EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933  HET NIEUWE WETBOEK DER ' VROUWEN; Of Beiïbryving van den Qorfprong der Vrouwen Regeering, deszei ver Voortgang, Bloey, Veranderingen, Ceremoniën, Hofhouding, en Rechtsplegingen. Poormengt met nuttige en vermaaklyke Gcfchiodenisfen, geestige Zeggingen, en ernstige en boertige Aanmerkingen. £)oor een Liefhebber der Vrouwen, uit het Latyn, Engehch, Fransch, Rusfisch en Hoogduitsch verzameld. TE BEKOMEN In alle Boekwinkels van de Bataafsche Republiek, H D C C C.   VOORREEDEN. Ferflandige Leezers en Beminnelyke Lezerejfen. [emant is ongelukkig, dan die niet met xynen itaat te vreeden is. zessen de Wvzen , met recht} want dit gezegde fteunt op de gezonde reeden, en iszomeenigmaai door de proefkunde beveftigd geworden , dat daar omtrent geene twyffelingen meerder zyn overig gebleven. Ik zeg , het fteund op de gezonde reeden want het ongeluk is eene begeerte tot iets dat men niet verkrygen of behouden kan; ook beftaat het ongeluk in de afkeer van iets daar men niet van verloft kan worden : gelyk nu de verkryging van iets wat men begeerd, en de behoudeniffe van het zelve een geluk is, zo wel als verloft te worden van iers 't geen men haat, zo blykc dat het geluk en ongeluk, eigentlyk op de begeerte gegrondveft * 2 is.  VOORREEDEN. is. Hy die met zyn ftaat te vreeden is, begeerd niets meerder dan het geen hy bezit; hy begeerd ook van niets verloft te zyn, en daarom mag hy gelukkig genaamd worden. Boven dien, leert ons de dagelykfe ondervinding, dat iMenfchen van niet meer als middelmatige bequaamheden, indien zy zig vlytig op hun beroep toeleggen, gemenely k beecer hun fortuyn maken, als Mannen die vol geeft zyn-, want de eerfte bly ven binnen de kring hunner bezigheden, vorderende voet voor voet, op den weg des Fortuyns* ook worden zy door de gedurige ondervinding zeer bequaam in hun beroep, en leeren met alles wat daar in voorvald hun voordeel te doen : Maar Menfchen van een vlugge geeft, vliegen door de begeerte van het een op het ander, en worden nergens in ten vollen bequa -m, ja ten hunnen opzigte is het fprcekwoord waar, honaerd Ambachten , duyzend ongelukken : Ook loo- pen  V O O R R E E D E N. pen zy door drift de Fortuyn gemenelyk voorby, en worden door hunne begeerte, tot iets dat zy niet verkrygen konnen, ongelukkig. Slaat men zyne oogen op het Menfchdom in 't algemeen , hoe weinig zyn met hunnen ftaat te vreeden, en zyn om die reeden ongelukkig. De begeerte om te regeeren is een van de allergemeenfte en gevaarlykfte bronwellen van hun ongeluk , men gehoorzaamd uit nootzaak, en men gebied met vermaak : daar van zag ik een aardig voorbeeld in den laatften duuren tyd; want in een zeekere Stad in ons Vaderland had men toen aan allen , die van den armen leefde, verboden, honden te houden, dewyldie te veel brood verteerden : Een oud Wyfje; om brood komende, had haar hondje in den arm . De Armbezorger hoorende , dat dit haar hond was, vroeg, of zy niet wift dat zy geen hond mogt houden? Ja , Myn Heer, zeide Besje : gy gebied over zo veele * 3 iV en-  VOORREED EN. Menfchen, laat my ten minften het vermaak om oyer een hondje re heerfchen Het gebieden een bevvys zynde dat men eenige uitmuntendheid bezit boven het geen wat wy gebieden kon. nen, zo ftreeld zulks onze eigen liefde, die ons aandryft om nog uitmuntender te worden ; dit is de reeden , waarom een Meid, Vrouw, en een Knegt, Heer wenfchten te wezen; en die begeerte maakt hen ongelu ki^. Indien ieder een zyn ftaat en gaaven recht kende , men zoude rergenoegdeï- in zyn ftaat zyn als men gemeenelyk is-, want weinig Menfchen zyn 'er of munten ergens in boven een ander uit, zo dat zy reden hebben om vergenoegd met hunnen ftaat te wezen; en de AlmachtigeBeftierder van alles , heeft den ftaat der Menfchen zo ongclyknietgefchiktals men gemeenlyk wel denkt •, dierbalven om gelukkig te zyn , heeft men maar te vreeden met zyn tïaat te wezen;  VOORREEDEN. zen; en men moet nergens voor bezorgt zyn, dan hoe men beft /yn plicht zal betrachten in dien ftaat daar «uod ons in gefteld heeft. ï)c Oude Wyzen hebben ons dit door deeze tabel willen leeren : De Pauw deed zyne klagten aan Jupiter, dat hy zuïk een onaangename ftemme had , fchoon hy een der fchoonfte Vogelen was De Nagtegaal klaagde in tegendeel, dat hy zo een gering Vogelt ie was, Ichoo. hy zulk een ichoonen ftem bezat Jupiter; unne k'agten aangehoort hebbende, antwoordde De gaven der Ooden zyn zeer onderfcheiden, en ieder heeft verkregen wat noodig was om het oogmerk zyner bchepping te vervullen; en het is onrecht vaardig meerder te begeeren : Oy Paauw zyt gefchapen om de oogen der Menfchen re vermaken ;) en gy Nachtegaal om hunne ooren te ftreelen, en dat moet uw genoeg zyn. De Man gefchapen zynde om te * + regee-  VOORREEDEN. regeeren , zyn Huisgezin te bezorgen en te befchermen , moet dan niet begeeren om een zorgeloos leeven te lyden. De Vrouw gefchapen zynde om te gehoorzamen, Kinderen voort te brengen , en aan haar Man te behagen , moet dan niet begeeren te heerfchen , of zy handeld dwaas en onrechtvaardig. Deeze Aanmerkingen zyn my te binnen gekomen onder het Leezen van den Nederlandfche Tatriot, No. 10. 't geen dien Schryver geliefd te noemen : Tatriot/the gedagten en welmeenende voorjlag, ftrekkende ter of rechting van een Vrouwe Rechtbank &c. Doch, fchoon deeze Schryver in dit geval ernftig fchynd te werk te gaan, zo is zyn oogmerk zeekerlyk, om op eene bevallige wyze met de Heerszucht der Vrouwen te boerten -, want te denken dat hy ernftig fpreekt, als hy HeLogabaliis zo Hemel hoog roemd over het oprechten van een Vrou- we  VOORREEDEN. we Rechtbank, zoude dwaasheid zyn. Het leezen van dit Vertoog gaf een myner Vrienden aanleiding om over de oprechting eerier \ rouwe Rechtbank en Regeering, ten tyde van dien Keizer , te fpreeken, en my te vragen , of ik wel ooit het Corpus Juns iceminïm gelezen had. Ik begon te lachen, en meende dat hy zogt te boerten waar op hy het zelve in het Hoogduits te berde bragti dochdewyl dit een gebrekkig Werk was , zo gaf hy my nog verfcheide zaaken die daar toe behoorden. In het doorbladeren, befloot ik alles in een zeekere order by een te verzamelen, en het zelve met een groot getal fraaije en verrnakelyke gefchiedeniflen en voorvallen , zo wel als boertige en aardige Aanmerkingen, te verryken, om het aldus ter urükperfleover te geeven. Van myn byzonder Oogmerk zeg ik niets, en zal genoeg in het door* y bla-  VOORREEDEN. bladeren blyken gelyk de wyze van behandeling duidelyk uit den Korten Inhoud te zien is : maar myn algemeen oogwit is, om myne Lezeren en Lezerellên op een vroolyke wyze te overreden , dat ieder een met zyn eigen ftaat te vreeden behoorde (e wezen , dewyl dit de eenigfte weg is om een gelukkig leven te lyden op deezen Aardbodem, 't geen ik aan allen van herten toewenfch. KORTEN  KORTEN INHOUDT. ife HOOFDSTUK, handelende over den oorfpronk der Vrouwe Regeering, onder den Keizer Heliogabalus. Fo. i Wat iemant eigentlyk tot een Barbaar, of een hefchaafd Man maakt, met voorbeelden, i Van de onderlinge betrekkingen tujjcben Man en Vrouw, en de wederzydfcbe plichten die daar uit voortvloeijen. 3 Rechtmatig onderzoek over de Schepping van Heva, en hoe verre baar de mede beerJchappye in den ftaat der rechtheid toekwam. 5 Heva was afhankelyk van Adam, uit hoofde van haar betrekkinge tot hem. 8 De Vrouw is door een uitdrukkelyk Vonnis , van God aan de beerfcbappy van den Man onderworpen. 9 Oorzaaken van het verval des Roomfcben Ryks, onder den Keizer Heliogabalus. 10 Lift van de Moeder des Keizers om baar en welluftigen Zoon te bewegen, bet grootfte gedeelte van zyn gezag aan de Vrouwen op te dragen. 11 De Princeffe Samis, tot Vorftinne der Vrouwen aangefteld. 12 Dat een Vor'ft verpligt is te werken en te waken ten beften van 't algemeen, zonder moeiten te ontzien. 12 De Heidenen waren zelvs van dat gevoelen, door  KORTEN INHOUDT. door een f'radje Hiftorie van een nog bedendaags in vrybeid bloeijend Koninkryk beveiligd. . . '3 Wonderbaare Seremomen, waar mede men dengrooten Cbam van Cataja, om deeze reeden ten Tbroon verheft. ij Wroegingen en boetdoeningen van Abne Jacob, Keizer van Mar oco, overzynequaade Regeering. ^ Overgang tot bet volgende. 17 2de HOOFD-STUK, van de plechtige oprechting deezer Vrouwe-Regeerjüs • en daar by gehruykte Ceremoniën, Hofhouding en Lyfwacht der Vorftmne Saiös; en befehryving van het Nieuwe Vrouwe Capitool te Rome. 17 Aanmerkingen over de natuurlyke trotsheid veeier Vrouwen. l7 Getuygenilje die Thomas Marc us daar van reeft door een aanmerkelyk geval bevejtigd. 18 Samis, verkieft vyf Raadsheer effen. a$ Staatkundige onderhandelingen van de Vrouwe-Raad, over het oprechten van een Vrouwe Rechtbank. . . 20 Aanftelling van eenige Mannen in geringer bedieningen, zonder gezag. 21 Voorflag en Raadplegingen wegens het oprechten van een Regiment Lyfwachtmnen. 21 Hoe dezelve gekleed en gewapend moejten ZyOnderfcheiding tuffcben de Bevèlhebberinnen, en Soldatinnen. ^4  KORTEN INHOUDT. Boertige Aanmerkingen daar over. 2j Samis, voord Kolonellin over baar eige Lyfwacht. 26 Oprechting van eeneprachtige Hofftoet der Vorftlnne. 26 I,yft daarvan, en van't gevolg der Raadsheereffen. 27 Boertig verhaal, en fcbrander zeggen van een Vorft, en nog j'cbranderder antwooord van een Abdiffe. 29 Raadplegingen, hoe dit gevolg gekleed moeft wezen. 30 Bejluit om een prachtig Paleis, ten dienfte der Vrouwe-Regeering te Rome te doenjticbten. 31 Omftandige befehryving van dit Paleis. 31 Aardige vond, om de nieuws gier ibeid van Samis en baare Raadsheereffen te voldoen. Bedenkingen over de quaade gevolgen der nieuwsgierigheid. 34 Aanmerkelyk; doch belagchelyk voorval daar omtrent. 34 Omftandige befehryving van de plechtige bezitneeming van dit Paleis door Samis, met een trots gevolg en praal. 36" Kleding van de Princeffe, en uitvinding van de bedendaagfeh bekend geworden Coquebuchons. 37 Onderzoek der Zinnebeeldige betekeniffe van de Ryks-teken der Vorftinne. 38 Dat de Regeeringen der Koninginnen en Vorftinnen , in onze dagen, geen Vrouwe maar Manne-Regeering zyn, dim wy niet bedoelen. 39 Een  KORTEN INHOUDT. Een Vrouwe-Regeering kan niets dan quaade vruchten voortbrengen. 40 Kluchtige Aanmerkingen van een Edelman te Napels. 40 Vervolg van de Staatfie en Pracht van Samis. 41 Oor/pronk der Hoepelrokken. 42 Befehryving van een Konftig We-rktuyg, geplaatjlinde gevel van het Nieuwe Vrouwe Capitool. 43 Scherpzinnige aanmerkingenfchrander gelegde van den Ridder di Leine, over den hoogmoed der Vrouwen , en derzelver uitwerking. 44 Vervolg der plechtige bezitneemingvandit Nieuwe Paleis. 44 Hulde door den Keizer Heliogabalus, en de afjgezmdene van den Roomjcben Raad, voor den Throon van Samis. 46 Vinnig antwoord van een Italiaans Poeët aan Bathonius. 48 Overgang tot het volgende. 49 3de HOOFD-STUK: Vande voortgang , bloey , veranderingen en ondergang der Vróuwe-Regeering. 49 Begin van de Gulde Eeuw der Vrouwen, tnder de Vorftinne Samis. 49 llluminatien en Opfchriften te Rome, ter inweijing van de Vrouwe Regeering. 50 Befehryving van een verligte Scbildery, net het opfchrift : van alles wat. 50 Boertige aanmerkingen daar over. 51 Scbran'  - KORTEN INHOUDT. Schrander gezegde van den den Grooten Cato. 51 Aanmerking daar over. 51 Aardig en wys middel om de verkeerde eigenliefde te geneezen. 51 Door een kluchtige Fabel van Mercurins beveftigd. 52 Befehryving van een verligt e Scbildery vet het opfebrift : In alles gelyk. 53 Boertige verklaring over de beteekenis daar van. 53 Bewys dat de Vrouwen in 't algemeen niet deugdzamer zyn als de Mannen. 53 Het zelve beveftigd door een aanmerkelyke, doch in zig zeiven belagcMyke gefebiedeniffe. 54 Befehryving van een verligte Scbildery met bet 'Opfchrift, waarheen de Wind wil. 55 Satirifcbe verklaring van dit Opfchrift. 55 Befehryving van een verligte Scbildery, met het Opfchrift: Nooit fchoondèr als in boeijens. 56 Boertige verklaring van dit Opfebrift, en emftige aanmerkingen daar over. 56 Bejcbryving van een verligte Scbildery met het Opfebrift : Met het kleinfte te vreeden. j6 Verklaring van dit Opfebrift. 57 Steekelige aanmerking daar over. 57 Schrander antwoord van een Hollander. 57 Befehryving van een zeer groote verligte Scbildery, met bet Opfebrift : Hctonccmbaare bedwongen. 57 ** Ver-  KORTEN INHOUDT. Vsrklaring van dit Opfchrift. 57 Argliftigheid der Vrouwen, om door die Scbildery de Mannen te blindhokken. 58 Aanmerking daar over. 58 . Betooging, dat men geen Vrouwe-Regeering noodig heeft, omeen quaadaar.dlg Wyf te beteugelen; maar dat een moedig en verftandig Man daar genoeg bequaam 'toe is. 58 Beveftigd door een zeer fraaije, aanmerkelyke en waarachtige gefcbiedeniffe, in onze dagen in 't Noorden van Engeland voorgevallen, waardig om door ieder e&ndagelyks gelezen en van buiten geleerd te worden. 58 Betooning, hoenadeeligbetis, voor Menfchen van geen, groot vermogen, dagelyks met anderen te verkeer en, die grooter van ftaat en ryker dan zy zyn. 61 Verftandige raad, met eengèpaft middel voor Menfchen, die in verval geraakt zyn tm wederom tot Fortuyn te komen. 62 Vervolg van de bovenftaande fraaije gefchiedeniffe. 63 . Middelen en behandeling, waar door een quaadaardig, koppig Wyf, op een betametyke wyze, zonder een quaad woord tefpreeken, in een goeden Deugdzame Vrouw veranderd kan worden. 70 Door dit voorbeeld beveftigd. 72 Hoe dit quaadaardige Wyf, door het geiruyk van die middelen, en daar opgevolgd deugdelyk gedrag, zelve gelukkig , en-de oorzaak van het Fortuyn haarer Familie wierd. 7-ï Ernftig» aanmerkingen daar iver. 76 Vrolyke  KORTEN INHOUDT. Vrolyke Raadgeevingen aan de Vrouwen, om zig nooit aan geen Gek te verbinden; en aan de Mannen om nooit geen Gekkin te trouwen. 77 Be/luit van de befehryving der Illuminaties te Rome. 78 Befehryving van de goude en zïlvre Gedenkpenningen die toen te Romen uitgedeeld en onder het Volk geftrooid wierden , met een verklaring van derzelver Opfchriften. 78 Aanmerkingen daar over. 79 . Aanftelling van de Vrouwelyke Rechtbanken in de andere Steden van het Roomfche Ryk. 79 Opjland der Romeinen daar door veroorzaakt. 79 ' Dood van Heliogabalus, en verval der Vrouwe-Regeering. 79 Zenobia tragt dezelve in Syrië wederom in te voeren. 8.0 Vuit met een Leger in Egypte en Perfien. 80 Word door Aurelianus overwonnen, waar door de Vrouwe-Regeering, in 't Ooften, vernietigd is geworden. 80 Door de Vrouwe-Regeeringverliefl Rome al haare Wingewejlen behalven Gallien. 80 Aanmerktïyk voorval in Gallien; en hoe de Vrouwe Rechtbank, opeenonbetamelyke wyze, den Vrouw in haare ongehoorzaamheid, tegenshaar Manzogt te befchermen. 81 De Galliërs verlaaten uit misnoegdheid hun Vaderland, en gaan aan de overzyde van den Rhyn by de Franken wocnen, dewelke niet na bet Vrouwe, maar na het * * ^ jjret.  KORTEN INHOUDT. Wetboek der Mannen geregeerd wierden. 81 De Gallifcbe Wyven zoeken de VrouweRegserlng mede by de Franken intevoeren. 82 De Franken maaken daar tegen de Salique Wet, waar door de Vrouwen, ten eeuwigen dagen, uit de Regeering gefloten worden. 82 Zy verbranden alle de Wetboeken der Vrouwen. 82 Satirifche aanmerkingen daar over. 82 Twee Frankifcbe Vorftinnen, zoeken de Vrouwe-Regeering egter by de Franken, naderhand in te voeren. 83 Delaatfie, Bruncchildisgenaamt, word tot belooning, op bevel van haar Zoon, aan 4e Jiaart van een Paard gebonden en gejleept tot dat zy dood was. 83 Ulafta, zoekt de Vrouwe-Regeering in Bohemen in te voeren. 84 Zy daar in tegen gegaan zynde , vlugt met 'eev.ige Vrouwen in hetBofch, en recht de Maa'fchappy der Boheemfche Amazonen op. 85 Bouwen het beroemde Juffrouwe-Slot. 85 Ulatta, field vyf Grond-Wetten op. 85 Aanmerkingen over die Grond-Wetten. 86 De Boheevilche Amazonen, worden door Hertog Ernfi uitgeroeid, en haar Slot afgebroken. 86 Merkwaardigegefchiedenis, van Johanna van Arck, in yrankryk. 87 Pogingen om de Vrouwe-Regeering , onder haare befcberming in te voeren. 8f Satyrifcke reedenen, waarov\ men zeedert dien  KORTEN INHOUDT. dien tyd nooit meer vaneen Vrouwe-Regeering , of van een Wetboek der Vrouwen beeft boorenJpreeken. 88 Hoe dit verloore Corpus Juris der Vrou- . wen, onlangs is weder gevonden. ' 88 Hoe koddig men by de ontdekking, daar mede omfprong. 89 Boertig verbaal, boe eenige Buurwyven dit Corpus Juris deaden vertaaien en in 't Hoogduyts drukken. £0 Snaakje zamenfpraak tuffcben de Buurtjes. 91 Overgang tot bet volgende. 91 4de HOOFD-STUK, van de Politique Grond-Wetten der Vrouwe-Regeering : eerfte Vergadering. 92 Adnfpraak van de Vorftinne Samis,aan de Raadsbereffen, vergaderd zynde om Grond-Wetten op te ftellen. 92 Door Vrouw Clara beandwoord. 95 Satyrifcbe aanmerking, waarom de Vrouwen zo ligt moede worde. 9^ Voorf.ag van Samis, wegens de middelen tm de Vrouwe-Regeering te bevejligen. 96 Gevoelen van Ciara. 95 Beandwoord door Rofina, met baar gevoelen. 95 Het gevoelen van Rofina, doqr Maultafchia weder]proken, met een nieuws voortelling. 97 Steekelig aniwootd van Lupa , nevens kcr.r gevoelen. 97 Reioernunda, maitrtegt. Mtultafchfa j *•? 3 en  KORTEN INHOUDT. en keurt bet gevoelen van Lupa goed. 08 Maultafchia, verdedigt baar gevoelen. 98 Door Clara wederlegt, die bet gevoelen van ] >upa mede goedkeurt. 99 Kt auirifchia tragt door lift, de Vorftinne Samis toi baar gevoelen over te baaien. 90 IVore aoor Reinemunda beandwoord, die mede bet gevoelen van Lüpagoedkeurd. 100 Daar alle in loeftemmen, en 't welk door Sarrns beveftigd voord. 100 Twaalf Politique Grond-Wetten, door Lupa opgefteld. 100 Worren de Vrottwelyke Wet der Twaalf Tafelen genaamt,en door alle goedgekeurd. 104 Worden aoor den Keizer Heliogabalus beveftigd. 104 Deeze Wetten worden in't openbaar, aan het, Nieuwe Vrouwe Capitool aangeplakt. 104 Neder duitjebe vertalingvan een Latynfcb ïlenelaicht , 't geen men des anderen 'daags or.c.er aanaieWettengehegtvond. 104 Ontfteltenifte en wraakzucht ivu;Samis. 105 Oproer te Rome, door de Krygsmacbt des Ke zers geftild. 105 Bittere klagten van de Princeffe Samis over de baar aangedane hoon. 106 Del' beratien der Vrouwen om dien hoon te wreehen. rpö Advys van Vrouw Clara. icó A 'v\s van Vrouw Rofina, ico" Advysvan Vrouw Keinemunda. ic6 Advys van FraiauLupa. 107 Beanawoord door ae Princeffe Samis. 107 Nader Advys van VrouwLupa. 107 Advys  KORTEN INHOUDT. Advys van ^j-oaiaMaultafchia. 107 Nadere conjïderatien van Vrouw Clara. 108 Toeftemming van Vrouw Rofina. 108' Beveftigd door Vrouw Reinemunda. 108 Nadere bedenkingen van Vrouw Lupa. i oS Goedkeuring van de Vorftinne Samis. 108 Vervolg van de nadere bedenkingen van Vrouw Lupa; en Politique voorflagomz'g met eenzeekereDextenteit of handigheid te wreeken. 109 Bedenkingen daar op van VrouwRe'memunda. iiq Wederlegd door Vrouw Lupa. iiq Fraaije redenvoering tot handhaving der rechtvaardigheid, door Reinemunda voorgefteld. Ilo Door Vrouw Lupa beandwoord. 110 Het gevoelen van Lupa, door de Princeffe Samis beveftigd. 111 Vrouw Maultafchia_/])oojY/ haare wraakzucht nog al meerder aan. 111 Vrouw Clara beveftigd het zelve met veele Politique Reedenen. 112 Betoging, dat Machiaval, zyne Staatkundige gronden van de Vrouwe-Regeering ontleent heeft. 112 Redenen, waarom de wraal zu:h natuurlyk is aan alle heerszuchtige Wyven. 112 Gevoelen van Oüsmus de Iviedicis, over de wraakzuci. t. n 2 Door een aanmerkelyks,eval beveftigd. 113 Vraag, of men z'g zei ven nooit mag wreel.e:!. beandwo'T'1. 113 Dat 'er gevallen kennen zyn, enookge- ** 4 \ficustüegepqfl. . i<5<5 Bewys, dathetzomtyds veiliger is, gek danwysteweczen. . ïö7 Vervolg van de Redeneering vanLrum- P>ficus- ,• "V™ a ■' 167 Gevoelen van den Cardinaal Madrutius, yjic men voor Narren en Namnnen moet aanzien. \ ^ ,. l"9 Een geleerde Vrouw, weet aen 1 ext aardig teverdraaijen, om te toonen , dat de Regeering aan de V rouwen, en niet aan de Mannen toebehoord. i ^ lt ' 169 Snedig antwoord van een Jonge 1 'achter te Bruffel aan baar Vader, die zyn Dochter ineen Kloofier wilde ftceken. 171 Lof'van den Huwelyken Staat. 171 Korte befehryving van de Veftaalfe Maagden te Rome. . 172 Klacbtevaneen Veftaalfe Maagd aan den Raad der Vrouwen, om dat zy haare kuysheid had verloor en. . J73 Raadplegingen en Advys van de\orjtinne ' Samis daarover. - ?75 Uitvinding van Lupa, om die \ejlaaije M^agd uit de nood te helpen. Ro Brieven van Virginitatis, door Vrouw Lupa opgejield. . , 177 Groot Proces, en aardig Pleidooy over den voor ■  KORTEN INHOUDT. voorrang, tuJTcbenLuciaenBIanca, twee Roomfche Mevrouwen. 178 Vonnis van de Vrouwe Rechtbank. 185 Aardige Confeffte van een Bief, zo als by ter dood veroordeeld ftond te worden. 186 *" Het auaad doen laat den Hemel nooit ongestraft. 188 Beveftigd door een aanmerkelyke gefcbiedeniffe , ontleend uit een Perfiaanfcb Poëet. 188 Aanmerkingen daar over. 191 Zeer opmerkelyke woorden van den Keizer Trajanus. I03 Lof van de Gerechtigheid. 193 Wonderbaare gefcbiedeniffe van Hertog Fredrik van Lunenburg. *93 Overgang tot het volgende. 198 gfte HOOFD-STUK: van het vervolg der Vrouwelyke Rechtsplegingen. 198 Vergadering van den gantfchen Raad der Vrouwen, in tegenwoordigheidvan de Vorftinne Samis, om gehoor aan een Oud eerwaardig Man te verkenen. 198 Hy waarfcbouwd de Vrouwen Raad, dat hy eene zamenjweering ontdekt had, om den Keizer, zowel als deeze Vrouwe-Raad om te brengen, waar op byfchtelyk.vertrekt. 198 Groote ontftelteniffe en verwarring hier over ontftaan. *99 Dat het gezigt van een Oud eerwiaraig Man altoos eerbied verwekt. ~°° Door een fraaije gefcbiedeniffe beveftigd. 200 Een Oud Italiaan van 150 Jaarcn, geeft ■met een aardige draay, zyne armoede, opeen * * * hof-  KORTEN INHOUDT. hoffetyke wyze te kennen. 20n De i 'rouwe vergadering krygt bericht, hoe at Opper-Prieftereffe van Minerva , de neiuw berbakke Vejiaalfche Maagd, leevendig bad doen begraeven, en de opene Brieven vanVirgmitatis inJhikken badgefcbeurt. 204 Woede van de Princeffe Samis, raadpleg'ngen en beftuyt van de Vrouwe-Raad. 204 Wonderlyk Proces, en aardig Pleidooy tuffchen Laurenca, en haar Man Julius' Hoffnyder van de Princeffe Samis. ' 204, Vmnis daar over geveld, ten voordeele t>,mLaurenca, met bepaaling wat de booger band is, en dat dezelve aan de Vrouwen toebehoord. aog Klagte van Vrouw Caranea, over bet wangedrag van baar Man. 208 Grappige Hijlorie van een Schoenlapper in Spanje, die zyn Wyf inde Biecbtbeluyfterd had; en baar zelvs boete wilde opleggen , om dat zy baar in Echtbreuk verhopen had. 20p Nieuw bedagte Wet door Lupa ontworpen , om de Mannen door lift, zig aan de Vrouwe-Regeering te doen onderwerpen. 210 Bedenkinge vanR einem unda daar op. 210 Aanmerkingen van Crumpiiicus, daar tegens ingebragt. 21I Hoe veel quaad, bette werkftellen, van diergelyke vonden, in de Wereld kan doen. 211 Beveftigd door de Hijlorie van Francois dcnEerften Koning van Vrankryk; en'van aJe deszelvs onheilen , die door de wraakzucht en liften van zyne Moeder wierden ver.  KORTEN INHOUDT. veroorzaakt. 21j Aardig, dog zeer welgegronde fpreekwyze in Vrankryk. Bondige redeneeringen daar over. 214 Gevolgen, die deeze liftige Wet, naderhand te Rome gehad beeft. 214 Redeneering over de bekwaamheid en lift der Vrouwen. Wat een wys Man te betragten ftaat. 215 Alles door een aanmerkelyk, en zeer fraay gezegde van een ArabiefcbWysgeer beveftigt. aivc- doch toen zy buiten haar Man, en na haar eigen goeddunken begon te handelen, en zig met de Slange inliet, endaar door bedrogen wierd, verbrak zy haare natuurlyke cfliankelvkheid, en verloor daar door het recht tot de mede heerfchappy, in en door Adam: En Adam om dachvnadcftemroezynesVV yrs geluy-  der VROUWEN. o geluyfterd had ; volgens Cap: 3. vs. 7. dat is, dewyl hy toegedaan had, dat zyn Vrouw, zonder zyne toeftemming, na eigen goedvinden had gehandeld, zonder zyn recht als Heer en Vader, over zvn Vrouw, in deezen te handhaven , zo verloor hv de goedwillige heerfchappye, en zyne onderdanen wierden hem vyandig en wederfpannig, en een geweldige overheerfching nam de plaats in; om de opperheerfchappy niet geheel te verliezen; aan welke heerfchappye de Vrouw, hoe hard het haar mogt vallen, dooreen Goddelyk vonnis, voor altoos onderworpen wierd : Genef: 3. vs. 16. Uit dit alles volgd ontegenfprekelyk, dat na dien tyd het recht der Heerfchappy, niet aan de Vrouwen, maar aan de Mannen behoord: dat de Vrouwen altoos van de Mannen moeten afhangen: dat het een misdaad in de Vrouwen is die afhankelykheid door Heers-zucht te verbreeken : En dat het nog grooter misdaad in een Man is, uit verwyfdheid, dit toe te laaten. De ondervinding heeft dit alles volkomen beveftigd; want de weelde, verwyfdheid, verval der deugd en vryheid aanleiding aan de vyanden en benyders van het Roomfche Ryk gegeeven hebbende, om het zelve met voor* deel aan te taften, en eene Mogendheid te knakken waar voor alles, zedert veele Eeuwen, had moeten beeven, verviel eindelyk geheel onder de beheerfmg van den verwyfden, welluftigen en lallen Keizer Heliogabalus. A 5 Deezen  io WETBOEK Deeze inde weelde en welluftverzopenc Vorfc, moetende kiezen, om zyne laffe zugt tot gemak en weelde te verlaaten, of om een goed gedeelte van zyn Ryk, aan de Vyanden af te liaan; en boven dieogeen moed nog bequaamheid hebbende om dit groot Ryk te regieren, befloot alles in 'twerktefteilen,om zyne ruft te verzeekeren, en liever een groot gedeelte van zyn Ryk en vermogen op te offeren, dan zig in' de Regeering af tefJoven,of zyn leven in den Oorlog te wagen, gelyk zyn piigt vereifchtc. 'i'en dien einde zo maakte hy vrecde met alle des Ryks wanden, op een zo nadcelige wyze voor het Ryk, waar door zyne lafheid en" bioóheid, den haat der Romeinen, de verachting der Vorften, en de fpot van allen hem od den hals haalden; ja de Roomfche Mogendheid wierd naderhand zo weinig geacht, dat een ieder zig verbeelde vryheid te hebben, dezelve ongeftraft te hoonen en te beledigen; zo dat het Ryk van dien tyd af met groote fchreden na zvn verderf fnelde, 't geen de Romeinen zodanig verbitterde; dat zy den laffen Keizer, eindeiyk den hals braken. Het was hem niet genoeg de welvaard des Ryks aan zyne ruft op te offeren; maar ziende dat de Regéering van het overige hem nog te veel onruit baarde en hinderlyk in het volbrengen zyner welluften was : En door zyne verwyfdheid gewoon zynde na de pjpenvan zyn heerszuchtige Moeder te danlïen , zo vónd hy groote'fmaak, in het voorftel dat zy met haare Vricndinnc gemaakt had , en dat  der VROUWEN. ii dat zy hem zogt aangenaam te maaken. Zy "toonden hem aan, hoe de meefte onruflen en veifchillen door de Vrouwen veroorzaakt ofte gevoed wierden; dat de Vrouwen te Rome, en in de andere deelen des Ryks, zo veel vermogen op de Mannen hadden verkregen, dat men baar niets meer durfden weigeren; want dat een Romein vooreen onbefchoft Man en Barbaar gefcholden wierd, die ftoutheid genoeg had zyn Vrouw iets te weigeren; dat hy dierhalvènnietbeeterkonde doen, dan het oppergezag over de Vrouwen, en over alles wat maar eenige betrekking tot het Vrouwelyk geflagt had , aan eene Vrouwe op te dragen, met macht om, met advys van haare Raaden, die alleen uit Vrouwen" moeften beftaan , zodanige wetten en willekeuren te maaken, als zy zouden goedvinden; en dat alle oneenigheden, waar in dog meeft altoos hetvrindelykgeflachteenig deel had, door die Rechtbank, zouden konnen beflift worden : Dat aldus weinig meer dan de beflilhng der buytenlandfche zaaken aan 1 lem en den Roomfchen Raad zoude overblyvcn; en dat men zelf in die zaaken het hoog wys advys van die Vrouwelyke Rechtbank konde ihneemen en dezelve daar na fchikken : dit, zeide zy, was het eenigfte middel om hem in ruft én zonder bekommerrtiïTe in alle weelde te doen leven; ja, dat dit alleen bequaam was om zyn leven tegen alle aanflagen te verzeekeren; want dat de Vrouwen, die toen meefte alle over haare Mannen en Minnaars heerfchten, hem als haren gunde-  ï2 WETBOEK gunfteling wel zouden weeten te befchermen; al was het maar door het ontdekken der heimelvke lagen, die de Mannen tegen hem zouden "konnen fmeden; daar de Vrouwen, door haare liefkozingen volmaakt in ftaat toe waTen : dat de Romeinen dit ook niet quaalyk zouden neemen; maar dat ze dit veel eerder rnet vermaak zouden toeftemmen,a!seeneer daar in Hellende , dat zy het beminnelyke Vrouwelyk gedacht, 't geen zy reets aanbaden, hunne hoogachting daar door, voor het oog van de gantfche Weereld konde betoo- PDeezevoordag geviel ditEpicureifchezwyn zo wel, dat hy daar in gereedelyk toeftemde- verklaarende zyne Moeder Samis, tot Vorftinne der Vrouwen, en van alle zaaken die eenige betrekkingen daar toe hadden; met macht om zodanige Raaden te verkiezen, en Wetten te maaken als zy zoude goedvinden; niet bedenkende, dat hy daar door de W et der Natuur en alle de Roomfche Wetten met voeten trad; doch daar ditveragtelykondier weini"- om gaf, als hy maar in een lafteruft, zonder zorgen, in welluft zig mogt baden. Waarlykverftandige Mannen, en zelfs vernuftige en reedelyke Vrouwen, moeten om zulke dwaasheden lagchen, en diergelyke verwyfde Mannen met afkeer aanfehouwen: Dit is in dee/.e verligte tyden, dien wy beleven , niet zeer wonderlyk, als die weeten, dat een Vorft, die wel wil regeeren, en zig geacht en bemind by hetVolkzoekttemaaken, erger verbonden is als cch Slaaf: ja dat een goude  der VROUWEN. 13 goudë Kroon, fchoon met flikkerende kleinodiën vereierd, en groots in het oog der onkundigen, zo zwaar vald te draagen, dat de deftigft.e Vorft meenigmaal van zorg en vermoeidheid des nachts niet kan flaapen; maar het is eerder te verwonderen, datmenonder de woefte Indianen en blinde Heydenen Volkeren vind die van het zelve gevoelen zyn. Aldus verhaald ons de Heer Caron, dat in Nieuw Spanje, een lndiaanfch Koninkrykis, omringt van het Hemel hoog gebergten, en ontoegankelyk door diepe moeraflen, het geene zyne vryheid, voor de onderdrukkingen der Spanjaarden, altoos heeft weeten te bewaren. Deeze Volkeren verzeekeftl zynde, dat zy zeer fchielyk hunne vryheid en welvaard zouden verliezen,indien een Koning, welke laf en verwyfd, en een vyand van arbeid en waakzaamheid was, den Troon eenmaal beklom, verkiezen, by het leven van den regeerende Vorft, een van zyne Zooncn of bloedverwanten tot des zelvs navolger, onder voorwaarde, dat hy de geftelde proef moet uitftaan. Deeze verkoorene Prins dit aangenomen hebbende, word met ftaatie gebragt na een daartoe bereide gevangeniffe, daar hy een Jaar lang met flegte klederen gekleed, met brood gevoed en met water gelaafd word, om aldus door eigen ondervinding te lecren,medelydcn te hebben met de armfte enelendigfte Onderdaan. Deeze proef uitgedaan hebbende , zo word hy met gejuyeh van het Volk, in een ander gebouw over gebragt, dat wel zonder  14 WETBOEK zonder eenige pracht, dog egter gcmakkelyker is, ook word hv als dan beeter gevoed en gekleed : By dien Prins werden terfens drie deftige en wyze Mannen, dewelke uitliefde voor 't algemeen zig daar toe aanbieden, opgeflooten : Een van deeze drie doet den Prins, des morgens ten zes uuren, met het opgaan derZonne, opftaan, en na een gering ontbyt onderwyft hy hem in de Staatkunde en gefchiedeniffe des Vaderlands; waar na zy tezamen het middagmaal houden, en zig dan tot des namiddags ten twee uuren te ruft begeevcn, 't geen in die hcete Landftreek nootzakelyk is. Van twee tot acht uuren word hy door een ande? in de Wetten des Lands onderwezen , waar na zy te zaamen een kop Chocolade nuttigen. "Tot tien uuren ftaat het ieder een vry, hem in tegenwoordigheid van zyr.e Opziehders, in gewigtige zaaken raad te vraagen; na dien tyd komt de Eerfte Staatsdienaar hem bezoeken, hem kennis geevende van de gewigtige zaaken,dcwelke dien dag zyn voorgevallen, en waar over hy zyn goeddunken , in een bcflootcn gefchrift, aan den Raad moet mededeelen; dit gedaan zynde, zo word hy tot drie uuren in de morg'enftond in de Godsdienft des Lands, door den derden Opziender , onderwezen, waar na ieder by zyn Iïuysvrouw of Slavinne zig te ruft begeefd, tot "dat de opgang der Zonne hem dwingt op te ftaan. Gebeurd het nu dat hy luy envadfig is, of dat hem op den tyd als hy werken moet, de flaap overvald, zo fteekt een der Opzienders, met een ftompe priem hem op een  der VROUWEN. 151 een gevoelige wyze in de zyden, hem toeroepende : gedenkt Prins, dat gy tot Erfgenaam des Ryks verkcoren zyt, niet om té ruiten of om in weelde teleevcn, maar om u bcquaam te maaken ten einde eenmaal nacht en dag voor het welz.yn van het Ryk en de voorfpoed der Onderdanen te zorgen ende te v/aken i bezwykt hy in deezen proef, dewelke zo lang duurt tót dat de regeerende Koning derft, men verklaard hem voor onbequaam , en daar word aanftonds een ander Erfvolger des Ryks verkooren ; maar blyft hy ten einde toe ïtantvaftig, zo word hem de Opperde macht opgedragen zonder eenige bepaling dan de Wetten en Godsdienlt des Ryks, waar in hy onderwezen is; de Onderdanen gehoorzamen zyne geboden zovrywillig, dat de grootfte Man, zonder te murmureren , op zyn bevel, ongebonden na de drafplaats ter dbod gaat, als denkende het een groote misdaad en godloosheid te wezen, te twyffelen aan de Rechtvaardigheid,: of ongehoorzaam te zyn aan de bevelen van een Vorft, die zig zeiven ten diende van het gemeen opofrerd. Hier zoude men nog konnen byvoegen, de wonderbaare Ceremoniën, waar mede men den grooten Cham van Cataja ten troon verheft. De Vord in het wit gekleed, 't geen aldaar zo wel als in Japan rouw betekend, word door de voornaamde Geedelykcn en Vorden, alle mede in den rouw gekleed, uit zyn verblyf afgehaald en op 't midden van den dag , met het aangezigt tegensdeZonne gekeerd 7óp den Troon gefl,eld:als wam,eer hy  l6 WETBOEK hy door den Opper-Priefter aldus word aangefproken : lk bezweeru, oKeizer! zodikmaals als gy de Zonne aanfchouwt, dat gy teffens denkt op denhoogen God, die de misdadigenftraft,en de goede beloond-.gedenk, dat deezen Troon geen zitplaats van vermaak en welluft , maar van onruft, zorgen en kommer is. Dit rouwgewaad moetuleeren, dat gy druk en lyden, ten welzyn van het Ryk, boven u eigen goedvinden moet waarderen , en dat gy niets dan een Rouwgewaat tot loon van uwen arbeid, in dit leven, maar een eeuwige glans, gelyk dit licht der Zonne, na de dood te wagten hebt. Indien dit de pligt der Vorften is, zo laat men bedenken, hóe een Chriit.cn Vorft:, die na't voorbeeld van Heliogabalus, zyn gezag en het welzyn van zvn Volk en Ryk, uit verwyfdheid aan de Vróuwen, en op de reukeloofte wyze aan de welluft zig overgcgecven heeft, gefteld moet zyn, als zyn geweten voor zyn einde, ofte op z'yn doodbed begind te ontwaken,bedenkende,hoe veel duyzenden door zyn toedoen gedood, en bedorven zyn geworden, daar men van Abul Jacob, Keizer van Moroco leefd ; hoe hy na het inneemen van zyne Hoofdftad, die tegen hem gerebelleerd "had, niet wilde toelaaten, dat eenige der verflagenen wierden begraven; en wanneer men hem voorftelde, hoe die Hinkende Lichaamen de Peft konden verwekken, zo andwoorde hy, de reuk der Rebellen is gezond en lieftelyk; doch, na dat hy met veel wreedheid eind'elyk alles door geweld had doen  der VROUWEN. 17 doen buygen, en nu ruft in zyn Paleis genoot, zo wierd zyn gemoed, fchoón een verblind Mahometaan zynde, zo wroegende over het geen hy bedreven had, dat hy nergens konnende duuren, in 't heymelyk zyn Ryk en TroDn verliet, en in armoede als een bedelaar de Weereld rond ging zwerven, tot dat hy eindelyk in een Bad, te Alexandrie,daar hy als Knëgt diende, kwam te fterven,wanneer hy op zyn doodbedde bekend maakte wien hy was, en hoe zyn wroegend geweeten hem tot die vernedering en boetdoening gebragt had. Dog laat ons deeze aanmerkingen eindigen om tót de plechtige oprechting van die Vrouwe-regeering over te gaan in het TWEEDE HOOFD-STUR". Van de plechtige oprechting deezer Vrouwe-Regeering en daar bygebruykte Ceremoniën, Hofhouding en Lyfwacht, 'der Vorftinne Samis; en befehryving van het nieuwe Vrouwe Kapitool te Rome. DE Princeffe Samis, door haaren Zoon Heliogabalus tot Romeinfche GrootVorftinne der Vrouwe, met een onbepaalde macht, aangefteld zynde, was aanftonds bedagt om haare Regeering met de uyterfte pracht en Heerlykheid te aanvaarden, zonder de Schatkift des Ryks te ontzien,dewyl men het geld, door duyzend verdrukkende middelen by een vergaderd; en dus het B zweet  tS WETBOEK zweet en bloed der Romeinfche Burgeren en tan de overige Onderdanen, wel bcltcedachte, indien het zelve aangelegd wierd om de praalzucht der Vrouwen, in zulk een gewigtige oniltandigheid te voldoen: üewyl deeze Princeffe nureetsdemachtin handen had, zo zoude het maar vruchteloos geweeft zyn zig te ftellen tegen een zaak, daar de Vrouwen in 't algemeen zo zeer op gefield zyn, want de Hovaardye en verwaandheid is een natuurlyke eigenfehap van het Vrouwelyk geflagt; en daarom een ongeneesbaare zwakheid. Het is waar, veele Vrouwen en Hofpoppen komen eindelyk, voornamelyk als zy oud en leelyk worden, nogwel zo verre, dat zy zig met een zeediger gewaad, dan voorheen, vergenoegen; doch of dit dan in oprechtheidof geveinft gefchied, zullen wy niet te naauwkeurig onderzoeken; want de meefte Vrouwen bedriegen in dit geval eerft zig zeiven; en hoe kan men het haar qualykneemen, dat zy naderhand, dochter goeder trouwe, Hemel en Aarde mede tragten te bedriegen. Dat een zedig gekleede Vrouw, daarom de Hovaardye niet uit haar gemoed heeft gebannen, kanblyken, als men maar gade flaat hoe zorgvuldig zy is,om niets te verzuymen;'t geen zelvs in dit gewaad, bequaam zoude zyn om haare bevalligheid in een gunftig licht te plaatzen, en om haar aanzien, rang en fatzoen op het naauwkeurigfte te bewaaren. Dat de verwaandheid, praalzucht en Hovaardye , een ongeneeffelyke quaal der Vrou*r«cis, getuygdoas dengroocenjibw»»*  der V R O U W E N. 10 rus. Deeze groote Man, hoorende hoe een zeekere Hofdame van zynentyd, voorgaf uit nederigheid, op haar vyftigite jaar, de pracht te hebben verlaaten, (niet om dat zy een afkeer van de Weereld had; maar om dat üe Weereld een afkeer van haar begon te krygen) befloot haar te gaan bezoeken, met een voorneemen, om haar in het goede befluy t van nederig te worden, was het doenlyk te verflerken; waar toe hy des te geregtiger meende te zyn, dcwyl hy' eenige Jaaren agter een, doch met weinig vrucht", de moeyte had genomen,om haar praal-zucht, trotsheid en hovaardye te beftraffen. Hy op'tonverwachtftein haar Kamer gekomen zynde vond deeze ncederigeDame, wel eenvoudig gekleed, doch beezig om met een tangetje de grvze hayren uit haar hoofd tc plukken, waar door genoeg bleek, hoe weinig denkbeeld zy vandewaare neederigheid en ootmoed had. 'Dit deed hem tot die Dame zeggen : Ik beken Mevrouw, dat men u groot ongelyk zoude doen, indien •men u, tot loon van uwe fmertc en moeyte om nederig te fchynen, en uitterukken'tgêen u eerwaardig maakt, de Helle misgunde, dewyl gy daar zeer fterk na moet verlangen; vwant had gy maar half zo veel willen lyden, als gy nu dóet, zo had gv den Hemel konnen verdienen. Dit fcheen die Dame niet al të breed aan te ftaan, zo dat zy met traanen haare Hoogmoed bekende, doch dat het haar onmogclyk viel,de achting voor haar eigen zeiven af te leggen; dochVy kreeg tot troolt dit andwoord; daar is ook nictaan gelegen, want R 2 andc-  ao WETBOEK anderen agten u daarom zo veel te minder. Doch iaat ons tot de Princeile Samu weder- keeren. . TT Tot oprechting van haare nieuwe Hof itoet, verkoor zv vyf geheime Raadshereffcn; name* lyk Vrouw Clara , Vrouw Rofina, Vrouw Rtintmunda, Vrouw Maultafcbia, en het yytcie Rad , aan die Wagen van ftaat, was Vrouw Lupa: zynde deeze alle ouüe Vriendinnen van de nieuwe Groot-Vorftin ,. waar op zy zig geruft kunde verlaaten, dewyl derzelver mborft en neigingen volkomen met die van de Voiftinne ovtreenftemden, 't geen eene beften, dize genegentheid verwekt, volgens het bekend! fpreekwoord : overeenkomft van humeur baard liefde. Zie daar eene Vorftinne, met haar geheime Raaden, waar van men in de Oudheid geen weerga heeft ze vonden, gelyk genoeg blykt, uit de&wonder-wettcn door deeze V ergadering gefmeed, en de vonniflen door dezelvei geveld, dièalle genoeg Van de bequaamheid en het Caratter deezer Dames getuy gen, gelyk wy in 't vervolg zien. zullen, als wy van .de Wetten lpreeken. Om de Mannelyke Rechtbanken-na te apen , en zorg te dragen , dat 'er niets op te zeggen viel, zo ftelde Vróuw Rofina voor; fchoon de bequaamheid der Vrouwen groot genoeg was om alleen te regeeren en om^ zodanig een fbrm van Raadsvergadering en 1 roceduren op te rechten, als& de Vorftinne en deeze Raad zoed vond : zelvs, fchoon het tegens de Eerder Vrouwen ilrced, daar omtrentiets  der VROUWE N. VL te doen, datmetdegewoonehandelwyzeder Mannen oveveenftemde, dewyl men aldus gelegendheid aan anderen zouden konnen geeven, om daar uit afteleiden, als of de Vrouwen geen meerder bequaamheid als.de Mannen hadden : Dat egter de Staatkunde ver» eifchte in den beginne, tot dat de macht van haare Vorftinne volkome beveftigd was, hier omtrent voorzigtig te werk te gaan-; waarom zv van gevoelen was, dat men de Alarmen niet geheel uit den dienft van den Raad behoorden te fluyten. Dit wierd door allen toegeftcmd; doch Vrouw Lupa voegde 'er by, dat men voorzigtig moeft wezen om die Mannen niet meer dan de fchaduwc vaneenfubaltern ■en onafhankelyk gezag over te laaten; om door die Dexteriteit (een fevoriet woord van die Vrouwelyke Regenten, datwy onvertaalt laaten) de oogen der Mannen te verblinden, om hen des te gemakkelyker aan de Vrouwelyke Regeering zig te doen onderwerpen. Dit met algemeene ftemmenbeflooten, en door het Souverain gezag van de Groot-Vorftinne der Vrouwen, beveftigd zynde, zoverkoor de Princeffe Samis, haar oude, en trouwe Dienaar, Crumpificus, tot Bode en Deurwaarder van de Vergadering; en tot Portier of Zwitfer, een oude gevryde Slaaf, op wienmenkonde vertrouwen, niet alleen,om dat hy een Zwitfer van geboorte was, maar voornamclyk, om dat hy fterk van Lichaam, doch te plomp en dom van verftand was, om quaad te doen. Dit verricht zynde, zo ftelclc Vrouw Reine-, B 3 munda  22 WETBOEK mxinda in den Raad voor; dat het, na haatgevoelen , om het gezag van de Vorftinne te itaaven, en een groot aanzien aan de Vrouwelyke Regeering te geeven, ten uiterfte noodigwas, een Vrouwelyke Lyfwacht voorde Groot Vorftinne op te réchten, dewelke zoude konnen beftaan in een Legioen of Regiment van 666 koppen, verdeeld in zes Rotten ofte Cbmpagnien, dat dit Regiment, (want wy zullen maar uitdrukkingen en woorden gebruyken, die iedereen indeezen tyd beft verftaat,) beftierd zoude konnen worden door een Kolonel of Kolonellin : (Ik weet waarlyk biet hoe ik beft met deeze woorden zal omfpringen; want ik dien wel verftaanbaare taal te fpreeken, doch dan zo zoude ikmannelyke woorden gebruyken moeten, dat ik niét doen kan zonder tegens het goedvinden van die Vrouwelyke macht en Regentcffe te zondigen, waarom ik voortaan, al zoude men daar om lagchen, alleen Vrouwelyk en zo w^einig mannelyke Namen zal gebruiken als het my mogelyk is : En hoe miflelyk dit ook in de Üoren dér Llollanders mag klinken , zo zullen de Inwoonders van die Provinciën, daar men geduurig van de Vrouw Capiteinifche &c. hoord fpreeken, my dit ten goede houden, en zo voldoe ik aan eenige door hen de Lever te doen fchudden, tervvyl ik myn Hof by de andere maak, dat ook maar een Dexteriteit is.) Die Kolonellin, konde, na haar gevoelen, een Kolonellin-Luitenantin , en een Majorin onder haar hebben, als mede eene Jtédi- lor in,  der VROUWEN. 33 tmn, een Adjudantin en een Provooflinne. Verder toonden zy aan, hoe dit Regiment Vrouwelyke Lyfwachten verdeeld konde worden in zes Compagnien; beftaandc ieder Compagnie uit honderd Soldatinnen , drie Opper-Officierinnen, als een Kapiteinin, een Luitcnantin, en Vaandragerinnc, en zeven Onder-Officierinnen; maakende tezaaraen het getal van 666 koppen uit. Dit alles, doorrypedeliberatien, (te weeten volgens de gewoonte der Vrouwen) vaftgefteld en door de Princeffe Samis goedgekeurd zynde, zo gaf Vrouw Mault&fcbia in confideratien, op wat wyze deeze Bëvelhêbberinnen en Soldatinnen gekleed en gewapend zoude worden, om dezelve van de Lvfwachten des Keyzsrs te onderfcheiden : dat daar toe geen beeter kleeding te bedenken was, dan die der Amazonen, of gelyk men de Godinne Pallas verbeeld; dat is, meteenPantcier en Helm, gewapend met een Schild ea Speer, doch met bewaring van een genoegzame onderfcheiding tuffciien de Bevelhebberinnen, en Soldatinnen. Vrouw Rofina hield fterk ftaande, dat die allen met een ongedekte boezem, armen en beenen, doch kruyffelings met banden van bloedverwe gezwagteld en op zyn Romeins, doch maar met een klein rokje; dat even uyt het Pantzier kwam, bedekt, gekleed behoorden te gaan : dit wierd goedgevonden, behalven ten opzichte van de Kolonellin , dewelke alleen, een lange bloedverwige rok, met goude vlammen geflikt, zoude dragen; B 4 en  24 WETBOEK , en Vrouw Lupa toonde aan, hoe hoog noodig het was allé die Lyfwachtinnen met ontblote boezems, armen én beenen te doen gaan; want, zeidezy, dewylde Mannen fterKeren krachtiger van'natuure als de Vrouwen zyn , zo moet onze Staatkunde dit gebrek vervullen : Nu is het zeeker, vervolgde zy, laat de fterkte der Mannen nog zo grootzyn, zo is de fchoonheid der Vrouwen nog veel grooter en kragtiger, waarom Alexander, jiilais Ctefar en andere Overwinnaars desWereluSj zelfs den Grooten Heliogabalus , door de fchoonheid der Vrouwen geboeid zyn. Indien het nu mogt komen te gebeuren, ging zv voort, dat deeze Vrouwen tegen Mannen moeten ftrvden, zo zullen haare Vyapden, door het zien van zo veele fchoonhcden verblind , aanftonds de Wapenen voor haare voeten nederwerpen,enzig gevangengeeven,en gekeetend , met vermaak onze Groot-Vorftinne, in haare zegepraal volgen Dit goedgevonden, en met veel loftuitingen tefeere van de fchrandere Lupa, door de Princeffe beveftigd zvnde; zo ftelde Vrouw Maulmlcbia voor; dat,de Kolonellin,gewapend zvnde, op haar Helm zoude hebben, een "robte Draak, bedekt met vederen van denParadvs-Vogel, en dat allen de andere Opper-Bevelhebbcrinnen, op haare Helmen zoude voeren, eenVolch, bedekt metpluymen van roode vederen gemaakt , en het Hoofd van Medina, opeen bloedrood veld op de borft van het Pantzier zoude dragen : dat de Bevelhebberinnen van ieder Compag- • nic,  der VROUWEN. 25 nie, mede het hoofd van Meduza , op een rood veld op de borfl zouden dragen, doch dat haare Helmen alleen bedekt zouden moeten wezen met een bloedrooden pluym : dat de Onder-Officierinnen zonder pluymen, maar met het hoofd van Meduza, op de borft gekleed zouden moeten gaan;doch dat de gemeene Soldatinnen, het Hoofd van Meduza, opeen bloedrood-veld, op haare Schilden, en niet op de borft zouden voeren, zynde het Hoofd bedekt mee een Helm van blinkend koper gemaakt, doch zonder eenig cieiaad. Deeze wyze van kleeding in niet meer dan vieren twintig Vergaderingen, (waarlykzeer fpoedig; want fchoon de Vrouwen gemeenlyk, zonder zig veel met overwegingen op te houden, over zaaken heen lopen, en zeer fchielyk in haare befluyten zyn, zo is het wat anders te zeggen, en die fch'ielykheid heeft geen plaats als men over de kleding moet fpreeken, dat een onuitputtelyke ftoffe voor het Vrouwelyk verftand is) aldus gereguleerd zynde, zo ftelde Vrouw Lupa voor, dat db gemeene Soldatinnen, uit Jonge Juffers, boven de veertien en beneden de achtienjaaren oud zouden moeten beftaan, doch dat die alle zeer fchoon en blank ,ryzigvangeftalte, en met geen groote maar harde boezem vereierd moeiten wezen ,om te bewyzen,datzy Maagden waren : dat nicmant tot Bevelhebbcrinne zoude mogen aangefteld worden, of zy moeft met klaarc bewyzen konnen aantoonen , dac zy ten mmften drie Minnaars, door haare fchoonheid overwonnen, en B 5 door  26 WETBOEK door haare fierheid wanhoopig had gemaakt. Dit alles gearrefteerdt, en door de GrootVorftinne goedgekeurd zynde, zo geliefde die Princeffe daar by te voegen; hoe zy bellooten had, om dit Legioen Lyfwachtinnen eer aan te doen, het ampt van Kolonellinnen in Perfoon te bekleden: datzy daar toe meende gerechtigd te wezen, niet alleen uit hoofde van haar rang en macht, maar ook van haare perzoneele verdienften, dewylzy door haare fchoonheid, liefkozingen en minne trekken , haaren Zoon, denGrooten Keizer Heliogabalus, zo verre had weeten onder haar Juk te brengen, dat hy niet alleen het grootfte gedeelte van zyne macht, maar het gezag van de Mannen in't algemeen, aan de Vrouwen had overgegeeven. Dit door allen goedgekeurd zynde, zo wierd door Vrouw Reinemunda, de uitmuntendheid van deeze keuze, met een hoogvliegende Lofreeden, tot grootmaking der deugden van deeze Vorftinne, ten Hemel toe opgeheven. In een der volgende Vergaderingen, ftel de Vrouw Clara voor, hoe het tyd wierd om de Vorftinne te bidden, om wegens de oprechting van een prachtige Hofftoet, die uit de gemeenc Schatkift zoude moeten onderhouden worden, bedagt te zyn, daar alle de Raadsheerinnen gerecielyk in toeftemden. De Princeffe Smis hadde de goedheid, allergcnadigft daar op te andwoorden ; dat zy niet alleen daar op reets bedagt was geweeft, maar tefrens ook, op het aanzienlyk gevolg, en aantal van bedienden, dat van haare Raadsheerinnen, ten  der VROUWE N. 27 ten koffen van het geméén behóórde te worden toegevoegd ; want, voegde die grootmoedige Vorftinne daar by, dit is volftrekt noodig, niet alleen om my, maar ook om uw gezag te handhaven ; want niets verblind de oogen der Mannen meerder, dan de pracht der Vrouwen; zelvs zullen de Vrouwen in 't gemeen daar veel genoegen in neemeh, ziende haar geflacht in zulk een luyfter praaien. De Vorftinne voor haare genade bedankt zynde, zo vertoonde die Princeffe een Lyft van de noodige Perzoonên aan de Vergadering, ten dien einde door haar eigenhandig opgefteld : doch om de kortheid te betragten, zo zal ik die Lyft hier invoegen: Hofhouding van de Groot Vorftinne. Éëné Opper Hofmeeftereffe. Eene Onder liofmeefterefle. Twee geheime Secretarefïen. Een Opper-Stalmeeftreffe. Twee Ónder-Stalmeeftreflen. Eene Zilver, Gouden Juweel-bewaarfter. Eene Opzienfter over het Linne werk. Eene Schatmeeftrefle over de kleine Beurs. Eene Opzienfter van de Kleer-Kamer. Eene Opzienfter van de Kelders. Eene Opzienfter van de Keukens. Twaalf Staat-Damcs. Vyf Kameniers, alle blauke, fchoóne cn vrygeboerne Vrouwen. Dertig blanke en fchoone, fterke Slavinnen rat gcrmgeidicnften. Dertig  2g WETBOEK- Dertig zwarte Slavinnen, de wel geraaaktfte die men vinden zal konnen. Twintig Mooren, fchoon van Lichaam, plat van neus, en met wol, in plaats van hayr op het hoofd. Twee LyfKoetziers. Acht Slaven tot Stal-Knegts. Met de nodige Paarden en Rytuygen. Gevolg van yder der Raadsheer ejfen. Eene Hofmeeftreffe. Twee Staat-Dames. Een Kamenier. mede blanke vrygeboorne Vrouwen. Zes blanke Slavinnen. Zes zwarte Slavinnen. Vier Mooren. Een Koetzier. En voor ieder een Ry tuyg met twee Paarden. Eer wy voort gaan, ftaat ons te bedenken, dat die Lyft, fn aanmerking van den welludigen tyd en verquidingen, die toen onder de Vrouwen in zwang gingen, al zeer gematigd »; als mede, dat de Vorftinne Samis, zo wel als alle haare vyff geheime Raadsheereffen , van den tand, ofte ten minden zeer kuyfchmoeten geweed zyn, dewyl zv de hoogde bedieningen, niet aan Mans maar aan Vrouwspersonen gaaven; want zo zy Mannen daar toe gekozen, of Kamerdienaars m plaats van Kameniers genomen hadden, (gelyk hedendaags aan het Franfche Hof dit de Mode is geworden ) zo zouden zy een van die, tot een gunfleling verheffen, en nog andere vcrmakelvke  dek VROUWEN. 29 dienften van dezelve hebben konnen trekken. Doch de reeden daar van, zal, na allewaarfchynlykheid, geweeftzyn, dat die Dames te oud'of te trots en heerszuchtig waren, om zig zo gemeen met de Mannen te maaken, van haare liefkozingen te willen dulden. Want dit aan derzelver kuisheid, in dien verwyfden en welluftigen tyd, te willen toefchryvën , zoudedwaasheidwez.cn , en tegens de gezonde Reeden komen te ftryden, gelyk uit de gemaakte Vrouwelyke Wetten in "t vervolg genoeg zal blyken. Ik weet zelvs niet, of de Vrouwen, in deezen tyd, zelvs wel in een diergelyk geval, zo veel gematigdheid zouden toonen , de Kloofler-Juiters daar van zelve niet uitgezondert; ja ik twyffel daar aan des te meer, dewyl my een geval te binnen komt, 't geen ik in een vreemd Schryver geleezen heb, en dat ik aan den Leezer, by deezeoccafie,moetmededeelen. Een zeeker Vorft, doch wiens naam niet genoemd word, kwam op een tyd in een Kloofter, alwaar, volgens de Regel van St. Brigetta, Mans en Vrouwsperzoonen onder een leefden. De Vorft vroeg , hoe veele Perfoonen in dat Kloofter waren; waar op de Abdifte antwoorde; twintig Mannen, en veertig Vrouwen ; dit is niet wel gefchikt, zeide die Vorft, want men behoorde veertig Mannen en maar twintig Vrouwen hier ingeplaaft te hebben : uwe Vorftelyke Doorlugheid gelieve my te verontfchuldigen , antwoordde de Abdifle, indien ik ftaande-houde, dat  3o WETBOEK dat de gemaakte fchikking zeer goed en reedelyk is; want nu heeft ieder Canonift eene Craioneffe; en de overige twintig zyn voor da Gaften, dewelke ons van tyd tot tyd komen bezoeken, en zo krygt ieder zyn deel. Dog wederom ter zaak. Het bovenftaande afgehandeld en bepaald zynde, zo gaf Vrouw Lupa in overweging, of men niet behoorde te delibereren , op wat wyze deeze Hof (toet, ieder na zyn rang en bediening, gekleed behoorde te wezen; om met wat ftatie men in 't openbaar zoudehebben te verfchynen; en haar voorflag zoude zeekerlyk voortgang gehad hebben, indien Vrouw Reinemunda, daar niet tegen in gebragt had; dat zy met gereedheid daar in zoude toélïemmen, dewyl 'er geen vermakclyker zaak, in een Vergadering van Vrouwen, óp het Tapyr kon worden gebragt, dan te redeneeren, over de pracht en opfchik; doch dat men alvorens bedagt behoorde te zyn, hoe de Vorftinne haar gezag , door he't openen eener Rechtbank , op het fpoedigfte werkftellig zoude konnen maaken. Hoe het Paleis van die Princeffe daar weinig bequaam toe was, als waarlyk veel te klein zynde; waarom men zonder uitftelmoeftraadplegen,om een prachtig Paleis, ten koften van het gemeen expreflelyk daar toe te laaten bouwen, op een der beft gelegene plaatzen van Rome , en dat den Raad, terwyl men hier mede beezig was, tyd genoeg zoude hebben, om het overige te bepaal en. Deeze voorüag wierd van zo veel gewigt geoor-  der VROUWEN. 3ï geoordeeld, dat men befloot aanftondszulks werkftellig te maaken, ten welken einde aan een voornaam Bouwkundige belaft wierd,een fchcts daar van over te geeven, die goedgekeurd , aanftonds werkftellig gemaakt, en voltrokken wierd. Het zal mogelyk den Leezer niet onaangenaam zyn, dat wy ter deezerplaats een korte fchets van dit Vrouwelyk Capitool mededeelen. Het zelve ftond byna midden in Rome, op eene wat verheevene plaats, op het midden van een groot plyn. In 't midden van het gebouw was een groote opene plaats; van waar men ten linker en rechterzyde in twee groote Zaaien trad; heteerftevoordegehuuwde,en het tweede voor de ongetrouwde Vrouwsperfoonen, die iets in den Raad te doen hadden, ofte iemantvoordenRechtbank der Vrouwen hadden doen dagvaarden, in welke Zaaien zy konden treden, om te zaamen te fpreeken, en aldaar den tyd af te wagtcn, datiederop hec leezen van haare Naam, in de Raadkamer geroepen wierd. In 't midden van achteren, ging men in een zeer prachtige Zaal, die de groote Raad-Kamer genaamd wierd : agter in 't midden van 4ie Zaal, ftond de Throon voor de Groot Vorftinne ; en voor den Throon ftond eene Tafel, waar aan de Raadshereffen plaats namen; en voor die groote Tafel ftond een klein Tafeltje voor de Secretareften; en dit alles was door een Konftig Marmer hek van het overig gedeelte der Zaal ja%efchooien. Van  32 ■ WETBOEK Aan de rechter zyde van deeze Zaal was een Eetzaal , wel "voorzien met allerhande keurlvke ipyfen , Confituuren, Wynen en koftbaare dranken, daar de FrincelTe met haare Raadsherefl'en, als zy moede van den arbeid waren,zig tuffchen beide wat gingenverfriffen; daar naaft aan waren verfcheide fraaije Cabinetten, alle met koftbaare Ruftbedden voorzien, tot gemak van die Dames, als zy wat te lang in de Eet en Drinkzaal gebefoigneert hadden, of dat haarde luft bekroop om een uyltje te vangen. Aan' de linker zyde was een Zaal, waar in men geheim gehoor verleende, en waar in men de gehoorden uit den Raad deedt treden, terwyl de Groor-Vorftinne met de Raadsherefl'en over de zaak delibereerde; en naaft deeze Kamer volgde de Secretary, daar alle de papieren &c. bewaard wierden : En naaft de Secretary, en de Kamer voor de gehuuwde Vrouwsperfoonen, was een Kamer voor de Secretareflen; dog aan de andere zyde, tuffchen de Kabinetten en de Zaal der ongehuuwde Vrouwen, was een vertrek voor de Kameniers, en blanke Slavinnen, die aldaar gereed moeften ftaan, om die Dames te bedienen. Naaft de Kamer der ongenuuwde Vrouwsperfoonen, volgde een Kamer voor de zwarte Slaaven en Slavinnen; en daar naaft aan, in de voorgevel van het gebouw,, was een zeer groo'.e Kamer voor de Soldatinnen van de Lyfwacht; waar na een kleinder Kamer voor'de Onder-Ofncicrixmen volgde, en daar  der VROUWEN. 33 daar na een Kamertje voor de Portier Animal. Naaft de Kamer der getrouwde Vrouwsperzoonen, volgde de Kamer der Staat-Dames, waar in eenige Kabinetten waren om te ruften, en daar naaft aan in de voorgeevel,'de Kamer van de Opperbevelhebbereffenvan de Lyfwacht, met drie Kabinetten voorzien; waar na een kleinder Kamertje voor deMuftcanten, en eindelyk een Kamertje voor de Boden en Deurwaarder Crumpificus volgden. Alle deeze Kamers hadden haar uitzigt na buyten op het pleyn, eneengalderyliepvan binnen,rondom het gebouw heen, daar de deuren van alle de Kamers op uit kwamen; en op het midden van de binnenplaats ftond een konftige marmcre Fontein. Op de tweede verdieping, in 't midden van voorcn en van agteren, en aan beide de zyden, waaren te zamen vier groote Zaaien, om in dehettezigte verfriften : deeze waren zodanig met venfters voorzien, dat men, fchoon dezelve digt geflooten fcheenen te wezen, alles, by wyze van een Camera obfcura, vanbinnen konde zien, wat rondom op het pleyn en in de nabuurige huyzen kwam voor te vallen; verder was de tweede verdieping voorzien met Slaapkamers voor de Princeffe en haare Raadsheereflen en Staat-Dames, en de derde verdieping met diergelyke Kamers voor de Bedienden, om aldaar geplaaft te worden, indien het die Vorftinne mogt geluften, den nacht aldaar over te blyven. Van vooren pronkte de voorfpitfe van dit prachtige gebouw, met een hooge Tooren , C zo  s+ W E T B O E K zo konftig gemaakt, dat men van daar alles kondeontdekken,wat 'erin Rome voorviel;, en op die Tooren, zo wel als in de vier donkere Kamers op de tweede verdieping, wierd altoos wagt gehouden, om de Princeffe en haare Raadsheereffen, die, volgens denaard der Vrouwen, zeer nieuwsgierig waren, daar van berigt te konnen geeven. Het zal onnodig zyn, hier bytevoegen, dat de vertrekken op het heerlykfte gemeubileerd * en dat de Kelders van allerhande welluftige delicateffen wel voorzien waren, want de vetftandige Leezers, die wel wceten, dat de Vrouwtjes daar ongemeen op gefield zyn, zulks dit genoeg konnen raaden,al zeg ik het niet. Ook;dunkt my, datinmynHandfchriftecn groot-gebrek is \ dewyl het zelve niet meld, of deeze nieuwsgierigheid, om alles wat 'er voorviel te willen weeten, aan deeze Vorftinne met haare Raadsheereffen niet wel nu en dan.eens qualyk is opgebroken, door het ontdekken van zaaken, die haar niet aangenaam konden zyn; want dat dit den nieuwsgierigen Menfchen dikmaals overkomt, leerd ons de volgende Hiftorie. Een Eremiet, befchuldigt zynde met getrouwde Vrouwen te hebben geboeleert,. wierd gevangen genomen, en voor Cosmosde Medicüf Groot-Hertog van Toscanen gebragt, die hem in Perzoon, in 't byzyn.van zyn Secretaris , wilde ondervragen. Dit gefchiedende, zo wilde die Vorft weeten, met welke getrouwde Vrouwen hy zig te buyten gegaan  der VROUWE N. 35 gaan had; daar de misdadige niet aan wilde; doch door de dreigementen verfchrikt, zo noemde hy eenige gemeene Vrouwen. De Vorft fcheen daar mede voldaan te zyn, maar zyn Secretaris niet, dewelke hebben wilde, dat hy nog verder zoude klappen : de Monnik zig aldus geparft ziende,zcide, met een beevende ftemme, zet 'er dan de naam van uw Vrouw maar by, myn Heer. De Vorft, dit hoorende, begon zo hartelyk te lagchen, dat hy moeite had oin te bedaren; doch dit eindelykgeluktzyr.de, zo zcide Cosmos tot zyn Secretaris : gy zyt wel betaald voor uwe nieuwsgierigheid; ik wil niet hebben, dat men hem verder ondervrage, maar beveel, dat men hem aanftonds het Landuitjage; want anders zal de fchurk niet te goed zyn, om de naam van de Groot-Vorftinne op de Lyft te plakken. Doch, als ik my wel bedenk, zo heb ik ongelyk, myn Manufcript te bèfchnkfigen; dat het niet zegt, of 'er ook iets diergëlyks aan die Dames, tot loon van haare nieuwsgierigheid, is voorgevallen ,ofte niet;want, genomen het was gefchied, dat een van die Vrouwen iets onaangenaams daar door ontdekt had , zo is zy mogelyk te fchrander gewceftjom zulks te openbaaren;want deeze waren Politique Vrouwen. Zp dra dit Paleys volbouwt, en de zwaarwigtige overwegingen over de Ceremoniën, pracht en praal geeindigt, en alhetbeflootene werkftellig gemaakt was, wierdbeflooten, met alle mogelyke ftaatfie, bezit daarvan te gaan neemen,-óm deeze Vrouwe Regeering C 2 aan-  36 WETBOEK aanzienlvk by den Romeinen te maaken, ge-* lyk dan óp de volgende wyze gefchiedde. Des morgens ftelde het geheele Regiment van de Lyfwagt, onder het Krygsmufiek, zig in de Wapenen, voor het Paleis van de Vorftinne Samis, wordende gecommandeert door de Kolonellin-Luitenantin. Een Compagnie, beftemt om dien dag voor de eerftemaal de Wagt aan het Vrouwe-Raadhuys op te trekken , trok daar na toe, en befette de Poort, om aan 't gemeene Volk het indringen te beletten ; en de tweede Compagnie, wiens beurt het was, om aan 't Paleis der Vorftinne dien dag de Wacht op te trekken, bezette de gewoone poften. Omtrent negen uuren kwamen de vyf Raadsheerinnen, op het heerlykfte uitgedoft, de Vorftinne in haar Paleis opwachten, om dezelve in deeze ftaatelykebezitneeming te verzeilen, die ten tien uuren begon. Voor af liepen eenige Slaven met ftokken gewapend, om plaats te maaken. Daar na volgden zes Muficanten, die zig lullig van tyd tot tyd lieten hooren. Daarna zag men een Compagnie van de Lyfwacht, met ontrolde Vanen, omgeleid door de drie Bevelhebbcrinnen van dat Rot: gevolgd van de Bode en Deurwaarder Crumpificas, gezeetenop een Kameel, en gekleed als een Romeinfche Heraut, met de Staf in de hand, een groot bofeh pluymen op 't hoofd, en't Wapen van de Vrouwe Regeering, namelyk 't Hoofd Meduza,op de borft. Toen alle de voornaamfte bedienden van de Vorftin, alle in prach-  der VROUWEN. 37 prachtige Amazone klederen en roode gaaze manteltjes. Daar na de Secrctarelfen, gezeten op Muyl-Ezels, met Zwaane veeren op de rugge,e'neen Inkt-koker op zyde. Daarna ■de Raadsheereffen, ieder in 't byzonder gezeten in een Staatfie-wagen, met een meenigte van Slavinnen en Slaven omringt. Toen wederom eenige Muiïcanten, gevolgd van een Compagnie der Lyfwacht, met ontrolde Vanen, gecommandeerd door drieHevelhebberinnen. Hier na zag men alle de bedienden van de Vorftinne, zes aan zes, op MuylEzels, alles op't prachtigfte vercierd, aankomen, gevolgd van de Opper-Bevelhebbe^ rinnen van het Regiment der Lyfwacht, nevens de Opper-Stalmeeftreffe te Paard. Hier navolgde een opene Triumf^ Wagen, zwaar verguld, waar in de PrincelTe Samis zat: Deeze Wagen wierd getrokken door vyftien Mooren, die naakt en zo zwart als glansryk Ebbenhout waren; hunne lichamen waren beitrooyt met goud zand, en om haarLyf, ter bedekking van de fchamelheid, droegen zy roode sjerpen metgoudenefranjes : Deuren* gen, waar mede zy de Wagen deeden voortrollen, waren van "de fchoonfte Vrouwe-hayren gevlogten, en hingen vol goudene fche"lletjes. De raderen waren konftig gefneden en verguld; de Wagen zelve was'konftig gefchildert,en van binnen met Pauwe vederen gevoerd. Wat de Princeffe Samis zelve aangaat, zy was gekleed in een Aurora-verwig-Amazonê gewaad, met een manteltje van goud gaas, C 3 waar  38 WETBOEK waar aan ccn afhangende Kap gevoegd was. (of de hedendaagfe Coquelacbons daar van afdammen ofte niet, laat ik aan het oordeel der Vrouwen; zo ja, dan raad ik alle getrouwde Mannen, dat zy de Coquelacbons hunner Vrouwen zonder uitftel verbranden; want dan is het een teken, dat de Vrouwen, die dezelve dragen, de Regeering in handen hebben.) In de rechterhand voerde zv een Scepter, die van boven niet met eene Duyve , maar met een Paauw vercierd was, die zyn ftaart uitgebreid had : en in haar regterhand , in plaats van een Wereld-kloot, had zy een goude halve Maan. Dit alles komt my zinnebeeldig voor, en ik zoude het fchrander Vrouwelyk geflacht benadeelen,indien ik, zonder daar aanmerkingen op te maaken, 'er maar los over heen liep. De Scepters der Koninginnen zyn gemenelyk met eene Duyf vercierd, zynde een zinnebeeld van Liefde, zagtzinnigheid'en Vreede; dit zinnebeeld is zeer fraay; want die deugden maaken eene Vorftinne geacht onbemind : de Paauw is in tegendeel een gépaft zinnebeeld van Hoogmoed en pracht; zodat die Princeffe op een zeer fchrandere wyze daar door heeft willen te kennen geeven,'dat de zagtzinnigheid , Jicfde en vreedc geen vruchten waren die men van de Vrouwelyke Regeering had te verwagten; maar dat dezelve zoude dienen om Hoogmoed en pracht, en alle diergelyke Vrouwelyke deugden (ik had haaft ondeugden gezegt) ten Troon te verhenen. Dat  der VROUWEN. 39 Dat de hedendaagfe Koninginnen, op den Troon gezeten zynde, gemeenlyk een Wereld-kloot in de hand houden, gefchied om haare Rcgecringoverdc Aarde te betekenen; doch de Princefle Samis voerde in haarlinke;hand een waiTchende Maan; mogelyleom te kennen te geeven, dat haar Ryk nog moeit aanwaffen, en gelyk de Maan iri ligt en glans toeneemen: doch de Maan een zinnebeeld van de ongeftadigheid zynde, zo kon dezelve verbeelden, dat dit Ryk onbeftendig en veele veranderingen onderworpen zoude zyn. Die Ryks-tekenen toondendanaan, hoede Wereld, onder een Vrouwe Regeering een poel van ondeugden en denden ftond te worden : Het is waar, dat men niet met zeekerhcid kan weeten, of de Princeffe Samis dit daar door te kennen wilde geeven; maar dit is alzo waar, dat die beteekeniffe met de waarheid overeen* ftemt, gelyk de uitflag geleerd heeft; en dat men ter plaatze, alwaar het Mannelykgezag onder de Heerszucht der Vrouwen-moet bukken, niet dan rampen, onenighe-den, etteindelyk een geheelen ondergang te wagten heeft. Doch men moet my niet quaalyk verftaan', en my verdenken, dat ik alhier in'toog had, de Regeering der Koninginnen in onzen tyd, als in Engeland en elders; dit was verre misgetaft; want fchoon het Ryk door eene Koninginne of Vorftinne geregeerd word, zo is en blyft dit een Manne Regeering,en iszomtyds zeer Mannelyk en glorieryk , gelyk de..Regeering van de groote Elizabeth in Èng'cland C 4 i«  ,0 WETBOEK • iv. nirk niette verwonderen; want js geweeft : Dit is niette p rf ent haar haare geheime overften, waren Staatsdienaars, na^^tfcn waarnaay reMannen, en ze JMannen, en geerde JJJg^g^JJ* hedendaagfche efnSyk gezag der Mannen is, gelyk ge- fter,tW°eenen' Vrouwe-Regeering, welkers < Wfla'gis trotsnefd en wi^lturigheid niets Anders Jan bittere ^KffiS twiften kan baaren, is by a en , ai Se^ danig een Bazin tot«gi Huyspl jgkggg !*iWrSfSSfcep afgeliefde , or genrcK v den Zomer by ■!P "t l waarovereenvan dieHccren der.  der VROUWE N. 41 De Lezer vergeeve my deeze uitwyding; doch wat behoef ik complimenten daat over te maaken, daar die uitwydingcn alleen gefchieden om den Leezer te Richten en te vermaaken; doch ter zaak. De Princeffe Samis , als Koninginnc der Vrouwen, droeg op haar hoofd een Kroon van een zonderling maakzel, beftaande uit een krans van zeer groote Paarlen, waar aan ter zyden en vanagtereneenmeenigte goudene fchaalen , als moifel-fchulpen gemaakt, van afhingen. De Staatfie Wagen wasbedektmeteen verhemelte van goud ftof, van boven met verfcheide Vederboffchen voorzien; en fchoon myn Schryver zegt, dat alles ten uyterlte koftelyken prachtig was, zo voldoethetmy niet; èn het zal nog minder aan myne Lezereffen voldoen,datwy geen meerder byzonderheden daar van aangetekend vinden ; want aan dit verzuim is meerder gelegen, als men denkt, dewyl daar anders een reeks van nieuwe Modes uit zouden hebben konnen voortkomen, in welkers uitvinding de Vrouwen van onzen tyd zeer i'chrander zyn. Rondom de Wagen liepen een groot getal Mooren, als Lopers en Lyf knegten; want men wift toen nog van geene" Heydukken : Doch deeze Mooren liepen niet nakend,gelyk de anderen,maar waren bekleed met een mantel van zilver laaken, niet ongelyk aan een Engelfche Kapot, die van vooren toe is, en tot aan de aarde rykt; maar zonder Kap, zo dat de zwarte Kop daar alleen uitllak : Om den hals hadden C5 zy  42 WET B O EK zy kragen van kant. (myn Manufcript zegt zslvs, van Brabandfche kant; doch Braband was toen nog niet met die naam bekend; en het wilzeekerlyk zeggen van kant, gelyk nu in Braband gemaakt word, fchoon'wy niet konnen zeggen, of het fpiegel-tralie, ftoktralie, of Bruffels-werk is geweeft.) "Onder aan die kapot of mantel zag men een falbula van pergament, om die recht en rond uit' te doen ftaan, en van ondere wat lucht en verfrifilng te geeven , daar de hedendaagfche hoepel-rokken zeckerlyk vanherkomftigzyn. Achter de Wagen vólgden twaalf fchoone Juffrouwen te Paard, alle inAmazoonfchgewaad, als Lyftrauwanten, met rode vederboffen op haare hoeden. ' Hier na volgden wederom eenige Muficantcn, en een Compagnie van de Lyfwacht; en daar na vyf Wagens alle van Móoren getrokken , waar in verfcheide Roomfche Princeflen zaaten, mede op het heerlykft uitgeftreeken, om de Vrouwe-Regeering eer aan te doen; fchoon deeze Wagens zo koftclyk hiet waren als die, daar de Vorftinne Samis in zat; zelvs hingen aan de ftrengen, in plaats van'goudenê, niets anders-dan:zilvere fchellrn^eri'dé haakte Huid der Mooren, die dezelve trokken, was, in plaats van goud-zand, met zilver-zand beftrooyd. Die Roomfche Princeffen waren gekleed in gewaden van Citroen kleur met goudene bloemen, en witte pluymen op het hoofd; en rondom die Wagens gingen derzelver bediendens met lange vergulde ftokken in de handen, waaraan van booven,  dw'VROüWEN. 43 booven, een Voffche-ftaart vaft gemaakt was: Dit zal zeekerlyk mede iets geheims betekend hebben; doch dewyl wy daar niets van gemeld vinden, zoishetbeeterdaarvantezwygen,dan door loffe giffingen entoepafiingen, de verontwaardiging van de voorftanders der Vrouwelyke Heerszucht ons op den hals te haaien : Het eenige dat ik daar van weet, is, dat een Vofch, het zinnebeeld van loosheid en bedrog is; maar hoe verre dit op deeze Vrouwelyke Regeenng kan toegepait worden , zal het gevoig ons leeren moeten. • Hier na volgden twee bedekte Reituygen, ieder Wagen door zes fneeuw-witte Koeyen getrokken; doch men konde niet zien wie daar in zat; maar eenige misnoegde Romeinen zeiden, dat het de Keizer Heliogabalus in perzoon , met zyne voornaamfte gunftelingen en by/itten was". " i Toen zag men den Zwitzer Animal te voet; treedende als een Pauw, met zyn Hellebaard, rondom met Linten vercierd, en zyn Zwitferfe lange wyde broek, al mede met linten bezet, en een zwarte veder bofchop de kop. En eindelyk wierd den geheelcn trein door de Muficanteh, en een Compagnie van de Lyfwacht beflooten. Terwyl deezeftoet langzaam,door alle de voornaamfte ftraaten van Rome trekt, hebben wy nog tyd, eer dezelve het Vrouwe Capitool bereikt, den Lee/er te vernaaien; hoe in de geevel van dit Paleis, levensgrootte, was afgebeeld, de Hiftorievan Hercules, dewelke in Vrouwelyk gewaad, aan de voeten viït den  m WETBOEK den Lydifche Koninginne Omphale, zat te fpinnen; en door middel van een konftig uurwerk , begon Hercules zyn Vrouwelyk werk te verrigten, en hulde aan Ompbale te doen, ieder maal dat de Koninginne Samis voor de Poort verfcheen : om aan te toonen, dat de Romeinen geen reeden van klagen over deeze Vrouwe Regeering hadden , dewyl de crootfte Mannen, van de oudfte tyden her, «Lor hunne verwyfde Minnaryen, zig onder het juk der Vrouwen gebogen, en aldus hun er -ag verbeurd hadden. Ook zag men, bov i deeze Hiftorie van Hercules en Ompbale eer: klokke-fpel, dat een fraayMufiek maakte, zo dra Hercules begon te fpinnen; om aan de ondergang van de Mannclyke agting niet anc ?:n met vreugde te gedenken. Vraat-d men my, wat de PrincelTe Sarms, met haai e Raadsh'eereflen, in die Triumf-ftatie eigentlyk gedagt hebbe? Ik antwoord zulks niet te weeten; gelyk zy zulks na alle waarfchyniykheid zelve "dit niet geweeten hebben; want, gelyk de beroemde Ridder, Morifigmr. éi Leine zegt, dat de verwaandheid en Hoogheid, dezelve uitwerkingopde harsfens der Vrouwen heeft, als goede en ftcrke Wyn op het brein der Mannen : Dat is, om wat klaarder te fpreeken : gelyk de Wyn, het hoofd der Mannen doed luyzebollen , de Trotsheid het brein der Vrouwen zodanig ontf elt, dat zy niet weeten wat ze doen. Deezen gantfchen ftoet aan het nieuwe Paleis ge'--; men zynde, zo begon het klokkefpel te fpeelen; en Hercules zyne handen te r peppen;  der VROUWEN. 4J reppen; waar na het Krygs-mufiek, 't geen voor, en aan wedcrzydeh van de Poort geplaatft wierd, zig lullig liet hooren. De Wagt hebbende Compagnie der Lyfwacht, ftond op de plaats in de Wapenen rondom; en de vier mede opgetrokkene Compagnien iloegen een kring rondom het Paleis ; mogelyk om te beletten dat het gemccne Volk tegens de venfters uit nieuwsgierigheid opklom , 't geen niet geftigt zoude hebben, volgens het gevoelen van een geleerd Man, die gewoon was te zeggen; om geërgerd te zyn, moet men maar weeten wat 'er in een VrouweVergadering om gaat: aan welk gezegde, de Vrouwen zig egter weinig zullen ftooren, als nooit haar Reekening konnende vinden by het gevoelen van wyze en geleerde Mannen, die een geheel andere zoort van Logica volgen , als die der Vrouwen. Alle de bedienden , dewelke den optogt verzeld hadden, ftelden zig in ryën en gelederen op de plaats, waar na Crumpificus, aan wien het Ampt van Mond-fchenker van de Vorftinne al mede was opgedragen, zig ten fpoedigfte na de Eet-zaal begaf, om het een en ander by der hand te konnen hebben; want aan hem was de lnborft der Princefle , als mede van hare Raadshereflen te wel bekend , dan te kunnen twyffelen,of zy niet na een druppeltje tot verkwikking zouden verlangen. De Raadshereflen afgetreden zynde, plaatften zig voor de binnen trap van het Paleis, die na de Raadkamer leidde , om aldaar de Princefle te ontfangen, die van dezelve door de  46 WETBOEK de Raadkamer na de Eet-zaal geleid wierd: . En de Roomfche Princeiïen begaven zig na de Zaal der Staat-Dames; en de andere bedienden na de plaatzen die voor haar gedeftineerd waren. Eindelyk reden de bedekte Wagens, met witte Koëyen befpannen, op de binnen-plaats, vlak voor de trap; en na dat de in 't geweer ftaande Soldatinnen, rechtom keerd u, gefpeeld hadden; mogelyk om niet te zien wie uit die bedekte Wagens kwamen, zo traden die verborgene Perzoonen na binnen; endaar op was het, links-om herfteld u, en, trek af, om eens helder op de gezondheid van de Vorftinne te drinken; wordende de Soldatinnen, dewelke buiten het Paleis Ronden, ook niet vergeeten, gelyk billyk was. Myn Manufcript wèet my te zeggen, dat die onbekende Perzoonen," welke in die bedekte Wagens gezeten hadden, regelregt na de Eet-zaal gingen, en aldaar, met de Vor_ {tinne en haare'Raadsheereffen een glaasje ledigden, zodat Craro^i/iaij-'braafneering kreeg Eindelyk begaf dé Vorftinne Samis, vergeld van "haare Raadshereflen, zig na de groote Raad-kamer, neemende die Voritinné plaats op den Throon, en de Raadshereflen beneven dezelve; en kort daar aan wierden die onbekende Perzoonen, dooi-Crumpificus, langs de binne-deur, in de Raadkamer geleid, om"in 't geheim hulde te doen. Dit geheim doet my twyffelen, 'of de Keizer Hel'iógabahs, daar in Perzoonbygcwceft is ofte niét*; want hy was te verwyfd om daar over  der VROUWEN. 47 over befchaamd te zyn, 't geen eenigen heefc doen denken, dat hy verzeldzalgeweeftzyn van de Afgezondenen van den Roomfchen Raad, die gezonden waren om uit naam van den Raad en het Roomfche Volk, hulde aan de Vrouwe-Regeering te doen; endanvoegd men daar by; hoede Roomfche Raad, die dit aan den Keizer niet had konnen weigeren; befchaamd zynde te z ien;dat zy, die dertyds zo achtbaar in 't oog van de geheele Wereld geweeft waren, tot die laagte waarenvervallen, den Keizer gefineekr hadden, dat die vernedering in 't geheim mogt gefchieden, fchoon 't daarom wel kon zyn, dat de Keizer in Perzoon by die Afgezanten geweeft is. Na dat deeze onbekende Perzoonen zig wederom na de Eet-zaal hadden begeevcn , wierden de Roomfche Princefien, Staat-Dames, Opper-en Onder-Bevelhebberinnen, en de voornaamfte bedienden van de Vorftinne, binnengelaten; dewelke, na dat zy den eed van getrouwigheid op haar kniën afgelegd hadden, een voor een, ter handkus wierden toegelaten. Dit alles verrigt zynde, zo wierd de Vorftinne met haare Raadshereflen, nevens die onbekende Perfonen in een der Kabinetten: de Roomfche Princefien , de Staat-Dames, Opper-Bevelhebberinnen &c.; en de mindere bedienden van het gevolg , in de daar toe beftemde Kamer, onder een keurlyk Mufiek, op het prachtigfte onthaald; en des avonds keerde de Vorftinne, met dezelve ftaatfie, na haar Paleis te rugge : En aldus had de Vrouwe  48 WETBOEK Vrouwe Regeering nu zyn volle bcflag ver- kregen. IJoch eer wy tot de eerfte grondwetten in de volgende Hoofd-ftukken overgaan, moeten wy kortelyk zeggen; dat die Princefle, vyf maaien ieder week, verzeld van haare Raadshereflen, voornaamfte bedienden,Mufleanten en Lyfwacht, zig in ftaatfie na dit Paieis begaf, niet alleen om te Raadplegen, maar ook om audiëntie te verleenen, wetten te maaken, en vonniflen te vellen. Ziedaar, Leezer, eengrootenomflag,om een befpottelyke Comedie te vertoonen; doch 't geen ik in dien tyd wel gezwegen zoude hebben; want dan zoude ik zeeker hetzelve antwoord hebben gekregen, 't geen Marais Antonius, een vermaard ltaliaanlch Poeët, aan een ander Italiaan gaf. Marais Antonius had een Blyfpclgemaakt, dat niet alleen in vyf bedryven verdeeld, en ongemeen langdradig, maar tot welkers vertooning eenige honderden Menfchen van nooden waren : Dit Blyfpcl liet hy aan een ander Italiaan, Bathonius genaamt, lezen, met verzoek van zyn gevoelen daar over te zeggen. Bathonius, om den Poeët een ftcek te geeven, zeide ; eer gy tot de vertooning overgaat, raad ik u, alle de Speelders na Slavoniën te zenden om een geheel Bofch om te hakken; want anders zult gv hout te kort komen tot het maken van een Theater, dat groot genoeg voor zo veel omflag is; en vind gy dit niet goed, zo raad ik u, dit Blyfpel tot een vierde te verkorten, en al dien omflag weg te werpen.  der VROUWEN. 49 werpen. Marcus Antonius, die fteek niet vriendelyk opneemcnde , antwoordde , ik zoude zo veel omflag niet maaken; indien ik uw Treurfpel moeit vertoonen; want daar zoude ik maar drie Hukken hout toe noodig hebben: (namelyk een Galg.) doch dit Treurfpel zoude my zo weinig als aan Bathonius fmaaken; maar het befte is, dat die Vrouwe-Regeering in onze dagen, alzo weinig macht daar toe heeft, om diergelyke dreigementen in 't werk te {tellen, als Marcus Antonius had, om dit beknopte Treurfpel van Batlxnius te fpeelen. De Leezer zal my mogelyk vraagen : In hoe veel bedryven,en tyd, isditBlyfpelder Vrouwe-Regeering afgefpeeld. Om hier op ordentelyk te antwoorden, vind ik my verpligt, alles, wat zig hier omtrent toegedragen heeft, zo verre ik zulks heb konnen ontdekken , te verhandelen in dit DERDEHOOFDSTUK. Van de voortgang, bloey, veranderingen en ondergang der Vrouwe Regeering. DEwyl, onder de Regeering van den Keizer Heliogabalus, en de toen opgerechte Vrouwe-Regeering, waarlyk de gulde Eeuw der Vrouwen bloeyde, zo vond de Vorftinne Samis, met haare Raadshereflen, goed, dit gedenkwaardige voorval, acht dagen lang, met onthalingen en illuminatien, op het plechtigfte te vieren, het geen onder D het  yo WETBOEK het Krygs-mufiek, op alle de hoeken der ftraa-- ten, door den eerden Deurwaarder van de Vrouwe-Regeering, Crumpifieus, wierd af- gekondigt. Dien zeiven avond zag men alle de huyzen van Komen met Lampen verlicht, zo wel al* het Paleis des Keizers, en dat van de Princefle Samis; doch het nieuwe Vrouwe Capitool, muntte daar omtrent boven alles uit, zynde rontom niet alleen verlicht, maar ook met een meenigtezinfpreukenvercierd; waar in de natuur en aard der Vrouwen genoeg doordraaiden: En ik vind eenige van dezelve zo aanmerkelyk, dat ik niet na kan laaten, zommige daar van, metmyne Aanmerkingen verrykt, alhier, tot Vermaak van den Lezer, in te voegen. Eerft zag men een Schilderyvandoorfchynend gaas, die men tegenwoordig Cachenetten noemt, om dat zy het licht, *t geen daar agter ftaat, verbergen: op hetzelve zag men afgemaald, een Vrouwe Slaapkamer, met een Toilet, of Kaptafeltje, voorzien met een Spiegel, Poeder, Blanket, Moesjes, Reukwerk, en andere doozen meer: Een Juweel Kisje, een meenigte van Borftels en Kammen; allerhande Linten, Krullen, Lokken, en welriekende Pomade en Liqueren, voorpuyften, fproeten : wafch-balletjes ; Spelde-kuflens, Krul-tangen : In een woord, alles wat tot kapping en verciering van het hoofd eener hovaardige en welluftige Vrouw dienen kan: En onder aan las men dit Opfchrift: Van allts wat, . Maar  der VROUWE N. 51 Maar my dunkt, ik zie myne Ivlannelyke Lezers de neus op trekken, en zeggen, focy! welke bagatellen; maakt men daar illuminatien van ! Ik andwoord. Ja; het zyn Vrouwelyke illuminatien, die met de neigingen en Vrouwelyke denkbeelden moeten over een ftemmen; en hy, die niet weet,hoe dc Vrouwen op diergelykc, voor haar gewigtige, zaaken gefteld zyn , heeft weinig veritand van de inborft der Vrouwen. Zegt niet; dan betoenen de Vrouwen Narrinnen te zvn, en wat konnen wy dan daar van leeren! Ik andwoord, zeer veel, volgens het zeggen van den grooten Cato, dat de Gekken veel grooter voordeel aan de Wyzen toebrengen, als de Wyzen aan de Narren; want de Wyzen worden voorzigriger,en fpiegelen zig aan de gekheid der Narren ; maar de Narren doen weinig voordeel met het goede voorbeelden de leeringen der Wyzen; want de Wyzen zien de Gekken voor Narren, en de Narren zien de Wyzen voor Gekken aan: boven dien, hoe veele Mannelyke Narrinnen worden 'er niet onder ons gevonden, die, fchoon van de Natuur tot Mannen verordent, egter tot de Vrouwelyke dwaasheid vervallen, van de Kop te fmee'ren, te krullen , zig te laaten Coiferen of Kappen, en diergelyke Narrepotzen meer; en voor die Apen der Vrouwen, Ichryf ik, zo wel als voor de Vrouwen zelve. Dat alle die dwaasheden uit een verkeerde eigen-liefde , en dat men zich zeiven niet kend, voorkomen, erkennen alle de Zedekundigen, en is daarom genoeg bekend ; doch D 2 het  52 WETBOEK het middel om die dwaasheid , zo in de Vrouwen als Mannen te geneezen, is van het uyterfte belang, en in 'c gemeen een groot geheim : doch de oude Griekfe Wysgeren hebben ons dit groot geheim door de volgende Fabel willen leeren. in den Raad der Goden wierd gevraagd, wat Godheid onder de Menfchen van de grootfte waarde wierd gehouden; en alle Remden toe, dat het Jupiter was : Mercurius, door malle eigen-iiefde verblind, dorft dit niet tegenfpreken, maar meende evenwel, dat hy hier omtrent de voorrang boven Jupyn had; zelvs nam hy voor, om onbekend na den Aardbol te vliegen, en dit te onderzoeken , om dan op den Olympus, na gewoonte zyn wedervaren bekend te maaken, en als te klagen over de onrechtvaardigheid der Menfchen, die hem Mercurius, de Bode der Goden , hoogcr fchattede dan den grooten Blixcmdrager : nietomdathyditqualyknam, maar uit ydele glorie. Naauwelyks was hy op der Aarde gekomen , of hy zag op de Markt by een Kramer, verfcheide beelden der Goden van aarde geboctfeerd of gebakken, te koop ftaan. Hv vroeg dan aan dien Kramer , hoe veel hy ei'fchte voor het beeld van Jupiter. Een fchelling, zeide de Kramer : dit deed Mercurius zo veel deugd,dat hy van vreugde begon te grimlachen, om dat Jupiter zo weinig waardig was : Toen wees hy op het beeld van Juno,, en vroeg aan de Kramer, hoe veel hv daar voor eifchte? Twee fchellingen, andwóorde de Kramer. Puyk, aagt  der VROUWE N. 53 dagt Mercurius, dat gaat opklimmende, wie weet hoe veel myn beeld wel waardig is, dat ik daar zie ftaan : Hy, zyne nieuwsgierigheid niet langer konnende" wederhouden, en van eigen-liéfde en verwaandheid opzwellende, vroeg aan de Kramer, hoe veel hy voor het beeld van Mercurius eifchte. Hoe, zeide de Kramer; het komt op die God der dieven niet aan; indien gy de twee eerde koopt, zo wil ik u de laatdévoor niets wel toegeeven. Daar dond Mercurius te kyken als een Gek, zo dat hy van fchaamte niet wid waar te kruypen. "Alle die Narren en Narrinnen, hebben maar dit voorbeeld van Mercurius te volgen; en te onderzoeken, hoe weinig zy van anderen gewaardeerd worden; dan zullen zy, overtuigend ondervinden, dat zy gek zyn; en die overtuiging is het groot geheim, om van een Nar een wys Man "te maaken. Aan dit Paleis, zag men onder andere een verligte Schilderye, vertoonende een Vrouw in Amazonen gewaad, van het hoofd tot de voeten gewapend, daande naad een gewapend Romein, en daar onder dit opfchrift: In alles gelyk. Wat de Vrouwen hier door te kennen wilden geeven, kan ik niet verzeekeren ; maar ik kan wel giffen, wat het konde beteekenen; namelyk; dat zy den Mannen in macht,dapperheid, wysheid en allerhande deugden niets behoevden toe te geeven; doch het konde ook wel betekenen, dat ze zo ondeugend waren, als een Man konde zyn ; doch om de Vrouwen rechtvaardig te handelen, zo zuiD 3 len  54 WETBOEK lcn wy ftellen , dat het beide betekende. Dat zommige Vrouwen, in fchandelyke zaaken, veele gedebaucheerde Mannen niets toegeeven, is een gewille waarheid, dat door het volgende geval, 't geen my by deeze gclegendheid te binnen komt, en dat ik, om myn gezegde te beveiligen, aan myne Lezereh zal vernaaien, bewaarheid word. Een zeeker Bruydegom, die vry wat lichtvaardig in zyn Jeugd geleefd had, gevoelde dat zyn gewceten hem daar over wroegde, en vreezende, indien alles aan zyn eerbaare en deugdzaame Bruyd bekend gemaakt wierd, dat het haar niet alleen zoude bedroeven, maar dat daar uyt veel oneenigheid, in de t'zamenleving zoude ontilaan konnen , befloot, zyn gemoed te ontlailen, en eer hy met zyn Bruyd na bed ging, haar alles na waarheid bekend te maaken, ten dien einde zo lprak hy zyn lief Bruidje aldus aan. Beminde Engel; ik moet u bekend maaken, dat ik zeer ongebonden in myne jeugd geleefd beb; zelvs heb ik een Hoertje onderhouden , waar van ik een Zoon heb overgewonnen , die nog leefd : Nu is myn emitig verzoek, dat gv my die misdaad niet alleen gelieft te vergëeven, en dat gy dit Kind met wilt verftooten, maar het zelve, als of het een wettig en echt Kind was, geliefd lief te hebben, en als het uwe op te voeden, waar mede gy my oneindig zult verpligtcn. Zyn lief Annaatjc, gaf daar op ten antwoord : verre van ditqualvk te neemen, zo ben ik er vciblyd over; want ik heb ook ia myne Jeugd  de* VROUWEN. 5J «en ongelukje gehad, daar een Dogtertje van voortgekomen is, 't geen ook nog leefd; nu is myn vriendelyk verzoek, dat gy my dit ook niet"quaalyk neemt, maar toeftaat, dat wy die Kinderen te zamen opvoeden, en aan elkanderen doen trouwen. Daar hy geen een woord tegens in te brengen had, en dus was de vriendfchap gemaakt; want zy waren nu In alles gelyk. Ook zag men, aan dit nieuwe Paleis, een verlicht Cachenet, waarin een Schip, zonder Stuurman of Roer; en met vyf uitgefpanne zeilen, voortvarende, afgemaald was; en onder aan las men deeze Zinfpreuk. Waar been de Wind vuil. Ee verklaring daar van lyd geen regenfpraak; want dit Schip yan Staat, waar .van de Maft de Vorftinne Samis verbeeldde, had vyfzxilen, zynde de Raadshereffen, die het Schip tot hulpmiddelen verftrektert, om voort te zeilen; maar die zeilen draayden na de wind; dat is; het Schip van Staat zoude niet beftierd worden door Wetten, die op deNatuur-wet en gezonde reeden gegrond waren, om het Schip van Staat, in de Haven van Vreede en voorfpoed te doen aanlanden; maar het zoude bewecgd worden door de onftuimige Vrouwelyke driften, die veranderlyker als de wind waren , het Schip mogt dan te gronde gaan, ofte aanlanden waarhetwilde, daar zy zich weinig over bekommerden: doch weet iemant een gepafte uitlegging te vinden, ik geef het om een beeter. Op een andere Schilderyc zag men afgeD 4" beeld,  56 WETBOEK beeld, een Uurwerk, meteen Onruft, dat door middel van het Quikfilver in een geduurige beweging gehouden wierd : met dit Opfchrift : altoos m beweging. De betekeniffe daar van is ligtelyk te giffen : Het Uurwerk, de Vrouwelyke Raad betekenende, die door derzelver befliffende vonniffen de daaden bepaalde , wierd op eene onruftige wyze bewogen ; want het Vrouwelyke Quikzilver, of driften, laaten haar nooit een oogenblik in ruft; doch die geduurige beweging nooit gelyk zynde, zo kan het Uurwerk ook nooit goed gaan , gelyk het met de Vrouwelyke Regeering ook ging; want haar wyzer ftond zomtyds op twaalf, als die der Mannen op zes uuren ftond; en door die tegenftrydige geboden, wift men te Rome eindelyk nietlanger wat men te doen of te laaten had. Een ander Cachenet, vertoonde een Paopegay in een vergulde Kooy; met dit Opfchrift: Nooit fcboonder als in boeijens. Veelezynvan gedagten geweeft, datdiePappegay dënKeizer Heliogabalus verbeelde, dewelke in grooter heerlykheid en welluft leefde, nu hy de vergulde boeijens der Vrouwen droeg, dan toen hy in vryheid heerfchte : dit kan, ten opzichte van Heliogabalus, de waarheid zyn geweeft; want de vryheid kan eengevaarlyke en nadeelige zaak voor Narren zyn, waarom men de Gekken opfluit: anders'isde vryheid het fchoonfte kleinood der Wyzen, en de grondftag van 't geluk der verftandigen. Op eene andere verligte Schildery, zag men een Vrouwsperzoon, en op eene Tafel, die voor  der VROUWEN. J7 voor haar ftond, twee KoninklykeKroonen, grypende zy na de kleinfte; met dit Opfchrift: Met de kleinfte te vreeden : Hier door wilde men zeekerlyk de wederhoudentheid der Vrouwe-Regeering afmaaien, dewelke,daar het in haar macht ftond,alles tcoverheeren, echter met een zeekere en geringer magt te vreeden was : want, houdende het gebraad voor haar zeiven, zo lieten zy de Reuk of Keyzerlyken Tytel aan Heliogabalus. Anderen hebben dit aldus uitgeleid, dat zy na de kleinfte greepen, en zig met de Vorftelyke Tytel vergenoegden, om dat zy geen kans zagen, de groote of KeizerlykeEertytelenmagtig te worden : doch dan ging het met die Vrouwen, gelyk met een zeeker Hollander, die kleine Baars kogf, een ander dit ziende, vroeg hem : wanneer zyn de kleine Baarzen bet befte? doch de eerfte antwoordde hem; als men geen groote kan krygen. Eindelyk, (om niet lang te zyn; want om alle de illuminatien op te rekenen, zouden wy een apart Boek moeten fchry ven) zag men in 'tmidden van de gevel, een zeer groote verligte Schilderye , waar in een boos en quaadaardig Wyff, onder de gedaante van een Helfche Furie, verbeeld was, waarvoor Hercules , die groote temmer der Gedrogten, zelfs de vlucht nam; daar, zy in tegendeel ootmoedig nederboog voor de voeten van een Vrouw, met de Kroon op 't hoofd : En onder aan las men deeze Zinfpreuk : Het entembaare bedwongen. De uitlegging hier van is klaar, en wilde D 5 aan-  58 WETBOEK aantoonen, wat groot heyl, de Vrouwelyke Regeering, aan de t'zamènleving in 't algemeen , en aan de Mannen in 't byzondcr, ftond voort te brengen, om het Mannelyk geflacht, de Vrouwe-Regeering daar door te doen goedkeuren. Dit was argliftig verzonnen; wantzy,weetende, dat een quaadaardig Wyf, noch door moed, nog kracht, nog wysheid, (volgens 't gevoelen van de meefte Menfchen,) getemd of goed gemaakt kan worden; en dat een Man, om van dit helfche kruys verloft te worden, met vermaak alles daar aan zoude opofferen, wilden daar door te kennen geeven; dat de Vrouwe Regeering, waar aan het quaadaardigfte vrome Menfch zig gewillig onderwierp, een middel zoude ftrekken, om dit geluk aan de Mannen te wege te brengen. Ging dit onfeilbaar, ik keurde de Vrouwe Regeering, in dat opzigte, voorgoed: doch het is zo zeeker niet, dat het quaadaardigfte Wyf, zig daar aan zoude willen onderwerpen : En het is volftrekt onwaar, dat, nog moed, nog kracht, nog wysheid in ftaat zoude zyn, om een quaadaardig Wyf te temmen; maar dit is de waarheid; dat weinig Mannen moed en wysheid genoeg daar toe hebben. Myn gezegde, (waar aan myne Vaderlanders ten uiterlte veel gelegen legd, om dat ons Land vruchtbaar van diergelyke Wyfjes is) zal ik door een waarachtige gefchiedehiile beveiligen. In het Noorden van Engeland; en wel in de Provincie van York, woonde een bedaagd Land-  der VROUWEN. 59 Land-Edelman, de Ridder Sr. John, genaamd, die zeer ryk was, en koftelyke Landgoederen bezat, waar van hy, door zyn verftandige beftiering, beplanting en bebouwing, veel grooter inkomften trok, dan ooitzyne Voorzaten gedaan hadden. Deeze Ridder, had drie Dogters, Margareta, Maria, en Anna genaamd : Margureta de ouüfte, was het quaadaardigfte en ontembaarfte Schepzel, dat ooit in die Landitreek beKend was geweeft : Maria in tegendeel, was een dikke, blanke, bolle Meid, maar die geen verftand genoeg had, om quaad te doen : Anna was heerszuchtig en fchrander, doch geveinft. Sr.Jobn, trouwde eindelyk zyn tweeJongfte Dogters uit, aan twee Edellieden , die niet verre van zyn Landhuys af woonden, en redelyk wel geft'elde Menlchen waren, geevendê aan ieder van zyne Dogters duyzend ponden Sterling ten Huuwelyk : welke huwelyken redelyk wel uitvielen, om dat Maria ligt te leiden was; en Anna een Man had gekregen, die zig liet regeeren, 't geen zy met veel beleid deed. Margareta, zig veragt ziende, meenende dol te worden, dat zy in den Ouderdom van 28 Jaaren nog ongetrouwd was, mishandeld haar Vader zodanig , dat hy een dubbeld Bruydfchap beloofde aan den geenen die zyn Dogter zoude willen trouwen; doch haar Caracter was te wel bekend, dan dat dit zoude konnen helpen : de oude Man wierd eindelyk wanhcopig, en meende van verdriet te fterven,  60 WETBOEK fterven, zonder hulpmiddel tegens dit on- heyl te konnen vinden : De Ridder, om deezen tyd, iets van belang, een uur of vier van zyn Landgoed af, te verrigten hebben, fteeg te Paard, om zig tenens wat te verluftigen : Eenige mylen, in zyn gewoon zwaarmoedig gepeins", voortgereden hebbende, dwaalde hy van den gewoonen weg af, 't geen hy nogtans wel haaft bemerkte, waar op hy belloot voort te reiden, om door een omweg, die hem bekend was, te regt te komen : Hy, eenige Bergen gepaneerd zynde , bevond zig in 't midden van verfcheide wel bebouwde Akkerlanden, die zeer fraay (tonden : Zyne Liefhebbery voor den Landbouw, deed hem alles met de uiterfte opmerking gade liaan : Hyzag, met het groorite vermaak, datalles met veel verltand door den Meefter beftierd moeft worden, dewyl hy niet een hoekje Lands gewaar konde worden, of het was tot voordeel aangelegd, 't geen hem een groot gevoelen voor den bewooner inboezemde , zelvs vond hy zig gedrongen om by dien Heer, dewelke hy, fchoon onbekend, reets begon te beminnen, een bezoek af te leggen. Digt by het Woonhuys, 't geen maar gering en klein was, zag hy verfcheide groote en wel bezorgde Schuuren, dat hem wonder wel behaagde, en overtuigde, dat den bewooner minder op eigen gemak, dan wel op 't geen nut en voordeel konde toebrengen, gefteld was. De bewooner, (dien wy den Heer James zulle  der VROUWEN. 6i zullen noemen, dewyl my zyn naamvergeeten is) ziende Sr. John, te Paard na zyn huys ryden, trad hem met veel wellevendheid te gemoed, en vroeg, of hy niet geliefde af te neigen, om zig wat te verkwikken. De Ridder, antwoordde, met vermaak myn Heer; want dit was myn voorneemen. De Ridder in" huys getreeden zynde, verhaalde hem, hoe het befchouwen van zyne zo wel beftierdeLanderyen, hem had doen befluiten, deeze vryheid te gebruyken : En na eenige plichtplegingen, vroeg Sr. John, waarom hy niet een aanzienlyker en gemakkelyker Huys liet bouwen, ik zal het uzeggen, myn Heer, antwoorde de Heer James, indien gy onder het rooken van een pypje, my geliéfd te hooren : Dit goedgevonden zynde, begond hy zyn verhaal, aldus. Myn Vader, die dit Landgoed van myn Grootvader geërft had,was een goed en edelmoedig Man , zynde een groot. Liefhebber van de Jagt, en een uitmuntend Schutter, 't geen de oorzaak van zyn verderf was ; want Mylord Armftreng, wiéns Landgoed hier niet verre van daan legt, mede een groot Liefhebber van de Jagdt zynde , vatte uit dien Hoofde vriendfchap voor myn Vader op, en wilde niet op de Jagdt gaan, of myn Vader moeft hem verzeilen : Ook wierd die vriendfchap zo groot, dat myn Vader veel meerder ten huyze van Mylord, dan in zyn eigen huys was; en zomtyds bleef hy een geheele Winr ter by Mylord te Londen. Het is de waarheid , dat hy by Mylord logeerde, en dat hem dié  62 WETBOEK die Heer alle mogelyke vermakelykheden aandeed, doch dit kolle hem egter veel geld, dewyl hy zyn fatfoen moeit bewaren; en, dat het ergfte is, alles liep hier buiten daar door verlooren : Myn twee Zultersmoeiten aldus een goede opvoeding milTen, en my, die nog te jong en zondo • ondervinding ■was, ontbrak het aan macht en vermogen, om ons Landgoed behoorlyk te bellieren. Eens kwam myn Vader ziek van Londen , en gaf op het onverwagfte den geelt, zonder order op zyne zaaken te konnen Hellen. Gy kond denken, Myn Heer, hoe wy arme Kinderen toen te moede waren. Alle die geld aan myn Vader verftrekt hadden, vielen ons op het Lyf,en wilde betaald zyn, daar ik geen raad toe wilt; doch nademaalikreetstwintig Jaaren gepaffeerdwas, wierd aan my, als volgens onze Wetten , de erfgenaam van dit Landgoed zynde, 't geen myns Vaders eenige bezitting was, de beltiering en redding van alles overgelaaten. Ondertulfchen moet ik met dankbaarheid erkennen, dat Mylord my edelmoedig zyn beurs en byltand tot redding aanbood; doch een oud vriend van myn Vader ontraade my zulks, my aantoonende, hoe de gunft en verkeering met groote Heeren, wel fraay en vleijende op 't oog, doch zeer fchadelyk voor Menfchen van gering vermogen was; dat ik beeter zoude doen,hetnoodige geld, tot een middelmatige lntrefl,van een vreemde op te neemen, om myn Vaders Crediteuren af te betaalen, en myne Zulters, die beide gevreid wierden, uit te trouwen : dat  der VROUWEN. 63 dat ik my hier door van twee groote plichten zoude kwyten : Eerft door het ophouden van de goede naam myns Vaders ; ten anderen door het bezorgen van myne Zufters; en datik my daar door ook van het betalen van hooge en drukkende Intreften zoude bevryden. Verder toonde hy my aan, hoe ik voortaan zeer zuinig behoorde te leeven , altoos te huys moeit blyven, om alles met eige oogen gade te (laan, en zorg te dragen, dat myne Landeryen met alle mogelyke voordeel bebouwd en aangelegd wierden, waar toe hymy zyne hulp en bylbahd aanbood, dat ik mee een dankbaar harte aannam; en ook alles na wenfeh volbragt is ; en de Hemel heeft mynen arbeid zo genadig gezegend, dat ik nu van alles bevryd ben, zynde alles wat gy ziet het myne, zonder dat iemant iets daar óp te vorderen heeft; want alles, wat ik jaarlyks over hield, betaalde ik tot aflolïing van het opgenome Capitaal, en de vermindering van de Jaarlykfe Intrelfen, en de vermeerdering van myne inkomften, doorhetwcl aanleggen van myne Landeryen, en zorgdragendheid dat niets verlooren ging, hebben my in vyftien Jaaren tyds tot een wel gefield Man gemaakt. Ik leef nu, vervolgde de Heer James,mei alle genoegen : alle mynebedienden,dienik noodig tot myn Werk heb, dienen my met vermaak, om dat ik hen wel betaal, wel voed, en vriendelyk behandel. Zy, zo wel als ik, ftaan des morgens met den dag op, en nahec nuttigen van een eenvoudig en gezond ont- byt,  64 WETBOEK byt, deel ik de noodige bevelen uit; en ga in Pérzoon alles rondom bezigtigen, of myne bevelen wel uitgevoerd worden ; een oud Dienaar, dien ik niet heb willen verftooten, draagt zorg voor de Keuken en het Huyswerk; en aldus leid ik een gezond en vermaakelyk leven, zonder veel te arbeiden. Sr. John, zyn vergenoeging hier over betoond'hebbende, vatte aanftonds een voorneemenop, om den Heer James, aan zyn Dogter Margareta uittetrouwen : Ten dien einde voerde hy hem te gemoed : Neem my niet quaalyk, 'Myn Heer, dat ik egter iets óp uw gedrag heb 'af te keuren; want het verwonderd my, dat gy niet, in al dien tyd, na de Dogter'van eeiiig Land-Edelman, met een goede Bruydfchat hebt omgezien; want dan had gy aanftonds uwe handen veel ruymer gehad, en een nog veefbeeter leeven konnen leiden, dan op deeze wyze : Vergeef het my-, Myn Heer; antwoorde de Heer James, dat ik uw gevoelen moet wederfpreeken. Schoon de Hemel my, in myne Jeugd, en zelfs tot nu toe, met de gave der onthouding gezeegend heeft, zo moet men zulks mogelyk zo zeer niet aan myne deugd en Temperament, als wel aan de gelegendheid toeichryven, dewyl ik weinig of geene Vrouwsperzoonen zie; en myne geduurige bezigheden laaten my geen tyd overig, om my metdwaazebegeeflykhedenop te houden ; óok ben ik zo onbedreven niet, of ik wift dat my geen Vrouw diende : Een Vrouw van myn fatfoen, die wel opgevoed, jong  öer V R O U W E N. 65 jong en arm was, zoude my niet gepaft, en veele laften op den hals gehaald hebben; was zy in tegendeel ryk, zo zoude zy zeekerlyk niet myne levenswyze niet te vreeden zyn geweeft;'was zy goedaardig geweeft, ik had alles uit liefde, om haar gemak en vermaak, te bezorgen opgeofferd; was zy ryk en quaadaardig, of verkwiftend en luy, ik zoude haar niet hebben durven beteugelen, uit vreeze voor haare Ouders en Bloedvrienden, zo dat my geen Vrouw voegde, om myn oogmerk te bereiken. Maar, voegde Sr. John hem te gemoct, nu gy uw oogmerk bereikt hebt, nu word het tyd om na een Vrouw om te zien ; want gy zyt nog niet te oud om te trouwen; boven dien zo moet gy na een Vrouw omzien, die? van een deftige Familie is, endieeenbraave Bruydfchat mede ten Huwelyk brengt; want bedenk, Myn Heer, als men oud word, zo begint de eenzaamheid, zo wel als de gewoone bezigheden te verdrieten, en dat een oud Vryer, maar een elendig leven leid, daar een getrouwd Man als dan trooft by zyn Vrouwof Kinderen, en vermaak in den boezem, van zyn eige Familie kan. vinden, daarom raad ik u, om nu zonder uitftel te trouwen : Wat uwe aanmerkingen over de hoedanigheden van een Vrouw aangaan, dezelve ftem ik van herte toe; doch genomen, u viel eens een quaadaardige en koppige Vrouw te beurd; (want zulks zoude gebeuren konnen, omdat de Vrouwen veinfen, tot dat zy getrouwe zyn) zo hebt gy moed en verftand genoeg, om te E wee-  66 WETBOEK weetcn, hoe gy haar behandelen moet, om dezelve tot een goed Wyf te maaken. Ik verbeeld my zulks, antwoorde de Heer James, mits haare Ouders en Vrienden my met haar na myn goeddunken lieten omfpringen; maar daar hapert het gemeenlyk; doch was ik daar van vcrzcckcrd, zo zoude ik voor het quaadaardiglte Schepzcl niet eens bevrcefd zyn. Heerlyk gefproken, zeide Sr. John: ik heb een Dogter van 28 Jaarcn oud, die u wel zal gelyken. Zy is niet ontbloot van verftand en fchoonheid, en ik zal u, met haar twee duyzend Guinees in goud, mede ten Huwelyk geeven : doch ik moet de waarheid zeggen; zy is de goedaardigfte nog gezeggelykite niet; doch wat is daar aan gelegen, dewyl gy met haar zult konnen omfpringen, zo als gy het goed vind , om dat ik van uw verftand en deugd, en van haare quaadaardigheidvolkomen overtuigd ben; ja ik zweer u , dat ik nooit na haar zal omzien, voor dat gy haar gedrefieert hebt, en goedvind my met haar te komen bezoeken : Loopt zy wederom na myn huys toe, zo zal ik haar op Rotting-flageh onthalen, en zenden haar zo gekaftyd wederom, al deed zy nog zulke bittere klagtcn over uwe behandeling. In een woord, deeze Heeren geraakten de zaaken accoord, en de Heer James beloofde, dat hy zynaanftaande Bruyd, twee daagen daar na zoude komen zien', waar op Sr. Jobn, des anderendaags , zeer verheugd, zig na Huys begaf. De Ridder, zvn quaadaardige Griet, inde EGt-  der V R O ü W E N. 67 Eetkamer geroepen hebbende, zo maakte hy haar bekend; hoe hy nu geiegendheid had gevonden, om haar aan een deugdzaam, ryk, en wel gemaakt Edelman, zynde 35 Jaaren oud, uittetrouwen ; en dat "dien Heer haar binnen twee dagen zoude komen bezoeken : Gy zult nu, vervolgde Sr. John , een veel grooter huwelyk doen, als een van uwe Zulters gedaan heef';; en ik geef u twee duizend Guinees ten Huwelyk, om u dit geluk te bezorgen; maar ik verwagt, dat gy dien Heer met alle mogelyke vriendelykheid en beleefdheid zult ontfangen eh behandelen, zonder eenige quaadaardigheid te laaten blyken; want raakt dit Huwelyk af, zofcundgy ftaat maken tot uw dood ongetrouwt te moeten blyven. Men kan zig niet verwonderen te hooren, dat die boodfehap zeer aangenaam aan Margaretba was; of men moeit niet weeten, hoe vermakelyk het voor een Juffrouw van 28 Jaaren , (die bcgind te vreezen, dat zy vergce"ten zal worden,) moet wezen, als zy van trouwen hoord fpreeken; en laat zodanig eenDogter zo veele grimaiTen maken als zy wil, het is zeeker, dat haar niets vermakelykers kan voorkomen; ook beloofde Margaretha, dat hy ten vollen vergenoegd over haar gedrag zoude zyn : En na dien dag wierd zy zovriendelyk, èn bereide alles/om haar Rruydegom wel te ontfangen, en deftig te ont'haaTen, met zo veel minzaamheid, "dat haar Vader ten uitcrlte daar over verheugd was. Om den Leczcr niet op te houden, zo zal È 2 ik  68 WETBOEK ik maar kortelyk zeggen, dat de Heer James, ten beftemden dage, wel uitgcdoft , den Ridder Sr. Jobn,ett zyn Bruyd kwam bezoeken , wordende den Trouw kort daar aan, met veel vreugde voltrokken. Daags na dit Huwelyk, ontfing de Heer James, de beloofde' twee duizend Guinees, en vertrok met zyn Vrouw na Huys : aldaar gekomen zynde, zo zag zy het huysje,waar haar Wan ift woonde, met verontwaardiging aan, en vroeg hem-, of zy in dat Varkenskot moeft kruipen; doch de Heer James antwoordde : Lieven Engel; dewyl dit huys goed genoeg voor myis, zo behoord het ook goed genoeg voor u te zyn, want een verItandige Vrouw is wel te vreeden, als zy het zo goed als haar Man heeft: zyt maar zoet, en doet wat ik u als myn Vrouw zal bevelen, dan zal ik op myn beurt zorg dragen, om u ook zo veel genoegen te geeven, als mogeJyk is; doch"Grietje voerde hem te gemoet, fchurk, hondsvot,zoude ik u gehoorzamen; neen; maar gy zult na myne pypeiï danlTen, dat zweer ik u; waar op de Heer James met goedvond voor dien tyd te antwoorden; en dewyl het laat, en zy vermoeid waren , zo gingen zy aanftonds te bedde. De Heer James, des morgens vroeg van zyn nog knorrend en morrend Grietje, opgefi aan zynde, zcide, met veel zagtzmnigheid: Kind, "gy moet opftaan, en na uw huyshouding zien, terwyl ik alles,wat myn WcrkVolk aangaat,zal bezorgen : doch hy kreeg geen antwoord, dan. Loop na de Hel toe. b James  der VROUWEN. 69 James zyn Volk aan'c werk geholpen hebbende, en nu zelvs na 't Land zullende gaan, gaf bevel aan zyn Knegt,om te maaken, dat het ecten voor het Volk ter gewooner tyd gereed was; en boven by zyn Vrouwtje komende, verzogt haar, dat'zy tegens de middag iets gereed zoude .maken om voor hen beide teeeten; dewyl zy geen Meid hadden, ende huys Rnegt niet in ftaat was om zulks te doen; doch hy kreeg een onbefchoft antwoord, en vertrok. James, des middags met het Volk re huys komende, vindende dat zyn Vrouwtje nog geruft lag te llaapen, en zelvs nog niet wilde ■opftaan, zeide,Wyf weeft niet koppig; want gy zult u zeiven maar bruyen, dat zweer ik u; en daar mede ging hy wat nuttigen van 't geen voor het Werk Volk klaar gemaakt was: des middags ging hy zyn Vrouw op nieuw aanfpreeken; dochhy wierd braaf ui tgefcholden; en na dat hy wederom na het Land gegaan was, ftond zy op om wat eeten voor haar gereed te maaken, waar na zy wederom te bedde ging leggen; zonder dat de vermaningen van James.iets kondènbaaten, dewyl hy geduurig moeft hooren ; Gierige Luyshond, Schelm &c., heb ik u niet twee duyzend Guinies ten Huwelyk gebragt, enkundgymy daar van niet onderhouden; of zoekt gy my tot uw Meid te gebruyken, zeg Schurk; en diergclyke fraaije uitdrukkingen meer, 'r.geen den "Heer James, na vyf of zes dagen zodanig begon te verdrieten, dat hy voornam een einde daar van te maaken. E 3 , Nr  7o WETBOEK Nu was 'er boven in zyn huys, een Kamertje, voorzien metdiefyzers,eneengoedflot, daar meer dan twintig Jaaren geleden, zyn V aders Broeder, die krankzinnig was, opgefloten had gezeten; hier liet hy op een morgen vroeg,wat fchoon ftroo brengen, endaar op by zvn Vrouw gekomen zynde, die hem braaf' dé huyt vol Tchold, en de gewoone verwvtingen de'ed, dat zv hem zo veel geld ten huwélyk gebragt had, en dat dit haar geld was &c.;waarop^"" antwoorde : zeerwel Kind; weeft zo goed, en ftaat op, om met my na boven te gaan, alwaar ik u die twee duyzend Guinee* zal ter hand ftellen , om daar mede te doen wat u goeddunkt : Grietje, dit hoorende, vloog gezwind ten bedde uit, zcekerlyk met een voorneemen, zo dra zy dit geld'magtig was, daar mede de vlugt teneemen. James met zyn Wyf op het bewufte Kamertje gekomen zynde, lag de tweeduyzend Guinies op de tafel neder , en zeide tegen zyn Vrouw, doet daar nu mede wat u behaagd, cn daar mede vertrok hy, fluytende de deur agter hem toe : Grietje, ziende zig opgeflooten, begon te raazen en te tieren, of zy eene bezetene was geweeft, daar.>reej-zigweimg aan kreunde, blyvende beneden op Schildwacht ftaan, om te zien of zy het geld niet door de glazen" zoude werpen; als wel weetende , dat een quaadaardig Wyf over al in ftaat toe is. Des anderendaags s'morgens kwam hvnaboven, vraagende, doorhetgat dat in dé deur was. Kind-lief hoe gaat het! en  der VROUWE N. 71 en daar op begon de itorrn, met vloeken, en tieren als voorcn , waar op James vertrok, zonder de tweede dag verder na haar om te zien. Des anderendaags kwam hy wederom vraagen; Kind-lief hoe gaat het, wanneer zy zat te huylen, doch haar Man hoorende, zo begon zy hem voor een hond en Wy ven-beul uittemaken, als die zyn Wyf zogt te vermoorden , waar op James, zonder te antwoorden, vertrok. Dit, vier dagen agter een op dien zelvcn trant voortgaande, zo vond de Heer James, dat zyn Grietje, flauw van honger en, doril, op de grond uitgeflrekt lag : Hy de deur open doende, en by haar komende, vond haar huylen en lhikken. Wat ichord 'er aan, Kindlief, vr\ eg James! als of hy nergens van wilt: lk ben byna dood van honger en dorfl, antwoorde Grietje. Waarom eet en drinkt gy niet, vroeg James, daar legd immers uw Goud. Ik kan geen Goud eeten, zcide zy : wel leerd dan, zei de James, dat het niets i"s, Goud te bezitten, maar .dat men door vlytig te arbeiden, en de huyshouding als een brave Vrouw waarteneemen , vrugten van het goud moet zien te trekken, om daar van te eeten, te drinken, en zig te klccden. Grietje, niets daar tegen wetende in te brengen, zo ging haar Man wat warm eeten, met een goede fles Wyn haaien , dat haar zeer welfmaakte: James , die daar by bleef ftaan, vroeg toen zyn Vrouw, of zy niet bevond dat de vrugten van het goud bcetcr waren, als het goud zelve; 't geen Grietje erkende : wel, vervolgde JaE 4 mes,  72 WETBOEK mes, leerd dan gehoorzamen, en doed u plicht, dan zult gy zien,hoe lief ik u heb; doch, toond gy uwe quaadaardigheid op nieuw, zo zal ik u op dit Kamertje op nieuw op fluiten, dat zweer ik u: Grietje,hier in geen vermaak vindende, beloofde haar plicht te zullen betrachten, en ging mede na beneden. Geduurcnde eenige dagen, ging alles na wenfch, fchoon James, die zyn Wyf nog weinig vertrouwde, en het geld op een veilige plaats geborgen had, bleev oppaffen, om te beletten, dat zy niet weg liep : En fchoon hy haar met alle liefde en vriendeIvkheid behandelde, zo begon haarnatuur.lyke quaadaardigheid wederom boven te dryven : James, dit ziende, en dat zyne dreigementen niets konden helpen, liet haar met vier fterke Boeren na boven brengen, daar zy wederom drie dagen lang, zondereeten of drinken, moeft blyven zitten, tot dat zy op nieuw beeterfchap beloofde : En in vier maanden tyd had hy vier malen gelegendhcid om die zelve klugt te herhaalcn. Grietje, eindelyk ziende, dat zy niet haar Man, maar haar zelve bruyde, en bevreeft bly vende, voor dat hongerige Kamertje, wierd zo gehoorzaam, dat zy drie Maandenagter een, door haar gedrag betoonde, dat zy haar Man genoegen zogt te geeven, 't geen hy met veel liefde en tederheid beantwoorde; en dewyl zy nu ineen braavc, vriendclyke en gehoorzame Vrouw veranderd was, die fprong, als hy maar kikte, zo huurde hy een 1 p Mevd  der VROUWE N. 73 Meyd om haar te dienen; met belofte, dat hy haar alles, wat zy wenfehte, zoude bezorgen, indienzyin dit gedrag volhardde; en anders, dat z'y wift wat dan haar Lot zoude wezen; fchoon hy, tot aanhaar dood,nooit redenen gehad heeft, om dit dreigement te herhaien. De Heer James, bevindende hoe grootelyks zyn Vrouw ten goede veranderd was, en dat zy, waarlyk nu beminnelyke en gehoorzame wederhelft, bezwangert zynde, ruft en vergenoeging noodig had , verzogt haar dat zy nog een Meid tot haar gemak wilde huuven", gelyk hy ook een Koetskogt, en een Koetzier, en een befchaaft Lyfknegt aannam, om zyn nu beminnelyk Wyfje, dat zo zorgvuldig hu was, om hem te beleelen, alle mogclyke wederliefde te betoonen ; ook beloofde hy haar, als zy de kraam uitgehouden had, zyri Woonhuys geheel te zullen vertimmeren : In een woord, dit paar had naderhand een Engelachtig leven. Zy hadden nu zes Maancien getrouwt geweeft , zonder iets van Sr. John te hooren, die uit vreeze van droeve tydingen te zullen verftaan, ook nergens na had durven verneemen : doch James, begeerig zynde, om de deugd van zyn Vrouw, in 't midden-van haar Familie te doen zecgenpralen, en haar achting onder haare bloedvrienden te herftellen, fchreef aan zyn Schoonvader; hoe hy met zyn zeer geliefde Vrouwe, goedgevonden haddc, hunne plicht by hem en de Familie te komen afleggen; en'indien zulks geen onE 5 gele-  74 W E T B O E K gclegendheid zoude baarerj, dat hy dan binnen weinig dagen, met zyn Liefde dagt over te komen. Sr. John zeer vrolyk zynde over deeze gcwenfchte tyding, zond daar op een teder en recht Vaderiyk antwoord. De Heer James, met zyn beminde Margareta, beide zeer deftig uitgedoft, vergezeld met een Lyfknegt,en Dicnllmaagd, verfchenen in haar Koets ten beltemden dage, ten huyze van Sr. John; die een prachtigemaaltyd gereed gemaakt, en zyne andere Kinderen daar by genoodigt had. De Ridder ontfing zyn Dogter Margarétba> zo wel als zyn.Zoon James., met zo veel tederheid en liefde, dat hy zyne traanen van blydfchap niet konde wederhouden; en zyn andere Zcons en Dogters, die het verhaal van Sr. John, niet hadden konnen geloven, betoonden haar beide alle eerbied, om den ouden Man te believen. Dit wel vergenoegt gezelfchap, het middagmaal gehouden hebbende, zo Honden de drie Zufters van de Tafel op, om in een andere boven-Kamer wat te gaan praaten; volgens het Engelfche gcbruyk; als wanneer de Mannen nog blyven zitten, om eenBoutelje te ledigen 9 en een pypje te rooken : By die occafie vertoonde Sr. John, aan zyne drie Schoonzoons, een Koffertje met Juweelcn, die zyn overledene Huysvrouw in haar leven gedragen had, en die een groote Somme gclds, waardig waren : Hy zeide, hoe hynooithad konnen befluiten, om die Juwelen ónder zyne Dogters te verdeden, dewyl mogelyk'de cenc  der VROUWE N. 75 ccnc dit , cn de andere dat begeerd, en daardoor verfchillcn ontdaan zouden hebben; maar dat hy nu bellooten had , dit Kisje met alles wat daar in was, te Vereéren aan haar, die op de proef bevonden wierd het gehoorzaamde aan haar Man te wezen, datdierhalvcn zyn Schoonzoon, dewelke met Anna ge' trouwt was, eerd aan de trap zoude roepen: Kind gy moet aanftonds by my komen : zonder iets meerder daar by te ttiogen voegen. Deeze Heer, die woorden zyn Vrouw aan de trap toegeroepen hebbende,' zo antwoorde Anna; wat is 'er dan te doen; doch,daar op geen antwoord verkrygende, zo bleef zy daar ze was. Nu was het de beurt van de andere Schoonzoon, dewelke méde aandctrap riep : Kind gy moet aanftonds by my komen. Waar op Maria antwoorde; goed myn Engel, ik zal aandonds komen/doch dit aanftonds duurde zo lang, dat het Sr. John begon te verdrieten, zeggende tegens zyn derde Schoonzoon, Heer James, nu is her. uw beurt. Deeze, aan de trap geroepen hebbende : Kind gy moet aanftonds by my komen, zo antwoorde Mdrgareta, ik kom, lopende met zo veel haalt de trappen af, dat zy beneden komende gevallen zoude hebben, indien James haar niet in zyn armen ontfangen had. Margareta vroeg aan haar Man, wat hy haar t i bevelen had! niets, antwoordde Jarrms\ maar ik heb u geroepen, om u een kus van liefde te geeven, en om een deftig gefchenk van Myn Heer uw Vader te onrfangen. Sr. John, haar ook gekud hebbende, gaf haar, het Koffertje  7-5 Vv ETBOEK Koffertje met Juwelen, met deeze woorden over; dewyl gy niet alleen de oudfte, maar voornamelyk, om dat gy de gehoorzaamfle van myne Dogters zyt, zo komen u deeze Juwelen , dewelke uw Moeder gedragen heeft, rechtvaardig toe, en ik hoop, dat gy dezelve, veele Jaaren lang, met genoegen zult draagen: boven dien zo geef ik u de Sleutels van alles over, om, als myn Oudfte Dogter, zolang gy hier blyvt, het bevel in myn Huys te voeren : Indien gy een Zoon ter Wereld brengt, zo moet dezelve de Stam, en naam van uw deftige Man voortplanten; maar uw tweede Zoon,moet de myne zyn, om mynNaam en Tvtels te voeren, en Erfgenaam van myne va'fte goederen te worden. Ik behoef hier niet byte voegen, hoe dankbaar en verheugd James en Margareta waren, en hoe zuinig de twee andere Paaren langs haare Neuzen ftonden tekyken; ook heeft het den Hemel behaagd, alles met een gewenfehten uitüag te zeegenen. James vertimmerde zyn Landhuys, en kogt nog veele Landeryen,om het Landgoed zyns Vaders te vergroo"ten ; door de achting, dewelke Mylord Armjlreng voor den Heer James had opgevat, wierd ny kort daaraan tot Parlements Heer verkooren; en zyne Koninklyke Majefteit , George de eerfte , die wyzen Monarch, de deugd van zulk een waardig Patriot willende vereeren, floeg hem Ridder, zo dat men hem na dien tyd, Sr. James noemde. Margareta, een tweede Zoon ter Wereld gebragt hebbende , zo nam Sr. Jobn, door  der VROUWEN. 7/ door een openbaare Acte die voor zyn Zoon aan, en het Parlement qualificeerde den zeiven tot Erfgenaam in de Tytels en goederen van zyn Groot-Vader. Sr.Jobn, oud en ziekelyk wordende , ging ten huyze van zyn Schoonzoon Sr. James woonen, en gaf hem niet alleen het bellier van alle zyne groote goederen over; maar had het genoegen van, in de armen van zyn beminde Dogter Margareta den geeft te geeven. Margareta genoot aldus de Eer van Stam-Moeder van twee Eedele genachten te worden, die nog hedendaags in voorfpoed bloeijen. Ziedaar, Lezer, eenbewys, datcenverftandig en moedig Man bequaamis, om een quaadaardig Wyf te beteugelen, en haar gedrag te verbeeteren , zonder daar toe een Vrouwe Regeering noodigte hebben : Ende Vrouwen konnen daar uit Leeren, dat haar grootfte macht beftaat in vriendelykheid en gehoorzaamheid : De Mannen konnen daar uit op maken,hoe veel zy vermogen, indien zy moedig, verftandig, én deugdzaam zyn, en door een wys gedrag hunne achting weeten te bewaren. De Jongelingen, die deeze hoedanigheden bezitten, behoeven dan ook nier. voor de quaadaardigheid van een Vrouw te vreezen, indien zy maar zorg draagcn, geen Vrouw te trouwen, dan die een gezond oordeel bezit, en verftandige Ouders heeft. Ik zeg dan tegen de Ouders, wie ze ook zyn mogen, trouwt uwe Dogters nooit aaneen Gek uit: Tegcns de Jonge Dogters zeg ik; trouwt nooit een Gek : 'f egens de Jongelingen zeg ik,  78 WETBOEK ik, trouwt nooit een Gekkin; want de gekheid is een ongenecfielyk gebrek, in Oude en Jonge, Armen enRyken, zonder onderfcheid; maar verftand en deugd zyn de eenige en onwankelbaare Fondamenten, en bronnen van voorfpoed, in dit leeven , gelyk Gelove en Godsvrucht, de bronwellen van het eeuwig leven hier namaals zyn. Dog wederom ter zaak : De illuminatien waarenteRome, by deeze gelegenheid, zo prachtig, dat niet alleen de Princeffe Samis met haare Hofftoet, en zelfs den Keizer Heliogabalus, mctzync prachtige Hovelingen vermaak vonden , zig door de Straaten te doen voeren, om zulks te befchouwen; maar nergens was grooter toevloed van Menfchen, als aan het Nieuwe Vrouwe Kapitool, alwaar niet alleen verfcheide Fonteinen vanWynfprongen; maar van daar wierp men ook een groote meenigtezilvere gedenkpenningen onder het Volk; en aan de Roomfche Ridders, zo wel als aan de voornaamfte Romeinninnen, wierden goudene gedenkpenningen uitgedeeld, om dit merkwaardig voorval te vereeuwigen* Aan de eene zyde van die gedenkpenningen, zag men de beeltenifle van de Princefle Samis, in een Amazoons gewaad gekleed, met dit Omfchrift : Samis," Vorftinne der Vrouwen : Aan de andere zyde , zag men een Poel verbeeld , waar in verfcheidene Kikvorfchen zwommen, en andere zaten op de kant te huppelen, die, tcrwyl de Zonne begon onder te gaan, haargefchreyluftighoorenlie- ten,  der VROUWEN. 70 ten, om daar door een warme nacht en vruchtbaar weer aan te kondigen. En om de rand las men ditümfchrift; "de Hoopevanbeetere tyden : Dog de uitkomll heeft geleerd, dat die Hope niets anders was, dan de ongegronde verwagting van een groote meenigte Narren en Narrinnen. Samis, om haar gezag te beveiligen, vond niet alleen goed, verfcheide Wetten te maken, en opentlyk te doen afkondigen, die het wettig gezag der Mannen geheel vernietigden; en waar door de Mannen aan de Vrouwen onderworpen wierden; maar zy (lelde ook Prefidentelfcn en Rechtbanken aan inde overige Steden van het Roomfche Ryk, zo wel als in de Wingeweftcn, om die Wetten aldaar te doen uitvoeren; het welk, gepaard rnet veele aanftootelykc voorvallen , groot ongenoegen aan alle Mannen gaf; en dewyl de Keizer Heliogabalus, te verwyfd was, om daar tegen te waken, zo wierden de Romeinen zo woedende, datze hem als een hond vermoordden,neemende de Vrouwe Regeering een einde, zo dat die ydcle hoope als een ligte damp vervloog, laatcnde de droevige vruchten na, van een bedorvc Ryk, en eene befmetting onder de Vrouwen , die mogelyk nooit grondig geneezen zal worden, of men moeft een middel weeten uittevinden , om alle Mannen, moedig, verftandig,ondeugdzaam te maken, 't geen, gelykzulks uit hêt bovenflaande verhaal zonneklaar blykt, het cenigfte middel is, om quaadaardige en Heerszuchtige Vrouwen, goeden gehoorzaam te doen worden. De  8o WETBOEK De Vrouwe Regeering was zo geheel niet geëindigd, met de dood van Heliogabalus, of men zag dezelve nog hier en daar gedeeltelyk overblyven; en omtrent veertig Jaaren naderhand, "zogt de beroemde Zenobia, dezelve in Syrië wederom op te rechten; en deeze Wetten aldaar op nieuw in te voeren, 't geen haar ook gedeeltelyk gelukte, want die Regeering hield omtrent vyf Jaaren Rand. Deeze Vrouwe Regeering was, na de dood van Heliogabalus, door zyn navolger Alexander, welke alles wederom op den ouden voet zog't te herftelien, afgefchaft; doch Zenobia ziende, hoe alles, na den dood van dien Vorft, in't Roomfche Ryk in de war geraakte, wilde Semramis, die eenige honderd jaaren van te vooren, ook inSyriëngebloeid had,na-apen; want zy viel met haar Leger in Pcrfiën en Egypten, alwaar zy groote veroveringen behaalde; doch dit bekwam haar ten laaften zeer qualyk; want toen zy niet met verwyfde Aziërs, maar met de Romeinen mocft vegten, moeft zy den Zeegen, in den Jaare 1273 aan den Keizer Aurelianus overlaten ; waar mede deeze Vrouwe Regeering aldaar op nieuw een einde nam. De Romeinen , geraakten, door die nog ftand houdende Vrouwe-Regeering , wel haaft alle haare Wingeweften kwyt, die regens denzelven opftondcn; maar Gallien behielden zy het laatlte : Nu gebeurde het in den jaare 1414, dat den Roomfche Stadhouder aldaar , mei de Vrouw van een voornaam Gallier, na een openbaar Schouwfpcl was gegaan,  der. VROUWE N. 8i gaan, waar door die Vrouw wat laater te huys kwam, dan haar Man goed vond , die haar daar over braaf begon te hekelen, waarover zy haare klagten by de Vrouwe Rechtbank ihbragt; Die Vrouwe Rechtbank, dit Wyfje inhaar nieuw verkrege en gewaande Recht willende bel'chermen , zo wierd haar Man voor die Rechtbank gedagvaard; doch die Gallier te moedig en verftandig zynde, om, tot nadeel van dé Mannclykc macht en achting, zig aan het gezag der Vrouwen te onderwerpen , wilde niet verfchynen, wordende aldus onverhoord gecondemneerd, om aan zyn Vrouw reparatie var. eer te geeven, met verbod van zyn Vrouw ooit meerder zuur te mogen aanzien, al bleef zy nog zo lang met een ander Man uit. Dit veroorzaakte zodanig een misnoegen, onder de Galliërs, ende hoofden der voornaamfte Familien hoorende, hoe aandetndere zyde van den Rhyn, onder de Franken, het oude Mannclyke Recht bloeyde, zonder van een Wyve-Récht iets te willen wecten, wilden het laatftc in haar Vaderland geheel afgefchaft, en het eerfte wederom ingevoerd hebben, waar toe den Roomfche Stadhouder geenzins begeerde te verftaan. - De Franken hier van kcnnüfc gekregen heb-" bende, wendden alle mogclyke overredingen aan, om de Galliërs hun Vaderland te doen verlaaten, en tot hen over te doen komen; 'i geen den Franken zo wel gelukte, datzyby duyzenden teffens over den Rhvn trokken, om " F by  82 WETBOEK by de Franken te woonen; 't geen eigent lyk dé eerfte grondflag van het Franfche Ryk geweeft is. De Gallifche Wyven , na de zeeden der Romeinen opgevoed zynde, waren zeer bevallig in de oogen der Franken; doch die zogenaamde Barbaaren wilden egter geen hec minfte gezag aan de Vrouwen toeftaan , hoe zeer de Gallifche Vrouwen, door vleijeryen en lift, het zo verre zogten te brengen; doch dewyl die Vrouwen halfterrig, ter voldoening van haare Heerszucht, die vorderingen niet wilden verlaaten,zo befloot men,dit quaad gebruyk eensklaps, den bodem in te flaan. Ten dien einde maakten zy een eeuwigduurende grond-Wet; waar door de Vrouwen voor altoos uit de Regeering gefloten wierden, 't geen de Salique-Wet h, dewelkenog hedendaags in Vrankryk plaats heeft: En om, was het mogelyk, zelvs de gedagtenifle der Vrouwen Wetten onder hen geheel uitteroeijen, zo dwong men een ieder, op ftraffe des doods, de affchriften van het Corpus Juris, of Wetboek der Vrouwen, over te geeven , die ook alle opentlyk verbrand wierden ; ook moeft hy, die op nieuw een affchrift daar van in 't Ryk dorft brengen, volgens deeze Wet, de dood ondergaan. Men kan wel bedenken, dat dit Wetboek op deeze wyze hoe langer hoe raarder geworden, en eindelyk geheel verlooren is geraakt; 't geen een g oot geluk voor alle Ryken in 't algemeen, en voor Vrankryk in 't byzonder is'geweeft, dewyl dc heerszucht der Vrouwen.  der VROUWEN. 83 wen hier doorgrootelyks verminderd is; want indien iemant, van te* vooren, dorftbeitaan, tegen de macht en het gezag der Vrouwen zig uittelaaten, zo haalden de Vrouwen maar een Wet uit haar Corpus Juris aan, om die tegenfpreeker te doen zwygen; maar zedert den tyd, dat dit Wetboek is verlooren geraakt, moeten de Vrouwen zwygen, om dat zy geen bewyzen voor haare zaaken weeten in te brengen. De Vrouwen hebben egterniet nagelaaten, meer dan eens, groote pogingen, involgende tyden te doen, om de Vrouwe-Regeering en dit Wet-Boek wederom in te voeren. In het laatfte van de zesde, en 't begin van de zeevende Eeuw, onder de Regeering van de twee Frankifche Vorftinnen Fredegunda, en Brunecbildis, die het Ryk, als Regentenen van haare onmondige Zoons beftierden, fcheenen de tyden zeer gunftig tot dit oogmerk te wezen; doch de eerite leefde daar toe niet lang genoeg ; en de tweede zoude het mogelyk zo verre gebragt hebben, indien haar Zoon'wat jonger was geweeft. De voornaamfte Grooten des Ryks , de quaade beftiering van Brunecbildis', moede geworden zynde, en haar oogmerk ontdekt hebbende, vertoonden aan den jongen Vorft Clotario , dat hy den teugel des Ryks zelf moeft aanvaarden, indien hy den ondergang des zelvs niet met goede oogen geliefde aan te zien; dat zy hem mondig en in ftaat verklaarden te zyn, om het Ryk, met advys van den Raad, in perfoon te bèftieren. Clotario, V 2 be.  g4 WETBO E K beval daar op, dat men zyne Moeder gevangen zoude neemen; en na dat hy de Regee-' ring opentlyk aanvaard had, liet hy het gedrag van Brunecbildis, door den Raad onderzoeken ; dewelke haar vonnide, dat men haar, aan de ftaart van een Paard gebonden, door alle de Straaten zoude ilèepen, tot dat zy dood was ;welk vonnis ook na de Letter wierd uitgevoerd ; en daar mede namen deeze dwaaze en vruchtelooze pogingen in dien tyd een einde. Doch men moet my wel verdaan, ik wil daar door maar alleen te kennen geeven, dat de vreezc, zedert dien tyd, de Vrouwen veel in dit geval beteugeld heeft ; maar niet, dat zy na dien tyd geen heerszucht genoeg gehad hebben orri daar na te ftaan; want indien ik zulks (taande hield, zo zoude de gefchiedenilTen my leugen-draden. Aldus weet men, hoe in de achtdc Eeuw, onder de Regeering van Premifi'dus, Hertog tan Bohemcn, zyn trots en heerszuchtig Wyf, die de broek droeg, het voorneemen, om de Vrouwe-Regeering wederom in te voeren, zogt werkftellig té maaken, 't geen niet gelukte, dewyl zy te vroeg daar toe kwam te derven. Dit heerszuchtig Wyf overleden, en den Hertog daar door van dien ondragelyken lalt en quelting vcrlod zynde, zo bood d"e Maagd Ulajla, zig by den Keizer aan, omindevoetItappen van 'zyn gedorvene Gemalinne, te treedén'; ende' Vrouwe-Regeering opentlyk inte Voeren; doch die Vorft was niet Gek genoeg  der VROUWE N. 85 genoeg om daar na te taiftereh, maar joeg haar metverfmadingweg. DitVrouwmen'.'ch nam het zelve zo qualyk, dat zy niet dan op Wraak , en om dit Narrinnc voorneemen, met geweld, werkftellig te maaken, bedagt was. Ten dien einde wift zy een groote meenigte heerszuchtige Wyveh de kap te vullen, door haar in te boezemen,watRegtde Vrouwen tot de Regecring hadden; en hoe de Mannen dit Recht met voeten traden, en de Vrouwen tot Slavinnen dagten te maaken; doch dac men moedig daar tegen behoorde te voorzien, 't geen van dit gevolg was, dat veele Vrouwen, met Ulafta, de vlucht na hecBofch namen, dewelke men Bobeemfche Amazonen noemde, die aldaar het beroemde Juffrouive-Slot, gebouwd hebben. In dit Slot, rechtte Ulafta op nieuw een Vrouwe-Regeering op, en declareerde den Oorlog tegen de Mannen; waar door al vry wat bloed geftort wierd, zonder dar. men die heerszuchtige Amazonen konde uitroeijen,die egter dus verre beteugeld wierden, dat zy des nachts niet meerder in het Slot dorften iïapen , uit vreeze van overvallen te zullen worden. Men vind nog vyf grond-Wetten, dewelke deeze Ulafta heeft laaten afkondigen , die wy hier invoegen, dewyl daar uithetCaracter van deeze Vrouwen zonneklaar te zien is. ijle Wet. Men zal alle de jongens, dewelke in het Land worden gebooren , aanftonds, de rechter duym hebben af te kappen. r 3  86 WETBOEK 2ie Wet. Ook zal men dezelve, en alle Mannen, dien men magtig kan worden, ten teeken van onderwerping, het Rechter Oog uitfteeken. .... n,öe Wet. Men zal alle de Meisjes, dewelke in liet Land gebooren worden, aanftonds de rechter borft afichroeijen, om des te beeter het zwaard te voeren en te konnen vegten. &de Wet. De Mannen zullen voortaan alleen op Vrouwe-zadels, op zyde zittende, te Paard mogen reiden, en nooit een degen of zwaard mogen draagen. 5de Wet. De Vrouwen zullen voortaan vryheid hebben, zig van zodanige Mannen te laaten gebruyken, als het haar zal geluften. De overige Wetten hebben my niet konnen ontdekken;'tgeen ook nietnoodigwas;want de bovenftaande zyn zo trots, heerszuchtig, wreed, en onkuyfch, dat wy daar uit genoegzaam het Caracfer van die Vrouwen konnen afnemen. Dewyl nu deeze Vrouwe-Regeering, we«entlyk geen ander oogmerk had, dan, om de Mannen met geweld aan haar te onderwerpen, of de onwillige uitteroeijen, zobefloot Hertog Ernft, na dedoodvanPre?»i/ZaMj-,dit ongedierte geheel te verdelgen, daar toe hy met een Leger te Velde trok ; en na veel bloedvergietens (want de Wyven vogten'als Duyvelinnen,)zo had hy het geluk van het Slot te verwoeften , en alle die Amazonen door het zwaard te doen fneuvelen; en aldus nam ook dit Vrouwe-gebied een rampzalig einde. _ De  der VROUWEN. 87 De laatfte Vrouwe Regeering, waar van men in de Gefchiedeniffen gewag gemaakt vind, is die van Jouanna van Arck, geboortig uit Lottheringe , wanneer de Engelfche zodanig den baas in Vrankryk fpeeldcn , en Kon.ng Karei de zevende dusdanig in de engte was gebragt, dat hy maar een Stad, namelyk Boarges, had overig behouden ; den Koning van Engeland reets door het gantfche Ryk, tot Koning van Vrankryk was uitgeroepen , en den Koning van Vrankryk geen uitkomt": zag, nog eenige byftand meer te hoopen had, zo bood zy Karei haai- dienft aan, met belofte van zyne zaaken wederom te zullen herftellen. Om den Koning hier toe te bewegen, gaf zy voor, van den Hemel daar toe gezonden te zyn : En eenige weinige Soldaten mede genomen hebbende, zo tafte zy de Üngelfen voor Orleans aan; en die verwoede Duyvelin vogt zo wanhoopig, dat zy niet alleen een volkome overwinning behaalde , maar zy dreef de Engelfen zo verre te rug, dat zy, volgens gedane belofte, de Koning na Reims bragt, alwaar hy gekroond wierd. In dien tyd (laken de Wy ven in Vrankryk, dc hoofden wederom op , en zogten èen Vrouwe-Regeering onder haare befcherming op te rechten; doch dit voornecmen verdween in rook , zo dra Jobanna door de Engelfen gevangen,en als een TovenaarfterteRouaan verbrand vtas. Haar zwaard word tot nog toe bewaard, onder de koftbaarfte fchatten, te St. Denys; en haar Harnafch is te zien in het Tuyghuis der Hertogen van Condü- Ze-  88 W ETBOEK Zedert dien tyd hebbén de Vrouwen nooit durven onderne'emen, om in 't openbaareen Vrouwe Regeering op te rechten; zelvs zyn 'er maar weinig Menfchen in deeze dagen, die ooit van'een Corpus Juris der Vrouwen hebben hooren fpreeken. -Dit komt niet, om dat veele hedendaagfe Vrouwen niet heerszuchtig genoeg daar toe zyn, maar om dat zy weeten, dat de Mannen,'in deeze verlichte dagen, niet dwaas genoeg zouden weezen, om daar na het Oor te leenen : om deeze recden hebben de heerszuchtige Wyvcn , in veele dagen, een andere weg ingellagen, zoekende door lift haare Mannemonder het juk van gehoorzaamheid te brengen , het geen aan vcelcn is gelukt, fchoon zy vcrftandig genoeg zyn, qra zulks voor het oog van de Wereld/zo véél mogelyk te verbergen ; doch anderen zyn niet bcq'uaam om haare driften dus verre te beteugelen, maaroverheerfchen haare Mannen,op zulk eene openbaare wyze, dat de' geheele Wereld met Jan Goedbloet fpot, om dat hy zulks verdraagd. Vraagd gy nu", Leezer, hoe dit Corpus Juris, na dat 'het'zo veele Jaaren verlooren is gewoelt, eindelyk is wèdergevondën. Ik antwoord'; myn Manufcript is ook in dit geval gebrekkig; want, de Schryver bekend zulks met geen zeekerheid te kunnen zeggen; maar dat een zecker Soldaat in een van de laatüe Duirfche Oorlogen in een Lult ofLandhuys, niet verre van Trier, gekomen zynde , om huvt'te zoeken, in een Kelder, onder een iioöp fteenen of rommeling een klein Kasje »«• ■ * i tjad  der. VROUWEN. 89 had zien Haan; zig verbeeldende groote fchatten daar in te zullen vinden, en dat men dit Kasje om die recden aldaar verborgen had : In deeze gedagten nam by het mede, en hield het met alle zorgvuldigheid verburgen, om het Slot open te liaan, wanneer hy ergens in zeekerheid zoude zyn. Als deeze Soldaat afgedankt, en wederom over den Rhyn te rug gekeerd was , wierd hy nieuwsgierig, om zyne gevondene fchat te bezigtigen, meenendc , "om dat het Kisje zo koitéiyk en fraai was, dat het ingewand hem al zyn leven ryk genoeg zoude maaken. Hy opende dan het Hot, en ftond wanhopend te kyken, ziende niet ander*, dan papieren daar in leggen, dien hy zelvs niet lezen, en nog minder verftaan , maar wel ruiken konde, zvnde met allerhande ruykcnde wortelen en kfuyden overftrooyd; mogelyk om die papieren voor het bederf te bewaren. Alle deeze papieren , voor dien Soldaat geen ftuyvcr waardig zynde, zo was hy blydevan een Oude Vodde" Kramer daar een daalder voor te krygen; en de papieren geraakten in handen van een Wyf, dat Kaas verkogt: Een Kockin, omtrent dien tyd Kaas van dit Wyf koopende, zo nam de Verkoopfter eenige van deeze papieren daar zy de Kaas in wond. Deeze Vrouw te huys gekomen zynde, ende papieren van de li aas gedaan hebbènde,zo wilde haar Man daar in ïeiën; en fchoon hyniet veel Latvn verftond, zo-had hy genoeg daar van in zyne jeugd geleerd, om "te wecten, dat het opfchrift, ö-rpus- Juris Fmmnini, het F t ' Wet-  ijo WETBOEK Wetboek der Vrouwen beteekende, 't geen zyn nieuwsgierigheid gaande maakte : Zyn Zoon, die op het vierde School ging, te huys gekomen zynde, vertaalde een gedeelte zo goed als hy konde : zy beide, daar door nog al verder gaande wordende, voornamelyk het Wyf, dat wat heerszuchtig was,enzomtyds braaf den beeft fpcelde, zo liep zy terftond na de Kaasverkoopftcr, van wien zy alle de overige papieren kogt, fchoon verfcheide vellen daar van reets gefcheurd, en andere tot de Kaas gebruykt, en op deeze wyze verlooren waren. Dit Vrouwmenfch, aldus meefter van dit Corpus Juris geworden zynde, liep aanftonds na een party klapachtige 'Wyf jes, haare buurvrouwen, met eengrooten ophef in deeze of diergelyke woorden, uitbarftende. Buurtjes, ik heb u wat nieuws te zeggen: ("eene Inleiding die recht in ftaat is, om de Vrouwen de Ooren te doen opfteeken) wat dunkt u van die onrechtvaardige Mannen, die wetten na hun eigene kop fmeeden, om de arme Vrouwen te onderdrukken; alsof wy zo wel geene Wetten hadden, als de Mannen: Maar nu ben ik door een zonderling geval machtig geworden, 't geen zy zo lang verborgen hebbe gehouden : Wat is het dan Kaatje buur, vroeg Antje het Groenwyf! Het Corput JurrianWeibani, antwoorde Kaatje. Wat is dat voor een ding, vroeg Traytje de Schoenlapfter! Hoor Kind, zeide Kaatje, ik zal het u zeggen; want het is Latyn, en myn Jacob, die op het Latyn- fche  der VROUWEN. oi fche School gaat, heeft het vertaald : In die papieren liaan zulke fchoonc geboden voor de Vrouwen, ja zo fchoon, zo fchoon, dat men ze in een goude band behoorde te binden. Maar wat" behelzen die geboden, vroeg Antje ! dat zyn oude Romeinfe geboden, Kind, antwoorde Kaatje, en die leeren ons en gebieden, dat de Mannen niets over de Vrouwen te zeggen hebben, 't geen wy nu anders konnen tóonen. Geef my die papieren, zeide Truytje, dan zal ik die myr. Man te vooren leggen, die my zomtyds priege'd als hy dronken is, om dat ik zyn kop niet wil opvolgen. Maar Jan verftaat die niet, en mogt ze eens in 't vuur gooijen, dan waren wy bedurven, zeide Kaatje. Hier was goede raad duur ; doch eindelyk wierd bedoren, dat haar Zoon Jacob die papieren, in het Hoogduyts zoude vertaaien; en dat men by alle de Buurvrouwen in 't ronde zoude gaan, en als ieder wekelyks wat gaf, zo konde men het zelve laaten drukken. Dat is wel bedagt, zeide Antje : als de Mannen maar tweemaal ieder week uit de kroeg blyven, en wy op de reekening van uitgaaf in het Huyshouden, maar een X in plaats van een V Rellen, zo is het noodige geld gevonden. Zie daar Lezer, hoe dit Corpus Juris, volgens het verhaal van myn Autheur, fchoon zeer verminkt, in 't licht is gekomen. Doch, wy hebben ons lang genoeg met dit alles opgehouden, en het word dus tyd om tot de Wetten zelve over te gaan in het VIERDE  92 WETBOEK VIERDE HOOFDSTUK. Van de Politique grondwetten der Vrouwe Regeering. Eerjle Vergadering. rilmis, met haare Raadshereflen de eerfle*j maal ten dien einde vergadert zynde, zo opende zy dezelve met deeze eierlyké aanfpraak. Hoog aanzienlyke Re aaster effen , en wyze Stëuripielar-en van de Regeering der Vrouwen : Myne zeer lieve, getrouwe, geëerde Vriendinnen en Zufiers. Ik kan deeze Vergadering, waar opdegc- heele Wereld voortaan het oog zal flaan, als waar van ze haar heil, voorfpoed, en Roem met recht vcrwagt,. niet beeteropenen; dan met u voor te Rellen : Hoe wy met reeden mogen roemen, dat ons geflacht, van onbedenkelyke tyden her, voornamclyk onder de Romeinen, voor wien alles moet bukken, zo veele en groote voorrechten heeft genomen, dat het zelve, hoe rechtvaardig, den laftcr der Barbaren en onbefchaafde Volkeren , dewelke niet weeten wat een Vrouw toekomt, beeft ontftoken, dewyl die Menfchen , niet volgens de gronden van Recht, billykheid, en \ gezond oordeel redenecren, maar volgens hunne blinde driften te werk gaan, om alles, gelyk wilde Dieren, met geweld te onderdrukken. . r , E'ter moet iktotEerdcrRomemlchc Mannen zeggen, dat zy door de deugd, fierheid en  der V ROUWEN. 93 en fchootiheid der Romeinen befchaaft geworden zynde, altoos zeer veel eer en ontzag voor het Vrouwelyke geflacht betoond hebben; te vreeden zynde volgens het goedvinden der Vrouwen te regeeren; of om zonder omwegen te fpreeken, in-fchyn te regeeren; maar in der daad om aan de Vrouwen te gehoorzamen; zo dat het gedrag onzer Mannen , voor zo verre, roemenswaardig is. Nogtans is het zeeker; zo lang wy geen valt geftclde en onwrikbare grondwetten hebben; dat ons wettig gezag, maar als by gedogen aangezien; en als afhangende van de goedheid en infehikkelykheid der Mannen, word aangemerkt; daar ons gezag nietflechtseene vergunning is, maar een natuurlyk en wettig Recht, toebehorende aan onze fchoonheid, wysheid, verftand enargliftigheid, waardoor wy de wreedfte en wildfte Dieren (ik meen de Mannen) zodanig hebben weeren te befchaven,en te temmen, dat zy ons met een flaaffche, onderwerping aanbidden : aldus is ons gezag niet alleen een Recht, dat ons van natuure toebehoord, maar dat ook door het Recht der overwinning behaald en beveftigd is. Dit isnogtans nietbequaam,om te beletten, dat niet veele Roomfche Ridderen en Burgeren , wanneer zy een tyd lang op onze Grenfen met de Barbaren geftreden, of in vreede met dezelve omgegaan, en derzelver ' Barbaarfche zecden ingezogen hebbende, dan aldus verbafterd te huys komende, openbaar met ons wettig gezag durven fpotten; zelvs  P4 WETBOEK zelvs durven eenige wel zo verre gaan, van dc voet op de nekken hunner Vrouwen te zetcen, door dezelve met dwang te doen gehoorzamen aan hunne onwettige bevelen; waar door de vryheid dier Romeinninnen in 'c byzonder verkragt, en het geheele Vrouwelyke geflacht op het gevoeligfte gehoond •word : Dit is niet te dulden, en zal nogtans nooit recht weggenomen worden, zo lang wy geen onwrikbare grondwetten hebben, waar door het gezag der Vrouwen beveftigd en erkend word; en welke grondwetten, waaruit alle de overige wetten voortvloeijen, moeten dienen tot algemeene reegels, om onze Staatkunde en wyze van Regeering daar na te lchikken. Heden is het zo verre gekomen, dat de guldene Eeuw, door dc Regeering der Vrouwen, op den Aardbodem wederom zalbeginnen ce herleven ; want de dappere en alom beroemde Keizer Heliogabalus, het geheele Ryk in ruft gebragt hebbende, en zelve de ruft zoekende, heeft ons edelmoedig in 't openbaar in een Recht herfteld, 't geen ons van natuure toekomt; namelyk, een onbepaalde Regeering over alle de Vrouwen des Werelds, en over alles wat daar eenige betrekking toe heeft. Dewyl men dan voortaan, van de oprechting eener openbaare en plechtige beveiligde Vrouwe-Regeering, (waarvan nooit in de Oudheid eenige weerga te vinden is,) de Jaaren van het geluk des Menfchelyken geflagts zal beginnen te tellen, zoishetnoo- dig,  der VROUWEN. 95 (lig, na onze wysheid en macht, zodanige grondwetten valt te Rellen,als noodig zyn, om ons gezag en macht, en het daar van afhangende geluk des Menfchdoms, voor eeuwig op een vallen voet te beveiligen; waar toe ik het hoog-wys advys en de Confideratien van deeze rloog aanzienelyke Raadsvergadering, waar op ik my mag vertrouwen, verzoek te mogen verltaan. Vrouw Clara, deeze aanfpraak, uit naam van alle de Raadshereffen, met veele plechtigheden en lof beantwoord hebbende voegde daar eindelyk by: Vanu, machtige Vorftinne, verwagt den Aardbodem dit heil; en fchoon wy u in alles na vermogen zullen onderlleunen, zo zyt gy de Spil waar op dit grootte werkftuk zig moet bewegen, en zonder het welke niets kan uitgevoerd worden : bedenk dan Vorftinne,dat gy een llerffelyk Menfch zyt; om u niet te zeer te vermoeijen, of uwe'kragten af te floven; want indien gy mogt komen te bezwyken, eer dit groote werk op een vaften voet gefteld is, zo zoude de glory der Romeinen, het gezag van 't Vrouwelyk geftagt, en het geluk van allen, met u op eenen dag ondergaan : verfterk en verkwik dan uw Lichaam, 6' groote Vorftinne , om als dan met vernieuwde krachten dit groote werk te beginne. Samis, dit door een vriendelvke Lach goedgekeurd hebbende, zov/ierd Crumpificus binnen gefcheld; en aan hem bevolen,deKoffy en het ontbyt binnen te doen brengen. Na dat die Vrouwen het hart alduigefterkt had-  05. WETBOEK hiddcn, en alles door het drinken van etn glaasje Ratafia beflooten was, zo liet mtn het ontbytwegneemen (behalven.de Rataffia en een braave fchotel met bittere Koekjes, Columbyntjec, en Befchaytjes, dewelke op Tafel bléven liaan, ) en de Raadkamer zorgvuldig gefloten -zynde, zo begon de Princefle Samis zit; aldus te laaten hooren. De eerfte zaak, aanzienlyke Vrouwen, waar over wy onze gedagten moeten laaten gaan, is, hoe beft deeze nieuwe Regeering te beveiligen , en alle de Onderdanen zig daar aan te doen onderwerpen; en wat wy dav imtrent moeten vaft ftellen : waar op geantwoord wierd. Clara. Ik voorzie, hoe wettig en i ctamelyk de Vrouwe-Regeering ook zyn mag,, dat dezelve altoos veele wcderftreeving van eenige Barbaarlchegcmocdcren, en onbedagte Mannen, zal ontmoeten : daarom ben ik van gevoelen, dat alle onze te maakene Wetten, "zoedanig moeten zyn, dat zy meerfchyncn te fteunen op het recht der "Natuur en op de bil'ykheid , als wel op een willekeurige macht. Rosina. Indien Vrouw Clara , door het Recht der Natuur, het Recht verftaat , dat de Vrouwen van de natuure hebben, óm over alles te heerfcher,; en door de billykheid, dat het betamclyk is dc Mannen zo . wel als de Vrouwen aan" onze heerfch?ppye te onderwerpen ; gelyk ik niet twyffel of dit is haar gevoelen, zo ftem ik het gezegde toe: Doch dewyl het veel zwarigheid zal in hebben de Man-  der VROUWEN. 57 Mannen aan de bevelen der Vrouwen te doen gehoorzamen, zo zal het na myn gevoelen beft zyn, onze Wetten alleen betrekkelyk tot de Vrouwen te maken; en dus zal hec Ryk twee Regeeringen hebben, een der Vrouwen, en een der-Mannen. Maultaschia. Ik kan dit gevoelen van Vrouw Rofina nietbillyken; want, niet alleen dat zulks ons gezag zoude quetfen en benadeelen, dewyl ons Recht om te regeeren, over de Mannen zo wel als over de Vrouwen zig uitltrekt; zo zoude die twee Regeeringen, door de onwettige heerszucht der Mannen, geduurig tegens eikanderen gekant blyven; en dewyl wy nooit laf genoeg zullen wezen om het natuurlyke Recht van het Vrouwelyk gedacht aan eenig inzigt op te offeren, maar dat wy liever alles zullen zien het onderfle boven keeren, dan iets van ons wettig gezag te verliezen, zo zullen daar uit geduurige oneenigheden, en mogelyk een binnelandfche Oorlog ontdaan: Om welke reeden het, na myn oordeel, beft zal zyn, om, door onze grondwetten, de Regeering der Mannen af te danken, als voor het welzyn des Ryks onnodig zynde; en waar door de Vrouwe-Regeering des te vafter beveftigd en verheerlykt zal worden : zelvs was het goed, 't Mannelyke geflacht geheel van het Vrouwelyke af te zonderen, dewyl de Vrouwen den dienft en het gebruyk der Mannen niet noodig hebben. Lupa. Indien het laatfte kwam te gebeuren , zo zoude Vrouw Maultafcbia, mogelyk, Q van  gjj WETBOEK van ons allen, het meefte daar by te kort ko^ men; en zy zouden mogelyk, na een korten tyd, de eerfte zyn, dewelke in deeze Vergadering op het Tapyt zoude brengen, om die grond-Wet te vernietigen, en de Mannen wederom in te roepen : Dit gefchiedende y zo zoude de Mannen daar door maar des te trotfcher worden, als overtuigd zynde, dat de Vrouwen , zonder behulp der" Mannen, nergens toe bequaam zyn ; dat ons een ondragelyke hoon op den halfch zoude haaien; waarom het, na myn gedagten, beft zal zyn, de twee gezegde Regeeringen te gelyk plaats te geeven : doch om alle gevreesde onheylen, dewelke daar uit zouden konnen ontftaan, voor te komen, zo behoorde de Regecring der Mannen altoos afhankelyk van die der Vrouwen te blyven.- Reinemunda. Ik moet myne goedkeuring geeven aan dit wyze gevoelen van Vrouw Lupa; want om de Mannen geheel van de Vrouwen af te zonderen, of dezelve tegens ons, dooreen openbaare verachting te verbitteren, zoude niet Staatkundig zyn, enden weg tot onzen ondergang baanen : wie anders, dan de Mannen , konnen voor ons ftryden, om ons te beveiligen tegens den aanval der woefte Barbaren! die, zonder de befcherming der Mannen, ons allen, wel haaft den halfch zouden breeken. Maultaschia. Vrouw Lupa behoefd niet bekommerd te wezen, dat ik, by het ontbecrcn der Mannen, het meefte zoude te kort komen, dewyl ik ouder ben als zy, en daarom  der VROUWE N. 99 daarom het gcbruyk der Mannen minder noodig heb ; zo dan die bekommering niet uit liefde voor my, of voor het geméenc welzyn, maar uit eigen belang gcbooren is. Dc Mannen te doen tocftemmen, om hunne Regeering van die der Vrouwen te doen afhangen, is by my een ondoenlyke zaak; zo dat die twee Regceringcn in een Ryk, een altoo.sduurende Twiftappel zullen wezen: Hierom houde ik myn gevoelen als nog ftaande; dat het belt zoude zyn, de Mannen geheel te verbannen, om een Ryk van Amazonen op te rechten, gelyk eertyds'in Azia heeft gebloeid, die met glory geregeerd , en ontzaggelyke Legers van Vrouwen, tegens hunne Vyanden te Veld gebragt,en dezelve, zonder behulp van Mannen, overwonnen hebben. Clara. Dit was in dien tyd goed, toen zy nicmant dan Schaapherders" en onbedreve Menfchen te beftryden hadden; maar toen zy ftout genoeg waren, om de Trojanen te hulp te koomen , en de dappere Grieken voor Trooije aan te taffen, wierd haar de rug zo braaf gefineerd, datzy alle omkwamen, zonder dat men naderhand iets meerder van die Amazonen gehoord heeft : Daarom ftem ik het gevoelen van Vrouw Lupa toe, om de twee gezegde Regeeringen te gelyk plaats te geeven; mits, dat dcRegcering der Mannen altoos afhankelyk van die der Vrouwen blyft: waar in wy dc Mannen door een fyne Staatkunde en zoete vlcijcrye moeten doen toeftemmen. Maultaschia. Dit geval voor Trooije G 2 wa«  ioo WETBOEK was een ongeluk, dat die dappere Amazonen' kwam te treffen : Maar wien is de roem van de groote Semiramis onbekend , die zulke groóte dingen gedaan heeft, fchoon zy den Throon op een onwettige wyze, met het vermoorden van haar Gemaal, 'door lift had beklommen : Nu is het zeeker, dat onze Vorftinne Samis , zo veel moed, wysheid, en ongemeene gaven bezit ; en dat'zy op een wettige wyze den Scepter zwaayt, en daarom nergens in voor den grooten Semiramis behoefd te wvken. Reinemunda. Di t Iaatfte ftemmen wy allen toe, als een onbetwiftbaare waarheid zvnde : maar Semiramis heeft alle die groote daden door den byftand der Mannen verricht, dien zy met fchrahderheid deed doen, alles wat zy goedvond; en die zelve wegkan onze Vorfti'nhe ook inflaan, als de Regeering der Mannen afhansielyk van die der Vrouwen blyft: waarom "ik my by het gevoelen van Vrouw Lupa voeg. R osina, ik ook. Clara. Dit is ook het befte; want wy zullen wyzer doen op onze lift, dan op onze macht te vertrouwen. Maultaschia. Ik zal'er dan ookmyn Zeegel aanhangen, indien onze groote Vorftinne zulks door haar wys goedvinden geliefd te bekrachtigen. S a M i s. De wyze aanmerkingen van deeze Vergadering hebben mv voldaan , daarom zullen wy dit bcflooterie vaftftellen; en ik verzoek Vrouw Lupa, aan wien de Eer der. uit-  der V R O U W E N. ïói uitvinding toebehoord , daar van eenige grondwetten op te ftellen; dewelke wy als dan zullen onderzoeken. Lupa, voor die Eere bedankt hebbende, bragt op het papier de volgende ijle Politique Grondwet. „Het Ryk zal ten eeuwigen dage beftierd „ werden door tweeonderfcheidcRegccrin„ gen; als de Regeering der Vrouwen", ende ,, Regeering der Mannen ide Politique Grondwet. „Daar zullen twee Wetboeken zyn; als „ het Wetboek der Vrouwen, en het Wetboek der Mannen. 2de Politique Grondwet. „De Regeering der Vrouwen zal zig niet „ alleen uitftrekken over alle Vrouwen zon„ der onderfcheid, maar ook over deMan„ nen, in alle gemeenfehappelyke zaaken ,, met Man en Vrouw, en het geen in den ,, Huwelyken Staat en opvoeding der Kin„ deren mogt komen voor te vallen ; zullen„ de, in alle die gevallen , alleen na het „ Wetboek der Vrouwen recht gefproken ,, worden. &.ê.e Politique Grondwet. ,, Alle geboden of verboden, die in het Wet„ boek der Mannen, raakende de Vrouwen, ,, gevonden worden, zullen voortaan nu! en van geener waarde zyn, maar voor v.er- nietigdc en opgefchortc Wetten worden v aangezien. G 3 $di  los WETBOEK 5 Je Politique Grondwet. „ Alle geboden of verboden, die in het Wet,, bock der Mannen gevonden worden, dc,, welke de Mannen alleen raaken, doch daar de Vrouwen geen belang by hebben, zul3, in haar voorige kracht blyven volharden. 6de Politique Grondwet. „DeRcgeering der Mannen zal zig alleens, lyk uitftrekken over de Mannen, en over zaaken, daar de Vrouwen geen het minfte ,, belang by hebben : Ook zal dezelve zig ,, uitftrekken tot de buitenlandfche zaaken; 3, als daar is het maaken van Vreede en Oorlog , en diergelyks; doch omtrent de laatfte " zullen de Mannen verplicht zyn zig tcrech, ten na het gevallen van den grooten Raad , der Vrouwen; en geene van hunne bcfluiten zullen van eenige kracht zyn, ten waare dezelve door dc Regeering der Vrouwen „ zyn goedgekeurt. ■jde Politique Grondwet. „Alle Mannen zullen verplichtzyn,debes, velen der Vrouwe-Regeering, zonder on- derfcheid, al was zulks ten koften van hun „ goed en bloed, te doen uitvoeren; als me,, de alle zodanige befluyten van de Manne3) Regeering, die door dé Vrouwe' Regeering goedgekeurt en bekrachtigd zyn, zonder s, de andere van eenige waarde teagten ; En M alle Mannen, dewelke hier tegens zondi„ gen, zullen als oproermakers, en fchuldig 3, aar 'tCrimen Ixefce Majefiatis, met de dood „ geftrafe worden. Üftt  [dér VROUWEN. 103 %jie Politique Grondwet. „ Alle Vrouwen, die vooreen Rechtbank „ der Mannen verfchynen, of aan eenig be„ uuytvande Mannelyke Regeering, zon„ der toeftemming der Vrouwe-Regeering, „ durven gehoorzamen, zullen, alsonwaar„ dig de t'zamenleving, verbannen worden.. gde Politique Grondwet. „ Alle Mannen, gedagvaard zynde, zullen gehouden zyn voor de Rechtbank der Vrou„ wen te verfchynen; en nietverfchynende, „ zo zullen zv by contwnatie veroordeeld, „ en in de koften gecondemneerd worden. iade Politique Grondwet. „Indien een Man hartnekkig blyft wei„ geren de beftuiten en vonnilfen der Vrou„ wen te gehoorzaamen, zo zal hy gebannen worden. xide Politique Grondwet. „Van de mindere Rechtbanken der Vrou„ wen, in de andere Steden des Ryks, zal „ men mogen appelleeren,na de Hooge Vrou„ we-Rechtbank te Rome : van de Hooge „ Vrouwe-Rechtbank te Rome valt geen „ appel; maar de verliezer zal van de Recht„ bank der Mannen zig mogen beroepen op v de Rechtbank der Vrouwen. 12Je Politique Grondwet. „Indien een Man ofte Vrouw , door de „ Vrouwe ofte Mannen-Rechtbank, totceni„ ee ftraffe veroordeeld is, het zv ter dood G 4 ' „ofte  104 WETBOEK , ofte banniffement &c., zo zal de Vorftinne der Vrouwen Recht hebben, den misdadiger pardon te verleenen , die ftraftcn te , ve.zagten,of in eene geldboete te verkee,, ren; welke geldboete door de Mannen voor ■ hen en hunne Vrouwen, Kinderen, Ouders, s, Broeders en Zufters, indien zy onmachtig „ zyn, aan de Schatkifte van de Vorftinne „ der Vrouwen betaald moet worden. De 3, Keizer zal als vooren mede de macht be„ houden om pardon aan de Mannen te ver„ leenen, indien geen Vrouw belang by de s, begaane misdaad heeft; maar in diergelyke gevallen moet de toeftemming en goed„ keuring der Vorftinne daar by komen, om s, die wettig te maken. Deeze twaalf Grond-wettcn, die men toen de Vrouwelyke Wet der twaalf Tafelen noemde, van alle goedgekeurd, en door de Princeffe Samis bekragtigd zynde , wierden door die Vorftinne, uit Staatkunde, aan den Keizer vertoond, met verzoek van dezelve met zyne goedkeuring te vereeren; doch die laffe Keizer, zonder die eens teLeezen,ondertekende dezeb'c : Nu dagten de Vrouwen het alles gewonnen te hebben; en men zag, weinig dagen daar na, deeze Vrouwe Wetten, met de goedkeuring des Keizers daar onder aan , aan het Vrouwe Capitool aangeplakt: Doch des anderendaags in de morgenftond , vond men een Latyns gedicht daaronder aan gehegt, het geen den fpot daar mede opentlyk dreef, De  der VROUWEN. 105 De Beveihcbberefl'e der Lyfwacht, dewelkenaien nacht de Wacht aan het Vrouwe Kapitool was toevertrouwt, hoorende, dat zodanig een gedicht onder aan de Wetten gehegt was, en dat een groot getal van Mannen , onder een gefchater van lagchen , en vervloeking van de Vrouwe-Regeering, zig vermaakte in het lez;en van dit Hekel-digt, en het affchryven daar van, gaf bevel om van het zelve een affchrift aan de Vorftinne Samis toe te zenden, gelyk gefchiedde: Zy,ditleezende, wierd woedende van toorn, zweerende den maaker alie ftrafrén te zullen doenlyden, die de wreedfte Beulen zouden konnen uitdenken : Eindelyk gaf zy bevel, dat men den Raad aanftonds, in 't nieuwe Vrouwe Capitool,by een zoude doen komen, gelyk gefchiedde. S'amis met haar gevolg , na by het Paleis gekomen zynde, had moeite genoeg, om daar in te komen, dewyl alle de Straatenrontomhet Paleis vol Volk "ftonden, 't welk daar heen gevloeid was, om dit Hekel-Digt te leezen: En wanneer de Vrouwe Lyfwacht plaats wijde maaken, wierden zy meteen hagelbuy van fteencn begroet, 't geen deeze Wyven de vlucht deed neemen; en Samiswas gelukkig, dat zy met haare Raadsheereflen noch in veiligheid binnen het Paleis geraakte ; doch Heliogabalus, dit terooren komende , zond Krygsvolk daar henen, dewelke het oproe* ftilde, en dit Hekel-Digt affcheurde. Men kan denken, hoe doodelyk ontfteld de Vorftinne Samis, met haar Raadsheereflen O 5 was,  ïoö WETBOEK was, ziende, hoe veel gevaar zy geloopen hadden; doch allengs wat tot bedaaren gekomen zvnde, zo begon de Vorftinne Samis, met betraande Oogen , aldus te fpreeken. Ben ik niet de elendigfte van alle Vrouwen! dat ik my zo opentlyk zie befpotten, en met een fchandelyke dood dreygen; is men niet boos genoeg,den Keizer, myri Zoon, om dat hy my het gebied o ver de Vrouwen, ten nutte des Ryks heeft opgedragen, op het gevoeligfte te hoonen : Ik moet my wreeken, of het is met ons gezag gedaan : geef my raad Vriendinnen; want ik ben woedende van gramfchap! waar op Maultafchia antwoordde : lk wil liever 'fterven dan ongewroken blyven leeven : Neen, Vorftinne; de wraak'is zoet; en het was beeter Rome aan vier hoeken in brand te fteeken, dan dit ongewroken te laaten. Clara vond goed aldus te fpreeken; Groote Vorftinne, bedaar u, want de gramfchap en ontftelteniffe zoude u eene beroerte op den hals konnen haaien: Ik ftem mede in de wraak, ep. om den daader zo voorbeeldig teftrarfen, dat ieder een daar voor fchrikken zal, en beeven. Rofina voegde daar by, zaaken van die natuur zyn onvérgeeffelyk, wiften wy maar wie de daader was, en hadden wy hem maar in onze macht, ik zoude wel weeten, wat met hem te doen; maar de zwarigheid is , hoe zulks beft te ontdekken. Reinemunda was van gevoelen, dat de Vorftinne aanftonds by den Keizer zoude gaan kla-  der VROUWE N. 107 klagen, om, met de Manne-Regeering gefterkt, den daader in de uitcrftefcnuilhoeken van Rome op te zoeken. Lupa, de zaakenryper overwogen hebbende, zeide: dit was de regce weg om den Keizer door vreeze de oogen te openen; en aan de Mannen, dewelke ons wangunftig zyn, middelen aan de hand te geeven, om ons quaad te doen. Hoe veel befcheidcjjtheid en wederhoudentheid wy ook in onze Wetten hebben doen blvken, zo zien wy nochtans dat eenige Manhen daar over misnoegd zyn; en zy,dienydigop onze macht zyn, zullen die gélegendheid waarneemen, den Keizer voor oogcn te ftellen , dat hy gevaar loopt, zyn Ryk en feeven te verliezen , indien hy de Vrouwe-Regeering niet verdelgt. Samis antwoordde, wat den Keizer aanging, dat zy hem wel in den teugel zoude weeten te houden ; en dat de wraak by haar vaft ftond. Maultkfchïavoegde daarby : Dit ftaat ook vaft bv my, en liever als ons niet te wreeken, ftem ik, óm het gantfche Mannelyk geflacht geheel uitterocijen , al denkt het Lupa, dat ik daar het meefte by verliezen zoude. Lupa antwoordde": Niet de gezonde reeden, maar de drift en wraakzucht doet u zo fpreeken; want het zoude ten uiterfte onrechtvaardig zyn , de onfchuldige met de fehuldige te ftrafTen. Maultafchia voerde haar te gemoed : de vraag is hier niet, wat rechtvaardig of onrechtvaardig is; want wy moeten gewroken wor»  io8 W E T B O E K worden, al was het duyzendmaaleonrechtvaardig. Dit door alle toegeftemd, en door Samis beveftigd zynde, zo zeide Clara. Dan moeten wy door lift de fchuldigen zien te ontdekken; en konnen wy zulks niet doen, zomoet onze wraak vallen op allen, die zulks zouden hebben konnen doen. Rofina vond dit zeer goed , om dat dc fchuldige dan zeekerlyk niet vry zoude loopen; en Reinemunda voegde daar by; dat dit in ! tare oogen zeer fchrander bedagt was, fchoon daar omtrent een groote bekommering by haar overig bleef; namelyk: dat'er aldus veele onfchüldig en onrechtvaardig'geftraft zouden moeren worden : doch, die onrechtvaardigheid, vervolgde zy, bekommerd my zo zeer niet, dan wel het openbaar misnoegen, 't geen daar uit ontftaan zoude konnen; want de Staatkunde leerd, niemantteftraifen, of men moet zyne misdaad opentlyk doen blyken, op dat de Onderdaan die ftraffe billyken mag. Lupa voegde daar by : Die aanmerking is verftandig; daarom moeten wy ons op een Staatkundige wyze wreeken. Ten dien einde verzoek ik deeze aanzienlyke Vergadering, my met geduld en aandagt te hooren fpreeken. 'Samis zulks goedgekeurd hebbende , zo vervolgde Lupa, aldus : De grootfte misdaad van Staat is, iets te doen, dat haar, die dc macht in handen heeft, kan bcnadeelen; of'tgccn in  der VROUWE N. 109 in (laat zoude konnen zyn om de macht van haar en haare Vriendinnen te verzwakken: zy, die de macht in handen hebben, vinden zig dikmaals verpligt iets te doen, om haar oogmerk te bereiken, dat, zonder dieStaatkundige reeden, onrechtvaardig zoude wezen. Indien nu iemant de onrechtvaardigheid ixi 't openbaar durft wederfpreeken, zo maakt zodanig een zig fchuldig aan eene misdaad van Staat, en hy moet nootzakelyk geftraft worden; gefchied die misdaad'in't geheim, dan is zy noch gevaarlyker, en daarom des te itrafwaardiger:Kan men den dader metgeene zeekerheid ontdekken, men moet maar onderzoeken, wien men kan verdenken, en wie verftand en bequaamheid genoeg heeft, om dit te doen; deeze reede is genoeg om hem aan te taften, en men geeft aan de zodanigen den naam van een gevaarlyk man : zodanig een taft men aan meteenzeekere Dexteriteit; men befchuldigt hem met een gewaande misdaad , dewelke men waarfchynelyk tragt voor teftellen, en als men hem "gevangen genomen, en van alle hulpmiddelen, om zig te rechtvaardigen, berooft heeft, zo onderzoekt men zyn geheele levensloop; men tragt hem door l'iftige vraagen tg vangen; men maakt vertrouwde Menfchen op, die hem in rt geheim befchuldigen, zonderden bcfchuldiger tegen den befchuldigden te hooren;enalwas de befchuldigde noch zulk een verftandig en deugdzaam man, zo zal men, op deeze wyze, altoos een oorzaak vinden om hem als fchuldig te ftraifen; en op die wyze moeten wy in dit geval ook tè werk gaan. Rei-  tra WETBOEK Reinemunda voegde haar toe : Dan zoude men zodanig een Ferzoon nochtans onrechtvaardig ftraiien. Lupa antwoordde: Neen, men zoude hem rechtvaardig ftraffen: Daar is een grond Wet, die zelvs by de Mannen geen tegenfpraak onderworpen is; namelyk, Salus PopuliJuprema Lex : Het heil des Volks is de opperde Wet: Het heil des Volks beftaat in de openbaare ruit; dezelve kan niet duuren, zo men de macht van haar, die dezelve in handen heeft, benadeeld: Hy, die door het verdedigen des Rechts, in dit of dat byzonder geval, die macht benadeeld, zondigt tegen het heil des Volks in 't algemeen, door het verftooren van de algemeene ruft , en het verwekken van murmureringen, en kan daarom rechtvaardig geftraft worden. Reinemunda toonde daar op aan; dat de oude Romeinen het heil des Volks altoos inde welvaard van 't algemeen,en van ieder in 't byzonder gerteld hadden : dat die welvaard verkregen wierd door een rechtvaardige Regeering, volgens de Wetten des Lands, cn door iedereen deeze W'etten te doen gehoorzamen, waar door de vryheid beveftigd, ieders bezittingen cn veiligheid verzeekerd, en de algemeene ruft gehandhaaft word. Dit zyn de gronden van een vrye Regeering. Lupa" antwoordde : Ik beken het; doch dan blyven de Regeerders zo wel als de Onderdanen aan de "Wetten onderworpen; en dan worden beide, zo zy onrechtvaardig handelen, dat is, tegen dé Wetten zondigen, ftraf fchub  der VROUWEN. nï fchuldig: Doch, vervolgde zy, dit wasgoed onder de Manne-Regecring, toen de vryheid bloeide; maar niet in deezen tyd, en niet onder een Vrouwe-Regeering, wiens gezag beftaat in een Regeering na ons goeddunken, zonder door eenige Wetten bepaald te worden. Deeze wyze van Regecring is veel voordeeliger als dc andere; want dan kan men in een korten tyd alle zaaken door ons goedvinden af doen; maar op de andere wyzen verfpild men veel tyd met het uitpluyzen der Wetten, 't geen met de Vrouwelyke gefteldheid van natuure ftrydig is; en daarom behoord myn voorgeltelde Staatkunde dc grondflag van onze Vrouwe-Regeering te blyven. Dit door alle toegeftemd zynde, zo wilde Samis het zelve beveiligen; ten dien einde voegde zy daar by : Wy zouden wel ongelukkig zyn, indien wy van onze daden reekenfehap zouden moeten geeven, of indien wy toeftemden, onze daden aan de Wetten der Mannen te mogen toctzen. Neen, onze wil is de opperfte Wet, waar in wy het voorbeeld der tegenwoordige Keizers van Rome navolgen ; en de andere wyze van regeeren was goed, toen de vryheid onder de Roomfche Burgemeefters bloeyde , doch is nu onder ons buiten de Mode" geraakt: Onze wil is nu ftraffe en wraak; het mag dan treffen wien het wil, fchuldig of onfchuldig. - Maultafchia voegde daar by, die taal voegd onze groote Vorftinne; ook is 'er geen grooter vermaak dan zig te wreeken. Clara,  ii2 WETBOEK Clara, willende hier omtrent noch eenige verzagting bybrengen, zeide: de Maker van ditSchotfchrift is een Poeët, een vyand van de V rouwe-Regeermg, en voorftander van de Vryheid; en een van die is daaraan fchuldig, de andere Mannen niet: Maar zy allen konnen daar aan fchuldig wezen; om dierecden moet men alle de Poeëten een voor een aantallen, en onderzoeken, of hy een Vyand van de Vrouwe-Regeering en een voorftander der oude vryheid is; zó ja, dan moecen wy hem, ais een gevaarlyk Man , die de Regeering der Vrouwen zoekt om te keeren, doen ftraffen; want, lchoon dit in onzeoogen geen misdaad zoude wezen, zo voldoen wy door die Dexteriteit onze wraakzucht, en beveftigen daar door de Vrouwe-Regeering. Wat dunkt u Leezer, waren dit geen Politique Wyven ? zeekerlyk ja; men zoude zelvs met veeïe redenen mogen gillen , dat de beruchten Macbiaval zyne Staatkundige gronden van die Vrouwen ontleend heeft; want de wraakzucht is by beiden een groote deugd; doch by alfe verfta'ndige en deugdzame Mannen een groote ondeugd. De wraakzucht is natuurlyk aan alle heerszuchtige Wyven, die door haare driften geregeerd worden, om dat de wraak het eenige middel is om haare heerszucht en driften te voldoen; maar deugdzame Mannen en Wyzen Regeerders , Remmen in dit gevoelen over een met den Grooten Ccsmus de Medicis, Hertog van Florencen. Zyne gunftelingen fpoorden hem aan, om aan  der VROUWEN. 113, aan zyne vyanden, zyn wraak te doen ge-. voelen; waar op die wyze Vorft antwoordde : Het moet een Vorft genoeg zyn, dathy macht en vermogen heeft om zig te konnen wrecken; maar de wraak zelve moet hy aan Godoverlaaten : ln tegendeel mag geen Vorft een misdaad ongeftraft. laaten, waar door het algemeen fchade komt te lyden, dewyl hy daar. door zig de Goddelyke wraak op den hals zoude haaien. Vraagt men my dan, of men zich zeiven nooit mag wreeken. Ik antwoord, neen:.. Een wys Menfch, en rechtgeaard Chriften, laat de wraak aan God, en de ftraffe der misdaden aan den Rechter over. Ik weet wel, dat 'er gevallen konnen we-> zen, die iemant zodanig treffen, dat hy., al was hy noch zo verftandig, veel werk heeft om, zyn wraakzucht te bedwingen , en zyn drift "te beteugelen; ook heeft men gevallen gezien, dat eenige, anders deugdzame Mannen, geen recht konnende verkrygen , zo buitenfpoorig driftig zyn geworden , dat zy zig zeiven gewroken hebben; zelvs hebben zeer verftandige Vorften zomtyds niet goedgevonden, zodanig een wreeker met ftrengheid te ftraffcn, gelyk uit het volgende aanmerkelyk geval blykt; Een Aarts-Diaken, te, Sivilien , meenende door een Ambachtsman beledigt en bcfpot te zyn; (fchoon die Man daar zelvs geen gedagten toe gehad hadde) liet hem uit wraakzucht vermoorden. ZynZoon, een Schoenmaker, klaagde daarover aan het Gerecht, 'II met  5ï4 WETBOEK rnét verwaehtirig', dewyl dè bew"yzen Maar waren, dat mén den AaVts-Diaken daar 'over na de Wè'ttén zoude ftraffen'; zynde den Moordenaar gèvlugc. De Aarts-Diaken wilt de zaak, door zyn Oredict en Vrinden, Zodanig te bediffelëh , dat hem 'geen'e andre ftraftë opgelegt wierd, dewelke moed bezit, aan het haffen der Rekels zig nooit ftooren; en als ons de macht om een hoon te wreeken oncbrcekt, zo moet men den hoon ontveinzen ; te meer, dewyl onze Regeering op twee grondzuylen ruft;" namelyk Simulatio en DiJJimulatio De Princefle Samis; de zaaken nu met meerder bezadigtheid inziende, zag wel, dat zy beft zoude doen den Raad van Reinemunda te volgen; doch egter haar natuurlyke wraakzucht niet konnende beteugelen, zo vond zy zig tuflehen tweeftrydigheden, niet weeten* de wat te kiezen. By decze gelegentheid komt fny iets aardigs te binnen. In s'Hertogcnbofch vind men in twee verIcheide Kerken, den ouden Biffchop Mafius afgebeeld, hebbende onzen Heyiand aan zyn rechter, en de Maagd Maria aan zyn linkerhand ; en daar onder leeft men een Latynfch Vers» 't geen aldus vertaald kan worden: Ik  der VRQ^WS N. iip Ik fia in bet midden. Tot viien. 7,al ik bidden! Een ander dit leezende, fchreef daaronder: Wel groote zot{ Keerd u tot GodU D©ch wy hebben ons al lang genoeg met de tnachtelooze wraakzucht der Vrouwen opgahouden : en dit Vuurtje van ftr-oo blufte zich. zelve door gebrek van voedzelj ten minfte zo weet mvn Manufcript niet te peggen, w« daar op volgde; 't geen my fpyt ; want i.K zoude graag weeten,wat het gevolg van al die vreefelyke dreigementen zoude zyngeweeit, indien zy den maker ontdekt hadden. Dan zou het met die Wyven gegaan hebben, als met een zeeker Soldaat. Een Soldaat, die een geftoole Paard» ter eoede trouwe gekogt hadde, kwam daarmede in de Stad,alwaar het te huys hoorde : Pe eigenaar zyn Paard ziende, hield hef valt, zonder zig aan de praatjes v%n den Soldaat, te ftooren, dewelke, met de Z^aal op de k.p,p tp voet te rugge moeft keeren : Hy egter niet konnende verduyw-en , zyn goed en. Paard aldus verboren te hebben, keerde des anderendaags , met de Zadel op het hoofd na de Stad te rugge; en voor het Huys van den eigenaar des Paards gekomen zynde, begon hy zo barbaars te raazen, te vloeken en te neren, dat de geheele Buurt daar van beerde; ■ 11 4 ffet  120 \V E T B O E K met bedreigingen, indien men hem zyn Paard niet weder gaf,- dat hy dan wel weten zoude wat te doen. De Buuren,- zö wel als de Eigenaar des Paards, door die dreigementen eh woede van dien Soldaat bcvree'ft geworden zynde, te meer,dewyl hy zulks ter goeder trouwe gekogt had, gaven het Paard aan hem weder, 't geen de Soldaat tot bedaaren bragt, die de Zadel op het Paard lag, endaar - op ging zitten. Zo als hy weg ftond te reiden , vroeg hem de Burgemeefter van dit Plaasje; wat hy gedaan zoude hebben , indien men hem het Paard niet weder had gegeeven? Dan zöude ik de Zadel verkogt hebben, antwoordde de Soldaat, om dat ik dezelve zonder Paard niet gebruiken kan : en daar mede reed hy galoppeerende de Poort uit; waar uit wy le'erenkonnen, datdiedreigende Menfchen niet altoos zulke groote Duy» veis zyn, als men zich verbeeld had. Een moedig en verftandig Man lacht met dreigen en vloeken ; ook is het niet anders als befpotting waardig , want die blaffende -honden byten niet ligt: Doch het ergfte is, dat een braaf Man, zomtyds zo lang door die fchreeuwers getergt word, dat zyn tongeindelyk mede van gramfchap los raakt; "doch dan worden die fchreeuwers aanftonds zoet, hebben uitgepraat, en kruipen in haar fchulp: Hier aan doen zy voorzigtig; want eenzwy'ger quaad wordende, fteld de Executie van 'zyne dreigementen niet lang uit. Doch het word' tyd om over te gaan, tot de ■volgende Wetten, van deeze Vrouwe-Kegecnnginhet VYFDE  der "V'R-0 U W 'E N. 121 V Y F D E HOOFDSTUK. Van de Grondwetten der Vrouwe-Regeering, ■ en Rechtspleeging , opgefteld in de Tweede Vergadering. ALles nu wederom in ruft gebragt, en-de Princefle Samis, met haare Raadsheereffen, ten tweedemaal in de Raadkamer vergaderd zynde, om nog eenige Grondwetten op te ftellen, zo vond de Vorftinne Samis goed, die Vergadering aldus- te openen. Janzienlyke Vrouwen, getrouwe Vriendinntn. ' . De zorgc, om onze Vrouwe-Regecring, nuttig en roemruchtig te maaken, heeft my bedagt doen zyn,om onze Rechtbank ten fpoedigfte te openen : Doch dewylhetzelveniot wèl kon gcfchieden zonder dé noodige Wetten eerft op te-ftellen, zo "is het noodigaanftonds daar toe te trecden : Doch bedenkende, hoe de veelvuldigheid der Wetten, meer quaad als goed doet; om dat dit de oorzaak der langduurende Procedurenis; en dePradtizyns daar door occalïe krygen, de beurs der Onderdanen uit te mergelen; zo dunkt my beft te zyn, niet veele maar eenige goede en algemeene Wetten op te ftellen , die.wy, in onze Rechtspleegingen altoos in 'toog moeten houden : Ook is het zeeker, dat alle de -byzondere Wetten van het Corpus Juris CiviliSj of het Burger-Recht der Mannen, uit de H 5 van  im WETBOEK van tyd tot tyd voorkomende voorvallen en vonnnTen geboorcn zyn. Indien wy rui onze Grond-Wetten tot de byzondere voorvallen toepaffen; en dat wy ieder vonnis tot ee» nieuwe Wet maaken, zq zal ons Corpus Juris wel haaft grooter worden, als dat der Mannen : om nu onze raadpleegingen te verkorten, en alle tegenfprekiogen voor te komen, zo verzoek ik , dat ieder van u, een GrondWet gelieft op te ftellen, en dan zal ik daar by voegen , 't geen ik noodig zal oordeer» len. Deeze voorflag door alle goedgekeurd zynde, zo was het de beurt van Clara, om te beginnen. Na het drinken van een glaasje Rataffia, en het kaauwen van een befchuytje; (de gewoone verkwikkende drank van deeze Vrouwe vergadering ,) zo ftelde zy de aa* volgende Grond-Wet op : ifie Grond-Wet. „Nademaal de Vrouwen de Mannen ter „ Wereld brengen j de Mannen door de ,, Vrouwen gezoogt en opgevoed worden; zo is het maar natuurlykenbetamelyk, dat „ de Mannen, integendeel, vaar het Vrou- welyk geflaeht in 't algemeen; en dat ieder „ Man voor zyne Vrouw in 't byzonder, alle mogelyke dankbaarheid, hoogachting,en „ zorgdragendheid doe blvken. Myn bellek nog oogmerk laat niet toe om ernftige aanmerkingen daar op te maaken; of een  der VROUWEN. 123 een tegengeftelde Wet, ten voordeel der Mannen alhier in te lallen; waarom het genoeg zal zyn te zeggen, dat deeze GrondWet door' Vrouw Samis wierd goedgekeurt. Rqfina, bragt op het papier, de volgende ide Grond-Wet. „Alles wat aanhetVrouwelykgeflachttoe„ behoord ; of wat een Vrouw door erffe„ niffe, of door gefchenk, of tot belooning „ van gedaane dienden, verkrygen mogt; „ of daar een Vrouw eenige vorderingen op „ heeft, zal zy in onafhankelykheid der „ Mannen genieten en gebruyken,zo als zy „ zulks zal goedvinden; zonder dat haare „ Mannen daar na zullen mogen vraagen, of „ zig daar over bekommeren; zelvs zal geen „ Man onderzoek mogen doen hoe zyn „ Vrouw daar aan komt. Deeze Wetftryd niet met de voorgaande, voegde Rofinad&ar by;maar verklaart dezelve, en paft ze toe op de byzondere voorvallen, dewelke ons zullen voorkomen : en daarom wierd deeze Wet goedgekeurd. Reinemunda, een tyd lang als opgetogen gezeeten hebbende, bragt eindelyk voort de navolgende ^de Grond-Wet. „De Vrouwen, ten minften zo veel ver„ ftand en bequaamheid als de Mannen heb„ bende, zullen, fchoon getrouwd zynde, „voor-  i21. W E T B O E K. „ voortaan zo wel als de Mannen voor Per- „ zoonen worden erkend; en macht hebben, zonder volmacht, toeftemming of goed,-, keuring der Mannen, te mogen koopcn en verkopen ,openbaare en byzondere Actens „ tepafleeren; rechtsplegingen te ondernec„ men, en alles te mogen doen, wat zygoed,, vinden, zonder dat de Mannen daar van „ kennide zullen mogen neemen; veel min„ der de Vrouwen daar in te mogen 'tegen„ fpreeken , of op eenige wyzen tegen te 3, Ppn. Dit is ook een gevolg en verklaring van onze eerfte Grond-Wet, vervolgde Reinemunda , en kan aldus toegepaft worden op de voorvallen die in 't vervolg ons daar omtrent zouden mogen voorkomen : en op dien voet wierd deeze Grond-Wet al mede goed- I gekeurt. Maultafchiay bragt daar op voort de navolgende 4ie Grond-Wet. ,,De Vrouwen zullen altoos de voorrang booven de Mannen hebben, en de heer" fchappye over het huyshöuden. Kindeten en Dienftboden voeren; zonder dat de Man zig daar mede .zal mogen bemoeijen, of zo l, ftout zal mogen zyn van zyn Vrouw ergens „ over te berispen : Ook zaï een Jonge Dog„ ter, ach tien Jaaren oud zynde, niet meer„ der aan haar Vader, maar welaanhaarMoe- „der  der VROUWEN. lajr „ der behoeven tc gehoorzamen : zy zal moffen na het goedvinden van haar Moeder trouwen, zonder dat haar Vader daar iets „ over te zeggen zal hebben, dandeBruyd„ fchat te bepaalen volgens het goedvinden ,, van zyn Vrouw : Een Weduwe zal het ',l zonder fchande vry ftaan, een Man, daar „ zy zin in heeft, zelve aan te lpreekcn en " tot trouwen te noodigen, zonder dat hy ., zulks zal mogen weigeren. Zie daar eene Wet, vervolgde Maultafcbia, die al mede uit de eerfte Grond-Wce voortvloeid, en dienen kan om veelerhande gevallen, dewelke ons zeekerlyk zullen voorkomen , na genoegen der Vrouwen te befliffen : Om deeze reede wierd dezelve goedgekeurt,- en door Vrouw Samis beveiligd. Lupa het laaft moetende fpreeken., om alle het voorgaande te beveiligen, was bedagt geweeft om eene Wet te fmeden , die al het voorgaande volmaakte, ten welken einde zy goedvond op te ftellen de volgende yie Grond-Wet. „Geen Man zal ooit iets mogen ondernee„ men, zonder kennifle van, en het zelve , uitvoeren , volgens het goedvinden van ' zyne Vrouwe : Hy zal zorge dragen, aan zyn Vrouw het noodige te bezorgen zo als „ zy het zal goedvinden; en indien hy durft " bèftaan zyn Vrouw maareenig ongenoegen te geeven, of tegens de gefielde Wetten „ te zondigen; ofdathy, nagedaneverma„ ning geen boetdoeuing ondergaan, nog zyn ,, „Vrouw  xari WETBOEK „ Vrouw om genade wil fmeeken, zozal hy „ als een oproerige aan zyn Vrouw worden „ overgeleverd, die hem zal doen ftraffen, zo als zy het zal goedvinden : En in alle „ gevallen van verfcb.il 9 tuflchen Man en „ Vrouw, zal de Man in de kollen gecon- demneerd worden. Dus meen ik al het voorige beveiligd, en het middel uitgevonden te hebben,om de Mannen gedwee temaken, en de Vrouwen in alle veri chili en te doen triumferen., zo dezelve na deeze Wetten befült worden;data! mede beveiligd en goedgekeurd wierd. De Vorltinne Samis, haar genoegen over alle deeze Wetten te kennen gegeeven -hebbende, voegde daar by, hoe haar dagt dat 'er nog iets aan haperde., 't geen zy zoude vervullen door de navolgende 6de Grond-Wet. „Geen Jonge Dogter., getrouwde Vrouw „ of Weduwe zal eenige gunfl aan eenig „ Mansperfoon mogen toeftaan, ten zy hy „ alvorens op een plechtige wyze zich ver„ bonden en aangenomen 'heeft, zonder te„ genfpraak aan de Vrouwe-Regeering zigte „ zullen onderwerpen, alle derzelver Wet„ ten,, zo die reets gemaakt zyn, als die in ,, 't vervolg zouden gemaakt mogen wor.dcm, „ zonder eenige uitzondering te zullen ge„ hoorzamen, en zich te onderwerpen aan j, de uirfpraken en vonnilTen van deijzelver „ Rechtbanken : ook zal hyplechtigrmoeten „ beloven, ten allentyden,, *yne byftand te „ zullen  der VROUWEN. is? ^ zullen verkenen tot de uitvoering van de ,, gemelde Wetten en VonnilTen; als mede ' alle de genen, die iets tot boon en lafter \' van de Vrouwe-Regeering mogtvoortbrengen, te zullen opentlyk befchuldigen, on 1 den dader ter ftraften te zullen dagvaar', den ; en de nalatige zullen de verachting Z van het Vrouwelyke .gedacht zig op den , hals haaien; en boven dien arbitrair ge', corrigecrd worden, met confiscatie van " hunne goederen. Deeze Hooge Rechr1 bank behoud aan zig het Recht om de bof, vengemelde Wetten te ampliëeren, te bepaaien en te verklaren na goedvinden, , maar de mindere en fubalterne Vrouwe1 Rechtbanken zullen dit niet mogen doen,, maar, in duyftre zaaken, het wys advys „ van deeze Hooge Rechtbank moeten in'neemen. Dat mag, dunkt my, met recht .genaamd worden : Finis Coronat Opus; of, 't einde kroónd het werk : fchoon veeleMannen,die Wetten, als onrechtvaardig, dwaas en belagchelyk zullen uitkryten, doch dit komt daar van daan, dat zy Mannen zyn , wam waren zy Vrouwen , zy zouden wel anders praaten, fen niet in ftaat-zyn ombeetere Wetten öp te ftellen., als de Vrouwen in dit geval gedaan'hebbeh; en de Vrouwen zouden ter hunner verantwoording het volgende geval k-onnen allegeeren. Een Kleermaker , MeefterRet'nottdgenaanlt, woonende in Braband, was een weergaloos Liefhebber van de Poëzv, en voornamelyk om  l28 • WETBOEK om- Sonnetten, of Klink-Dichten te maaken; waar toe hy echter weinig gelegendheid had., hebbende een Vrouw met zes Kinderen te onderhouden : Dit belette hem niet nu en dan, op deeze en geene voorvallen, een KlinkDicht te maaken, 't geen hy in 't licht gaf : Een groot Poeët, een Hëkelaar der arme bloeden, die wel willen maar niet konnen; Een waan-wyze, dewelke dorft ftaande houden, dat niets in de Poeëzy enSchilderkunft goed was, of het moeit uitmuntende zyn : Deeze albediller .toonde den Kleermaker verfcheidene- feilen in zyne Klink-Dichten aan, dewelke tegen dc Regelen van de Poeëzy ftreden; daar by voegende, dat zyne Gedichten om.die reeden niet dogten; maarhy raad hem yvcrig in Ronfard te kezen , die over de Klink-Dichten gefchreven heeft. De Kleermaker antwoorde daar .op;Indien gy, Ronfard, en de, grootfte Poeët des Aardbodems zulk een boos en quaadaardig Wyf als de myne is, als mede zes Kinderen te onderhouden en te regeeren had; en dat hy boven dien in een huysje als het myne woonde, 't geen alle oogenblikken dreigt in te ftorten , zonder dat ik geld heb om het te doen repareeren , waarom ik zelf het wat moet timmeren om het ftaande te houden, zo zoud gy of hy, mogelykgeen beeterVaarfen maaken" als ik doe. Ik ben nieuwsgierig te weeten, watdiebeT dillers zouden antwoorden: Indien de Vrouwtjes hem tegemoet voerden : Indien gy lieden Vrouwen waart, zo zoudt gy geen' beetsr Wetten  der VROUWEN. 129 Wetten als wy konncn maaken : doch ik weet wel, dat men" verwaand genoeg zoude konnen zyn om te antwoorden : Gy Vrouwtjes, hebt zo wel gelvk als die Snyder, door te erkennen , dat "gy zo min bequaam zyt om Wetten, als hy was om Klink-üichten te maaken : Maar wat hebt gy uwe handen te liaan aan zaaken die u geen van beiden voegen, en daar gy ook geen van beiden in ftaat toe'zyt; daarom was het belt te handelen, volgens de gulde Spreuk, Schoenmaker boudu by ww Leeft. Men moet erkennen, dat die Vrouwtjes, zo weinig als den Kleermaker, met fondament iets op die Replecq zoude konnen antwoorden ; doch het is daarom ook de waarheid,. dat diergelyke woorden al zo weinig aan de Vrouwtjes,"als aan dien Schoenmaker zouden behaagd hebben; en het ftrydimmerstegens de beieeftheid, iemant een waarheid te zeggen die hem mishaagd. , ;. Wat my aangaat, ik ben ook onbeleefd genoeg om veel van die gulde Spreuk te houden, en te wenfehen dat ieder een zig maar op zvn beroep toelag: Een Medicina; Dotter om zyne zieken te geneezen, of af te depecheren : Een Advocaat om goede zaaken te verdedigen, of om het kromme recht te maaken en zyn eigene beurs te vullen : Een Apotheker om Ordonnantiën klaar te maaken; als hem iets manqueerd quid pro quo te gebruyken, en een duyt in een ftuyver te verkeeren : Een Chirurgvn om wonden te geneezen, zonder zyn Patiënt van binnen te willen cu1 1 reren,  130 WETBOEK feren , door hem te vergeeven of dood te doen kakken : Een Schoenmaker om Schoenen; en een Kleermaker om Kleeren te maaken; zonder dat de een zig bekommerde met het beroep van een ander; dan zoude men meerder in ruft konnen leven, en ieder zoude bequamer in zyn beroep worden, daar uyt het tegendeel veele ongemakken ontftaan konnen, gelyk uit het volgende verhaal blykt. Een Man van ftudie, dewelke, uit liefde tot de geleerdheid, zig geheel daar op toelag, hield zyn verblyf, met zyn Dogtertje, op een zeekere vermaarde Hooge School in Duitfchland; zynde gelogeerd tenhuyzevan een Schoenmaker. Deeze Heer, eenige dagen na huys geweeft, en aldaar te rug gekomen zynde, vond dit Meisje in een droevige toeftand : Hy de reeden daar van onderzoekende, bevond, hoe eenige van de Kinderen des Schoenmakers, wat uitflag hadden gekregen, waar op hy een Chirurgvn had gehaald ; dewelke onder anderen dit Meisje examineerde, en alles voor fchurft aanzag; 't geen door een oud Wyf uit het Weeshuys beveiligd wierd, met byvoeging, hoe de Kinderen van den Schoenmaker dit van dit Meisje hadden overgeërft; waar op die Chirurgvn haar eenPurgatieingaf van Extraftum Catoticum &c., die naar de eerften dag zeventien maaien, en den tweeden dag zes maaien deed purgceren; waar door zy tot dien elendigen ftaat vervallen was. De Schoenmaker, een verwaande en driftige Geks-kap, door het advys van een krom geftu-  nr.R VROUWEN. i3t geltudeerdc Docter, die niet veel van zyn Kunft had vergeeten, en die geloof aan Kindere en Wyvc klap doeg, zonder zyn eige oogen te ve'rcrouwen, daar in verfterkt zynde, maakte een leven als een Oordeel. Dit Meisje door goede Doctoren en Hoog-Leeraars geCxammccrt zynde, zo bevond men, dat dit voorgecven onwaar was ; maar de domoor van een Schoenmaker wilde nergens na Inviteren , en hoonde dien Geleerden Heer "zodanig , dat 'er mogelyk moort en doodflag uit ontftaan zoude hebben, indien de domme Schoenmaker niet in tyds water in zyn Wyn had gedaan, en dit geweld was alleen veroorzaakt door die Chirurgyn , dewelke anders een goed Heclmeefterwas, die zig in dit geval bemoeid had met zaaken, die tot zyn beroep niet behoorden. Deeze Wetten aldus gearrefteett zynde, wierden by de vorigen, aan het Nieuwe Vrouwe Capitobl aangeplakt, gelyk dezelve ook met een uitfprcekelyk gejuyeh door de Vrouwen in 't algemeen wierden goedgekeurt; doch dat de Romeinen van dit Concept niet waren, bleek; want des morgens vond men een Latyns Gedicht daar onder aangeplakt, waar door de Autheur te kennen wilde geeven, dat het niet goed konde gaan, tenwaarc ieder zig alleen met het zyne bekommerde, gelyk myn gevoelen is. Dit Gedicht, maakte zo veel beweging niet als het voorgaande, omdathetzofcherpnict was, en de Lyfwachtinnen zorg droegen van het aanltonds "af te fcheuren , 't geen in 't 1 2 VOO-  lp WETBOEK voorige geval verzuymt was; doch daar men de Bevelhebbcrin, die toen de Wacht had, braaf over geheekeld had. De zaaken dus verre gevorderd zynde, zo vond men goed, aanftonds totdeopreehting der Subalterne Rechtbanken der Vrouwen in de andere Steden des Ryks over te gaan. Ik moet op nieuw klagen, dat myne Autheuren en Manufcripten, in dit geval al wederom zeer gebrekkig zyn; want ik vind maar een ftuk en brok van de Inftructien enActens van aanftelling, dewelke ten dien einde aan de byzondere PrefedentelTen toegezonden wierden; doch ik zwyg daar van, liever als my met onvolledige zaaken op te houden. Of dit heel gemakkelyk toegegaan is ofte niet; dan of de Poeëten, daar ook wat op te zeggen gehad hebben; vind ik niet gemeld : cok'kan ik niet ontdekken, wie de maakers' van de voorgaande Hekel-Dichten geweeft 'zyn; 't geen myne Leezers al zo min als my zal verwonderen, om dat die Heeren, Liefhebbers van de duyfterniffe zyn, en niet ligt hunne naamen daar onder zetten; een teeken , dat zy dit meerder doen uit quaadaardigheid, dan om Lof daar door te behaalen; want, indien het laatfte, zo moet men bekend en het werk lofwaardig wezen ; doch fielden zy haar naam daar onder , zo zoude men haar'de verdiende belooning rechtvaardig konnen betaalen; maar nu niet. Koning Hendrik de vierde van Vrankryk, was van dit zelve gevoelen : Hy vond een Pafquil op zyn Tafel, in zyn Cabinet leggen; - . vaa  der VROUWE N. 133 van deeze of diergelyken inhoud : Heer Koning fchaf maar uw drie Secretarijfenvan Staat, en uw beide Meeftreffmaf, danzidlén uwe verwarde zaaken beeter ftaan , en een andere keer neemen. Dc Koning, dit gefchriftmctopmerkinggclezen hebbende, zat eenigen tyd in gedagten, waar na hy zich aldus liethooren: daar manqueert niets aan als de naam van den Schryver : Nu wcei ik wat ik doen moet; maar dan zoude ik het nog beeter weetcn. Doch het kan zyn, dat die onbekende Raadgeever, hier aan 'niet twyffelendc, doch zulks niet noodig oordeelende, zig des te zorgvuldiger verborgen heeft gehouden. Daar is zeeker geen haatelyker Menfch als eenPafquilmaakcr, voornameiykzo hyfehranderheid en een vlugge geeft b'ezit; want dan is hy in ftaat om met zyn evennaaftens Eer, achting en goede naam, (daar een eerlyk Man meerder zorge voor dragen moet als voor de behoudenifle van zyn leven) te fpeelen zo als hy het goed vind. Om nu deeze fnaaken te ontdekken, en in de val te krygen, moet de beledigde de ontfangene hoon ontveinzen, en niet willen weeten dat het hem raakt, veel minder wie de Dader daar van is, als daar geen belang by hebbende. Dc Pafquilmaakcr aldus zyn oogmerk niet bereikende, kan niet langer zwygen, maar geeft genoeg te kennen op wiea hy het gemunt heeft; en dat hy den daader is, dewelke men als dan Loon ha werk kan gceven. I 3 Moge-  ,34 WETBOEK Mögelyk zal icmant my tegenwerpen, gy vonnift aldus u zeiven, die zo opentlyk met de Vrouwe-Regeering f'pot: Het laatfte beken ik, doch zulks gefchied niet om iemant te hoonen; ook zullen alle verftandigeMannen en Vrouwen my pryzen, dat ikmetdiconbetamentlvkhedch fpot, als geen ernftige beftraffing'waardig zynde : En fchoon een of ander quaadaardig en Heerszuchtig Wyf dit qualyk mogt neemen, zo moet zy weeten dat ik, en alle deftige Mannen met my, het nog qualyker neemen , dat zy quaadaardig en Heerszuchtig is; en dat zy daar door zoveel onruft veroorzaakt: Ook zyn die Wyfjes te driftig om ftilzwygende , na het voorbeeld der fchrandere Italianen, den tyd af te wagten, om zig veilig te wreeken; en die Wyven zvn daarom niet te vreezen; doch willen de" Heerszuchtige Wyven voorkomen, dat men mvne Boerteryen niet op haar toepaft , zo moeten zv maar de eerfte zyn om met die Vrouwe-Regeering , en dit Corpus juris der Vrouwen te fpottcn. By deeze gelegentheid komt my eene zeer aanmerkelyke gefchiedeniffe tebmnen, dewelke tot eene proeve kan ftrekken van de ftilzwygendheid, ftaatkunde en getrouwheid voor het Vaderland, die de Heeren Venetianen als aangebooren is. De Venetianenhadden, .indcltaliaanfchen Oorlog, het Opper-bcvel over hunne Troupen opgedragen aan den Veldmaarschalk, Carmagnot genaamd. Doch in plaats van dien Staat getrouw tc dienen, zo liet deeze Verrader  der VROUWEN. 135 rader zig door dc Vyanden omkopen. De fchrandere Venetianen bemerkten wel haalt dat de wagen niet recht ging, en gingen zyne gangen met loodc fchoenenna, tot datzy de verraderlyken handel van hunnen Veldheer zonneklaar ontdekten. Dit in den grooten Raad van Venetien ophetTapytgebragczynde, zo wilden eenige der Raadsheeren , dat men hem zonder uitftcl als een Verrader zoude ftraffen; doch eenige zeer fchrandêre en Staatkundige Leden hielden ftaande, dat dit niet voorzichtig gehandeld zoude wezen,dcwyl Carmagnol, nog veel wcdcrhoudcnthcid lietblyken, zonder al het quaad aan den Staar te doen, die in zvne macht was, om daar door zyn handel, welke hy meende onbekend te zyn, des te meer te bedekken, en alle argwaan voor te komen; waarom zy oordeelden beft te zyn van te zwygen en te veinzen, tot dat de Veldtocht geëindigd; hy binnen Venetien wedergekeerd, en aldus buiten ftaat gefteld zoude zyn om quaad te doen. Hier omtrent bleef echter een groote zwarigheid over; namelyk, eene bekommering dat hem dit befluit ter ooren zoude komen; dewylhct genomen was in den grooten Raad, waar in veele Bloedverwanten van Carmagnol, als Leden zitting hadden: Deeze bekommering aan den Doge voorgefteld zynde , zo verbood hy, iets daar van te laaten blyken ; dewyl die Heeren daar door gehoond zouden worden : ook, zcide hy , is een Venetiaanfch Edelman, te getrouw voor zyn Vaderland, dan dat hy des zelvs wclzyn aan een bloed, vriend zoude opofferen. I4 Dit  i3ö WETBOEK Dit gezegde wierd door de ondervinding beveiligd; want dit befluit van den Raad, wierd, door de itilzwygendheid van alle de Leden, al dien tyd zo geheim gehouden, dat niets daar van uitlekte : En wanneer Carmagnol, veele weeken naderhand, zeer geruft te 'Venetien verfcheen, wierd hy met degewoone Eerbewvzingen ontfangen, het geen hem verzeekerde, dat men geen de minfte ergwaan tegen hem had opgevat: Zo dra hy in den Raad verfcheen om rapport van het voorgevallene te doen, wierd hem zyn verraderfche handel zo zonneklaar voor oogen getleld, dathy, die niets dïergelyks verwagt h id, door ontfteltemffe, en wroeging van zyn gebeten, verdomde, zonder iets tot verontfchulctigmg ce konnen voortbrengen; en na dat hy zyn misdaad bekend had, wierd hem, in een Kamer van het Paleis, een Biegt' vader toegevoegd, om hem ter dood te bereiden : ÖndertulTchen wift een ieder der Ingezetenen niet beeter, of de Veldmarfchalk Carmagnol, wierd door de Doge opeenheerïyk' Fcftyn en Mufiek onthaald, daar men hem in tegendeel, met het aankomen van de Nacht verwurgt had : Des morgens ftrooide men onder het'Volk; dat de Veldmarfchalk Carmagnol, geduurende ditKeftyn, aan een beroerte overleden was : en zyn lichaam na zyn Pileis eebragt zynde, wiêrd met de gewoore ltaatlie begraven. Aldus wierd een Pcrfoncele misdaad geftraL, zonder zyne Bloedverwanten, dewelke sretrouwe Patriotten waren, te hoonen; en  der VROUWEN. 137 en zonder den Staat, of het Leger door een gerucht van verraad te ontruften ; of den Vyand wakker te maaken en op zyn hoede te doen zyn , wierd de Staat verzeekerd , en de quaade aanflagen der Vyanden ontdekt en verbroken. Het wonderlykfte, in dit aanmerkelyk ge-. val, is, deftilzwygendheid; dat mee een eenige van zo veele" honderd Leden , geduurende zo veele weken, zig niets daarvan net ontvallen; daar anders, door de ondervinding blykt, dat zaaken , cicwelke in een groote Vergadering verhandeld worden,zelden lang geheim bïy.ven. Een zeèker wys Regent , die zeer op de ftilzwygendheid, en 't bewaren van 't geheim ecftclcTwas , en dierhalven qualyk nam te hooren; dat men buiten het Raadhuis alles wilt te vernaaien wat in den Raad verhandeld en beflooten was; wilde zulks op een ingewikkelde wyze , aan zyne mede-Regenten, zonder dezelve te beledigen, te kennen geeven : want toen men vóórhelde, om de Raadkamer wat te verbceteren, antwoorde hy : De Raadkamer is goed, maar deMuurenzyn te dun, en niet bequaam de geheimen tebefluytcn, dewelke daar-door heen dringen. Dit op de Raadsvergaderingen van de Vrouwe-Regeering te willen toepaffen , zoude dwaasheid wezen; want dc Vrouwen zyn nooit zo fterk op de ftil/.vvygendheid gefield geweeft , dat ze dezelve als een bcminnclyke deugd werkftellig hebben zoeken te maaken. De Vrouwe Raad, de voorgaande Wekten I 5 vaftge-  I38 WETBOEK vaftgefteld, en dc nodige befcheiden, tot oprechting van Vrouwe Rechtbanken, in de andere Steden des Ryks , afgedepecheerd hebbende, zo ftelde" men de volgende Ordonnantie op, aangaande de Rechtsplegingen voor de Vrouwe Rechtbank te Rome. 1. Een Vrouw, meenende redenen te hebben om over een andere Vrouw te klagen, zal haar party door de Bode Crumpificus, of door een zyner bedienden, tegens de eerfte Rechtdag moeten doen dagvaarden. 2. Een Vrouw, meenende redenen te hebben om over een Man te klagen, zal eerft in 't geheim door de Rechtbank gehoord worden , die haar zeggen zal, hoe zy in dit geval te handelen heeft. 3. Een Vrouw, daar toe permiffic verkregen hebbende, zal den Man, door de Bode doen dagvaarden. 4. Niemant zaleenigverfchil, zonderkennis en goedvinden van de Rechtbank, door onderling accord, mogen afdoen. 5. Eenbefchuldigde, op de eerfte dagvaarding niet verfchynende, zal in de koften gecondemneerd worden. 6. Die op de derde dagvaarding niet verfchynd, zal by contumatie veroordeeld worden , zonder te onderzoeken, of hy of zy fchuldig is ofte niet. 7. Voor deeze Rechtbank zullen geen Advocaten of Procureurs worden toegelaaten, maar een ieder zal in Perzoon zyne eigc zaaken moeten verdedigen en beplyten. g. Voor deeze Rechtbank zullen geenc ding-  der'VROUWEN. 139 diflfftöën gehouden worden; maar de Rechtbank zal , in alle gevallen , de plano recht doen. ' , . . 9 Men zal voor deeze Rechtbank, gecne verklaringen mogen produceeren, het zydat die beëedigt zyn ofte niet, maar dc getuygen , zullen ih perzoon moeten verlcnynen om gehoord te worden. 10 Indien 'er getuygen ontbreeken, en het verfchil tuffchen Vrouw en Vrouw is, zo zal de oudfte, of zy die getrouwd is, bovenden andere geloofd worden : Maar indien het verfchil tuirchen Vrouw en Man is, zo zal de verklaring van dc Vrouw aangenomen , en die van de Mannen verworpen worden. 11 Alle Vonniffen zullen binnen de driemaal vierentwintig uuren voldaan, of de gecondenseerde zaT, zonder eenige verder Proceduuren; zonder Summatie of Renovatie, geëxecuteerd werden. _ | 12 Alle dagen zullen twee Raadsheerellen zitten,om de zaaken af te doen; maar eens alle weken zal de volle Raad vergaderen, die by appel, van de andere Rechtbanken der Vrouwen, daar voor gebragt zullen worden. Wy zullen ons al wederom niet ophouden met aan te tooncn, hoe ongerymd deeze Ordonnanties; maaralleen aanmerken; dat de Vrouwen, zo zeer geen oogmerk moeten gehad hebben, om een beeter Rechtspleging, ris die der Mannen, in te voeren; maar om alles het onderft hoven te keeren;tenteeken dat zy te trots waren, om het voorbeeld der Manrien in eenige zaak na te volgen ; maar  i4o WETBOEK dan is het een bewys, dat die Wyven eert hoop Narrinnen waren. Geen Rechtbank kan beftcndig wezen, ten zy daar in gevonden word, onzydigheid, rechtvaardigheid en een valle order : doch niets van dit alles kan men in deeze Vrouwe Rechtbank ontdekken; die regelrecht ftrydig was met de natuur der Romcinfche Regeering, met derzelver Grond-Wetten , en de natuurlyke neigingen des Volks; want indien de wyz'e van Regeering en Rechtsplegingen daar niet mec'e overcenllemmen, zo deugenze niet, al waren die nog zo volmaakt in zig zeiven; en nog minder deugenze, indien daar in niets goeds gevonden word. Dat vinden wy door het volgende geval beveiligd : Louis Gonzaga, Hertog van Navers, geleidde den nieuw verkoren K.omx\g,He?idriki uit Vrankryk na Polen; en toen hy affcheid van den Koning nam, vereerde hy"dienVorft eenopllel, waar na hy, volgens de wyze der Franfchen, moeft regeercn. Myn Heer de Bellegarde dit lezende, fcheurde het zelve in {lukken : De Koning dit ziende, en zulks quaalyk neemende, vroeg hem, of hy wel wilt wat hy deed ? ja Heer Koning, antwoordde Bellegarde; in Vrankryk zoude ik het zelve hoog geacht hebben, maar in Polen deugd het niet; want geen form van Regeering kan goed zyn, indien ze niet, uit de Grond-Wetten des" Ryks ontleent is, en met de neigingen en aard der Onderdanen overeenlleint; en uwe Majeiteit gelieve te bedenken , dat zyne Onderdanen Polakken en gccnc Franfchen zyn. De  Tjer VROUWEN. 141 De reeden daar van is klaar, want 't geen de eene Natie goedkeurd , om dat het met derzelver neigingen en zeeden overeenftemd, word door een andere Natie afgekeurd, om dat het met haare zecden en inborft ftryd : aldus is een en dezelve zaak, ondeugd by den eene, en deugd by den andere: De beroemde Engelfche Doctor Lokman, was van dit zelve gevoelen; want hy met een Turkfe Caravane uit Perfien komende,wierd v.o wel als de Turken van alles door de Arabieren berooft: De Turkfe Kooplieden zogten de Arabieren te bewegen om den Roof weder te geeven, zeggende , dat hun Propheet Mabometb dit anders zoude wreeken; met welke dreigementen de Arabieren den fpot dreeven. De gierige Turken, op allerhande wyze het geroofde weder zoekende te krygen, zeiden tot Lokman, dat hy de Arabieren als een Chriften moeft aanfpreeken, om hen hunne zonde voor te ftellen: Neen,zeide Lokman, dat doe ik niet; mén kan geen fpyker in een marmer ftecn flaan; en het zoude" in my dwaasheid zyn, dc deugd en goede zeeden te willen leeren aan Meniehen, die door uweGodsdienft in het quade verhard, en onvatbaar voor de deugd geworden zyn: Het fteelen is een ondeugd By ons, maar by hen een deugd, om dat de Turken hen van alles beroofd en geen ander middel om te leeven over gelaaten hebben. Dat de Mannen andere neigingen en denkbeelden bezitten als de Vrouwen, is een oncegenzeggelykc waarheid : dierhalven blykt,  I42 WETBOEK uit het bovenftaande, dat, 't geen goed in de oogen der Mannen is , het zelve zomtyds quaad in de oogen der Vrouwen moet wezen; ja dat de Regcering der Wannen weinig aan eene Heerszuchtige Vrouw moet behagen, om dat zy de afhankelykheid van den Man, die haar natuurlyk behoorde te zyn, als een flaverny, en ondragelyke laft aanziet: Indien zodanige Vrouwen maar een gemeen verftand en oordeel bezitten, zo zullen zy moeten erkennen; dat de Regeering der Vrouwen , om dezelve reeden niet van de Mannen geduld kan worden, als ftrydigzynde met het gezag en de macht die hemsaangebooren. Doen nu de Vrouwen hun beft om de Regeering in handen te krygen, zo konnen zy de Mannen niet qualyk neemen, dat die hun beft doen om dezelve tot den bodem uitteroeijen : En de Vrouwen handelen niet volgens de gezonde reeden, indienzyquaadaarïig worden, om datze geen macht genoeg hebbën, haare heerszuchtige voorneemens uit te voeren. Dat de Regeering eener Vrouw, ondragelyker aan een Man valdt, dan de dood of de flaverny ; leerd ons de navolgende gelchiedeniffe ; dewelke ons door een Peiliaans Poeët aldus verhaald word : Sadi, een deugdzaam Man, wonende te Damnscus, niet langer de twift en tweedracht zyner mede-Burgeren konnende verdragen, begaf zig in de Woeftyne om, in eenzaamheid zyn leven te flyten'. fiindelyk wierd hy door een hoop Rovers overvallen, dewelke hem  der VROUWEN. 143 hem gevangen namen, en voor Slaaf verkogten. Een Ryk Koopman, dewelke veel achting voor Sadi had, hem in dien ftaat vindende , kogt hem vry voor honderd GoudeSequinen, en gaf hem zyn eenige Dogter tot een Vrouw. Deeze een ondragelyke Heerszucht bezittende , handelde haar Man als of hy haar Slaaf was; zonder dat Sadi, die anders moed, verHand en deugd genoeg daar toe bezat, haar dorft beteugelen, vreezende daar door ondankbaar aan zynen weldoender te zullen worden, als die zeer op die Dogter gefteld was. Sadi, dit niet langer konnende verdragen; fprak haar Vader daar over aldus aan : Gy hebt my uit de pooten en tanden der Wolven verloft, om my in de klaauwen van een Tygerinne te werpen : weeft zo goed en verkoopt my wederom uit medelyden als een Slaaf; of wildt gy dit niet doen, zo zend my te rugge na Damascus, daar ik wel haaftdoor de handen van myne godlooze mede-Burgeren zal fneuvelen. Neen, braave Sadi; antwoordde dc Oude Man; herroep uw moed en deugd, ik heb u myn Dogter niet gegeeven om u ongelukkig en haar nog ondeugender te maaken ; maar om haar deugdzaam en u gelukkig te doen worden, en nademaal zy na de reeden niet begeerd te luyfteren, zó gebruykt de middelen, dewelke God en de Natuur u gegeeven hebben,om haar te beteugelen ; want het is beeter dat een quaadaardig onbondig Wyf vaa  i44 WETBOE -K van haarfi vryhetd word berooft; dan dat een verftandig eii deugdzaam Man een Slaaf zoude worden. Bedenk dit, heerszuchtige Vrouwtjes; en volgt deezen Raad,.verftandigeMannen, dan zal de Wagen recht gaan en anders om verre vallen, en'gy beide gevaar loopen om hals en bcenen te breeken; want de Paarden willen zig, door het rukken en trekken der wispeituurige Vrouwen niet laaten regeeren. Doch al genoeg daar van; dierhalvengaan wy over tot de Vrouwe Rechtplegingen, in het navolgende ZESDE HOOF D-S TUK. Van de opening der Vrouwe Rechtbank, en de Vruuwelyke Rechtsplegingen. NA dat men afgekondigt en aan het Vrouwe Capitool aangeplakt had ; dat de Vrouwe H echtbank, den eerllen van de Maand April geopend werden en zitten zou• eerden : Zcekerlyk zeide Mamtöjc^ii,; en dé? wyl wy de 1'chuldige met Kennen, zomoeten wy maar een Mansperfoon uyt:;iezen , die voor alle betaald. Wy konnen niemantbeeter daar toe uytkiczen, zeide Rufi,ia, aks onze Crumpificus , om dat hy het aanplak: en van die Pasquillcn niet belet heeft, ên nu de fchuldige niet ontdekken wil : En of Crumpificus hoog en laag zwoer, en aantoonde dut hy onfchuldig was , het mogt niet helpen, daar moeit een Exempel geftatucërd worden, om andere af te fchrikken ; en daarom moeit Cnnnpi 'fxiis, het zy ichuldig of onfchuldig, geltraft worden. Dit vond wel eenige tcgenfpraak ; maar wierd cgtér by meerderheid van (temmengeconcludeerd ; ook Helde Lupa voor; dat men hem naakt zoude ontkleden , de Mannclyke deelen affnyden, en hem dan met naalden zoude dood prikken. • Dit vooritcl zoude zcekerlyk in een vonnis veranderd, en aanltonds door de uytvoering. gevolgd zyn geworden, indien Reinemunca, aan de Vorltinne Samis, niet in bedenking had gegeeven : hoe de onrechtvaardigheid van difwreede vonnis, -zee-kerlyk bekend zoude wor-  der VROUWEN. ijo .worden ; en dat dan geen ecnen Man meerder met de Vroawcn te doen zoude willen hebben : Deeze bedenking fcheén van zo veel gewigt te zyn, dat Samis eindelyk verklaarde, pardon aan haaren Dienaar Crumpificus teverleenen, mits beloovcnde, dat hy alles .doen zoude, wat in zyn vermogen was, om . de fchuldige uyttevinden; en zorg te zullen draagen, dat'èr nooyt iets diergelyks meerder aangeplakt wierd, 't geen hy op zyn kniën moei! belooven; en daar mede was dit Criminele Proces geëindigt; waar mede de Vrouwelyke Rechtbank, dewyl de tyd al lang vcrloopen was, deez.c eerfte zitting eindigde : En de Vorftinnc Samis opftaandc, zeide:dat zy Crumpificus ,als een oud en welvcrdicncnd Dienaar, 'haare genade waardig had geoordeelt, om dat zy zig geruft op zyne getrouwheid konde verlaatcn : waarom zy bcflooten had, hem aan te ftellen tot haaren geheimen Raads-Heer, met eenadvifeerendeStem, en Macht, om zyn gevoelen, over zaaken die dc Mannen aangingen, vryelyk te mogen voordragen. Alle dc Raadshccrcffcn, voornamclyk Maultafebia en Lupd, dewelke met vermaak haar booze wraakzucht op hem geboet zouden hebben, ftonden daar over verwondert te kyken, doch niets hier tegens konnendedoen, zo moeften ook zy, Noleus volens, daar in genoegen neemen. ' Dit brengt mv een niet onaardig geval te binnen, dat alhier zeer wel te pas komt, endaar wy dit korte I loof d ftuk ft geen niet langer  i6o W ETBOEK ger kan zyn, om dat 'er in deeze eerfte zitting niets meerder is voorgevallen) mede befluyten zullen. Pbilippus de Morviller, zynde,tentydevan Carel de zeevende, Koning van Vrankryk, een der Prelidenten in het Parlement te Parys, ■was by de andere Parlements-Heeren zeer gehaat; om dat hy het gezag des Konings, by alle gelegendheden, met veel yver voorftond; cn van anderen wierd hybenyd, om dat hy zo diep in des Konings gunft ftond : Dit ging eindelyk zo verre, dat het Parlement, door eenige'afgezondene, hebbende denHeere de St. Romain , Procureur Generaal aan het hoofd, den Koning liet verzoeken, hem uit het Parlement te willen zetten , dewyl hy een onbequaam, doldriftigMenfch was, die op een hoofdige wyze alles zogt door te dringen. De Koning, aan wien de beweegreden van dit verzoek ten vollen bekend was, wendde zig daar op na den Heer de Morviller, dewelke niet verre van dien Vorft af ftond , zeggende : Myn Heer, in de plaats van het Ampt t geen gy nu bekleed, ftel ik u aan tot eerfte 'Prefident van myn Parlement te Parys. De Morviller, de Koning voor die gunft bedankende, voegde daarby : De Steen die de Bouwlieden verworpen hebben, is geworden tot een Hoofd des hoeks. De Heer de St. Romain, deeze woorden gehoon hebbende, repliceerde daar op met de volgende woorden van dien ïext: Dit is van onzen Heer gefcbied, en bet is wonderlyk in onze oogen. En daar mede gaan wy ovex tot het SEVEN-  der VROUWEN. 161 SEVENDE HOOFDSTUK. Van het vervolg der Vrouwelyke Rechtsplegingen. DE volgenden dag vergaderden alleen de twee gevolmachtigde Raadsheerellen, welkers beurt het was ; namclyk de Oudfte met de Jongde, Vrouw Clara, en Vrouw Lupa, om de verfchillen te hooren, en dezelve af' te doen. Toen zy gingen zitten, vonden zy een toegezegelde brief op de Tafel leggen, waarop met een Vrouwe hand gefchreven ftond, aan de Vrouwen Raad. Men vroeg aan Crumpificus, waar die brief van daan kwam : Deeze gaf tenantwoord, zulks niet te weeten, dat de Zwitferdie aangenomen had : En deeze verhaalde, dat een Mevrouw, zeer koftelyk gekleed, die aan hem gegeeven, en dat by dezelve op de Tafel gelegd had, niet weetende wat daar anders mede te doen. Dat is de bekendmaking van een braave Vrouw, zeide Lupa, die ons berichten zal waar die Pasquillen van daan komen. Dat kon wel zyn, antwoordde Clara, doch fchoon ik zo nieuwsgierig ben als gy, zo vind ik my niet bevoegd om dezelve open te brecken. Tut, tut, zeide Lupa; zyn wy bevoegd om den geheelen Raad te reprefenteeren, zo zyn wy ook bevoegd om een brief, dewelke aan dén Raad houwd, open te breekcn, en daar L mede  162 WETBOEK mede fcheurde zy vol drift het zeegel los : Maar hoe ftonden zy verhaalt het navolgend^ Gedicht daar in te vinden, 't geen wy aldus, uyt het Latyn nagevolgd , aan den Leczer mededeelen. Vrouwelyke Raadgeeving aan de Regeering der Vrouwen, Myn Vriendinnen, Zyn Gekkinnen, Vol van waan : Door baar daan Zy betoonen, Dat bet hoonen Van baar maebt Heeft veel kracht, 't Zyn geen Mannen, Die aanrannen Uw gebied ; Het gefebied Door de Vrouwen; Wien bet rouwen, Dat deez' Raad Brouwd veel quaad. Braave Heeren Paft regeeren. Aan bet Recht Is gehtgt Het beftraffen : Maar bet blaffen Van een Wyf Baard gekyf. Onruft Zaaijers, Onkruyd Maaijersl L  der VROUWEN. 163 Is uw luft Nu gebluft, Door het wreeken Van het fteeken Op die geen, Welk alleen U wil leer en Uw regeeren En gebiet Niet gefchiet Na de 'Wetten; Die beletten Deugd te vlien: Die gebien Alle Vrouwen Ruft te houwen: Dat een Wyf Ziel en Lyf Houwd gebonden Ongejchmden Aan haar Man; Door de Vlam, Van de liefde, Die baar griefde, 't Is een Vrouw, Die getrouw, U durft raaden; Deeze paden Van oneer Nu niet meer Te betreeden; Want de Reeden Toond u aan, Hoe voortaan L 2 Te  iö4 WETBOEK Te verrichten Uwe plichten; En myn zin! Uw Vriendin', S ABI NA. Over die fchoone ontdekking ftond Vrouw Lupa, zeer verfteld, en zy trok een wezen, dat Crumpificus, die daar by ftond , en aan Vrouw Lupa dit rykeiyk gunde, in lagchen begon uyttebarfteh: Vrouw Clara mede eens grimlagchende, zeide tot Lupa, gy zyt wel betaald Collegateflé voor uw drift en nieuwsgierigheidt. Dit berouwt my nog niet, antwoordde Lupa, want nu konnen wy het fmooren, dat 'er niemant van weet; en met een fcheurde zy dit Gedicht in Duyzend ftukken, Clara zoude graag mede gezien hebben, dat dit geheim gehoude zoude worden; doch zy vreesde voor Crumpificus, dat die alles aan de Princelfe Samis bekend zoude maaken. Deeze zig eerft wat hebbende laaten bidden, ftond toe dit geheim te houden , mits men hem ontfioeg van zyne aangenomeCommiffie, om na de makers van-die Pasquillen te zoeken , of te moeten beletten dat 'er geen meerder Hekeldichten wierden aangeplakt, en op die Conditie wierd het accoord geflooten : en nu waaren zy geruft dat dit ten minfte geheim zoude blyven, daar zy des te meer op gefield waren, om dat de hoon veel grooter was, en de gevolgen veel meerder te vreezen waren , indien dit opentlyk bekend wierd, dat zelvs de Vrouwen, deeze Wyve- Regec-  der VROUWE N. «55 Regeering dorften heckelen : doch indie verwagting, dat dit nu geheim zoude blyven, vonden zy zig grootelyks bedroogen; want dien zeiven dag zag men de Copyen daar van in handen van allen. Lupa fchecn nog al te twyffelen, of dit waarlyk door een Vrouw gedaan was of niet; want het was, volgens haar gevoelen, byna onmogelvk, dat een Vrouw, zoveel afkeer van de Vrouwe-Regeering zoude konnen betooncn, als Sabinq, in dit Gedicht deed, en Clara, daar by voegende, dat de VrouweRegeering zeekerlyk een groote giory over het Vrouwelyk geflacht verfprydende, en veele vryheden en voordeden aan de Vrouwen bezorgende, het niette denken was, hoe'er een eenige Vrouw konde gevonden worden , die dezelve zoude konnen af keuren, bcfloot, dat dit een Mansperzoon, ondereen Vrouwe Naam moed uytgevoerd hebben; 't geen by haar nu vaft ftond. Gybedriegdu, Mevrouwen, zeideCrumpificus; en ik verzeeker u, dat de daadercen Vrouw, en geen Man is. Lupa wilde weeten, wat reeden hy had om dit te verzeekeren'! Die zal ik my wel wagten van te zeggen, zeide Crumpificus, dewyl het u toornig zou-,, de maaken. Gcenzintsantwoordde Clara, wy fpreeken hier onder de Roos, zegt vry uyt wat gy denkt, en wy beloaven u van niets quaalyk te zullen neemen. Wel aan, zeide Crumpificus; maar was het niet beft, dat de Dames, zowelalsik,ieder ■eerft een glaasje Rataffia namen, voordeontL 3 ftelte-  [66 WETBOEK fteltenis, en dan zal ik moediger konnen ipreeken ? Dit zonder tegenfpraak góe keurd, en aanltonds ter uitvoer gelleld zynde , zo vervolgde Crumpificus zyne reedenen aldus. Weet Mevrouwen, dat de Vrouwen in algemeen veel meerder misnoegen tegen de Vrouwe-Regeering betoonen, als de Mannen; want de Mannen lpotten daar mede als hunne gramfchap onwaardig zynde; en zy zeggen, dat het genoeg is die te verachten , zonder dat men bedagt behoefd te wezen, om dezelve tegen te gaan, om dat de Vrouwen wel zorg zullen dragen, datze niet lang duurt. Waarom zouden de Vrouwen dit trachten te doen; vroeg Vrouw Lupa. Ik zal het u, antwoordde Crumpificus, op zodaning een Redenkundige wyze doen zien, dat gy daar verfteld voor ftaan zult; want ik heb in myn Jeugd een weinigje gettudeert, doch het mccfte is vervlogen, dewyl men in onze dagen met de geleerdheid , zo wel als met de geleerden lpot. Dat hoord ook zo, zeide Lupa; want de geleerden zyn groote Vrienden van de Vryheid , en vyanden van een blinde gehoorzaamheid; zynde des te gevaarlyker voorde Regeering des Keizers, voornamelykvoorde onze , om datze alles aan de Reeden toetsen ; en daarom is een Geleerde bv my een Gek. " " Dan zyt gy in het gevoelen van den Hóndfchen Dingen es, zeide Crumpificus; want die placht te zeggen; dat onder alle de Narren dit  der VROUWEN. 167 dit de grootfte waren : ifte. De Grammatici; want die weeten te zeggen hoe veele ongclukken Uh[]'es heeft uitgedaan , zonder hun eigc ongeluk te kennen : 2de De Mujtci; want die dragen zorgeom de fnaaren van hunne Speeltuigen wel gedeld te houden, laaiende de fnaaien van nun gemoed altoos zeer qualys: gedeld blyven : 3de De 'AJtronomt} want die zoeken te weetch wat in den Hemel omgaat, zonder zich tc bekommeren met het geen voor hunne voeten legt : 4de De Oratores ; want die fpreeken zeer veel van de Deugd, en van de Gerechtigheid; en bly ven zelvs eeven ondeugend en boos. Diogsn.es had gelyk, antwoordde Lupa; want een Gek leeft gelukkiger als een wys Man, om dat hy zig nergens over bekommerd; waar van ik u een aardig geval vernaaien zal. De Zoon van myne Vriendinne Lucina, byna Kindfch geworden zynde, zo ging zy Stmpronius fpreeken, die van die quaalgeneezen was, hem verzoekende te weeten, watzyin dit geval doen moed. Niets antwoordde Sempronius, het is bed, na dentyddicwybelceven, uw Zoon Gek te laaten bly ven ; want toen ik Gek was leefde ik gelukkiger als ik nu doe, dat ik dagelyks ondervind Sempronius had gelyk, en den Hondfchen D;ogenes ook, voegde Crumpificus daar by; want om zo hondfeh tc leeven als hy deed, en nu wederom de Mode is geworden, komt de dwaasheid beeter te paffe als de wysheid. Het zy daar meede zo als het wil, zeide Clara; maar uit al dit geklap blykt nog met, L 4 waar-  168 WETBOEK waarom de Vrouwen in 'c algemeen, een afkeer van de Vrouwe-Regeering zouden hebben; ondertuffchen verloopcde tyd, zonder dat wy iets uitrechten. Ik zal het u, in weinig woorden, zeggen; antwoordde Crumpificus, De Vrouwen worden verdeeld in Verftandigen en Onverltandigen; in deugdzame en ondeugdzame : De ventandige weeten dat het rsgecren aan de Mannen toebehoord, en niet aan de Vrouwen; dewyl de laatfte onbequaam en veelte driftig zyn om wel te regeeren. De onverftandige willen van niemant geregeerd worden; ten minfte van de Vrouwen niet, omdat ze niet konnen gelooven, dat die verftandiger konnen zyn als zy. De deugdzamen hebben daar een groote afkeer van, om dat de Vrouwe-Regeering, door haare Wetten, de deugd ftraft, en de ondeugd beloont. De ondeugende, keuren die Wetten wel goed, maar begeeren geen reekenfehap van hun doen of laaten aan iemant te geeven; en nog minder aan een Vrouw als aan eenMan : Ênalle zyn tegen de Vrouwe-Regeering gekant, om dat zy daar geen deel aan hebben : Gy zelve, Mevrouwe; vervolgde Crumpificus , indien gy geen Raadsheereifen waart , en deel aan die Regeering had, zo zoudt gy daar zowel tegen zyn als alle de anderen; want de Vrouwen zyn zo Coniradittoir van natuure, datze begeeren alles wat ze niet begeeren moeiten; dat ze verdriet vinden in 't geen ze bezitten; dat zy tcgenllreven, het geen zy begeeren; en ha'atcn daar zy om wemchen.' Zagt,  der VROUWE N. 169 Zagt, zagt, zeide Lupa; wie heeft uw verlof gegeeven om de Vrouwen te heekelen? Ik dage'er niet om, antwoordde Crumpificus, en verzoek de Dames my te verontfchuldigen,zo ftout te zyn geweeft, van, in tegenwoordigheid van twee Hecrfchende Vrouwen, de waarheid te durven fpreeken. Het verveeld my al, zeide Clara: gaat maar z, en of 'er ook iemant is die gehoor verzoekt; en daar op moeit die Reedenaar vertrekken. Aldus betoonden deeze Vrouwen , dat zy waarlyk IS arrinnen waren; want, volgens het zeggen van den Cardinaal Madrutius, is het eigentlyk geen Nar die eenige gekheid doet; want dan zoude alle Menfciien Narren of Narrinnen zyn; maar het is eenNarrinneofNar, die zyn ëige gekheid niet kendt, of dezelve niet weet té bedekken, en te zwygen. Doch dit waren Heldinnen, dewelke niet beeter wilten ,• maar onder de Chriftenén,zo zouden men diergelyke heerszuchtige Vrouwen onder het oog konnen brengen, hoe God tot Heva gezegd heeft, uwe wille zal den Man onderworpen zyn : Doch het is niet zeeker, dat zy daarom tot beeter gedagten zouden komen ; want men heeft hedendaags zulke geleerde Vrouwen, datze ook, daar op een uitvlugt gevonden hebben, en ftaande houden, dat 5er een milflag in de vertaaiing is; dat het woord uwe niet gelyk hier in de Nominativus, maar in de Dativus moetftaan; en dat het woordje den niet in dc Dativus, maar in de Nominativus moet vertolkt worden; en dat 'er moet ftaan, uwen wille zal de L 5 Man  i7o WETBOEK Man onderworpen zyn; geevendc als zo veel te kennen, dat de Man aan de wille der Vrouwen moet onderworpen zyn; zo dat de vraag, aan wien de Regeering toebehoord , aldus een taalkundige queltie is geworden. Hoe fchrander de Vrouwen in 't gemeen zyn, om diergelyke zaaken tot hun voordeel om te koeren, leerd ons het volgende voorval, dat ik al te aardig vind om het over te Haan. Een Weduwnaar te Bruftcl, die redelvk veele bezittingen had; vond zich beladen met een Dogter van achtien Jaaren, dewelke vry wat Manziek om haar hart begon te worden: Ondertuffchen wierd deeze Weduwnaar verliefd op eene Weduwe die in zyn Buurt woonde; waar op hy Dezelve ten Huwelyk verzoet ; 't geen zy eindelyk toeftond, onder belofte, dat hy zyn Dogter alvorens in een Kloofter zoude ftceken: Ten dien einde zogt hy het Huuwelyk, zyn Dogter zeer tegen te maaken, met aan haar voor te ftelien , hoe veel moeiten en.quellingen daar aan verbonden zyn : dat zy daar door gevaar zoude loopen een quaad Kian te krvgen, veel ftooten en fmyten, graariwen en fnaauwen te moeten uytftaan ; ten minften, datzy, doorliet krygèn van Kinderen gevaar zoude loopen haar leven tc verliezen; en bleef zy in 't leeven, dat zy dan als een Slavin daar onder zoude moeten wroeten! In tegendeel, zo zogt hy haar de Maagdelyke Staat zo fraay voor te (lellen als mogelyk was. Doch ziende datdit alles niet helpen'kondc; en zyn Dogter bleef aan-  der VROUWEN. 171 aanhouden, om het voorbeeld van haarMocder tc willen volgen, verzoekende, dewyl zy een Minnaar had, toe te liaan, dat zy voor hem trouwde 1 't geen hem niet aanltond : want die Weduwnaar aldus zyn oogmerk niet konnende berykcn , wilde ha dit verzoek niet layfteren," maar antwoordde zyn Dogtcr; ik moet den Raad van St. Pauhis volgen; en die leerd my, dat het wel is als een Dogter trouwt; maar dat het beeter' is, indien zy ongetrouwd blyft; en dat daarom het trouwen wel goed, maar het ongetrouwd bly ven nog beeter was. Dit Jonge Meisje, haar Vader zo geleerd uit de H: Schriftuur hoorende redeneeren, 't geen in de Roomfche Landen niet zeer gemeen is; antwoordde, opeen eenvoudige wyze. Ik ben nog jong; maar myn Biegtvader heeft my geleerd, dat ik goed moet doen; cn ik wil tróuwen om dat het goed is ; maar het paft u , die zo veel ouder en gelecrder zyt, om beeter te doen; daarom raad ikuongetrouwd te blyven en in een Kloofter te gaan; dan zullèn wy beiden het gebod van St. Paulus opvolgen, ik met goed, en gy met, beeter te doen : Dog haar Vader geen zin in die redenkunde hebbende, ftak haar met geweld in een Kloofter, om zyn luft ongeftoord tc konnen verkrygen. Waarlyk een ónbetamelyke zaak, maar die in de Roomfche Landen zeer gemeen is; doch waar van ik een afkeer heb; want ik houw het met den Vorft Ernefius, Hertog van Lunenburg, die gewoon was te zeggen : Naait den  172 WETBOEK den Zoone Gods en zyn H. Woord , heeft God ons geen dierbaarder gefchenk gegeeven, als den Huuwelyken Staat, dewelke, indienze na den Eyfch beleefd word, de bron van Liefde en Vreede is, maar iemant door dwang van het Huwelyk te onthouden, ftort zodanig een in een poèl van zonde en onruft, gelyk uyt het vervolg klaar zal blyken. Doch wy wenden ons inmiddels wederom na de Raad en gehoor-Kamer der Vrouwen, om te zien wat daar in om ging. De eerfte Perzoon, welke door Crumpificus binnen geleid wierd, was een Veftaallche Maagd: Doch eer wy hier mede voortgaan, moeten wy den Leezer eerft zeggen, wat dit voor Maagden, en in welk een aanzien zy te Rome waren : Onder de meenigte van Goden en Godinnen, dewelke de Romeinen van de Grieken hadden overgenomen, was ook de Godinne Miner-va, die by beiden het opzicht had over de Kunften en 'Wetenfchappen; alleen met dit onderfcheidt, dat de Romeinen, ten tyde van den Koning Numa Pompilius, den dien ft van deeze Maagdclyke Godinne opdroegen aan een gezelfchap van Maagden, dewelke voor de bouwing van Rome , de Godinne Vejla dienden; en welke Maagden om haare kuysheid en zuyverheidzeer geacht, en waardig geoordeeld waren, de geheimfte en Heiligde zaaken aanbetrouwd te worden, Deeze Maagden , wierden van haare geboorte af aan, met alle zorgvuldigheid daar toe  d e a. VROUWEN. 173 toe opgevoed; en waaren verplicht een Eeuwige Kuysheid te onderhouwden; en zo een van die Maagden daar tegen zondigde, of haare Maagdom kwam te verliezen, zo wierd zy aanftonds leevendig begraven : En dan droeg gantfeh Rome een tyd lang Rouwe over die misdaat, waar door dé Godinne zo hooglyk beledigt was geworden : Dit was de reeden waarom de Oproermaker Amulius, den Koning Numitor van den Throon geftooten hebbende, deszelvs eenige Dogter in een Kloofter van Veftaalfche Maagden ftak, uyt vreeze, indien zy trouwde en Kinderen voortbracht , die dan vorderingen op de Kroon zouden maaken; doch toen die Prmeeffe, ik weet niet door wat toeval, egter bezwangerd wierd, en tweelingen voortbragt, zo liet zy haar leevendig besjraaven, en de Kinderen in het Water werpen. De Veftaalfche Maagd, welke door Crumpificus binnen geleid wierd, had ook een diergelyk ongelukje gehad; waarom zy uyt wanhoop haare handen wrong, en de weénende oogen ten Heemel geflagén hield, zuchtende en kermende van droefheid ; doch of die droefheid uit leetweezen over de misdaad ; dan of het uyt vreeze, dat ze nu leevendig begraven ftond te worden, voortkwam,zegt myn Manufcript niet, fchoon het laatfte wel het waarfchynlykfte is. Deeze beproefde Maagd binnen gekomen zynde, riep uit: ach! wat ben ik ongelukkig! wat moet ik al onfchuldig lyden, en diergelyke gewoone exclamacien meerder: Vrouw Clara•  174 WETBOEK Clara medelydcn met het arme Schaap hebbende, boezemde haar wat moed in, en zeide : Weeft geruit, myn Kind, en zeg ons wat fteen u zo zwaar op het harte legt, dan zullen wy wei middelen weeten uittevinden, om u te redden : En deeze Veftaalfe Maagd daar op moed fcheppende , begon aldus te fpreeken. Toen ik, eenige Maanden geleden , des avonds een weinig ging wandelen, even buiten ons Kloofter, om wat lucht tefchcppen, wierd ik door twee fterke Kareis aangegreepen, die my met geweld in een Tuyn bragten, alwaar ik den KeizerHeliogabalvsvond: Maar ik durf niet zeggen wat hy met my deed. Wel, wat deed hy met u, vroeg Vrouw Lupa! Hydeed, hy deed, antwoordde het Nonnetje met een ftamelehde ftemme, daar hy Ittft toe had; en hy zeide, dat het hem vry ftond,alles te doen wat hy wilde. Daar na liet hy my in een Kamer van zyn Paleis brengen, daar hy my eenige maaien bezocht, en ook eenige nachten by my gellapen heeft: doch toen hymy moede was geworden, wierd ik wederom na'myn Kloofter gezonden; alwaar men my wilde doen zwoeren, dat ik nog Maagd was, en dat de Keizer my alleen gebruykt had om zyn baard te kammen; en in-, dien ik dien eed voor de Godinne niet wilde afleggen , zo zoude men my leevendig begraven ; waarom ik uyt vreeze hier na toe gevlucht ben, om u, Mevrouwen om hulpe te fmeeken. Dat  der VROUWEN. 175 Dat is een goddeloos ftuk, zeide Lupa, 't geen geftraft moet worden; want eenMaagd met geweld te vervoeren, en tegens haar wil en dank te verkragten, is een onvergeeffelyke zaak : Had zy zelve eenige lult daar toe gehad, dan was" het nog iets geweefl, maar nu kan men zulks niet door de vingeren zien; en wy moeten den Keizer leeren, voortaant die goddeloosheden na te laaten. Al zagt, al zagt, zeide Clara; weet gy wel dat de Keizer maar met ons zoude fpotten, als hy dit hoorde, en dat hy, van wien wy onze macht en gezag ontleenen, toornig wordende , gemakkelyk het Vat den bodem inflaan, en onze Vrouwe-Regeering hetonderIte boven zoude keeren; waarom het belt zal zyn, wat door dc vingeren te zien, daar Lupa. nog zo ligt niet in toeltemmenwilde, vreezende , dat dit het gedrag der Vrouwen zoude konnen benadeelen. Terwyl hier over geraadpleegd wierd, gaf Crumpificus een biljet, aan de gevolmachtigde Raadsheereffen over, 't geen hv zo ever» van te vooren van de Vorflinne Samis. ontfangenhad : In het zelve ftond : Hoe de Keizer aan haar bekend gemaakt had ; dat hy deeze Veftaalfche Maagd in zyn Paleis had laaten brengen, niet uytwelluft, maar ome. Cot welzyn des Ryks een Erfgenaam. te verwekken, dien hy wift dat waarlyk zyn echte Zoon, en zyn eige bloed was; maar dit hem, niet gelukt hebbende, zo had hy haarnahec Kloofter te rug gezonden; verzoekende, dat men op middelen bedagt zoude zyn , niet alleen  176 WETBOEK alleen om haar aan de gewoone ftraffe tc onttrekken, maar die in ftaat waren om die juffrouw in haare voorige Eer en achting te herHellen : JNaauwelyks was dit biljet geleezen , of Lupa zeide; zo, dat veranderd de zaak geheel; want het zelve met een goede en voor het Ryk nuttige intentie gefchied zynde , zo vind ik daar geen quaad verder in , "maar het zoude zelvs een Eer voor de Godinne zo wel als voor haare Maagden geweelt zyn, indien het gelukt was; doch dit kan de 'Vorft niet helpen, dewyl hyzeekerlyk zyn beft zal hebben gedaan om zyn oogmerk" te verkrygen. Ik dagt wel, zeide CLra, datgy, de "zaak recht overwegende, uit andere Oogen zou zien : Doch de zwarigheid is nu, hoe wy dit met eenige fchyn van recht, en van een wettig gezag zullen uytvoeren. Is het anders niet , zeide Lupa, dan moet ik bekennen, dat gy ligt bekommerd zyt, om dat gy geen groot "doorzigt in zaaken hebt: Hoe, vervolgde zy; zoude de Keizer macht hebben, om een Stal-Jongen tot Ridder, en zelvs tot Roomfch Burgemeefter te verheffen; en zoude aan de Vorftinne der Vrouwen het vermogen ontbreeken om aan een Jonge Dogter de Maagdom te fchenken , dat was fchande. Goed, zeide Clara; dat argument behaagd my; maar genomen, zy kwam eens een maand drie of vier, na dat wy haar opentlyk brieven van Virginitatis verleend hadden , van een Kind te verloffen, zo zoude rn.cn opentlyk  der V R O U WE N. 177 lyk daar mede fpocten, en daar moeten wy zorg voor dragen. Geen noot, Mevrouw, zeide die beproefde Veftaalfche Maagd, ik ben wel verzeekerd van niet zwanger te zyn : Goed, myn Kind, antwoordde Vrouw Lupa, dan zullen wy u zuyverder Maagd maaken, als gy ooit geweeft zyt: En zy de Pen opvattende ,ontworp aanftonds het navolgende gefchrift. „ Wy Samis, Vorftinne der Vrouwen, heb„ ben goedgevonden met advys van onze ge„ volmachtigde Raadshecreffen , te verlce„ nen onze brieven van Virgïnüatis, aan de „ zeer Eerbare en Kuyfchc Maagd Putana, „ waardig Lid der Veftaalfche Maagden : „ Verklaarende, door deeze onze opene bne„ ven; dat wy de waare toeftand van haare „ zaaken, door onze beminde en Hoog-ge„ eerde RaadsheerelTen, Vrouwe Clara, en „ Vrouwe Lupa, hebbende doen onderzoe„ ken, en bevonden hebben, dat dezelve „ geen de minfte misdaad begaan, oftcgens „ haare belofte van Kuysheid, dien zy als „ een Veftaalfche Maagd gedaan heeft, heeft „ aangegaan, dewyl zy niets anders gedaan „ of laaten doen heeft, dan waar toe zy ge„ nootzaakt was. Om alle welke reedenen » Wy, uyt onze Souvereine macht en opper„ fte willé, de gemelde Eerbare Jonkvrouwe „ Putana, de zuyverfte en onbevlckfte Maag„ dom fchenken : Willende en bevelende, „ dat een ieder haar voor Maagd zal erken„ nen en Eeren, als of haare Maagdom nooyt „■ in twyffel was getrokken : In 't byzondcr M „ beve-  ï78 WETBOEK ?, bevelen wy aan de Opper Priefterefle van 5, de Godinne Minerva, en aan alle de Ve5, ftaalfche Maagden, de gemelde Putana, in haare voorige waardigheid tchcrftelien, 5, en met alle Eere en achting voortaan te bej, handelen, gelyk eene Vettaalfchc Maagd 5, toekomt: Oppcenen, dat de Overtreders onze Indignatie zig op den hals haaien,en als Oproerige geftraft zullen worden. Ge„ geven in ons Paleys, en met ons groot Zee,, gel bekrachtigd, &c. Deeze brieven, van Virginitatis, door Vrouw Clara zynde goedgekeurd , wierden aanftonds aan de Voiitinne gezonden , om haar goedvinden daar op te verftaan , en Crumpificus geleidde deeze op nieuw herbakke Maagd, die nu vry wat vrolyker als in den beginne was, na de Eetkamer, alwaar zy op een Kopje water Chocolaat met Banilles, en een Milanees befchuitje, getracteerd wierd, om aldus op haar gemak de wederkomft van de Bode te kunnen afwagten. Crumpificus wederom binnen gekomen zynde , zo gebood Clara; dat hy een andere party zoude binnen laaten treden, om die inmiddels te hooren. Daar op traden twee Romeinfche Mevrouwen in de gehoor-Zaal : de eene was genaamd Lucia, zynde lang en mager van Perfoon, met het gelaat van eene Heldinne; en zo prachtig gekleed, als of zy een Koninginne geweeft was. De andere Blanca genaamd, was middelmatig van grootte, poefel en blank, vriendelyk van Oogen, en fchoonvan gelaat, zynde  der V ROUWE N. 179 zynde wel net en fraay, maar zo groots niet gekleed als Lucia. Lucia, die de Eyfchcreffe was, begon aldus te fpreeken : Mevrouwen, ikhebmygenootzaakt bevonden , Blanca voor dit Gerechts-Hof te doen dagvaarden, over den hoon die zy my aangedaan heeft; waar van gy my zeeke'dylc behoorlyke Reparatie bezorgen , en haar bevelen zult van toe tc zien, dat zulks na deezen niet meerder gefchied. Buyten het Gedachte des Keizers, en deBurgemeefterlyke Vrouwen, is niemant in Rome trots genoeg, van my den rang tebetwiften; en nogtans ben ik giftcren deeze Blanca ontmoet , die geenzints voor my uit den weg wilde gaan, fchoon ik haar zulks beval : Oordeeld nu, Mevrouwen, of ik geen gelyk heb van Recht daar over te verzoeken; want myn Vader was Raadsheer van den Roomfchen Senaat; ik ben een Vrouw van een Roomfch Ridder, dewelke zo wel als ik, van de oudlte Romeinfchen Adel gefproten is, zynde onze Voor-Ouders, van Romulus af, Ridders cn Schatmeeiters geweelt : Maar_ deeze Blanca is alleen , door haarHuwelyk met een Roomfch Ridder, tot den Adclyken ftand verhoeven, hebbende van tc vooren een Winkel gehouden, en door middel van dc Elle haar ko'.l moeten winnen; en het heugd haar nog wel, hoe dikmaals zy Kanten aan my verkogt heeft, maar toen was zy zo trots niét; want in dien tyd was het, Mevrouwe uwe Dienareffe; ik verzoek verder om uw gunft; cn nu durft zy zeggen, dat zy zo goed M 2 is,  iSö WETBOEK is, als ik; 't geen een ondragclyke hoon voor my en myn oud Adelykgeflacht* is. Hetis wel waar, vervolgde zy, dat onze Mannen vin dezelve rang zyn, en dezelve Eerampten bekleden; maar ik ben van beeter afkomlt als zy is, en daarom moet zy voor my wyken. Blanca nu op haar beurt moetende fpreeken , antwoordde : Mevrouwen ; ik zoude met vermaak, uit beleeftheid, voor Lucia wyken , indien die plicht my zulks toeliet; maar die verbied my iets te doen, 't geen de Rang en Aanzien van myn Man, aan wienik myn Eere-ftand te danken heb, zoude konnen benadeelen. Nu erkend Lucia, dat onze Mannen van dezelve rang zyn, en dezelve Eerampten bekleden, en daarom mag ik niet voor haar wyken. Lucia zeide; maar uw Man is een nicuwbakkener Ridder, en van zulk een Oud geflacht niet, als de myne is. Dat kan de waarheid zyn, antwoordde Blanca; maar het is ook waar , dat de myne mede van een Oud Adelyk geflacht is ; dat hy veel meerder deugd en verdienften als de uwe bezit; en dat hem dit Eerampt is opgedragen tot belooning van zyn dapperheid en gedane dienften aan den Keizer en het Roomfche Ryk : En wat myn Perzoon aanbelangdt, ik laatu, Mevrouwen, oordeelen of ik niet ten minfte zo goed ben als zy is; die niets heeft om op te roemen , of het moeiten de ouwe verfletene pluymen van haar en haar Mans Stam-Vaders zyn; maar wat beider achting en Eer betreft, de haare is nooyt van veel  der VROUWE N. I8i •veel waarde geweeft, maar de myne is altoos onbefproken'gebleven, ichoon ik veele Minnaars om myne fchoonheid, heb moeten afkceren; doch de Mannen hebben haar, als nog fchoonheid , nog bevalligheid bezittende, altoos in ruit gelaaten : En hoe weet Lucia, dat ik van een geringer afkomlt ben als zy is; want als men allesnaauwkeurigonderzoekt, dan zal het blyken, dat myn Vader een Schots Ridder is geweekt, die een aanzienlyk Eerampt, onder de Benden van zynen Koning, bekleed heef:; doch die, door zyne al te graote dapperheid, op de grenzen van Schotland, door den Keizer Sevems, gevangen genomen, en na Rome gevoerd is ; en hy, aldus berooft zynde van het zyne , en dierhalven geene middelen hebbende om van te leeven, wilde hy zig liever tot den Koophandel begeeven, dan de laagheid te begaan van voor vleijer en opzitter van een ander zig te laaten gebruyken, waar door de Man van Lucia zyn Eerampt heeft verkregen. Het is waar, vervolgde Blanca , dat myn Moeder een Roomfch Burgereffe was, en niet van een Adelyke geboorte; maar het is ook waarheid, dat een Schots Edelman, volgens de GrondWet van dat Oude Koninkryk, dc Vrouw dien hy trouwd, zo edel maakt als hy is : Maalais ik bedenk, wat 'er ten opzichte vau de Groot-Vader van Lucia is voorgevallen, daar de Kinderen nog hedendaags op de ftraat aan malkanderen kluchten van vertellen, zo moet ik verbaall ftaan te zien, dat Lucia nog zo trots en Hoogmoedig is: lk zoude u , MeM 3 vrouwen,  182 WETBOEK vrouwen, dat geval wel vernaaien, maar ik mag het niet doen, want Lucia, blakende van toorn, nu niet langer kennende zwygen, viel hare party in de reeden, zeggende, wel, wat woudt gy vernaaien , zeg fchendbrok, Mevrouw van twee blanken, geblankette Pop : fpreek maar. Zagt, zagt Mevrouw Lucia, zeide Vrouw Clara, gy moetnietkwaadworden nogfchelden, want ieder een mag voor ons zeggen wat hy weet: Eh Lupa, voegde daar by : Lucia heeft ook geen reeden van zo toornig te worden, om datzy weet, dat wy haar en haar Familie kennen : Zy zig daar op na Lucia wendende, zo fprak Lupa haar aldus aan : Hoor, Mevrouw Lucia, wy zyn hier Vrouwen onder malkanderen, en fpreeken nu in vryheid, anders zo zoude ik het niet zeggen: Maar gy weet wel, hoe uw Groot-Moeder, van uw Groot-Vader wilde fcheiden, uit hoofde van onmacht, 't geen ook zcekerlyk gevolgd zoude zyn geworden, toen hy door de Heelmeelters geviliteerd en dit als een waarheid beveiligd was geworden; maar koe dat die fcheiding geen voortgang had , om dat hy aannam te zullen maaken dat zyn Vrouw niet meerder klagtig viel : Het is ook bekend, zeide zy, hoe hy ten dien einde, een fterke Duitfclier , dié zyn Slaaf was, by zyn Vrouw te bedde bragt; en dat uyt die vermenging uw Vader is voortgekomen ; als mede dat uw Groot-Vader, aan dien Slaaf tot beloning voor die getrouwe dienft, deszelvs vryheid, en een talent aan geld  der VROUWEN. 183 geld heeft gefchonken; en hoe die Karei naderhand dLgelvks uw Groot-Moeder heeft bïvven bezoeken; zo dat gy met al te iterk op uwen ouden Adel moet blyven roemen, die door dit gevalletje al vry wat verbaiterd is geworden. Lucia van fpvt verdommende , kon geen woord op dit aïles antwoorden , maar diverteerde zig met haare Nagels van gramlcnap af te byten : En Clara dat ziende, iprakhaar aan : Mevrouw Lucia, gy moet:u zo zeer daar over niet vertoornen, want Vrouw Lupa. heeft dit niet gezegd om u fpyt aan te doen maar om u wat meegaander te maaken; ook zyn deeze gevallen zo gemeen, onder de oudfte Gedachten van Rome , dat het niet waardig is daar verder van te fpreeicen, daarom zal het bed zyn, dat zy, wiens Man de oudde Raadsheer is, den voorrang zal heo- h&Blanca antwoordde, dat beide de Mannen opeenendag, door den Keizer, daar toe aaneedeld waren , dat haar Man de voorzitting in den Raad, doch dat Luciaas Man, meerder jaaren bezat, en dat Lucia meerder laaten heeft als ik, voegde zy daar by, dat lpyt haar genoeg : en daar mede was het al wederom quaad water. Ik v/eet beeter raad, zeide Lupa; zy die het meede verdand bezit zal de voorrang hebben : en om zulks te beproeven zal de eene moeten raaden wat den andere denkt; en Blanca, als de jongde zynde, moet beginnen ; en haar bed doen om de gedagten van Lucia te raaden. M 4 •üac  i8a WETBOEK Dat kan ik zeer gemakkelyk raaden, zeide Blanca; indien Lucia maar de waarheid oprecht bekennen wil ; 't geen die aannam• Blanca zeide daar op; de gedagten van Lucia zyn : Ik ben met de zaak verlegen, en wenlch dat Blanca voor den drommel mag vaaren. Abuys, zeide Lucia : maar myne gedagten waren : lk ben met een party Canaille" gebruyd , en wenlch dat alle de Hoeren , dewelke in deeze Kamer zyn, in den Tyberverzoopen lagen. Deeze "uytval deed Blanca hartig lagchen, maar Lupa fchuddc de Kop van boosheid. Nu, zeide Clara, dat is niet alles misgeraden; maar laat ons zien, of Mevrouw Lucia de gedagten van Blanca, beeterzal weeten te ontdekken; waar op Lucia antwoordde, wat zoude Blanca anders denken, dan het geen de Goudfmids Jongen dagt. Maar wat dagt die Jongen, vroeg Vrouw Clara. Die dagt, antwoordde Lucia; Ik heb veel goud, maar het komt een ander toe. Dat is geheel misgetaft, zeide Blanca; maar ik dagt, indien alle de Floeren, de welke in deeze Kamer zyn, in den Tybcrverzoopenlagen, dat deKleerverkoper, van wien Lucia het Kleed dat ze draagd , gekogt heeft, dan zeekerlyk een bankroet zoude hebben, om dat hetnögniet betaald is, en het zelve dan door 't Water bedurven zoude zyn. Clara, dit hoorende, begon te meesmuylen; doch dorft geen Vonnis ten voordeele van Blanca vellen, vreezende, Lucia daar door Dol te zullen maaken, dewyl zy reets van  der VROUWEN. 18J van boosheid ftond te fchuymbekken : Om dievhalven een draay aan dc zaak te gceven, zo zeide zy : Mev/ouwen, gy hebt beiden zoveel verftand, dat wy met konnen beü.1fen wie daar in de Kroon fpand. Dat verwonderd tnv niet, antwoordde Blanca; want om van 't verftand te oordeelen,moetmenzelve verftand bezitten. , Deeze Raadsheereffenemdelykmetdezaak verlegen wordende, gaven tot Vonnis : „ Dewyl Lucia en Blanca m alles gelyk zyn, " zo behoeven zy niet voor malkanderen te " wyken , waaróm zy nooyt in malkander» " «rezelfchap zullen mogen komen; en zo een " van beiden in een gezelfchap is, endenan" deren inkomt, zo zal de laaft toornende, indien zy den Rang, aan de eerftgekomene voor dien tydnietwilafftaan,aanftonds " moeten vertrekken. Indien zy onverzelt " malkanderen op de Straat ontmoeten, zo " moeenzy malkanderen niet pafleeren, maar " ieder van haar zal gehouden zyn te rugge " te keeren, en een andere weg in te liaan. " Over dit Vonnis waren geen van beiden die Dames wel te vreeden; Lucia bleet ftaande houden, dat men haar geen Recht deed; cn Blanca toonde aan, dat zy door haar verftand het Proces gewonnen had : Luaavniae ten minfte de Eere hebben van eerft uyt dc echoor-Zaal te gaan ; dewyl het dwaasheid zoude wezen, Blanca te volgen. Blanca antwoordde; vertrek maar Mevrouw , of ikgau voor; want het is geen dwaasheid uit deeze Kamér te gaan , maar bet is dwaasheid ge-  186 WETBOEK weeft daar in te komen : waar mede zy beiden vertrokken. Doch het komt my voor, dat deeze Blanca, die niet minder als Gek was, berouw had, zich aan de Rechtbank der Wyven onderworpen te hebben; en dan ging het met haar als met een zeekere Dief. Deeze te recht gefteld zynde, en het Vonnis des doods nu over hem ftaande uitgefprooken te worden, zo wierd hem, volgens gewoonte, alvoorens gevraagd, of hy nog iets tot zyn onfchuld had in te brengen? Neen, antwoordde de Misdadiger; maar boven dit alles heb ik nog iets gedaan, 't geen my meerder berouwt, dan alle het overige. De Rechter fpoorde hem aan, om te ontdekken waar in die misdaad beftond; en dat hy wel zoude doen, zyn geweten, voor zynen"dood, daar door te ontlaften. Van alles wat ik gedaan heb, antwoordde die Dief, berouwt my niets meerder, dan dat ik zo Gek ben ge weeft om my te laaten vangen; want dan had gymynu niet konnen opknoopen, gelyk ik zie dat myn Lot zal zyn. Doch Het is zeer waarfchynlyk , dat die Rechters daar over al zo weinig gedicht geweeft zullen zyn, als de Raddsheerellen, Clara en Lupa, 'genoegen namen in de fcherpe verwytingen van Blanca; die nogtans in zich zeiyen veel beeter waren , als of zy door vleijeren, om haar Proces te winnen, die verwaande Wyven , nog verwaander had gemaakt, want, fchoon een bytende waarheid dikmaals onaangenaam is, gelyk eenfcherpe kouw,  der VROUWEN. 137 kouw, een vuyl hoofdpyn veroorzaakt, zo word het laatft'c daar door gcreinigt; maar zagte zalven maakèn Hinkende wonden. Hierom placht de groote Antbijcenes te zegden, dat het beeter was onder de Raven, dan onder de vleijers te verkeeren; want dat dc eerfte alleen de doodenverfchcuren, maar, dat de laatfte de leevendigen opeeten. _ Ondertufichen was de Bode, met de brieven van Virginitatis , voor de Veftaallche Maagd , dewelke nog in de Eetzaal zat tc wagten, wedergekeerd; en dewyl dezelve door Vrouw Samis geteekend, gezegeld, en volkomen goedgekeurd waren ; zo beval men dat die Veftaalfche Maagd wederom binnen geleid zoude worden. Deeze aldaar verfcheenen zynde, zo wierden haar de gemelde Brieven van Virginitatis voor -eleezcn; en aan Crumpificus belaft, haar in Perzoon na het Kloofter te geleiden , en deeze opene brieven aan de Opper-1 nefterefle van Minerva te overhandigen , uitnaam van de Vorftinne Samis; maar dat hy niet zoude hebben van daar te gaan, voor en aleer, die Veftaalfche Maagd, in haare voonge rang, waardigheid, eer, en aanzien, mallen deel»n hcrfteld was; doch ingevalle van eenige onverhoopte oppofitie , dat hy haar dan te rugge voeren, en na het Paleis van de V orftinne zoude geleiden. , . En daar mede eindigde deeze zitting, meenende deeze gevolmachtigde Raadshecreflcn, dat zy zig wonderlyk wel in alles gequeeten hadden :-Want nu'hadder. zy aan dc Wereld getoond,  188 WETBOEK getoond, raad te weeten, om alle misdaden der Vrouwen ftraffeloos te konnen uytwifien; doch het is byna jammer, dat 'er heden zodanig een Vroüwe-Rechtbank niet hier of daar te vinden is, want die zoude toevloet genoeg hebben : doch hy moet met de bol gequeld zyn, om te gelooven, dat door dit of eenig ander middel, behalven berouw en bekeering, eenige misdaad ongeltraft zoude blyven; al hadden alle de Wyven, eenmeenigte van Biechtvaders, ja de Paus die zelvs vernietigd; want, de Goddeiyke Rechtvaerdigheid vervolgd een onboetvaardig Misdadiger tot in de uyterfte Schuylhoeken , om hem Loon na Schuld te geeven. Sadi, die beroemde Poëet onder de Pcrzianen, dewelke zulke heerlyke zaaken over de Zeedekunde gefchreven heeft, was van dit zelve gevoelen, gelyk uyt de navolgende Fabel blykt. Ken Egyptifchen Roover, verfcheidene Moorderyen te Memphisgepleegt hebbende, en zich door het Gerecht vervolgd ziende, zogt, door het middel van de vlucht, zynwel verdiende ftrafTe te ontgaan. Ten dien einde begaf hy zig na het Woelt Arabien, dewyl men hem aldaar niet zoude zoeken. Hier gekomen zynde, zo lag hy hem neder om te ruften, tegens een oude vervallcMuur,waar na hy wel haaft door vermoeidheid in flaap viel." In den flaap verfcheen hem de Egvptifche Afgod Serapis, dewelke hem waarfchouwde van aanftonds op te ftaan, of dat hy een dood Man was, om dat de oude Muur, waar  der VROUWEN. 1&9 waar tegens hylag teflaapen, zo aanftonds ftond in tc ftorten : De Roover van fchrik ontwakende, fprong fchiclyk op; en een oogenblik daar na zag hy die oude Muur mttorten, dewelke hem zeekerlyk zoude verpletterd hebben, indien hy zo fchielyk met opgeftaan had. . , , Deeze Moordenaar aldus ondervindende, dat dit geen ydele droom, maar een waarachtige waarfchouwing van Serapis was, wierp zig op zyne kniën needer,dankende Serapis, dat hy hém voor dit ongeluk bewaard had , en hem zo gunftig was. Ik ben u met gunftig, antwoordde Serapis, maar ik heb u voor dit ongeluk bewaard, om dat die dood een al te ligte ftraffe voor u zoude geweeft zyn, dewylcle Rechtvaerdigheid eylcht, dat gy, tot ftraffe van uwe Moorderyen, en om anderen door uw voorbeeld daar van af te lchrilcken in 't openbaar gefpift of geëmpaleerd zoudet worden, en tot die tyd toe zal ik voor u bly ven zorgen, en verhoeden, dat gy op geen andere wyzen het leeven komt te ver- ^Deeze waarfchouwing maaktedieMoordcnaar zo wanhoopig, dat hy niet wift wat tc doen: en dwaalende, zonder te weeten waar hv na toe ging , zo bevond hy zig emdelyk aan het Roode Meer , 't geen Arabien van Eavpten affcheid : Hy verfchrikt zynde, van zo 'onverwagt zig zo naby Egypten te zien, fprong in het Water om zig daar m te yerfmooi en; doch hy bleef op zyn Rugge leggende, op het Water dry ven, zonder zig te  IS» WETBOEK konnen omkeeren, veel minder zig te konnen verdrinken. In deeze toeftand, verfcheen hem Serapis op nieuw, die hem aldus aanfpraK. Rampzalig Schepzel, die dwaas genoeg zyt om u te verbeelden de wraak des Hemels te konnen ontgaan ; weet, dat de Rechtvaardige Goden, zo wel voor fchuldigen als voor de onfchuldigen zorgen, om de eerfte, na veele lankmoedigheid, ftrafvoor hunne misdaden, en de andere, na eene wvze beproeving, eindelyk voor hunneftandvaftige deugd te beloonen. Ik zal u uit dit water verloffen; maar wildt gy genaade en vergeeving ontfangen , zo beleid uwe misdaden, toond een waarachtig berouw, rechtvaardig den Hemel , en tracht uwe misdaden door goed te doen uittewiilchen; en daar toe hebt gy de taal van uw geweeten maar op te volgen. Kort daar aan zag hy eenige Koraal-Viffchers, met een Schuitje na hem toekomen diejhem niet alleen uyt het water redden, maar hem ook met veel mededogen behandelden en zo veel verkwikten als in hun vermogen was; doch toen zy wilden weeten, hoe hy in het water gevallen , en wat hem overgekomen was. zo antwoordde hy alleen ; zet my aan Land , en ik zal my na het Hof hegeeven; want ik heb zaaken vanhetuyterfrebelang, ten nutte des Ryks, aan den Konin» bekend te maaken : Deeze Vifichers, hem met mededogen aanziende, beflooten, hem by den Koning te brengen, en te verhaalen hoe zy hem gered hadden, daar hy op een won-  der VROUWEN. ioi wonderbaare wyze op het water dreef; en dac hy zaaken van het grootfte belang aan den Koning had bekend te maaken. Deeze Moordenaar, voor de Koning van Egypten verfchenen zynde, verhaalde in 'c openbaar, alle de Roveryen en Moorden, dien hy in dat Rvk gepleegd hadde; hoe Serapis hem in de Woeftyne van Arabiën, en irt het RoodeMeirbewaard, en wathemdie belaft hadde te doen : Nu beken ik, vervolgde; de Moordenaar, dat de Hemel Rechtvaardig; is, dat niemant de handen der Rechtveerdige Goden kan ontvlugten : Ookben ikbereid, tot boete van myne misdaden, zodanig een voorbeeldige ftraffe te ondergaan, alsgy,ól Koning, zult goedvinden te beveelen. Maar, indien gy de Goden, zo wel in gerechtigheid als inbarmhertigheiden genade,geliefd na te volgen, zo laat myn berouw u bewegen , om mv tyd en gelegendheid te gunnen* van door goed te doen myne misdaden uitte» wiffchen. Weet, ó Koning! vervolgde hy, dat uwe Onderdanen, nog ten deezen dagen, door een groote bende Roovers, Dievenen Moordenaars geplaagd worden. Dit zyn alle myne Oude Makkers, en hunne Schuylhoekcnzyrt my bekend; laat dan toe dat ik dezelve riafpooren, en in de handen van het Gerechf overleeveren mag; dan kond gy rechtvaardigheid oeffenen , door hen te doen ftraffen; duyzcnden voor de moedwil van die godlozen tc beveiligen, en aan my genade te verleenen ; en dan zal ik de Goden, door berouw  192 W E T B O E K rouw cn leetwezen mede trachten te verbidden : Denk niet, ó Koning! dat ik geveinft hier in te werk ga, of de handen van de rechtvaardigheid zoek te ontvluchten; want myn oordeel heeft getoond, dar hetlaatfte onmogelyk, en het eerfte myn voorneemennietis. De Koning, door dc God Serapis, verlicht, fchonk hem genade, en door dit middel wierd Egypten van dit gefpuys gezuyvert, waar uit wy leeren konnen, dat alle daden, zullen ze goed zyn,deRechtvaerdigheidten grondflag moeten hebben. Schoon dit maar een Fabel van het blinde Heidendom is, zo behelft heteenonwankelbaare waarheid; 't geen wy alsChriftenenop veel "beeter gronden kunnen vaftftellen; want zelvs de Goddelyke genade cn barmhertigheid, ruft op zyne Rechtvaerdigheid; en indien dezelve daar mede kwamen te ftryden, zo zoude zyne genade en barmhertigheid, geene volmaaktheden, maar gebreken wezen. Aldus is het ook in 't ondermaanfche gelegen : Een Vorft, die uit lafheid , of al te groote goedheid, niet kan befluyten, demisdaden , zelvs in den grootften Onderdaan, indien hy zyne mede Onderdanen verdrukt ende beledigt, teftraffen; en daardoor degeringfte Onderdanen niet befchaamt, kan niet eigentlyk goed genaamd worden, om dat die goedheid niet op de Rechtvaerdigheid gegrondveft is ; en zonder het oeffenen van Rechten Gerechtigheid, kan geen een Ryk beftaan : Indien men de groote Quaaddoen- ders j  der VROUWEN. 15- ders, om rccden van Staat, niet durft ftraffcn, zo beledigt men den Onderdaan; cnde Vorft ftraft z:g zeiven over zyne onrechtvaardigheid ; want die Quaaddoenders worden op het laaft zo ftout, datze eindelyk niet ontzien den Vorft, doch in't geheym, te beledigen en te benadeelen, fchoon onder een valfchen fchyn, als of zy zyn voordeel zogten te behartigen. Dit gezegde word op een nadrukkelykc wyze beveftigd, door den grooten Keizer Trajanus; want deeze Rechtvaerdige Vorft, een Hoofd des Gerechts aangefteld hebbende , gaf hem een ontbloot Zwaard met deeze woorden over : Aanvaard ditZwaarddes Gerechts, om Recht en Gerechtigheid aan allen te oeffcnen; en, indien ik wel en Rechtvaardig regeer, zo gebruyk het om my en myn gezag te béfchermen; maar indien ik qua'alyk regeer , en ongerechtigheid bega , zo laat het dienen om my rechtvaardig te beteugelen. De Gerechtigheid, is niet alleen de nuttigfte, maar ook de beminnelykfte deugd in een Vorft; want daar door alleen kan hyeen onlterffelyke roem behaalen : En nooit* lees ik eenige gefchiedeniffe met meerder vermaak, dan de oude Hiftorie vanLunenburg, alwaar men het volgende merkwaardige geval geboekt vind. In den Jaare 1410, regeerde Hertog Hendrik van Lunenburg : Die deftige Vorft was van natuure een yverig voorftander en handhaver der Gerechtigheid, dien hy befloot, N zon-  154 WETBOEK zonder aanzien van Perzoonen, tc doenuytvoeren; niet alleen om daar door zyne Staaten van Dieven, Moordenaars en R'ooverste bevryden, maar ook om de ondeugd in zyne Onderdanen, zo groote als kleine, uitteróeijen; het geen des te nootzakelykcr was, om dat het bederf algemeen was geworden, dooide ftraffeloosheid van zyn Voorzaat: Zelvs had hy, by 'taanvaarden van zyne Regecring opentlyk gezegt, hoe hy voorneemens was, geen de minlte misdaad ongeftraft te zullen laaten, indien dezelve ftrekte om de ruit zyner Onderdanen te verftooren. Op een tyd, dat die Vorft van Zeil na Lunenburg itond te gaan, trok de Amptman van Zeil voor uit, om alles aldaar tot het ontfangen van den Hertog gereed te maaken. Deeze Heer, een zeer aanzienlyk en geacht Man, op wien de Vorft veel vertrouwen ftelde, bevond, dat de fnerpende koude winden hem op de Reize veel ongemak veroorzaakten , om dat hy zeer dun gekleed was;. doch ziende een dikke Rok of Mantel op het Veld leggen, dewelke een Boer toebehoorde, dewelke niet verre van daar het Land ploegde, liet door een van zyne Knegts den Boer verzoeken, om dien mantel te mogen gebruyken tot zyn wederkomft; met vafte belofte, van hem dezelve, als dan, met een goede belooning , wederom te zullen geeven. Deeze Boer, die de trotsheid en Hoogmoed der Edellieden , onder de Voorgaande Regeering, meer dan eenmaal ondervonden had; wilde daar niet in toeftemmen, alsvaft- ftcl-  der V R O U W E N. 195 (tellende, dat hy zyn Rok of Mantel dan nooyt wederom zoude zien; doende Amptman, over deeze weigering vertoornd zynde, liet de Mantel, tegens wille en dank van den Boer wegneemen, en reed daar op voort. De Boer, hoorende dat de Vorit kort naderhand ftond te volgen, en hoe zeer dezelve, tegens het plegen van allerhande geweldenaryen verbitterd was, nam voor daar over te klagen; en ten dien einde wel op te paffen, dat hy by de komll van den Vorft, digtbyde hand was. Hy, des anderendaags , Hertog Hendrik ziende aankomen, ging op de wegftaan; cn den Vorft te voet vallende , zo gebood de Vorft dat hy nader by zoude komen, en hem in 't geheim zoude zeggen, 't geen hy voor te dragen had. Ik verzoek om Recht, genadigftc Vorft, antwoordde de Boer; want uwe Amptman van Zeil, die gifteren hier voorby na Lunenburg getrokken is, heeft met geweld myn Mantel van het Veld laaten wegneemen, en is daar mede weggereeden. Wat baat het dan Doorluchtigfte Vorft, vervolgde de Boer; of uwe VorftelykeDoorluchtigheid, de Dieven, Rooversj cn Moordenaars uitroeyd, indien het aan een Amptman van uwe Vorftelyke Genade blyft vryhaan, deszelvs Onderdanen van het hunne te berooven; en wat kan het my fcheelen, indien ik verdrukt en benadeeld moet worden, of zulks door een gemeene Dief, dan of het door een Adelyk Heer gefchied. De Vorft die klagten aangehoord hebbende , zeide; ik zal daar N 2 goe-  196 WETBOEK goede order in ftellen , houdt u geruft ; efï daar meedc reed hy voort. Wanneer de Hertog, eenige dagen naderhand, verzeld van dien Amptman, langsdenzelven weg wederkeerde, zo ftond de Boer, volgens bekome bevel, op dezelve plaats, alwaar den Mantel van hem weg genomen was. De Vorft dien Boer aldaarziende ftaan, vroeg aan den Amptman, of hy die Landman kende. De Amptman, aanftonds wel konnende begrypen waarom de Hertogditvroeg, begon te trillen en te beeven , zonder een woord te fpreeken. De Vorft vroeg hem nogmaals met een forfche ftem; kend gy die Boer niet! de Amptman met ncdergefiagc Oogen, Ja, geantwoord hebbende, zo vervolgde de Vorft : En waarom hebt gy het kleed of den mantel, van die arme Man, met ge weid weggenomen! of weet gy niet, hoe ik de Vyanden van de gemeene ruft, zo wel als de Dieven en Roovers, over al met vlyc laat opzoeken, om myne Onderdanen, door hetftraffen der misdaden, in ruft, vreede, en veiligheid te doen leeven; en terwyl gy zelvs, in Perzoon, veel moeyte hebt genomen, om die, op myn bevel te doen ftraffen, zo durft gy u aan dezelve misdaad fchuldig maaken : bf verbeeld gy u, dat ik onrechtvaardig genoeg ben om de misdaden, in het gemeene Volk met de uyterfte geftrengheid te ftraffen , terwyl ik die in u en uws gelyke zoude dulden! geenzins. Hier op begon die Amptman zig zeiven op allerhande wyze teverontfchuldigen : dat de Boer  dek VROUWE N. 197 Boer onbeleefd genoeg geweeft was, om hem het gebruyk van die mantel te weigeren, daar hy hem zulks met zo veel beleefdheid had verzogt: dat hy ook beloofd had, by zyn wederkom!!, den Mantel aan den Boer te zullen weeder geeven, met een goede belooning boven dien , en dat hy daar toe reets order had gegeeven. Die arme Man, antwoordde de Vorft , is zo wel eigenaar en Meefter van het zyne, als gy van het uwe, en ik van het myne; en iemant het zyne te ontnecmen is een diefftal, die in unogftrafwaardiger is als in een gemeen Perzoon, om dat het uw plicht was het quaade te weeren ; en daarom veroordeel ik u tot dezelve ftraffe dien ik in de gemeenfte Man in diergelyke gevallen zoude doen ondergaan; en ik wil, dat men u aanftonds aan deezen boom zal ophangen. De Amptman, dit geftreng Vonnis hoorende, bad om Lyfsgenade; doch dit niet konnende helpen, zo vertoonde de andere Edelheden aan den Hertog, dat het een groote fchande voor zyn aanzienlyk gedacht en den gantfehen Adel zoude zyn, indien hy, als een Dief, door den Beul opgehangen wierd: cn het zoude nog fchandelyker voor my zyn, antwoordde die Rechtvaardige Vorft, indien ik hem als zodanig een niet ftrafie; maar om den Adel myne vnendfehap tc toonen,zozal ik hem zelf ophangen; want is het my eer een geweldenaar en Dief tot de dood te veroordeelen, het is my ook geen fchanue het Vonnis zelve uittcvoeren : Waar op de Vorft toe N 3 trud,  i98 \Y ETBOEK trad, den Amptman de handen bond, cn hem aanftonds aan een tak van een naby ftaande boom ophing. Is het mi een plicht van een goede Regeering, de quaade te ftraffen, en de goede te belchcrmen ; zo leerd de fraaije rechtspleging, van die Veftaalfche Maagd, waar voor men de Vrouwe-Regeering heeft aan te zien ; en daar mede gaan wy over tot het A GTS TE HOOFD-STUK. Van het vervolg der Vroumoelyke Rechtsplegingen. OP deezen dag, was'er een groote Raadsvergadering van alle de Raadshcereffen, in tegenwoordigheid van de Vorftinne Samis; voornamelyk om gehoor aan een Oud en Eerwaardig Man te verleenen, die zulks verzogt had. Deeze Oude Man, door Crumpificus binnen geleid zynde, begon aldus te fpreeken: Mevrouwen : ik ben een oud en afgeleefd Man, die niets in deeze Wereld begeerd nog vreeft, want ik heb maar eenige weinige dagen te leeven; en of de Keizer, of deeze Vrouwe Raad, my eenige uuren eerder doet fterven , daar is zeer weinig aan verbeurt; ook bezit ik gecne goederen of Erfgenamen, daar ik voor bekommer behoef te zyn. Om deeze reeden gebruyk ik de ftoutheid van u bekend te maaken; "hoe ik een groote zamenzweering' ontdekt heb , daar de Geeftelyk- heid.  der VROUWE N. 199 heid, en alle goede Patriotten deel aan neemen; en dat hun voornoemen is, omdenKeizer zo wel als u Perzoon, ó! PrincelTe Samis, met alle uwe Raadsheereffen uytteroeijen , om het Roomfche Ryk van zulk een quaadc Regeering te verloffén; en dat dit in weinig dagen zal,uyfgeyó'e'rd worden, zo de Keizer, deeze Wyve-Regecring niet aanftonds verdelgt, cn'den $èugel désRykszelf in handen neemt. Gy zytnugewaarlchouwdt cn wed- wat u tc doen ilaat ; maar do uitkomft zal loeren, dat ik u do waarheid gezegdt heb. Deeze woorden, door een Oud en Achtbaar Man , met veel deftigheid en itoutmoedighcid voortgebragt zynde , baarden zulk een verfiagendheid in den Vrouwen-Raad, dat nicmant een woord konde fpreeken: zelfs zo ftond de goede Crumpificus , van fchrik zo ftyf als een ftokbeeld : De Raadsheerelfen zaten te huylen, en de PrincelTe deed niet anders dan uytteroepen. Ach! arme Vorftinne : Ongelukkige Keizer! bedroefde Vriendinnen wat zal van ons geworden ! Is dit dc belooning, dewelke het ondankbaare Rome ons eiudc'lvk bereidt. Do Vorftinne "een weinig bedaard zynde, wilde dien OudcnMan wat nader ondervragen, om de fchuldigen te ontdekken; dóch hoe ftond zy verbaal!:, hem niet meer aldaar vindende,- zelfs wift niemant in 't Paleis te zeggen, waar hy gebleven was; want die goedé Oude Man, haar van 't aanftaandc onheyl, uit goedheid gewaarfchouwd, en zyn voorN4 "ee-  2oo WETBOEK neemen volbracht hebbende, had de gelegendheid, door de eerfte ontftelteniffe veroorzaakt, waargenomen, en was inftiltena zyn huys gegaan , laatende de Wyven nu doen wat zy goed vonden. Het fchielyk verdwynen van dien Ouden Man, zonder dat men konde ontdekken waar hy gebleven was, baarde nog grooter ontfteltenjffe als de voorgaande : De eene zeide, dat het Jupiier in Perzoon wasgeweeft; een ander was wederom van een ander gevoelen; doch Maultaj'cbia hield ftaande, dat het maar een droom, een ydele heriTenfchim was geweeft; doch Crumpificus antwoordde , dac zult gy ondervinden als men u de Keel affteekt: Reinemunda wilde hebben datdc Vorftinne Samis, den Keizer aanftonds kennifie daar van zoude geeven; en dan kon men bevelen, wat 'er gedaan behoorde te worden, om de gedreygde Onheilen voor te komen l In een woord, de ontfteltenis en verwarring, die daar door in deeze Vrouwe-Raadontftaan was, is gemakkclyker zig te verbeelden, dan met de Pen uittedrukken. Dit moet niemant verwonderen; want het gezigt alleen van een Oud, eerwaardig Man, die nog over zyn leeven, nog over zyne goederen, eenige bekommerniffe heeft, kan een ongemeene ontroering in iemant veroorzaaken; gelyk uit de navolgende gefchiedenifle blyken zal. Paus Paulus de derde van die Naam , te voet een wandeling door Rome doende, ontmoette ecu Oud,lang en wel gemaakt Man, met  der VROUWEN. 201 met een groote witte Baard, die hem tot op den Gordel hing; hebbende boven dien een Majeftueufch wezen, waar uit de Wysheid en Deugd te leezen was : Enfchoonhy maar als een Boer was gekleed, zo waren zyne gebaarden wel gemaniert en HofFelyk. Deeze Oude Man groete den Paus beleeft, doch op een ernlthamge wyze, zonder zig te ftooren aan de Kardinalen en Hovelingen, dewelke den Paus verzclden. De Paus, op dit gezicht, een ongewoone ontroering en aandoening van Eerbied in zich zeiven gewaar wordende, bleef ftil ftaan, en gebood, dat men dien Ouden Man te rugge zoude roepen, om dat hy hem begeerde te fpreeken. Die Oude Man, met behoorlyke Eerbied, tot den Paus genaderd zynde, zo vroeg die hem, hoe oud hy was? en waar hy van leefde, dewyl hy nog zo gezond en fterkfeheen te wezen ! H. Vader, antwoordde de Oude Man; ik ben ruym negentig Jaaren oud; en ik leef van de Moeskruyden en Vruchten, dewelke, door de GodJelyke goedheid, in myn klein Tuyntje, 't geen ik dagelyks met myne eigene handen bearbeide, in overvloed groeijen : Ik heb geen bekommerniffen nog hartzeer, om dat ik nog Wyf, nog Kinderen, nog Bloedverwanten, nog Bedienden, nog Rykdommen bezit. Maar, vroeg de Paus verder, hoe hebt gy het gemaakt om zo fterk cn gezond te blyven ? Heilige Vader, antwoordde die Oude Man, Ik ben altoos by een en het zelve handwerk, en by myne gewoonc kleeding geblceven : ik heb altoos op myn N 5 ge-  202 W E T BOEK gcwoone tyd gcgectcn cn my tc ruft begeeven : ik heb nooit lekkere nog uithecmiche fpyzen geproeft, veel minder Wyn of andere diergelyke dranken; maar als ik eenige prikkeling van dqrft gevoelde, zo heb ik dezelve met frifch Fontein-Water geleft: Nooyt heb ik opeen Bed, van broeijende en verzwakkende vederen , maar op fchoon ftroo geflapen, 't geen verwarmd cn verkoeld, na den tyd van het jaar : Ik heb my nooit met eens anders doen bemoeid; my nooit toornig gemaakt, of nieuwsgierig geweeft; enikben verzeekerd, dat de goedertierene God, wien ik met een eenvoudig en oprecht herte dagelyks op myne kniën dien, en die zoo veel zorge voor my gedragen heeft, my ook nooyt zal verlaten. Dat zal hy ook niet doen, antwoordde de Paus, en daarom zal ik, als zyne Stedehouder hier op Aarde, jaarlyks honderd Ducajen, door myn Schatmeefter aan u laaten ter hand ftellen, om u een eindje goed levens te bezoigen, cn van den arbeid te verlofien. Ik bedank u, H. Vader, antwoordde de Oude Man, voor deeze Vaderlyke goedheid; ik zal die met dankbaarheid ontfangen ; en een gedeelte daarvan gebruyken, om my wat gemak te bezorgen; maar hét overige zal ik aan myne behoeftige Nabuuren uytkeeren, om myne zucht tot weldadigheid te voldoen; doch ik vrees, vervolgde hy, dat ik nu zo lang niet zal keven , als ik anders natuurlyker wyze zoude gedaan hebben. 'Dewyl de meeite Meufchen graag oud zoude»  der V R O U W E N. 203 den willen worden, en men daar toe nietkomen kan zonder de regte weg daar toe in te fiaan, zo zal ik het vólgende geval, 't geen niet onaardig is, ten dienftemynerLeezeren hier by voegen. Een oud Italiaan, die reeds meer dan honderd en vyftig jaarcn bereikt hadde, wierd door een Cardinaal, dewelke graag oud zoude worden, om dat hy een gelofte had gedaan, van niet te wijlen lterven, voor dat hy den Pauffelyken Steel had beklommen, uyt nieuwsgierigheid bezogt; cn om met een van dien Stokouden Man te léeren, wat hy doen moeit om ook zoo oud te worden, vroeg hy hem, wat middelen hy aangewend had om z-o lang gezond te blyven : Vier middelen, antwoordde de Oude Man : ifte "Niets te eeten, dan goede en geringe fpyzen : 2de Myne voeten warm te houden : 3de Myn hoofd, boril en lendenen wei te bedekken : 4de Nooit toornig te worden, en alle bekommering van my te weeren. Maar, vroeg de Cardinaal, ontbreekt udan niets! Het gaat met my als of ik in den Hemel was, antwoordde dé Oude. Hoe moet ik datverltaan, vroeg zyn Eminentie ! In myn Huys is zo weinig eèten en drinken te vinden, als in den Hemel, was het antwoord : Ik verlta u, zeide de Cardinaal, en zal voor het een en anderzorge draagen. Die Oude Man was niet minder als Gek, en wift deeze goede gelegendheid zig ten nutte te maaken, eri door een aardige draay zyne behoeftigheid te kennen te geeven : doch  204 W ETBOEK doch het word tyd , om na onze oncftelde Vergadering der Vrouwen weder te keeren. Die Vrouwe Vergadering, naauwelyks door eenige hertfterkende middelen, eenweinigje beginnende te bedaaren , ontiing al wederom een Jobs Bode, met tyding : dat de Opper-Prieftëreflè van Mtnerva, de nieuw herbakke Veftaalfche Maagd Putana , als een Hoer, volgens de Wetten, levendig had doen begraaven , en dat zy de verleende opene brieven van Virginitatis, onder duyzend vervloekingen , opentlyk verbrand had, hebbende maar geveinft, zo lang de Deurwaarder Crumpificus aldaar tegenwoordig was , om haar voorneemen des tc zeekerder uyttevoeren. Nu was'er geen houden meer aan, en dc PrincciTe Samis byna Dol geworden zynde, befloot het uyterfte te wagen; zy beval dat den Raad haar gang zoude gaan in het af doen van zaaken die voor handen waren, terwyl zy met den Keizer zoude gaan raadplegen, wat men in deezen behoorde te doen. Ook beval zy, dat de RaadshcerelTen , tot haar wederkomft, vergaderd zouden blyven, dewyl zy derzelver Raad nog noodig zoude hebben; waar na zy, blakende van graiufchap, zig na het Keizerlyk x'aleis begaf. De eerfte die door Crumpificus binnen gelaaten wierd, was Laurenca, met haar Man Julius : Laurenca zeide, dat zy zeer groote reedenen had om over haaren Man, daar tegenwoordig, die zy maar onlangs getrouwd had, te klagen : Dat zy dc eere had genoo- tca  bek VROUWEN. aoj ten van twaalf Jaaren lang Kamenier van de Princelfe Samis gewccft te zyn ; tot dat zy deezen haarenMan, die een Kleermaker van zyn handwerk was, kwam te trouwen; cn dat dé Princelfe hem het eerampt van Hoffnyder, om haarent willen had opgedragen. Dat zy aldus nooyt als met Mentenen van fatzoen verkeerd hebbende,, ook begeerde, dat haar Man haar als een fatzoendelyke Vrouwe, zoude onderhouden : dathy haar in tegendeel als een gemeene Vrouw gehandeld had; en om dat zy, dit niet willende toeftaan, volgens haaf fatzoen, hem braaf de waarheid had gezegd , zo had hy de ftoutheid genomen van haar het gewigt eener yzere Elle te doen gevoelen, 't geen voor een Vrouw van haar fatzoen onverdragelykwas; verzoekende dierhalven de byftand van den Raad, om haar Man tot zyn fchuldige plicht, en gehoorzaamheid onder haare wille, volgens de Wetten der Vrouwen te doen buygen. Julius antwoordde daar op : Myn Wyf is zo Gek, datze altoos op myn ho'oger hand wil gaan, daar een Snyder, als ik ben, geen geweer draag aan myn linker zyde, die haar uit dien hoofde toekomt, en niet de rechter zyde; want by de Burgers is de linker zyde, en by den Adel de rechter zyde de hooger hand, die men uit beleefdheid aan de Vrouwen geeft: Wy vechten ook niet met den deegen, maar met de rechter vuyft, en die moet vry zyn om de Vrouw te befebermen : Wat haare "klederen aangaat, toen zy Kamenier van de Princelfe was, moeft zy gekleed gaan  206 WETBOEK gaan als een Hofbediende betaamt, maar nu moet zy haar kleeden als een Snyders Wyf toekomt, en gelyk ik met de naald bewinnén kan : Had zy haar wat minder opgefchikt in den Tempel, op Kermiffen en in Gezelfchappen geloopen , als zy gedaan heeft , dan zoude zy een veel eerbaarder en kuyfcher Vrouw geweeftzyn, als ik haar nu bevonden heb te wezen; maar die gekheid moet een einde hebben nu zy getrouwt is, want ik heb 'er den bruy van om een Wyf te voeden, die met my alleen niet te vreeden is; en wat zoude zy eindelyk geworden zyn had ik haar niet tot een eerlyke vrouw gemaakt; en wil zy nog wat praatjes maaken, zo is hetmyn plicht haar tong met flagen te lhoeren. Al lang genoeg met uw brutaal gezwets, zeide Clara, dat verdriet ons; want gy zyt een beeft, en zo een fraaije Vrouw onwaardig; en al vermaakt zy zig nu en dan met een ander, zo leyd gy daar geen gebrek by : In 't minfte niet Mevrouw, antwoordde Laurenca, want in plaats van my vriendelyk toe te fpreeken, zo ronkt hy als een knorrend Varken , van het oogenblik af dat hy in 't bedde komt. Dit fraaije propooft zoude nog veel langer geduurd hebben, had Vrouw Clara, aan Crumpificus niet gevraagd, om zyn advys; wat de hoogerhand eigentlyk by de Mannen was : dat weet ik niet, zeide Crumpificus; maar de Zwitzer is een Man van den deegen, die zal het wel weeten. Animal binnen geroepen, en deeze vraag aanhemvoorgefteld zynde,  der VROUWEN. 207 zynde, zo antwoordde by : De zyde daar dc Ivïan gaat is altoos de hooger hand, om dat hy een edelder Schepzel als een Vrouw is : Wie vraagd dat, Lompen Ezel, vroeg Maultajcbia; die Lompen Beeftfchynd'ervermaak in te fcheppen om de Vrouwen te hoonen : Het is wel , zeide Animal, nu gy quaalyk neemt dat ik de waarheid zeg, zoz'alikvoortaan liegen, om niet meer bekeven te worden. Zeg ons maar , zeide Lupa, wat de waardigfte zyde by de Mannen is , de rechter of de linker zyde! De linker zyde, antwoordde Animal', om dat in die zyde den moed en het harte zit, daarom zetten de Mannen van den deegen, haare Vrouwen op de rechter hand, want anders zo zoude de degen door de rokken der Vrouwen bedekt en gehoond worden. Weg de Kamer uyt, zeide Maultafchia, want gy zoekt ons door Leugens te bedriegen : En Laurenca voegde 'er by : De Rechterhand is de hooger hand Mevrouwen; dat weet ik wel; 't geen door alle wierd toegeftemd; en daarop trad men tot het vonnis; 't geen aldus luyde. De Vrouwe Raad gehoord hebbende het Proces tuffchen Laurenca en haar Man ^«/«'«.r, recht doende , bevoeld , dat voortaan de rechter zyde voor de hooger hand zal gehouden worden, die van natuure aan het Vrouwelyk geflacht toekomt. Ook ftaat het geen Man vry, zyn Vrouw te bekyven ofteflaan; maar hy is verplicht zyn Vrouw zodanige klederen én verderfden te bezorgen als zy zal goedvinden; want een Vrouw, het fch'oon- fte  208 WETBOEK fte Schepzel ondei- de Zonne zynde , kan nooyt genoeg opgefchikt worden ; waarom Wy, den gemelden Julius op het ernltiglte bevelen, zig voortaan hier na te gedragen; en zo hy hier tegens beftaat tc zondigen, zo zal hy tót ftraffe verkeerd op een Ezel gebonden, "door de Straaten van Rome omgevoerd worden, en alle zyne goederen zullen geconfisqueerd worden , ten behoeven van zyne "Vrouw. Deeze zaak afgedaan zynde, zo trad Vrouw Caranea in de gehoor-Zaal , klagende over het wangedrag van haaien Man. Mevrouwen, zeide zy, ik heb gifteren meteen oude kennis van my, een wandelingetje buytende. Stad na zyn Thuyn wezen doen; en iK vond aldaar zo veel vermaak, dat wy methetfluyten van de Poort eerlt in de Stad kwamen; doch toen ik aan myn Huys kwam, vond ik de Deur geflooten ; en myn Man die al na bedde gegaan was , en verbooden had my open té doen, riep my uyt het Venfter toe, dat ik gaan konde waar ik van daan kwam. Gy kund eens bedenken Mevrouwen , vervolgde zy, hoe ontfteld ik was, ziende hoe beeftachtig myn Man my behandelde, en wilde ik de géheele nacht niet op de ftraat doorbrengen , zo ging ik met myn Vriend na zyn Huys, die, uyt enkeldebeleeftheid.my dé helft van zyn Bed voor dien nacht inruymde, daar ik hem dankbaarheid voor fchuldig ben , dewyl hy my een groote dienft daar door gedaan heeft; want anders zoude ik niet geweeten hebben waar te loopen, en moge- lyk  DER VROUWEN.' 20£> lyk een ongeluk gekregen hebben, daar hy nu zorg droeg dat ik dc nacht met veel genoegen heb doorgebracht. Toen ik nu van de morgen te huys kwam, fcholdhymy voor een Hoer en een'Beeft; en dat was'nog niet genoeg, want toen lloeg hy my met de Spanriem dar ik het in geen Maand zal vergeeten; (want myn Man is , met permiffie Mevrouwen, een Schoenmaker,) en ik verzoek u Mevrouwen, dat gy daar order in fteld. Maar eer wy hier mede voortgaan, komt my een geval te binnen, dat hier wel te paffe komt. Een Schoenlapper in Spanje, hadvry wat quaad vermoeden op zyn Wyf, dat ze met een ander in ontucht leefde , fchoon hy haar nooit op de daad konde betrappen : zy op een groote Feeftdag te biecht gaande, zo verburg de Schoenlapper zich agter de Biegtftoel, zonder dat zyn Wyf of de Biechtvader zulks bemerkten. Zy oprecht haare zonden belydende , zo hoorde haar Man, dat zy zich waarlyk aan Echtbreuk had fchuldig gemaakt : loen dc Pater haar eenige boetdoeningen wilde opleggen, zo kwam de Schoenlapper voor den dag, en zeide tegens de Biechtvader : Pater geef haar maar boetdoening voor haar gemeene zonden, en abfolveer haar dan ; want voor haar begane Echtbreuk zal ik haar zo wel kaftyden, dat zy geen andere boetdoening noodig zal hebben, daar gy geruft op kond zyn, dat zweer ik u; en hy hield daar omtrent zyn woord, gelyk een eerlyk Man betaamd" Doch laat oiis wederom ter zaak keercm O De  2io WETBOEK De Vrouwe-Raaden vonden goed hierover te raadpleegen, om middelen uittevinden, hoe men de Mannen beeter tot gehoorzaamheid zoude konnen brengen , dewyl dagelyks klachten tegens dezelve inkwamen; doch het ergfte was, dat men de Mannen niet konde dwingen voor haare Rechtbank te verichynen. Maidtajchia was van gevoelen, dat men hier omtrent met voorzichtigheid moeit te werk gaan , en dat men de Mannen mocft doen zien, dat haar belang vorderde zig aan de Vierfchaar der Vrouwen te onderwerpen: Puyk, zeide Lupa, dan moeten wy een nieuwe Wet maaken, die bequaam is de Mannen 20 verre te brengen. Dit goedgevonden zynde, zo bragt zy het navolgende op 't papier : „ Ieder Vrouw zal voortaan gehoudenwe„ zen, dan, wanneer haar Man Haar niet „ volgen, nog na haar luyfteren wil, of haar „ quaalyk bejeegend , hem wederom een j, pots te fpeelen, en hem zulks betaald te „ zetten, tot dat de Mannen tam gemaakt „ zyn." Dit is heerlyk bedacht, zeide Maultajchia; want willen de Mannen ons niet gehoorzaam zyn, zo ben ik wel verzeekerd , dat veele Vrouwen niet zullen nalaaten dit na de letter nyttevoeren. Dit geloof ik ook, zeide Rei' nemunda; maar de vraag is, of zy dit zullen doen om ons te gehoorzamen, dan of het zal gefchieden om dat zy van Natuure geneigt daar toe zyn? indien het laatfte, zo is dit dan geen tèeken van gehoorzaamheid, maar wy  dër VROUWE N. 2ii wy vcrftcrkcn haar aldus in haare quaade voorneemens, en maaken de Vrouwen maar des te ftouter. Vrouw Reinemunda heeft groot gelyk, zeide Crumpificus; maar als de Mannen dit hooren, zo zullen zy zich des tc meerder verplicht achten, hoe eer hoe liever, volgens de gedane dreigementen, dc Vrouwe-Regeering, in de voorbaat, zodanig een pots te fpeelen , dat deezen Raad daar genoeg aan zal hebben ; cn de Dames behoorden hier meerder om te denken, als om zulke Wetten te maaken. liet is maar een voordel, antwoordde Lupa, (die wederom op nieuw van ichrik begon tc boeven) want die Wetzal niet doorgaan , zonder de toeftemming van de Vorftinne Sav,i' zond-  zondheid, Leven en Zaligheid : tot • ontdeckinge , waarlchouwingc en overcuiginge van veele Naam- en Mond-Chnltenen, en hunne valfche gronden van Saligheid : aangewefen en voorgefteld door Georgius Erbard, Oud Predikant van Zaandyk. Waar by ook nog gevoegt is, 1. Een ootmoedig Vcrioek- en Smeek-Schrivt, omdezeGeeftelykegenefinge. 2. een Geeftelicke Apotheek van gezonde' Medicynen of een kort ontwerp en voorbeeld der gezonde Woorden, 3. een Kort-bondige Geloovs-belydenis. 4. een Kort Theologifch Ge- , bed, door den zelve Autheur, in Octavo- ƒ o 11 • - De Haagfche Robinfon,; of de Ge* vallen van ALEXANDER ***** ("zynde ;de Zoon van een Haagfch Apothecar) behelzende z\n Geboorte en Opvoeding, zyn Eerfte niet al te wel vlottende dienft by zyn Vader, waarom hy dienft nam onder de Moscoviters, en daar na onder den berugten Thamas -Koulikan, plondering derStadDehli, enMina* vontuur aldaar , zyn gevangenneming, en Slaverny' in Turkeyen, wonderbaarlyke verloffing van een wreedeDood, werd door den Grooten Heer.op eenige ontdekkinge uytgezonden , Schipbreuk , en belanding op het onbekende Eiland Tire- vas»  vas en zyne ovitrwonderbaarlyke ontmoetingen aldaar, op wat wyfe hy 'er de Eerftemaal, met den Vorft van dat Land van daan kwam yffelyke hongersnood en zyn onbedenkelyke kloekmoedigheid, aankomft op een ander onbekend Eiland , hun ontmoetingen aldaar, terug komft op het Eerfte, en van daar weder m Europa, met hetbefluytzynergelukkige gevallen, in Twee Deelen in Oftavo. f° »3 ° Aardige, Snaakfe en niet min Geeftige Vertellingen By uitnemendheid onderhoudende, uitlokkende, cn vertnakelyk, om by gebrek van gewigtieer bezigheden, de Geeft te verlultigen, en 't hart van alle zwaarmoedigheid te ontlaften, inzonderheid buiten op 't Land, alwaar dezelve ook door een voornaam G ei eifchap by elkander zyn verzamelt. Noovtvoor deze meer gedrukt, m Oftavo Twee Deelen. f° 18 » Ulhoorps Ofteologia. Dat is Befchrvving der Beenderen van s McnfchenLighaam,. zoo als dezelve van dien Grooten Audteur zelve aan zyne Toehoorders voorgelezen en verklaard is, in zyne publieke Lellen, gehouden in het Gafthuyste Amfterdam, by een vergadert en uytgegeven door S.KD. en r.G.m groot Octavo, f 012 9