0, „24 0222 UB AMSTERDAM  VERKLAARINGEN der KORTE STELLINGEN van HERMAN BOERHAAVE, In zyn Ed. Leeven Hoogleer aar in de Medicyns, in de Academie te Leyden, &c. over de KENNIS EN GENEEZING DER ZIEKTENS. door GERARD BARON van S WIETEN, Raad en Eerfle Lyf-Arh van Haare Keizerlyke- Majefteiten, &c. Uit het Latyn Vertaald. door B. J Ü R R N S , Med. Do&. ■ VIERDE DEEL, EERSTE STUK» MDCCXCL Te AMSTERDAM, gy F. j. vak T E T R O O D E, Boekverkoop».   VERKLAARING DER KORTE STELLINGEN van HERMAN BOER HA AVE, over de KENNIS en GENEEZING der ZIEKTENS. DE LONGTEERING. 6. 1196. Tndien de zweer de longen zodanig heeft uit1 geëeten , dat daar door het geheele lichaamsgeftel verteerd word, zegt men dat de zieke door de longteering aangetast is. Teering, een woord van &n £ tfn'mv afgeleid, betekend by de Grieken fomtyds bederf, dikwerviger nogtans verteering en afneemino-, dus wierd de maan op 't einde lopende ylxu o-enoemdl zy gebruikten het zelfde woord, wanneer zy de zon op 't ondergaan zynde aanduiden : want het fchynt, datzy9<'sir tegen rj .Vy&'« overgefleld hebben: waarom zy, wanneer de maan in het afgaan was, 5 Patholog. Lib. V. Cap. X. pag. 11c. (A) Lib, IV. Cap, IV. No. 5. pag. ao2.  j.II98. DE LONGTEERING. 5 xamAretaus (i) is naauwkeuriger geweest in deeze te ouderfchetden* want hy noemde het enkel rfv™ of ««/.«W*^ , wanneet het bloed uit het hoofd, verhemelte, de keel, enz. komenue, wierd uitgefpogen, maar indien het uit de borst , en de aldaar leasende ingewanden voortkwam; voornamentlyk uit de long en de loncrpvp, heeft hy het *Wy«yW genoemd, om dat het bloed na boven'klimt: Trallianus heeft ook dit woord georuikt, om dezelfde aandoening te betekenen. ■ . Maar aangezien 'er op verre na een andere voorkennis is, wanneer het bloed uit de inwendige deelen van de mond voortkomt, of wel dat het uit de neus, in de keel nedergevallen , uitgefpogen word, dan wel wanneer het uit de long is gekomen; ja dat 'er zelfs eene andere geneeswyze vereischt word ; daarom moet den Geneesheer zorgvuldig de plaats onderfcheiden, uit welke het bloed komt, dat uitgefpogen word; en hier word zekerlyk geene kleine oplettendheid vereischt. . Indien het bloed te gelyk met de hoest word uitgefpogen , is het bvna een zeker teken, dat het bloed uit de long komt , alhoeweUdit zoude kunnen bedriegen, ik ben by een jongeling geroepen geweest, wiens neus in deflaap begon te bloeden, en aangezien hy IaaS met het hoofd lag, heeft het bloed, door de achterfte gaten van de neus en de keel nedergevallen zynde , de hoest verwekt, waar door ontwakende,heeft hy bloed gefpogen, waar door de zieke ten hoogfte is verfchrikt geweest, gelovende dat hv een bloedfpuwing had. ik hebterftond zorggedragen, dat hv de mond en keel terftond met laauw water zoude fpoelen, en te gelyk recht op zitten in het bedde, het hoofd een weinig voor over gebogen: geduurende een uur lang heeft hy vry fterk uit de neus gebloed, maar de hoest was verdweenen, en hy fpoog 8 geen 00 De Cauf. & Sign. Morbor. Acut. Lib. II, Cap. II, pag. \1> (F) Lib, VII. Cap. I. pag. 285. A 3  *.«'«©- gebruikt om dit zelfde te beduiden, het geene verdunning en. ontfpanning* betekend , dus leest men dikwerf O) Dé cauf. & fign. morb. acut. Lib. II. Cap II. pag. 12. («) Areta?us ibid. p. 13. Galen, de ufu part, Lib. VIL Cap. IIL Charter; Tom. IV. p. 452. (o) Lib. IV. Cap, IV. pag. 203,; (^).Ibideav  8 DE LONGTEERING. §.1198. werf by Galenus «p*.»™** Qtig/Aotx.», welke tegen -als TWMÜ-nx.oit tegen over gefteld zyn. Maar aangezien 'er groot onderfcheid is zo wel in de voorkennis als in de genezing, dewyl de bloedfpuwing op deeze drie manieren ontftaat, zal het de moeite waardig zyn ook over de kenmerken van ieder in 't byzonder te fpreeken. Wy geloven dat de bloedfpuwing door het verbreeken van de vaten ontftaan is, indien zodanige oorzaken voor af gegaan zyn, van welke de verbreeking der vaten te vreezen is, dus indien het bloed onverwagt word uitgefpogen door een flag, val, het opheffen van zwaar gewigt, hevig fchreeuwen, gramfchap enz., weeten wy, dat de vaten gebroken zyn door groot geweld de longen toegebragt (q). het is wel te vreezen dat zy door de fchielyke verbreeking der vaten, wanneer het groote zyn, met het bloed de ziel verliezen en fchfelyk fterven, hoedanige gevallen'er veeIe in de geneeskundige waarnemingen worden gevonden; maar wanneer zy dit eerfte gevaar te boven zyn gekomen, is 'er groote hoop overig voor de genezing: want de aaneenhegting van de verbreeking valt gemakkelyker, om dat de lippen van de wond elka der raken Cr), want aangezien de wond versch is , en het lichaam anderzints gezond, zal men de aaneenhechting van het verbroke vat kunnen hopen, indien alles, wat §. 1200 zal gezegd worden, gefchied. Maar wanneer de bloedfpuwing door de uitknaging der vaten ontftaat, zal de genezing veel moeilyker zyn : Aretaus(s) heeft zeer wel gewnarfchouwd : zvant het word een zzveer, geen wond. het blykt van zelfs, dat de zweer, in de uitgeknaagde long door de fcherpte der fappen ontftaan veel moeilyker is om te genezen , als een verfche wond door een geweldige oorzaak ontftaan. edoch men weet dat de uitknaging de oorzaak van de bloedfpuwing is, indieu 'er geen geweld uitwendig peoeffend is, indien een langduuriae en kwellende hoest voor af is gegaan, inditn 'er eemge 6 pyn (jj) Aretasus Ibidem, (f) Ibidem pag, 14. CO Ibid. pag. 15.  $.1I98. DE LONGTEERING. 9 t,vn inwendig in de borst is waargenomen geweest, indien het bloed maar in kleine hoeveelheid word uitgefpogen, hoewe byna aeduuria aan, of dat ten minfte de bloedfpuwing zeer dikwils wederkeert, want de vaten gebroken zynde, word wel een ruime hoeveelheid bloed uitgeworpen, maar word fchielyker geftilt. om deeze reede heeft Chriftophorus Benediblus (t) vermaard , I ondonsch Geneesheer der vorige eeuw, die het best over deeze ziekte heeft gefchreven, hoewel hy een moeilyke manier van fchrvven gebruikt heeft, deeze regel van voorkennis gefteld: het bloed dat op een hoop by pozen in de borst vloert is minder «evaarlyk, als dat allengskens en geduurig uitvloeit; zvant de wederkeerende vloejing, Moewei zy overvloediger is, ts een toeval der ontfluiting , maar die geduurig langzaam gejchied, een toeval der doorëeting. Maar wanneer de monden der vaten door ontfluitmg verwydert het bloed uitftorten in de luchtvaten van de long, welk bloed daar naar gemakkelyk door een lichte hoest na buiten word gebrast is 'er veel minder gevaar, want de vaten, hoewel wyder geworden, blyven in hun geheel, en de fappen zyn goed, anderzints zoude 'er een uitknaging eerder als een ontfluiting ontftaan want zo dra het bloed door de uiterfte eindens der vaten kan ^aan, verminderd de uitzetting, en door hunneeigeneveerkracht toegetrokken, worden zy in korten tyd zo nauw, dat zy ffeen roodbloed meer door laaten, maar welalleenlykdegewoone fappen dunner dan het bloed, want het roode bloed gaat natuurIvker wyze nimmer uit in de longpypjens of luchtvaten van de W maar wel de van het bloed afgezonderde fappen, welke bevochtigen en met een gladde flym de geheele inwendige oppervlakte der longpypjens overkleeden. het heeft in het voorbeeld een weinig te voren aangehaald gebleken, dat een uitgezet vaatje in het vangend vlies van het verhemelte, duidelyk zichtbaar door het bevatte roode bloed, zich in weinige uuren aan het oog heeft ont- (i) pag. 106. tabid. theatr. ViEiiDE Deel. B  jo DE LONGTEERING. §.119%. onttrokken, dewyl het op nieuw tot zyne gewoonlyke en natuurlyke wydte wedergekeerd was. Edoch Jretaus («) tekend aan , dat dit zoort van bloedfpuwing de vrouwen overkomt, welkers Honden wederhouden worden en dat dezelve maandelyks wederkeert, en dikwerf wederom komt, ten zy zy genezen word. maar hier over zullen wy naderhand in dit zelfde Hoofddeel handelen, en als dan zal hec tevens blyken, dat de genezing van zodanige bloedfpuwing niet te verzuimen is, alhoewel zy te recht voor min gevaarlyk word sdiouden, dan de overige. Maar aangezien de bloedfpuwing niet in een longteering veranderd, ten zy dat zy een verzweering in de long heeft veroorzaakt, moeten wy in aanmerking nemen, op wat wyze dit gewoonlyk gefchied. . Indien de bloedfpuwing ontftaat door de verbreking der vaten ; door de voorafgegane hevige oorzaken , welke te voren opgenoemd zyn geweest, als dan is het waarlyk een wond , en alles wat in een verfche wond voorkomt, heeft ook plaats , en word door een aandachtig Geneesheer waargenomen, hier over is§ 158. oefproken. aldaar ter plaatfe is No. 1. gezegd geweest, dat de gekwetfte deelen allengskens meer en meer van elkander afwyken : het zelfde gebeurd ook hier; want ten zy 'er een groot vat is gebroken, dat met golven een overgroote hoeveelheid bloeds ftost, be gewaasfctaouwd , de teeringen zyn allergevaarlykst, zve/ke uit de verbreking van dikke aders ontflaan. . Maar een andere reede, waarom dikwerf een verzweenng der W op de bloedfpuwing vorgd, word uit het maa.zel zelve van ditbgewand begrepen, indien de opgeblaze long "«gedroo|t M Coac. Prsnot. No. 43»- Charter. Tom. VIII. pag. 878. w ,. ■•■ Ba  ja DE LONGTEERING. $.1195. word, en naderhand doorgefneden, vertoond zy zieh geheel celachtig , niet alleen om dat de uiterfte einden der longpypjens_ in holle vliesjens eindigen, maar het celachtig weefzel vertoont zich ook duidelyk, het geene de tusfchenwydtens tusfchen de luchtblaasjens overgelaten vervuld, en door ontallyke flagadertjens bevochtigd word, gelyk men duidelyk door het vergrootglas ziet in de gelukkig opgefpote vaten der long. wanneer het nu gebeurd is dat deeze vaaijens verbroken zynde, het bloed in dit celachtig vlies word uitgeftort, zal het uirgeftortte bloed, door het verblyf bedurven en fcherper geworden, de verettering en longzweer kunnen voortbrengen, want het uirgeftortte bloed , dat in de luchtvaten van de long zit, zal lichtelyk door de hoest uitgeleid kunnen worden, maar het geene in het celachtig vlies van dit ingewand vergaderd word, kan langs deeze weg niet uitgaan, ten zy de naburige longpypjens, reeds doorgeëeten zynde, het zelve een uitgang heeft gevonden, de waarnemingen van Hippocrates fchynen te bevestigen het geene gezegd is: want hy fchryft aldus (x), ter plaatfe alwaar hy de oorzaken opnoemt, waar door de long etterachtig word. aangezien''er eenigeader in dezelve gebroken is; edoch zy word door den arbeid gebroken: en wanneer zy gebroken 'is, indien de ader dik is, ftort zy meer, maar indien zy dun is, minder bloed; en hy fpouwt wel terjlond eenig bloed uit, maar, ten zy de ader toegetrokken is, word een gedeelte in de long zel],fandtgbeidmtlikt zvordC) -maar de zelfde lymagtige fpyzen kunnen door het enkel verblyf en warmte van de plaats, een groote fcherpheid bekoomen. de zagte gelei van hartshoorn bederft vry fchie]vk i i deZomerhitte: als dan verliest zy Iiaarelymagtighemwel maar vloeit weg tot een verrot fcherp famenfmeltfel: gekneed b ood ontaardin korten tyd tot een zuure fcherpte : Hippocrates Cn) vreesde een gevaarlyke uitknaging van de zagte flym in de longen by een vergaderd, zvant de longen zvorden vervuld'm£ (ni) Ibid. pag. 107. $ ge GfaSul£9Cap. V. Charter. Tom. IV. p. >7* C3  «* DE LONGTEERING. $.ri$3. flym, en zy veranderd in etter, deeze eet de longen uit, notihtede zieken genezen lichtelyk. maar indien zodanige gyl niet in de long door de lymagtigheid blyft zitten, maar reeds ïcherp is, ofwel haaftelyk fcherp zullende worden met het bloed door alle de deelen van het lichaam gaat, kan zy al het bloed zodanig veranderen, dat het van deszelfs aangeboore eigenfchap ontaart , en fcherper word, gelyk in 't hoofddeel van de ongedaantheid is gezegt geweest, maar op dat het verlorene zo wel in de vaste als vloeibaare deelen herdeld worde, word 'er een zagte inborst der lappen vereischt; en dus zal'er geen behoorlyke voeding zyn, en de kracht van het lichaam zal langzamerhand verminderen. Bene* diclus fo), die op alles zeer nauwkeurig gelet heefr, dat in deeze ziekte voorkomt, heeft gezegd: de reuk van het lichaam, vooral onder 't zweet en, van de gewoone afzvy kende, en de afneeming van de welgefteldheid van het vel, voornamentlyk van het aangezicht , zvat de couleur aangaat , een veranderde lichaamsgeftelaheid, kzvynende kracht, het verlies deezer zo terJlond in vcele langduurige ziektens ontftaan , zyn voornamentlyk tekenen van de teering. deeze alle betekenen , dat zodanige dingen door de voeding niet herfteld worden, als 'er door de werkingen van het leven en de gezondheid daaglyks van het lichaam verloren gaan. edoch aangezien 'er nootzaaklyk ook iets V&ffi de vaste deelen van het lichaam verlooren eaat, zullen deeze ook bederven indien het verlorene niet herfteld woid. maar aangezien de bloedvaten van de long vry teder zyn in derzelver laatile verdeelingen, en al de indrang van het rechter hart, het bloed voortdryvende, moeten ondergaan, blykt de rede, waarom voornamentlyk de long nadeel lyd door zodanige oorzaak, dit fchynt de rede geweest te zyn, waarom Hippocrates (p) de teering voor?,:■-■ d heeft, wanneer siiffl tekenen van een grooter fcherpte in de l;ïpp-n openbaarden, uitjlag ah of het vel afgefchraapt was betekend (o~) Theat. Tabid. pag. 23. (p) Coac. Prajnot. No. 444- Charter. Tom. VIII. pag. 844.  S;IT98. DE LONGTEERING. *3 W een verteering van het lichaamsgeftel. want als dan is het kend een vei 5 d:naen na de uiterfte eindens van de ïe d he vel zelveCnen uitkna|en: edoeh aangezien de met Kt vervn de oppervlakte der long veel meer ^waasfemd , i l et uitwendige vel, is het te vreezen, dat zy eutdelyk ool 5n« Jïde aangetast, wel is waar dat de uiterlte eindens der uitw'arfemende faten van de long fterk door de kracht van het Ser naby gelegen hart gedrongen worden; en dus «l alhet zeer mwy * b kunnen blyven zitten , zo lang , dat h^kafk a : m r Indien de ^ymagtigheid van het bloed het kan K"age aevoeird word, op dat de uitwaasfemmg t£V£X iL^doo^ word' Z0^lde T ïvlTLSuS volgen, dus heeft Benediclus (^aange- tekend, IIo8. DE L O N G T E P ü I N <3 • 39 het tevens van gelyken de beste geneeswyze is geweest, „^eS^SStSS herfteld wierden, of na andere minder eevaarlyke plaatfen wierden geleid. Van de ambaijen.. Hier van worden verfcheide voorbeelden b? geloofwaardige Schryvers gevonden, welke op te noemen te lang zonde vallen, ik heb zodanige kwaal door dee% oorzaaomftaan, in een anderzints mavAyffmm^ die twee of driemaal in een aar een overv oedige bloedftorSncr lai's de ambaijen had, gezien: deeze uitwerping is door kwade md onderdrukt : hy heeft begonnen een wonderbaare Sofeling in de pols te gevoelen, een weinig daar naar heeft waggenng u f * de } k d wel.. £ naderhand na§ dT borst opklom, en annftonds volgde de ïlnedfo^ men onderfcheide middelen beproeft beeft 3 men nimmer die wederkeerende bloedontlasting an s de ambaijen kunnen herftellen, maar de bloedfpuwing is Serf met de zelfde toevallen op nieuw wederom gekomen, en eindeTvk is hy uitgeteert geftorven , het geheele lichaam voor de do0d opzwellende, reeds had Hippocrates (n) gcTaarfchouwt, ten zy door iemand die langduurige ambaijert geZZ f eenl behouden word, is 'er gevaar dat de ch teering 'er op volgd. in deeze ellendige fchynt dit beide ^J^\^^o^ng9 door een bloedzuiger veroorzaakt langs de ambaijen veel goed gedaan aan Duretus 9. die reeds'oude? dan vyftig jaaren door dien zyne gewoone neusbloeding onderdrukt was , een dikwervige en pvervloedx^btoedfpuwing heeft gehad, nochtans zodanig is herfteld £t 'et buiten een overgroote zwakte van lichaam, geen 't minfte kwaad overig is gebleven, want hy getuigt van zich Slve, dat hy het jaar daar op volgende doorgebracht heeft mette^ (jr) Seft. VI. Aphor. ia» Charter.'Tom. IX. p.  4o DE LONGTEERING. 5.1198. genezen, te fchryven, en Hippocrates met luiderfemme en vaste zyden (0). De maandftonden of kraamzuiveringen. Het zal naderhand , wanneer over de ziektens der maagden gefproken zal worden, blyken, dat het bloed, door de onderdrukte maandflonden wederhouden, fomtyds wonderlyke wegen langs onderfcheide plaatfen van het lichaam vind. het is wel waar , dat dit dikwerf gefchied zonder verbreking der vaten, door de enkele ontfluiting, en wel op deeze wyze, dat dusdanige ontlasting geëindigd zynde, 'er niets in dat gedeelte veranderd voorkomt, waar uit het bloed heeft gevloeid: hierom indien zulks in een deel, niet zeer nodig tot het leven, gebeurd is, is 'er niet veel kwaad te vreezen. waarom Hippocrates (p) gezegd heeft : indien een vrouw, by wien de maandjionden ontbreken, uit de neus bloed, is het geed maar wanneer het bloed, het maandelyk bloed, na de long, en levensïngewand, gekeerd word, baart het altyd meer agterdenken, offchoon de geneeskundige waarnemingen geleerd hebben, dat zodanige bloedfpuwing langen tyd doorgeftaan is, zonder daar op volgende teering. dus leest men by Hofman (qj van eene adelyke vrouw , die zeer gefchrikt had ten tyde der maandftonden, welke daar door ten eerften onderdrukt zyn. daar op volgden 'er terftond een zwaarwigtigheid op de borst, benaauwdheid der borstïngewanden , en hevige hartklopping : de volgende maand is een weinig uit de baarmoeder gevloeid, maar naar diergelyke toevallen is de bloedfpuwing gevolgd, naar vier daaen van zelf ophoudende, zodanige maandelyke bloedfpuwing heeft negen jaaren lang geduurd, zo nochtans, dat zy ten tyde der zwangerheid ophield, naar de baring wederom keerde , en gedurende al den tyd van 't zuigen, de gewone tyd van weder- kee- (0) Lud. Durer. in Coac. Hippocr. pag. 289. £p) Sect. V. Aphor. 33. Charter. Tom. IX. pag. 214. (q) Med raticn. & fyftemat. Tom. IV. part. 2. pag. 46. vide & Aretaeum de cauf, & fign. morbor. acut. Lib. II. Cap. 2. pag. 13.  $.u98. DE LONGTEERING. 41 keeren behield: intusfchen nochtans heeft de gezondhid daar 't minfte nadeel niet by geleden, het zelfde heeft Bènedi&us (*) ook met zyne waarnemingen bevestigd, dat namentlyk de natuur aan deeze wedèrinkeering gewoon word , en dezelve met minder moeite draagt, dit geluk gebeurt nochtans niet altyd , dat het bloed der maandftonden, door de wydergemaakte vaten der long zonder nadeel word uitgeworpen: het kan aldaar blyven hangen, de vaten verftoppen, ontfteken, en een verzweering in de long en de teering voortbrengen, dit heeft Hippocrates gewaarfchouwd (r) zeggende : by fommige vrouwen word het bloed der ftonden, wanneer het twee maanden lang, als het tegengehouden is , overvloedig in de baarmoeder heeft gezeten, na de long gebragt • deeze komt alles over, dat in de teering is gezegd geweest, nochte zy Wannen in 't leven blyven. maar dit fchynt vooral te vreezen te zyn omtrent die jaaren , wanneer de ftonden natuurlyker wyze gewoon zyn voor den dag te komen, gelyk Benediclus (s) door 't volgende vermaand heeft: indien de volwasfene maagden , die de ftonden niet hebben, de teering krygen, en in hunne borst een opvoering van 't bloed gefchied, ontftaat by hun een allerergfte ontaartiug, een fchielyke teering, dodelyke uilkomst. Maar noch grooter vrees is 'er, wanneer de kraamzuivenngen naar het baren onderdrukt zyn, aangezien het bloed in de vaten en'de boezems der baarmoeder ftilftaande , en door de bykomst van de lugt ligtelyk tot het bederf overhellende, allerergfte kwalen in alle delichaamsdeelen voortbrengt, na welke het afgeleid word , gelyk naderhand breder zal gefproken worden §. 1329. al- (*) Tabid. theat. pag. 13. (r) De Morb. Muiier. Lib. I. Cap. IV. Charter. Tom. Vlï. pag. 73'* (O Theat. Tabid. pag. ui. Vierde Deel. F  4jr DE LONGTEERING. §.1198. alwaar over deeze zaak zal gehandeld worden. Hippocrates (t) heeft gewaarfchouwd, dat van de onderdrukking der kraamzuiveringen, de hoest, aamborftigheid, vervulling van de long,, verzweering enz. te vreezen is. Edoch hoe groot voordeel de bloedftorting uit de neus aanbrengt aan de geene , in welke een bloedfpuwing te vreezen; is, is te voren gezegd geweest, over het niet op eenmaal agterlaten der gewone aderlating, als ook over- de bloedrykheid,. zal men kunnen nazien, het geene §, 106. alwaar over dit alles gehandeld word, word gevonden, want een al te groote volheid der vaten moet altyd voorgekomen worden, wanneer men. voor de bloedfpuwing bevreest is. Maar dat de bloedrykheid, en de daar dikwerf op volgende bloedfpuwing, te vreezen is by die geene, die eenig lid afgezet zyn, heeft uit het geene §. 474. gevonden word, gebleken. 2. Allerlei groote kracht de longen toegebragt, doorhoesten, fchreeuwen, zingen, lopen, zwaare krachtoeffening van het lichaam, gramfchap, allerlei wond, door welke oorzaak ook toegebragt. Dat ook de groote vaten door een groote kracht kunnen gebroken worden, is al te zeer bekend, hoe veel te meer is dit in de zo tedere longvaten te vreezen. het fchynt eerder te verwonderen, dat dit niet meer gebeurd, en vooral door de hoest, welke de geheele borst zo hevig fchud , en tevens uitwerkt, dat de zeer vervulde longvaten allerfterkst uitgezet worden : hier door zien wy, dat by een mensch die fterk hoest het geheele aangezigt gezwollen is, de oogen met bloed overftort worden, dewyl het bloed uit het hoofd niet vry kan wederkeeren om dat het hart vol is., en het bloed niet vry door de long. kan (t) De Morb. Muiier. Lib. I. Cap,, 45, Charter. Tom. VII. p. 755,  §.M9«. DE LONGTEERING. 43 kan jagen , daar het bloed intusfchen fchielyker door de flaglèrs word bewogen: ja in die wreede hoest, welke fomtyds a£nee? heerschtb, zien wy dat het aangezicht der ellendige S blaauw word, en dat zy byna flikken, waar door dikSerf een bloedfpuwing volgd. ik heb van een geloofwaardig Geneesheer gehoord, dat dl darmen gebarften zyn in een ellenKnd! d'at in een aanval van de kinkhoest was geftorven. Hofman (u) haalt een geval aan van het lichaam van een wervelenvan de rugh, door de hevigheid der hoest door midden ge, brHoe'aroot Reweld de longen toegebragt word door fchreeuwen, zingen," fterk! uitoeffening der lichaams krachten is te vorenjt gezegd geweest, alwaar over de oorzaken der longontftektag gehandeld wierd , het is dierhalve niet te verwonderen, dat ook deeze vaten breken kunnen, en dat 'er een gevaarlyke bloedfriwing op volgd. de long van Antigonus f>) k door 't fchreeuSen m den ftryd gebroken, of gelyk andere verhalen , door Wvdfchapin de fpeelen, naar de overwinning uitroepende, ogeiJkkSe dag! hy heeft de kracht van't bloed uitgeftort, en is door een fcherpe koorts aangetast geftorven : zyne long was reeds befmet, nochte hy is onder zyne kwaal weggezonken, hopende dat hv in de grootfte overwinning en Oachüng van vreemie volkeren heerlyk zoude ftetven. het gevaar der bloedfpuwing is het groot* van al, wanneer een mensch door de hevigfte gramfchap ontflo£n f hreeuwd. dus leest men van Sulla (*), dat hy door eene al te hevige gramfchap, en een onmatig geweld der ftem, met een (luiptrekkende borst, de ziel met bloed en dreigen vermengd, heeft uitgebraakt, maar hy was het zestigfte jaar zyns ouderdorns ingetreden, op welke levenstyd de vaten zeer fterk zyn , ja reeds O) Medic. ration. & fyft. Tom. IV. part. 3. P*g- 377» O) Plutarch. Agis & Cleom. Tom. I. pag. 819. 00 Valer. Max. Lib. IX. Cap. 3.. F a  44 ÖE LONGTEERIN G. 5. rroS. eeltachtig beginnen te worden, en daarom is deeze ziekte zeldzamer by oude lieden, byna alleen maar door zodanige hevigé oorzaken ontftaande. ö Hierom heeft Hfppseraies voorzichtiglyk gewaarfchouwd (V), dat wanneer de bloedfpuwing door zodanige hevige oorzaak ontftaan, genezen is , iemand niet raategen de zvind moet inlopen, nochte te paard, nochte op een wagen 'ryden ; hy moet ook het fchreeuiven en de gramfchap vermyden , want 'er is gevaar datde ziekte wederom keere. en elders (z), alwaar hy de ziektens der vrouwen befchryft, welk in een ftad wonen tegen over het noorden gelegen, voegt hy, naar dat hy gezegd heeft, dat zy moeilyk baren, maar zelden een miskraam krygen, 'er by : 'er ontftaan ook dikwervige teeringen uit de haaring, want hy hun ontftaan door de hevigheid verbrekingen en fcheuringen. zekerlyk word in die laatfte pogingen van een barende vrouw, wanneerde vrucht op 't oogenblik ftaat het licht te aanfchouwen , een overgroot geweld aan de vaten toegebragt, vooral indien de vrouwen voor de eerfte maal baren en reeds bejaard zyn , en ik heb gezien, dat op de verbreeking der vaten in de hersfenen fchielyk een dodelyke beroerte door deeze oorzaak is gevolgd : in een lichaam van een tenger geitel, worden de vaten der long door dit toegebragt geweld dikwerf zodanig verzwakt, dat de bloedfpuwing naderhand volgd. Tevens begrypt men, dat de bloedfpuwing van de opgenoemde oorzaken noch meerder te vreezen is, indien een groot gedeelte der longvaten door een knoestgezwel of flymprop verftopt zyn, of door eenig naby zynd gezwel zodanig gedrukt, dat zy het bloed niet vry kunnen doorlaten : want als dan worden de doorgankelyke vaten der long zo veel te meer gedrongen, indiende beweging van het bloed door eenige oorzaak fchielyk verhaast word. dus heeft Hofman. (V) in een tedere maagd gezien, welke door Cy) De Intern. Affeft. Cap. I. Charter. Tom. VII. pag. 639* (V) De Aëre locis & aquis No. 12. Charter. Tom. VII. p. rga. 00 Medic. ration. & lyftem, Tom, III. Cap. XVI. pag. 265.  §.n9». DE LONGTEERING. - 45 door de opftóppirig der maandftonden langen tyd een moeilyke Omhaling had gehad, dat zy al hoeflende een overmatige hoeveelheid bloeds gelpogen heeft; maar tevens harde, vleezige^ Iroote brokken uit de keel zyn getrokken , welke naar het ondêrzoek bevonden wierden flymproppige te zamengroeijingen , welke vier oneen en meerder wogen, de voorafgegane toevallen, en de dodelyke bloedfpuwing, fchynen te leeren, dat de longvaten opgeoropt zyn geweest met flymproppige te zamengroer7hien, vvelkef de long daar naar gebroken zynde tevens met een overmatige hoeveelheid van bloed zyn voor den dag gekomen om de zelfde reede fchynt de bloedfpuwing te volgen , indien iemand die bezweet is , met groote teugen kouden cirank heeft ingedronken: by een andere gelegenheid 5< wanneer over de oorzaken van het zydewée §. 881. gehandeld wierd, is aangetekend geweest, dat de flam der opklimmende holle ader , en de zeer Jro^te rechter boezem-holte van het hart tegen het dunne oeesacWé gedeelte van het middenrift aanleggen , hier door , wanneer de maagh fchielyk met yskoude drank vervuld word , wees men met reede, dat het bloed dat aanftonds door de longvaten zal moeten gaan, door deeze onverwagte koude geftremt , ondoorgankelyk blyve zitten inde laatfte naauwigheden derzelve, en duS fchielyk een dodelyke tongontfteking vo ge of wel de vaten gebroken zynde, een allergevaarlykfte bloedfpuwing. Clemens (!) zich in den ftryd verhit hebbende, en ontydig water ^dronken hebbende, heeft veel bloed gefpogen, en konde met fpregf k heb eenigemalen diergelyk ongeluk zien gebeuren door dezelfde Oorzaak? Trallianus (c) heeft onder de oorzaken van de bloedfpuwing de koude opgenoemd, als ook Galenus DE LONGTEERING & « „ Aer7t\veï monden worden alleenlyk maar weid toegebragt maar J™^"^ vastgeiteld heeft, dat allengskens wyder. waarom S pymn gefchie- de hloeJfpu^nge^ JLrs ? als de den, ^.^^^^knagtll van de ader, of op wat jaagd, nochte aldaarlangen tyd blyven of men. maar wanneer hetuit «? ^ ' d h*et kunnen ftfl. broken,18 worden en d rhS als brokken door de hoest ftaan brokkrg worden en n ^ den> maar uitgefpogen worden geiy de bloedf ng , maar die hoest is ***^*™J„otAta, om dat het het vloeiend moet eerder «Jj^SSwle, gemakkelyk boven uitgebragt bloed, m de longpypjens w word. tevens is de ingeademde door de natuurlyke lymachtig- he\Ze bloed wor?zy n et terftond daar uitgewerkt ; en heid van het bloed , woro *yom deeze daarom komt het bloed fchutrnenti/nort de wonde* in de borst r^fff^^^^^Të^ZTd bloed, het zy uit gehandeld wierd, de n j °8 de w^ke leer. de wond, of mt de mono, was d edrorigen. den, ^ V^rï« Ó>), A> hierom zegd Hippocrates ^qj, j V2 (jr 2.  $2 DE LONGTEERING. $.1199.. fpuwcn het zelve uit de long. waar mede Galenus (r) overeenkomt, alwaar hy over de bloedfpuwing handeld , en over de tekenen, welke leeren, uit wat plaats het bloedis voortgekomen; 'dus fchryft hy : waar omtrent men naarftiglyk in aanmerking moet nemen, of'er iets fchuimachtigs tevens uitgeleid'word; want dit is het allerzekerst teken dat hei uit de long komt. Intusfchen moet men niet ontveinzen, dat 'er andere plaatfen by Hippocrates worden gevonden , welke fchynen te leeren, dat dit fchuimende bloed ook van andere plaatfen kan komen, dus word in de verzamelde voorkennis gelezen /V); die fchuimend bloei fpuzven, zonder pyn onder het middenrift , fpuwen bloed uit de long. het is wel waar, dat in de voor-Helling het woord e>s'*t week der rechter zyde jpuwen lTuit delever, en veete ftervener van. naderhand (»> heel t hy dezelfde voorkennis herhaald , 'er enkel by voegende, zy jl erven Nochtans overtuigen deeze plaatfen van Hippocrates niet, dat deeze fpuwing van fchuimend bloed onmiddelyk uit de long feomt maar dat zy eerder aan een verafgelegener oorzaak, waarop de bloedfpuwing volgd , de verhindering van de vrye dooreg van het bloed door dit ingewand moet toegefclireven woiden in het vorige Hoofddeel heeit by de letter 8. N • i. gebleken, dat de bloedfpuwing dikwerf ontftaat door de onaerdmkking der gewone bloedontlastingen, maar dat het nochtans niet zeer eigenaartig gezegd wierd , dat een bloedfpuwende v ouw, de ftonden onderdrukt zynde, bloed uit de baarmoeder Lo« al het bloed uit de buik-ingewanden wederkeerende , moetb"door de lever gaan; indien dierhalve in dit mgewand zonnig beletzel zit, dat de vrye doorgang van het bloed wegneemt, fchynt het bloed door kramptrekkingen van de buik wederom gedrukt te worden in de flagaders, en dus zal , de c^er ge vaten fchielyk vervuld zynde, de bloedfpuwing kunnen «boren worden: het bloed eventwel, dat uitgefpogen word, komt onmiddelyk uit de long, alhoewel de verafgelegener oorzaak van de kwaal te recht aan de verftopte lever kan toegefchreven worden, maar aangezien het week van de rechter zyde n zodani- geval gefpanneu word en zeer doet en 'er fomtyds pY^ gevoddgwordb in andere deelen van de buik gelyk tn het Hoofddeel van de Ontfteking der Lever en de veelvidahge GheelzuL gezegd is geweest, blykt de reede, waarom Hippocrates «fproken heeft van de pyn in 't week van de rechter zyde fn van de pyn onder het middenrift. want het is zeker, dat men in de genezing op diergelyke dingen moet letten, men («) Coacar. Pramot. No. 408. Charter. Tom. VUL pag. 8tf.(v) No. 450. Ibidem, pag. 878» G 3  54 DE LONGTEERING. i.1199. leest by Ballonius (w) een aanmerklyk geval, van een jongeling van twintig jaaren, door een bloedfpuwing aangetast: men vreest zeer voor de longen ; men doet zyn best aan de longen ; misfchien voord by geluk, zvanneer een zachte hand het week van de zyden raakt, een klopping waargenomen, nochte de loop van het bloed wierd niet gevoeld, anders als of het van het week der zyden na de bovenfte deelen ging, even als of het bloed met de hand geleid zvierd. na mate het na de bovenfte deelen ging, wierd de yzing opgewekt; en wierd als dan terftond uit de longen geworpen, zodanige uitwerping was in de plaats van een bloedftorting, welke aan de jongelingen gemeenzaam was. als dan de voorzorgen welke zy voor de longen gebruikten achter gelaten zynde, hebben zy hun werk gemaakt van het week der zyden. een onnoemelyke te zamenvloeijing gezuiverd zynde , is hem de gelegenheid van bloed te fpuwen, van te voren zueggenemen, het geene zeer wel opgemerkt moet worden. Wanneer Benedi&us ( x), by wien alles byna gevonden word, dat tot deeze ziekte behoort, diergelyk in de oeffening van de geneeskunde had waargenomen, heeft hy het vloeijingen na de borst genoemd, en by heeft gewaarfchouwd, dat de vloeijingen het meest zuoeden 5 by de geene, die Van eenig lid beroofd zyn, of by zvelke door de oppropping der kleine vaten de verder afgelegene ondcorgankelyk gemaakt worden, elders tekend hy aan : devloeijing uit de overloping van het bloed , ofte de verminderde doorftraling is )> evaarlyker in de vaten naby het hart gelegen , als zoel die , welke uit de verder afgelegene deelen in de borst ontfangen word. hy voegt 'er een weinig naderhand by : de longen lyden meer gevaar van de drukking door de verftopte doorgang, door de lever veroorzaakt , als van de zveder omkeer ing door de opgepropte miltvaten. Op diergelyke wyze heeft Aretceus (y} ook gewaarfchouwd , dat 00 Epidem. & Ephem. Lib. I. pag. 41. 00 Theatr. Tabid. pag. 13. 106. "107. 00 De Cauf. & Sign. Morb. Acut. Lib. II. Cap. II. pag. 13.  §.1199- DE LONGTEERING. 55 a ♦ hloedfnuwing voortkwam van de milt en de lever: hy dnpat ' r SS» by, dat dit niet lichtelyk gefchied nochte Saans " dewyl deeze ingewanden gemakkelyker in de maag T darmen kunnen ontlast worden : hy voegt % nochtans hv dat 1 S ni onmooglyk of ongelooflyk is, dat het na boy' f«nr Se lons en de longpyp gefchied, aangezien het bloed ^ Lr^ ™^™>het b,oed r het neusgat der overeenftemmende zyde, in welke het aangeda- in de voortelling gezegd word het bloed meestal bloeiende uitgaat in de bloedfpuwing ,• om da e fomtyds gebeurd, dat het brokkig en zwart word uitge?n0,en, wannee? het te weeten in kleinder hoeveelheid geduSnde eenisen tyd, eer dat het uitgeleid word, u» de long ver- V&tiMX™* miiEa e£n k,dn r f eenlyrk B?, bl?Cd 1 1 W Slcreftort zal de hoest niet terftond volgen, het bloed zal blyven Zkten",?n zal «remmen, maar in een heviger bloedfpuwing Lord helbloed bloeiende en fcharlaken rood uitgefpogen. maar Sneer de oude Geneesheeren zodanige brokkige nochtans niet overvloedige bloedfpuwing waarnemen, hadden zy achterdenken dïdTeigentlyk niet uit de long kwam, maar eerder uit de borst vooral indien de borst op eenige plaats zeer deed. dus word het vrijende by Galenus t» gelezen : wanneer dierhalve iemand, iTop eenleplaats van de borst hebbende, al hoe/lende bloed in fleinehoeveelheid en niet rood, maar nu reeds zwart zvordende en bro^ig uitgebogen heeft, by deeze word de borst t eerst van al ZTedaan ei het bloed word door de long zodanig uitgefpogen , ah de etter in de verzzveering , zvelke door het gevoel waar genoten word tusfchen de borst en de long te zitten, aldus komt ook by fe jene die door het zydewée aangetast zyn, eeri fpog op aller-la Zyze gecouleurd, te voorfchyn. diergelyk word ook by Tralha. (?) DeLocisAfFeftis Lib. IV. Cap. 8. Charter» Tom. VII.p. \6jl  56 DE LONGTEERING. $.IIOp. ws GO gelezen, maar op wat wyze de fluimen in het zvdewée de ziektellof uitbrengen, heb ik %. 888. N° 6. breder getracht te bewyzen. intusfchen nochtans, wanneer 'er geen de minde pyn m de borst word waargenomen , kan zodanige kleine brokkige bloedfpuwing aan diergelyke oorzaak niet toegefchreven worden maar de oorzaak is eerder in de long te zoeken, te voren is ge* zegd geweest, dat de oude Geneesheeren voornamentlyk drie manieren opgenoemd hebben, op welke de vaten hunne bevatte vochten uitftorten, te weeten de verbreeking door een geweldige oorzaak , de uitknaging door de fcherpte, de ontfluiting of groter opening van het uiterlle mondftuk van een vat, zo dat het nu zodanige dingen door laat, welke in de natuurlyke gefteldheid door deeze monden niet konden gaan. maar Galenus voe^d bv deeze een vierde manier welke hy uitbarftins noemdTwanneer het begreepe vocht, door het bekleedzel van het geheel geblevevat als door zweet: en hy beeft gezegd, dat dit gefchied, wanneer de bekleedzelen der vaten dunner wierden en tevens ook het bloed, zo dat het door de tusfchenwydtens der vezelen uit welke de wten te zamen gefteld zyn , a/s doorgezvgd uitging, het kwikzilver geeft mooglyk geen oneigen voorbeeld van de uirbarfling, wanneer het door het leder gedrukt word om te zuiveren : want het gaat door het zelve met allerkleinfte druppeltjes, het leder nochtans in zyn geheel blyvende. maar alhoewel het niet ten eenemale onmooglyk fchynt, dat dit kan gebeuren zo is het nochtans moeilyk om te begrypen, dat het roode bloed, het dikfte gedeelte van alle onze fappen, zich eerder een weg zoekt langs de tusfchenwydtens der vezelen, welke de vliezen der vaten uitmaken, ais dat het uit de flagaders in de aders voortgaat. Galenus fchynt deeze moeilykheid begrepen te hebben (V) Lib. VII. Cap. I. pag. 288. CO Method. Medend. Lib.V. Cap. II. Charter. Tom. X. p. 105.  §.H99- DE LONGTEERING. 57 hen CO ; want hy voegd 'er terftond by, dat de uitbarfting daar en boven fomtyds kan gebeurendoor de ontfluiting van klemde- "Set blykt uit de proefondervindingen, van welke in de be■fch^vving van het zydezvée tndelongontftekingpmg is gemaakt dat deweï voor de vochten in de long-flagader ingefpoten genVakkelvk genoeg is, dat zy in de longpypjens overgaan kunnen door een gflukkige infpuiting van de wasch, doorde longCaders gedaan, komm deeze vatjens duidelyk te voorfchyn , welke de gebede oppervlakte der lugtblaasjeiis yan de long doorbruinen indien eenige van deeze vaten gebroken zyn of dat derze vér uiterftens verwyderd zyn , zullen zy eene kleine hoeveelheid bloed kunnen ftorten, het geene , op deeze plaatfen Slftaande, naderhand geronne , uitgefpogen word maar men Soe daar'en boven aanmerken, dat tusfchen de longpypjens overal een celachtig weefzel word gevonden, en m een met wasch oSevulde, opgeblazen en uitgedroogde long, komen duidelyk KvkPvatiens door dit vlies verfpreid, te voorfchyn. indien Té^^^ va in et1°rgelykgebeurtF, zal het bloed, aldaar ver"aderd niet uitgefpogen" worden , maar za , buiten de lucht foll gheid van deMg zittende, blaauwe vlakken voortbrengen nn dl zelfde wyze , gelyk door een h^Mmg^jzmg^mt&ot* ^.luZLtLdzytdev^gtmed, en in de fcheurbmk en m$™*£™7^™ door de ft^rpte der fappen uiigernaaSzvnde, word waargenomen, het is we waar, dat zodaWlSe vlekken, vooral door een geweldige oorzaak ont£ dikwerf wederom worden opgezogen en verdwynen : maar n dé fcheurbuikige blyven zy niet alleen fomtyds langen tyd , maar omaarten ook dikwerf tot zeer moeilyk te genezene zweemaar men moet aanmerken , dat het uitgeftortte bloed in aXZmaTdoor zeer tengere vliezen word bedwongen , hierfmfS tow 't verblyf fcherper word, of in grotehoe. (c) Ibidem. Vierde Deel. u  58 DE LONGTEERING. §.1109. veelheid de vliezen uitrekt, vind het, deeze gebroken zynde , een weg na de luchtvaten van de long: waar uit een andere oorzaak begrepen word van het fptfwen van geronne bloed. Bene* diclus (d) fchynt dit ook eeniger mate gemerkt te hebben: want ter plaaife daar hy over de fcherpte der vochten fpreekt , vermaant hy, dat deeze niet alleen benadeeld, voor zo verre zy de geftddheid van het bloed veranderd , maar uit de vaten gejaagd word. hy voegd 'er daar naar by, dat de vaten door dusdanige fcherpte geprikkeld, hun best doen om zich te ontlasten, en dat door de uitfluiting van het bloed ; welk bloed, indien het de vaten van de botst is doorgekropen, een voorbode van de teering is, of veroorzaakt blaauwe vlekken, want de aders en flagaders heeft de natuur door de geheele inwendige holligheid van het lichaam met vliesjens hekleed en gewapend, door welke zy, gelyk ah door de uitwendige huid, de uiterfte palen aan de omloop gefteld heeft, indien het bloed, uit de vatjens van de borst afgezon* derd, tegen deeze vliesjens aanlegt, word het te recht eene in* wendige uitftorting van het bloed genoemd. Het blykt tevens, dat door zodanige uitftorting van het bloed, indien het zelve, te lang wederhouden, fcherper word, de grote vaten kunnen uitgeknaagt worden, en dus volgd naar een uitfpuwen van geronne bloed , fomtyds een allerhevigfte bloedfpuwing; het geene Galenus (e)ook heeft aangetekend: ja hyzegt, dat daar door zo eene grote uitknaging is ontftaan, dat 'erveele, op zodanige wyze aangedaan, eenige deelen van de long met het bloed hebben uitgefpogen. Maar hy telt onder de tekenen van een bloedfpuwing, indien iemand een gedeelte van de longpyp, of de Ion» -flagader, of van het bekleedzel van de ader , of ook van het vleesch zelve van de long uitwerpt, en elders (f) bevestigd hy het zelfde, en getuigt, fekleedzel van fk£' ïf £en tevens Send hy alm , dat de ftem de gorgel is geweest en nochtans , hoe wel daar door gekwetste ^ °n andere plaats , alwaar hy ??S^ dit heeft hv in twee aderg aldus is "^^u in een ^eeshwr, die reeds langen beelden uitgedrukt, maar 1. een ^ , TtotedS?** fet 'ikt Tevens m/overvloedig middel van fp'esgla* naa * de 1' uitgevlogen, en hy is bloed een zeer groot ftuk van de long g * ^ terftond geftorven: ook be hy, ge ^^ , ^ ^ deelte van de long/;f^"ie (/O , en in prent uit- dXk^do^^ d e "°ChtanS °? hS SSf néttlgende oprechtelyk bekend : * vat een aderjf (O Method.Medend. Lib.V. Cap. XII. Charter.Tom. X. pag. '%'DeLodsAffeais Lib.L Cap. I. « Lib. II Obfervat. Medic. Cap. XII. Xlll. AlV. CO Anno 161J. pag- "8. "9; v H 2  6o DE LONGTEERING. §.rip#.. voortzetting van de longader, een palm lang geweest te zyn.9, wierd hy 'genoodzaakt te geloven , door deszelfs* zamenflclzel maar door deszelfs fpleet, ter plaatfe daar bet bewysbaar was dat het van een groot er ftam was afgefc beiden, de vleezi.e zelfflandigheid, niet ongelyk aan een Jlymprop,, vertoonden byna het: voornaamfte van dit ireurfpel. Tulplus verwonderde zich te gelyk met andere Geneesheeren, dat 'er zo eene groote. losma.king van een bloed ingewand konde geleideden, zonder, voorafgegaane etter, zo dat dusdanig gelakt vat van alle zelfflandigheid van de long vry fcheen te zyn , als of een, Ontleedkundige zyn tyd 'er toe genomen had, om het belet zei van het om het zelve zittende ingewand weg te nemen, maar hy zo veel te meer in dit gevoelen verlterkt, dat hy deeze afgefcheurde aders in 't openbaar had zien onderzoeken van zyn MeellerPetrus Pazvius, een eertyds vermaarde Ontleedkundige:. daarom heeft hy gelooft, dat het een ongehoord wonderwerk was,, dat de nakomelingfchap zal verwonderen, offchoon zy diergelyk voorbeeld niet zullen zien nochte leezen in eenige geneeskundige gefchriften. Galenus had reeds diergelyk zo veele eeuwen te voren gezien, en door Tulpius worden verfcheide zodanige waarnemingen gevonden. Ruisch (7) zo fcherpziende in diergelyke dingen te onderzoeken, heeft het volgende gewaarfchouwd ter plaatfe alwaar hy gewag maakt van een ilymprop in de langwerpige boezem holte gevonden, welke uitgedroogt, een, ader vertoonde : waar door veele in de borstkzvalen zyn bedrogen gezueest,., wanneer zy door de hoest zodanige flymproppen uitwierpen., gelovende, dat zy uitgejpoge aders vertoond hadden.. Dat de longen door de wonden , en andere diergelyke hevige oorzaken kunnen gefcheurt worden, en dat 'er iets van de aldus gefcheurde deelen uitgefpogen kan worden, is niet ten eenemale onbewysbaar: maar wanneer zodanige oorzaken-niet zyn voorgegaan, is- het naauwlyks waarfchynlyk. wanneer een hevige blóed>- Men leest van Dringenberg ^*)., een zeer ervare Heelmeefter m sGravenhage, een wonderlyk geval, dat hy zonder vooraf, gegaane bloedfpuwing, zonder benaauwde ademhaling , zonder koorts, pyn, of eenig toeval, uitgenomen de hoest , een omrelooflyke menigte getakte ftof inde longpypjens te zamen gegroeir en derzelver maakzel vertoonende, heeft uitgeworpen. Maar de long nu veretterd zynde, is het waarfchynïykgenoe» dat de vaste deelen van dit ingewand kunnen afgefcheiden worden en uitgefpogen, maar als dan zyn deeze gewoonlyk zo oroot niet. dus Benedi&us (m) zegt, wanneer hy de tekenen van een allerkwaadfte teenng, welke al de zorg van de Geneesheer meestentyd belagt, befchryft, dat naar het uitwerpen van een zeer kwade etter ; ook brokken welke van de long afgecheurt zyn selyk ook van de vaten en derzelver vliezen worden uitgeworpen' maar Tulpius verwonderde zich dat 'er zo groote ontbinding van het bloed ingewand de long gefchied is zonder voorafgegane etter De pols is ten tyde van de bloedfpuwing klein, zagt, golvende, om dat het bloed van het rechter hart in minder hoeveelheid na het linker hart komt, dewyl een groot gedeelte van het zelve in de lugt holte van de long nedervalt: tevens moet men in aanmerking nemen, dat de zieken meestentyds verfchrikt worden , wanneer zy bloedige fluimen zien, waar door dehygingook aanwezende i&i welke nochtans van het bloed, de lugtvaten van de long overftromende, ontftaat. Maar de zoute fmaak gaat de bloedfpuwing vooraf, vooral wanneer zy ontftaat door dien de vaten door de te groote fcherpte der fappen zyn uitgeknaagt: maar dat deeze fcherpte fonnyds zout is, heeft uit het te voren gezegde gebleken . en naderhand zal in de genezing van de teering worden waargenomen, dat het zweet, door bekwame middelen verwekt, voordelig is geweest, wanneer het in het aangezicht langs de lippen afvloeiende , een i*ï Ea?u PerfPiratio Hippocr. pag. 114. & feg, Qmj Tabid. Theatr. pag. 104.  s II99, DE LONGTEERING. 63 a fmaak beeft van zich gegeven. Benediclus (») heeft het ZSnde aangetekend : w M"/ uitftorting langs boven U Tl deel dat in de eerfte aanval der bloedftortïng uitgegaan ts, touter maar het gelne 'er op volgen zal zoeter : bet geene fen ie rehk door de Jmaak zal gewaar worden , die bloed uitTeh est ■lal hebben, zekerlyk wanneer een zoute fcherpte m het 'fioed de overhand heeft, zal 't geenzints wonder fchynen dit ook de fpog een zoute fmaak heeft, als zynde uit het bloed afgezonderd, daar en boven nemen wy waar dat m t ; win van de verkoudheid der neus een dun vocht dat dlinde: Kout is, afvloeit, het geene dikwils de neus van binnen en de bovenfte lip met een lastige vervelling aantast: wy nemen waar, dat het zelfde in de long gebeurt, wanneer de verkoudheid de borst bezet, waar door een moeilyke hoest met een Bevoel van pyn ontftaat, als dan word een dunne er. fcheroe foo« uitgeworpen, maar wanneer dit fcherpe van zelfs of door eln zagte voedingswyze, en diergelyke geneesmiddelen nrA vprzaat als dan word de verhoudheid van de neus en I v4fde Sryp, en men fnuit een zagte gekookte ftof uit de neus en word door de fpog uitgeworpen, indien nu zulks fn een ichaam, tot deeze ziekte overhellende, gebeurt is, is 'er een aanftaande bloedfpuwing te vreezen , welke voorafgeAan was van die zoute fmaak. BenediBus had waargenomen , Slvk ik: in het voorige Hoofddeel heb aangetekend , dat de door de bloedfpuwing aangetastte in fneeuw en hagel het meest Z Jonden:maar in zodanig lugtgenel zyn de verkoudheden van de neus en van de borst het dikwervigfte. Ook moet men aanmerken, dat alhoewel de tong het voornaamfte weiktuig der fmaak is, 'er nochtans onderfcheide imaïen worden waargenomen van de oorzaken, welke op andere plaatfen van het lichaam zitten : dus word men een bittere (ti) Ibidem pag« 15.  H DE LONGTEERING, $.1109.1200; fmaak in de mond gewaar, door de fcherpe in de maag vergaderde gal, gelyk in de befchryving der koortfen gewaarfchouwd is geweest: mooglyk kan ook het zoute vont, uit de long-flagaders afgezondert in de longpypjens, een zoute fmaak ju de mond verwekken: dit word voor eerst bewysbaar uit het geene ik §. 888. uit Diemerbroeck heb aangetekend, alwaar over de geneeswyze van het zydewée , door de fluimen gehandeld wierd, namentlyk, dat de zieken de fmaak der bittere dingen ■naar de doorboring van de borst, in de holligheid van de borst gefpoten, gewaar geworden zyn. §. 1200. YYTord genezen i. door een ruime ader- , , ,1 lat!?ö5 a^e derde dag tot de yierde maal toe herhaald , of tot dat de ontftoke korst opheel verdweenen is. 2. door verkoelende geneesmiddelen! welke verdikken, ftoppen, verzagten, lang gebruikt, fomtyds er zeer zachte balfemen daar onder vermengende 3. de zes niet natuurlyke dingen zodanig beftiert, datzy zeer tegenftrydig zyn tegen de oorzaken (1198.) opgenoemd: vooral door zeer zacht voedzel en zodanige levens wyze, altyd daar in volherdende; waar toe voornamentlyk de melkvoeding veel doet. 4. door de byzondere natuur der oorzaak ©f zonderlinge ziekte. Nu volgd 'er, dat wy over de genezing van de bloedfpuwing handelen, waar van in de vier volgende getallen zal gefproken worden. b r 1". De Geneesheeren komen genoegzaam overeen over de noodzaaklykheid der aderlating in deeze ziekte , en dat wel terflond m den beginne, wanneer de zieke bloed begint te fpuwen • het zoude op verre na beter zyn , indien de Geneesheer uit dé aan-  §. 1200. DE LONGTEERING. rtfg aangehaalde tekenen de aanftaande bloedfpuwing heeft voorzien-, dezelve door een tydige aderlating voor te komen : maat hier word o-ehandeld over de reeds aanwezende ziekte, de ader word in de bloedfpuwing om twee voorname oorzaken geopend; te weetèn op dat de hoeveelheid van het bloed door de vaten bewogen verminderd worde , en dus de vaten minder uitgezet worden en tevens in kleinder hoeveelheid door de aders na het hart wederkeerende, de werkmg zelve van het hart verzwakt worde: ten tweeden ook om de ontfteking voor te komen. Te voren-, alwaar over de wonden gehandeld wierd, is gewaarfchouwd geweest, dat de gekwetfte allergevaarlykfte wonden van grote llagaders zyn ontkomen , wanneer zy tot een allergrootfte zwakte door een vreeslyke bloedftorting gebragt, ja zelfs voor doden gehouden waren: 'er noch leven overig was , maar zeer zwak, en dus ontftond de gelegenheid, dat de gebroke flagader weder aangehegt wierd. §. i6r. word dat wonderbaar geval gevonden, van een man wiens regter oxelflagader meteen mes was afgefneden, en wanneer hy voor dood wierd gelaten , is hy buiten alle verwagting genezen : het in de long gebroke vat word nu door al de kracht van het rechter hart gedrongen , hier door, ten zy de kracht van het hart door de aderlating verminderd word, gaat de bloedfpuwing voort, en 'er is gevaar , dat zy, de opening van het gebroke vat groter geworden zynde., de ziel met het bloed uitftorten. daarom heeft Hippocrates (o) gewaarfchouwd , dat deeze ziekte voorgekomen moet worden , eer dat de ader bloed ftort en wyd begint te gapen, en hy zegd, dat de zieke als dan het gevaar kan ontkomen. 'Trallianus (p) rjrees de aderlating wel wanneer de bloedfpuwing door de ver* bre- (p) De Morb» Lib. I. Cap. VL Charter. Tom. VII. pag. 53& (/>) Lib. VII. Cap. ï. Vierde Deel, ï  66 DE LONGTEERING. $.Iaco. breking der vaten ontftond, maar hy veroordeelde dezelve .wanneer de bloedfpuwing door de uitknaging der vaten óntfiaaowas om dat zodanige zieken rank en droog waren (q) i nochtans blvkt het gemakkelyk, dat 'er een overvloedige bloedfpuwing even eens te vreezen is, wanneer het vat is uitgeknaagt, dan wel als wanneer het gebroken is , en dat daarom dezelfde aanwvzins blyft.. het is wel waar dat een ruimer en dikwerviger aderlating plaats heeft in fterke menfchen, en die van een heet geitel zVn dan wel in zwakke, maar zy is nochtans by deeze ook noodzaak! Jyk, op dat de verdere verfcheuring van het geopende vat voorgekomen worde: maar wanneer zo een grote hoeveelheid bloed m de bloedfpuwing uitgegaan is, dat het leven reeds allerzwakst is, als dan blykt genoegzaam, dat de aderlating niet nodi* is aangezien die vereischte tegenwoordig is , welke van de ad&erla! ting verwagt wierd. indien dierhalve een bleekheid in 't aaneezigt, dehppen, oogen, aanwezende is, de pols zwak, de ui* terfte deelen ter naauwer nood warm zyn , de aders zich te za men gevallen vertonen, als dan zyn de krachten genoeg verzwakt en de bloedfpuwing zal ophouden, ten zy de gaping van heteebroke of uitgeknaagde Iong-vatzogrootis, dat al het bloed lanW deeze weg uitgaat, met een dodelyke uitkomst, intusfchen moet men nochtans aanmerken , dat in de zieken door een bloedfnuwing aangetast zodanige bleekheid door de vrees waar mede zv bevangen worden , fomtyds word waargenomen , alhoewel zv maar een kleine hoeveelheid bloed hebben uitgefpogen • maar zodanige bleekheid en te zamen valling der vaten verminderd en houd gewoonlyk in korten tyd op, indien de tegenwoordig zynd£ Geneesheer de moed der zieke opricht, en als dan moet nochtans de aderlating gefchieden. «uwt.eLno.cn- De (£) De Morbis Lib. VII. Cap, L pag. 296*  ^oo. DE LONGTEERING. 6t TV bloedfpuwing verminderd gewoonlyk naar de aderlating, ja W mMStStyd op, ten zv een grote tak van de long-ilagader houd veesten yxi y, • >er 1S gevaar overig , S?t bloedS fw nïw§ derSm keere; hierom moet de aderlating dat i w^a^ld worden : maar de tusfchenpozingen tusfchen meestal herhaald worden m p hoeveelheid van rdeniuit hec het " PPn voorzichtig en ervare Geneesheer in ieder zieke waar£ mt ïllS t^woSnlyk voornamentlyk op het volgende: indlTd^bloedfofwing naar de eerfte aderlating ophield, de zieke i^ïvnüi d?torst gevoelde, de pols gelyk, traag, en nochffns n^ vol wa^de warmte over het geheele lichaam, en voor^om rent de uiterftens minder was als in een gezond lichaam , 1 0S,lin(, perust en vry, ftelde ik de tweede aderlating drie nf «Ttoam^* 20 dra de P°1S V°ldei' beg°^tC- W°rdelV de wa mS ot de uiterfte deelen van het lichaam zodanig was a s de warmte tol « f k t men m dc b0rst een fpan- ^J'SS^^S^ P?» KW? wierd > fe ^ g InJ! Krhaalde ik terftond de aderlating, ook al was het mef;: welke^uuren gel den dat de eerfte aderlating was te werk mZu St dezelfdetoevallen word de meerdere of mindere foefeeiheÏÏvan het aftelatene bloed afgeleid, want het geheele 5 S is het bloed alzo te verminderen dat de vaten mindoeleinde s, ner d o delevenskrachten te verminderen, f J itZTwminde? geweld door de vaten bewogen worden, en dat £aa^ ontfe> om het gebroke vat aan ff hiten eti tevens belet worde, dat het begonne lidteken, Z nochSr'is niet op nieuw en breeke , hier uit blykt ge11 dat'Set niet zekers kan bepaald worden over 't algemeen, S dat 'er een gedurige aandagt vereischt word tot dat geene, dar in de zieke word waargenomen. . Ik beken dat ik fomtyds die ontftoke korst, waar van in dc befchrvving van het zydewée gefproken is geweest, eenige mikt hi het bloed der geene die bloed fpogen , heb waargenomen  te de longteering: 5.laoo; edoch is zy nochtans dikwils afweezende alhnewri^ & n welke reeds opgenoemd zvn, 7 u ? w , toevaHea aanraden ::bmSd^ der,aderlating, die ontftoke l^Sfefe^^^ j« onderfcheidingen voor. fcJien ^Sfefe» iö drie bekkens word omfangen vinc1 ^ " Jde adfr £e]aten die korst,, in de andere n et fomrv^ oT mtyd* m het eeifte of derde,' offchoon S mSlÈSel^™ ^tweede dender beeft Bevloeit- ik heh 'envoJJe"room tnrdegeopenhoeveelheid bS^ais mettvenTof^ï' JS^**» kwytgeraakt: de b'yzynde hafden dk^bloed^n ^eTk? ^ vangen, nochte 'er was eenige ontftoke korst n« ut m , " ge' het bloed uit de ader aetaot had h ^ • ^ p het bloed : maar genezing van deeze ziekte min, ïï.? g .voorde]lg » m de • «a het oordeel van de?Un?e?heeï dt?"g ^ draagt, af: het zal altvd■ Se!d2^ wït ^ V°°r de zieke een weinig meerder te verzwakten ï kr3Chten van de zieke we bloedjuwing ti onto^n 9 het^vaar van een nï*u< o-^G^Ï^fScS^ ^dere reede voordelig: de de koorts, Srwftlï?^ 2eer fterk de °"t"eking en en wel met ™£S&££°I^ZiT^^ ^ ' een dodelyke telring te vreezen 5EL L ^ lonê"zweeren geweest/dat G./i^w^ 100pte een ÏS «■."SS.isgezegtf wanneer de ontfteking 'er b^™ P WMg te SeneZOT> ken zorgvuldiglyk iA) L1?',/ PTem °nS van'gelyt» ë y* W, dat men alle vlyt moet aanwenden, dat , de CO SecL VI. Cap. VII. pag. 3 CO,Lib.,VIII. Cap^LXIX. pag/I7i. Verfa*  I200. DE LONGTEiERlNG. 6p a ^ff.verfche wond geheelt wórde', eer dat zy begint ontfto- aitfpoelen moeten, naar dat de o^ g^f^ wmS word by titppcrate b ^ ^ { „e die ^^i^^.Tvlmien dagen dun word. pyn gevoeh-n enJatJ JM J m zware pyf2 geVoe- maar de koorts te oeooen "l . üeU„ maar uit het Un ;. en altyd versch o^ftekib* en geen6,' dtdohenerz ek eds ^eg^heeft gebleken , dat de van de ontftokene ziene.i& i» g ^eze ziektens is: maar ook aderlating het allerbest mid^ in f etoebrengt om is §.6io. ^^\d^^^^\et blykt dierhalve 5 de Woed- ?pUtnn'e\tonZrèn de hoeveelheid der fappen', aldus dóór e^»i^ zynde geneesmiddeenJ^^^J^J^S geene' welke bevoren ai8. uf{2n£ uit een wond ontftaan , te kwaam zyn om * "oed^ de ^ van deeze bedwingen: maar ^t bl>kt hchte Y^' ziekte hebben, hulpmiddelen in^t geheel^ geen piaats ^ ^ niet k aangezien men met de handen by « n by-. men kan. de te zamen trt™ . , b]vft a]tYfi een' na alleen hier iets j^**™^^ Trachtdadiglieid totmoeilykheid over^ ^\^nd^en:" want deeze genees- ■ ^ © Coacar.Pr^not. No. 427. Charter. Tom,-VilL pag. 87?; • 13^  7o DE LONGTEERING. §.r200> of door de vaten te zamen te trphbpn nf t. „ . ftortingen door beide SfuSrk ii^t/z^f^ hï°ed' zo wy zonden onderftellen, dat de geheele S P,f r™" fterkte van zodanige geneesmiddelen i-n^l i , ln al,e haare zy zekerlyk niet alleen o^eKw&fflm > Zoude« de overige vaten van dit ingewand1 en dus rS* ™*T °P a,Ie pen verdikt zynde, en de vaten? toeSteSk^ 3 Zy' de ^ ging van het bloed'door dc Ion^beleften wL' tyd een dodelyke lone-ontftek ^ ' d°°r 111 korten fchen nochtansVchyntCtwfe vreezen te zyn van het s-ebniiJr rW i« ëevaaV,n 1 SeheeJ met te delen, aangezien %defoï'nfct SmKï^6 Senees™dworden, maar doo/gefloktf dondTtS^ tOegeV0e^d maag en de darmen Spgezojen moeten ZZT^TlT de maar langzaam en zeer afeefoneïd tm ' / zuIlen ZY nen komen: maakt ook b ?k t^ weinig te hopen heeft van dei 11 verte S 't m men a,s dan dikkende kracht, want zy wtken me Vamentrekke"de en verdigherd op de eerfte «£lï&y zy door de monden der aders van A» da™ 1 l yn' zul,en zelve de toegang fluiten tot dat /v hl? T te trekken> zic« drank, of de* gedurig ïóevloeïnd/vod en* ^ ^ «l™^6 zyn, dat zy de zeer tengere Z nJZe l ' fn^8 afS^ld tjens in de holligheid é£%^^ff°^^ ** aderberimpelen, en zy dus éW^^tl^J^Ï^T bloed komen, om deeze reede hebben de rlZ Jug P°dd m he£ vertrouwen gefteld in het ^ebrnik dt 1 Genee^e«en niet veel offchoon zy Wlve^ochtCg woon zv? voo^^r^ dat zy niet en fchynen iets veffite^eblïï fe^ ,°P mooglyk van eemg nut zoude kunnen zvn vnnrh ? ^Zleke ver voorzichtig gebruik vrV zeker is i I eWyI derzeI" SS?SS??« rass - is:  DE LONGTEERING. 71 . nm 7Vn voorzichtige Geneesheeren gewoon dezelve in js: daarom zjn voorz ^ [d tedienen, wanneer de. kleine '5fev.e^^ van diergelyke vereischt. Geneeskundig ^-"^f ytn ffieestcntyd zachte te zamen- n"fl JSddenvoor, armenifebe bolus, gezegelde aarde, trekkende miciauen voo , j . d geneesmiddcle:i bY dit getal, ^JS^J^Sgéhtti te hebben om de ^^ïï^^wS"? van hy vier fcrupulett kWaa! d::;rt-3 eC toediende : "en vry langen t«Mn f vlSfchvnt want hyvermaant, dat een zekere zieke gd/,gtyvaï^^^ gewalgt heeft; waarom hy het e,n!d L ee^nop e!n welriekende'wyn heeft gehangen , en hem Zel7 ^nS die win ïeeeven, met zeer goede uitwerking; voor ien het allerzuiverst^^^S^&M. krachten halve in de wyn ^f^TSdVü te zwakke vaste deele uitoeffent van het yzer door ^e ^ a' d wor. verfterkt worden, de^^^aar te vo?en den, gelyk §. J?« 5.s,j;ergnnrgzaken tot de bloedfpuwing en de onder de voorbem^ in teering zodanige l>cJ"ams en het bfced dun en ontbonden. Welk,£ *\ivïe" de fchynt Morbus f» d, Peruviaanfcbe bast om d»1^^ hoe wel hy zegd, dat de aanwe- 00 Alex* Tralliam Lib- VII. Cap. L pag. 300. & fe* 00 Phthifiolog. Lib, HL Cap. V. pag. 96V  *7* BE LONGTEERING. g.iaoo; tegengehouden en ook de aanflaande voorkomt,, fchynt hy nochtans meer verwachting gehad te hebben van deszelfs verlterkende kracht om het lichaam vastigheid te geven, op dat de toekomende bloedfpuwing afgewend zoude worden, als wel op dat.Se reeds aan•wezende terftond weggenomen zoude worden , gelyk uit het overige, dat in het zelfde Hoofddeel gevonden word, .en by de befchryvingen der zieken gevoegd is, blykt, entevens tekent hy aan, dat door deszelfs gebruik het lichaam allengskens tot derzelver kracht en fterkte wederkeerd. de zeer beroemde Brunner (x) bekend, dat hy geen geloof floeg aan Morton , wanneer hy de Peruviaanfche bast.aanprees in de bloedfpuwing, tot dat Inboor de proefondervinding de waarheid geleerd heeft, en vooral in een rank mensch , voornamentlyk onderhevig aan het neusbloeden, en daar naar bloedfpuwende, eerst wel omtrent de leute en de herfst, daar naar kwam de kwaal zo dikwerf, dat hy naauwlyks een dag vry was van de bloedfpuwing, en het lichaam reeds uitteerde: naar dat verfcheide middelen te vergeefsch beproeft zyn geweest, ja zelfs het gebruik van geite melk , heeft hy hem de koortsbast gegeven, binnen weinige dagen hield de bloedfpuwing op, en de gezondheid is gevolgd: hy verzekerd dat hy diergelyk gevolg naderhand heeft gehad in de genezing der neusbloeding. Maar het blykt genoeg, dat aldaar niet over zodanige krachtdadigheid der koortsbast gehandeld word, door welke zy opeen oogenblik het bloed al golvende uit een gebroke long- vat komende, zoude ftelpen , maar eerder over die kracht van dit o-eneesmiddel, welke de voorbereiding tot de bloedfpuwing zo wel in de vloeibare als vaste deelen verbeterd, waar over §. no3. is gefproken geweest, maar hier word eigentlyk gevraagt , welke geneesmiddel bekend,is, door welkers gebruik men zoude kunnen verhopen, dat een zware bloedfpuwing in korten tyd zoude ,te- : de beroking moet nief terftonTolr tt wtgeknaagde vaatjen of het bloed ingewand weggenomen worden , maar naar veertien dagen eerst naar dat de bloedfpuwing gefiilt is. Ter plaatfe waar over de koortzige yling wierd eeirmdelc als.ook in het Hoofddeel van de vallende 5ekferS?eb£ke^ dat de oorzaak, welke de werkingen der hersfenen lerftoort fomtyds op zeer verafgelege plaatzen van het lichaam zit, en dat het geneesmiddel gelukkiglyk op die plaatzen word toege- In ït h£t V°edfeJ,e? ? 0orlPronS zo zware kL Kn zit. om deeze oorzaak hebben de geneeskundige Beoeffenaara gelooft, dat het niet onmoog'lyk is, dat de blSedfnuX Jonde bedwongen worden, offchoSn het geneesmiddel nïS de long toegevoegt wierd, maar aan een andere lichaams plaats, men vind by de zeer beroemde Hofman een aanmerk'lvke nlaats welke hier toe behoord (c): het is verwonderlykdl een ftri tefamentnkkend middel gebruikt zynde terjlond en zeer rascli ook op de veraf gelegene plaatfen werkt, en dc te zware uitwerpingen door dezthe te famen te trekken bedwingt.; dus hebben wygelicn dat tn iyK u beweging der fappen , door de wryvu,; der-u.ter^yke «J^^ | ^ de w d j door de vaten van ae nuiu nochtans vermeerdert ! fpuwing gcftüt ^^^SÏÏSÏStaT^S het bloed door , eene te lang duurende wyv.ngde bew g g ^ kon)en , het geheele lichaam; gtgwe ™^ £fa .fe > het koud ■ hl deeze f,ekt^ d^ ] water weiverooideelt' ^ ^^edmptlt worde , en daar door 0fuit *™^mj£!£: Z7A varmte der oppervlakte geneesmiddel. d ƒ het uit en inwendig Maar aangezien het zeker , a ^ ^ g&_ gebruik van ^J^^j^*. het zweet volgd, blykt dekt ^r\^^a2mïk van koud water verkregen word, het, dat ^d^%^het ftillen der bloedfpuwing, terwyl hetgCeï drift ^ hef bloed, vooral in jongelingen van een hTefget"^ '"gebruik van koud water bedwongen word, gelyk fl^JSS Geneesheeren hebben eene zeer  «o DE LONGTEERING. $. I2co. PLZtrefemmigRe waarne^ngen, dat , wanneer hy in het Gasthuis, de genezing van een man die bloed fpoog, maar die lïï n, 1 ïl?eff U!FfpÜgCn' e'\C,at h"hem ferftond warei dat nut ys allerkoudst was gemaakt, te drinken heeft gegeven , met die uitwerking , dat het bloedfpuwen terftond byna geheel heeft opgehouden, en hy zich geduurende drie da. gen wel heeft bevonden : de bloedfpuwing zich naderhand wederom onverwagts verheffende, flikte hy oogenbiikkelyk eer iemand hem te hulp tonde komen, de ftraf van zyne onverzg. tigheid ondergaande, dewyl hy niet denkende op zo groot 4 vaar, veel zuivere wyn en gebradè vleesch had gebruikt, wel. u ™V0°rzWëe vrouw heimelyk aan haare ziek leggende man had gehragt. daar naar heeft hy een jongeling aan een dik? wervige bloedfpuwing met een hevige koorts vergezeld die v r^LlTh Hb]0£id T afge£aP£ Cn a"dere geneed en e vergeefsch had gebruikt, water door het ys allerkoudst gemaakt, te drinken gegeven , op deeze wyze , dat hv ten minfte alle kwartier uurs een beker zoude drinken: de bloedfpuwing hield mar weinige uuren op, de koorts en hoest verminderden, en ZkJ j nig d3f" 1,1 V0lk0me §ezo^heid herfteld geweest, welke de vermaarde man getuigt, dat hy tot nog toe geniet. De Rome.nfche Geneesheer Ignatius Gervatius%an Monte F» hfco (o) heeft naderhand door verfcheide gelukkige genezingen de zaak bevestigt, niet alleenlyk yskoud water aan de^ z eken gevende maar zelfs wanneer de kwaal erg was, fpongien meï zeer Koud water nat gemaakt op de bloot? borst liggende- te. vens js een dunne en ftrikte voedingswyze te werk geftelt' geweest, aldaar worden verfcheide verhalen gelezen van bloedfou wingen op deeze wyze genezen, en de Schryver getuigt dat hv gezien ^ gCVol^n van dce2e geneeswyze heeft (O De üfu Aq. frig. in Hamopt. in 4°, Romae i1S aci n we]ke dit be. «^^^S^S^Z^ d'oor een lastige wyzen. ~n man Beduu d neeSmiddelen te ver¬ hoest aangetast, naar dat s ecn fa Q ,£ ys geefsch beproeft waren , s hv by ge dat heC |evallen, en het ys b 1g^j man feakte: t'huis water aan de mond van een g f a neemt een wedergekeert zynde , doet hy een ^ warme fop, en flaaptde gelf^J* da£ de hoest byna ten derde zich des ande.en daags smo , naderhand v^manrdSeeshfer wierd door geheel verdjeencn is W> e aangetast; ver, eenhevigedroge hoest geduu.cn « ek j fcheide geneesmiddelen te ve^geets ^ wierd hy gewf ^aC0denZwPaf alwaar hy een lastige fteeking ge. gedeelte van de longpyp w M « ^ y waar wierd, waarom hy ge , ^ ^ hier te zeer uitgezet, een 1C^'P f f j t v00rdelig zoude zyn uit heeft hy befloten ,dat de ko ude ^ ^ ^ tot toetrekking deezu vaten. fly^. ^ met efini ;ioargTmt^ ht frt Lib. VII. Cap. I. pag- 290. Vierde Deel. l  'DE LONGTEERING. §. I200. hy zich voorder geheel aan de koude bloot gegeven, en il «• JieTOtP wanneer in de verkoudheid de neus beJnt LJÏÏ?"' !S 5et nederd'-«PPende vogt dikwils zo fcherp dat het de vleugels der neus en de bovenfte lip niet alle™ nn/n^ f maar zelfs het vel zodanig uitknaagt dade z el on In"5 '' e neus naauwlyks durven A^A^S^JiiS IS hoest v^en10^ 231 « ~ 'l^.SSSfiïZ ^ of n^ ftet^* ^ tewerk, welke ^e^l^S^^^ pen verzagten: fomtyds worden de te fimenrrètt^j -J?P' Jen by de verdikkende gevoegt, eelvlfbv t i^*- op de een weinig te voren alngSde nh -T ^"tlu"<" morgens zes oneen toediende, en hv eetntei- Lth,* ig , Maar fS tÏ?h t£ Sc,'ent- Hist. pag. 66. ij) labid. Iheatr, pag, 140,  s IJ00. DE LONGTEERING. ' ?3 j„ zweerentc genezen d«« ooi fla,/o„s ftl' Tin ?w5ff&eg&rkc reuk vry fchielyk door fe ^ le SdSÏfchynen te verfpreiden, gelyk: de> p«. eejd, aangena amftreulv van.\ o c g wQrden ?itten a,le ^e?fcineaLi^^ tolSfedïent, op dat zy de beweegmg Zy Hi^^v^SSéSS daar worden in de lyst der genees. en de hitte net ver metx voorgefchreven om alle uitgedrukte ot neder^'l-P | voorzigtige Geneesheeren met M" fSnszegt: »« » « »»»« m de Ternentvu gegeven geweest, voor 't overige worden Tde ly?dPernglnegesmiddelegn by dit getal onderfche.de voorfchriften gevonden 3o.Wat (O Mercator. A&. i. Scen. 2.  U DE LONGTEERING. 5 noo 6°. A eW Art t.L. deeze aie móSn r mgtworPau' Geneesheer zodanig beflierdworde ? rf.fr 660 V00rz,'gtiS brengen aan de aanweezend■ «H e en teSffr" nad6d ^ mooglyk is tegen de te voreT^^mte^T F 7* heete lugt doet zo wel nadeel als de overmatige kot dé - ï aI tG moet zy zodanig gematigt worden TJl 1 g 5 daarora de zyden uitipat. o> w af wwé2'J V V geene van bei' is te voren § .60. bv^Lt PbraScka" worden, maar -gezin^^ gewoonlyk warmer is, daarom verkies mée^ iegg?de gingj een matras met paardshair gevult waaron d^, ^ g' een matig dekzel overdekt mn» ias 'j Waa'op de zieke met word volftrel t veS^ de rust ^^betlichaam bloed door de bewering Va" het ***** groter geweld en hoeve^ bloet niet met hoe ztr^» «i tast, te vreezen z^: weest, door deeze zo grooS bragt worden, dat de I*™ SaïVri ^ ^ te vreezen, dat het gebroken V3 ^r ?? meer 15 het hegtte worden,op nieuw weL^ reeds begon aaneengehal ven met alle zor^^ deeze moet dier. len bedwongen woraem°om^ eïe ftéMde" Sff8^ ^ ten dragen, dat de zieke niet veel forerf? ? ? Z°rg moe" me den dienst der aan weezin deLtott\hl ^ ^ ftem" jn een gevaarlyke bloedfpu^^arfcteuï?0 dar > ^ fchelletje by de hand moet zyn ? Lr* ba ZV de zieke^? Cu) H. Boerhave Ioft. Med. §. 74j. fchou'  DE LONGTEERIN G, 85 §, 1200. UIj tan dat zvne bediende komen wanneer hy hunne fchouweni kan, da£ zjn eenemaale de hevige gemoeds- hulp nodig heefc;^ve"m indien zy by ongeluk ontftaan zyn, aandoeningen *emydcm, " dl ^ |aarover §. io4. gemoeten zy vooiz gt^jk ge ften voordeehg fproken is geweest maaalhoew ^ m geh yer. is, dat de ziek e blgces^Vfe at der aanweezende niet tnyden, dat hy ^J^^^Jmil dewyl door de rust van tot laggen wo. f nood ^ or ,£ het ^^a5nV^Sniende middelen, de afgang dikwils gewoongebruik der py0"11'^ { men een zagt olieagtig khfteer te lyk word tegengehouden, za °>enf |emakkelyker worde: werk moeten ^^^^^Jhafde d^rek met een fterke parsfing Want wanneer de droogeen^n ^ rQ eld aan de moet uitgedrukt woi derr, ft ^ de wederkeenng van een long tpegebragjvreezen. de flaap zy langer dan na gevaarlyke bloedfpuwing te ^ ^ ^ de bcgQnne aan. gewoonte, opdat teni ryu voortgezet worde, levenszorg jS^ fi tïSe van de flaap, wel bedekt eri nitwaasfemende zy. zodat hier niets genuttigt Het voedzel^f™! ze?f lichtelyk tot een grote fcherp • worde, dat fcherp», ot v mee] maar zeer taa,, te ontaart: de fpyze zy «oa ^ brood? groentens, zagte ter deeg rype■ ^uoten ' al te fterke foppen, welke van zeer zagte tuinyrogten, ^ voornamentlyk ge- aile vettigheid wel |««^ ^ ' fa offchoon zy m >6 kookt, welke ^n aang^nam ^ ^ zout zyn toege- oeheel niet, ot terh enz, gereed gemaakt, Lakt. want de foppen v«gen, £ ^ zy >e mishagen te zeer door nu ^ h£t by z de zout by worde gedaan.* n b yan gen geinakke]yker gewoonte is geweest, dat zy £ in ftelden? indi de aaneenhegtmg van het gebjok k£ aan de fa] d. foppen van ^^te*™* ^ ^ ^ ^ fpuwende wierden toegeoiwi^ ge<  U DE LONGTEERING. S. I200. gekookte uiterfte deelen der dieren een raaÜP hm, met regc in deeze ziekte verftoter> pni , deeZe foppen, maar wanneer de zieHe tor Z T? ve?eM™nere hellen, aiS dan doet 'me? g £ffiï^vte^ hoendervleesch by de reeds nnJnZ/ V , ch V00raI in kleine hoe^ 5 Se^^^ Piet oP eenmaal overfteipt on Vofde- want » de2e,';e g°cd, dat in gezonde en fterke menëhen alt'7 y merken °P» mar dat zy des middags vTefgtSn ^ is gewoonlyk op die fyd JanCS^' 3 t?fiï£3 gemengt word, een weinig moeilyker VedcS pm J , ed oorzaake, gedeeltelyk ook om da 1! m/ , y ter deezer voedzel uitgezet de nederdaC vin V,™^,oorrh« gebruikte ke het legt? «oeijyk^ vaten, zelfs door goede fappen is l"ete vree zen RW" de Aand gelaten worden pn Am- »„, „„ lc èei'ezen, dat zy op dezelfde oorzaak, te weeten on fat Ar., wuram- mooglyk ora vult worden; fa^^S™™^™^ gezegd: maar men moet zo drinken, dat wy Te en> de tl deehg te zyn in deeze ziekte. y dmt voor- («0 De Morbis Lib. I. Cap. VI Charrpr Tnm vrr Z° (x) Lib. IV*. Cap. X. pag. Vo* pag' 5s8*  §.„oo. LONGTEERING. %T Zo intusfchen de» ffi wel in geene te grote hoeve^ aangezien het bloed op fchynt zy :^*^^.^ikti ebn dat het bloed lang. deeze wyze' V|oc.baaidei v g ^ d fcherpte lke de pis wegen en de vate n yd is geweest, kan Uier dikwerf ^nd.gt, gel^ , verlost worden, vooi £ovein toe ziekte, door het , hec geene nadeel en vomd doet ^ ^ ^ ^ r volgende op: buitw en oena ^ ^ Uefdens. s fiilzwygen enz. nootz ^rffc ^ 00* ^rmt ftmn- : inning, oKe «» ^Xti^^m °P het ,°°k ! !£ gewoone , met een gelyke hoeveelheid water ot * ^ ^ deg zQ> ter verdunt, ten ^^X^ischt word, neemt men twee j mers meer en ƒ nner dra"k v^eisel t^ dat 3 deelen water of geiften ™ / rd of de meik dik geï zodanige drank met 1» W £L1^iker 0f venetiaanfche zeep te ; ftremt, neemt men en weini™<« , n: zodanjg gelyk met zodanige dingen J ^ ^ . eal loorfchrift word m f ^\f™de teeringagtige en boven' vonden, thppociat s {n aanbevolen; hy voegt mate vermagerde het:pbru« ^ ^ tMrtf er nochtans deeze■ v^^f ^Jorts, geiyk naderhand zal ge^«fft*"' ^X^g deeze ziekte; nochte het gebruik zegd worden , ve z ^ dl deelt: maar wanneer een hevige van melk woid daarom vl dunner voedze] ge. koorts aanwcezende is, als oan moet ^ $ AphSrm,Sea. V. No. o4. Charter. Tom, IX. pag. 237-  U DE LONGTEERING. §. r2oo. bruiken , het geene men gemakkelyk met water of het afkookzei van gerst haver enz., er by te doen, verkrygt: ja alsdan zoude men de vvey van de melk kunnen toedienent hoe veel werks Tralhanus in deeze ziekte van de melk en de zogenoemde meikyoeding, welke alleen uit melk en landvru4n beftaat f», blykt uit het volgende: maar dat zy alle melk eelrmken,en zagte en verfde kaas, vooral van geiten of koeikn want er is voor hun nochte eenig geneesmiddel, of fpys , of iets an ders zo goed ofvoordeelig, als de melk, en die van den beginne af dezelve volftandig langen tyd alleen gebruikt hebben! zyn alle ten ™ai?y hecfC aanSer3^n, dat de melfcvoedimr langen tyd agtervolgd moet worden, tevens de genezing van een man aanhalende , die geduurende een geheel jaar zich van nS^f"11'',6" deeZe voed^yze volftandig gebruikt hebbende, van het etterfpuwen en het hem boven 't hoofd hangend gevaar van de teering verlost is geweest Het overheerlyk gebruik van de rjelk bevestigen alle de waarl7ZïnA Gene«heeren, het geene ik, als'aan een iegelyk bekend, overbodig geagt heb breeder te bewyzen 40. Te voren §. u98. zyn de voorbereidende oorzaken zo wel als de voorttrekkende opgenoemt geweest, op welke men m de genezing van deeze ziekte altyd liet oog moet vestigen" aangezien er niet alleen vereischt word, dat men de aan weel zende bloedfpuwing wegneeme, maar ook dat men zorg dra*e, dat zy naderhand niet op nieuw wederkeere, het geene in deeze ziekte vry dikwerf gewoon is te gefchieden. de voorttrekkende oorzaken kunnen vermyd worden, wanneer een behoorlvfce le. venswyze gebruikt word: maar men voorziet met reede groter moeilykheid om de voorbereidende oorzaken te verbeteren dus kan de kunst geene aangeërfde gefteldheid tot deeze ziekte' wegnemen, en het is te verbeteren, de geene die §. r rog « en j8. worden opgenoemt, nochte dit kan immer fchielyk verkregen (a) Lib. Va Cap. I. pag. 304, Wor"  S.iaoo: DE LONGTEERING. *9 m„. :nfi;en er iets van de geneeskunde te verhopen I'r v ten zei e lyl vermindert door de jaren zelve, dewyl de weest. de lc^'^idIlen L,en de bekende fcherpte tegen- * d°pn worden en uitgeleid; waarover terftond het een en ankunnen worden en uïcgeic; , verhopen een platte en dei" ^^i^^^J, een laïge hals, naauwe bont, nedergeora aanftaande bloedfpuwing en Welke onde de ^enen van ^ verbe intusfchen teenng §. HQ»- °Pf "","nwe] wiens gezag in alles wat deeze getuigt Benediüus (O^^J.^Saargenomen is geweest ziekte aangaat zeer |^ »' ^ deneeswySze. want hy fchryft . uitgewerkt te zyn door eer goe e ge JeBWmiAWw aldus : *y ^ ' iM„ |rorf, ft« Ut**»-, de -««{«ring van ^'^^.^^l^igTr, er breekt een nieukracht vermeerdert, de /'Xt geheele lichaam zich veder- we hoop aan tot de genez^J "r h^mde. en Jttieus heeft, gelyk §. 1198;.g^Sa 18 |rf h bekomen. grote verandenng tot be^ic p ^ do Voor t overige is van u . . J . ds gefproken, en zal deTeToree"„'s. -.98. is aangetekent geweest, dat de fcherpe J\et bloed vloeiende Tappen fomtyds langs onderfche,den fb) Tabid. Theatr. pag. iw. Vierde Deel. m  9° DE LONGTEERING. 5. 1200. weegen van het lichaam uitgegaan zyn, niet alleen met zeer grote yerhgtmg, maar ook fomtyds de volkome genezing daar op volgende, deeze nieuwe ontlast-weegen ontftonden van zelf, ook dikwils heeft de kunst deeze nuJel^^ngZ der natuur de ziekte genezende, met het best gevolg nagevoigt edoch de oude Geneesheeren fchynen zulks dikwerviger beproeft te hebben , als wel hedendaags gewoonlyk gefchied. Hippocrl. tes CO zegt naar den bloedfpuwing, offehoon er geen etter volgde: en wanneer hy zich zeer wel met het lichaam lal JchlSi te bevinden, zo brand beide de borst en de rugh naar elkanderZ de zweeren genezen zynde, moet hy zich een geheel jaar van dmi kenchapwagten, niet bovenmate eeten, nochte zwJar met de 1 t ilil F' n0CJlU Z1\ °P '""We laten maar dat hy het lichaam zo vet mooglyk make. dezelfde inbranding van de bors? en de rugh beveelt hy nog op andere plaatfen (d/, ?aar dat de zieke eerst door 't gebruik van koemelk met een derde gedeelte honigwater vermengt, overvloedig te drinken, vleezigeY i's le. worden, want indien de branding een goed gevoliheeft ï er hoop IZ/Jl 6/' CKtv!u^- Trallianiïs (e) verhaalt, dat hy aangeraden heeft een man aan vloeiingen in de borst en LI hoest onderhevig, het hooft in te Spmiam^^ri óeM7!^geZ']f dCf eï° -en V°IIe aa'n deozeraadgehoorzaamt^ l n hredmi§ dleS °P ^naal heeft opgehouden, en de hoeveelheid van het vogt dat vloeide, en de hoest!naderhand SnLf j CVryd fbkVen vm de vloe^ ^ de borst, wy gC *fS g.^eesiyze , maar of zy til Maar aangezien de onderdrukking der gewone ontlastingen on- % Dc K. të&ÏÏi ^^P* £ W Lib. Vil. Cap. I. „, 3o3. _ ""i pa«- 640 &  Lnco^oï. DE LONGTEERING. ,w Je oorzaken der bloedfpuwing gerekend word, blykt het Z zet daldeeze wederom opgewekt moeten worden, ge. lyk te voren is gezegd geweest. «s iooi TV7anneer zy eens ontdaan, en geftilt is §• iso1' VV riflooO moet men geduurende eenige ;aren alle zes maanden een ader openen, de hoeveelheid nochtans allengskens verminderende. g6en het ™Jn™'etetSnen dat de ziekte penezen is voordoen, tusfchen kunnen wy nochtans ons n ct zc>er Pf . weder. ge- §• W zal keert, ten zy men naaiit g zo B geWaarfchou#c, bloedfpuwing de weded ei ng ^ treskt de ^^ o/wm- • flrieWj of oef. ly r^^Jê^ andere oorzaak gekwetst word wanneer feningen of door e nig ^ ^ mA zy toegegaan "- ,; SWl door tdke zy eerst aangedaan ^ M z  5)2 D-E L ON G TEER ING. $ rzan. zy braken fomtyds versch bloed; maar de geheele dag veel en dikkt etter fpuwende, f erven zy op dezelfde of foortgelyke wyze enz. Naderhand fcherpt hy ook elders (K) het zelfde in, en voegt er verfcheide voorzorgen by, dat zy niet fchielyk tegen den wind in lopen, nochte te paard nochte op een wagen ryden , het fchreetiwen en de gramfchap vermyden, zich onthemden van al dat fcherp, zout, zuur, vet is; en tevens waarichout hy dat de wederkeering erger is als de eerfte aanval der ziekte, het lidteken van het gebroken vat blyfe dikwilste zwak, zodat het ook door een kleine vermeerdering van bloed of deszelfs uitfpanning, of de vermeerderde radheid van beweging wederom op nieuw word verbroken, en- de bloedJpuwing aldus een gewoonte word, offchoon er ten eerften geen verzweering van de long en teering op volgd. Tulpius(Q verhaalt een geval van een Schilder, die meer dan dertig jaren lang bloed heeft gefpogen, zeer veel nochtans reizende, tot dat emdelyk de ader van deeze zwervende man zo wyd open sinz, dat het 9nmooglyk was hem te behouden, by een ander man is dé bloedfpuwing met dan naar het twintigfte jaar tot een teering, maar die allerergst was, overgegaan, welke de geheele long met zodanige flank opat, dat geen Geneesheer het hart gehad heeft het doode lichaam te openen, ik heb fomtyds dikwerf zodanige bloedspuwingen gezien, en welke geduurende vrv langen tyd lastig vielen; maar by deeze alle, is eindelyk naar een allerellendigst leven een haastige dood gevolgt, het bloed al golvende uitgeftort zynde; of een ongeneeslyke teeringde zwakte der long van een-allerbest Fransch Priester, reeds elf jaren ageer een bloedfpuwende, was zo groot, dat indien Hy beproefde te leezen, ook zonder de lippen te beweegen, hv pyn in de borst gevoelde, en ten zy hy teritond ophield, volgde on- ^EVTcipfÊ' C3P' 1 U' UL m>™<63*-^  §.I2oi. de longteering; w ■aau^Ab bloedfpuwing. ja het lidteeken van het verbroonmiddelyk de blo^empuw ng j d en een geduunge; ke vat fchynt zo d.kwite louwei twor , £b prikkeling tot hoeden voert fterk lidjee- de vaten m den omtrek van zoda"'8L d h t bloed 0f da ten, door de vermeerderde hoevend van ~ » te -/uwe ver- ï°f Her' vaten by Hff^J (O vind men een aamnerbreking dei vaten. °y * £ gevoe]en bevestigt: want naar kenswaardige plaats we*e ^ gevo g ader dat hy over de b oedipuwing volgende by : maar ontftaan gehandelt had , voe tjy * maar dat er. ittdi?JLfln i* matzT^Vna^tlyk gelyk een adergen trekking m is. maar *jr j eeyormt is, eenige ligte- m en fW^Jffi* im eerften een weinig en zwartagtigverzuimt is, lost zy »e. i J iuiver daar naar Hoed, maar ook terjlond ^^^^ zieke door de ader0Dk etter enz. bloed gemaakt, lating en de voed.ngs wyze zee Q vaten nedervallen.. worde, op dat namentlvk deeze mtg de adcrtjens op de plaats aan at ajm derwaarts g««»- de nuttigheid van de aderlating,- Uit dit alle» bi}i*t genü*& jpmiwin» niet wederkeere: daarom voor te komen dat de bloed^^ yan deeze. om worden ook de g^^SSafin 't jaar adergelaten, ziekte fchyncn , uit voo.zor t . te weeten , 0p, omtrent de Lente en Hc^Cpl^ in het menfche- welke tyd de grootlleverandeiingen gewoon J ]yk lichaam worden waargenomen, ja * g ft& ,, t -i_ t r-n VT Charter. Tom. VIL pag. 537' (k) De Morbis Lib. I. Cap. vi. v,n«uiw. »*■ M 3 :  W . Dl 10 N GTE ER ING. §.1201, ito twee of drie jaren ook een dikwerviger bloedlating aan te bevelen, vooral indien zy in het krachtigst van hunne jaren en van een bloedig geftel zyn. daarenboven heb ik altyd betracht zorgvuldig op te letten , of er eenige tekenen voor. kwamen , welke de kort daar op zullende volgen bloedfouwing te voren voorafgegaan waren, maar in onderfcheide mei> fchen komen zodanige onderfcheide tekenen te voren dus heeft Beneditïus Q) waargenomen: indien naar het bloedlpuwen een Jlymige blaauwe en gladde fpog is gevolgt, en voort,eduurt heeft, geeft het te kennen dat de bloedfpuwing hy jonge Heden of die van een heet geftel zyn , weder zal komen ; 'indien zy 'etter agtig is, duid zy in de jonge lieden, zo wel als in de ge ne die ho ger van jaren zyn, de teering aan.; indien er geene is, alles selyk geftelt zynde, beduid zy de gezondheid. Ik heb in de oeffening der Geneeskunde verfcheide andere tekenen welke de wederkeering der bloedfpuwing dreigden waargenomen , door welke gcwaarfchouwt , ik terftord toe' vlugt genomen heb tot de aderlating, zy gevoelen gewoonlyk eenige drukking op de borst, zommige gevoelen een zwaarder hitte in de borst, tevens meteen klein maar droog'hoenien* by andere word in het week der regtfer, by andere in het week der linker zyde een wonderlyke en ongewone kloppende beweging waargenomen; en zy zeggen tevens, dat zy gevoelen , als of het bloed uit het week der zyden na de borst opklom' en wanneer dit eenige malen gebeurt, keerd de bloedfpuwing wederom , ten zy de aderlating het boven het hoofd hangend kwaad voor is gekomen, hier uit blykt dat men nooit algemeen kan bepalen hoe veel aderlatingen tot voorbehoeding in het har moeten gedaan worden; maar dat dit geheellyk aan de voorziVtigheid van een aandagtig Geneesheer , die de zieke onder handen heeft, intusfchen nochtans is in dit geval minder gevaar' (O Tabidor. Theatr. pag. 109,  DE LONGTEERING, 9T §, 1201, ^ ^n riibworvice, dan van een verzuimde Vaar te vreezen.van een^ a^wing wederom'ge- aderlating. J^^ik?g^Sme en herhaalde aderlatingen komen is, ^dlen^r öikw ^ dqor nodig zyn om deze.Ije te iti , worden, te voren eenige aderlating voorgekomen ^ ^ _ §. 106. is m"Setekkenï,SWmt een nieuwe, dikwils fchielyk gen het lichaam bereiden tot een nieu , ^ lederen, «""6^^^'dit nadeel is kleinder, als Binder vast e" ^'^ ^e dood dooreen overvloedige bloedhet S^aarvan e " to £ °volgende teering. hierom worfpuwmg , of daai op z»'iena . *' a] en ruimte vermindert, dC" dS l^i^M^SS. drie of vier jaren niet naar dat de blotdipuwinfe s zeekere hoop dat wederom gekomen is, wantalclan ^ dC ,he§f gdoVoT dhf j en° e^Ste^der vaste deelen van het derhand, dooi de jaien, c oorzaken van weinig lichaam toenemerrfe^K*VW^™ eenraaal tcvens de aanbd^ g6Vaarlyk Zyn'ge* gewone adei latingen abr . lyk te voren §. 10Ó. s aang« B ^ te vergeefsch zytt, Maar al-de,*otfvin den hoorzaamt, die een matige ten zy de zie.e hem v°[k0J1 £ ich van zware lichaamsoef. voedingswyze wil.fbruiken en z zo feningen onthouden , voor».n fadat daar door by ge- ge¥i3enichenS ffidnp^ng Sntftaat, welke §. 1198: ' ZOnd£ ? noemt afgefteldbeid van zodanige, die int kracht zyn OPS^™1" ddegze ter naauwernood kunnen, of niet wil- ' van lUmn^, t zeker allerellendigst, het heeft my zo melen Jttzyn geftorven, die ik hoopte te nigmaal bedroeft da eiz>hnct°zin?en> en vooral door 't behouden , wanne e r zy dooi h et z g , ^ ^ ^ ^ Sïï &m^S?AU -rmaak daar in fchep-  $9 DE LONGTEERING. $. 1201.aap* .ten. de uitmuntende blyfpeelder Molière^ is , wanneer hy voor de vierdemaal voor de Ingebeelde Zieke, met de grootfte toejuiching, alhoewel hy zich meer dan naar gewoonte door een verouderde borstkwaal gedrukt vond, fpeelde , naauwlyk van het toneel wedergekeerd, als golvende het bloed uitfpuwende, geftorven. hoe groot geweld brengen de Kwakzalvers, die hun ziel en zaligheid op hunne wetenfchap vervloeken niet aan de longen toe? dit heeft de Hekeldichter zeer wel uit' gedrukt, wanneer hy zegt (tri): ]pfi magna fonant, fed tune, cum creditor audit ■Praecipue, vel fi tetigit Latus acrior Ulo, Qui venit ad Dubimn magno cum Codice Nomen-, Tune immenfa cavi Spirant Mendacia folies, Confpuiturque Sinus &c. Zekerlyk deeze hun opgefpanne lever is niet gebroken geweest, gelyk de Dichter zegt; maar eerder hebben de gebroke longvaten dikwerviger een haastige dood veroorzaakt. §. iaoa. TV/faar indien door de grootheid van het 1VJL kwaad (1198.), ftempende middelen kwalyk toegepast, of de waare geneeswyze verzuimt (1200.) , ontftaat een moeylyke ademhaling naar de bloedfpuwing, geduurig aanwasfehende; een verfpreidende rilling-; hitte en roodheid der wangen; een droge hoest ; een uitteerend koortsjen ; zwaarder dorst; zwakheid; een gevoel van zwaarwigtigheid in de borst; toond («) Juvenal, Satyr. VII, veriü I08. &c  x ■ DE LONGTEERING. 97 a het dat de wond van de bloedfpuwing de reeds toond hetdat oe w de korg£ van ver„ omtrent deszelfs lippen en o verandert, de droogt bloed vergaderde ftof, m e«e ^ ^eSrto&e0: in een openbare longzweer verandert. n t. „ ^ frenezing in deeze ziekte, beftaat, De grootfte ^f^le^%rint dat het gekwetfte gelyk te voren gezegd ïsjSew ' wünd zondcr verettering, vat in de long, ge et° Jualle «vreest word, kan genezen welke hier, en "^XXw ng door de opening der vaten worden, wanneer de "loedipuwi g ^ Qm dat ontftaan is, heeft men de glootlte no P ^ door de geene de «ninfte kwetfinoverg ,s, en . ^ ?e werk gefielde a^'"8e"lfen^kken. indien er een vat geledigt zynde , zich f^Je «weldige oorzaak in de long 3oor eenige hoe ook genoemde, gew ing overig, is gebroken, is er grote noop v dg wQnd zeer om dat de wond *ulve^V jfunneen y groot is, ««der verettenng «1 kimnengen maar f dien de behoorlyke gen^y"' ^de fcherpte der fappen de vaten uitgeknaagt zu len W *° ite om de verettenng zelve, als dan is wfnd is niet zuiver, en de ontfte- voor te komen: want de wondn wQnd ge< king, welke ook zelfs de randen ^ ^ on(> gewoonlyk bezet, CW. I5nö- 'dit gefchiede, er een zagte binding eindigen; om dat» op dat d.t g ^ het ^ inborst der fappen vereischt word, (ziet3» ^ hdd de vaten heeft kunnen u'^»^ de bioedfpuwing voor de Een andere reede , waaroinnaar d ifl de ?ong verettering gevreesd wierd, was het geronu ^ Vierde Deel.  98 DE LONGTEERING. § I2oie. naar de bloedfpuwing agtergelaten. want wanneer de bloedfpuwing vermindert, en eindelyk ophoud, blyfc er een gedeelte te famen gegroeit bloed, en in de mond van het gebroke vat, en ook in de longpypjens zelve: maar aangezien zodanige zieken in de volftrektfte rust moeten blyven , en zeer zagtjens ademhalen , blyft dusdanig geronne bloed fomtyds geduurende eenigen tyd. maar wanneer fterke ftempmiddelen gebruikt zyn, en vooral wanneer de bloedfpuwing door het drinken van zeer koud water onderdrukt is, gelyk tevoren is gezegd, als dan heeft men te regt agterdenken, dat er als dan zodanige grotere ftukken geronnen bloed aldaar vergadert zitten : edoch te voren . §. 172. 1. ,is gewaarfchonwt geweest, dat Hippocrates gezegd heeft: indien het bloed buiten natuurlyk in de buik zal uitgeftort zyn, moet nootzaaklyk de verettering volgen. Maar Galenus heeft in zyne verklaringen, over deeze korte Helling zeer wel aangetekent, dat op deeze plaats niet gehandelt word over de uitftorting van het bloed in de eigentlyk gezegde buik, maar in eenige andere, hoe ook genoemde holligheid: te gelyk heeft hy er bygevoegd, dat hier onder de naam van verettering allerlei bederving van het bloed verftaan word, maar niet alleenlyk de' verandering in eigentlyk gezegde etter, maar het bloed verrot vry fchielyk op een warme vogtige plaats, zo er tevens de lugc vry kan by komen, en zal dus, in een fcherpe bloedige etter verandert, de nabygelege plaatfen uitknagen kunnen en ontfteken, en dus alle de kwalen vermeerderen, en de verettering veroorzaken, zekerlyk fchynen de oude Geneesheeren zodanig nadeel gevreesd te hebben van het naar de bloedfpuwing overgebleve brok bloed, en daarom zorgvuldig geweest te zyn, dat het hoe eer hoe beter uitgeleid wierd. want Galenus (n) in de genezing van een zware bloedfpuwing , had, naar dat hy een zagte ademhaling en het ftilzwygen aan de zieke aanbevolen had, (n) Method. Medend, Lib. V. Cap. VIII. Charter. Tom. X. pag, 115.  §.,,o2; DE LONGTEERING. 99 , j a» n^rlatine te werk gefteld had enz., zegt: wanneer had, en ^f^^eerst voor drank water en azyn, met wa- ter vermengt, a » ^gefioeïf WOrde, en er is niet dat ivf heeft ook TraüLus (o), gelovende dat dus niet alleen de lyk neett ook xi deV dat door de azyn, waar aan brokken ^^^^^w^ende kracht tocgefchreven de oude G5"e^^ van het bloed belet wierd. Be- ^fiSlVS fchvn «nrninftlnvoor de teering gevreesd te hebEer doïde £ïg wederhoude brokken bloed, want hy fchryft aldus ■ Zien de bloederige uüfpuwingen volbragt zynde de long tender Zoelg, of de borst ingewanden vaddig het overfchot van iSaSbreki;T:a„§de8 o7ngUwrger„de,[ wierd, ia gezegd £"3 Trweer dikwllslorbreekt: cm deeze reede beken ik , word, de zweer aikwiis gefpogen had- heb ik nooit deeze raad aan ■a.g gebruiken, en dat ie1 ' t'Tn £ in crie tydTnaar deSgeftilde bloedfpu- „tam het s wefw "rfdat de oude Geneesheeren geen warme 8"hébben Beseven, maar wel laauw, het geene wel 3™ nfchunfprikkelt'. noch die brokte» kunnen*. (■o) Lib. VII. Cap. L pag. 389. (p) Tabid. Theatr. pag. 108.  ioo D E LONGTEERING. §. 1202. ftond uitgeleid worden, ten zy door de hoest, het geene altyd met minder gevaar naderhand zal gefchieden, wanneer het gebroke vat nu meer van zelfs toegetrokken is; en er nu reeds een begin der hegting aanweezende is. daarenboven moet men aanmerken, dat een brok geronne bloed in eenige tak van de longpyp blyvende hangen, dikwils een gemeen lichaam maakt met het geronne bloed het gebroke vat veritoppende, dus, zozodanige brok door de verwekte hoest word uitgeleid, volgd ook het geheele lichaam van geronne bloed, dat het gebreke vat verftopte,en de bloedfpuwing komt met gevaar wederom, welke offchoon zy gelukkig geftilt word , wederom nieuwe brokken voort zal brengen, welke van gelyken uitgeleid zouden moeten worden. Ik heb fomtyds gezien, dat deeze brokken eeni-» ge dagen naderhand van zelve en met een zeer ligce hoest voor den dag kwamen; want het brokkig bloed begint allengskens te fmelten op een vogtige warme plaats, de vasthoudendheid van de brokken aan de zyden der longpypjens vermindert, ja word zelfs ten eenemaale weggenomen, en dus worden "zy gemakkelyk uitgefpogen. indien naar twee dagen niets brokkigs zoude voorden dag zyn gekomen, en de zieken, gelyk het dikwib gebeurt, iets moeilyks verzwarende in de borst gevoelden , heb ik hun aangeraden, dat zy de waasfem van laauw water zouden inademen , en dus zyn zy gelukkiglyk voor den dag gekomen, noch ik heb kunnen waarnemen, dat er door dit langer verblyf eenig nadeel gevolgd is. maar offchoon Benediftus de teering gevreesd heeft te zuilen ontfraan van het wederhoude geronne bloed, zegd hy nochtans een weinig naderhand (q): door het uitgeflorte verrottende Hoed worden de longpypjens minder opgepropt; door het voedende fap meer ; aangezien het uitgekookt word tot een Jlymagtige zelfftandigheid enz.: van deeze voorftelling is reeds by een andere gelegentheid §. 1198* {&. gewag gemaakt geweest, het is zeker, dat wanneer het uit- ge- (g) Tabidor. Theat, pag. iop.  DE LONGTEERING ^ • u >rt de verrotting begint te Hellen, Bet zelve op geftorte zich tot d Jer™ akbge, k|r uitgefpogen word. daarennieuw fade, en a dus g >dat §> ^ gezegd M geweest boven blyKt het uit B ' j d ]uchtVaten van de long dat het te ^^^ff^^S0^ fomtyds in flymproppige te vergadert, niet altyd verrot, J r 10 d door de hoest ufe femlngroejingen^^^^^SSS^ la «d» «** gebragt.zichaÏJkkJ.nt de bokken bloed inde longpypjens te letvrybewysba ' , dat « aangezic„ zy meestal te voren famengegroeit zelden verrotten g verblyven, eer- uicgejaagt w^^e^^ Wtentedoch §.119?, der tot veelvoetige te ™™™f™, ;6 d ]ongPypjens een celagtig is ook gezegd geweesMae wKgJ ^^f^fpreid worden, wceffel is, door bet.we Ke oma ry j n k welke, «ttende , buiten de uitftorten , het geenezien^ de ]q ZQude kun. juchtvaten zittende, door < en tong J ^ vatjcns door nen uitknagen en^on^c", ^ „i„eknaagt zyn : edoch zo : defeberpe eigenfchap d^ door dusdanige "Vel  m DE LONGTEERING. S. Iaoa; een ontbindbare ontfteking er by gekomen is op de plaats van het gebroke vat; en daarom, gelyk te voren is gezegd geweest 4 oegen de Geneesheeren altyd de grootfte zorg, om de ontfte' kmgvoor te komen, het is wel waar, dat meestal naar de long ontfteking een groter long-zweer volgt, als naar de bloedfpu" wing; maar ook kruipt de eens ontftane gefteldheid tot de ver zweering gewoonlyk allengskens voort, en eet dit ingewand af, ten zy deeze zweer fchielyk gezuivert , en naderhand de plaats aaneengehegt kan worden, maar aangezien dit kwaad dik wils in den beginne van weinig aanbelang is, moet de Genees heer zorg dragen, dat hy in de voorkennis niet bedrogen wor de, en dat de zieke al te genist zynde , de behoorJyke levens wyze niet verzuimd: dierhalve moet men ten uicerfte opletten op de hier opgenoemde tekenen, dit heeft Fernelius (r) zeer wel aangetekent, wanneer hy over de long zweer handelf ovaarlyk een verborge en vooral verhole gebrek, dikwerf noch aan de zieke , noch aan den Geneesheer bekend , waar door de zieke zelve noch zyne gewone hanteering naarlaat, noch denkt dat hv Ziek is, en draagt de oorzaak van zyne ondergang onweetende in wendig in de borst, maar hy tekent aan, dat zommige fchielvk geftorven zyn door de onverwagte verbreeking van dusdanige long-zweer, en wel dat dit aan twee Geneesheeren, vry ver maard in de Geneeskunde, gebeurt is, nochtans hadden zy de aannaderende dood noch door de koorts , noch de nederge{la*e eet lust, noch door eenig ander toeval, voorgevoelt. intusfchenVchvnen zy niet bedrogen te zyn geweest, doordien er geene teke nen van de verborge kwaal aanweezende waren, maar eerder doordien zy dezelve verzuimt hadden , gelyk Fernelius (sï zelfs getuigt, wanneer hy zegt: by alk nochtans dusdanig lansen tyd aangedaan, eer dat de long zweer brak, is een bloedfpuwing wt de long vooraf gegaan, tn dat met hoest: en er is een zwaarril _ kende (r) Patholog. Lib. V. Cap. X. pag. 109, CO, Ibidem,  DE LONGTEERING, *® . . m ninkende adem aanwezende geweest, een zwaarwigtig. kende en Jtinkmae drukkinz op de borst, en moeilyke Md ,an ^^fej^'J^^kwlyk genoegzaam kun^*nde h^fÊZ^|en S-ïweer te vreezen ftond, DeVVSn'~ dEt deZelV£ re1S en de aanSfnaa'^\u ,n,ri„nlve dwalingen moeten niet aan de ^nWXnde ™i^^iïen*««* aan de GeneesheeGeneeskunde toegeicm ^ m de ren, wanneer zy niet geno g w van ^ ziektens ^^-*£^rroS? hy ziende , dat de zieke r^hneï^J&^'ïeTöoft heeft, dat hy een long- been., ^ens^ezen», waa ^zee ^ ^ ^ dje ^ ïaar ^^SSS^Ss^n met koorts verzelt gepynigt ^^ï^^heSeefc^ng Seduurt: e,doch die tekenGn wierd, noen cie zilmv. ö ö heC s zeer waar- ÏT^JMTo* oTgtrnoten.heeft aange- JS&SMS , N door de hoest uit- gefpoge,, geweest • ^ ffi ,„ <;„) gezegd lieert, aie ^*,oih> j dnsdan se menfchen volltrekt m uit it "»*'2Sn worto S om dat zy dikwils aan  LONGTEERING. §.1202.1203. volgende getal (w) voegt hy er by : rillingen en een moeilyke ■ademhaling in de pynen zyn tekenen van de teering. Wanneer dierhalve de Geneesheer op alle deeze tekenen naar de voorafgegane bloedfpuwing agt heeft gegeven, zal hy niet ligt bedrogen worden : nochtans moet men aanmerken, dat alle deeze tekenen niet terftond aanweezende zyn , maar dat zy op elkander volgen, fomtyds Hellen zich eenig gevoel van drukking op de borst, fomtyds ook een ftompe pyn, met vliegende rillingen , op de eerfte plaats , daar naar volgen de overige toevallen in die order, als zy hier opgenoemt zyn. voor 't overige zyn alle deeze toevallen ligter of zwaarder, na mate de ziekte fchielyker of langzamer haren loop neemt; na mate de zweer in de Jong ontftaan groter of kleinder is • de zagtere of fcherpere inborst der fappen van het geheele lichaam , maakt hier verandering, intusfchen eet de teering, uit de bloedfpuwing ontftaan, het lichaam byna altyd langzaam op, gelyk naderhand zal gezegd worden, en dierhalve word zy met reede onder de langduurige ziektens gerekend. §. 1203. 2°. T7an gelyken ontftaat deeze vergadeV ring van etter, buiten de oorzaken (1198.) opgenoemt, van alle longziekte in verzweering eindigende (832. tot 843. 867.); zy word gekend door dezelfde tekenen (J832. tot 843. 867.). Tot nu toe is uitgelegt geweest, op wat wyze en door welke oorzaken de bloedfpuwing , en naar de bloedfpuwing een zweer in de long ontftaat, waar door het geheele lichaams geftel verteert word; en als dan zegd men dat de long-tee. ring aanweezende is (§. 1196.). maar ook word de lang- (w) N°. 1.8. Ibidem,  $a20£ DE LONGTEERING. Wfc «.horen uit een hevige long-ontfteking , welke met rTl-unnen ontbonden worden , zelfs zonder voorafgegane SfSrSnS èelvk by de getallen hier aangehaald, uitgelegd '3°eawPa r teven die Tekenen gevonden worden, welke lee rVn dTde long- ontfteking tot de verzweering overgaat; als Kk ditekenen, welke aanwyzen, dat de etter reeds gevormt en ide g Oote long zweer Vergadert is: welke etter, ten zy lv in korten tyd daar uit kan geleid worden door de hoest, Z , Sé p!aarfen van het lichaam door verplaatfwg wor5e?er d gLt", en dit ingewand dus van de etteragtige SriliLid verlost worde, volgt de long-teenng, en de eerfte Sfverlfet deszelfs naam f gelyk *et*us ze er wel heeft betekent (x). want naar dat hy gezegd had, dat de ziekte ?eeTng geroemt word wanneer zy naar een langduunge hoes , nf nïarlen bloedfpuwing, etter fpuwen 5 voegt hy ei, b>. di tors? of I zyde gezworen heft . en de ftof door TI Zn word ol gLgl etterfl«ïf« gen°mV t lofd ^iy ^ei Jzweert, uitgeknaagt zynde door VZJumïtter , word *et niet meer veretfering, rn«ar teder/» Fg/ieVt. daar naar gaat hy voort de tekenen van de Lr ei-W te hefchrvven. hy heeft de doorgang van de ettergftof , naar het zydewee ontftaan, door de long, fraay onderfchehen ; waar over in de hefchryving van het zydewee ïeforoke is geweest; en dit gefchied dikwils zonder groot naleel van d t fngeWand. maar wanneer die etter niet terftond door overv oedde fluymen uitgebragt word , begint zy zich fn de long te vergaderen, en fcherper geworden, verwekt zy, door dit ingewand uk te knagen , een etteragtige befmetting, en de daar uit volgende teering. $. 1204. O) DeCauf & Sign. morbor. diuturn. Lib. I. Cap. VIII. pag. 36 Vierde Deel. O  ic6 DE LONGTEERING. §.12o4.i2c5. §. 1204. 3«. Ta zelfs een ontftane etterborsr.(i 185.) J kan de long knagen, doen fmeken, verteeren; zo dat het dezelfde ziekte word, als of zy door een eige zweer verteerd wierd (1188. N*. 4.) en word gekend door de tekenen aldaar ter neder gezet. Indien de etter zich tusfchen de Iongen en het ribbeevlies in de holligheid van de borst vergadert, is het een etterborst: maar het heeft uit het geene by de hier aangehaalde getallen gezegd is5 gebleken-, dat de long alsdan van de tegenfpoelende etter geknaagt en verteert word, ten zy men een uitgang kan bezorgen aan de in de borst vergaderde etter, eer dat de long door deeze etter veel nadeel heeft geleden. Maar te voren, al waar over de long-ontfteking gehandelt wierd, heeft gebleken, dat de etter in de long vergadert fom tyds door verplaatfing na andere plaatzen van het lichaam word ter neder gezet; en dat dit ingewand aldus van deeze etterzug. tige fmet verlost word. maar ook gebeurd het, dat de etter op andere plaatzen van het lichaam gevormt, in het bloed wederom word opgezogen, en in de long vergadert fchielyk een Jong-zweer voortbrengt, waardoor alle de opgenoemde kwalen te vreezen zyn. over welke zaak men na kan zien het geene dat §. 406. over de wederopzuiging van de etter in de gefloté long- zweer te lang gelaten , gevonden wierd. Alle ziekte dierhalve, die een zweer in de long kan voort> brengen, zal ook in een long - teering kunnen eindigen. § 1205. T¥/aar uit blykt,. welke de tekenen zyn V? om de long-zweer te kennen, offchoon dezelve ook. bedekt is; hoeveel onderfcheiden oorzaken derzei ve er zyn, hoe onderfcheiden foor ten als ook hoe onderfcheide de teering is. Wan-  §i205. de longteering. *«l 'wanneer naar de voorafgaande bloedig men uitgefpogen ^^^^ffi^ den §dag verzworen , vooral indien er■ oaagy f . kf)r_ komen, en binnen weinig*ï dagen .et v verbreeking ten tyd ophouden, want ^ van een groot vat hevig geweest zal zyn, g _ S? deeze wond niet.^^^^^^«1*0 afgegane ettenng, ge » » »d«Vond onder de goede etgebeuren, m welke dc. "PPcn v 1 wederom aangroeit: ?er vereenigt worden, en_hetjerforewe wea "a,sdan het zelfde gefchied fornyd ^^^foortóiyn, al. komt een kleine hoeveelheid ettera^u e H g indert in leenlyk geduurende weinig; dagen, m deezc lp g ^ ^ g£_ korten tyd, en houden ten «ne^ op, duu[_e en Je heelt is. maar V X als is het hoeveelheid eer ^&e^T^^R\ welke helpt om de SC?f SS "~ ^^e^rr&kte j^-^^ wing ontftaan , is ^«"^SSTS vahen, zoadat zy, ]yk begint zonder de £jf "w „i^loven dat zy ten eene. bevryd zynde van de b^dlpuwi , 8 der GcneeS- -SS-; s sr«« .nen bedriegen, wanneer zodan-ge Ion . vermeerdert dood aanbrengt. Q ^ Tul-  io8 DÉ LONGTEERING. §.1205. Tulpius (y) had waargenomen, dat deeze ziekte dikwerf by de Hollanders voorkomt, het zy door de flegte kost, het zy door de vogtige lucht; hy waarfchouwt tevens, dat dit gebrek fomtyds zodanig verholen is, dat 'er byna geen tekenen van te voorfchyn komen, behalve een kLine hoest, eerst droog, maar terJlond vogtig: eenigen tyd daar naar halen zy moeilyk hunnen adem, zy bezwyken, en het lichaam vermagert allengskens: offchoon intusfchen de fluimen noch etter noch bloed vertoonen. maar de longzweer gebroken zynde, fterven zy fchielyk verflikt, wanneer een overvloedige etter op een oogenblik de luchtvaten van de long vervult, of, zo zy dit eerfte gevaar ontkomen zyn, bezwyken zy een weinig daar naar, alle de krachten fchielyk ter neder zynde gcilagen. nochtans zoude in deeze zieke de kleine droge hoest, de moeilyke ademhaling, de vermagering van het lichaam , ligtelyk aan een ervare en voorzigtig Geneesheer te kennen gegeven hebben, dat het kwaad in de long verholen was. Diergelyke kwaal fchynt veel moeilyker geweest te zyn om te kennen in een Raadsheer, die door een geduurige koorts aangetast, de long-zweer gebroken zynde, het leven dus geeindigt heeft, dat zy hem binnen twee dagen gedood hebben, zo wel de pyn de uitbarfting voorafgaande, als de etter dezelve volgende, maar alhoewel de zieke ligtelyk zoude begrypen , dat deeze onverwagte etter niet gisteren of van daag vergadert is geweest, maar reeds over lang, zo bevestigde hy evenwel heilig, dat geene kenmerken der longzweer waargenomen had, ja zelfs geen hoest jen, of eenige de minfle moeilykheid in 't gaan (z), Intusfchen fchynt het zeer bewysbaar, dat de zieke van geeft kwaad bewust, geen Geneesheer om raad heeft ge vraagt, die (y) Lib II. Cap. X. pag 114. (z) Ibidem, pag. ny.  •DE- LONGTEERING. W öie mooglf eenige aa^zmg ^ ^*«|S| tens te vinden, want alhoewel de z eke van zo :z ^ £cne geneeswyze kan genezen wo.den, zaUle g ^ gGeneesheer altyd gevaar .8noChtans moet onwetende geweest >s van de v«borbe k d ver. ™en bekennen, MtJ^fQ%^£r% een zieke geroeghoonbaar is geweest, ]» k^p'fvk ^handelt wierd, voor zo over welke nochtans voornamen tijk gc ha ^ cn tee. verre zy de bloedfpuw.g, en daai naar * ken| welke ring voortbragten, maar ook zyn er j"Leeslyke teering voortSder gpedijwing£*^>$g$^ een vetfche.de brengen, en de kenrns; van deeze o tevens zee ve sf o^ * m weggenomen worden. . kennende, vermaant in fLdiOw (a) men met alle vlyc moet oplet- >t begin zelve van het boek: da ™» mderfcheidcn, hoewel hy (o) Tabid. Theatr. pag. 3- Q  ,50 DE LONGTEERING. §.1205, overwegen, of het verjlindende fap door te vernielen, de hitte door 'c Zwoegen te Jmelten , of door de meer ondergelege meer afgelegene deelen van het lichaam fpaarzaam te befproeijen , dezelve afweiden. maar ook heeft hy uit dezelfde oorfprongen onderfcheide voorkennis afgeleid, hy heeft zekerlyk verfcheide en zeer fraaije dingen, maar die plaats\ (6) zy genoeg tot een voorbeeld: de uitftorting van het bloed door de overvloed, en fpanning word gemakktlyker genezen, als die, welke uit derzelver vervreemdingen uitknaging oorfprong heeft genomen. By de oude en nieuwere Geneesheeren worden onderfcheide oorzaken van de teering opgenoemt, en wel fomtyds zodanige, waarover men zelden zyn gedagten laat gaan. te voren §. 1198. is aangetekent geweest, dat Hippocrates gewaarfchou.vt had, dat de longen fomtyds met flym opgevult worden, en dat daar uit de teenng volgd. maar ook elders (c), alwaar hy drie foorten van teering opnoemt, zegd hy : en wel de eerfte ontftaat door de flym, wanneer het hoofd met flym vervult ziek is, en er hitte ly gekomen is, de flym in het hoofd verrot, zo dat zy niet kan bewogen worden, dat zy uit den weg ga. daarnaar wanneer zy dikker is geworden en verrot is, en de aders boven maten vervult zyn, ontftaat er een vloeijing in de long , welke door de long ontvangen zynde, word zy terftond door de zieke aangetast, dewyl zy door een zoute en verrotte flym-word gebeeten, enz. Ja Galenus fchynt die oorzaak nog verder uitgebreid te heb"ben 02); wanneer hy zegd: want er twee voornaamfte onderfcheidingen van dezelve : de eene beftaat uit vloeijingen uit het hoofd ; maar de andere heeft haare oorfprong uit de aandoeningen van de long zelve, wel geheelyk uit de bloedfpuwing, en vooral door een gebroken vat9 maar dikwils doordien het ingewand door een vloei- jing (b) Tabid Theatr. pag. 107. Tc) De Intern. Affedt. Cap. II. Charter. Tom. VII. pag. 645. ld) Comm. in L. Kpid. Chart. Tom. IX. pag. 23.  $ nor. DE LONGTEERING., jing is amgetast, door een andere uit andere deelen, niet uit hit hoofd komende oorzaak. By eene andere gelegenheid §. 719. alwaar de flym als ftof der afgang zynde, gehandelt wierd, is aangetekent geweest, dat de oude, wanneer zy fchielyke ophoopingen van vogtige' ftof op een zekere plaats waarnamen, gelooft hebben, dat deeze vuiligheid in de Hersfenen, welke zy gezegd hebben weinig bloed te hebben, en koud te zyn, vergadert word, endaar uat nedervloeit na andere deelen van het lichaam: hierom waren zy altyd bevreest voor de vloeijingen uit het hoofd in de zeer nabygelege long. maar Galenus fchynt uit zyne eigene waarneemingen geweeten te hebben, zodanige vloeiftof ook uit andere deelen in de long kan komen, ja ook de zinking, in de vliezen zelve, de lugt holligheid van de long bekledende, ontftaan, zal kunnen uitwerken, dat door een geduurige en langduurige afzondering van zodanige flymagtige ftof de vaten zo verwydert worden, dat naderhand langs deeze wc de nutte fappen tevens uitgaan, en het geheele lichaam "als uitgefnoten word, en zy waarlyk door een uitteering fterven; gelyk ik § 793. gewaarfchouwt heb. hier by komt, dat een moeilyke en langduurige hoect, geduurige metgezel van zodanige ziekte, veel nadeel aan de long kan toebrengen, waarom Calius Aurelianus (e) over de teering handelende, zegt: zy ontftaat meerder, de bloedvloeiing voorafgaande, ook fomtyds geduurende langen tyd een kleine hoest, of zinkin^ , waardoor het bovenfte van de borst verfcheurt word$; ai eerst ligt; dan verzwore, een vergadering inwendig makende welke wanneer zy niet opgedroogt is, neemt de ziekte eerder een begin, en Benedictxis (f) zekerlyk vermaant ons , dat in de zinking de voorafgaande oorzaak van de teering yerf bor^- («") De Morb. Chronic. Lib. II, Cap. XIV. pag, 41a. (ƒ), 'Tabid. Theatr, pag, 9.  i» DE LONGTEERING. j. I2o5< borgen is. en daar naar voegt hv pr k»'. u» *M . /««fiebtt g^/,e e,„rff/vt vanheVlZdll, genoemt, uit de vaten af gezonder LttLJ^'S'"""**^ faling ^mm^^i^JS^^r t aanT zelve verbleven, maar word zelfs dmr I V ' d°0r ln *• hekmen, een b)kwaam Zrkt£ Zr T^aT'T^P' heeft hy elders (V), alwaar ook do f.L 5 d,ergelvke fteldheh opgenoemt' worden,°tt SïSLgf e^ ^ zcnde zmkenagt ge vlociinn re l-onnon J en aar|wee- dat de long daa doo S wo $ SSS'S'' Sededte]vk ook fchynt de kering van ^^fefc zvn, mdien het lichaam tot deeze zL e voorbed Ze" " over men zie, het geene « rm» „t °, voorhereid is. waar m CO gewaarfcE !e 12^2^^*^ «■*mg* nederdruiping, m ee« Jem^ L / , 7* maar WW/,™, wtte 20Rrfer en zonder tt ^ T W dit nochtans, offchoon het de zL, \ W \e Zeer Wpent zynde. is eventwel nieliinTer'^ « *«H laat, gefpogen hadden, edoch hy \eeft de mtte £ " ^ overvloedige en langduurige fpog met d!e k SS ™t K** een pisvloed of langduurige buikloop"votn f-we ke, naar na.entlyk zonder ^^W^^*^^ T.aKbid-Theatr pag. m*. &c. 'hier (") Lib H Cap. 7 pag. 58 CÖ Huxham. de aere & Morb. Epidm Vok Alter. pag. 4.  §. 1*05. »E LONGTEERING» W ■ j„0fv hv hefloten, dat «He long teering niet van de hier uit heeft hy beuoten, oai EBeval]en van een ver- verzweering afhangt; ja zelfs, dat^ Be ZWore Wg^ggg JJP , .1J "«8 heid yvan dje ftof, Zekerlyk indien daaglyk* een gro ^ vaste deelen, welke dienen moest tot gWj»"^ uit at . zai het lichaam door de te wyd gewordenff^^"at'ehk bv eene andere gele. gentheid §. ^f; ™*™™,. vofgcn, misfchien eerder tot het tans zal om beter lee»w>z^n; " \u' en gebragt worden, als we '2 , j 1,1 vol" e"S de «. l' 96 gegevene onderdek! word, volgens de S. i y l TerZweering zul Al het geene 6'erhalve , dat de deoorzaken van de longtunnen J^J»»^^*^^, M *>f**«* ^^^^«^^ ren §. 976; » f Z(!«J. Mg*} "flaan worden kleine zweer, geweest) dat door ^oe ^ ffl? w.inlg in getal, welke tjens, die alken z>n, w» ... de keel, enz. aantasten, fomtyds de Aft '« icl -t nndocn hebben zS «•J'gRl worden zy ontdoken, zyn zy lernai^kelyk geneezen, rood, en doen zcci m , dfte afweidende zweeren , fomtyds gaan zy over tot ad J^J80 zweertjenS hebben dit met een bovennpaoge ^5 %^ zich Van de nabygelegemeen, dat die witte of geestig ^ ^ ^ ^ gene deelen f^\^en\.d aaneengehegt. de befchryving de ^f^-vrrf ziekte gegeeven heeft, S*%Spfi^ « « in 2W£ertJCnS Zge. m De Morbis Lib. II, CaP. XVIII. Charter. Tom. VII, pag.57*. Vierde Deel. v  •** D E L ON GTE. E R ï N G.. $ êSfi^S1, ^ f6 ?«? k»™™--h ™rd dooreenzwak. ke koorts aangetast en pyn in midden van de borst: en het lic MSi^^^ m ^ei ^endml jon tyds. vck dik en als het fop van gerstendrank, in de mond is van gelyke een zware reuk gelyk als %an ongekookte visfcZon^aT, zZt'Z t? Tïm TT! Zkk aU ^okkZ van dezweer in de Jpog, de bovenfte deelen vermatteren en aM„< /, vangen geheel rood, de nagels worden wnioiï m'tTf kromt word.n droog, en bleek uit den groenen, LaThTflefft kort daar naar, bloed en de etter uitfpuwende , en zy h^eneSn worde want de mond word in deeze fprouw fpog vervult en er is een vry grote ftank Lweoto'T, lS zy van een kwaadaartige inborst is; die door de korftenafee fcheiden zyndev,s de plaats vogtig'en bloederig, en d e kor" ften, worden er afgefcheiden door de ontdane vefetterinï zo_ d.t alles aan de long-pyp te beurt valt , begryp? min S yk, waarom de ftem heesch is, en waarom z/ihgeZln Él Ken! * ~*^> *M* gezuiverd T^l Zekerlyk Galenus Q) heeft diergelyke gezien en befchreven maar die korst noemt hy met diergelyke betekems ak ^ maar ook verhaalt by een vry wonderlyk gei vaneen man d e een vogt mtfpoog in alles aan de vloeiende gal gelyk" «•et fcherp, daaglyksch in hoeveelheid toenemende: naderl anc een klem koomjen ontftaan zynde teerde hy uit , zo dat hvook etter uitfpoog: naar vier maanden heeft hy een weini. bloed met de etter uitgeworpen; de koorts eindelyk.toenlmende en de krachten te niet zynde, is hy gelyk de geene d'e uitgeteerd zyn geftorven. edoch Galenus bekend, dat hy nadeS ve? fche.de diergelyke zieken heeft gezien, mJteityelgeene . van* W De Locis affeQis lib. IV. Cap. II. Charter. Tom. VIL pag. 47n twee J Z.naar die der salastiae fappen met moeite en alleenlyk door den f ' ml S tervT Jr fcUelyk door de overftorting en uitdrukft ZnXZe JikkeZe. een iegelyk zal zeker yk gen akkelvk geloven, dat er naauwiyks immer een naauwkeunger ^frhrwinl der ziekte gevonden word, dan wanneer dezelve befchiyying dei ziektej f hied die dezeive doorgeftaan tl wanneer h^tek vtn lichaam en gezond van geest was heeft, *in™er*\ichrvvinR Welke SydenAam van het voeteuda?rwfT /edaen hooJ geL" als ook de galbraking welke t 2heefbefchrven eW dus is ook Wcdzffw 00 zwaar Sjeest, enheeft zich zelvegeneezen. Cr») T»bid. Theatr, pag. »o8. 6») Vide Carin praefixa Theatr. Tabid. v Pa  tl* DE LONGTEERING. $ I20^ Phthijih difcutes, Non authorum tantum Tcftimonio , Sed damno tuo: Idem ncmpe aliquando Eftitifti Et Aeger '&> Medicus. Haud facile dictu, Gravius Laboraveris, an glorioftus evaferis. TMdorum Theatro prceluforium lm opus, Marcefcentis olim tui, &> pene fcelleti, Jnatome. Securiorem nunquam Leëlor adhibeat fidtm. Senfitf curavit, fcripfit. Het gebeurt fomtyds ook, dat er fteenen in de lang voorde, bragt worden: Ik heb er meer dan eens door de hoest intL worpe gezien, fomtyds wryfbaar en gelyk aan pleifter, fomtyds £ . ?r6re 6n V3n eetl, V1'y fcherPe Sedaante • meestal volgd de bloedfpuwing op een hevige en geduurige hoest, gelyk ook indien een rouwe en hoekige ffeen, door de hoést gefchud, de vaten gekwetst zal hebben: fomtyds ook is er een Janeduu. rige droge hoest aanweezende, naderhand komen er etteragtige fluimen voor den dag, en zy teerenallengskensuit. Willefius(o\ getuigt, dat.m de lyken van veele aan de teering g^lorvene\fc b"Sfnv*nalU verzwering bevrydheeft yeltjens, ofjleentjens, of favelagtige ftof bezet, daarom heeft hy die uit- Co) Pharmak. Ration. Tom. II, Secl. i, Cap. VI. pag. 87.  I2C5. DE LONGTEERING. fe* A r^oving veroordeelt, welke een zweer in de> uitlegging van de teeiheefc daÉ men zoude zeggen , jong ondcrftelt , en liever g ^ Jrefc^ feafl^ dat het een verUenng hetzcker, daC hier uit di* Van de long "'fi"*-™™ ik zelfs heb gezien, en byna Wils de longzweer ontftaat, ge.y Beneditius ook be- altyd een ongenee^yke teer ng. b n rfofir iwg by andere worden harde k.Cgftof JéSn g -e"f ra? è een ^--gtige £sïïf£fiï^^n2e^ïïs;,a^ in het lyk van een aamborftig jongeling wierd dlin„! W* gedeelte verzwore gevonden' Jvofr efn^edeet v?l T^e? tjens welke een krytagtige ftof bevatteden:de leverthe ÏSfc gedeelte, de milt, en het geheele darmfcheil wasvnlml 1 heuveltjens (Q.in een kind van vier jaren?da^°l?„ m-ge nende teering volmaakt fcheen genezen te ZVn IJl . /g,n" deftuipen geftorven, wierden 1^^%$%™ den, (O De Haen Rat. Medend. Tom. II. pae iBo (0 Ciov. Mch. Gallo del] «f0 dêl latcc ïorrl il. pag. m  $ „ot DE LONGTEERING. «9de„, waar van «ge een dunne e«er; andere een dikker zet zyn, en tn dezen e ™« zweeren komt, zal yord, we ke ^ in debewerking ,den mensch, dooi deö^ fterven kunnen, eer- van de gyl, door een 'a"B^_%SBwelke nochtans zoude dat er een etteragtige «enng op «rolgd, vinden („> geve gd zyn, ^ de JJ6deele zaak ten eenemale bewy- Asaije waa;"f/^ is in het gasthuis gekomen, hy zen: een loidaat 25 jaren oua, & drukking op' de Had een langzame, koorts, dioge hoest, g magber .naar, Horst: het aangezigt w» W^»» * k fteld geweest, twee aderlatingen , »»el^ en 's avonds wierd hem iyroop v n w hv vermagerden". ^CZe 'er'de Sehln '^S'f^X'^Lgtjens^no, nog meer^*rachten veira einde yan ÓQ ven, zonder buikloop, weli ge^° d j d worden:- kome teering te maken i nad" n™heele ^loop der ziekte «aar de ademhaling ,s geduurende h* f^**n%Jdooie lic. niet zeer moeilyk gew^est.janne^ zicha ^t«k^tS erwfnadde, en begreJen als een pW«erag.,g«n«g^**^ oud mager, zwlk f4 ,M. *c  120 DE LONGTEERING. §. T2oy. lémat; in het gasthuis gebragt, lag hy aan een langzame koorts hy hoeste veel, de fluimen waren dun , vastklevende , was nimmer etteragtig; hy konde niet op de linker zyde leWn er zyn verfcheide geneesmiddelen beproeft, maar alles te ver geefs: er zyn hgte zweetingen op gevolgd, een fchielyfce Ver. magermg, moeilykheid in 't hikken, vernietiging van de ftem de dood maar nimmer is er een buikloop by geweest, in het lyk w.erden de longen van alle zyden aan het ribben vlies vast gegroeid gevonden , overal beftrooit mee zeer kleine heuv~' tjens byna als gierst, wanneer de long met de hand gedmkf werd, wierd men by h gevoel harde heuveltjens gewaar van de grote van een noot: fommige van deeze heuvdtjens door. gefnede zynde, Nelden een-witte ftof als zagte pleifter in • een enkele wierd met etter vervult gevonden: het bovenfte gèded te yande regeer bol was hard gelyk een fteen, een klein hoen* derey ,n groote evenarende, 'met reede tekent de vermaak Schryver aan; dat dit kwaad ongenecslyk is geweest, indien het reeds veroudert was, en de geheele long door tallyke harde heuveltjens verhard was: maar wanneer hy de eerde voetftan pen van het aankomende kwaad waarnam, heeft hy veelell' daten bewaart, wanneer hy hun na de bergagtige olaatfen ynrul' _ Maar het blykt ook tevens uit deeze waaL^iï!, da zodf mge heuveltjens, offchoon zy in hunnen oorfprong hard zvn en met een pleifteragtige ftof als vervult, nochtans door ver' loöp van tyd zweeren, en elders de teering met een ve-wee" ring in de long voortbrengen, en dus met reede onder de oor' zaken van de eigentlyk gezegde longteering getelt worden het kan evenwel gebeuren, dat de long door zo talryke heuvel t3ens bezet u, dat deszelfs geheele werking byna belet word en alsdan kunnen zodanige zieken door een weezèntlyke uit' drog.ng uitteeren, eer dat deeze heuveltjens beginnen te zwee ren. er komen m de oeffening van de geneeskunde zeer talryke voor.  %nog. DE LONGTEERING. voorbeelden van — t^ ?^ÏÏ?£S£ÏÏ zaakt, de Genees*^te^^wan et een jn 't binnenfte van de borst-ais ^- 8 f t verligting jykheden hrde ademhalmg, ei tcet«agüg P. g^ vermjnderC voor den dag komt je toevwlheia cn 2odanige allengskens, deeze "eine tonf ndeng. maar naar weinige zieken fchynen te ^n wederom, te weeten maanden ^men «die J««™ »e£euw etter vergadert heeft, wanneer een dei heu^ntJne^nü^aC dit herhaalde reizen is geen barst, ik heb waargenomen dat dit * reB dj fchied, en ik heb van veele ei v ^ fterv£n verzeld, welke dikwe.t dc w ^ ■blaasden, volgde een *ewolkte zom y maar van gelyken van de zu'den b •„ yflB A SOmer, geduwrende rif zome^ . „ geduUrende langen tyd? breeds een '«"^WB'*™ f ^ twyffelagtige-teede teering kreegen: ^^l'lel die geene, welkers longen -ring alsdan ook bevestigde zauden d g , teeringagtig «met harde heuveltjens bezeten, met waarfchynlyk, genoemt kunnen worden ? fchynt ■h^n daC geene it aan zodanige ™ ^Ke^glnoemt word? voor! gS3£ dew^lhy het vozende vooraf laat gaan » ró Epidem. x. Tcxtu XVIII. Charter. Tom. IX. Pag. u. & ft* r-/) Ibidem pag. 20. Gierde Deel. V.  122 DE LONGTEERING. S. I2o6-. veele waren droge hoesten, en zy bragten niets uit door de hoest, en een weinig daarnaar wierd de ftem heesch Ja dat deeze algemeene gefteldheid zodanig tot de voortbrenging van de teenng gunftig was, dat die, welkers natuu/St deeze ziekte overhelde, reeds begonden door de teering aange as te worden, door welke zy van te voren nog nief aangetast waren geweest: zeer veele zyn er geftorven; ja HiL. 3K**£ ^ K' d3C hy weec daC "m™d van de geene die ziek lagen zelfs een weinig tyds overleeft heeft, aangez en zy veel fchielyker zyn geftorven, als gewoonlyk n deSe ziekte gefchied maar de overige ziektens, welke in dit zelf! te lucntgeftel heerschten, wierden gemakkelyk verd agen,m waren met dodelyk. er worden nog^erfcheide andere"dingen by Hippccrates f» gevonden, welke de grote overeenkomst der toevallen aanwyzen met die, welke in"de long-gezwelS worden waargenomen; maar welke ik niet heb wihenbefchry. ven , opdat ik niet te langdradig zy. y Het geene tot nu toe gezegd is, izal hoop ik genoeg zyn, om te doen zien, hoe onderfcheide de teering zyn kan, en van wat onderfcheide oorzaken zy ontftaat. nu vo gt ér da" wy zien, op wat wyze en met welke toevallen deverzweï dooSd Sndlgt. § teeri"S °ntaart' en einde,*k met de §. 1206. ""PVoch de uitwerkingen van eenlongzweer . JL/ nu gemaakt, maar bedekt, onder naam van longverzweering, die waargenomen moeten worden, zyn byna deeze: fcherpheid, menigte, verrotting deietter, daaglyksch vermeerdert; verwyding, af knaging door weeking van het vlies dezelve bedwingende, verkee- (a) Epidem. 1. textu XVIII. Charter Tom. IX. pag. so.  §.I2o6. D E LONGTEERING. fceerin* der bloedvoerende vaten en longpyps-aderen prS- een etteragtige verteering van de geheele long, Tnn'mZ dftSee bollen; een byna altyd gedunde droge hoest, of fluimen door de vfh het'hoesten afgefchrapt voortbrengende de vc keering van het na de zweer toevloeijcnd bloed m et efoor zetting van de verzweering in de long; doorbarfting van dSeeze longzweer in de buizen van het ftrotVenhoofd; fomtyds een verflikkende afzondering van de etter ofmet een daaglykfche hoest, in grote hoeveel. S voorkomende, in het water nederzinkende, |gdwongen, zoet, vet, Hinkende, wit, rood, ged, Slaauw, aschagtig, fchrapig op't ^gg**^ i-pnd gebraden vleesch riekende; dooi barltmg van dm SS holligheid van de borst, waardoor een alfemoeilvkfte ademhaling, !«fag|| horst fn88. Nü. 4) *in, een allerergfte ademhaling, ve t ering van al het bloed, en gyl, in etter; weggeTomé beie-.ding van 't voedzame; byna een geheele verSE de vaste deelen; een uitgerende koorts, met ^Sii w nende pols, fcherpe hitte na de bovenfte geï^Sn,enPi hiPpoeratisch weezen een onuitforeeklyke benaauwtheid meest tegen den avond, |S overmatig nagtzweet roode blazing van de voeten, en van de handen door het aanSe deel; overgrote zwakte; heefche ftem; uitval^ van 't hair; fuk&g over 't- geheele lichaam, met waLastiee puisten, geele, Hinkende, etterige, dood3 fbuikCp, eeldikwervige, fing; onderdrukking van de fluimen; de dood. waaruit deeze regulen worden doorgezien. Q2 El  rs*, DE L.0 NGTEERI N G» f. 120& Er is een longzweer of bedekte zweer in de long aanweea zende: maar te voren §. 406. alwaar over de verzweering ge* lindelt wierd, zyn alle die kwalen opgetelt, welke van de etter, lang in de zweer wederhouden, volgen;, aldaar is gezegd geweest, dat de etter fcherp word, verrot,. het nabygelegene verteert, uitknaagt. Indien nu die uitwerkingen van dé wederhoude en opeengehoopte etter in aanmerking genomen worden in de long plaats te grypen, blykt het gemakkelyk, hoe grote kwalen daar van te vreezen zyn; waarover ook §. 835. 836. is gefproken geweest; alwaar over de verzweering in de long. naar de long - ontfteking ontftaan!, gehandelt wierd. het is wel waar, dat naar hevige ontftekingen van de longen er gewoonlyk ziektens ontftaan met groter verzweeringen in de long,, als in veele teeringagtige worden waargenomen, in welke, ge. lyk in het voorgaande hoofddeel gezegd is geweest, dikwils alleenlyk maar kleine heuveltjens ontftaan, welke gewoon zyn agtervolgens te veretteren, te breeken ,- en door etteragtige fluimen ontlast te worden, en dus door allengskens de long afteweiden, een. langzame teering te weeg brengen, intusfchen nochtans indien zodanige heuveltjens veel in getal zyn, welke veretteren, en vry digt by elkander gelegen, of niet fchielyk genoeg doorbreeken, wanneer zy ryp zyn, zullen zy, de meenigte etters allengskens vermeerdert zynde, in een vry grote longzweer kunnen veranderen ; waar over men zie het geene * dat §. 1185. gevonden word: maar hoewel de longzweer nimmer zonder gevaar is-, leeren nochtans de Geneeskundige waarnemingen, dat er vry meerder van opkomen, wanneer zy naareen verettert zydewee, of' long - ontfteeking , eene overgrote hoeveelheid etter op eenmaal uitfpuwen, dan wel wanneer de etter- in kleine heuveltjens in de long vergadert word. de wydberoemde Mead (0) getuigt van deeze: deeze ziekte, hoewel zy zwaar is, en dikwils in een teering eindigt, nochtans brengt zy^ zo veel gevaar niet aan.y. als die kleine virzweeringen. Hippo- cra— (o) Monita & praceptt Med. pag. y*fc  Siiaoï. DE LONGTEERING. W rtrt» m heeft niet alleen goede hoop gegeven , maar heeft felTeen zekere genezing durven beloven aan d.e geene, die zelrs een 5 & kreezen uit het zydewee of de long- V6fAln "jagende: ïJiï SSi de Jg- «AU* of & °nf )l IVêmren (terven gantsch niet, maar word,n gezond. Soe wannee^r e een kleine'zweer in de longontftond zonder voorafgegane heevige ontftekinge, maar door andere oorzaken Il°dan vreesde hy iets ergers. want hy voegt er by- (O j zy n* l Ten Wanneer zy minder uitfpuwen, als na de long vloeit flZeene in de long blyft zitten en afvloeit, word etter, maar Tetter u e Tong en'de Irst Uyvende zitten, doet verderen J!L A«t hv hier op de heuveltjens in de long'het oog ^g^X^^ «^n PlaatsJ(d3 alwaar hy dat dus ïefchr-vft ' maar het heuveltjen in de long ontftaat aldus: wanneer er Zn of'gal ontftaan is, verrot zy, en zo lang als zy nog raauw Zvlwekt eenweinigpyn, gelyk ook een droge hoest, maar nar dat zy ryp is geerden, ontftaat er van voren en agteren een f herte PynX ™d door hittens aangetast, als ook een henge hoest. \n if' dat de etter zeer fchielyk ryp is geworden, uitgebrok en is, na bovn trekt, en geheel en al uitgefpogen word, en de huk, waar n de etter was, nedervalt en weder opgedroogt word word hy «heel g zond: naar wanneer zy zeer fchielyk geborften is, ryp is fwo J^ engezuivert, nochte daarom evenwel geheel wederom kan Ipjdroogt worden, maar dat het heuveltjen f/""er uit zich t t is zulks dodelyk, en de ftym van het hoofd en het overige lichaam na dit klein'gezwel nedervloeijende, verrot en er word eter geboren, en uitgefpogen, waardoor hy aangetast ft erft, maar hv tl l206. DE LONGTEERING. 127 kleine long-zweer niet gezuivert en gehegt worde, ja zelfs daaglyksch voortgaat nieuwe etter te vergaderen, alsdan heeft dat geval plaats, waarvan Hippocrates in de reeds aangehaalde voorftelling zegt: dat het niet wederom opgedroogt kan worden, maar dat het heuveltjen zelfs etter uitjtort. wanneer dierhalve, de etterige fluimen zich langen tyd vertoneny noch te verminderen maar aangroeijen., word zulks met reede Voor dadelyKgehouden, daarom heeft hy in de verzamelde voorkcnnisfen (e) het volgende gewaarfchouwt: die heuveltjens in de kng lubben, brengen geduurende veertig dagen naar de doorbreeking etter voort, maar wanneer zy deeze overfchreeden, worden zy meestal door de teering aangetast. . By een andere gelegentheid §. 890. r. alwaar over het zyaewee gehandelt wierd, is gezegd geweest, dat van Helmonthet vyandip zuur, in het ribbenvlies en de tusfchennbbige plaatzen in"ehe«t, voor de oorzaak van het zydewee heeft gehouden , en zydowcê doorn heeft genoemt. welke hy gewilt heeft dat uitge • haalt, moest worden, zoude de ziekte genezen worden, of ten minfte zodanig ontzenuwt, dat het geen nadeekmeer toe konde brengen, en gelvk een doorn in de vinger gehegt gewoonlyk de ontfteking en verzweering veroorzaakt, ten zy dezelve ui rge. haald worde, dus ook in de zydewée doorn , by hem genoemt, heeft hy gewilt dit ook waar te zyn yen heelt in deeze ziekte alle aderlating veroordeelt, het is zeker, dat door de ontftaane verettering tevens met de etter de doorn uitgejaagt word, welke in de vinger zittende, oorzaak was van de ontfteking en de. yerzweering: even eens ook is het waar, dat door de veretterins weggenomen word en van de levendige naby zynde vaten afgefcheiden, het geene, dat door een onontbindbare ontftokene ftof was opgepropt; en dus dit gedaan zynde, dc etter uitgeleid zynde. en de plaats gehegt, de ziekte te zyn genezen, van He'lmont had nochtans gezien, dac het niet altyd zeer gemakkelyk was dc verzwore .plaats, te zuiveren, en gezuivert zvnde aan een te hegten: daarom zynefpreekwyzegebiuikcndc, J heeft (e) N<". 404. Charter. Tem. VIII. pag. 876.  toS DE LONGTEERING. §. uoS. heeft hy het volgende gezegd (ƒ"): want de doorn uitgetrokken zynde, houd het overige ligtelyk op, ten zy het mooglyk door een langduurig verblyf, zelfs een doornagtig ettergezwel heeft veroorzaakt, want het ettergezwel of verzweering eens ontftaan zynde, fchoon zy van agtpren geen wortel in liet lichaam aangewonnen hebben , nochte van elders gekoesterd worden, ftaan zy daar naar door zich zelve, en beftaan zonder dat iets anders voor hun zorgt: dus moet men zyn best doen om de doom uit te trekken, en de hartnekkigheid van een teeringagtige verzweering beftaat hier in, dat de zweer nu geen doom heeft, maar doornagtig is geworden, door de doorn heeft hy verftaan al dat geene, dat de ontfteking en verzweering kan voortbrengen: maar aangezien zodanige longzweer niet gemakkelyk kan gezuivert en gehegt worden, vergadert zy daaglyksch nieuwe etter, edoch over de reedenen van deeze moeilykheid zullen wy fpreeken, ter plaatze alwaar over de genezing van de teering zal gehandelt worden. Maar door dusdanige geduurige verzweering zal dit geheele ingewand kunnen verteert worden; gelyk wy in de uitwendige deelen zien, dat de pyp en boezem-zweeren niet alleen het vetvlies verteeren, maar zelfs de fpieren, ja tot de beenderen toe: waar uit in de lyken der aan de teering geftorvene waargenomen is, dat de longen of geheel, of voor 't grootfte gedeelte verteert geweest zyn. te voren §. 1199. is gewaarfchouwt, dat de veelvoetige famengroejingen, fomtyds door de hoest naar de bloedfpuwing uitgebragt, zelfs ervare Geneesheeren bedrogen hebben, dewyl zy geloofden, dat de bloedvaten van de long aldus wierden uitgefpogen: maar door de langduurige verettering fchynt het mooglyk te zyn , dat de lugtpypen van de long zodanig van het naby gelegene, waaraan zy vast hadden gezeten, afgefcheiden kunnen worden , dat zy tegelyk met de fluimen voor den dag komen, offchoon zommige hier aan getwyffelt hebben, zekerlyk Galenus heeft, gelyk §. 1205. gezegd is geweest, waargenomen, dat de teeringagtige eenige verrotte deelen (ƒ) Pleur» furens pag. 320. No. 21.  .$.1206. D E LONGTEERING. 129 len van de long hebben uitgefpogen. BenediÜus (g) getuigt, dat hv meer dan eens gezien heeft, dat het bloed door latend vlieten iLewand, de long door een evenredige tegenwryving zodanig losgeZaakt was, dat het tot een verrotte ftof, gelyk aaneen zeker foort Zn leem fcheen gebragt te zyn, ja, het geene de fiherpe en ongeZke vernieling der teeringagtige verloren had de longen van deeze voornamentlyk de bollen in flukktn gefcheurt, en als met een fchaar afgeknipt, heeft hy in de geopende lyken gevonden het geheugt mv zeer wel dat ik ook diergelyk in doode hchaamen fomtvds heb gezien, en by Bonetus word een vry groot getal van diergelyke waarnemingen gevonden, als ook by veele andere ! welke optenoemen te lang zoude vallen; het zal genoeg 7vn de eenige Diemerbroeck (li) tot getuige aangevoert te hebben die niet alleen de longen zodanig verëttert heeft gevonden, dat er naauwlyks de helft van het ingewand overig was, maar ook heeft hy in een man, die door een verzuimde wond ^ de borst aan de teering is geftorven, naar twee en tvvintig maanden naar de toegebragte wond, gevonden dat de geheele bol Zn de long der gekwetfle zyde door de verettering zodanig verbeert> was, dat er zelfs niet het minfte deeltje in die zyde overig Ta ; ja gy zoud byna gezegd hebben, dat er nooit eenige long in die zlde las geweest, édoch dit voorbeeld is voornamentlyk daarom zeer aLmerkenswaardig , om dat Diemerbroeck , die nochtans op het hooge fchool tot Utrecht openbare lesfengaf "n de ontleedkunde, in tegenwoordigheid van een ander Geneesheer en twee Heelmeesters het lyk met alle vlyt bezien Eeeft! namentlyk opdat hy aan de regeering zoude kondfchap doen, of de wond, zo veele maanden te voren toegebragt, voor de oorzaak van de dood moest gehouden worden, of niet Het zal wonder kunnen fchynen, waarom in dusdanig geval de zieke niet eerder door een fchielyke bloedfpuwing fterft, de- (e) Tabid Theatr. pag. 64- (f) Anat. Lib. 11. Cap. XIII. pag. 310.. Visrde Deel.  I3b DE LONGTEERING. letiof. wyl het rfigter hart het bloed door de long - flagader in de bol die verteert word dringt, dit gebeurt fomtyds, maar nochtans zeldzaam, en met de koorts fterven zy altyd aan een langzame teering. zekerlyk leeren ons zeer veele waarnemingen, dat er minder gevaar is van bloedftorting, wanneer de veiëttering aanwezende is. wy zien dit in de wonden, ja in de uitroeijingen fcelfs van de vliezen, ook houd de bloedfpuwing in de geene die rr.esr dan eens dezelve gehad hebben, op, wanneer dezelve tot éeil veiëttering overgaat, offchoon er een geduurige hoest, die dikwils vry hevig is, overblyft. ik heb gezien dat de geheele nier zodanig door de verzweering verteert was, dat er niet van dit bloedvoerend ingewand, en maar alleen het buitenge vlies overig is gevonden geweest in het dode lichaam; nochtans was er geen het minüe bloed met de pis uitgegaan, maar alleenlyk etter, misfchien zoude men ook in 't maakzel van de long eenige reede kunnen vinden, welke deeze moeilykheid zoude verminderen, het is bekend, dat de long verdeelt word in grotere bollen, welke elk op nieuw wederom in kleindere ondergedeelt worden, tot welke ieder van deeze een tak van de long-flagader komt, de grote tot de grote bollen, de kleine tot de kleine, uit welke te famengefteld een grote bol word gevormt. Ruysch (f) het maakfel van de long onderzoekende, heeft gezien: dat de bloedvaten van een der longdruiven (in de long van een kalf) geen de minfle gemeenfchap hadde met de vaten ntn de andere druif, dewyl er een vlies, of vliesagtig fchot tusfchen was. ja het vlies van ieder druif omringt alleenlyk maar deszelfs eige druif: en de takjens der vaten voorzien alleenlyk maar aan derzelver eigene druif, ik heb ondervonden, dat dit aldus is in een kalfs long ; maar in een mensch niet altyd (%o het immer gebeurt), intusfchen nochtans wyst hy op een andere plaats (k) de onderdeeling der grotere bollen in duizende andere kleindere. ft*) Muf. Anat. Sive Catal. Rarior. pag. 134. ik) Thefaur. Anat. VI. N°. 92.  §. i2o6\ PE LONGTEERING. i3t dere. de zeer vermaarde HelveUus CO neC maakfel van de long onderzoekende, heeft gevonden, dat de flagaders niet van dc eene bol tot de andere gaat, maar dat ieder takje aan zyne eu gene druiven voorziet; maar dat de grotere takken tusfchen de tusfchenwydtens der bollen heen liepen. Lieberkuhmus wiens wedergade ik nimmer in bekwaamheid om het maakfel der ingewanden natezien, gekend heb, en welkers vroege dood ik met alle goede menfchen betreur, wanneer ik dankbaar herdenk, hoe veele en grote dingen ik van hem heb geleerd, en hoe fehoone toebereidzelen ik van hem bezit, heeft deeze zaak volmaakt, en heeft aan zeer veele een gedeelte van de long van een mensch getoont, waarvan het uitwendige vlies was afgenomen, en in kleindere bollen verdeelt, die van de longpyp afhongen: hy had drie onderfcheide flagüderlyke takken , en een ader, met vier onderfcheide couleuren geverwde ftof opgevult, en dus toonde hy duidelyk, dat er geene de minfte ger meenfchap tusfchen de bollen is, en dat hier uit kan begrepen worden, op wat wyze een bol van de long in deszelfs vaten kan veiftopt, ontftoken worden, en zweeren, en dat dit gebrek nochtans niet ten eerften aan de nabygelegene medegedeelt word. dus begrypen wy, op wat wyze een langzame tee, ring allengskens de long kan afweiden , zonder dat er een fchielyk dodelyke bloedfpuwing op volgd; wanneer namentlyk het gebrek allengskens van de eene bol na de andere kruipt, en de kleindere flagSJerlyke takken aan ieder der kleindere bollen voorzien, de omloop door 't overige niet aangedane deel van de long geheel en onbelemmert blyvende. tevens begrypt men beter uit dit maakfel van de long, wat eigentlyk de heuvel, tjens van de long zyn, welke zo dikwils door de Geneesheeren waargenomen zyn geweest, agtereenvolgens ontftoken te worden en te verzwceren. Eindelyk moet men bekennen, dat de longen niet altyd verteert gevonden worden in de lyken der aan de teering geftor- vene, (J) Acader». des Sciences 1718. M.em, pag. 38. R %  J3» DE LONGTEERING; §. 120&. vene, offchoon er daaglyksch een overgrote hoeveelheid etteragtige fluimen voor den dag is gekomen, en dat de Geneeeheeren daarom agterdenken hadden, dat dit ingewand byna geheel verteert was. ik beken gaarne , dat my dit fomtyds overkomen is; en zodanig merkenswaardig geval is in het gasthuis der oeffenende geneeskunde te weeten gezien geweest (m), alwaar naar zeer overvloedige etteragtige fluimen de long vry wel in haar geheel wierd gevonden; langs alle kanten wel aan het ribbenvlies vast gegroeit als ook aan het hartzakje in de linker borst; maar hoe zy ook doorgefneden wierd, vond men evenwel geen druppel etter, nochte voetftap van de longzweer: in de doorgefneden longpyp was evenwel iets etteragtigs aanweezende. édoch zekere waarnemingen leeren ons, dat de verettering niet altyd het deel verteert, waar uit de etter aflekt, en dat nochtans het geheele lichaam door de geduurige zeer ruime menigte daaglykfche uitgeworpe etter, verteert, naar de afzetting der borflen, als ook van grote ledematen, hebben zich de Heelmeesters zo dikwils bedroeft, dat de zieke de teering kreegen wanneer eene altegrote hoeveelheid etters uit de wyde oppervlakte van zo grote wond daaglyksch uitgaat, zodat alle de fappen van het lichaam, agtervolgens in etter verandert, uit het lichaam vallen, tot dat de zieke verteert; die de eerfte dagen naar de afzetting de allerbeste hoop gaf tot de genezing, nochtans verdroogt dikwils de geheele oppervlakte vande wond een weinig voor de dood, en er is naar de dood zelfs geen voetftap van de etter, ik heb gezien , dat zeer grote zweeren in de beenen geduurende geheele jaren een ongelooflyke meenigte ftinkend waterig bloed daaglyksch uitgegeven hebben, en wanneer door het gebruik van de koortsbast, er in de plaats van waterig bloed goede etter begon te komen, begonden zy zich in den geheelen omtrek tot een lidteeken te zetten , nochte er vertoonde zich een groot verlies van de zelfftandigheid, naar de geheele aaneenhegting. te voren §. 158.7. en, (wi) De Haen Rat. Medend. part. I. pag* 118^  S.mo& DE LONGTEERING. 13% fin § 432. is aangetekent geweest uit Hippocrates , dat de zweeren omtrent de dood droog worden; waarom hy ook de droogheid der zweeren onder de dodelyke tekenen in de zieken heeft gerekend. Indien dit nu ook in de teeringagtige gefchied, zal men een weinigje etters naar de dood vinden 5 en byna maar in de longpypjens alleen, dewyl de zieken geene fluimen meer kunnen voor den dag brengen, wanneer zy aan de dood naderen waarom Hippocrates ook gewaarfchouwt heeft, gelyk naderhand zal gezegd worden, dat de onderdrukking der fluimen de dood in de teeringagtige zeer kort voorafgaat. Maar ook word daar uit de reede begrepen, waarom, indien de eene bol van de long etteragtig is, de etter fomtyds in de andere long word gevonden, want wanneer de zieken nu reeds zwak zynde, door een moeilyke hoest de fluimen trachten uittebrengen, en nochtans niet kunnen, word de etter opgeheven in de longpyp, en daarnaar wederom gevallen, kan zy m beide de longen komen, de zeer vermaarde Simfon (b) heeft in \ Ivk van een mensch, die een grote hoeveelheid etter voor de dood had uitgefpogen, de regter long tot een knoetsgezwel verhard in het bovenfte gedeelte, en tevens een etterboezem,, die een vinger konde bevatten i er wierd ook een fteentien gevonden , en een menigte waters in de holligheid van de regter borst, maar de linker long heeft gezond gevonden, goed van couleur, zonder eenige hardigheid, en by verwonderde zich dat de etter langs alle kanten uitging, wanneer hy de zelfftandigheid op onderfcheide plaatfen doorfneed: maar de etter kwam niet in grote hoeveelheid tevens uit, maar wel nu en dan een druppel, te weeten uit de doorgefneedene voortzetfels van de longpyp. Een byna altyd geduurige drooge hoest, want zo lang het kleine gezwel of ook de groter longzweer niet geopent, de nabygelese plaatfen drukt en prikkelt, is er een kleine hoest aanweezende , maar ofte geheel droog, ofte alleenlyk word maar 00 Medic. E%5 Vol, V*Part. IL pag. 62e* W R 3  m DE LONGTEERING. $, 1200. maar klare flym, door de fchokking van de hoest afgefchraapt, uitgefpogen; maar er vertoont zich nog niets etteragtigs in de fluimen, men zie hierover het geene te voren §.834.835.836. over de longzweer gezegd is geweest, deeze fluimen noemde Ccelius Aureliamr- klaar (o); en alsdan worden zy nog niet teeringsgtig gcoordeelt; maar zy worden gekend tot de teering overte. hellen, maar aangezien de voornaamfte hoop tot de genezing van de longverzweering daar in beftaat, dat dezelve fchielyk doorbreekt, en naderhand gezuivert kan worden en gehegt, blykt de reede, waarom, zo de zweer lang gefloten blyft, het gevaar vermeerdert. Hippocrates (p) had gewaarfchouwt; die uit droogheid moeilyk kunnen adem kalen, veel ongekookt in de teering uitbrengende, hebben het dodelyk. wanneer Duretus deeze plaats verklaard (jf), heeft hy gewild, dat in de plaats van |»pw«», geleezen moest worden, wA>jp»(r», en dus heeft hy de moeilyke ademhaling niet van de droogte, maar van de volheid van de long, door de gezwolle longzweer, willen afleiden, zekerlyk wanneer zodanige zieken veel ongekookte ftof hebben intgebragt •> zal dusdanige hoest niet droog kunnen genoemt worden. Benediftus heeft de volgende algemeene geneeskundige re^el geftelt (V): indien de lugtpypen eenige ftoffe te lang hebben wederhouden, tonen zy de moeilykheid van de genezing. Van het na de zweer toevloeijend bloed, enz. te voren alwaar over de wonden gehandelt wierd §. i58.7.,heeftgebleeken, dat de etter buiten de vaten gevormt word, maar dat de ftof waar van zy gevormt word door de vaten aangebragt word. nochte het roode bloed fchynt in etter verandert te worden, maar eerder de dunnere fappen van het bloed afgezondert: want zo lang de wond bloedig is, zien wy geen etter, maar naderhand de vaten toegetrokken zynde, word de oppervlakte van de wond bevogtigt met een dun vogt, het geene, zo de vrye toegang van de lugt er afgeweerd word (e) Morbor. Chronic. Lib. II. Cap. XIV. pag. 422. (p) Coae. praenot. N°. 445. Charter. Tom. VIII. pag. 878. (3) In Coac. Hipp. pag. 321. Ir) Tabid, Theatr, pag. 109.  $.iao6. DE LONGTEERING. 13* word, allengskens in de oppervlakte van de wond in etter word verandert, want zo de wond aan de lugt word blootgefteld, droogt zy geheellyk uit, en de wond word met een korst bedekt, onder welke korst daar naar de etter word gevormt, tevens heeft toen ook gebleken dat de gezond fappen in etter veranderen; en deeze fchynen wel fehielyker tot de erter over te gaan als de zieke: want wanneer er zich eens etter in de wond vertoont heeft, deeze afgeveegt zynde, word wederom binnen twaalf uuren herboren ; ja nog fehielyker: maar de ontftokenen ftof vereischt langer tyd, om in etter te kunnen veranderen, en verandert mooglyk zo veel te later in etter , hoe dikker en hoe meer zy op een gedrongen is, of om eenige andere hoedanigheid van de vereischtens der gezonde fappen afgeweeken is. dus is te voren §. 830. gezegd geweest, dat de longontfteking gelukkiglyk genezen word door dikke geelagtige fluimen, met een weinig bloed vermengt, en haast m wit zagt fpog verandert; welke fluimen zekerlyk ten eenemale etter verbeelden, dus nemen wy waar, dat zagte ontftekingen in de keel dikwils fchielyk verzweeren. naderhand zal in de befchryving van de kinderziekte blyken, dat de beste pokken wel later voortkomen, maar eerder zweeren. aangezien dierhalve al het bloed van het geheele lichaam door de long moet doorgaan, is het geen wonder, zo er eens een etteragtige befmetting in dit ingewand ontftaan is, dat de hoeveelheid van de etter dagelyksch vermeerdert, en dat de geflote zweer meer en meer uitgezet word, of zo zy geborften is, de etter dagelyksch op nieuw wederom geteelt word, welke door de fluimen word uitgeworpen, en dus alle de fappen van het lichaam allengskens in etter veranderen , ten zy zodanige long.zweer gezuivert en gehegt kan wórden, maar te voren is reeds gewaarfchouwt geweest? dat er veele geneezen worden, wanneer een grote long-zweer de etter ftort, dan wel wanneer een kleinder zweer  rj6 DE LONGTEERING. $. 1206. dit ingewand allengskens afweid. Calius Aureliams (*) fchynt dit ook onderfcheiden te hebben, wanneer hy zegd: de etterborftige aandoening word niet anders onderfcheiden, dan door de ver. gadering der zweeren. maar deeze etterborftige aandoening had hy een weinig te voren etteragtig of longzweervloejende genoemt. edoch hy voegt er naderhand by: de etterborftige fluiten dikwils een te famengehoopte menigte etters haastelyk uit, en daar naar, de uitbrenging gefchied zynde, worden zy van de vorige koortfen en rillingen verlost, zo dat zy dezelve ofte geheel kwyt zyn , ofte door ' eenige deel worden aangedaan: in de teeringagtige dat geene dat wy te voren gezegd hebben vooraf gaat, en de vogten allengskens, niet in grote hoeveelheid uitgefloten worden, en na mate van de vermeerderde aandoening de koortfen ook vermeerdert worden. Indien nu zodanige grote zweer in de long ontftaan is, die niet in 't kort gezuivert word wanneer zy doorgebroken is, of ook een kleindere allengskens voortgezet, het naby gelegene gedeelte van de long, dat nog gezond is afweid, word eindelyk dit geheele ingewand verteert, gelyk wy te voren hebben gezien; of ten minfte vergaan de fappen na de long gebragt daaglyksch in etter, welke door de fluimen uitgeworpen word, en dus teeren de ellendige langzamerhand uit, offchoon de long naar de dood zich vry wel in haar geheel vertoont, want zo de weg gemakkelyk is voor de etterige fluimen na de longpypjens, word er geene grote hoeveelheid fpog vergadert, maar zo lang de krachten goed zyn, en de vaste zyden nog fterk genoeg zyn om de fluimen door de hoest uit te werpen, worden zy vry uitgebragt. waar uit ook verftaan word, waarom de zieken fomtyds langen tyd nog overlevende deeze kwalen kunnen dragen, wanneer namentlyk de etter in een kleine longdruif vergadert word nochte tot het naby gelegene voortgezet word, of ten minfte zeer Iaat: van deeze longzweeren heeft Galenus (t) gezegd: waar O) Morb. Chrom'c. Lib. IV. Cap. XIV. pag. 422. (j) De Locis affeöis Lib. IV. Cap. VIII. pag. 4Ö7,  §. i2oó. D E LONGTEERING. 137 maar de geene die reeds langen tyd in de long hun vcrblyf hebben gehad, laten, offchoon zy fomtyds genezen worden, nochtans iets e°lt en pypagtigs in dezelve , het geene door verloop van tyd by een ligte gclegentheid vervelt. fVillïfiüS zodanige verouderde zweeren in aanmerking nemende («) , heeft gezegd , dat er in dit ingewand een verzworc holligheid geboren wierd, dat van alle kanten ecltagtige zyden heeft, zodat de ftof aldaar verga, iert, in 't geheel niet in het bloed word over gebragt, maar daag. hks de geheele, hoewel overgrote menigte, uitgefpogen word. dusdanige aangedane , zouden alleenlyk maar als een Fontanel in de long hebben, offchoon zy alle morgen veele en dikke, ja zelfs geele en als etteragtige fluimen, uitwerpen , en ook eenigzinis door den dag, zyn zy anderzints vry gezond , zy heden vry hunnen adem, eeten, 'en flapen wel ,• zyn wel in 't vleesch , of ten minfte hebhen een middelmatige lichaams gefteldheid, en worden niet zelden oud ik heb zelfs eenige diergelyke voorbeelden gezien ; en vooreerst in een doorlugtig man, die meer dan zeventig jaren oud is geftorven : ik heb hem geduurende vier jaren voor zyn dood , daaglyksch des morgens eenige oneen witte gekookte etter met groot gemak zien uitfpuwen , en daar naar door den da* diergelvke fluimen uitbrengen, hy verzekerde my heiliglyk, dat hy reeds geduurende jaren diergelyke menigte etter uitwierp, en het zelfde wierd door zeer geloofwaardige Geneesheeren die hem lang gekend hadden , en weleer de Geneeskunde over hem geoeffent hadden , bevestigt, hy heeft alle zyne plbten tot de dood toe volbragt, en gebruikte vry weelderige fpyzen, met goede honger, by Schenck (w) worden dusdanige gevallen verfcheide gevonden. Over het gevaar, wanneer een grote longzweer op eenmaal over (u) De Medic. Operat. Seft. L Cap. VI. pag. 161. Obfervat. Mcd. rar. pag. 260. VieroeDeel. S  i^S DE LONGTEERING, §. iaotf» overvloedig etter in de longpyp uitbraakt ,• is te voren §. 836,. N°. 2. gefproken geweest, nochtans gebeurt dit zeldzaam in de teering, aangezien meestentyd er eene daaglykfche uitwerping gefchied van de etteragtige fluimen., tot dat zy langzaamerhand uitteeren. Met een daaglykfche hoest, in grote hoeveelheid , enz. in de zweeren der uiterlyke deelen van het lichaam , word degrootfte hoop op de genezing daar in geftelt, zo er daaglyksch goede etter onbelemmert uit de geheele oppervlakte van de Zweer uitgaat,, en er geen etter lang wederhouden word, en dus door het verblyk fcherper gewond, en de zyden van deholligheid, waar in zy zit benadeelt: waar door, gelyk te voren gezegd is geweest §. 413. en volgende, de pypen en holtens zeer moeilyk. geneezen worden, ten zy men beletten kan, dat de etter niet te lang in dezelve verblyft ; het geene het best gefchied, de geheele holligheid doorgefneden zynde, waar m de etter vergadert word; en als dan kunnen de zyden van dusdanige holligheid, door bekwame middelen erop te leggen,, zodanig gezuiverd worden, dat zy tot de hoedanigheden van een zuivere wond wederom gebragt worden, en dus een volmaakte hegting verkreegen word. maar aangezien deeze in de genezing van de longzweer geen plaats hebben, blykt de reeda van de moeilyke genezing. Maar hoe meer de fluimen in deeze ziekte van de hoedanigheid der goede etters ontaarten, zo veel te minder hoop is er, alles gelyk gefteld zynde, op de genezing, want het zy dit gefchiede door de lang wederhoude etter,.als in de pypzweer van de long, en dus door het enkel verloop van tyd tot een erger hoedanigheid overgeflagen zynde,. het zy de zweer zelve geduurig fcherp waterig bloed ftort, vervreemd van de vereischtens tot.de goede etter, is het evenwel altyd te vreezen, dat het kwaad meer en meer voortkruipt, of ook dat de weder opge. aoge etter, door 't verblyf fcherper en dunner geworden , al het  §. iaotf. DE LONGTEERING. 139 het bloed zodanig befmet, dat het teivecnemaa! tot de voedingonbekwaam word, en dus het lichaam uitceere; men zie na het geene §. 406. over dcnadeelcn van de lang wederhoude etter gevonden word: waarom alle die geene, die geduurende verfcheide jaren een zweer in de long hebben gehad, tot de ouderdom toe, altyd een vrye en daaglykfche uitwerping van goede etter gehad hebben. De kentekenen van de beste etter zyn te voren §. 387. opgenoemt geweest, te weeten dat zy wit, glat, evenredig, zonder flank zy: maar de ergfte word gehouden te zyn die, welke van alle deeze hoedanigheden afwykt, en in tegendeel, gelyk naderhand zal gezegd worden, voor het voor ten ecnemaal goed gehouden, zo de kwade etter, door goed voedfel en bekwame geneesmiddelen, zodanig verbetert word, dat zy nader'by de vereischtens van de goede etter komt. om deeze reede befchouwen de Geneesheeren met aandagt de fluimen der zieken, op dat zy daar uit een behoorlyke voorkennis halen. Hippocrates (x) had gezegd; zo de fluimen van de teeringagtige in zout water uitgefpogen, na de grond gaan, flerven zy fchielyk-. naderhand hebben byna alle Geneesheeren de te famengehooptö fluimen, in het water nederzinkende, in deeze ziekte veroordeelt, en hebben het vooreen teken gehouden, dat ook de vaste deelen van het lichaam beginnende verteert te worden, een gedeelte uitmaakten van zodanige fluimen, welke daar door de zwaarte van het water te boven gaande, na beneden op de grond zinken, want de etteragtige zwemmen gewoonlyk boven op het water, offchoon ik ook fomtyds eenige van dezelve, welke de zelfde zieke in de ziektens uitgefpogen had , heb zien boven Zwemmen, en andere na de grond gaan. daarom fchynt H'ppe•crates geboden te hebben, dat de zieken in zout water de fluimen zouden uitfpuwen: want aangezien deeze zwaarder zyn dan zui* (x) Coacar prsnot. N°. 435. Charter. Tom. VIII, pag. S77. S 2  14,0 DE LONGTEERING.. §.. no6\. zuiver water, word er een groter te famendringing vereischt in; de fluimen , op dat zy na de grond kunnen gaan, en dus een. zekerder voorteken, maar men moet aanmeiken, dat dit plaats, heeft in geheel etteragtige fluimen , met welke geene de minde flym vermengt is. want de flym dc pypen van de long bekledende, is altyd fchuimagtig, en bevat Jugtbobbels, en dus wanneer zy met de etter vermengt zal zyn , of aan deszelfs buitenfle rand door Jymagtigheid vasthoud, zal de etteragtige fluim boven op Zwemmen , offchoon die etter om eigentlyk te fpreeken , zwaarder dan het water zoudé zyn. daar uit word ook verftaan , waarom zommige fluimen op de grond zinken , zommige niet, alhoewel zy byna op een en dezelfde tyd zyn uitgeworpen, tevens blykt de rede, waarom de boven op zwemmende fluimen naar. eenige tyd na de grond gaan , te weeten wanneer de flym de. fluimen omvangende, of met dezelve vermengt, in het water is., ontbonden , en de Jugtbobbels , in de flym ingedoten , verdweerien zyn. deeze proefondervinding word het best genomen, wanneer naar de flaap door een Jigte hoest van de teeringagtige zeer gemakkelyk gekookte fluimen worden uitgeworpen; want als dan word er naauwlyks tevens eenige flym afgefchraapt, en zy fpuwen zuivere etter uit. want, als dan heeft plaats het geene Benedictus (y) door 't volgende vermaant heeft: in de affchraping van de fluimen, welke na de bovenfle deelen van de longpyp zyn gevoerd, worden gemakkelyk door uitfpuwing of hoesten uitgeworpen; maar die onder in de longpypjens gezeten hebben, worden moeilyk uitgeworpen, voor 't overige bevestigt die zelfde Schryver het gevoelen van Hippocrates met zyne waarnemingen , wanneer hy onder de tekenen van een dodelyke teering rekent , flykerige, zwaare, aschcouleurige etter, welke in het water geworpen: geiyk«Is gemakkelyk.met hetzelve vermengt word,ennade grond gaat(z^,., Men;: (y) Tabid. Theatr, pag. 49. (.2) Ibidem pag. 104.  S. I20Ö. DE LONGTEERING,, r4ï Men heeft ook waargenomen dat de fluimen onderfcheide fmaak hebben in de teering Hippocrates («) zegd, dat in de teernzagtige dikke, bietkuit den groenen, en zoete fluimen door de hoest worden uitgeworpen een weinig naderhand tekent hy aan dat de geene die de fluimen in de mond houd, dezelve uit zullende fpuwen een afkeer er van heeft, om de kwade fmaak:maar in de verzamelde voorkennisfn (b) zegd hy: die veretteren zullen-, fpuwen eerst zoutagtig , daarnaar zoeter; mooglyk zoude men nochtans aldaar door zoeter kunnen verftaan, minder zout ik heb fomtyds. gehoort, dat dusdanige zieken over de laffe zoetbeid der'fluimen klaagden, en dat, wanneer zy reeds etterag, tige fluimen uitfpogen ; en te voren fchynt BeneMus (c) ten hoogften die zoete fpog verdagt gehouden te hebben , en hy heeft fommige gezien, die in drie maanden tyds, door een overvloedige uitftorting van het levensvogt af vallende, en verdorrende uitmergelt geftorven zyn. want hy heeft gelooft , dat het voed ndêfapgaldus uitgefpogen word, en dat de zieken daardoor iftgeput, door uitdroging fterven. de gyl zeker en de melk de naaste ftof tot ons voedfel, zyn zoet. maar hy wierd £ dit gevoelen bevestigt, dat hy in een lyk van een mensch, naar dusdanige zoete fpog geftorven , nochtans alteme s de bloedfpuwing doorgedaan hebbende, alle de lug buizen, als ook aUe de natuurlyke ingewanden voor 't gezigt gezond heeft gevonden. maar nochtanJ had de long overal verdunt, haare kracht verloren. Sïs ook: omdat dezelfde fpog, op het vuur gezet, gelyk alle voe; dend fat, tot de dikte van een witte gelei gekookt word. voor t overige bevestigt hy met zyne waarnemingen het gevoelen van Hippocrates, wanneer hyzegd: deeze fpog, in alle we.ke my gedenkt gezien te hebben, zoetagtig, is door een langdumige kwy ling, en meestal zout, dodelyk geweest. (a) De Morbis Lib. II Cap. XVII. Charter.Tom. VII. pag^öSV- (b) N". 403. Charter. Tom. VIL. pag. 876. (c i Tabid. Theatre pag. 66 - 67. S 3,  i$ DE LONGTEERING. §, 120& Maar hy oordeelt de beste fluimen van alle te zyn, welke geheel van alle fmaak ontbloot zyn; want hy heeft waargenomen (d) dat de geene die tot de teering overhellen, die dikwils fluimen zonder fmaak uitfpuwen, later de teering krygen, offchoon zy van 't begin een kwade gefleldheid van de long bekomen hebben, zeer Hinkende fluimen fchynen een veel kwader voorteken te zyn, aangezien zy een teken geven van de reeds begonne verrotting: intusfchen nochtans fchynt die zelfde fch 17ver (e) in dit gevoelen geweest te zyn, dat de flank van de fluimen niet altyd betekent dat deeze ziekte zeer rasch dodelyk is. want hy waarfchouwt, dat het zuiverfle bloed verrot, zo het door deszelfs eigene laauwte niet gekoestert word. het brokkig bloed zekerlyk in de pypen van de longen bevat, of ook de etteragtige ftof aldaar zittende, noch te fehielyker uitgeworpen, zal kunnen bederven , wanneer de lugt er vry kan bykomen, en de plaats nat en laauw is. om deeze reede veroordeelt hy wel op een andere ■plaats (ƒ), wanneer hy de tekenen van een dodelyke teering opnoemt, de ftinkende aamborftigheid, maar hy voegt er tee. vens by: de grootfte moeilykheid der ademhaling, ik heb fomtyds zodanige gevallen gezien , alwaar de zieken nog lang bleven leven met allerftinkendfte fluimen, en hunne zaken konden waarneemen: dit heb ik vooral in een jongeling venyon» dert, die vooral des morgens door de hoest zodanige allerftinkendfte fluimen uitwierp, dat ik het naauwlyks konde verdragen, offchoon ik niet geloof dat ik zo licht aandoenlyk ben, dat ik door iet diergelyk gemakkelyk worde aangedaan, hy had zekerlyk de ziekte lang gehad, eer dat die ftank by de fluimen kwam, en met deeze heeft hy nog twee jaren ten vollen geleeft, daaglyksch zyne gewone bezigheden waarnemende: maar alstoen, de hoeveelheid der fluimen fchielyk toenemende, is (d) Tabid. Theatr. pag no* >(e) Ibidem pag. 44. {f) Ibidem pag. 10.5.  §. iaptf. DE LONGTEERING..- r45 hy fchielyk aan de teering geftorven. hier uit heb ik verftaan, waarom Hippocrates (g) gezegd heeft: die zich naar de verettering redelyk bevindende Jlinkende fluimen losfeh, fterven door een wederkeerende. Maar het fchynt zeer gevaarlyk met dusdanige teeringagtige om tc gaan, aangezien de verrotte wassfem van de fluimen te gelyk met de lugt door de omftanders ingeademt, in de longen word getrokken; want men heeft te vreezen, dat door de befmetting de ziekte tot de gezonde overgezet word. hierom heeft Galenus Qi) gewaarfchouwt: het is daarenboven gevaarlyk, met deeze om te gaan, die door de teering aangetast zyn , en in 'cgeheel met alle, die zo Jlinkende adem hebben, dat de woningen, waarin zy wconen, zwaar rieken, die jongeling zeker, waarvan ik reeds gefproken heb, heeft zyne zuster en de meid befinet, welke hem geduurende zyne ziekte altyd hadden opgepast. Tulpius (O bekend, dat hy gaarne in het lyk van een aan de tee. ring geftorvcne, het gebrek van de verteerde long zoude gezien hebben, maar hy is door de flank afgefchrikt geweest, welke, misfehien niet minder nadeelig voor de Geneesheer, als aan de bloedverwanten zelve was. Bencdiiïus (k) had gezien, dat de longen der aan de teering geftorvene, onder het ontleeden in een vuile droesfem verandert zyn; waaruit ligtelyk verftaan word, hoe zwaare ftank zodanige fluimen, welke hy flykerig en leemagtig noemt, fomtvds uitwaasfemen; en tevens tekent hy aan, dat dusdanige allerërgfte fluimen altyd zwaarder zyn dan de overige, ja zelfs , offchoon de fluimen zodanig niet ftinken * fchynt ér tog altyd iets van de adem der wanhopende teeringagtige te vreezen te zyn: wanneer eene aan de teering ftervende vrouw haaren man een kus op de kin gedrukt had, is dia plaats naderhand geheel glad gebleven, offchoon er ook in den ge- (r) Coacar. praenot. N°. 406. Charter Tom, VUL pag. 876. (k) De Febribus Lib. I. Cap. 111, Charter. Tom. VII. pag. 108* (i) Lib. II. Cap. II. (k) Tabid. Theatr. pag, 68.  m . DE LONGTEERING. §.1206, geheclen omtrek een digte baard groeide: voor't overige heeft dien allerbeste man daar door anders geen kwaad geleden , en heeft haar verfcheide jaren overleeft, zonder eenig teken dat de long kwalyk aangedaan was. Somtyds ook zyn de Geneesheeren gewoon de fluimen der teeringagtige op gloeijende kolen te leggen , en wanneer zy ftinken wanneer zy verbrand worden, voorzeggen zy daaruit een fchielyke en zekere dood. intusfchen is het zeker, dat alle fluimen ftinken, wanneer zy verbrand worden: waarom Benedikus (1) waarfchouwt, dat daaruit een onzekere voorkennis te halen is. de meerder of minder ftank der fluimen , wanneer zy verbrand worden , zoude veenig teken kunnen geven van meerder of minder bederf. Hippocrates (m) heeft wel onder de dodelyke tekenen in de teeringagtige die zware reuk der fluimen opgenoemt; maar hy heeft er bygevoegt; indien het hair ook uit het hoofd valt. ■ Dat er byna een oneindigheid is in 't onderfcheid van de fluimen der teeringagtige, heeft Aretceus (n) erkend; en hy heeft er verfcheide opgenoemt: maar hy waarfchouwt, dat deeze alle de gedaante hebben en van een etteragti'gfoort zyn; en daarnaar voegt hy er het volgende by: maar de geene die de vogtigheden door het vuur of het water onderzoeken, fchynen my toe niet Zeer veel van de teering te onderfcheiden: want het gezigt is zekerder dan alle andere zintuig, niet alleen in dat geene dat uitgeworpen word te bezigtigen, maar ook in het uitzigt van de zieke optemerken: want zo iemand zelfs van het volk een mensch bleek, zwak, hoestende, door magerheid verjleten heeft gezien, zal hy zeggen dat deeze waarlyk de teering heeft, édoch Aretaus fchynt niet in aanmerking genomen te hebben dat de Geneesheeren door de fluimen met het water of vuur te onderzoeken, niet nagezogt hebben, of de teering aanwezende was of niet, maar alleenlyk maar (Z) Tabid. Theatr. pag. 44- (m) Aphor. II. Sect. V. Charter. Tom. IX. pag. 200. (h) De Cauf. & Sign. Morbor. Diuturn. Lib. 1. Cap. VIII. pag 36.  $. I20$. DÊ LONGTEERING. Ï45 maar om te zien of de ziekte fehielyker of langzamer tot de dood zal overgaan ; gelyk duidelyk uit de reeds aangehaalde korte Jielling van Hippocrates blykt. Doorbarfting van de longzweer in de holligheid van de borst enz. De longzweer kan zekerlyk zodanig doorbreeken, dat de etter in de holligheid van de borst nedervalt: intusfchen nochtans gebeurt dit zeldzaam in de teeringagtige, maar meestal word de etter door de fluimen geledigt. maar zo dit gebeurt is blykt het gemakkelyk, hoe weinig hoop over is, aangezien de verzwore long overal door de etter aangefpoelt word. zo de etterborst moeilyk genezen word, wanneer de long in haar geheel is, wac zal er te hopen zyn, zo de long nu reeds zodanig aangedaan is. voor 't overige zie men na het geene, dat in de befchryving van de etterborst gevonden word. Dan een allerergfte ademhaling. Want fomtyds, de long uit. geëeten zynde, gelyk te voren gezegd is geweest, zyn er weinig lugtvaten overig: de etter word dikwils in de longpypiens vergadert, nochte kan door de zwakte met hoesten niet uitgebragt worden, fomtyds een Jleekende pyn in de borst en de tepels, en verzwore, verergert onder 'f hoesten (o) of ook een [bannende pyn in 't leggen op de linker of regter zyde om de canïroeiang van de long aan het ribbenvlies van een van beide de zyden, belet alle uitbrenging der fluimen, en verflikt de ademhal ng. maar wanneer de longzweer nog niet gebarlten is zal zy door de nabuurige nog vrye vaten te drukken, de zelfde kwalen voortbrengen als te voren §. 836. gezegd is geweest. , ... Verteerin" van al het bloed, enz. Naar de afzetting van een borst of& van grote ledematen, ontftaat er dikwils zo zware verëttering, dat door deze oorzaak zelfs alleen de zieken () beweezen, dat door de herhaalde werking van de long de gyl met het bloed vloeijende door dit ingewand tot voedfel bereid word, waaruit dat geene herfteld kan worden , dat daaglyksch zo wel van de vloeibare als de vaste deelen verloren gaat in een gezond lichaam, waarom iemand door de teering aangetast om tweederlei reedenen uitteert;. te weeten door 't verlies van het voedend fap, en om dat de long door de ziekte zelve befmet zynde, door dit ingewand dusdanig de nieuwe gyl niet kan volmaakt worden, dat daardoor het lichaam kan gevoed worden, het gebeurt dikwils, dat alle de ingewanden der eerfte koking vry wel hunne werkingen verrigten in dc teeringagtige: zy hebben eetlust, verteeren, gaan natuurlyk af, en nochtans doen zy daar geen voordeel mede, maar het geheele lichaamsgeftel verflenst allengskens, om dat de vereischte werking van de long op de gyl ontbreekt, dit heeft Benediftus (jf) voor een allerkwaadst teken gehouden; zeggende: de teeringagtige jgraag in 'i eeten zynde, en daardoor geen krachten krygende, zyn wan* hopende; want het wyst aan dat het levensfap ten roof gegeven is. By- (p) Herm. Boerh. Inflit. Med. §. 208. (g) Tabid. Theatr. pag, 11.  $. 1206*. DE LONGTEERING. 147 Byna een geheele verteering der vaste deelen, Hippocratisch weezen. Door de overvloedige etteragtige fluimen, en vooral door 't zweeten des nagts, gaat het grootfte gedeelte van het vogt uit het lichaam verloren; daardoor worden alle de vaten, niet meer door de vogten uitgezet, toegetrokken; alle het vet, waarvan de vleezigheid van het lichaam afhangt gaat ten eenemaal verloren , zodat de huid en de beenderen alleenlyk maar overig fchynen te zyn; de werking nochtans der fpiere'n is overig, en zy kunnen alle hunne werkingen verrigten, voor zo verre de grote zwakte het toelaat, en het de uitgedroogde banden niet beletten: ik heb een zeer ervare Muzykmeester gezien, geheel door een volflage teering uitgemergelt, die daags voor zyn dood op de clavecimbaal fpeelde, en met grote vaardigheid de vingeren bewoog, maar het is bekend, dat het grootfte lichaam der fpier afhangt van het celagtig weefzel tusfchen ieder bundeltje van fpiervezelen ingezet ; hierom offchoon het geheele celagtig weeffel door de uiterfte vermagering verdwynt, blyft evenwel het fpieragtig maakfel nog , bekwaam om de bewegingen uitteoeffenen. wanneer Ovidius de honger heeft willen uitfchilderen (V), fchynt hy de droevige beeltenis van de allervolflagendfte teering befchreven te hebben. - —— Cava lumina, pallor in ore: Labra infana citu: feabra rubigine fauces .* Dura cutis, per quam fpeftari vifcera pojfenti Ojja fub incurvis exjiabant arida lumbis; Ven- (f) Metamoph. Lib. VIII. v. 805. &c„ T 2  J4S DE LONGTEERING. J. 1206. Ventris trat pro ventre locus. Pendere putans. Pettus , & a fpina tantummodo crate teneri: Awx'érat articulos macies, genuumque rigebat Orbis, 6? itnmodico prodibant tubera talo. Jretaus beeft allernaauwkeurigst de uitteering van het geheele lichaam in een volflage teering befchreven (j) ; alwaar hy ook fraai aantekent, dat de dunne wangen op de tanden hangen , en zy by glimlaggende worden vergeleken; eindelyk zy vertonen in alles een doode. Alsdan is dat zogenoemde Hippocratisch weezen aanweezende, om dat hetzelve in het boek der voorzeggingen befchreven is; waarover te voren §. 1188. gefproken is, wanneer over de etterborst gehandelt wierd. Maar het lichaam allengskens verflenfende, word hetzelve by trappen de uiterfte vermagering toegebragt: édoch zo deeze fchielyk toeneemt, betekent het dat de dood voor de deur ftaat, gelyk Befiediclus Ct~) zeer wel gewaarfchouwt heeft! te famentrekking van de vleugels der neus, vernaauwing van de te famengevalle borst, zo dit in korten tyd zal gebeurt zyn, betekent zy, dat de zieke in 't kort zal derven. Een uitteerende koorts met een kleine pols, enz. Wat de uitteerende koorts is, is by een andere gelegentheid §. 835. gezegd geweest, uit Galenus: het is namentlyk een koorts, welke altyd aan zichzelve gelyk, nochte de aanval van eenige verheffing, nochte aangroeijing heeft, nochte krachtiger word, nochte minder, zodat de zieke niet gewaar word dat hy de koorts heeft. Te- O) De Cauf, & Sign. Morb. Dint. Lib. I. Cap. VIII. pag. 36. 37. (t) Tabid. Theatr, pag. Ml. H2.  $. 1206. DE LONGTEERING. 149; Tevens is aldaar ook gewaarfchouwt dat Galenus nochtans een omlopende verheffing van de uitteerende koorts erkend heeft; maar hy heeft gelooft, dat deeze verheffing niet afhangt van de natuur van de uitteerende koorts, maar van het genuttigde voedfel, het geene ten ondergebragt en verdeelt zynde, keert de koorts wederom tot haren vorigen ftaat. in de beginnende teering neemt men deeze koorts vooral des avonds waar, zo dat zy fomtyds met een ligte rilling begint, fomtyds evenwel openbaart zy zich zonder eenige voorafgegane rilling, alleen met een radheid van de pols, vermeerderde hitte, en roodheid van de wangen: maar des morgens keert de pols gewoonlyk wederom tot hare natuurlyke ftaat; en alsdan vertoont zy een foort van daaglykfche tusfchenpozende koorts. Aretceus (u) heeft het zelfde aangetekent, zeggende : tevens is ook een geduurig vuur aanweezende , het geene nimmer fchynt te verpozen , over dag zich onder het zweet en de koude van het lichaam verbergende, want deeze eigene volgen op de longzweer, te weeten dat de hitte opgewekt word, en des nagts zich verheft, maar over dag in de ingewanden verborgen is. maar wanneer de ziekte vermeerdert, groeit de uitteerende hitte meer en meer, en de pols is zelfs van den vroegen morgen af al radder; en alsdan zegt Hofman (-w), dat er weinig hoop is. het is zeker dat er in de geene die de teering hebben fomtyds wezentlyk een verheffing en volmaakte tusfehenpozing waargenomen word; en Hippocrates (x) fchynt dit van gelyken aangetekent te hebben; wanneer hy zegd: in de veretterde zyn de meeste tusfchenpozende koorts van zweet verzeld: maar het meest van al neemt men waar, dat er geduurig een zagt koortsjen aanweezende is, omtrent den avond byna altyd vermeerdert: fomtyds nochtans worden er op onderfcheide tyden duidelyke verheffm- .... gen (tt) De Cauf & Signis Morbor. dinturn. Lib. I. Cap. VII \. pag. 36» (w) Med. Ration. & Systèmat. Tom. IV. Part, IV. pag. 308 {%) Coac praeaot. Nó. 419. Charter. Tom. VIII. pag. 876.  wyo DE LONGTEERING. §.1206. eren waargenomen , het zy door de wederhoude etter, of door de nieuwe gyl naar het genuttigt voedfel. maar wanneetde long met heuveltjens bezet word, welke agtervolgens veretteren, alsdan, wanneer zodanig,klein gezwel zich tot verzweering zet, en in korten tyd doorbreekt, groeit er dikwils een vrv hevige koorts, welke de etter door de fluimen uitgefoogen zynde ophoud, alleen het gewone uitteerend koortsien blvvende, tot dat een nieuw verzwore heuveltjen diergelvke vermeerdering der koorts voortbrengt, daarom fchynt BenediStus (V) gezegd te hebben : indien een daagfeke , of uitteerende koorts, by ongelyke beurten een die de teering heeft langen t\d gekweld heeft, wyzen zy een dodelyke uitkomst aan. want het betekent dikwils, dat er nieuwe oorzaken van de verheffing der koorts, de eerfte kwaal blyvende, by komen, maar wanneer de etter in de zweer van de long fcherp en bloedwater^ word, of te lang wederhouden word, nochte door fluimen uitgeworpen , ontaart, alsdan word al het bloed befmet met een verrotte en fcherpe fmet, en er komt een kwaadaartige rotkoorts by, welke in korten tyd de krachten welke nog overig zvn wegneemt, en de dood veroorzaakt, wanneer Benedittus (z) deeze kwalen had opgemerkt, heeft hy gezegd : die de teenng hadden, by welke de ftof de borst bezwarende een fmet van de rot of kwaadaartige koorts had gekregen, zyn byna alle geftorven. _ Galenus Cd) heeft vastgefteld, dat de pols van die de teering hebben, klein en kwynende is, en zagt en een weinig rad: maar dit heeft voornamentlyk plaats wanneer de ziekte nog niet ver verlopen is. maar wanneer het lichaams geftel reeds begint uitteteeren, alsdan word de uitteerende koorts verzeld van een kleine, harde, duistere en dikwervige pols; gelyk Galenus^) (y) Tabidor. Theatr. pag. m. $ DeïKbFÏÏ Tyrones Cap. XII. Charter. Tom. VIII. pag. 10. (?) De ?ebribus. Lib. II. CaP: X. Charter. Tom. VIL pag. 120.  §. ï206\ DE LONGTEERING. igr zeer wel aangetekent heeft, naar dat hy eerst de verflenstheid van het geheele lichaam in de teering na het leven befcbreven had. te gelyk tekent by aan, dat de hitte , eerst zagt fchynt aan de Geneesheer die de pols voelt, maar wanneer hy dezelve langer agtereen voelt, alsdan word hy een fcherpe en bytende hitte gewaar : in de palmen van de handen hebben de zieken fomtyds een lastig gevoel van hitte, maar waarom de hitte na boven fcherper is, en de wangen rood, is §. 835. gezegd geweest. Een onuitfpreeklyke benaauwtheid, enz. Alwaar §. 63 r. over de benaauwtheid in de koorts gehandelt wierd, heeft gebleken , dat de oorzaak van de benaauwtheid was de belette vrye doorgang van'het bloed door de einden van de long-flagader. maar in de teeringagtige, ontftaat dit , ofte doordien dit ingewand allengskens verteerd word , ofte met etter opgevult, en wel zo veel te meer , hoe meer de ziekte nu tot de dood helt. zekerlyk zodanige ellendige zieken klagen over niets zo zeer, en fmeeken nimmer de Geneeskunde vuuriger om hulp, dan op dat zy van deeze onverdraaglyke benaauwtheid verlost worden, maar vooral worden zy des avonds benaauwder, om dat alsdan de fluimen ook gewoonlyk verminderen , en de koortsvermeerdert: maar hoe fehielyker het bloed door de long, welkers vaten niet vry zyn, bewogen word, zo veel te meer groeit de benaauwtheid aan; want zo in een gezond mensch, by voorbeeld, de-raddigheid van het bloed vermeerdert word' door het lopen, ontftaat dc benaauwtheid, dewyl de long het bloed zo rasch niet kan doorlaten , als het door de aders na. het regter hart word aangevoerd: hierom, zoude een haastige dood volgen, ten zy door de rust van het lichaam de radheid van het bloed vermindert wierd ; gelyk dikwerf gebeurt in menfchen en dieren , die boven hunne krachten lopen, maar des morgens, wanneer de koorts vermindert , en de fluimen des nagts vergadert en gekookt uitgeworpen worden , bevhv den zy zich beter die door de teering aangetast zyn. Grote  ï52 DE LONGTEERING. §. noó*. Grote dorst, overmatig nagtzweet. Van te voren §. 636., alwaar over de dorst in de koorts gehandelt wierd, heeft het gebleken dat de droogheid en de ondoorgankelykheid der fap. p"n met reet onder de oorzaken van de dorst gerekent wierden. maar wy hebben te voren gezien , dat het geheele lichaam uitdroogt in de teering, en de benaauwtheid wyst de ondoorgankelykheid der fappen door de vaten van de long aan. te gelyk ook word het bloed, door de etteragtige befmetting bezoedelt, fcherper; waaruit ook een andere oorzaak van de dorst word afgeleid, het nagtzweet komt hier ook by, waar door het vloeibaarfte gedeelte van het bloed verblazen word; van welke eemge oorzaak zelfs in gezonde menfchen de dorst ontftaat. maar over dat nagtzweet kan men nazien het geene §. 835. gevonden word. Roode puistjens. Wanneer uit het bloed, na de vaten van de huid aevoerd , zo grote hoeveelheid dun vogt door het zweet afscheiden word, is het niet te verwonderen, dat het overige dikker "eworden , in de naauwigheden van de vaten van de huid en omtrent deszelfs klieren, blyft zitten , en dus pmstiens'voortbrengt: wy nemen in de zomerhitte waar, dat zelfs bv gezonde menfchen , door het overmatig zweeten roode puistjens op het vel ontftaan; en dus zal dit meerder gefchieden in de geene die de teering hebben, in welke door de dorheid de vaten van de huid minder doorgankelyk zyn , en de hoedanigheid der fappen fcherper is. het is dezelfde rede, waarom over Tt geheele lichaam jeukte ontftaat. onder de tekenen van een ongenecslyke teering word by Benedictus f» opgenoemt een fchurfiheid der uiterfie deelen , en van de geh.ele huid in het uitwendige de bevogtigende geest ontbrekende, maar ook 'had Hippocrates (d) reeds gezegd: uitbottingen *r:|gffc ^^^MrS^ Tom. VUL pag. 878.  $.1206. DE LONGTEERING, 15J tjens, het vel als met de nagels verfcheurt, betekenen een uittecring van het lichaamsgeftel. het geene met reede voor een volmaakte teering word gehouden, maar elders (e) vind men : jeukende Ushaamen, naar een onderdrukte af gang, is kwaad in de leering. want door de afgang word een menigte fcherpe fappen afgeleid; maar indien zy het zy van zelfs, of door de kunst onderdrukt word, om de allergrootfte zwakte van de zieken, als dan gebeurt dit gewoonlyk. Het bloed word befmet door de etter met het bloed vermergt, door de verzwore long vloejende, of door dezelve opgezogen door de opzuigende aders, en de fappen fmelten , zo dit zy door een wegvloejend zweet in grote hoeveelheid uit het lichaam gaan. maar wanneer de levenskrachten meer en meer beginnen te verzwakken , en het vloeibaarfte gedeelte tevens door het zweet verftrooit zynde, de overige fappen lymagtiger worden, alsdan kunnen de fappen, na het vel gevoert, zo gemakkelyk niet uitgaan; en heffen de huid hier en daar met waterpuistjens op, welke vry gelyk is aan de witte giers koorts, ten zy dat zy meestentyd gewoonlyk veel groter zyn. noch dit toeval is voor 'Hippocrates verborgen geweest; gelyk ik by een andere gelegentheid §. 835. heb gewaarfchouwt, alwaar over de tekenen wierd gehandelt, welke leeren, dat er een verzweering in de img fchuilt, want in zyne voorzeggingen (ƒ;, voegt hy eindjtyk, naar dat hy gezegd had, de oogen zyn hol , de wangen rood, en de nagels van de handen worden krom, maar de vingers van de handen zyn warm, vooral de eerfte, en er ontftaan diktens in de beenen, en zy hebben geen eetlust, er by; en er ontftaan waterblaasjens over het lichaam, dat hier waterpuistjens verftaan worden, blykt uit het geene §. 723. gevonden word. Op- (e) Ibidem. N°. 440. (ƒ) Charter. Tom. VIII. pag. 6yr. Vierde Deel. V  i54 DE LONGTEERING- §. iao5. Opblazingvan de voeten en handen door het aangedane deel. De volmaakte teering, nu na de dood heilende , word hier door waargenomen, dat het geheele lichaam reeds allermagerst, de uiterfte ledematen beginnen te zwellen. Benedictus (g) heeft met regt gezegd: in een langduurige teering is het Jlymgezwel der voe • ten doielyk. naderhand, alwaar over de algemeene oorzaken van de teering zal gehandelt worden, zal het blyken, dat alles wat de "cmakkelyke wederkeering van liet zenuwwater door de aders na het hart belet, of vermindert, gelegentheid kan geven aan een waterzugtige gezwel, maar in de laatfte tyd van een dodelyke teering leerd de allergrootfte benaauwtheid, dat het bloed van het regter hart moeilyk door de long bewogen word; waar door een beletfel ontftaat voor de beweging van het bloed door de aders na het hart, en dus ook een moeilyker wederopzuiging van het zenuwwater door de opzuigende aders, maar aangezien een weinig bloed te gelyk door de flagaders word bewogen ; gelyk de zwakke pols leerd; zo zal ook door de werking van de flagaders, tegen de aders aanleggende, de beweging van het aderlyk vogt niet kunnen voortgezet worden: dus° zal het zenuwwater beginnen ftil te ftaan , en byeen vergadert te worden , op plaatzen het verfte van het hart gelegen ; waar door de dikte van deeze deelen koud worden zal, maar ook zagt, om het gebrek van vogt in een reeds uitgedroogt lichaam, waarom Benediüus (V) gezegd heeft, de teering onverhoeds vermoe jende, offchoon zy de borst minder bezwaart, met een onvermydelyke verkouding van de uiterfte deelen , vooral van de voeten, is de aller gevaarlykfte. want het is een toeval van een allerkwaadfte vervreemding van het voedend fap, en van de daar door nedergejlage krachten, tevens blykt de reede, waarom Hippocrates (O het beloop van de teering beichry vende, zegd: • maar (g) Tabrd Theatr pag. lif, (h) Ibidem, pag. no. . (ïy Dc intern, affect. Cap. II. Charter. Tom. VII, pag. 645»  $.1205. DE LONGTEERING. 155 maar in de voortgang word het lichaam vermindert, hehalven de beenen: maar deeze en de weten zwellen Maar of het waargenomen is, gelyk ik weet dat zommige uit die woorden van die voorftelling hebben willen afleiden , dat wanneer de linker long door een zweer verteert wierd, de lin» ker hand en linker voet voor de dood zwollen , en in tegendeel, indien de regter long aangedaan was, beken ik niet te weeten. ten .minfte in die zieken, welke ik onder handen heb gehad, heb ik dit nooit gezien, nochte het geheugt my dit immer by geloofwaardige Schryvers gelezen te hebben , dat dit door andere waargenomen is geweest. Overgrote zwakte, heefche iTem. Daaglyksch worden de vloeibare en vaste deelen van het lichaam door de uitteerende koorts zelve verandert, afgewreven, worden uit het lichaam verloren door de fluimen en het zweet, nochte worden wederom herftelt; waar door eindelyk de grootfte zwakheid voJgd. maar de heeschheid der ftem hangt voornamentlyk af van de droogheid der deelen, welke dienen om de ftem te vormen en door te leiden. Uivalling van het haïr. De haïren komen voor den dag uit een kleine bol, in het celagtige weefde! geplaatst , of uit de reutagtige gewelfden van het vel: zy zyn m gezonde en welvarende menfchen altyd vet, en wanneer door den ouderdom, of hevige fcherpe ziektens, het vet van het lichaam verteert word, en het vel zeer dor word, vallen de haïren uit: maar zo de bollentjes heel gebleven zyn , en door goed voedfel de vorige vleeschagtigheid van het lichaam herfteld word, worden zv op nieuw wederom herboren , gelyk in die waargenomen word , die in den bloey van hunne jaren door fcherpe •en hevige ziektens aangetast zyn geweest , en daar uit genezende, hunne haïren hebben verloren, maar aangezien zy gefneden en gebrand kunnen worden zonder eenige pyn , en at gefneden zynde, op nieuw wederom aangroeijen, en het vel V 2 . als  356 DE LONG TE ERIN G. als doorborende uit de in het geplaatfte W^er^uitrprUiterfi, *Mt om heeft Gafcnw (*) gezegd: de voortbrengen der hanen is dezelfde, als van het geene dat uit de aarde groeit. Dus is het niet te verwonderen, dat in een volmaakte teer ring, de haïren uitvallen, aangezien er byna geen t minfte vet R lichaam meer overig is , en het vel allerverdors geworden is. waarom het van Hippocrates (Q voor een teken der kort aanftaande dood word gehouden: zo deeze nu zyne hanen yan het hoofd verliest, en het hoofd als door een ziekte kaal word, en de fluimen welke hy op de kolen uitfpuwt zeer ftinken, zyt verzekerd, dat deeze in korten tyd zal fterven, en dat de zware af,ang iem de dood zal doen. diergelyke voorzegging heeft hy ook fn de verzamelde voorkennisfen (m) : als ook m de korte fteh ineen (n). naderhand is het zelfde door de getuigenis van alle de Geneesheeren bevestigt geweest, want alhoewel de teenngaetige te voren door 't nagtzweet weggeyloeit zyn, wanneer • «heel de huid verdort , de haïren uitvallen, worden de fapfen na binnen gedrongen , de door het bederf ontbonden* vaüen doör de afgang uiteen , en veroorzaken een allerftny kendfte bïïkloop, welke gewoon zyn fchielyk een einde van de Se te maken door de allergrootfte daar op volgende zwakti en dood. daarom heeft Jretaus (o), naar dat hy allernaauwkeu igstdie allergrootfte vermagering der door de teenng verteer"! had befchreven , gezegd: zo diergelyke zieken aan den af0-/7MO- 'peraken, is alle hoop verloren. g Sorftvds, hoewel zeldzaam , gebeurt het, dat er witte en ghyIaaSe dingen door de afgang ontlast worden, a tyd tot een zeer ïSaad teken, aangezien dusaan het uitgeputte lichaam alle voedfel (k) De Compofit Medic. Secundum Locos. Lib. I. Cap. ï. Charter. Tm DenMorbgLib9'lI. Cap. XVII. Charter. Tom. VIL pag 569. rm) No ai±. 436. Charter. Tom. VIII. pag. 877£ SeaV Aphor.11. 12, 14.Charter.Tom. IX.pag. 200.201.203. (•) De Cauf. & Signis Morb. Lib. I. Cap. VIII. pag. 37-  $.1206% DE LONGTEERING. word ontnomen, dit heeft Benedittus waargenomen (p) en heeft ons vermaant: het is dodelyk zo op een langduurige teering de. Cpysloop volgd. by Ccelius éurelianus (q) leest men het volgenden als dan de kwaal erger wordende, ontftaat er een buikloop van witte onverteerde ftoffen, de natuurlyke werktuigen der verteering verzwakt zynde. maar dat zodanige loop op een nu reeds lang geduurt hebbende ziekte gevolgd is , blykt uit het gene , dat voorafgaat: de toppen van de vingeren worden dik met kromme naPels het geene de Grieken noemen y^itiamv, daarenboven volgd er ten 'opblazing der -voeten, en nu koude, dan hitte der ledematen, het bovenfte van de neus is bleek en de platen van de oor en zyn •koud édoeh deeze zyn alle tekenen van de teering reeds tot de dood overhellende, wanneer die doodlyke buikloop der teeringagtige begint, ia ook fomtyds een weinig te voren, beginnen de eerst ■overvloedige fluimen onderdrukt te worden , met grote benaauwtheid. maar indien deeze door een dunne warme homgdrank niet wederkeeren, zal er kort op een dodelyke buikloop volgen want de Geneesheeren trachten aldus de fluimen voort 'te zetten, en door warme azyn honig toetedienen de hoest te verwekken, op dat de long verlost worde: maar alle deeze pogingen van de kunst worden dikwils te vcrgcefsch beproeft, iet seene Benediclus van gelyken gewaarfchouwt heeft (j)\ Vh dien door de toegediende dunne bontmiddelen öf prikkelende middelen de hoest niet verwekt word, is het dodelyk. ' Dusdanig is het beloop van deeze allcrgevaarlykfte ziekte-, waardoor zo veele menfchen in den bloei van hunne jaren fterven Hippocrates heeft deeze volgens zyne gewoonte kortelyk, maar naauwkeurig befchrevcn (0' de etterfpuwing op de bloed- JPf 00 Tabid Theatr. pag. ui. (q) Morb. Chron. Lib. tl. Cap. XIV. pag. 421. (r) Tabid. Theatr. pag. 112. (Y) Seft. VIL Aphor. XV. & XVI. Charter, lom. IX. pag. 299.. - • / V 3  I5S DE LONGTEERING. §.12061207* fpuwing volgende, is kwaal, door de etterfpuwing komt de teering en buikloop, maar zy Jierven wanneer de fluimen tegengehouden worden. Nu volgen er eenige algemeene regels, welke van groot nut zyn in deeze ziekte om de voorkennis te famen te ftellen. §. 1207. 1. XTen ei'f-teering is de ergtte van alle, J&fj nochte kan genezen worden dan door de bloedfpuwing voortekomen. s. De teering uit een bloedfpuwing door uitwendig ge' weid veroorzaakt ontftaan, zonder voorafweezend inwendig gebrek, is, alles gelyk gefteld zynde, de air lerligtite. 3. De teenng (2), in welke de longzweer fchielyk 'barst, word witte, gekookte, gelyke, gemakkelyke etter uitgefpogen, beantwoordende in hoeveelheid aan de zweer, zonder dorst, met goede eetlust, verteering , affcheiding , uitwerping , is wel moeilyk, maar kan nochtans genezen worden. 4. De teering uit een etterborst ontftaan, is ongeneeslyk. 5. Zwaare, vaste, ftinkende, zoete fluimen, zyn met de laatfte tekenen (1206.) wanhopig. 1°. Te voren hebben wy over de erf-teering §. 1198. gefproken, en toen heeft gebleken, hoe zeer deeze ziekte te vreezen is, wanneer er regtmatig agterdenken is voor een erflyke befmetting. want zo dusdanige bloed begint te fpuwen, kan men gerust op hem de voorzegging van den Dichter toeFsfen CO- Nm (O Ovid. Epift. ex ponto Lib. I. Epift. 3.  §.1207. DE LONGTEERING. jS9 Non ejl in Medico femper relevetur ut teger. Irtterdum dotïa plus valet arte malum. Cernis, ut e molli fanguis puhnone remijfus. Ad ftygias certo limite ducat aquas. Al de hoop op genezing bellaar, hierin, dat men de bloedfpuwing voorkome, welke in zodanige reeds omtrent hun zestiende jaar te vreezen is, offchoon zulks menigmaal gewoon is te gebeuren omtrent het achtiende jaar, indien een zinkinghoest , welke by andere zo dikwerf zonder nadeel verzuimt word, in dusdanige voorbereide ontftaat, moet men alle vlyt aanwenden, om deeze te ftillen, opdat de vaten van de zwakke long, door de hevigheid der hoest gebroken, geene bloedfpuwing voort en brengen, de wydberoemde Boerhaave heeft de eenige erfgenaame van een hoog adelyk geflagt behoed, die dit erflyk kwaad had, wanneer hy hem eene behoorlyke levenswyze voorfchreef, en hem driemaal 'sjaars de hoeveelheid van het bloed door de aderlating verminderde, ja, dus is er hoop, dat ook deeze overgeërfde befmetting uitgewischt kan worden , waarvan ik een aanmerklyk voorbeeld heb gezien, een fterk en gezond man was aan een alleruitgelezenfte maagd, in welkers geflagt een erflyke teering was, getrouwt; aan welke ziekte zy, gelyk ook haare overige broeders en zusters voor hun dertigfte jaar zyn geftorven. uit .dit huwelyk zyn vier kinderen geboren, alle door dezelfde fmet aangetast, offchoon de vader zeer gezond ouder dan tachtig jaren is geworden, drie zyn er door een wezentlyke teering geftorven: de vierde en laat-  verlies van bloed toegeven, waarom hy door een al * ™ ^ rm zyn veemgfte^aar aan l et v g^ ^ zeventigj een gezonde en tekeJro^' voortgeteelt, waarvan fom™ nog leeft > ™ ^ekina * ^ ^ de dogters ??aar haï £$£jar uit het kinderbedde ten grave gede overige twei leven nog, nimmer aan eenige longdaalt, de ovenge cw ö hun yader ,g ■%%*t£%&£*£>« waarvan fom- ™CÏ"„g dotttettgSek, g'c.,k te voren rlézegdI gewei, de erflyke befmetting van de vrouw, de LfnocVans seen Nadeel heeft gedaan. ra vir \ ovegrige heeft Bmèto» («) waargenomen, dat de „Jvte teering de langdnurigfte is: want hy fchryft aldus : 0 Tabidor. Theatr. pag. na.  S. M07. DE LONGTEERING. 153 zy haare werkingen kan uitoeffenen, edoch wy weeten dat zulks gefchied, zo de vleezigheid en flerkte van het lichaam niet ver ■ minderen , maar eerder toenemen, in 't vorige hoofddeel is gezegd geweest,dat het niet regt voor een allerkwaadst tecken word gehouden , zo de geene die de teering heeft wel een fterke eetlust heeft, maar nochtans geduurig vermagert; want als dan zyn wy zeker, dat dit levens ingewand geene krachten genoog heeft om aan deszelfs pligten te voldoen, by Hippocrates Word zodanige naauwkeurige voorkennis gelezen, (x) van de geene die de teering heb. b.n, wat de fluimen en hoest aangaat, zeg ik het zelfde, als ik van de veretterde heb gtfchreeven: want de geene, die volkomen zal verlost willen zyn, moet de fluimen gemakkelyk door de hoest uit. werpen, en dezelve moeten wit en gelyk zyn, van dezelfde couleur, zonder flym , (dus geloof ik dat Jphtv/jiavTor beter uitgelegd word.) maar het g.ene dat uit het hoojd vloeit moet na de neus gekeerd worden , en hy moet geen koorts krygen, die hem het Avondmaal IeVit, n.aar hy ontlaste dagtlyksih de buik, en het geene hy ontlast moet hard zyn. en de hoeveelheid na mate van het gebruikte, edoch dien Mensch moet geheel niet teder zyn , maar de borst vierkant en gehard; en deszelfs krakebeen zy klein, en fterkgevleescht, (want in de geene die u'tgemergek zyn, fteeken de kraakbeenderen der ribben vooruit.) want die dit alles lubben zal, zal zeer lang overig blyven, maar die geene die niet van dit alles gehad zal hebben , is zeer na aan zyne dood. Maar alhoewel er in dit f >ort van teering nog hoop voor de geneezing overig is, moet de Geneesheer evenwel altyd indagtig zyn,dat het te vreezen is, dat ook dusdanige kwaal niet dan moeilyk kan weggenomen worden, van te voren , wanneer over de geneezing der bloedfpuwing gehandelt wierd, heeft gebleken , hoe grote voorzorg de oude Geneesheeren bevolen hebben, in agt te nemen, om de ontfteking van het gebroke vet voor te komen, op dac de daaropvolgende verzweering de ge- nee- (x) Prsdit. Lib. II. Cap, ó. Charter. Tom. VIII. pag. 814, 815. X 2  lH DE LONGTEERING. $. 1207. neezing niet allermoeilykst ttiake, en onzeker, zekerlyk, ten zdè hoest zagt is, en de uitwerping der etteragtigefluirnen gema ke vk, zoleeft GalerCus niet zonder reede gezegd (y); wat van geneezing kan er zyn , voor de geene dte hoesten , dierhaU Z om dat dit ingewand door de ademhaaling in ^ geduun^ beZeelim is, is van de geneezing niet te wanhopen, gelyk de GeneesIS;: ons geLst zyn, van gevoelen ^geweest naar door de ontlasting van de bloedige etter, en van de etter, en daar Z, gaan de verbreekingen toe, zo iemand eerst aangedaan zynde, fide'gclgde wyze behandelt word ; maar zo de ontftethng eerst lal hnft eegreepen, zyn zy moeilyk om te geneezen, en van de ztg ontwant de Lr, Ue de bloedige nur, worden tl volkomen geheelyk uit de longen gejaagt;en de hoest ver cheurt Zr de aangedane plaatfen. diergelyke waarfchouwt ons Aetius (zj ook , fraa/aanteekenende, dat de kwaaien als in jen kring we. Serom draaije». aangezien de verfcheurde zweer ^Jg^J derom op nieuw door de hoest word ontftoken, de ontitokene teede"ornPrypwording nodig heeft, de ryp. ^^XS de hoest moet gezuivert worden, om deeze moeilyke geneezin vermaantmons Beneditïus (a) : de Geneesheer■ betrouw e nut op de eer je aanlichtende tekenen der herftelling, offchoon de gisftng ook nauwkeurig fchynt; want het is het allerzekere, langen tyd naar TftaT£Jhifteüing, door vrees dat ^gg^^ ren, met de geneeswyze voort te gaan. hier uit blykt teyens de reede waarom voorzigtige Geneesheeren, gelyk naderhand in ' de geneezing zal gezeg&d worden, altyd de rouwe hoest van de geene die de teering hebben, trachten te verzachten. § 1" Want wanneer de etter in de borst bevat, de long van alle karttên aanfpolet, teert dezelve volftrekt uit, en er is geen hoop ÏÏer overig; gelyk te voren in 't hoofddeel van de etterborst, en in het vorige hoofddeel is gezegd geweest. ^ (y) Mcthod. Medend. Lib. V. Cap. 8. Charter.Tom.X..pag.n* (2) Lib VIII. Cap. 67. pag. 88. in graca edit. pag. 174- veria. («) Tabid. Theatr. pag. 121.  $. 1207- DE LONGTEERING. 165 50. Het is zeker, dat de fluimen in alle borst - ziektens een aandagtige opmerking verdienen: want zy komen onmiddelyk uit de long, die een levensingewand is, zy worden afgeleid uit het bloed van het geheele lichaam, dat door de long doorgaat: daarom worden de fluimen in het zydewee en de Jörrgj ontfteking zorgvuldiglyk van de Geneesheeren onderzogt, aangezien zy den aart der ziekte en de onderfcheide veranderingen aanwyzen. maar in de teering, wanneer de gebroke longzweer dat geene ftort, dat zy inhield, worden de fluimen vergeleken met de hoedanigheden van dc goede etter, en'de beste worden alsdan gezegd te zyn, welke bet naast bykomen aan de gekookte etter, en worden voor zoo veel te kwader gehouden, hoe meer zy van de eigenfehappen der goede etter, in couleur, reuk, fmaak, dikte, veffcliillcn. Maar over de dikke, zwaare, ftinkende, zoete, fluimen, is in het vorige hoofddeel gefproken, en aangetoond geweest, welke voorkennis uit die onderfcheide fluimen in deeze ziekte kan afgeleid worden, een eenig fchynt nochtans nog aangemerkt te moeten worden, uit de uitwendige zweeren, welke wy met oogen kunnen zien, zien wy fomtyds, wanneer zy doorgeftoken worden, een bloedige, fomtyds bloed waterige, dunne ftinkende etter uitkomen, ten eenemale van de goede etter ontaartende , en dit gebeurt voornamentlyk, zo dusdani^e zweer te lang is gefloten gebleven, en dus de bevatte etter door het verblyf alleen ontaart is. voorzigtige Heelmeesters verhoeden deeze verandering der etter, wanneer zy voor de vergaderde etter terftond een uitgang maaken , zodra de zweer volkomen ryp is. maar men merkt op, dat, offchcon de eerfte etter, langs zodanige gebroken of doorgeftoken zweer uitbarstende, kwaad is geweest, dezelve nochtans daagiyks beter word , en in korten tyd alle de eigenfehappen van de beste etter verkrygt. het zelfde gebeurt, wanneer de longzweer laneer als na behoren gefloten blyft: daarom zyn de etteragtige 8 X 3 flui-  ,56 DE LONGTEERING. §. rao?. fluimen, het eerst naar dat de zweer gebroken is voor den dag komende , offchoon zy van een kwade hoedanigheid zyn, nochtans niet altyd dodelyk, want er is nog hoop op de geneezing overig, zo de hoeveelheid de volgende dagen vermindert, en de hoedanigheid verbetert word: daarom word er in de voorHelling voorzigtiglyk bygevoegd, dat men van de herftelling moet wanhopen, zo de laatfte tekenen, in 't vorige hoofddeel opgenoemt, tevens met zodanige fluimen aanweezende zyn. Eenedittus (F) die alles wat in de teering voorhomt, met zo groote zorg byeenvergadert heeft, zegt: 20 de verfcheidenheid van couleur in de fluimen evenredig word, zo zy van vuil wel gezuivert, van on gelyk zeer wel gemengt, van zout fmaakeloos, van ftinkende zonder reuk worden, zo zy eindelyk gemakkelyker voor den dag komen, ftrekt zulks tot een teken van de aanftaande gezondheid. Want alsdan gefchied het zelfde in de opene long zweer, als in een uitwendige zweer word waargenomen, wanneer de verzwore plaats word gezuivert, en zich tot de hegting begint te fchikken. dit verdient tevens aangetekent te worden , dat goede Heelmeesters door plysters en ander tocftel de vrye toegang der lugt van de verzwore plaats weeren, het geene in de long - zweer niet kan gefchieden; daarom ontaart hier de etter fehielyker door het enkele verblyf, offchoon zy uit deszelfs aart goed is, en word onder het voorkomen van kwade fluimrn uitgeworpen, waarom BenedBus (c) met regt het volgende gewaarfchouwt heeft: zo er door den dag altyd gezuiverde fluimen uitgeworpen worden , offchoon zy des nagts flegt van couleur en hoedanigheid fchynen, moet men niet wanhopen: want de over dag mlgemengde en witte fluimen beloven de wederkeerendc gezondheid. §. 1208. (b) Tabidor. Theatr. pag. nö. (c) Ibidem pag. 122.  S. 1208. DE LONGTEERING. 167 $. 1208. "V7aar dat de long - zweer nu gemaakt is, £\ zo ontftaat er een geneeskundige aanwyzing, dezelve terftond ryp te maken en te breeken: het geene gefchied door zich met melk te voeden, bewee cery in zich, daarom moeten zy in kleine gifte tevens, en by herhaalde reizen gebruikt worden, gelyk uit de voorfchriftenin de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden wordende, blykt > (g) Chem. Tom. II. pag. 430,  DS "LONGTEERING. §. 1206.1209. Mvkf BenediSlus (*) heefc in de geneezing van deeze ziekte ? ch van d e fcherpeTverbrandende balfernen onthouden, waarfchouwende het volgende: ondtr de borstmiddelen hebben wy deafli, Ir deelieHe gevonden, welke van de denneboom , flyp- lZeZmelTLt mei alleenlyk toeft aan aan vaddige en uit Je fozakde ophoping minder verdragende lichamen , welke alleenlyk lar bv fommige tusfchenpozingen moeten gebruikt worden: want Z7jyt^n%Jgen uitzondert, in •^^/"jg, kelende middelen te pas komen, moet men geduurende het geheele beloop der ziekte, met de eerstgenoemde geneesmiddelen voortgaan voo,W een voorzigtige en in deeze ziekte te geneezen van groot §€StSwyLleV3:?oThet bloed tegen de etteragtige befmettinkte wapenen, was, dat alles uit de etter in bloed wede" opgezogen was , zo dra moog'lyk zoude uitgejaagt worden, Selvk 00T tl het geene, dat door de etteragtige befmettmg; reeds lodanig verandert was, dat het van de vere.schtens tot de gezondheid ontaarde, want op dat de longzweer gcneezen worde, Het nodig, dat er zagte en gezonde fappen door de vaten vloe. en, hieruit'blykt tevens, dat alle andere fcherpte der fappen, het zv dezelve voor de ziekte aanweezende is geweest, het zy da zv ten tyde der ziekte ontftaan is, verbeterd moet worden, of uftheUkmaam gejaagt, te voren, §. 1198.1S breder bewezen gewee 'dat deeze ziekte dikwils haare oorfprong heeft uit de fcheVpte der fappen, en men begrypt ligtelyk, dat een moeiFyke ekte nimmer ontwortelt kan worden, ten zy de oorzaak, welke dezelve voortgebragt had, verbetert kan worden. Maar bu ten die middelen, welke door ihtewinden al e fcherpte kunnen ontzenuwen, of dezelve door een tegengeftelde kracht ™n , is het by de Geneesheeren altyd in gebruik gefeest, om te trachten het fcherpe langs die weegen, langs welke het natuurlyker wyze gewoonlyk uitgaat, voorzigtig- O) Tabidor Theatr. pag, 121.  $. 1209.' DE LONGTEERING. 177 lyk uit te jagen > door de natuurlyke afzonderingen en uitwerkingen te vermeerderen, die koninglyke wegen zyn, gelyk te voren is gezegd geweest, voornamentlyk drie: langs de vaten van het vel namentlyk, de pis weegen, en de afgang, maar aangezien de pis, ook in gezonde menfchen , de zouten en de fcherpe oliën van het bloed bevat, zo hebben alle de Geneesheeren vry eenpaarig beweezen, dat derzelver afzondering en uitwerping zonder gevaar kan vermeerdert worden, om de fcherpte van het bloed en van de overige fappen te verminderen, zekerlyk alle die ingietfels van wondkruiden vermeerderen de hoeveelheid der pis, dewyl zy aan het bloed eene hoeveelheid waters toevoeren, het geene onder de middelen die de pis voortzetten de eerfte plaats bekleed (f). hier fpannen tevens de krachten der gegroeide balfernen te zamen, welke door op een ogenblik byna een violetreuk aan de pis te geeven , genoegfaam toonen, dat hun te regt een pisafdryvende kracht word toegefchreven. maar de Geneesheeren ichynen voor die ontlastingen , welke langs de vaten van de huid en de afgang gefchieden, meerder bevreest te zyn geweest, want men neemt waar, dat wanneer een dodelyke teering tot de dood overhelt, de ellendige wegvloejen van 't zweet, en geheel uitgeput worden, waarom §. 1206. het fterk nagtzweeten onder de kwade tekenen opgenoemt is geweest,tevens is ook aldaar aangetekent geweest, dat een ftinkende, geele, etteragtige, doodlugthebbende buikloop, gewoonlyk een einde van de ziekte en van het leeven maakt, hierom waren veele bevreest, dat door het zweet of de afgang te verwekken, de dood verhaast zoude worden, het is zeker, dat niemand, die eenige voorzigtigheid bezit, dit zal beproeven wanneer de ontbonde fappen door de uitwaasfemende vaten van het vel uitvallen, na dat de flaap hun het eerst onderkruipt; of dat het bloed nu tot een verrot wegvloeizel ontbonden, langs de (i) H. Boerh. Inftit. Med. §. 1122. Vierpe Deel. Z  ,,78 DE LONGTEERING. $. 1209. de darmfcheilvaten in de holligheid der darmen gejaagt word, en een allerftinkendfte buikloop veroorzaakt: want als dan gaat de kwaal de kunst te boven, maar wanneer de ziekte begint, de krachten der zieken nog niet gebroken zynde, het lichaam nog niet ten eenemaal uitgedroogt, hebben de Geneesheeren deeze middelen niet zonder vrugt beproeft; maar altyd met voorzorg, en zy floegen altyd zorgvuldig gade, of hierop de verligting der ziekte volgde, of niet. Te voren is aangetekent geweest, dat Benediclus zorgvtddig]yk bezorgde, dat het lichaam geduurende die geheele tyd bleef uitwaasfemen, dat hy de borstontlasting tragtede voort te zetten, en het prees, zo op dien tyd,de voeten voornamentlyk, nat bezweet waren, enhy prees kleederen van een dik te zamenweeffel aan (£), op dat .door de aanraking van de koude lugt het Hoed niet na binnen gedwongen worde , en dus het gevaar van een •wederkeerende bloeduitftorting boven het hoofd hange. hy beval zagte wolle, in de plaats van lifine hembden, welke ligtelyker het geene dat uit het vel uitwaasfemt, indrinken, en geen gevoel van koude op het lichaam drukken, gelyk het linnen gewoonlyk doet, wanneer het door het zweet bevogtigt is: want door dit gevoel van kotide worden de vaten van het vel fchielyk toegetrokken , en alle uitwaasfeming word dikwils met groot nadeel terug gehouden. Nochte dit alleen; want die zelfde Schiyver (/) zegt, dat hy bevonden heeft, dat de zweetmiddelen zeer veel goed doen in de eerfte ftaat van de teering, hy heeft waargenomen, dat het zweet fomtyds van zelfs ontftaan, en in 't flaapen alleenlyk maar de borst bezet; alsdan raad hy aan, dat men moet beproeven, het zweet over het geheele lichaam voort te lokken: hy verzekert dat dit voornaamlyk veel goed doet aan de geene die de tee- (fe) Tabidor. Theatr. pag. 128.. {I) Ibidem pag. 121. &c.  S.I2C-9. DE LONGTEERING. 179 teering hebben, die van een koude gefteldheid zyn : maar hy pryst het allermeest het zweet des morgens zagtjens en met gemak voortgelokt. tevens waarfchotiwc by zeer wel, dat het zweeten aan een verouderde teering nadeel doet. want in die Jlaotiur Ziekte, zyn de zweetmiddelen zelfs niet voordeelig dour etn gedeelte van het kwaad weg te nemen, maar nadeelig door de aanval van de uitteerende koorts te verhaasten, hy voegt er by, dat het menigvuldig zweeten aan die ziekte voordeelig is geweest» die het vel in de herfst of winter met brand, fchurftheid of jeuking, hebben bezet gehad, maar te gelyk merkte hy aandagtig op, of er iets goeds op hét uitgelokte zweet volgde, want zo de hoest door het Zweeten ge (lilt word; en de eettusl opgewekt, heeft hy gewilt dat het zweet Jhutmoediger en dikwerviger moest uitgelokt worden, maar hy heeft het zweet daarom geprezen , om dat aldus het fcherpe van het bloed wierd afgefcheiden; want hy heeft ons vermaant; dat dit zweet dikwils herhaalt moet worden, zo het de lippen door over dezelve voor by te rollen, of het vel van de tong prikkelt, maar wanneer het bloed nu zal opgehouden hebben, zodanig zout af te zetten, moet men zagter te werk gaan, en eind.lyk daar mede ophouden, ja hy heeft zoveel, van zodanige zweetmiddelen voortgelokt, verhoopt, dat, zo er geen etter, nochte bloedige etter, of fluimen als de verrotte doijer van een ey fmakende, meer voor den dag komen, hy de geneezing der ziekte belooft, offchoon er nog een fcherpe hoest blyft, welke gewoonlyk allengskens op dezelfde wyze verdwynt. Men bégrypt ligtelyk, dat hier geene fcherpe zweetdryvende middelen te pas komen , welke de hitte en beweeging der fap. pen veel kunnen vermeerderen, of door deszelfs fcherpte nadeel doen : maar men moet zodanige uitkiezen , welke een zagte (m) H. Boerhaave, Inftit. Med. §. 1198. Z 2  lgo DE LONGTEERING. §12094 te fpecery bezitten, en in overvloedig water ingegoten, de lysfc van deeze word gevonden (m); waaruit men bekwame tot dit einde kan kiezen, in de lyst der geneesmiddelen by dit getal word het afkookfel van de drie fandelhouten , zasfefrashout, enz. gevonden: het geene het beste tot dit einde zoude kunnen dienen: en tevens een manier aan de hand geeft, op welke verfcheide diergelyke te famen geftelt kunnen worden, indien de zieken twee oneen van zodanig afkookfel alle twee uuren van den dag; warm drinken, 's avonds, wanneer hy gaat flapen , vier oneen, en 'smorgens vroeg wederom dezelfde hoeveelheid, volgd er gewoonlyk een zagt en evenredig zweet, waardoor het fcherpe uit het bloed word gefpoelt, wnneer er tevens een genoegzaam zagt affpoelend vogt aan het lichaam word toegevoegd. Te voren §. 1198. 1 is gezegd geweest, dat Benedictus zommige gezien heeft, door magerte byna gebroken, welkers geheel bloedgeftel vol zout-was. ja in een man, die een misbruik van het zeezout gemaakt had,uw het zweet van zelfs voorkomende allerzoutst, aait zich zelve overgelaten, zette\hy zich by de neus tot cryflallen, gemakkelyk met de oogen te zien, en vryfbaar met de vingeren f» hier uit blykt, dat men voordeel in de beginnende teering kan verhopen van het voorzigtig voortgelokt zweet. Marcellus Donatus (p), verhaalt eenige gevallen, alwaar het afkookfel van pokhout, niet alleen een beginnende, maar een reeds bevestigde teering heeft genezen, vooral is het een aanmerklyk geval van een vrouw, welke Philippus lngrasftas heeft genezen, naar een ruime bloedfpuwing in de teering vervallen, is zy niet alleen geduurende verfcheide agtereenvolgende maanden uitgeteert, maar zy fpoog geduurig ftinkende etter uit, voornamentlyk geduurende eenige tusfehenpozen , wel niet langer dan twee weeken ,^ (n) Tronchin, de Colica Pittori, pag. toi. (0) de Med. Hitior. Mirab. Lib. III. Cap. 10. pag. 1*4.  §.1209. D E LONGTEERING, m het grootfte gedeelte daar van vergadert, fpoog zy dikwils vier pon-' den etter, fomtyds een weinig minder, fomtyds een weinig meerder uit} deeze naar naauwlyks een maand lang het afkookfel van hout gedronken te hebben, is zo geneezen geweest, dat het reeds tien Jaren was geleden, wanneer Ingrasfia dit fchreef, zy heeft gezond blyven overleven, nochte de kwaal is wederom gekomen, maar het js bekend, en naderhand zal in het hoofddeel van de venusziekte hier over nog gefproken worden, dat het pokhout van een vry krachtig zweetdryvtnd middel is, en dat door deszelfs gebruik moeilyke zweeren geneezen worden,.en dat het ook grote kracht bezit in de ziektens der beenderen te geneezen; gelyk te voren is gezegd geweest, ook hebben de Geneesheeren getragt de ziekteftof door de afgang fomtyds te ontlasten, maar niet altyd, en gelyk het fchywt, nog met groter voorzorg: vooral hebben zy deeze geneeswyze beproeft by die geene, diehard van vlcesch zyn, en de zweetgaten meer gefloten hebben (p) ; edoch in 't begin der ziekte , want de ziekte reeds verouderd zynde , waarfchouwt hy van deeze af te laten, en beveelt alleen zagte, welke hy verminderende noemt, te gebruiken , met welke hy raad hartfterkende en de verrotting tegenhoudende middelen te vermengen, tevens heeft hy vermaant; maar zy moeten voljlrekt niet dikwils herhaalt worden, ten zy de flymagtige taaiheid% oj het zoule water, zich overvloedig met de uitwerpfelen vermengende , anders beveelt, want hier fchynt het voornaamfte doelwit te zyn geweest, dat de flymagtige taaye ballast, of de fcherpe ftof, door de afgang zoude uitgeleid worden, op dat de verzwore long door dezelve niet kwalyk aangedaan zoude worden: want elders heeft hy gezegd (<ƒ): zo iemand die de teering heeft, onder het purgeer en overvloedige flymagtige ballast of een zoute vuiligheid zal uitgeworpen hebben, brengt het de grootfte verligting aan de borst', en geeft geen kleine hoop op de geneezing. ja die uitmunten* (p) Bened. Tabid. Theatr. pag. 118. 119. 120, iq) Ibidem pag. 112.  *f* DE LONGTEERING, §.1209. tende Schryver fchynt dc zuiverende middelen eerder geprezen te lubben in 't begin der ziekte, wanneer er een taaye en flymagtige droesfcm aanweezende was, dan wel wanneer dezelve fenerp is, want die tragtede hy eerder door het zweet uit re leiden. r,et blykt uit het volgende (V): wanneer zoutagtige ftojfen in het hoold zyn ge vloeit, moet men gun bwkz.uivrmd middel gee~> Viii, op dat zy piet na de borst vloejcn: want wy bebinden, dat het zweet, op dien tyd uittelokken, zeer voordeelig is. Hy fchynt om dezelfde reede aan de t nkingagtige zagtere buikzuiverende middelen voor te fchryven, z > wel in de lente a's in de herfst, édoch alleenlyk maar uit voorzorg, te weeten, eer de zinkens aanvallen; want hy voegt er by (Y): wan' neer men op de zuivering langs boven zich moet toeltggen , moet men de verminderende agterlaten. Ook fchynt Hippocrates (?) fomtyds in de geneezing van de teeringzuiverende middelen gebruikt te hebben, maar van gelyJcen, niet zonder voorzorg. Maar BenediÜus (u) heeft ondervonden, dat zagte zuiverende middelen als dan in 't begin der ziekte aan de teeringagtige voordeel heeft gedaan, zo zy voor den dag, en als rog Jlapende Af hebben gegaan, waarom hy dezelfde gaf omtrent het uur dat zy gingen flapen, zonder avondmaal te nemen, zo dat de afgang de volgende morgen twee of driemaal volgde; waar door geene,of ten minfte een zeer klein verlies van krachten vo'gde. ook wierd tevens, de werking van zodanige zuiverende middelen, fchielyk ophoudende, niet belet, dat de etter geduurende den dag door de fluimen uitgebragt wierd. Het derde doeleinde om het bloed tegen de etteragtige befmetting tebevryden, was, dat men zodanige middelen idüdê gebruiken, welke krachtdadig aan die ontaarting der fappen weder* (r) Bened. Tabid. Theatr. pag. 119. (j) Ibidem pag. t o. (»3 de Morbis Lib. II. Cap. 17.18, Charter. Tom. VII. pag. 569,507. (u) Tabid. Theatr. pag. ji8»  §.1209. DE LONGTEERING. derftaan, welke door de etter, in het bloed wederom opgezogen, word veroorzaakt, te voren §. 406. is bewezen geweest, dat ook de beste etter door het enkele verblyf verrot, en dus helt ook de etter, in de longzweer te lang wederhouden, of in het bloed wederom op. gezogen , tot de verrotting over: maar het geene in de teering word waargenomen , bevestigd dit ten eenemaal, er is gezegd geweest, dat de fluimen fomtyds een allerzwaarfte ftank verfpreiden. Hippo. crates f» zekerlyk heeft aangeteekent, dat de zieken, wanneer zy de fluimen zullen uitfpuwen, een afkeer van dezelve hebben , wanneer zy die in de mond krygen, dat zy zwaarlyk ftinken, wanneer zy op de kooien uitgefpogen worden , de etter omtrent het hart verrot, en fomtyds etter word uitgeworpen, welke gelyk is aan hagel, en met de vingers gevvreeven, hard en ftinkende is, in de mond een zware reuk, gelyk van raauwe visch ontftaat. elders (x) zegt hy, dat de flym in het hoofd verrot, na de long vloeit,en dit ingewand door de zoute verrotte vettigheid word gebeten ,en er een zeer hevige dorst aanweezende is. zo men nu tevens in aanmerking neemt, dat het wegfmeltende zweet in een wanhopige teering allerergst ftinkt, en er op 'c laatst der ziekte een allerftinkendfte buikloop volgd, welke kort daarop van de dood word gevolgd, blykt het duidelyk, dat eindelyk alles in deeze ziekte tot een verrot bederf overgaat; en er dus in de geneezing zodanige middelen vereischt worden, welke allerkrachtdadigst, alle verrotting tegenftaan; en dus dezelve kunnen verhoeden, wanneer zy gevreesd word, of ook verbeteren , zo zy reeds aanweezende is intusfchen moet men nogthans altyd agt flaan op de verzwore plaats, of zy door te fcherpe tegen de verrotting ftrydende middelen niet geprikkelt bf kwalyk aangedaan kan worden. Die gegroeide balfernen, welke van te voren zyn geprezen ge- («O deMorbisLib.il. Cap. 17.18. Charter. Tom. VII, pag. yöp, 570, (x) de Iutern, afFeCt, Cap, II. Ibidem pag. Ö4J.  m DE LONGTEERING. §.1209. geweest, bezitten buiten een welriekende fpecery ook een zuur, tegen de verrotting ftrydende; gelyk de fcheikundige ontbinding van dezelve leerd. de Geneesheeren geven dikwjls aan de teeringagtige rayrrhe, gelyk uit de voorfchriften in de lyst der geneesmiddelen , by dit getal, blykt. maar uit de allerfchoonfte proefondervindingen , welke de wydberomde Geneesheer Pringle tejwerJc settelt heeft (y) , heeft gebleeken, dat de myrrhe een allerfterkst middel" is tegen de verrotting, en verre het zeezout overtreft, wy zyn zeker zeer veel verfchuldigt aan deeze uitmuntende man, waardoor de uitwerkingen der geneesmiddelen opgehelderd worden , welke de Geneesheeren in deeze ziekte gewoonlyk aanpryzen. aangezien de Scheikundige leerden, dat door de verrotting een vlug alcalisch zout voortgebragt wierd, daarom vreesden zy, dat hierdoor de gefteldheid tot de verrotting vermeerdert zoude worden, de Geneesheeren hadden nogthans opgemerkt, dat gekookte rivierkreeften, in hun eige fap gebroken, een nuttig voedfel gaven in de teering: édoch het is bekend, dat de kreeften een pisagtige reuk hebben, vry gelyk aan een vlug alcalisch zout, daarom vreesden veele voor dezelve, en zy Helden zodanige fpyzen met het zuur van azyn of citroenfap toe, om de verrotting te verhoeden, maar dezelfde Scbryver 00 heeft beweezen, dat de alcalifche zouten de verrotting beletteden, en wel fterker dan het zeezout, hy heeft het zelfde bevonden van de vaste alcalilche zouten: men geeft de geene die de teering hebben, met vrugt de feltferwateren, welke een vast alcalisch zout bevatten, vooral, zo met deeze een derde part, of de helft melk vermengt word. Avicenna (a) beveelt een ruim gebruik van fuiker van roozen, zo dat hy bevolen heeft dezelve alle dagen zo veelmoog-^ (y) Obfervat. on the Discafes of the Army, pag. 337.  5.1*09. DE LONGTEERING. 185 lyk te eeten , hoewel het veel is, ja zelfs met brood, tevens ver. haalt hy een geval van een vrouw, aan de teering leggende, reeds naby de dood zynde: toen is er een broeder van haar by haar gekomen, heeft haar langen tyd op deeze wyze behandelt, en zy is tot het leven wedergekeerd en is geneezen, en vet geworden, en het is my niet mooglyk de meenigte van roozenfuiker op te noemen, welke zy gegeeten heeft, te gelyk beveelt Avicenna kookjens van camp'her aan. waarlyk hoe fchoon komt dit met de waarneemingen van Pringle overeen (è) ! hy heeft in de fuiker een grote kracht tegen het bederf gevonden, zo dat hy gelooft heeft dat men aan deszelfs veelvuldig gebruik verfchuldigt is, dat men ter deezer tyd niet zo dikwils zeer zware rotziektens vind, als eertyds. maar hy heeft in de campher waargenomen, dat twee greinen van dezelve, meer krachts hadden om de verrotting te beletten, dan zestig greinen zeezout (t)« in de Koortsbast (d) heeft hy van gelyken een zeer grote kracht tegen de verrotting gevonden, het is bekend, dat Morton in de geneezing deezer ziekte de koortsbast aangepreezen heeft, de uitnemende Forti (e) bekend, dat hy verfcheide teeringagtige, die de teering nog niet in den hoogden graad hadden, de koorstbast heeft gegeven, zo om aan het verzoek der zieken te voldoen, als ook om de al te dikwervige wederkomst der koorts te bedwingen: hy heeft wel byna altyd een gevoelige verligting geduurende eenige dagen gevonden, fomtyds (nochtans niet altydj met eene duidelyke onderfchepping der gewoone verheffingen : maar de ziekte verhief zich weinig tyds daar naar wederom op nieuw, en vervolgde deszelfs gewone loop tot de dood toe : by gelooft niettemin, dat hy door 't gebruik van de koortsbast, een adelyke teeringagtige vrouw, die zwanger was, tot een zeer gelukkige ver- (b) Obfervat. on the Difeafes of the Army, pag 393. 394. (c) Ibidem pag. 373. tri) Ibidem pag. 379. (e) Lib. V. Cap. 2. pag. 449. 450. Vierde Deel. Aa  iS6 DE LONGTEERING. §.1209. verlosfing heeft gebragt. intusfchen zegt hy elders (ƒ), dat hy een kind gezien heeft, dat zy zelfs geloofde de teering te hebben , en van een iegelyk daar voor wierd gehouden, en daarenboven een winddoorn had; wanneer hy door den aandrang van de veder van het kind tegen zyn zin aan het zelve de koortsbast had gegeven,geen 't minfte goed daar af verwagtende, heeft hy dat kind naderhand door de üad zien wandelen, zo vleezig en fterk, en levendig van couleur, dat hy hem riaauwlyks kende, van zo zware ziekte, en van de overblyfzelen zelfs der winddoorn geheel bevryd. naderhand verhaalt hy andere gevallen van teeringagtige, die door de koortsbast geneezen zyn geweest, en hy ontveinst niet, dat zy by fommige zonder goede uitwerking is geweest, maar nochtans geen 't minfte nadeel heeft gedaan, maar men moet aanmerken, dar die allerbeste man tegen zyn wil en, dank de koortsbast heeft voorgefchreeven aan deeze zieken, en daar .van geen 't minfte nut heeft verhoopt, daarom verwonderde hy zich zo veel te meer over de goede uitflag. Ik heb zelfs, zonder dat het my berouwt heeft, in een'beginnende tecring de koortsbast beproeft, ik heb een maagd van een zeer hoog geflagt, welke zonder voorafgegane bloedfpuwing, door een lastige hoest, langzame koorts, allengskens uitgemergelt wierd, de koortsbast langen tyd onder verfcheide gedaante gegeven, en offchoon de krachten vry fterk ter neder waren geflagen, zy etter uitfpoog, het maakzel der borst zelve, . vry gebrekkelyk was, is zy nochtans allervolmaaktst herfteld. Dus zien wy dat veele Geneesheeren, zo in het voedzel als in de geneesmiddelen, zodanige dingen gebruikt hebben, welke krachtdadiglyk alle verrotting tegenftonden, offchoon zy misleiden hierop niet gedagt hebben: Cardanus (g) getuigt, dat by een meisje, wiens vader aan dezelfde ziekte was geftorven, van een allerergfte teering, en wel zo zwaar, dat hy haar op heeft gegeven, (want er was een hevige koorts, moeilyke ademhaling, een (ƒ) Lib. V. Cap, 5. pag. 492. (g) De Curac. Admirand. Curat. 8. operum Tom. VIL pag. 254.  §.no9. DE LONGTEERING. ig7 een allerfterkfte hoest, overvloedigetterfpuwen, aanweezende,) heeft geneezen ; hy heeft geboden, dat zy zich enkel met gerftendrank zoude voeden, met water en fuiker bereid: maar alle morgen vier oneen van het afkookzel van de Jtaarten en fchaaren van kreeften in gerftenwater zoude gebruiken, met twee drachmen fuiker, en zy is volmaakt geneezen en herfteld. hy Reeft verfcheide andere op diergelyke wyze geneezen gezien, cn voornamentlyk door het geduurig gebruik van röozehfuiker (/«)• Een Jongeling had door de dronkenfehap en de venusöefFening, een geduurige hevige hoest gekregen, hy fpoog veel fluimen van onderfcheide couleur, de borst was benaauwt, en hy had de koorts; en hy verbeelde volmaakt een geraamte, zo was hy vermagert, tevens w«s hy ook overzwak. men had verfcheide dingen te vergeefsch beproeft, en een iegelyk wanhoopte van zyne geneezing. by kreeg groten trek tot aardbeziën, de Geneesheeren hebben hem dezelve toegeflaan, en in de tyd van drie weeken , naar dat hy voor vyftien kroonen van deeze vrugt had opgegceten, was hy zo in zyn geheel verbetert, dat er een allergrootfte hoop tot de geneezing aanweezende was; en hy is in de tyd van twee maanden volkomen geneezen (f). misfehien ook heeft hy overvloedig fuiker gebruikt, aangezien deeze vrugten gewoonlyk van de meeste menfchen met fuiker beftróoit worden. Eenedittus (&) heeft aan die geene die de teering hadden, dun bier zonder hop gebrouwen, melk, wey van melk , met het fap van fchaapszuuring, van chimas appekn, welriekende appelen, enz. zuuragtig gemaakt, voor gewone drank gegeven, zommige teeringagtige, die ftinkende vuile etterfluimen uitfpogen, zyn volkomen geneezen geweest door myn-water, dat behalven het (/;) Ibidem Curat. to. pag, 255. (i) Hofmann. Mcdic. Ration. & System. Tom.IV. part.4. pag. 330. Tabkior. Theatr. pag. 150.-152. Aa 2  ï88 L>E LONGTEERING, $. iaco-, het yzer ook aluin in zich bevattede. maar Pringle heeft beweezen, dat het aluin een fterker kracht tegen de verrotting bezit, dan de overige zouten f». mooglyk zal hier toe gebragt kunnen worden het geen Tulpius f» verhaalt van een vrouw, welke door de verzuimde aderlating een verzweering in de long had eekreegen, en zo veel vuile fluimen heeft uitgeworpen, dat de hoeveelheid een wyd bekken, en de flank een vry grote kamer vervulde; maar ook tevens is deeze ellendige zo vermagert, als of zy een ongeneeslyke teering hadde. reeds over de vier maanden zo zwaar ziek geweest zynde, dat zy geheel hopeloos fcheen , kreeg zy trek tot ranuwe oesters, welke zy gretig heeft gegeeten, met zodanige uitwerking, dat alle de toevallen teritond verminderden, en zy in korten tyd geheel herfteld is. maar de oesters hebben een alleraangenaamst zout lap. zekerlyk, Hippocrates Co) heeft geboden , dat men aan de verzworene, zoute fpyzen zoude geeven, om de ontlasting van de borst voort te zetten, intusfchen moet men niet ontveinzen, dat het door de proefondervindineen van Pringle gebleken heeft (p), dat een kleine hoeveelheid zeezout de verrotting eerder voortzet dan belet, en dat het daarom mooglyk by een noodzaaklyk toeftelzei is voor de fpyzen van de menfchen, op dat zy hgtelyker in het lichaam ontbonden worden, maar de pekel van zeezout bewaart het vleesch der dieren voor de verrotting, gelyk bekend j< het zoude zekerlyk naauwlyks veilig fchynen,zo grote menigte zeezout in te nemen, dat hetzelve door een tegenverrottende kracht zoude kunnen werken: vooral daar men in de geneezin' van de bloedfpuwing zorg droeg voor alle zoutagtige fcherpte, op dat de kwaal zich niet weder zoude verheffen, het m EfTays and obfervat. Phyfic. and Liter. vol. r. pag 564. (m) Obfervat. on the Difcafes of che Army, pag. 376. r0) DebLocisCiDPhomine cap. 8. Charter. Tom. VIL pag. 367. \p) Obfervat, on the Difeafes of the Army, pag. 391. 39a-  §.1209. ï2io, DE LONGTEERING. 189 is me'tans waar, dat de bloedfpuwing minder te vreezen is, wanneer er reeds een zweer in de long is: want het heeft van te voren uit verfcheide waarneemingen gebleken,dat de geheele Ion* byna in een etteragtige teering verteert kan worden, offchoon de bloedfpuwing niet wederkomt, hier uitbegryptmui tevens, op wat wyze een rot - fcheuibuik, door het gebruik van zout voedzel, gelyk het dikwils op verre reizen ter zee gebeurt, gebooren kan worden , het geene , eer dat de wydberoemde Printte deeze proeven te werk geftelt had, zo heel klaar met.was. wy hebben zekerlyk zagte middelen, welke een zeer grote kracht te^en de verrotting bezitten, en dus kunnen wy, om aan deeze aanwyzing te voldoen, het zeezout ligtelykontbeeren. het blykt ook klaarlyk, dat het in een longteering te geneezen, van het grootfte gewigt is, dat het bloed van de etteragtige befmetting bevryd blyve , en dat de Geneesheeren hier eventwel niet altyd zeer op gelet hebben. §. 1210. TP\och aan de andere word voldaan met \J uittedryven door vogtige geneesmiddelen, die de pis afdryven, de hoest verwekken, zo inwendig als uitwendig, door de beweging, het paardryden, verblyf op het land; dan mee behulp van afveeoende balfamen inwendig en uitwendig, te zuiveren, en door hulp van hegtende verzagtende middelen aan een te hegten. Geen zweer zal, gelyk te voren is gezegd geweest, geneezen kunnen worden, ten zy dezelve eerst tot de hoedanigheid van een zuivere wond worde gebragt, op dat naamlyk de hegting kan gefchieden, daarom moet de etter ontlast worden, de heiligheid, waarin de etter heeft gezeten, gezuivert worden, b Aa 3 het  ïrp DE LONGTEERING. §. iaro. het geene door een zagte en matige ettering gefchied, gelyk wy in de uitwendige zweeren der uitwendige deelen zien; daarnaar moet de zuivere plaats aan een worden gehegt. maar het is ligtelyk te zien, dat alles wat in 't vorige hoofddeel aangepreezen is geweest, ook aan deeze aanwyzing voldoet, want de ingietzeis van wondkruiden, veegen de verzwore plaats af, zo zy overvloedig worden gedronken, en zy fpoelen tevens de etter, die mooglyk weder opgezogen is, uit het bloed, maar vooral door de pisafdryving, aangezien deeze ingietzels uit water bereid worden, en de meeste wondkruiden door hunne pisdryvende kracht geprezen worden. Galenus ten minfte heeft langs de pisweegen de verzweering der long zien zuiveren: gelyk by een andere gelegentheid §. 406", aangeteekent is geweest, men vind een aanmerklyk voorbeeld (q) van een zieke, die een longzweer had, welkers fluimen door een onvoorzigtige geneeswyze onderdrukt wierden, met allerergfte toevallen, zo dat hy op de oever van de dood fcheen te zyn: door den raad van ware Geneesheeren, gaf men hem gekookte ezelinne melk, geduurende acht dagen, met die uitwerking, dat de fluimen wel onderdrukt bleeven, maar dc ziekte eventwel niet verergerde, de negende dag volgde er een hevige pyn omtrent de nieren: de borst wierd verligt, de koorts hield op; en hy is volkomen genezen, nogthans zal de etter, in de longzweer vergadert, door de pis niet ontlast kunnen worden, ten zy dezelve eerst in 't bloed in grote menigte weder opgezogen zal zyn geweest; het geene zekerlyk nimmer zonder gevaar is, offchoon zy fomtyds naderhand gelukkiglyk langs de pisweegen of de afgang uit het lichaam word gejaagt. De ontlasting der etter, welke door de fluimen gefchied, is veel zekerder, maar dit kan zonder hoesten niet gefchieden; daar- (#) GioMichele Gallo delf ufo del Latte, Tom. II. pag, 93.  §.i2ro." DE LONGTEERING. i0 daarom worden tot dit einde hoëstverwekkende middelen aangeprezen, want de hoest zuivert de longen, maar verergert ook de verzwore plaats, zo zy hevig is. waarom voornamentlyk zodanige worden aangeprezen , welke de ftof, die door de fluimen moet ontlast worden, beweegbaar maaken, en eventwel door geene al te fcherpe prikkel benadeelen. zodanig afkookzel word in de lyst der geneesmiddelen by dit getal gevonden, maar wanneer de etter ryp en goed is, word zy ligtelyk door dc hoest uitgebragt, en byna zonder eenige moeilykheid, het geene meestal gewoon is te gebeuren des morgens naar een goede flaap; Want als dan heeft de long lang gerust, alleen maar door de ademhaaling tot het leven nodig, bewogen; en dus zal de hegting van de zweer onder de goede etter beginnen, ook blykt het ligtelyk, dat deeze middelen, welke men gewoon is borst* ontlastende middelen te noemen, niet by alle de zelfde moeten zyn. Benedittus (r) heeft zeer wel ge waarfchouwt: fcherpe en prikkelende' geneesmiddelen moet men alleen maar aan trage, en daar door de by eenvergadering minder kunnende verdragen lichaamsn, toeflaan, welke men maar. by tusfehenpozen moet gebruiken, want eenige tusfehenpozen uitgenomen, in welke fcherpe en prikkelende middelen te pas komen, moet men met de te voren opgenoemde Geneesmiddelen geduurende het geheele beloop der ziekte voortgaan. hierom , zo de fluimen uit derzelver aart te vastklevende zyn , of dat ook de lymagtige flym te gelyk met de etteragtige fluimen met moeite voorkomt, als dan doet het ingietzel van hyfopmet honig, of enkele azynhonig, of ook azynhonig van zee-ajuin, voordeel; zo niet, zyn de zagtere ingietzels van de wondkruiden genoegzaam, maar dit alles gedronken zynde, word met het bloed vermengt, en komt met het bloed na de verzwore plaats: daarom hebben de Geneesheeren gedagt, om ook uitwendige middelen tot dit einde te gebruiken, zekerlyk verwagten de Geneesheeren niet veel nuts van plysters of zalven, ." •' uit- (r) Tabidor, Theatr. pag, 121.  i92 DE LONGTEERING. §. 1210. uitwendig de borst toegevoegd, offchoon zy deeze ook fomtyds toeftaan , wanneer de zieken of deszelfs vrienden zich op diergelyke middelen betrouwen, maar de oppervlakte der zweer, kan door geene geneesmiddelen aangeraakt worden , ten zy dezelve onder de gedaante van waasfem hier na toe komen, dewyl zelfs een druppeltje waters in de long gevallen, terftond dooide verwekte hoest uitgejaagt word. men leest het volgende by Hippocrates (ï): maar wanneer de flnimen een zwaare reuk hebben, is het voordeelig op de dagen dat de zieken geen afkookzel van ïinfen gebruikt, een geneesmiddel in de longen te gieten, en een dag tusfchen beiden latende ,berokingen te werk te ft ellen, zekerlyk kunnen de dampen der geneesmiddelen, met de lugt ingeademt, de geheele lugtholte der long van alle kanten befpoelen; en dus zal men na de onderfcheide gefteldheid der zweer onderfcheide geneesmiddelen te werk kunnen Hellen. Benedibïns (f) heeft ons gewaarfchouwt: onder de bcfchermmiddelen, zyn de uitdampingen en de berokingen de beste, en waarop men eeniglyk in de uiterfte benaauwtheden moet bedagt zyn, enz : want droge en gefpanne iongen worden door derzelver bevogtiging zagt gemaakt, de vngtige en te zeer ontfpanne door deïzehe droogte verhard, die met de ver. rotting en de lymagtigheid zyn overftreeken, worden verligt, en eindelyk door derzelver beider verëeniging worden de vuile zweeren afgeveegt, en ook word' de kracht en de hoeveelheid der nieuwe ftof, daar na toe zullende vloejen, en in de deelen opftaande, verhoed, altyd diergelyke vooruitzigt in het voedzel in % oog houdende, daar mar verhaalt hy verfcheide gevallén, welke de zeer gelukkige gevolgen van deeze geneeswyze leeren, en naderhand befchryft hy de vaten, langs welke de wateragtige waasfem, of ook de berokingen gemakkelyk zodanig kunnen toegevoegd worden, dat (x) de Morbis Lib II. Cap. 18. Charter. Tom. VII. pag. 570. (i) Tabidor Theatr. pag. 76. 00 Ibidem pag. 168.  'S..I2KK D E LONG T EE R:i N G. 1x93 .dat. zy zonder gevaar in de lugtvaten van de long kunnen komen: te gelyk heeft by ook verfcheide yoorfchriften van geneesmiddelen (w), welke aan onderfcheide aanwyzingen, door te verzagten, af te veegen ,■ uit te drogen, en aan te hegten, kun,rien voldoen, het zoude mooglyk wonder kunnen fchynen, dat hy oprement met het wit van een ey tot koekjens gemaakt, tot de beroktng heeft gebruikt, aangezien dit onder de naam van ratte - kruid by de oude befchreven is geweest, en daarom by veele voor vergif word gehouden, maar het geene wy tegenwoordig ratte-kruid noemen , hebben de oude zekerlyk niet gekend, maar .de oprement is in veele eigenfehappen gelyk aan de zwavel, en word zeer kwalyk citroen ratte-kruid genoemt, dewyl het vry en fchadelyk is (x), edoch de lugt met zwavelagtige dampen vervult, word van de Geneesheeren geprezen als een groot geneesmiddel, zo de geene die de teering hebben , dezelve langen tyd inademen.; op den Berg Tabius, namentlyk by Napels (y). dus zond Galenus (z) reeds ten zynen tyde de teeringagtige na Tabia by de Berg Vefmius gelegen, op dat zy aldaar melk zouden gebruiken, en tevens geduurig zodanige lugt zouden inademen. Benediclus trachtede hetzelve door kunst na te bootfen (V); dewyl hy zegd: van wat foort de rokingen ook zyn en de waasfemingen, zy moeten geheelyk en in de plaats van de lugt zelve in de lugtdeelen ontfangen worden, in een zaal of flaapkamer, met geflote vengflers, op dat alle aanblazing van koude lugt vermyd wdrde, en de zieke moet aldaar langen tyd.blyven, want ander zint s worden zy te vergeefs in werk ge fielt. Hy (w) Ibidem, pag. 165. & feq. (x) H. Boerh. Chem Tom I. pag. 47. & Frid. Hofmann. obfervat. Phyfic. Chemie, pag. 259. & feq. (3Q Fromond Risposta Apologe pag. 438. (2; Method. Medend. Lib. V. Cap. 12.'Charter. Tom. X. pag. J22. I23. fa) Tabidor. Theatr. pag. 125. Vierde Deel. B b  m, DEL O N G T E E RIN G. §. 1210. Hy waarfchouwt tevens dat de eerfte roking in de longen de allermoeilykfte is, maar dat dezelve naderhand veel ligter volbragt word. te voren g. iaoo. is gezegd geweest, dat Je zeer.beroemde Mead Cb), rokingen van wierook, ftorax, enz. heeft aangeprezen , alhoewel hy wist, dat deeze geneeswyze naauwlyks in gebruik was, en by de meeste als onnut verzuimt wierd. wanneer de longzweer nog gefloten was, heb ik deeze wyze beproeft: wantik droeg zorg, om langs een pyp de waasfem van warnr water geduurig uit te doen gaan j eerst omtrent het bedde,daarnaar wanneer zy dat ligtelyker verdroegen, heb ik het nader by gebragt, om dat zy langen tyd een laauwe en vogcige lugt zouden ademen, aldus heb ik verkregen dat de longzweer fchielyk doorbrak, maar de rokingen van wierook, bamfteen, ftorax, lenzoin, heb ik zodanig gebruikt, dat de lugt van de kamer, waarin de zieke legt, met dezelve doortrokken wierd, allengstens de hoeveelheid der rooking vermeerderende: want ten zy dit voorzigtiglyk gefchied, volgt er een hevige hoest; welke zoude kunnen benadeelen: zy verdraagen de waasfen van de wierook en ftorax gemakkelyker, maar de barnfteen prikkelt meer» aangezien zy door *t vuur tot een vry heete olie en zuur vlug zout word ontbonden: doch de benzoin, word in kleinder hoeveelheid met de berookingen vermengt, om dat zy, offchoon zy een vry aangenaame reuk heeft, een redelyke fcherpe damp van zich verfpreid, welke op een papiere overdekzel ontfangen, tot: brokjens van een fneeuwwitte couleur verdikt word, welke onder de naam van benzoin bloemen in de winkels gevonden worden, en een zeer heete kracht bezitten, zo dat hy op de tong ; gelegt een brandend gevoel verwekken, ik heb de damp van benzoin gebruikt, op dat, de longzweer eerst door de waasfem van warm water verzagt, door een fchielyk en hevig verwekte hoest zoude doorbreeken. Tevens moet men aanmerken, dat de krachten van alle geneesmiddelen niet te gelyk met het water op. kunnen klimmen, cn Cf) Mónita & priecept. Med. pag, 53.  §,i2io. DE LONGTEERING. :ir# en onder de gedaante van waasfem de long toegevoegd worden: de krachtdadigheid der verzagtende kruiden blyft in het afkookzei de damp daar uit opftygende, is louter water, welke nogthans zeer wel een bevogtigende en verzagtende waasfem geeft, de Geneesheeren fchryven deeze eventwel dikwils en wel bedagt voor, op dat de eenvoudigheid van het geneesmiddel de veragting van de zieke en deszelfs vrienden niet na zich haale, hoewel zy genoeg weeten, dat de kracht van het water in waasfem ontbonden, alleen werkt, maar zy dwaalen, die met het vooruitzigt om het gekwetfte vat in de long toe te trekken, gebieden, om de waasfem van 't afkookzcl van toetrekkende middelen in te ademen: want de waasfem van het water ontfpant, en de kracht der toetrekkende middelen is vast, en word met het water niet na boven opgeheven. Ook komt zodanige beweging van het lichaam, welke de door de ziekte gebroke krachten gemakkelyk kunnen verdragen , bietzeer te pas. het is bekend, dat de beweging van het aderlyk bloed na het hart door de beweging der fpieren verhaast word;; en dat dus het hart dikwerviger op dezelfde tyd word te famen getrokken; en dus het bloed in groter hoeveelheid door de vermeerderde fchielykte dcor de longen gejaagt word; en dat op deeze wyze al het etteragtige uit dit ingewand fehielyker zal kunnen gehaald worden, en door de fluimen uitgebragt, vooral des morgens, wanneer des nagrs eene hoeveelheid gekookte etter vergadert is. tevens word de ademhaling alzo vermeerdert , en de lugt de long dikwils in en uitgaande, volbrengt het werk ■van het best afveegend middel, vooral zo zy zuiver en een landlugt is. intusfchen blykt ligtelyk, dat men hier voorzigtig moet zyn: want hier word niet alleen de afveeging van de verzwore plaats vereischt, maar ook de hegting, een uitwendige zweer zekerlyk, zoude niet geneezen kunnen worden, 't zy er geduurig over gewreven wierd, dit heeft Beneihctus (c~) zeer (i) Tabidor. Theatr. pag. 12.9, Bb 2  j95 EF E L O N 'G T E ERIN G, $i 12 lal zeer voorzigtiglyk gewaarfchouwt, gebiedende, dat de bewee-gingen van het lichaam over dag zeer voorzigtig moeten beleidworden, en dat alle oeffeningen ligt moeten zyn, vooral in zie* ken van een heet geftel, en van een tenger maakzel. hy wilde ook, dat de onderfte deelen van het lichaam minder zouden geoefc fent worden; maar hy veroordeelde de fterke bewegingen der bovenfte deelen. maar in de flymagtige inhoud 'der borst, en van een koud geftel, moet men een meer verhaaste bewegingen, de borst/pieren meer uitzettende, fomtyds gebieden, gelyk het fpannen van den boog, het werpen van fpiesfen, enz, -maar zodanige bewegim gen fchynen eerder - te ftrekken om de kracht van het geheele lichaam te vestigen, en vooral van de borst, als om de longzweer te geneezen. by eene andere gelegentheid, §.1200. 4; is aangeteekent geweest, dat men een gelukkige voorzegging, afleid, zo door het gebruik der geneesmiddelen, of de verandering der wonden; een nauwe borst wyder word, en de kracht vermeerdert, en in tegendeel, wierd het naauwe maakfel van een te famengedrukte borst voor een kwaad teken gehouden, gelyk §; 1198. gezegd is geweest. nuJs het zeker,dat de fterkte en vleezigheid der fpieren door de oeffeningen vermeerdert worden, in die- deelen van het lichaam, welke meerder dan de overige bewogen worden, die* geene,. die dikwils in 't openbaar voor het volk fpreeken ^ zullen de fpieren van het aangezigt altyd vleeziger hebben: hoe fterk zyn de armen en de fchoirderen, vandie fmeeden, gefpiert, die de ankers der fcheepen fmeeden. aangezien het by veelen de gewoonte is, alles met de regterhand byna alleen te doen j en zelden de linker te gebruiken , gebeurt het zo dikwils,-dat de regterarm in dikte en kracht de linkerarm te boven gaat, waaruit blykt, dat de bewegingen der bovenfte ledematen tot de verbetering van het maakfel der borst kunnen dienen. Het blykt ligtelyk tevens, dat zodanige fterke bewegingen alleen die geene maar aangeraden kunnen worden, die van deeze ziekte byna herfteld zyn, en krachts genoeg verkregen heb- bene, „  gïiaiö, DE EONGTEER'ING. 19?' ben, om deeze te kunnen volbrengen, maar het fchynt nuttiger en voordeeliger te zyn, om dit einde te bereiken, zo men dé teeringagtige dit gemak toevoege, dat van de lichaamsbeweging verwagt word, zonder dat zy zich veel vermoejen. het paardryden is in deeze ziekte, gelyk in veele andere langduurige kwaaien , van de grootfte krachtdadigheid: onder het paardryden zekerlyk word de geheele ftam van het lichaam door geduurigs • fchokken bewogen: de lugt krygt rneer indrang in de long, want v/anneer men te paard ryd, gevoelt men altyd als een tegenwind, offchoon de minfte koelte niet blaast , en zich geen blad aan een boom verroert, de zeer goede Sydenham (d) bekend met zyne gewone opregtheid, dat hy zommige aan herri vermaagtfchapt, door 't paardryden van deeze ziekte heeft ver. lost, aangezien hy zeker wist, dat hy nochte door de duur ft e geneesmiddelen, nochte op eenige andere wyze, hun niet meer voordeel konde doen, dan of hy hun aangemaant had om gezond te zyn: nochte hy heeft alleenlyk gezien, dat het paardryden in een ligte kwaal voordelig was, maar zelfs in een byna wanhopende teering, wanneer by het zweeten des nagts reeds een buikloop was gekomen, welke een voorbode van de dood gewoon is te zyn. ja hy heeft niet getwyffeld de krachtdadigheid van het paardryden, in deeze ziekte, by de krachten welke de koortrbast in het verjagen der tusfchenpozende koortzen, en het kwikzilver in de venusziekte te temmen , bezit, te vergelyken. édoch hy waarfchouwt tevens, dat men zorg moet dragen, dat het linnen van het bedde, waarin zy leggen, droog zy, en dat zy redelyk lang te paard ryden. te gelyk voegt hy er by: dat de geene die hun volkomen wasdom hebben, veel langer in deeze oeffe< ning moeten voortgaan, dan de geene ^ie onder detze jaren zyn. Maar 00 Differtat, Epiftol, pag. 523. Bb 5.  ■r0 D E LONGTEERING. §. 1210 Maar om te paard'te kunnen ryden, worden er krachten vereischt, welke te zwak zynde, ltelt men het ryden op een wagen in deszelfs plaats, waardoor Sydenham getuigt wonderlyke utvverkingen in de geneezing van de teering gezien te hebben, hoewel hy nogthans het paardryden de voorkeur geeft, ik heb veele dezelfde raad gegeeven, dat zy namentlyk in een wagen zouden gevoerd worden, en vooral zodanige, die het paard* ryden niet konden bekostigen, ik heb eenige fchippers en visfchers gekend, die een verzweering in de long hebbende, voerlieden zyn geworden, en volmaakt herftelt zyn. in zwakke zieken is het best met het ryden op een wagen te beginnen ; daarnaar de kraehten toenemende, raad men hun het paardryden aan: maar deeze oeffeningen doen 's morgens naar een ligt ontbyt het meeste voordeel.; want zy verdragen het paardryden zo gemakkelyk niet, wanneer de maag vol is, of zelfs het ryden op een wagen, hy tevens raad de voorzigtigheid aan, om met een zagte en kortduurende paardryding te beginnen,allengskens de radheid en langduurigheid vermeerderende ; in 't begin moet men de kwade gefteldbeden der lugt van het jaarfaizoen vermyden; waardoor zy nogthans, naderhand, wanneer dekrachten aangroejen en de ziekte vermindert, zo ligtelyk niet aangedaan worden. De Geneesheeren zyn ook gewoon aan de geene die de teering hebben het veiblyf op het land aan te raden, niet alleen opdat een zuivere, wel doorwaayde, en van de befmettingdeigrote lieden bevryde lugt inademen, maar ook op dat zy, de krachten toenemende, van alle zorg bevryd, zich metligtelandarbeid het lichaam bezig houden, en de tyd doorbrengen. Zoude er mooglyk nog eenige andere reede onder fchuilen, waarom het verblyf op 't land aan de teeringagtige kan voordeelig zyn ? het is bekend, dat zo de regen, naar eenige dagen droogte, het land heeft bevogtigt, en er een aangenaame reuk ont-  §. 1210. D E L O NG TEE R IN Gi tty ontftaat, welke zy alle gewaar worden, en die men gewoon is toe te fchryven aan de planten , welke te vooren uitgedroogt, nu door de regen verkwikt, overvloediglyker uitwaasfemen. édoch Reeumur (e) heeft waargenomen , dat men diergelyke aangenaame reuk naar den oogst, wanneer er maar droge ftrohalmen op 't veld zyn, gewaar word wanneer het geregent heeft; de zaak naauwkeuriger onderzoekende , heeft hy bevonden,. dat de droge aarde zonder reuk is, maar dat zy een fterke reuk verfpreid, zodra zy zodanig bevogtigd word, dat zy de dikte van een zagt gekneed deeg verkrygt; zo er meer water by gedaan word, vermindert die reuk, ja vergaat geheel, nochte de kracht om de reuk voort te brengen, welke de aarde bezit, fchynt" niet gemakkelyk uitgeput te kunnen worden : geduurende vyftien dagen, en dikwils op een dag, heeft deeg gemaakt van bevogtigde aarde, heeft dezelve uitgedroogt, wederom bevogtigt, nochte hy heeft kunnen gewaar worden , dat naar zo dikwils herhaalde proeven de aarde minder fterk rook, zo zy op nieuw bevogtigt wierd. daar en boven heeft hy waargenomen, dat de welriekendheid zich niet ver verfpreid, of dat zy veel vermindert, en in 't kort'geheel ophoud, zekerlyk op zommige plaatfen van de aarde gaan dampen tot een kleine hoogte op, welke de dieren dooden (f). men heeft waargenomen, dat die uitwaasfeming der aarde ophoud, wanneer er kort op donder en: ftorm zullen volgen: wanneer deeze er zyn, keert die uitwaasfeming wederom, en naar het geëindigt omweder, doet die welriekendheid der aarde geduurende eenige uuren ook een regt opgaande reuk aan, en dus tot een vry grote afgelegentheid; ik geloof niet dat er iemand is, die dit niet fomtyds heeft waargenomen, hierom fchynt de aarde, wanneer zy tot op een zekere mate bevogtigt is geweest, welriekende waasfemen uit te ftooten, en wel onderfcheide, op onderfcheide plaatfen, gelyk de' onderfcheide reuk leerd: maar zy zyn meestal heilzaam, want de-' . (e) Academvdes Sciences, 1'an 1^30. Mem, 403. &€»• (ƒ} Ibidem, 1'an 1751, Mem, 138, 139,  rzao DE LONGTEERING. § 12-10* de menfchen door de zomerhitte kwynende, gevoelen zich op een wonderbare wyze verkwikt, wanneer zy naar de regen zodanige welriekende lugt fcheppen: op zommige plaatfen .zyn die uitvloejingen mooglyk kwaad, en kunnen oorzaken zyn vanverfpreidende en algemeen heerfchende ziektens; waar over naderhand zal gefproken worden, men zal zich misfchien verwonderen , waarom ik aan deeze eigenfchap der aarde iets byzonders in de tcering te geneezen, fchyn toe te fchryven , aangezien die üitvloejingen van de aarde, in de lugt zweevende, onder de naam van een heilzame lugt worden geprezen, zo zy goed zyn. maar er is een andere reede: ik had eertyds van een zeer geloofwaardig man gehoord, dat men door het geheele koningryk Grenaden de.gewoonte heeft van de teering dooreera bad van aarde te geneezen; en naderhand heb ik het zelfde geleezen by Franciscus Solanus van Luca (g), die bekend is doordien hy uit de pols alleen de fcheiding der ziekte konde voorzeggen: hy getuigt, dat hy in de geneezing van de teering gelukkig gebruik heeft gemaakt van een bad van aarde, en dat hy_onder andere een wanhopende uitteerende koorts geheel door driemaal een bad van aarde te gebruiken, heeft geneezen. edoch dit gefchiede op de volgende wyze, hyliet een kuil graven in een grond, alwaar in 't geheel niets gezaaid was: in zodanige kuil zette hy de zieken tot den hals toe, en dekte dezelve naderhand toe met dezelfde aarde, die er uit gegraven was geweest; liethun aldus, tot dat zy begonden te beeven. wanneer zy in deeze kuil waren, gaf hy hun eenig voedfel, zo zy het nodig hadden: wanneer zy begonden te beven, deed hy hun uit de kuil halen, en in een linnen, met roozewater bevogtigt, winden: naar twee yuren wreef hy het geheele lichaam met de weder na zich nemende zalf van Zacatus Lucitanus. maar andere preezen de zalf, welke van de bladen van de doorn-appel en varkensreuzel bereid word,, (g) Origen. Morboso Capitul V. pag. 174. &c. & Lapis Lydos Apollinus, pag. 231.  g. i2io. DE LONGTEERING. m word, waarmeede zy de rugftreng befmeerden, en zy omwonden het geheele lichaam met windlels met deezezaif beftreeken. maar hy waarfchouwt, dat men altyd een nieuwe kuil moet graven, zo men dit aardbad moet herhalen, en hy tekent aan, dat die maar van het einde van may tot de maand oétober met zekerheid kan gebruikt worden, hy redenkavelt op een eenvouderlyke wyze wysgeerig over de uitwerking van dit bad, en hy gelooft, dat de aarde het kwaad der ziekte opzuigt, enz. maar aangezien de aarde zelfs in het warmlle van de zomer zelden of nooit tot zo grote diepte uitdroogt, is het zeer geloofbaar, dat de vogtige aarde door zeer bekwame uitvloejingen te verfpreiden, het naaste lichaam overal raakt, en dus mooglyk eerder nuttig is door deszelfs welriekendheid te verfpreiden, dan door het nadeelige des befmetzels uit het zieke lichaam op te zuigen. Edoch over het gebruik der afveegende balfernen, in en uitwendig, is in 't vorige hoofddeel gefproken geweest. Wanneer ik de fchriften van zeer veele Geneesheeren doorbladerde, om te leeren, wat fomtyds in de geneezing van de teering gebruikt is geweest, heb ik gezien, dat veelen grote hoop geftelt hebben om de ziekte door zodanige geneesmiddelen te geneezen, welke inwendig gebruikt,de uitwendige zweeren , welke voor het oog zigtbaar zyn, geneezen, en welkers agtervolgende verbeetering men daaglyks kan zien. de uitnemende krachtdadigheid van het afkookzel van pokhout in de geneezing der zweeren, en het bederf der beenderen, is aan alle bekend: édoch het heeft in 't vorige hoofddeel gebleken, dat de teering door 't gebruik van het afkookzel van pokhout geneezen is geweest, van hoe groot gebruik het kwikzilver en de onderfcheide uit hetzelve gereed gemaakte geneesmiddel zyn, is van ge» Jyken aan een iegelyk bekend, zo dat de allerergfte zweeren, tegen alle andere middelen ftrydende, door deeze geneezen wor- Vierde Deel. Cc den  202 DE LONGTEERÏN G. §. raio. den: van Helmont (/;), naar, volgens zyne gewoonte, tegen de geneesfcholen uitgevaren te hebben, zegt van de geneezing der teering: maar zo er een bloedfpuwing is vooraf gegaan, en een zweer aanweezende is, leerd dan de geneesmiddelen bereiden, door welke Paracelfus de teering geneezen heef't. die inwendig gebruikt, het kreeftgezwel, en de fcherpheid der vogten geneezende, het geene in de longzweer geneezen is. want al het geene de verzweering van de dye of voet door hetzelve te drinken, geneest, waarom zoude zulks ook de zweer in de long niet geneezen. maar hy beveelt zagte geneesmiddelen , de uitwaasfemende kwik, zoet gelyk honig, en vast, het vlugge af verf zei van leliën, enz. en elders zegt hy; dus worden ook de longzweeren door zoete uitwaasfemende kwik met coraal gehegt, door welke kracht men in het graffchift van Paracelfus leest, dat hy dikwils de teering heeft geneezen. een voorzigtig Geneesheer zoude mooglyk iet diergelyk kunnen beproeven, maar met grote voorzorg, en alleenlyk allerzagtfte middelen, welke geene hevige ontlastingen veroorzaken, die in zwakke en uitgeputte lichamen altyd gevaarlyk zyn, nochte ook,welke fchieJyk de fappen fmelten, aangezien dit een verrotte ontbinding teweeg brengt, van de teering tot de dood overhellende, wy zien dat de oude en nieuwere Geneesheeren zodanige middelen in de teering hebben aangeprezen, welke voordeelig zyn in de geneezing der uitwendige zweeren. zy hebben honigwater met melk aangeprezen; andere wederom kalkwater met melk (k). waarlyk alle de Heelmeesters pryzen het gebruik der honig om de zweeren af te veegen, en de krachtdadigheid van het kalkwater om de te zeer etterftortende zweeren te droogen. naar dat (ft) Catarrh. Deliramenta, pag. 354. N°. 43. (0 Humid. Radicale, pag. 575. (*) Frid. Hofmann. Med, Rat, & System. Tom. IV. part. 4. pag. 318.  5. i2io. DE LONGTEERING, ao3 dat het gebleken heeft, dat de koortsbast zo voordeelig is, niet alleen in het heet vuur, maar ook in de beenëeter en moeilyke zweeren, hebben zy dezelve ook gebruikt in de geneezing van de teering: de wydvermaarde Mead (1) heeft dezelve wel aanbevolen, wanneer het zy de bloedfpuwing, of een vloejing van dun flymig zetfel op zekere tyden wederkeerd; te weeten, wanneer zy gegeeven word voor de tyd, dat de 'kwaal gewoon is wederom te komen; maar hy waarfchouwt, dat de koortsbast grootelyks nadeelig is, wanneer de long reeds is verzworen, het heeft nogthans gebleken uit het geene, dat in 't vorige hoofddeel word gevonden, alwaar over de nuttige kracht tegen de verrotting in deeze ziekte wierd gehandelt, dat de koortsbast fomtyds allervoordeeligst is geweest, en gelyk als toen is gezegd geweest, bekend de uitnemende Torti, offchoon hy niet veel hoop in de koortsbast heeft geftelt, nogthans, dat zy geen nadeel heeft gedaan, aangezien die moeilyke ziekte, zo dikwerf alle vlyt der Geneesheeren te leur ftelt, is het gantsch niet te, verwonderen, zo men op onderfcheide geneeswyzen is bedagtgeweest. in de Edenburgfche verhandeling pryst een onbekende Qn) de geneeswyze aan, om de geneezing deezer ziekte door een dikwervige aderlating te beproeven; vooral, zo het lichaam nog niet geheel uitgedroogt is: hy heeft nochtans niet gewild , dat men de ader zoude openen, zo lang de longzweer noch gefloten is, en hy raad dat men .naarftiglyk afveegende en borst-, ontlastende middelen zal gebruiken , eer dat men tot herhaalde aderlatingen overgaat: hy ftelt ten minfte deeze voorzorg als een vraag voor. maar hy fchynt tweederlei nuttigheid uit de aderlatingen vervvagt te hebben, te weeten, de vermindering van het bloed, door een etteragtige kwaadfappigheid befmet, dewyl tevens dat geene, dat door de aderlating verloren gaat,, e ..... door m Monit. & pracept Mcdic pag. 47, 48. '(m) Mcdic. Eflays and Obfervat. Tom. IV. pag. 418, & feq. Cc 2  204 DE LONGTEERING. §. raio? door goed voedfel herfteld word. daarenboven verhoopte hy tevens, dat de koorts aldus konde vermindert worden, op dat er daaglyksch minder etter geboren wierd, en op deeze beide manieren word dat verlies van bloed ligtelyk vergoed, hierom geloofde hy, dat deeze zelfde geneeswyze mooglyk konde beproeft worden, met behoorlyke voorzorg nogthans, ook in zodanige zieken, welker lichaamsgeftel reeds door de ziekte veel uitgeput is: hy fcheen ook in dit gevoelen bevestigt te worden, doordien de bloedvaten, hoewel te zamen getrokken, nogthans nog vol genoeg waren, en dat zelfs in het laatfte beloop der teering de maandftondelyke ontlasting der vrouwen dikwils op de gewone tyd voortging, vooral geloofde hy, dat de dikwervige aderlating in zodanige te pas kwam, die van te voren van een bloedryk en heet lichaamsgeftel geweest waren, maar aangezien hy door een ruim verlies van bloed voor vogtigheden en waterzugtige gezwellen bevreest was, ftelt hy de verfterkende kracht der koortsbast, wryvingen, en ligte hchaamsöeffeningen voor, om deeze kwalen voor te konten. De wydberoemde Mead (n) heeft deeze geneeswyze door zyn sezag bevestigd, en heeft gewild, dat men de beginnende ziekte liet alleen door eene, maar zelfs door herhaalde aderlatingen te gemoet zoude komen: 20 namentlyk een dik zwart of lymagtig voortvloeit, het geene kwaad is, en men meent met vrugt uitgeftort te kunnen worden ; maar zo het in tegendeel rood is en doorfchynen. ie, word het voor goed gehouden, en niet verder afgetapt, ja zelfs y ©ffchoon het vermeetel mooglyk zoude kunnen fchynen, heefc hy gewild , dat dit foort van hulpmiddel in een reeds verdorrent ftchaam, welkers krachten al gebrooken zyn, beproeft zoude •worden, de regel van Celfus was: eerder een twyffelagtig, dan seen het minfte hulpmiddel te werk te ftellen. en men vermin, dert met voordeel de krachten , zo men in een kwaal, welke de fterk. tein) Mooitt & ptscept. Medic, pag. jo, 51*  $.1210. DE LONGTEERING. 205 te van het lichaam geduurig verzwakt, hulp toebrengt , by voegt er nogthans deeze voorzorg by: indien, de^ long verzwore zynde, de%orts hevig dringt, zal de aderlating, zo groot als de krachten van de zieken het toelaten, hulp aanbrengen dit geneesmiddel namentlyk in die tyden verdeelt, welke nodig zyn om het lichaam te voeden, hy verzekert naderhand, dat wanneer de zaken noch niet geheel wanhoopende waren, deeze geneeswyze een goed gevolg heeft gehad, maar daê deeze geneezing niet altyd gevolgd is, blykt daaruit, dat hy er terftond deeze verfchooning van de verkeerde uitkomst by voegt: maar zo het anders uitvalt,moet men in 't minst niet denken, dat de Geneesheer die geene gedood heeft, die, doordien de ingewanden reeds bedurven wa» ren, in geenen deele konde behouden worden. De wydberoemde Pringle (0) heeft dezelfde geneeswyze door zyne waarnemingen bevestigd; nogthans heeft hy vermaant,dat hy daaruit geene algemeene regel om deeze ziekte te geneezen , wilde trekken, ten zy men de krachten der zieke naauwkeurig gadefta, of zy genoegzaam zyn voor een grote of kleine aderJating. hy getuigt van gelyken, dat hy het beste gevolg gezien heeft op kleine en dikwils herhaalde aderlatingen in de geneezing der wonden, wanneer door de weder opgezoge etter een uitteerende koorts voortgebragt wierd: maar dit zoude bevestigen, dat de etteragtige kwaadfappigheid door de herhaalde aderlatingen verminderd word: tevens vermaant hy, dat de zieken nimmer zo veel verligting gevoelden de eerfte, dan wel de tweede of derde nagt naar de aderlating. Maar door herhaalde ondervindingen geleerd, pryst hy al-s allernuttigst de te werkftelling van een feton, in die zyde, namentlyk van de borst,welke het meest fcheen aangedaan: vooral heeft hy dit in die geene beproeft, welke een ruim verlies van (0) Obfervat. on the Difeafes of the Army, part.,111, cap. 3. pag. 390. & feq. Cc 3  aoö DE LONGTEERING. §.1210. van bloed te zeer vreesden, en daarom zo dikwervige aderlatingen niet wilden toeftaan, als zy nodig hadden, ik heb zekerlyk een fraaye uitwerking van de feton omtrent de verzwore plaats by eene andere gelegentheid, §. 895. in de befchryving van hec zydewee aangeteekent. ik zoude door myne eigene ondervindin- . Sen van deeze manier om de teering door dikwervige aderlatingen te geneezen, iets zekers durven zeggen: ik heb dezelve eenmaal, en niet zonder goed gevolg te werk zien ftellen, maar offchoon de'zieke in de kracht van zyne jaren gemakkelyk de aderlating zoude hebben verdragen, en de ziekte zo veel tyd paf, dat de krachten wederom zyn aangekomen, nochtans heeft de ziekte zich wederom verheven, waaraan hy nu geduurende verfcheide maanden kwynt, dewyl ik dit fchryf, maar met zo zwakke pols, en zodanige nedergevalle aders, dat het geheel niet zeker zoüde fchynen, bet weinigje bloed, dat noch in de aders word bevat, te vermindereu. Ik heb nochtans door een vry wonderlyk voorbeeld geleerd, dat het menfchelyk lichaam zeer veele aderlatingen kan verdraeen , en nochtans blyven lceven. ik ken een doorlugtige vrouw, welke dikwerf kramptrekkingen gehad hebbende , door de aderlating verligting zogt, en eindelyk tegen wil en dank van de Geneesheeren gedurende verfcheide jaren daaglyksch byna; en fomtyds tweemaal op een dag, zich eenige oneen bloed, fomtyds meer, fomtyds min, na mate de kwaal hevig aandrong, liet aftappen; zich vastelyk verzeekerende, dat zy terftond, zonder dit hulpmiddel, zoude flikken, zy leeft nogthans, maar kwynende en het bedde houdende. Het laatfte uitzigt der geneezing is, de zuivere zweer der long te hegten: maar over deeze zaak moet men als dan vooreerst zyn -gedagten laten gaan, wanneer wyzien dat de fluimen de eigenfehappen hebben van goede etter , en dat derzei ve hoeveelheid daaglyksch vermindert, iwanneer de etteragtige kwaadfap•pigheid van het bloed tevens verbetert zynde, de uitteerende koorts veel vermindert is, of ook ophoud, wy zien in de uit- wen»  $. iaio. DE LONGTEERING. jfófc wendige zweeren , welke voor ons gezigt bloot zyn, de verlore zelfsftandigheid onder de goede etter wederom aangroeien, en de hegting op deeze wyze zeer wel voortgaan, maar in zodanige, gefteldheid. der zweeren veranderen er vare Heelmeesters nier, dikwils het beflag, zy doopen zeer zagt plukfel in de etter, vee-, gen nimmer de wond hard af, op dat de tedere, weder aangroejende vaten niet vernietigen; dekken dezelve fchielyk toe, op. dat de lugt-, het zy door ze uittedrogen, of te verkouden , geen nadeel doe, daarnaar behouden zy het gekwetfte deel in rust. hier komt ook het zelfde te pas, voor zo veel namentlyk als de gefteldheid van het aangedane deel toelaat, wy kunnen zekerlyk geene volmaakte rust aan de longen toebrengen, nochte de lugt van dezelve afweeren, dewyl de ademhaling_ volftrekt nodig is°om te leeven. daar en boven kan de etter uit de longzweer niet uitgeleid worden dan door de hoest, welke de borst altyd fchokt, en de long fchud; waaruit van te voren ook de moeilykheid der geneezing in deeze ziekte is beweezen geweesr. al wat de kunst vermag, beftaat hier in, dat zy deeze moeilykhedens vermindere, door te zorgen, dat de ademhaling zeer gerust gefchiede , dat de hoest lang ftil zy, nochte fterker is dan vereischt word, om door de fluimen de gekookte etter, naar dat zy eenige uuren in de long vergadert en gerust gebleven is, uit te leiden, want zo dit gefchiede, word de verzwore plaats door de dikwervige hoest verergert, en de hegting word belet, hierom geeft men zeer zagte afkookzels van aan een hegtende en verftompende middelen; hoedanig voorfchrift in de lyst der geneesmiddelen by dit getal word gevonden, maar de voornaamste hulp hangt van de verzagtende middelen des avonds gebruikt; want alsdan word de hoest gemeenlyk lastiger, en is meestal droog, of de fluimen zyn alleen flymagtig, en er komt geene of weinige etter voor den dag. door deeze word de hoest geitilt, word een zagte flaap verwekt, waardoor de krachten her. Held worden, en des morgens worden de gekookte fluimen door een ügte hoest zeer gemakkelyk uitgeleid, zo het voorzigtig gebruik  4o8 DE LONGTEERING. §. mo. bruik van ftillende middelen in de geneezing deezer ziekte verzuimtword, zoude ik naauwlyks immer een gewenscht gevolg verhopen, zommige vreezen, dat de fluimen door de opiaten onderdrukt worden, en de long dus meer opgepropt word maar ik kan ter goeder trouw verzekeren, dat ik in de geene d e de lering h dden, naar een geruste flaap altyd een gemakkelyker boStlasting heb gezien in de morgenftond, en dat wel van etter in alle hoedanigheden goed; en dus hebben wy alle hoop, dat de heeting onder de goede etter eenige uuren wederhouden, on dezelfde wyze beginnen, als wy hl de uitwendige zweeren Sn S afgang word daar door gewoonlyk wel harder; maar Ste dit zal op dien tyd der ziekte nadeel doen; en de afgang zal door een verzagtend klyfteer gemakkelyk verwekt kunnen worden, zo men door de al te grote poging om de verharde vuiligheid uit te werpen, iets te vreezen had, de in de lyst der genetsmiddelen by dit getal worden vier greinen van de pillen van Hondstong om des avonds in te neemen, voorgefchreven, maar wSSdeeze hoeveelheid omtrent gelyk is aan een half grein opium , zal zy niet altyd tot dit einde genoeg zyn : waarom als dan de hoeveelheid na mate de omftandigheid vermeerdert zal moeten worden, de oude Geneesheeren hebben zekerlyk vry ftoutmodig in de geneezing van de teenng de opium gebruikt . Aetius O) beveelt aan de teeringagtige (behalven de dnakel, de mitridaat' het tegengif van peoni, het tegengif van esdras , welke Sle Sn bevatten) een famenftelfel, welkers zesde gedeelte opium is, hy gebied, dat men daar pillen van zoude maken van de grote van een erwt; waarvan hy er drie of vyf voor t Jlaten gaan ingeeft; daar en boven warm water gevende om er op te Jrinken en gy zult een verwonderbare kracht zien. de voorzigtigS vereisclrt, dat men in 't gebruik van diergelyke middelen met een kleine gïFte begint, allengskens vermeerderende, na mate de omftandigheid vereischt. O) Lib. VIII, Cap, 67. pag, 51.  $.-ïftio. i2ir. DE LONGTEERING. 209 Maar alle die famenftelzels der ouden, bevatten in zich peper, bevergeil, en andere diergelyke vry heete middelen; opdat het nadeel der opium namentlyk zoude verbeeterd worden, welke men geloofde in de vierde graad koud te zyn: maar die fcherpe fpeceryen komen in deeze ziekte niet zeer te pas, en dewyl hier alleen de krachtdadigheid der eulfap vereischt word, .zal dit alleen onder verfcheide gedaante gebruikt kunnen worden, of ook kan men eenvoudige famenftelzels, welke niet heet zyn , die de voornaamfte krachten van de daar meede vermengde opium ontleenen, en waar van men onderfcheide voorfchriften in onderfcheide winkels gevonden worden-, gebruiken. §. 1211. 'TPot de derde aanwyzing behoren dekoel_| dranken, van gerstfappen, groentens* Te voren §. 1208. zyn die middelen opgenoemt geweest-, welke tot de geneezing van deeze ziekte behoorden; en aldaar wderd by het derde getal gehandelt over het voedzel, welke het -voordeeiigfte voor de teeringagtige waren : maar die algemeene eigenfehappen wierden geftelt, dat het zodanige fpyzen waren , welke in een reeds zwak lichaam gemakkelyk ten onder gebragt -wierden:, en een gyl nalieten, welke van gelyken gemakkelyk -met het bloed door de vaten van de long heen ging; en dus -wierd alles wat taay-en Jymagtig was van de fpys der geene die de teering hadden, uitgefloten, daarenboven moesten zy een .genoegzame hoeveelheid voedzel bevatten, en niet ligtelyk tot de,verrotting overhellen. De koeldranken van gerst heeft plaats ■onder het voedzel der -teeringagtige, hoewel de koeldranken -ook van ander koorn ■kan bereid worden; want Hippocrates maakt gewag van een Vierde Deel. Dd koel-  STO DE LONGTEE RI MG. §. 1211. koeldrank van tarwe; en Horatüis (q) fpreektvan een koeldrank van ryst gemaakt; Houd gy op ? welaan, gebruikt deeze koeldrank van ryst. zo is nogthans het gebruik, dat men een koeldrank van gerst verftaat, ten zy er een ander foort van koorn genoemt word. hoe groot Hippocrates de gerftendrank in de ziektens geagt heeft, blykt uit talryke plaatfen, en vooral uit het boek van het voedzel in de fcherpe ziektens. dezelve wierd by de ouden aldus gereed gemaakt, zy weekten de gerst in water, zy wreeven dezelve met de handen in een mortier, tot dat de bast er afgewreeven was ; het geene tegenswoordig door behulp.van molens veel gemakkelyker gefchied; en de gerst aldus van de bast bevryd, word in de winkels , gezuivert , of ook gepelt genoemt. maar zy itampten deeze gerftenkorrels niet, maar kookten die geheel in water, tot dat zy zweiden, als dan deeden zy daar fomtyds wat azyn en zout by, zo wanneer nu dit afkookzel met de gerst er in toegediend wierd, wierd het een geheele koeldrank van gerst genoemt; maar indien dezelve van de gerst, met ze door te zygen, gezuivert wierd, als dan wierd zy fap van de koeldrank yan gerst genoemt; welke tot een dikker zelfstandigheid gekookt, room van de gerften koeldrank genoemt wierd; welke hedendaagsch ook op eene andere wyze bereid word,, te weeten, wanneer de gerst door het kooken zagt geworden, met een houte lepel op een zeef word ftuk gewreeven, op dat een groot gedeelte van de zelfftandigheid der gerst door de zeef gedrukt worde; en dan met het afkookzel vermengt; en als dan meer gerstagtig word, welke de dikte van de room van melk heeft, en een zagt, bevogtigend verzoetend voedzel'geeft, geheel ■(<ö Lib, II, Sat. 3,  ■§. 12IU, DE LONGTEERING. aif heel van de verrotting vervreemt, aangezien het van zelfs zuur word, en wel zo fchielyk, dat het afkookzel der gerst in de zomer geen vier- en- twintig uuren , zonder zuur te worden, bewaart kan worden, nochte de geriien koeldrank heeft nochtans eene te grote lymigheid: de ouden wilden dezelve ongebroke in de ziektens houden; want gebroken zynde,zoude zy dan het afkookzel een meelagtige lymigheid gegeven hebben: het geene niet gefchied, zo zy in haar geheel word gekookt, het is wel. waar, dat zy ook gerst gebruikt hebben die in de molen of mortier klein gemaakt was, maar als dan hadden zy van te voren door andere kunstgrepen de meelige lymagtigheid vermindert, dus b; v: zo de gerst met water befprenkt, op een Jasuwe plaats word bewaart, begint zy te fchicten, zo zy dan terflond dooreen genoegzame grote hitte fchielyk uitgedroogt word, word de begonne fchieting verflikt, maar door het fchieten zelve is de lymigheid van het meel zo verdunt, dat deeze korrels, tot een grof meel gebragt, in het water gekookt, geen troebel en lymig afkookzel geeven, maar vry helder cn welriekende, gelyk het afkookzel van het bier ons leerd, het geene met gerst aldus bereid gemaakt word, en word mout genoemt. Galenus heeft van versfche gerst, een weinig geroost, een meel gemaakt, dat hy zeer aanprees, het geene in het water ingegoten, een aangenaame en voedende drank was. als dan gebeurd iet diergelyk, als hedendaagsch de aziatifche coffy bereid word. want zo de raauwe koffyboonen in water ingegoten of gekookt worden , geeven zy een zeer walglyke drank: maar zo zy eerst gebrand zyn geweest, geeft het ingietzel, uit dezelve bereid, een aangename reuk van zich: het zelfde gebeurd, zo de gerst op diergelyke wyze geroost word. maar aangezien het bier ook van gerst word gebrouwen, daarom ftaat men die volkeren, dié gewoon zyn bier te drinken, het zelve toe aan de geene die deeze ziekte hebben; maar bier zonder --hop, zeer wel gezuivert, van een midDd 2 del'  2Ti D E L O N,GT EER'INS. Smufc tóowttó* oerdom (r). want het bier word gewoonlyk met hopt t"!Znwen om het zuur worden voor te komen; maar tevens, itrSê drant aldus een bittere fraaie welke allengskens. vrimindert word , wanneer het bier oud word; en heeft alsdan, ^^^T^mwteHdrorito» zo het in grote hoeveelheid. ïeiroSken word; en als dan zoude het zekerlyk nadeeI doen in.- deeze ziekte, maar wanneer het jong en gezuivert », heeft het, Se nuttigheid van een gerften koeldrank, en tevens ook dit tó-de, dat wanneer door de begonne groejing, mout van de oerst word gemaakt, de lymagtïge taayhe.d van de gerst veel S vermindert: hierom geeft zodanig.bier zekerlyk een nutZal drank, vooral voor die geene, die aan dezelve gewoon zyn. oS die plaatzen, alwaar het bier een gewone drank is, weetenJj het zelve op verfcheide manieren tot een geneesmiddel te. tüüken b met verfcheide eenvoudige dingen daar by te doem dus heeft BeneiiStns (s) bevolen , voor de teeringagtige, m de plaats van hop, fmeer wortels, de bladen van netelen, van altheey ïndivie, Dorcelyn, enz. in het bier te koken- Bv de gerften koeldrank der oude wierd dikwils azyn en een xveinic zout gedaan; vooral in de fcherpe ziektens; maar wan«eer wy in de teering, vooral wanneer er-een lastige en zeer rouwe hoest aanweezende is, ons van deeze onthouden, alsdan °,weren wy de fmakeloosheid der gerften koeldrank met aanXnaam riekende fruiten, zoet hout, en meer andere dingenaaar SS°te doen na mate de fmaak der zieke verkiest, hedendaagse», worden alle dranken, welke in onderfcheide ziektens voor gewn-ie drank gebruikt worden, gelyk bekend is onder de naam van koeldranken begreepen, offchoon er nochte gerst, nochte eenig ander koorn, in dezelve gekookt is.. ^ (r) Bened. Tabid. Theatr. pag, ttyèi (5) Ibidem  $, .iii ^ DE LONGTEERING. 213 Voor 't overige wierd de gerst by de oude onder de fpyzen, welke weinig voeden, of van een ligt voedzel getelt: waarom men ook onder de Romeinen, aan de legerbenden, welke hun vaandel verloren hadden, gerst om hun te befchamen , in de plaats van tarwe wierd gegeven, en by Polybius word onder de krygsftraf het eeten van gerst getelt, als of zy Üerker voedzel onwaardig waren, die zich in den oorlog.niet gekweeten hadden. Dit fchynt de reede te zyn, waarom de oude de gerst vooi° de tarw gekozen hebben, om een koeldrank voor de zieken te maaken, dewyl zy door waarneemingen geleerd hadden, dat de tarwe veel vastklevender is, en moeilyker om te verteeren: hedendaagsch weeten wy door nieuwere waarneemingen , de reede. de zeer vermaarde Beccarius (ifj heeft tarwe meel, van alle de zeemeien zeer wel gezuivert, met water verdunt» en heeft dus het dunde gedeelte van het tarwe meel uitgefpoelt, welk het water wel troebel maakt, maar door een zeer ligtefchudding op nieuw evenredig door het water word verfpreid, en de zo genoemde ftyfzel uitmaakt: maar dit gedeelte van het meel geheel uitgefpoelt, zal er een andere zelfftandigbeid na beneden op de grond zinken, welke onder het water met de handen gekneed en gedrukt, allengskens tot een zagt en zeer vastklevend lichaam gevormt word , welke met het water niet meer vermengt kan worden, en een zeer taaije lym geeft, maar dat zeer wonder fchynt, is dit, dat dit lymig lichaam door een fcheikundige ontbinding de voortbrengzels van de deelen der dieren en niet van de vrugten heeft gegeven; te weeten een pisagtige geest-, oliën, en vlugge alcaüfche zouten in zo grote hoeveelheid, als : er uit een gelyk gewigt hertshoorn gewoonlyk komt, maar wanneer (t.) Nonnius de re Cibaria, pag. 24. (s) Inftit. Bonom Tom, II. part. 1. pag. 123.. Dd 3  ■$u D E LONGTEERING. §. i2ir. neer hy het boommeel, het meel van de gerst, en verfcheide andere op diergelyke wyze onderzogt, heeft hy in geene van allen, de" pelt uitgezondert, dat lymagtig gedeelte gevonden, het geene zich niet met het water laat vermengen, dat een dier» gelyk en geen plant eigenfchap heeft. Hier uit begrypen wy de reede, waarom Galenus, gelyk by een andere gelegentheid, §. 58x5. gewaarfchouwt is geweest-, wanneer hy met twee jongelingen van zyne jaren na het land -vertrokken, door het gebrek van andere fpyzen, gekookte tarwe, met een weinig zout toebereid, honger hebbende, greeti<* hadden gegeeten, een zwaarte in de maag heeft gevoelt, fpyswalging gewaar wierd, en de afgang verftopt gehad heeft, my is bekend , dat voor een jaar, onnozele kinderen in de oogst veel rype tarwe hebben gegeeten, maar zich alle kwalyk bevonden hebben , lang gekwynd hebben met een opgepropte en opjtrezwolle buik, en dat twee, die het meeste er van gegeeten hadden, aan het water zyn geftorven: de buik van de overige, ds, naar dat de zeer verrotte ballast door een buikzuiverend middel uitgejaagt was, wederom dun geworden, en de gezondheid is wedergekeerd. Voor 't overige heeft Hippocrates aan de verzworene en teeringagtige het fap van de gerften koeldrank overal aanbevolen. Behalven de gerftendrank, worden ook met reede de fappen aangepreezen: want het vleesch der gedoode dieren, bevat , buiten het roode bloed, de overige in het lichaam van een gezond dier bewerkte fappen, en dus een overvloedige voedzame ftof, welke ligtlyk in 't water ontbonden kan worden, en zelfs door een zwakke werking der vaten en ingewanden, ten onder gebragt, en verder volmaakt zal kunnen worden, maar over de voorzorging, zo in de bereiding, als de toediening der fappen, kan men het geene §. 28. N°. r. gevonden word, nazien: wel is waar, dat al het geene dat uit het vleesch der diereu bereid -word, min of meer tot de verrotting overhelt, het geene in dee-  pinr. D E LONGTEERING. vtf ze ziekte, gelyk tevoren is gezegd*geweest, niet te pas komt; dit zal nochtans ligtelyk kunnen verbeterd worden, zo zy met het fap van oranjeappelen toegemaakt worden, of by dezelve de room van gerst of ryst gevoegd word, welke van zelfs tot een overgeftelde hoedanigheid overhellen, buiten dat komt van het vleesch der dieren, welke zich alleen met planten voeden , een fap, dat minder tot de verrotting overhelt, als die van het vleesch der dieren, die zich met vleesch voeden, de fappen van het vleesch van fchildpadden en kikvorfchen worden van veele Geneesheeren in deeze ziekte aangepreezen, en de wydberoemde Bianchi (w) getuigt, in het werkje waarin hy zich tegen de enkele groentefpys door Cocchius aangepreezen, verzet, dat hy verfcheide zieken door deeze fappen geneezen heeft. Vooral is de melkvoeding in de teering byna door alle Geneesheeren aanbevolen geweest: de voeding ontbreekt in deeze ziekte, en de geheele vleezigheid van het lichaam vergaat allengskens. het is bekend, dat de krachtdadigheid der long van hef grootfte gewigtis,op dat de gyl,uit het ingenomene bereid, de hoedanigheid van onze fappen verkryge, waardoor het geene daaglyksch zo van de vaste als vloeibare deelen verloren gaat, herfteld kan worden, maar in deeze ziekte is een zweer in de long, er zit een etteragtig voedzel in dit ingewand, een moeilyke hoest fchud het zelve; hierdoor is het geen wonder dat de werking van de long vermindert word. er fchynt dierhalve niets met de reede meer over een te komen, dan dat men melk gebruike, welke in het lichaam van een gezond dier de werkingen der vaten en ingewanden ondergaat, en reeds bekwaam gemaakt is, om binnen weinige uuren de natuur van het dierlyk vogt te kunnen verkrygen. te voren §. 28. 1. is gefproken geweest over het heilzaam gebruik van de melk in zo zwakke lichamen, die door de kracht van hunne eige ingewanden zich geen behoorlyk voedzel kunnen bereiden, toen is boven al, de ' (w) Discorfo, fe il vitto Pytbagorico, 3ce, pag, t™^d.t de ho^J^^*^ fluimen, de zwakte, de vermageuug g en zy gezond en frisch leeft. r^nppsheeren gewoon Het gebrek van vrouwemelk *yn * GMe«heere g door ezelinnemelk te vergoeden , welke^ n dunte ejj ^ van fmaak het naast aan ^emd^^'.\^de\yk ook geals de naast hier by komende ™W™*™?8 e™J Jm bruiken zy koemelk; welke ^^b^'^t word verin de melk een fyn vogt is, cfneesheeren, blazen, en vergaat, daarom nd™™™Ê*w]ten, enterdat de melk dn een zuiver Morgens t ftond, toegedekt, na de zieke w°i de geb.agt„ voor.. 6 ^ en de zieke naar het drinken van de melk , zo ny , ^ ^ of drie uuren (lapen. men neem hetzeltd waar, hand vrouwenmelk uit de borften zelfi;^XJ word. (.) nog drie of vier maal op een dag he haald wor ^ hee'ft de beste deugden van d melk, inte™ »ü,ti0'orden begre. geneezing van de teering handelt , m^ K"*1 zeer gmakkelyk pen. m«r de nu» is aangenaam om te g ^* £» te drtuta»,om te ^inh^^^jZgmm couleur leid af gemeenzamer: daar en boven heeft zy een aang ^ 00 De Morbor. pitunu curat. Lib. J. Cap. 8. pag. 12.7.  DE LONG TJE E2M N'G. 217 mot 't gezigt, is een geneesmiddel, de beweging van het bloed niet aanzettende, de keel glad maaktnde, de adem gemakkelyk maaken. de om de flym uit te werpen, de afgang ftibberig maakende, een zoete ondtrfteuning voor de zweeren, en zagtaartiger dan al het andere, zo iemand veel mtlk drinkt , zal hy geen ander voedzel nodig heb™ ben. maar naderhand beveelt hy ook de gerftendrank en de groentens aan. men moet intusfchen niet ontveinzen, dat zommige, en wel beste Geneesheeren, het gebruik van de melk in de teering niet toegeftaan hebben zonder voorzorg. Hippocrates (y) zegt, naar dat hy verfcheide ziektens had aangehaalt, in welke hy geloofde dat het melkgebruik niet te pas komt: maar het is niet goed aan de geene die de teering hebben en een hevige koorts, melk te geeven, en in de daaglykfche en langzame koortzen, zo er yan de voorzeide tekenen gene aanweezende zal zyn, en aan de geene die fterk vermagert zyn. het is bekend, dat de melk uit driederlei zelftlandigheid beftaat; te weeten: boter, of het vette roomagtige gedeelte, kaas, en dunne wei, welke de twee eerfte verdunt en onder elkander evenreedig vermengt, het roomggtige gedeelte word wel zuur uit zich zelve, maar door de te grote hitte van de koorts kan ook het vette gedeelte van de room in een fcherp, gerftig, verbrand, verandert worden, voornamentlyk,zo al de wei van het vette gedeelte afgefcheiden is, want als dan is het zuivere vette boter: het kaasagtig gedeelte zelve, nu nader aan de natuur van het dier komende; kart een gtote fcherpte verkrygen, en verrotten, gelyk in de oude kaas blykt, die gebrand zynde, een reuk verfpreid als de hoornen der dieren, maar zo lang deeze drie,de room, de kaas en de wei, te famen verëenigt biyven, bederft de melk niet, maar word van zelfs zuur: die andere ontaartingen worden alleen naar de affcheiding der deelen, welke te voren vermengt waren , waargenomen, édoch dit fchynen zy in de teering gevreest te (y) Seö. V. Aphor, No. 6fa Charter. Tom. IX. pag. 237* Vierpe Deel, Ee  Mr de longteering; §.izïï, te hebben, door het gebruik dêr melk , namentlyk zo er een hevige koorts aanweezende is, gelyk Trallianus (z), wanneer hy de teeringagtige de melk aanbeveelt, befcbeidentlyk heeft aangetekent; zo zy geen hevige koorts hebben, want zo zy in een zwa* re hitte word gegeven, zal zy aldus niet hunnen voeden en bevogtigen. want zy word door het geene dat tegen de natuur ftryd, over; wonnen, en word in een andere en bedervende hoedanigheid: wanneer de koortshitte gematigder is , moet men hun melk toedienen. Hier uit blykt genoegzaam, dat het gebruik der melk als dan maar twyffelagtig is geweest, wanneer er een hevige koorts aanweezende was, maar dat zy zich niet hebben onthouden van het gebruik dêr melk , om dat gedurig gewone koortsfen, welk gewoonlyk uitteerend word genoemt; om dezelfde oorzaak hebben ook veele Geneesheeren gewild, dat de melk des morgens zoude toegedient worden,.om dat de uitteerende koorts gemeenlyk zich tegen den avond verheft. - Ook fchynt BenediÜus fa) niet altyd het gebruik der melk gunftig geweest te zyn in de geneezing der teering: hy pryst dezelve in 't begin der ziekte, melk te geeven aan de geene die dezelve gewoon zyn, en zeer wel geftelt zyn, en greetig hegeeren. maar hy heeft noodzaakJyk geöordeelt, het melkgebruik aan de geene die een volflage teering hebben, te verbieden, want hy was bevreest voor het ftremmen van het kaasagtige geaeelte, welke ook de beste is, om dé verzwore plaats af te veegen. dus hebben ook de oude Geneesheeren gedaan, wanneer - zy de ezelinnemelk, dunner namentlyk' dan de koemelk, in die ftaat der ziekte,- wanneer de zweer gezuivert moest worden t en het lichaam door- een ligt voedzel on-1 derfteunt, aanbevolen: wanneer men, de zweer gezuivert zynde., op de hegting hoopte * als dan hebben zy koemelk gebruikt.  ptëik. DE LONGTEERING. &** §. is 12. IV/f aar de verzagtende geneezing deezer j\jL ziekte ftrekt zich meest uit tot de hoest, de benaauwtheeden, de vloejing der afgang. Het is welWaar, dat de beste geneeswyze is, de ziekte weg te nemen, die oorzaak der moeilyke toevallen is: maar dit is niet altyd in de magt der kunst, aangezien dierhalve, wanneer de Geneesheer zich toelegt, om de moeilyke toevallen te verzakten , geene hoop meer hebbende om de ziekte te ontwortelen, als dan word deeze geneezing ftrelende genoemd, ik weet zeer wel, dat ftrenge Natuurkundige, het gedeelte dat over de verzadende geneeswyze handelt, veroordeelt hebben, en dezelve deÖaanleider der ziektens genoemt: want zy wilden niet dat ongeneeslyke ziektens verlangt wierden; dat namentlyk een iegelyk in 't gemeenebest een ftaat heeft, welke hy niet kan volb-engen, het beter is voor hun zelve en voor't gemeenebest, dat zv het leven verlaten, en dat niemand in zyn leven zo veel' ledige tyd over moet hebben, dat hy zyne eigene welvaart alleenlyk maar bezorgt, de menschlykheid vereischt intusfchen, dat wy de ellendige hulp toebrengen, zelfs wanneer wy aan hunne herftelling wanhopen; dat wy de kwalen verzagten, welke niet uitgeroeit kunnen worden; op dat dat weinige zagter zyne loop volbrenge, dat van de levensloop overig is, tot dat de dood een einde maakt van deeze ellenden, ik heb Natuurkundige door ftrenge hovaardy opgeblazen , gezien, wanneer zy gezond waren, die in deeze benaauwthedens van een icgelyk verzagting voor hunne kwalen verzogten. hier by komt, dat byna alle die de teering hebben, hoewel zy van de dodelyke uitkomst der ziekte gewaarfchouwt zyn, zich altyd met de ydele hoop van geneezing vlyen, tot de laatfte adem toe, en gretiglyk middelen van de Geneesheeren afvragen, het zoude wreed zyn de ellendige deeze laatfte troost te weigeren. Maar er zyn voornamentlyk drie toevallen, welke verzagting vereisfchen, de lastige hoest, onverdraaglyke benaauwtheid, en vloejende afgang. Ee $ §.1213»'  DE LONGTEERING. &|tjrg §. 1213. \V7elke men te gemoet komt door een beW hoorlyke voedingswyze (§. 1211.}, opiaten, voorzigtiglyk te gebruiken, warme vogten. De hoêst is altyd aanweezende, want de zenuwen der long ZVn getrouwe wagters, zelfs in een gezond mensen, dat er niets nadeeligs in de long kan treeden, of het word door de opgewekte hoest terftond uitgejaagt. een druppeltje waters zelfs fn de longpyp gevallen, verwekt een hevige hoest: maar de verzwore plaats in de long word gedurig door de etter zelve geprikkelt, vooral zo zy dunner of fcherper word, gelyk zo dikwijs in een wanhopende teering gebeurt: ja de hoest veroorzaakt hier hoest, wanneer de zweer door de fchudding verergert, maar ook vermeerdert de hoest, vooral tegen den avond,., wanneer zich de uitteerende koorts verheft, en het bloed met groter radheid door de in de long nog vry zynde vaten bewogen word, te gelyk met een onverdraaglyke benaauwtheid door de moeilyke doorgang van het bloed, veroorzaakt, dit alles word boven mate vermeerdert, zo er veel ongekookte gyl met het bloed in de long komt. daarom moet die voedingswyze, welke §. 1211. is voorgefchreven geweest, zorgvuldiglyk in agt genomen worden, zullen deeze kwalen verzagt worden, en tevens moet men zorg dragen, dat de fpyzen, al zyn zy ook van het beste foort, niet in grote hoeveelheid tevens gebruikt worden , aangezien zelfs veel goede gyl hier nadeel doen kan; waarom men deeze altyd in verdeelde reizen moet geeven. tevens ook verdunt de hoeveelheid van dun warm vogt, van gelyken by tusfehenpozen toegedient, zodanig alle de fappen, dat zy gemakkelyker door de vaten van de long kunnen gaan, en dus de benaauwtheid verminderen, het voorzigtig gebruik der opium is byna het eenig middel om de hoest te ftillen, dewyl met een de vloejing der afgang voorgekomen word, of ten minfte voor eenigen tyd bedwongen.  §. I2I3Ï. DE LONGTEERING. 2?5 Te voren is gezegd geweest, dat al het bloed in een volkome teering, door de weder opgezoge etter, bedurven, en zodanig ontbonden word > dat de fappen langs de darmfcheil - vaten uitgevallen, een allerverrottendite afga-ng verwekken, welke in korten tyd gewoonlyk een einde van de ziekte en het leven maakt, als dan zyn er zekerlyk van alle kanten zware moeiiykheden: te beletten dat deeze verroite ftoffe niet uit het lichaam ga, is gevaarlyk; zo de buikloop voortgaat, vervallen in korten tyd alle de krachten ten eenemaal, en het geheele lichaam word uitgeput: ook volgen er dikwils buikpynen , en een allermoeilykfte,en geduurige parsfïngom af te gaan, welke de krachten nog verder verzwakt, het eenige byna, dat de Geneesheeren gewoon zyn te beproeven-, om deeze laatfte lastigheid der ziekte, fchielyk een einde zullende nemen, te verzagten, is een klyfteer, dat op dusdanige wyze zoude kunnen gereed gemaakt worden, men vermengt zo veel mooglyk met elkander, door het wryven in een glaze mortier, een drachme allerzuiver&e terpentyn met de doijer van een ei, daarby word gedaan een half once andromachifehe driakel, daar naar worden deeze verdunt met vier oneen verfche melk; en ingefpoten: men moet de zieken vermanen, dat hy het ingefpote klyfteer lang by zich houde, op hoop , dat de pyn en de prikkeling in de regte darrem door een plaatslyk pynftillend middel verzagt worden» ■  -224 ANDERE TEERINGEN. $.1214. ANDERE TEERINGEN. §. 1214. /"^ng gevreest worden, het is wel waar, dat de long een levens ingewand is, en dat dus om deeze oorzaak alleen deszelfs ziektens met regt voor gevaarlyker worden gehouden, intusfchen zyn de geneesaanwyzingen byna de zelfde, welke §• 1208. zyn opge- noemt geweest: want zodanige zweeren moeten fchielyk ryp ■worden gemaakt, ryp zynde verbroken worden, de etter langs doorbreeken, dat de etter in de holligheid van de buik nedergevallen , en wederhouden, een etteragtig buikwater veroorzake; welkers geneezing naaawlyks immer verhoopt zal kunnen worden. Het blykt dierhalve, dat alles, wat van de onderfcheide tee* ringagtige ziektens moest gezegd worden, gemakkelyk uit het voorgaande kan worden gehaalt. DE  S. «15. DE WATERZUGT. 22? D E WATERZUGT. $. 1215. TV7anneer de wateragtige wei buiten de VV vaten geftort en in de holligheden ontfangen is, of ook ergens ftilftaande, haare vaten te zeer uitfpant, word zulks waterzugt genoemt. Waterzugt is eene algcraeene naam, onder welke verfcheide foorten, van dezelfde ziekte, worden verftaan, welkers onderfcheid voornamentlyk afgeleid word van de onderfcheide deelen, welke door deeze waterige te famenvloejing bezet worden; en daaruit word zy met verfcheide namen beftempelt, gelyk in 't vervolg zal blyken. Celfus heeft zeer wel gezegd (p): nochtans is de naam van de al te grote overvloed van vogt algemeen: welk vogt gewoonlyk dun en wateragtig is, en daar van heeft de ziekte haare naam: vJpa>-\,, J Loco Citato. Gg 3 !  238 DE WATERZUGT. §. 1217 zyn zodanige diktens volmaakt ontbonden geweest, nochte het is van noden geweest, dat er een weg voor het - uitgeftortte bloed door de infnyding van de huid zoude bereid worden. Men moet daarenboven aanmerken, dat er in eerstgebore kinderen fomtyds omtrent het agterhooft een zagte en vry grote dikte word gevonden: dit heb ik eenigemalen gezien, maar zy zyn alle geftorven , en zommige van deeze vry fchielyk. Ruysch (r) getuigt, dat hy deeze diktens fomtyds heeft gezien, en wel eenmaal van zodanige grote dat zy groter was dan de vrugt zelve * hy vermaant ons, dat die diktens oneigentlyk waterhoofden genoemt worden, zo het overige van het hoofd wel gefteldt is, nogthans heeft hy waargenomen dat zy deeze overeenkonst hebben met het waterhoofd, dat de kinderen fchielyk fterven zo diergelyke diktens geopend worden, aangezien het vogt, in diergelyke diktens bevat, nfeestal gemeenfchap met wateragtig vogt, dat in de holligheden van de Hersfenen zit. hy verzekert, dat hy fomtyds diergelyke diktens gezien heeft, die niet volkomen met vogt vervult waren, maar gedeeltelyk vleezig, gedeeltelyk ook kraakebeenig. IVepferus (V) heeft nochtans een meisje gezien dat een diergelyke dikte in het agterhoofd had, en tot haar zesde jaar geleeft heeft, hoewel zy de roode loop en zinkingkoorts heeft gehad, zy is geftorven naar voorafgegaan zynde ftuipen en lammigheid van de linker voet. in het lyk heeft gebleken, dat deeze dikte langs een volmaakt rond gat in het winkelnaadsbeen gemeenfchap heeft gehad met de inwendige deelen van het hoofd ; en de holligheden van de hersfenen hielden meer dan een pond waterig bloed in. Maar aangezien alles, dat in de holligheid van het bekkeneel bevat word, in menfchen door een geweldige dood geftorven altyd vogtig word gevonden, zal zich niemand verwonderen, dat hier een vergadering van waterige wey kan ontftaan, en wel (r) Obfervat. Anatom. Chirurgie. No. 52. pag. 50. f>) Obfervat. Medic. Pratt. de AfFeft. Cap. No. 23. pag. 46.  §. ral;. D E WATERZUGT. 239 wel op onderfcheide plaatfen , liet dikwervigst nochtans van al in de holligheden der hersfenen, gelyk uit talryke waarnemingen welke by de fchryvers worden gevonden , befloten kan worden, het dikke hersfenvlies zekerlyk, zit, gelyk bekend » zeer vast aan de hersfenpan, zo dat het niet dan met geweld daar afgefcheurt kan worden: en dus zal de vergadering van zenuwwater moeilyker zyn tusfchen het dikke hersfenvlies en de hersfenpan. dit zal veel ligter plaats kunnen hebben tus. fchen het dikke en dunne hersfenvlies, dewyl deeze vliezen wel tegen elkander aanleggen, nogthans natuurlyker wyze nooit aaneengegroeit, door dien er geduurig vogt tusfchen beiden is. het fpinnevvebsvlies, dat tegen het dunne hersfenvlies aanlegt, heeft een celagtig weeffel; waarom, zo het in een dood lichaam voorzi°tiglyk met de punct van een lancet doorgeftoken is, ligtelyk door inblazing word uitgezet,tusfchen dit dierhalve en het dunne hersfenvlies zal zich het zenuwter kunnen vergaderen , het geene ik fomtyds gezien heb in de lyken der geene, die aan een flaapkoorts waren geftorven: als dan vertoont het zich als of er een geley om de hersfenen omftort zat, aangezien het vergaderde zenuwater door ontallyke celletjens verdeelt is , offchoon door de gedane uitprikkingen het dunne zenuwwater uitvloeit» men zal over het water in onderfcheide deelen van het hoofd vergaderen verfcheide waarneemingen by Stalpart van der Wiel, kunnen leezen {t), maar van de waarheid hier van word men voornamentlyk overtuigt door het naauwkeurig onderzoek van een vrugt, welke een arme moeder door een zeer moeilyke baaring om de overmatige grootte van het hoofd, ter waereld had gebragt (w) in het lyk wierd naar dat de bekleedzelen van het bekkeneel verdeelt waren, niet veel zenuwwater in het celagtig weeffel gevonden, maar het panvlies tot een foort van zak opgeheven, en van de beenderen van het bekkeneel afge- fchei- 0) Obfervat. rarior. Tom. II. pag. 112. & feq. (u) Corn. Henr. Velfe Disfetat. Miscell. Anac, Pratl. pag, 39J  24o DE WATERZUGT. §. 1217. fcheiden, bevatte overvloedig roodagtig zenuwwater, het dikke hersfenvlies was overal van de bovenfle beenderen van het bekkeneel afgefcbeide, maar was op de plaats van de hegtingen aan het panvlies vast: tusfchen het dunne en dikke hersfenvlies waren eenige ponden zenuwwater, het dunne hersfenvlies was vry natuurlyker gefteld. maar de hersfenen, door het gewigt van het op dezelve leggend zenuwwater nedergedrukt, had volkomen de ronde form verlooren, zo dat de bollen zodanig effen waren gemaakt, dat zy een en 't zelfde vlak uitmaakten met het weeragtig lichaam 't overige der hersfenen, het lange merg, en de andere bol van de kleine hersfenen, waaren als in bry verandert, maar hier blykt tevens, dat in de uit- en inwendige deelen zenuwwater vergadert is geweest. Dat het in de holligheden van de hersfenen vergadert zenuwwater zeer dikwils oorzaak van het waterhoofd is, getuigen zeer veele waarnemingen ; van te voren is gezegd geweest, dat Petit dit foort van waterhoofd maar alleen heeft waargenomen , voornamentlyk fchynt het wonder, dat zo overgrote hoeveelheid vogts in de holligheid van het bekkeneel kan bevat worden. Vefalius (y) heeft tot Augsburg een tweejarig meisje gezien, welkers hoofd geduurende zeven maanden wonderlyk, in grote was toegenomen , zo dat naar de dood byna negen ponden waters in de holligheden van de hersfenen gevonden zyn geweest, tevens tekent hy aan: dat het bekkeneel geheel vleisagtig was, en de beenige zitplaats alleenlyk maar zo groot, hoe groot het bekkeneel van het meisje was , eer dat het hoofd bovenmate aangroeide, maar op geen andere plaats van het lichaam wierd een waterige famenvloejing waargenomen : de geheele grond van de kleine hersfenen en van de hersfenen, als ook de voortduuringen der zenuwen, waren natuurlyk geftelt, en het meisje heeft tot de dood toe het gebruik van haar volle (v) De Corp. Humman. Fabrica Lib. I. Cap. J» pag- Vb  $, ïai?. DE WATERZUGT. a4t volle ver/land gehad : Vefalius haar weinige dagen voor haar dcod ziende, heeft waargenomen, dat, zo het hoofd van de byweezende bewogen wierd , of een weinig , hoe zagt ook, op. geregt wierd , er terftond een hoest , moeilyke ademhaling volgde, het aangezigt met bloed overftort wierd , en de tranen vloeiden. Tulpius heeft een kind van vyf jaren, met een waterhoofd gezien (w), het geene vyf ponden waters inhield, het welke uitgeftort zynde, fcheen de holligheid van het bekkeneel zo ledig , dat de meeste der aanweezende geoordeelt hebben dat de hersfenen ten eenemaal ontbraken : intusfchen heeft het gebleken dat de hersfenen wel aanweezenden waren, maar de ronde bolform verloren hebbende, een ronde boogagtige form verkregen hadden; en dat deszelfs volgende merg door het overvloedige water zodanig uitgezet is geweest, dat het als een dik vlies overal aan de boogagtige omtrek der ontbondene beenderen vast zat. intusfchen verzekerde de vader van het kind opregtelyk, dat de werkingen des geests altyd in haar geheel waren geweest, men leest (ac), dat er meer dan vier en-twintig ponden waters uit het hoofd van een kind, in tegenwoordigheid van verfcheide getuigen, uitgeleid zyn geweest. Het fchynt niet zonder reede, wonder te zyn, dat zy,daar zo vreeslyke menigte waters in het hoofd bevat was, fomtyds zo lang hebben in 't leven kunnen blyven , aangezien weinige oneen onder de hersfenpan uitgeftort bloed fomtyds een haastige dood veroorzaakt hebben, maar in kinderen kunnen de beenderen van het bekkeneel wyken, dewyl zy alleen maar door vliesagtige tusfchenplaatfen met elkander vereenigt zyn, en zo grote hoeveelheid zenuwwaters niet op eenmaal te gelyk word uitgeftort, maar allengskens en agtervolgens word vergadert, het is nog meer te verwonderen, dat by zommige de werkingen der zinnen overig zyn geweest, offchoon het maakzel der hersfenen zo bovenmate verandert is geweest, het zy door de drukking (w) Obfervat. Medic. Lib. I. Cap. 24. (*) Miscell curios. Dcc. 3. anno 1. pag. 25, Vierde Deel. Hh  242 DE WATERZUGT. §. Hr% Icing van het opleggende water, of door de dusdanige overgrote uitzetting der holligheden van de hersfenen , dat zy geheel fchenen te ontbreeken, niet alleen aan onkundige, maar zelfs aan de Geneesheeren. maar hoewel deeze gemakkelyke uitzetting van het hoofd der kinderen hier veel fchynt toe te kunnen doen; daarom word nochtans deeze moeilykheid niet geheel aldus opgelost, want men heeft waargenomen , dat de grootte van het hoofd' vermeerderde, offchoon de beenderen de gewone hardigheid verkreegen na mate van de jaren, en het bleek nochtans duidelyk, dat de werkingen der zinnen overig waren: de beenderen "van het hoofd waren evenwel zo dun, dat zy, wanneer het licht daarop fcheen, zodanig doorfcheenen , dat men het inwendige van het hoofd zien konde (y). maar men vind een andere waarneeming van een waterhoofd in een kind van acht of ne^en jaren, in het welk de beenderen van het voorhoofd, opperhoofd, agterhoofd, dikker dan een zesde duim waren, en nochtans wierden er eenige pinten reukloos helder water uit het afgefnede hóófd geleid (z). die allerervarendfte ontleedkundige heeft geen de minfte voetftap van de hersfenen gevonden, maar -alleen het lange merg. hy bekend , dat hy niet weet, of dit kind het gebruik der zinnen en fpraak heeft gehad : zo lang heeft het nochtans kunnen leven. Hildamis f» heeft een jongeling van achtien jaren gezien, welkers hoofd van een onmeetelyke grootte was: het was dikker begonnen te worden naar een op zyn derde jaar doorgeftane fcherpe ziekte: edoch het overige van het lichaam was uitgeteert: maar het bekkeneel was niet yUesagtig, gelyk het gewoonlyk in de waterhoofden is, maar men wierd door 't gevoel gewaar dat het zelve hard en vast was. hy fprak duidelyk, maar hy was niet wel by zyn verftand, en hy krees allerergfte aanvallen van de vallende ziekte, eertyds ver6 toon- (V) Eetbeder Histoire de 1'Hydrocephale de Begle, pag. 35 & feq. (z) Du Veraey Traité des Maladies des os, Tom. II. pag. 8. (c) Obferv. Chirurg. Cent, 3. Obferv. 19. pag. 199.  $ 1117- DE WATERZUGT. 243 toonde zich op de jaarmarkten een man in 't openbaar, die in de eerfte tyd van zyn leven een waterhoofd had gekreegen, en wel een kwynend leven had geleid, maar nochtans boven de dertig jaren (was: de grootte van het hoofd was uitermaten, dewyl het overige lichaam niet groter was dan dat van een kind van tien jaren; hy had zyne zinnen wel, maar was nogthans bot van geest, en konde zich niet veel verroeren, ja het onmatig gewigt van het hoofd belette, dat hy niet lang regt op konde zitten, ten zy hy door kusfens, agter hem te leggen, onderonderfteunt wierd. Wanneer de late nakomelingfchap zodanige bovenmate grote bekkeneelen op de kerkhoven zal vinden, zullen er zonder twyfel gevonden worden, die volgens de uitrekening, daar de maat van een onmeetbare grote reus uit zullen halen, vooral zo zy tevens een meer dan gewone dikte in de beenderen van zodanig bekkeneel zullen vinden , hoedanige du Verney in het bekkeneel van een negenjarig kind heeft gezien, dat deeze ziekte had gehad, indien zodanig bekkeneel geheel uitgegraven wierd, zoude het gekend kunnen worden, dewyl de beenderen van de bovenfte kinnebak haare natuurlyke grootte bewaren , offchoon de beenderen van het bekkeneel bovenmate groot zyn geworden, maar wanneer de beenderen van het bekkeneel, nu reeds van elkander cefcheiden gevonden worden, als dan heeft deeze beoordecJin-* geen plaats. Ruysch (f) bewaarde het voorfte linker been van het hoofd van een reus, van zo een wonderbare grootte, dat het een helm voor een geheel menfchen hoofd konde verftrekken Ruysch, die zeker hier in niet ligtelyk konde bedrogen worden heeft dit voor een been van een mensch erkend: maar de Doodgraver van de Nieuwe Kerk deezer Jiad heeft ons gezegd, dat hy dit onder andere beenderen uitgegraven heeft, maar zyne nieuwsgierigheid was zo groot niet dat hy de overige ook zoude bewaren, het is buiten alle twyffel, dat zo die Doodgraver andere (b) Catalogi Rarior, pag. 153- Hh t  244 DE WATERZUGT. $. 1217. iai8. dere beenderen van het geraamte van een reus in het zelfcb graf had gevonden, hy dezelve aan Rnysch zoude aangeboden hebben , of aan de wydberoemde en bcrade man D J. Wüfen, Burgermeester der ftad Amfterdam, die het regter voorhoofd been in zyn ftudeerkamer bewaarde, hier by komt, dat de vaderlandfche befchryving nimmer eenig gewag gemaakt heeft, dat er een reus van zodanige grootte geweest is , die nochtans een ieders oogen in zyn leven tot zich moest trekken. g. 1218. ~\ IS en ziet ligtelyk dat het laatfte foort onj^VJL geneeslyk is , de overige word door een ligte inbranding, doorfteeking, doorbooring, voorzigtiglyk langzaam te werk geftelt, en tevens-met waterdry vende en inwendig verfterkende middelen geneezen; of door uitwendige verdryvende middelen verltrooit. Tot de geneezing van alle waterzugt, word , gelyk naderhand §. zal gezegd worden, vereischt, dat de wateren, in de holligheden uitgeftort, daar uitgeleid worden, maar wanneer nu een grote hoeveelheid wateragtige wei in de holligheden der hersfenen zelve zit, blykt het genoegzaam, dat dezelve daar niet uitgeleid kan worden, de doorfteeking heeft hier ten minfte geen plaats, aangezien de geheele zelfftandigheid der hersfenen c-n hetweeragtig lichaam zelve eerst zoude moeten doorftoken worden, edoch de wederopzuiging van de buiten de vaten geftorte waterige wei uit de holligheden der hersfenen, is naauwlyks te verhopen, ten zy dezelve dan maar in kleine hoeveelheid aanweezende is; en dan zal zulks nog moeilyk kunnen gefchieden; aangezien deeze vergadering ontftaan is, doordien de aders hec vogt, dat geduurig uit de uitwaasfemende flagaders uitgegaan is, niet genoegzaam wederom opgezogen hebben, zo er dierhalve eenige hoop is, zal dezelve voornamentlyk daar van afhangen, dat men de geneezing beproeve, in 't begin der ziekte; en dus moe-  J. I2i8. DE WATERZUGT. 245 moeren die aanwyzingen met grote zorgvuldigheid opgemerkt worden, welke te regt agterdenken geven van 't begin der ziekte. Peiit (c) heeft waargenomen , dat deeze ziekte fomtyds naar het moeilyk tande krygen, hevige ftuipen, als ook zo de kinderen met wormen gekwelt zyn, geboren word. maar in 't begin van de ziekte worden de lippen en de oogleden door ligte ftuiptrekkende bewegingen aangedaan, zy byten op de lippen, knarsfen op de tanden, wryven de neus: dc afgang is te moeilyk of te zeer vloeiende: de cogen vertonen zich kwynende, de oogappel word wyder : zy kwynen , bleek , zwak , droevig, het voornaamfte teken is, zo zy bot beginnen te worden en flaperig; het geene leerd, dat de hersfenen reeds gedrukt worden door de vergaderde wateragtige wei : de kwaal daar naar toenemende, beginnen de beenderen van het hoofd van elkander te fcheiden , het hoofd word groter, en als dan is er geen de minfte twyffeling van de ziekte meer over. alle die tekenen betekenen , dat de werkingen der hersfenen meer en meer belemmert worden; welke dierhalve in kinderen van maar weinige maanden zo ligt niet ontdekt worden; maar wanneer zy het jaar overfchreden zyn, zal die verandering beter opgemerkt kunnen worden: dus leest men een geval (d) van een kind dat tot de derdehalfjaar volmaakt gezond geleefd had, en daar naar deeze ziekte hcefc beginnen te krygen. de fpraak wierd min verftaanbaar , het leerde niets meer , het geheugen verging, de zintuigen wierden al botter en botter , en vergingen eindelyk ten eenemaal. en hoewel het hoofd zeer in grootte was toegenomen , vond men evenwel nochte in de uitwendige deelen van het hoofd , nochte tusfchen de hersfenvliczen , eenig water, maar de hersfenen doorftoken zynde, kwam er een overgrote hoeveelheid doorfchynend zenuwwaters voor den dag, dat gee. ne (c) Academ. des Sciences 1'an 1718. Mem. pag. 12.1. {d) Ibidem l\in 1705. Hiftoir. pag. 70. Hh 3  245 DE WATERZUGT. $.1218. re de minfte kwaade reuk van zich gaf. behalve de opgenoemde tekenen, en vooral die geduurige hottighcid, heb ik eenige malen waargenomen, dat zy het hoofd geenzints regt op kunnen houden , maar terftond kermen; maar zo dra het hoofd zagtjéns agterovergebogen, door een kusfen onderfteunt word, leggen zy gerust, maar weezenloos. ik heb de vergadering der waterige wei in de holligheden der hersfenen durven voorzeggen, offchoon de grootte van het hoofd nog niet fterk toegenomen was,en in het ontleede lyk heeft de waarheid van de voorzegging gebleken: ik heb ook altyd gevonden, dat dit water helder was zonder eenige ftank. Hippocrates (e) heeft de tekenen befchreeven , welke aanweezende zyn , zo het water in de hersfenen ontftaan is, maar hy maakt geen gewag van de vermeerderde grootte van het hoofd, en de overige welke hy in de geneezing der ziekte befchryft, leeren genoeg, dat hy hier niet handelt over een waterhoofd in kinderen, wanneer de beenderen verwydert kunnen worden , maar over de vergadering van het water in de hersfenen van een reeds volwasfen mcnsch. edoch deeze tekenen noemt hy op: een fcherpe pyn in 't voorfte van het hoof'd en de flaapen, en fomtyds in een ander deel van het hoofd ; en fomtyds rilling en koorts; pyn op de plaats van de oogen, en derzei' ver duisterheid, de oogappel word doorfneeden, en zy fchynen twee voor een te zien, en , zo hy opftaat, word hy door een duistere hoofddraaijing aangetast enz. maar zo men deeze tekenen met die van Vetit (ƒ) vergelykt, welke hy in de lyken der aan deeze ziekte geftorvene gevonden heeft, zal de reede van deell toevallen genoegzaam blyken, want hy heeft het dikke hersfenvlies gevonden vaster dan na gewoonte aan de hersfenpan vast te zitten, de voet van het bekkeneel platgemaakt, en als nedergedrukt, het rond van de oogen te gelyk met de oogen na buiten gedrukt, maar wy kunnen uit de kinderen naauwlyks halen, (e) De Morbis Lib. II. Cap. 6. Charter. Tom Vil pag. 56 Cf) Aeadem. des Sciences 1'an 1718. Mem. pag. 123.  $. I2i8. DE WATERZUGT. 247 Jen, wat zy voor ongemak gevoelen, vooral zo zy in 't verloop der ziekte meer en meer bot worden, en de fpraak vermindert, intusfchen nochtans getuigen door hun lastig kermen dag en nagt hunne pyn, gelyk de wydberoemde Littre (g) in een kind, dat twee geheele jaren deeze ziekte heeft doorgeftaan, en geduurende die geheele tyd weinig fliep, geduurig byna huilende,heeft waargenomen. Wanneer ik uit de reeds opgenoemde aanwyzingen agterdenken had, dat er vogt in de inwendige deelen van het hoofd vergadert was, heb ik/ na dat het haïr afgefneden was, zagte wryvingen gebruikt, welke zy gemakkelyk verdroegen, ik heb het hoofd bedekt met een zagte , nochtans fpeceryagtige plyfter, gelyk die Jabdanum en geele fteenbreek in de winkels word genoemt, twee of driemaal 's daags de plyfter afnemende, om het hoofd te wryven: ik heb zorg gedragen, dat de plaatfen agter de ooren een weinig harder gewreeven wierden, tot dat het vel rood begon te worden: want aangezien wy zo dikwyls waarnemen dat agter de ooren, ja fomtyds ook uit de huid van het geheele hoofd, overvloedig vogt uitkomt, welke uitvloejing door een onvoorzigtige raadgeving tegengehouden zynde, de hersfenen terftond aangedaan worden , en alle derzelver werkingen verftoord, daarom hoopte ik, ook de inwendige deelen van het lichaam te kunnen verlosten , zo het uitwendige vel van het hoofd zeer vogtig wierd. Deeze manier heb ik in een meisje van negen maanden beproeft, en verblyde my zeer , wanneer ik omtrent de regter zyde van de fontanel een aanmerklyke vogtigheid gewaar wierd, en nader over de huid van geheel het hoofd, en vooral agter de ooren, geduurig als een daauw overftort wierd, zo dat het hoofd daaglyksch befchouwende, gezien heb dat het niet groter wierd, nochte de beenderen van de kruin verder van elkander gingen, ik gebruikte tevens zagte buikzuiverende middelen , zo veel de voor- (g) Academ. des Sciences, 1'an 1705. Hiftoir. pag, 70.  248 DE WATERZUGT. §. ml voorzigtigheid het in dit teder lichaamtje aanrade. maar de hoop heeft my bedrogen, en naar dat de gantfche huid van het hoofd geduurende twee weeken, geduurig vo^t had geftort, vermeerderde de bottigheid, en het kind is, naar ligte ftuiptrekkingen gehad te hebben, geftorven. ik heb in de holligheden van de hersfenen over de zes oneen zeer klaar water gevonden, zo men de negende gedeelte van de plyfter van geele fteenbreek neemt, met een gedeelte van de plyfter van fpaanfche vliegen , en deeze op linnen gefmeert, en op het gehaïrde vel van het hoofd worden gelegd , het haïr eerst met een fchaar afgefneden zynde, maar niet met een fcheermes afgefchoren, word de huid zagtjens geprikkelt, begint een weinig rood te worden, nochte het vel word daarom tot blaren opgeheven , aangezien er maar een kleine hoeveelheid fpaanfche vliegen plyfter bygevoegd is, en de plyfter het vel niet onmiddelyk raakt door de overblyfzelen van het haïr dat met de fchaar afgefneden is, en meestentyd begint het vel vogtig te worden, deeze manier heb ik gelukkiglyk gebruikt, wanneer het vel van het hoofd met zweeren bezet en vogt ftortende door te werkgeftelde uitdrogende middelen, door onvoorzigte raad, fchielyk was geneezen geweest, en ftuipen of wreede ontftekingen der oogen, of ook een gevaarlyke aamborftig» heid, door deeze verkeerde geneeswyze waren voortgebragr. want korten tyd daar naar komt de uitwerping van het waterig bloed uit het aldus geprikkelde vel wederom, met een fchielyke verligting van alle de kwalen, waar uit blykt, dat deeze geneeswyze met hoop kan beproeft worden, voornamentlyk in 't begin der ziekte. Zakjens uit fpeceryagtige kruiden , hoofdmiddelen genoemt , falie, rosmaryn, lavendel enz., worden ook op 't hoofd gelegd, waar by men gewoonlyk eene hoeveelheid gekraakt zeezout doet, het geene zelfs het vogt van de lugt fchielyk in zich trekt. Een zagte voorzigtige drukking van het geheele hoofd onderfteunt tevens de deelen, opdat zy niet te zeer uitgezet worden, men maakt gewoonlyk een hoedje van turx leder, dat met gespen  I2i8. DE WATERZUGT. 249 pen zagtjens toegetrokken word, zo dat de deelen eerder vastgehouden worden dan te zamengedrukt: maar dit heeft alleenlyk plaats in 't begin der ziekte ; want wanneer het Waterhoofd reeds groot is geworden, zoude men van zodanige tezamen drukiing een dodelyke beroerte te vreezen hebben, men geeft dikwerf buikzuiverende middelen, op dat het lichaam eenigzints ledig gemaakt worde, met die hoop , dat de aders meerder opzuigende worden, en dus het üitgeftortte zenuwwater wéder optuigen, wanneer het water tusfchen de bekleedzelen en het bekkeneel vergadert zit, zoude men door de infnyding ligtelyk een weg kunnen banen, of ook»door de inbranding, welke een zweer agterlaat, langer open blyvende, langs welke die waterige wei geduurig kan uitvloeijen. maar wanneer het in de holligheid van het bekkeneel zelve zit, is er veel groter moeüykheid: te voren is reeds gezegd geweest, dat zo het zelve in de holligheden der hersfenen zit, daar niet kan uitgeleid worden, door de doorfteking: maar zo het water tusfchen de hersfenvliezen vergadert is, zoude de doorfteking wel gemakkelyk zyn; maar de wei uitgeleid zynde, zouden de nog tedere beenderen, en die door een vlies met elkander vereenigt zyn, en niet meer onderfteunt worden, te zamen Vallen, en de tusfchen dezelve bevatte hersfenen drukken, wanneer het hoofd op een kusfen zoude leggen. Het is wel waar, gelyk naderhand in de algemeene Geneeswyze van de waterzugt zal gezegd worden, dat de geneesaanwyzing vereischt , dat het water in de holligheden van het lichaam vergadert, uitgeleid worden, maar nochtans hebben alle waarnemingen byna geleerd, dat de doorfteking in een inwendig waterhoofd een dodelyke uitkomst heeft gehad, Petit (h) heeft zich bedroeft dat alie , by welke deeze verrigting te werk wierd geftelt, zo al het water uitgeleid is geweest, fterven zy vier of vyf uuren naar de ontlasting; zo er minder is uitgeeft) Academ. des Sciences, 1'an 1 ;i8. Mem. pag. 122. Vierde Deel. Ii  25© DE WATERZUGT. §. 1218. geleid, fterven zy later, zo evenwel, dat geen een het veertig uuren overleeft heeft, een vermaard Heelmeester (f) verwierp de doorfteking van het waterhoofd volftrekt als altyd dodelyk , en wanneer een ander ftoutmoediger de verrigting in een kind van drie maanden volbragt,vielen de beenderen terneder, naar dat het water uitgeleid was, en het kind ftierf de volgende dag , offchoon het uitgeleide water allerhelderst is geweest, en tusfchen het bekkeneel en het dikke hersfenvlies heeft gezeten , welk foort van waterhoofd groter hoop op de geneezing zoude fchynen te geven, dan wel de overige, welken dieper zitten. Hildanus is van het zelfde gevoelen (*), en by Wepferus (/> feest men, dathy de fnyding van het WaterhoofdgeWeigért beert in een kind van vyf jaren, offchoon de moeder hem zeer lastig viel: naderhand heeft hy gehoord, dat een zeker Heelmeester deeze werking beproeft heeft, maar met een dodelyke uitkomst: in deeze ouderdom nochtans zoude men eenigzints een meerder vastigheid der beenderen hebben kunnen verhopen, dan dat zy naar dat het water uitgeleid was, neder zouden vallen, aangezien ik dierhalve niemand de doorfteking van het hoofd lang hebzien overleven, en de beste Schryvers deeze verrigting verwerpen, fchynt de voorzigtigheid te beveelen, dat men de geene die een inwendig waterhoofd hebben, aan hun nootlot worden overgelaten, vooral daar het zeker is uit vaste waarnemingen, dat zommige nog langen tyd, hoewel ellendig geleeft hebben. Het is wel waar, dat Aetius (jri) de fnyding zo m het uitwendige als inwendige waterhoofd heeft aangeraden, maar hy waarfchouwt tevens het volgende : onz? voorouders zeggen , dat het ook tusfchen de vliezen en de hersfenen vergadert word, het gene dodelyk is. Hip. (ï) La Motte,Traité complet de Chirurgie,Tom. ït. pag. 131. &c. fik) Obfervat. Chirurg. Cent, 3. Obferv. 17. pag. 198. m Obferv. Med. prafl. de Cap. affeft. Obferv. 49, pag. 49. (m) Lib. VI, Cap. 1. pag. 99. verfa.  $.iai8. DE WATERZUGT. 25r Hippocrates (n), ter plaatfe alwaar hy beproeft had het water in de hersfenen bevat, voornamentlyk door buikzuiverende mid. delen, en zelfs door die te herbalen, uit te leiden, raad als het laatfte middel aan, dat het hoofd omtrent het opperhoofds been doorgefneden zynde, de doorbooring tot de hersfenen voort te zetten, maar gelyk een weinig te voren gewaarfchouwt is geweest , hy fchynt aldaar niet over het waterhoofd als zynde een ziekte van de kinderen te handelen, wanneer de beenderen nog kunnen wyken, maar over het water in de holligheid van het bekkeneel van volwasfene menfchen. het blykt tevens ligtelyk, dat de doorbooring van het bekkeneel alleen maar een weg kan baanen voor het zenuwwater tusfchen het bekkeneel en de hersfenvliezen vergadert, of tusfchen de hersfenvliezen en de he-sfenen, maar in geenen deele voor de waterige wei, welke in de holligheden der hersfenen is vergadert. Ja zo het zenuwwater veilig konde uitgeleid worden, wanneer het in de holligheden der hersfenen word bevat, fchynt alles zodanig te famen te moeten vallen, wanneer het water uitgeleid is, dat alle de werkingen der hersfenen in korten tyd vernielt worden, maar dit fchynt bevestigt te worden uit die ziekte , welke in eerstgebore en kleine kinderen fomtyds word waargenomen, en welke de Heelmeesters en Geneesheeren gewoonlyk een in tweën verdeelde ruggegraat noemen, om dat de graaten der wervelbeenderen als van elkander fplyten, en er ontftaat op deeze plaats een zagte dikte, van onderfcheide grootte, fomtyds helder water, fomtyds een duisterder vogt inhoudende: fomtyds blyven de bekleedzels natuurlyk van couleur, dikwils zyn zy rood, of ook paarschagtig. de wydvermaarde Ruysch (o) befchryft deeze ziekte, en bevestigt; zo wy deeze dikte wel zullen onderzogt hebben ,• zullen wy zo klaar als het middaglicht zien, dat het een wa. terzugt is van /een gedeelte van het rugmerg, en dat hst byna dezelfde aandoening is, welke men in een vrugt waterhoofd noemt. Zoin) Dc Morbis Lib. II. Cap. 6, Charter. Tom. VII. pag. 556. (0) Obfervat. Anacom. Chirurg. Ccnmr. Obferv. 34.35. 36. pag. 33. & feq. Ii 2  252 RE WATERZÜG T. $.' iêiW Zodanige dikte vertoont zich gewoonlyk op de rug of in de lendenen, ook in de nek, maar zeldzaam; zeer zelden m het ondn-fte en uitwendige deel van het fchaambeen , waar over Ruysch zich verwonderde, dewyl het onderfte gedeelte van netfchaambéeri van agter altyd in de natuurlyke gefteldheid een capin» heefc. maar hoewel de wervelbeenderen meestentyd al.; leen maar van agter van een fplyten omtrent de doornagtige uitfteekzéls, het lichaam van het wervelbeen zelve m zyn geheel blyvende, heefc hy nochtans ook in een lyk een opening in een eenig der wervelbeenderen alleen, welke naauwlyk een erwt kon bevatten, waargenomen, maar hy bekend, dat geen van alle de kinderen, welke hy in deeze ziekte behandelt heeft, het ontkomen zyn , en hy heeft in alle de dood verhaast gé.; zien, indien zodanige dikte het zy van zelfs doorbrak, ot door onvoorzigtiae raad doorgeftoken wierd. hierom had fulpiur reeds voor de waarnemingen van Ruysch de Heelmeesters gewaarfchouwt (f), dat zy diergelyke diktens nimmer zouden openen. „ , „ De geheele Geneeswyze is dierhalve alleenlyk maar verzag-. tende, zorg dragende, dat de bekleedzelen van het gezwel door een onvoorzigtige aanraking , of wryving niet gebroken worden , maar eerder door te zamentrekkende en verfterkende ftovingen fterkèr en vaster gemaakt worden, op dat dusdanig gezwel geheel blyve en gefloten, men leest (q) dat een kind aldus tot het vyfde jaar is behouden geweest, dat mooglyk nog langer geleefd heeft, dewyl de fchryver van hetzelve nog naar het vyfae jaar levende fpreekt. zy fterven meestal fehielyker wanneer by geval, of door eene verkeerde kunstgreep , fomtyds ook door het ontftane heet vuur een uitgang gemaakt word voor het zenuwwater de dikte uitzettende, zo de geene die een waterhoofd haddenzo lang hebben kunnen leven, gelyk te voren m Lib. III. Obfervat. Medic. Cap. 29. 3?. pag. 232 & feq\q) Abraham Tkfing, over de tegennatuurlyke iplytmg der ruggeiraat, pag. 69.  §. rzï8; DE WATERZUGT. 4& ren is sezegd geweest, fchynt ook in de in tweën verdeelde rug. èegraat hoop overig te zyn om het leven te verlengen. Het zenuwwater in de dikte van in tween verdeelde ruggegraat bevat, daalt mooglyk ook af uit de holligheden van de hersfenen , want het is bekend , dat de vierde holligheid der hersfenen voortduurt langs de lengte van het rugmerg. by Wep. Urm 60 word een waarneming gevonden, welke dit gevoelen fchynt te bevestigen, er wierd een meisje met een wel gevormt hoofd geboren, op de rug in de regter zyde van de boyenfte wervelbeenderen der lendenen vertoonde zich een blinkende blaauwe plek , omtrent vyf oneen lang en drie breed , welke daaelvksch allengskens opgeheven wierd, zo nochtans, dat dezelve nimmer hoger dan de dikte van eeni pink wtftak , en wierd tevens zo blinkende, dat zy gelyk een fpicgel weerfcheen. De reeter voet is van de geboorte af onbeweeglyk geweest, de tiende dag naar dc geboorte, aangezien het water doorfcheert door de huid, heeft een Heelmeester een wondje toegebragt, waar uit zeer helder water uitgefprongen is; de wond is nader-, hand in korten tyd toegegaan; welke de moeder de volgende da'en nog zesmaal met de nagels opengefcheurt heeft, dewyl er ieder keer drie oneen water uitlprongen : de Heelmeester heeft in korten tyd de plaats gehegt. maar zodra die plaats met een lidteken aaneengehegt was, en de plek ten eenemaal was ferdweenen , heeft eerst het regter voorftc gedeelte van het daar naar het linker begonnen opgeheven te worden, en c o 'de vierde week des ouderdoms heeft zich een groot w* Srhoofd vertoont, het blykt duidelyk, dat dit zenuwwater uit Ie hol ieheden der herfénen nedergevloeit is , welkers uitgang ol- zvn le, nochte de bekleedfelen meer uitgezet zynde y heeft hoofd begonnen door de vergadering van dit zenuwwate! vervult te worden, en langs alle kanten uitgezet. ^ C%\ Obferv. Med. pra£t. de AffcÉt. Cap. Obferv, 29. pagli 3  DE WATERZUGT. §. 1218. iaio; Het blykt ook tevens, dat, dewyl er geen verzekerde uitgang voor het uirgeftortte zenuwwater op een plaats zo ver van het hoofd gelegen heeft kunnen bereid worden, maar volgens de getuigenis der agtbaarfle fchryvers de dood meestentyd in weinige dagen gevolgd is, men een veel dodelyker uitgang moet verwagten, indien dusdanige doorfteking beproeft wierd, wanneer het bekkeneel inwendig vervult word met de byeenverzamelde wateragtige wei. §. 1219. TTn de waterzugt van de borst, welke kracht Jf_ heeft om het zenuwwater uit onderfcheide plaatfen te vergaderen, zyn byna dezelfde tekenen, als van de etterborst, maar de opmerking van de voorafgegane oorzaak maakt het onderfcheid; deeze word door de borst opening geneezen, te gelyk die middelen te werk geilek zynde, welke aan deszelfs oorzaak tegenftrydig zyn. §. 1217. is gezegd geweest, dat de uitwaasfeming van het vogtige, en de wederopzuiging van het uitgewaasfemde in alle de grote en kleine holligheden van het lichaam plaats heeft ; en dus zal het zelfde in de holligheid van de borst plaats grypen. ja het fchynt, dat de uitwaasfeming in de borst het allerflerkstis, dewyl het hart met alle deszelfs krachten de fippen door de nabuurige vaten dringt, de oppervlakte van de long, welke door de lugt geraakt word, blaast in elke uitademing een overgrote menigte vogtige waasfem uit; welke waasfem des zomers niet gezien word wanneer het heet is, maar onzigtbaar in de lugt word verblazen; maar in de ftrenge winterkoude, word zy onder de gedaante van een digte nevel uit de mond en de neus der menfchen en grote dieren uitgejaagt, en wel in vry groter hoeveelheid en met groter geweld, als uit de overige oppervlakte van de huid; gelyk duidelyk blykt, zo iemand uit een  ■g. 1219. DE WATERZUGT. 255: een warm bedde opftaande, wanneer het zeer fterk vriest, zich maar een oogenblik aan de koude lugt bloot geeft: de banden ro-jken wel, maar er komt een veel overvloediger waasfem uit de neus en de mond voort- dit verfchynzel is gewoon een fchrik aan de Africaanfche dienstboden aan te jagen, die altyd onder de gezengde lugtftreek hebben geleefc, wanneer zy op koude plaatfen van Europa komen, maar Kaan (Y) , heeft door 011middelyke proefondervindingen beweezen , dat de uitwendige oppervlakte der longen, het geheele ribbenvlies, het middenfchot, hartzakje, hart, de ooren van het hart, gcduurige diergelyke waasfem uitwaasfemen. de allerfchielykfte omloop van het bloed gefchied door-de kroon- hart- flagaders ; daar door waasfemt de geheele oppervlakte van het hart gcduurige een grote hoeveelheid van zodanige waasfem uit. waarom zo het hart in een levendig dier door een fchielyke fnyding ontbloot word, hetzelve geheel rookt: daarom ook word naar de dood, het lyk geheel koud zynde geworden, door de verdikking van deeze waasfem, een groter hoeveelheid vogts in de holligheid van het hartzakje gevonden, als in de andere holligheden van het lichaam, de onderfcheide grootte van de verfcheide holligheden namentlyk in 't oog houdende. In gezonde dieren nochtans worden alle de inwendige deelen, zo wel de geene die bevatten, als die bevat worden, geftadig vogtig bevonden, maar zo zy levendig of kort naar de dood ontleed worden, vind men geen vergadert vogt. dierhalve word die vogtige waasfem, welke uit de flagaders uitwaasfemt, door de aders op nienw wederom opgezogen ,' gelyk door fraaije proefondervindingen bewezen word (t). maar die allerkleinfte opzuigende aders, met de nabuurige vereenigt, tonen groter Hammen, zelfs voor 't bloote oog zigtbaar, in de borst, en wel over da geheele oppervlakte der bevattende en bevatte deelen» (O Perfpirat. dicta Hippocrat. pag. 239. & feq. \t) Ibidem, pag. 274. & feq.  256 DE WATERZUGT. §. 1219. len, eindelyk ontlasten zich deeze zenuwwater aders in de gyl. lyder, of ook in de bloedaders («). het blykt dierhalve duidelyk dat er weegen zyn , langs welke het dunne zenuwwater, ut de laatfte flagadertjens uitwaasfemende, in de holligheden van het lichaam uitgejaagt , wederom aan de omlopende fappen kan hergeven worden ; en dus word de vergadering van het vogtige, en het ftilftaan van het vergaderde belet. Maar offchoon dat uitwaasfemende in de gezondheid uit de flagaders door de aders onder de gedaante van waasfem fchynt weder opgezogen te worden, eer dat het tot zenuw water verdikt word, nochtans heefc het uit regtftreekzc proefondervih. dingen gebleken , dat de reeds verdikte waasfem, en de daar uit aanmerklyke hoeveelheid vergadert water, door de aders wederom opgezogen kan worden, de wydberoemde Musgrave(wj, heeft met een fpuitjen vier oneen warm water in het regter gedeelte van de borst ingefpoton in een levendige hond, waar door een moeilyke ademhaling volgde, en klaarblykelyke zwakte: deeze moeilykhedens verminderden nochtans agtervolgens, en het dier fcheen in de tyd van een week wederom even gezond als van te voren: naderhand heeft hy zestien oneen warmwater op dezelfde- wyze in de linker holligheid der borst van dezelfde hond gefpoten; de ademhaling was moeilyk, het dier wierd zeer warm , en het hart klopte zeer fteik: in de tyd van een week is de hond van gelyken wederom gezond geworden, naderhand heeft hy in de eene holligheid van dc borst achtien oneen warm water gefpoten, en maar zes in de andere : dezelfde toevallen volgden volkomen, maar verdweenen fehielyker; want de hond is naar vyf dagen wederom volmaakt herfteld. hy heeft tevens waargenomen , dat de hoeveelheid der pis welke dit dier loosde groter was dan naar gewoonte. Wy (u) Ibidem, pag. 279. (*) Philofoph. Traofaft- Tom. III. pag. 78.  §. mo. D E WATERZUGT. 257 Wy zullen naderhand §. 1228. over de oorzaken van de waterzugt fpreeken ; het zal genoeg zyn hier in 't algemeen aangetekent te hebben, dat alle oorzaak, welke een vaardige wederopzuiging van het uitwaasfemende vogt door de aders kan beletten, oorzaak van de waterzugt in de borst kan zyn. waar uit verftaan word, waarom naar een kramp en ftuiptrekkende aamborltigheid , lang doorgeftaan, zo dikwerf de waterzugt in de borst volgd. in deeze ziekte zekerlyk kan het regter hart het bloed door de te famengetrokke long niet jagen, hierom kunnen de holle aders zich niet ontlasten, daarom zwellen alle de aders, de lippen worden paarsch, en zwellen by die ellendige, en dus kunnen ook de zenuwwater-aders het wederopgezoge zenuwwater niet aan de bloed-aders overzetten , welke door te grote volheid gezwollen zyn; de flagaders gaan nochtans voort met uitwaasfemen; hier door zal het zenuwwater vergadert worden, of ook de zo tedere zenuwwater-vaten zullen breeken , en er zal een geduurige drupping ontftaan in de holligheden van de borst, maar voornamentlyk zyn deeze kwalen te vreezen, zo de aanvallen der aamborftigheid hevig, langduurig en dikwervig geweest zullen zyn. Mooglyk is er geen dikwerviger oorzaak van de vergaderde wei in de borst,dan wel wanneer iemand met een heet en zwoegend lichaam , yskoude drank, fchielyk inzwelgt, of lang in de koude lugt ftil blyft. hoe zeer deeze nadeel doen, is van te voren in de befchryving van het zydewée gezegd geweest; voor zo veel namentlyk zy fcherpe ontftoke ziektens voortbrengen: maar in die geene, welkers fappen zo zeer niet tot de ontftokene dikte overhellen , ontftaat dikwils de waterzugt in de horst, want door zodanige fchielyke koude worden de uiterfte openingen der vaten toegetrokken, en de aders meerder dan de uitwaasfemende flagaders, om dat, alles gelyk gefteld zynde, de aders dunner bekleedzelen hebben als de flagaders, gelyk ook om dat de beweeging der fappen door de flagaders na de uiterfte eindens dezelve open houd, of ontfluit, zo zy eem'germaten Vierde Deel. Kk toe-  258 DE WATERZUGT. §, 1210. toegetrokken zyn geweest: maar in de aders kan de beweging der fappen derzelver uiterftens niet dringen, waar door zy door de koude toegetrokken, te ligter toegaan, of ook te famengevallen , door geen 't minfte tusfchen gefteld vogt te famen kunnen groeien; het geene in verfcheide inwaasfemende aders gefchiedende, zal er. een ongeneeslyke waterzugt geboren worden , dewyl de inwaasfeming alsdan niet kan herfteld worden, het is by de Hollanders, gelyk bekend is, de gewoonte, dat de trekfchuiten op geftelde uuren van de eene ftad na de andere varen; maar dewyl de fchuit op 't luiden der klok losgemaakt_ word , trachten de reizigers door fchielyk te lopen dezelve dikwils in te halen wanneer zy op 't afvaren ftaat, en nat bezweet in dezelve gaande zitten, zitten zy eenige uuren ftil: maar zo een hevige wind, of het in de koude winter tyd is, alsdan gebeurt het dikwils, dat zy door dusdanige oorzaak aamborftig worden, en veel wateragtige wei in de borstholligheden vergaderen. Maar met regt word in de voorftelling aangetekent, dat het zenuwwater zich op onderfcheide plaatfen in de borst kan vergaderen, by eene andere gelegentheid§.913. is gezegd geweest, op wat wyze het ribbenvlies niet alleen de geheele inwendige omtrek der borst bekleed, maar ook op wat wyze het midden, fchot, de borst in tweën verdeelende , gemaakt word. hierom kan het zenuwwater in de regter en linker holligheid van de borst, of in beide vergadert worden: ook zal het in de holligheid van het hartzakje zelve, het hart omvangende, byeen vergadert worden, tevens is toen ook aangetekent geweest, dat ie. der byzondere holligheid van de borst als zyn eige vlies heefc, en daarom zoude men zich twee ribbenvliezen kunnen verbeelden, als twee holle blazen tegen elkander aanleggende, en aan elkander gegroeit in het punór. der aaneenraking, zo dat uit de verdubbeling van deeze vliezen het middenfchot geboren word, dat de borst in tweën verdeelt, als toen is ook te gelyk gewaarfchouwt geweest, dat door het ribbenvlies van beide zyden van de wervelbeenderen affcheidende, een foort van driehoekige hol-  §. mg. DE WATERZUGT 259 holligheid word agtergelaten, welkers agterfte gedeelte gevormt word door de colom van de wervelbeenderen van de rug: maar deeze holligheid word door een celagtig vlies bezet, waar door de longpyp gaat, als ook de flokdarm enz.: edoch van voren zitten die"piaaten van het dubbele ribbenvlies vaster aan een, ten zy dat zy van boven van elkander fcheiden ter plaatfe waar de borst-klier zit. Het zenuwwater zoude dierhalve op vyf onderfcheide plaatfen van de borst kunnen zitten: in de regter en linker borstholligheid in het hartzakje, van agter buiten het ribbenvlies omtrent het lichaam der wervelbeenderen , en van voren onder het borstbeen tusfchen de beide plaaten van het ribbenvlies. maar deeze onderfcheide zitplaatfen van de waterzugt verdienen voornamentlyk ond"rfcheiden te worden, om dat zy ook onderfcheide toevallen voortbrengen, en er een onderfcheide manier vereischt word om het aldaar vergadert zenuwwater uit te leiden, want zo het in een van beide de borstholligheden zit, zal het door de doorfteking kunnen uitgeleid worden; zo het in de holligheid van het hartzakje zat, zoude dit doorftoken moeten worden; zo onder het borstbeen het zenuwwater vergadert wierd, zoude de doorboring van het borstbeen vereischt worden, maar zo in die driehoekige holligheid, welke de van elkander afgefcheide ribbenvliezen omtrent de wervelbeenderen van de borst agterlaten, water vergadert word, maakt het zich door zyn eige gewigc alleen een weg door het celagtig vlies, dat de fpieren van de rug omvangt en derzelver tusfchenwydtens bezet; even eens als de etter aldaar ontftaan bogtige en op een wonderlyke wyze lopende'zweeren maakt, zoals van gelyken §. 913. aangetekent is ^Mef'grote zorg moeten dierhalve de kentekenen uitgehaald worden, welke leeren dat de waterzugt der borst aanweezende k en tevens aanwyzen, op welke plaats het vergaderde zenu#'water zit. edoch de duidelyke kennis van deeze ziekte zal altyd Kk 2 zo  260 DE WATERZUG T. §, .1219. 20 gemakkelyk niet kunnen verkregen worden, gelyk uit het volgende zal blyken. Want de waterzugt der borst heeft veele gemeene, ja en byna dezelfde tekenen, als in de etterborst gewoonlyk aanweezende. zyn,. het vogt in de holligheid van de borst bevat, zal de long eveneens drukken en benaauwen, het zy het etter is of een wateragtige wei: de etter door 't verblyf, in waterig bloed ontaar» tende, zal op gelyke wyze de deelen welke zy befpoelt kwellen, als het zenuwwater wanneer het begint re verrotten, door een zorgvuldige waarneming en ontleding der lyken heefc de wydberoemde Albertini (x) geleerd, dat het in de borst ftilftaand vogt, zo het zuiver en waterig is , geene zeer moeilyke ademhaling veroorzaakt, ten zy het byna beide de borstholligheden vervult, of de eene zo uitfpant, dat het de andere borstholligheid door de drukking verkleint: maar wanneer het buiten de vaten geftorte vogt troebel, hoog geel, of fcherp geweest is, alsdan had zelfs een kleine hoeveelheid wei in de borstholligheid een zeer moeilyke ademhaling veroorzaakt. De waarneming der voorafgegane oorzaken geeft wel het onderfcheid te kennen, zo naraentJyk naar een ontftoke ziekte te-^ kenen van een verzweering in de borst gevolgd zyn, en er naderhand een moeilyke ademhaling op volgd, alsdan befluiten wy. gemakkelyk dat er etter aanweezende is. maar te voren in 'f Hoofddeel van de Teering heeft gebleken, dat de verzweeringen in de borst fomtyds zo verborgen zyn geweest, dat de zieke nochte de Geneesheeren diergelyke ziekte verdagt hebben gehouden , eer dat zy de etter door de hoest uitgebragt zagen , of in het doode lichaam een etterborst. vonden., maar zo de oorzaken , tot het voortbrengen van de waterzugt bekwaam voorafgegaan zyn; een koud, flymzugtig geftel, een gezwolle aangezigt aanweezende zyn ; de voeten, de beenen, de dyen, de I bah (jc) Inftit, Bonoa. Tom. I. pag. 393,  §. i2T9, DE WATERZUGT. 261 balzak, gezwollen zyn; alsdan kennen wy zekerder, de waterzugt, en zo alsdan een moeilyke ademhaling aanweezende is, o£ door het fchudden van het lichaam een geruisch van het bewoge vogt in de borst word waargenomen, hebben wy zekerder kenmerk van deeze ziekte, daar en boven weeten wy, gelyk van te voren is gewaarfchouwt geweest, dat dikwils op een ftuiptrekkende aamborftigheid de waterzugt in de borst volgd, en dus verdenken wy deeze ziekte te regt, wanneer zodanige ziekte voorafgegaan is. zo een van beide de borstholligheden met water vervult, is, kunnen zy op de gezonde zyde niet leggen; zo in beide de holligheden water zit, valt hun gemakkelyker wanneer zy regt op zittende het lichaam een weinig voorovergebogen hebben, maar een koud flymgezwel der voeten verzeld niet alleen gewoonlyk de ziekte, maar ook word de borst verligt, zo de onderfte uiterftens van heLlichaam meerder zwellen; het geene ik meer dan eens heb waargenomen; en in tegendeel, zo de beenen fchielyk dun wierden, wierden zodanige zieken zeer benaauwt. ook is er dikwils een ander teken, fchoon ik dit niet altyd heb waargenomen, het geene voor een allerzekerst en eigen kenmerk van Pifo is gehouden geweest (31); te weeten die moeilykheid en dikwervigheid in het ademhalen, welke in de eerfte flaap fchielyk aanvalt, en de rust verftoort, maar nochtans door de dag heen allengskens flyt, welk teken my zo wel de reede heeft voorgehouden ,. als de ondervinding in alle heeft bevestigt, hy tekent tevens aan, dat hy fomtyds waargenomen heeft, dat de eene en fomtyds beide dë armen in de zieken, welke het water in de borst hadden, verlamden, maar hoewel met reede op de voorafgegane oorzaken, en de reeds onderfcheide opgenoemde tekenen heeft te Jetten, zo zal nochtans een koud flymgezwel van de uitwen? dige deelen met een moeilyke ademhaling een regtvaardig agterdenken deezer ziekte geven, buiten.dat heeft men de vergade. ring van het zenuwwater in de holligheid van het hartzalqe waarr gev Cv) De Morbis a Scrofa Colluv. Se.O, III. cap. 7. pag. 243. Kk 3  aöi DE WATERZUGT. §. 1219. genomen, te voren is gezegd geweest, dat in gezonde dieren de inwendige oppervlakte van het hartzakje altyd vogtig is, gelyk ook het hart, deszelfs ooren , boezem hollen, en grote vaten, in de holligheid van het hartzakje bevat, nergens zekerlyk zyn groter oorzaken van de afzondering als hier: de ontleedkundige infpuitingen hebben geleerd, dat het hartzakje vol is van ontallyke flagaders , langs welke het bloed uit de long vloeibaar, verdunt, wederkeerende, door de overgrote kracht van liet nabygelege hart gejaagt word: het zelfde heeft plaats in al het geene dat in het hartzakje begrepen is: tevens is er een zeer grote hitte het uitwaasfemend vogt tot een zeer doordringende waasfem ontbindende: waarom by gezonde dieren hier geene de minfte ophoping, geene de minfte ftilftand , geen bederf van het vogt is. door deeze vogtige, warme, geduurig uitwaasfemende waasfem , word het hartzakje van het hart verwydert, word alle te famengroejing belet, en de geheele oppervlakte van het hart , van beide de ooren, de boezem hollen , flagaderen, aderen , blyft beweegbaar, uitfpannelyk, vogtig, bekwaam om weder opgezogen te worden; te gelyk word door die zeer fterke, en geduurige beweeging te vreezene vereelding der deelen voorgekomen, en de tegenwryving derzelve weggenomen, zekerlyk , indien er de grootfte oorzaken van de afzondering aanweezende zyn, word er ook geen minder bekwaamheid tot de wederopzuiging gevonden, want uitwaasfemende warme damp dringt met genoegzame grote kracht de geheele uitgeholde oppervlakte van het hartzakje, en de ronde oppervlakte van het hart en deszelfs ooren: de aders van het hart, worden ten tyde van deszelfs toefluiting geheel geledigt, hier door een ogenblik daar naar ledig, opzuigende, zyn zy zeer bekwaam, om al het langs de flagaders uitgeworpe weder op te zuigen, het is wel waar, dat zommige Geneesheeren eertyds gelooft hebben, dat-er natuurlyker wyze eenige hoeveelheid vogts in de holligheid van het hartzakje bevat wierd, op dat het zeer warme hart geduurig bevogtigt zoude worden ; maar hedendaagsch zyn die gefchillen byge- legt,  $. iarp. DE WATERZUGT. 2Ö3 legt, aangezien hier naar de dood in een koud geworde lyk alleenlyk maar vogt word gevonden; in de levendige fchielyk opgefneede dieren waasfemt die damp uit, voor 't overige word er niets gevonden, te weeten zo zy voor de dood zyn gezond ge weest. Vefalius (s) heeft reeds deeze proeven genomen, en gezegt: de levendige honden, hebben-de holligheid van het hartzakje, en de oppervlakte van het hart bevogtigt, en in deeze word in 't geheel ocen afvloeiend water gevonden : daar het nochtans (hoewel byna baltyd in kleine hoeveelheid) in honden die eenigen tyd dood zyn geweest aanmerkenswaardig word gevonden, intusfchen fchynt hy eerder met het gevoelen van die overeengeftemt te hebben, welke bevestigden, dat 'er natuurlykcr wyze water in het hartzakje word gevonden, offchoon hy altyd twyffelagtig over deeze zaak fprak. hy heeft nimmer eenig lyk ontleed, of hy heefc water in het hartzakje gevonden; hy voegt er nochtans by: dat meer is, ik heb minder water byna gevonden in de geene die eerst geftorven waren, als in die, met welke ik langer gewagt had om ze te ontUcden. maar ook heeft hy de gelegentheid gehad deeze twyffeling in levendige menfchen te onderzoeken, welke men door een wreede doodftraf, nog ademhalende, het hart uit de borst fneed, maar hy bekend, dat dit niet gemakkelyk was om te onderzoeken, hoewel hy op een plaats zeer naby aan de ftrafplaars was; alleenlyk maar het volgende bevestigende: er fcheen ook wa. ter in het hartzakje bevat te worden, maar naderhand hebben wy tot Pasfau het nog kloppend hart met de longen, en de andere ingewanden , terftond zo zy uit die geene, welke levendig in vier ftukken wierden gefneden, uitgenomen waren , in de naaste Geneeswinkel fomtyds %ten brengen, en wy hebben eenig water in het hartzakje gevonden, zekerlyk omtrent de dood flaat alles ftil in de aders, de regter boezemholte, en het regter oor; daar door houd de wederopzuiging op; de flagaders verminderen door hunne veerkracht derzelver holligheid; daar door jagen zy de fappen nog voort, (z) Lib. VI. Cap. & pag, J06. 507.  2Ö+ D E 'WATERZUGT. S» nip. "voort; en dus duurt de uitwaasfeming langer, als de wederopzuiging: daarenboven, offchoon de ingewanden terftond van de 'ftrafplaats na een nabüürig huis zyh gebragt, zyn zy aan de lugt blöotgeltelt geweest, eer dafzy hebben kunnen onderzogt worden; en dus begrypt men ligtelyk, dat de uitwaasfemende dampen zodanig hebben kunnen verdikt worden, dat hy eenig water in het hartzakje heeft gevonden, maar dat de hoeveelheid van dit vogt eenige dagen naar de dood vermeerdert word gevonden-, Word begrepen, zo men in aanmerking neemt, dat de flagaders naar de dood meer en meer toe worden getrokken, door hunne eigene veerkracht, en door de omringende koude, welke meer werkt op de oppervlakte van het doode lichaam; en dus worden de fappen door deeze oorzaak na het linker hart te rug gejaagt; maar de kleppen van de grote hartflagader beletten de ingang in de holligheid van het hart; daar door worden de kroon flagaders gedrongen, en door derzelver eindens word het dunfte gedeelte der fappen in de holligheid van het hartzakje uitgedrukt, edoch het regter oor van het hart zwelt van het door dezelfde oorzaak voortgejaagde aderlyk bloed, maar zo de inwendige oppervlakte , van het regter oor gedrukt word in een dood lichaam, zweet de~ uitwendige oppervlakte een dun vogt uit: hier by komt, dat de verrotting haar aanvang nemende, het bloed in de vaten van het hart bevat ontbonden word, en door de geopende uiterftens ontbonden doorgaat; waar door meest al in het doode lichaam een roodagtig waterig bloed word gevonden in de holligheid van het hartzakje. die oorzaken fchynen genoegzaam te zyn , dat naar de dood in de lyken een of twee lepels vogt word gevonden , welke hoeveelheid Diemerbroeck (Y) getuigt meesten tyd gevonden te hebben in natuurlyk geftelde lichamen Maar aangezien hier zo fterke uitwaasfeming is, door de te • voren uitgelegde oorzaken, zal het vogt, zo eindelyk door eenige hoe genoemde oorzaak de wederopzuiging belet word, in het hart- (a) Aaatom. Lib, II. Cap. y. pag. 261.  $.•1219. DE "WATERZUGT. 265 hartzakje opgehoopt, en tot een vry grote menigte vergadert kunnen worden, nochte die ziekte fchynt zo zeldzaam te zyn , aangezien vry talryke gevallen in de Geneeskundige befchryving worden aangehaalt: fomtyds verzeld zy de waterzugt in de borst; fomtyds is het hartzakje alleen waterzugtig gevonden geweest (b). de wydberoemde Senac heefc verfcheide diergelyke gevallen aangehaalt in de allernuttigfte Verhandeling, welke hy van het hare heefc gefchreven (c). Maar het is niet zeer gemakkelyk kennis te verkrygen, of het hartzakje waterzugtig is, gelyk Senac (d) zeer wel en voorzigtiglyk gewaarfchouwt heefc, voornamentlyk daarom , om dat deeze ziekten dikwils met de waterzugt in de borsc, gebreken van de longen, van hec hart mee flymproppen, enz. waaruit de toevallen in de levendige zieke waargenomen, niet alleen aan de waterzugt van het hartzakje kunnen toegefchreven worden, welke alleenlyk maar naar de dood ontdekc word. het is buiten dat zeker, dat wanneer het baatzakje maar matig in 't begin der ziekte uitgezet is, er minder moeilykheden oncftaan, dan wel, het door her byeengehoopt zenuwwater boven maten gezwollen is. het gevoel van drukking en benaauwtheid omtrent het voorfte gedeelte der borst, dat door het hartzakje bezet word, fchynt een aanwyzing deezer ziekte te zyn. het is ook tevens klaar, dat de nabygelege long door het opgezwolle hartzakje gedrukt moet worden; en dus zal de ademhaling moeilyker vallen; en er is dikwils een drooge prikkelende hoest aanweezende: maar aangezien het hartzakje op het peesagtig gedeelce van het middenrift niet alleen legt, maar ook zeer vast met dat gedeelte van zich aangroeit, dat tegen het onderfte platte gedeelte van bet hare aanlegc, fchynt hec bewysbaar, dat hec harezakje door byeenvergadert water uitgezet, de beweeging (&) Sinopei Parerg. Med. pag. 46 — 51. Barrere obfervat. Anatom. pag. 81 83. 86. 89. 91. ,(c) De -Ja Struüurc du Cceur Livr. IV. Chap. 5, Tom. II. pag, 354. & feq. (.) Paierg. Anatom. & Medic. pag. 150, 151LI 3  >2fe> DE WATERZUG T. §. 1219. Hippocrates fj>) heefc deèze ziekce befchreeven, en vermaahc, dat zy het meest veroorzaakt wierd, zo iemand fomers door de hitte, grote dorst hebbende, overvloedig water drinkt, en de long opgevult is geweest, en het zelve wederom in de borst heëft uitgelaten, hy waarfchouwt dat er een droge hoest ontftaat, en de keel rouw word: daar op volgd een rilling, koorts, en benaauwde ademhaling ; het lichaam zweet uit, de voeten worden dik: hy vermaant dat dusdanige zieken doer diergelyke kwalen worden aangetast, als de verzworene, maar zagter en langduuriger; tevens voegt hy er by, dat by zommige de buik, de balzak, en het aangezigt opzwellen; maar hy doet er by, dat dit alleenlyk maar gefchied, zo gy de tyd der fnyding hebt laten'voorby gaan. hy beveelt dat de Geneesheer met zyn oor er tegen te leggen de ruyfing of vloejing van het water onderzoeke, te weeten , wanneer de borst door de in en uitademing word bewogen, men leest wel (jf), dat zo gy langen tyd het oor tegen de -zyde houd om te hooren, ruikt het van -binnen na de azyn. maar het is klaar dat die plaats gebrekkelyk is, dewyl niemand zekerlyk iec willende ruiken hen oor zal gebruiken, en uit het volgende, en uit een andere aangehaalde plaats (j), het duidelyk blykt, dat het oor te> gen de plaats gehouden word, om zeker te zyn, óf, en op wat ; plaats het water in de borst zit; namentlyk op dat het zelve kan uitgeleid worden, daar naar gebied hy agt te geven, of de borst na buiten uitfteekt; en hy beveelt, dat de fnyding als dan op de plaats die uitfteekt moet gefchieden: anderzints, beveelt hy, dat de zieke met veel warm water gewasfehen, by de fchouders gevat, gefchud worde, gelyk in de etterborst gewoonlyk gedaan word, en de Geneesheer als dan hoore, in welke zyde de meeste vloejing is: wanneer men hier van zeker is, heeft hy geboden, dat de fnyding aan de derde rib van onder gefchiede, en wel Q>) De Morbis Lib. II. Cap. 24. Charter. Tom. VIL ,pag. 576. & de intern. Affect. Cap. 24, Ibidem pag. öyy. (q) Ibidem pag. 576. {r) Ibidem pag. 6j6„  §. T2ip. D E WATERZUGT. 271 wol tot het been toe; daar naar beveelt hy, de rib met een boor te doorboren, op dat er een weinig water uitgeleid worde: daar naar vermaant hy, het gemaakte gat met nat vlas toe te floppen, en zagte fpongie daar op te leggen, en dit geheele toeftel met een bekwaam windfel vast te maaken. maar daaglyksch wierd een gedeelte van het water uitgeleid; de dertiende dag eindelyk, wierd al het water, dat nog in de holligheid van de borst overig was, uitgetapt: maar de overige tyd, wierd het zelve langs dezelfde weg uitgeleid, zo men een nieuwe vergadering gewaar wierd; hy gebruikte tevens zeer droge fpyzen, en verwarmende geneesmiddelen , en hy vermaant, dat men ftoutmoedig moet inlymcn, zo de fchaamdeelen en de dyen gezwollen zyn. Edoch men moet aanmerken, dat Hippocrates met al het water op eenmaal te gelyk , maar alleenlyk by verdeelde reizen heeft uit de borst geleid, want men heeft eertyds voor een algemeene regel gehouden , van nimmer op eenmaal te gelyk de vogten uit de grote holligheden van het lichaam te leiden, die in deeze buitennatuurlyk vergadert waren, waarom men in de korte \ fiellingen (s) leest; die verettert of waterzugtig gebrand wordm , de etter of het water op eenmaal uitvloeiende, fierven zekerlyk. in de verklaringen over deeze korte ftelling verzekert Galenus (i) het zelfde, en bevestigt het met de getuigenis van Erafifirates, en hy waarfchouwt, dat het zelfde op andere plaatfen van de borst, eveneens als in de borst , te vreezen is , zo de grote zweeren fchielyk zo geopent worden, dat de bevatte etter op een flag uitgeleid word: hier van geeft hy de volgende reede: zommige Jlagaderlyke vaten fchynen ontfloten te worden, welke eerst 1 als door de etter 'gefloten waren; welke op eenmaal ontlast zynde, word er veel geest met dezelve uitgeworpen , waar door de zieken verlies lyden. maar aangezien de waterzugt dikwils door een knoest. ge- (s) Sett VI. Aphor. 27. Charter. Tom. IX. pag, 263, {t) Ibiüem.  272 D"E WATERZUGT. §.1219. gezwel veroorzaakt word, vreesde hy in de fchielyke ontlasting van het'borstwater, dat het - knoestgezwel mooglyk, niet meer onderfteunt wordende , door deszelfs grootte het middenrif zoude uitrekken, of andere borstingewanden. om deeze oorzaak fchynt Hippocrates de zagte deelen van de borst niet gefneeden te hebben , welke te fchielyk weder by een trekken , om het water uitte leiden, maar een rib doorboord fe hebben, op dat de opening te langer zoude blyven. «Wel is waar, dat de long in het water dezelve van alle kanten befpoelende, doorweekte ingewanden dikwils zo zagt zyn geworden , dat zo dra de evenreedige drukking van hec omvangende water word weggenomen, de vaten door de indrang van hec bewoge bloed verbroken worden : maar dit gefchied niet, ten zy de uicleiding der waterige wei te laaC beproeft word, welke reeds door hec ce lang verblyf aldaar fcherp is geworden ; daar en boven, zullen de ingewanden , gelyk naderhand in de buikfteking zal gezegd worden, door een bekwaam windfel zodanig gevestigt kunnen worden, wanneer het water uitvloeit-, dat de drukking altyd evenredig blyft, en als dan word al het water veilig uitgeleid: want hec is te vreezen, dat door de dikwils herhaalde ontlasting de lugt er by komt, en de verrotting van het buiten de vaten geftortte vogt fchielyk bevordere. Ook fchynt men in de waterzugt der borst daar minder voor te vreezen te hebben * dewyl de long, te voren door het omvangenden water gedrukt, nu vrylyk door de ingeademde lugt word uitgefpannen, en de geheele holligheid van de borst, het water er uitgeleid zynde, vervult: hierom zal al het water op eenmaal vry veilig kunnen uitgeleid worden , ten zy de long reeds verteert is. Men kan voor 't minst uit het gezegde befluiten , dat de fteking van de borst by de oude Geneesheeren in gebruik is geweest, en dat verfcheide, naar dat hec water uit de berst was ge-  J.1219. B E WATER Z U G T. geleid, het gevaar zyn ontkomen, want Hippocrates (u) zegt-befcheidentlyk; zo het pluhfel de vyf de dag met etter overdekt is, gemest de zieke meestentyds; maar zo dit niet. gefchied is, word hy, naar dat gy het water uitgeleid zult hebben, door de dorst en de hoest aangetast, en hy fterft. Maar de waarnemingen der nieuwere Geneesheeren hebben .geleerd, dat de borstfteking met vrugt in het borstwater kan te .werk gefteld worden, zelfs in zodanig geval, alwaar naauwlyks -eenige hoop meer overig fcheen te zyn. de beroemde du Verney (w) heeft in een vrouw, welkers pols klein en ongelyk was , en de .ademhajing zeer moeilyk, en die niet alleen het borstwater had, maar ook het water in de buik, het-water eerst door de buikfteking uit de buik ontlast zynde., naar eenige dagen met een hollenaald de borst tusfchen de tweede en derde valfche rib, zo digt mooglyk aan de rugftreng , doorgeftoken, en heeft dus al het water uitgeleid, met zo gelukkig gevolg, dat zy in eene maand tyds haar gewone arbeid hervatte. Bianchi (x) heeft de borstfteking in een nog verfche waterzugt der borst, en in een fterk jongeling, ftoutmoedig en heilzaam zien ondernemen: nochtans .bekend hy, dat hy dezelve niet dikwils te werk zoude durven ftellen. Nochte Bianchi is alleen in dit geval vreesagtig geweest: de wydberoemde Senac bedroeft zich, dat dc Geneesheeren byna alle de geene die het borstwater hebben, aan hun lot overlaten (y)., daar hem door eige proefondervindingen de nuttigheid der borstfteking nochtans bekend was. want moeilykheid der ademhaling .was in een man naar een geneeze zydewée zo groot, dat hy niet dan regt op zittende ademhalen konde. wanneer de kwaal zodanig toenam, dat hy op 't oogenblik fcheen te.zullen verflikken-, is De Morbis, Lib. II..Cap. 24. Charter. Tom. VII. pag..526. {w) Academ des Sciences, 1'an 1703. Memoir. pag. 199. (x) Hiftor. Hepat. Tom. I. pag. 662, (y) Traité de la Strutïurc du Cceur, Tom. II. pag. 366. Vierde Deel. Mm  ar:V - DE. WATERZUG §. 1219. as henr de borst doorftoken, er zyn zes pinten geel doorfchy. nend water uit gekomen, en diergelyke vloejing heeft geduuren. de eenige dagen voortgang gehad, met zo gelukkig gevolg, dat by in de tyd van een maand ten vollen geneezen is geweest, en op een wild paard zieh op de koninklyke jagt heeft bevonden- , van gelyken heeft Morand (z) zich bedroeft, dat men in Vrankryk, alwaar de Heelkunde nochtans zo zeer geoeffent word, de borstfteking zeer zelde te werk word geftelt om de waterzugt der borst te geneezen: hy had zo menigmaal het ontleed fchool van 't-water zien dryven, wanneer de borften der geftorvene geopent wierden.. die wydberoemde Heelmeester heeft in een byna wanhopig geval op eenmaal te gelyk zes pinten water uitgeleid: op 't einde volgde een aanmerklyke hoeveelheid etters;: de zieke is fchielyk tot het leven wedergekeert, daar hy op 't iterven fcheen: naar zeven .dagen is diezelfde drukking op de borst wederom gekomen , zo onverdraaglyk, dat er- wederom een weg is moeten gemaakt worden voor het buiten de vaten geItörtte vogt, niet met een holle naald, gelyk eerst, maar met de tusfchenribbige plaats door te fnyden, gelyk gewoonlyk in de etterborst gefchied: er zyn nog vyf pinten water, en op 't einde een groter hoeveelheid etters dan te voren voor den dag gekomen: maar offchoon hy door een uitteering fcheen te zullen fterven, is hy nochtans van zo zwaare ziekte volkomen geneezen geweest, maar men moet aanmerken, dat al het water op eenmaal uitgeleid is geweest, en dat offchoon er te gelyk met het borstwater duidelyke tekenen van een verzweering aanweezende geweest zyn , de geneezing nochtans een gelukkig gevolg heeft gehad. Hier verdient tevens aangemerkt te worden , dat zo grote hoeveelheid waters in de holligheid van de borst zittende, de: long tot een vry klein lichaam heeft moeten brengen; en mis. . fchien < (%) Memoite de 1'Academ, de Chirurg, Tom. II.: pag, 347,  §. 12 lp. DE WATER Z U G T. 275 fehien word zy ook niet terftond geheel uitgefpannen, dewyl het naauwlyks te beletten is dat de lugt in de holligheid van de borst kome, vooral wanneer de tusfchenribbige wydte door een breede wond verdeelt is geweest: hier uit verftaat men, waarom hei wond yzer vier of vyf duimen diep zonder eenige tegcnfiand na binnen heeft kunnen gebragt worden, maar naar dat al het vtf*t dat buiten de vaten is geftort uitgeleid is, en zich op nieuw geduurende eenige dagen geene hoeveelheid vergadert , moet de ïWt in de holligheid van de borst bevat, uitgeleid worden; en als dan zal de long, door de ingeademde lugt uitgefpannen, naoutirig worden aai? het ribbenvlies, en de geheele holhgneid van de borst vervullen, maar op wat wyze dit verkregen kan worden, is« ^04, alwaar over geneezing van de wonden m de borst pehandelt wierd, breder gezegd geweest. Zo de Geneesheeren en Heelmeesters te vreesagtig zyn om het water uit de borst té tappen, hoe ftoutmoedige daad moet het niet aan alle toefchynen, zo iemand zyn gedagten het gaan tot het doorfteken van het hartzakje, wanneer hec door de waterzugt geswollen is. wy hebben van te voren gezien, dat het kenme-k van deeze kwaal vry moeilyk te vinden is, maar dat het nochtans niet geheel onmooglyk is om de waterzugt van het SStSWkeiinen. zo men dierhalve van de ziekte verzekerd «a« en alles, waarvan naderhand in de geneezing van de waterzij zal gefproken worden, te vergeefsch beproeft was, is er niets overig , dan de zieke aan een zekere dood over te laten , of vel een weg door de kunst voor het buiten de vaten geftortte vost "ebaant worde, niemand die voorzigtig is zal ontkennen, dat hieAdles vol gevaar is; want het hart kan reeds een onverbeterlvk gebrek bekomen hebben, het geen de dood naar de uitleiding van het water zal veroorzaken; zodanig gebrek, dat de 1èmïkkllyke wederopzuiging van de waasfem welke de flagaders Sazen belet, kan verborgen zitten; daarom offchoon al het water gelukkiglyk uitgeleid zoude zyn geweest, zoude de ziekte m korten tyd weder herboren worden, men heeft het hartzakje Mm 2 UIC"  276" DE- W AT ER Z U'G T. §.umo.:. uitgezet gevonden door bloed, etter, waterig bloed, lugt (a). het hart geduurig in beweeging zynde, kan met het doorboorend werktuig gekwetst worden, alle deeze moeilykhedens zyn oorzaak geweest, dat deeze werking mooglyk nimmer beproeft is geweest; ten minfte weet ik niet ergens geleezen te hebben dat het hartzakje doorboord is geweest, intusfchen word de algemee-ne Geneeskundige vaste ftelregel, dat men eerder een twyffelag-tig, dan geen middel, wanneer de zekere ondergang boven 't> hoofd hangt, moet beproeven ■, van alle goedgekeurd, edoch men leest dat deeze werking op de volgende wyze kan volbragt worden (ft), men doorfteekt met een holle naald de tusfchenwydte tusfchen de derde en vierde rib in de linker zyde twee.' duim van het borstbeen, zo dat de fpits felmins, na de oorfprong van het zwaardagtig krakebeen gerigt word, en de naald zeer. naby de ribben doorgaat: want dus zal men voorkomen, dat het hart, nochte de long, 'nochte de mam-fiagader gekwetst worde,' Tevens fchynt dit aangemerkt te.moeten worden, dat de Geneesheeren zorg dragen, niet volftrekt te bevestigen, wat foort van vogt voor den dag zal komen, wanneer de borst doorftoken word j vooral zo de waterzugt in de borst voorafgegaan is geweest van ontftoke ziektens. het heeft in de reeds aangehaalde gevallen gebleken, dat fomtyds eerst eenige hoeveelheid waterige wei , daar naar een aanmerklyke hoeveelheid etters is voor den dag gekomen : fomtyds zyn er ook andere ontaarte vogten in de holligheid van de borst verholen, in het lyk van een allerfterkst-, zeer fterk gefpiert en lang man (e), en die door de vleezigheid van het lichaam, en de dikke fpyzen in de. maag gevonden, nog enigermate voor zyn dood gezond fcheen ge weest te zyn, wierd onder andere in de regter holligheid van de (a} Senac, Traité de la Strüdture du Cceur, Tom. II.pag.353. 354. (b) Ibidem, pag. 365 366. (O Co.rael. tie.nr. Veile, DuT, Misc, Aoat. pra. pag. 30, & feq.  $ 2119- D E WATERZUGT; 277 de borst twaalf pond vost van een gryze couleur bevat, en dat dc reuk had van de verfche wortelen van zoethout, in 't eerst niet onaangenaam , maar allengskens zwaarder wordende, en eindelyk walgende, dit vogt was in dikte en in gedaantigheid onderfcheiden van waterig bloed; maar meer wit door de goede etter; en vloeiende: dit vogt gaf geen 't minfte teken van verrotting, offchoops de borst vyf dagen naar de dood is geopent geweest: .wanneer dit vogt op een zagt vuur gezet wierd, gaf het een zuure reuk van zich, cn fcheide zich in twee deelen, waar van het eene zwaarder dan het andere, na de grond ging, gelyk het ftremfel van melk , flym en geelagtig; het ander veel dunner, groenagtig, zwom in het eerfte. het verwisfelde de zuure reuk niet dan naar veele dagen met een verrotte aïcalifche en zeer walglyke : de gylleider was zeer in haar geheel, de flokdarm in deszelfs geheele beloop ongekwetst, nochte er vertoonde zich ergens in de borst eenig groot gebroke zenuwwater vat. maar in de linker holligheid van de borst is een grote menigte roodagtig zenuwwater gevonden geweest. Verfcheide-andere zeer aanmerkenswaardige dingen zyn in dit lyk gevonden geweest; maar welke hier ter plaatfe niet te pas komen; want het is genoeg, dat in beide de holligheden van de borst van de zelfde mensch zo onderfcheide vogten gevonden geweest zyn; en dus moeten de Geneesheeren vöorzigtig zyn, dat zy niet ligtelyk den aart van het vogt, dat in de holligheid van de borst bevat word, bepalen, en dus geene gelegentheid aan kwaadwillige en onweetende, die menigmaal'meerder van den Geneesheer eisfehen, als de kunst vermag, geeven', om met hun te fpotten. want het blykt ligtelyk, dat de onderfcheide aart van 't buiten do vaten geftort vogt ; de Geneeswyze niet verandert, aangezien de aanwyzing gebied, .dat dat göene weggenomen worde , dat de borst bèzWaart, de long drukt , van wat hoedanigheid zulks dan ook eindelyk zoude mogen zyn. Voor 't overige zal naderhand gefproken worden ter plaatze Mms. al"  .$7* D E WATERZUGT. §. 1219. 1220. alwaar over de algemeene geneeswyze der waterzugt zal gehandelt worden, over die middelen welke te werk gefteld moeten worden, naar dat het water uit de borst is geleid, en die tegenftrydig zyn aan de oorzaak van de waterzugt. • §. 1220. T^\e lo«g van gelykenbevonden zynde,dat JLy zy door het vergaderde, uitgeftortte, tusfchen de grote boezems ontfange zenuwwater, nu in vwaterblaasjens, dan in waterzugtige zweeren, vervallen is; is de ziekte zekerlyk moeilyk om te kennen en te geneezen, ten zy andere aanweezende tekenen een toevallige geneeswyze van deeze waterzligt vereisfchen. Daarenboven is het een wonderlyke en vry bedekte ziekte, wanneer de long zelve waterzugtig word. het is bekend, dat dit ingewand uit flagaderlyke en aderlyke vaten, en daarenboven nog uit lugtvaten beftaat, de vergadering van de wateragtige wei in de flagaderlyke en aderlyke vaten, langs welke de fappen geduurig door de kracht van het zeer naby gelege vat bewogen worden, kan niet gefchieden, zelfs niet in de lugtvoerende vaten, aangezien de fappen welke zich aldaar zouden beginnen te vergaderen, zouden door de ontftane hoest terftond uitgejaagt worden, of zo dit niet konde gefchieden, zoude kort daar op de verftikking volgen, maar de ontleedkunde (£) heeft ons geleerd , dat deeze drie foorten van vaten in de long door een genoegzaam aanmerklyk vlies vereenigt worden, welk nimmer.vet bevat: dit celagtige weeffel word gemakkelyk genoeg aangewe. zen, zo het uitwendig vlies van de long zeer ligt gekwetst zynde, de lugt door een pypje vöorzigtig tusfchen de tegen elkander (d) Kaan, perfpirat. diöa Hippocr. pag. 64.  §,1220. DE WATERZUGT. der aan leggende bollen van de long word ingeblazen, want als dan zwelt de geheele long op, de lugt alle de vereenigingen van de vaten en de biaasjens doorlopende; en dus word dit celagtig weeffel opgevult, en zigtbaar gemaakt, maar het vertoont zich veel fraaijer, zo dc bloedvaten gclukkiglykmet wasch opgevult, de op^eblaze long uitgedroogt word: want zo de dunne plaat van de long aldus bereid, door een vergrootglas word bezigtigt, vertonen zïcb de biaasjens van Malpigius, door welkers vliezen ontelbare vatjens lopen, maar buiten dat blykt het duidelyk, dat de tusfchen deeze biaasjens overgelate tusfchenwydtens een celagtig weeffel bevat word, door het geene ook ontelbare vatjens verdeelt worden, ik bezit zodanige bereidingen, welke dit allerduidelyksÉ bewyzen. in dit celagtig vlies, zal eveneens als door geheel het overige lichaam het uit de vaten geftortte zenuwwater kunnen vergadert worden, en een waterzugt der long veroorzaken, zo dra de dunne waasfem, welke de flagaders geduurig uitwaasfemen, niet geheellyk door de opzuigende aders wederom opgezogen word , door welke oorzaak zulks ook gefchiede. maar dft celagtig vlies door de waterzugt gezwollen , kan diktens van onderfcheide grootte, wateragtige verzweeringen, ofwaterblaasjens voortbrengen, de tegen aanleggende vaten drukken, vooral de uiterfte vliezen van de lugtvoerende vaten,-en dus de werking van de long op onderfcheide manieren verftoren.-nochte dit zal wonder fchynen , zo men in aanmerking neemt, dat m dit zelfde celagtig vlies etteragtige zweeren vergadert worden. Maar Hippocrates (f) fchynt deeze ziekte befchreven te hebben: in het voorgaande Hoofddeel is van deeze voorftelling van Hippocrates reeds gefproken geweest: als toen wierd aan-getekent, dat hy geboden heeft, het oor tegen de zyden legeende, te onderzoeken, op. wat plaats het vergaderde water zit: ° en («) De Morbis, Lib, XL Cap. 24, Charter. Tom VII. pag. $1-even. een foldaat was door een zeer moeilyke ademhaling te gelyk met een lang- zaa- (*) Mcdic. effays, Tom. V. Pare 2, pag. 627. 628. . Qi) Academ. des Sciences, 1'an 1732. Mem. pag. 350 & feq. Nn 2  **ï D: E W A TERZUG T; §. r2 2o. zame koorts aangetast-, hy konde nochte op de rug, nochte op: een van beide de zyden leggen zonder grote moeite, daar doorwierd hy gedwongen byna altyd regt op te zitten: de armen en handen, de beenen en voeten, waren met een lymgezwel bezet: die uitmuntende Geneesheer kreeg agterdenken van het water in de borst, maar aangezien by naar een naauwkeurig; onderzoek- geene de minfte vloejing gewaar wierd, nochte de zieke immer iet diergelyks- gewaar geworden was-, nochte de. overige toevallen aanweezende waren, welke gewoon zyn deeze ziekte te vergezellen, veranderde hy van gevoelen, de ellendige heeft een kleine verligting gehad van de te. werk geftelde. middelen; en naar dat hy geduurende twee jaren gekwynt had,, iterft by.; het doode lichaam word geopent.. men- vind in de. holligheid van de borst geene de minfte uitgeftortte wei, maar> in beide de longen was een waterige zweer, welke omtrent zes^ oneen klaar doorfchynende wei bevatte, deeze wyze was in een. byzonder blaasjen ingefloten, welkers-wanden de dikte omtrent, ■van een Geometrifche lyn hadden, en uit verfcheide plaatjens' tegen elkander aanleggende te famengeftelt, in welke nochte. veezels, nochte vaten, nochte klieren , op eenige wyze te voor' fchyn kwamen: zy konden nochtans tot een groter lengte uitgerekt worden, en wierden,, de uitrekking ophoudende., doorhunne eige veerkracht op nieuw te famengetrokken; nochtans, deeze vliezen te fterk met de vingers gewreven, gingen tot een/ ongedane flym over. tevens word zeer wel aangetekent, dat de. buiten de vaten geflortte wei niet in de lugtvaten van de long. heeft gezeten , maar in het celagtig. weeffel, dat.de tusfchenwyd-tens der grote en kleine bollen van dit ingewand vervult,. Uit:deeze waarneming wordde kennis, welke een weinig te voren opgegeven ^ ,. bevestigt:. want de uiterftens van hett lichaam waren, door een koud gezwel gezwollen, er waren geen./ tekenen van het borstwater aanweezende, en er ontftond door weinige oneen Jdaare wei een overgrote moeilykheid der ademhaling. , De  §. I220». D E WATERZUGT. *jf£ De wydberoemde Sebryver fchynt in 't denkbeeld geweest tezvn dat die plaatagtige vliezen van deeze biaasjens geene werktuHvke deelen waren, maar uit het bevatte vogt ontftaan te svn aangezien in dezelve nochte vezelen, nochte vaten gevonden wierden. de vermaardfte Ontleedkundigen zyn reeds Jangen t-vd van gevoelen geweest , dat het celagtig weeffel eigentlyk fljeene vaatagtige zelfftandigheid kan genoemt worden , ten minfis' dat tot nog toe in dit gedeelte vaten zyn aangeweezen: maar door her celagtig bekleedfel lopen ontelbare vaten;, dit zelfdebet leedfel omvangt de vaten door de zelfftandigheid der ingewanden verfpreid, en verzeld overal dezelve, het is bekend,, door die ^ene, die fcherpzinnig in de ontleedkunde waren, dat de allergelukkigfte infpuitingen fomtyds zommige dingen in het maakzel der ingewanden niet opgevult bleven, welke, ten zy Z door de doorweeking of eene andere vaardigheid weggenomen worden, altyd de zuiverheid der ontleedkundige bereidzelen verankeren: ■ dit fchynt voornamentlyk van het celagtig weeffel af te l angen, men kan-over deeze zaak ook de wydberoemde HaU ir (ï\ ter plaatfe alwaar hy over het celagtig bekleedfel handelt nazien ik bezit zodanige ontleedkundige bereidingen T welke , al het celagtig weeffel weggenomen, allervolmaakst door ? vergrootglas het wonderlyk beloop der vaten in ieder ingewand ™tonen fchynt het dierhalve onmooglyk, dat het celagtig weefX\»en blaas gevormt heeft, waar in het zenuwwater vergadert Wfc gezeten:, wy wceten daarenboven, dat de vliezen buiten nruurlyk uitgezet, niet altyd dunner, maar dikwils dikker worden de etteragtige long-zweeren fchynen ook in het zelfde cel: „ viies te zitten, het geene overal door 't geheele lichaam, heen de zitplaats der ontfteking, en der daar op volgende verzweerim' is: maar die long-zweeren heefc men zo dikwils bevonden dikke, ja zelfs vry vaste wanden te hebben, (t) Prima Gnes Phifiol. pag. ij &Teq, . Nn 3  t& D E WATERZUGT. j. j220. Voor 't overige getuigt Air«re (£), dat hy in de lyken een flymgezwel in de long heefc gevonden; ook heeft hy eens in het holle gedeelte van de regter bol van de long twee blazen met lugt vervult gevonden, van welke de eene de grootte van een duim had, de andere de grootte van een hoender ei. Störk (*_) heefc de geheele long opgeblazen gezien, maar de waterzugt van de Jong kan driederlei uitgang hebben: want ofte de buiten de vaten uitgeftortte wederopgezoge wei kan door de gemeene ontfang-biuzen uitgaan, en aldus word de long verlost, gelyk van te voren is gezegd geweest; ofte zodanige waterzweer breekt door na de holligheid van de borst, en veroorzaakt het borstwater; ofte eindelyk ftort zy het bevatte zenuwwater in de lugtvaten van de long uit, en word door de hoesc ontlast; wanneer ' het gevaar even groot is als in de etceragtige zweer, dat de Iugtpypjens op eenmaal alle te gelyk overftroomt worden, en de zieke ftikke. Zo anderzints deeze uitgeftortte wei zodanig door de hoest kan ontlast worden , en nog geene hoge trap van fcherpte heefc verkregen, is er groter hoop op de geneezing als in de etterteer, waar van nochtans veele zyn geneezen geweest, gelvk te voren gezegd geweest is. _ Twee geneeskundige waarnemingen (f) bevestigen dit. een man van adel, reeds boven de zestig jaren, had door een voor vier jaren verzuimde zinking een moeilyke ademhaling sekrc gen , daar fomtyds een allermoeilykfte hoest tusfchen beide kwam, de fpraak was moeilyk, en de voeten waren fomtyds geduurende eenige dagen gezwollen, het is gebeurt, dat wanneer hy de regter arm ophief, dat hy een gevoel heefc gehad, als of er iets m de borst brak, en terftond heeft hy door de hoest een - (JO Obferv. Anatom. pag. 109. & feq. (*j Ann. Medic. pag. 115. &?éqïarSi0Di JFozzetti prima rae*Ita ^ offer™z, Mediche, pag; 83.  $. 1220.. raai. DE WATERZUGT. |Sj£ een onfmakelyke ftoffe zonder reuk uitgefpogen, gelyk aan het wit van een ei, zo dat hy binnen drie kwartier uurs vier ponden heeft uitgeworpen, en naar dat hy in 't bedde leggende een weinig had gerust, heeft hy verligting gevo.nden , en ds pols wierd goed bevonden, wanneer men een gelukkig gevolg verhoopte, is naar tien uuren zodanige ontlasting wederom geko. men, zo dat hy in twintig minuten drie ponden diergelyke ftoffe uitfpoog. maar hy wierd daar door niet verligt, de benaauwtheid nam toe, de krachten ontbraken,en hy is een weinig naderhand verflikt geftorven. het is waarfchynlyk, dat er twee zodanige zweeren geweest zyn. het is by een fterk jongeling van gelukkber gevolg geweest, die naar een doorgeftaan zydewee overeen ligte benaauwtheid klaagde, en gevoel van zwaarte op de aangedane plaats : naar veertig dagen heeft hy onverwagc gevoelt, als of er iets in de borst brak , terftond volgde er een grote benaauwtheid, en zeer hevige hoest, en hy heeft in de tyd van een uur vier ponden diergelyke ftoffe, als de eerfte , uitgeworpen, en is volkomen herfteld. Zo er agterdenken van zodanige ziekte zoude zyn, zoude men het zelfde moeten beproeven , dat §. 857- « aangeprezen geweest om de doorbreeking van de etter-zweer te bevorderen,, in 't laatfte geval zekerlyk, zoude iemand eerder een verzweering verwagt hebben, intusfchen nochtans, het zy dat er etter of water in de long vergadert zit, zal de uitleiding altyd be* proeft moeten worden. §. 1221. Ta zelfs de long-pyp, door welke kracht ook J het flilitaande zenuwwater vergaderende» met het vöorfie, zigtbare gedeelte, een foort van gorgelgezwel vertoont; welk gemakkelyk te kennen , mee de doorfteking, verdryvende y afwendende middelen  DE W A T E R Z U G T. §. 122X. aangetast kauworden; zo dezelve waargenomen word, gelyk de Schryvers fchryven. Menigmaal vertonen zich in "het voorfte en zigtbare gedeelte van de long pyp diktens, en dikwils van een overmatige grootte, welke gelooft wordende te ontftaan door de overmatige poging, door het hevig fchreeuwen, of ook onder den arbeid in 't baren, daarom hebben zy dezelve onder de breuken of verbreekingen gerekent, en hebben dezelve keelfcheur genoemt. maar aangezien de fchild-gelyke klier , welke in een mensch vier duim lang is'(ra), met haar voorfte gedeelte tegen de krakebenige doorfneeden van de long-pyp gevolgd word, en aldaar naauwer is, wyder, alwaar zyde zydelingfche deelen van het fchildwyze krakebeen bedekt , daarom word zy meestentyds voor de zitplaats van deeze dikte gehouden, de zeer vermaarde U Louette heeft zich veel werk gegeven om het maakfel en gebruik van deeze klier in het menfchelyk en dierlyk lichaam, na te fpeuren: hy heefc gezien, dat het inwendig maakfel uit ontelbare ronde doorfchynende lichaamtjes beftond , welk doorgefneden zynde, een geel, zeer lymagtig vogt uitgaven, nochtans fchielyk verdwynende. hy blaasde de lugt met een pypje in door een klein wondje mee de punét van hec lancet gemaakt, en de fchildwyze klier zwol zeer op; en hy heefc gezien , dat die ronde lichamen opgeheven wierden en zwollen, maar wanneer hy de lugt door de flagaders of aders inblies , zwollen deeze lichaamtjes niet. het is een baarende vrouw gebeurt, dat wanneer zy naar de allerhevigfte parsfingen der baaring, de ingeademde lugt in de geflote long-pyp wederhield, het linker gedeelte van de fchildwyze klier bovenmate gezwollen .is; de dikte in het lyk onderzogt, bevatte niet dan lugt, te gelyk Cm) Mem, de Mathem. & Phyf. prefentés a rAéadera. Tom. L » 160.  f. 1221. -DE WATERZUGT. 289 ]yk met eenige weinige druppels geheel dun vogt (tï). waarom het zeer bewysbaar fchynt, dat de lugt 'in de long pyp wederhouden, door fterke parsfingen een weg heeft gevonden , langs waar zy in de zelfftandigheid van deeze klier overging, aangezien dierhalve zeer grote flagaders na deeze klier gaan, dc aders uit dezelve wederom keeren, en uit ontelbare ronde, holle ? vogt in zich bevattende lichaamtjes beftaat, fchynt hier alle toeftel aanweezende te zyn tot de afzondering van het vogt; het geene in de biaasjens vergadert belet wordende uit dezelve te gaan , dezelve allengskens meer en meer zal kunnen uitzetten, en aanmerklyke diktens voortbrengen. Intusfchen nochtans blykt uit beide de gevallen, §. 792. aangehaalt, dat in de eenige fchildwyze klier geene wateragtige gezwellen omtrent deeze plaatfen ontftaan Zodanig wateragtig gezwel is zekerlyk niet moeilyk om te kennen, en wanneer het nog niet tot een zeer groot lichaam aangegroeit is, is er hoop, dat het door hetzelve te verfpreiden geneezen kan worden, zo men herhaalde wryvingen te werk ftelt, met dunne Gecampherde Geest van wyn geftooft worden , en fomtyds een waterdryvend zuiverend middel word toegedient. het afkookfel van wilden Wyngaardwortel met wyn en Salarmoniak, of wel deeze wortel alleen tot poeder geftoten, heefc dikwils voordeel aangebragt. Zo deeze gezwellen groot zyn , nochte na deeze geneesmiddelen luifteren, worden zy veilig geopent, en meesCal komt er een doorfchynend en lymagtig vogt uit, byna gelyk het wit van een ey. om de wederkeering te beletten, zullen de wanden van de ledige zak door fterker veretterende, of zagte bytende middelen zodanig geprikkelt kunnen worden, dat zy naar de verandering aan elkander groeijen, waar over naderhand, ter plaatfe alwaar l (n) Mem. de Mathem. & Phyfic. prefentês a 1'Academie, Tom, I. pag 169. Vierde Deel. Oo  29ö DE WATERZÜGT. §. I22T, 1221. waar over de geneezing van de waterbreuk zal gehandelt worden , gefproken zal worden. 1222. T"\oor diergelyke ziekte kan het blaasje [_Jp van ieder klier bezet, op diergelyke wyze geneezen worden. Misfchien is er naauwlyks een plaats in 't lichaam, alwaar dWelvke gezwellen niet kunnen geboren worden , wanneer hét blaasjen der klier door dc vergaderde waterige wey word ongefpannen, ofte een of meer cellen van het vetvhes. er is geen holligheid in 't lichaam; het zy groot of klein, dat geen vogt uitwaasfemt, en het uitwaasfemde wederom opzuigt, ge. ]yk% 1216. gezegd is geweest, zo dierhalve de wederopzuiging', het zy door welke oorzaak ook, langs de aders belet word de uitwaasfeming nochtans'voortduwende , zal zodanige wateragtige dikte kunnen geboren worden, ik heb zodanige dkte onder de tong, gelyk ik §. 796. vermaant heb, gelukkig]vk geneezen gezien, wanneer zy doorgeftoken wierd. ik heb waargenomen dat zodanige waterblaasjens op de randen van de oogleden, in het hoornagtig vlies fomtyds zyn ontftaan. in de wdgting van de knie vergadert zich vry dikwils zodanig lymagtig zenuwwater, het geene, nochtans in 't begin der ziekte meestentyd gelukkiglyk door bekwame middelen verdreven; la Motte (0) heeft zodanige dikte op een nagt geboren zien woraen, welke weinig zeer deed, en waar in hy duidelyk een golving gewaar wierd, gelukkiglyk nochtans, volgde binnen weinig dagen door fpeceryen en wyn er op te leggen , de geneezing. maar de geneezing van diergelyke op onderfcheide plaatfen van het lichaam word gemakkelyk afgeleid uit het geene, dat reeds gezegd is, als ook uit dat geene, dat naderhand van de geneezing der waterzugt zal gezegd worden. (0) Traité Complet de Chirurgie. Tom. II, pag. 209.  g. 1223. DE WATERZUGT. 291 s 1223. f~\ok bezet van gelyken een aanmerklyk \J foort van waterzugt dikwils de eijernesten der vrouwen, welke ziekte meestentyds. de onvrugtbare en op hunne jaren zynde vrouwen aantast, zy word niet gemakkelyk gekend, en naauwlyks zonder de ontleeding van het lyk; édoch zy word nooit geneezen, maar gaat dikwils over in een buikwater. De eijernesten aan beide dc zyden van dc bodem der baartroeder liegen, en met de baarmoeder door een korte en ronde band vertenigt, zetten tusfchen de verdubbeling van de breede band der baarmoeder, en zwellen vry dikwils door de water2u°t zodanige zeer talryke gevallen worden overal by de fchryvers en verzamelaars der geneeskundige waarnemingen gevonden in den bloei der jaren worden de eijernesten gezwollen en VleêzW gevonden^ en er, fteeken boven derzelver oppervlakte Verfcheide doorfchynende biaasjens uit, welke men gewoon is eiieren te noemen.-by onvrugtbare en oude vrouwen, worden zv dikwils zo-klein, dat er naauwlyks ■een;voetftapvvaft-dezelye overblyft- mooglyk-is er geen deel van ons hchaam, dat zo dikwils tot zo bovenmate grote gezwellen, popgezwellen, fpekgezwellen, watergezwellen, enz. uitgroeit, en waarin zo wonderbare zamengroeizels gevonden zyn geweest, de ontleedkundi"e hebben in dezelve fteentjens, harren , tanden, hoofdhairen beenderen, gevonden , en dikwils waterzugtige gezwellen, bf overgrote watcrblaazcn, in hunne eigene vliezen befloten, fomtyds tot een onmatige grootte toegenomen. Maar alhoeweh-de onvrugtbare en bejaarde vrouwen dikwils ■door deeze ziekte worden aangetast, nochtans is het zeker, dat zv ook vruetbare vrouwen, en in den bloem van hunne jaren aangetast heeft, in-het lyk vaneen kraamvrouw, zeven en twinü Oó 2  19* DE WATERZUGT. §. 1225 tig jaren oud, de derde dag naar de baaring geftorven, heeft de zeer vermaarde Douglas (ƒ>) het linker eijernest in een overmatige grote waterblaas verandert gevonden , welke de geheele holligheid van de buik vervulde, alle de bevatte ingewanden drukte, en meer dan zeventig ponden lymagtig, rosagtig vogt ■van de dikte omtrent van fyroop, bevatte, in de zak zelve heeft hy verfcheide blaasjes gevonden, van onderfcheide grootte, en van elkander onderfcheiden , een doorfchynend en lymagtig vogt inhoudende, gelyk aan het merg van het zaad van kweepeeren, en door de warmte ftollende gelyk het wit van een ey. In de tyd van drie jaren was dit zo groot gezwel aangegroeit, en had deszelfs oorfprong uit een hevige flag in het linker gedeelte van de buik, niet lang naar het eerfte kraambedde, getrokken: zy had door deeze flag een zwaare pyn gevoeld;welke nochtans binnen drie dagen verdween, naar twee maanden tyds heeft zy ligte pynen in de linker onderbuik gevoeld, welke begon te zwellen: de pynen naamen meer en meer toe, tot dat zy op nieuw heeft ontfangen , nochte zy gevoelde eenige ongewone lastigheid geduurende de geheele tyd der zwangerheid; de buik ■was alleenlyk dikker dan na gewoonte; de buik flonk naauwlyks iet naar de baaring: naar verloop van een jaar heeft zy op nieuw ontfangen, en omtrent het midden der dragt zyn de beenen fchielyk beginnen te zwellen, welke gewreeven wordende, kwam er een vry aanmerklyke hoeveelheid waters uit, gelyk ook uit de huid van de buik, vooral zo er eenige puistjens op de huid met de nagels verfcheurt wierden. als toen is er een moeilyke ademhaling by gekomen, en een hartklopping, nochte zy konde uit vrees van te verflikken niet flapen dan met het lichaam regt opzittende, nochtans heefc zy een levendig kind ter wae- Cp) Phjlofoph. TranfaO. No. 308. pag. 2317. & Philofoph. Tran? abridg, d. Tom. V. pag. 290.  §. i223. DE WATERZUGT, 295 waereld gebragt; maar naar de baaring volgde een overgrote zwakte, en moeilykheid der ademhaling, zy is de derde dag van haar kraambedde 'geftorven. maar dewyl beide de bolligheden van de borst eene grote hoeveelheid roodagtig water inhielden, en het hartzakje een vry overvloedige menigte groen vogt bevatte, heeft Dougïas gelooft; dat dit de voornaamfte oorzaak van de dood was, dewyl zy anderzints nog verfcheide jaren zoude hebben kunnen leven, dewyl alle de overige buik - ingewanden natuurlyk geflelt waren, men leest (q) dat deeze ziekte geduurende acht en vyftig jaren is geleeden geweest van een maagd, die op haar dertigfte jaar deeze kwaal kreeg, en tot haar acht en tagtigfte jaar geleeft heeft : men heefc in het lyk bevonden , dat een dikte de geheele buik , uitgezondert het bekken, bezette. Zoude het vogt, dat in een waterzugtig eijernest gevonden word, dikwerviger rosagtig van couleur gevonden worden, dan wel wanneer het water in de buik zit? verfcheide waarnemingen zekerlyk fchynen dit te leeren. in het reeds aangehaalde geval is een lym-rosagtig vogt gevonden geweest: in een ander diergelyk geval zyn ten minfte twee en veertig pinten vogt zonder reuk, uitgeleid, het geene in dikte en.couleur na het aftrekfel van koffy geleek (r). wanneer de uitmuntende Antonius Benevoli (0 in twee lyken aan het water geftorven, aan zyne leerlingen de buikfleking wilde wyzen, heeft hy uit het eene lyk een zeer grote menigte redelyk helder water uitgeleid, uit het ander lyk is een donker couleurig vogt gevloeit; waar over zich verwonderende, heeft hy de buik terftond ontleed,. en hy geloofde op het eerfte gezigt, dat al wat in dezelve begrepen was tot de verrotting was overgegaan: hy heefc de geheele buik van binnen met fchoon water doen afwasfchen, en toen heeft hy (q) Mem. de 1'Academ. de Chirurg. Tom. H, pag. 458, {/) Acad. des Sciences, 1'An. 1739. Hift. pag.22, (*) Diffeitationi, &c. pag. 113. & 114, Oo 3  m DE WAT ER Z U G T. §. 1223. hy itfi st water een zeer groot hol vlies, zwart van couleur zien dryven, waar onder de darmen en de overige buik-ingewanden gezond en van een zeer goede couleur, bedekt wierden; naar een naarftig onderzoek heefc het gebleken, dac die grote zak zich in het linker eijerncst wortelde: daarenboven wierden op de inwendige oppervlakte van deeze zak eenige diktens gevonden, die de grootte van een ey hadden , fOrhmige waren zelfs groter, de wydberoemde Mead (f) bevestigt van gelyken door zyne waarnemingen, dat er dikwits een'fcof gelyk aan droesfem bevat wierd, dac zy fomtyds ook een gelyagtige dikte had; het geene ik van gelyken gezien heb. Wanneer nu diergelyke waterzugtige diktens tot een groot lichaam aangegrocit zyn, zo dat zy de holligheid van de buik vervullen, als dan kunnen zy zo ligtelyk niet van het buikwater onderfcheiden. worden, maar de beginnende waterzugt van het eijernest fchynt door dc plaats welke zy bezet, inde eene of andere van de onderbuik, en door de omfchreve bepaling van het gezwel, gemakkelyk'er: te kunnen gekend worden:-dikwils is er ook een doffe pyn aanweezende, te gelyk met een gevoel van zwaarwigtigheid op de aangedane plaats (V), wanneer deziekte begint.'de zieken verdragen deeze kwaal langen tyd zon. der grote fchade aan de gezontheid te lyden ; zy ontvangen, baaren, en de overige werkingen der buik-ingewanden blyven vry wel in hun geheel, dewyl zy in Jiet water niet geweekt worden gelyk in het buikwater, maar alleenlyk lastig gevallen worden door de uitzetting van de tegen dezelve aanleggende zak. de pis vloeit redelyk vry, en in gewone hoeveelheid , het geene ter naauwernoot in de geene die het water in de buik hebben, word waargenomen, een vermaard Geneesheer (v) heeft by deeze tekenen'gevoegd, zo het been van dezelfde zyde zweet 5 (0 Acad.,de. Chjrurg. Tom. II."pag. >j3. (m) Ibidem, pag. 457. (y) Targioni Tozzetti obfervat. Mediene pag. 5-7.75*.-<~  §,i223': D E W-A 'T-E R Z U G T. ijiy zwéér., en er dikwils water uit de'zweetgaten van dé huid komt; ja hy heeft dit teken byna voor .een eigen kenmerk gehouden, de zeer vermaarde -Douglas heeft zekerlyk het zelfde in het geval dat ik een weinig te voren aangehaald heb, waargenomen. Er zoude intusfchen nog-twyffeling kunnen ove-Jb!yven over de ware zitplaats van de waterzugt, aangezien oök in de eijerkiders dezelfde kwaal waargenomen is geweest, welke een deerniswaarde maaglid - geduurende achtien jaren heeft geleden, m welkers doode lichaam, offchoon de buik bovenmate uitgezet was, nochtans geen 't minfte water in de holligheid van de buik is gevonden geweest, maar er wierden honderd en twaalf ponden klaar Water van een z-outagtige fmaak in de trompet der fegter zyde bevat f» het eijernest was alleenlyk van een middelmatige grootte, en voor de helft bedurven. niemand zal zekertyk'h'gt onderfcheiden ,» of dusdanige beginnende dikte in het eijernest of in de eijerleider, zich gevestïgt heeft : nochtans zal het onderfcheid in de geneeswyze niet groot zyn, het zy de waterzugt op deeze of geene plaats zit. maar aangezien de vhezen"van°dusdanige waterzugtige zak dikwils dik gevonden zyn geweest, zal men de golving in zodanig geval moeilyker gewaar worden , dan wel zo het water in de holligheid van de buik Het blykt van zelfs dat een waterzugtig eijernest, de vliezen het water bedwingende gebroken zynde, het bevatte water m de holligheid van de buik kan uitftorten, en dus de waterzugt in de buik voortbrengen: dit fchynt nochtans zelden te gefchieden, dewyl 'er zo veele waarnemingen van bovenmate grote wateragtige diktens in de eijernesten, die in de lyken geheel zyn bevonden geweest , gelcczcn worden, de geneezing zoude cp diergelyke wvze kunnen beproeft worden , als naderhand in de filgémeene geneeswyze van de waterzugt zal gezegd worden ; maar men voorziet met regt dat dezelve moeilyk is; dewyl het kwaad (w) Bonet. Sepulcret. Anatom. Tom. II. pag. 491.  a96 DE WATERZUGT. § 2123^ kwaad in 't begin der ziekte dikwils lang verborgen zit, eer het wel onderfcheiden kan worden, en het naauwlyks met zekerheid gekend word, dan naar dat het reeds tot een aanmerkelyke dikte aangegroeit is. zo het nu waar is, het geene de wydberoemde Ruysch (xj bevestigt , dat die waterzugtige diktens der eijernesten , meestal, zo niet altyd, uitgefpanne eijeren zyn, dan gaan deeze onmatig haare natuurlyke grootte te boven, eer dat de ziekte gekend word. maar aangezien de voornaam fte hoop om de waterzugt te geneezen daar in beftaat, dat het vergaderde zenuwwater door de aders wederom opgezogen uit het lichaam gejaagt worde, door het watermaken, de afgang, of de vaten van de huid, blykt het gemakkelyk, dat men deeze wederopzuiging naauwlyks heeft te verhopen, wanneer de vliezen het water tegenhoudende, reeds zo zeer uitgezet zyn, en dus de aders door deeze vliezen lopende ook door het uitfpannende water ten eenemaal toegedrukt; hier door gaan zodanige diktens voort met uit te groeijen , tot dat zy tot een naauwlyks geloofbare grootte fomtyds uitgezet worden, hier by komt, dat deeze kwalen fomtyds van een knoestgezwel vergezeld gaan, dat de moeilykheid der geneezing vermeerdert (y). men heefc beide de eijernesten tot een knoestgezwel geworden gevonden, zo dat het-eene vyftien, het ander twaalf ponden woog: de inwendige zelfstandigheid van deeze diktens fcheen klieragtig te zyn , en bevatte verfcheide waterblaazen van onderfcheide grootte, fomtyds bevatten zodanige diktens een geleiagtige ftof (z), en kan door de holle naald niet uitgeleid worden; waarom het nootzaaklyk geweest \s de wond wyder te maaken, om zodanige dikke fap uit te kunnen leiden, maar naar dat de lugt een vrye toegang heeft gekregen, volgd de verrotting in korten tyd, en er valt een gedeelte van het bevatce vogt in de buik neder, bederfc, en veroor. (x) Obfervat. Anatom. Chirurg, obferv. 17. pag, 17. (3/) Academ. de Chirurg. Tom. II. pag. 456. (z) Academ. de Chirurgie, Tom. II. pag. 4J2.  $. i223. D E W A T E R Z U G T. '297 oorzaakt de dood. offchoon verfcheidemaalen zeven en zestig ponden geieiagtig vogt uitgeleid waren geweest, nochtans is nog de zelfde hoeveelheid in de holligheid van de buik naar de dood gevonden geweest. Moet dierhalve de waterzugt van het eijernest volftrekt voor ongeneeslyk gehouden worden ? men leest ten minfte een geval (ö), waarin alle de toevallen fchynen te leeren, dat het linker eijernest aangedaan is geweest, en geduurende dertien jaren onmatig gezwollen, aangezien de dikte tot een punól uitftak , heeft de uitmuntende Geneesheer Houfton gehoor verleent, en heeft met het lancet een wond gemaakt in de gezwolle punót, ter lengte van een duim; maar dewyl er niets uit kwam, heeft hy de wond wyder gemaakt; er is een klevende geleiagtige zelfstandigheid voor den dag gekomen, en naderhand een overgrote menigte diergelyke ftof als in een fpekgezwel en papgezwel gewoonlyk bevat word, tevens met talryke waterblaazen van onderfcheide grootte , waar van zommige groter waren als een oranje appel, alles ontlast zynde, heeft hy de wond aaneen genaait, en door een hehoorlyke geneeswyze in 't werk te ftellen, is deeze vrouw naar weinige weeken volkomen herftelt geweest. Maar aangezien dusdanige diktens fomtyds maar met een dunne tak aan het eijernest vast zyn, en dezelve bevonden zyn aan geen ander hoe genaamt ingewand vast te zyn gegroeit, hebben vermaarde Heelmeesters hunne gedagten laten gaan over de uitroeijing van het gebrekkige eijernest. het is zeker , dat uit veele dieren de eijernesten uitgefneden worden, zonder dat dezelve daar van fterven; en men leest dat dit ook in 't menfehelyk geflagt beproeft is geweest; en dat dit fomtyds by geval is gefchied (J). wanneer de ziekte nog niet zeer gevordert is, dewyl er als dan minder vrees is dat het zelve aan de nabuurige dee$ (a) Philofoph. Tranfaft. Num. 381. Sett. 3. (¥) Academ. de Chirurg. Tom. II. pag. 460. Vierde Deel. Pp  29S DE WATERZUGT. §. 1223. 1224. deelen vast zit, fchynt het niet on mooglyk, dat dit met hoop op een goede uitflag kan beproeft worden. Intusfchen is het zeker, dat door de doorfteking het water even veilig uit het gezwolle eijernest als uit de holligheid van de buik kan geleid worden, dus zoude ten minfte het leven verfcheide jaren gerekt kunnen worden, en de lastigheid van deziekte weggenomen, offchoon de volkome geneezing daar niet op volgde, de wydberoemde Mor and (c) getuigt, dat hy aldus eenige maaien de doorfteking te werk geftelt heeft by een adelyke vrouw, welke daar door zo weinig ongemak leed, dat zy dikwils de dag naar de Verrigting landwaards ging, offchoon er meestentyds achtien pinten water uitgeleid wierden. nochte zy is aan de waterzugt, maar wel aan een andere ziekte geftorven. §. 1224. Ta in de holligheid van de lyfmoederzelve, J deszelfs inwendige mond naauwkeurig gefloten zynde, vergadert zich dikwils zo grote hoeveelheid van water, dat de gantfche buik waterzugtig fchynt; een ziekte insgelyks moeilyk om te kennen door de bedrieglyke tekenen van zwangerheid; geneeslyk door de verwyding van de mond der baarmoeder door Hovingen, dampingen, lyfmoeder middelen te werk te Hellen. Aangezien de lyfmoeder hol is , waasfemt zy door de uiterfte flagaderlyke monden een dun zenuwwater, het geene door de mond van de baarmoeder zal kunnen uitgaan , of zo deeze zich fluitende geene gemakkelyke uitgang verleent, zal het door de aders wederom opgezogen worden , welke hier overvloedig en open genoeg zyn. wanneer de uitmuntende ontleedkundige Tabarrini (d) de lugt in de eene van de takken van • . da (e~) Ibidem, pag. 458. OQ Obfervat.. Anatom, Nam, 38. pag. 77.  §, 1224. ÖE WATERZUGT. 1^ de flagader of van de ader van de onderbuik inblies, elk der anlert van beide de zyden toegebonden, heeft hy de gemeenfchap of imnon. ding gezien, welke de flagaders onder elkander hebben , desgclyks ook de aders van de andere zyde der lyfmoeder met andere diergelyke van het tegenover gefielde gedeelte, en met de zaadvaten zelve, dit niet alleen, maar hy heefc de lyfmoeder zelve en de holligheid der fcheede aldus zien opzwellen, en daarentegen heefc hy door de lugt, in de mond der fcheede in te blaazen , waargenomen, dat de aders welke tot de baarmoeder, de fcheede, en de eijernesten gefchikt waren, door de lugt gezwollen , opgeheven wierden. dus is er eene zeer vrye toegang van het uitwaasfemende vogt in de aders, en dus ook een gemakkelyke wederopzuiging. daarenboven zo er wateragtige wei in de holligheid der baarmoeder vergadert word, zal zy ligtelyk door de mond van dezelve kun. nen&uitgaan , ten zy dat zy gefloten is, of de fcheede buiten natuurlyk te zamengegroeit, het geene zeldzaam gefchiedcnde, . blykt de reede, waarom de waterzugt der lyfmoeder zo dikwils niet word waargenomen. Maar aangezien de mond der lyfmoeder ten tyde der zwangerheid genoten is, zoude het in de holligheid der baarmoeder vergadert wordend zenuwwatcr de uitgang geweigerd worden, het is wel waar, dat wanneer de vrugt reeds aanmerklyk in grootte toegenomen is, hec ader vlies overal aan de holle oppervlakte van°de lyfmoeder met het celagtig weeffel vast zit, en de geheele holligheid der baarmoeder vervult word. maar in de eerite tyd der zwangerheid is de vrugt met de vliezen, en het vogt m deeze befloten, veel kleinder dan de holligheid der lyfmoeder, en op dien tyd zoude het zenuw water zich kunnen vergaderen, daarenboven, naar dat de uitwendige oppervlakte van het adervlies overal aan de holligheid van de baarmoeder raakt, en aan dezelve blyft hangen, zal het hegtende gedeelte van het celagtig weeffel op zekere plaats kunnen breeken, of ook door een andere oorzaak afgefcheiden worden, en het buiten de vaten geftortte vogt zich tusfchen. de holle oppervlakte van de baarmoeder en de monde van het adervlies vergaderen, Pp 2 Men  3oo D E W A TER Z U G $. 1224* Men ziet ondertusfchen, ligtelyk, dat,, zal de waterzugt in de baarmoeder geboren worden, er vereischt word , dat de mond van de baarmoeder gefloten zy, of de fcheede te fimen, gegroeit: daar door kan de waterzugt van de lyfmoeder m zwangere vrouwen waargenomen worden., of in die geene, die niet zwinjjcr zvn Hildanus (e\ heeft in zyn eige vrouw wanneer zy zwanger was dusdanige waterzugt der baarmoeder waargenoemen: zy was ter. fiond van 't begin der zwangerheid buitengewoon zwak geweert » de buik groeide naderhand tot een zo.monfteragtige grootte uit, dat zy fcheen verfcheide kinderen ter waereld te zullen brengen , de beenen en voeten zwollen zes weeken voor de bevalling ge, lyk of zy het water hadde.. zy heeft, veele en zwaare moeilykheden langen tyd verdragen, eindelyk, de pynen der baaring ge, duurende twee dagen doorgeftaan hebbende,, weke nochtans zagt waren, de pyn fchielyk toenemende, gaat de mond der hafrmoedeVopenf en er vloeien achtien gewone ponden zeer klaar water uit, zonder met eenig bloed vermengt e zyn. nut dat zy een half uur gerust had , en door eenhartfterkend middel ^ver^ikUhetlater, dat gewoon is de vrugt te verzeIer1 , eerst uitgevloeit, maar tot de hoeveelheid van negen^ponden, en zv helft een zoontje gebaart dat zeer gezond en fteikedan de overige welke zy te voren gebaart had was; aan re d moeder de borst heeft gegeven, m J^^^flVio maar de kraamvrouw zelfs is in de tyd van een- maand volken 1 men herfteld geweest; naderhand, is zy nog zwanger geweest, MÏÏa'gad.»id. de geheele tyd der wel bevonden, het fchynt zeer bewyshaar , dat de. eerite achtien ponden water buiten de vliezen de vrugt influ.tende buiSaWlyk vergadert zyn geweest , dewyl hel: water de> vrugt omringende, naauwlyks immer n^^^wdj/^ den.. & een. vrouw die voor een maand drie ponden en meer ($) Oper. omn. obfervat. Cctur. 2. pag, i*8. 12&  DE WATERZUGT., 3or water langs de baarmoeder had uitgeloosd, heeft Maurictau Cfy de vliezen, de vrugt omvangende, geheel gevonden, en 'heeft dezelve moeten doorbreeken , om haar van de doode vrugt te verlosfen. , , , , .„, t Intusfchen is het nochtans zeer waarfchynlyk.dat het vogt na^ tuurlvker wyze in de holligheid van het adervhes bevat, fomtyds tot een ) , heefc de moeilykheid erkend om deeze ziekte te kennen, aangezien de vrouwen zelfs fomtyds niet weeten dat zy ziek zyn, en fchoon zy een beginnende dikte in do onderbuik gewaar worden , zy zich geloven zwanger te zyn, of zo er in 'c minst geen agterdenken van deeze kwaal is, zy de beginnende kwaal verbergen, ook waarfchouwt Hippocrates, dat zelfs de Geneesheeren dolen, wanneer zy de oorzaak der ziekte niet naauwkeurig genoeg onderzoeken. Naderhand, alwaar over de ziektens der zwangere vrouwen zal gehandelt worden, zal hec blyken, dat de tekenen der zwangerheid niet volkomen zeker zyn, en dat ook de allerërvarendlle Geneesheeren hierin fomtyds zyn bedrogen geweest, edoch Hippocrates heefc deeze teekenen van de waterzugt der lyfmoeder (j): de buik zal groot zyn, en er zal een gewigt als van zwangerheid in zyn, en het zal in haar buik fchynen als of het kind zich beweegt, de lyfmoeder namentlyk met water vervult zynde, en het water bewogen wordende, want het water word nu en dan als in hunne lyfmoeder beroert, en het gedeelte onder ie navel doet op het aanraken zeer, deJleutelbeenderen, de borst, het aangezigt en de oogen worden dunner, en de tepels worden opgeheven, de latere Schryvers hebben hier eenige weinige andere tekenen bygevoegd (z), en hebben aangetekent, dat deeze ziekte dikwyler onvrugtbare vrouwen over komt, dan de geene die gebaart hebben , en dat de mond van de lyfmoeder byna altyd kleinder en ranker fchynt. Hippocrates had gezegd, dat de tepels opgeheven worden; maar zy hebben vastgefteld, dat de borften flap en week zyn, en door de melk niet gezwollen zyn, gelyk gewoonlyk in zwangere vrouwen gefchied. alles intusfchen wel overwogen zynde, blykt het genoegzaam, dat er grote voorzigtigheid nodig is, om iets zekers te kunnen bepalen, want de door het allengskens vergaderde water gezwolle lyfmoeder, zal opklimmen gelyk in zwangere vrouwen, nochte het fchynt niet gemak- ke. (r De Muiier Morb. Lib. I. Cap. 61. Charter Tom. VII. pag. 763. (s) Ibid. (t) Mauriceau Traité des Maladies des Femmes groffes Tom. I. pag. 177- Vierde Deel. Qq  i 3oö DE WATERZUGT. & nz£ fccjyk te kunnen worden begrepen dat het water in de lyfmoeder beroert word, dewyl zy altyd vol is, en om dat de lyfmoeder vol is, daarom word dezelve door de vermeerderde hoeveelheid fan het water uitgezet, de vrouwen door de waterzugt der Jyfmoeder aangetast, geloven fomtyds zeer zeker, dat zy de beweeging van de vrugt in de baarmoeder gevoelen, het geene " ligtelyk zal kunnen gefchieden door de winden welke door de darmen dwalen, wanneer zy onderfcheide plaatfen van de buik agtervolgens uitzetten, een onvrugtbare vrouw (11) geloofde allerzekerst, zo wel als de vroedvrouw en verfcheide andere, dat zy zwanger was: de tiende maand ten einde zynde, is er uit de lyfmoeder een menigte waters te gelyk met winden uitgebar. ften, en de dikte van de buik is dun geworden, want in de holligheid van de lyfmoeder word niet alleen water vergadert, maar ook winden, welke, zo de lyfmoeder hartnekkiglyk genoten is, het ^rommelwater vertoont. Hippocrates heeft het een ontfte'kiny der lyfmoeder genoemt (r), en elders (V) vermaant hy, dat', wanneer de lyfmoeder door de luik winden toebrengende, met lugt uitgezet word en opzwelt, de vrouwen geloven dat zy ontfangen hebben, dat de lugt vryelyk in de holligheid van de lyfraoeder kan komen, is bekend, vooral wanneer de mond van de lyfmoeder naar de baaring blyft gapen: zo nu de mond van de lyfmoeder door eenige hoegenaamde oorzaak de mond van de baarmoeder verftopt word, zal de wederhoude lugt, door de warmte van het lichaam uitgefpannen, de lyfmoeder kunnen uitzetten: maar ook word de veerkrachtige lugt uit het buiten de vaten geftortte verrottende bloed afgefcheiden, welke de opblazing der lyfmoeder zal kunnen voortbrengen, dit heeft Jetius (jc) fraai aangetekend, zeggende: de vrouwlykheidfomtyds naar de baaring verkond zynde, is gewoon met lugt vervult te worden, het zy deszelfs mond gefloten worde, het zy dezelve door geronne bloed worde verftopt. daar naar voegd hy er by, fomtyds iarst de uitblazing der winden langs de vrouwlykheid uit, zo dat de zie- f?«) Ibid. p-ag 74. - (v) De Natura Muliebri Cap. 41. Charter Tom. VII. pag. 709. (w) De Natura pueri Cap. 10. Charter Tom. V. pag 323,. (O De Re Medka. Lib. XVL Cap. So pag. 159*  §. 1224. D E WATERZUGT. 307- zieken hetzelve gewaar worden, in de kraamvrouwen, word de buik , wanneer de lyfmoeder ontftoken is , of ook deszelfs mond door de brokken geronne bloed verftopt is, niet zonder groot levensgevaar opgeblazen, en alsdan zyn de meeste toevallen, Welke°Aërius opnoemt, aanweezende: er volgd een aandoening van het fcheambeeri, en van de geheele onderbuik, al eveneens ah een zwelling van het trommelwater, en ftekeude pynen verwekkende, die tot aan de maag toe en het middenrif t reiken, en niettemin worden zy aan beide de zyden uitgezet. en dikwils word de pyn aan de eene 'lies, fomtyds aan beide, fomtyds ook aan de navel, lendemtt en het Jchaambcen medegedeclt, waar van het hoofd medegevoel heeft, hy gebied dat in de geneeswyze deezer kwaal, naar een langduurig gebruik van het bad, het geene gedeeltelyk uit verzagtende, gedeeltelyk uit lyfmoeder en windbrekende middelen beftaan moet, de vroedvrouw de gefineerde vinger in de fchoot der fchamelheid Jleekende, de brok allengskens breeke en uitleide. Want bet zy dat het water is, het zy dat het wind is, dat in de holligheid van de lyfmoeder bevat word, de voornaamfte hoop der geneezing is daar in gelegen, dat er een uitgang door de geopende mond der lyfmoeder gemaakt worde, het geene, dewyl men het de mecstentyd kan verhopen, daarom heeft Aretaus gezegd (y), dat de waterzugt van de baarmoeder gemakkelyker was om te geneezen dan de overige waterzugten: want zo deszelfs mond de eerfte jluiting verlatende, begint te gapen, ftort zy het vogt uit, zo zy het zelve bevat, en zo het lugt is blaast zy die uit. dierhalve dan worden baden, ftovingen, dampingen, befmeeringen, van allerverzagtendfte kruiden bereid, gebruikt, hoedanige §. 35. 3- aangepreezen zyn geweest, en in de lyst der geneesmiddelen by dit getal opgenoemt worden, naar deeze gebruikt te hebben, of wel te gelyk met deeze worden de zogenoemde lyfmoeder middelen gebruikt, welke, do'or te prikkelen, werken, en in de lyst der geneesmiddelen §. 1291. 4. worden aangehaald; uit welke men die kan verkiezen, welke he£ (Y) De Cauf. & Sign, Morbor. Diuturn. Lib. IJ. Cap. ï, pag. jt. Qq 2  3o? D E WATER Z U G T. §. 1224. het meest aan de jaren, de gefteldheid enz. der zieke fchynen voordeelig te zyn. Diergelyke geneeswyze heeft ook Hippocrates (z) aangeprezen: want hy bevool warme wasfbhingen en laauwe ftovingen, daar naar gaf hy een geneesmiddel dat langs onder zuivert, verder prikkelde hy de mond der lyfmoeder met een Hoving die uit 'osfendrek bereid wierd, daar naar gebruikte hy "een geneesmiddel van fpaanfche vliegen gereed gemaakt, en naar drie dagen tusfehenpozing, Helde hy een ander te werk dat van gal gemaakt word diergelyke raad hy ook op een-andere plaats aan («), en naar de wasfehingen en Hovingen van verkensbrood met honig gemengd, en op linnen gelegd, beveelt hy ook het affchaaffel van cypres met water bevogtigt, op de mond der lyfmoeder te leggen, en dat zulks na mate het meerder byt of trekt, langer of korter tyd moet gedaan worden, en fteek er ook een van tin bereid tenteer yz, de voorhuid, en. de geheele roede is door de ongelykheid des gezwels, bogtig. Alles nochtans gelyk gefteld zynde, fchynt de waterzugt tusfchen vel en vleesch, ten zy dezelve de inwendige deelen van het lichaam bezet heefc, een gemakkelyker geneezing toe te laten, dan de overige foorten van de waterzugt, dewyher wyde. en talryke aders door het celagtig weefzel Jopen , welke de hier vergaderde waterige wei wederom zullen kunnen opzuigen,. en het ftilftaande door te werk geftelde wryvingen in beweging kan gebragt, en de wederopzuiging aldus geholpen worden, ook zal. voor het vergaderde zenuwwater door infnydingen, blaartrekkende plyfters, het brandyzer redelyk gemakkelyk een uitgang kunnen gemaakt worden; waar over naderhand zal gefproken worden* 122& (n) Ibidem pag. %  $. 2226, B- E WATERZUGT» 317 §. 1226". \Y/anneeF liet zelfde water in de verdLib_ W beling van de pcnszak, in de holligheid van de buik tusfchen de penszak en de buikingewanden , of ra de wyder gemaakte holligheden der klieren, en in de vaten, in de buik bevat, vergadert word, word bet zelve buikwater genoemt, gelyk het trommelwater, zo zy door een verdunde waasfem, van water, etter, waterig bloed, lugt, hier belloten, gekoesterd, of verrot, opzwelt. Wanneer de buik bovenmate door het vergaderde water gezwollen is, als dan word het zelve «Wrijf genoemt, om dat het een leedere vies, waar in de oude gewoonlyk de wyn befloten , verheelt, maar het water kan hier op driederlei wyze vergadert zitten, want ofte het zelve word vryelyk in de holligheid van de buik bewogen, en befpoelt langs alle kanten de buikingewanden , ofte zit in de holle uitgefpanne vliezen, ofte eindelyk word het zelve buiten de holligheid van de buik vergadert, en als dan word het gezegd tusfchen de verdubbeling van de penszak te zitten. Maar of de penszak waarlyk dnbbeld is, hebben veele m twyffel getrokken. Galenus (0) heeft het dus befchreven , ter plaatfe waar hy over de wonden van de buik handelende, de bekleedzelen van de buik opnoemt, maar het geene naderhand ontfangt 3 word van hun wel de penszak genoemt, denkende namentlyk, dat dit; een enkelvoudig lichaam is, en in 'f geheel niet te famen gefielt, maar het is alzo niet, aangezien dit van twee lichaamen tefamen geftelt is, welke beide bloedeloos en zonder fap, en zenuwagtig zyn. edoch het eene is een pees- van de ■ dwars fpieren , het ander een zeer (0) Method. Medeodi Lib. VI. Cap.. 4. Charter Tom. X. pag. 139* Rr 3  3r8 DE WATERZUGT. §. ïvié zeer dun vlies', gelyk een fpinnekops web, het geene ook waarlyk de penszak is. Het blykt klaar uit deeze befchryving, dat Galenus de penszak zelve niet voor een dubbel vlies heeft gehouden, maar dit alleenlyk van de pees der fpieren op de penszak leggende, heeft verftaan. het celagtig weefzel 'fchynt zich tusfchen diepeesagtige uitfpanning eh de penszak te ftellen, en dit heeft de zeer naauwkeurige ontleedkundige Winslow (p) voor het buitenfte gedeelte der penszak aangezien, en hy tekent aan, dat dit celagtig zamenftel overal niet even dik, op zommige plaatfen zeer dun, ja zelfs fomtyds byna geheel niet is. en hy vermaant te gelyk, dat het aldus oneige verdubbeling van de penszak genoemt word. de zeer vermaarde Douglas heeft (q) het zelfde gevoelen bevestigt, en heeft gewilt, dat deeze celagtige zelfftandigheid tusfchen de penszak en de op dezelve leggende fpieren het zelfde deed als de Boomwol of het zyde pluis in eenig kleed tusfchen het ■buitenfte en binnenfte laken. Hy bekend daar op (r) dat hy eertyds wel gelooft heeft, dat er water tnsfchen de verdubbeling van de penszak vergadert wierd, maar dat hy volkomen overtuigt is, dat het tusfchen de penszak en de peezen der dwars-fpieren is. Maar of het zeker is, dat de penszak een enkelvoudig vlies is1, en niet verdubbelt? dusdanige enkelvoudige vliezen komen zekerlyk zeer zelden in het lichaam voor. Kaau (O hoeft het uaauwkeurigst van alle, de penszak befchreven, en heeft de wonderbare wyze aangetoont, op welke dit vlies niet alleen de inwendige oppervlakte van de buik langs alle kanten bekleed, maai (f) Expofk, Anatomique, traité du bas ventre N°. 28. pag. 501. (g) Defcriptio Periton. pag. 37. (r) Ibidem pag. 98 {s) Perfpirat. difta Hippocrat, pag» 255. & fequent-.  §. 1226. DE WATERZUGT.. Si9 maar ook ieder ingewand omvangt, het darmfcheil en het net voortbrengt, enz. waar uit hy befluit, dat dit wonderbare voortduwende vlies gemaakt is, om de deelen te fchikken, tevens tebeklee-kn, en op een verflommende wyze op haar plaats houd, in al. len deele een en hetZ'lve zynde; overal uitjleekfels' gevende, welkewederom na de van elkander afwykende deelen gaande; dezelve in* fluiten f nochte in deeze is- waarlyk begin of einde (t),, maar de pensrak is een rootagtig vlies, en de zelfde Schryver,, die met: zo veel behendigheid het menfehelyk lichaam doorzogt heefc,. verwonderde zich over de toeflei der natuur, wanneer zy de vaten tragt te leiden r nimmer hangende, nimmer worden zy bloot langsde oppervlakte verdeelt maar kruipen altyd voort tusfchen twee vliesagtige plaatjens: daar worden zy gefchikt, en aldaar in hunne fchikking bewaard (u). maar dit heeft hy zeer wel bevestigt uit Bet maakfel van het hartzakje,. welk voor de kunstgreep van Ruysch, voor een enkelvoudig, dun , doorfchynend vlies wierd gehouden; maar naar de gelukkige opvulling der vaten heefc het. gebleken, dat er zeer talryke vaten midden door het celagtig. weeffel tusfchen dubbele vliezen lopen, men heeft talryke waterblazen in de penszak gevonden, welke mén naauwlyks konde hegrypen ten zy dit vlies dubbel was. zo men nu tevens in aanmerking neemt, dat de penszak door de ziektens fomtyds op een wonderbare wyze verandert word, zo dat dezelve zeer verdikt word; en in verfcheide plaaten verdeelt kan worden , zal dit gevoelen meerder bevestigt worden, dat de gezonde penszak niet vol drek t een enkelvoudig vlies is, maar uit een dubbele plaat, gelyk byna alle de-andere beftaat, welke plaaten natuurlykerwyze wel aan elkander vasthouden, maar nochtans door do ziektens van elkander kunnen gefcheiden worden, en dus een1 holligheid maaken, waar in de wateragtige wey vergadert en by een) O) Perfpirat. didta Hippocrat, pag. »§],. 00 Ibidem, pag, %go.  22o DE WATERZUGT. § 1226, een gehoopt zoude kunnen worden, wanneer by de geene die een breuk hebben de verouderde kwaal de verrigting van een Heelmeester vereischt, hebben de Heelmeesters zo dikwüs ondervonden, dat zy talryke plaatjens met het mes moeten doorklieven, eer dat de naakte darm te voorfchyn komt, offchoon de breukzak geheel open is. Maar of de waterzugt der buik, welke de holligheid van de buik niet bezet, tusfchen de verdubbeling van de penszak zit, of wel tusfchen de penszak en de peesagtige uitfpanning van de buikfpieren, zal misfehien zo gemakkelyk in de lyken derwaterzugtige niet kunnen gekend worden, dewyl in deeze veranderde ziekte de vliezen het vergaderde water bevattende, dikwils zeer veel van derzelver natuurlyke ftaat ontaarten. nochte het fchynt tot de geneezing der ziekte niet tot veel nut te zullen verftrekken, of het water in de verdubbeling van de penszak zit, of tusfchen de penszak en het peesagtig vlies, het zal altyd nuttig zyn te weeten, of het water in of buiten de holligheid van de buik zit. op welke wyze men dit kan weeten zal terftond gezegd worden. Het fchynt nochtans niet kwalyk te pas te komen, zo wy ter deezer plaatfe in overweeging neemen , het geene beproefde Schryvers getuigen in de lyken der menfchen die deeze ziekte gehad hebben, te hebben gevonden. Nuckius f», had s door de proefondervinding in handen genomen, gezien, dat de zenuw watervaten tusfchen de verdubbeling van de penszak lopen, en daaruit heeft hy de oorfprong van de waterzugt in de penszak, welke hy een nieuwe ziekte noemt, om dat hy gelooft heeft, dat dezelve voor zyn tyd onbekend is geweest, afleid, maar byzonder heeft hy ge wilt, dat deeze ziekte voor gulzigaarts, vraten. en zwangere vrouwen te vreezen was, dewyl van de eene kant de opgevulde maag en dar- -O) Adeco graph, Curiei; pag. $s>. &e.  §.i2ü6> DE WATERZUGT. 32^ darmen of de uitgefpanne lyfmoeder drukt, van de andere kant de buikfpieren tegenftand bieden; en dat daar door de al te zeer opgevulde zenuw watervaten ligtelyk kunnen breken , en het zenuwwater aldus tusfchen de verdubbeling van de penszak druppen, daarnaar verhaald hy een geval van een waterzuchtige vrouw, welkers lyk hy geopend had, naar eerst de buikfteking digt by de navel in 't werk gefteld te behben, en daar door vyf-en-negentig ponden water uitgeleid te hebben, daar op de bekleedzelen van de buik doorgefneden zynde, verwonderde hy zich, dat 'er geene ingewanden te voorfchyn kwamen, (want hy had gelooft dat zy het buikwater had,) maar dooreen naauwkeurigeronderzoek, en de punt van het mes dieper doordringende, zyn alle de ingewanden , welke te voren verborgen waren, in 't gezigt gekomen, en men zag dat de penszak de vorm van een zak had aangenomen , tusfchen tvelkers verdabbelin* zo groete menigte waters verborgen xvas geiueest , en dat het inzvendige vlies zich vanhet uitwendige had afgefcheiden, en zo dik was geworden, datde andere plaat van de penszak de natuurlyke gefteldbeid van dit vlies drie of viermaal in dikte overtrof, en in deszelfs holliaheid het uitgejlorte water allernaauwkeurigst bewaarde , zo dat de buikingewanden zelfs door geen druppeltje befproeit wierden, daar op verhaalt Tulpius (x) diergelyke waarneming vaneen waterzuchtige vrouw, welke honderd en tien ponden water tusifchen de verdubbeling van de penszak gedragen heeft , en zo zwaar gewigt water geduurende zeven jaaren, iet meer of min , kloekmoedig heeft gedragen, zo dat zy even of zy zeer gezond was, heeft kunnen gaan, en buiten reizen , ja het geene nog meer te verwonderen was, de hooge tooren te Cleef beklimmen, in het lyk wierden alle de ingewanden gezond en heel bevonden , uitgenome de linker nier, die grooter was als na gewoonte, gelyk ook de eijerleiders, welke geheel ondoorgankelyk waren, maar de bekleedzelen van de penszak, tusfchen welke deeze overgroo- te OO Obfervat. Medic, Lib. IV. Cap. 44. Vierde Deel. Ss  32o DE WATERZUGT. $.1226. te t'zamenvloeijing van water gezeten had, hadden de dikte van de derde vinger. Men vind verfcheide diergelyke gevallen in de geneeskundige befchrvvin*, welke aantonen, dat men dikwds op de plaats van de buik een zeer groote waterzucht vind, en nochtans buiten de holligheid van de buik, nochte het fchynt niet der moeite waar* dhr b,er meerder aan te haaien, men ondervind intusicnen altyd, dat'de vliezen, welke het water bevatten, zeer ontaart zyn geweest en verdikt: en dus fchynt men daar uit met zeker te kunnen be'fluiten , dat het water tusfchen de verdubbeling van de ncnszak heeft gezeten, want de geene die van een tegenoverge* Lid oevoelen zyn, zullen kunnen vastfiellen , dat het celachtig vlies = tusfchen de penszak en de peesachtige uitfpannmg van de buikfoieren geplaatst, veel bekwamer fchynt, om aldus te ontaarten dan wel bet enkelvouwdig en dun vlies; en daar door zulten zv bevestigen, dat het agterfte gedeelte van zodanige waterzuchtige zak een gedeelte van de penszak is, edoch dat het voorfte door de peesachtige uitfpanning gevormt word. daar en boven zvn'er waarnemingen, welke bevestigen, dat dusdanige vergaderingen van water tusfchen de penszak en de fpieren gevonden evn Geweest (y) ; offchoon ook verfcheide andere bevestigen , dat zv tusfchen de verdubbelingen van de penszak hebben gezeten: edoch wanneer ik deeze gevallen aandachtig overleezen heb, heb ik niet gezien, dat zy dit naauwkeung beweezen hebben , maar zy hebben, na mate zy het eene of andere gevoelen zyn toegedaan geweest, meestentyds gezegd dat het water op de plaats van de buik, maar buiten de holligheid van de buik is gevonden geweest, in de verdubbeling van de penszak, of tusfchen de penszak en de buikfpieren. De zeer vermaarde Mead (z) heeft erkend, dat de penszak een O) Philofoph. Tranfaft. No. 299. pag. f977, Abridg. Tom.V. pa§)aMÓnit. & Prjecepfc Medic. pag. 126. Sec.  §.1225. DE WATERZUGT. 323 een dubbel vlies was, en daarom heeft hy driederlei foort van buik water gefteld; de eene, alwaar het water, in de holligheid van de buik vergadert, ftilftaat; de tweede, wanneer het water tusfchen de peezen van de buikfpieren , welke dwarsfpieren genoemd worden, en de penszak, word uitgeftort; de derde eindelyk, wanneer het in het midden der bekleedzelen van de penszak nedergevalle vogt, zich door de uitzetting der zelve een ruime ontvangplaats maakt, maar hy heeft een allerzeldzaamst geval gezien, in het lyk van een vrouw, veertig jaaren oud, waar in deeze foorten van waterzugt alle drie wierden gevonden, want het lyk ingefneeden zynde, is eerst uit de holligheid, welke de peefen van de dzvarsfpieren van de penszak afgefcheiden , gevormt hadden een groote menigte waters uitgevloeit, met veel groote waterblaafen, die nog niet gebroken waren, daar op de penszak doorfneeden zynde, zyn 'er zeven of agt ponden dikachtig en lymachtig vogt uit gekomen, waar mede veel bedurveti klieren vermengt waren, nu verwonderden zuy ons, dat 'er geen darmen te voorfchyn kwamen, welke wy te vergefsch gezogt hebben; tot dat een vier dik gelyk leder doorgefneeden zynde , zuy eindelyk de maag en alle de darmen te gelyk in een naauwe plaats gedrongen, en als verborgen gevonden hebben, dit vlies zvas het binnenfte gedeelte van de penszak, zvelke wy reeds gezegd hebben dubbel te zyn ; welkers buitenfe gedeelte , dewyl het, gelyk ik aangetekend heb, na leder geleek, ons ligtelyk op 't eerfte gezigt dusdanig heeft bedrogen, dat my dachten dat het de geheele penszak zvas. Uit al het geene tor nu toe gezegd is, fchynt te volgen , dat de waterzugt tusfchen de verdubbeling van de penszak kan geboren worden , hoewel dit misfchien zelden gebeurt : maar het word niet altyd zeer ligt onderfcheiden , of het water tusfchen de penszak en de peezen der dwarsfpieren, of wel in de verdubbeling van de penszak zit, aangezien de vliezen zödartig ontaarten, en aan de geene die de lyken der aan deeze ziekte ge- Ss 2 ftor-  3*4 DE WATERZUGT. §.12.26. ftorvene ontleeden , niet altyd tyd genoeg word vergund, omalies naauwkeurig na te zoeken. Nu volgt 'er, dat wy handelen over de tekenen , uit welke men de buik waterzugt, welke buiten de bolligheid van de buik word vergaderd, kan kennen : het blykt ligtelyk , dat deeze tekenen onderfcheidentlyker in 't begin der ziekte kunnen gekent worden, als naderhand, wanneer zodanige waterzugt tot een onmatige grootte is uitgewasfen. De zeer beroemde Littre (a) heeft het geval van een eerbare vrouw befchreven, welke aan de waterzugt der penszak is geftorven, en hy noemt deeze tekenen naauwkeurig op, welke de volgende zyn : i°. Zo de ziekte allengskens is begonnen , en zeer langzaam vermeerderd; het geene voornamentlyk in 't begin van dusdanige waterzugt word waargenomen. 20. Zo de buik niet evenredig zwelt, gelyk gewoonlyk gefchied, wanneer het water in de holligheid van de buik vergaderd word, maar de dikte zich, voornamentlyk in 't voorfte gedeelte van de buik omfchreven vertoont, welkers gedaante zich in de onderfcheide houding van het lichaam naauwlyks verandert, want aldus word zy van de waterzugt in de holligheid van de buik vergaderd, onderfcheiden; wantten zy de buik nu reeds zeer uitgezet is, veranderd de dikte van plaats, na mate de zieke op deeze of geene zyde legt. dus zal zy van gelyken van de begin-, nénde dikte van het ey, welke het onderfte en zydelingfe gedeelte van de buik bezet, en meestal van een zekere ftompe pyn verzeld gaat, onderfcheiden worden, nochtans moet men aanmerken , dat men waargenomen heeft (b), dat de holligheid van de buik in tweeën verdeeld is geweest door een hard en de dikte van 00 Academ. des Sciences 1'an 1707. Mem. pag. 667. & feq. (O Ibidem. 1'an 1707. Mem. pag. 134*  5- 12,2.6. DE WATERZUGT. 325 van een duim hebbend vlies, fchuim leggende, zo dat het van de regter nier begon , en daar van daan afdalende, tot de afftand van drieduimen van het onderfte gedeelte van de linker nier eindigde: in 't bovenfte gedeelte van de buik was niets uitgeftort, maar in 't onderfte gedeelte was een zwarte, dikke, lymachtige, te zamenvloeijing, welke een dood reuk had. het blykt ligteylk, dat de buik in zodanig geval niet evenredig uitgezet is geweest. 30. Zo men een plaats in de buik vind , alwaar men geene golving gewaar word ; namentlyk buiten de bepaalde omfchryving der dikte. 40 Zo de onderfte uiterfte deelen van het lichaam niet gezwollen zyn, of ten minfte weinig, en zeer langzaam zwellen. 50. Zo de zieke de kwaal langen tyd zonder aanmerkelyke kwetzing der werkingen verdraagt, en byna geene andere mocilykheid gewaar word, dan van de grootte en zwaarte van het allengskens vermeerderde gezwel. Èen vrouw heeft dus met een zeer gezwolle buik ten minde meer dan dertig jaaren geleeft, anderzints vry gezond, zonder eenige zwellen derbeenen, in welkers lyk een zeer groote menigte waters in de verdubbeling van de penszak is gevonden geweest (V). Men leest nog een wonderlyker geval van een vrouw, welke geduurende vier- en- veertig jaaren deeze ziekte heefc gehad, en eindelyk in haar twee-en-tachtigfte jaar is geftorven, de waterzuchtige dikte geduurende byna die geheele tyd in de zelfde ftaat blyvende. naar de doud zyn 'er meer dan vyftig pinten ftinkend, dik, lymig, zout vogt tusfchen de platen van de penszak gevonden geweest. De zeer vermaarde Littre voegt 'er op de reeds aangehaalde plaats O) Philofoph. Tranfact. No. 348. pag. 458. Abridgem. Tom. V. pag. a 8. 289. (d) Medic, Obfervat, and Inquiries Tom. I. pag. 7. & feq. Ss 3  326 * DE WATERZUGT. §. Iaa  32S DE WATERZUGT. §.1226. tekenen van het buikwater gevoegt te hebben : want men vind by hem aldus: men vind in het buiktvater een dikte in'tweekvaa de buik, een opblazing van de voeten, men ziet dat het aangezicht, de armen, en het overige dun zyn , de teelballen zwellen, de voorhuid en de geheele roede is door de ongelykheid der dikte, gebogt. maar raakt het aan en drukt het in eenig gedeelte zagtjens met de. hand na binnen , zo zal het vocht na andere deelen vloeijen. maar ook zal de dikte en golving zich na de onder leggende plaats begeven, wanneer het lichaam op de eene of andere zyde legt; en men hoort het geluid van het golvende vocht. Het blykt dus, dat, wanneer de buik met water begint vervult te worden, 'er zich eerst een dikte in 't week van de buik vertoont- en wanneer deeze opvulling meer en meer vermeerdert, is de drukking fterke r op het onderfte van de buik, waar door de onderbuiksaders gedrukt worden; en daarom zwellen de beenen en dyën dikwils op in de buikwaterzugt, daar in tegendeel, wanneer het water tusfchen de buikfpieren en de penszak, of tusfchen de verdubbeling van de penszak vergadert word, de onderbuiksaders niet gedrukt worden , en daarom, gelyk reeds gezegt is geweest, de onderfte lidmaaten ais dan geheel niet,-of maar weinig en langzaam beginnen te zwellen; wanneer namentlvk de dikte boven mate vermeerdert zynde, de buikingewanden fterk gedrukt worden, maar de golving van het bevatte water en de nedervalling na de zyde op welke de zieke legt,worden het gemakkelykftè van al ontdekt, wanneer de geheele holligheid van de buik nog niet met water vervult is. want wanneer men tegen een geheef met vogt gevulde vlesch flaat, word men. eeen geluid, geene golving gebaar, maar aangezien de Geneesheeren fomtyds niet eerder dan als de ziekte reeds veroudert, wanneer de geheele reeds vervult opzwelt,.geroepen worden, zal 'er grpoter voorzorg nodig zyn, om een vaste kennis te hebben het zal zekerlyk veel helpen, zo men het verhaal der beo-innende ziekte wel kan kennen, maar ook deeze kan men zel53 de  §. I22t>. DE WATERZUGT. 329 de bekomen, nochte men kan dezelve het zy van de zieke of van de omfhmders nauwkeurig verwagten. maar de Geneesheeren onderzoeken de gezwolle buik gewoonlyk aldus, zy voegen de vingeren op beide de zyden van de buik, daar naar flaan zy met een vinger hard tegen de eene zyde, zo zy als dan eenige golving met de vingeren op de tegen over gefielde zyde gelegt ter zeiver tyd gewaar worden, geloven zy dat de buik opgevult is met water, en niet zonder rede. de vermaarde duVemey de jonge heeft aangetekent (f), dat men fomtyds door de al te fterke fpanning, of de dikte der bekleedzelen de golving niet zeker op deeze wyze gevoelt word, en als dan heeft hy gewilt, dat de eene hand op de navel gelegt, het onderfte gedeelte van de buik geflagen worde, zo dat de indrang van het flaan na het bovenfte van de buik geftierd worde, maar alhoewel die uitmuntende man genoegzaam ervaren is geweest in dit onderzoek der waterzugt,- belyd hy nochtans opregtelyk, dat hy fomtyds in de kennis bedrogen is geweest, wanneer hy zich verbeelde de golving gewaar te worden , daar hy nochtans naderhand in 't minst geen water vond in de holligheid van de buik, maar de ingewanden vol met winden en lymagtige ftoffe. Wy zien dat de beste Geneesheeren, en die zeer ervarewaren in de kennis van deeze ziekte, fomtyds nochtans gedwaalt heb-, ben. Sydenham ( g) heeft gewaarfchouwt, dat fomtyds buiten natuurlyke-vlezige uitgroeizeis de buikwaterzugt nabootzen , gelyk ook de winden, over welke naderhand , ter plaatfe alwaar over het trommelwater gehandelt zal worden, zal worden gefproken. men leest dusdanig wonderlyk geval (li), een eerbare vrouw zeven-en-veertig jaaren oud, allerbedroeft over de dood van haar eenige zoon, heeft beginnen te kwynen, en te vermageren: de buik 00 Academ. des Sciences 1'an 1703. Memoir. pag. 186. Cg) De Hydrope pag. 611. (70 Academ. des Sciences 1'an 1732* Hiftoire pag. 45. & feq. Vierde Deel. Tt  S3o DE WATERZUGT. §. Mig buik is naderhand allengskens meer en meer gezwollen, en dewyl zich alle de tekenen van het buikwater vertoonden, heeft men tot vierraaalen toe de buikfteking zonder eenige vrugt beproeft, dewyl 'er geheel geen water uitkwam, offchoon men duidelyk de golving gewaar wierd. men vond in 't lyk de linker nier boven mate groot, zo dat zy vyf-en-twintig ponden woog, teneenemaal van haare natuurlyke gefteldheid ontaartende. het water, welkers golving men by 't leven gewaar was geworden, zat alleenlyk maar in de ledige tusfchenwydtens, welke van de zo onmatig gezwolle nier wierden agter gelaaten, en dus was het geen wonder, dat de ontlediging naar de buikfteking van geen gevolg is geweest, by Bonetus (J) en andere, leest men andere diergelyke voorbeelden. Het blykt dierhalve, dat men hier niets ligtvaardiglyk moet befluiten, en dat de goede naam van de Geneesheer menigmaal, in deeze ziekte te kennen, gevaar leit, ten zy hy zeer oplettendis geweest, op alles wat geduurende de gantfche tyd der ziekte gebeurt is. maar zo 'er zo groote voorzigtigheid vereischt word, om vast te ftellen, of de dikte van de buik van het vergaderde water afhangt, word 'er nog grooter vereischt, om over de aart en eigenfehappen van het in de holligheid ^van de buik bevatte vogt te oordeelen. de vermaarde Vernage (Jk) ftond verflagen , wanneer de buik vaneen waterzugtige maagd doorgeftoken wierd, dat 'er in de plaats van water een vogt uit kwam dat in couleur en dikte na melk geleek, ja zelfs eenigzints in fmaak, als dat het zouter was: het fchuimde gelyk als melk, wanneer het van boven afviel, wierd dik op het vuur ftaande, was nochtans veel ligter dan melk, nochte wierd door het zuur geftremt, maar door het met zelfde vermengde zout van wynfteen. alle veertien dagen moest O') Sepulcr. Anat. Tom. II. pag. 448» & alüs pluribus in locis. ' XJï) Academ. des Sciences 1'an 1700. Hiftoire pag. 15,  $.im6. DE WATERZUGT. 331 moest de buikfteking herhaald worden, en alle reizen wierden 'er dertien, veertien, of zelfs vyftien pinten uitgeleid: de ziekte een geheel jaar door geftaan hebbende , is zy geftorven. een meisje van zeven jaaren te voren zeer gezond, heeft naar een val op 't hoofd beginnen te kwynen; de gyl ging tevens met de drek langs de afgang uit, het lichaam vermagerde ten eenemaal : daar op heeft die vloeijing der ghyl langs de afgang op gehouden, en de buik heeft beginnen te zwellen: de buikfteking te werk gefteld zynde, zyn 'er fes of zeven pinten ghylagtig vogt uitgeleid, en zy is naar vyftien dagen geftorven : naar de dood is de zelfde hoeveelheid van diergelyk vogt in de holligheid van de buik gevonden geweest (l). fomtyds, offchoon men duidelyk de golving gewaar word, word 'er als een weinig bevende gelei uitgedrukt; het geene my gebeurt is, wanneer ik by een oude maagd, welke ik in geenen deele konde overhalen, om zich van een Heelmeefter te laten aanraken, de buikfteking had gedaan : want offchoon ik een redelyke wyde pyp gebruikt had, is 'er naar het uithalen der driehoekige naald, niets uitgevloeit: het ftilet door het pypje ingeftoken, ontmoete nochtans geen tegenftand; en nauwlyks de gezwolle buik gedrukt zynde, zyn 'er tien oneen bruinagtige gelei uitgeleid geworden. Somtyds gaat 'er bloederig , groen , bruin water enz. uit : ja, de buikfteking meermalen herhaald wordende, komt 'er ieder reis een vogt van onderfcheide hoedanigheden uit, gelyk naderhand zal blyken, wanneer over de buikfteking gefproken zal worden. Daarom fchynt het veiliger te zyn, dat de Geneesheer voor de te werkftelling der buikfteking niets bevestige over de byzondere aart van het in de buik bevatte vogt. Maar het vogt, in de buik bevat, golft niet altyd onver- hin- (t) Academ. des Sciences 1'an 1710. Hiftoire pag. 5?. Tt a  332 DE WATERZUGT. §.1226. hindert, maar word dikwils bevonden in de groote of kleine vliezige holligheden te worden bevat; en word als dan gewoonlyk gezakte waterzugt genoemt. Dat de holle vliesagtige biaasjens zodanig kunnen ontaarten, dat zy door het vergaderde zenuwwater gezwollen, meer en meer uitgezet worden, en dikwils zelfs tot een groot lichaam, zo derzelver ontlastbuis door eenige oorzaak verftopt is,begrypt men ligtelyk, en wy zien dikwils diergelyke gezwellen in de uitwendige deelen van het lichaam; gelyk b: v: op de randen der oogleden; en worden gewoonlyk waterblaasjens genoemt. maar het is zeker, dat het zelfde ook in het celagtig weefzel kan gebeuren : ik heb zodanige kleine waterblaasjens in 'c wit van 't oog, aan de rand van het hoornagtig en verhard vliès, ja zelfs op de oppervlakte van het hoornagtig vlies gezien, welke met de punt van 't lancet geopent zynde, terftond neder vielen zonder eenig ongemak agter te laaten. maar dat ook de vaten zelve van het lichaam dus kunnen ontaarten, dat zy in waterblaasjens veranderen, heb ik by eene andere gelegentheid §• 112. 1. alwaar over de verftopping wierd gehandeld, aangetekend : want Ruysch heeft waargenomen, dat de gantfche moederkoek in waterblaasjens verandert is geweest, en ik bewaar zelfs een gedeelte van zodanige moederkoek, maar als toen is tevens ook _gewaarfchouwt geweest, dat men fomtyds zodanige waterblaasjens ongehindert vlottende heeft gevonden in een . groote vliezige zak, zonder eenige bindinge onder elkander, of met de na by gelege deelen: ja men heeft fomtyds groote waterblazen gevonden, welke andere kleindere, in hunne holligheid vryelyk vlottende, inhielden. De oude Geneesheeren hadden dit foort van ziekte opgemerkt, want Aretaus (m) fchryft aldus: een ander zeker foort van dusdanige waterzucht word gekend: eenige kleine, dikwervige, met vocht (m) De Cauf. & Sign. Morbor. dinturn, Lib. II. Cap. I. pag. 51.  §.1226. DE WATERZUGT. 333 vocht vervulde biaasjens, worden op de plaats, alwaar de zvaterzucht gewoonlyk ontftaat, venvekt. voor 't overige verft rekt dit tot een teken, dat zy met veel vocht vervult worden, zo gy de buik zult door geftoken hebben, zult gy 'er zeer weinig vocht uithaalen , want het blaasje fluit het nament lyk van binnen toe; maar zo gy het werktuig in het blaasje zult geftoken hebben, vloeit het wederom uit; maar dit foort van zv at er zucht is niet van het licht ft e. Hy bekend tevens vryelyk, dat hy niets zekers wist om van de oorfprong van deeze biaasjens te zeggen, maar ook Aëtius (n) fchryft'van gelyken aldus: 'er ontftaan ook fomtyds biaasjens tusfchen de penszak, het vel, en de darmen, in maakzel na een blaas gelykende , en een weiachtig vogt inhoudende : deeze zelfde worden zekerlyk door eenige ongelyke golvingen gekend: te weeten het vogt zelve de eige plaats, volgens eenige flrepen verdeeld en als omfchrevcn , bezettende. Maar alhoewel de oorfprong der waterblaasjens van veele in de gewelfdens van de buitennatuurlyke uitgezette biaasjens of van het celachtig vlies , nochtans heeft het andere toegefchenen, dat de zenuw watervaten tot zodanige otiaarting voornamentlyk het allerbekwaamfie zyn. Nuckius(o), die allernaarfligst is geweest in de zenuw watervaten te Onderzoeken, verzekert, dat zy ziekelyk in waterblaasjens veranderen : de zeer vermaarde Morand (p), het gevoelen van Nuckius omhelzende , legt het zelve vry geestryk uit, en bevestigd het zelve, de waterblaasjens zitten meestentyd in derzelver eerfte oorfprong onder de buitenfte rok der ingewanden , maar ter zeiver plaatfe zyn een menigte zenuw watervaten, de waterblaasjens bevatten een diergelyk zenuwwater, als door de zenuw watervaten vloeit: de (V) Sermon. X. Cap. ao. pag. 234» (0) Adenograph. Curiof. pag. 99. (jO Academ. des Sciences 1'an 1723. Hifi. pag. 32. & feq. Tt 3  334 DE WATERZUGT. §. 1226. de zenuw watervaten vertonen zich over deszelfs geheele beloop als met knopen bezet, terwyl derzelver holligheid overal door twee daar by gefielde kleppen word onderfcheiden , van welke kleppen de gefteldheid zodanig is , dat zy een gemakkelyke doortogt geeft aan het zenuwwater, na het wydfte gedeelte van deeze vaten vloeijende, maar een beletzei ftelt aan de terug gaande beweeging uit het wydere gedeelte van deeze vaten na het naauwere. men neemt tevens waar, dat de zenuw watervaten, op alle plaatfen, alwaar kleppen zyn, meer te zamen getrokken fchynen. maar die kleppen zelve zyn van dien kant, welke na het wydere gedeeite van de zenuw watervaten gekeerd is, hol, van de andere kant rond. zo nu deeze vaten door eenige oorzaak gedrukt worden, of'er eenig beletzei geboren word, het geen de vrye ontlasting van het zenuwwater in de grotere aders belet, zullen deeze tusfehenknopen zwellen , de holle oppervlakte van de kleppen zal door het opleggende vogt uitgezet worden, twee tegen elkander aanleggende kleppen zullen door de drukking uitgezet, en door de kleverige hoedanigheid van het zenuwwater vereenigt kunnen worden en aan een groeijen, en dus zal het geheele gedeelte van het zenuw watervat tu?fchen twee gelyke kleppen tot een waterblaas uitgezet worden, terwyl het volgende zenuwwater geduurig dringt, eer dat de kleppen volkomen te zamen zyn gegroeit : nochte het fchynt onmooglyk , dat de dus ontdane waterblaas van de overige voortduuring van het vat: aangezien deeze allertederst zyn, kan los raken, en in de holligheid van de buik nedervallen; en dus zoude de oorfprong der vryëjyk vlottende waterblaasjens begrepen worden. Ook heeft die uitmuntende man gewilt, dat ieder byzondere klep zeer uitgezet in een waterblaas zoude kunnen veranderen , wanneer 'er door het langzaam ontaartend zenuwwater van een klep een geheel bolletje zoude groeijen ; en aangezien tusfchen twee zodanige tegen elkander aan leggende bolletjens nog eenige tus-  DE WATERZ UG T. 335 tusfchenwydte blyft, zoude eenige hoeveelheid zenuwwater daar doorgaande, het lichaam der aldus groenende waterblazen kunnen vermeerderen, tot dat eindehyk dat weinige , dat nog doorgedrukt word, langzamer bewogen, of ten eenemaal ftilitaande, te zamen zoude groeijen, en aan de reeds gevormde waterblazen vasthangen. op deeze wyze tragt hy de oorfprong der waterblaasjens, welke getroschte genoemt worden, aangezien zy gelyk als druivetrosfchen te zamen hangen. Maar aangezien, gelyk naderhand 1229. zal gezegd worden , alle de hartnekkige verfloppingen der ingewanden , en knoestgezwellen in de oorzaken der waterzucht getelt worden , fchynt dit gevoelen niet zeer onbewysbaar, dat de waterblazen door de ziekelyke ontaarting der zenuw watervaten zouden kunnen ontftaan, hoe wel het noch van alle moeilykheid niet ontlasc js, welke mooglyk door een verdere waarneming van deeze ziekte zal weggenomen worden, wat men ook vastflelle over de oorfprong der waterblaasjens, het is zeker dat men dezelve in de lyken vind. de zeer vermaarde Bianchi (cf) getuigt, dat hy in een man van veertig jaaren gezien heeft, dat niet alleen alle de ingewanden^ van de buik, delever, de milt, het darmfcheil, de al' vleeschklier, de nieren, de blaas, de darmen, enz., byna vol zvaren met ontallyke kleine vlesjens met wei vervult, en ten eenemaal waterblaasjens vertoonende; maar dat daar en boven de onder gelege zuaterblaasjens vier of vyf dik op elkander lagen, maar aangezien hy in de holligheden van de darmen zelve zodanige waterblaasjens vond, nochte de zenuw watervaten zeer veel op de oppervlakte dér ingewanden door de ontleedkundige zyn gevonden geweest, dat zy met veele laagen op elkander lagen , daarom heeft hy niet gewilt, dat de waterblaasjens aan de gebreken der zenuw watervaten zouden toegefchreven worden , maar eer- (q) Hillor» Hepat. Tom. I. Part. II» Cap» III» §♦ 2. pag. 139.  336 DE WATERZUGT. §. 1226. eerder aan de verfpreide opheffingen van het omvangende bekleedzel, welke door de onder dezelve uitgeftortte wei haare oorfprong verfchuldigt zyn. maar hy verzekert dat de waterblaasjens in helderheid van de overige waterachtige gezwellen onderfcheiden worden. Men leest by Scbenck ook een diergelyk geval (r) , van een waterzuchtige vrouw, in welke alle de ingewanden, zo wel in derzelver uitwendige oppervlakte , als in hunne holligheden , hangende biaasjens hadden, vervult met een citroenagtig water, het geene zelfs naar de twintigfte dag zonder flank bleef, zelfs waren de holligheden van het hart, het hartzakje, de maag, de darmen enz., niet vry van deeze ziekte; het geene vry wonderlyk fchynt. by de geneeskundige waarnemers komen talryke voorbeelden van een zak-waterzugt voor, maar my dunkt dat het overtollig is, 'er meerder aan te halen. Het zal nochtans altyd voordelig zyn voor een Geneesheer, zo hy weeten kan, of de dikte van de buik ontftaat door het in de holligheid van de buik vloeijende water, of wel van de zogenoemde gezakte waterzugt. de reeds te voren geprezene du Verney (s) heeft deeze tekenen by een verzamelt, te weeten, zo de dikte langzamerhand is aangegroeit , zo dat het meer dan twee jaaren verlopen is, eer dat de buik zeer fterk is opgezwollen, zo dc zieke in 't begin der ziekte een ronde dikte in de buik heeft waargenomen, welke allengskens is aangegroeit zonder groote lastigheid, zo de voeten, de beenen, de dyën, lang'aam hebben beginnen te zwellen, en de buik, de legging vaii de zieke veranderd zynde, deszelfs form nooit veranderd heeft, gelyk gewoon is te gefchieden , wanneer de waterzugt in de holligheid van de buik vergaderd word. het blykt, dat de OO Obfervat. Medicin. Lib. III. Obferv. IV. pag. 34T. (.0 Academ. des Sciences 1'an 1703. Memoir. pag. 195.  §.1226. DE WATERZUGT. 337 de meefte deezer tekenen met die overeenkomen, welke te voren zyn opgenoemt geweest, alwaar over het onderkennen van de waterzugt der penszak wierd gehandeld. Intusfchen nochtans is 'er groote omzigtigheid nodig in het vormen der kennis, zo de Geneesheer van 't begin der ziekte zelve niet by de zieke is geweest, men heeft een harde, bovenmatige; gelyke dikte in een ten hoogst ongedaan lichaam, alwaar alle reden was van een gezakte waterzugt te verdenken', vooral dewyl dezelve de geheele buik vervulde, uitgenomen het onderfte gedeelte van de onderbuik, in een jongeling van veertien jaaren, die door een winddoorn, alle de wervelbeenderen van de rug en het heilig 'been uitëetende, geftorven %v aar genomen; daar nochtans de wanfchape dikte van de buik alleenlyk, toetefchryven was aan de zeer gezonde, en, zonder eenig voorbeeld door de ontleedkundige aangetekend voorbeeld, tot een overgroot lichaam gegroeide lever en milt (f). hoe erg zoude men hier gedwaalt hebben met de buikfteking in 't werk te {tellen ? Het kan buiten dat gebeuren, dat de zodanige waterzuchtige zak door de al te fterke uitzetting van het vergaderde waterbreekr, en dus al het water in de holligheid van de buik zit. het is wel waar, dat de zyden van zodanige zak tevens veel verdikt worden wanneer zy worden uitgezet; maar ook zelfs naar de dood, de geheele buik met water vervult zynde , zyn 'er verfcheurde randen van een overgroote zak gevonden, welke te voren water had bevat. Nochte dit alleen: maar ook heeft men waargenomen, dat het water in de holligheid van de buik heeft gezeten , alhoewel de gezakte waterzugt ook tevens aanweezende was. men vind (u) een (t) Ant. de Haan Meth. Med. Part. 4. pag. 99. (ii) Academ. des Sciences in loco modo citato. Vierde Deel. Vv  S38 DE WATERZUGT. §.1226. een aanmerklyk geval; de buik doorgeftoken zynde, vloeide'er zeer weinig water uit, nochte de dikte van de buik wierd veel verminderd : het ftilet nochtans door het pypje ingeftoke zynde, was het zeker, dat de driekantige naald tot in de holligheid van de buik was doorgedrongen : men voelde met het pypje duidelyk wederftand , en gelyk de in deeze ziekte zeer ervare du Verney zeker geloofde, een zak te raken, heeft hy dezelve doorgeftoken, en 'er zyn omtrent zes pinten geel en flymachtig vogt uitgevloeid welk ten eenemaal onderfcheiden was van dat, 't geen eerst uit de holligheid van de buik was gekomen, hy heeft by de zelfde zieke de buikfteking met de zelfde voorzorgen te werk gefteld, en naderhand ook by andere zieken met de zelfde uitkomst. , _ , Daar uit blykt nochtans, hoe verzekert een Geneesheer van de kennis der ziekte moet zyn , eer dat hy de dikte tegen het pypje weerftaande, naar het water uit de holligheid van de buik geleid te hebben, durft doorfteken, dewyl men zo menigmaal knoestachtige diktens de waterzugt heeft zien verzeilen, welke , de buik door het water uitgezet zynde, zich niet laten gevoelen. Maar ook heeft men waargenomen, dat de buik dik was, offchoon 'er in 't geheel geen water in de holligheid van de buik wierd bevat, nochte in de verdubbeling van de penszak, nochte tusfchen de penszak en de buikfpieren , maar de geheele dikte van een verdunde damp afhing, als dan word het het trommelwater oenoemd, om dat de gezwolle huik, wanneer zy met de hand wordgeflagen, gelyk een trommel weerklinkt, ook zyn de Geneesheeren gewoon dezelve droge waterzugt te noemen. Galenus Cw) zegt, ter plaatfe alwaar hy over de volheid van de nols disputeert, dat men door 't gevoel met kan gewaar wor- y den, (w) De Dignofc. Pulf. Lib. IV. Cap. III. Charter. Tom. VIIL pag. 163.  §.1226. DE WA TERZ U G.T. 339 den, of de flagaders alleenlyk geest, of wel ook eenige vochten bevatten; en by déeze gelegentheid voegt hy tot een voorbeeld, dit gezegde bevestigende, 'erby, dat wy zelfs in de waterzugt op 't gevoel alleen niet kunnen weeten, of het vogt of geest is, dat in de buik bevat word : maar dat wy, om de zvaare kennists verkrygen, genootzaakt zyn op de midden - bovenbuik te kloppen , om te weeten of zy gelyk een trommel weerklinkt: ten tweede de mensch in een andere houding te ft ellen, en op de zyden te keeren, waar door wy eenige golving hooren: en de klank, gelyk als van een trommel, geeft ons de geest te kennen, de golving, het vogt, maar op het enkel gevoel kan men niet weeten, of de dikte door de lugt of door het water ontftaat. men moet voornamentlyk aanmerken, dat Galenus, het geene in het trommelwarer de buik uitfpant, nu lugt, dan wederom geest heeft genoemt. maar aangezien, gelyk in 't begin van dit Hoofddeel bewezen is geweest., de oude Geneesheeren, de waasfem, welke by gezonde menfchen alle de holligheden van het lichaam vervult, geest genoemd hebben; maar wanneer die waasfem tot vogt verdikt wierd , waterig bloed; zo ook hebben zy gelooft, dat het veerkrachtige vogt', dat in het trommelwater de buik uitfpant, in water veranderd kan worden, waar Aè'tius (V) , over deeze ziekte handelende , zegt: maar het trommelwater veroorzaakt een zeer groote verga? dering van overtollige wind, met lugt vervult, in de zelfde plaatfen op ds buik leggende , zo dat het in 't begin enkel opblazing fchynt te zyn nochtans word nader land de wind verdikt, en word gelyk een zvolk, en dus fchynt te gelyk met ds zvind als een nevelachtig vogt aanweezende te zyn , en vergadert te worden, zo noemt Aretaus (y) deeze ziekte ook een vochtige overftorting^, welke in 't zueek der buik golft; door de opblazing , zvanneer zy geflagen word, eenigermate een trommel vertoont, edoch hy fchynt j . ■ - ■ .• • • ,;TTóIfl •£ :'■ 0 vvten OO Serm* X, Cap» 20» pag. 233» Vv % ' ' ' ' ' >'  34o DE WATERZUGT. §.izz6. ten eenemaal van gevoelen geweest te zyn, dat deeze verdikte damp het buikwater voortbragt; want men leest een weinig daar naar aldus : maar bet trommelwater , geeft, buiten dat het een dikte vertoont, ook klank, zvant wanneer men tegen de buik /laat, klinkt dezelve, nochte de geest verandert op bet keer en van het lichaam van plaats, zvant offchoon de omvangende plaats eenigzints nederwaarts helt, blyft de geest eventzvel boven en onder overal evenredig, voor V overige, zo ds geest in nevel en zvater verandert, (want het buikzvater word uit het troommehvater geboren,) zo zy niet volkome fomtyds verandert is , golft zy half verandert in de buik. Het fchynt dat ook naderhand fommige der verraaardfte Geneesheeren byna van diergelyk gevoelen zyn geweest, en gelooft te hebben, dat men ter naauwer nood het trommelwater voor een foort van waterzugt koude houden, want de zeer vermaarde Hofman fchryft aldus (z) : wat dat foort aangaat, dat men gewoonlyk trommelzvater en ook drooge waterzugt noemt, wanneer de huik zeer gefpannen en opgeblazen, met de hand op dezelve geftagen wordende, een geluid geeft als van een trommel, moet men weeten dat het eerder een toeval van het water tusfchen vel cn vleesch, en van het buikwater moet genoemt zvorden, dan wel e n ■zeker foort van waterzugt maar hoe wel het fomtyds gebeurt, dat het trommelwater andere waterzugten verzeld of volgd, nochtans zal het uit het volgende blyken, dat men het rechte trommelwater alleen vind. ja op een andere plaats (a) bekend dezelfde Hofman, dat het volkome een byzondere ziekte is , en zonder eenige uitftorting van water in de buik ontftaat. dus is \ in 3aet geheel niette geloven, dat, wanneer de buik als een trommel O) De Cauf. & Sign. Morbor. Dinturn. Lib. II. Cap. I. pag. 49. (z) Medic. Ration. & Syftemat. Tom. IV. Part. 4. pag. 425. 00 Ibidem pag. 486.  §. 1226". DE WATERZUGT. 34i mei weerklinkt, 'er tevens altyd water in de holligheid van de buik aanweezende is, het geene de buikfteking zoude vereifchen. want dus zoude 'er een leiyke misdag gefchieden , gelyk men by van Helmoni (b 1 leest: een zeker man, de buikfteking édii de zyde van de navel op raad der Geneesheeren ondergaande , om dat men geloofde dat by waterzuchtig was, en op dat zy het water zouden uitleiden ; ik noch een jongeling zynde, dit aanziende, de flym door de Heelmeefter daar uit getrokken zynde, is de buik terjlond ge/lonken, en hy is ten eerften geftorven: maar 'er kwam een zeer ftinkende en doodlugt hebbende wind uit. 'Er word dierhalve vereischt, dat men met aile vlyt de tekenen onderzoekt, welke leeren , dat het trommel water aanwezende is, en op wat wyze het zelve van het buik water kan onderfcheiden worden : want ervare Geneesheeren hebben in deeze kennis fomtyds gedwaalt, wanneer zy hartnekkiglyk bevestigden dat het frommelwater aanwezende was, wanneer nochtans de te werk gefielde buikfteking bewees, dat het 't buikwater was geweest ; en in tegendeel geloofden de Geneesheeren fomtyds, dat zy duidelyk de golving gewaar geworden waren, van het in de buik bevatte water, daar eventwel de ontleding van het lyk naderhand aantoonde, dat'er niets uitgeftort was, maar dat de dikte van de buik geheel ontftaan was door dien der darmen met winden en een lymige ftof waren opgefpannen. de reeds te voren geprezene du Verney de jonge bekend vrylyk, dat hy zelfs in deeze kennis heeft gedwaalt (Y). De buik word in het trommelwater nooit zo fterk uitgezet, als in het buikwater: de buik is aan de zyden meer te zamengedrongen, maar fteekt van voren meer uit: men neemt de klaarblykelyke golving niet waar : de geflage buik geeft een weerklank , maar met een dof geluid, gelyk als van een vogtige of niette deeg O) Capit. Ignotus Hydrop pag. 416. ad num. 44. (O Academ» des Sciences 1'an 1703. Mem. pag. 186. Vv 3  34a DE WATERZUGT. $.1226". deeg gefpanne trommel (d). de vermaarde Combalufier (e) deeze tekenen by een vergaderende, heeft het trommehvater aldus uitgelegt. het is een dikte van de geheele buik ah of het een gevulde Iedere vlesch was, wederft and biedende, zagt op V gevoel, ftandvastiglyk na buven en na de navel voor uitftekende, klinkende op't flaan, zich naar het drukken terftond verheffende, van oprusping en beftoote zvinden, en meestentyd met een hartnekkig ver flopte afgang verzeld, door de winden ontftaande. maar by deeze tekenen voegt hy 'er op een andere plaats (f) by., dat het vel vandebuik in het trommelwater wit, gefpannen en veerkrachtig is, het welke tegeu de drukking wederftand bied, en terftond wederom opfpringt, dat de gedaante van de buik door de onderfcheide legging niet verandert, en dat de pols meestal volder en-harder is als in het buik water, wanneer zy gewoonlyk kieinder en kwynender is. maar alhoewel alle deeze tekenen het hunne toebrengen tot het vormen van de kennis, zo zyn deeze twee eventwel de voornaarafte, indien de buik, wanneer op dezelve geflagen word, als een trommel weerklinkt, en de zieke niet zwaar weegt, daar in tegendeel de zieken in het buikwater door het vergaderde water zeer zwaar weegen. Maar aangezien, gelyk te voren §. 1224. is gezegt geweest, de veerkrachtige lugt de lyfmoeder opgeblazen heeft, wanneer zy in dezelve by een vergadert en de mond der lyfmoeder gefloten is, daarom is eertyds het gemeende gevoelen geweest, dat het trommelwater aanwezende was wanneer de vergaderde lugt in de holligheid van de buik vergadert zat. maar alhoewel dit fomtyds gebeurt, heeft de ontleding der lyken nochtans geleerd, dat dit zeldzaam gebeurt, en dat de maag en de darmen, overmatig door de bevatte en verdunde lugt uitgezet, het trommelwater voortbrengen, de zeer vermaarde Littre (g) heeft in verfcheide lyken der aan deeze ziekte geftorvene de buikfteking gedaan; de buik zakte niet neder, en wanneer de naald uitgehaald r zyn(d) Ibidem. (e) Pnenmato Patholog. pag. 23. Cf) Ibidem pag. 229. .1 Q) Academ. des Sciences 1'an 1713. Mem. pag. 315.  §. I22Ó\- DE WATERZUGT. 343 zynde, een kaars voor het gat van het pypje wierd gehouden, bleef de vlam onbewoge, offchoon de buik van alle kant gedrukt wierd. wanneer het trommelwater versch was, heeft hy weinig vogts in de holligheid van de buik gevonden, zo de ziekte lang had geduurt, heeft hy omtrent drie ponden waters gevonden, welke kleine hoeveelheid niet aan de uitzetting der buik beantwoorde, maar hy heeft altyd de maag en de darmen uitgefpannen gevonden, maar voornamentlyk de dikke, zo dat de blinde en kronkeldarm fomtyds zo dik waren als het dyëbeen van een mensch: daar uit heeft hy befloten, dat het trommelwater niet door de lugt in de holligheid van de buik vergadert voortgebragt wierd, maar door de opgeblaze maag en darmen. Sinopens heeft het zelfde gevoelen door zyne waarnemingen bevestigt wanneer een pypje in een zeer fterk opgezwolle buik van een lyk , het geen het wydfte graf nauwlyks konde bevatten, gedoken zynde, 'er noch water, noch wind uit is gebarften : hy heeft naderhand in verfcheide, die aan diergelyke ziekte geftorven waren, dat de darmen boven mate waren uitgezet, daar maar een kleine hoeveelheid waters in de draaijen der darmen golfde, de zeer vermaarde de Haen, Hoogleeraar in de hooge fchool te Weenen (*'), keurt, naar dat hy de onderfcheide gevoelens der Schryvers aangaande de zitplaats deezer ziekte heeft aangehaalt, het gevoelen van de zeer beroemde Littre ten eenemaal goed , aangezien hy in het lyk van een man, die reeds drie jaaren het trommelwater had gehad, de kronkeldarm zeer uitgezet heeft gevonden , zo dat zy op fommige plaatfen de dikte van eens menfchen arm, op andere die van de dyë van een volwasfe mensch had : maar alle de dunne darmen als ook de maag waren twee, driemaal wyder dan natuurlyk, zo dat deeze zo boven matig uitgezet zynde^ Qi) Parerg. Medic. pag. T4. (O Rat. Medend. parte altera Cap. 5. pag. 73, & feq«  E WATERZUGT. §.1226". inte van de borst zeer verandert is geweest» en de rk met het hart te zamen gedrukt, edoch dewyl hy lia*en arbeid jaarlyks gewoon is in 't openbaar uit haalt die niet minder door oprechtheid , als onvergheid aanzienlyke man , ook een ander voorbeeld uelwater (k), waar door een zesjaarig kind reeds is aangetast geweest, zo dat hy nu meer dan min ;, maar nooit geheel geflonken , de laatfte dertig n leven de buik boven mate dik geworden, terwyl :ns verftopt was: de buik was nochtans niet evenrelen, maar vertoonde zich ongelyk door verfcheide, igwerpige uitfteekzels. de buik naar de dood geowierd 'er geheel geen water gevonden, maar de geis haare oorfprong veifchuldigt aan de dikke darmen, ar min uitgezet en opgevult: edoch zy bielden in j-roote menigte lugts,en harde drek. hier uit hlykt, Ie buik in het trommelwater kan uitgezet worden, niet evenredig, de darmen op de eene plaats meer re uitgezet zynde : ja op die plaatfen , alwaar de rgaderd zit, zal men een aanmerklyke hardigheid ivyl door 't overige van de buik alleen maar een opaanwezende is. tevens verdient ook de onderfchei1 de kronkeldarm, geheel van de natuurlyke afgereene dikwils genoeg gebeurt, gelyk ik van te vover de wonden gehandeld wierd , gewaarfchouwt rkt te worden. het trommelwater dierhalve deszelfs zitplaats in de ie en dunne darmen, heeft, en fomtyds in ieder af>mtyds in verfcheide, of alle te gelyk ; en dewyl nemingen leeren, dat de ontftekingen der darmen :t trommelwater of drooge waterzugt gevolgd worden, parte quarta pag. 59. & feq.  $.1226. D E W A T E il Z U G T. 345' den , begrypt men fommige plaatfen van Hippocrates, welke anderzints duifter fcheenen, want hy had gezegd (7): die buikpyneti hebben, en lastigheden omtrent de navel, en pyn der lendeven, welke nochte door een buikzuiverend middel, nochte ander' zints word ontbonden, deeze zet zich tot een drooge waterzugt. want de buikpynen gaan vooraf, wanneer de darmen met wind opgefpannen worden, en dewyl de dunne darmen in hunne natuurlyke legging de plaats der navel bezetten, fchynt de kwaal als dan in deeze te zitten, en men heeft in de daad de dunne darmen in de lyken der aan het trommelwater geflorvene zeer uitgezet gevonden: maar ook veranderen de dikke darmen fomtyds opwonderlykewyzen hunne legging, gelyk reeds is gezegd geweest, en men heeft de kronkeldarm de plaats van de navel zien bezetten, maar indien de darmen zeer opgezwollen zyn , word het darmfcheil nootzaaklyk uitgerekt, zo het kwaad in de dunne darmen heeft gezeten, maar zo het in de dikke darmen is, het kleine fcheil: edoch het darmfcheil en het kleine fcheil zyn , gelyk bekend is, aan de lendenen gehegt; en hier uit blykt de reede, waarom Hippocrates de pyn der lendenen voor een voorteken van de zullende volgen droge waterzugt houd. maar zo het kwaad door een buikzuiverend middel toe te dienen, of op eeni« g} andere wyze, ontbonden word , de droesfem en winden uit de darmen uitgejaagt zynde, eer dat de te langen tyd uitgezette darmen hunne veerkragt geheel verloren hebben, word de kwaal geneezen. men leest in de verzamelde voork&nnisfen (ot) : pyn hwen de navel, en pyn in de lendenen, eindigen in de droege wa~ tjyzugt, ze zy door de geneesmiddelen niet ontbonden zvorden. maar als dan kan men geloven, dat de voornaamfte zitplaats der kwaal in de kronkeldarm.zit. men leest elders (ri): de benaauwde ademhaling komt door de drooge zvaterzugt: te weeten wanneer de (7) Aphorism. II. Se ft.. IV. Charter. Tom'IX. pag. 138. (m) No. 305. Charter. Tom. VIII. pag. 869. (V) Ibidem No. 424. pag. 877. Vierde Deel. Xx  346 DE WATERZUGT, 5. i22Ct. de buik boven mate uitgezet zynde, de borst naamver word : gelyk in het een weinig te voren aangehaalde geval van het zesjaarig kind gebeurt is. in de drooge waterzugt, een teken van zich voorafzendende , zyn de pynen , omtrent de dunne darm voorvallende, kwaad (0). en men leest een weinig van te voren : het dtuppen van de pis is kwaad voor de geene die de drooge waterzugt hebben, ook is de pis kwaad welke weinig grond" zetzcl heeft, want het betekent, dat de opgeblaze maag en darmen zodanig de nieren en pisleiders drukken , dat de afzondering en uitwerping der pis geftoord word. maar ook word het buikwater dikwils door dezelfde oorzaak geboren, gelyk naderhand zal gezegd worden, welke zich by het trommelwater kan voegen, gelyk terftond zal blyken. De zeer vermaarde Littre Qf) heeft zeer wel uirgelegt, op wat wyze de maag en de darmen zodanig kunnen uitgezet worden , dat zy het trommelwater voortbrengen, de flokdarm laat de lugt altyd onverhindeit toe, dewyl zy van boven open is; maar ook laat zy de lugt in de maag met de doorgeflokte fpyzen en dranken door: mooglyk ook, kan, wanneer de maag ledig is, en aan haare twee monden hangt, de als dan naauwlyks geflote bovenfte mond van de maag de lugt genoegzaam vrye toegang geven, welke dierhalve in de holligheid van de maag en de darmen redelyk vry zal omzwerven, edoch van welk nut de lugt in de verteering der fpyzen is, word in de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van het menfchelyk lichaam uitgeiegt. de lugt word wel door de inwendige hitte van het lichaam uitgefpannen, maar aangezien de geheele fpys-buis fpierachtig is, en uit vry fterke rokken beftaat, wederftaat aan de uitfpanning, en drukt altyd het geen in haare holligheid bevat is. zo de buik van een levendig dier fchielyk word open gefneeden , vertoonen zich de darmen vast en langwerpig rond, en fchynen naauwlyks hol te (e) Ibidem No. 458. pag. 879. (f) Ibidem No. 453. pag. 878. Academ. des Sciences 1'an 1713. Mem. pag* 3*3. &  5. 1226". DE WATERZüG T. 34/" zyn, zo zy doorgefneden worden : in een dood lichaam vertonen zich de darmen dun vliesachtig, en zeer hol, dewyl die fpierkracht naar de dood ophoud , welke de uitfpannende lugt wederftond. maar aangezien de ingewanden noch verfcheide uuren naar de dood warm blyven, worden de darmen door de verdunde lugt uitgezet, aangezien zy zich door derzelver fpierkracht niet meer te zamen kunnen trekken. De zeer beroemde Littre nu, merkte de lugt in de fpys-buis bevat, de darmen tragtende uittezetten wanneer zy verdunt word, en de zamentrekkende kragt der darmen , welke aan deeze uitzetting wederftaat, als twee machten tegen elkander overgefteld. de te zamentrekkende kragt der darmen heeft in de gezondheid de overhand: want ten zy zulks was , zoude men niet kunnen begrypen, hoe dat zes en meer ponden geneeswateren , in een korte tusfchentyd gedronken, ten eenemaal zodanig van de darmen opgezogen worden, dat 'er niets langs de afgang uitgaat, maar zo de lugt in al te groote hoeveelheid in de fpys-buis aanweezende is, of dat zy te zeer verdunt is, word zy door de natuurlyke te zamentrekking van de maag en de darmen uitgedrukt, langs boven door opruspingen, of langs onder door winden, daar door jaagt de maag, welke zo dikwils raauwe winderige fpyzen, gestende dranken in zich ontfangt, ja dikwils met dezelve word opgevult, de door deeze al te overvloedig voortgebragte, of ook te 'fchielyk verdunt wordende lugt, met kragt uit langs de bovenfte mond, welke een voortduuring is der flokdarm. maar in de dikke darmen, in welke het overige gedeelte van het genuttigde, alle voedzame ftof byna uitgeput zynde, vergadert word, te gelyk met dat geene dat van de fappen van ons lichaam langs de geheele fpys-buis met het genuttigde vermengd word, zyn duidelyke tekenen van de verrotting aanwezende; edoch by een andere gelegenheid §. 647. is beweezen geweest, dat de verrottende fappen een veerkrachtige lugt voortbrengen ; en hier uit blykt, waarom de dikke,darmen'boven de andere voornamentlyk de zitplaats der winden zyn. maar de dikke darmen hebJ Xx s ben  343 DE WATERZUGT. §.1226. ben grooter middellyn als 'de dunne, fterker bekleedzelen, en een drievoudige band, welke de al te fterke uitzetting wederftaat, en de geheele langte van de dikke darm zeer vast houd. daar door jaagd de wederftand biedende, en geprikkeld wordende zich zeer fterk te zamentrekkende dikke darm,'de w;n> den langs de nabuurige aarsdarm uit: maar hoe groot de kragt is waar mede zich de dikke darm te zamen trekt, blykt zelfs daar uit, dat zelfs by een allerfterkst mensch, ook tegen wil en dank de winden, en ook fomtyds de drek door de aars met groote kragt worden uitgedrukt. Zo nu de kragt, met welke de ingewanden zich te zamentrekken door eenige hoe genaamde oorzaak verzwakt, zullen zy voor de uitfpannende" lugt wyken, en het trommelwater zal kunnen geboren worden; waar door het zelve naar lange ziektens, de vaste deelen van het lichaam verzwakt zynde, gewoonlyk volgt; gelyk ook naar het eenige reizen doorgeftane lankeuvel ; gelyk uit de reeds aangehaalde gevallen blykt. te voren, alwaar over de ontfteking der darmen §. 960. gehandeld wierd, heeft het gebleken, dat het gedeelte der daim/dat hoger zit als de verdopte plaats, boven mate uitgezet, opgeblazen, en verfcheurt word met een lillerfcherpfte pyn: edoch §. 25. is beweezen geweest, dat de al te fterke uitrekking van .dc veezei, welke weinig van de verbreking verfchilf, eene al te groote zwakte voor derzelver uitwerking agter laat. ja §. 1060. wierd onder de oorzaken der lammigheid een overgroote langduurige pyn, en alles wat door te verdraaijen of uit te rekken de zenuwen kan kwetfen, gerekend, het blykt dierhalve, dat de vezelen der darmen door verfcheide oorzaken zodanig verzwakt kunnen worden, en de fpierkracht der darmen zodanig uitgemergelt, dat zy voorde uitgefpanne lugt moeten wyken , en dus meer en meer worden uitgezet, gelyk men waargenomen heeft by de geene die het trommelwater hadden. Maar offchoen het groeijende trommelwater dikwils van een fcherpe pyn voorafgegaan word, wanneer de ontfteking der darmen volgt, of ten minfte lastige buikpynen, zo zy dooreen zagt- aar?  $.1226. DE WATERZUGT. 349 aartiger oorzaak volgt, gelyk uit de waarnemingen van Hippocrates heeft gebleken, hond nochtans de pyn, de darmen nu fterk uitgezet zynde, nochte zich wederom te famen kunnende trekken, naderhand op, de fpieragtige vezelen der darmen reeds verlamt zynde, even eens als naar allerfcherpfte pynen dervloeijing doorgeftaan te hebben, de verlamming daar op volgende, de pyn ophoud, de zenuwen reeds vernielt zynde, of ten minfte zodanig door de ziekte verandert, dat zy hunne werkingen niet meer kunnen uitoeffenen. Hier uit word begrepen, waarom in een veroudert trommelwater geene winden voor den dag komen, men geene rommelingen hoord: gelyk ook, waarom, zo 'er nog hoop op de genezing is, het voor een goed teken word gehouden, wanneer de zieke rommelingen gewaar word; dewyl zy een teken zyn, dat de darmen de kracht om zich te famen te trekken wederom gekregen, of ten minfte nog niet geheel verloren hebben; waar door naderhand zeer veele winden uitgejaagt worden, en als dan ilinkt de buik redelyk fchielyk ,- offchoon zy naderhand opnieuw wederom opzwelt, totdat eindelyk bekwame middelen gebruikt zynde, de darmen de behoorlyke kracht hebben verkregen, de buik naderhand niet wederom opzwellende. Men leest (r) zodanig aanmerkiyk geval: een meisje van tweeen-twintig jaaren, heeft naar een zeer liegt behandelde, en meer dan zeven maanden hartnekkiglyk verblyvende anderendaagfche koorts, eenige giften van de koortsbast gebruikt: zy heeft naderhand pynen gekregen in de lendenen en de buik, welke meestentyd begonden omtrent het regter darmbeen, en daar naar opklommen en fchuins langs de maag tot de linkerzyde voortgingen: 'er waren buikpynen, rommelingen aanwezende; de buik zwol Cr) Medic. EfTays Tom, L N?. 31. pag. 296. & feq. Xx 3  35o DE WATERZUGT. $. 1226. zwol op, en verhefte zich fomtyds tot een groot lichaam, daar op flonk zy by trappen zonder eenige ontlasting, zonochtans dat zy nimmer ten eenemaal geflonken was: zy was de volgende winter geduurende eenigen tyd vry van deeze kwalen; maar in't begin van de lente keerden de zelfde toevallen wederom; en de buik was altyd gezwollen; maar de dikte vermeerderde fomtyds zodanig, dat men vreesde voor het breeken der bekleedfelen van de buik; de dikte verminderde nochtans wederom, op nieuw zonder eenige ontlasting; en als dan wierd men in de buik als voor uit ftekende ballen gewaar op verfcheide plaatfen, voornamentlyk in beide de zyden. de eetlust wasgoed, geen de minde dor;t,, de menigte der pis beantwoorde aan de hoeveelheid der drank, de drek wierd door buikzuiverende middelen geledigt; maar nauwlyks kwamen 'er eenige winden voor den dag; en de dikte van. de buik wierd weinig verandert: men beproefde verfcheide middelen, zo wel uitwendig als inwendig, maar nauwlyks met eenig goed gevolg : de afgang was altyd opgeftopt, 'er kwamen geene winden uit. eindelyk zyn de beflote winden en rommelingen in de buik beginnen te werken; 'er is eenig bloed langs de aarsdarm uitgegaan; want zy had van te voren een vloeijing der ambaijen gehad; daar naar gingen de winden geduurende twee dagen langs boven en onder met zo groot geweld uit, dat niemand der zieken in het zelfde Gasthuis heeft kunnen verdragen, de buik wierd dunner en zagter; de uitbarfting der winden ging haar gang, en hoewel de dikte van de buik fomtyds wederom keerde, is zy door verfterkende middelen te gebruiken zo ver herfteld , dat zy bekwaam was zwaaren arbeid te doen , en zy naderhand volkome gezond was, offchoon zy meestentyd met blote voeten ging, zwaaren arbeid deed, en ook geen allerbest voedfel gebruikte. Het fchynt uit de befchryving van deeze wonderlyke ziekte dat het trommel water aanwezende is geweest, de kronkeldarm in haar geheele langte uitgezet zynde: die harde diktens ontfton- den  $.1226. D E WATERZUGT. 35* den buiten alle twyffel van de verharde drek; want zo zyknoestagtig geweest was, zoude men zo gemakkelyk de genezing niet hebben kunnen verhopen, de kracht aan de vezelen van de uitgerekte darm wederom gegeven zynde, zyn de winden uitgebariten, de buik is gellonken, de wedeihoude drek is door'buikzuiverende middelen en klydeeren uitgejaagt geweest, en de gewenschte gezondheid is wederom gekeerd. Nochte het fchynt onmooglyk, dat de wind naar de dood fomtyds een weg vindende, langs de aars uitgaat, en de buik tevoren boven matig gezwollen, fchielyk ilinkt. Ballonius verwonderde zich (O, wanneer hy dit in zyn behuuwd moeder had zien gebeuren, en nog in een andere eerbaare vrouw, aangezien zy beide waterzuchtig waren, en de onderbuik fterk wierd uitgezet, gedeeltelyk door water, gedeeltelyk door eenige •wind, is de buik naar dat zy geftorven waren, zodanig geflonken, als ofzy nooit was gezwollen geweest, edoch dat trommelwater fchynt zyn zitplaats in de darmen gehad te hebben; want zo het in de holligheid van de buik had gezeten, en niet in de fpysbuis, zal mennauwlyks kunnen begrypen, op wat wyze de dikte naar de dood is verdweenen, zonder dat de bekleedfelen van de buik braken. Uit dit alles fchynt men te kunnen befluiten, dat her trommtlwater zeer dikwils zyn zitplaats in de maag en de darmen heeft, en voornamentlyk in de dikke, men fchynt nochtans niet geheel te kunnen ontkennen, dat het trommelwater fomtyds in de holle penszak is gevonden geweest, want getrouwe waarnemingen hebben geleerd, dat dit waarlyk gebeurt is. maar op dat ik in deeze te vernaaien.niet te langwylig fchynt, heb ik maar een eenige uitgekozen, welke door de zeer vermaarde Ruysch, zo ervare in de ontleedkunde, in de tegenwoordigheid van Heifter, die 'zeker niet ligtelyk in diergelyke gevallen te bedriegen was (t) geCO Epidem. & Ephemer. Lib. II. Tom. I. pag. 176. CO Heifters Medic. Chirurg, und Anatom. wahrnehmungen pag. a&  35a DE WATERZUGT. §. 1226'. gedaan is. namentlyk een vrouw ftierf onverwagt in de bloei van haare jaaren; maar aangezien de buik zeer gezwollen was, en men geloofde dat zy zwanger was, begeerden de bloedverwanten en de man, dat men naar de dood zorgvuldig zoude onderzoeken, of zy zwanger was, en wat kwaal 'er verborgen was. wanneer Ruysch met zijne gewoone voorzigtigbeid en handigheid beproefde om de buik te openen, met een klein gaatje in de holligheid van de buik doordringende, kwam 'er met geraas een groote menigte lugts uit, en terftond flonk de buik ten eenemaal. de lyfmoeder wierd ledig en te famen getrokken gevonden, het net alleen was verteert, de overige zo borst als buikingewanden waren, gezond, nochte Ruysch konde ontdekken op wat wyze of langs welke wegen de lugt in de holligheid van de buik had kunnen komen. Hei fier reeds zeventig jaaren oud, getuigt dat men het buiktrommelwater zeer zelden ontmoet; want alhoewel hyde tyd van zes-en-veertig jaaren verfcheide lyken der aan het trommelwater geftoryene had ontleed, heeft hy nimmer lugt in de holligheid van de buik gevonden, maar de darmen altyd zeer uitgezet, wy weeten hedendaags zeker, gelyk breder in het hoofddeel van de winden is gezegt geweest, dat 'er een ongelooflyke menigte lugts in de vloeibare en vaste deelen van ons lichaam zit; maar zo lang de lugt aan de deelen het lichaam uit makende vast zit, als in haare beginfelen verdeelt, is zy niet veerkrachtig: maar wanneer die te famenbinding en aan een houding der lugt met de vaste en vloeibaare deelen van ons lichaam, door de vermeerdering der warmte, of door de inwendige beweging dergesting en verrotting, los word gemaakt, keerd de gewoonlyke veerkracht en uitzetbaarheid der lugt, zelfs op de minfte vermeerdering der lugt wederom, maar aangezien het net in het lyk van deeze vrouw, wierd bevonden verteert te zyn, fchynt het niet zeer moeilyk te begrypen, waarom de buik zo fterk gezwollen is geweest j en de lugt met geraas en geluid langs een kleine wond de buik toegebragt, is uitgebarften. - Dit  ' DE WATERZUG T. 353 Dit is de rede, waarom, wanneer alles in zeer kwade ziektens tot de verrotting overhelt, het kort daar op zullende volgen trommelwater de dood voor af gaat. ter plaatfe alwaar ' over de geduurige rotkoorts §. 735. gehandelt wierd, is aan* getekent geweest, dat de dood aanftaande is, wanneer bet week van de zyden gefpannen en opgeblazen is. dus ook is §. n 04. alwaar over de gezwolle zwarte gal gefproken wierd , aange-: tekend geweest, dat de verrotte zwarte galftof, de vaatjens; der ingewanden verbroken zynde, in de holligheid van de buik uitgeftort, het trommelwater voortbrengt, om de zelfde rede komen de lyken der geene die verdronken zyn , naar eenige dagen, de buik fterk opgeblazen zynde, na de oppervlakte van het water, het blykt tevens gemakkelyk , dat de lugt uit' de heetvuurige darmen in dè holligheid van de buik kan doordringen ; waarom ook de geene die een kronkel in de darm-' hebben gehad en op 't fterven leggen , een opgeblaze buik ; hebben : om de zelfde rede ook , zal het buik trommel water' kunnen ontftaan, zö de wurmen de darmen doorboort hebben. .Maar dewyl het trommelwater in de darmen veel dikwervi- ' ger word waargenomen, dan wel in de buik, zyn de Geneesheeren gewoon voornamentlyk op het zelve te denken : fommige tekenen nochtans zyn 'er, waar door deeze twee foorten ; kunnen' onderfcheiden worden, want zo de buik naar buik en lende pynen word opgeblazen , 'er dikwervige rommelingen ontftaan, en de afgang zeer traag is, gelooft men te regt dat het trommelwater in dè 'darmen zit. zo deeze tekenen afwezende zyn, en de opgeblaze buik "fchielyk zwelt, 'fchynt'; men zyn gedagten na het trommelwater te moeren wendèn;en' als dan geeft de buik een harder weerklank wanneer zy geflagen word. deeze kennis word bevestigt, indien zodanige oorzaken zyn voor af gegaan, van welke men de verrotting en uitteering der ingewanden hebbe te vreezen. Maar ook blykt hier de rede uit, waarom het trommelwa- Vierde Deel. Yv t*»r  s54. . DE WATERZUGT.- §.1226. er fomtyds het buikw.ater verzeld; te weten zo het.water,in de buikholligheid bevat begint te verrotten, of de ingewanden door deeze langduurige doorweeking uitgeteert, bederven. dit heeft du Vemey de jonge gezien («>, en . .het tekent de tekenen aan , waar door dit gekend kan worden, dewyl de lugt ligter is als het water, het bovenfte gedeelte van de buik bezet l en wanneer men de buik met de.handen op die plaats , alwaar het water, eindigt, word men als een ligtigheid , of minder wederftand gewaar, als of iemand een blaas aanraakte, gedeeltelyk met water, gedeeltelyk met lugt opgevult: de houding van het lichaam verandert zynde, word ook de plaats van het water en de lugt in de buik. verandert: daar en boven heeft hy waargenomen, dat naar dat de buikfteking, gedaan was, de uitvloeijing van het water fomtyds belet is door een lugtblaas, welke met een varkensborftel doorgeftoken moest worden, op/ dat de vrye uitvloeijing herfteld wierd. maar ook tevens blykt * het, dat in zodanig geval de ondergang der zieke te vrezen is? aangezien de eenigfte hoopin de genezing van liet buikwater van d§' nog overig zynde volkomenheid der ingewanden afhangt. 'Men' vind ook dusdanig, geval by de zc.r vermaarde Comlahmer f» befchre.veri, die van een nog in leven zynde vrouwseze^t had , dat zy het buiktrommelwater met het buik water v^reenigt had; en de waarheid van deeze kennis heeft, naar dl dood -duidelyk gebleken want wanneer de driepuntige naald in de, zeer voor uit (lekende buik wierd gedoken, is de lugt >& terftond met een lélyke flank uitgebarsten, en wel met zo veel geweld, dat.zy een lamp terftond uitbhschte , en het middejlle gedeelte van de gezwolle buik aanftonds donk. de buik "daar naar opgefneden zynde is een zeer groote hoeveelheid ,dik; vogt groen Widen wi voor den dag g om^* m Academ. des Sciences fan^1703. Meraoir,ïj^^JSjj Cv) Pnemato Patholog. pag. 33» '  •$. I2i6. i22/. DB WATERZUGT.. 355 waar in veel waterblaasjens vol met helder of geelagtig vogt$ en van onderfcheide groote, zwommen, gelyk ook fommige vel» Ictjens, overblyffels der gebroke waterblaasjens. . 1227. T~\e waterzugt der teelballen gezegt, is 1; J—* van het balzakje; behoord tot (12 2 5:.); word gekend door 't aanraken; zigtbaare doorfchyning; het agcerblyvend teken der ingedrukte vinger. 2. van de zak uit de vöortduuring van de penszak in een waare breuk ontftaan: gèfchièd in een fterk buik water (1226Ï): word gekend uit de tekenen van de waterzugt in de buik, of van het trommelwater, het voor af gegaane; verdwynendc door de drukking, afhellende legging op de rug, ontlasting van water uit de buik; dikwils een fchielyke vermeerdering en vermindering van de kwaal, zonder klaarblykelyke oorzaak; een wofstagtige gedaante van liet gezwel door de liezen uit hetbalzakjei 3.vahhëtfchedeagtig inwindzel van de teelbal: ontftaat, zo het vogt aldaar afgezondert niet door deszelfs vaten word opgezogen, maar ftil ftaat, vergaderd word, zyn blaas dikwils önmetelyk uitzet; of zo het aldaar door dien de vaten gebroken, verftopt zyn, van gelyken vergadert word; de Ontfteking, verzweering, bloed waterige vergadering, bootfen dikwils dit foort na. word gekénd uit een gezwel zonder veerkracht, niet wykende,hard,langzaamvoórt-i gebragt; afwezenheid der tekenen, van de eerfte en tweede waterzugt der teelballen; ronde, of ten minfte eiron-> de gedaante van het gezwel; klaarblykelyké doörfdiy- Yya ning3  ?$6 DE WATERZUGT. §. 1257. ning, wanneer het balzakje rondom gefpannen zynde, ■ de zak der vergadering voor een brandende kaars gehouden, helder word gezien: maar of ,er, behalve- deeze, tusfchen de zenuwagtige rok en de zèlfftandigheid van de teelbal, of in de zelfilandigheid van de zelve- diergelyke dikte Zy, word zo zeer niet waargenomen, nauwlyks van het voorgaande foort onderkend, en Word misfchien niet dan door de uitfnyding genezen, deeze kwalen worden , vfytwAai, waterbreuken genoemt. Nu volgt de waterzugt eigen aan het niannelyk geflagt, welke gewoonlyk wel de waterzugt der teelballen word genoemt, offchoon zy zelden de zelfftandigheid der teelballen zelve bezet, maar meestentyds alleen maar in derzelver omwindzels zit, voornamentlyk in het balzakje, maar aangezien ook hier de algemeenfte plaats is der breuken, daarom zo het balzakje door het vergaderde water gezwollen is, heeft men het breuk genoemt, en om het van de andere foorten te onderfcheiden, waterbreuk; waarom de Grieken alle de waterige gezwellen van deeze deelen met.de algemeene naam van waterbreuken beftempelt. Maar aangezien dusdanige waterige vuiligheid op onderfcheide plaatfen kan vergadert worden, moet men dit met rede onderzoeken ; om dat 'er ook onderfcheide geneeswyze vereischt word. daarom heeft Celfus zeer wel gewaarfchouwt (x), wanneer hy ©ver deeze ziektens handelt: edoch fommige tekenen zyn algemeen, fommige eigenaartig. algemeene, d kleine hoeveelheid weiagtig zenuwwater in het fchedearmg bekleedlel vergadert word, kan niet onderfcheiden worden, edoch die dikte heeft geen veerkracht, en wykt niet aan de drukking der vingers, naderhand op nieuw opzwellende, gelyk in de waterzugt tuskhen vel en vlees van de balzak gefchied, om dat zy in geen celagtig weefzel zit, maar in het fchedeagtig bekleedfel van de teelbal, de kennis word bevestigt, zo de tekenen van het eerfte en tweede foort der waterbreuk te voren op genoemt afwezende zyn. aangezien de holligheid van de fchedeagtige'rok een genoegzaam ronde maakzel heeft, zal dezelve uitgezet zynde deeze vorm hebben ; maar dewyl de fchedeagtige rok na boven toe nauwer word, daarom zal zy, volkomen vol, een eironde gedaante kunnen vertoonen; hoewel nochtans, de hoeveelheid van het bevatte vogt vermeerdert zynde, ook dit bovenfte gedeelte van het fchedeagtige bekleedfel gewoonlyk zodanig word uitgezet, dat de geheele dikte een ronde gedaante verkrygt. maar aangezien ook de fchedeagtige rok, en de bekleedfelen van de balzak, door de uitrekking zeer uitgezet verdunt worden, daar door zal de zak, waar in het vogt vergadert zit zich vry'doorfchynende vertoonen, vooral zo de balzak in het bovenfte gedeelte met een zagt en breedlinnen voorzigtiglyk word eeprangt, op dat de fpanning vermeerdert worde, edoch het water, in dusdanige waterbreuk bevat, is meesten tyd gewoonlyk klaar; en dus zal de geheele dikte doorfchynende zyn, zo men een brandende kaars van de tegen over geftelde zyde zet, zo dat de teelbal in 't midden van de dikte zitteride gemakkelyk kan onderfcheiden worden, en dus kan voorgekomen worden.dat men dezelve in de doorfteking met de punt der driekantige naald nietenkwetfe. deeze kennis word van Celfus (s) bevestigt; die aldusfchryft: de dikte is zagt, zo zy niet te vol met vogt is; maar zo dit fterk aangegroeit is, bied zy zoederftand gelyk een gevulde enftvftoe gebonde Iedere vlesch: de aders worden van gelyken in de balzak opgeblazen; en zo wy met de vingers drukken, wykt het vogt, en rond vloeijende om dat geene, dat niet gedrukt zvord, heft zy het O) Lib. VII. Cap. 18. pag. 458.  368 DE WATERZUGT. §. 1227. zelve op, en vertoont zich als in een glas of hoorn door de balzak; en dit is, voor zich zelve, zonder pyn. daar naar voegt hy 'er, naar dat hy de tekenen, waar door het eerftefoort van waterbreuk word onderkend, by : maar zo het onder de middelfte rok is,heft zich de gcfpanne balzak meer op, zo dat het bovenfte van de roede onder de dikte fchutlt. nochtans moet men opmerken, dat het fomtyds gebeurt, dat het in de fchedeagtige rok vergaderde vogt niet doorfchynende is, maar troebel, en fomtyds bloederig; het geene meermalen gewoon is te gebeuren in een verouderde waterbreuk, waar in het vergaderde vogt doorhetlang verblyfreeds heeft begonnen te ontaarten, en de doorweekte of ook uitgeknaagde vaten, het bloed hebben uitgeftort. als dan is 'er geene doorichynentheid aanwezende, en de doorfteking van de balzak moet met grooter voorzorg in 't werk gefteld worden. Sommige hebben buiten en behalve de reeds opgenoemde foorten van waterbreuken, gewilt, dat 'er een waterig vogt tusfchen de zelfftandigheid der teelballen en het eigevlies der teelballen kan vergadert worden, welk zenuwagtig en witvlies genoemt word, zeer fterk en vast houdende, en is zeer fterk aan de zelfftandigheid der teelballen zelve vast gegroeit. ja, de zeer vermaarde Wimlow (f) gelooft, dat die vliesagtige celletjens, welke de afzonderende vaten van de teelbal bevatten en fchikken, voortduuringen zyn van het witvlies, het geene de teelbal omvangt, waar uit duidelyk blykt, dat hier het vogt zo ligtelyk niet kan'vergadert worden, en" zo het vergadert was, het witvlies niet zoude kunnen uitzetten, ofte alzo van de zelfftandigheid der teelbal afgefcheurt worden, ten zy het geheele maakfel van de teelbal ten eenernaal vernielt wierd; het geene ook zoude moeten gebeuren, zo de waterzugt in de zelfftandigheid der teelballen zelve vergadert wierd. de zeer vermaarde Bertrandi {u), tekent zeer wel aan, dat 'er geene waarnemingen worden gevonden, door wel- 0) Expofit. Anatom. Traité du bas ventre N°. 486. pag. $6u (jO Acad. de Chirurg. Tom. III. pag, 101.  §.1227.1220. DE WATERZUGT. 369 welke volkome de waterzugt der teelballen zodanig word beweezen, dat alle twyffel van een andere zitplaats van het water weggenomen word. hy waarfchouwt daar en boven, dat in de gevallen, waarin men geloofde dusdanige ziekte aanwezende te zyn, een vogt uitgevloeit is , het welk zoude bewyzen , dat 'er een waare verrotte wegfmelting of verettering van de teelbal was voorafgegaan. Zekerlyk zo 'er zodanige waterbreuk aanwezende was, zoude zy naauwlyks van de vorige kunnen ouderfcheiden worden, welke in de fcheedeachtige rok vergaderd word , ten zy misfchien door de bovenmatige pyn in 't begin der ziekte, te weeten wanneer het wit vlies van de zelfftandigheid der teelbal door een langzame uitrekking afgefcheiden wierd. maar aangezien dit niet zoude kunnen gefchieden, ten zy het maakzel van de teelbal tevens vernielt zynde, deszelfs uitroeijing alleen overig bleef, om te kunnen geneezen. het is zeker dat men waargenomen heeft, dat de teelballen in het water doorweekt waren, en als wegvloeiden in een verouderde waterbreuk; maar men is niet zeker van een dus eigentlyk gezegde waterzugt der teelballen. (j. 1228. TV/|en heeft aangemerkt, dat alle deeze ziekIVl tens yoortgebragt worden, door allerlei oorzaak, welke bekwaam is het weiachtig vogt r. zodanig te bedwingen, dat het niet wederom in de aders kan keeren , maar in de' uitgerekte vaten ftilftaat, of 2. de vaten zelve zodanig verbreekt , dat het tusfchen de vliezen uitgeftort word, of 3. de uit de holligheden wederom brengende vaten zodanig verftopt , en de vogten in de holligheden ter neder gezet, zo weinig beweegt, dat zy met uitwaasfemen , nochte weder opgezogen worden. Naar dat de onderfcheide foorten van waterzugt opgenoemt zyn geweest, volgd 'er, dat wy over de onderfcheide oorzaken der Vierde Deed. Aaa wa-  37<, DE WATERZUGT. § 1228, waterzugt fpreeken, welke dooreen aandagtigewaarneming deezer ziekte ontdekt zyn geweest, of ook in de ontleede lyken der waterzuchtige gevonden zyn. in 't volgende Hoofddeel worden d» voornaamfte opgenoemd, maar aangezien zy zo vericheide entalrykzyn, vereischt de fchikking, dat zy tot eenige meer algemeene regels gebragt worden, waar over in dit Hoofddeel moet gehandeld worden. 10 Het is bekend uit de befchryving van de natuurde gefteldlieid van 't menfchelyk lichaam, dat al het zenuwwater, van wat gedeelte van het lichaam ook wedcrfceerende, door de zenuwwater aderlyke vaten in de bloed aders komt, het zy onmiddelyk, of eerst tot de gylleider, tot de borst-buis , en daar naar 10 de onderileutelbeensader, gebragt word. zo nu de_ vrye overgang van het zenuwwater in de grotere vaten door eenige oorzaak b, let word, zal dit in zyne vaten ftilftaan , dezelve uitzetten, en de zeer kleine wederopzuigende aders zullen zich niet luimen ontlasten; hier door zal de wederopzuiging uit de holligheden van het lichaam ophouden , terwyl nochtans de uitwaasfeming door de flagaders in dezelfde holligheden voortgang heeft; en dus zal de waterzugt geboren worden. Lowerus (w) heelt dat door regtftreekfe proefondervindingen in levendige dieren beweezen hv heeft in een groote hond, de borst doorboort hebbende, de opklimmende helle ader gebonden, daar op heeft hy de wond toewaait; terftond heeft het dier beginnen te kwynen , en 1* binneu weinige uuren geftorven : men zag m de buik van het ontleedde dier een groote menigte wei zzvemmeu , met anders ais cf het langen tyd de waterzugt had gehad, in een andere hond had hv de kropaders fterk gebonden; naar eenige uuren zwolle alle de deelen boven de band wonderlyk op , en de hond is binnen twee dagen, als door een kwade keel geflikt geftorven : hy heelt alle de fpieren en klieren, boven de band gelegen, fterk door een klaare wei uitgezet en doorfchyiiende gevonden, hier uit blykt liet, 00 De Gorde Cap* II. pag. 123. & feq* 0 ü'üIüsïoo ohtsdoli^fcno 'ju x^vo y_w tób tt r. b L ' •  5.1228. DE WATERZUGT. 3?3 het, dat de waterzugt door het beletzel van de beweeging van het aderlyk bloed binnen weinige uuren ontftaan is. men heeft in het lyk van een agtjaarig meisje (x), dat door dien zich het water in de holligheden der hersfenen vergaderd had, flaapzuchtig, met een moeilyke ademhaling geftorven was, ook de holligheid van de borst vol met een roodachtige waterige wei gevonden ; maar men vind in de hersfenen een zeer helder vogt. edoch wanneer hy de geheele holligheid van de borst van het bevatte vogt bevryd had, heeft hy de longen gezond gevonden; edoch twee zweeren , en twee harde vleezigè diktens van de grootte van een duive ei, welke de nederdalende holle ader gedrukt hadden; en zonder twyffel was de vergadering van de waterige wei daar door in het hoofd en in de borst veroorzaakt geweest. Maar wy zien zo menigwerf dat de beenen en dyen , wanneer de uitgezette baarmoeder de darmbeensvaten drukt, in zwangere vrouwen door een waterzuchtige dikte worden aangetast, en dat de teeldeelen fomtyds door een waarlyk water tusfchen vel en vleesch zyn gezwollen: zo dra als deeze drukking op de aders naar de baaring word weggenomen, verdwynt alle dikte dikmaals binnen weinige dagen, wanneer vermaarde Geneesheeren deeze en meer andere diergelyke in aanmerking namen, hebbenzyvastgeftelt, dat de waare oorzaak van de al te fterke zwelling van het lichaam in de waterzugt, en van de afzondering van de wei uit het bloed, en van deszelfs ftilftand tusfchen de holligheden en tusfchenwydtens, de vertraagde doorgang van het bloed , voornamentlyk door de aders, was (y). daar uit word ook de reede begrepen, waarom de voeten in het begin der waterzugt, gelyk §. 1230. word aangetekent, eerst beginnen te zwellen , om dat namentlyk de opklimming van het aderlyk bloed in de benedenfte ui- O) La Motte Traite Compl. de Chirurgie Tom. II. pag. 186* O) Fred. Hofman Med. Rat. Syilem. Tom. IV. Paru IV. Cap. XIV. pag. 43i' Aaa 2  t$k DE WATERZUGT. §.1228. 'uiterfte deelen tegen de poging der zwaarte, moeilyk is , voornamentlyk in die, die zich al te zeer tot zitten begevende, het lichaam naauwlyks bcweegen. waarom men ook gelooft, dat zeer lange menfchen meer onderhevig zyn aan de waterzugt O), want het voornaamfte onderfcheid der langte hangt van de meerder of minder langte van de beenen en dyen : want die afftand welkevan het bovenfte van het borstbeen tot aan het fchaambeen word gemeeten; is in menfchen van onderfcheide langte niet zeer onderfcheiden , dewyl de borst en buik-ingewanden by na in alle een even gelyke plaats vereifchen. maar de voornaamfte verfcheidentheid vari langte ontftaat door meerder of minder langte van het hooft, de hals, en voornamentlyk van de onderfte ledematen. In zeer lange menfchen dierhalve, moet het aderlyke bloed langs een verder tusfchenwydte tegen de poging der zwaarte opklimmen, en dus, alles gelyk gefteld zynde, zullen de voeten in deeze ligter door de waterzugt zwellen, de zeer vermaarde de Sauvages (a) heeft zeer wel aangetekent, dat de gezonde fappen een zekere trap van lymachtigheid hebben, waar door zy aan de wanden der vaten blyven vast zitten; en dus word deeze de werking der zwaarte vermindert, daar zy by regtlynig moeten opklimmen, zo nu dusdanige ongedaantheid ontftaan is, zo dat 'er een goed en vast bloed meer voortgebragt word, maar de fappen tot een waterige dunte beginnen te ontaarten , zal deeze vastkleving aan de wanden der vaten verminderen, de kracht der zwaarte nochtans onvermindert blyvende; en dus zullen als dan de onderfte ledematen ligtelyk zwellen. Men verftaat tevens hier uit, waarom, welk beletzel ook ontftaan zynde omtrent de rechter aderlyke boezemholte, de longflagader, of in de long zelve, zo dat de vrye doorgang van het bloed door dit ingewand belet word, de waterzugt te vreezen zy: want <2> Ibidem pag. 43<5. J( (O Differtat. fur le Medtcam. pag. 12»  f.i.223. DE WATERZUGT. 373 want de twee holle aders kunnen zich als dan niet vry ontlasten, waar door de beweeging van al het aderlyk bloed belet word. daar door gefchied het, dat de ellendige , die veelvoetige te zamengroeijingen omtrent het hart en de groote vaten hebben, zo dikwils waterzuchtig fierven. om de zelfde reede worden de geene die kortamig zyn, menigmaal waterzugtig; het geene Aretceus (b) over deeze ziekte handelende, ook gewaarfchouwt heeft: fommige van deeze zyn fehielyker verflikt, dan als iets ergers het geheele lichaam aangetast l. eeft. maar by fommige eindigt zy in de waterzugt omtrent V week van de buik, of in die, welke zoaterzugt tusfchen vel en vleesch genoemd word. en Aëtius (c), offchoon hy volgens het denkbeeld van zyn tyd vastgefteld had ; buiten de verkilling der lever is het onmoog/yk, dat het water geflremt zuord; en hy dus alle waterzugt aan de verkilde lever toefchreef; voegt 'er nochtans een weinig daar naar het volgende by : zvy hebben ook eenige gekend, die uit de ademhaling, welke zy, regt op zittende, moeten verriiten, in de waterzugt tusfchen het vel zyn vervallen. Nochte het is te verwonderen, dat de oude de kwalyk aangedane lever als oorzaak van alle waterzugt befchuldigt' hebben ,. dewyl men zo dikwils dit ingewand kwalyk aangedaan vind in de lyken der waterzugtigen, de opklimmende holle ader door de lever gaat, en de poort ader door de geheele zelfftandigheid van dit ingewand word verfpreid, want wat dikte 'er ook in de lever ontftaat, zal dezelve een beletzel kunnen worden voor de beweeging van het aderlyk bloed, maar de hinderpaal weggen omen zynde, welke de vrye beweging van het aderlyk bloed wegnam, zal de wederopzuiging van het uirgeftortte vogt kunnen gefchieden, en de ontlasting van het wederopgezoge uit het lichaam langs gemakkelyke plaatfen. waarom Hippocrates gezegd heeft (dj : de zva- (b) De Cauf. & Sigtr. Morb. Dinturn. Lib. II. Cap. XII, pag. ar f<0 Serm. X. Cap. XX. pag. 233. * & 00 Aphor. 14. Sect. VI. Charter. Tom. IX. pag. 2 4°«  $.1228. DE WATERZUGT. den der adertjens. ten zy de levenskracht dierhalve fterk is , welke de fappen omleid ,. zal die waasfem met minder kracht uit de flagaders gaan, met minder kracht in de aders worden gedrongen : waarom de waterzugt voor kwynende en zwakke nadeliger is, dan voor fterke en vlugge menfchen. alles dierhalve, wat de fterkte der vaten verzwakt, is een bereiding tot de waterzugt. dus heeft Hippocrates (k) waargenomen, dat, wanneer de wind in het jaar veel zuidelyk vogtig en zoel was geweest, veele in de waterzugt zyn vervallen : want niets verzwakt de vaste deelen van ons lichaam meerder, dan een vochtige en laauwe waasfem, gelyk te voren , wanneer over de ziektens der vaste deelen gehandeld wierd, is beweezen geweest. Maar zo dra de fterkte der vaten verzwakt word , werken zy minder op de bevatte vogten, nochte zy kunnen de gyl in goed en vast bloed veranderen; daar door begint het roode gedeelte in het bloed te ontbreken, en dewyl dit het dikfte gedeelte is van alle, ontaarten alle de flippen tot een grooter dunte, de lichamen worden zugtig, en zo de tezeer verdunde vogten uit het lichaam worden verblazen, volgd 'er een uitteerende ziekte, zo zy in 't lichaam blyven, worden zy in de holligheden opgehoopt, en dc flym en waterzugt worden geboren; gelyk §. ufo. gezegd is geweest' Maar aangezien ook die lichamen, welke fterke vaten hebben, en overvloed van rood bloed, warmer zyn, zullen zy , alles geftild zynde, minder tot de waterzugt overhellen , maar zullen eerder tot heete fcherpe ziektens neigen : maar de hitte verminderd zynde, word dat uitwaasfemende dampige tot een vogt verdikt , zal de holligheden opvullen, en zeer moeilyk wederom op gezogen worden: daar door neemt men zo dikwils waar, dat de beenen en dyé'nder waterzuchtige koud zyn als marmer; endaarom CO Epidem. Lib. III. Charter. Tom. IX. pag, 259 & 263. Vierde Deel. Bbb  376 DE WATERZUGT. §.1228. om {tellen de Geneesheeren , gelyk naderhand in de geneeswyze zal gezegd worden zo groot vertrouwen in de gezXoüe deelen te wTVven. op dat het geene ftilftaat niet alleen bewogen worde, maar ook op dat de door de wryvingen verwekte warmte, het buiten de vaten geftortte vogt tot dampen ontbmde , en dus bekwamer maake tot de wederopzuiging. te voren §. 44., alwaar over de ziektens der zwakke en fcppe ingewanden gehandeld wierd, is aangetekent geweest, dat die kracht, waar door de allerkleinfte ader-monden uit de holle plaatfen van het lichaam de uiteeftortte fappen indrinken, toe-en afneemt, evenredig na de krachten der omloop, toen wierd te gelyker tyd aangetekent, dat de ledigende kracht der flagader langer fchynt voort te dutten in de fterkfte kwyningen, dan de wederopzuigende kracht van de ader ■ wairom ook om deeze reede in de lyken byna altyd eenig vost'in de holligheden van het lichaam word gevonden. Maar wanneer het water te overvloedig is in de menfcheiyke fappen, nochte uit het lichaam door de vaten van de huid word verblazen, of langs de piswegen word uitgejaagt, groeit deszelfs hoeveelheid geduurig aan, en al het overige vermindert, dus zien wv in een bevestigde waterzugt, dat de buik en de onderfte ledematen boven mate zwellen, terwyl de bovenfte uitteeren, en de bloedvaten maar weinig bloed bevatten , zo dat zy byna geheel toevallen, , . . , . r Maar ook is 'er een andere reede, waarom het in onze fappen te overvloedige water in de holligheden van het lichaam afgeleid word en de waterzugt verwekt, het zoude in den eerften opflag fchvnen dat het water dunner dan het roode bloed, zeer gemakkelyk uit de eindens der bloedvoerende flagaders over moest gaan in de aders: en dus hoopte de zeer vermaarde Hales (/), dat hy door de infpuiting van warm water langs de flagaders alle de bloed- va- CO Hjemaftat. Expei. XX. pag* 143. & feq.  §.122-8.- D E WATERZÜG T, 379 vaten, zo wel aderlyke als flagaderlyke, uit konde fpoelen, en ten eenernaal van al het dikke bloed zuiveren, maar de uitkomst heeft niet aan de verwagting beantwoord: want het water keerde niet wederom langs de aders; maar is langs de kleinfte flagaders, langs welke het roode bloed niet konde doorgaan in de ledige tusfchenwydtens van het celachtig vlies doorgedrongen, en heeft door deszelfs lichaam de naburige flagaders, en nog meerde minder tegenftand biedende aders gedrukt, edoch hy heeft uit deeze proefneming befloten, dat de laatfte hairige b'loedflagaders zich zodanig kunnen toetrekken, dat derzelver uiterfte eindens door het langs dezelve vloeijend water niet kunnen open gehouden worden , maar dat 'er een onafgebroke agtervolging van roode bolleijens vereischt word, welke de weg uit het laatfte uiterfte van de flagader in de ader met dezelve voortduurende, openhoude. hier uit heeft hy elders (»;) beweezen, dat het tot het leven niet genoegzaam was, dat de flagaders en aders vol met water blyven, naar dat het bloed uitgeleid is; want de dieren ftierven.. te gelyk, wanneer hy voortging , langs een pyp , aan de kropflagader vast gehegt, het water integieten, is, offchoon dekropaders in de langte gefpleten waren, het water niet vry iangs deeze openingen uitgevloeit; maar alle dc.deelen van het lichaam begonnen te zwellen, en 'er ontftond een algemeene waterzugt; de boiften wierden uitgezet., alle de fpieren zwollen.op , dewyl de tusfchenwydtens tusfchen derzelver vezelen met water waren opgevult. intusfchen wierd het water niet met groter kracht door de flagaders gedrukt, dan die van het hart was in deszelfs natuurlyke gefteldheid. Dierhalve blykt dereede, op wat wyze de evenredigheid alleen van het water, ten aanzien van de overige deelen , in het bloed vermeerdert zynde, tot de waterzugt kan bereiden. Edoeh (»?) HamiafiaU Exper. XIV. pag. 114. & feq. Bbb 2  38ö DE WATERZUGT. §.1228.1229. Edoch wanneer het water in de holligheden van het lichaam tot zo groote hoeveelheid is geklommen, dat het dc vljezen, weke het zelve bevat, fterk begint uit te zetten, als dan is het naauwIvks meer mooglyk, dat het tot waasfem ontbonden word ; fomtyds word het door 't verblyf verdikt gelyk gelei, en zal dus op geenerlei wyze weder opgezogen kunnen worden, daar en boven wanneer de vliezen door het vergaderde water boven mate worden uitgezet, offchoon men mooglyk zoude kunnen geloven , dat de monden der wederopzuigende aders aldus van gelyken uitgerekt worden en wvder gemaakt, zullen de takjens der aders door de drukking zelve van het vogt nochtans zodanig te zamen gedrukt worden , dat zy niets meer door kunnen laten , en dus zal de moeilykheid der weder opzuiging vermeerderen, hier by komt daar en'boven, dat men in een langduurige waterzugt waarTenomen heeft, dat de flykerige drek de wanden van de hol.igheid welke dezelve bevat, met koortfen bezet, waar door de ader monden verftopt worden, dit is voor eerst meermalen m ue zogenoemde gezakte waterzugt waargenomen geweest; gelyk de ontledingen der lyken geleerd hebben, en te voren gezegd is ge- weest. .. , Deeze zyn de drie algemeene oorzaken , waar uit de waterzuil ontftaat. nu volgt 'er, dat wy die ziekelyke veranderingen van het menfchelyk lichaam in aanmerking nemen, welke een ot meer van deeze oorzaken gewoonlyk vooraf gaan, en dus gelegentheid geven voor de daar op volgende waterzugt. f 1220 W/elke waargenome oorzaken voornaW mentlykzyn: eengeflagtsgefteldheid, het fchielyk drinken van te veel koud water, nochte door braking , nochte door de afgang, nochte het zweet , nochte de waterlozing, nochte door de verwekte warmte ©fbeweeging, uitgeworpen; fcherpe ziektens, vooral  §.1229- D E WATERZÜG T. 38r zeer brandende, 'tzymet dorst en onverzadelykdrinken,, 't zy zonder deeze: een langen tyd voortduurende miltachtige roode loop: aHehartnekkigeVerftoppingën der ingewanden, gelyk knoestgezwellen der lever , dor mik , Duikklier bedde, darmfcheil, nieren, lyfmoeder, darmen, geelzugt , felle en langduurende derdeaaagfche koorts, lpysloop, langduurige roode loop, graauwe loop, etterborst, teering, voeteuvel, alle te zwaare ontlastingen, vooral van het flagaderlyk bloed , dranken van fcherpe dingen, engestende vogten, klevende, harde fpys, zeer groote waterblaasjens, veel in getal, in de holte van de buik hangende: en meer diergelyke, gelyk droefgeestigheid, fcheurbuik enz. Geflachts gefteldheid. Het blykt uit vry talryke waarnemingen, dat de ziektens van de ouders tot de kinderen worden overgezet; gelyk by eene andere gelegenheid §. 1075. gezegd is. geweest; en dus zal het in 't minst geen wonder fchynen, zo de geene die van waterzuchtige ouders zyn geboren, voor die zelfde ziekte bevreesd zyn: en gelyk de vrees voor toekomende kwalen gemeenlyk uitwerkt, dat men ook ydele geneesmiddelen gretig ter hand neemt, daarom, gelyk tevoren ook van de teering is gezegd geweest, zaten de kinderen der aan de waterzugt geitorvene, wanneer derzelver lyken verbrand wierden, met de voeten in 't water; want men geloofde aldus voor te komen, dat de ziekte niet tot hun overging (jn). het volk te Antwerpen was ten tyde van van Helmont van denkbeeld, dat de waterzugt tot ■de naafie erfgenaam overging, ten zy al het water uit het lyk ge~ tapt 00 Plutarch. de his qui fero a Numine puniuntur* Tom. II» 558. Bbb 3  gfc£ DE WATERZUGT. §.12*9. tapt wierd; en dus zvaren zy voor de ontleding bezorgt, dit volks ■ vooroordeel was ten minfte van dat nut, dat, den Geneesheeren dikwervige gelegenheid wierd gegeven de lyken der waterzugtige te onderzoeken, op dat zy dus te beter de oorzaken en uitwerkingen deezer ziekte konden nagaan, te voren is gezegd geweest, dat zwakke cn flappe menfchen, alles gelyk gefteld zynde, meer aan deeze ziekte onderhevig zyn ; maar aangezien de kinderen van dusdanige ook gewoonlyk zwak zyn, blykt ligtelyk de reede, waarom de geflits gefteldheid onder de oorzaken van de waterzugt word gerekend. Het fchielyk drinken van te veel koud water enz.. Dit is vry dikCvilsde oorzaak van een fchielyke waterzugt, vooral in de legerplaatfen, wanneer de Soldaten vermoeit en zwoegende door de hevige arbeid, of lange reis, gretiglyk het koude water drinken, en 'zich terftond tot de rust begeven, te voren, wanneer'er over het zydewee en de longontjleking gehandeld wierd, 3s bcweezen geweest, hoe groot gevaar van een haastige dood -of ook vanallerfcherpfteziektens, diegeene boven 't hooft hangt, die door de hitte cfzwaren arbeid verhit zynde, gulziglyk het ■koud water in zwelgen, maar wanneer zy dit gevaar ontkomen zyn, blyft 'er een ander overig, dat zy namentlyk niet fchielyk waterzühtig worden, in fommige ziektens is het drinken van zeer yskoud water zeer voordelig; gelyk in de genezing van de ont•itoke darmkring , bloedfpuwing enz. is gezegd geweest: edoch voorzichtige Geneesheeren gaven het koude water in kleine hoeveelheid en by dikwils herhaalde reizen te drinken, op dat het in dc maag warm kon gemaakt worden , en naderhand evenredig door 'het geheele lichaam verfpreid. want wanneer men yskoude drank op deeze wyze toedient, en de zieken met het lichaam wtl o-edekt 'te bedde fëggen , volgd 'er gewoonlyk een evenredige warmte tot de uiterfte'deelen van het lichaam töe; en tevens volgd ~'er een overvloedig zweet overliet geheele lichaam, waardoor het water word verblazen dat in het bloed te overvloedig is. Maar  DE WATERZUGT. 3S3 Maai waaneer het water zonder eenige gematigtheid, wanneer het lichaa u zwoegende is , met groote 'teugen word ingedronken, en de menfchen naderhand , zonder het lichaam wel te dekken, rusten, volgd 'er geen 't minfte zweet, ja fomtydsisde waterlozing zeer gering, en al het ingenome water blyft met het bloed vermengd, edoch het heeft uit de te voren opgenoemde allerfraaifte proefondervindingen van de zeer vermaarde Hales, gebleken, dat een groote menigte waters fchielyk met het bloed vermengt, niet uit de flagaders in de bloedaders overgaat, maar langs dunner afzonderende takjens in de holligheden van het lichaam word ter neder gezet, en de algemeene waterzugt vry fchielyk word voortgebragt. dit gebeurt by clie ellendige, wanneer zy terftond naar het overvloedig gebruik van yskoude drank zich terust begeven; want zo zy voortgingen het lichaam fterk te bewcegen, zou de vergadering van het water in de celachtige rok, welke overal op de Ipieren legd , en derzelver tusfchenwydtens vervult, belet worden, zo de fpieren geduurig en fterk werkten; te gelyk wanneer het lichaam door zich te bewegen geftadLT verwarmt word, blyft het ingenome water beweegbaar, en gaat op nieuw langs de zweetgaten of pislozing uit het lichaam , óf word,, zo het zelve het lichaam te zeer bezwaartt, door het braken uitgejaagt, of gaat langs de afgang uit. maar daarenboven , wanneer de maag door het fchielyk drinken vau koud water zwelt, word de lever, tegen en op de maag leggende, eerst door de voorafgegane beweeging van het lichaam verwarmt, een fchielyke koude toegevoegt; waar door de ontfteking der lever is te vreezen, gelyk ook derzelver uitwerkingen, te weeten, de verharding der lever, gelyk van te voren §. 916. is gezegd geweest; edoch wy zullen terftond zien, dat de verharding der lever dikwils oorzaak van de waterzugt is. en dus ontftaat de waterzugt om tweederleï reede naar het onvoorzigtig inzwelgen van koud water, wanneer het lichaam eerst verhit is; fchielyk, zo het ingenome water in het lichaam blyft, of langzaam, wanneer zy, naar dat de lever eerst  gÓ4 DE WATERZUGT. §. 1229. eerst kwalyk aangedaan is geweest, volgd. maar dewyl de oude Geneesheeren de verkilling der lever voor de voornaamfte oorzaak der waterzugt hebben gehouden, en zy vastgeftelt hebben dat van deeze alleen, zonder eenig buitennatuurlyk gezwel der lever, de waterzugt kan geboren worden, offchoon zy zeer wel geweeten hebben , dat de verharding der levers dikwils ook de waterzugt vooraf gaat, heeft Mtius het volgende gezegd {0): het lichaam word aangetast door het water tusfchen het vel, ■ dooide enkele verkilling, de kever in deeze in den beginne aangedaan zynde: maar naderhand word zy fomtyds ook hard; het geene opent lyk te zien is in die, zvelke de lever door het ontydig drinken van koud water tot een klomp verkond hebben, zo dat de overftorfing van het water terflond werkt, eer dat zy tot een knoestachtig gezwel zoor cl opgeheven, maar Jretaws (p) befchryft het fraaist van alle zodanigfchielyke waterzugt: ook ontftaat de waterzugt fchielyk, door het overvloedig drinken van koud water, wanneer 'iemand, om zyn al te groote dorst te (lillen , veel yskoud water heelt ingezwolgen; naderhand vogtigheidin de penszak ic gebragt; en daar door de in dc holligheden aanzuezend zynde warmte verkoud is geweest: en de druppels daar naar in de ingezvands holligheden uitvloeijen, welke eerst in lugt veranderd, door de uitwaasfeming wierden ten onder gebragt. dierhalve zo dit gefchied,, zal de genezing deezer ziekte gsmakkelyker zyn , eer dat eenig ingewand- of dé geheele mensch aangedaan is. maar voornamentlyk heeft Hippocrates het regen- en ftilftaand water veroordeeld (cf) , en heeft gezegd: dat de algemeene waterzugt daar door ontftaat : wanneer iemand naar een lange reis in de zomer in regen of ftilftaand'water is gevallen, en het zelve overvloediglyk met groote teugen heeft gedronken: zo het vleesch dierhalve het water heeft (o) Serm. X. Cap. XX. pag. 233. fjO DeCauf. & Sign Morbor. Dinturn. Lib. II. Cap. I. pag. 50. ■(f) De Intern. Affection. Cap, XXVIII. Charter. Tom. VII.  §. 1229." DE WATERZUGT. 385 ingedronken, en in zich heeft behouden, maar nergens affcheiding gebeurt, gefchied dit. daar op voegt hy 'er fraai by: zo deeze intusfchen goed doorgaat, fchynt hy geen 't minfte kwaad te hebben; maar zvanneer hyftil, en de zon ondergegaan is, bevangt hem op eenmaal veel moeilykbeid. ik heb reeds by een andere gelegenheid Jj. 1051. 1. reeds iets hierover aangetekent. edoch hier word over de waterzugt gehandeld, fchielyk door het overtollig drinken van yskoud water ontftaan; want de ftilftaande en raoerasfige wateren, heeft Hippocrates (r) elders aangetekent, dat zo zy voor daaglykfche drank gebruikt worden, offchoon zy niet worden ingezwolgen, ook de waterzugten, en wel de allerdodelykfte voortbrengen; maar hy fpreekt aldaar niet over de fchielyk ontftane waterzugt, welke minder dodelyk is dan de overige , welke door de kwalyk aangedane ingewanden ontftaan; want hy zegt : in de zomer ontftaan veel roode lopen , en langduurige derdendaagfche koortfen. maar deeze ziektens voortduurende , brengen dusdanige nat uur en tot de waterzugt, en doen de zieken flerven. ja zelfs heeft hy aan het gebruik van moerasfig water de waterzugt der lyfmoeder toegefchreven. Scherpe ziektens enz. Celfus (s) had gezegd, wanneer hy over deeze ziekte handeld: deeze kwaal begint ^dikwils uit zich zelve, volgd dikwils op een andere verouderde ziekte, wy hebben over het eerfte foort der waterzugt gefproken; nu volgd, datwy zien naar welke ziektens de waterzugt gewoonlyk volgd. de fcherpe ziektens, en vooral de zeer brandende, fchynen een geheel tegenovergeftelde natuur aan de waterzugt te hebben, dewyl 'er een brandende hitte aanwezende is, tevens met droogte van de mond, de neusgaten, de tong, en de geheele huid (ziet § 739.) en men in de waterzugt tegenovergeftelde toevallen waarneemt: hier- 00 De Aëre & Locis & Aquis. Charter. Tom» VI. pag. 195. O) Lib. III. Cap. XXI. pag. iöi. Vierde Deel. Ccc  ZZ6 DE WATERZUGT, §,1229. hierom zoude het wonder kunnen fchynen, dat naar allerheetfte ziektens de koude waterzugt volgd. maar men moet in aanmerking nemen , dat door de heete icherpe ziektens de vloei- en beweegbaaifte deelen uit het lichaam gaan, dat de dikkere overgelatene zodanig byeen vergadert worden, dat zy zeifs door veel water te drinken naauwlyks afgefpoelt en op nieuw verdunt kunnen worden ; ja eindelyk "zodanig opeen gedrongen en vasthoudende worden, datzy de gemeenzame vermenging met het water, of niet ten eenernaal toelaten, of het water ten minfte kort daar naar langs de afzonderende vaten van het al te dikke bloed word afgezondert, en het zy door het zweet dat geen verligting toebrengt, of door de pislozing uit het lichaam worden-gedreven, waarom, gelyk te voren meermalen in de befchryving der ontftoke ziektens gewaarfchouwt is geweest, de Geneesheeren het voor een ongelukkig voorteken houden, zo de pislozing in de fcherpe ziektens dun en waterig is. want men neemt waar, dat het bloed een byna pikachtige kleverigheid bekomt, wanneer het van deszelfs beweegbaarfte en vloeibaarfte deelen berooft is. waarom onder de oorzaken van de zwarte gal §. 1093. opgenoemt zyn geweest heete langduurige, dikwils herhaalde koortfen, zonder goe> de fcheiding, en zonder affpoelende middelen verdwynende. fomtyds gaan zodanige ziektens van een onverzadelyke dorst verzeld, fomtyds drinken de zieken geheel niet, offchoon alle, en welde hevigfte oorzaken der dorst aanwezende zyn, namentlyk wanneer 't verftand gekwetst is. in het eerfte geval, worden de affpoelende middelen, zo lang de ziekte in haare kracht is, in zeer groote hoeveelheid gedronken, door de kracht van de koorts bewogen, en langs verfcheide wegen uit het lichaam gejaagt. edoch de oorzaak der dorst niet weggenomen zynde , wanneer de zieken voortgaan met overvloedig te drinken , zal het ingenome water niet genoegzaam door de vaten bewogen worden , wanneer de ziekte nu afneemt, en de krachten door de hevigheid der voorbaande kwaal gebroken zyn, en zal zich van het te zeer verdik• . te  %i2^. DE W A TE R ZU'G T, 387 te bloed afzonderen , in de groote en kleine holligheden van het lichaam vergaderd worden, en dus zal de waterzugt volgen, maar wanneer de zieken in zeer heete ziektens de dorst niet gevoeld hebben, zal het bloed zeer verdikt worden , en de volkome vermenging van het water met de overige fappen zal allermoeilykst zyn, wanneer de ziekte geftild zynde , de zieken tot zich zelve keeren, en gretig te drinken eifchen. hier by komt, dat dusdanig vastklevend bloed zeer bekwaam zal zyn om de allerergfte verftoppingen der ingewanden voort te brengen; waaruit, gelyk wy terftond zullen zien, de waterzugt zal geboren worden, men zie ook het geene, dat over de langduurige ziektens, oorfprong hebbende uit de nageiate gebreken van kwalyk genczene .fcherpe ziektens, §. 1050. en volgende gezegd is geweest. Een langen tyd voortdiuirende roode loop. Tevoren §. 95S., alwaar over dc miltziektens gehandeld wierd, is aangetekent geweest, dat de roode loop voor de miltzugtige voordelig is, zo zy maar niet te lang duurt; te weeten wanneer de ziekte ftof de milt opproppende, ontbonde, langs de miltader in de lever,gaat, en daar uit in de lulligheden van de darmen: maar zo de ziekte ftof aldus ontlast zynde, de roode loop ophoud, en de krachten wederom opfhan., is het een allerbest teken ; edoch Hippocrates , gelyk elders gezegd is geweest, heeft in de miltzugtige een langduurige roode loop veroordeelt, en heeft gezegd , dat dezelve in de waterzugt eindigt, of in een dodelyke fpysloop. Want de roode loop is als dan geene uitwerking van de ontbonde ziekte ftof, welke een uitgang.zoekt; maar ge;fr eenier •een teken van de verteerde ingewanden , en de te zeer ontbonde fappen, en die tevens fcherp zyn. Alle hartnekkige verftoppingen der ingewanden, .gelyk knoestgezv/ellen enz. Deeze word de <.dikw.ervigfte .oorzaak der waterzugt waargenomen te zyn, en wel zo, dat, zo de waterzngtan, welkeednor het veel drinken-van koude 4*nk ontftaan, uitgezonden worden, gelyk ook die, welke dóór al Ccc 2 H te  388 DE WATERZUGT. §• 1229. te zwaare ontlastingen van het bloed ontftaan, 'er weinige gevallen te voren komen, waar in niet een of meer ingewanden verhard worden gevonden. Het gebeurt zo dikwils, naar de te werkgeftelde buikfteking, dat, het water uitgeleid zynde, zich knoestachtige gezwellen in de buik laten gevoelen : men kan, by de geene die de geneeskundige waarnemingen vergadert hebben , zeer talryke voorbeelden leezen , ik heb 'er niet weinige zelfs in de lyken gezien, en voornamentlyk in de lever; zo dat ik my niet fchyn te moeten ophouden met dezelve te verhalen, vooral dewyl van te voren over de verhardingen der ingewanden, en derzelver allerergfte gevolgen in de ontftoke ziektens gefproken is geweest, gelyk ook in 't hoofddeel van de verharding, alwaar byzonderlyk over deeze zaak gehandeld wierd. maar aangezien het als toen tevens gebleken heeft, hoe groote moeilykheid het in zich heeft, een bevestigde verharding te geneezen, zal zich niemand verwonderen , dat de Geneesheeren ter naauwer nood op de volkome geneezing van de waterzugt durven hoopen, wanneer 'er verhardingen in de ingewanden zyn. hierom heeft Aretceus (f) te regt gezegd : de verdryvingen van de verharding in de milt ontflaan , zyn niet zeer gemakkelyk, en zo de ziektens, welke uit deeze ontftaan, de zvaierzugt of ongedaantheid zyn, is het een ongeneeslyke kwaal geworden, men zal zekerlyk het zelfde van de verhardingen van andere ingewanden kunnen zeggen, want, of zy zullen, in grootte toegenomen, door de nabuurige aders te drukken, de wederkeering van het aderlyk zenuwwater kunnen beletten; het geene voornamentlyk in de lever te vreezen is, aangezien de groote poortader door dit ingewand verfpreid word, en de opklimmende holle ader door het zelve gaat; waar uit ook een verbreeking der uitgefpanne vaten te vreezen zal zyn; of ook, de werk ingeu der ingewanden, tot de volmaking de raauwe fpyzen vereischt wordende , belet zynde, zal het geheele lichaam ongedaantig worden; waar (O De Curat. Morbor. Dinturo. Lib. II. Cap, 14. pag, 128.  §.i22p. DE WATERZUGT. 389 waar uit dc waterzugt van gelyken zal kunnen geboren worden ; of ook zal de wederopzuiging van dezelve door diergelyke oorzaak, om dat het geduurig door de uitwaasfemende flagaders verblazen word, belet worden; en dus zal dit alles door de enkele verhardingen der ingewanden kunnen gefchieden , het geene gelegenheid geeft om de waterzugt voorttebrengen, en in het vorige Hoofddeel zyn opgenoemd geweest. Uit de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam (u) weeten wy, dat het maakzel van het net zodanig is, dat het zeer bekwaam is tot de wederopzuiging van het zenuwwater, en dit opgezogene door de twee netaders met het bloed der poortader vermengt, eer het door de lever vloeit ; en dus zo het net kwalyk aangedaan is, zal deeze wederopzuiging belet worden. Wy weeten heden door talryke waarnemingen, dat in de lyken der waterzuchtige het net zeer dikwils waargenomen word, zeer vermindert te zyn, zo dat het fomtyds gedeeltelyk of geheel ontbreekt, of alleenlyk maar een klein gedeelte van het zelve overig is. fomtyds ook, hoe wel zeldzaam, ontaart het van deszelfs natuurlyk maakzel op een wonderbare wyze ; waar van de zeer vermaarde Monro een aanmerklyk voorbeeld in 't lyk van een waterzugtige vrouw heeft gevonden (zv). diergelyke waarnemingen worden by Ruysch en andere gevonden. Nochtans moet men aanmerken, dat in een gezakte buikwaterzugt, het water door de buikfteking uitgeleid zynde, de zak fomtyds gerimpeld word, en zich aan 't gevoel voordoet als een harde dikte, welke daarop, de zak door het weder aangroeijend water uitgezet, verdwynt, en naar de dood op de plaats, alwaar de Geneesheeren geloofd hadden dat de knoestachtige dikte aanwezende was, niets zodanigs word gevonden. Geel- («) H. Boerhaave Inftit. Med. §. 331. 00 Medic. ElTays and Obfervat. Tom» IV. No, 30. pag. 428* & feq. Ccc 3  35o D E WATERZÜG T. §. w®p* Geelzugt. In een hartnekkige geelzugt is menigmaal een knoestachtige verharding der lever aanwezende: daar en boven is te voren 950. aangetekend geweest, dat, zo de gal dikmaals in het bloed wederom keerd, en langs met het zelve vermengd blyft, zyalhet bioed zodanig fmelt en verdunt, dat 'er byna niets van het roode en dikkere gedeelte van het bloed overig is; waarom gewoonlyk een ongeneeslyke waterzugt op een langduurige geelzugt volgt. \ Felle en langdtuirende derdendaagiche koorts. Men zie na het o-eene over deeze zaak §.753. gevonden word, alwaar over die ziekelyke veranderingen van het menfchelyk lichaam gehandelt word, welke waargenomen worden door de tusfchenpozende koortfen voortgebragt te zyn geweest, toen is tevens aangetekent, dat de waterzugtige dikte der beenen , naar de tusfchenpozende koortfen zo zeer geen kwaad voorteken geven, dewyl Sydenham waargenomen heeft, dat de gewoone koorts als dan tevens begint te' wyken , en hy gelooft heeft, dat 'er eenig geeeclte der ziekte ftof na deeze deekn word t-er neder gezet; daarom ftelde hy voor deeze'kwaal de geneezing der waterzugt niet in 't werk , maar hy konde'het zelve door wry vingen, en geneeswyn, uit bittere, fceceryadhtip'e, en verfterkende middelen gereed gemaakt , vry gelukkig te'boven'komen. Spysloop, buikloop, enz. Reeds 'hebben wy van -tevoren, «rewaarfdhouwt, dat'de waterige Avei, 'in-de hdlligheden van het lichaam vergadert, 'door de aders wederom opgezogen, fomtyds een weg langs de afgang zoekt; en als dan zyn dusdanige roode lopen,'buiklopen, enz. voordelig, voor zo veel zy de ziekteftof ontlasten; en daar naar zullen de al te flappe deelen, alwaar het vergaderde-water heeft gezeten , als ook die geene , langs welke het gevlcteit hééft, door verftei'kende middelen zodanig gevestigd kunnen worden , dat de gezondheid wederkeerd. het zal-naderhand in de geneeswyze wan de waterzugt biyken , darde Geneesheeren ook Yómtyds deeze ontlastingen 'door Üe kunst trag-'  §.1220. DE WATERZUGT. 39r tragten te weeg te brengen : dus tekent Aretaus fV), ter plaatfe alwaar by over de fpysloop handeld, aan, dat de waterzugt fomtyds gelukkiglyk in deeze zieklykheid is vcra .derd, te weeten in een kwaad uit een kwaad; maar het. gevolg is beter, edoch elders {yj, over de roode loop hauuvleiuk , zegt hy: fomtyds vloeiteer uit de ontfpa.u.e«. h <* nkehhtrm) veel water, gelyk in de roode loop, en dit heef duizenden van de waterzugt verlost. Maar die zelfde ziektens zyn ab dan g-.ne-.-siniddelen, wanneer zy de waterige te zanienvlocijing uit het Ikfeaam leiden, de krach» ten tevens vermeerdert zynde, het geene Aretaus zeer voorzigtiglyk heeft onderfcheiden (s), ter plaatfe waar hy over de waterzugt, naar dat de lever kwalyk aangedaan is, ontftaan- ' iipn deld. want hy fchryft aldus: dat zo de natuur haare voorigekracht ten weder krygt, en de ftof fomtyds langs de buik met geweld uit.-, jaagt, neemt zy ook gewoonlyk naar het uitjagen van veele dikke en waterige ftojfen, dc waterzugt weg. edoch dit foort van hulp is met gevaar verzelt. zvant naar fchielyke en overvloedige ont~ ledigingen, en uiterfte teevallingen der vaten, zyn de zieken fomtyds, de krachten ter neder geftagen zynde, geftorven. hier uit word tevens begrepen, waarom Hippocrates (a) het als kwaad veroordeeld heeft, zo de voeten, van dc geene die de zvaterzupt uit de zyden en de lendenen krygen , gezzvollen zyn , en door een langduurige buikloop worden aangetast, welke nochte de pynen in de zyden en de lendenen ontftaan, ontbinden, nochte de buik zagt maaken. edoch Galenus waarfchouwt in de verklaaringen over deeze plaats (b), dat n ax7t«ttw niet betekent afgang, dewyl 'er O) De Cauf. & Sign. Morb. Dinturn. Lib. II, Cap. X, pag. 63. (y) Ibidem. Cap. IX. pag. 61, (z) Ibidem. Lib. L Cap. XIH. pag. 43. O) In Progn. Charror. Tom, VIII, pag. 620, O) Ibidem.  393 DE WATERZUGT. 'er een langduurige buikloop aanwezende is, maar vermindering van de gezwolle buik. Alle die buikontlastingen kunnen dierhalve, zo zy op de waterzugt volgen , de vergadering van het water uit het lichaam jaagen, tevens meteen verfterking der krachten, voordeligzyn. edoch wanneer het lichaam, naar dat deeze vooraf gegaan zyn , nu zwak en ortgedaantig geworden, door de waterzugt begint te zwellen, is zulks kwaad, men zie ookjna het geene §. 721. over de flymzugt en waterzugt, op de buik en roöde loop volgende gezegd is geweest. Etterborst, teering. Alle de fappen, namentlyk van het lichaam, door de wederopgezoge etter ontbonden zynde, beginnen de uiterflens van het lichaam in het laatfte tydperk der ziekte te zwellen, vooral zo het zweeten des nagts , de krachten ten eenernaal verzwakt zynde, begonnen heeft te verminderen of geheel op te houden , voornamentlyk, zo 'er tevens een zwaare dorst aanwezende is; want als dan kan de gebruikte drank niet genoegzaam doorliet lichaam bewogen worden, en hier door zwellen de uiterfte deelen. men zie na het geene §. 1206. over deeze zaak is gezegd geweest. Voeteuvel. Gedeeltelyk, om dat het voeteuvel dikwils op het langduurig misbruik van wyn en geestachtige dranken volgd, welk ook oorzaak van de waterzugt is, gelyk terftond zalblyken; gedeeltelyk, om dat de dikwervige en langduurige aanvallen van het voeteuvel de zieken byna geduurig te bedde houden, en wanneer de meefte gewrigten van het lichaam, vooral die der onderfte ledematen, alle beweegbaarheid verloren hebben, kunnen zy ter naauwer nood het lichaam eeniger mate bewegen , zelfs wanneer zy buiten pyn zyn. edoch I25. is bewezen geweest, dat het gebrek der fpierlyke beweging een flappe zwakheid der vaste vezelen van het lichaam voortbrengt, en §. 44. is beweezen geweest, dat die zwakheid volkome gunftig is om de waterzugt voort te brengen, hierby komt, dat door het langduurig leggen op de rug-  $.1220. DE WATERZUGT. 393 rug, ten tyde der aanval, de nieren in de geene die het voeteuvel hebben, gewoonlyk kwalyk worden aangedaan, waar door zy dikwils de fteen krygen , de vrye afzondering en uitwerping van het water belet word. maar het zal in 't volgende Hoofddeel blyken , dat de weinigheid van pis niet alleen een uitwerking, maar ook menigmaal de oorzaak der waterzugt is. Alle te zwaare ontlastingen enz. Te voren, wanneer §. 1168. over de oorzaken van de ongedaantheid gehandeld wierd, is aangetekend geweest, dat tot de volkome gelykmaking van het ingenomene vereischt word, dat een weinigje van het ongekookte, ingenome met een zeer groote menigte van de eigenaartige fappen, vermengt worde, zo dierhalve door eenige hoegenaamde zwaare ontlastingen een groote hoeveelheid gezonde fappen uit het lichaam gehaalt word , word het ongekookte gebruikte niet regt gelyk gemaakt, en 'er volgd een algemeene ontaarting der vogten, de ongedaantheid en deszelfs gevolg, de waterzugt; gelyk te voren is gezegd geweest. Maar voornamentlyk is de waterzugt naar overmatige bloedontlastingen der flagaders door de wonden, naar een miskraam, kraambedde enz. veroorzaakt, te vreezen; want het roode gedeelte van het bloed is het allervaste, dikfte, en bekwaamde om de hitte van ons lichaam voort te brengen en te bewaren, de overige bloeddeelen zyn dunner, en vallen uit de grotere vaten langs de dunnere zydelingze takken, vergaderen zich in de groote en kleine holligheden van het lichaam , en worden niet genoegzaam bewogen , nochte zyn warm genoeg om uit te kunnen waasfemen of wederom opgezogen te worden, want uit de proefondervindingen van de zeer vermaarde Hales, te voren aangehaald, heeft het gebleken, dat de waterzugt terftond geboren word, zo dra het bloed in een levend en gezond dier te zeer verdunt word. Hippocrates (c), heeft deeze oorzaak der wa- 00 De Muiier. Morb. Lib. II. Cap. 61. Charter. Tom. VII» pag. 762. Vierde Deel. Ddd  394 DE WATERZUGT. &m$- waterzugt, de al te groote verdunning, namentlyk der fappen, door zyne waarnemingen bevestigt, want hy fchryft aldus: zo eenvrouw haar dorst niet kan verftaan , nochte de xuaterlozing , nochte de afgang,- zo veel het nodig is, de pis en drek doorlaten, nochte den mensch een behoor lyke voedingszuyze gebruikt, dat , zo zy waterzuchtig is , komen de maandftonden terftond overvloedig , en ook fomtyds weinig te voorfchyn , en vertonen zich fomlyds gelyk het water daar V vleesch mede is afgewasfchen, fomtyds zyn zy ook een weinig f erker , en ronnen niet. en elders \d) , alwaar hy over de geneeslyke en ongeneesiyke waterzugt handeld, zegt hy : maar die langs boven en onder veel bloed geloost hebben , en de koorts daar en boven hebben gekregen, fchynen met water te zullen worden vervult, en dit foort van waterzugt is de kortstduurende, en zeer zveinige komen van dezelve op. dit kan dierhalve als zeker vastgefteld worden, dat het gebrek aan het roode gedeelte in het bloed, het zy het zelve allengskens ontftaat, gelyk in de ongedaantige, of fchielyk, gelyk in de gekwetfte, tot de waterzugt bereid. Dranken "van fcherpe dingen , en gestende vogten. By een andere gelegenheid §. 28, is gezegd geweest, dat de buikingewanden verharden door het misbruik van gestende geesten , en zich tot knoestgezwellen zetten , welke nimmer wederom door eenige kunst kunnen geneezen worden; maar dusdanige hartnekkige verftoppingen veroorzaken de waterzugt, gelyk een weinig te voren is gezegd geweest. Maar ook worden de dronkaarts om een andere reede waterzugtig : want wanneer zy oud bier gulzig drinken , word het lichaam verhit, de vogten verdunt, alle de vaten zwellen op, beichouwt de gasten wanneer zy naar een lekkere maaltyd en veel drinken, van tafel opftaan, alle de aders zyn opgeblazen , het roode aangezigt is gezwollen : maar naar dat zy dit uitgeflapen hebben, kwynen zy zwakkelyk, en worden bleek, zo zy 00 Pr:edi& Lib» II. Cap. 5* Charter. Tom» VIII. pag. 814.  $.1229.1230. DE WATERZUGT. S9S zy nu dikwils, ja daaglyksch hunne lust boeten, vergaat de behoorlyke fterkte, door dien de vaten zo menigmaal boven mate uitgezet zyn (§. 25. N°. 3.) , en aangzien de dronkenfchap tevens van een zeer groote dorst verzeld. gaat, drinken zy zeer veel waterige dranken, welke noch verder verzwakken, en door de flappe vaten niet genoegzaam kunnen bewogen worden , op dat zy uit het lichaam worden verblazen ; daar door in de holligheden van het lichaam byeen vergaderd, ftaan zy ftil: dit is vooral voor die geene te vreezen, die door berouw over hun lelyk gebrek, zich op eenmaal geheel van alle gestende vogten onthouden, en in een allerergfte kwyning vervallen, men zie, het geene §. 605. 11. hier over is gezegd geweest. Klevende, harde fpys. Men zie hier over na het geene hier omtrent 5. 25. en 26. word gevonden, gelyk ook het geene 5. 1168. over het kwaade voedzel, als oorzaak der ongedaantheid zynde, is gezegd geweest. Zeer groote waterblaasjens. Van deeze hebben wy §. 1226 efproken. Meer diergelyke enz. Alle die ziektens over 't algemeen wenomen, welke de levenskrachten zeer verzwakken , kunnen oorzaken der waterzugt zyn; gelyk ook die , welke bet bloed zeer klevende maken, zo dat het door waterige dranken naauwlyks kan verdunt, nochte met dezelve inwendig vermengt worden : gelyk uit het geheele verhaal der droefgeestigheid heeft gebleken, maar ook in de befchryving der fcheurbuik §. iiffo. maakte de dikte van het bloed een deel van de naafte oorzaak uit. hier by komt, dat die ziektens verfcheide oorzaken gemeen hebben met de waterzugt; gelyk uit het geene §. 1093. en 1150. gezegd is geweest, duidelyk blykt. $. 1230. I7n dus is de uitwerking, en voortgang £2j der ziekte byna aldus: de voeten zwellen, voornamentlyk's avonds, deeze dikte vermeerdert Ddd 2 al-  3q6- DE WATERZUGT. 5.1230.: allengskens, en groeit aan: als dan begint de buik daaglyks in dikte toe te nemen: de uitgefpannen buik geeft klank in het trommelwater wanneer tegen dezelve gellagen word; ruifching van golvend water wanneer het lichaam in het buik water bewogen word, door het water vryelyk in de holligheid van de buik vloeijende ; edoch het bedriegt in het buikwater door de in derzelver blaazen opgeftoke water: benaauwde ademhaling, dorst, zwaarwigtigheid, traagheid, harde afgang , weinige waterlozing, taaije koorts, geen zweet, de vermagering zo veel tegrooter, hoe het aangedane deel meer gezwollen is: zo ook het water tusfchen vel en vleesch van de dyën , de balzak, de huid van de buik, waterblaasjens, fcherpte van het. water op een warme, bellote plaats ftiiftaande, verrot zynde, zweeren, heet vuur, neusbloedingen, uitbuitingen des navels, verfterving der ingewanden, de dood. Het zal de moeite waardig zyn, in aanmerking te nemen , op wat wyze en met welke tekenen deeze ziekte begint en toeneemt. De voeten zwellen enz. Zo namentlyk de ziekte haare oorfprong heeft uit de enkele waterige dunte der vogten , want als dan begint de dikte ter plaatfe alwaar de moeilykfte opklimming voor het aderlyk bloed is; te weten de dikte vertoont zich 't eerst omtrent de enkelen, om dat de fchoenen de voeten drukken, zo dat zy niet ligtelyk kunnen zwellen, edoch zo de waterzugt van de knoestachtige verhardingen der ingewanden ontftaat, of wel van de gebroke vaten, als dan zwelt de buik eer als de voeten, en de dikte der voeten volgd langzaam op de waterzugt,.. ▼oor al zo het vergaderde water buiten de holligheid van de buik zal gezeten hebben, gelyk 5- 1226. is gezegd geweest, maar die dik-  DE WATERZUGT. 39Ï dikte neemt men voornamentlyk des avonds waar , om dat de fappen over dag , wanneer den mensch regt op ftaat, of zittende, en het lichaam niet zeer beweegende, niet gemakkelyk hebben kunnen opklimmen: ja wy nemen waar, dat in anderzints gezonde menfchen, de onderfte lidmaten des avonds min of meer gezwollen zyn; waar door ook de fcheenen als dan, zo zy eenigzints naauw zyn, meerder knellen, maar zodanige beginnende zwelling der voeten , verdwynt gewoonlyk wederom door een met de grond gelyke legging, en laauwheid van het bedde , zo dat zy des morgens geheel is verdweenen, des avonds op nieuw zullende wederkeeren. wanneer de kwaal allengskens vermeerdert klimt de dikte meer na boven , en verdwynt des nagts niet meer. Nochtans moet men aanmerken, dat alle dikte der voeten geen waterzugt aanduid; want in de beginnende fcheurbuik (_ziet £. 1151. 2 ) is een komende en verdwynende dikte der beenen aanwezende: maar die dikte is zo kleiachtig niet in de fcheurbuiki» ge, maar bied meerder tegenftand aan de drukkende vingeren , cn laat geen kuilen na, welke Hippocrates (e) voor een teken van de waterzugt, onder de naam van het lankeuvel aldus befchryft in de menfchen die een warme en vochtige voedingswyze hebben gebruikt, en het lichaam niet geoeffent, maar met fpyzen opgevult , byna geduurig hebben geflapen; zo gy eenig gedeelte met de vinger drukt, zult gy een indrukzel veroorzaken, en gy zult het merk zien, gelyk in meel dat met -water gekneed is, maar vooral laat zich een holte in de voeten drukken, edoch, gelyk in het vorige Hoofddeel gewaarfchou wt is geweest, zet zich fomtyds naar langduurige ziektens, het vocht van het overige bloed afgezondert, in eene of beide de voeten, met groote verligting ; en als dan komt men zodanige diktens , welke men op 't eerfte gezigt voor waterzuchtige zoude kunnen houden, dewyl zy volmaaktelyk het water tusfchen vel en vleesch vertonen , door lichaams CO De Intern. AfTed. cap. 46". Charter. Tom» VII» pag. 671* Ddd 3  39B DE WATERZUGT. $.1230. haarns bewegingen, wryvingen, zich aan dezen bloot te geven, en verfterkende geneesmiddelen gelukkig te boven, ook fchynt Celfus dit aan te wyzen (f), wanneer hy zegd : het water tusfchen de huid is in 't minst niet vreeslyk, wanneer het zyn begin uit geen voorafgaande ziekte neemt : daar naar het geene op een lange ziekte volgd; als ook zo de ingewanden vast zyn , de ademhaling gemakkelyk, geen de minfte pyn enz. daar op haalt hy de volkomenheid van byna alle de werkingen aan, en befluit: want die dit alles bezit, is in 't geheel zeker: die verfcheide van deeze heeft, leeft op goede hoop. wantin zodanig geval neemt de dikte vry fchielyk toe, tot dat, alle ziekte ftof na deeze deelen afgezet zynde, de ingewanden geheel verlost worden: maar in de beginnende waterzugt vermeerderd de dikte allengskens, en de overige tekenen, welke wy terftond op zullen noemen , volgen agtervolgens, wélke tekenen leeren, dat de ingewanden niet door een verplaatfing na de onderfte ledematen verlost worden ; maar dat deeze dikte een gevolg is van de kwalyk varende ingewanden. maar by wien 'de waterzugt uit de lever ontftaat krygen een hoest en begeerte om te hoesten, en zy fpuwen niet uit dat naam mag hebben, en de voeton zwellen, en zy gaan niet dan harde ftof, en daar toe genoodzaakt zynde, af, en 'er ontftaan diktens omtrent de buik, welke gedeeltelyk na de rechter, gedeeltelyk na de linker zyde, zich nederzetten en eindigen (gf Ook zekerlyk Sydenham (fti), die de ziektens ook in derzelver eerfte begin zo aandagtig waarnam, erkende de kuilen door het drukken met de vingers ontftaan, in het onderfte gedeelte van de kuiten, vooral des nagts zigtbaar, maar 's morgens wederom verdwynende, voor het eerfte teken van de waterzugt. nochtans waarfchouwt hy, dat dit teken niet geheel en al zeker is, ten zy de Cf) Lib. II. Cap. 8. Q) Hippocr. Progn, Charter. Tom. VIII. jrag. 621. Coac.Pra?n. No. ^52. pag. 87^. (/O Trattat, de Hydrope pag. 608» 609*  $.1230: DE WATERZUGT. 39> de geene die daar door aangedaan zyn de adem zeer moeilyk haaien: welke dikte zo in hoeveelheid als grootte daaglyksch vermeerderd, tot dat, de voeten geen ivater kunnende lyden , de heenen aangetast ivorden, en naderhand de huik zelve. Maar offchoon de" voeten meestentyd in het begin der waterzugt zwellen, begint zulks nochtans niet altyd van de onderfte deelen; want, gelyk in V waterhoofd, de borst en buik waterzugt, te voren gezegd is geweest, zo zwellen de voeren niet ten eenernaal op in deeze foorten van ziektens, of ten minfte zeer langzaam , wanneer de waterzugt reeds in de holligheden van het lichaam bevestigd is geweest, ja het zou uit de waarnemingen van Hippocrates blyken, dat de waterzugt fomtyds van het aangazigt begint, en van daar na beneden daalt, want hy befchrylV aklus de z4ekte, welke hy de dikke noemt, en wel deszelfs vierde foort,. welk waarlyk de waterzugt is, en welke hy gebied met dezelfde geneesmiddelen te behandelen als de waterzugt (7) : deeze ziekte ontftaat uit witte flym; maar zvord in de buik ver adert, zvanneer langduurige koortfen het lichaam bezet hebben, deeze ziekte neemt haar begin van het aangezigt, en het aangezigt zwelt ; daar op daalt het na de buik; aldaar gekomen zynde, "zet zy de buik fierk op, en het lichaam is vadfig als of het door vermoeitheid kwam. in de buik is een zwaarzvigtigheid, en hevige pyn, en de voeten zwellen, daar op voegt hy 'er een wonderbaar toeval by, dat hy in deeze ziekte heeft waargenomen : dat hy de reuk van de ftof niet kan verdragen, wanneer het geregent heeft, maar zo hy mooglyk in de regen is, en de reuk der aarde gewaar word, valt hy terftond ter neder, by een andere gelegenheid §. 1210., alwaar over de genezing van de teering wierd gehandeld , heb ik 't een en ander over die wonderbaare reuk, welke de door tie regen bevogtigde aarde verfpreid. Als (O De Intern. Affedtion. Cap, LIL Charter. Tom. VII. p. 676,  400 DE WATERZUGT. 5.1230. Als dan begint de buik enz. Wanneer namentlyk het water allengskens in de holligheid van de buik begint byeen vergadert te worden: want zo 'er maar een waterige wei in het vetvhes vergaderd word, gelyk in het water tusfchen vel en vleesch gefchied, als dan zwelt de buik niet meer, dan de overige hchaamsdeelen, dewyl het water niet in deszelfs holligheid, maar alleenlyk onder de huid word vergaderd. Voor 't overige hebben wy breed genoeg over de kentekenen van het trommel water, en enkelvouwdig buik water, of ook gezakte waterzugt §. 1226., gefproken gehad. Benaauwde ademhaling. Wanneer de long namentlyk belet word, vryelyk door de ingeademde lugt uitgefpannen te worden , wanneer de buik vol met water opgezwollen is, kan het middenrift in de inademing niet vry nederdalen , waar door de uitzetting der borst belet word. maar het zelfde kan ook veel meer pebeuren, zo de buikholligheid niet alleen, maar ook die van de torst, heeft begonnen met water vervult te worden, maar in een algemeen water tusfchen vel en vleesch is het te vreezen , dat de celachtige rok der long van gelyken aangedaan is, gelyk 5. 1220. is gezegd geweest, waarom het te regt voor een kwaad teken word gehouden in de waterzugt, wanneer de ademhaling benaauwd is; om dat dit ofte op de grootfte volheid der buik in de waterzugt volgt, ofte te regt vrees verwekt, dat de borst en de long door diergelyke ziekte worden aangedaan. Om de zelfde reede word ook de hoest in deeze ziekte voor een kwaad teken gehouden, dewyl zy van gelyken beduid, dat de long door de menigte van het vergaderde water gehinderd word, of geduurig gekweld zelfs door minder water, maar dat reeds fcherp is geworden, gelyk te voren 5. 1219. is aangetekend geweest, daarom heeft Hippocrates (k) gezegd: de hoest is kwaad wel' (k) Aphor. 35. Seét. VI, Charter. Tom. IX. pag. 270.  §.1230. DE WATERZUGT. 401 welke op de waterzugt volgd. edoch Galenus tekent in de verklaringen over deeze korte Helling aan (l), dat de hoest als dan voornamentlyk kwaad is, wanneer zy van de aangroeijende waterzugt, als oorzaak, voortgebragt word; maar niet, wanneer een waterzugtige uiteen andere gelegenheid de hoest krygt. want zy kan door een verkoudheid eh andere oorzaken voortgebragt worden. Hippocrates fchynt op een andere plaats (m) niet enkel de geduurige hoest in deeze ziekte voor kwaad te hebben gehouden ; maar zegt: zo een waterzugtige aan de hoest is, is alle hoop verhoren, maar hy gebruikt aldaar deeze wyze van fpteken : 't welke fchynt verftaan te moeten worden van de gedu¬ rige en drooge hoest der waterzugtige, dewyl hy op een andere plaats misfchien maar van een zagt en beginnend hoesrjen fpreekt. Dorst. Te voren, alwaar over de koortfige dorst %. 636. gehandeld wierd, zyn de oorzaken van de dorst opgenoemd geweest, droogheid te weeten , ondoorganklykheid der vogten', zoute fcherpheid, enz.: maar alle deeze oorzaken lopen te zamen in de waterzugt, zo de ziekte reeds diepe wortelen heeftgefchoren; want de waterzuchtige zyn in den beginne niet zeer dorftig. wanneer de waterige wei in de holligheden van het lichaam vergadert word, keerd dezelve niet wederom langs de aders, nochte word meer met het bloed vermengd; hier door word het bloed daaglyksch meer en meer van deszelfs vloeibaarfte gedeelte berooft, en word dus minder vloeibaar, tevens verminderende afzonderingen van het dunnere vogt uit het bloed door het gebrek aan vogt, waar door de huid droog, de tong en de mond van binnen dor worden; en daar de buik alleen in de waterzugt in grootte toeneemt , teert al het overige door een oprechte uitdroging uit. nochte de dorst word zelfs door veel drinken geflilt, om dat het vochtige ingenome, niét ligtelyk met het reeds te zeer uitgedroog- de ' ' CO* Aphor. 35". SèSt. 6. Charter.'Tom. IX. pag, 270. - , O) Ibid. 47. Seft. 7. Ibidem, pag. 317. Vierde Deel, Eee  4o2 D E W A T E RZUG T. $.1250. de bloed vereenigt word , en fchielyk uit de in de holligheden van het lichaam uitgezette vaten uitvalt, want de huid waasfemt niet meer uit, en zy bozen zeer weinig pis , gelyk terftond gezegd zal worden; daar door blyft de ingenome drank in het lichaam , en vermeerdert de waterzugt; maar zy blyft niet in de vaten, langs welke de fappen omgevoerd worden, daarom zegt men te regt van de waterzugt: hoe meer zy drinken, hoe zy meer dorst krygen. maar dit vergaderde zenuwwater is zout, en word door een lang verblyf fcherp, rottig, en daar by geheel zout. hier by komt, dat de afgang in de waterzuchtige moeilyk is, en de lang wederhoude uitwerpzelen in de eerfte wegen dus verrotten.het blykt dierhalve, dat 'er verfcheide en krachtdadige oorzaken der dorst in deeze ziekte aanwezende zyn. Zwaarwigtigheid. traagheid. De ellendige worden door de menigte van water onderdrukt, en de zwakke krachten kunnen het overmatig gewigt van het lichaam niet bewegen, zo men nu tevens overdenkt, dat de hoeveelheid van goede geesten in deeze ziekte van het zo zeer ontaartende bloed door het maakzel' der hersfenen niet kan bereid worden , zal wederom een andere reede blyken, waarom het lichaam van een waterzuchtige zwaar fchynt, en zy traag worden, hier by komt, dat het water ook fomtyds zich in de holligheden der hersfenen vergaderd;waar door de zieken fomwylen met een flaapkoorts na de eeuwigheid gaan. tevens verdient ook aangemerkt te worden , dat het bloed , van alle zenuwwater byna ontbloot, eindelyk met moeite door de hersfcnvaten bewogen word ; waar door alle de dierlyke werkingen verftoord kunnen worden , en dat wel op onderfcheide wyzen. dit fchynt ook door de waarnemingen van Hippocrates bevestigd te worden, wanneer hy waarfchouwt («) i du het dodelyk is , zo een waterzugtige de vallende ziekte krygt. Har- " 00 Coac. Prsnot. No* 454- 4S9* Charter. Tom. VIII. pag.. *Zfc «79»  §. i*3o. DE WATERZUGT. 4.03 Harde afgang. Wanneer de buik door een zeer groote menigte water uitgezet is, worden de darmen gedrukt; hier door vergaderen zich ligtelyk de vuiligheden in de dikke darmen, ver» 'harden, en kunnen niet dan met groote moeite uitgeworpen worden, hier bykom,t, dat de gylmakende ingewanden dikwils knoestachtig verhard en hartnekkig verftopt zyn in de waterzuchtige, welke ingewanden nochtans elk het hunne tot de bereiding van de goede gal toebrengen, gelyk in de befchryving van de natuurlyke gefteldheid van 't menfchelyk lichaam word bewezen, maar onder andere gebruiken der gal word aangetekend, dat zy de afgang voortzet : waar door zo de hoeveelheid van gal ontbreekt, of dat zy door de belette werking der ingewanden de behoorlyke eigenfehappen niet heefr, blykt het ligtelyk, waarom de verftopping der afgang ook door deeze oorzaak volgen kan. Hippocrates haalt alle deeze toevallen der waterzugt fraai aan (0): die uit eenige ziekte in de waterzugt zyn vervallen, werpen droge drek gelyk de uit" werpzelen der geitebokken, gelyk zynde aan pillen, uit, met een fly machtige wegvloeijing, en geen goede pis: en uitrekkingen omtrent de zyden der bovenbuik, en pynen en diktens omttent de buik, en pynen omtrent liet week der zyden , en omtrent de fpieren der rui graat hebben; krygen ook koortfen, en dorst, en droge hoesten en moeilykheid in de beweging der ademhaling , en zwaarte der beenen; en zy onthouden zich van fpyzen, en worden door weinig eet en opgevult. Maar de afgang is meestentyds in de waterzuchtige zo traag,' dat, wanneer men dit door buikzuiverende middelen tracht te herftellen, zy fomtyds een dubbele, ja een driedubbele gifte van deeze middelen nodig hebben, eerdat zy kunnen afgaan. Weinige waterlozing. Wanneer al de waterige wei in de holligheden van het lichaam byeen gehoopt word , is het niet te verwonderen , dat'er weinig pis uit het bloed afgezonderd word, dewyl het zelve voor 't grootfte gedeelte van zenuw .water be- reofi: f» Ibid. No. 481. Charter. Tom. VIII. pag. 83o. Eee 2.  4©4 D E WA TERZCGT. $ 1230. rooft is-., het is van gelyken zeker ,. dat de grootfte menigte van dunne waterige drank langs de nieren uitgaat, tenzy den mensch door een hevige beweging van het lichaam, of hette van de lugt, zwoegende, het overvloedige water uit het bloed gejaagt heeft door het zweet 1 dit blykt duidelyk in die geene, die overvloedig minerale wateren drinken, waarom men ook waarneemt dat de pislozing in de zomerhitte minder waargenomen word, dewyl veel vogt langs de zweetgaten van de huid uitgaat, en het tegendeel heeft plaats in de winter koude, men heefc tevens waargenomen, dat, wanneer fchielyk een overgroote menigte waterige pis uitgeloosc word, het zy van zelfs, het zy zulks door de kunst is te weeg gebragt, de waterzuchtige diktens niet verminderen , maar ook geheel weggenomen worden, wanneer van Helmont, die nimmer eenige gelegenheid liet voorby gaan, om tegen de geneeskundige fchoolen uittevaren , tegen de oude Geneesheeren, en vooral tegen Galenus altyd verftoord, dit in aanmerking nam, wilde hy dat de zitplaats van alle waterzugt in de nieren was. hy lagte de ©ude Geneesheeren hartelyk uit, die de koude ongefteldheid der lever zeker voor de oorzaak der waterzugt hielden 1 hy verzekerde dat hy zeer veele lyken van waterzuchtige had ontleed, en dat hy de lever maar eens befmet had gevonden: waar uit hy vastfte!de (p) ; maar de uitwerkende kracht der nieren in de zvaterzugt, tn het ontfangen van het denkbeeld door deszelfs verftoring geboren, fluit de nieren, en word de waterzugt. en elders \^qS : Je nieren ontfangen werklyk de waterzugt, bezverken en bevatten dezelve, maar de buik geeft door de werking der beftiering van de nieren een verblyfplaats, en de nier zend het vogt als naar deeze huizinge. zvant dit gefchied niet voor zo verre het vogt door een ander ingewand heimelyk word weggevoerd , maar de nier alleen het . Cf) -n Capitulo Igrtotus hofpes Morbus %. 70. pag. 399» (?) In Q»§>itj.lo tga^fis Hydrtps §. ao, pag, 411».  5.12 30. 1> E. W ATERZUGT. 405 het vogt venvyst tot de aan haar onderde igende plaatfen. waar uit hy befluit (r): dierhalve is de oorzaak van de buikwaterzugt in de nieren: ofte,. het hartnekkige flat der nieren los te maken , is de waterzugt ontbonden, waarom hy gelooft, dat, zo die verftoring van het denkbeeld in de kracht der nieren veranderd wierd, de waterzugt kan geneezen worden, want hy fchryft aldus (s) : eenige Schryvers bevelen levende padden op beide de nieren gebonden om de waterzugt door de waterlozing te ontbinden, ten minfte ik heb een landman* genezen gezien, wien een oude flang langs de buik en de nieren zvas gebonden, want het denkbeeld der vrees werkt op de nieren, waar door zy haare verftoordheid verliezen, want zekerlyk verzoekt de dorst op de zelfde wyze het denkbeeld der droefheid, of van de verlor e eetlust: waar door de nier haare verftoordheid verliest, de geene die de wonderlyke leerftellingen van van Helmont volgden, ftonden verflagen over de fcherpzinnigheid vanrhun meefter, dewyl hy in de nieren de oorzaak van alle water-zugt had gevonden; zy riepen in de openbaare leerplaatien , dat niemand voor van Helmont immer hier op gedagt had. het is in-. tusfchen zeker, dat de oude Griekfche Geneesheeren het weinige, waterlozen als oorzaak en teken van de ontftaande waterzugt er-, kend hebben, en het zelve veroordeeld hebben, zo- het aan wezende was, wanneer de waterzugt reeds haar beflag had. zekerlyk Hippocrates (t) heeft gezegd : in de galachtige %en verftoordt afgang, weinig uitwerpende, diergelyke waterlozing, ftymach' tig, en pyn omtrent de fchamelheid veroorzakende , en de waterlozing niet vryelyk voortkomende f want ik zoude geloven, dat het , woordje LavVai? aldus kan uitgelegd worden); uit dusdanige eindigen zy in de waterzugt. en een weinig daar naar (u): het is dodelyk wanneer een waterzugtige die de koorts heeft, zveiuig, en troe' (f) In Caphulo Iguotus Hydrops $. 19. pag. 412» O) Ibidem §. 36. pag. 415. 00 Coac. Pnenot. No. 455. Charter. Tom. VIH. pag, $78, (u) Ibidem. No. 456.  4cö DE WATERZUGT. 5.1230. troebelepis loost, wanneer Aëtius (zv) over de bardheid of bet knoestgezwel der nieren handeld, zegt hy: zy wateren zveinig, en zyn zeer gelyk voor V overige van 't lichaams geftel aan de geene die het zvater tusfchen de huid hebben, fommige ook vervallen klaarlyk naar verloop van tyd in de waterzugt. En in tegendeel hield Aretceus (x) een overvloedige waterlozing voor het beste geneesmiddel der waterzugt : want wanneer hy over de pisvloed handeld, zegt hy, dat dit een foort van waterzugt is, en alleenlyk daar in verfchiit, dat het water in de pisvloed uit het lichaam vloeit, maar niet in de holligheden van het lichaam vergaderd word, gelyk in de waterzugt; daar op voegd hy 'er by: voor de waterzuchtige is deeze zelfde zveg goed, zo 'de ziekte zich ten goede fchikt. Maar aangezien de uitleiding van het vergaderde water, gelyk wy naderhand in de geneezing zullen zien, uit het lichaam der waterzuchtige, wel altyd helpt, zo dezelve voorzichtiglyk te iverk geftelt is geweest, maar nochtans de ziekte niet geneest, t n zy°de oorzaak der waterzugt weg kan genomen worden, daarom voegd Ar et eens 'er voorzigtiglyk by : en zy is goed, zo deoorzaak ontbonden zvord, en het gezvigt niet alleen maar verligt word. maar dewyl zy zagen dat het geheele lichaam door een uitteerende ziekte verdroogde , daar de door de waterzugt aangedaane deelen in grootte toenamen, daarom hebben zy gezegd , dat alles in water wegfmolt. dus heeft Galenus (y) aangetekend : 'er ontftaat dierhalve als een ver deling der beginzelen (dm^oi^'^if) cf te zamenfmelting, of ontbinding, of hoe iemand het anders zal willen noemen, fomtyds van het geheele lichaam, fomtyds van de fappen die in de aders zyn alleenlyk, en het te zamenftelzel hier van vloeit fsmtydslangs de afgang, fomtyds langs de waterlozing, fomtyds zvord het door 't zweet uitgedreven, en de fappen, welke de aders beziatten tot een weiachtige bloedige etter ontbonden zynde, zo zuiveren de nieren , tot dit uitwerp zei na zich te trekken 00 Serm. XI. Cap. 17. pag. 270. C.x) De Morbor. Dinturn. Curat. Lib. II. Cap. II. pa?. 129. O) De Sympt. Cauf. C?p. 8. Charter. Tom. VIL pag. 99.  5.1230. DE WATERZUGT. 4o? geftelt, vooral zo zy gezond zyn, de wei -Kei uit de aders,- maar zy zenden een geduurige vloeijing na de bhias. maar wanneer de nieren niet kunnen trekken, zenden de aders dusdanige wei tot de afgang, of deeze aan het geheele lichaam meede deelende, verwekken zy fchielyk de winden der waterzuchtige. Hoe fraai word dit gevoelen van Galenus door de proefondervindingen, in deeze eeuw genomen, bevestigd! het zoude in den eerften opflag misfehien iemand meer dan waarfcbynlyk dunken , dat, het bloed tot een waterige wei ontbonden, zeer gemakkelyk door de afzonderende vaten der nieren konde gaan, vooral dewyl de dunne drank in groote hoeveelheid van gezonde menfchen gebruikt, zo lichtelyk door de nieren gaat, en de hoeveelheid der pis vermeerderd, maar tot de afzondering van de waterige wei uit net bloed doorliet maakzel der nieren, word een fterke beweging van het roode bloed door de groote vaten vereischt, welke ophoude, hetzy door 't gebrek van het roode gedeelte in het te zeer ontbonde bloed, het zy door de verminderde kracht der vaten , houd ook de afzondering in de nieren op, of gelyk Galenus met een andere fpreekwyze gezegd heeft , de nieren trekken niet. , De zeer vermaarde Hales (z), heeft een fraaije proefondervinding gadaan, waar door al het reeds gezegde bevestigd word. de kropüders doorfneden zynde, fpoelde hy , door een pyp in de flagader gedoken, warm water gietende, in een hond al het roode bloed uit: naar de dood opende hy de buik en de borst van het noch warm wezende doode rif. daar op ftak hy in de nederdalende groote hartflagader in de nabyheid van het hart een wyde kopere pyp, op dat het warm water zeer vry in de flagader konde gaan, en op zodanige hoogte, dat de drukking van het opleggende vogt gelyk was aan de krachten waar door het flagaderlyk bioed bewogen word. wanneer het warme water aldus door de flagaders be- £0 Haimaftat. Exper.- XIV. pag*n8. & feq*.  4cS. DE WATERZUGT. $ 1230. bewogen wierd, doofde by geduurig het doode rif door warmwater by te gieten, hy bedekte het zelve met lappen door warm water bevogtigt, fomtyds ook ftak hy liet geheele rif in 't warme water, alle deeze voorzorgen genomen zynde, ging nochtans geen 't minfte water langs de nieren in de pisleiders en de blaas , offchoon de nieren, met water uitgezet, hard wierden. Blykt hier uit niet, dat van Helmont niets nieuws gezegd heeft, wanneer hy de belette afzondering der pis voor de oorzaak ftelde: de oude Geneesheeren wisten dit uit een vlytige waarneming der ziektens, en hadden dit gefchreven. van Helmont bekend, dat hy de oude Geneesheeren geleezen had ; maar dezelve gelezen 'hebbende, veragt. ik'heb reeds meer dan eens by een andere gelegenheid gewaarfchouwt, dat veele dingen, welke in deeze wonderlyke Schryver geprezen worden, by de oude worden gevonden , en dat wel beter. Galenus heeft enkel gezegd : de nieren trekken de waterige wei niet. van Helmont heeft beter gezegd , wanneer hy verzekert, dat de verftoordekracht der nieren de toom -om het vocht te heftieren heeft weg geworpen? fchynt hy wel wys te zyn , wanneer hy gelooft dat door levendige padden, of oude ftangen op de nieren te binden, de kracht vrees aangejaagd word, en tot een beter denkbeeld word gebragt, zo dat dezelve op nieuw liaar vorige werking volkome verrigt. Taaije koorts. Hoewel liet geheele lichaam in de beginnende waterzugt koud is, kwynt, en4e waterzugt een ziekte,fchynt ten eenernaal van de koorts onderfcheiden , nochtans verzeld de koorts gewoonlyk een reeds verouderde waterzugt; gedeeltelyk om de begonne verrotting in de ftilftaande vochten, gedeeltelyk door dien het bloed van het affpoelend zenuwwater berooft is , welk zenuwwater uit de vaten gaat, en in de holligheden van het lichaam word vergaderd, men kan hier over nazien het geene §i e. gevonden wojd, alwaar over de oorzaken der koorts wierd .ge:  §. nop. DE W A T E R Z TJ G T. 4^ eehandelt. waarom Aëtius over de waterzugt handelende (d) zegt: zy walgen ook van de fpys, maar zy hebben groten trek tot drinken , vooral die het buikzvater hebben, want het vogt dat op de plaatfen wederhouden word, is zout en verrot, waarom de dorst en de koorts aangroeit: want over 't algemeen genomen, hebben byna de meeste waterzugtige de koorts. Geen Zweet. Op dat de fappen langs de uiterftens der flagaders van de huid kunnen uitgaan, word 'er vereischt, dat de huid zagt zy, en lauw door de natuurlyke warmte, edoch de gezwolle beenen en dyen zyn koud als marmer in de waterzugtige, terwyl de overige deelen, gelyk terftond zal gezegt worden , door magerheid geheel uitdrogen en verdorren, de Geneesheeren vatten zeker de beste hoop voor de genezing op , zo de waterzugtige , het zy van zelfs of door de kunst beginnen te zweeten, aangezien dit een teken is, dat de uitgeftort e wei wederom opgezogen word, opgezogen zynde met het bloed door de vaten bewogen word , en langs de zweetgaten van de huid uit het lichaam verblazen word. daarom zyn de Geneesheeren , gelyk naderhand gezegd zal worden , gewoon , de genezing fomtyds door zweetdryvende middelen te beproeven, maar ook dikwils bedroeven zy zich, dat het maar al te waar is het geene Aretccus (b) reeds gewaarfchouwt had : hun lichaam is zonder vogt, daarom voorden zy zelfs in 't bad niet door 't zweet bevogtigt. De vermagering zo veel te groter enz. Ten zy het geene dat daaglyks door de werkingen van de gezondheid zelve nootzaaklyk van de vloeibare en vaste deelen verloren gaat, aan onze lichaamsdeclen geduurig door goed voedzel herfteld wierd , zoude alies door een waarlyk uitteerende ziekte verteeren, edoch het beste voedzel zelfs vereischt de werking van alle de ingewanden en vaten, en een zekere hoeveelheid goede 00 Serm. X. Cap. 2c. pag. 233. 00 De Cauf. & Sign. Morb. Dinturn. Lib. II. Cap. I, pag. 50. Vierde Deel. Fff  4io DE WATERZUGT. §.1230. de fappen reeds voor af in 'c lichaam zynde, zal het.-verlorc-ne kunnen herfteld'worden, maar al het bloed ontaart van deszelfs natuurlyke eigenfehappen, en dc ingewanden worden door het in de holligheden van het lichaam vergaderde water te famen gedrukt, daar door worden zy, verhindert in hunne werkingen ,. en de voeding ontbreekt zo veel te meer in deniet gezwolle deelen, hoe de andere deelen door de waterzugt uitgezet meer zwellen, waarom Hippocrates-(c): en dewyl de waterzugt door 't ge-brek aan zuivering ontftaat , word de buik met water vervult, de : voeten en febeenen zwellen, maar de fchouders, fteutdb eender en , , borst en dyen, teeren uit. maar ook word die vermagering der bovenfte deelen, te regt van Aëtius voor een kwaad teken gehou- den (d), edoch alle verouderde waterzugt, endie reeds her lichaamsgeftel bederft, is dodelyk. Zo ook.van.de dyen, balzak, enz. Deeze kwalen zyn • voor eerst gewoon te volgen- op een reeds verouderde waterzugt, . dewyl de opklimmende holle, en de onderbuiksaders door het water in de holligheid van de buik bevat* gedrukt worden, maar als dan word ook het water tusfchen vel ernvleesch der onderfte le- dematen vermeerdert zynde, opklimmende, onder de huid.van de buik uitgeftrekt; daar en boven ook worden de bloedaders wel— -ke onder de huid leggen, door de uitrekking van de huid zelve, . welke-daaglyks vermeerdert, gedrukt; daarom, zal al het geene nog in de celagtige rok langs de flagaders uitwaasfemt, door de, aders niet wederom kunnen opgezogen worden; hier door zal het celagtig vlies beginnen te zwellen, in de buikwaterzugtige vertonen zich in de huid van de buik groote bloedaders, met byna zwart bloed vervult, welke de Heelmeefters in de buikfteking gewoon zyn te vermyden; - en voor al zo deeze werking in de balzak moét gefchieden. men zie ook na* het geene van het water tusfchen-de huid $. 122,5. gezegt is. geweest.. Wa-; CO De Affedion. Cap. 6. Charter. Tom. VIII» pag. G16* 00 Sermon. X. Cap. &c pag. 234.,  $.1250. DE WATERZU G % 411 "Waterblaasjens. Van deeze is te voren reeds meer dan een^ gefproken geweest. Van het water op een warme plaats enz. Het is bekend, dat de fappen van ons lichaam tot de verrotting overhellen ; maar zo lang zy door de vaten bewogen worden, en dat geene, dat reeds te veel tot de verrotting overhelt, langs de be-hoorlyke wegen uit het lichaam geworpen word, word alle bederf in een levendig mensch belet, maar wanneer de vochten in de holligheden van ons lichaam,vergaderd, lang blyven ftilftaan, heeft men voorde verrotting te vreezet), welke wel langzamer komt, zo lang deeze holligheden gefloten zyn, maar veel gaauwer, zo de lugt eenmaal toegang tot dezelve heeft, dit is misfchien de reede, gelyk naderhand in de geneeswyze van de waterzugt gezegd zal worden, waarom de uitleiding van het water uit de buik by herhaalde reizen , meer dan eens met een •ongelukkig gevolg beproeft is geweest, want de lugt toegang krygende, word de verrotting grotelyks verhaast: ja men heeft waargenomen , dat het water, door de buikfteking uitgeleid, geen 't minfte teken van verrotting heeft gegeven , en naar weinige uuren, wanneer het aan de lugt blootgefteld wierd, een allerlelykfte ftank van zich heeft gegeven, hoe wel het vergaderde water op alle plaatfen van 't lichaam kan verrotten , fchynt dit eventwel fehielyker te moeten gefchieden in het buikwater, want uit-de buik van een gezond versch. geopend dier , waasfemt een pisreukige damp uit, en die reeds eenigzints ftinkt: de buikingewanden worden door de geduurige beweging der ademhaling ge* fchud: de gal, onder de natuurlyke fappen het naast aan de verrotting, zweet zodanig door, dat de plaatfen naby de galblaasgelegen, zich zo menigmaal gheel geverft vertoonen in doode lichamen : de vuiligheden langen tyd in de dikke darmen wederhouten, (want de afgang der waterzuchtige is gewoonlyk hard) gee» • ven een verrotte reuk van zich. dit alles loopt te zamen , waardoor het water hier fehielyker verrot; het geene, eens plaats hebbende gegrepen, de ingewanden verteerèn tot een verrot wegfmeltFff 2 zei,  4r2 DE WATERZUGT. 123a». zei, door dien zy geduurig in dusdanig te zamenvloeizel doorweekt worden, waarom het ook voor een kwaad teken word guhouden, zo bet water naar de buikfteking reeds verrot uitgaat, of ook zodanig, dat het de ingeftoke vingers afveegt , en de huid dun maakt, gelyk eenalcahfche loog gewoonlyk doet; waarover naderhand zal gefproken worden. Zweeren., heetvnur. Wanneer de waterige wei langen tyd ftil ftaat in het celachtig weefzel, zet zy niet alleen de huid uit, maar allengskens fcherper geworden, ontfteekt het en knaagt dezelve uit. het is meer dan eens gebeurt, dat de waterzugtige de koude en gezwolle voeten zeer digt aan 't vuur hebben geftoken, en evcntwel niet gevoelt hebben, dat het vel door de al te groote hitte tot biaasjens opgeheven wierd; welke gebroken zynde , geduurig een menigte wei Horteden: naderhand §. 1242 zal gezegd worden, dat ook door de kunst zodanige ontfangbuizen beproeft worden, fomtyds met het beste gevolg, maar aangezien de lugt als dan een vrye toegang heeft., komt het heet vuur fchielyk by die llappe en zo langen tyd reeds in de fcherpe wei doorweekte deelen f gelyk §. 423. is gewaarfchouwr geweest), ten zy dit door tigen het bederf ftrydende Hovingen belet worde, dikwils ook ontaarten die plaatfen , langs welke het water uitgaat tot zweeren-, welke zeer moeilyk zyn om te genezen, dewyl de geduurige toevloed der fcherpe wei belet word, dat zodanige gezuiverde zweer tot de hoedanigheid van een zuivere wond worde gebragt (ziset §, 411.)» het geen vereischt word, zal de zweer genezen, waar© n Hippocraie>re) te regt vermaar t hee ft: de zweeren by de waterzuchtige ontflaan, worden niet ligtelyk genezen, maar Galenus tekent in de verklaaring over deeze voorftelling aan , dat dit niet kan gefchieden door de te groote vochtigheid, dewyl een zweer uitgedroogt moet worden , om gehegt te kunnen worden, het zelfde bevestigd Celfas (ƒ). want naar dat hy de onderfcheide foorCO Aphor. 8. Seft. VI. Charter. Töm. IX. pag. 252, OQ Lib. III. Cap. XXI. pag, 161.  §.123.0. D. E W A T E R Z U G.T. 413 foor-ten der waterzugt heefs opgenoemt, voegd hy 'er byi-de alte groote overvloed der vochten is nochtans aan alle gemeen •' waardoor zelfs de zweeren in deeze zieken niet gemakkelyk geneezen. Neusbloedingen. 'Er vloeit weinig bloed door de vaten $ maar zo wy bedenken, dat alle de vaten der onderfte ledematen door het tegenleggend water gedrukt worden,• en dat, wanneer de buik in de waterzugt fterk gezwollen is , de voornaamfte takken van de nederdalende groote hart-flagader van gelyken gedrukt worden , blykt het, dat de vrye beweging van het bloed byna nog maar alleen door de bovenfte vaten gefchied. zo nu tevens, gelyk in dit Hoofddeel gezegd is geweest, een benaauwde ademhaling aanwezende is, kan het aderlyk bloed niet vryelyk van het hoofd wederkeeren; daarom is het hoofd der waterzuchtigen , koud over 't geheele lichaam , fomtyds warm, en hunne wangen rood: als dan volgd de neusbloeding, welke nadeel doet door het bloed te vermindereu r het geene reeds te weinig is, en ook een kwaad teken geeft, namentlyk dat de vaten der onderfte deelen van het lichaam door de waterzuchtige dikte zeer gedrukt worden, maar de neusbloeding welke in de waterzugt gebeurt, fchynt de voorkennis welkeHippocrates gegeven heeft, toegevoegd te kunnen worden (g): in de langduurige ziektens zyn de kleine bloedvloeiingen fchadelyk, want aangezien maar weinig bloed noclvdoor de vaten vloeit, is 'er geen zwaare neusbloeding te verwagten. hier- toe behoort mooglyk ook een andere voorftelling van Hippocrates (h): verfopte afgangen, maar zveiuig, zwarte drek^ gelyk aan de drek van een geite bok, uit nootzaaklyhheid- uitwerpende , wanneer de neus in deeze bloed ftort, is het kwaad, want de afgang is hard Coac. Pramot. No. 340. Charror. Tom. VIII. pag. 871(70 Prxdi&ion. Lib. I. Ibidem pag. 728. Coac. Pram. No, 6o$.> Ibidem pag. 888.  4H D E WAT ER ZCGT. $. rfcjo/ hard iu de waterzuchtige, gelyk te voren is gezegd geweest,, en in de voorftelling van Hippocrates aangehaald , alwaar hy de zelfde benaming -m^^dhii gebruikt heeft, om het maakzel . der drek van de afgang uit te drukken, Uitbuitingen des navels._ Het is bekend, dat de zo genoemde witte ftreep der. buik in 't midden byna van haare langte . met een rond gat doorboort word, het geen in de vrugt de na vèlftreng doorlaat, en grooter is dan by een volwasfe. intusfchen nochtans.worden vry dikwils navelbreuken waargenomen, omdat deeze plaats min. vast is dan de overige oppervlakte van de buik. het is dus.geen wonder, dat deeze plaats uitgerekt word wanneer de buik vol water, is, en dus een uitbuiting der navel ontftaat. wanneer een dik emvast vet op de buik legt, ontftaandebreuken zo gemakkelyk niet, en de Heelmeefters hebben waargenomen, dat de geene die gebroken-zyn*> wanneer zy van mager vet beginnen te.worden , gemakkelyker worden genezen, dewyl de oude Geneesheer-en in de waterzugt waargenomen hadden , dat de deelen van het lichaam door het vergaderde water zwollen, maar dat al het overige ten eenernaal vermagerde, daarom hebben zy gezegt, gelyk 1-2.2$.< is -aangetekent geweest, dat het vet weg ftnolt en in water verandert wierd. maar Hippocrates waztfchou wde fff; dat de waterzugt geneeslyk is, zo lang iemand onder in de buik vet heeft: maar of'er vet in de onderbuik is of niet,zult gy hier best aan kennen; zo de koortfen komen, en hy niet re^t :kan flaan, en de opgeblaze navel na buiten uitfteekt zegt als dan dat 'er geen vet meer is, en dat hy niet kan genezen worden, uit welke voorftelling het ten minfte fchynt te blyken, dat hy er- ,'kend, dat de navel h'gfer voor uitfteekt, wanneer hef vet verteert is. . edbehTchynt.dk •■ niet altyd voor een teken van een onge•' V nees- ' : C0 De Intern. Affe&ion. Cap, 23. Charter, Tom. VII. p. 655.  DE WATIJR2ÜG T, 4J5 neeslykè waterzugt kunnen gehouden te worden, dewyl de waarnemingen geleerd-hebben, dat de zieken niet alleen de navel voor uit ftekende, maar ook door de hevige drukking gebarsten, in 't leven zyn gebleven, de zeer vermaarde du Ferney de jonge heeft dit gezien (k) in een vrouw, die in den bloem des ouderdoms , naar de onderdrukking der kraamzuiveringen , het water kreeg, tevens met een overgroote zwelling der dyen en beenen. verfcheide middelen te vergeefs beproeft zynde, heeft men de buikfteking te werk geftelt, met veel verligting; -en naderhand loosde zy over- vloedig pis, het geen maar weinig was van te voren; waar door alle waterzugtige dikte verdween; en tevens was de trek toteeten en flaap goed, en de krachten wierden in korten tyd herfteld, zo dat men geloofde dat zy geheel genezen was; offchoon tevens met het water een etteragtige ftof uit de buik was geleid geweest, maar naar eenige weeken is de buik op nieuw beginnen te zwellen ; en wanneer de zieke bedagt was om de buikfteking te her- ■ halen, heeft' de navel-beginnen te zwellen, en is daar naar open gegaan, 'er is diergelyk vogt uit gegaanals door de buikfteking was uit geleid geweest-: :naar acht dagen is de navel wederom open ■ gegaan, en'er is een zeer helder water uit gegaan, naderhand is zulks haar nog tweemaal overkomen, en de navel van zelfs gehegt zynde, heeft zy haare volkome gezondheid wederom gekregen. * men leest een ander geval door de Heer Chomel befchreven (7), alwaar van gelyken naar het kraambedde, de :kraamzuiveringen ■ onderdrukt zynde, de buik opgezwollen is* en de zieke is in 't leven gebleven , en volkome genezen, offchoon 'er een overgroote menigte ftinkend vogt langs de gebarfte navel uit gegaan is. maar zelfs is een veeljarige waterzugt genezen geweest, wanneer het water langs de navel uit ging by een vrouw van in de veertig jak~- (k) Acad. des Sciences 1'an i7o2."-Memoir. pag. 385. & feq*,' Ibidem 1'an 1728. Memoir. pag* 583. & feq.,  4-TtS D E WATERZUGT. $.1250. jaaren; naar zeer fterke waterdryvende zuiverende en pisdryvende middelen, door de Geneesheeren toegedient, wierd de buik eer dikker, en dewyl zy de buikfteking niet wilde toelaaten, wierd zy aan haar nootlot overgelaten, zy heeft naar een fterk buikzuiverend middel gevoeld, dat het water langs de navel uit ging, maar allengskens en zonder eenige lastigheid, ten zydat het linnen geduurig nat wierd : deeze drupping heeft de geheele winter geduürt, de buik wel niet in dikte toenemende, maar zy vermagerde, tevens met vermindering der krachten, de volgende maand May, in een wagen rydende, is het water met kracht uit de navel gefprongen, en dat wel in zeer groote hoeveelheid, daar op een zeer groote zwakte volgende: maar alhoewel de koorts volgde, van braking, hik, benauwde ademhaling, verzeld; zyn de couleur, vlezigheid, krachten weder gekeerd, en zy heeft geduurende eenige maanden gezond geleeft, en als toen is zy door een andere ziekte, colyk namentlyk met een hartnekkige verftopping der afgang en hevige braking binnen weinige ..dagen geftorven. de buik geopent zynde, heeft men geen 'trainile water gevonden, nochte iets buitennatuurlyks in de ingewanden, uitgenomen, dat de lyfmoeder, groot boven mate, geheel verhard wierd gevonden, wegende vier en een half pond (m). Diergelyke gevallen fchynen te leeren, dat deeze heilzaamepogingen der natuur om de ziekte te genezen de gelegentheid aan de geneeskunde hebben gegeven, dat dezelve door de buikfteking na gevolgd zouden worden. Verfterving der ingewanden, de dood. Warmeer na-1 mentlyk de ingewanden in het reeds verrotte water doorweekt worden, en tot een verrot waterig bloed wegvloeijen. voor 't overige leest men het voornaamfte dat tot het vormen der voor- \ ken- . 0*0 Medic. Effays and Obfervat. Tom. III. pag. 378. & feq.  §.i23o. DE WATERZUGT. 417 kennis in de waterzugt behoort by Hippocrates aldus : de geene die door de waterzugt aangetast is , en in 't leven zal blyven, moet goede ingezvanden hebben, zo dat de natuur zich uitoefent, en tevens gemakkelyk kookt, en de ademhaling goed is , en zonder pyn, en het lichaam overal evenredig laauzv is, en niet verteert omtrent ds uiterfte deelen. maar het is beter dat hy eerder diktens heeft in de uiterfte deelen. maar 't best is, dat geen van beide zeide, want de uiterfte deelen moeten zagt en rank zyn, ook moet de buik op 't gevoel zagt zyn. edoch 'er moet geen hoest aanwezende zyn nochte dorst, nochte verdroging van de tong, zo zvel de overige tyd, als naar de flaap, wanneer deeze gewoon is fterk te worden, maar hy moet de fpyzen gaarne aannemen, en met bezwaart worden, wanneer hy een bekwame hoeveelheid geëeten heeft, de afgang moet wel los zyn op 't gebruik van een buikzuiverend middel, maar de overige tyd most hy een zagte gevormde afgang hebben, de pis moet zich vertoonen volgens de levenszvyze, en de verandering derwynen. hy moet de arbeid ligtelyk verdragen, en van vermoeitheid bevryd zyn. en het beste is dat den mensch in alles dat gefteld is, en zo zal hy het allerzekerfte gezond kunnen voorden ; anderzints, dat hy de meefte^ van deeze vereischtens bezitte; want 'er zal hoop zyn, dat hy in 't leven blyve. maar dis geene van deeze heeft, maar de tegenovergeftelde , weet dat deeze in een wanhopige ftaat is. maar die zveinige van deeze zal hebben, zvelke ik gezegd heb goed te zyn, zo zy by een zvaterzuchtige worden gevonden, hebben weinig hoop overig, het blykt uit deeze voorftelling, dat hy de ziekte zo veel te erger gelooft heeft, hoe 'er meer werkingen gekwetst zyn , gelyk Galenus zeer wel op de te voren aangehaalde plaats §. 3. als tot een algemeene geneeskundige vaste ftelregel geftelt heeft: en de hevigheid van is- de- 00 Prsedifl. Lib. II. Cap. 5. Charter. Tom. VIII, pag. 814. ~ Vierde Deel. Ggg  4i8 DE WATERZUGT. §.1230.1231.. dere ziekte is zo groot, na mate zy van de natuurlyke gefleldheid afrvykt; maar hoe ver zy afzvykt, iveet alleen die , die op een hair de natuurlyke gefleldheid kent. fi 1231. T~Xierhalve wyst de waterzugt, welke gedLJ nezenis, aan: 1. een onverhinderde vloeiiing aan het zenuwwater te bezorgen: het zy het water zy, Galachtige , bloedwaterige , of bloederige wei. 2 het water, reeds in de holligheden uitgeftort, daaruit te leiden. 3. de fmet der verzwakte ingewanden weg te nemen, het zy dezelve oorzaak , of uitwerking van de waterzugt is. Naar dat wy gefproken hebben over het geene dat zo wel de kennis als voorkennis aangaat in de onderfcheide foorten der waterzugt volgd'er, dat wy over de genezing handelen, maar eerst moeten wy over de algemeene geneesaanwyzingen handelen , en naderhand zien, op welke wyze, en door welke geneesmiddelen dat geene verkregen kan worden , dat de geneesaanwyzing ge- tief^ Het zenuwwater heeft als dan een onverhinderde vloeijing, wanneer het vloeibaar vogt, door doorgankelyke vaten, meteen behoorlyke beweging gejaagt word. zo men deeze drie kan verkrv^en zal men volkome aan deeze aanwyzing voldoen, maar aangezien, gelyk reeds meer dan eens is gezegd geweest, ook bet dunne zenuwwater onder de gedaante van waasfem in de groote en kleine holligheden van het lichaam geduurig word uitgeïaaat ten zy het op nieuw door de adertjens word opgezogen , word'het byeen gehoopt in deeze holligheden, en veroorzaakt de waterzugt: hierom moeten de monden der opfcherpende aders open zyn, en geen beletzel in hét geheele ederlyk geftel zyn, dat  S.IS31- DE WATERZU G T. 419. de wederkeering van het weder opgezoge zenuwwater uit de holligheden van het lichaam kan beletten, zal zulks verhindert worden: want te voren is bewezen geweest, dat de waterzugt fchielyk kan ontdaan door de enkele drukking der aders; en tevens is . gewaarfchouwt geweest, dat de aamborftige dikwils waterzugtig worden, om dat ten tyde der aanval het regter hart het bloed niet vryelyk door de te famen getrokke longen kan voortjagen, en dus blyven de ontfangplaatfen van het aderlyk bloed omtrent het hart, vervult; en dus is 'er een beletfel voor de vrye beweging der aderlyke fappen. daar en boven is het zeer waarfchynlyk, dat de flagaders ten tyde der gezondheid het zenuwwater onder de gedaante van waasfem aanblazen, hetwelk ook, onder de zelfde gedaante van de aders wederom op gezogen word, eer dat het tot zenuwwater kan verdikt worden, waar door ook de warmte van het lichaam zodanig vereischt word, dat die verdikking niet •fchielyk of gemakkelyk kan gefchieden. uit de buik, de borst, het hartzakje van een gezond dier, fchielyk geopent, waasfemt zodanig waasfem uit, welke naar de dood, het rif koud geworden zynde, tot zenuwwater verdikt word. Maar alhoewel die waasfem, en het uit dezelve verdikt zynde ontftaane zenuw water, voor 't grootst gedeelte uit water beftaat, nochtans is het geen zuiver water, gelyk de pisagtige reuk van zodanige waasfem duidelyk te kennen geeft, buiten dat, is met dat zenuwwater, in de holligheden van het lichaam vergadert, dikwils een hoeveelheid wei vermengt , welke op 't vuur ftremt; waarom ook het water der waterzugtige fomtyds door de geele couleur der wei geverwt is; wélke couleur in het buikwater7dikwils hoger word waargenomen, namentlyk om de doorzwetende wei; gelyk te voren isgezegt geweest, ook kan dit water door 't verblyf, en het .reeds begonne bederf in een waterig bloedveranderen; maar als dan is'er weinig hoop overig, intusfchen eventwel betekend abet woord waterig' bloed by Hippocrates, enandê- • re oude Geneesheeren, niet altyd een fcherp of verrot water, want Ggg 3 de  420 DE WATERZUGT. §.1231. •de waasfem in de holligheden van het lichaam geduurig uitwaasfemende wierd mtC/A* genoemt; maar wanneer die waasfem tot vogt verdikt wierd, als dan wierd het <^«f genoemt. Het gebeurt fomtyds, dat het water der waterzugtige met een rood bloedkleurige couleur geverwt is, wanneer eenige bloedvaten, langen tyd doorweekt, het bevatte vogt uitlaaten: nochtans word dit ook waargenomen, offchoon alle de vaten nog in hun geheel zyn, vooral in het hartzakje, alwaar de omloop van het bloed door de nabyheid van het bewegende hart, en van de groote vaten het radfte is: want in dê lyken der menfchen door een ■geweldige dood geftorven, word fomtyds eenigroodagtigzenuwwater gevonden, het fchynt dat door de zeer fchielyke beweging der fappen door de vaten iets van het roode bloed op deeze plaats door de wyder geworde monden der uitwaasfemende flagaders uitgedrukt word; edoch de ontleedkundige infpuitingen leeren, dat de wafch zelve, welke rood geverwt is, over de geheele oppervlakte van het hart word uitgedrukt, offchoon de vaten in hun geheel gebleven zyn. Voor 't overige is over de onderfcheide couleuren, en de onderfcheide eigenfehappen der waters in de holligheden vanhetlichaam vergadert, en de voorkennis welke daar uit moet gevormt worden, gedeeltelyk §. 1219. gefproken geweest, en zal ook gedeeltelyk §. 1240, behandelt worden, alwaar over de buikfteking in het buikwater zal gefproken worden. 2?. Want ten zy dit fchielyk kan gefchieden, is het altyd te vrezen, dat het of in hoeveelheid toegenomen door 't gewigt en drukking de nabuurige ingewanden befchadigt, of door 'tverblyf fcherper geworden , alles vernielt, maar deeze uitleiding van het water word verkregen , door uit te werken da|*de aders het vergaderde zenuwwater op nieuw wederom opzuigen, het geene daar naar met het bloed vermengt langs verfcheide plaatfen uit het lichaam kan geleid worden, of, zo men dit niet kam  $. i^r- DE WATERZUGT. 4ai kan verkrygen, dat door de kunst een uitgang bereid worde, met de plaats te doordeken , waar het water vergaderd frilftaat. de kunst heeft veel vermogen in dit uit te werken, maar in't volgende word veel meer moeite gevonden. 3°. Het heeft uit het geene, dat §. 1220. is gezegd geweest, gebleken, ter plaatfe alwaar de oorzaken van de waterzugt opgenoemt wierden, hoe veele 'er onder deeze zyn , welke, of geheel niet, of zeer moeilyk door de kunst weg genomen kunnen worden, maar in 't vorige Hoofddeel is over de allerergfte uitwerkingen gefproken geweest, welke uit de waterzugt te vreezen zyn, en naar de verdreve waterzugt overig blyven, nochte het is altyd in de macht der kunst, dezelve weg te nemen of te kunnen verbeteren, zo de ingewanden door een geduurige doorweeking byna verteert zyn, of door de reeds fcherp geworde wei uitgeknaagt zyn, wie zal als dan de geneezing durven beloven ? waarom de waterzugt te recht door de Geneesheeren onder de moeilyk te genezene ziektens getelt word. ik weet dat de fcheikundige , hovaardig op hunne geheimen, ftoutmoediglyk de geneezing van de waterzugt durven beloven, maar ik heb menigmaal getuigen geweest, hoe fchandelyk zy gedwaalt hebben, van Helmont (0) zwetst, dat hy over de twee duizend waterzugtige, ook welkers water zelfs rood zwart was, en de geheele nacht naauwlyks een lepel vol gewatert hadden, tot hunne vorige gezondheid herftelt heeft Nochtans is hy niet tot een hooge ouderdom geklommen, dewyl hy in zyn zes-en- vyftigfte jaar is geftorven. ik geloof dat 'er weinig Geneesheeren zullen zyn, die de waarheid liefhebben, die het zelfde zoude durven roemen, het is wel waar, dat, zo men van Helmont moet geloven, hy op zyn zeventiende jaar de ove- 00 In Capitulo Ignotm Hydrops $. ir, pag. 4C9» Ggg 3  ■42» DE WATERZÜG T. f.1231. overige Geneesheeren reeds overtrof, hy is in 't jaar 1588. geboren, en getuigt van zich zelfs het volgende (p) : in 't jaar 1605. uit Engeland tot Antwerpen wederkeerende, heb ik eenige honderden gevonden, naar een kwaadaartige en algemeene koorts waterzugt geworden i ik heb 'er veele geneezen, veele zyn ondertusfchen door de ongelukkige proeven van anderen geftorven. komt hier niet wel het fpreekwoord te pas ? een leugenaar moet een goed geheugen hebben. { De wyze oudheid heeft zekerlyk geheel anders over deeze ziekte gedagt: de waterzugt is een gebrek onaangenaam opi te befèhouw.en , en lastig om te dragen, zvant van dezelve worden zeer weinige verlost, en dat door een zeker geluk, eerder van de goden, dan van de kunst (want de groote gebreken genezen de goden alleen.) zvant ofte de ziekte in het voornaamfte ingewand verbergen verandert alles in een kwade gefteldheid, ofte het geheele lichaam heeft door de aanval der pest, de ingewanden in een kzvaad vocht verandert, zvanneer zy beide overhands elkander tot de ondergang helpen , en geen deel is ?er, dat vry van fchade is , dat de minfte hulp-aan de natuur kan -toebrengen (<7). waarom Aretceus zich verwonderde, dat de waterzugtige het leven .beminden (r) : w,aar van de oorzaak niet kan gezegt worden , maar men mag zich hier alleen over verwonderen: maar dit is groot, zvant ook in .andere. aandoeningen , welke niet geheel dodelyk zyn, zyn de zieken neerftagtig, droevig, naar de 'dood■ verlangende: -maar in deeze hebben zy. goede hoop, en zyn begerig om te leven, deeze twee maaken het tegengeftelde der ziekte uit. 5. 1232. .(jO Ibidem pur.-408. XU Aretasus deCauf. &Sign."Morb.Diuturn.Lib.II zegd geweest, rnaar daar en boven heeft het 334., alwaar over de geneezing der kneuzing gehandeld wierd , gebleken , hoe veel de wryving, voorzichtiglyk te werk gefield, vermag in het buiten de vaten geflortte en geronne bloed te ontbinden; en dus zal zy veel meer uitwerken kunnen in de waterige wei, zo zy lymachtig begint te worden, maar vooral is de wryving krachtig in het water tusfchen vel en vleesch , wanneer het water, in het vetvlies vergaderd, flilflaat: 'want alhoewel zulks van gebruik kan zyn in andere foorten van waterzugt, nochtans is de uitwerking der wryvisg onmiddelyker, wan-  §.i235- DE WATERZUGT. 433 wanneer de huid alleen maar tusfchen beide is, op.de uitgeftortte wei, dan zo de buik in het buikwater hard gewreven wierd. waarom Trallianus (b) gezegd heeft: maar de wryving moet aan de waterzuchtige eigentlyk te werk gefteld worden , op dat zy de uitwendige doorgangen van het lichaam op ene , de Jappen verdunne en uitjaage. Aëtius beveelt ten boogfte de wryvingen in het water tusfchen vel en vleesch (c); als ook verfcheide andere, edoch die vvryvingen wierden op onderfcheide wyzen te werk gefteld : men moet dierhalve de eerfte dag de wryving wel te werk ftellen; met een weinig olie, gematigt en za^tjens wryvende •' maar in 't vervolg droog en veel wryven, en meerder met kracht op de deelen gedrukt: daar naar ook met rouwe linne doeken. Zekerlyk, wanneer de huid met een hand met olie befmeert gewreven word, wrord zy minder gekwetst, en rouw gemaakt, daar door verdragen de zieken langduurige wryvingen zonder moeilykheid. het is wel waar, dat de plaats, met olie overwreeven, minder uitwaasfemt, maar het doeleinde is alleenlyk, dat, het geene dat ftil ftaat, door de wryving beweerbaar worde gemaakt, en het taaije en lymige verdunt worde, terwyl de bevveeging der fappen door de vaten tevens verhaast word: waarom de olie hier veilig fchynt te kunnen gebruikt worden, en de oude Geneesheeren hebben dezelve gebruikt, en hebben dezelve geneezende gemaakt met 'er zee ajuin en andere dingen by te voegen (d). intusfchen nochtans heeft ook de enkele olie van olyven een even heilzame uitwerking gedaan in het buikwater, dat door zodanige wryving des morgens en avonds in de tyd van een maand geneezen wierd; en reeds de derde Qf vierde dag, naar de begonne wryvingen, loosde de zieke veel (70 Lib. IX. Cap. 3. pag. 524. t 00 Serm. X. Cap. a8. pag. 0^4. 00 Ibidem Vierde DEral. lii  434 DE WATERZUGT. §.1235. veel pis; en dus wierd de buik daaglyksch dunner (c). edoch die gelukkige uitkomst fchynt aan de wryving te moeien toegefchreven worden, maar niet aan de geneeskracht van de olylölie. de afgang is daar door zonder eenige andere geneesmiddelen daagLykscb ontbonden geweest, maar de wryving met olie komt niet te ftade, zo de buik al te zeer gezwollen is , en de bekleedfelen gTpannen en dun,en de ademhaling zeer moeilyk (*). maar wanneer de dikte fterk begint te verminderen , de minder gefpanne huid eer fterker en rouwer wryving kunnen verdragen, de oude hebben een andere geneeswyze gebruikt om de waterzuchtige diktens te verdry ven, naby de wryving komende, welke hedendaagsch naauwlyks meer in gebruik is, en nochtans redelyk veilig en vooidelig fchynt. Aëtius fchryft over deeze geneeswyze aldus (f). ook is het goed het geneesmiddel van Herodotus te beproeven , want het kan ook helpen niet minder dan de wryving: dus/laat op de gezwolle plaat/en met osfcblaafen of andere heele groote, en wel opgeblazen en ledig , en doet dit op 't gezag van Archigenis en Herodotus: want daar door word het vleesch zonder eenige lastigheid verdigt, nochte door een hard /laan , nochte pyn, zvederom opfpringende. Maar zy hoopten door alle manieren teverkrygen, dat het ftilftaande bewogen zoude worden, en dus de waterzugtige diktens zouden worden verdreven, en tevens voor zouden komen , dat de huid niet zoude gekwetst worden, ik heb meer dan eens gezien, dat de huid ontftoke wierd en in korten tyd heetvuurig wierd door het onvoorzichtig wryven der gezwolle beenen ; het geene dikwils gevaarlvk was en altyd groote moeilykheden veroorzaakte, daarom heeft Celfus zeer voorzichtig gewaarfchouwt («•), over de geneezing der waterzugt handelende : men moet alken maar wryven met de handen met water bevogtigt, waar in 60 Donald Monro on the Dropfy pag. 30. 31. Nouvelle Biblioth. Angloife pour les Mois de Janvier & Février 1757* PaS' I07» 00 Störk Ann. Medic. pag. 90. C/O Sermon. X. Cap. 29. pag. 246. C?) Lib* III. Cap.ai, pag, i<54«  §.1235- DE WATERZUGT. 435* in zout en falpeter en een weinig olie gegooit is , zo dat een vrouw of kind tot het zvryven gebruikt word, waar door de aanraking zagt er zy, en dit moet, zo de krachten het toelaten , een geheel uur voor , en na de middag een half uur gefchieden. Het blykt ook tevens, dat de oude Geneesheeren vöorzigtig lyk met zagte wryvingen begonnen hebben, op dat de buiten de vaten geftorte wei eensklaps met de omlopende fappen vermengd, de longh niet zoude overflelpen met gevaar van te verflikken. Hofman (h) had waargenomen, dat het flymgezwel der voeten , door welke oorzaak ook na binnen in het lichaam gejaagt, een zwaare drukking op de borst en benaauwtheid te weeg brengt, ja hy had in zodanige zieken , door een tusfchen pozende koorts aangetast, gezien, dat op 't aannaderen der koude de diktens der beenen fchielyk verdweenen waren, met een zeerbeuaauwde ademhaling, en by de derde aanval volgde 'erin 't tydperk der koude, altyd een fchielyke verftikking. Beweging. Wy hebben van te voren §. 28. gefproken gehad over de fraaije uitwerkingen in de ftaat der gezondheid door de lichaamsbeweging te verbeteren, door de fpierlyke bewegingen zekerlyk word de beweging van het aderlyk bloed na het hart verhaast, en de omloop der fappen kan na goedvinden vermeerderd worden, waarom de lichaams bewegingen van alle tyden onder de geneesmiddelen der waterzugt getelt zyn geweest. Hippocrates (i) noemt de voornaamfte geneesmiddelen voor de waterzugt op, arbeid, koe/lering, en matigheid, edoch hy gebruikt het woordje T«A*<7r&iPiV, het geene zwaare en tot de vermoeitheid voortduurende arbeid beduid; en naderhand voegd hy 'er by, dat zy zeer veel moeten werken , ja zelfs langs fteile plaatfen (70 Mcdic. Ration. & Syfteni. Tom. TV. Part. III. Cap. II. pag. 324. 00 De Viclti Acutorum Charter. Tom. XI. pag. 174. Epidem. V. Charter. Tom. IX. pag. 347. Iii 2  436 "w DE WATERZUGT. $.1235. fen opklimmen, maar op dat de longh niet door een fterke en fchielyke beweging overftelpt zoude worden , voegt hy 'er de voorzorg by : maar zo hy moeilyk adem haalt, en het in de zomer is, de jaaren in hun kracht zyn, en de krachten de behoorlyke fterkte hebben , moet men een ader op de arm openen. de celachtige rok word door de in hunne werking gezwolle fpieren gedrukt, welke rok niet alleen op de fpieren legd, maar ook overal tusfchen beide is geftelt; en dus zal de beweging ook in het water tusfchen vel en vleesch voordelig kunnen zyn door de ftilftaande wei te bewegen, daarom heeft Celjus aangeraden (k), dat zy veel moeften wandelen, fomtyds lopen ; en daarom heeft hy gelooft, dat zy ligter in de ftaaven dan in de vrye geneezen word; om dat, aangezien zy de honger, dorst, en duizend andere verdrietelykhedens en een lang gedult vereischt, die geene eerder hulp toegebragt word, die gemakkelyk gedwongen zvorden, dan die een onnutte vryheid bezitten. Maar dewyl de omvoering der fappen door de vaten door de fterke beweging vermeerderd word, blykt het gemakkelyk, dat men deeze niet moet gebruiken, zo de overmaat der omlopende beweging reeds door de verzeilende koorts aanwezende is; waarom hy 'er het volgende by voegd : maar zo de koorts ook aanwezende is, moet deeze eerst weggenomen zvorden door die middelen, door welke voergefteld is deeze te hulp te kunnen komen, zo de zieke zonder koorts is, als dan moet men eindelyk tot die middelen komen, welke gewoon zyn de ziekte zelve te geneezen. Het blykt ligtelyk, dat hier ook de zelfde voorzorg gebruikt moet worden, op dat het ftil ftaande niet fchielyk door hevige lichaams oeffeningen in beweging word gebragt, gelyk van te voren van de wryvingen gezegt is geweest, dus moet men van een kleine beweging beginnen, om dat het ook beter is voor de krachten van zodanige zieken, welke niet altyd zo fterk zyn, de: Cé) Lib, III. Cap. XXI. pag. 161. 162a.  ft-iag* D E WATERZUG T. 437 dewyl het gewigt der onderfte lidmaten, zo de waterzugt tusfchen vel en vleesch aanwezende is , de lichaamsbeweging moeilyk maakt, waarom Trallianus (/) gezegt heefc: voorts is de beweging, zo iets anders, de waterzugtige voordelig, vooral de beweging op zee, te paard, en in een draag ft oei; maar die geene die de krachten hebben, is het gaan 't voordeligst, dat foort van oeffening, dat door op de zee te varen gefchied, is ook goed voor dezwakke, en deszelfs nuttigheid word ook door nieuwere waarnemingen bevestigt, dus leest men by Foreftus (m), dat een waterzugtige van de Geneesheeren verlaten , welkers buik niet alleen, maar ook de handen, voeten, en aangezigt gezwollen was, in een fcheepje is gaan varen eenige mylen in zee. hy heeft gebraakt, en na de braking de beweging gebruikende, is hy herfteld. het is bekend, dat zo de geene die het niet gewoon zyn, op zee varen, een zeer lastige walging krygen, waar op de braking volgt: maar naderhand §. 1244. zal het blyken, dat het braken uitftekend voordelig is geweest in de waterzugt te genezen, dit gebruik der fcheepvaart word ook door verfcheide waarnemingen bevestigt (//)• Hitte. Te voren is gezegt geweest, dat het vogt in gezonde menfchen in de holligheden van het lichaam onder de gedaante van damp uitwaasfemende, uit de llagaders gejaagt word, en van de aders wederom op gezogen, eer net tot vogt verdikt is. waar uit wy zien, dat de Geneesheeren van alle eeuwen de koude lichamen der waterzugtige verwarmt hebben, om de waterige ftil ftaande wei beweegbaarder te maaken. en bekwaam om zo dra zy tot een waasfem begon ontbonden te worden, gemakkelyker door de opflurpende aders op gezogen te worden, door de wryvingen en lichaamsbewegingen word de warmte in 't lichaam vermeerdert; maar zy hebben daar en boven een uitwendige warmte (0 Lib. IX. Cap. 3- pag- 524« lm) Lib. XIX. Obfervat. 32. pag. 377. (») Ebenezer Gilchrist the ufe of fea Voyages pag. 88. Iii 3  438 DE WATERZUGT. §,1235.1236'. gebruikt, en die wel vry hevig was. Aëtius (ó) fielt zyn grootfte hoop der genezing in zich veel in de zon te begeven : daarom worden de gezzvolle deelen aan de zon bloot geftelt, het hoofd eventueel gedekt, ook zorg dragende, dat de dikte niet te hevig verwarmt worde. Hy heeft geboden de wryvingen zelfs, het zy in de zon, of by het vuer te werk te ftellcn : fomtyds ook moet men de zieke in het zand zoel door de zon verwarmt, of met vellen, van gelyken door de zon verhit, verbergen, het hoofd alleen bedekt zynde, en het aangezicht geduurig met een fpongie afgeveegt. diergelyk heefc Celjus (p) geprezen: men moet het zzveet uit lokken, niet alleen door lichaamsocffening, maar ook in't zvarme zand, of door een droog bad, of ftoof, en andere diergelyke, enz. het bad en alle vocht moet verbannen worden, want hier worden droge warmte vereischt. edoch naar dat het water door de buikfteking uitgeleid is, om de wederkeering der ziekte voor te komen, moet de zieke allengskens tot de oefeningen, wryvingen, de zon, zwetingen, vermoeithedens, en bekwame fpyzen, zvederom geroepen zoor den, tot dat hy ten eenernaal gezond is (cf). (). 1236. r 1 sot 't tweede oogmerk £1232.) moet men JL de oorzaak onderzoeken, welke de vaten vernauwt, verftopt, of breekt; welke moet weg genomen worden, zo het kan gefchieden (1220.) of dikwils door minerale wateren verbetert. Wy hebben §. 1229. over de oorzaken van de waterzugt gefproken. maar als toen heeft tevens gebleken, dat 'er verfcheide onder zyn, welke of zeer moeilyk, of in 't geheel niet weg ge- no- (0) Sermon. X. Cap. 28. pag. 244. 245. QO Lib. III. Gap. 21. pag. 16a. (?) Ibidem pag. 166.  §.1230. DE W A T E R Z U G T. 439 nomen kmmen worden, zo by voorbeeld een zeer groot fpekgezwel in de buik de nabuurige aders zal gedrukt hebben, wie zal als dan op de genezing durven hopen , dewyl dit in de uitwendige plaatfen van het lichaam nauwlyks immer dan door de hand van een heelkundige weg genomen kan worden, in tegendeel, wanneer de gezwolle lyfmoeder van een zwangere vrouw de aders van de onderbuik, of de nederdalende holle ader, drukt, zwellende beenen en dyen fomtyds boven mate; maar de lyfmoeder naar de baaring toe getrokken zynde, word de drukking op de aders weg p-enomen, en dusdanig water tusfchen vel en vleesch gaat in korten tyd van zelfs 'weg, of word ten minde door een enkel zagt wryven gemakkelyk te" boven gekomen. Deeze fchynt de rede te zyn, waarom de waterzugt fomtyds door de mynwateren genezen word : te weeten wanneer de beletfelen de vrye beweging van het aderlyk zenuwwater belettende, door'de krachtdadigheid van deeze wateren ombonden kunnen worden en uit den weg geruimt. de onthouding van drank, word, gelyk naderhand blyken zal, onder de krachtdadige geneesmiddelen om de waterzugt te genezen, getelt, en dus moet het nadelV fchynen, zo een waterzugtige veel van deeze wateren dronk, edoch men moet aanmerken, dat deeze wateren als dan maar voordelig kunnen zyn, zo de levenskrachten nog zo fterk zyndat zy de ingenome wateren kunnen bewegen en langs de pislozing, zweet of afgang uitwerpen, want zo zy in het lichaam bleven, zouden zy de waterzugt vermeerderen, waarom voorzigtige Geneesheeren , wanneer zy deeze te werk ftellen, met een kleine hoeveelheid beginnen, welke zy daar naar vermeerderen, zo zy waar nemen, dat de zieken dezelve gemakkelyk verdragen, en de pislozing aan de hoeveelheid van het ingenome water beantwoord, want deeze heilzame wateren hebben een zekere prikkel, welke de tong ligtelyk onderfcheid, en fchielyk in de lugt verdwynt , zo zy in de ope lugt worden gelaten, door welke prikkel uitgewerkt word, dat zy door de opflurpende aders van de maag en de darmen worden opgezogen, en gemakkelyk door de  44o DE WATERZÜG.T. $.1236. vaten met de omlopende fappen bewogen worden, zekerlyk zo een gezond en fterk mensch binnen korten tyd des morgens vier ponden gemeen water dronk, zoude hy daar door bezwaart worden ; maar een ziekelyke neemt een grooter hoeveelheid fpawater zonder eenige lastigheid. Men vind verfcheide voorbeelden by de Schryvers, die over de krachten en het gebruik der geneesbronnengefchrevenhebben, welke leeren, dat de waterzugt fomtyds door 't gebruik derzelve genezen is geweest, de zeer vermaarde Cocchi (r) heefc verfcheide zodanige gevallen by een vergadert, welke dit bevestigenj hoedanige men hier en daar ook by andere Schryvers vind. Maar aangezien de pis byna altyd in kleinder hoeveelheid by de waterzugtige geloost word, worden deeze wegen fomtyds zo gelukkig ontfloten, wanneer de hoeveelheid derpisdoorhetgedronke water fchielyk word vermeerdert, dat de volkome genezing volgt, en wel in zodanige waterzugt, welke ten eenernaal wanhopig fcheen. dusdanig wonderlyk geval (waar van Cocchi ook gewag maakt) word (/) geheel befchreven gelezen van een man, die aan zyne zinnelykhedens den teugel vierende door de gheelzugt aangetast wierd, en daar naar door de waterzugt opzwol, vermaarde Geneesheeren hebben verfcheide middelen beproeft, maar te vergeefs, dewyl 'er geen hoop in 't geheel overig was, heeft men hem na de geneeswateren gevoerd , en hy heeft van zyn vrouw die eenige troost gevraagt, dat hy voor zyn dood zyn onverdraaglyke dorst mogt verdaan, door deeze wateren na zyn welgevallen, te drinken: dit verlof bekomen hebbende, heeft hy geduurende vyf of Zes uuren een zeer groote menigte waters irgezwolgen, zonder een druppel pis te lozen ; het koude en klamme zweet, tevens met de allergrootfte zwakte ,. waren oorzaak , dat de aanwezende, dc geene die zy dood dagten te zyn te bedde hebben ge- O") De J. Bagni de Pifa pag. 265. &c. in notis. \s) Floyer ^vx'oKw'ei pag. 457.  §m*8t begin nochtans tj de geheezinz niet zeer moeilyk, zo de rust van het lichaam, de dorst, de lomer, aanbevolen zyn; maar zo de kwaal verouderd is , ,»rrd zv niet zonder moeilykheid verdreven, maar offchoon de Saams beweging, als nuttig voor de waterzuchtige met regt ;tr4rezen, nochtans zouden de zieken dezelve niet kunnen verdragen , wanneer zy tevens gedwongen wierden honger en dorst te lyden. hedendaagsch word de onthouding wel mee volftrekt gewoonlyk geboden; maar zy leven byna niet dan van bifcuit; gelyk naderhand zal blyken. O) Ibidem §.1239;  §.1239- DE WATERZUGT. 457 v- 1239' Tndien de oorzaak van het buikwater versch JL is, uitwendig fchielyk aangekomen; zode krachten in hun geheel zyn, het lichaam jong; indien de ingewanden wel geftelt, nochte door een andere ziekte beaurven; zo het water noch niet ftinkend, nochte lang op een plaats ftil geftaan heeft; moet men de buikfteking terftond in 't werk ftellen. Het heeft van te voren §. 1219. gebleken, dat het water in de holligheid van de borst vergaderd, met een genoegzame gelukkige uitkomst door de te werkgeftelde borsttteking , uitgeleid is geweest, wanneer derhalve diergelyke waterige te zamenvloeijing in de holligheid van de buik vergadert was, was men te regt bed gt, om het op diergelyke wyze uitteleiden. want de natuur heeft fomtyds van zelf deeze weg aangewezen, by Scbenck (p) worden verfcheide voorbeelden gevonden, dat, naar dat de navel eerst had voor uit gedoken, en daarop gebarften was, het water was uitgevloeit, met volkome herftelling der gezondheid; en wel dat dit gebeurt was een man, in de zestig jaaren oud, die geheel van de waterzugt geneezen , zonder dat dezelve eenigzints wederkeerde , nu ouder dan zeventig jaaren door andere oorzaken geftorven is. diergelyke leest men ook by Forestus (q). een vrouw was door 't buikwater zodauig gezwollen, dat de zeer vermaarde Mead (r) zeide, dat de ziekte onoverkomelyk was, aangezien de krachten weg waren, de onderbuik nochtans van zelfs gebarften zynde, zyn 'er byna twaalffponden waters uitgefprongen ,"' en de volgende dag, een nieuwe barst ontftaan zynde , zyn 'er zes ponden, uit gekomen, deeze twee openingen wierden wel niet in de navel, maar digt by dezelve gevonden, maar deeze zieke was OjO Obfervat. Medicin. Lib. III. Obferv." 18. pag, 430. (?) Tom. II. Lib. XIX. Obfervat. 33. pag. 379. (V) Moriit. & Pra?cept, Medic. pag. 152. Vierde Deel. Mmm  35£ DE WATERZUGT. §. 1229. was zo kwynende, en na by de dood , dat een hartfterkend middel toegediend zynde, hy de dood voorzeker voorzegt heeft, niet te min heeft hy haar naar eenige maanden gezond en van alle waterzugt bevryd, de wonden van zelf geheelt zynde , met ver wondering gezien, waarom hy vastgeftelt heett : dat men zelfs naauwslyks aan een doode vrouw geloof moet ftaan. De kunst fchynt dierhalve de geneeswyze na te kunnen bootfen, welke de natuur aangewezen heeft, intusfchen nochtans is het gevoelen der Geneesheeren omttent de nuttigheid der buikfteking niet volkomen eenparig geweest, want wanneer het fomtYds gebeurt was, dat de zieken, de benoorlyke voorzorgen verzuimt zynde, fchielyk op de buikfteking geftorven waren , by veele de buik op nieuw door het op nieuw vergaderde water uitgezet wierd, en dat fomtyds vry fchielyk, en aangezien zy daar en boven in aanmerking namen , dat de ziekelyke aandoeningen der ingewanden door de buikfteking niet wierden weg genomen, welke de oorfprong der waterzugt waren zyn er veele geweest, die de buikfteking als nadelig veroordeelt hebben, andereheboen dezelve als onnut verzuimt. . .. , . b Men leest by Calius Aurelianus (s) de onderfcheide gevoelens der oude Geneesheeren omtrent de buikfteking; welke hyby een vergadert heeft, en het gevoelen van die geene , die deeze werK| veroordeelen, maakt hy valsch , en ftaat daar naar tegen hen op, zeggende: want zy liegen het onbefchaamdelyk , wanneer zvzesSn, dat zy alle die de huikflehng ondergaan hebben: zvant wy hebben 'er eenige door geneezen gezien: edoeh zeer^ veele (ierven 'er van, wanneer het is dat de raad van den Geneesheer te laat komende, de buikfteking te laat zvord te zverk gefteld. buiten daftekenthy zeer wel aan, dat offchoon de oorzaak , welke de waterzugt veroorzaakt had, niet door de uitleiding van het vergaderde water word weggenomen, nochtans zeer veele toevallen en de lastigheid der ziekte aldus kan verminderd worden : maar O) Morb, Chronic, Lib, III. Cap. VIII. pag. 471. & feq.  $.I239. DB WATERZUGT. 35'9 aangezien de Geneesheeren in de genezing van andere ziektens gewoon zyn verfcheide geneesmiddelen te gebruiken ,. welke de oorzaak der ziekte niet aanraken, maar de toevallen verzagten, zo fchvnt 'er geen de minfte reede te zyn, waarom ook de buikfteking niet tot het zelfde einde zoude kunnen te werk gefteld worden; Hippocrates (t), over de genezing van het buikwater handelende, raad ons, dat zo andere geneesmiddelen, en de voedingswyze geene uitwerking zullen gedaan hebben, het water door de fnyding uit te leiden: maar hy beveelt de fnyding omtrent de navel te doen, of agterwaarts omtrent het week der buik; daar naar zegt hy : maar daar van ontkomen ook weinige, nochte Sydenham f» heeft de buikfteking goedgekeurd: want Mar dat hv de te werkftelling der blaartrekkende plyfters veroordeeld had, door vrees van het heet vuur, voegd hy 'er het volgende by. voleens myn oordeel worden nochte de opening nochte de fieking der buik met gelukkige uitkomst, of minder gevaar te werk ge/telt , welke van veele geagt word, dan de blaartrekkende middelen, my is genoeg bekend, dat verfcheide andere Geneesheeren, welke een groote naam hebben, weinig van de buikfteking verhopen, ia en dat fommige dezelve volftrekt veroordeelen. Uit het volgende zal, hoop ik, blyken , of deeze hun gevoelen recht is geweest of niet? , , -^f- Ten minfte Celfus f», Sebied > naar dat hl vfn de f"66" zhM deezer ziekte had gefproken , zo de buik door zodanige hulpmiddelen niet sedroogt word, maar het vocht met te mm overvloedig is, langs een korte zveg te hulp te komen , op dat het vocht langs de buik zelve uitgeleid worde, hy bekend dat Erafiflratus de buikfteking veroordeelt heeft , om dat hy de bednrve lever de eenige oorzaak van de waterzugt geloofde te zy, waarom hy zeer wel het volgende 'er by voegd; nochtans^ CO De Affeftion. Cap. VI. Charter. Tom. VII, pag. 6z?* Cu) De Hydrope pag. 635* Cw> Lib, III. Cap. XXI. pag. 165. 16Ó. Mmm 2  46*0 DE WATERZUGT. §. 1230, is het water, dat aldaar tegen de natuur heeft gezeten, ten zy het uitgelaten word, nadelig voor de lever, en de andere inwendige deelen. nochte hy vérwagte van de enkele buikfteking, de geneezing der waterzugt, nochte hy gelooide, dat alle zieken aldus konde geneezen worden, want hy bekend, dat het lichaam niet te min geneezen moet worden, want nochte het uttgelatene vocht geneest, maar verftrekt voor een geneesmiddel, zvelke het inwendig beflote vocht verhindert, nochte hier tegen ftryd, dat niet alle zieken op deeze wyze in deeze ziekte geneezen voorden. Alle de Geneesheeren die over de waterzugt hebben gefchreven, komen over een, dat de waterige te zamenvloeijing in de holligheid van de buik byeen vergadert, moet weggenomen worden; maar zy willen niet alle te hulp komen langs een korter weg, gelyk Celfus gezegd had: de buik namentlyk doorgeftoken zynde. zy tragten door braak-, fterke waterdryvende zuiverende, pisdryvende middelen, het water der waterzuchtige uitteleiden, of beproeven het zelve door de dorst en groote hitte te verfpreiden , niet zonder groote lastigheid voor de zieken, en •wel zodanig, dat zy dezelve niet alle kunnen of willen verdragen, intusfchen zal het zelfde doeleinde in korten tyd zonder groote pyn, buiten alle gevaar kunnen bereikt worden , zo de buikfteking door een ervare man word gedaan, want de gemeene bekleedzelen alleen, de buikfpieren, cn de penszak worden doorgeftoken. het water in de holligheid van de buik bevat, verwyderd de penszak van de ingewanden, zo dat 'er in 't minst geen vrees is, dat de ingewanden van het doorborend werktuig kunnen gekwetst worden, daar en boven word de driekantige naald terftond uitgehaald, en de eenige holle ftompe pyp blyft in de holligheid van de buik; waardoor, het water uitvloeijende, wanneer de buik toe word getrokken, het zy van zelfs of door dezelve te omwinden , als dan zelfs geen gevaar kan zyn, dat de ingewanden zouden gekwetst worden, het wondje is klein, ja verdwynt byna, wanneer de bekleedzelen van de buik, naar dat het water uitgeleid is, zich rimpelen; en word fchielyk geneezen. dierhalve heeft dan de buikfteking uit deszelfs aart geen gevaar, en ontlast M ' het  S 1239-' D E WATERZUGT. 46x het water fchielyk uit de buik, of wel langzaam en by herhaalde reizen, zo de Geneesheer dit nuttig zal geoordeelthebben,(waar over in 't volgende hoofddeel zal gefproken worden.) zo de zieke door dien de buik niet genoegzaam gevestigt is , of door eenige andere oorzaak begint te kwyuen, en men voor een flauwte vreest, zal het uiterfte van het pypje terftondvmet dè vinger geflopt worden, tot dat hy met wyn, of eenig ander hartfterkemf middel verkwikt word. Zouden de braakmiddelen, fterke buikzuiverende middelen, welke dikwils herhaald moeten worden, ja ook fterke pisdryvende middelen zelfs het lichaam niet veel meer ontrusten , als zodanige ligte prikking? alle deeze geneesmiddelen kunnen als dan maar voordelig zyn, wanneer het water in de buik vergadert dooide aders wederom kan opgezogen worden : ten zy zulks gefchied, zullen zy niets van de waterige te famenvloeijing weg nemen, maar zullen de hoeveelheid goede fappen verminderen, het is wel waar dat door de fmeltende kracht der buikzuiverende enpisdryvende middelen, en door-de hevige fchuddingen onder het b-aken de beletfelen in de ingewanden, welke oorzaak van de waterzugt waren fomtyds kunnen verwydert worden, maar het is ook even waaragtig, dat de lang geweekte en verteerde ingewanden door deeze hevige fchuddingen kunnen verbroken worden; ev:n waaragtig is het, dat door de waterdry vende buikzuiverende middelen het bloed ontbonden word, en dat nochtans te al te groote ontbinding der fappen de waterzugt voortbrengt, niemand zal geloven , dat een knoestagtige fmet 'der ingewanden, welke zo dikwils oorzaak der waterzugt is, door deeze middelen ontbonden kan worden; waarom 'er andere nodig zullen zyn, naar dat het water uitgeleid is, om de ziekte te genezen, zo dezelve nog te genezen is. zal men van deeze geen beter uitwerkingkunnen verhopen , zo- de krachten der zieken door deeze fterke middelen nog niet gebroken zynde, dezelve naar de uitleiding van het water door de buikfteking, gebruikt worden. Mmm 3 Ik  4Ö2 DE WATERZUGT. 5.1339. Ik* seloof, zo iemand van alle vooroordeel bevryd dit in aanmerking neemt, 'er geen de minfte twyffeling overig kan zyn, of de buikfteking is in de genezing van het buik water een veiliger middel um het water uit te leiden, dan het zelve door braak In fterke buikzuiverende middelen te beproeven. Wat is dan de rede, waarom vermaarde geneeskundige dezelve veroordeelt hebben, ja gezegt hebben dat zy de dood verhaast, het antwoord is by de hand: zy hebben de buikfteking gedaan, naar dat zy andere geneeswyzen te vergeefsch beproeft hadden, de krachten der zieken reeds vervallen waren, de ingewanden ïn het ibmtvds reeds half bedurve water waren verteert, een ïegelyk is bvna met het vooroordeel bezet, dat alles eerst moet beproeft JJLjU eer men tot de buikfteking komt. Hippocrates zelfs (y) zc te niet wegneemt, ja offchoon de zelfde oorzaak ongeneesiyk is, en dikwils wederkeerd; war t ook zal de buikfteking meer dan eens kunnen herhaald worden, het is in een ongeneeslyke ziekte zekerlyk veel, zo de benaauwtheid en pyn grotelyks vermindert kunnen worden, en het leven vermengt, het zal genoeg zyn uit zeer taltyke gevallen, welke dit bewyzen , een eenig aangehaalt te hebben, een man van negen- en- veertig jaaren , die het buikwater en tevens het water tusfchen vel en vleesch had, wierd van de uitmuntende Geneesheer Störck met de wyn van zee ajuin zo ver genezen , dat hy tot zyn gewonen arbeid wederom heeft kunnen keeren, nochtans een harde onbeweeglyke dikte in de midden bovenbuik overig blyvende. de Geneesheer beproefde verfcheide middelen, maar de zieke heeft de geneeswyze verzuimt; de ziekte is wedergekeerd, niet meer na de te werkgeftelde middelen luifterende. de buikfteking gedaan zynde, zyn 'erhonderd ponden troebel water uitgeleid geweest, en men wierd gewaar dat de dikte in de midden bovenbuik zich veel verder uitftrekte. men beproefdere vergeefsch verfcheide middelen, en naar een maand moest men om 't gevaar der verftikking, opnieuw de buikfteking doen; de zelfde hoeveelheid byna van diergelyk vogt is wederom uitgeleid geweest, men heeft alle maanden de buikfteking moeten herhalen, tot zevenmaal toe. hy fcheen zig vry wel geduurende veertien dagen te bevinden, maar is wederom boven mate opgezwollen, de zwakte, verlore eetlust, koorts, zweet, raaden de achtfte buikfteking af, welke de ellendige nochtans heeft willen ondergaan, vreezende te verflikken, of dat de buik zoude barften. byna honderd ponden zyn wederom uitgeleid geweest, wel vmet verlichting, maar de krachten allengskens vervallende zynde, is hy geftorven (g). men heeft in het lyk het net tot in het bekken hangende bevonden, in een dikke zak verandert, waar in een fpekgezwel zat, drie- en-dertig ponden van 't gewigtder Ge- nées- O) De Haen Rat, Medelid. Tom. IV. pag, 87. Störck Ami. Medio pag. 146. Nnn 2  j^68 DE WATERZUG-T. S.1239. neesheeren weegende. voor 't overige was 'er geen water in de holligheid van de buik, maar zeer overvloedig, rood, ftinkende in die zak van het net. De oorzaak een zo hevige waterzugt zo dikwils wederom bren.gende was ongeneesiyk, de naald heeft de zak van het net moeten doordeken, zoude het water kunnen uitgaan, en nochtans is het leven geduurende zo veele maanden in een mensch verlengt, die byna flikte , en die onverdraaglyke benaauwdheid weggenomen. Nochte men kan het getal der buikftekingen lichtelyk bepalen * welke de waterzuchtige met verlichting kunnen lyden, eerdat zy eindelyk door dc ongeneeslyke fmet der ingewanden overwonnen worden, een zwitfers Soldaat heeft de buikfteking zeven-en- vyftig maal doorgedaan in de tyd van een-en-twintig maanden; de waterzugt wierd zo fchielyk op nieuw herboren., dat zy alle elf fif twaalf dagen heeft moeten herhaald worden, want het zenuwwater ftorttezich zo gemakkelyk en fchielyk uit in de holligheid van de buik , dat'er onderfcheide hoedanigheden in het uitgeleide water wierd waargenomen, na mate het onderfcheid van het ingenomene. wanneer hy kervel of kersfe gebruikt had, was het water groen; naar dat hy roode wyn had gedronken, was het roodachtig; het gaf naar het eeten van ajuin en look, een fterke reuk van zich; naar witte wyn gedronken te hebben , was het helderder (b). een doorluchtige Weduwe, in haar een-envyftigfte jaar waterzuchtig geworden, heeft de buikfteking nog dikwerviger doorgedaan, maar alle maanden, zo dat het eerfte jaar by iedere buikfteking vier-en-veertig ponden uigeleid wierden. het tweede jaar vergaderde zy in een maand agt-en veertig ponden, het derde jaar verminderde de hoeveelheid, zodat 3er alle maanden maar vier-en-twintig ponden uitvloeiden, maar het vierde en vyfde jaar, als ook zeven maanden van het zes-r de , (Ji) Acad. des Sciences 1'an 1721. Hiftoin pag. 38.  §.i239- DE WATERZUGT. 469 de jaar, is de buikfteking dertigmaal gedaan geweest, maar 'er zyn iedere keer niet boven de zestien ponden uitgevloeit, zy heeft beginnen te kwynen , uit te teeren , moeilyk adem te halen, flaauwtens te krygen. eindelyk heeft zy verdriet in 't leven en de geneeswyze gekregen, en is zagtjens geftorven, naar dat zy ten tyde van vyf jaaren en zeven maanden, zes-en-zestig maal de buikfteking heefc doorgeftaan, en 'er duizend negen honderd en twintig ponden water uit de buik waren gevloeit. het leven is dierhalve geduurende verfcheide jaaren verlengt, en tevens de vcrunctelykheid der ziekte vermindert, wanneer zy naar het uitleiden van het water niet alleen blygéestig de gezelfchappen haarer vrienden heeft kunnen bywoonen , maar zich ook met oeffeningen en danfen heeft kunnen vermaken, maar zy heeft by haar uiterfte wil bevolen, dat tot een toekomend gedenkteken vim het gebeurde, het getal der buikftekingen , en'de hoeveelheid van hec uitgeleide water, op haar grafzerk zoude gehouwen worden, als ook dat zy de ziekte zonder morren heefc verdragen , en nimmer voor de buikfteking is bevreest geweest (/). . Hier uit blykt, hoe veel voordeel de buikfteking doet, en dat zy fomtyds de-gezondheid heeft aangebragt, byna altyd groote verlichting heeft veroorzaakt, en het leven ten minfte verlengt heeft; wanneer zy met behoorlyke voorzorg wierd gedaan, waar over wy terftond zullen fpreken. Het is wel waar , dat zy voornamentlyk als dan word geprezen, en voordelig is, wanneer de ingewanden nog geheel zyn, en door geen andere ziekte bedurven , nochte dat het" water lang ftil geftaan heefc, nochte bedurven is, maar het fchynt niet dat zy altyd moet verworpen worpen, offchoon men met recht kan verdenken zodanige kwalen reeds aanwezende te zyn. Sydenham (Fj, die deeze' ziekte met fterke braak en buikzuiverende middelt) Mead Monft. & Prascept. pag. 148—151* (Jij De Hydrope pag. 634, Nnn 3'  D E WATERZUGT. §.1239. delen aantastede, bekend oprechtelyk , dat de waterzugt niet altyd kan genezen worden : hy wist dat de ingewanden door een verouderde waterzugt in een verrotte ftof verandert wierden; en dus begreep hy ligtelyk, dat het in 't geheel niet veilig was deeze ziekte in zodanige ftaat met fterke middelen aan te tasten, als zynde boven alle kunstvermogen, nochtans voegd hy daar op het volgende, daar wel opgelet moet worden, by : niet te min flaat het aan den Geneesheer, zo hy niet zeker kan weeten, in hoe verre de ingewanden reeds hefchadigt zyn , de geneezing met alle kracht te bezverken, zo zoel door ontlastende als verflerkende middelen; en hy moet nochte de moed laten vallen , nochte oorzaak zyn dat de zieke de moed ontvalle. waar op voornamentlyk op deeze oorzaak moet gelet voorden, om dat in zeer veele aandoeningen, het voedzel der ziekte reeds geheel uitgeput zynde, de natuur, die nagt en dag voor ons waakt, en ons goeden raad geeft, van zelfs op een zvonderbare wyze op de middelen hedagt is, hoe zy de zieke tegen de fchadelyke overblyfzelen der ziekte zvapene en bevrye. zvaarom alle buikzvaterzugt, hoe verouderd ook, en hoe zzvaare flag zy de ingezvanden ook heeft toegebragt, op geene andere wyze behandelt kan worden , dan of zy nu eerst een aanvang heeft genomen. Ik laat het aan 't oordeel van alle verftandige Geneesheeren over, of het niet veiliger zoude zyn , de buikfteking te beproeven, wanneer men voor de verrotting van het water vreest, of wel voor een zeer kwade gefteldheid der ingewanden, dan wel het lichaam door hevige braak- of buikzuiverende middelen te ontrusten, getrouwe waarnemingen, te voren opgenoemt, overtuigen ons ligtelyk, langs wat kant wy ons moeten wenden, een vrouw die geduurende zes geheele jaaren kwynende en ziekelyk geleeft had , is zodanige door de buikwaterzugt beginnen te zwellen, dat de buikfteking te werk wierd geftelt, welke naderhand twaalf maal herhaalt is in de tyd van veertien 1  §.1239. DE WATERZUGT. 471 tien maanden, zo dat de geheele hoeveelheid van het uitgeleide water zeven honderd en zestien ponden was. wanneer de buikfteking voor de agtfte maal gedaan wierd, is 'er Hinkend water uitgekomen ; de vier volgende reizen wierd een minder ftatik waargenomen; het zilver pypje wierd nochtans met een blaauwe couleur befmet uit de buikgehaalt, en de drie laatfte reizen nam men waar, dat naar de uitleiding van het water een rond lichaam van de midden bovenbuik tot de fchaambeenderen afrolde; naderhand heeft men in het lyk een gezwel gevonden met een draad van de navel afhangende, op verfcheide plaatfen ligtelyk aan de penszak gegroeit, agt ponden wegende, naar dat dierhalve het water reeds Honk , is zy noch viermaal door de buikfteking kunnen verligt worden, offchoon zodanige groote dikte , welke niet konde weggenomen worden, aanwezende was (/). Maar ook in een vrouw, welke niet wist zwanger te zyn , en wiens lyfmoeder tevens nedergedaalt was, is de buikfteking driemaal gedaan, en wel met zo een gelukkig gevolg, dat de krachten en de vleezigheid van 't lichaam naar de laatfte fteking daaglyksch wederom kwamen; en de zesde maand naar de eerfte buikfteking heeft zy een gezond kind ter waereld gebragt, en zy is naderhand volkome geneezen. edoch de waterzugt groeide zo fchielyk, dat tusfchen de derde en vierde maand der zwangerheid, het water driemaal in de tyd van negentien dagen heeft moeten uitgeleid worden, dus heeft de buikfteking de moeder en de vrugt behouden (m). Ik zoude zekerlyk meer waarnemingen hebben kunnen vergaderen, welke de nuttigheid der buikfteking getuigen ; maar deeze zullen overvloedig genoeg zyn , om te bewyzen , hoe stoot nut men van dezelve kan verhopen. ë Nu CO Media Eflays Tom. V. part. 2. No. 68» pag. 6,0* (m) Ibidem pag. 644.  ft* DE WATERZUG T. | §. 1239.1240. • Nü volgd , dat wy zien , wat men moet waarnemen , • om deeze verrichting zonder eenig gevaar te werk te kunnen ftellen, en ook herhaalt worden, zo de hartnekkigheid der ziekte zulks vereischt. v. 1240. T¥7elke moet gefchieden ter lengte van drie W duimen onder de navel, en op de zelfde afftand van de witte lyn, wel verftaande moet in een gezond lichaam génomen, in de zyde tegen overgefteld tegen de oorfprong der waterzugt, de buikfteking gedaan met een bekwaam werktuig, het pypje ingeftokenzynde, en wederom uitgehaalt , een kleine hoeveelheid water , daaglyksch tweemaal, uitgeleid, ten minlte vyftien dagen hefteed zynde in de ontlasting, wederom het voorWfchreve (i 233. tot 1238.) gebruikende: of oox opeen nieuwer geneeswys ; waar in de buik met omwindzels gedrukt word na mate het uitgeleide water ; op dat de Sappe en hangende ingewanden niet flingeren in de naar de ontlasting ydele onderbuik. tóioWa' Br, | . h .. '. ■ ■ .bif^nwv^lsb Uit het geene, dat Celfus f» over de buikfteking heeft gefchreven, blykt her, dat men de navel zelve fomtyds doorboort heeft, edoch fommige vier vingers onder de navel in de linker zyde de opening gemaakt hebben, het heeft te voren gebleken, dat het water langs de van zelfs gebarfte navel is uitgevloeit;. hierom zoude men dit misfehien kunnen beproeven , zo de vooruit- f» Lib. VIL Cap, 15. pag. 451.  $.ï240. de waterzugt. 473 uitftekende navel deeze weg aanwees, intusfchen nochtans verkiest men te regt een lager gelege plaats, op dat het water zich gemakkelyker kan ontlasten, maar aangezien de buik in de waterzugt fomtyds onmatig is gezwollen, moet de afftand der plaats welke doorftoken moet worden van de navel grooter worden, na maate de groote der dikte, men kan het allerbest de plaats op welke de doorfteking moet gefchieden bepalen, zo men de afftand tusfchen de navel en de rand van het darmbeen meet, en als dan door deszelfs midden het doorborend werktuig word ingedoken : deHeelmeefters zyn gewoon de aangeweze plaats met inkt te tekenen; en zo de buik onmatig is gezwollen, verkiezen zy nog een lager gelege plaats, dus word ten volle voor gekomen, dat nochte de witte lyn, nochte de peesagtige fchede, de regte buikfpieren bedekkende, gekwetst worde, dewyl door de gekwetfte uitfpreidingen der pezen gewoonlyk pynen, en andere lastige toevallen oiuftaan maar het is even veilig deeze werking in de regter als in de linker zyde te verrigten, ten zy men fomtyds de een of ander verkieze, op dat de doorfteking in de zyde tegen de oorfprong der waterzugt overgeftelt, gefchiede. maar dit moet men dus verftaan. dikwils is 'er in deeze ziekte een knoestagtige verharding der lever of milt aanwezende, en dezelve word niet zonder rede voor de oorzaak en oorfprong der ziekte gehouden, gelyk van te voren is gezegt geweest, maar dewyl de knoestige ingewanden dikwils tot een overgroot lichaamuitgroeijen,daarom word de buikfteking in de regter zyde gedaan, zo men b: v: gelooft, dat de milt verhard is, opdat, wanneer eenig water uitgeleid zynde, zodanig knoestagtig lichaam niet tegen de mond van het pypje gedrukt worde, en dus de vrye uitvïoeijing belet worde, ook heeft Celfus gewaarfchouwt Co), dat men groote voèrzorg moet gebruiken, op dat men geen ader doorfnyde. want men ziet (e) Lib. VII. Cap. 15, pag. 451, Vierde Deel. Ooo  4r4 DE WATERZUGT. §.1240. ziet dikwils, dat de aders van de huid in de buik der waterzuchtige zeer groot en fpattig zyn. het is wel waar, dat men door het kwetfen van zodanige ader geen gevaarlyke bloedltorting te waoten heeft, maar de aanwezende worden daar door omroert, en'zo 'er naderhand iets kwaads volgde, zouden zy de Heelmeefter befchuldigen, al even eens of hy niet oplettende genoeg was geweest, ook heeft Garengeot t_p) aangetekent, dat op het kwerfen van zodanige aders fomtyds zweertjcns volgen, edoch dit zal men ligtelyk kunnen vermyden, dewyl de doordeking op eenige afftand van de bepaalde plaats volgens de maat zonder eenig nadeel kan gefchieden. Offchoon de zieke, in een ftoel gezeten, gemakkelyk de buikfteking kan ondergaan, verkiezen nochtans veele, dat zulks gefchiede wanneer de zieke in 't bedde op de zyde legt, zo dat dë gezwolle buik buiten het bedde uitfteeke. want aldus word dë vermoeidheid der zieke vermyd, en men voorkomt tevens gemakkelyk, dat het bedde bemorscht worde door. het uitvloei]endë water. Nu ontftaat de vraag, of al het water op eenmaal uit de doorftoke buik uitgeleid worden, dan wel by herhaalde reizen, hier zyn de Geneesheeren en Heelmeefters van een tegenftrydig gevoelen , en eertyds hebben zy byna alle vastgeftelt, dat al het •water op eenmaal niet dan met het grootfte gevaar kort uitgeleid worden, de overeenftemming der oude Geneesheeren vestigde hun in dit gevoelen, en de ongelukkige gevallen , welke op zodanige volkome uitleiding van het water zonder voorzorg gedaan* gevolgd waren, fcheenen ten eenernaal het zelfde te bewyzen.. veele geloofden, dat tevens met de waterige te zamenvloeijing iets geestagtigs, ten uiterfte nodig om de krachten en het leven te behouden, uitging. liét* lp) Oporations de. Chirurgie Tom. I. pag. 245»  5.X24-0. DE WATERZUGT. 476 Celfus (q) fchynt van dit gevoelen geweest te zyn , wanneer hy zegd: iemand zal dit te recht verwonderen, hoe fommige dingen te gelyk onze lichamen kwellenen befchermen. want of het water tusfchen de huid welke het vervult heeft, of dat veel etter te zamen gekomen is in een groote verzweering , het is even dodelyk dit geheel op eenmaal uitgeftort te hebben, als of iemand door een xvond van een gezond lichaam bloedeloos is geworden. Hippocrates (r) zekerlyk gebied de buik met een yzer in te branden, en het water allengskens uit te leiden, ja hy voorzegt elders een zekere dood uit het tegen gefielde f» : die etterborftig of waterzuchtig ingebrand worden , fterven zekerlyk, wanneer de etter of het water op eenmaal geheel uitgeleid word; gelyk van te voren §. 1710is gezegd geweest, in de verklaaringen over deeze plaats tragt Galenus (t) reeden hier van te geven; namentlyk dat fommige flagaderlyke vaten geopent worden, welke eerst in de plaats van een dekzel de etter befloten, en fchielyk op eenmaal geledigt zynde, veel geest met zich uitwerpt, het geene nadelig is voor de zieke, het is bekend, dat de oude gelooft hebben, dat de flagaders eerder geest dan bloed in zich hielden; maar dat de haastige uitleiding van het water in de waterzuchtige niet alleen om deeze reede nadeelig is, maar ook om dat het knoestgezwel, niet meer door het water onderfteunt, het middenrifc , en de ingewanden , in de borst bevat, na beneden zoude trekken, om dat zy dierhalve het water langzamerhand wilden uitleiden, daarom hebben zy de branding voor de fnyding verkoren, aangezien de gebrande plaass niet dan naar dat dezelve eerst verzworen was , gehegt word , maar dat de randen van de gefneedën wond fchielyk aaneen gaan; dit bevestigt Celfus (u) : fommige, de hand eerst gebrand-, daar naar Cf) Lib. III. Cap. VIII. pag. 72. 73. CO De Iut. Afreftion. Cap. 2(5. Charter. Tom. VII. pag. (O Aphor. 37. Sect. 6. Charter. Tom. IX. paa. aoq. CO Ibidem. r ö y CO Lib. VII. Gap, XV. pag. 451. Ooo a  A76 li & WATERZUGT. . §.1240. naar de buik inwendig ingefneden; om dat, het geene eerst door het vuur verdeelt is > zo fchielyk niet toe gaat. Celfus (w) heefc met hec yzer een wond gemaakt, waar in hy naderhand eenloode of kopere pyp heefc geftoken , om langs deeze het vogt te ontlasten ; waar van hy zorgde dat het grootfte gedeelte uitgeleid wierd; daar naar, gelyk hy gebied, wierd door een doekje het pypje gefloten in de wond, zo dezelve niet gebrant is, moet men het pypje laten zitten, op dat ieder dag tien oneen uitgelaten wierden, tot dat zich geen water meer in 't geheel vertoonde, hy tekent nochtans aan, dat fommige, zonder de huid te branden, terftond het pypje gebruiken, een fpongie met water of azyn bevogtigt op de wond binden, daar op de volgende dag bet pypje wederom uittrekken, (het geen een verfche wond eenigzints wyder gemaakt toelaat,) op dat zo 'er iets van het vogt overig is,, bet zelve uitgeleid worde, dierhalve waren die geene ftoutmoediger, dewyl zy alles uitleiden in twee reizen. Het is zeker, dat, het water op eenmaal geheel uitgeleid zynde de te voren gedrukte ingewanden nu vrylyk in een groote holligheid ilingeren, de vaten derzelve tevoren te famen gedrukt,, nu gemakkelyk wyken voor de fappen door het hart in dezelve gejaagt, en wyder worden, waar door fomtyds byna al het bloed in deeze niet wederftaande plaatfen over gaat, geen 't minfte,. of ten minfte weinig na de bovenfte deelen van het lichaam gaat, daar door zullen alle de hersfenvaten fchielyk te famen vallen, en men heeft voor een dodelyke hartvang te vrezen, diergelyk ongeluk is ook fomtyds in de kraamvrouwen waargenomen geweest, die gelyk het fcheen door een gelukkige en fchielyke baaring het water, de vrugt, de nageboorte uitgejaagt hadden; waar door het bloed fchielyk en met fterke indrang in de wyder gemaakte vaten van de lyfmoeder dringt, en ook in grooter hoeveelheid in de vaten van de overige buikingewanden, nu niet meer door het lichaam der gezwolle lyfmoeder te famen gedrukt, over gaat. maar zo O) Ibidem»  §.124o. DE WATERZUGT. 477 zo terftond naar de baaring de buik met een breed linnen omwonden zagtjens onderfteund word, gelyk naderhand in de ziektens der baaring zal gezegt worden, kunnen deeze kwalen voorgekomen worden, het is wel waar, dat de moederkoek los gemaakt zynde, het bloed al golvende uit de gapende vaten van de lyfmoeder uitvloeit, en het gevaar aldus grooter word. maar ook is het te vrezen, dat de zo langen tyd in de waterige te famenvloeijiug doorweekte ingewanden zo verzwakt worden, dat zy door de indrang van het nu vryer vloeijende bloed verbroken worden, of ook de uiterfte monden der vaten zodanig uitgezet worden, dat zy door ontfluiting het bloed laaten lopen, dit fchynt de rede te zyn, waarom het water door de buikfteking de eerftemaal gedaan, helder voor den dag komt, en naderhand, zode verrigting herhaald moet worden, bloederig voortvloeijen (x). Öm dit gevaar te vermyden, heeft du Femey de jonge (y) gewaarfchouwt, dat men een nauwer pypje moet gebruiken, opdat het water niet al te geweldig uitvloeijen, en de uitgang van het water niet fomtyds belet word, op dat de uitgezette deelen de tyd hebben zich door deszelfs eige veerkracht te famen te trekken : hy gebied daar en boven, dat de buik gedrukt.ofmet windzeis gevestigt worde, gelyk men gewoon is by vrouwen te doen onmiddelyk naar de baaring: tevens, zo de krachten beginnen te kwynen, moeten de zieken met fappen verkwikt worden, of ook met goede wyn, welke nauwlyks eenig gelyk heeft onder de hartfterkende middelen, intusfchen nochtans, zo men een nauw pypje gebruikt, zullen de lymagtige wateren met moeite uitvloeijen', de te nauwe holte zal door de vliesjens, welke te gelyk met het water dikwils uitvloeijen ligtelyk kunnen verftopt worden; hierom word ook veilig een dikker pypje gebruikt, zo de buik maar behoorlyk gedrukt word , wanneer het water uitvloeit, dit word door de zeer vermaarde Mead Qz) fraai bevestigt, die O) Monro of the Dropfy pag. 73. (j) Academ. des Sciences 1'an 1703. Memoir. pag.lSV (z.) Monit.. & Eracept. Medic. pag. 146". Ooo 3  4?8 DE WATERZUGT. §.1240. die willende onderzoeken, wat de drukking van de buik uit zoude werken om het gevaar van een haastige dood naar de gedaane buikfteking voor te komen, zo dra het water uit de doorftoke buik uitfprong, de buik met groote zorgvuldigheid, de buik met beide de handen op de navel van beide zyden gezegt na beneden heeft gedrongen, tevens de Heelmecfter bevelende, dat hy het onderfte gedeelte van de buik op diergelyke wyze zoude drukken, edoch hy heeft dit waargenomen, dat zo hy maar een . oogenblik de hand los liet, de zieke terftond in flauwte viel. het water ten eenernaal uitgeleid zynde, wierd de buik ftyf met wolJe windzels toegetrokken, een wolle lap met een geestagtige wyn bevogtigt eerst daar op gelegt zynde. maar zy is volkome herfteld , nimmer door de ziekte wederom aangetast. Maar dewyl de drukking met de handen gedaan niet van een alleen , maar van deeze zoude moeten gefchieden, en daar naar het water uitgeleid zynde, met een windzel moest omwonden worden, het geene niet gemakkelyk zal kunnen gefchieden, ten zy de handen weg getrokken worden, en dus het gevaar van een hartvang zoude kunnen ontftaan op dien tyd, wanneer het windzel omwonden word, heeft de zeer vermaarde Alexander Monro Qi) een gordel uit gedagt en befchreven, welke voor de buikfteking om de gezwolle buik gewonden word, en met gespen word toe getrokken, terwyl het water uitvloeit, op dat de drukking altyd evenredig blyve; en zal kunnen blyven wanneer het water ten eenernaal uitgeleid is, en geen andere windzels van noden zullen zyn. ik heb deeze gordel, naar dat zy bekend was, altyd met een gelukkig gevolg gebruikt, en ik weet dat het zelfde van andere gedaan is geweest, zo dat 'er niet alleen zes-en-vyftig ponden, gelyk d'ie allerbeste man zich verheugde gedaan te hebben, maar op eenmaal hondert ponden, zonder eenig flauw worden zyn uitgeleid ge- 'd) Media Eftays and Obfervat. Tom. I, No. 18. pag. 2,18.  §.1240. DE WATERZUGT. 479 geweest, die vermaarde man heeft ook nauwkeuriger de plaats der fteking bepaalt (£^; te weeten in 't midden tusfchen de navelen de haanekamswyzige uitwas van het darmbeen; maar dewyl deeze haanekamsvvyzige uitwasfmg een groote uitgeftrektbeid heeft, daarom word die placts niet genoegzaam aldus aangewezen; waarom hy vermaant heeft, dat men een veilige plaars voor de buikfteking heeft in het midden tusfchen de navel en het voorfte uitfteekzel van de haanekamswyzige uitwasfmg van het darmbeen; waauit de regte beenfpier haar begin neemt (c). Alle jaaren word de buikfteking op deeze wyze in de ziekenhuizen te Weenen gelukkiglyk gedaan ; en wy volgen vëiliglyk de raad van Ccelius Aurclianus (d~), aanradende, al het vocht met een hlaüspeilder, zo de omftandigheden het toelaten , op eenmaal weg te nemen, want hy heeft een vrouwe blaaspeilder gebruikt, naar dat hy met het pennemes een weg tot in de buik gemaakt had : hy vermaant van gelyken : de verdeelingen der aders te vermyden. hy heeft de drukking met de handen wel te werk geftelt, edoch alleen maar zo het fchynt om het water uit te drukken, nochte hy fchynt zyn gedagten over de windzels te hebben laten gaan, want hy vestigde het beflag op de plaats der fteking alleen , maar met een ligt windzeltje, zo hy de volkome uitleiding van het water moest uitftellen , waar door ds ontroering van het lichaam ge/lilt word; en daarop de zieke weder hekomen zynde , trekken wy de zelfde dag het overige vogt af;, of zo niet, een andere dag , dèonder gelege deelen met de handen drukkende. Dierhalve kan al het water, op eenmaal veilig uitgeleid worden door de buikfteking, zo de buik met zodanige omwonde gordel na mate de hoeveelheid van het uitgeleide water gedrukt wordy en dus worden veele verdrietelykheden van de zieken vermyd , en men zal een gelukkiger uitwerking kunnen verhopen, want zo- difc (70 Medic. Effays and Obferv. Tom. I. No. i8.pag. 216". O) Tab. Euftach. 43- No. 30. 00 Lib. III. Cap. VIII. pag. 483*  48o DE WATERZUGT. §.1240. dit by herhaalde reizen gefchied, moet het pypje of in de buik blyven, waar door menigmaal in de geheele omtrek een ontfteking is ontftaan, wanneer de bekleedzelen van de buik te zamengetrokken en gerimpelt door de beweging der ademhahngi tegen het harde pypje gedrukt en gewreven worden, zo het pypje weg «lenomen word, zal die kleine wond in korten tyd aan eengroeifen of ten minfte zodanig te zamen getrokken worden, dat hetzelve zonder geweld te gebruiken niet wederom ingeftoken kan worden, waar door dikwils lastige kwalen zouden kunnen volgen, daarom waarfchouwt Ccelius Aurelianus (e), die een wond met het pennemes maakte, waar in hy daar naar de pyp ftak, en dus een grooter opening maakte; zo al het water op eenmaal met heeft kunnen uitgeleid worden ; op een andere plaats een tnfnydmg makende, of voor de derde maal, zo het wederom nodig zal zyn. want de eerfte infnyding open gehouden zynde , of wederom toegaande, zullen zo langs dezelve wederom ingedrongen word, gezwellen en hevige overeen/lemmingen veroorzaakt worden. ;. Maar het geene het meest te vreezen fchynt, is de verhakte verrotting door de vrye toegang van de lugt. want oftchoon het water in de holligheid van de buik noch niet bedurven 11 . I '; zynde van alle gemeenfchap met de uitwendige |a|fe$ ||fep|f|fli. is het zelve nochtans altyd zo zeer naby de ^&WmÊM wanneer de luw'er by komt, fchielyk bederft.;^ duurende vyfnen jaaren waterzuchtig geweest, en, het heet l £ op de navel ontftaan en afgefcheiden zynde, is \vpmt inde#wte; bevat met groot geweld uitgebarften, zonder ecn;g,tó aanmerBflfe ftank • nochtans"ftonk dit vogt weinige uuren naar de uitbarfling zodanig, dat niemand dezelve heeft kunnen verdragen 00- geduurende zo veele jaaren heeft het water dierhalve kunnen blyven zitten zonder eenig aanmerklvk bederf, en is door de vrye bykomst van de lugt binnen weinige uuren geheel bedurven^ ge- (ƒ) Ruysch Obferv» Anatom. Chirurg. No. 18. pag. 18.  §.1240. DE WATERZUGT. 481 weest. fomtyds ook bekomt de waterige wei, weinig tyds voor de dood, een vreeslyk bederf, zo dat een Heelmeefter, weinige uuren na de dood, in het lyk de buikfteking te werk ftellende , dcor de ftankvan de groen gecouleurde wei, welke 'er uitvloeide, van een pestkoorts is aangetast geweest, waar van hy ter naauwer nood ontkomen is (g). Die fchielyke bederving van het in de buik ftilftaand water door de toelating der lugt, wanneer het water by herhaalde reizen word uitgehaald, fchynt voornamentlyk de oorzaak geweest te zyn waarom uitmundeGeneesheeren de buikfteking veragt hebben, dewyl alle bynaftorven. dit leerd het volgende geval(h): een jongeling had het water in de buik geduurende zes maanden, langzaam aangroeiende ; de onderfte ledematen zwollen niet, nochte eenig ander lichaams gedeelte; 'er was geen de minfte benaauwtheid , hy lag gemakkelyk te bedde, de pols was goed; nochte men konde iets anders in 't lichaam de fchuld geven ; en de waterzugt was van geen andere ziekte voorafgegaan, die vermaarde Heelmeefter befloot te regt, dat, zo immer, de buikfteking in deeze zieke met de beste hoop konde te werk geftelt worden ; nochte de Geneesheer ftelde zich hier tegen, maar zeide glimlaggende > dat de zieke naar de buikfteking het niet zoude ontkomen, dewyi hy byna alle de geene, die dezelve hadden ondergaan , had zien fterven. maar aangezien de navel zeer vooruitftak, is dezelve met de naald doorftoken geweest, en 'er zyn zes ponden waters uitgeleid (want het was zyn gewoonte niet, al het water op eenmaal •te Cg) Pringle on the Difeafes of the Army pag. 42r. (/O Diflertat. di Ant. Benevoli pag. 126". Vierde Deel. Ppp  4öd DE WATERZÜG T, §. 1240. tc ontlasten); dé opening wierd met geele wasch en een bekwaam teuV plzo genoten, dat 'er geen druppel zelfs konde uitkomen; den avond van den zelfden dag , is langs de zeilde opening een o-elvke hoeveelheid waters uitgeleid geweest; en het zeilde is daaghksch tweemaal gedaan, alles ging voorfpöedig tot de twaalfde dag • de buik was veel dunner geworden, en de zieke fcheen welvarende, de eetlust was volkome, nochte hy hadde de koorts of eemV ander toeval, maar deeze tyd naauwlyks voor by zynde , volgde de koorts met walging, een weinig daar naar openbaarden zichftuintrekkingen, het water, dat van te voren helder was, kwam nu troebelen ftinkende voor den dag, en verwde de zilvere naald met een violet couleur, en daar op met een zwarte couleur: hy is de vier-en-twintigfte dag naar de buikfteking geftorven ia bet lyk wierd een kleine verftopping in het holle gedeelte van de lever gevonden ; maar de geheele penszak was ten eenernaal verrot; en een menigte van verrot allerergst ftinkendwaterig bloed had de geheele holligheid van de buik ovcrftroomt. . Hier uit heeft Benevoli befloten, dat de onverhinderde ingang van de lu den; welk gevoelen hy bevestigt meteen geval van een waterzuchtige vrouw, welkers gezwolle navel, verzworen, gebarften, al het water fchielvk had uitgeftort, en wel in zo groote menigte dat men niet minder dan veertig ponden 111 onderfcheide vaten vergaderd heeft; waar by nog gevnegt moest worden een ruime hoeveelheid, welke het bedde en de kamer overftroomt had, eer het in vaten konde gevangen worden. Deeze is naar drie wecken, de navel genezen zynde, uit het sasthüis na huis gekeerd, naar vier of vyf jaaren is de buikwaterzugt wederom gekomen , welke door het vloeijen van de pis is geneezen. Mfin  §.i24°- DE WATERZUGT. 483 Men zou misfchien hier tegen kunnen inbrengen , dat 'erfook andere waarnemingen zyn, welke leeren, dat het water door de buikfteking uitgeleid, niet altyd zo fchielyk bederft, offchoon bet aan de vrye lugt word bloot gegeven, te voren §. 1219. is gezegd geweest, dat het vogt uit de holligheid van de borst geleid , nog geen het minfte teken van verrotting vyf dagen naar de dood van zich heeft gegeven, ja naar de uithaling door de warmte een zuurachtige reuk had, welke eindelyk naar veele dagen in ■ftank en een zeer walglyke reuk veranderde, ik zeer vermaarde de Haan (J), heeft naar dat hy al het water door de buikfteking uit de buik van een waterzuchtige vrouw had afgetapt, zevenen- twintig ponden in glafe vaten , in de open lugt geduurende •vyftien dagen bewaart, zonder eenige tekenen van bederf: op de grond zonk wel een dikke gelei, in fommige vaten met bloed, in andere met etter, vermengd: het dunfte gedeelte boven op zwemmende, in een lepel gefchept, op het vuur gezet, wierd terftond geftremt; waar uit te regt bedoten word, dat het grootfte gedeelte van het vergaderde vogt wei is geweest, men moet intusfchen aanmerken, dat de ziekte nog vry versch is geweest , dewyl zy naauwlyks vyf maanden had geduurt, wanneer de buikfteking gedaan wierd; en dus was de geneigtheid tot de verrotting minder, nochtans heeft het uitgeleide vogt vry fchielyk beginnen te ontaarten; want binnen agt uuren heeft het langwerpige en witte vlokken van de oppervlakte na beneden beginnen te vormen, en des anderen daags etter op de grond te vertonen, het is welwaar, dat het verhaal der ziekte leerd , dat 'er regtvaardige reedenen geweest zyn, om agterdenken te hebben , dat de lyfmoeder is Verzworen geweest, edoch men fchynt aan te moeten merken , dat de zeer vermaarde Pringle {k) waargenomen heeft, dat de zuivere wei van het bloed , wanneer zy een gefteldheid tot de z uiCO Ratio Medendi part. 4. pag. 73. O0 On the Difcafes of the Army pag. 420. Ppp 2.  404 D E. WATERZL' G T. $. .1.240. verrotting kreeg j troebel word, een wit etterngtiggrondzetzel nederzet, en zeer ligt groen word. maar het vogt uit deeze vrouw geleid, was een weinig groenagtig en troebel , en de volgende dag, maar niet terftond , heeft het etter op de .grond.vertoont, waar uit het vry geloofwaardig fchynt, dat zo een gedeelte van het uitgeleide vogt in de buik was gebleven , de verrotting door de toelating van de lugt, te gelyk met de warmte van het lichaam, fehielyker zoude gevolgd zyn. want wanneer het water alle;n maar by herhaalde reizen uit de buik gehaak word, loopt 'er dikwils een aanmerklyke tyd tusfchen beide, eer de volkome ontlasting kan gefchieden ; gelyk uit de waarneming van Benevoli heeft gebleken. Hier. uit blykt tevens ook, dat'er een etteragtige ftof in de ontaartende wei van het bloed kan geboren worden , offchoon 'er geen ontfteking is voorafgegaan, .het geen vau groot gewigt is om die fchielyke verplaatfingen, in de ziektens lomtyds waargenomen, te kunnen verftaan, wanneer zich onverwagt een dikte vol etters op* fommige plaatfen van het lichaam verheft, offchoon geen de minfte tekenen leeren, dat aldaar een verzweering is geweest, welkers weder opgezoge etter na deeze plaatfen zoude ter neder gezet kunnen worden, ook blykt het van gelyken, dat de oude Geneesheeren niet zonder reede de naam van verrotting aan de verandering der fappen tot etter gegeven hebben; zo nochtans dat z„y daar door geen allezints volftrekte verrotting verftonden,maar welke eenigermare gekookt was. men zie na het geene %. 38.7. te yoren over deeze zaak is -gezegd is geweest, ter plaatfe alwaar óver de onontbindbare ontfteking, welke zich tot een verzwe ring zet,, gehandekl wierd. Het werktuig dat tot de buikfteking word gebruikt, is van een jegelyk bekend, en word door Hei'fter, Garengeot ,en andere befchreven en uitgetekent gevonden, namentlyk een driepuntige naald, aldus in: een zilver pypje bevat, dat de punt uitfteekt, op zodanige wyze gemaakt, dat de naald,' wanneer de buik doorftokenjs, gemakkelyk kan terug worden gehaald, terwyl het pypje  fcia4-oi DE WATERZUGT. 4B5 in de holligheid van de buik blyft. maar wy verkiezen hedendaagsch een dikker pypje boven de dunne, dewyl de buik behóorlyk gevestigd en toegetrokken zynde, men niets te vreezen heeft van de al te fchielyke uitvloeijing van het water, en zo het water lymigis, het zelve gemakkelyker langs het open mondd.uk uitvloeit. ". Edoch men heeft waargenomen , dat 'er geen ligtelyk uitvloeijend witter fomtyds in de waterzugtige bevat word, zodra de weg gebaant is; maar 'er word een trillende gelei gevonden (welk geval ik §.. 1226. gewaarfchouwt heb my gebeurt te zyn), welke in geenen deele door een wyder pypje uitgaat, zelfs wanneer de buik gedrukt word. het is gebeurt, dat de eerfte maal een groen water, gelyk aan het afkookzel van afpergies, voor den dag kwam, en redelyk vloeibaar: de tweedemaal kwam met moeite een gelei uit, en een weinig daar naar in 't geheel niets, offchoon de wond wyder wierd gemaakt, de zieke in een warm bad gedompelt wierd, en men warme vogten in de buik fpoot. de zieke ftierf binnen kort, en de buik wierd vol gelei gevonden (/), en die zieke , waarvan ik gewag heb gemaakt, is binnen drie dagen geftorven, maar ik heb de toelating, om het lyk te ontleden, .niet kunnen verkrygen. In zodanig geval fchynt niets overig te zyn, dan de zieke aanzyn nootlot over te laten, of door een wyde opening een uitgangvoor de geleiagtige ftof in de holligheid van de buik bevat te bereiden, men leest dat dit is gedaan geweest (m) , de buik ter breedte van vyf vingeren doorfueden zynde; 'er kwam een gelei uit, maar noch met moeite, aangezien 'er twee en een kwartier uuren vereischt wierd, om vyf-en-dertig ponden te ontlasten ; de. (/) Targioni Tozzetti OfTervaz. Medio pag. 34. $5. (ra)vMémoir» de 1'Academ.-Royal. de Chirurg. T E W A T E R Z U G T. 495 op een zeer groote afftand het water uit de lugt na zich trekken , of wel de lugt geduurig in beweging zynde, moet by gedeeltens het alcalisch zout toe gevoegt, het bevatte water a*n dit zout overzetten, nochte dit is alleen eigen aan de alcalifche zouten, maar ook fmelten het zee zout en ammoniak zout in de lugt, ja het allerfterkfte zuur, te weeten de olie van vitriool, zo zydoor de fcheiktinde zeer te famen gepunt word, ftolt in de glaze vaten waar in zy bewaard word, wanneer zy nauwkeurig gefloten zyn, onder de gedaante van een vast lichaam, gelyk als ys. indien zodanig vat in de fchaal gelegt word, en men met hetgewigt van de andere kant een nauwkeurig evenwigt maakt, zal'er nauwlyks een minuut voor by gaan, zo de ftop weg genomen word, zo dat de lugt een vrye ingang heeft, of de nederdaling van de fchaal zal reeds de vermeerdering van zwaarte aanwyzen; en het eerst vast geftolte lichaam van de olie van vitriool zal beginnen te fmelten. 'er zyn verfcheide andere lichamen, welke water uit de lugt, waar in zy zich bevinden, tot zich trekken ; edoch het is hier de plaats niet deeze op te noemen. . Het gezegde zal genoegzaam zyn, om te bewyzen, dat het water vry overvloedig in de lugt zit, en dat fommige lichamen het zelve uit de lugt trekken-, en met zich vereenigen. Zo men nu aanmerkt, dat wanneer de buik in de waterzugt zwelt, het overige van het lichaam dunner, en geheel zonder fap word, fchynt het niet tegen de reden te zyn , dat men gelooft, dat zodanige lichamen het water uit de lugt zelve na zich haaien , voor al, dewyl 'er anders geen oorzaak kan aangewezen worden, 'waarom de waterzugtige door de buikfteking van alle waterige te ümenvloeijing verlost, zo fchielyk op nieuw vol worden, offchoon zy zeer weinig drank, en droge fpyzen gebruiken, en de hoeveelheid van de uitgeworpe pis de hoeveelheid van de gebruikte drank te boven gaat. Petrus Servius Lyf-Arts van Paus Urbanus de achtjie, verhaalt een wonderlyk geval van een Non, welke het lichaam door vasten, waaken, overdenken zodanig ten eenernaal had uitgeput, dat zy tevens een allerbrandendfte hitte had met  4o5 DE WATERZUGT. 5.1240. met een allergrootfte droogte van hetgeheele lichaam, deeze heeft geduurende eenige weeken, alle vier-en-twintig uuren twee honderd en meer ponden waters langs de blaas geloost. Digby bekend (z), dat hy het nauwlyks zoude hebben kunnen geloven, ten zy zo groot een man deeze wonderlyke zaak aan ons geheugen had naar^elaten, en hy de waarheid van de zaak van de zieke zelve, en zeer veele Romeinfehe Geneesheeren had hooren bevestigen, de Geneesheeren hebben zich zo menigmaal verwondert, dat in de aanvallen der-opftyging een zeer groote hoeveelheid klaare pis, zonder reuk en fmaak word uitgeworpen, zo dat men bevreest was voor de gevaarlyke verdikking van het bloed, van deszelfs affpoelend vogt berooft, zodanige zieken bevonden zich nochtans naar het einde der aanval redelyk wel, gebeurt mooglyk in deeze ziektens iet diergelyk? Nu is 'er nog overig te zien, welke voorkennis de Geneesheeren gevormt hebben, naar de buikfteking, na mate de onderfcheide hoedanigheid van het uitgeleide water. §. 1215. Is gezegt geweest, dat een waterige wei in de groote en kleine holligheden van het lichaam vergadert word, wanneer de waterzugt aanwezende is; en als dan is bewezen geweest,dat het niet altyd zuiver water is, dat in de holligheden van het lichaam vergadert word, maar dat met het zelve byna altyd de wei van het bloed verfnengt is, nochtans met overvloedig zenuwwater afgefpoelt, het welke door het vuur niet ftolt, gelyk de wei, maar weg vliegt, wanneer dierhalve de buikfteking gedaan zynde, 'er een vogt voor den dag komt, waar in de eigenfehappen van de wei en het zenuwwater gevonden worden, word het voor een goed teken gehouden; wyl dit betekent, dat de uitgeftorte fappen gezond zyn geweest, nog niet door het verblyf ofde be- gon- (z) Diotns Differtat. fur le Tamia &c. ubi ille traéhtus Digby Tiabetur pag, 167. 168.  $.1240. DE WATERZUGT. gonne verrotting ontaart, en dus dar 'er hoop is , dat de buikingewanden noch niet veel fchade hebben geleden , wanneer zodanig vocht van alle kanten dezelve befpoelde maar de wei van het bloed is geelachtig in gezonde menfchen, heeft eenige lyraachtigheid, en is zoutachtig, en geeft eenigziuts een pisreuk van zich; daarom ook de wateren der waterzuchtige goed gekeurd worden, zo zy diergelyke hoedanigheden hebben, maar dit word fraai bewezen door de waarnemingen van de zeer vermaarde du Verney junior•■■(*)* die ondervonden heeft, dat men voornamentlyk ah dan een goede uitkomst kan verhopen , zo het afgetapte Water een citroen couleur bad , een weinig flym- en zoutachtig was, en een pisreuk van zich gaf. edoch hy voorzag zo veel te grooter gevaar, hoe het meerder van deeze hoedanigheden afweek, daarom veroordeelde hy het Hinkend, boog geel , of ook rood bloederig water, gelyk ook het geene geheel lijnachtig was, voornamentlyk in hetvrouwlyk geflacht, om dat hy waargenomen had, dat'er als dan een gezakte waterzugt aanwezende was geweest, welke zelde ten volle word geneezen. ja dat meer is, het water der waterzuchtige was hem verdagt, indien het zuiver water vertoonde, en naar de uitwaasfeming of in 't geheel geen, of alleenlyk maar weinig grondzetzel agter liet; want diergelyke zieken ftierven meeftentyds , de waterzucht fchielyk wederom aangroeijende. zo dit water, de vingers in het zelve gedoken, gelyk een fcherpe loog afveegt, en het vel rimpelt, en het zelve gevoeliger maakt, is het een teken, dat 'er reeds een grooter trap van fcherpte aanweezende is, en het dus met reede "te vrëezen is dat de ingewanden reeds hebben begonnen te verteeren, vooral zo fe gelyk met het water draaden of plooijen van het net te voorfchyn zyn gekomen. §. Ï241* £0 Academ, des Sciences 1'an 1703. Memoir. pag. 20©*. & feq. Vierde Deel. Rrr  408' DE WATERZUGT. $. 1241. v 1 ^4-1. ^ o de vereischtcns (1240.) afweezende zyn, /-J 01'tegenftrydig, verhaast de buikfteking' oe dood. Van te voren §. 1239. zyn die vereischtcns opgenoemd geweest welke, wanneer zy aanweezende waren, aanraden dat de buikfteking niet alleen konde gefchieden , maar dat 'er als dan hoop op een gelukkige geneezing was tevens is als toen nochtans gewaarfchouwt geweest, dat het zelde gebeurt, dac zv alle aanwezende zyn, en de buikfteking eventwei nuttig is, offchoon fommige ontbreken . want zo de tekenen geheel tc-serftrydig zyn, gelyk, wanneer de zieke van ouderdom gebroken is, de ingewanden bedurven zyn , er zekere tekenen van verrotting aanwezende zyn , als dan laat men de buikfteking beter agterwegen, op dat de Geneesheer niet fchyne de zieke vermoord te hebben, die in geenen deele konde gefpaart worden, intusfchen nochtans blykt genoegzaam uit het geene tot nu toe gezegd is geweest, dat de buikfteking zeer zelden, zo immer , de dood verhaast heeft, zo al het water met behoorlyke voorzorgen geheel op eenmaal afgetapt word. het blykt ook uit zeer veele cn oprechte waarnemingen, dat de waterzuchtige , van welkers geneezing zeer ervarene Geneesheeren ten eenernaal wanhoopten, door de buikfteking met alleen een -reer *»roote verlichting hebben. gekregen , maar ook wederom volkome gezond zyn geworden; en hoewel 'er geen de minfte hoop mme was , dat de oorzaak van de waterzucht konde weovenomen worden, en de Geneesheer zekerlyk voorzag, dat de zikte wederom zoude keeren , heeft de buikfteking noch* tans zeer groot nut, door dien door deeze de onverdraaglyke lastigheden van de zieken worden weggenomen, en het leven verlangt worden kan. uit welk alles men mag beflmten, dat de buikfteking nuttig is , en volgens de rebels der kunst ook m twvffêlachtïge gevallen te werk kan geftelt worden. . „VI242»  5.1242. DE WATERZUGT. 4^ (j. 124.2. ï~ Tjtlozingen door een gloeijendyzer,brankJ dende geneesmiddelen, blaartrekkende middelen, lancetten, draaden, gemaakt, in het gedeelte, na beneden, zyn dikwils zeer voordelig; vooral zo de aart der ziekte toelaat dat dezelve open gehouden worden. Zo de waterige te zamenvloeijing langs eenige weg kan uitgeleid worden uit het lichaam, zal het altyd voordelig zyn, dewyl de zieke ook daar door verligt word , en het noch tyd voor de geneezsng is, dat de oorzaak van de waterzugt naderhand kan weggenomen worden, wanneer het water in de groote holligheden van het lichaam vergaderd zit, het zy in de buik of in de borst, word het door de buikfteking uitgeleid, gelyk gezegd is geweest, maar wanneer het water in de waterzugt tusfchen vel en vleesch door het celachtig weefzel heen verfpreid zit, blykt het van zelfs, dat het zelve door de buikfteking daar niet kan uitgeleid worden; waarom de Geneesheeren onderfcheide geneeswyze gebruikt hebben , om een gemakkelyke en veilige uitgang voor hec water , onder de huid vergaderd, zouden bereiden, de natuur zekerlyk heeft hier de weg geweezen, en onverwagte gevallen hebben zo menigmaal een gelukkige uitkomst gegeven, want het gebeurt fomtyds, gelyk van te voren is gezegd geweest, dat langs de zweetgaten, zelve van het vel, wanneer zy wyder zyn geworden , het water uitgaat, gelyk een geftadige daauw , zo dat de waterzuchtige deelen allengskens dunner worden, fomtyds gaat het water, door de huid heen dringende , niet door de opperhuid, maar verheft dezelve tot biaasjens in de hoogte, welke gebroken zynde, volgd 'er een geduurig druppen, met een diergelyke uitwerking, het gebeurt zo menigmaal, dat de waterzuchtige de koude beenen te digt by 't vuur fteken, en, dewyl minder gevoel in die uitgerekte deelen is, een ligte verbranding ontftaat; R rr 2 als  Sco DE WATERZUGT. §,1242% als dan komen 'er biaasjens, langs welke, van zelf gebroken of doordeken zynde, het water geduurig uitgaat, op fommige plaatfen h b >en de vrouwen de gewoonte, doven met gloeijende turfkoolen des winters onder hunne voeten te zetten om dezelve te verwarven : zo de voeten door de waterzugt zyn gezwollen, gelyk ook de beenen, worden byna altyd zodanige biaasjens opgeheven, en ik heb zeer veele daar door verligt, ja zelfs veele geneezen gezien, onder andere verfcheide gelukkige geneezingen , door het verbr-anden gefchied, verhaalt de zeer vermaarde Homberg (b) een geval van een vrouw, welkers beenen en dyen geduurende verfcheide jaaren boven mate waren gezwollen, tevens was 'er een pyn aanwezende, welke zy gewoon was te verligten, door de gezwolle deelen des morgens en avonds voor het vuur met brandewyn wreef: by ongeluk raakt de brandewyn in brand, en verbrand ligtelyk de deelen , op welke zy een zekere zalf had gelegt, en in een nagt zyn de beenen en dyé'n dunner geworden, al het water door de waterlozing ontlast zynde, waar door zy van te voren gezwollen waren, het is welwaar, dat hier geen nieuwe uitlozing gemaakt is geweest, dewyl het water langs de pis wegen, fchielyk bewogen, verdunt, en door de aders wederom opgezogen, door deeze onvervvagte en hevige warmte, uitgegaan is. intusfchen fchynt het naauwlyks twyffelachtig, of dit zelfde waterzoude langs de biaasjens, door de verbranding veroorzaakt, uitgegaan zyn, ten zy het, zo fchielyk wederom opgezogene, een. andere weg had gevonden, maar de genezing is allervolmaakst geweest, dewyl de dikte nimmer naderhand weder gekeerd is. Om dierhalve een nieuwe uitlozing te maak en voor het water tusfchen vel en vleesch ,. moet de huid aldus doorgeftoken worden, dat de wond' tot in de celachtige rok doordringt, en te gelyk moet zy zo naauw niet zyn , dat zy wederom fchielyk toegaan , of door het gezwolle celachtig vlies verftopt kan worden, de Geneesheeren hebben dit op onderfcheidene wyzen beproeft te Academ. des Sciences 1'an. 1708. Hiftoir. pag. 56»  $. 1242. DE WATERZUGT. 501 te doen. Hippocrates (c) gebied in een kind de gezwolle en m:t water op gevulde deelen inet het pennemes te openen ; en hy vermaant tevens dat men Hovingen moet gebruiken, en altyd het geene open is met een verwarmende fmeering te fmeeren; want het heet vuur bezet ligtelyk de flappe deelen naar dat het water uitgeleid is, gelyk naderhand zal gezegt worden, maar op een andere plaats (d) zegt hy, wanneer hy over de waterzugt handelt: dat zo de dikte de balzak, de dyen en fcheencn bezet, doet dan met een zeer fcherp pennemes veele en dikwervige infnydingen-. zo gy dit doet, zult gy de zieke fchielyk genezen, naar dat Aëtius verfcheide geneesmiddelen om de waterzugt tusfchen de huid te genezen op genoemt had, zegt hy (e): de heelkunde is in dit foort van waterzugt een krachtiger middel dan al de voorzeide. het geene hy door de agtbaarheid van Asclepiades en Archigenes bevestigt, die geboden, dat 'er fplytingen moesten gemaakt worden omtrent de binnenfle enkel, op een plaats vier vingeren boven de enkel, ter diepte, als of'men iemand een ader opende, nochte zy zyn bevreest geweest voor de ontfteking der wonden, nochte voor derzelver fchielyk toe gaan, dewyl het water 'er geduurig uitdrupte, tot dat de geheele mensch rank wierd overig gelaten. Förestus (f) heeft tweemaal daags de beenen en dyen van een waterzugtige vrouw met de takjens van hulst doen flaan, de beenen cn dyen wierden wonderbaar verdunt, aldus geftoken of ook het vel door de doornagtige bladeren van deeze plant verhakkelt. Hedendaags kan de huid met veel minder moeite dooreen werktuig, dat fcherfyzer genoemt word, doorfteken, alwaar verfcheide lancetjens, door middel van een veer, voorden dagfpringende, woedjens maaken, waar uit naderhand door behulp van een kop OODeLocisin homine Cap. 9. Charter. Tom, VIL pag. 369. 00 De Intern. Affeétion. Cap. 23. Charter. Tom. VII. p. 655, O") Sermon. X. Cap. 30. pag. 246. (ƒ) Lib. XIX. Obfervat. 41. Tom. II. pag. 394. Rrr 3  5Ö2 DE WATERZUGT, §.1242. kop die daar op gezet word, het bloed word uitgeleid, maar dit , werktuig is aldus gemaakt, dat deeze lancetjens op onderfcheide diepte de huid kunnen doordeken : maar in dit geval word vereischt, dat de huid doorfloken zynde, zy in de celagtige rok doordringen; het geen zonder eenig gevaar zal kunnen gefchieden, dewyl deeze rok door het water gezwollen de huid van de ondergelege vaten en fpieren verwydeit. edoch dewyl op deeze wyze de huid fehielyker dan een oogwenk word doorfneden, gevoelen de zieken geen de minfte pyn, en daarom zyn zy in 'tgeheel niet bevreest voor deeze verrigting, zo zy fomtyds op een andere plaats moet herhaald worden. Een vermaard Heelmeester heeft een algemeene waterzugt tusfchen vel en vleesch gezien (g), waar in van de kruin des hoofds tot de voetfooien alle de lichaamsdeelen gezwollen waren, tevergeefs zyn in een jong en fterk Ridder waterdryvende buikzuiverende en verfcheide andere middelen gebruikt geweest, en de balzak was zodanig gezwollen, dat dezelve tusfchen de dyen,in wat houding van het lichaam het ook was, niet gemakkelyk geplaatst konde worden, hy heeft de balzak, de beenen, de dyen met verfcheide fchervingen doorfloken; waar door een groote menigte water uitgevloeit is, met die uitwerking, dat hy binnen twee of drie dagen geheel is geflonken, en naderhand volkome herfteld is. in een jonge landman had een verzuimde algemeene waterzugt tusfchen vel en vleesch tevens met de buikwaterzugt zo diepe wortelen gefchoten, dat 'er geen hoop overig fcheen te zyn voorde genezing, de ellendige, aan alles gebrek hebbende, wierd alleenlyk in het ziekhuis ontfangen, om ten minfte zagtelyk te kunnen derven; de balzak was boven mate gezwollenhy was benauwt op de borst, en de levenswerkingen warenzozwak, dat men op geen plaats van 't lichaam de pols heeft kunnen gewaar Q) De la Motte Traité Complet de Chirurgie Tom. IL pag. 147.  §.1242. DE WATERZUGT. 503 waar worden ; alleenlyk voelde men een bevende beweging omtrent-de plaats van 't hart. wanneer hy een weinig bekomen was door hem warme wyn met water toe te dienen, zo dat de pols in de voorhand, edoch zeer kwynende, gevoelt wierd, wierd het onderfte gedeelte van de balzak op verfcheide plaatfen met eeri lancet doorltoken, de biaasjens op de beenen en de voeten opgeheven wierden doorgefneden , en 'er is een aanmerklyke hoeveelheid waters uitgegaan: de balzak en de beenen wierden met een warm fpeceryagtig afkookfel geftooft, men gaf hem voor zyn gewoone drank wyn met water, te gelyk met een pisdryvendekoeldrank; naderhand wierden de beenen op verfcheide plaatfen geprikt; waar door een ongelooflyke menigte waters uitgevloeitis : het geheele lichaam flonk de eetlust kwam wederom, de ademhaling en pols wierden beter, de buik was nochtans nog gezwollen , maar veel minder dan te voren, hy heeft na den anderen dag buikzuiverende kwikmiddelen ingenomen, met tusfchengebruik van pisdryvende middelen, met zo goede uitwerking, dat hy naar zes weeken uit het ziekhuis gezond is te rug gezonden,waarvan men van te voren ten eenernaal wanhoopte, en naar verloop van eer- i;;ar heeft de Geneesheer die hem behandelt had, hem gezond en fterk gezien (b). Die twee g.vaüui overtuigen genoegzaam, dat men niet ligtelyk moet wanhopen, vooral zo de zieken in de bloem van zyne jaaren is; want als dan , de waterige te famenvloeijing weggenomen zynde, komen de krachten fchielyk weerom, hetgeen inde oud rdom nauwlyks te verhopen is. Maar aangezien de celagtige rok door het geheele lichaam heen verfpreid word, en deszelfs cellen onderling met elkander gemeenfchap hebben , zal het niet zeer te verwonderen zyn, dat de huid op ctn plaats beneden in het lichaam doorfneden zynde, al het water uitgeput word, dat'in de celagtige rok vergadert was geweest, maar het is meerder te verwonderen, dat door de zelfde ge- (hj Effays and Obfervat. Phyfic. and liter. Tom. II. pag. 407,  $oi DE WATERZUGT. §.1242. geneeswyze de buik waterzugt, welke de waterzugt tusfchen vel en vleesch verzdci. gedroogt word. de fplytingcn van de huid, heeft Aé'tius, gelyk te voren is gezegt geweest als een allerkrachtdadigst middel in het water tusfchen vel en vleesch aangeprezen (ƒ); edoch hy voegt 'er ook het volgende by: voor 't overige [preekt Archigenes aldus, die zeggen dat door diergelyke doorjnydingen niets uitgeleid zvord, moet men geen gehoor geven, maar dezelve zyn eerder met vertrouvjen in te fcherpen: zvant ook zvy, zegd hy, hebben gebruik gemaakt van de fply tingen in de huid, en hebben langs dezelve zeer veel vogts uitgeleid, zo dat de dyen e?.' kuiten, en de bovenbuik, klaarblyklyk dunner en te zamen gedrukt zyn geworden, de waarneming van Forestus(k) heeft te voren aangehaalt, dat, wanneer de beenen en dyën in een waterzuchtige vrouw tweemaal daags met de doornachtige bladeren van de hulst geflagen wierden, deeze deelen niet alleen dunner wierden, maar ook de buik zelve, te voren %. 1215. is gezegd geweest, dat de celachtige rok met de zenuw watervaten eenonmiddelykegemeenfchap hebben; en de geneeskundigewaa nemingen leeren,"dat de waterige wei, in de borst by een gehoopt, fomtyds met zeer groote verlichting van de zieken na de onderfte deelen afgeleid word; en in tegendeel heèft men zo dikwils waargenomen", dat de borst terftond benaauwt wierd, wanneer de waterzuchtige dikte van de onderfte deelen fchielyk verdween, zonder van zelfs ontftane ontlastingen, of dat dezelve door de kunst gemaakt zyn. want het lichaam fchynt van de drukking van het water tusfchen velen vleesch bevryd, zodanige gefteldheid te verkrygen, dat de adertjens het in de groote holligheden van het lichaam vergaderde water kunnen opaiigen, en dit opgezogene lair^s deeze nieuwe uitlozingen uitgejaagt word. dus gebeurt het O'jk menigmaal, dat de buik door de buikfteking geledigt zynde, de waterzucht tusfchen vel en vleesch der onderfte deelen allengskens CO Sermon. X. Cap. 30. pa?. 246. M Lib. XIX. Obferv. 41. Tom. II. pag. 394,  $.1*4* D E WATERZUGT. 505 kens verdwynt. ja fomtyds ook zyn diergelyke fchidyke wederopzuigingen van het vergaderde water waargenomen geweest, wanneer van een waterzuchtige omtrent twintig ponden helder en dun vogt waren afgetapt geweest, is de buik naai .enig»1 w ekeu op nieuw gezwollen; en wanneer de zeer vermaarde Mead: /) met een Heelmeelter 's morgens zich gereed maakten tot een nieuwe buikfteking, heeft de zieke, glimlaggende het lichaam ontblootende, een zagte en flappe buik vertoond, hoe wel 'er niets meer dan gewoonlyk door de afgang, de pislozing , nochte liet zweet was uitgevloeit. mooglyk zoude iemand geloven , dat het trommelwater op de buikwaterzugt was gevolgd : maar 'er word in 't minst geen gewag gemaakt van geloosde winden , en het is bekend, da* de buikwaterzugt dikwerf naar de buikfteking wederkeerd. nochte het is waarfchynlyk, dat de zo zeer in de oeffening der geneeskunde ervarene Mead hier gefaalt heeft, die uitmuntende man heeft waargenomen (tn) , dat de huid tot in het celachtig weefzel doorgefneeden, op de fcheenen, niet alleen een groote verlichting in de waterzugt, maar ook, wanneer het water geduurende veele dagen in zo groote menigte voortvloeide, dat het alle geloof te boven ging, fomtyds de geneezing heeft te weeg gebragt."edoch hy bevestigt dit, door een geval van een eerlyke vrouw, byna vyftig jaaren oud, maar vry vast en fterk van hchaam, verhalende, welke het water tusfchen vel en vleesch te gelyk met het buikwater had, zelfs zodanig, datmen van haar leven wanhoopte, en men ftelde ondereen twyftelachtige hoop voor om het water uit de enkel aftetappen, als het eenigfte middel, de zieke weerftand biedende, door de gebeden van haare vrienden overwonnen, heeft eindelyk op beide de beenen een wondje laten maaken; m tien agtereenvolgende dagen is het water tot agt ponden uitgevloeit, en door bekwame middelen te gebruiken, is zy al- (7) Monit. & Prcecept. Mcdic. pag. 154. O) Ibidem pag. 131. 132. Vierde Deel. Sss  5o6 DE WATERZUGT. §. 1242. allengskens herftelt, en het lichaam tot deszelfs vorige gefteldheid gekeerd, zy heeft dit vyf geheele jaaren gezond overleeft; daar op is zy door een fcherpe ziekte aangetast geftorven. Mead geloofde, dat dit gantfche waterige zamenvloeizel gedeeltelyk uit het celachtig vlies, gedeeltelyk uit de zak door de peezen van de fpieren van de buik en door de penszak, of door de uittrekking van het dubbele vlies van de penszak gevormt, voortgevloeit te zyn. edoch de wederopzuiging van het water uit de holligheid van de buik fchynt even mooglyk, als uit diergelyke groote ziekely* ke zaaken. Maar om zodanige uitlozingen in de huid te maken, hebben de Geneesheeren ook andere geneeswyze gebruikt; namentlyk het dadelyk 'brandyapr, wanneer zy meteen gloeijend yzer de huid diep inbranden; of ook met een vermogend brandmiddel , een korst diep lieten inëeten , welke door de verettcring in de omtrek ontftaan, van de levendige nabuurige deelen afgefcheiden zynde, een vrye uitvloeijing aan het in 't vetvlies vergaderde water gegeven wierd. tevens ook konde dusdanige zweer zo fchielyk niet gehegt worden, dan wel een verfche en ligte wond de huid toegebragt; en dus bleef zodanige uitlozing langer open. nochtans word deeze geneeswyze hedendaagsch zeldzamer gebruikt, zo om dat de zieken een affchrik hebben van het vuur, als om dat de korst, zo door 't vermogend als dadelyk brandmiddel veroorzaakt, niet kan afgefcheiden worden , dan naar dat 'er een ontfteking in den omtrek is ontftaan, en de verettering daar op volgt, maar dewyl men hier met reede voor het heet vuur vreest, komt men zo veel mooglyk is alie-ontftekingjvoor; aangezien die ligte wondjes door 't fcherfyzer toegebragt zonder verzweering , of ten minfte van een ligte verzeld, kunnen geneezen worden, daarom word deeze geneeswyze voorgetrokken, nochte de hegting zal eventwel zeer gemakkelyk gefchieden, zo lang 'er een géduiirige drupping van het water blyft, en zo deeze uitvloeijing veel verminderd zynde, of geheellyk ophoudende, deeze wondjens aaneen gehegt wierden, eer dat het water ten volle geledigd was, zullen diergelyke nieu-  $.1242. DE WATERZUGT. 507 nieuwe wondjens met weinig moeite wederom kunnen gemaakt worden. Rhafcs {n) gebied dat men op btick- de beenen een f< tanel zoude zetten, edoch hy waarfchouwt tevens, "dat men zorg moet dragen, dat men dezelve met geen gloeijend yzer cpene, om dat het vuur droogt, het flappe deel verflerkt, waar door het zeive niet dieper doordringt, verbrekende middelen buiten de zekerhein hoe veel zy verbreken, verzwakken ten hoogfle het deel. waar door zeer veele onherflelbare nadeelen, namentlyk de verflerving van het deel, en het heet vuur, volgen, maar hy getuigt, dat hy een edele vrouw, reeds twee jaaren buik waterzuchtig, naar zeer veele andere geneesmiddelen te vergeefsch beproeft te hebben, door twee fontanellen in de beenen geopent, geneezen heeft : want aangezien langs deeze fontanellen geduurende de tyd van drie maanden een groote menigte zveiachtig vogt uitvloeide , is de buik gefonken, de dorst, zvelke te voor en [breeuwende zvas, is verminderd, en eindelyk een zveinig (laahvyn gebruikt hebbende, vermengt met het afkookzel van koninginnen kruid, en rhabarber, is zy van de ziekte geneezen. Maar dewyl in de fontanellen een lichaam van een andere natuur moet geftoken worden, zullen zy open blyven, word de geheele omtrek fomtyds door die geduurige prikkeling ontftoken en gekwelt; het geene beter is te vermyden. het zelfde is waar van de fetons, welke fomtyds tot het zelfde doeleinde te werk zyn geftclt geweest; want de agtergelatene draad prikkelt op dezelfde wys, dewijl zy daaglijkich, gelijk gewoonlijk gefchied, word getrokken. Men heeft het zelfde door opgelegde blaartrekkende middelen beproeft, waar door de opperhuid tot blaazen vol zenuwwater opgeheven word; deeze gebroken zijnde, volgd 'er een geduurig druppen, voortdtiurende, totdat al het water uitgeput is, ter- '00 Zacut. Lufit. Lib. II. Obferv. 120&121. Tom. II. p. 401. Sss 2  5o8 DE WATERZUGT. J. 124a. terwijl tevens een groote menigte pis uitgeloost word. het is bekend , dat de fpaanfche vliegen door een eigenaartige kracht de piswegen prikkelen , ja fomtijds een moeilyke pislozing verwekken , zo zy in te groote hoeveelheid het lichaam uitwendig toegevoegd worden, misfehien zijn de blaartrekkende middelen op beide de wyzen voordelig, vooral zo zy in groote hoeveelheid gebruikt worden, een vermaard Geneesheer (0) mengde drie drachmen fpaanfche vliegen , met een genoegzame hoeveelheid zuurdeesfem, met bygevoegde azijn van zee ajuin, en lag dezelve op de dyën in de geneezing van het water tusfchen vel en vleesch , meteen allergelukkigst gevolg, gelyk uit de beide gevallen, aldaar aangehaald, blykt. Sydenham (p) had het gebruik van de blaartrekkende middelen wel veroordeelt, vreezende dat het koud vuur in de deelen door het water uitgezet zoude ontftaan; edoch Tozzetti getuigt, dat hy nimmer het koud vuur heeft zien ontftaan op de plaatfen alwaar de blaartrekkende plyfters waren gelegd geweest, om het water tusfchen vel en vleesch te geneezen: hy bekend nochtans, dat hy voor dit kwaad zonde bevreest zyn, zo de blaartrekkende middelen in een gevestigd buikwater te werk gefteld wierden. Maar aangezien alle die uitlozingen, op wat wyze zy ook gemaakt zyn, langen tyd moeten open gehouden worden, zal het water uitgeput worden, blykt het ligtelyk, dat 'er meer te vreezen is, zo de fappen tevens met de waterzugt een fcherpe hoedanigheid hebben, dus b: v: wierd ook te voren §. u§u 4. de waterzugt onder de allerergfte uitwerkingen van-de waterzugt getelt. maar het is bekend, dat de beenen der fchetirbuikigedoor de zweeren byna na geene geneesmiddelen luifterende , worde» opgeëeten, welke een fcherp en ftinkend waterig bloed ftorten ; en dus worden in dusdanige fcheurbuikige gefteldheid met grooter gevaar zodanige nieuwe uitlozinge in de onderfte ledematen be- 00 Targioni Tozzetti Obfervaz. Medic. pag. 109, O) Traft. de Hydrope pag. Ö35»  $. 1242.1243- DE WATERZUGT. 509 beproeft, maar men moet ook bekennen, dat de waterzugt zelden word genezen, zo zy de nu tot hoger trap opklimmende fcheurbuik verzeld, of volgt, edoch dewyl in de ziektens, in welke men een zekere dood voorziet, men ook een twyiïelagtig middel te werk kan ftellen, als dan zoude deeze geneeswyze mooglyk nier ten eenernaal te verftooteh zyn; vooral dewyl zo veele proefondervindingen reeds de tegen het bederf ftrydende kracht bewezen hebben, door welke kracht veel hoop overig is, dat men het heet vuur voor kan komen, of bedwingen, zo het zelve reeds is ontftaan. §. 124.3. "P^Vewyl 'er zeer veele voorbeelden aangehaalt worden van waterzugt door de pis geledigt, zullen wy in navolging der natuur ook deeze weg beproeven, met pisagtige, vaste, te famengeftelde, eigenaartige, dierlyke, vitrioel zouten, of ontbonde metaalen, en voor de nieren eige byzondere middelen te gebruiken. Van te voren §. 1230. is gewaarfchouwt geweest, dat de kleine hoeveelheid van pis een teken van een aanftaande waterzugt is; waar door, gelyk is gezegt geweest, van Helmont de voornaamfte oorzaak van de waterzugt in de nieren ftelde; en om dat hy zag dat in de waterzugt wein ig zeer roode pis uirgeloost wierd ,. heeft hy gezegt (q) : gelyk de drank ontbrekende, de nieren niet te min 'nog een pis van bet bloed uitlokken , hoeivel in kleine hoeveelheid , zo ook is de pis in de waterzugt van het bloed, niet van de drank, niet van het vogt. en een weinig daar naar voegt hy 'er het volgende by : dierhalve laten de nieren het vogt niet toedoor deszelfs eige zwaarte te vallen, maar werpen het zvaarlyk uit, niet anders dan als zy het zelve zv aar lyk wederom na zich trek- (q) In Capitulo Ignotus Hydrops pag. 411. §♦ 2o» No. 4« 5- &10, & pag. 412. $• 20, No. 19. . Sss 3  5ro DE WATERZUGT. 5.1243. trekken, buiten alle bloed van de aderen, wanneer namentlyk de waterzugt door de waterlozingen genezen word. waar uit by h&-i fluit; dat dierhalve in de nieren het gebrek van de hartnekkige kracht, moet ontbonden worden, zo dat de pislozing volgt, indien degene* zing te verhopen is. Maar aangezien in het bloed overvloedige water, naar een dunne overvloedige drank b: v:, of ook naar een verminderde uitwaasfeming van de huid, natuurlyker wyze langs de nieren afgezondert word, en afgezondert uit het hchaam word gejaagt, blykt ligtelyk de rede, waarom de Geneesheeren altyd op pisdryvende. middelen bedagt zyn geweest; welke nog daar en boven dit gemak hebben, dat zy alles gelyk gefteld zynde het lichaam minder ontftellen als braak en buikzuiverende middelen, en de zieken minder verzwakken, waarom Sydenham ook (V),'diedevoo:naamftc hoop van de waterzugt te genezen in het gebruik van braak en fterke buikzuiverende middelen ftelde, nochtans gen'ootza.ikt geweest is pisdryvende middelen te werk te ftellen by zwakke zieken en vrouwen met opftygifigen gekwelt, en hy bekend, dat hy door 't gebruik van deeze alleen zvaterzugtm welke voorwanhopende gehouden wierden genezen heeft gezien by die, welkers zwakke gefteldheid geene buikzuiverende middelen konde verdragen Edoch men heeft zeer onderfcheide pisdryvende middelen (s). want de wateren en al het wateragtige, waar toe ook de zuur wordende vogten der dieren behoren, gelyk de wei van de melk, zuure melk, gekernde melk, vermeerderen de hoeveelheid van het water in het bloed, zo zy overvloedig gedronken worden, en zetten op deeze wyze de afzondering van het water langs de nieren voort : maar aangezien in de waterzugtige reeds een waterige re famenvioeijing aanwezende is, en 'er weinig langs de nieren afgezondert word, is het te vrezen, dat de waterzugt door het waterig drinken vermeerdert zal worden, want ten zy de nier-, pypjens door dit ingenome zo geopent kunnen worden, dat zy al (r^ Trait. de hvdro'^e pag. 629. (V) Herm. Boerh. Inltit. §. 1222.  J.I243- DE WATERZ U G T. 511 al het waterige ingenome zeer vry doorlaten, zal de ziekte aangroeijen, dewyl de huid der waterzugtige nauwlyks uitwaasfemt, en 'er dus weinig hoop is . dat het water dat ingenomen is , langs de vaten van de huid kan uitgaan. Hierom zyn de Geneesheeren eerder gewoon die middelen te gebruiken, welke dooreen prikkel, of eigenaartige kracht de pislozing voortzetten, het is intusfchen zeker, dat de geneeswateren in groote hoeveelheid gedronken, zo zy eindelyk door de nieren hebben kunnen gaan, zelfs een gewanhoopte waterzugt genezen hebben; waar van van te voren §. 12,36. een wonderlyk geval is aangehaalt geweest, men moet nochtans bekennen, dat de uitkomst altyd twyffelagtig is, dewyl waterige dingen in groote hoeveelheid gebruikt, zo zy geen voordeel doen altyd nadelig zyn. maar aangezien in de ftaat der gezondheid ook de zouten uit het lichaam gejaagt worden langs de piswegen, welke langer agter gelaten nadelig zouden hebben kunnen zyn, daarom hebben de Geneesheeren gelooft, dat de afzondering van de pis kan vermeerdert worden, zo dusdanige dingen ingenomen wierden , welke de nootzaaklykheid der pisafzonderingmeernootzaaklyk maakten, het is zeker, dat het i-ngenomené zout in een gezond lichaam een zwaarder pislozing veroorzaakt; maar voornamentlyk daarom , om dat door de dorst, Welke van dit gebruikte is ontftaan; meerder drank genuttigt word, en dus komt 'er meer pis voor den dag. want ten zy 'er tevens gedronken word, zal het bloed daar door fcherper kunnen worden, en 'er zal een dikwerviger prikkeling tot waterlozen ontftaan, maar 'er zal altyd geen overvloedige pislozing volgen; welke voornamentlyk in de genezing van de waterzugt word vereischt. daar en boven fchynt het niet altyd veilig de dorst dikwils zo lastig voor de waterzugtige door het toedienen van zoutagtige geneesmiddelen te vermeerderen, dewyl'er weinige gevonden worden die dezelve met een ftandvastig gemoed kunnen verdragen; waarom de waterzugt door het veel drinken toeneemt, zuure zouten, die ook onder de pisdryvende middelen gerekent worden, zyn daarom van veele voorgetrokken, om dat  5i2 DE WATERZUGT. §. 1243. zy de dorst ftillen, en tevens krachtdadiglyk de verrotting tegenftaan. Men leest 't) dat het drinken van vyf of fes oneen azyn voordelig is geweest in de genezing van de waterzugt. andere hebben alcalilchc zouten gebruikt, en dezelve zullen met minder bangigheid beproeft worden, aangezien het door de proefoudervindingen van de zeer vermaarde Pringle zeker is, dat de alcalifche middelen niet zo gunftig zyn om de verrotting te vermeerderen, als pien wel eertyds geloofde. JNochtans is het van het beste gevolg geweest, wanneer de vaste alcalifche zouten met het gegroeide zuur vereenigt wierden, op dat'cr aldus een zeker foort van wedergebore wyn deen zoude ontftaan. deeze heeft Sydenham het alierkrachtdadigst bevonden («)» namentlyk loogzouten in wyn ingegoten, nochte hy heeft gelooft, dat 'er iets aan gelegen was, uit wat foort de gegroeide zuuren waren, edoch dewyl men de Brem gemakkelyk kan bekomen, en deeze plant reeds uit de oude overlevering der geneeskunde tot het genezen van de waterzugt aangeprezen is geweest, gebood hy een pond asfche derzelver koud in vier ponden rynfche wyn te gieten, een of twee vuistjens gemeene alsfem daar by doende: iry gaf des morgens en 's avonds vier oneen van het door de doorzyging gezuiverde vogt, tot dat alle dikte verdween; en hy getuigt, dat hy een allergelukkigfte uitwerking heeft gezien, maar aangezien de Brem een zout fap heeft, laat zy in haare asfche veel vast zout agter. veele hebben ook de asfehen van boon' Pruiken geprezen; andere van andere planten, zo by een vast _ zout uit'de asfehen van deeze zouten uitgeloogt, een zuurag-* tige wyn word gevoegt , in zodanige evenredigheid , dat by een once asfche twee ponden wyn gegoten worden , heeft men een tot dit einde krachtig geneesmiddel dat ook tevens een fterke ontftoppende en ontbindende kracht heeft, en dus alCrt Combakifier Pnenmato Patholog. pag. 535. OO Traftat. de hydrope pag. 629*  DE WATERZUGT. 5i3 allernuttigst is om de verftoppingen der ingewanden los te maken , en de al te groote vastkleventheid der lappen te ontbinden; en das is niet alleen voordelig het water te ontlasten, maar ook om verfcheide oorzaken van de waterzugt weg te nemen. De genevcr befiën verlchaften een ingietzel, dat om deszelfs pisdryvende kracht vry vermaard is; maar moet met een groote hoeveelheid van deeze befiën daar by te doen bereid worden, deWyl het lichaam dit geneesmiddel ligtelyk verdraagt, en het zelve niet ontroert, du Vemey de jonge (zv) getuigt, dat zy ten hoogfte voordelig zyn geweest aan een man die de buikwaterzugt had, wanneer in de plaats van gemeene drank, wyn toegediend wierd. tot een geneesmiddel, gemaakt door ingegote genever befiën, endaar tevens klein duizend gulden kruid bydoende. ik heb meer dan eens gezien, dat het gebruik van een fterk ingietzel van deeze befiën van een goed gevolg is geweest in de geneezing van het buik water en het water tusfchen vel en vleesch , wanneer de zieks te noch niet ten eenernaal veroudert was. in de winkels vind men conferfvan genever befiën, waar van'vier oneen in twee ponden genever drupzvater afgefpoelt, en by dit mengzel moet dan twee. óneen nedergedrupte geest van genever befiën gedaan worden , heeft men een geneesmiddel, dat de te zamengepunte krachten van dc genever befiën heeft; waar by men fomtyds gewoon is eert half once zoete geest van falpeter te doen, zo de zieken zeer dorftig zyn. een once of twee van dit middel alle drie uuren toegediend, doet gewoonlyk een vry fchoone uitwerking, ook is het zaad van de esfehen boom, in de geest van genever befiën ingegoten, voordelig geweest, wanneer het op dezelfde wyze gebruikt wierd. 'Er worden verfcheide andere planten, om derzelver pisdryvende kracht geprezen (x), waar uit onderfcheide voorfchriften tot dit einde zullen te zamen geftelt kunnen worden, fomtyds heeft men (W) Academ. des Sciences 1'an 1703. Memoir. pag. 173. (xj Herm. Boerhaave Inftitut. g. 11222. No. 7. Vierde Deel. Ttt  SH D E W A T E' R Z U G T. $. 1242. men waargenomen, dat fterke buikzuiverende middelen, en wel in vry groote gifte aan de waterzuchtige toegediend , geen de minfte ontlasting door afgang, maareen zeergroote pisvloed verwekt hebben, dus leest men ry) dat vyftien greinen Jcammotuc , en zo veel greinen zode kwik, zes greinen gut te gom , aan een waterzuchtige toegediend , geen afgang verwekt hebben , maar. dat 'er een óngelooflyke pislozing op gevolgd is. van te voren $. I2"7 3. is gefproken geweest over die fraaije geneeswyze van buikzuiverende, braaken andere fterke middelen toe te dienen, in zo kleine gifte, of met zo getemde krachten , dat zy naauwlyks op de eerfte wegen werken, en dat zy als dan dikwils door een overgroote pisdryvende kracht werken , en dus ook tot dit einde zeer nuttig zyn. dus neemt men waar dat de afar bladen , welke, het zy raauw of in water ingegoten , toegedient, zeer fterk langs boven en onder het lichaam ontlasten, alleenlyk maar door pisdryvende kracht werken , zo zy eenige uuren gekookt worden (z). ï 7 . _ Verfcheide hebben het uitgedrukte fap van geftampte pis/e bedden Teprezen, en my is bekend, dat het zelve voordelig is geweest fommige hebben fpaanfche vliegen durven toedienen jmaat 'er voh'de fomtyds allerergfte kwalen, welke Diofcorides na 't leven befchreven heeft, waarom, dewyl wy veilige en genoegzaam krachtdadige pisdryvende middelen hebben, de voorzigtigfte gewoon zyn zich van de fpaanfche vliegen te onthouden. • Onder de zekere en krachtdadige pisdryvende middelen fchynt de bol der zee ajuin de eerfte plaats te verdienen, zy is wel door haar allerbitterfte fmaak onaangenaam, en om dat zy in een groote gifte toegediend, een vry hevige walging en braking verwekt, is zv by de oude Geneesheeren een aangepreze middel om veele moeilyke ziektens te geneezen ; vooral wanneer zy m wyn of J azyn Cyj De Laiffe Ree. d'Obferv. de Chirurg, pag. 179, .(z) Herin. Boerhiate in loco mode- citato.  k. 124.2. DE WATERZUGT. 515 azyn wierd ingegoten; waarom de azyn van zee ajuin, de wyn van zee ajuin, honig en azyn honig van zh ajuin, veel in gebruik waren; intusfchen nochtans fchynen de oude Geneesheeren eenigzints bevreest te zyn geweest voor de fterke krachten van deeze bol; en daarom verfcheide bereidingen te werk gefteld te hebben om deszelfs krachtdadigheid te verzagten. het is bekend, dat de koekjens van zee ajuin welke in de driakel komen, gereedgemaakt •worden van de bol der zee ajuin in de oven gebakken; uit welkers merg met meel, daar naar koekjens gemaakt worden. Aëtius\a), die middelen opnoemende, welke gedronken worden om de pislozing in de waterzuchtige optewekken, pryst het, zo zy geduurig azyn van zee ajuin drinken, zvant de gehrade zee ajuin is van 't getal dier middelen zvelke de pis dryven zonder zwaarte; wanneer zy met honig gelekt zvord; of ftampt de gebakke zee ajuin , en voegd daar by het meel van erzvien in genoegzaam gezvigt , droogt dezelve, en geeft een drachma daar van met wyn. Cel' Jus heeft aangeraden de gekookte zee ajuin op de waterzuchtige diktens te binden (fo); en hy zegt in de geneezing van de flyniz«gt: dat, zo de geene die dit ontfangt, krachten heeft , men hem tevens gekookte zee ajuin op de buik moet binden. Ccelius Aurclianus gebood een pond wel gezuiverde zee ajuin met zestig oneen wyn tot een derde part te koken (c) , en daar naar gaf -hy van deeze zvyn van zee ajuin twee lepels; en de geneezing voortgaande, .moet uien tot een once opklimmen, maar dit zal tiaar het dragen te werk gepelt moeten worden, of naar de befneering van het lichaam, en voor het eet en, zeer veel tyd tusfchen beiden latende, waar uit blykt, dat de oude Geneesheeren alleenlyk met een fchroomachtige voorzorg de bol der zee ajuin gebruikt hebben. è De- ! O) Serm. X. Cap. XXXVI. pag. 240. * (/;) Lib. III. Cap. ai. pag. 164. (O De Morb. Chronic. Lib. III. Cap. VIII. pag. 477. ' Ttt 2  StS DE WATERZUGT. J l2|2, Dewyl ik altyd van gevoelen geweest ben, dat de hoeveelheid der geneesmiddelen eerder vermindert moest worden , zo men iets kwaads van dezelve vreesde , dan dat derzelver krachten door werkzame bereidingen zouden ingebonden worden , heb ik eerder de verfche en raauwe zee ajuin te werk geftelt. want alhoewel het een uitlandsch gewasch is, kan zy Jaag versch en vol fap bewaard worden : wantik heb menigmaal niet zonder verwondering gezien, dat de bol der zee ajuin , in een dik papier gewot den, in de laaden der geener, die dezelve verkogten, gedurende verfcheide maanden bewaard, niet alleen in haar geheel is gebleven , maar ook gefchoten heeft, ik heb een half once van dusdanige goede bol, alleenlyk maar de buitenfte drooge bekleedzels 'er afgedaan zynde, in twee ponden wyn doen goojen, en ik heb aan een vol wasfe mensch 's morgens, nugteren, een half once van zodanige wyn van zee ajuin toegediend, meestal volgd 'er een ljgte walging zonder braking, en 'er is fchielyk een ïlerke pisvloeijing, zo dat ik binnen weinige uuren zes, agt , ja twaalf ponden, met zeer groote verh'gtirig voor de zieken heb zien uitlozen, de gifte vanher geneesmiddel word vermindert of vermeerdert, na mate de onderfcheide ouderdom , en krachten van de ; 'zieke, want ik trachte aandagtiglyk tiittewisfchen, welke gifte genoegzaam zoude zyn, om alleenlyk maar een ligte walging te doen volgen; want als dan was ik zeker dat 'er een pislozing op zoude volgen, maar zo de zieken daar afbraakten, volgde 'er zo zwaare pislozing niet; nochte was ook van een goed gevolg, zo zy in 't geheel geen walging gewaar wierden. dit fchynt de reede te zyn, waarom een vermaard Schry ver (d) om de braking door het gebruik van zee ajuin voor te komen, het volgende gewaarfchouwt heeft : en zo de ingieting van de zee ajuin met fterk eanneel zvater toegediend voord, zal zy zelden de braking verwekken: maar de afgang of pislozing volgd zeer overvloedig, en zekerlyk is het hierom, dat deszelfs gebruik zo zeer vermaart is in de waterzugt. Dé- (pveratesheeft gezegd: die waterzuchtig is moet zich met werken oeffenen, en zvveeten (z) ; maar zo de krachten met genoegzaam zyn, dat de zieken door de lichaams oeffeningen kunnen warm worden, als dan word de uitwendige warmte, om dit gebrek te vervullen, te werk geftelt. ik heb zorg gedragen, dat men geduurig warm gemaakte fteenen op de buik van een waterzuchtige leide, en niet zonder goed gevolg: maar de buik was alleenlyk een weinig gezwollen, de Geneesheeren hebben onderfcheide geneeswyze beproeft om de huid te verwarmen en het ftilftaande water beweegbaar te maaken, op hoop voornamentlyk , dat het water door het zweet zoude verfpreid worden Schenck raade minvermogende menfchen aan (a), dat zy, op een tafel leggende, het geheele lichaam in een oven, welke noch laauw is van het eerst uitgehaalde brood, zo nochtans, dat het hooft buiten de mond van de oven op een kusfen lag, op dat de uitademing Vry zoude blyven, en 'er geen gevaar zoude ontftaan van door de dl te heete lugt te verftikken. ook heeft hy een waasfem bad aanbevolen; maar zo warm als de zieke het konde verdragen ; maar aangezien het waasfem bad de deelen ontfpant, welke door'de uitzetting zelve reeds te zeer uitgerekt zyn, zoude dit mooglyk niet zeer goed zyn. zo men iet diergelyk wilde beproeven , zoude de damp van inde brand geftoke brandewyn beter zyn, wanneer men dezelve op een byzondere wyze na het gezwolle waterzuchtige deel leid, waar over in de geneezing van de ziektens der beendejen §. 529. is gefproken geweest. Maar 91 Mie^r Lib' V' Textu» 41. Charter. Tom. IX. pag» 547l 60 Lib. III. pag, 443, ■ fa ?~?  §.1248. DE WATERZUGT. £31 Maar aangezien de niest in warmte vry naby kwam aan het gezond menfchelijk lichaam, leest men dat deszelfs gebruik van gelyken in de geneezing van de waterzugt beproeft is geweest: dus is Heraclitus, door de menfchen haat zich op de bergen begeven hebbende, alleen van tuin en veldvruchten levende, waterzuchtig; geworden, en zich zelve in de osfe ftallen opfluitende , en zich met osfe mest overdekkende, hoopte hy geneezen te worden : Hermippus heeft verhaald, dat hy in de zon is gaan leggen, en geboden heeft, dat de kinderen hem met osfe mest zouden beftryken; maar dathy 's anderen daagsch is geftorven, een ander heeft verhaalt, dat hy, in de mest zittende, van de honden is verfcheurt. edoch andere hebben ons agtergelaten , dat hy van de waterzugt wel is geneezen geweest, maar naderhand door eene andere ziekte zijn leven heeft geëindigt wat ook de uitkomst van deeze geneeswyze zy geweest, het is ten minfte zeker , dat dit beproeft geweest is. het lichaam kan gemakkelijk de warmte van de mest verdragen; want men weet zeker, dat de hoendereijeren aldus kunnen uitgebroed worden; enmy is een zeergeleerd man bekend, die noch leeft, in zyne kindsheid door zwaare armoede gedrukt, de kinderpokjens te boven te zijn gekomen, dewijl hy alleen met mest bedekt was, om de koude van een allerfcherpfte winter te verwyderen, welke in 't jaar neegen van deeze eeuw voor geheel Europa zo lastig viel. Tevens ook hebben zy beproeft de waterzuchtige diktens te verdryzen, wanneer zy gekraakt allerdroogst, warm zeet zout, in een linnen doek gewonden, op dezelve leiden, edech dit middel is niet alleen voordelig door de warmte op te wekken , maar het zee zout trekt ook het water na zich, uit de lugt, offchoon dezelve ook zeer droog fchynt, daarom was 'er ook hoop, dat het water dat onder de huid zat, met zich zoude kunnen vereenigen, en dus de waterzuchtige diktens verminderen, en deeze wyze is niet (b) Dieg. Laërt. Lib. IX. Cap. I. pag. 964. & feq» Xxx 2  532 DE WATERZUGT. §,1248.1249. riet van goed gevolg ontbloot; zo namentlyk de oplegging van het gekraakte zout dikwils vernieuwt word, gedeeltelyk om fehielyker uitwerking te bekomen, gedeeltelyk op dat het zout in pekel veranderd, de 'gefpanne huid niet knaage of ontfteke, en 'er zweeren volgen, die moeilijk zijn om te geneezen. Het blijkt ook tevens, dat dé uitwaasfeming en het zweeten alleenlyk als dan voordelig zyn, wanneer het ftilftaande wates begint wederom opgezogen te worden, of wanneer 'er hoop is, dat door de uitwendige toegevoegde warmte, van den haart , de zon, het zand, enz. het zelve eene gefteldheid tot de wederopzuiging kan verkrygen : want als dan volgd gewoonlijk tevens het zweet, maar wanneer men dusdanige heete prikkelende zweetmiddelen toediende, ais de buik in de waterzucht boven mate gezwollen is, zouden deeze niet op het buiten de vaten geftortte en ftilftaande zenuwwater werken , maar zy zouden dat weinigje vogt uit het lichaam jaagen , dat noch door de vaten omgevoert word, en het leven voort doet duuren. 1249. T 7oornamentlyk ook, door een hartnekkige V onthouding van drank , door zich met tweebak te voeden, met een weinig zout, en een weinigje olieachtige wyn, Somtyds ook heeft men deeze geneeswyze met goed gevolg beproeft, ja vermaarde Geneesheeren verwagteden daar een zekere geneezing van, zo de ingewanden noch maar niet verteert waren, en 'er geene onoverkomelyke oorzaak der ziekte in 't lichaam verborgen was: maar in zodanig geval is 'er geen geneeswyze die de gezondheid herfteld, en de verzagtende geneeswyze blyft alleen overig, alle de Geneesheeren raden in de geneezing der wa.terzugt weinige en goede drank aan, edoch weinige kunnen de volkome onthouding van alle drank verdragen, daarom zien wy ook»  J. i£49- D E WATERZUGT. £33 ook, dat de Geneesheeren zeer bezorgd geweest zyn, om zodanige dingen te vinden, welke de dorst als bedrogen, en dus alle, onthouding van drank verdraaglyk maakten. Sydenham (c) heeft geboden de mond dikwils met koud water door met geest van vitriool zuur gemaakt te fpoelen. hy heeft bevolen limoenen te eeten, of tamarinde in de mond te houden, andere hebben aangeraden de wortel van zoet hout in de mond rond te rollen, wel. ke van dit gebruik «h^@- gewoonlyk genoemt word: want deeze alle bewerken, dat de mond, het zy door de beweging van het knauwen, of door een ligte prikkeling, inwendig bevogtigt word, en dus de kwelling der dorst minder word gevoeld, men beveelt tot het zelfde einde met tweebak een weinig zout te gebruiken, hoewel al wat zout is de dorst gewoon is te vermeerderen, zo het zelve in groote hoeveelheid word gebruikt, edoch een weinigje zout bevogtigt de mond door de prikkeling, de bewoonders van Azia is dit zeer wel bekend, wanneer zy doordorre en woeste plaatfen trekken: zy wryven de tong en het tandvleesch der kameelen met zout; en dus verdragen deeze dieren ook geduurende verfcheide dagen de dorst, de lirydhaftige Hungaarfche volkeren, zyn gewoon de vermoeide en dorilige paarden op diergelyke wyze te verkwikken. Maar met wat moeite de ellendige waterzugtige die bovenmatige dorst verdragen, blykt uit het voorbeeld van de vriend des Koniugs Antigonus, die op 't gebod des Konings alle drank wierd geweigerd, maar door zyn eige water te drinken, zich in de afgrond heeft ter neder gefmeeten (d). Metrodorus, leerling van Eplcurus, de genezing van de waterzugt in zich zelve door zich van drinken te onthouden, beproevende, dronk, wanneer hy de uootwendige dorst niet langer konde verdragen, en fpoog het zelve naderhand uit. waar uit Celfus (e) belloten heeft, zo het weder Cc) Tra cl:, de Hydrope pag. 632. 633. (d) Celfus Lib. III. Cap. 21. pag. 161. £0 Ibidem pag. 162. Xxx 3  534 DE WATERZUGT. 5.1249. der uitgebraakt word, al het geene ingenomen is, neemt het veel verdrietelijkheid weg; zo het in de maag weder houden is, vermeerdert het de ziekte; en daarom moet het in een iegelyk niet beproeft worden. Nochtans zyn 'er menfchen geweest, die het leven door de kwelling der dorst hebben willen en kunnen vry kopen, men leest voornamentlyk een wonderbaar geval van een waterzugtig landman (f), die van de Geneesheer opgegeven zynde, dezelve tot hem, om hem eventwel eenige raad te geven, glimlachende zeide : myn vriend, zo gy begeert genezen te worden , is hst nodig, dat gy niet meer drinkt, als nodig is om 't leven te behouden, naar een rond jaar is hy tot de Geneesheer weder gekeerd, om toeftemming tot het drinken te verkrygen, dewyl hy tot nu toe zich van alle drank had onthouden, dit heeft hy ligtelyk verkregen, en heeft naderhand gezond geleeft. Wanneer een Edelman van Piemont waterzugtig zynde, zich geduurende een maand van drinken onthield, is hy volkome genezen geweest (g). twee, door eenallerzwaardftebuikwaterzugt aangetast, heeft de zeer vermaarde Msad door zich van drank te onthouden, genezen gezien! edoch zy fpoelden de keel met het fap van zuure appelen of limoenen; en bedrogen aldus ftandvastiglyk de dorst. Men ftaat vooral de tweebak tot voedzel toe, om dat zy zeer ligt is om te verteeren, van zelf als fmekende, tevens van een aangenaame fmaak, en bezwaart de maag niet. een weinig oliea»tige wyn , gelyk zyn de Griekfche , Spaanfche , Tockaaifche enz., word ook tevens om de krachten op te wekken gegeven; het geen voornamentlyk voordelig is, zo de tweebak in dusdanige wyn gedoopt, gebruikt word. §. 1250. 00 Marccll. Donat. de Medic. Hiftor. Mirabil. Lib. IV. Cap. 21. pag' 234. verfa. 00 Hildan. Obferv. Med. Chirurg. Cent. IV. Obferv. 41 pas. qio. 00 Monit. & Pracept. Med. pag. 143.  DE WATERZUGT. 535 §. izjfO. \ an de derde aanwyzing (1231.) voldoen Jl\. voornamentlyk itaalwynen , flaal, en zagtelyk verfterkende te famentrekkende middelen, in een behoorlyke gifte, en op haar tyd gebruikt; droog voedzel; ongemengde, oude, te famentrekkende wyn; de beweging. Te voren §. 1231. zyn de algemeene aanwyzingen om de waterzugt te genezen opgenoemt geweest: tot nu toe is over de twee eerfte gefproken. de derde en laatfte blyft nog over, te weeten om de fmet der verzwakte ingewanden weg te nemen, het zy dezelve oorzaak van de waterzugt is geweest, of uitwerking. Sydenham heeft de zwakte in de vaste deelen van het menfche]yk lichaam voor de oorzaak van de waterzugt erkend (z). waarom hy ook aangetekent heeft dat de vrouwen, welkers lichaamsgeftel natuurlyker wyze flapper is, deeze ziektedikwerviger krygen als de mannen, te gelyk heeft hy gewaarfchouwt, dat zy meerder in de winter aangroeit als in de zomer, in regenagtigals in helder weder, de koude verfterkt wel eerder de vaste deelen, maar men moet aanmerken dat de waterzugtige de koude met moeite verdragen; daarom zitten zy of geduurig aan den haart, of blyven loom en traag op ftoven zitten, en kunnen byna geene lichaamsbewegingen uitoeffenen, waar door de zwakte en krachteloosheid aangroeijen. maar ook heeft hy een flymagtige krachteloze koude ontaarting der fappen, welke hy zwakte van het bloed noemde, voor oorzaak der waterzugt erkend; welke kwaadfappigheid hy waargenomen had te ontftaan uit een al te zwaar verlies van bloed, door wonden, ofte dikwils herhaalde aderlatingen, gelyk ook door zodanig voedzel, dat door de krachtdadigheid (O Tra&. de hydrope pag» do8. tfir.  3g$ DE WATERZUGT. §.1250. lieid der ingewanden, vaten, en goede fappen, te voren in het lichaam zynde, niec ten onder konde gebragt worden; waarom in de plaats van bloed ten eenernaal onaarte lappen bereid wierden , en dus volgde de kwaadfappigheid, welke zo dikwerf in de waterzugt eindigt, hy had waargenomen dat diergelyke ontaarting van het bloed by die geene ontftaat, die zich het onmatig gebrilde van geestagtige dranken veroorloven; want de vaten van deeze worden daaglyks uitgezet, de opgeblaze aders zwellen, en die geesten uit het lichaam verdreven zynde valt alles terftond te famen; en de ellendige hebben nieuwe prikkelingen nodig, om hunne gewoone werkingen te kunnen verrigten. maar §. 25. 3. is bewezen geweest, dat een al te fterke uitrekking de vaste vezelen van het lichaam verzwakt, dewyl dierhalve de vaten aldus daaglyks uitgezet worden, verliezen zy eindelyk byna alle kracht,en de bleekheid, hangende en bevende wangen, onbekwaamheid, om een vol glas zonder ftorten in de handen te houden, getuigen maar al te veel de beklaaglyke toeftand der zulke, die zich daagr lyks aan geestryke dranken te buiten gaan. men kan aangaande deeze zaak zien, het geene §. 605. ir. gevonden word, alwaar over de allerergfte kwalen der dronkaarts gehandelt word. hier by komt, dat de dorst meestentyds van een overgroote dorst gevolgd word; waarom zy gewoonlyk een overgroote menigte waterige drank inzwelgen; welke door de verzwakte vaten nochte ten onder gebragt, nochte uit het lichaam kan gejaagt worden; waarom zy in de holligheden van het lichaam vergadert onderfcheide foorten van waterzugt voortbrengt. Het blykt dierhalve, darde zwakte der vaten en ingewanden te regt onder de oorzaken van de waterzugt getelt word. maar ook volgt de zelfde zwakte op de waterzugt, als uitwerking. §. 30. is gezegt geweest, dat het waterige de vezels verzwakt; en in tegendeel is §. 35. bewezen geweest, dat de wateragtige ge• • ' . . , necs-  §. Ifl#Ö.' DE WATERZUGT. 537 neesmiddelen, zo uitwendige als inwendige, laauw op de al te ftramme vezels gelegd, dezelve hunne behoorlyke buigzaamheid weder geeft, zo men nu in aanmerking neemt, dat alle de buikingewanden in de buik waterzugt, geduurende zo veele maanden, ja fomtyds jaaren, in een laauwe waterige wei door weeken,blykt het ligtelyk, dat eene al te groote zwakte als het uitwerkzel der waterzugt te vreezen is. wanneer wy bedenken, dat de huid in het water tusfchen vel en vleesch boven mate uitgerekt word , het vetvlies meteen waterig vogt word vervult, verwonderen wy ons niet, dat alle deeze deelen, naar de uitleiding van het water, zo flap worden; en dus moet men terftond naar de gedaane ontlasting b.-dagt zyn op de verfterking van deeze deelen; en wel het meest van al, zo de ontlasting van het water, het zy door de fteking of ontlastende middelen fchielyk gefchied is. want zo door de verfpreiding (§. 1248.), of de ftandvastige onthouding van drank (1249.), de waterzugtige diktens allengskens vermindert zijn, lyden de vaste deelen agtervolgens minder geweld, trekken zich allengskens door derzelver veerkracht te zamen , en bekomen een behoorlyke fterkte. Maar op wat wyze, en door welke middelen , de behoorlyke vastigheid'aan de al te zwakke en flappe deelen van het menfchelyk lichaam wederom kan gegeven worden, is §.28., alwaar over deeze zaak gel andeld wierd, gezegd geweest. Edoch de Geneesheeren, hebben, en wel te regt, hunne hoop in 't gebruik van 't yzer geftelt, het zy in zelfftandigheid , zo zy het noemen, of in een plantzuur ontbonden (£); vooral, zo 'er fpeccryën en zodanige geneesmiddelen by gevoegd worden , welke een verfterkende en te zamentrekkende kracht hebben. Men vind in de lyst der geneesmiddelen by dit getal een voorfchrift van dusdanige geneeswyn, waar byhet nochtans beter zoude zyn vier ponden rhynfche wyn te doen, daar in 't voorfchrift al- (£) Herm. Boerhaave Chem. Tom. II. pag. 438. & feq. Vierde Deel. Yyy  538 DE WATERZUGT. §. 1^0. alleenlyk maar twee ponden voorgefchreven worden, want deeze alle werken voor eerst op de maag , en zo zy al te enkelvoudig zyn, doen zy dezelve fomtyds leed. ' Sydenham heeft het gebruik van het ftaal niet alleen aanbevolen om het lichaam naar de uitleiding van het water te verfterken (l), maar in de waterzugt zelve, nochtans in haar begin zynde, waar door de voelen zelfs maar een zveinigje opgeblazen zyn, of ook de bulk; hy heeft gezegd dat het niet zelden genoeg is , verwarmende en verfterkende middelen te gebruiken, en dat 'er als dan geen braak of buikzuiverende middelen nodig zijn. edoch hy waarfchouwt tevens het volgende: zo dikwerf wy deeze ziekte met verfterkende middelen alleen of sok met loog middelen aantasten, moet de zieke in *t geheel geen buikzuiverende middelen gebruiken, het zy zagte of fterke , zo lang men op de verfterking van het bloed zverkt. zvant het buik' zuiverend middel zal het geene het ver ft erkend middel opgebouwt heft, om ver zverpen; het geene zelfs tegen dank die geene zal vueten erkennen, die waargenomen zal hebben, dat de dikte, die door het g'eituik van verfterkende middelen vermindert zvas, terftond door rde buikzuivering wederom aangroeit, edoch hy Verftaat dit maar alleen , wanneer men hoop heeft de waterzugt alleen met verfterkende middelen te geneezen. want wanneer de geneezing door ontlastende middelen word beproeft, en de krachten van de zieken het niet toelaten , dat hy daaglykfche ontlastingen hebbe, keurt hy het niet af op de tusfehendagen verfterkende middelen worden te werk geftelt (m). want gelijk van te voren §. 1237. gezégd is geweest, is een vrouw die het buik water tevens met het water tusfchen vel cn vleesch had , door het gebruik van geneesbier van ftaalvylzel, brem asfche, en mostaart zaad, tusfchen beide nochtans, nu en dan buikzuiverende middelen gebruikende, zeer gelukkig "geneezen geweest. Maar (O Tr-aft. de Hydrope pag. 633» (01) Ibidem*  §.1250. DE WATERZUGT. 539 Maar als dan word een droger voedzel aanbevolen, van tweebak, of ten minile goed geheve brood en dat gaar gebakken is, het vleesch van jonge gebrade dieren, en gebrade riviervisfchen. het drinken zy fpaarzaam, maar goed. voor eerst fterke roode wyn , welke gewoonlyk tevens een te famentrekkende kracht heefc, is hier van een zeer goed gebruik, maar op dat de flappe darmen en maag een weinig geprikkeit worden mengt men gemeenlyk fcherpe toebereidzels onder de fpys, mostaart, rammelatfen^ peper, en andere fpeceryen, altyd de tyd van 't jaar in't oog houdende, als ook de ouderdom, cn de byzondere gefteldheid van de zieke die van dé waterzugt herfteld is. Edoch de grootfte hoop van al, om de wederkering te verhar•den, beftaat in een heilzame lichaamsbeweging; want niets verfterkt meer, en verfpreid meer het overvloedige uit het lichaam, dit was de rede, waarom Hippocrates in de te voren §- 1230. -aangehaalde voorftelling, alwaar hy de goede tekenen opnoemt, welke te kennep geven dat een waterzugtige kan genezen worden, het voornamentlyk heeft geprezen, zo de zieke de vermoeijing met gemak kan verdragen; en hy telt, gelyk §. 1235. is gezegt geweest, de fterke lichaamsoefeningen onder de voornaamfte geneesmiddelen van de waterzugt. want men leest Cn) van een visfcher, welkers buik onmatig gezwollen was, die door geduurig -werken is gellonkeu, en volmaakt is genezen geweest, zonder eenige hulp der Geneesheeren te gebruiken. Alen moet intusfchen niet ontveinzen, dat Celfus Co) van de war Cji) Marcell. Donat. de Medic. Hiftor. mirab. Lib. IV. Cap. 2I# pag. 235. veria. CO Lib. III. Cap. 21. pag. 161. Yyy 2  54° DE WATERZUGT. $.1230. • waterzucht gezegt heeft: nochtans is de genezing in den beginne niet zeer moeilyk zo het lichaam de dorst, rust, en onthouding van fpys aanbevolen zyn. hoe veel woordeel de dandvastig doorgeftaane dorst in de genezing van de waterzucht kan aanbrengen, is van te voren gezegt geweest. Hippocrates had gezegt i^p): lichamen die vogtig vleesch hebben moeten honger leiden: zvant de 'honger droogt de lichamen uit. Mooglyk zyn de dorst en honger in 't begin van een ligte ziekte beproeft geweest; hoewel het hart fchynt, de zieken niet honger en dorst te kwellen; maar de rust, is, voor zo veel my bekend is, door niemand dan door Celfus op deeze plaats alleen aangeraden, de zieken zekerlyk door de hongeren dorstafgematzou'den de lichaamsbeweging niet kunnen verdragen, edoch deeze ge•nezing fchynt beproeft ie zyn geweest in de vriend van de Ko'ïiing Jntlgonus, dewyl hy niet alleen zyn eige water heeft gedronken, maar ook zyn drek heeft doorgeflokt (q). maar dat Celfus de lichaamsbeweging in andere gevallen (r) geprezen heeft, blykt uit het geene, dat een weinig daarnaar volgt: en ook van gelyken zvat foort het ook zy, zo zy nog niet veroudert is, zyn dè 'zelfde hulpmiddelen nodig, veel zvandelen, fomtyds lopen, enz. Voor 't overige zyn dc windzels van groot gebruik om deflappe deelen te verfterken, naar dat de deelen, het water uitgeleid zynde, volkome geflonken zyn; over welkers uitmuntend gebruik §. 23. 3. gefproken is geweest, ook is men wel gewoonde windzels met de rook van fpeceryen, als van barnfteen^ wie"ïook, mastik, pypllorax, enz. te laten doortrekken. S- 1251» Aphor, 69. vSeft. VII. Charter. Tom. IX. pag. 326. Qf) Celfus in Loco modo Citato. CO Ibidem pag 162.  $.i25t. DE WATERZUGT. 54* (j. 125"i. tfet trommelwater word door de zelfde ir 1 middelen,'op de zelfde wyze weg genomen, zo het zyn begin heeft genomen uit de verdunde damp van het buitenvatige en verrotte vocht; want het word als dan, de oorzaak weg genomen zynde, weg genomen ; maar zo het oorfprong neemt uit de lucht door de vliezen van verrotte darmen heen geboort in de holligheden ter neder gevallen, niet wederom kunnende keeren, maar door de warmte van het lichaam verdunnende, als dan verrot alles fchielyk, de lucht helpende, en de kwaal uit de geftelde oorzaak is byna altyd ongeneesiyk : waarom de droge waterzucht veel ongeneeslyker word gehouden dan de vochtige: de fteking verftrekt dikwils tot verlichting, zelden tot genezing, de fteking moet naaide verrichting met windzels bezorgt worden. Te voren 5 12:6. is breder over het trommelwater, of droge waterzucht, en deszelfs kennis gefproken geweest; hit? word over die middelen gehandelt, door welke dit kwaad kan weg genomen worden, als toen is gewaarfchouwt geweest, dat het trommelwater tweederlei is : want ofte de lucht zit onbelemmert in de holligheid van de buik, ofte de darmen en dc maag zyn door de lucht uirgefpannen, opgezwollen: tevens is toen uit de allergeloofwaardigfte waarnemingen bewezen geweest , dat het zelden gebeurt dat het trommelwater ontftaat van de lucht in de holligheid van de buik zittende; maar veel. dikwerviger van de darmen en de maag door de lucht uitgezet, te gelyk is als dan gefproken over de tekenen, waardoor deeze beide foorten van trommelwater onderfcheiden kunnen worden. Het is bekend dat" het water door de warmte in waasfem verandert, welke een veel grooter plaats beflaat, als het water, waar uit zy ontftaan is; daarom, zo een gedeelte van het water in de holligheid van de buik bevat in waasfem veranderde, zoude de Yyy 3 . . dik»  m DE WATERZUGt. §.nS$ dikte van de buik in de waterzucht veel vermeerderen, maar ook is in dit hoofddeel meer dan eens gewaarfchouwt geweest, dat de •holligheden van het lichaam in de gezondheid natuurlyke'r wyze met waasfem worden vervult, niet met water, maar dat die waasfem naar de dood tot water word verdikt, wy hebben o-ezeot dat de Geneesheeren in de genezing van de waterzucht tragten om door de warmte van de zon, de haart enz., een gedeelte van het buiten de vaten geftorte water in waasfem te veranderen, omdat 'het fchynt, dat het vocht onder de gedaante van waasfem gemak-kelyker van de aders wederom opgezogen word; en dus is degc: siezing der ziekte eerder van zodanige verdunde waasfem te verhopen, dan wel de vermeerdering der ziekte; want zo die waasJem, door de uitwendige warmte ontdaan, niet wederom opgezogen wierd, zoude zy, wanneer de warmte vermindert, °op .nieuw tot water verdikt worden, nochte de dikte zoude daar door vermeerderen. Maar in 't hoofddeel, alwaar over de opruspingen en winden wierd gehandelt, is bewezen geweest, dat 'er een overgroote menigte luchts in de vloeibare en vaste deelen der planten en dieren is, maar met zodanige te famenbinding, dat de lucht geen veerkracht meer heeft, zo lang zy aan deeze deelen vast zit. als toen heeft tevens gebleken, dat door de ontftaane verrotting die -te famenbinding van de lucht met de deelen van ons lichaam^ontbonden word, en dat zy, zo dra zy vry is, wederom op nieuw veerkrachtig word, en een veel grooter ruimte beflaat als van te voren, zo dierhalve het water in de holligheid van de buik bevat begint te verrotten, zal het trommelwater het buikwater kunnen verzeilen, en alsdan zal, gelyk §. taA6 is gezegt geweest, het hovende gedeelte van de buik als een trommel weer klinken .wanneer het zelve geflagen word, en te gelyk zal men een duid'elyke vloeijing van het bevatte water in het onderfte gedeelte gewaar worden, maar als dan zal de voorkennis van Aretctus (s), die alle waterzucht gezegt heeft kwaad te zyn , maar dat derzelver vermenging veel erger is, voornamentlyk plaats grypen. '" ' - ' ZeCO De Cauf. & Sign. Morb. Dinturn. Lib. II. Cap. I. pag. 49.  5.,a5i. D E WATERZUG T. 543 Zekerlyk moet, zo de door de ontdane verrotting ontwarde, veerkrachtig geworde lugt, de buik mduant, dit verrot voedzel weggenomen worden, namentlyk het buiten de vaten in de buik uirgeftortte water, cn dus word de geneezing van de buikwaterzugt vereischt. maar hoe weinig hoop zal 'er overig zyn, wanneer de lever en de milt in een verrottend zenuwwater doorweekt zullen zyn? alles zal in korten tyd tot een verrot waterig bloed met een onvermydelyke dood wegvloeijen. De buikfteking zelve, hoe wel zy uit haar natuur een vry veilit in de maag en darmen aanwezende is, maar dat zy door dagwerking van de maag en darmen zodanig word bedwongen, dat zy dezelve niet uitzet; en dat dus de lugt die zich tracht uittezetten , en de kracht van de maag en der darmen , aangemerkt kunnen worden als twee tegen overgeftelde machten, zo de kracht der darmen fterkcr is , is de holligheid van de darmen byna van geen aanmerking , en de darmen vertonen zich vast en rond 'langwerpig in een levendig dier , wanneer de buik doorfneden is. naar de dood zyn de darmen in het dode lichaam uitgefpreid , dun , en byna doorfchynende. het heeft in het hoofddeel van de opruspingen en winden gebleken , dit het fch;rpprikkelende zodanig de plaats van de darm wa;>r het aan toegevoegd word te zamen trekt, dat 'er niets door kan gaan; het geene op meer dan een plaats gefchiedende , word de onderfchepte lugt uitgefpannen , en zet de holligheid der darm ten fterkften uit : dat het zelfde in de opftygingen en rniltzugt gefchied, is aan een iegelijk bekend, zo nu dusdanige oorzaken zeer fterk zijn, of dikwils wederom komen, of lang duuren, verliezen de darmen hum e te zamen trekkende kragt, of dezelve worden zo zwak , dat de verdunning van de lugt altijd de overhand heeft; en als dan is het {rommelwater aanweezende. §. 1 226. is gezegd geweest, dat de dikke darmen in het trommelwater fomtyds zodanig zyn uitgezet geweest , dat  frtzsu DE WATERZUGT. dat zy de dye van een mensch in dikte gelijk waren, zo de uitgefpanne darmen of maag, naderhand te zamen getrokken, de verdunde lugt uitjagen, of dat de verdunning der lugt door eenige hoe ook genoemde oorzaak vermindert word , als dan word dit winden genoemd, en zodanige ziektens worden wind ziektens genoemd : maar indien dusdanige wind-dikte hartnekkig blyft, als dan is 't het trommelwater. Sydenham verwonderde zich (u) , wanneer hy in een waterzuchtige vrouw, het water door fterke braak- en buikzuiverende middelen ontlast zijnde, de buik even zeer zag zwellen, als van te voren, vooral dewyl hy waarnam, dat naar een toegediend braak- of buikzuiverend middel, de dikte tot aan de keel toenam, en 'er tevens een benaauwde ademhaling aanwezende was. tot dat het lichaam van de last der huikzui' verende middelen verlost, de natuurlyke ge/leldheid en rust wederom kreeg, het geene gefchied zynde, verdweenen de dikte en de andere toevallen terftond, tot dat zy dor een daarop volgende huikzuivering op nieuw gekweld wierden. waarom, wanneer, naar dat al het water ontlast was, dezelfde toevallen, zelfs tot de zevende maal, naar de laatfte buikzuivering, moeite verwekten, hy gedwongen geweest is, vier nagtenagter een, anderhalf onceflaapbollen fyroop toe te dienen; ja, ten zy de flaap naar drie uuren volgde, moest dezelfde gifte herhaald worden: aldus is alles geftilt, en de dikte is verdweenen. ik heb zodanig onverwagt gezwel waargenomen in een waterzuchtige vrouw , de buik door pisdryvende middelen byna geheel geledigt zijnde , wanneer ik haar een fpecery poeder had toegediend van galiga en magellaanfchehast, maar binnen weinige uuren is alle dikte verdweenen. die ziekte kon het trpmmelzvaier genoemd worden; want de buik geflagen wordende, gaf een weerklank als een trommel; maar is in korten tyd verdweenen. edoch zo de darmen of de maag langen tyd aldus uitgerekt blyven, is de geneezing dikwils moeilyk, wan- Tractat. de Hydrope pag. 626. 627Vierde Deel. Zzz  6A6 DE WATERZUGT. §.1251 wanneer deeze ingewanden alle kracht om zich te timen te trekken verlooren hebben, de geneezing van het trommelwater vereischt dierhalve, dat die kracht, waar door de maag en de darmeü zich tegen de uitzetting van derzelver holligheid verzetten , vermeerderd word : op dat de verdunning van de lugt in de holligheid van deeze ingewanden bevat, verminderd worde, uit de befchryving van de natuurlyke gefleldheid van het menlchelijk lichaam is het bekend (w), dat de maag en darmen zodanige kracht hebben , dat zy het bevatte drukken en beweegen, van al het ontbindbare affchêidcn, en de overige drek tot aan het einde van de regte darm toe voortzetten, op dat zy naderhand uit het lichaam gejaagt worden, edoch wanneer deeze kracht \ an de darmen door eenige oorzaak vermindert word, of geheel weg genomen , kunnen zy te zeer uitgezet worden door de bevatte lugt; gelijk het fomtyds op de aannaderende dood in de ziektens gebeurt, en men byna altijd gewoon is naar de dood waar te nemen, het blijkt tevens, dat deeze ingewanden, door allerlei fcherpte, of werktüiglyke kwetzende oorzaak, zodanig te zamen geirokken worden, dat zy in't geheel niet doorlaten ; en daarom kunnen zy door de lugt, tusfchen de te zamen getrokkene plaatfen onderfchept, boven mate zwellen, daarom gaan , gelijk §. 1226. gezegd is geweest, de verflopte afgang, pynen in'c lijf, in de lendenen, gewoonlijk vooraf: daarom word het voor een goed voorteken in het trommelwater gehouden, zo men rommelingen in de buik gewaar word; want zy geven een teken, da' de winderige Hof door de nederwaards drukkende beweging in de holligheid der darmen bewogen word; vooral, zo de winden naar de rommelingen uitgejaagt worden; want als dan zal de buik in 't kort Hinken, de te zamentrekkende kracht der darmen herfteld zynde. ' In de gezondheid fchijnt 'er een prikkel te zyn, die de darmr>yp, zo ligt aandoenlijk, tot de te zamentrekking prikkelt: veele dingen die men gebruikt, hebben zelve zodanige kracht, of ver- (w) Herm. Eoerh. Inftit. Medic. 93.  DE WATERZUGT. 54/ verkrygen dezelve dikwils door 't verblijf; waarom by de kinderen zo menigmaal door de zagte melk , in de maag en darmen verzuurende buikpynen en zwellingen des onderbuiks ontftaan. maar de gezonde gal, welke een grooter fcherpte heeft , als de overige gezonde fappen , fchijnt deeze uitwerking te doen. boven §.312., alwaar over de wonden van de onderbuik gehandeld wierd, word een aanmerklijk geval van een Soldaat gevonden , welkers galblaas in de bodem doodroken was , zonder eenige aanmerklyke kwetfing der nabuurige deelen. de buik zwol terftond op, en die dikte ii tot de dood toe gebleven: 'er waren geen de minfte oprispingen, winden, of rommelingen aanwezende, en de afgangis altijd verdopt gebleven, offchoon 'er vry fcherpe buikzuive* rende middelen en klyfteeren te werk gefield wierden. edoch de piikkeling der gal is natuurlijk , en vriendfchappelijk voor hec ■ lichaam, en wanneer de ledige buik by hongerige menfchen rommelt, fchijnt dit ook, door de gal wederom in de maagh keerende, of door de darmen vloeijende, te gefchieden; want zodanige ruspen dikwils een fchuimend bitterachtig vogt op. Waar uit blijkt, dat het trommelwater ontftaan kan, wanneer de te zamentrekkende kracht der darmen vernietigd is, of wanneer de daim op eenige plaats vernaauwt is, en daarom verliest de plaats, voor de te zamengetrokke, door eene al te fterke uitrekking, deszelfs kracht: waar door men in de lyken der aan deeze ziekte geftorvene zo dikwils de darmen hier en daar te zamengetrokken vind, dewijl zy op andere plaatfen boven mate uitgezet zijn. daarom moet de krampachtige te zamentrekking der darmen in 't begin van deeze ziekte los gemaakt worden, opdat de al te groote uitzetting der niet te zamengetrokkene deelen belet worden; maar op wat wyze, en door welke geneesmiddelen dit kan gefchieden , is in 'i hoofddeel van de opruspingen en tuinden , voornamentlijk $ 6.50. gezegd geweest, maar wanneer de lmgduurige uitzetting der darmen, het zy in 't geheel, of gedeeltelijk, de te zamentrekkende krachten ten eenemaale verwon- Zzz 2 nen  548 DE WATERZUGT. $.1251. nen heeft, als dan word 'er een prikkel vereischt, om de krachtelooze vezelen der darmen in beweging te brengen , en daar naar verfterkende middelen , om aan de uitgerekte deelen de behoorlyke vastigheid wederom te geven. Zo wy nu in aanmerking nemen, die middelen, welke van de ervarende Geneesheeren zyn aangeprezen geweest om het trommelwater te geneezen , zal het blijken , dat zy zodanige zijn, welke aan deeze aanwyzingen beantwoorden. Celfus (x) over de geneezing van deeze ziekte handelende, welke hy ook opblazing genoemd heeft, fchijnt eerst over die middelen te fpreken , welke in 't begin van deeze ziekte te pas komen ; want hy zegt : 20 uit die (opblazing) de pyn dikzvervig is. edoch van te voren 5. 1226. is aangetekent geweest, dat de buikpynen het trommelwater vooraf gegaan, namentlijk wanneer de winden tegengehouden en onderfchept zijn door de krampachtige toetrekking der darmen op onderfcheide plaatfen. , als dan heeft hy een daaglyksch braaken aanbevolen , of om den anderen dag, en naar het eeten drooge warme ftovingen, kop' pen zonder infnyding. zo ook door deeze zelfs de pyn niet weggenomen word, moeide huid ingefneden worden, en dan deeze gebruikt worden zo ook deeze.geen voordeel gedaan hebben, was het laatfte hulpmiddel, veel zvarm ivatcr in de aars in te fpuiten, en het zelve tegen te houden, dit alles fchynt voorna• mcntlijk tot die doeleinde te verftrekken , op dat de kramptrekkingen losgemaakt worden, edoch wanneer de darmen reeds Tangen tyd opgefpannen zijn gebleven, alsdan fchynen ^3e prikkelende middelen plaats te grypen , op dat de al te zeer uitgezette , en byna verlamde vezels der darmen de beweging wederom krygen. want hy heeft bevolen , dikwils mostaart op - de buik te leggen, tot dat het de huid knaagt; ja en hy heeft gewilt, dat de'buik op verfcheide plaatfen met gloeijende yzers aan *t zweeren moest gemaakt worden , en de zweeren langen tijd opeïi ix) Lib. IJL Cap. XXI. pag. 163. 164.  $.1251". DE WATERZUGT. 549 open gehouden : hy zegt dat het nuttig is , gekookte zet ajuin op de nuid te binden/ edoch hoewel deeze de uitwendige bekleedzelen van de buik alleenlyk maar prikkelen , heeft het nochtans gebleken, uit het geene van te voren over de opruspingen en winden gezegd is geweest, dat de inwendige deelen daar door ook verandering ondergaan. De Geneesheeren hebben water, met fneeuw of ys allerkoudst gemaakt, op de buik gelegd, en tevens te drinken gegeven, met een allergelukkigfte uitwerking (y). maar zodanige onverwagte koude trekt de vaste deelen te zamen, vermindert tevens de uitfpanning der winderige ftoffe, en is dus door beide de uitwerkingen voordeelig. waarom de oplegging van dusdanig koud water te regt onder de verfterkende middelen word gerekent. maar zo dra de buik begint te ftinken, moet zy met omwindzels gevestigt worden , op dat de maag en de darmen zo ligtelijk niet opnieuw kunnen wyder gemaakt worden, maar tegenftand bieden aan de verdunde dampen, welke door derzelver holligheden heen dwalen. Het is bekend , dat de nederwaartsdrukkende beweeging der darmen , door de prikkels der buikzuiverende middelen vermeerderd en verhaast word, zo dat het bevatte fehielyker langs de afgang uitgejaagt Word. waarom de Geneesheeren ook deeze te werk geftelt hebben; en zy hebben zeer wel fcherpe middelen aangeprezen fg)$ ivilde comcombers, Uscli, zee kool, tevens daar zo genoemde fpeceryën en winddryvende middelen byvoegende. maar dewijl het geheele beloop der darmen niet altyd in de geene die het trommelwater hebben gezwollen is, maar de darmen hier en daar dikwils toegetrokken zijn, daarom hebben veele een matige hoeveelheid van buikzuiverende middelen geprezen , en wel van het zagtaartigst foort, daar winddryvende middelen byvoegende, tot dat einde alleen, op dat de afgang niet verftopt blyve : want men O) Combalufier Pneumato-pathologia pag. 428. & feg. Ibidem pag. 467. Zzz 3,  550 DE WATERZÜG $.i2$r; men vreest niet zonder reede vooreen fterker te zamentrekking op de vernaauwde plaatfen van de darmen, door het gebruik van iterke buikzuiverende middelen : en men heeft waargenomen, dat de winddryvende middelen, zondereen zagte prikkel 'er by te voegen, nadeel gedaan hebben (#). ook fchijnt de zeer vermaarde Hofman (b) de prikkeling van fcherpe buikzuiverende middelen verdagt gehouden te hebben, in de geneezing van deezezitk/ te; want hy pryst buikzuiverende pillen, met pynfiülende middelen vereenigd, aan; terwyl hy tevens gebied de buik met campber in amandel olie ontbonden, te fmeeren. Men moet zo veel doenlijk is, de verdunning der lugt in de 'holligheid van de maag en de darmen verminderen, want de lugt word met het ingenomenedoorgeflokt, of word ten tyde der verteering uit het voedzel ontwart, waar inzy tevoren zonder veerkracht zat, of, het geen ergtk is, komt uit dezelve door de verrotting op. de zeer beroemde Hales heeft beweezen (c) , dat 'er lugt in de lichamen zit, en een vry aanmerklyk gedeelte derzei ve uitmaakt, en dat die zelfde lugt op nieuw daar van afgefcheiden word, wanneer de vereeniging der deelen met elkander, door het vuur, gesting, verrotting, opzieding, of andere oorzaken weggenomen of vermindert word: hy heeft van gelyken beweezen , dat, de lugt van de lichamen gefcheiden, veerkrachtig word, en van andere lichamen op nieuw wederom opgezogen zynde , de veerkracht verliest, hy heeft ook waargenomen , dat de waterige dampen de veerkracht verminderen, hetzy dezelve uit zuiver w;> ter word geboren, het zy dezelve uit de lichamen der dieren uitwaasfemen; waarom door de ademhaling zelve de veerkracht der ingeademde lugt vermindert word. zo wy nu aanmerken, dat ten tyde der verteering het voedzel ontbonden word ; fommige van deeze de gesting, andere tot de verrotting overhellen; zal noot- zaak- (d) Pringle'on the Difeafes of the Army psg. 252. 253. Q ) Media Ra'ion. &' Syifem. Tom. IV. Part. 4. pag. 455. , (r) Vegetable Staticks Chap. VI. pag. 309.  § u^i. D E WATERZUGT. zaaklyk de fcheiding der lugt van het voedzel volgen, en ten zy dezelve wederom opgezogen word , en aldus van de veerkracht door de warme dampen berooft word , welke uit de laatfte flagaders in de holligheden van de maag en darmen uitwaasfemen, zal zy deeze ingewanden uitzetten , en wel zo veel temeer, ho2 deeze ingewanden minder vastigheid hebben , en dus minder wederftand aan de uitzetting der lugt zullen hebben kunnen bieden, by gezonde menfchen fchynt ten tyde der natuurlyke verteering meer lugts voortgebragt als wederom opgezogen te worden ; waarom alle menfchen naar het eeten min of meet opgezwollen zyn; maar by zwakke menlchen ontftaan zo dikwils lastige winden , vooral indien zy zodanige fpyzen of dranken gebruikt hebben, welke of uit derzelver inborst zeer veel lugts bevatten, welke gemakkelyk van dezelve kan worden afgefcheiden, of zeer genegen zyn tot de gesting of verrotting, waar uit het blykt, waarom de geene die het trommelwater hebben, benadeelt worden door raauwe tuinvruchten, rapen, rammelatfen enz. Hales(d < heeft bevonden, dat de damp van zwavel allerkrachtigst de lugt opzuigt , of deszelfs veerkracht zeer vermindert. » edoch een geneeskundig onverwagt geval heeft geleerd , dat de geest van zwavel, onder de klok vergadert, welke de verdikte damp is van de aangeftoke zwavel , ten hoogfte voordelig is geweest in deeze ziekte (e). Franciscus Osivaldus Grembftus had te vergeefsch getragt deeze ziekte door waterafdryvende buikzuiverende middelen te geneezen, naderhand had hy een ftoving van hinder pis en hrunel fteen geboden , naauwlyks eenige hoop meer hebbende om de ziekte te genezen, daar naar heeft de zieke een middel gevraagt, om de onlydelyke dorst te verzagten. de'Genees Cd) Ibidem pag. a2(5. O) Corabalufier Pneumato-Patholog* pag. 455. ^  552 DE WATERZUGT. neeslieer had toen ter tyd deeze geest van zzvavel by de hand<; waar van hy een gedeelte gegeven heeft om in fontein water te druppen, de dorst is daar door niet alleenlyk geflilt geweest, maar 'er zyn zeer overvloedige winden uitgebarften, de buik is geflonken , en hy is volkome genezen, het is bekend, hoe groote krachtdadigheid de damp van zwavel heefc om de gesting voor te konen, of om dezelve te onderdrukken, zo zy reeds ontftaan is. iriaar de gesting brengt overvloedig lugt voort. Zo lang de darmen alle haare kracht noch niet verloren hebben , welke nochtans al te zwak is , om de uitfpannende lugt uit te jagen; begint de te zamentrekkende kracht de overhand té krygen, zo dra de veerkracht der lugt vermindert is, en jaagt de winden uit. maar dit fchynt in het aangehaalde geval gefchied te zyn : wanneer door een overvloedig waterdrinken met deeze geest van zwavel de verdunning van de lugt, die de darmen uitzette, verminderd is geweest, heeft de nederwaarts drukkende te zamentrekking der darmen de overhand over de uitzettende lugt gekregen : tevens fchynt tot deeze heilzame uitwerking by gekomen te zyn, dat de uitwaasfemende flagaders, de darmen nu meer te zamen getrokken, op nieuw een warme waterige waasftni hebben kunnen uitwerpen , welke van gelyken de lugt opzuigt, en deszelfs veerkracht vermindert. Maar dit alles heeft als dan voornamentlyk plaats, wanneer de veerkrachtige lugt in de holligheid van de maag en de darmen omdwaalt , en niet ligtelyk kan uitgejaagt worden, want ook kunnen de darmen door een wczentlyke opblazing bezet wor- f den. het is uit de ontleedkunde bekend , dat het darmfcheil uit 'een dubbele plaat van de penszak beftaat ; ter plaatfe alwaar het darmfcheil aan de darm nadert, aldaar fcheiden de platen de penszak van een , en omvangen van alle kanten de darm, zo dat het gedeelte van de darm dat het naafte aan het darmfcheil is, door de penszak niet bedekt word. maar de cel-  5.I25I- DE WATERZUGT. 553 agtige rook van liet darmfcheil, midden tusfchen de beide platen van de penszak, komt van gelyken tot aan de darm, en word die plaats van de darm toegevoegd, welke van de penszak niet bedekt word: deeze celachtige rok vermindert allengskens, wanneer de aaneenhouding van de penszak aan de darm fterker word-* en verdwynt eindelyk; en omvangt dus de geheele darm niet. deeze word de uitwendige celachtige rok genoemt: want'erisook een andere aanwezende, welke inwendige word genoemt, op de fpierachtige rok van de darmen gelegen,- welkeeertydszenuwachtig genoemt wierd, maar zy is waariyk celachtig, in beide deeze rokken kan een opblazing ontdaan, gelyk ook door't overige van het lichaam, en men heeft waargenomen, dat zodanige ziekte aanwezende is geweest (ƒ_), wanneer de darmen bevonden wierden door zodanige opblazing op verfcheide plaatfen bezet te zyn ,: diergelyke opblazing vertoonde zich niet alleen op de buitenfte oppervlakte, maar ook van binnen wanneer de darm omgekeerd was, volmaaktelyk in plaats aan de uitwendige beantwoordende: edoch fommige van die opgeblaze gezwellen daken zo ver uit, dat zy de holligheid der darm byna verdopten, want de ontleedkundige proefondervindingen hebben geleerd, dat de wind langs de uitwendige celachtige rok der darmen ingelaaten, ook de inwendige celachtige rok uitzet, maar ook worden andere lichaamsingewanden door een diergelyke opblazing fomtyds aangedaan bevonden: my gedenkt op de ronde oppervlakte van delever onder de uitwendige rok zodanige kleine opblazing gezien te hebben, maar het geen veel meer te verwonderen is, men heeft by een man die zeer fterk hoestende fchielyk is geftorven, naar de dood de long geheel hard, opgeblazen, fierk veerkrachtig gevonden ; de lucht tusfchen het vlies de longen bekledende uitgeftort heeft veele biaasjens van verfcheide groote gevormt. men heeft de lucht door Cf) CombaluGer Pnenmato Pathol. pag. 18. Comment. Acad* Petropol. Tom. V. pag. 213. Vierde Deel. Aaaa  554 DE WA TE RZÜ G % $.1251. door geene drukking uit de longpyp binnenjagen ; de long in/lukken gefneden viel in gecnen deele te/amen; en alle de flikken zyn even opgeblazen en veerkrachtig gebleven (g). Zo nu dusdanige opbiazing de darmen bezet, zal de buik wei niet zo zeer gezwollen zyn, als men gewoon is in de vorige foorten van het trommelwater waar te nemen , maar de zelfde geneeswyze zal plaats grypen; welke nochtans moeilyker zal zyn, dewyl de ingenome geneesmiddelen, wanneer zy door de holligheid van de darmen gaan, zeer weinig op dusdanige opblazing kunnen wsrken. Edoch zo het trommehvater voor geene geneesmiddelen wykt, heeft de prikking als dan plaats? zo het trommelwater inde buik was blykt liet gemakkelyk dat men weinig te verhopen heeft, aangezien het zelve meestentyds de verrotting voortbrengt: de zieke zal misfehien verlichting krygen van de moeilyke fpanmng; maar het verrot voedzel blyvende, zal het trommel water herboren worden het is wel waar, dat de buik door windzels, of een diergelyke binding, gelyk in de genezing van de buikwaterzucht is gezegt geweest, gevestigt kan worden; maar zode veerkrachtige lucht 111 de holligheid van de buik wederom herboren wierd, zal zy uiterfte benauwtheden veroorzaken, nochte de zieke zal de toetrekking van de bujk kunnen verdragen. Maar zo de lucht niet in de holligheid van de buik, maar in de maag en de darmen zal gezeten hebben, zal de prikkin* geen weg voor de lucht kunnen banen, ten zy deeze ingewanden doorfloken worden, te voren §. 316., alwaar over de wonden van de onderbuik gefproken is geweest, heeft het gebleken dat dc Heelmeefters de uitgezette darm, door de lucht opspannen, met een naaldjen doorfloken hebben, op dat zy toegevallen zynde wederom in de holligheid van de buik konde geftelt worden, het geen niet konde gefchieden, zo lang zy opgeblazen bleef; en als dan is tevens gezegt,geweest, dat Fnrau* % dus- Qj Störck Ann. Medjc. pag. Ji^t  i25c. DE WATERZUGT, 555 dusdanige prikkingen met goed gevolg heeft gedaan, edoch deeze wondjens waren zeer klein, en moesten de darm naderhand zich te famen trekkende ten eenernaal verdwynen; het geene wy zekerlyk in het trommehvater niet kunnen verwagten; temeer daar een grooter naald nodig is tot de buikfteking, dewyl dikwils met het water tevens eenige hoeveelheid waters gewoonlyk aanwezende is, en de darmen zo lang door de lucht uitgezet, dikwils veel van derzelver te famentrekkende kracht verloren hebben; en dus zoude het te vrezen zyn, dat uit het trommelwater van de darmen het trommelwater van de buik zoude volgen, en het geene in de darmen bevat is zoude langs het gemaakte gat in de darm in de holligheid van de buik kunnen nedervallen, het geene daar naar bedurven nieuwe en ongeneeslyke kwalen zoude voortbrengen. De zeer vermaarde Cotnbalufier beredeneert voorzichtiglyk de buikfteking in het trommelwater en hy waarfchouwt te regt, dat 'er tot nog toe geen geneeskundige waarneming word gevonden , welke leerd, dat de buikfteking in de genezing van het trommel water met een gelukkig gevolg te werk is geftelt geweest, de fteking is in een borst, welke men geloofde vol etter te zyn, té werk geftelt geweest, en in plaats van etter is de lucht met geraas uitgefprongen, en de zieke is Ipoedig herfteld (0- het zoude zéker wisfelvallig zyn dit te beproeven; maar wanneer de zekere ondergang boven 't hoofd hangt, mag men een twyffelagtig middel beproeven; mits het gevaar voorzeggende, op dat de Geneesheer zyn goede naam behoude. de buikfteking zoude als dan op de zelfde wyze en met de zelfde voorzorgen gedaan moeten worden, als in de genezing van de buikwaterzucht gezegt is geweest, de driepuntige naald zoude nochtans zo dik niet moeten zyn,op dat de darm maar een kleine wond toegebragt wierd, opdatzy zo veel te zekerder en fchielyk gefloten zoude worden. §. 1252. Ch) Pneumato Patbolog. pag. 506". (O Ibidem pag. 508. Aaaa 2  DE WATERZUGT. $. 1252., §• I-5'2- 1T^|e eerfte waterbreuk (1227.) word geneX-J zen, zo i°. het water ti^fchen vel en vleesch, welkers fpruit het is, word genezen (1 23 1. tot 1238.) 20. door de geneesmiddelen (124.8J 30. door zeer fterke wegdryvende middelen die tevens verfterken, op de balzak zelve gelegt, en door de uitwendige warmte geduurig tot een fterker beweging opgewekt, maar het tweede foort (1227.) zal 't best genezen worden, 1. indien de breuk door de heelkundige zorg tot den wortel word genezen. 2. de ftof van de waterzucht weg genomen zynde (1238. tot 12512..) ? cn de oorfprong toegefloten. 3. dan door te famendrukkende werktuigen de plaats der uitgang gedrukt, gelyk in de breuken door banden: .maar de hier eens ontftaane waterzucht word zelden volkomen genezen, de laatfte eindelyk (1227.) zal genezen worden. 1. door fterke waterdryvende middelen toe te dienen en dezelve dikwils te herhaalen, terwyl het voedzel intusfchen uitdrogende zy. 2. door zeer fterke ver'flryvende en verfterkende middelen. 3. door.de doorfteking van de balzak. 4.. door brandmiddelen en verettering. Van te voren §. X227. is over de onderfcheide foorten van de waterbreuk gefproken geweest, gelyk ook over de tekenen, waar door zy van elkander kunnen onderfcheiden worden als toen heeft liet gebleken, dat het eerfte foort der waterbreuk waarlyk een waterzucht tusfchen vel en vleesch is, en zelden de balzak bezet, ten zy het overige van het lichaam door diergelyke kwaal is aangetast, en dus heeft alles wat tot de genezing van de waterzucht tusfchen vel en vleesch behoort hier van gelyken plaats, tevens is hier dit gemak, dat dewyl de balzak geheel voor uit fteekt, dezelve van alle kanten met vcrdr.yven.de. en verfterkende middelen ka&;  DE WATERZUGT. 557 kan omwonden worden, en bloot geftelt kan worden aandefpeceryachtige dampen van de aangeftoke barnfteen , mastiek , of diergelyke. het tweede foort §. 1227. was, alwaar de zak, uit de voortduuring van de penszak. in de breuken ontftaan , met het water in de buik bevat vervult wierd, zo de buikwaterzucht, of met veerkrachtige lucht, zo'-het trommelwater dusdanige breuken verzelde. maar men zal de genezing van dusdanige kwaal verkrygen, zo de genezing tot de wortel toe gefchied; welke gefchied, wanneer de darm of het net, in de breukzak bevat niet alleen wederom in de holligheid van dc buik gebragt worden, maar ook tevens de wonden van de zak uit de fcheut der penszak ontftaan geheel te famen groeijen, en dus niets naderhand in dezelve kan gaan. edoch het blykt lichtelyk, dat men de genezing van de breuk tot de wortel toe nauwlyks kan ondernemen, eer dat de buik door een gelukkige genezing van de buikwaterzucht, of het trommelwater geflonken is; en dus moet deeze genezing voor af gaan. het is wel waar, dat de plaats naar de weder inbrenging derbreuk door te famendrukkende werktuigen zodanig gedrukt kan worden, dat de zak van de penszak geen gedeelte meer van de darm of het -net kan toelaaten; maar het zal veel moeilyker zyn'te beletten, dat het water niet allengskens kan nedervallen, zo'débuik vol water is; hier by komt, dat de cingels, welké de te famendrukkende werktuigen moeten vestigen en in derzelver plaats wederhouden, ofte zeer moeilyk, ofte geheel niet aan de uitgezette buik kunnen toegevoegd worden, waar uit het blykt, dat de waterbreuk, door deeze oorzaak ontftaan, zelden volkome genezen kan worden, ten zy de ftof der buikwaterzucht eerst weggenomen zy: want zo 'er zelfs maar een weinigje waters in de buik gelaaten is, of dat het naar de volkome uitleiding wederom komt, door dien de oorzaken van de waterzucht niet geheellyk weg genomen zyn, zal het nootzaaklyk na de benedenfte plaats van de buik door deszelfs gewigt gevoerd worden, en de breukzak op nieuw uitzetten. Aaaa 3 %t.  55a DE WATERZUGT. §.1252. 'Er is dierhalve alleenlyk overig, dat wy over de laatfte foort van waterbreuk handelen, welke § 1227. befchreven word, namentlyk wanneer het water in het fchedeachtige bekleedfel van de teelbal vergadert zit, maar de genezing dezer word op de volgende wyzen beproeft. i°. Over deeze geneeswyze is 5. 1247. gefproken geweest, zo de buik, gelyk getrouwe waarnemingen geleerd hebben , vol zynde met water heeft kunnen uitgeput worden door buikzuiverende middelen, zal dit veel meer in de waterbreuk te verhopen zyn, alwaar dikwils het geheele overige lichaam gezond is; voer al zo in 't begin der kwaal; tevens met uitdrogend voedzel waterdryvende buikzuiverende middelen worden te werk geftelt. ik heb meer dan eens een verouderde waterbreuk door een buikzui» verende geneeswyze ondernomen gezien, nimmer genezen, want de deelen het water bevattende zyn door de al te fterkeuitrekking zodanig verandert, dat men geene de minfte wederopzuiging kan verhopen; welke nochtans ten eenernaal vereischt word, zal het water door buikzuiverende middelen uit het lichaam kunnen geleid worden, het geene in de fchedeachtige rok der teelbal bevat. 20. Deeze geneeswyze doet dikwils veel goed, vooral in 'tbegin der ziekte, maar aangezien de waterbreuk in 't begin niet zeer lastig is, vragen dusdanige zieken zelden om hulp, dan als de dikte reeds tot een aanmerklyke groote is aangegroeit. men kan, zo als terftond is gezegt geweest, de balzak van alle kanten na welgevallen met verdryvende en verfterkende middelen omwinden, in de lyst der geneesmiddelen vind men allerkrachtdadigfte voorfchriften van geneesmiddelen; namentlyk een pap van enkelvouwdige middelen met een groote verdryvende kracht begaafr, gemaakt; daar maar een ftoving welke te gelyk verfterkt en verdryft. het gebruik van zeer droog gekraakt zee zout word van gelyken aanbevolen, voor zo veel het krachtiglyk het water in zich trekt; waar over van te voren is gefproken geweest, einde» lyk  DE WATERZUGT. 559 lyk vind men ook een beroking, gedeeltelyk uit verdryvende, gedeeltelyk uit verfterkende middelen te famen geftelt, van gelyken van een uitmuntende krachtdadigheid. In kleine kinderen, en fomtyds in eerstgeborene, is het my meer dan eens gebeurt een beginnende waterbreuk waar te nemen: door 't gebruik van dusdanige fpeceryachtige beroking wierd deeze kwaal gelukkiglyk en wel in genoegzame korte tyd genezen, de zeer vermaarde Monro (k), heeft dezelve van gelyken in eerstgeborene, een wolle lap daar op leggende met de rook van aangeftoke penzoin doortrokken, maar in deeze ouderdom zyn alle de vaten open en vry; waarom de allergrootfte hoop is voor een aanftaande wederopzuiging. ja dat meer is Hippocrates (/) , zegt, wanneer hy de ziektens opnoemt van die geene, die een Stad tegen 't Noorden overgelegen bewoonen : maar de kinderen krygen de waterzucht in de teelballen, zo lang zy klein zyn,welke daar naar in de aanwasfende jaaren verdwynt. 3°. Maar wanneer de kwaal veroudert is, en de balzak door't water gezwollen tot een groot lichaam aangegroeit is, en de voor» gaande geneeswyze te vergeefsch beproeft zyn, als dan gryptde doorfteking van de balzak plaats, hoewel men eertyds met het lancet een uitgang voor het bevatte water heeft gemaakt, hebben nochtans hedendaags alle Heelmeefters liever de driepuntige naald te gebruiken ie gelyk met het pypje, gelyk in de doorfteking van d : buik gezegt is geweest: nochtans moet de naald kleinder zyn welke tot de doorfteking van de balzak diend. men moet zorg dragen, dat de teelbal of de zaadftreng niet gekwetst worden, want het gebeurt fomtyds dat de waterbreuk op de knoesachtigc verharding van de teelbal volgt; het geen wel uit de befchryving van (k) Medic. EfTays and Obfervat. Tom. V. Part. L pag. 313. CO Aëre,Aquis,&LocisTextusi.Charter.Tom. VI.pag. Jg2»  S6o DE WATERZUGT. §.1252, van de ziekte gekend kan worden; maar het gebeurt fomtyds dat Kumve menfchen om geen hulp vragen, dan als de ziekte veroudert is, en datzy weinig oplettende, niet indachtig zyn het geene in 't begin der ziekte gefchied f?. het is wel waar, dat, zo het water helder is, en de kaars op een duiftere plaats agter de. gezwolle balzak geftelt word, als dan de geheele zak doorfebynende is, en de teelbal gezien kan worden, en dus gemakkelyk gemeid worden, edoch het gefchied fomtyds, dat het water dut fier en troebel is, en als dan kan .men niets onderfcheiden. Maar op deeze wyze heb ik gelukkiglyk de doorfteking van de balzak zien verrichten: de zieke ftond regt op, met de beemn wvd van een, en een windzel twee vingeren breed, wierd om de roede en het bovenfte gedeelte van de balzak gewonden, welkers uiterftens de zieke vasthield, en zelfs zagtjens toetrok, zoveel hy zonder pyn konde verdragen; met dat oogmerk, dat het onderfte gedeelte van de balzak zo veel te meer gefpannen wierd, het geene gedaan zynde, de kaars agter de zieke gefteld zynde, zo het water doorfchynende was, de Heelmeefter de naald in het voorfte en onderfte gedeelte van de balzak ftak, met zodanige riotin* , dat de punt na het buitenfte gedeelte van de balzak gino-:&de naald als dan uitgetrokken zynde, fprong het water met gevveld langs het pypjen uit; het geene meestal vaneencitroenagtige couleur is, en ten zy de balzak boven mate en langen tyd uitgezet is geweest, word dezelve te famen getrokken en geriinpek, na de zelfde evenredigheid, als het water uitvloeit, en fomtyds'met zo groote kracht", dat ik gezien heb, dat het pypjen , de balzak ten eenernaal geledigt zynde, zodanig genepen wierd, dat het zelve moeilyk uitgetrokken heeft kunnen worden; om dee-. ze rede beftrykt men gewoonlyk eerst het pypjen met olie van zoete amandelen , op dat het naderhand met minder moeite juirgetrakken kan worden, dat wondje , de baliak «erimpelt zyn-  §. 1252. DE WATERZUGT. S6i zynde, verdwynt, en vereischt geene de minfte geneezing ; zo dat de zieken gewoonlyk, van dit pak ontlast zynde , terftond tot hunne gewöone verrichtingen wederom keeren. Maar aangezien in de opgefpanne balzak de aders dikwils fpattig zyn, zorgt men altyd, dat dusdanige aders door de naald niet gekwetst en worden : het is wel waar, dat de balzak naar de ontlasting te zamen getrokken zynde, de mond der gekwetfteader van gelyken kleinder moet worden, maar nochtans is 't te vreezen, dat de wond der ader, door de te zamentrekking der gerimpelde balzak zodanige gefteldheid verkryge, dat het bloed in de holligheid der fchedeachtige rok druppe ; waar door nieuwe moeilykheden zouden ontftaan. want onfeilbare waarnemingen hebben geleerd , dat 'er fomtyds een bloedftorting naar de doorfteking van de balzak volgd, offchoon zy door een zeer ervare hand verrigt is. wanneer in een zestig jaarig man voor de vierdemaal de doorfteking van de balzak gedaan wierd (want zy moest alle jaaren herhaald worden), zyn 'er, naar dat 'er drie-en^ twintig oneen watef afgetapt waren, naar weinige minuten omtrent twaalf oneen zuiver bloed, met vólle droom uitgevloeit: deeze bloedftorting heeft naar een ruime aderlating op de arm opgehouden : de volgende morgen was de balzak meer dan te voren gezwollen, men "heeft befloten de balzak in te fnyden, het geene gedaan zynde, vertoonde zich door de wond, welke twee duim evenaarde, de onbefchadigde fchedeachtige rok, maar zeer fterk uitgezet; welke van gelyken doorfneden zynde, is 'er een groote menigte geronne bloed uitgevallen, en gedeeltelyk met de vingers uitgehaald, aangezien de teelbal, deszelfs vaten', en al het nabuürige , zich naar het afveegen van het bloed onbefchadigt liet zien', en de fchedeachtige rok zich fchielyk te zamen trok, was 'er hoop op de geneezing; welke ook drie weeken daar'naar gevolgd is ; ; nochte de waterbreuk is geduurende drié geheele jaaren , dat de zieke dit overleefd heeft, wederom gekomen (m). ik heb een diergelyk geval (m) Medic. effays and Obfervat. Vol. II. g. 14, pag, 253, Vierde Deel. Bbbb  «fc DE' WATERZUGT. §.1252. val eezien, alwaar de bloedftorting later, te weeten de volgende d,fvry overvloedig volgde, welke, nu en dan ophoudende, noch eenige malen weder gekomen is, en daar naar opgehouden ïeeft, offchoon de wond niet wyder gemaakt is en de balzak ah &m^^Wm^^&to* geftoott wierd breeken SSien de langen tyd doorweekte vaten , wanneer het onderSun «de water weggenomen is? dit is zeer waarlchyn yk, dewyl Se bloedftoning niefonmiddelyk op de wond gevolgd is , maar naar een redelyke lange tusfchen tyd. . Maar , gelyk in de geneezing van de buikwaterzugt gezegd is ceweest, de buikfteking neemt de waterige tezamenvloerjing weg Er niet de oorzaak der ziekte: fommige waarnemingen hebben Serd dat, waterdryvende buikzuiverende middelen toegediend K veffterkeide middelen op de balzak gelegd zynde een draagS^SIISS ?ynde, de wederkeering belet is gew est maar cl ziekte "komt gewoonlyk meestentyds wederom ; IwvWle ziken naar de fteking van de balzak, van alle lastigheid hev^d gewoon de vermaningen der Geneesheeren te veragten ; « ioe^ïnditana bekeqnent dat by zodanige zieken die zeer 7hSl wareD aeweest, de ziekte ook wederom gekeerd is. f E^h K deSo?rliekk.g van de balzak nochte m&tm „5vn iS van groot gevaar verzeld gaat, zo zy door een ervaren na m v & prikkingen te verdragen, dan de ge- hebben, liever^neroa J £ ^ terftond zd fproken te d n om deeze reede word ook de doorfteworden , te: oii(erga3n- k ver.zagtende geneezing-ge- fcl0g ke,'er verfcheide, die alle jaaren eena, twee, drieÏÏt toLmdighebben. by een eerwaarde Prelaat kwam f iSzofchielyk wederom, dat hy geduurende twin£^i"d*» ^ prikking heeft moeten ondergaan. ' Maat *® - ,m 1 .11 .IoV amn&dQ las ayiffh ai&OÊ tjir) . AAAft .jsad aaaai /  5 fM D E WATER2 U:G.T. 563 Maat wanneer de zieken de verdrietelykheid van een herhaalde prikking niet meer willen lyden, of dat , de ziekte verouderende, het water niet meer zuiver, maar troebel en ontaart voor den dag komt, als dan word 'er een geneezing tot de wortel toe vereischt. 40. Maar deeze geneezing beflaat daar in, dat alle uitwaasfeming in de holligheid van de fchedeachtige rok belet worde; het geene men';zal bekomen, indien de fchedeachtige rok met de teelbal te zamen groeit; namentlyk wanneer eerst de ontfteking en verettering verwekt worden, naar dat het water uitgeleid is, inde gantfche omtrek van de fchedeachtige rok, en van de zenuwachtige rok der teelbal, op dat deéze deelen naderhand zuiver en levendig gemaakt, met elkander te zamen groeijen , en dus de geheele holligheid, waar in de waterbreuk zich van te voren vergaderde, te niet gedaan worden. Celfus («) maakt in 't geheel gewag van de prikking der balzak, om het water uit te leiden , maar befchryft alleenlyk de geneezing tot de wortel toe; welke hy ook geboden heeft in de kinderen te beproeven, edoch het heeft van te voren gebleken,/datmen'by de kinderen de volkome geneezing zonder dusdanige verrigting kan verhopen, maar Celfits heeft geboden de vliezen af te lhyden , welke het vogt bevat hebben , waar uit blykt, dat deeze verrigting vry lastig en wreed is geweest. De vermaarde Heelmeefters hebben onderfcheide wyzen geprezen: fommige fneden de balzak byna in deszelfs geheele langte op, andere hebben liever gehad brandmiddelen tot diergelyke uitwerking te gebruiken , dewyl de zieken ook menigmaal te zeer fchrikken voor hetfnyden, en dekorstdoorde werking der braadmiddelen veroorzaakt, in deszelfs geheele omtrek een ontftekin) getuigt, dat hy het vermooglyk brandyzer gelukkiglyk heeft gebruikt, nochte daar van immer eenig kwaad heeft waargenomen, beide deeze geneeswyzen hebben veele verdedigers gehad, en wel zodanige,die een grootenaam in de heelkunde verkregen hadden. BertrandiCcf) heeft het veiliger gelooft, het water eerst door de fteking uit te leiden, zo de waterbreuk groot is; daar naar een draagband en verfterkende middelen te gebruiken; wanneer de waterbreuk we» derom is begonnen aan te^groeijen, eer dat zy weder tot haare vorige grootte gekomen was, wierd de doorfteking nog een en andermaal herhaald; en dan ging hy over tot de grondige geneezing. edoch hy neemt zeer wel in opmerking, dat men minder voor de bloedftorting en het heet vuur heeft te vreezen , zo de fterkte der van te voren boven mate uitgezette deelen aldus langzamer hand wierd vermeerderd , eer dat de balzak open gefneden word. deeze vermaarde Heelkundige heeft verfcheide andere zeer nuttige zaken over deeze ziekte, die wel verdienen gelezen te worden. Naar O») Inftit. Chirurgie Part. 2. Secl. V. Cap. CXXII. pag. 847* Cf) Memoir» de l'Academ* Royale de Chirurg. Tom. III. pag.  &xa£* DE WATERZUGT. 565 Naar dat de balzak, het zy door de fnyding, of door het ver- Biodglijk brandyzer, volgens deszelfs langte geopend is, komen zy1 talie overeen . dat men in dezelve een ligte ontfteking en verettering moet verwekken, opdat, de wanden van de zak gezuivert zijnde t aan elkander en de nabuurige deelen zodanig kunnen groeijen, dat de geheele holligheid te niet gedaan word. Ctlfus (r) heeft geboden de vliezen af te fnyden, welke het vogt bevat hebben: daar op dit met water uit te fpoelen , liet geene zout of /alpeter in zich bevat, andere hebben de geest van wijn ingefputen, maar'er is een hevige ontfteking gevolgd, niet zonder gevaar van de zieke ; welke naauwlijks door een ruime en herhaalde aderlating heeft kunnen bedwongen worden ; waarom het zelfde naderhand door het infpuiten van roode wijn beproeft is geweest, en wel met beter gevolg (V). andere hebben het zelfde beproeft met veretterende, zagt uitknagende middelen, vooral zo de fcheedeachtige rok in een verouderde waterbreuk verdikt zijnde, ontaart was, gelijk men meer dan een waargenomen heeft gebeurt te zijn. Dat intusfchen hier groote voorzichtigheid nodig is, blijktdaar uit, dat de allerbeste Heelmeefters Scharp , Bertrandi , enz. , waarfchouwen, dat de ontfteking , in de fchedeachtige rok verwekt, fomtijds van een hevige koorts verzeld gaat, met ylhoofdigheid, ftuiptrekking van de buik, en andere kwade toevallen, zo dat de zieke in een klaarblijklijk levens gevaar is. ja zelfs Sckarp-9 offchoon hy de zieken altijd het gevaar heeft zien ontkomen, bekend nochtans, dat deeze koorts veel vreeslyker is , als die , welke de uitroeijing der gezwolle teelbal gewoonlijk volgd. deeze al te groote prikkeling, en deszelfs allerergfte gevolgen vreezende, verwijst hy de wreede geneeswyze der geener, die, de balzak doorfneden zijnde, tragteden de fcheedeachtige rok, eet de- zei» (V) In loco Citato. (s) Monro Eiïay on the Dropfy pag. 16$* Bbbb 3  ■5fó D.E WATERZUGT. 5.1252.1253. «elve te fchcuren, af te trekken, denkende dat het een zak was waarin de waterzugt was vergadert geweest, de hoop op de geheele 'Trondige geneezing, fchijnt van de zagtaartige verettering af te hangen : dierhalve word'er een ligte prikkeling vereischt , maar een hevige is niet buiten gevaar, het zy dit gefchied door fcherpe middelen, verfcheuring, piikking, vreemde lichamen op dezelve te leggen: want dusdanige onderfcheide geneeswyzen zijn door onderfcheide beproeft geweest. §• 12} 3' \ÜT/aar Ult we^erom blykt, dat in de geW neezing van de waterzugt meermoeilykheid ontftaat uit de aart van het water , dat door het •ftilliaan verrot, dan wel uit deszelfs eerfte oorzaken., waarom komt het heet vuur naar het aftappen van dit water fchielyk aan het deel dat daar eerst in zwom ? waarom ontftaat, dit water fchielyk uit de borst of dc buik.afgetapt zynde., de dood, of een allergrootfte flaauwte? waarom hehben de waterzuchtige zo groote dorst ? en wat wyst die aan? waarom zyn de zuuren in deeze ziekte dikwils zo voordelig? waarom fchynt de dikte der buik, naar dat 'er zeer veel water te gelyk door fterke ontledigende middelen uitgeleid is, de .zelfde , of ook wel grooter r maar flinkt door 't gebruik der opium ? waarom zyn de windzels hier van zo een groot gebruik? en in hoe verre? Nu volgen 'er eenige gevolgtrekkingen, welke uit het geene tot nu toe gezegd is, ligtelyk verftaan worden. In de geneezing van de waterzugt enz. Zo men naziet het geene §. 1229 over de oorzaken van de waterzugt is gezegd geweest, ,zal het blyken., dat men veele van. deeze te boven kan ko-  5,1253' DE WATERZUGT. 567 komen, of ten minfte langen tijd zonder groot nadeel te lyden, maar zo het water verrot is, verteer.en de ingewanden , en verteerd zijnde, vloeijen zy weg, en in korten tyd volgd 'er een zekere dood. Waarom komt naar het aftappen van dit water enz. De ingewanden zijn langen tijd doorweekt in deeze waterige te zamenvioeijing ; daar door hebben de vaten byna alle hunne kracht verloren, en naauwlijks kunnen zy meer tegenftand bieden aan de ingejaagde vochten, zo lang de vaten door een evenredige drukking van het water onderfteunt worden, word derzelver breking voorgekomen , en de al te groote zwakte der vaten word aldus eeuiger mate vergoed; edoch zo dra het war ter word weggenomen , breken de vaten, of ten minfte kunnen zy de bevatte vogten niet bewegen, dewijl zy al te zwak zijn; waar. door de levensbeweging der fappen door de flagaders en aders vernietigd word; en dus volgd 'er het heet vuur (ziet $• V<9-)' Te voren is reeds meer dan eens gezegd, dat men voor deezt kwaal te vreezen heeft, het allertederfte netvlies van het oog, de a'lleikleinfte misdragten, in 't water ingedompelt, worden door de evenredige drukking onderfteunt, en het maakzel laat zich fraai onderzoeken : maar zo zy uit het water gehaald worden, valt alles te zamen tot een mismaakte flijm. Waarom dit water fchielyk afgetapt zynde enz. 'Er is minder gevaar in de borst, zo de long nog in haar geheel is, en door de ingeademde lugt kan uitgefpannen worden, om dat de borst als dan altijd vol blijft, de lugt in evenredigheid intredende , na mate het water tusfchen het ribbenvlies en de longen vergadert, door de doorfteking word weggenomen, maar over de voorzorgen die men in dit geval moet gebruiken , is 5. 1219. gefproken geweest. Edöch in de buik, valt al het bloed in de ter naauwer nood wederftand biedende vaten, ten zy de flappe deelen door het al*  g£g DE WATERZUGT. &1253. allengskens toetrekken van het wiiidzel gevestigd worden ; de vaten van de hersfenen en kleine hersfenen worden met gevalt, waar door de hartvang en een haastige dood zullen kunnen volgen • edoch noch veel meer , zo de vaten breken, waar over men na kan zien, het geene 5. 1240. is gezegd geweest. ■ Waarom hebben de waterzuchtige zo groote dorst enz. Wanneer zo groote menigte waterige wei in de holligheden van het lichaam vergadert, word het bloed van deszelfs affpoelend vogt berooft; waar uit de ondoorgankelijkheid van de omlopende vochten volgd; waar door de dorst ontftaat, welke noch Vermeerdert word, wanneer het water begint te verrotten, men zie na het geene §. 1230. over de dorst is gezegd geweest. Waarom zyn de zuuren enz. Om dat zy de dorst verzakten, de pislozing voortzetten, en de verrotting afwenden. Waarom naar dat 'er zeer veel water te . gelyk door fterke ontledigende middelen uitgeleid is enz. Het heeft van te voren 5- 1251. gebleken ? dat het Sydenham gebeurt is , dat de buik, naar dat het water door fterke ontledigende middelen uitgeleid was, even gezwollen was als van te voren ; maar dat gezwel was niet ontftaan door een nieuwe vergadering van water, maar door dien de maag en darmen met wind opgezet war ren. want zodanige kramptrekkingen volgen dikwils naar fterke buikzuiverende cw braakmiddelen , waardoor de te zamengetrok- darmen de lugt bedwingen, welke door 't verblijf aldaar verdunr.er.de, wonderlyke gezwellen voort kan brengen ; gelyk in de vrouwen die met opftygingen gekweld zyn, zo dikwils waargenomen word. maar ook volgen dusdanige la tige winden gewoonlyk en wel terftond naar de doorfteking'/)- maar de °Plum neemt'die krampachtige te zametitrekkingen gelukkiglyk uit den weg, en dusdanig gezwel flinke fchielijk. gelijk Sydenham ook ondervonden heeft. Waar- 0) de Haèn Ratio .Medeiid. Part. IV. pag. 8a.  c 1253. DE WATERZUGT. 569 % Waarom zyn de windzels enz. Hoe nootzaaklyk de toetrekking van de buik is , wanneer het water naar de doorfteking van de buik uitvloeit, is van te voren gezegt geweest, maar men moet ook naar dat al het water afgetapt is de deelen, te voren zodanig uitgezet, nu flap zynde, vestigen, waarom ook het gebruik der windzels , om de zwakke en flappe vezels te verfterken , §. 28. is geprezen geweest, wanneer de huid, het zy van zelf of door de kunst gefpleten zynde in het water tusfchen vel en vleesch der beenen en dyen het water uitgaat, is 'er gevaar , dat hier alles begint ftil te ftaan, en het heet vuur volgt , of een nieuwe te famenvloeijing in die allerflapfte deelen vergadert worde , ten zy deeze flappe deelen door de windzels allengskens meer en meer worden toegetrokken. Edoch hebben de windzels alleenlyk maar plaats, wanneer de ontlasting gefchied, gelyk in de buikfteking, of naar de gedaane uitleiding in een waterzuchtige dikte van de onderfte deelen. want het is gantsch niet veilig , de gezwolle deelen fterk met windzels toe te trekken, op hoop, dat dat geene weg gedrukt worde, dat buiten de vaten geftort is: want zo dit een goed gevolg had , zoude al het geene , dat wederom gejaagt is, byna altyd het binnenfte van het lichaam bezetten, van te voren , alwaar over de waterzucht in de borst gehandelt wierd , is aangetekent geweest, dat by deeze de beenen en dyen dikwils fchielyk zwellen, met een overgroote verligting van de benauwde borst: het gebeurt fomtyds, dat de dikte van de beenen en dyen fchielyk flinken ; maar de borst word op nieuw terftond zo zeer bezwaart, dat 'er gevaar van te verflikken boven het hoofd hangt, in zodanig geval blykt het, dat het gebruik der windzels nadelig zoude zyn. Van te voren §. 1220. is gezegt, dat fomtyds op de langVierbe Deel. Cccc ' duu-  0$ DE WATERZUGT. $.1253. duurige tusfchenpozende koortfen een waterzuchtige dikte der beenen volgt; en dewyl Sydenham zag, dat de koorts als dan tevens weg gong, heeft hy gelooft, dat 'er eenig gedeelte van de ziekteftof na deeze deelen ter neder wierd gezet: waarom hy de geneeswyze van de waterzucht niet te werk ftelde om deeze kwalen te verjagen, maar hy genas dezelve gelukkiglyk enkel met wrvven en een geneeswyn uit bittere en fpeceryachtige middelen bereid, ik heb in de herfst vloeijing koortfen eenige maaien gezien, dat, wanneer de krachten op 't einde der ziekte te zeer verzwakt zynde, de overwonne vyand niet konden verjagen, er een waterzucht tusfchen vel en vleesch in de voeten en beenen «Vólgt is, de ziekteftof na deeze deelen afgezet zynde; welke dierhalve kw.afyk door windzels wederom na binnen zoude gedrukt worden. ?T VOET*  j.IS54' 't voeteuvel; t voeteuvel, §. 't 'Y7oetetivel word genoemt een allerpynlyk- V fte ziekte omtrent de banden der beenderen varr de voet, en omtrent de gewrichten deezera voornamentlyk in de lente en de herfst wederkeerende. Hier word gehandelt over de uitgezogte uitlegging van het voeteuvel, waar door het zelve van andere ziektens nauwkeurig kan onderfcheiden worden, waarom het hier als een eenvouwdige ziekte word aangemerkt, die geen ander metgezel heeft. Want alhoewel, gelyk wy naderhand zullen zien, hetzelve verfcheide andere deelen bezet, en ais dan een andere naam aan het zelve word gegeven, is nochtans de plaats, welke het zelve het eerst aantast, altyd de voet (ziet §. is.59.). en daar uit blykt .de rede van de naam; ik xvord bet voeteuvel genoemt, als of ik de vutten gevangen boud (a). maar wat naam men aan de ziekte moet geven wanneer Zy andere plaatfen bezet, word Iichtelyk begrepen, wanneer dat wrede xy»* by de naam van het aangeclaanedeeï gevoegd word (£). waarom het, wanneer het de handen aantast, chiragra, deknien, gonagra, en zo voorts genoemt word: zvant eet de voet, de knie, de holligheidj de enkelen, het heiipenèeen^ «2 E .11 .H dc (ti) Lucia». Tragopod- Tom, HL pag. 6$&. QO Ibidem pag. 6~n Cccc 2  $?% 'T VOETEUVEL. S- "54. de dyen, de handen, de fe houderbladen, Charter. Tom.- IX. pag.. 365.  5.1255- 'T VOETEUVEL. 579 andere oorzaak ontftaat. Seneca de zeden zyner eeuw berispende (b) heeft gezegt: de vrouwlyke natuur is niet verandert, maar de levenswyze, want daar zy de mannen in ongebondenheidevenaaj-en, evenaaren zy bun ook in de gebreken des lichaams. een weinig daar naar verontfchuldigt hy Hippocrates aldus: wat is het dierhalve te verwonderen, dat de grootfie en in de natuur aller er* varend/ie Geneesheer op een leugen word betrapt, dewyl zo veele vrouwen het voeteuvel hebben en kaal zyn P zy hebben de zveldadigheidvan haar ge/lacht door haare gebreken verloren: en omdatzy de vrouwlyke natuur hebben uitgetrokken, zyn zy tot de ziektens van het mannelyk ge/lacht verwezen. Daarom fchynt Aretceus (V) zeer wel gezegt te hebben; de mannen vervallen ligter in deeze ziekte, als ook de vlugfte onder dt vrouwen, maar de vrouwen worden, offchoon zeldzamer dan de mannen % zwaarder door deeze ziekte aangetast ; want het geene nochte gebruiklyk is , nochte gemeenzaam , zo het door tiootzaaklykheid krachtiger is geworden, brengt grooter jammer voort, aangezien het hevig is. Dit word ook door de waarnemingen van Sydenham bevestigt (d), die bevonden heeft, dat de vrouwen zeer zelden door het voeteuvel worden aangetast, en maar de oude, en die mans werken doen. voor 't overige heeft hy waargenomen , dat de geene die rank zyn, of in de jonkheid of rype ouderdom toevallen krygen, die na het voeteuvel gelyken, of opftygingen gehad hebben , of aan de vloeijing onderhevig , en daar van niet genoegzaam zyn genezen. Intusfchen moet men aanmerken, dat Seneca gezegt heeft, dat Hippocrates verzekert heeft, dat de vrouwen nochte het voeteuvel (t>~) Epift. 95. pag. 600. CO Loco ante citato. 00 Ibidem Loco citato. <Ó Charter. Tom. IX. pag. 464. Dddd 2  58ö 'T VO-EÏEÜVE. L, $1255. vel krygen, nochte kaal worden; daar nochtans in de aangehaalde korte-flelling geen gewag word gemaakt van de kaalheid: maar hy in naast voor af gaande korte flelling gezegt heeft: de gelub? de krygen het voeteuvel niet,, en worden ook niet kaal. tegen webke korte flelling naderhand zo veel Geneesheeren zyn opgeflaan , vooral in die tijd wanneer naar Paracelfus en van Helmont de fcheikundige in de geneeskundige fchoolen heerschten-, die deallerfcherpfte tegenftrevers der oude Geneesheeren waaren. . Dus vaart Heinftus allerhevigst tegen de verborge Godfpraken van Hippocrates (dus noemde hij de korte ftellingen van Hippocrates) uit, dewijl hij gezien had, dat kinderen van beide geflachten door overerving het voeteuvel hadden gehad, en hembekend was, dat twee gelubden allerergst door deeze ziekte waren aangetast geweest. Edoch zo men in aanmerking neemt, dat het niet zeker is,dat ten tyde dat Hippocrates geleeft heeft, de gelubden onder de Griekfche flaven zyn getelt, en de Perliaanen een groot gedeelte van Griekenland aan zich onderdanig hadden gemaakt,. welkers beftierders onder hunne flaven ook gelubden voeden,, heeft hy bekwame gelegentheid gehad, om de levenswyze, lichaamsgefteldheid, en ziektens der gelubden te onderzoeken: buiten crj behalve dat hy zelfs de vreemde landen doorreist heeft, en zeer veele leerlingen heeft gehad, die wyd en zyd gezonden zynde hem fchreven het geene zy waargenomen hadden, maar ook ten tyde van Hippocrates, en nog lang naderhand,, bewaarden de Perfiaanen door ftrenge wetten de matigheid in fpys- en drank en een allerbeste opvoeding der jeugd, en het was aan niemand geoorlooft ledig te zyn. nochte de kinderen der voornaamfte wierd een groote vryheid boven de overige burgers toegedaan, maar aangezien de gelubde, onbekwaam tot de verrigtingen der liefde, door de ihftelling van het volk matig leefden, en voor 't grootst .ge- (f) Nauwkeurige verhandeling van het Podagra pag. 23» 2&  $ 'T VOETEUVEL. 53r gedeelte tot de bewaring der vrouwen Timmers gebruikt wierden, blykt het, dat zy in 't minde niet onderhevig waren aan zeer vee? Ie oorzaaken, waar uit het voeteuvel gewoonlyk fpruit. maar hier over verdient gelezen te worden de zeer geleerde verhandeling over de ak^s korte ftelling, afdeling VI. gefchreven (g),. alwaar alles, dat tot deeze zaak behoort, verhaalt word, en Hippocrates ten fterkfte tegen zyne lasteraars verdedigt word. Edoch Galenus heeft deeze waarheid erkent, ter plaatfe (fs), alwaar hy deeze korte flelling verklaart: want hy fchryft aldus: voor 't overige was 't wel waar ten tyde van Hippocrates, dat dc gelubde niet aan 't voeteuvel onderhevig waren, maar nu niet meer , zo wel om de al te groote ledigheid, als tevens om de onmatige levenszvyze. en een weinig daar naar voegt hy 'er by: want derzelver ledigheid is zodanig, hunne gulzigheid en dronkenfehap zo groot, dat zy ook zonder de liefdensoeffeningen door het voeteuvel kunnen aangetast worden. Een fcherp- ver/tand enz. Celfus heeft gezegt, dat de genezing der ziektens, en de befchouwing.der natuur, aan dezelfde vinders hunne oorfprong verfchuldigt zyn Q), om dat die geene het meest geneesmiddelen van doen hadden, die hunne lic. haamskrachten door eene ongeruste overdenking, en bet nagt waken, vermindert hadden, het is zeker, dat verfcheide, die matig en zuiver leven, zonder dat 'er eenig agterdenken is op de overerflyke befmetting , zeer erg aan deeze kwaal zyn, dewyl zy geduurig op de boeken hangen, en dat zy het geen de onmatigheidvin 't ftudeeren weg neemt, niet willen herftellen door een heilzame lichaamsoeffening, offchoon de Geneesheeren hem dikwils vermanen, want de ziekte fluipt door lange overdenkingen heimelyk bin* nen Qj Barthol. Hermann. de Moor Lugdun. Batavor. 1736. (/O Charter, Tom». IX. pag» 26*4. 0") I» Prajfat» pag. 2. Dddd 3  582 'T VOETEUVEL. $ 1255. nen (£). want behalve dat door de geduurige en langduurige overdenkingen het bevveegbaarfte uit het lichaam word gejaagt, het overige vast gaat zitten (ziet §. 1093.), word de verteering der genuttigde fpyzen zeer belet, dewyl de geene die zich op dewetenfchappen toeleggen het lichaam nauwlyks bewegen4 en deeze onverteerbaarheid der ingewanden te regt voor de naaste oorzaak van deeze ziekte word gehouden, gelyk $. 1265. blyken zal. Sydenham (l), die veele jaaren met deeze ziekte geftreden had, •rekende het voor zich en andere metgezellen in de kwalen tot troost, dat Koningen, Hertogen, wysgeeren, de zelfde kwaal dikwils gehad hebben, ja, op dat hy alles met een woord zoude xeggen, die gewricht ziekte 'het geen men nauwlyks van eenige andere ziekte zoude kunnen zeggen) dood meer ryken dm arme, meer wyzen dan divaazen. de natuur als met de vinger wyzende, hoe weinig zy een onrechtvaardige moeder en fcheldsvrouw van alle is, hoe weinig zy eenzydig is , dewyl zy die geene, die zy iets heeft laaten ontbreken, elders met een ander foort van goederen gewoonlyk rykelyker 9f hoopt; edoch de overvloedige xvcldadigheid wegens andere met een gelyk deel van kwalen vermengt en matigt, zekerlyk de laplauders, die zich met eenvouwdige fpys vergenoegende het verltand in geene deele oeffenen, hebben zelfs nimmer gedroomt dat '/;• zodanige ziekte in de waereld is rm), en zy blyven geduurende hun geheele leven zeevlug. Linnaus verwonderde zich, dat wanneer hy, de alpen opgeklommen zynde, vermoeit en byna buiten adem lag, twee laplanders, reeds hoog bejaard, zyne metgezellen op de reis, en met zyn reisgoed beladen, de moeilykheid van de weg niet gewaar waren geworden, hy heeft oude lieden gezien, die reeds meer dan zeventig jaaren hadden, de welke gelyk als kinderen de hiel in de hals leiden, en dat wel ponder eenige moeite." Maar (*) Aret. Capp, de Cauf» & Sign, Morbor. Dinturn. Lib. If» Cap. 12. pag. 65. (O De Podagra pag, 555. 556. O) Linnaei Flor» Lappon. pag. 157.  'T VOETEUVEL. 583 Maar voornamentlyk is het nagt waken nadeelig voor die geene die tot deeze ziekte overhellen, zo dat ik verouderde podagristen gezien heb, die een vermeerdering van alle kwalen gewaar wierden , zo zy maar de brieven hunner vrienden by nagt gelezen hadden. Eerr wellustige voedingswyze. Daarom word het voeteuvel de ziekte der ryken genoemt, die de armen haat, en wel geëerd zich in de voeten der ryken neder zet. alle de Schryverskomen omtrent deeze oorzaak over een. Sydenham, die deezeziekte met zo veel fcherpzinnigheid heeft nagefpoort, heeft gezegt («); het voeteuvel tast nteestentyd die oude lieden aan, die naar dat zy hunne beste dagen zacht en lekker hebben overgebragt, zich lekker voedende, wyn en andere geestachtige dranken overvloedig drinkende, eindelyk door de luiheid, een geduurige metgezellin der bezwaarende ouderdom, die lichaamsoefeningen ten eenernaal hebben agter gelaat en, waar aan zy jongelingen zynde, gewoon waren, want zo lang het lichaam vlug is, en gemakkelyk fterke bewegingen verdraagt, kan het de menigte van genuttigde fpyzen ten onder brengen, en tot de vereischte hoedanigheid brengen, maar wanneer zy door het veelvuldige vet beginnenvadzig te worden, of door de bezwarende ouderdom kwynen, en nochtans hunne lusten toegeven, als dan ftaat het voeteuvel dikwils voor de deur. Dit word voornamentlyk bevestigt, dewyl een matig le ven fomtyds het gebrek door een wellustige voedingswyze ontftaan,heeft weg genomen : wy lezen dat fommige aan deziekte van de gewrichten en de vochten van het voeteuvel leggende, door het afnemen, hunner goederen tot een eenvouwdige en arme tafel gebracht, herfielt zyn. want hun ontbrak de gelegent'heid om onkosten te manken, en de ruimte der fpyzen, welke het^haam en ziel de krachten benemen (0). men vind verfcheide" diergelyke voorbeelden, die («) De Podagra pag. 545. (0) Hierom adverf. Jovin. Lib» II. pag. 341»  W4 'T VOETEUVEL. §.1255. die dit bevestigen , by Schendt (p). zeer geloofwaardige mannen hebben my verhaalt, dat een man, die een vette Priesterlykebe* diening had, en door een reeds veroudert voeteuvel aangetast, door de zeerovers gevangen genomen, geduurende twee geheele jaaren op de galeijen der barbaren geroeithad, met die uitwerking, dat hy naderhand uit de flaverny vry gekogt, van de al te groote en lastige .vettigheid verlost is, nochte.immer naderhand door het voeteuvel gekweld is geweest, offchoon hy nogverfchtide jaaren naderhand heeft gcieeft. . Zuurachtige witte wynen. van Helmont ftelde de voornaamfte oorzaak der pynen in het voeteuvel in de zuure fcherpte (q), welke het lid water, namentlyk een fmeerig vogt, dat de geivrigre beenderen béfmeert, befmet had : daar uit heeft hy gelooft, dat het lid water brokkerig, en dus onbekwaam wierd, zo dat het volgens de gexvoone loop der gezondheid, ten eenernaal uitïvaasfemt, zonder neder zinken van een dood overfchot. en hier word door de ontaarde ziekelyke baaring, een ongelukkige moeder van gezzv ellen, zvant als dan ondergaat zy een verblazing der zvdterlge deelen, het overfchot behoudende uit het dikke en verhar de lid.water. daar uit ontftaan die zvanjchepfels, kalk, kryt. hierom .veroordeelde hy het véél drinken van witte, zuuragtige wynen, weinig wyns, veel azyns bevattende, diergelyke wynen fchynen de oude Geneesheeren oux oaij-ó$o& genoemt te hebben CO '• het is een olieagiige zaak, welke in geenen deele de vermenging met zvater toelaat, maar het is waar lyk zeer krachteloos, en, gelyk In de wynen zeer wateragtig ,• want het geene het meest water in de vermenging is , dat is het hevigfte en fterkfte. dusdanige xvyn noemt Hippocrates zvynachiig. maar .men moet zich van diergelyke ont- 00 Obfervat. MedicHLib. V. pag. tfói. OiO 1° Capitulo Volupe vhenüum morbus antiquitus putatus pag. 315. (.O Galen, Method, Med. Lib. VII. Cap. ©".^Charter. Tom. X. Pag. 163.  §.1255- 'T VOETEUVEL. 585 onthouden , om dat zy de zwakke krachten /laat. maar dat uit de natuur waterig is, voor 't overige fcherp, dat is zeer goed, om dat het van de krachteloosheid van het water afgeweeken is , en noch de nadeelen van de wy-i niet en heeft, waarom deeze wynen uit hunnen aart zo nadelig niet fehynen, maar gewoonlyk dikwils met ruime mate gedronken worden , dewyl zy aangenaam van fmaak zyn, en voornamentlyk zeer behagen aan de geene die in de heete zomertyd dorftig zyn. Maar of dat zuur, volgens het aan van Helmont behaagde, de oorzaak der pynen is, zyn alle Geneesheeren niet eens. dewyl de vloeibare en vaste deelen van het menfchclyk lichaam , door een fcheikundig onderzoek, een vlug alcalisch zout geven, maar geen zuur, en de voeteuvelige kalk zelve in zuure vochten geheel word ontbonden, en in de kromhals nedergedrupt, een vlugge alcalifche geest geeft fO. daar en boven is de melk, vanzelf zuur wordende, zo dikwils aan de voeteuvelige voordelig geweest, gelyk naderhand gezegd zal worden, maar aangezien onder de oorzaken van het voeteuvel ook de fcherpte van het vogt opgenoemd word %. 1263., fchynt het niet te ftryden, dat ook fomtyds de zuure fcherpte toe kan brengen om deeze ziekte voort te brengen, voor al zo iemand dusdanige zuurachtige wynen daaglyksch en in groote hoeveelheid heeft gedronken, want dat eindelyk, hoe wellaat, het bloed door de zuure fcherpte kan befmet worden , heeft gebleken uit het geene, dat in het Hoofddeel'van de van zelfsontftaane ziektens uit een zuur vogt, is gezegd geweest. Men vind een vry wonderlyke geneeskundige waarneming, wel» ke de aanwezentheid van de zuure fcherpte in een voeteuvelige leerd (O Philofoph. Tranfad. No. 403. pag.^91. Abridg. Tom. VII» pag. 634. Vierde Deel. Eeee  586. 'T VOETEUVEL. 5.1255. leerd de ziekte woede ten tyde der aanval met zo groote pyn, dat de zieke byna zinneloos wierd. de pyn verliet een oogenblik di voeten, maar tastte de kuiten met een even hevige fcherpte aan, en een halve minuut daar naar gevoelde hy de zelfde pyn in beide dyën, de kuiten en voeten van de pyniging verlost zijnde; wederom naar een minuut, verliet de pyn de dyën , en tastte de buik aan, hy gevoelde een hevige pyn in de darmen, welke tot de maag opklimmende, terftond een braking van waterig groenachtig, zuur vogt verwekt heeft, en zo fcherp , dat het 't fterkfte mynzuur in fcherpte evenaarde, maar aangezien de zieke eenHeelmeefter en Apothecar tevens was , was hy zekerlijk geen onbekwaame beoordelaar van dusdanige zaken, edoch hy heeft anderhalve pint van dit vogt overgegeven, en terftond van alle pyn verlost, heeft hy geduurende vyf uuren geflapen, cn 'er bleef niets overig van de ziekte als een dikte en tederheid der voeten , en binnen twee dagen konde hy zyne gewoone zaken waarnemen, naar een jaar, diergelyke aanval wederkeerende, en daarop een braking volgende van diergelyk fcherp vogt, wierd hy zo zeer verligt, dat hy 'sanderen daagsch heeft kunnen gaan. naar tien maanden is al het zelfde wederom gekeerd , maar hy heeft een kleine hoeveelheid fcherp zuur vogt overgegeveu, dat het agtfte gedeelte van een once beliep; nochtans met een ftondige verligting der kwalen; en hoe wel hy door het drinken van drie pinten WAter de braking rrachtede voort te zetten, ja zelfs door de vinger in de keel te fteken , volgde 'er nochtans geene de minfte braking. De haastige verligting van een zo fterk woedend voeteuvel, naar het uitjagen van een fcherp zuur vogt, door de natuurzonder eenig behulp der kunst, fchynt ten eenernaal het denkbeeld te hegunftigen, dat met de zuure fcherpte onder de oorzaken van het voeteuvel erkend. Noch- 00 Medt Obferv. and Inquiries Vol. I. pag. 41. & feq.  S.is&f. 'T VOETEUVEL.' Nochte verfcheide andere groote Geneesheeren fchynen van dit zelfde gevoelen vervreemt te zyn geweest, dus hoewel Hofman Cu) over deeze ziekte handelende, dagt dat 'er naauwlyks een zuiver en aan zich zelf over gelat e zuur in de lichamen der dieren word gevonden , verzekert hy nochtans dat fomtyds een wynfteenige fcherpte, hoe wel niet altyd, in het voeteuvel befchuldigt moet worden, ja naderhand voegd hy 'er by uit de proefondervindingen van Clopton Heivers: het is aanmerkenswaardig, dat niets de flym der gewrlgten meerder te niet doet, en ftremt, als het zuure wynfteenige zout, h: v: een zagte wynazyn, of een roodachtige witte wyn, nochte dat iet anders zo groote verandering en ftremming aan dezelve kan toebrengen, gelyk de olie van vitriool enz. en daar uitheefthy befloten, datde wynfteenachtige wynen allerbekwaamst zyn om de ziektens der gewrigten voort te brengen, maar naderhand, wanneer over het kryt en de voeteuvelige kalk zal gehandeld worden, zal noch het een en ander over deeze zaak gewaard fchouwt worden. Zwaare en overvloedige drank, vooral des nagts. Hoe zeer dat lichaam door 't onmatig en menigvuldig gebruik van zwaare drank word veranderd, is by eene andere gelegentheid §. 605. i r. gezegd geweest, maar het is ten hoogde nadelig, zo het drinken tot laat in de nagt, gelyk de Bacchus broeders gewoon zyn t voort gezet word. want de volgende dag, naar dat zy deeze roes uitgeflapen hebben, kwynen zy, de eetlust is verflagen , zy ge-, voelen een lastige dorst; maar zo zy aldus daaglyksch zwelgen kunnen zy ter naauwer nood eenige pligten van hun beroep waarnemen , ten zy zy door de aanhitzing van de wyn de kwynende krachten oprichten, en dus word eindelyk de werking van de ingewanden der eerfte koking byna geheel vernietigt, of is alleenlyk noch zeer kwynende over gebleven; waar door een daaglykfche O) Media Ration. & Syftem. Ton». IV. Part. II. p.507. &feq. Eeee 2.  588 ' T VOETEUVEL. j;.,^. fche yerteerïngloosheid, waar aan de oorfprong van het voetenvel S- 1205. te regt word tocgefchreven. deeze oorzaak van het voeteuvel zyn de dronkaarts altijd gewoon te verontfchuldigen, wanneer zy bewyzen, dat ook de geene die matiglijk leven aan dezelfde ziekte kwynen; maar ook is het zeker, dat het voeteuvel uit andere oorzaken kan fpruiten; edoch is het even zeker dat ikwaalTs P ^ h" zwe^en dikvverf de oor/prong deezer rÈlr wel7beke"d»dat v°or weinige jaaren een vermaard Pa2a2?e,esheer {w) de jachtige ontaarting der fappen voor de itoirelyke oorzaak van het voeteuvel vastgefteld heeft en Fe zegd heeft het zelve te ontftaan, het zy door al te fterk 'voedzel hetzy door de daaglijkfche drank , die dusdanige ftoffe in vrv groote hoeveelheid bevatte, dat daarom de wynen , welke een grooter hoeveelheid zuur zout, en geesten in zich houden, een voorbehoed middel zyn tegen het voeteuvel, voor zo veel zv een kracht bezitten om deeze flym te verdunnen, en dat in tegendeel andere dranken, die grooter hoeveelheid vau dusdanige tt dikke Itof 111 zich bevatten, ten hoogfte verftrekken om het voeteuvel voort te brengen, waar uit hy beiluit, dat de geene die veel bier drinken, om deeze reede meer aan het voeteuvel onderhevigzvn maar hoe wel men veel redenen tegen dit gevoelen zoude kunnen aanbrengen, heelt my goed gedagt, dat een eenige genoegzaam zoude zyn. eertyds hielden de Hollanders een matige tafef en hun gewoone drank was alleen bier, niet alleen dat dun is ' het geene zy gebruikten om de dorst te lesfchen, maar ook des avonds vermaakten zy zich naar hun daaglyksch werk met fterk en zuiver bier zelden dronken zy wyn, ja zelfs de geene, die het wel konden doen- edoch zy hadden zeer zelden het voeteuvel die dusdanige voedingswyze onderhielden; in tegendeel heb ik'ver- f N T • rr. fcliei- 00 Liger. Traité de la Goutte pag. 75, 95, &c.  'T VOETEUVEL. 539 fcheidc door deeze ziekte aangetast gezien , naar dat zy zich aan een ruimer gebruik van de wyn hebben overgegeven, en de welgeftelde zich ten eenernaal van 't gebruik van goed bier hebben onthouden, het zelve alleen aan het geroeene volk overlatende, terwyl zy zelfs vry veel wyn dronken, vooral des avonds, wanneer zy van de daaglykfche arbeid bevryd , hun in 't gezelfchap hunner vrienden vermaken, de wydberoemde Linnccus (x) , wanneer hy zag dat de Laplanders, offchoon zy dikwils te veel brandewyn dronken, nochtans nimmer van het voeteuvel gedroomt hadden; en de Zweedfche Landlieden nimmer wyn, maar alleen bier drinkende, bevrijd van het voeteuvel leven, zegd: ontftaat het voeteuvel door het gebruik van wyn alleen P dus laat het zich by die volken aanzien die met het voeteuvel gekweld zynt die de wyn voor hunnen gevoonen drank gebruiken enz.: dus zyn onze ry» ken die veel wyn drinken, voeteuvelig. daar en boven is by eene andere gelegenheid §. 12.11. gezegd geweest, dat het tarwemeel, wanneer het in water word afgewasfehen , veel fterk klevende lym agter laat, welke met het water niet kan vermengd worden; en geeft door een fcheikundig onderzoek zodanige voortbrengzels, welke men weet dat uit de dierlyke deelen door de kunst gehaald worden, de lym dierhalve, welke in hu bloed der voeteuvelige befchuldhïd word, als zynde de ftof der ziekte, zoude zeer overvloedig zyn in de tarwe, welkers gebruik zo gemeen is. de melk zelfs, welke zo menigmaal voordeel heeft gedaan in het voeteuvel, bevat een kaasachtige lymachtigheid. Te vroege en al te fterke venusoeffeningen. Het gemeen gevoelen der oude Geneesheeren fchijnt geweest te zyn , dat de liefdensoeffeningen, het zy voor de rypheid, het zy te fterk geoeffent, gelegenheid tot het voeteuvel geeft, jëtius zegd , wanneer hy de algemeene oorzaken dezer ziekte opnoemt (y): maar de aandoening word te iveeg gebragt door de byeen vergaderde on~ rypheidy en dronkenfehappen , en het onmatig gebruik der liefdens- 0(f 00 Flor. Lappon. pag. 155. Cyj Scrm. XII. Cap. ó. pag. 308. Eèee 3,  59o T VOETEUVEL. /»«/■ #*s*. ja Hippocrates fchijnt de gelubde en ouder de rype ouderdom van deeze ziekte vry gefproken" té hebben, om dat ze niet bekwaam waren tot de vemisoeffening. Sydenham (z) heeft gezegd, dat de oude heden meestal door het voeteuvel worden aangetast, offchoon het ook fomtyds de geene die in de bloem hunner jaaren zyn aangetast, namentlyk zo menigmaal zy het ongelukkig zaad der ziekte van hunne ouders hebben overgeerft of indien dit niet gefchied is, zy zich te vroegtydig aan de hefdensoeffemngen hebben overgegeven Daar en boven (a) heeft hy de liefdensoeffeningen als vvandfovoor de ouoerdom en het voeteuvel verweezen. men zie ank na het geene §. 5U. K over de nadeelen van de al te fterke hefdensoeffemngen word gevonden ; alwaar uit San&onus gewaarfchouwd wierd , dat de kokende krachten door de al te fterke hefdensoeffemng verzwakt worden;, waar uit de oorfpron-r van het voeteuvel $.586. word afgeleid, ik heb 'er verfcheide gezien, die in hunne eerfte rypheid door de al te fterke Vènuïoeffeningen begonnen hadden de krachten uitteputren, en voor hun dertigfte jaar reeds allerellendigst aan bet voeteuvel lagen byna alle gebruik van handen en voeten verloren hebbende* of fchoon zy,tut zeer gezonde ouders geboren, matig genoeovoor t overige leefden. a . B,et £cbyn} dierhalve hard, het misbruik der venusplegin» int het getal der oorzaken van het voeteuvel te ftrappen gelyk de vermaarde Schryver vastgeftelt heeft (b), aangezien hv een eenige oorzaak der ziekte, de ftymachtigheid namentlyk , heeft willen ftellen, en alle de andere wegwerpende, het is wel waar, dat in deeze ziekte fomtyds verfcheide oorzaken te zamen lopen, en dat het niet zeldzaam is, dat de geene die zich aan Venus overgeven , ook zich aan Bacchus onderwerpen ; waarom het voeteuvel, als dochter van Bacchus en Venus, van de Dichters aldus gegroet werd: 5*5 £<: Podagr. PaS- 545^ O} Ibidem pag. 590. f>) Liger. Traité de la Goutte pag. 46" & r88.  §.1255- 'T VOETEUVEL. f 5yi rê^ar^i BwyMrr.g Aucrj,U£At;'f n«S^'yp;ï, Intusfchen nochtans fchynt een iegelijk van deeze oorzaken genoegzaam overtuigd te zijn, om het voeteuvel voort te brengen, in Italiën befchuldigen de voeteuveligen de al te fterke liefdensoeffeningen, in andere landen de gulzigheid en dronkenfchap, fomtyds ook bedroeven zich verfcheide, op beide wyzen het lichaam ontzenuwt te hebben. Een groot, dik, vol lichaam. Want de geene die zich wellustig voeden, hebben gewoonlijk zodanige lichaams gefteld» heid, zo wel als de geene die zich met fterk drinken vermaken; vooral, zo zy tevens het lichaam ongeoeffent laten, wantzo lang zy het lichaam door jagen , te paard ryden , en op andere wyzen fterk beweegen, offchoon zy hunne lusten te veel toegeven, blyven noch vry gezond : maar wanneer de bezwarende ouderdom de lichaams krachten en vlugheid vermindert, en zy hunne levenswyze niet verbeterd hebben, is deeze ziekte dikwils gewoon hun aan te vallen (c). waarom ook Ccelius Aurelicmis (d) onder de oorzaken van het voeteuvel getelt heeft een fchielyk agterlaten der gewoone oefening, intusfchen hebben alle voeteuvelige, gelijk Sydenham zeer wel vermaand heeft, geen opgevult lichaam; want ook worden de magere fomtijds door de zelfde kwaal aangetast; hoe wel dit nochtans zeldzaam'is. die geene , die zich door een te vroegtydige en al te fterke liefdensoeftening het voeteuvel op den hals halen, zijn meest zeer mager en uitgeput, ja worden zelfs door de hevigheid der (O Sydenham de Podagra pag. 545. 00 De Morb» Chronic. Lib» V, Cap» I» pag. 558*  692 'T | V O E T E U V E L. §. 1255. pyn, zo een zwaar voeteuvel met langduurige aanvallen woed, dikwils geheel uitgeput. Het al te fterk gebruik van zuuren. Welke nadeelen van het al te fterk gebruik van zuurachtige wijnen te vreezen zijn, is een weinig van te voren gezegd geweest, by deeze gelegenheid was de wijdberoemde Schryver gewoon aan zyne toehoorderen te verhalen , dat een Geneesheer, ten eenernaal aan de gevoelens van van Helmont over gegeven, daaglyksch en wel in groote hoeveelheid de geest van zwavel, onderdeklok vergadert, gebruikt heeft, (want hy verhoopte van dit middel een lang en van alle befmetting bevryd leven,) en dat hy het voeteuvel heeft gekregen, waar van hy nochtans geneezen is door het langduurig gebruik van vlug alcalisch zout. Zweetende voeten, fchielyk verkoud enz. Het zal naderhand blykeu, dat buiten het gebrek der fappen in deeze ziekte ook de te groote naauwigheid en ftramheid der vaten befchuldigt word. dit is de voornaamfte oorzaak, waarom gemeene menfchen fomtyds het voeteuvel krygen; hoe wel de naauwbezetheid hun genoegzaam de matigheid aanpryst, en zy gedwongen worden door den daaglykfehen arbeid het lichaam te oeffenen, om de kost te winnen, de geene die by de Hollanders hun brood winnen met turf baggeren, zijn dikwils genootzaakt geduurende geheele dagen de voeten in het water te hebben; (het zelfde overkomt ook de Visfchers) zy wapenen de voeten wel met laerfen, nochtans kunnen zy op deeze wyze alle vochtigheid niet van zich weeren; deeze zijn dikwils gewoon de natte voeten by het vuur uit te drogen, waar door de vaste deelen ftram worden; en ten zy de laerfen met olie gefmeert wierden, zouden zy , aldus uitgedroogt, ftyf worden , en tot het gebruik onbekwaam, de Jagers, wanneer zy alle onftuimigheid derjaargetyden verachten , of genoot-  * T VOETEUVEL. 593 nootzaakt worden langen tyd op moerasfige plaatfen te blyven , met de voeten in de flyk of ftilftaande waters , brengen om de zelfde oorzaak een allerergfte gefteldheid aan de voeten toe , de banden en peezen ftram geworden zijnde, en daarom worden zy fomtyds voeteuvelig. maar 't meest van al, zo een of meer van de opgenoemde oorzaken te zamen lopen, welke de vochten een ziekelyke fcherpte en kleverigheid kunnen toebrengen. Overerving tot het latere nagedacht enz. Alle de Geneesheeren getuigen alle vry eenparig, dat 'er een overgeërft voeteuvel gevonden word, en heb verfcheide zodanige gezien, in welke op geenerlei wyze eenige andere oorzaak konde gevonden worden, behalve de overgeërfde fmet; want zy hadden matig , zuiver en gematigt geleefd; en hadden nochtans reeds een aanval der ziekte in hunne jongelingfchap gehad, onder deeze is my ook een wys man bekend, die, weetende dat in zyn eigen geflagt deeze ziekte langs verfcheide nagedachten voortgeplant was geweest s ongetrouwt is gebleven, op dat hy de beftnettelyke kwaal niet aau zyn nakomelingen zoude overzetten, wanneer van Helmont het overerflyk voeteuvel in aanmerking nam (e), heeft hygezegd : die; halve is het indrukzel van het voeteuvel in het zaad, als het eerfte leven , mei een bepaling van ftil te zyn , op dat het ftaape .tot de eerfte aanval, gelyk een zzvaluzv de geheele zvinter doet. dierhalve gevoelt de vormende kracht in het zaad noch deszelfs gebrek niet door de misdaad .van de floftelyke ongefteldheid. zvant" het indrukzel in het zaad is niet bckzvaam deszelfs voeteuvel voort te brengen, voor derzelver rypheid, zv elke rypheld van het indrukzei zich fomtyds niet dan in de kleinzoon uitfpreid. wanneer een vermaard Geneesheer wist, dat deeze ziekte in zyn geflacht overerflyk was, vreesde reeds in zyne eerfte jaaren , oplettende de la^cn van dezen verborgen vyand; nochte de uitkomst heeft hem be- 0) In Capkulo: Volupe vivenu Morbus. No. 8. pag. 313. Vierde Deel. Ffff  594- ?T VOETEUVEL. §. l255, bedrogen (ƒ)• want het voeteuvel heeft hem aangetast; maar ook tevens heeft hy met zyn voorbeeld getoond , dat men niet ten eenernaal wanhopen moet van de geneezing van het overërflvk voeteuvel, men zie na het geene over dc overërflyke ziektens S1075. 1. is gezegd geweest. Befrrjetting. Het geene in de ziektens word waargenomen, fchynt te overtuigen, dat de ziektens, die aan klaarblykelyke oorzaken hunne oorfprong verfchuldigd zyn , zodanig het menfchelijk lichaam en deszelfs fappen veranderen, dat zodanige zieke naderhand de ziekte door de befmetting voortplant, welke ziekte hy niet door de befmetting, maar door de klaarblykelyke en te gemoet komende oorzaken had gekregen: zo wel , dat de gezondfte menfchen die aan de klaarblykelyke oorzaken niet onderhevig waren, welke in de vorige zieke de ziekte hadden voortgebragt , door deeze befmetting befmet worden, dus word de o-oode loop, door klaarblykelyke oorzaken oinftaan, naderhand door de befmetting voortgezet, van te voren §. 1133. 1x34. is gezegd geweest, dat by fommige dieren de dolligbeid zonder befmetting ontflaat, en dat de ziekte nochtans, aldus ontftaan, zeer gemakkelyk door de befmetting word voortgezet, wy zullen §. 1381., alwaar over de befmetting der kinderpokjens zal worden gehandeld, hierover breder fpreeken. intusfchen fchynt het genoegzaam hier uit te blyken , dat de befmetting in het menichelyk lichaam kan geboren worden ten tyde dat de ziekte zonder befmetting ontdaan aanweezende is , en dus naderhand •andere befmet worden, het ftryd dierhalve niet tegen de gelykvormigheid, dat het zelfde in het voeteuvel kan gefchieden , vooral dewyl fommige waarnemingen dit fchynen te bevestigen. ten hond jlaapt aan de weten van een voeteuvelige : deeze, die een weinig van te voren de dood voor de pyn verkoos, lagt, htvtyd van het voeteuvel, om de hond die zich rond draait, en door zyn 00 Cofte Traité- pratique fur la Goute, Préface.  'T VOETEUVEL. 595 geblaf en gehuil, de pyn zvelke hy op zich gehaald heeft, te kennen geeft (g). Joh. Bapt. IVerloschnigg heef t ons agter gelaten Chj9 dat hy 'er twee kend, waar van de eene een paar laarfen ten gefchenk kreeg van een die het voeteuvel hadde, en de andere een paar op de oude vodden markt kogt, door de zelfde befmetting aangedaan; beide hebben de allerwreedfte pynen van het voeteuvel geleden , weinig tyds naar dat zy de laarfen hadden aangetrokken, van Helmont verhaalt (f), dat hy een adelyke vrouw kend, welke, zo dikwerf zy, naar dat de aanval van het voeteuvel opgehouden had, zich op een ft oei zette, op welke eertyds haar broeder, zelfs in een andere ftad , voeteuvelig zynde, gewoon Was te zitten, zich bedroefde, datde pyn zich terftond wederom verhefte, offchoon zy in geenerlei manieren agter denken had, dat dit de oorzaak was, waarom zy geduurende veele maandeh zonder verrigting het voeteuvel had : hy voegt 'er nochtans by, dat een andere voeteuvelige zonder nadeel de zelfde ftoel gebruikt; heeft; waar uithy befloten heeft: dat de uitzweeting van de broeder , nu reeds dood zynde, de ftoel door befmetting te recht verdagt had gemaakt , zvelke by de zuster, en by geen andere voeteuvelige, die vloeijingen anderzints zullende rusten, in lezveging bragt , door alle de klederen heen dringende. Men heeft fomtyds waargenomen, dat anderzints allergezondfte vrouwen, wanneer ze dag en nagt hunne voeteuvelige mannen oppasten , naderhand dezelfde ziekte hebben gehad , offchoon ook, veele andere die den zelfden dienst waarnamen, ongehindert zijn gebleven. Uit het gezegde fchynt men nochtans te kunnen befluiten, dat het voeteuvel, vooral wanneer het veroudert is, niet van alle ag- Qg) Kaau Perfpiratio dida Hippocrat. pag. 216". 217. Boyle de Util. Philof. Experim. pag. 291. (/O Mifcell. Curiof. Decur. 3. Ann. 9 & 10. pag. 40. (O f" Capituloj de Magnetica vulnerum curationc pag. 599. Ff ff 2  696 T VOETEUVEL. S-r^^ agterdogt der befmetting bevryd is, en dus de voorzichtigheid vereischt, dat men dezelve vermyde. I25^ T^|e tyd, ouderdom, en al het overige dat -ï-/ de plaats van oorzaak bekleed(i25-?.), als ook de verfchynzels, het begin , de voortgang, uitWerking, het einde deezer ziekte , te zamen genomen, wyzen de geneeskundige oorzaken van dit kwaad aan. 'Er zijn onderfcheide oorzaken opgenoemd geweest, doof Welke het voeteuvel word voortgebragt, maar tevens is ook gewaarfchouwt geweest, dat de ziekte altijd de zelfde is, uit wat oorzaak zy ook ontftaat. zy begint dierhalve te ontdaan uit onderfcheide oorzaken, de eigenfchap in eenig gedeelte onzer fappen ontaartende , welke op een zekere tyd groeit, en byeen gehoopt, zich openbaart omtrent de uiterftens der onderfte lidmaten, zo de ziekte regelmatig is, van welke wy voor eerst moeten handelen, om de eigenfchap van het voeteuvel des te beter te kunnen verftaan. want naderhand zullen die onregelmatige toevallen aangehaalt worden, welke gebeuren , wanneer het beloop der ziekte verfloort word , en de ter nederzetting van de ziekte ftof na de uiterfte deelen van het lichaam belet word. want wanneer iemand de eerfte aanval van het voeteuvel voorby is, welke byna gewoonlijk altijd kort is , keerd de voorgaande vlugheid in de te voren pyndoende gewrigten, en de welvarentheid vertoont zich ten eenemarl in haar geheel, maar wanneer de zelfde oorzaken voortwerken , volgt 'er een diergelyke ontaarting, welke de werkingen nochtans niet terftond verftoort, maar allengskens vergadert zijnde, op nieuw 51a dezelve plaatfen word ter nedergezet, verwekt een diergelyke pijn , en blijft, tot dat door een zagte vogtigh'eid van het pijndoende deel, dat geene uit het lichaam word verdreven , dat q[e ziekte veroorzaakt had. maar deeze ophoping der ziek-  J. 1256. 'T VOETEUVEL. 597 teltof gefchied fchielijk of langzamer, na mate de oorzaken der ziekte heviger of zwakker zijn geweest : daarom gebeurt het fomtijds, dat de zieken de eeifte aanval dor rgeitaan hebbende , wanneer zy de oorzaken der ziekte zorgvuldighjk veimyden, vry langen tijd bevrijd blyven. ik ken 'er p die geduurende twee, ja zelfs drie geheele jaaren, gezond leefden, eer dat de aanval weder kwam. maar aangezien de ziekteltof, reeds in het aangedaane deel zittende, zo verdunt word, dat het dooreen zagte uitwaasfeming uit het lichaam kan verdreven worden , is het vry waarfchijnlijk, dat een gedeelte van dezelve , in de tusfehentijd tusfchen twee aanvallen uit het lichaam word verblazen, want men neemt waar, dat de zomerwarmte voordelig is voor de geene die het voeteuvel hebben, en de koude lugt in tegendeel nadelig. Sydenham heeft opgemerkt (k), dat de geene die een veroudert voeteuvel hebben , byna geduurende een geheel jaar , door de ziekte gekwek worden, uitgezonderd twee of drie warme maanden in de zomer, hy vermaant dat de aanval geen affcheid neemt van de geene die een veroudert voeteuvel hebben , dan naar twee maanden tijds : maar van de geene die, het zy door de jaaren, het zy door dc langduurigheid der ziekte, reeds verzzuakt zyn., neemt zy niet eer afcheid, dan zvanneer zy door de reeds heftendig zynde zomer verjaagt ivord. Waarom van Helmont, dit in aanmerking nemende (/), gezegd heeft , dat het voeteuvel die oniaarting der fappen was, maar de pyn een voortbrengzel van deeze ontaarting. want in de vinger is het voeteuvel niet: maar alleenlyk het ooft of de vrugt van de zvortel. daarom ook, offchoon gy de vinger zult afgefneden hebben, daarom zult gy eventwel het voeteuvel niet hebben geneezen. en dus is, het geene dat pyn doet, en dat gezzvollen is, of* brand, het voeteuvel niet, maar zyn voortbrengzels van het zei- : ve3 . <0 De Podagra pag. 549. 551. Ql) In Capitulo: Volupe yiventium morbus pag. 313. 315» F'fff3  #t 'T VOETEUVEL. $;f*$ó> ve; want nochte de voet, door een kogel afgefchoten zynde word het voeteuvel ofdejigt weggenomen, want de geheele ffénéézïni? deezer ziekte, gelijk naderhand zal blyken, bellaar daar in, dat die ontaartmg der fappen door goed voedzel , en een heilzame hchaamsoeffemng, entevens een zorgvuldige vermyding der open bare oorzaken vermyd worde, en dar, zo 'er reeds iets heeft begonnen te ontaarten , zulks voorzienfiglijk uit het lichaam gé naald worde, eer het zelve na de gewrigten ter neder word aezet ; V\ aar uit ook word begrepen , waarom de eerfte aanval van de pijn doendeziektede zieken onverhoeds aankomt, hoewel hun genoegzaam bewust is, dat zy groove fouten in de voedin^wvbe8'aan hebben; het geen Lucianus na het leven befchriifr fw) ter plaatfe waar hy verhaalt wat Ocypus , wanneer hy het voeteuvel had, overkomen was; die, de ziekte willende verbloemen , hartnekkig ftaande hield , dat dc pijn aan de voet door 't worftelen, loopen of flaan, ontftaan was. edoch de oude m*n die voor zijn opvoeding gezorgt heeft, waarfchouwt de Geneesheer. Mendacla tthl dlcla, quaeque dicla funt. Nee enim lucJamve feu curfum, quod tndlcat, Exercens iclus eft: at hoe mihi credito: Probe quidem valcns primo venit domum, Bene tam faturatus, affatlm potus, mifer In leSlulo jacens fomnum folus capit. Turn no&e,fomno excuflfus, exclamat fubilot i i Divinitus velut iclus: & cuncli timent: Dixit- («0 hi Tragopod. Tom. Hf. pag. 670."  p%ii5@,i257> 'T VOETEUVEL 550 Dixitque, vae mihi f unde tanta vis mali! Deusne quis pedem tenens extra rapis , &c, Sed quae modo dicebat, finxit omnia, Dam dira mor bi di/fmulat myfterla. Maar wanneer de ziekte door herhaalde aanvallen verzwaard, als dan neemt men fommige zaken in het lichaam waar, waar uit de Geneesheeren , ja ook dikwils zelfs de zieken , door hunne eigene ellende geleerd , weten te voorzeggen , dat de ziekteftof reeds vergadert is, en dus gefteld word, dat zy in 't kort in de gewrigten nederploft. maar over deeze tekenen zal in het volgende Hoofddeel gefproken worden. <$. iZj7- \¥7"ant voor deszelfs herhaalde, lang verV y borgc blyvende, in een noch niet voortbrengend zaad, gaat de raauwigheid, oprusping, zwaarte, windachtige vadzigheid, beflote lyf', kleine koorts, tegengehoude gewoonlyk zweet der voeten , aderfpatten derzelye, het jaargetyde , de verandering van de lucht vooraf v Wanneer van Helmont in aanmerking nam tV), dat het voeteuvel, het zy het zelve door het zaad der ouders op de nakomelingen daalt, het zy het zelve door een dwaling in de levcnszvyze gekregen word, van een en het zelve foort zvas, met alle eigenfehappen die het zelve verzeld, verwonderde hy zich voornamentlyk , dat het indrukzel van het voeteuvel in het zaad is, : . zo 00 In Capitulo: Vclupe viventium morbus pag. 313.  óoo T VOETEUVEL. $. 1257. zo veel als het eerfte leven, met bepaling van ftil te zyn , op dat het jlaape tot aan de eerfte aanval, gelyk een zzvaluiv dm geheele zvinter doet. en dus dat het geene, dat het voeteuvel 1 a veele jaaren voortbragt, langen tijd in het lichaam verborgi n was, zonder zich door eenige tekenen te kennen te geven, het zaad van het voeteuvel was aanwezende, maar fchoot nog niet. iet diergelyk gebeurt op den tyd welke tusfchen twee aanvallen en forntijds vry lang is: als dan vaaren zy redelyk wel, tot dat dat ongelukkig zaad eindelijk begint te fchieten, en met een nieuwtn aanval dreigt, maar op dien tyd zvorden de voeteuvelige (0) het eerst omtrent'de borstingezvanden ontroert, en zy gevoelen zo zoel dc mzoendige veranderingen van de drank en fpys, als 't uitwendige der lucht; ja zelfs voorzeggen zy dezelve dikzuils. zvaarom zy eerst eenige koorts bewegingen gevoelen enz. en elders zegt hy (p) '• want tot noch toe het oude voeteuvel noch niet met het pit uitgeroeit zynde, barst uit de bccj'emhollen van de inwendige levensgeest , zvaarin het verzegelt is ; zelfs voor deszelfs aanval doet het de plaat/en omtrent het borstbeen aan, en daar door verkracht het de gefteldheid van het geheel, en ontroert hetzelve: zuelk aankomend voeteuvel meestal te kennen word gegeven door eenig vooraf gaand koortsjc. op andere plaatfen verhaalt hy veele zaken aau deeze gelyk. Maar nimmer word de ziekte naauwkeuriger befchreven, dan van de Geneesheeren, die dezelve hebben gehad. Sydenham (q) geduurende veele jaaren voeteuvelig zynde, en alleraandagtigst in 't beloop der ziektens op te merken, bekend wel, dat de aanval onverhoeds aan komt , dan wel dat de zieke geduurende eenige weeken een kwaade koking der maag en verteeringloos- held (0) Ibidem pag. 315. Cp) In Capitulo: In verbis, herbis & lapidibus &c, pag. 465. j (jf) De Podagra pag. 546.  'T VOETEUVEL. 601 beid gehad heeft; ah ook gelyk een winderige opzwelling en zwaarte van het lichaam, welke daaglyks toeneemt, tót dat de aanval eindelyk uitbarst; welke weinige dagen door een vadzigheid voorgegaan voord, en als door een nederdaling der winden langs de dyen, met een kramptrekkende aandoening ; dan ook daags voor de aanval een fterker eetlust, maar nochtans niet natuur lyk. Diergelyk word by een ander Schryver gelezen (r), die het voeteuvel by overerving heeft gehad, cn hy heeft waargenomen, dat de traanen overvloedig, tegen wil, fcherp, vloeijen, wanneer de aanval aanitaande is; gelyk ook, dat de pis geduurende verfcheide dagen bleek of ook troebelagtig is, byna gelyk limonade, tevens vermaant hy , dat de aanval zo veel heviger zal zyn, hoe deeze tekenen langer voor afgegaan zyn, en dat de ziekte fehielyker verligt word, zo de pis veel geeï of rood grondzetfel heeft. Edoch het beloop deezer ziekte fchynt altyd onveranderttezyn geweest; want men leest de meeste tekenen reeds by Ccelius Aurelianus (s): de geene die doer de pyn in de gewrichten lyden volgt een vadzigheid, en mierkruiping van die gewrichten, die men aanraakt, en een moeilyke buiging, en wederom een uitrekking: zo ook een zwaarwichtigheid en vermaak in de ledigheid, en een groote moeite tot de minfle beweging, en by de flapende een zeker gevoel van weerklank der £ ewrichten, en wanneer zy uit de flaap ontwaken, worden zy als door een opfpringen der zelf de deelen aangedaan : zo ook volgt 'er een fchrik, of rilling, en beving der dec len zonder eenige rede. daar naar zvanneer de pyn zich heeft begonnen te verheffen, by de voeteuvelige een pyn in de eene voet enz. hy maakt wel geen gewag van een kwade koking in de eerfte wegen ; CO La Cofte Traite pratique fur la Goutte pag. 58. &C (O Morbor. Chronicor. Lib. V. Cap. 2. pag. 558. Vierde Deel. Gggg  6oi *T VOETEUVEL. gen, en van cpruspmgen; maar deeze gaan fomtyds deaanvaNe duurer.de eenige weeken voor af, gelyk Sydenham ^ewanrkhouwt heeft, en Aurehanus fchynt de tekenen der ziekte welke nu on't punt ftaat van aan te vallen, aan tfl tekenen. Tegengehoude gewoonlyk zweet der voeten. De voeten van gezonde rneulchen zweeten dikwils, en vooral word een fterk riekend dik zweet tusfchen de toonen waargenomen welk by een vergadert zynde verdikte vuiligheden van een kwaad'e reuk agter laat, vooral by die, die weinig zorg dragen het lichaam te reinigen, verjcheide voeteuvelige weeten het te voorzeggen , wan., neer de aanval aanftaande is, uit de verandering van het:uitwerpzei tusfchen de voeten ontftaande (t). ook getuigt Hofman Cu) dat hy dikwils waargenomen heeft, dat de onderschepping van hel gewoone zweet, en het gebrek van deaanmerklykeuitwaasfeming, welke uit het bezien der hembden gekend word, als ook van de uitwerp fels tusfchen de toonen, een aanftaande aanval aanduid in tegendeel neemt de pyn af met de vogtigheid der voeten en eindigt door de uitwaasfeming, gelyk naderhand 1 1261. zal crezegt worden, want de vaten toegetrokken zynde, word het geene uitgeworpen moet worden tegen gehouden, en dezelve op nieuw flap geworden zynde, gaat dat geene uit, dat tot nog toe wederhouden was geweest. .. Aderlpatten derzelve. Alle oorzaak , welke een beletfel ftelt aan het aderlyk bloed na het hart wedervloeijende, brengt een grooter uitzetting der aders door het vergaderde bloed te Weeg; daarom worden de aders in de zwangere vrouwen in de beenen zo dikwils fpattig, wanneer de uitgefpanne lyfmoeder de pnderbuiksaderen drukt, en ten zy dezelve door een zagte drukking CO Helmont. in Capitulo: volupe viventiummorbusNo-10. pag 514. 00 Medic. Raiion. Syftem.Tom. IV. Part. II. Seft. II. Cap. II p. 515.  §. t&m 'T VOETEUVEL. 603 Icing met windzels gevestigt worden, blyven zy naderhand dikwils geduurende het geheele leven boven mate uitgezet, het zelfde gebeurt ook dikwils by de wevers en anderehandwerkslieden, die de o-eheele dag de beenen hangende hebben, terwyl zy nochtans geen gebruik kunnen maken van de fterke fpierlyke beweging der onderfte deelen; gelyk ook by die, welkers ftaat vereischt, dat zy daaglyks langen tyd regt opftaan; want alsdan kunnen de aderlyke vogten zeer moeilyk tegen de poging der •zwaarte opklimmen; daarom hebben dusdanige, vooral wanneer de jaaren hun beginnen te bezwaaren, gezwollen voeten en fpattige aders, het is wel waar, dat 'er talryke kleppen in de aders der onderfte lidmaaten zyn, welke beletten , dat de geheele colom van bloed in de aders het onderfte gedeelte van het vat niet en drukke; maar nochtans word 'er een genoegzaame kracht van het opklimmende bloed vereischt, om de te famen flaandekleppen op teligten, welke ontbrekende, vergadert zich tusfchen twee kleppen een agtervolging van bloed, zet de ader uit, en de fpatten worden knoopagtig. Maar dewyl de isdrang van het flagaderlyk bloed het bloed in de aders beweegt, dat uit de flagader is gejaagt,.en het uit de droogheid van de voeten nauwlyks meer uitwaasfemende blykt, dat de beweging van het flagaderlyk vogt vermindert is, volgt'er nootzaaklyk, dat ook de beweging van het aderlyk bloed moet vertraagt worden, en dus de aders moeten opzwellen, hier by komt/dat de fpierlyke beweging by de geene die het voeteuvel hebben zwak is, vooral wanneer zy deeze ziekte zo lang gehad hebben : want het is bekend, dat de fpieren overal tegen de aders aanleggen, daar de flagaders dieper leggen , namentlijk opdat de aders door de gezwolle fpieren wanneer dezelve werken,gedrukt worden , en dus de beweging van het aderlijk bloed vermeerdert worde, waar door het ook gebeurt, dat de geene, die in'tfterkfte van hunne jaaren zijn, nochte door de herhaalde aanvallen de Gggg 2 vlug-  6o4 4T VOETEUVEL. §. I257. vlugheid der voeten verboren hebben, de aders veel minder uitgezet hebben, maar ten tyde der aanval, wanneer de hevige pijn een volftrekte rust gebied, zwellen de aders. Daar uit fchynt ook de rede verftaan te worden, waarom de oude Geneesheeren de aderlating geboden hebben, want zy zagen dat de aders gezwollen waren, wanneer de zieken over een brandende hitte klaagden; vooral zo het aangedaane deel tevens rood was. Aëtius getuigt dit gedaan te hebben (w): dat zo de rechter hand door de pyn aangetast word, openen wy een ader in het rechter heen, omtrent de enkels, of 'de kniefchyf, of de bal van de voet: maar naar de aderlating, zo de pynen nog voort duur en, en de het aangedaane deel fterk gefpannen is,, heb ik dikwils een mensch verlost door een aderlating op het ontftoke been zelve, en veel bloed af te tappen, edoch over de genezing van het voeteuvel door de aderlating zal §. 1270. gefproken worden. Edoch aangezien zy de aders zo zeer gezwollen zagen,, en de ■omloop van het bloed niet en kenden, fchynen zy in de verbeelding geweest te zijn, dat langs de aders dat geene in het aangedaane deel vloeide, dat da ziekte veroorzaakte; en daarom hebben zy aangeraden, dat de aders uitgefneden zouden worden, en aldus de toevloed van het ziekelyke vogt onderfchept. dus heeft Rufus^ (x) het der moeite waardig geoordeelt ook andere hulpwyzen uit te denken in de genezing van deeze moeilyke ziekte; en hy raad het volgende aan : zö iemand dierhalve de aders gelyk in de aderfpatten uitfnyd, kan de menigte van bloed geen ontfteking meer veroorzaaken, gelyk zy te voren gewoon is geweest, en dit zal voornamentlyk voordelig zyn in het bloed voeteuvel, wy weeten hedendaags, dat niets langs de aders in de deelen vloeit, maar dat 00 Sermon. XII. Cap. 23. pag. 316. ÖO Ibidem Cap, 24,  §.1257. 'T VOETEUVEL. 605 dat langs dezelve de vogten wederkeeren na het hart. maar dewijl de Hoffelijke oorzaak van het voeteuvel niet in de voet word geboren, maar van elders komende in de voet ter neder word gezet, en zo die ter nederzetting belet word, na andere plaatfen word verfpreid , zal niemand zekerlijk deeze wrede verrigting aanprijzen (j), welke nochtans-kloekmoedig doorgedaan heeft, die geene, die, wanneer hy de aderfpatten liet uitfnyden , niet na liet met lezen in een hoek voort te gaan (z). nochtans heeft C. Marius, in beide de beenen aderfpatten hebbende , dezelve door een Geneesheer laaten mijden ; maar naar dat de fnijding van het eene been volbragt was zonder dat hij een enkele zugt hadde gelaaten , ja zelfs de wenkbrauw niet eens vertrokken : niet willen toelaaten dat men het ander zoude fnijden ; zeggende dat het geneesmiddel die pijn niet waardig was (0). Het jaargetyde , de verandering van de lucht. Van te voren 1 1254. is gezegt geweest, dat het voeteuvel meest in de lente en de herfst gewoon is weder te keeren. maar ter dezer tijd ontftaan 'er gewoonlijk groote en haastige veranderingen in het jaargetijde, intusfchen fchijnt deeze tijd niet zeer \ beperkt te zijn: want Sydenham \Ji), die deeze ziekte met zo veel vlijt heeft waargenomen , zegt, wanneer hij het regeimatig voeteuvel befchrijft , dat de ziekte op 't einde van Jauuarius of in 't begin van Februarius , haastiglijk overvalt, een ander Geneesheer (O bekend wel dat de aanval van het voeteuvel meestentijds in de winter of lente verwekt word, zo nochtans dat hij in zich zelve en duizende andere de pijnen zich in alle jaargetijde heeft zien vernieuwen, welke bij fommige altijd naar drie maan<* 00 Vide Celfum Lib. VII. Cap. 31. pag. 495. 00 Senec. Epift. 78. pag. 532. fV) Plutarch. Apothegm. Tom. II. pag. 202. (O De Podagra pag. 546". 1 CO Cofte Traite Pratique fur la Goutte pag. 5^ Gggg 3  6o6 'T VOETEU VE L. 5,^, ï2J?i maanden tijds weder kwamen, ja hij kende fommige, die midden m de zomer wierden aangetast, en ter nauwer nood voor de herfst verlost; hetgeen misfchien zeldzaam gebeurt; dewijl devoeteuvehge zich meestentijds beter in de zomer bevinden; gelijk Caluis Aurelianus ook fchynt waargenomen te hebben Cd\- want men vind aldus by htm: fchynt ook op onzekere tyden gebot en te worden^ ah ook kwader te zvorden, gelyk eerst in de lente, ten tweede tn de herfst, ten derde in de winter, maar moeilvk in de zomer, tevens moet men aanmerken, dat zich ook op een andere tyd van het jaar by een onverwagtige aanval kunnen voegen het g..ene in het volgende hoofddeel opgenoemt word. y. 1258. 4 He gebrek in de zes niet natuurlyke din, ., « pn toegelaaten, waar uit de rauwig¬ heid ontltaat, verhaast en tast de niet verwagtende zynde aan; daarom zyn de onmatige liefdensoefïèning; h-t nagtbraken , de brasferyen ; het eeten van aspergiën , ipek, en diergelyke; vermoeitheid; zielstochten; eenireneeszinvermg alleen door de afgang; een vocJitige, koude, itormachtige lucht; zo vyandig aan het voeteuvel. Van te voren §. 1255; is gezegt geweest, dat de gebreken in de voedingswyze onder de oorzaaken van het voeteuvel te ren getelt worden: tevens heeft het gebleken , dat de ziekteftof in dte tusfchentyd tusfchen de aanvallen zich vergadert, welke indegewrigten zal uitbarsten; en dus is het geen wonder, zo een gebrek in het gebruik der zes niet natuurlyke zaken toegelaaten zynde, de rauwigheid vermeerdert word, en ook de aanval word verhaast, want gelyk Aretaus (_e) gewaarfchouwt heeft: zo zy liet Cd) Morb. Chrort. Lib. V. Cap. 2* pag. 558. CO Dc Cauf. & Sign. Morb. Dinturn. Lib. % Cap. 12. pag. 67.  5.1253. 'T VOETEUVEL. 6c7 liet gevaar zyn ontkomen, als uil de onderaardfche plaatfen weder gekeerd, nemen zy een vry er levenswyze aan enz.: da aam geven zy zich alles toe in. het tegenwoo; dig laven , als nogmaals zullende fterven. ja zy laggen den Geneesheeren gewoonlyk hartelyk uit, wanneer zy hun een levenswyze willen voorfchryven. een voeteuvelige wierd van de Geneesheer gewaarfchouwt (ƒ), zich van vleesch dat gezouten en gerookt was te onthouden: edoch hy heeft niet willen gehoorzamen, zeggende, dat hy een overgroote verligting van gemoed verhoopte , zo hy midden onder de pynen van het voeteuvel deeze fpyzen konde befchuldigen en verwenfehen. waarom Galenus ook (g) de genezing der ziekte by deeze verhoopte , die naderhand matiglyk wilden leven, zvant de onmatige en zvyn drinkers , en aan het fokken en zwelgen gezvoon , zult gy geen groote hulp toebrengen , nochte door buikzuivering , nochte door de aderlating ; zvant door de onmatigheid van 't leven, vergadert zich zeer fchielyk een menigte van rauzve vochten, maar men móet deeze zelfs niet eens onder handen neemen. . Daar en boven brengt alle haastige verandering in de levenswyze, zelfs ten goede, dikwils de aanval toe. want Sydenham waarfchouwt (/O, dat het nadelig is, zo de geene die veel eeten en onmatiglyk geestachtige dranken gebruiken, zich eensklaps naderhand aan de dunne en verkoelende dranken overgeven, want daar door word het lichaam fchielyk verandert, en zo de voeteuvelige ftof aanwezende is, als dan volgt gewoonlyk in korten tyd de aanval, verfcheide voeteuvelige hebben een vry goede eetlust , wanneer zy van de pyn bevryd zyn , maar walgen dikwils van alle fpyzen, wanneer zy pyn lyden. by fommige gaat voor de aankomende aanval gewoonlyk de walging voor af. zei- Cf) Eflays de Montagne Tom. I. pag. 18. ■ Cg) De Curandi Ratione per Vente Sed. Cap» 7» Charter. Tom. X. pag. 4.36. (A) De Podagra pag. 545.  6o3 'T VOETEUVEL. j.Iatf8. zelde gaat een zwaare eetlust met de pyn der gewrigten wrzeld • welke de vermaarde Hahn in een zeer uitmuntende voeteuvelige zo fcherp heeft waargenomen (O, dat de zieke, ten zy de diemtboden, op het eerfte geroep om fpyzen terftond toeliepen en fpyzen aanbrachten, terftond door een alleronaangenaamfte braking wierd aangetast, de kramptrekking de keel zo lang kwellende, tot dat de maag door de honger getergt de flym en gal met geweld opruspte. Men neemt zcf dikwerf waar, dat de voeteuvelige door een wrede aangetast worden, naar dat zy hunne lusten toegevende veel gedronken hebben; vooral zo zy, gelyk als dan gewoonlyk gelchied, laat in de nacht met brasfen aangehouden' hebben Gcyptis braaf geè'eten en fterk gedronken hebbende, legt te bedde, word onverwagt door het voeteuvel aangetast (k). Onmatige liefdensoeffening. Van deeze is S. '12^ ge. fproken geweest, intusfchen neemtmen waar, dat verfcheide voet, euvehge driftiger tot de liefdensoeffening zyn, wanneer de aanval aanftaande is. Nagtbraken enz. Hoe zeer dit het voeteuvel in de hand werkt is van gelyken (j. 1255. gezegt geweest, ik ken een uitftekende fterrekundige, die de ziekte by overerving had, en die altyd matiglyk en zuiver geleeft had, dewelke de aanval verhaast heeft, wanneer hij langen tijd agter een bezig was om een moeihjke vraag op te losfen. want bij deeze was het voeteuvel vrij regelmatig , hem twee maal 'sjaars op een bepaalde tijd aanvallende. Het eeten van aspergien, fpek, en diergelyke. De ar- 1 pergien, een zo aangenaame tafel geregt in de lente, hebben dit bijzonder, dat zij zelfs in een kleine hoeveelheid geproeft binnen weinige mmuuten de pis een bijzondere en als ftinkende reuk aar- zet- 0') Hiftor. Podagr. EminehtiiT. &c, pag. 4. (O Lucian. Tom. III. pag. 670.  $.1258. 'T VOETEUVEL. ecg zetten; waarom van Helmont (l) gezegt heeft: de aspergie riekt aldus in de pis, tot zo verre eenige aangebore flank dezelve verhaast uit te werpen, maar die reuk die men in de pis naar het eetên van aspergien ontwaar word, is ten eenernaal van de eige reuk van de aspergien onderfcheiden, zowelvan.de rauwe als gekookte; het geene voornamentlyk daarom verdient aangetekent te worden, om dat de look b: v: de pis haare eige reuk aanzet, waar uit het klaar is, dat de pis door de aspergien word verandert, en wel in zeer korten tyd; daar uit blykt de zeer doordringende kracht van de aspergien; en daarom fchynen de wortelen van deeze plant onder het getal van de vyf openende wortels in dé winkels opgenoemt te worden, het is zeker, dat gezonde menfchen ook zonder eenig nadeel veel aspergien eeten. by fommige voeteuvelige is nochtans waargenomen geweest, dat een ruim gebruik derzelve de aanval verhaast heeft, of zy door haar doordringende kracht de tot nog toe ftil zittende ziekteftof beweegt en inwerking brengt? ten minfte Trallianus (/») heeft de kool, kersfe, raket, parel, ajuin, als nadelig in deeze ziekte veroordeelt, maar deeze geven aan de pis een vreemde reuk. van gelyken heefc hy alle vet verboden, om dat uit het zelve zeer gemakkelyk een rauwigheid ontftaat, en niet dan door fterke en door zwaaren arbeid zich oeffenende lichaamen wel verteert kan worden, zo het in «roote hoeveelheid word gebruikt; maar vooral het fpek;over het3 nadeel van deeze alle is van te voren $. 196. in de genezing der wonden gefproken geweest. Vermoeitheid. Te voren alwaar §. 586. over de oorzaaken van de koorts wierd gehandelt, heeft het gebleken, dat door de enkele hevige lichaamsbewegingen allerfcherpfte koortfen kunnen ont> (O In Capitulo Adhus praclufus &c. No. 12. pag. 440"» Qo) Lib. XI. Cap. i. pag. 604. Vierde Deel. Hhhk  610 'T VOETEUVEL. ontftoken worden, voornamentlyk by die geene, dieaandeflerke lichaamsbewegingen niet gewoon zyn. waar uit blykt, dat de beweging der omloop door de lichaamsbeweging verhaast zynde alles bewogen word; em dus ook de ziekteftof; wanneertevênsdo voeten door een al te groote vermoeitheid pyn doende, uitwee ken, dat de verplaatfing na de onderfte lidniaaten ligtelyker ge. fchied. om deeze lede prent Sydenham. (n), die de voeteuveleeen daaglykfche oeffening ten hoogfte aanbevool, zorgvuldig in : maar deeze oefening moet niet hevig zyn- edoch zodanige ah aan oude heden toekomt, die meer gezvoone voorwerpen van het voeteuvel zyn. want de meer dan gewoonlyke fterke lichaamsbewe* ging verfpreid de geesten te veel, en kwetst vervolgens de kokingen; daar een gematigde en voortduwende oeffening dezelve vestigt. Zielstochten. De voeteuvelige worden zo ligt toornig dat Sydenham (o) niet heeft getwyffelt te zeggen van deeze zie'kte • want alle aanval kan niet met meer regt een aanval van het voeteuvel dan wel van de gramfchap gezegt worden, ik heblangen tyd' met een zeer geleerd man van een zagte en allervreedzaamfte inJorst vnendfehap, gehouden, die uit eigene ondervinding geleerd had', dat de aanval aanftaande was , wanneer hy gemeenlyk om alle beuzelary gram wierd. Sydenham (p) heeft waargenomen dat de voeteuvelige niet alleen aan de gramfchap, maar ook aan andere gemoedsaandoeningen, de vrees, kommer, en andere van dit foort onderhevig zyn; en dat de kalmte in 't gemoed niet weder komt, dan naar het eindigen der aanvah edoch hoe zwaare ontroeringen de zielstogten kunnen verwekken, is by een andere gelegentheid in de befchryving. der koortfen gezegt geweest, gelyk 00 De Podagra pag. 589». 00. Ibidem pag. 555* (&) Ibidem,  $.ia$8. •t voeteuvel: 6n lyk ook in bet hoofddeel van de ziektens die uit eene al te fterke beweging der omloop ontftaan. JEgineta (q) heeft fraai aangetekend dat by de voeteuvelige voor af een tot nog toe rustende ftof voor af beftaat, welke door de voorttrekkende oorzaak in beweging word gebragt; en dus kunnen de gemoedsbewegingen, die op zo wonderbaare wyzen het geheele lichaam kunnen ontrusten, als voorttrekkende oorzaaken aangemerkt worden, maar ook fchryft Mgineta aan dezelve andere nadeelen in deeze ziekte toe, zeggende': maar de droef heden, zorgen, en andere gemoedsaandoeningen, verontrusten niet alleen, maar zy brengen ook fomtyds de kwaadfappigheid voort, het zy als eerst lydende, of toevallig, en dus zullen de hevige gemoedsaandoeningen de plaats van voor af gaande of voorbereidende oorzaak , zo wel als van voorttrekkende, of opwekkende kunnen bekleden. Maar ten zy het uit zeer talryke waarnemingen bleek, dat 'er in het menfchelyk lichaam door onverhoedfe en fterke gemoedsaandoeningen ongelooflyke veranderingen kunnen ontftaan , zoude men nauwlyks geloof geven aan de geene, die getuigen, dat het voeteuvel door dezelve is genezen geweest, dus leest men (r) van een man die aan het voeteuvel lag, dewelke zich by veele hatelyk gemaakt had door zyne groote kwaadfprekenrheid, welke een man in de gedaante van een fpook ten tyde der aanval uit het bedde fcheurt, op zyn rug neemt, dus beladen de trappen afklimpt, de zeer doende voeten van de zieke geduurig tegen de trappen ftoot, en door geene jammeringen van de ellendige op de plaats ter neder zet: de voeteuvelige, die van te voren niet op zyn voeten konde ftaan, vlugt weg, klimt vlug de trappen op, en vervult de geheele buurt door zyn gefchreeuw uit hetvengfter, de man is herfteld, en is naderhand nimmer wederom door het voeteuvel aangetast geweest, men leid een veerügjaarige voeteu, veliee na de ftrafplaats om onthoofd te worden: onverhoopt word 6 hem, Cf) Lib. III. Cap. 78. pag. 57. (f) Hildan. oper. omn. pag. 993. Hhhn z  m 'T VOETEUVEL; §.l25d, hem het leven gefchonken, waar door hy zodanig aangedaan is geweest, dat die zieltogende byna het gebruik van alle zv ie Ie! dematen miste, zich terftond met een lujtige en vlugge beu Zin» ZT-T? hCeft buC,geVen' en ^ vlefe jaaren daar LK n deeze ziekte bevryü is blyven leven (s). dit geval in de openbare verhandelingen aangehaald, fchijnt alle geloof te verdienen Len geneeszuivering alleen door de afran? Wat men van t gebruik der buikzuiverende middelen irf de genezing van het voeteuvel moet gevoelen , zal naderhand §. tan lezen worden, hier word alleenlijk gehandelt over de buikzuivfrende middelen , als verdagtzynde, dat zij de aanval van het voeteuvel nog fhl zynde, vernieuwen, veele Geneesheeren zijn van ^voelen geweest, dat een gedeelte van de ziektefbof, welke een weimg daar naar in de gewrigten zich ter neder moet zetten, door buikzuiverende middelen weg genomen kan worden, zo dat 'er een zagter aanval op volgt; vooral, dewijl de ziekte dikwilsdoor de misdagen m de voedingswijze, welke oorzaak van de raiwig- " he d is, verergert heeft tot een algemeene vaste flelre- gel aan de jonge Geneesheeren aanbevolen W, dat de pynen altyd zagter worden, ofwat plaats zy ook zyn% zo de eerfte wegen eerst van hunne vuihgheaen voor >t gebruik van andere geneesmiddelen, gezuivertzyn. ja hij getuigt, dat hij in zich zelve terflond van t begin der pyn met zeer veel vrugt de krachtdadigheid van de bmkzuivermg: edoch dit heeft hy eerder gedaan uit inzigt om de eerde wegen van de drek te verlosfen, als ook van de in de twaalf ymgenge darm, en in de geheele overige darm•buis vergaderde kwade lappen; maar vooral pryst hy tot dit ge-bruik verzagtende klydeeren , rhabarber, Wanna Vroom van wynfteen ; welke geen groote ontroeringen in het lichaam vei- wek« fs) Ibidem pag. 59. CO Med. Rat. & Syilem. Tom. IV. Part. II. Se& II. Cap. II. pag. §29>  $. m% T VOETEUVEL. 0*13 wekken. Sydenham nochtans van een groot gezag zekerlyk in deeze ziekte, zegt", dat hy verzekert is, dat alle buikzuivering, zo wel door veizagtende, als door fterker middelen, nadelig zyn, het zy dezelve ten tyde der aanval, het zy dezelve op de tusfehentyd tusfchen de twee aanvallen, ingenomen worden, want hy zegt: zvant ik heb het zo ivel by eige ondervinding,. als door die van andere, dat de buikzuivering, op welke ook van deeze tyden gebruikt, zo weinig aan de verzvagting beantzvoord. heeft, dat de kwaal, zvelke zy had moeten af keeren en ver dryven x de zieke aanviel. .Naderhand nochtans, wanneer hy bloed waterde, door dien hy de deen in de nieren had, heeft hy met zeer groote verligting de manna gebruikt; de avond een opiaat gebruikende, om de verftoringen door de buikzuivering verwekt te bedwingen, enhy dus de wederkomst van het voeteuvel zoude voorkomen (w). maar hy bekend, dat deeze geneeswyze voor hem van een gelukkig gevolg is geweest; en dus heeft hy vast gefteld, dat men op zodanige wyze wel buikzuiverende middelen kan toedienen aan de geene die het voeteuvel hebben, indien dusdanig toeval het verachte; intusfchen blyft hy nochtans in het zelfde denkbeeld, dat de buikzuiverende middelen de voeteuvelige niet voordelig zyn. waarom het voet euvel by Luclanus („v) de voeteuvelige waarfchouwt, dat het gramftoriger op die geene woed, die het heilig buikzuiverend middel gebruiken ; namentlyk het heilig bitter; dat byna geheel uit aloë beftaat. Vochtige, koude- Wormachtige lucht. De aanval van' het voeteuvel vernieuwt zich meestentyds in de lente en herfst, wanneer de allergrootfte lugtveranderingen ontftaan. de voeteuvelige krygen verligting door een lauwe lugt; waaromzy gewoon zyn de pyn doende lidmaten zorgvuldiglyk te dekken, ja men leest (y); .dat 00 De Podagra pag. 561. (mO De Miltu fanguinis pag. 704. 00 Tom. HL pag. 655. 00 Hcfcfisu verhandeling van het Podagra pag. 26?» Hhhh 3  6-14 'T VOETEUVEL. 5.1258. dat een man, die op zyn een-en-dertigfte jaar allerellendigst aan het voeteuvel had gelegen, en byna alle gebruik van handen en voeten had verloren, na de oostindiën is gevaren, om aldaar een verheve plaats te bekleden; naar drie jaaren in het Vaderland weder gekeerd, door de warmte van de lugt alleen zonder eenig ander geneesmiddel, volkomen genezen, heeft hy van het voeteuvel voortaan bevryd geleeft. de vermaarde Hahn heeft in tegendeel waargenomen (V), dat de noorde wind de ziekte heeft uitgelokt, even eens als de aanblazing van een boller wind dezelve heeft ver zagt. Maar aangezien uit de zelfde ongefteldheid van lugt dikwerviVe zinkens gewoon zyn te ontftaan , heeft hy waargenomen, dat het byna aan alle voeteuvelige gemeenzaam is een zekere afwisfehng van zinkens en koortfen te hebben, want offchoon men het daar voor houd, dat de voeteuvelige van de algemeen heerfchende ziektens beyryd zyn, nochtans zyn zy meer onderhevig aan dc algemeenheerfching der zinkens; ja zelfs by zeer veele zyn zyde oorzaak dat de ziekte zich wederom verheft, fommige hebben ook by tusjchenpozen zinkens of pyn in de gewrigten (a\ waarom hy gelooft heeft, dat het fcherpe voeteuvelige in de zinkingagtiae flijm ichuilt, en aldus te gelijk met de zinkens uit het lichaam gejaagt word, of anderzints het voeteuvel verwekt, wanneer in 't begin der zinking een dun vogt uit de neus drupt, worden de vleugels van de neus en de bovenfte lip dikwils ontftoken, en bijna uitgeknaagt; zo het langs de-lip in de mond loopt, heeft het een zoute fmaak: dat zinkmgagtige vogt uit de neus vloeijende, dooreen vergrootglas onderzogt, vettoont zich vol zoutagtige puntjens (b). zo de uitvloeijing van die fcherpe zinkingftof onvoorzigtiglyk belet word, volgen 'er fomtijds allerergfte kwalen op.'dus heeft milifius waargenomen (c), dat een zinking fchielijk door de CO Hiftor. Podagr. EminentiiT. &c. pag. 13. (a) Ibidem pag. 2r. CO Haarlemfche Maatfchappy Tom. II. pag, 101. ih notis* ' CO Pathok Cereb. pag. 124.  $.1258.1250- 'T VOETEUVEL. 61$ de rook Van barnfteen opgedroogt, allerergfte ftuipen heeft verwekt, maar naderhand 5. 1273. zal blyken, dat de ftof van het voeteuvel, ten zy na de gewoone plaatfen afgezet, vreeslyke kwalen voortbrengt. §• I2j5* ir\Q plaats welke het regelmatig voeteuvel \ J het eerst aantast, is altyd de voet; en die deelen deszelfs voornamentlyk, door welke het voeteuvelig vocht zeer moeilyk doorgaat; gelyk de beenvliezen , peezen, zenuwen, vliezen, banden; welke het. verst van het hart zyn gelegen, en 't meest gedrukt.. Hoewel, gelijk van te voren is gezegt geweest, de ziekte een andere naam verkrijgt, na mate de onderfcheide deelen welke de ziekteftof bezet, nochtans dewijl zij altijd van de voeten af begint, zo zij regelmatig is, word zij van een iegelijk voeteuvel genoemt; offchoon zij naderhand:, gelijk in het volgende hoofddeel zal gezegd worden verfcheide andere lichaamsdeelen aantast. Lucianus (d) , die de ellendige Podagristen hartelijk uitgelaggen heeft, maar tevens de ziekte na 't leven befchreven heeft, brengt het voeteuvel, op 't oogenblik dat het zich be*taad om Ocypus te overvallen, fpreekende te voorfchijn: Ego, quam mordet tra Cqaidni feminamT) Morfu liunc remordi certo <5? infanaMU, Ut eft folenne mihi ferire artutn pedis.. Cd) Tom. III. pag. 6c56V,  616 'T VOETEUVEL. Zfr jam dolor dirus parvum ten et locum , Soleamque terebrat imam pun&ionibus : Als dan heeft het geboden, aan de pijnen, metgezellen van de brasfenjen van twee Geneesheeren , die zwetïïen een geheim te bezitten, het geene op de voeten gefraeert, de pijnen terftond zoude verligten , dat zy hun zouden aangrypen , en heeft geboden CO : ~—" """*"" 2Tk quidem pedum extimas ' Soleas adurilo, digitos ad tisque pedum; Tu malleohs invade ; Tuque a femoribus Ad genua ftilla amaram in intima faniem; Sed vos mauuum digitos; agite, confiringite. Maar hoewel het voeteuvel alle pynigingen tevens aan de ellendige te werk ftelde, zo dat zy gedwongen wierden te bekennen, dat het voeteuvel niet gejlreelt word door geneesmiddelen , niet aan dezelve gehoorzaamt; begint het nochtans van de voeten ; gelijk ook (ƒ), wanneer hy de deelen van het hchaam opnoemt, welke het opèet, afweid, brand, vasthsud, ontfteekt, kookt. ïk heb my verwondert over de allernauwkeurigfte befchryving van het voeteuvel by Luclanus, wanneer ik dezelve met de waarnemingen van Sydenham vergeleek Q). want hy zegt,-wanneer hy (e) Ibidem pag, 661. (f) Ibidem pag. 652. C?) De Podagra pag. 551.  'T VOETEUVEL. €17 hy de voortgang der ziekte befchrijft: het gebeurt, dat wanneer het de dey bezet, een gevoel doet gewaar worden als van een over zwaar aangehange gewigt, nochtans zonder aanmerklyke pyn „• maar daar uit na de knie trekkende, word de pyn fcherper , alle beweging belettende, zo dat de zieke als vastgenagelt , aan het bedde zelfs geen hair breed van de plaats waarin hy legt , zich kan verfchuiven. maar het voeteuvel by Lucianus beveelt niet dat de pynen de dyen branden, maar gebied , uit de dyen in de knien inwendig een fcherpe bittere bloederige etter te forten ; het geen volkome met de waarnemingen van Sydenham overeenkomen. Maar Aretceus beeft de zitplaats der kwaal aldus uitgelegt Qï): maar in den beginne de zenuwen, de banden der gewrichten , en al het geene dat uit de beenderen zyn oorfprong neemt, 'en in de beenderen ingezet word. edoch de plaats, alwaar het voeteuvel gewoonlijk het eerst gevoelt word, tekent hy aan : de pyn bezet de groote toon, wederom de hiel in het voorfte gedeelte waar op wy (laan daar naar gaat zy in het holle gedeelte , maar de enkel zwelt het laatst, het zelfde word ook door de waarnemingen van Sydenham bevestigd; namentlijk: dat de pyn meestentyds eerst de aroote toon aantast, fomtyds de hiel, de kuit , of de enkel (f). waarom hy naderhand over 't algemeen heeft belloten (k), dat in deeze ziekte de voeten de echte zitplaats van de zondigende ftof zyn , welke eenige andere deelen bezettende, is het allerzekerst , dat ofte het beloop der ziekte omgekeerd is, of de kracht van hei lichaam reeds allengskens vermindert. Zo wy nu in aanmerking riemen, dat die deelen, welke gewoonlyk eerst zeer doen in het voeteuvel, zodanige zyn, door welkers vaten de vochten zeer moeilyk gaan, zal de reede niet ori- (70 De Cauf. & Sign. Morb. Dintura. Lib. II. Cap. ra. pag. fj£» O') De Podagra pag. 547. 00 Ibidem pag. 550. VieS.de Deel. Iiii  VOETEUVEL. $.ï257. onbewysbaar fchynen, waarom de ziekte van de voeten begint' want zy worden door de fchoenen gedrukt, moeten de gebeefd zwaarte van het lichaam dragen, worden dikwils koud, vochtig, zyn zeer ver van het hart, oorfprong der beweging, afgelegen, de vogten door de flagaders aangebragt, moeterT langs de aders wederom opklimmen , tegen de poging der zwaarte aan. dit alles fchijnt te leeren, dat op deeze plaatfen ligtelijk iets kan blyven hangen en zich verzamelen, zo men nu tevens aanmerkt, dat hier taltyke banden zijn, veel peezen enz ; welkers vaten niet zeer doorgankelijk zyn, gelyk de ontleedkundige infpuitingen leeren; zal het blyken ,. dat hier veele beletzelen voor de vrye omloop der fappen te zamen lopen hier by komt, dat het een ziekte is, die de oude lieden, of die oud beginnen te worden , by welke veele vaten vereelt zyn , dik.vverviger overvalt, maar in 't geheel de jonkheid niet, waarin alle de vaten doorgankelyk zyn, en ligtelyk voor de ingejaagde fappen wyken. dikwils ook worden de voeten beledigt, door 't gaan, fpringen, vallen, enz. ; waar door Mgineta gewaarfchouwd heeft (/) , dat fommige de eerfte ondervinding van deeze aandoening gehad hebben, te weeten wanneer de ziekteftof wel aanweezende was, maar nu door dusdanig ongeluk in werking wierd gebragt. het heugt my, een man gezien te hebben, die door 't vallen zyn voet verzwikt had met een hevige pyn., welke byna geftilt zynde, heeft zich de eerfte aanval van het voeteuvel veropenbaart, terwyl de zieke hartnekkigbjk de ziekte bleef ontkennen; tot dat de kwaal, naar omtrent een jaar .geleden, wederom kwam. . Waarom by Lucianus (m), wanneer de vergadering van po-" dagristen lofzangen zingt ter eere van het heilig voeteuvel , ender andere ook gezegd word wiiT voeteuvel. §• 1260. natuurlyke wyze de gewrigten wel aantast, maar zo de ziekteftof m eene al te groote hoeveelheid aanwezende is, of dat de gewone plaatfen dezelve met meer kunnen ontfangen, dezelve als dan door alle de lichaams deelen heen kan verfpreid worden. i Dit heeft men zo menigmaal in een veroudert voeteuvel waargenomen, dus heeft de zeer vermaarde ttakn waargenomen (w) l dat de aanval van de regter hand is begonnen ; daar naar wierd' de elleboog en de regter voet bezet: tevens wierd de linker zyde aangetast, de ribben min of meer gezwollen en roodachtig ziinde • daarop ging de ziekte over tor de linker hand, en eindelyk tot de voet van de zelfde zyde. maar ook wierd het aangezigt zelve door een herhaalde ontfteking overftort. en een zekere hitte, welke by eenbeflrykend vuur kan vergeleken worden, kwelde het gantfche hoofd, met zodanig lastig gevoel, dat de zieke zelfs de ligtfte bekleedzelen geduurig van het gefchoore hoofd afdeed enz. het was op de zeven- en- dertigfte dag, dat de nek gezwollen en flyf was als ook de hitte vermeerdert, en de flaaploosheid en pyn der kruin'' en kramptrekking van de eene knie, de zieke kwelden, in een an-' dere aanval is de kwaal van de regter voet begonnen: naar zeven dagen wierden de ribben van de linker zyde aangetast met een gekwetfte ademhaling, en zeer groote moeilykheid in 't Hokken • daar op taste de pyn het linker oor, elleboog en hand van dezelfde zyde aan f». hy heeft by dezelfde zieken waargenomen dat de tong beenderen aangedaan waren, met een lastige kramptrekking van de keel, de doorflokking verhinderende, maar de pyn zich ten zeiven dage na de hand begevende , wierd de keel verlost (y). ■ Platerus getuigt (V), dat hy in het oor zelve , knobbels vol met voeteuvelige kalk gegroeit, heeft gezien : 'ja zelfs in een voeteuvelig koopman, langen tyd en ellendiglyk gekivelt, heeft hy ' O) Hiftor. Podagr. Eminentisfim. &c. pag. k & 6. ' Waür' O) Ibidem pag. 12. ' ' (jO Ibidem pag.. 21. (z) Pxax. Medic. Tom. II. pag. 59?.  ,5.i2c5o.iac5r. 'T VOETEUVEL. 623 waargenomen , dat een dusdanige gipsachtige ftof uit het geheele lichaam , door de zweetgaten , terftond omtrent dezelve in kalk' knobbels verandert, voor den dag is gekomen, zodanig, dat zelfs de oogleden daar van niet zyn bevryd geweest. Het heeft my ook mogen gebeuren , verfcheide diergelyke gevallen waar te nemen; maar deeze zyn genoeg, op dat het blyken zou hoe ver zich de heerfchappye van het voeteuvel in het menfchelyk lichaam uitftrekt, wanneer de ziekte reeds diepe wortelen heeft gefchoten. nu volgd, dat wy die toevallen in aanmerking nemen, welke de zieke ten tyde der aanval kwellen , en in hoedanig vervolg deeze zich gewoonlyk onderfcheppen, en opnieuw verdwynen. (j. 1261. T7r is een gefpanne , verfcheurende, vernaauwende pyn aanwezénde , allengskens aangroeijende, wederom afnemende , met vochtigheid, roodheid, dikte; geëindigt door de uitwaasfeming, de ftoving van het bedde, jeuking, affchelfering, of zich tot kryt zettende, of kalk, de vaten , de brandende gewrigten brekende, het maakzel, de beweeging, het gebruik wegnemende. Nimmer word eenige ziekte naeuwkeuriger befchreven , dan van een Geneesheer die dezelve gehad heeft; voor al, zo hyzich ten eenernaal gewoon gemaakt heeft, de ziektens niet ter loops of overhaast, maar met alle aandagt, waar te nemen, dit is de reede geweest, waarom de verhandeling van Sydenham over het voeteuvel, van een iegelyk zo zeer is gepreezen geweest, want, aldus befchrijft hy zyne eigene ellende (a). Want alhoewel, gelyk §.1257. is gezegd geweest, fommige veranderingen in het lichaam voorafgaan, wanneer de aanval van het voeteuvel aanftaande is, geeven veele geen agt op deeze ligte VOOÏ O) pag. 547» &c.  624 'T VOETEUVEL: 5.1261. voor te komen, of fchryven dezelve toe aan de misflagen in de voedingswyze begaan, ja, offchoon zy voor de toekomende aanval vreezen, valt de pyn nochtans hun onverhoeds aan , dewyl zy van de tyd onzeker zyn. zy gaan gezond na bedde, maar na middcrnagt worden zy gewekt, en de flaap uit de oogen gejaagt, fcbr eeuwen zy onverwagt (b). edoch de pyn is gelyk aan die, welke de affcheiding der beenderen verzeld, met een gevoel als of 'er koud water op de vliezen van het aangedane deel wierd gegoten •terfond volgd 'er een rilling, met yzing, en eenige koortsachtigheid cf. ik heb de ellendige fomtyds hooren klagen, als of een bytcl ailengskens meer en meer tusfchen de beenderen ingedrongen , alles verfcheurde door de uitzetting, fomtyds word men ook een allerlastigfte fpanning in de agterpees van het been gewaar, enjpant de zenuw, als een pylfchutter die de pyl uit zal Jebieten (d); en het heilige voeteuvel beroemt zkh(e), zonder dat 'er iemand gedachten op heeft , in de gewrichten te fluipen. Coste heeft waargenomen (f), dat de hevigheid van de verzeilende koorts beantwoord aan de meerdere of mindere hevigheid van de aanval van het voeteuvel. Maar deeze pyn eerst zagt, word by trappen heviger {en de rilling en yzing gaan met gelyke trappen weg); en dat yder uur; tot dat zy eindelyk des nachts in top is geflegen Oj). daar naar drukken de ellendige het gevoel der pyn op onderfcheide wyzen uit; fomtyds worden zy een drukking en vernaauwing gewaar; andere een knaging; fommige fchreeuwen, dat 'er een levendigvuur in het deelzit; want het voeteuvel eet op, weid af, brand, houd vast, ontfteekt, kookt CO. maar de hevigheid der pyn is oorzaak, dat de zieken geduurig de ledematen van het lichaam, die (b) Lucian. Tom. III. pag. 570. (V) Sydenh. Trad. de Podagra pag. 547. (d) Lucian. Tom. III. pag/666. (V) Ibidem pag. 66%*. (f) Traité fiir la Goutte pag. 6*r. Cg) Sydenh. de Podagra pag. 549. 547. Q) Lucian. Tom. HL pag. 652.  S-isói. 'T VOETEUVEL. 6*3 die niet zeer doen, heen en weder werpen, en zy zoeken door de veranderde legging van het lichaam, of van het pyn doende deel. verligting te verkrygen, welke zy nochtans nauwlyks vinden ,'dan naar verloop'van vier-en-twintig uuren van de eerfte aankomst der aanval; op zvelke tyd de zieken naar een weinig der kwellende ftof ten onder gebracht te hebben, en eenige verblazlng derzelve , fchielyk van de pyn verlicht worden ; offchoon zy deeze verlosfing aan die legging van het aangedaane deel, welke zy het laatst aan het zelve gegeven hadden , ten onrechte toefchryven CO' ik heb honderdmaal de voeteuve-. ]jge hunne dienstboden fcherplyk hooren berispen, dat zy niet eerder die legging van het aangedaane deel hadden gevonden,, waar aan zy enkel en alleen vastelyk geloofden dat zij de verligting der pijnen verfchuldigt waren, en aangezien zij gewoonlijk wreellig zijn, vermeerderen zij fomtijds de ziekte door een ontijdige gramfchap, of verftooren deszelfs beloop. Als dan volgt 'er een zagte bevogtiging van de huid , en daar naar onderkruipt hun allengskens de flaap , waar' uit zy met blydfchap ontwaken, wanneer zy, de pyn vermindert zynde , het aangedaane deel nieuwlyks gezwollen zien , daar zich van te voren alleenlyk (het geene in alle aanval van het voet', euvel is) een aanmerkelyker zwelling der aders, tusfchen het gekwelde lid ingeweven, vertoonde (k). Nochte het word alleenlyk in de pynen van het voeteuvel waargenomen, maar ook in veele andere, dat wanneer de pyn hevigst is, de geheele huid droog is, en dat de pyn ftilt, wanneer deeze over het geheele lichaam, vooral in het aangedaane deel vogtig begint te worden, dit heb ik zo menigmaal in het colyk waargenomen; gelyk ook in de tand- en oorpynen, welke CO Sydenham de Podagra pag, 548. (k) Ibidem. j01 'Qxj Vierde Deel. Kkkk  6i6 'T VOETEUV E L. $.1261. ke byna alle lydzaamheid te boven gingen, nochtans moet men niet geloven , dat in diergelyke gevallen heete zweetdryvende middelen te pas komen; want door deeze word een droge hitte ontftoken, de pynen vermeerdert, nochte de huid word eeniger mate vogtig. alleenlyk brengen verdunnende, verzagtende, ontfpannende middelen , zo uit als inwendig deeze uitwerking voort, de oorzaak der pyn by de voeteuvelige ten onder gebragt, verandert, door de latiwigheid van het bedde, als ook het verzeilend koortsjen, worden de vaten van de huid geopent, welke van te voren toegetrokken waren, hoe fraai heeft Lucianus dit aangetekent (/), wanneer hy een ellendige voeteuvelige te voorfchyn brengt, die zyne pynen verhaalt. Ut aridum atque aerumnabile corpus meum,, Mambus a fummis, ad pedum vejligia , Sanie mala, atque amaro fucco felleo, Vioknto fpiritu claufis meattbus, Conflitit! ut claufum dolores exacait! Men merkt op dat het voeteuvel het woedenfte is, dat de couleur van de huid niet verandert, of eenig gezwel veroorzaakt, namentlyk wanneer de ziekteftof in de allerkleinfte vaten opgepropt zit. Hippocrates (m), naar vermaant te hebben, dat het Voeteuvel de allerhevigfte van alle ziektens is, welke zich omtrent de gewrigten ter neder zetten, zo wel als de allerlangduurigfte en die zeer moeilyk ontbonden word, volgt hy 'er het volgende by: maar boe meer het in de fyn/te adertjens zit en in de meeste nootzaaklykheid van het lichaam, en in de zenuwen, en in veele en 00 Tom. TIL pag. Ó45- (*0 De Affection. Cap. 8. Charter* Tom* VII. pag 62$,  $.ia6"i. 'T VOETEUVEL. 62? en digte beenderen, als dan is de ziekte zeker allerlangduurigst, als dan word zy zeer moeilyk ten onder gebragt. dit fchynt ook de rede geweest te zyn, waarom de oude Geneesheeren het voeteuvel in warm en koud onderfcheiden hebben, want aangezien zy gezien hadden, dat het gewrigt dat door het voeteuvel aangetast was, gezwollen, rood, heet was, hebben zy dusdanige kwaal onder de heete gezwellen getelt (n) : dat zo de pyn inwendig in de zenuwen zit, en het 'gewrigt dat niet heet is gejlonken is, èn niet en zwelt, zal ik zeggen dat dit koud is: en als dan heeft hy geboden, heete fcherpe "middelen op het zelve te leggen: zvant de warmte doet de geflonke deelen zwellen, en haalt de inzvendige zvarmte 'na de oppervlakte, dat allerwreedst voeteuvel, dat deszelfs beloop zonder eenige zwelling of roodheid in het pyn doeni de deel te verwekken, volbrengt, komt wel zeldete voren; edoch in 't begin der aanval vertoont zich gewoonlyk nimmer eenige dikte of roodheid, maar het aangedaane deel word rood en zwelt wanneer de kwaal ftilder word. waarom Aretceus (0) deeze verandering opmerkende, aanrade dat men heete middelen zoude te werk^ftellen , wanneer het pynlyke deel niet gezwollen was; maar koude, zo het gezwollen en rood was; daar naar voegt hy'er het volgende by; (en om alles met een woord'te zeggen) men heeft zvarmte nodig in hel begin, koude in 't einde, wy lezen by Ccelius Aurellanus (p) een diergelyke verdeling van het voeteuvel in warm en koud; die daar naar 'er by voegd: ook ziet men in 't begin, gelyk dikzvils gebeurt, dat de couleur der lydende deelen gelyk is "aan die der ge'zonde, tot getuige verflrekt de effenheid en geene de minfte dikte, daar op ontftaat een opblazing der deelen met roodheid, waarom dikwils een grooter verheffing zal volgen. Luctanus heeft 00 Aretseus de Cauf. & Sign. Morb. Dintur. Lib. II. Cap, 12. p. 67. (0) Ibidem. Cp) Morbor. Chronicor. Lib. V. Cap. 2. pag. 559. Kkkk a  të8 'T VOETEUVEL. 5.1261. heeft dit zeer wel aangetekend i qj. want wanneer de Geneesheer aan Ocypus de oorzaak van de pyn aan de voet vroeg, en hy,. de ziekte willende verbloemen, een geweld dat uitwendig de voet toegebragt was befchuldigde, antwoord de Geneesheer, daar hy nochtans gezond was gaan flapen, wel wetende, dat zich in 't begin van 't voeteuvel niets behalve de pyn in 't aangedaane deel opdoet; Cur non adefi ergo gr avis inftammatio Ipfo in loco, nee humidum fumentum habes P Want in de worftelperken waren Geneesheeren by de handt»» $m dat onder de oeffeningen dikwils wonden, kneuzingen, verdraaiingen , onizvrichtingen, en veele andere gewoonlyk ontftaan* het geene ook uit de plaats van Galenus (f), waar van ik by een andere gelegentheid § 164. melding heb gemaakt, blykt. want in het worftelperk wierd het fchouderbeenshoofd van het fleutelbeen afgedraait, en de meester gelovende dat de fchouder ontwrigt was, tragte door de uitrekking dezelve in haar plaats te herftellen, en Galenus getuigt, dat hy dit konftiglyk beproeft heeft, 'er waren dierhalve in de worftelperken kundige mannen , die terftond hulp konde toebrengen, zo 'er een ongeluk voor viel; en daarom vroeg de Geneesheer te regt aan Ocypus waarom hy geen ftoving op de voet had, zo zy geweld had geleden in het worftelperk. Dewyl de oude Geneesheeren waar namen, dat het voeteuvel onverhoeds de onderfte ledematen aantaste, en wel de uiterftens derzelve eerst bezette , de aders fpattig wierden, een fcherpe pyn verwekt wierd, en het deel ten laatfte zwol, hebben zy gelooft, dat de ziekteftof van elders na het pynlyk gedeelte afgeleid wierd, en (f) Tom. HL pag. 669. CO Mercurial. de Arte Gymnaftica Lib. I. Cap. 12. pag. 95. CO Comment. I. in Hjppocr. de Artieulis Charter. Tom. XIL p. 322*  $.i26u 'T VOETEUVEL. % en zy noemden deeze afleiding vloeijing, of ook zinking, «Va r» ^«r«ppr£6 'T VOETEUVEL. J.,2(Jr. het zy door de legging, het zy door 't jaargetyde, het zy door de geftcldheid van het weder, veroorzaakt, maar het is bekend, dat de koude en vogrige ongefteldheid der lugt ten hoogfte gunftig is om de zinkens voort te brengen, wanneer het fterk vriest, hoord men de menfchen in de Kerken bijna niet hoesten; maar wanneer het begint te dooijen, word de lugt vogtig, en zy hoesten bijna altemaal. Hippocrates fchijnt ook (V), alwaar hij over de witte vloed handelt, iet diergelijk gelooft te hebben, wanneer hij fpreekt over de lijfmoeders met flijm opgevult; want hij fchrijft aldus: men moet haar dierhalve ondervragen, of'er iets uitvloeit, byt, en verzweert, en zo het niet byt, verzekert dan dat het uitdehers» fenen nedervlocit. edoch men weet, dat de oude de zinkingen van rde hersfenen welke zij koud en bloedeloos geloofden te zijn ,: gewoon waren af te leiden, en een weinig daar naar ia), handelende over de holligheden met flijm overdekt, als oorzaaken van de miskraam, zegt hij; maar dit zult gy op deeze wyze weeten. of zy vochtig word, en flymig en lymachtig weg vloeit , nochte byt. Men weet, dat de holligheden van alle de gewrigten, die de beenderen ontfangen, en die ontfangen zyn, meteen gladde vei•agtige flym befmeert zyn, welke gedeeltelyk uit de klieren, die in de holligheden der gewrigten gevonden worden, gedeeltelyk uit de geheele inwendige oppervlakte van de band der doos, het gewrigt omvangende, word afgezondert. zo nu diergelyke verandering op deeze plaatfen gefchied, als in het flymagtig vlies, de neus, de keel. de long, enz. bedekkende, word waargenomen, zullen 'er zeer lastige" kwalen, pynen, diktens, enz. in de ge-; wrigten kunnen volgen; en wel door de zelfde oorzaken, de zinkingen en verkoutheden van de neus komen in de lente en herfst • • . ■ ■1 dik* (z) De Natura Muliebri Cap. X. Charter. Tom. VII. p, dSó. <«£> Ibid. Cap. XVII. pag. 689.  S.iaSi. 'T VOETEUVEL, €33 dikwils voor, wanneer de lugt groote veranderingen ondergaat, maar als dan worden ook de ziektens der gewrigten meermalen waargenomen, wanneer iemand warm zynde onvoorzigtiglyk het lichaam aan de koude lugt blootftelt, volgd 'er gewoonlyk een zinking op, die daarom ook verkoeling genoemd word. maar door dezelfde oorzaak hebben zo dikwerf allergezondfte menfchen , naar de hevigfte pynen, het gebruik van alle of van de meefte gewrigten verloren, van te voren §. 118. is gezegd geweest, dat wanneer /llexander verleid zynde, zich in een zeer koude rivier wierp, terftond alle zyne gewrigten dram zyn geworden. Ik geloof, zo dit alles in aanmerking genomen word, het blykt, dat van Helmont, zonder genoegzame rede zodanig tegen de oude Geneesheeren is uitgevaren, over dat ftinkende°verfierzel der zinking, gelyk hy zegd, ja zelfs dat hy de geneeskundige fchoolen zinkingachtige genoemt heeft, namentlyk om dat zy de zinking gedroomt hadden, want 'er is een ziekteftof aanweezende , allengskens vergadert*, of ook van te voren zwygende , nu in werking gebragt, welke haare tegenwoordigheid in het lichaam door fommige gekwetfte werkingen aanwyst "(ziet §. 1057.), en vroeg of laat in de gewrigten word ter nedergezet, en aldaar het voeteuvel uitmaakt, maar aangezien de ziekte meestentyd het eerst de onderfte lidmaten aantast, word zy niet te onrecht gezegd na beneden te dalen. Maar heeft van Helmont zelfs beter gefproken? hy bekend ten minfte, dat, het geene hy voeteuvel noemt, van de borstingewanden afdaalt, maar met zyn gewone vreemde fpreekwyze : 7us dan is het voeteuvel een ziek indrukzel, zadelyk in de lensgeest ingeplant, zv elke op deszelfs tydperken van rypheid een zuure gestende vrucht voortbrengt, welke met de z-aaddeelen kan meedegesten. dierhalve is dan het voeteuvel niet in het bloed, en noch veel minder in de uitwerpzelen. maar de voeteuvelige worden 't eerst aangedaan in de borstingewanden , en gezjoelen zo wel de inwendige veranderingen van de dratiken en fpyzen, als de uitzvendige van de lucht, ja zelfs voorzeggen zy deeze dikVierde Heel. LII1 wils^  ©34 'T VOETEUV E L. £ 1261. wils. waarom zy eerst koortfige bewegingen krygen omtrent de plaats van de geest des levens, als wel in de bcginzels van de aanval, zvant de eerfte bewegingen klimmen uit de borst ingezoanden op, tasten de gevoelige zitplaats der ziel aan ; want het indrukzel in 'de borstingezvanden ontfangen , legd de eerfte formen -van het zilver en de kwik uit, en zvord naderhand in het hart volmaakt, maar het gevormde , of rypgeworde indrukzel neemt aldaar de koortfige geest aan, voor zo verre het zelve befmet. welke zo dra zy de zuurigheid van het teken des levens, of de gesting ontfangen heeft , door de koortfige bexiieging vol vuiligheid zvord zveggejaagd, en na de befchikte plaatfen (namentlyk van het raauwe van het zaad in het zenuwzvater den. gewrichten) koortzig zveggevoert word. zvant de geest aldus befmet, en niet.het vocht (dat men moet opmerken) het lidwater in 'zich latende doorfchynen, ftremt dezelve' door de zuurigheid van de gest tot een duifter brok. zo dat na mate de trap der ontfange bitterheid, de hitlens, pynen , en diktens van het voeteuvel onderfcheiden worden, maar dat het vocht door het gefchreeuw der pyn aangeroepen word en langs de -aders weggezonden , om uittefpoelen , is zeker, dat in de fchoolen de dwalingen van de afvloeijing bevestigd heeft {Jb\ Ik heb gedagt, dat bet niet van alle nut ontbloot zou zyn, zo een lange voorftelling uit van Helmont uitgefchrevcn wierd, om te toonen, dat hy met veel woorden, en vry dniftere fpreekwyzen, niet anders gezegd heeft, als het geen de oude Geneesheeren beknopter hadden vastgeftelt. namentlijk, dat de Dorzaak van het voeteuvel in het lichaam verborgen was en ftil zat, welke opgewekt, en in werking gebragt, in de gewrigten cvord ter neder gezet, hy heeft dat verborgen ziekelyke, geest benoemt, en geen vocht; maar de oude hadden gezegd , dat er een ziekelyke ftof in de fyne aderen, langs welke niet dan le allerdunfte vochten kunnen vloeijen, zat, het geen ook in ?t (b) In Capitulo; Volupe yiyenu Morbus* No» 28. pag.. 315»  5;-i*5x» 'T VOETEUVEL; 635 't volgende Hoofddeel zal bewezen worden, van Helmont heeft gezegd, dat het vogt door het gefchreeuw der pyn aangeroepen word; de ouden hebben gezegd dat de vochten na het pynlyke deel toevloeijen. Wy zien zekerlijk dikwils in de ziektens iets, dat, niet dan door deszelfs uitwerkingen in het menfchelyk lichaam bekend , het geheele lichaam ontrust, en tot deszelfs natuur de te voren' gezonde flippen overhaalt, welke fappen aldus verandert de by' de Geneesheeren genoemde ziekteftof uitmaken , en welke ziekteftof menigmaal de kracht heeft de zelfde ziekte voort te zetten, in de roode loop word de verrotte befmetting van de omftahders . ontfangen, en offchoon dezelve oneindig klein is, verandert zy alle de vochten vaneen gezond mensch in een roodlopig etterig' bloed, een klein wondje, dat zelfs de huid maar raakt, word de draad, met de poketter doortrokken, toegevoegd; die ontfangene befmetting houd zich geduurende verfcheide dagen ftil, daar' naar ontfteekt zy de koorts , ontroert het geheele lichaam , en 1 veranderd de gezonde fappen zodanig in haare natuur, dat 'er fomtyds veel puistjens, alle met befmettende etter vervult, over de geheele oppervlakte van het lichaam ontftaan. begrypt men aldus niet, dat het geene dat bekwaam is om het voeteuvel voort te brengen, langen tyd in het lichaam ftil zit , daar naar werk-' zaïm geworden, na zekere plaatfen van het lichaam ter neder word ' gezet, en aldaar de gezonde fappen zodanig aan deszelfs natuur' gelijk maakt, dat.zy bekwaam worden om diergelyke ziekte voort te brengen, zekerlijk heeft het uit het geene §. 1255. is gezegd ' geweest, gebleken , dat het voeteuvel niet van alle verdenking van befmétting bevrijd is. Dit daargelaten, moeten wy het overige overweegen, dat men waarneemt ten tyde der aanval te gebeuren. Naar dat het aangedane deel, met een zagte vochtigheid overftort, begint te zwellen, word de pyn verligt, de volgende dag, mooglyk ook twee of drie dagen daar naar, doet het aangedane deel eenigzints zeer, zo de ftof, welke bekwaam is om het voeteuvel voort te brengen, overvloedig is, en zo veel meer, hoe de avond Llll 2 meer  ttf *T VOETEUVEL. §.Jz6u meer aankomt, maar word verligt met den dageraat (c) ; en de zieke word gezond, en dat dikwils vry fchielyk, zo het de eerfte of tweede aanval der ziekte is. Maar wanneer de" ziekte reeds onder is , zal binnen weinige dagen de andere voet door de zelfde pyn aangedaan xvorden, als de eerfte; of zo die eerfte reeds heeft op-ehoudan pyn te doen , verdwynt de zwakte, die dezelve verzwakt had, terftond, dewyl de krachten en de volkome gezondheid terftond aan die voet worden weder gegeven, even als of hy nimmer pyn hadde gehad ; zo de pyn de voet het laatst aangetast, maar fterk aandoet {d). maar diergelyk treurfpel word ook vertoont, en tast tevens de beide voeten fomtyds aan, zo de ftof overvloedig is: dus beftaat de aanval van het voeteuvel uit onderfcheide aanvallen, welke zo dikwils vernieuwt worden, tot dat al het ziekelyke ten eenernaal verfpreid is. want die aanvallen, die de oogen en gemoederen van onvoorzichtige en min doorzichtige menfchen alleen byna verblinden en bezig houden, zyn anders niet, dan een acbtereenvolging enfchikking der toevallen, van die wyze afhangende , welke de natuur geivson is te gebruiken, in de ftof welke de ziekte veroorzaakt, na buiten te jagen {e). Edoch deeze uitjaging van dit ziekelyke gefchied fehielyker of later, na mate de grotere hoeveelheid, en de min of meerder krachten der zieke, in welvarende menfchen, en die zeldzaam door het voeteuvel worden bezogt, eindigt de ziekte dikwils in veertien dagen (f) dit heeft Lucianus verftandiglyk aangewezen (g): hy brengt een voeteuvelige te voorfchyn , niet wetende tot noch toe dat hy met de ziekte was gekweld , die op een krukje leunende, buiten de deur ging om zich in de zonaefchyn te begeven, zeggende: jd^ „ , , , , „ Num Q) Sydenh. de Podagra pag. 548. 00 Ibidem. Ce) Ibidem pag. 577. . Cf ') Ibidem pag. 549Qp Tom. III. pag. 64f,  $.126-1. 'T VOETEUVEL. ! 637 Nam<; decima hac fupra quintam lux, ni fallor, eft, Ex quo tenebris conclufus & Phcebo carens, Cubilibus non flratis corpus macero. Maar van de oude lieden, of die , zvelke het meermalen aangetast heeft, neemt het zyn affcheid naar tivee maanden, maar van die geene, die, het zy door jaaren, of door de langduurigheid der ziekte reeds verzwakt zyn, niet voordat het door de warme zomer verjaagt zvord Qi). nochte het reeds veroudert voeteuvel fchynt altyd op dezelfde tyd te eindigen, dewyl de onguurheid van de lugt, de mislagen die de zieke in de voedingswyze begaat, en andere de ziekte kunnen verlangen, daarom heeft Hippocrates (i ) mooglyk een middentyd geftelt, welke de ziekte zo wel inkort als langduurigheid en langduuriger verblyf fomtyds te buitengaat, maar hy fchryft aldus: die voeteuvelig worden, worden na dat de ontfteking geftilt is, van het zelve binnen veertig dagen verlost; en Galenus (k) tekent in de verklaaringen over deeze korte flelling aan, dat Hippocrates in de voorzegging gewag heeft gemaakt van de veertigfte dag, op welke de ziektens geoordeelt worden, die niet volftrekt langduurig zyn, nochtans het tydperk der fcherpe te buiten getreden zyn. Edoch in het veroudert voeteuvel heeft iets anders plaats, te voren is reeds gewaarfchouwt geweest, dat de algemeene aanval te zamengeftelt word uit verfcheide andere kleindere. maar als dan zvord de groote of algemeene aanval langduuriger bevonden als zy eertyds zvas; zo ook woed een iegelyk der aanvallen, waar uit de algemeene te zamengeftelt word, langer; want aangezien van te voren die byzondere niet boven een of twee dagen kwelling veroorzaakten, vestigen zy nu overal hunne zitplaats , vooral zo zy dA (h) Sydenham de Podagra pag. 549. CO Aphor. 4> scft, vi. Charter. Tom. IX, pag. 282.» Qj Ibidem.. LUI 5  633 *T VOETEUVEL. S.ia6i: de voeten of kniën bezet hebben, breeken zy niet af voor de veertiende dag(/). waar door de ellendige eindelyk byna het oeheele jaar door ziek zyn, behalve twee of drie zomer maanden; daarop lyden zy te gelyk, bebalven de pyn, eenige ongefte'ldheid tevens met een verdagen eetlust. Sydenham heeft daar en boven waargenomen (m) , dat de pynen allerhevigst zyn, zo lang de krachten noch goed zyn 5 maar wanneer het lichaam door ouderdom, en langduurigheid der ziekte verzwakt, verminderen cle pynen, en wel trapswyze by iedere aanval; en eindelyk word de zieke eerder door de ziekte als door de pyn verfleeten. maar buiten deeze ziekelykheid koop een verouderde voeteuvelige deeze verzagting der pyn door pyn in de buik, van zelfs ontftane vetmoeitheid, en eenige neiging tot een buikloop; welke aanweezende zynde, is de pyn zagt; welke zo dra niet heviger word, of deeze toevallen verdwynen. waar uit Sydenham bt floten heeft (/f), dat in dee-e ziekte de pyn het alkrbitterfe geneesmiddel is voor de natuur, het zvelk, boe heviger het is, zo veel te fehielyker gaat de aanval voorby ; en daar en boven zal de tusfehenpozing langer zyn, en zo ook in 't tegenovergefielde.Coste heeft ook van gelyken waargenomen Co) , dat hoe langer de tusfehenpozing is, de aanval zo veel te langduuriger en heviger te verwagten is. Maar de zieke word op tweederlei wyzen vam de aanval verlost : want of dat ziekelyke dat omtrent de gewrigten vergaderd word, gaat door de vaten van de huid uit, of verandert hfkryt, of zogenoemde voeteuvelige kalk, welke de lidmaten fchenddoor knoopachtige diktens , en de bewegingen der gewrigten belet, welke beide verdienen afzonderlyk in aanmerking genomen te wordai. ' Van CO Sydenh. Trach de Podagra pag. 551. (m) Ibidem pag. 553. 55 . Cn) Ibidem. -CO Traité fui\"la Goutte pag. Gi.  §.i26"r. 'T VOETEUVEL. 639 Van te voren is gezegd geweeat, dat de huid niet van couleur verandert by den aanvang der pyn in het voeteuvel, rnaar dat de plaats naderhand begint rood te worden en te zwellen ; maar ais dan vermindert tevens de pyn, en de huid begint, daar zy van te voren droog is geweest, door dien de vaten geopent zyn , vogtig te worden, hier uit ontftaat een nieuwe vergelyking van het voeteuvel met de zogenoemde zinkingen, want het gebeurt zo dikwils, dat 'er een woedende tandpyn volgd , zo iemand warm zynde zich zodanig aan de koude lugt, langs de fpleet van een vengfter invallende, blootgeeft, dat de helft van het hoofd verkoud word. wanneer die alferfcherpfte pyn eenige uuren geduurt heeft, begint de wang te zwellen , met verligting van de pyn ; welke dikte gewoonlyk binnen eenige dagen verdwynt , zonder eenig kwaad agter te laten , of zonder eenige daarop volgende verettering; welke gewoonlyk volgd, wanneer de tandpyn ontftaat door een tand die van een beenëeter uitgeknaagt is. Want zo lang de pyn van het voeteuvel woed , is de huid op de pyn doende plaats droog, en in 't minfte niet gezwollen; maar wanneer de ziekteftof begint ontbonden te worden ; en beweegbaar gemaakt door de nu minder toegetrokke en doorgankelyke vaten, gevoelen de zieken een jeuking; daar naar de vaten van de huid wyder gemaakt, gaat zy uit dezelve onder de gedaante van zweet; t:rwyl tevens de opperhuid, uitgedroogt ten tyde dat de vatenvan de huid weinig of niets konden doodaten , als fchubben affchelfert (p). wanneer Sydenham dit in zich zelve en in andere had waargenomen, heeft hy het volgende vastgefteld: het is niet te min in het voeteuvel als een voordeel van de natuur , de beledigende ftoffe op haare wyze uitteroeijen, en in de gewrigten ter neder te zetten , door de ongevoelige doorwaasfeming zullende verblazen worden (q). hy waarfchouwt nochtans, dat men hier geen heete zweetdryvende middelen moet gebruiken, maar dat de laauwigheid van het bedde , en zagte verdunnende dranken genoeg doen- O) Medrc. EfTays Tom. II. pag. 42. 43. (£) De Podagra pag.. 559.  6> 'T VOETEUVEL. $ iaöï; doende zyn. maar Sydenham heeft hier de vol/trekt gezegde ongevoelige doorwaasfeming niet verftaan ; maar ook het zweet; want hy zegt elders, dat de huid vochtig word. edoch dat door dit zweet iets nadeligs uitgaat, blykt hier uit, dat het zweet der voeteuvelige zo wel van de handen als voeten , zeer fterk riekt, zelfs by ciie geend, die zich vlytig toeleggen om het lichaam zuiver te houden; ja dat zweet befmet het zuivere zievel met een bruine, of ook zwarte couleur, byna op de zelfde ééyie als de damp van onftoke zwavel (V). aldus getuigt een Geneesheer, die zelfs de jammeren van het voeteuvel had ondervonden, en elders waarfchouwt hy, dat de pyn verminderd, en de aanval volkome eindigt, wanneer het aangedaane deel dusdanige ftinkende wei begint uittewaasfemen. hierom belluit hy, na naarftiglyk de eigenfehappen van het voeteuvel over* wogen te hebben (7), dat het vergif van het voeteuvel een even groote kracht heeft als het venus vergif; en ook van gelykm aan de nakomelingen overgezet word. Niet alleen befmet de damp van zwavel de glans van het zil-» ver; de rook van fteenkolen, bituminenze turven, doet hetzelfde, de visfchen in kalk water geweekt beflaan de zilvere borden ; ja zelfs het zagte eijerwit, vooral wanneer het door het kooken bard is geworden, verwt het zilver op diergelyke wyze. mooglyk doen ook verfcheide andere dingen de zelfde uitwerking. Hofman heeft waargenomen(u), dat een welgeboren man, die fomtyds het voeteuvel had, gezvoonlyk een voorgevoel had van de aanftaande aanval, vooral uit de couleur van de ring, welke hy aan de vinger droeg, uit kwik door tusfehenkomst van yzer en kleimey gemaakt welke eenige dagen voor de aanval, en geduurende het geheele beloop der ziekte , blaauwachtig en zzvart wierd, eindelyk van zelf veranderende , en haare vorige couleur verkrygende, zuanneer de aanval verminderde. Cr) Cofte Traite Pratique fur la Goutte pag. 23. ()) Ibidem pag. 60. (O Ibidem pag. 33» £0 Med. Rat. «Sc Syftem. Tom. IV. Part. II. Se 'T VOETEUVEL. $.l26lm genoeg te zyn. edoch Sydenham heeft hier de eigentlyk gezegde ongevoelige doorwaasfemïng niet verftaan, maar ook het zweer want hy zegt elders , dac de huid vochtig word. edoch dat 'er door die zweec iets nadeeligs uitgaat, blykt daar uit, dat het zweet der voeteuvelige, zo wel in handen als voeten zeer Hinkend is, zelfs by die geene, die hun lichaam wel zuiver houden ; ja dat zweet befmet het zuiver zilver , met een bruine of ook zwarte couleur; byna op de zelfde wyze als de damn van brandende zwavel (r); dus getuigd een Geneesheer, die zelfs de ellende van het voeteuvel had ondervonden, enhy waarfchouwt elders (V), dat de pyn verminderd, en de aanval volkome eindigt, wanneer het aangedane deel een zodanige ftinkende wev begint uittewaasfemen. daar uit befluit hy, naar de eigenfehappen van het voeteuvel naarftiglyk overwogen te hébben (t) dat het vergif van het voeteuvel even eens een bedervende kracht heeft, als het vergif der venusziekte ; en ook van gelyken tot de nakomelingen overgezet word. Edoch het is de zwavel alleen niet, die de glans van het zilver beneemt: de rook van de fteenkolen , turven , welke lymaclitige genoemd worden, doet het zelfde, de visfchen in kalk ' water geweekt, verduifteren de zilvere borden ; ja zelfs'het zagte eywit, vooral wanneer het hard gekookt is, verwt't het zilver op gelyke wyze. misfehien doen ook verfcheide andere dingen diergelyke uitwerking. Hofman, heeft in een braaf man , die fomtyds met het voeteuvel was gekwek, waargenomen (u) , dat hy de voor de deur ftaande aanval gewoonlyk voorgevoelde uit de couleur van de ring, zo elke hy aUn de vinger droeg, uit kwik door middel van yzer en kleimei gemaakt; welke eenige dagen voor de aanval en geduurende het geheele beloop der ziekte, een hlaauzve en zwarte couleur kreeg , welke eindelyk van zelf verdween, de vorige couleur wederkeerende, wanneer de aanval eindigde, het fchynt1 OO Cofte Traite Pratique fur la Goutre pag. 2?. O) Ibidem pag. 60. (O Ibidem pfg. 33. (*0 Med. Rat. & Syft. Tom. IV. Part. 2. Sec! 2. Cap. II p.5o7.  §.1201. •t voeteuvel: 643 uit het geene tot nu toe is gezegd, dat het geene, dat het voeteuvel veroorzaakt, b: v: in de voet, eerst vooraf in het lichaam is geweest, lang ftil gezweegen heeft wanneer het noch niet in beweging was geraakt, daarop door verloop van tyd, of andere bykomende oorzaken , verwekt, werkzaam is geworden , de lichaamswerkingen verftoort, na de gewrichten word ter neder gezet, aldaar een fcherpe pyn verwekt, het vloeibaare en vaste van het lichaam tot deszelfs natuur overhaalt, en dus de by de Geneesheeren zo genoemde ziekteftof uitmaakt, welke zo zy onder de gedaante van zweet door de vaten van de huid geheel en al uitgaat, keerd de gezondheid wederom, edoch dat het geene dat aldus onder de gedaante van zweet, door de vaten van de huid uitgaat, ziekelyke eigenfehappen heeft, leerd de verlichtingvan pyn, het ftinkende zweet, deverduiftering der metaalen. maar de waarneming van de zeer vermaarde Hofman wyst aan, dat dit vergiftige voeteuvelige reeds de fappen van ons lichaam aan zich gelyk maakt, eer dat het op de gewoone plaatfen word ter neder gezet; want hy wist van te voren uit de veranderde couleur van de ring, dat de aanval naby was. zo dierhalve al dit ziekelyke uit het lichaam kan verblazen worden , zal 'er geen aanval van het voeteuvel volgen; anderzints is de eenigfte hoop, dat het na de gewoone plaatfen word terneder gezet, het ter nedergezette daar na zodanig worde veranderd, dat het door het zweet, vooral van het aangedane deel, kan uitgejaagd worden: maar wanneer deeze verandering ontftaat, is'er een hevige pyn aanwezende , welke Sydenham daarom een fcherp geneesmiddel der natuur heeft genoemd, waar van zy gebruik maakt, om de ziekteftof te temmen: waarom hy verwagte, dat de aanval zo veel te korter zoude zyn, hoe de pyn heviger was : en in tegendeel wierd de pyn wel verzagt, waar door de krachten door ouderdom of de langduurigheid der ziekte gebroken waren, maar de zieken moesten een lastige ziekte doorftaan, en de aanvallen waren langduuriger , zo dat zy eindelyk naauwlyk ooit meer van de ziekte bevryd waren. Hoe veele en zwaare kwalen te wagten zyn, zo de ter nederMmmm st zet-  6U 'T VOETEUVEL. §.Iz6l. zetting der voeteuvelige ftoffe, na de gewoone plaatfen beier word, zal naderhand §. im. gezegd worden, maar wanneer zy door een heilzame poging der natuur in de gewrigten ter ne; dergezet 1S, moet zy zodanig veranderen, dat zy daar uit kan verblazen worden, de verzeilende koorts, rust en Jaauwe warmte van het bedde, zyn voornamentlyk voordeelig om de ziekteftof ten onder te brengen j en hoe wel de gematigde lichaamsoefeningen altyd, zelfs van Celfus T VOETEUVEL. §.1261, naar eenige dagen het krijt zo zagt als boter., naderhand heeft hy hetzelfde krijt in zuiver water ingegoten, en 'er volgde ten eenernaal dezelfde uitwerking, waar uit hy heeft befloten , darmen uit die proeven niet kan afleiden,, dat het kalkwater en diergelyke uitwerking in de voeteuvelige te zamengroeijmgen zal hebben, als in de fteen. Ik heb nimmer bevonden, dat de voeteuvel kalk zo vast aaneen zit, als de fteenen; ik heb altijd gezien, dat zy met weinig moeiten aan ftukken gewreeven kan worden; het geene ik ook nu ter tijd, dat ik dit fchrijf, in dusdaninge voeteuvelige te zamengroeijing, welke ik reeds geduurende twintig jaaren had bewaart, en even wrijfbaar heb bevonden, als op dien tijd, wanneer ik de zelve uit een voeteuvelige kalkknobbel haalde , heb beproeft, nochte het is te verwonderen , dat, die het voeteuvel hebben., ook tevens de fteen in de nieren hebben,. dewijl zy dikwils langen tijd onbeweeglijk in 't bedde leggen, en in andere gevallen, alwaar een langduurig te bedde leggen niet vermijd kan worden, gelijk in lammigheden, dyebreuken, enz. zo menigmaal waargenomen is geweest, dat de fteenen te zamengroeijen. Men zaf mogelijk een andere , en niet onbewijsbare reede by kunnen brengen, waarom de voeteuvelige kalk ontftaat. De zeer vermaarde Haller heeft met een onvergelykelyke fcherpzinnigheid (m), in een geboren wordend dier onderzogt, op wat wyze de beenderen wierden gevormt, en hoe wel hy zijn gevoelen zediglijk by wyze van gisfing voorftelt, verhaalt hy het geene hy heeft gezien, maar hy heeft waargenomen, dat het geheele lichaam van een geboren wordend dier, uit een zagte lijm beftaat, en dus ook de beenderen zelfs ; maar deeze lijm veranderd eerst in kraakbeenderen , deeze daarop in beenderen, de overgang van de lijm in kraakbeenderen is fchielijk en gemakkelijk; want'er fchijnt. een grooter vastigheid vereischt. te worden. O»), Sür Ia formation des os pag.: 252. &c*  $.i26i. TT VOETEUVEL. >6> den. maar de weg is langer en bedekter, langs welke het kraakbeen in been verandert, het kraakbeen, vooral wanneer het dun is, is doorfchynende ; het eerfte teeken dat het kraakbeen in been veranderd, is de duifterheid en geelwordende couleur, en tevens vertoont zich een vezelachtig te zamenftelzel: deeze verandering word men de agtfte dag der broeijing gewaar, de tiende dag, vertoont zich het beginzel van het bloed, zich door de geele couleur te kennen gevende ; de elfde dag komt de roode couleur; en het zelfde gedeelte van het kraakbeen , dat duifter begon te worden en geelachtig op den agtften dag , word de elfde rood, de flagaders reeds zodanig uitgezet zijnde , dat zy de Toode deeltjens door kunnen laten ; ter zeiver tijd word ook de beenachtige hardheid op de zelfde plaats van het kraakbeen waargenomen, en het zelfde vertoont zich in de eeltachtige te zamenvoegingen der gebroke beenderen, eer dat zy zich tot beenderen vestigen, de meer en meer toenemende flagaderen drukken de nabuurige deelen, hegten, wanneer zy door het bloed uitgezet worden, en worden tevens bekwamer, om het dikkere gedeel-; te te kunnen doorlaten, vooral de aarde, welke aldus tusfchen beide geftelt, de kraakbeenige zelfstandigheid hard en brosheid byzet,deszelfs buigzaamheid verminderd, waar door inde plaats van buigzaam en veerkrachtig kraakbeen , een hard en brosch been word geboren, wanneer het zuur van azijn met deeze aarde vereenigt word, ontftaat 'er een onzydigzout, blinkende met glinfterende cryftallen, en de beenderen worden wederom zagt, en keeren tot de aard van het kraakbeen weder. Want die aarde word in zuuren ontbonden ; en dewijl ik hier over handelde met mijn zeer geliefde metgezel Störck, heeft hy de beenderen van kuikens in fterk water doorweekt , met gemeen water vermengd en afgefpoelt; en zy zijn buigzaam en veerkrachtig geworden, naderhand heeft hy'er olie van wijnfteen door fmelting ingedrupt, en op de bodem van het vat is een poeder nedergevallen, dat afgefpoeld zijnde, in alles zuivere aarde vertoonde, daar op heeft hy een geheele hersfenpan, welke verfcheide jaaren op 't kerkhof had gelegen , in afgefpoeld fterk Nnnn 2 wa-  652 'T VOETEUVEL. f. I25r. water ingedompelt, en de geheele hoofdfchedel wierd buigzaam en veerkrachtig. Maar de meekrap wortel fchijnt alleenlijk op dit aardachtig gedeeltig te werken, en het zelve met haare couleur te doortrekken .(»)» en daarom worden de kraakbeenderen niet geverwt, dan wanneer zy verbeenen, nochte ook het eeit dat de gebroke beenderen vereenigt, eer dat het zelve de natuur der beenderen begint te krygen, dierhalve veifchilt het kraakbeen van het been, daarin, dat het de aardachtige zelfftandigheid mist, en zo dat aardachtige uit een been in zuuren doorweekt word weggenomen , keerd het kraakbeen wederom, dat als in het oprechte been verborgen was (o). zo dat aardachtige door het gebruik van de wortel van meekrappe gecouleurd is geweest, vergaat alle couleur, zo het been doorweekt word in zuuren , en' 'er blijft een ongeverwt kraakbeen overig (ƒ>)• Heriffant heeft waargenomen ($), dat die voeteuvelige te zamengroeijingen ten eenernaal door het falpeeter zuur ontbonden worden, zonder eenig kraakbeen , of vlies agter te laten: men heeft het zelfde in een oude hen, welke diergelyke te zamengroeijingen aan de toonen van de ' pooten had waargenomen; want ook naar het gebruik van de meekrappe waren ook die te zamengroeijingen met een hooge couleur geverwt, en wierden ten eenernaal ontbonden in een afgefpoelt zuur (r). waar uit bevestigd word, dat de aardachtige zelfftandigheid der beenderen door de meekrappe geverwt word, en dewijl de voeteuvelige te zamengroeijingen alleen uit deeze aarde beftaan, daarom worden zy met een hooger couleur doortrokken, als de beenderen zelve, zo men nu in aanmerking neemt, dat de vaste deelen door de werkingen zelve van een gezond leven geduurig worden afgewreeven , word 'er ook een geduurige herftelling van het verlorene vereischt , zal de CO Sur la formation des os pag. 9 & feq. C<0 Eougeroux Mém. fur les os pag. 5. (f) Ibidem pag. 23. CO Ibidem pag. 2,2* CO Ibidem pag. 96. 07.  $. 12-6*1. 'T VOETEUVEL. 653 de gezondheid bewaart worden, het heeft uit zeer veele proefondervindingen (ƒ,-, door de zeer vermaarde du Hamel genomen, en door andere bevestigt, dat de beenderen rood geverwt worden, zo ónder het voedzel van een dier meekrappe wortel word gemengd ; zo het naderhand met gewoon voedzel gevoed word, zonder meekrappe, dat ais dan dat gedeelte van het been, dat op dien tyd gegrocit is, niet is geverwt, maar dat de roode coulour zich wederom vertoont, zo de meekrappe wederom onder het voedzel word vermengd : dus heeft du Hamel het been met roode en witte kringen gefchakeert gezien in een varken , dat hy op diergelyke wyze heeft gevoed, en welkers deyb \ dwars had doorgefneeden, maar men moet aanmerken, dat in de tyd van een maand, dat dit dier met meekrappe was gevoed geweest, een aanmerklyk gedeelte van de dikte van het been met een roode couleur geverwt wierd, en dewyl van te voren is beweezen geweest, dat het aardachtige gedeelte der beenderen alleen geverwt word met de couleur der meekrappe , blykt het, dat geduurende een maand tyds, een aanmerklyke hoeveelheid aarde zich aan het been gezet heeft, gedeeltelyk om het verlorene te herftellen, gedeeltelyk op dat het been weder aan zoude neemen : want deeze proeven zyn in een jong dier genomen, maar ook heeft het uit de proefondervindingen gebleken , dat die roodheid der beenderen binnen zes weeken verdwynt, zo het dier zyn gewoonlyk voedzel zonder meekrappe gebruikt (t)namentlyk wanneer een andere diergelyke ftoffe het verlies van de aardachtige zelfftandigheid van het been vervult, maar dat niet meer rood geverwt is. Hier uit fchynt men te mpgen befluiten, dat deeze aardachtige zelfftandigheid van het been afgefcheiden word, en afgefcheiden uit het lichaam gaat langs de gewone wegen , langs welke het onnutte uit het lichaam word gejaagt: maar dat tevens een diergelyke ftof, door de vaten aangevoerd, niet alleen dit verlies vergoed, maar ook zodanige hoeveelheid 'er by voegd, hoe- dav 0) Acad. des Scienc. 1'an 1742. Mem. pag. 497. (0 Halier fur la formation des os pag. 17. Nnnn 3  654 T VOETEUVEL. S/-Ia&. danige vereischt word tot de aanwas der beenderen in iono-e jaaren. " JulJëe Indien de vaten dierhalve door herhaalde aanvallen van het voeteuvel zodanig zyn veranderd , het maakzel der beenderen zodanig is gekwetst, -dat het geene, dat tot herflelhng van het been gefchikt was, niet tot de behoorlyke plaatfen kan komen, fchynt het met te verwonderen, dat dat zelfde, na de nabuurige plaatfen ter neder gezet, de voeteuvelige kalkknobbels verwekt want uit het van te voren gezegde blykt het, dat het voetei^ hgekryt die hoedanigheden heeft, welke in het aardachtige gedeelte der beenderen word gevonden, welke by het kraakbeen gevoegd, hetzelve verbeent. Wanneer dierhalve dat geene dat.tot de herdelling van het been moest dienen, m de holligheden der gewrigten word vergaden, zal het beenige uitwasfen maaken, welke naauwlyks te geneezen zyn; zo het de banden der gewrigten bezet, zal het derzelver buigzaamheid wegnemen; en zal dus de beweging en het gebruik der deelen vernietigen, en het maakzel zal wonderlyk kunnen bedurven worden, want fomtyds een of meer vingeren verdragende maakt dezelve, hun allengskens de beweging henemende, gelyk aan een bundelpastinak wortelen f») , waarom wanneer de byeenlcomst der voeteuvelige de eigenfehappen van het heilige voeteuvel opzuigt, het zelve noemen, een minnares te zyn van het eelt m de gewrigten te brengen, de Keizer Galba was zo ellendig 'er van aangetast, en had de handen en voeten zodanig verdraait dat hy geen fc hoen en konde verdragen, nochte een blad ineen boek emfaan, of op eenigerhande wyze vasthouden («;, waarom de ellendige voeteuvelige niet zonder reede aldus kermdey. wanneer ik moet eeten, hef ik geen handen; moet ik gaan , ik heb geen voeten ; ik moet my bedroeven , zo als mv de handen en voeten «eftclt zyn. want eindelyk, de ouderdom met een aankomende, leeft de zieke alleenlyk maar om ellendig te -yn met om t minfte zoet van 't leven te fmaaken (x). O) Sydenh. Tractat. de Podag. pag. 55o ' ) Sueton. in vita Lib. VII.' pag. 584. 00 Sydenh. Tractat. de Podag. pag. 552.  §.126-1. 'T VOETEUVEL. 655 Maar offchoon deeze aardachtige ftof, welke de voeteuvelige kalk fchynt uittemaken, gemakkelyk vast word, word zy nochtans te gelyk met de vcgten door de vaten na de beenderen gevoert, ja zelfs gaat zy fomtyds onder een vochtige gedaante uit de voeteuvelige kalkknobbels welke noch niet volkome verhard zyn; het geene my gedenkt eenige malen gezien te hebben ; en daar en boven door een vry wonderlyk geval word bevestigd. §. 1255. is van die man gefproken geweest, die , wanneer hy een allerfcherpst zuur in de aanval'van het voeteuvel uitbraakte, terftond verligting van pyn gevoelde, in deeze zelfde mensch heeft zich omtrent de regter agtervoet een harde dikte vertoont, terwyl 'er een lymaclitige ftof uitging, gelyk aan het wit van een ey, te gelyk met weinige en kleine kalkachtige fteentjens , uit de middenfte toon van de zelfde voet voortkomende, edoch deeze ontlasting gefchiede vier of vyf dagen voor dat de regelmatige aanval kwam; welke drie of vier weeken duurende, zonder dit zuur braken eindigde , zonder grondzettende pis , en zonder ftinkend zweet; met welke de voorgaande aanvallen gewoonlyk eindigden : maar in de eene hand waren drie vingeren , in de andere twee, met de voeteuvelige kalk bezwaart, wanneer de vingeren kou^ wierden, deeden zy zeer fcherp zeer; maar de pyn wierd altyd door de warmte verligt, niet lang daarnaar kwam 'er een ruime hoeveelheid voeteuveligkryt geduurende drie maanden uit de groote toon van de linker voet, en wel uit die plaats, waar het geheele lichaam op fteunt: die plaats bleef open , waar uit die voeteuvelige kalk was uitgegaan; hy wierd door de koorts aangetast, waarop , dezelve naar drie dagen door het zweet en de pis affcheidende geoordeeld zynde , de aanval volgde, en de pyn bezette beide de voeten, vry fcherp, byna een geheele week lang. 'er ontftond een ongewone jeukte ortatrenr die opene plaats, en 'er kwam, door dezelve te drukken, een once of wat kalkachtig vogt voor den dag; de volgende dag:, een ruime opening gemaakt zynde, kwam 'er byna een half pint bloederige wey uit, vol met krytachtige; fteen-;  'T VOETEUVEL. §.iz6i. fteentjens; de wond is in korten tyd geheelt, en de zieke herftelt (y). Aangezien dierhalve zich op deeze plaats zo fchielyk zo veel ftof vergaderde, fchynt zy aldaar niet vooraf geweest te zyn, maar uit andere plaatfen hier na toe gevoert te zyn geweest, door een wezentlyke verplaatfing, wanneer de pyn van het deel de ziekteftof hier na toe lokte ; gelyk van te voren alwaar in de befchryving der koortfen van de oordeeling en verplaatfing, wierd gehandeld, is gezegd geweest. Deeze aardachtige ftof heeft dierhalve met de gezonde vochten gevloek, en heeft aan de beenderen dat geene wederom gegeven, dat zy daaglyksch verliezen, gelyk ook dat geene, dat tot de aanwas der beenderen vereischt word in de jonkheid, maar ook deeze zelfde ftof, wanneer zy door de ziekte word veranderd , of niet te recht aan de beenachtige gedeeltens kan gevoegd worden, word op andere plaatfen ter neder gezet, of word ook uit het lichaam gejaagt. in het voorgaande Hoofddeel is gezegd geweest, dat Flater voeteuvelige kalkknobbels in het oor, en zelfs in de oogleden heeft waargenomen, men heeft dusdanige krytachtige te zamengroeijingen in de longen der voeteuvelige gevonden (V); van gelyken ook in de nieren en lever (a). Pechlinus rb) heeft jonge welgevleeschde mansperfonen gezien , van een zeer goede gefteldheid, zo ellendiglyk aangetast , dat zy reeds op hun dertigfte jaar kalkknobbels hadden , en de een en ander van deeze al voor hun veertigfte jaar aan deeze ziekte ftierven. maar by deeze was alles zodanig tot kalk te zamen gegaan , dat hun J'pog en zweet zoit waren door deovervloedvangips. een man reeds bo- OO Medic. Obfervat. and fnquiries pag. 47. & feq. O) Liger traité de la Goutte pag. 344. (a) Ibidem pag 346. 347. (£) Obfervat. Phyfic. Medic. Lib. II. obfervat. 25. pag. 272.  §.1261. 'T VOETEUVEL. 657 boven de vyftig jaaren, voor 't overige gezond, kreeg hy tusfchen pozen nu en dan ligte aanvallen van het voeteuvel; te gelyk konde hy zo kwalyk de koude verdragen, dat hy zelfs midden in de zomer vuur in zyn kamer moest doken, onverwagt heeft hy begonnen een melkachtige pis te loozen, welke naar een uur tyds helder wierd, een overvloedig wit grondzetzel op den bodem latende, het geen eerst zagt was als potaarde, maar naar een uur of wat gelyk kryt of gips verharde, dusdanige pislozing, heeft geduurende agt of negen maanden geduurd; zo dat de zieke oordeelde, dat hy meer dan zestig ponden van zodanige krytftoffe had uitgeworpen Ce), maar het geene zeer fchynt te verwonderen, de zieke van woning veranderende, hield die pislozing fchielyk op, zonder de gezondheid te bevoor- of te benadeelen. Bagllvius fchryft iet diergelyk, ter plaatfe alwaar hy over de fteen en het voeteuvel handeld (J) : een zekere ledenzuchtige te Romen, beeft onlangs een dikke, overvloedige pis geloost, welke korts daarop tot een geleiachtige dikte geftremt is , en dus is hy van de ledenzugt verlost, in de vorige waarneming word aangetekent, dat dit grondzetzel als zeep konde gefneeden worden, maar ook hebben de waarnemingen geleerd, dat de aanftaande voeteuvelige kalkknobbels onder de gedaante van vocht omtrent de gewrigten zyn vergadert geweest, Pechllnus (e) heeft in een veertien jaarig kind, dat van deszelfs tederfte jaaren met deeze ziekte was gekwelt, gezien, dat het gewrigt van de elleboog gezwollen was, zo dat de bekleedzelen fomtyds ontfpannen zynde , dezelve als een zak hong; welke de bewaarplaats fcheen van eenige lym , of vette ftoffe. edoch het gezwel geopend zynde, is 'er een zout vocht uitgekomen , en dat terftond als het in de lugt kwam , tot een witte eelt te zamen groeide. Ik CO Académ. des fcienc. 1'an 1747. Hift. pag. 56. ifl 40. GO Opera Omnia Prax. Medic. Lib. I. pag. 117. .1 CO Obfervat. Phyfico Medic. Lib. II. obferv. 25. pag. 27a. Vierde De&l. Oooo  65» 'T VOETEUVEL. §. I26i. ik geloof dat uit het geene tot nu toe is gezegd geweest, wat men gevoelen moet van het kryt of de kalk in 't voeteuvel, want zy fchynt dezelfde 'te zyn met die aardachtige zelfftandigheid , welke het kraakbeen in been veranderd , en welke weggenomen zynde, het te voren harde been wederom zagt word. edoch de wonderlyke ziektens der beenderen Weike men waargenomen heeft, fchynen dit gevoelen te bevestigen, van te voren §. 542. alwaar over de ziektens der beenderen wierd gehandeld , is het een en ander gezegd geweest over de buitennatuurlyke en ziekelyke weekheid der beenderen, uit de waarnemingen van de zeer vermaarde Petit. du Verney (f) befchryft uit het derdedeel van de Coppenhaagfche Fcrhandeli?ïge7i, de wonderlyke ziekte van een man , die omtrent het vier- en- twintigfte jaar zyns ouderdoms pyn omtrent de enkelen kreeg , daar naar omtrent de kniè'n en de bovenfte gedeeltens der dyen; waarom men geloofd dat hy het voeteuvel had. naar een jaar tyds had hy pyn in alle Jichaamsdeelen, zo dat hy gedwongen wierd altyd te leggen ; de beenderen begonden week te worden, en die pyn heeft niet opgehouden, dan wanneer de beenderen altemaal zodanig week waren geworden, dat men dezelve als wasch heeft kunnen buigen in allerlei gedaantens, zonder eenige pyn. maar door dien de fpieren zich te zamen trekken, aangezien de beenderen geen wederftand meer boden, is de langte van het lichaam zodanig verminderd geweest, dat de ellendige, die van te voren van een rechtmatige grootte was, nu naauwlyks de langte had van een kind van drie jaaren. nochtans zyn de overige lichaams werkingen , behalve de beweeging, in hun geheel gebleven; en dus heefthy geleeft tot aan zyn twee-en-dertigfte jaar; maar de laatfte maand zyns levens is de pyn wederom gekeerd , hem geduurig tot de dood toe by blyvende. Edoch Petit had waargenomen Cziet §. 549.), dat, offchoon de beenderen week waren geworden, de kraakbeenderen evenwel haare natuurlyke hardigheid hadden behoudenMen (ƒ) Traité des maladies des os Tom» I. Prasface pag. 158»  $.iaer bevinden, de vermindering der gewone uitwaasfeming, en vooral 00 Hiftor. Podag. Eminent. &c. pag; 13, 1% fl0, 2* 00 Liger Traité de la Goutte pag, 63,  §.1263. I2G4' 'T VOETEUVEL. 667 al de droogte van de huid tusfchen de toonen , welke by gezonden gewoonlijk door een -Hinkend, zweet bevochtigd worden, word gewoonlyk voor een teken der aanftaande aanval gehouden ; gelyk van te vorenis gezegd geweest, maar wanneer de te voren te zamengetrokken vaten ontfpannen worden, en de fappen beginnen door te laten, word de huid vochtig, de pyn word verzagt, en de ziekte fpoed zich in het aangedane deel na het eindé, gelyk van te voren is aangetekent geweest. 6. 1264.. VfTJaarom het zich op de plaatfen zeer ver W van de hersfenen afgelegen, hetfterkfte zich tegen de beweging zettende, door hunne vastigheid , hardheid, oeffening opleggend gewigt , eerst vertoont. . Dit alles is waar in 't begin der ziekte, want als dan tast zy gewoonlyk de voeten eerst aan. maar in de reeds verouderde ziekte, wanneer de hoeveelheid der ziekteftof vermeerderd, de gewrigten der voeten zyn fomtyds niet genoegzaam, om dit alles te bevatten, en als dan worden ook andere plaatfen bezet; vooral, zo naar dikwervige reeds doorgeftane aanvallen, het maakzel der deelen zodanig veranderd is, de vaten verftopt, of te zamen gedrukt, of opgepropt zynde, dat de nederzetting der ziekteftof na deeze deelen verhinderd word. want als dan tast de ziekte fomtyds de handen, dekniën, of andere lichaams deelen aan; of wel word op wonderbaarlyke wyzen door het geheele lichaam heen verfpreid, gelyk van te voren is gezegd geweest, men zie na het geene §. 1259. hier over is gezegd geweest. ^.1265'. "\/ïaar de naafte oorzaak van dit gebrek 1V1 (1262. 1263.) beftaat in de onverteerende kracht der ingewanden, welke nochte verdunnen, Pppp 3 nocli-  rm 'T VOETEUVE L; 5.ïz6^ nochte gelyk maken, aan de vereischte hoedanigheid in het zenuw vogt,- dat is deor de laatfte uitwerking van de laatfte bewerking, daar door hegt zy zich heimelyk binnen de leyensgeest, en.de grondftofrè van het vruchti bare zaad. Zo men dat geene in aanmerking neemt, dat tot de voeding behoort,. blykt het dat door de onvermydelyke gezondheids- • .werkingen de hoeveelheid onzer yochten verminderd word de • vaste deelen daaglyksch worden afgewreven; hierom zoude'het hchaam, .ten zy geduurig het. geene geftadig aan verloren gaat wierde herftelt, in korten tyd worden vernielt, maar niet alleen -dit,, maar ook ontaartende menfchelyke fappen door de warmte van het lichaam, de beweeging door de vaten, van de zagten aard, en veranderen in een verrottende fcherpte : waarom ten zy het geene te fcherp is, en dat nadelig zoude zyn, zo het in 't lichaam bleef, door de vaten van de huid, de pislozing en afgang, uit het lichaam wierd.gejaagd, en een nieuwe zagtaartige gyl dit verlies herftelde, zoude het fchielyk met het lichaam uit zyn. dit blykt duidelyk 'by die geene , die door een allerftrengst vasten het lichaam vermageren, zo zy zich geduurende vierren- twintig uuren van alle fpys en drank hebben onthouden, want de krachten kwynen, zo dat zy de gewoone arbeid niet kunnen doorftaan; ja zelfs flaauw worden, alïs 't dat zy rusten, de adem begint by deeze te ftinken ; een weinigje fcherpe pis veroorzaakt de koude pis; welk alles verbetert word , wanneer zy met fpys en drank verkwikt worden, deeze door de onthouding van voedzel vermeerderde fcherpte geeft zich het eerst in de eerfte wegen, en de groote vaten te-kennen ; maar wanneer ook de dunfte fappen aldus beginnen aangetast te worden,volgd 'er een flaapeloosheid, ftuiptrekkingen der vallende ziekte razende koortfen, en eindelyk de dood („r). O) H. -Boerhaave Inftitut. Med. §. 757.  §.i265V 'T VOETEUVE Lv 669 Maar het voedzel, dat ingenomen word , is niet het zelfde , met dat geene dat verloren is geweest, maar moet door de werking der ingewanden en vaten aldus verandert worden , zo dat zy, haare eigene natuur verloren hebbende, de natuur van onze vaste en vloeibare deelen verkrygen. de geene die over de natuurlyke gefteldheid van het menfchelyk lichaam hebben gefchreven, hebben die overgroote omflachtigheid bewezen, welke vereischt word, zal het verlorene uit het ingenomene wederom herfteld worden, het kaau wen verdeeld, en vermengd de fpog te gelyk met de lugt inwendig in de fpyzen ; de maag ontfangt, wederhoud, koeftert, vermengd'er haare fappen meede; terwyl dit ingewand, te gelyk met het geene in het zelve bevat is, door de-drukking van het middenrift en der buikfpieren * geduurig in beweging is, en door de lever en milt, vol met warm bloed , gekoeftert word, dewyl deeze ingewanden gedeeltelyk tegen, gedeeltelyk op de maag leggen; het zelfde gefchied ook door de onderleggende alvleischklier. de fpyzen aldus in de maag veranderd, gaan onder een vochtige gedaante langs de portier uit in de darmen; beide de gallen vermengen 'er onder, als ook het alvleischklier fap; door de geheele darmpyp, in elk flipje, gaat uit de flagaders een dun leewater, dat inwendig met het in de darmen bevatte vermengd word ; door de melkvaten word het dunfte gedeelte opgezogen; tot dat alle nuttig fap uitgeput zynde, het drekachtige gedeelte langs de afgang uitgaat, maar de aldus opgezoge gyl word met het dun zenuw aderlyk water, van het geheele lichaam wederkeerende, vermengd; en eindelyk de aldus verdunde gyl, daar zy voor het grootfte gedeelte uit dierlyke fappen beftaat, drupt druppelsgewyze in het bloed , dat door de oxelader voorbyloopt; met dit word het na het hart gejaagt; daar uit door de long in de groote hart flagader; en word met het flagaderlyk bloed door het geheele lichaam omgevoert. Die gyl, wanneer zy met het bloed aldus word bewogen , heeft reeds veel van de natuur van het1 ingenomene verboren ; maar  :6?o 'T 'V.0 E T E U V "E L. 5.1265. maar heeft nochtans de volmaakte eigenfchap van onze deelen noch niet verkregen: want door de mamvaten afgezonderd, en in de mammen vergaderd, behoud zy dikwils noch de eigenfehappen van het ingenomene. maar het heeft uit de proefondervindingen vm-Lozver gebleken , dat de gyl , naar geduurende agt uuren met het bloed door de vaten en ingewanden gevloeid te hebben, deszelfs eigen natuur afgelegd hebbende , reeds aan onze fappen is gelyk gemaakt, en dus bekwaam, dat uit deeze nu veranderde gyl het verlorene herfteld worden. Maar indien uit.zo veele voorwaardens, tot de zodanige volmaakte gelykmaking vereischt, de eene of andere heeft ontbroken, zal de laatfte uitwerking onderfcheide zyn, 'er zal eenige ontaarting volgen, vooral in de dunfte fappen, welke het meest de bewerking nodig hebben , op dat zy zonder hinder door de kleinfte vatjens van het lichaam kunnen vloeijen. zo dezelfde gebreken van de volkome gelykmaking blyven plaats grypen , zal zich allengskens een grooter hoeveelheid van ontaart vogt verzamelen; het geen, niet-uit het lichaam .gaande., door 't verblyf fcherper en min doorgankelyk zal kunnen worden , en dus eindelyk na de plaatfen bekwaam om deeze reeds ziekelyke ftof te ontfangen, ter nedergezet, de ziekte voortbrengen. Hier uit blykt het, waarom Aegineta (y) , over deeze ziekte handelende, gezegd heeft: een buiten natuurlyk vogt, en zwakte der deelen , veroorzaken deeze ziekte : want .wanneer die voedende kracht verzwakt is , zal het overvloedige vogt door de menigte van fpyzen, zoelke de raauwigheid veroorzaken, zich na alle gezv richting begeven , zvelke van te voren te zwak zvas, en de vergaderende zenuwen uittrekkende, de-pyn. verzvekken. Maar ook Sydenham (z), .zyne eigene ziekte alleraandagtigst op- Cy) Lib. III. Cap. LXXVIII. pag. 57. '.(*) Tradat. de Pogadr. pag. 557.  . »T. V O E ï E U V-E L. 671. opmerkende, Zegt, naar de befchryving van het voeteuvel afgehandeld te hebben : al myn ver/land infpannende om de onderfcheide verfchynzelen deezer ziekte ten fterkfte te befchouwen, geloof ik , dat zy haare oorfprong verfchuldigd is aan de bedurve koking , zo wel in de vaste als vloeibare deelen in het geheele lichaam, maar dit legd hy daar op breeder uit, ten minfte , het geene tot nu toe gezegd is van deeze ziekte, bevestigd fraai dit gevoelen, het voeteuvel tast voornamentlyk de ryken die weelderig leven, aan; en het heeft gebleken, dat zy van het voeteuvel zyn geneezen geweest, wanneer zy, door 't onrechtvaar« dig nootlot, van hunne rykdommen berooft, gedwongen wierden, om foberlyk in 't zweet huns aangezigt de kost te winnen, want zo , de gelykmaking minder volmaakt gefchied zynde , mooglyk iets in de fappen is ontaart, zal het zelve door den arbeid en lichaamsoeffeningen worden ten onder gebragt, -of uit het lichaam gejaagt worden, de fterke landbouwer eet.gretig een ftuk zwart brood met gezoute en in de rook verhard fpek , en verteert het zelve.zeer wel; deeze fpyzen zouden nochtans de maag van een mensch die een zittend leven leid , allerergst bezwaren, waarom die geene, die de maat van ftudeeren te buiten gaan, zo menigmaal voeteuvelig worden , wanneer zy de heilzame lichaams oeffening te zeer verzuimen, daarom zyn de oude lieden ook meer aan de ziekte onderhevig* dewyl zy min vlug door de jaaren minder bekwaam worden het lichaam te bewegen. Maar ook zal dit naderhand, wanneer over de geneezing.zal worden gehandeld, verder bevestigd worden, de Geneesheeren hebben zo menigmaal de melkvoeding aangeprezen, namentlyk, op dat 'er een vogt zoude.gebruikt worden, in een dierlyk lichaam bereid, dat gemakkelyk door de zwakke ingewanden zoude kunnen.ten onder gebragt worden. Sydenham heeft enkel een zagte en eenvouwdige voedingswyze uit ligtelyk te verteere fpyzen aangeprezen ; en heeft de voeteuvelige bevolen, zonder avond eeten te gaan flapen. daarop pryst hy de voeteuvelige ten hoogfte de lichaams oeffeningen aan, zo dat hy hun geboden Vierde Deel. Qqqq "e&w  6>a *T VOETEUVEL. heeft te gaan, wanneer zy noch pyn aan de voeten hadden zo wy de meestgeroemde geneesmiddelen in overweging nemen zyn zy voornamentlyk zodanige, welke de kwynende werking der gylmakende ingewanden kunnen opwekken" en verbeteren want zo 'er in de eerde koking eenig gebrek overig is gebleven ' zal dit in de overige kokingen moeilyk zodanig kunnen verbetert worden, dat 'er een volmaakte gelykmaking van alles gefchiede. ja offchoon de overige fappen , welke door de groote vaten vloeijen, vry goed zijn, zal in de kleinfte vaten , en de allerdunfte, van het bloed afgezonderde vogten , welke door deeze allertederfte vaten vloeijen, iets kunnen overig blyven dat van de natuur vervreemd is; dat allengskens in hoeveelheid toegenomen, of ook door op dezelfde plaats te blyven, erger geworden, onderfcheide en wonderlyke ziektens voort zal kunnen brengen, men zie na het geene §. 1262 gezegd is geweest, aangezien dierhalve deeze ziekelyke ontaarting in het ailerfynfte vogt van het geheele lichaam zit, van Helmont daar uit vastgeftelt heeft (a), dat het voeteuvel deszelfs rustplaats in de levensgeest heeft.gekregen; en aangezien hy in de borstingewanden de plaats van de levensgeest ftelde, en de voeteuvelige dikwils de eerfte beginzelen van de aanval omtreut de borst-ingewanden gevoelden, daar door wierd hy in dit gevoelen bevestigd, hy heeft ook daar uit befloten, dat dit ziekelyk indrukzel in de ailerfynfte deelen, het zy vaste , het zy vloeibare zit, dat het voeteuvel overërflijk was, en geduurende zo veele jaaren in het lichaam verborge konde blyven, eer het zich veropenbaarde (ziet S 12<< ) waarom hy gezegd heeft (b) : dat indrukzel van het voeteuvel is niet met het bloed vermengd, maar wel met de befiierder der vaste deelen. namentlyk het bloed word dikwerf verandert, zo wel als het bejlag van het voedzel , voor de aankomst van het overërflyke voeteuvel. Het 00 In Capitulo AJlhma fc? Tujfts %. 40. pag. 293. O) In Capitulo Volupc viventiutn morbus $♦ n, ptg. 313,  $.1265. ' T VOETEUVEL. 673 Het fchijnt zekerlijk ten hoogfte te verwonderen in de overërflyke ziektens, dat in het ftipjen van de gehore wordende mensch, dat geene zit, dat naar dertig jaaren de ziekte zal verwekken, als geduurig in zo lang verloop van tijd in ftilte fluimerende. maar alles, wat tot het werk der voortteeling behoort , is noch weinig begrepen, offchoon de grootfte mannen al hun verftand ten koste hebben gelegd, geenen arbeid hebben gefpaard, om deeze geheimen te doorgronden, de geen die alles gemaakt heeft, heeft de dieren en planten een vermogen ingefchapen om zich te vermenigvuldigen: wanneer dit gefchied, moet van dit geheel iets bereid worden, en van dit geheel blyvende afgefneden, het geene een ander hier aan gelyk zal zijn; dit is de ontfanging, de natuur door het eene voortbrengzel in de plaats van het andere te ftellen , vermenigvuldigende, wy weeten, dat dit uit het gevormde lichaam gaan kan, terwijl het lichaam geheel blijft. Maar de onvergelykelyke Reaumur (c) heeft door zijn fcherpzinnigheid duidelijk bewezen, dat dit eerfte levens beginzel van het toekomende dier geduurende verfcheide jaaren onveranderd kan blyven, en als in een lange flaap begraven , niet groeijende , nochtans bekwaam blijft, dat daar een dier uit voortkome, dat naderhand zijn gelyke voort zal brengen, in het rijk der planten kan de fcheut der toekomende plant zeer larg in het rype zaad ingelloten, bewaart worden, een Edelman, die jaarlijks allerfmaaklijkfte meloenen in zijn tuin plante, bewaarde het wel gedroogde meloenzaad in zeer zuivere naauwkeurig geflote glafe vaten, nochte zaaide ze immer dan naar dezelve tien jaaren te hebben bewaart, dewijl hy by zich zelve vastelijk overtuigt was, dat het lang bewaarde zaad veel beter vruchten voortbragt uit het zaad van het zogenoemde kruidje roert my niet, geduurende tachtig jaaren bewaard, dat achteloos in een laade had gelegen, eertijds van de grootvader uit de Indien ontfangen, daar naar door de kleinzoon gezaait, heb f» Memoir. pour 1'IIiftoire des Infect.es Tom. II. pag. 30. Qqqq a  of4 aT VOETEUVEL. §,Iz6s.: heb ik planten zien ontftaan , welke allerlevendiost, on 't £re. ringfte aanraken1, hunne blaadjens te zamen trekken, de in de natuurlyke befchryving zeer ervaren- Ridder de Bailhu , die een overgroote vergadering van zeldzaamheden uit het delfriik en andere natuurlyke dingen, welke hy-door een onvermoeide arbeid en naarftigheid vergaderd had, aan ^verhevenKeizer, had gefchonken, opdat hy,onder zo eene groote befeherming, dezelve, in rang zoude kunnen fchikken en geduurig vermeerderen, heefc by geval m een laadje boonen gevonden, waar van fommige met een roode fermihoen couleur blonken, andere door de allerfchoonfte gefchakeerdecouleuren , aller oogen tot zich trokken, de Hovenier , die geen gelijk in zyne kunst erkende, wierd geroepen die deeze zaden naauwkeuriglyk befchouwende, gezegd heeft dat zy noch geplant konden worden om voort te brengen de allerbeste grysaard de Baillou heeft'er om gelaggen-, heeft'het papiertje getoond, dat hy te gelijk met deeze boonen had gevonden, waar op -ftond, dat zy reeds over de twee honderd jaaren waren bewaart geweest,, en dat, .offchoonzy in haar geheel fcheenentezijn , het nochtans naauwlijks waarfchijnlijk was, dat zv naar. twee eeuwen huns gelijks zouden voortbrengen de Hovenier, deeze harde boonen niet zonder moeite met het pennemes verdeelende, heeft gezien, dat de fcheut in haar geheel was, de zaadhuisjes gezond, niet flymerig, niet 't minfte bedurven waren; daarom heeft hy ftoutmoediglijk gezegd , dat hy.door al die praatjens niet aftefchrikken, maar dat hy zeker was dat hv door zijn kunst de lang begravene fcheut.zou kunnen opwekken dat zy-zoude groeijen. hy . heeft de boonen geduurende eenige' dagen m zuiver water doorweekt, om de uitwendige fchil zagt te maken; daar op heeft hy zeaanvrugtbare aarde toevertrouwt; met een zagte warmte geftooft;, en naar eenige weeken hebben fommige beginnen tefchieten, en naderhand verfcheide andere, we ke de planten der turkfche boon tot eene, genoegzame hoogte opkhmraehde hebben vertoond. - ' ö Maar zekerlyk neemt ,men in het mepfchelijk lichaam zelve ook diergelyke dmgen-waar, welke leeren, daUoromige langen tijd in  $HS$ 'T VOETEUVEL. 67$ in het -lichaam fchuilen, naauwlijks eenige aanwas krygende , welke zich op. eenmaal tevens openbaren, de eerfte beginzelen der hairen zitten in de huid van de fchaamdeelen , maar zy beginnen alleenlijk omtrent de tijd der volwasfenheid uittebotten; en als dan groeijen zy fchielijk. ik heb duidelijk in de gebrokene kraakbeenderen van kleine misdragten, de eerfte beginzelen der tanden gezien,. niet alleen van dié , welke het eerfte voor den dag zullen komen , maar ook van die, die het zevende of agtfte jaar des ouderdoms, en noch later, fchielijk zullen beginnen te groeijen , en de plaats door de vorige overgelaten bekleöden. -het is bekend, dat de laatfte kiezen in beide de .kaakbeenderen dikwils.tot het vyf- en-twintigfte jaar, en noch later in haare kasfen blyven, met hertandvleesch bedekt, en naderhand , dikwils niet zonder groote moeite voor den dag komen; waarom- zy ook tanden van verJiatrd gewoonlijk genoemt worden : ik heb nochtans de eerfte beginzelen deezer in het kaakebeen van misdragten gezien, en ik heb my verwonderd, dat die zelfde tanden by een vrouw van in de tagtig jaaren, welke reeds tandeloos was, duidelijk zijn voor den dag gekomen, niet zonder vrees der erfgénamen, dat deeze oude vrouw wederom jong zoude worden, zo wy al dit gezegde in aanmerking nemen, zal het zo zeer niet buiten reede fchynen; dat het ongelukkig zaad Van het voeteuvel, en van andere ziektens, zodanig ingewikkelt kan zijn in het eerfte beginzel van de geboren wordende mensch, dat het zich geduurende verfcheide jaaren door geen 't minfte teken te kennen geeft, en eindelijk op een bepaalde levenstijd werkzaam word gemaakty en-een ziekte voortbrengt, gelijk aan die met welke eertijds de vader gekweld was. alles is in het werk der voortteeling, gelijk, ik reeds heb gezegd, vol geheimenisfen : de fcherpzinnigfte'.-waarnemers hebben veel-ontdekt, welke reeds waargenomen waren geworden; edoch de wyze op welke deeze wierden, welke zy geworden zijnde, verwonderden, heeft niemand, voor zo veel bekend is, tot nu toe duidelijk Qqqq 3 , nit*  i 6;6 'T VOETEUVEL. §. 1263.1266.1267. uitgelegt. Columella heeft zeker voorzigtiglijk. gezegd (d): nochte zelfs is de kracht om voorttebrengen aan de. handen of planten gegeven, maar het geen de Schepper van 't heelal gezvlld heeft dat voor de,menfchen onbekend zoude zyn, heeft hy met een buik befchermt, op dat de met goddelyke reede begaafde eeuwige werkman , als door eenige geheimen van het lichaam , in 't geheim en in 't openbaar die heilige hoofdfloffen der geest, met aardfche beginzelen zoude vermengen, en dit foort van dierlyk werktuig vormen. y. 1266. TVTaar van (1265.) de reede wederom uit W afgelegene oorzaken (izf1). 1258J word afgeleid. Zo men nu met het gezegde dat geene vergelijkt, dat by de hier aangehaalde getallen van de afgelegen oorzaken bygebragtis, zal het blyken, dat deeze zodanige zijn , dat zy de verteering, verdunning, en gelijkmaking van het ingenomene verdoren, en beletten; waar uit een raauwigheid word geboren ; en zo diergelyke oorzaken langen tijd gewerkt hebben, zullende de fappen van het lichaam veel ontaarten van derzelver natuurlyke eigenfchap; en dus «zullen zy gelegentheid geven om het voeteuvel voort te brengen, of op te wekken,, indien het reeds van te voren is aanwezende geweest. §. 1267. T?n aldus veronderfteld het alle de werkin■E-^ gen der kok ing byna bedurven, om dit kwaad (126$.) voorttebrengen, en wel door een .naauwlyks gevoelbaar gebrek in\ de grotere vaten, of vochten. Alle die gebreken., in 't gebruik der zes natuurlyke dingen verftoren dikwils veele werkingen der ingewanden , en kunnen tot verfcheide andere ziektens leiden, gelijk het lichtelijk blijkt. maar K(d) Lib. III. Cap. X. Auftor. rei ruftic. Tom. I. pag. 376*.  $.i267- 'T VOETEUVEL. 677 maar uit deeze kan het voeteuvel volgen, offchoon zich naauvvlijks eenig gebrek in de grootere vaten of dikkere vochten openbaart, want van te voren is gezegd geweest §. 1256. en 1262 , dat het geene, .dat naderhand de pijn in het voeteuvel zal verwekken in de voet , dikwils zich in 't minfte niet te kennen geeft, dan als wanneer het na de gewrigten gevoerd is. waarom van Helmont ie), hoe wel hy de zitplaats van de levensgeest in de borst-ingewanden ftelde, en zijn kracht omtrent de krop , of de bovenfte mond van de maag plaatfte , • heeft eventwel niet geloofd, dat 'er iets ziekelijks in de maag is , dat als een koeftering voor het voeteuvel zoude zijn : nochte dat ftilzwygende indrukzel van het voeteuvel, is ftoffelyker vjyze in eenig nest ter neder gezet, en in een flal afgezonderd, in deplooijen of rimpels van de maag ontfangen, als een zeker foort van vreemde wynfleen aanhangende, maar bet indrukzel is in de levenskracht zelve bewaart. Want de voeteuvelige geloven > zich fomtijds in de tusfehenpozing der aanvallen gezond te zijn ; ja fomtijds, wanneer zy gezond zyn, te bedde gaan leggen, tast hun een verwoede pyn aan, daar zy op niets zodanigs verdagt zijn, gelyk van te voren is gezegd geweest, waarom §. 1262. befloten geweest is, dat de naaste oorzaak van het voeteuvel in de ailerfynfte vaste en vloeibare deelen van het hchaam zit. maar van te voren is in de vallende ziekte en in de tusfchenpozende koorts gezegd geweest, dat de naaste oorzaak deezer ziektens fomtyds in deeze kleinfte deelen zitten, waarom ook dusdanige ziektens elkander dikwils veranderen, ja fomtyds vernietigen, het heeft van te voren gebleken , dat de lastige duizeligheid , door het daar op volgende voeteuvel volkome weg genomen is geweest, de tusfchenpozende koorts heeft fomtyds een zwaare vallende ziekte te niet gedaan, ik heb in een fterk man, die eenige aanvallen van het voeteuvel had gehad, een anderen daaglche lentekoorts gezien; naar de k 60 In Capitulo » 4 fede anima ad morbos §. II» pag. 236»  rm 'T : V O E T E U V E L. §.1267.-1268. de. tweede aanval, wierd de groote toon door éen fcherpe pyn aangetast, .en de.koorts is- niet wedergekeerd, .edoch bet is bekend, dat de anderendaagfche lentekoorts, offchoon zy zagtaartiger is, zelden voor de vyfde aanval, en meestentyd met de zevende alleenlyk maar eindigt, de galftof ontlast zich in zodanige koortfen gewoonlyk van zelfs, of door de kunst van boven of langs onder, tot groote verlichting; daarom had men hem zodanig geneesmiddel voorgefchreven, dat hy .'s morgens ingenomen zoude hebben, zo de aanval van het voeteuvel zich des nagts niet hadde veropenbaart, welke hy niet willende.'verontrusten, zich voorzichtiglyk van het gebruik van het buikzuiverend middel heeft onthouden; en binnen veertien dagen, van het voeteuvel bevryd, heeft hy;zich geduurende. de.geheele zomerzeer wel bevonden, nochte ik heb kunnen waarnemen, dat hy. naderhand gal ontlastingen heeft gehad, offchoon ik de zieke en de aanweezende vermaant heb, dat zy 'er zorgvuldialyk op zouden letten. "$..1258. T^n dus is de geneezing onmooglyk, ten i-^d zy door geneesmiddelen, welke deeze gebreken ten eenernaal kunnen verbeteren, en het fynfte kwaade te recht kunnen helpen: waarom het tot noch toe byna voor ongeneesiyk is gehouden, ten z.y by menige Weinige. landlopers. De pyn verzagten,' is nief het voeteuvel geneezen, aangezien * het altyd van zelfs verminderd, en de aanval ophoud, wanneer al de ziekteftof verfpreid is. maar de oprechte geneezing van het voeteuvel is, dat de ziekte naderhand nimmer wederkeere, offchoon ook de oorzaken , welke het voeteuvel kunnen voortbrengen, het lichaam toegevoegd worden; over welke-§. 1258. is. gefproken geweest, want die voorttrekkende oorzaken zouden :het voeteuvel niet veroorzaakt hebben ten zy de .voorbereidende ^oor-  $.126*8. 'T VOETEUVEL. * 679 oorzaak tot het voeteuvel van te voren in het lichaam had gezeten , welke weggenomen zynde, zo is de ziekte ook afweezende. Want men neemt waar, dat de ziekte door een goede voedingswyze verzagt word, ja dat zy dikwils geduurende verfcheide jaaren zwygt, zo de zieken zich enkel met melk voeden, gelyk naderhand zal gezegd worden; nochtans zyn zodanige niet geneezen, en de voorbereidende oorzaak blyft in aanweezen, of ichoon de gelegenheid gevende oorzaken door dusdanige voedingswyze weggenomen zynde, de voorbereidende oorzaak niet werkzaam is geworden, maar geduurende verfcheide jaaren heeft gezweegen. want men heeft opgemerkt, dat, zo zy tot de vorige voedingswyze wedergekeerd zyn, met agterlating van het melk gebruik, dusdanige zieken een fcherper voeteuvel hebben gekregen , dan te voren, offchoon zy zich volkome gezond geloofd te zyn. hier word dierhalve over die grondige geneezing gehandeld , welke het by van Helmont zo genoemde voeteuvelig indrukzel geheel uitwischt, en dat ailerfynfte zondigende te recht kan brengen, want gelyk §. 12.56. is gezegd geweest, niet het geene dat op de pynlyke plaats brand, zeer doét , is het voeteuvel, maar alleenlyk deszelfs voortbrengzel. dit vlugge ontaartende was voor de aanval aanwezende, maar wanneer het zich in de gewrichten ter neder zet, veroorzaakt het de ziekte, daarom heeft van Helmont gezegd (ƒ) ; in de geneezing van het voeteuvel moet men overwegen, op wat zvyze het indrukzel van het zaaibare voeteuvel uit de levenswyze zy te verdryven. het geene in aanzveztnde blyvende , 'er niets gedaan zvord, dat een braaf Geneesheer waardig is. zvant nochte ieder bode komt tot de binnenfte verbergplaats van de levensgeest, ten zy een af gezonde Vriend. Zodanig middel zwetfte hy het geheim coraal middel van Paracelfus te zyn , dat het voeteuvel in deszelfs zaad doode. nochte het fchynt een buikzuiverend middel geweest te zyn, maar ver- (_f) In Capitulo: Volupe viventium morbus §, 25. pag. 315. Vierde Deel. Rrrr  68o 'T VOETEUVEL. 5.1268» vermengbaar met ons zamenftel. het fchynt geloofbaar, voor zo verre uit de duiftere befchryving kan opgemaakt worden, dat dit middel uit kwikzilver bereid is geweest , het welk zagt was, en het lichaam niet veel verftoorde, want van Helmont verlangde in dit geval fterke ontlastende middelen; gelyk uit een andere plaats blykt (q); ten laatfte, 'er zyn ziektens, welke geene gelegenheid gevende ftof hebben, zvelkers vereende ftof ten tyde der aanval uitgejaagt word ^ gelyk het vuur uit de key: geene andere gelegenheid voor zich hebbende, zeg ik, bui* ten en behalve de denkbeeldige indrukzelen, hoedanig het voeteuvel, de vallende ziekte , razerny , aamborftigheid enz. zyn*. te zveeten welkers volkome geneezing in de zvegneming van het zaaybare indrukzel, en onftoffelyke gesting beftaat, maar niet 'aldus in de bewaaring van eenige ftoffe. De fcheikundige hebben hun hoop gevestigt, in hunne geheimen , welke zy verhoopten tot het binnenfte van het lichaam te kunnen doordringen, de oude Geneesheeren hebben het heilig kerstkruid gepreezen, het geene zy geloofden in ftaat te zyn de allermoeilykfte ziektens te ontwortelen, dus heeft Aretceus gezegd (Ji): het heilig kerstkruid is voor het voeteuvel' een groot geneesmiddel; maar in de eerfte aanvallen der ziekte , welke reeds veele jaaren verouderd zynde, of door overerving zian de voorouders afgedaald zynde, de zieke tot de dood toe verzeld. Sydenham (ft) waarfchouwt, naar dat hy de voedingswyze , de lichaams oeffening , en andere middelen, de voeteuvelige voorgefchreven had , dat zy niet bevryd zullen zyn van de ziekte, offchoon zy dit alles heiliglyk in acht nemen ; maar hy belooft alleenlyk een groote verligting der kwalen, want die geene, die de geneezing van deeze ziekte onderneemt, moet geloven, dat hem uittewerken ftaat, dat hy hetgelieele lichaams- ga- (g) In Capitulo: Ignotus hofpes morbus pag. 405. (h) De Carat. Morb Diuturn. Lib. I. Cap. XII. pas;, iq*. (0 Tiactat. de Fodagr. pag. 59a. & feq.  S. 126-8. 'T VOETEUVEL. 681 geftel ver andere, en het zelve tot de vorige gefteldheid brenge, zo veel het door de jaaren, en de overige omftandigheden kan geftchie' den: hst geen men in de tusfchenpozingen der aanvallen, niet in de aanvallen zelfs, moet trachten te bewerken, maar hy bekend oprechtelyk (k): dat de grondige genezing , ten eenernaal volmaakt, waar door iemand van de gefteldheid tot deeze ziekte bevryd zoude zyn, noch in de put van Democritus verborgen legd, en in de fchool van de natuur verfchoolen ; maar wanneer , en door wien zy in 't licht zal gebragt worden, weet ik niet. nochtans wanhoopte hy niet, dat niet ter eeniger tyd zodanig geneesmiddel zoude gevonden worden , voornamentlyk op het voorbeeld der koortsbast deunende, welke de tusfchenpozende koortfen , welke zo menigmaal opftonden tegen alle de pogingen der Geneesheeren, zo gelukkiglyk geneest, hier uit blykt de reede, waarom de Geneesheeren tot nu toe de grondige geneezing van het voeteuvel, zo niet ten eenernaal onmooglyk, ten minde voor zeer moeilyk hebben gehouden. Hippocrates (/) heeft van het voeteuvel gezegd : dat het de aller geweldig ft e aandoening is van alle die omtrent de gewrigten ontftaan, en die aller moeilykst word ontbonden, en langduurigst is. maar offchoon zy langduurig is en lastig, nochtans is zy in 't geheel niet dodelyk. Daarom noemt de vergadering der voeteuvelige'het voeteu. vel by Lucianus (ni), de onverwinnelyke Godin; welke ook haar zelve «v/jHjrov Siu-arew ko'vxv noemt (7;), die door geen wierook word verzoent, welke gewoon is , gramftoriger die geene te ontfangen, die de meefte geneesmiddelen te werk dellen (o). in tegendeel Des- (ft) Ibidem pag. 606. CO De Affeftion. Cap. VIII. Charter. Tom. VII. j> 629» (ot) Tom. III. pagi 649. (_a) Ibidem pag. 653. (O Ibidem pag. 6575; Rrrr 2  68a >t voeteuvel: Deeze die niets dat my tegenflryd beproeven , Draag ik een zagt gemoed toe, en word verzoenbaar. Maar de oorzaken van een zeer moeilyke , of ook dikwils enmooglyke geneezing, telt Aurelianus op (p) • en hy tekent onder dezelve aan: deeze kwaal zvord in den beginne , om dat zy van weinig aanbelang fchynt, verzuimt , en zvord door het verzuim ferker-enz. hierom dierhalve is de kwaal bedagt voort te duur en, en de lichamen te bezitten, maar ook niet minder ter oorzake van langduurige verzachtingen, waar voor zy fchynt geweeken te zyn, aangezien zy door veinzery de zieken belooft f zelfs met behulp der onmatigheid, met zvelke men dikzvils ziet dat de kwaal een aanvang 7jeemt, dat zy niet moeten twyfelen gezond te kunnen blyven. De Landlopers alleen, die floutelyk met het leven van den mensch fpeelen , fnoeven , dat zy met hunne geheimen ook het diepst ingewortelt voeteuvel in de grond kunnen geneezen. en aangezien deeze ziekte voornamentlyk de ryklte aantast, vliegen zy van alle kanten toe, om dikwils tot een overmatige prys hunne vodden aan ligtgelovige te verkopen, ik ken 'er verfcheide, die, hoe wel meer dan eens, door deeze vod-: dekramers bedrogen, nochtans gehoor gaven, wanneer een nieuwe Kwakzalver diergelyke zwetferyen voortbragt. want het menfchelyk gellacht geeft gewoonlyk geloof aan het geene het wenschte waar te zyn. maar zodanige menfchen trachten geloof' te verdienen, wanneer zy op de deelen, die ten tyde der aanval pyn doen, zodanige dingen leggen , welke de pyniginom fchynen te verlichten; daar door de eindiging van de byzondere aanval de pyn van zelfs ophoud, maar Sydenham heeft de zieken zeer wel gewaarfchouwt (q): dat zy deeze liever in ** tegfa d&r aanval gebruiken. , en men zal terjlond ondervinden, hoe bedrieglyk dit hulpmiddel is, hoe ydel de hoop is, dewyl deeze aantrekkende middelen fomtyds nadelig, nimmer'voor- OO Morbos Chronic. Lib. V. Cap. IE pa?. 5t5cv (£>. De Podagra pag. 601..  §.1268. 'T VOETEUVEL. 683 delig kunnen zyn. maar ook voor Sydenham had Aurellanus ook diergelyke gewaarfchouwt (r) , naar dat hy een gantfche hoop geneesmiddelen, van verfcheide aangepreezen, had opgenoemd en veroordeeld : het gefchied' daar en boven , dat de aanvallen hunnen tyd gcduurt hebbende, van zelfs verzagten, en dus de te gemoet komende afwyking, of een weinig nader by zynde verlichting , de uitkomst der geneezing aanbrengt, maar zo men misfchien zoude denken, dat het te werk geftelde waar lyk voor de afwyking nuttig is geweest, word het nadeel in de beginzelen wederom nootzaaklyk beweezen. Och of het aan die Pochers gebeurde, het geen Lucianus fraai verdigt aan twee Syriers te zyn overkomen (s). want deeze door de honger ten onder gebragt, en door de armoede overwonnen, zwerfden te land en ter zee, zwetzende dat zy erfgenamen waren van een zekere zalve, welke de geweldige pynen flilde j welkers zamenftel zy nochtans, om hunnen eed niet te breken , niet wilden aan den dag brengen, maar het ten uiterfte vergramde heilig voeteuvel heeft geboden, dat de ftrenge pynen , metgezellen van hunne brasferyën, terftond zouden te zamen fpannen, en de ellendige met een wreede pyn pynigen, totdat, alle de zalve te vergeefsch verfmeert, zy gedwongen wierden te bekennen, dat nochte hun geheim, nochte eenig ander, het voeteuvel kan overwinnen, het geen onoverwonnen daarop uitroept: Een iegelyk weete dat, ik eenige Godheid Niet met geneesmiddelen word ver zagt, niet gehoorzaam. §.1269.. (f) In loco modo Citato pag. 565.. 0) Tom» III. pag. 606. Rrrr 33  684 'T VOETEUVEL. $.I26> $• I2<%>- "Pje overerflyke, en kalkknobbelige, zyn IS de moeilykfle van alle te geneezen. Maar offchoon het voeteuvel altyd een ziekte is moeilyk te geneezen, nochtans hebben de Geneesheeren onderfcheide trappen van moeilykheid in de geneezing deezer ziekte erkend en vry eenparig vastgefteld , dat het overgeërfde het moeilyk de van alle is; ja Ar et eens heeft, gelyk in 't vorige Hoofddeel gezegd is geweest, gewanhoopt het zelve te geneezen; als ook dat geene, dat zeer veroudert is, en voeteuvelige kalkknobbels op onderfcheide plaatfen van het lichaam voortgebragt heeft. Alle erkennen de allergrootfte moeilykheid in de oeneezing van het erflyke voeteuvel; nochtans fchynt men niet "geheel te moeten wanhopen, want het is zeker door waarnemingen , dat deeze ziekte fomtyds van de grootvader op de kleinzoon 'overgaat, wiens vader zyn geheele leven van deeze ziekte bevryd heeft overgebragt, vooral zo hy een matig, en door daaglykfche arbeid geoeftént leven heeft geleid, zo de harde armoede een reeds gevestigd voeteuvel heeft kunnen ontwortelen, is het zeer waarfchynlyk, dat deeze zelfde ook kan uitwerken, dat dit ziekelyk indrukzel, door overerving ontvangen, nimmer in beweging gerake , maar ftilzwygende geduurende het geheele leven flapen. het is wel waar, dat dit indrukzel niet ten eenernaal fchynt uitgewischt te zyn, dewyl men waarneemt, dat het eventwel tot het nagedacht overgaat; maar het zal ook van gelyken voorgekomen kunnen worden door een matig leven en een heilzame lichaams oeflem'ng, dat.de voetftap van de verborgene ziekte zich niet met; alle kracht te kennen geeven ; en dus zal 'er hoop zyn dat eindelyk de ongelukkige wortel der ziekte uit zodanio- gedacht geroeit worde, dat een ovejerflyke teering, door de bloedfpuwing voor te komen, aldus uitgewischt is , is van te voren gezegd geweest, alwaar over deeze ziekte gehandelt wierd. Een Geneesheer had in de bloem zyner jaaren zelfs een hevige  §.I2o> 'T VOETEUVEL. 685 ge aanval van het overërflyke voeteuvel gevoelt (t); hy heeft zich door eene ftrenge voedingswyze, en andere, waar over naderhand in de geneezing zal gezegd worden, van de pynen van het voeteuvel , geduurende twaalf jaaren , en langer bevryd. nochte de wortel der kwaal fcheen nochtans overwonnen te zyn. want hy zegd , dat hy deeze uitmuntende verhandeling heeft voorgezegd, dewyl hy niet konde fch;y ven > om de verdrietelykheden van een harde winter en ziekte te verdryven , en tevens aan zyn evennaasten voordelig zoude zyn. hier uit blykt nochtans , hoe veel een Geneesheer zal hunnen verhepen , zo hy een ziekte van een buigzame aart en ftandvastig gemoed onder handen zal hebben , die de pynen van het voeteuvel door een matige voedingswyze wil afkopen. Cornaro, door de enkele matige voedingswyze van de gewrigt-ziekte cn verfcheide andere ziektens verlost, heeft een geheele eeuw volbragt, en heeft eindelyk zonder eenige voorafgaande ziekte opgehouden te leven (u). nochtans had hy begonnen naar zyn veertigfte jaar matig te leven; van te voren aan de gulzigheid overgegeven, leide hy een ziekelyk leven. Maar wanneer zy zo veel kracht heeft gekregen, dat 'er kalkknobbels , met voeteuvelig kryt vervuld, op onderfcheide plaatfen van het lichaam ontdaan, geloofde Sydenham, gelyk §.1260.. en 1261. is gezegd geweest, dat de zelfftandigheid van het lichaam zelve reeds in voedzel voor de ziekte verandert is, en dat dus de ziekte zeer moeilyk zal zyn te geneezen. Hippocrates (w) heeft deeze voorkennis in deeze ziekte gegeven : alle die, of oude lieden zyn, of omtrent de gewrigten eelt hebben, of ellendig' lyk leven, deeze kunnen niet alle door menfehelyke kunst, voor ZO' veel ik weet, geneezen worden, enz. maar die jong is, en noch gee. (O Cofte traité fur la Goutte. In Prafat. («) Cornaro Raadgeving &c. O) Prsediét. Lib, II, Cap, VII. Charter. Tom. VIII. pag. 815.  €36 'T VOETEUVEL. 5.106*9.1370. geene hardigheid omtrent de gewrigten heeft, en naauwkeurig leeft, en den arbeid bemind, en goede afgang heeft, na mate zynen arbeid, deeze zal zekerlyk, een verftandig Geneesheer gekregen hebbende , geneezen kunnen worden. Nochtans zal men, gelyk naderhand zal blyken, door een bekwame levenswyze, en geneesmiddelen , veel voordeel kunnen doen, zelfs in het kalkknobbelige voeteuvel, Sydenham (V) getuigt, dat hy ondervonden heeft, dat een lange oefening, en dat daaglyksch, niet alleen tegen de voortbrenging van de kalkknobbels ftryd, maar ook de oude en verharde kalkknobbels ontbind, zo zy maar zo ver niet zyn gekomen , dat zy de huid in hunne zelfftandigheid veranderd hebben, over de mooglykheid van het kryt of kalk van het voeteuvel te ontbinden, zal naderhand in de geneezing noch het een en ander gezegd worden. (). 1270. 1~ Tit die Zelfde word afgeleid, dat de ader\-J lating de ftof, zitplaats, oorzaak der kwaal niet aanraakt; dat zy nochtans by geval fomtyds voordelig is, door een weinig afteleiden, en de dringende krachten te verminderen (1257J. Uit het geene §. 1262. is gezegd geweest, heeft gebleken , dat de naaste oorzaak deezer kwaal voornamentlyk, in de allerdunfte vochten en kleinfte vaten zit; en daar uit is §. 1268. befloten geweest, dat men de geneezing niet kan verhopen, ten zy van dusdadige middelen, welke ten eenernaal deeze verhole gebreken kunnen verbeteren, en het ailerfynfte zondigende te regt brengen, maar door de aderlating word alleenlyk het dikfte gedeelte der fappen uitgeleid, namentlyk het roode bloed, naar de volbragte afzonderingen van dunnere fappen, in de aders uit de flagaderswederkeerende; waarom'er niets van de ziekteftof door de O) De Podagr. pag. 950.  $. 1270. 'T VOETEUVEL. 687 de aderlating kan ontlast worden, nochte het gebrek door deeze verbeterd, het geen in veel fynder vatjens en vochten zit. Hier word om eigentlyk te fpreeken niet gehandeld, of de aderlaating niet fomtyds voordeelig is in het voeteuvel, maar of verdient aangeprezen te worden om het voeteuvel te geneezen. indien de zieke tekenen van bloedrykheid heeft, of op zekere tyd van het jaar ,' aan de aderlaating langen tyd gewoon is, als dan zal zekerlyk de aderlating noodzaaklyk zyn; gelyk van te voren §. 106. is gezegd geweest, zo een hevige koorts, ylhoofdigheid , een moeilyke ademhaling, de aanval verzeilen, wanneer de ftof der ziekte niet behoorlyk na de gewoone plaatfen is ter neder gezet, alsdan gebruiken voorzichtige Geneesheeren de aderlating, om deeze gevaarlyke toevallen te verbeteren; maar zy ftellen de hoop op de geneezing van het voeteuvel, niet in de ontlediging van het bloed: dus was zekerlyk de zeer vermaarde Mead van gevoelen (y), die waargenomen had, dat de aderlating meestentyds uitwerkte, dat de ziekte de plaats, welke zy reeds bezet, verlaat, zo dierhalve de voeteuvelige ftof, de borst, de hersfenen , en andere ingewanden heeft aangetast, zal de aderlating plaats kunnen grypen, niet alleen om de lastige en gevaarlyke toevallen te verligten, maar ook op hoop, om de ziekte van plaats te doen veranderen, en in de gewrigten af te leiden. Maar ook tevens blykt daar uit, dat wanneer het voeteuvel te recht de gewrigten bezet, men alsdan te vreezen heeft, dat de ziekteftof van plaats verandere, en de ingewanden aantaste, door de aderlating; gelyk naderhand §. 1273. za' gezegd worden, waarom Sydenham voor een regel in de beoeffening der Geneeskunde in de geneezing deezer ziekte» vastgedeld heeft (2): dierhalve moet de aderlating niet gedaan worden, het zy om de aanval voor te komen , waar voor men vreest, of'om die geene, die Cy") Monit. & Praec, Med. pag. 201. (z) Tractat. de Podag. pag, 560. Vierde Deel. Ssss  688 T VOETEUVEL. §. Ifl?x>. die reeds aanweezende is te verzagten , namentlyk in die geene die hoog bejaard zyn. zvant alhoewel het bloed dat afgetapt zv&rd meestentyds het bloed gelykt van de geene die het zydezvée en de vloeijing hebben, nochtans ziet men dat de aderlating niet min in deeze zieke aan de zieke nadeelig is, als in de twee opgenoemde voordeelig. hy keurd het wel nier af in jongelingen, vooral zo zy zich aan onmatig zwelgen hebben overgegeven, het bloed in 't begin der aanval af te tappen; maar zo hy in de volgende aanvallen gëduuriglyk de aderlating gebruikt', zal het voeteuvel zeer fchielyk, zelfs in jongelingen, verouderen, en zal binnen weinige jaar en.zyn heerfchappy , of 'eerder dwlngelandy, verder uitbreiden; als anders in veele jaaren zoude hebben kunnen gefchieden. Algineta zekerlyk ook (a), die de geneezing van het voeteuvel volgens de vier fappen heeft befchreven, gebied wél, dat het bloed , in het bloederig voeteuvel, terftond moet afgetapt worden ; ja zelfs in het ilymerige, en zwartgallige; namentlyk om het nadeelig vocht uit de aders te leiden; nochtans waarfchouwd hy het volgende, dierhalve terftond als iemand de ziekte eerst heeft beginnen te gevoelen, moet men de aderlating te werk feilen ; zvant de geene die reeds dikwils door de vloeijing aangetast zyn geweest , gevoelen daar meer na , dan voordeel door • 'vooral welkers lichaam van een koud geftel is, of zwak. Het is wel waar, dat Galenus gebied (b), dat 'er in het voeteuvel en jigt een ontlasting moet gefchieden, in 't begin van deLente , het zy door de aderlating, het zy door een buikzuiverend middel : en tevens getuigt hy, dat hy verfcheide op deeze wyze heeft geneezen, die geduurende drie of vier jaaren metpijn aan de voeten waren gekweld: hy voegd 'er nochtans voorzichtiger Lib. III. Cap. LXXVIII. pag. 57. verfa. C') De curandi ratione per venae fect. Cap. 7. Charter- Tom. X pag- 43Ö.  §.ia7o. 'T VOETEUVEL. 680 tiglyk by ; voor 't overige denk ik niet dat het voor iemand verhor gen is, dat zy voortaan matiglyk hunne voedings en levenswy' ze gebruiken, want de onmatige, aan de wyn en gulzigheid overgegeven , heeft hy vastgefteld, dat niet geholpen moeten worden, édoch Galenus voegde by de heilzame voedingswyze de lichaamsoeffeningen. maar het heeft uit het vorige gezegde gebleken, en wy zullen naderhand in de geneezing der ziekte 'er nog over fpreeken, dat men grote verligting verkrygt in het voeteuvel door de heilzame lichaamsbeweging en regelmatige voedingswyze, wanneer hetzelve nog niet ten eenernaal veroudert is, gelyk dat geene is geweest, waar in Galenus in de Lente de aderlating heeft gepreezen. Van te voren §. 1257. is gezegd geweest, dat de oude Geneesheeren, wanneer zy de aders gezwollen zagen in eenpynlyk lid, de zieken over een brandende hitte klaagden, en zagen dat de pynlyke plaats rood en gezwollen was, de aderlating beproeft hebben , niet alleen op ver afgelege plaatfen van het lichaam om een afleiding te veroorzaken, maar ook zelfs in het pyndoende been , een ader openende en veel bloed aftappende. Aëtius getuigt , dat hy een man van alle pyn bevryd heeft-, namentlyk de fpanning der deelen , welke hy verhaald fterk geweest te zyn, door deeze ontlediging der vaten verminderd zynde. want aldus wierden fchielyk de krachten , welke het aangedane deel drongen , vermindert, daarenboven is van te voren gewaarfchouwd geweest, dat 'er hoop is op de verligting, wanneer het aangedane deel begint te zwellen ; en dus kan de vernietiging der pyn niet alleen van de aderlating afgehangen hebben, een Geneesheer van Gend, die vrij ftoutmoedige en gelukkige proeven in de geneezing van fommige ziektens had gedaan (c), heeft de aderlating in het pijndoende gewrigt zelve, of wel op een nabuurige plaats (c) Van der Heyden Discours & advis &c. pag. 72» Ssss 2  69o 'T VOETEUVEL. §.T2?o. plaats aangepreezen , en hij getuigt, dat dikwils binnen een dag alle pijn weg was, zo dat de zieke die zelfde dag nog heeft kunnen gaan , op de aangedane voet ftaande. maar daar uit heefc hij befloten , dat het zeer voordelig zal zijn, zo twee of drie maai in een jaar een ader op de grote toon wierd geopend; op welke plaats het voeteuvel zich gaarne vestigd (dj. maar het is zekerlijk iets anders de pijn ten tijde der aanval te verzagten, iets anders , het voeteuvel te geneezen. maar het blijkt uit het reeds gezegde , dat herhaalde aderlating eerder nadeelig zijn, doorliet hchaam te verzwakken, de zeer vermaarde Hofman (e) heeft wel mfmjdende koppen aangepreezen, zo zij alle drie maanden boven op de groote toon wierden gezet, en heeft gezegd, dat hy een allergrootfte verligting in verfcheide , zo voel als in zich zelve-, die van diergelyke aanvallen van het voeteuvel niet bevryd is geweest, offchoon zy niet hevig waren, en niet lang duurden, heeft ondervonden, edoch het is bekend, dat die vermaarde Genees, heer, die voorbehoedende aderlatingen bijna altijd heeft aangeraden , zelfs aan allergezondfte menfchen , namentlijk op dat zij van alle ziektens, vooral fcherpe, bevrijd zouden blijven, daarenboven moet men aanmerken , dat hier over de grondige geneezing van het voeteuvel word gehandeld, welke om aangehaalde redenen met fchijnt van de herhaalde aderlatingen verhoopt te kunnen worden, wanneer Ocyfus bij Lucianus (f), de ziekte ontveinzende, de Geneesheer bedroog, als of de voet hem zeer deede door het geweld aan dezelve in het worftelperk toegebragt, had die reeds een fcherp, bloeddorftig, halfrond langwerpig werktuig , voor den dag gehaald, om het pijndoende deel in te fmjden; maar Ephorus aan komende gelopen, heeft zulks belet, uitroepende; So- 00 Ibidem pag. 83. 92 Med. rat. & fyft. Tom. IV. part. % feft. 2. cap. n. pag. 525* (ƒ) Tom. III. pag. 670.  J.i2;o. i27ï. 'T VOETEUVEL. 691 Soter, quid occipis? fic te fugiat falus? Audes, quafitas ferro poenas adder e? .,' Jgnarus omnium, malum ad moves pedi. Mendacia tibi dicla , quaque dicla funt. Waaruit blijkt dat de infnijding van het pijnlijk deel van ouds vry ongewoon is geweest. §. 1271. ]^| ochte de zuivering langs boven of onder, 1^1 zo veel doet, als gewoonlyk verhoopt word ; dikwils een onftuimigheid van het zenuwvocht verwekt, het vloeibaarfte wegvoert, deuitjagendekracht verzwakt. Deeze geneeswijze van het voeteuvel hebben veele gepreezen j en gelijk het fchijnt voornamentlijk om de volgende reedenen. Van te voren is §. 1257. gezegd geweest, dat de voeteuvelige de tekenen van de aanftaande aanval, omtrent de maagh en de borstingewanden gewaarworden, dat 'er raauwigheden, ruikende opruspingen aanweezende zijn, dat de afgang min gemakkelijk gaat, dat zy lastige winden gevoelen , de eetlust kwijnt, fomtijds daags voor de aanval fterker dan gewoonlijk word, ja, gelijk 5. 1258. is aangetekend geweest, 'er fomtijds een hondshonger aanweezende is. tevens is aldaar ook gezegd geweest, dat het eeten van fpek, en alles diergelijk, dat zeer moeilijk is om te verteeren, gelijk ook alle gebreken in de zes niet natuurlijkedin- Ssss 3 gen,  692 5T VOETEUVEL. §.1271. gen, waar uit de raauwigheid ontftaat, de aanval verhaast, maar dit alles fchynt aan te wyzen, dat 'er iets nadeeligs in de eerde weegen zit, dat aanwyst dat het uitgejaagt moet worden, door het braaken, of door de afgang. Waarom Trallianus (g) ook herhaalde zuiveringen aanraad, zo het vocht, dat na de gewrichten vloeit, galachtig en fcherp uit de tekenen fchynt; en alsdan veroordeeld hy de aderlating, hy waarfchouwt nochtans voorzichtiglyk, dat men een geneesmiddel moet gebruiken dat de gal uitleid, wanneer men eerst de fcherpte van het vocht, of de knaging bevochtigt en gematigd heeft, maar op dat men dc verftoringen , van een buikzuiverend middel te vreezen , voorkome , moet de zieke niet eens, maar dikwils een zuiverend middel gebruiken: want dus zult gy de gewrichten van de vuiligheden en vloeijingen bevryd, kunnen bewaren, zo gy de overtreffende ftof niet op eenmaal, maar by pozen, zult trachten uit te leiden, de zelfde voorzorg herhaald hy naderhand (b) in de geneezing van het flymachtige of koude voeteuvel - alsdan gaf hy heete zuiverende middelen; aloë, coloquint, zwart heilig kerstkruid, enphorbie , enz. en hy waarfchouwt tevens , dat deeze niet alleen om de ziekt? voor te komen moeten toegedient worden , maar ook in 't beloop der ziekte zelve, want zy matigen fterk de aanval, zvanneer zy de ftoffe uit de aangedane deelen uitlokken, en de vloeijing naderhand beletten, daar naar pryst hy aan, alle twee of drie maanden het zuiverend middel te herhaalen (/), Bemetrius Pepagomenus (k), raad de zuiverende middelen niet alleen in de vermindering van de pyn aan, maar ook in het hevig- fte Cg) Lib. XI. Cap. t. pag. 600. (ft) Ibidem pag. 615. CO Ibidem pag. 619, QO Cap. 29. pag. 69.  $. 'T V O E T E U V E L. 693 {ie derzelve. Fernelius (/) raad in een beraadflaging voor de jonge Albertus , Markgraaf van Brandenburg, in de aanval zelve aan, dat bet lichaam wel met een vry fterk middel gezuivert zuorde - op dat de fappen mooglyk niet eerder beroere, dan ontlaste, en hier door de vloeijing ver dubbele ; maar Jlerk genoeg, en dat van de bovenfte en uiterfte deelen , de over heerJ'c bende vochten uitlokke. ja hy heefc vasrgefteld , dat dit middel tot de tweede en derde maal nodig is, zo de pynen voortduwen, maar ook waarfchouwt Hoffman (m) de jonge Geneesheeren, dat zy vooreen Geneeskundige korte Helling houden; dat de pynen altyd zagt er voorden, op zvat plaats zy zich ook gevestigt hebben, zo de eerfte zveegen eerst van hunne vuiligheden, voor het gebruik van andere middelen , gezuivert zyn, welke anderzins, door na het bloed te verhuizen , en in de aangedane deelen door te dringen, de pynen heviger maaken, en zwaarder toevallen voortbrengen, intusfchen gebruikte hy nochtans klyfteeren, en zagte buikzuiverende middelen, als, manna, rhabarber, de room van wynfteen, en diergelyke. Zo 'er tekenen zyn dat de vuiligheden zich in de eerfte wegen vergadert hebben, fchynt het niet nadeelig te zullen zyn, deeze door een zagte ontlasting weg te nemen, maar het fchynt niet, dat het veilig is , het lichaam door fcherpe middelen te ontrusten, om de voeteuvelige ftof te doen afgaan; vooral, zo zyzich reeds in de gewrigten heeft ter neder gezet, of dat hy naby is, dat zy zich aldaar ter neder zette, want alsdan is de weder inkeering van de ziekteftof te vreezen , en daar door volgen gewoonlyk de ergfte kwaaien; gelyk §. 1273. zal gezegd worden. Het is wel waar, dat de waarneemingen geleerd hebben, dat het uitbraken van fcherp vocht in 't voeteuvel voordeelig is geweest , zo dat de aanval daar door veel verzagt wierd («): waar van (O Part. 2. pag. 332. _ O) Med. Rat. &Syftem. Tom. IV. Part. a. Seft. 2. Cap. II. p. 529, («) Obferv. Intereff. fur la cure de la Goutte &c. p. 260. & feq.  6>4 'T VOETEUVEL.' §. 12?x. van 5. 125:5. een aanmerklijk voorbeeld aangehaald is geweest, maar dat overgeven ontftond van zelfs, door geen middel verwekt, ja offchoon de zieke veel laauw water dronk, en de braaking trachtte te verwekken door de vingers in de keel te fteeken, is dezelve niet gevolgd, naar dat dit fcherpe zuur, offchoon in kleine hoeveelheid, reeds door de van zelf ontftane braking was uitgejaagt. ook fchijnt Hippocrates de hoop op de geneezing van het voeteuvel in de roode loop gefteld te hebben (0); want hy fchrijft aldus : zo 'er roode loopen op volgen, geneezen zy deeze zeer wel. maar ook zyn andere uitvloei}Hngen zeer voordeelig , welke na beneden kruipen, hier uit fchijnt het niet onbewijsbaar dat een gedeelte der ziekteftof langs deeze weg uit kan gaan' maar het fchijnt ten tyde van de aanval eerder een werk der natuur , als kunst te zijn : en dus kunnen deeze pogingen der na» tuur door verdunnende drank, of een zagt klisteer, geholpen te kunnen worden; maar het is geheel niet zeker deeze'ontledigingen door een fcherpe prikkel ten tyde der aanval, te veroorzaaken. edoch over het tusfchengebruik der zuiverende middelen, tusfchen de aanvallen, zal naderhand fl. 1276. gefproken worden. Sydenham begunftigde in geenen deele hergebruik der zuiverende middelen in deeze ziekte, nochtans heeft hy erkend, dat de ziekteftof fomtyds door de afgang uitgaat, want ter plaatfe alwaar hy over het bedwingen van de buikloop in het voeteuvel handelt (ƒ>), zegd hy: dat zo de beginnende voeteuvelige /lof, wel? ke nu nog niet na de gevjrigten is uitgejaagt, de buikloop veroorzaakt zal hebben , zo zy maar geen byzondere oordeeling is der aanval enz.; alsdan raad hy aan het zweet te verwekken ; zal de buikloop meestentyds ophouden, en het voedzel der ziekte zal zich met groote kracht in de gewrigten ter nederzetten, hy getuigt, dat hy op deeze wyze voor zyn eige leven heeft gezorgd, wanneer hy 00 Prxdlft. Lib.il. Cap. VII. Charter. Tom. VIII. pag. 815. O0 Traftat. de Podag. pag. 598. 599,  $iifü 'T voeteuvel; 69$ hy door onvoorzichtig koud water te drinken, in dit gevaar was gevallen, voor 't overige heeft hy gewaarfchouwt (q), dat men in de aanval niets groots moet beftaan , namentlyk dat de rust alleen genoegzaam was, met een dunne voedingswyze, uit zagte fpyzen. maar hy heeft de zuiverende middelen volftrekt veroordeelt, zo wel in als buiten de aanval (r). hy bekend , dat hy zelfs door een nieuwe aanval is aangetast geweest, wanneer hy de overblyfzels van de vorige aanval , door een zuiverend middel trachte uit te jagen, maar offchoon, gelijk §.1258. is gezegd geweest, dat hy naderhand bekend heeft, dat de zuiverende middelen veiliglyk aan de voeteuvelige kunnen toegediend worden, zo het bloedwateren, of eenig ander toeval zulks vereischten, zo men den avond van den zelfden dag, de ontrustingen door het zuiverend middel verwekt, met eenftillend middel, bedwongen wierden; waarfchouwt hy nochtans het volgende (Y): niettegenjlaande zo wy het voeteuvel alleen in aanmerking nemen, benadeelen alle ontlastingen zeer veel, en dus moeten zy in geenen deele toegeftaan worden, ten zy het gezegde toeval derzelver gebruik ten eenernaal zal vereischt hebben, nochte Mead heeft veel goeds van de zuiverende middelen in de geneezing van het voeteuvel vervvagt (/); en heeft eerder gelooft, dat de ziekte zich door deeze geweldiger in de gewrigten ter neder zet: want wanneer het voeteuvel na binnen was geweeken, beval hy heete zui" verende middelen, welke de afgang niet fterk bewogen, op dat de voeteuvelige ftof wederom na het deel zoude keeren , welk zy eerst bezet had. Zomen dit alles in aanmerking neemt, zal men zien, dat men zo veel goeds niet te wagten heeft van zuiverende en braakmiddelen, als gewoonlyk, vooral van de Kwakzalvers word belooft, zekerlijk verftoren zy in de aanval het geheele .Hphaam , zo zy fterk (q) Tra&at. de Pogadr. pag. 594. (r) Ibidem pag. 561* (j) De mict. Sanguin. Ibid. pag. 704: CO Monit. & Prscep. Med, pag, 179. Vierde Deel. Tttt  'T VOETEUVEL. $.1271.1272. fterk zijn, en beletten de nederzetting der ziekteftof na de behoorlyke plaatfen, terwijl zy tevens , door het vloeibaarfte uit het lichaam te jaagen, en hec dikfte agter te laaten, nadeel kunnen doen. (j. 1272. T^at de zweetdryvende middelen na de JLJ' kunst gericht, meer voordeel doen. Aangezien de kwaal in dunne fappen en kleine vatjens zit fj. 1262.) fchijnt het vry wel met de reede overeentekomen, dat zy door de laatfte openingen van de kleine vatjens, in de oppervlakte der huid gapende, zekerder en veiliger kan uit het lichaam gejaagd worden, de Ontleedkundige, en die de natuurlyke gefteldheid van het menfchelyk lichaam hebben befchreven, hebben de ongelooflyke fynheid der uitwaasfemende vaten in de huid aangeweezen; door welke vaten eventwel daaglyksch eenzoaanmerklyke hoeveelheid van het allerdunfte vogt uitgaat, gelijk Sanclorius heeft beweezen. zo men nu tevens in aanmerking neemt, dat aanmerklijk getal van zenuwtjens, die in de zelfftandigheid van de huid duiken, en aldaar eindigen ; gelijk Euftactiius in zyne tafels heeft getragtuittebeelden; fchijnt hetnaauwlijks te twijffelen, dat deeze niet alle tot het gevoel dienen; dat zo uitgezogt niet is in de geheele huid , als in de toppen der vingeren; maar dat ook zeer veele van de laatfte openingen , inde buitenfte oppervlakte van de huid gapende, een zeer fyn vogt witwaasfemen, dat, langer in het lichaam gelaten, nadeelig zoude geweest zijn. want men neemt waar, dat wanneer het geene uit moest waasfemen, wederhouden word, de lichaams werkingen verftoort worden , en zeer veele ziektens voortgebragt . maar het eerftë'kwaad, dat gewoonlijk van de belette uitwaasfeming word waargenomen, is een aanmerklyke vermoeitheid, en zwaarwigtigheid van het geheele lichaam, zo dat de fpierlyke bewegingen met moeite worden verrigt, daar zy, gelijk bekendis-, een vrye werking der zenuwen vereifchen. Sano  $.1272, 'T VOETEUVEL, 697 San&orius had waargenomen, dat de doorwaasfeming vooral doorfpek, en ook vette fpyzen, gelijk ook door de vochtige, ftormachtige, koude lugt, verminderd word. maar §. 1258. is gezegd geweest, dat door dezelve de aanvallen van het voeteuvel verhaast worden, en onverwagts komen, daar en boven is §. 1261. aangetekend geweest, dat de aanval door een ligte bevogtiging van het pynlyke deel, en uitwaasfeming, eindigt, dé ftof der ziekte door de zweetgaten van de huid uitgejaagt zynde. edoch dit alles is ten voordeele van het gebruik der zweetmiddelen. Hoe wel Sydenham (V) zich ook niet zeer op deeze betrouwt, bekend hy noGhtans, dat de ontlediging van de zondigende ftof, door 't zweeten , minder nadeel doet, dan zq het zelfde door braak- of buikzuiverende middelen wierd beproeft, intusfchen nochtans waarfchouwt hy voorzichtiglijk, dat 'er als dan ook voorzorg nodig-is : zvant die zagte vochtigheid in het voeteuvel, welke meestal des morgens van zelfs ontftaat, naar ieder, kleine aanval, zvaar uit ik geleerd heb, dat de grootte beftaat, ver zagt zo. welde pyn, als ongerustheid, met welke de zieke de geheele nagt ft reed; maar in tegendeel, zo die zachte bevochtiging, en die van haare natuur vluchtig is, langer en heviger voortgetrokken word, als de evenredigheid der zondigende ftoffe , welke nu door de laatfte aanval gekookt is, kan verdragen, zvord de ziekte daar door verergert, daar uit blijkt nochtans, dat hy alleenlijk dat zweeten heeft veroordeeld, dat door heete en prikkelende middelen uitgeparst word; maar hec zal geen nadeel doen, verdunnende, en zagte fpeceryachtige middelen te geven, welke die begonne poging der natuur voortzetten, zonder vermeerderde beweeging. want ten tyde der aanval, moet men , gelijk van te voren is gezegd geweest 1 niets O) Traft. de Podag. pag. 564. & feq. Tut 2  69* 'T VOETEUVEL. niets groots ondernemen. Sydenham (w) bekend, dat het voedzel der ziekle met door het zweet wederom in de ingewanden zvord: getrokken;, maar m tegendeel na buiten word gejaagd, hv was maar bevreest dat door heete zweetdryvende middelen ten tyde der aanval toegediend, de ziekteftof met al te groot geweld m de gewrigten zoude gedrongen worden , en ondraa*lyke pynen zoude verwekken; gelyk zy ook, zo zy in al te groote menigte was, veele plaatfen te gelyk, met groote Jastigheid, zoude bezettenj daar anderzints, zo de ziekte baar natuurlyke loop volgd, geen ander deel gewoonlijk zeer doet. ten zy de kwaal reeds heeft afgenomen ter plaatfe , waar zv zich eerst had ter neder gezet, edoch, zo het lichaam tevens vol was van een weiachtige te zamen vloeijing, als dan vreesde hy te recht een beroerte van de heete prikkelende middelen, zo zy onvoorzichtiglijk gebruikt wierden; namentlijk dusdanige droesfem fchielyk bewogen zijnde, daar zy langen tijd had ftil geftaan, of ten hoogfte langzaam door de vaten wierd bewogen, over welke voorzorg van te voren, alwaar over de langzame koude flymachtige beroerte gehandeld wierd, is gefproken. geweest. 9 8 Sydenham heeft ook van gelyke de heete zweetdryvende middelen op-de tusfchentyde veroordeeld, op dat door deeze de voeteuvelige ftof, noch niet genoegzaam ten onder gebragt, met met geweld in de gewrichten zoude gedrongen worden en dus een nieuwe aanval verwekt, voor den tyd , en tegen dank van. de natuur, maar dat Sydenham geen afkeer gehad heeft van zodanige zweetdryvende middelen, welke een zagte fpecery, met veel watet afgefpoelt, inhielden, blijkt uit de gewone drank, welke hy aan de voeteuvelige in tusfehenpozing der aanvallen, heeft aangeraden te gebruiken, want die beftond uit de wortelen van China., zalza paril zafTefrasWout, anyszaady enz. (x). * ' £n) Ibidem. CX) Ibidem, pag. 58& §-lz?3:-  §.1273- 'T VOETEUVEL; 699 A 1273. *]V/|aar niets is in deeze ziekte fchad'elyker, 1V1 dan de afvloed der nu ryp zynde voeteuvelige ftof (1263.)» en op geen. andere wyze veilig uitgebid,. of verbetert, na haare plaatfen fji 2 )0.1260.), welke, wel ten hoogfte pynlyk, maar niet in 't minst gevaarlyk zyn, te verhinderen, want als dan wederhouden 7ynde, verwekt zy beroertens, lammigheden, ylhoofuigheden, zwakheden, naapzuchten, bevingen, algemeene ftuiptrekkingen, zo zy in de hersfenen is getreden ; aamborftigheid, hoest, verftikking, zo in de longen ; een verwoed fluiptrekkend zydewée, zo in het tusfchenribbige, en het ribbenvlieswalgingen, benaauwtheden, brakingen, opruspingen, huikpynen, kramptrekkingen der ingewanden, zo in de buik-ingewanden; en dus 011gelooflyk veel. ziektens. welke dikwils fchielyk dodelyk zyn:. welke gy te vergeefsch door een alleruitgezogtst geneesmiddel, of geneeswyze, zonder de oorfprong tekennen, zult behandelen: want zy en wyken niet,, dan wanneer zich een nieuwe en even woedende aanval van het voeteuvel',, verheft., dit nadeel gefchied door het onvoorzichtig gebruik van verdovende, verkoelende, te zamentrekkende y verdikkende middelen; of uit alle geneesmiddelen verzwakkende,, ontlastender weder aftrekkende r verflikkende; hierom werken de aderlating, eenbraakof buikzuiverend middel , pleifters, pappen, zo even gezegd ; alle opiaten, dit uit; gelyk ook. door de van zelfs zeer hooge ouderdom aankomende zwakheid; of door dien alle. de. uiterfte. deelen zodanig verftopt, uitgedroogt, bedurven* vernielt, zyn ,. dat de kwade ftof niet meer door dezelve kan gaan: hier uit blykt,. welke, met welke toevallen, en waar om ,, de voeteuvelige van deeze ziekte fterven. Tttt 3, Uit  7oo 'T VOETEUVEL 5. tm < Uit het geene tot nu toe is gezegd geweest, blykt, dat dat ziekelyke, dat de aanval van het voeteuvel op zyn tyd zal voort brengen, inde tusfchentyd allengskens in het lichaam vergaderd word, als ryp word, eindelyk na de gewoone plaatfen ter neder word gezet, en aldaar zeer zwaare pynen verwekt waarom, gelyk §. 1267. is gezegd geweest, zy zich dikwils geloven gezond te zyn, wanneer de aanval aanftaande is 0f zo zy iets m de gezondheid veranderd bevinden, fchryve'n zv dit eerder aan andere oorzaken, toe. daarom is L 1256 en 1268 gewaarfchouwt geweest, dat het geene , dat pyn 'doet dat brand, het voeteuvel niet is, maar deszelfs voortbrengze'l dit voortbrengzel der verborgene ziekte, of wel de ziekelyke zondigende ftof, word door de natuur na buiten gejaapt en na de uiterfte deelen, ver van de ingewanden ter nedergezet en voornamentlyk na de voeten , waarin het heilig voefeuvel als gewoon is haaren zetel te vestigen; gelyk §. 1261 breder gezegd is geweest, zo iemand "gelooft, dat hy zodanig geneesmiddel heeft dat zonder nadeel of gevaar, deeze voeteuvelige ftof aldus kan veranderen , dat zy wederom gelyk woid aan de gezonde fappen , en zonder eenige verftorinsen te verwekken, door alle de vaten van het lichaam kan vloeijen; of ten minfte, zo hy deeze reeds rypgeworde ziekteftof, we ke de aanval zo dra zal verwekken, uit het lichaam weet te leiden, laat hy zich van zyn geluk bedienen, maar het is nodig door daden te bewyzen: het is niet genoeg de ellendige met ydele beloften aan boord te vallen. Sydenham, heeft gelyk gezegd is geweest , te recht bevestigd , dat dusdanig geneesmiddel tot noch toe verborgen is, hoe wel hy niet wanhoopte dat dit te eemger tyd zou kunnen gevonden worden, het zal naderhand in de geneezing deezer ziekte blyken dat men door een goede voedingswyze , en bekwame geneesmiddelen, kan verkry^en, dat de hoeveelheid der ziekteftof welke zich in de tusfchentyd zal vergaderen, verminderen,'en de fcherpheid verbeterd worde, en dus een langer tusfehenpozing zy tusfchen de aanvallen, en de wreedheid der pyn ook fomtyds veel  $.i273. 'T VOETEUVEL. 701 veel verzagt worde, maar niemand heeft noch met vaste en geloofwaardige proefondervindingen de volmaakte verbetering, of veilige uitjaging uit het lichaam van de reeds rype en zwellende voeteuvelige ftof langs andere plaatfen beweezen. de natuur zet deeze ftof in de gewrigten ter neder , aldaar ter neder gezet , word zy langzamerhand verteert, of door de uitwaasfeming uitgejaagt, fomtyds ook door een ftinkend zweet : maar wanneer dit gebeurt, lyden de zieken fcherpe pynen, welke zy, het koste wat het wilde, zouden willen afkopen. Sydenham op zyn eigen ziekte alleraandagtigst (y) , heeft waargenomen, dat de voeteuvelige zieken zo veel te volmaakter welvaren, zo veel te langer van de nieuwe aanval bevryd blyven , hoe zy meer pyn hebben gehad, de ziekte nu losrakende, keer en de eetlust en goede gefteldheid van de zieke wederom, na mate de pyn , waar mede de onlangs voorafgegane aanval, woede, en in dezelve evenredigheid behouden word de volgende aanval, of verhaast, of uilgeftelt. want zo deeze laatfte de zieke zeer erg heeft aangetast, zal de volgende aanval niet dan op de zelfde wederkeerende tyd van het jaar op nieuw aanvallen, waar uit hy vastgefteld heeft, gelyk §. 1161. is gezegd geweest, dat de pyn dat fcherpe geneesmiddel van de natuur was, het geene zy gebruikt om deeze ziekte te verjagen, want hoe meer zy de pynen van de zieke verzagt , zo veel te meer ftryd zy tegen de koking der fappen ; en hoe meer zy het kreupel gaan weert , zo veel te meer is zy nadeelig aan de uitjaging der ziekteftof (z). ja, wanneer de pyn fcherp was, als dan was hy voor 't leven van de zieke niet bevreest ^ maarzo de pyn ophield, of zagter was dan na gewoonte, gelyk in verouderde voeteuvelige, die tevens hoog van jaaren zyn, gewoonlyk gelchied, ftelde hy vast, dat het grootfte gevaar aanweezende was (a). waarom ook Hippocrates (b), gezegd heeft, dat O) Traftat. de Podagr. pag» 550. (z) Ibidem pag. 594; 00 Ibidem pag. 597. De Affe&ïon. Cap. VIII. Charter. Tom. VII. p» 630,  702. 'T VOETEUVEL; §. 1273. dat deeze ziekte lastig, moeilyk, langduurig is, maar niet dodelyk. want het is zeker, dat zo de voeteuvelige de ziekte geduldig verdragen hebben , zy tot een hooge ouderdom zyn gekomen, waarom ook de Godinne voeteuvel, by Lucianus (e) , verontwaardigt, dat een iegelyk haar, en niet de pyn, vcrwenscht, zegd; P*erum dolor mihi malorum adjutor ejl, 'Nihil ego namque fum , ft ab hoe relicla firn. Hoe ergo mordet, hoe animum fuhigit meunt, JDolorem quod malorum originem omnium Maleficis maledi&is haud qulsquam fauciat, • Sed contra me laxant vocem exfecrabilem, Mea fperantes evitare vincula. Hier uit erkend het voeteuvel de pyn voor zich een onaffcheidelyk gezelfchap, en Sydenham heeft de voornaamfte hulp van de pyn verwagt (dj. want wanneer het voedzel der ziekte , niet alleen voortgebragt, maar in de gezvrigten reeds ter nedergezet is, zullen zvy al te laat, ofte derzelver verandering, ofte uit* jaging, langs andere wegen trachten uittelverken : aangezien zy op geene andere wyze na buiten uit zal geworpen worden, dan op die, welke de natuur vooruit zvyst, zvaar aan men dezelve volkome moet overlaten. Intusfchen Mul- (f) Tom. III. pag» 665. Cdj Tra&at. de Podagr. pag. 593.  $. im< 'T VOETEUVEL 703 Multa forma infortunatorum. Miditatio pma, & confuetudo, Podagros miferos confokntur ( Cap. V.. pag. ar. Vierde Dee-l. Vvvv  704 'T VOETEUVEL- 5.1*73. allerergfte en aller moeilykfte zyn om te geneezen. zo dierhalve de voeteuvehge ftof m de hersfenen vvQrd ter nedergezet, zullen alle de hersfen ziektens kunnen volgen, en een fchielyk doodelyke beroerte ; welke ik fomtyds aldus met droefheid heb zien ontftaan, wanneer de pynen op de gewone tyd der aanval alleenlyk maar hgtelyk in de ledematen wierden Ogenomen en fchielyk verdweenen; waar op terftond een draaijing in 't hoofd beeving, beroerte, volgde, en dat wel zo fchielyk, dat Wen tyd was eenig bekwaam geneesmiddel te werk te ftellen. maar za zy de longen bezet, volgd 'er een zwaare aamborftigheid met een haastige verftikking dreigende, op; welke fomtyds voorafgegaan word door een lastige en droge hoest, dit had Aretaus ook waargenomen (g); want hy waarfchoumt: veele zyn uit het voeteuvel tn de waterzucht vervallen; maar fomtyds in een aamborftighad: edoch het opvolgen van deeze, is onvermydelyk. Sydenham had waargenomen. (/;), dat zo de hoest■ in de winter door de ontfange koude is ontfangen, de ftof ten tyde der aanval allengskens na de longen gelokt, word; de gewrigten intusfchen, door de. overbrenging van de ziekteftof na een andere plaats, geheel of ten deelen, van de pyn en zwelling verlost zynde. maar of Ichoon .Sydenham, gelyk van te voren is gezegd geweest de ontledigende middelen ten tyde der aanval veroordeelde, nochtans heeft hy in dit geval aangeraden, de ziekte te behandelen als of het een ontfteking m de long was, door de aderlating en andere middelen; namentlyk om 't gevaar der verftikking zozv dit gevaar ontkomen , is het nog te vreezen, zo het voeteuvel kalkknobbehg is , dat diergelyke ftof zich in dit ingewand dringe. want dat er krytachtige te famengroeijingeir in de long zyn waargenomen geweest, is §. 1261. gezegd geweest. Het gedenkt my eertyds een verouderde voeteuvelige onder handen gehad te hebben., die alleen in de zomer maanden van de $ Vc^$»dé  k* VOETEUVEL. ?d$ de pijn bevrijd was: hy was ten hoogde verblijd, dat hy eefi feheel jaar was bevrijd geweest: maar onverhoeds heeft hy al et geene hy gebruikt hadde begonnen uit te braken, en naar weinige uuren is hy door een woedend zydewée aangetast geweest , waar door hy bijna verdikt wierd. naar twee aderlatingén wierd het overgroot gevaar vermindert; en terwijl de voeten tevens geduurig met aantrekkende middelen gekweld wierden, hebben zy begonnen zeer te doen; de borst wierd meer en meer verligt; en hy is eindelijk het gevaar ontkomen, edoch/de regelmatige aanvallen zijn niet wederom gekeerd; en wam/eer de handen en voeten nu en dan aangedaan wierden, waren de pijnen zagt, en verdweenen in korten tijd : waar door zodanig zijdewée binnen de tijd van tien maandennet driemaal toe ,'wedergekeerd is; en dus, is hy , alles te vergeefsch beproeft zijnde, geftorven. Men verftaat gemakkelijk , hoe groote kwalen te vreezen zijn, zo deeze zelfde ftof zich in de maagh, of de darmen ter neder zet. een foldaat had op de pijndoende gewrigten gecamphorde geest van wijn gelegd, en de ftof der ziekte fchielijk terug gedreven zijnde, heeft de buikingewanden aangetast', waar door de ellendige door de ftuipen aangetast, fprakeloos, met koud zweet, bijna voor verlore gehouden wierd. hem een opiaat, en dat wel met een ftoute gifte toegediend zijnde, heeft hy veel groene gal uitgebraakt, en daar op is hy door de aderlating , en blaartrekkende plijsters op de beenetl gelegd, van de dood verlost geweest (V). Dewijl dierhalve zo veele en zo onderfcheide kwalen, door het terug jagen der voeteuvelige ftof te vreezen zyn, daarom is het der moeite waardig, óp alle die tekenen te letten, welke leeren, dat dusdanig kwaad te vreeztn is. Sydenham is fomtijds diergelijke terugtreding van de voeteuvelige ftof overkomen, en hy heeft waargenomen, dat een zwaare ziekelykheid, met braaktest een teken zijn ; terwijl de gewrichten té- ÖD La Code, traité fur la Goute pag. 9$. (k) Traftat. de Podagr. pag. 706. Vvvv 2  fo6 'T VOETEUVEL. 5.1273: tevens onvoorziens van pijn verlost zijn , en bekwamer tot de beweegmg dan na gewoonte, deeze tekenen zijn genoeg indien de gewrichten pijn doen , wanneer de voeteuvelige' ftof reeds m dezelve ter neder is gèzer. edoch het gebeurt fomtyds , dat deeze ftof in 't geheel niet na de gewrigten word ter neder gezet; maar de ingewanden aantast, nochtans alsdan voor zo veel ik heb kunnen waarnemen, gaat de ziekelykheid vooraf; en daarom zijn voorzichtige Geneesheeren, zo 'er iets onverhoeds aan een mensch overkomt, welk zy weeten voet euvelig te zijn , altijd op deeze ziekte bedagt, en kwellende deelen, welke eertijds gewoonlijk aangedaan wierden op alle manieren , door wrijvingen ,. baden , aantrekkende middelen enz., om de vliegende ftof, de ingewanden nu dreigende ts bezetten, daar na toe te leiden, alwaar zy wel pijn kunnen verwekken, maar zonder gevaar, maar vooral moet men diergelijke dingen beproeven, zo de voeteuvelige zijn kwaal in langen tijd niet gevoeld heeft , groote misdagen in de voedingswyze heeft begaan , of dat de tekenen t i2<7. opgenoemt, aanweezende zyn, welke aanwyzen, dat de ziekteftof reeds in het hchaam tegenwoordig is, en werkzaam word. offchoon zy nog niet na de gewrichten ter neder gezet is geweest men moet met alle macht trachten , dat die vuurige te famenvloeijing na het deel, welk zy eerst had bezet-, wederom keereCP want alhoewel de ziekte van talrijke en onderfcheide toevallen' na mate het onderfcheid der aangedane ingewanden verzeld gaat' zal zy nooit oprecht gerust zijn, ten zy een fcherpe aanval van het voeteuvel kan opgewekt worden, ik heb, offchoon ik alle krachtdadigfte middelen heb beproeft, en die verouderde voeteuvelige, waar van ik reeds heb gefproken, geen hevige, maar alleenlijk maar zagte pynen in de voeten kunnen verwekken en die m korten tijd verdweenen : maar een dubbele wederkee'ring gefchied zijnde, is de ellendige eindelijk, met een allerfterkfte ratehng op de borst, en ongelooflyke benaauwtheid, geftorven. wanneer ik gelukkiger was by ande*ê, wierd my onder de woe- CO Mead Monit, & Priccept, Med. pag, 197,  5.1273- 'T VOETEUVEL 707 dende pynen alles kwaads toegewenscht; aangezien zy liever zouden gewenscht hebben te derven, als door zo zware pyr.en het leven te kopen, want de woedende aanval komt gewoonlyk wederom, wanneer de dwalende voeteuvelige ftof na de gewone plaatfen wederom word gelokt. Maar dit alles veronderftelt, dat de Geneesheer weet, dat de zieke voeteuvelig is, of dat hy door overerving tot deeze ziekte neigt, maar het gebeurt fomtyds, dat de voeteuvelige ftof in het lichaam tegenwoordig, verlcheide werkingen verftoort, eerdat zy de eerfte aanval in de gewrichten heeft te weeg gebragt. dus is 5. 1262. gezegd geweest, dat een allerlastigfte draaijing in 't hoofd, ja de vallende ziekte zelfs, ten eenernaal heeft opgehouden, wanneer de nooit geleede aanval van het voeteuvel aankomt, ik heb in een vet mensch , van te voren aan de pynen van het graveel onderhevig, gezien , dat naar een rouw voeren op een wagen de pyn omtrent de rechter nier ontftaan is, met walging ; de pis was dun, zonder couleur, de afgang hard; wanneer hy te bedde lag, vermeerderde de pyn, de flaap belettende, wanneer men beproefde , dat geene men geloofde van te voren in dezelfde ziekte voordeelig te zyn geweest, is de pyn naar eenige dagen fchielyk verhuist, uit de lendenen na de groote toon van de rechter voet , en heeft de eerfte, maar vry hevige aanval, van het voeteuvel verwekt, ik geloof niet, dat iemand in dit geval het voeteuvel zoude verdagt hebben , waar van het zaad nochtans , nog niet fchietende (ziet $. 1257.), listiglyk in het lichaam was verborgen. Dit nadeel gefchied door het onvoorzichtig gebruik van verdovende enz. Sydenham fcherpt wel overal in, door zyne eigene ellende geleerd, dat de pyn dat eenige, maar fcherpe geneesmiddel der natuur is. datzy gebruikt om de ftof van Vvvv 3 het  7°« 'T VOETEUVEL. rj*»f$ het voeteuvel, dat in de gewrichten zit, te verteeren en te verblazen ; hy belooft, dat zy zo veel te gezonder zullen zyn, zo veel langer bevryd , hoe de aanval pynlyker zal geweest zyn. zy zyn niet alle zo standvastig van gemoed, dat zy deeze pynigingen , welke byna alle menfchelyk geduld te boven gaan, met , een gerust gemoed willen, of kunnen verdragen, waarom zy bereid zyn alles te beproeven, zo zy maar de minfte hoop hebben van de pyn te verzagten. hierom geeven zy ligtelyk gehoor aan kwakzalvers, baardfchrapers , vrouwtjens ,l icheikundige, die gewoonlyk van alle kanten toevloeijen, wanneer zy weeten dat een ryke het voeteuvel heeft, maar aangezien die pynen, gelyk Sydenham zeer wel gewaarfchouwt heeft, omtrent den dageraat verzagten, word dikwils dat geene, dat op de bekwame tyd opgelegd was, wanneer de hevigheid der pyn van zelve verminder- , de, als een Goddelijk geneesmiddel aangeprezen, daar door komt die vermenging van geneesmiddelen uit het dierlijk, plant, en delfrijk , welke de Godin voeteuvel bij Lucianus zo hartelijk uitlacht (_*»). een iegelijk die lust heeft, kan die ijdele en bijgeloovige geneesmiddelen , welke by Trallianus op het einde van het elfde boek, waar in hy over het voeteuvel handelt, gevonden worden, nazien, woorden zonder betekenis wierden in een goude plaat gefneden ; zelfs fpaarde men de naam Jehova niet, om door bezweeringen de pijn te verzagten..Lucianus (n) heeft reeds gezegd. Carminibus alius impoftorum luditur; Judaus nablus ftultum excantat alterum. O) Tom. III. pag. 653. & feq. (ji) Ibidem pag. 65^.  5-1273- *T VOETEUVEL. 7o9 Men beeft bijna alles beproeft, op dat dusdanige lastige kwaal zich zoude verzagten. wanneer Servius Clodius, voeteuve.lig geworden zynde , wierd zo ongeduldig, dat hy zich de voeten niet vergif heeft beftreken , en zodanig gedood, dat hy , dit deel ah vooraf reeds geftorven zynde, gekeft heeft (o). PUnius verhaald het zelfde van dezelfde roomfche Ridder (p), namentlyk, dat hy door [de hevigheid der pijn in het voeteuvel gedwongen, de bcetien met vergif heeft beftreken , en naderhand van alle gevoel en pijn in dat lichaams gedeelte is bevrijd gezveest. edoch welk venijn dit geweest zy , is ons onbekend; niet te min fchijnt het bewijsbaar, dat het onder de verouderde middelen uitgekozen is geweest, wanneer Hippocrates over het voor en nadeel der koude handelt (q) , zegd hy : diktens in de gezvrichten, en pijnen zonder verzzveering, en voeteuvelige aandoeningen, en ftuiptrekhingen, verligt en vermindert voor een groot gedeelte de opgieling van veel koud water, en ontbind de pijn: een matige verdoving vamentlijk ontbind de pijn. want men moet aanmerken f dat hy niet zegd , dat zy daar door altijd verligt word, maar alleenlijk voor een groot gedeelte, en dat hy voor een matige verdoving te weeg te brengen , hier alleenlijk maar verligting van pijn heefc ge.zogt. Aëtius getuigt (f), dat hy iemand heeft gezien, aan het door hem zo genoemde galachtige voeteuvel leggende, 'die door de voepen in koud zvater te fleeken, en dezelve eenige tijd daar in te houdeti, een uitnemende verligting heeft gekregen, maar by een andere gelegentheid , alwaar over het gebruik van koud water, in de geneezing van de lammigheid, en de allerhardnekkigst geflote afgang in de darmkring, los te maken , gehandelt wierd , als ook wanneer over het fchielijk bedwingen van een gevaarlijke bloedfpuwing ■ wierd gefproken, is gezegd geweest,' dat zeer koud water gedronken, of uitwendig toegevoegd zijnde, de zie- 00 C. Sueton. Tranquill. de Illüft* grammat. Gap. III, pag. 704. \ OO.Lib. XXV. Cap. j, i. * * h 1 * Qi) /Aphorism. 25. fee*. V. Charter. Tom. IX. pag. 210. • ió Sermon. 12* Gap. 28. pag^gai.- j  7io 'T V O E TEÜVEL $.1*7-3. zieken wederom te bedde gelegd, naderhand zeer warm zijn geworden , en 'er een vry overvloedig zweet op gevolgd is, met groote verligting. men kan zekerlijk het zelfde verwagten, wanneer de voeten der voeteuvelige in koud water worden gedoken; en de voeteuvelige ftof zoude aldus door een fterk zweet, in het aangedane deel verwekt, uit het lichaam kunnen gejaagt worden, een hoofdman van het voetvolk, wreef de beenen, op raad van een zekere landbouwer, met fneeuw, en terftond wierd alle pijn verligt; waar door hy, ftoutmoediger geworden, met blote voeten een weinig over de fneeuw heeft gewandelt, en is, van alle pijn bevrijd, na huis gekeerd; en is een jaar lang, dat anderzints niet gebeurde , van de ziekte vry geweest (s). het is bekend, dat de handen met fneeuw gewreven, zeer warm worden; waar uit het fchijnt, dat iet diergelijk hier gebeurt is. men moet daarenboven aanmerken, dat de zieke reeds drie weeken aan het voeteuvel had gelegen, eer hy dit fneeuwmiddel te werk ftelde; en dus heeft de nu rijpere voeteuvelige ftof, gemakkelijker door de daar op volgende warmte kunnen uit het lichaam verblaazen worden, edoch dat Aëtius zodanige uitwerking van de koude en verdovende middelen heeft verhoopt (t), blijkt uit het geene hy 'er terftond in het zelfde hoofddeel bij voegd: nochtans moet men in 't gebruik van deeze geneesmiddelen voor doel hebben, de vernietiging van de onmatige hitte , welke fomtijds in een uur gebeurt , na dat, terftond het verdovende middel afgenomen zijnde , een pap van boonmeel en vet en zvater, 'er op gelegd word. want wanneer het geene zeer fterk verkoelt'; te lang op de plaats blijven , brengen zy een verdoving en droefgeestig en kwijnend gevoel in het lichaam te weeg. zvaarom, wanneer zvy in de brandende pijnen , gedwongen zijn geweest tot het gebruik van verdovende middelen , zullen zvy naderhand die deelen zvederom koesteren door die middelen , zvelke verwarmen kunnen. ' ■ • ' Hier (O Pechlin. Obfervat. Phyfico Medic. Lib. II. obferv. 28.p. 280. CO Serm. 12. Cap. 28. pag. 322.  $.1373- *T VOETEUVEL. 7" Hier trit blijkt, dat Aëtius het gebruik van diergelyke midde* len verdagt heeft gehouden, deeze ziekteftof is zekerlijk vry beweegbaar, en door dusdanige fchielyke koude, of ook door het gebruik van te zamentrekkende middelen, terug gejaagt, kan zy de ingewanden bezetten, met het allergrootst gevaar , waar van naauwlijks eenige hoop is te ontkomen , ten zy deeze ftof wederom in de gewrigten kan gelokt worden , en als dan verwekt zy gewoonlijk zwaarder pyn dan van te voren ; waarom diergelyke onregelmatige geneeswyze van weinig winst, zeer veel gevaar gewoonlijk gevolgd word. ik heb een zeer fterk edelman gezien, die gefchraapt ys om de pijndoende voet had gedaan; waar op wel terftond een verlichting van pijn volgde ; maar naderhand wierd het aangezigt door een lelyke daauwwurm gefchonden, en de oogleden zelve bezettende, heeft zy een allergrootfte lastigheid veroorzaakt, waar van ik de zieke moeilijk heb kunnen verlosfen, daar op korten tijd daar naar een fcherpe aanval van het voeteuvel volgende, ik ken een andere, die overvloeiende van rijkdommen zich door een byna daaglijksch brasfen , een voeteuvel op den hals gehaald had dat allerpijnlijkst was; een Kwakzalver heeft 'er in 't begin der aanval een pleilier op gelegd, waar door de pijn vry fchielijk verligt is ; en zeer erg tegen de voorzichtige Geneesheer uitvarende, verhaalde hy den geheelen dag den lof deezer pleifter, en hoopte tevens de Kwakzalver op met gefchenken ; die Bedrieger heeft zich naar eenige dagen weg gepakt; een maand naauwlijks voorby zijnde , heeft hy een allerfcherpst zydewee gekregen ; het geene voorzichtiglijk met een krachtdadige geneeswyze behandeld wordende, en terwyl hy aan alle fcheen buiten gevaar te zyn, is 'er een aanval van het voeteuvel gevolgd, langduuriger en fcherper dan hy immer had gehad, met zodanige uitwerking , dat hy naderhand van 't gebruik zyner voeten , geduurende zijn geheele leven, dat eventwel noch dertig jaaren , maar allerellendigst, naar deeze ziekte duurde, berooft is geweest. Zeker heeft Trallianus voorzichtiglijk het volgende gewaarVierde Deel. Xxxx fchouwt  fi* y VOETEUVE L. S.ifl73. fchouwt (w): # bevestige, dat men geen te zamentrekken¬ de, en te rug dryvende middelen in de aangedane deelen moet gekruiken , ten zy gy eerst het lichaam van de vuiligheden zult verlost hebben, want het geene dat in de gewrigten vloeit is te vreezen , dat het na de voorname deelen te rug tredende, oorzaak van verflikking worde voor de zieke, en het doodsgevaar aanbrenge , het zy dierhalve gy verfpreidende , ofte rug dryvende middelen wild gebruiken, haast u het geheele lichaam van vuiligheden te zuiveren, edoch het blijkt gemakkelijk, dat hier door vuiligheden de voeteuvelige ftof word verftaan, welke in de gewrichten afgeleid word. het zelfde fcherpt ook Sydenham (%v) verfcheide maaien in, namentlijk dat men in de geneezing van het voeteuvel van diergelyke onthoude; en hy verzekerd vertrouwlyk, door veele en lange waarnemingen onderfteunt, dat het grootfte gedeelte, der geene die men gelooft aan het voeteuvel te zyn geftorven, niet zo zeer door de ziekte zelve, als door een flegte en onbehoorlyke geneeswyze gedood zyn. Of uit alle geneesmiddel verzwakkende enz. Zal de ziekteftof behoorlyker wyze na de gewrigten worden afgeleid , word de volkomenheid der krachten vereischt; en daarom worden de aanvallen in de kracht der jaaren wel van fcherper pyn vergezeld, maar eindigen fehielyker, alles gelijk geftelt zijnde, en laten een langer tusfehenpozing, alle de voeteuvelige ftof fchielyk met geweld na de gewone plaatfen ter nedergezet zynde* Maar wanneer de krachten door de langduurigheid der ziekte, of door de aankomende ouderdom, of door eenige andere oorzaak, verzwakken, dringen de pynen minder, maar de aanvallen worden langduuriger en onregelmatig, en de zieken kwynen tusfchen de aanvallen, en verkrygen byna nimmer hunne krachten weder, waarom Sydenham (x), hoe wel hy de matigheid in fpys Cu) Lib. XI. pag. 636. 637. O?) Tradat. de Podag, pag, 598—-ÖOI, CO Ibidem pag. 578»  'T VOETEUVEL; 7i3 fpijs en drank aanraad waartenemen , nochtans een al te fterke onthouding veroordeeld, welke hy meer dan eens #o in zich zelve , als in andere, nadelig heeft bevonden, maar offchoon hy de fpyzen, welke zich gemakkelyk lieten verteeren , voor de overige ftelde, heeft hy nochtans gewild, dat men de fmaak der zieke voldoen zoude; want menigmaal word het geene, daar de maag groot en trek toe heeft, offchoon het zwaar is om te kooken9 nochtans fehielyker van de natuur overwonnen, dan het geene dat lichttlyker gekookt word, zo het de maag walgt, ja zelfs , offchoon hy 'er kend , dat in de aanval zelve een zagt voedzel voordelig is, waarfchouwt hy nochtans , dat fommige niet zonder vleesch te eeten kunnen zyn, of dat zy kwynen, ja in flaauwte vallen, hy waarfchouwt, dat voor zodanige een langduurige onthouding van vleesch nadeelig, in de plaats van voordeelig isj daarom heeft hy ook deszelfs gebruik toegeftaan, zo dra de eetlust tot het zelve ftrekt, nochtans altijd zorg dragende, dat diergelyke zieken zich, het zy in hoeveelheid, of hoedanigheid van fpyzen, niet te buiten gaan (yj. want de krachten moeten onderfteunt worden; maar het lichaam niet door eene te groote hoeveelheid voedzel, overrompelt. Maar dewijl de aderlatingen, buikzuiveringen, braakmiddelen, door te ontlasten, verzwakken, (ziet §. 12,70. 1271.) noch< te de ftoffe der kwaal, nochte deszelfs zitplaats, of oorzaak , aanroeren, daarom word derzelver gebruik verftoten ; voor zo verre zy de vereischte krachten, om de ziekteftof ten onder te brengen en ryp te maaken, verminderen, gelijk ook deszelfster nederzetting in de gewrichten, maar wanneer de voeteuvelige ftof door een gevaarlyke verplaatfing , de long , of het hoofd aantast, als dan zal men ontledigende middelen nodig hebben , gelyk van te voren is gezegd geweest; dewyl men te kiezen hebbende, altyd van twee kwaden het beste moet verkiezen. Sydenham verwagtte weinig nuts van uitwendige middelen^}. (y) Trad. de Podagra pag. 594. (*) Ibidem pag. 601* Xxxx 2  7/'4 VOETEÜVE L. $. r 2?%, hy getuigt, dat een pap van wit tarwe brood, in melk gekookt ra&tfafraan, en een weinigje olie van roofen , hen boven alles voordelig is geweest, zo nochtans, dat zy in 't begin der aanval geheel niets hielp, waarom hy naderhand deeze ydele hulpmiddelen verachtende, geduurende verfcheide jaaren geene uitwendige middelen gebruikt heeft, nochte hy gebruikte pynftil]ende middelen, ten zy de pyn het geduld te ver te bovenging 3 voor 't overige heeft hy geoordeeld, dat het beter was , deeze agter te laten, maar hier over zullen wy naderhand %. J278ipreeken. Als ook door de van zelfs door zeer hooge ouderdom aankomende zwakheid enz. Wy hebben van te voren %• 55- gefproken over die veranderingen, welke men waarneemt dat in het menfchelijk lichaam door de ouderdom ontftaan; namentlijk: dat de kleine vaten allengskens te zamengroeijen, en eeltachtig worden; hier door beginnen alle de werkingen, welke van de vrye beweging der ailerfynfte fappen, door de allerkleinfte vaten afhangen, meer en meer teniet gaan; tevens ontaarten de overige fappen in een koude flymachtige kwaadfappigheid,en de omloop der fappen gefchied noch alleen door de grootere vaten, welke eindelyk in een kraakbeenige, ja beenachiigehardigheid veranderen; en dus kunnen zy eindelyk noch door het uitgejaagd vocht uitgezet worden, noch op het bevatte vocht wederom werken ; waar uit de dood zelfs in allergezondfte menfchen door de ouderdom onvermydelyk volgd. maar zy worden in de hoogfte ouderdom gekraakt genoemt; om dat het leven van een mensch gewoonlijk by een ligt word vergeleken, welkers vlam, wanneer zy door gebrek aan olie haast uit zal gaan , kraakt; waarom men de lamp, die haast uit zoude gaan, gekraakte lamp en gekraakt licht, noemde; daarom worden de oude lieden ook gekraakt genoemd, die byna zo ver zyn gekomen, dat hun de adem uitgaat, waarom men ook fchijnt het twyffelachtig licht, Schemerlicht genoemd te hebben, in dit laatfte tijdperk van 't leven,  'T VOETEUVEL. ?i5 ven, zyn de krachten zwak, en zeer veele vaten ondoorgankelyk, de fappen kleverig en min beweegbaar ; hierom kan men nochte een behoorlyke koking, en ryp wording, van de ziekteftof, nochte een gemakkelyke afleiding na de gewrigten , door de ftyfheid der ouderdom onbeweeglijk, verhopen ; waar door een geduurige kwyning blijft, of de ziekteftof zet zich in de ingewanden ter neder; het geen ook noodzaaklyk mbet volgen, zo de uiterfte ledematen van het lichaam naar herbaalde aanvallen van het voeteuvel, en vooral kalkknobbelige gezwellen , zo kwalyk zyn behandeld geweest, dat zy de ziekteftof niet meer kunnen ontfangen. hier over is ook §. 1260. gefproken geweest, en als dan heeft gebleken, dat de ziekte zich door onderfcheide lichaams deelen heen verfpreid. Hier uit blykt, welke, met welke toevallen enz. Sydenham heeft zeer wel aangetekent (a) , dat 'er groot onderfjhefd onder het voeteuvel is , na mate de onderfcheide levenstyd, op welke het voor de eerfte maal aantast, want zo het een rnensch aantast die door ouderdom is verlieten, heeft het zodanige regelmatige wederkeeringen niet, en woed zo zeer niet, dan als het In de kracht der jaaren aanvalt, ook fterven dikwils zodanige menfchen van ouderdom, eer dat het voeteuvel tot de hoogfte trap is geklommen, edoch zodanige fterven wel voeteuvelig, maar de dood word te recht aan andere oorzaken tocgefchreven. Maar het voeteuvel zelve, offchoon het te recht onder de langduurigfte ziektens gerekend word , eindigt nochtans eindelijk met de dood. edoch met welke toevallen dit gefchied, heeft Sydenham na 't leven befchreven de aanvallen worden in een verouderd voeteuvel langduuriger, ja kwellen de zieke byna het ge- (<ï) Trafo de Podagr. pag. 546. QT) Ibidem pag. 551. & feq. Xxxx 3  ■0 'T VOETEUVEL. geheele jaar door , uitgezonderd twee of drie zomermaanden daar en boven lyd de zieke ook, behalve de pyn, eenige once-" fierheid, en een ten eenernaal nedergeflage eetlust, te gelvkzvn de gewrigten nooit geheel van pyn bevryd ; zo hy iet geëeten heeft, komen 'er opruspingen voort die een verbrande reuk hebben, en lastig zyn; de pis is zonder couleur, en overvloedig; het lichaam, jeukt op verfcheide plaatfen , vooral op den rug, en in de flaap worden daarenboven de peezen der fpieren van de voeten dikwils fchielyk door een allerpynlykfte kramptrekking aangetast, eindelyk naar veele pynigingen y en een lawduungepynbank, als een pand der zendingwelk de dood, nu naby zynde , terftond zal geven , kwellen de voleende aanvallen de zieke minder; maar veroorzaken een zekere ongefleldheid, met pyn in de buik, van zelfsontflane vermoeitheid; en ookfomtvds komt er een neiging tot de buikloop boven op. zo de ledematen meerder zeer beginnen te doen, verdwynen deeze toevallen, en m tegendeel, en dus, de pyn, en ongefleldheid, als overhand tergende, vertoeft de aanval langer, en eindelyk word de zieke eerder door de ongefleldheid, als door de pyn afgemaakt...*» hy verwisfeit dus eindelyk een allerdroevigst en reeds langen tyd niet meer levendig leven , gelukkiglyk met de dood, bet einde der ellende, want de krachten allengskens afnemende, word de ftof der ziekte niet in de gewrigten uitgejaagt, ofte de deelen, welke deeze ftof moeften ontfangen verftopt, toegegroeit, vernielt zynde, word zy in de ingel wanden ter neder gezet, en veroorzaakt zeer gevaarlyke, en fchielyk dodelyke ziektens. §•1274.  $.1274. 'T. VOETEUVEL. 717 §. 1274. "F^aarom word de geneezing, welke de bejLJ? fchouwing der kwaal, en de ondervinding heeft aangeprezen, volbragr. 1. door de herftelling van de verlore kracht in de ingewanden (126^.). 2. door de wegneming van het reeds bedurvene vocht dat in dc vaten vloeit, of ftilftaat op de plaatfen (1262. 1263.) Zal de geneezing der ziektens wel begonnen worden, vereischt zy altyd een naauwkeurige kennis van het verhaal der ziekte , welke men niet kan verkrygen , ten zy het gantfche beloop der ziekte zorgvuldiglyk gadegeflagenis. want uit dekennis deezer, word de geneesaanvvyzing, of geneeswyze afgeleid, zo de ziekte nu volgens zodanige geneesaanwyzing word behandeld , en 'er een aanmerklyke verlichting , of ook de volkome geneezing op volgd, als dan zyn wy zeker, dat wy een goede geneeswyze gebruikt hebben, welke de befchouwing der kwaal heeft aangewezen, en welkers nuttigheid de ondervinding aangeprezen heeft. Het gantfche verhaal nu van het voeteuvel heeft geleerd, dat grooteen dikwervigeuitfpattingen, in 't gebruik der zes niet 'natuurlyke dingen , de meest voorkomende oorzaak zyn deezer ziekte ; en dat in tegendeel een matig gebruik der zes niet natuurlyke dingen de ziekte verzagt, wanneer zy reeds aanwezende is, voorkomt, op dat zy niet ontfta, ook by die geene, die door een overërflyk gebrek tot deeze ziekte overhellen, of ten minfte dat uitwerkt, dat zy veel later iemand aanvalt, dan zy wel anders zoude gedaan hebben , wanneer deeze voorzorg verzuimt word. het heeft daar en boven gebleken, dat de voeteuvelige ftof, ten tyde der aanval, uit het lichaam word gejaagd, of zodanig word verandert, dat zy geen nadeel doet, maarde gezondheid des lichaams en de gewone vlugheid der ledematen wederkeerd ; gelyk gewoonlyk gefchied in een regelmatig noch niet verouderd voeteuvel, intusfchen vergaderd zich by zodanig mensch,  718 'T VOETEUVEL. j,,^ mensch , dat volftrekt gezond fchynt te zyn , binnen eenige maanden een diergelyke ziekelyke ftof, welke op nieuw na de gewrigten zal.ter nedergezet worden, en de aanval vernieuwen, daarom zyn voorzichtige Geneesheeren bedagt geweest, op de wyze, op welke zy de oorzaken der aanftaande aanval zodanig konde voorkomen, dat zy niet ontftond. dat bier een goede voedingswyze veel doet, bekend een iegelyk : maar alle de uitgezogtfte fpyzen moeten door de werking der ingewanden aldus veranderen, dat zy de natuur van de vloeibare en vaste deelen van ons lichaam verkrygen. want zo de werking der ingewanden niet genoeg is om het ingenomene volmaakt ten onder te brengen, zal die laatfte en allervolmaakfte bewerking niet volden ; maar 'er zal iets ontaart in 't lichaam blyven; gelyk J. 1265. is gezegd geweest; en dat verhole gebrek zal zo ligt kunnen zyn. dat het in de kleindere vaten en dikkere vochten naauwlyks eenige voetftap van zich agter laat (ziet §. 1267.); maar alleenlyk in het dunfte vocht van alle, in 't zenuwvoch't namentlyk, hetgeen de laatfte uitwerking is van de laatfte bewerking, maar §. 1262. en 1263. heeft het gebleken, dat de bedurve hoedanigheid van de dunfte vochten en kleinfte vaten, door welke deeze vochten vloeijen , voorde naafte oorzaak deezer ziekte te houden is. maar wanneer dit gebrek, in hoeveelheid toegenomen, en door'tverblyf erger geworden is, als dan zal het bekwaam worden, dat het een nieuwe aanval verwekke; waar door of dat ontaartende verteert word, of uit het lichaam gejaagt. waarom zy tragteden een nieuwe kracht aan de ingewanden weder te geven , op dat de koking en gelykmaking van alle de fappen allervolmaakst zouden zyn: maar zo 'er reeds eenige ontaarting in die dunne vochten aanftaan was, zo dat dat ontaartende van de hoedanigheid der gezonde fappen met de overige vochten door de vaten vloeide , of nu ter nedergezet was op die plaatfen, welke ia de aanval gewoonlijk aangetast worden, deeden zy hun best dit weg te ne» men. dit waren de twee hangzels, waar op de geneezing van het voet-  S.I274- 'T VOETEUVEL. ?i$ voeteuvel draaide, waarom Jëtius(c) gezegd heeft; waarom zvy ook tweederlei doelzvit ter geneezing voor ons zullen hebben, de ontlasting van het overvloedige fap, en de verfterking van de ver zwakte deelen. wanneer Sydenham alle de verfchijnzelen van het voeteuvel bijeen verzamelt had (d), en ieder in 't bijzonder naarftiglijk overwogen, befluit hy , dat men in de geneezing deezer ziekte zich voornamentlyk tegen twee oorzaken jmoet oprichten, de, eerfte is de voorafgaande oorzaak, of de onver teering der fappen, door het gebrek van de warmte en natuurlyke geesten, ontftaan. de andere is de bevattende oorzaak , sf'de warmte en beroering van dezelfde fappen ; wanneer zy nu een verrotting en ook een fcherpheid door 't verblijf in 't lichaam bekomen hebben , langer als na behoren; welk verblijf van de onverteering, bovenaangehaald, afhangt, hy waarfchouwt nochtans voorzichtig, dat de geneesmiddelen bekwaam om deeze twee te verjagen, ten eenernaal van elkander onderfcheiden zijn, zo dat, het geene de eene van deeze oorzaak voordeelig is, dikwils de andere volftrekt nadeelig is; en daarom heeft hy voornamentlijk vastgefteld, dat de geneezing van het voeteuvel zeer moeilijk is. want het geene voordeelig is om de onverteering te verbeteren, benadeelt dikwils door te verwarmen, wanneer de reeds tegenwoordig zynde ziekteftof, tot groote beroeringen aangezet word; en in tegendeel het geene door verkoeling en tempering van de fcherpheid werkt , benadeelt dikwils door de ingewanden te verzwakken, hy heeft ook gelooft, dat ten tijde der aanval zeer zelden alle ftof der ziekte ten eenernaal zodanig uitgejaagt word uit het lichaam, dat 'er niets overig blijve; waarom hy vreesde, dat door het geene de werking der ingewanden herfteld , die ziekelijke overblijfzels fchielijk in beweeging zouden geraken, en ofte een nieuwe aanval voortbrengen, of met grooter gevaar in de ingewanden ingedrongen zouden worden, dezuylde uitjaging der bevat- O) Serm. XII. Cap. 22. pag. 314. (f) Tractat. de Podag. pag. 566. Vierde Deel. Yyyy  r-o T VOETEUVEL. SïiWt4?s? e*W$ ftof ten eenernaal een werk der natuur is ' dat ~v door haare eigene manier moet volbrengen (e). nochtans heefc hv do grootfte aandagt der geneezing daar op gevestigt, dat men de onverteermgen weggenomen zynde, zorg draase voor de 'verteering (ƒ). Edoch dewyl het voeteuvel een ziekte van oude lieden is en de werkingen der ingewanden, op deeze tyd van 't leven beginnen te kwynen , en dezelve fomtyds door andere langduurig kwalen het voeteuvel vooraf gegaan, of hetzelve verzeilende verzwakt zyn geweest, blykt wederom een andere reede waarom de geneezing moeilyk is. nochtans raad ons Sydenham fV) dat men de geneezing moet beproeven, zo veel de krachten en jaaren het toelaten ; en na mate de zieke nader tot deeze paal komt of verder van dezelve afzvykt , zal hy de dwingelandy van het voeteuvel meer of min ontvlugten. Hier moet men zien door welke geneesmiddelen en met welke voorzorg men dat geene zal kunnen volbrengen, welk door dit tweederlei doelwit word aangeweezen. 1275*. qPot 't eerfte (1274..) behoord *. het geX bruik van kruidige, bittere, tegenfcheurbuikige planten , vooral zo zy op zich zelfs gebruikt word met enkele honig. 0. het gebruik van vaste loogzouten, dikwils haald, in kleine hoeveelheid, lang agtertervolgd , ingenomen, y. dan voedzame fpyzen en dranken, gemakkelyk te verteeren, ligt. door een grote agtereenvolgende oefFening van paardryden in een zuivere lucht, dan wryvingen, en bewegingen.der deelen dikwils herhaald. door een vroege lange flaap. Nu CO Ibidem pag. 567» Cf) Ibidem. iiX> CO Sermon. XII. cap. 47. pag. 352. 353. CO Morbor» chronic. Lib. V. cap. 2. pag.jó'i. 5Ó3.  S.I275V 'T VOETEUVEL. 723 worden, andèrzints zo veel dagen, tot dat een geheel jaar vervult was , hoewel ook langen tyd uitgerekt, hy fchynt nochtans niet veel kracht aan deeze middelen toegefchreven te hebben, maar eerder gelooft te hebben,.dat een naauwkeuriger voedingswyze, welke zy tevens waarnamen, de ziekte heeft verligt. Het is nochtans zeker, dat dusdanige geneesmiddelen voordelig zyn in 't herftellen van de krachten der ingewanden, en dus aan deeze aanwyzing voldoen ; en te gelyk kan men niet ontkennen, dat deeze aan verfcheide, hoewel niet alle, voordeelig zyn geweest, aangezien het gebruik van zodanig geneesmiddel in Engeland een groote opgang maakte, om het gelukkig gevolg, dat de Hertog van Portland uit deszelfs gebruik heeft gehad, dier geduurende verfcheide jaaren het overgeërfde voeteuvel had ge-' had , daarom heeft de vermaarde Londonfche Geneesheer John Clephane Cm) de middelen die in dit geneesmiddel intreden, met die geene , die men in de gedenkfchrifren der ouden vind, en hy heeft bevonden , dat het zogenoemde poeder van de Hertog van Portland het zelfde was met het middel uit aardgal beftaande, van Calius Aurelianus: als ook met het tegengif uit de twee ge/lachten van de aardgal, hetwelke Aëtius befchreven heeft. Edoch het voorfchrift van het ppeder is het volgende: De wortel van ronde holwortel. 1 maldergeer. De toppen van lange eyké. , veld cypres. '• :' kleine aardgal. van elk even veel. Ge* Cf») Med- Obferv- and Iriquir. Tom. I. pag. 126*. &C- Yyyy 3  ~m 'T VOETEUVEL. $-m% Gedroogt zynde floot ze tot een zeer fyn poeder, waarvan een drachma , % morgens nog nugter zynde, moet ingenomen worden met water en wyn , ■ vleeschfap, thee, of eenig andeï vocht, de zieke blyve anderhalf uur nugteren. het gebruik moet zonder afbreking geduurende drie maanden voortduwen • daar naar moet men geduurende drie andere maanden, daaelvksch dr£ vierde deelen van een drachma nemen; daar naar word geduiren. de zes andere maanden, daaglyksch een half drachma van de zelfde poeder gebruikt, het is het volgende jaar genoeg zomen om den anderen dag een half drachma gebruikt, hv waarfchouw" tevens, dat er fomtyds twee geheele jaaren vereischt worden eer men een duidelyke verligting van de ziekte gewaar word en hy vermaant tevens de zieken, dat zy door de langheid van 'tvd verfchnkt t gebrtnk van het middel niet agterlaten, wanneer zy daar terftond geen vrucht van gewaar worden. wa«uc« Ook fchijnt Lucianus deeze geneesmiddelen aangeweezen te hebben f>), wanneer het heilig voeteuvel de middelen opnoemt, met welke de ellendige de onoverxoonne heerfcheresfe der vvnen trachten te boven te komen: /v""*? Bibunt dlii de quatuor rebus Pharmacum, Sed ocluplex, alii, feptemplex plurimi. 'Naar dat Sydenham de onderfcheide geneeswyzen van het voeteuvel had overwogen (o) , heeft hy die geneesmiddelen als de beste gepreezen , die door een zagte warmte en bitterheid de maagh 00 Tom. III. pag. 6"54. CO Trad. de Podag. pag. 56%. & feq.  T: V O E T EUVEL. 7*5 maath verft erken, en het bloed bloeijender en levendiger maakcn. hy heefc by deeze bitterachtige en verfterkende middelen, de zogenoemde tegenfcheurbuikige middelen gevoegd, als rammelatzen, lepelblad, waterkersfe enz.: en hy heefc een vry groot getal enkele middelen opgenoemt, waar van diergelijke geneesmiddelen konden bereid worden, want dewijl zy niet door een eige •bijzondere kracht, maar door een matigiijk verwarmende en verfterkende krachtdadigheid voordeel deden, daarom heeft hy gewild , dat men zodanige zoude uitkiezen, welke meest aan de zieken behaagden, want aangezien men zeer lang, namentlijk byna in alle ouderdom met deszelfs gebruik moet voortgaan, is het ten eenernaal nodig , dat het meer aan de fmaak voldoe (p). hy waarfchouwt tevens, dat onder de verfterkende middelen, de eerfte plaats aan de koortsbast toekomt, en daarom raad hy aan, 3s morgens en 's avonds eenige greinen van dezelve in te nemen, maar alhoewel hy de andere voorfchriften van deeze geneesmiddelen niet afkeurt, op dat ook in deeze aan de fmaak van de zieken voldaan worde , nochtans verkiest hy boven de overige de eleétuarie, te weeten wanneer de middelen tot poeder geftampt, daar gefchuimde honig en canarie wijn by doende, tot een conferf van behoorlijke dikte gebragt worden, waar van men 'smorgens en 's avonds twee drachma's moet innemen, en hy verwagte van diergelijke middelen niet alleen een aanmerklijk voordeel in het voeteuvel, maar ook in de meeste langduurige ziektens: dewijl ieder ziekte in 't by zonder, van dit geftacht, aan een en de zelfde oorzaak, de onverteering namentlyk van het gebruikte , moet toegnfchreven worden (jf). In de lijst der geneesmiddelen by dit getal, worden de zelfde enkelvoudige middelen geprezen, welke tot de geneezing van de waterzucht §. 1233- wierden aangeprezen, welke alle, of fpece* rvachtig of bitter zijn , en zo gy de eenige Gods genade der 3 Düit- O) Tra&at. de Podagr. pag. 570? • (O.iDidem pag. 57U  726 'T VOETEUVE L. .§.12?$. Duitfchers uitzondert, zal geen van deeze het braken of de afgang verwekken : maar aangezien dit allerbitterst plantje alleen maar in kleine hoeveelheid 'er bygevoegd word, zal het naauwlyks eenige ontroeringen verwekken kunnen, maar het zal door deszelfs bitterheid met de overige enkelvoudige overeenftemmen. intusfchen zy men gewaarfchouwt, dat tot de geneezing van de" waterzucht, .een allerkoudfte ziekte, heete middelen in grooter hoeveelheid worden toegedient, als fomtyds wei in het voeteuvel zoude te pas komen ; waarom zy hier in kleinder hoeveelheid dienltig zouden zyn, zo onder de gedaante van geneeswyn of bier meerder aan de fmaak van de zieke zouden voldoen, maar de beste gedaante fchynt, wanneer zodanig middel in poeder , of door honig daar by te doen tot een elecluarie gemaakt word. want aldus zal de werking van deeze enkelvoudige middelen zagter en langduuriger zyn, terwyl zy door de fappen in de maagh allengskens door byvloeijende, of door een daar op gedronke vleesch of ander nat, langzaam ontbonden worden, en door 't geheel beloop van de maagh en darmen haare geneeskrachten verfpreiden. Maar hoewel het gebruik van diergelyke middelen in deeze ziekte vry veilig fchynt, kan men nochtans niet ontveinzen, dat fommige geen goede uitwerking 'er van zyn gewaar geworden de voeteuvelige ftof niet na gewoonte in de gewrichten ter neder gezet zynde , maar in de ingewanden ingeftoten > waar van de zeer vermaarde Gaubius een aanmerkelyk voorbeeld heeft waargenomen (V). een man namentlyk veertig jaaren oud, van een zeer galachtig geftel, reeds langen tyd met het voeteuvel gekweld, offchoon hy altyd matiglyk had geleeft, voor 't overige redelyk gezond, verdrietig over de ziekte, hoevel zy niet zeer zwaar was., heeft het aangeprezen middel van den Hertog vav Port/and daaglyksch gébruikt, omtrent geduurende achtien maanden , met die uitwerking, dat hy van de gewone aanvallen van Cf) Hollandfcbe Maatfchappy IV*. deel. pag, 308. & feq.  'T VOETEUVEL. 727 van het voeteuvel bevryd bleef; maar hy kreeg een moeilyke ademhaling, welke kwaal daaglyksch vermeerdert, zodanig is aangegroeit, dat hy het lichaam niet dan hygende konde beweegen ; ja zelfs wierd de moeilykheid der ademhaling onder 't fpreeken vermeerderd; hy had een drooge hoest ; het geheele lichaam was bloedeloos bleek; een ligt flymgezwel van handen en voeten , als ook van het aangezigt onder de oogleden; de tong wit droog; een zwaare dorst; een volle langzame pols; overvloedige waterige pis, zonder couleur en reuk; de huid droog, zonder eenige uitwaasfeming, of zweet; weinige eetlust; weinige flaap ; en hy konde op beide de zyden leggen, met het hoofd nochtans wat verheven, verfcheide geneesmiddelen zonder veel vrugt beproeft zynde, flerft hy fchielyk. men heeft in de buik van het doode lichaam niets gevonden, waar aan men de voorafgegane ziekte zo min als de dood zoude hebben kunnen toefchryven. in beide de holligheden van de borst wierden omtrent twintig oneen wey bevat ; omtrent het derde gedeelte van de long was zagt, natuurlyk van couleur, ftortte, doorgefneeden zynde, bloed : maar de overige zelfftandigheid der longen, voornamentlyk in het onderfle gedeelte, witachtig, te zamen getrokken, en als leder, bevatte verfcheide heuveltjens , van de grootte als erwten, en zelfs diep doorfneden zynde, ftortte zy geen druppeltjen bloed uit, maar men konde uit dezelve, door de drukking, een weinig geele flymachtige wey haaien, deeze harde heuveltjens doorfneden zynde, hielden geene de minfte etter in zich, maar wel een bryachtige ftof, welke na die geleek, die men in de kalkknobbels in het voeteuvel vind. Men fchijnt uit dit alles te kunnen befluiten , dat de voeteuvelige ftof, welke van te voren gewoon was zich in de gewrichten ter neder te zetten, naar het gebruik van het tegenvoeteuvelig middel, in de long ter neder gezet, de ziekte en de dood voortgebragt heeft, en dus blykt het, dat alle voeteuvelige zodanige middelen niet veilig kunnen gebruiken, dit hadden de oude Geneesheeren reeds voorzichtiglyk gewaar- t7ierde Deel. JZzzz fchouwt.  7*3 'T VOETEUVEL, §.1275-. fchouwt. wanneer Galenus, middelen, gelyk aan die, welke men gewoon was in de jigt te gebruiken, aanbeveelde, om deal te groote vetheid te verminderen (s) , beeft hy gezegd : en veele, wanneer zy van een rank of middelmatig geftel waren-, zyn door 't drinken van diergelyke middelen geftorven, daar hun bloed uitgekookt was. maar zy waren op dezelve gevallen , om dat zy gezien hadden, dat fommige van de gewrigt-aandoeningen verlost waren, niet in 't minst denkende, dat de gefteldheid van de geene, die geneezen waren , vochtiger en fty machtiger zvas , namentlyk, gelyk die van vette menfchen is, die veiliglyk diergelyke middelen mogen gebruiken, wanneer Aetius het middel uit vier middelen te zamengeftelt, waar over van te voren is gefproken geweest, aan de voeteuvelige aanbeveelt, als een voorbehoedend middel (t~), voegd hy 'er deeze waarfchouwing by: het is voordelig aan de (lymachtige, maar de galachth e nadelig. maar hy befchryft (v) een middel, gelyk aan het geroemde poeder, onder de naam van tegengift uit aardgallen beftaancle, waar van hy daaglyksch, geduurende veertig dagen, in warm water , een drachma toediende; daar gaf gy de overige drie honderd en twintig dagen, die een geheel jaar vol maaken, daaglyksch een half drachma. het is een zeer fterk gepreezen, en buiten verwachting helpend middel, het geen de ondervinding zelve leerd. want ik ken 'ér veele, die door deszelfs gebruik zyn behouden, want het is zo heilzaam in het voeteuvel, dat fommige geduurende vyftien jaaren , met het voeteuvel gekweld, doorgiet gebruik van hetzelve, te voet hebben kunnen reizen, edoch-dEgi'neta heeft van deeze en diergelyke heete middelen, die langen tyd moeten gebruikt worden, het volgende gewaarfchouwt Cw) : maar (0 Method. Medend. Lib. XIV. Cap. XV. Charter. Tom. X. pag. 335* CO Serm. XII. Cap. XLVII. pag. 352. Cv) Ibidem pag. 353. 00 Lib- III. Cap. LXXVIII. pag. 58, verfa*  §.1275- 'T VOETEUVEL. 720 maar die door middelen, welke geduurende een jaar moeten gedronken worden, de ziekte geheel hebben willen wegnemen, hebben zeker veele van die een fly machtig en drekkerig vocht in de gewrichten, maar die een warmer en drooger ge/lel haddel, deeze hebben zy in een haastige dood ter nedergejiort, om dat de /lof zich na de darmen, of de nieren, of de ribben, of de long, of eenig voornaam deel heeft begeven, diergelyke vind men ook by Aurelianus (x). Het blykt dierhalve, dat de oude Geneesheeren zodanige geneesmiddelen aangeprezen hebben om het voeteuvel te geneezen, welke werkten door de kracht der ingewanden te herftellen, maar tevens voorzichtige voorzorgen 'er by gevoegd te hebben , welke ten zy dat zy waargenomen worden, en aan alle, zondereenig onderfcheid, diergelyke middelen toegediend worden , 'er dikwils als dan groot nadeel op volgd. zekerlyk zou een voorzichtig Geneesheer aan de zieke, waar van de zeer vermaarde Gau■blus het verhaal doet, het gebruik van dat tegenvoeteuvelig poeder niet aangeraden hebben, dewyl hy zeer galachtig van geftel was. Want het geheele doeleinde, waarom deeze middelen toegediend worden, is, dat de kokingen herfteld zijnde, 'er een kleinder hoeveelheid voeteuvelige ftof worde voortgebragt, of zo zy voortgebragt is, uit het lichaam worde verblazen, eer dat zy zich op zekere plaatfen van het lichaam kan ter nederzetten , en zich als daar vestigen, van te voren is gewaarfchouwt geweest , dat verouderde voeteuvelige byna het geheele jaar door kwynen, in de zomermaanden alleen maar eenigzints wel varen; edoch Sydenham tekent aan (y) ; dat diergelyke verhittende kruiden ten eenernaal groot nut aanbrengen , dewyl zy het bloed zelfs midden in de winter de hitte van de zomer geven, hy waarfchouwt nochtans: dat, zo wy ons derzelver gebruik in da zo- 00 Morbor. Chronic. Lib. V. Cap. II. pag. 563. 00 Tract. de Podagr. pag. 575. Zzzz 2,  no \T VOETEUVEL. j,,^ zomer gewoon maaken, zullen zy beter die kwalen voor komen welke bet tegenftrydige jaargetyde gewoon is aan te brengen maar elders (*), dat dit alles op de tusfchentyden tusfcheif% aanvallen wederom herhaald moet worden, en dit kan zeer lui gen tyd voor de daar op volgende aanval gefchieden, want wan', neer de aanval van het voeteuvel begint te dillen, ja 'er weinig ziekteftof overig, en als dan worden deeze veiliger toegediend" op hoop dat zy door de ingewanden te vcrfterken, de aanwas deezer ftoffe voorkomen, want Sydenham verwagtte van deeze middelen geen verbetering of gelukkiger ter nederzetting, na de gewoone plaatfen van de reeds in het lichaam vergaderde en rvn gewordene voeteuvelige ftof (V): dewyl de uitjaging van de bevattende /lof volftrekt geheel een werk der natuur is, het geen zy of haare eigene wyze volbrengt, en hy gebied op dien tijd heete fpyzen en geneesmiddelen, door welke de fappen ontftoken worden , te gebruiken. Maar dewyl de oude lieden, of die reeds in jaaren klimmen meest voeteuvehg worden, verdraagt die ouderdom gemakkelvker heete middelen, en daarom worden deeze aan hun veilles toegediend, in de kracht der jaaren, een warm bloedig, of gallig geftel, word grooter voorzorg vereischt, en voorzichtige*Geneesheeren zyn gewoon zagter middelen te gebruiken, ondat zv geen olie in 't vuur werpen, en dus alles in 't lichaam verontrusten, waarom Lobb ook (b), wanneer hy tot de voorkoming van het voeteuvel een matig gebruik van wijn en fpeceryen aanprvsr kruidnagelen, foely, enz., namentlyk op dat de kracht en fterkte van het hart, en de flagaders opgewekt worden, wanneer zv kwynen, hy voegd'er by : gelyk dikwils byzonder gefchied in lichamen, door het voeteuvel aangetast, en 'byna altyd in die zvelke van een koud geftel zyn, en welkers vleesch flap is en de vaten te zeer ontfyannen zyn.. * 00 Ibidem pag. 578. Vaa O) Ibidem pag. 567. (Ó De Calculo Podagra &c. Cap. XXI. pag. 252. 253.  §.1275- 'T VOETEUVEL. 731 0. Van te voren §. 1263. is beweezen geweest, dat bet vogt hier te fcherp en te kleverig is, waarom alles wat die kleverigheid zal kunnen ontbinden, hier plaats zal grypen , vooral zo het de fcherpte, welke de kleverigheid verzefd, niet vermeerderd, maar dezelve eerder verminderen kan en geheel verbeteren, maar aangezien het misbruik van zuuren, gelyk 5. 1255. is ■gezegd geweest, te recht onder de oorzaken van het voeteuvel word geteld, blykt uit de reede, waarom de vaste loogzouten , alcalifche zouten , een groote naam in de geneezing deezer ziekte verkregen hebben, waarom de zvydberoemde Boerhaave gezegd heeft (c) : en waar lyk dat foort van voeteave f dat zyn oorfprong aan te veel zuur verfchuldigd is , zvord mooglyk niet gelukkiger geneezen, dan door een fpaarzaam , lang voort duurend gebruik van dit zout. want als dan ontbind het de vastkleventheid , en neemt het overheerfchende fcherpe weg. dewyl intusfchen onze fappen uit de natuur tot de verrotting overhellen, en wel zo veel te meer, hoe zy meerder uitgewerkt zullen zyn, daarom is dat fcherpe voeteuvelige niet altyd zuur. de gyl met het bloed door de vaten vloeijende , en daar naar door de borden, van het bloed afgezonderd, word melk genoemd, welke van zelfs zuur word,, maar door de herhaalde werkingen der vaten en ingewanden , wanneer zy met het bloed door de vaten vloeit, word zy zodanig veranderd, dat zy niet meer zuur word, en ten eenernaal de hoedanigheid van onze fappen verkregen hebbende, helt zy uit haar zelfs over tot de verrotting, maar aangezien men vastitelt, (ziet §. 1265) dat zich in de laatfte uitwerking van die laatfte bewerking, namentlyk in het allerdunfte en uitgewerkfte vocht dat fcherpe heimelijk in liegt, fchijnt het min waarfchijnlijk te zijn, dat dit fcherpe tot de zuuren behoord , vooral dewijl het voedzel uit zuurwordende fpyzen , gelijk terftond zal gezegd worden, zo menigmaal voordelig is geweest aan de voeteuvelige. Men moet nochtans aantekenen, dat de onverteering der in- ge* (c) Elem. Chem. Tom. II. pag. 59. Zzzz 3  73^ 5 T VOETEUVEL. $.12751 gewanden, (ziet §. 1265 ) niet genoegzaam het ingenomene aan de eigenfchap van onze fappen gelijk makende, befchuldigd word, en dus de zuure fcherpte van het ingenomene wel veuninderd en ontzenuwt word door de verdunning van de vermenging met de menfchelyke fappen, maar nochtans niet geheel ten onder gebragt word, gelijk in de volkoinenlle gezondheid gefchied. maar aangezien dat gebrek der fappen zo ligt is , dat het de grootere vaten niet aandoet, zal het nochtans in de klemlie nadeel kunnen doen, vooral dewyl, het te voren veripreide, zich nu vergaderd zynde, op fommige plaatfen van het lichaam begint vast te zetten, het is intusfchen zeker, dat het fcherpe uit de zuuren en zuurwordende dingen, niet genoegzaam in het lichaam ten onder gebragt, ontdaan, de algemeene oorzaak van het voeteuvel niet uitmaakt, gelyk fommige gewild hebben, waarom de zvydberoemde Boerhaave, by den lof der vaste zouten voorzichtiglyk gevoegd heeft , het geene volgd < d) : nochtans moet het 'daarom niet terjlond ah een algemeen tegenvoetcnvelig middel geprezen zvorden: om dat het aan de voeteuvelige , die fcherp galachtig zyd, nadeelig is , zvelkers fappen reeds van zelve tot een verrot alcali overhellen, nochtans, zo een Geneesheer de oorzaken, de ziekte vooraf gegaan, en de tegenwoordige gefteldheid der zieke vlytig opgemerkt zal hebben, zal hy niet ligtelyk dwaalen in de nuttigheid of het nadeel van deeze middelen te bepalen. Het is zeker, dat de vaste alcalifche zouten fcherp zyn, zo dat zy de uitwendige huid toegevoegd , dezelve uitknagen , en heetvuurige korften veroorzaken (e). maar zy zyn zo veel te fcherper, hoe langer zy de kracht van het vuur onderdaan hebben , waarom men ook zagter zouten kan gebruiken, gelyk die zyn , welke op de zogenoemde tacheniaaufche wyze bereid worden (f); wanneer namentlyk de groene kruiden niet met de levendige vlammen , maar met een verdikt vuur tot (dj Ibidem, 00 Ibidem pag. 54» 00 Ibidem pag. 54.  5-"75. 'T VOETEUVEL. 733 tot een zeer zwarte kool gebragt worden, welke daar naar met een open vuur begint te vonken, zonder vlam, en in asfche word veranderd, welke uitgeloogt zynde, een bruinachtig zout geven, wel alcalisch zynde , maar veel zagtaartiger als dat, het geene uit de asfche der planten , met een levendig vuur verbrand, bereid word. Hier uit blykt ook de reede, waarom een fpaarzaam en lang voortduwend gebruik van deeze zouten gepreezen word, namentlyk op dat zy door een zachte ontbindende kracht werken , met het lymaclitige te verdeelen, maar nochtans door de fcherpte geen nadeel doen. waarom een voorzichtig gebruik deezer, ook in dat geval kan voordelig zyn, alwaar geene de minde tekenen van zuure fcherpte der fappen aanwezende zyn,. vooral aangezien der proefondervindingen van de zeer vermaarde Pringle ons geleerd hebben , dat de verrotting door deeze zouten zo zeer niet vermeerderd, als wel gelooft word. In de lyst der geneesmiddelen, by dit getal, word het algemeen fcheivocht van Glauberas, het geene fa lp et er is, in een alcalisch zout veranderd, in de lugt door fmelting ontbonden; en gewoonlyk in de winkels vocht van vaste falpeter genoemd word, aangeprezen, men geeft hier van eenige weinige druppelen alle morgen in kalfsnat, en aldus kan het zeer veiliglyk toegediend worden, een ander word bereid uit de asfche van brem, in rynfche wyn ingegoten ; waar van alle morgen een half once word gegeven, de asfche van de brem hebben een alcalisch zout, maar het zuur van de rynfche wyn breekt de alcalifche fcherpte, en te zamen vereenigt, maaken zy een foort van herfchepte wynfteen uit; welkers zagtaartige hoedanigheid, en groote ontbindende kracht, een iegelyk zo zeer bekend is. waarom, zo 'er maar het minfte agterdenken voor den Geneesheer overig was, dat de alcalifche fcherpte mooglyk benadelen zoude, hy dit middel altyd veiliglyk zal kunnen gebruiken. Hofman tekent aan(g), dat hy ook een groote verlichting van op- Cgj Med. Ration. & Syft. Tom. IV. Part. IJ. Seft. II. Cap. II. pag. 548.  734 »T VOETEUVEL. frW* opzuigende aarde en loogzouten, in liet voeteüvel heeft waargenomen ; vooral wanneer 'er tevens zuur brakingen aanwezende waren, hy beveelt de voeteuvelige fterk het gebruik der carohnifche baden aan, in welke een alcalisch zout word gevonden. ö y. Dewyl de naaste oorfprong der ziekte , (ziet §. 12.65 ) beftaat in de al te zwakke werking der ingewanden niet genoegzaam het ingenomene ten onderbrengende en gelykmakende, en het zeker is, dat fommige fpyzen een zeer fterke werking der ingewanden vereifchen, om ten onder gebragt te kuni;en worden, maar andere met minder kracht der ingewanden zodanig kunnen veranderd worden, dat zy de hoedanigheid van onze fappen verkrygen; daar uit blykt ligtelyk, dat men voor de voedingswyze groote zorg moet dragen , op dat de ziekte aanmerklyk verligt kan worden, of ook wel oeneezen waarom alle Geneesheeren zachte, gemakkelyk te veneere fpyzen en diergelyke dranken hebben geprezen; op dat zy voor zouden komen, dat 'er niets te fcherp ingenomen wierd, nochte hchtelyk uit de van zelfs ontaarting van het ingenomene een grooter fcherpte der fappen in het lichaam zoude kunnen ontftaan. Veele hebben alleen hoop geftelt in de plantvoeding, zo dat zy alle dierlyke fpijs van de' tafel verbanden, de vermaarde Lobb (Ji) verhaald eenige gevallen, alwaar de geene die dusdanige voedingswyze gebruikten , niet alleen bevrijd zijn gebleven van het voeteuvel, maar ook zijn de voeteuvelige kalkknobbels allengskens verminderd, eindelyk oeheel verdweenen nochtans hebben zy veele moeilijfchedens", de vermindering van de vleesachtjgheid van het lichaam, en verzwakking der krachten ondervonden, wanneer zy deeze voedingswyze hebben begonnen te gebruiken, en wanneer zy naderhand zich matiglyk met vleesch voeden, offchoon zy zich ten eenernaal van Win onthielden , is de ziekte wedergekeerd, zo nochtans , dat de pijn by de eene zieke de linker en voorhand bezettende, zich (70 De Calculo & Podag. &c. Cap. XX. pag. 215. &c.