H A N S KOMT DOOR Z Y N DOMHEID VOORD. eerste deel. TE AMSTERDAM, B 1' H GARTMAN en I. de JONCtl, mdcclxxxiv.   OPDR AGT AAN ALLE HANZEN van dezen TYD. MYNEHE EREN! ïk vraag vooraf verfchooning daarvoor, dat ik my vermeet, om zonder eenige omftandigheden, met zulk eene aanzienelyke clasfe van menfchen, a!s gy zyt, te fpreeken : uwe verhevenheid is my bekend ; ik weet ook, dat de leden van verfcheidene ftanden , van de ... . af, tot aan den meefterknecht van mynen tuinman , daartoe behooren, en zou derhalven wel met veele eerbiedigheden en tytels van verfcheidenerleije foort een aanvang gemaakt hebben; maar ik heb altoos myn eigen weg geloopen, en wil daar heden ook nog geene verandering in maa- ken. Dan, aangezien 'er in de wereld niets zonder oorzaak gefchiedt, en daar het billyk is, dat ik de oorzaak melde waarom ik rechtuit, en niet in den gewoonen fmeektoon van een Autheur fpreeke, zo weet. Myne Heeren , dat ik mede een aanzicnlyk man ben, (naamlyk in eenen 1'hyüTchen zin) en die my kent , za.1 overtuigd zyn dat ik waarheid fpreek: — gy zult het derhalven , hoop ik, een aanzienlyk man vergeeven, dat hy eene zo aauzienlyke orde als de uwe , zonder eenige omihndigheden nadert. * 2 Maa?  » O P D R A G T, Maar ter zaake. MfJiCu ' ^yne Ileercn ' veribhvnt een uwer Medebroederen, die u om vriemlfchap ei befchermmg irneekt;. zyn broeder Augustus, vertoont z/g, wel is waar, nevens hem , maar dit gefchiedt niet om u; hv isalleenlyk ten uwen opzichte, aanwezig om uwen Medenbroeder , in een beter bcht te Hellen; duldt dan AugSs om ttans, en vergunt hem mede uwe genade! VOORBERICHT. Gevoelige zielen, bid ik, Hans om Augustus te verdraagen: Augustus is het gewrocht van myn hart; Hans, integen^ 'deel,iszyne geboorte alleenlyk aan mynhryn 'verfchuldigd: ik wensch beiden, ge/yk JÊy zelren, de gunst vgn tnyne Leezers. H, p, 1,  HANS KOMT DOOR Z Y N DOMHEID VOORD- eerste hoofdstuk. De voorouders van dén held ware» vroeger aartwezend dan hy zelf. In het dorpje dat weinige inweef ners en even weinige inkoinften had, woonde de heer Hans van ....... ais Befchermhcer Van hetzelve : naar gelang van het gering getal zyner onderhoonge boeren, knevelde hy dezelven te meer;' en ongeltrkkig de arme landman of boerenjongen > die niet op een' afftand van vyftig lchreden , reeds de bónte mtits ligtte wanneer hy den welgeboren heer Hans zag aankomen ! vier-en-twintig uuren in een kelder opgeflooten te zitten, was voor die misdaad, een geringe ftraf. — Ik moet hier in 't voorbygaaii aanmerken s dat er in het dorp geen gaA na  2 HANS KOMT DOOR ZYN vangenhuis was, en, om er een te haten Uxurcn, daartoe was het vermogen van den heere Hans met toereikende; dtkwyls zou hy zeer gaarne de ftraf verlengd hebben , doch dan zou hy verphgt geweest zyn, de gevangenen eeten te moeten geeven, en dat was gantschlyk de zaak van onzenBefchermheer niet; wel is waar dat hy flechts brood ncodig gehad had, dan, daar de gevangenen jaarlyks te 'veel waren, zou hem ïulks reeds eene goede fom daalders gekost hebben, en dezen had hy te zeer voor zig zeiven noodig. Menigmaal moot hy ook de ftraf uitftellen, vermits het gebeurde, dat dezelve een' boer opgelegd werd , die hem een' dtenst moest bewyzen, welken hy da* verphgt was vry te laatcn , of den dienst te misfchen; want zo veel vermogen bezat hy niet, dat hy de overige boeren kon dwingen , dubbeld werk voor hem waarteneemen. Deze verdrietlykheden , die zyn Welgeborenen drukten , waren oorzaak, dat de heer Hans, na veel Femzens, den volgenden fchranderen inval kreeg, die het nut met de ftraffe tevens verbond! - In plaats dat de boeren in de kelder evangen moesten zitten , zouden zy nu eenig nuttig werk voor zyne Genade verjichien • w»-' * was een vinding! , de ecrfte Yenillfdpe *in-  DOMHEID V 0 0 R D, J. vinding van zyn geheele leven: hoe juichte hy zig zclven over zyn ontwerp toe! en wat gevoelde hy niet, toen hy begreep welke nuttigheid hem uit dit ontwerp te wach'.en ftond! Thans liethy zig met vreugde de tyding brengen, dat de boeren fchelmen waren , die humnen pligt verwaarloosden ; eliandér afklopten , en de vryheid gebruikten, om op de huishouding van den heere Hans aanmerkingen te maaken : over naisdaaden van die natuur, werd-. daadlyk het volgende vonnis geftreeken: Koenraad moet dienen: Marten moet dienen : enz. het overige gedraj met zy- ne boeren, kan men by het reeds gemelde afmeeten. Zyne. gemalin ,. die met hem van den-zelf-, den ouderdom was, had hy, op bevel van zynen vader, den ouden heer Kans,, ten huwelyk genomen; zy bragt tweeduizend' daalders, mede , die juist toereikende waren om de fchulden van den ouden heer aftedoen : — wat haare geftalte betreft,. zy zou eene volmaakte fchoonheid geweest zyn; maar eendrommelfche groote bochel, die haar hoofd voorover drukte , ja- er zelfs byna boven uitftak, bedierf alles; — zy had , wel is waar,. één oog door de pokjes verlootea, maar dat verlies had de natuur  4 HANS KOMT I) OOR ZYN vergoed, door de grootfte tanden die ooit een wild zwya gehad had, en die ook , even als by dat di'r ' buiten de blaauwachtige lippen uitfhken : zy hinkte een weinig, doch dit was teeen haare overige voortreffelykheden niet te "rekenen. Wat haare zielsèïgenfchappen betreffen, deze zou men niet volmaakter hebben kunnen wenfchen; want dat zy haaren man dikwyls plaagde kan men haar tot geen misdaad toerekenen j aarigezien zulks uit liefde gefchiedde;— dat zy met liefdaadig jegens den armen was , kwam by gebrek aan eigen vermogen toe, en haare overige deugden kon zy niet ren toon fpreiden, anders zouden dezelven zekerlyk opmerkenswaardig geweest zyn. Haar geduld , onder and-eren , muntte boven alk haare overige volmaaktheden uit. Wanneer elk haare wenfchen volbragt, dan kon men verzekerd zyn, dat zy niet gemelyk werd , voor dat men haar te na kwam : i0 of zo omtrent, was de andere helft van den heere Hans van ... . wiens bepaald verftand zyne gemalin genoegzaame gelegenheid gaf, om haare yerdienften eenen voortreffelyken luister bytezetten Met de nabuuren van .... . hie]d zv geen gemeenfehap: wat de reden daar van was, kaa ik met geene zekerheid bepaalen : ik kan wel gis- ■fe»  DOMHEID VOORD. 5! ftn daf nyd 'er de oorzaak van was; maar ik kan zulks ook alleenlyk gisfen: fchoon het algemeene gedrag der groote wereld myne gisfing byna bevestigt; Want welke gebuuren erkennen gaarne elkanders verdienften ? en ho« fterk de verdienften van den hecre Hans en die zyner gemalinne boven de verdienften van hunne nabuitren moeften afftecken, laat ik elk ©ordeelen : dus leefden dan mynheer en mevrouw alleenlyk in den kring van hun huishouden , dat Hechts uit een' knegt en een meid be- ftond. 1 De eerfte was een kleêremaaker'; deze voorzag zyn Welgeboren , van zyne geheele kleeding: hy zou ook haare Genade in dit opzicht gediend hebben, had niet haar hoogè rug, het maaken van haare klederen voor hem te moeijelyk gemaakt; dus kon hy zig ook lyffnyder van zyne Genadige genoemd hebben; maar Michel Albrechts was niet verwaand genoeg om zig dien rang aantemaatigen , en' vergenoegde zig derhalven alleenlyk met den tybad: zekerlyk zon zulks op zyne wyze gefchied, .zyn,,  DOMHEID VOORD. ? ^yn, maar wat mensch heeft niet zyne eigene wyze van doen ? zo ook Michel: voor 't Overige was hy zo dom als zyn heer, — en hem daarom te aangenaamer. Kaatje Lustig , medebediende van Michel,. was een levendig, fterk meisje, niet zo onvernuftig als hy , maar wel zo groot, moreel en phyfisch , zo als men het neemen wil: zy had zo veele bedieningen in huis als Michel, naamlyk: — zy was kamerjuffer, werkmeid, keukemeid, huishoudfter, — ja wie kan alle èt dienften optellen , die Kaatje met gelyke wakkerheid verrichtte. Natuurkundig be- fchouwd, zou zy verdiend hebben, een man geboren te zyn , en dragonder te weezen; want zy was fchoon , en fterk gefpierd van lichaam : — immers ik, die haar zo wei ken, twyfel, of ik, haar in mans kleederen ontmoetende, haar wel voor de kamerjuffer van mevrouw zou aangezien hebben. Zie daar de perfoohen met welken ik myne lezers, vooraf moest bekend doen weezen eer ik iret leven en 't charakter van onzen held een aanvang kon maaken. A4 TWEE-  8 HANS KOMT DOOR ZYN TWEEDE HOOFDSTUK. Toebereldzeh om den held te doen verfchynen. In vrede en eenigheid , of wil men liever, ia mi* en oorlog, leefde het voornoemde huisgezin den tyd van twee jaaren, zonder dat er etn'ge merkwaa:dige gebeuuenis was voorgevallen.— De heer Hans kamde de boeren,"en «legenad.ge vrouw kamde haar' man: Michel de ' witte dikke paruik, m de bulhond, en Kaatje, hen «He drie. Mevrouw ondertusfchen leed den minden last, want zy verdroeg niet veel: maar Kaatje wist zig wonder wel te behelpen, en haar verlies by mevrouw, aan Hans en Michel dub*eld mrehaalen j in dien fland zouden de zaake* f ebleeven zyn, indien niet de booze wereld üg >n het fpel gemengd had Juffcr Kaatie *vasfedert eenigen tyd dikwyls krank; klaagde telkens dan over dit, dan over dat, en kreeg »erfcheidene lusten: —- in één woord > KJ tje , was een wonderlyk fchepzel geworden , dat met mets in de wereld vergenoegd was Niemand kon haar bevredigen, als de welgeboren heer Hans, die ook niet in gebreken pket haar geduurig te komen troosten. - , Ut  DOMHEID VOOR D." 0 Ik moest echter onzen huisknecht, koetfier en frileur niet ver^eeten , die in deze gelegenheid betoonde, een rechte goede Michel te zyn ; menig verdriet, 't welke zyn heer hem aandeed , achtte hy niet, als hy flechts door zyne gedienftigheid Kaatje troost konde aanbrengen. ■—— De genadige vrouw alleen was geduurende de pienigvuldige krankheden van Kaatje ongevoer lig: ik vind dit ee ven wel zeer natuurlyk; want welke vrouw is by het lyden van eena andere vrouw (van minderen rang^ gevoelig? — Mensch , ga mar den doctor.- —if zie daar al de troost die de lyderes van mevrouw kreeg , als deze in een goede luim was. — Kaatje zou zig gaarne van dien raad bediend hebben ; maar ongelukkig was 'er veele mylen in het rond geen doctor te vinden; en gevolglyk was de uitvoering van den raad zeer moeijelyk : In het dorp woonde wel een afgedankte foldaat, die faturdags avonds by de boeren het ainpt van barbier bekleedde, en eens, in 't leger, noodhulp van een paardenfmit geweest was: daardoor had hy veelerleijc hulpmiddelen voor ziek vee leeren kennen; en zelfs menig kranke koe, gewond paard, of kreupele hond gered en genoszen: tot dezen beval de genadige vrouw , dat Kaatje haar toe* A j. vlucht  *t> HANS KOMT DOOR ZYN vlucht zou neemen. Michel , de goede Michel moest hem daadlyk haaien, fchoo» hy gaarne van dien boodfchap was bevryd geweest; want 'er maalde hem verfcheidene denkbeelden door het hoofd, die hem voor den grooten Chriftoffel , (dus werd de doctor genaamd ) bevreesd maakten; evenwel moest mevrouw gehoorzaamd worden. Christoffel verfcheen , fchoon drie perfoonen hem met weerzin komen zagen: Kaatje moest verfcheidene foorten van vraagen beantwoorden , vraagen, die weinig doctors vóór hem nog gedaan hadden : , maar hy was ook een zeer byzonder doctor — Na lang bezinnens, fchreef hy het volgende middel voor: Peperkorrels in, Brande. m/m ■ Hy had onlangs vernomen dat dit middel goed was voor de koude koorts: , menschlyke „ziekten waren hem verder niet bekend, gelyk ook geene betere hulpmiddelen. • Of Kaatje den peperbrandewyn gebruikte weet ik niet.- haare Genade beval het wel: .maar, menfehen die dienstbaar aan hunne medemenfehen zyn, gehoorzaamen die altoos? de dekte van Kaatje bleef, in weerwil van Christoffels bezoeken, het zelfde. Verfcheidene oude wyven in het dorp, die ,de vrolykc jeugd altops met nydige oogen be- fchou-  DOMHEID VOORD. It .fchouwen , zeiden-, eerst onder elkander, veel verandering aan de klederen van Kaatje te bemerken , eene verandering die men tot nu toe in het dorp Hechts by gehuwde vrouwen bemerkt had : ook waren zy vrouws genoeg om deze waarneeming terftond haare. welgeborene medetedeelen, die , over zulk eene wanorde dan ook niet weinig in toorn ontftak; —r .fchoon zy mogelyk alleenlyk wrevelig werd, om dat zy, geduurende haar huwe'yk , niet zo gelukkig geweest was, met dergelyk een wanorde te mogen pronken. Kaatje werd voor den rechtbank van mevrouw gedaagd , en .■Chriftoffel geroepen zynde, gelast, te zeggen wat hy van haar werkmeids ziekte oordeel- • de. Chriftoffel fchudde het hoofd, en zeide ronduit, dat, fchoon hem eene foorgelyke ziekte nog niet voorgekomen was, hy naar al Zyn verftand oordeelde, dat Kaatje er was Michel nu gevorderd, dat hy binnen weinige dagen een vrouw , en vermoedelyk wel iets meer dan een vrouw bekomen zou : maar  Ö Ö M H E I D V O O R Ö» tg Jnaar waarvan hy in 't vervolg zou leevcn„ daarvoor was Michel niet bekommerd ; de man was fyn; herinnerde zig altoos dat men voor den aanilaanden dag niet moest zorgen, en met dit denkbeeld ging hy naar den Predikant , die op een ander dorp woonde , om zyn huwelyk te doen afkondigen. Doch hier deed zig nog een kleine zwarigheid op, de' Leeraar wilde Kaatje niet als een jongvrouw yoorftellen-, zonder dat Michel een goed ftuk gelds voor boete betaalde; maar dit had de arme bloed in zyn vermogen niet, enfenoort hy het ook gehad hadde, zo zou hy 'tr een veel beter gebruik van hebben kunnen maaken, als het voor 't hooien van een woordje meer, by het afleezen van zyn bruids naam, zo maar wegtewerpen; een woordje, aan 't welke hem , behalven dat, zo weinig gelegen was, dat hy 't liever by zynen eerlyken naam niet zou gevoegd gezien hebben, aangezien h/ het tegendeel wel beter wist. Alles zou zonder hindernis afgeloopen zyn , indien Kaatje de wyze der aankondiging niet had vernomen 3 want fchoon zy zelve niet in de kerk kwam om het te hooren , zo waren 'er r.ogthans dienstvaardige buurvrouwen genoeg, die haaf 4at gebrek by het afleezen der geboden over-, B * brag-  40 HANS KOMT DOOR ZYN bragten. Kaatje raasde en vloekte , ja de hemel weet wat zy niet al deed. De goede Michel, die haar in den eerften ftorm van haare woede ontmoette, ondervond werkelyk wat herri in 't vervolg te wachten ftond; want zyn aangezicht gevoelde op eenmaal de kracht van Kaatjes vingeren zo fterk, dat hy geduurende eenige oogenblikken niet kon bedenken , wie hem zo onzacht ftreelde. — Zyn bruids ftent die hem als geen engelenftem in de ooren klonk, was genoeg inftaat, om hem uit zyne bedwelming te trekken : hy deed tegen haare verwytingen verfcheidene voorftellen , maar haare beledigde eer was daardoor niet te vreden , en Michel moest, ofhy wilde of niet, op Kaatjes bevel, weder naar den Predikant gaan, en hem berichten, dat hy op den volgenden zondag zyn misflag te verbeteren had. Michel wilde verfcheidene gewigtige redenen aangaande het geld bybrengen , maar Kaatjes woede begon zig op nieuw te verheffen, en Michel haastte zig om zyn bruids vernieuwde ftreelingen te ontwyken. Langs den weg dien hy moest gaan, overleide hy , hoedanig den Leeraar zyn boodfchap' voortedraagen , ten einde ■ hem te beweegen , het woordje jongvrouw by de afkondiging van zyn httwelyks geboden te voegen: wel fiP waar  DOMHEID VOORD. 31 waar dat hy zyn gemoed bezwaard vond, om een geestlyk Heer een logen te doen zeggen: — maar toevallig voelde hy aan zyn hoofd en oogen, die hem zyn bruids flagen herinnerden , en zeer fterk opgezwollen waren: . terllond waren alle zwaarigheden op dat gevoel uit den weg geruimd. —r Ook kwam hem eindelyk nog tot zyn troost te binnen , dat hy eens gehoord had, dat dergelyke logens, dikwyls met of zonder voorweeten gedaan worden, en waarom zou Kaatje dan niet het zelfde recht hebben ? te meer , daar immers de Leeraar het liegen niet oordeelde zondig te zyn , indien Michel flechts het boetgeld had kunnen betaalen, Aldus by. zig zeiven redekavelende , flenterde de geflagen bruidegom voord; hoe nader hy aan des leeraars woning kwam , hoe meer hem echter den moed ontviel; want veel tefpreeken was Michel piet eigen , en nu moest hy een Predikant in zyn belang trekken. By zyn aankomst zat de Leeraar voor zyn woning. Boe gaat het Michel ? vroeg deze:, —' er> hoe ziet 'er uw gezicht zo uit f i Thans was Michel buiten alle vrees; zyn gezwollen aangezicht , gaf hem gelegenheid om met fpreeken een aanvang te maaken. Hy ftond reeds B % rn.et  »2 HANS KOMT DOOR ZYN met den hoed onder den arm, en voelde, toen de Leeraar zyn vraag deed, naar het py!'h*k gedicht: ja Eerwaardige heer •> • (dus Itamelde Michel) myni hawelyks- phoden //ebben pty • ■ z.o vtt gemaakt, ■ De Predikant vroeg vervolgends; Michel antwoordde, en ontdekte hem het gantfche beloop der zaaken. .— Dan hoe zepr hy ook om medelyden bad, voor het "overige gedeelte van zyn aangezicht, het kon niet helpen; de Leeraar bleef 'er by, dat, vermits Kaatje reeds ééns zonder het woordje jongvrouw was afgeleezen, het nu niet anders kon gefcheiden; dat hy haar tot geen jongvrouw kon maaken, al wilde Michel het boetgeld ook betaalen. De goede 'Miehei ging treurig heen: verfcheidene maaien was hy befluiteloos, of hy naar Kaatje te rug zou keeren , of niet: ja , byna zou hy naar het eerst naby gelegen Vlek gegaan zyn , om Soldaat te worden, maar by geluk viel hem het doodfchieten in, en daarvoor had hy een vreeslyke affehrik. Onder alle deze be¬ denkingen fiond hy gevallig by eene heldere waterbeek , en daarin befchouwde hy zyn beeldenis, het geen 'er belachelyk uitzag : mt*r- Ha ! —- zeide hy tot zig zeiven, A  DOMHEID VOORD. 23 ie andere zyde van myn bakhuis ook nog zo dik alt deze , meer kan my niet overkomen ! En wordt het doller, dan is het altoos nog tyd om foldaat te worden; dus fpoedde hy zig naar zyn bruid. Zyn Schranderheid , gaf hem een fpoorilag, om de Genadige Vrouw te fpreeken , ten einde haaren byftand tegen Kaatje te winnen. Hy verhaalde dus aan mevrouw het gantfche beloop der zaake, die dan ook aanftonds Michels belang met vollen yver ten harte nam. Jk beveel; fchreeuwdc Zy ! dat niets zal veranderd worden :• wat wil die hoer nog meer hebben ? is hit niet genoeg dat zy gedekt wordt ? wil zy nog meer omfiandigheien maaken ? haastig Roosje , (dit was de naam van haare nieuwe, kamerjuffer) ga naar den Predikant, en zeg htm dat hy niet most onderftaan de afieezing der geboden U veranderen. Laat vcords Kaatje aanftonds hier komen. Roosje ging heen en Kaatje kwam. — Het toornig gezicht van mevrouw, maakte haar reeds buigzaamer, als Michels zwichten had kunnen doen. Haare Genade had naauwlyk eenige woorden van by 't aanrichten van nieuwe onrust, andermaal, vier wesken in de kelder te zitten, geiproken, of Kaatje maakte een bylegger, en ftond toe, dat zy B 4 geen  «4 HANS KOMT DOOR ZYN .geen jonge juffer meer zou weezen : evenwel bromde zy tegen Michel, en fmeet hem een paar fchelmen en domme duivels naar 't hoofd: doch dit hoorde Michel alleen, en die nam dat zo kwalyk niet; hy was veeleer hartr lyk ve blyd, dat hy 'er nu maar alleen met woorden door kwam, en dat nog wel met Hechts half gefproken woorden. Hy ver¬ wachtte nog w.el een klein nafpel; maar, tegen alle vermoeden, was Kaatje vreedzaamer dan de juffers by zulke vernederingen doorgaands zyn; ja zy leide, welk een ommekeer { Michel by de hand naar haare nieuwe woning, alwaar geduurende zyne afweezendheid •verfcheidene noodwendigheden , uit de flad waren aangekomen , beftaande flechts in een tafel, eenige ftoelen , een tamelyk flecht bruidsbed, enz. Michel die over het bekomen van deze noodwendigheden , reeds lang was bekommerd geweest, verbeeldde Hg, dat die meubelen hem door eene byzondere befchikking van den hemel waren toegezonden; ja hy was geheel buiten zig zeiven van vreugde. — Kaatje zeide hem eindelyk dat zy dit alles had gekocht , van het geld dat zy geduurende haare dienstbaarheid had overgegaard: rekende hem vervolgends voor, wat zy nog al zou be- fpaa.?  DOMHEID V O O R B. 25 ■fpaaren en koopen, en welk een goede vrouw hy aan haar zou hebben ; met. één woord , zy zeide hem alles wat zig by zulk een gelegenheid zeggen laat. Michel was niet gewoon veel te denken , gevolglyk nu ook niet, daar hy, na zulk eenen ftorm, zulk eene kalmte vernam. Het viel hem wel in dat hy als fnyder ook een werkplaats nodig had, maar Kaatje deed hem ligtlyk begrypen, dat hy, indien hy Hechts wilde, even goed op een houten ftoel by de tafel, als op een ftellaadje kon arbeiden. De tyd van het tweede en derde gebod liep tamelyk vreedzaam tusfchen de gelieven ten einde; Kaatje was op de dagen der afleezing wel kwalyk by 't hoofd, en Michel moest dan wel alles verdraagen, maar hy was zulks reeds federt eenige weeken gewoon geworden , en Schreef behalven dat, alles toe aan de onhandigheid van zyne beminde wederhelft. De bruiloftsdag naderde met rasfche Schreden ; de kruid Scheen fteeds in diepe gedachten gedompeld , of liever zy fcheen het niet maar was werkelyk zwaarmoedig. Reeds eenige dagen had zy overlegd, hoe het te maaken, om oP haar trouwdag met den eerenkrans te verfchynen, een voorrecht, 't welk haare omftandigheden haar weigerden, en haare ergernis was daarom B 5 "te  t6 HANS KOMT DOOR ZYN te grooter, vermits zy wel wist, hoe de boerewyven lachen, en haar onder elkander uitjouwen zouden, indien zy zonder het jongvrouwlyke vertierzei, voor het Altaar verfchyncn moest. Zy vroeg dikwyls den Genadigen Heer om raad, maar ongelukkiglyk wist deze hier zo min een weg op te vinden als Michel. Verdriet en ergernis veroorzaakten haar, den dag voor haar huwelyk, verfcheidene onpasfelykneden , die haar dwongen het bed te houden. Haare ongefteldheid verfchafte haar een middel , om het gefpot der wyven te ontgaan: morgen, myn lieve Michel, riep zy uit, wil ik. ziek zyn, hier voor myn bed zal de Predikant my trouwen; dan mogen die zottinnen lachen. Michel die geen liefhebber van ziekten was ook geene zo hooge gedachten had van den trouwkrans die zyn bruid door het hoofd maalde , maakte verfcheidene tegenwerpingen ; maar de uitfpraak van Kaatje, ik wil het zo!—• deed Michel op alles amen zeggen. Een fchrander wyf neemt zelfs een ongeluk tot haar voordeel. De volgende dag moest Michel vroeg naar den Leeraar gaan, hem vernaaien dat zyn bruid ziek was, en hein tevens bidden, dat het huwelyks verbond, in zyn huis bevestigd mogt worden. Michel bragt deze logen moge.  •OMHEI» VOORD. 27 gelyk aan den Predikant over, zo als hy doorgaands % gewoon was logens ovcrrebrengen ; want de Leeraar was zeer ongelovig, omtrent de ziekte der bruid; evenwel beloofde hy te komen , en ztlf te zien, wat hy in dit geval Zou kunnen verrichten. -— Kaatje deed op dit bericht twee doeken om haar hoofd, en wendde alle pooging aan om de rol van zieke goed te fpeelcn 5 het geen haar ook zo wel gelukte , dat de Predikant, by zyne aankomst, zo goed mogelyk bedrogen werd: dan dit bedrog was niet mbeijelyk te volvoeren; want de goede man had in zyne Parochie niet anders dan arme boeren woonen, die geen tyd hadden om ziek te weezen, of liever, boeren die door den arbeid, en de eenvoudige fpyzen welken zy gebruikten, meest allen tot in hunnen ouderdom gezond bleeven; dus had hy niet veel gelegenheid om zieken te bezoeken, en hunne kwaal te beoordeelen , Hy geloofde der- halvcn Kaatje op haar woord, en beloofde haar, indien de Genadige Heer het wilde toeftaan , haar , eer zy ftjerf , aan haar lieven Michel te verbinden; hy haalde zelf het verloffchrift , of liever de Gena¬ dige Heer bragt het in pérfoon; want deZe kwam, met den Predikant te rug, om bet  a8 HANS KOMT DOOR. ZYN het huwelyk met zyne hooge tegenwoordigheid te verëeren. Zonder veel omftandigheden werd Michel en Kaatje man en vrouw. Groot en klein was in het dorp geërgerd , om dat hun de vreugd benomen was, de huwelyks verbintenis bytewoonen. De Predikant vertrok, en de heer van Hans lachte hartlyk over de list van Kaatje ; Michel daarentegen was confientieufer, en bad den hemel om vergiffenis , dat hy den Geestlyken heer zo bedrogen had. Ondertusfchen liep de dag ten einde, en Michel zag zig nu in het volkomen bezit der waardigheid van huisvoogd gefield; droomde van allerleijen voorfpoed , maar dacht weinig, wat hem nog dezen nacht wedervaaren zou. Slaapen was van ouds eene van Michels geliefdfte uitfpanningen; ten negen uuren, fnorkte hy zyn jonge wederhelft reeds de .ooren vol j deze , eene ongewoone verandering in haar lichaam bemerkende, maakte haaren man wakker, die op dat tydfliphartlyk wenschte niet getrouwd te zyn. c—t Maar wenfchen hielp hier niet; hy moest opftaan en zig gereed maaken, tot het volvoeren van pligten , die hem tot hier toe onbekend geweest watcu, en die, al had hy 'er »ok het vermoeden van gehad, ten minden nu nog  d ö m u e i ö Voord. 29 riög niet zou verwacht hebben. Het vroedwyf woonde op 't andere dorp ; derwaards moest Michel heen: hy deed het ook , maar in plaats van haaftig te loopen, ging hy langzaam , en fliep, al gaande , het overige gedeelte van zyn flaap uit, waar in hy door zyn wyf was geiloord geworden. De vroedvrouw was mede in de rustj doch aan deigelyke bezoeken gewoon, was zy daadlyk gereed: onderWeeg maakten zy verfcheidene aanmerkingen over kraammaalen en 't kinder doopen , maar hieraan Hoorde Michel zig niet, aangezien hy nog een goed deel te flaapen had j eindelyk kwamen zy tegen drie uuren in het dorp, dus had de jonge man , den weg van een half uur f in zes uitren afgelegd; geen wonder derhalven dat hy, by zyne t'hüiskemst, groote veranderingen gewaar werd, welke in niets minder beitonden , als dat Kaatje zonder iemands hulp, een fchoone jonge in de wereld gebragt had: De kraamvrouw had veel lust om Michel zyn lang uitblyven te vervvyren, maar de vreugd die hy over zyn nieuwgeborenen erfgenaam liet blyken , bevredigde haar. Vermits hetVroedwyf nu niet veel meer te verrichten had, vertrok zy, en maakte de boerewyven in 't dorp het gebeurde bekend. —— Dan vermits 'er it  3© HANS KOMT DOOR ZYN in deze booze wereld niets gefchiet waarovef godlooze menfehen geene aanmerkingen maaken, zo kan men wel begrypen , dat het hier ook alzo gefield was; allen itemden zy hierin overeen , dat dit kind haar eerite niet zou zyn; iat en dat. ... houd de rik, fcheeuwde een van de mannen der vergaderde wyven 2 ~*r denkt gy iorpfletttn, dat wy zin hebben , cm door uwe langt tong tin giheel jaar voorden befchuts- ketr werk te vtrrichttn ? voor myn deel mag zy 'tr tien gehad hebben, indien zy maar niet weder ge- tegenheid geeft dat wy gifiraft worden. De vrouwen fcheidden op het hooren van deze aanbraak; want in dit kleine dorp, waren alle de wyven gehoorzaame fchepzels , de Genadige ▼rouw evenwel uitgezonderd; maar zy was ook eene Genadige vrouw , en dat maakt een groot ©nderfcheid; hoe het vervolgends met Kaatje zal afloopen, moet de tyd keren, zy is nog te jong getrouwd om 'er over te oordeelen; fchoon ik waarfchynelyk vermoede, dat zy veel ©p het flot zal geleerd hebben. Maar om weder tot onze gefchiedenis te keeren , moet ik hier aanmerken dat Kaatje niet in het geval was, 't welk de wyven vermoed hadden, voor het minite, heb ik daarvan nooit iets vernomen , en zulke zaaken. kunnen immers een get fchied"  DOMHEID VOORD. 31 'fchiedfchryver niet onbekend blyven ? — Kon Kaatje het helpen dat Michel te langzaam ea onze held te driftig was? — maar genoeg hier van; — onze held is 'er; en ik heet hei» hartlyk welkom ! VIERDE HOOFDSTUK, De held ontvangt by den doop den naam van Hans. Michel dacht noch aan het dorp, noch aan zy* ne buuren, en nog veel minder wat zy van zyn eerstgeboren zoon zeiden; hy was voor niets vatbaar als voor vreugd , zag zyn Zoo» gezond in de wereld geworpen, en verbeeldde zig reeds, wat figuur den nieuwgeboren , al» kind, als jongeling, en als man , daarin zou remaken: — hy droomde van niets als van geluk; en kon een vader, die zo weinig met zorgen bezet was als Michel, wel iets anders dan van zyn kind droomen ? — doch Kaatje wekte hera welhaast uit zyne ureelende iluimeringen. De zorg voor den doop en de doopgetuigen was onze Michel genoodzaakt met zyn dierbaare wederhelft te deelen. — Zy verkoozen en' verwierpen, doch by elke verkiezing werd de Genadige Heer van Hans genoemd; maar met de  $4 hAns komt door zyn' de andere getuigen konden zy het niet eens worden , vermits alle hunne maagen en bekenden* te gering waren, om dezelfde eer met zyne' Genade te deelen: — eindelyk beflooten zy het den Heere Hans overtelaaten, indien hy zulks zyner waardig hield. Michel gmg naar dén Genadig'en Heer, en gaf hem zyn verzoek te kennen , die dan ook alles inwilligde; maar de verkiezing welke men aan hem «verliet, was hem daarom niet -aangenaam, vermits hy van alle verkiezingen, —- honden en paarden uitgeilooten, zo onkundig was, als Michel zelf , doch dit durfde zyne Genade eok niet laaten blyken; want dan zou de eer Tan zyn vernuft te veel geleden hebben. Na weinig overleggens , oordeelde de Heer Hans, dat het goed zou zyn, zyne gemalinne tot het verrichten van dit heilig werk te verzoeken : maar zyne Genade verkreeg geen beter onthaal, als Michel van zyn bruid onlangs gekregen had. — De zachtmoedige mevrouw van Schreeuwde als een Paauw, en' floeg, met verwoede trekken op haar gelaat, toonen, die niemand verftaan kon : eindelyk toen haare driften eenigzins bedaarden , verftonci de Heer Hans, hier en daar een woord van hoerekinderen , liederlyk gefpuis , en dat haar  DOMHEID VOORD. 33 gemaal niet meer met zulk gemeen volk móest verkeeren , indien hy op haare verdere achting wilde ftaat maakeh. — De heer Hans gedroeg zig verftandig: zweeg ftil, en ging weg. Hoe genegen hy ook ware om zyne gemalin genoegen te geeven, had hy echter reden , om ditmaal ongehoorzaam té zyn ; bovendien had hy Michel reeds zyn woord gegeeven, om peetoom te weezeh, en het geen hy beloofde , vervulde hy dikwyls naauwkeurig. ^ Maar nu moest hy een verkiezing doen en dit was eene moeijelyke zaak voor hem. Eindelyk viel zyne keuze op eene oude juffer, die op het andere dorp woonde en van haar inkomen leefde ♦ in haaren ouderdom was zy het gewoel der Stad ontweeken, waarin zy, geduurende haare jeugd, als gezelschapsjuffer van zekeren Minister , veel opfpraak had gemaakt : thans riep zy ach ! én wee'! Over de verdorvene zeden der jeugd, eii dé boosheid dezer wereld uit. De Predikant die het huweJyk van Michel en Kaatje had ingezegend was de derde perfoon die verkozen weid. — De heer Hans wenschte zig zeiven geluk over zyne voortreffelyke verkiezing , en zond Michel daadlyk heen , om de verkozenen , wegens de eer die de GenadiC  34 HANS KOMT DOOR ZYN ge Heer hun wilde aandoen , kennis tc belichten. Michel vertrok, fchoon hy wenschte dat een ander gefchikt ware geworden ,. om den hem opgelegden post te bekleeden. De inhoud van zyn boodfchap was hem zeer wel bekend , maar van de wyze hoe dezelve voorteftellen , was hy onkundig; en was het wel wonder dat Michel verlegen werd, dewyl over dergelyk onderwerp menig fchrander brein was bezweeken , en menig een de vreugd van vader te weezen alleenlyk daarom had vergeeten, dat hy verpligt was de weldaad aftebidden, van zyn kind behulpzaam te zyn in een Christen te worden ? — Men kan hier over wel verfcheidene aanmerkingen maaken : maar wy willen nu by het geval van Michel blyven. Den gantfchenweg over, was hy alleenlyk bedacht, hoe hy zyn verzoek aan Mejuffrouw Willig, (das was de naam der oude juffer,) zou vooiftellen : maar hoe meer hy daar over dacht, hoe verwarder zyne denkbeelden werden. Wy hebben Michel voorheen reeds denzelfden weg van een half uur, in zes uuren zien afleggen , thans was het byna weder hetzelfde geval: — dikwyls bleef hy , in diepe gedachten verzonken , Haan; dikwyls maakte hy een fleepvoetje voor de  DOMHEID VOORD. 35 de juffer, ja zyne verbeelding ging zo ver, dat hy eindelyk een ouden afgebroken wilgeboom voor de dame zelve nam: doch ongelukkiglyk ftend deze boom naby een kuil die vol modder was, en in welke Michel,al complimenten maakende, van boven neder ftortte : deze onaangenaame zalving wekte hem uit zyne bedwelming, en ftelde hem in zynen geest gantsch geenaangenaame denkbeelden voor; echter werd hy door het gemelde geval bekwaamer om nw in ernst zyn boodfchap re volvoeren: deze val inden kuil, was waarlyk het zelfde by Michel, als by den ezel de ftokflag van den Molenaar! Hy fprong op, rynigie zig wel zo goed hy kon , maar echter bleef 'er nog genoeg modders aan zyne klederen hangen, om hem, voor elk befchouwer, tot een belachelyk voorwerp te1 maaken j in deze morfige omftandigheid , kwam hy op het landgoed van Mejuffrouw Willig aan. Zelde komt ée'n ongeluk alleen; want by het openen van de deur begon een aan een ketting geflooten hond , woedend te worden , en kreeg Michel, die 'er zo vreeslyk als belachelyk uitzag , naauwlyks onder het oog, of rukte zig , geweldig raazende, los, een van Michels kuiten in beflag neemende, welke hy met den bek zo vast hield, dat een knecht, die op het C 3 e*.  $6 HANS KOMT DOOR ZYN gefchreeuw was toegefchootcn , werks genoeg had de partyen te fcheiden. De hond werd weder aan de ketting geilooten , maar Michel was zodanig buiten zigz elven , dat hy de reden van zyn komst geheel vergeeten had. Met traarun, die de pyn hem afperfte, in de oog en , ging hy op een' fteen nederzitten, en wiesch het bloed van zyne wonden , nam iets dat naar een zakdoek geleek en leide zelf daarmede het verband. De daarovergetrokken kous gaf zyn voet een zeer onnatuurlyk aanzien, en maakte zyn met modder bedekt figuur nog belachelyker : het voorgevallene bragt alles wat op het landgoed was byeen, en elk lachte, hoe treurig Michels omflandigheden ook waren ; zelfs Mejuffrouw Willig, die op het luidruchtig getier mede voorden dag kwam, vergat voor een oogenblik haare geveinsdheid, en lachte zo hard als de anderen; maar welhaast herftelde zy zig, en bragt haar gelaat weder in die fyne plooi, waaraan zy het federt eenige jaaren gewend had: zy riep; Stil toch. —— Wat is hier te doen ? EEN KNECHT. Niets: — Hector heeft dezen man flechts in de kuiten gebeeten. M. Wit-  DOMHEID VOORD. 37 m. willig tegen Mie/iel. Wat doet gy hier ? michel. Och! ■ 'er is een groot gat in .... . m. willig. Maar ik wil weeten wat gy hier te doen hebt ? michel, zonder of haar vraag acht te geeven. Gints by het dorp ben ikin een'kuil gevallen. m. willig. De kerel is dronken : God zy het booze fchepzel genadig ! (Tjgen den knecht. ) Dryf hem den hof af. De knecht was reeds bezig om zyn juffers bevel te volbrengen, toen Michel nog ten rechten tyd zyn boodfehap inviel : des begon hy dus te fpreeken. Neen: niet alzo Genadige Vrouw ! — ik ben niet alleen gekomen om in de modder te vallen, 1 en my in de kuiten te laaten hyten ; hoe ongelukkig ik ook geweest ben , en hoe wonderlyk ik 'er ook uitzie, ben ik evenwel gekomen om uwe Genade te bidden , dat zy zo barmhartig zy, om m. WILLIG. Hoe! niet anders als bedelen ? ik dacht het wel: — God helpe u. ( Zy wil vertrekken.) C 3 MICHEl.  3* HANS KOMT DOOR ZYN MICHEL. Neen blyf Mejuffer: — hoor my flechts! ik wilde u voor my verzoeken (Hier fiiet Michel aan zyne wond.) Ai ! —- ö ö! —, die verdoemde hond , brengt me geheel van den weg af! M. WILLIG. Heere wees ons genadig! ««* de kerel vloekt als een foldaat. !— 't is vast een afzetter die ons ongelukkig zal maaken. MICHEL. God bewaare u en my daar voor, Genadige Juffer: ik ben een eerlyk man , hoe on- eerlyk ik 'er ook moge uitzien : maar alles loopt nu zamen om my verward te maaken. Ja Mejuffer ; om weder op den text te komen, gelyk onze pastoor zegt; ik ben gekomen, om dat . vermits onze lieve Heer myn Kaatje,met een zoon gezegend heeft. M. WILLIG. Goed : —• dit ontbrak 'er nog aan: ik by gemeen canailje doopgetuige weezen! **** dit is u oogmerk, niet waar ? — ga by volk dat u gelyk is, en val geen lieden van geboorte lastig. (Zy wil vertrekken.) MICHEL. De Genadige Heer Hans van . . : M. WIL-  DOMHEID VOORD. 39 M. WILLIG. De Heer van Dus Schreeuwde de oude Juffer, toen zy den naam van den edelman hoorde, en ftond beweegeloos. MICHEL. Ja die groote Heer zendt my om uwe genade te bidden , met hem dat heilige werk te verrichten. Mejuffer Willig nam thans een geheel ander gelaat aan; het ftreelde haaren hoogmoed, dat zy in haaren ouden dag nog eene eer genoot, die haar wel voorheen aangedaan werd, maar die zy nu niet meer kon verwachten. « Een edelman , fchoon ook flechts de Heer Hans: dit gaf het geval een groot aanzien. Tot nu toe had zy het ftreelend genoegen , om in het gezelfchap van een edelman te zyn, geduurende haar vertrek uit de hoofdftad, niet genooten: alle de Heeren uit de nabuurfchap kenden haar van vroege tyden, ten minden van hooren zeggen , al te wel, dan dat zy haar hun gezelfchap waardig gekeurd zouden hebben; ja eenigen van den ouden adel, konden zig nog gemaklyk de beledigingen herinneren , die Mejuffrouw Willig , toen haare bekoorelykheden eenen grooten Minister betoverd hadden, den minderen adel aangedaan had. C 4 Toen  4® HANS KOMT DOOR ZYN Toen dacht zy gelyk veelen haarer zusters denken , dat de ftand van haar' minnaar ook de haare was , en dat elk die onder hem ftond', ook haare bevelen gehoorzaamen moest. Me-r nigmaal was het gebeurd , dat verfcheidene braave mannen de toorn van Mejuffrouw Willig hadden ondervonden , maar zy was, aangezien de ouderdom haar van haar voorig recht beroof: de, daarom ook te meer van hun gehaat geworden. -—: Deze verachting had haar naar het land gedreeven, en de bezorgdheid over de ondermaanfche zaaken, maakte haar tot een bidzuster: maar ongelukkig kende men ook op het land haare gefchiedenis , en daarom bleef de verachting altoos het gevolg van haar voorig gedrag. Deze gelegenheid kwam haar te gewenscht voor om dezelve zig te laaten o.ntflippen : anderzins zou de Heer Hans, niet in aanmerking gekomen zyn, maar nu kon hy tot het werktuig verftrekken om haar in het gezelfchap van den overigen adel te brengen, r—• Dan hoe zeer zy zig bedroog is ons reeds bekend ; \yant de Heer Hans leefde zelfs van de grootc wereld, fchoon om andere oorzaaken , zo afgezonderd , als Mejuffrouw Willig. Het was genoeg, dat gemelde overweegingen, welken in dit oogenblik door haare  DOMHEID VOORD, 41 haare gedachten liepen , oorzaak waren , dat zy bevel gaf, Michel aftewasfchen , te verbinden en hem vervolgends op haar kamer te brengen, alwa-ar zy zyn verzoek begeerde re hooren. Thans waren knecht en dienstmeid bereidvaardig om haare bevelen te gehoorzaamen: Michel werd onder handen genomen, gewasfchen en verhonden , ten minften beter dan hy te vooren zelf gedaan had, fchoon de onè'rvarenfte wondheeler 'er veel op te zeggen zon gehad hebben. Door een nieuw bevel, werd nu de maag van Michel ook gevuld, iets dat hy na zo veele ongelukkige voorvallen zeer noodig had ; in het byzonder had hy veel genoegen in een groot glas met brandei wyn , een hulpmiddel 't welk zyne heldhaftigheid en tong in volkomene bewceging bragt, invoegen hy met de grootfte vrymocdigheid, toen hy geroepen werd, de kamer van onze Juffer binnen trad. Nu verhaalde hy zyne eigene en zyn zoons gefchiedenis, tot aan dit tydftip toe, met al de welfpreekendheid van een boeren-redenaar. — Mejuffrouw Willig trok dikwyb den neus op , toen zy de vroege geboorte van onzen held vernam , en ik geloof zeker , dat hy de eer van Mejuffrouw Willig tot getuige vanv zyn christendom te bekomen, na dit c 5 ver,  41 HANS KOMT BOOR ZYN verhaal niet zou genoten hebben , indien haar nog niet ten rechten tyd, de naam van den Heere Hans ware te binnen gefchooten.— Zy vroeg naar den derden gevader; want zy geloofde vastlyk dat nog een edelman het klaverblad zou volmaaken : zy trok wel weder den neus op toen de Predikant genoemd werd, maar dit verdriet werd door den Heer Hans vergoed. Dus was alles, tot Michels vreugde, volbragr, en dezelve werd nog vermeerderd , toen Mejuffrouw Willig den voorflag deed van het doopmaal te zullen geeven, eene gunst waarop Michel nooit had durven hoepen : zelfs nam zy aan, om den Heer van .... te fchryven en hem benevens zyne dierbaare Gemaalin op haar landgoed te verzoeken. —— Michel kreeg bevel, om eerst naar den Predikant te gaan, zyn boodfchap aldaar te volbrengen , en vervolgends te rug te keeren om den brief mede te neemen. Op de Pastory liep alles zonder ongeluk af; Michel bezat thans de verè'ischte moedigheid om zyn last behoorelyk te volbrengen, en de braave Leeraar nam zonder veel omfiandigheid in alles genoegen, zo dat Michel fpoedig weder by Mejuffrouw Willig was. Hy kreeg den brief, en dit was de eerilemaal dat hy den reeds bekenden weg in een half uur aflet-  DOMHEID VOORD, 43 leide; hier moet men zig over Michels yver verwonderen, aangezien de pyn aan zyn voet hem ligtlyk daarin had kunnen verhinderen; maar thans vergat hy a",le< De Heer Hans wenschte zig geluk, toen hy vernam hoe goed zyn plan was uitgevallen; las den brief, waarmede echter niemand als hy zeiven geplaagd zal worden , met veel genoegen door: het geen hem eenigzins onrustig maakte , was dat zyn Gemalin mede was genoodigd , en hy geloofde niet dat zy zig vernederen zoude , om aan een burgertafel te eeten, en althans niet by deze gelegenheid; evenwel wilde hy een pooging doen, om haar hier toe te overreden : vooraf bediende hy zig van het middel, 't welk Michel in 't bovengemelde geval zo veel moeds had ingeboezemd , naamlyk, een vol glas brandewyn , ten einde als een man die zyn gezach. wil doen gelden, indien goede woorden niet hielpen, te kunnen fpreeken; aldus dan gewapend eilde hy ter zaake. Maar tegen alle vermoeden liep hier mede alles beter af dan hy had kunnen verwachten. Hoe zeer de Genadige Vrouw ook tegen het verrichten der meergemelde doopplechtigheid was vooringenomen, werd zy echter op 4c herinnering van hst gastmaal, leeniger. Zeldzaam had zy ge- di*a-  44 HANS KOMT DOOR ZÏN duurende haar gantfche leven gelegenheid ge■ had, om haare verdienften in een vreemd gezelfchap ten toon te Spreiden , en die gelegenheid wilde zy thans niet laaten voorbyflippen; zelfs was zy by voorraad bedacht hoe zy Mejuffiouw Willig best zou doen ondervinden, welk een geluk het was een adelyke familie te vergasten : zy ftond dan haaren Gemaal toe, het heilige werk te mogen verrichten, en tevens hetv verzoek van Mejuffrouw Willig aan te neemen. Michel werd geroepen, om aan de Dame het antwoord mondlyk te brengen, en te zeggen, dat zy morgen de eer zou genieten, den Genadigen Heer, by zig te zien. Michel toonde zig hier toe gereed, fchoon hy liever de boodfchap door een ander had zien verrichten, vermits de flaap hem te veel belemmerde , en dit is nier te verwonderen, daar zyn geest en lichaam dezen dag zo verbazend veel geleden hadden. —— De boodfehap was nog vóór den avond afgeleid : Michel was nu een hart onder den riem geftoken , en dorst het waagen om terftond met Mejuffrouw Willig zelve te fpreeken.— Voords keerde hy weder tot zyne beminde Katharina, welke hy met zyn'zoon bezig vond: hy verhaalde haar zyn' arbeid van den gantfehen dag, alleenlyk om vryheid te verkrygen van onge- ftoord  DOMHEID VOORD. 4$ ftoord te mogen flaapen; zyn vrouw was over hem voldaan , en gunde hem de gewenschte rust. De gewigtige dag waarop onze held zyne eerfte beftemming zou verkrygen, brak aan. Aan 't huis van Mejuffrouw Willig, werd alles in gereedheid gebragt: de knecht trok een oude livereirok aan, om thans huisbediende te zyn; ook maakte de boeremeid zig gereed, ten einde de post van kamenier te bekleeden; de Juffer zelfs maakte van den nood een deugd; geen fchepzel was 'er in het dorp die zy op dezen dag het keukenwerk kon toebetrouwen, en vermits zy dat werk van haar eerfte jeugd nog niet was vergeeten, (want tusfchen ons gezegd, zy was, vóór zy de lieveling des ministers werd , een bekwaame keukenmeid geweest,) zo maakte zy het eeten zelve gereed , en ordonneerde de tafel, invoegen men met niet meer te doen had als optedisfchen, het welk de nieuwgemaakte kamenier zou verrichten. By Mevrouw van ..... was mede alles in beweeging: Roosje werd thans zo geplaagd, dat zy de gedachten verwenschte, van opvolgfter van Kaatje te worden ; Michel zelfs was genoodzaakt, als hoffrifeur, al zyne bekwaamheid aan het hoofd- fier-  4& lUtlS E051T DOOR ZYN fierzel zyner Mcvrouwe ten kosten te leggen. «• Ik zwyge van kleinigheden, weiken thans de bekoorelykheden van Mevrouwe noch luisterker moesten maaken; het is genoeg, dat kleding en geflalte een volmaakt geheel vormden, om op St. Keisnacht, tot een model voor een kinderenverfchrikfter te verftrekken. De Heer Hans was fpoediger gereed, zyn wolken - paruik was gekarnd , en meer had hynier noodig. Thans werden de paarden, en de ons reeds bekende wagen in gereedheid gebragt; de vader van het doopkind verrichtte nog dien arbeid als voorheen, en tegen elf uuren was alles tot den optogt vaardig. —— Mynheer en Mevrouw plaatftcn zig in het rytuig, Michel op de bok, en aller denkbeelden waren 70 Zeer met het ;;ewenschte feestmaal vervuld, dat zy onzen held , de eigenlyke oorzaak van dezen vrolyken dag, vergaten mede te neemen. Zy kwamen by Mejuffrouw Willig veel vroeger aan dan deze Had kunnen verwachten; en geen wonder dat dit gebeurde ; by den landman wordt altoos tegen elf uure den disch in gereedheid gebragt; maar by Mejuffrouw Willig , als een zytak van de galante wereld, werd men eerst cm twee uuren ter tafel geroepen; doch de Juffer liet, wegens deze verrasfing, geen  DOMHEID VOORD. 47 geen ontfteltenis blyken : zy was gelukkiglyk gekleed , en geleidde de hooge perfoonaadjen zelve in de zaal, nam haar charakter van vroegere dagen aan , vergat haare vroome houding, en fpeelde volmaakt de rol van eene vrouw naar da wereld. Mevrouw van door zo veele beleefdheden als bedwelmd, vergathaaren adel, entevens de burgerlyke af komst van Mejuffrouw Willig , zo dat, fchoon haar voorneemen was geweest, hier haare hoogheid tc doen gelden, zy integendeel nu niets andets kon fpreeken als: —■ Gy hebt jlechts te beveelt» t °f > ze als het ie juf er zal believen. ■ Mejuffrouw Willig had bevel gegeeven, om eenochtend-ontbyt optedisfchen; — een nieuw verfchynzel voor onze adelyke perfoonen : nogthans lieten zy zig alles welgevallen; vooral vond de Heer Hans veel fm'aaks in den hungarifchen wyn met welken zy befchonken werden; haare Genade zelfs nam 'er genoegen in , en, 'er was naauwlyks een half uur verftreeken, of de wyn deed die gewcnschte uitwerking, dat de drinkenden adeldom en burgerfchap vergeetende, zig als menfchen gedroegen, en van by hen bekende voorwerpen , als landbouw, en beestcnteelt, fpraken; doch , hier van wist Mejuffrouw Willig zeer weinig, echter Hemde zy 'met  48 HANS KOMT DOOR ZYI* met een ja betekenend lachje, in 'alles wat haare Genade zeide; zy begreep duidelyk hoedanig het met het verftand van haare nieuwe vrienden gefchapen ftond; maar deze nieuwe vrienden waren van adel; genoeg derhalven om 'er het overige aan opteofferen. Michel maakte ondertusfchen zyn rekening voor goed in de keuken ; hy ontbeet, zo volop, als zyn Heer en Mevrouw, en was met dezen arbeid nog bezig, toen hy geroepen werd ,om den Paftoorter maaltyd tegaah verzoeken. 'Er Was nü een uur verftreeken , en Mejuffrouw Willigmoest reeds een excus maaken; want een gantsch uur vroeger, dan anders was alles gereed. ■ » De Pastoor kwam en men plaatfte zig aan tafel. Ik zal den leezer niet verder vermoeijen * met het ceremonieele der Dames; ook zal ik hem met de belachelyke bediening van Michel , Van den knecht, en van de boeremeid niet lang ophouden ; want elk zal wel kunnen begrypen , dat 'er verwarring genoeg voorviel, die, wel door Mejuffrouw Willig, maar niet door het voortreffclyk gezelfchap bemerkt werd, en door het zelve te minder bemerkt kon worden, aangezien de wyn, reeds by het ontbyt, en nu aan tafel nog een fterkere uitwerking deed: in één woord ieder had een kleine roes, be- hal-  DOMHEID VOORD. 49 halven de,' Pastoor ; dan dit werd door den Heer Hans ryklyk vergoed ; want deze had door den wyn, de wereld, vrouw, en zelfs het kinddoopen geheel vergeeten. Michel zelfwas zo befchonken , dat hy reeds lang zyn Kaatje en erfgenaam vergeeten had , en "er niet aan dacht, dan toen de Pastoor opftond, en hem herinnerde dat het nu tyd werd om te doopen. En ook nu eerst ontdekte men dat het kind niet medegenomen was: alles was deswegen in de uitéffte verwarring'; de Pastoor glimlachte , en beval Michel fpoedig te loopen om het kind te haalemdit was van den befchonkenen Michel veel gevergd, en daarom deed hy den voorilag, om de paarden intefpannen, ten einde het des te eerder te kunnen brengen; doch de adel van Mevrouw van geraakte by dit voorftel in beweeging; zy vergat door den wyn, dat zy niet in haar eigen huis was verfchrikkelyk over de ftoutheid van het gemeene volk klaagende, als 't welk zig niet ontzag, in gedachten te neemen, om een wagen , die zo lang hy was gemaakt 'geworden > nooit door burgerlyke perfoonen , behalven koetzier enlyfknecht, was bezwaard geworden thans door het gebroed van eenen Michel te* L D ont-  50 HANS KOMT DOOR ZYN ontë'eren: — haar bloed kookte, en zy geraakte niet weder tot bedaaren, dan toen Michel bevolen werd het kind zonder rytuig te haaien. Michel zwaaide de deur uit; waarop de Paftoor , die dit zag , en wel begreep dat het niet goed was dat Michel alleen ging, Juffer Willig verzocht, dat haar knecht hem mogt vergezellen : deze voorzorg was zeer goed; want ik twyfel, of ons Hansje de held van deze gefchiedenis wel zou geworden zyn , en of onze Michel hem niet in denzelfden kuil, waarin hy gisteren zo droevig fchipbreuk had geleden , zou verlooren hebben , indien de knecht hem niet begeleid had ; doch nu liep alles naar wensch af; het kind werd gezond en behouden in de Kerk gebragt , de heilige plechtigheid aan het zelve voltrokken, en het werd naar den Heer Hans, — Hans genaamd. — Het gezelfchap vertrok nu weder naar de woning van Mejuffer Willig, alwaar de doopgetuigen , na veelerleije pligtpleegingen , nog eenige flesfen leegden. Na dat het ge¬ zelfchap zig van den wyn volgelaaden had , kreegMichel bevel om intefpannen : — afgedaan. — De kleine Hans had ondertusfchen in een' hoek van den paardenflal, op ftro, zeer gerust liggen fiaapen, en nu ontftond 'er wéder een nieuwe zwaa-  . DOMHEID 'VOORD. 51 Zwaarigheid, naamlyk, hoe ons kleine Hansje weder tot komen zou: . in de wagen ? dit durfde men , vermits de Genadige Vrouw, om zulk een voorftel razend zou zyn geworden , niet voorftellen : *e r bleef gevolglyk niets anders overig als dat Michel hem met zig op den bok nam, het welk deze ook uit waare vaderliefde deed. Hoe befchonken Michel ook ware, nam hy nogthans zyn Hansje in den eenen arm, beftierde met de andere hand de paarden, en nu ging het vooruit. Veele omftandigheden behoefde hy met de knollen niet te maaken , aangezien zy reeds van overlang den weg zeiven vinden konden; en zo Michel hen flechts vrywillig hun gang had laaten gaan , zou alles goed hebben afgeloopen. Reeds was het gezelfchap halverweeg gekomen, toen Michel, zonder zulks te weeten, aan den teugel trok, en de wagen buiten het fpoor leidde, deze ftiet tegen een groóten fteen, en eer het iemand dacht, viel dezelve , met veel ge- welds, het onderst boven. ■ Michel vloog eenige fchreden ver van 't rytuig af, was geheel buiten bezef, en zou nog lang in deze bedwelming gelegen hebben , zo hy niet door het geiehreeuw van zyne Genadige Mevrouw, was gewekt geworden. Mynheer en Mevrouw zaD i ten  5a HANS KOMT DOOR ZYN. ten nog in den wagen, de laatstgemelde was in het glas gevallen en had haar bevallig aangezicht erbarmelyk gekwetst; doch hoe groot haar pyn ook weezen mogt, haar gefchrccuw was echter nog grooter; want 'er waren geen eertytels, die Michel niet door haar verkreeg. De Heer Hans was veel bedaarder van geest, hy klom uit den wagen, en met behulp van Michel werd de Genadige Vrouw mede daar uitgetrokken, die met haar bebloed aangezicht meer naar een furie dan naar een mensch gtleek; haar tong geraakte zodanig in beweeging , dat Heer en knecht uit vrees den wagen naauwlyks konden oprechten. Michel kreeg ook, zo dikwyls hy haare Genade te na kwam , menig oorvyg van haare bebloede handen, invoegen hy 'er eindelyk even 70 bezoedeld uitzag als zy zelve. Niet eer dan toen de wagen opgericht was, zag de Heer Hans het gebroken glas; verloor nu op eenmaal alle gelatenheid; gaf Michel een genadigen fchop ; wenschte hem voor alle duivels, en laadde, met eigene hooggeborene handen, zyne nog kyvende gemalinne in den wagen; ging vervolgends zelfs op den bok zitten , en reed met volle galop naar zyne heerlykheid. De met Woed gezalfde en afgeflagen Michel ging treurig  DOMHEID VOORD. 53 rig achter na, riep alle zyne denkbeelden by elkander om te overleggen hoe hy tot dat ongeluk gekomen was: zulks was hem nog nooit wedervaaren, en thans, op zulk een hoog feest, dit ongeluk te moeten beleeven! van de eene gedachte viel hy op de andere; hy herinnerde zig alle de akelige omftandigheden die hy eenige weeken herwaards gefmaakt had , en zulks was genoeg om hem een troostloos befluit voor het toekomende te doen vormen : door alle deze denkbeelden vergat hy onzen kleinen Hans, de onfchuldige oorzaak dezer fmartlyke lotgevallen: hy dacht zelfs niet eens dat 'er een fchepfel in de wereld was 't welk zyn hulp noodig had; — en dus ilenterde hy.met een zwaarmoedig hart, naar zyn dorp te rug. Kaatje verfchiikte niet weinig toen zy haaren man zag, die van het adelyke bloed der Vrouwe van nog bemorst was, en door zyn angftig gelaat haar niet minder dan als een moordenaar voorkwam. Het volgende gefprek deed haar alles begrypen. KA A T JE. Lieve Heer! Michel! wat ziet gy 'er uit! w at b gy gedaan ? michel; zyn hoofd klouwe nde. Ik ben in 't voetzand geworpen. D 3 KAATJE.  54 HANS KOMT DOOR ZYN kaatje. Ziet gy nu wel dat gy een ezel zyt ? —• gisteren gebeeten heden gefraeeten. michel. Ik weet het: — maar ik moet fïaapen : —► ik ben de duivel haalme krom en lam. kaatje. Ja dat komt van uwe domheid, (Zyn hoofd tn gezicht beziende.) maar zeg my dan waar gy gekwetst zyt ? mic he t. Aan myn kuiten, anders nergens. ka a r je. Maar waar van komt dan dit bloed in uw aangezicht ? (Zy brengt hem een fiukje gebroken Spiegelglas.) michel. Bloed! —— dat is voorzeker van de Genadige Mevrouw. kaatje. Os! — weet gy dan niet wat gy doet ? — een ichoone huisvader ! michel. Nu kom Kaatje, wees te vreden : wil my afwasfchen dan zal het over zyn. kaatje. Over! maar Waar is de jonge ? MICHEL  DOMHEID VOORD. 55 michel, zyn arm beschouwende. De jonge! och, die moet ik verloren hebben. kaatje. Lieve God! verlooren! ik ge¬ loof dat gy dronken geweest zyt. michel. Dat kan waar weezen. Kaatje, op Michel aanvallende en hem flaande. Bezorg my de jonge of ik breng u om het leeven. Michel verdroeg alles geduldig , en antwoordde eindelyk zeer bedaard , nu, nu, wees ie vrede» , ik zal heen gaan en de jonge zoeken. Hy ging ook waarlyk zo bedaard de deur uit, als of hy eenig gedeelte van een oud kleed ging zoeken; maar Kaatje riep hem na: — ah gy my het kind niet gezond weder brengt; hm dan nooit weêr onder myn oogen: waar op Michel alleenlyk antwoordde , goed goed: Op deze wyze ging de van alle zyden geplaagde man, denzelfden weg te rug tot op de plaats daar de wagen was omgevallen , doch hier vond hy niets dat naar zyn Hansje geleek. Na lang zoekens vond hy eindlyk het knaapje wel zes fchreden verder, op een akker gerust liggen te flaapen, zo dat Michels vreugde buitengemeen D 4 groot  5Ö HANS KOMT DOOR ZYN groot was, zynen erfgenaam zo welvaarende weder te vinden. — Thans had hy moed om tot zyn vrouw te rug te keeren, 't welk hy zonder zulk goed gezelfchap niet zou hebben durven onderneemen. Het was reeds volkomen nacht, toen hy t'huis kwam ; de ontvangst was wel niet van de beste foort, echter hield Kaatje met haar gekyf te eerder op, aangezien zy het noodzaakelyk vond , het kind voedzel te gceven , 't welk het zo lang ontbroken had. Michel was ondertusfchen voor dat alles onverfchillig; want hy hoorde naauwlyks, uit loutere vermoeidheid, een enkel woord, van alles dat zy zeide; flaapen was zyn eenige zorg, en welhaast wenschte hy zyne dierbaare wederhelft eenen gerusten nacht. Kaatje zeide : — ja meer dan flaapen kunt gy niet. -,— Waarop Michel antwoordde : nu, nu- en daar mede fliep hy in; wy willen het doopert van 't kind mede uitflaapeti. * * v YF-  DOMHEID VOORD. 57 VYFDE HOOFDSTUK. Zeer gewoone onderwerpen. Schoon Vrouw Kaatje in dezen nacht dik-, wyls Michels hulp noodig had, en hem ook menigmaalen door fchreeuwen en ftooten poosde wakker te maaken, zo was echter deze moeite geheel vruchtloos; want hy had te veel arbeid, ellende en zorg te verilaapen, invoege hy niet ontwaakte , voor dat het geringfte overblyfzel daar van uit zyn ziel en lichaam verdreeven was. Het gantfche dorp was reeds in volle beweeging, toen Michel zynegeliefdfte bezigheid volbragt had , en naauvvlyks was dit gelchied, of zyn maag herinnerde hem dat hy niet alleenlyk in de wereld gekomen was om re fiaapen, maar ook om te eeten:. doch wie zal het gelooven kunnen dat Kaatje zo wreed zou geweest zyn, om haaren jongen man, reeds drie dagen na de bruiloft, een boterham, zulk een geringe zaak, te weigeren ! M Gy hek gilleren genoeg gevreeten én gezoopen , en wiit gy nu weder van vooren af aan beginnen; riep zy ,Zcrg eerst waar uw vrouw en kind wat te eeten zullen krygen. • De vrouw had daarin ten hoogften gelyk; want in Michels D S hut,  58 HANS KOMT DOOR ZYN hut was, behalven de gefchenken van den Genadigen Heer, weinig te. vinden, en de nood dwong dezen , zyne weldaaden zeer maatig bit> tedeelen; maar vermits zy voor zig zelve en 't kind diende te zorgen , zo kreeg Michel tot zyn blydfchap , het overfchot van de pap, die voor onze kleine Hans was gereed gemaakt; voor het overige vulde een ftuk grof brood de andere ledige deelen volkomen, en Michel was te vreden; doch deze tevredenheid werd door zyn geliefde huisvrouw mede welhaast geftoord. Het was de gewoonte in 't dorp , eerstdaags ha de dooping , het peetegeld by de gevader en gemoeder aftehaalen; dit werd hem door zyn vrouw herinnerd, zo dat Michel zig zonder tegenspraak op weg moest begeeven. De keuken van Mejuffer Willig had zo veel invloeds op zyn verbeeldings kracht behouden, dat hy , zonder verdere omftandigheden, allereerst derwaards den weg opnam. Zyne vrees voor den ketting - hond, was thans voorby , aangezien hy den voorigen dag, een naauwe kennis met hem gemaakt, en, als een goed christen, hem de beet in zyn voet volkomen vergeeven had: dus kwam hy ongemoeid in de keuken, maar tot z\a droefheid vond hy er alles ftil en ledig;  DOMHEID VOORD. 59 dig; de overvloed van gisteren , was 'er zo volkomen uit verdweenen, dat de keuken nu niets meer aantrekkelyks voor hem had; doch deze vernietigde hoop herinnerde hem de oorzaak van zyne komst; hy ging derhalven naar Mejuffrouw Willig, die hy met eene heilige ernst op 't gelaat in haaren kamer vond. God groete u! vader! ïitp zy hem toe: ik danke u Genadige Juffer , zeide Michel, ik ben. nu alleen gekomen, cm u te danken dat gy gisteren zo goed geweest zyt, en myn vrouw bedankt u ook. Goed — goed myn vriend! — maar, —. vroeg zy , ■— hoe maakt myn petekind het ? —— heel wel, antwoordde Michel, maar ik had kern gisteren haast verboren. Hier op verhaalde hy het omvallen van den wagen, en hoedanig de Genadige Vrouw haar gezicht gekwetst had; waarover Mejuffrouw Willig, haar vroom gelaat geheel ontplooijende, in lachen uitborst. — Michel vond 'er evenwel niets belachelyks in, en geraakte in vei warring, aangezien hy geloofde, dat zy om de vertelling, waarin hy moge- lyk een misflag begaan had , lachte; doch het .gevolg reddede hem weder. Buiten twyfel had Michels verhaal veel tocgebragt om Juffrouw Willig milddaadig te maaken , want tegen zyne verwachting, Itak zy hem vier ducaaten i»  6o HANS KOMT DOOR. ZYN in de hand; zeggende : daar, breng dit wyn petekind, i Michel fheek met zyn voet op eene lustige manier en kon, van enkele vreugde, niet anders als op eene pantomimi- fche wyze bedanken; maai- de goedheid van zyn weldoenfter was hiermede niet geëindigd, zy pakte een menigte van de van gisteren overgeblevene {tukken by elkander , gaf hem dezelven , en zond hem af met het bevel, dut de moeder met het kind by haar moest komen, zo. haast zy uitging.— Waarom Mejuifrou>v Wiiiig zo milddaadig was, is my onbekend. Oude vryfters zyn het anders niet; —« mair -mogelyk hoopte zy door Kaatje eenig nieuws, of ook welde voorledenegefchiedenisfen van Mevrouw van .... te hooren , die zy, als voormaalige vertrouwde, diende te weeten; want wanneer ik een oude vryfter weldaaden van die natuur zie oefenen, komt my terftond te binnen, dat veinzery, of praatzucht 'er de oorzaak van is s ik wil dit echter hier niet met zekerheid beweeren; mogelyk ontdekken wy de waarheid nog in 't vervolg van deze gefchiedenis, en mogelyk ook niet. Het zy genoeg dat Michel, te vreden met zyne gefchenken, naar huis ging: in zyn gantfche leven , had hy nooit zo veel gouds by elkander .gehad,  DOMHEID VOORD. 6i had; kende ook niets anders aïs een louis d'or, en wist dat die vyf daalders bedroeg : — voords telde hy op zyne vingeren, dat vier louis d'or twintig daalders maakten , een fom die hy nooit geloofde te zullen kunnen verteeren. —— Ondertusfchen had Michel zig in zyn rekening zeer bedrogen; want het waren Hechts vier ducaten ; trouwens dit was. evenwel een gc- wigtig gefchenk voor een oude vryfïer. . Verrukt-van vreugde ging hy nn ook naar den Pastoor, om deze mede een compliment te maaken : hy hoopte, voor het minst, van hem half zo veel te krygen als van Mejuffrouw Willig, rekende hetzelve met het geen hy reeds had zamen, en zag aan zyn geluk geen einde. Menigmaal verbeeldde hy zig, dat de Pastoor, vermits hy een voortreffelyker fchepzel dan de oude Juffer, en daarby ook veel vermogender was, hem veel meer zou geeven; dit geloof hebben byna alle boeren met Michel gemeen ; naamlyk , dat hun Dorpheer en na dezen de Leeraar , de voornaamfte Mannen des werelds zyn. Dus ging hy met een volkomen vertrouwen ^ op de Pastory; werd ook volgends zyne verwachting vriendelyk ontvangen, maar ondervond daadlyk, dat de zeWrlie hoop dikwyls het minst vervuld wordt. tJ- De  6a HANS KOMT DOOR ZYN De geestlyke Heer bragt hem op zyn ftudeerkamer, onderhield hem over zyn volgend gedrag met zyne vrouw; — vermaande hem door een vroomen wandel zyn voorgaande levenswys te verbeteren,; beloofde hem allen geestlyken by- ftand, en gaf hem zynen zegen. — De Pastoor verwachtte nu dat Michel zou vertrekken , maar deze zag nog geduurig op de geestlyke handen, en verwachtte het verhoopte gefchenk; maar de omftandigheden van den goe» den man lieten niet toe Michel iets anders te geeven als zynen zegen. Na veel hoestens en voetftrykens', zag hy eindlyk wel dat hier niets te haaien was, en ging dierhalven treurig weg. Zo hy eerst by den Pastoor gegaan ware, zou het hem niet verwonderd hebben niets te krygen; maar nu had hy veel gehoopt , en de mensch ziet niet gaarne zvne hoop vernietigd: ondertusfchen troostte hy zig met het geene hy reeds had; vergat de hem gegeevene vermaaning, met alles wat 'er op de Pastoory voorgevallen was, en ging naar zyn huisvrouw , die met de gefchenken zeer te vreden was. —— Toen Michel haar verhaalde dat de Pastoor hem niets gegeeven had, werd zy wel een weinig wreevelig, fprak van gierigheid en iets dergelyks; doch dat waren Hechts  DOMHEID VOORD. 63 Hechts onbezonnene aanmerkingen eener jonge vrouwe. ■ Nu moest Michel nog de moei- .'clykfte boodfchap verrichten, en naar den Genadigen Heer Hans gaan; hier voor vreesde hy hartlyk, zag nog geduurig het verichrikkelyk gezicht van denzelven, en voelde nog den ichop over het gebrokene g'as; doch hy moest zyn wyfs bevel gehoorzaamen, en vertrok. By zyn aankomst werd haare Genade, die met een pleister, in 't gezicht, uit het venHer lag, tot zyn ongeluk hem het eerfte gewaar ; haar gal geraakte, toen zy de verwoester haarer Schoonheid zag, in volle beweeging, en zy beval terftond hem door de honden van het flot te doenjaagen; doch'dit bevel wasnutloos; de honden waren Michels oude vrienden, en verheugden zig over zyne aankomst, in plaatfe van hem te beledigen: dit maakte haar verwoeder; en zy beval de knechts en werklieden., Michel weg te dryven, "t welk dan ook zonder veel omftandigheden gefchiedde. De te rag weg viel hem zo moeijelyk als de heen reis, hy kon reeds vooruir gisfen hoe hy zou ontvangen worden , en hierin bedroog hy zig ook niet; hy moest even als gisteren de volle lading van Katharinas gramfchap gevoelen, en het zou mogelyk r,og ümmer af-  64 HANS KOMT DOOR ZYN geloopen weezen indien de Heer Hans nier tusfchen beiden was gekomen , die door Michels lotgeval getroffen , hem op de hielen gevolgd was. De Heer Hans had inderdaad een zachtaartig hart; had niet alben hetwagenglas maar ook zyne toorn reeds vergeeten , en thans bemoeide hy zig om die van Kaatje te bevredigen. Om dit oogmerk te eerder te bereiken, zyde hy haar, in den namiddag zyn petekind een fchspel meel te zullen fchenicen, en hun in 't vervolg naar zyn vermogen te zullen onderfteunen; dit bragt aanftonds de vrede en eensgezindheid in Michels huisgezin weder. Men zal zig zekerlyk verwonderen , den anderzins geftrengen Heer, zig zo nederig by Michel en deszelfs gezin te zien gedraagen ; maar hy had eenmaal voorgenomen dit huisgezin zyne byzondere genade te fchenken: doch van dit alles moest de Genadige Vrouw niets weeten, en voorall' thans niet, nu zy nog zo hevig tegen Michel vertoornd was : om deze oorzaak had de Heer Hans zig in ftilte herwaards begeeven, en moest ook op dezelfde wyze weder vertrekken. Het huishouden van Michel ging nu zynen gang, 'er was, toen de gefchenken van den Heere Hans aankwamen, geld en brood; en zy konden van het geene Juffrouw Wil-  BOM HEID VOORD» 6$ Willig te eeten gegeeven had, eenige dagen leeven, zo dat 'er nu niets byzonders -voorviel. Michel maakte zig gereed om zyn handwerk te oefenen, waarvan hy geloofde ryklyk te zullen kunnen beftaan; en om te eerder werk te krygen, ging hy by alle de boeren in 't dorp, en beval zig met eene Michelfchen welfpreekendheid in hunne gunst; zelfs ging hy. op de omliggende dorpen , en beloofdefpoedigen en goeden arbeid : maar nie;tegenftaande dit alles verliepen 'er twee maanden , en Michel had nog niets gekreegen: hy zou zig dit hebben laaten welgevallen , maar zyn maag was 'er niet zo wel mede te vreden. Alle de boeren van 't dorp waren eenpaarig op hem en zyn vrouw zo verbitterd, dat zy liever iets meer betaaien wilden, als Michel begunfiigen; zy konden de heerendienften niet Vergeeten, die zy, van wegen Kaatje, hadden moeten verrichten, behalven nog dat zy de byzordere genadevan den Dorpheer", omtrent dit huisgezin, met nydige oogen aanzagen. Kaatje bood , benevens Michel, aan elk van 't dorp hunnen dienst om te werken aan, maar niemand begeerde denzelven : zy leefden ondertusfehen van de ontvangene gefchenken ; maar dezen waren eindelyk verteerd , en zy zagen reeds den bedelE zak  66 HANS KOMT BOOR ZYN zak te gemoet, toen de Heer Hans den inval kreeg, zyne boeren , op zwaare ftraf, te beveelen, dat zy hunne klederen by Michel moesten laaten maaken; doch dit bevel had eene tegenftrydige uitwerking: in foortgelyke zaaken laat geen boer zig dwingen : zy lieten liever niets maaken , als dat zy 't by Michel zouden laaten. vervaardigen; en wanneer hun al iets ten noogften ontbrak , dan droegen zy 't liever in de nacht uuren ver naar een' ander, als de bevelen van den Dorpheer te gehoorzaamen. Onze kleine Hans werd intusfchen een kloeke jonge; aan hem kon men de elende zyner ouderen niet bcfpeuren : de moeder bragt hem op bevel van Mejuffrouw Willig, derwaards; die een breed..gefprek met haar hield, en tevens zo gunftig was van haar petekind een nieuw gefchenk te geeven ; doch dit alles kon den aannaderenden ramfpoed van Michel, die van dag tot dag grootcr werd, niet afwenden: Michel zelf kwelde 'er zig zo zeer niet over, want deze dacht altoos alleenlyk op het tegenwoordige , voor het toekomende liet hy zyn vrouw zorgen, die 'er dan ook genoeg voor zorgde, zonder echter daardoor haar löt te kunnen verbeteren. Michel kwam op zekeren tyd in de ftad, by  DOMHEID VOORD. 67 by een geweezenen leermeester van hem, die een goed ihyder was, en veel werks had : aan dezen verhaalde hy zyne beklaagelyke omftandigheden , die , door dit verhaal bewogen , hem den voorflag deed, om hem werk te willen geeven , onder beding , dat niemand moest weeten dat hy voor hem arbeidde, aangezien hem zulks nadeel zou kunnen toebrengen: — Michel beloofde dit, en liet zig het Icon, 't welk de Meester naar goedvinden en, zekerlyk niet tot zyn fchade, bepaalde , welgevallen; ook gaf hy Michel een goed deel werks mede , 't welk deze beloofde fpoedig te zullen afmaaken. Dit voorval maakte Kaatje tegen Michel recht opgeruimd, zy zag nu een beteren tyd te gemoed , en was zelfs daadlyk gereed om haaren man te helpen; trouwens dit was ook zeer noodzaakelyk , al zou het maar alleen geweest zyn, om Michel, door haare tegenwoordigheid , tot den arbeid aantefpooren ; want hy was door het langduurig lediggaan zo flaaprig geworden , dat hy alle oogenblikken knipoogde ; doch hier voor wist Kaatje goeden raad, zo dat, eer agt dagen veiftreeken waren , alles gereed was om 't naar de ftad te brengen. Michel moest dan derwaards gaan, om nieuwen arbeid te haaien, en op deze wys E 2 Werd  68 HANS KOMT DOOR ZYN werd dc familie van Michel bewaard , voor tea minften niet van honger te fterven. De Heer Hans zettede zyne bezoeken yverig voord, ook was het Michel en zyn vrouw weder vergund op het flot te komen, aangezien de tyd de toorn der genadige Vrouwe gemaatigd had, waarover Michel zig in 't byzonder verheugde , want het deed hem leed , als iemand toornig op hem was. Oimrent dezen tyd ftierf de nachtwaaker van het dorp, door louteren ouderdom; in de laatfte dagen had hy , om die oorzaak , zyn' dienst niet kunnen waarneemen ; zyn zoon had hem dan dikwyls onderfleund, en deze. geloofde dus het naaste recht te hebben, om zyn' vader in dat eerampt optevolgen ; doch de Heer Har.s, aan wien het te begeevenftond, dacht 'er anders over; dit fchecn hem toe eene gunftige gelegenheid te zyn , om Michel Albrechts omftandigheden te verbeteren : dit amptje bragt, wel is waar, weinige guldens op, nogthans was het iets, en zelfs veel in Michels hui.-horden: de Dorpheer overdacht wel niet of Michel, tot het waarneemen van dezen post de vereischte bekwaamheden bezat , en voor het mintt waakzaam was, als de hoogflê noodzaakelykheid tot het beroep van , i , deze  DOMHEID VOORD. 69 deze Heeren: (men lache niet om dezen tytel van Heeren, ik heb menigmaal nachtwakers om dien eernaam zien vechten , en ik kan met voldoende getuigen bewyzen, dat in zekere aanzienlyke ftad , een nachtwaaker de vriend , ja de befchermer van een gantfche menigte jonge heeren is, en daardoor den eernaam van Heer verkreegen heeft.) — De Heer Hans dacht mogelyk, gelyk menig ar.dere Heer Hans denkt: — dien God een ampt geeft, dien geeft hy 'er ook het ve.fland by : — wat hier van zy, Michel werd , tot verdriet van alle nabuuren en inwooners,nachtwaaker; evenwel durfde niemand iets daar tegen inbrengen , want de regeering van den Dorpheer was nog zo geftreng als voorheen , en hy zou het wederftreeven voorzeker zwaarlyk gtftraft hebben. _ Michel aanvaardde thans zyn eerampt, en om hetzelve des te bekwaamer te verrichten, fliep hy daags vóór zyn eerfte nachtwaak, van na den middag ten vier uitre, tot dat zyn vrouw hem wekte, om ter wacht te gaan : het viel hem zekerlyk zeer hard het bed te moeten verlaaten , doch Kaatjes gevoelige herinnering moest gehoorzaamd worden. Alle de boeren die de flaapzucht van Michel kenden, voorbelden zig een ilecht gevolg van zynen dienst; E 3 doek  TO HANS KOMT DOOR. ZYN doch voor deze nacht, bedroogen zy zig, hoe yverig zy zyn gedrag befpiedden, want ieder uur werd hun met een heldere item opgezongen : —— of het de vrees voor zyn wyfs gramfehap, dan wel de vreugd wegens de nieuwigheid van zyne verrichting was, die hem dus deed uitmunten , wil ik niet beflisfen ; het zy ons genoeg , dat Michel, tegen den morgen, zyne wooning inflapte met al den hoogmoed van een' Candidaat, wiens eerfte predikatie gelukkig afgeloopen is. t— De hem ongunftige boeren, en zelfs zyn mededinger voornoemd, konden niets tegen hem inbrengen, Michel wilde zig, by zyne terugkomst, weder ter rust begeeven, waarfchynelyk om tot aan de volgende wacht te flaapen; had zyn vrouw hem zulks toegedaan, zou het misfchien met zyne bediening nog draagelyk afgeloopen hebben, maar zy was wreed genoeg, om hem daadlyk naar zyn fnyders tafel te wyzen : dit was voorwaar een harde zaak voor onzen Michel; hy had zig voorgefteld , nu, ten minften voorhet grootfte gedeelte , van zyne bezigheid met de naald bevryd te weezen , nam daarom, met een diepe zucht, naald en draad in de hand, wilde arbeiden, maar liet zyn werktuig vallen , >tn Hiep: — zyn dierbaare wederhelft was derhal?.  DOMHEID VOORD. 71 halven verpligt hem menigmaal uit zynen flaap te wekken: zo ging het heden en morgen , en alle! de overige dagen, waarvan het gevolg was, dat, hoe minder hy by dag fliep, hoe minder uuren hy by den nacht waakte ; j a, eindelyk ging het zo ver , dat hy, na den eerfbn roep gedaan te hebben, zig onbezorgd nederleide, en zeer gerust tot aan den morgen ronkte : menigmaal werd hy in dien ftaat door de boeren gevonden , welken hem dan opwekten , en onder veele befpottingen naar huis dretven; ook klaagden zy wel by den dorpheer, maardat was vruchtloos; zelfs waren alle de poogingen die Kaatje aanwendde om Michel tot zyn' pligt aan te fpooren, geheel vergeefsch: zyn handwerk ging even iliperig als zyn nachtwaaken; nu verzuimde hy dit, dan'weder wat anders daarvan , zo dat zyn meester hem ten laatften geen werk meer wilde geeven : de jonge lieden zagen bygevolg hunne voorige elende ten gemoete, wanneer 'er tot beider geluk een ongeluk voorviel, waardoor Michel van waaken en Kaatje van de moeite om zo dkwyls te moeten knorren, bevryd weid. — Door zeker toeval ontftond 'er in een fchuur brand , terwyl Michel, als naar gewoonte , flaapende, de wacht hield; zekerlyk moest hy E 4 zulks  ?2 HANS KOMT BOOR ZYN zulks 't.eerst gemerkt, en her dorp opdebee» gebragt hebben, ma.tr daartoe fliep hy ie .Terust : écn der boeren, ontdekte nog ten rechten tyde het ongeluk; bragt de boeren by elkander, en, ten gelukke van het ganstfche dorp, werd de vlam zo fpoedig gebluscht, dat 'er niets dan de fchuur veilooren ging : in het drukst van den arbeid had men Michel reeds gemist, daar hy volgends zyn' pligt 't eerst op de plaats van 't voorval had behooren te weezen ; en nu alles over was, vroeg elk naar hem, en elk antwoordde lachende: ho ! Michel zal flaapen : het was ook waarlyk zo , wanc toen men hem zocht, vond één der inwooneren hem in een' hoek liggen , en zo geritst fnorken, dat men hem met moeite moest wakker maaken; voords.vveid hy met algemcene bcfchimping naar huis gejaagd. Zyn me¬ dedinger nam, cp begeerte van alle de boeren, het overige gedeelte van de wacht waar. Michel wist nog niet waarom alle de inwooners zig zo veele moeite gegeeven hadden om hem in zyn' flaap te ftooren; want hy dachrxniet op de oorzaak die hen op de been gebragt had ; doch Kaatje verlichtte hem weldra in zyne onweetendheid, en dat gantsch niet op de aangeisaamfte wyze. Te^en alle gewoonte waren de  DOMHEID VOORD. 73 de boeren by elkander gebleeven, en hadden eene zamenzweering tegen Michel gemaakt, zig onder handfla'g verbindende , om , in weerwil van gevangenis of heerendienst, hem uit zyn bediening te ftooten-. Des morgens ging de ver* gaderde gemeente naar den Heer Hans; een derzelven bragt de aigemeene klagten tegen Michel in, en zeide, dat zy cenpaarig heflooren had, den, indien hy , Do:pheer, hun niet te wille was, hunne klagten voor een hooger rechtbank te gaan inleveren. Dit was een flap, die den Genadigen Heer geheel beteuterde: -—hy ftond alles toe , en Micreis mededinger behield het ampt. De boeien begeleidden nu hunnen nieuwen wachter, als in triunjf, in den herberg, alwaar zy allen hartlyk lachten , daarover, dat zy nu evenwel eenmaal hunnen zin gekreegen hadden, iets dat geen der inwooneren zig kon herinneren gebeurd te zyn : maar niemand in het dorp wa: blyder dan Michel, dat zyn last hem afgenomen was • hy bedankte ieder boer in 't byzonder, dat hy iets tot zyn rust toegebragt had ; en, zou men het kunnen ge- looven ! dii gedrag b;a3t byna alle^e boeren tot andere denkbeelden: zo fterk zy hem voorheen haatten, zo fterk verminderde die haat op éénen dag; ja zelfs waren 'er ee& 5 si-  74 HANS KOMT DOOR. ZYN nigen , die het fpeet, dat zy hem uit zyn' dienst geftooten hadden. Hierin-waren zy het allen eens, dat men Michel tot nu toe verongelykt had, en dat men hem in 't vervolg, als gebuur en inwooner, erkennen en onderfteunen moest. Op denzelfden dag datMichel zyn ampt verloor, was Kaatje bygeval naar de flad gegaan, om. werk af eleveren; haar man kon dus zonder verhindering by ce boeren in den herberg blyven , en aldaar werd toen , met een glas brandewyn, alle vy.mdfchap afgezwooren: al de voorgevallene verdrietelykheid werd nu op rekening van den Doipheer en Kaatje gefield, en Michel werd aangezien als de lydende party, wiens clende men naar vermogen moest verzachten; zy beloofden hem allen, dat zy in 't vervolg by hem zouden laaten werken , en om hunne belofte met de daad te bewyzen , werden verfcheidene oude rokken in den Herberg gebragt, welken hy eene betere gedaante zou geeven. Behalven Kaatje .was nu 't gantfche dorp te vreden want zy had by haar wederkomst in 't dorp , haar mans noodlot vernomen ; niets kon haare toorn , toen hy in zyn woning te rug kwam, wederhouden; zelfs ook zyn verhaal niet, dat hy weder met de boeren bevredigd was: dan , daar alle verdriet en alle  DOMHEID VOORD. 75 le vreugd een einde neemt, zo was ook by Kaatje , binnen eenige dagen de nachtwacht vergeeten , en zy was vergenoegd , dat zy thans meer recht van aanfpraak had op haar mans gehoorzaamheid , wegens het verrichten van zyn bepaalden arbeid. De boeren poogden elkander vooiby te fbeeven in Michel werk te verfcharTen, zo dac ha hem , zyn ftadwerk daar bygevoegd, nu nie: meer aan noodwendigheden ontbrak. Op deze wys verliep 'er anderhalf jaar na de geboorte van onzen Held, die intusfehen al redelyk wél zyn' vader en moeder had beginnen te ondericheiden j — ook begon hy reeds in de kamer rond te kruipen, en met den ouden patryshond van den Dorpheer vrindfehap te maa'.-cn. ZESDE HOOFDSTUK. Een nieuwe rerfchyning, maar die eindelyk verdwynt. Kaatje kreeg intusfehen nieuwe hooo om weder moeder te worden, en zulks gebeu'de ook wcrkelyk omtrent op het tweede jaar des ouderdoms van onzen Held : een frist":he knaap vermeerderde het huisgezin van Michel: maar  76 HANS KOMT DOOR ZYN maar het wonderbaa-e ontbrak aan deze ver-1 fchyning, die was onzen Hans alleen ten deeïe gevallen; dit kind vérfcheen in het huis zyns vadeis naar de gewoonte der menfehen kinderen , had ook ide eer niet om door Heeren en Dames, maar , door Jan Dat- tert , Augustus Eerlyk en Anna Rofe, ten doop gehouden te worden : de knaap was gerond , maar op verre na niet zo bemind als Hans; wel van Michel, maar de liefde van Kaatje was den eerstgeborenen toegelegd. Beiden d: kinderen groeiden op, Hans was nu zes en Augustus, dit was de naam van de jongfte, vier jaaren , toen zy naar fchool moesten , alwaar ook niets meer als. in alle dorpfchoolcn voorviel, naamlyk, dat de jongens fchool waren, en dat was het all': indien het anders nog al eenige nuttigheid mogt gehad hebben , zo was het deze, dat zy hunne Ouders niet lastig vielen, en eenige uuren van den dag minder bloot ftonden voor de gevaaren van den hals te breeken of te verzuipen. —rDe Heer Hans bleef omtrent Kaatje altoos nog dezelfde Genadjge Heer , die hy voorheen geweest was, en verfcheidene büuren en inwooners maakten hunne aanmerkingen daarop; doch dit kwelde den Dorpheer niet, en indien het  DOMHEID VOORD. het hem al ter ooren kwam, dan verzuimde hy niets om de boeren, by eene of andere gelegenheid , te ftrafTen. — Omtrent dezen tyd gebeurde 'er een geval, 't welk den Dorpheer in den diepften rouw dompelde: de Genadige Vrouw , die beminnenswaardige Dame , werd, gelyke veele inwooneren van het dorp, door eene befmettelyke ziekte overvallen; alle de dorpelingen werden gclukkiglyk herfteid, maar het pronkftuk derzei ven, de bevalligfte Vrouw:, werd door den wreeden mcorcer der fiervelyke menschheid , in den bloei haarer j u:er, uit het leven gerukt : —■ de reden waarom ik haar dus poëtisch laat afilerven , is, om dat geen dichter dan ik haare verdienften bezongen heeft j en ik wil zulks dus ook eeniger wyze by haar affterven doen. De hoogbedroefde Weduwnaar wist nergens als by Kaatje troost te krygen; deze verhaalde hem de verdienften der overledene, en niemand nkon zulks beter doen dan zy, want niemand had met haar zulke naauwe vriendlchap gehouden; Michel {peelde dan , ah 'er van de gedachtenis der Genadige Vrouw zaliger gefproken werd , zyne fleurige rol, herinnerde zig, met een dankbaar hart, de oorvygen, die hy van haare Welgeborene handen, by het doopmaal van Hans, ver-  ?8 HANS KOMT DOOR ZYN verkregen had — en fchreide bitterlyk : maar noch vreugd , noch droefheid, hielp hier iets; het lyk-van haaie Genade meest tog ter aarde befteld worden , het werk dan ook met dorpachtige plechtigheid gefchiedde. Mejuffrouw Willig, met wie de overledene, tot aan haar afftervtn , vriendfehap gehouden had, hoewel op eenigen affland , vergezelde den bedroefden Weduwnaar; Michel en Kaatje waren de naaflen achter de rouwdraagenden , en na hen volgden alle de boeren : maar, zou men zo groot eene godloosheid hebben kunnen vermceden !. **- elk wenschte den anderen geluk , daarmede, dat 'er nu een plaag minder in 't dorp was: niemand denke echter op dit voetfpoor flecht van de overledene; want wie kan het alle boeren van pas maaken ? het zy dan genoeg, dat zy dood en begraaven is. De Do pi eer vond heden , tegen vermoeden , een zeker ledig in zyn huis, 't welk hy niet gewoon was ; 't was overal zo ftil, niemand ft rak hem tegen , en zo de kettinghond niet fomtyds eenig gewag gemaakt had, zou hy niet geweeten hebben of 'er buiten hem nog fchejzeis in de wereld geweest waren: deze flilte was voor hem onverdraagelyk , des wendde hy alles aan, om een middel uittedenken, ter veibeteringe van de- zel-  DOMHEID VOORD. ?f zelve : liet kwam hem wel te binnen om een andere vrouw te neemen; doch. dit was niet 7.0 gemaklyk ter uitvoer te brengen . als men denkt; want in de gantfche omtrek was geen voorwerp dat de begeerte in hem ontftak, om zig de overige dagen z.yns levens aan haar te verbinden; en vond hy al een meisje, (Juffer wilde ik zeggen,) naar zynen wensch, dan moest hy met reden verwachten , dat hy het voorwerp van haare begeerte niet zou weezen : op zekeren tyd lchoot het geld van Mejuffrouw Wiijlig hein te binnen, en dit was een treffelyke zaak voor den Heer Hans; maar al het bloed zyner voorvaderen werd in zyn Mnnenfte oproerig tegen dat huwclyk: ten laatften befloot hy Kaatje om raad te vraagen, en deze gaf hem den verftandigfren raad dien hem gegeeven kon worden; Och ! uwe Ge,,nade blyve toch ongetrouwd : ik wil- weder 3,by u komen en uw huishouden bezorgen;. gy kunt waarlyk niet beter doen, want ik ,, weet reeds hoe 't alles ftaat en ligt; — geen,,mensch ter wereld zal 'er zig zo goed ia ,,fchikken kunnen." — De Heer Hans zag de nuttigheid van dezen raad volkomen in, en na verloop van twee dagen bekleedde Kaatje den 'ing van huishoudifer, op 't flut van den Dorpheer.  So HANS KOMT DOOR ZYN heer. HuUhoüjlJkr'J riep éene van de buuiwyven, — wet, wel! — en de man dier vrouwe riióest daarom agt dagen dienen.--» Michel en de kinderen hadden dë nieuwe huishoudster op het ilot gebragt, en vonden daar hunne toekomende woonplaats 70 goed ingericht , als men het by den Heer van .... kon verwachten. Michel was met alles te vreden, byzondeiiyk behaagde hem de hii uwe fchikking, die zyn wyf zo veele turen daags van hem verwyderde , waardoor hy menig vry oogenblikje bekwam , die hy cngeflooid , en al fpeelende met zyne beide jongens kon doorbrengen. Men zou' hem zelf voor een kind gehouden hebben , wanneer men hem met Hans en August in gezelfchap gezien had, want hy was niet door zyn gedrag, maar alleen door zyn grootte van hun onderfcheiden; zelfs dreef hy Zyn tol recht kinderlyk met hun voord, en had menigmaal het verdriet van daarin door Zyn' August overrroffen te worden; want deze was in alles wat hy deed fchiander en geestig ; het volftrekt tegenovergeftelde van Hans, wiens bezigheden zwaarmoedige diccmeryen waren , terwyl August menige moedwillige jongenstrek aanrichtte. Moeder Kaatje maakte gebruik van Augustus baldaadigheid, om haare  domheid voord. ff* haare partydigheid voor Hans te verfchoonén : Hans was het goede kind , terwyl August de öngehoorzaame rekel bleef., die daaglyks met dê roede gekastyd moest worden : desgelyks ging het ook by den fchooimeester; die goede man zag niet op de geest vei mogens zyner kinderen, ten einde zyn onderwys daar naar interichten; neen: hy had zyn eenmaal aangenomen fysthema , en dat moest ieder kind federt eenige twintig jaaren, op dezelfde vvys, fchoon nier met dezelfde nuttigheid, opvolgen, Hans leerde de letters kennen, wist die öp eene mechanilche wyze zamen te (tellen, en las Zo als men in de fchoolen gewoon is, naamlyk op eenen erbarmelyken zingenden toon, die der gehoorvliezen van den fchooimeester behaagelyk was; voords leerde hy alle weeken zyne vraagen, en was altoos een goede jongen , die van de moeder en fchooimeester geliefkoosd werd. — Augustus leerde de werktuiglyke kennis der letteren met veel moeite, het was hem te langwylig zig met de menigvuldige befchouwingen van een A of Y op tc houden; toen hy er echter eindelyk het begrip van had, las hy veel fpoediger dan HsrajU zyne betere zielsvermogens, zvn nitruurlyk Jl voel, 't welk reeds by een kind begint te werF : ken;  82 HANS KOMT DOOR ZYN ken, was oorzaak dat hy veel natuurlyker las dan zyne overige medemakkers; de zingende toon, met alle deszelfs onaangenaamheden ,had hy niet; maar ongelukkiglyk vond Zyn leermeester dit Hecht, aangezien het niet met zyne methode overeenkwam. August kreeg flagen , werd befpot, en wat dies meer zy, maar alles vruchtloos, zyn eigen gevoel was der natuure zo getrouw, dat hy hetzelve onmogelyk kon verlochenen. Van buiten keren was geheel zyn zaak niet, dit was de reden dat hy zyne vraagen die in de laagere fchoolen voor ailernoodzaakelykst worden gehouden, nooit kende , en dus altoos flaag kreeg , terwyl Hans beloond werd: — op dezelfde wys was 't met het fchryven gelegen: Hans bootfte de letters van den meester heerlyk na. August in tegendeel krabde figuuren die gantsch naar geen letters geleeken. Reeds langen tyd had Hans zynen broeder in 't fchryven overtroffen , maar die eer duurde echter niet langer als tot dat zy beiden eene zamenhangende rede fchryven zouden , toen Was August fyner van oordeel dan Hans; en hier in vorderde hy zo verre, als men van eenigen jongen in dit fchool verwachten konde: zo August een beteren leermeester gehad had, die zou de vatbaarheid van zynen  DOMHEID VOORD. 83 hen geest , even zo wel als de natuurlyke domheid van Hans, bemerkt hebben. De meerdere fchranderheid van August boven zyn broeder, was hem nadeelig; fchooimeester en moeder ontkenden dezelve, itraften dikwyls daar zy hadden moeten beloonen , en haatten daar zy hadden moeten beminnen: De liefde van Michel was, wel is waar, omnent de jongens gelyklyk verdeeld >, maar och ! wat kon Michel doen ? Hans was nu tien, en Augustus agtjaaronö geworden; beiden waren zy, buiten fchooltyd, altoos by de moeder, en naar nu en dan had de vader het vermaak met zyne jongens kinderenkuuren aan te richten; Augustus voerde, by die gelegenh-id menig grap uit, booshartigheid echter zou ook de naauwzienfie befchouwer in geene zyner daaden bemerkt hebben ■ des mettegenftaande had August het ongeluk, dat byna alle de boeren van 't dorp hem voor een kwaaden vlegel hielden : het gebeurde zekerlyk dikwyls da: veele van zyne kinderfratzen den fchyn van kwaad verkreegen, ja dat wanneer hy iets pryflyks verrichten wilde, eenig kwaad dsar uit voordkwam; by voorbeeld; on zeseren tyd, zag hy, omiireeks het dorp, «at een. hond een gan* pakte en dezet-  HANS KOMT DOOR ZYN \ e jammcrlyk mishandelde ; 7yn medelyden werd op dit gezicht gaande; hy wilde de gans redden ; nam een' ftecn en wierp naar den hond , maar trof ongelnlckiglyk de gans juist voor den ■kop,, 7.0 dat dezelve oogenbliklyk ftierf.—| Augustus zag. het ongeluk dat hy begaan had, en wilde vluchten , maar een boer die de fleenworp met de uitwerking, daarvan gezien had, ging daadlyk naar Kaatje, om haar de zaak te ontdekken ; zo dat August om het gevolg. van zyn medelyden jammerlyk mishandeld werd : dergelyke gevallen ■ gebeurden byna daaglyks, waardoor August de liefde van zyne moeder geheel verloor: de geene die hem nog meer nadecls deed, was zekere waarzeggende landloopfter by geval m het dorp gekomen: reeds had zy yeele wyven haare bedriegeryenvoor-gepreveld, en na dat zy, volgends de ge-woonte dezer hexen , naar de omftandighedeii der buurvrouwen vernomen had , zeide zy elk van haar dingen, die onbegrypelyk waren, zo dat men voorzeker geloofde dat zy . die geheimen niet anders als door tovery konde ontdekken. Dit kwam Kaatje ter ooren, en zy was mede zeer begeevig om toekomende dingen te weeten: wy vergeeven het haar en alle de dorpwyven; want men vergeeft tog we* me-  DOMHEID VOORD. S5 menig aahzienlyke Dame die zwakheid : ik zelf heb in zekere groote fïad een Mevrouw gekend, die beftendig ieder morgen de io.gevallen van den begonnen dag in een kotTykopje poogde te ontdekken: (een toverhex als de voorzeide landloopfler, vindt nog haar rekening daarby,-) en niem ge-nflannde dit al'cs wordt deze Mevrouw by kder voor een fchrander mensch gehouden, veert in alle gezclfchappen bet hooge woord, en is het orakel van dc gantfche flad: maar om tot onze waarzegde weder te keeren : zy kwam by Kantje in buis, na bevoorens, volgends gewoonte, Van alle derzelver omflandigheden bericht gekreeeen te hebben; zy kende zelfs de gantfche familie van Michel; wist ook in hoe ver de Dorpheer daar betrek!-ing cp had, en dat alles Wist zy wel zeer naaukcurig ; het was dus geen wonder dat zy vrouw AUVeeht zaaken verhaalde die Iiaar deeden verba-azen; voords beloofde zy haar gelyk die lieden altoos doen , veel toekomend geluk : — eindelyk werd zy een linie in Kaatjes hand gewaar, uit welke zy Michels fpoedigen dood wilde afleiden ; echter liet zy dit' point eenigzins in 't onzekere, aangezien haar nog onbewust was , of Michels dood Kaatje Ixhangdyk was. Mm zal f3 hoop  85 HANS KOMT DOOR ZYS hoop ik wel begrypert dat Michel by alle dele Orakeltaal niet tegenwoordig was ? » Vrouw Albrechts was zo volkomen met deze prophetes te vreden, dat zy nu ook de toekomende lotgevallen haarer kinderen wenschte te weeten; derhalven haalde zy dezelven, terwyl de waarzegfter zig die afwezenheid ten nutte maakte, en een paar pistoolen van den dorpheer ftal, welke meubels haar 't eerst onder de oogen kwamen ; zy zou haare kunst gewis ook nog verder beproefd hebben, indien Kaatje met de kinderen niet zo fpoedig ingekomen ware: de waarzegfter was reeds bewust van de partydigheid der moeder omtrent de kinderen, en richtte dierhalven alle voorfpellingen naar 's moeders wenfchen in. — Hansje , een fchran«er en vroom kind, had niets dan enkel geluk en eere in de hand gefchreven; -— maar toen zy die van August zag, was het deze booze kleine jongen , myn blanke zuster, zal u weinig vreugds veroorzaaken: och ! ware hy uw kind niet: ■— want zie flechts, ( met toonde zy haar in de hand van Augustus galgswyze {treepen ,) — de galg kan hy tir naauwernood ontgaan , myn blanke zuster: Kaatje , was door het woord galg zo verfchrikt, dat zy August in haare gedachten 'er reeds aan zag hangen: zy gaf de waarzegfter in 'weer*'* JX wil  DOMHEID VOORD. 87 wil van haar verkondigd ongeluk vier groot en , die daarmede , benevens de gcfiolene pistoolcn verheugd weg ging, en de hgtgeloovjge moeder uitlachte.^ De laatstgcmelde was ondertusfchen wel te vreden , dat haar en haaren Hans zo veel geluks te wachten ftond, zag niets dan vrolyke oogenblikken te gemoet, ja de galg van Augustus kon haare vreugd zelfs niet ftooren; deze diende alleenlyk om het arme kind jiog meer gehaat te maaken. — Kaatje was al te zeer een vrouw, om aan haare buurvrouwen niet te vernaaien wat geluk haar te wachten ftond ; Michels fterven , en Augustus hangen werd, wel is waar, verzweegen, echter gaf zy genoeg te kennen, dat zy beiden weinig geluks zouden hebben , en eenige beklaagelyke gebaarden waren altoos het ilot van haare vertelling. — Michel had nu lang genoeg een ge* wenscht leven geleid; hy had lang genoeg gegeeten, gedronken , geflaapen , en fleehts «jaatig gearbeid;--? want, tot zyn ongeluk, ftierf de nachtwacht zyn opvolger: hy bedacht gantschlyk niet, dat men de dwaasheid begaan zoude, van hem op nieuw in dien post te zetten ; — doch de dorpheer en Kaatje hadden mogelyk hunne byzondere reden, om Michel daarmede te beguniligen ; verfcheidene wyven wilden F 4 naar  86 HANS KOMT DOOR ZYN ZEVENDE HOOFDSTUK. In het hoekje van den haart leert men de wereld niet kennen. Het afzyn van Augustus, werd wel haast vergeeten , en vervolgend* de goede jongen zelf; haauwlyks waren'er eenige weeken verloopen; of men dacht 'er niet eens meer aan , dat 'er een Augustus in de wereld geweest was. Hans groeide van dag tot dag op, en werd een kloeke jongen: naar mSate hy grooter werd , werd ook de liefde der moeder grooter j maar desgelyks öok de zorg Over zyne toekomende beftemming. De waarzegfter die haar zyn aanftaand heil voorzegd had, maalde haar beftendig in 't hoofd ; zy zag onzen held, by verbeelding, reeds met luister in de groote wereld uitmunten; maar werd by elke nieuwe Overlegging treüriger, aangezien zy mer al haar verftand den weg niet kon vinden, langs welken hy de beloofde wereldfche grootheid zou verkrygen. — Onze Hans was twaalf jaaren óüd ; toen zyn vader hem met zig naar deftadnam, en by zyn geweezenen leermeester bragt: het noodlot van Hansje wilde, dat deze man,van wien toen juut een leerjongen weggeioopen was,  DOMHEID VOORD. 9? 'was, zulk een , voorwerp noodig had om de opengevallene plaatste vervullen: Hans beviel den meester, die Michel den vooiilag deed, om den knaap by hem als leerjongen te laaten: Michel keurde dit zeer goed, doch hy durfde zonder Kaatjes toeitemming niets doen, maar beloofde 'er met zyn vrouw over te zullen fpreeken ; hy hield ook zyn woord, en zo haast hy t'huis kwam, ontdekte hy zyn vrouw , den yoorflag van meester Jonkers , (dit was de naam van den fnyder), naamlyk, dat hy Hans zonder leergeld neemen , en alle de overige onkosten zelf draagen wilde. Kaatje hoorde den voorflag aan , maar haar te hooge inbeelding van haar zoons toekomend groot geluk, was oorzaak dat zy denzclven daadlyk verwierp : Myn Hansje een fnyder ! dan aal 'er wel een groot man van hem komen! men kan gemaklyk zien dat deze inval uit het verftand van een Michel voordkomt ; dus voer zy uit, maar Michel zweeg, als naar gewoonte, ftil, doch dacht 'cr ondertusfchen geheel anders overals zyne lieve vrouw. Toen Michel vertrokken was, begon zy den gedaanen voorllag nader te ovcrweegen, en bedacht dat dit evenwel ecnigzins de weg kon zyn , om Hans vooreerst van de boeren te verwyderen , waartoe zy tot heden nog geen mid© dèl  9$ HA NS KOMT DOOR ZYN del had kunnen uitvinden , en evenwel moest zulks eerst gebeuren, zou Hansje geen boer •worden, waarvoor hy, tot haar verdriet, veel genegenheid betoonde: den gantfchen dag was zy met deze gedachte bezig; droomde 'er des nachts van , en by het aanbreeken van den dag, kwam het haar niet meer zo verwerpelyk voor, dat Hans vooreerst een fnyder zou worden ; —. evenwel wilde zy alleen niets onderneemen, en vroeg derhalven den Dorpheer om raad; —maar den raad van den Genadigen Heer kennen wy reeds: — Hé , zeide hy , doe wat gy wilt Kaatje: *—' de jongen moet tog iets doen en letten : dan dit was de bezorgde moeder niet genoeg gezegd, want zy wilde op goede gronden overtuigd zyn , dat het ten besten van Hansje was. — Mejuffrouw Willig fcheen haar, in dit moeijelykegeval, de beste raadgeeffter teweêzen : deze had altoos haar petekind eene byzondere genegenheid betoond, en fchoon de Juffer zig in haare eerfte verwachtingen, by het peetfehap, bedroogen had, was zy echter Hans en zyn moeder altoos gunftig gebleeven. De laatfte had, door haar gekakel, de vroome rimpels van de oude Juffer menigmaal verplooid, fchoon zulks niet zeer gemaklyk gebeurde; want hoe ouder zy werd, hoe meer haar dczelven begonnen  •'DOMHEID VOORD. 99* nen eigen te worden. De befluitlooze moeder, ging dan, met haaren lieveling aan de hand, derwaards ; ftelde Mejuffrouw Willig haare verlegenheid voor, en genbot het vermaak van door de fchranderheid der oude Juffrouw, alle zwaarigheden weggenomen te zien: Mejuffrouw Willig overtuigde Kaatje , door voorbeelden , dat men altoos in 't kleine moest beginnen; noemde haar verfcheidene groote. mannen, die éven als Hans, by hunne intrede in de, wereld , de opvoeding van geringe burgers hadden genooten, en eindelyk evenwel met waardigheden gepronkt hadden, welken dc Adel zig niet zoude hebben behoeven te fchaainen Kaatje werd verrukt door deze rede beloofde den raad van Mejuffrouw Willig te zullen opvolgen, hoe leed het haar ook deed , dat zy van haar Hansje zou moeten fcheiden, en nam met veel dankbetuigingen haar affcheid. Eer Hansje vertrok fchonk zyn. peet hem een daalder, welke gift hem het verhaten van zyn moeder, van den ouden hond', en van zyne door hem , met zo veel moeite, gebouwde huizen, verdraagelyk maakte. Michel verkreeg tot zyne blydfchap verlof om Hans naar zyn toekomenden Meester te brengen, en onze held, werd, naar, de gevroone wyze, een G 2 lerr.  «OO HANS KOMT DOOR Zï* leerjongen.—» Menzal'tmy hoop ik gaarne vergeeven, wanneer ik hier drie jaaren ftilzwygende overfpring; te meer, daar 'er niemand belang in kan hebben , om de lotgevallen van een fnyders jongen te leezen , ten minften daa niet , wanneer dezelven niet merkwaardiger .zyn als die van onzen Hans: —— hy leerde naaijen, en zie daar alles, want het kunftige van de fnydery , was voor Hans veel te verheven. Alles wat men ten einde van zyne leerjaaren van hem zeggen kon, was, dat hy een foort van hoogmoed bezat, die men by dc domfte menfchen altoos het eerfte ontdekt: tot hier toe hebben wy nog niets van die natuur in Hans waargenomen, wy hebben hem veeleer, als van alle hartstochten ontbloot befchouwd; echter is het geen wonder dat wy nu eene kleine verandering in hem befpeuren — voor dezelve waren verfcheide oorzaaken — voornaamlyk Kaatje zelve , die haaren lieveling , zo menigmaal zy hem zag, de voorzegging van de waarzegfter vóórpredikte, hem ook • omtrent zyne uitwendige gedaante opmerkzaam maakte ; en waarlyk, hy was, hoewel maar vyftien jaar oud zynde, beziens waardig: zyne fchoone gedaante was de dochter van • den leermeester, diedertig jaaren oud was, me¬ de  DOMHEID V • O R 6. IÖI de niet ontilipt: deze zag 'er niet affchuwdyk uit, maar was echter alles behalven een fchoon- heid om dezelfde oorzaak , waarom zo veele meisjes oude Juffers worden, was zy ook byna op de lyst daarvan aangetekend: zyhadin haare vroegere jaaren zo veele Minnaars gehad , dat 'er eindelyk geen Man voor haar overgebleven was; evenwel hoopte zy dat gebrek nog te vergoeden , en onze Held fcheen haar een tref- felyk voorwerp daar toe te zyn -. zyne jeugd — want welke oude Juffer wordt door de jeugd van een' man afgefchrikt ? — en voornaamlyk als die man zo wel uit de kluiten gewasfen is ars onze Hans, die op zyn vyftiendejaar, veele jongelingen van twintig te boven ftreefde. — Vermirs nu Juffrouw Fytje het huishouden van haar' Vader waarnam , had zy gelegenheid genoeg om Hans haare goede meening te laaten blyken : deze bemerkte ook wel dat hy meer voorrecht als de overige knechts en leerjongens genoot, echter fchreef hy zulks niet toe aan die oorzaak , waaraan men het wiide toegefchreven hebben ; alle de vleijeryen en gunstbewyzen van Fytje zag Hans aan als belooningen voor zyne verdienften als fnyder , welke verdienften echter zeer gering waren — 2?ie daar eene medeoorzaak van zyne verG 3 waand-  Ï02 HANS KOMT DOOR ZYN waandheid. -— De tyd naderde intusfchen , dat Hans knecht zou worden, en nu geloofde hy • een zeer noodzaakelyk fchepzel te weezen : de verbeelding die hy van zig zeiven maakte' werd van dag tot dag grooter: de Moeder zag alle vreugde aan haaien goeden zoon, en Mejuffrouw Willig vond zo veel welgevallen aan den welgewasfenen fhydersknecht, dat zy hem óp zynen eerften eeredag, geheel in 't nieuw kleedde: Hans, in zyn nieuwe gewaad getooid , voleinde zyne overwinning op het hart van Fytje; alle haare wenfchen waren nu alleenlyk naar Hans Albrechts uitgeftrekt: — zy bedisfelde ook , dat haar oude vader hem , onder goede voorwaarden, in 't werk behield; maar Hans dacht anders — gevoelde niets van het geeen Fytje gevoelde, en begeerde thans eenigen tyd by zyn moeder doortebrengen, die de begeerte van haar' zoon fterk onderfteunde — Hans verliet zynen leermeester, maar moest Fytje vooraf belooven, by niemand anders als by haaren vader te zullen werken .— hy beloofde zulks en ging, met zyn bundel op de rug , naar het dorp zyner geboorten. Vader Michel was verblyd een hulp in zynen arbeid bekomen te hebben, maar verwonderde zig niet weinig toen hy zynen zoon al-' ' * les  ÖOMHEID VOORD. I03 ]es hoorde verachten dat hy maakte; het was alles te ouderwets en niet naar de nieuwfte mode : Michel was befcheiden genoeg, om dé betere inzichten van zynen zoon optevolgen, en liet hem het eerfte boerenkleed dat 'er kwam, fnyden — hy fchuddede wel eens den kop toen hy Hans iets zag fnyden dat geen gclykheid met een hoerenpy had , doch tegenfpreeken dorst hy niet, dan zou Kaatje zekerlyk het hooge woord gevoerd hebben, en zo ver liet Michel het niet gaarne komen, liever gaf hy terftond alles toe. Hans maakte dan zyn proefftuk in het dorp gereed, maar zoon en moeder ondervonden, tot hun verdriet, dat die geen waar voor het kleed vervaardigd was, ■er geen genoegen in had, ja zelfs had die onbefcheidene zo weinig achting voor de kunst yan onzen held, dat hy zeggen durfde: goed en Mes is kdurven; en wat meer is, hy be-. geerde van Michel vergoeding van fchade: zo onfchuldig als deze was, zo veel verdriets gevoelde hy over het gebeurde; en wilde hy niet de gunst van den boer verliezen , zo moest hy voor eigen rekening hem een ander kleed bezorgen, en het meesterftuk van Hans voor zig zeiven behouden, 't welk dan tot een gedachtenis in de flaapkamer van Kaatje opgehangen G 4 werd.  Ï04 HANS KOM T DOOR ZYN werd. Hans bleef in alles zeer bedaard; geloofde dat de boer een domme duivel was', die zyn kunst niet wist te waardeeren , en konde zulks ook gemaklyk de lichtgeloovige moeder wysmaaken. 1 ' Omtrent dezen tyd kwam een neef van den Dorpheer, die naar de Academie zou gaan, zynen oom bezoeken. — De hoogadelyke ouders van dezen jongen heer woonden etlyk'e vyftig mylen ver van het dorp : de omflandigheden van den heer Hans waren hun onbekend, en zy geloofden dat de bloedverwantfchap hun verplig'tte, dat jonker Frederik,'aangezien hy dit dorp vooiby moest, zyn' heer Oom behoorde optewachten — De heer Hans zag, wel is waar, met vreugd zyn''neef by zig op het flot, en verblydde zig, te hooren dat het overige gedeelten van zyn familie, waarvan hy in jaaren tyds niets geheord had , nog in een bloeijenden ftaat was; maar de wyze' waar op hy zyn' neef ontving, was zo zeer naar den boeren fmaak ingericht' , dat onze jonge Heer, die wat beters gewoon was, 'er zig 'aan ftiet, en geene der beste gedachten van zyn' Oom begon te vormen. Wy zullen dezen jongen heer in 't veivolg meer zien, en daarom willen wy ons thans met hem liader bekend maaken: — hy was de zusterszoon ,  DOMHEID VOORD. IOjJ 'zoon, van den heer.Hans, die in haare jeugd by eene bloedverwante in de hoofdftad was opgevoed geworden ; haar uitmuntend charakter, had haar den heer van Linden, een Edelman van groote verdienften, ten minnaar en echtgenoot verworven : zy waren wel niet'ryk, maar hadden echter genoeg om van te kunnen 1'eeven, en om haar' zoon een opvoeding te bezorgen, die met hunnen rang overeenkwam: thans ging hy naar de Univerflteit, om zig tot het worden van een nuttig lid voor den ftaat bekwaam te maaken. De jonker was, zo met betrekking tot zyne zeden, als'tot zynen yver, een jongeling van groote verwachting: _ zie daar het voorwerp, dat wy by'den heer Hans ontmoetten. Hoe (leent het hem ook in 2 geviel, was hy echter te beicheiden , om dit zynen O'om te laaten blyken; in tegendeel bezat hy te veel 'hooffche wellevendheid , om niet over alles het geen zyn Oom hem als merkwaardig liet zien , zyn genoegen te betoonen : het kon niet mi'sfen , dat eindelyk onze Hans niet mede onder die merkwaardig-' heden zou gekomen zyn, want daarvoor had Kaatje reeds gezorgd. De jonge Heer van Linden ontzettede op het eerfte zien van Hans , aangezien hy een'zekere gelykheid in zyne gelaatsG j trek-  Io6 HANS KOMT DOOR ZYN trekken, met zyne moeder, die hy zeer beminde , meende te or.t lekken; en deze gelykheid bewoog hem nadere kennis met onzen lield te maaken. Het hinderde hem niet, de misfelyke omftandigheden van den knaap te verneemen ; want de genoemde gelykheid , had reeds de begeerte in hem gaande gemaakt, om onzen held nader by zig te, hebben. Zonder veele omftandigheden deed hy moeder en zoon den voorflag, om Hans in zyn dienst te neemen , en beloofde , dat indien hy lust tot de-weetenfehappen had, hy hem in H.... alle mogelyke gelegenheden zo„u verfchaffen , om zyne wysbegeerigheid te bevredigen : —men verwondere zig niet, dat de heer van Linden, van de wysbegeerte onzes helds fprak, en dat hy beloofde hem daarin te zullen onderfteunen; van dit alles was de kinderliefde van Kaatje oorzaak; want deze had, by de voortelling van Hans, volgends de gewoonte van veele dwaaze moeders, van zyne leergierigheid gelproken , en zig beklaagd pver het ongeluk dat zulk een verftandig kind geen gelegenheid, gehad had , om te kunnen fludeeren. De Jonker beloofde haar dan ook, Hans, by zyn te rugkomst in de hoofddad , zynen byftand niet te zullen ontrekken, rg Het hart van die dwaaze moe-  D O M HEID V O O R D. l*y moeder klopte op deze belofte van vreugde, zy zag dit alles aan als de naaste weg tot het toekomend geluk van haaien zoon, en, by gedachten , de oude waarzegfter, die haar dit voorzegd had , zegenende , fcheen het haar toe dat reeds alle voorzeggingen in hem vervuld waren. In de dronkenfehap van deze vreugde, ftemde zy in het verzoek van den Jonker , naamlyk dat Hans hem vergezellen zoude. Onze held was met alles dat de moeder begeerde te vreden, en Michel werd niets gevraagd. Alles was nu in orde, zo wel dc. heer als de aanftaande dienaar was te vreden , maar het heil van moeder Kaatje was nog niet volkomen, zo lang 'er nog iemand in het dorp was, die van het geluk haars zoons onbewust was; zy droeg evenwel zorg, dat binnen den tyd van een half uur ieder kind m het dorp dat groote nieuws wist, alleenlyk ontbrak Juffrouw Willig 'er nog aan; maar de verrukte moeder liet den dag niet voor by loopen, zonder derwaards te.gaan en haar van alles tyding te brengen. Beiden gevoelden zy eene evengelyke vreugde; want vermits zy Kaatje , voor eenige jaaren, zo verftandiggeraadenhadtot het doen van den eerften ftap , naar het toekomend geluk van Hans, maakte zulks de vreugd van  To8 HANS KOMT DOOR ZYN van de oude Juffrouw, byna zo groot, als die' yan Kaatje kon weezen: het is te verwonderen, dat Mejuffrouw Willig, die de wereld kende, 't geluk om bediende van een jong Student te zyn, voor zo iets groots aanzag: de beloften van mynheer van Linden konden wel eene Kaatje verrukken , maar eene fchrandere Juffrouw Willig, had de trappen van het geluk beter behooren te kennen; doch in zekere gevallen is de eene vrouw altoos de andere gelyk , zy grypen naar de Schaduw , en laaten het waare voorwerp zig ontglippen : echter had de te vredenheid van Juffrouw Willig, beter grondflag, dan de vreugd van Kaatje; want zy zag niet zo zeer op de bediende van den heere van Linden , als wel op den man , die uit dézen bediende zou kunnen voordkomen: de voorzegging van de waarzegfter was haar bekend , enzy geloofde dezelve zo vast als Kaatje; ja zy geloofde te eerder aangezien zy uit eigene ondervinding wist, wat reeds menigmaal van een bediende geworden was; wat zy zelve in voorgaande gelukkige tyden , die zy nu met zuchten herdacht, uit menig dienstknecht gemaakt had : by deze gedachten viel haar voor het eerst van al haar leven in '; dat zy in ftaat was, om iemand, op eenmaar-, uit  •DOMHEID VOORD. IC>9 int de geringfte clasfe, tot een lid van de groote wereld te maaken, hoe zeer zy zelve ook van de groote wereld afgefcheiden ware : voorde helft was Hans reeds het werk haarer handen , en voor het toekomende bemoeide zy zig om hem te ondersteunen, hem raad têgeeven, en daardoor, in 't vervolg, der wereld een' man te fchenken,- die haare gedachtenis zOu vereeuwigen : — ja op dat zelfde oogenblik befloot zy ook , om Hans haar toekomende erfgenaam te maaken : —. alle deze gedachten dwaalden door het hoofd van de oude Juffer, echter was zy Schrander genoeg, om aan Kaatje niets te laaten blyken, alleenlyk beval zy haar, Hans, eer hy vertrok, nog ecnsby haar te brengen.— 'Er verliepen nog eenige dagen , en intusfchen werd 'er tot de reis gereedheid gemaakt. De moeder neigde wel dikwyls tot droefheid, wanneer haar de verre verwydering van haar' lieveling te binnen kwam; maar het denkbeeld van zyn gclük , was in ftaat, om deze treurigheid te verzetten. De heer van Linden , had ondertusfchen gelegenheid gehad , -om zynen dienaar eenigzins meer van naby te leeren kennen ; verwonderde zig.dikwyls over zyne domheid , maar daar echter zyne oogen een gi oot verftand dicteerde, kon hy niet gelooven, dat de na^  HO HANS KOMT DOOR ZYN natuur op het gelaat van Hans zo zeer ge^ dwaald had, en dus befchouwde hy zyne domheid , als een gevolg van zyne opvoeding en het gezelfchap waarmede hy ■ omgegaan had , het welk gemaklyk door de verkeering met eene fchranderer wereld , kon verbeterd worden. Dê dag van hunne afreize verfcheen \ op morgen zou men vertrekken , gevolglyk moest men by Mejuffrouw Willig affcheid gaan neemen. Kaatje weende; Hans zelf wist niet recht wat hy doen zou; Juffrouw Willig moralizeerde; beval Hans yver en godvrucht; beloofde hem, als hy een goede Hans bleef, haare befcher- ming zy had de moeite, om zulk een lange redenvoering te doen wel kunnen befpaaren, aangezien Hans 'er geen enkel woord van verdaan had ; hy had, geduurende haar gantfche rede ; alleenlyk bedacht, geweest hoe hy best zyn proviantkist zou vullen , en dien, op dat hun op de reis niets mogt ontbreeken , het best zou bewaaren; voorwaar een zorg, die onzen Hans volkomen eigen was.- Onder- tüsfchen geloofde Mejuffrouw Willig , dat hy ftilzwygende overleide, op welk eene wyzehy het best haaren raad zou opvolgen, en om hem daar toe te eerder aantefpooren, gaf zy hem een gefchenk op zyne reis: dit maakte een ein-  DOMHEID VOORD.' 2IX einde aan zyne weezenlyke overleggingen : ■— ftaamelende riep hy : God bewaart u myne gunftige Juffrouw ! Petemoei! • en vertrok met zyn moeder. De volgende morgen was de proviantkist van Hans het eerst gepakt; voords liet hy het aan de zorg van zyn vader en moeder over, om de goederen van zyn' Heer in gereedheid te brengen. By vader Michel rolde , daande deze bezigheid, menig traan uit de oogen; hoé zeer hy ook Michel ware, wy kennen hem nogthans voor eengoeden Michel, die altoos nog menschlyk gevoel bezat. Eén zoon had hy reeds zo fchaii- delyk verlooren, en dit verlies was door Hanstot hier toe vergoed, maar nu moest hy zig ook van dezen fcheiden ; dit maakte hem droefgeestig; indien hy had durven :rg"nfpreeken.,' zou hy de verwydering van Hans nimmer toegedaan hebben; maar Michel was 'er toe geboren om zyn wyfs onderdaan te weezen; hy hielp dus het goed inpakken maar laas ! met een zwaarmoedig hart. De Heer Hans zag zyn' Neef en Hans vertrekken, en het: viel hem byna fmartlyker, van den laatften, dan van den eerden te fcheiden. Hy had Hans van deszélfs kindsheid af, als een lid van zyn huisgezin befchouwd, en geen wonder derhalvei*.  HANS KOMT DOOR Z Y N £at hy zyn affeheid niet onverfchillig aanzag; echter moeften zy ééns fcheiden. —— Michel drukte zynen eerstgeborenen met .aandoening aan zyn hart. — Kaatje huilde zo bitterlyk, dat het 't gantfche dorp doorklonk; de Heer Hans beval zyn' Neef en Hansje veel naarftigheid, en de postiljon aan zyne pasfogiers veel fpoed: zyn hoorn "weergalmde door het dorpj en drie magere postpaarden verweiderden onzen Held , van zyne klaagende ouders, Vermits wy nu het dorp Z. . . . ,in eenigen tyd niét weder zullen zien , zal ik alleenlyk nog zeggen, dat alles aldaar in de oude. orde bleëf; Kaatje bleef huishoudfter van den Dorptieer,' en hy bleef haar genadige Meester: — Michel bleef nachtwaker als voorheen , en maakte de boeren , voor contant geld, klederen,' zo goed hy kon; ook bleef Mejuffrouw Willig , fteeds de hooge befchermftér van onzen Held. . ,' , - ••g^',' .^.J .' . De reizigers kwamen zonder eenige hinder te H aan. Dat alles, wat Hans onderweg zag, zyne verwondering opwekte , behoef ik zekerlyk niet te zeggen ; maar wel dat de gelykheid, die den heer van Linden de eerftemaal ten voordeele van Hans bewoog, op de reize nog meer ten zynen beste wérkte: het kwam * den'  DOMHEID VOORD. II3 dén jongen Edelman als eene belediging tegen zyne moeder Voor, dat haar evenbeeld , (want dit was Hans waarlyk, en van waar deze gelykheid met Mevrouw van Linden kwam i kan ik niet bepaalen), de plaats van eeta' bediende zou bekleeden : hy maakte hem dan reeds op den weg tot een foort van reisvriend , en nam hem by zig in den wagen, 't welk alles' doof Hans, als of 't zo behoorde, werd aangenomen; ook ging hy met zynen Heer om ,op eene. Wyze, als of het zyns gelyken geweest ware* De jonge heer had een der beste opvoedingen genooten; reeds in zyne eerfte jeugd had hy leeren begrypen, dat alle menfehen elkander gelyk zyn; dat de wetten der natuur geen onderfcheid by gelyke fchepzelen maaken; dat alle onderfcheid in de inbeelding beftaat, eh dat de waare Adel alleenlyk door zig zelf, geenzins door daaden van reeds lang verftorvene menfehen , kan verkreegen worden. Deze grondstellingen maakten hem over het gedrag van Hans niet verdrietig ; hy verheugde zig eerder, een onbedorven mensch by zig te hebben; eeh mensch door wiens vorming , hy zig by het mcnschlyk gedacht verdienftelyk zou maaken; hy befloot dan ook de opvoeding van onzen boerenjongen, (want dat was Hans' in waavH beid,)  114 HANS KOMT DOOR ZYN heid), zelf op zig te neemen; was toegeevend genoeg om alle de eenvoudige vraagen die Hans hem onderweeg deed te beantwoorden , en geloofde daardoor den eerften grondflag tot zyne vorming te leggen. In H. . , . nam de Heer van Linden, eene van de overige jongelingen zeer onderfcheidene levenswyze aan ; hy vervulde , met veel yvers, de pligten , waarom hy op de univeriiteit gekomen was : tot zyn grootfte vergenoegen verkoos hy de fchatten der natuur, aan de befchouwing van welken hy zvne ledige uuren befteedde. Hans maakte hem mede een goed gedeelte van den tyd kort; hy had deszelfs befchaaving reeds werkftellig gemaakt; hy gaf hem een' meester, eerst om leezen en fchryven te leeren, en meende dan van trap tot trap opteklimmen; nam hem dikwyls in zyne wandelingen mede, en poogde dan , al koutende , de duisternis uit zyne ziele te verdryven 3 doch na drie maanden tyds moest hy, tot zyn verdriet, ondervinden, dat kosten en moeiten geheel verlooren waren; Hans bleef Hans, en nog op de koop toe , een domme Hans: evenwel kon de Heer van Linden niet beiluiten , hem op den voet van cenen gemeenen bediende te behandelen, maar liet hem nog fteeds den rang van gezelfchapsvriend bc-  DOMHEID VOORD. 115 . behouden ; doch deze goedheid verftrekte Hans tot nadeel; want onder dat charakter, had hy tot alle plaatzen den toegang, daar niet altoos op het verftand, maar o< k op de klederen en fchoone gedaante gezien werd: de hoflyke wyze waarop hy dikwyls ontvangen werd , maakte zyn gedrag van vrypostig, verwaand , en hy geloofde met nadruk een zeer aanmerkelyk wezen te zyn : eer een jaar verftreeken was, voegde hy by zyne domheid, onbefchaafdheid, zo dat zyn Heer dikwyls genoeg gelegenheid had om gemelyk op hem te worden; hy maakte Jiet eindelyk zo boos, dat het geduld van den Heere van Linden ten einde liep, en hy het eenigfte middel by de hand nam, dat hem nog overig gebleven was. — Hy gaf Hans- in zyne keuze, of om weder naar zyne ouders te keeren, of om vervolgends- lyf bediende te worden. Het ging onzen Hans, gelyk het doorgaands met dergclyke menfchen gaat; zo haast hun flechts iets gebeurt dat zy niet verwacht had^ den , 'verdwynt hun hoogmoed , en kruipende nederigheid vervangt deszelfs plaats; Hans bad en vleide om zynen Heer het vonnis te doen herroepen, maar vruchtloos; de Heer van Linden had ondervonden, dat het gezicht van Hans logenachtig was ■ dat waare domheid de H 2 grond-  ÏIÖ HANS KOMT DOOR ZY» grondtrek van zyn charakter uitmaakte, 't welk niet meer verbeterd kon worden, en dat, bygevolg, de plaats van bediende , zyne rechte beilemming was. — Wilde Hans dan niet weder naar huis keeren, zo moest hy in weêrwil van zig zeiven bediende worden; evenwel was zyn Heer hem zo gunftig , dat hy hem niet in de livereirok ftak, ten einde hem voor de befpotting van zyne gewezene vrienden te fpaaren: om hem tot een bekwaam voorwerp in zynen dienst te maaken , liet hy hem het frifeeren leeien, 't welk Hans ook zeer' gemaklyk begreep; in weinige maanden was hy zo bekwaam als zyn meester: zyn Heer verwonderde zig daarover, en begon nieuwe hoop te fcheppen of de verbetering van den geest zyns dienaars; want daar hy tog iets konde leeren , befloot de heer van Linden, dat het ook mogelyk was, om hem iets meer te kunnen doen begrypen : maar hy bedacht niet, dat ook. de eenvoudigfte menfehen, fomtyds werktuiglyke dingen kunnen vervaardigen, en evenwel eenvoudige menfehen blyven ; indien hy Hechts begeerd had, dat Hans hem een kapzel gekemd zou hebben 't welk zyn meester hem niet geleerd had, zou hy weldra gezien hebben wat 'er van den domoor te hoopen geweest' ware; doch.  DOMHEID VOORD. II? doch de goedheid van den heere van Linde» voor onzen Held was oneindig; mogelyk was het ook wel eigenzinnigheid, want hy had voor vast het befluit genomen , 't een of ander uit Hans te maaken : de vlugheid waarmede deze de kunst om hairen te krullen , leerde, werkte veel in zyn voordeel; zyn Heer ondernam zyn voorneemen van nieuws af aan, gaf hem zyn voorigen meester weder, en had het genoegen te zien, dat het nu beter als de eerftemaal ging : eer Hans het eerfte jaar van zyne dienstbaarheid volbragt had, kon hy goed leezen en fchryven; men begrype echter dat hy nog den zingenden toon, die hy by den fchooimeester geleerd had , behield. — Dat Hans ia dit jaar meer leerde dan in het voorgaande , kan uit geen anderen grond, als uit dien van zynen hoogmoed, verklaard worden: hy durfde niet meer in zyne voorgaande gezelfchappen komen, dit was hem deels door den Heer van Linden verboden, en deels vreesde hy ook befpot te zullen worden, gevolglyk moest hy t'huis blyven, alwaar zyne leeruuren hem het verliesvan zyne voorgaande vermaaklykheden vergoeden moesten. Hans was nu negentien jaaren oud, en daarby zeer groot en fterk geworden, toen zeker toeval hem weder in alle zyn geH 3 wc-  IlS HANS KOMT DOOR ZYN wezene voorrechten by zynen Meester ftelde.-» De Heer van Linden , had eens in het gezelfchap van Dames geweest, en was ongelukkig genoeg, om , ondanks zig zelven , een jonge Juffer , die , niettegenflaande haar teder gelaat, het wraakgierigfte hart bezat, te beledigen. — Volgends de gewoonte van fchoone jonge meisjes, had zy ook minnaars, en begeerde, by gevolg, dat één derzelven haar op den Heer van Linden zou wreeken. ;— Tot haar ongeluk jriel haare verkiezing, op den laf hartigflen van allen ; een man die wel veel van flaan en iteeken fprak , maar voor.'t overige een geflagen vyand daarvan was; doch her geen hy niet in perfoon durfde volbrengen, bragt hy met list door anderen ten uitvoer : hy nam naamlyk twee flechte kerels by zig, wachtte den Heer van Linden des avonds pp , om hem braaf afteflaan , en vervolgends den dank van zyne minnaares te verkrygen.— Van Linden , volgends gewoonte, naar zyn huis gaande , was, beluiven een engelfchen fïok, geheel ongewapend , toen hy op eenmaal, naby zyne woning, den kneppel van zynen vyand gevoelde: hy verweerde zig zo goed hy kon , maar zou 'er niettemin flecht afgekomen zyn, indien Kans zyn' Heer niet aan het venfter opgewacht, en den aan-  DOMHEID VOORD. I lp aanval gezien hadde: deze kende geen vrees, e r vloog daadlyk zynen Heer ter hulpe in de groote haast die hy maakte vergat hy iets mede te neemcn om zig te kunnen verdedigen, doch dezen misflag vergoedde hy, door een der kerels van achteren aan te vatten , hem den kneppel uit de hand te wringen , en den ongelukkigen minnaar daarmede zulk een geweldigen flag op het hoofd te geeven , dat hy, bevveegeloos, ter aarde nederftortte. ■— Met de beide overigen hadden de Heer van Linden en Hans fpoedig afgedaan; zy gevoelden den Herken arm van onzen held en koozen de vlucht. De ongelukkige oorzaak van dit gevecht lag roereloos op de aarde uitgeftrekt, en kon niet tot zig zeiven komen; en , zo de heer van Linden hem niet befchermd had, zou Hans, door zyne drift vervoerd , het vermogen van zyne vuisten nog verder aan hem beproefd hebben. Deze yver, die de heer van Linden nog niet bemerkt h?.d , fprak zeer ten voordeele van Hans; hy bedankte hem , en tot belooning voor zyne dapperheid, verhief hy hem weder tot zyn' gezelfchapsvriend, maar beval hem in het toekomende fchrander te weezen. Na dat de bataille geëindigd was, waren zy terftond naar huis gegaan, willende, om de gevolgen te vermyden , H 4 de  120 HANS KOMT DOOR ZYN de 7.amenloop van het volk niet afwachten , want dit geval had zig niet zo itil toegedraagen , dat de buuren het niet vcrno.vkn hadden : de ongelukkige geflagene was weder tot zig zelven gekomen en naar huis gebragt , echter was hy fchrander genoeg geweest, om niets van den heere van Linden te fpreeken, waarfchynelyk om zyn eigen fchanden te bedekken, en de dankbaarheid die hy van zyne fchoone verkreeg, heeft niemand kunnen verneemen; het zy ons genoeg dat de Heer van Linden ongemoeid bleef , en dat geen mensch als onze Hans voordeel uit deze vechtparty tfok, AGTSTE HOOFDSTUK. Waarin een Mannotiejangen en een Schoolvos ten tooneele verfchynen, „ Men moet niet altyd Hechts voorwaards „ gaan; men moet ook fomtyds omzien, om te verneemen of men ook iets verlooren „ heeft; of men ook het een of ander beziens„ waardig voorbygegaan isdus pleeg een van de leeraaren myner jeugd te zeggen, en ik vind deze zegging thans van veel gewigts; want  DOMHEID VOORD. 121 want indien ik niet wilde omzien, of liever wanneer ik niet een jaar of twee te rug wilde keeren , zou de arme Augustus verlooren zyn , en de jongen is voor my van te veel belang , om hem geheel uit het oog te verliezen. Wy hebben hem het laatst gezien , met den Öin* ger in de hand, den grimraigen Schoolmeester ontvluchten: het dorp uit, en nog een goed gedeelte wegs liep hy in vollen ren , zonder eens om te zien: by elk geritzel van een blad, geloofde hy zyn' vervolger achter zig te zien ; en fliet hy tegen een' ftruik , dan verbeeldde hy zig reeds gegreepen en geflagen te worden—— eindelyk begaven hem de krachten en hy moest halte houden; zag toen voor de eerltemaal om, en bemerkte tot zyne vreugd, dat de Schoolmeester hem niet vervolgde: nu haalde hy vryen adem, en begon te overleggen wat hy doen zoude; welhaast was zyn befluit, om niet weder naar het dorp te rug te keeren ; want de vrees voor de ftraf van zyne moeder, deed hem veeleer alles wenfchen , dan haar weder te zien. — Het voornoemen om andere menfehen optezoeken , het 'welk hy reeds voorlang in zyn kinderlyk brein opgevat had, werd thans levendiger'by hem dan voorheen: zonder verdere overlegging ging hy voord „geH 5 loof-  122 HANS KOMT DOOR. ZYN loofde voor het minst langs dezen weg de ftraf voor het gebroken venfterglas te zullen ontgaan , en zulks was hem voor eerst genoeg. — In deze omftandigheid ging het onzen' Augustus, als de vogel, die jong uitgevlogen was; -die alleenlyk in den engen omtrek van het ouderlyke nest ge'eefd had, en nu voor 't eerst de vryheid verkreeg; eerst verheugt hy zig over deze vryheid , vliegt van boom tot boom , en gevoelt zig voor de eerftemaal in zyn waaren natuurlyken ftaat geplaatst: hy geniet dit geluk, tot zo lang, dat gebrek aan levensonderhoud , hem het voormaalig nest herinnert; vol verlangen zoekt hy zyn voorig voedzel en woning weder; maar zyne onbezonnenheid heeft hem te ver daar van verwyderd , om het een en ander weder te vinden; hy zoekt derhalven nu zelf fpyze, zo goed als zyn ingeboren aart hem toelaat die te vinden ; hy ontmoet dikwyls den dood door gebrek, of door eene averecht.fche verkiezing van voedzel.-— Maar weinigen vinden in het bezit der natuurlyke vryheid dat geluk , heg een zy werkelyk fmaaken kunnen, wanneer zy hun eerfte leven in de flaverny doorgebragt hebben, en die banden hun ten natuure geworden zyn. Augustus hupelde mede blymoedig voord , tot dat de Natuur hem haa-  DOMHEID VOORD. 103 re behoeftigheid aankondigde; de honger deed hem wenfchen om by zyn moeder te zyn, al moest hy 'er dan ook ftraffe ontvangen'; maar hy was te ver van het dorp afgedwaald, om het te kunnen wedervinden * en daar deze plaatzen weinig bewoond waren , kon hy in 't geheel noch dorp noch menfehen ontdekken : zyne benaauwdheid werd op ieder oogenblik grooter, en hy geloofde reeds van hon«er te zullen moeten fterven, toen hy tegen den avond een dorp gewaar werd: met drift liep hy daarop aan , en bereikte het ook welhaast.—— Het eerfte dat zyne aandacht trof, was eenig, bruiioftsvolk , dat, uit de kerk komende , zig ter feest fpoedde: fpel en zang getuigde van de vreugde der gasten , die nu gereed waren om aan den maaltyd te gaan: Augustus, of liever zyn maag, maakte hier een goed beftuit - daar zo veelen eeten, zeide hy tot zig zeiven, zult gy eok wel verzadigd kunnen worden; en dus flapte hy het bruiloftshuis mede binnen ; fchoon hy by elk in het dorp onbekend was, vond hy echter gelegenheid zynen *honger te ftillen: zekere gewoonte, die fchier by elk dorp» bruiloft plaats vindt, kwam hem hierin te hulpc; want by het meerendeel van zulke feesten worden de gasten niet verzocht, maar elk die lust  124 HANS KOMT DOOR ZYN lust' heeft om te eeten komt binnen : in't kort Augustus at en dronk, zag de blyde hoop eenigen tyd dansfen , en vergat, na dat de honger gellild was, zyne zo zeer gevreesde moeder.— Maar eindelyk gevoelde hy eene andere behoeftigheid; de ongewoonte van te reizen had hem moede gemaakt, zo dat hy nu ernftig naar een ilaapphats begon om te zien : hy wandelde in dat oogmerk het gantfche huis door, om ergens een bekwaame plaats te vinden , daar hy zig gerost kon nederleggen; en daar men in het gantfche huis op niets anders als op vrolykheid dacht, gaf niemand acht op hem : hy kon gevolglyk ongehinderd voordzoeken, en vond ook welhaast tot zyne blydfchap een kamer , waar in een lamp brandde, by wier fchynzel hy een kostlyk bed, waarop niemand lag, gewaar werd. — Augustus had geen denkbeeld van 'c myne en 't uwe, hy geloofde dat een bed waarop niemand Hiep, voor hem beftemd was om op te flaapen; hy kleedde zig deihalven uit; leide zig zo gemaklyk als hy kon te ruste , en Hiep ook zo lang , tot dat hy zig met een groot geraas van het bed voelde trekken: hy geloofde toen dat zyn moeder dit deed; begon erbarmelyk te fchreijen; om genade te bidden, en te belooven, dat hy nooit weder ees  DOMHEID VOORD. 125 een venSleiglas zou infmyten. Het was geen wonder dat de naakte Augustus in dit geval een belachelyke figuur maakte, want , terwyl de muzikanten een deuntje Speelden, lachten de gasten uit al hunne magt. — Men zal gemaklyk begrypen wat Augustus in zyne onweetenheid gedaan had •— hy had naamlyk niet minder als het bruidsbed tot zyne Slaapplaats verkoozen: het lachen fcheiden en raazen laat zig dus ligtlyk verklaaren. Bruid en Bruidegom waren met de gevvoone plechtigheid in de flaapkamer gebragt , alwaar de klederen van Augustus terflond onder ieders oogen kwamen ; niemand wist hoe dezelven daar gekomen waren, en allerminst kon de Bruids-moeder zulks begrypen, die nog korts te vooren in de kamer geweest was, en niets bemerkt had: dan, even deze onvoorzichtigheid had Augustus gelegenheid gegeeven, om aldaar eene rustplaats te zoeken en te vinden; indien de kamer geflooten geweest ware, zou hy verder hebben moeten gaan. Men begon nu te onderzoeken , en men vond welhaast den Slaapenden Augustus , die onder een luidruchtig gefchater en gelach uit het bed werd genomen: met Bruid en Bruidegom werd braaf geboert, en men lachte hartlyk over het jammergefchrei ▼aa  126 HANS KOMT DOOR ZYN van Augustus. Anderzins verfhan de boeren, by zulke gelegenheden , geen jok , doch ditmaal kwam Augustus 'er gelukkig door; het voorval was veel .te belachelyk, om een ernftigen keer te neemen ; all' wat men begeerde was, dat hy verhaalen moest hoe hy in 't bed gekomen was. Toen Augustus nu bemerkte dat zyn Moeder en de Schoolmeester niet onder de aanweezende waren, verhaalde hy niet alleenlyk het gevorderde , maar ook het voorval met den flinger; benevens zyne vlucht en zynen daarop gevolgden honger, de oude Bruidsmoeder , keurde de moedwilligheid die 'er in dé gefchiedenis van den flir.ger was, wel af, maar •evenwel was zy medelydend genoeg, om hem voor dezen nacht een andere flaaplaats toe te zeggen. — De jonggetrouwden werden nu alleen gelaaten , en Augustus werd de hooifchuur •ter rustplaatfe aangeweezen , alwaar ook nog eenige der gasten hunne roes uitdiepen. Schoon Augustus deze verandering van flaapplants niet beviel, Hiep hy evenwel, zeer gerust, tot aan den middag. — De bruiloftsgasten waren by ' zyne ontwaaking reeds weder vergaderd , om de overblyfzels van gisteren te nuttigen,en Augustus , werd om zynen geestigen misflag, voor een medelid van het gezelfchap gehouden; hy kreeg  1') (M HEID VOOR. D. I27 Kreeg volop te eeten en te drinken; de oude inoeder was zelfs zo goed, van hem nog dezen nacht in huis te houden; zy gaf hem den volgenden morgen zyne zakken vol koeken , ert vermaande hem naar zyn dorp te rug te gaan, en een vroom kind te worden Augustus beloofde het, en zy wees hem den weg dien hy te néemen had; hy ging, hoe ongaarne, denzelven ook op; hy had het beloofd; k nooit had hy voorweetens geloogen, en thans was het minder dan ooit zyn voorneemen: maar vermits hy drie uuren van het dorp af, en de weg hem geheel onbekend was, is het ook niet te verwonderen, dat hy by de eerfle gelegenheid een verkeerd pad infloeg. Tot aan den middag dwaalde hy voord , en geloofde nu welhaast ia 't dorp te zullen komen, dus liep hy iangzaamer, om te langer van zyn moeders gramfchap bevryd te zyn : hy onderzocht zyne zakken, en zettede zig neder om nog vóór zyne thuiskomst hst middagmaal tc houden: terwyl hy hier mede bezig was, .zag hy een' knaap met een kastje op den rug, naar hem toekomen. De gelykheid van jaaren maakte hen welhaast tot goede vrienden: de jonge plaatje zig, zonder veel omflandigheid , naast Augustus , en •hielp hem zyn middagfpys opknappen. Toen-,  IC8 HANS KOMT DOOR ZYN Zy gegeeten hadden, haalde de vreemde knaaf» zyn kastje voor den dag, zeggende: Ikmo>tmyn kammeraad ook niet vergeeten: Haar is, vroeg Augustus , je kammeraad? — Hier , was het antwoord, in de kast —— zie dan — ha marmot! ha mormeldier 1'-—— hy kan zo mooi dansfen ! ha.'—— Augustus begreep niet wat de knaap wilde, maar verfchrikte toen hy de kast opende, en 'er een voor hem onbekend dier uitkreeg. Hy dorst geduurende een gantfche poos niet waagen het beest te naderen ; de marmottejongen vermaande hem zyn vrees ter zyde tc ftellen, maar eerst na eenigen tyd was de vertrouwelyke wyze waarop de jongen met de marmot omging, in Maat, om onzen Augustus te beweegen by het dier te komen, en eindelyk werd hy met het zelve zo vry, dat hy 't uit zyn hand te eeten gaf. Ondettusfchen werden de knaapen mede vertrouwder met elkander; beiden verhaalden zy hun geluk of ongeluk, het welk echter van wederzyde niet zeer groot was; maar deze vertrouw elykhcid bragt eene vriendfchap tusfchen hen ten wege, die de marmottejongen bewoog, Augustus dea voorflag te doen om met hem te gaan , en aan het geluk, 't welk zyn marmot hem .verfchaf- te, deel te neemen. Het befluit van een jon-  DOMHEID VOORD. I2J) jongen is welhaast genomen; dus werd Augustus reismakker van een' marmottejongen • zyn vriend gaf hem önderwege verflag van de voordeden aan zyn beroep veibonden; in het byzonder prees hy hem de onbefchaamdheid aan , eene eigenfchap, die de beoefenaar van zyne broodwinning noodzaakelyk diende te bezitten: Augustus ftemde toe, fchoon hem niet alles beviel -, wat zyn kameraad hem zeide: De Italiaanfche knaap was de wegen kundig , en bragt onzen Augustus ten rechten tyde in de kroeg van een dorp. — Het gefchreeuw en de gramatzen van den marmottejongen , lokten welhaast een menigte boeren derwaards: voor vrye verteering, vertoonde hy den waard en de boeren zyn marmot, en dus gingen de beide knaapen , den volgenden njorgen , wel zonder geld | maar met de zakken vol levensmiddelen , uit het dorp, om in het naasbygclegenfle, eeri ander gelyk geluk te zoeken. Aldus liep Augustus eenige weeken het eene dorp na het andere af. — Zyn eigen meester te zyn, vry te leeven, en de gramfchap van zyne moeder niet behoeven te vreezen, maakte hem volkomen gelukkig maar deze leevenswyze mogt niet lang duuren; het noodlot had onzen Augustus tot eene andere beftemming bepaald • * de  130 HANS KOMT DOOR ZYN • de beide knaapen kwamen , al voordreizende , in •en klein ftcedje, alwaar jaarmarkt gehouden werd; dit was voor den marmottejongen een hoogtyd; zyn Dier deed aldaar de fchoonfte werkingen; Augustus zong by de kunsten die gedaan werden , eenige waalfche dreunen die hy zelf niet verftond , en de meester van den marmot beftuurde deszelfs beweegingen. De knaapen hadden nu reeds een fchat. by elkander, wanneer zy in een gezelfchap kwamen, werwaards eenige vrouwen en bevallige heeren, hun riepen: terwyl de marmot zyne kunsten verrichtte, toonde deszelfs meester de zynen mede, en fta! een tabaksdoos uit den zak van één der gezegde heeren— Augustus zag hét werk van zyn'kameraad, en verfduïkte eerst wist hy zelf niét wat hy doen zoude , want nog nooit was hy in 't geval geweest, om getuigen van ee;i' dl.-filal te zyn— maar zyn goed hart hielp hem daadlyk uit die verlegenheid; hy ging naar den e'r,enaar van de doos , en zeide: — Mynheer ! mj/i kamsraad hetft uwe rloos geftoolen daadlyk onutond 'er een nlgemccne opftand; de marmot!ejongen wilde vluchten, en zyn dier in den loop laaten , maar hy werd wel dra te rug gebragt, en het geftoléne in zyn zak gevonden : dat hy jammeiiyk afgeklopt weid, fpreekt  DOMHEID V 0,0 R D. 131 fpreekt van zelve ; maar reen zal zig verwonderen , dat de Heeren en Dames zo onrechtvaardig waren, en tevens zo onbarmhartig , om zo wel den fchuldeloozen Augustus, als den dief aftckloppen : dit was het loon voor zyne eerlykheid ! De knaapen durfden het, na deze misdaad, niet waagen , langer in het. ftcedje te blyven; zy gingen dan aanftond zamen de poort uit. Geduurende den weg vaa een half uur fprak de marmottejongen geen woord tegen onzen Augustus - maar nu bleef hy ftaan - Augustus dacht dat hy hier hun gewoon rustuur wilde houden, en vleide zig zorgeloos op 't gras neder , toen de kleine ■Italiaander op hem nederftorttede, en hem zo vast hield, dat Augustus zig niet kon verweeren. . Ha! riep de eerftgemelde— ha!. . duitfche rakker ! zult my letaal de flaag - dit zeggende trok hy een mes uit zyn zak, beweeging maakende om den armen Augustus te vermoorden Zonder fpoedige hulp ware het, ondanks zyn erbarmelyk gel'chreeuw, ze- kerlyk met hem gedaan geweest maar in het oogenblik dat de dief den voorgenomen moord wilde pleegen , kreeg hy een' flag op zyn hoofd, waardoor hy zyn opzet liet vaaten, en omzag, om te verneemen wie hem * * » d«  13.2 HANS KOMT DOOR, ZYN dus bejegende. Hy verfchrikte niet weinig, toen hy een ouden huzaar achter zig vond , die door zyn gekwetst gezicht, verfchrikkelyke knevels , en een houten been, zyne vreeze genoegzaam billykte — Hond wat wild gy beginnen ! —■ riep de huzaar. De marmottejongen, vluchtte eenige fchreden weg , zo dat zyn vyand hem niet bereiken konde, en zou vervolgends wel geheel doorgegaan weezen , indien zyn kas niet nog by Augustus geftaan had; deze wilde hy niet in den loop laaten; ook was hy llim genoeg , om het houten been van den huzaar te zien , waaruit hy befloot, dat deze hem niet zou kunnen vervolgen, fchoon hy hem belet had Augustus voor zyne eerlykheid te Itraffen : om zynen rykdom dan te redden , deed hy een fprong derwaards, greep het kasje gelukkig, en nam 'er de vlucht mede — Augustus , door den huzaar aangefpoord, liep hem na, en toen hy hem ingehaald had, greep de fchurk zyn mes weder, en dreigde Augustus 't zelve in 't hart te ftooten, indien hy hem durfde naderen; Augustus verloor op dit gezicht den moed, en de oude huzaar, die met zyn eene been niet fchielyk genoeg konde naderen , was te vreden Augustus gered te hebben, en den hemel de ftraf over dezen jongen booswichtaan- te-  DOMHEID VOORD. 13^ tebeveelen De marmottejongen was met zyn kas daadlyk uit het gezicht. Augustus ftond nu by den ouden , om te verwachten wat 'er vervolgends zou gebeuren ; doch deze fcheen het voorgevallene niet fterk te behartigen ; echter vroeg hy Augustus, wie de dief was, die zig reeds zo vroeg op de reis naar de galg begeeven had ? — Myn kameraad — een lelyk duivelskind! was zyn antwoord. — De huzaar ging voord , en nam den weg naar de ftad vanwaar de knaapen gekomen waren; Augustus volgde hem, zonder te bedenken om wat reden: toen zy naby de poort kwamen werd hy angftig, en zeide tegen den ouden: Mynhcer, daar durf ik niet mede ingaan. — Blyf dan achter, antwoordde de huzaar. — Augustus weende en dit bewoog den eerstgemelden om ftaan te blyvcn , en naar de oorzaak van zyne traanen te verneemen: dus zeide hy tegen hem : Waarom huilt gy jongen ? augustus. Ach ! Mynheer in de ftad zullen zy my zekerlyk weder flaan. de Huzaar. Gek ! waarom zouden ze u liaan ? augustus. Ja mjl kameraad heeft daar geftoJen. * ^ 3 de  J34- HANS KOMT DOOR ZYN de huz aar. Honderd duizend duivels! gy zyt dan ook zulk een Haaltje ? twee jongens, naauwlyks een vuist hoog — en reeds beiden zulk een paar honden! fatans! de duivel zal u - .... (met deze woorden vattede hy onzen armen knaap, op zyn goed foldaats, by de hairen.) augustus, fclireeuwnclt. Och lieven heer! ik ben geen kwaade jongen ik kan het niet helpen dat myn maat ftcclen wilde — ik heb zo haast hy dê doos ftal, het aan den heer gezegd —— ik had het liever niet moeten zeggen want ik krèeg net zo veel flagen als hy fchoon ik onichuldig was en boven dat wilde myn maat my daarom nog doodfteeken. de k uz aak. Dat geeft de duivel u te raad, dat gy niets gezegd moest hebben! — gy moet nooit geen kwaade ftreeken zien zonder ze re ontdekken — (Nu liet hy de hairen van Augustus los, en vervolgde.) Zo zyt gy dan geen gaauwedief ? augustus. Neen , myn lieven heer — en ik wil het •ok van myn leven niet worden. BE  DOMHEID VOORD. 135 DE HUZAAR. Recht zo word een braaf kerel, dan zal het 11 wel gaan — Kom , ga nu maar met my in de ftad, en geen duivel zal u kwaad doen : breng my daar ze u geflagen hebben -— ik wil weeten of gy de waarheid zegt — maar 7.0 gy gebogen hebt, jongen! dan breng ik u aanftonds in het tuchthuis. Augustus v/as oyer deze bedreiging niet verfchrikt, en bragt den huzaar in het huis, daar zyn kameraad de kunst van zakkenrollen beproefd had. Schoon zyn befchermer aldaar niet bekend was, ging hy echter, met Augustus, aanftonds in de kamer, daar de gebeurtenis was voorgevallen , en vond ook nog alle die 'er geweest waren vergaderd. — Ve-fchoont my , Haren en Dames, (dus fprak hy,) dat ik zo vrybin- r.en treed. Hier heb ik een jongen gevangen, en wilde alleenlyk weeten., of hit een eerlyke jongen is — anders breng ik hem in het tuchthuis , daar alle jatanskm deren t/nis zyn. Een jong heer antwoordde : breng hem daar maar heen , zo haast gyhint,— 'ja dat is wel, harvattede de huzaar, maar eerst moet ik 'er reden toe hebben heeft de jongen geftoolen ? — Neen , maar. zyn kameraad. — En heeft hy den dief/ld ontdekt f — Ja Kn hebt gy den jongen zo wel als den dief geflagen.? vroeg 1 4 de  I36 HANS KOMT DOOR ZYN de Oude met verwondering. — Wel zéker, was 't antwoord , want de ten is zo goed als de ander. — Dat geeft u de duivel in, fchreeuwde de huzaar — foei! den jongen te flaan, daar hy de dievery ontdekte; gy zoudt dusdoende hem zelf tot een dief kunnen maaken , vermits gy zyne eerlykheid zo kwalyk beloond hebt; gy maakt dat ik van uw verftand een flecht denkbeeld kryge. — Kom hier arme jongen, vervolgde hy, terwyl hy Augustus by de hand vattede , en, zo bemorst als hy 'er uitzag, nam hy hem echter mede, overal waar hy iets te verrichten had'— Tegen den avond ging hy weder de poort uit. Onderweg vroeg hy aan Augustus, hoe hy by den marmottejongen gekomen was ? waarop deze alles verhaalde, en vervolgends bad, hem niet weder naar zyne moeder te brengen. Augustus drong zig door dit zyn verhaal niet weinig in de gunst van den Ouden; want de openhartigheid waarmede hy zyne vertelling gedaan had, zelfs zyne kleine moedwillige ftreeken niet vergeetende , was volkomen naar den fmaak van den huzaar, die hem ook zyne befcherming beloofde, indien hy niet gelogen had. Zy kwamen eindelyk aan de woning van den Ouden , zyndein een dorp, omtrent één uur van de ftad, gelegen: een vrouw van ruim veertig jaaren, benevens een knaap van agt  DOMHEID VOORD. 137 agt jaaren, verwellekomden hem : aan deze berden fteldede huzaar onzen Augustus voor; zeggende —■ Daar heb ik een jongen opgedaan , die zal uw fpeelmakker worden , Wederik '.— Geef ons nu watte eèten, moedertje— 'Voojds tegen Augustus—• Hebt gy honger ? — jongen, laat den kop zo niet hangen kom, fpeel met Wederik 'tot wy moeten eeten.— De knaapen waren welhaast vrienden , en Fredenk haalde ihaphaan en fabel voor den dag, om dezelven aan Augustus te laaten zien; reed ook voor hem op zyn ifokpaard , tot dat het eeten gereed was — zy plaatfren zig alten aan tafel: Augustus moest, op bevel van den Ouden, mede aanzitten : eene gezonde en maatige fpys, gaf onzen kleinen avanturier den verlooren moed weder; hy vergat al het voorgaande, te jong en vluchtig van geest zynde, om veel te denken, zag hy in den huzaar eea nieuwen vader, en zorgde niet voor het toekomende. Het huisgezin ging op een behoorelyken tyd te bed , ook werd Augustus een plaats, aangeweezen , alwaar hy tot aan den vollen morgen iliep. Thans wordt het tyd dat wy onzen huzaarnader leeren kennen — zyn naam was Lehman: van zyne eerfte kindsheid af, was tot den foldaarenftand zyn heerfchende zucht geweest i 1 5 yer-  I38 HANS KOMT DOOR ZYN vermits zyn vader een vermogend man geweest was, had hy een goede opvoeding gekreegen ; ' zelfs was hy in de weetonfehappen niet onervaren, maar had nooit genegenheid gehad om daarmede zyn geluk te beproeven. In weerwil van zyn' vader, werd hy in zyn agttiende jaar hutaar , diende van gemeen af, en zyn goed gediag zo wel als zyne heldhaftigheid , verhief hem, na eenige jaaren tyds, tot den rang van officier, en eindelyk na eenen agt-en-twintig • jaarigen dienst lot ritmeester, weike plaats hy tot .in zyn zes- en- vyftigfte jaar bekleedde, wanneer hy het ongeluk had, van, door een kanonkogel, een voet te verliezen , 't welk hem tot den dienst onbekwaam maakte: hy behield een klein jaargeld; dat, gevoegd by zyn eigen vermogen, 't welk echter meestendeels by den dienst opgezet was, gaf hem vierhonderd daalders jaarlykfche inkomften, die hy op 't land verteerde. Twee jaaren geleeden had hy zyn zuster met haar kind tot gezelfchap bekomen; zy was ongelukkig genoeg geweest om een' koopman te trouwen ,, die bankroet fpeelde , en zy was goedhartig genoeg geweest om in zyn noodlot deel teneemen, ja zettede zelfs de Iaatfte ftuiver van haar huwclyksgoed by hem op, en hy had het land  DOMHEID VOORD. I39 land moeten ruimen. Dezen nu waren de vrou w en het kind, die wy reeds gezien hebben: zy had nog een kleine dochtei , die by haar mans zuster in de ftad woonde: de braave ritmeester, liet hun niets ontbreeken , deelde recht broederlyk met zyne zuster alles wat hy had , en dit kleine gezin leefde, in weerwil van een maatig inkomen , zeer gelukkig: in het byzonder zag de oude ritmeester groote vreugd aan zyn' neef, in wiens ziel de heldenmoed van den oom fcheen te heer- fchen voor het overige was hy een echte oude duitfeher, eerlyk en goed; de ruwheid die hy uitwendig vertoonde, was alleenlyk het masker van 't gevoeligfte hart, en daaruit vloeide zyn gedrag omtrent Augustus voord: de leidende knaap maakte zyn gevoel gaande, in het byzonder werd hy door 't verhaal van het gedrag der moeder omtrent hem , getroffen ; hy geloofde, wel is waar, alles wat Augustus zeide , want de natuurlyke wyze waar op deze zyn verhaal deed, liet hem geen bedtcg vermoeden ; evenwel wilde hy niet onvoorzichtig te werk gaan, en geen duivels gebroed, zoals hy zig uitdrukte, in zyn huis hebben; hynam dan nog den zelfden avond het befluit, om , in perfoon, onderzoek te doeu naar Augustus en zy-  I40 HANS KOMT DOOR ZYN zyne ouders: het verblyf van dezen wasflechts vier .mylen gelegen van de plaats alwaar de ritmeester woonde : de pastoor, peetoom van Hans, was een bekende van hem : derwaards ging hy den volgenden dag, en kreeg een volkomen bericht wegens de gantfche huishouding van den Dorpheer, van Michel, en van Kaatje ; als mede dat Augustus niet een eenige fylabc te veel verhaald had, zo dat hy, eer hy van den pastoor vertrok , reeds het befluit nam om, zo veel mogelyk , voor Augustus te zorgen. Hy verhaalde den pastoor de lotgevallen van den armen jongen, en tevens zyn voorneemen omtrent denzelven, maar begeerde ook dat noch zyne ouders, noch iemand anders zou weeten , waar de knaap was: de pastoor beloofde dit, en prees het menschhevende hart van den ritmeester. Naauwlyks was hy weder thuisgekomen , of Augustus weid geroepen; hy drukte den jongen tegen zyn borst — de traanen van medelyden glinsterden in zyne oogen —— Gy zyt een braave jongen ! (dus fprak hy ,) gy hebt de waarheid gezegd doe zulks al uw le¬ ven , en geen duivel zal iets op u te zoggen weeten — Vergeet vader en moeder — want zy vergeeten u, myn arme jonden ! ■— maar neen , lieve! gy mat uw' vader en moeder niet vergeeten — dan zoudgy flecht doen r  DOMHEID VOORD. 14.I doen — bid voor hun ja bid Coi, dat hy htn gelukkig tnaake — zie — dat moet een goed kind doen — wild gy het doen ? ■— Augustus beloofde alles , en Lehman vervolgde: gced myn jongen nu, ik wil in 't vervolg uw vader weezen — maar gy meet gehoorzaam zyn gy behoeft geen druiloor te weezen, maar ook geen boef ze als de marmottejongen ; want dan zou ik u waarachtig den hals omilraaijen. I — nu ga heen , en maak u met Wederik vro'.yk ; maar voer me geen zotte kuwren uit; hoort gy jongens ?— De knaapen vertrokken, en de Oude verheugde zig over zyn gedrag. — 'Er verliepen eenige dagen, eer hy omtrent Augustus een vast bcfluit nam ; hy 'wilde zyne neigingen ontdekken, eer hy over zyn toekomende' levcnswyze befchikte : gaarne zou hy van hem mede een huzaar gemaakt hebben, maar zag welhaast, dat hy een flecht foldaat zou worden; daarentegen ontdekte hy in hem eene te grootere zucht voor de weetenfehappen. Lehman was niet, gelyk veele menfehen , eigenzinnig; hy wilde de neigingen van Augustus niet dwingen, maar gaf hem gelegenheid dezelven op te volgen, en daar hy zelf de weetenfehappen, flaande het foldaatenleven, niet vergeeten had, zo onderwees hy hem in. de latynfche taaie Toen hy Au- gns-  I42 HANS KOMT DOOR ZYN gvtstus leergierigheid zag, kreeg hy zelf van tyd tot tyd grooter lust om zyne onderwyzing voordtezetten; en, eer één jaar verloopen was, had hy het genoegen te zien , dat zyn leerling , naar evenredigheid van zvnen ouderdom , reeds veel wist. Frederik werd door den yver van zyn' fpeelmakker mede opgewekt; hy verliet menigmaal zyn' fnaphaan en ftokpaard, om door zyn' oom onderweezen te worden. Hoe zeer de oude ritmeester met den yver der beide knaapen in zyn fchik was , viel het hem eindelyk tog moeijelyk , om, in zyne hooge jaaren, nog de rol van fchooimeester te fpeelen, des dacht hy op middelen om de knaapen ergens elders te doen onderwy- zen In het ftéédje alwaar Augustus het voorval met den marmottejongen gehad had, was een hooge fchool, en derwaards moest Augustus heen; hy befteedde hem by een' handwerksman in de kost, en bedong, dat hy alle woensdagen en faturdagen t'huis moest komen. Augustus verliet het huis van zyn' weldoener met een zwaarmoedig hart; ftortte dankbaare traanen, en welhaast zou de grysaart met hem geweend hebben , zo lief had hy den jongen gekregen. Nu , nu, fprak hy — ga heen jongen; leer wel, of dat ik vreugd aan tt mag  DOMHEID V O O R &. 143 mag hleevtn : [chni niet kom alk weeken tweemaal by my , en ik zal ook by^ u komen. ■ Honderd duizend duivels, jongen ! gy moet nietJèh-eijen , gy zult gelukkig worden- m, vertrek Augustus; vertrek zeg ik; ik zal u fpecdig komen zien. By deze woorden tilde hy hem op; kuschte hem zo hartlyk , dat zyn knevels den mond van Augustus deeden fch'rynén , en hiermede fcheide men. Naauwlyks was Augustus weg," of de ritmeester miste hem reeds; hy werd' verdrietig; ging wandelen; kwam naar huis en vertrok weder; dit duurde tot op het middagmaal. —— Frèderik klaagde mede over de afweezenheid van zynen fpeelmakker, en was nog , ongeruster dan de oude ritmeester. Schoon de zuster van Lehman , Augustus ook lief had , maakte zy evenwel minder beweeging ovc:' zyn vertrek; ook was zy over't aigemeen veel' ' gelaatener dan haar broeder, en was daarom fpoediger tevreden: noch de ritmeester, noch Frederik, had trek in eeten; de eene maakte aan deze, en- de andere aan die zyde eendonker gezicht — eindelyk fprong de oude van de tafel op , en zeide : hp, Frederik.' wy zullen Augustus een bezoek gaan geeven : kom , kom , wy moeten hem gaan zien .'— Hem gaan zien \ nmdtr! riep Frederik vol blydfchap uit liep  144 hAns komt door zyn ■liep naar zyn kamertje om zyn ooms muts tè haaien , en men ging terftond op reis — Zo als Augustus voorneemcns was om raar den Rector te gaan , kwamen zy aan , en hunner aller vreugde was zo groot, als of zy elkander in veele jaaren niet gezien hadden ■—« Lehman ging mede naar den Rector; beval Augustus aan zyne bcfcherming , en ging, na volbragte examen, weder met hem te rug; kleef zelfs den volgenden nacht by zyn'. lieveling , en bragt hem des morgens in de hem aangeweezene fchool. — Zie daar Mynheer, zeide hy tegen den meester, hier breng iku een braaven jongen ; ik hoof dat gy met zyn' yver en oe.irag ie vreden zult weezen; en is hy anders als ik my verbeeldde , of als hy tot nog toe geweest is, zeg het i 'my — maar gy zult goed zyn; niet waar Augustus ? — en zie toe zo gy het niet zyt; tien mil- lioenen duivels zullen u flaagen. — De meester was hiet gewoon huzaaren in zyne fchool te zien , hy verfchrikte reeds over des ritmeesters tegenwoordigheid , en nog meer over zyn fterken vloek; mompelde derhalven zo iets binnensmonds , zonder zelf te weeten wat hy zeide & De fchoolknaapen lachten tegen elkander, waartoe het houte been van den huzaar aanleiding, gaf; maar had hy zulks geweeten , ik meen dat  » O M H E I D VOORD. 14- &t hy den ftok van den leeraar in beweev guig gebragt zou hebben j dan gelukkig gafhy er geen acht ep, en al had hy 't gezien , zou hy zekerlyk op de waare oorzaak daarvan minst gedacht hebben'; want hy befchouwde ayn houten been , als 't heerlykftc eereteken , en geenzins als een voorwerp van lacherny Augustus was nu fchoolier, eB e£n naarfti fchooher, echter kwam 'er geen vryen dag, of hy ging zyn weldoener bezoeken; deze onderzocht telkens hoe verre Augustus in de weetenfchappen vorderde, en. was desaangaandc altyd meer en meer te vreden. Frederik bleef by* zyn oom, want vermits hy een foldaat zou worden, vond deze het onnoodig, hem op de hooge fchool te zenden; in de fraaije letteren kon hy zelf hem enderwyzen, en wat de doode taaien,die men hoofdzaakelyk op defchoolen leert, betreft, deze had Frederik niet noodig. De vriendfchap der beide knaapen wiesen met hunnen ouderdom aan , en de Oude was daarover zeer verheugd. Augustus was uaauwlyks twee jaar op de fchool geweest, toen hy de kinderpokjes .kreeg; zyn zorgvuldige voedftervader nam hem op de eerfte tekens daar. van, by zig op het land, zorgde vaderlyk voor hem,'en hy had deze zorg ook zeer noodig,' S want  ï&fi HANS KOMT DOOR ZYN want de foort der ziekte was zo boosaartig, dat hy 'er het leven fchier by ingefchoten zou hebben : vyf weeken moest hy op 't land blylen , eer hy het waagen durfde weder naar de fchool tc gaan. — De oude ritmeester gaf nu wederom een blyk van zyn voortreffelyk hart; want geen vader kon het Opperwezen met meer aandoening voor de behoudenis van zyn eenigen zoon gedankt hebben, als Lehman deed , voor de herftelling van Augustus: dc zuster van den menschlievenden Ouden, beklaagde menigmaal het verloorene fchoone gezicht van den knaap, het welk door veele naden was gefchonden geworden; maar dan riep de ritmeester : de duivel haal' het vel, als maar de fokken het hart niet beierven hebben: ondertusfehen is het zeker, dat het gelaat van Augustus niets door de gefchondenheid verlooren had , hoewel zyn aangezicht anders als eertyds geworden was. Men ziet dikwyls door de pokken gefchondene■aangezichten, die meer inneemen dan het gladite vel ; dusdanig was ook het gelaat van Augustus gefield. De natuur had deze ftreek ter tekening van zyn charakter, zo 't fcheen, nog vergeeten, want de poknaden fcheenen noodzaakely'k te zyn, om op zyn aangezicht zyn geest te kunnen kezen. — Au-  domheid voord. 147 Augustus werd nu weder een leergierige fchoolier, vol van moed en geestkracht, die te yveriger werkte, hoe meer zyn voedstervader hem met al zyn vermogen onderflcunde, en wel voornaamlyk door eene byzondere vaderliefde ondeifteunde; deze liefde was ook de oorzaak dat hy zyn voedsterling, niet onder deszelfs waren naam, Albrecht, maar onder die van Lehman ter fchoole belteed had: mogelyk had hy tot deze naamsverandering ook wel die reden , dat Augustus dan niet telkens aan zyne onnatuurlyke ouders zou denken; eene veronderstelde goedheid welke met het charakter van den braaven huzaar' zeer wel Strookt; ondertusfciicn gaf deze goedheid in het fteedje aanleiding tot verfcheidene dwaalingen j want zo wel de vaderlyke zorg, als de naam, deed allen die Augustus kenden gelooven , dathydezooa van Lehman was; en terwyl men wel wist, dat deze nooit gehuwd geweest was, zo maakte men daaruit het befluit op, dat Augustus de vrucht van een heimelyke liefde was; en aangezien de jongen, den ritmeester nooit anders als vader noemde, Strekte zulks tot nog Sterker bewys: — hoe het zy , 't is genoeg dat elk het geloofde. — Deze zamengeraapte logen was by de medefchoolieren van Augustus ook beK a ken*.  ?4$ HANS KOMT DOOR ZYN kend, dikwyls moest hy eenige boertery daaromtrent hoorcn , die hem niet zo zeer om zynent wille als wel ter oorzaake van zynen voedftervader, verdrietig viel; hy begon nu reeds te denken, en zig een begrip van de waare eer te vormen, al het welk hy alleenlyk aan den Ouden te danken had; ook zag hy hoe on~ rechtvaardig men den rechtvaardigen befchuldigde, en om dit vóortekomen, verhaalde hyaari élk zyne gcfchiedenis; maar vermits de menfehen doorgaands liever het kwaade als het goede vanhunne natuurgénooten gelóoven , hield men deze gefchiedenis voor eene verzonnene vertel» ling; niemand wilde zig de moeite geeven om. de zaak te onderzoeken , en men geloofde liever blindelings, het geen men gaarne wilde gelóoven. —■ Dit alles nu zou wel geenen invloed op Augustus lotgevallen gehad hebben, indien niet een zyner medefcholieren hem , bygeval, aanleiding gegeeven had, tot eenen onvoorzienen zytred: dees ftudent was de zoon van een' Raadsheer, en een knaapje 't welk vart zyfie moeder, dat een rechte fnapfter was, dikwyls zeer boosaartige aanmerkingen op Augustus geboorte gehoord had, voor het overige was hy een groote domkop , dié fteeds de meerdere talenten van Augustus met wangunst be- fchouwv  DOMHEID VOORD. 149 fchouwdc; ook had hy reeds menigmaal zyn ongenoegen getoond, daarover , dat Augustus hem de achting piet betoonde, die-hy waande, dat hem ieder, als de zoon van eenRaadsheer, moest bewyzen: — Augustus verfchoondc hem, en lachte over zyne domheid Gevallig kwamen, op zekeren vryen dag, verfcheidene knaapen al wandelende by ellfandewaar by , onder anderen , Augustus en Stak , dit was des Raadsheers zoon , ook tegenwoordig ^varen. Het duurde niet lang, of Stax maakte, naar gewoonte, onnoozele aanmerkingen • Au-' gustus echter was thans in geen luim om beledigmgen te verdraagen , en bad hem te zwygcn, voegende by die bede de bedryging, van hem den mond te zullen floppen, indien hy zyne fchrandere aanmerkingen niet wilde nalaaten: — ik w\\ wd tms de!l mt m hemkind doen zou , riep Stax : _ rnaar nog naauwlyk had hy uitgefproken, toen hy reeds de hand van Augustus- op zyn aangezicht voelde , tenvyl dezen tevens antwoordde : - daar, zie nu wat hy doen zou! - de overige knaapen namen de party van Stax, en vielen allen o;i Am,„f„, -.,„ maar zyn gal liep nu over, en hy fioeg om zig heen ; ieder die hem te na kwam, voelde de kracht van zynen arm , zo dat eindelyk nie3 mand  ftjp HANS KOMT DOOR ZYN mand hem meer durfde naderen ; allen verlieten ze hem, om Stax, onder hun geleiden, in zekerheid "aar huis te doen komen. Deze was on* dertusfchen nog niet bedaard, hy fchuimbekte van boosheid, dat hy , noch zyn gezelfchap , Augustus de bekomene oorvygen niet had kunnen betaald zetten ; hem bleef by gevolg geen andere wraak orerig , als het voorval aan zyne moeder te vernaaien, die, zulks naauwlyks gehoprd hebbende, naar den meester, onder welken de beide knaapen Honden , ging , en hem haar zoons wraak aanbeval. — De Schoolmonarch, was, gelyk de meesten van zyne broederen, een laage vleijer van zyne begunftigers, en zou liever de grootiïe onrechtvaardigheid begaan hebben, dan de moeder van Stax niet ftrikt te gehoorzaamen: het vonnis van Augustus werd gevölglyk ondertekend, eer hem gevraagd was geworden , wat hy misdaan had : Deze verfcheen den volgenden morgen in de fchool, had het voorgevallene van gisteren reeds vergeeten, cn alle nyd tegen Stax geheel uit zyn .hart gcwisrht. /Zo haast de leeraar verfcheen , riep lïy hem voor zig, en zonder te vraagen, of de aangebragte befchuldiging te onderzoeken , viel hy op Augustus aan, en wel zo onverflandig, dat hy hem, onder anderen, e.en".  DOMHEID VOORD. 151 een' (lag in 't gezicht gaf, waardoor liet zelve zeer monftereus opzwol; het was misfchien zyn oogmerk wel niet, zo onbezonnen toe te liaan, maar ondertusfchen had hy niet te minder fchuld, aangezien een meester in 't ftraffen zyne bedaardheid niet tot zo verre verliezen moet , dat hy niet ziet wat hy doet: — maar hieraan dacht onze tuchtmeester niet; hy geloofde veeleer zyne zaak recht goed gemaakt te hebben ; want nu kon Mevrouw Stax, de voldoening van haare wraak in het aangezicht van Augustus befchouwen : — voords, werd deze ongelukkige , met de volgende vermaaning , weder naar zyn plaats gezonden : AT« jongen; beledig in let vervolg geen kinderen wider die beter zyn dan gy. Wat zou Augustus doen! hy moest met zyn opgeloopen gezicht, de fchooltyd uitwachten, en de befpotting van zyne kleine vyanden verdraagen : tot zyne fmart was het ook juist woensdag , op welken dag hy zyn' vaedftervader moest gaan bezoeken. Zyn opgezwollen gezicht maakte hem voor dit bezoek,hoe onfchuldig hy ook mogt weezen, bevreesd; evenwel durfde hy niet wegblyven, want dan zou de Ouden by hem gekomen zyn , en tog gezien hebben, het geen Augustus zo gaarne verbergen wilde. Het eerfte woord dat K 4 de  fja WANS KOMT DOOR ZYN tfe ritmeester, by de aankomst van Augustus fprak , was zyn gewoone vloek: —. Honderdduizend duivels, wat ziet gy 'er uit! — Augustus verhaalde het geval, zonder zig zeiven te rechf vaardigen, en de Ouden trok, uit ergernis, geduurig aan zyne knevels. •— Eindelyk zeide hy : En is dat 'alles waar , wat gy my verhaalt ? ja vader, zeide Augustus: — waar op de ritmeester uitriep : Tien millioen duivels zullen den kerel in 't lyf vaaren ! — kom myn jongen : by deze woorden fprong hy op, en wilde met Augustus op weg; maar bedacht zig, en ging weder zitten. Neen jongen , blyf, —' laat ons Myven:—— op morgen jongenlief, morgen.—— Zuster: leg den armen jongen warmen wyn op xjy» wond: -—— verdoemd dat die kerel de jongen in 't gezicht heeft geflagen ! nu , nu , wacht maar, wacht maar: hy bromde en vloekte nog a-1 voord : zyn zuster wiesch het 'aangezicht van Augustus af, en Frederik beklaagde zynen jongen vriend. De volgende morgen was het gezicht van Augustus zo dik niet meer, maar de bruine en blaauwe couleur, door den flag veroorzaakt, gaf hem echtereen onaangenaam aanzien ! Wat ziet de jongen 'er uit; riep Lehman des morgens : — maar kern , ik moet tog een paar woorden met den kerel fpreekm;—— kom dan:—" ffl-  DOMHEID VOORD. 153 ftilzwygende ging hy met Augustus naar de fchool, waarin de meester en de fchoolieren allen vergaderd waren.—- De fchoolmonarch was op het zien van den ouden huzaar niet wet te moede, en deze- fprak hem, zonder meer omftandigheden, dus- aan : RITMEESTER. Hebt gy het aangezicht van myn jongen zo getekend ? MIKSiEt, bevreesd. Ja • hy verdiende geftraft te worden." RITMEESTER. Weet gy dat wel? MEESTER, Mevrouw , de moeder van den jongen HeereStax, heeft gewigtige klagten tegen hem ingebragt. 1 • ■ RITMEESTER. Honderd duizend duivels haalé'die moeder !~ maar heeft zy u dan ook gezegd, waarom myn' jongen den fchurk zo afgerost heeft ? MEESTER, angftir. Neen: dat niet,- maar RITMEESTER.' Hv ls een maar waar is de rekel, Augustus, die u heeft durven beledigen > - Stax was geduurende dit onderhoud zeer beK 5 ang-  ï54 HANS KOMT DOOR ZYN angfligd geweest, hy begreep wel dat hst einde niet vermaaklyk voor hem zou arloopen: toen de ritmeester dan de laatife vraag deed, wilde hy de deur uitloopen , maar de toornige Oude greep hem by de kraag, en hield hem wel trouw vast. ritmeester. Ha ! ha! gy zyt het zekerlyk! zeg fcliurk, hebt gy myn Augustus' een hoerekind genoemd ? ■ ■ ■ ( Stax beefde van angst en kon niet fpretken.) heeft hy het niet gezegd Augustus ? augustus. Ja vader. ritmeester , tegen den Scholmeester. Zie daar Mynheer, ——. wie is grooter booswicht, hy , die een mensch van zyn eerlyke geboorte wil berooven, of hy, die zulk een' fchurk voor zyne boosheid een paar vuistHagen geeft ? meester, zyn fchouders ophadende. Ja. . . ritmeester. Wel nu ? i en evenwel is hy een .... maar ik zal niet fcheiden: —— alleenlyk wil ik dat gy dien jongen, hier in myn byzyn, even zo geftreng zult itraffen als gy myn' Augustus gedaan hebt. Op  Domheid voord. 155 Op 't hooien van dezen eisch, dacht de Meester aan de toom van Mevrouw Stax, die hem hoogst nadeelig zou kunnen worden ; voor het minst vreesde hy , dat zyn keuken vervolgends gebrek aan veelerleije noodzaakelykheden daar door zou kunnen lyden. —— Terwyl deze dit alles kortlyk overdacht , vroeg Lehman, wel Mynhe:r, bedenk: gy utleg toe, amfionds,ftrtf den jongen, of,ik tal hem f-;afsn: deze gewigtige drangreden kon den Schoolmonarch niet wederftaan j en Stax kreeg Hagen, zo lang tot de Ritmeester zelf beval optehouden : veryolgends zeide hy tegen Stax: m ftAurU, nu hebt gy belooning voor den hoertnzoon: _—.. w m uw moeder, en ieder die zulke vervloekte iogens'uit zyn hals floot, dat hun de duivel zal haaien , als ik het gewaar word: en gy jongens, ik zeg het « allen, dat niemand zig moet onderftaan myn' Augustus te beledigen; msiar ook gy, myn jongen, beledig niemand, of ik breek u den hals; en gy heer fchiolmeester , doe uw pligt, 0f ik kom u by gelegenheid weder bezoeken ■ verdient de jongen 't, firaf hem, en ik zal geen woord fpreeken; lm is geen moeders zoontje, geen bedorven kindje, zo als Stax, en hy zal ook geen dvivehkind worden; maar wees op een anderen tyd voorzichtiger dan gy gifteren waart, tn flaat den knaap het aangezicht of zyne leden niet tuut  ï#5 HANS KOM T DOOR ZYN aan ftukken, want gy kunt hem geene anderen gee- w. Vaarwel: ik wil hoepen dat ik noodig zal hebben u weder te komen bezoeken: — wees een goede jongen Augustus; en ik zal, fpyt den duivel, «te vader blyven. —— Hy kuschte hem en vertrok. Dit gedrag vermeerderde de vrienden van Augustus geenzins, en in het byzonder was dc Leermeester njet zeer over den Ritmeester gelucht , evenwel durfde hy het niet waagen , zyn, gramfchap tegen Augustus te laaten blyken; hy was, wegens de minfte onrechtvaardigheid, voor. een nieuw bezoek bevreesd, want dit begeerde, hy niet. Alle de fchoolieren hadden dezelfde vrees als de meester; de befchermer van Augustus hield hen alle in bedwang: Stax was zo gedwee als hy voorheen opgeblaazen geweest was, zelfs dorst zyn moeder het niet waagen , den naam van den ritmeester te noemen , federt zy den bovengcmelden boodfehap van zynent wege door haaren zoon vernomen had. Indien de Ritmeester onder het vermogen van haar' man geftaan had , zou zy hem. voorzeker haar toorn hebben doen ondervinden; maar nu was hy eén officier en met zulke Heeren had zy niet gaarne te fchaffen. , Alles ging dan weder op de ouden voet gerust voord, Augus» tus  6 Ö M H E I D V Ö O R ï) . 157 tüs was zo vlytig als voorheen, en niemand had gelegenheid, om iets' tegen hem intëbrengen. Na een halfjaar kwam hy ineen hoogere clasfe, niemand was hier meer over verheugd als de meester, die wy reeds hebben leefren kennen; want hy was nu volkomen van devrees bevyd om een tweede onaangenaam bezoek te ontvangen. — Vrolyk en vergenoegd verliepen 'er nog drie jaaren; Augustus was indedaad een jongeling , die zyne intrede in de wereld onbezorgd afleide ; zyn 'Schuldloos léven bevrydde hem voor het minfie treurig 00genblikje ; zyn yver evenaarde zyne vrolykhied, en alles kwam overeen met de goedheid van zyn' voedftérvader. Hy was thans in de eerfte clasfe, en 'er moest nog maar weinig tyds verloopen, om op de Universiteit te gaan, een tydpunt 't welk hy fteeds met treurigheid. ren gemoete zag: hy kon de gedachten niet verdraagen , dat hy zyn braaven weldoener zoa moeten verlaaten, en mogelyk om hem noott Weder te zien; want deze werd nu reeds hoog bejaard 5 Augustus zoude de verlenging van deszelfs dierbaar levën gaarne voor zyn eigen leven gekocht hébben. Omtrent dezen' tyd werd Frederik mede nader aan zyn beftemminggebist zyn Oom had hem als cadet gedaan onder.hr.  15? HANS KOMT DOOR ZYN zelfde huzaarenregiment , waaronder hy zelf zo lar.g gediend had. Het affcheid der beide jongelingen was treffend ; arm in arm geftrengcld beloofden zy elkander eene onveibreekbaare vriendfehap, — en de goede Oude zeide , Amen. Hoe verheugd Frederik ook ware daarover dat hy de vervulling van zyne wenfchen nu nader kwam, fmartte het hem echter, zo veele beminde perfoonen te moeten veilaaten; maar niets baatte thans meer, zyn vertrek was bepaald , en 'had ten vasrgeficlden tyde ook voordgang. Nieuwe voorwerpen, en een nieuwe kleeding, vertroostten onzen cadet welhaast; zelfs hervattede Augustus zyne oude vrolykheid weder: maar het was den braaven Ritmeester te ftil in zyne wooning, hy was te lang gewoon jonge lieden by zig te hebben. • Frederik deed hem door zyne kloekhartigheid, menigmaal zynen ouderdom vergeeten , en Augustus zou het zelfde gedaan hebben , maar deze zag hy te weinig , en hy was altoos mistroostig, als de jongeling weder naar de fchool te rug keerde; en als hy zig te binnen bragt, dat Augustus hem eerlang ook geheel zou verlaaten, dan was hy geheel ontroostbaar. —,— Om al dit verdriet eenigzins te verzachten, floeg hy zyn zuster voor,  DOMHEID VOORD. 159 voor, om haar dochter by hem te laaten komen, en daaidoor het verlies van Frederik te' vergoeden; de moeder zelve wenschte dit te mogen zien, ftelde tot haare komst derhalven alles in 't werk, en eer drie weeken verloopen waren , was Carolina 'by haar. 1 Deze was een fchoon meisje; naar haaren ouderdom van dertien jaaren groot van pcrfoon ; zy bezat veel geest, fpeelde een weinig op het klavier, en zong tamelyk wel; deze eigenfchappen namen den ouden Ritmeester zeer ten haaren voor- ■ deele in. . De dag na haare aankomst wilde hy een kleine Famielje-maaltyd geeven; zyn hart eens recht opnaaien , en Augustus mede van de party doen zyn. Hy zelf ging ten dien einde hem uit de ftad haaien, en verheugde zig op den weg over "t geen Augustus zeggen zou, als hy zyn Nicht zag, wier komst hem nog geheel onbewust was: om zyrre vreugd dan niet te verminderen, zeide hy 'er hem niets van, tot dat zy in de kamer kwamen,, waarin Carolina, nog in haar reisgewaad, ,bv haare moeder zat. NE-  160 HANS KOMT DOOR ZYN NEGENDE HOOFDSTUK^ Een weinig liefde met de gevolgen daarvan. Augustus was verrukt op 'tzien vanhetfchoone meisje, en dete op het zien van den jongeling ;ni li i beider hart zeide iets, dat zy beiden echter niet verftonden; zy maakten., volgends de gewoonte, pligtpleegingen, maar.de Ritmeester ftuitte zulks , uitroepende : — kom , hom ! geen gekheid! ——— daar Carolina : hy zal de plaats van uw en afwegende» broeder vervullen; en daar Augustus, dat is de zuster van Frederik; gehykt ze niet naar hem?. . ■ ja, ja ! volkomen ! volkomen ! — goed ze, ■ maak kennis met elkander. > Gy zult my morgen wat voorfpeelen , en Carolina zal 'er by zingen; zy heeft haar klavier medegebragt ■ morgen lieve kinderen, zuilen wy recht vrolyk weezen. ■ Thans zullen wy wat eeten en da vermoeidheid van den reis uitflaapen; niet waar Carolina ? dit gefchiedde. Den volgenden morgen was alles vroeg by der hand; want niemand wilde één uur van den dag nutloos laaten v'oorby gaan De grys- aart was nu den jongeling gelyk; imaakte by herinnering' nog eens het aangenaame van zyne, jeugd'  DOMHEID VOORD. IÖI jeugd, en fpoorde Augustus en Carolina aan, om de gelukkigfte ©ogenblikken van hunnen leeftyd , niet zonder vreugd doortebrengen : — beiden gehoorzaamden zy dit bevel ook zeer gaarne. De muzyk was het eerfte middel dat hun nader met elkander verbond; want om den ouden man te gehoorzaamen zong Carolina, terwyl Augustus op het klavier fpeelde , en hunne zielen werden ieder oogenblik nader aan elkander verbonden : zy beloofden elkander een zuivere vriendfchap , zonder te bedenken , dat deze vriendfchaplyke verbintenis eene geheele andere oorfprong, als vriendfchap had. De Ritmeester zag wel verder, hy wist zeer wei hoe na de vriendfchap, tusfchen twee perfoonen van beiderleije kunne, aan de liefde grenst; maar hy had zyne redenen waarom hy niets zien wilde Dezen dag, benevens nog veele anderen gingen vrolyk en vergenoegd voorby. Augustus verzuimde naderhand geene gelegenheid om. by zyn'weldoener te komen; wel is waar dat hy zulks vóór dien tyd ook gedaan had, maar nooit had hy den tusfchentyd met zulk een hartbeklemmend verlangen doorgebragt: by zyne aankomst vroeg hy altoos eerst naar Carolina ; - hy fprak haar, en zy was ook nooit verheugder, dan als zy Augustus zag; met éérf woord j», \  IÖ2 HANS KOMT DOOR ZYN woord, zy beminden elkander, in weerwil van zig zei ven, en zonder dat zy zeiven het wisten.—— De oude Ritmeester floeghun gedrag gade; hy kende de gevolgen der liefde tusfchen jonge lieden grondig ; maar zyne oplet¬ tendheid ftoorde zyne gerustheid niet ; want 'hy kende de gedachten van Augustus, aangezien deie hem geduurig over Carolina , en haare verdienften , onderhield , en zulks met eene openhartigheid, die van de fchuldloosheid zyner ziele getuigde. 'Er verliepen eenige maanden , die door Augustus tusfchen yver en liefde verdeeld werden; want fchoon hy waarlyk beminde , zo vergat hy echter zyne pligten niet. Omtrent dezen tyd werd in het fteedje, waarin Augustus ftudeerde, jaarmarkt gehouden : Kaatje , zyn moeder, kwam aldaar om eenige noodzaakelykheden te koopen, en hy zag haar; hy leende haar niet aanftonds, maar 'er waren fiechts weinige -ocgenblikken noodig, om haar beeldenis in Zyn ziel te herroepen : hoe weinig zy ook een moeder voor hem geweest ware, gevoelde hy nogthans eene heimelyke neiging, die hem aanfpoorde om haar overal, waar zy "ging, te volgen: eindelyk ging zy ineen' herberg waar hy mede ir.ftapte : hier wrlde hy zig aan zyn moeder ontdekken, maar hy zag dca  BOM HEID VOORD. l6"3 den Heer van Z ; dit bragt hem tti voorgaande gebeurdenisfen weder te binnen , en die herinnering boeide Syri tong: hy overlciJe nu, of het zyn moeder wel aargtnaam zoek weczeh een' zoon weder te zien, dien zy voorheen haatte , en nam eindelyk het bfS&t tg heden te bedwingen, eh eerst zyn' veedftervader te vraagen, of het goed was, dat hy zy- , rte ouders thans weder zag • echter bleef hy in dezelfde kamer, waarin de Doipheer en Kaatje waren; plaatste zig in een' hoêk , en gaf zig aan zyn kiudergevoel over. Hoe onnatimrlyk zyn moeder dok tegen hem geweest ware, was hy tog te gced een mensch, om dé banden der natuur te kunnen verbreêken. Dat Kaftje Augustus niet kende, was geen wonder ; want hy was nu een volwasfen jongeling geworden, en zy had hem alleenlyk als een kind gezien, behalven dat hy door de pokken ook veel veranderd was geworden. Kaatje verliet eindelyk den herberg en het fteedje,eft Augustus' vertrok naar zynen weldoener: zyn eerfte zorg was om dezen de ontmoeting met zyne niwdér te vernaaien, zyn begeerte daarby voegende om zyne ouders eens te bezoeken:—: na eenig toeven kreeg hy desaangaande het volgende antwoord: — „Augustus! het is my L 2 „ hef ■  löa. HANS KOMT DOOR ZYN lief dat gy de ouderliefde in uw hart niet „ laat verfterven ; een goed mensch doet altoos. „ zodanig; maar het is nog geen tyd om uwe. ouders te bezoeken : ik weet van goe- derhand dat uwe moeder u niet wenscht s,te zien, en ook heb ik nog byzondere re,,denen , waarom ik wel wenschte dat gy de jjevenwys van uwe ouderen niet vernaamt, voor dat gy tot rypere jaaren gekomen zyt; 3,dan zult gy de oorzaak van myn zeggen a,zelf wel inzien; bovendien kunt gy hen of '^jZy u niet helpen; maar zo gy ten eenigen v9»tyde in de gelegenheid komt om dat tekun'9iKn doen, onderfteun hun dan, het is uw y, pligt; —— voor het tegenwoordige is het ',, beter dat niemand weete dat gy nog leeft." Schoon het hart van Augustus hier tegen wel iets intebrengen had , zeide hy echter niets, en liet alles over aan de betere inzichten van den grysaart. De tyd dat Augustus de fchool verhaten moest, naderde nu; voorheen had hy dien ftond Hechts met vreeze ten gemoete gezien ; maar nu was het denkbeeld daarvan voor hem verfchrikkelyk.— De gedachten om Carolina te moeten verhaten , verooi zaakten hem veele bedroefde oogenblikken ; de Oude Zag £it wel, maar zeide echter niets—— De jonge-  domheid y o o r a. 165 geling nam eindelyk affcheid van zynen meester en makkers, en kwam, voorzien van de beste getuigenisfen van zyn' yver en goed gedrag, by zyn' voedftervader, ten einde aldaar nog eene maand te blyven , eer hy naar de Universiteit zou gaan De dag na zyne aankomst, deed de Ritmeester, Carolina en Augustus op zyn kamer komen, en toonde hun door zyne vrolyke houding, dat hy hun niet iets onaangenaams te zeggen had: K'mdertn! > dus begon hy te ipreeken: het is nog niet lang geltdm , dat gy elkander vriendfchap beloofd hebt: — ik was ten dien tyde daarmede te vreden, om dat ik niets beters voor u beiden wist uittedenken: ■„ maar dat is nu voorby; en ik wil niet dat gy langer vrienden zult weezen : zy ontflelden beiden , en de Ritmeester vervolgde dus: ■ ja , ;* , zie zo zuinig als gy wilt; ik'wU het niet langer hebben : . ik wil ons plan anders inrichten , op dat, eer Augustus ons verlaat, wy allen weeten, op wat voet wy onderling ftaan. * Augustus en Carolina zagen elkander aan; de woorden van den grysaard fcheenen hun toe hard te zyn, en de traanen kwamen in hun beider oogen : —— Boe kinderen ! voer hy voord; — # wil u geen fmart aandoen, dat is myn oogmerk ntet: —— beantwoord my flechts tme vraiig : CaL 3 ro-  lC)6 HANS KOMT DOOR Z¥N roilm !—— ~Sg my , indi.n gy onder waart, t/atin' man verlusten z»üdt, wie» zoudt gy mh w4mennen ? Carolina zag Augustus aan, flocg l.aarc oo- S2n ü4fï —r cn na} riep de oude -—r i,k verfia u , COjolma 1 cn ik behoef u »M (i vraagen , Augustus: —mm gy zoit' hebt my ru.h. meer gezegd dan gy weet. Gaat, kinderen, gaat, gy heb-t alkmder lief, en weet het niet eens -~ Kom ! km ■' 1 laat het hoofd niet- har.geei.; liefde- is. gten misdaad , zo lang zy of de deugl- ge- grondis : liefde is onze befkmming; de &hej,f:r ki'ie dit gevoel, t.^t ons geluk, in ons hart, en ik. wil | bi-idir geluk »kt hinderbyk zyn.-— Van Imt-eerfi: aanblik af aan heb ik u voor elkander beftwd, en htt is my aangenaam dat ik uwe neiging beffe;r; ■ bemint eikander, —— maar vergeet niet, dat ■iefde zonder, deugd en verftand , onbeftendig is. —. ik had; eer ik u. dit alles zeide, waarlyk nog wei wat !rr,enen wachten, en zou het ook gedaan hebben, buien ■ü-jisfss niet van ons moest fcheiden, en-, wie weet hoe lang hy vun ons afgcfcheiden zal blyven, eer hy gelukkig wordt.. Als ik niet dwaal, dan moet m vnyrt zegen cn mync toiftemming, een troost- in uwe tiefde zyn, en u de afweezenhe'd van elkander verzoeten : ——— zie daar myn oogmerk. ■ Beiden vielen zy voor de voeten van den grysa.irt, tn weenden traanen van dankbaarheid; ■ mr.ar dese  DOMHEID VOORD. l6? ze hief hen op , zeggende : — Staat of kinderen ; dat kan ik niet verdraaien. Ik heb u nog veel te zeggen Augustus, en dewyl ik heden van ééne der gewigtigfte voorvallen uws levens ffreek , en ik niet weeten kan of ik deze gelegenheid wel weder zal be- keven , zo wil ik u alk de gevoelens van myn hart ofenbaaren : Carolina zy dan uwe toekomende vrouw; maar eerst moet gy u haar er waardig maaken; gy moet u in een' fland zetten om haar te kunnen onderhouden, eer gjy aan eene nadere verbintenis met haar moet denken. Cy vertrekt thans cm u tot een waardig Lid van den Staat te vormen: overweeg, altoos uwe fligtrn, en verwaarloos 'er geene. Tot heden toe heb ik u onderfteund, maar gy hebt in het toekomende meer van nooden; gy moet 'er derhalven of denken om zelf iets te kunnen verdienen. Gy ffreekt Fransch, haliaansch, en verftaat ook iets van het Engelseh; gy zult zekerlyk jonge lieden vinden om dezelvcn te onderwyzen, en daardoor een gedeelte van uw onderhoud te kunnen verdienen; dat 'er aan ontbreekt zal ik 'er gaarne bydoen maar zyt in 't vervolg voorall' ook een goede jongen vrees God, vlieit de verleidingen, die voor menig goeden jongeling zogevaarlyk zyn , en ik zal altoos uw Vader weezen. —— Augustus kon niet fpreeken; -— hy drukte de hand van den ouden Vader tegen zyn borst, en befproeide met zyne traanen die vuist, die voorla 4 heen  IÖ8 HANS KOMT DOOR ZYN heen zo", dikwyls, met het bloed der vyanden befpat was geworden. m kinderen, her- vattede Lehman , gaat heen, — wy worden te ernftig, en wy willen ons niet één dag van ons leven treurig maaken. Gaat, overdenkt zamen wat ik u. vezcgd heb;- overweegt hoe noodzaakeiyk het voor u beider geluk is om mynen raad te volgen. ■ . Arm in arm geitrengeld ging de verflagen jongeling, en het zuchtende meisje in den thuin; maar de verflagenheid en het gezucht verdweenen welhaast ; d? grysaart had hun de oogeri geopend , zy wisten nu volkomen, 't geen zy voorheen niet vermoed hadden , naamlyk, dat zy elkander beminden. Door de goedheid van den Ouden opgewekt, beleeden zy dit nu ook welhaast elkander met eene drift , eigen aan jonge lieden, beloofden zy elkander eene eeuwige getrouwheid en liefde; maar tevens deeden zy ook gelofte om de deugd getrouw ie blyven , en in alle opzichten de wyze lesfen des grysaarts te zullen volgen. * Hetzelfde tooneel werd ten tyd tóe daty Augustus vertrok, dikwyls herhaald, ook zelfs in de tegen, woordigheid van den Ritmeester en Carolnia's moeder; de laatstgemelde was met de verkiezing van haaren broeder zo volkomen te vreden, *J? Carolina, en zegende haare kinderen, met pen  DOMHEID VOORD. 169 / geeven als ik wel wenschte : gedenk dat God u vermogens verleend heeft, met welken gy ,,u door de wereld zult kunnen helpen; die .. vermogens te verwaarloozen zou een misdaad ?, zyn; gy zyt de vervulling van uwe pligten f;v zeiven, my, en Carolina verfchuldigd. , s. Nu, gy zyt altoos een goede jongen geweest, L S »>en  I~0 HANS KOMT DOOK. ZYN en zult het ook in het toekennende zyn , zq wel als ik altaM zal weezen , uw vader, t e h m A n. Behalven zyne boeken, en gewoone klederen, vond hy nog,twee nieuwe pakken, en zo veel verfchooning van linnen dat hy 'er. gemaklyk eenige jaares mede konde toekomen. Boven alles waren zes bovenhemden hem zeer aangenaam, aangezien Carolina dezelven gemaakt had: — een lystje dat 'er by lag, en door haar geichreeven wa<, deed hem zulks ontdekken. Hy begon nu zyn plan interichten, en zyne eerfte zorg was, naar ccnen der Profesfooren te gaan, wiens vriendlykheid op de gantfche Univerftteit bekend was , en waardoor hy menig fchrander hoofd gelegenheid verfchafte , om zyne ftudiën met meer gemaks voordtezetten. Augustus ontdekte dezen waardigen man , zonder eenige achterhoudendheid , zyne omftandigheden , en verzocht denzei ven , hem de gelegenheid te verfchaffen, om in die taaien , waarin hy ervaaren meende te zyn, onderwys te kunnen geeven, — Na een naauwkeurig examen, beloofde de Profesfor hem zyne hulpe, en gaf hem raad , hoe hy zyn ontwerp moest aanleggen, om met voordeel aldaar te zyn,  DOMHEID VOORD. I71 zyn , hem tevens tocftaande fomtyds by hem te komen, om van zyn' ra-ad gebruikte msaktn. Augustus was verheugd dat zyne onderiy-em :ig zulk een goed begin nam , en zettedc zig vervolgends neder , om zyne ontmoetingen te H aan zyn' Voedftcrvader en Carolina, door een' brief , bekend te maaken. —• Wy zulien dezen brief, gelyX ook alle overigen , die niets zaaklyks behelzen , achterwegen laaten ; aangezien men wel gisfen kan , wat een dankbaars jongeling aan zyn' weldoener, en aan het voorwerp van zyne liefde fchryft: dit moeien wy evenwel zeggen, dat A ugustus, op uitdi ukkelyke begeerte van zynen weldoener, ook hier nog onder den naam van Lehman , cn niet onder dien van Albrecht verkeerde ; het was mogelyk een gril van den Ouden, en het was Augustus om het even, welken naam hy voerde : ook kon hy deze kleine gril te eerder infchikken , dewyl hy , op de mindere fchcelen , reeds den naam van zynen weldoener gevoerd had, en daardoor zyn eigen naam byna reeds geheel vergeeten was. Nog moet ik aantekenen, dat hy zig, uit eigene verkiezing, op het fchermen, toeleide, want dit had den Ouden hem noch af noch aan willen raaden , maar had het volkomen aan zyn vryen wil overgc- laa-f  Ï72 HANS KOMT DOOR ZYN laaten. . Zonder zig in veele gezelfchappcn tebegeeven, of aan het geen'er onder de medeleden van de Univerfiteit voorviel , deel te neemen , volvoerde Augustus zyne pligten , en' maakte van de lesfen der Leeraaren het beste gebruik : men moet echter niet gelooven , dat hy daarom als een druiloor leefde: onder die gevaarlyke clasfe van menfehen behoorde hy niet, hy beminde veeleer de vrolykhcid , maar zonder buitenfpoorigheid , en behalven dat, was zyn uitwendig voorkomen zo geiteld, dat hy Mg de achting van ieder verwierf, en nooit bloodgefteld was aan die laage behandelingen, die, laas! de aankomende Studenten te dikwyls ondervinden moeten. Nog geen maand was 'er verftreeken , dat hy te H geweest was, wanneer zyn befchermer, (de bovengenoemde Profesfor, > hem twee lesfen daags bezorgde ; naamlyk twee Edelieden , die hy in de Italiaanfche taal moest onderwyzen : -« één dier Heeren , was, hoe wonderlyk brengt het geval de menfehen by elkander ! de Heer van Linden, dien wy reeds hebben leeren kennen, en dus had Augustus dikwyls gelegenheid, om zynen broeder Hans te zien; maar noch Hans noch Augustus wisten hoe na zy elkander in den bloede beftonden 5 zulks was ook niet ligt- lyk  DOMHEID VOORD. 173 lyk te gisfen; want Hans kon bezwaarelyk zyn' broeder Augustus onder den naam van Lehman herkennen, en Augustus had geen denkbeeld om in het gezelfchap van den Heere van Linden , zyn' broeder Hans te zullen vinden; deze , wist hy, was een kleermaaker geworden; en behalven dat alles was ieder van hun byna vergeeten dat hy een' broeder had. Augustus was omtrent op denzelfden tyd te H , als Hans op nieuw de genade van den Heere van Linden verkregen had ; het was dus niet ts verwonderen, dat hy op het verzoek van genoemden Heere, ook zyn Leeraar werd. Zyn broeder verwonderde zig, na een naauwkeurig onderzoek, over de groote onweetenheid van Hans,, wendde alle pooging aan om zyn verftand en kennis te verbeteren; maar vruchtloos ; — onmogelyke dingen kon hy niet mogelyk maaken; na anderhalf jaar had hy het verdriet van zynen leerling nog even onwetend, als vóór dien tyd te zien 3 en het verzoek van, den Heere van Linden was maar alleen inftaat, om hem zyn onderwys te doen voordzetten, te meer, daar hy, behalven het verdriet over de domheid van Hans, nog veel van zyn verftandloozen waan, die thans grooter was dan voordezen y moest dulden: mogelyk dat de oorzaak  I?4 HANS KOMT DOOR ZYN zfeffi van zyne verwaandheid , daar van daan kwam , d*t hy , behalven de les die Augustus hem gaf, ook nog ondenvys in de kunst van vechten kreeg, en daar in flaagde hy beter dan by zyn' broeder; want in weinige maanden tyds was hy de beste vechter óp de Univerfiteit, en was zo verwaand op deze zyne bekwaamheid , dat de Heer van Linden daarover zeer te onvreden v, as. —— Hans toonde alle bekwaamheid te hebben om voorvechter te zyn, en had zyn weidoener hem niet beteugeld,' zou men hem ongetwyfeld, de kunst van deze dwaailichten hebben zien uitoefenen. — Ik bidde , voor af, die Heeren om vergeeving , welken het woord Dwaallicht hier verkeerdlyk bygeoragt zullen vinden; maar met dat alles fchaam ik my niet myn woord geftand te doen, en te zeggen , dat ik het met voordacht gebruikt hebbe: wat is de voorvechter anders als een dwaallicht ? hy flikkert zonder hitte : verdwynt by zyne verfchyning; doet geen verftandig mensch beeven ; oude wyven en kinderen alleen, ontzetten zig op het zien daarvan, en een onvoorzichtig wandelaar, zal een dwaallicht voor een wezenlyk licht houden : is nu de voorvechter wel iets anders ? maar genoeg daar van; Hans was een  DOMHEID VOORD. 175 •en goed voorvechter, maar een flecht difcipel van Augustus; daar ondertusfchen de Heer van Linden, cn anderen, die het ondenvys van Augustus genooten, volkomen .met hem tevreden waren, en groot voordeel trokken uit zyn' yver en kunde ; dit ftclde hem ooi: genist» want elk zag wel dat het zyn fchuld niet was dat Hans niets leerde. - 1 Brieven van den ouden Ritmeester, noorden op zekeren tyd den yver van Augustus: — wy vullen , om derzelver inhoud niet breedvoerig te moeten veihaalen, liefst de brieven zclvcn hier laaten vol- 1)E RITMEESTER LEHMAN AAN AUGUSTUS, MYN ZOON! Laat alles ftaan en liggen, en kom by mv, -.goede jongen. Ik heb voorgenomen, -,nog eens met myne kinderen recht vrolykte weezen, vóór ik u verlaat; want ik ge» ,,voel dat de oude beenen niet meer voord- willen ; — de aardiche tent wordt haast „gefloopt, en by dat feest, moeten alk 5, die ik op deze wereld lief heb, tegenwoor- 3jdig weezen. Uw vriend Frederik komt - - mede tot onzent: — wee? gy het a: ? —~- » de  Ï?Ö HANS KOMT DOOR ZYN „ de jongen is officier geworden; niet echter ,,om zyne dapperheid, want die heeft hynog 3, niet kunnen toonen , maar alleen om zyn ,,goed gedrag, en ik leef op hoop, dat 'er ,,ook nog een tyd zal komen, waarop men zynen moed beloonen zal. Nu, kom haastig, en richt uwe bezigheid zo in, dat gy „twee weeken by my kunt blyven : wy ,, zullen vrolyk zyn, braave jonge! en moge- lyk voor het laatst op deze wereld. — Nu , ,,zo als God het belieft. Ik heb goed ,,en kwaad genoeg gefmaakt: ik kan wel te vreden zyn;— ik ben het ook. XJw Vader, L ï H M A N. CAROLINA AAN AUGUSTUS. ,,Kom, lieve ! — kom fpoedig ! — uw Va,,,der ftaat het toe, en uwe Carolina wenscht ,,het, ja wenscht het zeer hartlyk! Ik ,,zou u dit waarlyk niet gezegd hebben, maar ,,ik ben nu eens zulk een openhartig meisje, -,dat ik gaarne belyde, wat ik denk: juist ten ,, rechten tyd moest myn broeder officier wor,, den , op dat onze vader daar door gelegen„heid zou bekomen, om zyne kinderen tc m ver-  DOMHEID VOORD. Ij? . 5, verzamelen , want de tyd viel my ver3, fchrikkelyk lang, eer ik u te zien kwam; ik had reeds het befluit genomen om myn' ii oom te bidden, dat hy u zou beveelen, my eens te komen bezoeken ; ■ maar ,, nu is het beter , want nu behoef ik om -j.de belydenis van myne zwakheid niet voor ,,hcm te bloozen. Kom haastig, ik heb reeds uitgerekend wanneer gy by my kunt zyn, ,,zo gy maar één eenig uurtje laater komt, „ dan krygt gy niet één zoentje van uwe CAROLINA. i Dat Augustus dit bevel fpoedig volgde , is ligtlyk te begrypen, want het kwam met zyne wenfchen overeen : zyn weldoener en het beminde .voorwerp te zien, was reeds lang zya begeerte geweest, echter had hy dezelve tegengegaan , willende in zyne yverige ftudie geene tusfchenpoozing maaken , voor dat zyn vader zulks begeerde. ■ Thans maakte hy zig tot de reis gereed, doch dit kon niet zofchielyk gefchieden als hy wel wenschte , en 'er verliepen nog wel agt dagen, eet hy zig op weg kon begeeven. _ Hy vreesde reeds voor ds 'kwaadheid , of Lever fchalkheid , van zyn meisje , die, ten minften voor eenige uuren, debc-  lj& HANS KOMT DOOR ZYN dreigingen in haaren brief gedaan, zou nakomen ; doch verder was hy niet bevreesd; hy hoopte haar wel weder te zullen bevredigen, en by die verzoening zelfs veel te winnen.—■ Geduurende de gantfche reis hield hy zig bezig , met de vreugde welke hy te gemoet ging i de ontmoeting van Frederikden fpeelmakker van zyne jeugd , dien hy mede in langen tyd niet gezien had, vermeerderde dezelve niet weinig; zy hadden wel briefwisfeling met elkander ge- ' houden, maar dit had Augustus niet voldaan; hy had de afweezendheid van zynen vriend met verdriet geleeden , en was daarom thans te meer verblyd hem weder te zullen ontmoeten. — Terwylhy bezig was hierop te denken, kwam'hy in het fteedje, daar hy fchool gelegen had; van hier. moest hy te voet naar Rouwdorp, 't verblyf van zyn weldoener, vertrekken, want de postwagen ging niet verder; hy vertoefde dan niet; gaf zyn reisgoed in bewaaring om hetzelve te laaten af haaien , en ging daadlyk de poort uit:—' leeds zag hy het dorp in 't verfchiét liggen , en nu ging hy niet meer, maar vloog veeleer derwaards; hy kon het oogenblik naauwlyks geduldig afwachten, het welk hem in de arfnen van die geenen zou brengen, die hem de Êefften op de wereld waren, Hy was nog maar eeni-  DOMHEID VOORD, I^oj èenige honderd fchreden van de plaats af; werd de woning van zyn' voedftervader gewaar, en fprong , ten einde dezelve te eerder te bereiken , over een heg, om door den tuin van een' gebuur , in dien van den Ritmeester te komen, Eene onbekende gewaarwording kwam in zyne ziel opwellen , toen hy den grond betrad die zynen weldoener toebehoorde; het was geene aandoening van vreugd, maar veeleer van eenen ftilftand van geesten: deze aandoening deed hem eenige oogenblikken op de plaats daar hy in den tuin van zyn' voedftervader getreden was , ftaan blyven; zyne oogen overzagen de hem bekende vlakte, en zyn. hart klopte fneller: —.' maar nog fneller klopte het, toen hy door de hoornen, een'huzaar befchouwde, die meteen vrouwsperfoon onder den arm, zeer gemeenzaam, wandelde: — wie zou dit anders kunnen zyn dan Frederik en Carolina ? — Maar' éer hy verder daarover denken kon, was hy reeds by haar, en zy in zyne armen. — Een vreeslyke fchreeuw van Carolina' bragt hem weder tot zig zeiven; hy liet haar los, en wilde nu zynen vriend omhelzen; — dan , hoe 4 HANS KOMT DOOR ZYN gedrag ; men vroeg naar de oorzaak daarvan , ej|onpasfelykheid was het geen ter verontfchuldiginge voorgegceven werd.—- Carolina was zejv'e voor Augustus bezorgd , richtte zyn hoofd op , en hield hem in haare armen. Augustus zag haar tederhartig aan en zuchtte; zy verftond wat hy zeggen' wilde, en deed alles wat zy tot zyne bevrediging doen konde, maar vruchtloos ; hy was thans in geen beter luim te brengen , en verzocht verlof om het ge/el-' fchap te mogen verhaten. De Grysaart fchudde het hoofd , en zeide : Gy zyt niet wél jongen; — kom hier cn zeg my wat'er van is. — Augustus antwoordde : — Reen , niets myn vader: — laat my rusten ; morgen zal ik beter zyn: • Nu goed: hervattede de Oude , flaap dan; maar als $y morgen ook den kop laat 'hangen, en onze vreugde verfioert, dan zal 't niet goed afloopen. Augustus' wenfchte allen eenen'goeden nacht, ook aan Carolina, en hy had het genoegen , van in haare oogen een gevoelige deelneeming in zvne droefheid te ontdekken; ook maakte zy geene zwaarigheid , hem, in tegenwoordigheid vari het gantfche gezelfchap , als haaren minnaar te kusfehen: dit gedrag was vry van alle veinzery; ■Augustus' zag en gevoelde zulks , en echter ■bleef 'er nog iets in zyne ziel overig, dat de treu-  DOMHEID VOORD. 1S5 jtreurigheid zeer gelyk was. Aangezien 'er op het landgoed van den Ritmeester maar weinige kamers waren , zo moest de Luitenant, Frederik en Augustus in een zelfd vertrek ilaapen, en om den laatstgemelden niet te hinderen, ingevaile zy laater kwamen , gingen zy met hem gelyk naar bed. Naauwlyks waren zy in hunne kamer gekomen of Frederik omhelsde zynen jongen vriend met drift, en zeide : Atgustus gy hebt verdriet; gy zyt bedroefd; wat is 'er de oorzaak van ? — gy zyt thans niet ah voor dezen — zeg, wat deert u ? — mogelyk kan ik it helpen: — Augustus antwoordde : My deert niets, lieve vriend! — zekerlyk ben ik heden niet zo verheugd als voorheen ; maar ik weet 'er geene andere reden van te geevsn,als dat myn bloed, doo'-de 'reis'; en de verwachting elet vreugde, van allet wat ik bemin te zuilen 'bephouwsn , te yeel beroerd is geworden : morgen zal het wel beter weezen. — Ik wensch het, zeide Frederik, want anders zult gy my van de vreugde , die ik my hier beloofd had, berooven: maar gy moet niet vergeeten , « met mynen vriend den Luitenant bekend te maaken : _ gy hebt door uwe dreef geestigheid alles in verwarring gebragt; anders ware zulks reeds gefMed ; %t hier Augustus, dit was myn eenigfte vriend in het regiment , 't 'L vük een goede jongen als gy zelf zyt] gy moet M 5 vritt.  185 HANS KOMT DOOR ZYN vrienden worden, en naauwer vriendfchap maaken , dan men by eene zamehkcmst als de uwe gemeenlyk doet: Ik hen zeer Uyd Augustus , dat gy heien nog g:kcmen zyt; want overmorgen gaat myn vriend naar zyne landgoederen, en dan zou het gevolglyk moeijelyker geweest zyn, u by elkander te 'brengen, ft— Augustus zag hem met nadruk aan , en zeide : —r kunt gy naar myne vriendfchap »enfchtn ; —— m dan, ik ben uw openhartige vrind« elk een geheimzinnig begin maakt gy van uwe vriendfchap ! -r— men zou gelooven dat gy beiden niet zeer genegen waart om vrienden te worden: Htomt, omhelst elkander, —- en daai mede afgedaan : ik ben verzekerd dat gy my danken zult dat ik u 'by elkander gebragt leb. -.—• De nieuwe vrienden gehoorzaamden Fredenk, en daarmede was alles  DOMHEID VOORD. 187 Jes gedaan : beiden zouden zy zig ongetwyfeld liever naderve rklaard hebben, en mogelyk zou zulks voor beiden ook beter geweest zyn , maar de tegenwoordigheid van Frederik verhinderde het; want fchoon zy anders niets voor hem verborgen hielden, was echter hun tegenwoordig geheim een zaak, die zig in 't byzyn van een derde perfoon niet liet afdoen. Men fprak, eer men zig te rust begaf, nog over verfcheidene onderwerpen, en Augustus werd met den Luitenant daardoor gemeenzaamer, ja ik twyfel niet , dat, zo zy nu alleen geweest waren, ' alles zig ten besten zou gefchikt hebben; daar zulks thans niet mogt gebeuren.— Wy moeten ondertusfchen , daar ieder fiaapt, een weinig te rug keeren, om de oorzaak van alle deze ongerustheid een weinig nader te leeren kennen. —> De Heer van C. dus is de naam van de Luitenant „ was zo dra hy in het regiment gekemen was , de vriend van Frederik geweest; — zyn vader was geftorven , cn dus moest hy den dienst verlaaten, om zig' in het bezit te ftellen van zyne goederen , die zes mylen van Rouwdorp gelegen waren: op het verzoek van Frederik ging hy met hem mede, ten einde nog eenige dagen 'in het byzyn van zyn' vriend door te brengen , want zy hadden weinig hoops dat zulks in't veryoik  ïJSS HANS KOMT DOOR ZYN volg zou kunnen gefchieden : de Luitenant was in alle opzichten een braaf man , die niets laags bezat, maar, zo als men zegt, voor de vuist leefde; hy zou, ter reddinge van een' vriend, zyn leven niet gefpaard hebben; alleenlyk waren hem , door eene dwaaze opvoeding, of liever door fchadelyke voorbeelden , verkeerde denkbeelden van het jufferfchap ingeboezemd : hy geloofde dat ieder meisje ter volmaakinge van zyn geluk op deze wereld aanweezig •was , en dat hy derhalven volkomene vryheid had, om op allen jagt te maaken : — ongelukkiglyk had de .goedhartigheid der meisjes hem in dat denkbeeld verfterkt; en dat was pok thans het geval met Carolina, en de reden dat hy van zyn anderzins goed charakter, afweek , en niets onbezocht liet, om zyn doel te beryken; zie daar de oorzaak van zyn gedrag omtrent haar: zy was mede een fchoon meisje; hy vertelde haar alles aangenaams , 't welk gevoegd by zyn uniform , en zyne welgemaakte gedaante, welhaast indruk op het zwakke fchepzeltje maakte : — hy was, wel is waar, Hechts drie dagen vóór Augustus aangekomen, maar zynp yleijery had reeds zo veel te weeg gebragt, dat Augustus vergeeten, ja dat zyne tegenwoordigheid, by de eerfte ontmoeting zelfs onaani ge-  DOMHEID VOORD. l8f> g'enaam was; evenwel was zy nog niet geheel van hem afgerukt; zy zag zyne fmarten ,die de wanhoop zeer naby kwamen , en befchouwde zig zelve als de oorzaak daarvan; deed zig verwytingen; ook was Augustus nog geen uur by haar geweest, of de Heer C. was weder' vergeeten, en Augustus bezat haar hart als vooren. 0e Luitenant zag wel hoe deze met haar ftond, en zou ook alles in rust gelaaten hebben , indien de jalcrazy niet tusfchen beide gekomen ware. De achterhoudendheid waarmede Augustus zyne vriendfchap aanvaardde , mishaagde hem ; hy geloofde dat hem ongelyk' aangedaan werd, en eene foort van haat vérmeefterde zyn ziel; Waar deze plaats heeft, daar ontftaan ook welhaast denkbeelden van wraak, en die was in de zaak zelve reeds opgeilooten;' want Van C. behoefde zyne overwinning op Carolina flechts voordtezetten , dan was Augustus voor zyne achteihoudendheid reeds genoeg geftraft. Dit alles overdacht Van C, terwyl Frederik de vriendfchap tusfchen de beide medeminnaars trachtte te vestigen, en hy befloot ook zyn plan te voltooijen het koste wat het wilde ; want het bovengemelde gedrag van Augustus had hem zodanig opgezet. Indien deze zig op dien avond Hechts openhar-'  190 HANS KOMT DOOR ZYN tanig verklaard had, zou Van C. gewis zyn oprechte vriend geworden zyn; dan zou hy alle nadeelige oogmerken hebben laaten vaaren, cn veeleer de vcreeniging van de jonge lieden bevorderd als verhinderd hebben ; dan , die oprechtheid had geen plaats gehad, en de volgende dag was geene verklaaring meer mogelyk. — Ter verdediging van den Heere Van C., moet ik zeggen, dat hy géenziiis het oogmerk had, om de zuster van Frederik té onteeren daartoe dacht hy veel te wèl; hy wilde zyn' •vriend niet hoonen, maar alleenlyk het wanvertrouwen van Augustus itraffen. -— De volgende dag liep vrolyker ten einde; Carolina' was weder dezelfde als voorheen; zy verliet Augustus zyde niet, en fcheen óp den Luitenant geen acht te geeven: de grysaart verheugde zig over de te vredenheid van zyne kinderen , en was alleenlyk moeijelyk , daarom , dat Van C. den volgenden dag het dorp moest verhaten : —— dezen liet zig ook niet ophouden maar vei trok ten gezegden dage des morgens vroeg, naar zyne landgoederen ; — niemand was over dit vertrek zo verheugd, als Augustus; évenwei was hy nog niet van alle vreeze ontheven : de Luitenant bemerkte het, en dat deed zyn' medeminnaar in te nadeliger licht voorkomen.  DOMHEID VOORD. Ipi men. Toen hy vertrokken was gingen Augustus en Carolina in den tuin wandelen , en toen zy aan de piaats kwamen, daar hy haar by den Luitenant gevonden'had, kon hy niet naJaaten te zuchten: i Carolina kreeg een kleine blos, waar ,p Augustus zeide: Waarom bloost gy Carolina?— gevoelt gy het ongelyk dat gy my op deze plaats aangedaan hebt ? CAROLINA. Och , zwVg: ik heb uwe jalouzy wel bemerkt; en ..... i A U C V S T U S. Had ik daar geen reden toe ? —- och ! in vergelyking van' uw-n batiten brief, was onze ontmoeting ,'vaa uwe zyde, zekerlyk zeer koel. CAROLINA. Wilt gy twist -n ? be> tut niet; ifc ben 'er thans zeer gefchikt tce. A U G U S T U 'ï. Ik geloof het Caroli. a, want de Luitenant Is vertrokken: (fptte.de) & beklaag u, arm meisje! CAROLINA. Augustus! in waarheid gy bd:#gt my: feaar genoeg daarvan ; kom kasch my", en ver-  ÏOi HANS KOMT DOOR ZYN vergeet uwe dwaasheid, want anders ware het tog niets. augustus, driftig. ik ben Van C. niet; ik durf Carolina niet kusichen : haast komt hy weder om de verlaatene te omhelzen. Carolina die tot hier toe den arm van Augustus had vast gehóuden , rukte zig los, en wilde vertrekken. augustus, haar wederhoudende. .Waar heen? carolina. Laat my gaan ! ■ ik wil van u, noch eenig ander man befpot worden. augustus. Wie wil u dan befpotten? carolina. Ik wil niet onderzoeken wat zo even uwe meening was; maar ik wil u niet langer hooien. ( Zy wil weder vertrekken. ) augustus. Carolina ! carolina'. Wat wilt 'gy ?• augustui. Is dan myn argwaan gegrond? ^— zyt gy ,de myne niet meer? —- ach! zeg het my ! —' zeg my ! zyt gy de myne niet meer? c *-  'DOMHEID VOORD. Ijpj carolina. Mogelyk, en mogelyk ook niet. AUGUSTUS. Verdoemd zy uw mogelyk ! -— goed • .—'i, Zeer goed;—ik wil ook niet langer de uwe weezen; — neen ik wil my losrukken van u — verleidfter ! — alleenlyk beklaag ik den goeden grysaart, wiens genoegen, dat hy zig beloofde, wy verdryven :—maar wat ligt daar^-v ook aan gelegen; — ik had my mede vrcugci ~J beloofd; en gy ..... . CAtOIIXA, Is dit nu a'llès wat gy my hebt willen y.eg» gen ? augustus. Alles ? •—-» (Haare liafidi a vattende er. die etft? ke'g heffende,?) Zié—- zie deze handen hef- te gyeens tot God op, en zwoert my getrouwheid : - nu richt ik dezelven weder derwaards, om den Almagtigen de trouwloo/e te toonen —— de trouwlooze die noch eed noch liefde acht; en die verlaat,, hem.... maar genoeg, wordt gelukkig, zo gy hc: worden kunt. —— ( Hy liet haar los, en vertrok met drift.) carolina, hem voljnde. Augustus! — Augustus i —— [Hy bkef {taan.) N Aiigus-  104 HANS KOMT DOOR ZYN Augustus! —• is dit liefde of razerny ? wat misdeed ik u toch ? — gy beledigt my; — gy raast, wilt my verlaaten , en waarom toch ? alleenlyk om dat ik een' gast de gewoone wellevendheid bewezen heb , welke ik ieder die in ons huis komt, zou bewyzen; en om dat ik,. in tegenwoordigheid van dien gast, de liefde , die ik voor u gevoelde, niet wilde veriaaden ; — is dat by u zulk een groote misdaad ? augustus. ó Carolina ! dat gy waarheid fpraakt'. och * dat uw gezicht, het beeld der onfchuld, ook het beeld van uw hart ware (Carolina omhelsde hem, en hy vervolgde:) Hoe gemaklyk kunt gy my overreden! carolina. Ja, indien gy allerzichtbaarst ongelyk hebt: ware ik fchuldig, ö ik geloof dat gy het my reeds zoud doen gevoelen : — doch niet meer daar van: —> gy zyt dan weder goed opmy ? augustui. Och ! ——. wie kan u wederftaan ! —— maar laat ons van dezen boom, vertrekken : hy heeft my thans reeds een booze trek gefpeeld: hem te zien is my onverdraagelyk; laat ons gaan. i . A-  DOMHEID VOORD- 10^ carolina. Zyt toch ftefker van geest ■ fchaam u: — . — wat heeft die boom ü gedaan ? —- gy zult? *er u niet van verwyderen; en om u te nood» z.aaken in 't vervolg weder derwaards te komen , zo laaten wy onze naamen in den fchors; fnyden. (Augustus moest gehoorzaamtn , en Caroïtncv vervolgde.) Zie cfaar , en nu zullen wy allef dagen komen zien of de letters reeds uitgezstr zyn; —-» hoor Augustus ! zie niet meer zodonker , of ik begin van nieuw aan te knorren. a u g v s t u s. Neen , neen myn waarde ! —*-* maar ik kan ook niet zo fchielyk 'weder myne voorige vergenoeging hervatten. carolina. Kom laat ons naar vader gaan , zyne tegenwoordigheid zal uwe grilligheid verdryven. Dus gingen zy zamen voord, en onder weg. verdween alles wat nog van 't voorgevallene in» hunnen geest overgebleeven was: — zy waren Weder zo gelukkig als te voore.i, en elk wachtte zig om den anderen het gebeurde te herinneren : dus verliepen 'er eenige dagen in volmaakte te vredenheid ; vriendfchap , liefde er* kinderlyke eerbied, waren , by af'wisfcling , de> Na. dry*--  Io6 HANS KOMT BOOR ZYN dryfveeren die de jonge lieden in beweging hragten , gelyk zulks by den Ritmeester, de vaderlyke .zorgvuldigheid was. Reeds voorlang had Augustus gewen- . ne ouders nog eenmaal te mogen zier; by de tegenwoordige gelegenheid , wilde hy dien wentcfc vervullen; doch niet zonder ioeftemming van zynen voedftervader; hy verzocht dezen derhalve» verlof daartoe, en verkreeg hetzelve gemaklyk; ja, de waardige grysaart prees zelfs de ouderliefde van den jongeling. TIENDE HOOFDSTUK. Waarin men meer ongeluk- dan geluk zal oninwelcn. Augustus reisde, dan naar Z. . . . . . en verheugde zig reeds met het .denkbeeld, van die landftreek weder te zullen zien, die hem in zyne kindfche jaaren, in weéiwil van zyn moeders ontedelyke behandeling, zo menig vermaak verfchaft had: reeds langen tyd had hy al het onaangenaame vergeeten, hy dacht fkehts aan zyne ouders die hy zou weder zien, en niet aan dc gebreken die zy hadden: best kunnen wy oordeelen over de verwachting die hem be-  DOMHEID VOORD. Ï07 bezielde, uit een" brief dien hy aan Carolina fchrcef; ik zal denzelven woordlyk hier inlas-" fchen:'• - ' . . lieve carolina! „Ik neem de gelegenheid waar, die my één inyner geweezenc 1'peelmakkers verfchaft, om „met u te fpreeken; hy gaat morgen naar „Rouwdorp, ik zal eerst overmorgen komen, „en het zou, dunkt my, ftraf baar zyn , indien „ik niet iedere gelegenheid waarname, om u ,, te kunnen zeggen hoe zeer ik ubemin: „ja, lieve hart! thans gevoel ik eerst volko„men dat gy my dierbaarder zyt dan vader „en moeder; indien ik daarin misdoe, . „hoop ik dat God het my zal vergeeven; —> „ maar ik kan myne nygingen- niet bedwin- . „gen. 1 Reeds menigmaal heb ik berouw „gehad, dat ik u verliet, om myn" vader en „moeder te gaan bezoeken; dat ik den kor- „ ten tyd , die my nog overig is om van H „te blyven , niet in het gezelfchap van u, en „de uwen, heb doorgebragt; —want hier „ maar ik ben zoon , cn zal zwygen : hoe „ arm myne ouders ook zyn , ben ik hun ech,, ter eerbied verfchuldigd: — ja ik zal zwy■ „gen , en den yver, die my menigmaal poogt J*3 .> te  49? HANS KOMT DOOR ZYN '.„te overmeesteren, onderdrukken; — door „drift tog maakt men geene flechte zaaken j5 goed: ik zal u dan alleenlyk vernaaien , „hoe ik hier alles gevonden heb, en hoe ik „ontvangen ben geworden. Myn vader „ was de eerfte die ik ontmoette;,ik vond hem „in zyn hut, half flaapende , aan den arbeid; „hy kende my niet, en ontftelde toen ik hem „ omhelsde en r ader noemde : hy zag my __,fkrk aan, cn gaf my een bewys , hoe wei„nig men aan my gedacht had; een bewys, -„Carolina ! dat my aan 't hart ging: Och .,nem, zeide by , gy zyt myn zoon Hans met. — ,, Hebt gy dan geen anderen zoon als Hans, dien gy .„« kmt herinneren? dus wilde ik antwoorden, „maar ik zweeg; omhelsde hem weder, .,, en zeide: — Hans hen ik niet, ■ maar uw -, zoon Augustus die u zo lief h. eft als Hans; -r-rr „hy verwonderde zig nog meer, éi riep: —— Waar zyt ,, gy , liederlyke vrgel, z* lang geweest ? —— Ik ver,, haalde haar myne lotgevallen, tot op dit te,, genwoordige oogenblik , en weet niet door „ welk gedeelte daar van , ik haare kinderlief- „de gaande maakte 5 maar dit is zeker, „dat zy beter opgeruimd werd , en my, „by het einde van myne vertelling, omhels- „ de , zeggende : Wel zo , dan zal 'er nog -„ een braaf kerel van u worden ; ik beb 't wel ge„ zegd , fchoon gy in uwe jeugd ten kwaade fchurk ,, waart: nu, blyf thans by uw' vader , ik zal by „ den Genadigen Heer gaan , misfchien flaat hy «/17e „ om va", dezen middag by htm op het Slot te U- ,,ten. Zy vertrok, en myn vader bleef ,, my nog fteeds met ftilzwygen aanzien, 't welk „wel zyne verwondering, maar noch blyd„fchap noch droefheid re kennen gaf.- Ik vroeg hem derhalven , of hy my dan met getn 55genoegen bejchouwde ; —~ 0 ja, antwoordde hy , ,., maar ik ben alleenlyk verwonderd, dat n-y zAÜ een groot kerel zyt geworden: hy zou nog „ meer ge/.egd hebben , maar myn moeder „kwam, en beval my , haar op het Slot te vol,.gen.— De Dorpheer ontving my, op zyne „wyze, genadig, fchoon dat genadige zeer naai» by aan de onbefchofdheid kwam. Ik ben N 4 >, niet  2oe> HANS KOMT DOOR ZYN ,, niet hoogmoedig , maar ik kan zekere behandelingen , van ibmmige menfehen., die op ,, my gcene betrekking hebben , niet verdraagen : — zyn i r , waar mede hy my ontving-, ,, beviel my zo min als zyn august. • ,,Ik ben zyn onderdaan niet meer, en begeer ,, niets van hem maar, ik houd, daar ,', ik u meer te zeggen heb, my te lang met kleinigheden op. — Aan de tafel, waaral„leênlyk de Heer Hans, myn moeder en ik waren, had ik gelegenheid aanmerkingen te maaken , die ik liever gewenscht had rooit gemaakt te hebben : — foei! foei! — hoe ' „beklaag ik myn armen vader! , ik was ,,aan tafel ook zo gemelyk , dat ik'er van wil,,de opftaan, maar men wilde het niet toelaaten. — Tot nogtoe had ik niets van myn* „broeder Hans gelproken; ik wist reeds van „myn' vader, dat hy niet meer in het dorp was, „en vroeg derhalven waar hy zig ophield: .,, maar verbeeld u myne verwondering, toen „ik hoorde dat hy zig in H. ... in het ge„zclfchap van tien Heer van Linde bevond: — ,, welk een lange tyd was ik dus by hem ge„weest, en had hem onderweeien, zonder te „weeten dat myn leerling myn broeder was! „ ik had ook niet veel reden om over dit nieuws „ ver.  DOMHEID VOOR I). «oi „verblyd te zyn, aandien ik te veel reden „had om hem over zyne omveetendheid en. „hoogmoed te beklaagen.- De verwondeh-rmg van myne moeder was even groot, roèn „ik haar zeide, dat ik, zonder myn. weeten, „de leermeester van myn' broeder geweest „was. Heden jé! riep zy, zer, ?j de Jon_ met braaf verft^dH ja, hy leerde ook by den „fchooimeester reeds reel beter dan Sy ft ]mt „de logens als de pest, Carolina; dusfprakik „ook nu de waarheid, en zeide haar, hoe on„wectend Hans was; dit verdroot haar,-ik „kon aan haare houding haar gramfchap bemerken, daarover dat ik wyzer wilde wee„zen dan Flans; 'er verliep ook nog maar wei»i"g tyds of mengrfmy verlof om naarmvn „ vader te gran : deze had zyne verbaasdheid „^gelegd, en kon my nu beter fpreeken. „Hy « „og dezelfde goede man, zonder veel „ veiftands, maar met het beste hart; ik „kan hem niet aanzien zonder hem té bekfaa „gen, en echter fehynt hy zyne elende riet „te gevoelen; ik wil ze hem ook niet open- „ baaren , om hem ellendig te maaken • * „hy klaagt alleenlyk over zynen dienst als „nachtwaak, veimirs hy daardoor van zvn „beste en «Bgenaamfle geluk beroofd wordt: N > » gai  £i02 HANS KOMT DOOR. ZYN g,gave God dat ik inftaat ware hem rust te .,, verfchaifen ! — maar wat helpt wenfchen! — „Ik ging met myn' vader door het dorp wan„ delen ; ik wilde het oord waarin ik my wel?, eer vermaakte nogmaals zien; ik zocht ook -„myne voormaalige fpeelmakkers op, vanwel„ken ik byna niemand meer kende; zo zeer „, waren zy veranderd , ja eenigen derzel- „ ven hadden reeds vrouw en kinderen : „ ik verwenschte echter eene zekere achterhou„dendheid, die ik by hen gewaar werd, en „ my zeer fmartlyk viel; aan my hield het niet; „want ik fprak zo openhartig met hun, alsof „wy nog jongens, en niet van elkander gedweest waren; maar alles was vruchtloos, zy „bleeven koelhartig, en werden het te meer, „ hoe meer pooging ik deed om my met hun „ gemeenzaamer te maaken: — ik weet de re„ den daarvan niet uit te vinden , dan dat „ is zeker, dat k hier die vreugde niet geniet „ welke ik my beloofd had. Morgen wilde ik „ gaarne weder by u weezen, maar ik heb be„ loofd morgen nog hier te blyven, en myn „ woord moet ik houden. Kusch voor my. „ myn eerwaardigen voedftervader enuwemoe„ der; omhels uwen broeder voor my, en beff min uwen augustus. Au-  domheid voord, 393 Augustus bleef volgends zyne beloften nog te ft j fchoon hy wel zag dat zyne tegenwoordigheid aldaar niet zeer aangenaam was: — 't mishaagde zyne moeder, zo wel als den Heere Hans, dat by meer wilde weeten dan hunnen lieveling : in het byzonder verdroot het den Heer Hans dat Augustus met hem fprak op eene wys, die zeer na aan de verachting kwam; want Augustus had te veel eerzucht, en de Genadige Heer verraadde zig zLlven te zeer, dan dat de jongeling by mogelykheid eenige hoogachting voor hem konde voeden, en het geen zyn hart niet gevoelde, dat vertelde ook zyn mond niet >, *.— men verliet hem ook zo onvcnlehillig , dat.hy duidelyk kon bemerken, dat men zyn bezoek niet weder begeerde; "Michel was de eenigfte die by het vertrek van Augustus traancn ftortte. By zyn terugkomst op Rouwdorp, verzoette de braave grysaart en Caiolina zyn verdriet: -r Ik heb het « wel geUg4,, zeide de Ritmeester, dat gy m Z. weinig vreugds w vinden; maar gy jonge lieden gelooft niet of gy moet zien. — De tyd verliep onder■tusfehen fpoediger dan zy geloofden ; het verlof van Frederik, liep ten einde., en Augustus maakte zig mede tot den aftogt gereed j in eene eenzaame wandeling, zag de Iaatstgemelde eenboer  204 HANS Iv 0 M T BOOR ZYN boer, dien hy niet kende, en recht op het 'landgoed van den Ritmeester aanging:—■Waar hun SSitnimi ï vroeg Augustus: — Ik kom. van C... was het antwoord, en moet hier weezen , om een brief aan ie 'JMj'roi.w te bèfkllin. Augustus dacht in zig zeiven: ecu brief aan Carolina ! van wien kan die anders zyn als van den Luitenant Van C. : lang worilelde zyn oprechtheid met zyne jalouzy , doch de laatfte behield de overhand: voor de eerfiemaal van zyn leven beging hy eene kage daad. Het is goed > zeide hy tegen den boer , dat ik u hier aantref; ik was om uw int wil uitgegaan, en ben de broeder van de Juffer i wy ha lden u reeds vroegir met den brief verwacht; uw uitblyven is oorzaak dat ik u te gemoet ging : •** teef my den brief, ik zal hem wel behandigen:—• Ja maar,—- antwoordde de boer-.-— de genadige Heer wil dat ik hem in eigene handen zal overgeven. — Och!— zeide Augustus toen, doe Jat niet; want myn zuster is heden by* haar Qom, en die mag van den brief niets weeten, daarom ben ik u komen zoeken.— De boer bedacht zig een weinig en 5 fprak eindelyk : nu , indien gy haar broeder zyt, is het ook om 'i even ; daar: — ik heb geen tyd langer; van avond zal de Genadige Heer het antwoord zelf af haaien. Indien de hoer zig nog «enige oogenbiikken langer opge- hou-  J: 0 31 H E I D VOO R D. SO de deze alleenfpraak , i ad hy den brief reedsgeopend; hy\ verfchrikte toen hy 't gewaar werd , doch kon de nieuwsgierigheid om hem nu te leeien niet wederftaan. v a n C. aan CaROLI n a. mejuffrouw! „ Al wist ik ook dat ik uwe haat or> my „ zoulaaden , zou ik echter niet kunnen n'ajaa- » ferl U te betuigen dat ik u bemin dat „ ik ti eeuwig zal beminnen. —- Deze betui•i r!in8 *»h u niet geheel vreemd voorkomen. „ In de gelukkige dagen , waarin ik uhet eerst „ gezien heb , moet myn gantfche gedrag u „ zulks te kennen gegeeven hebben -— en, „ durf  2o6 HANS JtOMT DOOR ZYN „ durf ik het zeggen I in die zelfde dagen, had ,, ik reden om te hoopen, dat ik in mynepo,, gingen niet geheel ongelukkig zoude zyn—■ j, maar'er verfcheen een voorwerp, gélukkiger dan ik , en vervlogen waren myne wenfchen. 4, Door uws Ooms gunst onderiteund , mag hy i7 op een geluk hoopen dat geen flerveling waar- „ dig is; — en ik ik , die u oneindig meer „ -bemin dan hy — meer dan de gehecle wem reld — ik , zoude ik alle hoop opgeeven ? —1 „ zulks deed nog nimmer eenig man ; - ja, ,., ook de ongelukkige hoopt nog : genoeg • „ ik wil blyven hoopen; ik wil ten mirfteit ,, niets onbezocht laaten , om het heil van myn leven te bevorderen.-* Engelachtig meisje! denk teh minften nog eens aan my, eer gy „ u aan mynen medeminnaar geheel -©vergeeft: „ ftel ons eens nevens elkander , en onder„ zoek wie van beiden u meest waardig is: „ doe alleenlyk dat —— en ik zal iny aan uw ,, oordeel onderwerpen. Ik moet u evenweï ,, nog iets herinneren ; mogelyk dat ditinmyn< „ voordeel fpreekt:—wanneer zal hy , op goe- ,> den grond, uw Echgenoot worden ? ik „ ben morgen daar toe gereed: kan hy u; „ een geluk fchenken, dat aan uwe verdiemten „ kan evenaaren i — de Adel en Rylcdoiu- f, me»  «O'MHIID VOORD, £07 „ men, welke ik u aanbied,zyn togwelwaar„ dig in overweeging genomen te worden. —. t> Heden avond tegen tien uuren, zal ik achter „ uwen thuin weezen; ik verwacht u daar, er» „ ben verwaand genoeg, om te hoopen, datgy „ my myn lot mondHng zult ontdekken. ^ „ Sta my Hechts toe , my uwe liefde waardig „ te mogen maaken , en 'er zal geen mensch „ op de gantfche wereld gelukkiger zyn dan ik z » gelyk gy ook met één woord den onder„ gang kan bevorderen van. uwen EEUW IS GETROUWEN, VAN C«' De woede van Augustus was, na het kezen van dezen brief, geheel buitenfpoorig: . met naar den Hemel gefhgene oogen vervloekte hy de valschheid van den man , die hem verzekerd had zyn vriend te weezen: —', evenwel vertroostte hy zig. daarmede , dat hy Carolina onlchuldiger bevond dan hy zig weinige oogenblikken te vooren verbeeld had : hy leide zig onder een' boom neder. en peinsde op het geene hy doen wilde, maar zyn ontroerd gemoed liet hem niet toe een befluit ter neemen j fomtyds beiloot hy Carolina den brief te geeven, en haar vonnis over hem en zynen; medeminnaar te hooren; maar dat waren alken-  2ö8 HANS KOMT DOOR ZYN kenlyk de gedachten van een oogenblik, cn werden weder fchielyk verworpen. Reeds eenige uuren had hy met deze overleggingen doorgebragt, cn was nog werkelyk daarmede bezig, toen hy Frederik en Caroima , welken hem' zochten, naby zig gewaar werd: veinzen wasbyna geheel onmogelyk , dus zy beiden welhaast bemerkten , dat 'er iets by hem omging: zy vroegen hem derhalven naar de oorzaak van zyne ontfteltenis ; maar noch het teder bidden van Carolina, noch de vriendelyke verzoeken van Frederik, konden hem tot fpreeken brengen : , zy keerden te rug, en hoe meer de avond naderde, hoe ongeruster Augustus weid ; de grysaart zelfs bemerkte aan tafel zyne hevige gemoedsbeweegingen. Zyne onrust vermeerderde tegen tien uuren niet weinig, cn nog was hy tot geen befluit gekomen , maar de eerfte l.lokflag van dat uur bepaalde hem; door dien flag werd zyn ziel als door den donder getroffen: zonder iets te zeggen, fprong* hy op, en liep naar den thuin; Frederik volgde hem , en dacht dat hy naar zyn kamer gegaan was ; ging derhalven derwaards, en dit oogenblik nam Augustus waar om de thuindeur uit te komen: wel rasch vond hy het voorwerp dat hy zocht: Van C. ftond aan  DOMHEID VOORD. 200 aan dc deur; vermits het zeer duifter was, geloofde deze dat het Carolina was die buiten kwam , en vloog in de armen van Augustus. — Ba!— feea's hier!— voor ditmaal zult gy eene onaangenaame ruil gedaan hebben; riep Augustus. ïan c. Wie zyt gy ? augustus. Kent gy my niet ? ik ben de man dien gy u vriendfchap toezeide, — die gy als een fchurk beledigt; wiens geluk gy tracht te vernietigen:— maar by God! . . . VAN C. Waarfchynelyk zyt gy Augustus ? — wat wil die drift, gy wilt my immers niet drygen? i AUjGUSÏUS. , Ik wil u alleenlyk vraagen , of gy heden den brief aan Carolina gefchreeven hebt ? .WfPVcT, *•' 1 V A"N' /C.'|' I, Vr-V". Ja , dien heb ik gefchreeven. augustus. En de inhoud is dus uwe waare meening? föiWifitir1. -fr^ ■-, :<-vAjj e.-,i Dat fpreekt van zelf. a u g.u s t V S, Maar weet gy ook wat de verleider van een deugdzaam meisje verdient ? O VAN  210 HANS KOMT DOOPv ZYN van c. Weet gy mede wel, wat hy verdient, die brieven kest, welken hem niet toebehooren ? augustus. Zonder verdere woorden : ik ben niet hier gekomen om veele redenen met u te wis* fel en ; ik wil u myn recht toonên, en beflisfcn wie van ons beiden Carolina zal beiitten. van c , /pottende. Wel dan van leer! —- ik zal my vernederen cm te zien of gy zo veel moeds als woorden bezit. ... ii P augustus. Vernederen ! -— verdoemd Hy wilde zyn degen trekken, maar ziende dat hy 'er geene op zyde had, zeide hy ! Een oogenblik geduld, daadlylt ben ik by u. Hy liep te rug, wilde een degen haaien , maar door zyne drift vervoerd , viel hy,by het openen van de deur, naar binnen , en wel zo ongelukkig, dat hy met zyn hoofd op een punligeri iteen nederilocg , en zig deerelvk kwetfte; hy gaf een fchreeuw en was buiten, zig zeiven : — Van C. zag het en verwydcde zig: - 1 Frederik was ondertusfehen Augustus verder nagevolgd, en bevond zig reeds .in den thuin, toen hy nederviel; hy hoorde O zyn  DOMHEID VOORD. £11 zyn fchreeuw, die hem ten wegwyzer verftrekte; hy vond hem op de aarde uitgeihekt, en geloofde dat hy dood was: hoe dit onverwacht gezicht hem ook trof, behield hy echter tegenwoordigheid van geest genoeg, om volk te roepen , die Augustus in ftilte op zyn kamer brajten: zelfs in het midden van zyne ontfttltcnis ,dacht de goede jongeling aan zyn ouden Oom, en deed zyn best om te beletten dat deze niet , door Augustus dus te zien, verfchrikte, en 'er een dubbckl ongeluk veroorzaakt werd. Augustus was nu te bed gebragt, en zag 'er verfchrikkelyk uit : zyn aangezicht, klederen en alles was vol bloed, zo dat Frederik niet anders geloofde, als dat hy geduelleerd had, fchoon hy niet kon raaden met wien. Zyn eerfte zorg was te onderzoeken waar zyn vriend gewond was: hy rukte zyne klederen open, cn verbaasde, toen hy geen wond zag; eindelyk zag hy het bloed uit het hoofd van Augustus vloeijcn: teritond bond hy 'er een doek om, liep vervolgends naar den ftal , zadelde een paard, en reed in vollen galop naar de ftad, om een Wondheeler te haaien. Alle deze bewegingen waren zo ftil niet toegegaan, dat de Ritmeester en Carolina 'er niets van bemerkt kaddai ; zy hadden, hoe voorzichtig Frederik O 2 ook  312. HANS KQMT DOOR ZYN ook geweest ware, eenig gerucht vernomen * en Carolina was reeds op onderzoek uit: de beweegingen die zy op Augustus kamer hoorde , deed haar derwaards gaan: zy gaf een verfchrikkelyke gil, toen zy haar" minnaar fcefchouwde; dit hoorde haar moeder en de grysaart, die , hoe zwak hy ware , daadlyk jiaar den gewonden liep : zeker niet gevoelloos , vestigde hy zyn oog op dit akelige tootneel; hy verfchrikte, maar was evenwel meer Wlan de anderen gewoon bloed te zien vloeijen, en was daarom ook bedaarder dan zy; liepsterftond naar den gewonden, die nog als levenloos uitgeftrekt lag; onderzocht waar hy geIcwetst was, maar kon de oorzaak niet vermoeden , hoe hy aan 't hoofd gewond kwam, liet geen 't bloed, dat door den doek die fer omgebonden was , heen vloeide , duidelyk aantoonde. Hy zond daadlyk een knecht om een' Wondheeler uit de ftad te haaien , maar deze was reeds aan huiseer de knecht wederkwam ; Frederik had hem zyn paard gegeeven , en hy zelf volgde te voet. Toen de Heelmeester de wond onderzocht, oordeelde hy dezelve wel gevaarlyk , maar niet doodlyk te zyn. Men beproefde alle middelen om den ongelukkigen Augustus weder tot zig zeiven .te bren-  DOMHEID VOORD. 213 brengen, maar vergeefsch; hy was door de fchrik en het verlies van zyn bloed zodanig afgemat, dat tyne levensgeesten niet zo fchielyk konden te rug keeren. Na het verband gelegd te hebben, gebood de Wondarts, dat men den gewonden moest laaten rusten; hy zelf zou by hem blyvcn , om zyne beweegingen gade te flaan ; maar noch Carolina noch iemand anders kon beflui■ ten , hem te verhaten. Frederik was ondertusfchen ook wedergekomen, en verhaalde hoe hy zynen vriend gevonden had, dach niemand . kon door dit bericht eene volkomene oplosfing aan het geval geeven. — Na middernacht fcheen de gewonde tot zig zeiven te komen, dan de Arts zag "een hevige koorts te gemoet; hy vergiste zig ook niet, want tegen drie uuren 's morgens, bazelde Augustus geweldig : Carolina en Van C. waren de eenige voorwerpen van zyne ylhoofdigheid; maar ook dit bragt de waare oorzaak van het geval niet aan den dag: Carolina kreeg , wel is waar , achterdocht, en geloofde , dat alles aan het voorgevallene in den thuin toegefchreeven moest worden , maar verdere gisfingen kon zy niet maaken. By geval kwam de Ritmeester aan het bed, nam Augustus by de hand, die deze wel vast zamengekneepea hield, en werd een papier in dezelve gewaar; O 3 dc  214 HANS KOMT DOOR ZYN Oude werd nieuwsgierig, en met weinig moeite bekwam hy den brief van den Heers Van C. i welke brief niet uit de hand van Augustus geweest was: de grysaart las den- . zeiven overluid; elk raadde nu het geheim, fchoon men de vei wonding van den jongeling niet verklaaren'konde. De Ritmeester werd toornig, en Carolina zou byna de uitwerking daarvan ondervonden hebben; want cp de q wys vóer hy tegen haar uit :. ■ Honderd duizend duivels! zyt gy van alles de oorzaak ? -— zyt gy dan een ligtekooi, die my en dezen Iraavcn jonge» bedriegt ? gy z' grysaart, van de vreugd myns ouder„ doms beroofd, want myn Augustus, myn „ zoon fterft, en hy ft er ft door u. Ik geloof „ wel niet door uwe hand, want dan waart »« gy eer> moordenaar, en verdiende uit het „ gezelfchap van eerlyke menfehen verban- „ nen * ja dan verdiende gy onder het „ uitvaagzei des menschdoms geplaatst te wor„ den:—— maar gy zyt niettemin een mid„ deloorzaak van zyn' dood. ■ ■ ■ Wat bete„ kent de brief die gy aan Carolina gefchreeii vsn hebt ■ wilt gy haar verleiden ? wanr O 5 „ haaj  218 JK A N S K O M T DOOR 7, Y N ., baai trouwen kunt gynict, van.wegen uwen ., fund; en al wiidet gy haar ook trouwen, .,, 7.o weet, dal zy reeds de bruid van een an,-, der was, van een braaven jongen, van uw' ... vriend: met myne toefremming was „ hy haar bruidegom; en gy fpant haar ftrik- ken , als of het meisje tot de clasfe dier „ vcrachtclykitc fchepzels behoorde , die voor „ elk man ecu geoorloofde prooi zyn. — Foei ,, Mynheer! fchaam u ! * gevoelt gy niet hoe fchandelyk die daad voor een man is?t,, ik heb alks overdacht, alles gevoeld; by „ dit gevoel zyn my oude foldaatenfraanen „ uit de oogen gevloeid, en het betekent zeer veel als zulk een oud foldaat weent. > ,, Kom herwaards , rechtvaardig u en myne lt, Nicht, dat is alles wat ik van u begeer.— Kom , ontdek my, hoe.het met de zaak ge„ legen is, want ik begryp nog niets van de,, zelve; bid mynen Augustus op zyn fierfbed om vergeeving van wegen den moord, aan ,, hem gepleegd , op dat hy in een andere we„ reld uw. aanklager niet worde. — Kom fpoedig, indien gy komen wilt. . Vindt „ gy echter het geval te gering; vindt gy niet goed te komen , en ten minnen my , de rust „ eenigzins wedertegeeven, (eene voldoening die „ ze-  DOMHEID V O O I? D. 2tq ,, zckerlyk de geringde is, welke zou kufifièn „ begeeren,) zo denk , dat ik een man ben ,, die verhevene begrippen van de eer heeft, „ en dat ik de middelen weet om u te ftraf- Jt Sta.".-o i::. ■ . :i « n:o tier iehmm. De brief werd afgezonden , en den volgenden morgen was Van C. reeds by den grys«aart. By zyne aankomst bragt deze hem in de kamer van Augustus, alwaar zy Carolina vonden : Lehman fprak hem dus aan : Zie hier, Mynheer! zie hier uw werk. van c, cp 't zien van Augustus geheel ontroerd. Dit is noch myn fchuld, noch myn oogmerk geweest. RITMEESTER. Maar is het uw werk niet ? . b a'v', ts7x' 5t j;iv««_ c •: Dat kan ik niet zien, Mynheer: ——. ik bemin Mejuffer Carolina , en heb haar mvn' hand aangeboden; een zaak die geen man zig behoeft te fchaamen, en welke ook niemand hem kan verbieden: wat gaan my zyne rechten aan ? ik ken gecne rechten, dan die door  220 HANS KOMT I) OOR ZYN door de zegening, des Priefters gegeeven Wonden.—|— Zo iemand onrechtvaardig .gehandeld heeft, is het .Augustus; die , tegen alle recht .en wetten, mynen. brief, den brenger daarvan ontnomen , my vervolgens overvallen, en RITMEESTER. Heeft hy dat gedaan ? heeft hy 'uwen brief .onderfchept ?. VAN C. Niet anders. ' RITMEESTER. Foei! dat zou onrechtvaardig, en verdoemd flecht gehandeld geweest zyn: ik kan de zamenhang der zaake op deze wys niet begrypen. Foei Augustus! dat heb ik u niet geleerd: maar hoe is het dan met zyne kwetzing toegegaan ? Hier op verhaalde Van C. al het gebeurde, tot aan den val van Augustus toe, dien hy niet zo gevaarlyk had gedacht te zyn, en dat hy zig daarom {] by de aankomst van Frederik , .van het huis verwyderd had. RIT ME ESTER. Ik heb ongelyk gehad , ik dacht wel dat het niet was zo als het behoorde; dan, daar het ongeluk nu gefchied is, ben ik nog verheugd, dat gy  DOMHEID VOORD. 22f gy aan het kwaad minder deel hebt, dan ik geloofde: maar ik moet u nog iets vraagen , heeft het meisje u hoop op wederliefde gegeeven ? VAN C. Neen., RITM£ESTËR. Dat is my lief;- want ik kan geen flecht gedrag dulden, en dit zoude het tog geweest zyn, indien zy. het gedaan had. Nu kom, geef my uw hand , met belofte dat gy niet verder zult onderneemen het meisje te verleiden. >.U* Sfe. Vüü .;TftA H \pi ÜJ»., K:. .^jSf-WL Ik heb haa'r niet willen verleiden —en beloof u van harten , by myn hand , dat ik het nooit zal doen.. RITMEESTER. Braaf! nu zyn wy weder goede vrienden, maar gy moet ook van hem , (Op Augustus wy- [ zende,) een goed vriend zyn : hy heeft, wel is waar, éénmaal flecht gehandeld , dan het is ook maar de eerfte maal van zyn leven j en wat mensch heeft niet ééns een misflag? , ook is hy voor deze feil zeer zwaai geflrafc, .en zal niet meer onze vriendfchap, maar de Godlyke genade noodig hebben. Onder dit gefprek, kwam Augustus tegen alle  4l22 HANS KOMT DOOR ZYN Ie verwachting weder tot tig zeiven ; met eene zwakke 'lleui : iep hy : 3< Carolma ! —— zy vloog naar hem toe, kuschte zyne bleeke lippen, en Augustus bedankte haar-met een opflag van zyn oog;— Vader!— vader!—■ riep zy in verrukking uit : hy leeft, hy kent my! Zy viel op haare kniën : — Hemel' fche Vader, u bedanke ik! — De grysaart kwam mede aan het bed, en zeide:—Leeft gy jonge? leeft gy arme jonge ? • o wat helt gy ons al bekommering veroorzaakt! ïVaar ben Vei riep Augustus : zyt gy nog myne Carolina ? Ja ile uwe, de uwe, antwoordde zy > de uwe ben ik en zal het bbyven. —- Augustus zag nu den Heer van C., en zyn gantfche lichaam was op dit gezicht als beroerd: hy konde niets zeggen als, Carolina ! de Heer van C , trad naar het bed van den kranken, en verzekerde hem, dat hy in het toekomende noch hem , noch Carolina, meer zou verontrusten ; hy ried Augustus, nu alleenlyk te denken op de bevordering van zyne gezondheid, om aanftaande gelukkiger dagen te beleeven. Augustus had onder dit gefprek zyn hoofd van hem afgewend, ten blyke dat hy hem niet aangenaam was. De Wondheeler kwam nu ook, en verblydde zig over die onverw achte ver-  DOMHEID VOORD. 223 verandering; maar beval tevens aan de omflaanders te vertrekken",-0:11 door hunne tegenwoordigheid dé levensgeesten des lyders , niet ifl onrust te brenger;; want niategenftaand'j hy weder by zyn kennis was , Ijjeof hy evenwel nog geen borg voor het behoud van zyn leven.*—' Dc lieer van C., keerde weder naar zyne Landgoederen, en de Ritmeester en Carolina , verwyderden zig mede., lioe gaat* ' nezy beiden ook gebleeven waren,— Dez\k. , bleef den ganrfchen dag doorin dezelfde oraliandigheid; fprak weinig, maar echter veiilindig. Men verhaalde hem alles wat 'er geduurende zyne krankheid voorgevallen was, maar hykeri zig niets te binnen brengen. —,— Tege:> den avond begeerde hy zeer eniftig zyn' VoeJücrvader en Carolina te zfen, eu men kon niet langer zyn verzoek af'f'ar.n : toen zy kwamen , bad hy hun , om vergeeving van weger, de onrust, die hy hun veroorzaakt had. ; Stü Augustus , zeide de Grysaart, gy moet te vreden zyn — de Heelmeester 'begeert hei ■: —1 m hebt my niets misdaan; htt fpeet my maar alleenlyk dat ik H zou htlb-.n moeten verliezen. — En gy Carolina ? vroeg de Lyder : . vergeeft gy het my »ok .' ■ Vraagt gy my oin vergeeving, ant¬ woordde zy , 1 tuiiL y ik moat n, daar gy om n:y lydt,  224 HATfS KOMT DOOR ZYrtf lydt, om vergeeving bidden. Stil kinderen , —* riep de Ritmeester, of ik ga heen; en gy zult met my gaan Cdtolina : —— Ik wil niet zien,' dat hier alles verergert. — Zy gehoorzaamden beiden, en de avond werd zeer gerust doorgebragt; Oom eft' Nicht waren vervuld met dé blyde hoope, van Augustus haast weder gezond te zién : den volgenden dag verzekerde' de Wondheeler hen van eene volkomene herftelling, en elk was vérheugd. —— Na verloop' van drie weeken wa's Augustus wond wel weder geneezen; maar échter moest hy zig nog' zeer in acht neemen : door zyne jeugd en goede' gefteldheid liet de kwetzuur geen merkteken na,' als zyne afgefneédene fchoone hairen', welk verlies' door niemand meer beklaagd werd als door Carolina. 1 Augustus droeg nu een bontemuts waarover zyn fchoone gantsch niet gedicht" was. Maar zo zyn de meisjes; eerst bad'' zy den Hemel alleenlyk om zyne Herftelling;' en nu befchouwde zy het verlies van zyne hairen als een ongeluk; een ongeluk waardoor Augustus inderdaad zeer veel by Carolina verloor. De Grysaart dacht op zulke kkinighe^ den niet, maar geleidde Augustus, toen hy \ o >r de eerfte maal weder uitging, in 't open veid ,> zeggende : —■ Kom Augustus hm moeten wy God £ cn-  DOMHEID VOORD. 223 'onder zynen open Hemel, nogmaals voor uwe herfiel- ling danken: ik heb het beloofd. Beiden baden zy met het irinigfte gevoel; dankten den Geever van alles, en gevoelden deszelfs tegenwoordigheid in hunne harten : Augustus viel verrukt voor de voeten van den Grysaart heder / en bad hem om zynen zegen; deze leide de' handen op het hoofd van den jongeling, floeg zyne oogén naar den Hemel ; fpieeken kon hy niet , zyn hart was vol; ieder die hem in dezen ftand befchouwd had , zou gemaklyk iri zyne oogen gezien hebben , hoe vervuld van eerbied hy voor den troon van den Eeuwigennaderde. — Eene heilige ftilte heerschte om hen heen , en maakte hunne beider zielen mét de Godheid gemeenzaamer. Op den terug weg naar huis, gaf de Ritmeester zyn' voedfterzoon lesfen, die des té krachtiger werkten, aangezien zy op de lange ervaarenis gegrond waren: ook verweet hy' hem het voorgevallene met den brief van den Heere Van C.; hy had hem tot nog toe niets daarvan gezegd , maar thans wilde hy deze gelegenheid niet laaten voorbyflippen : — Gy hebt ongelyk gehad, Augustus, zeide hy; gy hebt tegen de wetten der gezelligheid gezondigd, 'en dat is foor een man van eer ten grienende befchuldig'mg. — Ik f. wil  ï>2t> HANS KOMT DOOR. ZYN wil ft "eene verwytingen verder doen ; gy hebt fhafs genoeg daarvoor geleeden : vraag in het to.ko¬ mende by iedere daad uw hart om raad, en dat mI u zeggen wat goed is : die wegwyzer doet niet dwaalen s —■ het geweten van den booswicht zelfs, roept hem de waarheid toe; alleenlyk deze wil niet hooren. Het vertrek van Augustus werd eindelyk bepaald , en had ook na eenige dagen voordgang : het affcheid van den grysaart was nu treffender dan voormaals , want zyne toeneemende zwakheid , deed zyn hart vatbaarder weezen voor tedere gevoelens, ook ftortten Carolina en haare moeder, toen de jongeling vertrok, veele tpanen: op die wyze vertrok hy naar H... ELFDE HOOFDSTUK. DU kon wel overgcflagen worden, aangezien het onderwerp hut er Natuurlek is. Augustus wendde allereerst zyne poogingen aan om zynen broeder Hans optezoeken, en verlangde tevens om hem te zeggen, hoe na zy elkander in den bloede beftonden : hy vond den Heer van Linden zo wel als zyn' broeder nog in  DOMHEID VOORD. 2; 7 in dezelfde omftandigheid , waarin hy hun ge- \ laaten had: Hans wist geen reden van de vuurige omhelzing, en van den naam van Broeder, te geeVen , waarmede Augustus hem bejegende ; doch deze liet hem niet lang in die onzekerheid , verhaalde hem het voorgevallene in Z en verzocht hem om zyne genegenheid. — Schoon Hars overvloedige reden had om zig over zynen broeder te veiblyden, had hy evenwel minder kennis van de banden der Natuur, dan Augustus; ook zag hy, behalven dat, met verdriet, dat zyn broeder in verdienden verre boven hem uitmuntte. ; De ontmoeting was, van zyn' kant, bygevolg taamelyk koel; Augustus fchreef dit gedrag toe aan het gevoelloos geitel, en geenzins aan 't hart van zynen broeder, en bleef hem genegen. — Het eerfte bewys dat hy van zyne broederlyke liefde gaf, beftond in, meteen onvermoeiden vlyt, zyns broeders verftand te verlichten en hem aan tc fpooren, om de gelegenheid ter verkryginge van weetenfehappen, die zig zo gunftig voor hem opdeed , te omhelzen ; maar tot zyn verdriet moest hy dagelyks meer en meer ondervinden , dat Hans tot alles, behalven tot het geene geleerdheid genoemd wordr, ^bekwaam was; want ondanks alle aangewende T 2 moei-  228 HANS KOMT D OOR ZYN moeite, was hy nog niet veel verder gevorderd , dan toen hy uit de handen van den Schoolmeester kwam : dit fmartte Augustus; hy zag een treurig gevolg te gemoet; hy zag dat het tegenwoordige geluk van Hans meer tot zyn nadeel dan voordeel zou ftrekken: hy deelde hem zyne gedachten daaromtrent mede, en ried hem, zig meer te bepaalen, en liever, daar de weetenfchappen tog zyn zaak niet waren, de kledermaakery , weder by de hand te neemen. De hoogmoed van Hans begon op deze vermaaning wakker te worden; het verdroot hem zig door zyn' broeder vernederd te zien , en zyne domheid deed hem begrypen, dat alleenlyk nyd de oorfprong der betoonde oprechte zorge was; met één woord, hy was zot genoeg om Augustus zulks volmondig te zeggen, die, uit waar medelyden zweeg, en hem aan zig zeiven overliet. Eenige weeken na zyne aankomst te H...: ontving hy den volgenden brief van Rouwdorp: »E RITMEESTER LEHMAN AAN AUGUSTUS.' MYN ZOON! Wy hebben hier groote veranderingen zien „gebeuren, en welken mytc meer fmarts ver- „ oor-  domheid voord. 219 „oorzaaken, naar maate ik dezelven tCmmder „verwacht had. Myn zuster is naar eencziek„ te van Hechts twee dagen overleeden; ik 'gt-. „loofde dat haare krankheid geene gevolgen „zou hebben, dan op den morgen van den „derden dag , vonden wy haar dood op haar „bed: dat de Hemel my dit ongeval in my„nen ouden dag doet overkomen, baart my „meerfmarts dan alle myne voorheen geleede„ ne onheilen : ik had gehoopt dat die gelukzalige my de oogen zou geilooten heb- ben; maar God heeft het niet gewild , „ en ik moet zwygen. Vrede zy haar, ^,zy is nu gelukkig, eeuwig gelukkig; haarlyden , 't welk hier op aarde veel was, is nu „geëindigd, en zy heeft het loon daarvoor „ ontvangen; maar, goede jongen ! — ik ge„ voel haar verlies, ik kan my niet gewenj> nen , te moeten misfen , haar, die ik als kind , s» als jongeling, als man , en als grysaart zo te- „ der beminde : God vergeeve het my in- „ dien ik zondig fpreek ; maar ik ben een me'nsh; „thans een zeer zwak mensch; de Eeuwige „ zal niet meer van my begceren , als myne „krachten vermogen. Ik heb hoop dat „ook myne verlosfing naby zal weezen; — %, ik gevoel het; lang kan het niet meer met * 3 n my  23© HANS KOMT DOOR ZYN „ my duuren: maak u gereed, om de tyding ,,te verneemen dat ook ik naar myn Hemel,, fchen vader wedergekeerd ben : — dan, daar ik „heden nog krachten overig heb, wil ik u „nogmaals, op den rand van het graf, foeroe- „pen: zyt deugdzaam, en vervul uwe „ pligten ! — Ik beveel u nogmaals myne Carolina , wees haar een getrouwe metgezel op de reis door deze wereld;'maak haar zo „gelukkig als gy kunt — en denk — dat uw „vader —.want dat ben ik tog, u in de eeu„ wigheid daarvoor danken zal. Myn vermo„ gen worde onder myne drie kinderen gedeeld : „ik heb dit ook aan Frederik gefchreeven, ,, cn aan Carolina gezegd; cn vermits gy alle" „drie elkander lief hebt, zal dit geen oorzaak „tot moeijelykheden geeven.— Gy Augustus, „zult daardoor voor het minst zo veel ver„ krygen, dat gy, door medehulp van uwen vlyt, „ uwe ftudiën zult kunnen voleinden , cn u in ftaat zult kunnen Hellen om der wereld van nut «,te zyn. Beklaag my niet wanneer ik fterf; :, want na mynen dood zal ik eerst recht geluk„ kig zyn: alleenlyk voor een' korten tyd blyf „ik van u gefcheiden; welhaast zal ik my„ ne lieve kinderen weder rondsom my vergaderd zien: — zyt gelukkig niyn zoon! — ,» en  domheid voord. aj'i ,, en houd de vermaaningen van uwen Vader voor oogen. LEHMAN. Wat Augustus op het leczen van dezen brief gevoelde, behoef ik niet te zeggen : — het verhes van Carolina's moeder griefde hem zo ftcrk niet; want fchoon hy haar eene kinderlvke eerbied toedroeg , was hy tog altoos op eënen zekeren afftand van haar gebleeven; hy had altoos flechts gehoorzaamheid en hoogachting voor haar gevoeld, maar niet die tedere liefde , die hem aan den grysaart verbond; dus was het hem wel te vergeeven, dat hy het verlies dier vrouwe niet zo hevig gevoelde, als de grysaart: maar de gedachten dat deze zou fter- ven; gedachten, die thans voor de eer- ftemaal in zyne ziel opkwamen , maakten te dieper indruk op hem; hy geloofde met het verlies van zynen Voeftervader, alles te zullen moeten verliezen; noch zyn meisje , noch haatbroeder kon hem dit verlies vergoeden , cn evenwel geloofde hy dat het' tydpunt van deszelfs fterven, waarfchynelyk zeer naby was.— Deze gedachten troffen zynen geest zodanig, dat hy zig eindelyk geheel overgaf aan zyne zwaarmoedigheid, die hem voor alle andere voorwerpen P 4 on-  0.%% HANS SOMT DQOR ZYN ongevoelig maakte. Ondertusfchen fchreef hy weder naar Rouwdorp; zyn droefheid was in dezen brief levendig afgemaald; — jn het byzonder beval hy Carolina eene zorgvuldige oppasfing, omtrent haaren Oom; en bezwoer haar by zyne liefde, niets, hoe genaamd, te verzuimen , om den grysaart te vervrolyken, en hem zyne laatfte dagen vergenoegd te doen doorbrengen. Hy zou zelf gaarne naar Rouwdorp gegaan hebben, doch durfde dat zonder verlof van zynen Voestervader niet onderneemen , en op dat verlof kon hy niet hoopen , aangezien het voor zyne bezigheden zeer nadeelig zou geweest zyn. De tyd dien Augustus weencnde doorbragt, befteedde Hans om zig te vermaaken JL Schoon de Heer Van Linden hem wel niet zo veel gaf, dat hy kon uitmunten , kreeg hy evenwel genoeg om zyn' tyd vrolyk te kunnen doorbrengen. Deze milddaadigheid van den Heere Van Unden laat zig ligüyk uit de menschlyke natuur verklaaren, hoe onnatuurlyk dezelve ook moge fchynen : — Voor eerst hebben wy de oorzaak reeds opgegeven, die hem aan Hans verbond voords was het eene gewoonte, en mtsfchten dat 'er ook wel een weinig hoogmoed |ede gepaard ging; maar eindlyk was dit nog wel  DOMHEID VOORD. 233 wel de grootfte oorzaak, dat de Heer Van Linden meer gelds van huis ontving dan hy poodig had s hy zelf was ook yverig en niet genegen , om zig, door buitenfpoorigheden ,berucht te maaken voor iemand die op zulk eene wyze zyn geldvermogens doorgebragt had: zyn overvloed maakte het hem derhalven zeer ligt om Hans te onderhouden; hy had ook no« niet eens onderzocht, of zyn gedrag, wat dit betreft, goed of kwaad ware; hy was te jong om dit bedaard te overweegen, en dus bleef hy gelyk hy war,-Omtrent dezen tyd kwam op een dorp, naby H een troep reizende Tooneelfpeelers; in H 2elve mogten geene Tooneelen weezen, en dus was het voor de Studenten iets vreemds, zo naby hun verblyf een Schouwburg te zien, daar zy, wilden zy anders dit vermaak genieten, hetzelve, niet zonder groote kosten , in een afgelegen ftad moeften gaan zoeken. De toeloop der aanfehouwcren was dagelyks zeer groot ; zy gingen hoopswyze derwaards, en Hans was een van hun, fchoon hy geheel geen kennis van een Toonecifpel had. — Niettegenftaande de troep zeer ilecht was, geloofde Hans, dat alles wat zy deeden wonderen waren: verrukt van het , geene hy gezien had, ging hy naar huis, en f 5 i ver- ,  S34 HANS KOMT DOOR ZYN verdoofde liet gehoor van zynen Heer met'zyne vertellingen: zulke verrukkingen waren Han# ligtlyk te vergeeven; — maar dat ook een deel der Studenten, die tog meer gezien, meerverftands, en beter oordeel hadden , op dezelfde Wyze daarover vergenoegd waren , was voor veelen onbegryrelyk. Alle verwondering, hield ondcmisfchcn daadlyk op, toen men vernam, dat'er twee fchoone meisjes by de troep waren, die, behalven haare eigene bekoorelykheden , nog de kunst verftonden , om het geringfte gebrek in de fchoonheid, te verbeteren ; wy moeten evenwel ook de Directrice van detroep niet vergeeten , deze was eene welgemaakte blonde, die hec aan geen gevoel ontbrak; Iaat het vry bedrog, en een kunstgevoel geweest zyn, de aanfebouwers zagen zulks tog niet.— Deze drie Actrices nu- waren wel bekwaam om een zwerm van jonge lieden, die in alles het nieuwe beminnen, tot zig te trekken ; wat daarvan zy, de toeloop was den volgenden dag nog zo groot als den yoorgaanden, en dit bleef beftendig voordduuren : Hans was 'er telkens, en keerde ook telkens met dezelfde verrukking te rug. Menfehen die elkander dikwyls zien, leeren eindelyk elkander kennen , en wel naauwkeurig kennen, vooral wanneer beide partyen , zulks  DOMHEID VOORD. 235 zulks zoeken; zo was het ook met de Actrices ■en de Studentengeleegen: 'er werden bezoeken op het Tooneel afgelegd; het begin van kennismaaking, was altoos een compliment, over de een of andere gefpeelde rol, een toverkruid waarvoor een Acteur of Actrice maar zelden beftaanbaar is: het antwoord was altoos liet zelfde : Ik was gisteren niet wel gedisponeerd; — ik had zwaan koofdpyn, anders zou ik wel beter gefpeeld hebben; hier moest dan natuurlyk opvolgen, dat men onmogelyk beter kon fpeelen,-» en op deze wyze kwam alles te recht : het befluit van 't een cn ander was altoos eene noodiging op een fmulpaity in den herberg , dat ook maar zelden afgeflagen werd: zo ging het met dc eeneen met de andere Actrice. AANMERK! N G. Dat de volgende Tooneelgefchiedenisfen flechts toe te pasfen zyn op eene reizende troep, die dikwyls alleenlyk eenen zamengeraapten hoop uitmaakt, engaheel tegen het waare oogmerk van het Schouwtooncel aanwerkt, zal ieder gemaklyk begrypen. ;— Wy hebben thans reeds veeie goede Theaters , wier leden zig bevlytigen, om door hun eigen gedrag de zeden die zy voordraagen , niet tegen te  23<5 HANS KOMT DOOR ZYN te fpreeken; waartoe derhalven alle die aterlingen van Tooneolfpeèlers,' die maar al te dikwyls de goede zeden; en ook de goede Theaters fchadelyk zyn ? — Het ware te wenfchen dat zulke Troepen verftrooid werden, en men elk lid derzelven, aan eene voor de maatfehappy nuttiger bezigheid , plaatfte. ■ Wanneer ïb het vervolg, deze of geene fchildery re vry rnogt afgebeeld weezen , verzoek ik by voorraad om verfchooning ; myn oogmerk is om te waarfchouwen; de waarheid maakt de diepfte indruk , en deze leg ik hier tot eenen grondfiag. Men kan wel begrypen dat de Directrice mede . op de voorgemelde vrolyke partyen vericheen , alwaar alsdan dikwyls een twintig Phebus zoonen tegenwoordig waren, die het geld, dat hunne vaders in het zweet huns aanfehyns, geduurende veele jaaren', gewonnen hadden, in één avond verteerden. Eén lonk , één kusch, één handdrukking , wasloons genoeg voor hun ; of 'er nog gunftiger belooningen plaats gehad hebben, kan ik niet zeggen, vermits ik daarvan geen beticht heb kunnen bekomen. • De mannen der Actrices kwamen op deze gezelfchappen niet; en dat is ook geen wonder; want de Studenten waren alleenlyk op nieuwe < voor-  DOMHEID VOORD. 237 voorwerpen verzot, en dit kon immers geen man, al ware hy ook Acteur, voor hun zyn? bovendien werden zy ook byna alle door de Actrices opgegeeven als voorwerpen naar wier gezelfchap men niet behoefde te verlangen; tóet den Directeur werd eenige uitzondering gemaakt, deze mogt fomtyds zyne gemalinne begeleiden j maar het was zonderling dat die eerlyke man , doorgaands, na den eeten in flaap viel, en niet wakker werd , voor dat men hem herinnerde dat zyn glas versch ingefchonken was, of dat men fcheiden wilde, 't geen gewoonlyk niet voor in den morgenftond gefchiedde: mogelyk was dit een Directeurs leus, die men my niet heeft kunnen verklaaren, en waarvan ik zelf de verklaaring niet kan opmaaken, aangezien my de pligten zo weinig als de kneepen van een' Tooneel-Directeur bekend zyn : het zy daarmede zo 't wil, dit is zeker, dat deze partytjes dikwyls voorvielen , en dat Hans 'er altyd tegenwoordig was. Zyne geftalte maakte indruk op de Theaterprinfesfen, en in het byzonder behaagde hy aan de Directrice: vermits hy zeer wél gekleed was, en telkens de kosten, met de overige gelyköp, hielp draagen , werkte dit zeer ten zynen voorleek; zy deeden allen hun best, om den groote»  238 HANS KOMT DOOR.ZYN ten fchoonen Hans te veroveren, maar alles was vruchteloos, want de fraaak van Hans was zo wonderlyk, dat hy de kamenier van de Directrice veel fchooner dan haare meesteres vond. —« Hy had gelegenheid gehad om 't meisje op het Tooneel te zien, had met haar gefproken , en dikwyls gewenscht van haar bemind te worden. Hoe groot Hans ook ware , had hy evenwel geen moeds genoeg, om het kleine meisje te zeggen dat hy haar beminde ; al zyne kloekhartigheid ontzonk hem, wanneer hy haar Hechts naderde, en indien het lieve kind zelf niet vrypostiger dan hy geweest ware, zouden zy voor altoos op een zelfden verre afltand van elkandergebleeven zyn;- maar zy, zy kende de wegen der liefde beter; zy zag in de oogen van Hans hoe zeer 'hy haar beminde, en was te verwaand daarop, dat zy haare Meesteres zulk een aanzienlyk minnaar onttrokken had, dan dat zy haaren zegenpraal niet voltooid zou hebben; zy bekende daarom aan Hans hoe lief zy hem had, en dat. zv ongelukkig zou worden, indien hy haar niet getrouw bleef:—— nu was het ys gebroken cn Hans zwoer , de een , dan haalmj , en zo voord, na den andere, dat hy Louïza, dus was de naam van het Meisje, altoos zou blyven bemin-  DOMHEID VOORD. 239 minnen: hy zag kaar nu alle dagen , fchoon, op haar uitdrukkelyk bevel, Hechts in 't geheim, w ant zy wilde tog niet gaarne detoorn van haare meesteresfe opziglaaden. Dit leven kon van geen langen duur zyn, zonder dat Hans gebrek aan geld begon te krygen; tot nog toe had hy altoos een groot gedeelte van het geld dat hy van den Heere Van Linden ten gefchenke kreeg, opgelegd, en naar zyne wyze een kleinen fchat by elkander vergaderd; maar door drie weeken in volle vreugde en weelde doorgebragt te hebben, was die fchat verHonden. De Heer Van Linden had hem reeds in de eerfte dageu, gewaarfchouwd, en vervolgends verfcheidene keeren ernftig vermaand, dat hy deze levenswyze moest nalaaten, indien hy niet aan zyn eigen noodlot wilde ovejgegeeven zyn; doch dit hielp niets: zelfs den dag voor dat de beurs van Hans volkomen geleegd was, had hy hem nog op die wyze gedreigd ; maar Hans hield alles Hechts voor woorden, en geloofde niet dat de daadlykheid daarop zou volgen. Hy keerde dan naar huis en hoopte nieuwe onderfleuning van zyn' weldoener te zullen erlangen; maar voor ditmaal bedroog hy zig, want de Heer Van Linden gaf hem het zaaklyke antwoord; — dat hy in 't Ver;  24° HANS KOMT DOOR ZYN Vervolg niets meer van hem verwachten moest; 'en hier mede vertrok hy. — Hans wist zig zonder geld niet te helpen ; hy wierp zig op het bed, om zyne verlegenheid uitteilaapen , maar dat baatte niet, voorall' was hy geheel ïuftloos toen het de gewoonlyke tyd was om naar den Schouwburg te gaan; indien hy zo Veel nog had kunnen byëen brengen om de Entree te betaalen , dan zou hy te vreden geweest zyn; maar, ook daar toe zag hy geen kans en bleef derhalven tot aan den volgenden dag te bed liggen. Zyn Heer wilde hem niet verlaaten, maar poogde hem alleenlyk te beteren , liet hem derhalven van al het noodige voorzien , maar geld kon hy , ondanks al zyn bidden , niet krygen; 't gebrek daaraan hield hem drie dagen in huis gevangen : op den derden dag ging de Heer Van Linden, volgends gewoonte, uit, en geloofde genoeg verzekerd te zyn, dat Hans niets buitenfpoorigs kon doen; maar juist op dien dag kreeg deze zulk eene fterke begeerte om zyne Louiza te zien, dat hy eindelyk eèn middel uitvond, om geld te bekomen; een middel waarop hy van zyn leven nog niet gedacht had. Hy riep een voorbygaanden Jood boven , en verkocht dien een kleed , dat nog geheel nieuw was, en ten min-, ften  DOMHEID VOORD. 24I ften dertig daalders gekost had, voor vyf daalders , en evenwel verzekerde de Jood, dat hy 'er nog aan zou moeten verliezen, alleenlyk gaf hy zo véél, om vervolgends meer met zyne Genade te handelen. Hans geloofde alles, en was verheugd vyf branke daalders te bezitten , die hem ten minften één vrolyken avond konden bezorgen : eer twee minuten verltreeken waren, was hy gekleed, en wilde vertrekken ; maar zo als hy de deur wilde fluiten , kwam Augustus, en noodzaakte hem weder te rug te keeren. Hy had even te vooren van den Heere Van Linden verftaan , hoe flecht zyn broeder zig federt eenigen tyd gedraagen had, en kwam om hem desaangaande te beftrafien: hy Helde hem zeer ernilig voor oogen , hoe nadeelig het voor zyn geluk was, indien de Heer Van Linden, de handen van hem aftrok; hoe noodzaakelyk het was , zyne gunst te behouden , aangezien deze hem voorzeker aan de kost zou helpen, indien hy het door zyn eigen fchuld niet verhinderde. Zo Hans den Jood niet gefproken , en van hem degewenschte troost verkregen had , dan zou deze ververmaaning hem van nut hebben kunnen weeze; maar nu kwam dezelve een half uur te laat. Terwyl Augustus op de voorverhaalde wys Q mo-  242 HANS KOMT DOOR ZYN moralizeerde, voelde Hans in zyn' zak , en dt klank der daalders deed de toönen der zedeleere van voor zyne ooren vervliegen : r ' Kom morgen weder Broeder , zeide hy tegen Augustus , indien gy my iets te zeggen hebt; ik heb nu geen tyd. Keen , neen, riep Augustus , hetgeen ik u heien te zeggen heb, en zeggen moet, wil ik niet tot morgen uitflellen. HANS En ik wil nu niet hooren. AUGUSTUS. Gy moet evenwel. HANS. Wel praat dan voord, ik zal ondertusfehen heen gaan. Hy nam zyn hoed — en wilde vertrekken. AUGUSTUS. Neen; zo waar als God leeft, Broeder, ik laat u niet gaan gy gaat zekerlyk weder naar uwe braspartyen , dië u uwegezondheid en geluk zullen kosten. Hans werd verfchrikkelyk boos toen Augustus hem het uitgaan belettede ; met een ftevigen arm fcheurde hy zyn' Broeder van voor de deur weg, en zeide : Gy zyt de rechte man om my tegen te houden ! Befpaar uwe gehorde aanmerkingen, of ik zal u toenen dat ik uw ouder ■ Xrot'  DOMHEID VOORD. 243 "Broeder ten. Augustus verfchrikte ovei de onzinnigheid van zynen Broeder , bad hem ? ja wendde alles aan om hem te beweegen in huis te blyven ; maar naauwlyks zag Hans wat zyn fterke arm op zynen Broeder vermogt had, of bediende zig nogmaals van het zelfde middel; ftiet hem buiten de kamer, floot dezelve, en vertrok. Augustus zag hem treurig na, en beklaagde zyne verblindheid. Hans vloog intusfehen naar het Dorp, en begaf zig daadlyk by de troep (men begrypt ligt]yk onder de vrouwen daarvan ;) elk had , zo haast zy hem zagen , de vraag gereed , waar hy zo lang gebleven was ? hy beantwoordde dezelve zo goed hy konde , of liever zo goed als hét zyne domheid toeliet; evenwel ftelden zy zig met zyn antwoord te vreden; want zy waren blyde met hem flechts weder te zien.'— Zyneoogen zochten intusfehen naarLouïza, maar te vergeefsch, dewyl zy nog bezig was met haare Meesteresfe te kleeden, en dus moest hy wachten tot het fpel begon: dan tot zyn verdriet verfcheen zy ook toen niet ; dit kon hy niet begrypen; zocht haar overal, en vond haai eindelyk in de kleedkamer der Directrice, en wel met zeer goed gezelfchap. Louiza • had één en twee dagen na Hans gewacht, Q z dan  Ü44 HANS KOMT DOOR ZYN dan daar hy niet verfcheen, geloofde zy nu dat hy haar geheel verlaaten had; iets 't welk haar van haare minnaaren niet nieuw was; zy had derhalven haar best gedaan om zyne plaats, zo goed mogelyk ware, door een ander te doen vervullen. — Een jonge knaap, die de tucht zyns vaders nog niet ontwasfen was; die een gering inkomen had, 't welk hem niet toeliet naar het bezit van de Directrice te durven ftaan , had, daar hy evenwel galantenfeeren wilde, waarin hy door zyne Moeders Kamenier onderweezen was, de plaats van Hans ingenomeni Hy zag Louiza, zeide haar duizend fraaije zaaken , gelyk inen weet dat zulke knaapen doen, en had het genoegen van met gunstige oogen aangezien te worden. — Hoe onbedreeven onze jonker in de gefchiêdenis der liefde ook ware, wist hy evenwel, dat een minnaar die met ledige handen komt, een zuur gezicht ontvangt, daarom had hy een Etui van zyn Moeder geftoolen , en bragt dezelve aan Louiza , die voor dat gefchenk zo goed was om hem, ftaande het fpel, in de kamer der Directrice te onthaalen: dat onze jonker,, de onkosten van het geen aldaar geflempf werd, ook betaalde , behoef ik niet te zeggen. Hans vond dan zyne Louiza met haaren nieuwen .minnaar, by een. fles  DOMHEID VOORD. 245 fles wyn en eenig gebak. *— Alle ander meisje zou door de onverwachte komst van onzen held, bedremmeld geweest zyn maar dit lieve kind was dergelyke ontmoetingen gewoon, verwelkomde Hans onder den naam van Neef, en verzocht den voornoemden jonker , dat hv de goedheid wilde hebben om haare Meesteres tegen den volgenden morgen te komen opwachten , aangezien hy haar tog niet als eerst na het uitgaan van den Schouwburg zou kunnen fpreeken : deze verftond gelukkig wat Louiza zeggen wilde , en vertrok. Hans had nergens erg in , geloofde Louiza op haar woord, en dacht dat het geen hy gehoord had de waarheid was, zonder zig over iets anders te bekommeren. —; Nu begon Louiza hem te vraagen , waar hy zo lang geweest was, en Hans was zo dom , dat hy niet één eenige logen kon uitdenken , dus hoorde zy een openhartig verhaal van den Hechten toefland zyner geldmiddelen , en zag dat zy nog een. veel Hechter hoop op het toekomende had —. Veele andere meisjes zouden, door dit verhaal , een affchrik voor onzen Held opgevat hebben'; maar Louiza was te verliefd pp zyn perfoon , en behalven dat, had- zy zig een fóort van plan gevormd, om zo wel zig zelve, als Hans ge- . hikkig te maaken. Het ongeluk, zeide zy, / Q3. k  246* HANS KOMT DOOR ZYN is groet, maar tog zo groot niet als gy denkt: 'er blyft een middel voor ons overig, om alles te recht te Irengen , en heter dan 't voor dezen was. —— Hans begreep niet , hoe zyn fchoone dit werkje beginnen zoude en bad haar derhalven om eene nadere verklaaring; waarop zy antwoordde : — Bet is indedaad tog altoos zeer lastig, om van de genade van een ander te moeten leeven, en daar de Hier Van Linden u buiten dat niett meer geeven wil, meet gy u in flaat /lellen, om , zonder zyn hulp , te kunnen beftaan. — en... zie daar, daar bedenk ik iets; — word Acteur ; gy hebt het fraaijle voorkomen dat ik ken, en zult daardoor voorzeker uw fortuin maaien. " ' ■ • HANS. Ja; —— maar het van buiten leeren is myn zaak niet; het overige zou wel gaan; —■ maar het van buiten leeren! . . . . LOUIZA. Och, dat is eene kleinigheid; — daarvoor dient de fouffleur : deze moet u tog helpen , wanneer gy uw rol niet wel van buiten kent. 1 HANS. Ha ha !—wel nu, als gy't meent, lief kind ! — uw voorflag behaagt my; ja — ik zal Acteur worden; — niets is gemaklyker, — en men w. ... , -- ....... _ .... _ .. , - . ka,,'  DOMHEID VOORD. 247 kan 'cr vrolyk van leeven: — de duivel haal' uiy : — gy zyt myn allerliefst Louisje. t O V I Z A. En dan kan niets ons meer fcheiden; ziet gy, dan kunnen wy zelfs ook trouwen , als. gy wilt ; ik word dan ook Actrice: hoor; — voor eenigen tyd heb ik" eens medegefpeeld; ik vervulde in een Treurfpel de rol van eene hofdame ; ik had, wel is waar, niets te fpreeken , maar ik behaagde echter zo fterk, dat alle de aanfchouwers, toen zy my zagen, lachten; hoewel myn Mevrouw zig alle moeite gaf, om my.door haare droevige grimarzen, te overfpeelen: zy was ook recht kwaad op my, om dat ik zo behaagd had, en uit loutere nyd laat zy my niet meer op het tooneel komen: — maar als gy myn man zyt, dan zal zy het wel moeten toelaaten: och 'men ziet zeer dikwyls, dat de kameniers der Actrices, zeiven Actrices worden, en ja zulken die eindelyk boven haare meesteresfen uitmunten. Men heeft my verhaald, dat myne meesteresfe de kamenier van Mynheer den Directeurs eerfte vrouw zou geweest zyn. HANS. Kinderen goedheid, wat gy zegt ! wel, nu Louiza , indien gy alles ook zo maakt, dan Q 4. trouw  248 HANS KOMT DOOR ZYN trouw ik u op myn ziel, fpyt allen die het leed is; zie daar is myn hand 'er op. LOUIZA. Maar houdt gy woord ? HANS. ja waarachtig! L O UI Z A. Nu weet wel wat gy zegt: — maar kom., drink eerst eens op de gezondheid van den nieuwen Acteur: en nu zal ik u zeggen , wat 'er zo al onder ons omgaat; gy weet dat nog niet récht: kent gy den Heer Sunders wel r HANS. Ja- LOUIZA. Deze was voorheen de minnaar van de Directrice , en dat beflist onder ons alles: maar ten zelfden tyd, kwam Juffrouw Marianne, —■ dat eigenwys nufje ! mede onder onze troep: — gy kent haar immers ook ? HANS. L O U I Z A. Zy is het die altóós de fchynheilige fpeelt; maar zy word door de overigen over dat gedrag niet weinig uitgelachen : — ook heeft zy met ^1 haare vroomheid naauwlyks zo veel dat zy  DOMHEID VOORD. 249 zy haare naaktheid bedekken kan : —— nu , op dat zelfde meisje werd Sunders verliefd, cn dat was genoeg. Myn Mevrouw zou hem gaarne van de troep verwyderd zien; wanneer gy nu Acteur wilt worden, dan zal hy wel vertrekken moeten. — Wacht u alleenlyk van myne meesteresfe niet te doen bemerken, dat gy my bemint; want dan zou het met ons gedaan zyn, vermits zy zelve verzot op u is, dus zal zy voorzeker uwe party trekken , en het geen zy wil, moet haar man de Directeur wel toeftemmcn; — daar draagt zy wel zorg voor. Hans hand in de vooruitzchten van Louiza veel genoegen, en eer de Schouwburg uitging, had hy met zyn meisje alles afgefproken : zyne gedachten waren nu alleenlyk werkzaam omtrent het ontdekken van zyn befluit aan de Directrice. Hy bleef dezen nacht, zo als by veele anderen gedaan had, op het Dorp, en joeg met eenige beminnaareiwan Parnas, benevens de Directrice en haare vriendinnen, alle de Joodfche daalders, tot op één toe door de keel. Hans verkoos dezen avond de Directrice, boven alle anderen , daar zy zeer wel mede te vreden was; zyn vernuft behaagde-haar waarlyk niet,want dat was onmogelyk; en, daar zy zelve zig alleenlyk Q s door .  25 HANS KOMT DOOR ZYN door haar aangelicht en uitwendige gedaante beminnelyk maakte, is het ligtlyk te begrypen , dat zy zulk een kleinigheid als het verftand 's, in Hans gaarne overfloeg. By deze gelegenheid zeide hy, dat hy haar, den volgenden morgen over eene gewigtige zaak zou komen fpreeken, en zy verzocht hem weder met vee! ernst, dat hy zyn bezoek niet wilde vergeeten; des anderen daags, omtrent elf uuren, dacht Hans dat de fchoone nu wel gekleed zou zyn, en ging haar derhalven opwachten; wat de reden was dat hy zig in zyne verwachting bedrogen vond, kan ik niet zeggen; — het zy my genoeg, gezegd te hebben dat Louiza hem voor de kamer van haare Mesteresfe opwachtte, en hem zeide ,dat zy nog fliep: hy wilde weder te rug keeren, maar zyne minnaares had uitdrnkkelyk bevel ontvangen , om hem , als hy kwam , in de kamer te leiden, en dit gefchiedde ook. De fchoone iliep nog , en vermits men in de flaap niet kan verkiezen over het postuur waarin men ligt, zo was het de goede vrouw ook gemaklyk te vergeeven , dat Hans al vry wat zag van zulke dingen, die een jongeling vol gevoel, niet zo koel zou hebben kunnen befchouwen , als Hans deed. Hy was reeds een langen tyd ia de kamer geweest, toen hy hoop kreeg dat de.  DOMHEID VOORD. 25I «Ie fchoone zou ontwaaken; zy maakte eene beweeging die hem daarop deed hoopen, •—maar Hiep weder in, cn hy kreeg daardoor gelegenheid, om nog gewigtiger ontdekkingen te doen:— Hans bleef Hans, en wachtte geduldig het tydlYip van haare ontwaaking af, 't welk dan ook na eenigen tyd verfcheen. Met een gelaat, zo verdrietig ais men ooit by eene ontwaaking zou kunnen hebben, zag zy Hans aan, en nep : Hoe.' gy hier l en ik nog in 't bed ! — wat begint myn meisje , met u hier binnen te brengen ? ga bid ik u in de naaste kamer, op dat ik op kan ftaan. —— Hans ging de deur uit, en was zeer onthutst over het donker gezicht waarmede de Directrice hem had aangezien , hy geloofde haar door zyn ontydig bezoek beledigd te hebben : hy verhaalde zyne bekommernis deswegen aan Louiza, doch deze , hem over zyn angst belachende , zeide: Gy z.yt een gek met al uwe vrees. Hans begreep nog niet waarin zyne gekheid beftond , en Louiza had geen lust om de geheime van haare Sexe te verraaden ; dus bleef hy voor deze keer in zyne onweetendheid. •— Oogenbliklyk daarop, werd hy in de kamer van de Dame geroepen , welke 'er nu noch boos noch welopgeruimd uitzag, —— Wel nu, zeide zy, Mynheer Al-'  S gi 'HANS KOMT HOOR Z Y N Mbncht! wat lubt gy my te zeggen ? — Hans , deed-daarop, taamelyk verward, zyn voorftel-, evenwel kon men 'er uit verftaan , wat zyn -oogmerk was. ——Het gelaat van de Directrice klaarde by het doen van dit voorftel geheel op; zy had, wel is waar, iets van een geheel anderen aart verwacht, te zullen hooren , maar dit was haar nog behaaglyker; want het is de vrouwen dikwyls aangenaamer den ongetrouwen minnaar te ft'-affen , dan eenen nieuwen te bekomen ; Hans gaf haar gelegenheid, om den trouweloözen Sunders' te belooncn , en daarom gaf zy hem ook terftond haar woord, om hem aanteneemen. Haar Gemaal werd nu geroepen, en hem de zaak voorgeftcld, die , volgends zyn gewoonte, alles goedkeurde : over de prys waren zyhet mede aanftonds eens; Hans-zou negen daalders in'de week verdienen, doch daarvoor zou hy verpügt weezen, alle de-eerfte rollen te fpeclen , en , op dat Sunders hem niet in 't licht zou ftaan , zou men deze afdanken , doch uit ftaatkunde zou men hem nog zo lang behouden , tot dat Hans zyn eerfte proef gedaan had , om dus in alle opzichte zeker te zvn.—» De hoogmoed van Hans werd niet weing gaande , toen hy zag met welk eene vreugde men hem aannam; hy geloofde een nuttig fchepzel ■ te.'  DOMHEID VOORD. 253 'te zyn , en dus kwam het hem ook niet vreemd voor, dat de Directrice , hem ter eere,'s avonds na het uitgaan van den Schouwburg, aan de gantfche troep een vrolyke party gaf, waarop Hans als een nieuw medelid, voorgeftcld werd. — Hy had ook de eer van , aan tafel, tusfchen den Directeur en zyne Gemalinne te zitten, en met uitzondering behandeld te worden, 't welk veele van de anderen met nydige oogen aanzagen; byna allen waren zy over zyne aaBneeming ontevreden , — de Dames uitgezondeid, die met haaren nieuwen makker zeer in haar fchik waren. Wat Sunders en zyne Marianne betreft; deze gedroegen zig onvéifchillig; zy zagen de zwakheid van Hans, en beklaagden hem. Wy moeten evenwel, by deze gelegenheid^ de leden der troep , eenigzins nader leeren kennen ; laat ons de besten eerst noemen : Sunders was een man vol bekwaamheid , die , by eene goede opvoeding , geene middelen bezat , om in het vervolg overeenkomftig die opvoeding te.kunnen leeven. — Tot aan zyn twintigfte iaar bleef zyn Vader in het leven, en tot dien tyd toe had hy aan niets gebrek , maar na deszelfs dood, zou hy aan de uiterfte armoede bloot gefield geweest zyn , ia*  154 HANS KOMT DOOR ZYN indien hy niet gevallig onder de bovengemelde troep gekomen ware , waaronder hy nog was. De Directrice vond hem naar haaren fmaak, zo dat hy binnen weinige maanden haar begunstigde minnaar werd; deze buitenfpoorigheid was den jongeling, zyn vuurig tempelament in aanmerking genomen, wel te vergeeTen; ook volhardde hy flechts zo lang in zyn ifiisdaadig leven tothy een meisje vond, wier deugd, en goed charakter, hem weder op den rechten weg bragt. Dit meisje wasMarianne.de dochter van een' man, wiens gantfche leven tiit eene aaneenfchakeling van bedrog en mynëed beftond, evenwel gaf hy haar eene goede opvoeding: wel te verftaan met betrekking tot haare levenswyze; want met den Godsdienst en hetgeen daar aan verbonden is, bemoeide hy zig niet; doch haare eigene neigingen leiden haar op wegen, die geheel buiten zyn plan waren : zy had zig zelve denkbeelden van deugd en Godsdienst gevormd, en die, met behulp van boeken, welken haar, buiten haar Vaders weeten, in de hand gekomen waren, verder aangekweekt : deze begrippen waren wel zeer natuurlyk, maar daarom ook des te vaster, aangezien zy het naaste aan de natuur kwamen.' Mariannne was naauwlyks tot de jaaren geko- • men  DOMHEID VOORD. 25^ men, dat zy aanfpraak op de harten der mannen konde maaken , of de Vader begon zyn oogmerk te openbaaren j hy wendde alles aan om haare onnozelheid tot zyn voordeel te verkoopen, en haare fchoonheid maakte dit voor hem gemaklyk ter uitvoer te brengen. De eene ryke wellustige, bood nog hooger prys voor haar als de andere, en veele waren zelfs bereid, om de edele, de deudzaame Marianne tot de laagfte clasfe' der vrouwlyke kunne te vernederen ; zy ontdekte het oogmerk van haaren Vader en zeide hem dat zy veel eer wilde fterven, dan in haaren val ftemmen; maar, daar noch bidden , noch haare voorftellingen hem van befluit konden doen veranderen, nam zy de gelegenheid waar om te vluchten, jazy was zo kloekmoedig , óm aan de Overheid baars vaders pogingen te ontdekken , ten einde zig voor zyne vervolgingen in veiligheid te ftellen. —-i' Zy bereikte , wel is waar, haar oogmerk; den Vader werd wel alle vermogen over zy . dochter ontzegd , maar aan den anderen kant liep zy niet minder fmartlyk gevaar, naam- lyk dat, om van honger te fterven. Marianne verftond de konst om fraaije vrouwlyke tooizcls te maaken, en geloofde daarvan •ryklyk te zullen kunnen leven; zy bood tot dat  2o6 HANS KOMT DOOR ZYN dat einde alomme haaren dienst aan, maar de gantfche ftad was ombaimhartig genoeg, om haar afle onderfteuning te ontzeggen, vermits het voorval met haaren Vader haar by elk gehaat gemaakt had. — De eene helft der ftad hield haar voor een zottin, en de andere, voor een huichejaarfter; want haar Vader had uitgeftrooid, dat zy hem daarom alleen de voorgemelde fchande had aangedaan , om dat hy niet had willen toeftaan, dat zy met een' dienaar , waarop zy verzot was, langer omgang zou hebben. Dus was Marianne in korten tyd zo ver gebragt, dat zy zig, om haar leven te redden, tot den geringften arbeid aanbood: — maar helaas! ook dat was vruchtloos; geen mensch begeerde van haar gediend te zyn, en te minder, naarinaate zy haare bereidwilligheid daartoe te yverig aanbood. — Indien Marianne zig aan de zonde overgegeeven had, zou zy voorzeker eerlang in overvloed gebaad hebben: maar , zo gaat het in de wereld, ieder fpreekt van deugd en zedelykheid, terwyl men dezelve van gebrek laat omkomen. Ééne van de beide meisjes , die wy, by de opening van het Theater, reeds eenigzins hebben leeren kennen, was .met Marianne in dezelfde ftad geboren i zy kwam op zekeren tyd haare ouders, be-  domheid voord. 357 bezoeken , en zag Marianne , die eene fpeelgenoote van haare jeugd geweest was: — zy hoorde haare elenden, en deed haar den voorflag, om het beroep van Actrice te omhelzen; en welke andere verkiezing bleef 'er voor Marianne overig ? — zy vertrok dan met de Tooneelfpeelfter, en v/erd, uit aanmerkinge van haare fchoonheid , ook aanftonds aangenomen — Zy fpeelde eerst met de grootfte toejuiching, en verwierf zig , van wegen haare eigenzinnige deugd, wel kunstlauwrieren — maar noch fchatten , noch vrienden .; — ja zy werd welhaast van haare medearbeidflers , zo wei als van de aanfchouwers; om haare belachelyke deugd, die zy voor eene kunstvinding hiel, den, uitgejouwd. Het eenige nut dat zy van haar gedrag verkreeg, was, dat Sunders bewogen werd, om haar in zyn belang te trek* ken: zy beminde hem ook welhaast, zo teder als hy haar, en zy verfchaften elkander 3] het geluk, dat de wereld hun had kunnen geeven; zy leefden flil; vervulden hunne pligten , en lieten de wereld voor zig zelve zorgen. Zy hadden' nog zo veel niet kunnen overgaaren, om zig te laaten trouwen , anders zouden' zy voorzeker gehuwd geweest zyn , eer wy hun ^hadden leeren kennen : dikwyls zuchtten zy' R 6ivéi  S58 HANS KOMT DOOR ZYN Over de levenswys van hunne makkers; wenschten zig van hun te kunnen affcheiden , maar zy waren te onbekwaam , om dezen wensch zo gemaklyk te vervullen. '■ De overige' perfoonen welken tot de troep behoorden, zal ik niet zo naauwkeurig befchryven ; indien ik hunne charakters wilde ontwikkelen , zou ik 'er een gantsch boekdeel van kunnen fchryven , en dan zouden myne Lezers my.by fiotvan rekening^ ïiog verwyten, dat ik my met dwaasheden had' opgehouden ; ik wil alleenlyk de voornaamfte 3>erfoonen kenbaar maaken, en dat is genoeg. De Directeur dan Was een goed man , die 'alleenlyk door armoede gedwongen was geworden , om het Directeurfchap over een troep iTooneelfpeelers te aanvaarden: —— men ziet wel meermaals iemand door zulke toevalliglieden een orgemaklyk ampt bekleeden. Het was thans de zevende maal dat hy Directeur was; hy had reeds zesmaalen bankroet gefpeeld, en even zo dikwyls zyne bende verftrooid gezien; ja hy had ook, tusfchen beiden , by deze en geene kleine troep voor Acteur gediend, tot dat die wederom voordging, op welks ondergang hy dan , doorgaands, zyn nieuw geluk vestigde.— ,Voor het overige was hy een man zonder ee*i§ verftand , die naauwlyks zyn' naam kon fehry-  DOMHEID VOORD. 259 fchryven; evenwel geloofde hy van zig zeiven, dat hy een groot Acteur was; en hy geloofde dit te eerder, om dat hy verfchrikkelyk hard kon fchreeuwen , en zyne Acteurs hem preezén : zyne Gemalinne was in alle opzichten een fchoone vrouw ; zy had, gelyk Louiza' wel gezegd had, voor kamenier by haar mans' eerfte vrouw gediend ; voor het overige was zy zo dom als fchoon 3 zy fpeelde , gelyk het een Directrice betaamt, alle de eerfte rollen ; alles Juichte, haare fchoonheid ten gevalle , toe, niettegenftaande elk' betuigde dat zy erbarmelyk fchreeuwde.— Juffrouw Betty'en Juffrouw Frederica, de eerfte eene bruinet en de andere eene blonde ,' beiden fchoon en' gevaariyk, zouden op het tooneel uitgemunt' hebben , indien zy haare vermogens, meer op de kunst, dan op' listige ftreeken geoefend hadden; maar zy hielden de kunst alleenlyk voor bywerk, en de éoquettery voor de hoofdzaak. — De overige Acteurs en Adtrices zal ik niet befchryven; zy waren uit de laagftc clasfe der menfehen zamengeraapt en zyn onze aandacht onwaardig. — Zie daar dan de makkers van onzen Hans; hy voegde zéér wel by hun, ten minften by het laatfte gedeelte derzelvcn. —£- Met Sit volkje dan, zou Hans een zedenleeraar zyn , R ï fchoon  2.&0 HANS KOMT DOOR ZYN fchoon byna niemand van hun recht begreep wat zeden waren. TWAALFDE HOOFDSTUK. Theatraal ongeluk. e Heer Van Linden en Augustus wisten niet waar Hans gebleven was, zy vermoedden het wel, maar geloofden evenwel niet dat zyne domheid zo ver zou gaan, van zig een levenstrant te verkiezen, waartoe hy even zo weinig talenten bezat, als een gehouwen beeld.— iBeiden kreegen zy echter zeer fchielyk van al3es bericht, door Hans zeiven , die den dag ma dat hy aangenomen was, zyne klederen als anderzins by den Heere Van Linden kwam 'ihaalen, en dat wel op eene wyze, die op nieuw zyne eenvoudigheid openbaarde; want thy gaf zynen weldoener duidelyke blyken van trots te zyn, daarop, dat hy zig nu zelf kon onderhouden , en niet meer noodig had, aan de grilligheden van anderen bepaald te weezen : de Heer Van Linden kon niet anders doen als hem verachten; want de wyze ian zyn gedrag toonde genoegzaam aan , dat iiy zyne goedheid alleenlyk aan eenen ondankbar  DOMHEID VOORD. 261 bnaren beweezen had; zyn verdriet daarover ging zo ver , dat ook Augustus daarin déél kreeg, want hy vermeidde hem zo wel als zyn'. broeder. De droefheid van Augustus, die hem , behalve dat, reeds veele naargeestige uuren deed doorbrengen , verkreeg nieuw voedzel door de berichten van zyns broeders dwaasheid; hyzou echter niets daarvan gezegd hebben , indien Hans flechts de bekwaamheden had bezeeten.' die tot het beroep van Acteur vereischt worden; maar daar hy te wel wist, dat hem zelfs de geringfte bekwaamheid voor eenige kunst, ontbrak, zo beefde hy voor het toekomende ; zag reeds in zynen geest alle ongelukken te gemoct, die noodzaakelyk uit zulk eenebuitenfpoorigheid moeiten volgen , en te meer, daar hy zig met een hoop volks verbonden had, die den naam welken zy voerden, op verre na niet verdienden: hy wilde derhalven, ten minfïen , thans zynen pligt voldoen, en zynen broeder den ftap die hy doen zoude afraaden; hy ging tot dat einde by hem , maar vruchtloos, Hans belachte zyne broederlyke vermaaningen, en het aan Augustus de zorg over, om zyn verdriet zo goed te verdryven als hy konde. Het goede hart van dezen, gaf echter alle hoop gog niet verlooren om zyn' broeder te red. R 3 den,  202 HANS IIOMT DOOR 7. Y N den; hy deed dan de laatfte poging; fchreef aan zyn moeder, en bad haar, door haare vermaaningen, Hans te recht te brengen; eindelyk fmeekte hy haar, liever zelve hervvaards te komen ,,ten einde door haare tegenwoordigheid het kwaad des te fpoediger te fluiten. De tyd dat Hans zyn acteurfchap zou aanvaarden naderde intusfehen, men had hem een rol gegeeven, waarmede hy het begin van zyn theatraalen loopbaan zou openen. — Monficur Sunders had hem dezelven moeten afftaan : hy begon nu te ftudeeren, of liever, alleenlyk van 'buiten te leeren; en by de eerfte bladzyde die hy overlas, bevond hy reeds, dat elk beroep zyn verdriet heeft. Tot hiertoe- had-hy het theaterleven fteeds van de vermaaklykfte zyde, en in het gezelfchap van de Directrice befchouwd; 'nu leerde hy flechts de geringfte moeijclykheid daarvan kennen , en vond dezelve onoverkomelyk; had hy verftands genoeg gehad , om alle zyne pligten met derzelver zw aarigheden recht intezien , hy zou ongetwyfeld Louiza en het Tooneel verlaaten, en, in gevalle van nood, liever de naald weder by de hand genomen hebben; maar zyn al te bepaald verftand verborg voor zyne aogen die zwarigheden , en het was de moeite van van buiten te leeren  DOMHEID VOORD. 2t5j ren alleen , die hem reeds affchrikte: federt hy de plak van den Schoolmeester ontloopen was , had hy nooit gedacht om één' regel van buiten te leeren, en nu had hy zes volle bladen voor zig leggen, by overleezing van welken hem het benaauwde doodszweet uitbrak: Louiza zelve , die hem ter fluik bezocht , wist geen middel uittedenken om hem te vertroosten : zy zeide hem evenwel, dat het van buiten leeren alleenlyk in het begin moeijelyk was; dat het by verdere oefening hem gemaklyker zou vallen; dit had zy menigmaal van Acteurs en Actrices gehoord, en deelde thans haaren minnaar die troost mede ; , doch dit was het oogmerk van haare komst niet alleen; wantzy beval hem nogmaals voorzichtig te zyn, op dat de Directrice niets van hunne onderlinge liefde zoude bemerken: indien wy, vervolgde zy, eerst ons oogmerk berjkt hebben; indien Sunders eerst weg is , en gy u noodzaakelyk gemaakt hebt, laat zy dan bemerken wat zy wil; tot dien tyd toe moet gy dm minnaar by haar maaien: — maar wordt my niet ontrouw; — want dan Kans verzekerde Louiza van zyne oprechtheid met heilige eeden, en zy was voldaan. — Eigenlyk lag 'er haar zo veel niet aan gelegen, of Hans zynen eed brak, en 'er een weinig ontrouw onder-  264 HANS KOMT DOOR ZVN ikp; want zy liet zig gaarne Yecht wedervaareri; begeerde niets meer van anderen als zy zelve deed , en zy had nog nooit op eenig ding in de wereld gezworen : . haar oogmerk "was alleenlyk om de vrouw van Hans en eene Actrice te worden ; verder was zy over gec-e onvcrfchillige -zaaken bekommerd, en ter banking van dat oogmerk , floeg zy het gedrag van Hans altoos opmerkzaam gade; zy zag wel dat hy een zeer gering verftand had , daarom kwam zy hem met haaren raad te hulpe , en in plaatfe dat hém dit by haar gehaat zou maaken , was het gebrek aan kennis, veeleer een voortreftelyke eigenfchap in haar toekomenden man. Na dat Louiza vertrokken was, hervattede Hans zyn werk, en het zweet begon hem op nieuw uittebreeken ; dit duu de zo eenige dagen lang ; dikwyls vertroostte de Directrice hem ; ook bragt Louiza zynen benaauwden geest rneenigmaal verkwikking toe. Na veertien dagen zweetens, had hy het evenwel zo ver gebragt , dat hy zyn rol woordlyk van buiten kon opzeggen, een geluk dat hy zelf niet verwacht had, en waarop hy hoogmoediger was, dan menig Candidaat, wiens examen gelukkig afgeloopen is , daar hy tog moest verwachten afgcwcczen tc zullen worden. Hy geloofde». nu  DOMHEID VOORD, 265 mi alle zwaarigheden doorgeworfleld te hebben ; de Heer Sunders was in zyne gedachten reeds overwonnen, en hy riep op den rand van deszelfs graf, triumph ! — Staande den tyd , dien Hans met het van buiten leeren van zyne rol bezig geweest was, was de Directrice mede werkzaam, om hem in verfcheidene kleinigheden van zyn nieuw beroep te onderwyzen; \ byzonderlyk in zekere pligten, die zy geloofde dat hy haar alleen bewyzen moest: zo dom Hans anders ook ware, zo leerzaam was hy in dit haute opzicht, en had zig daardoor zo diep in de gunst van de Directrice ingewikkeld , dat zy alle de jonge lieden, welken haar zo menig een fmnl en gefchenk opofferden, tegen Hans gerekend , als voor niet achtte; indien eenige van dezelven -haar gezelfchap genieten wilden, dan moeiten zyHans, ondanks zig zeiven , mede verzoeken ; want zy liet hem byna niet van haare zyde gaan : dus was hy dagelyks by haare avondpartyen, en genoot, op kosten van andere jongelingen , het vermaak dat hy voorheen zo duur betaald had : het duiifere gezicht van de Directrice, 't welk Hans, by zyn eerfte bezoek, afgefchrikt had, verdween nu te gelyk met de oorzaak daarvan , en Juffer Lktty en Frederica waren dikwyls ft 5 boos  3.66 HANS KOMT DOOR ZYN boos genoeg, om aanmerkingen op den loop der dingen te maaken, ontleedden meenigmaal de leeruuren der Directrice, in vrolyke zamenkomften , en Hans werd daardoor het voorwerp der algemeene haat, zelfs van hun, met welken hy anderzins een gelyk lot zou gehad hebben. De groote dag op welke Hans, door zyn lamst, der wereld ten leeraar zou verftrekken, kwam eindelyk aan: de Directrice had hem dikwyls zyne rol overhoord, en hem den lof gegeeven dat hy recht goed van buiten geleerd had; zy maakte nog wel verfcheidene aanmerkingen over zyn declameeren, en poogde hem daaromtrent te vetbeteren , maar ondervond dat Hans nu niet zo leerzaam was, als zyhem wel in andere gevallen gevonden had; doch de voorgemelde kleinigheid zag zy ligtlyk over 't hoofd, en hoopte dat alles wel zouafloopen.—• De Directeur wilde, in zyne qualiteit, Hans mede eene aanmerking maaken, en vermits- hy aig op niets beters als op hard fchreeuwen verftond , zo liep zyne, aanmerking ook pver dat point alleen : Slechts uit de borst gesproken , zeide hy , en Mes zal goed gaan. .• Gy moet uwe Jlem zo fierk verheffen , als uwe organifa{ie toela.it. — Gy k mt vosr de eerjlemaal niet luid0  DOMHEID VOORD. 267 genoeg fpreeken. Dit was Hans 't gemaklyk- fte van alles, dus volgde hy die les ook by voorkeur na. Op de aanplakbriefjes vond men Hans Albrecht als een Acteur aangekondigd; en reeds langen tyd vóór dat het ipel begon, was de Schouwburg, of liever de loots waarin men fpeclde, of, om beter te fpreeken, waarin men de Tooneelftukken aan flarden rukte, met aanfchouwers opgevuld; elk was nieuwsgierig om de kunst van Hans te zien, en om dezelve te belachen of te bewonderen: . Het gordyn werd eindelyk opgehaald, en elk was aandachtig. De Directrice ftak Hans .nogmaals een hart onder den riem, en Lo.uiza poogde hem door een lonk moed in te boezemen , maar de goede zielen oordeelden verkeerd over hem : hy bezat te veel eigenliefde, dan dat het hem aan moed zou ontbroken hebben , hy moest alleenlyk meer verftands gehad hebben, om den ftap dien hy deed in zyn ware licht te befchouwen. — Hans verfcheen — Zyn eerfte uitkomst op het tooneel, was juist zo fterk dat men 'er de fterkte van zyn gantfche lichaam naar kon afmeeten, en de aanfchouwers fchaterden van lachen. ^— Hans geloofde dat dit toejuichen was, en verhief zyn ftera nu zo afgryzelyk hoqg, dat de gantfche Schouwburg  SÖ8 HANS KOMT DOOR ZYN burg van lachen , fchreeuw en en fluiten daverde ; maar onze Held liet zig niet vervaard maaken, hy volgde de les van den Directeur , en zettede zyne longen zo veel mogelyk aan , om het gelach te overfchreeuwen; hy zou zyn oogmerk ook berykt hebben , indien de kunstrechters by hun gelach en gefluit , ook niet een confert van rottingen gevoegd hadden. Dit laatfte bragt Hans geheel van zyn fuik; hy hoorde zig zeiven niet meer, en zweeg ftik— Vol angst, en beevende ging.hy achter de fchermen, alwaar hy zyne befchermftèr de Cabaal die men tegen haaren lieveling gemaakt had, hoorde vervloeken. — Zy gaf Mr. Sunders terltond op voor oorzaak van dit alles, en zwoer, met eenige granadters vloeken, dat zy met dien kerel, Sunders, niet meer fpeelen wilde. Hoe weinig deze die verdenking verdiende, en hoe weinig waarfchynelykheids 'er ware, dat het voorgemelde fchreeuwen 't uitwerkzcl van een Cabaal zou geweest zyn , kan men uit de zaak zelve oordeelen. — Men verbeelde zig alleenlyk, Hans met zyn geweldige basftem , op de wyze van een ftraatlooper, te hooren declameeren , of liever te hooren zingen, het geen hy had moeten declameeren ; want hy had den zingenden toon van  domheid voorts 263 -rarn fchooljongen, ondanks zyn grove ftem , nog niet afgelegd; — men verbeelde zig zulk een Acteur, en men vraage dan zig zeiven , wat de Aanfchouwcrs, by zulk een fpectakel doen moesten ? — dit echter bedacht zyne beichcrmfter niet; haare verblinde liefde zag alleenlyk een Cabaal, in plaats van den , naar verdienften geftraften, ezel. Louiza was eenigzins fchi anderder; zy bemerkte het gebrek van haaren minnaar beter, en zag dus naare hoop op het toekomende grootendeels verdweenen; zy was boo«=aartig genoeg van haaren beminden niet één eenige vertroostende lonk toetewerpen.— De overigen van de troep voegden hun gelach en' gefchreeuw by dat der aanfehouweren, en verheugden zig over den val van den verwaanden Hans , die nog voor eenige uuren geloofde dat hy hun allen zou doen tuimelen. In het byzonder maakten Betty en Frederica zig vrolyk o\er het voorgevallene ; zy befchouwden het als zyne welverdiende ftraf, daarvoor, dat hy haar beiden zo lrgtvaardiglyk aan de Directrice opgeofferd had. Wat Sunders en Marianne betreft, dezen beklaagden Hans oprechrlyk ; zy hoorden beiden de belchuldiging van de Directrice , maar vergaven het aan eene vergramde TlOUW: Sunders zeide: Het is gemaklyk te onderzat-  Q.JO HANS KOMT DOOR. ZYN zotken Mevromv , of't myn fchuld is; zo ja , dan ben ik ter voldoening bereid; maar zyt zo lang te vreden: met vloeken en fchempen wordt niets verbeterd.— Tcrwyl dit op het Tooneel voorviel,' had men het gordyn laaten vallen ; dan , daarmede waren de aanfehouvvers niet te vreden , zy wilden een Stuk zien vertoonen ; zy vernieuwden ja vermeerderden telkens hun geraas, en toen zy niet gehoorzaamd werden, kwam een gedeelte van hun Op het Tooneel, en eischten dat men met het fpel zóu voordgaan. -— Hans werd dit naatiwlyks gewaar, of zyne vrees vermeerderde zó' fterk-, dat hy in de bcnaauwdheid zyns harten , daadlyk naar een' hoek zocht, -om''zig te kunnen verbergen, ten einde het noodlot te ontgaan van nog eens te moeten verfchynen; maar nergens vond hy een veilige plaats: — eindelyk klom hy in de hoogte onder de machines, en vend by" dezelven een wolkenwagen , waarin zyn beferrermfter den dag te vooren , in het charakter van eene der Godinnen , de aanfehouvvers verrukt had j »' hier kroop Hans in, eh vouwde zig zo wel zamen, dat men 'er hem fcezwaarelyk in zou .gevonden hebben , al ware het ook , dat de gedachten daarop gevallen waren , om hein derwaards te gaan zoeken, Naveelfnappcnsftoi-.ddg • Öfaf  domheid voord. 271 Directrice eindelyk toe dat het Huk voordgang zou hebben, maar de daar zynde aanfehouvvers moesten eerst belooven, dat zy haaren lieveling niet weder zouden befpotten; dit beloofden zy , en eenige derzelven gingen in defchouwplaats om de overige vergadering dit mede te doen belooven. Men begon zig nu gereed te maaken om het ftuk van nieuws af aan te beginnen , maar tot elks verwondering zag men Hans niet: —- men riep hem te vergeefsch : hy hoorde hun wel, maar was niet gek gfci noeg om zig andermaal aan 't zelfde gevaar bloot te ftellen, waarom hy zig nog digter in de wagen zamenvouwde: men zocht hem. overal op het dorp, maar even vruchtlcfos: dus bleef 'er geen ander middel overig, ais dat Sunders zyn rol op zig nam, hy had dezelve voorheen wel gefpeeld, en dus werd dit gemaklyk gevonden. Maar nu deed een andere zwaarigheid zig op; Hans was met het kleed en de toeftel, welke deze perfoonaadje moest gebruiken in de wolkenwagen gekroopen, en bragt daardoor de nu gemaaktefehikking weder in wanorde ; 'er was voor de uitbeelding van die perfoon, niet één welvoegelyk kleed te vinden, want men had geen. groote voorraad; maar evenwel werd ook duge-  272 HANS KOMT DOOR ZYN gebrek zo goed mogelyk herfteld, en het fpel nam een begin. De aanfehouvvers waren zeer wel te vreden, met Sunders in de plaats van Hans te zien verfehynen * en juichten hem by zyne aankomst hartlyk toe; maar bragten daardoor de gal van de Directrice op nieuw in beweeging : dan dit 'deed niets ter zaake. Het fpel liep tot aan het vyfde bedryf gelukkig af: — maar, zo als men het fluiten zou, gaf Hans de aanfehouwers een nafpel, even zo belachelyk als het begin Van 't ft uk geweest was. Louiza , die reeds alle gedachten om met Hans haar geluk te maaken opgegeevert had , trachtte zyne plaats zo fchielyk als mogelyk ware te bezetten. —— Het Tooneel was vol van Studenten , die allen op buit urt waren; Louiza had een fraai gezicht, en gévolglyk vond zy 'er gemaklyk eenen, die bereid 'was, haar over haar verlies te troosten. — Hans zag, tot zyn ongeluk, geduurende het fpel, die grap aan; maar hy was in weerwil van zyne domheid , jalours genoeg , om liet ongelyk dat Louize hem aandeed te gevoelen; dikwyls wilde hy 't haar toeroepen , maar de vrees wederhield hem : dit duurde tot in het vyfde bedryf ; toen verlieten Louiza en haar minnaar de plaats alwaar zy 'tot nu, toè  DOMHEID VOORD. 273 töt nu toe geftaan hadden. Hans verwachtte niets goeds daarvan, derhalven wilde hy hun naoogen "• om dit te beter te kunnen doen , moest hy zig op* richten, en gaf den' wagen daar door een fchok ; het zy nu dat de zwaarte van Hans, of wel do touwen der Machine, of wel de onachtzaamheid van den Tooneelmeester defchuld hadde, dit is waar, dat Hans, met wagen en al, tusfchen de fpeelende Perfonaadjes op het Tooneel neder viel; en nog gelukkig dat niemand derzelven door den val verpletterd werd. — Allen geloofden zy , dat het de duivel was, die de fchande van Hans wilde wreeken, en tot dat einde deszelfs gedaantehad aangenomen ; maar onze Held gaf door zyn kermen genoeg te kennen , dat hy de waare Hans zelf was, die den aanfchouweren dit vermaak nog geeven wilde, en waarover zy hem ook zeer hartlyk toejuichten, ja zy maakten zulk een geweld, uit erkentelykheid voor deze nieuwe Coup de ÏAeatre, dat men genoodzaakt was, daar men niet langer kon voordfpeelen , het gordyn te laaten vallen. — Aldus nam, door de tusfchenkomst van Hans, dit tooncelfpel een zo vrolyk e:nde, als deszelfs begin vrolyk geweest was: Hans had, behalven de fchrik, geenfchadebekomen, en derhalven kon men het gejuich, dat nog geS ftt-  274 HANS KOMT DOOR ZYN ftadig voordduurde , tc gemaklyker vergeeven : — dit echter deed de Directrice niet; zy was in. het verdeedigen van Hans zo yvrig, dat zy veelen beleedigde, en zig daardoor even zo veele vyanden op den hals haalde. Wy zullen naderhand zien welk gevolg dit had; ik vrees alles, want een ftudent verdraagt geen hoon, en is altoos bereid om zig te wrceken • ten ware het fchoon gezicht der Directice iets in haar voordeel mogt te weeg brengen : de tyd zal het ontdekken. —i Het laatfte ongeluk van dezen dag was, dat de moetwillige aanfchouwers allen voor het Schouwburgshuis ftaan bïeeven, om Hans, als hy met zyne befchermfler naar huis keerde, nog eens te zien. De gantfche troep was reeds van het theater, behalven dc Directrice en Hans, die by hunne verfchyning een nieuw ongeval vreesden; althans dc laastgemelde durfde niet waagen buiten te komen.' alles wat de Directrice zeide was vruchtloos, ^voegen hy voorzeker zou gebleeven zyn daar hy was, indien de fchrandere vrouw geen middel bedacht had, om Hans naar huis te bezorgen zo dat niemandhet bemerkte. De klederen die men gebruikte, werden doorgaands in een groote mand, naar, en van het Tooneel gebragt: in deze 4|$d moest Hans zig laaten inpakken; men  DOMHEID VOORD. men leide eenige klederen over hem heeft, en zo werd hy door twee kerels van het theater naar huis gedraagen, midden door de zamengevloeide menigte, die nog al bleef wachten. — Indien men vermoed had dat Hans in de mand lag — Hemel! hoe zou het met hem afgeloopen hebben ! — Het was zyn geluk dat de Directrice, die anders geene vriendin van de beftendigheid was, zulk een hardnekkige befchermfter van hem bleef; alle de ongelukken van dezen dag hadden haare vriendfchap niet doen wankelen, in tegendeel zy was het, die Hans over de ongelukkig afgeloopene onderneeming , nog den zelfden avond troostte; en de eigenliefde van onzen held was groot genoeg, om met haar te gelooven , dat al het voorgevallene geen uitwerkzel was van zyne onbekwaamheid , maar alleenlyk van een Cataal tegen hem gefmeed; ja zyne gebiedfter bragt het dien avond ook nog zo ver, dat hy haar beloofde, om zig op nieuw aan het Publiek te vertoonen. De Directrice was in de ge- fchiedenis van het Tooneel beter ervaren dan Hans! zy begreep wel, dat men , dikwyls, met de rechtvaardigfte zaak by de opgeruide aanfchouwers niets uitricht, en dat fchranderheid •en list alles moet vergoeden : — maar*c?n dit ü i oog-  hans komt door zyn oogmerk te beryken, moest zy hulp hebben; zy verzocht daarom des anderen daags Juffrouw Frederica en Juffrouw Betty te gast; ftelde haar, onder toelichting van volle glazen, het onrecht voor, dat Hans den voorgaanden dag wedervaarer was, en betoogde zeer duidelyk, dat de gantfche opfchudding van Sunders en de fchynheilige Marianne voordgekomen was, wier vreugde men derhalven paaien moest ftellen: vriendelyk bad zy- de Dames-om byftand , ten einde Hans weder in de gunst deraanfchouweren te brengen.—» De beide meisjes waren niet weinig vereerd, in het geheim van zulk een gewigtig plan, met de Directrice, te mogendeelen, en beloofden daarom, haar te zullen onderfteunen; te eer beloofden zy dit, vermits zy daardoor een middel bekwamen om zig op Marrianne, die zy doodlyk haatten , te wreekcn. Dien zelfden avond werd 'er in den herberg lustig opgcdischt, en met het geval hartlyk gelachen en gefpot; maar de twee genoemde theaterpopjes wisten de zaak welhaast eene andere gedaante te doen aanneemen , en zo yvrig de party van Hans tetrekken , dat hy en de Directrice, nog binnen het uur, in de gunst van elk herfteld waren : ja het ging zo ver, dat zy eenparig begeerden hen beiden aan den disch te hebben. Het' gantfche , ge.-  DOMHEID VOORD. 277 gezelfchap vloog naar de woning van den Directeur, en baden de Directrice en Hans van de party te willen weezen: de eerftgemelde verheugde zig niet weinig, dat haar aanflag zo welgclukt was, en fchoon de andere over het beloop der zaaken nog niet zeer wel in zyn fchik was, moeit hy «venwel mede Onder het gezang en g«- juich werd de oude vriendfchap vernieuwd, en alles, kwam weder op den ouden voet: de drie bevallige Dames waren dezen avond zo eensgezind , en zulke groote vriendinnen als zy anders zeldzaam waren. By deze gelegenheid werd dan ook afgefproken, dat Hans met den eerften weder op het Tooneel zou verfchynen , en elk beloofde hem , dat het met toejuiching zou gefehieden. Daar het alle mannen waren, die in het Schouwburgshuis de wet gaven, konden zy dit gemaklyk belooven; want zy behoefden de overige alleenlyk tc zeggen , wat zy begeerden, zo konden zy van hunnen byitand verzekerd weezen Reeds den volgenden dag maakte men aan alle Liefhebbers bekend, dat Hans en de Directrice wederom in genade aangenomen waren , en dat men hem , by de eerfte maal dat hy zou fpeelen, gunftig moest beoordeelen , het welk ook door ieder beloofd #werd, De dag werd bepaald, en Hans S 3 kwam  i78 HANS KOMT DOOR ZYN kwam weder met dezelfde rol ten voorfchyn ; fchoon met minder kloekmoedigheid dan de eerftemaal; maar na men hem, volgends affpraak , eenige maaien toegejuicht had, kreeg hy weder zyn ouden moed ; ja fchoon hy ook op de erbarmelykfte wyze zyn rol opzeide, werd hy evenwel, volgends belofte , telkens met handgeklap vereerd. Dat men om pasfages die treffen moesten hartlyk lachte , nam Hans ■niet kwalyk; hy hield alles, behalven het geraas met de rottingen en de fluitj es, voor applaudisfement: zyne fpeelmakkcrs zeiven , van den Directeur tot aan den geringften toe, Sunders alleen uitgezonderd, mishaagde dit lachen niet; zy zeiven waren gewoon, in plaats van ontroering gelach te verwekken, en dus geloofden zy ook, dat Hans met allerleije foort van gejuich vereerd werd. Deze ftapte thans, zegepraalend, midden door de menigte aanaanfehouweren met zyne befchermiter naar huis, dacht noch aan wolkenwagen noch aan kledermand, en was volkomen over zig zeiven voldaan. In huis komende, was hy niet weinig verwonderd , den Heer Van Linden aldaar te ontmoeten, welke hem opwachtte, en hem zeer vriendlyk ontving, Myn Lezer zou de oorzaak va>  DOMHEID VOORD, 27O/ van dit bezoek niet doorgronden kunnen, indien ik hem de fleutel van dit geheim niet mededeelde : dus was het met de zaak gelegen : gemelde Heer had het ongeluk van Hans gehoord, en hetzelve als een rechtvaardige liraf aangemerkt; hy had hem tot nog toe niet zien ipeelen ; hy had hem ook niet willen zien , vermits hy 'er zig niets goeds van kon belooven; maar het aan plakbrief] e, waarop Hans andermaal aangekondigd werd , maakte feenj nieuwsgierig; hy wilde • zelf de elende van den verdoolden Hans befchouwen en ging, zonder dat iemand van zyne bekenden't wist, naar den Schouwburg. Hans zelf, zo wel als dc toejuiching die hy kreeg, kwam hem even als ieder, belachlyk voor; maar des te aandachtiger maakte hem de perfoon van Fiedcrica , niet door haar fpeelcn , niaar door haar fchoon gelaat, en teder opflag van het oog; beiden maakten op zyn hart de levcndigfle induik, cn eer hy het zelf wist, was hy , nog voor het eindigen van het fpel, volkomen verliefd. Hy weuschte zyne bekoorftcr nader van nabv te leeren kennen, en fchreef die begeerte niet toe aan de liefde maar alleenlyk aan zyne nieuwsgiciigheid, en die poogde hy te voldoen; hy wilde flechts weeten, of Frederica van nabv, en by S 4 meer-  2So HANS KOMT DOOR ZYN meerdere omgang niets zou verliezen; Hans fcheen hem, ter beryking van dat oogmerk, het beste middel te zyn, en dit was de reden van zyn vriendlyk gedrag omtrent dezen : hy ontdekte hem zyn oogmerk, en deze bragt hem terftond in den herberg, in het gezelfchap van de Directrice en de overige van den troep. Elk kende den Heer Van Linden reeds uit het verhaal dat Hans dikwyls van hem gegeeven had; zy wisten de hoegrootheid van zyne vermogens , zyn tot nu toe gehouden levensgedrag, en dus was het geen wonder, dat hy, toen Hans hem voorftelde , door Frederica zeer eerbiedig, hoewel ook zeer bevallig, onthaald werd : » zy was veel te ervaren, dan dat zy den Roman niet aanftonds een natuurlyke draai zou hebben weeten te geeven. Was de Heer Van Linde verliefd geweest alleenlyk door haar op een' afftand te befchouwen, hy was in haaren omgang waarlyk niet verftandiger: met één woord, eer hy haar verliet, was hy een volftagen zot. «— Tot nu toe was hy fteeds yvrig geweest, en getrouw in het nakomen van zyne pligten, maar met dezen dag nam alles een einde. Des anderen daags morgens washy weder op. het Dorp, en gaf een gastmaal , waarby Frederica de hoofdrol fpeelde, en eer deze maak  DOMHEID VOORD. 2SI maaltyd geëindigd was , had hy het genoegen, zig haar minnaar te durven noemen. Hans was by dit ingebeeld geluk vertrouwde en vriend, en dus was de goede verftandhouding tusfchen hem en Van Linden weder heriteld. Frederica wist haar' minnaar zo vast in haar net te verftrikken , dat hy Hechts haar alleen beminde; hy woonde alle vrolyke zamenkomften by, en werd in de broederfchap ingefchreeven. Langs dezen weg nu verkreeg hy eene nyging tot buitenfpoorigheden , die met zyn voorig levensgedrag geheel ftrydig was, en dus verloor den ftaat, docr zyne ongelukkige nieuwsgierigheid, een jongeling van buitengemeene verwachting: wy zullen naderhand zien of 'er hoop op zyne betering is, thans kan ik dit nog niet zeggen. Augustus had al het voorgevallene vernomen; hy beklaagde de verblinding der twee jongelingen , maar zag geen kans om hun van het dwaalfpoor af te brengen: by de eene had hy dit reeds vruchtlobs ondernomen, en den anderen durfde hy niets zeggen , aangezien hy 'er geen recht toe had dan dat der mcnschlievendheid j en dat recht wordt, helaas! te weinig geacht. ■ Omtrent dezen tyd kreeg hy een' brief van zyn moeder ; ik zal dezelve hier plaat, ien, doch heb alleenlyk de woorden daar van s 5 $e~  282 HANS KOMT DOOR ZYN gehouden, niet de wyze waarop de/.eive gefchreven was, ten einde elk de moeite te befpaaren , om den zin by elkander te brengen. KAATJE AAN AUGUSTUS. LIEVE ZOON!" „ -Het raakt u niet wat Hans doet: gy zyt „ altyd een lievertje geweest, nietwaar? maar ,, het raakt u niet wat hy doet, en gy zult .„ myn Zoon niet by my in verachting brengen , ,, want dat hy Comediant geworden is wil ik „ niet gelooven, daar is hy veel te befchaamd „ toe, want hy is tog befchaamdachtiger, dan gy „ en ook veel gehoorzaamer; want hy is niet „ als gy, deugcniet, van zyne ouders wegge„ loopen, en heeft hun ook nooit zo veel ver„ driets aangedaan; en dat de Heer Van Lin„ de niet meer met hem te doen wil hebben , is », vast niet waar, en zo het al waar is, dan is „ het uw fchuld. wel ja, de Heer Van „ Linden zou zulke zotte kuuren uit zig zeiven .„ beginnen! hy zou een eerlykkind van zyn moe- der belooven voordtehelpen, en geen woord „ houden ! dat zou een fchoon Heer wee- „ zen ! maar dat alles bcgrypt gy niet, en zyt „ alleen maar nydig, om dat het u broeder ge-, „ lukt;  DOMHEID VOORD, 285 '„ lukt; gy zyt een rechte Kain, en zult uw „ loon wel krygen, om dat gy uwe Ouders die u zo zuur hebben opgebragt, zo behan- „ deit. Geef uw Broeder de ingeüoten „ brief, en bekeert u, hellewicht! Uw „ Vader groet u, en de Genadige Heer ook; „ en zy laaten u ook w eeten , dat gy zulk een „ godlooze jongen niet weezen moet. ■ »* „ Ik blyf uwe getrouwe moeder KAATJE AL8REGTS. Schoon Augustus over de verwytingen van. zyn Moeder verbaasd ftond , was het hem nog niet nieuw, dit te hooren, hy verwachtte van haare liefde jegens hem niets beters, dies kon hy zig desaangaande gemaklyk te vreden ftellen;. zyn broeder te redden ging hem nader aan 't harte, hy ging daarom aanftonds, na 't ontvangen van den brief by hem , en bragt hem het volgende. KAATJE AAN HANS, IIKVE ZOON! Gy Duivelskind ! — wat vervloekte kuuren „ voert gyuit? daar fchryft my Augustus „ dat gy Hans Nar geworden zyt! wel foei! „ dat zou zonde en fchande weezen. — Maar „ myn lieve Hansje! ik geloof daarom niet ai-  2S4 HANS KOMT DOOR ZYN „ alles wat August my fchryft, hy is van oru „ der tot boven vol nyd , ik ken den vogel van zyne jeugd af. Maar wat hebt gy toch gej, daan i en zo gy iets gedaan hebt, gelyk gy ib jongens doet, als gy omtrent twintig jaaren 9, oud wordt — gy verftaat my wel, fcheid-'er dan uit, en beter u. Een misdag is welaan «we jaaren te vergeeven, en gy zyt tog myn „ hartlap, maar pas toch op dat Augustus nier ,, achter uwe ftreeken komt; want ik kan my zo ergere, dat my het eeten niet fmaakt, „ als ik hoor dat die,jonge beter wil weeten ,, wat u goed is , dan gy zelf, daar hy immers „ zo dom is als zyn vader Michel. — Maar „ ik fpreek daar van Michel. —— die was „ voorleeden haast geftorven: onze zalige ge,, nadige Mevrouw, had hem, tervvyl hy in het „ wachthuis Hiep , wakker gemaakt: hy had „ haar gezien , zo als zy leefde : de arme ziel „ heeft waarlyk, na haar dood nog geen rust.; daar van nu, fchrikte Michel zo erg, dat hy weg liep: in zyne blindheid liep hy, recht toe, in de dykfloot, waar in hy zeker zou verzopen zyn , indien zwarte Jochem niet nog wakker was „ geweest, die zyn gefchreeuw en gezwabber „ hoorende , hem 'er uit trok, dat zou een fchoon „ ongeluk hebben kunnen weezen, indien zwar- » ce  DOMHEID VOORD. 2fT$ te Jochem niöt by de hand geweest was ! ik „ had 'er my tog in moeten troosten, alson„ ze lieve Heere God het zo gewild had. ik ,, heb 'er my wel in moeten troosten , dat Michel myn man werd, daar ik evenwel voor vast ,, een veel beter man had kunnen krygen; maar >, wat zal men zeggen , de huwelyken worden „ in den hemel gemaakt, en daarom moet ,, men te vreden zyn. Nu , veroorzaak my „ niet het verdriet, zo als Augustus fchryft,. want ik fchaamde my d« oogen uit myn hoofd , „ indien gy inderdaad een Comediant waartge- worden: voorleden waren'er tweeinden Her„ berg met hun gekkenfpel; den eene had een „ viool en de andere danste 'er voor, en hy „ maakte 'er hooge fprongen by, vervolgends ,, fpeeldehy uit de Gocheltas, zo als zy het noem,> den, maar dat ging niet recht zo als 't behoorde, ,, want de duivel heeft 'er de hand in, dien ,, zy, met huit en hair toebehooren: maak a „ toch niet met zulke lieden gemeen, want zy Tagen 'er ook net uit als duivels wildbraad, ,, en ik was dood , als myn lieve Halls ook ,, zo werd. De een van hun vrat ook f, fteenen, gy mooet het gelooven of niet r ifc , heb het zelf gezien. Mejuffrouw uw Petemoei t,, groet u ook , ïn gy moet braaf ©ppasfen; zy  £>86 HANS KOMT DOOR ZYN zal ook wel op uw bestwil denken • en lieve „ Zoon, begryp wel, dat zy geen crfgenaamen „ heeft: men kan het niet weeten , of zy niet „ wel, als zy fterft, aan u in haar testament „ denkt. Maak den Heer Van Linde een „ mooije dienaar voor my, en hy moet zig van „ Augustus niet wat laaten wysmaaken, v/ant „ ik zelve geloof geen een woord dat de jon,, genfpreekt, en ik ben evenwel zyn moeder, „ zeg hem dat maar. En bezoek ons tog eens, „ ik heb u in zulk een langen tyd niet gezien; ,, ik geloof wel dat ik u niet meer zal kermen, „ maar ik wil u tog kennen, al waart gy ook ,, nog zo groot en geleerd geworden. Nu, „ ik blyf tot in den dood uwé getrouwe moeder. KAATJE ALBREGTS. Indien Hans na zyne eerfte ongelukkige proef, dezen brief van zyn moeder ontvangen had, zou hy mogelyk haar' raad gehoord hebben; . maar nu was hy door de verkregene toejuiching zo opgeblaazen geworden, dat hy den brief naauwlyks ten einde las, en nog veel minder den raad van Augustus hoorde, die dan ook met verdriet, weder naar H. . vertrok , en de verblinding van zyn' broeder beklaagde. Hans wilde evenwel zyn moeders fchryven . niet  DOMHEID VOORD. 287 niet onbeantwoord laaten, en fchreef haar daarom den volgenden brief; dien wy den lezer ook willen mededeelen, zelfs met het opfchrift, aangezien dat een voornaam gedeelte van deszelfs fchoonheid uitmaakte, en te meer fchoon genoemd mag worden, om dat het van iemand gefchrevcn was, die reeds eenige jaaren den naam van ftudent gevoerd had, en thans medelid was van een focueit, waarvan men tog met recht eenige kennis in de wetenfchappen kan vorderen. — Indien mogelyk deze of geene myner Lezers , bygeval dit zelfde opfchrift, of een ander dat daar naar gelykt, meermaalen gezien of misfchien zelf gefchreven mogt hebben, (men bcgrypt wel, met andere naamen ) zo verzoek ik ook verfchooning over de vryheid, dat ik hier van hetzelve gebruik maak ; het is een dommen Hans al te gelyk dat ik het hier niet zou inlasten: dezen erief te eehandigen aan myn lieve moeder kaatje aleregts, die als huishoudster by de gehad IG e heer te b e v k a agen is, als ook Br d £ nacht w ac Hï Ji k michel, m y n • tJ e V e n. v A dj3 r op Het heeren huis, «&% imr 700*:. ioofoa--*i IN' z.. .;:: l ie-  288 HANS KOMT DOOR. ZYN iieve moeder! ,, Het geen Augustus u gefchreven heeft, is „ wel waar, en ook niet waar. — Ik ben wel „ een Comediant geworden, maar geen Co„ mediant die fteenen vreet en fprongen doet; „ neen , zo een Comediant die Comedie „ fpeelt, weetje die zo Comedie fpeelt, gy „ weet immers wel wat dat is? Nu, dat is, #, geloof my, een zeer goede zaak; men eet en s, drinkt goed, men heeft niet veel te doen, en '9, de menfehen hebben de Comedianten heel lief, „ en zien hen heel gaarne. Gy moest voor- leden eens gezien hebben , hoe zy in de han.,, den klapten, toen ik fpeelde: maar ik maak„ te het ook recht goed, het gantfche Comedie„ huis daverde, zo hard kan ik fchreeuwen.— s, de eerfte maal ging het niet recht van gang , „ maar dat was de fchuld van Sunders, die had, '„ zoals myne Directrice wel zegt, een cabaal „ gemaakt; maar hy krygt ook zyn paspoort, '„ daar helpt niets aan, en zyn Meisje, dat een recht fchynheilig ding is; gelyk alle de „ Actrices en myne Louiza ook zegt, moet me- de voord. De Heer Van Linde is weder myn 5, goede vriend, en is alle dagen by my, vro* „ lyk en lustig , en ik geloof voor va: t, dat „ indien hy niet van Adel was, hy ten ge-, yal-  DOMHÉID VOORD. 289 „ vallené van Juffer Frederica, ook Comedi„ anr zou worden: maar zy is ook een zeer „ hups Meisje , en omtrent zo hups als myne „ Louiza; — doch ik ben thans kwaade vricn„ den met deze : dat duivelskind fpeelt my „ zulke weêrgaêfchc trekken, dat zy my ergeren ; maar ik heb haar, federt myn eerfleon,j geluk op het Tooneel, niet weder gefpro,, ken, daarom is het my dikwyls zo wondef„ Iyk om het hart geweest; want het is tog/ „ een alderliefst meisje, en zofchrander! zo „ fchrander! — zy -kreeg 'r allereerst den in„ val, dat ik Comediant moest worden: zy „ wist aanftonds dat ik daar recht goed voor „ was ; maar moeder ! ik ben je een fchoone „ kerel geworden , geloof my vry : Augustus ,, is maar het figuurtje van een mensch tegen „ my, en hy durft my nog raad geeven! — maar „ ik zal hem nog leeren , hy heeft nog zowat „ by my in het zout ftaan , om dat hy u zo flecht van my gefchreeven heeft. — De Heer „ Van Linden is nu pecht blyd dat ik Comedi-, „ ant ben, geloof dat vry ! cn dat de zalige „ Mevrouw fpookt , dat verwondert my niet „ want zy heeft, in haar leven nooit rust gehad' en die zal zy ook na haar dood niet al te » j, bestig vinden, oqk is dat duivelfche water een T „ on-  2QO HANS KOMT DOOR ZYN ,, ongelukkig ding op het dorp voor ons allen ; :,ik was 'er ook haast eensin verzoopen; ,,maar, God dank! dat dat ongeluk zo goed- afliep. Indien my myn Petemoei iets maaj,ken wilde, dat zou heel goed zyn; gy kunt -,dit zo eens in 't vriendelyke te pas bren-,gen, op dat zy het by gelegenheid bemerkt, want geld kan men altoos gebruiken ; ik heb , ,, wel is waar, thans genoeg , want ik krygalle ,, weeken drie daalders, en de fludenten betaa ,,len altoos in den herberg, als wy aldaar des avonds fmullen. Groet myn Juffrouw Petemoei, ,,en ook den Genarligen Heer; en zeg hun ,, dat ik altyd aan hun denk , fchoon ik nu nog ,, zonder hun met tere door de wereld komen ,, kan; en ik blyve ook altyd, ijUw getrouwe zoon, HANS A L BR E 61 S. Deze brief werd afgezonden , en Hans vervolgde zy.e- levenswyze: hy had met de achting van de Directrice wel te vreden kunnen, zyn , maar zyn hart bleef aan Louiza verknocht; en in weêrwil van haare ontrouw, waarvan hy zelf ooggetuigen geweest was, bleef hy haar beminnen; was daarom ool^zeer verlegen , toen hy  DOMHEID VOORD. 20T hy zag,> dat zy, na zyn ongelukkig uitgevallen proef, niet meer acht op hem gaf. Maar gelyk doorgaands het eene ongeluk het ander volgt, zo gaat het ook met het geluk. De befpotting die Hans had geleeden , had Louiza van hem vefwyderd, en de goede uitflag van de tweede reprefentatie bragt haar weder tot andere gedachten ; zy befchouwde Hans in die omftandigheid weder als een hulpmiddel tot haar toekomend geluk, en trachtte daarom van nu af aan zyne liefde weder te verkrygen : zy beryktc haar oogmerk dok zeer ge'maklyk, want fchoon Hans haar verwytingen deed, wist zy zig zo kunftig'te rechtvaardigen, dat hy'haar nog om verfchooning moest bidden : zy verweet hem de naauwe vriendfchap met de Directrice , welke zy' door haare fchyntrouwloosheid , alleenlyk had poogen te ftraffen : — 'er ontbrak niet veel aan, of Hans zou, om Louiza voldoening te geevcn, de Directrice verhaten hebben: doch Louiza wilde dit niet toeflaan; dat doortrapte fchepzel wist hem aan 't verftand te brengen, hoe noodzaakelyk het ware, hunne wederzydfche liefde te verbergen, ten einde alles in orde te brengen , vóór dat de Directrice zyne trouwloosheid ontdekte. ' T a DER-  29a HANS KOMT DOOR ZYN DERTIENDE HOOFDSTUK. Dat heb ik reeds dikwyls in de wereld gezien. li, God zy gedankt dat die goede vrouw in den T 3 He-  294 HANS KOMT DOOR ZYN »» mel is» en dit jammer niet beleefd h cft! — „maar gy zultmy niet verftaan, en geenwon,,der , ik verfia my zeiven naauwlyks; leesal,,leenlyk den nevensgaanden brief, die zalual,,les ontdekken. Maak u reisvaardig, goede „jongen ! en kom by nu, ik ben ziek, zeer .,ziek: — dat meisje breekt my het hart; ik „ kan hets onmogelyk lang meer maaken : ik ,, hebinmyn ouden dag te veel dingen, de eene ,,op de andere beleefd, die my den geest be,, roerden. „ Kom haastig , op dat ik iemand by my heb„ be, in wiens armen ik kan fterven; die my „ de oogen fluite, en my aan myn graf nog „ in zyn hart het getuigenis geeve, dat ik ver„ diend heb in vrede te onflaapen, en geenins door fchrik en fmart verdrukt te wor„ den. — Ik zou Frederik ook gaarne by my „ hebben als ik fterf, maar dit veroorlooft hem „ zynpligtniet: ik ben ook foldaat geweest, „ en weet wat men van zodanig eenen vorderen kan, zonder hem te benadeelen : men zegt dat het oorlog zal worden, en dan mag hy » 8cen verlof neemen; ik wil het ook vol„ ftrekt niet: — maar gy kunt komen, enmy „ eenige dagen, wier verzuim gy nader„ hand kunt inhaajen, toewyden. — Gy moet den' *  DOMHEID VOORD. 295 „ den laatften zegen van uw' vader komen haa„ len, dat kan u nuttig zyn , zo niet in dit, ,, evenwel zekerlyk in het toekomende le„ ven : Uw Vad r , t E H M A . BYLAAG. 'CAF.0LXNAAA.NDEN RITMEESTER, LEHMAN. MYN VAD ER! „ Vergeeft gy het uwe dooiende dochter 2 ■— „ ik verdien uw ver wy t;—maar geenzins uw haat „ of vloek. — Ik heb geen berouw o er myn „ gedrag, maar echter bid ik, uwen zegen o„ ver denftap dien ik doen zal, en waartoe myn „ hart my aanfpoort. Gy hebt my aan Augus„ tus verloofd ; ik was te vreden , en geloofde „ dat ik hem beminde ; maar de vriendfchap „ die ik voor hem heb, heefL my doen dwaa„ len: ik kan Augustus alleenlyk vriendfchap toe„ draagen, terwyl de Heer Van C. my voor hét „ eerst van myn leven heeft doen gevoelen, wat „ liefde is. De drift die my aan hem verbindt is onT 4 wcêr-  296 HANS KOMT D OOR ZYN „ weêrfhanbaar, en ik zou ongelukkig geweest „ zyn, ja ik hadAugustus misfchien mede ongeluk, >, kig gemaakt, indien ik u? mfpraak , die my tot „ vrouw vanden Heer Van C. riep , niet opge„ volgd had • — deze liefde is niet eerst onlangs „ geboren ; reeds toen Augustus nog te Rouw„ dorp was, onftond 'er in myn hart een' ftryd „tusfchen gehoorzaamheid en liefde; de af„ weezenheid van Mynheer Van C. maakte hét „ my gemaklyk, om toen ter tyd nog uwe » gehoorzarme dochter te fchynen j maar na „ dien tyd zag ik hem weder ; hoorde zyne eer„ baare voordellen, en myn hart gaf zig 0„ ver. — Ik zou dc ihp die ik nu doe nooit „ ondernomen hebben, indien ik niet zeer ze(, ker had gewceten , dat uwe partydigheid voor „ Augustus te groot geweest ware, om uwe toe- ftemmingtot myn geluk te verkrygen; ik was dierhalvcn zelfs onwillens genood,, zaakt te doen , het geene ik gedaan heb. Als gy my wederziet, zal ik de vrouw van den Heere Van C. weezen, maar echter „ ben ik altoos, Uwe gehoorzaame dochter, CAROLINA. Om de zamenhang van dezen brief en deszelfs *  DOMHEID VOORD. S07 zelfs eerften oorfprong te verftaan, zyn wy verpligt eenige fchredcn te rug te keeren. Dat Carolina voorheen Augustus beminde is onwederfpreekelyk, en zo ik al toefta , dat het geen liefde , in den volmaakrften zin ware , zo was het evenwel zulk eene genegenheid , die uit eenen gemeenzamen omgang geboren , endoor de langduurigheidvan dien omgang in eene beftendige liefde veranderd wordt: maar ik wil nog meer toeftemmer , en bekennen.dat het alleenlyk eerfte aandoeningen waren, die de tegenwoordige wereld liefde noemt en het echter niet is; fchoon ik het evenwel, met betrekking .tot onze gelieven , niet volkomen kan toeftemmen , als men overweegt hoe die liefde haaren oorfprong genomen had. De eerftemaal dat onze jonge lieden elkander zagen , zeiden hunne oogen reeds, dat zyv oor elkander beftemd waren ; en deze fchielyk ontftaane gewaarwording, waar by ziel en ziel op het eerst gezicht zig reeds onderling verftaan , is dikwyls de wezenlyk blykfte van waare liefde: —» maar genoeg, dit is zeker dat Carolina Augustus beminde , fchoon zy dit, ter verfchooninge van haare onbestendigheid , in den brief aan haar Oom trachtte tegentefpreeken: wy hebben haar nog eens in haaren trouw zien wankelen , maar de tegenwoordigheid van Augustus, en zyne byna T 5 woc-  *0S HANS KOMT DOOR ZYN woedende jalouzy , bragt toen alles te recht; zy wist toen zelfs niet hoe naby haar gedrag aan trouwloosheid kwam , en konde , om die reden , met te grootere oprechtheid verzekeren , dat zy nooit een anderen als Augustus zou beminnen. — Zyne krankheid , en de vrees dat hy zou fterven, maakte haar hart, dat om het leven van den jongeling fmeekte , nog gevoeliger: — maar die verfchynzels laaten zig mede gemaklyk uit de menschlyke natuur verklaaren ; wy houden een goed nooit dierbaar, voor dat wy het zelve verboren hebben. Haar koelhartig gedrag tegen den Heer Van G. was ten dien tyde mede natuurlyk : — indien Augustus Hechts in Rouwdorp en by Carolina gebleeven ware zou 'er voor geen trouwloosheid meer te vreezen geweest zyn; maar na zyn vertrek , kreeg het meisje verdrietige uuren; het verlies van haar moeder vermeerderde dezelven , en dikwyls wenschte zy, om gezelfchap byzig te hebben.— Omtrent dien tyd kwam de Heer Van C. den ouden Ritmeester, by geval, bezoeken, cn deze verzocht hem , eenige dagen by hem te blyven : dit deed de jonker nog zonder eenig oogmerk; maar door een geduurigen omgang, zag hy Carolina's fchoonheid op nieuw, en zyn hart werd eene nieuwe neiging gewaar. Hy  DOMHEID VOORD. 299 Hy wist wel, dat zy de bruid van een ander was , maar het voorgaand argwaanend Jgedrag van Augustus, waarvan hy hem onlangs blyken gegeeven had , en 't welk zeer naby aan den haat kwam, viel hem weder te binnen, en van deze oorzaak bediende hy zig , om zyn gemoed gerust te ftellen: — om zig daarover op Augustus te wreekten , fprak hy tegen Carolina weder in verliefde uitdrukkingen: eerst hoorde zy dezelven uittydverdryf aan , vervolgends om dat zy haar behaagden , —■ en eindelyk , om dat z.y, als de meeste van haare medezusters, een wispeltuurig meisje was; een meisje dat den man om geene andere oorzaak liefheeft, als om dat hy een man is, hy mag dan zyn wie hy zy; evenwel was zy fchrander genoeg om zig niet zo fchielyk als de eerfiemaal teverraaden; zy bad zelfs den Heer Van C. zyne liefdensverklaaringen natelaaten, en te begrypen wiens bruid zy was: — dit gedrag maakte den jongeling nog driftiger in zyne poogingen, en hy begon nu zelfs te geiooven dat hy Carolina' hevig beminde, ja bood haar andermaal zyn hand aan; evenwel kon hy nu niet meer van haar verkrygen , als de toeftemming , om , als hy vertrokken was, aan haar te mogen fchryven : — dit was veel Dewónnen, want als een meis-  3°0 HANS KOMT DOOR ZYN meisje eerst eene briefwisfeling toeftaat , dan beeft zy zig reeds ten halven overgegeeven. Hy nam nu affcheid van den Gryfiart, die, geen argwaan voedende , hem verzocht om by de eerfte gelegenheid weder te komen. — De voorgemelde briefwisfeling nam nu eenen aan, vang; dagelyks zond de Heer Van C. een bode naar Carolina , en die kwam ook nooit zonder antwoord te rug. — Maar wat kan men dagelyks fchryven > men kan tog niet dagelyks zeggen dat men zig welvaarende bevindt; dat het fchoothondje nog dezelfde grappige fprongen doet; dus was het geen wonder dat Carolina de tedere brieven van den Heere Van C. eindelyk ook tederlyk beantwoordde;- en zie daardus het affcheid van Augustus ondertekend : verfcheidene maaien leidzy mede een bezoek by den Heer Van C. af: in die zamenkomften werd het laatfte denkbeeld van haaren eerften minnaar eindelyk uitgewischt. De Heer Van C. was mogelyk niet van gedachten geweest om het fpel met een huwelyk te doen eindigen, maar hy was nu in , vollen ernst verliefd, en dacht, niettegenftaande alle zyne buitenfpoorige handelwyzen nog veel te edel, om een meisje te bederven , wier bloedverwant hem zo veel eerbieds inboezemde; hy dwong Carolina derhalven , toeteftaan, dat hy haar Oom *  DOMHEID VOORD. 30I Oom zyn oogmerk ontdekte; maar dit wilde zy niet gedoogen , vermits zy wist, hoe bemind Auguftus was , en zy dus wel voorzag welk antwoord haar Oom op deze verklaaring zou gecven. — 'er bleef derhalven geen anderen weg overig , dan een heimelyke echt, en Carolina was eer tot dezen uitflap als tot het volbrengen van haare pligten te beweegem Alle toebereidzelen werden in gereedheid gebragt, zy fchreef den brief die wy reeds gekezen hebben, en vluchtte met haaren minnaar: de Priester wachtte hun reeds op, en eer de Ritmeester op haar vlucht bedacht kon zyn was zy reeds de Genadige vrouw Van C. Deze gantfche ondernecming ter uitvoer te brengen , zonder dat de oude Ritmeester iets -daarvan gewaar werd , was zeer gemaklyk : zyne zieklyke omftandigheden lieten hem niet toe , zyn kamer te verlaaten, en dus kon Carolina doen wat zy wilde. — De Ritmeester had nog naauwlyks den brief aan Augustus afgezonden, of Carolina en haar gemaal kwamen om vergiffenis vraagen , maar zy werden beiden afgeweezen; de gryfaart wilde niets meer van hun hooren , en verbood hun, wel uitdrukkelyk, alle verdere bezoek. De ichrik van Augustus, op het keien van den  302 HANS KOMT DOOR ZYN den gemelden brief, is niet af tebeelden ; alle gedachten van een aanftaand geluk , verdweenen uit zyn Ziel, de trouwloosheid van Carolina viel hem als een donderflag op 't hart, en hy geloofde die niet te zullen kunnen overleeven : — menigmaal herlas hy den brief, hoopte .nog telkens gedwaald te hebben; geloofde nog telkens het tegendeel daar in te vinden — maar vond telkens meer verzekering van zyn ongeval, en die verzekering voerde hem zodanig buiten zig zeiven , dat hy verfcheidene dagen doorbragt, zonder tot befluit te komen. Van tyd tot tyd bekwam hy weder, en fchreef de volgende brieven aan den Ritmeester en aan Carolina: / AUGUSTUS AAN DEN RITMEESTER, LEHMAN. MYN VADER! s, Had gy my het vonnis des doods aangelion"> digd, ja , had gy my het aflterven van Carelii, na bekend gemaakt.zulks zou my minder fchriks i, veroorzaakt hebben , dan haare trouwloosheid. — Dat Meisje dat ik boven alles be- minde, kan trouwloos worden, — verlaat ■>> my ! — maakt my ongelukkig ! — ik zou gaar-  DOMHEID VOORD. 303 „ gaarne, dierbaare vader! uw bevel gehoor„ zaamen., maar ik kan onmogelyk de plaats „ weder zien, die my in het gezelfchap van „ Carolina weleer bekoorelyk toefcheen : — Ieder voorwerp dat ik zou zien, zou my myr ,, ne verloorene gelukzaligheid herrinneren : — „ neen ik, moet hier blyven , ik moet het ver„ lies beweenen van die valshartige, die my ongelukkig maakt, ik wil my zeiven wys„ maaken dat zy dood is, en rust zoeken, in „ die gedachten, dat ik haar in de andere we„ reld zal wedervinden ; — dat. tog kan ik in „ Rouwdorp niet doen, ik zou daar mogelyk die „ trouwlooze zien, en door haar te zien, zou myn 9, gantfche ongeluk vernieuw:d - werden, — Ook „ zoude ik u met myne klagten flechts tot last „ verftrekken ; gy zyt een tederhartige vader; gy zoudtiyden, met uwen zoon, en dit zou „ zyne fmarten vergrooten : —• ila my dan toe ;l ,, dat ik hier blyve, ten minften vooreenigen ' „ tyd, op dat ik de eerfte opwellingen van myn „ hart beteugele; — mogelyk ben ik eeilang „ geruster, en dan vlieg ik in uwe armen, en ■ „ fmeek.u om uwen zegen •— God zalunog „ in het leven fpaaren, tot myn troost in het i „ leven fpaaren , en mydoor 11 te verliezen niet L ., geheel vermorsfelen. ■—— Gymoct noglee- s» ven  3©4 hans komt door zyn ven Vader, — of de Almagtige heeft ook hef einde van myn "leven beflooten; — ach! — ware dat zo ! — mogi ik dit lichaam verlaa■jj ten en in gindfche gewesten rust virden , daar, ti alwaar geene frharten meer te verwachten ,»zyn ! — ik heb genoeg geleden , — ö Eeufi wige ! — ik ben van kindsbeen af ongelukkig geweest — en hoe veeleien liger zou ik zon,,der uwen byfland niet g weestzyn, altoos geliefde Vader! ik wilde gaarne fterven , ten einde dit lichaam rust, en mynen geest ,) vreugde te bezoi gen : — maar neen; — vergeef het my vade- ! dat ik uwe lesfen nietopvolge , en zo waniggedulds toon tehebben:— ,,ik wil niet morren , ik wil myne onbinding ,, nietbegeeren , voor dat neen ik wil zeniet ,,begeeren. — ö God! — Ik ben een zwak ;t fchepzél. — Myne ttaanen vloeijen : — bitte,,te traanen! traanen die Carolina ten eenigen tyd zullen aanklaagen : — maar—het is ech,,ter uwe Carolina, ik wilde niet gaarne wee ,,over de dochter van mynen Vader uirfpreeJ5ken, — en evenwel'is het hart, zo weder„fpannig. . . . weg —- weg met alle die gedachten : — ik wil my van dezelven ontdoen , ,, ik ware anders onwaardig uw zoon te wee,,ze, en dit te zyn is nog myne eenigfte ver- ,5 kwik-  DOMÖËID VOORD. S°S U kwikkende troost op deze wereld. — Indien s> gy, vader van myne jeugd! tot onzen Schep- per keert, vóór dat ik u wederzie; indien ik si uwe eerwaardige kaaken met myne traanen niet meer mag bevochtigen , zo haat dan toch .,, uwen zoon niet om een eenige ongehoorzaamheid! ik kan u niec gehoorzaamen; het gej, weid dat my te rug houd is onwederftaan- ,,baar en ik ben een mensch. Tot i, aan zyn laatftenadem zult gy geëerbiedigd en jj bemind worden van uwen zoon, augustus, 'augustus aan carolina! h Voor iaatfte maal moet ik met u fpreeken, h Carolina ! — niet meer myne Carolina i £ a neen vrouw van een ander! Ha! j, in dat woord ligt uwe en myne ftraf. ■, - fi Gy hebt my door uwe trouwloosheid tot in het ,, ftof gedrukt; — vrouw! gy hebt myn ziel in be. •» r°ering gebragt,beroering die byna tot wanhoop m overgeflagen was; maar, God zy gedankt, dat ik i, de vliegende opwellingen van myn bloed nog ter a genftandgeboden heb, anders zou ik wéé over' i,u uitgeroepen hebben: maar ik wil u niet vloei, ken, ik wil de wraak van den eeuwigen God niet ij overu afbidden,—dan ik moet uiets vraagen:— V «Zeg  JÖo* HAN& KOMT DOOR 2YS '*,Zeg, waar door verdiende de jongeling, dis volftrektlyk ualleen beminde.uwe ontrouw? —i heeft men my belastend? heb ik my uwer *, onwaardig gemaakt? — of is 't alleenlyk vrouwlyke onbeftendigheid, die Carolina va» ,, Augustus afgefcheurd heeft ? — is dit zo ? — dan bid ik u , zeg het my , op dat ik my kas troosten, met de gedachten dat Carolina myne liefde onwaardig was: nog kan ik het ,,niet van u denken; ik wil het nog niet den- 3, ken, — en echter gevoel ik my genegen om het te gelooven. Indien het zo is, indien 5, ligtvaardigheid alleen u van my afgefcheurd heeft; — zeg, waarom veinsdet gy dan zo dikwyls my te beminnen? dus was het ,, niet alleenlyk onbeftendigheid, neen, 'er gaat „ ook kwaadaartigheid mede gepaard, en die boosheid zal my wreeken; zal uwen verleider ,,ftraffen, en uw toekomend geluk ondermei» nen. Ik wensch dit echter niet, neen, lie- ver wil ik datgy misleid zyt; dat men u met bedrog van myne zyde heeft weggerukt, —• want dan durf ik nog hoogachten, haar, die ik ,, eenmaal zo onuitfpreekelyk beminde —en die ik eeuwig zal beminnen. Ach Caro- ,, lina ! > hoe gelukkig had gy my kunnen maaken! — en nu hebt gy my zo rampza-  oomheio Voord. 30? jjtig doen werden, dat ik zelfs het lot benyde van den worm, die door ieder voetftap met ,, een volkomen ondergang gedreigd wordt. — „vergeef, vergeef het my, indien gy onfchuldig, indien gy door verradery van my afgerukt zyt, en ftortten mihften j om den on5, gelukkigiten van alle menfehen, één traan van ,, medelyden. Maar neen, gy kunt niet onschuldig zyn; gy had immers kunrten onders, zoeken, en ligtlyk zoudt gy bevonden hebben , iidat Seen man u zo teder kan beminnen als ,, ik; — dan dat hebt gy niet gedaan; gy hebt i, de banden die ons vereenigden ligtvaardiglyk *» verbroken, — gy zyt gevlogen in dc armen ! j van een' man, die u misfehien meer eer en aan-»zien fchenken , maar nimmer tederer daa ik 5 , beminnen kan. —t Vervloekt zy die gedach,, te ! —• Vaarwel, vrouw van een' ander! —' 9, zyt zo gelukkig als uwgeweten 't u vergunt, era jij als ik door u ongelukkig ben. " KVGVSTvSi DE RITMEESTER. LÉHMAN AAN FREDERIK. „Schoon ik u ongaarne van uwen pligt'afï* roePe. zo moet ik het thans echter doen. AimV ïl Augustus wil niet by zyn ftervenden Vader ko- V 2 tijffoaj  30$ HANS KOMT DOOK ZYlt jjmen, ——* komt gy dan. — Uw zuster zult „ gy hier niet zien en ik bid u , fchuw haar ook, als gy door C.. .. trekt; zy verdient uwe liefde , j niet: ik heb u dat alles reeds breedvoerig gehoond: ik bid u Frederik bezoek haar niet.'— „Eerlang is myn ftryd volftreden; eerlang zal ,,iku geen' raad meer kunnen geeven; „en doe dan wat gy wilt. —- Draag haar on- dertusfchen geen haat toe; zy is uw zuster, .— ,,ik zelf haat haar niet, en zou haar onderfteu„ nen als zy in nood was; maar de omgang met ,, van C.... en zyn vrouw is niet goed; beiden zyn het menfehen die hunnen pligt vergeeten , „waarom men hun byzyn moet fchuwen: de ,, boosheid is befmettelyk, en ik wilde gaarne ,, die troost met my in het graft draagen, dat niet f, alle myne lievelingen verachtenswaardige fchep~ „ zelen waren. — Kom haaftig, myn lieve Fre-,derik ! ik voel den dood dagelyks naderen , era wensch vóór myn fterven nog iemand by my ., te hebben , die ik myne liefde kan bewyzen, i5 en die troost, zult gy uwen vader tog niet ont- „ zeggen. Myn Augustus wil niet komen ; ,, die bemint dat verleide fchepzel meer dan hy i y zyn' Vader bemint, en dat doet" my Jeed; 't ,, maakt dat ik nog voor myn fterven, over mv~ „ nen lieveling moet zuchten. Blyf nogthans, „zyn  DOMHEID VO0RD.. 309 „zyn vriend, als ik dood ben: ~ hy 'heeft vrienden op deze wereld noodig 3 en hoe kleiu is hun getal! Ik bid u kom by uwen kranken m vader, IEBMA«, OK RITMEESTER LEHMAN AAN AUGUSTUS. ,,Blyf dan weg, en vergeet uwen vader ter .„liefde van het meisje: kondeik, gryze „, man! wel betere belooning verwachten ? neen , dus beftond de wereld altoos: ik vergeef het u, —— indien gy het u zei ven ,,flechts kimt vergeeven; mynen zegen echter fchenk ik u ook; want op deze wereld zien wy elkander nimmer weder.-—- Blyfeengoe,,de jongen; op dat ik u in de giudfche we,., reld wedervinde. God vergeeve u dat gy my ,,in myn laatfte oogenblikken nog fraart aan.., doet, gelyk ik het u vergeef; -—— ik ,,hoop dat het alleenlyk menschlyke zwakheid ,,is, en die vergeef ik gaarne; maar koester die zwakheid niet te lang, want dan wordt dezelve misdaadig.—— Myne weinige krachten beletten my meer te fchryven ; gy weet hoe ik denk ; en zult mynen raad en %t lesfen niet vergeeten zyn .; volg dezelven. — Y} ■ „in  glQ HANS KOMT DOOR ZYN Inde gewesten der gelukzaligheid zien wy el* kandcr weder." I E H M A N. Augustus ontving dezen brief nog in dezelfde gemoedsgesteldheid, waarmede hy de voorige weggezonden had; maar het verwyt van den grysaart, ('t welk hy zeer wel verdiende,) opende zyne oogen : hy vergat thans alles zag alleenlyk zyn ftervenden voedftervader, — en befloot daadlyk te vertrekken, om, ware het mogelyk, den grysaart nog levende te vinden. —- Het geluk begunftigde zyne wenfchen ; hy kwam te Rouwdorp aan, en had het genoegen den Ritmeefter wel zeer zwak, maar echter nog in 't leven te vinden. • Frederik was •er mede reeds, en ontving zyn treurigen vriend met de levendigfte blyken van genoegen : ••>■.:■■•* Te beter, riep de grysaart hem toe , te beter is het dat gy ook komt; ik had reeds alle hoop om u in deze wereld wedertezien opgegeeven , en dank u, dat gy my dit bewys van liefde geeft. Wat ziet gy 'er treurig uit, Augustus ! arme jonge! krel u niet te veel : het meisje is uwer onwaardig. och! riep Augustus, (ter- wyl hy ■ weende en zig tegen Frederiks borst drukte, die hem mét mededogen befchouwde,», OCh f:  DOMHEID VOORD. 311 «eh ! moest uw ontmensclrie zuster, de heüigfie handelt verbreckeu ! Wees niet te onvreeden , herhaalde de grysaart, de zaak is nu tog niet te veranderen; de tyd alleen zal uwe fmart verzachten , en dan zult gy bedaarder van geest worden : ik fpreek uit eigene ondervinding : hoer, ik beminde ook eent ten meisje; zy was goed en deugdzaam; maar zy ftierf: — ik was ,alsgy , bulten my zeiven j doelt}door den tyd weroUpyne droefheid gemaatigd: ——< jk heb haar nooit vergeeten , -— maar thans denk ik met gerustheid aan haar — en hoop haar haast weder te zien. — Ja, zeide Augustus , maar Carolina leeft, en heeft my verlaaten. —Goed, herhaalde de grysaart, zo veel te gemaklyktr moet en zult gy haar kunnen vergeeten. Hy zou meer gezegd hebben , maar de knecht van Frederik kwam de komst van Mynheer en Mevrouw van C. aandienen : ——- Neen ! riep de Ritmeefter, —• ik wil hun niet meer zien , zy moeten niet komen , want hier zweeg hy — bedacht zig , en vervolgde: <•* Maar ]a; laaten zy komen, ik moet met hun fpreeken; eer ik fterve wil ik u allen met elkander verzoenen, of dat , na mynen dood, geen nieuue onrust onder myne kinderen ontfia. — De bediende vertrok, en Augustus plaatfte zig in gen' hoek van 't vertrek, de komst van Carflina fidderer.de afwachtende. — Zy kwam, wei' V 4 öigt  $13. HANS KOM T DOOR ZYN aige oogenblikkcn daar na; viel voor her fterf, bed van den grysaart neder , en fmeekte hem om vergiffenis; de Heer van C. deed het zelfde; maar de grysaart gebood hun opteftaan. _ Myne 'ryff,»i, , ZÊide hy, hebt gy reeds Carolina , maar hier is een ander die gy meer beledigd hebt dan my, en wiens vergiffenis"u noodzaakelyker is; kom Augustus, fchenk nu ook vergiffenis aan het trouwloos musje, op dat ik het genoegen hebbe, van u allen verzoend te zien, eer ik u verlaate: Augustus naderde met wankelende fchreden, gaarne was hy geen deelgenoot van dit tooneel geveest, maar evenwel gehoorzaamde hy. — Carolina beefde zo wel voor zyne tegenwoordigheid, als hy voor de haare; geen van beiden Icon fpreeken, maar de Heer van C. vattede 'eindelyk het woord, en zeide: — Mynheer \ ge- daane zaaken zyn niet te veranderen: laat ons ■vrienden zyn, en alles vergeeten, dat tog niet meer te veranderen is. *— Laat ook myn vrouw , in het toekomende, uwe vriendin weezen. Zeer goed zeide de gryfaart , —. maar kom hier: beloof my allen , gy ook Frederik, dat gy na mynen dood als vrienden zult leeven , en geene wraak zult neemen over het gebeurde ,-wat zegt gy Augustus} _ 3 beloof alles, antwoordde deze; - ik zal myn {et geduldig drrngen, en in fttllmd treuren over , maar  DOMHEID VOORD, 313 maar het zy genoeg dat ik alles zal aanwenden , om myn ongeluk geduldig te verdraagsn,indien het mocgelyk is;—• en kan ik 't niet doen, zo zullen 'er nogthans geënt gedachten van wraak in mynen geest opkemen: allen ■ en ook Frederik beloofden dit den grysaart: Nu, zeide deze, dan kan ik geruster deze wereld verfaten. — Gy Mynheer van C. hebt cngelyk , enin allen opzichte tegen de waardigheid van een' Edelman gehandeld; — maar ik vergeef het u, gedraag u flechts in het vervolg deugdzaamer .' —geene nieuwe buitenfpoorigheden, er, deze dwaaling zal vergeeten zyn. •— En gy Carolina, uwe misdaad is nog grooter, maar ook g) hebt myne vergeeving; — tracht du misdaad weder goed te maaken: zyt betere vrouw ,dan gy minnaafes waart, en uwe misdaad zal ook vergeeten worden. —■ lk wilde u beiden niet weder zien, maar als men zo naby aan het graf is, denkt men anders, dan wanneer ons bloed nog vluchtig omloopt; — ook voelde ik in myne ziel eene infpraak , die my zeide , dat onzer aller verzoening te bewerken , myn laatfte pligt was; — Gode zy gedankt f — ik heb cok dien pligt vervuld en, fterf gerust. — Indien een van allen zyne gedaans belofte verbreekt, en vyandfekap oefent, — dan treft hem myn vloek, m de, met een geveinsd hart, ontvangen zegen , verkeere voor hem in een dubbelde vloek: Augustus ridderde op het hooren van.de laatfte woorden des grysaarts; hy geloofde reeds van hem V 5 ve*-  3-* HANS KOMT DOOK ZYN. vervloekt te zyn; vermits hy in zyn ziel be* weegingen gevoelde, die niet volkomen met den wil zyns weldoeners overéenitemden : de afkeer tegen van C. kon hy nog niet te boven komen ; hy was te veel mensch, had gevoel, en geloofde dat hy den rover van Carolina niet zou Kunnen beminnen ; evenwel zwoer hy nogmaals by zig zeiven , zig niet te zullen wreeken, 'er Tnogt gebeuren wat 'er wilde; daarom belloot hy den Heere van C. en zyne trouwlooze minnaares te ontvluchten. De eerstgemelde gevoelde omtrent Augustus eene koelheid, die door deszelfs achtcihoudendheid vermeerderd werd; evenwel veinsde hy, en gedroeg zig in de tegenwoordigheid des grys. aarts zo goed hy konde. Carolina, die wy reeds als een meisje vol gevoel hebben leeren kennen , zou op het zien van Augustus niet onverfchillig geweest zyn , want verdriet en elende waren op zyn gelaat afgebeeld, maar zy was door zynen fcrief beledigd ; de verachting waarmede hy haar dreigde, had haar in toorn ontftooken , zy was te veel eene vrouw, om verachting, fchoon zy die ook verdiend hadde, te verdraagen , cn zy geloofde , ondanks de fchuld aan haare zyde was, dat haar groot ongclyk gefchiedde. — Alle deze verfchiliendc bewcegingen kon de grysaart niet, zien,  DOMHEID VOORD, 31$ zien, en geloofde daarom alles te recht gebragt te hebben. — Nog twee dagen leefde hy in die gefteldheid voord; op den derden werd hy zwakker ; riep alle zyne kinderen by elkander , zegende hun, en beval hun nogmaals eenigheid en liefde:— Welhaast, zeide hy , zal ik niet meer by u zyn , of ik moest nog in uwe harten leeven. ——. Ik hoop myne Pligten volbragt te hebben ; immers zo goed als een, zwak mensch dezelven kan volbrengen, — en heb ik ze ergens in verzuimd, God zal het my •> hoop ik , vergie* ven. — Myne nalaatenfchap zal geen' twist onder u veroorzaaken , dezelve is gering, en gy weet myn.n wil daaromtrent reeds. *— Gy moet myn lichaam flil aan de aarde werlfrgeeven, want dat is haar eigendom: —• myn houten been, moet met myn lichaam , 't welk hit zo veele jaaren gedraagen heeft, vergaan; leg het daarom nevens my in de kist. — Gy Augustus Hy zou meer gezegd hebben, maar de fpraak begaf hem. — Augustus fchoot toe, en hield den ftervenden het hoofd om hoog, maar alle hulp was vergeefsch, het oogenblik van affcheiding was daar, en de redelyke menfchenvriend gaf in de armen van Augustus den geest. ——g Naauwlykï was deze van zyn verlies verzekerd of hy ontrok zig aan die treurige voorwerpen ; vloog in een nabygelegemboschje, alwaar hy, riog jongeling zynde, dikwyls met den nu  $l<3 HANS KOMT DOOR ZYN z-aligen geweest was, en onderrichting in de wyze hoe zig tot een verftandig man te votmen , van hem gekreegen had: hier komende gaf hy .zig geheel aan zyne droefheid over , en bleef 'er zo hng , tot dat zyn vriend Frederik hem, tegen den avond .opzocht en naar huis bragt. In huis komende , gevoelde hy zyn verlies op nieuw ; men kon hem niet beletten in de kamer te gaan , alwaar het overblyfzel van zyn' weldoener bewaard werd: — hier wierp hy zig aan deszelfs zyde ter aarde neder; dankte God en hem nogmaals voor genotene weldaaden , en bad het Opperwezen , om ver volgends altoos zyn geleider te zyn , en hem van alle dwaalingcn aftetrekken. — Frederik gevoelde alles met zynen vriend; beklaagde het verlies van zynen vader zo fterk als hy, maar had echter van de natuur een vrolyfeer inborst gekreegen;' de droefheid kon hem niet zo gemakJyk als Augustus overmeesteren, dus bleef hy bekwaam om zynen vriend moed in te fpreeken ; dan dit hielp weinig; alles wat hy op hem kon verkrygen, was, 'dat hy het doode lichaam verliet en naar zyn kamer ging , alwaar hy dan ook tot op den dag van de begraafenis bleef. — Niet voor dat hy de begraafklok hoorde kleppen , ging fcy nog eens naar de nog ontflootene kist des grysaart.?  DOMHEID VOORD» 317 aarts, kuste nogmaals zyn koude hand, en ftamclde dank zeggingen uit: — Met u, met u, myn Vader, riep hy, begraaft men thans al myn gelui: en rust, — Ik gevoel het; hier is geen geluk meer voer uwen Augustus te vinden: maar ginds ginds zal ik u wederzien ongelukkig zyn: De kist werd gefloeten en ten graave gedraagen: Augustus en allen volgden met eene treurige ftilzwygenheid , en ieder die deze begraavenis zag, kon niet nalaaten om by 't graf van dien braaven man traanen te Horten. Augustus had tot heden toe, noch den Heer Van C. noch Carolina gefproken; hy ging ook aanftonds na de begraavenis in zyn kamer; fchreefeen briefje aan Frederik , en vertrok vervolgends naar het naaste fteedje, vanwaar hy naar H. . . . reed. Tegen den avond zocht zyn Vriend hem op, en vond den volgenden brief: AUGUSTUS AAN FREDERIK. Vriend ! Broeder! dat alles zyt gy voor ,,my. -— Vergeef my, myn waarde, dat ik 11 „ vcrlaaten heb zonder affcheid van u te nee-, men, want ik lyde nu nog fmerts genoeg ,, zonder dat ik dezelve door affcheid van u te neemen behoef te vermeerdeten; en blyj, ven kan ik niet; ik moet Rouwdorp ontvluchten,  318 HANS KOMT DOOR ZYN i, ten , Want uw zusters tegenwoordigheid zou ,,my krankzinnig maaken. — Ik vrees de vloek van myn zaligen Vader te verdienen , indien ik „langer bleef; — want, — nog bemin ik die „trouwlooze, ja, nog bemin ik haar boven 3,alle, fchoon ik haar moest haaten, en ook sjden geenen haaten die haar my ontrooft. — Vergeef my , zo ik onrechcvaardig ben , mm H mogelyk dat ik naderhand geruster en betelij worde, — maar nu moet ik vluchten, indien ,jik de bevelen van onzen fiervenden Vader zal ,*gehoorzaamen. , Heb medelyden met s 5 uwen Schoon Frederik dezen brief voor zig alleen behield, en hem noch aan Carolina noch aan haaren man vertoonde, begreepen zy tog lichtlyk de ooorzaak van zyn vertrek, en dit verbitterde den Heer van C. nog meer tegen hem. Hoe onbegrypelyk ook het gedrag van dien Heer voorkome , daar wy hem in het begin dezer gefchiedenis als een goed jongeling hebben doen-kennen,. kan ik evenwel niet verdraagen dat myne Lezers, hein, om het geene tot hier toe gebeurd is, onder het getal der booswichten zou Plaatzen.-r. Ik heb reeds gezegd, dat  DOMHEID VOORD. %l$ dat hy gemaklyk te verleiden was, vooral wanneer'ereen vrouwsperfoon in 't fpelkwam, nt myn Broeder maar ik zal » myn pen bedwinger, en u niet alles fchryX 2 Ven  324 HANS KOMT DOOR ZYN „ ten wat ik denk: — 't zy genoeg gezegd, dat ik niet me#r in hem erken dien Edeleman die hy in ons Regiment was: — ik begryp „ het charakter van dat fchepzel niet; en „ verlang hem ook niet weder te zien: „ zyne ongehoorzaamheid tegen de bevelen van onzen altoos geliefden Oom en Vader, verbittert my echter het meest van alles tegen' „ hem. — Gy weet wat Oom bevolen had : — ,, gv, ik, cn myn zuster,moestenerfgenaamen ,, van zyne nalaatfchap weezen;—VanC. verbrak „ dit bevel, en, vermits 'er geen Testament ,, was, moest ik wel te vreden weezen: alles „■ werd in tweeën gedeeld, — en ik en myn ,, zuster moeten alles erven. — Foei die gierig,, heid ! «*• hy heeft immersmeergeld en goed ,, dan hy en zyne kinderen noodig hebben ? ■—„ maar dit helpt niet, hy heeft zyn gedeelte , of, ,, gelyk hy zegt, myn zusters gedeelte genomen , ,, en my gegeeven dat geene 't welk hy myn ge„ deelte noemde, maar 't welk ik niet geheel voor ,, het myne kan erkennen. — De wil van ,, den Overledenen was, dat gy en ik gely,, ke deelen zouden hebben , en die wil begeer ik ,, naauwkeurig te vervullen : ■—■ neem derhal-» ,, ven nevensgaande duizend daalders aan, als „ de helft van 't geheel dat my ten deele ge- „ val-  DOMHEID VOORBi 325 „ vallen is; zyt 'er mede te vreden, en geluk„ kig; — gy zult daardoor ten minften onder. ,, fteuning bekomen tot dien tyd , dat uw arbeid„ zaame geest wel een middel zal vinden om u „ voor her toekomende te helpen. Schryf my dikwyls; verbreek de banden niet die „ ons als kinderen verbonden: laat het my wee„ ten als het u welgaat, gelyk ik u altoos van ,, myn geluk en ongeluk kennis zal geeven. FREDERIK. Augustus fchreef op dezen brief het volgende antwoo:d. AUGUSTUS AAN FREDERIK! ,, Gezegend zyt gy , ö myn broeder! ,,myn waardfte, myn eenigfle op deze we,,reld! —— gy , voor wien ik myn hart kan ,, en wil openbaaren. —» Het bewys van uwe liefde overtuigt my volkomen, dat ik my , omtrent de edele gevoelens van uw hart niet ,, bedrogen heb ; neen , ik kon niet anders van ,, u verwachten; —— maar, vergeef het my „Frederik! ik kan uw erfdeel niet aannee- ,, men: Van C. heeft gelyk , en my „behoort niets. De ongelukkige dien ,, hy van alles beroofde; in Carolina van alles X 3 be-  S2Ö ftANS KOMT DOOR ZYN beroofde, zal welhaast niets meer noodig ï5 hebben: dat hy my alles ontneeme , nu ,,hy my myn rust benomen heeft. —— Be- ,,houd uw geld, myn waarde vriend! in ,,uwen ftand hebt gy het noodiger dan ik in ,, den mynen : het weinige dat ik nog noodig ,,heb, kan 4k verdienen; ver-zal ik het tog ,, niet meer kunnen brengen , want ik ben thans ,,als iets werktuigelyks geworden; iets dat on,, mogelyk meer kan worden, dan het is; ,,onmogelyk beter kan werken, dan de mees,,ter daarvan , door de toegevoegde kracht, het vergund heeft: Carolina heeft myne krachten ,, die nog een fterke werking beloofden , gebo,, den ftil te ftaan ; en z.y heeft het geroepen met ,,een ftem die my fteeds in de ooren klinkt. — ,,Och dat ik foldaat ware! dat ik voor het „ fpits des vyands ftonde, en dat een kogel my ,, ook toeriep : Houd op te keven! De ,, liefde is dwaas, en nog dwaazer zyn haare ,, werkingen ; eertydsbiagt die hartstogt zo veel. „ levendigheids in myn ziel, dat my alles te „ klein voorkwam ; iederen rang , elke Wc. ' ,, tenfchap geloofde ik te kunnen bereiken , in„ dten het 'er flechts op aankwame , om myne „Carolina daardoor te mogen verdienen; — ,, en nu, nu ik haar verlooren heb, fchrikt my het  DSM HEID VOORD. 327 „ het geringfte onderwerp af; ik zie zwaarig.„ heden die ik voorheen niet zag, en verlaat „daadlyk myne voorneemens. • Houd „ uw geld , goede Frederik ! gy ziet im- .., mers zelf wel, dat het by my in Hechte han3, den is, en my nu niet gelukkiger kan maa- ken ? maar fchryf my dikwyls dat gy „ my nog bemint; dat gy gelukkig zyt; „dit zal my meer vergenoeging gee ven dan alle „fchatten die men my kan aanbieden. Uwe, AUGUSTUS, Hy zond met dezen brief te gelyk het geld te rug, maar kreeg het zelve met den naaftea post, benevens den volgenden brief, weder: FR/EDERIK AAN AUGUSTUS. „ Ik wil niet houden dat my niet" toebehoort; „het geld is het uwe; naar alle rechten is 't ,, het uwe; gy hebt ongelyk, in te zeggen , ,, dat ik meer noodig heb dan gy; ik heb zo „veel als voor my genoeg is; en ter verfpiï„linge heeft onze beider vriend ons niets nage„ laaten. —— Bedenk alleenlyk wat gy nog „ van doen hebt, eer gy u in ftaat kunt ftellen „ om een nuttig lid van den Staat te worden , ** ,, en wat 'er nog toe behoort, eer gy uwe ftu• X 4 di-  32-8 HANS KOMT DOOR ZYN „ diën volbragt hebt! Dat gy wel kunt „ leeven , geloof ik; maar wilt gy dan al uw le„ ven in zo kommerlyk eene omftandigheid door- '» brengen ? dat zou dwaas zyn , Augustus; „ men moet zo ver vooruit arbeiden als men kan, ,, dat is onze pligt, dien men altyd moetbetrach„ ten ; maar dat kan men niet doen zonder geld, „ ook niet zonder een opgeruimden geest. ——• „Kom, kom; verdryf uwe grillen; waarom zou » een ontrouw meisje u uw leven verdrietig », maaken! zy is myn zuster, maar ik moet „unogthans zeggen dat zy uw aandenken niet „ waardig is. Vervul uwe pligten, en word een man. Stel u in ftaat om een „ meisje gelukkig te maaken, en gy zult 'er „ honderd tegen één vinden ,die,integendeel, ge- „ negen zyn uw geluk te bevorderen : maar „ om dat oogmerk te beryken moet gy uwe droef„ geeftigheid verdryven. — Het is, op myne eer, „fchande, dat een meisje in ftaat is u al dèn „ moed te beneemen , en u plaatzen kan onder „ die moedlooze zielen, die niet cén ftap voor„ waards durven doen, om dat zy haare zwak,, heid, door veele vergeeffche onderzoekingen hebben leeren kennen ; maar immers zyt gy „ in dat geval niét ? gy kent uwe fterk- te, en weet, indien gy maar wilt, hoe ver gy gaan  DOMHEID VOORD. 329 9, gaan kunt; doch ik wil u uit uwe „ flaapzucht wekken ; ik wil u zo dikwyls ik kan „ vermaanen; zyt alleenlyk niet verftokt, want ,, myne poogingen zouden vruchtloos zyn, indien „ gy uit eigenzinnigheid my niet wildet hoo,, ren. ■ 1 Spreek daarom geen woord meer,, van het geld, of ik word boos: hebt gy meer „ noodig ? misfchien wel in het toekomende; „fchryf, 'als ik het heb is 't het uwe; en „ heb ik het niet, dan weet gy wel wat 'er „ volgt. Ik beloof u daar en tegen te zullen „ fchryven, zo haast ik iets noodig heb; ja, dan „ zult gy de eerfte zyn , .by wien ik byftand zal „ komen zoeken. ■— Nu dan, Augustus voortaan „niet meer gezucht, maarvlytiggeftudeerd,en „ als een man geleefd. 'Zo gy myn' raad volgt, dan zie ik u ten eenigen tyde nog als „ Minifter, en my als Generaal; ja, ja ! daar,,toe wordt niet meer vereischt dan moed en „ bedachtzaamheid'; dezen heb ik, en wil de„ zeiven u mede inboezemen , zo haast ik :, u de dwaasheid met dat meisje uit het „hoofd gebragt heb. Ik blyve uw broe„ der, FREDERIK. Deze brief maakte die indruk wel niet op X 5 het  330 HANS KOMT DOOK ZYN het hart van Aug&stus die Frederik wenschte, evenvvel behield hy het geld, en beloofde zynen vriend ook, alle krachten , zo veel in zyn vermogen ware, intefpannen, ten emde zyne voorige rust weder te krygen , en zyn ftudié'n voordte- zetten. De tyd verzwakt iedere hartstogt: toen Augustus niet meer van Caroiina zag of hoorde, werden zyne gedachten meer en meer van haar afgetrokken, en zyn geest herftelde zig eenigzins; 'er bleef wel een foort van zwaarmoedigheid by hem overig, dan, deze hinderde hem niet in het waarneemen van zyne pligten, noch in weder de vlytige jongeling te zyn die hy voo.heen was. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Een houten Ezel maakt zyne opwachting. Hans was ondertusfchen met zyne fpeelmakkers vrolyk en wel te vreden; de Directrice, droeg dagelyks voor zynen roem meer en meer zorg; hy fpeelde nog verfcheidene maaien , en zo wel zy als Mejuffrouw Betty en Frederica, hadden te vooren alles zo wèl beleid, dat hy voor «  DOMHEID VOORD. 331 voor geene fpot behoefde te vreezen : ja, die meisjes ten gevalle , verkreeg hy dik - Is ftcrke toejuiching, fchoon men elkander tevens in 't oor fluisterde , dat onbekwaamer voorwerp nooit eenig tooneel betreden had. Hans zag ondertusfchen alles voor goede munt aan , en poogde by het fpeelen van elke nieuwe rol zyn' roem te vergrooten : zyne basftem, ja zelfs handen en voeten weiden aangezet, om applaudisfement af te dwingen : de verliefde aanfchouwers lachten om zyn dwaasheid; juichten hem toe, en kreegen van hunne fchoonen het loon voor hunne zelfverlochening. De Heer Van Linden, was zyn Opperpatroon; hy ging niet meer naar H. . . . maar bleef altoos by Hans, om by de hand te zyn, en het zoet te genieten van ider oogenblikje dat zyne Frederica hem wilde fchenken: deze nam haare maatregelen ook zo wel in acht, dat het fcheen , als of zy zyne overdaad geheel belangloos hielp kleinmaaken; ja het fcheen dat de Heer Van Linden, nog verpligt was,haar, voor het aanneemen van zyne liefdensbewyzen, dank te zeggen : dan, ware het alleenlyk by deze overdaad gebleet en, zo zou het weinig te beduiden gehad hebben; maar de jonge Heer was verblind, en kwam welhaast in de noodzaakelykheid, om zig aan de gena-  332 HANS KOMT DOOR ZYN nade van een' jood overtegeeven , die met Frederica een naar, evenredigheid , gelyk voordeel van hem trok. Als de nieuwheid van een voorwerp verdwynt, verliest men door den tyd de begeerte om het te bcfchouwen , en het is niet in ftaat om ons, vervolgends, dat vermaak te geeven , 't welk wy 'er woorheen in vonden : i deze waarheid had ook plaats in het geval van onze Tooneclfpeclers; de lange tyd dien zy op het dorp doorgebragt hadden , maakte de Aanfehouvvers onverfchilling, en misfehien ook onvermogend, om deze buitenfpoorige dartelheden vol te houden. Hoe ! zal myn lezer zeggen, tooneelfpel en buitenfpoorige dartelheden ! —ja , ja ! die uitdrukking , hoe zy anders ook tegengefproken kan worden, is hier met voorweeten geplaatst: — echter wil ik hoopen en wenfchen, dat het byvoegelyke woord alleenlyk hier met recht ft.van kan; ten minften heeft zekere jood my onlangs verzekerd , dat hy nooit horlogies en andere fieraadjen, goedkoper gekocht had, dan toen. <—— De Directeur berekende de vermindering zyner voordeelen, en befloot verder te trekken. Niemand trof dit beiluit zo zeer als den Heer Van Linden , aangezien hy Frede- ri- *  DOMHEID VOORD. 333 rica nu verhaten moest; maar deze had zig een vaster plan voorgefteld in het verhaten van haaren minnaar; want zy hoopte, waar zy kwamen, zyne plaats fchielyk te kunnen doen vervullen ; en dit hoopte zy te eerder, vermits een regiment van Hufaaren in den omtrek hg, waarvan de officieren meestendeels in de ftad waren: — ook moet ik zeggen, dat 'er, eer de troep het dorp verliet, nog iets gebeurde, 't welk veel invloeds op het leeven van Hans had. Mr. Sunders en Marianne, werden, overeenkomftig hunne verdienften, in eene naby gelegen Stad , op een aldaar gevestigden Schouwburg beroepen; zy verzuimden ook geenzins derwaards te komen; — en vermits ik niet weet, of wy hun ooit wederzien zullen, zal men my wel toeftaan te zeggen, dat het hun voordeelig ging; — 1 dat Sunders, Marianne trouwde, en zy hem gelukkig maakte: —— zy hadden beiden, het aanmoedigend vergenoegen, dat zy hier, wegens hun goed gedrag, niet uitgelachen werden, zo als op hun eerfte theater gefchied was. — Hansvervulde nu vervolgends alle de eerfte rol-, len, en fchoon de aanfehouwers 'er niet mede te vreden waren,de Directrice, wier gunfteling hy bleef, was 'ermede te vreden : hy ver( toonde geen charakter, of zy vergeleek hem by Sun-  334 HANS KOMT DOOR ZYN Sunders , en Hans kreeg altoos de voorkeur: hy werd, daardoor, van dag tot dag opgebiazener, en geloofde dat niemand hem naar verdienften pryzen kon; zyn weinig gezond verftand verliet hem geheel by het fpeelen van een charak'ter, dat hy natuurlyk vertoonde, en waardoor hy aller toejuiching verkreeg. Elk mensch heeft een eigenaartige rol, die hy voorzeker op het Kunst-tooneel goed zou kunnen fpeelen : ik heb dezen algemeenen regel dikwyls bewaarheid gevonden, en fluit daarom niemand daar buiten; zo was het dan ook met Hans; hy vertoonde een onbefchaafde Landjonker, en alle deszelfs eigenfchappen waren hem zo natuurlyk eigen , dat hy in waarheid voortreffelyk fpeelde : de aanfchouwer, die de oorzaak van zyne fraaije URvoering niet onderzocht, geloofde, dat hy door den tyd nog wel een goed Acteur kon worden : Hans geloofde dat het zo was, en zou met zyn lot wel te vreden geweest zyn , indien hem het van buiten leeren niet zo menig verdrietelyk uurtje koste. In deze geitelriheid verliet de troep het dorpje, en vertrok naar N. . . . Veele ftudenten begeleidden dezelve , en bragten hunne fchoonen , door het geeven van een afscheids bal, waarby btaaf gezongen en gedronken werd, hunne laat- '  DOMHEID VOORD. 335 laaifte offerhande; voords ging ieder weder zyn eigen weg. — De Directeur opende in N. . . . het tooneel, met het fpel waarin Hans voor Landjonker ageerde; dit had de Directrice geboden om de Aanfchouwers voor haaren gunfteling, voorinteneemen, en zy berykte ook haar oogmerk, want Hans werd het voorwerp van de verwondering der geheele ftad: den volgenden dag zag men wel dat hy veel Hechter lpeelde, doch dit werd hem vergeeven; men noopte in *t vei volg meer van hem te zien; dan men hoopte te vergeefsch: — ondertus. fchen was hy eens als eerfte Acteur voorgefteld , en wilde men dus het genoegen hebben van Tooneelfpelen te zien vertoonen, moest men ook het verdriet ondergaan, om Hans te zien. —• Het oordeel der Dames was niet zo geftreng, dezen hadden in onzen Hans groot behaagen , want zyn perfoon was zeer fraai, hoewel zyn fpeelen afschuwelyk was. .. Naar maate het geluk van Hans toenam , vermeerderde ook de hoop van Louiza, om nu ook haast Actrice te worden; want fchoon hy, met haare toeftemming, gcduurig in het byzyn van de Directrice was, behield Louiza, nogthans de overhand op hem , en zy beminde hem, voor zo veel men , by mogelykheid, zulk een' Hans zou kunnen be-  33 HANS KOMT DOOR ZYN beminnen. Het zy genoeg dat hy by 7,yn befluit bleef, om Louiza te trouwen, en hy nam alle gunstige oogenblikken waar , om in haar gezelfchap te wezen. Thans overwoogen zy ernftig hoe van de zaak een einde te maaken; Hans nam op zig , om haar den Directeur voorteftellen , en deze was 'er aanftonds mede te vieden : Och ja, zeide hy, ik wil gaarne de getrouwe dienften van dat meisje beloonen. Hans had dit naauw- lyks gehoord , of hy verhaalde hem tevens zyn •Oogmerk , om Louiza te trouwen : Zeer goed, antwoordde de Directeur , allerbest, gy doet daar »el aan ; zy is een verdienjlelyk meisje, .en het zal u niet berouwen: maar ik moet het tog eerst myn vrouw zeggen; zender haar kan ik niets onderneemen: kom, ik zal aanjlontls by haar gaan, blyf mdsrtusfchen zo lang by Louiza: ik denk dat het voor den middag nog alles in orde gebragt zal weezen. —— Gy hebt waarlyk een allerliefjlen inval. Mynheer Albrechts! De Directeur ging naar zyn vrouw , en Hans naar Louiza, haar verhaalende hoe bereidwillig de Directeur geweest was om haar aanteneemen : Och! zeide Louiza, dat heb ik van hem wel verwacht; want hy kent myne verdienften, en weet wel dat ik zo goed waardig ben om een Actrice te worden als zyn vrouw : —— maar dat hy 'er haar eerst om vraagen moet,  DOMHEID VOORD; 337 moet, komt mij niet te bestig voer; geef acht zy zal 'er iets tegen in te brengen hebben; maar als zy niet wil, moet gy maar terfiond vertrekken, gij xJjt een groot Acjeur , en kunt overal wedervihden dat gij hier verliest, en ik. .... vel goed' al heb ik nog nooit meêgefpeeld, zo verzeker ik ü nogthans, dat gy 'er van verwonderd zult ftaan; ih ken het, geloef my , zo goed als een ander. —!— Hans had 'er nog niet aan gedacht, dat de Directrice , tegen het aanneemen van Louiza en zyn huwelyk iets zou kunnen inbrengen; thans fchoot het hem te binnen, en hy werd hartlyk bevreesd toen, zy hem en Louiza by zig ontbood: haar gelaat voorfpelde niet veel goeds:-men hoore haar fpreeken: DE DIRECTRICE. Wilt gy dit mensch tot Aclrice maaken, Mynheer de Directeur? wel myn tyd! waarom neemt gy niet liever de meid uit onzen herberg voor Actrice aan ? — zy zou 'er ook wel bekwaam toe weezeh. DE DIRECTEUR. Nu ■ nu myn kind ! ik dacht het flechts —— en vermits Mynheer Albrechts haar trouwen wil i s'lt'  533 HANS KOMT DOOR ZYN » e directrice. Trouwen wil! — veel geluks Mynheer Al- brechts. Ei, ei! wilt gy dat ontuchtig vrouwmensch trouwen ! wel nu, indien gy denkt louiza. Scheld niet Mevrouw; — ik ben een eerlyk meisje, zo goed als een ander. de directrice. Wilt gy my nog tegenfpreeken, morfebel ? •— terftond uit myne oogen'. Foei, Mynheer Albrechts, fchaamt gy uniet? myn kamermeid te willen trouwen ! i o u i z a. Wel, wel 1 en mogelyk weet hy dat ik de eerfte kamenier niet ben , die Directrice geworden is. de directrice. Dat u de d. . . , . Waarfchynelyk zou zy hier gevloekt hebben ; ik denk dit alleenlyk, om dat ik wel meermaalen uit een fchoonen mond een haatelyke vloek gehoord heb; doch ik geef het ook maar als eene gisfing op; maar zeker is het, dat zy eene van haare muilen greep, en als eene Amazoon 'op*  DOMHEID VOORD. 339 op Louiza los ftoof: —— Gy ! vervolgde zy , gy durft nog fpreeken ? Ik zal u dien brutaalen mond zo wel fnoeren , dat . . . _>> BE DIRECTEUR. Stil myn kind! hou op ! DE DIRECTRICE. Durft gy ook nog fpreeken ? Die zeggende , bewoog zy de omgekeerde töffeï zo gezwind , dat de Directeur met de hiel daarvan, een treffelyken flagopzyn' neus kreeg , zö dat 'er van binnen en buiten bloed ui t 'kwam; voords vloog zy weder op Louiza aan; maar deze, niet ilinks zynde, verweerde zig dappetlyk- Hans zag de vechtende partyen bevende aan, en durfde zig niet onderwinden een ,van beiden te helpen; de Directeur gromde , en wiesch zyn bloedigen neus af; ondertusfehen ifehreeuwde Louiza : Ai, ai ! Mynheer Albreehts! help -my toch* myn hairen ! 0 wee myn hairen:.' —— jy vermoert my! tch! Hans kwam 'er eindelyk tusfchen, en fcheidde de kampioenen van elkander. —De Directrice had de handen nog vol hairs van Louiza, maar haar aangezicht, was daarentegen niet minder loflyk toegefteld, door de 0 nagels van.haare wederparty : tuiIbegonnen de Y 2 per-  *34Ö HANS KOMT DOOR. ZYN perfoonaadjen weder op een zekeren afftand met elkander te fpreeken; 't eerst zeide, L ODIZA. Dat zal u duur te ftaan komen, Madam! —• ik zal u aanftonds aanklaagen : —— wy zullen ïien wat het te zeggen is, eeneerlyk meisje zo te mishandelen: en gy Mynheer Albrechts, moet terftond met my voord, of ik wil niet meer met u te doen hebben. Directrice. Zy wilde haar weder te lyft maar Hans beltttede het, ze dat zy^haar alleenlyk kon toefchreeuwen: Uit myn oogen! gy foldaatenhoer! louiza. Ik ga; :- maar gy zult my tydig genoeg wederzien. Hans wist niet of hy Wyven of gaan zou; maar de woede der Directrice die aan hem haar party vond, bragt hem tot een befluit; hy fprong ter deure uit, en liet het wyf raazen: ware Louiza nog in huis geweest, dan zou hy haar voorzeker gezelfchap gehouden hebben ; maar deze was in de hitte van haar toorn, en met uitgerukte hairen naar den Rechter geloopen: deze Heer kon uit haar gefchrei niets befluiten, liet derhalven de Directrice haaien, om achter het verband van zaaken te komen. —> Deze , ver-  DOMHEID VOORD. 34X vcrfcheen met haar opgekrabt gezicht, en raasde zo fterk als Louiza: — evenwel hoorde de Rechter, na lang geduld met haar geoefend te hebhen, dat zy het meisje wegens diefftal had willen beftraffen, maar dat deze zig had te weer gefield, en eene zulke zichtbaarlyke onorde op haar gelaat aangericht had. Ik kan niet zeggen op welk bewys de Directrice haare aaaklagt grondde: — ik weet niet, of het alleenlyk de raazende inval van een toornige vrouw was, dan of zy reeds vermoedens had die ten nadeele van Louiza waren: zo veel weet ik ze¬ ker , dat deze befchulding de zaak een geheel ander aanzien gaf: de koffer van Louiza werd nu voor den Rechter gebragt, en tot haar ongeluk vond men daarin veele dingen, die de Directrice toebehoordennen haalde eenige perfoonen van de troep daar by , en dezen getuigden aanftonds, dat het gevondene voorheen de Directrice toebehoord had : Louiza betuigde, onder 't ftorten van traanen , dat alles haar gefchonken was;.ook verzekerde zy , dat dit de oorzaak van het krakeel niet was; zy beriep zig dienaangaande op het getuigenis van Hans cn den Directeur, —maar, laas! Louiza vond geen geloof meer, en werd als eene misdaadige 0 öide gevangenis g?fmeetgn. De Direétrice X 3 ber  34-4 HANS KOMT DOOR ZYN bedankte den rechtvaardigen Rechter, en ging zegenpralend naar huis. Hans werd het gevolg van deze gefchiedenis gewaar, en was voor het eerst van zyn leven fchrander; hy zeide niets, en liet de hoop vaaren om Louiza tot vrouw en tot Actrice 'te maaken. Eenige dagen daarna ontving hy bericht dat Louiza, uit eene byzondere gunst, in ftilte uit de Stad was gebannen geworden : in het begin lag hem dit wel door 't hoofd te maaien; maar hy was echter niet zo gevoelig, dat het voorval een fterken indruk op hem kon maaken; 't was flechts eene voorbvgaande huivering , die haast vergeeten was. Dit voorval veroorzaakte echter veel gelach in de Stad; de eene' befchouwde het op deze, en een andere op geene wyze;allen kwamen nogthans hierin eenpaarig overeen, om de bekrabde Directrice uittelachen , byzonderlyk deeden de Dames zulks, dewyl het haar dikwyls verdrooten had , dat haare mannen of minnaars, de fchoonheid dezer vrouwe gepreezen hadden. Hans was nu geheel uit de genade der Directrice gevallen , en men zou hem nu , Sunders de tweede, hebben kunnen noemen; zy wendde alles aan, om hem by de eerfte gelegenheid af te danken, en ware Sunders 'er nog geweest, zou Hans gewis de fchop gekreegen hebben; doch nu ■ /  DOMHEID VOORD. 343 nu zou zyn plaats onbezet geweest zyn, en dat kou tog niet gaan. — Hans verioor intusfehen niets by den haat van zyneBefchermfter; • ook bleeven zy niet lang inN De jongeHee- ren uit de Stad wilden nog geene opwachtingen by de Dames van het theater maaken; en aangezien men hier zeer eenvoudig leefde, was het ook niet te hoopen , dat men zig boven de vooroordeelen verheffen zoude; — ja zelfs de Officieren van het Regiment, die zig door geen vooroordeelen lieten leiden, hadden of reeds minnaaryen aan de hand, of waren te dooi trapt, om kennis op het theater te maaken, —— Mejuffer Betty en Frederica bleeven dus zonder minnaars: Hans alleenlyk was vry , en de beide Meisjes vonden in hem , voor het minst, een voorwerp dat bekwaam was om haare ledige uuren te vervullen ; zy hadden hem beiden even lief , en waren niet zo naauw gezet, of de afgedankte Minnaar was hen nog fteeds aangenaam; zy verklaarden zig dus voor partyen van de Directrice; maar die bemerkte naamvlyks dat oogmerk, of. werd 'er toornig ' over , en Hans werd weder in genade aangenomen. Deze liet met zig fpeelen zo als men wilde ; hy was alleenlyk verheugd, verzekerd te weezen van niet weggejaagd te zullen .worden , waarvoor Y 4 hy  344 HANS KOMT DOOR ZYN hy menigmaal bevreesd geweest was. — Alles was dan nu weder te recht gebragt: de byzondere ©nëenigheid tusfchen de Directrice en Adtrices bleef nog wel voordduuren , maar had evenwel geen invloed op het geheel. — De troep fpeelde voord , zo niet met toejuiching, evenwél zonder geftoord te worden. Zeker Blyfpel 't welk zig het publyk zelf verfchafte, kan ik niet nalaaten hier te verhaalen : ik heb reeds van een ander foort van vooroordeelen gefproken , maar hier ter plaatfé heerschten ook dezulken , welken den Schouwburg over het geheel betroffen. Verfcheidene burgers en inwooners meenden dat 'er niets godloozers bedacht konde worden, dan een tooneelfpel te zien vertoonen; zy beklaagden daarom hunne medeburgers, die zig dat genoegen veroorloofden , en meenden dat zy deswegen de verdoemenis niet ontgaan konden : één van de voornaamfte dezer lieden, was een ryk koopman , die, ondanks deftrengfte uitwendige vroomheid , alle konstgreepen om zyn vermogen te vergrooten, in 't werk ftelde : deze eerwaardige man was, op zekeren tyd, met verfcheidene Officieren en andere aanzienlyke perfoonen , op een gastmaal. .. Over tafel werd over den Schouwburg gefproken , en party gemaakt om des avonds zamen derwaards te gaan. Onze fchyn-  DOMHEID VOORD. 345 fchynheilige bedwong zig nog.floeghet vootftel om mede te gaan wel af, maar zeide verder niets: ,— de moeder van één' zyner Leerlingen was mede van het; "Oy.elfchap , en verzocht hem voor haar' zoon yeriof, om ook van de party te mogen weezen; dit kon de fynman niet doorftaan; zyn yver begon te ontbranden, niet alleenlyk tegen de moeder, die hy openlyk als de verleidfter van haar kind uitkreet, maar ook tegen allen die dat vermaak dorften neemen; hy befchuldigde hen van roekeloosheid, voorfpelde hun de zwaarfte ftraf, en verliet eindlyk het gezelfchap met deze woorden : Men moet htt booze ontvlieden, om niet door het zelve befinet te worden. Dit gedrag vertoornde het geheele gezelfchap,byzonderlyk waren de Officieren 'er zeer door beledigd , en vermits zy hem op geene gevoelige wyze ftraffen konden , zo namen zy voor, hun alleenlyk btiachelyk te maaken. Zeker vrolyk jongeling kreeg den volgenden inval, om hem nog dienzelfden nacht voor zyne onkunde te ftraffen. —p By de hoofdwacht ftond, volgends gewoonte, een houten ezel; nu vyas deeze post in langen tyd niet bezet geweest, aangezien de Huzaaren reeds federd .langen tyd van wacht veranderd waren, en thans op één der Pqorteiï ( de hoofdwacht hielden, gevolglyk was dc tzt\ Y 5 onbc-  3|6 HANS KOMT DOOR ZYN onbewaakt, en dit maakte dc uitvoering van deze grap te geraakiyker. In 't midden van den nacht werden twintig Huzaaren aangefteld, om den ezel van zyne gewoon/; "ilaats, tot voor de deur van den Koopman te dhragen , alwaar hy zo gefield werd , dat hy , met den kop , in het venfier van zyn flaapkamer ftond. -— Men begrypt ligtlyk hoe de Koopman by zyne ontwaaking zig over dit bezoek verwonderde , en ergerde: — boe gaarne hy ook wenschte van dit gezelfchap verlost te .zyn , kon dit evenwel niet fpoedig gefchieden ; de ezel bleef dus eenige uuren ftaan , en de jongens , ja zelfs menig volwasfene, verheugde zigv over het aartig gezelfchap van den fchynheiligen. Het geen den goeden man het meest verdroot, was dat hy den ezel, op zyn eigen kosten, weder op de oude plaats moest laaten brengen. —■ Hy leverde wel zyn beklag deswegen in, en men deed ook wel onder-. zoek naar de daaders, maar alles was vruchtloos., men kon niemand ontdekken , want byna ieder inwooner oordeelde, dat de ezel een uitfteekend gezelfchap voor hem was. Na dat dan al zyn moeite vruchtloos was afgeloopen, was hy onbezonnen genoeg van het gemelde gezelfchap de fchuld daar van te geeven : dit nu was wel geraden, maar naardien hy niets kon be- wyzen,  DOMHEID VOOBD, 34,7 wyzen, moest hy nog blyde zyn van 'er zonder profes afgekomen te weezen : aangezien hy dan tegen niemand zyn wraak konde uitoefenen, zo viei dezelve op den Schouwburg en deszelfs voorftanders, dezen verwenschte hy uit al zyn magt > — en zo hy heden nog leeft, verwenscht hy dezelven mogelyk nog. Ik heb nog vergeeten te zeggen , dat Frederik te N in Guarnizoen lag , en hy aldus het genoegen had om Hans van naderby te leeren kennen; daar hy tot nu toe alleenlyk van hooren zeggen wist, dat hy in de wereld was: — Augustus had hem wel eens over de dwaasheid van Hans onderhouden , en dus wist hy , dat hy Acteur by deze troep was. Indien Frederik naar zyne goedhartigheid te werk gegaan ware, zou hy den broeder van zynen vriend opgezocht, en hem mede als vriend ontvangen hebben; maar ten rechten tyd kwam hem nog te binnen datHans de man niet was, met wien hy konde omgaan ; want fchoon het voorkomen van dezen alles beloo' c , behoefde hy echter flechts te gaan , te ftaan of te fpreeken, om elk verftandige, in iedere beweeging aanftonds den dwaas te doen ontdekken. Hans vernam dierhalven niet dat Frederik een boezemvriend van zyn' broeder was. —• Frederik werd eindelyk in zyne gedachte van ■ | Hans  34$ HANS KOMT DOOR. ZYN Hans nog meer verfterkt, toen hy hem by geval eens fprak , en getuige was, van zyn' hoogmoed en eigenliefde; twee ondeugden, die alleen genoeg waren om hem gehaat te maaken: ——- dan, ondanks dit alles, bezocht Frederik den Schouwburg vlytig; hy had verftands genoeg om te zien hoe weinig deze troep , eene verzameling van clendige voorwerpen, haare kunstpligten vervulde; want fchoon hy nog nooit iets beters gezien had, had hy echter wel geleezen dat het tooneel de. natuur moest uitbeelden, en hier vond hy het tegengeftelde van de natuur: hy belachte die dwaazen , welken de hartstochten aan flarden rukten , en zyn verftand verfchafte hem dagelyks nieuwe gelegenheid , om zig vrolyk te maaken. De gefchiedenis van de Directrice met Louiza, openbaarde de geheimen van het gezelfchap nader, aan de Inwooners van het Stcedje ; ook Frederik hoorde het, en wel met byvoegzelen, die van mond tot mond belachelyker werden; eindelyk voegde men by al dat nieuws, zo veele nadeelige onwaarheden, dat de Aanfchouwers een a£fchrik kreegen , om een hoop volks, deugden te zien affchilderen , die in hun gedrag geheel niet te vinden waren. De dames der troep verwonderden zig ten hoogften, dathaarefchoonheid hier zo weinig invloeds had; geen van drieën kon zig 4ê '  domh'eid voord; 349' nog beroemen een eenigen jongeling verliefd gemaakt te hebben; en niemand bezocht, om haare fchoonheid tebewonderen, de Schouwplaats: hieruit volgde natuurlyk, dat zy alle drie op den flechten fmaak der inwooneren van N dapper fchimpten; men had hun op het voorgemelde dorp bedorven; daar waren de aanbidders te veel geweest, en daarom kwam het haar thans te onvcrdraagelyker voor , dat zy de aandacht van niemand tot zig konden trekken. Zy hielden dit dan ook niet langer als vier weeken uit; zy overreedden den Directeur om te vertrekken , en deze was daartoe ook te gerederover te haaien, aangezien zyn kas een groot onderfcheid tusfchen N en H.... gevoelde; het ging den Directeurals de vrouwen; dezen ontbrak het aan Minnaars en hem aan aanfchouwers : — hy vertrok dan met de vierde week naar B alwaar wy hem wel wedervinden zullen. VYF TIENDE HOOFDSTUK. Een Tandmeejler wordt met fchrik befchouwd. De briefwisfeling tusfchen Frederik en Augustus werd met yver voordgezet. de laatfte was weder denzelfden y verigen Jongeling, rchoon hy  350 HANS KOMT DOOR. ZYN hy de ontrouw van Carolina nog niet geheel ver^ geeten had; maar hy hefchouwde dezelve thans geruster; als een zaak die niet te veranderen was^ en waar over een verftandig mensch niet moest morren: evenwel had het bewuste geval hem ook onverfchiliiger omtrent alle vrouwen gemaakt; hy zag niemand van haar, en niemand van haar zag hem , aangezien hy zig van .alle gezelfchappen afzonderde , en alleenlyk voor de weetenfchappen leefde; maar de volgende brief bragt hem zyn' broeder weder voor de oogen, en ook zynen broederlyken pligt * om dezen , ware het mogelyk, van zyne dwaasheid te gcneezen. FREDERIK AAN AUGUSTUS. „ Dat gy weder een mensch zyt geworden en menschlyke pligten vervult, verheugt ,, my : -— maar, myn lieve Augustus! gy zyt nog niet volkomen herfteld; gy verbandt nog „ de waare vreugde uit uwe hart: dit zie ik „ genoegzaam uit uwe brieven, en daarin han„ dek gy niet recht. Eén der eerfte pligi ten van den mensch is , zynen geest in „ eene vfolyke gefteldheid te houden, want in die gefteldheid zyn wy best bekwaam om „ onze overige pligten te vervullen. r—~ De „ lof  DOMHEID VOORD. J^I ,, lof aan het Opperwezen toegezwaaid , komt uit „ een vrolyk gemoed , uit hartlyke en levendige aandoeningen; wees dan vrolyk , Augustus! zyt „ jong zo langgy jong zyt: door de jaaren ver„ dwynen de blyde luimen, en het zou u berou,, wen , dat gy als jongeling geen jongeling „ geweest waart. — Zie my ■ ik ben altoos wel j, opgeruimd; het is wel waar, ik heb geen meisje verlooren; — maar fchtam u, dat het ver»i lies van een meisje meer indruks op uwea „ geest maakt, dan het verlies van onzen va„ der; — doch, laat ik aan dat verlies niet >, denken, want dan zou ik myne vetmaaningea », ongetrouw weezen. Ik kan my het ver- „ lies van dien grysaart, hoe vrolyk van gemoed ,» ik anders ook ben, nog niet herinneren , dan >, met ontroering ■ om die gedachten „ te ve-dryven, wil ik over een vrolyker on- „ derwerp handelen. Ik heb uwen broe- », der leeren kennen; hy was mer zyn tooneel " Wet te N maar zeg my Augustus, is dat ,, waarlyk uw broeder? — ik zoü dit van myn „ leven niet gedacht hebben , al had ik u ook „ naast elkander gezien. Hy zo dom ! i » en gy • » • • maar neen , ik wil u geen „ compliment maaken ; gy weet zelf wel „ dat gy wyzer zyt: *—— ik moet belretmen, s. dat  3^2 HANS KOMT DOOR ZYT* dat hy in fchoonheid boven u uitmunt, want „ alhoewel gy geen affchuwelyk man zyt, zo ,, kunt gy tog in geenên deele by hem ih aan- merking komen : — maar, lieve Hemel! hoe „ bedriegt de fchyn 5 zyne veel betekenende ,, oogen zyn het masker der domheid: op het ,, eerfte gezicht was ik 'er byna door bedrogen ,, geworden , maar ik behoefde hem flechts vyf „ minuten te zien , én op het tooneel te zien» „ om den domoor te erkennen; en het geen „ het flimfte is, nog wél dé verwaanfte dom,, oor; want in allen ernst gelooft hy , dat hy , fchoon de flechtfte van allen zynde , evenwel „ een groot Aéleur is: dit echter wil ik hem „ gaarne vergeeven, want de vrouwen, waar„ van hy bemind wordt, hebben hem in dat ,, ftreelend denkbeeld gebragt; dit ftrekt weder ii tot een nieuw bewys, myn vriend, dat het „ grootfte gedeelte der vrouwen onze achting „ niet verdient; want een man mag zo dom „ zyn als hy wil, laat hem zo flecht denken ,, als mogelyk zy, indien hy maar fchoon en „ welgemaakt is, fluks zyn de zwakke hersfens ,-, verrukt: verfta my wèl, Augustus; neem ,, mynezedekunde niet blindelings aan; moge- lyk vindt gy in het toekomende ook gelegen„ heid , om my, dienaangaande, tegen te wer~ pen,' P  DOMHEID VOORD. >i pen - dat ik tegen rayn eigen geftelden regel zondigde ; want fchoon ik het grootfte ge-* ,, deelte der vrouwen veracht, geloof ik echter dat 'er ook goede fchepzéls onder haar ge„ vonden worden , die denken kunnen, en die, ,, door haar gedrag, in ftaat zyn , om een' man ,, gelukkig t-e maaken; doch zulke vrouwen „ moet men niet onder den grooten hoop zoe,-, ken; — men moet het ook niet aanfloudsr ,'j gelooveri, wanneer óns gezegd word , Mejuf„fer N. N. heeft verftand ; bezit een goed >> charakte'r; heeft gevoel, en is een goede hu;s_ ,, houdfter;' men moet eerst onderzoeken of het ,', alles" waarheid is, want buiten het huwelyfe „ fchynen alle vrouwen die deugden te bezit,, ten. — Ik nïoet waarachtig lachen, als ik „ myn' brief herlees; -—' uit al myn gefnap „ over de vrouwen , zult gy mogelyk benutten j „ dat ik thans bezig ben , om te onderzoeken, ,,■ of Mejuffer N. N. waarlyk zo veel verftands ,, en goede eigehfehappen bezit, als men my ,, zeide ; om vcrvolgend's , als ik gevonden had ,, 't geen ik zocht, haar ten wyf te neemen. —, Ha ! ha ! vrees niet Augustus ; die dwnash.-id ',, is my tot heden toe nog niet in 't hoofd ge>- ,, komen; ik ben 'nog 7.0 vrv als een rr vogel die in' de lucht zweeft, en ben over z ';, die  354 HANS KOMT DOOR ZYN „ die vryheid hartlyk verblyd. - Maar „ om nu weder tot uwen broeder en zynen „ hoogmoed te komen: hier ter plaatfe heeft „ hy zig. daardoor geheel belachelylc en ver„ acht gemaakt, zo zelfs, dat geen mensch „ van hem fpreekt, zonder hem een' bynaam „ te geeven, 't geen my, om uwen wille leed .„ doet ': fchryf hem toch, ftel hem zyne onbe„ kwaamheid voor oogen , mogelyk heeft het „ een goede uitwerking: ware hy een „ houthakker, dien post zou volmaakt aan zy„ ne krachten voegen ; maar voor een Acteur „ is hy zo weinig gefchikt, als myn paard; „ waarachtig, myn paard is fchranderer dan „ hy, want dat dier kent zyne fterkte en zwak,-, heid; wanneer ik hem beryd dan is hy zo „ mak als een lam, hy weet wel dat hy my „ niet in 't zand kan doen tuimelen, maar zo „ dra myn knecht hem beftuurt, dan fteekt hy ,, den kop in den wind, — hop! — hop! „ hop! — en daar ligt Casper met de beenen „ om hoog. Ik wenschte dat uw broeder „ flechts zo veel zelfkennis bezat als myn „ paard, dan zou hy , by myn ziel, geen Acteur '„ blyven. Nu , wees een goede jonge, — „ cn zo vrolyk als uw, F R E D E J I K,  ÖOMHE IB VOORD. g£j AUGUSTUS AAN FREDERIK. ,, Ik bedank u , lieve vriend I voor de poo- gingen die gy aanwendt om my te vervroly>, ken ; 't zal in het toekomende wel beter gaan „ thans wil het met my nog niet van de hand. „ men doet zo gemaklyk geene reuzenftappen ; i* men ftruikelt iigtlyk ; — de flakkengang gaat zekerder, en men komt daardoor tog ein_ „ delyk aan de plaats van zyne beftemming. Ik heb ondertusfehen in korten' tyd meer „ wegs gewonnen dan ik had durven hoopen; „ ik heb het tog zo ver gebragt, dat ik ibn> tyds kan arbeiden — ja zelfs geloof ik dan ,, zo gelukkig te arbeiden , dat ik over my zclvea M zeer voldaan ben. — Binnen den tyd van vier „ maanden zal ik disputecren, en myn examen „ doen : tot dit fchielyke belluit heeft my de „ Geheimraad R , te M gebragt; hy kwam „ zyn' zoon in H bezoeken , en by die „ gelegenheid leerde ik hem kennen, ik had her „ geluk hem te behaagen, en hy deed my daacK „ lyk den voorflag om by hem te komen , in- „ dien ik H verliet; hy bood my aan ,, om my in zyne zaaken te gebruiken , waardoor ,, ik gelegenheid zou hebben ,■ om my tot eeuig w anu bekwaam te maaken: ÜK heb zynen. Z 2 „ voo»*-  35°" HANS KOMT DOOR ZYN », voorflag aangenomen, en beloofd, binnen een 5, half jaar te M te zyn : veele inkomften >, zal ik aldaar niet hebben, evenwel denk ik 'er myn voordeel door te zullen doen; en „ voor eerst is de vrye huishouding, welke ik aldaar vinden zal, een groote onderfteuning : — „ ware dit aanbod my niet voorgekomen , dan „ zou ik nog wel een jaar of twee hier geblee„ ven zyn, fchoon het niet noodzaakeiyk is; „ want theorie heb ik genoeg , de practyk „ ontbreekt my alleenlyk, en die zal ik te M... ■ V, genoeg vinden. De zoon van den Ge- „ heimraad is myn leerling, en als ik van den „ zoon tot den vader mag befluiten, dan zal ik 'er 3, my niet kwalyk by bevinden ; want deze komt '„ met myne geaartheid, behalven zyne vrolykï, hcid, zeer wel overeen ; doch zyne blydfchap heeft ook haare nuttigheid, want daardoor „ verdryft hy menigen wolk van naargeeftigheid •5, van my weg. — Het geen zyn gezelfchap fomtyds voor my onaangenaam maakt, is de geduurige herinnering aan zyn zuster, welke „ hy zeer bemint, en dikwyls beklaagt, ver„ mits zy van een' minnaar is verhaten gewor. den, die eerst haar hart veroverd, en vervol„ gends een ander meisje genomen had ; zy leeft „ federt dien tyd in eene gcfiadige droefgeeilig- „ heid. *  DOMHEID VOORD. 357 heid. Gy kunt Jigtlyk begrypen dat het ver.„ haaien daarvan my dikwyls gedachten in myn hoofd brengt, die ik gaarne verbannen zoude: »i die gefchiedenis heeft zo veel overeenkomst >, met de myne, dat ik my menigmaal niet kan bedwingen van traanen te ftorten, als hy van „ dezelve fpreekt: dit medelyden (want „ daarvoor houdt hy het,) beweegt hem ver,, volgends meermaalen daarvan te fpreeken, „ dan hy doen zoude, wanneer ik onverfchillig, „ en voor zyne verhaalen ongevoelig ware. „ Ik ben nog niet vertrouwd genoeg met hem, „ om hem myn hartsgeheim te openbaarcn. „ anders zou ik hem , reeds voor lang, gebeden ,, hebben, om my, ter liefde van myne rust, zyne „ verhaalen niet te doen; mogelyk gebeurt dit eer„ lang.-Het geen gy my van mynen broeder zegt, ,, heb ik reeds meenigmaal my zelvén voorge„ houden; hy heeft zig, hier ter plaatze, al„ waar zyn acteurfchap begon, reeds zo belache„ lyk gemaakt, dat ik my dikwyls moest fchaa- „ men, om my te vertoonen : ik zou „ toen reeds alles aangewend hebben , om hem ,, van zyne dwaasheid te geneezen, ware ikzelf ,, niet in eene omftandigheid geweest, dié on,, derfteuning noodig had: ———. ik vergat toen ,, de gantfche wereld, en gevolglyk ook myn£ 3 „ broe-  S5$ HANS KOMT DOOR ZYN broeder: by myne terugkomst vond ik a hem n'et mcer > en ik weet zelf niet of ik }, er blyde of bedroefd over moet zyn, want ik , vrees dat zyne dwaasheid zo vasten wortel j, gcfchooten heeft, dat ik dezelve niet zal kunnen uitroeijen : evenwel heb ik aan hem gcfchreeven, en zal afwachten of het helpen ,, wil. . Hoe maakt nw zuster het toch al ? -— is zy gelukkig i — dit wensch *, ik! — Vaarwel, allerhelle man ! uw , A U G U S T U 'S. AUGUSTUS AAN HANS. „ Hoe ongaarne gy ook myn' brief zult wülen zien, moet ik u evenwel fchryven, de broedcr..» lyke liefde gebiedt het my , en zy begeert ook „ dat ik voor de vuist met u fpreeke: ter „ zaakc dan. —- Gy hebt u een beroep ver„ kozen dat verre boven uwe krachten is ; ,, bedenk zelf hoe veel 'er toe vereischt wordt „ om een goed Tooneelfpeeler te zyn, onder„ zoekuzelvcn, ofgy alle vereischte eigenfchap?, pen bezit, en ik ben verzekerd, dat uw eigen hart u zal zeggen ■ » neen. ,, Tegen uwe eigene overtuiging aan , wilt gy „ u dus een beroep verkiezen , waarby gy noch fi, koud noch heet kunt zyn. Ik heb » TveJ  DOMHEID VOORD. 359 's wel is waar, u niet zien fpeelen , maar ik ken is daarom niet te min uwe vermogens zeer wel, •■» en ieder die 11 gezien heeft, bevestigt my in " myne denkbeelden ; ieder zegt my , dat gy , mogelyk meer bekwaamheid tot alle ander be~ ,, roep hebt, maar juist niet tot dat van Too,, neelfpeeler: — zelfs heeft de Luitenant Fre- derik , myn vriend, my gefchreven , dat ik u , toch raaden zoude een beroep te verkiezen, ,, het welk u meer eigen was. Deze allen zyn menfehen aan wélken het onverfchillig is ofgy » al of niet gelukkig zyt, maar omtrent my is dit zo niet; ik bid u derhalven , verlaat het ,» Theater , by 't welke gy mogelyk wel uw „ brood zult vinden, maar nooit overeenkom„ (tig uwe beitemming ; want gy zult voorzeker f» altoos een elendeling onder de Toonelfpeelers ., blyven: -> zoudt gy deze fchande kunnen ., verdraagen ? — geloof niet dat ik, met veele » dwaazen , tegen et beroep van Tooneelfpeej, Ier vooringenomen ben; neen: ik heb ach,, ting voorlieden van het Tooneel, die kracht ,1 en bekwaamheid genoeg hebben, om hunne '» pligten tc vervullen; ja ik acht hun zo hoog als eenig lid van den Staat; maar de gezegde ', pligten zyn zo menigvuldig, dat flechts weinigen -■■> dgzelven kunnen vervullen,en ik weet voor_ Z 4 „ ze-  3cJq hans komt door zyn zeker dat gy tot die weinigen niet behoort. „ ja ik durf zelfs beweeren , dat gy noch niemand van uwe tegenwoordige makkers, ooit ,, begreepeu hebt, dat hy pligten uitteoefenen :, heeft, en dat 'er een groote zielskracht toe „ vercischt wordt, om Tooneelfpeeler te zyn. — .', Is het niet bcklaageiyk zo maar heen te lee„ ven ? te vreden te zyn , ais men flechts zyn ', brood verdient , het zy dan waardig of on- „ waardig? Geloof my broeder, indien „ ik hoopen konde, dat gy immer een nuttig ?, lid. voor het Tooneel zoiidt kunnen worden , ik zou zelfs alle moeite aanwenden, om u „ 'op een welgeregeld Theater te helpen, en u ,, van een hoop volks te verweideren die zclven H niet wecten wat zy zyn. . Jylaar daar „ zulks zo niet is , bezweer ik u ,.dat gy toch ,, iets anders ter hand neemt, vreest gy voor ,, gebrek , kom by my , ik heb, Code zy gedankt, ?». noS S"noeg voor u, ten minsten voor eenigeq ,, tyd, en voor het overige zal God vooi° u „ cn my'verder zorgen. Gy zult geen .». donker Sezicht by my aantreffen, maar wei( uwen toegenegenen broeder, Augustus. #' n ■  P O M H E I D V Q O R E). 361 HANS AAN AUGUSTUS. „ Gy verftaat het in den grond, en weet „ uit uwe boeken volkomen , wat een Tooneel- fpeeler is en niet is: en uwe goede ?, vrienden, ja die weeten het ook, die kunnen ,, wel over myn fpeelen oordeelen. Gy moest eens in den Schouwburg te H. . . . ,, geweest zyn toen ik voor de tweedemaal „ fpeelde, ha! toen klapte men eerst in »» de handen 1 toen had gy kunnen zien , ,, dat ik een/groot Acteur ben; houd daarom „ in 't vervolg uw' fmoel toe, of ik kom u op „ het lyf, want moeder zegt altyd , dat gy een ,, deugeniet geweest zyt; en ik ben uw oudfbj „ broeder. — Blyf met uw^n Luitenant maat >, weg; ja die zal 't ook recht verftaan ! ■ - ,, In N.... hebben de lieden ook een fraaijen „ fmaak ! niet half zo fyn als m H alle onze Actrices zeggen 't, en Madame de Di,, rectrice niet minder; kyk , en die verftaan het „ vry wat beter dan gy' cn uw Lukenant. — „ Bekommer u maar niet verder over my, want „ met my heeft het geen zwaarigheid ; ik heb ,, u genadebrood niet^noodig. Uw oude ,, RiÉmeefter zal u gebedel ook al zat weezen; ,, en blyf my met u poespas van zielskrachten , „ en zo. veele pligten ook maar van den hals : I Z 5 „ik  SÖ"a HANS KOMT DOOR ZYN Wik geloof dat gy zelf niet eens weet v at gy „fchryft, want ik vcrfta "er niets van, eh°ik „diende evenwel beter de taal te veiftaan dan ,,gy, want ik ben een Acleur. Uw ge¬ nadebrood, heb ik echter veiftaan, en als gy „myn bloeder niet waart, en ik my by u be„vond, dan zou ik u, landlooper! vondeling! „dat genadebrood inpeperen. — Wacht u voor „my, en maak my niet warm, want ik ben verfchrikkelyk kwaad als ik begin; dat heeft „onze briefjes-aanplakker laastjBaalwel onder„ vonden; dien heb ik fchoon','afgeklopt: en dat „is een kérel, ten minftenzesmaal dikker dan „gyzyt. Hoor, myn lieve broeder; „myn Louiza is weg, dat kunt gy Moeder „ verhaalen , als gy haar fpreekt, en met een, „dat ik de wereld verder in ga. • Indien „ ik als een ryk man terug kom , en gy my niet „ meer wilt tegenfpreeken , dan zal ik ook wel „ eens aan u denken : f maar uw Luitenant, „zeg die maar, dat ik zyne aanmerkingen ver„ vloekt iwalyk genomen heb. . Ik ben .„ uw getrouwe broeder tot der dood. " ^^^Augustus kon niets anders doen , als de dwaasheid van Hans beklaagen; hy liet hem dan aan zvn  DOMHEID VOORD. 363 ayn lot over, en deed zyn best om hem te vergeeten; hy leide zig nu geheel op de weetenfchappen toe , en poogde ieder dag- waardiger te worden, om eenmaal zyn vaderland met vrucht te kunnen dienen. Veele bezigheden verdry ven de zotternyen der liefde; deze waarheid werd by Augustus bekrachtigd; want fchoon hy niet gedacht had, dat hy Carolina ooit zot» hebben kunnen vergeeten,werden de denkbeelden omtrent haar evenwel thans zo gematigd, dat zy hem niet hinderden in zyne bezigheden ; zelfs werd hy van tyd tot tyd bekwaamer, om zyne gewoone vrolykheid, die federt Carolina's ontrouw geene plaats in zyne ziel gehad had, weder bot te vieren; maar zyne vreugd was niet van dien aart , dat de jongeling, nog in laateren ouderdom, zig derzei ver genieting behoeft te bcklaagen: -— neen , hy vond dat genoegen alleen in de befchouwing der natuur, en in de wonderbaare werking van derzelver Formeerder : zyne vreugde was veeleer eenigzins vergeZêJ'4 van eenige droefgeeftigheid; want hy genoot dezelve meestyds alleen., vermits hy in de 00gcnblikken van'zyne befchouwing all«^nschlyke gezelfchappen ontweek ; de ffenigOT&dis deel aan dezelven nam was de jonge Heer R. die even als Augustus geaart was, er» ieder oo- gön-  304 HANS KOMT DOOR ZYN genblik waarnam om hem in zyne befpiegelingen te volgen. — By één van hunne gewoone wandelingen, kwamen de beide jongelingen ongemerkt op het dorpje, alwaar Hans zyn theatraalen loopbaan begonnen had. Dit toeval was Augustus zeer onaangenaam, zo wel wegens de herinnering van het voorgaande, als wegens een nieuw voorval dat hem bejegende. — Augustus wilde zynen vriend niet katen blyken, dat hem deze plaats onaangenaam was, en ging dus met hem in een' herberg , alwaar Hans voor eenige weeken, dikwyls dapper gezwolgen had. De gedachten van Augustus waren verward, en in die gefteldheid ging hy aan het venfter; zag een menigte menfehen zamenloopen, waarvan hy de reden nier konde gisfen : het duurde echter niet lang, of hy zag een Tandmcefter met zyn' Hansworst aanftappen, en midden onder het volk plaats neemen; de boerfche grappen van den knecht, lokten hier meer menfehen by, en vermits dit ilag van volk in H rnet geduld wordt, was de verfchyning van een' Kwakzalver, zelfs voor de aanfehouwers uit dien ftad een vreemde vertoomng: allevenfters van den Herberg waren door dezelven bezet. Auguftus had de meefter nog met in 't gezicht gezien, en bleef gevolglyk VOW  DOMHEID VOORD. 363 voor alk deszelfs grappen onverfchillig; maar naauwlyks begon deze zyne waaren aantepryzen , en zyne verdienften ten breedften uittemeeten , of Augustus herinnerde zig het geluid van een ftem , die hem bekend fcheen , en evenwel wist hy zig niet te binnen te brengen , w aar,of wanneer hy dezelve meer gehoord had:— maar toen hy het gelaat van den Meefier naauwkeuriger btfchouvvde , bragt hy zig met minder moeite den perfoon te binnen. De Tand- meefkr was niemand anders als de Marmottejongen, die wy reeds hebben leeren kennen; hy was wel een man geworden, maar evenwel nog zeer kenbaar gebleeven. . Augu;;usver- fchrikte toen hy den geenen zag, die hem voorheen had willen vermoorden ; thans had hy wel geen leed van hem te vreezen, maar desniettegenftaande was zyne tegenwoordigheid hem w verfchrikkelyk , dat hy voorzeker gevlucht zou zyn , indien het hem mogelyk geweest ware ; maar dit kon hy niet, want de Kwakzalver had zyn plaats juist voor de deur van den herberg genomen, zo dat hy hem noodzaakelyk voorby moest, en dat wilde hy niet doen: hy bleef dan in de kamer, met befluit om te wachten tot dat de Tandmeefler zyn werk verricht had. Geduurende dezen tyd trachte hy de  HANS KOMT DOOR ZYN «3e oorzaak van zyne vrees te vinden, maar vruchtloos; hy had voorheen dikwvls zyne gedachten over den Marmottenjonge laaten gaan , :zig zyn perfoon fteeds met affchrik herinnerden hem dikwyls beklaagd, dat hy waarfchynelyk ender de booswichten van dezen tyd zou belmoren , waarvan hy reeds in zyne jeugd zulk een gewigtige blyk had gegetven; want de grondregel van Augustus was deze: - indien een jongeling een booswicht is , dan word hy zelden een goed man. Maar welk nadeel kon hy hem nu toebrengen! Midden onder deze bedenkingen werd de deur open gemaakt , en de Tandmeefter trad binnen ; de angst van Augustus werd zichtbaarder, en zyn betrokken gelaat gaf zyn' vriend genoeg te kennen , dat hy onpasfelyk was, waarop deze pooging deed om hem in de open lucht te brengt- Zo haast de Doctor een zieke zag, was hy ter hulpe bereid, en wilde zyne bekwaamheid doen gelden, maar Augustus iliet hem van zig, en bedekte zyn aangezicht, om niet van hem herkend te worden - dit laatfte was ondertusfehen geheel overbodig, want hy had een te zicLtbfare verandering door de kinderziekte geleeden , om herkend te worden ; dan, daaraan dacht Augustus niet: zyn •i.. . . . vriend  DOMHEID VOORD. 367 vriend bragt hem dan buiten de kamer, en Augustus was verheugd , van niet meer voor de tegenwoordigheid van den meefter vreeze te hebben. Op den t'huisweg, verhaalde Augustus aan zyn' vriend de oorzaak van zyne ontfteltenis, die hem deswegen belachte, en hem te binnen bragt, dat de Tandmeefter zyn gefchonden gezicht onmogelyk kon kennen j dit üelde hem te vreden, en eindelyk begon hy zelf over zyne vrees te lachen. By deze gelegenheid hoorde de jonge Heer R. de geheelegefchiedenis van Augustus, die hy wel flukswyze, maar niet in haar vollen zamenhang gehoord had. Menig ander jongeling zou, op dit bericht, Augustus geenzins dezelfde achting betoond hebben, die hy hem tot hier toe bewezen had : maar de Heer R. dacht geheel anders , en achtte Augustus zelfs meer dan voorheen, want hy had zyne verdienften grooteadeels door zig zeiven verkreegen , niet met het geld van zyne voorvaderen gekocht; hy had alle moeijelykheden die hem in den weg geftaan hadden , overwonnen, en was nu zo ver gevorderd, als menig een , met alle mogelyke onderfteuninge , naauwlyks vorderen kan : de Ritmeefter had hem wel bygeftaan, maar immers had hy, ook zonder iemands hulp, zig de gunst van  360 HANS KOMT I) OOR ZYN , van dezen waardig gemaakt. — De jonge'inferï waren van dien tyd af onaffchydeiyke vrienden , en R. vervulde by Augustus de plaats van zyn' vriend Frederik, welks verlies'hy zo dikwyls beklaagd had Frederik had ook moeijelykhedcn, die hem , in weerwil van z'yh vr'olyken geest, zeer troffen ;' —— de volgende brief van zyn Zuster ,■ zal ons hieromtrent meer lichts gceven. CAROLINA VAN C. AAN F R I. D E R I K. ,, Ik moest'uzekcrlyk myne elende niet klaa„ gen , want ik weet wat gy my antwoorder! „ zult; — en evenwel moet ik ik ien and 'lub* „ ben tegen wien ik myne klagten uitboezeme , ,, anders moet ik onder den last derzelvch bezwy„ ken. — Gy zyt myn ecnigfte bloedverwant, ,, myn eenigfte vriend, van wien ik durf hoo„ pen dathy my nog bemint, en dat hy my moge- lykbeklaagen zal. —Ik ben wegens myne ligf„ vaardigheid genoeg geftraft geworden, cn ik „ gevoel nu dezelfde kwellingen, die ik voor„ heen uwen vriend veroorzaakt heb: — ver,, fmaadde liefde is een bittere fmart; daarby „ komt nog de gedachten dat ik rechtvaardig „ lyde; dat ik door het recht van wedervergelding lydc, en dus word ik deze fmart dubbeld gé"- ,, waar.-  DOMHEID VOORD. 369 •„« waar- —- Nog geeii jaar ben ik de vrouw i, van Van C. geweest, en hy verlaat my reeds „ behandelt my met eene onverfchilligheid die „ my onverdraagelyk is: ik bemerkte deze on~ verfchillfgheid reeds ha de eerfte tnaand van „ ons huwelyk, en zy werd van dag tot dag „ grooter: — ik trachtte dezelve door liefkoo■i zingen te verdry ven , maar vruchtloos, hy ,i was toen reeds zyn hart kwyt , en myne dnri„ gende liefde, deed hem myn gezelfchap oni„ vluchten : hy is reeds een gantfche maand ïh „ D. . . . geweest: zyn verblyf was my onbe„ kend maar gisteren heb ik het óndekt, en ben tevens in myne gisfingen bevestigd gei, worden. Myn man. heeft zig aldaar in een ,, nieuwe liefde ingewikkeld : een jong vrouwsi, perfoon van L.... berooft my van mynen Échf,, genoot; hy is dagelyks in haar gezelfchap, fpeelt „ voor 't oog van alle menschen, zonder eenigen ., fchroom, den minnaar van haar, eh volgt haar als haar fchaduw. — Zeg my broede>-, wat moét „ ik in dit geval doen ? —myzelve kan ik geen' „ raad geeven. — Myn voorneemen was naar ■ i D. ... te gaan t en den trouwloozen zyn on„ rechtvaardigheid teverwyten^ maar ik gevoel „ dat dit de rechte weg' niet is. — Geef my g, daarom raad; verlaat uw zuster niet, fch'ooK A-a • ife  37<3 HANS KOMT DOOR. ZYN „ ik uwe liefde niet verdiene, heb ik ten min„ ften uwen byftand en befcherming noodig, ,, en deze zult gy uwe ongelukkige Zuster niet "„ ontzeggen. — Och, lieve Frederik! konde „ ik één jaar achterwaards treeden, gy zoudt „ geen reden hebben om over myn gedrag te y onvreden te zyn. Thans herinner ik my my„ ne jeugd; ik maak menigmaal vergelykingen maar bevinde, helaas! hoe zeer myne eer* '„ zucht en ligtvaardigheid , my van den weg „ der gelukzaligheid afgeleid hebben: „ doch, ik wil daar niet meer over denken , ten „ einde niet ftrafbaarder te worden dan myn ,, man, en uwe achting geheel te verliezen, — „ Ik moet afbreeken; myn hart is te vol om ,, meer te kunnen zeggen. . Troost uwe „ arme zuster, CAROLINA VAN C Frederik, was na het leezen van dezen brief, welks inhoud hy niet verwacht had, buiten zig zeiven. Indien hy de eerfte opwelling van zyn drift gevolgd had, zou hy den Heer Van C. daadlyk hebben opgezocht, om hem te recht te Hellen ; maar het volbrengen van zyn' pligt belettede hem dit, ten minften ftelde het, voor eenigen tyd, een ongeluk uit, dat hy tog niet ontgaan kon?  D OMHEIB VOOR r>. kon: — eenige uuren overwegens bragten hem tot befluit, om zo wel aan. Van C. als aan Carolina te fchryven; — hy zou gaarne Augustus eerst om raad gevraagd hebben, .maar hy, durfde hem Carolina's brief niet toezenden;, want zo wel de brief, als Zyn befluit omtrent denzelven , zou den geert van Augustus, die nog naauwlyks eenige kalmte had bekomen , weder in de voorige beweeging gebragt hebben. —■ Frederik verftond de mening van Carolina, in het flot van haar' brief uitgedrukt, volkomen, recht: hy ergerde zig niet weinig over haare nieuwe ligtvaardigheid, en fchreef haar daarom koeler dan hy anders zou gedaan hebben. FREDERIK AAN CAROLINA. „Dat gy in alle opzichten een vrouw, een5) ligt vaardige vrouw zyt, toont my het flot van uwen brief op nieuw aan. Ha! Caroli„ na ! — ik heb u in uwe kindsheid teder be„ mind , om dat gy een goed meisje waart, ,, om A a 3 „ Ik  374 HANS KOMT DOOR ZYN n Ik wil toeftaan dat dit meisje meer verdienften bezit dan myn Zuster; dat zy uwe liefde waar„ dig is: — maar dat hadt gy vroeger bedachr „moeten hebben: — myn Zuster is thans uw „vrouw, en heeft rechtvaardige aanfpraak op „uwe liefde en achting. *— Gy hebt haar „deze rechten uit eigene verkiezing gegeeven; „gy hebt haar tegen den wil van haaren ver„ zorger genomen ; gy hebt haar een' man ont„ rukt, die haar altoos bemind, en dien zy s, voorzeker gelukkig gemaakt zou hebben, — „ en nu wilt gy haar, door uwe trouwloosheid, „beledigen! — Ik hoop dat zy haar onge„ luk nog niet weete; van my zal zy het niet weeten. — Keer dan weder, broeder ! vervul '„ uwe pligten , ja volbreng de pligten , die gy „aan de zuster van uwen; vriend verfchuldigd „zyt, Ik ken uwe onbeftendigheid, 3, en weet dus, hoe gemaklyk gy in dit ges, val kunt ftruikelen , maar ik weet ook, dat „gy te goed zyt, om uwe zwakheden langen „tyd op te volgen; dus hoop ik welhaast te „ verneemen, dat gy uwe tegenwoordige ban„den hebt losgerukt, en wedergekeerd zyt ,, tot uwe vrouw , dte u voorzeker meer be„mint dan eenige vrouw in de geheele we„reld. Maar hebt gy mogelyk reden om uo-( » ver  DOMHEID VOORD. 375 ,, ver myn Zuster te beklaagen ? — fpreek; — ,, welligt is het eene dwaaling die herfteld kan ,, worden; ik bied u daartoe myne bemiddeling ,,aan; misfchien is het eene vrouwlyke „zwakheid, die veeleer verfchooning dan be„ ftrafTing verdient: hoe het dan moge wec,, zen , uwe ontrouw kan zy niet verdienen ; „want dat ftel ik vast, ja zal het met myn bloed „ en leven verdedigen; door wezenlyke mis,, daaden kan myn zuster haar' man niet beledi„ gen , daar toe heeft zy eene te goede opvoe,, ding genoten; ook komt dit niet met haar s, charakter overeen : — gévolglyk zou 't eigenzinnigheid zyn, indien gy u niet in't kort met „ elkander vereenigden :het is niet pryslyk, Broè, der! maanden lang van uwe vrouw afgefchei,, den te zyn, zulk een gedrag zou de beste vrouw „van de wereld bederven, vooral zo zy uwe „ omgang te L gewaarwerd. — Keer dan ,, weder tot uwent, of neem uw vrouw by u; dit „eisch ik van u als uw vrouws broeder: — ,, en voldoet gy niet aan myne bede — denk ,, dan dat Carolina, een' broeder heeft die haar „ bëfchermt"-. FREDERIK. A a 4 v;A(M  376. HANS KOMT P O Q O. ZYN VAN C. AAN FREDERIK. ,, Wilt gy my door drygingen vervaard maa,; ken ? — ik dacht dat gy my beter kendet , en wel wist, dan men daardoor niets op ,; my kan winnen; en echter doet gy dit, fchoon „ ik nog niet weete waarom gy drygt. — Dat ,, ik in een maand of iets langer op myne goe,, deren niet geweest ben; dat ik op gezelfchap„ pen ga, en geenzins de rol van droomer in „ myn vrouws byzyn fpeele ; dit is alles wat gy ,, tegen my kunt inbrengen > —- ik verwonder „ my over u, broeder, dat gy my beftraffen „ wilt: — ontrouw ! — hoe belachelyk komt „ my dit verwyt voor ! noem my één" man „ van myne jaaren, die in dezen tyd zyn vrouw ,, zo getrouw is, dat hy zig met haar op het „ fandzal bannen,en met geene andere vrouw, „ als met deze zyne dierbaare wederhelft zal ,, fpreeken : — hoor; dit zou 'een ezel zyn , „ die in geen ander gezelfchap durfde komen , », en ik behoor God dank onder dat flag van „ wezens niet: —, maar, waarover kan toch „ myn vrouw zig beklaagen ? _ waar heeft zy' „ gebrek aan?-heeft zy niet meer inkomen , dan zy ooit heeft kunnen verwachten ? zwyg f, daa-om bioeder; dreig my niet meer: vrouw  DOMHEID VOORD, 37? ,3 vrouw is myn vrouw, dat weet ik; maar geen ,, bedreigingen zullen my doen befluiten , om ,, haar gezelfchap te zoeken; en nog veel min,, der haar hier by my te laaten komen. — Ik „ blyf in D...; doe wat my behaagt, en laat my .., zelfs van den duivel geen vrees aanjaagen ; als ,,het mygeleegen komt naar myn goederen te „gaan, zal ik daar myn vrouw wel vinden s, en denkelyk ook fpreeken ; al had zy ook nog ;, tien broeders, en die allen my dreigden , gelyk s, gy doet, zo zou my dit nogthans met beweer „gen daar een oogenblik vroeger te komen. — ',, Het zal van u afhangen of gy my vervol„gends wilt noemen, uw Vriend VAN C. Dat deze brief Frederik in geen goeden luim bragt, is meer dan billyk, te meer daar hy deze halftarrigheid niet van hem verwacht had : hy zou ook terftond vertrokken zyn, en de zaak op zyn foldaats afgemaakt hebben, indien hy niet op zyn zuster gedacht had, wier geval door zyn drift niet verbeterd zou geworden zyn; hy bepaalde dan zyn rechtvaardige gramfchap ; wachtte nog eenige weeken,, en hoopte eiken dag bericht te zullen krygen , dat zyn broeder, na dat zyn eerfte drift bedaard A a 5 was,  373 HANS KOMT DOOR ZYN was, de reden gehoor geeven»en tot zyn vrouw wederkeeren zoude. Maar dag aan dag kreeg hy uit D. . . tyding van zyne buitenfpoorigheden, en dat hy nog beftendig "een flaaf van liet meergenoemde vrouwsperfoon bleef. Frederik oefende nog eenige maanden geduld, maar nu kon hy zig niet langer bedwingen , en ftond gereed om verlof te vraagen, ten einde naar D. . . . te gaan om de trouwloosheid van zynen broeder te ftraffen, toen hy van zyn Zuster een' brief kreeg , waarin zy hem berichtte, dat van C. 'op zyne goederen was aangekomen; dat hy haar wel niet met tedere liefde, maar evenwel met achting bejegende. Hy fchreef haar weder , dat het heden haar zaak was, om hem door een bevallig gedrag op nieuw te kluifteren; gaf haar verfcheidene lesfen, hoe zig thans te gedraagen , en beval haar, aan hem te fchryven , zodra zy eenige verandering in zyn gedrag jegens haar befpeurde; by voorraad beval hy haar, dat zy niet zou laaten blyken, iets van zyne dwaasheid te weeten. -—■ 'Er verliepen eenige maanden, dat Frederik geen tyding van eenig gewigt kreeg, waarover hy zig verblydde, aangezien hy geloofde dat van C. zyne minnaares verlaaten had;voords wendde hy nu alles.  DOMHEID VOORD. 379 alles aan, om het verdriet te vergeeten, 't welk hem dit geval veroorzaakt had. Ondertusfchen befioot Augustus, met roem en het befte getuigenis, zyne Academifche loopbaan ; hy maakte zig gereed om naar M. . . . te vertrekken; zyn jongen Vriend de Heer R : bedroefde zig, dat hy hem verliezen zoude, maar hy verblydde zig met het ftreelend vooruitzicht , van hem by zynen vader weder te zullen vinden. —<—— Den dag voor zyn vertrek, bragten deze jongelingen alleen met elkander door, affpraak maakende wegens hunne briefwisfeling, en andere zaaken. In het byzonder befchreef de jongen Heer, zyn' vriend het charaktervan zyn' Vader, ten- einde hy zyne gunst te gemaklyker zou kunnen winnen. — De Geheimraad , was een waardig man , wiens menschlievendheid met de ftrengfte regelen van rechtvaardigheid verknocht was: 'er was geen mensch die met hem omging, van den geringften bediende af, tot "zyne medeamtgenooten toe, die immer reden had , zig over hem te beklaagen; hy wist dat de mensch een mensch was, in welken ftand de Voorzienigheid hem dan ook geplaatst had. Indien hy al eenig gebrek had , zo beftond het in zyne Famiellehoogmoed : yan vroege tyden af was het Huis  S§9 HANS KOMT DOOR ZYN Huis van R. één der aanzienelykfte van 't Land geweest, en hy verheugde zig daarover dikwyls inwendig: zyn wensch en vasten wil was ook, zyn zoon en dochter overeenkomftig zyne begeerte uittehuwelyken, en deze zwakheid was hem te gemaklyker te vergeeven, daar hy aanfpraak op die begeerte mogt maaken; en behalven dat, door veele deugden, die kleine zwakheid vergoedde. — De jopge Heer R. fprak ook van zyne Zuster en dat met een drift, die zyn broederlyk hart eere aandeed: Gy zult myne JVilhtlm'ma zien , myn lieve Augustus , zeide hy , en ik ben verzekerd dat gy medelyden met het arme meisje zult hebben; voorheen was zy fchoon en bevallig; frisfche roozen bloeiden op haar gelaat: — de fchelm , dit haar verliet, is niet waardig, dat vy over hem zucht, en echter doet zy het: - zy is bleek, ziek en naargeestig ; vermeldt de gezelfchapftn, mistrouwt elk dit haar nadert, vermits zy gelooft weder bedroogen te zullen worden , daar zy bedroegen is van hem, die zy boven alle menfehen vertrouwde. Indien gy haar vervrolyken kunt, Augustus, zal ik u broederlyk bedanken : gy zult voorzeker vrienden worden, want uw beiderleije neigingen flemmen volmaakt overeen: 'gy zult zamtn klaagen, en mogelyk pn laatfien ook zamen vrolyk zyn . — Myn Zuster heeft.  DOMHEID V O R D. $1 'heeft reeds langen tijd een vriend of vriendin ontbroken, die met haar overeenfiemde , en ik hoop dat zij die in u zal gevonden zal hebben. Maar op dat zy u niet even als alle andere menfehen fckuwe, heb ik aan haar ge fchreeven; geef haar dezen brief over, ik bezit haar ver ■ trouwen, en zij zal mij zekerlijk ten uwen opzichte gelod. ven. Augustus beloofde zynen Vriend, alles te zullen aanwenden om zyn Zusters hartenleed te verdryven; evenwel twyfelde hy zelf aan een goeden uitflag, vermits ook hy door droefgeestigheid gekweld werd. — Kom, Kom; zeidé de jonge Heer R. gy zoud misfehien minder verrichten , indien gy blygeestig waart; gelykhcid van neigingen maakt vrienden. — Met dergelyke gefprekken onderhielden zy zig, tot Augustus vertrekken moest, zy omhelsden elkander tederlyk , en de Postknecht gaf zyn paard de fpooren ; zo deed ook de tweede,de derde, en ik weet niet hoe veele anderen, die allen in de zorg deelden, om Augustus over te voeren. Het zy ons genoeg dat hy ten bepaalden tyde te M. ... aankwam, eri door den Geheimraad zeer vriendelyk ontvangen werd. — Rust heden uit, zeide deze,w bezie onze ftad, morgen en overmorgen zullen wy van zaaken fpreeken. — Kom ik wil n myn dochter aanbieden, op dat zij haare huisgenoot en leert konnon, en dan zal ik aan myn;  382 HANS KOMT DOOR ZYN myne bezigheden gaan. Hy bragt Augustus daarop in de Kamer van Wilhelmina: Daar , zeide hy , daar Wilhelmina , is een vriend van, uw' broeder; het is eenbraaf jongeling, indien ik uw broederen mijn eigen hart gelooven mag. ■ . Gy weet mijn oogmerk met hem, en cf welk een voet hij bij ons zal woonen; ■ zorg dat hem niets ontbreekt. - Wilhelmina gaf door haar betaamlyk gedrag, blyken van eene goede opvoeding, en Augustus had reden om met haare wyze van ontvangen vergenoegd te zyn; fchoon hy in haar voorkomen die ernftige trekken van fchranderheid ontdekte , die hem haaren broeder vertoonden. —. Hy zeide haar, dat hy een' brief voor haar had , en verzocht haar weder te mogen opwachten zo dra hy zyne goederen ontpakt zou hebben , om haar den brief te overhandigen; dit werd hem gereedlyk toegedaan. ■ Augustus vertrok , en de Geheimraad ging zyne bezigheden verrichten. Augustus vond zyne goederen reeds in een voor hem beftemde kamer, die uitzicht op den tuin had, en dit was hem te aangenaamer, daar hy gaarne de vrye lucht genoot- een voorrecht 't welk hy in H had moeten misfen; hy bragt Wilhelmina nu den brief van haar' broeder. D E I,  DOMHEID VOORD. 383 DE JONGE R. AAN ZYN ZUSTER. '„ Zie, Wilhelmina, in dezen vriend, een braaf '„ jongeling, en voor u een waardig gezelfchap. — „Ik hoop dat het by u aanbeveling genoeg zal „ weezen als ik zeg, dat hy myn vrind is, om ,, hem mede tot uwen vriend te verkiezen ; en ,,zo 'er meer aanbeveling noodig is, weet ,, dan — dat ook hy door de liefde ongeluk;, kig geworden is; byna een zelfd lot verbindt ,, u aan elkander. — Hy beklaagt zig over de ,, trouwloosheid van een meisje, gelyk gy u ,, beklaagt over de ontrouw van een' man; gy ■>, haat om deze reden de eene helft van het ,, menschlyke genacht, gelyk hy om dezelfde ,, reden , het andere gedeelte vliedt. Gy zult „derhalven een goed gezelfchap voor elkander „zyn, en .'t is te hoopen dat de eene den ,, anderen weder met het menschlyk gedacht „zal verzoenen. Gy kunt volkomen vertrous, wen in hem ftellen , want uwe lotgevallen zyn ,, hem reeds bekend , en hy heeft u menigmaal „ met uwen. broeder beklaagd. — Ik hoop dat „myn oogmerk zal gelukken, en dat ik 11 en -, hem als ik t' huis kom, gerust, en vergenoegd „ zal vinden ; ja ik wensch dat ik het geluk „mag hebben, van twee menfehen die ik bo„ven alles bemin, van hunne dwaasheid en kwel-  384 HANS KOMT DOOR ZYN ',, kwelling geneezen te hebben, ten einde met my , eensgezind en welgemoed, op deze wei, reld te kunnen leeven. Verwerp het middel ,,datifc u voorftel, Om weder herfteld te wor,, den , flechts niet moedwillig; onderzoek eerst, ,,of ik van mynen vriend te veel gezegd heb,en dan zal uw broeder te vreden weezen. "! H. Wilhelmina las dezen brief; zag by het eindigen van denzelven Auguftus niet nadruk aan , en zeide : Myn broeder beveelt u my len hoogfieri aan; ik weet dat hy my bemint, en ik wil gaarne zyne wenfchen vervullen : kan u de vriendfchap van een droefgeeflig meisje adngenaam zyn, zo wilt my uwe vriendfchap fchenken , ik ben bereid om dé begeerte myns broeders te volbrengen : maar ken my eerst: < gy moet töeglevendheid voor my hebben; ik ben een naargeestig fchepzel, meer genegen tot klaagen dan tot lachen. — Myn broeder fchryft my , dat myn ongeval u bekend is; *——^ gy kunt derhalven , te meer, daar u de hans'ocht die zo veelt 'menfehen ongelukkig maakt, ook doét lyden, te beter toegeevelykheid voor my oefenen. Augustus betuigde haar zyne achting'; bedankte haar voor de verzekering van haare vriendfchap, èn daarmede eindigde het eerfte bezoek. —. Weinige , da-  domheid voord. 385 dagen daarna ging hy aan den arbeid, en binnen eenige weeken, was hy den Geheimraad zeer noodzaakelyk: zyn werkzaame geest maakte dat alles wat hem onder de handen kwam , hem gemaklyk viel , en de hoogachting van zyn' weldoener , was de belooning voor zynen yver. *— Ik kan den Geheimraad met alle recht zyn weldoener noemen , want hy was zelfs veelmaal zyn vriend en vader; beminde hem van tyd tot tyd meer, en gaf hem de voorrechten van een kind uit het huis, op welken voet hy ook bediend, èn geacht werd. —- Augustus genoot hier dus een zeer gélukkig leven , en zyne droefgeestigheid verminderde dagelyks. Irf zyne ledige uuren, hield hy Wilhelmina dikwyls gezelfchap ; zy wandelden te zamen, zongen, fpeelden op het klavier, eh beleefden menigmaal oogenblikken waarin zy hun ongeluk vergaten. — Wilhelmina gewende zeer aari het gezelfchap van Augustus , zo dat zy dikwyls met verlangen het uur ten gemoete zag, waarin zy gewoon was zyn gezelfchap te genieten ;• én hy liet vari zyne zyde ook geene van die nurtjes' voorbygaan , zonder by zyne vriendin fe weezen. _ De Geheimraad zag dit alles wel, maar hy was geen van die kwaaddenkende Vaders , die gelooven dat hunne kinderen, juist zo' Bb flechf  386 HANS KOMT DOOR ZYN flecht handelen , als zy zeiven voorheen gedaan hebben. — Hy verliet zig op de deugd van zyne dochter, en op de braafheid van Augustus —— en met recht; ■■ ■■■■ want zo min Augustus als Wilhelmina, had eenige denkbeelden van liefde ; fchoon ik 'er niet voor wil in ftaari, dat het gevoel van die hartstocht, zo ver van hun verbannen was, als de gedachten daarvan. —. Dit is zeker, dat de beide jonge lieden van dag tot dag vrolyker werden. Wilhelmina bedankte dikwyls in haare brieven haaren broeder , dat hy haar zulk een goed gezelfchap bezorgd had; en zo deed ook de vader Augustus, dat hy zyne lieve dochter doorhem weder te vreden mogt zien. ZESTIENDE HOOFDSTUK, Wat kan de ligtvaardigheid niet veel onrust veroorzaaken ! Dc biiefwisfeling tusfchen den jongen Heer R, en Aiyuitus, als mede die tusfchen Frederik en d?n laastgcmelden , werd met eiken brief levendiger: Augustus begeerde nu van zyne vrienden- niet meer, dat zy alleenlyk kiaagen zouden ; hy las hunne brieven, indien zy vrolyk waren, dikwyls aan Wilhelmina voor, en I zy-- «1  DOMHEID VOORD. 387 zy lachten zamen, over de geestige invallen éts jongeüngs: de vrienden van Augustus bemerl# ten Bit zyn fchryven, zyne vuurige liefde voot Wilhelmina, maar geen van beiden wilde herri door eene ontydige fcherts affchrikken, en bygevolg roerde geen van beiden het woord liefdé aan; zy poogden alleenlyk die hartstocht aantekweeken, zonder van de zaak zelve te fpieeken , eh zy bereikten ook gelukkig hun oog^» merk: de volgende brief van Augustus; «d ons dat bewyzen! AUGUSTUS AAN FREDERIK, ,., Nooit had ik geloofd dat ik in myn le* ven de rust zou wedervinden, die ik heden ?, geniet: de drie maartden , die ik hier ben , s, zyn my als dagen vervloogen, en met ieder „ maand, met iederen dag , bevind ik my, naar *» ziel en lichaam, beter gefield: dikwyls dank „ ik God voor deze goedheid, en tevens ook »» de voortreffelyke menfehen onder welken myn „ goed geluk' my gebragt heeft. De Geheim», raad , een man bezield van mer.fchenlicfde, „ doet my menigwerf over de goedheid van zyn hart verflomd Haan, en in het byzon„ der laat hy my die goedheid ondervinden. — „ Vermits ik yverig ben , om de kundigheden re B b 2 „ veiv  388 HANS KOMT DOOR ZYN >, verkrygen, die my nader aan myne toeko„ mende beftemming zullen brengen, geeft hy „ my altoos meer gelegenheid om zulks te kun„ nen doen, en pryst dan mynen yver, me 3, de goedheid van een' vader ; ja zyne liefde „ Voor my gaat zo verre, dat ik zeer zeker op ,,'èen bediening in zyn Collegie ftaat maaken „ kan; hy heeft my zo yverig opgedraagen „ dat ik reeds aan het Hof bekend ben, en men van dien kant bevolen heeft, voor my fe „ zorgen, en my by de eerfte bekwaame gele-, „ genheid voor te ftellen. Zie, vriend! „ zo kunnen de uitzichten der menfehen veran„ deren. •—■> Wanneer ik van myn' arbeid ver,, moeid ben, en naar huis keer, dan ontmoet „ ik aldaar vrienden , die my gelukkig maa„ ken.—'Wilhelmina, datbeminnelyke meisje, „ brengt menig uurtje met my door , en de ,, Vader verheugt zig daar over•zy zelve wordt „ 'er blymoediger door; haar geest wordt van „ zyne voorige droefheid afgetrokken , en deze ;, verandering trekt de verbetering van haare ,, gezondheid na zig. Gy moest eens zien hoe„ danig Wilhelmina veranderd is , by dat zy ,, was, toen ik aldaar kwam; toen was zy „ bleek cn zwaklyk; zy vreesde dat het min„ fte windje haar nadeelig was, daar haar ly* „ den,  DOMHEID VOORD. 389 „ den , haar teder geitel met een volkomen on„ dergang dreigde : — thans is zy opgekweekt; „ haare wangen zyn bloozend; haare blaauwe „ oogen zyn lpreekend en vrolyk j maar zelden „ geeft zy zig aan haare voorige droefgeeftig„ heid over, en dan nog ben ik zo gelukkig, „ van dezelve door myne gefprekken of door „ de Muzyk te verdry ven. , Dikwyls dankt „ zy my dan met een kwynend oog, dat my „ treurig maakt, want dan begryp ik dat het „ meisje voor de liefde gefchapen is, en be,, klaag haar, dat de man dien zy beminde haar fchandelyk verhaten, en haar niet door trouw ,, en liefde gelukkig gemaakt heeft: — even„ wel denk ik altoos-dat zy tog gelukkig zal ,, worden, en ik wensch , dat zy een ander „ voorwerp, haarer waardig , moge vinden. Zie „ daar, aldus verdeel ik myne dagen, en ben altoos „ gelukkig; indien my dan nog eenige avond:* uuren overblyven, die fchenk ik u, en den ' „ jonge R.; ik fpreek dan met u beiden by, „ gedachten , cn ben wederom gelukkig. Myn „ eénigfte wensch is, dat het geluk, 't welk ik „ thans geniet, my myne overige dagen moge byblyven , Uw vriend , A V C U S T U S. B b 3 , Fr*  39» HANS KOMT DOOR ZYN Frederik las dezen brief, en begreep duidelyk atAuguftus zig in een nieuwe liefde ingewikkeld had , fchoon hy zelf dit niet bekennen wilde : hy verheugde 'er zig over , te meer daar hy waarfchynelyk kon hoopen, dat men geen bedenking zou maaken , om de verkiezing van Wilhelmina te billyktn, en Augustus door haaf gelukkig te maaken , zo haast hy door 't verkrygen van een amt gerechtigd werd haar tot ryn vrouw te verzoeken. Deze gisfing was billyk, en op de vriendfchap van den Geheimraad en van zynen zoon gegrond ; — toen hy gereed was om iets te antwoorden, en hem de oogen wegens zyne liefde te openen, ten einde hy nog by tyds maatregelen mogt neemen , om te veihoeden dat geen ander ook met dit meisje doorging , en hem ten tweedemaale ongelukkig maakte , werd hy door een buitengewoone bode verhinderd, die hem denvolgenden brief yam zyne Zuller bragt: CAROIINA AAN FREDERIK. ,, Dat ik u thans uit Rouwdorp fchryf, zal J ,,U reeds het ongeluk, 't welk myne krachten i te boven gaat, gedeeltelyk te kennen geevcn : ik heb alies wat gy my bevolen hebt gehoor-: : ,»zaamd- ik lub my omtrent Van C. vriend- lyt! '  BOM HEID VOORD. 39 £ „ lyk en onderdaanig gedraagen , en hoopte ook, „ voor eenige weeken nog , zyne liefde te zul„ len herwinnen , toén hy my op eenmaal uit „mynen droom deed ontwaaken: — nu drie ,, weeken geleden , kwamhy , 's morgens vroeg , „ by my; zyne oogen gaven my reeds te kennen „dat zyn bezoek van belang was: — ftilzwy„gend haalde hy een papier uit zyn' zak , en te „gelyk een Pistool, dat hy in myne tcgeti- ,, woordigheid laadde : ik beefde , cn vroe>; „hem, angstvallig, naar de oorzask van dit ge,, drag. — Die zult gy terfiond verneemen ,' was zyn ,, antwoord : hier op gaf hy my het papier, 't „ welk een verzoekfehrift was, waarinhy zo wel „als ik begeerde gefcheiden te worden, vermits wy fteeds in oneenigheid leefden , en , van we„ gen onze neigingen, met elkander nooit geluk„kig konden zyn. Ik las het gefchrift geheel door en gaf het hem te rug. — JVis „ heeft ti , zeide ik, gezegd, dat ik -met u niet ce,,lukkig kan zyn}.—— heb ik u niet u'.i liefde ge„ irouwdt — Het zy zo , antwoordde hy , wy zul„ len dit nu niet onderzoeken ; het zy genoeg dat ., ik niet gelukkig met tt kan weezen; onder- ,,fc/iryf flechts dit gefchrift of dit Pistool zal ,, uw lot bejlisfen. tv. Ik wilde fpreeken , maar hy s».maakte zig gereed om tefchieten , zeggende: 13 b 4 Zwyr  59? HANS KOMT DOOR ZYN Zwyg, Mevrouw; teken flechts, of dit Pistool zal het „ met uw bloed onderfchryven. —— Wat zoude ik „ doen ? —r in de benaauwdheid myns harten >, vattede ik de pen open tekende : — Zo Mevrouw , ,, zeide hy , nu gedraagt gy u voor de eerflemaal van „ uw leven verftandig; en op dat gy u niet ever „ my te beklaagen zult hebben , geef ik u by dit oer „ fchrift, hy leide een ander papier op de tafel, „ zo lang gy leeft, jaarlyks, driehonderd daalders; „ uw klein goed in Rouwdorp behoort it ook , benevens „ alles » at gy van uwen oom geërfd hebt: bin- nen weinige dagen zullen wy gefcheiden zyn ; maar ,, Ut zo lang moet gy u getroosten myne gevangene te weezen , en niemand als my te fpreeken , veil min,, dér te onderflaan aan iemand te fchryven, of ik „ zou u harder behandeling aandoen, dan ik zelfwensch„ te.- dit zeggende vertrok hy. — U den toeftand waarin ik my bevond te befchryven , ,„ ware overtollig : — dagelyks verzorgde hy zelf my van alle noodwendigheden, maar ik „ kon niet verder dan de voorzaal en myn „ flaapkamer komen; ik bemerkte wel, dat hy alle bedienden van dit gedeelte van het Slot „ verwyderd hield , want ik hoorde of zag nie„ mand, behalven de drie laatfte dagen; toen kwam zyn kamerdienaar, en verzorgde my van „ alle benoodigdheden, maar fprak echter geea „ woord. —  DOMHEID VOORD. 393 s, woord. — Gisteren morgen kwam hy hy my. en beval my alle myne goederen zamen te „ pakken: — ik gehoorzaamde, en hy zelf hielp ,, my om des te eerder gereed te zyn : zo haast „ dit verricht was, kwamen zyne bediendens, „ en bragten myn goed weg ;. hy zelf bragt „ my aan een koets, en vergezelde my naar Rouwdorp, ja tot in het huis van onzen'zaligen „ Oom. — Myn Kamenier was reeds aldaar, „ ook vond ik 'er alles in een behoorelyke or- „ de : Gy ziet, Mevrouw, zeide hy, dat ik „ u wel behandel; gy zult hier alles vinden wat u „ toebehoort , gelyk ook het papier, door het welk „ gy van een jaarlyks inkomen van drie honderd daal- „ ders verzekerd zyt. Gy zult hier gelukkiger „ zyn, dan dat gy by my waart, aangezien ik u ,, tor niet meer. kan beminnen: gy kunt nu Albrechts „ trouwen , want wy zyn gefcheiden en beiden vry: ,, ut heb van die vryheid reeds gebruik gemaakt , fe,, d.rt twee dagenis de vrouw van L .. . myn Gemaa:, lïn : — volg myn voorbeelden zyt gelukkig.— Alles ,, wat ik hoorde fcheen my een droom te zyn :— „ antwoord geeven kon ik niet:—ik gevoelde ,, al de fchande van geheel verftooten te wee- ,, zen, en was meer dood dan levendig: , ,, hy verliet my , en ik ben tot heden toe in ,? dezelfde omftandighrï4. Niets maakt Pb J my  J04 HANS KOMT DOOR ZYN my meer befchaan d dan de rytel van Gena. ,>dige Vrouw , wel.e myn kamen lermy „ geeft; zy moge bet goed meenen , maar haa,,re woorden doen my bioozen ; ik heb haar ook reeds bedankt, en onze oude huishoudfter by my genomen : uw raad , hoe ik my nu ,,moet gedraagcn , is alles wat ik van u be- f;gecr.- uw medelyden verdien ik -.niet, anders zou ik u daarom fmeeken. C A ii O J. I N A. Frederik vergat by hctlcezen van dezen brief alle andere voorwerpen ; hy zag niets dan zyne beledigde Zuster en haare fchande. Niet woedend , maarzodanigalsdeman van gevoel cn eer 'altoos is, was ook Frederik; indien zyn gramfchap poogdeuittebarfien, bedwonghy zig daadlyk ; hy overwoog de zaak eerst ryplyk, eer hy tot de daad kwam, en na een vast beiluit genomen te hebben,vroeg hy voor eenige wecken verlof van zyn Regiment, en vertrok naar Rouwdorp. —— Carolina verheugde zig maar verfchrikte tevens over zyne tegenwoordigheid , die haar wel wraak maar tevens een ongeluk voonpekie : ■ zy ontving hem fchaamrood over. haaien toeftand , en bad hem em vergceving, voor het verdriet «at zy hem veroorzaakte : Zwyg Cxrelma, zeide hy,  DOMHEID VOORD. 395 hy , gy hebt reeds myne vergeeving en csk myn medelyden : en mogelyk verfchaf ik u zelfs eerlang wraak; — maar al ware dit zo niet Neen Broeder! geen wraak , riep zy. uit; geef my alleenlyk raad. — Laat my begaan, zeide hy, en wees over niets Ukommeri: doe flechts dat ik u zeg , meer be¬ geer ik niet van «: — Carolina gehoorzaamd;; en zweeg. Frederik fchreef nog denzeltden dag aan den Heere Van C. cn zond hem den brief door fyn' Ryknecht. FREDERIK AAN VAN C, Mijnheer ! „ Indien gy de ondertekening van dezen brief u-leest, zult gy de oorzaak van myn fchryven ,, wel vermoeden : alle inleiding is overtollig: ,,ter zaake dan. —— Ik ben hier gekomen om ij het recht of onrecht van myn Zuster te on,, derzoeken , of te ftraffen : dat gy haar op 't gruwelykst beledigd hebt, kunt gy niet loochenen. — Hoewel myne eer zo zeer bele„digd is als die van myne 7,uster, wil ikech- ter nog gelaaten blyven; eerst onderzoeken „ en dan te werk gaan. — Mogelyk weet gy „ reden te geeven , die u ontfchuldigen en uw „ gedrag rechtvaardigen; mogelyk draagt my- ., nc  39Ö HANS KOMT DOOR ZYN '„ ne Zuster haare fchande rechtmaatig, en in dat „ geval zoude ik dwaalen, door myne toorn optevolgen: de beantwoording van een eenigevraag „ zal alles beflisfen: — zeg, heeft myn Zus„ ter door haar gedrag, door het verbreeken „ der aan u verfchuldigde trouw , of door iets „ anders haare verftooting verdiend? Na beko„ men antwoord , zult gy meer hooren van „ den Luitenant! FREDERIK. VAN C. AAN FREDERIK. Ik heb uwe komst zo wel als uwe vraagen r,, reeds te gemoet gezien ; uw brief kwam „ derhalven niet onverwacht, en ik zal u thans „ als een man antwoord geeven. — Ik waar„ deer uwe zuster, en eer u als een man, '„ dien ik voorheen vriend noemde; ik wenfeh„ te wel dat gy my d?zen naam nog geeven „ wildet, maar gy begeert daarvan niet te hoo„ ren; gy vordert alleenlyk antwoord op uwe ,, vraag, en dat ben ik u fchuldig. — Uwezus,, ter is geheel fchuldloos, cn de achting van „ elk man waardig. — De oorzaak van onze fcheiding legt in myn temperament, dat ik >> niet  DOMHÊID VOORD* 397 H niet dwingen kan : ik zal geheel openhartig », met u fpreeken, en zonder vreezen myne mis,, daad belyden , fchoon die misdaad geen gevolg ,, van boosheid is, neen maar van eene neiging ,, tot dwaasheid of onbeftendigheid. Ik zag ,, uwe Zuster; ik geloofde haar te beminnen, ,, ja ik geloofde in haar 't voorwerp gevonden „ te hebben , dat ik altoos getrouw zou heb„ ben kunnen blyven; het was ook myn ern„ ffig voorneemen , om de Zuster van mynen vriend op alle mogelyke wyzen gelukkig te „ maaken. De tegenftand die ik in uws Ooms 5, neiging, en door de verbintenis tusfchen uw ,, Zuster en Augustus vond , ontvonkte myne „ liefde nog iterker; ik geloofde zonder haar „ niet kunnen leeven , en overreedde haar tot ,, het doen van eene onbezonnenheid, die ons „ thans ongelukkig maakt. — Wy waren ee„ nigen tyd door het huwelyk verbonden , toen t, ik, tot myn verdriet, eene onverfchilligheid om,, trent myn vrouw gewaarwerd, dieikwenchte te kunnen overwinnen: ik geloofde zelfs „ dat myn vrouw, indien ik eenigen tyd van „ haar afgefcheiden was, een nieuw voorkomen „ voor my zou hebben, en dat ons geluk daar„ door weder zou vernieuwen: ik reisde met „ dat oogmerk naar D. .. maar myn noodlot „ wil-  j03 HANS KOMT DOOR ZYN wilde dat ik aldaar de Vrouw Van L.... Zien moest; en haar te zien en te beminrkn was het ,, zelfde, ; Gy zult my verortfchuldigen wanneer gy in haar gezelfchap megt lorren. Nooit zag ik, in myn gantfche leven eenvol- ,, maakter meisje: — ik kon myn harts- „ tocht niet bedwingen; zocht haar aan om ,, haare liefde en verkreeg dezelve, fchoon zy wist dat ik getrouwd wrs. Toen ten tyd „ was ik reeds bedacht om rryn huwelyk te „ breeken ; — doch de kloppingen van myn ,, geweeten waren toen nog niet door rr.yre „ liefde overwonnen. Omtrent dezen tyd ont„ ving ik uwen eerften brief; in myn drift „ beantwootdde ik denzelven , als of hy my nic't „ zeer getroffen had; maar des niet tegenfuan„ de maakte hy myn geweeten meer en meer „ wakker, ja die brief alleen was oorzaak dat ik weder te rug naar mvne goederen keerde , „ om my tot het betrachten van myn' pligt te „ dwingen; maar laat het hart z.ig wel dwins, gen ? — Na een langen ftryd tusfchen lief„ de en pligt, moest ik zwichten , en de echt,, fcheiding werd bcflooten. Aangezien dit ifu „ met beider toeftemming gemaklyk te ver„ krygen is, zo maakte ik daar toe allesgereed: ,Vgy zult de wyze hoe ik uw's Zusters toe- Item-  DOMHEID VOORD, got» „ ftemming verkreeg, zekerlyk vernomen heti „ben: ik -vil die flap niet recht vaardigen.; „ by is mogeiyk wel de flechtste , die in di: „ gantfche ge val gedaan is, en ik geloof my nier, „ te vernederen , als ik u deswegen om vc:-' >, fchooning bid , en myne on-cchtvaardigheid „ beken. Myn hartstocht fleepfe my voord, „ en d.i.irby komt nog, dat myn geweten mj „ toeriep, dat uwe Zuster geluk! i :er zou wee„ zén , indien zy van my gefcheiden werd, dan „ dat zy verbonden bleef aan een' man die „ haar niet meer kon beminnen: de oogmei* „ ken die ik had' en ook uifgevoerd heb, orrr „ haar geduurende haar ganrfche leven te ver-^ zorgen, verontfchuld.igden my nog meer by „ my zelveh , — en de zaak ontving haar vok „ komen beflag. Reeds te vooren was ik het! ,. met myne Minnaares eens; de dag waarop ïK „ van uwè Zusterfcheidde , zag mymet myne „ tegenwoordige vrouw vereenigen : ik onf* „ ken niet dat ik nog dikwyls k.nagingen ge» „ voeld heb over het voorgevallene, maar dc; „ zaak was niet te veranderen : — de eeni°> ,, fte wensch die ik nog te doen heb, is, „ dat wy vrienden mogen blyven , want haat-, »» en wraak brengen niets goeds voord. -. ,» Indien gy het geepe. ik uwe- zuster ge+ )\maakt  400 HANS KOMT DOOR ZYN gemaakt heb , niet te vreden zyt, zo fpreëk, „ ik zal alles doen wat ik met eere doen kan, „ om uwe vriendfchap weder te winnen: uw „ antwoord zal my zeggen, of ik my in 't ver„ volg zal mogen noemen Uw Vriend, VAN C. Deze brief zou Frederik byna aan het wan- \ kelen gebragt hebben, maar her zien van zyn zuster deed zyn toorn weder ontvlammen; hy fchreef Van C. het volgende :■ FREDERIK AAN VAN C. „Uw brief beftaat uit ydele klanken: in„ dien ik u niet beter kende, zoude ik ge„looven, dat het uitvluchten waren van een ,t, bloodaart, die een bloedig tooneel wilde vermeiden; maar in dit geval moet ik u recht doen. — Ik ben foldaat en man van „eer: — als zodanig'een geef ik u uit twee „ zaaken te verkiezen, naamlyk, uwe tegen„ woordige Vrouw te verftootcn , en myne „ zuster in haare rechten te herftellen: — of ,, u aanftaanden donderdag op de grenzen te laa„ten vinden: in N. . . . zullen wy by elkan- der  DOMHEID VOORD. 401 '„der komen, om door de wapens te beflis„fen, het geen woorden niet doen kunnen: ,,zo ik myn zuster geen recht kan verfchaffen, wil ik haar voor het minst trachten te wree*t ken. FREDERIK. VAN C. A * N FREDERIK. „ Ook dit uitterfte heb ik verwacht, en „maak 'er my gereed toe: maar eer wy tot „een befluit komen, moet ik u nog het een' s, en ander voordellen: — geloof niet dat het „lafhartigheid is die my zo doet fpreeken; 1, neen, het is waare hoogachting voor een' „man, dien ik fteeds beminde; maar gy doet „my reeds recht. — Kan ik, zonder oorzaak „tot nieuwe onrust te geeven, uwe begeerte wel inwilligen? kan ik myn te¬ genwoordige vrouw wel verftooten , zonder den naam van een onbezonnenen geheel en al „teverdienen ? ik heb deze- vrouw lief; „ maar gefteld dat ik haar niet beminde; ge,, field dat ik haar verftiet, en uwe zuster we„der name, omtrent welke ik ureedsbeleederi „heb, dat ik haar niet bemin; zou uw zuster „dan wel gelukkig met my zyn? en het is Cc „im-  402 HANS KOMT DOOR ZYN ., immers haar geluk dat gy bevorderen wilt? *— „oordeelt gy haare eer daardoor te herftellen, ;, indien gy haar een' man weder hebt opgedrongen, die haar verftooter» heeft? ,, overleg dit alles bedaardlyk, eer wy een ,, ftap doen, die vier perfoonen ongelukkig ,, maakt. — Indien gy fterft, wie zal dan uwe zuster befchermen ? — en zo ik omkome , „dan moet gy vluchten; ook in dat geval „Hyft zy zonder hulp en vriend: even „ zo is het met myn vrouw gelegen. „ Overweeg toch alles wel! gy weet dat ik „menigmaal gevochten heb, maar nooit deed „ik een' man, die my uitdaagde, deze vertoo„gen; doch met u vecht ik ongaarne; ik l, wenschte u liever te omhelzen; u liever als „myn vriend te kusfchen, dan te doorfteeken. „Kan dan de man den man geen voldoening ,, geeven, als met verzaaking van Godsdienst en kwetzing van zyn geweeten ? moeten ,, wy dan ons beiden ongelukkig maaken, om ,, een zaak te wreeken , die tog niet verbeterd ,, wordt, fchoon gy of ik het leven verbiest? Zyt mensch Frederik! en over- •,, weeg als zodanig een uwe pligten: ■ „wilt gy nu echter, na alles wat ik u gezegd „heb, nog wraak oefenen? kom dan: • „ik  DOMHEID VOORD. }\ Vt heb alles gedaan wat ik konde om onge,, lukken voortekomen, en meer kan een man „van eer niet doen. Gy zult my in N „vinden, met zulke wapenen voorzien als by „die gelegenheden gebruikt worden, dan kimt Hgy verkiezen. VAN C. Frederik verwaardigde zig naauwlyks dezeri brief te leezen; zyn gramfchap was te hoog; gefteegen om aan dé reden gehoor te geeven ; het was hem genoeg dat Van C. zyne onrechtvaardigheid niet naar zyn genoegen verbeteren wilde , en daarvoor begeerde hy hem te ftraffen: hy had nu nog drie dagen , vóór den bepaalden donderdag, voor handen , welken tyd hy met voordacht genomen had , om, vermits hy den uitflag niet kon voorzien, zyne zaaken in orde te brengen: — ih het byzonder zorgde hy eerst voor zyn züster, en hoe zonderling zyn befluit ook ten haaren opzichte ware, bleef hy 'er echter by ; zie hier hun gefprek over dat onderwerp : FREDERIK, Gy moet hier van daan zustér; in Rouwdorp kunt gy niet blyven : gy hebt een' geCci lei*-  404 HANS KOMT DOOR ZYN leider en vriend noodig , en daartoe vind ik niemand meer bekwaam dan Augustus; hy is thans in M... en heeft aldaar eene vriendin, die u mede haare vriendfchap fchenken zal. car o l i n a. Neen , dat niet broeder: — niet by Augustus. frederik. Ja, by hem. carolina. Zou hy my befchermen! hy, dien ik zo beledigd heb ? Frederik. Hy is een redelyk man , Carolina ; hy zal de zuster van zyn' vriend onderfteunen , en aan geene voorgaande beledigingen denken. carolina. Maar fre*  DOMHEID VOORD. 405 fSED ERIX. Spreek my niet tegen zuster! - uw lot wil het zo Gy hebt u aan my overge- geevcn, en ik moet voor u zorgen zo goed ik kan: — gy zult aan Augustus een' vriend en broeder vinden: morgen vertrekt gy, en zult dezen brief van my brengen. CAROtlNA, Maar lieve Frederik ! gy zult hn- mers r-iet gy gaat immers weder naar uw Regiment ? FREDERIK, Vraag my niets, —_ om Gods wil, vraag my niets! —— kwel my niet met uw gefnap. —. Gy zult eerlang zien wat ik deed, en doei» moest. Carolina had gaarne meer gefproken, maar de toorn van haaren broeder duldde zulks niet; zy moest, in weerwil van alle haare tegenkantingen , den volgenden morgen met een extra postwagen naar M vertrekken. Des woensdags avonds was Frederik reeds in M....; zyn eerde zorg was om te verneemen of C c 3 x * Van  406 HANS KOMT DOOtt ZYN Van C. mede aldaar gekomen was, en naauwlyks verftond hy , dat hy zig reeds in den zelfden herberg bevond , of liet hem door een briefje weeten, dat zy 's morgens tegen zeven uuren met elkander naar de grenzen ryden zouden , die een half uur van N aflagen : —-r dit gefchiedde.— Beiden fpraken zy den gantfchen weg over geen woord, tot dat zy op een be- kwaame plaats kwamen. Frederik hield zyn paard fljl, en zeide ; Hier is eene goede gelegen/ieid. van c. Zo als gy wilt. Frederik, terwyl zy zig gereed maakten. Nu; nog eenmaal vraag ik't u ; wilt gy myn zuster weder in haare rechten herftcllen ? VAN C Kan ik dat doen ? immers heb ik my daarover reeds verklaard? i er.ederik. Wel dan : uw leven of het myne zal dien hoon boeten; maar, op dat gy niet zoudt kunnen rpemen, dat gy de weldoener en  D O M H EI D VOORD. 407 cn verzorger van myn zuster waart zie daar, gy kent dit gefchrift nog wel ? —— zy heeft uw geld niet noodig; zy zal uw' byftand in 't vervolg niet meer aanneemen; zy moet van het loon haarer fchande niet lceven: liever zal zy van honger fterven: . dit zeggende, wilde hy het bewuste papier, waarby Van C. Carolina drie honderd daalders jaarlyks toeleide , verfcheuren, maar deze verhinderde dit, zeggende : Laiit af Mynheer! gij hét geen recht om dit te doen; gij motgt zijn wie gij wilt, echter motgt gy tav zuster niet aan de armoede blomftellen; gebrek is de eerfte flap tot misdaaden , en wie weet waartoe gy haar door uwe onberaadene drift niet vervoerde > — gefield, dat gy op deze plaats fneuv.elde', gelooft gy dan niet, dat ik haar, ook zonder dit papier, die kleinigheid 1 zou doen aanneemen i ■ . Ha frederik! kunt gy dien man, dien gy voorheeft uw vriend noemdet , die troost niet met zig m 't graf laaten neemen , dat hy zyne onbezonnenheid , ten minfkn op eenige wyze , vergoed ■heeft! t Frederik ftond beftuitloos, maar de taal van zyn party bragt hem eindelyk zo ver, dat hy ;t papier niet verfcheurde: waarop Van C. vervolgde : Rbj denk ik ergens om Frederik; men is C c ^ n'}4%i  4o8 HANS KOMT DOOR ZYN niet altoSs wel by den gelde: een ran ons beiden moet, na dat de naak afgedaan aal weezen , vluchten. Ik heb deze duizend daalders medegenomen: — daar, (dit zeggende wierp hyzyngeldbeurs op den grond ) flerft gy , dan zal ile zelf ze gebruiken , maar fterf ik , neem dan dit geringe van my aan , gy zult het noodig hebben. Frederik zag zynen vyand , op het hooren van die woorden, fterk aan ; hy had die edelmoedigheid niet verwacht, zyn hart wérd aangedaadt van een-gevoel dat met het voorgenomen tweegevecht niet overeenkwam; hy reed naar Van C. toe , en riep uit: Voor het laatst vraag ik 'tu; zult gy myne zuster rechtvaardigheid doen wcdervaaren h ——• Zoudt gy, zeide Van C., in myn plaats zynde , meer doen dan ik reeds gedaan heb ? . en kan ik wel meer doen ? deze woorden deeden Frederik weder in gramfchap uitharden ; hy vergat het gebeurde , en zeide: Nu dan blyft het zo : -— maar wy hebben nog geen wapens verkoozen. — Ik ben, zeide Van C. van beiden voorzien; —— degen en pistool. — Het pistool! antwoordde Frederik. Hier op laadden zy beiden: Van C. fchoot eerst, waardoor de arm van Frederik een Weinig befchadigd werd; doch deze fchoot gewisfer; want de kogel vloog duor de borst van  DOMHEID VOORD. 409 van zyn party, die daarop aanftonds van 't paard viel. — Frederik reed naar de bedienden, die op eenigen afftand ftonden, en beval hun de zorg over den gevelden aan : — hy leefde nog cn bad Frederik om vergiffenis, wiens toom door het bloed van zyn' vyand gekoeld was : Frederik omhelsde den ftervenden, die hem vermaande te vluchten , en tevens de beurs met geld , tot een bewys van hunne verzoening, mede te neemen; dit deed Frederik en wildé nog meer fpreeken , toen hy reeds verfcheidene boeren , die het fchieten gehoord hadden^herwaards zag komen, wier byzyn hy niet wilde afwachten : hy fprong dan te paard, en reed met zyn' knecht naar P.... Van C. werd naar R. ... te rug gebragt, alwaar een bekvvaame wondheeler de wond onderzocht en verbond hy gaf weinig hoops van herftel aan den gekwetften, die deze tyding zeer gelaaten aanhoorde. Na men het eerfte verband gelegd had, was de zorg van Van C. om op de veiligheid van den gevluchten te denken ; hy liet' dan daadlyk het Gerecht by zig komen , en verontfchuldigde Frederik m aller tegenwoordigheid ; gaf zig zeiven de fchuld van zyn' dood, en verzocht dat dit getuigenis, tot rechten c y vaar.  410 HANS KOMT DOOR. ZYN DOMH. VOÖUÖ. vaardiging van den Luitenant, gerechtelyk opgetekend, en naar zyn Regiment gezonden mogti worden. Einde van het Eerfte Deel,