D E VERMAKELYKE JK O M TJEM, Behelzende nuttige en aangename SAMENSPRAKEN, doormengt met aartige GESCHIEDENISSEN en fraaije zedekundige VERHALEN. 'Alles opgefleld öm der Jeugd, by bare uureH van uitjpanning, of in de Winteravonden, tot een nuttig en niet min vermakelyk Tydverdryf, te verftnkken. Ti R Ö T T* E \ R D A M, By J. dk L * U W, M D C CL. AXI'   nede'rlandschk J E\ U G D, By de uitgave van de VERMAKELYKE TYDKORTER, &c. Bataaffche jeugd, die vaak in Uwe prille jaren, Door buitenfporigheên Uw nutten tyd verliest, En U ftaag wikkeld in de groottte zielsgevaren! 't Scbynd of Ge, in fpyt der deugd, Uw wisfefi (val verkiest. Vergun my, in bet kort, aanU een les te geten* Die tevens U vermaak en nut verfchafFen zal: Betracht Gy die, fteek dan het huikje van Uw leven , In Uwen uchtendftond, verzeld met God, vaiï (wal. Wil nooit in Uwe jeugd de wufte rollen fpelen , Die aan Uwe ouderen de meeste droefheên doen. Laat buitenfporigheên nooit Uwe zinnen ftreelen. Die in Uw jonge ziel vaak vuige lusten voên; 'k Misgun U geen vermaak: Neen,. — lieve waereld- (lingenl Es» nuttig tydverdryf is noo.g aan Uw jeugd, Uic«  üitfpanning moet Uw tyd, in mate, vaak omrfa- Maar, kies voor Uw vermaak de hagelwitte deuld' Kies tydveruryven, die, met leering U vermaken Daar 't heerlyk SchouWtooneèl de fchoonfle rol i-> . j t, . j. , Cin fpeelt I Dat doet Uw jeugdig hart van; menfchenliefde bla- Dat is het grootst vermaak, dat tevens ftichTe^ _ . „ , (llreelt! Een geestige Roman zal U ook voordeel geven, En U ook ieiden tot een top VHn kundigheid Dit werkje ziet Gy thans, ten fpoor dier deugd be- «« • ^ „ . , (fclueven: Hier ziet Gy Godsdienst en verfland ten toon ge- (Tprcid l Wil nog by dit Termaak, de wandeling beminnen, Tuur over't wyde veld met een opmerkzaam oog; Daar zal, en boom en plant en kruid en vee, Uw _ , ("zinnen Vervoeren, voor Gods 1 roon , tot door den (wolkenboog! Maar, wil voor al t vermaak, twee deugden nóg ( betrachten, Uw grootfte toeleg zy, Uw tydelyk beftaan, > En liefde voor Uw' God : zoo heot Gy vreê te wachi (ten: Zoo zal de zon de» heils, voor U nooit onder Cgaan', A, K, S. S.  Pag. 3 VOORREDEN. Onder de uitmuntende wetten, waar door de Atheeners zoo beroemd ge. worden zyn, dat men hen voor het wyste volk des aardbodems, gedurende een geruimen tyd, gehouden heeft, was geen van de minfte, onzeldzaamfte, eri onnurdgfte, die, welke op de onderlinge byaenkomften der onberispelyke burgers, was gemaakt geworden. Eenzge geleerden, aanzienelyke en onbefproke lieden, hielden op de Feestdagen, ter nuttige vervrolyking, en bevestiging van vriendfehap, eene foort van gastery, die niet in overdaad van fpys en drank, maar in de verhandeling van tot de deugd opleidende ftoffen beftond. Men bracht leerzame vragen voor, over welke een ieder vryheid had, zyn gevoelen te zeggen, 't welk op eene cedige wyr:c, zonder eenig luidruchtig gefchreeuw, of twistverwekkende tegenwerpingen beantwoord wierd. Wanneer iemand dezelve niet oplosfen konde, of in de meening dwaalde,. wierd hy van de an* ; de.  4 VOORREDEN. deren uit het gezelfchap onderricht, en na dat hy overtuigd geworden was eenparig verwezen, in eene kleene geld' boete, die ter voordzètting van deze byeenkomften befteed wierd. Die van eene lakenswaardige levenswys was, wierd in dezelve niet gedoogd, en die zich onbetamelyk gedroeg, mogt 'er nooit verfchynen. Dusdanig handelden Heidenen, ter befchaming van het kristendom en ten voorbeeld van zulke rnenfchen, die zich zeiven verlicht in kennisfe, henlieden daar en tegen blind in onwetendheid noemen. Was het wonder, dat de kristen; n der zuivere kerk zulks navolgens waardig hebben geacht, en in holen en fpelonken , de onuitputbare bronnen der onzondige wetenfchappen en levensregelen aan eikanderen openbaarden. En is het niet beklagelyk, dat de hedendaagfchen zich daar mede zoo zelden ophouden? Dan naardien ik geen zedemeester ben, laat ik de berisping aan anderen over, wiens zaak het is, als het genoeg achtende, van verre de nuttigheid vari eer. dergelyk werk, als het te-  VOORREDEN. tegenwoordige is, aangetoond te heb« ben, De leeslust immers, is in deze verlichte dagen zodanig aangewakkerd, dat byna een ieder het van zyn' plicht oordeeld, om daar in, het zy dan op welke wyze ook, uit te munten. Dan zoo goed en nuttig dien yver inderdaad is, zoo kwaad en verdervelyk word zy, door het onderzoeken van de fchriften der ondeugd. Daar 'er echter door anderen , wien zulks beter betaamde, reeds zoo veel berispingen over uitgebazuind zyn, dat 'er naauwelyks eene eenige meer overfchiet, zoo flap ik van dit onderwerp al mede af, zoo fpoedig als ik het heb opgevat. Alleenlyk zeggende, dat een goed boek een nuttig gezelfchap, maar een kwaad, eene vergadering van even zoo veel verleiders als 'er redenen in zyn, genoemd mag worden. Dat het eerfte ver boven het laatite te pryzen is, kan zoo Iichtelyk bemerkt worden, als het. onderfcheid tusfehen den gulden glants der Zon en het bleek * fcjhy.  * VOORREDEN. ' ™T2Je\Mam\ daar™ moest men altjd, zoo veel mogelyk, door I et Loonen, hoe zeer dat oriderfche'd in vloed op de begeerte genaakt had ter" . wyl aan de andere zyde, dl SyvS T-T,Zdel'e dan g0ede boeken 3doo oeioonen moesten, hoe zeer de ve'-n denng van genegenheden betrekkin? on den invloed hunner fchriften had g i? mm eene zedige verbetering,' li wckfang tot de deugd, en aanfp'crSg tot het lezen van nuttige wetenswaar dagheden, en zaken, die esn al Ie» «ut, op de eene of andere wyl aS de maatfchappy toebrengen kunnen.' Zoodanig_ durf ik rny vleien, dat het ik het ge,uk niet gehad heb, cm door eene dergelyke krachtige beweegred-, ais de evengemelde is, daar toe aang-«poord te. worden. „ Hoe algemeens 55 een nusdaad bedreven word, hoe « veel te érhftigér zy, by de eerst- ? 5, Romende gelegenheid gefbaft be- / ?, hoord te ': ^ men aan de vrien-  VOORREDEN. 7 vrienden van Louis de Marillak^ Marfchalk van Frankryk, Stedehouder in de Landen van Messin, Choul, en Verdun, en Stadvoogd der Stede en Sterkte van Verdun, ten antwoord , toen zy voor hem vergiffenis kwamen verzoeken, wegens den overlast die by aan de onderdanen, onder zyn bewind, had toegebracht, en ten beweegrede herinnerde, het kwaad dat deze en geenen bedreven hadden, zonder immer des wegens te zyn geitraft geworden. In een' anderen"zin zeg ik: dat hoe algemeehcr de zonde is, hoe yveriger zy beftraft; hoe algemcener eene kwaadaartige ziekte is, hoe veel te fpoedigcr men de geneesmiddelen gebruiken moet. Men heeft geen lust, tot het bywoncn van dergelyke byeenkomflen, als die waar vanik ftraks gefbroken heb; maar daarom is het echter niet gezegd: dat men ook geen' lust heeft tot het doorbladeren der boeken, die 'er over handelen. Althans den inhoud dezer byeenkom^jften, ziet het daglicht, en na dat ik ' van deszelfs nuttigheid „'n oirzaak ge-  3 VOORREDEN. fproken heb, fchiet 'er alleen nog over om ook nog iets van den inhoud zelfs* te zeggen. Een oplettend Lezer, zal ras bemerken, dat dezelven gefchikt is, ja wel naar de bevatbaarheid van een onkundige, doch ook niet min naar mate dat zulk een behoord te vorderen, nederig gefproken, fcherpzinniger word. Die onkundige vind men in de korte befchryvmg van het Charatier van Weetgierige; en .daar uit blykt dan, voor het vervolg, hoedanig de fchikking is, en myns bedunkens wezen moet. Ook fpreekt men, zoo als uit het weinige, dat "er in dit ftukje over de Natuurkunde te vinden is, blyken zal, met die eenvoudigheid, welke aan het zoo even gezegde voldoed. Dit gezelfchap bellaat uit negen pcrfonen, die alle, onderfcheide namen, en verfchillende bedieningen of neigingen hebben. Men verwondere zich niet, dat ik in een zoo weinK gevorderden ouderdom, een  VOORREDEN, 9 een fFysgeer, te voorfchyn breng. Evenzoo weinig als het papier een krygsman, de mantel een goed Leeraar maakt, even zoo min veroorzaken de jaren den Wysgeer. Ik \heb wyders oprecht te werk gegaan, én de Antheurs, waar uit ik deze en gene dingen getrokken heb, 'er bygevoegd; uitgezonderd, wanneer ik my dezelve niet te binnen brengen konde, en maar enkel op het geheugen te werk Wat de voorzeggingen der Sibylkrt aangaan, het gevoelen van fommige is: dat dezelve, om best wil verfierd, en weder van anderen, dat zy loutere waarheden zyn. Ik laat het oordeel daar Va na an de geleerden over, als dezelve het zy, hoe het zy, gewichtig genoeg achtende, om in dit werkje geplaatst te werden. In de Chineefche gefchiedenis, welke, op het einde van dit werkje in gevoegd is, heeft men zich omtrent het ver-  io VOORREDEN. verhaal, zoo veel mogelyk, van de uic drukkingen dier volkeren bediend. Men leze met dat oogmerk, waar toa ik gefchreven heb, en alsdan ben ik ver. zekerd, my zelfs met die uitmuntenden roem te zullen kunnen vleijen, van in eenig opzicht, aan de maatfthappy ntffc. tig geweest te zyn. 'AAN  D E VERMAKELYKE TYDKORTER, ^SvS^ndien het wonder van He-Inleiding. m t H noch, in de Godgewyde M L M Bladeren niet befchreeven, I^K®^* en daar door algemeen bekend was geworden , dan zoude het menschdom mogelyk , mee eenigen fchyn van reden , zich verwonderen, wanneer zy ondervonden, dat de deugdzamen meenigmaal zeer kort leeven. Dan die kennis doèd hen ras bemerken, dat de Godvrucht, waar door dien vader van Methufalah böven zyne Cen y. tydgenooten uitmuntede , de wezen- 24 ' lyke oirzaak zyner«fchielyke verlating van de waereld w*s. Immers den Heidenfchen Menanrlef tnond van het zelfde gevoelen gevveesr re zyn; ofA * fchoon  4 DE VERMAKELYKE TchooTi de evengemelde gebeurtenis hem onbekend was, daar hy ergens, in een zyner werken , zegt: „ Zy „ /lervenjong, die van de goden gelieft ,, worden". In onze dagen betreuren de Burgers van Neêrlands Tyrus, met ongeveinsde tranen van droefheid, de dood van hunnen JVysgeer, welke hen tot een tweeden Socrates en Rpaminondas verfïrekte. Hoe algemeen die wanhoopige jammerklacht: „ Zulk eenbe,, hoorden gy ons nooit gegeeven, of nimmer ontnomen te hebben", aan den Schepper gedaan word, getuigen de ftraten dier rtad , welkers fundamenten, door zyn beleid, op de voorfpoed gegrondvest fchynen ; daar zy van het geftadig weeklagen weergalmen, en daar aoor, als 't ware, het deel , dat zy in de algemeene droefheid neemen, te kennen geeven. De wysheid, door Bene weêrgadelooze voorzichtigheid befhiurd, huisvestede in zyn hart, en verleende aan het gemoed eenen dusdanigen luister, waar door alle zyne daden edel gemaakt wierden. Geen wonder l het was eene wysheid die gegrond was op de wetten van den Koning der wyzen; en hierom waren alle zyne pogingen van vrucht; ja nimmer heeft men kunnen zeggen , dat hem eene onderneming misU'-t wass doordien dezelven alleen ter. * van het, Opper wezen, en ten  TYDKORTER. ^ ten nutte zyner medemenfchen aangevangen wierd. Dus befteede hy alle zyne dagen tot welzyn der maatfchappy, en vermeerderde zyne deugden zoodanig, dat eindelyk hunne opnoeming onmogelyk wierd. — Zeer dikwils een der voornaamfte leden der Achtbare Regering geweest zynde, zoo had hy geftadig gelegentheid, om het heil zyner medeburgeren te bevorderen. Hy maakte 'er ook naar behooren gebruik Van : waar door een ieder verplicht wierd, hem voor den algemeenen weldoender te erkennen. Dusdanig leefde den vriend van het menschdom, den byna onvergelykelyken fFysgeer, hier op aarde, tot dat de dood de bewoonders zyner moederftad, in een oogenblik, van zoo veel heils beroofde. — Eenen veertigjarigen ouderdom fcheen hen kort in vergelyking der weldaden, waar door hy hen aan zich verbonden had; was 't wonder? daar de Lente zyns Leeftyds reeds zoo veele dierbare vruchten van deugden had opgeleeverd, welke kon men dan niet verhoopen in den Zomer te zullen plukken? Den eernaam van Wysgeer, welke hy met recht verworven had, deed hem alle mogelyke pogingen in het werk itellen, om zich denzelven waardig te maken ; en dit gelukte h/--> in zoo verre, dat, offchoon nu etftt&n eenige A 3 z y- i  4 DE VERMAKELY&E zyner hartstochten, voor een korten tyd, de overhand over dit zyn voornemen verkreegen , en daar door de ter uitvoerbrenging zochten tebeletten* hy, door den teugel der reden beltendig in de hand te houden , doorgaans dezelve onderdrukte, en daar door de nadeelige gevolgen , die zy anders hadden kunnen hebben, in eene oirzaak van groote en uitmuntende deugden deed veranderen. Alhoewel her onmogelyk is, eene volkomene levensbelchryving van een d^rgelyk uitmuntend iterveling, als TVysgeer geweest is, op te (lellen, zoa kan men echter ftuksgewys van zyne daden fpreeken ; zyne deugden hebben reeds aan een oneindig getal van Schryvers ftof verfchaft, en naardien zy genoegzaam oneindig zyn, zoo is dezelve ook onderfcheiden, naar mate dat de denkbeelden op de een of andere zyner bedryven gevestigd worden, en uit dien hoofden hebben wy het hier navolgende verkozen. Eer dat de ouderdom van zelfs die driften , waar door de jeugd aan de gevaren dier losbandige verleidingen die hen zoo dikwerf ongelukkig maken, wierd blootgeftelt, overwonnen had, zoo had dees deugdzamen WyS' geer, reeds eene bezadigdheid verkreegen, waar door hy inftaatwas, alle vevde.jl'vlyke vermaken en zoogenaamde Mcfpanningen te verachten. Reeds  TYDKORTER. 5 Reeds in de eerde beginfelen des jongelingfchaps ouderloos geworden zynde, waren de klippen der uitspattingen onvermydelyk geweest, indien ter zelver tyd, zyne neiging tot het goede, hem, in allen opzichten, niet onderworpen gemaakt had, aan her. beituur zyner brave voogden. Hy nam, gedurende zyner minderjaarigheid , zyn verblyf by zynen oom van vaders zyde, die in hem meerder en meerder het zaad der deugd deed wortel vatten, tot dat hy eindelyk de gezegends vruchten, voor eengrootgedeelteinza-i melen konde. iïysgeer had van 's moeders zyde geene bloedverwanten meer in levenden, behalven deezen oom, van 's vaders zyde ook niet; en hierom was het verwonderlyk, dat, daar hy den eenigen erfgenaam van dien ryk'en en dtugdzanien ^rvsaard mossc wezen, hy echter dagelyks den Hemd Vuriglyk fmeekte, om , ten zynerï nurte , deszelfs leven te verlengen.. Dan aan de andere zyde , moet men qok zeggen, dat Demopbontis onvermoeid was, om zynen neef de plichten van een redelyk metiscb, van een kristen te doen kennen , waar door denzelven aan zyne genegenheid voldaan zag; offchoon zulks echrer, in allen opzichten, rot eer van fVysgeeren ten 'voorbedde van andere jongelingen verftrekte. A 3 Ein-  5 DE VERMAKELYKE Prov. OT- 8, Eindelyk kwam die oom te overlyden, vergenoegd wegens de genieting der zegeningen van de v ereld, en in eene gegronde hoop, om in het Ryk van Koning Jezus als een onderdaan ontvangen te zullen worden; latende aan zynen neef, behalven zyne deugden en rykdommen , de zorg over, om op den zelfden grondflag waar op hy geHadig, ten nutte zyner medemenfchen gebouwd had, het gevaarte van het heil der maatfchappy tot aan de wolken te doen ryzen. Wysgeer was voor de dood van zynen oom , reeds eenigen tyd mondig geweest, dus had hy thans het geheele beftuur over zyne bezittingen alleen. ■—-Zyne ouders hadden hem mede eene aanmerkelyke erfenis nagelaten: zoodanig dat hy met zeer groote zorgen beladen was. De menscb verlangd naar rykdom , daar hy, wanneer hy de moeilykheden die dezelve aanbrengen, wel overwoog, veel eer met den wyzen Agur, „ om het brood zyns be„ fcheiden deels", moest bidden. Althans , de neef van Demophantus bad den Hemel om dat verftand , waar door hy zyne tydelyke goederen, ten rechten gebruiken zoude kunnen leeren befteeden; zyrr gebed wierd verhoord, en hy met die gelukkige ondervinding, dat hy zyne Bezittingen in de gunst des Alzegenaa'fpgenooty begunftigd. Hy leide geeaeprachtige, noch, zoo als het  TYDKORTER. f het de liefhebbers der ydelheid noemen, met zyn ltaat overeenkomende, maar in teger^ieel eene in allen opzichten burgeny^e levenswys , me h^tn den laster van gierigheid niet aanwryven, noch nadeel aan zynen et-rnaam toebrengen konde. Wanneer hera zyne bezigheden eenige rusi en geoorloofde uiifpanningen vergunden , oeftede hy dien tyd by lom uiige zyner vrienden, in nuttige geiprekkcn, doch doorgaans by de door hem zoo zeer geliefd wordende boeicen. Hy had van zynen oom, onder anderen eene buitenplaats geërfd, die zeer naby zyne moederftad gelegen was; zodanig, dat hy dagelyits zyne zaken in de laatstgemelde waarneemen, en het overige van den dag in dezen lusthof £want dit was het inderdaad} doorbrengen konde. In den zomertyd fchilcte hy 's wakelyks eenen middag, om denzei ven in het gezelfchap van eenige uitgekipte vrienden , die hy, even zoo wel als des winters gedurende de lange avonden, eens vooral genoodigd had, door te brengen; en het is van de gefprekken, in die byeenkomften gehouden, dat wy voornemens zyn, een verhaal te doen. De bynamen dezer- vrienden van Wysgeer, hadden hunnen oirfprong, van de ampten , daden en gt-.aarthedens, die zy bedienden, •^tibeen ondernomen hadden , of v,*»r door zy A 4 nog  8 DE VERMAKELYKE nog werkelyk beftuurd wierden. Wy plaatfen Leeraar, een der Predikanten dier Stad, voor aan, om zyne bediening en de achting welke Wysgeer voor hem, boven de anderen, was hebbende. Het was de eenvoudige en onopgepronkte Leer van Kristus; achtervolgens de Waaiügtige Gereformeerde Religie, en gevestigd op het onfeilbaar Bybel- Woord, en de rechte Godgeleerdbeid, waar van dien getrouwen Euan£f?//'«-Dienaar zich bediende, om zich naar behooren, van de hem opgelegde plicht te kwyten. Hy had dat heerschen bemoeizuchtig Cbarafler niet, dat 'er, Helaas! in zoo veele Geestelyken gp.vo^'en word ; maar in tegendeel ee,,^-vredelievend , dat hem , ongeveinsd, zyne overigheden deed eerbiedigen , en met een onvermoeiden yver vergezeld ging, om door het aan hem^ geleende Talent veele anderen, ten diende zynes Goddelyken meesters te winnen. Met een woord, hy bezat deugden, die zyn ampt eer aandeden; zoodanig, dat men in twyfel ftond, welk van beiden hem eerwaardig maakte Een Regtsgeleerden was de tweede, welke onder het getal der beste vrienden van Wysgeer gevonden wierd. Dees had alle'de pryzenswaardige hoedanighed^ wfciken zyn ampt vereifchen; zpjgfrr dat 'er eenige dier gebreken, tflrliet zelve doorgaans ont» . luis»  TYDKORTER. 9 luisteren, mede gepaard gingen. Hy bediende alleen eerlyke zaaken , met eene getrouwheid die allen laster van hem weerde; en geleek in veelen oprichten meerder naar een Zedenmeester, welke de geringde overtreding der geest- en waereldlyke geboden niet dulden konde, dan naar een uitlegger der duistere wetten van den Romeinfchen Keizer Justinianus. Na hem volgde een Genees-Hcer, welke, door zich, naar behooren, van zynen plicht tekwyten, weinigPraclyk had , en alleen by eenvoudige, doch verftand'ge zieken , geroepen wierd. Hy bezat eene grondige kennis der diepe geheimenisfen van Hippo\ates, was matig in het vorderen van v.yn loon; en wende alle vereist wordende pogingen aan, om door den Geestelyken Medicyn-Meester yan de wonden des vernielende helfcheri Slang geneedzen te worden. De vierde vriend van Wysgeer had den eernaam van Staatkundige verworven, ter oirzake van den roum, welke hy behaald had; gedurende dat hy geheimfchryver van eenen afgezant, wel eer door onzen Staat aan zeker Hof gezonden, was. Hy kende grondig alle de verborgenheden dier verftandige uitvindingen erTbehulpmiddelen der Vorften, door dien eene lange ervarendheid hem daar 1 gelegenheid verfchaft had; en cwfi^door was A 5 hy  io DE VERMAKELYKE by des te meerder aangefpoord geworden , om, in tyds, de gevaren, die er aan eene tydelyice grootheid verknoent zyn , te ontwykeo , en zyne overige levensdagen in ltilheid door te breien, ten einde tyd re hebben, om op het nut zyner omterffelyke ziel te denken. De vyfde had, wel eer, de roemruchtige banieren des oorlogs nagevolgd , en deswegens, in deze zyne moederftad , den bynaam van Krygsmqn verkreegen. in den laanten Jeld* flag welke oazevStaat tegensden franjcben Monarch gehouden heefc , nad hy voornameiitlyk blyken gegeeven, geen leerling in dit bloedig handwerk te zyn. Men konde zich als toen met veel rede vieien, dat, ingevallen van riood , her gemeeneuest uitmuntende diensren van heju zoude trekicen, indien hem ter zei ver tyd het gewone noodlot van den kryg niet getroffen had, namelyk eene zeer gevaarlyke kwetfuur, die hem van het rechter been en een gedeelte van den linker arm beroofde. Aan een zeker lbort van wanhoopige dapperheid had hy dit voornamentlyk te wyten, naardien hy zich een weinig te onvoorzichtig in posten begaf, welke alge.me; n, voor ten uirerfte gevaar! yk gehouden wierden. Collonel van ana^egment voetvolk zynde, had hy, - yens de onder hem (taande krygsliedeeGp beflucen, of te flerven, Qf  TYDKORTER. iï of te overwinnen, in een der pogingen, welke men raadlaam oordeelde, ten algemeene beste, te moeten doen. om den vyand van zekere hoogte, welke denzelven, ingenomen had, en waar van hy hen lieaen aanmerkeiyke fchade toebracht, te verdryven. Het gelukte hem, alhoewel een kanonkogel, hem dermate kwestte, en daar door belettede, om meerdere eer, by de reeds verkiegene , te behalen; zelfs was hy genoodzaakt, voor den krygsdienst te bedanken , en eene levenswys te aanvaarden , welke zoo zeer tegens zyne neigingen was ftrydende, en hem, in den beginne, fmertelyker, dan zyne wonden viel. Men had hem zeer bereidwillig Pertfmn toegedaan, indien hy zulks begeerd had; dan, daar zyne ouders hem zoo veel nagelaten hadden, -dat hy rykelyk leven konde , wilde hy geene belooning voor niet ontvangen ; noch de gewoonte, die deswegens plaats heeft, opvolgen. Hy was ervaren , in alle die wetenfchappen, welke in een kundig veldoverften vereist worden; had die ruwheid niet, welke den krygsdienst, doorgaans, medebrengt, maar was in tegendeel zeer bezadigd; en gansch niet buiten hoop, t'eeniger tyd nog eens deel aan de-zegenpraal, van den geestelyken Overwinnair van Duivel, Dood en Wasreld, k\Jc hen verkrygen. Een  ia DE VERMAKELYKE Een Koopman was de zesde byzon* dere vriend van den braven IVysgeer Deze ondervond dagelyks den aierbal ren zegen des Hemels, in de gunst des Alzegenaars: om dat zynen handel in allen opzichten eerlyk was. Door hem verkregen verfcheide huisgezinnen een ordeinelyk aftand, en doorhem bloeioe er veele handwerken, welke een algemeen nut aanbrachten. Hy bezat reeds genoeg, om zyne overige levensdagen in ftüneid door te brengen; doch om cwee redenen onderhieid hy den koophandel nog; namentlyk om zynen zoon, in denzelven ervaren te maken, ten einde , door den tyd , even zoo wel als hy zelfs, der maatfehappy nuttig te kunnen zyn; en, om inmiddels, des te mner, geiegentheid te hebben, veele menichen goed te doen: door mee een matigen winst vergenoegd te zyn en henlieden deelgenoot van zynen welvnard te maken. Heiliger was de eernaam, welke de zevende vriend van IFysgeer door zyn lang en nuttig reizen verkregen had. Reeds in de vroege jeugd wanneer hy Reisboeken las, welkers inhoud met zyne jaren overeenkomst hadden, maakten dezelven, een indruk op zyn teeder gemoed, dat onuitwisbaar by een meerderen ouderdom wierd. Het eenigite kind zyner ouderen zynde , fcheen hunnen r/ipm, als 't ware, hem aan se moedigen*, om zynen lust te voldoen,  TYDKORTÉR. 13 doen, indien ter zeiver tyd een foort van itaatkunde hem niet ingeprent had, dat de liefde, welke zylieden h< m roedroegen, een der grootfte hinderpalen zoude zyn, waar door zyn voornemen' verydeld ftond te worden , het welkt van dat gevolg was, dat hy bewogen wierd, deze zyne vurige genegentheid te verbergen, tot dat hun dood en zyne meerderjaarigbeid hem meester over zyne daden gemaakt zoude hebben. Die tyd was ook nauwelyks gekomen, of hy voldeed aan zyn verlangen , tot eenen veertigjarigen ouderdom, en,tot dat eene onwederitaanbare en natuurlyken trek hem noodzaakte naar zyn vaderland en geboorteplaats-re rug te keeren. inmiddels had hy, in allen opzichten, aan dat oogmerk, waar door het reizen nuttig en noodzakelyk word, voldaan: om dat hy het voordeel genoten had , dezelve in eenen bezadigden ouderdom aan te vangen, en altoos een afkeer van die verfoeijelyke wellusten, welken de onbedachte Reizigers doorgaans bederven , gehad had. De laatfte werd Weetgierige bygenaamd, deze was zulks ook inderdaad^ waar door hy de kennis  i6 DE VERMAKELYKE Opwek' king, Se/istris verlustig zich, me het hoore van zvyz mannen. EERSTE BTEENKOMSTi op de Buitenplaats. pj/ysgéer. Daar het oogmerk onzer byeenkomften, in deze dagen der ondeugd, even' zoo zeldzaam als nuttig is ; zoo is het onzen plicht, myne Heeren! om de voorraadfchuuren onzer byeenvergaderde ftoffen te openen, en van dezelven aan eikanderen eene milde uitdeeling te doen. De Heilige Bybelbladeren pryzen zulks op meer dan eene plaats aan, en de Heidenen hielJen het zelve voor bynahet eenigfte hulpmiddel, waar door den mensen, tot leerzaamheid en het betrachten aller deugden opgewekt en aangefpoord konde worden. Leeraar. Dusdanig heeft, onder anderen, dien grooten Koning en overwinnaar Sefostris gehandeld. Welke; volgens het getuigenis van den Aartsbis fcbop van Kameryk, Fenelon, in zynen Telemacbus, (a Boek pag. 35.) i „ Na den ganfchen dach gearbeid tè t „ hebben, tot het fchikken der zaken *,-, en oeffenen van ééne nauwkeurige ! ,, gerechtigheid, zich des avonds ver„ poosde met het hooren van wyze ,-, mannen , en den ommegang met ,, zeer eerlyke lieden, die hy fnedig „ wist uit te Kiezen, om hen in zyne „ g^mf^uzaame vrirndfchap toe te la,» tea' ^Ontelbaar zyn de voorbeelden  TYBKORTER. xf den welke men daar van zoude kun hen bybrengen, zoo wel als om d< gegrondheid van des Apostels verma ning , om eikanderen , door nuttigi byeenkomften , te ftichten , te doei erkennen. Geneesheer. Even gelyk de matigheid eene langdurige gezondheid veroorzaakt, zoo blyft de vriendfchap ook beftendiger, wanneer zy deugdzame oogmerken ten grondflag heeft. De ondervinding leerd dagelyks , dat booze menfchen nimmer lang goede vrienden kunnen blyven door dien hunne godloosheden haat en tweedracht , hunne euveldaden moord en wraakzucht ten gevolge hebben. Wysgeer. De vriendfchap van veele menfchen , word of uit eigen belang4of anderen verfoeilyke inzichten geboren. Een liefderyk aangezicht, beleefde groetenis en het aanbieden van de hand, fchynd hedendaags een bewys van vriendfchap , eerbied, en hulp* bewyzing te zyn; alhoewel verfcheide oude volkeren veel eer alle die Ceremoniën als belagchelyk wilden aanmerken , en even zoo als het fchyn was net ook als fchyn befchouwen. Ik rmsprys zulks echter niet; maar acht het in tegendeel j voor hoogst betamelyk in dergelyke befchaafde dagen, tfelyk wy thans beleeven; indien maar t gJ Vn eeniS 0Pzicht, de daden naderhand betoonden, dat dei&vbyn de B voor- t i Betoog, dat de vriendfchap dtir Jlicbtelyke byeenkomften, beftendigerword. Doch, dêi dezelve hedendaags,Hechts üii eigen belang, eit anders voortvlteid.  iS DE VERMAKELYKE Sticbtelyke ll-e* duiking, vloeit ip aUestzet) voorlooper van het wezendlyke geweest was. Lieraar. Hoe meenig zyn 'er, welkt zich niet alleen in dit opzicht, maar ook in allen , door den fchyn laten misleiden. De waereld en hare begeerlykheden zyn ook niets anders dan een fchyn of fchaduwe, die byna evenzoo rasch verdwynd, als zy zich vertoond; mogt een iederlTechtsdenietigheid van al het ondermaanfche ontdekken, en naar het beftendige goed, dat door de verzoening met den Richter van Hemel en Aarde , door de tusfchenkomt van den grooten Middelaar, verkr-eegen kan worden, kerten trachten. Wysgeer. De fchyn heeft, van den beginnen, reeds zoodanigen indruk op de gemoederen gemaakt, dat men, met al-Ie recht, zeggen kan, dat dezelve in yder tier verfchillende ftaren doorgedrong^i is. De geleerdheid is 'er ook . "net geweest; zooda; oude Romeinen en die'h-:- ftv«J i •:<:'- -^aamheid der menfcli Rj • ■ --aaktheid en gejfana •.•{.*•;.=* 'j-'-U' ■ en dus lieten ;,v % sneden misleiden, • aic i - dan den fchyn . .- . . .ms kwade SK-, \r. Kebbs ■ tteden- «Wt . welfprektSRöCÏd. vei - « t bedriegen v C ving geheel verkit. gelyke verwoede dieren in menfehelyke gedaantens. Dan zyne Majesteits moed en dapperheid, en de behendigheid van Ramefey die den verwoeden Graaf aanvallende , hem een rapierfteek toebrachc , die hem dood ter aarde deed vallen , door Gods goedgunftige befcherming vermeerderende, zoo wierden de moorders zoodanig onthaald, dat ze gedwsngen waren, de trappen af te loopen, wel eens zoo vaardig, als zy dezelve opgeklommen waren; echter wierden zy nagejaagd, en 'er nog eenigen, die zich niet tydsgenoeg door de vlucht redden konden, dood gefmeten. Voorts werd den uitgeniaalccen moorder gevangen, die in de gevangenisfe , alle de omftandigheden van het verraad ontdekte. Midierwyl wenden den Hertog van Lennox en Graaf van Mar alle moge'yke vlyt aan, om b#den Koning re geraken, dat hen eindelyk met behulp der andere dienstknechten, en middel van hamers en ladders gelukten. Dan wanneer zy binnen gekomen wa en , vonden ze hunne hulp reeds nodVjoos, naardien zy de verraderlyke gebroeders op de vloer uirgeftrekt vonden .leggen, lichter verwekte het in hen eenipe ongerustheid, dat zy den Koning dus bebloed zagen, uit vreeze, dat zyne 'Majesteit fomtyds gekwetst mocht zyn. Dan die heldhaftige Monarch deed ras die bekommernis ver- dwy-  TYDKORTER. 59 dvvynen , deer zich in hec vengfter, aan hec ter oirzake van hec voorverhaalde gemaakt zynde gerucht, by een vergaderde volk te vertoonen , met i een bly en yrolyk gelaat, ten bewyze, dac hy zich noch gezond en wel te pasfe bevond. Vervolgens zich buiten gevaar, en in hec midden van de zynen ziende, viel hy op zyne kniën, 1 en bedankte het befchermende Opperwezen , dac hem, daar menfchen hulp ydel fcheen te zyn, uic een zoo dringend gevaar verlost had, en daar na keerde zyne Majesteit , omtrent ter middernacht, naar Falkoland te rugge. Omtrend den Graaf Johan van Gaury ftaat aan te merken, dac hy zeer geleerd en van een kloek vernuft was. Doch zyne reizen , en voor al die naar Italiën, hadden hem bedorven, doordien hy zich, in het laatst. gemelde veffoeilyk Land met Tovcry had beginnen te bemoeiën, en zich in die verdoemelyke kunst zoo ervaren ^waande te zyn, dac hy voor alle gevaren veilig was; daar en boven had hy in die land de meesten der lakenswaardigfte zeden der bewoneren aangenomen, in zoo verre dat hy met een ieder fcheen om te kunnen gaan, en den dekmantel van geveinsdhèid gebruikte, om zyne godlooze oogmerken te bereiken. Ten bewyze , in hoe verre hy zyn vertrouwen op die duivelskunst ftelde, kan dit volgende die- Aart van Johan •jan GaU'  fo DE VERMAKELYKE Be/luit vim dit verbaal. dienen, dac men in zyne beurze verfcheide toverceekenen , en eene meenigce andere fnuifteryen vond ; waar door hy van de fteek, die hem Ramefey gaf, geen bloed liet , voor al eer deze wisjewasjes uit zyne beurze weggenomen waren. Met de dood van deze twee ontaarte Edellieden en eenige anderen, doch weinige van hanne medeftanders, eindigde dan dezen vervloekten aanflag op hec leven van Koning jPacobits den Zesden *. Uit welke gebeurtenis hec doeleinde waarom ik dezelve verhaald heb, zeer gemakkelyk begrepen, en een bewys kan getrokken worden, dat, daar den Almachtigen Koning der koningen, het leven der vergankelyke Monarchen in Zyne hand befloten heeft, hy ook voornamelyk , wanneer het Hem behaagd, aan henlieden tot een befchermer verftrekt. 'Er zyn, wel is waar, weinigen onder de aardfche goden te vinden, die aan het oogmerk, waarom zy boven anderen verheven zyn , voldoen , en met den Koninglyketi Dichter zeggen kunnen , ,, Ik „ hebbe oprechtelyk in uwe wegen ,, ^wandeld, en uwe geboden onder5, hou- * 't Welk, met eenige verandering van ftyl , te vinden is , in het 111 Deel van L. v. Bos Treurtoneel der Doorl. Mannen, op pag. 383.  TYDKORTER. 6t houden". Dan daarom laat het Opperwezen echter niet na, om hen, even zoo uitmuntende als zy boven andere menfchen zyn, eene evenredige redding uit de benaauwdheid te doen toekomen, Behaegd het Hem echter, om door pesten van het menschdom hun leven te doen eindigen , om aan Zyne onbegrypelyke oogmerken te voldoen, dan betoond Zyne Goddelyke Majesteit naderhand, in hoe verre Hy deel in de rechtmatige wraak der onderdanen neemt: door aan de moorders nergens een verblyf op aarde te vergunnen. Van ouds af heefc men reeds geen ftraf groot genoeg weten uit te vinden, om 'er vorften- of oudermoorders hun verdienden loon door te doen erlangen ; is het dierhalven de plicht der Kristenen, der tydgenoten van de dagen der befchaafdheid niet, om geene misdaad ongeftrafc te laten, die zoo fnood is, dat de oude ZEgyptifcbe en andere volkeren 'er geen_ ftraf op gefteld hadden, om dat zy zich niet verbeelden konden, dat 'er iemand , godloos genoeg, onder het menschdom gevonden wierd, om dezelve te begaan. Leeraar. Voor myn perfoon >be,njk den Heer Regtsgeleerde zeer verplicht^ voor het aanrnerkelyk verhaal , door hem zoo bevallig gedaan , en waar van my niets in het geheugen gefchoten is, immer gelezen te hebben. Dezulken van  6a DE VERMAKELYKE Cefprek ever de onderbow ding der eden en beloftens. van ons gezelfchap, welken het reeds wisten , zal uw manier van verhalen aangenaam gevallen zyn, zoo ik my niet bedrieg. 'Er is eene omftandigheid in deze gebeurtenis, welke hare ruchtbaarmaking des te nuttiger en voorbeeldiger maakt, namentlyk, die? getrouwheid, waar mede den Koning zynen eed hield , niettegenftaande het uiterfte gevaar waar in hy zich bevond, en de tydsomltandigheden hem natuurlyk moesten aanfporen,om denzelven te verbreken en zulks konde doén billyken. Veele heilzame gevolgen kan men uit die gedrag van dien Monarch trekken , die allen , als 't ware, het menschdom in het gemeen en de vorften in het byzonder aanmoedigen en aanfporen, om het zelve naar te volgen. Voor het menschdom kan de onderhouding van de eens gedane eden of beloften vj*i eene ongelofelyke nuttigheid zyn', indien men ook in dat opzicht, even zoo als het in allen behoorden te zyn , de gulde middelmaat altoos in het oog, en tot raadsman hield. En by de vorften moet het zelve volftrekt aangemerkt worden, als dusdanige cieraden hunner waardigheid, zonder devvelken zy iudérdaad niet waren, waar voor zy gehouden en geëerbiedigd wierden. Want daar zylieden noodwendig, in het doen en de onderhouding van beloften of eden, wanneer zy ïiadeelige ge-  TYDKORTER. 63 gevolgen kunnen hebben, of ten voordeele van een byzonder of alle de 'onderdanen {trekken kunnen , eene buitengemeene voorzichtigheid moeten gebruiken , en alvorens overwegen, welke gevolgen die hebben kunnen, zoo is het ook hun plicht, om het eens gegeven woord nimmer te verbreken. Hier van vinden zy een uitmuntend voorbeeld in den perfoon van Paltsgraaf Fredrik de Derde, die aan zynen zoon, den Keurvorst Lodewyk, de volgende onderrichting dew^gens gaf: ,, Houd altoos het geen gy be„ loofd, en tracht nooit uwe toezeg„ gingen te verdraaijen: want indien „ gy iets anders doed, dan het geene 5) gy gezegd hebt, zoo zyt gy een „ zoon des Duivels , die een vader „ der leugenen is. Bedenk u eerst „ eer gy iets beloofd, het zy in fchimp „ of ernst, «maar haal nimmer het eens „ gegeven woord weder in". Doch daar 'er zoo velerlei foorten van beloftens en eden zyn, die alleen betrekking op de Monarchen en grooten der aarde hebben, zoo is het onmoiié.lyk om ze allen op te noemen , en 'er het voor en tegen van te zeggen , hoe noodzakelyk en nuttig zulks ook zeilde mogen wezen , dierhalven zal- ik van de volgende foort maar iets fpveken. De beloften die een Monarch doed, om de misdaad tegen een byzonder perfoon begaan, te wreeken, is Lofelylt vermaning van PaltsgraafFredrik III. aan zynen zoon. Opnoeming van eenige  é+ DE VERM AKELYKE eden of beloftens, die door een Vorst onderhouden of verbroken moeten worden. is goed, en hec eene prysfelyke daad dac dezelven nagekomen worden, namentlyk wanneer de zachtmoedigheid en hec verleenen van vergiffenis, ontydig en als 't ware de behulpzame hand aan boosdoenders bieden zoude; ook moet de woordhouding volftrekt plaats hebben in het doen ftraffen van misdaden, of betooning van gunstbewyzen, waar door het algemeen benadeeld, of bevoorrecht zoude worden. Dan omtrent het eedzweeren, om de misdaden tegen zyn perfion, of dezulken die dezelve verbeelden , begaan , te zullen ftraffen, kan men twee ftrydige aanmerkingen in doen voorkomen: namentlyk, dat, daar dien eed in de vervoering van eene hevige gramfchap gedaan geworden is, hare verbreking eenigzins verfchoonbaar, en voor een teeken van eene edelmoedige vermeestering der driften zouden kunnen doorgaan ; terwyl , aan de andere zyde, die eedverbreking den vorst in kleinachting brengen kan , en een ieder kwalykgezinden aanfporen, om 'er een kwaad gebruik van te maken. In het eerfte opzicht zal een zachtmoedig mensch, hy zy dan Geest- of waereldlyk, den beledigden Monarch aanfporen , om zyn eed te verbreken, om dat zyne onderhouding het verderf van zoo vele menfchen veroirzaken zoude. Terwyl aan de andere zyde, een eergierig hoveling, den fmaad zyn Meester aan-  TYDKORTER. 65 aangedaan, of de zulken die zyn perfoon verbeelden, als of hec zyn eigen was , zal aanmerken , eensdeels uic liefde en hoogachting voor een van beide, anderdeels uic overdenking, dac daar hy, in gunst blyvende, fomtyds kans heefc 'om d'een of anderen tyd tot eerampten verheven te werden, hy ook dan, dezen eed niet gehouden , of de misdaad ongeftrafc gelaten werdende, gevaar zou loopen, een zelfde noodlot te ondergaan. De vorst in de tegenwoordigheid van dees twee onderfcheide perfonen yder irt het byzonder een eed of belofte gedaan hebbende, naar mate dac hunnen raad of verzoek invloed op zyn gemoed gemaakt heefc, zoo zoude hec eenigzins moeijelyk te beflisfen wezen welken eed den vorst verbreken moest, of laat ik liever zeggen, welke eedverbreking de beste gevolgen zoude hebben, indien de menschlievendheid niet van zelfs tot die der eerfte aanfpoorde. Ik zoude met eenigen grond durven zeggen, dat de verbreking van een dusdanigen eed of belofte, geene zonde was, in vergelyking van die, welke 'er begaan zoude worden, wanneer zy onderhouden wierd; want om zulks, uic velen, met een voorbeeld op te helderen , zoo zal ik van den grooten Keizer TheUofim fpreken, en ten dien einde kortelyk , den oproer Van Thessalonica verhalen. E Wan-  66 DE VERMAKELYKE Oproer se Thessa- Wanneer Botbericu-s ftedehouder over iLHiiië zynde, zich in die ftad bevond, zoo had hy aldaar een koetfier, welken zynen keldermeester toe een zeker gruvvelltuk omkoopen wilde, doen gevangen zetten. De bewoonders van Thessalonica , hadden velerlei foorten van vermaken, die, onder den naam van feesten, van tyd tot tyd uitgevonden waren. Onder anderen muntede in dezelve uit, dat van het IVagenrenfpel, waar in den evengemelden gevangen zittende koetfier buitengemeen ervaren was , en &eer dikwils den prys bepaald had. De tyd ter viering van dit feest, of laat ik liever zeggen , buitenfporig vermaak , nu gekomen zynde, verzocht het volk, zoo ernltig als hen mogelyk was, om het ontflag van dien koetfier. Doch aan henlieden zulks wat al te bits geweigerd zynde geworden, zoo geraakten zy oproerig, braken hec gevangenhuis op, en lichteden den gevangenen daar uic, ja dat meer is, zy vielen op den Stedehouder Botbericus aan, en dooJen hem, benevens eenige gerichtsdienaren, welken hen tegenftand hadden willen bieden. Keizer Tbeödcfms deze baldadigheid vernomen jebbende , verwees een zeker getal ier voornaamfte oproerïgen ter dood. £00 dra hadden eenige liibfchoppen, waar onder den heiligen Ambrofim ?yas , zulks niet vernomen , of zy fmeek-  TYDKORTER. 6? fmeekten, op de zielroerendfte wyze, ora vergiffenis voor de misdadigen, en verworven ze ook op des Monarchs woord. Deze goedertierenheid mishaagden meest alle de opperbedienden en hovelingen des Keizers , welken niet aflieten hem geftadig te vertoonen, dat deze zyne al te groote verdraagzaamheid de oirzaak van alle dergelyke baldadigheden en moorderyen was, als 'er te Anti och i en (welkers inwoonders, ter oirzake van eene nieuwe fchatting, die hen opgelegd was geworden, om de onkosten, die 'er tot den oorlog met den dwingeland Maximus vereist wierden, uit te vinden, oproerig geworden waren, zoodanig, dac zy het koperen ftandbeeld der Keizerinne Flaccilla afgeworpen, en fmadelyk door de ftraten gefleept en vervolgens het zelfde aan des Keizers beeld gedaan hadden; waar over Tbeodofius ten uiterfte vergramd zynde , beiloten had om hen deerlyk te ftraffen , door de oproerige Stad te doen plunderen, verbranden en tot een puinhoop te maken, offchoon zy echter , door de bewegelyke voorfpraak van den Bisfchop Flavianus vergiffenis verworven hadden) Constantinopolen, en te Callicin, in welke laatfte Stad de Eremyten de Synagoge der Joden om ver gehaald hadden, voorgevallen waren; en dat indien hy deze laatfte oproer niet E 2 ftraf-  68^ DE VERMAKELYKE En de bittere gevolgen, welke de onderhouding vair dei Keizers eed in ejt, \ Itrafce , geen Landvoogd noch ander bedienden ergens veilig zoude zyn. Door deze redenen verbitterden zy den geest des Keizers zoodanig, dac hy hunnen raad beloofde op te volgen ; hec welk hy ook deed, mee verbreking der belufcens door hem den gtestelyken gedaan : door eene meenigte krygsvolk naarTn e s s a lom i ca te zenden, welken , gedurende drie uuren , een argryslllyken moord begingen, in denwelken byna zeven duizend menfchen van beide kunne en ouderdom , omgebracht wierden. Die waren nu de gevolgen der wreede onderhouding der laatfce beloften door den Keizer aan deszelfs hovelingen gedaan ; en waar over den Monarch in den kerkelyken ban gedaan werd , van denwelken hy niet ontflagen konde worden, dan na alvorens eene opent! yke, zware en vernederende boete gedaan te hebben. Ik befluit dan , omtrent de eden en beloften der vorften , met het verhaal van de twee en twintïgften der gedenkwaardige fpreuken van Alphonfus, toegennamd den Grooten , de kloekmoedige Koning van Arragon; welke te vinden zyn, in het veertiende Boek van het eerfte Deel van Baudartium zyne Gedenkwaardige Spreuken van uirmuntende perfonen , Pagina 280, hier in beflaande : dat eens iemand tegens dien Monarch zeide : ,, dac een „ Koning niet alleen behoorde te „ dom,  TYDKORTER. 69 ,, doen, 't geene hy iemand met üif,, gedrukte woorden belooft ; maar ,, ook dat, het welk by hem toege„ knikt, of met de 00gen toegewenkt „ had". Waar op dezelve ten antwoord gaf: ,, Dat is waar, maar nie- mand behoorde ©ok iets van een 5, Monarch te begeren, dan het geene ; eerlyk en recht is: want andejs zo® j ,, is het beter, dat een Koning niét' ,j en doe het geene hy beloofd heeft, dan dat hy de gerechtigheid zoude ' „ overtreden , met zyne belofcen te ' „ volbrengen". Ten bewyze dat een ' vorst al heeft hy , door onbedacht-' zaambeid, iets gezworen of beloofd,! dat een algemeen nadeel kan toebrengen , hy daar aan niet gehouden is;J inaar veel berer doed, die eed of beloften te verbreken ; doch dat wanneer de beloftens op een goed verzoek gedaan zyn geworden, hy ook verplicht is, dezelven , in allen opzichten, te volbrengen. Omtrent het eerde komt nog in aanmerking, dat wanneer den Monarch fomtyds de denkbeelden mee het een of ander onderwerp Vervul i heeft, en men inmiddels hem hei s-en of ander onbillyk verzoek komt doen, en hy zulks toeflaat, hy dan ook niet misdoed, naderhand zyn woord wed t in te halen: hec welk men , indien zulks niet te wydloopig zoude werden, met meer dan een voorbeeld bevestigen zouden kunnen. Thans zal ik E 3 nog Antwoord ■.•,11! Ac- ifng 41>bo>fus,tan 'c..and t He over ie onderhoudingier 'btWf 'ei: der lorflen "preekt,  20 DE VERMAKELYKE Hoedanig de onderhoudingvan dezelve , by het gros des wenschdomsplaats moet belben. nog eens kortelyk over de onderhouding der eden en belofcens , die het gros van het menschdom aan elkander doen, fpreken. Dezelve moet men aanmerken, als een band, waar door de dagelykfche zamenleving nutter, cn de maatfchappy veiliger word, tegens de ter uitvoer brenging dier aanflagen, waar door haren ondergang veroirzaakt zoude worden, om het algemeen heil te bevorderen. Wanneer het eene bloote belofte is, dan acht een eerlyk man 'er zich door verbonden; doch wanneer dezelve met eenen eed bekrachtigd word , dan moet zy even zoo onfchendbaar onderhouden worden , als het natuurlyk is, dat men zyn eigen belang, boven dat des evennaasten , achten moet. Doch echter kunnen 'er gelegenheden voorkomen, waar in het noodzakelyk is, dat men eene belofte, al is dezelve met eenen eed bevestigd, verbreken moet; te weten : wanneer men gezworen beeft , in een tyd dat de onbedachtzaamheid den meester over onze daden fpeelde , het een of ander te zullen doen, dat en den evennaasten, of ons zelfs, een tydelyk of eeuwig verderf veroirzaken zoude, in welk geval het beter en geöorloofder is, een zoodanigen eed te verbreken: doordien door de onderhouding of volvoering, dezon3en welken men door die onbedachtzaamheid begaan heeft, tienwerf vermeer-  TYD KORTER. ft tneerderd werd. De Godgeleerde %ozepb Hal zegt zeer gegrond , omtrend deze gelegenheid in de gevallen des gemoeds, Pagina 4.9: „ Kwaad is < „ geweest uwe belofte, maar nog: I nimmer zal de daad zyn". Ik ben: van gevoelen, dat een mensch in hec doen eener kwade belofce gezondigd hebbende, en de gevolgen die dezelven hebben zoude , wanneer hy ze volbracht, recht inziende, buiten twyffel, op zyn yverig fmeeken , vergiffenis van hec barmhartig Opperwezen zoude verkrygen : doordien het reeds een teeken 'der Goddelyke goedheid is, dat hy gezicht van de zonde, die hy daar door begaan had, en zoude, verkregen heeft. De onmogelykheid en verandering van het geval, waar over men de belofte gedaan heeft, kunnen ook hare verbreking billyken, en nog godloozer doed zulle een dan, welke omtrent het laatfle zich door zyne wraakgierigheid laat wysmaken, dat hy geflrafc zoude worden , wanneer hy zynen eed verbrak : omtrent dit laatfte leverd Ekdmanni, in deszelfs lesfen uit het Boek der Natuur en Ervarenheid, Pagina 131, een geval op , dac de verfoeijelykheid daar van aantoouen en bevestigen kan. Een Italiaan vernomen hebbende, dat zeker perfoon, mee wien hy altoos eene onverzoenelyke vyandfehap gehad had, doodelyk ziëk tc bedde lag, gaat naar E 4 het levoekn m in 't geheel meer kwaad te doen. ^atere dagen hebben dit al meer en ïeer bevestigd , en klaar doen zien, at , door toedoen zyner dienaars, eszelfs macht groot, en buiten den yftand van het Opperwezen, geheel erderfelyk voor het Menschdom was; hoe  TYDKORYER. f5 hoe veel te meer dan nu, vastgefteld zynde dat de jaren dier binding reeds verfchenen zyn. Wat nu die teekenen. aangaat, welke het bloeden belet zoude hebben, hier van vald dit te zeggen: Dat de Duivel bemerkende , dat het Goddelyk Opperwezen, van den beginne der Schepping af aan, en de Heere Kristus , gedurende zyne omwandeling op aarde, zich zeer dikwils Van natuurlyke en eenvoudige dingen, na 'er alvorens eene bovengewone tracht in gelegt te hebben , bediend hebben, om wonderen te doen, zulks tracht na te bootfen, door fchynzeldzaamheden, om den mensch daar door in verrukking, verwondering over en erkentenis zyner macht te brengen. Dit gelukt hem meer dan eens, en het maakt een meerder invloed, door de uiterlyke vertooning van opgepronktt plechtigheden, die hy 'er mede verge zeld doed gaan ; waar door hy var velen Godlyke Ëër bewezen word want even zoo zeer als het Drieëenigei Alles onderhoudend en hefturend Oppet •wezen , door de redelyke fchepfelei behoord geëerbiedigd te worden, zo< zeer dwingt de Duivel, door die tee kenen, zyne aanhangers, om hem ge hoorzaam en onderdanig, in allen op zichten , te zyn ; Offchoon dezelve inderdaad een louter niet met al e ilechts ingericht zyn, om de groothei van iets te verwonen, dat inderdaa F 3 | h< Zynewoti' derteekenen be(laan uit een louter niet metal; en de oirzaak waarom hy zich van dezelve bei diend. i 1 > 1 \ i d  Vraag hoedanig de Heidenfchevoorzeg' girgen 86 DE VERMAKELYKE het kleinfTe aller dingen is. Die genen welke zich met lyf en ziel aan hern overgeven, dat inderdaad de rechte Toveraars moeten doen, willen zy eenigfints van zyne hulp verzekerd zyn, deze zeg ik, hun verftand verduifterd hy, om dusdanige, inderdaad befpottejyke teekens, als de ontwyffelbare middelen, wasr door zy hunne godloosheden ter uitvoer kunnen brengen, te doen aanmerken. Doch voor eeu Kusten, voor een geheel van dwalingen in den Godsdienst gezuiverd Kristen ! is de macht des Satans inderdaad belagchclyk , om dat hy niet alleen weet, maar ook inderdaad overtuigd is, dat hy niet het geringfte doen kan , zonder Gods onmiddelyke toelating. En dit is dan ook de rede, dat de Heer Rechtsgeleerde van zyne teekentjes, waar door hy die lakenswaardigen Graaf bedrogen, en mogelyk wys gemaakt had, dat dezelve hem onkwetstbaar maakten, als of zy een niet met al waren, gelyk zy ook inderdaad zyn, gefproken heeft. Weetgierige, Ik hou my hier mede voldaan, en bedank u zeer myn Heer! voor de gegevene opheldering. Myne" andere zwarigheid is deze, dat gy van de onderhouding der gedane belöftens, door fommige uit het Heidendom, aan de valfche goden gedaan, fprekende, in het geval van Furius Camillus melding gemaakt hebt, van de ingewanden der  TYDKORTER. 8? der offerdieren, waar uit de IViche-plaats laars de gramfchap dier goden, en naar We» aller gedachten, dus ook toekomende**^»* gebeurtenisfen voorzeiden. Hoe kon dit zyn, daar in de dagen van het Jodendom, alleen byzondere perfonen met die voorwetenfchap begundigd, en algemeen onder den naam van heilige propheten erkend en geëerbiedigd wierdtn? Wysgeer. Om de Heer Leeraar, Beantwiens taak dit in de meeste opzichten woord. al mede zoude zyn, niet te veel met fpreken te vermoeijen, zoo zal ik van dit nuttig voordel, voor het grootde gedeelte , myn gevoelen te kennen geven. Na alvorens van het voorverhaalde nog gezegd te hebben, dat dat foort van wonderen waar door het den Almachtigcn fomtyds, behaagde, om zyne gramfchap of befluiten, omtrent het doen voorvallen van de alleraanmerkelykde gebeurtenisfen aan de wae- Dat de reldlingen te verkondigen, zoo als de voorteewaarheid en het getuigenis van waar- henen van heidlievende fchryveren geleerd heeft, zeldzame, dat in het laatde opzicht, by de G^-ê.r"„'f boorte van den Zaligmaker , om die n"'^t\ ' de Heidenen bekend te maken , ge- £aUen beurd is, en by het eerde plaats gehad vm 0f je heeft, voor zoo vele vervvonderens-gram. waardige gefchiedenisfen, dat derzei- fcbap des ver getal byna onnoemelyk en onbe- Hemels fchryvelyk geworden is, dat dusdanig maarniet foort van Zeldzaamheden, zeg ik, mtx.aan den F 4 m?t  Duivel moeten toege fchrtvei worden, Door wat -tveg de Duivel dikwerf gewisfe gebeur te j visfen kan j voorzeg gen. j \ ti d 38 DE VERMAEELl'KE met de fchynwonderen des /)»/«>/, vermengd moeten worden, vernm ht met in ftaat is, om dezelve te v"r3chten ren ware by eene kortduSe oogverbhndïng welke evenwel dan geen algemeenen invloed by velen maar Hechts eene byzondere by fommige wein.gen zyner al Ier voornaam fte aanhangers heeft, de voorzeE vïï ?YvrrmaruVan men le<^in het XX VIIlfte Hoofdftuk van het eerfte XXXlfte van dat zelfde Boek, is inderdaad verbazende, en zoude den vyand van het menfchelyk gefiacht de • ™Pechts°PPe«-vIakkigbefchouW. de, maar wanneer men dezelve recht ingezien heeft, en daar by het groot verftand en de wetenfehappen IZ ra hy uitmunt, wel overvveegd, zoo houd die verwondering voor het grootte gedeelte op, en let wel waar door. Daar hy gezegd word, te ftaan onde^ e: kinderen Gods, Job I vers 6, en elders, zou men ook, eenigfmts gejond , kunnen vermoeden, dat hy Udaar, om by gelykenis te fpreken, oord wat Godt aan de Heili"è ggeleri beveeld; wanneer hem zulks net belet word , of de Almachtige em als een foort van beul gebruiken rffOta zyne omfagchelyke vonnisfen rK*eT te^ren«en. Aan hem zyn ' Go%ke Voorzeggingen zoo b*. kend,  TYDKORTER. 89 kend, en hy in de gewone handel wyzen des Heeren, om deszelfs befluiietï en oordeelen ter rechter tyd te vervullen, zoodanig ervaren, dac hy daar uit beter dan alle ftervelingen, gevolgen trekken kan, die zeer dikwils zyne voorzeggingen, welken hy daar naar fchikt, ter rechter tyd bewaarheden. Van alle wecenfchappen , heefc hy eene doorknede kennis, en daar omtrent, is hem, buiten Gods onmiddelyke beletting , niets te verheven, waar uit hy dan, natuurlyke gevolgen trekken kan, die zyne oogfchynelyke onfeilbare voorwetenfchap door onnoozelen , of wel zyne gunftelingen doed billyken. Nu wisc de Satan, dac God hec Koningryk van Saul had afgenomen, om hec aan zynen naaften, die beter dan hy was te geven. 1 Samuël XV vers 28. en te gelyk, dac die betergezinden naatten David was; Samuël XVI. Hy had een ontwyffelbaar teeken, dac de Heere in 'c geheel van den Zone Kis geweken was: door dien volgens hec XXVIIIfte Capittel vers 6, hem niet op zyne vragen geancwoord werd. noch door droomen, noch door den Urim, noch door de Propheten: Een klaar bewys bemerkte hy wyders, dat den Koning Israëls van den waren Godsdienst afgevallen was : door uit vrees zich tot een dier waarzeggers of duivclskunftenaars of duivelskunfteRarcsfen ce begeven, die hy uit den F 5 lan-  9o DE VERMAKELYKE De duive heeft, door de lande had uitgeroeid, en de doodftraf gefield op die genen welke zich daar mede ophouden zouden , waar uic hy dan die duidelyk en waarfchynlyk gevolg trok; dac daar de Heere doorgaans de zulken, welken Zynen diensc verlaten hadden in zyne handen overgaf, zulks by Saai ook plaats zoude hebben, cf misfehien was hem zulks door hec Opperwezen wel te kennen gegeven; en üit dien hoofden voorzeide hy denzetven , dat hy op morgen by hem, flarnentlyk , doordien hy een helfche ringebootfte Satnuël was , in den afgrond , zoude zyn, vermits hy voor* nemers was, om de zaken daar henen te fchikken, en hem, uic wanhoop, een moorder van zich zelfs te doen werden. Wat de voorzegging van het fterfüur van Saais drie Zonen aangaat, dit konde hy zeer klaar gisfen, doordien hy, als een ervaren flaatkundige, zulks noodzakelyk oordeelde, te moeten plaats hebben, alvorens David in rust en vrede den throon Israels bekleeden konde; en ook, om dat 'er eene aigemeene verflagenheid in de gemoederen van Saais Krychsüeden heerschte ; waar door niet zelden de dood der dappere hoofden van een fcaer, en eene zekere overwinning veerde vyanden veroirzaakt word. ' Doch ik zal eene tweede oplosfing geven , waar door de Duivel uit het iküig. Bybci woord , zelfs ettelyke hon-  TYDKORTER. 9. 1 honderd jaren voor den tyd, en dus oude Sy1 even als de beroemdfte Propheten , billes, dinI heeft kunnen en moeten voorzeggen,^» moe1 dingen die niet dan nadeel aan zynevoor' ! machc en ryk veroirzaken konden; zrê?en, . doch fomtyds zoo duister, dat de Hei- en ook 1 denen , niet zonder reden , 'er ver- ""J'^'-ff keerde uitleggingen aan gegeven heb- Jan naben. De voorzeggingen der Sybillen de'el *~n zyn echter merendeels klaar, gelykikj.^w aantoonen zal , uit Baudartiums yie macht en Boek , des tvoeedendeels der gedenk- ryk konwaardige fpreuken, pagina 169: den toe- In de Hoofdkerk der Stad S e n a , brengen: ftaan de Beeldenisfen aller Sybi!!en,namenttyk die Anno 1482 daar gefteldt zyn, endeGeboor' nevens elk der zelve vind men de ge- if.v"ndVf denkwaardige voorzeggingen welke zy 'feil*ttdi van Kristo Jezu gedaan hebben, ette- '/enile lyke honderd jaren , alvorens hy in den leerde ■ vleesfche verfchenen en mensch ge- jaren voor worden is, befchreven op de volgende deszelfs wys • komst in bet I. Sybilla Albunea, feu vleesck. Tiburnia , quod Tiburi pro Dea Coleretur, s „ Kristus zal te Betblebem Geboren l „ worden , te Nazareth zal hy ver|„ kondigd worden: als Taurus Paci, „ ficus, of den vreedzamen Osfe, . „ ltichter der vrede , regeren zal, 1 „ ü gelukkige moeder! wiens bors1 ten hem zullen zogen". II. Sy-  ai DE VERMAKELYKE IL Sybilla Samia. „ Gy dwaze land van Judas'a! Gy „ en hebt uwen God niet gekent, ja „ gy hebt hem met doornen gekroont, ,, ende hebt hem grouwelyke galle te ,, drinken gegeven". III. Sybilla Phrygia. „ Het trompet zal een droevige ,, ftemme van den Hemel geven: de „ Aarde zal haren mondt opdoen, ende ,, de Helle vertoonen: alle Koningen „ zullen voor den richterftoel Godes „ verfchynen , ja God zelfs , om te ,, oordeelen te gelyk de goede en de „ kwade. Hy zal de boozen in hec „ vuur en de duisternisfe vervvyzen: „ maar die in Godtzaligheidt volher„ den, die zullen wederom leven". IV. Sybilla Hellespontjca , geboren in het land van Trojen. Heraclides zegt, dac zy ten tyde van Koning Cyri geleefd heeft. „ Zy hebben my Galle tot fpyze, „ en Edik tot drank gegeven, betoo„ nende met deze tafel, hare onher„ bergzaamheid. De voorhang des„ Tempels zal gefcheurd worden, en „ de midden op den dagh zal bet drie „ uuren lang eenen duisteren nachc wezen. V. Sy-  TYDKORTER. 9$ V. Sybilla Lybica. „ Hy zal in de handen der onrechtEj vaardige vallen : Zy zullen God ,„ met hare overfpelige handen kinne„ bakflagen geven. Hy dus jammerlyk „ ende vol befpottinge zynde, zal den „ elendigen hope geven". VI. Sybilla Cümia. „ Hy zal des Doods geweld eindi,., gen , aannemende eenen driedaag,, fchen flaap : dan zal hy uit den ,, dooden verryzen ende in 'c licht komen, hy alzoo eerst betoonende het beginfel der opftandinge". VII. Sybilla Dklphica. ,, Kent uwen Godt, die Godes yy Zone is". VIII. Sybilla Cumana. Uit welkers Boeken Virgilius deze verzen gehaald heeft: .„ Jam redit & Virgo, redeunt Saturnii ,, regna, „ Jam nova progenies caalo demittituralto". Dat is: „ Nu komt de reine Maagd, Saturni Ryk „ komt aan, „ De nieuwgeboornen Zoon, komt in dees „ aardfchen baan". IX. S y-  94 DE VERMAKELYKE Dit becfi by, voor bet meeste gedeelte uit de Propbe ten , en ook door Goddelyke openba ringen kunnen weten. IX, Sybilla Euïthr^S. „ God de Heere heefc van zyne „ hooge woninge der Hemelen op „ zyn nederige knechten gezien, hy „ zal in de laatfte dagen van een „ Hebreeuwfche Maagd op aarde ge,, boren worden. X. Sybilla Persica. „ Hy zal met vyf Brooden, ende „ met twee Visfchen vyf duizend „ menfchen in der Woestynen fpyzi„ gen, ende met de brokken die men „ opnemen zal, zal men twaalf kor„ ven opvullen, tot hope veler". Deze gewisfe voorzeggingen heeft de Duivel uit de Propheten zeer gemakkelyk kunnen weten , ten minfte voor het grootfte gedeelte; en het overige is hem door Goddelyke openbaringen bekend gemaakt geworden: doordien men met veel reden onderftellen kan, dat het Almachtig Opperwezen noodigoordeelde, om het hoofd j der afgevallene Engelen re noodzaken, zyne aanhangers de kinderen der diepe duisternis, toekomftige dingen te doen voorzeggen: om , zelfs in de tyden der onwetendheid, den Middelaar des waerelds, den eerbiedwaardigen Zoon van zyn welbehagen! aan de Heidenen; niet geheel onbekend te laten ; tot dat, na Zyne Hemelvaard, de Apos- te-  TYDKORTER. 95 telen en hunne nakomelingen hem klaar san dezelven zouden kunnen verkondigen: om het ware licht des Ëvangeliuins des te helderder in de dikke duisternis der dwalingen te doen fchynen. Dan echter heeft de Satan onder hec verftokte Joden , en dwalende Heidendom , de zinnen , of de oirzaak zoeken te verduisteren, gelyk uit hec eerfte Boek van Baudartium , door hem uic andere Schryvers, die op de kant aangeteekend ftaan , getrokken, en wel op pagina 9 en 10 blykc, alwaar op deze wys met eenige verandering van ftyl, gefproken wórd: ,, Lange voor de Menschwerding „ des Zaligmakers, werd genoegfaam „ by hec geheele Jodendom , voor ,, zeker gehouden , de voorzegging ,, welke door eenen Rabbi Elias ge„ daan was, en welke in hunnen Tal„ mud befchreven ftond, namentlyk: „ dat de waereld zoude ftaan zes dui- zend jaren: twee duizend voor de „ Wet door Mozes gegeven, twee dui„ zend onder de Wet, en twee dui„ zend onder het gebied , ofte Wetten „ des Mesjice". Zulks werd inzonderheid bevestigd, door eenen Rabbi Ifaac, die, over het eerfte Capittel van Gene/is fchryvende , aldus zegt: „ De zes duizend jaren der ftandfoou„ ding van de Waereld , word hier door te kennen gegeven : dac da „ letter Ahpb (welke by de Hebreen „ zoo Voorzegging van Rabbi Elias, aangaande de komst van den Zaligmaker , en ft andhoudingder IFae* reld.  96 DE VERMAKELYKE Klachten eeniger Joden na „ zoo veel als een getal van duizend „jaren beceekend:} zesmaal in het „ eerfte vers des JJybels ftaat: Hy wil „ het ook hier mede bevestigen • dat „ 'er van de zes eerfte oud vaderen „ der Waereld Adam, Setb, Enos, „ Latnam , Malak'èl ende Jared ge' „ fchreven ftaat, dat zy geftorven „ zyn, doch dac Henoch, dé zevende ,, in den Hemel is opgeklommen". Waar uit hy beiluit: ., dac alzoo de „ Dood in de Waereld zes duizend „ jaren lang machc hebben zou , en „ waar na de eeuwige rusc, en het " A/itOOS durende leve" komen zoude. „ Mee deze en dergelyke gevoelens „ zyn wel eer vele oude Kerkleeraars „ belmsc geweest. En alhoewel de „ Joden die jaren rekenen mogen zoo „ zy willen, zullen zy echter bevin„ den dac de laatfte twee duizend aan„ gegaan zyn, niet zeer lange na de „ Geboorcenstyd Jezu Kristi Zoo„ danig , hebben hec eenigen onder „ hen ook begrepen , waar over zy „ reeds overlang in den Talmud (ƒ» „ Tra&atu Avodazara:} fchreijende „ geklaagd hebben , dar den Mes/tas „ reeds over zeven honderd jaren had „ behooren te verichynen". Op pagina 33, werd verhaald: „ Dat, als de Romeinen , (na dat „ zy Jerosalkm vermeesterd had- " de,n-,J?,le de J°den van 'c Koning„ lyk Paleis verdreven hadden , zy „ zak-  TYDKORTER. 9? „ zakken aantrokken, en, in de asfche „ zittende , al fchreijende uitriepen: „ ü Wee! onzen fcepter is van Juda ,, geweerd, en den Wetgever van tus,, fchen zyne voeten, en nog en is de „ Zone Davids niet gekomen". Welke twee bewyzen genoegzaam zyn, om aan te toonen hoe zeer hec dekfel van Mozes aangezicht de IsraëlIers bedekt, en hoe zeer den vorsc der duisternisfe hunne zinnen verblind heefc. Iiy de Heidenen heefc hy ten deele de oirzaak zoeken te bedekken , ten deele 'er eene andere beduidenis aan zoeken te geven, en, wanneer hem zulks niec gelukken wilde, den invloed die de verkondiging der geboorte van eenen Heilland maken zoude, in zyn beginfel trachten te verfmoren. Omtrend het eerfte zullen wy uic dien zelfden fchryver fpreken, in wien oppagina 9 enz: byna aldus gefchreven ftaat: „ Dac 'er lange en vele jaren voor „ de komfte Krlsti onder de Heidenen „ geleefd^ hebben , eenige vrouwlie„ den, die Sibyllen genaamd wierden, „ welken met eenen voorzeggenden ,, geest begaafd waren. Deze heb,, ben vele dingen gepropheteerd, no„ pens den opkomst en ondergang van ,, landen en fteden, als ook van de „ Ontvangenisfe, Geboorte, Woor„ den en Werken Jezu Krlsti, den ,, Koning der Joden. De Romeinen G „ heb« Je r u j a" l e ms verwoesting. Betoog, Hoedanig de Satan, omtrent de geboerde van den Heilland, onder de Heidenen gehandeld beeft ,  $3 DE VERMAKELYKE „ hebben de Boeken dezer Prophetin* „ nen in zulker waarde en hoogachting „ gehouden dan zy tot dezelven hun„ nen toevlucht namen, wanneer zy „ eenige zwaarwichtige zaken wilden ,, aanvangen; doch inzonderheid wan„ neer zy by de menfchen geen raad ,, wisten te vinden. Een dezer Pro- phetinnen Sibylla Cumana genaamd, „ heeft, onder anderen voorzegd, dac „ wanneer de Romeinen verkregen zou,, den hebben , de heerfchappy over „ het Koningryk van iEgypten dat als 3, dan, of korts daar na, zuude komen „ een Koning, die over de gantfche „ Waereld zoude heerfchen.' Door „ welke woorden deze Prophetinne „ de tyd ter toekomst van den Heere 3, Kristus den Koning aller koningen „ voorzegd heefi, geïyk nog meerder uit hare woorden, zoo als die uic „ het Grieksch verduitscht zyn, bly,, ken zal. „Als JEgtpten, van 't Roomfch ,, Ryk zal wezen verheert, „ Straks zal verfchynen , 't Ryk een» ,, Konings onvermeert, „ Die met wysheid, ende ook met zeer ,, goede manieren, „ De gantfche Wereld zal in eeuwigheid „ regieren. „ Eenige weinige jaren voor de Ge3, boorte Kristi, gebeurde het, dac „ Fto-  TYD KO RT E R. 99 „ Pto'.omaus Auktmi, de Koning van t'iEoïprsN, ter oirzake zyner tyI ranny in den. haat zyner onderdanen [gekomen zynde, uic zyn Ryk ver[ „ dreven wierd. Hy naai zynen toe[„ vlucht tot den Roomfehen Raad, IL om aan hen lieden hulpe en byftand, ,, tegens de wederfpannige ingezete„ nen des Ryks te verzoeken. De „ landgierige Raad van Romen was, „ om verfcheide oirzaken, waar onder „ geene der minden was , de hoop ,>, van die Koningryk aan het Room| ,, lehe waereldgebied onderdanig te I,, zullen maken , wel geneigd , om ,, Ptolomeus te helpen , zoo dat hem „ byftand werd toegezeid. Doch eeni, „ ge Raadsheeren de zaken nader bej, denkende, en dieper inziende, wa,, ren van gevoelen, dat men het ge* „ geven woord weder intrekken moest, ; „ en naar het Ryk van den verdreven „ Koning niet trachten. De voorname ,, en eenige reden die zy daar toe \,, waren hebbende, beftond hier in, E, dac de Boeken der Sibyllen voorzei; „ den , dac zoo dra zy den Koning l„ van JË, gïptek in zyn land voerWk den, en daar over het gebied heb( ben, 'er een Monarch geboren zou,, der werden . welke de regering over p, de geheele Waereld verkrygen zou1 „ de ; en dat dierhalven , indien de f „ Romeinen , Heeren des Waerelds : „ wilden bJyven, zy zich wel wachten Ga „ moes* blykt uit bet begrip , dat de Romeinen van de voorzeggingvan Sybilla Cumana,  100 DE VERMAKELYKE moesten , om dezes verdrevenen ,, Konings zaken aan te nemen. Daar „ door wierd den geheelen Raad be„ wogen, om van zinnen te verande„ ren, en Ptolomaum alle hulp rond„ boritig te weigeren. Dan hier door „ hebben zy de waarachtige voorzeg?> gingen omtrent den tyd der Geboor- te van den Zaligmaker geenfints ,, kunnen verydelen. Want Pto/omteus „ geen troost by den Roomfchen Raad verwerven kunnende, nam „ zyn toevlucht tot een hunner Leger„ hoofden, Gabinium genaamd, welke „ met een tamelyk Heirleger desmaals ,, in S y r i ë n was. Deze verwisfel„ de de behoorlyke trouwe welke hy „ zyne meesters verfchuldigd was, „ tegens eene vereering van vyf mil„ lioenen gouds, waar mede hem de „ verdreven Koning befchonk , om „ hem in zyne belangens over te ha„ len , zoodanig , dat hy door dien „ hulp in zyn Ryk heriteld wierd. ,, Korts daar op verfcheen de tyd „ der heugcielyke Geboorte van den Heilland der Waereld! den Koning „ der koningen ! ,, Deze oirzaakverandering heeft het „ hoofd der Duivelen zelfs op de be„ lyders en Bloedverwanten des Za„ ligmakers doen overgaan : om het „ Vrouwenzaad door de ongeloovige „ Heidenen des te meerder te kunnen „ doen uitroeijen. Want hy maskta  TYDKOR.TER. ioi „ de bloeddorftige fceptervoerders, over zyne dienaars, wys, dac hec „ Koningryk van Kristus in een Wae„ relds Koningryk beltaan zoude, en „ dac dierhalven , indien zy 'er by ,, tyds , niet in voorzagen , hunne „ regering welhaast een einde zoude „ nemen; waar door hy vele onfchul„ dige bloedvergietingen deed aanrechten. Doch echter zich fomtyds leelyk bedrogen vond": gelyk uic Baudartituns verhaal, in het zelfde Boek, op het gezag van andere Schryvers, pagina 35, blyken zal, alwaar byna op deze wyze, gefchreven ftaat: ,, Dat de Keizer Domitianus zoo ,, veel van den Koning der Joden „ hoorende fpreken, die den Koning„ lyken ftoel zyns Vaders Davids bezitten zoude, en vreezende, dat de „ Nakomelingen Davids, hem fcha„ delyk mochten worden, zoo deed „ hy alle die genen zoeken, en gevan„ gelyk voor hem brengen, die men „ ergens wist te bekomen, en voor ,, afftammelingen Davids doorgingen. „ Wanneer nu twee uit de voornaam,, ften derzelver voor hem ftonden, „ zoo heeft hy hen eerst gevraagd: of „ zy uit den geflachte Davids gefpro„ ten waren? waar op zy hem ja ant,, woorden. Hoe ryk van goederen „ zy waren ? hun antwoord was: , onzer beider goederen zyn te famen , waardig negen duizend Denarii (van G 3 wel- en uit het denkbeeld dat zy van de Krtster.enwarenhebbende.  io2 DE VERMAKELYKE welkers waarde men ter gelegenertyd Tpreken zal:) , en dat hebben wy niet ', in gereeden gelde, maar hec land , het welk wy bezitten, groot zynde, , 39 Banderen, wordt geacht, zooveel , waardig te zyn. Hier van moeten , wy nog fchatting betalen, ende hier , van moeten wy ons zei ven en de , huisgezinnen onderhouden'. „Ter M bevestiging van dit hun gezegde, hebben zy den Keizer hunne harde, vervelde, en verweerde handen, de ,, gewisfe teeltenen van eenen harden .,, arbeid, getoond. Domitianus vroeg .„ hem wyders: Hoedanig het Koning„ ryke Krlsti was? wanneer en waar „ het verfchynen zoude? Hierop ant„ woorde hem deze Godzalige Man„ nen: , Het Ryke Kristi en'is geen , waefeldsch noch een aardsch ryk; , maar in tegendeel een Hemelsch, , het welk in zonderheid blyken zal, , wanneer de Waereld zal vergaan; , als dan zal Kristus komen in Zyne , Heerlykheid, om te oordeelen, de , levendigen en dopden, en hyzalyder , vergelden naar zyne werken'. ,, Als „ Domitianus dit hoorde , zoo heefc hy de Bloedvrienden Kristi, als „ arme bloeden, van welke hy niets „ te vreezen hadde, laten gaan, zon„ der hen iets te misdoen : hy heefc „ ook bevolen , dac men ophouden „ zouden, de Kristenen langer te ver- volgen. Waar uit men, met eeni» gen  TYDKORTER. ioj „ gen fchyn , zoude kunnen onder' ftellen, dac de Kristenen, die coen" maals gemeenlyk Joden genoemd wierden : om dac Kristus en de ^ Apostelen Joden geweest waren, „ door de eerfte Roomfche Keizers „ meer vervolgd zyn uit vrees , dat ' zy eenigen oproer in 't Ryk aan„ rechten zouden , dan uit haat der „ Religie: waar mede zich deze Mo„ nareden of hunne Stedehouders wei- nig bekommerde, gelyk zulks blykt, „ uit AEtorum XVIII vers 12: als Gal„ Ho Stedehouder van Achaya was, „ ftonden de Joden eendrachtig tegens „ Saulum op, en brachten hem voor „ den Richterftoel, zeggende: „deze „ raad den menfche God te dienen „ tegens de Wet": en als Paulus zynen mond zoude opdoen, zeide Gallio toe de Joden: , zoo daar eenig ongelyk , ofte kwaad fluk begaan ware, 0J0, den', zoo zoude ik'met reden u lie, den verdragen. Maar indien daar , gefchil is over een woord, en na, men, en over de Wet die onder u , is, zoo zult gy zelve toezien: want , ik en wil over deze dingen geen , Rechter zyn. Ende hy dreeffe wech , van den RechterftoeP, De Satan heefc al wyders omtrent het , tweede zyn uiterfte best gedaan, om < eene andere beduidenis aan de voorzeg- ( gingen van Kristus Geboorte te geven: 1 hec welk hem by velen der voornaam- ' G 4 fte r-fy heeft ene an'ere geui genis lan de  104 DE VERMAKELYKE voorzeggingenvan Kris tus geboortetrachten te geven. Gelyk uit het gevoelen van den Dichter Virgilius, omtrent de voorzegging van Syiylla Cu man a Hykt. fte Heidenen gelukt is, gelyk uit het eerfte Boek van Baudartius eerfte Deel pagina 10 blykt, alwaar dus, of op deze wys gefchreven ftaat. „ Dat den wydberoemden Poëet ,, Firgilius door de toelating des Kei„ zers Augustus, de Boeken der Sy„ billen hebbende mogen lezen, en in „ dezelve voorzegd vindende, dat 'er „ een Koning Geboren zoude wor- den, wiens Gebied over de gantfche ,, Waereld ftrekken, en ook, dat 'er ,, eene algemeene vrede en goude „ eeuw in die dagen wezen zoude, ,, daar door tot het vormen van vcr„ keerde denkbeelden verviel: om dat ,, hy het wezendlyke met zyn eindig ,, verftand niet begrypen konde. Want ,, deze voorzeggingen: „ lam redit & Firgo, redeunt Saturnia „ regna, „ lam nova progenies calo demititur „ a/to". Dat is: „ Nu komt de reine Maagd, Saturni „ Ryk komt aan, „ De nieuwgeboorne Zoon , komt in „ dees aardfche baan". En: „ Te duce ff qua mament fceleris Fes- ,, tigia noflri „ Irrita , perpitud folvent formidine „ terras". Dat  TYDKORTER. 105 Dat is: „ Als gy ons Herder zyt, zult gy zelfs „ de voetifappen , „ Onzer , ernie aller zond' uitdelgen „ end' uitfchrappen". * verftond by van Calonium den Zone Jfiny Pollionh, des liefften vriends des Keizers Augustus; of zoo anderen meenen , van Marcelinum den neve des Keizers: alhoewel 'er zeer duide]yk van de Geboorte en oirzaak van dezelve, van Kristus gefproken word; waar voor hem de Duivel onbevatbaar maakte, onder Gods toelating, om de gevolgen die zulks anders ten zynen nadeelen hebben zoude , voor te komen. Die Dichter heeft in het volgende, waar van op pag: II melding gemaakt word , even zoo zeer gedwaald: zoo als men bemerken kan, uit het volgende: Onder de vele voorzeggingen die men van de komfle Kristi onder het Heidendom gehad heeft, zyn die van Si- * Om dit laatfle des te beter te begrypen zoo dient men te weten, dat onder de Romeinen en andere Heidenen , de Houge Priesterlyke waardigheid, fomtyds aan de Vorftelyke verknocht was. Waar door het belagchelyke, dat 'er anders in dit begrip van dien grooten Dichter was, vermeden word. G5  ïotf DE VERMAKELYKE Ah med, uit die van Sybil la Samia ? Sibyïïa Samia geen van de minften , en onder anderen ook deze: , Ruiilans ■, eum fyvhis, monftrabit : Eene blai, kerende Sterre zal hem aanwyzen'. Welke woorden de Poëec Virgilius lezende, en niet verftaande, zoo heefc hy dezelve uitgeleid toe eere des Keizers Julius Cafaris : die geacht eh gehouden wilde zyn, voor den Zoon der afgodinne Fenus. Zynde des Dichters woorden deze: Ecce Diotiai procesfit Cafaris aftrum. Dat is: ,, Ziet Ceefurs ichoone Ster begind nu „ voort te komen, „ Die van Fenus vermaard , zyn oor- „ fprong heefc genomen". ,, Dan deze Sterre die aan het ,, firmament verfcheen , als Kristus ,, te Bethlehem Geboren was, is „ geene gewone Sterre geweest: „ maar in tegendeel eene , die God ,, eigentlyk heefc laten blinken , om ,, te kennen te geven , en aan te ,, wyzen, de Geboorte en plaats zyns 3, welbeminden Zoons. Onderfcheiden „ zyn daaromtrent' de gevoelens der ,, Oud vaders: naar dien Cbryfostomus meend, dat het een Engel geweest „ is, die in de gedaante eener Sterre ,, verfchenen zy. En de heilige Oud- vader Augustinus zegd:" , Quid ■> erat  TYD KORTER. 107 , erat illa ftella , nift magnifica lingua cceli , quce nee unquum antea , in ter fydera apparuit, nee poften de, monftranda permanfit? Quiderat, nift , magnifica lingua casli, que gloriam , Dei narratet. quet inufitatum virgi, mis partum inufitato fülgore clama, ret, cui non poftea apparenti Euan, gelium toto orbe fuccèderet'. ,; Dat „ is:" , Wat was die Sterre anders, , dan eene treffelyke tonge des He, mels, die nooit te voren by de Ster, ren en is verfchenen , noch na die , tyd ooit verfchenen is? Wat was zy , anders, dan eene treffelyke tonge^des , Hemels, die de Heerlykheid Gods , verkondigde , ende die door haren , ongewonen glansch de ongewone , baringe eener Mager uitriep? Na dac , dezelve heefc opgehouden te fchy, nen, zoo is het Euangelium verfche, nen in de gantfche Waereld". „ Tlinius en andere Heidenfche ,, Schryvers, die omtrent dees tyd „ geleefd hebben, getuigen, dat alle „ wyze Sterrekykers , en verflandi„ gen in den loop des Hemels, zich „ over deze Sterre hoogjyk verwon„ derd hebben. Zoo zélfs, dat de ,, Romeinen tot een eeuwig gedenk„ teeken dezes wonderwerks, binnen ; Romen eene metale Sterre opge- 1 „ richt hebben , mee die opfchrift^: 1 , Is Cometa unus toto orbe colitur', dat is: ,Deze Sterre word geëerd door , de De Ro- nemen ■ichten 'en Beeld p voorde Sterre die  108 DE VER.MAKELYKE Kristi Ge boorte verkan. digde. Gedwon gen /int' wtord des Duivels waar mede by des Me'sfiis komst totflemd; doch zoo duister dat het nauweiyks begrepenkonde worden, , , de gantfche Waereld". Dan indien de Duivel aan hec bygeloof hunna zinnen niet verblind had, zouden zy veeleer gefchreven hebben, , Die door , deze Sterre werd aangewezen, werd , geëerd door de gantfche Waereld'. Baudartium verhaald nog, oppag:i2: „ Dac Nicephorus en Suldas fchry„ ven, dac de Keizer Augustus, „ eenen hoogen ouderdom bereikt „ hebbende , gereisd is naar Del„ phos, het welk eene Stad was in „ Baötia gelegen, alwaar de Hei„ denen meerendeels gewoon waren ,, den afgod Apollo , of om beter tè „ zeggen , den Duivel om raad te „ vragen. De Keizer aldaar gekomen „ zynde, heeft gevraagd, wie na zyn „ dood het roomfche Ryk regeren „ zoude? waar op hy geen antwoord „ verkrygen konde tot dac hem ein„ delyk , na lang aanhouden de vol„ gende woorden gezegd wierden: , Een Hebreeuwsch Kindeken , hec , welk over de Goden te heerfchen , heeft, heeft ray bevolen, om deze , plaatfe te verlaten , en ftraks naar , de helle toe te varen, daarom, , o Keizerl moet gy zonder antwoord , van mynen altaar gaan: „ Dus heefc „ de duivel getuigenis van Kristi „ komst gegeven; doch zoo bedekte„ lyk, dat een Heiden zeer gemaklyk „ 'er eene andere oirzaak, dan de we„ zendlyke was; uic begrypen konde. En  TYDKORTER. 109 En ter bevestiging van myn laatfte gezegde, op pagina 28: „ Dat de Stadhouder van het Jood,,'fche Land Pontius Pilatus, alle de „ otnftandigheden der Verryzenisle Kristi neerlietyk vernomen bebben!, de, dezelve heefc overgezonden aan den Keizer Tiberius zynen overheer. „ 'Er befchryvende, dat niet alleen „ Kristus zelfs verrezen was , maar „ ook andere menfchen door deszelfs „ kracht; die, uit den graven opge„ ftaan zynde, zich vertoond hebben „ binnen Jeruzalem, alwaar zy de „ wonderlyke Opftandinge Kristi ver „ kondisd hebben. Daar en boven „ heeft hy, de uit den dooden opge„ wekten hunne belydenisfen en rede„ nen daar by gevoegd , waar over „ den Keizer met eene buitengemeene „ verwondering werd aangedaan, en „ niet alleen Pilatus behoorlyk ge„ ftraft heeft, maar ook daar en bo,, ven van den roomfchen Raad be„ geerd, dat men Kristut», die zoo „ wonderlyk uit den Dooden verre,, zen was, voor eenen waren God „ zoude verklaren , ende hera voor„ taan rekenen onder het getal der ,, andere Goden. Doch de Raad „ heeft zulks den Keizer niet willen „ toeftaan, onder voorwendfel, dat „ de God der Joden van zulker aart „ was, dat hy alleen wilde aangebe„ den en vereerd worden. Want hen „ dacht, Keizer Tiberius -wil Kristus onder bet getal der Goden /lellen. Decb de RoomfcbenRaad vjeigerde zulks toete/laan,  iio de vermakelyke Keizer Augustus, l/ouivd, ter eercu van Gods Zoon, eenen Altaar. » dacht, dat het beter was, vele dul„ zenden dan maar alleen eenen God te hebben. „ Uit welk geval zeer „ duidelyk bfykt, dat de Duivel, wan„ neer hy niets anders kan , en hec „ reeds zoo ver gekomen is; dat 'er „ geene verandering in- of van zaken, » die zyn Ryk eenen merkclyken af„ breuk toebrengen zullen, meer plaets „ kan hebben, zoo veel in zyn ver* „ mogen is, heilzame oogmerken, of *» loffelyke voornemens tracht te ver„ ydelen". Dan echter zyn 'er vele Heidenen geweest, die zeer naby de oirzaak der wonderen, die 'er by de Geboorte en het Lyden van den Heiland plaats hadden , gekomen zyn : gelyk ik al weder uit den zelfden .Schryver, die het weder uit anderen getrokken heeft en welke ik tot gemak van den Heer Weetgierige als nu geftadig opgeef, bewyzen zal. Op pagina 13 vind men: ifte. „Dat de Keizer Augustus net voor verhaalde antwoord van het » Orakel bekomen hebbende. vol „ diepe gedachten en meenigerhande „ bejeommernisfen naar RoMKNge„ reisd is , alwaar hy op het Capito» Hum of Raadshuis eenen nieuwen =, Altaar heefc doen maken , en daar op deze woorden fenryven : Ara „ primogeniti Dei". „ Dat zoo veel » gezegd is, als: Dezen Altaar is ge:j bouwd , ter eere van den eerstge„ boor-  TYDKORTER. m „ boornen Zone Gods". „ ten tee- „ ken, dac God de Heere, niet tegen,, ilaande des Satans listen, zich echter v, aan alle de Heidenen niet onbecuigd i gelaten heeft". jien weergadeloos en onbegrypelyk voorval vind men nog van dien zelfden Keizer aangeteekend: 2de „ Dat ,, hy even op denzelfden dach , op 3, welke Kristus te B etiilehem Ge„ boren is, binnen Romen, door een openbaar placaac heefc verkon,, digd , dac hy voortaan niet meer ,, Dominus , of Heere , en wilde ge„ noemd zyn. Gevende daar door, „ hoewel onwetende, te kennen: dat ,, niet tegenftaande hy een Heer der „ geheele Waereld was, hy nochthans „ by den Heer aller Heeren, en Ko,, ning aller Koningen, niet te verge* „ lyken was; ja ook, dat hem dien ,, naam niet toekwam ; maar alleen ,, hem , die door nederigheid en ly9) den, de uitverkoornen hoogheid en ,, eindeloos geluk zoude doen ver- krygen". 3de. „ Heeft dien Keizer, ter zei ver tyd, omtrent dertig duizend Slaven, ,, die ontloopen waren, hunne rech33 ten Heeren wederom toegevoegd. ,, Het welk men als een voorbeduidfel 3, aan kan merken , dat den Mesfik den Middelaar van Verzoening, den 33 Joel, vele duizende menfchen, die » van hunnen Heer, ja God afgewe« ken ffy verbied, op Kristi Geboortedag, om hem voortaan meer Hejsre te noemen- En bezorgd30000 v;eggeloo • pene Slaven , aan fyinne Heeren terug,  na DE VERMAK ELYKE Zeldzame gedenkpenningenomtrent de Geboorte des Mes pee, bintten Ro- MED f< (lagen. Gevoelen veler Heidenfehegeleerd in, van de Sterre die Kristi Geboorteverkondigde. » ken waren, wederom te rechte, en ,, in een fteeds durend huis van God»> zaligheid te rugge brengen zoude". , 4de. „ Niet (om op zyn Heidensch te fpreken:) „ by geval , maar door , „ Gods wondere fchikking , werden ,, er, omtrent den tyd der Geboorte „ Jezu Kristi Penningen gemunt, mee „ dit opfchrift: , Sa lus Humani , oeneris, „aan de andere zyde , ftond: Pax orbis Terrarum, , dat is: Zaligheid den Menfchelyke , gedachte, en vrede op aarde". Alle welke wonderen en zeldzaamheden, tot fpyt des Satans voorgevallen zyn, om aan het Heidendom, de komst des Zaligmakers niet geheel onbekend te laten ; en welken door verfcheide oude Kerken Leeraars, als wezendlyk gebeurd befchreven zyn geworden. De volgende, op pagina ia en 17 te vinden, verdienen hier mede eene plaats. „ Origenus fchryft, dat zeker Astro„ logus, Cbeercemon genaamd, en eene „ meenigte andere Wysgeren en Ster,, rekykers , naar het Joodfche Land ,, gereisd zyn, om de wondere Sterre „ te zien, welke hen zoo over zeld,, faam toegefchenen is, dat zy en „ ook de Ghaldeeuwfche Sterrekun,, digen, eenparig deswegens oordeel„ len, en fpreken, ,dat de Godheid , uit den Hemel gekomen was, toe , voordeel »r ren beste des Menfchen'. „ Dat  TYDKORTER. itj „ Dat onder anderen perfonen, die door de Predikatie des Apostels „ Paulus, binnen de vermaarde Stad „ van Athenen tot het Kristelyk ,, Geloof zyn overgegaan , ook ge„ weest is een zeer geleerd Raadshe'er „ Dionyfïus Areopagita genaamd. De„ zen geleerden Man , voor dat hy ,, nog aan den Heere Kristus geloofde, „ de verfchrikkelyke en bovenflatuur„ lyke verduistering der Zonne zien,, de, welke 'er gefchiede, toen den ,, Heiland aan het kruis hing, zoo ,, heefc hy gefproken", , Aut Deus , nature patitur, aut r er urn machina , disfolvetur. ,, Dat is : , of die , God die de natuur gefchapen heeft, , lyd nu, of het gebouw der gefcha, penen dingen gaat te niet'. „ De „ Koning van Groot BrittAgne tjacobus de Vide3 verhaald deze „ fpreuke aldus, in Apol: pagina 6$: , Aut Deus patitur, aut vices patientis , dolet:' , dat is:' , of God lydt, , of hy is bedroefd over hem die in 'c , lyden is'. „ Alle Maans- of Zons,, verduisteringen , die natuurlyk ge„ fehieden, verfchynen als het nieuwe ,, Maan is; maar deze verduistering is „ voorgevallen, toen het volle Maan ,, was. Hierom zegt Cbryfosthomüs „ ergens zeer fraay:' ,QSerm: de Pasf.) , Non poterat ferre creatura injuriaht , Creatoris , ünde Sol detraxit radios , fuos , ne videret impiorum facinora. H Dat Aanmerkelijk gezegde van D:onyfiuS Aredpagus, toen hy nog een Heiden was, en de zonsverduistering, en andere wonderen , ten tyde van Kristi Lyden zag.  ïï4 DE VERMAKELYKE Poorzegging van den Afgod Apollo bewaarheid, Jrtfelyke verdediging va» den H: Augusti«ss van , Dat is: , Het fchepfel en konde niet , verdragen, het ongelyk dat den , Schepper aangedaan is geworden, , daarom heefc de Zonne hare dralen , verborgen, op dat zy der godloo2en , daden niet befchouwen zoude'. „ En laatftelyk, dat eenige Historyfchryvers vermelden, dat de Romei„ nen op zekeren tyd, aan den afgod „ Apollo hebbende laten vragen, hoe ,, lange de Vredetempel binnen Ro„ men zoude blyven vast ftaan?" , daar op ten antwoord kregen , dat , de Vredetempel blyven ftaan zoude, , tot dat eene Maagd een Zoon baarde'. „ Zoo dra hadden de Romeinen dit ,, antwoord niet ontvangen, of zy „ meinden, dat dezen Tempel onver,, gankelyk zoude wezen, vermits vol„ gens den loop der natuur, waar op „ zy geltadig het oog gevestigd hiel„ den, geene Maagd baren konde. Dan „ echter vonden zy zich zeer bedro„ gen, doordien in denzelfden nacht, „ dat Kristus van de reine Maagd „ Maria gebaren wierd, dien Tempel „ van zelfs ingevallen is. Toepasfe„ lyk zegt hier van den Oudvader „ Augustinüs in zyne wederlegging der ,, gevoelens der Ma/ticbeen;" , Quod , Virga potuit QNum 17.) Firgo non , potuil ? Virga potuit contra natu, ram nuces producere : Nunquid £?. , Firgo non potuit contra naturam Dei .fil'utm generare? Ostendas tnibi quo , t»9*  TYDKORTER. irs , ttiodo Virga nuces protulit, £5? ego tibi , oftendam quomodo Virgo filium peperit. , Et mox, Rubus fustinuit ignem, & , »o» amifit viriditatem: Sic Virgo pe, perit Cbristum, & non amifit vtrgini, tatem\ „ üat is:', Dac de Staf heefc , kunnen doen (Nüm 17.) en heefc dat , de Maagd niet kunnen doen ? Een , Staf heeft tegens de natuur Amande, len kunnen dragen: en heefc dan eene , Maagd niet kunnen een Zoon dragen, , tegens den loop der natuur? Bewyst , my , hoe dat de Staf Amandelen , heeft gedragen, en ik zal u bewy, zen , hoe dat de Maagd een Zoon , heefc gedragen en gebaart. „ En „ ftraks hier na, zegd dien zelfden ge= „ leerden Kerkenleeraar": , De Doorn, bos heefc gebrand, zonder zyne groe, nigheid te verliezen; alzoo heeft de , Jongvrouwe Krrstum gebaard, zon* , der haren Maagdom te verliezen'. Dit is nu genoeg gezegd, ten bewyze hoe dat de Duivel toekomftige dingen heefc kunnen voorzeggen, en in het geval van Kristus Geboorte heeft moeten voorzeggen: alhoewel met tegenzin. Nu laat ik het aan den Heet Leeraar over, om met een of twee voorbeelden te bevestigen en te bewyzen, dat hy het onder het Heidendom zeer gemakkelyk heefc kunnen doen. Leeraar. Hec heefc my reeds gefpeten gehad, myn Heer! dat gy u dus lang met fpreken vermoeid heb, Ech. Hj te; Kristi Geboorte uit eene Maagd tegens ie Man:cbeen.  Xl6 DE VERMAKELYKE Redenen tvaaram de Duivel cnder het Heidendom gerr.akkeljksohfe voorzeggingenheeft hunmen doen, J ] ! 4 1 1 ( 1 ( i 1 ter heb ik 'er u niet in willen ftoren, om uwe gedachten des te beter by den anderen , en Weetgierige des te bevatbaarder voor uwe onderrichtende bewyzen te doen blyven. Het heefc den Vorst der duisternisfe inderdaad weinig moeite gekost, om onder hec Heidendom voorzeggingen te doen, die zeer dik wils vervuld wierden. De beruchten drievoet van denwelken men in den tempel des afgods dpollo, zoo vele toekomftige dingen vernomen heefc, fcheen in velen opdichten , onfeilbaar daar in te zyn, roornamentlyk om twee gewichtige •edenen: ifte dat de Duivel door lengte ;an tyd , zich aldaar, allengs , een zoodanig vertrouwen op zyne voorwetenfchap had doen verkrygen, dat er niet alleen geene de minïte ongeoovigheid, in de harten der hem be:oekende menfchen, meer overbleef; naar ook, dat die tempel voor den :etel der voorzeggende Goden werd .angemerkt; al het welke niet dan :enen ongeveinsden eerbied konde reroirzaken, die dagelyks onderdalen tot zyn gebied verzamelde. En lat hy ten tweeden , zulke duistere intwoorden op de hem voorgefteld vordende vragen gaf, dat welken keer Ie zaken ook namen, hy echter zyne chting behield, en men hem van ;eene leugenvoorzegging befchuldigen ;onde. tic  TYDKORTER. 11/ Ik zal in hec byzonder , van hec eerde en middelde gedeelte der eerde rede niet fpreken, maar alleen van hec laatde : Eensdeels om dac zulks te wydloopig zoude worden , en te algemeen bekend is, om tegenfpraak onderworpen te zyn: anderdeels, om dat hec ook genoegfaam uic de bewyzen die ik ter bevestiging van hec laatde gedeelte geven zal, blyken kan» Toen Brennus , de Overften der Galliërs, in het jaar der Waereld 3670. na dat hem, gedurende een geruimen tyd, het geluk in alle ondernemingen, als 't ware , had toegelachgen , een buïcengemeen verlies in zekeren veldflag, voorgevallen in JEtoïïén, geleden had , en dat, na dien tyd , alle zyne ondernemingen mislukten, werd hy daar over met eene zoodanige wanhopige en onbezonne wraakgierigheid vervuld , dat hy een vast beiluit nam, om de Goden zelfs te beoorlogen. De rede en het gegrond verdand hem verlaten hebbende, zoo bracht hy ook die ysfelyk voornemen, by alle gelegenheden, ten uitvoer. Want hy doorliep geheel THEssALiëN en Griekenland, en verwoeste niet alleen hunne Steden en Landen , maar ook voornamentlyk hunne Tempels, waar door hy, met buit, als overladen wierd s echter niet genoeg nog naar zynen zin hebbende , befloot hy ook, den bovenmaten ryken Tempel van slpolk, H 3 te Ferdee* ling der redenen p  H8 DE VERM AKELYKE En eerfte bewys van dezelve. De Duivel heeft i dezulken, \ te Delphos te plunderen; en had ook inderdaad dit voornemen ten uitvoer gebracht, indien het Orakel de omliggende volken niet gewaarfchouwd,' en aangemaand had , hunne vryheid en bezittingen, tegens dien onbezorgden kerkroover te beveiligen. Daar door wierden dezelven aangemoedigd, om de waarfchouwing van den afgod te betrachten ; en trokken over dies tegens de Galliërs ten ftryde. Niet lange hadden zy geftreden, of de overwinning wierd door hen behaald; offchoon zy hem echter in eens niet hadden kunnen beletten , om meer kwaad te doen: indien ter zeiver tyd, een verfchrikkelyken donder en blixem, vergezeld met eene aardbeving, de Galliërs niet met eene fchrikkelyke [traf, over hunne begane misdaden geftraft had. Behalven dit onweder, viel een ftuk van den berg Olympus, naby denwelken den ftryd voorviel, op hen neder, waar door ze jammerlyk verftrooid wierden, en het pionderen vergaten. Brennus doorftak zich zelfs , uit groote vrees : en die dit kwaad nog ontkwamen , werden , in bet terug keeren, door de volkeren Dardani genaamt, om het leven gebracht. Gottfried historifche Cronyk folio 207 en andere Schryvers. In die zelfden Autheur vind men :en tweede geval, op folio 214, dat en bewyze kan dienen, dat de Duivel, om  TYDK.ORTER, 119 om redenen die ik zoo aanftonds melden zal, de zulken welken hem, onder den naam van god of goden , of ook omcrend de voorzeggingen en andere tot zyn dienst vereischt wordende plechtigheden , beledigd hadden , dikwerf, door eene byzondere toelating van het Almachtig Opperwezen, zeer zwaarlyk geftraft heeft. De Heidenen hadden velerlei foorten van waarzeggeryen, waar van wy by eene andere gelegenheid breeder zullen fpreken , en onder dezen ook eene die uit het eten der hoenderen gedaan wierd. De Romeinen hadden de gewoonte, wanneer zy ten oorlog trokken , altoos eenige priesters of waarzeggers met zich te voeren, welke , behalven een reeks van andere bygeloovige middelen , ook het volgende gebruikten, om toekomftige verborgene dingen naar te vorfchen. Namentlyk, dat zy zeker foort van hoenderen in, eene groote kevie onderhielden , en wanneer 'er iets gewichtigs ondernomen zoude worden, zoo wierpen zy dezelven hunne gewone fpyze voer. Indien zy nu zeer begerig, aan het eten vielen, zoo wierd zulks voor een gelukkig' teeken gehouden; doch indien zy het voorgeworpene lieten leggen, 'bf, zonder het zelve aangeraakt te hebben, weder naar de kooi toeliepen, zoo wierd dit door hen als een voortceken van ongeluk aangemerkt. II 4 Het die bem cn zynen dienst be» ledigden s onder Gods toelating,dikwils zwaarlyk geflraft. De Heidenenhebben , velerlei foort van waarzegleryen.  t30 DE VERMAKELYKE Claudius Pulcber, wierd, wegens zyne «»• godsdienflige dnai geftraft. Het gebeurde nu, in hec 3701de Jaar pa de fchepping, dac Claudius Pulcber, toenmaals Roomsch Burgemeester zynde , met eene aanzienelyke oorlogsvloot tegens de Carthageners gezonden wierd. Naby de vyanden genaden zynde, zoo oordeelde hy uit de omftandigheden, dat het hem vorderlyk zoude zyn, om dezelven flag te leveren. Dan de Hoendervoorzeggers hem verkondigende , dat de vogelen niet wilden eten, zoo had hem dit echter, volgens het gewone bygeloof, moeten wederhouden, om tot den ftryd te komen. s Doch Claudius daar over vertoornd , geworden zynde, beval uit eene onbezonne gramfchap om de korf met hoenderen in de zee te werpen; door het uiten van deze woorden: ,, wel. „ aan, willen ze niet vreten, zoo „ mogen ze zuipen". Een yder was over deze daad verfchrikt, behalven alleen den Admiraal, welke zyne fchepen in order fielden , en oogenblikkelyk op de Cartbageniënfen los ging. Maar wel haast werd hy fchandelyk overwonnen: verliezende, 117 kielen, en by de 20,000 mannen; waar tegens flechts weinigen der vyanden om het leven kwamen. In dit geval kan men de volgende aanmerkingen doen voorkomen , dat daar het immers oppervlakkig befchouwd zynde, een prysfelyke daad fcheen te zyn, dat dien fcheepsvoogd, zoo  TYDKORTER. i2t zoo weinig achc op de onwisfe en ongeoorloofde voorzeggingen gaf, dat hy zelfs de voorzeggers in het water wierp, het onbegrypelyk is, dat hy, uic dien hoofden met een dergelyk verlies geflraft wierd. Dan, dieJverwondering zal mogelyk rasch ophouden, wanneer men aanmerkt, dat behalven de Goddelyke, die ons, met flilzwygen en eerbied vervullen , en beletten moet, om de daden van hec Opperwezen met ons eindig verftand te trachten na te gaan, 'er ook eene veroirzakende en ftaatkundige rede daar van gegeven kan worden. De veroirzakende is dezen, dat daar hy de waarzeggers en hoenderen mede genomen had , het een onwederfprekelyk bewys was, dat hy in alle gelegenheden zich op hunne voorzeggingen verliet : want had hy het uit gewoonte gedaan, en om de fleur te volgen, dan had hy 'er geen gebruik van laten maken; en ook was het geen wet, maar alleen eene vrywillige verkiezing van legerhoofden: ten einde daar uit hun goed of kwaad geluk te weten te komen; dus beledigde hy voorbedachtelyk iets, het geen hy als Goddelyk geëerbiedigd had , en daar door, die aangaande. God zelfs. Wanc indien een Roomschgezinde, even zoo als eenige Noordfcbe en Indifcbe volkeren doen , de beeldtenis van een dier gewaande heiligen, welke hy alH § ' toos Aanmerkingenover dit geval.  122 DE VERM AKELYKE toos Goddelyke eer bewezen had , uic eene enkele onbezonne boosheid, verbrande, of in hec wacer wierp' zonder dac een overtuigend en beter onderrichtend gemoed ,' hem daar toe aangefpoord en met eenen prysfelyken yyer vervuld had, dan bezondigde hy zich grootelyks: door tegens zyn (of fchoon dwalend) gewisfe , voorbedachtelyk, dat geene dat hy weleer om hulp gebeden had, tc beledigen. De Itaatkundige rede van deze zware nederlaag is deze, dat het krygsvolk, zoo dikwils door het bygeloof aangemoedigd en in toom gehouden wordende, met eigene oogen hunne goden hebbende zien beledigen, door de vernietiging dier dingen, welken aan hen toegewyd waren: zich dicrhalven overreden dar zy van dezelven geenen byftand verwachten konden. Terwyl de vyanden dezelven, naar behooren eerbiedigende, menfchelykerwyze gefproken , van de overwinning zichverzekerd mochten houden. Deze overdenking heefc hunnen moed benomen: terwyl de vrees die hen lieden buiten ftaat ftelde om eene betamelyke dapperheid te beroonen, al verder de oirzaak van dit fmertelyk en gevoelig verlies geweest is. Ten bewyze dac de daad van Chutdius Pukber, indien zy uic een goed onderrichc en van afgodery een afkeerhebbend gemoed, öntftaa» was, on- zon-  TYD KORTER. 123 zondig geweest en dergelyke nadeelige gevolgen niet gehad zoude hebben. zal ik een geval uit den beroemder Joodfchen gefchiedfchryver Flaviu. jfozepbus bybrengen. Mosfolanus was een zeer geleerc Man, in de gronden van zynen Godsdienst niet alleen enkel ervaren, maai ook de plichten waar toe dezelve opleid , zoo veel mogelyk, trachtende in acht te nemen. Het gebeurde, of zekeren tyd, dat hy met eenigen diei waarzeggers welke op vogelgefchrei. en andere beuzelingen doorgaans achi geven, noodzakelyk, ter verrichting van de een of andere gewichtige zaak. zich op reis begeven moest. Redelyk ver van hen ontdekte die verdoolde lieden een vogel, op den tak eens booms zittende , waar over zy niei alleen hun reisgenoot maar ook de voorbygangers verzochten ftil te ftaan. tot dat zy aangemerkt, en vervolgens voorzegd zouden hebben, of hun liedei voorgenomene reis gelukken zoude, dan niet; en ook nog misfchien eenige andere dingen ; waar van de gefchiedfchryver geen gewag maakt. De oplettende Mosfolanus dit hoorende, fpande midlerwyl, zoo heimelyk als mogelyk was , zyn boog, en doorfchoot dezen ongelukkigen en onnoozelen vogel; waar door de toorn der waarzeggers tegens hem gaande gemaakt wierd, Dan hy bekreunde zich daar 1 1 Gevolg■ trekkend bewys, dat bet prysfelyk is, de afgodery uit te roeijen, wanneer het met een goed, en op Gods IVoord gegrond, oogmerk gefebied.  ï24 DE VERMAKELYKE Overwe ging die men doen moet, alvorensdaar toe ever te gaan. 1 i daar aan niet, maar zeide in tegendeel! „ Wat raast gylieden even als booze „ duivelen en waarom treurt gy"? Het antwoord der voornaamfte hunner was dit: „ Wy zyn bedroefd en ver9, toornd op u, om dat gy dezen „ vogel gedood hebt: weike ons niet ,, alleen vele roekoaiftige dingen voor„ zegd, maar ook voornamentlyk ver„ wittigd zoude hebben, van hec geen „ ons op onzen tocht te bejegenen ftond". Hoe had hy (hervatte Mosfolanus:} ,, u lieden te kennen kun„ nen geven , het geluk of ongeluk „ onzer reis , daar hy hec zyne niet „ konde voorzien: naardien hy anders „ op dien tak niet zoude hebben ko„ men zitten, om door my doorfcho„ ten te worden". Daar en boven moet men, wanneer een yver ons vervoerd , om of de Godsdienstplechtigheid van ons zelfs, of die van anderen, in eenig opzicht :e vernietigen, zoo naauwkeurig mogelyk is, trachten te overwegen, en aa te gaan, welke beweegredenen deze vervoering ten grondflag heeft. Zyn zy goed en op Gods Woord gevestigd , dan is zy niet alleen geoorloofd. maar werd ook met den zegen des Hemels jegunfügd, gelyk uic Mosfolanus blykr, die 'er de minfte bittere gevolgen niet Dver bezuren moest. Is'zy kwaad en ;efchied zy alleen uit nyd, om onze uedemenfchen van eene andere gezind-  ÏYDKORTER. 125 zindheid zynde, te befpotten, dan is zy niet alleen lakenswaardig maar ook: gevaarlyk, vooral in die landen, waar dezelve gezintheid door de Regeerders beleden en befchermd word. Echter kan 'er omtrent beide het een of ander plaats hebben, dat een onoverdacht of onprysfelyk befluit te kennen geeft. Het laatfte is uit het geval van Claudius Pulcber genoegzaam bewezen, dieihalven zal ik kortheidshalven, alleen van het eerfte fpreken; te vinden in een der fchriften van Pbilippus Melanchton: in Euang: Dom: Parte 2, pagina 159, door iemand, die my thans niet te binnen fchiet, op de volgende wys vertaald: Ten tyde van Henricus Zutphanienfis, de eerfte Gereformeerde Leeraar geweest zynde , welke binnen B re men de van dwalingen gezuiverde Godsdienst gepredikt heeft, woonde in die Stad een vroom, doch in velen opzichten onnoozel man, \velke heimelyk nu en dan de beelden uit de kerk nam : en vervolgens dezelven verbrande: om dat hy niet verdragen konde, dat de verblinde menfchen eene zoo gruwelyke afgodery bedreven, met levenlooze dingen, die zonder de onmiddelyke bewerking des fatans nergens gevoel of beweging waren hebbende. Doch een van deze yveraar zyne buren , vreezende , dac de godloozen hoop der Papen, hem in  is6 DE VERMAKELYKE Verhaal van eenen beeldenvertierver, die door een ennoozel toeval, boe ge grond hy eok in zyn Godsdienstmocht zyn, de beelden eenigen kracht zoude hebben toegefcbrevcii. m groote zwarigheid brengen zoude j wanneer zy vernamen, dat hy dus mee hunne afgoden handelde, befloot hem zulks te doen nalaten , en hoord op wat wyze. Hy nam een hout beeld, het welke hy zich verzekerd hield,dat den beeldenverderver mede het zelfde lot van alle de vorige zonde doen ondergaan , en vulde het, op fommige plaatfen met buskruid. Het leed ook niet lang, of hy kwam naar gewoonte om het beeld te halen i en 'er zich mede te verwarmen. Zyn gebuur had zoowel opgepast, dat hy maakten in huis te wezen, ten tyde dat het vuur het kruid aangetast hebbende, het beeld , en het geen 'er omtrent was, aan ftukken zoude doen fpringen. Hier over ftond die man zeer bitter te klagen, en zynen buurman te betuigen, hoe ontfteld hy was, wegens dus over de beeldfchendery geftraft te werden. Deze geliet zich öfhy nergens van wist, en vertoonde hem, dat hy nu gewaar wierd, dat de beelden in Haat waren, om het ongelyk, dat hen aangedaan was, te wreken. Dit beroerde den onnoozelen yveraar nog meerder, zoo dat hy zeide, dat het hem leed was dat hy zulks gedaan had , en vervolgens hoog en duur beloofde, dat hy dusdanige ftukken nimmermeer aanrechten zoude. Zyn nabuur eindelyk zyne onmatige en onprysfelyke bangigheid bemerkende, oor-  TYDKÖRTER. xaf oordeelde het noodig te zyn, om hem niet langer in dees vrees te laten, en fprak hem dus aan: „ Gy dwaas! hebc „ gy zulk een wankelbaar geloove? „ meind gy, dat God of de'Heiligen „ befchadigd zyn, door het afbreken „ dezer beelden ? word gy nu reeds „ beweegd door zoo eene kleine zaak, „ die u nu wederwaren is, hoe zoude „ het dan met u gaan , wanneer gy ,, voor de overigheid belydenisfj uwes „ geloofs zoudt moeten doen, en om „ het doen van dezelve veroordeeld „ worden, om verbrand te worden? ,, ik heb buskruid in dit beeld gelegt, ,, om te beproeven en vervolgens te „ doen blyken , hoe vast uw geloof ,, is, en om u té vermanen, dat hec „ des Magiftraats ampt is, de beelden „ wech te nemen, naardien het een „ privaat perfoon niet betaamd, om „ uit zyne eigene Authoriteit dezelve „ te weren. Handeld dan hier namaals „ voorzichtiger ; of indien gy door ,, eenen rechtvaardigen yver, door „ het ingeven des Heiligen Geestes ,, deze beelden afgenomen en verbrand „ hebt, waarom zytgy dan, door hec „ geene het welk u nu onvoorziens „ wedervaren is , dus lichtelyk be„ roerd en bekommerd". Thans zal ik van de tweede reden fpreken, waar door de Duivel, onder het Heidendom, zeer gemakkelyk gewisfchynende voorzeggingen heeft kunnen doen, Rechts-  128 DE VERMAKELYKE Verzoek. En verdeelingder volgendevoorbeelden. Rechtsgeleerde. Alhoewel de Godgeleerdheid, en de daar toe vereischtwordende kundigheden, de onderwerpen myner ftudien niet geweest zyn, zoude ik echter verzoeken, dat ik de waarheid dier reden bewyzen mocht, om twee redenen : eensdeels om dat ik uic eene meenigte van gevallen, die ter bevestiging daar van dienen moeten en kunnen , zeer gemakkclyk eenige weinigen ten voorbedde kan doen dienen: anderdeels om dat ik altoos tot hei han elen over, en doorzoeken van di rgelyke ftoffen, even zoo veel geneigdheid gehad heb, als tot het doorbladeren der wetten van Juftinianus, waar toe myne ouders my gefchikt hadden. Ik zal dan, myne Heeren! om dat ik ulieder toeftemming verkregen heb, de volgende bewyzen bybrengen, ten betoge, dat de vorst der duisternisfe doorgaans zulke duistere antwoorden gaf, dat welke keerde zaken ook namen, hy echter zyn gezag behield. En vervolgens van eenige zeldzame omwentelingen en verbazende gebeurtenisfen, die hy lange voor den tyd voorzegd heeft, door dien het Godlyk Opperwezen hem tot den uitvoerder van dezelven gefteld had, fpreken: om aan te toonen , dat hy door niets liever dan door plechtigheden werkt, vermits hy dezelven tot zyn belang het dienftigst oordeeldt. Gttt4  'T YDKOR ï E R. iat Gottfried in zyne Eist: Cbronyk fol: 208. verhaald, dac in hec jaar dei waereld 367+. en dus voor Kristi Geboorte 274. Pjrrhus den Koning van Epiren den al god Apollos ce Delphos, naar den uitgang van den tegens de Romeinen voorgenomen oorlog hebbende doen vragen , ten antwoord kreeg: „ Aia te Macida Romanos Fincere Posfe". Welke woorden des Duivels tweederlei zeer verfchillende beduidenisfen hebbende, eers' dus verdaan kunnen worden : „ lk zegge u Pyrrhe , gy zult de Romeinen flaan", en ten tweede , het tegendeel : „ lk „ zegge u Pyrrhe. de Romeinen zullen u flaan". Pyrrhus geloofde althans, het geen' hy verlangde dat gefchieden rriochc , en verliet zich op de eerfte beteekenis, waar door hy zich, by den uitgang, ellendig bedrogen vond. Idem fol: 76 : dat in het jaar der fchepping 5404. en dus voor de Geboorte des Zaligmakers 544. De ryken Crafus, Koning van L y di ë n, voorgenomen hebbende, om den oorlog tegens de Perfianen aan te vangen , aan den afgod boven maten kostelyke gefchenken zond, en denzei ven deed vragen: welk eenen uitflag zynenkryg tegens den Koning Cyrus hebben zoude? Deze zyne heerlvke gift wierd met een bedriegelyk antwoord beloond, naardfen hem eene dubbelzinnige Voorfpelling gedaan wierd , namenr- 1 )>*. 1 Duifter , antwoord des Orakels aan Pyrrhus Koning van Epiren, En aan crafus 'iouing tan Ly>1 en.  ï3o DE VERMAKELYKE Het Delpboniaanfcbe Ora. kei, beeft flecbts opgehouden,gedurende Kristi omwandeling op Aarde. lyk: dat hy een groot en machtig ryk 't onderfte boven zonde keeren. De Lydifche Monarch begreep dit, achtervolgens zyne hoop: dat zulks het Perfifche Ryk zoude zyn. Dan hy vond zich jammerlyk bedrogen, of had het zich zelfs gedaan : naardien hy een geweldig heir by een gebracht hebbende, de Perfianen niet verre van de Stad Sardes llach leverde, en het ongeluk had, niet alleen de nederlaag te krygen , maar ook door zynen vyand gevangen genomen te worden, we:ke vervolgens zyn geheele ryk vermeesterde. Zoo dat hy wel een machtig groot ryk , doch niet eens anders, maar het zynen omkeerde, en deszelfs verwoesting veroirzaakte. Offchoon dit Orakel van Delphos, den Keizer Augustus verwittigd had, dat het Hebreeuwfche Kind (zoo als hy den Heiland op eene verachtelyke wyze noemde) hem verboden had, ora meerder voorzeggingen te doen, zoo heeft dit verbod, voor zoo veel myn geheugen my thans te binnen kan brengen, alleen maar gedurende de omwandeling van den Zaligmaker hier op Aarde geduurd. Althans de voorzeggingen, die men zegd, dat 'er gedurende die tyd nog gedaan zyn, zyn, myn's bedunkens, vry duisterder, en ik mag wel zeggen, onbewysbaarder dan de vorigen; en na des Middelaars Lyden vind men weder voorbeelden, die  TYDKORTER. i3t die eenigfints den toers doorftaan kun nen. Onder auderen in Eeiclfeld, Spbinx, of Godgeleerde en IVysgtrigt 'iydverdryver Cap: 44 pagina 789, waai in gezegd word : dac de wreeden en van alle gevoelens van menfchelykheid Ontaarcen Keizer Nero mee hec Orakel geraadpleegd en onderzoek gedaan hebbende , hoe lange hy nog leven zoude ? ten antwoord kreeg : „ dac hy zich „ zoude wachten voor hec drie en \ „ 't feventigite jaar". Die begreep die bloedhond , dac op zyn levenseinde zag, en hy wierd daar door zöo godloos en zorgeloos, dac hy de ysfelyklte gruweldaden bedreef, en zich inbeelde , dac niemand hem ombrengen konde; maar dac hy in tegendeel eerst in dien ouderdom den geest geven zoude. Dan echter bevond hy zich, weinig tyd daar na in zyn verwachting te leur gefield : raardien Galba, door hec krygsvolk tot Keizer verheven geworden zynde, hem zoodanig benauwde , dat hy zich zelfs doorltak: om van zyne vyanden niet wreeder of fmadelyker gehandeld te worden. Dan echter konde hy den vyand van het menschdom van geene leugen voorzegging befchuldigen: naardien hec opgegeven jaartal niet van zyn , maar van eens anders ouderdom verfraan moest worden: vermits Galba, zyn opvolger, te dier tyd zyn drie en t fe-venrigile jaar bereikte. Wat de I 2 olr- Bewys daar van, en ook van een nieuw duister antwoord des Duivels.  131 DE VERM AKELYKE De Duivel be- driegdbet Mensch dom op allerlei wyzen; vooral wanneer men zich ep zyne voorzeg' gingen verlaat. m airzaak van deze voorwetenfchap des1 Duivels was, is reeds bevorens genoeg verklaard: namentlyk, dat hec Opperwezen hem over dergelyke godlooze menfchen macht gegeven hebbende, hy meester was, in vele onbepaalde eindens, hunnen levensloop naar zyn welgevallen te fchikken. Meenigvuldigerlei zyn de voorbeelden , welke men by zoude kunnen brengen, om de loosheid des Duivels in het geven van dubbelzinnige antvoord;n te bewyzen. Hy bedriegd het menschdom in allerlei opzichten: doch vooral de zulken welken zich aan hem overgegeven hebben, of zich daar toe geneigd betoonen te zyn, het zy door onmiddelyke overeenkomften, als wel voornamentlyk door het plegen der grootfte gruwelen : naardien hy weet, dat de dusdanigen op den hoogden trap ftaan, om in hun verderf ter neder geftort te worden, zoo dra zy Hechts een gedadig en ongeveinsd geloof aan alle zyne wysmakingen liaan. Het is ook niet zeer te bewonderen, dat daarhy, door Gods toelating, fomtyds in de gedaante van een Engel des "lichts aan de ware geloovigen verfchynen kan, hy voor een Propheet by de godloozen doorgaat; en door de voorzeggingen, maakt hy ook de laatsgemelde te zorgelcozer om in het geringde opzicht hun eeuwig belang, zoo veel in hun vermogen is,  TYDKORTER. 133 Js, te bevorderen. Zoo zal men zien, dat hy eenen Alexander den VIden, die volgens het eenparig getuigenis van verfcheide Roomsgezinde Gefchiedfchryvers, zich om Paus te werden, verbond, om zich, zoo hy niet beter wist, eerst na verloop van 18 jaren, met lyf en ziel aan hem over te geven, bedriegd, en denzelven zonder echter zyne gedane voorzeggingen en belofte te verbreken, voor het eindigen van dien tyd, doed omkomen. E\q zjo zal men zien , dat hy zekeren .ïlber.us Schot, Heer van Pi.acknts, eene waarachtige voorzegging doed, die echter eene dubbelzinnige beteekenis had, en vervolgens eene zorgeloosheid veroirzaakt, die zyne vyanden gelegenheid verfchafc, om hem te doen omkomen, ten einde by den rechtvaardigen Richter de belooning zyner godlooze levenswys te ontvangen. Deze Historie, te vinden in Heïdfeldi Sphinx, of Theologifche en IVysgerige Tydverdryver. Capittel 44 pagina 93 , zal ik , om de zeldzaamheid , verhalen. Dezen Albertus Schot, zich, door de meenigte der vyanden , welke hy zich gemaakt had, benard vindende, ging met den vyand des menfchelyken gefiachts te rade, om van denzelven te vernemen, het gene hem van zyne tegenpartyders te wachten flond. Hy kreeg van denzelven ten antwoord; de volgende tweederlei beteekenis hebi 3 ben-  ï34 DE VERI.IAKELYKE Gelyk blykt uit Albertus Schot, Heer van J'lacenls. Gerard van Vel' zen, bende onderfcheidene woorden: ,, Do„' miné St esfecurus: inimici tui fuoviter „ in'trabunt terram fubjicientur Do- mui tuce"; zoodanig verltond den Heer van Placents deze woorden, en dan hadden dezelve in onze taal deze beteekenis: „ Myn Heer! ïlel u „ te vrede, uwe vyanden zullen wel ,, met vreugde een inval by u doen; ,, doch zich aan uw huis vervallen „ bevinden". Doch even dezelfde reden krvgd eene tegenftrydige beduidenis, w anneer men maar alleen fommige woorden van malkanderen fcheid, en van een twee maakt, Hellende voor Homilie, Domi ne; voor fuaviter, fua vit er; en voor fubjicientur, fub* jicien tur (id est Igneonf) als dan zal 'er aldus ftaan: „ Dominestes fecurus, „ inimici fua viter intrabunt terram, „ & fubjicientur Domui tu£\ Dus is het dan in de unfpraak het zelve, doch heefc in den zin eene gantsch tegenftrydige beteekenis, gelyk uic de volgende vertaling blykt : ,, Weest t'huis niet zeker, want uwe vyan„ den zullen u geweldiglyk driemaal „ in het land va;len ; en u Hot in ,, brand fleken". En dit is hem ook inderdaad overkomen. Een ander voorbeeld heefc men, in den perfoon van Gerard van Pelzen, welke voorgenomen hebbende , om Gratif Flor is van Holland van kan c te helpen, over deze gewichtige zaak mee  TYDKORTER. 135 ■met een Toveraar raadpleegde, om te vernemen , of hy dezelve met hoop van eenige gelukkige uitkomst zoude kunnen aanvangen : daar op kreeg hy het volgend duister antwoord: „ 't Was wel van hem verzind"; welke woorden hy naar zyn welgevallen opvattende, en vervolgens in zyn kwaad opzet voortging. Dan hy begreep niet, dat het woord verzind ook op eene niet wel overdachte zaak toepasfelyk gemaakt konde woi' den ; of ook, dat men hem zoo veel ais den raad gaf, om voor den aanvang van zynen aanflag, eerst te verzinnen, of te overwegen, of dezelve een gffleden dan kwaden uitflag zoude kunnen hebben. Immers hy ondervond kort daar aan, dat hy een losbandig befluit genomen had: naardien hy de gevolgen zyner wraakzucht met den dood bezuren moest. Een zeker Bisfchop zich ook dus verre door zyne booze nature latende vervoeren , om met den vorst der duisternisfe te rade te gaan: ten einde zyn nakend geluk of ongeluk te weten te komen, kreeg ten antwoord, dooide mond van zeker Duivels dienaar. „ Dat hy een val van zeer hoog zuude doen". Dit begreep dien geestelyken in eenen lctterlyken zin, en verbeelde zich , dat hy daar tegens zorg genoeg draden konde , waarom hy nooit'eenig: trappen wilde opklim'i 4 men, En zeker Bisfchop,  ijö DE VERMAKELYKE Verdeeling van den inhoud,van de volgende gevallen. men : maar altoos beneden in het klooster bleef; op dat hy immers geen val van zeer hoog doen zoude. Maar evenwel kreeg de voorzegging zyne vervulling , hoewel in een ander opzicht; want kort daar aan wierd hem zyn 15isdom ontnomen , waar door hem dezelve indachtig gemaakt wierd, en hy uitriep: ,, de Tovenaar heeft niet ge,, logen , ik had van de hoogte des „ geluks, niet lager in de diepte des „ ong^vals kunnen vallen". Ooor.deze en eene meenigte andere duistere antwoorden, heeft de Duivel die menfchen , welke van hem toekomftige dingen begeerden te weten, doorgaans bedrogen. Thans zal ik, offchoon de Heeren IFysgeer en Leeraar reeds zoo vele voorbeelden hygebracht hebben , nog eenige andere gevallen verhalen : om uit dezelve eerst zyne voorwetenfchap ; na dat hem zulks door het Opperwezen eerst was geopenbaard geworden, of dat hy, als een duizendkunstenaar, zulks als natuurlyke gevolgen, en ook, daar hem de gewone wegen des Almachtigen bekend zyn, bad kunnen gisfen, of te weten komen, om daar uit, zeg ik, zyne kennis van toekomliige dingen openbaar te maken ; en vervolgens zyne bloeddorftigheid te bewyzen. De Joodfchen Gefchiedfchryver.F/tfvius jozephus, verhaald in zyne JoodJcbe (Jejcbiedenisfen Lib: iS. Cap: 4.. Fol:  TYDKORTER. 137 Fol: 235.b: en Lib: 19. Cap: 7. Fol: i^o.b; dac in hec 3611e jaar na onzes Zaligmakers Geboorte, (welk jaartal over een komc, roer dat het welk hy opgeeft j) Philippus Herodes ftierf. De jonge Agrippa, zoon van Aristobulus, begaf zich daar op naar Romen, zich vleiende aldaar zyne vurige begeertens te zullen verkrygen. Dan, hy vond zich in zyne hoop te leur gefield, enrichtede aldaar niets anders uit, dan dat hy door eene verfpillende levenswys, £gDp veel fchulden maakte, dat hy ten iaacften bankrot moe»t fpclen, en genoodzaakt was, na J u o je a te rug te keeren, zoo gantsch arm, dat hy zonder de onderfteuning zyner vrienden , van gebrek had moeten omkomen. Het geluk fcheen hem echter nog niet geheel verlaten te hebben , naardien hy, door het aanzien zyner gemalinne , eene aanmerkelyke fomme gelds te leen kreeg, waar mede hy naar het Eiland Capiieas, by den Keizer Tiberius trok, en van denzelven zeer wel gehouden wierd. Alhier leende hy nog al meerder geld, en maakte zich Caligula, die naderhand Keizer wierd, met het zeiven tot vriend. Het gebeurde op zekeren tyd, dut Caligula en Agrippa, wiens onderlinge vriendfchap zoo groot reeds geworden was, dat men dezelve voor onverbrekelyk hield , te famen in een karos rydende, zonder iemand anders by zich te hebben, dat de I 5 laatst-  138 DE VERMAKELYKE Wondertyice voorzeggingaan Agrippa laatstgenoemden beide zyne handen ten Hemel ophief, en met luide Itemme uitriep: „ O wilde God, dat den „ oude eens daar onder was, en oat „ ik u zag zitten, op den Keizerlyken „ Throon, zoo zou het in de waereld ,, beter gaan, en ik my geholpen vinden. De koetfier Eutiebus had een gedeelte dezer reden gehoord, en ontdekte het zelve aan den achterdochtigen en wantrouwende Tiberitts, by gelegi v heid , dat hy op zynen Heer vergramd was , uit hoofden hy van hem kwalyk gehandeld meende te zyn. Dit was genoeg, om Agrippa aanftonds gevangen te nemen, en met yzere ketenen te doen binden. Terwyl hy nu, in den grootften angst des waerelds, onder eenige andere gevangenen, voor het Keizerlyk Hof tegens eenen boom te leunen fcond, in afwachting, om naar de gevangenis geleid te worden, kwam 'er een Nachtuil op dien boom gevlogen, en zettede zich op denzelven, vlak boven het hoofd van Agrippa ter neder. Ken der gevangenen, een Duitfcher van geboorte zynde, dit waargenomen en 'er acht op gegeven hebbende , kwam naar hem toe , en fprak door een molck , de volgende woorden: „ Gy zult, na weinig tyds, „ uic deze elende verlost, en een „ groot en machtig Vorst worden. „ Maar zyt gedachtig, als gy dezen ,, Vogel nog eens zult zien, dac gy,  TYDKORTER. 139 „ op den vyfden dach daar na, zult moeten lterven". Ten dien tyde wierd deze voorzegging door Agrippa veracht, toe dac zy , in hec tweede jaar daar na , in het eerfte opzicht, hare vervulling verkreeg; want Tibe1 ius als toen dervende , en de- gedachte Ca jus Caligula Keizer wordende , zoo verloste hy Agrippa uit de gevangenis, en vereerde hern, in plaats van de yzere keten, waar mede hy tot nu toe gebonden was geween- eene goude van een evengelyk g^Wicbjc; zettende hem, vervolgens eene goude kroon op het hoofd, en hem Koning over de twee vorftendommen, welke voortyds Pbiiippus en Lyfanias hadden toebehoord, makende. Dus had de Duitfcber , of laat ik liever zeggen , de Duivel, door middel van denzelven , niet gelogen in hec ftuk zyner verheffing , gelyk hy ook niet en deed in de zaak zyn's doods, zoo als men hoortn zal. Want als dezen Agrippa Koning der Joden , in hec 44de jaar na Kristi Geboorte, den Apostel jacobus, toegenaamd den Groeten , had doen onthoofden , en ook Petrus in de gevangenis werpen, met voornemen, om met hem denzelven wech in te liaan, zoo trok hy naar Ceserea, om, ter eere van den Keizer, de viering van een groot Feest te houden; waar toe alle de Vorften en voornaamlle Heeren des Lands ge- d;n Zone Ariftobulus gedaan. Vervullinge in bet eerfte.  14-0 DE VERMAKELYKE En twee' de %edeel te van bei zelve. genoodigd waren. De daar toe beilemden dag geltomen zynde , zoo zettede hy zich op een kostbaar daar toe vervaardigd toneel, aangedaan met een kleed van goud laken , rykelyk met edele getleentens verfierd, om zich aldus aan een ieder, in zyn pracht en heerlykheid te doen zien. Welhaast waren 'er vele heillooze Hovelingen, en godvergete pluimflrykers, die hem van alle kanten toeriepen : „ dat hy ,, gee mensch maar een god was", te ge^k biddende: „ Dat hy hen ge„ nadig wilde zyn". Straks wierd dezen roep ook van anderen toegeitemd, door het zeggen: „ dac 'er vry meer ,, als iets menfchelyks aan hem was". Agrippa , in plaats van deze godslasterlyke huigchelary te beftraffen, betuigde 'er een welgevallen in te nemen door ze gaarne te hooren. Dan welhaast ondervond hy de menfchelyke zwakheid die hem bezielde, naardien hy, het hoofd opwaards heffende en op het boven zyn hoofd gefpannen tou w een Nachtuil ziende zitten, oogenblikkelyk van eene geweldige ontroering bevangen wierd : uit aanmerking der geloofgeving welke de vervulling van hec eerfte gedeelte der door den Duitfcber gedane voorzegging vereischce; omtrent het laatfte gedeelte van dezelve: naardien daar door zyne met harde fchreden naderende dood bekend gemaakt wierd. Althans hy gevoelde ter-  TYDKORTER. i4t tërftond, eene zoodanige pyn des ingewands, dac men hem van defchouw* plaats naar de Koninglyke zaal moest dragen, alwaar hy, na hec uitftaan van eene vyfdagige zeer fmertelyke ellende, zynen rampzaligen geesc opgaf. Gedurende deze zyne jammerlyke ziekte , beftrafte hy meenigmaal zyne pluimftrykers met dusdanige woorden: „Zie „ nu wat voor een god ik ben, die op „ deze wyze door de dood worde „ weggerukt". By deze en geene zoo oud>als ht* dendaagfche Gefchiedfchryvers, vind men, gevallen befchreven, die eigentlyk aan myn oogmerk voldoen , en meer en meer de gegrondheid myner gevoelens over des Duivels voorzeggingen te kennen geven. Zoo vind men by henlieden , welkers onderfcheide namen en fchriften, my thans zoo naauwkeurig niet te binnen fchieten , dat ik 'er eene aanwyzing van zoude doen, aangeteekend: Dat Marcianus dus wonderlyk zyne komst tot het Keizerryk voorzegd geworden is, in een tyd dat hec billyk voor de grootfte dwaasheid gehouden mocht worden, daar op de minfte gedachten te maken , dac men met de uitterfte omzichtigheid moet te werk gaan, om aan den Vorst der duisternisfe geene meerdere macht toe te fchryven, dan hem toebehoord; en uit alle die onbegrypelykheden, de vinger Gods van die  142 DE VERMAKELYKE d,ve. des Duivels te onderfcbeidenj "Wanneer hy namentlyk, zich op reis begeven had, om in den kryg dienst te nemen, zoo vond hy onderweg, eens dooden mans lichhaam liggen, het welk hy, uit barmhartigheid in de aarde begaven en bedekt heeft. Eenigen der voorbygangers zulks ziende, hebben hem aangeklaagd als een moordenaar, en uit dien hoofde wierd hy naar Phhippopolhn gevangelyk gevoeg door de Richters dier ftad verbond, door verfcheidea befchuldi„J, en was in groot gevaar om ter dood gebracht te worden. Dan tenzelven tyd wierd den rechten moordenaar aldaar gevangelyk gebracht . en van de misdaad overtuigd; waar door 1-larcianus in zyne vorige vryheid h':rfteld wierd. Deze vervolgd dierhalven zyn weg, naar de plaats, alwaar hy voorgenomen had, dienst te nemen. Hy wierd ook inderdaad onder een vaandel genomen, en in de plaats eens geftorven foldaats, Augustus genaamd, gefield, wiens naam hy aan nam. Het gebeurde op zekeren tyd, dac hy met het leger over land reizende , ziek wierd, en by twee broeders t'huis kwam te leggen, die Julius en Tatius hetedon. Alhier zyne vorige gezondheid weder gekregen hebbende, ging hy met deze beide mannon op de jacht, en eenigen tyd gejaagd hebbende, en daar door moede geworden zyn-  ■ TYDKORTER. 143 zynde, vielen zy op het veld in flaap. Midlerwyl kwam 'er een Arend, die over het aangezicht van Marcianm langen tyd zweefde, met zyne vleugelen hem verkoelde, en voor de hicte ;der Zon bedekte. Een der twee broejderen kort daar op wakker geworden ïzynde , heeft met groote ontroering dit wonder aangezien, en zynen broeder mede opgewekt, om het insgelyks te kunnen bemerken. Dit hebben zylieden genomen , voor een o-?regenfprekelyk voorteeken, dat hvtv. medgezel Roomsen Keizer zoude wordei : naardien den Arend deszelfs wapen is; en hem zulks, na zyne ontwaking, mede verhaald , en daar mede geluk gewenscht: daar en boven fchonken zy hem twee honderd goude penningen tot reisgeld , niets anders daar voor begerende, dan dat hy hen, na zyne verheffing, indachtig geliefde te zyn. Iets dergelyks is hem kort daar na op nieuw wedervaren , ten tyde hy in Africa van Genferico was gevangen genomen. Want nevens vele anderen, in het veld flapende, zoo is 'er wederom een Arend gekomen , die boven hem hangende en zwevende, hem voor de hitte der Zonne bedekt heefc, tot groote verwondering der geener die dit aanzagen, Koning Genfericus zulks zelfs gezien hebbende , is daar door aeweegd geworden, om Marciamis try te taten , na dat hy alvorens beloofd IVonder voortee■ ken, waar door Mercianusvoorzegd vjord, dat hn tot de •waardigheid van Keizer verheven zoude worden.  i4+ DE VERMAKELYKE Èn vervulling. Largius frocului Joofd zoude hebben, dac hy, A'wsrfJ geworden zynde, met de Wendalen inl vrede leven zoude. INiec lange hier nal is Keizer Tbeodofius geftorven, wiensl zuster Ptflcbaria, Martianus tot harenI man genomen , en daar door tot de Keizerlyke waardigheid verheven heefc. Van de dood des wreeden Keizer,of veeleer bloedhond , Domitianus, zyn velerlei voorzeggingen gedaan ,die hem meesc allen ter oorekwamen, Cn d(k>r gaans aan de voorzeggers een wreiJ fterven ter belooning verfchafte. Onder anderen verhalen Su'ëtonius en andere gefchiedfchryvers: dac zekeren Largius Proculus, in Duitschland zynde , den eigenlyken dag voorzegd heefc, op welke den dwangeland fterven zoude. De ftedehouder van dac gewest zulks ter öore gekomen zynde, en denkelyk een plasdank zoekende te behalen, heefc dien voorzegger gevangelyk naar Romen gezonden. Dan hy heefc, in de tegenwoordigheid des Keizers, zyn woord niet ingehaald, maar in tegendeel het zelve meer en meer bekrachtigd. Hier over wierd hy gevangen gezet, en bedreigd, met eene pynelyke dood , wanneer dien voorzegden fterfdag voorby zoude zyn. Doch wanneer men ondervond , dat hy de waarheid gefproken had, (door dien Domitianus op dien dag wierd omgebracht) zoo wierd hy in vryheid gefteld. Ook-  TYDKORTER. i45 Ook was 'er een voorzegger , Ascktario _ genoemd, die den dag en de manier des doods Domitiani voorzegd heefc, ja zelfs voor den Keizer befchuldigd zynde, in deszelfs tegenwoordigheid, zulks heefc durven ftaande houden. De wreedaarc dezen man leugenachtig meenende te maken, vroeg hem, „ wat dood zulc gy dan „ fterven". Ascktario antwoorde daar op : „ De honden zullen my eten". Straks heefc de Keizer bevole ■, dat. men hem buiten de poort b-.ngen, en tot asfche verbranden zoude. Dan echter konde hy de voorzegging niet leugenachtig maken, naardien'er, als men hem in Via Latini aan eenen paal gebonden, en door hec oncftoken vuur dood gebrand hadde, onvoorziens een grooten plasregen gevallen is, welke veroirzaakte, dat het vuur wierd uitgebluscht en de beul en omftanders van de gerechtsplaats zich begeven moesten. Zoo dra was de regen niet opgehouden , of 'er kwamen eenige honden, die, aleer iemand zulks beletten^ konde, den halfverbranden Ascletarium verfcheurd en opgegeten hebben. Dit wierd des avonds aan Domi* ttanus verteld, tot een fchrik van hem, en verwondering der genen die het hoorden. Zulks maakte hem J bevreesd , zoo dat hy zich in eene « kamer befloot, en niemand dan Stefa* ê ms, zynen voornaamften kamerling,1 K tot m Asclf arie. Junne oonegingenervuld*  10 DE VERMAKELYKE De voer- zegging van Cam byfes. ee: by nog ge boren was, vervuld. tot zich liet komen, die hem ook ombracht. Een voorbeeld van vroeger tyd, heeft men , onder anderen , in Cambyfes gehad, volgens het getuigenis der Griekfche en Latynfche Historiefchryvers, dat de van hem gedane voorzegging, eer hy nog geboren was, vervuld geworden is. AJiyages de laatfte Koning der Meden , in den droom gezien hebbende, dat uit zyn's dochters lichhaam een wynftok wies, die zich ever geheel Asr a verfpreide, vroeg daar over de wyzen en teekenbedieders. Dezen voorzeiden hem daar uit, dat 'er een Zoon uit zyne Dochter geboren zou worden, die het • gebied over geheel AsiëN verkrygen, en hem uit zyn Ryk verdryven zoude. Astyages , meenende in tyds de vervulling hunne voorzegging voor te komen, heeft zyne Dochter aan een vreemdeling van geringen afkomst en ftamme uitgehuuwd. Zoo dra was zyne Dochter ook niet van een Zoon bevallen , of hy beval aan Harpagus zynen vertrouwden dienaar, om dit Kind , met alle mogelyke ftilheid, te dooden. Dit bevel heeft dezen wel aangenomen te gehoorzamen, doch niet volbracht: maar naardien hy, vreezende, dat de Dochter van Astyages , na haar Vaders dood aan de kroon komende, hem over deze daad ftraffen zoude, het leven van dit Kind ge-  TYDKORTER, ï+f gefpaard, en niet alleen aan denoppérherder gegeeven, maar ook bevolen, om het zelve heimelyk onder andere boere kinderen op te brengen; zonder tegens iemand te openbaren , wiens kind bet was. Des herders vrouwe als toen ook even bevallen zynde, heeft haren man ernftig gebeden, om dit kind te mogen zien. Aan dit verzoek wierd voldaan , en van dat oogenblik kreeg de herderinne dezen vondeling even zoo lief als hare eiga fpruit; zoodanig, dat zy hem zoogde, en opbracht. Zoo dra was dit 'kind niet tot zyne mannelyke jaren gekomen , of hy wierd met des Hemels zegeningen begunstigd, zoodanig, dac hy eerlang in Haat was, om zynen grootvader AJïyagem re verdry ven, en den fcepter der Meden by die der Perfen te voegen. Ook word 'er als eene ware gebeurtenis verhaald , dat in het begin der achtfte eeuw, ten tyde van Rodericut. de laatfte Koning der Gatten, binnen de Stad Tolboo, in Spanone een kafteelwas, voorzien met fterke grendelen en floten, het welk federt eene reeks van jaren, door vele achtereenvolgende Koningen toegefloten wa« gehouden: om dat 'er eene oude voorzegging was , dat de opening van dit kafteel Spanone's ondergang veroirzaken zoude. Dan dezen Monarffh ëie voorzegging befpocteftde, en meiK a nen-  ï48 DE VERMAKELYKE Als mede die der verove ring van Spagnen door de Moren, nende , dat in dat flot een grooter* fchat verborgen lag, deed het zelve, tegens de wil zyner onderdanen, met geweld openen. Hy vond zich' in zyne hoop bedrogen , doordien 'er flechts eene toegeflotene kiste was, en in dezelve een wit laken, waar op de afbeeldingen eeniger Moren enArabiers ftonden, met hunne onderfcheide kleedingen , deze woorden 'er bygevoegd zynde: ,, Wanneer dit flot zal ,, geopend zyn, mag men als de aller„ zekerfte waarheid, vastftellen, dat ,, dit hier afgebeelde volk Spa nonen ,, eerlang overvallen , en veroveren ,, zal". De Koning vond zich hier over buitengemeen ontroerd, en deed het zelve flot weder, zoo als bevorens , toefluiten. Dan echter konde hy daar mede de vervulling der voorzegging niet voorkomen: naardien Julianus, een zyner Graven, zich door hem , ter oirzake hy zyne dochter verkracht hadde, beledigd vindende, uit wraakzucht naar Barbaryen vlood, en van daar een leger , uic Saraceenen en Arahiërs beltaande , in' Spangnen bracht v welke des Konings ondergang en de verovering dier heerfchappy te weeg brachten. In de gefchiedfchriften der Turken vind men aangeteekend, dat Ertucules de vader van Osman, of Otman, en llichter der heerfchappy onder den naam der Ottomannifche Por te algersa • ... meen  TYDKOR.TER. 149 meen bekend, op" zekeren tyd, volgens het gewone gebruik zyner landaart, een middagflaap nemende, een zeer zeldzaam gezicht in eenen droom gezien heeft; waar van hy, naar zyne ontwaking, aan Edabalus zynen vriend, en een onder de Mabomethanen, om zyne wysheid groot geacht man, kennis gaf, met deze woonden : „ My ,, dacht, dat de Maan haar fchynfel ,, uit uwen fchoot trok, en daar mede ,, mynen fchoot befcheen. Door wel„ ke kracht dier befchyning ftraks een boom uit mynen navel fproot, dié „ eene meenigte van landen , bergen „ en rivieran overfchaduwde; en uit „ de wortelen dier bbom hadden we„ der vele wateren hunnen oirfprong; ,, waar door vele hoven en wynftok„ ken bevochtigd wierden. Doch toen „ myne oplettenheid op het hoogst „ gevestigd was, verliet my den ilaap, ,, en tegelyk mynen droom". Na een weinig bedenkens leide hem Edabalus dien droom dus uit: „ Lieve vriend! „ u zal een zoon geboren worden, ,, dien gy Osman noemen zult. Deze ,, zal vele oorlogen voeren, overwin„ ningen behalen, en daar door zeer „ vermaard worden. Door hem zu}„ len uwe nakomelingen Heeren en „ Koningen der Aarde , en ons 'ge,, flacht aan den anderen vermaag,, fchapt worden. Myne dochter zal „ aan den roemruchtigen Oman uitK 3 ge- Droomt' uitlegging, aan Ertuculus gedaan. door Edabalus.  X5© DE VERMAKELYKE Ptorzeg' ging der verovering van dt nieuwe waereld. Satans bloeddorst in de vooi r zeggingen. „ gehuwd worden ; dit beduid het „ fchynfel dat uit mynen fchoot voort„ kwam, en u befchenen heeft, en „ daar uit moet dien grooten boom wasfchen". Dit is naderhand dus sefchied, en te zeldzamer, om dat de Maan het wapen der Turken is. Lange voor de verovering der InDiëN, hebben de bewoonders dier ryke waereld, meerendeels eene voorzegging van vader tot zoon overgaande, gehad, dat hun land, door eene vreemd» natie veroverd zoude worden, die henlieden van hunne vrydom berooven, en eenen anderen Godsdienst invoeren zoude. Deze voorzegging was door de Priesters op rym gefteld, en wierd op alle droefheidsdagen gezongen. Thans zal ik nog een weinig van de bloeddorftigheid des Duivels fpreken, die, behalven dat zy in alle zyne handelingen uitblinkt, ook in zyne voorzeggingen dikwyls plaats heeft. Ten tyde van Codrus, de laatfte Koning van Athenkn, wierd 'er d^or de Polcponnezers een bevigen oorlo* tegens de Atbeniënfers gevoerd. De eerstgenoemden deden aan den afgod Apolh te Delphos vragen, welken uitgang den kryg zoude nemen? Hier op kregen zy, tegens gewoonte, een duidelyk antwoord, naardien hen gezegd wierd „dat indien zy zich zouj „ den wachten, om den Koning der „ Atbe*  TYDKORTER, t& ,, Atbeners dood te flaan , ofTchoon „ zulks in hunne macht zoude zyn, „ zy als dan de zege behouden zou„ den. Doch dat indien hy kwam te „ fneuvelen het ongeluk op hun eigen „ kop vallen moest". Deze voorzegging aan den Koning der Atbeners ter ooren gekomen zynde, zoo heeft hy de vryheid des Vaderlands boven de liefde van zyn eigen leven gefield, en van dat oogenblik af allerlei middelen gezocht, om van de Poloponnezers gedood te worden. Ten dien einde verkleede hy zich in een bedelaars gewaad, en latende het hair des hoofds en den baard affcheren, om dies te beter aan de vyanden onbekend te blyven, zoo begaf hy zich ter ftad uit, en vervoegde zich in het Poloponnezifcbe leger; alwaar hy wel van niemand wierd aangezien, voor den geenen die hy was, maar ook voegde hem niemand leet toe. Dierhalven zocht Codrus oirzaak, om aan zyn eind' te geraken, en begon met fommige der krygslieden te twisten ; makende hen dermaten op hem vergramd, dat zy in hevigheid op hem aanvielen, en hem hec leven benamen. Zyn dood had wel haast de onheilen der Poloponnezers ten gevolg: naardien het krygsgeluk oogenblikkelyk veranderde, en (volgens de uitfpraak van het Orakel) ten voordeele der Atbeniënfers uitviel. Welke laatften, niet alleen groote overwinningen K 4 op De voorzeggingvan het Orakel, deed den Koning Codrus zich zelfs moedwillig door de banden der vyanden ombrengen,,  x$t DE VERMAKELY/KE Van drie beljche geesten aan Ma chabeus , ne Banquho Stu art verfchenen. op hunne vyanden behaalden , maar ook dezelve geheel verjoegen, en buiten ftaat ftelden , om in lange iets meerder op hunne welvaard te komen ondernemen. Offchoon velerlei nuttige bedenkingen, myn's bedunkens, het noodzakelyk maakten , om over de daad van dezen Monarch, en de voorzeggingen van deze en de volgende verhalen der gefchiedfchryvers, eenige overwegingen te maken , zoo zullen wy zulks echter thans niet doen; maar hec zelve tot de eene of andere gelegenheid befparen. ik vervolg dan: Als Macbabazus, een bloedverwant des Konings Duncanus van Schotland, op zekeren tyd, met Banquba Stuart, een dapper held zynde, door het woud.trok, om naar den gemelden Koning te gaan, zoo werden zy ontmoet, door drie vrouwsperfonen van eene bevallige gedaante, die allen, de eene na de andere , Machahaum groeteden, met dusdanig een naam, waar mede hem te gelyk de Koninglyke waardigheid voorzegd wierd. Banquho hier over jaloers geworden zynde, wende zich tot haar, en fprak deze woorden: ,, onaangezien gy my „ noch gunftig zyt, noch eenige ge„ lukkige voorzeggingen doed , daar „ dezen door ulieden de Koninglyke „ hoogheid word toegezeid, zoo groet „ ik u echter". Die gene der wy ven, wel-  TYD KORTER. 153 welke het allereerst gefproken had, gaf hem hier ten antwoord: „ Lieve I,, Banquho wy voorzeggen u al vry „ wat grooters; want uwen medgezel ,, zal wel regeren, doch met een ,, ongelukkigen uitgang ; vermits hy ,, niemand uit zyne erfgenamen den „ Koninglyken ftoel zal nalaten. Daar „ gy, alhoewel gy zelfs geen Koning „ zult worden, echter kinds-kinderen „ hebben zult, welken in eenen achtereenvolgende order het Ryk bezitten zullen". Na deze voorzeggingen zyn zy ftraks voor hunne oogen verdwenen. In den beginnen wierd deze voorzegging door hen beiden weinig geacht, tot dat, Macbabceus kort daar aan, tegens alle vermoeden. Koning zynde geworden: doordien Duncanus in een' flag was omgekomen, zy dezelve voor waarheid erkenden. Dan dit had de dood van Banquho ten gevolg , naardien Machabeus by zich zelfs overwegende, dat even, zoo als de vervulling der door de drie wyven gedane voorzegging , omtrend zyne verheffing had plaats gehad, men ook vertrouwen konde , dat dezelve , in het ander opzicht , mede gebeuren zoude. Waarom hy van dien tyd af, naar hulpmiddelen uitzag, waar door dezelve mogelyk nog voorgekomen zoude worden : namentlyk door den dood van Banquho. Hy nodigde dierhalven, op zekeren avond dien krygsK 5 man,  15+ DE VERMAKELYKE Toen Dio cietanus fi'echts een gemeen foldaat •caas, wierd hem door eene Waar- zegfter de Keizer* hke man, met deszelfs eigen zoon Flean. cbes genaamd, ten maalcyd, en deed den vader ombrengen. Hy meenden het ook den zoon te doen, doch deze vond middel, geholpen door de duisterheid des nachts, om te ontkomen. Machahieus wierd na eene redelyke lange regering , door Macalinus den derden, zoon des Konings Duncanus van kant geholpen ; en , na verloop van verfcheide geflachten, is de kroon eindelyk geraakt, en gebleven aan en in den ftam van lianqubo Staart. Onder andere Schryvers , die over den Romeinfchen Keizer Diocletianus en zyne verwonderlyke verheffing gefchreven hebben , is ook den onderzoekenden Gottfried. Uit verfcheidene zyner, deswegens opgegeven voorzeggingen , en hunne vervullingen , zal ik deze bybrengen: Dat ten tyde dat Diocletinnus nog een gemeen krygsknecht was, hy eens in zekeren herberg by Tongeren in Nederland kwam. Alhier dong hy zeer naauw met de waardin over het geene hy verteerd hadde; waar over eene daar by (taande vrouwe dit hoorende, hem zyne gierigheid verweet: Diocletianus antwoorde laar op in fchimp : „ Ais „ ik eens Keizer ben, zoo zal ik mil„ dadiger zyn". De waarzegfter hervatte daar op : „O fpot daar niet „ mede. O Diocletianusl naardien gy „ inderdaad Keizer zult worden, zoo „ dra  TYDKORTER. 155 ,„ dra gy een wild zwyn (in de La-: ,,, tynfctae Taal Aper noemt) gedood „ zult hebben". Deze woorden nam de krygsman in eenen letterlyken zin op, zoodanig, dat hy, van dien tyd if, op het yverigfte betrachte , hoe hy wilde varkens op de jacht zoude moge-n ter neder vellen. Dit gelukten hem doorgaans, maar daarom verkreeg hy echter, de kroon ni-t op het hoofd. Ticitus wierd na Auribianus , en na Proclus eindelyk Carus Keizer , derhal ven Diocletianus begon te wanhopen, en geitadig by zich zelfs te zeggen: Ik fteek gedurig de wilde zwy,, nen , en echier is den buit v >or ,, eenen ander". Eindelyk als Numerianus door Aper om het leven was gebracht, en dezen laatften hem als een ftrafwaardigen voorkwam , zoo herinnerde hy zich den naam van Aper, en bracht denzelven ora , onder het uiten dezer woorden : ,, Nu heb ik „ eindelyk het rechte zwyn getroffen". Over deze daad wierd hy fraksvanhet krygsvolk tot Roonisch Keizer uitgeroepen. Historifcbe Cbronyk, fol: 380. Terwyl de Keizer Falens re A ntiodikn was, kregen eenige tovenaars ' onder welke Maximus Libarius en Jamblicbus, mede genoemd worden) grooten lust, om te weten, wie na den genoemden Keizer de kroon in het Oosten zoude dragen. Zy richteden ten dien einde, "hunne toveryen dus- vaardigbeid vooriegel. En vervulling.  156 DE VERMAKELYKE Manier van eeni ge Toove rairs, om te weten •wie 'er na Vu lens re geren zouae, Vorjlen en byzondere perfonen, hebben zich ook nog van genoema woru , en nier in Deuaat, aac men dusdanig toe, dat zy alle de letteren van het ABC, in eenen ronden kring op de aarde fchreven, en op elke letter een garftekoorn leiden. Daar na lieten zy eenen door hen, op zekere vvys bezworen Haan binnen komen, en in den gemelden omkring loopen, die alle granen op at, behalven alleen de geenen, welke op deze vier letteren, 0EOA dat is Theod, lagen: Toen wisten zy even zoo veel als te voren, naardien 'er vele namen waren , die met Theod begonnen. Over deze daad vertoornde de Keizer zich zoodanig, dat hy alle deze duivelskunstenaars deed gevangen zetten, en daar na om. het leven brengen. Dan , hier bleef het nog niet by. Want Falens van een irgwanenden en onmedogenden aart zynde , liet alle de genen , welkers namen met Theod begonnen, als Theo-' iojius, Theodorus, Theodu/us, en zoo voorts, by den kop vatten, en een ^root deel derzelven onfchuldig ombrengen. Echter heefc hy den rechten man niet kunnen treffen, vermits Theodofius toch, na hem in het Oosten geregeerd heeft. Groote Vorften en byzondere Perfonen, zoo in als bniten het Kristendom , hebben zich dikwils van eene andere wyze van voorzeggingen be-> diend, namentlyk van zulk eene, die; foor de geleerden Sortes Vergiliance.  •TYDKORTER. i# 1 men den Bybel of hec geestelyk Wecboek van eens yders Godsdienst opflaande , de eerde woorden , die in Hec oog vallen, voor eene voorzegging houd. Uic velen zal ik, om daar over ook iets te fpreken, Hechts twee voorbeelden bybrengen, ten bewyze, dac dusdanige voorzeggingen ook hunne vervullingen gehad hebben: my alleen omtrent het Kristendom bepalende. Meest alle de franfchen, zoo oude als nieuwe gefchiedfchryvers, in het volgende geval overeenkomende, zoo bepaal ik my tot geen een byzonder, maar wys den Heer Weetgierige tot allen , om het zelve uitgebreider te onderzoeken. Tiebout , den zoon van den ftrydbaren Tiebert, Koning van Vrankryk, ' na eene korte regering overleden zyni de, delde tot eenigen erfgenaam aller ;zyne Ryken, deszeïfs oudoom Clotaris :aan, die uit dien hoofde vele vyanden ' verkreeg. Cbram , volgens het getuigenis van ieenigen , den bastaard, doch van de fgeloofwaardigden , den rechten zoon ivan Clotaritts, was, mee den Tytrtl van 'Koning, volgens een oud gebruik, alle des Konings kinderen gegeven wordende , en Herroch over het Hertogdom Guié'nne, toe Landvoogd aangefteld geworden. In die hem toever- ( itrouwd beduur gedroeg hy zich zeer é kwa- Pïrgi/i' anee bediend omvoorzeggingen te bekomen. Tihout Held Clotaris lot Erfgenaam zyner Ryken aan. 'bram edraagt  158 DE VERMAKELYKE ziek kwalyk in zyne Land voogdy, en vlucht naarChitdebertKoning van Parts, die kort daar aan lïerft, kwalyk; waar door zyn vader bewo» gen wierd om hem toe zich te ontbieden : ten einde hem, door eene fcherpe beftrafring, in het vervolg zyn plicht beter te doen betrachten. Dan, dezen kwalykgezinden zoon, dit bevel niet achtende, nam de vlucht naar zynen oom, den Koning van Parus, Cbildehert genoemd, welke hy wist, dat,., door de even^emelde erfenis, een onverzoen'yken vyand van zynen Vader geworden was. Dezen Vorst onthaalden hem wel, en haalde hem tot het omaart befluit over, om nimmermeer met zynen Vader te zullen verzoenen. danig zocht hy met alle de bloedverwanten van zynen broeder te doen, om daar door gezamenderhand in ftaat te zyn, denzelven uit zyne bezittingen te verdryven , of ten minften alle mogelyke fchade toe te voegen. Reed» had hy eene gegronde hoop verkregen, van zyn oogmerk te zullen bereiken, toen eene fchielyke dood hem buiten ftaat ftelde, om zyn verfoeijelyk voornemen ten uitvoer te brengen ; en daden te plegen, waar voor de natuur een afgryzen heeft. Chram dan de hoop, welke hy o^ dezen zynen oom gefteld had , door deszelfs overlyden in rook hebbende zien verdwynen, vertrok weder naar het hem toebetrouwd landfchap, en deed de onderdanen een onverdragelyken overlast aan , zonder dat 'er ech-  TYDKORTER. iS9 echter iemand , uit hoofde van het ontfag waar in hy hen hield, klachtiff over hem dorst vallen. Om nu des te beter tegen zynen vader beftand te zyn, trouwde hy Cba/tbe, de dochter van Willichaire , Hertog van AquiTANiëw, een zeer dapper Heer; met wiens hulp hy den geen , aan wien hy, naast God, het leven verfchuldigd was, het oorlog aandeed, in een : tyd, dat denzelven in eenen zwaren 1 kryg met de Saxen gewikkeld, en dus buiten ftaat was, om zynen onnatuurJyken en moedwilligen zoon teftraiTen. Dan, daar de nood hemperstte, zo d hy zyne andere zonen Cbaribm tot Ujuntcbram tegens hunnen ont'aarten broeder. Deze te Auvergne gekoiinen zynde, verftonden dat hy in i. r m o s i n was; waar over zy hem [tot aan Mont Noir volgden, en ^Jeger nevens het zynen opgeflagen Ihebben deden opeisfchen. Dan, dit 'was hy niet gezind, maar gaf in tegendeel ten antwoord: „ Dat hy een goed „ onderdaan van zynen vader wilde „ blyven; doch echter niet befluiren „ konde, om van de landen, welke » m™* "f"1 cer befturing gegeven had, „ atltand te doen". Dus maakte zich een yder tot den ftryd gereed, in imeening, door het zwaard zyne begeerte te verkrygen. Doch het Godlyk Opperwezen, naar het menfchelyk begrip gefproken, zyn afkeer van een der- Cbram in zyn Land* voogdy terug ge keer d zynIe, trekt tegens zy* ten t'ader 'en ftryde,  i6o DE VERM AKELYKE De flryd word verhinderd. dergelyk onnatuurlyk bloedvergieten willende betoonen, deed onvoorziens een ongemeen zwaar onweder, uic Blixem, Donder en Hagel beftaande, ontitaan; waar door een yder genoodzaakt was , om zich weder naar zyn leger te begeven. De godloozen Cbram inmiddels zyne macht tegens die zyner broederen vergeleken hebbende, en zoo het fcheen, zich tegens henlieden niet beftand vindende, deed een gerucht verfpreiden, dat hun vader in een veldflag, tegens de Saxen gefneuveld was. Charibert en Chuntchram zu\ks geloovende, en daar door zeer vó-.hrikt geworden zynde, keerden ter^ond weder te rugge, naar Bourgogne; tot aan Chalons, op de Saöne, van Chram gevolgd zynde, die dezelve ftad vermeesterde, en vervolgens zyn weg op Dyon nam. Dus ging het dezen onnatuurlyken zoon naar wensch. Dan evenwel, (om tot hec oogmerk waar toe ik deze gefchiedenis verhaal, te komen) in die ftad gebeurde hem eene zaak die hem van zyn godloos voornemen had behooren te doen afftaan: om de vervulling der nakende ftraffe die hem bedreigd wierd, ware het mogelyk , voor te komen. Tetrio, den Bisschop van Langres, als toen bv geval te Uyon zynde, beval drie zyner Clerquen, om de misfe voor Koning Cbram te zingen , ora daar uit, volgens het gewone gebruik dier  TYDKÖRTER. 15 dier bygeloovige tyden als eene voorlegging te beramen , welk geluk ol ongeluk den Vorst te wachten had. Dezen het heilig Bybelboek op hei Altaar gelegd, cn God gebeden hebbende, om Zynen wil, door deszelfs woord te openbaren , floeg de een het boek der Propheten op, en vestigde jmst het oog op deze plaats: „ Ik „ zal zyne vastigheid omwerpen, om dat hy, in de plaats van druiven, " fn bilden wyngaart voortgebracht hn^T V D,e-anderen °Pende an boek der Zendbrieven, en las daar < deze woorden: „ Gy wee-t wel br" e' „ oers .' dat den dag des HEERE „ komen zal, als een dief in den nacht. „ Wanneer zy zullen zeggen, wy zyn „ in vrede en verzekerdheid, ziet als „ dan worden zy fchielyk van de dood „ overvallen; zy zullen dezelve niet „ ontkomen, n:ec meer als de barende vrouwe hare weedommen". Uit het Ü-vange mm wierd, door den derden VOe0ntghoraHht;- " ÜiG -oord niet „ en noord die zal gelvk zvn PPn „ dwaas menfche, die zyn huis op h\z „ zand genmmerd heeft; de flagreVens „ zyn gekomen ; de llroornen 'zyn „ overgMoopen ; de winden hebben „ gewaaid tegens het zelve huis: en » het is gevallen , ende zyn val is hVKn°°C ^,Weesf'- Cbram, alhoewel ny niet naliet ontroerd te zyn ver. gaste echter den Sisfchop^Vg ein- r Wóndert voorzeggingenvan zynen viderjang.  Verzoekt en verkrygdvergiffenis. Nieuwe vlucht van henn [6a DE VERM AKELYKE eindigen der misfe en de gedane voorzeggingen, des middags buiten de ftad., zynde het hem niet toegeftaan , om met zyn volk binnen dezelve te huisvesten; waar na hy zyn tocht vervolgde, en het geheele land onder fchatting ftelde. Dan eindelyk na lang ginds en herwaards getogen te zyn, geen nieuwen onderftand verkrygen kunnende, zoo was hy genoodzaakt, om aan zyn vader vergiftenis te verzoeken , die hem, op eene gunstige wys wierd toegeftaan. i Doch doordien de doorluchtige aff? .ast van zyne huisvrouw, of laat men liever zeggen, het vermogen harer bloedverwanten, hem nieuwe vyandfchap in zyns vaders hof baarde, begeefd hy zich met haar op nieuws ter vluchte naar Bretagne, by den Graaf Coanabe, die zyne vrouws zuster getrouwd had: onder voorwendfel, dat men zyn leven belaagde. Clotarius door deze nieuwe vlucht van zynen zoon , vergramder dan de eerftemaal zynde, en deszelfs kwaad voornemen bemerkende, vergaderd zyne krygsmacht en trekt hem achter aan. Den onnatuurlyken Cbram, met een goed getal Bretoenen verfterkt zynde, vond geene de minfte zwarigheid, om zynen vader gewapenderhand tegen te trekken. Hy had zich tegens over denzelven gelegerd, en had de aannadering van den nacht zulks niet verhinderd, had  TYDKORTER, 163 had hy oogenblikkelyk flag geleverd Inmiddels had Coanabe, uit een foor van menfchelykheid, die hem belet tede, met een volkomen zin, dadei te plegen, waar voor de natuur yst of toe te laten dat zy gepleegd wier den, wanneer hy zulks beletten konde, aan Cbram onder het oog gebracht! hoe ontaart het was , dat een zoor tegens zynen vader dreed , dat eer kind, het leven aan hem, die het hem. naast God , gegeven had , zocht te benemen; hem overdies verzoekende, om alleen, met zyn heir, tegens CJotarius te mogen fJag leveren. Üa.! dien overgegeven booswicht wilde da&*£o,3 geenfints verdaan ; maar voerde" 'les morgens, zyn heir uit ten dryde. Clotarius, na alvorens het alzienend Opperwezen yverig gebeden te hebben , dezen moedwilligen zoon te draffen, zoo als hy weleer den wederfpannigen Abfalom had gedaan, ving den dryd met zulk eene ongemeene dapperheid aan , dat den Graaf welhaast genoodzaakt wierd , de vlucht te nemen; en het ongeluk had, om in dezelve geilagen te worden. Cbram, zich naar de fchepen, die hy ter vlucht gereed gehouden had, begeven willende, wierd met vrouw en kinderen achterhaald, en gebonden voor zynen vader gebracht.. Deze met rede op, hem vertoornd zynde , gebood in de t hitte zyner gramfchap om hen alleen < h 2 ini c 1 Stryd met zyn Vader '.n krygd ie neder'aag. '-érvuling der 'Oorzeg' 'ing.  164 DE VÉRMAKELYtfE in een vervallen huisje te brengen, en aldaar op een bank uitgeftrekt, te doen verworgen , en vervolgens tot asfche te verbranden. Dus wierd dezen ont'aarten zoon door zynen vader rechtvaardig geftraft: en alhoewel eenige gefchiedfchryvers zulks wreed willen noemen , zoo had hy myn's bedunkens geen lichter vonnis verdiend, dan door vuur verteerd te worden: die door zyne gruwelen, het vuur der ouderlyke liefde reeds lang had uitgebluscht. Het tweede voorbeeld der vervullingen van dergelyke voorzeggingen, ^'•f-ft men , onder anderen, in den r><- ffoon van Florls den vyfden van dien naam, en negentienden Graaf van Holland; wiens daden men by de gefchiedfchryvers , in het breede befchreven, kan vinden, en wiens doodverkondiging , en de oirzaak waarom hy wierd omgebracht, zoo kort als mogelyk is , door my verhaald zal worden, ter onderrichtinge van Weetgierige , die daar door aangefpoord kan worden , om de lotgevallen van alle de Graven, die Holland geregeerd hebben, en vervolgens de merkwaardige gebeurtenisfen, welke in zyn vaderland zyn voorgevallen te onderzoeken. Op Kersdag van het jaar der genade 1295. (fommigen geven een vroeger, anderen een later jaar op.) deed de ge-  TYDKORTER. 165 gedachten Graaf, binnen 'sGravenha6s, by hem ten hove komen, veertig der eerbaarlte en rykfle huislieden, die in den lande van Holland te vinden waren. Met dezen hield hy open hof, en floeg ze vervolgens tot Ridders, hen daar benevens een wapen gevende. De oirzaak van zulk eene plechtigheid aan dergelyke perfonen verricht wordende, was deze : dat de Graaf, gedurende eenige achtereenvolgende jaren , in de oorlogen, door hem in Vlaanderen en Vriesland gevoerd, vele RidcJbrs, Edellieden en Schildknapen verren hebbende , thans dit verlies dooi die huislieden eeniger mate had befloten te vergoeden. Dit wierd door de oude Ridders en Edellieden zeer kwalyk genomen, als zulks voor eene vermindering hunner waardigheid en voor- > rechten aanmerkende: zoodanig, dat zy, geen ander middel ter voldoening' hunner wraakzucht hebbende, den Graaf daar over befpotteden , en, onder eikanderen , der Boeren God noemden. Heer Gerrit van Pel/en, dit voornamentlyk fpytende , verkreeg, of had, volgens anderen, reeds verkregen, eene andere oirzaak van haat en wraakzucht op den Graaf. Want deze zyn broeder, om zekeren misdaad hebbende doen onthoofden, hield hem zelfs meer dan een jaar lang gevangen, en hy wierd eerst in vryheid gefteld, L 3 wan- Graar Floris V. /laat XL boeren tol Ridders. Waar iver by in, •jeracb•ing by de Edellielen komt.  i66 DE VERMAKELYKE Gerrit van Velfen d'ocr bem mishandeldzynde, befluil , ften vyand, een wreed en bloeddoek';man zynde , zyn rapier uitgecrokkena? en den Graaf, mee hec zelve, een en twintig wonden gegeven , zich vervolgens, denzelven voor dood latende liggen, binnen het huis te Kroonenburg met der vlucht trachtende te bergen. De ontzetters toeloopende, vonden hunnen Heer genoegzaam dood, echter den adem nog flauwelyk halende. Terwyl nu eenigen hem, met groote' rouwklachten , uit het water togen vervolgden de anderen de mooVdetiaars, en brachten de zulken, die zy vongen, in de tegenwoordigheid des Itervenden Graafs, met eene pynlyke dood om het leven. Vervolgens brachïi1 -5y ,hunnen Heer op het huis te Mutdenlerg, alwaar hy, op den a6fte L 5 >• Hy werd door Gerrit van Velfen om let leven gebracht.  Straf van Gerrit van Vel' fen, enz. i7o DE VERMAKELYKE Julyits , den geest gaf, na dat hy< over de veertig jaren, de landen, zoo door zyne voogden als zich zelfs, wel en loffelyk geregeerd had. Hy wierd door zyn zoon , jonker Jan , in de regering gevolgd. Vervolgens wierd het huis te Krooncnburg door de Graaf van Kr.kef belegerd, en ingenomen; waar door de Edelen , die daar binnen gevlucht waren, gevangen genomen, en' binnen verfcheide fteden in Holland gerecht wierden. Den hoofdaanvoerder van dit lakenswaardig ftuk, Gerrit van Velfen wierd naar Leiden gevoerd, en aldaar, met zware pyniging0vvcer dood gebracht: naardien hy naa!i°!en levendig in eene groote ton wierd gefloten, die vol yzere nagelen was, welkers fcherpe punten naar binnen gekeerd waren , en alzoo de geheele Had door, over de ftraten gerold. Hier na wierd hy onthoofd en op een rad gezet. Ja allen die hem beftonden tot in het negende lid, en welken men in handen krygen konde, wierden geradbraakt, en alle hunne goederen , even zoo als de zynen, verbeurd verklaard. Ook wierd het huis te Kroonenburg, tot den grond toe, geflecht. Om nu, myne Heeren! dergelyke voorzeggingen als de laatstgemelden zyn, voor werken des Duivels te houden , is, myns bedunkens, wat te voorbarig geoordeeld, Dan, de over-  TYDKORTER. 171 weging daar van, laat ik, by de eene of "andere gelegenheid, den Heere Leeraar over, naardien het reeds meer dan te laat geworden is , om over meerder onderwerpen te handelen. Reiziger. Alhoewel 'er reeds zoo veel ovei de lisien des Duivels, in zyne voorzeggingen blykende, gelproken is, dat!, ten ware de onderrich* ting die men daar door aan den Heer Weetgierige gedaan heeft, zulks zeldzaam, om niet te zeggen, in fommige opzichten, noodeloos zoude fchynen, zoo zal ik echter by de eerstvolgende byeenkomst , met u lieder believen, myne Heeren! van de wyze fft'ékèn waar van de priesters of zoogenaamde toovenaars, der, onder de kroon van Rusland ftaande volkeren, van SiBERiëN, Kamïs ch atk a enz. zich in het doen van voorzeggingen en anderen, flechts in fchyn en uit een louter niet met al beftaande Ceremoniën, bedienen; zoo als my zulks op de te rug keering van myne reizen, zoo mondelyk als fchriftelyk door den Heer Johan Georg Gmelin , eertyds Profesfor te Petersburg, en thans Profesfor in de Schei- en Kruidkunde op de Hoogefchole te Tubingen, op myn verzoek is verhaald en medegedeeld geworden, genoegzaam overeenkomende, met het door dien Heer uitgegeven, en thans reeds in hec Nederduitscn vertaalde werk, gety- teld:  172 DE VER.MAKELY/KE teld: Reizen door SiBERiërr, naar Kamtschatka van 'c jaar 1733. l°z .J74-3* op allerhoogst bevel harer Rusfifche Keizerlyke Majesteic, gedaan door de Heeren Frofesforen G: Gmelin, L: de Lisle de la Croyere , en Ger: Fr: Muller enz. Om ulieders geheugen daar door te verfrisfchen , en indachtig te maken , die verblindheid, waar mede die verdoolde volkeren , den Vorst der duisternisfe, in de dagen van het helderfchyneod licht des Euangeliums, eene eere bewyzen, die hem niet toekomt; ook om Weetgierige daar door aan te fporen, Wm de ichrifcen der Reizigers te onderzoeken : ten einde de wonderen des Almachtigen, zoo veel te beter te weten te komen, en vervolgens door dien weg opgeleid re worden, tot het betrachten dier deugden , welke hem zelfs, een geest- en tydelyk geluk toebrengen, en zynen evenmensch vorderlyk zyn kunnen. DERDE BTE EN KOMST. fflysgeer. Naardien ik de reisbefchryving waar van de Heer Reiziger op het eindigen der voorgaande byeenkomst gefproken heefc, nog niet gelezen heb , zoo betuige ik denzelven, dat het voor myn perfoon aangenaam zal zyn, wanneer hy zyne bei. lofte naarkornt. Rei-  TYDKORTER. 173 Reiziger. Offchoon de Rusfifche Kriscelyke Religie de heerfchende in byna geheel Sibericn en Kamtschatka is, zoo word 'er echrer die der aloude bewoonders , mede geduld. 'Er zyn, wel is waar, eene meenichte van dezelven die toe het Grieksche geloof zyn overgegaan , en zulks nog dagelyks doen; doch deze nieuwelingen zyn, nog zoodanig aan hunne oude bygeloovigheden vastgehecht, dat men nauwelyks eenig onderfcheid tusfehen hen en hunne nog ongeloovige medebroeders beipeurert kan. Waar van voornamentlyk deze twee redenen gegeven kunnen wo*'den: eerst, dat de plechtigheden van hunnen Godsdienst zoo meenigvuldig zynde, en zy zulks meerendeels voor een onbetwistbaar teeken der uitmuntenheid van denzelven aanmerkende, uit dien hoofde geen fmaak in eene andere Religie, waar in die minder gevonden worden, ([offchoon, even als de Rusfifche , met nog zoo vele ceremoniën opgefmukt zynde) kunnen krygen: doordien de Vorst der duisternisfe hunne zinnen tot nogcoe overweldigd , houd, en hen geftadig de belagchelykhéid van den Godsdienst hunner over- • weldigers aantoond. En eene tweede, om dat de gierigheid der IVahvodes of ftedehouders meerendeels zoo groot is, dat dezelve hen, voor alle andere beweegredenen onovenedelyk maakt; of ^oorafrpraak tot bet volgende.  174 DE VERMAKELYKE of hen niet nauwkeurig genoeg de levenswys der zoogenaamde leermeesters van het verblinde volk na deed fpeuren. Immers zy hebben hunne eigene priesters, bezweerders eh tooveraars, die hunne kuren nog even op die wys verrichten, als ten tyde, dat hu vaderland nog onbekend aan de Rusfcben en de geheele waereld was. 1 lier van geeft onder andéren getuigenis , de reeds gemelden Heer Joban Georg Gmelin , door het doen van een verhaal der narrenpoetfen waar door de Duivel, door middel der geestelyken van dit volk, het zelve in Z'/tie macht gekluisterd houd. En uit hem, zal ik by yder foort van het zelve , een verhaal der hem voorgekomene kuren doen, op de volgende wys: Te Siryrs , het laatfte der Wotjackifcbe Dorpen, deden de gedachte Heeren Profesforen , desmaals nog by eikanderen zynde, (zoo als men vinden kan in het Ifte deel hunner reizen pag 72.) een Doua, of een foort vaa priester dier volkeren by zich komen, met den welken, wanneer zy iets van het Goddelyke voor te dragen hebben, doorgaans te rade gegaan werd , en hier in beftaat de grootfte plechtigheid hunner Godsdienstverrichtingen, die dus van weinig belang is; doende voor het overige hunnen God, die zy Jumar noemen, en wiens verblyf zy in  TYDKORTER. 157 in de zon Hellen , weinig eer aan. De Profesfor Muller aan dezen Dona gelegenheid willende geven, om zyne kunlten te toonen , maakte hem wys, een zilveren beker verloren te hebben, en dac hy gaarne wilde weten waar zulks gefchied was? De Dona, wiens eigenlyken naam Ifcback was, nam daar op een weinig rooktabak in zyne hand, roerde dezelve met zynen vinger om, mompelende eenige woorden, en onderrichte vervolgens, dat de beker op de vorige verwisfelplaats vergeten was. De huiswaard van hec laatstgemelde dorp, aldaar nog tegenwoordig zynde, wierd deswege'ts zeer bekommerd , en wenschte, dat de Trofesforen dezelve te rug deden halen. Dit ftrekre tot groot vermaak van dezelven, naardien zy hier uit de loosheid van dezen man merkten, die zich wel verbeelden kon, dat men zulk een verren weg niet te rug zenden zoude; en bygevolg door dit antwoord eensdeels 'den waard van het vorig dorp, welke zyn geloofsgenoot was, en anderdeels de by dit fpel tegenwoordig zynde bediendens dier heeren, buiten verdenking wilde Hellen : naardien hem onbekend was, dat het voorgewende verlies des bekers ongegrond was. De Heer Profesfor Muller nog verder begerig zynde, zich met dezen misfelyken waar- of laat men liever zeggen leugenzeggtr te vermaken, klaag- Den Dona der IVotjakken , zyn manier van voorzeggen.  176 DE VERMAKELYKE Zyn geneesmiddel om dc pyn in de zyde te verdijven. i 1 ( i klaagde hem, dar hy groote pyn in de zyde had , en wel eens wenschte te weten , of die pyn haast ophouden zoude , en of men dezelve niet verzachten of verdry ven konde? Hierop nam hy weder zyne tabak, roerde die «Is vorens in de hand, en vraagde naar oen naam van den zieken ; waar op men hem een verkee-den naam noemden. Zyn antwoord was, dat dezelve by een Tartarifchen Abisz (zoo veel als een Leeraary gaan moest, welke hem, door iets uit den Alcoran voor te lezen genezen zoude. Doch de Heer Muller verzoekende om door hem zelfs geholpen te worden , zoo eischte hy eene fchaal met brandewyn en na dat dezelve hem gegeven was' roerde hy ze met een mes lang om' mompelde 'er eenige woorden by, en gaf toen de fchaal aan deze Profesfor op dat hy 'er uit dronk. Doch deze aad daar geen trek toe, maar verzogt in tegendeel den Dona, dat hy in zyne alaatfe drinken zoude. Deze deed julks, als denkelyk een liefhebber van irank zynde, op eene gretige wyze, ;n vervolgens uitfnraak , dat de pyn velhaast minderen zoude. Vervolgens vierd hem gevraagd, wat voor wöorlen hy binnen 'smonds had uirgefpro:en, waar op hy ten antwoord gaf, lat de genezing vruchteloos zoude yn , wanneer dezelve openbaar ge~ naakt wierden. Men deed hem nog ver?  TYD KORTER, tft verfcheide vragen, waar door hy zoodanig in de war gebracht wierd, dac ,hy naar een goed heenkomen zocht, zich door verzoeken noch bidden langer willende laten ophouden.' In het dorp Gadswa, gelegen aan den oever der riviere Kondoma, deden de Profesforen den Kan of toveraar der Tartarifche bewoonders van het zeiven tot zich komen , om wat te tooveren, (met zie pag: 227, Ifte deel.) Deze liet zynen toovertrommel brengen, welke de gedaante eener zeve, en op de eene zyde, een overgefpannen vel had. Aan de ope zyde hing een dwarshout door het midden, het welk in zyn midden wat dunner .was , doordien de Kam het op die plaats vast hield. Aan beide kanten van dit handvatfel was hec veel dikker, en als een beker uitgehold, zoo hec fcheen, om de klank te vermeerderen ; de beide punten weder wac dunner en driekantiger zynde. Dwars door dit houten handvatfel, doch niet midden door, naardien de trommel anders niet vast zoude hebben kunnen gehouden worden , ging eene yzere naar, aan welkers eene zyde vier, en aan de andere vyf uitgeholde (tukjes yzer hingen. Daar was maar eenen trommelftok by, die uic niets .anders dan een ituk van een gedroogd, en te famengehechc hazenvel, waar aan allerlei bandjes en andere beuzelingen M ge-  178 DE VERMAKELYKE De kam der Gade vuafcbe Tartaren %yn gut chelfpel. gehangen waren , beftond. Na dat tien Kam de trommel en de ftok was gegeven geworden , fprak hy eenige woorden in zyne taal, brommende als een beer, liep als onzinnig rondom, zette zich neder, maakte vreesfelyke gebaren met zyn lichhaam, verdraaide de oogcn en lloot ze fomtyds toe, als of hy in eene verrukking was. Na dac het fpelen dezer Comedie omtrenc een kwartier uurs geduurd had, nam een ander perfoon zyne trommel weder weg, en de tovery was gedaan. Hem wierd naar de beduidenis van dit alles gewaagd , waar op hy antwoorde: dat, wanneer hy de Duivel naar toekomftige dingen wilde vragen, hy altoos op deze wyze te werk ging, doch dat hy dit alleen tot zyn vermaak gedaan , en bygevolg thans de Duivel niet gefproken had. Door hun verder vragen , kregen zy 'er eindelyk zoo veel uit, dat de menfchen hunnen toevlucht tot hem namen , wanneer zy iets verloren hadden , toekomttige dingen, of iets van hunne afwezende vrienden wilden weten, of van hunne ziektens genezen zyn, enz. Dit alles wist de Kam hen wys te maken, dac hy doen konde, en ook, dat hy dooT zyne bezweringen den Duivel aanroept, die hem altyd des avonds, in de gedaante van eenen Beer verfcheen, om hem te openbaren het geen hy weten wilde. Echter moest hy fomtyds  TYDKORTER. iT -tyc!s van denzelven veel lyden , ei ■,\vierd niet weinig van hem geplaagd (Inzonderheid op zoodanige tyden, al ;hec hem minst gelegen kwam, zoo ai by voorbeeld in den flaap. Zyne ge ijmeente verzekerde, dat hy dikwili ;plotlelyk uit denzelven opfprong, et vreesfelyk fchreeuiyde; waar door bj . zyn geheim verftand met den duivel aai wilde toonen. Hem wierd al verdei ;;gevraagd, waarom hy zich in alles nies liever tot God wende , als de geve! ;alles goeds zynde? waar op hy ant^WQorde: dat diergelyke menfchen als l-hy en zyne gemeente was, niet andeir van God wisten, dan dat hy gca doed, ook zelfs aan den geenen, dk hem niet eens daarom bidden; waarom rzy hem niet een.s behoefden aan te bidden , daar zy in tegendeel dubbelde reden hadden, om den Duivel ke verseeren , op dat hy hen geene fchade itoevoegen zoude , terwyl hy niets ,anders bedoelde , dan den menfchen kwaad te doen. Dat Godtwel toekomende dingen voorweten kon, doch dat hen onbekend was, hoe zy die van Hem vragen moesten. Deze Tartaren •zyn werkelyk reeds zoo verre in hunne ^verblindheid gevorderd , dat zy fomwylen groote tonnen biers, ter eere van den Duivel brouwen , en in de lucht en tegens den wand fpatten, en hem dus offerhande doen. Zoo dra zy in doods nood zyn , hebben zy eene M 2 sorg, 9 s i i Deze Tartaren of. feren den Duivel.  i8o DE VERMAKELYKE i zorg , die even zoo gewichtig als zy < is, zoo flecht word voorgekomen. Zy vreezen namentlyk , dat hunne ziel aan den Duivel ten deel zal vallen: waarom de Kam de trommel roeren, en in het vriendelyke een vergalyk mei den Duivel moet zien te treffen. Dan wanneer men;hen vraagd, wat hunn< ziel is, en waar zy heen vaard, zot weten zy het een noch het ander, al leenlyk begerende , dat dezelve nie aan den Duivel komt. Zy verbrandei of begraven hunne dooden; ook leg gen zy dezelve wel op de boomen, ei geven ze aan de vogelen des hemels tei fpyze. De Profesfor Muller tracht den toovertrommel van den Kam t krygen, het welk denzelven gantsc' niet naar den zin wa?, zich daar ove zeer bedroefd toonende. Doch toev 'er evenwel om aangehouden wierd verzogten byna alle de bewoonder van het dorp, dat men daar van afzie zoude: vermits zy allen met den Kat zoude verloren gaan. Doch om hen lieden de onwaarheid van dit denk beeld aan te toonen , volharden z nog des te yveriger in hun verzoek tot dat de trommel eindelyk ovërgege ven wierd. Doch de listigen Kaï hield , zonder dat men het merkte om zyne gemeente te blinddoeken iets van den ftok , en twee der va binnen gefloten zynde yzere rammel te rug.  ÏYDKORTER. i8r De Profesfor Muller liet binnen de ftad Kusnktska nog verfcheide Tartaren halen, waar onder twee Kamt waren, die in huis tooveren zouden. De een ontfchuldigde zich, doordien iy de kunst nog niet recht verltond. Doch de anderen des te beter, welke sok de beroemdfte van dien gantfche landftreek was. Hy was ten eenenmaal kreupel en mank , en trachte «en ieder wys te maken , dat zulks ioor toedoen van den duivel veroir:aakt was. Echter verfprak de boosvicht zich zelfs naderhand, en maakte >yn voorgeven tot leugen: want wan^ leer hem verder gevraagd wierd, in velk een tyd des ouderdoms hy dus «ngelukkig was geworden, zoo gaf hy en antwoord, dat zulks van zyn tien-.ie jaar reeds geweest was, en dus oen hy nog niet eens Hexenmeester 'as. Hy fcheen anders een rustige ■ent te zyn , en wist ook zyn werk vel aan te leggen. Zoo dra was hy iet in de kamer gekomen, of hy zeie, reeds alvorens geweten te hebben, ■ac hy ontboden zoude worden. Zyn rommel was veel fraaijer dan eene er voorgaanden, en van buiten met ouleuren befchilderd. Men bracht em in den hof achter het huis, om Idaar zyne kunst te toonen. Een van et gevolg der Heeren Profes/oren, ie geen vader of moeder meer in even had, zeide, om hem te toetfen, M 3 dat  *8a DE VERMAKELYKE Voorzeg■gingenvan een Kusnetkafcbe Kam, dat hy dezelven, uit Pktersbud. o vertrekkende, gezond en frisch gelaten , doch den vorigen nacht zeer bènaauwd gedroomd had, dierhalveri vreezende, dat hen eenig ongeluk bejegend wss, zoo ze niet alreeds waren geïtorven; verzogt hy hem te zeggen, wat 'er van de zaak was? Hier op begon de Kam zyne trommel te roeren, vreesfelyk te fchreeuwen en te brommen , makende daar by wonderlyke gebaren , nu eens zoo ftyf als een ftok zynde, vervolgens alle zyne leden trillende, en zich dus, met een woord, ais geheel razende aanlïellende. Die omtrent een kwartier uurs geduurd5 hebbende, gaf hy zyri trommel over, en deed, met een gemaakt gezicht, de Uitfpraak, dat de ouders nog gezond en frisch waren , 'er ter bevestiging by voegende, dat men zulks wel met zekerheid gelooven mocht. Vervolgens liet men hem nog een kunstje doen. Een ander van het gevolg zcide: dathy, gedurende zyn verblyf in Tob ols ko , voor dat hy te bed ging, een ring op de tafel gelegt, en des morgens opftaande, dezelve gemist en tot heden toe nog niet weder gekregen had. Hem wierd dierhalvetf gevraagd, waer dien ring was ? offchoon dit geval, even als het voorige, verdicht was, nam de Hexen Meester echter, na eenige woorden binnensmonds gemompeld te hebben, een bosje met  TYDKORTER. 183 ftokjes, ter groote van zwavelftokken , waar in 49 houtjes waren. Hy vroeg naar den naam des geenen, die den ring toebehoorde , waarop een verkeerden opgegeven wierd. Vervolgens trok hy vyf houtjes uic zyn bosje, en dezelven aan een zyde gelegd hebbende, fpeelde hy met de anderen, dezelve herwaards en derwaards werpende, en nu aan het eene en dan aan het andere trekkende. ÜNiet lang had dat guigchelfpel gediend, of de uitfpraak wierd gedaan, dat hy zich verwonderde, dat de ring nog niet wedergegeven was, zeggende, dat de perfoon die ze had, denzelven gaarn? wilde weder geven; maar zich des fchaamde. Thans moest hy zeggen, of de dief een mans- of vrouwsperfoon was, en of de ring haast wederkomen zoude. Hier op wierd het fpel hervat, en het antwoord was, dat zulks een mansperfoon gedaan had; doch dat hy denzelven haast wedergeven zoude. Wyders vroeg men hem, wat zyn fchreeuwen, gedurende het trommelen beduid had ? hy antwoorde, dat hy alle Duivels geroepen had: de overige vragen beantwoorden hy even als de vorigen, behalven dat hy de Duivel als eene fchaduw befchouwde, die wat van hem af aan de westzyde om hoog geftaan had. Hier op gaf hy zyn trommel en ander gereedfchap over, en uic was het fpel. Dit hexen oftooveren word hier te land en in de Rusfifche M 4 taal  18+ DE VERMAKELYKE gedaante der Scha mans va;, de Burgten* taal Kamlat genoemd, afdammende van het woord Kam, In de Udinskoi Ostrog lieten de Profesforen drie Scbamans der Buratifcbe volkeren, in de Buratifcbe fpraak Bö genaamd , by zich komen. (i. deel pag. 319.) Deze hunne kleederen alleen, waren om de zeldzaamheid, op zich zelfs in ftaat, om een onverfaagd rnensch een fchrik op het lyf te jagen. Zy beftond in een lederen rok, die hier en daar met adelaars en uileklaauwen, en overalmetyzerbehangen was, waar door de rok eene ongemeene zwaarte verkreeg en wanneer 'er meê gegaan wierd, zulk een geratel en geruisch maakten,dat het voor een levendigafbeeldfel der, om in de gemoederen fchrik en vrees te verwekken, aangewend wordende behulpmiddelen van den Duivel, zeer gemakkelyk konde doorgaan. De Schaman's-Mms had de gedaante van die eens granadiers, loopende dezelve van boven fpits toe,en met adelaars- en uilenklaauwen beftoken zynde. Deze drie vreesfelyke Scbamans kwamen des avonds te gelyk, om dat, maar hun voorgeven, de wonderen, die zy ftonden te verrichten , niet over dag gefchieden konden. Zy verkezen den hof, alwaar de Profesforen ftonden, en een vuur aangelegd was, tot hunne toverplaats. Men begeerde, dat zy alle drie te gelyk wouden toveren ; doch zulks was, volgens hun  TYDKORTER. 185 hun zeggen, onmogelyk. Eindelyk begon de een zyn trommel te roeren, welke byna zoodanig als de reeds voormelden was; behalven dat hy wat grooter was, en de trommelftok naar een handborftel, waar aan een eekhoornsvel in plaats van de borftels gelymd was, geleek, üe plechtigheden kwamen met de vorige toveryen overeen, namelyk, dat zyuit een louter bedrog en niet met al beftonden. Naby den berg Sannoi-Muis, in de Bratskifcbe taal Zurkuzu, QReeberg~) genoemd, gingen deProfésforen(men zie pag: 7.) eene (zogenaamde) tover?s bezoeken, welke het, na eenige jaren herwaards zich van die kunst op hare wyze bediend te hebben, thans zoo ver gebracht had, dat de Bratsken haar als eene godinne aanbaden. Men verhaalde van haar, dat de vorige onderüadhouder Scboiubou,nz dat hy van hare bekwaamheid in het voorzeggen van toekomende dingen, ongelovelyke zaken had hooren verhalen, begerig wierd, om haar te zien, en haar ten dien einde by zich had doen komen, en begeerd,dat zy hem van zyn aanftaande noodlot het een of ander bekend maken zoude. Hier op had zy haren tovertrommei geroerd, en na het eindigen van hetzelve en, het daar op volgende ondervragen, den onderftadhouder eenige dingen van weinig belang gezegd. Deze hier niet mede te vrede zynde, had haar latenbeM 5 duu- Toveres (eSan/tti* Muis.  186 DE VERMAKELYTKE Befcbry ving der zeld zanmho den in de juae van den Tai fcha ge vonden wordende. duiden , dat zy vrymoedig het geen zy ontdekt had, openbaren zoude ^zonder eenige de minfte vrees voor ftraf te hebben. Op deze verzekering had zy voorzegd,dat de onderftadhoudereerlang , in ketenen gefloten, naar eene verafgelegene plaatfe gevoerd, aldaar onthoofd zoude worden. Doch deitadhouder had zyn woord niet genouden, en de voorzegfter tot loon, acht dag n lang in de gevangenis gezonden, doch eindelyk weder losgelaten. De Profesforen nu ook begeerte hebbende , om deze toveres te zien, ve rzochten aan dertTaifcba (die de overflen dei aan dien berg wonende volkeren, en wiens grootmoeder het was) om haar te zien. In zyne jurte, of woonplaats, zagen zy in voorraad, vele dingen , die in de andere jurten niet en waren. Want in dezelve hingen rondom vele vodden en lappen, die, zoo men zeide, ten deelen om de afgodsbeelden, en ten deelen,om den een of anderen nieuw aankomenden Kam te hekleeden. Doch het waren geene volkomene kleederen; maarzoo als reeds gezegd is, enkel lappen en ftroken van allerlei foort,die men omhangen konde: zynde de meeste, omtrent anderhalf elle lang, en een hal ven voet breed. Het bo"enfte deel was een driehoek van zwart fluweel, waar op eene figuur in ie gedaanteeenerkroon, en in dezelve vyf kruisfen, alles van fohmjauka (dat er-  T Y D K O R T E R. 18? ergens in het werk zelfs befchreveiv word.) genaaid waren. Aan het boven einde dezer kroone was een draad, waar aan een duk van zwart fluweelgenaaid, met gouddraad tot de gedaante eener flang gewonden, en eene hal va elle lang zynde, vast was. Van het beneden einde hingen eenige ftrepen van zyden dof, ydere ftreep uit vier anderen , van onderfcheidene verwen die aan eikanderen gehecht waren , beftaande. Eenige zyde draden hingen van elk ter neder; en onder aan den driehoek hing, op iedere zyde, eenekwast van zwarte draden , die van boven een koraal had, en tusfchen deze waren drie breede dikke en lange dropen van het zelve foort als de bovengenoemden , welken, met den driehoek de geheele lengte van de ftrook uitmaakten. Aan een anderen was geene flang te zien, echter kwamen ze, in het algemeen met eikanderen overeen. In deze jurte ontdekten zy ook een kastje, en begeerden dat men het zelve zoude openen: naardien het in zoodanig een hoek dond, dat zy vermoeden, eenige dingen, tot het toverhandwerk behoorende, daar in te zullen vinden. Ook zagen zy zich in hunne meening niet bedrogen: naardien het vol was, van eene meenigte lompen en vodden, waar in allerhande werktuigen der gochelery gewonden wierden ;als vuurftee* nen  ï88 DE VERMAKELYKE De Toveres wil bare kunst niet SoMsen. «en, kleine (tukjes van rooden bloedfteen , anderen van zwarten, die zy donderfteenen noemden, en een foort van kleine roode pillen, die van rood t»ascb gemaakt fchenen, dienende dit alles volgens hun zeggen, om de zieken te genezen: zy bekeken ook nog, een zak van Woelock (.waar van men de belchryving in de aanteekeningen vind) die in een hoek der jurte ftond. Deze was vol Goden van die (lof, van allerlei foort en zeer lomp gefneden , hebbende fommige loode oogen, die des begerig waren, behoefden flccbts een ltuk woelok van boven wat rond , vervolgens wat fmaller en langwerpig te fnyden; het bovenfte rond beduide het hoofd, en op dat 'er ook beenen aan zouden zyn, fneed men 'er, van onderen, eensfmal (tukie uit. Daarmede was die god voltooid. Vervolgens lieten de Profesforen zich door den Taifcba, in de hutte zyner grootmoeder brengen. Daar in komende, zagen zy een wyf van meer dan tachtig jaren, welke niet alleen de gedaante, maar ook de (tem van eene affchouwelyke toverkol (achtervolgens de befchryving die bygeloovige lieden, daar van gedaan hebben, en nog dagelyks doen.) had. Men verzocht haar, om eens te toveren ; doch zyzeide: dat federt dat Scbolubou haar te Irkutskoi had laten komen, zy niet meer getooverd had: vermits hare krachten 'er te zwak  TYDKORTER. 189 «wak toe waren. Door geene beweegredenen was zy daartoe over te halen; zelfs wilde zy van hare daden, dia door de gantfche landftreek voor wonderen uitgebazuind wierden , geen woord hooren fpreken. Hare jurte zag 'er byna even zoo uit, als die van den Saifcha , en was ook met zoo vele vodderyen en fnorrepypen behangen, enz. De twee Profesforen Gmelin en Muller, hadden, voor hun vertrek, uit de ftad Nerts chinsk 01, nog het vermaak, om het gochelen van een* Tunguifcben Schaman dezer kndftreek te zien. (2. deel pagina 37.) Hy kwam, op hun verzoek, des avonds, en toen men van hem begeerde, dat hy zyne kunst zoude toonen, verzocht hy, dat men den nacht afwachten zoude, het welk hem wierd toegeftaan. Toen 'het nu omtrent tien uren geworden ■was, bracht hy hen eene wurst buiten de ftad op het veld , en maakte aldaar een groot vuur, waar zy zich rondom moesten nederzetten. Vervolgens trok , hy alle zyne kleederen uit, tot op de , naakte huid,en deed zynen Schamans-; Rok aan, waar aan op iederen fchou- ; der, ter meerdere fcfirikverwekking, een takkigen yzeren hoorn was vastgehecht. Men vroeg hem naar de oirzaak, waarom hy geen trommel had? waar op hy ten antwoord gaf, dat de duivel hem-uog niet bevolen had, om den- ïedaante >an eenen rungucben Schaman,  *9° DE V E R M AK E Lr K E denzelven te gebruiken. Zulks doed, •naar hun gevoelen, de duivel ook ■niet, voor dat hy befloten heefc, den naauwften ommegang met den Schapman te plegen; en wel is het den opperften duivel die zulks bevelen moet. Vele duivelen zyn 'er nog volgens hunne gevoelens, waarvan een iedere Schaman zyn eigenen heeft; welke doorgaans echter kleine duiveltjes zyn: zoodanig, dat een geheel heirleger derzelven op verre na zoo veel -vermogen niet zoude hebben , dan den opperften Duivel in zyn kleinen vin.ger, heeft. Met deze inleiding begon deze toveraar zyne kunlïen. Daar op wandelde hy, in den kring die de toezienders uitmaakten , met eene fiere houding, rondom het vuur. Vervolgens begon hy de helfche muzyk, door het ratelen en rammelen zyner yzerwerken. Eer dat hy echter nog aan het werk ging, moedigde hy hen aan, om dac geene vast te gelooven, dat hy op onze vragen zoude antwoorden, verzekerende, dat zyn duivel hem nog nooic bedrogen had. Offchoon de Profesforen en hun gevolg wel voor zyne duivels niec en vreesden, verzochcen zy hem echter, dat hy, gedurende zyn toveren , hen met zyne yzere werktuigen niet zoo kort langs de ooren komen zoude. Eindelyk begon hy te fpringen en te fchreeuwen, waar in welhaast eenige an-  TYDKORTER. iot anderen hem navolgden: naardien hy nog een paar zyner geloofsgenoten had medegebracht, die zich, zonder dat men het gemerkt had, in den kring geplaatst hebbende, met hem zongen , op dat de duivels zulks des te beter hooren mochten. Na dat hy na nog vele grappen en grillen gemaakt had, zeide hy, dat de duivels reeds tegenwoordig waren , en vroeg dier■halven, wat men van hen begeerde re weten? men Helde hem, zoo ah voorheen, eene verdichte vrage voor.; waar op hy zyne kunften begon, en de anderen hem hielpen. Doch de uitkomst bevestigde het gevoelen, dat .alles bedriegery wbs. IVysgeer.' Om de Heer Reiziger, in het, tot het uiteinde toe4 verhalen der bygeloovige en beklagenswaardige godsdienst-plechtigheden der volkeren van Siberien en Kamtschatka, niet te veel te vermoeiën, en ook , om niet te lang over een en hetzelve foort van (toffe te fpreken, verzoek ik hem, en de andere Heeren, die nog over de listen des fatans, eenige voorbeelden voornemens waren by te brengen, om zulks tot eene andere gelegenheid uit te (lellen. Inmiddels i zullen wy thans eenige overwegingen . over het een of ander van het voor'verhaalde maken; latende aan den 'Heer Leeraar den voorrang, om over 'den Godsdienst, dien dn wrikbaren ftand- 'nleiding ot het lolgende.  DenCodsdienst een jleunpilaar, der behoude ■ nis. van bet menschdom. voor -102 DE VERMAKELYKE ftandpaal ter behoudenis van het menschdom, het een of ander voort te brengen. Leeraar. Uit de voortgebrachte bewyzen der bedriegeryen van den Vorst der duisternis^, blykt het, in allen opzichten, op de duidelykfte wyzen, dat er geen volk zoo woest en beestachtig is, dat niet den een of anderen Godsdienst heefc, waar door het m toom gehouden, en de indrukielen eener Almacht in elk redelyk lchepfel bewezen word. De Religie immers is den grondflag, waar op den vvelttand van eiken byzonderen ftaat der maatfchappy gebouwd is; en zoo lange die bevestigd blyft, zal ook, zoo lange de waereld duurd, het redelyk menschdom, van het onredelvk dierendom onderfcheiden, en boven het zelve verheven blyven. De ervarenheid heefc, van ouds af, dit gevoelen bevestigd, en zelfs voorbeelden opgeleverd, dat zoo dra eene byzondere monarchie oïRepublicq flechts den Godsdienst, door welkers betrachting zy bloiënde geworden was, verliet, en een anderen , die erger was, of meerder de wellusten dezes levens gedoogde, omhelsden, zy ook daar door haren ondergang veroorzaakt heeft. Het was daarom dat de We,. wetgevers hunnen gefmeden Godsdienst, naar den aart van het land en deszelfs bewoonders waar  TYDKORTER. 195 "Voor ze beftemd was, gefchikt hebben. Dan échter moet 'er onder* fcheid gemaakt worden, tusfchenreen ouden valfcheri, en nieuwe, rechten en beteren Godsdienst, naardien zulk een als de laatfte is, niet alleen den welvaard niet doet ophouden, maar ook met den zegen des Hemels be'gunftigd word; .dit getuigt ons Va* derland, en andere naburige Vorftendommen. Om nu tot het eerfte weder te keeren:-zoo heefc men onte* genfprekelykè voorbeelden, in de kinderen Jada en Ifra'èh, dat zo lange zy den, door hunnen grooten Wetgever Mozes, op het onmiddelyk bevel van het alwys Opperwezen opgerichten Godsdienst bleven omhelzen, ook zoo lang hunnen welvaard beftendig, en hun ryk bloeiende bleef. Alle zegeningen zyn, met onverbrekelyke ketenen aan de Religie vastgehecht, tot dat het de Goddelyke voorzienigheid behaagd, om daar omtrent andere fchikkingen te maken. Onder het Heidendom had dit ook plaats, en wel zoodanig, dat den Romeinfchen dichter Horatius den bloei van zijn Vaderland aan.Godvrucht toefchreef. Zoo als uit dit zeggen blykt.' ,, U Heerfchappy ftrekt breed en » wydt, ;, Om datgy zeer godsdienftig zyt", N En, Opgehelderd met voorbeelden,  194 DE VERMAKELYKE die bet vëêf en tegen der enderbouding van eenen ouden aantonen. , En, offchoon verfcheide Staatkundigen van oordeel zyn , dat de middelen , waar door de Romeinen, byna de geheele waereld t'ondergebracht hebben, fterkte en loosheid zyn geweest, fchynd echter Cicero van een ander gevoelen geweest te zyn, als hy zulks aan de befcherming van den ouden Godsdienst, in het een of ander zyner werken, toefchryft. Het was ook de les die de wyzen Micanes aan Keizer Augustus gaf, dat hy door allerlei middelen, eri ten allen tyden, den Godsdienst zoude bevorderen, door daar in zelfs voor te gaan, die anderen te doen betrachten, en volItrekt geene nieuwigheid of verandering in denzelven te gedogen: doordien daar uit niets anders dan oproeren en allerlei foorten van onheilen te wachten waren. Ook is di: laatfte eene zaak, die God alleen toekomt, ter uitvoer te brengen, en uit de gevolgen die dezelve heeft, kan men ook oordelen, of het een Goddelyk dan Menfchelyk werk is. Wanneer eene overheid zulks een van beide ontwaar geworden is, dan ftaat het aan haar; om 'er dusdanige maatregelen voor of tegens te nemen, als zy het nuttigst voor hare onderdanen Dordeeld te zyn. Op het einde der Mozaïfcbe regering, of laat ik liever zeggen, toen den geheelen ondergang des Ifraëlitifchen Godsdiensts naby was,  TYDKORTER. 195 was, zoude men de voorzichtigheid van de Joodfcbe Overheid hebben moeten pryzen, indien terizelven tyd hare hardnekkige voorbedachtzame onwetenheid henlieden niet des ta laakbaarder gemaakt had. Want daar dezelve (zoo als men in het IV. en V. Capittel van de Handelingen der Apostelen lezen kan) de voor het volk predikende Apostelen, onder zware bedreigingen, verbood, om meerder in den naam van Kristus Jezus te leeraren, en, toen zy niet gehoorzaamd wierd, henlieden, buiten de tusfchenfpraak van den wyzen Gamaleël, had doen ombrengen, zoo betoonde zy, daar mede, geneigd te zyn, voor den welftand des gemeens zorg te dragen, door ten dien einde, alle de hinderpalen, waar door denzelven geftoord konde worden, uit den weg te willen ruimen. Dan echter daar zylieden als uitleggers der wetten , en onderzoekers der gewyde voorzeggingen, even zoo veel in dezelven ervaren behoorden te zyn als hunne eerampten hen boven het gros des volks verheften: zoo betaamde het hen niet, onkundig te wezen, dat de Middelaar der waereld, reeds gekomen, en door hen omgebracht geworden was; en uit dien hoofde was het eene nieuwe misdaad by de reeds gepleegde te voegen, om, was het mogelyk, de gevolgen van N a het  196 DE VERMAKELYKE het lyden des Zaligmakers, te trachten voor te komen. 'Er kan ook nog eene andere beweegrede plaats hebben, welke het niet alleen billyken, maar ook noodzakelyk maken kan , dat men van een ouden Godsdienst afiland doed, en daar tegen een nieuwen aanvaard, Namentlyk dan, wanneer de reden, en het gezond verftand de belyders van denzelven overtuigd, dat hunne Religie eene valfche Religie is; dat hunne voorouders gedwaald hebben; en dat men door de verdere onderhouding van dezelve, noodwendig geen deel aan de eeuwige belooning der deugden hier namaals krygen kan; en ook wanneer het wetboek, dat zy zelfs voor het waarachtige houden, aantoond, dat zy ongelyk hebben, in hunnen Godsdienst voor den waren te achten. Het eerfte is, door het welbehagen des Almachtigen, de Heilige Apostelen te hulp gekomen, om het verblinde heidendom tot de rechte kennis des lichts te brengen; en het laaste om een groot gedeelte der aanhangers van den Antichrist te overreden , tot het omhelzen van een' Godsdienst, die, of in allen opzichten kristelyk en op Gods woord gegrond was, of daar toe ftrekte, óm den mensch met meerder ontzach dan in den voorgaanden, het Opperwezen te doen eerbiedigen. Doch buiten deze twee overredende beweegredenen mag men  TYDKORTER. 197 men volftrekt geen Godsdienst verlaten , waar in men geboren en opgevoed is: naardien zulks anders de nadeeligfte gevolgen heeft, ja fomtyds den ondergang van een geheel ryk of gemeenebest veroirzaakt. Vele Heidenen zyn ook van dit gevoelen geweest, en den Dichter Horatim fchreef de elendigheden, welke Italien overgekomen zyn, aan de ver? achting der Religie toe, gelyk uit dit zyn zeggen blykt: „ Wanneer de Goden, in 't verfchiet, „ Den Godsdienst zagen enden: „ Zoo bragten ze, aan 't Hejperifcb'e ,, gebiedt, „ Veel jammer en ellenden". Ook is het eene ontegenfprekelyke waarheid, dat de Godsdienst, in het gemeen, het menschdom beveiligd, en de t'famenwoning op aarde dragelyk en mogelyk maakt. Zonder de „ Religie , zegt zeker Schry ver, zou,, de de mensch veel veiliger by het „ wildfte en verfcheurendfte gedier„ ten , kunnen wonen, dan by zyn's „ gelyken". En, op eene andere plaats: ,, den eenen mensch is een „ wolf voor den andere". By overgegevene goddelooze menfchen is het dikwyls de vrees voor tydelyke ftraf niet, welke hen in ontzag houd, en belet, hunne gruwelyke voornemens N 3 ten  198 DE VERM AKELYKE ten uitvoer te brengen; maar veeleer die voor de eeuwige pynen. De Middelaar des Vredes geeft daaraan by Mattb. io:vs. 28. Zyne toeftemming, als Hy zegd : dat het eene ontfagverwekkende vrees is, die men meerder heeft, en hebben moet, voor hem, die ziel en lichhaam te gelyk verderven kan, dan voor die geenen, welke flechts het lichhaam dooden kunnen. De Religie heeft haren oirTprong aan de vrees te danken, en zy word ook door dezelve onderhouden en vermeerderd. En zoo noodzakelyk als 'er eene tydelyke ovrigheid wezen moet, die over de minderen te gebieden heeft, even zoo noodzakelyk moet 'er eene eeuwige Mogenheid wezen, welke door de wetten, het zy ook, op welke wyze, gehoorzaamd en geëerbiedigd word. De eerfte heeft van de laaften haren oirfprong: waarom het haar plicht is, desfelfs dienst te bevorderen, te meer daar zy dus doende, veroirzaakt, dat men haar als Gods itedehouderesfe op aarde aanmerkt, en vast fteld, dat men haar ongehoorzaam zynde, ook Godt niet vreezen kan: 'er zyn in den mensch twee natuurlyke vurige begeertens en gevolgen, waar door wy eerst op de altoosdurende gelukzaligheid en vervolgens op den tydelyken welvaard hoopen. De eerfte, offchoon ze hem, voor het grootfte gedeelte  TYDKORTER. 199 gefproken, niet altoos zich zelfs doed aanfporen, om dezelve door het betrachten der deugden, die daar toe opleiden kunnen, deelachtig te worden , verwekt toch in het harte eene eerbied voor het Goddelyk opperwezen, die de betrachting eeniger zedelyke middelen, namelyk getrouwen en eerlyken wandel, veroirzaakt en de maatfchappy tegens vele hagchelyke gevaren, waar in zy omkomen en Vernietigd zoude worden, beveiligd. De laaste maakt de onvolmaakte woonplaats aangenaam, en vergenoegd, en offchoon men, aan de eene zyde, bekennen moet, dat denzelven de yerachtelykfte, en gruwelykfte ondernemingen te wege brengt, moet men echter aan de andere zyde, wederom erkennen, dat zonder denzelven het menschdom wel haast kwynen en vervallen zoude. De eerfte kan zonder dekennis en dienstbetrachting van een Opperwezen geen plaats hebben; dewyl zy dikwyls de tweede veroirzaakt of 'er door veroirzaakt word. De Religie is de oirzaak van allerlei deugden, doch voornamentlyk, van de liefde en eendracht; dus van het beftaan en de duurzaamheid van allerlei foort van Regeringen , zy zyn dan opperhoofdig of in handen der voornaamften des volks. Ik heb reeds aangetoond, dat zulks dus is, en dus wezen moet, en zal 'er thans nog byN 4 voe-  aco DE VERMAKELYKE Voegen, dat 'er geen zoó naauwen en onverbrekelyken band van vereeniging, tusfchen eenige dingen plaats heeft, als men tusfchen het groot geheim der koningryken en ftaten, en het gevaarte van den hoop des menschdoms, ik meen den Godsdienst, aanmerkt. Het is ook eene overtuigende waarheid, dat, eene zoo zeer als! de fterveling den dood onderworpen is, ook zoodanig de Ryken en Gemeenebesten zulks der vernietiging, zouden zyn; ten ware de Godsdienst hen onderfchraagde. Zy moeten wel is waar, mede der Goddelyke voorzienigheid onderworpen zyn, dat is te zeggen: dat, wanneer hunnen ondergang befloten is, zulks door geenerlei menfcbelyke hulpmiddelen belet noch voorgekomen kan worden ; maar buiten dit laafte, leerd de ondervinding dagelyks,dat eene dusdanige regering het langfte duurd, onder wiens beftuur den Godsdienst meest geacht en bevorderd word; daar in tegendeel eene zoodanige, waar in ze niet gevonden of geacht word, naby haren ondergang gekomen is. Dit is ook het gevoelen der Heidenen, en het geen dat Horatius in het reeds opgenoemde vaers fchynd te bedoelen. Men weet ook, dat geene Staten noch Republicquen, van hunne duurzaamheid verzekerd kunnen zyn, indien zy niet, door allerlei foorten van midde- lea  T Y D K O R T E R. 201 len de befcherming des Almachtigen trachten te verkrygen; dus fpreekt het dan van zelfs, dat 'er geen Godsdienst plaats moet hebben, dan, waar door het Opperwezen, het zy dan, op welke wyze ook verheerlykt en geprezen word. Het blinde Heidendom was in ftaat, om, uit de natuur alleen, door het opmerken der onderhouding van alle dingen, eene Godheid te erkennen, hoe veel te meer kunnen wy Kristenen het 'doen, uit dé openbaringen der wonderen van het bovennatuurlyk en alwys beftuur des Almachtigen. Elk redelyk fchepfel heeft, van ouds af geweten, dat hy eene geest heeft, die den adem of het leven te weeg brengt, en deze , om hem, om zyne voortreflykheid , van het laafte te onderfcheiden, 't leven of de ziel genoemd word; deze ziel dan edelder dan het lichhaam zynde, fpoorde ook van zelfs tot verhevener overdenkingen en befpiegelingen aan , waar door, of op een eigentlyke of oneigentlyke wyze hare toekomftige woonplaats befchreven en bekend word. De deugden, die men hier op aarde betracht, dienen alleen tot een eeuwig heil, even gelyk de ondeugden tot eene eeuwige rampzaligheid, kunnen opleiden, zoo hen deze overdenking ten gevolge, dat het menschdom elkander leerde verdragen, geene buitenfporige noch ftrafwaardige midN 5 delen  2oa DE VERMAKELYKE delen beging, en de nuttige uitmuntenheid van eene Godsdienst betrachting leerde kennen. Men zegd dat'er menfchen zyn, die het beltaan van een Opperwezen ontkennen, ik geloof het niet; maar genomen zy gaan 'er al eens voor door, en betuigen zulks met den mond, het harte evenwel overtuigd hen van het tegendeel, en doed Hechts eene geringe twyfeling aan de mogelykheid of' onmogelykheid der voorzienigheid overblyven. Deze menfchen nu, welke met den naam van godverlochenaars beftempeld worden, moeten nochtans erkennen, dat de Godsdienst noodwendig in allerlei foort van regeringen plaats moet hebben, of dac dezelven , zoo als ik reeds gezegd heb, niet beftaan zouden kunnen. 'Er is den mensch iets aangeboren, dat noodwendig eene neiging tot vryheid, en het afwenden van allerlei foort van bedwang, veroirzaken moet,wanneer 'er nu geen Godsdienst was, zoude 'er ook geene Overheden wezen, of ten minften de onderdanen hen niet gehoorzamen ; dewyl de Religie deze weder belet, om, in allen opzichten, naar hun welgevallen te handelen , en wreeder dan onredelyke monfterdieren, met hunne onderda» nen te leven: door hen geftadig tè herinneren, dat 'er een Koning der Koningen is, voor wiens rechtbank zy  TYDKORTER. 003 zy eens rekenfchap van hunne daden zullen moeten geven. Horatius zegj hier van: ' „ Gelyk een Koning in omlag houd „ zyne lieden, „ Zoo zal ook Jupiter den Koning „ zelfs gebieden". De haat der twee broederen heefc de uitvinding van het vernielend oorlog veroirzaakt, of ten gevolg gehad; doch door den Godsdienst word hy voorgekomen; of met de vereist wordende dapperheid ten uitvoer gebracht. Hy word verhinderd, wanneer men, door toedoen van de Religie de nietigheid der ondermaanfche dingen, de kortheid van het menfchelyk leven, en het geluk of ongeluk overweegt. Terwyl aan de andere zyde, wanneer den ftryd een aanvang genomen heeft, de krygsman alleen door den Godsdienst van de vrees des doods, en van vertfaagdheid kan worden wederhouden. Het is om denzelven en zyne vryheid dat hy doorgaans vecht; het is om de behoudenis zyner voorrechten , dat hy zyn leven in onvermydelyke gevaren fteld, waar uit byna geene redding te hoopen is. Geen verwoeder kryg is 'er echter, dan die, welke voor de behoudenis van den Godsdienst gedaan word: men houd zyne Religie voor de ware en de beste,  204 DE VERMAKELYKE Het is het belangdet versten beste, en de verdediging van dezelve voor een recht, op de genieting van een eeuwig gelukzalig leven. Was het dierhalven zoo wonder, dat de Joden, dus onvertfaagd tegens de heidenen, hunne naburige vyanden, (treden? Was hec die niet, dac de Romeinen, in den uiterften nood, aanmoedigde, tegens hunne reeds overwinnende tegenpartyders? Onder de drie heerfchende Godsdienften van de waereld, de Kristenen, Heidenen en Muhameddanen, heefc men meer dan eens, voor de Religie geoorlogd, en de overwinning daar door behaald, dat zy zich vleiden , voor het Heilige te ftryden. Na nu, op eene algemeene wyze, van den Godsdienst gefproken te hebben, zal.men de reeds opgemelde, byzondere , zoo het mogelyk is, nog eens trachten te overwegen. Ik heb reeds gezegd , dat de vorften en overheden voor den Godsdienst zorg moeten dragen, willen zy van hun ryk, of gebied, ja van hun leven verzekerd zyn. Ik zal zulks wat nader trachten aan te toonen. Het is eene zekere waarheid,' dat de overheid, om ontfach te verwekken, en om harp bevelen des te beter te doen gehoorzamen, zich'van eéne lyfhoede voorzien moet, maar geene is 'er zoo (terk uit te vinden, dan den Godsdienst; deze verftrekt in plaats van een  TYDKORTERv 305 een onoverwinnelyk Kafteel, waar uit dwingelanden hunne bevelen geven; ën tot een fcherp fpoor, om de genegenheden des volks op te wekken, tot het in acht nemen dier eerbied en liefde, waar door de regenten aangemerkt en geacht worden, voor de genen die zy inderdaad zyn. Onder het Romeinsch Heidendom vind men in de Perfonen der Keizers, voorbeelden die door alle overigheden zorgvuldig behoorden nagevolgd te worden. Namentlyk dat een groot gedeelte van dezelven, om hunnen eerbied, voor den Godsdienst, te kennen te geven, veel liever met den naam van 0/>/>^r-Priesters dan met die van Keizers vereerd wilden zyn, ook veel meer behagen fchepten, in de namen van vroom, en heilig, dan die van wys, gelukkig en ftoutmoedig. De JEneas van den verheven dichterVirgilius is opgevuld, met den eernaam van Godvruchtig, en den loffelyken Keizer Antonius, navolger van Hadrianus, hield meer van den eernaam Godvruchtig, dan van alle de andere hem opgedragen lofnamen. Het was te wenfchen, dat alle overheden het voorbeeld van verfcheide fc'nandere overheden navolgden,door de zoogenaamde Godverloochenaars, op allerlei wyzen, te onderdrukken: vermits deze pesten van het menschdom , vyanden van het Opperwezen zyn- en overheden,voor den Godsdienstzorg te ■Irngen,  306 DE VERMAKELYKE zynde, geene rechte vrienden van hunne ftedehouders hier op aarde kunnen zyn. De grootfte en wyste wetgevers der Atbeners, Lacedemoniers, Tbebanen, en met een woord, der Grieken, hebben de doodftraf op dit volk gefteld, als vyanden der regering en menfchelyken welvaard zynde. Wyze vorften beminnen en handhaven den godsdienst, om dat hy den bloei van hun ryk veroirzaakt. De knecht des Heeren! de uitmuntende Koning David, was de Godsdienftigfte Monarch, en daarom ook de beftendig voorfpoedigfte van geheel Israël. Even zoovermaaid, als de beroemde Keizeren Confiantinus, Tbed* dofius , en Karolus Magnus , om hunnen eerbied voor het Goddelyke, geweest zyn, even zoo zeer wierden zy het ook om hunne overwinningen. Heidenfcbe Wetgevers gaven, om de door hen gefmede Religie, des te beter te doen eerbiedigen , voor, dat zy hunne Wetten, onmiddelyk, van de Goden ontvangen hadden. Dus verfpreide Licurgus, dat Apollo hem zelfs zyne Wetten gegeven had. Minos, had die van Jupitcr ontvangen, gedurende eene negenjarige gemeenzame omgang met denzelven. Minerva, had die van Saleucus gemaakt; en de n'\mph AZgerta deromeinfche aan A«ma Pompilius gegeven, gedurende eene vriendelyke t'famenfpraak, welke zy, des  TYDKORTER. 207 des nachts met eikanderen hielden. De bedriegelyke Mabometh had zulks van hen geleerd, waarom hy, ter bekrachtiging zyner Wetten voorgaf, dat den engel Gabriël van dezelven den Autbeur was. Hier door worden de Godsdienften voor de menfchen aannemelyk gemaakt, die anders nimmer van een derzelvebelydenis gedaan zouden hebben: ter oirzake van de reeds opgenoemde aangeborene neiging tot de vryheid. Het fcheen, met alJen eerbied gefproken, dat God zelfs behagen fchiep, om, op eene zyne Almacht betamende wyze, ook zoodanig te handelen. Het was daarom, dat hy dus meenigmalen aan de patriarchen verfcheen, het was daarom, dat hy, in het gezicht van geheel Israël, op den berg Sinaï in Donder en Blixem nederdaalde. Groote vorften zyn door het enkel aanzien der plechtigheden, die 'er tot den Godsdienst van een ander volk behoorden, bewogen geworden, om afftand van hunne voornemens te doen, en, met verwondering, ontfach en eerbied vervuld, tegens hunne onderdanen te verklaren, dat zy hun befluit niet ten uicvoer dorften brengen. Toen Alexander den Grooten voorgenomen had, om JmusALtsi, en met die ftad de Ifraïllers te verdelgen, door welke andere beweegredenen, wierd die Monarch, voor vvien geheel As ia t'fid- De Godsdienstplechtigheden , hebben fomtyds belet, dat  ao8 DE VERMAKELYKE vorften bun bloed' dorstig beftuit ten utivoer brachten. En oproeren gepild. t'fidderde, toen overgehaald, om zyne wraaklust ter zyde te ftellen, dan door de list van den hoogenpriester Jaddus, met zich in die plechtgewaden , waar op hy gewoon was, zich op den grooten verzoendag aan het volk te vertoonen , te kleeden, en dus vercierd voor een vergramd overwinnaar te verfchynen ? Paus Urbanus, beweegde daar door Attila Koning der Hunnen, mede, om van zyn befluit omtrent Aquilcja genomen . afftand te doen. En toen de ftad F loken scr, in eenen burgertwist gedompeld was, konden de harten der verwoede oproerigen, alleen door de volgende list tot bedaren gebracht, en genoodzaakt worden, om de rust te doen herleven, en elkanders bloed niet meer te vergieten. Want de Bisfchop Franciscus Sodorinus, zyn plechtgewaad aangedaan hebbende, deed het kruis voor zich dragen, en deed eenen ommegang, met alle zyne priesteren vergezeld zynde. Het bloot aanzien van deze eerbiedverwekkende 'Ceremonie, was van dat gevolg, dat zy hun geweer ter neder wierpen, en oogenblikkelyk vrede met eikanderen maakten. Ons Vaderland zelfs heeft daar van voorbeelden opgeleverd, waar van wy, gelyk ook om het overige der nuttigheid van den Godsdienst aan te toonen, by eene andere gelegenheid fpreken zullen.  TYDKORTER, 209 Wysgeer. Daar uic de voorverhaalde verhandelingen in allen opzichten blykt, dac de wonderen der natuur, hec alleronwetendft volk tot het eerbiedigen van eenen formeerder van dezelve, kunnen opleiden, zoude men ook, met veel rede, kunnen vast dellen, dat de eenvoudige Natuur zelfs, hare troetelkinderen de menfchen, aanfpoord, om zich niet Hechts, mee het bloote gezicht harer bekoorlykheden, te laten vergenoegen. Moeten de heidenen zich over dezelve verwonderen, en door haar opgeleid worden, tot het belyden eener Godsdienst, die hen, den eenen meerder, den anderen minder aanfpoord, tot de betrachting dier zedelyke deugden, waar door zy vertrouwen, eene eeuwige gelukzaligheid deelachtig te zullen worden; hoe veel te meerder is het dan onzen plicht niet, om niet flechts met den mond, maar ook met het hart, met den Pfalmist uit te roepen: ,, Hoe groot en verheven zyn „ uwe daden en wonderen, O Heer! „ Gy hebt ze allen met wysheid ge„ maakt." Een Kristen, wanneer zyne huisfelyke zaken zulks niet beletteden, moest volftrekt een gedeelte van den dag hefteden, om na ce gaan. welke teekenen het Goddelyk Opperwezen van zyne Almacht, in de natuur gelegd had. Het is ook waar, en ik O moet  sio DE VERMAKELYKE Gefprek over de nuttig beid der befcbau' veing van de Natuur, moet bekennen, dac zulks volkomen en naar behooren te doen, geen werk van een van zich zelfs en in alles onmachtig fterveling is; maar kunnen de eenvoudigen dingen zulks niet doen! Het lezen van nuttige boeken, is het richtfnoer van hetzelve, en de genieting van onzen fpys en drank , en met een woord, van alle de zegeningen, die wy uit de milde handen des Scheppers ontvangen , het bewys. Heeft het goddelyk Opperwezen het een of ander volk, met zeldzame bezoekingen geftraft, ach! dat wy dan, bet verhaal daar van niet als iets nieuws, of iets zeldzaams mochten aanmerken; maar integendeel als een bewys eener vaderlyke goedheid, waar door de lankmoedige Onderhouder van het menschdom, ons nog met Zyne dierbare weldaden begiftigd heefc. Kwam een onzer vyanden in nood, dan moesc men hem zulks niet gunnen, en de ftraf aanftonds toefchryven, aan het kwaad dat hy ons gedaan heefc; maar in tegendeel de rechtvaardigheid van een rechtvaardig Wreker der ongelyken, leeren erkennen, en daar door opgeleid worden, om hem, de tegens ons begane misdaden, te vergeven, ja ook de behulpzame hand te bieden. De vyandfchap is zodanig onderfcheiden, dat men alle hare foorten onmogelyk op kan noemen, het is ook thans niet no-  TYDKORTER. au nodig; alleen zeg ilc, dat het één volk nydig over de welvaard van het ander zynde, zoo dra geene tyding van de eene of andere bezoeking des Allerhoogften, aan hetzelve overgekomen, vernomen heefc, of aanftonds barst men uic, in die onbezonne woorden, „ God is rechcvaardig!" Dit laafte foort van overwegingen zyn volftrekt onbillyk en ongeoorloofd; zelfs, al maakc men door een valsch jgeruchc hec verlies groocer dan hec is, om ten eigen voordeele, en om de evengemelde onbetamelyke fpreekwoorden te bewaarheden, dezelve denkbeelden en' indrukfelen in anderen mede te doen wortel fchieten. Weetgierige. Neem niet kwalyk, Myn Heer! dat ik in uwe redenen , val, my is in myne jeugd een tyd voorgekomen, waar in zeker foort van zeewormen het paalwerk der dyken van de kusten van Vlaanderen, Friesland, Holland, Westtriesland, en Zeeland, eene buitengemeene fchade toebrachten, welke buiten 's lands zodanig vergroot wierd, dac de logen de" waarheid geheel fcheen te zullen verduis-' teren. Uwe brave ouderen zullen U daar van , denkelyk, niet geheel onwetend gelaten hebben, en naardien het myns bedunkens, niet buiten het fpoor van Uw gefprek getreden zoude zyn, om daar van een verhaal zoo O a kort Tusfeben■eden,  SI2 DE VERMAKELYKE over de Logen genichten , der fchci' den, door de Zeevoormenveri'orzaakt. kort mogelyk is, te doen, en om de leugentaal der buitenlandfche Schryveren op te noemen, zoo zoude ik U zulks zeer vriendelyk verzoeken. Wysgeer. Inderdaad, Myn Heer! gy brengt my daar iets in gedachten, dat gantsch niet onvoegelyk in het tegenwoordig gefprek zal dienen. 'Er is een werkje in den jare 1733. [deswegens uitgekomen, waar uit ik u het een of ander zal voordragen; na U voor het overige tot hetzelve gewezen te hebben. De Heer Rousfet, desmaals lid van het Koninglyk genoodfchap der Wetenfchappen van Berlyn, is daar den dutheur van. Men vind op bladzyde 6, van hetzelve werkje aangeteekend , dat de onware geruchten, die 'er van tyd tot tyd van het nadeel door de Zeewormen verfpreid geworden zyn, niet alleen in byzondere brieven, maar ook in openlyke nieuwspapieren gedaan wierden. Onder anderen vond men in de Courant van Bern, onder het Artikel van 's Hage aangeteekend, het volgende: ,, Men arbeid met alle „ neerftigheid, om de dyken van het „ land , die het meest befcha„ digd zyn, te herftellen , en, ,, meer dan zes duizend arbeidslieden „ worden daar toe gebruikt; de in„ woonders der dorpen, die het „ meest met gevaar gedreigd worden , „ hebben zich met hunne goederen, „ el-  TYDKORTER. 213 j} elders begeven, om veilig te zyn. „ Men vind van tyd tot tyd, onder de dyken, ongemeene groote hol,, ligheden , die daar door de Zeeivor,, men gemaakt zyn. Het hoofd van ,, dat gedierte is zoo hard, dat men ,, een hamer gebruiken moet, om „ het te verpletteren; van deze Wor„ men zyn zulk eene overgroote mee„ nigte, dat het niet om uic te druk„ ken is". Hier zegt deAutbeur van dat werkje , dat de Schryver van dat nieuws zich zeer onkundig betoond te zyn, en van de dyken van ons vaderland en van die Zeewormen. Vervolgens geeft hy nog een ander verhaal op, dat nog veel ongerymder is, alhoewel het van eenen zeer vermaarden Nieuwsfchryver van Duitsland kwam, wiens fchriften aan byna alle de hoven van het duitfche ryk gevonden worden, zynde het zelve een uittrekfel uic een* brief van Duitsland, gedachteekend, In den Haag den 14 November 1732, waarvan den Autbeur, hetoirfprongelyke in handen heefc. Dit verhaal beitaat in het volgende: „De ftad Amsteldam ftaac op „ het tipje van haren ondergang, ,, zynde alle die huizen aldaar, die ,, op palen gebouwd ftaan, in zeer „ groot gevaar, van in te ftorten, „ alzo de wormen dezelve door„ knaagd, onnut gemaakt, en buiten O 3 „ ftaat  ai4 DË VERMAKELYKE „ ftaat geiteld hebben, langer hunn' „ last te kunnen dragen; zoo dat „ men, om alle de ondergangen voor „ te komen, waar mede die huizen ^, gedreigd worden, die reeds begin„ nen te waggelen en in 't water te „ zinken, alle de kosrelykfte meubi* ,, len en koopmanfchappen daar uit „ Wegneemt, en elders brengt, ter „ plaacfe, daar die veilig zyn. „ Zelfs was hec gevaar al zoo hoog „ gekomen dat de ryklïe kooplieden, „ van vertrekken begonden te fpre„ ken, om zich elders ter neder te „ zetten. Tweehonderd, zoogroö„ te als kleine dorpen, behalven nog „ zes fraaije fleden, wierden ernfte„ lyk door de Staten Generaal ver„ zocht, zonder uitftel die plaatfen „ te willen ruimen, en zich met „hunne goederen, naar veiliger s, plaatfen te begeven, met verlating „ hunner huizenen erven, die in de„ zen winter, by den eerden water„ vloed, in groot gevaar zullen zyn, „ van ten eenemaal onder water te „ geraken; kunnende de dyken niet „ langer het gewicht en geweld van „ het zeewater wederftaan. Dit is, „ Myn Heer! eene kastydinge enz, „ De Schryver gaat het overige van dien brief voorbedachtelyk vborby, doordien het, zegd hy, eene aanmerking is, even zoo buitenfporig als belagchelyk, ver-  TYDKORTER, 215 Vervolgens toont de Schryver de onwaarheid van dien brief, en befchryft den aart der Zeewormen welke even zoo goed in zyn werkje gelezen kan worden, dan ik die aantoonen kan. Alhoewel ik 'er, by eene andere gelegenheid, echter nader over fpreken, en myn gevoelen van zegge u zal. lk keer dan thans tot myn eerfte gefprek weder, en zegge, dat de natuur even zoo zeer als zy hare befchouwing dubbeld waardig en noodzakelyk maakt, zy ook niet \jor niet, alle hare, uit des Scheppers handen ontvangene gaven, uititort. JMeen ! zy wil'er in geëerbiedigd zyn, vermits zulks op haren Schenker moet wederkeeren. De begaanbaarheid, harer zeldzaamheden , is voor ons onbegrypelyk, en wy zouden van alle hare fchatten onkundig blyven, indien het de God der wysheid niet nodig oordeelde, om ons eindig begrip voor die wonderen vatbaar te maken, waar door onzen welltand en dagelykfche onderhouding, onder zyn beftuur, veroirzaakt word. Hier van heefc dan eene byzondere en gewichtige kennis, welke Natuurkunde genoemd word, of, volgens anderen, de Natuurlyke wysbegeerte, haren oirfprong.' Hoe onwetendeen mensch ook wezen mag, is hy echter, hoe gering ook, in die wetenfchap ervaO 4 ren. Vervolg •jan bet rfge [preken gefprek.  2i6 DE VERM AKELYKE ren. Waarom zeker Schryv*k zoo hec my voorkomt, te recht net geheele menschdom Natuurkundigen noemd; alhoewel flechts deze en genen der Geleerden, met dien eernaam vereerd worden , om dat dit de ervarenheid, in dezelve, hen dubbeld waardig maakt. Thans krygt men een ruim veld, ter nafporing van Gods Almachc, ten allerklaarfte in de Natuur alleen, men zwyge, om dac het ons vernuft te boven gaat, van hec Bo. "nnatuurlyke, uitblinkende. Op " -n tweeden dag der Schepping, wierd door het almachtig Opperwezen, het uitfpanfel, ter fcheiding van de wateren onder en boven het zelve, voordgebracht, en Hemel genoemd; gelylc op den derden dag ook eene fcheiding tusfchen de wateren en het droogehet welk aarde genoemd wierd. Dit zyn die twee groote lichhamen, waar door des menfchen welftand en onderhouding, door Godes byzondere fchikking, veroirzaakc word. Aan den Hemel zyn vloeibare gewelven geplaatst, waar aan, als 'c ware, de oirzaken der duurzaamheid van het ondermaanfche en der weereldfche bewoonders zyn vastgehecht. "Wanneer eene ontydelyke hitte ons aardrvk verdord en verfchroeid heeft, zoo worden de befmettende uitwaasfemingen van alle de deelen der aardfche lichhamen, in de lucht opgetrokken, en,  TYDKORTER. 217 en,^ÉF door zekere zware te famenperfïng der wolken, welkers uitbarsting men gewoon is Donder te noemen, of door zekere beweging in de lucht, die door fyne en dunne by een vergaderende dampen veroirzaakt word, en welke men doorgaans Wind heet, verdreven, en het aardryk even zoo wel als de lucht, van dezelve gezuiverd. De wind, de regen, de dauw, de hagel, donder, blikfem, enz. bezorgen den wasdom aan alles wat tot voedfel en tydelyk m' van den mensch verftrekken moet. x r.c brood, die gezegendfte fpys, welke nimmer aan den gezonden walgd, moet,als de voornaamlte en gezegendRe van den fterveling worden aangemerkt; waarom men dezelve misfen moetende, wel te recht over de hongersnood klagen mag, al is 'er zelfs nog geen ander voedfel gebrek. De gewoonte om met het zelve gefpyzigd te worden, heeft het onöntbeerlykgemaakt, hoe veel te meer dan, wanneer 'er geene andere levensmiddelen voor handen zyn. Was het derhalven zoo wonder, dat de Ifraëllers, toen hen hongerden en 'er niets te eten was, dus begerig om brood piepen, Exodus 16. Het vleesch der dieren, is eene byzondere gift, door het Opperwezen aan het menschdom gefchonken, ten teeken van deszelfs voortreffelykheid boven de onredelyO5 ke  si8 DE VERM AKELYKE Tusfchenredenover de Sprinkha nen. (*) Wanneer 'er hier en elders in dit werk, het woord onlangs of binnen kort. en wat dergelyk meer is, gebruikt word, moet men gedachtig wezen, dat de geboorte van fpysecer in den jare j 724 gefield ke fchepfelen. Van deze fpystjvord men het meest verfterkt, en met haar en het brood, kan men zich bekwamelyk onderhouden. „ Och dat wy „ in JE g ypte n 1. a n d gellorveu „ waren, door de hand des Heeren, „ toen wy by de vleeschpotten za- ten, toen wy tot verzadiging brood ,, aten!" was de wanhopige jammerklacht van Jacobs zaad Exodus 16. Tot het voedfel moest 'er wonderbrood, tot hunne vertterking wonder-vieesch, door den almachtigen arm des Heeren befchikt worden. Manna en kwakkelen diende hen ter fpyze Geneesheer, Neem my niet kwalyk Myn Heer! dat ik u in den voortgang van uw gefprek floor! De kwakkelen zyn volgens het gevoelen van den Heer Ludolf, en andere voorname geleerden, eigentlyk Sprinkhanen geweest. Hier mede wierden de Ifraëllers gefpyzigd, en dezelven verftrekten hen tot zegen ; daar dat fchadely.k gedierte aan de.n Egyptenaar bynaast den ondergang veroirzaakt had. la Europa onlangs eene verfchrik- ke-  ï YDKORTER. 219 kelyke verwoesting veroirzaakt hebbende , zoo hebben eenige Natuuronderzoekers, van dezelve befchryvingen gemaakt. Onder anderen den Heer Ernst Ludewicb Raiblef, opperPastoor der Lutberfe Kerk te üitpholtz, welke in .onze taal vertolkt, en uitgegeven is door Pieter Adriaan Verwer, het welk de onderfcheide gedaantens dezer dieren, en de gewoonte die men, ter afwering van dezelve,in deze en gene landen gebruikt, behelst. Onder anderen brengt hy een voorbeeld by, van de middelen die men in China gebruikt, om dit fchadelyk ongedierte van de landen, die zy met eene verwoesting bedreigen, zoo veel mogelyk is, af te weren, (uit J. Ludolfi Hift. Ethiop. App. II. pag. 17.) „ Een boer neemt (aldaar) al zyn ge„ zin , en al wie hy verder bekomen „ kan, met zich, en gaat 'er mede „ naar zyn eigen land, om 'er de „ aankomende Springhanen van af te „ houden, en men vind in dien tyd, „ wanneer het ongedierte invald, ,, geen eenen akker', waar op den „ landman niet aan den arbeid is, om „ deze vyanden, naar zyn uitterfte verfield word, voorgevallen te zyn; op zyn zeven en twintig jarigen ouderdom, namelyk in den jare 1751, den aanvang dezer byeenkomlttn, en in den jare 1764 zyn' flerfdag. Hoe men dezelve in China van de linden die zy dreigen te verwoesten , tracht af te weren,  22© DE VERMAKELYKE vermogen te {toren. Dan hebben zy alle lange Hokken in de vuist, ,, waar aan vaandels of doeken ge„ wonden zyn. Deze zwaaien zy onophoudeïyk in de lucht, en maken hier by zulk een gedruis en ,, veldgefchrei, dac de Springhanen, die mee geheele'zwermen als dikke ,, wolken, aanzetten, door deze ver,, tooning en dit gerucht, verfchrikt, ,, langer, dan zy anders gewoon zyn, „ boven in de lucht blyven, en hunne „ vlucht verder voortzetten. En „ fchoon zy nu en dan, door dit ., middel van deze en geene akkers ,, worden afgefcheiden, vallen zy echter, na dac zy van den eenen ,, akker naar den anderen gevlogen „ hebben, en vermoeid zyn, ergens „ daar zy den mintten tegenweervin„ den, met zulk een itorm, en „zwerm, neder, dat zy bywylen, „ een :voet hoog, op elkander lig„ gen, daar zy dan de vruchten van „ dat jaar geheel en al verderven." De boeren hadden, in dien tyd (namelyk in Ju!y des jaars 1656.) zich zoo dapper geweerd, dat het ongedierte, met geheele zwermen, over alle hunne akkers was heen gevlogen, en eindelyk in den ltroom nedergevallen. Om nu eigentlyk tot de beweegredenen , waarom ik dit bybreng, te komen, zoo zal ik, met ulieder believen, een geval voorlezen, dat ik on-  TYDKOR.TER. aai onder myne oude manufcripten gevonden, en ter onzer algeraeene verpoozing van het fpreken over gewichtiger dingen, by my gedoken heb. iieftaande uic een huwelyk door die Springhanen verftoring veroirzaakt, en de verfchrikkelyke daden van de eenige Dochter uic hec zelve voortgesproten , en haar ongelukkig einde. Geliefd dan coe te luisteren, Myne Heeren! In de grootfte ftad van een der „ voornaamlte en het naast aan T a r,, tabvf.n grenzendeprovimiën van „ het wyduitgeftrekc Keizerryk Chi„ na, woonde zekeren jongen Man„ daryn , welke zyne deugden met de ,, aanzienlykheid van zyn ampt, en ,, onmetelyke rykdommen wilde ,, doen evenaren. Vele vruchtbare „ landen, en achter den anderen vol„ gende welbebouwde akkers, maak„ ten een gedeelte dier zegeningen uit, waar mede Tanquam, de God „ der vruchtbaarheid! zynen vroo„ men vader befchonken had. Jaar , „ in jaar uit, reisde hy, ter opmer- , „ king der zeldzaamheid van de mil- / ,, lioenen Springhanen, die den aan- j ,, gewenden yver van den Landman ' ,, in eens dreigden te verydelen, en ' „ om zyne dienaars, door zyne te„ genwoordigheid des te beter toe den „ moeilyken arbeid ter verftoring van ,, dac vernielend ongediert aan te „ moe- 3y gele'entbeidIer jaarykje ver* loring 'er fpring tanen.  ■sta* DE VERMAKELYKE .,, moedigen, naar de voornaamfte 4, zyner landeryen; als willende hec „ welbehagen der Goden, in hec „ doen gelukken van menfchely'ke „ hulpmiddelen, ter verydeling van een nakend ongeval, leeren eerbie„ digen, en van hunne oordeelen on.,, derfcheiden. „ In den bloei zynes levens, op 3, eenen dertig jarigen ouderdom, „ kreeg hy lust, tot een zaak, waar „ voor hy altoos een tegenzin gehad „ had. Het Huwelyk (hoe veel ,, voorrechten het ook aan de mannen „ in zyn vaderland vergunde.) wierd, ,, tot dien tyd toe, door hem aange„ merkt, als een overtuichbaar ken„ reeken, eener zwakheid, waaraan „ Wysgeren, (onder wiens getal hy ,, zich rekende, en waar voor hy ge„ houden wierd.) niet onderhevig „ behoorden te zyn. Hy achte hec „ niet alleen noodzakelyk, ter behou„ denis van het menschdom, maar ,, ook nuttig, dat eenige weinige ,, perfonen hunne drifcen aan de Go„ den opófferden. Zeldzame zaak in „ een jongeling, dat hy op zich zelfs ,, in een' ouderdom, waar in hec „ menschdom geheel door de liefde „ beftuurd en overwonnen word, „ zonder zich van eenige onnatuurly„ ke en afgrysfelyke behulpmiddelen, ,, ter demping van de aanfporing tot „ wellust, te bedienen, eene roem„ ruch-  TYDKORTER. 223 „ ruchtige overwinning konde beha„ len. Dan hoe dikwils heefc de er„ varenheid niecbevestigd, dateenen „ oordeelkundigen ouderdom, min„ der in (laat is, om de gevolgen der „ natuurlyke neigingen, voor te ko„ men, dan de jeugd. Lampftbu, „ den zoon van Thaybiu, zal hier van „ een nieuw voorbeeld opleveren. „ Toen Tanquam, in den maand van „ dén bloei der fpyzen, de wyze be,, woneren van het onvergelykelyk „ China had gewaarfchouwdf, dat „ hunnen oogst, door de fpringhanen „ ftond vernield te 'worden, begaf ,, Lampfchu zich naar een zyner beste ,, koornlanden. De lucht verdonker,, de, en liet flechts van verre een ,, flaauwen aanblik harer fchaduwach„ tigheid ontwaar worden, toen men „ het ontelbaar heirleger der vernie„ tigers van 's menfchen nooddruft „ zag aannaderen. De wysheid van „ Lampfchu had hem de kennis aller „ kunften, en nuttige wetenfchappen „ (hoe onbegrypelyk ook.) mogelyk „ gemaakt, was het dierhalven won„ der, dac eene achtereenvolgende „ tegenwoordigheid hem ondervin„ ding en ervarendheid van, en in de „ hulpmiddelen, om dat ongedierte „ te verdryven, had doen verkrygen? „ Hy deelde zyne dienaars de nódige „ bevelen uit, met eene houding, „ die hen verbaasde , en deed bemerken,  224 DE VERMAKELYKE Word zeker chineefcheMandaryn verliefd op de Dochter -cr.n een zyner Hoeren, by dewelke hy in den echt „ ken, dat hunnen heer den aart zyns „ vaders had, die, om zyne deug„ den wil door de Goden bemind, en „ met een groot gedeelte hunner uit„ muntende gaven befchonken was. „ Dan hy zelfs ondervond wel haasr, ,, hoe ongegrond de befluitingen de„ zer onkundige menfchen waren, „ want, eensklaps deed hem de fchit„ terende fchoonheid van eene der ,, boere dochteren eene beweging in „ zich ontwaar worden , welke hem , ,, tot nog toe onbekend gebleven was. ,, Hy gaf, na dat zyne dienaars het ,, geluk gehad hadden, om van hun,, nes Heeren landen het ongedierte „ af te weren, aan haren vader van „ deze zyne genegenheid kennis, en „ trouwde de bekoorlyke Nioma. Hy ,, was op een na de opperfte Manda* ryn der Provintie, en vond dus „ geene hinderpalen in zyn huwelyk, „ daar hy aan de werten die 'er in ,, dat ftuk voor de mindere perfonen „ gemaakt waren, om zyne aanzie„ nelyke bediening; niet onderhevig was; en daar haren vader, om dat ,, daar door zyn geiuk merkelyk ver„ beterd ftond te worden, zeer be„ reidwillig, tot de voltrekking van „ het zelve, toeftemming gegeven ,, had. ,, Uit dezen echt fproot flechts eene „ dochter voort. De.ze wierd eene Heiligen naamgegeven, even zoo „ als  TYDKORTER, 423 „ als hare moeder, die met die der „ Godinne van de gelukkige zeevaard „ begunftigd was geworden. Men „ noemde haar Quanina, naar de gd„ dinne der voorbiddinge. Even zoo „ als de kundige land- en ervarenen ,. akkerman, uit den bloei van het „ gewas des velds en booms, voor„ fpellen kan, of men vele dan wei„ nige, of men goede of kwade „ vruchten inzamelen zal, even zoo „ zeer voorzei de wyzen Lampfchu, dat deze zyne dochter eene ongere„ gelde levenswys zoude leiden. Hy „ trachte zoo veel mogelyk was, den „ wortel der ondeugd uit te roeiën, „ dan te vergeefs; Quanina was tot „ jammeren, en tot het plegen van „ gruwelen, waar voor de natuur „ noodwendig yzen moet, geboren; „ offchoon haar' vader ras bemerkte-, „ dat alle zyne pogingen om haar te „ verbeteren, vruchteloos zouden ,, zyn, zoo liet hy echter niet na, ,, zyn plicht te betrachten, door de „ zeden der vrouwen nauw bepalen,, de wetten, jegens haar, geftrenger „ te maken, en door haar dezelve y, met eenen yver, die tegens de ge9, woonte zyner landgenoten ftreed, te j, doen opvolgen. „ Zoodanig groeide dan de dochter van den zoon van Tbaybur op, tot ,, eenen ouderdom, waar in de maag„ den de zwakheid harer kunne voor i> „ het •ene Dochter verwekt.  «6 DE VERMAKËLYKE ,, het eerst gewaar beginnen te worw den, zonder nochtans de gelegen- heid gehad te hebben, om de ge? ., volgen harer lakenswaardige hoeda„ nigheden geheel te ontdekken. Dan „ toen verfcheen het tydftip, waarin „ de wyzen Lampfchu, doch te „ laat, dezen zynen echt beklagen „ moest. „ Hy had een' Neef, die Tfautey „ hetede, en aan het Hof des Zoons van de Zon (des Keizers) een aan„ zienlyk ampt bekleede, en, om zyn goed gedrags wille, van den „ Monarch wel gezind was. „ Aan zyne voorfpraak, was hy „ den rang van Mandaryn ver„ fchuldigd, alzoo dezen gunfteling „ de deugden en de plichtbetrachting, „ naar hunnen inerlyke waarde, be„ hoorlyk wist te fchatten; en dus „ waren dezen, enmiet het bloedver,, wandfchap,deoirzaken eeneronver,, brekelyke genegenheid, welke zy, ?} reeds langen tyd , voorden anderen, gehad hadden. „ Deze Neef paarde, by een uiterlyk zedig gelaat, en eene on' kreukbare eerlykheid, betaamlyk ,, boertige uitdrukkingen, en eene tedere liefde voor het vrouwelyk geflacht. „ Dit was oirzaak, dat hy zyne Nicht, die, als eene der edelfle „ Chineefcbe fchoonheden, beroemd « ' „ was. ,  TYDKORTER, 22? „ was, zonder krenking van den dierbaren Huwlyksband, waar door hy ,, aan eene deugdzame en tedermin„ nende wederhelft, verbonden was, „ op eenen fchertfenden toon, vele „ fraaijigheden zeide. „ Quanina, diens tyds, in dien „ ouderdom zynde, waar inde maag„ delyke jeugd, de liefdenshandel, „ als haren eenigen en noodzakely„ ken taak aanziet, en waarom zy, „ door de onteugelbare begeerte, om „ met een voorwerp, dat hare bla„ kende driften kan blusfchen, ver„ eenigd te zyn; alles gelooft, wac „ haar door een mansperfoon , waar „ naar hare begeerte alleen uitgaat, „ word gezegd. Met dit denkbeeld „ bezield, floeg zy alle voordeelige „ aanbiedingen van Echtverbintenis„ fen van de hand, hare zinnen had „ zy op Tzantey gevestigd, hy moest „ haren echtgenoot wezen , al zou 'er ,, het geheele Keizerryk van gewa,9 gen. — Hy maet het, Gy zult het „ zyn! was haren geftadigen uitroep, ,, Op zekeren tyd, by eenen maal„ tyd welke Lampfchu , by gelegen„ heid der verjaringe zyner gade gaf, wierd 'er een foort van ftil of bur,, gerlyk Toneelfpel gefpeeld, in hec „ welk zy de rol van minnares, hare ,, nichte die van medeminnares, en 5, Tzautey, 'die van minnaar moest „ fpelcn. P 2 „ Or.9 diegenegenheidvoor haar ligenNesf ipvat. t  528 DE VERMAKELYKE „ Onder andere uitdrukkingen de„ zer rolle, moest hy haar zegj» gen: » „ Ik min U, myne beminde! Gy » zyt fchooner dan .de dageraadt, vlugger dan eene hmde; Uwe lief, n de is ftandvastiger dan de vastigheid der rotfen. ** „ Dit zeide hy, en, onder hee „ zeggen» beefde en verbleekte Qji*■ nina, — Dit zegt zyn hart, herJ haalde zy in ftilte by elk woord, - dat hy vervolgens uitfprak. — Hy '| knurd my dezen lof waardig. — Zy' ne oogen fpreken immers meerder " dan zyne tong. — Ja zeker! — " Maar zoude hy inderdaad, dat te" der en beminnend mensch zyn, dat " hy vertoond? " ,, Dit waren ook hare gepeinzen, „ gedurende den nacht, welke zy, » zonder hare oogen te kunnen luii, ken, fleet. ,, Deze rusteloosheid bracht te ,, weeg, dat zy reeds vroeg hare „ flaapftede verliet, en eene wande„ ling deed. •— In deze oeffende zy „ haar gewoon tydverdryï, het zin„ gen namentlyk. — Zy plaatfte zich „ op eene eenzame en belommerde „ hoogte, daar zy, om haren bangen » en droeven boezem, lucht te ge„ ven, dit volgende zong: „ Ik  TÏDKORÏER. 229 ti Ik min U! Ik min U! Ik min U, beminde! „ Gy zyc vlugger dan een hinde; „ Schooner dan den dageraad. ,, Dus zong zijn Welbefpraakte mond, \, Ach dat ik hem, myn toeverlaat, ,, in deze ftreken vond, 1 „ Maar geen fterveling kan begry- pen , welk eene óntfteltenis Qua" nina overviel, toen 'er «enter naar *' met eene ftille ftemme gevraagt " wierd: „ en zoo gy hem vond, wat *' zoud Gy doen ? — ** ,, Hare oogen draaiden, hare lip* pen bedorven, hare wangen wier„ den bleek, de fpraak begaf haar: „ in 'c kort, zy was byna geheel we- zenloos. „ Eindelyk een weinig tot bedarert „ komende, ziet zy Tzautey voor hare , voeten nedergeknield, die, berouw '' hebbende, dat hy zyne boerternyj dusdanig den ruimen teugel gevierd " had* nederig zyner Nichte om " vergiffenis vroeg. Zoude ik hetÜ ** niet vergeven, antwoorde zy, daar " het fchenken van myn eigen per" foon, van alle myne bezittingen, *' te weinig is, om U volmaakt te ** betoonen s hoe hoog ik U acht. " „ Tzautey, die dit, uit hoofde dat „ Quanina aan hare liefde de naam ,» eener verhevene vriendfchap gaf, ,* voof een uitwerkfel van een oni* 3 fchui-  S30 DE VERMAKELYKE «, fchuldig en toegenegen hart, aatl« „ zag, konde daarom ook niet anders „ doen, dan zeggen: „ Indien my, „ myne waarde Nichte! de Itrengi, heid uwer ouderen, ten uwenop„ zichte, niet bekend ware, ik „ zoude u verzoeken, om u zelfs een „ tyd lang met my en myne huisgeno„ ten, te komen vermaken." — Hier „ op fcheide hy van haar. ,, Zy alleen zynde, begon weder te „ redenkavelen. Jazeker, zeide zy, „ hy is dien tedren man; hy beant„ woord myne betuigingen (men „ merkt hier duidelyk, dat Quanina, die door hare betuigingen van j, vriendfchap,betuigingen van liefde „ verftond, als hoedanig zy nooit van Tzantey waren opgenomen, nu -., ook zyne bet uigingen , in dien „ zelfden zin opneemt.) met de fterk„ fte |verzekeringen eener onverbre„ kelyke genegenheid: hy verzoekt „ my tot zynent, zekerlyk om niets „ anders, dan, om als dan, den „ wensch onzer liefde, door een „ langdurig byzyn, volkomen te genieten; dewyl dit onder de oogen myner ouderen, niet veilig genoeg zoude kunnen gefchieden. — Wat „ is dierhalven hier myne zaak? Wat „ moet ik doen? — De toeftemming „ myner ouderen vragen. — die zal „ ik nooit verkrygen. Wat dan? — „ hen ontvluchten? dan zullen zy my ,s We-  TYDKORTER. 331 h wederom laten halen, en Tzautey „ zal hier door alle achting en liefde „ voor my verliezen, — JNiets van dit alles is my dierhalven raad„ zaam. „ Dus peinsde zy hier over een ge„, ruimen tyd: eindelyk, op eenen ,i nacht opltaande, neemt zy het ont„ meuscht befluit, om hare ouderen „ te vermoorden. Met dit voorne„ men gaat zy naar hun ilaapvertrek, „ en neemt den dolk, welke ter zyde „ der flaapftede hing, en waar mede „ zich haren vader, als Manda,, ryn, fomtyds wapende, en — „ ftoot die in de harten harer oude» ren, „ Zy dezelve dus ontzield hebben,> de, begeeft zy zich, in ftilte we- der ter rust. ,5 „ Des morgens komt de huisbe,» diende, welke gewoon was, zy- nen Heere te wekken, en vind de beide lichhamen, dryvende in hun ,5 bloed, dat nog laauw, den hemel ,» om wraak fcheen te roepen. „ Hy, doode yk ontfteld, maaki „ zyne medebediendens wakker, die „ dit ongelukkig treurtoneel gezïër „ hebbende, als een uitwerkfel var „ hunnen afkeer, van zulk een gruM weldaad, want hem durfde zy. „ om zyne reeds meer dan eenmaal beproefde trouwe, niet verden„ ken, niet wisten, wie zy boosaarP 4; « «'J Hare ou* deren,  332 DE VERMAK;ELYKë „ tig'genoeg zouden keuren, om zulk ,t eene fnoodheid te bedryven. — „ Geheel buiten hun zelfs zynde, ,, durfden niemand hier van, aan de „ dochter dezer ongelukkgen, kennis i, geven; echter nam een hunner, de „ ftoutmoedigheid, haar het voorgc„ vallene t3 melden^ ,, Zy, fchoon zelfs de moordena„ resfe zynde, Veinsde zich zeer ont„ daan te wezen, en in de kamer ge- komen zynde, waar de voorwerpen „ harer ontmensc'-ce wreedheid zich „ bevonden, loosde zy (misfchien i^htmatig) zucht op zucht, en liet eene zee van be.iriegelyke trait nen, langs hare wangen afrollen. ,, Geheel ontroostelyk zynde, ont„ bood men, gelyk zy wel voorzien had, dat men zoude doen, haren „ Neef, die haar, na belofte, van „ hare zaken te zullen redderen, en i, alles wat mogelyk was aanwenden , „ om den dader van dit gruwelftuk re „ ontdekken, bewoog, om met hem naar het hof te trekken. ,. Nu was Qjtanina's wensch verj, vuld. Hare ouderen konden haar „ nu niet meerder tegenhouden, zu'1- lende haar ook niet wederom doen i, halen, en, waar Tzautey niet gè,» huwd geweest, haar geluk had nitn,, mer wedergade gekend, en zy had „ zich mogen' vleiën, dat zyhetVcnig i, voorwerp zyner oplettenheden zou- s» d«  TYDKORTER. 933 „ de zyn geweest. — Maar hartt „ Nichte was haar in den weg, dier„ halven moest zy een middel uitden? „ ken , om zich ook van deze te ont„ doen. „ Den dolk, waar mede zy hare „ ouderen het leven benomen had, „ %dzy, by haarvertrek, aan haren „ Neef overhandigd, om dien te be„ waren. „ Bewaar dit dierbaar pand : dier„ baar; dewyl het my aan ce laatfle „ ftonden myner naaste bloedverwan„ ten, wier gedachtenisfe, my eeu„ wig dierbaar zal wezen, fchooL het „ zelve my misgund heefc, de oogen „ dezer dierbare voorwerpen, eigen„ handig te fluiten." Dus fprak zy „ tot Tzautey, hem dit moordgeweer „ ter hand Hellende. „ Zy hield ook, toen zy aan het „ hof verfchenen was, altyd eene on„ begrypelyke naauwkeurigheid om„ trentdit geweer, men mogt het niet „ uit hare kamer nemen, zoomen met „ zich zelfs aan de hevigfte verwy„ tingen van achteloosheid bloot wil„ de Hellen; zy had het dierhalven, „ gefladig onder de oogen. „ Na zy reeds een' geruimen tyd, aan het huis van haren Neef had „ doorgebracht, floeg zy zekeren dag „ hare oogen op dien dolk, het welk „ haar het moorddadig befluit deed „ nemen, de eene onmenfchelyke P 5 „ daad  Ü34 DE VERMAKELYKE Hare Nicbte, „ daad op de andere te (lapelen, om „ hare Nichte op dezelfde wyze, als ,. zy hare ouderen had gedaan^ om het leven te brengen; om zoo met „ haren Neef naar haren wensch te „ kunnen leven. „ Gevallig deed 'er zich denzelf„ den dag, na de raaaltyd, eenafce„ legenheid hier toe op. — Hare „ Nichte ging, eenzaam, alzoo Tzau~ „ tey eenige zaken aan het Hof had te „ verrichten, wandelen. Quanina „ volgd haar, en haren kans waarne„ mende, brengt zy ze om het leven: „ dit gedaan hebbende, treed zy man„ moedig, zonder van iemand gezien ,, te worden, met het bebloed ge„ weer in de vuist, in hare kamer, „ waar zy den bloedigen dolk. met ,, een kleed bedekt, voor zich op „ eene tafel legt. ,. Maar, helaas.' eene wroeging „ openbaarde zich : zy gevoeld iets , „ da' Zy nooit, zelfs niet by het om„ brengen harer ouderen, gevoeld „ had. ,, Tzautey , aan het hof zyne zaken „ verricht hebbende, treed in haar „ vertrek, waar hy zyn vrouwe „ dacht te vinden, en treft haar in „ deze geileldheid aan, waar op zy „ hem, zonder eenige vooraffpraak, „ vraagd: of hy haar, wezenlyk, „ volgers zyne dikwerf gedane betuir „ gingen, beminde? — ik heb ;hci„ nara  TYDKORTER. 33$ nam hy) eene onverbrekelyke vriendfchap voor u over, maar „ geenfints eenige liefde, en dez« „ heb ik ook nimmer in myne uit„ drukkingen bedoeld. — Niet be„ doeld.... antwoorde Quanina, mm „ nooit bedoeld... ontaarte.' dan zult „ gy% 200 wel als mvne ouderen, myne medeminnares, door dit „ zwaard fterven. — By het üitfpre„ ken dezer laatfte woorden, rukte zy „ verwoed den dolk van onder het „ kleed, en doorboord in eens het „ harte van Tzautey. — Hier op de „ pnnt van het geweer, dat zy uit het zieltogende lichhaam uitgetrok- ken had, op haren borst zettende, ,, doorftoot zy haren boezem, onder ,, het uitten dezer woorden : „ Dus „ fterft een zwak fchepfel, dat door „ een vleiende liefde misleid, de „ banden niet kende, waarmede het, „ aan de dierbaarften der ftervelin„ gen, verbonden was." Ziedaar, myne Heeren .' deze gefchiedenis, misfchien heb ik, uwer aandacht, al te lang bezig gehouden. Leeraar. Gy hebt ons allen integendeel zeer veel vermaak verfchaft, myn Heer.' maar alzoo ik befpeur, dat uw verhaal redelyk wydloopig is geweest, en ik gewichtige bezigheden heb, die ik heden avond nog moei verrichten, en my daarom noodzakeJyk te huiswaards meet begeven, zoc ver- Haren Neef „ en Zicb zel<~i vermoerde  936 DE VERMAKEL YKE,&c, verzoek ik vriendelyk, dat wy* het handelen over deze gefchiedenis,waar u/t verfchillende leeringen, ter verbetering van ons hart en zedelyk gedrag , te. trekken zyn, tot eene nadere gelegenheid uitftellen. * EINDE.