VERHANDELING, aangaande den ONTBINDING VAN DEN ECHT, ter zaake van CONFINEMENT. door Mr. CORNELIS WILLEM DECKER, J. U. D. en Praftifeerend Advocaat. Te AMSTELDAM, By JAN ten HOUTEN, MDCCLXXXI.   OPDRACHT AAN DE WEL EDELE ACHTBARE HEEREN REGEERENDE SCHEEPENEN DER STAD AMSTELDAM, Mr. BAUDUJN JAN HULFT, Prefident. Mr. JEANDEUTZ, Viceprefident. Mr. WILLEM CORNELIS BACKER, EVERARD ADRIAAN van MUYDEN, SEBASTIAAN van NOOTEN, jansz. | 2 PIE-  OPDRACHT, P.IETER MUI LM A N, IïARMAN van de POLL, harmansz. CORNELIS MUNTER, e n Mr. PIETER de SMETH. EDELE EN ACHTB. HEEREN1 Het zy my vergund ten teeken myner oprechte hoogachting en kleine blyk van dankbaarheid, bovendien aan veelen UWER WEL ED. ACHTB. verfchuldigd, deeze Verhandeling onder het opfchrift van UW. ED. ACHTB. treffelyke Naamen der Wereld meedetedeelen; Eene toe-eigening, van welke ik met des te meerder vrymoedigheid gebruik maak, alzo geen bekend Ad- vo-  OPDRACHT. vocaat, de eer hebbende genoten voor UWEL ED. ACHTB. vermaarde Rechtbank te mogen paroisfeeren, by de uitgave van eenig door hem vervaardigd rechtsgeleerd Werk of betoog daar in nalatig fchynt gebleeven: ten voorbedde ftrekken my Mr. nic. d u ysentdaalders, en onzen uitmuntenden Mr. ha rm anus noordkerk, de eerfte by de uitgave zyner obfervationes en aanteekeningen op de manier van procedeer en , anno 1659 en 1662. en de laatstgemelde by de editie van zyne met deezen allezints vermaagfchapte Verhandeling de matritmniis ob turpe facinus jure folvendis,uitgegeeven in den jaare 1733. Beide Mannen , welken met 'er daad betoond hebben gehad, dat ook in deeze Stad dezulken gevonden wierden, qui glonofce vocis munimine Laborantium, fpem, vitam posteros defendunt, en die gecne uithecmfchenin naarftigheid en gelecrdf 3 heid  OPDRACHT. heid behoeven te wyken. Breedvoerig hebben zy by die gelegenheden vermeld de rechtvaardigheid en asquiteit der Amfterdamfche Rechters, en zoo ik niet vreesde met de vermelding van verdiende lofuitingen de zeedigheid en waare grootmoedigheid van UWEL ED. ACHTB. te zullen beleedigen, welk een ruim veld was 'er desönaangezien niet nog voor my open? maar wat baat het publicq vermelden van iets dat aan het publicq bekend is? de by voeging van eenigc fchynbaare vleitaal zoude voor het gehoor van UWEL ED. ACHTB. en voor myne pen beide een gllermoeilykfte taak wezen, en ik zoude die geene gelyk zyn, welke met fakkelen het licht der zonne wilde uitbreiden. Ziet derhalven met UWEL ED. ACHTB. gewoone edelmoedigheid meerder op myne hertgrondige geneegentheid en werkzame pogingen (dewelken ik vertrouw, ondanks zommi- gcr  OPDRACHT. ger nyd, echter niet geheel onnut te zyn) dan op de uitvoering in deezen, moogelyk aan de meerdere kunde van UWEL ED. ACHTB. zullende voorkomen in veelen opzigten gebrekkelyk te zyn: gaarne onderwerp ik my ook daaromtrent aan de judicature van UWEL ED. ACHTB., welkers my bekende aequiteit ook in deezen zal aanfchouw neemen op de bekende /. 2. §. 14. cod. de. vet. jur. enucl. Voorts is myne wensch, dat de God der Goedertierendheid UW WEL ED: ACHTB. en waarde familiën behoede by het leeven ende den zegen ten nutte van den Lande in het algemeen, en van deeze Stad in het bizonder, Hy geeve UWEL ED: ACHTB. fteeds alle nodige wysheid en omzigtigheid, om het rechte van het onrechte, het waaragtigevanhetvalfchein die meenigte van zaken, dewelken ter cognitie van UW WEL ED. ACHTB. dagelyks komen, te detegeeren,op dat zo altoos der  OPDRACHT. de beede der wyzen: Floreat Justitia, nepereat mundus! worde bevestigd, en het ook deeze ftad en de goede Burgerye welgaa tot in lengte van dagen! Waarmeede my en myne pogingen ten nutte aanbeveelende (naast God) in de veel vermogende Protectie van UWEL ED. ACHTB. met ware eerbied en onderdanigheid blyve EDELE EN ACHTB. HEEREN! UWER WEL EDELE ACHTBARE Ootmoedige Dienaar wMey 1781. C. W. DECKER. VOOR-  VOORREEDEN. "TT^erwacht geenzints van my Geëerde r Leezer! dat ik u alhier met een breedvoerige omfchryving, betreffende de moeijelykheid van het onderwerp deezer, zoeke op te houden, ten einde alzo eene vooringenoomenheid myner poging by u te verwekken: Het is "er niet minder verre van af, dat ik my zoude vermeeten dit gewigtig fluk tot heden, voor zo veel my kenbaar is onbehandelt, en misfchien zeer dikwerf het voorwerp der aandagtige befchouwing van een uitmuntend Rechter, Theologant, Rechtsgeleerde en Wysgeer vergeefs geweest zynde , tot dien trap van volkomentheid te hebben bevat , dat ik alle dezelven voorbyflreevende alshet waare alleen in flaat zoude zyn het Gordyn van duisterheid en zwarigheden voor de oogen van het algemeen, ja zelvs voor een aanzienelyk gedeelte der geleerde Waereld, op te heffen, want bewust dat het oneindig gemakkelyker is eens anders te beoordeelen dan zelvs handen aan V werk te jlaan, heb ik tot heeden gewacht dat kundigen hunne gedachten desweegens zouden meededeelen; maar men vergunne my èene aanmerking te maaken, dat het mid' * del-  ïi VOORREEDEN. del tot nafporing en opheldering eener zaak niet zelden geheel en ■ al ver geefsch is verwacht geworden, zo van de geenen, welke of door een geleerde houding, of door verjaaring (pra;scriptione) als orakelen wier den geagt, en teven als de oude Godfpraaken der Heidenen door dubbelzinnige antwoorden,, zelfs kundigen in het denkbeeld brachten dat zy alles konden doorzien, als ook van anderen, dewelken door een byna talloos van buiten leeren den uitmuntendfle aller weetenfchappen, volgens zeggen van zommigen, hadden verkreegen, welken echter leguleji zynde, voor geene oordeelkundige betooging vatbaar waren , maar genoeg daar van:- myne Verhandeling moet zich zeiyen verantwoorden en ieder berisper moet door zyn eigen voorgegaan flilzwygen -worden weederlegd, terwyl waare geleerden gedagtig zullen blyven het bekende fpreekwoord: in magnis vohiisfe lat est, en dat ik ,fchryvende over eene der aller moeijelykfie onderwerpen , in eenig gedeelte deezer Verhandeling lichtelyk zoude kunnen zyn afgedwaalt in den grooten Oceaan der Rechtsgeleerdheid, daarenboven zal de overweeging van hef geen  VOORREEDEN. m geen my de eerfle aanleiding tot het fchryven en uitgeeven deezer Verhandeling verfchaft heeft gehad, ten vollen genoegzaam zyn om my op de yooroordeelen van zeer veelen te doen zeegenpraaien in een leeftyd in welke de beoefening der Philofophie den mensch als redenmagtig tot die der grootfte overwinningen dagelyksch voorbereid; te weeten: Een zeeker Perfoon in Stads dienst werkende, had zig aan dievery van eenige Materialen fchuldig gemaakt, wierd door Dienaaren der Juflitie op aanklagte van zyne geapprehendeerde complice en andere valable preuves gevat, juist op zynen Trouwdag met een Dogter van onbefprooken wandel, en wierd vervolgens op gedaane confesfie gecondemneert tot een confnement van eenige Jaaren. — De Huisvrouw van deezen (zoo ik wel geïnformeerd beti)addresfeer de zich by twee der kundigfle praclifeerende Advocaaten, ' ten einde voor haar een ontbinding der Echt te bewerken; een derzelven penetreer ende de hardheid en onreedelykheid, om zoodanige Perfoone met refus af tezetten , vervaardigde eenRequest, Qt welk eeven als een ander fummier verzoek, in den * 2 Jaa-  4V VOO II REEDEN. Jaare 1777 aan myne Henen van den Gerechte deezcr Stad, by zeekere }. van der L wiens man op vehemenle fuspL cie van Sodomie geconfneert is geworden , ik gewenscht had te zien, gemerkt zulks my misfchien eenige arbeid in deezen had gefpaart,} by welk request gepofeert wierd, dat het zelve huwelyk door geen Concubitus was geconfummccrt, en dat de cohabitatie niet geexieerd had, waarom men de favorabele dispofitie van den Rechter tot ontbinding van V zelve huwelyk verzocht. Het Gerecht geene dispofitie daar op vcrleenende, zo het geoorloofd is deeze gisfing te maaken, zal omtrent het eer ft e hebben geremarqueert, dat de concubitus naar de Roomfche nog Hoïlandfche Rechten tot de existentie van de Huwelyks verbintenis' niet werd gevorderd, en omtrent het tweede, dat het confinement maar voor weinige jaaren zynde, den delinquent aan de requirante niet voor altoos was onttrokken, of ook dat een Gerecht op bloot verzoek van een der partyen, by appoinctement geen bilaterale verbintenis konde vernietigen enz., de Requirante ad-  VOORREEDEN. v (icldresfeerde zich dan vervolgens by den Souverein deezer Provintie en obtineerde aldaar een dispofitie naar begeeren. Verder zyn veele dergelyke gevallen, zoo ik meen ten nadeele van het algemeen gefmoord; Zulks nu 'my ter oor en komende, zogt 'ik te vergeefs naar eenige volkoomen onderrigting by de bekende Regtsgeleerde Schryvers , niet dat ik eeven daarom wil ontkennen dat niets hier omtrent zal zyn gefchreeven, wyl het byna onmogelyk is alle boeken in eenige faculteit gefchreeven zynde, te bezitten of gaade te jlaan, en bepaalde daarom myn eigen gedagten op hetftuk zelve, gedenkende dat al waare het eens zo, Qt welk my echter op de meenigvuldige nafpooringen had moeten yoorkoomen,~) dat iemand dit onderwerp met roem hadde behandelt, zyne flikkerende lamp echter uit myne arbeid moogelyk nodige olie om brandende te blyven zoude kunnen erlangen, het welk nodig fcheen, daar eene byna algemeene contrarie beandwoording betoonde, dat deszelvs Licht ongenoegzaam was; by myne eer ft e befchouwing deezer zaake * 3 quam.  m VOORREEDEN. quam my ierftond te voren, dat de Echt genoot e van een geconfineerde voor weinige jaaren bepaaldelyk moeste worden aangemerkt, te jouisfeeren van een onvolkomen recht tot dissolutie (Jus Imperfectum) en dus niet anders dan by wyze van gratie van den Souverein der Proyintie7 onder welke zy reforteert, dissolutie behoord te obtineeren; maar dat san. de andere kant, de Echtgenoote van een ftaande huwelyk gedelinqueert hebBende geconfineerde voor deszelvs gantfiche keven, ofte daar meede gelyk ft aanéén tyd, jouisfeerde van een volkoomen recht (Jus Perfeéhim) tot ontbinding zatt den Echt, en gevolgelyk een gefundeerde Actie openftond; verder heb ik gedagt, by de behandeling deezer zaake Je volgende orde te moeten in acht nee* wen ; I. Eenige algemeener dingen vooraf en iy wyze van inleiding voorhouden. ï\. L^quxstic uitmakende het onderwerp deezer Verhandeling naauwkeurig gadeslaan. lil  VOORREEDEN. vu III. Tot betooging van het onderwerp toetreeden. En IV. De zwaarigheeden en teegenbedenkingen voor/lellen en oplosfen. Waaruit genoegzaam blykt, dat ik by deezen den gunfiigenLeezer niets meerder te melden nodig heb. Moogelyk zullen zommige Leezers my vraagen: waarom het tweede deel van het Roomsch Hollandsen. Recht, befchreeven door Mr. simon van leeuwen en met aanteekeningen door u verder te verryken , niet alvoorens afgedaan, en dan liever uwe Verhandeling in "t licht gebragt ? en deeze vraage was het dien ik my voorgefleld had nog kortelyk te beantwoorden; weet derhalven gun ft i ge Leezer, dat het gemelde tweede deel voor een goed gedeelte reeds is afge• drukt, en dat, onaangezien ik aan hetzelve meerder te doen vind als ik in den eer/ten opflag had gedagt, echter (onder Gods zegen en byfand) het zelve met 't einde van dit jaar, en aldus naar gelang van den arbeid vry fpoedig, ter uitgave gereed zal zyn, intusfehen kon meer dan een  vin VOO II REEDEN. een ongelukkige dit vertoog te flaade komen, wanneer de uur en hier aan hefteed en den fpoedigere uitgave van het gemelde Werk al eens onttrokken, dubheld vergoed zouden worden. — Waarmeede den Leezer vaarwel zegge. den 29. Maart, C. W. DECKER, VER-  VERHANDELING, AANGAANDE DEN ONTBINDING VAN DEN ECHT, TER Z A A K E VAN C O N F I N E M E N T. EERSTE HOOFDSTUK, f. I. Het is befchaafde lieden bereids over lang bekend geweest, dat de wil van onzen Oppcrwetgeevcr by het eerfte menfchelyk aanweezen , en den aanvang aller fciettelyke dingen is geweest, de voortplanting van het geflagt der menfehen , zo als dit word aangeweezen, Genef. I: fs. 28. —< Ook leeraart ons de natuurlyke reeden ^ anderzints genaamd het recht der natuur., A dat  2 verhandeling, dat tot bewaaring van ons geflagt, tot bevordering van ons geluk, en tot wederzydfchc onderlinge hulpe der beide Kunne, allernoouzakelykst is die maatfehappy, welke wy gewoon zyn den e c h t of het n u w elyk te noemen; — volgcestig fchryft desaangaande de fchrandcre Wysgeer der Ouden , s ene Ca in Hyppolito vs. 4.66. „ Providit Me maximus mundi Pareus. ,, Qjium tam rapaces cemeret fati manus , ,, Ut damna femper j'obole repararct nova ,, Excedat, age dum, rebus humanis Venus. „ Qua fupplet ac rejletuit inexhaujlum genus Orbis j'acebit fquallido turpis fitu- En met gepaste reedenen word zulk? betoogd, by den Heer wolfius, Inft. N. ê? G. §. 854. — Dan tot bereiking van het voorgeftelde oogmerk deezer Verhandeling komt voornamelyk in overwecging, wat men in een rechtsgeleerden' zin door het huwelyk te verftaan hebbc. §• M. WaaRlyk gantsch niet onvoegzaam is den echt omfchreevcn, by de Romeinfche Rechtsgeleerden , als zynde een zamenvoe- ging  aangaande den ontb. van den echt. 3 ging van man en vrouw, mecdebrengende of bchelfende een onfeheidclyke gemeenzaamheid des lecvens , Conf. §. i. ïnft* de patria poteftaie juntt. I. r.ff. deritunupt.—• Egter wilden de Roomfche Rechtsgeleerden mot het byvoegelyke woord onfeheidclyke gcenzints te kennen geeven , dat de band des 11 u w e l y k s om gecnerhande reedenen, kan nog vermag verbrooken of ontbonden worden, zo als uit den titul Matrimoniofoluto dos quemadm. petatnr junct. I. 240. ff. de V. S. £f l. 1. Cod. de repud. voldoende blykt; — waarom ervaarne Rechtsgeleerden gecne moeite hebben gefpaart om dit woord nader te ontvouwen, onder dewelken in geenen declcn den geringften prys behaalt is, dooiden geleerde dog al te weinig vermaarde a. contius, duva ait: Individuam, id eft, indivifam, tam in divinis quant himanis rebus, id ita intetUgti quanuliu fcilicet fiant nuptice, nam poft juftum divortium, quia definunt ejfe nup'cice, d^finit finiul iila individuaconfuetndo. —■ Behoudens deeze uitlegging , zoude men ook het woord onfeheidclyke aldus kunnen opvatten: — dat 't huwelyk naar rechten aangegaan en voltrokken tegens wederA 2 zyd-  4 verhandeling, zydfche wil en dank der beide echtgenoten onfcheidelyk is; — of dat 't zelve woord gebezigd word om aanteduidcn, dat beide echtgenoten zich in diervoegen behooren te gedraagen , dat geen hunner een wettige oorzaak tot echtscheiding of verbreeking van den Huwelyksband geeft, wanneer niets dan de algcmeene vyand der ftcrffelyke weezens, den als dan heilige of onfcheidelyke band des Huwelyks in ftaat is te ontbinden: mors enim omnia folvit. ■— §. HL De geoorloofdheid der echtscheiding, om gewigtige en voldoende rcedenen, den Rechten genoegzaam beweezen, is een met het Recht der Natuur, en met de Zecdckunde der Christenen ten eenemaalen confonantc of overeenftemmige zaak, Voyez le Baron de fuffendorf, Droit de la N. 6? des G. Liv. 6. Chap. i. §. 21 fif 22. 6? Mcjifr. barbeirac,dans les notes. — Maar welke men voor gewigtige redenen tot Echtfcheiding houden mag en moet, is niet weinig verfchil onderworpen; — vcele Geleerden  aangaande den ontb. van den echt. 5 den met veragting fprcckcndecnfchryvende over de tegenftrydige gevoelens der oude Joodfchc Schooien van Hillel en Schammai, omtrent den uitlegging en het vcrftand deiWet van Mofes , Deuteron. Cap. 24. vs. 1. tot 4. — waarover men nader kan raadplecgcn seldenus, De Uxore Hebraica, —. begaan dczclvcn misflaagen , de welken in beide Schooien plaats hadden, te wecten: — dat zy of met de Eerfte geringe of onbeftaanbaare redenen, als waren dezelven gewigtig genoeg, tot de echtscheiding brengen; — of met de Laatfte den gepleegden echtbreuk en affchuwclykc zonde tegens de na'.uur , met uitfluiting van alle andere redenen, alleen als gewigtig en wettig aanmerken; — verwarrende doorgaans de Zeedclyke en Burgerlyke Wetten , welken in de Heilige Boeken voorkomen. §. IV. Ontbinding van den echt, beeter genaamd echtscheiding, heeft volgens het algemeen aangenomen gevoelen, zo der Godgeleerden als der Rechtsgeleerden, bcA 3 paal-  6 verhandeling, paalderyk plaats in cas van o ve rs pe l cn kwaadwillige verlaating, z1c Mr. simon van leeuwen, Roomsch miandsch Recht, V. deel,pag. 113. Het geen by de eerstgemcldcn doorgaans met uitfluiting van alle andere redenen beweerd word , cn waartoe de laatstgenoemden gcmccnelyk alles tragtcn te brengen, alfchocrtl.de volstrekte wygering der volbrenging van de verschuldigde h u- welykspligten onder anderen zeer onvoegzaam en ongerymd als een zoort van overfpcl word aangemerkt, byaldicn maar de befchryving der misdaad van overspel aandagtig word gade geflaagen, by den vermaarden wolfius, Inft. Jur. Nat.§. 859-— Even kwalyk en verkeerd gaat men althans te werk, omtrent de onbekwaamheid tot voortteeling, door dezelve tot een der gemelde twee redenen te willen brengen ; — uit aanmerking het in rechten opzigtelyk het laatfte geval zcekcr word geacht : dat de impotentie, tot het volbrengen der Huwelykspiigt , van den aanvang der verbintenis ar.nweezig geweest, cn geene hoop tot herftel daar zyndc, zodanig  aangaande den ontb. van den echt. ? nig h u w el y k per fe 'is nietig en onbeftaanbaar; — cn dat zo dezelve naderhand waare komen te ontftaan , het huwelyk blyft fubfifteeren, en dezelve calamiteit geduldig moet worden gedraagen. •- Geheel verfchillende van het geen in rechten bepaald is, in cas van overspel cn kwaadwillige verlaating, als hebbende de eerstgenoemde gevallen van volftrekte wygcring der verfchuldigde Huwelykspligt en impotentie tot voortteeling , met dezelve twee alom aangenoomenc redenen tot echtscheiding ailccnlyk dit gemeen:— dat aile de vier opgenoemde zaaken plenisfimis frobaiionibus, dat is met volkoomcn preuves moeten worden aangetoond cn beweezen: — Nu zal echter niemand van gezond begrip, de obstinate wygering van die volbrenging, waartoe het huwelyk meede word aangegaan , nog ook de ab initio aanweezig geweest zynde volkomen osm a g t , aanmerken , als min genoegzaame redenen tot het eisfehen van dissolutie des huwelyks, dan de kwaadwillige verlaating of het overspel zeiven; — Weshalven die gcenen der beiden A 4 Fa.  8 verhandeling, Faculteiten , welken het gedagte gevoelen Voorflaan, reeds hier in een tcgcnftand aantreffen : — Waarom en om verder bytebrcngenc gronden, ik, zonder het gevoelen van deezen eenigzints overtencemen, tot cencn algcmeenen regel vermeen te mogen opgecven en vastfteilcn: — dat het h u welyk, zyndc een contract, gelyk ons Neder* duitfche woord, e c h t v e r b i n t e n i s , dit in vollen nadruk aanwyst, en wel een Contract door wederzydfche vrye toeftemming en bewilliging aangegaan, in alle gevallen, ter gejustificcerde vordering van den gelardeerde party kan worden ontbonden , cn dezelve mitsdien van zyn of haar verbintcr nis ontllagen, wanneer de andere party de Essentieele articulen der echtverbintenis gefchonden heeft, of door eigen toedoen buiten fiaat is te volbrengen en naartckomen. — Ecne Regel, waarvan de kragt en waarheid den kundige al aanftonds moet blyken, en welke uit't volgend betoog d.eczer Verhandeling klaarder zal worden. s. v,  aangaande den onte. van den echt. 9 §. v. Welke nu wyders voor dc essentieele articulen der Huwelyksverbintcnis moeten worden gehouden , kan een opmerkende Taalkundige afneemen , uit 't geen wy vinden aangeteekent by den Geleerden Rotterdammer, (erasmus, in Injï, Chriftian. Matrim.~) „ Int er omnia , inquit, „ vel naturce vel judicii vel utriusque fozdera, „ nullum vel arctius vel fanÜius conjugio, quod abfolutijfimam fortnnarum omnium communio„ nem eamque perpetuam fic inducit & corpori ,, corpus , animum animo fic conneEtit, jüngït „ & coagmentat, ut e duobus hominibus videa„ tur unum reddere." En een ieder, wie hy ook zyn moge,kan de êssentieele articulen der heiligfte aller Verbintenisfen, ten allcrklaarften afleiden , uit 't bekende formulier, om den huwelyken s t a a t t e b e v e s t i g e n , in de Publicque Kerke deezer Lande in gebruik; — beftaandc naamelyk: — 1°. in de onderlinge getrouwe hulpe cn by stand, mutuum adjutorium by de Rechtsgeleerden genaamd, in allerlei A 5 goc,  io verhandeling, goede cn oprechte zaaken. — II0. In de onverdeelde en geftadlge betooning van alle liefde en kuisheid, van het welk een der Ouden op 't hcerlyk Parnasfus volgecstig zingt: Candida perpetuo refide cöncordia leElo. „ Tamque pari femper fit Venus aqua jugo. ,, Deligat Ma Jenem quondam; Jed & ipfa viarito, Tune quoque cum ftterit non videatur anus. martialis, lib. 15. Epigramm. 13. % V I. Dat de evengemclde êssentieele articulen, zonder dewelken men zich geen Echtverbintenis kan voorftellcn, verbrooken worden , wanneer een der gecontracteerd hebbende partyën zig fchuldig maakt aan 't fchenden der gegeeven trouw, het opzettelyk pleegcn van bedryven tegens het Huwelyksverbond aanloopende, aan het verbreeken van dien band door vrywillige vleefchelyke vermenging van zyn lighaam , waarop hy door 't Huwelyk zodanig recht gcenzints meer heeft, met dat van ecnen andere dan zyncn Echtgenoo- te,  aangaande den ontb. van den echt. ii tc, enz. moet eenen iegelyk terftond ontwaar worden en toeftemmcn; ■— daar nu uit de fchcnnis deezer Articulcn een recht tot ontflag voor den gelaedeerden party gebooren word; — zo moet volgen: —■ Dat alle zodanige daaden, welke de opgenoemde Art-iculen om verre werpen, door wien der bei = de partyën ook begaan , en waarin dezclven mogen beftaan , altyd voldoende redenen tot echtscheiding vcrfchaffen. Vide etiam doctijf. & confultiff. kei», noordkerk, f. U. D. celekrr. in cgregia dijj'ertatione, de malrimonis ob turpe facïnus , quod peccatum Sodomiticum vocant ,jnrefolvendis Cap. 2. §. 4. — Hier meede kortclyk vooraf gemeld hebbende, het geen ter zaake dienende was, zal ik tot nadere befchouwing en verklaring van 't onderwerp deezer Verhandeling toetreeden. TWEE-  12 verhandeling, TWEEDE HOOFDSTUK. % I. He t opfchrift deezer Verhandeling, mitsgaders het betoogde tot dus verre nagaande, moet ieder eenigzints aandagtigc,reeds van my het navolgende onderzoek verwagtcn, en my als afvraagen: — Of de misdaad, welke door een gehuwde is begaan, en waardoor dezelve zich de straffe eener zogezegde eeuwigduurende gevangenis heeft op den hals gehaalt, aantemerken zy, als de schennis der essentieelearticulen van 't h u w e l y k g» contract zei ven , ja dan neen ? — En welke gronden my tot de omhelzing van het een of het andere deezer beide gevoelens brengen? — Weshalven het volftrckt noodzaakclyk is, de zo even eerst voorgeftelde vraag, waaruit de tweede als een gevolg getrokken is , eerst en alvoorens de tweede in aanfehouw te neemen, te brengen in die fchikking en bepaalingcn, in welken  Aangaande den ontb. van den echt. 13 ken dezelve behoord te worden gebragt, mitsgaders het waa.re en rechte verftand daar van voorteftellen , op dat een ieder daar van zodaanig denkbeeld verkrygen moge , als tot onderfcheiding der gemelde qaaestie van alle van een zoortgelyken aart of natuur, en tot beeter begrip van myn volgend betoog kan ftrekken. —■■ §. tl D e by de voorige paragraphe aangeroerde vraag, uitmaakende het poinót. van queestie of onderzoek , waarop thans den aandagt word gevestigd , word naar behooren in deezer manier voorgefteld:—Is de rechtvaardige condemnatie of verwyzing van een daar toe bevoegd rechter, tot een strict confinement van een gehuwden persoon, geduurende zyn of haar gansche leven,of een daar meede gelykstaande tyd, waarvan geen vermindering tewagten is, een genoegzaame grond naar rechten, waar op tervor- de  t4 verhandeling, dering vandes geconfin eerdens echtgenooteden huwelyksband behoord te worden ontbonden, of met andere woorden een voldoende reden tot echtscheiding? Dit was het eigentlyke Voorftel het geen ik voor hadde by dit hoofddeel deezer Verhandeling een weinig nader te overweegen en toetelichten, waartoe ik dan nu zal overgaan. §. ift Vooreerst maakt het gedaane voorftel melding van een rechtvaardige condemnatie of verwyzing, cn dit is zeer noodig, alzo wy als redclyke vrywerkende weezens aan een blykbaar onrechtvaardige verwyzing geenderhande effecten mogen toekennen, gelyk ook om.reden dat een onrechtmaatige verwyzing geenzintskan te niet doen de zedelykc verpljgtingen, wclkcn'cr tusfehen wederzydfchc echtgexo ot e n fubfifteeren of ftandgrypen; — waarby nog komt: — dat ingeval van een onrechtvaardig gcflaagen vonnis, 't zy 't zelve ftryd tegens de wet of tegens de daad, Zie de groot, Inleiding tot de Holh Rechtsgel. i. loek, 2. deel,  aangaande DEN ontb. van den echt. j ƒ 2. deel, §. 23. junft. 3. Z>. 49. d. in fine. alle imputatie, of grond waarop de geconfineerde verklaard kan worden te zyn, de vrywillige oorzaak zyner misdaad en rechtmaatige ftraf of lydend kwaad, ten eenemaalen komt optehoudcn , gevolgelyk ook als dan de verbreeking der êssentieele artxculen van hethuwe- lyk scos-tb act, denzelve niet kan worden aangetygd.—■ Ten tweeden word gezegd'van een daartoe bevoegd rechter, om reden niet minder noodzaakelyk is , dat de rechterlyke uitfpraak en condemnatie , mitsgaders de belasting der uitoeffening van dien, gefchied door 't Gerecht vel Perfonce vel Caufce competent. —■ Waarover in 't breeden kan worden nagezien , v r o m a n s, in Traüatu de faro competenti, lib. 1. cup. 3. §. 6. en velg. — Allergepast zyn nog ten deezen opzigte de woorden van de marq^uis de beccaria, traité des delits c5? des peinespag. lor. Quel„ ques perfonncs ont prctendu qu'en quel„ que lieu que fe commette un crime, c'eft„ a-dire, un a&ion contraire aux loix de la „ Société, ellc peut être punie par tout ail- „ leurs:  (6 verhandeling** „ leurs: — Coramc fi la qualité dc lujoC „ étoit un caraclere indelibilc; — commc fi v le nom de fujet étoit fynonyme & pire „ que celui d'cfclavc; — comrae fi un hom* „ me pouvoit habiter un pays & être foumis „ a un autre domination, & que ces actions „ puflent être fubornées a deux Souvcrains „ & a deux Codes des Loix, fouvent con„ tradi&oires, entrc cux &c." — En pag. 102. laat hy zich onder anderen aldus uit: „ Un „ fcélérat qui n'a point rompu les'conven„ tions d'unc fociété, dont par Thypothéfe „ il n'étoit pas membre , peut bien être „ craint & chaffé de cctte fociété, mais non „ puni par les loix, qui ne font faites que „ pour punir la malice intrinfique dc 1'action." — En het is geheel en al buiten reden, dat men deeze ftelling van beccaria, ten allcrnadecligftcn uitlegt, of daar uit een zeer groote misflag zoekt aftclcidcn, alleen uit vooroordeel, om dat ze door beccari a is voorgeftaan; een man die de menfehelykheid groote eer aangedaan heeft, dog van welke ik ook bekennen moet, dathy weinig gedagt heeft aan het bekende zeggen: om NE NIMIUM FLECTITUR IN V1TIÜM. tot  aangaande de*n ontb. van dén echt. 17 tot fchaade voor 't algemeen, de menschlievendheid tot den dekmantel van ftraffeloosheid, welke tot misdoen aanzet,niet zelden gebruikende. — Tot bewvs van de verkeerdheid der gezegde berisping, cn tot opheldering van dc woorden van 't gedaan voörftel , merk ik dcrhalvcn nog aan : — Dat alhoewel naar onze hedendaagfehe rechten in Crimincele Zaaken is een triplex forum ordimrium te weetcn:— i°. forum DomiciHL — 20. forum DeliEH. — 30. forum Deprehnfionis rei. — Egter zeèKer blyft;— dat het laatfte of forum Deprehenfionis, gegrond op het bekende Axioma; Übi te inveniO,ibi te. füdico:— bcpaaldelyk en alleen werken kan, met betrekking tot vagabundccrendc en zwervende perfoonen, mitsgaders in zwaarc deliótën , begaan in een Rechtsgebied * met en benevens het territoir van den Heer Officier , van welks wegen de apprchcnfie gefchied, onder een ende dezelve SouveraU niteit reforteerende.— De voornaame Rechtsgeleerde Otifi p. bort, Tractaat van Crimineele Zaaken-, cup. r. n. 35. heeft onder anderen tot wederlegging van cujacius, do nellus, sande, MATTHSÜ s ,' ü bru n-  l8 v e r II a n d e l I k o, br enne man, cn alle alzo gevoelenden tc recht aangetckent: „ Dat volgens dc gc„ ncraale uitlegging cn het verftand van de „Li. Cod. ubi de Criminib. iemand, iets heb„ bende ter plaatfe-zyncr refidentie gecommittcert , daar over aldaar zoude mogen „ werden verftaan , niet ftrafbaar te zyn» „ als conform de Maximen, en de particu,, lierc politic ofte factie van die plaatfe, „ daar over ook elders zoude kunnen wer„ den aangefprooken, daar contrarie Maxi» „ men zoude mogen zyn, 't welk dan ook „ zeer groote verwarring endcconfufiezou,, dc veroorzaaken." Zie dc Rcfolutie van Hun Edele Groot Mog. van den 9. Oclober 1671. als ook de Conventie tusfehen Hun Edele Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland cn Westvriesland, met de Edel Mog. Heeren Staaten 's Lands van Utrecht aangegaan , in den jaare 1725. te vinden Groot Utrechts Placaathoek ii. deel, p. 1037. §• IV. Indederde plaats word gezegt: —■ TOT een strict CONFINExMENT van  aangaande den ontb. van den echt. iq van e e n e n gehuwden persoon. —■ Een JlriÜ Confmemeni, zynde een opfluiting en naauwkeürige bewaring in een daartoe op publicq gezag gefchiktc plaats of Tuchthuis, zonder vergunning van ccnig acces of re ces, en in factifpecie, zonder eenige zodanige toegang als aan het oogmerk des Huwelyks kan beantwoorden, waardoor den geconfineerde aan den omgang zyner Echtgenoote geheel en al onttrokken, cn uit dien hoofde buiten {laat gefield is,om met eenige fchynbaare grond op dcszelfs onverdeelde liefde en trouw eenige aanfpraak te maaken: — Men ziet aldus dat ik onderfchciding maak omtrent de wyze en bepalingen op- cn onder dewelkcn een gehuwde geconfineert is geworden. — Want volkomen vry acces en reces, 't zy door uitdrukkelyke bewilliging van den Rechter of vergunning der wet zelve, \ zy by zcekere gewoone connivcntie of oogluiking , den onfchuldige openftaande, duld het by my geene twyfel, dat de echtverbintenis blyft fubfiflceren , aangemerkt de onfchuldige der Echtgenooten den geconfineerde niet verder nog anders mag wraaken of fchuwen, als de wet B 3 het  2,0 verhandeling, het vonnis of de concesfie van den billyken Rechter medebrengt, dewelke naar alle blyk als dan oordcelen en verftaan , dat het Algcmcer.c Nut geenzints vordert, dat den geconfineerde dc onwaardcerbaare hoedanigheden van Echtgenoot cn Vader by vervolg ontnomen cn niet toegekend worden; —« dat de exemplaire firaffe zo verre ten opzigte der door den geconfineerde gepleegde misdaad niet behoefd uitgeftrekt te worden; — dat de misdaadige het wcczcndlyk geluk der Maatfchappyc in zoverre niet benadeelt heeft, en dat 'er aldus geene Ratio Politica cxfteerd welke dc onttrekking zyncr Echtgenoctc wettigen konde;—- dat anderen,de deugd niet behartigende nog de misdaad fchuuwendc , behoudens de vergunning der Huwelyksgencugtens, genoegzaam door zync ftraf of lydend kwaad van dergelyken afgefchrikt zullen worden. — Waaruit dan ook zoude komen te volgen, dat het confinement van den geene, welke zulk vry acces en reces geaccordeert word, maar voor den tyd van eenige weinige jaaren zyn kan» — §. V.  aangaande den on te. van den echt. 21 s- v. De bewoording: geduurende deszelfs gansche leven, of een daar meede gelykstaande tyd, waarvan geen vermindering of finale ophouding te wagïen is , gcmeenelyk genocmt Condemnatie tot eeuwigduurende Gevangenis , welke laatfte woorden om derzelvcr oncigenaardigheid bcctcr vermyd cn in derzelvcr plaatfe gebeezigd worden, zyn of haar leven lang geduurende ,• geeft myT aanleiding tot eenige nadere overweeging. — Dccze ftralTe word te werk gcfteld aan alle zodaanige misdaadigers, dewelken genoegzaame reden verfchaffen om vasttcftellcn , dat de Maatfchappy van hun niets dan nadeel te wagtcn ftaat,cn welkers ftraf bygevolg grootclyks ftrekt tot behoudenis en veiligheid der goede Ingczeetencn, wiens geluk de Wctgcevende Magt altoos met alle mogelyke waakzaamheid moet behartigen. •—■ Omtrent, de wettigheid deezer ftrafoeffening verdienen onder anderen onzen aandagt, erunnejian,!s Comm.ad B 3 f.  22 verhandeling, ff. cd legem 35. Rubr. de Poenis cf groen ewegen, in Traftatu de Legibus alrogatis ad legem 6. Cod. ecdem. — Zeer veelcn hebben ten onrechte dccze Condcmnaticn tot een logenaamd ecuwigduurend Confineiuent met alle fchynbaarc kragt van redeneering tegengeiprooken, als ecne ftraffe zwaarder dan dedood te achten,uit hoofde dezelve de lyding van zéekerkwaad voor eenen geheclen leeftyd bevat; — dog dit houde ik zelfs nuttig voor de Sociëteit, overmits het ongetwyfeld beeter is , dat de ftraf meerder fchrik aanjaagt, en een vergrootend denkbeeld van lydend kwaad veroorzaakt de gcencn, welken 'cr getuigenis van draagen; als de fchuldige lydcrs weezendlyk gewaar worden of gevoelen, ten deezen opzigte voortcgecven en te zeggen met de marquis de bec caria, Traite des delits & des peincs §. 17. „ Celui qui trouble la tranquilité p-ibhque, „ qui n'obeit pas aux loix , qui v ole les „ conditions, fous les quelles les hon -nes fe „ fupportent & fe defendent recip >quement, doit être cxclus de la focicté - c'cft „ a dire banni." — Dit zegge ik, is even 10 veel te achten als of men met zo veele woor-  aangaan.de den ontb. van den echt. 23 woorden zeide: — Het gros der menfehen misdoenden, moet niet geftraft worden. — Want ik begryp niet, welke ftraf het Bannisfement voor cenen vagabundeerenden en zwervenden gaauwdief is of zyn kan , als welke het om 't even zal zyn , waar ter plaatfe hy zich bevind , en voor alle dien het gcmakkclyk valt met waarheid te zeggen: — ,, Omnia meamecumporto." — Schoon in een geheel anderen zin dan hy, welke dit zeggen tot cenen fbreuk heeft gebragt. — De leerc van beccaria, wil ik eenige applicatie toekennen, wanneer het Bannisfcment gefchied uit het gehcc'c land , maar wanncer men moet blyven rcchtfprccken binnen de enge emdpaalërt eener Stads jurisdictie, zo zal dezelve uitfluiting uit de Sociëteit weinig betekenen kunnen;— wat is toch inderdaad het Bannislement anders dan een door redenloos gebruik als gewettigd, onderling tranfport van kwaaddoenders, hoogstfchadelyk, dewyl de Rechter, onder wiens gebied zy zig begecven, van dcrzclver aanÊómst of misdryf onbewust zynde, het eenige aan hem openftaande middel van wegjaaging (§. 2.) buiten ftaat is gefield, te werk B 4 te  «4 verhandeling, tc (tellen; of door de tc werkftelling van dien een tweede overdragt doet:— .daaraan de andere kant zodaanige Banditen geen lydend kwaad of ftraf gevoelenden, endoor, gaans lui en onvermogend zynde, hun voorig affchuwelyk middel van befhian niet zelden blyven voortzetten. — Men hcore de groote YVysgcer c u mbe r l a xd , Tuil'ó des Loix de la Nature, Chap, I. §. 26. „ Les „ hommes font obligez a pratiquer la vertu „ & a fuir la vice fous peine de perdre leur „ propre bonheur 011 par fefperance dc 1'ac* ,, querir, car toutc nötre cfpcrancc depend „ dc Dicu & des Hommes, qui jugent du „ merite ou du demerite de 1'aftion par 1q „ rapport qu'cllc a ayecle biencommun/'^— Daar nu 't Bannisfernent deezen niet kan toefchynen als een vermindering hunner geluk? ftaat, cn hun's gelyken ovcrzulks daar door tot betragting der deugd cn burgerlykc verpligtingen geenzints te brengen zyn , zo moet volgen: — dat het geftrenge Tuchthuis en gemis van alle dergelykc vergenoegingen , welke zy, de losbandigheid meede gemeenclyk in den hoogftcn trap toegedaan zynde , gewoon zyn yveri0 natejaagen, het qe  aangaande den ontb. van den echt. 25 eenige bekwaame middel aan de hand geeft, om verre de mees ten hunner binnen de palen der burgerlyke gefehikcheid en vcrphgting te houden. — Ex ju/la enim caufa, puta ob evitandum periculum, majoramala cjf fcandala, reum in perpetua cufladia detinendum ejfe tradunt etiam fere omne's Criminalis Jurispmdentia BB. Vid. molleri, Reperlor. Carpzovian. p. 144. Wcshalven zodanig Strict Confinement wel verre van te mispryzen in zeer veelc gevallen , welkers bepaling wy niet opgeeven,maar aan den Rechterovcrlaaten, hoogst nuttig is. §. VI. Eindelyk brengt het gedaane voorftel meedc : Ter vordering van des geconfineerdens echtgenoote of echtgenoot. — En dit was het eenige , het welk omtrent het voorftcl of fpecies facti, nog op te helderen overig was, en geeft met andere woorden te kennen: — Op den eisch en conclufie , (trekkende tot disfplutie of verbrceking van den band des tJuwelyks , tusfehen den geconfineerde B 5 (reus^  a6 verhandeling, (reus} en den onfchuldige (aüor) fubfifteerende, met toclaating voor den onfchuldige, om zig ten anderen Huwelyk tc mogen bcgeeven. — Na welke eisch of rechtsvordering de rcchterlyke kennisneeming en onderzoek , of 'er naamelyk zodaanige Condemnatie en Confinement, als boven omfchreeven ftaat, ftand grypt, eerst kan in aanfehouw komen, en ingevolge rcchterlyke bevinding uitfpraak gefchicden; want alhoewel de Heer boel,!!! NotiS üd loenii, DetiflOMS Caf. 16. pag. in. 102. den gegronde Lecre van Profesfor j. voet, in C&mmentario ad Digeslorum tit. de divortiis num. 9. zoekt tegentcgaan en te wederleggen , wanneer dezelve leeraart: — „ Dat ter zaake van kwaadwil„ lige verlaating, zo wel als ter zaake van „ Ovcrfpcl, een en dezelve concluüe van „ eisch moet worden genomen," en zulks op ingebeelde grond: — „ dat in het 91. Art. „ van 'J Echt Reglement der Heeren Staten „ Generaalzeen disfolutie van den Huwclyks„ band door den Rechter te doen, of door „ den Onfchuldige party te verzoeken (even „ als in cas van Overfpel gefchied cn moet „ gefchicden) zoude worden gerequireert 5 „ maar  aangaande den onte. van den echt. 2/ „ maar alleen gezegt: ,, Dat aan de Onfchul„ dige na genomen kennis van zaaken, het her,, trouwen zal worden toegeJiaaaJ" Zo is immers Zonneklaar, dat in 't zelve 91. Art. van ,t Echt reglement; der Heeren StatenGeneraal niet bepaaldelyk gezien word op het hertrouwen. het welk dienvolgens den Rechter aan den onfchuldige behoord toeteftaan; en de woorden: „ na genomen keunisfe van zaaken," dicteeren blykbaar , dat 't huwelyk door rcchterlyke uitfpraak moet zyn gedisfolvccrt, 'c welk als een bekende zaak daar by word onderftcld; te meerder nog, wyl het Huwelyk per Je gcdisfolvcert zynde, even als in cas van affterven of overlyden van een der echtgenooten, gecncrhande toelaating van hertrouwen noodig zynkondc, maar zulks als een notoir en zeker gevolg van het eerfte cn principalen , te wceten de e c h tscheiding, moest worden aangemerkt. — Den onfchuldige derhalvcn met de gemelde eisch of vordering van disfolutie agtcrblyvcnde, kan nimmer klaagen, over eenige verongelyking van de zyde des Rechters haar aangedaan. —- Waarom zodanige vordering voiftrekt noodzaakclyk iszal men in dc ter-  28 VERHANDELING, termen deezer verhandelde quaestie kunnen gezegd worden te ftaan of te verfeeren. — Aldus het voorftcl van §. 11. achtende genoegzaam toegelicht en het rechte verftand van dien aangetoond te hebben; — zo zal ik tot betoog en verklaaring van myn gevoelen omtrent de daar by voorgeftelde fpecies. fatii by dc volgende Iloofddcelen van decze myne Verhandeling kunnen overgaan. DER-  AANGAANDE DEN ONTB. VAN DEN ECHT. 29 DERDE HOOFDSTUK. §. r. 1^VT EEN WETTIG CONFINEMENT -*->' VAN EEN GEHUWDEN PERZOON, GEDUURENDE ZYN OF HAAR LEEVEN, OF EENEN DAAR MEEDE GE LYKS TAANDEN TYD, OPLEEVERT EEN GENOEGZAAME EN NAAR RECHTEN A L L EZINTS BESTAANBAARE GROND TOT ECHTSCHEIDING OF RCCHTERLYKE ONTBINDING VAN EEN MET DEZELVE ANDERZINTS WETTIG AANGEGAAN ZYNDE STANDGR YPENDE ECHTVERBINTENIS; — is behoudens beeter gevoelen myn fentiment en gedagte over dit gewigtig onderwerp deezer Verhandeling.— Omtrent welks betooging ik ordcnshalven in aanfchouw zal necmen. — In deneerjienplaats het RECHT VAN VORDERING tot Ver- breeking van dien band, welke tusfchen ECHTGENOOTEN door het HUWELYK gebooren word, den vrye en onfchuldige te-  JO verhandeling, tegens den geconfineerde openftaandc. — En ten tweeden zal ik openleggen de redenen of m o t i v e n rweiken den rechter daarenboven tot adjudicatie of toewyzing van denzelven eisch cn vordering naar allen lchyn noodzaaken cn aandringen. §• II. Wat dan het eerficn ter betoog voorgcHelde Stuk betreft, namclyk: — IIet r e c h t van vordering tot dissolutie van den echtverbintenis ÊJ1 admissie of toelaating, om zich ten anderen huwelyk te bcgcevcn, ingcvallc van zodaanig c o n r i n e m e x t , als in het tweede Hoofddeel omfchrecven is, den onschuldige echtgenoote toekoomendc.— Zo word zulks volkomen betoogd uit de goddelyk e — natuur — cn g e m e e n e b e- schreeven — rechten. Betrekkelyk de ccrstgcnoemdcn of goddelyke wetten;— zo moet ik vooraf zeggen daar door in deezen te verftaan: — de wetten van god zelf door jioses den Burgerftaat van Israël voorgefchrceven, jus di-  aangaande den ontb. van den echt,. 3f divinum pofitivum genaamd;—- want de gebiedende natuurwetten zyn OHgCtwy- felt mecde goddelyk cn onvcranderlyk als derzelvcr ratio fufficiens, hebbende in de effentia ofaanweczen der menfehen, welke dooiden Almagtigc onveranderlyke grooteOorzaak van het geheel al is voortgebragc. — Niet dat ik wil trachten te bewceren, dat het Zamenftcl der Mofaïfche Wetten een volkomen rigtfnoer voor onze Wctgeevers en Rechters uitmaakt, dewyl my bewust is, dat dc Mofaïfche Wetten niet zelden verbectcren of ontzenuwen een ouder recht van gewoonten , (Jus Confuetudimriuni) 't geen by de Israëliten ftand greep, cn daarenboven zeer dikwijs gefchikt zyn naar de omftandigheden der Israëliten, cn als dan uitmaken een Jus Merepojïtivum of recht, 't welk de Israëliten alleen eigen was en zyn konde, waaruit derzelvcr blykbaarc veranderlykheid naar myne geringe begrippen in zeer veelen opzigtc volgt; — ten voorbedde ftrekt ook 't verbod van het neemen van renten in het algemeen door mos es gedaan , met een naar zyne Staat of Maatfchappy zeer wys en alJerftaatkundigst inzigt: ~- de woorden dié zy  ja verhandeling, zy een eeuwig recht voor uwe gejlagiert, l e v i t. X VIL vs. 7. cn elders voorkomende;ontzenuwen dit myn gezegde niet, dewyl het aan kundigen niet onbekend kan zyn , dat dit volgens gewoone fprcektrant der Hebreeërs zeer dikwils betekend een langentyd, in tegenoverftelling van zeer \rcclc wetten, dcwclkcn maar zeer kort duurden,men raadpleege deswegens de Hooggeleerden mich aelis, Mofaïsch Recht. I. deel §. 9. — Echter valt alhier in 'tvoorbygaan eërie aanmerking tc maakcn,dat zcervcclchedendaagfche Rechtsgeleerden zeer kwalyk redenkavelen» als waaren alle de wetten in het Oude Testament voorkomende , voor dc Christenen van gecnerhande verbindende kragt , het geen onlangs nog by een Verhandeling gebleckcn is het gevoelen van een beroemd Rechtsgeleerde van onzen tyd tc zyn, en dit tracht men te ftaavcn met dc bewoording hoort Israël, enz. waarmede zy zeekcrlyk de bygebragte woorden uit Levit XVII. vs. 7. ook gcmakkelyk beantwoord zouden hebben gehad. — Doch dezulken misgrypen zig middagklaar , en betoonen zich waarlyk ten dien opzigte onkundig, nadien het zeckcr is, dat voor  .aangaande den on te. van den echt. 33 voor zo verre de Wetten in het Oude Testament voorkomende, zedekundig zyn, zy als dan niettegcnftaan.de de bewoording,//oorf Israël, enz. algemeene wetten voor het menschdom zyn, dewelken ten opzigton van ieder mensch in het byzonder eene verbindende kragt hebben, als onveranderlyke natuurwetten , welken met het menfchelyk aanweczen te gelyk aanweezig zyn geworden, en ter zaake van het bederf der zeeden, en verdooving van 't redenlicht onder het menschdom op goddelyk bevel aan zyn eertyds verkooren volk uitdrukkelyk zyn bekend gemaakt; men vergelykc alhier bet geen ik opzigtclyk hetRoomfche Recht in myne aantekeningen op het Eerfte Deel van Mr. S. v a n leeuwen, pag. 6. heb ter neder geiteld; — Ik maak derhalven deeze fchikking voor myn volgend betoog; deels om vooringenomenen met het andere verkeerde gevoelen, dat zonder onderfcheiding aan het Mofaïsch Wetboek (de Ceremonieele Mofaïfche Wetten alleen uitgezonden) alle onze Hedendaagfche Wetten moeten worden ter toetfe gebragt, althans daarin cas matrimonieei of IIuwelyksgefchiilen,de Wetten van moses C de  34 verhandeling, de zaak doorgaans uitwyzcn , en door gewoonten by de Christenen in zeer veele gevallen te recht zyn overgenoomen. Zie Mofes derde Boek, leviticüs genaamd, Cap. 18 en 21. vergeleeken met de politicque ordonnantie, Art. 4. en volgende , groot hollandsch placcaatioek, III. deel bl. 503. geheel tc overtuigen , cn tot omhelzing van myn fentiment overtehaalen; deels om reden dat de oplosfingen der zwaarigheden en tcgengcftclde bedenkingen, waar van in het laatftc Hoofdftuk zal moeten werden gehandelt, daardoor van des te meerder klem zyn zullen. §• III. De gezegde goddelyke mosaï'sche rechten veroorlooven het geeven van den scheidbrief, door welk middel een man ten allen tyden op zyn eigen gezag het Huwelyk konde te niet doen en ontbinden, om alle zodanige redenen, als hem daartoe gewigtig genoeg dagten.— De Wet deuteronomium, Cap. 24. vers i—4. zai ons alle opheldering deswegens geeven, luidende volgens in de Publicque Kerke dee-  aangaande den ontb. van den echt. 3? deezer Lande gebruikelyke overzetting, het begin van dezelve aldus: — „ Wanneer ie„ mand een vrouwe zal genomen, ende die „ getrouwe hebben, zo zal 't gefchicden, „ indienfe geene genade zal vinden in zyne „ oogen, om dat hy iets fchandelyks (volgens den grootcn michaelis een fout, welke gedagte agtervolgens gemelde overzetting , uit 't derde vers van hetzelve Capittel fchynt bekragtigd te worden , alwaar namelyk met opzigt tot haren tweeden man deszelf? baat jegens haar, als een genocgzaame reden tot het geeven van den lchcidbricf word aangemerkt) aan haar gevonden heeft,dat hy haar „ cenen fcheidbrief zal fchryven, ende in „ haare hand gecven, ende latenlè gaan uit „ zynen huife."— Gevolgdyk behelst deeze Wet een uitdrukkdyke/edrtafwig van echtscheiding , om onverivagtc bcvondene gebreken of misdryven, en alhoewel onzen Zaligmaker je sus Christus, Matth. Vt vers 31 cn 32. (waarvan ftraks nader) aanmerkt , dat dezelve toclaating gefchied zy om de hardigheid van der Jooden harten, en daarenboven geacht moet worden als merepof tif, en in den toenmaaligen Joodfchen Staat \ C 2 ah  36 verhandeling, leen van kragt , zo vermag echter daar uit. deeze gevolgtrekking worden gemaakt, dat een onfchuldige, wiens Echtgenoot of Echtgenootc geconfineert is,gcduurende deszelfs ganfche 1 eeven, of een daar meede gelyk te achtene tyd, naar de Mofaïfche Rechten of jus divinum pofitivura , althans niet misdoen kan met de vordering van echtscheldin c,maar zelfs dienvolgens onbetwistbaar recht heeft om privata auctoritate zich ten anderen Huwelyk te begcevcn, te minder nog , alzo dit geene hoe genaamde boosheid der harten, 't zy van wellust, wispelturigheid, ongebondentheid van zeeden, ofwel eene geemelykheid , waardoor de cohabitatie en bywooning verdrietig werd, ten grondflage heeft. De allereerfte oudvaders reekenden het niet alleen geene zonden van echtbreuk, maar vermeenden,behoudens alle Godsdienftige betragting,recht te hebben om ter zaake van volkomen onvrugtbaarheid hunner echte vrouwen , de Huwelykspligten met anderen te mogen volbrengen, het geen inderdaad zo veel was, als zich ten anderen Huwelyk te begeevem — Wy leezen zelf van  aangaande den ontb. VAN den echt. 37 van den Godvrugtige, en door den grootcn Leeraar der Heidenen den Apostel paulus, ter naarvolging allezints aangepreezenen Aartsvader abraham, dat hy om de onvrugtbaarheid van zyne huisvrouwe sara, zich iiAGAR zyne dienstmaagd ten wyve nam. — Wel is waar, dit gefcbiedde ter verkryging van een groot nazaat en vervulling der Goddelyke belofte aan dien geloovigen Aartsvader gedaan, welke wy vinden in het i«. Boek Mofis Cap. 15. en had een diepzinniger beduiding,dog indien de beweegreden daartoe volftrekt ongeoorloofd geweest waare , zo zoude deeze voorfpelling daar in niet hebben kunnen zyn opgeflootcn geweest, dewyl de volmaakt heilige Godheid geene ongeoorloofde zaaken tot voörfpellinge zal daar ftellen , en zyne belofte door een nog meerder volkomen vrugtbaarheid van sara mecde volkomen had kunnen vervullen , maar veel eer zoude het hoogmagtig Opperwcezen zyn ongenoegen deswegens tegen zynen dienstknegt abraham betoond hebben gehad, daar toch den echtbreuk zo wel een zonde is als de bloedschande, Welks ongeftrafdheid met de Goddelyke C 3 Recht,  38 verhand eling, Rechtvaardigheid niet is overeen te brengen, zo als ook blykt uit het gebeurde met den Koning d a v i d , wegens de echtsciienN i s, door denzelve met batseba gepleegd , en de groote Huwelykswet, welke wy vinden genesis, Cap. 2. vs. 24. bragt reeds nadrukkelyk meedc het zeedelyk kwaad van de vermenging van één man met meer zogenaamde huisvrouwen, of der veelwyvery; blykens de daarby voorkomende woorden „ en die twee (tc weeten: één man en één vrouw) zullen tot één vleesch of lighaam zyn, — Daar nu deeze daad van den Geloof* vader abraham; — om de onvrugtbaarheid van sara, waardoor het voornaame pogmerk des huwelyks ophield, cn op raad en toeftemming van sara gefchied zynde , zie het i«. Boek Mofis Cap. 16. — denzelve als geene misdaad word aangcreckend, nog als zodaanig in de Heilige Bladen befchreeven is geworden, gelyk blykbaar is uit de verfchyning aan hagar, vs. 7. van 't zelve Capittel, cn de bewoording voorkomende in het 17. Cap. vs. 15 en 16. „ Gy en fult uwer „ huisvrouwe Saraï naame niet Saraï noe9j men, maar Sarah, want ik fal fe zeege- „ ncna-  aangaande den onti3. van den echt. 39 nen, ende u ook uit haar (te weeten als uit ha g ar) een fone geeven enz." vergeleken met de zegeningen aan ismael VS. 20. welke zegeningen nimmermeer aan de zooncn der bywyven abrahams, waarvan wy leczen, Cap. 25. vs. 6. dat Abraham dezelven zond naar het Oosten,zyn gefchied,tot een zeer merkelyke onderfcheiding. — En alfchoon dc uitkomst by dc geboorte van 1 s a a c, de voorbaarigheid van 't zelve bedryf genoegzaam heeft aangetoond, en god zyn verbond met isaac heeft opgericht, zo is echter daaruit blykbaar , dat naar het Goddelyk recht geene ftraffe van echtbreuk plaats heeft, wanneer uit oorzaak van finale ophouding van het hoofdoogmerk der echtverbintenis , een tweede Huwelyk word aangegaan. — Weshalven ik als ontegcnzcggelyk mag befluken , dat het, agtervolgens 't zelve recht waarin a b r aham, door Goddelyke Openbaaringen verlicht zynde, voor zeer ervaaren te houden is, tot geene misdaad aan den Echtgenoote van een ten allen dage geconfineerde kan worden toegekend , dat zy buiten flaat om het oogmerk des Huwelyks met haarenEchtC 4 ge-  40 verhandeling, genoot te volbrengen,nog deswegens eenige hoope of verwagting hebbende, door het gemis der Cohabitatie, zich ten anderen Huwelyk begeeft, cn ten zeiven einde den competenten Rechter alvoorens ontbinding van den Echt afvordert , welke daad van hertrouwen veel minder en zelfs met geene grond hoe genaamd voor eene echtschennis kan worden gehouden. — Dit zy genoeg met opzicht tot 't j u s divinuu positivum. §. IV. Wat aanbelangt het natuür-recht, zo kan ook uit de gronden van hetzelve ten aldcrblykbaarften worden betoogd , dat de eisch cn vordering van echtscheiding in 't geval of onderwerp deezer Verhandeling , voikomcntlyk gegrond is: — Nadien den aart van alle wcderzydfche verbintenisfen meedebrengt, dat wanneer den eene party in de naakooming of opvolging zyner verbintenis dcficicert of gebreekig blyft, als dan de andere party aanftonds zyner tyds meede pntfiagen is zodaanig,dat dezelve eengclykc ver-.  aangaande den ontb. van den echt. 41 verbintenis met een ander kan aangaan, zonder aan eenige dc allerminfte wantrouw omtrent de eerften fchuldig te ftaan. — De applicatie of toepasfing van deezen reegel van 't natuurrecht op 't cafus of geval, het onderwerp deezer Verhandeling uitleeverendc, is zo zigtbaar cn handtastelyk, dat dezelve by kundigen terftond als in 't oogmoet loopen , uit aanmerking, dat een in voegen gemeld geconfineerden Echtgenoot den oorzaak of werker zynde van 't wanbedryf, welks welverdiende en gepaste ftraf denzelve buiten ftaat gefteld heeft om de essentie ele articulen Zynei' echtverbintenis te hebben kunnen volbrengen, of met derzelvcr volbrenging voorttevaaren, moraliter door de rechtvaardige condemnatie cn phyfice door het daadelyk confinement zonder acces of reces, ook zcekerlyk geacht moet worden zyner zyds den echtverbintenis zclven te hebben verbrooken; — door namelyk wegtencemen de onfeheidelyke gemeenzaamheid des leevens ; zich te onttrekken of opzettelyk bloot te (tellen aan de te volgene pnttrekking van alle hulp en byftand, mitsC s ga.  42 verhandeling, gaders betooning van liefde , welke hem de Verbintenis voorfchrecf; en alzo door zyn fchuldig bedryf te hebben doen ophouden de individua vitee confuetudo & confortium illud omnis vita, dewelken de Rechtsgeleerden in de befchryvinge des huwelyks volftrckt noodzaakelyk reekenen : — En wie zal kunnen ontkennen, dat een ten allen daagen wettiglyk geconfineerde misdaadiger is een overtreeder van de wet, een fchender van zyn trouw, een vcrbrcckcr van zyn huwelyks verbond? — Weshalven ook deeze verbreeking van het bilaterale Huwelyks Contract ten gevolge moet hebben, dat de o n s c h u ldige zyn of haarcr zyds meede ontflaagen is ten dien cffefte , dat dcnzclve het vermoogen van hertrouwen daar door als van zeiven toekomt. — Ik weet zeer wel, dat deeze confcqucntic, hoe blykbaarook, by de Compilatcurs cn Schry veren over het Canonicque of Paufelyke Recht, en hunne navolgercn, doorgaans word ontkend, dewelken allen het huwelyk gaarne voor een exceptie of uitzondering zonder bewys der gemeldcn en zo eeven bygebragten peegel van  aangaande den ontb. van den echt. #.5 van het onveranderlyk Natuur-Rccht zouden aanmerken , dog deezen zullen (zo ik vermeen) alle gcvvcnschtc voldoening erlangen by het laatfte Hoofddeel deezer Verhandeling. — Intusfchen merk ik tot betoog myner fentiment in deezen uit het recht der natuur nog aan: — dat de gezonde reeden ons voorfchryft deezen reegcl: , dat het hoofddoelwit en oogmerk van een handeling ophoudende, als dan daar door de geheele handeling komt op te houden , te vervallen en nietig te worden: — Nu komen ontwyfelbaar door't stricte confineme nt, zynde een gevolg der bc dreeven misdaad , volkomentlyk op te houden alle die zaaken , welke men tot het hoofdoogmerk van het Contract des Huwelyks kan brengen, als: de noodzakelykevolbrenging der geoorloofde Huwclykspligt; de opvoeding der Kinderen; de werkdaadige pooging tot onderling nut, enz. — Gevolgelyk komt door deeze finaale ophouding ook het Contracl des Huwelyks of den echtverbintenis dadelyk op te houden: — Uit welke redeneering te gelyk voortvloeit de noodzaakelykhcid van de onderfchciding (dis.  44 verhandeling, (distinttio) door my in het Tweede Hoofddeel gemaakt tusfchen een Confinement met veroorlooving van acces en reces voor den Onfchuldige, en een Confinement zonder dcrgelyke concesfie: — Naardien men met eenige grond zal kunnen voorbrengen, dat wanneer den Onfchuldige Gehuwde alle toegang by den Schuldige openftaat, als dan ook het hoofdoogmerk des Huwelyks fubfifteeren blyft, alhoewel niet in den grootftcn ruimte, en om dien zeiven reeden (by omkeering van 't zo eeven voorgeftclde argument) ook het Huwelyks Contract zeiven. Dit met opzigt tot het natuurrecht mede voor genoeg achtende, gaa ik, uit vrceze dat deeze Verhandeling de gefielde paaien zoude te buiten gaan, over tot betoog van myne flelling uit het burger-recht. §. V. O m dan , in de derde plaats, het recht van vordering tot d i s s o l u t i e of e c h tscheiding, in fatti fpecie uit gronden van het burger-recht argumentando by wee-  Aangaande den onte. van den echt. 45 weegen van gezonde redeneering , devvyl geene pofitivc Wet voor handen is , ten minden niet myncs weetens, volkomen te demonftreeren , zo zal ik, om voor allen naar vcrmoogen nuttig te zyn , het oog voornamentlyk gevestigd houden op den Fontein cn Bronwel aller Burgerwetten , doorgaans het jus tiniaansche wetboek of corpus juris crviLis ge. naamd , en daar by deezen en geenen aanmerking omtrent de lastere of hedendaagfehe Burgerwetten aanftippen. §. VI. Aldus te werk gaande, bevind ik, dat my terftond voorkomt dc verandering van staat Of c a pI tIs d e mI n u tIO , welke aan allen , die het Roomfche Recht maar als van verre hebben gegroet, behoord bekend te zyn: — Deeze nu word titulo Inftitutionum de Capitis Deminutione onderlcheiden ofgedeelt in de grootften (maxima), middel/ten (media), en klein/ten (minima), verandering van ftaat; — De eerstgcmelde (maxima) beftond in het verlies des Room- fcheti  46" verhandeling* fchen Burgerrechts en der Vryheld te gw lyker tyd , wanneer iemand by voorbeeld verwcezen wierd tot de flaverny der ftraffa (fervitus paria); — De tweeden of middelften , was gelegen in het verlies van het Burgerrecht alléén, by voorbeeld: het bannisfement op een Eiland, 't geen fubtiliteitshalven, gelyk aan ecnigzints ervaarnen niet onbekend zyn kan; genaamd werd aqua & ignis interdictie-De derden of kleinften, was ceniglyk gelegen in eenige verandering van perfoncelc hoedanigheid , zo als daar was * de handligting of manumisfio , by ons het verleencn van Brieven van fupplctie van jaaren of venia cetatis; — Zonder hier over thans verdere uitbreiding te doen, zo vind ik wyders met opzigt deezer verandering van ftaat een op 't cas fubjeft zeer applicable Wet van Keizer constantyn de groote, leg. 24. Cod. de donationibus int. yir. Éf ux. volgens welke de donaticn door een balling gedaan, die naamelyk demiddelfte verandering van ftaat had ondergaan, geacht moeten werden als opgefchort of in pendenti te zyn, dusdaanig, dat hy dezelven kondc herroepen en te niet doen zo lang hy leefde  Aangaande den ontb. van den echt. 47 de ,, Qida nee matrimonium in hujusmodi ca„ filus disfolvitur" zegt de Keizer constant 1 n u s ; daar integendeel de donatien, welken voor het begaan der misdaad by iemand, welke de grootftc verandering van ftaat kwam te ondergaan, en tot de flaverny gedoemt wierd, aan zyne Huisvrouw gefchied zynde , volgens dezelve Wet geacht moeten worden als met dc natuurlykc dood bevestigd cn onwederrocpclyk te zyn, als zynde de woorden van dien voortreffelyken Staatkundigen Monarch by dezelve Wet „ Nee alieni criminis infortunio adftringi „ uxorem prcecipio." — Over deeze Wet kan des begeerende worden geraadpleegd b r u nneman in canon, ad Codicem en scipio gentilis de donat. lib. 3. cap. 10. . De gemelde Wet nu vertrouw ik, dat oplevert een volkomen rechtsgeleerd argument voor het gevoelen door my by deeze Verhandeling wordende beweerd , dat een wettig Huwelyk in gevalle van een rechtmaatig ftriél Confinement waarfchynelyk geduurende het leeven van den fchuldige geconfineerde , rechterlyk kan en behoord te worden ontbonden; — Want byaldien die gee- nen,  43 verhandeling, ncn, dewelken hunne vryheid geheel heb-» ben verloeren voor civiliter of burgerlyk dood worden gehouden , gelyk zeer zeker zyn moet, op fundament, dat offchoon de CapitisDeminuiio by de c o m m e n t a t o r e s , waar onder p. voet cn heikeccius, hedendaagsch van weinig applicatie word geacht, echter nimmermeer zal kunnen worden ontkend, dat men iemand, welke alle onze commercie cn omgang ten allen tyde onttrokken is, zonder eenig waarfchynelyk uitzigt, cn zulks ter onzer pcrfoneele vyligheid, gcenzints ten minften met geene bcftaanbaare redenen voor een lecvendig lid der Maatfchappy kan houden: — Dit zeker ' zynde, zegge ik, zo komt te volgen: — dat de Echtgenootc van een invoegen gemelde geconfineerde dezelve vryheid heeft om zig ten anderen huwelyk tc begcevcn als één wiens Echtgenoot den natuurlyken dood geftorven is, als waar aan het gemis der vryheid of grootfte verandering van ftaat gelyk word gefteld; — Veel opheldering hier toe brengt ook het geftatueerde in het nabuurig Vrankryk aan , par V ordonnance de lójo. art. 29, der Defauts , les peines, qui em*  aangaande den ontb. van DEN echt. 4$ emportent la mort civile, font la condemnation a mort, ou au galens pcrpetuelles, ou aillannisfement du Royaume a perpetuité. §. VIL Wyders kan men het gevoelen of de beantwoording der voorgemelde qutestie naaf het Roomfche Burgerrecht betoogen uit de lex 2. Codicis de fponfalibus , by welke Wet een verloofde Dogter toegeftaan word om aftegaan van haare gecontracteerde trouwbeloften , en zich desniettegenftaande aan eenen ander tc verbinden, wanneer haare minnaar en bruidegom binnen den bedongen tyd aan zyn engagement of verbintenis tot het voltrekken zyner trouw niet voldaan heeft cn deswegens nalaatig blyft , men raadpleegen over de gemelde lex 2. Cod. den beroemden brunneman, in Commentario ad Codicem d. t. en over 't zelve geval Mr. simon van leeuwen,' RoomSchHol- landsch Recht, 4. hoek 25. deel num. 8.— Nu is immers evident, dat waar de reden gelyk is, aldaar ook gelyk recht vigeeren moet, dus zo men in aanfehouw neemt, dat den D ons"  5 O V e r* handeling, onfchuldige Echtgenoote srortro ca/a met alle recht kan fustineeren, dat haare Man zich aan verregaande trouwloosheid ten haaren opzigte heeft fchuldig gemaakt, door het niet opvolgen van die Articulen, dewelken uit het Huwelyksverbond noodwendig volgen moeten,zal men te gelyk gehouden zyn te erkennen , dat den onfchuldige Echtgenoote mede vermag te refitieerén van het huwelyks contract. — Want alhoewel dezelve t. 2. Cod. dicteert: „ nihil frau„ dis ei fit, qua nuptias maturando vota fua „ diutius eludi non pasfia est." blyft egter de grondreden en bafis om welke de verloofde Dogter van de Trouwbeloften vermag af te gaan, opgeflooten in de trouwloosheid van den bruidegom, en de acceleratie des Huwelyks word als ten overvloede gemeld. §. VIII. Maar op dat men niet zeggen: dat de argumenten van de Trouwbeloften tot voltrokken en ftandgrypende Huwelyken, met één woord van de caufce repudii tot de caufce divortüy geen genoegzaame kragt of verband heb-  aangaande den ontb. van den echt. $ï hebben, daar egter het tegendeel zoude moeten volgen , om reden dat beide bevatten vcrbintenisfen over een en 't zelve onderwerp , zo verdient inzonderheid nog onze aandagt en nadere overweeging de /. 7. Cod. de repudiis. alwaar Keizer constantinus ftatuecrt : „ Uxor, quce in müitiam profeclo „ marito , post interventum annorum quatuor ,, nullum fofpiiatis ejus potuit habere indicium at que ideo de nuptiis aliis cogitavit nee ta~ „ men ante nupfit, quam libello Ducem fuper ,, (koe fuo) voto convenit; non videtur nuptias ,, iniisfe furtivas, nee dotis amisfionem fuftine„ re, nee capitali peena efife obnoxia, qua post ,, tam magni temporis jugitatem non temere, „ nee clanculo, fed publice contestatione depofi„ ta nupfisfe firmatur. Ideoque obfer vanduin „ est, ut, fi adulterii fufpicio nulla fit, nee „ conjunttio furtiva detegatur, nullum pericu„ lum ab bis quorum conjugio trant copulatcs ve„ reatur : cum, fi. confeientia maritalis tori „ furtim es/et violata, difciplinèe ratio pcenam „ congruam flagitaret." — Zo nu de Huisvrouw van een Krygsman na vier jaaren tyds vergeefsch ontdekkingen en nafpooringen omtrent deszelvs leeven te hebben D 2 ge^  P« verhandeling, gedaan , na voorafgaand verzoek aan dei! Veldheer, het hertrouwen word tocgeftaan, waarom toch zal men het zei ven dan in deezen niet veroorlooven ? — Eindelyk beroep ikmy nog op de lex i. Cod. d. t. medebrengende 5, matrimoninm quidem deportatione vel aques „ & ignis interdiclione non folvitur, fi cafus, j, in quem maritus incidit non mutet uxoris ad„ feclionein" dat is, het Huwelyk word wel gedisfolveert of ontbonden door dc ftraffc van Bannisfement, indien het geval, waarin de Man of Echtgenoot gekoomen is, of met andere woorden, het crimen door hem begaan , geene verandering in de genegenheid, van de Vrouw of Echtgcnoote te weeg. brengt. ■—. Wie zal nu ontkennen, dat de misdaad, op welke de flraffe eener altoos of leeven lang geduurende gevangenis is geftatueert geworden , en dus gelyk van zelf fpreekt 't verlies van 't burgerrecht en duurzaam gemis der vryheid , geene grond tot verandering der genegenheid en daar uit verder producerende vordering tot echtscheiding fuppeditcert ? — Maar waar zoude ik als 't waare eindigen cn fchuldcloos blyven van alle overtrecding der eindpaalen, eener  aangaande den ontb. van den echt. Sh eener Verhandeling , zo ik myne redeneeringen uk den bronwel der Burgerrechten breedvoerig en naar vermoogen wilde afleiden, deskundigen raadpleegen de /. 9. Cod. derepud. 1.6. digestorum deinjustorupt. Brunn e m a n in Comm. ad leg. 1. Cod. de fponfaL cjf H. Donellus in comm. jur. Civilis pag. 246. n. 30. — Wel is waar dat den echtscheiding of rcchterlyke ontbinding van een voltrokken Huwelyk, ftaande 't leeven van beide echtgenooten, by de Romeinen, na dat alvoorens door de Keizers theodosius;valentinianus;anastasius enjusTiNiANüs zelve, deswegens verfcheidentlyk gedisponeert was t door den laatstgemclden Keizer onder anderen bepaald is om de volgende gewigtige oorzaaken (de minderen zal ik geene plaats alhier verleenen, en overzulks althans niet de fchandclyke ontbindingen van cenen wettigen Echt, dewelken bom gratia genaamd geworden zyn.) welken zyn te vinden by het nieuwfte recht (\Jnre Novisfimo~) novella 117. Cap. 8. et feq. te weeten: — i° ter zaake van gequeste Majefteit. — 1° om Overfpel. — 30 ter zaake van gepleegden toeleg D 3 op  54 verhandeling, op 't lccven. — 40 uit hoofde van af wee, zendheid.—■ Dog deeze bepaaling ftryd niets tegens de redeneringen uit de bygebragte Wetten getrokken , zelvs is daar by blykbaar , dat zwaare delicten , en gevolgelyk ook de zodanigen ter zaake van welkers bedryf den fchuldpligtige geconfineert moet worden, genoegzaame redenen tot echtscheiding geeven; zo echter iemand wil beweeren, dat men de letterlyke bewoordingen en niet den zin derzelven moet ga. deflaan, zo gelieve dezelve tcffens in aanfchouw te neemen de novella 140. Cap, 1. by welke Wet justinianus zegt: „ Ouum itaqiie hcec a nostris temporibus aliena „ judicaretniïS f ad. prcefentem facram legem rex> fpeximus, per quam Jlatuimus ut pro ut olim „ juris fuit, matrimoniorumfolutiones ex con5, fenfu fieri Meeat, £f ne amplius Patris nostri fanctione in eos, qui confenfu matrimonia „ dirimunt, conftitutce pcena in u/u fint. Si 5, namque mutua ajfeüio matrimonia conficit, „ merito diverfia voluntas eadem per confenfum „ dirimit, fifc." Dit renverfeert immers alle de gemelde bepalingen, en wie moet met ïö'y niet toeftemmen, dat de adplicatie van  aangaande den ontb. vau den echt. 5j 't Roomfche Recht in deezen oneindig beter ex jure codicis quam ex jurE'NOVELlarum gefchied? —. §. IX. Klimmen wy opwaards met onze gedagtcn cn houden wy dezelven gevestigd op de Rechten cn gewoontens onzer aloude Voorvaderen , zo bevinden wy wel haast, dat het hun mede grotelyks aan eenen vasten regel in cas van echtscheiding ontbrooken heeft gehad, als hebbende de oude Germani of Duitfchers, van welken volgens aanteekeningen by van loon Aloude Hollandfche Historie p. 4. de Batavieren afftam 3 - , — daar van hier van W,_T 13 — gediscerneert gedeccrneert JJC, ii vraagboek vraagbaak ji7. 3 van onder refanda nefav.a».