oogmerk had om hier te blijven, tot dat de openbaare rust herfteld zou zijnIn weerwille van deezè verzekering, zaten de vermoedens nopens 's mans gevaarlijken toeftand zo vast, dat men het noodig oordeelde, om een boodfehap naar het paleis te zenden, ten einde om den Maire in de Vergadering te laaten verfebijnen, welke volbragt zijnde , deeze aanftonds voor de balie kwam. Dit is een voldoend bewijs dat petion geenzins van den Koning aangehouden wierdt, en, mijns achtens, geeft het aanleiding tot het vermoeden, dat de Maire niet vreemd zij geweest, van eenigen aanflag tegen het leeven des Konings, of ten minnen van eenig oogmerk L 4 om  om zig van deszelven perfoon meester te maaken, en hem naar Vincennes te vervoeren; want hij kon zig niet verbeelden dat het een of ander doel bereikt zou worden , zonder eenig gevegt, waar in petion konde om hals geraakt zijn, en waar bij hij aldus zorg droeg ttiet tegenwoordig te wezen. Sommigen zeiden dat hij naar de Tuilleries gegaan ware, om als fpion te onderzoeken, hoe groot de magt daar binnen ware, en op te nemen aan welken hoek men het Kasteel met het meeste voordeel kou aanvallen ; en alzo tevens waartenemen wie de aanvoerders waren, opdat hij naderhand voor aanklaager fpelen konde. Een zeer gevaarlijke zaak moest dit echter geacht worden, en even nutteloos als gevaarlijk; honderd andere menfchen waren beter bevoegd dan petion om deeze berichten te geeven. Onmiddelijk bij zijne aankoomst in het Palek, op den gemelden nagt ging hij den Koning  C 163 ) Hing bericht brengen; al den tijd dien hij vervolgends daar vertoefde, was hij onder het oog der Zwitfers en der Edellieden welke aan zijne Majefteit verknogt waren. Men heeft reden om te gelooven , dat petion een wenk gekregen hebbende , van zekere maatregelen op het ftadhuis te nemen, welke hij niet alle goedkeurde , liever verkozen hebbe, om, geduurende die gebeurtenis, in het Paleis te zijn, dan daar ter plaatfe. Kort naa dat hij uit het Paleis ter Nationaale Vergadering gegaan was, wierdt hij naar zijn eigen huis begeleid door eene wagt van den algemecnen Raad der Commune van Parijs, op dat hij niet mogt fchijnen eenig deel te nemen, in bedrijven, van eenen hcftigeren en meer beflisfenden aart, als 'met zijn character beftaanbaar was. De maatregel waar op hier gedoeld wordt, was de volgende. ■ Onder het luiden deiklokken , en het flaan der alarmtrom, toen gevolgelijk de burgers op. hunne loopplaatfèö L 5 on-  C i<*4 ) onder de Wapenen waren, verzamelden zig eenige weinigen uit elke wijk, en onder voerwendfel, dat de tegenwoordige Raad der Gemeente van Parijs, het vertrouwen des Volks verloren hadde , verkozen deezen nieuwe leden voor dien Raad, in plaatfe der voiïgen, ten getale van bijkans twee honderd. Deeze nieuwgekozen Raaden , gingen aanftonds naar de zaal, waar de algemeene Raad der Gemeente gewoonlijk haare vergaderingen houdt, verklaarden zig zei ven voor den eigenlijken Raad, joegen alle anderen uit de zaale, behalven petion, manuel en danton, en begonnen van meet af aan hunne amptsverrichtingen en wel op eene veel geftrenger manier, dan men immer te voren gehoord had. Op dit pas wordt mandat, de Commandant en Chef der Nationaale Gardes, gehouden voor den verrader die ten oogmerke had om het Volk te vermoorden. Intusfchen hoor ik van hun, die zederd langen tijd den man kenden, dat hij een goed flag van een mensch is,  C i«5 ) fs, van middelmaatige bekwaamheden. En van zijn verraad is mij geen ander bewijs vc orgekomen, dan dat hij zig verpligt geacht heeft, om der mecnigte den toegang tot 's Konings Paleis te verhinderen, ingevalle zij met geweld derwaards wilde; en dat hij zijne Ónderhebbende manfehap heeft aangemoedigd, om der Conftitutie getrouw te blijven, en de Koninglijke familie voor 't geweld te befchermen. 'c Was alzo een voorzigtige ftap van mandat , dat hij een deel der Nationaale Gardes, op de Pont Ncuf met eenig Kanon plaatfte, om deczer wijze de gemeenfehap af te fnijden, tusfehen hen die in de onderfcheidene Voorfteden, ter wederzijde der Riviere, zamenrotteden. De nieuwe Raad der Gemeente zag fpocdig het nadeel, 't welk deeze fchikking aan de bereiking zijner oogmerken kon te wegc brengen , en zondt daarom fommigen zijner leden, met Sjerpen van Municipaale officieren omhangen, om te bevelen dat de gemelde wagt Van de brug afgenomen wierdt > en een vrije toe-  C 1*6 ) toegang geopend tusfehen de infurgenten aan wederzijde de Seine. De oude Raad ftondt in dezelfde gevoelens als mandat. Deeze had dus, den officier die deezen post commandeerde , op geenerlij wijze gewaarfchuwd om niet te gehoorzaamen aan eenige orders welke van den Raad gegeven wierden. Zulk een denkbeeld kon niet wel in hem opkomen , daar nog hij zelve, nog de gemelde Officier wist, dat de eigenlijke Raad uit elkander ware, en eene andere derzclver magt naar zig genomen hadde. Deeze Officier gehoorzaamde dierhalven aan 't geene hij als de wettige magt befchouwde en de wagt verliet dien post. Ten zelfden tijde zondt de nieuwe raad aan mandat eene boodfehap om op het Stadshuis te komen, voorgevende, dat ze over zaaken yan aanbelang voor de openbaare rust, met hem fpreeken moesten. Mandat ging niet aanftonds; hij was in de Tuilleries onder eene gi-oote meenigte Nationaale Gardes, toen hy dee-  C i*7 ) déezé boddfchap ontfing, en verfclie partijen dier Gardes kwamen van oogenblik tot oogenblik aan, om zig onder zijn commando te vervoegen, u-elken hij ijverig bezig was hunne posten aan te wijzen. In deeze bezigheid ontfing hij een tweede opontbod dringender dan het eerfte. —- Nu durfde hij niet langer toeven, maar verliet het Paleis omftreeksch ten vier uure en fpoedde zig naar het Stadshuis. Men zegt dat hij een order, door petion ondertekend, in zijne zak had , waar bij hij gemagtigd wierdt om geweld met geweld te keeren, ingevalle het Volk ondernam om den optogt naar het Palcis door te zetten. De Raad verlangde om deeze fchriftelijke order magtig te worden. Toen mandat de Vergaderzaal des raads intrad wierdt hij zeer verbaasd op het gezigt van eene fchaarc van menfchen zeer onderfcheiden van die welke hij daar verwagt had. Hij wierdt befchuldigd van een plan om het Volk aan te randen cn te Aagten op den beraam-; deü  C 168 ) den marsch uit de Voorlieden naar het Paleis en hem te laste gelegd dat hij daar toe werkelijk zijne maatregelen genomen hadde. De man wierdt over alles wat hij zag en hoorde even zeer ontroerd. Naa een kort verhoor, wierdt hij gelast te vertrekken; maar ter naauwernoöd op de bovenfte trappen van het Stadshuis gekomen, wierdt hem met een piftool het hoofd doorfchoten* en hij op het zelfde oogenblik door-» flooten. • Hier op benoemde de Raad santerre tot opperbevelhebber der Nationaale Gardes,, Deeze sAnterRe was eigenlijk een brouwer^ die deeze kostwinnig in het groot deedt in de Voorlieden van St. Antonie, alwaar hij aan een verbaazend aantal menfchen werk verfchafte. Daar nu zijne manieren en omgang teele overeenkoomst hadden met die van hun die zig in zijnen dienst bevonden, is het geens-* zins te verwonderen, dat hij bij het volk gezien ware, en in zijne buurte aanmerkelijken in-  C i«5> ) invloed hadde. Minder gemakkelijk valt het ié begrijpen, hoe iemand in zijnen Hand en van dien ftempel de oplettenheid van den Hertog van orleans tot zig getrokken hebbe. Intusfchen ben ik verzekerd dat de Hertog deezen santerre met zijnen omgang vereerde en hem bij gelegenheid tot zijne gastmaalcn toeliet, voor en aleer hij het opperbevel over de Nationaale Gardes bekwam. De raad nam alle gezag naar zig, en zondt overal daar hij het noodig oordeelde zijne bevelen , die algemeen gehoorzaamd wierden. De Officier welken mandat de bewaaring van het Arfenaal toevertrouwd had, kreeg last van den raad om met zijne onderhebbende man^ fchap te doen aftetrekken naar de Voorlieden van St. Antoine. Eene menigte Snaphaanen uit het Arfenaal wierden vervolgs onder het volk uitgedeeld en de wagt, welker pligt het was om dit te verhoeden , marcheerde aan het hoofd deezes volks tegen de Tuilleries aan. Bij uitftek zonderling moet het in de daad voor  C i/o ) voorkoomen , dat een aantal van menfchen j in het holfte van den nagt, en in het midden der verwarring en opfchudding gekozen, bekwaam ware om eenen lang gevestigden raad te vernietigen, zig de geheele uitvoerende magt aantcmaatigen, en zig oogenbHklijk en algemeen te doen gehoorzaamen. Men moet zig echter niet inbeelden dat deeze uitkomst het gevolg ware van een oogenbliklijk befluit van de onderfcheidene wijken van Parijs ; neen ! alles was beftuurd door eene hëimfijke cabaal, welke men veronderfteb de geheel door danton geleid te worden, terwijl de kiezers der wijken, de machines waren door welke hij werkte. De nieuw benoemden, door deeze cabaal in voorraad aangebreid, ontmoetten weinig zwaarigheid in het ontbinden van den ouden raad, want, behalven dat zij van onderneemender aart waren dan hunne voorgangers , is het ook in het algemeen natuurlijk voor aanvallers, om met meer drift te handelen, dan zij die tot de verdeedigende partij behooren, bijzon-  c m ) Zonder wanneer de aanval onverhoeds gedaan Wordt. Daar en boven mag men het als eene algemeene waarheid aanmerken, dat fommige menfchen in critieke tijden zig gemakkelijker uit zulke posten laaten zetten, welke hen aan meer' dan gcmcene vcrantwoordlijklieid blootftellem Verfcheidene leden van dcii ouden Raad mogen uit dien hoofde geacht worden, met de aanmatiging des anderen vrij wel in fchik geweest te zijn» Wat men inmiddels van deezen maatregel in andere opzigten ook denken moge, dit moet men toeftaan dat dezelve eén beflisfenden invloed gehad hebbe op de gebeurtenisfen van dien nagt. Immers voor dat dezelve genomen wierdt j fcheenen veele omftandigheden gunstig voorden Koning. Binnen het Paleis bevonden zig omftreeksch vijftien honderd Edeliedeiij Officieren en anderen van onderfcheidenen rang, die allen op het naauwfte aan den Koning verknogt en gereed waren, om ter verdediging van deezen M en  C 17a ) en deszelven familie het leeven te waagen; duizend Zwitfers waren 'er in de barakken van het Caroufel; en naa genoeg half zo veelenvande Nationaale Gardes, die gewoon zijn nevens de anderen de posten in de Tuilleries te bezetten, en voor mandat op het Stadshuis ontboden wierdt, waren 'er op zijne orders reeds tusfehen de twee en drie duizend Nationaale Gardes in verfcheidene Detachementen in de Tuilleries aangekomen : voormaals hadden zij dienst gedaan bij Bataillons; maar door een van de laatfte befluiten der Nationaale Vergadering , was hun opgelegd om bij de Detachementen uit alle de onderfcheidene Bataillons te dienen. Indien de eerfte vorm had blijven ftandgrijpen , zou mandat die Bataillons uitgekipt hebben voor deezen nagt, welke aan den Koning op 't fterkfte verknogt geacht wierden, 't geene een aanmerkelijk voordeel zoude geweest zijn , daar zommige Bataillons, met naame dat der wijken Petit Peres en Filles St. Thomas , ganfchelijk in 's Konings partij waren. Daar nu dit buiten zijne  C ï?3 ) sajne magt was , en hij dus een Detachement uit drie onderfcheidene Bataillons zaamgefteld plaatfte, was het natuurlijk, dat zommigen van de misnoegden zig daar onder bevonden, en 't was te vreezen dat een klein aantal van dezelven veelen konden corrumpeeren, hoeWel de fpoedige opkoomst deezer Detachementen de zugt, tot gehoorzaamheid aan haaien Commandant, en ter befcherming van de Koninglijke familie Waarlijk aan den dag leide. Deeze onderfcheidene Detachementen voerden met zig twaalf ftukken Kanon, die rondom het Paleis in diervoege geplaatst wierden, als men meende 't beste te zijn , om den gevreesden aanval aftekeeren. Twee wierden, benevends eene fterk escorte geplaatst op de draaibrug, welke men op eenen afftand, gelijk aan de geheele lengte der tuinen , van het Paleis aantreft, regt over de groote laan der eerften en den voornaamften ingang van het laatfte. Deeze brug is over een foort van M s gragt,  C 174 ) gragt, die de tuinen der Tuilleries affcheidr? van de ruime plaats van Lodewyk XV. Van alle deeze opgenoemde troupcs hieldt men de Kanoniers het meeste verdagt Van den' Koning niet zeer toegedaan te zijn. Buiten die troupcs waar van ik melding maakte was nog daarenboven hier tegenwoordig , een aantal van duizend Ruiters , Gendarmerie te Paarde, genoemd, allen gewapend, geposteerd op onderfcheidene plaatfenonder' verfchillende commandanten, clie aan den'Koning verkleefd waren. Eene andere omftandigheid, gunstig voor zijne Majefteit, was de groote verontwaardiging, die vrij algemeen plaats had, bij de inwooners van Parijs, met uitfluiting van die van drie der Voorrieden, over de buitenfpoorigheden van den sollen Junij. Wanneer men hier bij voegt, dat de meerderheid der Nationaale Vergadering hooglijk afkeurde de onordenlijke en rustverftorende maatregelen, tot welke het gemeen aangevuurd wierdt, en waar-  C *75 ) waarlijk wenschte het zelve te beteugelen, mag men geredelijk befluiten, dat door meerdere eensgezindheid, vastheid van geest, cn welberaadenheid, onder hen, die in het Paleis de zaaken beftuurden , het plan van de oorfprongliike ontwerpers van den opftand zoude verijdeld geworden; de uitkoomst verfcheiden, en misfehien volmaakt de tcgengeftelde zijn geworden, van 't geene zij geweest is, De ijverigfte vrienden der vrijheid zouden afgemat en ontr ist geworden zijn over deeze herhaalde wanorders , en begeerig om deeze gelegenheid waar te nemen, ter uitbreidingvan de magt des Konings in zo ver als noodig was, om daaraan in 't vervolg niet weder blootgefteld te zijn. Wat den Koning zeiven betreft, zijn zachtaartig en oneerzugtig character , zijn gedragvan het begin zijner regecring af aan, zijne braafheid , cn alles wat ik van bedaarde en opregtc getuigen zederd mijne herwaards komst gehoord heb, doet mij gelooven dat hij vuuM 3  ( 17* ) rig verlangde en bij zig zeiven bepaald had om der Conftitutie getrouw te zijn, mits men toeliet dat hij zelve haare voordeden mogt raapen; en dat hij geene verandering begeerde dan die , welke hem kon handhaaven bij de voorregten door de Conftitutie aan hem toegeftaan, Nooit is mij een voldoend bewijs onder het? oog gekomen, dat hij immer zig ingelaaten hebbe in eenige verbindtenis, of de hand geleend tot eenig ontwerp ftrekkende om den ouden regeerings vorm te herftellen. Welke plannen 'er ook door den Koning en zijnen raad gemaakt zijn, ter verdediging der Tuilleries, ter afweering der aanvallers, cn welke maatregelen men ook 'genomen hebbe, ingevallc de menigte uit eikanderen gejaagd wierde , deeze alle zijn nutteloos gemaakt, door het onwettige en ondeugende bedrijf der aanftclling eens nieuwen raadsop het Stadshuis, door het vermoorden van den Opperbevelheb. ber der Nationaaie Gardes, en door dat gemek  ( 177 ) melde raad de ganfche magt van den ftaat vermeesterde. Voor zo verre mandat ten oogmerke had om ftraks weder te keeren, had hij, bij zijn vertrek uit de Tuilleries naar het Stadhuis, geene bijzondere orders agtergelaaten. De onderfcheidene Detachementen der Nationaale Gardes die hij rondom het Paleis en op derzelver verfchillende plaatfen had doen verzamelen , wagten langen tijd met ongeduld zijne terugkoomst; ftaande zijne afwezigheid wisten zij niet wien ze zouden gehoorzaamen , of wat hun te doen ftond in de onderfcheide onverwagte gebeurtenisfen welke hun voorkwamen. Ongeveer ten zes uuren in den morgen kwam de Koning welke die nagt niet te bed geweest was, op de pleinen van het Paleis, om de revue te pasfeeren over de Zwitfers en Nationaale Gardes, vergezeld van fommige perfoonen van rang, en voornaame Officieren. De Zwitfers begonnen, zo draa hij verfcheen M 4 «  te roepen: Ieeve de Koning! en de Nationaale Gardes herhaalden dien galm; maar alle de Kanoniers, fchrccuwdcn : leeve de Natie! waar over de anderen .door hun ftilzwijgen hun misnoegen te kennen gaven. Van de pleinen ging de Koning naar do tuinen cn nam de troupen, die daar, cn op het plein der Tuilleries zig bevonden , in oogeiv fphijn, waar naa hij den geheelen weg te,voet ging naar den post op de Draaibrug. In het Paleis te rug gekeerd, vernam hij, dat fommigen van de -Nationaale Gardes , die juist aangekomen waren , de denkwijze der Kano, njers hadden aangenomen ; dat het gejuich onder hén opging yan, leeve de Natie ! ter* wijl fommigen uitriepen, leeve Petion! De Detachementen welke vroeg in den morgen op order van mandat verzameld waren, dit vernemende, en niets van hunnen Opperbevelhebber hooiende, geraakten allengskens uit eikanderen, fommigen hunner veranderden van fmaak door de inblafingcn.cn het yoorbeeld der Kanoniers. Ten,  C W ) ïen zelfden tijde zag men eene tallofö menigte yolks, aan welks hoofd de Gcfoedeteerden zig bevonden Uit de Voorlieden St. Antoine opdagen 5 alle ftraaten en fteègeri welke naar het Paleis uitliepen , waren opgepropt met gemeen Volk en hoopen van eene foort van ongeregelde Nationaale Gardes, fommigen niet fnaphaancn gewapend, anderen met pieken, die uit alle hoeken van Parijs opkwamen zonder te wecten waarom, of wat hun zclven te doen Houdt, en vaardig om leeve de Koning! of leeve de Natie! te roepen, al naar dat het best voegde op den weg, dienzij gingen, of aan den keer, dien de zaaken nemen wilden. De Gendarmerie te paarde die opgetrokken was naar eene ruimte nabij het Carouicl, wierdt van lievcrleede van hunne plaats afgedrongen, door de fteedstoenemende menigte, en geraakte aldus op de plaats van 't Koninglijke Paleis, op welke zij het zelfs niet lang kon ftaande houden. Toe te laaten dat men aldus op deeze M 5 &É  C 180 ) Ruiterij indrong en haar in haare beweegingen verhinderde, was zeer gefchikt, onthaar nutteloos te maaken , en , zo als de uitkoomst geleerd heeft, bloot te ftellen aan de befraetting met den geest der menigte, die haar omringde; de vrees voor welke, en welker voorbeeld dit natuurlijk moest te wege brengen; te weeten offchoon deeze Ruiterij des morgens welberaaden fcheen om zig van haaren pligt. te kwijten in de verdediging van het Paleis en der Koninglijke familie en waarfchijnlijk dien pligt zoude volbragt hebben, had men haar niet al te lastig gevallen, verloor zij nu door het aandringend graauw van plaats tot plaats gedreven en al rijdende langs de ftraaten, door \ graauw gedwongen om : Vivat de Natie ! te roepen, allengskens haare oorfpronglijk oogmerk, ja, ging zo verre, dat niet lang hier naa, toen zij de Zwitfers het zagen opgeeven en over de plaats van lodewyk XV. en de Elijfcefche Velden de vlugt nemen, een groot deel deeze? Ruiterije zijne Officieren verliet, en die ongeluk-  ( i8i ) ïukkige vlugtclingen die zij 's morgens als hunne vrienden befchouwd en met welken zij ééne zaak gemaakt hadden , aanrandde en neerzabelde. De Gendarmerie te paarde waren niet de eenigen van de Nationaale Gardes welke deezer wijze handelden ; en het was, een geruime tijd voor den aanval, zeer merkbaar dat men piet langer ftaat konde maaken op hen die in de tuinen en op de pleinen van het Paleis geplaatst waren. Alle de Zwitfers echter, een deel der Nationaale Grenadiers, en alle Officieren, Edelheden, en anderen die binnen het Paleis waren, en den perfoon des Konings omringden, bleven ftandvastig en bereidvaardig om zig zeiven op te offeren ter verdediging van den Koning en deszelven familie. , Naa 's Konings te rugkomst uit de tuinen, wierden 'er eenige fchikkingen gemaakt ter verdediging van het Palcis; onderfcheidene inanfehappen wierden op dgeze en, geene posten  C ifc ) ten geplaatst, en onder het bevel van uifgezogte hop-licden gefield. Onder deeze hoplieden waren 'er, die voormaals uitgeftrekter gebied gehad hadden. Van allen die tot de Koninglijke familie behoorden, hadden alleen de Dauphijn cn de Koninglijke Princes te bed geweest; de bekommering der Koninginne over deeze kinderen had haar den voorgaanden avond hier op doen aandringen , en nu dreef deeze zelfde verlegenheid haar, om dezelven vroeg in den morgen, toen zij het gevaar zag aannaderen, ep te wekken, Het gezigt van haare kinderen was buiten dat eene hartfterking welke zij behoefde in dit tijdlHp van kommer en verflagen-, hcid. Men heeft mij verzekerd dat zij zig bij deeze ontroerende gelegenheid zeer bedaard gedraagen hebbe,dat ze de Guardes zelve moed bifprak en roemde over hunne getrouwe aanklevingen cn verkuogtheid aan de Koninglijke fhmilic. Men kan zig niets aandoenlijker* veibcelden., dan  C **3 ) dart de toefhnd deczer ongelukkige Vorstin*Wie kan zonder het innigfte mededogen eene Koningin van Frankrijk befchouwen , eend Zuster van Keizers, in de tegenwoordigheid van haaren echtgenoot en kinderen de befcherming sffineekendc, van een klein aantal edellieden en een handvol Grenadiers ? De wijsbegeerte moge ons beduiden, dat eene vrouw van veel laageren rang, in 't zelfde gevaar met haaren echtgenoot en kinderen gewikkeld, en die evenveel, of misfehien meer geluks met deeze dierbaare panden kan verliezen , ons mededogen in gelijke of hoogere maate moetc gaande maaken; zij zeiven , die dèëzë ftelling niet kunnen ontzenuwen, zullen echter een hartelijker deel neemen, in de ongelegenheid der Koninginne , dan in die van eene vrouwe van minderen rang. Men herhaalc vrij dat de laatfte even waardig cn bcminlijk is als de eerfte, dat zij even vuurig haaren echtgenoot en kinderen ltefhebbc cn van deezen bemind worden, dat zij, in haaren klei-  C 184 ) kleinen kring, meer geluks geniete en alzo' waarlijk grootere fchade, dan de andere lijden kunne; wanneer de flem der Wijsbegeerte dit alles heeft aangedrongen, wat antwoord geeft het menschlijk hart ? Dit, zonder te betwisten wat behoore te gefehieden en zonder bewimpeling bloot leggende , wat het waarlijk gevoelt, zal, getrouw aan de eerfte indrukfelen, of vooroordeelen , zo gij wilt, antwoorden: Ik neem een ernftig belang in de rampen der Koninginne. 'Kort naa zeven uuren trad M. rhoederer , met andere Officieren van het Departement ter kamer in waar de Koning zig bevondt, en verklaarde, dat het Paleis omcingeld ware door eene onwederftaanbaare menigte gewapende manfchappen; dat de Nationaale Gardes welke vroeg in den morgen opgekomen, gecorrumpeerd waren , en eer genegen om de aanvallers te helpen dan om dezelve af te we eren ; dat het gefchapen ftondt om den Koning, de Koningin, hunne kinderen, en de Ho-  C 185 ) Hovelingen te vermoorden ; en dat 'er voof hun geen ander middel ter behoudenis ware overgebleven, dan dat ze zig zeiven oogenbliklijk onder de befcherming begaven van de Nationaale Vergadering. Dit was, bijzonder in het oog der Koninginne, een zeer vernederende flap, en zij had voormaals , bij gelegenheid dat hier van gewaagd wierde , te kennen gegeven , dat zij liever aan de muuren van het Paleis wilde vast gefpijkerd worden , en toonde nu ook den grootften afkeer van dit noodmiddel; maar toen men 'er op aandrong dat 'er geene andere toevlugt overgebleven ware voor den Koning en haare Kinderen, en dat zelfs deeze zouden verloren gaan, indien men 'er niet oogenbliklijk toe befloot — haalde zij. eenen diepen zugt, en zeide: 't is de laatfte opoffering, dat het gefchiede! Dit zelfde beginfel van tederheid voor haare kinderen 't welke de Koningin beftuurde, bragt ook den Koning tot een fpoediger befluit. De  C 1O6 ) Be ganfche Koninglijke familie vertrok oogeii^ bliklijk vergezeld van een Detachement Zwitfers en Nationaale Gardes die in het Paleis dienst deeden. Deeze troupes formeerden eenen dubbelen rij langs het plein der Feuillanten , door welken de Koninglijke Familie met haare opwagters naar de Zaal van de Na-* tionaale Vergadering trok. 'tls ten uiterfte te bejammeren, dat de Koning, voor hij het Paleis verliet, aan hun die 'er in bleven, geene orders gaf om aanftonds zich .te verdraagen met de hoofden der Infurgentcn, en de deuren voor het Volk te openen; dit zoude het leeven gefpaard hebben van menigen fbraaven kaerel, 't welke, offchoon men het had mogen waagen ter verdediging van den Koning en deszelvcn familie, niet behoefde opgeofferd te worden ten behoeve van de muuren en de huiscieraaden van het Paleis.' Men moet dit toefchrijven aan den kommer cn ontroering, waar in de Koning zig bevondc' in dit bedcnklijk en ontrustend tijdftip, want ik kan  ( i87 ) kan mijn zegel niet hangen aan het voorgeevcn van hun die beweeren , dat hij deezen ftap deedt om eenen dubbel voordeeligen kans voor zig zelvcn te bejaagen \ te weeten om zegepraalend naar het Paleis te rug gevoerd te worden, indien de aanvallers het hoofd mogten ftooten, of, zo het tegengeftclde gebeurde , om veilig en gerust in de Vergadering te blijven. Zulk eene .uitlegging, van het gedrag van deezen ongelukigen Vorst is niet vreemd in een tijd toen zijne onverfchilligfte jaa zelfs lofwaardige bedrijven tot misdaaden verwrongen wierden door den onverzoenbsaren haat zijner vijanden. Eenigen tijd voor dat de Koning de troepen in de s tuinen en hoven der Tuilleries in oogenfehijn nam , was M. dejoly, Minister der Juftitie, naar de Vergadering gegaan, en had dezelve berigt gebragt, dat den Koningwas ter ooren gekomen, hoe men eenige bekommering had te kennen gegeven hoopens de perfoonlijke veiligheid van M. petton, N dat  ( 183 ) dat hierom zijne Majefteit de Vergadering verzekerde, dat hij met genoegen den Maire van Parijs 'in het Paleis gezien en order had gegeven dat men hem met allen fchü-Idigen eerbied behandelen zoude gedu arende zijn verblijf aldaar, terwijl hij hem had laaten vertrekken, op het oogenblik dat de Vergadering om hem gezonden had. Dat verder zijne Majefteit vernam dat 'er van tijd tot tijd groote hoopen Volks zig in fommige Voorlieden verzamelden, dat zij fpraken van naar het Paleis en de Zaal der Vergadering te gaan, en dat hij de Vertegenwoordigers des Volks aanbeval, om middelen te beraamen, ter voorkooming van de kwaade gevolgen welke een Zodaanige ftap konde na zig fleepen. Een der leden merkte hier op aan , dat 'er Wetten waren tegen wanvoeglijke Volks-vergaderingen, en dat het de zaak was van de uitvoerende magt om die wetten te handhaaven. Gevolglijk wierden voor 's Konings veiligheid bij de Vergadering geene maatregelen ge-  C % ) genomen; en men lloeg geene andere acht öp de gedaane boodfehap dan dat ftien de even gemelde fcherpe aanmerking maakte. Osseein, een Municipaal Officier, kwam in de Vergadering, om berigt te brengen nopens den toeftand van Parijs. Hij zeide, das hij, in de Wijk der Quinzevingts, eenen gïooten toeloop van Volk ,had aangetroffen; dat hij niet dan met moeite in de Zaal gekomen was waar in de Prefident zig bevoiidt, dat zij bezig waren met het manken van zeer heftige moties; onder anderen de volgende: dat zo de Nationaale Vergadering voor 's avonds ii uuren den Koning niet voor vervallen van de' Kroon verklaard had, men de alarmklok zoude luidem Osselin zeide Verder > dat hij tegen eene zo vinnig befluit was opgekcmen ^ en aangedrongen had , dat het zelfs Voor een Landgeregt een hoon zoude zijn* indien men het een bijzonder vonnis wildeVoorfchrijven en eisfchen dat het dit op een bepaald uur moest uitipreken. N 2 Ver-  C 19° ) Verder ging hij voort met de Vergadering te berichten wat hij in de andere wijken vernomen had : dat hij eenen trommelflager ontmoet had die alarm lloeg, en hij naar het Wachthuis was gegaan om van den Officier te eifchen, dat hij dien deedt ophouden; 't geene de Officier weigerde met te zeggen , dat 'er niets gedaan ware dan op order van mandat. Osselin befchuldigde mandat, 'als oorzaak van al het alarm in Parijs, door dat hij bevel gegeven had tot het flaan van de Trom, Kanon geplaatst op onderfcheidene posten, en fchikkingen gemaakt had om het Volk openlijk aan te vallen en het koste wat het wilde te verftrooijen indien het mogt goedvinden met eenig verzoek naar de Tuilleries op te marfcheeren. Nog voegde osselin hier bij, dat, naa dat hij de Wijken doorgekruist had, hij naar het Stadhuis was te rug gekeerd, alwaar hij mandat juist ook zag optreden, die voorgaf orders van petion te hebben gekregen, welke alle door hem genomene maatregelen zouden recht-  C ipi ) rechtvaardigen; dog dat mandat evenwel die orders niet vertoond had. Een der leden van de Vergaderiug merkte aan, dat de Maire zelf hem bekend had, orders te hebben gegeven aan den Commandant der Nationaale Garde, om op ieder post het getal de manfchappen te verdubbelen, en de retraite te Haan ; en dat hij indedaad vernam dat het de retraite was, die men floeg. Wijl men over dit verfchü in het verhaal disputeerde , kwam M. dejoly andermaal in de Vergadering, en zeide, dat, voor zo ver de wanordes in de hoofdftad elk oogenblik een meer ontrustend voorkomen begonnen te krijgen, hij meende dat het te pas kwame om eene deputatie van de leden der Vergaderingte zenden , om bij den perfoon des Konings tegenwoordig te zijn , gelijk op den aoften Junij gebeurd was. Sommigen Helden zig hier-tegen, en een van de Leden zeide, dat in het geval waarop men doelde , deeze edelmoedige maatregel van N 3 de  i *92 ) de Vergadering niet belet baddc, dat 'er ten volgenden dage eene trouwlofc en lasterlijke proclamatie, op 'sKonings gezag, in het licht verfcheen. De zulken inmiddels, die eenen zo natuurlijken en billijken voorflag zogtcn tegen te werken, mag men verdagt houden van kennis te hebben noopens eenigen geweldigen aanilag tegen den Koning, welken zij niet begrecpen 3at verhoed wierde. Van anderen wierdt nogthans aangemerkt dat, wanneer iemand van de hooge magten der Conititutie bedreigd wierdt, het de pligt der anderen ware om hem, die zig in gevaar bevondt te befchermen, en dat dierhalven, voor zo verre de Koning bedreigd wierde, de Vergadering ter zijner hulpe behoorde toe te fchieten. Insgelijks wierdt 'er voorgcfteld _om den Koning te nodigen om zig in de Vergadering te begeeven als eene plaats, waar hij veiliger kon zijn dan in het Paleis. Wijl  C m ) Wijl men hier over debatteerde trad een Sergeant van de Nationaale Gardes onverwagt in de Zaale , met de duidlijkfte tekens van fchrik in zijn ganfehe voorkoomen. Hij verklaarde dat hij zo aanftonds een Bataillon Marfeillaanen gezien had die naar de Tuilleries optrokken, dat zij hun Kanon tegen het Paleis gepointeerd hadden; en „ik geloof, vervolgde hij, dat de Koning in gevaar is om vermoord te worden." De ontroering van deezen man was zo groot dat hij ter naauwernood het laatfte woord kon uit uitfpreken. Ten zelfden tijde traden eenige leden binnen van den Raad der Gemeente, welker magt op de reeds vermelde wijze, hun ontnomen was, en deeden een verhaal van die zonderlinge gebeurtenisfe. ■ Aanftonds kwam het bij fommige gedeputeerden in overweging, dat men een beiluit behoorde te nemen tegen deeze ufurpatie, en den ouden Raad te herftellem Andere gedeputeerden ftelden zig hier teN 4 gen  C 194 ) gen; fommigen van welken, buiten twijffel, het hunne hadden toegebragt tot de fpoedige nominatie door de Wijken gemaakt, en alles goedgekeurd wat door den nieuwen raad verrigt was. Een ander Lid, bemerkende dat het zig niet het aanzien dat men ten deezen opzigte fchielijk tot eensgezindheid zoude geraaken, vernieuwde den voorflag om eene deputatie naar het Paleis aftevaardigen, de Vergadering het gevaar herinnerende waar in zig de Koning bevondt. Hierop antwoordde iemand dwaaslijk, dat zijne aanftellers hem niet in de Nationaale Vergadering gezonden hadden, om op Deputaties uit te gaan , maar om de gemeene zaak ten dienfte te ftaan, hij wilde dus in die Vergadering blijven, zo als zijn post was, en zo 't 'er toekomen mogt, in den dienst van 't Vaderland fterven. M. emmery zeide dat hij zo bereidvaardig ware als iemand, om ten dienfte van den lan-  ( 195 ) lande het leven opteofferen, dog dat hij even zeer het van zijn pligt oordeelde, om alles aan te wenden wat in zijn vermogen was, om het leeveu des Konings en der Koninglijke familie te bewaaren, dat hij vreesde in gevaar te zijn, en dus voorftelde, om op het oogcnblik eene deputatie naar het Paleis te zenden om den pe* foon van zijne Majefteit onder haare protectie te neemen, en hem en zijne funilie naar de Zaal der Vergadering te geleiden , indien zij mogten goedvinden om derwaards te koomen. Toen men op het punt ftondt om dit befluit te neemen, k^am 'er berigt, dat de Koning en Koninglijke familie op weg waren van het Paleis naar de Vergadering. Dit verwekte in de Vergadering eene geweldige ontroering, en 'er waren onder de leden die voor 's Konings veiligheid bedugt waren. Overeenkomftig een artikel van de Conftitutie, „moet de Koning, zo dikwijls hij zig naar „ de Wetgevende Vergadering begeeft, door N 5 » eene  „ eene deputatie ontfangen en naar het Paleis „ te rug geleid worden." In de tegenwoordige verwarring fchoot dit den Prefident waarfchijnlijk niet te binnen, dog een aantal der leden ging uit eigene beweeging uit om den Koning te ontvangen, en kort daar «ja-a traden de Koning, de Koningin , de Koninglijke Princes, en Princes elizabeth in de Zaal der Vergadering, voorafgegaan door eenen Grenadier, met den Kroonprins in zijne armen, welken hij op de tafel der Secrctarisfen nederzette. De Koning nam plaats aan de zijde van den Prefident, cn fprak de Vergadering aan in dier voege als wij reeds vermeld hebben. De Koningin en de overige Familien plaatftc zig op de bank voor de Ministers gefchikt, wor* dende van drie Hofdames verzeld. Naa dat de Koning het woord gevoerd, en de Voorzitter hem hcantwoord had , viel 'er een kort debat voor van zonderlingen aart. Een  C 197 ) Een der Leden merkte aan, „ dat de Vergadérfng in haare verrigtingen thans niet konde „ voortvaaren ; dat hoe kritieker de ftaat der zaaken ware, zo veel te fterker zij zig houden moeste aan de voorfchiïften der Confti„tutie. Bewoorden des Sften Artikels, van „ de Sectie uit hetHoofdftuk over de ocffening „ der Wetge\rendc Magt waren." Het Wetgevend ligchaam zal ophouden met raadpleegen , wanneer de Koning daarbij tegenwoordig is. Hij bragt uit dien hoofde in het midden: „ dat men den Koning moest verzoeken om „ zig aan de balie te plaatfen, 'er bij voegen„ de, dat hij hoopte dat het Volk hem geen „ perfoneel geweld zoude aandoen." Cambon zeide: „dat het beter voegen „ zoude om den Koning in de Tribunes te „ plaatfen, waar over de Prefident toch kon» „ de befchikken." Naardemaal, zeide wederom een ander: „de tegenwoordigheid des Konings , alle onze „ verrigtingen ftremt, en naardemaal hij, 't „ zij  C 198 ) „ zij hij aan de zijde van den Prefident blijve, „ 't zij hij zig begeve naar de zitplaatfen aan „ de uiterfte einden van de Zaale, even zeer „ onder de' protectie is van de Vertegenwoor„ digers des Volks, zoude ik 'er voor we„ zen, dat hij plaats name op een der uiter„ fien van de Zaal (*). Op 't zelfde oogenblik luisterde de Koning den Prefident iets in 't oor, die zig hier op tot de Vergadering wendende, zeide, dat de Koning uit zig zei ven, verkoos om naar een der uiteinden van de Zaal te gaan. ,, Indien de Koning of zijne familie van „ plaats begeeren te veranderen , zeide cam„ bon , zo behooren zij daar in hunne vrij„ heid te hebben. De zitplaatfen aan het eind „ der Zaale, zijn niet gevoeglijk voor hun, „ dog de balie is het nog minder; de plaats s, door de Conftitutie den Koning , als het hoofd (*) Aan elk einde van de Zaale xïja zitplaatfen agter de banken der leden, waar men vreemdelingen toeft;at te zitten.  C l99 ) „ hoofd der uitvoerende magt toegewezen, is aan de zijde van den Prefident; aan de „ balie kan men hem onmooglijk plaatfen." Een der leden merkte hier op aan, dat offchoon de Koning het Hoofd der uitvoerende magt ware, hij toch een burger bleeve, en hij dus gelijk andere burgers aan de balie konde ' zitten, in welken gevalle hij zig niet bcvondt binnen den omtrek der Vergadering, cn deeze alzo met haare debaatten konde voortvaaren. De Koning, dit hoorende, kwam aanftonds van zijne plaats, en zette zig met zijne familie op de banken die voor de Ministers gefchikt waren. Dog 'er wierd aangemerkt, dat hij aldus in de Vergadering bleef, en derhalven was 't naar den eisch der Conftitutie onmooglijk voor deeze, om met haar werk voort te vaaren. 'Er wierdt uit dien hoofde voorgefingen, dat de Koning zou vertrekken naar de zitplaatfen waar van wij reeds melding maakten. Zijne ■Majefteit en de geheele Koninglijke familie, met  C coo ) met eenige Hovenlingen, gingen zig dan gevolglijk aldaar plaatfen. Hier naa gaf M. rhoederer (Procureur van het Departement) die met den Koning binnen gekomen was , en zig zederd aan de balie had opgehouden , een berigt van de onderfcheidene voorvallen, van welke wij te voren reeds gewaagden; alleenlijk , voor zo ver hij geene kennis had van den dood van mandat, maar meende dat die op het Stadhuis gearresteerd was, fprak hij van deezen niets, maar verklaarde dat eene vervaarlijke menigte volks in het Caroufel bij een, cn het Kanon tegen het Paleis gepointeerd ware , dat fommigen van het graauw, met geweld aan een def poorten geklopt hadden , waarop hij, benevends twee Officieren van de Municipalitcit tegen hen gefproken had. Zij hadden gezegd, -dat zij een verzoek te doen hadden en den Koning moesten fprecken. M, rhoederer had •hun geantwoord , dat hij den ganfehen hoop -niet konde binnen laaten, maar tevens aange- boo-  ( ooi ) booden om eene deputatie van twintig van hun door te laaten, die men veilig zoude geleiden tot den Koning om hun verzoek voor te ftellen, en dat zij hier op te rug waren gekeerd om met hunne aanvoerders over deezen voorflag te fpreeken. M. rhoederer vervolgde met te verhaalen dat hij hier naa gefproken had met de Nationaale 'Gardes, op het voorplein van 't Hof, en hen onder het oog gebragt, dat, offchoon zij daar waarcn, om de rust te bewaaren, de wet hen egter toeliet om geweld te keer te gaan , ingevalle zij aangevallen wierden, en dat zij gcneegen fcheenen om zig van hunnen plicht te kwijten ; dog dat, toen hij op denzelfden toon tegen de Kanoniers had aangeheven , deezen, iuplaatfe van antwoord hunne ftukken ontlaaden , en ten klaarfte toonden , geenen wederftand hoegenaamd aah de menigte te willen bieden; dat hij, niet vernomen hebbende van den Commandant en Chef der Nationaale Gardes , onkundig aangaan-  ( 202 ) gaande deszelfs plan van verdediging en alle gemeenfchap afgefneden zijnde tusfehen het Departement en de Municipaliteit , zederd mandat het Paleis verlasten had om naar het Stadshuis te gaan , op ieder oogenblik vernemende dat 'er nieuwe hoopen Volks uit de Voorlieden aanrukten, en geenen kans meer ziende om den Koning en de Koninglijke familie te befchermen, hij aan dezelven had voorgeflagen om het Paleis te veiiaaten, en in de Nationaale Vergadering eene fchuilplaats te boeken. Naauwlijks had hij zijn langgerekt en omftandig verhaal geëindigd of 'er verfcheen een Officier voor de balie, die verklaarde dat men op het punt ftondt om de deuren van het paleis te ■overweldigen; dat 'er eene menigte van Burgers ftondt vermoord te worden, waar om hij de Vergadering bad, om op middelen bedagt •te zijn om dit te verhoeden. M. lamarque zeide: ,, zonder thans naar - „ de oorzaak deezer gebeurtenisfen te vor- „ fchen.  C 2°3 3 g, fchcn, laaten wij bedagt zijn, om de gedreig„ de gruwelen voor te komen. Ik ftcl hierom „ voor, dat de Vergadering op dit oogenblik tien van haare Leden bcveele, om heenen te „ gaan en het Volk tegen deeze buitcnfpoorig«,, heden te waarfchuwen , het te nodigen tot „ vrede , orde , en gehoorzaamheid aan de „ Wet; laaten deeze Commisfarisfen, door5, dringen tusfehen de verdedigers van, en aan„ vollers op het Poleis; indien 't mooglijk is „ deezen dubbelen burgermoord verhoedende; „ en ik verlong, (vervolgde hij) mij zeiven „ oan hun eerfte vuur bloot te geeven indien „ zij op eikonderen fchicten mogten." Guadet ftelde ol mede voor, dot, voor zo ver uit M. rhoederers verhoal fcheen te blijken, dat de Commandant en Chef gearresteerd ware, zij twaalf Leden behoorden te benoemen, om naar het Stadshuis te gaan, den Commandant uit zijn arrest te ontilaan, cn aldus de gemeenfehap herftellen tusfehen het Departement en de Municipaliteit. - Q Som,  C 2°4 ) Sommige Leden zeiden, dat hun zo aanftonds was ter oore gekomen dat men den Commandant der Nationaale Gardes vermoord had. „ ïndiert dit zo ware, hernam guadet , zo moest Uwe deputatie gemagtigd worden, om „ cenigen anderen Officier in zijne plaatfe tot dien post te benoemen." De Voorftellingen van lamarque en guadet wierden beide belloten, en de Prefident de Leden tot de eerfte Deputatie benoemd hebbende haasten deezen zig naar hetCaroufel om het beginfel der bloedftorting voor te komen. Zeer kort naa' dat zij vertrokken waren * hoorde men het losbranden van het gefchut, en een geweldig oproer in de tuinnen der Tuilleries. Tusfehen de Kanonnade wierdt een onafgebroken mustjuetvuur gehoord. Het volk aan de deuren fchrecuwde te wapen! fommigen van de gedeputeerden vlogen overeind, als of zij ten oogmerke hadden om de de Zaal te verlaaten ; anderen fchreeuwden: i, Neen!  C 2°5 ) ï, Neen! Neen ! Hier is onze post hier moeten wij fterven!" Bij afwezigheid van den Prefident MERLETj had vergniaud dien post bekleed, maar gaf denzelven thans over aan guadet , die zeide s „ In den naam van ons Vaderland eisch ik ,j van de Vergadering dat zij ftil en bedaard j, blijve!" Zo bleef zij een geruimen tijd agtereen. Nu hoorde men het geroep van Victorie! en er kwam berigt dat de Zwitfers de vlugt namen. Dit verwekte eenige bekommering, of zij ook in hunne vlugt ter Vergaderzaale mogten indringen. Dog de Prefident zeide: „ Geene gewapenjj, de magt Zal hier inkoomen; ik ben juist onw derrecht, dat verfcheidene Zwitfers, die in de „ actie geene partij gekozen hebben, bezig zijn 4, met hunne fnaphaanen in de lugt af te fchie- 4, ten om te toonen, dat zij nimmer een oogmerk 5, gehad hebben om zig te voegen bij hun, die „ op het Volk vuurden. Os De  ( 20CJ ) De Minister der zeezaaken verklaarde dat hi) Van 's Konings wege order gebragt had aan de Zwitfers die de Zaal omringden, om geen gebruik van hunne Wapenen te maaken, en hij verzogt dat de Vergadering bevel gave, dat deeze manfchappen door Officieren van de'Municipaliteit naar eene veilige plaats begeleid wierden. Op een oogenblik was 'er zulk een onfluimig geweld en toeloop, in den doortogt, die onmidlijk uitkwam agter de twee kleine vertrekken , waar in zig de Koninglijke familie bevondt, dat die van haar gevolg bekommerd wierden dat fommige booswigten bezig waren om 'er in te breeken, om den Koning en den zijnen geweld aan te doen ; reden waarom zij poogingen aanwenden om de ijzeren traliën los te breeken, welke deeze zitplaats van de Vergaderzaale affcheiden, op dat de Koninglijke familie, indien 't de nood vereischte, zig in de Zaal zelve mogt begeven: men kon 'er de traliën echter niet uit krijgen voor dat de Koning zei-  < ) aelve tot dit werk de hand leende , en naa herhaalde poogingen eindelijk de traliën los kreeg. Men oordeelde het noodzaaklijk om eene Comirjisfie te magtigen , om eene proclamatie op te Hellen, waar bij het Volk zoude aangemaand worden, om het leven en de eigendommen der burgers te respectceren; aan het hoofd van welke proclamatie men de woorden zou Hellen: Vivat de Vrijheid! Vivat de Gelijkheid! 'Er wierdt nog voorgefield om 'er bij (te voegen : Vivat de Conftitutie! Dit voorftel wierdt niet aangenomen. Vervolgends .tradt de Deputatie van den nieuwen Raad, die, des voorgaanden avonds, door de Wijken gekozen was , ter Zaale in, en haar Prefident deedt de aanfpra^k welke wij reeds vermejd hebben. Een der aanmerkelijkfte voorvallen van deezen merkwaardigen dag, en dat het fterk0 3 fte \ \  ( 203 ) fte contrast uitleverde met de meeste andere, gebeurde in de Nationaale Vergadering zelve. Na dat de Zwitfers het begonnen op te geeven en toen deeze ongelukkige krijgsknegten, van alle kanten befprongen, zonder wroeging geflagt wierden, had een burger van Parijs de menschlievenheid en den moed om een van deezen, dien hij door eene menigte aangevallen zag , en die op het punt Hond om voor de overmagt te bezwijken, in zijne befcherming te neemen. En deezen armen Zwitfer uit de handen zijner aanvalleren gefcheurd hebbende, leidde hij denzelven over de lijken zijner landgenooten tot voor de balie der Nationaale Vergadering. „ Hier" (riep de edelmoedige Franschmanuit!) „hier,zal deezebraave krijgs- „ man befcherming vinden. Ik heb „ hem gered voor de woede mijner mede„ burgeren, welker vijand hij nimmer was, „ welker vijand hij alleen fcheen te zijn, „ door de misvatting der anderen ; deeze is „ nu  ( 209 ) „ nu geboet, en ö! laat hij in deeze zaal gc„ nade vinden!" Op deeze wijze zijnen boezem lugt gegeven hebbende, floeg hij beidexarmen om den hals van deezen foldaat; en overftelpt van vermoeidheid van ligchaam , en ontroering van ziele, viel hij werklijk in zwijm in de armen van hem wiens leven hij gered had. De aanfchouwers konden niet dan zeer aangedaan zijn, bij dit toneel. Toen de man door hunne bemoeijingen weder tot zig zeiven was gekomen, bad hij dat men hem toeftondt om den Zwitfer naar zijn huis te leiden; want hij betuigde dat hij het als een groot geluk zoude aanmerken, om iemand te huisvesten cn al zijn leven te onderhouden, wien hij het genoegen gehad had van den dood te redden. In weerwille der verontwaardiging welke de Koning en Koningin gevoeld moeten hebben over eene menigte van zaaken die zij hoorden, lyaren zij de eerfte welke bij deeze gelegenheid, hunne toejuiching openlijk aan den dag O 4 leiden»  ( 2IO ) leiden,-cn oogenbliklijk was die toejuiching algemeen. De prefident fprak gemelden burger aan op deeze wijze: „ De Nationaale Vergadering „ heeft U met deelneeming aangehoord. Zij „ juicht uwen moed en edelmoedigheid toe." Verfcheidene Nationaale Gardes kwamen beide den Zwitferfchen foldaat en den burger die hem gered had, deswegen geluk wenfehen. Ren der leden van de Vergadering ftclde voor, dat de naam diens burgers in het proces verbaal zoude ingelascht worden, 'tgeen aahftohds beflotcn wierdt; en een der Secretarien maakte bekend, dat de naam van deezen cdelaartigen burger Clemence, en hij een wijnkooper van zijn beroep was. Midden in de gebeurtenisiên van den 10 Aug. en de zodanige als zederd ecnigen tijd te veel hier te lande voorvielen, is het eene aanmerkelijke verkwikking voor den geest om op dergelijk een voorval de aandacht te kunnen vestigen. Bij  Bij eene ftaauwkeurige befchouwing van alle welbcvestigde omftandigheden, die betreklijk de gebeurtenisfen van den 10 Augustus, ter mijner kennis gekomen zijn , koomt bet mij het waarfehijnlijkfte voor, dat men in do Tuilleries niets meer dan een plan van verdediging op het oog gehad hebbe, dat de uitkoomst der zaaken op dien dag moetc tocgefchreven worden, aan de ufurpatie van den nieuwen Raad der Gemeente van Parys, den moord van Mandat, cn den ondernecmenden aart der gefocdercerden van Marfeille en Bretagne. Dat wanneer mand'at geweigerd had om aan het opontbod des nieuwen Raads te gchoorzaamen, gelijk hij zeer zeker zoude gedaan hebben, indien hij geweten had dat hij nieuw ware; wanneer hij in de Tuilleries gebleven had om de Nationaale Gardes door zijne tegenwoordigheid en aanfpraak te bemoedigen; en wanneer de Raadsvergadering binnen het paleis eenpaarigcr en minder bcfluitcloos geO 5 wecst  C 212 ) weest ware; de aanval op het kasteel geene plaats zoude gehad hebben, of, zo men ze ondernomen had, de uitkoomst geheel onderscheiden, misfchien volmaakt de tegengeftelde zoude geweest zijn van 't geene zij nu was. Van den Koning te fpreeken als of hij een Dwingeland geweest ware, die een bloeddorstig plan gevormd had, en wat 'er meer van dien aart is, is even geloofwaardig als alle die ongegronde befchuldigingen, welke in alle lan^ den, menfchen door partijzugt verbijsterd, in ftaat zijn uit te braaken tegen hunne weêrftreevers. Lodewyk de 16de was zo verbaazend verre van den wensch om het bloed zijns Volks te ftortén, dat men veele redenen hebbe om te gelooven, dat zijn affchrik van eiken maatregel, die daar toe zoude opleiden, eene der oorzaaken zij, van de zegepraal zijner vijanden, en van zijne eigene rampen. Wat aangaat de vraag, welke partij het eerfte vuur gegeeven hebbe ? dezelve fchijnt van geringe of geene aangelegenheid; want offchoon men  C 2I3 > men al bewijzen konde, dat de Zwitfers zulks dceden, allenthalve is het klaarblijkelijk dat men het volk voor de aanvallende partij te houden hebbe. Toonde het geen bepaald voornemen om in het paleis door te dringen? En, ten welken einde waren de Zwitfers hier geplaatst? Was het om lei-jonkers te zijn van eene gewapende bende? Neen! zij kweeten zig voorzeker van hunnen pligt als Soldaaten, wanneer zij vuur gaven op hen die geen ander oogmerk hadden dan om hen uit hunnen post te dringen; want welke orders de Koning ook moge gegeeven hebben om niet te vuuren, 't is zeker dat de Zwitfers die orders niet omringen; dat zij zelfs niet wisten dat de Koning en deszeiven familie naar de Nationaale Vergadering gegaan waren. Welke beweegreden konde de Zwitfers tot vuur geeven aandrijven, ware het niet het eldelmoedig beginfel om hen te verdedigen tegen de woede van een onftuimig graauw? Zij zagen ten klaarfte dat de Canoniers tegen hun waren, dat de Nationaale Gardes  ( 2i4 ) des in twijffcl hingen, en onwillig om partij te kiezen; en dat de gefoedereerden al vast op het paleis inbraken. Indien zij op zulk een tijdftip lijdelijk waren gebleven zouden zij den roem van getrouwheid en moed aan deeze landzaaten zo billijk toegekend bezwalkt hebben» Laaten wij voor een oogenblik veronderftellen ?t geene echter geenszins het geval was, dat den Zwitferen waarlijk ter kennisfe gekomen ware 's Koning bevel om niet te vuuren, zelfs in dat geval zou het beginfel van zelfverdediging, zo wel als de bijzondere denkwijze van krijgslieden, hen gerechtigd hebben, om te doen gelijk zij deeden; want op het oogenblik , voor dat het fchieten eenen aanvang nam, was de woede dér aanvallende partij zo heftig', dat de Zwitfers niet veilig waren om vermoord te worden, indien zij met fchieten geenen tegenftand boden ; en in allen gevalle zouden zij ontwapend geweest zijn, een denkbeeld dat voor rechtfehapene krijgsknegten niet te dulden is. Ik  In 't kort, zig in te beelden dat de Hofpartij de aanvallende ware op den 10 Augustus h even fpoorbijster, als of men zig wilde wijs maaken, dat niet de gefoedereerden en derzelvcr hulpbende uit de Voorlieden van St. Anioine naar het Kasteel der tuilleries op marfcheerden, maar dat het Kasteel naar de Voorlieden Optrok en deeze aantastte. Aug. 23. Ëen verbaazend aantal menfchen zijn zcderd den ioden gearresteerd, en thans in beflotcn hechtenis^ Men zegt mij dat elke beuzelachtige aanleiding tot vermoeden voldoende is, om dat nieuwe foort van lettres Cachet hcrvoorttebrengen, die door zekere leden der Commune van Parijs rijklijk verleend worden. 't Geene dit te zorglijker maakt, is, dat zij die dus gearresteerd worden, thans ten minste, ganfchelijk verftoken zijn van de middelen, om binnen een redelijk tijdftip hunne zaak afgedaan  ( 216 3 daan te krijgen, zo dat iemand die gearresteerd en naar de gevangenis gevoerd is, niet Weeten kunne hoe lang hij daar zal moeten blijven, Voor hem gelegenheid vergund worde , om zijne onlehuld te bewijzen. Het is een zeer langen tijd geleden, dat fommigen der Staatsgevangenen te Orleans gezet zijn en tot op dit oogenblik zelve heeft het denzei ven niet mogen gebeuren om tot een verhoor te koomen. 't Is om deeze reden, dat verfcheidene per-* foonen, die zig niets misdaadigs bewust zijn, dan alleen dat zij niets hebben uit te liaan, met hun die den opftand van den ioden Aug. ontworpen hebben, uit Parijs vertrokken, terwijl anderen zig aldaar heimlijk verborgen hebben; onder de laatften is Monfr. narbonne laatst Minister van het departement van Oorlog. Daar ik deezen Heer had hoorert befchrijven als een ijverig vriend der Vrijheid, cn vernomen had dat het rapport dat de gevolmagtigden ter navorfclüng van zijn gehouden beftuur hadden uit-  C 217 ) üitgebragt ganschlijk ten zijnen voordeele was, Hond ik verbaasd toen ik eerst hoorde, dat hij het land verhaten had; dog de ongeregelde vervolgzugt, welke thands de overhand heeft, en waar van de kwaadaartigheid bijzonder gcrigt is tegen mannen van hooge geboordte, rechtvaardigt volkomen den ftap, dien hij gedaan heeft. M. de narbonné is niet minder door zijne bekwaamheden, als door zijne geboorte onderfcheiden, dog juist dit ftelt hem te meer bloot voor de aanvallen van afgunst en kwaadaartigheid; want elke foort van uitftekenheid, wordt met nijdige oogen befchouwd, ftaande de tegenwoordige woedende ijver voor Gelijkheid een woord dat zo ligt verkeerd uitgelegd kan worden, dat het nimmer had behooren in gebruik te koomen. Ik hoorde iemand, die wel bekend is met de characters der aanvoerders van het volk, verklaaren, dat hij overtuigd ware, dat eenige perfoonen die hij noemde, en die aan Roland ver-  C 218 ) vcrknögt waren, zeer fpoedig bij deeze aanvoerders in den haat zouden geraaken, om geene andere reden dan uit hoofde der uitftckeniteid hunner talenten, en dat men ze gevolglijk als gevaarlijke voorwerpen bij het volk zoude affchilderen. Deeze foort van jaloufij Is algemeener dan men zig zou verbeelden; bij fommigen fpruit dezelve voort uit hun onvermogen om het denkbeeld van eigene minderheid te kunnen dulden; bij anderen uit vreeze dat hun eigen belang door zulke perfoonen zulle lijden, cn bij eene derde clasfe, uit volftrekte plompheid waar door zij den voorrang geeven aan menfchen die hun gelijken.) en in tcgengeftelde charaeters een mishaagcn hebben. Den tegenwoordigen ftaat van Parijs mag men vergelijken bij dien van Londen , in gevalle van opfchorting der acte van habeas corpus en der gerechtshoven ten gelijken tijde. Indien deeze bevelen ter arresteering in de ruimte gegeven zijn, zo als men mij in 't oor ge-  ( 2*9 ) .geluisterd heeft dat zij zijn, welk een veld is 'er dan open gezet voor de beoeffening van bijzondere kwaadaartigheid en wraakzugt! ïntusfchen dit zelfde Volk danst op de ftraaten, zingt lofzangen ter eere der Vrijheid, zonder acht te Haan op de willekeurige overheerfching welke men voor hun gezigt oeflènt, zonder op te ■merken hoe hunne medeburgers t'eiken dage in de gevangenis gefmeten worden, terwijl niemand weet waarom, en dat zij zeiven misfchicn morgen een diergelijk lot te wagten hebben. Wat mij betreft, ik ben uitermaaten verontwaardigd over de berigten die ik hoore van de maatregelen van dit nieuwe inquifitiehof, dat men, meen ik, het Committé van waakzaamheid noemt; en ik verlies mijn geduld bij de onverfchilligheid en luchtigheid van de zulken, die, meer belang bij de zaak hebbende, ook meer dan ik verontwaardigd behoorden te zijn. Geduurende al dit arrestccren, zijn de poorten gefloten, en worden vrij algemeen paspoorten geweigerd hoe wel men die aan fomini- P gen  ( 220 ) gen toeftaat. De Abr dillon , verhaalde men mij, had zig aangeboden om den nieuwen eed van Vrijheid en Gehjkheid af te leggen men begeerde dat hij dien ondertekende . hij zeide , dat hij zulks gedaan hebbende een paspoort verwagtte, terwijl zijne zaaken hem buiten Parijs riepen. Het antwoord was, dat men in het tegenwoordig tijdftip geene paspoorten gaf, waar op de Abt zeide: „ Hoe kan ik „ dan zweeren om de Vrijheid te handhaaf „ ven; daar ik ontdekke dat ik zelve niet vrij „ ben, of de gelijkheid, daar ik weete dat men „ aan anderen paspoorten heeft toegeftaan, ter- wijl men mij dit weigert? Ik bevond mij in de Nationaale Vergadering toen de Nota van den Engelfchen Minister betreklijk zijn rappél gelezen wierde ; dit wierdt met ftilzwijgen aangehoord, en 'er werdt geene de minfte aanmerking opgemaakt. - Alle de Ministers ivaren voor de balie. Toen las brissot eene Memorie om geprefcntecrd te worden aan het Hof van Engeland, ter ophel- . de  ( 221 ) dcring van de laatstgenomene maatregelen. Dit fcheen met genoegen aangehoord te worden. Aug. 24. Eenige Ridders Van St. Lodewijk boden der Nationaale Vergadering hunne kruisfen aan als Patriotfchè gefchenken, en als bewijzen hunner liefde voor de gelijkheid; 't Is eene weinig beduidende gift maar het verbreiden van dit denkbeeld der gelijkheid kan jammerlijke gevolgen hebben: Wie weet welke beduidenis het Souvereine Volk met den tijd aan 't Woord Gelijkheid nog hegten zulle? .Heden bemerkte ik in de Tuilleries en *f Konirtglijk Paleis een grooter aahtal wandelende volksredenaars, dan gewoonlijk. Mij onder dezelve mengende ontdekte ik, dat het tegenwoordig onderwerp beftondt in de misdrijven der Koningen. De dwaasheid, buitenfpoorigheid, en boosheid der Franfche Vorften , ifcelfs van het begin der Monarchie af wierden P 2 ai*  C «* ) Idgémecn opgehaald; en de trouwlooze wreed» heid, de verwijfdheid, de zotte praalzucht eri de zwakheid, van karel IX, hendrik III, eodewyk XIV en lodewyk XV, meer bijzonder uitgekipt. Hendrik de IV wierdt zelfs niet gefpaard; zijn avontuur met de Princesfe van Conti, en fommige drukkende Wetten geduurende zijne regeering gemaakt betrekkelijk de bewaaring van het wild, zo wel als de geftrenge manier waar op dezelve uitgevoerd' wierden, wierden heviglijk gegispt, op dat het blijken mogt, dat zelfs de besten der Koningen Volksverdrukkers waren. 't Is niet te vermoeden, dat menfchen, die zo veele, gefchiedkunde bezaten als nodig was om •over de Characters deezer Koningen te oordeelen , vrijwillig zouden uitgegaan zijn om dezelve van een ftoel of tafel in deeze openbaare plaatfen uit te kraamen. Gevolglijk moeten .alle deeze ijverige redenaars gehuurd zijn om het Volk eenen affchrik voor de Monarchaale Regeering in te boe-  C 223 ) boezemen, cn naar eenen anderen vorm van beftuur te doen reikhalzen. Somwijlen zag men twee redenaaren elk op een ftoel tegen elkander over geplaatst om te disputeeren de een verbeelde eenen Ariftocraat, en -Hamelde eenige zwakke redenen ten voordeele der Monarchaale Regeering uit die oogenr bliklijk ontzenuwd wierden door de bewijzen van den volksgezinden tegenftreever, die den voorvegtcr der Koningen en Edelen befpotlijk doet voorkoomen, en hem, zo wel als hen die hij verdedigt, aan het gelach des volks bloot geeft: in 'tkort elke fpringveer eri kunstgreep , die van invloed kan zijn op de gemoederen van het volk, wierdt in het werk gefield , om het op te rooijen tegen de Monarchaale Regeering, en voor te bereiden, tot den Republikeinfchen vorm, dien men buiten twijffel op het oog heeft, V 3 Au."'  C 224 ) Aug. 25. Heden morgen bezogt ik den Tempel. Groo. te rampen trekt zig onze ziel aan even als groote deugden, 'k Geloof niet dat ik geduurende het korte verblijf, dat ik voorgenomen heb in Frankrijk te houden, gedagt zoude hebben om naar Verfailleste gaan, indien de Koninglijke familie aldaar in denzelfden luister geleefd had, waar in ik bij vorige gelegenheden haar gezien heb; maar de wreede ommekeer der zaaken welken zij nu ondervinden, was zelden uit mijne gedagten zederd den ioden deezer maand ; en , fchoon ik geringen kans had, om Hechts eenen glimp van dezelve te ontwaaren, wierd ik naar den Tempel getrokken alleen door het denkbeeld dat zij binnen deszelven muuren gevangen zijn. Dit gebouw behoort oorfpronglijk aan da order der Tempelieren, [welke in den tijd der vroegfte kruistochten opkwam, en vernietigd wierdt onder de afgrijsfelijkst wreede omftan- dig-  C 225 ) dikheden, en ongelooflijkfte voorwendzels in den jaave 1313 door de fchraapzugt en wraakgierigheid van philippus den Schoonen, onder medewerking van Paus clemens den vijfden, die zig toen in Frankryk bevondt. De grond welke bij den Tempel behoort, is omringd van eenen hoogen muur op een gedeelte van welken men eene foort van torentjes aantreft, welke mijns bedunkens, voortijds den geheelen wal, zullen omringd hebben. Een tuin aan het voornaamfte gedeelte van het gebouw grenzende wordt door deeze muur ingefloten, want eene groote menigte huizen en afzonderlijke gebouwen , zijn door den tijd bij den Tempel aangehecht, welke bewoond worden door kooplieden die bijzondere privilegiën hebben; en voor de omwenteling was deéze gan- •Tche hoek, eene fchuilplaats voor hun, die met fchulden beladen waren. 'Er waren eene groote menigte Nationaale Gardes, bij de voornaamfte poort, en binnen • op de plaats ook een goed deel gewapende P 4 " man-  manfchappen, toen ik hier kwam, maar vepnomen hebbende dat 'er een bijzonder plaatsje ware, agter het gebouw, van waar ik grooter kans had om mijne nieuwsgierigheid voldoening te verfchaffen , ging ik derwaards , vergezeld van twee edellieden en eenen gids. • Men zeide ons dat de Koning en Koningin dikwijls in den tuin wandelden, en dat de Kroonprins en zijne Zuster 'er van tijd tot tijd meer gezien worden; dat de Koning, die minder bekommerd fchijnt dan de anderen , fomwijlen vraagen doet aan de werklieden, die in den tuin, of aan eenig deel van het gebouw gebruikt worden. Wij ftonden op eene foort van rijzende» .grond', van waar wij over den muur konden kijken. Iemand dien ik toevallig ontmoette op deeze plaats, gaf mij dit berigt, en wees mij twee vensters aan in den toren, welke hij zeide te behooren aan het apartement van den Koning en Koninginne, en aan welke men hen fomwijlen zag. Terwijl ik naar deeze vensters ftond  C 227 ) ftond te gluuren, toevallig eenige vraagen aan geraelden perfoon doende, kwam iemand der Nationaale Gardes, een fchildwagt welke hier omftreeksch zijn post had, naar mij toe, en zeide, zig tot mij wendende: „ Gij zet uwe „ navorfchingen wat verre voort, Mijnheer! „ Gaa uwes weegs zo het U gelieft." Eer ik tijd had om te antwoorden, zeide de Gids: „ Deeze Heeren zijn vreemdelingen — „ Engelfchen." De fchildwagt, zijn verzoek herhaalende, hervatte: „ Hier ken ik niemand." „ Maar, Mijnheer! zeide de Gids, waar„ om?" Waarom? zeide de fchildwagt met eenigen trots, omdat het zo wezen moet. Ik beftraftc den Gids , en wij deeden \ geene de foldaat eischte; want, om mij te bedienen van een gezegde van Dr. johnson; Bet verzoek was redelijk en het drangmiddel oimeerjl aanhaar. Men heeft mij gezegd dat de Koning en P 5 Ko-  ( 2*8 ) Koningin naamver bewaard worden, zederd Madam de lamballe naar het Hotel de Force gezonden is, eene omftandigheid, uit haaren aart, gefchikt, om hen met kommer en fchrik te vervullen. De minste oplettenheid op de Koninglijke gevangenen , buiten 't geene in de inftructies van hunne bedienden letterlijk is voorgefchreven, wekt kwaad vermoeden en geeft aanftoot. Men heeft ihij verhaald, dat nog maar twee dagen geleden, de Koninglijke Prins met zijne Zuster met eene kaatsbal in den tuin fpeelden, terwijl de Koning en Koningin het aanfchouwden; dat de bal liggen blijvende op een plaats van den muur, waar de kinderen niet bij konden koomen, een der Commisfarisfen van de Commune, die zig juist in den tuinbevondt, met drift was toegcfchoten en den bal, voor den prins, had neergehaald, en dat dit onnozel blijk van toefchietlijkheid opgemerkt en afgekeurd ware. Onaf hanglijk van alle oplettenheid op de infpraak der raenschlijkheid, zoude het eene goede  ( 3*9 ) de ftaatkunde zijn van hun, die hier hft beduur in handen hebben, om den Koning en de Koninglijke Familie met eerbied en welvoeglijkheid te behandelen; en onafhanglijk van alle oplettenheid op ftaatkunde, is de toeftand deezer ongelukkige familie zo aandoenlijk, dat dezelve het gevoel behoorde op te wekken, van de onvermurwbaarfte en meest baatzoekende Staatsmannen , en hen doen overneigen niet alleen tot zagte maar zelfs tot edelmoedige maatregelen. Een tegcngefteld gedrag zal ieder vooroordeel tegen de omwenteling in Frankrijk verdubbelen, en de vrienden der Vrijheid afkeerig maaken van het tegenwoordig beftuur aldaar. Aug. 2.6. 'k Heb zekere leden der Nationaale Vergadering hooren klaagen over de uitftellingen welke de ftaatsgevangenen, bijzonder die van orleans, verhinderd hebben, om tot een verhoor te koomen. Toen ik hier eerst melding van  ( 23° ) van hoorde maaken, beeldeik mij in dat zulks voortfproot, uit goedwilligheid jegens de gevangenen welke zo lang in hechtenis gezeten hadden, zonder dat men hun gelegenheid gaf om zich te rechtvaardigen ; maar ik heb al fpoedig ontdekt dat zij, die aldus klaagen , den fchuld van alle de gevangenen voor toegeftaan houden, en alleen met ongeduld naar hunne teregtftelling wagten, ik hoorde dit indedaad, op zekeren avond, beweeren, in de Club der Jacobynen , door eenen fpreeker , wiens aangezigt ik nooit te voren gezien had, en wiens naam mij niemand van hun, die ik. 'er naar vroeg, wist te zeggen. Naa deeze redelijke en menschlievende verklaaring , bragt hij in het midden, dat het volk verwagte dat 'er fpoedig en uitvoerig recht zoude godaan worden aan alle deeze verraaders; dat het geduld des Volks begon uitgeput te worden; en gaf toen in zeer duidlijke bewoordingen te verftaan, dat indien het zwaard der Wet veel langer in de.fchede ge- hou-  ( 231 ) houden wierdt, het volk dit met eigen handen zoude uitrukken, en zigzelven recht verfehaffen. Was ik verbaasd over zulke gevoelens, ik wierd het niet minder toen ik dezelve door de fchaare in de Gallerijen hoorde toejuichen. Naderhand fprak ik hierover met een bebekenden, dien ik aangewonnen heb zederd mijne laatfte koomst in Frankrijk, een' Parijfenaar. 'k Zeide; „ dat ik mij eenige moeite had ge„ geven, om de denkwijze van 't volk over „ dit onderwerp te ontdekken, door zoodaa„ nige handwerklieden waaraan ik eenige ken„ nis had uit te vraagen, dikwijls met de winkeliers in gefprek te treden, en met de „ gezelfchappen die ik in de Koffijhuizen ont„ moette, dog dat ik nimmer in iemand hun„ ner eenig ongeduld befpeurd had naar het „ onderzoek der gevangenen, nog immer eeni„ ge aanduiding bemerkt van bloeddorstigheid, „ in iemand van het volk, uitgezonderd de geene, die ik in de Gallerijen van de Nati- „onaale  C 232 ) „ onaale Vergadering en de Club der Jacoby„ nen aantrof." „ Het volk, gaf hij ten antwoord, waar „ van gij melding maakt, zijn de werkzaame S5 Burgers (la Bourgeoifie) van Parijs. Dec„ zen doet gij niet meer dan recht —— zij zijn „ voorzeker niet bloeddorstig —— hoewel de 5, Hemel weet wat zij nog worden zullen , wanneer zij langer gewend worden aan het „ zien cmdraagen van menfchenhoofden langs „ de flraaten, maar gij moet bedenken, dat „ het graauw, dat fommige van de Voorlieden „ bewoont, hoe zeer van onderfcheidenen aart, „ toch zo wel als de anderen het volk mede „ uitmaaken. En wat zelfs deezen betreft, vervolgde hij,- zij zouden niets van de gej, vahgenen te orleans of elders weeten, zo „ men zig geene moeite gaf om 'er hen mede bekend te maaken, en zo zij Hechts aan zig„ zclven overgelaaten wierden, daar mede nog. „ in 't eene nog In 't andere opzigte , hun hoofd breeken." j, Hun-3  ( 233 ) „ Hunne drift wordt zelden gaande gemaakt, „ dan door den hoogen prijs van 't brood, „ en het eenige hulpmiddel, waarom zij als dan denken is om eenen bakker of graan„ kooper op te hangen , en daar zoude al „ hunne bloeddorst mede gelescht zijn, en „ zij nimmer eenen wensch koesteren naar „ den dood van andere gevangenen, in«' „ dien zij door booze en eerzugtige lieden „ niet opgerokkend wierden. En men zou „ mogen vraagen wat belang zelfs deeze men„ fchen hebben, in het oprooijen der gemoe,, deren van het volk tegen de gevangenen? „ en of het niet moge voortfpruiten, in fom„ migen uit een oogmerk om voor ijverige „ patriotten te boek te ftaan, in anderen uit „ bijzonderen haat of wraakzugt, en bij nog „ anderen uit vreeze dat de gevangenen, ge„ Haakt zijnde , dingen mogten aan het licht „ brengen, welke zij liever verborgen houden" „ Wat betreft de toejuiching of het geraas » in de Gallerijen (voegde hij 'er bij) deeze „houdt  C *34 ) houdt men te onrecht, voor de kenmerken van het algemeene gevoelen." „ In onderfcheidene gedeelten van het huis „ plaatst men volk, dat onderligt is wanneer „ en wat het moet toejuichen of afkeuren. „ Deeze prijzers en laakers kan men tot al„ lerlij prijs koopen, en voor zo ver die van ,, de vronwlijke Sexe luidruchtiger , en voor „ minder geld dan de mannen te koop zijn, „ zult gij hebben opgmerkt, dat 'er door„ gaands meer vrouwen, dan mannen in de „ Tribunes zijn." Dit is het waarfchijnlijkfte berigt dat ik noopens deeze zaake heb opgedaan, dog uit welk beginsfel ook deeze wrok tegen de gevangenen voortfpruite, ik ben bekommerd om dezelve te zien werken. - Men bragt een verzoekfchrift in de Nationaale Vergadering, dat klagtig viel over het uititel van het Hooge Nationaale Gerichtshof aangefteld tot onderzoek der zaaken van de gevangenen te Orleans, en begeerde dat dit Hof ver- nie-  , C 235 ) hietigd', en de gevangenen aanftonds haar Parijs gevoerd wierden, en gevonnisd doör het crimineel Gerichtshof, dat onlangs aldaar was aangeftcld. Dit verzoekfchrift was vermengd met aanduidingen van 's volks bepaald voornemen om regt gedaan te worden , dat het niet voor den gek wilde gehouden worden , maar ingevalle van lang uitftel in verzoeking zou koomen om zig zeiven regt te verfchaffen. De prefident la croix, een man van grootè vastheid van geest, gaf een antwoord, dat hem eer aandeedt, behelzende, „dat het Hooge „ Gerichtshof aan de Natie toebehoorde; aan9i gefteld was door de Conftitutie, en niet ,4 konde opgeheven worden door de Natio- ' „ naale Vergadering, dat deeze magt alleen „ berustte in den boefem eener Nationaale Con„ ventie, dat het, behalve dat, onbillijk zou„ de zijn, om aan Regters, die eenvoudig 9i door de Gemeente van Parijs gekofen waren, „ zoodaanige zaaken, welke de Natie had toe„ gewezen aan Rigters , door alle de deelen „ van  C ) „ van het Rijk gekofen: gij hebt de gelijkheid „ bezwoeren niet ..alleen tusfehen mensch en „ mensch , maar ook tusfehen alle de deelen „ van het Franfche Rijk. Hij befloot met dee„ ze woorden: 't Is middernagt, en nog heb„ ben de vertegenwoordigers van 't Volk hun„ nen arbeid niet gefchorst; onophoudlijk werk-' „ zaam in de gewigtige zaaken welke men hun „aanvertrouwd heeft, zullen zij zig door „ geene bedreigingen of gevaaren daar van laaten aftrekken." Er is eene zekere waardigheid in dit antwoord; maar flegt moet de ftaat van een land zijn, welks wetgeevend ligchaam, genoodzaakt is, om de bedreigingen te hooren van een klein gedeelte des Volks, zonder dat het de magt bezitte om het zelve te ftraffen. Aug. 27. Het nieuws dat gisteren in de Nationaale Vergadering kwam, was, dat de Stad Longwij, aan dePruisfifchen.was overgegaan. Daar  C *37 ) Daar nu deeze plaats vrij wel verfterkt is, en behalven de burgers, een zeer zwaar Garnifoenhadde, was die tijding zeer onverwagt, en maakte merkbaaren indruk op de gemoederen der Gedeputeerden. Naa een kort ftilzwijgen, rees jean deery op, en weidde uit óver den tegenwoordigen ftaat van Frankrijk; aanmerkende, dat men verftoken ware van alle vcrbindtenis met eenige Mogendheid, en aangevallen door eene zaamverbondene hoop, van despotieke Vorsten, zonder oorzaak, en óm geene andere reden dan, om dat de Franfchen, een overheerfchend cn onderdrukkend lands-beftuur afgefchaft, en eene vrijere en billijker regeeringsvorm opgerigt hebben, 't welke de dwingelanden, die zig tegen hen vereenigen, meenen dat derzelver eigene onderdaanen zou kunnen opwekken tot foortgelijke ondernemingen ; reden waarom , deeze Despooten, andere verfchillen vergetende eene gemeene zaak maaken tegen Frankrijk. ïlij voegde 'er bij, dat Wijl dit de ondeugendQ 2 fte  C 233 J te en zönderlingfte oorzaak tot oorlogen w£-» re ,* welke de gefchiedenisfen der waereld immer had opgeleverd , het noodzaaklijk ware dat men deezen krijg ook doorzette en aan eert eind bragte door buitengewoone middelen. Hij ftelde dieshalve voor dat men een genoodfchap van 1200 vrijwilligers zoude in trein brengen, welker voornaame bezigheid zijn zoude om d"fc Generaals der legers die Frankrijk aantasten, en de Vorsten die deeze legers deeden optrekken te vermoorden; verder was hij van oordeel dat deeze uitgezogte vrijwilligers moesten verdeeld worden onder de vier legers die Frankrijk thans in dienst had, dat zij zich moesten kleeden en wapenen zo als best ftrookte met het oogmerk waarom zij dienden, dat zij tweeduizend livres jaarlijksch penfioen moesten hebben', 't welke op hunne kinderen tot in het derde geflagt moest overgaan. Tegen deezen voorflag leidde vergniaud met -ernst in , als onwaardig eens vrijen en verligten Volks, en even onrechtvaardig als nut-  C 239 ) nutteloos; want, zeide hij, indien 'er al geene. redenen uit de rechtvaardigheid of menselijkheid ontleend , tegen zulk' eenen maatregel konden aangevoerd worden , hoe zult gij belet-, ten dat die tegen u zeiven mede in het werk gefield worde. Wanneer Gij eene bende moordenaars van dwingelanden opricht, zullen niet uwe vijanden ganfche brigades oprigten om de hoofden uwer Armeeën te Aagten ? Wie zal in. dat geval uwe Legers commandeeren willen ? Mier op wierdt geantwoord: „ dat die „ redenen welke als dugtig mogen befchouwd. „ worden in het beftuur van andere oorlo„ gen , niet toepasfelijk zijn op den tegen -. „ woordigen: dit is een oorlog tusfehen over„ hcerfchingen, en vrijheid , en moet uitloo„ pen op den ondergang van eene van bei„ den. Wanneer een vreemdeling in iemands „ huis indringt, met het bepaalde oogmerk „ om den bewooner wetten voor te fchrijven „ voor het befluur zijner huishouding, zeg?, gende: ik keur de manier van leeven. binQ 3 ,) nen  C 240 ) „ nen deeze muuren af, gij. moet die naai} „ mijnen fmaak fchikken, en anders zal ik U ,, allen den hals breken , moet men deezer „ familie het regt niet toeftaan, om zulk; eenen indringer door alle middelen die itj 99 haare magt zijn uit den weg te ruimen? „ Onze vijanden,- zegt men, zullen weer„ wraak nemen. Dat zullen zij zeker; maar; „ zij zullen in allen gevalle alles wat zij kun„ nen in het werkftellen om ons te vcrdel-, „ gen, 't zij-wij het gemelde befluit nemen ? „ het zij wij het naalaaten." Lariviere fprak met grooten ernst tegen, het befluit. Andere leden frelden zig perfooniijk tegen jean demp», aandringende dat het nemen van zulk een befluit de oorzaak kon worden van het onmidlijk vermoorden van eene menigte burgers der Stad Longwij welke, thans in handen der Pruisfen is. Deeze laatsgemelde reden kreeg bijval. Debry zeide: „ Voor zo ver ik het leven van. „ eenen enkelen onfchuldigen, van hooger „ aan-  C 241 ) aanbelang rekene dan eenig ontwerp tot een „ befluit, ftaa ik toe dat mijne voorflag aan de „ Commisfie voor buitengewone zaaken verzonden g, worde." Lariviere riep uit dat dit zelfs der Franfche Natie onwaardig. ware , en hij begeerde dat men tot de order van den dag overginge. Met dat alles wierdt de gemelde voorflag aan die Commisfie verzonden, alwaar dezelve hoop ik , zo als 't betaamt, eeuwig zal begraven blijven. 't Moet verbaazend voorkoomen dat zulk een ontwerp geopperd wierde in de Nationaale Vergadering, en vervolgcnds, buiten dezelve, van fommige perfoonen goedgekeurd, die de voorbeelden aanhaalden van scaevola , pelopidas , timoleon , brutus , en eene vergelijking maakten, tusfehen de bedoelde bende van 1200, en die berugte Griekfche welke de naam van heilige bende verwierf. Zonder mij intelaaten in de waarde deezer vergelijking, is het blijkbaar dat de openbaarheid van het veronderftelde befluit, Q 4 een  C 242 ) een gansch zeker middel ware, om het van aH& uitwerking te berooven. 'Er kwam berigt in de Vergadering, dat onderfcheidene leden zig vrij openlijk uitleiden om paspoorten te krijgen, om in dit hachgelijk tijdftip Parijs te kunnen verlaaten. Onmidlijk hier op wierdt voorgefteld om te befluiten, dat ieder afgevaardigde, die in het tegenwoordig tijdftip , met of zonder paspoort, zijnen post verliet, voor infaam en verraader zijns Vaderlands zou verklaard worden. Tm> riot zeide , men had zekere verpligting aan hun die eenen post verlieten, dien zij zig zelveq Onwaardig keurden» Francais de neufchateau ftelde voor, dat men zweeren moest om zijnen pligt als Gedeputeerde getrouw te blijven tot men afgelost wierde door hun die ter Nationaale Conventie ftonden gekofen te worden. Op het eigen oogenblik reezen alle de leden, overeind en gaven hun befluit daar toe te kennen ; en 'er wierd order gefteld om berigt ^ hier  ï C 243 ) hier van te geeven aan alle Departementen van Frankrijk. Servan , de Minister van Oorlog heeft eenen brief gefchreven aan den Generaal luckner, die nu in de Nationaale Vergadering gelezen wierdt, en het volgende behelsde: „ Ik ben, „ gelijk gij Heer Maarfchalk! doordrongen ge„ weest van verontwaardiging over die lafharti„ gen of vefraaders, die longwy aan den vij„ and hebben overgegeeven. Wat! tweedui„ zend cn driehonderd krijgsknegten die in „ Garnifoen laagen, in eene welverfterkte ftad, ,., die van genoegzaameri voorraad voorzien was, ?, hebben de wapens neergelegd, voor dat zij „ de ijsfelijkheden van een beleg ondergingen, „ hunne ilerkten verloren, en daar in bres ge„ fchoten zagen! En deezen zouden Franfchen ,, zijn , bezield met den geest der Vrijheid ? „ Neen! het zijn niet anders dan bloodaarts!" „ Ik verbeeld mij, Heer Maarfchalk! dat „ gij niet zult gczammeld hebben om eenen „ krijgsraad te vergaderen, om de fchuldigcn Q 5 » te  C 244 3 „ te oordeelen. Dat zij met fehande belaaden „ het keven verliezen, 't geene zij met eere s> hadden kunnen verdedigen, of met roem en 9Kten nutte van den lande verliezen. Frankrijk „ moet, gelijktijdig met de misdaad, de ftraf „ vernemen ; op dat die ftraf den lafhartigen „ moed inboezemc , en den roem der Fran„ fchen wreeke." Deeze brief wierdt algemeen toegejuicht, en kort hier naa verzogt M. dubayet , Luitenant Colonel van een Regiment en Lid van de Vergadering, verlof om zig bij zijn Regiment, dat op de Grenzen ftondt, te vervoegen, 'er bijvoegende ; „ ik laat mijne ganfche familie als „. Gijzelaars agter." Hier tegen wierdt ingelegd, om dat, merkte men aan, indien het toegeftaan wierde, zouden alle de militaire perfoonen, thans in de Vergadering zitting hebbende , en buiten twijffei, even bereidvaardig om tegen den vijand te dienen , het zelfde verlof vraagen , 't welke aan niemand behoorde toegeftaan te worden, dan ' ! OP  C =45 ) pp voorwaarde dat zij hunnen post als leden der Vergadering nedeiiegden op dat 'er anderen in hunne plaats inogten gekozen worden. Dubayet zeide} dat hij bij zig zeiven geene vrijheid vondt, om eenen post te verhaten waar in hij door het land was aangefteld, dog dat zijne toeftand onderfcheiden ware van dien van zijne Mede-officieren, want het Regiment van Bcurbonnois van 't welke hij Luitenant Colonelwas, was daadlijk op de Grenzen, en wel het naaste aan den vijand, 't geene niet kou o-ezep-d worden van de andere Regimenten, bij welke eenig Officier, in de Vergadering zitting hebbende, mogt behooren. „ Wat ik u bidden 3, mag, Mijne Heeren ! vervolgde hij , ftaat „ mij toe, om aan de braave Soldaaten die ik „ commandeer, eenen Officier aan te bieden, „ die geenen handel met de vijanden van de „ Vrijheid kan dulden, ik verlang geene ver„ giffenis voor die ven-aders , ik verlang den „ vrede niet met die woestelingen die het land s, waar in zij geboren zijn verderven; ik ver- „ klaar  C M6" ; klaar hun den oorlog mijn ganfche leven s, lang. Staa| m^ toe om ze te bevegten, om ze te overwinnen of te fneuvelen." Een der leden voegde hem toe: „ Gij hebt „ met ons gezworen om te fterven op den post„ waarop gij u bevindt, gij moet dien eed niet ,, vergeten." De Vergadering ging hierop over tot de order van den dag. 'Er zijn menfchen die zig inbeelden, dat een afgevaardigde die in dit hachgelijk tijdftip de Nationaale Vergadering verlaat om zig bij zijn regiment op de Grenzen te vervoegen , wel konde bedoelen, om eenen gevaarlijken post te verwisfelen met eenen , waar in hij veiliger zou zijn. De Vergadering heeft befloten dat men on~ midlijk 30,000 man op de been zal brengen in Parijs en de nabijgelegene Departementen. Een aantal verzoekfchriften wierden vervolgends gelezen , waar van fommige meer opmerking verdienden om den ijver, dan om d§ Wijs-  ( 247 ) "Wijsheid , die 'er doorftraalde ; dog daar zij alle vol van patriottifche gevoelens waren, wierden zij door de Vergadering met geduld, en door het Volk op de Gallerijen, met toejuiching aangehoordi Ook wierd 'er nu een groot aantal patriottifche giften gedaan, van groote waarde; en eenige Jaagers, die onmiddelijk naar de Grenzen zouden gezonden worden, vroegen de eer om door de Zaal te mogen marcheeren, 't geen nimmeer wordt geweigerd. De Studenten van zeker Collegie hadden eene kleine fom verzameld, en boden die aan voor het gebruik van de Weduwen en Weezen van hun die op den ioden gefneuveld waren. Een man zondt een ftuk van eenen ouden Schotel, een ander geenen Schotel bezittende , zondt zijne zilveren Gespen , eeu derde vier of vijf Snaphaanen, en een vierde zo veele Zwaarden, ten gebruike van hun die naar de grenzen trokken. Een ganfche troup Kanoniers verfchcen voor de balie, en begeer-  C 248 ) geerde een plek gronds om op te excerceereh; De vijanden naderen , zeide hun fpreeker, en uwe braave Kanoniers branden van ver- langen om ze te verdelgen." 't Is natuurlijk dat vreemdelingen het afkeuren dat de Vergadering toelaate dat haare verrigtingen deezer wijze geduurig werden afgebroken. Dog men moet in het oog houden, dat het belangrijkfte gedeelte dier verrigtingen verzonden worde aan Committees , in welke geene verwarring of opfchorting plaats heeft. Tevens moet men bedenken dat veele dingen welke op zig zelve verdienen afgekeurd te worden, ten oogmerk hebben, om het volk in een goede luim te houden, 't geene voorwaar eene zaak van aanbelang is ; en alzo medewerken om dier geestdrift levendig te houden, welke alleen de Franfche Natie inftaat kan ftellen, om den geweldigen en vereenigden' aanval tegenteftaan, die van alle zijden op haar inbreekt. De  ( H9 ) De brief van servan was eene hartfterkingi juist van pas, om den voortgang te ftremmcn van die moedeloosheid , welke de tijding deiovergave van Longwy had beginnen te verfpreiden. Een der leden klom kort hier naa op den fpreekftoel, om de Vergadering berigt te geeven, van de gemoedsgefteltenis waar in de burgers van Sarlouis zig bevonden. Hij las een brief van den Magiftraat aldaar, behelzende, dat de vijanden, tot op een mijl van de ftad genaderd waren. „ Binnen weinige dagen, „ voegen zij 'er bij, zullen wij het bulderen „ van hun gefchut hooren, en wij zijn in de „ verwagting van een oogenblikkelijk beleg, ,, maar onze inwooners en ons garnifoen, wel „ verre van die van Longwy te willen naavol„ gen, hebben belloten zig liever in ftukken „ te zullen houwen laaten, dan de ftad over „ te geeven." Hoe de Magiftraat en inwooners van Sarlouis zig zullen gedragen, wanneer zij op deeze proef gefield worden, is niet te bepaalen, dog niets is ze-  C 25o ) zekerder, "dan dat hunne brief eene heerlijke uitwerking had op het volk in de Gallerijen,: "t welke door zijne driftige toejuiching, klaarlijk aan den dag leidde dat het niet meer dagt aan het verlies van Longwy - Men moet bekennen dat zulk volk eene allergeïukkigfte gefchikthei i bezitte, om de zaaken uit het gunstigfte oogpunt te befchouwen, die zig over het daadhjk verlies van de eene Stad laaten troosten met de belofte, dat eene andere beter zulle verdedigd worden* Aug. 2,'èi Lord gower en zijne familie verlieten gisteren Parijs, om naar Engeland te rug te keeren: dit verfchaft veelen van de vcrftandigfte Franfchen meer bekommering, dan de overgaaf van Longwy zelve. Zij befchouwen de terugroeping van deezen Heer als een zeer duidlijk bewijs der ongunstige denkwijze van het Britfche Hof. Onafhanglijk van alle ftaatkundige be- fpie*  ( =5i ) fpiegelingen, welke mogen veronderfteld worden, hen in dit bijzonder tiidftip , tot voortduuring van den vrede met Grootbrittanjcn, te moeten doen overhellen, bedrieg ik mij grootlijks , zo zij geene grootcre achting voor het Nationaale character, en meer genegenheid voor de bijzondere ingezetenen van dat land hebben, dan voor die van eenig land in Europa. Zij zijn aldus in den waan, dat het voor het onderling belang van deeze beide landen het beste is, dat zij het met elkandercn op eenen goeden voet houden. Zij ftaan toe, dat in het tegenwoordig tijdftip Frankrijk een dringender belang hebbe in de goede harmonij met Engeland; maar bewceren tevens dat het in 't algemeen over en weder zo gelegen is. De Franfchen zijn, huns achtens, de lijdende partij in het commercietractaat, en zij wenden voor , dat zij in weerwille daar van zig daar aanhouden, om een overtreffend bewijs van hun goed vertrouwen op, en goeden wil voor 't Engelfche Volk te geeven. R- Bij  ( *5* ) Bij gelegenheid dat ik onlangs met een Franschman over dit onderwerp in gefprek was getreden , merkte hij aan, dat het, zo als hij hoorde als een heerfchend denkbeeld ware in Engeland , dat de Engelfehen betere vegters, en Hegter kooplieden waren dan de Franfchen. „ Maar, vervolgde hij, zonder de „ waarheid van het eerste gedeelte deezer „ Helling toe te Haan, zou ik denken dat 'er „ geen klaarder bewijs van de valschheid, van „ het tweede gedeelte kan gevonden worden, „ dan het laatfte commercie tractaat, waarbij „ Engeland meer van Frankrijk heeft gewon„ nen, dan dit rijk ooit bij den voorfpoedig„ ften oorlog gedaan heeft." Dat gunftig vooroordeel, voor het charaeter van hunne eigene medeburgers, waar van ik geene Natie bevrijd acht, bezitten, geloof ik, de Franfchen in eene ruim zo groote maate, als hunne nabuuren, 't zou zeer bijzonder zijn, indien het anders ware, wanneer men in aanmerking neemt, hoe fterk hunne manieren nagevolgd j  C 253 ) volgd, en hunne fchriften bewonderd worden, geduurende de twee laatst verlopene eeuwen. Dog met welk eene zelfsvoldoening zij zig ook befchouwen, de allergeringfte Franschman toont geenen Heiligen haat tegen vreemdelingen. Misfchien beelden zij zig in dat het eene eer is oin in Frankrijk geboren te zijn, maar zij denken niet dat het iemand tot fchande ftrekke om elders het eerfte-licht gezien te hebben, zo als foortgelijk volk in Engeland zig zekerlijk wijs maakt. Wanneer een Fransch koetfier of viswijf met een vreemdeling in woordenftijd is, fchroomen zij niet, om dien de kwaadfte naamen toe te duwen die zij kunnen uitdenken, dog wanneer zij hem voor een fchobbejak, of welke haatlijke naam hen voor den geest koomt, hebben uitgcfcholden, zullen zij 'er nooit bij wege van verzwaaring bijvoegen, Italiaanfche, iimtfcht of Engelfchs fchobbejak, daar in het tegendeel zij die dit ilag van redeneerkunde in Engeland béoeffenen, zig nooit te vrede R 2 hou-  C m ) houden, met eenen vreemdeling, daar zij 'e opgeïaaden hebben, eenvoudig een fchobbejak te noemen, om dat misfehien de omftanders zig mogten inbeelden, dat hij maar een Engelfche-fchelm ware, en in zo verre gelijk ftond met de eerlijke lieden onder andere natiën; reden waarom zij 'er bijvoegen den naam van het land waar uit de man gekoomen was, als eene vermeerdering van zijne verachtingwaardigheid. Dit is echter niet altijd als eene belediging bffchouwd. \ In het jaar 1745 wierdt een Scbotsch foldaat van het leger der muitelingen die ii den flag van Crifton gewjnd, cn onbekwaam was om het volk, bij 't welke hij behoorde, in zijnen terug togt van Carlisle te volgen, krijgsgevangen gemaakt met het garnifoen, 't welke voor het meerendeel uit Engclfchen beftondt. Een Soldaat van 's Konings leger, als fchildwagt bij des anderen gevangenis geplaatst, en door denzelven naar een Chirurgijn gevraagd,  C 255 ) vraagd, duwde hem toe: ,,' Bekommer u niet „ over eenen heelmeester, want'ik kan ü ver» ,, zekeren, dat gij binnen zeer korten tijd ah „ een fdkotsch rebel ftaat opgehangen te worden." Hartelijk dank, Mijnheer! voor het berigtj (gaf de gewonde man in den tongval van zijn land ten antwoord) want, terwijl men mij aantrof onder een garnifocn van inboorelingen., was ik, zoo waar, bevreesd dat men mij, indien Ver toekwam, als eenen Engelfchen zoude opknoopen. 'Er wierdt voorgelezen een adres van de Nationaale Vergadering aan de inwooners van de Franfche GrenshVden, door M. vergniaud» die in 't ft uk van welfprekenheid gerekend wordt tegen alle gedeputeerden, die 'er thans .zijn niet alleen wel op te kunnen weegen , maar misfehien die te overtreffen; ,, Burgers! „ Uwe woonplaats verzekert u den roem, „ om het eerfte de vijanden der vrijheid te R 3 „ mo-  C =56 ) „ mogen beftrijden. De Natie maakt ftaat op ,, uv/en moed; vertrouwt Gijlieden op haare „ erkentelijkheid. Uwe kinderen zullen de „ kinderen zijn van 't Vaderland, en overal „ zult gij deelgenooten van uwen roem, of „ uwe wreekers vinden." De drie afgevaardigden, kersaint, antonelle, en peraldy, van de Nationaale Vergadering, 's avonds van den ioden naar het leger gezonden dat M. la eayette aan 't hoofd hadt, verfchenen heden voor de balie. Voor zo ver de boodfehap met welke zij afgezonden waren van eenen zeer gevaarlijken aart was, en zij er beter afgekoomen waren dan veelen verwagt hadden, zo wierden zij nu ontfangen met lang aanhoudende toejuichingen. Kersaint verhaalde met manlijke en duidlijke welfprekenheid , de onderfcheidene ontm metingen die hun geduurende den togt bejegend waren. M, la pavette, was, door een zonderling toeval onderregt geworden van 't gebeurde op den  C 257 ) den ioden eer nog de berigten dien aangaande aan iemand anders in 't leger kwamen. Hij had M. darblais , een voornaam officier van 't leger; met depêches van groote aangelegenheid, en eenige vertrouwiijke boodfchappen, aan den Minister van oorlog, gezonden. M. darblais kwam zeer nabij aan Parijs op den morgen van den u. Van paarden gcwisfeld hebbende, flapte hij juist in het rijtuig , toen ecii grenadier van de Nationaale Pardes, die op het oogenblik van Parijs kwam, hem zag, en berigtte van het gevaar waar in hij zig begaf met de reis voorttczetten. Sommige Officieren van de municipaliteit, die gehoord hadden wat de grenadier zeide, namen in bedenking of men hem behoorde toe te laaten om te rug, te keeren. Deeze zwaarigheden wierden met ongemecne fchranderheid en tegenwoordigheid van geest uit den weg geruimd, van de zijde van darblais, die te post met allen mooglijken fpoed naar M. la, sayette te rug keerde, welken hij te Sedan R 4 aaris  ( 253 ) aantrof, en berigt bragt van alles wat hij wist. M. la fayette gaf noopens deeze gebeurtenisfen een zodaanig verflag als hem thans best gelegen kwam, cn begeerde dat de magiftraat van Sedan de drie commisfarisfen der Nationaale Vergadering zouden arresteeren zoo draa zij aankwamen, 't welke hij alzo befchikt hebbende naar het leger vertrok. De commisfarisfen wierden in gevolge hier van gearresteerd ; en men zette ze gevangen van den avond van den i4den tot den morgen van den 2often. M. la fayette geduurende deezen tijd bemerkende dat het leger niet in zijne maatregelen zou treden, maar zig bepaald had om de orders der Nationaale Vergadering te gehoorzaamen, oordeelde het thans noodig om de vlugt te neemen zo als hij deed in gezelfchap van M. öarblais cn fommigen der ftafofficieren. De Magiftraat van Sedan, nu haaren mffiMg bezeffende, ontffoeg de commisfarisfen, cn verzogt derzeiver voorfpraak. ■ Kersaint ftclde zig ook- voor haar in de, bresfe  C =59 > bresfe bij de Vergadering en zeide, in zijne aanfpraak van den fpreekftoel: Vergeet Gijlieden deezen triisfl'ag, gelijk wij denzeken vergeeten; gaande vervolgends voort met een berigt te geeven van 't geene hem bij het leger bejegende. Ten uiterfte hachgelijk was voorzeker als toen de toeftand, waar in dat leger zig fcheen te bevinden; naabij den vijand, verhaten van zijne voornaamfte officieren, cn, tot op de aankoomst der commisfarisfen onkundig, wat het te doen ftondt, Toen deeze commisfarisfen Parijs verlieten, geloofden fommigen, met welken ik daarover fprak, dat zij 'er het leeven bij infehieten zouden zo draa zij in 't leger zouden koomen; cn nog zijn'er, die denken, dat dit het geval zoude geweest zijn, indien zij daar zo fpoedig als zij meenden gekoomen waren. Dog, 't geene dit vermoeden ganfchelijk van grond ontbloot, is, de fchikkjrig die M. la .fayette met de magiftraat vim Sedan maakte om hen aldaar te arresteeren. Indien hij waarR 5 üjk  ( %6o ) lijk een oogmerk had gehad om' ze om 't lee-. ven te brengen, en zig ingebeeld, dat het leger in die maatregelen zoude treden, had hij voorzeker hunne koomst derwaards niet verhinderd. M. kersaint verfchafte in zijne aanfpraakvrij wat ftof tot befchuldiging tegen la fayette; met dit alles fchijnt het blijkbaar dat deeze met den vijand gcenerlij wijze in onderhanden ling was; want ware dit zo geweest, dan had hij denzelven gemaklijk zoodaanige onderregtingen kunnen geeven, waar door deeze op de Franfche armee ware aangevallen, toen zij van haare bevelhebbers was verlaaten, en zig geftort zag in die ontroering welke uit zulk eenen toeftand eigenaartig moest voortvloeijen. Dog de vijand ondernam niets tegen het Franfche leger, geduurende dit bedenklijk tijdftip, 't welke op zig zelve, den laster grootendecls wederlegt, welke men tegen la fayette heeft afgegeevcn, terwijl even daar door de berigten van de vrienden diens legerhoofds, eene gr o o-  ( a6i ) groote öiaate van waarfchijnKjkheid bekomen j behelzende, dat offchoon hij gedrongen ware. door alle beweegredenen van perfoonlijke veiligheid, om zijne 'vlugt te verhaasten, hij nogthans zijn leger niet verlaaten hebbe, dan naa dat hij zulke fehikkingen beraamd had, waar door de vijand in de onmoogtijkheid was om 'er op aantevallen. Ik kan alle betigtingcn, welke ik dagelijks tegen M. la fayette hoore inbrengen, niet wederleggen, maar zij zijn van eenen al teak gemeenen aart, en met te veel drift aangedrongen, om mij te overtuigen dat de vriend van waskingtön, de man die zulk eene liefde voor de zaak der vrijheid getoond heeft, zo in America als in Frankrijk, zo maar op éénmaal ecu verraader zij geworde». Aug. 29. Indien 'er niets anders ware om de groote zaak in Frankrijk te bederven, zouden de on- op-  ( 2ó2 ) ophoudlijke befchiüdigingen , tegen allen die in eenige militairre of burgerlijke bediening zijn, tot dat einde toereiken ; de menfchen fenijnen van verraad verdagt gehouden te worden, op geene vaster gronden, dan omdat zij in de mooglijkheid zijn om het te plcegcn. Dan het is onmooglijk om iemand eene openbaare bediening aan te vertrouwenzonder dat men hem in ftaat ftelïe, om een verraader te kunnen worden. Deezer wijze, derhalven, wordt een iegelijk die in eenigen dienst is, daar het op trouw aankoomt, verdagt gehouden, en, hoe kunnen, in deezen toeftand, de zaaken wel beftuurd worden? De Generaal luckner , die aan 't hoofd des legers is, wordt menigwervcn in openlijke fpotprenten, die hier in vervaarlijke menigte verfpreid worden, ten toon geftcld, en dagelijks worden de kwaadaartigfte aanduidingen, waarfchijnlijk zonder grond, ten zijnen opzigte openlijk gegeeven. De Generaal arïhur dillon wordt op dezelfde wijze aangevallen. Men  C **3 ) Men zou zig gevleid hebben, dat het veiv fche en befchreienswaardig noodlot van deezes Edelmans vriend en naabeftaanden, den Marfchalk theocald dillon, eenige voorzigtigheid en befcheidenheid verwekt hadde omtrent officieren van deezen naam. 't Is meer dan eene eeuw geleden, dat deeze aanzienlijke familie, uit Ierland afkoomstig, in Frankrijk genaturalifeerd is. De ongelukkige Generaal theobald dillon was, omftreeksch het einde van Augustus laatstleden, belast met eene expeditie van Rijsfel naar ïournay. Het volk dat onder zijn bevél ftondt, zo draa het de Oostenrijkers vernam, fchreeuwde: Verraader! en nam de vlugt. Een dragonder, welken de Generaal meende tegen te houden, fchoot een piftool op hem af en wondde hem, terwijl een ander eveneens zijn aide de camp, van zijn paard deedt tuimelen. Bij zijne terugkoomst te Rijsfel, vermoordden de Soldaaten hunnen bevelhebber, zo als zij insgelijks den Colonel eerthois, den op*  C g*t ) opperften der artilleristen deeden, om hunne eigene lafhartigheid en verraaderlijke ftreeken te bedekken; want veelen zijn in het denkbeeld, dat deeze zelfde foldaaten, door den vijand, omgekogt waren om het denkbeeld gaande te maaken, dat het Franfche leger door zijne Officieren bedrogen wierde, 't welke aanleiding gaf tot de wanorde en vlugt der troupen, en het vermoorden van derzelver aanvoerders. • Een Militair Gerichtshof heeft naderhand regt gedaan aan de goede trouw en het braaf gedrag van dillon en berthois , en de moordenaars zijn geftraft. Insgelijks heeft de Nationaale Vergadering alle mooglijke vergoeding aan derzelver familien gegeeven. De vrouw,en kinderen van den Colonel berthois kreegen een penfioen. De Generaal dillon was ongehuwd, maar had in de naauwfte vereeniging geleefd met josephine de teville, bij welke hij twee zoonen en eene dogter had. De jongfte zoon wierdt te Rijsfel geboren, op  C -*5 ) op het eigen tijdftip toen men zijn vader vermoordde, en het kind wierdt ten doop gehouden dwars over het plein, waar het gehavende lijk zijns vaders tot hier toe was blijven liggen. De rampzalige moeder, vervaard door het gerugt dat de moordenaars een oogmerk hadden om ook haar en haare kinderen om hals té brengen, verliet haar bed, en liep, zo zwak als zij was drie quartier van eene mijl, naar het huis van M. d' aumont, een Fransch officier en de vriend van dillon, alwaar zij, en haare kinderen, een geruime tijd, vriendelijk onderhouden wierden, geduurende welke zij echter kwijnde aan eene onpasfelijkheid , door fchrik en vermoeidheid veroorzaakt. Een verhaal van deeze treffende omftandigheden , wierdt der Vergaderinge voorgelezen, te gelijk met den uiterften wil van theobald dillon , met zijne eigene hand te Rijsfel gefchreven, omnidlijk voor dat hij de gemelde ongelukkige expeditie ondernam. In dit Testament be( hij zijne kinderen, en derzelver moeder in  ( 2.66 ) in de vriendfchap en genegenheid zijner zusters en familie, met de hartroerendfre uitdrukkingen. Dit laatfte blijk van de tederheid des braaven krijgsman, jegens de voorwerpen die hem het naaste waren, had eene zigtbaare uitwerking op de Nationaale Vergadering, welke onmidlijk befloot om een pertfioen van 1500 livres, voor haar geheele leeven toe te ftaan aan josephine de teville, en een van 800 livres aan elk van haare drie kinderen. Terwijl nu dit plan om vermoedens, van verraad onder de Generaals, te verfpreiden .thans wel gelukt was, wierdt men aangemoedigd om 'er ook in andere gelegenheden gebruik van te maaken. Zo begon 'er zig onlangs een gerugt te verbreiden dat de Generaal DUMOURiER tot den vijand ware overgeloopen, dan^dit zal geenen grooten voortgang hebben, daar men iemand gevangen gezet heeft, die het verhaalde en 'er bij voegde dat de Pruisfen aan niemand quartier gaven. Men  t 3*7 ) Men verbeeldt zig algemeen dat 'er thans Vrij wat ftookebranden in Parijs zijn, in dienst van de uitgewekene prinfen, om ontrustende tijdingen van deezen aart te verbreiden en overal wantrouwen en kwaade vermoedens te zaaijen. Dit is ten minsten zeer veel waarfchijnlijker, dan het belachgelijk verdichtfel, 't welke echter bij veelen geloof vindt, te weeten4 dat de Guinies uit de fchatkist van Grootbrittanjen gezaaid worden, over de voorlieden van St. Antoine, om den Geest van tweedragt en wanorde gaande te houden. Verfcheidene menfchen, hoor ik , hebben zederd kort naamlofe brieven ontfangen, van zogenaamde vrienden, welke hun ernftig waarfchuwden om uit Parijs te vlugten met allen mooglijken fpoed, terwijl 'er gebeurtenisfen van zeer bedenkelijken aart op handen waren. Brieven van onbekende vrienden , worden doorgaands gefchreven van wezenlijke vijanden; cn die geenen die bij de tegenwoordige gelegenheid verfpreid worden , hebben waarS fchijn-  C 26O ) fchijnlijk ten oogmerke om de ongerustheid te vermeerderen, welke begint plaats te grijpen onder dat gedeelte der inwooners van deeze Hoofdftad, welke gewoon zijn om althans nog iets naa te denken. 't Is naauwlijks te begrijpen welke ongerijmde cn oumenschlijke ingeevingen de vreeze kan verwekken. Hier van kan men naauwlijks een fterker voorbeeld geeven, dan 't geene heden in de Nationaale Vergadering voorkwam ; alwaar een lid de ontdekking deedt van aannaderend gevaar en verwoesting, niet, van de wel onderwezene battaillons der Pruisfen, ook niet van de wraakgierige esquadrons van den Keizer, maar van de flappe handen eener vrouwe, in de gevangenis opgcfloten, en gebukt onder eene opeenflapeling van elende. „ Houdt u verzekerd (riep deeze man uit) „ dat 'er eene geduurige laamenzweering in „ Parijs plaats hebbe, welke Gij tot in haare „ geringfte declen behoort op te fpooren. De „ waak-  C 269 ) & Waakzaamheid der wagten bij den tempel is verfchalkt. De gevangenen aldaar heb„ ben het middel gevonden om te correspon„ decren met de verraaders te Coblents. Is „ het niet genoeg (vervolgde dit onvermurw„ baar mensch) dat die barbaarfche vrouw ? „ deeze vrouwlijke beul, zig in haare afzon„ dering bezig houde met het beraamen van „ ontwerpen om zig nog eens in het bloed der „ Franfchen te baaden ? Is het niet genoeg dat „ zij nog leeve zonder dat Gij haar toeftaat „ om tot eene nieuwe omwenteling haare ftrik„ ken te fpannen? Beneemt haar alle midde„ len om met de vijanden te handelen, en „ laat lodewyk de 16de aan zijne plompe „ nietsbcduidendheid overgelaaten over niets „ kunnen denken dan over zijne fchande en „ wroeging. Ikftelvoor i. Dat men de druk„ pers opfpoore waar van zig de faamgezwoor„ nen als nog bedienen, 2. Dat alle de leden „ der Koninglijke familie afzonderlijk Worden „ opgefloten, zonder eenige communicatie Sa „ met  ( ) i, met eikanderen, of met hun die buitel „ zijn." Deeze laage taal wierdt in de Gallerijen toegejuicht. Zij voeren zekerlijk negerdrijvers uit de Wfcstindien in om ze in deeze Gallerijen te plaatfen. Het eerfte artikel intusfchen van deezen voorflag wierdt aangenomen, maar het andere verworpen. Deeze geheele fchrik voor eene faamenzweering is voortgefproten uit een boek dat onlangs in het licht kwam en ten tijtel voerde: De Weldaaden der Nationaale Vergadering, of het. Onderhoud van Madame SAUMON. Dit boek, zegt de redenaar, ftelt de Nationaale Vergadering in een bekchgeüjk ligt, en vervult hem met afgrijzen. Ik twijfel echter zeer, of het half zo belachgelijk is als zijne aanfpraak, en ik houd mij verzekerd dat het mij geenen fterkeren affchrik kan inboezemen. Aug. 30  < ) Aug. 30. De Nationaale Vergadering fchijnt befloten ie hebben, om eene republikeinfche geftrengheid in acht te neemen, omtrend de zulken9 die ,de verwagtingen van het Vaderland teleur ftellen, wanneer zij den vijand voor zig hebben. ■Eenige Soldaaten van het garnifoen van Longwy verfcheenen voor de balie om berigt te geeven van het verlies deezer plaatfe, en het gedrag te vergoêlijken van de inwooners en het Garnifoen. Zij befchuldigden hunne Officieren, en de Magiftraatsperfoonen, en zeiden dat zij het ter naauwernood ontkomen waren om van de Pruisfen vermoord te worden , niet tegenftaande deeze hun toegezegd hadden om met krijgseer te mogen uittrekken. „ Gijheden verdiende de behandeling die 9, men U aandeedt," fchreeuwden fommige van de leden. Wat kon een Garnifoen van 800 man doen, S 3 vroe-  C 372 ) vroegen de Soldaaten, wanneer zij door zestig duizend wierden aangetast? „ Gij kondt ge„ fneuveld zijn" was het geroep in de Vergadering; zekerlijk in navolging van het zeggen van corneille: Dat hij fiervei De Soldaaten befloten hunne aanfpraak met de plechtige verklaaring dat zij zig verbonden om bij de eerst voorkomende gelegenheid, de eervar» hun Vaderland te wreekcn en hunnen moed te betoonen. Deeze verklaaring wierdt met een Uil gemompel, dat niet veel geloof aanduidde, gehoord , en hun berigt aan de Commisfie vtor Buitengewone zaaken verzonden. Gisteren las men in de Nationaale Vergadering eenen brief van merlin , eenen der Overheids-perfoonen van Thionville, en vader van dén gedeputeerden van dien naam. Hij fchrijft dat de inwooners in de verwagting zijn, van fpoedig belegerd te zullen worden, maar befloten hebben om liever met de Stad in de ÏUgt te fpringen, dan dezelve over te geeven. Hier  C m ) Hier op riep jean debry met drift uit: „ De fpoedigfte en kragtigftc maatregelen „ moeten in het werk gcfteld worden , om „ ons Vaderland te verdedigen; om de kosten „ moet men zig niet bekommeren : binnen „ vijftien dagen zullen wij vrij zijn, of om„ koomen. Indien wij overwonnen worden, „ zullen wij niet meer zijn, en dus geen geld „ behoeven — en — zijn wij zeiven over„ winnaars dan zal gebrek van geld ons niet ,, hinderen, omdat wij wij zijn." In gevolge van een bevel der Municipaliteit van Parijs, welke wel de eenige uitvoerende magt fchijnt, wierdt aan alle wijken opgelegd om commisfarisfen te kiezen die een algemeen onderzoek moesten doen naar wapenen en verdagte perfoonen. Dit onderzoek wierdt gevolglijk, van gisteren avond tot heden morgen , in het werk gefield. De commisfarisfen wierden vergezeld met een corps Nationaale Gardes, en alle toegangen tot de onderfcheidene wijken, wierden S 4 be-  C m ) bezet, op dat niemand ontfnappen mogte. Zij kwamen eerst, omftreeksch zes uuren des morgens in ons Hotél. Ik vergezelde hen in elke kamer, en opende ieder deur van ons apartement. Zij gedroegen zig zeer welleevend, wij hadden geene andere wapens., dan onze piftolen, welke openlijk op de fchoorfteen lagen, Zij gaven hunne verwondering te kennen over de netheid der .bewerking van een paar in het bijzonder, maar gaven den minften zweem niet van ze mede te willen neemen. 'k Hoor dat men een verbaazend aantal fnaphaanen gekregen, en vrij wat menfchen gearrefteerd heeft. De Meefter van ons Hotel was te nagt op de wagt geweest; ik zag hem te huis koomen in zijn krijgsmans toerusting. Hij fprak vrij wat, van de vermoeijing die hij ondergaan had, en duidde ook iets aan van de gevaaren, aan welke hij bloot geftcld geweest was, in het beloop van deezen ftrengetj post. Gevraagd zijnde of hij gelukkig geweest ware ■' •*• Jm in  C 375 ) in het op fpooren van verdagte perfoonen ? gaf hij ten antwoord: „ Jaa! Milord! onbefchrijflijk gelukkig! — hij kon niet barsfer gezien hebben al had hij den Hertog van Brunswijk zeiven gevangen gejioomen. „ Ons bataillon heeft vier priefters beet ge- kreegen." Naar ik hoor, worden deeze arme menfchen van geene andere misdaad befchuldigd, dan dat ze den eed op de nieuwe Conftitutie niet gedaan hebben; dit fchijnt aanleiding te geeven tot het denkbeeld, dat zij menfchen zijn die beginfels hebben , zig door de infpraak van hun geweten, wel of kwaalijk verligt, laaten leiden, en geene voorwerpen die eenige ltraf verdienen met dit alles waren zij naai* dc gevangenis van de Abtdij gebragt. Wanneer der menfchen zielen gefchokt worden door partijzugt en politieke verfchillen, Zijn zij in ftaat om alle denkbeelden van rechtvaardigheid en eerlijkheid te -verliezen. S 5 ' -P?  C z?6 y De geestelijkheid in het algemeen is thans in Frankrijk bij uitftekenheid gehaat. Men heeft ze zeker hard behandeld, en het is eene oude aanmerking dat de menfchen veel al haaten die geenen , die zij zelve beledigd hebben. De geestelijkheid heeft zekerlijk, zederd de laatst verlopene jaaren, haaren invloed verloren in alle landen van Europa, dog, dit meer in Frankrijk, dan ergens elders. Welk' eene verandering zederd den Oorlog van de Ligue, jaa zelfs zederd de herroeping van het Edict van Nantes! Dit genoodfchap van menfchen is overal blootgefteid aan de onbefchcidene fchempfchriften van waanwijzen en boozen, maar thans, en in dit land, randen menfchen van een deftig en ernfiig charaeter hen almede aan. Een lid van. de Nationaale Vergadering, op welken dcezelaatfte omfchrijving wel past, kreeg gisteren gelegenheid om in de Vergadering iets ten voordeele van zekeren kerklijken te zeggen; maar voegde 'er bij: „Hij is, in waarheid, de eerlijk-  C 277 ) „ lijkfte Priester dien ik immer kende, „ trouwens ik was nimmer met ecnigen andc„ ren bekend." De Vergadering lachte. Ik deed niet mede, om dat ik ten opzigte van mijne kennisfe aan deezen ftand van menfchen veel gelukkiger geweest heb dan deeze afgevaardigde. Dog, het geen opregte katholijken nog veel meer moet ergeren, gebeurde, nu twee dagen geleden, in de Vergadering. Eenige burgers bragten aan de balie een Zilveren ftandbeeld van St. Rochus , terwijl een van hun deeze taal voerde: „ Dikwijls hebben wij tot onzen heili„ gen Rochus gebeden opgezonden, om ver- lost te worden van de politieke plaag, welke „ zo veele verwoestingen in Frankrijk aan- „ regt, hij heeft ons niet verhoord „ wij beelden ons in, dat zijne gedaante moet „ geweten worden , en brengen hem daarom „ herwaards, op dat hij tot geld moge geflagen „ worden; hoopende dat hij, in deezen nieu„ wen vorm, kragtiger zulle medewerken, om „ het  ( 2/8 ) w het baarlijk ras onzer vijanden uit Frankrijk 9, te drijven." Deeze aanfpraak verwierf de toejuiching der Vergadering en van de Gallerijen, en de Heilige wierdt naar de munt gebragt. Eene vertelling van den buitenfpoorigften aart is thans algemeen; veelen verfpreiden, en het wordt van fommigen geloofd, dat 'er een plan in til is, om zijne Koninglijke Hoogheid den Hertog van vork , op den throon van Frankrijk te plaatfen. Men denkt dat deeze maatregel ten doele zou hebben, om aan Frankrijk eene naauwe verbindtenis, met Grootbrittanjen en Pruisfen te bezorgen ; en misfchien wordt het uit dien hoofde, door meerdere menfchen hier te lande gehoopt, dan die het zig met mooglijkheid kunnen wijsmaaken. Niemand kan het echter wenfchen die eenig belang ftelt in de voortduuring.van den welvaart des Hertogs. In de tegenwoordige geestgefteldheid van de Natie, is de kroon van Frankrijk voorzeeker geen begeerlijk goed. Aug. 31  C a:T9 ) Aug. 31. Men geeft zig geene mindere moeite om het Volk tegen de Priesters op te zetten, dan tegen de Ariftocraaten. Eene der redenen is , buiten twijffel, om dat de geestlijken in het algemeen Ariftocraaten zijn , en eene andere de weerzin, welke een aantal volks, buiten aanmerking van 't politieke , opgevat heeft, tegen eene clasfe van menfchen , die ambtshalve verpligt zijn, eene leevenswijze te gispen en aftekeuren, welke dit volk evenwel verkiest te leiden. Daar bij is het zeer gemaklijk om voor een lasterlijk blaauwboekje, toereikende ftof te verzamelen, uit de fchriften welk ten allen tijde tegen den priesterhand in het licht kwamen, en dezelve op de tegenwoordige geestlijkheid toe te pasfen, fchoon zo veel van die verfchillende, als het tegenwoordige geflagt van Parijfenaars doet, van de oude Gaulen, of de Parijfche burgers, ten tijde van de Ligue. Een magtige kunstgreep tegen de geestelijkheid 9  hcid, zo wel als tegen de Alleenheerfching in het werk gefield, is die oude vijand der eerde, lïet tooneel. Onlange zag ik in de Nationaale Schouwburg fpeelen, Les Victimes Ckitrés, een Huk blijkbaar opgcfteld, om eenen affchrik over , en verontwaardiging tegen den Priestcrftand in te boefemen, en de Monniken allerbijzonderst, in het haatlijkfte ligt te {lellen. Het ftuk wierdt gefpeeld door fleury, een uitnemend Acteur, gemakkelijk en gevallig, in een blijfpcl, vol kragt, en in de hoogfle maate bekwaam om op de hartstogten te werken, in een treurfpel, gansch vrij van die prachtige gemaaktheid, -en trotfche houding, die in de Franfche treurfpelers zo gemeen is, en voorzeker in het gemeene lecven onder de kindereu der menfchen alzo niet vertoond wordt. Mejuffrouw contade is aan het hoofd der Franfche Klugtfpeelcrs, en het is in dit vak dat de Franfchen uitmunten, liier ziet gij de befchaafde manieren van de groote waereld zonder grimatfen of gemaaktheid vertoond, en de na-  ( a8i ) fïaraurlijke houding en eenvoudigheid der laa. gcre rangen, zonder lompheid gefchetst. De Franfche Acteurs en Actrices bezitten daar en boven , bijzonder in derzelver klugtige Opera's, eene betoverende vrolijkheid en vlugtigheid van manieren, welke in andere Schouwburgen vrugtloos naagebootst worden. Het vastzetten van Burgers, op orders van den Raad der Vertegenwoordigers van de Gemeente, gaat zijnen gang, en verwekt bij veé3en kommer en vrees voor zig zeiven of hunne naabeftaanden: zederd korten tijd, heeft men fommigen gevangen genomen, die algemeen voor vuurige Patriotten gehouden worden. Men heeft mij dit met veele behoedfaamheid verteld; want men fchijnt het niet veilig meer te achten , om te klaagen over hen , die, langs welken weg ook, zig de ganfche magt van den Staat hebben weeten aantemaatigen. Men heeft echter over deeze dwingelandij in de Nationaale Vergadering geklaagt, en vercniaud heeft 'er zig tegen opgezet met de treffend-  ( 282 } fendfte welfpreekenheid. Buiten allen twijffeï heeft hij hen overtuigd van de grootheid van dit euvel, en hen een wezenlijk verlangen ingeboefemd, om het te herftellen ; dog men heeft reden om te vermoeden dat de Vergadering zelve den fchrik voor deeze dwingelandija weg hebbe. De muuren van Parijs, zijn heden ten dage als bedekt, met adresfen aan het Volk tegen bijzondere afgevaardigden met heimlijke aanduidingen, dat de meerderheid befmtt is met ariftocratifche denkbeelden. Deeze papieren zijn niet alle naamloos; fommige en wel de meest hoonende zijn getekend marat, de naam van een voorgewend patriot, en, zo als ik van alle kanten hoore een wezenlijk oproermaaker. , Zederd korten tijd heeft men vrij klaar verfchijnfelen van misverftand ontdekt, tusfehen de Vergadering, en den Raad der gemeente. Voor zo ver de Vergadering beftaat uit de vertegenwoordigers van de gchcele Franfche Natie, en de gemelde Raad faamgefteld is , uit mannen door'  C ^3 ) door onderfcheidene wijken van Parijs benoemd, is het blijkbaar dat de Raad behoore onderworpen te zijn aan de Vergadering; maar zederd den ioden Augustus heeft de Raad, door list en beleid, de overhand weeten te verkrijgen, gcduurende de wanorders die plaats hebben gehad. De werkzaame burgers de Voorlieden van St. Antoine en St. Marceau vliegen eerder van de hand des laatften, dan van die der andere, en in dit tijdftip hebben de inwooners van deeze Voorlieden, in Parijs, het meeste van de Souvereiniteit des Volks. Wat de Conventie zal kunnen uitwerken is niet te bepaalen, dan 'er is geringe waarfchijnlijkheid, dat deeze Nationaale Vergadering, welke op het punt ftaat van te fcheiden het overwigt zal bekoomen dat zij behoort te hebben; en of de Conventioneele Vergadering immer tot ftand zal koomen fchijnt van dag tot dag twijffelachtiger te worden. De Nationaale Vergadering heeft Commisfarisfen benoemd, met oogmerk om in elke wijk T van  c m ) van het Departement van Parijs, en in deszei' ven omtrek de nieuwe heffing van volk te bevorderen, welke zo gelukkig Haagt, dat binnen zeer weinige dagen het begeerde getal vol zijn zal, offchoon 'er flechts twee mannen zullen gekozen worden, uit de drie die zig zelve aanbieden. Ter aanmoediging van hun die aan de werken , welke rondom Parijs gemaakt worden, arbeiden, gaan derwaards dagelijksch fommige aanzienlijke en rijke burgers, niet alleen om de arbeiders de ververfchingen aan te bieden Welke de tijd van den dag vereischt, maar orn zeiven met aanhoudenden ijver mede te werken. 't Schijnt bijzonder, dat, te midden van dit algemeen gewoel, de Nationaale Vergadering, ecu goed deel van gisteren, bezig ware met een ontworpen befluit, waar van het oogmerk was, om de middelen tot Echtfcheiding gemaklijk te maaken.  DAG-VERHAAL. ÈNZ. September ï. 'iLr is reden om te vreezen, dat in de tegen* woordige ontroering van geest, en daar uit* fpruitende vooroordeelen en wraakgierigheid, de Gerechtshoven , zo wel als de Nationaale Vergadering, zig in de noodzaaklijkheid zullen bevinden om te veel te moeten toegeeven aan de denkbeelden van het volk dat buiten is. Onlangs was 'er eene crimineele Vierfchaar gefpannenj met oogmerk om de misdaadigers van den ioden Aug. te oordeelen. Zeker d'angremont , was de eerfte gevangene welke voor deeze rechtbank gebragt wierdt. Hij had voormaals geheimfchrijver geweest der beV ftuut*.  C =S6 ) ftitürdereïi Van de Nationaale Garde, op de rekenkamer van het Stadhuis, waar hij bij de ge* wezene bedienden was geplaatst geweest; en wierdt thans befchuldigd als opperhoofd eener groote bende Volks, welks oogmerkwas, om aan een tegenomwenteling te arbeiden in de Clubs; en van redenvoeringen daartoe ftrekkende te hebben gehouden, op het plein der Feuillanten, in de tuinen van \ Koninglijk Paleis, en andere plaatzen van openbaaren toeloop, met een oogmerk om oproer te verwekken , het volk aan te hitfen, om zig op te zetten tegen de Nationaale Vergadering, de openbaare Overhellen , en AVel bijzonder tegen den Maire en andere Patriotten. Deeze bende was verdeeld in Detachementen van tien mannen, elk van welke Detachementen eenen Capitein en Luitenant had. De foldij der Capiteinen was tien-, die der Luitenants vijf- cn ieder Gemeene, had twee- livres en tien ftuivers dagelijksch. Zij hadden afgefprokene geheime tekenen en woorden, waar bij zij elkan- de-  C =87 > deren kenden, op de openbaare wandelwegen 4 in de gallerijen , en alle verzamelplaatfen der burgerije. Daarenboven droegen zij eenen ftok, van zeer bijzonderen aart dien zij de Cos-; ftitutié noemden*' Men zeide dat dit Volk omftreeksch 1500 inv getale was. D'angeremont betaalde en beftuurde hen allen. De Capiteinen gaven hem dagelijksch berigt van 't geene 'er omging, en hij ftelde een foort van raport daar van op in drie aantekeningen ; eene voor den Koning zeiven, en de twee andere voor twee perfoonen in publieke bediening. De Advocaat van den Gevangenen, beweerde, behalve andere verdedigingen, dat, voor zo ver zijn cliënt op den agtften of negenden Augustus Vastgezet ware, men hem niet konde vonnisfen, in eene Rechtbank bepaaldelijk aangefteld om de misdaaden te beoordeelen, welke op den iodcn gepleegd waren. Dan, voor zo ver de befchuldiging tegen den gevangenen ingebragt betrekking had tot het gebeurde op den V z ïodens  ( sS3 ) loden, wierdt deeze uitzondering niet aang** nomen. Naa een verhoor vah dertig uuren, wierden de gezworenen drie voorftellingen ter overweging aangeboden. Dezelve zonderden zig drie uuren af en toen zij in het gerechtshof wederkeerden; wierdt hun het eerfte artikel door den Regter voorgedraagcn: „ Koomt het UL. als „ bewezen voor, dat 'er .op den ioden Au„ gustüs, eene famenzweering in de Tuille„ ries plaats gehad hebbe, met oogmerk om „ eenen burgeroorlog in het land te verwek-1 „ ken?" De fpreeker van de gezworenen antwoord^ de ontkennender wijze. Hier op ontftondt 'er een algemeen gemor in de vergadering. De Regter vroeg vervolgends — ,, Denkt „ Gijlieden dat men in de Tuileries een oog„ merk had, om zig eene onwettige magt aan „ te maatigen?" Op deeze vraag kwam een toeftemmend antwoord van de gezworenen. „ Meent  C ) „ Meent Gijlieden dat het bewezen zij dat „ de gevangene in dit voorneemen gedeeld „ hebbe?" De gezworenen verklaarden, het daar voor te houden. Naa' dat zij hunne uitfpraak gedaan, hadden wierdt, door den commisfaris, zo als de Franfchen het noemen, de Wet toegepast. D'angremont wierdt veroordeeld om onthoofd te worden. Toen men hem uit de Rechtzaale bragt, bemerkte het volk dat hij de uniform der Nationaale Garde droeg, weshalve 'er twee van hun, in de gevangenis der Conciergeiïe gingen, werwaards de arme man, naa de uitfpraak van 't vonnis, gevoerd was, om hem te berigten dat het volk begeerde, dat hij in deeze kleeding niet op het fchavot verfcheen. De gevangene ontdeedt 'er- zig oogenbliklijk van. Vijf uuren naa zijne veroordeeling, wierdt hij naar de plaats van de Caroufel gebragt, en bij toortsligt teregt gefield, Toen hij op Jiet fchavot klom betuigden de aanfehouwers v 3 bun  ( 290 ) hun genoegen, door openlijk juichen en handgeklap ; welk woest teken van vreugde verdubbeld wierdt toen het hoofd, van den romp gefcheiden, door den gerechtsdienaar aan hun vertoond wierdt. Dit was voorv/aar geen fterk bewijs van hunne vaderlandsliefde, hoewel fommigen hunner misfchien dezelve deezer wijze meenden aan den dag te leggen; dog het was een alles afdoend bewijs hunner beestachtige woede. Het Souvereine volk begint zo wreed te worden als andere despooten. M. laporte, opziener van de burgerlijke lijst , was de tweede , dien men voor deeze rechtbank bragt. Hij wierdt betigt, van het geld der civile lijst gebruikt te hebben, tot het drukken, en verfpreiden van een oneindig aantal van blaadjes, blaauw-boekjes, en placaaten, waar van het oogmerk was om het volk tegen de patriotten op tehitfen, en eene tegenomwenteling te bewerken; tot het uitzenden en betaalen van eene menigte geheime agen-  C 29* ) agenten ten zelfden einde; tot het overmaaken van penningen aan de uitgewekenen te Coblentz en wel bijzonder aan 's Konings lijfwagten aldaar. In het algemeen ontkende hij deeze befchuldigingen. De bewijzen tegen hem ingebragt beftonden hoofdzaaklijk uit papieren en brieven die .men op den ioden Augustus in 's Konings kabinet gevonden had. Een groot aantal brieven had men al mede onder zijne eigene papieren gevonden, van perfoonen, welke eene fterke verkleefdheid aan den Koning, en gewilligheid getoond hadden, om, ter zijner verdediging, hun leven te waagen; cn die billetten vroegen om toegelaaten te worden in de tuinen der Tuilleries, jaa in het paleis zelve, ftaande het tijdftip dat men de eerfte voor het gemeen gefloten hieldt. Men vroeg M. laporte hoe veele zulke billetten hij had afgegeeven? Hij antwoorde; geen een, want dat dit tot het bewind behoorde van den Gouverneur der Tuilleries. V 4 Men  C 292 ) Men vroeg hem, hoe veelen 'er afgegeeven «varen ? Hij gaf ten antwoord, omftreeksch soo. Men legde hem voor eene fchriftelijke order door hemzelven getekend, luidende aan den Quartiermeester, en bevel geevende om fchikkingen te maaken tot het opwagten van eenige Zwitferfche Officieren in het kasteel, op den oden Augustus; en nog eene andere order van zijne hand, aan den Commisfaris van het magazijn , tot het afgeeven van 400 beddekens voor Zwitferfche Gardes op den oden. Hij erkende deeze ondertekeningen. Gevraagd zijnde hoe flerk de wagt der Zwitfers die nagt geweest ware, gaf hij ten antwootd, dat hij het nette getal niet wist, dog dat zij het dubbele uitgemaakt hadden van het gewoone getal. Gevraagd zijnde of hij 's Konings lijfwagten te Coblentz niet betaald, en geld had overgemaakt aan 's Konings broeders en andere uitgewekenen? op deeze, en alle vraa- gen  C 293 ) gen die ten oogmerk hadden om de bekentenis van fchuld uit zijnen mond te haaien, ant- vvoorde hij ontkennender wijze. 't Koomt eenen Engelschman vreemd voor, dat de Rechtbank toeliete, dat men zulke vraagen aandrong. Had men bewijs van fchuld, men kon het hervoorgebragt hebben; maar 't is ten hoogften onbetaamlijk voor een Gerechtshof, om poogingen in het werk te ftellen om eenen gevangenen in zijne eigene woorden te verftrikken. Zo deeden zij intusfehen niet alleen , maar, terwijl het toen juist donker begon te worden, eischte de commisfaris van 't volk, dat men licht plaatfte naabij M. laporte , op dat de gezwoorenen mogten letten op de onderfcheidene indrukken, welke de vraagen mogten hebben op 'smans gelaat en voorkoomen. Welk een onzeker foort van blijkbaarheid moest dit opleveren! Deeze gezworenen moesten voorwaar allen wel zeer ervarene gelaatkundigen wezen. Men vroeg hem verder of hij geene briefV 5 wfc-  ( 304 ) wisfeling had gehouden met de gevangenen te Orleans ? Hij antwoorde dat van alle de Staatsgevangenen hij niemand kende, dan alleen de Heeren de brissac en delessart ; den eerften had hij op fchool leeren kennen, den anderen naadat hij Minister was geworden, dog dat hij met geenen van beiden eenige briefwisfeling had gehouden, 'Er moet groote fchaarsheid geweest zijn van regelregte en wezenlijke blijken van fchuld, terwijl men genoodzaakt was, om op zulke niets betekenende omftandigheden ftil te ftaan. Het hof zeide hem, dat, indien hij een braaf burger geweest ware, hij de Nationaale Vergadering had behooren te onderregten, noopens de groote verkwistingen , waar in lodewyk XVI zig toegaf om geheime Agenten tot eene tegenomwenteling in dienst te houden, en h^t Volk daar in ünaak te doen krijgen. Hij antwoorde; dat zijn beroep medebragt om die geenen te betaalcn, welke, met orders van den  C 295 ) den Koning tot hem kwaamen. Welk man van eere zou zulk eenen post op zig genomen hebben, indien men gezegd had, dat men verwagtte dat hij als fpion handelen zou; of den Koning voor de Nationaale Vergadering verklaagen, zo dikwijls hij zijn geld op eene ongepaste wijze verkwistte ? De openbaare befchuldiger verzamelde de bev fehuldigingen, en de bewijzen; en de gezworenen, zig een paar uuren hebbende afgezonderd , verklaarden; dat de gevangene overtuigd ware van onnoemlijke fommcu te hebben verfpild, om eenen burger-oorlog te ftooken, en ïangs deezen weg de oude overheerfching wederom in trein te brengen. Hij wierdt veroordeeld , om zijn hoofd te verliezen. M. laporte hoorde het uitgefproken vonnis zonder merkbaare ontroering , en luisterde met diezelfde bedaardheid naar een foort van vermaaning, welke de Prefident tot hem rigtte. Toen, zonder eenige melding te maaken van den  C 296 ) den Prefident, of deszelven vermaaning, keer1de hij zig tot de faamgevloeide menigte, en zeide : „ Burgers ! Ik betuig dat ik onfehuldig ,, fterve; mogt de uitftorting van mijn bloed „ de rust aan het Rijk wedergeeven! • Dog „ hier aan twijffel ik." M. laporte gedroeg zig even ftandvastig tot aan^ zijn laatfte oogcnblik ; zijne houding op het fchavot was zo zedig en achtbaar; dat de-, zelve het mededogen van veelen, en den eerbied van alle aanfchouwers moest gaande maaken. Durosov , een man van geleerdheid, voor deezen uitgeever van de Gazette de Paris, en een ander openbaar gefchrift, dat ten tijtel had Le Royalisme , wierdt vervolgends voor de balie gebragj. Men befchuldigde hem van misdaadige correspondentie met de vijanden van de omwenteling, zo wel binnen als buiten het Koningrijk; van het fchrijvcn van boekjes tegen de Revolutie, van deelgenootfchap in het misdrijf van den loden Augustus en van eene be-  C 297 ) fcerigt gegeeven te hebben in de Gazette dè Paris, van den gden Aug. noopens een plan van verdediging van het Kasteel der Tuilleries ingevalle het mogt aangerand worden. Hij ontkende alle medewerking in de gebeurtenisfen van ioden Aug. ; als hebbende toen te Aüteöil geweest, en zeide dat het bedoelde artikel in de Gazette buiten zijn weeten ware ingelast geworden. Dan, in wecrwil1-e eener waarlijk welfprekende verdediging, wierdt hij door de gezworenen fchuldig verklaard, en even als de vorigen veroordeeld. Met geene mindere ftandvastigheid van geest aanhoorde hij ook zijn vonnis , zeggende: „ Een Koningsgezinde, gelijk ik ben, behoort „ op den dag van St Lodewijk te fterven." Hij behield zijn moed op het fchavot; en wierdt onthoofd onder het gcfchreeuw van ■ Vivat de Natie! Hierop wierdt M. ossonville, een vredefegter, voor het Gerechthof gebragt, en bcfchuldigd van d'angr.emont en deszelven mede-  c p* ) depligtigen vcrfchoond te hebben, zo dikwijls als zij voor hem gebragt waren; als mede, van met deezen te hebben faamgefpannen irr deszclven onderneemingen tot eene tegenomwenteling, en ingewikkeld geweest te zijn in de faameffzweefing van den ioden Augustus* De voornaame grond waar op de befchuldiging tegen deezen man gebouwd wierdt, was, dat men zijnen naam gevonden had op eene lijst, die men onder de Papieren van dangremonï had aangetroffen', als den Regter, voor welken hij en alle zijne medegenooten alle hunne zaaken en verfchillen brengen' moesten ; waar uit men befloot dat 'er eene aanmerkelijke verbindtenis tusfehen deeze beide menfchen had plaats gegreepen. De Gezworenen zonderden zig twee uuren af, en deeden toen de bijzondere uitfpraak; dat d'ossonville- had medegewerkt om eenen burgerkrijg te verwekken, en het despotiek landsbeftuur te herftellen ; dog dat het niet bewezen ware, dat hij der zaaken kundig ca  ( 299 ) en met oogmerk hier toe de hand geleend hadde» De gevangene had zo weinig zulk eene gunstige, uitfpraak verwagt, dat hij, terwijl de gezworenen afzonderlijk over zijne zaak handelden , tegen iemand die hein een glas wijn fchonk, gezegd dad : „ De wijn dien „ gij mij daar fchenkt, waarde Heer! is de „ laatfte, dien ik immer zal drinken." Ik veheug mij, dat ik hier kunne bijvoegen , dat de uitfpraak der gezworenen gevolgd wierdt door langduurige en herhaalde toejuiching onder de fchaare. Dit was waarlijk eene zekere verkwikking voor mijnen geest; daar ik vreesde, dat niets dan vcroordeelingen, den Volke behaagen konde, en dat de gevoelens en vooroordeelen diens Volks zeer veel invloeds hadden op de vonnisfen der Gerechtshoven. Nu verfcheen voor de Vierfchaar M. montmorin , Maire van Fontainebleau , en voormaals Colonel van het Regiment van Vlaanderen. Reeds was hij door de Nationaale Verga-  ( S°o ) gadering verhoord , en wierdt ingevolge daar van thans herwaards gebragt, om zijn vonnis te hooren opmaaken. Hij wierdt befchuldigd van deel gehad te hebben in de ontwerpen , die de actie van 10 Aug. hadden veroorzaakt. Hij verdedigde zig uitnemend, en toonde eene groote tegenwoordigheid van geest, geduurende dit Rechterlijk onderzoek. De gezwoorenen beraadflaagden afzonderlijk drie uuren lang, en bragten toen een berigt uit van dezelfde natuur, als zij in de zaak van d'ossonville gedaan hadden. ,, Dat het, „ naamlijk, bewezen ware dat 'er complotten en beweegingen hadden plaats gehad , waar van het oogmerk geweest was, om eenen burgeroorlog te verwekken ; dat het ins„ gelijks bewezen ware, dat M. montmorin „ in fommige deeZer had medegewerkt; maar ,, 't was niet bewezen dat hij als een booswigi „ of met een oogmerk om kwaad te berokkenen „ zulks gedaan had." Dee-  C 301 ) Deeze uitfpraak had men ter naaüwernood vernomen, of 'er rees een afkeurend gemor onder de menigte. „ Gij verontfchuldigt hem „ heden, (riep 'er een uit den hoop) en bin>, nen 14 dagen zal hij bevelen geeven om ons „ den hals te breeken." Dit verwekte zulk eene- verwarring , dat men voor fchroomlijke gevolgen , begon té dugten. De Prefident fprak het Volk hartelijk aan, en fehilderde de noodlottige gevolgen van deszelfs tusfchenkoomst, in een geval van deezen aart, met fterke kleuren ; maar was niet in ftaat om de menigte tot bedaaren te brengen, dan met te zeggen, dat 'er mooglijk onder de gezworenen eenigen konden zijn, welker betrekking tot de familie van den / gevangenen hun oordeel konde gezwenkt hebben, in welk geval het best was, om de zaak voor nieuwe gezwoorenen te brengen. De Prefident oordeelde dit noödzaaklijk, oni M. montmouin veilig uit de vierfchaar naar Zijne gevangenis te bezorgen, en hem te behoeX den  C 302 ) den tegen de woede des Volks, dat hem uitjouwde en befpotte, waar hij ging. In het buitenhof , floeg een der Nationaale Gardes met den fabel naar den Prefident, welke flag echter door iemand der omftanders afgekeerd wierdt,zo dat de Regter daar door niet bezeerd wierdt. Lodewyk XIV en lodewyk XV gaven nimmer meer ontrustende bewijzen hunner heerschzugt, dan toen zij, door hun gezag, den wettigen loop van het Recht ftremden. Hier over klaagde men zelfs, wanneer hunne tusfchenkoomst eenen misdaadiger befchermde, dien de Wet veroordeelde. Indien zij hunne magt gebruikt hadden, om iemand te veroordeelen, die de Wet vrij fprak, hoe veel haatlijker zoude zulks geweest zijn. Zo intusfchen handelde in het geval, waar van ik gewaage, het Volk. Indien derhalven de magt waar over de Franfchen voornaamlijk klaagen, zig boven de Wet verheven hebbe, hebben zij bij de affchaffing daar van niets gewonnen, immers is zulks ten minfte eene even groote ramp  C S°3 > ramp, wanneer bet door het fouvereine Volk, als wanneer het door eenigen andere dwingeland gedaan wordt. Van de ondeugden der dwingelanden zegt men, dat zij in eenen kring rondloopen. Weelde en verkwisting baaren roof; roof verwekt haat bij den onderdaan, en hier uit wordt bij den Vorst angst geboren. Die angst is de moeder van wreedheid, welke wanhoop veroorzaakt, die wederom de bron wordt van verwoesting. Bij het fouveraine Volk, kan de wreedheid niet geacht worden, uit zulke afgelegene bronnen te ontfpringen , maar onmidlijk voort te vloeijen uit magt en ligtgeloovigheid uit wier vereeniging, de ongerijmdfte befchuldigingen, en zekere finaak voor het zien van te rechtftellingen geboren wordt. Alle dwingelandij is onverdraaglijk. Wanneer de Franfchen geene middelen weeten uit te denken, om de magt van 't Volk binnen den omtrek der Wet te bepaalen, zullen zij niets bij de omwenteling winnen. X 2 Eene  C 3°4 ) Eene bijzondere omftandigheid maakt de fouvereiniteit des Volks, tot gevaarlijker dwingelandij , dan die van elk ander voorwerp: \ dat, naarnlijk, alle andere tijrannen, in zekeren opzigt , perfoonlijk verantwoorlijk zijn voor hunne bedrijven, 't welke hen aan zekeren band legt, daar het volk, de oppennagt in handen hebbende, zijne inbeeldingen en woede zonder eenig bedwang, hoegenaamd, bot viert. Het Volk, nog niet te vreden met de pooging om dit Gerechtshof te verbluffen, met oogmerk om het gemelde vonnis nader te doen overzien , en een ander, dat beter naar hunnen zin was, te verkrijgen, ondernam.vervolgends om de Nationaale Vergadering zelve vreeze aantejaagen. Daags naa de uitfpraak in de zaake van M. montmorin de fontaine-' bleau , kwamen voor de balie der Vergadering eenige perfoonen die zig afgevaardigden des Volks noemden, om hunne verontwaardiging te betuigen, over het gunstig vonnis door de  C 305 ) de gezworenen tegen dien Heer uitgefproken, en eischten naamens het fouvereine Volk een fpoedig antwoord, over dit onderwerp. Op dit waarlijk onbefchofte voorftel gaf de Prefident ten antwoord. —— Dat de Vergadering onderzoek zoude doen naar het onderwerp van het requestj; dat buiten allen twijffel het Volk van Frankrijk de waare Souverein was; dog dat deeze oppermagt beruste bij het ganfche Volk, niet bij eenig afzonderlijk deel van het zelve, en niet konde uitgeoeffend worden, dan door de vertegenwoordigers der ge. heele Natie. Deeze aanmerking van den Prefident is zeer juist; maar men heeft reden om te vreezen, dat het moeilijk zijn zulle, om den Volke dit aan het verftand te brengen , en nog bezwaarlijker om het paar dien regel te doen handelen. Want het fouvereine Volk is faamgefteld uit ongelijkfoortige zelfftandigheden, gelijk het beeld waar van nebucadnesar. droomde; een gedeelte is fijn goud, een anX 3 dex  C 306 ) der deel zilver, een ander koper, wederom een ander mag men van ijzer fchatten, en ten laatften een groot deel gemeene aarde daar in veronderftellen. Elke van deeze laagen volks maatigt zig het recht aan om de geheele oppermagt te verbeelden ; en het deel gemeene aarde is wonder gefchikt om alle anderen te overdekken, wanneer deezen de lust bevangt óm hun recht tegen het zelve te laaten gelden. M. montmorin , voormaals Minister der buitenlandfche zaaken, wierdt gisteren voor de Nationaale Vergadering verhoord. Thans befchuldigde men hem niet van eenig deel te hebben in het gebeurde op den ioden Aug.; maar de volgende artikelen wierden ten zijnen laste ingebragt: Dat hij het belang van Frankrijk aan dat van Oostenrijk opofferde, door zig tegen een verbond te verklaaren tusFrankrijk en Pruisfen; — dat hij de verbindtenis der vreemde Mogendheden tegen Frankrijk geheim hieldt, en in gebreke bleef om alle middelen, die in zijn vermogen waren, ter voor- koo-  ( 3°7 ) kooming daar van aan te wenden; dat hij voorgaf onkundig te zijn van de oogmerken der uitgewekene Prinsfen, en door zijn ftilzitten hunne ondernemingen tegen Frankrijk in de hand werkte. M. montmorin , over deeze drie hoofdftukken ondervraagd, antwoorde, dat hij niets wist van de onderhandeling te Pilnitz; dat hij waarlijk onkundig ware van de oogmerken der Franfche Prinfen, en dus nopens het eene en andere der Vergadering van geen berigt had kunnen dienen, en dat hij, in het algemeen, onfchuldig ware aan alles wat men hem te laste legde. De Vergadering befloot echter om hem inftaat van befchuldiging te ftellen, en beval dat M. montmorin gevangen zou gehouden worden. M. barnave , zo hoog beroemd wegens zijne welfpreekenheid in de Conftitueerende Vergadering, was onlangs op zijne buitenplaats omftreeksch Grenoble gevat, en naar de gevangenis dier ftede overgevoerd, 't Geene daar X 4 toe  C 3°3 ) toe aanleiding gaf, is een papier dat men in *s Konings Kabinet gevonden heeft, en met 's Vorsten hand, op den rug getijteld Ontwerp van het Commitlé der Ministers, beraamd met de Heeren barnavë en aeex. eameth. Dit papier behelst verfcheidc artikelen, of aanduidingen van 't geene behoorde gedaan te worden. 1. Voor eerst om de Sanctie te weigeren. 2. Om eenen anderen brief in vriendelijke bewoordingen aan de Prinsfcn te fehrijven. 3. Eene nieuwe proclamatie uit te vaardigen betreklijk de uitgewekenen , in ftrenge uitdrukkingen, en die het gevestigd befluit zou moeten aankondigen om de Conftitutie te handhaaven. 4. Eenen eisch te doen aan de nabuurige. Mogendheden, om geene verzamelingen van gewapende manfchappen op hun grondgebied te dulden. Met nog andere geheime wenken van 'tgeene de  ( 309 ) de Ministers zeggen moesten in de Nationaale Vergadering; die bijzonder moesten aandringen op de goede uitwerking,welke'sKonings vorige vorderingen gemaakt hadden op het gemoed, van den Keizer, en wat 'er , meer over dien toon loopt. Over het geheel genomen, fchijnt 'er niets verraderlijks in dit papier vervat te zijn • en in dien 't anders ware , is 'er nog geen bewijs dat BARNA VE Of ALEXANDER LA ME TH hier van eenige kennis droegen. Maar tegenwoordig baart de gcringfte omftandigheid ergdenken, en het geringfte kwaad vermoeden is toereikende, om een bevel ter arrefteering voort te brengen. Ik ben zeer bekommerd over deeze maatregelen om dat ik gcloove, dat de gemoederen van hun die de magt in handen, te zeer verhit zijn, om in opregthcid het gedrag naa te fpooren van mannen die , uit geheel andere beginfels dan zij, handelen, en, om dat, indien zelfs de bcfchuldigingen bewezen wierden, welke men tcX 5 Scn  C 310 ) gen deeze ongelukkige menfchen inbrengt, deezen misfchien begreepen hebben', dat zij hun pligt deeden en werkten overeenkoomftig met de Conftitutie. Het Hof is zederd langen tijd aangerand geworden, in tijdfchriften, papieren en aangeplakte billetten aan de muuren , door mannen die afgehuurd waren om in openbaare plaatfen tegen den Koning en zijne Ministers te harangeeren, welke aanduidden, en niet zelden rondelijk beweerden , dat het Land verraaden wierdt, dat 'er een ontwerp was, om de Patriotten te vermoorden, en een goed deel van het Rijk aan den Keizer te verkoopenj wordende tevens republikeinfche denkbeelden over al en bij alle gepaste gelegenheden verfpreid. Niet onuatuuriijk was het in den Koning en, zijne Ministers, dat zij bedagt waren, om zigzeiven te verdedigen, en deezen aanval af te weeren met foortgelijke wapenen als hunne vijanden tegen hen gebruikten. Zij deeden buiten twijffe] penfioenen uitdeden aan dagfchrij- vers,  c m1 vers, en gebruikten hunnen Agenten in de Gallerijen der Nationaale Vergadering , en onder alle volksverzamelingen op de openbaare plaatfen, tevens om papieren aanteplakken, welke ten oogmerk hadden, om de bedoeling hunner vijanden tegen te werken, en 't algemeen gevoelen ten hunnen voordeele te draaijen. Met dit oogmerk kan d'angremont en de zijnen gebruikt zijn , durosoy gefchreven hebben, en zij kunnen in gemoede gedagt hebben, dat zij den Koning verdedigden, en de Conftitutie handhaafden, tegen hun die beider ondergang zogten. M. laporte kan even alzo in het denkbeeld verkeerd hebben, dat hij geenen inbreuk op de Conftitutie maakte, met geld te fchieten 't geene ter dispoiitie van den Koning lag, met deeze uitgaaven vrij te houden, overeenkoomftig de orders die hij van zijne Majefteit ontfing; en 'er fchijnt geene groote misdaad in te fteeken, om, op 's Koning bevel, geld over te maaken, aan een klein aantal, van deszelven oude Lijfwagten, die te Coblentz van gebrek febier  C 312 ) fchier omkwamen; hoewel hij loochende zulks gedaan te hebben. Behalven dat vermindert eigenaartig onze verontwaardiging over hun, welker gedrag wij veroordcelen , wanneer wij ontdekken dat zij naar zekere beginfels handelen, en wanneer onze harten niet verhard zijn door onverzoenbaare partijzugt, verkeert onze verontwaardiging in mededogen, wanneer zij in lijden geraaken. Uit de gefprekken welke ik gehouden heb met de verftandigfte en in den aart der zaaken meest, verligte mijner Franfche bekenden , jaa zelfs uit het ontwijken of vergoelijken van zekere onderwerpen van gefprek door fommigen, en de openhartigheid van anderen , koomt het mij hoogst waarfchijnlijk voor , dat veelen van 's Konings vrienden, tevens der Conftitutie een goed hart toedroegen, een ontwerp gefmeed hadden , om de ganfche Koninglijke Familie twintig mijlen van Parijs te verwijderen. De oproerigheden welke men vreesden t'elken reize als de Koning gebruik maakte van het Veto, hem  C 313 ) hem door de Conftitutie toegeftaan, de büiteftfpoorigheden van het graauw in 't Paleis op den Boften Junij gepleegd, en die ongeftraft gebleven waren, overtuigden hen van de noodzaaklijkheid van deezen maatregel voor de veiligheid en het onbelemmerd gebruik van dit voorrecht, van den Koning. Men ftelde zelfs voor, dat, alles daar toe vooraf geregeld zijnde, hij de Nationaale Vergadering kennis zou geeven van zijn oogmerk om zig geduurende eenigen tijd, zo verre van de Hoofdftad te verwijderen, als.de Conftitutie geheugde, en oogenbliklijk daar naa moest vertrekken vergezeld van eene bende Ruiterije , en gevolgd van de Zwitfers , en fommige - bataillons van de Nationaale Gardes. Het is te vermoeden, dat een detachement van de Armee op de grenzen, zig hier zoude bijgevoegd hebben, indien 't de nood vereischte; en dit alles met geen ander oogmerk, dan om de Conftitutie met nadruk te doen werken, en voor te komen dat de Magten die het bcftuur in handen  C 314 ) den hadden bij het hoofd gevat wierden, zodikwijls ais 'er eenige maatregel wierdt genomen, die den Jacobijnen of het graauw van Parijs mishaagde. Hoogwaarfchijnlijk was M. de la fayette in dit plan getreden, hoewel ik genegen ben om te denken, dat ook daar in alleen 's mans gêheele misdrijf beftaan hebbe. Zijn Majefteit keurde dit project fomwijlen goed; maar wanneer het aan de uitvoering toekwam, deinsde hij doorgaands te rug; want offchoon lodewyk de XVide een goed deel lijdelijken moed bezitte; is hij huiverig in 't ftuk van onderneeming, bijzonder wanneer men hem tot eene zodaanige zoekt op te winden waar mede eenig gevaar van bloedftorting verknogt is. Bij alles wat ik gehoord heb noo■pens het character van deezen Vorst, welken men als een ondeugend tijran poogt af te fchilderen, is hij, in waarheid, fomwijlen niet onbillijk genoeg ten eigenen voordeele. En ik heb reden voor het vermoeden, dat de gelatenheid  heid met welke hij fommige beleedigingen droeg, de republikeinfehe partij getergd hebbe, om dat die haar beroofde van de voorwendfels welke zij den Volke wenschten fmaaklijk te maaken, als redenen, om de Koninglijke waardigheid af te fchaffen ; maar ik geloof even zeer, dat zulks ten grooten deele voortfpruite , uit de overtuiging hunner zielen , dat de glans der Koninglijke waardigheid, zelfs met de bepaalingen , welke de Conftitutie daar aan gegeeven heeft, in Frankrijk niet lang met de vrijheid kan famen gaan. Wanneer men hun het Britfche Gouvernement als een voorbeeld aanwijst, antwoorden zij, dat'er verfchil is tusfehen de geaardheden der beide Natiën; dog zij fchijnen 'er niet op bedagt te zijn , dat juist deeze zelfde omftandigheden, in het character des Franfchen Volks, welke eene bepaalde Monarchij gevaarlijk voor de vrijheid maaken, eene republikeinfehe Regeeringsvorm onbeftaanbaar doen zijn met eenen draaglijken trap van ruste en algemeen geluk. Ik  C 316 ) Ik durf beweeren dat de drie perfoonen, wqU ker opentlijke te recht Helling ik vermeld heb, dagten dat zij braaf gehandeld hadden; en de uitkoomst van den opitand op den 10 Augustus moest uitwijzen, of dit al of niet de erkende meening van het publiek ware. Had die uitkoomst juist anders geweest als zij was, zo zouden deeze menfchen geprezen en beloond geworden zijn voor dezelfde bedrijven, waarom zij nu veroordeeld zijn, en fommigen van hunne Rechters in hunne plaats te regt gefield. In de andere waereld zullen zij, buiten twijffel, geoordeeld 'worden naar hun eigen perfooneel gedrag, geduurende den doorgaanden loop huns leevens ; maar hier op aarde hing het lot van deeze menfchen, en de bepaaling hunner fchuld of onfchuld, niet af van hun eigen gedrag, maar van dat der Zwitfers, der Nationaale Gardes , der Gefoedereerden , en de zulken waar door zij werkten. Indien het duidlijk betoogd ware, dat de Koning gedeeld laadde in een plan , om de Con-  •C m? ) Conftitutie om verre te werpen, welke hij aangenomen en bezworen had te zullen handhaaven; dat hij correspondentie hieldt met de vijanden van zijn Vaderland, en hunnen aanval berokkend had, met oogmerk om het oude beftuur te herftellen , met gevaar van Frankrijk te floopen; indien deeze dingen bewezen waren, zeg ik , zoude niemand , die van de Franfche Conftitutie het hoofdftuk gelezen heeft , dat den Koning betreft, den minften twijffe! over houden of hij ook het recht op de kroon verbeurd hadde $ en hoe klaar ook alle deeze befchuldigingen mogten bewezen zijn, met geenerlij recht kon men hem , behalven deeze 9 eenige andere ftraf opleggen. In dat geval echter, konden Zij, die zijne oogmerken geweeten, en ter bevordering daar van medegewerkt hadden, met regt als verraaraaders ter dood gebragt worden.- Maar indien geene van deeze befchuldigingen klaar bewezen is; indien men niets ontdekt Seefï of het konde overeengebrag't Worden* Y mes  C 3i3 ) met het denkbeeld, dat de Koning in gemoede had voorgenomen, om der Conftitutie getrouw te blijven, en geen plan gevormd had, om het oude Regeerings beftel te vernieuwen; dat de maatregelen , welke hij in het werkftelde, en de fchikkingen, die hij maakte binnen de Tuilleries op- en eenigen tijd voor- den ioden Augustus, zuiver van eenen verdeedigenden aart waren; en dat de aanval lang beraamd ware van hun, die de Conftitutie wenschten te vernietigen en eenen republikeinfchen Regeeringsvorm in de plaats te ftellen; dat deeze zelfde menfchen, die nu tegen den Koning fchreeuwen, wegens het baldaadig Horten van 't bloed des Volks, juist die geenen zijn, die den oorlog met den Keizer berokkend hebben, en den aanval op de Tuilleries verwekt, met oogmerk om den Koning te verftrikken,. en zig de gelegenheid te verfchaffen om hem te befchmS digen van onderhandelingen met het Weener Hof, en een beledigend gedrag omtrcnd zijn' eigene onderdaanen; op dat zij redenen mog- ten  C 319 ) ten hebben, om hem bij het Volk in ongunst te brengen, en langs dien weg eene Gemeencbest regeering op te rigten, waar op zij zo zeergefteld zijn: indien deeze veronderftellingen op waarheid gegrond zijn , moet de Koning, en zij, die bij deeze gelegenheid in lijden gedompeld zijn , ons mededogen ten uiterften gaande maaken. Men heeft zig veele moeite gegeeven in de Club der Jabobijnen, op de openbaare wandelwegen , in de Vergaderingen der wijken, in de Koffijhuizen, en overal waar Volk vergadert en te famenfpreekt, om aan te toonen, dat de Koning geen recht had om op het Volk dat in de Caroufel vergaderde te laaten vuuren; dat hij zekerlijk de orders daar toe agterliet, toen hij uit het Kasteel naar de Vergadering week; en zijnenthalve het Volk met geweld te wceren, of order te. geeven dat dit gefchiedde, wanneer het op» kwam om een verzoekfchrift of vertoog in te leveren, is de grootfte van alle misdaaden, is fchennis van de Natie. Deeze leer y 2 is  C 320 ) h zo nieuw als ongerijmd; dat dezelve ook bij de vhmigfte leden der Nationaale Vergadering, op den ioden Aug. nog niet aangenomen was, is betoogbaar , want M. rhoede» rer, de Procureur Syndicus van het Departement , zeide, in het verflag dat hij deedt voor de balie der Vergadering , even voor dat het vuuren aanging, en daar 'er de Koning tegenwoordig was, dat hij de Kanoniers en Nationaale Gardes binnen het Kasteel in deezer voege had aangefproken: „Mijne Heeren, God ,, behoede ons om van u te vorderen dat Gij „ het bloed uwer broederen zoudet doen ftroo„ men, dat gij op uwe Medeburgers zoudet „ aanvallen! uwe Kanonnen zijn daar geplaatst, „ Mijne Heeren , ter uwer verdediging , en „ niet om te attaqueeren : dog ik eisch ook „ die verdediging, in den naam der Wet; ik 5,. eisch ze in den naam des Rechts en van de ft. Conftitutie ; ik eisch dezelve in den naam „, dier veiligheid, welke de Wet guarandeerö ty aan 't huis. dat gij. bewaakt. De Wet. geeft „ ULie-  C 321 ) „ ULieden het gezag , om alle geweldenarijen „ die men tegen UL. mogt ondernemen, met „ geweld aftekeeren. De Wet gerechtigt UL. „ om uwe posten met geweld te bewaaren, „ wanneer Gijl. gevaar mogt loopen om daar „ van afgedreven te worden , en zo doende zult Gij andermaal, niet de aanvallers maar „ de verdedigende partij uitmaaken." Deeze taal, de taal der natuure en van 't algemeen gevoelen, wierdt als toen niet berispt, en indien riioederer het minfte vermoeden gehad hadde dat dit het geval zoude zijn, was hij de man niet, die 'er zig van zoude bediend hebben; dog naa dien tijd heeft men de zaak in een ander licht befchouwt, en M. rhoedeïtER het raadzaam gevonden om zig fchuilte houden. Maar genomen, dat de Koning regeiregte orders gegeven hadde om te vuuren op de zulken, die. met geweld in het Paleis wilden indringen , zou men zulks niet alleen kunnen billijken uit het beginfel van zelfverdediging, Y 3 maar  C 322 ) maar het zou zelfs moeten aangemerkt worden als zijn pligt, zo draa hij overtuigd was» dat de woeste hoop op geene andere wijze kon te rug gehouden worden, terwijl hij gezworen had de Conftitutie te zullen verdedigen ; hij zelve was een weezenlijk gedeelte van de Conftitutie, en dieshalven, alle oplettenheid op zijne eigene perfoonlijke verdediging daar gelaaten , verbonden als Koning om de muitelingen van den ioden Augustus tegenftand te bieden. Sept. 2. Een voorval van zeldzaamen aart leverde de dag van gisteren op. Jean julien , een arm voerman van Vaugirard, was, om welk misdrijf, weet ik niet, veroordeeld, tot eenen tien jaarigen zwaaren arbeid. Of het hem reeds te voren in den bol fcheelde, dan of zulk een ftreng vonnis hem wanhoopig maakte, is niet ter mijner kennisfe gekomen; dog toen hij zig in dit ongeval be- vondt,  ( 3^3 ) vondt, en het Volk hoorde fchrecuwen Vivat de Natie! riep de man: Vivat de Koning! Vivat de Koningin! en voegde'er, hoogstwaarfchijnlijk door woede en wanhoop gedreven eenige onbetaamlijke uitdrukkingen bij, betreklijk de Natie. Men zou zig bezwaarlijk verbeelden kunnen dat een arm, weerloos misdaadiger, in deezen beklaaglijken toeftand, den wraaklust had kunnen gaande maaken van eenig mensch in de waereld, en ware het anders.,: mogt men verwagtcu dat de ftraf tot welke hij veroordeeld was, toereikend zou geacht worden. Zoo wierdt het echter niet befchouwd bij ?t fouvereine Volk: de man was op het punt van in ftukken gefcheurd te worden , dog manuel voorkwam dit, en beloofde dat de gehoonde Majefteit des Volks gewroken zoude worden. De misdaadiger wierdt hier op van het Schavot naar de gevangenis gevoerd, en kort daar naa befchuldigd , voor de Rechtbank, welke de drie andere gevonnisd had, van dit nieuwe Y 4 mis-  C 3=4 ) misdrijf. De Sententie is, buiten twijffel naar den vorm der Wet; maar met dat alles van dien inhoud dat niemand, die een-gemeen menfehenverftand heeft, het zou kunnen gelooven, zij behelst: „ Dat 'er eene volksbeweging of op„ roer plaats gehad hebbe, op den eerften Sep" tember> welke ten doele had om eenen bur„ geroorlog te verwekken, door het fchreeu„ wen van Vivat de Koning! Vivat de Konin„ gm! Vivat M. de ea fayette! welke be„ weeging of opftand-, een natuurlijk gevolg is „ van de famenzweering die op den roden Aug. « uitgebroken is: dat jean julien overtuigd ,, zij geworden van de bovengemelde feiten, » enz." Hier op wierdt de man uit de gevangenis «aar de Caroufel gebragt, en aldaar onthoofd. 't Is onmooglijk dat deeze Rechtbank geloofd bebbe, dat deez' voerman een oogmerk had om een oproer te verwekken; 't geene hij zeide was niets anders dan eene onbedachte te rugkaatfmg van  t 32$ ) van het gefchreeuw van 't gepeupel, dat hem> in zijn ongeluk hoonde. Indien het gefchreeuvvd hadde Vivat de Koning en de Koningin! dan zoü hij Vivat de Natie ! geroepen hebben, 't Blijkt derhalve ten klaarfte , dat hij, om 't volk te believen ter dood veroordeeld zij* 't Is, inmiddels, moeilijk om te beflisfen wien men met het meeste afgrijzen te befchouwen hebbe, hen, die iemand, ten gevalle van het Volk, den kop voor de voeten leggen; of het Volk zelve dat behaagen fchept in zulke vertooningen. De zulken welke de openbaare te rechtftellingen gaan zien, uit eene zekere liefhebberij voor deeze afgrijsfelijke toneclcn, wierden, weinige dagen geleden, verrast met een naafpel, dat zij niet verwagt hadden. Op den 27 Augustus, wierden 'er drie misdaadigers onthoofd om het maaken van valfche Asfignaaten. Naa de uitvoering van 't vonnis, worden de hoofden gewoonlijk voor de aanfchouwers ten toon gehouden. De Zoon van Y 5 den  ( 3^6 ) den fcherpregter thans deeze plechtigheid zullende verrigten, kwam te naa aan den rand van het fchavot, viel'er af, en wierdt, voor's Vaders gezigt, op de plaats vermoord. Heden morgen ging ik voorbij de Kerk van Saint Louis du Louvre en gehoord hebbende , dat dezelve nu gebruikt wierdt door eene Proteftantfche Vergadering , trad ik 'er oogenbliklijk in. Eene Vergadering van Proteftanten te zien die God op hunne wijze eerden, in eene Roomfche Kerk, die gebouwd is op de plaats waaide moord van St. Barrels nagt begon, en naabij die , uit welke karel de IXde, met eigene handen, op zijne Proteftantfche Onderdaanen vuurde, was een van de zonderlingfte zaaken, welke ik geduurende mijn verblijf in Frankrijk heb kunnen opmerken. De oorfpronglijke naam van deeze Kerk is St. Thomas du Louvre, en zij bijzonder beroemd wegens eene Schilderij van den martelt dood van St. Thomas, Aartsbisfchop van Can- ter-  C 327 ) terburij. Het gewelf ingeftort zijnde , wierdt in den jaare 1740 vernieuwd, en de Kerk kreeg bij die gelegenheid den naam van St. Louis, ik weet niet om welke reden, of 't moest weezen , dat de oude naam voor kwaadfpellend gehouden wierd; want behalven den moord van den Heiligen, welks naam zij oofpronglijk droeg, wierden ook in den jaare 1739 drie van de Kanunniken, door de inftorting van het gewelf, verpletterd. Het voornaame cieraad van deeze Kerk, is het Praalgraf van den Kardinaal fleury, die uitgehouwen is, zo als hij den geest geeft, in de . armen van den Godsdienst. Lodewyk XVdc liet dit pragtig gedenkftuk opregtcn ter eere van zijnen ouden leermeester en eerften Minister. Dog 's Vorsten genegenheid verminderde, naar maate de onkosten vermeerderden , en verkoelde der wijze voor nog het werk afgemaakt was, dat men meent dat dit Praalgraf nimmer zoude voltooid geworden zijn, had niet de Hertog de fleury en andere  c m ) icre naabeftaanden van den overledenen het hunne toegebragt om de kosten'goed te maaken en de kunstwerkers aan te moedigen. Aldus wierdt door verwaandheid voltooid een werk , waar toe dankbaarheid den grond had gelegd, 'k Zou huiverig zijn om te zeggen, dat, in het algemeen, de eerfte de fterkfte drijfveer uitlevere tot foortgelijke onderneemingcn ; maar laaten zij, die hier omtrend verlangen onderligt te worden, de beeldhouwers en fchilders vraagen aan wien van beiden zij de meeste verpiigting hebben. Toen ik ter Kerke intrad vond jk dezelve gevuld met eene waarlijk aanzienlijke en devoote Vergadering» Het gedrag van den Geestelijken was even fiichteKjk als dat van de Gemeente, 'k Vroeg naar zijnen naam , en 't fpijt mij dat mij dezelve vergeten is. Zijne predikatie was uitmuntend en wierd op eene bevallige wijze uitgefproken; hij maakte meer uiterlijke acties., dan de Engelfche predikers gewoon zijn, maar fcheen  C 3?9 ) fcheen vrij van praalzugt. Hij had tot zijn onderwerp den weldaadigen aart van 't Christendom, en drong deszelven voorfchriften aan, met eenen ernst, welke mij voorkwam uit het hart te vloeijen. Een Vaderlandsch Formulier-gebed is zederd de omwenteling in alle Kerken gebruiklijk geweest, dat tot die gebeurtenis bctreklijk, van eenen trcffenden aart, en wel faamgefteld is; dit alleen las de prediker voor. Voor den ioden Augustus wierden in het zelve ook de Koning en deszelven Familie vermeld ; het eenige dat mij onder den dienst mishaagde , was dat men van deezen, thans op hooge order, geen gewag maakte^ Dan deeze omffaiidigheid zelve, het overflaan meen ik, van deeze perfoonaadjenwas juist gefchikt om hen den toehoorderen voor den geest te brengen; en zij die de eigenlijke kragt gevoelden , van de zo aanftonds uitgefprokene redevoering, zullen, vertrouw ik, niet naagelaaten hebben om-hunne in wendige verzugtingen ten voor-  C 330 ) voordeele deezer allerongelukkigfte familie teiï Hemel op te zenden. Op een der muuren van deeze Kerk, waar voormaals de een of ander heilige geftaan had, vindt men het volgende opfchrift: Le devoir d'un citoyen. Sldorez — Dien. Respectez — la nation. Obeir — a la Lot. Paix avec /urveillance. Liberté fans licence. Egalité fans indêcence. Cest la véi itable fcience. Het dichterlijke van deeze regels is voorwaar niet uitftekend : ondertusfchen was het voor Frankrijk te wenfchen dat 'er plaats had, 't geene in het tweede gedeelte wordt uitgedrukt; wat fcience betreft die komt hier eigenlijk niet te pas, en zij zal 'er ingekomen zijn door haare ongelijkaartige zuster, indêcence. Op de ftraat gekoomen zag ik de menfchen met  ( 33i > met {helle fchreden op en neder loopen en met aangczigten waar op de angst gefchilderd ftondt; op alle hoeken zag men hoopen, die de hoofden bij eikanderen ftaken; de eene verhaalde in algemeene termen dat 'er een Courier aangekomen ware met zeer flegt nieuws; een ander beweerde dat Verdun, even als Longwy verraaden ware, en dat de vijand vast aanrukte; anderen fchudden hunne hoofden, en zeiden dat men niet de vijanden op de Grenzen, maar de verraaders binnen Parijs te dugten hadde. M. vergniaud poogde, in de Nationaale Vergadering met zijne gewoone welfprekenheid de ontfteltenis te bedaaren, waar in de burgers waren ; zijne aanfpraak was blijkbaar gerigt aan de toehoorders in de Gallerijen. Hij zeide: „ Het plan van den vijand is om de „ fterke fteden agter zig te laaten , en met „ allen mooglijken fpoed op Parijs aan te trek„ ken; dat dit hun ongeluk zoude zijn, daar „ de Franfche armee hen op de hielen zoude „ vol-  C 33^ ) ^ volgen, en 60,000 mannen uit de hoofd* •„ ftad tegen hen aarukken, waar door zij geheel ingefloten uitgehongerd en in de pan gehakt zouden worden; dog dat om allen „ mooglijken ramp van Parijs af te weeren „ de borstweeringen rondom de Stad voltooid moesten worden; de ijver der Burgerije aangevuurd; en hij ftelde voor dat men dagelijks 5, twaalf leden van de Nationaale Vergadering ,-, moest uitzenden om de werklieden aan te 42 moedigen, niet door weinigbeduidende aan.„ fpraaken, maar door hun eigen voorbeeld; dat deeze leden zeiven de fpade en het 4, houweel moesten in handen neemen om aan 4, de verfchanfingen te arbeiden." Dit wierdt op ftaande voet befloten, en ten zelfden tijde bepaald dat men, zo ras mooglijk ,• een leger van 60,000 man op de been zoude brengen om naar Chalons te marcheeren , wijl de inwooners , die in de hoofdftad bleeven aan- de verfchanfingen zouden arbeiden. Het alarm. neemt toe door het omftandig be-r  ( 333 ) berigt, dat algemeen gemaakt en met vlijt verfpreid is, nopens het plan door den Keizer, met den Koning van Pruisfen beraamd, betreklijk het gedrag hunner trouppes , ilaande derzelver marsch door Frankrijk en bij hunne aankoomst te Parijs. Overeenkoomltig met deeze berigten, liet een groot aantal perfoonen van aanzien zig uit, over hunne bereidvaardigheid om zig 'bij de vijandelijke armee te vervoegen ; dog men ricdt hen, om in de bijzondere Provintien, waar zij van meerderen dienst konden zijn in de zaak, en alleen dan zig bij het leger te begeeven, wanneer zij het veilig doen konden, en de vrienden die zij in hunne maatregelen hadden doen treden met zig brengen ; dat men uit de aanrukkende armee detachementen afzenden zal, om deeze vcreeniging te bevorderen ; dog dat wanneer de gecombineerde Duitfche troupes naabij Parijs kwamen, de Franfchen, onder den Prins van Condé, agtergelaaten zouden worden om de convooijen te dekken, en Z de.  ( 334 ) de Provintien in bedwang te honden , terwijl de Duitfchers Parijs zouden blocqueeren dat ras, door hongersnood gedwongen zou worden om zig over te geeven. Zo draa dit gebeurd was, zouden alle inwooners naar de pleinen van St. Denijs gevoerd worden , alwaar van de tien mansperfoonen, zonder aanzien van perfoonen, één zou uitgeloot, en op de plaats geëxecuteerd worden; de Patriotten die zig het meeste hadden doen zien, zouden in voorraad uitgekipt, en als dan gerabraakt worden ; dog de vrouwen en kinderen zou men fpaaren, uitgezonderd veertig of vijftig , die dezelfde doodftraf als de patriotten ondergaan zouden , ter waarfchuwing van de fchoone Sexe om geene partij te kiezen in toekomende omwentelingen. Deeze voorgewende berigten uit Duitschland, zijn blijkbaar, wie weet met welk een oogmerk, in Parijs opgemaakt intusfehen verwekken zij ongerustheid bij veclen, en maaken dat de algeineene ontfteltenis vermeerderd worde. ÏMifk  C 335 ) 's Middags ten één uur. Terwijl ik zat te fchrijven, wierdt het Kanon gelost, en de alarm klok luidde. Men ftoof ter kamer in, om ons tcberigten." „ Dat het „ Pruisfifche leger Chalons bemagtigd heeft, ,, en in vollen aanmarsch naar Parijs is ; dat „ hunne Huzaaren en Jaagers, over alles heeu, nen vloogen wat hun in den weg lag, en 3, reeds tot binnen de tien mijlen van de poor„ ten van Parijs genaderd waren." Toen wij de onwaarfcbijnlijkheid hier van beweerden, wierp men ons tegen: „ Dat indien 'er de min„ fte reden ware om te twijffelen, deMuuici- paliteit geene orders zoude gegeeven hebben, „ om de ftukken te losfen en de alarmklok te „ doen luiden." „ Wat is 'er geworden van het leger van „ luckner ? vroegen wij , dat zoude im,, mers de Huzaaren niet laaten voorbij trek„ ken. En dus kan het berigt niet waar zijn." „ Hoe zou men dan het Kanon losfen en de „ alarmklok luiden?" Za Dit  ( 33* ) Dit argument hoorde ik overal aandringen £ en terwijl niemand hier voor eene goede reden wist uit te denken, was het vast cn zeker dat de Pruisfen Hechts tien mijlen van Parijs waren j en elke nieuwe Kanonfchoot of flag der klokke, was eene bevestiging in dat geloove. Vijf uur, des naamiddags. Op dit oogenblik pleegt men de afgrijsfelijkfte euveldaaden in de gevangenis van de Abtdij, digt bij het Hotel, waar in ik thans zit te fchrijven. ■ Misdrijven waar van de gedenkfchrif- ten der ondeugd geen ander voorbeeld van opleveren. Het graauw men noemt het hier hes Volk; maar het verdient geenen naam, door welken flechts van verre op de menfchelijkc natuur gedoeld wordt een faamcnraap- fel van monfters, heeft de Abtdij opengebroken en is thans bezig met alle de gevangenen te vermoorden. *; 's Avonds  ( 337 ) 's Avonds negen uur. Eenige uuren lang hebben zij met dit verfoeilijk werk bezig geweest de Abtdij is bijkans vol van gevangenen; behalven de geenen die 'er te voren in waren , zijn 'er zeer veelen ingebragt, zederd den ioden Augustus; eene menigte op losfe vermoedens; verfcheide arme Priesters , daar men geen ander kwaad yan wist, dan dat ze Priesters waren; verfcheidene burgers, zo als men mij heeft verzekerd, die men onlangs vastgezet, en derwaards gezonden had , om ze te beveiligen tegen den bijzonderen haat of wrok van fommige enkele perfoonen, die thans tot de Commune van Parijs behooren. Maar fielt eens, dat 'er de grootfte reden ware om hen allen^als fchuldig aan te merken,'t geene onmooglijk door iemand kan gedaan worden, zulks zoude geene de minfte verfchooning uitleveren voor deeze fchennis der rechtvaardigheid, menschlijkheid en openbaare u-ouwe. Een gevangenhuis beZ 3 hQor-  C 33" ) hoorde de heiligfte fchuilplaats van alle te zijn; 'er is meer reden om de fchending daar van als, godloosheid en de uiterfte hoogte der boosheid te befchouwen, dan of men zig tegen de Kerk en het Outer vergreepe; om dat allen die, van eenig misdrijf befchnldigd, in de gevangenis worden opgefloten, daar bewaard woreden , tot dat hunne fchuld of onfchuld kunne blijken; in welken tusfchcntijd, zij onder de befcherming van de Regering, en de trouw van den Staat zijn. In den tegenwoordigen ftaat der zaaken, zijn 'er meer redenen dan immer om te veronderftellen dat 'er zich onder de gevangenen veele onfchuldige perfoonen bevinden, om dat zij met overijling in beroerte, op zwakke vermoedens, en waarfchijnlijk dikwerf uit bijzonderen haat gezet zijn. Intusfchen, afgrijsfelijk denkbeeld! -—■ vermoordt men allen deezen, zonder onderfcheid! Kan een woedend en misleid gepeupel zulke dingen doen? I Toe kunnen de burgers van deeze volkrijke Hoofd-  C 339 ) Hoofdftad ftilzwijgende aanfchouwers blijven van eene zo vcrfchrikkelijke onzinnigheid! Is 't mooghjk dat hier door de laatfte hand gelegd zij aan de uitvoering van een ontwerp, voor twee of drie weeken gevormd ? dat de gemelde willekeurige arresteeringen met zulk een oogmerk bevolen zijn? dat men valfche gerugten van verraad, en bedoelden opfland en moorderijen verfpreid hebbe , om 't Volk te verbitteren? en dat men zijn voordeel gedaan hebbe, met de gerugten van flecht nieuws van de grenzen, orders gegeeven, om het Kanon te losfen, en de alarmklok te luiden, om de ontroering te vermeerderen, en de goede burgerij door fchrik werkeloos te maaken, terwijl eene bende uitgezogte boeven , gehuurd waren om de zulken te vermoorden , welken door wraakzugt, tof laffe vreeze ter dood gedoemd waten , dog welken men door d.e Wet en de Gerechtigheid niet konde uit den weg ruimen. Thans is het over twaalven in den nagt en Z 4 bet  C 340 ) het bloedig werk gaat nog al zijnen gang ! Alrnagtige God! Sept. 3. De zelfde vcrfchrikkelijke toneelen welke gisteren naamiddag geopend wierden, worden nog bij aanhoudenheid in de Abtdij vertoond; en verfpreiden zig over het Hotel de la Forcc, de Conchergeric, het Chatelet, over alle de gevangenisfen van Parijs, met één woord, jaa zelfs over de Bicetre, welke eene mijl buiten de Stad is. Eene onafgcbrokene moord woedt in alle deeze. Men heeft het volk dit verdichtfeltjen ïn de hand geflopt. „ 'Er was een verfchriklijk complot; eene „ overeenkoomst, tusfehen den Hertog van „ Brunswijk, en zekere Verraaders binnen Pa„ rijs, ten doele hebbende, om, zo draa de „ de nieuw opterigtene troupen voltallig waren, „ en alle die naar de grenzen beftemd waren, 5, Pa-  C 341 ) ?, Parijs verlaaten hadden, door de laatftcn, •,j die verraaders naamlijk die zig lang verborgen „ hadden, ónder het masker der Vaderlands„ liefde, te doen op zig neemen het comman„ do, over eenen grooten hoop van manfehap„ pen , die nu in de Hoofdftad en derzelver „ omtrek verfprcid zijn, die langen tijd door „ het Hof betaald, offchoon zij even als hunne „ hoofden verborgen zijn; dat deeze verborgens „ aanvoerders, aan het hoofcf hunner verborgene „ troepen , de gevangenhuizen zouden gco„ pend, cn de gevangenen gewapend hebben; „ om vervolgends zig naar den Tempel te be„ geeven, de Koninglijke Familie op vrije voe„ ren te zetten en den Koning uit te roepen; „ om alle Patriotten die in Parijs blijven, ter „ doodftraffe te doemen, cn verfcheidene yin „ de vrouwen en kinderen der zulken die uirge„ trokken waren tegen den vijand van hun Va„ derland." Dit belachgelijk vertelfeltjen heeft men onder het volk verfpreid, om het moorden in de ge. Z 5 van-  C 342 ) vangenhuizen tc rechtvaardigen, volk ter medewerking daar toe aan te hitfen, en het af te fchrikken van het te keer gaan van deeze gruwelen. De fterke indruk, welken des Hertogen van BR.UNSWYKS Manifest gemaakt heeft, zo wel als de andere oorzaaken der algemeene ontroering zetten dit fabcltjen geloof bij, enbragten te wege dat men de moord liet woeden. Nog op deezen dag, zeide mij iemand: ,. 't Is natuurlijk voor mannen , die zig nu, „ van hunne vrouwen cn kinderen fcheiden, „ om deezen te beveiligen; en de kras:tigfte „ middelen in het werk te ftellen, om te ver„ hoeden, dat zij aan de dolken der moordeM naaren bloot gefield worden." Een mijner kcnnisfen berigte mij, dat hij de Abtdij voorbijgaande, fommige gevangenen had zien ombrengen, door hen eerst het hoofd in ftukken te ftaan, en dan met pieken het lijf te doorftooten ; en vervolgcnds had hij verfcheidene lijken naar buiten zien ilcepen en op een wagen leggen. Wij bevonden ons  C 343 ) ons digt bij de Abtdij toen hij mij zulks verhaalde; en hij voegde 'er bij, dat zo ik 'er eenige neiging toe gevoelde , ik veilig derwaards gaan konde. Ik trad met hem de ftraat in, en zag omftreeks tweehonderd menfchen, ftaan kijken voor de poort van de Abtdij; dog, terwijl ik al vast nader bijkwam, wierd ik zo ontroerd op het denkbeeld, van 't geene 'er voorviel, dat ik weder te rug keerde met verfcheidene anderen, die even zeer met afgrijzen vervuld fcheenen. Maar hoe toch gaat dit zo onbelemmerd zijnen gang? Waar is de Minister der Juüitie? Waarom wordt de Commandant der Nationaale Gardes niet gelast, om met eene gewapende magt naar de gevangenhuizen te trekken? Hoe koomt het dat men deeze moordenaars laat voorthollen, met even weinig verhindering van de zijde der toekijkers , als de uitVOerer der vonnisfen, die zijn ambt waarneemt ten opzigte van eenen misdaadiger, die op de geregeldfte wijze ter dood veroordeeld wordt? 'Eene  ( 844 ) Ëene afgrijsfelijke flagting heeft men al mede aangerigt onder de gevangenen in het Hotél de la Force : iemand die mij dien aangaande op de ftraat, een ontroerend verhaal gaf' voegd 'er bij dat het Volk in zijne wraak oeffening zig echter liet beftuuren door de rechtvaardigheid, want, allen die om fchulden of geringe misdrijven gevangen zaten , waren of in voorraad van de overigen afgezonderd, of door het Volk gefpaard; en niemand had iets geleden dan wel bekende boosdocnders en vcrraaders. De Gids, dien ik bij mij had, en die naar ons gefprek luisterde , kon zig niet bedwingen van tusfehen beide mij toe te voegen: „ Heb ik het u niet gezegd, Mijn Heer! „ Het Volk is rechtvaardig." Op dit oogenblik zag ik eene menigte Volks op eenen afftand; men zeide mij dat zij het Hoofd der Princesfe Lamballc op een Piek rond droegen, en haar lijk langs de ftraaten fleepten! Ik keerde mij af van dit ontzettend fchouwv fpel en ging regelrecht M. francais toe- fpree-  C 345 ) fpreeken , nen der Afgevaardigden ter Nationaale Vergadering, met welken ik bekend ben. Ik vond hem in eene groote ontroering, uit hoofde van de onmcnfchelijke en wrede gebeurtenisfen die voorvielen, 'k Verhaalde hem dat wij reeds paspoorten gekregen hadden van de wijk des quatres nations,dog vernam tevens, dat wij met dat alles gevaar zouden loopen om op de grenzen te worden aangehouden, 'k Zeide hem al mede, dat ik over dit onderwerp aan den Minister le brun gefchreven had , maar te gelijk wenschte dat M. francais bij hem wilde aanhouden om eene order, die verhoeden konde, dat ons op de grenzen eenige belemmering bejegende, of in de lieden welke wij door trekken moesten. M. francais beloofde ten deezen einde zig bij den Minister te zullen vervoegen. Des avonds fprak ik deezen en geenen, die in het Hotél de la Force geweest waren toen Madame de Lambaüc vermoord wierdt. Deeze ongelukkige Dame lag te bed toen men haar  ( 34^ ) baar fomraeerde, om voor eene foort van Rechtbank te verfchijnen, die binnen het gevangenhuis gefpannen, en, zo als zij zeiden4 door het volk benoemd was om de gevangenen te vonnisfen. De perfoon, die haar deeze boodfchap bragt, vertelde haar inmiddels, dat het oogmerk ware om haar naar de Abtdij te vervoeren. Zij gaf ten antwoord, dat, voor zo ver zij toch in hechtenis moest blijven , zij zig hier zo goed als elders bevondt en derhalven, te meer daar zij wat ongefteld was , in' haar bed verlangde te blijven. Hier Op wierdt haar gezegd dat ze oogenbliklijk moest opftaan , om voor de gemelde Rechtbank te verfchijnen. Zij verzogt hen die deeze tweede boödfchap bragten, en twee mannen in de uniform der Nationaale Gardes waren, dat zij uit de kamer geliefden te gaan, tot dat zij gekleed ware , en dat ze hem dan zoude volgen. Zij deeden alzo en binnen weinige minuten wierdt zij door deezen voor haare  C 347 ) re voorgewende Rechters gebragt; het zeggen was dat men haar eenige ftof, ter befchuldiging van de Koningin, uit den hals hoopt te haaien. Dit mislukte echter; maar terwijl 'er niets Heiligs ten haaren eigenen laste was, beval men dat zij zoude wéggebragt wortlen, zo als fommigen beweeren, zonder eenig oogmerk aan de zijde der Rcgters, om haar te doen vermoorden; dog zeker is het, dat, zo zij de leuze tot dien moord niet daadlij k gaven, zij ten minftc niets in het werk fielden om haar te beveiligen; want, toen men haar uit het gevangenhuis bragt, van fchrik te rug deinzende op het zien der flagtoffers welke daar lagen, kreeg zij met eenen knuppel eenen llag op het hoofd van een der moordenaaren, waar op een ander met zijnen fabel haar het hoofd afhieuw. Hier op wierdt het lijk, door eenige booswigten die 'er op toe fchooten, in een nabij gelegen hof gelleept, van waar het, naa eene lengte van beestachtigheden , welke de fchaamte niet toelaat te ver-  C 34« ) vernaaien , door het graauw langs de ftraateri geileept wierdt. Het hoofd, op een piek gcftoken. wierdt naar den Tempel gedraagen, met het bepaald oogmerk, om de Koninglijke familie, en de Koningin in het bijzonder met dit verfchrikkelijk en raazernijwekkend gezigt te tergen. Men zal een nieuw Woordenboek moeten aanleggen, om uitdrukkingen te leeren ter befchrijving, van deeze ongehoorde gruwelen ! Dit laatfte was eene uitbreiding van het plan, welke men niet op [rekening kan zetten van de ontftuimige woestheid van het gepeupel; maar moet zekerlijk aan de hand gegeeven zijn, door de zulken die de wreedheid, even als eene weetenfehap, beftudeerd hebben, en bekend zijn met de kragtigfte middelen om te grieven. Zij, die bij de Koninglijke familie de wagt hadden , waren eerst bevreesd voor een oogmerk, om dezelve geweld aan te doen. De Commisfarisfen van de Municipaliteit kwamen der menigte te  C 349 ) te gemoete, fpraken haar aan, cn Helden alle middelen in het werk, om voor te komen dat zij niet in het Hof van den Tempel kwamen haar wijzende op het driekleurige Nationaale lint 't welke kruislings voor de poort gefpannen was ; en zeggende dat men hoopte, dat patriotten, gelijk zij, deezen patriotfchen grenspaal zouden eerbiedigen. Zij lazen haar hier op voor, de volgende infcriptie die 'er op gedrukt was : Burgers! die eene rechtmaatige wraakoeffening weet te paaren, met liefde voor de goede orde, eerbiedigt deezen fcheidsmuur. Hij is noodzaaklijk voor onze waakzaamheid, en verantwoordelijkheid ! De aanduiding waarop deeze booswigten te werke gingen, ftrekte zig niet uit tot het vermoorden der Koninglijke familie , anders is het niet waarfchijnlijk , dat zij, of door een patriottisch lint, of door hunne liefde voor de goede orde zouden gefluit wezen. Een hunner zeide , dat men geen geweld A a be-  C S5o ) -bedoelde tegen de gevangenen in den Tc mipel, maar drong 'er op aan, dat men eenige' weinige in het Hof zoude laaten , om eenen optogt met het hoofd te moogen maaken, voor de venfters , op dat zij die faamgezworeh hadden om het land te verraaden, de noodlottige verdelging van hunne complotten, mogtcn befchouwen. De Officieren' ftemden deezen onmenfehelijken voorflag toe twee van hun gingen echter de Koninglijke familie waarfchuwen. Het hoofd wierdt de tuin in 't ronde en onmiddelijk voor het venfter der Koninginne gedragen. Deeze hoor ik, viel oogenbhklijk in zwijm,, en Princes Elizabeth zou zig zeer erg bevinden. De vriendfehap welke plaats had tusfehen haare Majefteit en de Princes Lamballe was wel bekend: deeze Zelfde vriendfehap, had die ongelukkige Dame, naa dat zij zelve veilig buiten 's lands was, gedreven om in Frankrijk  t 351 ) rijk en tot de Koningin te rug te keeren, welker onaangenaame toeftand den troost behoefde, dien het gezelfchap eener vriendinne kan toebrengen. Deeze edelmoedige vriendfehap fchijnt de eenige oorzaak geweest zijn van den moord aan Madame de Lambalie gepleegd ; want Madame de Tourzelle, haare Dogter, en andere Dames, die in het Hotél de la Force waren, wierden gefpaard. De trap van ingekankerden haat, welke deeze onverlaaten, doen blijken tegen de Koningin, is zo geweldig als onbegrijplijk. Naa dat zij haar® vriendin vermoord hadden , alleen om dat ze haare vriendin was , kunnen zij zig niet te vreden ftellen met haar kennis van dit ontroerend bedrijf te Laaten toekoomen, maar moesten zelfs haar het hart doen breeken, door de wreedfee aller vertooningen. Van den Tempel voerde men het hoofd van Madame Lambalie naar het Koninglijk Paleis, op dat zij die 'er binnen waren het mogten herkennen. Zederd heb ik in gefprek geweest Aa a met  C 352 ) met perfoonen die 'er zig op dat tijdftip in bevonden. Offchoon de Princes Lambalie eene naabeftaande ware van den eigenaar van dit Paleis, heb ik niet gehoord, dat de ontfteltenis, welke dit gezigt te wegebragt, zorgelijke invloeden op zijne gezondheid gehad hebbe. Toen men in de Bicetre het berigt kreeg van dit moorden, al waar men een groot aantal gaauwdieven gevangen houdt, begonnen deezen zig in ftaat van tegenweer te ftellen; en ik hoor dat 'er verfcheidene ftukken gefchut zullen heenen gevoerd worden om de moordenaars in ftaat te ftellen, om hen veilig te kunnen om hals brengen. De berigten zijn zo verfchillende en ftrijdig met eikanderen, dat men op geene begrooting van het getal der dooden, of veele andere bijzonderheden af kan. 'k Zal mijn best doen om naauwkeuriger onderrigt te worden , van veele omftandigheeden, waar omtrend ik thans geene dan algemeene en onwisfe kundfehap bezitte. Se-  C 353 ) Sederd het begin der Franfche omwenteling, bijzonder op den ioden Augustus heeft men toneelen gezien , en men ziet 'er thans, welke van dien aart zijn , dat de ijyerigfte voorftander van vrijheid zeer lang in twijffel zou moeten hangen , en alle omftandighcden wikken en weegen, eer hij zig inliete in eem'g ontwerp , om eenen gevestigden Regeeringsvorm om verre te werpen of te veranderen, in een land , waar in de wet en goede orde, van aanbelang, fchoon ook gebrekkig, werken, Deeze aanmerking is niet toepasfelijk op die gelukkige Staatsinrigtingen, welke in zig behelzen, de veilige, regelmaatige, en wettige middelen om misbruiken of onwelvoeglijkheden te weeren, welke de verandering der omHandigheden moet te wege brengen ook in den besten Regeeringsvorm. Het groot voordeel eener Conftitutie , zo heerlijk ingcrigt, is, dat zij deeze heilzaame middelen tot herftel in zig bevatte. Deeze middelen tot her ftcl moeten echter in geene al te ruime maai Aa 3 te  ( 354 ) te gebezigd worden, of wanneer de gelegenheid niet toelaat dat zij werken; maar wil men óns' wijsmaaken, dat zij nimmer moeten in het werk gefield worden, dan, beken ik heeft het weinig om het lijf, dat de Staatsgcfteltenis die middelen in zig bevatte de Machine van het landsbeftuur zoude eenvoudiger geweest zijn, met ze 'er uit te laaten. Wanneer de voorgefteïde middelen eenen opftand uitmaaken, zo is het geval anders, en kan niet afhangen van perfoneele aangelegenheden; ieder welmeenend mensch kan niet naalaaten met de uiterfte opletenheid alles gade te flaan, voor hij maatregelen in het werk Helle, welke het geluk of de ellende van duizend zijner medeburgeren ten gevolge moeten hebben. Onder zulk een verfoeilijk ftëlfel van onderdrukking , als waar onder de Franfchen gebukt gingen voor de omwenteling, waar onder eene groote menigte van menfchen ontheven waren van belastingen, en, zonder zeiven  ( 355 ) ven vrij te zijn, op veelerlij wijzen hunne nog dieper vernederde medeburgers verdrukten waaronder eene andere clasfe eene vervaarlijke hoeveelheid van de landen van den gcbeelen ftaat in het bezit hadt, welke zo onevenredig verdeeld waren, dat, in het algemeen, zij die zelden eenig deel van hun beroep waarnamen beloond wierden, met een alles overftijgend aandeel, en zij die elke bezigheid van hun beroep vlijtig waarnamen in een ftaat van verachte armoede leefden. ■ ■ Waaronder de wil van eenen enkelen menfche den loop der Wet kon ftremmen, en zijn bevel eiken burger uit de armen zijner familie kon fcheuren, om hem jaaren agter een, jaa voor zijn geheelen ïeèvén, in onderaardfche holen op te fluiten. In een land waar zulk een ftaatsgeftel plaats vindt, is de opftand, het eenig middel ter verbetering, niet alleen wel te rechtvaardigen, maar in de daad de fchuldige pligt van eiken liefhebber van het menschdom en zijn VaderAa 4 land  C 356 ) land , zo draa 'er zig eene gelegenheid aanbiedt om dien met hoope op goed gevolg te onderneemen. De noodzaaklijkheid, eenef geheele omkeering van het beftuur in Frankrijk, zal erkend, en de omwenteling die in den jaare 1789 begonnen wierdt, goedgekeurd worden, van veelen die het gebeurde op den 2often Junij en ioden Augustus laatst!, ais onrechtvaardig en naadeelig zullen veroordeèlen; Eenen oproeriger! hoop in 's Konings paleis te doen indruisfchen , met oogmerk om hem aftefchrikken van de uitoeffening van dat verbod, waartoe de Conftitutie hem gerechtigde, en 't welke deeze geheel aan zijn goedvinden had overgelaatcn , was voorwaar op geenerlij wijze te rechtvaardigen; en zijne bjfwagten te vermoorden, zijne magt te fchorsfen, en hem met zijne ganfche familie gevangen te zetten, om dat die bjfwagten eene tweede overrompeling van het paleis door 't graauw wilden te keer gaan zal, verbeeld ik mij, door geen onpar-  C 357 D tijdig mensch goedgekeurd, of gerechtvaardigd kunnen worden, door alle de verraaderlike ontwerpen, welke de papieren, op den roden Augustus in 's Konings Kabinet gevonden, mogen aan den dag brengen. Lodewyk de XVIde was nimmer gehouden geworden voor een man zonder beginfelen, of van eene onbeteugelde heerschzugt. Ik kan niet naalaaten te denken dat hij met de Conftitutie wel te vreden ware, en, daar hij een man van eenige naauwgezetheid is, zoude het hem nimmer in de gedagte gekomen zijn, om zijnen eed te breeken, en dien te ondermijnen. Maar die menfchen, wie zij ook zijn mogen, die de tegenwoordige moordtoneelen aan den gang gebragt hebben, hebben hunnen vadcrlande onuitvvischbaare fmetten aangewreven; en het hoogstwaarfchijnlijk ingewikkeld in eene langduurige wanorde en rampzaligheid. De middelen waardoor zij gepoogd hebben fchrik aan te jaagen, magt te krijgen, en deeze te behouden, zijn het gemeene volk. Dog dit Aa 5 is  C 358 ) een werktuig, dat zig dikwerf opzet tegen hen die onderneemen om 'er zig van te bedienen, en dat nog zij, nog anderen ten allen tijden onder bedwang kunnen houden. Zij kunnen even goed in eenen ftorm tot de zee zeggen; tot hier toe zult gij gaan, en niet verder! En zouden deeze bloedgierige ophitfers van 't volk niet verder gaan, Genadige Hemel! Hoe verfchrikMjk verre zijn zij niet reeds gegaan? Wat voordeel met betrekking tot het landsbeftuur kan Frankrijk wagten , welke omwenteling wordt niet te duur gekogt, wanneer de prijs eene fchandvick is der Natie en de voorbeeldeloze afgrijsfelijkheden van den laatst voorgaanden avond, en van deezen verfoeilijken derden September. Ch'ahtilly, Sept. 4. Heden morgen vernamen wij dat de poorten bij aanhoudenheid gefloten bleeven, en men niemand toeliet om buiten Parijs te gaan; hoe wel wij, als hebbende, behalven de paspoorten van  t 359 ) uaii onze wijk, eenen brief van M. le bb.ua» gekregen, befloten om 'er de proef van te neemen. Twee perfoonen uit onze wijk, een van welke de Nationaale uniform droeg, vergezelden ons. Men liet ons zonder belemmering uittrekken , of fchoon onze paspoorten op verfchillende plaatfen onderzogt wierden, eer wij, hier aankwamen. Ons oogmerk was om heden de reize totClermont voor te zetten, maar berigt bekomen hebbende dat eene groote menigte Bretonners, die op weg geflagen zijn, om zig bij de legers op de grenzen te vervoegen, heden te Clermont zullen overnagten , oordeelen wij voorzigtigcr om te blijven, waar wij zijn. Eene partij Nationaale Gardes, door de Commune van Parijs herwaards gezonden, was juist heden morgen vertrokken: zij voerden op wagens mede eene groote menigte doek, dat gefchikt was tot tenten voor foldaaten, en dat hier ter plaatfe te bekoomen was. Eenigen deezer Gardes, welke hier kortelings, en wel naa den  ( SSo ) den zoden Augustus, waren', namen zonder on* derfcheid alle de paarden weg, welke in de ftatlen voorhanden waren , als mede een Standbeeld van Lodewy XIV, dat in het Kasteel was. Insgelijks fmeetcn zij om verre en vergruisden het fijne beeldwerk dat deeze prachtige ftallen van voren vercierde , gelijk zij ook op dezelfde wijze handelden met het ridderlijk ftandbeeld van hendrik montmorency , Konftabel van Frankrijk , ten tijde van hendrik IV. De ftoffen waar uit deeze metaalen beelden beftonden , wierden vervolgens door die zelfde partij op wagens naar Parijs gevoerd. Zij hadden de onbefchofdheid, voor zij van hier gingen, om het hoofd af te flaan van 'tfchoone ftandbeeld van den grooten Condé, 't welke op den grooten trap van het Kasteel prijkte, 't Is te vermoeden dat deeze patriotten niet kundig genoeg waren in de gefchiedenisfen van hun Vaderland, om te weeten dat hij in zeker tijdvak zijns leevens de wapenen tegen zijnen Koning had opgenomen,  C 3<& ) Kien-, anderszins zoude hunne haat tegen den man, die 'er mede afgebeeld wierd, als iemand van't Huis van Bourbon, gemaatigd door hunnen eerbied voor hem, als een rebel, het hoofd van 't ftandbeeld behouden hebben. Had hunne gefchiedkunde wat dieper in het voorledene gezien, zij zouden al mede met den ouden Konftabel meer mededogen gehad hebben, want het is zeker, dat hij zo uitermaate ongeletterd ware , dat hij zelfs niet leezen konde. Brantome zegt, dat hij altijd met een kruisjen tekende ; en HENDRIK IV. plagt te zeggen: „ met mijnen Konftabel die niet lee„- zen kan, en mijn Kancelier die geen latijn „ verftaat, onderneem ik niets, of 't valt ge„ lukkig uit." 't Is onmooglijk om het verminkte ftandbeeld vanCondé, voor bij te gaan, zonder een gevoel van verontwaardiging , tegen menfchen welke hunne woede, op eene zo verachtlijke wijze, konden aan den dag leggen, tegen een van de uitftekendfte characters, welke hun hnd immer had voortgebragt. Het  C 3& ) JHet overheerlijk vernuft van Condé ondekte zig reeds in onregehnaatige flikkeringen zijner vroege jeugd, fcheen met heller glans, in 't oorlogs veld, geduurende zijne meergevorderde jaaren, en gaf eenen langen ftraal van zagt fchitterenden gloed op zijnen ouden dag. Afgezonderd van het gewoel der wacrcld, maakte hij werk van de verkeering met geleerde lieden, en door zijnen eigenen fmaak , cn dien der eerfte kunftenaaren, maakte hij op eenmaal van Chantilly de prachtigfte cn vermaaklijkfte plaats van geheel Frankrijk. De volgende yerfen waren aan den voet van 't ftandbeeld van Condé gegraveerd: Quem modo pallcbant, fugitivis fluctibus amnes, Terribilem belle, mine docta otia princeps Pacis amans, laetos dat bortis ludere font es. 'k Zeide tegen den man die ons de vertrekken van het Kasteel liet kijken , dat ik Chantilly nooit in zulk eenen droevigen ftaat gezien had. Hij antwoorde al zugtende, dat het 'er ook nimmer zo droevig geweest ware. Of-  C 363 3 Offchoon onlangs een Engclschman ter 6ee« *er plaatfe eene herberg gefticht heeft, '/ijn wij afgetreden, en zullen overnagten, in een Fransch logement dat omnidlijk bij het Kastéél, is: het volk hier in huis beftaat voor het meere-ndeel uit oude bedienden van den Prins, en zwaarmoedigheid is duidlijk op alle aange- zigten te leezen toen wij Hechts van verre begonnen te fpreeken over de droevige toneelen die binnen Parijs plaats hadden, floegen zij de oogen om hoog, fchudden hunne hoofden , en zweegen. Of men deeze afgrijsfelijke tooneelen moete wijten aan de blinde woede eens gepcupels, dat tot dolheid is gedreven door eene op eenfcapeling van ontzettende omftandigheden, of aan eenige weinige loontrekkende acteurs, die men gehuurd heeft, om de wraakgierige of heerschzugtige oogmerken van fommige onzichtbaare aanftookers te bevorderen, kan ik als nog niet beilisfen: 't is in allen gevalle moeilijk te begrijpen, hoe zes- of zeven-maal honderd-duizend men-  C 3^4 ) ifeenfchen kunnen gedoogen, dat twee- of driehonderd moordenaars zulke afgrisfelijke euveldaaden onder hunne oogen verrigten, ten zij ze daar in waarlijk genoegen neemen. ■ Waarom ging niet de Nationaale Vergadering, in ftede van bezcndingen van zes of agt haarer leden te ftuuren, te faamen, om de gevangenen te bcfchermen ? Nimmer kunnen zij zig van een' belangrijker pligt kwijten, nimmer de een van het Vaderland kragtiger hanhaaven. De zulken die eerbied hadden voor het Nationaale lint, zouden dien zekerlijk jegens de Nationaale Vergadering betoond hebben ; of indien de moordenaaren dit ontfach derfden , terwijl zij Hechts twee of drie honderd in getale waren, kon de Vergadering hen door ovcrmagt tot bedaaren gebragt hebben. Dit bewijst dat de Vergadering in het denkbeeld verkeerde , dat, niet een hand vol onverlaaten, maar een goed deel van het Volk in deezen verfchrikkelijken handel gemengd ware maar juist op deeze veronderftclling zou  C 365 ) zou men vraagen mogen, waarom zij santerre den opperbevelhebber der Nationaale Gardes niet ontboden, en hem bevalen, om met de geheele magt waar over hij te gebieden had ter befcherming van de gevangenen aan te rukken ? Men zeide mij heden morgen voor wij Parijs verlieten , dat M. Roland, de Minister, herhaalde booden aan santerre vrugtloos hadde afgezonden: en ik begrijp niet hoe deeze dit zulle verantwoorden. Wat betreft een groot deel der leden van de Vergadering , zij waren zekerlijk door fchrik bevangen : brissot, één hunner, was befchuldigd geworden, en zijne papieren onderzogt; veelen kunnen bij zig zeiven overtuigd geweest zijn , dat zij in dezelfde omftandighcden niet zouden in ftaat geweest zijn, om zig zo volkomen, als hij, te rechtvaardigen, want brissot was lang gehouden geweest voor een republikein, en ik denk op goede gronden zijne fchriften ademden dien geest, lang voor den roden Augustus ■ de befchuldiger van brissot B b was  C 366 ) was geen minder man dan roberspierre ; en de misdaad welke men hem te laste legde, was, dat hij zig door den Hertog van brunswyk had laaten omkoopen. De befchuldiging wierd gefchraagd door ftoute vastftelling onder fterke uitroepingen, welke, zo als ik hoor, de gewoone bewijzen zijn, waar van zig roberspierre bedient; dog hij was in de verwagting dat brissot zoude vermoord worden in welk geval alle bewijzen overtollig waren. Daar nu een Gemeenebest-gezinde gelijk brissot aan zulk een gevaar blootgefteld ware, is het natuurlijk, dat anderen, bijzonder allen die op den 7 August, ten voordcele van la fayette ftemden, onder kwaad vermoeden liggen, 't welk waarfchijnlijk belet dat zij zich niet met zoveel ijver op de befcherming der gevangenen toeleggen als zij anders wel zouden wenfchen. Wat de burgers van Parijs aangaat in deezen heb ik voorwaar niets minder ontdekt dat eene geneigdheid om de gevangenen te verdelgen; in tegendeel, waar  C 367 } waar ik ook ging, vond ik menfchen die derzelver lot betreurden -~— maar ten zelfden, tijde ontroerd waren , door tijdingen van dê grenzen, door het losfen der ftukken, en het luiden van de alarmklok, en, behalven dit alles, vervaard door de vertelfels van zaamenr zwecringen en het gezigt eener bende van moordenaaren, die, gevolgd door fommigen van het laagfte canaille, van gevangenhuis tot tot gevangenhuis, voortholden. 'Er zijn dringende redenen om tegelooven* dat de Nationaale Vergadering zederd den ioden Augustus niet in volkomene gerustheid en vrij gedelibereerd hebbe en dat de eenpaarigheid welke men zederd dien tijd, bij fommige belangrijke gelegenheden ontdekt heeft, meer door vreeze dan door overtuiging hervoortgebragt zij* Ik zelve kan getuigenis geeven dat dezelfde menfchen, die volmaakt tegenovergeftelde gevoelens koesterden op den 7den Silen eri ödert Augustus, kort naa den ioden in dezelfdedenkwijze feheenen te verkeerem Bb 2 OÊ  C 3*8 ) Offchoon het Hof zeker de meerderheid der Vergadering voor zig had bij mijne eerfte aankoomst, zo was zelfs toen die meerderheid blootgefteld aan de ruwfte bejegeningen van het Volk, om dat zij voor haar gevoelen uitkwam.. Op den 8ften toen M. vauislanc , naa eenè zeer uitmuntende aanfpraak, voorftelde om, in plaatfe van het befluit ter befchuldiging var* M. la fayette , over het onderwerp te fpreeken daar men aan toegekomen was, wierdt hij uitgejouwd en luidruchtig tegen gefproken door het volk op de gallerijen, en, zo als vermeld is, ontfnapte ter naauwernood het moordtuig, toen hij uit de Vergadering huiswaards keerde. Hoe welberaaden en onbedeesd fommige ei> kelc leden waren, kan men niet veronderftellen dat zij, naa dien tijd, algemeen vrij uit gedelibereerd en hun gevoelen gezegd hebben, bijzonder, terwijl hunne ambtgenooten, die de minderheid uitmaakten zeer wel in 't fchib fcheenen, wanneer zij aldus van het gemeen gehoond wierden. 't Is  C 369 ) 't Is echter opmerking waardig, dat, in weerwil van het kwaad humeur en de oproerige uitdrukkingen, van eenige weinige leden, echter, op den morgen van den ioden de Koning en de Koninglijke familie, in de Vergadering verfchijnende,met allen eerbied ontfangen wierden , op dit tijdftip kon men niet weeten hoe de verwachte aanval op het Paleis der Tuilleries zoude afloopen, en indien dezelve, door eenig buitengewoon toeval ten voordeele der Verdedigers ware uitgevallen, dan zoude de eerbied voor den Koning aangehouden cn waarfchijnlijk hooger geftegen zijn. Dit althans is zeker, dat, zo draa het bekend was , dat de Zwitfers de vlugt namen , op het eige oogenblik alle zweem van eerbied voor de Koninglijke familie verdween, en de ganfche Vergadering zig fcheen te verheugen over dien zegepraal. — De eed van gelijkheid was zoodraa niet voorgefteld, of alle de leden ftonden oogenbjiklijk overeind, als of zij allen door ééne en dezelfde veer in beweging gebragt wierden, en legden dien af. — Bb 3 Geen  C 37° ) Geen Duitsch regiment, hoe ftreng door de rotting onderwezen, hoe ervaren in krijgskundige beweegingen, kon vlugger en eenpaarigcr zijn opgerezen. De opfchorting van 's Konings magt, wierdt met meer bedaarde overweeging , maar even eenpaarig beflooten , echter, niet voor het be-? kend was dat de Zwitfers, en allen die het Kasteel verdedigden, op de vlugt gejaagd of gefneuveld waren. Het gepeupel of uit zigzelve, of, 'tgeene waarfchijnlijker is, befhiurd door hun, die, zonder zig te vertoonen , de voornaame beweegingen van den opftand regelden , begon op den nden Augustus, de ftandbeelden om ver te werpen en te floopen, van de Koningen , welke de openbaare plaatfen van Parijs vercierden , en toen , en niet eerder, befloot de Nationaale Vergadering dat deeze flandbeel-r den, met allen uiterlijk teken van de Koninglijke waardigheid, zouden vernield worden, Ik vermoed zeer fterk, dat elke daad of befluit van, de Nationaale Vergadering, in zekere» maa-  C m ) maate beftuurd worde door den invloed diens Algemeencn Raads , welke des avonds van den oden Augustus door de wijken, onder het luiden van de alarmklok was gekozen, eene bezending van welken onmiddelijk naa het gevegt van den ioden voor de balie verfcheen, verklaar ende , dat zij zig alleen als verantwoordelijk befchouwden voor de grondvergaderingen der Franfche Natie, door hun gezwets de Nationaale Vergadering doende treden in alle maatregelen die zij voorftclden, en dezelve door hunne Agenten zederd dien tijd fteeds onder ontzag houdende. Deeze Raad liet op zijn eigen gezag de poorten fluiten, gaf bevelen uit tot het vastzetten van een aantal burgers, en vulde de gevangenhuizen op, met die flachtoffers, welke men op den eden deezer vermoordde, en het ombrengen van welken, o fmartelijk denkbeeld 1 misfehien als nog vervolgd wordt. De Volksvoorvegter roberspiekjfie , die een lid was van de Wetgeevende Vergadering , en , zo als men verwagt, een van de eerftcn B b 4 zal  C s?z 3 zal zijn, die men tot de Conventie kiest, bor hoort mede onder deezen algemeenen Raad des Gemeente van Parijs. Voor zo ver men hem befchouwde als da voornaame beftuurder der Jabobijnfehe focicteit, en hij zig eenen naam gemaakt had, door zijne) gemeenzaamheid met het volk , waren veeler* hooglijk verwonderd, toen hij zig aanboodt, om een lid te worden van den gemelden Raad, en deedt dit het denkbeeld geboren worden , dat dat ligchaam een oogmerk had , om be-» langrijker zaaken, dan immer te vooren, op zig te neemen. Maar men hoorde niets van hem op den ioderi Augustus, nog boodt hij zig zeiven deezen Raad der Gemeente ten dienfte aan, dan twee of drie dagen laater want offchoon hij een patriot is van de eerfte grootte , en een zeer onverfchrokken redenaar en twister in de volksvergaderingen, houdt men hem echter voor iemand, die zig gaarn buiten fchoots houdt, bij foortgelijke dispuuten, als 'er op dqj  ( 373 ) den-ioden Augustus één plaats had op het plein van 't Caroufel. Roberspierre is zekerlijk in alles geen Ajax , offchoon men befpeurt dat hij in een gevoelen met dien held overeenftemme Tutius est fictis igitur contendere verbis, Qtiatn pugnare manu. Weinige menfchen hebben inmiddels een barfcher uitkijk dan roberspierre; de man gelijkt in houding volmaakt naar een tijgerkat. Marat is al mede een zeer werkzaam lid van den grooten Raad der Gemeente. Men zegt dat deeze marat gelijk een Gier op eene llagting vlamme, en, gelijk moloch, de god der Ammoniten, zijn vermaak vinde in het offeren van menfchen. Amiens, 5 Sept. Heden morgen vroeg verlieten wij Chantilly, en ontbeten te Clermont. Die van Bretagne, Bb 5 waar  C 374 ) waar van wij gehoord hadden, waren nog ter deezer plaatfe; omftreeksch 4000 man uit die provintie zijn in deeze week door Clermont getrokken. Zij trekken op bij kleine afdeelingen. De partij die wij zagen beftondt uit 600 man, welke morgen Clermont ftaan te verhaten, 't Zijn moedige jonge knaapen, vol vuur, ijverars voor den dienst, dog zonder wapenen of krijgskunde. Deeze onervarene jongelingen tegen de wel onderwezene Oostenrijkfche en Pruisfche troepen in het veld te zenden, is hen naar eene wisfe flachtbank te ftuu- ren zij zeiven echter hebben hier van geheel geene gedagten, en zijn flechts onverduldig naar wapenen en om den vijand onder de oogen te zien. De vrolijkheid deezer onbedachte jongelingen maakte mij zwaarmoedig ; ik kon niet naalaaten om hen te befchouwen als offerhanden onvermijdbaar ter ftagting voorgefchikt. Voor wij echter Clermont verlieten , hoorde ik iets, dat zeer gefchikt was. om mijne belangftelling in het lot deezer jonge menfchen te verminderen. Gis-  C 375 ) Gisteren kreeg iemand, die te Clermont viscU verkoopt, verfchil met eenen van deeze Bretonners; hij was onvoorzigtig genoeg om hen te tergen door verachtelijke gezegden, waarmede hij op 't geheele detachement doelde zij dreigden om hem dood te Haan, want het ftraf - wetboek van het Franfche gemeen fpreekt over alle foorten van beleedigingen niets minder dan dooclftraf hetEngelsch graauw laat het doorgaands bij eene onderdompeling in 't water berusten. Zij gingen werklijk over om het reeds uitgefproken vonnis te volvoeren, wanneer een van de Overheids perfoonen der plaatfe toetrad, .en uitriep: ,, Mijne Heeren! niet verder zo 't u „ gelieft • Wat Duivel, men brengt hier „ de menfchen zo maar niet om 't leeven!" Hij beloofde vervolgends dat men den Bretonneren regt verfchaffen zoude , en zij ftonden toe dat de man die hen gehoond had naar de hoofdwagt der plaatfe zou gebragt worden, \a{ dat het misdrijf op eene wettige wijze onder-  C 176 ) derzogt cn geboet ware. De officier deezer wagt liet den gevangenen, 't zij uit achteloosheid, of met voorbedagten raade, ontfnappen. Hier op wierden de Bretonners zo woedende dat zij dien officier den dood dreigden, welke zig hier onmiddelijk te zoek maakte. Onbekwaam derhalve om zig op hem te wreeken fpraken zij van de plaats in brand te fteeken^ indien men nog den gevangenen, nog de officier van de hoofdwagt wist te vinden en te ftraffen. Twintig man wierden, door de Magiftraat, te paarde afgezonden, in den ganfchen omtrek om den vischverkooper op te ipooren men vondt hem op den afftand van 10 mijlen van Clermont en bragt hem gevangen te rug; terwijl de wagt, die hem geleide, dagt dat men hem eene kleine geldboete zoude opleggen, en noodzaaken om hen die hij beleedigd had, vergiffenis af te fmeeken; doch eenige Bretonners overvielen da twagt bij het inkoomen in Clermont, en floegen den gevangenen het hoofd af. Op  C 377 3 Op mijnen weg naar Parijs toe had ik bij onzen doortogt alhier in gefprek geweest met zekeren burger van Clermont, en daar ik he^ den dienzelfden man voor onze herberg ftaande ontmoette, vernieuwde ik de kennis met hem, en hij was 't, door welken ik het zo aanftonds gemelde berigt kreeg. Verfcheidene andere burgers ftonden 'er bij toen hij het verhaal deedt. 't Is afgrijsfelijk! zeide de een — 't is verfehriklijk! zeide een ander — 't is buiten twijffel weer een man minder in de waereld, zeide een derde 1 onder het neemen van een fnuifjen. Inmiddels is het geval in zijn verband befchouwd zeer ontzettend! Welke redenen zal men hier voor geeven? Ware dit zelfde geval te Parijs gebeurd, men zou gezegd hebben : de Parijfenaars zijn gewoon geworden aan het zien van bloedige toneelen , en daar door bloeddorstig geworden. Maar hier zien wij eene nuttelofe moord pleegen , door een hoop boeren, welke het hni  C srs ) land bewoonen qp eene goeden affiand vari de verdorvenheid der groote fteden. Magt, onbepaalde magt, is toereikende om de beste gemoedsgeftellen te verderven* Deeze boereknaapen bemerken dat zij onder weinig of geen bedwang ftaan, • dat zij gevreesd worden door de inwooners der dorpen welke zij doortrekken, en dat zij hunner driften ftrafteloos den ruimen teugel vieren kunnen* Irt het kort, zij bezitten magt, en daarom geeven zij, gelijk anderen in 't zelfde geval, ieder aandrift van inbeelding of hartstogt den teugel, welke zij in andere omflandigheden zouden onderdrukt hebben. Geen braaf mensch, zo hij dit wenscht te blijven, zou, de magt5 om zijnen buurman ftrafreloos te beleedigen gaarn aanneemen, zo zij hem wierdt aangeboden. Geene regeering, welke in 't algemeens heil belang fielt, zal het geringfte uitfluitend voorregt in dit opzigt, ergens dulden* Men heeft den tijd beleefd in Frankrijk, Waar in een Prins van den bloede , of iemand anders Van  C 379 ) van hoogen rang, eenen onbefcheidenen vischverkooper, zoo ftraffeloos over hoop kon fteeken, als deeze Bretonners waarfchijnlijk den ongelukkigen man te Clermont om hals bragten. Dog wanneer de magt in handen der boeren blijft zal het erger dan ooit met de zaaken loopen, en Frankrijk, welke onrechtvaardigheid ook onder de oude Regeering geweest zij, verliezen bij de omwenteling. Amiens 6 Sept. Wij bleeven deezen dag te Amiens: Ik ging naar de Hoofdkerk, welke een gebouw is van hooge oudheid, en in pracht naauwlijks weergaê heeft in Frankrijk. Aan een groote tafel, onmidlijk voor den predikftoel zaten verfcheide officieren van de Municipaliteit met oogmerk om vrijwilligers aan te neemen die naar de grenzen zouden trekken. Een man klom op den kansfel, en las hard op eene lijst van de naamen dier perfoonen, die patriottifche giften ter  C 33o 3 èer uitrusting deezer vrijwilligers gezonden hadden; met bijvoeging, bij elks naam , van de fom die men gaf.- Niet tegenftaande al de vaderlandsliefde welke thans in Frankrijk de overhand heeft is deeze manier, van ieder gift openlijk bekend te maaken j buiten twijffel noodig om veeier mildaadigheid op te wekken* Een jongman ", die een zeer inneemend vöorkoomen had tradt op den predikftoel, toen'er de andere afkwam. Met eene duidlijke ftem, en zedige bevalligheid, fprak hij: „ Ik ben een uit eene compagnie, welke gereed ftaat „ om op de vijanden van ons Vaderland los „ te gaan; naa dat wij ons zelve de noodige „ klederen en wapenen aangefchaft hebben, „ bieden wij nog eene kleinigheid in geld ,, aan , om de onkosten van het gemeen te „ helpen draagen; alles wat wij daar toe kun,, nen bijdraagen is een beufeling; niets, dani „ ons leeven , 't welke wij den dienst van „ onzen Vaderlande wijden , zal hooger ge„ fchat worden. -— Wanneer ik gewaag van heg  C 381 ) „ het opofferen van ons leeven, moet ik üit „ naam van mijne fpitsbroeders verklaaren, dat „ wij verwagten in flaat te zullen zijn om het „ leeven op te offeren dier flaaven, welke, „ zonder ecnigen haat tegen ons, door hunne „ dwingelanden genoodzaakt worden, tegen de „ Franfchen aan te rukken, om dat deezen be„ floten hebben om vrij te zijn. Veelen on„ zer hebben ouders en naabeftaanden, welke „ hun onderhoud van onzen arbeid wagten, „ deezen bevelen wij aan de menschhevenheid „ en erkentenis onzer medeburgerem" Hij trad af onder het gejuich der Vergadering en ik moet bekennen, dat ik in andere landen zo wel als in Frankrijk veele redevoeringen, van minder aanbelang dan deeze, van den predikftoel gehoord hebbe. Onder de wanordes en droevige gebeurtenisfen welke zederd kort in dit land plaats gegrepen hebben, moet men verwonderd ftaan over de edele zugt, welke in den boezem gloeit van alle dé Franfchen, om hunne onafhanglijkheid Cc te  C 382 ) .te handhaaven. Voor ik Parijs verliet, hoorde ik van eene Dame die der Nationaale Vergadering had aan geboden, om twaalf arme kinderen naar zig te neemen, welker ouders in de verdediging van hun Vaderland waren omgekomen , en de kosten van derzelver opvoeding en onderhoud alleen te draagen tot dat ze den ouderdom van 16 jaaren zouden bereikt hebben! En foortgelijke voorJlagen zijn mij veele ter ooren gekoomen! Geen land legde ooit edeler en meer vaderlandlievende geestdrift bloot, dan die in dit tijdftip over geheel Frankrijk verfpreid is, en die met toeneemende hittegloeid, federd de openbaarmaaking van het Manifest des Hertogen van Brunswijk en het inrukken der Pruisfen in het land. Niemand, dan zij, wel¬ ker gemoederen door vooroordeel verblind, of verbasterd zijn door eigenliefde, zal weigeren om regt te doen aan den algemeenen geest der Franfchen om hunne Nationaale onafhanglijkheid te verdedigen. Het verfoeijen van de buitenfpoorigheden te Parijs bedreven en van de woe-  C 383 ) woeste belhamels , die de eer en rust van huri Vaderland, hunner heerschzugt of wraaklust op offeren, is niet alleen beftaanbaar met het bewonderen van den gemelden geest; maar het zijn alleen deeze welgeftelde zielen, die eene genoegfaame opregtheid en gevoel bezitten om deezen te bewonderen, welke eenen eigenaartigen affchrik van de andere kunnen koesteren* Wat toch hebben deeze burgers, uit alle proVintien van dit uitgeflrekte Rijk bij een gekoomen, vrijwillig ondergaande alle vermoejenisfen , zig blootftellende aan alle de gevaaren van den oorlog, om hun Vaderland te verdedigen, wat zeg ik — hebben zulke burgers gemeens met moordenaaren? Of die anderen, welker fexe, jaaren, of zwakheden hen aan huis verbinden , doch die hunne goederen rijklijk ten gemelden edelen einde uitreiken wat hebben zij gemeens , met de vervolgers, de laage betigters * en valfche befchuldigers ? Verheven boven ftaatkuudige en nationaale vooroordeelen, zal een edelmoedig Engelschman, hier oprechtlijk cnGc 3 ders  C 584 ) derfcheiden de vrijheid aan geen Volk benijden ; die Vaderlandsliefde in een ander Volk prijzen, welke in zijn eigen boefem gloeit, en welke hij in zijne eigene landslieden bewondert; zig nimmer verheugen over de rampen van Frankrijk, nog wenfchen dat zo veele millioenen zijner medefchepfelen wederom onder het juk der overheerfcbing gedwongen worden te bukken, eeniglijk om dat Frankrijk voormaals met Engeland in oorlog geweest is. Maar Frankrijk geraakt misfchien wederom in oorlog met Grootbrittanjen. Indien dit gebeure, dan zal Frankrijk Engelands vijand zijn, en ieder getrouw onderdaan van het Britfche Rijk, een vijand van Frankrijk zijnde , zal alles wat in zijn vermogen is toebrengen, om het zelve te onderwerpen en tot reden te brengen. Maar, ten zelfden tijde, zal eene bende deugnieten eenen onbehoorlijken invloed weeten te krijgen op het Franfche Volk, door het voorwenden van ijver voor het Vaderland, of zal  C 3"5 ) zal de aanftaande Nationaale Vergadering zelve, door dwaasheid, eerzugt, en woeste wreedheid, of door alle deeze drie, de hoop verijdelen op eene vrije conftitutie, en het geluk huns vaderlands vernielen, of fchoon de oorzaak, om welke men de omwenteling begonnen had, fteeds de billijkfte blijven welke iemand kan bezielen; de dwaasheid, eefrzugt en woestheid van enkele perfoonen moge deezer naamen aan de vervloeking van 't menschdom onderwerpen,maar kan de innerlijke waarde der vrijheid niet verminderen. Dan echter, wanneer de zaak der vrijheid in gevaar is, om ontluisterd te worden, door fommigen, welke voorgeven dezelve te fchraagen, zullen zij, die een rechtmaatig gevoel hebben van de zegeningen die zij medebrengt, voor hunne gevoelens openlijk uitkoomen, en weigeren om zig bij den gedachtenloofen hoop te voegen, welke de verontwaardiging, die zulke booswigten verdienen die de zaak der vrijheid onteeren, tegen de vrijheid zelve keeren. Cc 3  ( 386 y In zulke tijdftippen van groot aanbelang dat zij hunne verkleefdheid oopenlijk aan den dag leggen, om dat dan alleen de belanghebbende voorftanders der magt, hunne flaaffche lesfen prediken durven Men behoefde de waardij der vrijheid niet in te ftampen, toen de dwingelandij van eenen Lodewijk XIV door magt van foldaaten zijne onderdaanen uit hun Vaderland joeg, hen opfloot in onderaardfche holen , of aan de galeijen kluisterde; het voorbeeld van deeze verfoeilijke bedrijven maakte alle leering overtollig. Maar wanneer aanftootelijke euveldaaden onder de banier der vrijheid gepleegd worden, door de geheime werktuigen der heerschzugt, dan is het noodzaaklijk om de zuiverheid der eene vrij te pleiten van de fchuld der andere. Voor ik Parijs verliet, hoorde ik iemand die verontwaardigd was over de afgrijslijkheden die "er toen gepleegd wierden, uitroepen: „ Verd...Vrijheid! 'k Heb een afgrijzen van „ den blooten naam,!" De verontwaar- di-  c m ) digirrg was hier billijk , dog zeker was zij kwaalijk beftuurd. Indien men hem een verhaal had voorgehouden van de wreedheden, bij onderfcheidene gelegenheden gepleegd, onder het voorwendfcl van ijver voor den Christelijken Godsdienst, waar van goedertierendheid en raenschlicvenheid het weezen uitmaakt, kon hij met 't zelfde regt en dien zelfden graad van onderfeheiding gezegd hebben „ Verd zij de Christe- „ lijke Godsdienst, ik ijze zelfs op 't hooren „ van deszelven naam!" Geen bedaard mensenzal loochenen dat vrijheid goed is in het afgetrokkeue; met dat al wordt zij dan eerst een zegen voor de maatfehappij, wanneer zij bepaald is door goede wetten, en met de regeering hand aan hand gaa : de beste menfchen intusfehen, die even zeer de vrijheid beminnen, zullen verfchillend denken over de wijze dier vereeniging. Naar den uitflag der zaake te oordeelen,. zullen weinigen verkuischt zijn met die vrijheid welke zederd den 10 Augustus in Frankrijk Cc 4 beeft  C 335 ) heeft plaats gegrepen; doch welk een afgrazen wij ook gevoelen over de misdrijven vair enkele heerschzugtige menfchen zonder beginfelen, zo zullen nogthans de onpartijdigen den nationaalen geest des volks in de verdediging zijner onafhanglijkheid goedkeuren; endewelmeenenden wenfchen dat dezelve zulle beloond worden met den zegen eener vrije en welgeregelde Regeering. Wat aangaat de zulken op welken het gevoel van algemeene goedwilligheid weinig uitwerking heeft, men kan deezen met voordeel te binnen brengen, dat de welvaart van Engeland, als een land van koophandel, Jijde bij den elendigen ftaat van Frankrijk. Flexcourt, Sept. 7. Wij haddén een oogmerk om heden morgen vroeg van Amiens af te reizen, en gevolglijk postpaarden belteld- de postmeester hieldt ons op onder voorwendfel, dat hij geen voerman bij  ( 3^9 ) bij de hand hadde: naderhand ontdekten wij dat hij aan anderen paarden en voerlieden had vveeten te bezorgen, en ons onder beufelachtige en valfche voorwendfels ophieldt. De eenige oorzaak, die ik hier voor weet uittedenken, is dat hij aan anderen den voorrang gaf om dat wij, in plaaze van aan het Posthuis af te flappen in eene andere herberg onzen intrek genomen hadden. Vernemende dat 'er twee Commisfarisfen van de Nat: Vergadering te Amiens waren, klaagden wij bij deezen den Postmeester aan: — Oogenbliklijk bevalen zij aan eenen Korporaal en vier Nationaale Gardes om den man voor hen te brengen. Zij beduiden hem dat het zijn pligt ware, om ten dienste der reizigers postknegten bij de hand te hebben; zij befchuldigden hem dat hij anderen bediend had, naa dat wij paarden befprooken hadden en zeiden , dat het zijn pligt ware om in deezen onzijdig te handelen; dog dat indien eenige gunst te pas kwaaie, dezelve moest bewezen worden aan vreemdelingen, en bijzonder aan EngeïCc 5 fchen,  C 59° ) fchen, een Volk waar voor zij eene grootachting hadden, en welke zij als hunne vrienden befchouwden. Zonder het oor te leenen aan 's mans verontfchuldigingen , dreigden zij om hem naar de gevangenis te zenden, zo hij ons niet oogenbliklijk van paarden en voerlieden verzorgde. Naa dat zij den man lang genoeg gefcholden cn bedreigd hadden, zeide een van de Commisfarisfen, „ wel nu, Vriend! „ Gij zult de Heeren van het noodige voor„ zien; ziüje niet?" De postmeester antwoorde dat hij zijn best zou doen , waarop de eerfte eenen oogenbliklijken overgang maakte van allen fchijn van misnoegen, tot een houding en taal van weltevredenheid, een glas Bourgogne voor den Postmeester infehonk, eischte dat hij het op den welftand der Natie ledigde, en hem vervolgends gaan liet. weinige minuuten laater hadden wij onze voerlieden en paarden.. Gisteren avond ging ik naar de Comedie te Amiens. 't Is een zeer gefchikt ge¬ bouw , het fpel wierdt wel uitgevoerd, cn de ver*  C 391 ) vergadering was talrijk; men fcheen zig algemeen bij uitftck te vermaaken. . Ik ftaa verbaasd over de vreugde en vrolijkheid, welke de Franfchen op alle openbaare plaatfen aan den dag leggen, in den tegenwoordigen ftaat huns Vaderlands: ware ik te Amiens gekomen zonder eenige voorafgaande kennis van de tegenwoordige omftandigheden waar in Frankrijk zig bevindt, 'k zoude niet het mim'le kunnen vermoeden, uit het voorkoomen der burgers op de ftraat, of op de openbaare bijeenkoomften opvatten, dat zij met eenig gevaar bedreigd wierden, of onder eenigen ramp gebukt gingen. Kort voor wij Amiens verlieten, kwamen 'er berigten in, dat de inwooners van een dorp weinige mijlen van daar gelegen in openbaaren opftand waren. Drie honderd en vijftig man van de Nationaale Gardes, en twee honderd Dragonders kreegen bevel van de Commisfarisfen, om tegen deeze dorpelingen aan %e rukken, welke zo. als men hoorde, zig in ftaat  C 39^ 3 ftaat van tegenweer gefteld hadden. Deeze troupes waren verzameld en ftonden gereed onx uit te trekken, toen wij Amiens .verlieten. Ik Had een gefprek met eenen der officieren: Ik merkte aan dat zij tot eenen onaangenaamen post geroepen wierden — hij gaf ten antwoord dat die onaangenaamheid niet voorfproote uit eenig gevaar, om dat hij overtuigd was, dat de boeren zig onderwerpen zouden zo draa de troupen verfcheenen doch hij hieldt zig verzekerd dat de heele menigte liever zou Menfchen om den Pruisfen op het lijf gezonden te worden. 't Was zoo laat in den nademiddag toen wij Amiens verlieten, dat wij den nagt hier denken overtebrengen. Wij wierden eene lange wijle opgehouden op den weg door eene koets met vier paarden, die wij inhaalden maar niet mogten voorbijrijden. De fchikking op de posterijen geheugde niet, dat cabrioletten of chaifen met drie paarden, eene koets met vier voorbijreden: dit fchijnt eene zotte fchikking; toen ik daarover in  C 393 ) in de herberg alhier mij uitliet, zeide de waard dat zulks onder bedreiging eener zwaare boete aldus bevolen ware, en derhalve naauwkeurig moest in acht genomen worden, ten zij de perfoonen die zig in de koets bevonden hun regt wilden vaarcn laaten. Hierop trad een oudachtig man, die 'er fatfoenlijk uitzag, hervoor, en verzekerde mij dat het buiten zijn weeten ware, dat wij door zijn rijtuig waren opgehouden, anders zoude hij zeker oogenbliklijk zijnen postillon bevolen hebben om ons voor bij te laaten. Deeze Heer bragt al mede den geheelen nagt te Flexcourt door ; 'k had eenig afzonderlijk gefprek met hem hij fprak met groot afgrijzen van 't geene 'er onlangs te Parijs was voorgevallen , en gaf zijne verwondering te kennen, dat vreemdelingen, bijzonder Engclfchen , het thans in Frankrijk konden uithouden. „ Uw land is een gelukkig land, „ voegde hij 'er bij; gij geniet de vrijheid zonder regeeringloosheid. 'k Zeide dat ik „ hoopte dat zijn land ook eens dien zegen „ mogt  C 394 ) 4, mogt verwerven, en dat de beroeringen vail 5, Frankrijk haast zouden ophouden* 'Er is meer reden, hernam hij met ernst, om te „ vreczen , dat zij niet meer dan begonnen „ zijn. Het volk is misleid; men heeft het „ gevaarlijke grondftellingen geleerd, waarvan „ het zeer moeilijk zal zijn om het wederom af *» te brengen, — Alles is tot uiterften gedre„ zo dat de middelen om fommige gebreken „ weg te neemen, erger dan het kwaad zelve „ zijn geworden. Het volk van Frankrijk is ,-, tijrannisch behandeld, en om dit te herftellen „ worden zij dwingelanden* Ik zelve, ver* „ volgde hij, heb fommige leden van de Na,', tionaale Vergadering hooren praaten met eene „ troup van het gepeupel, om hen te overtui» „ gen, dat zij niet moesten volharden in 't een „ of ander fchendig ftuk, *f welke ftreedt met „ de befluiten der Vergadering, en om hen te „ bewijzen dat zij de uitfpraaken van de opper„, fte Regeering der Natie moesten gehoorzaaj, men» Wat denkt gij was het antwoord van „ eenen  C 395 ) „ eenen uit den hoop , op dit vertoog ? De Nationaale Vergadering behoorde eerder on„ ze bevelen te gehoorzaamen, daar zij alleen„ lijk de vertegenwoordigers van 'tvolk, en wij „ hét Volk zelve uitmaakêm Dit bewijst., ver„ vervolgde deeze Heer in welk eenen kommer- „ lijken ftaat wij ons bevinden: een hoop ,, onverlaaten misleidt het volk , en fpeelt, „ door middel van het volk, den baas, over „ de Nationaale Vergadering, dit en niet „ het leger van Brunswijk, . zal Frankrijk „ in den grond booren." Ik maakte melding van die van Bretagne en en andere troupen, welke ik ter verfterking van de armee had zien uittrekken, en gaf niet onduidlijk te verftaan, dat hun gebrek van krijgskunde, den vijand een groot voordeel over hen zoude geeven. „ Veelen mijner landsgenoo„ ten, hernam hij, zullen 'er ongetwijffeld het „ leeven bij infchieten ; dog anderen zullen „ weder in hunne plaats treden; moed en onbefuisde drift zullen over krijgskunde zege- praa-  C 396 ) •„ praaien, en, geloof mij, Frankrijk heeft „ niets te vreezen, van buitenlandfche vijanden, maar alles, van inwendige tweedragt en „ fnoodheid." Dit denkbeeld vind ik algemeen onder de Franfchen , de zulken, die de omwenteling goedkeuren, verwagten, dat Frankrijk welhaast meer magt en voorfpoed dan immer zal bekoomen; zij die dezelve afkeuren, befchreijen de wanorde waar onder hun land zugt, maar denken met dit alles dat de vijandelijke legers het zullen opgeeven moeten. Abbeville, Sept. 3. De Waard in de herberg te Flexcourt berigtte mij dat de Heer met welken ik gisteren had gefproken heden morgen vroeg was vertrokken. Alle zaaken worden in deeze herberg beftuurd door de vrouw van 'thuis en haare tweedogters, zijnde de waard een zwaarlijvige fmulpaap, die niets in de waereld verrigt, een onbeledigend fchepfel in allen deele, met die uitzondering alleen 9  < 397 ) leen, dat hij iemand eeuwig in den weg loopt en de gasten dikwijls met zijne gefprckken verveelt» Naa dat hij mij verteld had, dat de Heer vertrokken was, dat hij eenige mijlen van hier woonde, en een zeer goed flag van een man was , trok hij mij een weinig ter zijde, en voegde 'er bij : „ 't Is een trotfche Ariftocraat; „ maar ik heb voorgenomen om het aan geen „ mensch in de wijde waereld te zeggen, om „ dat zulks hem in ongelegenheid zou kun^ „ nen brengen en in de daad, 't is een waardig man, en zederd langen tijd mijn vriend." Ik wilde mijns weegs gaan, maar hij hieldt mij bij een flip van mijn rok, en voegde 'er nog bij: „zeg 'er toch niets van „ aan mijne vronw , want zij is verwoed „ volksgezind , en 't is haar onmooglijk om „ een geheim'te bewaaren." „ Neen! Neen!" gaf ik ten antwoord. „ ó! Doe het toch nooit vervolgde de waard, w zo zij 'twist, ze zou zig niet kunnen weerDd kou-  ( 3P8 ) „ houden om het aan den eerften den besten, 5, die hier komt, te verhaalen." Toen wij aan de poort van deeze ftad kwamen , wierden wij naar het Stadshuis geleid door eenen van de Nationaale Gardes. Sommigen van de Magiftraatsperfoonen, waren daar, die, onze paspoorten onderzogt hebbende , ons zeer beleefd bejegenden, en verfcheidene vraagen deeden betreklijk den ftaat der zaaken te Parijs. Men is ter deezer ftede bezig met leden te kiezen voor de Nationaale Conventie. Eene groote menigte van kiezers is met ons in deeze zelfde herberg gelogeerd: van dertien leden die men hier benoemen moet zijn reeds zes gekozen. Een van de kiezers' verhaalde mij dat zij eens op het denkbeeld gevallen waren om Thomas Paine als een der afgevaardigden van dit departement aanteftellen , dog zij hadden die gedagte laaten vaaren, naa dat zij gehoord hadden dat hij reeds gekozen ware voor de departementen van Pas Calais, en dat van 1'Oife Ab-  ( 399 ) Abbeville, Sept. 9. Terwijl de verkiezing haaren voortgang heeft, blijven wij hier. Gisteren en heden begaf ik mij naar de Kerk , alwaar men bij wijze van ballotteering de keuze doet. Gisteren wierdt 'er een, en heden morgen zeer vroeg, wederom een afgevaardigde gekozen. Een van de kiezers, die met mij uit de herberg ging, verhaalde mij , dat eene groote menigte hun ftemregt verloren hadden, door te laat te koomen , door welk middel op deezen zelfden dag, een man gekozen was, die een landbouwer van zijn 'kroep was. Dit beroep van landbouwer wordt van dag tot dag meer inFrankrijk geacht; en zo men immer een wefoevestigd vrij beftuur verwerve, zal de Landbouw onder de Natie bloeijen. 'k Vroeg den Heer die mij het berigt gaf, welk foort van een man deeze landbouwer ware ? Hij antwoorde dat hij een zeer waardig menschwas, en een zeer gezond verftand bezat, fchoon hij in geDd2 lecrd"  . ( 4co ) feerdheid moest onder doen voor zijnen mededinger die een Rechtsgeleerde was; „ maar „ voegde hij 'er bij, 'er is mooglijk geene reden om zig des te beklaagen, want opregtheid „ kan in een Wetgeever tegen geleerdheid wel opweegen." Deeze Stad vertoont zig thans vrolijker dan naar gewoonte; de verkiezing van afgevaardigden ter Nationaale Conventie, heeft eene groote menigte vreemdelingen derwaards gelokt. Mij heugt naauwlijks dat ik de ftraaten eener landfiad immer zo vol gezien hebbe, dan op een feestdag, als die van Abbevüle tegenwoordig zijn; nog zag ik immer de gemeene man ergens meer in zijn fchik, of beter over het geheel genomen, in den dosch. Abbevüle is een Stad, waar veele manufactuuren gemaakt worden , en de meeste kooplieden mag het beuren om eene uniform der Nationaale Gar- v des te koopen: het landvolk dat hier ter mark koomt, fchijnt zeer zindelijk en gezond. Ik weet niet waar het van daan koome, maar het  ( 4°i ) het vrouwelijk gedeelte van den Franfchen boerenftand, kleedt zig niet alleen net, maar ook met een foort van zwier die wel ftaat; terwijl de kleeding der mannen de ftijffie, lomp- fte, en ongevalligfte is, van dcwacreld: dat de Vrouwen zig met meer fmaak en gevaliiger kleeden dan de mannen, is natuurlijk, maar ik befef de reden niet, waarom dit onder de eene clasfe eener zelfde Natie , zig fterker, dan in eene andere moet vcrtooncu. Dit is blijkbaar het geval niet in Engeland. De blijdfehap deezer ftedelingen Haat noch-, thans beroerd, cn vceler gemoederen met vreeze en onrust vervuld te worden , door het vertrek van vijfhonderd inwooners naar Chalons, 't welke morgen ftaat voor te vallen;, deezen maaken eene bende uit van fchoone jonge manfehap; zijn zederd kort verzameld, en fchijnen bedreven in de gewoone handgrec- pen der krijgskunde maar de voornaame. hoedaanigheid, cn waar op men het mcefte moge afgaan ten opzigte van zo veelen als. Dd s uit  C 402 ) uit alle oorden van Frankrijk, tegen den vreemden vijand uittrekken, is die werkzaame geestdrift, waar mede zij allen vervuld zijn. Heden , met mijnen Zoon op de wallen wandelende , haalden wij iemand in met welken ik in gefprek trad. Hij zeide dat hij een proteftant ware, dat hij eenige mijlen van Abbevüle woonde, en thans hier was in hoedaanigheid van kiezer. Ik fprak met hem over den algemeenen geest, welke het ganfche land bezielde; en de groote hoopen volks, die uit alle hoeken opkwaamen om ter verdediging daar van ten ftrijde te trekken, 't geene, zo als ik 'er bij voegde, geringen twijffel overliet, over het eindeljk afvveeren van den vijand. „Indien de Alvermogende (gaf hij ten antwoord) „ de partij van Frankrijk trekke, zal de vijand „ ontwijffelbaar met fchade en fchande te rug „ gedreven worden; dog indien 't Gode anders „ behaage, zal het getal en de moed onzer le„ gers luttel baaten. 't Zijn geenszins, vervolg-  C 403 ) „ volgde hij, de Pruisfen , of Oostenrijkers, „ of Rusfen. Neen! 't Zijn geenzins alle „ de vereenigde Mogendheden van Europa, „ die wij te vreezen hebben, maar alleen bet „ misnoegen der Godheid over ons verzuim „ der Godsdienst -oeffening: —• Hij voegde „ 'er bij met een zugt, dat dit verzuim, ze„ derd kort tot eene vervaarlijke hoogte in „ Frankrijk ware geftegen." Het eerfte gedeelte deezer aanmerking kon niet gelochend worden , en ik had geen trek om het andere te betwisten;hoewel ik zeide verheugd te zijn, dat de Proteftanten thans zo veel beter behandeld wierden dan in vroeger dagen.— ,,'t Is gelukkig „ voor ons, proteftanten, hernam hij, dat wij „ niet, gelijk in vroegere dagen, vervolgd wor„ den, maar 't is ongelukkig voor Frankrijk dat „ te gelijk met den geest der vervolging die „ van den Godsdienst dagelijksch afneeme." Ik merkte aan, dat, voor zo ver niets meer lijnrecht overftondt tegen waaren Godsdienst,, dan vervolgzugt, men hoopen mogten dat de Dd 4 eer-  C 4°4 ) eerfte zou te rug keeren zonder de laatfte, maar ten zelfden tijde waren de proteftanten gelukkig, dat zij niet alleen het vrij gebruik van hunnen Godsdienst hadden, maar zelfs bevoegd verklaard waren om te dcelen in elk burgerlijk voorregt of voordeel, 't welke de Catholijken zeiven bezitten. „ Wij hebben deeze voorregten (hernam hij) „ niet te danken , aan eenig belang dat zij „ ftellen in onzen Godsdienst, maar aan eene „ volkomene onverfchilligheid omtrend hun„ nen eigenen." „ Welke ook de oorzaaken mogen zijn, „ zeide ik, het uitwerkfel is het zelfde ten „ uwen opzigte." „ Neen, gaf hij ten antwoord, het uitwerk„ fel kon beter zijn, niet alleen met betrek„ king tot ons, maar voor geheel Frankrijk, „ want de vervolgzugt bad kunnen verdwij» nen' zonder dat in deszelfs plaats gekomen „ ware eene onverfchilligheid voor allen Godsw dienst; en in dat geval, zou 'er meer waar- s, fchijn-  ( 4°5 ) „ fcliijnlijkheid zijn dat de waare Godsdienst „ veld won; want het is gemaklijker om de , menfchen van eene dwaalleere tot de lecre „ der waarheid overtebrengen, dan om <ïe „ waarheden van den Godsdienst te drukken „ op de gemoederen van hun, die allen Gods„ dienst hoegenaamd verachten." „ Dog, fchoon gij hen niet kunt bekee„ ren, hernam ik, kunt gij toch onder hen „ leeven , in het ongeftoorde bezit van vrij„ hcid in Godsdienstoeffeningen, cn alle uwe „ andere voorregten." „ 'k T wijffel 'er zeer aan, was zijn verder „ antwoord, daar ik overtuigd ben dat in een „ land waar in de Godsdienstige gevoelens „ uitgewischt worden uit de harten van het „ gros des volks, de hoogstftrafwaardige mis„ daaden de overhand zullen neemen , in „ fpijt van allen bedwang der Wetten." 't Is een zeer algemeen gevoelen , 't welke menigwerf te berde gebragt, cn op onderfcheidene wijzen door de geleerden van deeze P d 5 eeuwc  C 4CÖ ) eeuwe is toegeligt, dat Godsdienst-ijver den mensch tot buitenfpoorigcr wreedheid cn ouregt drijve, dan eenige andere beweegrede. Ik dagt biet over naa, toen ik van denproteftant affcheid genomen had , wanneer ik uit berigten van Parijs vernam, dat op den zelfden morgen waar op wij die ftad verlieten, over de twee honderd Priesters, die den eed weigerden, in bet Klooster der Carmeliten waren opgefloten. 't Is fchriklijk om het te vernaaien, _ rnaar ik ben verzekerd, dat 'er vrij: wat over de twee honderd, van deeze arme menfchen , onmeedogend geflagt zijn binnen de muuren van dat Klooster. M sicard, de beroemde leermeester der ftommen endooven^ was de eenige perfoon, die het ontkwam, en dat wel, door de ijverige en onverfchrokkene ondernemingen van zekeren M. monnot. Niemand zal bewecren, dat dit verfchriklijk moorden uit Godsdienstigen ijver voortfproot, deeze arme Priesters waren de dienaaren van dcnzclfden godsdienst, welken hunne moorde- na-  ( m ) naren beleeden. Wat kunnen de gefchiedvcrhaalen der vervolgingen om den Godsdienst afgrijsfelijkers vermelden ? Andere beweegredenen , derhalven , kunnen den mensch tot even buitenfpoorig wreede en onrechtvaardige bedrijven aanfpooren, als een verkeerde ijver voor den Godsdienst immer deedt. Een hoop van geestdrijvers moge aangehist kunnen worden tot het vermoorden van hun, die zij als vijanden van God en godsdienst befchouwen, maar zal toch weigeren om hunne medemenfehen om eenige andere oorzaak te fiagten. Een hoop volks, dat verfteken is van Godsdienstige indrukfelen , kan men tot moord en doodflag opwinden, in elk geval, waar in zij 't van hun belang rekenen, wanneer zij Hechts begrijpen dat zij het veilig doen kunnen; en men kan niet twijffelen, indien gevoel van godsdienst had plaats gehad in de harten der beftuurers en uitvoerers van de laatfte moordtooneclen te Parijs, geen van deeze tooneelen immer zoude plaats hehad hebben. - 10  C 40S ) In den tegeiiwoordigen tijd, derhalve, waar in alle denkbeelden van vervolging om den Godsdienst uit Europa verbannen zijn, houde ik mij verzekerd, dat het bevorderen van godsdienstig gevoel in de harten des volks in het algemeen, minder dan ooit gevaar zou loopen van toegefchreven te worden aan kwaade oogmerken, en gevolglijk van heilzaamen invloed wezen op de geheele maatfehappij. Boulogne Sept. 10. Deeze morgen kort voor dat wij Abbevüle verlieten, gebeurde 'er een zeer bijzonder voorval in de kerk waar in men de afgevaardigden had gekofen. Eene Vrouw uit deeze ftad had, eenige tijd geleden, een patriottisch gefchenk aan de Nationaale Vergadering gezonden; zij was deswege hooglijk geprezen,, en dit bedrijf maakte grooten indruk op eenen der kiezers in het bijzonder. Het geen deeze Heer het meest bewonderde in de menschlijke natuur; was de kunst om verzen te maaken;  C 409 ) ken , cn de hoedaanigheid der edelmoedigheid; hij fchepte meer behaagen, uit hoofde van het eerstgemelde, in zig zeiven, dan in anderen, terwijl het tweede hem meer in anderen dan in hem zeiven geviel. Hij maakte een vers tot lof der vorengemelde Dame, waar in hij alle haare deugden optelde, en voornaamlijk ftil ftondt op die, waar van zij zulk een vcrsch bewijs gegeven had. Hij nam dit ftuk mede naar de kerk geduurende den tijd der verkiezing, en las het voor aan eenen kleinen kring van kiezers, wanneer 'er een, die het niet al te duidlijk hoorde, uitriep: „Naar de fpreekftoel!" De Digter beklom oogcnbliklijk dien ftoel, en las zijne verfen met verwonderenswaardigen naa'druk. Zij gevielen der wijze dat de toehoorders bij herhaaling in lachgen uitbarstten, cn de digter vermaakte zig met den uitflag zijner verzen. Op 't laatfte riep 'er een, die dagt dat zulk een wel uitgevallen ftuk onder alle gedaanten moeste vertoond worden: „ zing „ uw  C 410 ) „ uw verzen!" welk verzoek door anderen 011* derfteund wordende, de opfteller, naa eenige voorafgaande hemmingen, zijn gedigt opzong, naar eene melodij, welke hij zo op 't oogenblik uitdagt. Ik kan mij naauwlijks verbeelden dat iemand zijner landslieden op de grenzen meer, der onverfchrokkenheid zulle vertoonen, dan deeze man thans aan den dag legde. De Staatsgevangenen, die zo lang te Orleans in hechtenis gezeten hebben, heeft men nu bevolen dat te Parijs moeten gebragt worden; dog bij de verfchrikkelijke wanorders, welke ter dier ftede plaats hebben, oordeelde men het onvoeglijk om dezelve derwaards te brengen, en de Vergadering beval, dat zij in plaatfe van naar Parijs, zouden gevoerd worden naar Saumur. De wagten, aan welken deeze postwas opgedraagen, ftonden 'er op om de eerstgemelde order te volgen, zelfs naa dat zij de andere ontfangen hadden: dit verwekte veel bekommerings bij de vrienden van de gevangenen, en toen men hier van der Vergadering be-  C 411 ) berigt gaf wierdt 'er een derde bevel afgevaardigd , om de gevangenen naar Saumur te brengen. De Gardes zo wij hooren, gehoorzaamden de bevelen der Vergadering, door de gegevangenen niet naar Parijs te brengen, maar toonen zig ongehoorzaam door hen niet naar Saumur te voeren, terwijl zij in plaats van naar een van beide plaatfen hen thans werkelijk naar Verfailles voeren. Welk mag hier van het doel zijn? Deeze manfchappen zullen zeker niet uit louter eigen beweeging ongehoorzaam zijn jegens de Vergadering. Zij moesten vast beftuurd worden door den invloed van enkele, of genoodfchappen van, menfchen welke agter het fcherm zitten, Schoon nu Parijs onder zo luttel bedwangs is, dat men het onveilig oordeele, om de gevangenen derwaards te brengen, hoor ik echter niets van bijzonderen moord of ftraatfchen- derijen alle de geweldenaarijen van dit volk fchijnen bedreven te worden onder eenig voor  C 412 ) voorwendfel van algemeen nut of vaderlandsliefde. Alhoewel het volk in 't algemeen , zo wel dat van Parijs, als dat, waarmede ik, zederd mijn vertrek van daar, heb omgegaan, de wijze waar op men de gevangenen ter dood bragt bejammert, gelooven echter veelen, dat zij' hun lot verdienden, en dat zij even gewis ter > dood gedoemd zouden zijn, indien de wetten of regels van rechtvaardigheid daar over uitfpraak hadden moeten doen. Indien dit kunne bewezen worden, gelijk het zeker niet kan, zóu zulks nogthans geenzins het misdrijf verfchoonen van de aanftokers deezer moordtooneelen. Hij, die , uit bijzonderen haat of enkele brooddronkenheid eenen moordenaar doorfteekt, die in handen van het Gerecht is, en gereed ftaat om ter dood veroordeeld te worden, maakt zig aan eenen moord fchuldig , en de man, die aldus de Wet fchendt, zoude vergeefsch aanbieden om dc fchuld van den vermoorden te bewijzen. Dit 1 T be-  C 413 ) bewijs zou ter zijner verdediging niet worden aangenomen. « Men heeft zig echter vrij wat moeite gegeeven om dit denkbeeld van de fchuld der gevangenen als eene verdediging hunner moordenaanaaren te doen geiden, als mede om te beweeren dat die moordenaars geene anderen waren dan eene gemengde hoop van burgers van Parijs. Dit denkbeeld is verfpreid in alle dagbladen die in Parijs gedrukt worden, en de uitgeevers deezer bladen zouden niet anders hebben fchrijven durven, indien zij al anders over het onderwerp gedagt hadden; want indien deeze moorderijen niet bedreven waren door eene dolzinnige menigte, welke het oog der beftuurers niet kan onderfcheiden, of hunne handen grijpen door wien zouden zij dan bedreven zijn? , Om deeze vraag te beantwoorden is meer gemaklijk dan veilig. Dog, 't geen natuurlijk leidt tot de uitgeftrektfte gruwelen, en zo verfoeilijk is als het E e moor-  ( 414 ) den zelve, is dat men dit laatfte in openbaare tijdfchriften ziet rechtvaardigen, wordende zulks daar in voorgefteld als een verfchriklijk, maar iioodzaaklijk voorbeeld van 's Volks rechtvaardigheid. „ Menfchen van een koud en dof ge5, ftel, zeggen deeze tijdfchrijvers, beweeren „ dat het zwaard der, Wet alleen de hoofden „ der misdaadigers moge doen vallen. „ 't Is waar, voegen zij 'er bij, indien wij niet „ in eenen ftaat van oorlog waren, indien een „ leger van vreemde huurlingen niet in ons land „ gerukt ware, die met deeze gevangenen in „ onderhandeling zijn, met oogmerk om de „ natie onder het juk te brengen en haare ver„ dedigers te vermoorden." Tallien een van de afgevaardigden van den grooten Raad der Gemeente van Parijs, ter Nationaale Vergadering, op den derden September aan deeze laatfte een berigt zullende geeven van 't geene 'er in de gevangenhuizen omging, en reeds was voorgevallen, gebruikte onder anderen dit aanmerkelijk gezegde: „ de afgevaar- „ dig- ;  C 4i5 ) w digden hebben alles gedaan wat in hun veï' . mogen was om wanorders (zo noemt hij het h vermoorden der gevangenen) te beletten, „ mair hebben zig buiten ftaat gevonden om de in zekeren zin, rechtvaardige wraak van „ 't Volk te beteugelen." De rechtvaardige wraak van 't Volk! Zou de Nationaale Vergadering zulke uitdrukkingen met geduld hebben aangehoord, indien zij niet onder ontfach gehouden wierde? Nimmer kan het in 't Volk rechtvaardig worden gefchat dat het wraak oeffene dit koomt alleen de wetten toe. Het Manifest door den Hertog van Brunswijk uitgegeeven heeft de gemoederen van alle rangen verbitterd, en Frankrijk met een algemeen gevoel van verontwaardiging vervuld. Die vorst moet zeer verkeerd onderrigt geweestzijn, nopens den ftaat van 's Volks harten in dit land, en men mag voorwaar wel vraagen, of 'er zo veele eensgezindheid onder het zelve zoude gekomen zijn, indien dit Manifest ware agtergebleven. E« * "Laa"  C 4ï6 ) Laaten de Koning van Pruisfen en de HerJ », tog van Brunswijk over hunne eigene onder„ daanen den baas fpelen, zegt men, en mei: >, de rotting hunne foldaaten in vegtende machi„ nes vervormen , terwijl deezen dit dulden „ willen ; maar zullen zij het Franfche Volk „ toevoegen: de laatfte verandering in ulicder ,, landsbeftuur mishaagt ons - gij moet de zaa5, ken wederom op den ouden voet brengen, „ en wanneer dit gebeurd is, zullen wij eens „ overweegen, welke ftraf'er behoore uitge„ oeftend te worden over hen die de gemelde „ veranderingen hebben voorgefteld?" . Dit is de taal welke mij dagelijksch voorkoomt, Boulogne n Sept. Deeze ftad is bij verre zo volkrijk, en, mijns achtens, zo vermaaklijk, niet, als Abbeville. De ligging echter van het opperfte gedeelte der ftad*is voordeelig en grootsch, zijnde met wallen omgeeven. Het uitwijken van den adel- ftand»  C 4*7 5 ftand , welke hier voormaals woonde, heeft buiten twijffel, ten gevolge, dat 'er zig eene mindere levendigheid over de plaats verfpreide, welke mij hier fterker in het oög viel dan in eenige ftad van Frankrijk, die ik mij kan te binnen brengen. Deeze fomberheid wierdt heden door eene huwlijksverbindtenis, eenigen tijd verdreven: — de bruid en bruidegom, niet een aantal hunner vrienden van beide fexen, gingen in hun beste gewaad, in ftaatelijken optocht ter kerke , vergezeld van een troup Mufikanten, die het bekende lied fpeelden : Ca ira! enz. waar over het volk in de winkels en aan de venfters zijne genoegens to kennen, gaf, terwijl fommigen met het mufijk hunne ftemmen paarden: Deeze natie fchijnt met de vrolijkheid weieen verbond gemaakt te hebben; en wanneer toevallig een donkere wolk die blijmoedigheid overfchaduwt, is de minfte ftraal van vreugde toereikende, om het gejuich der blijdfchap,' teet de ftemme der zingende rijen, te paarcn; Ee 3 Wef-  ( 4is y Weinige dagen voor wij Parijs verlieten, wfr ren de inwooners zeker niet in een vrolijke luim, dog dit was toe te fchrijven aan eenen faamenloop van omftandigheden, van dien aart dat 'er de zwaitfte wolken van zwaarmoedigheid hun leeven lang, zouden gehangen hebben, over de zielen van menig ander volk. Ik hoor echter dat hunne fomberheid reeds ten grooten deele verdreven is, en dat de Pruisfifche legers, of fchoon verder in Frankrijk voortrukkende en nader bij Parijs, dan immer, hun geenerlijen kommer baaren; zij houden zig thans volkomen overtuigd, dat die legers te rug gedreven of ganfchelijk zullen vernield worden, 't Is een geluk voor een volk, dat zig van magtige vijanden ziet aanranden, om een gepast vertrouwen te ftellen in zijne eigene fterkte cn middelen ter verdediging, en dat zelfs dat vertrouwen tot den goeden uitfiag hunner zaaken medewerke; maar ik zou meerderen ftaat maaken op hunnen moed, indien dezelve met meer zedigheids aan den dag geleg wier-  C 419 ) wierde dan veelal het geval is voor de balie der Nationaale Vergadering. Het eene Detachement zweert, dat het nimmer de wapens zulle nederleggen, „ dan naa „ den aardbodem gezuiverd te hebben van de „ gekroonde rovers." Een ander, dat zij in den dag des ftrijds ftaan zullen en post houden, „ even onverzetlijk als „ de Mont Martre voor Parijs." Nog een ander verklaart eenen eeuwigduurenden haat tegen de dwingelanden, en voegt 'er bij: „ Wij zweeren den eed der Lacedemo„ niers, om met onze fchilden te rug te kooy, men , of op onze fchilden te rug gedraa- gen te worden, wij zullen ons allen liever „ laaten in ftukken houwen , dan het llagveld ,, aan den vijand over te laaten, wij zullen ons nog met hand en tand verweeren, wanneer ,', ons alle andere wapenen ontnomen zijn. Wij „ belooven dat elk van ons die te rug koomt bij 7, wege van pluimaadje vcrcierd zal zijn, met Ee 4 een.  t 420 ) ju een goed bos hair van eenen Duitfeher op }, den helm." .Menfchen die zulk eene taal fpreeken, moeten waarlijk heldhaftig vegten , om te beantwoorden aan de verwagting die zij verlangen gaande te maaken: wat mij betreft, ik neig om te gelooven, dat de Franfchen zeer veel moed zullen betoonen, om dat dit ten allen tijde de aart deezes Volks geweest is, en om dat, in dit bijzonder tijdftip, hunne zielen zijn opgewonden door de kragt der geestdrift verre boven derzelver natuurlijk peil. Uit het geene ik gehoord heb, en kunnen opmerken, zederd mijn Verblijf hier te lande , ben ik al mede in het denkbeeld geraakt, dat de Duitfche legers zullen te leur gefteld worden in hunne verwagtingen nopens de hulp der inwooners, of oproerigheden ten hunnen voordeele. Dog , hoe zeer ik in deeze gevoelens ftaa , beken ik met alle Franfchen geenzins overtuigd te wezen, dat de Hertog van brunswyk niet in-ftaat zoude zijn om tot in Parijs door te dringen $  ( 4« ) gen, zulk een verheven denkbeeld heb ik, van zijne krijgskunde, en de meerderheid van wel-; onderwezene foldaaten. Het zelfvertrouwen der Franfchen is oorzaak dat zij deeze en foortgelijke bedenkingen over het hoofd zien of verachten , en zulks fomwijlen op een zeer bijzondere wijze aan den dag leggen! Op den eerften deezer maand, kwan, in een gezelfchap dat famen fpijsde, op het tapijt de kans, welke de Hertog van brunswyk zou hebben, om binnen Parijs te koomen. Een der Heeren bood om groote fommen tegen kleine te ver* wedden, dat hij het zo ver niet zoude brengen, 'er was niemand die zig in eene weddingfchap hier over wilde inlaaten s waar op hij geduurig grootere fommen uitloofde, tot dat een der perfoonen aldaar tegenwoordig hem op zijn woord vatte, 't geene hij echter ter naauwernood gedaan had, of een ander merkte aan, dat het verbaazend ware, dat hij, uit allen, zo deedt, daar hij zo dikwerf beweerd had dat het volftrekt onmooglijk ware voor den Hertog van brunswyk „ om  C 422 3 om tot Parijs door te dringen: „ Ik denk S nog zo, hernam de andere; dog het is zeer „ mooglijk, dat hij hier als gevangen worde binnen gebragt, en 'tis op deezen kans alleen, „ dat ik de weddingfchap aangaa." De afgevaardigden, welke de Nationaale Vergadering naar de onderfcheidene Departementen van Frankrijk heeft gezonden, hebben magt gekregen om de Municipaliteiten te vernietigen, en orders te geeven tot het kiezen van eene nieuwe regeering; als mede om de openbaare bedienden, zo burgerlijke als militaire te fchorfen, wanneer 'er grond is om hun gedrag te verdenken. Zij moeten daar en boven een groot vermogen hebben, om zoodanige gevoelens te verfpreiden, als de heerfchende partij in de Vergadering wenscht dat algemeen worden. Dat hier toe mede behooren Republiekeinfche gevoelens, koomt waarfchijnlijk voor uit veele omftandigheden, die zederd eenigen tijd plaats hadden, en bijzonder daar uit dat zij erkend, jaa zelfs openlijk uitgeroepen zijn, door hen, die  C 423 ) die vermoedlijk in de volgende Nationaale Vergadering zitten zullen. Rabaut de st. etienne, die een lid was van de eerfte Vergadering, is onlangs tot afgevaardigde ter Conventie gekofen. 't Schijnt dat de eene of ander een gerugt in de waereld gebragt heeft, dat hij een vriend ware van den Monarchaalen regeeringsvorm, en niets tegen eenen Koning had, wanneer het Hechts een eerlijk man was: hij zelve befchouwt dit als lastertaal, en in zijn brief aan de Vergadering, waar door hij kennis geeft van zijne verkiezing, betuigt hij een gevestigde haat te koesteren ,* tegen het Koningfchap en de Koningen zonder uitfluiting. 't Is aldus voegt hij 'er bij, dat ik de lasteringen beantwoorde, welke de vrugten zijn van kwaadwilligheid opgezameld door ligtgclovighcid. Hier uit nu kan men zeer gemaklijk gisfen van welke gezindheden de Nationaale Conventie zijn zulle , indien zij immer het aanwezen krijge, want 'er zijn menfchen, die geduurig hrimhjke twijffelingen hier omtrend koesteren — met  C 424 ) met dit alles is 'er echter reeds een aanmerklijk aantal gedeputeerden gekozen, en hebben, tegen het gevoelen van veelen, de verkiezing aangenomen,  DAG-VERHAAL. ENZ. Boulogne Sept. 12. Dé raad der Gemeente van Parijs heeft thans de magt, om, zo wel als de Nationaale Vergadering, Commisfarisfen af te zenden, en het fchijnt dat het bewind van hun , die door de eerfte worden afgevaardigd niet minder uitgebreid is, dan dat 't welke de zendelingen der laatften bezitten. Onlangs wierdt in de Nationaale Vergadering een brief gelezen van eenen afgezant der Commune naar de armee van luckner te Chalons, waar in deeze, wiens naam bïllaud ue varennes isj klaagt over het gedrag van de Municipaliteit, en fpreekt Van dezelve aftezetten wanneer hij bevindt dat de ff .meer-  C 4*6 ) meerderheid derzelve niet trede in de maatregelen , welke hij, en zijne medegecommitteerden noodig keuren. — Hij maakt al mede fommige aanmerkingen over het gedrag van den Generaal euckner, en geeft zulk een berigt, van devervvaarlofingveeier dingen,welke de troupes behoeven, en de verwarring en 't algemeen gebrek van een geregeld plan, dat daar door de kans grootlijks fchijne aan te winnen voor den Hertog van brunswyk, om tot Parijs toe door ie dringen. Iemand zou zig natuurlijk verbeeld hebben, dat men meer ftaat konde maaken op de troupes van linie, dan op het nieuw geworvene volk te Parijs ; dog zo fcheen 'er billaud de varennes niet over te denken , want naa de moedbenemende fchetfe van de gefteldheid der troupes te Chalons, en aanduiding van de geringe magt welke dumourier kan aanvoeren tegen liet talrijk en wel ervaren leger van den Hertog, geeft hij der Vergaderinge te verftaan, dat zij z$ Qp het leger van Parijs het beste verhaten kun-  ( 4*7 ) kunne en befluit zijnen brief met deeze woorden: „Houdt moed, mijne waardemede„ burgers! Dat brunswyk beeve, wijl de „ Parijfenaars zig Hechts tien mijlen van zij- ne legerplaats bevinden." De meeste menfchen (zo gij de Franfchen zeiven uitzondert) zullen denken, dat geenzins de Hertog van brunswyk de grootfte redenen hebbe om te beeven ; en dat de Parijsfenaars wijsfelijk zullen handelen met niet nader aan zijne legerplaats te koomen. Boulogne Sept. 13. Het character van fommigen der gedeputeerden die reeds gekozen zijn door het departement van Parijs, ftrekt geenszins om groote dingen van de aanftaande Conventie te verwagten. Marat behoort tot dat getal: men veronderftelt dat hij deeze eer verworven hebbe ten deele door zijne gemeenzaamheid met de laagere clasfen des volks, en anderdeels door den Ff a in'  C 4*3 ) invloed eener Factie, welke dantoï*, den Minister der Juftitie en roeerspierre aan het hoofd heeft. Naardemaal de goede naam van marat niet uitftak voor den i September, en zederd dien tijd als zeer bezwalkt wierdt aangemerkt, oordeelde men noodzaaklijk om de gemoederen der kiezers voor te bereiden, en voor den dag derverkiezinge in zijne belangen over te haaien: ten deezen einde heeft chabot , voormaals. een Francjscaaner Monnik zederd een Patriotsch Redenaar geworden, en alreeds tot afgevaardigde ter Conventie gekozen een redevoering gehouden ten voordeele van de Sociëteit der Jacobijnen, van welke veelen der kiezers leden zijn. Voor zoo ver deeze redevoering zekerlijk van een zeer buitengemeenen aart is, en de gefteldheid beide van den redenaar en de perfoon die hij aanbeveelt ontdekt, zal ik 'er het volgende uit optekenen. „ Men heeft „ marat verweten, zegt de Capucijner, van , bloeddorstig geweest te zijn, van, bij voor- „ beeld  C 4-9 ) „ beeld,medegewerkt te hebben tot den moord „ die in de gevangenhuizen heeft plaats gehad, '„ dog in deezen handelde hij in den geest der „ omwenteling; want het was onnatuurlijk, ter„ wijl de driftigfte Patriotten naar de grenzen „ trokken, dat men hier blootgefteld bleeve „ aan de verraaderüjke aanflagen der gevange„ nen, aan welken men wapenen beloofde en de „ vrijheid om ons om hals te brengen. Een ander „ zegt, dat hij bloeddorftig geweest zij, omdat „ hij meer dan eens het bloed geischt heeft van „ de Ariftocraaten, jaa zelfs het bloed van de „ omgekogte leden der Conftitueerende Yerga„ dering. Doch het is bekend dat het plan der. „ Ariftocraaten altijd geweest is, en nog is, „ om alle Sansculottes te vermoorden : zo dat,, „ daar het getal der laatften tot dat van ande„ ren ftaat gelijk 99 tot een, is het klaar, dat „ hij, die verlangt dat men 1 doode om 99 te „ behouden, niet bloeddorftig zij. Even weinig „ kan men hem voor een brandftigter houden, „ want hij heeft voorgefiagen om den-roof der Ff 5 » Axi'  C 430 ) „ Ariftocraaten aan de Sansculottes te geeven; » hij kan dus niet befchuldigd worden van ze te w hebben willen verbranden." Niet tegenftaande den geest der bermhartigheid en de fchoolfche redeneerkragt, welke, in dit kostbaar proefftuk van welfpreekenheid uitblinken, dagt men het evenwel nog niet veilig om het hier bij te laaten. — Roberspierre oordeelde noodig om 'er het gewigt zijner Welfprekenheid bij te voegen. In eene redevoering , door hem in de keurvergadering opgefteld, waar van de hoofdinhoud' was eene. fchets van de belangrijkfte hoedaanigheden eens afgevaardigden ter Conventie, duidde hij ten laatften marat en le gendre klaarlijk aan als twee mannen, de ftemmen der kiezers hoogstwaardig Zij wierden in gevolge hier¬ van ook beiden gekozen: marats verdienfte is gebleken: wat eigenlijk de voorfpraak van roberspierre aan LE gendre verzorgde weet ik niet, of 't moest wezen dat de laatfte een vleescbouwer van zijn beroep is. Ca-  Calais 14 September. Voor wij heden morgen Boulogne verlieten;» vernamen wij dat de ftaatsgevangenen, ftaks. naa hunne aankoomst van Orleans op de ftraaten van Verfailles vermoord waren! — Dit aanhoudende moorden vervult de ziel met afgrijzen — doet ons een volk verfoeijen dat zulke dingen kan dulden, en zal der Franfche Omwenteling tot grooter fchande ftrekken, dan of de Hertog van brunswyk hunne legers had geflagen, en zelfs Parijs had ingenomen. 'k Heb een afgrijzen van meer over dit Volk te fchrijveh Die booswigten! Calais 15 Sept. Niet gaarn zoude ik iets zeggen ten voordeele dier overheerfching, welke in ver het grootfte gedeelte van den aardbodem de overhand gehad heeft zederd de vroegfte tijden der befchaafdheid en regeeringsvormen welke men Ff 4 "Mg  C 432 ) kan herinneren — evenweinig verlang ik iets bij te brengen ter verfchooning van dat ingewikkeld fijstema van ftaavernij, waar onder de geheele Franfche Natie, hoewel in ongelijke raaate, gebukt en verdrukt ging; en allerminst zoude ik de verdiensten willen verkleinen van hun , die ujt eene edele verontwaardiging over onrecht en dwingelandij, en eene edelmoedige zugt, naar billijke wetten, en. eene behoorlijk bepaalde aUeenheerfching, hunne poogingen yereenigden om het oude willekeurig Regeeringsftelfèj om verre te werpen.. Maar hadden deeze vaderlandlievende mannen in ftaat geweest om alle de gevolgen vooruit te zien, welke hunne welmeenende poo,gingen gehad hebben, de wilde en verwoestende denkbeelden welke der menigte ingeboezemd zijn, door menfchen zonder beginfelsen, onder de mom van. vaderlandsliefde , welke met de laagfte en. ondeugendfte inzigten, de blinde woede des volks tegen deszelven beste vrienden aanhitfen, en het wreeder en meer  C 433 ) onderdrukkend doen worden, dan de grootfte onderdrukkers; en, eindelijk, hadden deeze Vaderlandlievende mannen voor uit gezien het onmenfchelijke moorden, dat Frankrijks roem zederd eenigen tijd bezwalkte, zoude dit hunne voornemens niet aan 't wankelen gebragt, en hen liever hebben doen draagen de rampen waar onder zij zugteden dan zig uit te ftrekken naar andere waar van zij geen denkbeeld hadden? wat! moeten dan de menfchen alle de onderfcheidene baldaadige boosheden en onderdrukkingen van een tijrannisch Regeeringsbeftel liever dulden, dan poogen om het zelve den bodem in te liaan, of het ware dat hun nog erger dingen overkwamen? Geene onafhanglijke ziel kan zulk een leerftuk immer ondertekenen; of fchoon 'er reden is om te vreezen, dat de verfchrikkelijke dingen, die onlangs in Frankrijk zijn voorgevallen, meer begunstigers van dat gevoelen, dan immer zulle bezorgen. Dan deeze afgrijs* felijkheden, zijn geenszins de noodzaaklijke Ff 5- §e-  C H\ ) gevolgen van eene onderneming tegen de dwinglandij zij zijn zonder voorbeeld in de gefchiedenisfèn der waereld, en niet het werk der voorftanders van vrijheid, maar van helfche • zendelingen van den eenen of anderen lafhartigen despoot, die zig voor als nog niet openlijk durft vertoonen. Inmiddels, daar het gevaar van zulke tooneelen zo verfchriklijk is, laat men diep in het geheugen prenten, hoe men zig ter naauwernood iets dat onverdraaglijker is, kan verbeelden, dan die aaklige hooploofe naargeestigheid welke eene despotieke Regeeringsvorm verfpreidt over de zielen van menfchen, die eerbied hebben voor gerechtigheid, voor billijke wetten, en een eigenaartig denkbeeld van vrijheid. Sluit kennis buiten en alle gevoel van de gemelde foorte, en gij zult de menfchen onder de allerverachtelijkfte flavernij zien leeven, zig met de onnofelfte beufelingen in zijn lot troostende: maar wanneer die gevoelens en denkbeelden eens in de ziele zijn doorgedrongen,  ( 145 ) gen, dan wordt de mensch baloorig ender het juk en kan niet rusten voor hij zig eene betaamlijke vrijheid verfchaft heeft. Zulke befpiegelingen vervoeren de ziel eigenaartig om met een foort van afgunst den toeftand te befchouwen van dat klein gedeelte der inwooners van Europa, welke leeven onder Regeeringsvormen welke hen bevrijden voor de rampen die Frankrijk drukken, in het bijzonder van hun, die zig bevinden onder eene constitutie waar in de onderfcheidene magten eikanderen, derwijze opweegen, dat daarin geene gevaarlijke verandering vereischt worde , en welke in haar eigen faamenftel de veilige middelen ter hervorming bevat, indien die nodig ware. Gisteren avond haalde men door geheel Calais de wapenen op; "k onderftel dat dit zelfde plaats gehad heeft of fpoedig zal hebben, in elke ftad van Frankrijk : zij bevinden dat het zeer moeilijk zij om een genoegzaam aantal wapenen te vinden, voor de geweldige legers welke men thans op de been brengt. Ca-  C 43* ) Calais, Sept. 16. Toen de overheden en burgers van Verdun, eenige geneigdheid aan den dag legden, om • te capituleeren , en de ftad aan de Pruisfen over te geeven , vernam beaurepaire , Colonel van 't Regiment van Maijenne en Loire, en Bevelhebber van het Garnifoen van Verdun , dit oogmerk niet zo draa , of hij haastte zig, van de wallen , waar hij bezig was met de foldaaten aantemoedigen, naar de Zaal van *t Stadshuis, waar de Magiftraat vergaderd was, en gebruikte al zijnen invloed, om het te overreden dat zij volhielden: dog terwijl hij bevondt dat zij reeds befloten hadden tot eenen maatregel, welken hem fchandelijk voorkwam, haalde hij een piftool uit zijn zak en doorfchoot zigzelven, in het midden van den Raad. De vrijwilligers waar over hij bevel voerde,, konden niet gedoogen dat zijn lijk te Verdun begraven wierde, 't welke de Pruisfen zo aanftonds ftonden in te neemen x maar voerden het naar St Menehould» M. d.£-  ( 437 ) M. delannay hier van berigt gekregen hebbende, ftelde voor in de Nationaale Vergadering , dat de overblijffels van beaurepaire behoorden overgebragt en in het Franfche Panthéon begraaven te worden. „ Laat „ ons met zijne asch, zeide hij, handelen, zo „ als de Romeinen zouden gedaan hebben met „ die van cato en marcus brutus , indien „ zij in vrijheid gebleven waren. De weg van. „ het Pantheon tot St. Menehould is thans, „ van het begin tot het einde, als overdekt „ met foldaaten en fchittert van baijonetten „ eri pieken. „ Verbeeldt u eens, voegde hij 'er bij, „ welk een indruk het zal maaken , op de „ harten van ons krijgsvolk, wanneer zij de „ lijkkoets aantreffen van iemand die voor de „ vrijheid geftorven is! Dit gezigt moet als „ met eenen eketrkken fchok hunne zielen tref„ fen, hunnen moed aanblaazen, en hunne ,, harten vervullen met zugt om zig te wree„ ken." Hoe  C 484 ) Hoe natuurlijk het ware voor een hooghartig krijgsman , om tot wanhoop gedreven te worden over eenen ftap, waar van de fchandelijkheid, zijn achtens, op hem zelven mede rusten moest, is echter de zelfmoord, zo tegenfirijdig met den geest van den Christelijken Godsdienst, dat men zig zoude ingebeeld hebben, dat .de Wetgeevende Vergadering van een Christen land (want de affchaffing van het Christendom is bij haar nog geen befluit gewor• den) eenige zwaarigheid zou gemaakt hebben in toetreden tot den voorflag van M. delannay. Niets minder dan dit. Een Romeinfche Raad kon geene mindere huivering hier over gevoeld hebben. Men befloot op 't eigen oogenblik, dat het lijk van beauRepaike van St. Menehould zoude overgevoerd, en te Parijs in het Pantheon begraaven worden , met het volgende opfchrift opzijn graf: „ Hij verkoos liever zig zelven van ,y 't leeven te berooven, dan om met Dwinge„ landen in onderhandeling te treden." Te-  C 485 ) Tevens wierdt 'er fchikking gemaakt, waar tegen zelfs de gemoedelijkfie Christen, in de Vergadering, niets kon in te brengen hebben, dat het jaargeld van beaurepaire , vervolgends aan deszelven Weduwe en Zoon, geduurende beider leeven, zoude uitgekeerd worden. Dit alles fchijnt bij de Natie goedgekeurd te worden; dezulken die tegen 't een of ander van deeze befluiten iets hebben, houden hunne gevoelens verborgen, terwijl zij, die alles goed heeten, de hunne op het Iuidruchtigfte aan den dag leggen. In zeker dagblad vind ik de volgende paragraaf. „ Dat onze klaagftemmen den dood van beaurepaire „ verheerlijken laaten wij der rechtvaar- digheid ter eere het woeste veroordeel verzaaken, waar door men al te lang de moedige zelfsopoffering van eenen Brutus en „ Cato, zwakheid of dolheid noemde." In een ander papier lees ik: ,, de Dood is „ eene toevlugt welke men der onderdrukte „ deugd  ( 440 ) » deugd niet behoorde aftefnijden. Met „ het befluit dat beaurepaire der vergoding „ waardig is, heeft de Nationaale Vergadering „ zig niet alleen van eenen heiligen pligt ge,, kweten , maar zij heeft daar en boven meer „ toegebragt tot de bevordering der zeden, ,, dan alle verhandelingen onzer fraaije geesten." Zoo dit waar is, kan men geen fterker bewijs opleveren voor de machteloosheid der fchriften deezer fraaije geesten, ter bevordering van de zeden. Ik bedrieg mij echter grootlijks, indien de zelfmoord niet veel eer het uitwerkfel is van gévoel dan van redeneering; en indien de Nationaale Vergadering door haare befluiten, en de fraaije vernuften door hunne fchriften, de menfchen gelukkiger kunnen maaken, zullen zij het pleegen van zelfmoord kragtiger beteugelen, dan alles wat 'er tegen gezegd en gefchreven is. Een mijner Franfche kennisfen de gemelde pasfiges uit die journaalcn mij aanwijzende, zei-  < 44i ) zeide met een foort van zegepraal." „ Gij En„ gelfchen meendet zeker dat het regt om zig ■,, zelven te dooden, U alleen toekwam." Calais, 17 Sept. Ongeveer in het begin van deeze maand, bij gelegenheid dat 'er twee wagens volgeladen met wapens, en begeleid door een Officier van de Artillerij door de ftad Charleville pasfeerden kreeg het gemeene volk het ia den kruin, dat zij den vijand toegeftuurd wierden , arrefteerde dus de wagens en vermoordde den Officier, De Zoon des Postmeesters van St. Amand, onder verdenking liggende van den vijand kundfchap gegeeven te hebben, wierdt door het graauw omgebragt, en zijn ligchaam langs de ftraaten gefleept M. bayeux, een der Overheidspersonen van Calvados, verdagt gehouden van verraaderlijke briefwisfeling met de uitgewekenen, wierdt aan• gehouden , ter verhoor gebragt en ontflagen; Gg maar  C 442 ) maar het gemeen hem bij aanhoudenheid bedreigende, wierdt hij gevangen gehouden, met oogmerk om hem op vrije voeten te ftellen, zo draa dit veilig gefchieden konde — dan de gevangenis wierdt door het graauw overweldigd, en deeze magiftraat op ftaande voet om hals gebragt. Alle deeze afgrijsfelijkheden en anderen die men zou kunnen optellen , zijn binnen deeze weinige dagen voorgevallen, waar uit men natuurlijk zou befluiten, dat het gevaarlijk moest zijn om in Frankrijk door het land te reizen, of op de ftraaten van een der grootfte fteden zig op te houden. Hoe zonderling en onbegrijplijk het echter moge fchijnen, is het volkomen waar, dat de reizigers op de openbaare wegen zeer veilig zijn, en 'er geen zweem van ftraatfchenderijen of huisbraak in Parijs zig vertoone. Al het moorden en alle buitenfpoorigheden, welke thans hier te lande gepleegd worden, betreffen de publieke zaak, en niet de bijzondere belangen. Dit is niet de zaak verligten; in tegen-  C 443 ) gendeel ware het minder grievend voor de burgerij , om voor ftraatrooverij of huisbraak bloot te ftaan, welke, de daaders ontdekt zijnde, geftraft zouden worden, dan dat een misleid gemeen de oeffening van het recht worde toevertrouwd, over allen die zij als misdaadigers van ftaat befchouwen. Ik maak hier alleen melding bij wege van een enkel voorbeeld, niet bij wijze van een betoog dat Frankrijk inwendig in rust is; want wat is elendiger voor een volk dan, dat zulke fchroomlijke buitenfpoorigheden , ftraffeloos kunnen bedreven worden ? Onfchuldige menfchen worden om hals gebragt, en naderhand gaat men ons vertellen, dat het volk het goed geineend, maar zig vergist hadde. Veele dagbladen bewimpelen deszelven grootfte buitenfpoorigheden, en beweeren dat dezelve voortfpruiten uit overmaat van liefde voor het Vaderland. — Geene durven 'er ongunstig over fchrijven; nooit wierdt eenig dwingeland meer gevreesd en gevleid dan tegenwoordig het fouvereine volk. Gg ai Ca-  ( 444 ) Calais, 18 Sept. Heden morgen bezogt ik het Klooster van ■de Dominicaaner nonnen , en hield een langduurig gefprek met eene derzelve aan de traliën, zijnde eene oude Dame van zeventig jaaren. Zij verhaalde mij dat zij; drie en veertig jaaren in dit Klooster geweest was; dat zij geduurende dien langen reeks van tyd, vrij van zorgen geleefd had, en zo veel genoegen gefmaakt, dat zij nog nimmer gewenscht had om van ftaat te veranderen. Tot een bewijs van de waarheid van haar ■zeggen, voegden zij 'er bij, dat, toen, volgends een befluit van de Wetgeevende Vergadering, de Kloosters waren opengezet, en -alle Nonnen dezelve verlaatcn konden die wilden, terwijl die anderen, die zo niet gezind waren, vermogten te blijven, zij, benevends drie en twintig anderen, gebleven ware, met geenen anderen wensch dan om vrijheid te hebben, om aldaar haare dagen te mogen ein- di-  ( 445 ) di°-en; dog dat zij thans van deeze hoope verftoken waren, hebben de onlangs bevel gekregen van de Nationaale Vergadering om het Klooster te verlaaten 't welke men tot andere einden gefchikt had; zij moeten het in gevolge hier van binnen tien dagen vaarwel zeggen. Zij klaagde hier over als eene groote hardigheid voor haar in het bijzonder, terwijl zij zo lang buiten de waereld had geleefd, dat zij vergeten had hoe zij in dezelve moest leeven: dat agt van haar overeengekomen waren om in Calais huis te houden , hunne geringe ii> koomften bij eikanderen te voegen, en te faamen te woonen. Zij befloot met te zeggen dat zij groote reden had om God te danken, voor het geluk en de rust die zij genoten had, bijzonder geduurende de laatfte drie en veertig jaaren van haar leeven, 't welke, volgends haar eigene opmerking, toen zij nog in de waereld verkeerde, en uit alles wat zij zederd geleerd had; veel meer was dan het gewoone deel der menfchen; en. dat, offchoon zij reG 3 deo  C 446 ) den had om te verwagten dat het overige gedeelte haars leevens niet zo gelukkig zoude wezen, zij den troost had van te mogen denken, dat het tijdperk haars lijdens, indien zij lijden te verwagten had, veel korter zijn zoude , dan het lang beftek van ftille vreugde waar in ze zig door de goedheid van den Almagdgen zo veele jaaren verheugd had. Deeze Non fchijnt, in weerwille van haare jaaren en langduurige gevangenis eene goede gezondheid en leevenskragt te genieten, haar voorkoomen was ongedwongen en haare manieren befchaafd: hoewel een gedeelte van haar verhaal bijzonder zal fchijnen, kwam het mij echter voor vrij van gemaaktheid en huichlaarij te zijn, en uit het hart te vloeijen. Mijn affcheid van deeze Dame genomen hebbende ging ik naar het Klooster der Benedictijner Nonnen, waar in voormaals eene van mijne naastbeftaanden als kostgangfter gewoond had. 't Was bij abuis dat ik naar dat der Dominicaner gegaan was. t Toen ik in het fpreek-  ( 447 3 het fpreekvertrek der Benedictijnen ingeleid was , gaf ik berigt dat ik wenschte te fpreeken met eene der Nonnen, die ik wist dat met mijne nigt bekend geweest was en 'er verfcheen aan de traliën eene Non die een zeer weUeevend en belangrijk voorkomen had. Ik zag dat zij gefchreid had, fchoon zij poogingen deedt om vrolijk te kijken; zij vroeg zeer hartelijk naar mijne nigt, en fprak met de grootfte achting van eene andere Dame die ten zelfden tijde in het Klooster geweest was. Naa een kort gefprek, vroeg ik of zij hier in den zelfden toeftand waren als de Dominicaaner Konnen? Jaa! Helaas! Mijn Heer! was haar antwoord, en zij borst uit in traanen. -* Zij was een geruime tijd buiten ftaat om te fpreeken; dog, naa dat zij zig een weinig herfteld had , zeide ze dat men aan haar heden dezelfde keuze had gegeeven, en dat vier en twintig van haar insgelijks gekofen hadden,om haar leeven in het Klooster te eindigen ; dat zij gelukkig waren in elkanders gezelfchap, Gg 4  C 443 ) en in haare bevrijding van alle zorg , uitgezonderd de allergewigtigfte zorg voor haare zaligheid. Dan tegenwoordig wil men ons in de waereld te rug drijven , welke wij verzaakt hadden, welke wij verlangen- te vergeeten, en waar in wij geenen fmaak hebben; Acht Mijn Heer! wij zijn wel degelijk te beklaagen. Een tijdlang hieldt zij aan met fchreijen en fnikken; en toen haare oogen afdroogende, met een blik van gelatenheid en onderwerping, zeide zij: dog het is Gods wil, en het betaamt ons daar onder te berusten. Zommige leezers zullen zo wel de oude als de jonge Non verdagt houden, van bij deeze gelegenheid eene droefheid voor te wendendie zij niet gevoelden: alles wat ik hierop zeggen kan is, dat, indien dit het geval ware, zij de beste actrices moeten geweest zijn en. de belanglooste die ik immer gezien heb; want meer fchijn van natuurlijk hartzeer kan ik mij niet verbeelden, en ten welken eide zij dien zoude aanneemen blijft voor mij een onoplosbaar raadfel. Tot  C 449 ) Tot hier toe had ik het openzetten der Kloosters befchouwd als het in vrijheid ftellen der ongelukkigfte van de ftervelingen, de jammerlijkfte offerhanden der gierigheid en des bijgeloofs. In het algemeen is dit ook buiten twijffel het geval, dog mijne verkeering met beide deeze Nonnen bevestigt, 't geene mij dikwijls voorgekomen is, dat, naamlijk, wanneer Godsdienstige gevoelens diep in het hart geprent zijn, dezelve een bron van zaligheid uitleveren, welke tegen het gemis van veele zaaken kan opweegen, en eene fteeds verkwikkende ftraal van licht geeft in zoodaanige omftandigheden welke de waereld in het algemeen gantsch hoopeloos en duister vöorkoomen. De zulken die, nóg door hunnen fmaak misleid, nog door de noodzaaklijkheid gedwongen zijn om zulke indrukfelen in cellen of kloostert te verfteken , waar zij van weinig dienst kunnen zijn aan iemand, dan alleen aan den bezitter, maar dezelve in de maatfchappij kunnen brengen met al den naGg 5 druk  C 450 ) druk van werkelijke deugds-betrachting, zijn zekerlijk de gelukkigfte menfchen. Volgends berigt van daag ontfangen fchijnt het dat het graauw van Parijs ten langen laatften tot ftraatrooverij is overgefJagen; 't was mij lang zeer wonderbaar voorgekomen, dat het zig, bij den tegenwoordigen zwakken ftaat van het uitvoerend beftuur, zo lang daar van onthouden hadde. Dog hunne roovcrijen, even als hun moorden, verbergen zij onder de mom der Vaderlandsliefde : zij tasten de menfchen op de ftraaten aan, en doen hen de zilveren fchoengespen en horologies afleggen. — Zelfs zijn de vrouwen op de openbaare wandelwegen aangerand en van hunne ringen en andere kostbaarheden beroofd; clog deeze dieven verzekeren 'er telkens bij, dat alle deeze fraaijigheden , ten gemeenen nutte zullen befteed worden in den tegenwoordigen tijd van buitengewoone behoefte. In weerwille van aller aangewende moeite omde troupes van wapenen te voorzien , hebben zij  ( 45i ) zij bij aanhoudenheid gebrek aan Snaphaanen. De Nationaale Vergadering heeft befloten, dat de Snaphaanen der Kanoniers, een talrijk en kundig Gorps in Frankrijk, zullen genomen, en den vrijwilligers die naar de grenzen uittrekken gegeeven worden. Eenige Dragonderregimenten heeft men even eens beroofd van de hunne met het zelfde oogmerk. Men heeft voorbedagtelijk gerugten uitgeftrooid, van voordeden door de Franfche legers op de Pruisfen behaald; niets fchijnt minder gegrond , de Duitfchers hebben echter, het hoofd geftooten voor Thionville; maar vaaren nogthans voort, in weerwille deezer te leurftelling en de voorgewende voordeelen die men op hen behaalt, met grond te winnen. Calais 19 Sept. Niets is verbaazender dan de gerustheid en het vertrouwen deezes volks in de tegenwoordige ontrustende crifis. 'k Heb brieven gezien  ( 452 ) zien van Rijsfel en Duinkerken, welke de inwooners van deeze beide fteden befchrijven, als in denzelfden toeftand met die van Calais —> ondertusfchen is het bekend dat het Zwitferfche Regiment van Cliateau vieux, geheel tot den vijand overgeloopen is, en 'er is grond om te geiooven, dat de Zwitferfche Cantons aan Frankrijk den Oorlog verklaaren zullen Spanje, meent men, is eveneens gezind; en men heeft der Nationaale Vergadering reeds aangekondigd, dat het Duitfche Keizerrijk tegen haar de wapens aangordt. „Men kan het .„ niet loochen , zegt merlin de thionvil„ le, wij hebben alle dwingelanden op den „ aardbodem te bevegten, en een vrij en ge„ wapend volk behoeft ze niet te vreezen: „ men moet geheel met hun breeken. Ik „ eisch dus de te rugroeping van alle Ministers „ van Frankrijk." Voor en al eer hij zulk eenen voorbaarigen voorflag deedt, mogt hij wel bewezen hebben dat het Volk gewapend, en, 't geene aan nog meer twijffel onderworpen is>  C 453 ) U>, dat het vrij is; dog men houdt deezen merLBi niet voor zulk een' grooten tovenaar als zijn naamgenoot was — en, de Vergadering volgde dus zijnen raad niet. Dog 't geene mij bevestigt in mijn gevoelen dat de zaaken van dit land thans wanhoopiger ftaan dan immer, is, dat men door eenige afgevaardigden van de Municipaliteit van Colombe, naabij Parijs gelegen , in de Nationaale Vergadering geklaagt heeft, dat zekere onbekende perfoonen, dog die voorgeeven leden te zijn, van den Raad der Gemeente van Parijs, jaa zelfs van de Nationaale Vergadering de deuren der burgers openbreeken, in de huizen gaan, en medeneemen alles wat hun aanftaat, en de inwooners van de ftad en nabij gelegene dorpen, op allerlije wijzen ontrusten onder voorwendfel, dat zij dus doende voor 't algemeene welzijn waaken. De Minister roland klaagt insgelijks over de regeeringloosheid welke in Parijs plaatsheeft, en welke hij met al zijne poogingen niet kan doen ophouden. De  C 454 ) De Maire petion, die alles in het gunftigfte licht fchijnt te willen plaatfen, meldt, in eenen brieve aan de Nationaale Vergadering, dat de buitenfpoorigheden op de openbaare ftraaten bedreven, het berooven der burgers, van hunne horologien en ringen, ware opgehouden, en voegt 'er bij, „ Parijs, wat meer is, is in „ rust, hoe zeer het in zijnen boezem zeer ligt „ ontvlambaare fioffen bevatte." Masuyer drukt zig deezer wijze uit: „Indien de Nationaale Vergadering, geene krag„ tige maatregelen neeme, kan men niet langer „ te Parijs blijven; men maakt 'er thans eene „ plaats van honderdmaal gevaarlijker dan de „ afgrijsfelijke holen der ftruikroovers, enz." En vergniaud met zijne treffende welfpreekenheid gewaagt hebbende van de onwilligheid der burgers van Parijs om aan de retranchementen te arbeiden, die rondom de ftad gemaakt worden, voegt 'er bij: „ Welke mag de „ oorzaak zijn van deeze werkeloosheid der „ beste burgers ? Ach! Mijne Heeren! Laaten „wij  ( 455 ) „ wij het niet ontveinzen, de bijzondere haat, „ de ondeugende betigtingen, het willekeurig „ vastzetten, dat geroep van profcriptie , de „ complotten, de aanflagen tegen onderfchei„ dene perfoonen , het fchcnden der eigen? „ dommen, het verwaarlozen der Wetten, de „ ontrustcnde beweegingen hebben aan alle zijde verlegenheid en fchrik verfpreid." „ De braave man verbergt zig; hij vliedt met „ afgrijzen de bloedige toneelen, hoe zoude de braave man zig niet fchuilhouden , daar „ het misdrijf zegepraalt, hij kan die verfchrik„ lijke gewaarwording niet dulden, hij zwijgt, „ en verwijdert zig, met oogmerk om weder„ om te voorfchijn te koomen in gelukkiger „ dagen." „ De tijden der omwenteling brengen men„ fchen aan het licht die fchijnheilig en wreed „ tevends zijn, gelijk de aarde naa een onweer„ fchadelijke infecten, uit haaren fchoot ople„ vert. Deeze onverlaaten fchilderen thands „ de deugd als Aristocratie af, om ze ftraffe- „loos  C 456 ) „ loos te kunnen verguizen, en verheffen hef, „ misdrijf tot volksgezindheid, om zig het regt „ tot het pleegen daar van te verfchaffen; en ,, 't is op deeze wijze dat zij de fchoonfte zaak „ op aarde eene kladde aanwrijven , de zaak •„ des volks en der vrijheid," ,, ö! Burgers! Gijl. ziet mijne diepe droef„ heid; Burgers ! Rukt het masker af aan de -„ zulken die , om u te bedriegen en te beder■„ ven, niets hebben dan de laagheid hunner •„ middelen , en de onbefchaamdheid hunner „ voorgeevens. Burgers! gemaklijk zult Gijl. „ ze kennen; hij die, wanneer de vijand na,-, dert, u aanfpoort om vrouwen en weeiiofe mannen te vermoorden, die is het die u ver„ raad en 't op uw verderf gemunt heeft: hij „ daar en tegen die UI. tot onderlinge vreede •,, aanfpoort, die UI. toeroept om tegen de „ Pruisfen uit te trekken, deeze is waarlijk uw „ vriend. Verftrooit dan de verraaders die u ontrusten en verdeden; doet de wanorders „ ophouden, de profcripties, en Gijl. zult eene me-  C 457 ) „ menigte verdedigers zig met U zien vereeni„ gen, met u zien werken en voor u vegten." „ Men zegt, onze legers kunnen tegenfpoed „ ondervinden : en dan , zullen de Pruisfen „ zonder fiag of ftoot in Parijs trekken! Neen! „ Zij zullen niet, zo de burgers zig vereeni„ gen, en men de ftad in ftaat van tegenweer - ftelt, want zij zullen vernield worden door w de overgeblevene manfchappen van 't over„ wonnen leger, gelijk voormaals samson door „ het gebouw dat hij deedt inftorten " Dit is buiten twijffel een zeer fchoon proefftuk van welfpreekenheid; maar wat kan web fpreekenheid uitwerken op de harten van menfchen die bekwaam zijn tot roof en moord. Deezen moeten met andere wapenen worden te ondergebragt. Calais, 20 Sept. 'Er is veele reden om te gelooven, dat fegee» ringloosheid en vernieuwde gruweldaaden eerlang in Parijs zullen plaats grijpen : de berigHb ten  ( 458 ) ten die wij heden ontfingen verwittigen ons, dat men thans dezelfde maatregelen neemt, welke de voorboden waren van 't geene op den 2den September voorviel. Men heeft den eenen dag met opzet verfprcid, dat dumourier eene overwinning behaald heeft, en op den volgenden , met even veel vlijt het gerugt doen rondgaan, dat hij geflagen is, en men meent dat dit zo "beftuurd worde door zendelingen van den vijand, met oogmerk, op dat het volk, terwijl hunne gemoederen beroerd zijn, gelijk toen, tot eenigen dollen flap moge overgaan. Men heeft papieren aan de muuren aangeplakt, om het volk uit te lokken tot het vermoorden van de vierhonderd leden der Nationaale Vergadering welke 'er tegen waren om M. la payeïte inflaat van befchuldiging te ftellen. In eene van de Wijken, had men ook hevig uitgevaaren tegen de ongelijkheid der bezittingen, cn men ftelde de Wet voor om de landen gelijkelijk te verdeden. Dit kon men vooruitzien van het oogenblik af-  C 459 ) afaan dat het woord gelijkheid in de mode kwahi op zulke eene wijze als het onlangs gebeurd is,— Billijke Wetten en onpartijdig recht mogen 'er oorfpronglijk mede gemeend worden, maar natuurlijk kon men verwagten, dat het volk daaraan het denkbeeld zoude hegten van gelijkheid in bezittingen, bijzonder de zulken onder het Zelve die niets hebbert. De Hertog van orleans is tot eenen deiafgevaardigden gekozen voor het departement van Parijs , hij wierdt, zo als onze berigten luidden , door dat zelfde volk voorgeflagen dat marat had voorgefteld; dog terwijl de naam van orleans , als te naauw verbonden met de kroon, de kiezers ftootte; begeerde hij, dat de algemeene Raad der Gemeente van Parijs hem eenen anderen naam gaf, die gevalliger in de ooren zijner medeburgeren mogt klinken. In gevolge van dit verzoek gaf de Raad hem te verftaan, dat, ter belooning van dien ijver voor de vrijheid, welken hij aan den dag gelegd had, van het begin der omwenteling af aan, jaa zelfs Hh 2 voor  C 4*o 3 voor dien tijd, en van zijne verkleefdheid aan de zaak des volks zederd dien tijd, zij hem verderden met den fchoonen naam van Egalitd. (gelijkheid.) Wanneer men in aanmerking neemt den grooten rijkdom van Monfieur Egalité, en de onevenredigheid van deezen, met het geene hem ten deele zou vallen, wanneer de Patriotten de ftraks gemelde Wet omtrend de verdeeling deilanden mogten tot ftand brengen, kan men bezwaarlijk zig inbeelden dat de man met deezen nieuwen naam verkuischt zal geweest zijn. Zijn voorige naam gaf aanftoot om dat zij te naa kwam aan dien der kroóne, misfchien geeft de tegenwoordige nieuwe naam, hoe fraaij ook, ergernis om dat hij te weinig geëvenredigd is met de grootheid van zijnen rijkdom. Al de vaderlandsliefde, welke hij voor, of zederd de omwenteling getoond heeft, hoe zuiver ook, vrij van wraakzugt of eigenbaatige inzigten, zal hem niet beveiligen voor die ondankbaarheid welke de helden en ftaatsmannen zo dikwerf ondervinden. Wa-  C 461 ) Wierden niet alle de dienden aan hun Vaderland bewezen , door eenen miltiadeö , aristides, camillus, scipio , met ondankbaarheid beloond? Wat kan Monfieur Egalité dan verwagten ? Het tegenwoordig geflagt yan Parijfenaaren verfchilt, 't is waar, in fommige opzigten, van de oude Grieken en Romeinen,, dog het geeft in 't ftuk van ondankbaarheid, deezen misfehien niets toe: maar, zelfs in dat geval, kan men hem niet bcrooven van het getuigenis zijns geweetens. De Minister rolanb heeft der Vergadering berigt, dat, 's nagts van den iöden deezer, de bewaarplaats van 't koninglijk huisgeraad, en van de juweelen der kroone, opengebroken en de diamanten en andere kostbaare dingen gefloten waren. Het Pruisfifche leger, dat nu naar Parijs in aantogt is, zal waarfchijnlijk begrijpen, dat dit voor hun, meer dan iemand anders fchadelijk zij. Hh 3- Ca-  C 4^ ) Calais, 21 Sept. De Franfche en Duitfche legers hebben reeds met eikanderen aan den gang geweest, en eenige ongelijke gevegten gehad; de meerderheid der laatften blijkt bij elke gelegenheid, zo als een iegelijk wel voorzag, bijzonder zij, die in het krijgsbedrijf opgevoed zijn , veelen van welken ik heb hooren beweeren , voor ik in Frankrijk kwam , dat twintig of vijfentwintig duizend van de gedisciplineerde troepes der Pruisfen, deezen ganfchen hoop van oproerige Nationaale Gardes voor zig zouden wegdrijven als eene kudde fchaapen , en dat de ecrften geenen tegenftand van belang te wagten hadden dan van verfterkte fteden. Ik was doorgaands onwillig om te gelooven, dat ftrengheid van tugt eenen grooteren kans op overwinning gave, dan al de geestdrift, welke de beste zaak kon inboefemen: 't is eene onaangenaam denkbeeld , dat de rotting van een Sergeant den mensch beter doet vegten, dan de gedag- te  C 463 ) te van alles te verdedigen wat in het leeven dierbaar is. Uit het geene tot nog toe in deezen veldtogt tegen de Franfchen gebeurd is, wordt die veronderftelling, hoe onaangenaam zij zijn moge, bevestigd. Wat dog hebben de Franfchen met al hunne geesdrift uitgerigt? De weinige hunner Grensfteden, die met nadruk aangetast zijn, hebben het moeten opgeevcn \ hunne legers blijven bij aanhoudenheid voor den vijand vlugten; de Generaal dumourier^ zelve, fchrijft, in een brief aan M. servan, den Minister van oorlog, dat bij gelegenheid van eenen aanval op zijne achterhoede tienduizend man fchandelijk de vlugt genomen hadden voor vijftienhonderd vijanden. Wat kan men van zulk een leger wagten? Alles fchijnt ten zelfden tijde in Parijs een fchroomlijk aanzien te hebben. M. roland heeft ernftige vertogen gedaan bij de Nationaale Vergadering over de ongeregeldheden die 'er plaats vinden; in een van welke hij zegt, dat vijfhonderd burgers vastgezet zijn op order van Hh 4 bet  C 4*4 > het Committe der Municipaliteit, en dat de gevangenhuizen wel haast zo vol zullen zijn als zij waren voor den tweeden September, ingevolge waar van vergniaud oreert, en de Vergadering befluit; maar de middelen, tot herftel aangewezen, worden niet aangewend, de befluiten niet uitgevoerd, de uitvoerende magt fchijnt bij aanhoudenheid in de handen van Committees door de Gemeente van Parijs gekozen, welke men meent dat beftuurd worden door menfchen van de ondeugendfle characters, verdagt van de aanflookers te zijn der moorderijen. Te midden van dit gedugte toneel van verwarring, verkwist de Vergadering veele uuren, in het fchikken der onderfcheidene articulen van het voorgeftelde befluit, betreklijk de echtfcheidïng. In een tijdftip wanneer twee grens-fteden in s vijands handen zijn, de legers te rug gedreven worden, en de vijand alverder inrukt wanneer hunne medeburgers, op de willekeurigfte manier, in de gevangenis gefmeeten, en 24  C 4*5 ) zij zelven door moordenaaren bedreigd worden; wanneer de mannen in zulk een tijdftip, zo kommerlijk bezorgd zijn, om van hunne vrouwen, meer dan van allen anderen onheil, ontflagen te worden, welk een verfchriklijk denkbeeld moet ons dit geeven van de elende deezer arme mannen, geduurende hunnen gehuwden ftaat. Gisteren avond kwam herwaards een Courier van de Nationaale Vergadering, met last aan het departement, van Pas de Calais, om tien duizend man te leveren. Dit veroorzaakt hier vrij wat ongenoegen , en het zal zijne zwaarigheid hebben voor deeze ftad, om haar aandeel daar in te verfchaffen. 't Heeft eenige dagen zonder ophouden geregend: indien het dit ook gedaan heeft ter plaatfe waar zig het leger des Hertogen van brunswyk bevindt, moet zulks zijnen voortgang kragtig geftremd , en het krijgsvolk belemmerd hebben. Terwijl ik ftond te fchuilen onder de gallerr) Hh 5 van  C 466 ) van het ftadshuis, nam ik twee vrouwen waar die zo aanftonds paspoorten naar Engeland gekregen hadden, de eene bekleedde bij de andere de plaats van dienstmaagd, en zij, die als de laatfte gekleed was, is eene vrouw van rang; ik heb haar, geduurende mijn verblijf in Parijs, meermaalen in haare waare hoedaanigheid gezien ; zij fcheen onverduldig om weg te geraakcn, cn liep over het plein in het dichtst van den regen om in de paketboot te koomen. — Haar ongeduld fproot tendeele, vermoed ik, uit de vreeze om ontdekt te worden, of fchoon ik mijn gezigt oogenbliklijk van haar aftrok, om die vreeze niet te voeden, 'k Verheug mij met het denkbeeld dat zij zonder verdere verhindering zijn voortgekomen. Deeze dame moet echter dringende redenen gehad hebben, om Frankrijk thans te verhaten, om dat uit kragt van eene wet tegen de uitgewekenen, welke onrechtvaardiglijk cn wreedaartig zig zelfs tot de vrouwlijkc fexc uitftrekt, haare ganfche bezitting verbeurd verklaard is. Een  ( 4*7 ) Een aantal arme Priesters zijn naar hier gevlugt, en houden zig fchuil in onderfcheidene huizen, tot dat zij gelegenheid kunnen vinden om naar Douvres over te fteeken. Ik ken eene vroome en liefderijke Dame , die zeer dienstvaardig geweest is jegens veelen hunner, en de zelve onderhoudt, tot dat zij veilig kunnen overgevoerd worden. September ad. 'k Heb veel gehoord en geleezen van onderfcheidene vervolgingen in alle lauden door geestelijken verwekt; de eenige waar van ik immer ooggetuige was is tegen hen gericht in dit land, en eene der allergeftrengfte. Het misnoegen dat fommige lieden zoo greetig vertoonen, tegen bijzondere clasfen van menfchen, welke uit haaren aart allerlije characters influiten, gelijk ook dat, "t welke anderen verraaden, tegen hen die üi zekere bijzondere lan-  C 4*8 ) landen geboren zijn, koomt overal voort,, uit* eenen kinderachtigen, onedelmoedigen, en onopregten draaij van den geest. De geestelijkheid van Frankrijk is zederd den aanvang der omwenteling wreedaaitig behandeld: dat de Kerk eene ganfchelijke hervorming behoefde, niet alleen met opzigt, tot de uitbreiding haarer bezittingen , maar ook met betrekking tot de wijze der uitdeeling daar van , zal vrij algemeen worden toegeftemd; 't was misfchien nuttig dat veele der groote beneficiën ten algemeenen nutte hefteed wierde, wanneer ze oopen vielen; dog niemand kan billijk beroofd worden door eene volgende wet, van 't geene zij volgends de daadlijk beftaande. landswet bezaten, en de lichtvaardigheid, waarmede veele leeken hier te lande fpreeken van de. hardigheden tegen de geestelijken in het werk gefield, is indedaad walgelijk. Dog de onverfchilligheid, met welke de menfchen de daaden van onderdrukking befchouwen waar door zij zelven niet lijden , en de ver-  ( 4*9 ) verontwaardiging welke zij aan den dag leggen tegen ieder foortgelijk bedrijf dat henzelven drukt, behoort niet in uitfluitenden eigendom aan menfchen van eenig bijzonder beroep of land, maar is, vrees ik, in de menschlijke natuure gegrond. 'k Heb menfchen die eene groote liefde voor 't algemeene welzijn voorgaven , en eene zeer fterke genegenheid voor hun Vaderland, hooren redekavelen over de nuttigheid van het aanleggen van twee derde der geestelijke goederen in Engeland, ter afbetaaüng van de Nationaale fchulden. Wanneer de hardigheid, waar aan dit ontwerp de geestlijken zou blooftellen, als eene kleine tegenwerping aangedrongen wierdt, verklaarden zij dat dit geene tegenwerping in het allerminfte ware, maar veel eer eene omftandigheid ter begunstiging van het ontwerp, om dat het eene gepaste ftraf zoude uitmaaken voor hunne zelfzoekenheid, en zij nog te veel zouden overhouden voor menfchen van gemaatigde begeerten. Maar wanneer men Hechts  C 4?o ) fiechts van verre eene kleine vcimmdcring aanduidde van de interest der publieke effecten, als een middel dat niet minder gefchikt was, om de betaaling gemakkelijk te maaken der fchulden, welke hun zoo zwaar op \ hart fcheenen te liggen, dan fchrecuwden deeze Patriotten , welker geld in de fondfen belegd was, tegen dit denkbeeld als eene fchroomlijke verbreeking der algemeene trouwe, en de afgrijsfelijkfte onrechtvaardigheid. Zij die, hun voordeel doende met een bijzonder getij van vooroordeel, deszelven ftroom tegen de geestelijkheid aanftuuren, onder voorwendfel dat deeze hen voormaals vervolgd hebbe, zouden zelven , in deeze dagen van vervolging , de grootfte vervolgers geweest zijn waren zij Priesters geweest. De geftrengheid van fommige der laatfte decreeten tegen de zoodaanigen onder de Franfche geestelijkheid, welke weigeren om den eed te doen, fchijnt mij ten hoogfte onverdeedigbaar. Hoe kan eene opregte ziel wraaklust voeden tegen menfchen  C 4?i ) fchsn die hun belang , hun beftaan opofferen aan eene gemoedelijke zwaarigheid ? Wanneer men deezer gedrag in het ongunstigftc licht plaatst, kan het dog niet erger dan zwakheid geacht worden. Intusfchen heeft men deeze gemoedlijke, of eenvoudige menfchen, beroofd van hun beftaan, uit hun Vaderland gebannen, en veelen hunner toen zij als ballingen wilden gaan zwerven vermoord. Trouwens veelen van de geestelijkheid, die den eed hebben geweigerd , zijn befchuldigd geworden van het Volk te hebben aangehitst tot oproerigheden tegen de nieuwe regeering, en tot het beleedigen van hunne Ambtsbroeders die den eed aflegden. Laat men deezen welken dit bewezen kan worden naar eisch der wet ftraffen, maar laat niet de onfchuldige geftraft worden op eene wijze die , zelfs op de veronderftelling van fehuld, barbaarsch mag heetcn. Niets heeft den Koning zoo verdagt gemaakt, niets hem zoo veel tegenfpraak berokkend  C 472 ) kend dan het kiezen van zijnen Kapellaan e» Biegtvader uit die Priesters, die den eed geweigerd hebben : geene anderen dan van deeze foorte wierden ten Hove gezien, of toegelaten in de Tuilleries een geruimen tijd voor den 1 oden Augustus, 't welke men hieldt voor een bewijs van zijner Majefteits goedkeuring van hunne beginfels en gedrag; en , in weerwille van zijne eigene aanneeming en bezweering van de Conftitutie, is deeze partijdigheid ten voordeele der Priesters, die nog het eene, nog het andere gedaan hadden, door zijne vijanden voorgefteld als een onloochenbaar bewijs, dat hij in zijn hart de Conftitutie haatte, eene geheime onderhandeling met zijne broeders aanhieldt, en dat hij alles deedt, wat hij waagen durfde, om de oogmerken te begunstigen der vijanden van Frankrijk. Deeze uitlegging echter van 's Konings gedrag is ongerijmd en liefdeloos; want indien de Vorst zo weinige beginfels heeft, dat hij in eene famenzweering tegen zijn Vaderland zig  c m ) 2ig inliet , en de Conftitutie wilde om ver' werpen, aan welke hij trouw gezworen heeft, hoe zoude hij huiverig geweest zijn om die Priesters te gebruiken , die hem het beste in 's Volks gunste konden dringen, en gevolgelijk' hem in ftaat ftellen , om zijn plan te beter uit te voeren ? Te veronderftellen dat hij in zulke eene famenzweering ingewikkeld zij geweest, is hem voor een man zonder beginfels of deugd te houden ; hem te befchuldigen dat hij zig bediende van Priesters welke zijn geweeten goedkeurde, bij voorkeuze van de zoodaanige welke de ftaatkunde hem aanriedt, is eene ftilzwijgende toeftemming. dat hij beide bezit. Uit alles wat ik noopens lodewyk XVI heb vernomen , befluit ik dat hij een opregt man is, vrij van eerzugt, maar die eene ongewoone maate van toegeevenheid bezit; wiens zielsgefteldheid zijn verftand, wiens verftand zijn gedrag overtreft; wiens neigingen natuur, lijk weldaadig, wiens begrippen doorgaandsli juist,  C 474 3 juist, maar wiens daaden fomwijlen ongepast zijn, door den invloed derzulken die minder eerlijk zijn dan hij zelve. De voorrang welke hij geeft aan Priesters, die den eed weigeren, fchijnt hem even veel kwaad te doen in de harten van 's Volks aanvoerders, als die, welke karel I gaf aan de Geestelijkheid der Engelfche Kerke, hem berokkende bij de Presbijteriaanen en Independenten. Karel is inmiddels befchouwd als een martelaar voor de Kerk van Engeland. De onfchendbaarheid welke de Conftitutie aan lodewyk toekent, zal hem voor dit lot wel beveiligen, welk eenen hevigen haat zijne vijanden hem ook mogen toedraagen. Septemb. 23, Weinige dagen geleden kwam 'er van M. servan, den Minister van Oorlog, bevel om 1900 Snaphaanen van St. Omer naar Reims te voeren, ten gebruike van Vrijwilligers die naar  C 475 ) tiaar het leger van dumourier gaan, veeleri welken zig ter laatstgemelde ftede ophouden bij gebrek van wapenen. Toert deeze bezending van Snaphaanen door de ftad St. Quintin kwam, wierdt die aangehouden door drie Bataillons van Nationaale Vrijwilligers; ook deezen hadden gebrek aan geweeren, welke echter voor hun gereed lagen in het departement van 't noorden , werwaards deeze Bataillons heenen trokken. Zonder zig aan deeze verzekering te ftooren, of naar iets te willen luisteren wat buiten dat gezegd wierdt, maakten zij zig meesters van de gemelde bezending; verfcheidene geweeren raakten in dit oproer aan ftukken, en de troupes te Reims wierden aldus te leur gefteld. De Generaal dumourier fchrijft aan den Minister van oorlog, dat, bij gelegenheid dat hij het dienstig oordeelde om van plaats te veranderen, zijn leger op dien marsch doorden vijand was aangevallen; dat een zotte vreeze in de achterhoede van zijn leger had geli 2 beerscht,  O 476 y heerscht, dat eenige lafhartige of verraaderiijke Soldaaten gefchreeuwd hadden: „Wij zijn ver„ raaden! elk berge zig die kan!" dat tienduizend man voor vijftienhonderd vijanden gevlugt waren , en dat indien deeze vijftienhonderd hunne overwinning hadden voortgezet, het ganfehe leger in de war geraakt zou zijn 5 dog daar het eerfte niet gebeurd ware , zijn leger zig berfteld hadde , en thans in goeden ftaat was. Hij fehrijft in den trant der volkomenfte overtuiging, dat hij eerstdaags eene vereeniging te gemoet ziet tusfehen hem en de legers van kellerman en bournonville , en geenen zweem van twijffel heeft, of de vijand zal op de vlugt gejaagd worden. 't Moge zeer eigenaartig in eenen Generaal gefchat worden om in deezer voege aan den anderen te fchrijven 5 dog ik kan mij naauwlijks verbeelden dat. hij zo veel goeds van de zaak verwagte als hij voorgeeft. Welk vertrouwen kan men ftellen op menfchen die hunne eigene convooijen befteelen, en op het gezigt van den vijand  C 477 ) vijand de vlugt neemen ? Dit zijn charactertrekken van een oprocrigen hoop , niet van Soldaaten. 'k Weet niet welk eene indruk deeze brief op de Nationaale Vergadering gemaakt hebbe, maar de inwooners alhier zijn volkomen overtuigd dat dumourier zo goed is als. zijn woord; niet dat zij gelooven dat hun Generaal in krijgskunde den Hertog van brunswyk voorbijftreeve, hunne verwagtingcn zijn gegrond op hun vast vertrouwen op de overtreffende waarde der Franfchen boven deDuitfchers en ieder volk van den aardbodem j en indien hun immer ter ooren koome dat dumourier geflagen is, en zijn leger verftrooid, ik ben verzekerd dat zij dit aan hem of de huurlingen in Franfchen dienst, maar nooit aan gebrek van ijver in de Nationaale troupen wijten zullen. Het gemeen in ieder land is in ftaat om. de rampen van den oorlog aan den Generaal te laste te leggen, omdat zij allen 't daar voor houden,, dat hunne landslieden in het wezenlijkfte gedeelte van het character eens krijgsmans, de nabuuIi 3 rea  < 478 ) •ren overtreffen, en dus, wanneer de légers een gevoelige neep krijgen, of geflagen worden, bouden zij aanftonds derzelver aanvoerers van verraad verdagt. De Franfchen, gevoeliger, en, misfchien, ligtvaardiger dan fommigen hunner nabuuren, zijn gevolgelijk fchielijker gereed met deeze kwaade vermoedens; offchoon hun naaste buur, die men algemeen voor kouder en traager van aart houdt, de fchroomlijkfte blijken heeft gegeeven van vatbaarheid voor dezelfde onrechtvaardige wijze van denken en alle de buitenfpoorigheden welke daar uit kunnen voortvloeijen, gelijk de moord der de witten bij de Nederlanders bewijst De Nationaale hoogmoed wordt minder gekwetst wanneer het verlies der veldflagen kan geWêten worden aan het verraad van eenige weinigen, of aan welke andere oorzaak ook, dan wanneer men dezelve zou moeten toefchrijven aan minderheid van vuur en moed in de troupen. Moed is eene eigenfchap welke  C 479 ) ke de inwooners van ieder land in de waereld, van den beginne af aan, zigzelven in de hoogftc raaate hebben toegefchreven. De Franfchen hebben zig altijd in Militaire deugden boven alle Natieën in Europa verheven geacht; dat zij zig zelfs opgewasfen keuren tegen veelen deezer te faamen , daar van geeven zij thans een fterk bewijs. Nee pluribus impar, wierdt als fnorkerij befchouwd, toen het door lodewyk XIV als een motto was aangenomen thans wordt het door de geheele Franfche Natie als eene waarheid aangemerkt. 'k Heb Schotten hooren beweeren , dat het veroveren van geheel Frankrijk door Engeland onder de reegeering van hendrik V tcmglijk door eene verzameling van zeven duizend Schotten was verhinderd, die aangevoerd waren door hunnen landsman, den Graaf van buchan, en Konftabel van Frankrijk: en anderen poogen te bewijzen, dat de overwinningen van gustavus adolphus voornaamlijk te li 4 dan-  C 480 -) danken waren aan ten naasten bij het zelfde getal Schotten die in zijn leger dienden. De gemeene man in Schotland zou, nog ten hui? digen dage, denken, dat iemand van zijn verftand moest beroofd zijn , die zig flechts een oogenblik inbeelde , dat een leger van eenige Natie , onder eenig Generaal die immer leefde, half zo veele Schotten, door den Heer william wallace aangevoerd, zou kunnen weerftaan. De Engelfchen , terwijl zij hunne nabuurcn om deeze Nationaale partijdigheid uitlachgen, worden verdagt gehouden, van daar mede vrij ruim bedeeld te zijn,' en dezelve niet eens te bepaalen tot de memchlijke bewooners van hun Vaderland, Verfcheidene jaaren geleden van Parijs naar Londen te rug keerende, ontmoette ik te Galais zekeren Engelschman, die eenige Steden van Vlaanderen en der Franfche Provinticën had doorgereisd om een zwerm bijen te laaten bekijken , die hij voorgaf onder commando te heb-  C 43i ) hebben. — Onder andere kunstjes, vertelde hij ons, dat hij maaken konde dat twee zwermen van deeze dieren met eikanderen in gevegt geraakten, een Engdfche zwerm, bij voorbeeld, met een Franfche. Eij lieve! zeide een Franschman dié 'er bij tegenwoordig was , kunt gij ook , die , diè gij verkiest, doen zegepraalen? Hief op antwoordde de ander met de grootfle deftigheid, dat hij der Franfche zwerm de overwinning niet konde befchikken ten zij ze. iets meer dan dubbel zo talrijk ware als de Engelfche, om dat eene Engelfche bij juist was opgewasfen tegen twee Franfchen. Toen wij te Douvres kwamen , ontmoette ik deezen zelfden Franschman, die naar Londen reisde in de Paketboot, hij herinnerde mij, kort voor dat wij van land ftaken, de verklaaring van den bijehouder , welke hem dwars in de maag lag, en vroeg mij, of ik waarlijk geloofde dat 'er zulk een onderfcheid ware tusfehen Franfche en Engelfche bijen. Ii 5 Tot  C 432 ) Tot op dit oogenblik had ik niet gemerkt dat de Franschman geraakt was, maar mij ingebeeld dat hij de gemelde verklaaring van den bijehouder uit het zelfde oogpunt met mij befchouwde. Maar thans van mijne dwaaling in dit op-zigt onderrigt wordende, gaf ik koeltjes ten antwoord, dat de bijehouder misfchien te ver was gegaan met te beweeren , dat eene Engelfche bij tegen twee Franfchen op mogt; dog dat ik genegen was om te gelooven dat twee Engelfche bijen een fchoone partij zouden uitmaaken tegen drie Franfche. • Zo Mijn Heer! zeide de Franschman beleefdelijk, dat kan wel waar zijn. Dan wat ze zig van de dapperheid hunner bijen ook mogen inbeelden , een fterk vooroordeel heeft in alle landen de overhand, ten voordeele van de perfoonlijke magt en krijgskunde van inboorlingen. Zij mogen toeftaan dat andere Volken boven hen uitmunten, in deWijsbrgeerte, Godgeleerdheid, in de fraaije kun-  C 483 ) kunften, de kunften der vrede in alle kunften welke ftrekken om de menfchen gelukkig" te maaken, maar nimmer in die welke verwoesting en elende verfpreidt, nimmer in die welke de magt van onderdrukking en overheerfching verfchaft. Excudent alii fpirantia mollius aera, Credo equidem; vivos ducent de marmore vultus;Orabunt caufas melius; coelique meatus Defcribeiit radio, & furgentia jidera dicent: Tu regere imperia poptdos, Romane, memento: Ha tibi erunt artes; pacisqae impohere morem , Parcere fubjectis, & debellare fuperbos. 5ept. 24. Een Heer van aanzien, op wiens geloofwaardigheid ik ftaat maak, zeide mij, dat hij te Verfailles geweest was, op den dag toen men de Staatsgevangenen te Orleans vermoord had: hij was dien eigen morgen van Parijs gekoomen, en hoorde , bij zijne aankoomst te Verfailles, dat de gevangenen vervvagt wierden; maar had nog bij zijne afreize eenig het minfte denkbeeld  C 484 ) gehad, nog naa zijne aankoomst te Verfailles iets befpeurd van zulk eene uitkoomst: hij ging een geruime tijd in de tuinen wandelen; en onder des kwamen de gevangenen aan , en -wierdt dat aïlerafgrijsfelijkst toneel van bloedftorting geopend. Bij zijne te rugkoomst uit de tuinen, zag hij de gehavende lijken van 52 menfchen liggen in eene ftraat aan de linker zijde van die , langs welke gij naar het kasteel van Parijs gaat! Sommigen van de laag11e foort der Inwooners van Verfailles ftonden dit fchouwfpel aan te kijken ; de overigen, van fchrik getroffen hadden zig in hunne winkels en huizen opgefloten. Het lijk van den Hertog van brissac was kenbaar — het hoofd en eene van de handen waren 'er afgehouwen ! Een man ftondt 'er bij die een pijp- jen rookte terwijl op de punt van zijn uitgetrokken zwaard een menfchen hand ftak een ander knaap wandelde zorgloos onder de lijken om, met den ganfehen arm van eenen anderen der gevangenen op de punt van zijn zwaard  ( 485 ) zwaard geftokenl Deeze zelfde Heer, zag vervolgends een wagen aankoomen, waar in men zo veele van de vermoorde lijken ftopte, als de paarden trekken wilden! Een knaap van omftreeks veertien jaaren oud, was in het rijtuig, om de lijken te helpen aanneemen als zij opgegeeven wierden, en ze op de ge— fchiktfte wijze intepakken , met een even zo onverfchillig voorkoomen, als of het zoo veele ftukken goed geweest ware! Een der deugnieten die de lijken aanlangde, en waarfchijnlijk in den moord gedeeld hadde, zeide tegen de aanfchouwers, tot lof van den ijver van dit knaapjen. „ Zie dien kleinen hupfchen „ jongen eens, wat is hij onbedeesd!" De moordenaars der gevangenen beftonden uit eenen hoop volks, dat, ten deezen einde, 's avonds te voren , meest al in Postchaifen van Parijs was gekoomen , en welke deeze ongelukkige menfchen aanpakten , terwijl zij op ftraat ftonden te wagten naar hetopenen van de Poort der gevangenis, welke voor hun was gemaakt. Dee-  C 4*<$ 3 Deeze oinftadigheid nu, ik meen de koomst deezer moordenaaren, 's avonds te voren van Parijs, en meestal in Post-chaifen, of de gewoone rijtuigen die naar Verfailles gaan, geeft het fterkfte vermoeden, dat zij eene afdeeling uitmaakten, van de bloeddorftige bende welke den moord in de gevangenhuizen pleegde, en dat al dit moorden geenerlij wijze het gevolg ware van de opbruisfingen van woede of wanhoop in 't volk, maar van een voorbepaald ontwerp , beraamd door een hoop menfchen die zig onlangs eene groote magt hebben aangemaatigd, welke zij verlangen nog te vergrooten, en die dit fchroomlijk bedrijf voor hunne eigene veiligheid noodzaaklijk oordeelden. Het detachement, dat de gevangenen van Orleans af bewaard had , ftondt nu als fchandelijke en lijdelijke aanfchouwers- van den moord. De rampzalige gevangenen alleen en gewapend ; en ten deele nog geboeid, konden nietsdoen om zig te verdedigen: de meesten wier- de«v  ( 487 ) den doorftoken en eenige weinigen, die weerftand wilden bieden , met fabelflagen geveld. Nooit is 'er barbaarfcher en lafhartiger bedrijf, onder de zon vertoond. Genadige Hemel! wierden deeze gruwelen , welke de wilden tot fchande zoude ftrekken, bedreven door Franfchen! door dat vlugge en vernuftige volk, welks fchriften zo hoog bewonderd, welks gezelfchap zoo zeer gezogt, en welks manieren zoo zeer worden naagebootst door alle naabuurige natieën? Deeze aferijsfelij- ke daad gepleegd op de ftraaten van Verfailles, en de gruwelen in de gevangenhuizen te Parijs bedreven, zullen onuitwischbaare vlekken drukken op het character der Franfche natie. Men heeft gezegd, dat deeze gruwelen veele burgers van Parijs en Verfailles niet minder tegen de borst zijn, als zij den inwoonercu van Londen of Windfor zouden ftooten. Ook verhaalt men dat dit moorden niet worde uitgevoerd door de inwooners van Parijs en  C 488 ) cn Verfailles, maar door een hoop gehuurde, doodllagers. — Maar wie huurden deeze moor-' denaaren ? Wie waren het die in eene fchandeKjke verflagenheid, en lafhartige werkeloosheid volhardden, toen hunne wetten gefchonden, hunne gevangenhuizen overweldigd, en hunne medeburgers geflagt wierden op de openbaare ftraaten? 'k Geloof niet dat men onder de ondeugendfte benden ftruikrovers huisbreekers, en beurfefnijders, in Londen en deszelven omtrek, mannen konde vinden, die men zou kunnen omkoopen om, in koelen bloede, zulk een aantal hunner medeburgeren te vermoorden! en zo zij 't konden, houd ik mij nog verzekerd dat zij niet inftaat zouden zijn, om het volk der wijze te misleiden, of zulke voorwendfels in de handen te Hoppen dat de inwooners van Londen, Windfor, of eenige ftad van Grootbrittannien dulden zouden , dat men binnen derzelver muuren dergelijke gruwelen pleegde. Sept-  C 489 ) Sept. 2$. De Generaal dumourier. heeft vijftig van de meest fchuldigen van hun, die door hun lafhar tig en verraaderlijk gefchreeuW, de verwarring onder zijne troupes verfpreidde, bij den aftogt uit het camp Grand Pré, van hunne uniform ontblooten, binden laaten, en in deezen ongevalligen toeftand naar Parijs doen voeren, en overleveren aan de Wijk tot welke zij behooren» Hij heeft in 't licht gegeeven eene proclamatie of adres aan de Soldaaten, waar van het voornaame doel is, om hen moed in te boezemen, en hen de fterkfte verzekeringen te gee-' ven van te zullen zegepraalen , wanneer zij maar vertrouwen ftellen in hunne Officieren, en hunne ooren fluiten voor de ftemme der verraders! Hij befluit dat adres met deeze woorden: „Spitsbroeders, indien men zig on„ der mijnen Standaart vereenigt , met het ver„ trouwen dat kinderen behooren te ftellen in Kk hun-  C 490 ) », hunnen vader en niet anders, dan ftaa ik er 5, voor in dat die Noordfche Koningen , die » doorluchtige Hoogheden, die Ridderordes van „ allerlije couleuren, en die Franfche dooien», de Ridders, dat zij naar Parijs zullen trek- „ ken, om dat zij 't begeeren; zij zullen den » zegenpraalenden optogt derwaards helpen uit„ maaken , maar 't zal zijn als onze gevange3, nen." Hij fchrijft aan M. servan dat hij nu verzekerd is van met de Generaals kellerman en eournonville te zullen vereenigen ; 'er bijvoegende: „ terwijl ik zoo langen tijd in ftaat geweest ben, om de talrijke legers der Duitit fchers en Franfche uitgewekenen in bedwang 99 te houden met een handvol volks, zo moogt gij u gerust daar op verhaten dat 'er niets te „ vreezen is, nu mijn leger tegen het hunne is 99 opgewasfen." In zulk eenen ftijl van volkomen vertrouwen te fchrijven zoude ik voor fnorkerij aanzien, ware het niet dat hij de vlugt en het Hecht ge-  C 491 ) gedrag van een gedeelte zijns legers eerlijk en openhartig bekend hadde : 't welke j voorzeker, in hem eenen man doet zien, die voorgenomen heeft de waarheid geftand te doen; want niets kon meer moed beneemend zijn voor het leger, voor de Vergadering, en voor de Franfchen in het algemeen. Behalve dat, wordt hij algemeen gehouden voor een man van een zonderling fcherp vernuft, en groote werkfaamheid. Dog met dit alles blijft het onmooglijk, om zig in te beelden dat de Hertog van brunswyk, een Generaal van den grootften roem zijner eeuwe , met een talrijk leger van de kundigfte Soldaaten in Europa, zou kunnen uit het veld geflagen worden, door eene armee van ruwe krijgsknegten, aangevoerd door een man, die bij alle zijne natuurlijke levendigheid, geen groote ervarenis bezit in krijgszaaken. Nu moet de zaak zig fchielijk uitwijzen, de legers zijn in elkanders gezigt, en terwijl de Pruisfen Chalons en Reims bedreigen, ontrusten de Oostenrijkers het land bij Rijsfel* Kk 2 en  C 492 3 m fommigen van hunne ligte ruiterij zijn tot zeer naabij aan de poorten van Douaij gevorderd. Men meent dat zij het beleg, 0f ten minften de blokade, van de eeretgemelde ftad zullen onderneemcn. — Wij hooren inmiddels dat de Conventie vergaderd is; dog ik moet bekennen bij aanhoudenheid in het denkbeeld te blijven dat zij het te Parijs niet lang zulle uithouden, 't Geene dit vermoeden waarfchijnlijker maakt, en tot de bovengemelde buitengewoone omftandigheden kan bijgevoegd worden , is, dat marat bij aanhoudenheid onverhinderd voortgaat, met zijne oproerige fchriften te verfpreiden, waar van het voornaame doeleinde blijkbaar is, om nieuwe moordtooneelen te openen. In een van deeze papieren, dat op den roden aan de muuren van Parijs was aangeplakt, befchuldigt hij, eene menigte der afgevaardigden tot de Conventie gekozen van ariftocratifche en contrarevolutionaire beginfels: hij fchildert de Generaals , die aan 't hoofd der legers zijn, als verraaders 1 af,  C 493 ) af, en ftelt, alle de tegenwoordige Ministers, bijzonder roland, voor als vijanden van de vrijheid! danton, thans Minister van de Juftitic, is de eenige van de zes die op zijne verbanning-lijst niet wordt gevonden; en deeze weglaating, wordt, bij menfchen van verftand en eerlijkheid, zo zeer ten naadeelc van banton uitgelegd, als roland de bijzondere wrok, welken hij omtrend deezen aan den daglegt, ter eere wordt toegerekend. Sept.. 26.. De Gedeputeerden ter Nationaale Conventie ten getale van 371 kwamen op den siften m eene der Zaaien van de Tuilleries bij een: zij kozen petion tot voorzitter, en tot geheimfchrijvers , condorcet , brissot, vergni- aud , rabaud , LA source ©tl camus \ Ctt fcheidden tot den volgenden dag. Teil andermaale in dezelfde zaal vergaderd, zonden zij eene deputatie van twaalf hunner leden, om de Kk 3 Na-  C 494 ) Nationaale Vergadering te verwittigen, dat do Conventie gevormd, en gereed was om de magt uit te oeffenen, door 't Franfche Volkaan haar toevertrouwd. De Nationaale Vergadering befloot op 't eigen oogenblik, dat haar Voorzitter, francois de neufchateau, aan het hoofd eener deputatie van haare leden, zijne opwagting zoude maaken bij de Conventie, en dezelve naar de Zaal der Feuillanten zou geleiden. De Prefident verklaarde hier op dat de Nationaale Vergadering uit eikanderen was , en de leden vergezelden hem te zaamen naar de Tuilleries, waar M. francois een aanfpraak ter gelukwenfching deedt, en onder deeze de Conventie bcrigtte; „dat de Nationaale Ver„ gadering opgehouden hebbende te beftaan, „ hunne eerfte daad als burgers zijn zoude „ om als tot een Lijfwagt voor de Conventie „ te ftrekken, om alzoo een voorbeeld te „ geeven aan ieder burger van dien eerbied, „ welken men aan de vertegenwoordigers der „ Natie  ( 495 ) „ Natie fchulclig was, dat, door hen als leden deezer Conventie te kiezen, het Franfche volk „ de buitengewone middelen geheiligd had welke m zij verpligt waren geweest in het werk te „ ftellen voor het behoud van vier- en- twin„ tig millioenen menfchen , voor de noodlot„ tige uitwerkfels der trouwloosheid van eenen man; dat het oogmerk hunner faamenroe„ ping v/as, om eene Conftitutie te vestigen „ op den grondflag van Vrijheid en Gelijk„ heid; om den volke Vrijheid, Wetten, en „ Vrede te verfchaffen; Vrijheid, zonder welke „ de Franfchen het leeven niet rekenden, „ Wetten als de hegtfte grondzuil van Vrijheid, a, en Vrede, het eenig doel en voorwerp van „ den krijg." Hier op ging de Conventie van de Tuilleries naar de Zaal der Feuillanten geleid door de leden van de Nationaale Vergadering, en door eene laan die faamgefteld was uit eene ontelbaare menige volks, terwijl een deel der Nationaale Gardes onder de wapenen was, en het Haan der trommen en het blaazen Kk 4 der  C 49$ ) der trompetten den ftaatlijken optogt bekend maakte. De Conventie van de Zaal bezit genomen hebbende, ftelde manuel voor om den den Voorzitter in de Tuilleries te huisvesten, dat, zo dikwerf hij in 't openbaar verfcheen, hij voorafgegaan moest worden van lijfwagten, en dat t'elken dage als hij de Vergadering opende, alle de leden behoorden op te rijzen.; merkende ten zelfden tijde aan, dat deeze tekenen van onderfcheiding zouden ftrekken om de Franfche Natie zo wel als de vreemdelingen, te meerder ontfach te verwerven; ook maakte hij melding van de gefchiedenis' van cyneas, den afgezant pyrrhus , die ia den Raad der Romeinen ingeleid, zeide, zij gelijken naar eene vergadering van Koningen. Of het hen niet fmaakte om bij Koningen te worden vergeleken, weet ik niet, maar wel, dat verfcheidene leden, zig tegen dit voorftel heftig aankantten , en onder deezen bijzonder chasot, die zeide dat deeze uiterlijke ftatie in zig zelve verachtelijk, en gansch on-  ( 497 ) ongepast ware voor een volksbeftuur , in 1t welke de gedeputeerden geene andere waardigheid behoorden te hebben, dan die van onder een gemengd te zijn en gelijk te ftaan met de fans - culottcs , welke hen tot hunne vertegenwoordigers gekozen hadden. Deeze Chabot wts voormaals een Capucijner Monnik en vertoont bij aanhoudenheid in zijne kleeding en voorkoomen die overhelling tot flordigheid, welke de monniken van deeze orde kenmerkt. Hij is nu, als zendeling der Vrijheid, de mededinger van marat; en dit paar fchijnt den zelfden fmaak te hebben, zo wel in 't ftuk der kleeding, als met betrekking tot het politieke: de natuur heeft geene partijdigheid aan den dag gelegd, met betrekking tot het voorkoomen van een van beiden, en dus zouden weinige menfchen meer verfchooning verdienen, wanneer zij poogden hunne natuurlijke onbevalligheid, door middel van de cieraaden der kunste te verbergen; met dit alles Kk 5 ech-  C ) echter hebben nimmer twee burgers van het Griekfche of Romeinfche Gemeenebest, meer verachting getoond, voor deeze foorte van hulpmiddelen. Marat heeft het nog veel noodiger dan Chabot, maar maakt er nog fchaarfer gebruik van — 'er fchijnt zelfs iets gezogts in de haveloosheid van marat, en hij dezelve voor een blijk van vaderlandsliefde te houden, terwijl hij in een zijner laatst aangeplakte papieren tegen petion, deezen onder andere misdaaden te laste legt, van al te netjes opgemaakt te zijn. Marat is een klein, mannetje die veel van een lijk heeft in zijn voorkoomen , en eene houding welke zijne geestgefteldheid zeer duidelijk uitdrukt. Voor een fchilder van moordtoneelen zou de kop van marat een onwaardeerbaar ftuk zijn. Zulke koppen zijn zeldfaam hier te lande, hoewel men ze eghter fomwijlen ontmoet aan de Old Baileij. De eenige kunst waar van de man zig bedient ten voordeele van zijuen uitkijk  ( 499 ) kijk, is, dat hij een ronde hoed draagt zo diep in de oogen getrokken dat een goed deel yan zijn gelaat daar door bedekt worde. 'k Houd mij verzekerd dat de motie van manuel, of iets van dien aart, zijn nut zou kunnen hebben. Wanneer men befloot ora den voorzitter in de Conventie eene lijfwagt en andere tekens van onderfcheiding toe te voegen , zouden die hem en de andere leden door het volk hooger doen eerbiedigen , het zoude dat in meerder onderdaanigheid en orde houden, zonder de zaak der vrijheid te benaadeelen. Wat gevaar fteekt 'er in eene magt of waardigheid , welke Hechts vijftien dagen aan denzelfden man vertrouwd wordt. De tegenwoordige Franfche hervormers loopen gevaar van tot dezelfde dwaaling te vallen met Jaap in het fprookje, die zijn rok in flarden fcheurde uit ijver om 'er het galon af te krijgen; eveneens zullen zij misfchien de wezenlijke deelen van het beftuur benaadeelen,  C 500 j len, door met overhaasting de uitwendige luister weg te neemen. Danton is een man van te veele aangelegenheid om op eenigen voet buiten de Conventie te blijven; om te voldoen aan de Grondwet dat geen een burger twee bedieningen in het beftuur mogt hebben, bedankte hij voor den post van Minister der Juftitie, en verwierf dien van lid van de Conventie. Hij was de eerfte die het voorftcl deedt om de Conftitutie die men ftondt te maaken aan de Natie te prefenteeren, en dezelve buiten kragt te houden, zo lang dezelve niet zou aangenomen zijn door de meerderheid des Franfchen Volks in de grondvergaderingen vereenigd. Deeze, met nog eenen anderen voorflag van hem, te weeten, om de perfoonen en eigendommen onder de befcherming der Natie te neemen, wierden in befluiten veranderd. Vervolgends wierdt befloten, dat alle Wetten welke niet afgefchaft, en alle magten, die niet  C 501 ) tiet gefchorst waren in kragt zouden blijven, en dat de openbaare belastingen zouden geheven worden gelijk te voren. Tegen het afloopen der Vergadering, tradt M. collox d' iierbois , die voormaals acteur was op den fprcekftoel, en ftelde oogenbliklijk, zonder eenige voorbereiding de vernietiging voor van de Koninglijke waardigheid. Dit wierdt onderfteund en uitgebreid door den Bisfchop gregoire, die de volgende drangrede bezigde: „ Het woord koning is tot nog ,, toe een toverwoord, welks beguichgclende „ kragt de oorzaak kan worden van veele on„ geregeldheden; men moet derhalve de ko,, ninglijke waardigheid affchaffen. De konin„ gen zijn in de zedelijke waereld het geen ,, de wangedrogten zijn in de natuurlijke: De „ hoven zijn ten allen tijde de bronnen van „ bederf, en de werkplaatfen voor euveldaa„ den." Offchoon veele omftandigheden de overneiging tot foortgeh'jken maatregel aankondigden, had  C 502 ) had ik echter geen denkbeeld, dat men dien op den eerften dag den besten, waar op dé Conventie vergaderde, en zonder hevige debatten, zoude neemen. De voorflag wierdt inmiddels aangehoord met eenpaaiïge toejuiching van de afgevaardigden, en het volk iri de Gallerijen. Alleen bazire bragt in het midden , dat een befluit van zoo veele aangelegenheid, eenige bedaarde overweeging eischte, en niet be^ hoorde tot een befluit gebragt te worden in een oogenblik van geestdrift: dan deeze zelfde geestdrift, welke de Vergadering ten dien tijde onbevoegd maakte om het ftuk te beflisfen, was oorzaak dat er oogenbliklijk overeenkoomstig met het voorftel befloten wierdt* De billijke bedenking van bazire verwekte veel gcmonrpels, en alle blijken van afkeuring: 't mogt niet baaten dat hij luide riep, dat hij even weinig geneigdheid had voor het koningfchap als iemand hunner, cn alleenlijk verlangde dat men de vraag mogt ter zijde ftellen, en  C 503 ) en 'er naa rijp beraad, bedaarJlijk over debatteeren, 't geene het volk in het algemeen meer reden zoude geeven om voldaan te zijn over het befluit der Vergadering, en dat befluit van duurfaamer kragt zoude maaken. Dit alles had geen ander uitwerkfel dan om bazire, 's volks gunst al meer en meer te doen verliezen. De affchafnng der koninglijke waardigheid wierdt befloten, en daarmede fcheidde de Vergadering» 'Er fchijnt eene ftrijdigheid te zijn, in eerst te befluiten, dat, welke Conftitutie de Conventie ook vorme, dezelve geene kragt kunne hebben dan, ten zij van de meerderheid des volks goedgekeurd en aangenomen, en hier op aanftonds te laaten volgen een befluit ter affchaffing van de koninglijke waardigheid. Hoe weet de Vergadering, of het volk eene wel bepaalde Monarchij niet liever hebbe, dan eiken anderen regeeringsvorm. Het eerfte befluit behelst in zig, dat, die Conftitutie alleen en geene andere aan Frankrijk  ( 5°4 ) rijk zulle gegeeven worden , welke aan hel meerendeel van 't volk het beste zal behaagen* Het andere verklaart, dat geene welbeperkte alleenheerfching de Conftitutie van Frankrijk zulle uitmaaken, evenveel of dit der meerderheid van het volk behaage of mishaage. Wat meer is, dit overhaast befluit ter affchaffing van de koninglijke waardigheid, fchijnt niet alleen onbeftaanbaar, met hunne eigene beginfels , maar daarenboven in zijnen eigenen aart onbillijk; omdat het niets minder is, dan den Koning te ftraffen voor hij verhoord is, voor men zijn gedrag in het minste onderzogt, of hem gelegenheid hebbe gegeeven, om op de befchuldigingen die men ten zijnen laste heeft te antwoorden: 't is niet alleen hem te ftraffen, maar 't is hem de allerftrengfte ftraf op te leggen, welke, met eenigen fchijn van recht, door de Conftitutie hem aangedaan koude worden, genomen dat alles bewezen ware, wat men hem te laste legt, jaa! meer dan dat alles; want, bij het tweede artikel van de Cor- ftitutie  C 505 ) ftitutie dat den Koning betreft, wordt zijn perfoon onfchendbaar en heilig verklaard, en het zesde artikel vervat deeze woorden : „ Indien „ de Koning zig aan het hoofd eens legers „ plaatst, en deszelven magt tegen het volk „ gebruikt; of zig niet, door eenige plechtige „ Acte-, tegen zoodaanige onderneeming op„ zet, die op zijn naam mogt gewaagd worden, „ zal hij geacht worden de Koninglijke v/aar,, digkeid verbeurd te hebben? Zulke eene ftrenge ftraf derhalve aantedoen, op eene misdaad die alleen veronderfteld, en niet bewezen is, als men billijker wijze konde opleggen aan iemand, die grooter misdrijf, en dat wel bewezen, gepleegd had, is de uiterfte hoogte van wreedheid en onbillijkheid. Sept. 27. Met fchijnt, uit het geene op den eerften dag der vergadering gebeurd is, dat de Conventie geheel en al, of voor ver het grootfte LI ge-  C 506 ) gedeelte, beftaa uit voorftanders eener Gemeenebest-regeering; en het befluit is natuurhjk hier uit op te maaken, dat dezelfde geest over geheel Frankrijk verfpreid is. Want men mag Vraagen, hoe kon 'er beter proef genomen n worden van 's Volks denkwijze, dan gebeurd is bij de laatfte kiezing ? De Nationaale Vergadering, den Koning in zijn gezag gefchorst hebbende, befluit, dat het Volk gedeputeerden kieze, met het bepaalde oogmerk om eenen regeeringsvorm te maaken. Niets was 'er, ten dien tijde, dat des volks ftemmen kon winnen of koopen, ten voordeele van menfchen welker beginfelen het afkeurde: zomen eenige omkooping konde vermoeden, had het moeten zijn ten voordeele en ter kiezing van de vrienden der Koninglijke familie; terwijl de Franfche Prinsfen, onderfteund door talrijke legers, naar 't binnenfte van het rijk voortrukten. Dit was voorwaar het tijdftip voor alle Koningsgezinden, om zig te laaten zien, 'tzij, door zig bij de Prinsfen te voegen, 'tzij door zig.  C 5o? ) feig tnannen tot de Conventie te kiezen t welke met hun over het ftuk gelijk dagten. Dan, niemand voegt zig bij dé Prinsfen , en het volk heeft mannen van republikeinfehe beginfelen gekozen, om aan het zelve eene Conftitutie te geeven. Wat kan men hier anders uit afleiden, dan dat het Franfche Volk in het algemeen op eene Gemeenebest - regeering gefteld is? Met dit alles, echter, is het moeijlijk te gelooven dat eene natie, die, tot bijgeloovigheid toe, verzot geweest is, op eene Monarchij, nog maar weinige jaaren geleden, zo fpoedig Republikeinfehe beginfels zoude aangenomen hebben, of, indien dit waarlijk het geval is bij de meerderheid, zo is 'er redenom te gelooven , dat deeze meerderheid niet beftaa uit volk van eenig het minfte vermogen , maar uit het allefflëgtfte graauw, dat niets te verliezen heeft.. Men heiïnnere zig, dat, toen de Nationaale Vergadering op den loden Augustus het 'befluit nam om eene LI 2 Con*  C 508 ) Conventie bij een te roepen, al mede befloot, dat, met ter zijde Helling van de voorige onderfcheiding, tusfehen werkfaame en werkelofe burgers, voortaan ieder Franschman, die zig niet in ftaat van dienstbaarheid bevindt, 't zij hij ietsopbrenge of niets, gerechtigd is, om zijne item te geven tot het maaken van eenen kiezer voor de Conventie, langs welken weg een geweldige hoop van het fchamelfte gemeen, dat te voren uitgefloten was, voor de leden van de tegenwoordige Conventie ftemde. . Nog moet men zig herinneren, dat de verkiezingen gedaan wierden naa het ombrengen der Zwitfers en van 's Konings vrienden in de Tuilleries, terwijl de Koninglijke familie gevangen wierdt gehouden en onmiddelijk naa den moord, welke in het begin van deeze maand plaats had, dat de hoofdbeftuurers te Parijs in alle Departementen hunne zendelingen hebben welker invloed op de verkiezingen werkt; en dat men gevaar loopt om van Ariftocratie verdagt te raaken, wanneer men zig aankant tegen eene ver-  C 5°9 ) verkiezing door hun bevorderd: eindelijk, is het natuurlijk om te gelooven, dat, in zulk eenen ftaat van zaaken, de zulken, die den voorrang geeven, aan een welbeperkte Monarchij boven eene Gemeenebest- regeering r al hun vermogen dat zij bezaten, zullen aangewend hebben om niet gekozen te worden tot Gedeputeerden, en dat geene andere dan Gemeenebest-gezinden poogingen zullen in het werk gefteld hebben om gekozen te worden. Deeze aanmerkingen mogen reden geeven van het aanmerkelijk aantal Republikeinen/, dat totafgevaardigden ter Conventie gekozen is, zonder dat men zulks kunne aanmerken als een voldoend bewijs dat de meerderheid van dat gedeelte des Franfchen Volks, 't geene veronderfteld mag worden, over het landsbeftuur zijne gedagten te laaten gaan , Republikeinfehe beginfelen zoude - aangenomen hebben , of in de daad gelooven, dat een Geemeenebestregeering de gevoeglijkfte ware voor een zo uitgeftrekt en volkrijk land als Frankrijk, LI 3 Scpt..  Sept. 28. De behandeling welke M. la fayette bejegend is, zederd hij zig genoodzaakt zag om zijn leger te verlaaten, geeft een fterk vermoeden noopens de valschheid der gerugten betreffende de onderhandeling van het Hof, met den vijand op de grenzen, en ftrekt ten bewijze dat hij geenszins die verraaderlijke verftandhouding met hun gehad heeft, waar van hij zoo heftig is befchuldigd geworden. Men is verlegen om te ontdekken op welk eenen grond van rechtvaardigheid hij vastgehouden en gevangen gezet is door de Pruisfen» Het blijkt nergends dat M. la fayette eenig ander oogmerk hadde , dan om 's Konings gezag te bewaaren in zo verre als het door de Conftitutie beperkt was. Brissot en andere Gemeenebest-gezinden waren zijne befchuldigers. Hij deedt, men moet het bekennen , alles wat in zijn vermogen was, om het oude willekeurig beftuur den bodem in tëj flaau ,  ( 5ir ) fiaan, en in deszelven plaatfe eene bepaalde alleenheerfching te vestigen. De gevoelens en meeningen der Franfche Natie, met betrekking tot het landsbeftuur hebben, buiten twijffel eene groote verandering ondergaan, zederd dat de legers en vlooten uit America te rug gekoomen zijn; maar de algemeenheid is van veel laater datum en M. la fayette heeft 'er nimmer zijn zegel aan gehangen : wanneer men eenige enkele menfchen uitzondert , kan men niet zeggen dat de ijverigfte vrienden der vrijheid onder de Franfchen iets meer wenschten dan eene beperkte Monarchij; en fommigen van de meest verligte menfchen, die zig zederd de omwenteling hebben laaten zien, waren overtuigd dat de alleenheerfching, binnen behoorlijke paaien ingefloten, de hegtftê en duurzaamfte grondflagis, waar op het ftelfel van Volks-vrijheid kan gebouwd worden. De vlugt des Konings naar Varennes leverde een voorwendfel op ter affchaffing van de Monarchij, had zulk een verlangen ten dien tijde LI 4 in  C 512 ) in Frankrijk de overhand gehad; en de gevoelens der Parijfenaaren werkelijk op het zelfde tijdftip gepolsd waren. Condorcet , brissot, petion, buzot, gregoire, bonnville, en eenige anderen , hielden onderhandelingen en briefwisfeling met eikanderen, over het onderwerp van het vestigen van eene republiek op de puinhoopen der Franfche Monarchij. Zij waren daar toe verlokt door de gelegenheid, welke 's Konings vlugt aanboodt, door den waarlijk geringen fchijn van verlegenheid en ontroering welke dat voorval verwekte, door de gerustheid en 't onderling vertrouwen, welke uitblonken in de Nationaale Vergadering, en, misfehien, wierden zij aangezet door de overtuiging dat de Koning toch nimmer ter goeder trouwe eene beperkte Conftitutie zoude fchraagen; en dat de eenige waarborg, die zij tegen de overheerfchiug hebben konden, eene republikeinfehe regeeringsvorm ware. Dan de poogingen van dit gezelfchap waren ten dien tijde zonder uitwerking ; ieder aanduiding van deezen  C 513 > zen aart wierdt koeltjes ontfangen te Parijs, en had gevolglijk geringen kans, om het vuur in eenig ander deel van het koningrijk aan te blaazen: zelfs de Sociëteit der Jacobynen, was'er op dit tijdftip tegen; en roeerspierre zelve bekende, in zijne luidruchtige aanfpraaken, een vijand te zijn van den republikeinfchen vorm; want hoezeer hij poogde om zig een voorftander des volks te vertoonen, van den aanvang zijner ftaatkundigc loopbaane af, verklaarde hij zig echter niet voor een Gemeenebest- gezinden , voordat de ftroom der openbaare denkwijze hem met geweld daar heenen trok. Want de ftraks genoemde clasfe der waare republikeinen, de natie afkeerig vindende van hun geliefkoosde ontwerp, lieten alle verdere regelregte poogingen ter bevordering daar van, op dat tijdftip vaaren, maar gingen voort met in gezelfchappen, en fchriften, hunne beginfels en denkbeelden te verbreiden, terwijl zij voornaamen om de eerfte de beste gelegenheid waar te neemen, om dezelve in werking te brengen; en LI 5 op  C 514 ) op dat deeze gelegenheden te meermaalen mogten voorkoomen, waren zij 'er ijverig over uit om in 's volks gemoederen eene geduurige jaloufie tegen den Koning gaande te maaken, en het denkbeeld levendig te houden van het aanwezen , eener, zo als zij dezelve noemden, Oostenrijkfche partij, welker voornaam doel was, om de Conftitutie omver te werpen, en de Oude willekeurige Regeering in Frankrijk te herftellen. 'Er is veel reden om te vermoeden , dat zij alles aanwendden om eenen oorlog met den Keizer te verwekken, in de hoope, dat geduurende eenen oorlog, 's volks vermoedens zouden groeijen, en het Hof gebragt worden tot maatregelen, welke den Gemeenebest-gezinden voorwendfels, en, misfchien, de middelen zelve konden verfchaffen, om de Monarchij 'c onderst boVen te keeren, door het vernietigen eener conftitutie welke zij befchouwden als Hechts eenen zwakken grondflag voor de vrijheid. Eindelijk kreegen ook de re-  ( 515 ) republikeinfehe beginfels de overhand en openlijken bijval, in de focieteit der Jacobijnen van Parijs, welken, door hunnen invloed en talloofe correspondentien, dezelve over geheel Frankrijk verfpreidden; in het zuiden van het welke dezelve ongemeen voordeelig en overvloedig voortvvilden. • Mirabeau was altijd een vriend van de bepaalde alleenheerfching, en tegen eene Gemeenebest-regeering; welke, zijns achtens, onbeftaanbaar was met de uitgeftrektheid van het Franfche rijk, en het character des Franfchen volks. Op zijn doodbed, zeide hij, dat met hem de Franfche Monarchij zou fterven: hij droeg zekerlijk kennis van het ontwerp, ter oprichting van eene republiek, en dat het zijn beflag zoude krijgen, althans in een tijdftip, waar in niemand, die in vermogens en werkfaamheid met hem gelijk ftondt, overbleef om 'er tegen te werken. Sept.  C 516 ) Sept. 29. Volgends de laatfte berigten van Parijs, is de behandeling welke de Koning en Koninglijke familie in den Tempel ondergaat, harder dan ooit. In de- Vergadering fpreeken de leden van hem als van den grootften der misdaadigers , en men boefemt het volk haat en wraakzugt tegen, hem in. Van alle middelen die de republikeinfehe partij gebezigd heeft, om haar begunstigd ontwerp te volvoeren, is het lasteren van den Koning het alleronverfchoonbaarfte. Van het begin af aan dat hij de conftitutie heeft aangenomen, heeft zij onvermoeid bezig geweest, om hem, zijn beftuur, en de Monarchaale regeering in het algemeen, gehaat te maaken in de oogen des volks. Indien eene groote meerderheid des Franfchen volks naar eene Gemeenebest-regeering verlangde, en dit verlangen klaar en niet dubbelzinnig had blootgelegd; en zo de leden van de  C 517 ) de Conventie overtuigd waren , dat dezelve beter dan eenige andere voor het geluk van haar vaderland berekend ware, zou het cordaater, rechtvaardiger, en, misfchien ftaatkundiger geweest zijn, om tot het aanvaarden van dien vorm van regeering te befluiten, met bijvoeging van de gemelde redenen, dan om voor te wenden dat zij tot dien maatregel gedreven waren door het verraad des Konings, cn hem te befchuldigen van het oogmerk om die conftitutie om verre te werpen, aan het ondermijnen van dewelke zij zelven bezig waren; en eenen gemaatigdcn en mcnschlievendcn vorst voor te ftellen, als eenen heerschzugtigen en bloeddorstigcn dwingeland. De ftaatkundigen zijn zo gewoon, om de waare beweegredenen van hunnen handel te verbergen, dat zij fomwijlen buiten noodzaaklijkheid valfche voorwenden ook dan, wanneer de waare aanneemlijker zouden geweest zijn. Deeze wijze van den Franfchen eene republiek fmaaklijk te maaken , gelijkt in valsch- heid  C 518 ) beid naar de ftaatkunde van hun , die, ten tijde van de omwenteling in Engeland, de verachtelijke historie verbreidden , dat , toen de Koningin voorgaf in arbeid te zijn , een kind, in een bedpanne in haar kamer gebragt ware, om het zelve der Natie voor den Prins van walles in de hand te floppen. Dit als eene reden op te geeven om willem en maria op den troon te plaatfen was een ingewikkelde bekentenis, dat, indien men konde bewijzen, dat het kind indedaad 'de zoon van jacobus ware, willem geen recht hadde tot de kroon; en was eene afwijking van het voornaame beginfel der Whigs, dat een Koning die tragt om de conftitutie van het Rijk om te keeren, door het oorfpronglijk contract tusfehen den Koning en het volk te verbreeken, en de grondwetten te fchenden, geacht worde de kroon verbeurd te hebben, 't welke zekerlijk een billijker grond is om eene omwenteling op te bouwen, dan de historie van den bed-pan; zij zij dan waar of valsch. Een,  C 519 ) Een, uit veele verfcheidenheden , tusfehen den ftaat der beide Natiën, in deeze beide tijdvakken, is, dat Engeland kort voor 'tjaari638, derwijze verblufd was door te rechtftellingen ter zaake van de zaamenweering van 't Rije - houfe en Monmouth's opftand, dat niets minder, dan de aanhoudende fchending der Wetten en van den Godsdienst van 'tland, door den dwaazen Koning, het volk den moed konde ingeboezemd hebben , tot die ondernemingen welke de omwenteling ten gevolge hadden. Frankrijk in tegendeel fchijnt door zijnen vroegen voorfpoed, in het befnoeijen van de magt der kroone, derwijze opgetild te zijn, dat het met woedend geweld, naar eene Gemeenebest-regeering gedreven worde, zonder te letten op den toegeevenden aart van den Koning, op het bijzonder character zijner burgeren, en op de gevaaren en zwaarigheden, welke aan deezen vorm van het landsbeftuur verknogt zijn. Trouwens nu zij tot dit foort van regeering be-  ( 5«o ) befloten hebben , de wijsheid of dwaasheid van dit befluit in het midden gelaaten, eischt de ftaatkunde en menschlijkheid, dat zij zig in alle andere opzigten, edelmoedig gedraagen omtrend den ongelukkigen Vorst en deszelven Familie, die toch de flachtoffers van dat befluit zijn; en verzuimen zij dit, dan heeft men weinig van den geest der voorfpelling noodig om vooruit te zien, dat zij zig den haat en vervloeking van het menschdom op den hals haaien zullen. De Republikeinfehe partij begrijpt dit ook, en heeft geen deel in de harde maatregelen waar van men zig thans bedient; maar 't is thans buiten haare magt, om de uitwerkfclen te verhoeden, van dat vooroordeel tegen den Koning, tot het welke te verfpreiden zij zig zoo veele moeite gegeeven heeft, en 't welke eene andere hoop volks, dat haar vijandig is, poogt aan te kweeken ter bereiking van bijzondere oogmerken. De Republiekeinen wenfehen den val der Monarchij, maar geenszins het vermoorden van den  ( S*1 ) den Monarch! Hunne mededingers hebbed misfchicn den dood des Konings befloten, in de hoope dat zij daar uit gelegenheid zullen vinden, om de Monarchij wederom opterigten onder zulk eenen Vorst als zij zelven zullen verkiezen. Sept. 30. Een man die gisteren ter deezer Stede kwam, en voorgaf, uit het leger van dumourier te koomen , zeide, dat men dePruifen had omcingeld en deezen zig in den rampzaligften ftaat bevonden door gebrek van.leeftocht; dat zij zig ree .Is hadden genoodzaakt gezien om de helft van hunne paarden te lijve te flaan, en zig op discretie zouden overgeeven , wanneer het overfchot deezer dieren verflonden ware. Dus ftonden de zaaken toen hij het veld verliet; dog terwijl hij door eenen val een dag langer op de reize was opgehouden geworden, had een Courier, uit het leger afgezonden, hem ingehaald, en ging regelrecht naar Parijs Mm om  C 52* ) om de tijding te brengen , dat de Franfcheny geen geduld hebbende , om te wagten dat de Pruisfen hunne paarden georberd hadden, derzelver legerplaats hadden aangetast, en een goed deel van hun in de pan gehakt, terwijl de overigen zo hard als zij konden op de vlugt floegen. 'k Had deezes mans vertelling gehoord, en bemerkt hoe hij dezelve voor onderfcheidene hoopen volks op de marktplaats herhaalde; enom te toonen hoe degelijk de Pruisfen m ftukken gehakt warm dit was zijn geliefde rpreekwijze, zwaaide hij met zijnen fabel, en noodigde de aanfchouwers, om denzelven in oogenfchijn te neemen, want hij verklaarde dien ten gefchénke gekregen te hebben van den Courier , die denzelven in het flagveld op eenen Pruisfifchen Grenadier had veroverd, en vervolgends deszelven fcherpte gewend had tegen hun, ter verdediging van welken hij aangegord was ge. weest. De faamgevloeide meenigte befchouwde met eerbiedige bewondering deezen Uibel: eenigen der  C 523 ) derftoutften namen hem in de hand, en daar hij ten grooten deele getakt was, wierdt dit als een bewijs van 'de overwinning aangemerkt, en van de waarheid van elke geringe omftandigheid van 's mans verhaal. Sommige ongeloovige perfoonen echter , vermoedden dat hij met deeze moedgeevende vertelling afgezonden ware, om het volk tot de aanbieding van zig zelven als vrijwilligers op te winden. October 1. Naar alle waarfchijnlijkheid zal men van de overwinning van gisteren niet meer hooren; dog dit is zeker, dat de Pruisfen eene mislukte onderneming werkftellig gemaakt hebben tegen het leger van den Generaal kellerman , dat op den aoften bij de hoogten van Valencij ftondt. Daar het nu blijkt dat kellerman zijne pofitie heeft behouden, mag het in zo verre als eene overwinning befchouwd worden. Dumourier echter zegt, in zijnen brieve aan den Minister Mm 2 van  C 524 ) van Oorlog, dat, offchoon de Pruisfen hufV oogmerk niet bereikt hebben, zij hunnen marsch echter, ter linker zijde van hem,vervolgen, en hij.in de verwagting is van onmidlijk te zullen aangerand worden: hij fchrijft met zijn gewoon zelfsvertrouwen, belooft hen wel naauw te zul* leninfluiten, en ten langen leste, goed berigt noopens hen te zullen bezorgen. Inmiddels blijkt het dat de Pruisfen bij aanhoudenheicJ voorwaards rukken. Octob. 2. 'k Hoorde onlangs dat de Hertog van rochetfocault vermoord was bij gelegenheid dat hij van zijn huis in Normandije naar de wateren van Forge reisde, in gezelfchap van de Hertoginnen toen konde ik dit niet gelooven, maar thans vind ik dit fchriklijk bedrijf bevestigd. Het vermoorden van geenen menfche in Frankrijk kon rechtmaatiger afgrijzen en verontwaardiging verwekken. M. de la rochefocault wierdt  C 525 ) -wierdt algemeen geacht als een man van oprechtheid, en een oud en belangloos vriend deivrijheid : men heeft uitgeftrooid dat deeze moord toevallig en door misvatting gepleegd ware: ik vreeze dat het door een dergelijk toeval gebeurd is als het moorden te Verfailles. De Hertog was Voorzitter van het Departement van Parijs op den poften Junij, en ijverig bezig om de aanftokers en werkmeesters van den fchandelijken opftand diens daags loon naar werk te verfchaffen. Ik ftel het uit om van de bijzonderheden van deezen moord te gewaagen, totdat ik daar voor beter gezag., dan tot nog toe, heb. Octob. 3. Onder het kleine aantal van gevangenen, die het zwaard der moordenaareu op den bloedigen aden September ontfnapt zijn, was cazoïte, een man'van 74 jaaren oud, voormaals algemeene Commisfaris van de zeezaaken, dog die verfcheidene jaaren. afgezonderd Mm 3 ge-  C 526 ) geleefd had op zijne landhoeve nabij Epcr* naij gelegen. Deeze oude edelman was op zijn landhuis gearreffceerd , en naar de gevangenis der Abtdij gevoerd, ingevolge van brieven doorhem gefchreven, die men gevonden had onder de papieren van M. poiteau , geheimfchrijver van M. de la porte ; waar uit het fcheen te blijken dat hij met de uitgewekenen briefwisfeling hieldt; dat hij 'er voor ware om den Koning uit Parijs te doen ontfnappen, en een plan , dat zulks bedoelde, had overgezonden, dat hij al mede de ontbinding der Nationaale Vergadering had aangeraadert; om alle deeze, en andere zijner gedragingen, welke ten zelfden einde ftrekten, wierdt hij in de Abdij vastgezet in afwagting van een wettig verhoor. Maar op den aden September, toen booze moordenaaren den fpot drceven met Wet en Orde, en uitgezogte deugnieten het zwaard der gerechtigheid in handen namen; toen de gevangene bij zijn. Verhoor omringd was van pieken , die  C 5^7 ) . «fie nog rookten van het laauvve bloed, cnhet gillen in zijne ooren klonk, van hun, die 00gcnbliklijk neergefabeld waren van de plaats waar hij ftondt; op dien dag wierdt M. cazot•te gebragt voor de verfchrikkelijke rechtbank in de gevangenis. Verfcheidene gevangenen waren reeds voor dezelve geleid en geen derzelve had het korte onderzoek boven twee minuten overleefd! Een teken van den voorgewenden Rigter, of een dubbelzinnig woord, was het noodlottig vonnis, en de doodÜjke flag volgde, wannneerde gevangene van de bank te rug gevoerd wierdt. Toen M. cazotte verfcheer-f wierdt de naamlijst door deeze inquifiteurs onderzogt, en men vondt bij den zijnen geen teken van gunst of verfchoning het teken tot het doodvonnis wierdt gegeven en hij ter flagtinge uitgeleid! Maar voor hen nog de doodlijke flag toegebragt wierdt, fprong zijne Dogter, een fchoon jong meisjen van zeventien jaaren voor 't licht, vloog haaren Vader om den halss Mm 4 «3  ( 5*8 ) cn fchreeuwde in vervoering van fchrik en kinderlijke liefde, Genade! genade! o! Gena? de! Mijn Vader! Mijn Vader! De grijze hairen van den ouden man, de ontroerende houding en uitroepingen der jonge dame, weerhielden de armen der moordenaaren, en deeden 's volks harten als fmelten— Het geroep ging op van Genade! Genade! en Leeve de Natie! De oude heer en zijne dogter wierden in veiligheid geleid naar het huis eens vriends, onder de toejuiching der meenigte! Dit bewonderenswaardig jong meisje was nooit van haaren vader gefchciden geweest, en had den natuurlijken affchrik voor eene mee menfchen opgepropte gevangenis overwonnen, was dien fchroom te boven gekomen, had haare gevoeligheid daar voor, en elk beginfel te onder gebragt, dat haar van deezen toeftand afkeerig konde maaken : kinderlijke liefde, en een fterk gevoel van pligt fielden haar in.ftaat, pm hem geduurende zijne gevangenis in de abtdij  ( 5^9 3 dij optcpasfen, cn alle hulp en troost die zij konde hem toe te dienen. Ik wenschte met geheel mijne ziel dat de gefchiedenis hier mede afgeloopen ware. "Deeze ongelukkige grijsaart wierdt anderwerf aangehouden en gevangen gezet, cn , uit kragt van een befluit van den nden September , gebragt voor de Rechtbank, welke op den I7den Augustus was benoemd tot het onderzoek van de faamgezworenen, en welker bezigheden; door dé moordenarijen afgebroken waren. De eerfte verdediging waar van hij zig bediende was in den vorm van een protest tegen eene tweede verhooring, voor zo ver hij reeds verhoord was door Rechters welke van het Souvcrcine Volk waren aangclleïd , om de fchuld of onfchuld der gevangenen te onderzoeken : dat hij vrijgefproken was, cn door de ftemme des Volks in vrijheid gefteld, en men hem dus niet van vooren af aan aan een nieuw verhoor konde onderwerpen, zonder de oppër- magt  C 530 ) magt des volks te hoonen, die zij allen beweer, den te erkennen. Op deeze bedenking wierdt geen acht geflagen en het verhoor ging zijnen gang;men hieldt het daar voor dat de befchuldiging bewezen ware, en M. cazotte wierdt veroordeeld om zijn hoofd te verliezen. Zonder acht te geeven op de waarde der oorfpronglijke befchuldiging, of van het protest 't welke de gevangene, op aaad zeker van zijnen pleitbezorger, inleverde, moest niet het mededogen en de menschlijkheid, even als met fchelle Engelen ftemmen tegen zijne veroordeeling gepleit hebben? Laaten wij voor een oogenblik toeftaan dat hij de fmarten des doods verdiend hebbe ■ Goede God! had hij dezelve niet reeds duizendvouwdig geleden? Had hij niet den bitterften kelk des doods, 'tot den droefem toe gedronken, dien men iemand aan de lippen kon brengen? Waar in toch zijn de fmarten des doods gelegen ? Voorzeker niet in dien een-  ( 53i ) cenvoudigen flag, welke een einde maakt van alle opmerking en gevoel, maar in 't geene deeze ongelukkige man alreeds had doorgedaan in de angften en benaauwdheden, welke het gezigt van eene onmidlijke, geweldige, en wreede dood in de ziel verwekt. Welke gevoelloofe harten moeten de zulken omdraagen, die, niet bewogen door foortgelijke bedenkingen, en de traanen eener deugdzaame dogter, hem konden veroordeelen om ten tweedemaale de fmarten des doods te gevoelen ! De oude edelman inmiddels, hoorde zijn vonnis met een onbeneveld gelaat aan, nam een teder affcheid van zijne onnavolgbaarc dogter, en ging met onbezweken moed naar de flraf- plaats ; Mij liet de grijze lokken van zijn hoofd affnijden, en verzogt dat dezelve aan haar mogten gegeeven worden. De herinnering aan haare droefheid alleen kon hem omrusten! Men zegt dat hij deeze boodfehap met eene beevende ftemmc afvaardigde ■ Toen  C 532 ) Toen zig tot den beul keerende, nam hij een onbedeesd gelaat aan, en verzogt hem om zijnen last te volvoeren. Octob. 4. 't Is thans zeker dat de Pruisfen te rug trekken , dumourier heeft alle verzekering aan de Conventie gegeeven geftand gedaan ; en dat zelfsvertrouwen, 't welke door veelen op rekening gefield was van een ij del pochenden en fnorkenden aart, wordt nu geoordeeld zijnen oorfprong te ontleenen uit de voortreffelijkheid van 's mans talenten en doorzigt. Dit nieuws veroorzaakt inmiddels eene algemeene vreugde in Frankrijk; met dit alles zeide een zeer fehrander man mij heden, dat hij dagt dat dit voordeel meer dan opgewogen wierdt door den geest van partijzugt en tweedragt welke zig in de Nationaale Vergadering vertoont. Marat heeft het volk aangehitst tot nieuwe moorden! In eene zijner. laat-  ( 533 ) laatfte dagbladen, leest men de volgende pas» fage; „ Indien de grondflag der Conftitutie ,, niet vastgelegd is, binnen de eerstkomende agt dagen, naa de ontmoeting der Conven„ tie, zo hebt Gij niets van uwe gedeputeer- „ den te wagten."' • En hij befluit met deeze woorden: ,, 0/ fnapachtig voik> indien ,, Gij wist te werken /" Inmiddels is deeze man zo zeer 's volks gunsteling, dat de Conventie huiverig is om hem te laaten vastzetten en ftraffen. 't Is vcrbaazend, hoe hij 's volks genegenheid weet gaande te houden, terwijl het eenige middel waar van hij zig ten deezen einde bedient, is dat hij de eene helft ophitst om de andere den hals te breeken; met dit alles fehijnen de overgeblevenen hem te fterker aantekleeven , naar maate 'er meerderen vermoord worden. Dit herinnert mij eenen knaap, dien ik eens den bek van eenige fretten zag toenaaijen; ontroerd door de ongevoeligheid waar mede hij de naald door en door de lippen deezer arme diertjes ftak, die allen deer-  C 534 } deerlijk bloedden, verzogt ik hem daar mede uit te fcheiden, zeggende; hoe kunt Gij zo Wreed zijn? Mijnheer! hernam hij, ik ben niet wreed; die beesten willen zo wel. Willen zij zo wel! Jaa! dat doen zij, hernam de woesteling; en hoe meer ik hen laat bloeden, hoe zij beter met mij in 't fchik zijn. Octob. 5. Met groote kwaad der oude regeering van Frankrijk was, dat de uitvoerende magt te ftreng ware, en alle andere magten van den ftaat tè flap: zoo dat hoe onrechtvaardig de eerfte wierdt uitgeöeffend, het volk geene middelen ter verbetering of weerftand bezat dan openlijke opftand; een middel altijd gevaarlijk, en zelden in het werk gefteld, dan daar wanhoop der menfchen zielen had ingenomen. De ontwerpers der laatfte conftitutie van Frank-  C 535 ) Frankrijk vervielen tot het tegengeftelde uitef* fte ; zij lieten de uitvoerende magt te zeer blootgefteld voor aanvallen, en te onbekwaam om die regten en voorregten te handhaaven welke haar door de conftitutie gegeeven waren ; ten minfte was dit blijkbaar het geval bij den aanvang van hunnen nieuwen regeeringvorm, voor nog de Natie, betoverd door de overwinning op het despotismus behaald, tijd had om meer bedaarde en redelijker denkbeelden van vrijheid te vormen. Misfchien echter zoude die vorm van regeering, welke door de Conftitueerende Vergadering aan de hand gegeeven was, ftand gehouden hebben, en, door trapsgewijze verbeteringen welke noodzaaklijkheid de tijd zoude aan 't ligt gebragt hebben, rijp geworden zijn, tot een heilfaam en beftendig ftelfel, offchoon het al niet naar den zin der Jacobijnen ware uitgevallen. Dit gezelfchap, den geest der vrijheid verbreidende, en het volk aan derzelver belangen ftceds meer en meer verknogtende, was van  C 53^ ) van grooten dienst toen de tConfKtutie gevormd ivierdt, maar bewerkte haaren ondergang., naa dat deeze voltooid was. Laat ons eens onderftellen dat eene ;'maatfchappij zo talrijk als deeze der Jacobijncn, met fommige leden van beide Parlemcntshuizcn in dezelve gevestigd ware in den omtrek van het paleis, eli dat . elk onderwerp het algemeene welzijn betreffende, in deeze maatfchappij overwogen en beflist wierde, voor dezelve in een der huizen van het Parlement gebragt wierdt, of terwijl dezelve aldaar wierdt behandeld; en laat ons verder veronderfteïlen, dat een opgeruide hoop ten allen tijde gereed ftondt, op het bevel van de voornaamfte leden deezes gezelfehaps, om de zulken uit beide parlementshuizen te hoonen , welker openbaar gedrag zij niet goedkeuren; wat zoude 'er, in dit geval van de conftitutie van Engeland worden ? Deeze is inmiddels de juiste ftaat waar in de Wetgeevende magt van Frankrijk zig bevondt, geduurende eenige maanden voor den ioden  K 537 ) loden Augustus. Want het gedrag der Jacobijner Sociëteit in Parijs ftrekte om de Nationaale Vergadering in verachting te brengen, en de uitvoerende magt tot eene bloote vertooning te maaken; dit heeft eenige van de eerbiedwaardigftë leden die Club doen verhaten. Men kan dieshalve geenszins twijfelen, of de Koning wcnschte deeze Sociëteit indiervoege te beteugelen, dat het buiten haare magt ware om de verrigtingen van het Beftuur te ftremmen en eene gisting in den lande te verwekken zo dikwijls als 'er eenige openbaare maatregel wcikftcllig wierdt gemaakt, welke haare goedkeuring niet had: Ieder vriend der conftitutie moest deezen zelfden wensch gekoesterd hebben. Zij die bij de Jacobijnen den meesten invloed hadden waren afkeerig van den oorlog en toonden groote bekommering om dien voor te komen. Men heeft reden om te gelooven dat het Hof van Weenen, even weinig dan zijlieden op oorlog gefield waren; maar eenigen fchijn van vijandN n lijk-  C 538 3 iijkheid gaf, om den Koning en ' deszelvefl Ministers te onderfteunen in hunne poogingen om de aanvallen deezer Sociëteit te weerftaan, en een befluit van de Nationaale Vergadering te verwerven, om te verbieden dat de voorftellen welke in de Vergadering moeten overwogen worden, voorafin die Club ter toetfe koomen. Alle onderhandeling welke 'er heeft plaats gehad tusfehen het Hof in de Tuilleries en dat van Weenen, ging hier over, en over niets anders ; en juist deeze onderhandeling was aangevangen en voortgezet, door zekere agenten die bij het laatfte Hof voorgaven dat zij aan het eerfte meer invloed hadden, dan in waarheid beftondt, gelijk zij al mede ten Hove van Frankrijk vrij wat pochten op hunnen invloed bij het andere, en deezer wijze beide misleiden. Dog wanneer men dit uit het flechtfte oogpunt befchouwt, dan fcheelt het nog veel, van eene geheime onderhandeling des Konings, met het Hof van Weenen, Ma dat de vijandlijkheden begonnen waren, ten  C 539 ï ieh doele hebbende, öm de inrukking van1 vreemde legers in Frankrijk te bevorderen. 'Er is goede grond om te gelooven, dat eene groote meerderheid van de leden der Wetgeevende Vergadering, opregte handhaavers waren van de Conftitutie, en geene vreeze koesterden dat de Koning dezelve zoude ondermijnen : Hoe koomt het dan bij dat deeze meerderheid eene minderheid toelaate om eene Conftitutie om verre te werpen waar in de eerfte genoegen nam. Om dat de hoofdbeftuurers der minderheid leden waren van de Sociëteit der Jacobijnen, invloed hadden op fommige der wijken , om de balie der Nat. Vergadering als te beftormen, met ophitfende adresfen tegen den Koning en deszelven Ministers, terwijl ten allen tijde eene oproerige hoop op hunne wenken gereed ftondt, om zoodaanige afgevaardigden te hoonen, welke de Regeering fchraagden; en ten laatften, ontdekkende dat zij M. la fayette niet konden doen tuimelen, middelen wisten uit te vinden, om den Nn s Gèfs  C 540 ) Gemceneu Raad der Gemeente van Parijs te vernieuwen, den opftand van den ioden Augustus verwekten, en zig de ganfche magt van den Staat, gelijk wij getoond hebben, aanmaatigden. In andere omwentelingen, waar van ons de Gefchiedenisfen berigt geeven, worden dezulken die men eerst als werktuigen tot den opftand gebruikt had, vervolgends door de hoofden als nutteloos en gevaarlijk agter de bank gezet; maar in deeze omwenteling in Frankrijk, behouden zij, die men als inftrumenten gebruikt had , hunne aangelegenheid, en de hoofden verliezen dezelve. De lameths , en M. duport , die 't eerfte het ontwerp in til bragt om politieke gezelfchappen over geheel Frankrijk op te rigten, die eene onafgebrokene correspondentie met de Jacobijnen te Parijs onderhouden , zijn de eerfte flagtoffers geweest van deezen maatregel. De Flertog van rochefocault, M. la fayette, barnave , talleyrand, lodewyk van  i C 54i ) van narb0nne, M. beaumetz, garnier * clermont , TONNéRE, waren allen werktuiglijke bevorderaars van de Omwenteling, aangefpoord, gelijk men reden heeft om. te gelooven, door eene oorfpronglijke liefde voorde vrijheid , en een oprecht verlangen, om eene wel beperkte alleenheerfching in Frank? rijk tot ftand te brengen, en die Conftitutie te handhaaven voor welke fommigen hunner zig waarlijk groote opofferingen getroost hadden. Wat is 'er intusfehen van deeze mengeworden? Sommigen zijn vermoord, anderen in de gevangenis gefmeten , en de overigen genoodzaakt om hun Vaderland te ruimen. condorcet , buzot, brissot, petion, kersaint, gensonet, bonnville, tOOlldeil reeds vroeg de. geneigdheid voor eenen Repur blikeinfehen regeringsvorm , 't zij uit overtuiging van diens verkieslijkheid, boven eenigen anderen , 't zij uit hoofde van het vermoeden, dat de Koning toch in de aangenomen Conftitutie niet zoude blijven berusten, maar Nn 3 alle  ( 542 ) alle magt die hij in handen hadt zoude gebruiken» om de oude overheerfching te herftellen. En op dit vermoeden, even als of 't eene beweZene waarheid was, voortwerkende, bedienden Zij zig van alle middelen die onder hun bereik waren, om hunne landgenooten even zeer voor een Gemeenebest-regeering in te nemen als zij zelven daar voor ingenomen waren, en onder andere middelen waar van zij zig ten deezen einde bedienden, maakten zij geene zwaarigheid om den Koning te befchuldigen van eenen toeleg om de Conftitutie om verre te werpen , waar voor zij misfchien geen beter bewijs hadden, dan dat het natuurlijk ware , dat hij derzelver ondermijning moest verlangen. Vergniaud en gaudeï , beide mannen van uitftekende talenten, waren oorfpronglijk vrienden eener bepaalde Monarchij zo als dezelve door de Conftitutie was vastgefteld , zo als blijkt uit eene Memorie door hun getekend en aan den Koning geprefenteerd; maar minder ongunstig dan andere der Vergadering denkende over  C 543 ) over de Repnblikeinfche partij, voegden zij zig bij dezelve naa den ioden Augustus, en hebben zederd altijd eene lijn met haar getrokken. Inmiddels had deeze zelfde partij geenszins onmidlijk de hand in het verwekken of voortzetten van den aanval op het Paleis, op den ioden Augustus ; zij fchijnt de uitkoomst der zaaken te hebben afgewagt met oogmerk om haaren gelief koosden vorm van beftuur in trein te brengen, wanneer de belegeraars gelukkig waren, en deezen indien het anders uitviel, de hand boven het hoofd te houden. De ijverigfte werkbaazen van den opftand, waren albite, bazire, camille desmou- li ns , merlin de thionville , en bij llitfte- kenheid, chabot de Capucijner, welke onophoudelijk verfcheidene Voorlieden afliepen, om het volk tot opftand aan te zetten. Deeze mannen waren leden van de Jacbobijnfche Sociëteit, in dit werk geholpen , door andere leden, bijzonder santerre, en den aanvoerNn 4. der-  C 544 ) der van de Gefoedereerden van Marfeille* M. barbaroux , fmts als Gedeputeerde van Marfeille ter Vergadering der Conventie gekofen, en die eenen aanmerkelijken invloed had op de bende Gefoedereerden , was al mede een zeer werkzaame bevorderaar van den opftand, offchoon anders niets te fchaffen hebbende met de partij van dan.ton , en op het naauwfte verbonden met de vrienden van roland. 't Schijnt eenigermaate verwonderlijk, dat terwijl de zo aanftonds genoemden, het volk aanhitften om het paleis der Tuilleries te beftormen, terwijl danton, ciiabot, collot d'herbois , en anderen, den algemeenen Raad der Parijsfche Gemeente vervormden; en terwijl guadet en vergniaud. het voorzitterfchap in de Vergadering, geduurende den onrustigen en kommervollen nagt van den oden en den morgen van den loden Augustus, bij beurten waarnamen, men ganfchelijk geene melding gemaakt vindt van robertspierre. Hij was ech-  C 545 ) echter eenige maanden lang voor dit tijdftip de hoofdperfoon geweest in de Sociëteit der Jacobijnen; maar hij oordeelde het niet voorzigtig om wederom op het toneel te verfchijnen voor de zaak door het ombrengen der Zwitfers, en het gevangen neemen der Koninglijke familie beflist ware. Toen hernam hij zijne plaats in de Jacobijner Club, en wist zig zelven kort daar naa te doen verkiezen als lid van den Algemeenen Raad der Municipaliteit, waar van hij zelfs een hoofdbeftuurder wierdt, en, onder medewerking met PANIS, SE K. VAN, ttt LE GENDRE deil vleCSCh- houwer, zich ten fterkfte beijverde, om de ontelbaare arresteeringen te bevoorderen, en de gevangenhuizen op te vullen die tin het begin van September op eene zo verfchrikkelijke wijze geledigd wierden. Dan, voor zo ver de Republikeinfehe partij toch minder deel had in den moord van September, dan in den opftand van Augustus; voor zo ver zij de begeerte Heten blfjNn 5 ken,  C 546 ) ken, om dit fchriklijk bedrijf naa te vorfchen* en de aanvoerders van hetzelve te ftraffen; en voor zo verre zij allen verkleefd waren aan den Minister roland, welks oprechtheid bij hun aan geenen twijfel onderhevig was; zo verklaarden zig danïon, chabot, merlin, camille desmoulins , collot d'herbois, bazire , albite , en robertspierre tegen hun, hitsten marat op om hen in zijne bloedige dagbladen te tekenen, en lieten niets onbezogt, om hen aan de woede van 't volk bloot te ftellen. M. EGALiTé zelve, befpeurende, dat deeze middelen airede eenigermaate aan de bedoeling hebben beantwoord, en waarfchijnlijk zig inbeeldende dat ze verder wel fiaagen zullen, fchijnt over te hellen om zig bij de partij van danton, robertspierre en derzelver volgers te vervoegen. Zoo dat het zeer mooglijk is, dat zij die zig zo veele en zo voorbaarige Uioeite gaven, om een Republiek op te rigten, en die buiten twijffel verwagtten, dat zij daarin een voornaame rol zou-  ( 547 ) zouden fpeelen, even als de geenen welke da omwenteling bewerkten, en de Conftitutie regelden, uit hunnen zetel geligt, en van hunne magt, misfchienvan 't leven, beroofd worden, door een hoop van menfchen die in bekwaamheid ver voor hun moeten onderdoen, dog die op dit pas dieper in 's volks gunste fchijnen te ftaan. Dus, hebben, door alle toneelen deezer omwenteling heenen , zij, die de bewerkers waren, van de gewigtigfte veranderingen, 't zij dan ten goede of ten kwaade , plaats moeten maaken voor agenten die beneden hen waren ; om dat, hun oogmerk door het volk te vleien bereikt zijnde, zij dan verlangden om de magt der regeering te verfterken, de Wetten in kragt te ftellen, en de toekomende buitenfpoorigheden hunner verheffers te beteugelen. Maar intusfehen verfchijnen 'er andere volksvrienden ten toneele, die het volk vertellen, dat 'er bij aanhoudenheid nog veel te verbeteren blijve; dat de nieuwe Regeering, onder voonvcndfcl van de Wet en goe-  C 543 3 goede order te herftellen , eigenlijk bedoele, om hen te overheerfchen. Zij bedienen zig vaneenig begunstigd volks-voor-oordeel, bieden hun eenig nieuw voorregt aan , hoe verderffèlijk ook, dat men tot nog toe had geweigerd, en winnen deezer wijze des volks vertrouwen; want zij die nieuwe gunsten belooven, fteeken de zulken verre den loef af die der menfchen oplettenheid op de oude vestigen, en eene lofrede op de onbeteugelde vrijheid behaagt der menigte veel beter dan eene redevoering tot aanprijzing van gehoorzaamheid aan de Wetten.. Deezer wijze wordt de tweede clasfe van aanvoerers van hunne magt beroofd door eene derde, die, langs den zelfden weg, door eene vierde kan worden opgeruimd: maar het Soevereine Volk behoudt eigenlijk de magt, en offchoon uit onderfcheidene deelen, gelijk de polypus, te faamgefteld,behoudt ieder afgefcheurde brok zijne werkfaamheid, en maatigt zig alle magt en gezag aan van den geheelen Souverei». \ IUr  C 549 ) Indien de tegenwoordige ftaat van zaaken > nog veel langer duurt, moet regeeringloosheid en verwarring het ganfche land overftroomen; en het kan van weinige aangelegenheid zijn, voor de ondeugende individus, of hunne elende afdaale van eene vereeniging van buitenlandfche invallers, dan van hunne eigene inwendige verdeeldheden. Dog voor zo ver thans, eene Nationaale Conventie uit alle Departementen van Frankrijk bij een gekomen is te Parijs, en een ander zeer onverwagt toeval te gelijker tijd plaats gehad heeft, ik meen het aftrekken van het Pruisfifche leger, mag men zig misfehien nog vieijen, dat eindelijk eene beftendige en vrije Regeering, zulle plaats grijpen. Men moet echter bekennen , dat de gerugten die men hoort noopens fommigen der gedeputeerden, deeze verwagting niet zeer gegrond doen voorkoomen , die geenen , in het bijzonder, die door het Departement van Parijs gekofen zijn, zijn nog wegens hunne bekwaamheden , beroemd ,  C 550 ) roemd, nog wegens dien trap van gemaatigd-lieid en voorzigtigheid, welke de tijden vereifchen; en veelen vermoeden niet veel goeds van de wijsheid der Conventie , uit de overhaaste mannier, waarmede zij toegetreden is tot de affchaffing der Conftitutie en het Koningfchap , op den eerften dag zelven haarer faamenkomfte, en op het voorftel van een man van weinige of geene beteekenis. Inmiddels fchijnt, van de maatregelen welke deeze Conventioneele Vergadering neemen zal, het lot der uitgeftrekte en talrijke Franfche Natie misfchien de rust van Europa ten grooten deele aftehangen : Deeze bedenking verwekt in ons een zo hevig verlangen om getuigen te worden van haare verrigtingen, dat wij befloten hebben om morgen naar Parijs op reis te gaan , door een gedeelte van Fransclï Vlaanderen, en over Rijsfel. Einde des Eerften Deels-,  AANWIJZING OM DE VOORNAAMSTE GEBOUWEN, OP HET PLAN, TE VINDEN. EERSTE WIJK. 1 Le Quai de la Conference. 2 Le Palais des Tuilleries. 3 Le Jardin des Tuilleries. 4 L'Ajfemblèe Nationale. 5 Les Filles de VJJJomption. 6 Les Capucins. TWEEDE W IJ K. 7 Les Champs Elifées. 8 Le Cours de la Reine. 9 La Place de Louis ~X.V. DERDE W IJ K. 10 Le Jardin d''Orleans. 11 Monceaux. 12 St. Philippe. 13 Hotel de Beauveau. A 2 VIER-  (4) VIERDE W IJ K. 14 La Place de Vendame. 15 Les Capucinejjes. 16 Les F.illes de la Conception. 17 L'Hotel du Chancelier. 18 Les Madelaines de la ville Evéque. 19 Nouveaux Capucins, Rue des Egouts. 20 Le Ferme de VHotel Dieu. 21 La Frêrie des Mathurins. V IJ F D E W IJ K. 22 Le Palais Royal. 23 Le Jardin du Palais Royal. 24 L'Eglife de St. Rock. 25 Les Jacohins de St. Honoré. ZESDE W I] K. 26 La Bibliotheque du Rei. 27 L'Hotel des Indes Orientales. 28 Nouveaux Catholiques. 29 L'Hotel Mazarin. 30 ■ des Gevres. 31 ■ de Richelieu. 32 Le Theatre Italien. 33 Les Boulevards. 34 L'Hotel de Luxembourg. 35 de Choifeul. 3 <5 Les Fr er es de St. Thomas. ZE-  (5) ZEVENDE W IJ K. Houdt niets merkwaardigs in zig. ACHTSTE W IJ K. 37 La Chapelle dc N. D. de Lorette. NEGENDE WIJK. 38 La Forte St. Denis. 39 La petite Ecurie du Roi. 40 St. Lazare. T I E N D E W IJ K. 41 La Forte St. Martin. 42 St. Laurence. 43 Les Sozurs de la Charité. 44 La foire St. Laurence. ELFDE W IJ K. 45 La Place dc Louis XVI. 46 Les Petits Peres Auguftins. TWAALFDE W IJ K. 47 Bureau General de Po(le. 48 St. Euftache. A 3 L'Ho'  (6) 49 L'Hotel de Charlois. DERTIENDE WIJK. 50 La Halle aux Bleds. 51 L'Hotel des Fermes. 52 La Douane. 53 Le College des bons Enfans. 54 VEglife St. Honoré. VEERTIENDE WIJK. 55 L'Oratoire. VIJFTIENDE W IJ K. 56 Le Louvre. 57 St. Germain VAuxerrois. 58 Le Pont Neuf. 59 Le Statue d'Henri IV. 60 La Samaritaine 61 La Rivier e de la Seine. 62 Pont de Louis XVI. 63 Le Pont Royal. 64 La Place Dauphins. 65 La Cour de Lamoignon. 66 Le Sainte Chapelle. ZES-  C 7) ZESTIENDE WIJK. 67 La Holle dux Draps. 68 Les Religieux de St. Opportune. ZEVENTIENDE WIJK. 69 L'Eglife du St. Sauveur. ■ ACHTTIENDE WIJK- 70 N. D. de Bonne Nouvelle. 71 Les Filles Dieu. 72 Marché aux PoiJJons. NEGENTIENDE WIJK. Waarin niets van belang voorkomt. TWINTIGSTE W IJ K. 73 L'Hopital de St. Louis. 74 Les Recollets. EEN E N T W I N T I G S T E W IJ K. 1$ Le Templc. 76 Les Filles St. Sauveur. 77 Caferne. A 4 TWEE  ( 8 ) TWEE EN TWINGTIGSTE WIJK. 78 L'Hopital de la St. Trinitê. DRIE EN TWINTIGSTE WIJK. 79 Les Peres Nazareth. 80 St. Laurent. 81 Les Madelonnettes. 82 St. Martin des Champs. 83 La Foire St. Martin, 84 St. Nicolas des Champs. VIER EN TWINTIGSTE WIJK. 85 Les Eglifes de St. Leu £? de St. Gilles. 86 Filles penitentes de St. Magloire, 87 L'Êgïife du St. Sepulchre. 88 L'tlopital de St. Catharine. V IJ F EN TWINTIGSTE W IJ K. 89 Les Carmelites de la Rue Chapon. 90 St. Julien des Meneftriers. 91 L'Hotel de Beauvais. 92 de Caumartin. 93 St. Avoye. 94 L'Hopital de St. Merri. ZES  C 9 ) ZES EN TWINTIGSTE WIJK. Levert niets bijzonders op. ZEVEN EN TWINTIGSTE WIJK. 95 Les Enfans Rouges. 96 Peres St. Francois. 97 L'Hotel de Soubife. 98 Le Palais Cardinal. 99 Les Religieux de St. Mercy. ACHT EN TWINTIGSTE WIJK. 100 La Place Royale. 101 Les Hofpitalieres de la Place Royale. 102 Les Minimes. 103 L'Hotel d'Hecqueville. 104 Les Filles du St. Sacrement. 105 Les Freres du Calvaire. 106 Les Freres bleu. NEGEN EN TWINTIGSTE WIJK. 107 St. Anaflafe. 108 L'Hotel d'Albret. j'09 du Duc de la Force. 110 St. Catherine du val des Ecolitrs. m Le petit St. Antoine. A 5 DER-  (IO) DERTIGSTE WIJK. 112 L'Hotel de Vïlle. 113 La Place de Greve. 114 St. Gervais. 115 L'Hotel d'Aumont. Ji6 de Fourcy. 117 de Beauvais, EEN EN DERTIGSTE WIJK. 118 L'Eglife de St. Louis. 119 des Filles de VAve Maria. 120 St. Paul. 121 Les Filles de la vifitation de la St. Marie. 122 La Baftille. 123 La Por te St. Antoine, \ia, Le Grand Arjenal. 125 Les Celejlins, TWEE EN DERTIGSTE WIJK, 126 Les Annonciades Celejles. 127 Les Peres St. Ambroife. 128 Les Hofpitalieres de la Roquettte, 129 St. Martha. 130 N. D. de bon fecours. DRIE  C ix ) DRIE EN DERTIGSTE WIJK. 131 St. Marguerite. 132 Les Freres de la Croix. 133 Le Throne. VIER EN DERTIGSTE WIJK. 134 L'Hopital des Quiiize Vingt. 135 Les Freres Angloifes. 136 L'IJle Louvier. 137 L'Abbaye St. Antoine. 138 Les Peres St. Antoine. 139 St. Pierre. 140 La Manufatture des Glacés. 141 Les Freres Picpuce. VIJF EN DERTIGSTE WIJK. 142 L'IJle St. Louis. 143 Le Pont St. Marie. 144 de la Tournelle. 145 L'Hotel de Bretonvilliers. 146 Le Quai Dauphin. 147 L'Eglife St. Louis. 148 Le Pont N. Dame. ZES  ZES EN DERTIGSTE WIJK. 149 L'Eglife N. Dame. 150 Le Palais Archiëpifcopal of l'Archeveché. 151 St. Denis de Pas en St. Jean le Rond. 152 L'Hotel Dieu. 153 Les Enfans Trouvés. 154 St. Pierre aux Boeufs. 155 St. Marine. 156 St. Landry. 157 St. Denis de la Chartre. ZEVEN EN DERTIGSTE WIJK. Zie de Vijftiende Wijk. ACHT EN DERTIGSTE WIJK. 158 L'Hotel Royal des Invalides. 159 Le Palais Bourbon. 160 — petit Palais. 161 L'Hotel d'Auvergne. J62 de Comminges. 163 L'Eglife St. Valere. 164 Les Peres de St. Piere. 165 La Pompe a feu. 166 Champ de la Federation. 167 L'Ecole Royale Militaire. NE-  (it) NEGEN EN DERTIGSTE WIJK. 168 L'Hotel d'Harcourt. 169 L'Eglife de St. Jofeph. 17c Les Hotels de Lignet & Villars. 171 les Carmelites de la Grenelle. 172 La Vifitation, Rue de Bac. 173 Les Hotels de Molt gt de Vabelle. I?4 de Luines & d'Alegre. 175 Les Per es de St. Thomas d'Aquin. I?6 —. Hotels de Rohan EP du Romain. 177 —- Theatins. VEERTIGSTE W IJ K. 178 Le College des quatre Nations. 179 L'Hotel de Rochefaucault. 180 ■ — de Conti. 181 Les Petits Per es Auguftins. 182 L'Hopital de la Charité. 183 L'Abbaye Royale de St. Germain des Prez. EEN EN VEERTIGSTE WIJK. 184 Le Theatre Francais. 185' Les Cordeliers. 186 St. André des Arcs. TWEE  ( 14) TWEE EN VEERTIGSTE WIJK. 187 UHotel de la Marche. 188 de Puilleux, Coucy, la Motte en Maurepas. 189 Les Recollets. 190 L'Hotel de Narbonne. 191 Les petites Maifons. 192 — Incurables. 193 Les Premontrés. 194 Freres St. Thomas. 195 Le bon Pafleur. 196 Les Miffionaires Etrangers. 197 Convalefcens. 198 Hotels deMatignon, Rohan, Chaul- me £f de Biron. DRIE EN VEERTIGSTE WIJK. 199 Le Luxembourg. 200 Les Filles du St. Sacrement. 20 r ■ Benedictines. 202 Carmes déchaujjéz. 203 St. Sulpice. 204 Le Foire St. Germain. VIER EN VEERTIGSTE WIJ K, 205 Les Thermes de Julien. 206 St. Severin. 207 St.  C 15) 207 St. Gervais. 208 Les Mathurins de la Sainte Trinitê. 209 La Sorbonne. 210 Les Jacobins de la Rue St. Jacques. VIJF EN VEERTIGSTE WIJK. 211 L'Eglife St. Genovieve. 212 Le Pantheon Francais. 213 Le College de Louis le Grand. 214 . du Pieffis. 215 St. Jean Lateran. 216 Le College de Lizieux. 217 de Navarre. 218 —■ de Boncourt. 219 1 Royale de France. ZES EN VEERTIGSTE WIJK. 220 Les Bernardins. 221 Le College de la Moine. 222 St. Nicolas de Chardonnet. 223 La Holle du Vin. 224 Les Peres St. Vittor. 225 Les nouveaux Convertis. 226 Jardin des Plantes. •227 St. Pelagie. 228 Les Hof pitalier es de la Mifericorde de Jefust ZE-  ( i6 ) ZEVEN EN VEERTIGSTE WIJK. 229 Le Jardin des Apothecaii es. 230 St. Agathe. 231 Les- Capucins. 232 L'Obfervatoire. 233 L'Abbaye de Part Royal. 234 Royale de Val de Grace. 235 Les darmes de la Rue St. Jacques. 236 Le Seminaire de St. Maghire. 237 L'Eglife St. Jacques du haut Pas. 238 Les Feuillants. 239 Les Chartreux. 240 La Vifitation du Fauxboitrg St. Jacques. 241 Les Urfulines. 242 Les Feuillantines. 243 Les EenediÜins Anglais. 244 Les Cent Filles. 245 Les Religieufes de la Prefentation. 246 Les Filles de St. Michel. ACHT EN VEERTIGSTE W IJ K. 247 Les Patriarclies. 248 L'Eglife Paróiffale de St. Medard. 249 St. Martin. 250 de St, Marcel. 251 St. Hippolyte. 252 L'Abbaye des Cordillieres. 253 La Fabrique des Gobelins. 254 L'Hopital General de la Salpetriere. Het benedenfte Comportement behelst de uitge•ftrektheid van het Departemsnt van Parijs.  3? . ^TVw/hr c>,W//