EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933  r> ë BELYD'ENIS van een LICHTMIS- bevattende Een aantal voorvallen in de galante wereld zo in Nederland als elders ; wondcrlyke ontmoetingen met vrouwen van allerlei foort ; veele potfen meestvoorgevallen in de nacht, en achter de gordynen ; zeldzaame Karakters van beiderlei Sexe , enz. enz. enz. Alles befchreeven ten vermaake van de Kinderen dezer wereld door den Belyder zelve. Met iiatuurlyke Planten verfierd* Gedrukt voor de Liefhebber".   ^T^ermits gy volftrektiyk vordert, bekoorelyke Charlotte, dat ik ueen openhartig verraai doe , van alles wat my, geduurende myne dienstbaarheid onder de ftandaard van de Godinne der Liefde, is wedervaaren, op datgy my kent voor hit geene ik waarlyk ben , eer het huwelyk ons verbinde, en de fakkel van Hymen, onze onderlinge harten, ineen allerzuiverften gloed doe blaaken,-ealik u voldoen; hoewel deeze voldoening de zotfte van alle myne bedreevene zotheden is; want waarlyk, Charlotte, gy vrouwen zyt altoos gaarne bezitfters van harten, welken geene andere voorwerpen bemind hebben ; doch daar ik beloofd heb, u ditverhaaltezullendoen, zal ik u vergenoegen, en u zelfs eenige A af  ( * ) afbeeldingen van myne gepleegde min» bedryven mededeelen: ik heb dezelven» ter myner verpoozinge, vervaardigd, en ongetwyffeld zullen ze ukunnqn leeren, hoe gy met het uiterfte genoegen kunt omhelzen ; want indedaad Charlotte » gy zyt, hoe ervaaren, echter nog niet uitgeleerd in de tournooi of fteekfpelen der liefde. Een naauwkeurig Hiftoriefchryver doet terftond zyn held, benevens de geenen welken denzelven het leven gegeeven hebben, kennen; maar waart gy Charlotte niet, ik zou, wat dit betreft, den Hiftoriefchryver,niet volgen; doch ik kenu, en ben wel verzekerd, datgy my niet te minder zult beminnen, fchoon aku zeg.dat myne bloedverwanten geheel anders over het huwelyk dachten, dau het grootfte gedeelte derMenfchen doen. Zonder vrees beken ik u dan, dat myne verliefde Ouders de vryheid te zeer beminden dan dat zy zig zouden hebben laaten kluisteren , door de onverbreekbaar banden van Qen wettig huwelyk: he>  C 3 ) het woord Contrafl: joeg hen vrees aan, en het denken aan een' Priester of Notaris , deed hen byna in onmagt vallen: het waaren oorfprongelyke Nederlanders Charlotte, en gy weet dat die Natie de vryheid 'tot zo verre bemint , dat zy ook niet gehouden wil zyn, niet meer clan ééae vrouw te ftreelen, en te vergenoegen. Myn Vader was een Landsca. pitein , zynde zyn leven verfchuldigd aan de gemeenzaamheid van zeker Ma. joor met een bekoorelyke Nederlar.dfche Winkelierfter : volftrekt ongedwongen en vry zynde , offerden zy vol yvers op het altaar der liefde, en zy offerden zo lang Charlotte , dat de Capitein myn Vader hun, ten loon hunner dienstvaardigheid, gefchonken werd. De Majoor verloor zyne bekoorelyke Gezellin, en door haar een voorwerp, dat om haare oppasfingen en gedienftigheden, meer waardig was , dan de alleronderdaanigfle der gehuwde vrou. wen. Deeze fcheiding was zo fmartlyk voor myn dapperen Grootvader , A a dat  t 4 ) dat hy zyne overleedene Winkelïeritet zekerlyk naar de andere wereld gevolgd zou hebben, ware het niet dat hy, ten einde van een maand treurens, ■ zyne droefheid had trachten te verligten met de vacatuure , welke thans in zyn hart plaats hadt , door een ander beminnelyk meisje te doen vervullen. De goede Majoor befchoot dan welhaast een tweede fortres; doch werd na verloop van eenige jaaren , door een vyandlyken kogel genoodzaakt zyn VVinkelierfter te gaan opzoeken, en de Hemel weet Charlotte , hoeveel Capiteins hy in het ryk der dioden nog met haar gemaakt heeft, zo men in de elizeefche velden nog kan beminnen , waaraan ik niet begeer te twyffelen , om dac het eene algemeene gewoonte is , zyne fchoone een eeuwige getrouwheid te zweeren. Voor dat de Majoor ftierf, ftelde hy myn' Vader, die toen twaalf of dertien jaaren bereikt had , onder het opzicht van zekeren Abt, gaf hem tevens een beurs  C 5 ) beurs van duizend Pifloletten, mee bevel van dien zyn' zoon ter hand te Hellen, wanneer deeze in Haat zou zyn, zig zeiven te beftuuren. Zie daar dan de Capitein in goede handen; tot zyn zestiende jaar werd hy in het Klooster opgevoed ; de Abt kweet zig volmaakt van de hem toebetrouwde post , en ichikte zynen voedfterzoon voor den dienst des Konings. Waarfchynïyk hebben de heilige voorwerpen welken mynen Vader geftadig omringden , niet weinig toegebragt, om de zaaden der geftrenge kuisheid zyn er Ouderen in zyne ziel te zaaijen: gy weet bekoorelyke Charlotte , dat het geestlyke gewaad niet zelden de kuisheid vertoond , doch de wulpsheid en weelde zelve bedekt. Zeer dikwils moest hy deeze of geene boodfehap by zekere Dame, Delisfe genaamd, gaan verrichten. Deeze Juffer had de ouderdom van dertig jaaren berykt; was Weduwe met twee kinderen , en bezat duizend kroonen renten. Tot haarent A 3 be.  ( 6 ) bevond zig ook nog een behaagelyk Meisje van zestien of zeventien jaaren, men wist alomme- dat de voorgemelde eerwaardige;Vader, geholpen door Mevrouw Delisfe, haar het leven gegceven had; en waarlyk, was de Abt de«aangaande verfchoonbaar , aangezien hoe ook de kloosterlingen het vleesch teisteren, zy echter het zelve niet kunnen te onderbrengen, Mevrouw Delisfe was het niet minder: op haar agttiende jaar was zy reeds weduwe en moeder; de liefde voor haare kinderen belettede haar een tweede huwelyk aantegaan , en evenwel gevoelt men op die jaaren, gy weet het Charlotte,zekere prikkelingen des vleeschs, die volftrekt gehoorzaamd moeten worden, wil men niet dat een inwendig vuar het gantfche gebouw floope en verniele ; wat zou de goede vrouw dan doen ? voor alle kwaaien is een geneesmiddel gefchapen, de eerwaarde Vader bezat hetzelve voorde ziekte van Mevrouw Delisfe,hyfchonk het haar zeer gewillig (het kondebraa- • ve  ( f ) Ve Abt niet over zyn gemoed , eert fchoone Vrouw, in 't bloeijendst van haare jaaren, te zien verkwynen, daar by het geneesmiddel voor haare kwaal by zig droeg : — ö de Geestelyken zyn fco menschlievend!) Zyne Eerwaardigheid arbeidde zo onvermoeid aan degeneezing van zyne fchoone Weduwe, dar zy nu wederom geheel opkweekte , en zelfs zeer dik werd; ook was zy van haaren kant zo dankbaar, dat zy den bekwaamen Abt, na verloop van negen maanden, in het groot wedergaf, het geen zy van zyn Eerwaarde in 't klein had ontvangen. Zie daar bekoorelyke Charlotte, de oorfprong van Julia, het meisje welke zig ten huize van Mevrouw Delisfe bevond, en naderhand myn moeder is geworden. De Capitein myn Va. der bevond zig dagelyksch by haar, en • beminde haar tot zot wordens toe , fchoon hy nog niet wist wat het eigenlyk was, dat hy voor haar gevoelde ; doch, beiden in jaaren toeneemende, beA 4 gree»  ( 8 3 greepen de gelieven welhaast dat zy eikander vuurig beminden. Julia was vernuftig; op haar twaalfde jaar had men reeds goedgevonden, haar het geheim haarer' geboorte te ontdek* ken; zy beklaagde zig des niet, ziende dat haare Ouders haar daarom niet minder beminden; het is wenfcTielyker, dus had zyne Eerwaardigheid het lieve kjnd menigmaalen onderweezen!, het is wenfchelyker te beftaan Julia zo als gy beftaat, dan in 't geheel niet te beftaan, en om zo te fpreeken , in het Niet begraaven 3t fe te brengen; na myn overlyden i, zoudt gy mogelyk veel moeite heb* „ bs , om dezelven te bekomen; Vol», doe derhalven aan deézen mynen raad , en kom daarna weder by s> my." Myn Vader gehoorzaamde, en begaf zig verders weder naar den Abt, die hem vermaande, zonder uitftel naar Rouaan te Vertrekken , den Secretaris van den Intendant aldaar , te gaan begroeten ; kunnende zig verzekerd hou. den van door hem bevorderd te' zullen worden, „ Vrees niet, zeidezynEers, waardigheid, van u byhemte vervoe. gen , hy is myn Broeder en myn „ vriend ik heb hem van alles wat u s, betreft onderricht, en hyzal u onge„ twyff eld met veel vermaak dienst doen, j> Verder, dus vervolgde de Abt, moet sj ik u nog over een gewigtig punt on„ derhouden ; ——> zeg my, ■ 5, bemint gy Julia oprecht ? my dunkt 5, ik heb in uwe wyze van ommegang 53 met haar, iets meer dan vriendfchap  C « ) ontdekt". Myn Vader verfterkte den Geestlyke in deeze gedachte, waarna zyne Eerwaarde dus voortvoer. „ Dit „ bevallige Meisje , myn Zoon, is de „ vrucht van een zwak oogenblik; de „ vruchtvaneen kwalykbeftredene drift. „ Mevrouw Delisfe is haarMo'eder, en ik ,, ben baar Vader. Zo haare geboorte „ eenige bedenking by u baart, ftel haar „ dan uit uwe gedachten; maar"..... Hoe! Eerwaarde Verzorger, zeidemyn Vader, zou ik desaangaande eenige aanmerkingen maaken , wat tog ben ik daaromtrent beter dan zy ? en haare volmaaktheden , zo wel als het geene ik voor u gevoel , zouden my den mond fluiten, zo ik al dorst ondemeemen,de bekoorelyke Julia, eenige verwytingen wegens haare geboorte , te doen ; ik ben reeds ervaaren genoeg, Eerwaarde Vader, om te weeten dat wyophethuwelyksbed niet anders zamengefteld worden dan op het brandend Ledikant van Venus; — geloof my, ik bemin de fchoone Julia, zodanig als zy is. De goe-  ( 12 J goede Abt was over de taal van mynen Vader ten uittcrften voldaan, en zeide derhal ven, „ Julia is de uwe, Mevrouw j, Deüsfe zal haar gewillig aan u af„ Haan, en wel meteeneaanmerkelyke „ fom , welke zy voor haar befpaart. Helaas ! myn Zoon , dat geld , het „ welk ik met oneindig veel moeite ver3, zameld heb,beftaat uit de liefdegiften „ der Godsdienftige Zielen ,. die ze„ dert eenigen tyd onder mynebeftie3, ring geftaan hebben". — Zoudt gy wel immer geloofd hebben, Charlotte, dat de Godsdienftige Leeken, ook fomtyds de buitenbeentjes van hunnen Zielzorger helpen voeden? -—maar zy zyn desaangaande onkundig, en dat is genoeg , zy zullen daarom geen oogenblik vroeger of laater in den Hemel komen. Weinige dagen na dit gefprek verergerde de ziekte , en de goede Abt geraakte op het uitterfte. Stervende lag hy nog, ten teken van vriendfchap, zyn hoofd op de borst van myn' Vader. De Mon-  ( 13 ) Monnikken vervoegden zigbyhet fïerfbed ; zeiden de gewoonlyke gebeden, en begroeven , volgens het algemvene klooftergebruik , den goeden Vader , zonder eenige droefheid. Meermaalen, lieve Charlotte , doen de Geestlykcn hunnen pligt zonder dat het hart'er deel in heeft, en zo zy ergens in vandewereldlingen, althans van die van myn foort, verfchillen , het is daarin, want een vuurig Minnaar doetzyn pligt van gantfchi n harten , en noodzaakt zyn bekoorelyke fchoone , al watertandende te moeten zeggen , gy hebt wel gedaan , blyfop deeze wyze volharden, dan zou zelfs een Koningin van Engeland over u voldaan weezen: —— is 't niet zo Charlotte? Het huisgezin van Mevrouw Delisfe, beweende den dood van een' Vader , van een' Minnaar en van een' vriend; doch welhaast troostte de weldenkende Weduwe zig met de hoop van het verlies dat zy kwam te lyden, bydeeerfie gelegenheid te zullen berltellen: en wat myn Vader met de fchoone Julia betreft, zy  2y geloofden van gantfchen harte , dat twee Gelieven niet welvoegelyk langen 0 tyd bedroefd kunnen weezen. dus haastten zy zig , om zo veel noodig ware , droevig te zyn , op dat zy , ten hoogften binnen den tyd van twee dagen , daarvan bevryd mogten weezen. Verders werd 'er eenpaarig goedgevonden, dat myn Vader des anderendaags naar Rouaan zou vertrekken , het welk hy ook deed , niet zonder zyn fchoone Julia hartlyk te kusfen, en eenefpoedige terugkomst te belooven. Ter genoemde plaats gekomen zynde, deed hy zig by den Intendant, en verder by deszelfs Secretaris brengen, deeze ontving hem, uit aanmerkinge van den overledenen Broeder, met veel vriendlykheid, en beloofde voor hem te zullen zorgen , gelyk hy hem dan ook een Capiteins plaats befchikte. Myn goede Vader nam den Soldaaten-rok aan; ging zyn Compliment by de overige Officieren afleggen , en deeze allen verwonderden zig over het fchoone gelaat en  ( 15 > en de aangenaame houding van hunnen nieuwen Makker : gy weet Char!o,tte, dat de kinderen die onder de (landaard van Venus geboren worden , veel fchooner zyn, dan die , welken onder de beftiering van Hymen ter wereld komen : het fchynt of men in het laatfte geval de bouwftof befpaart, en al pruilende arbeid; daar men in het eerde ge. val, als uit een ruimer beurs en van gantfchen harte werkt, Zo fterk bemint het menschlyke hart de vryheid, Charlotte , dat het zelfs tot de allerzoetfte genietingen niet gedwongen wil weezen; want gy zult my moeten toeftaan , dat de man dikwils gedwongen is zyn vrouw te vergenoegen , wanneer hy liever een ander voorwerp zou willen omhelzen, al ware het, dat hy zig , als onze eerfte voorouderen, op de harde aarde moest behelpen. In minder dan drie weeken kwam myn Vader weder : Julia en haare Moeder ontvingen hem met opene armen , de cene als Schoonzoon, en de andere als , ge*  C NS > geliefd Minnaar. Na de eerfte omhel < zingen, en e;n kort verhaal van het geen de nieuwe waardigheid van Capitein betrof, fprak men van het huwelyk: Mevrouw Delisfe wilde hetzelve nog vier ■of vyf jaaren uitgefteld hebben; doch Julia en haar Minnaar waren voor het tegenwoordige oogenblik ; maar de fchoone kon het Leger niet volgen ; zy was alleenlyk bekwaam voor het tweegevecht; het huwelyk kwam ook niet wel overéén met een zestien jaarigen Officier; want hoe zou myn Vader zig , leeds hebben Kunnen belaaden , met den last van een reizend huishouden. Om echter de Gelieven niet wanhoopig te •maaken , kwam men overéén, dat het huwelyk als beflooten afgekondigd zou worden ; men zou voorgeaven , dat de voltrekking daarvan om de groote jongheid van myn'Vader uitgefteld werd evenwel zou hy vryheid hebben van den winter, by zyne beminnelyke Juüa te mogen komen doorbrengen, fchcon hy xriet door haar geinkwartierd zou mogen wor-  C 17 ) worden: —— een kuschjc, een lonkje, een kneepje , zie daar alles wat de Capitein moge verwerven, en waarmede hy uitgerust werd : hcete traancn vermengden zig wel onder deeze geringe gunstjes, maar begryp Charlotte of dat genoeg was, om myn'Vader, maar vooral om Julia te vergenoegen ? —— JEjndelyk de Minnaar vertrok, en vervoegde zig by het leger. Geen week verliep 'er, zonder dat de /-achtende Gelieven tyding van elkander bekwamen : de jaloufie maakte geen aanflag op hunne harten , fchoon dat monfter hen echter leeds genoeg brouwde, door het hart van de altyd verliefde Mevrouw Delisfe te pynigen. De nog toeneemende bëkoorelykheden van Julia , welke reeds door ieder begon aangebeden te worden, kwamen haar, ten haaren opzichte , zeer gevaarlyk voor. Zy had tot opvolger van haaren overledenen Abt, een Franciscaner Monnik van vyf en-veertig jaaren verkooren , doch had zig als een voorzichtige vrouw, B tot  C iS > tet deeze keus niet bepaald, dan na alvoorens de talenten van zyne Eerwaardigheid wel naauwkeurig beproefd te hebben. Een goed aantal zyner Medebroederen benydden hem zyn geluk ; maar hy had de voorrang, die hy echter niet waardig was ; want Charlotte, aoudt gy immer hebben kunnen gelooven dat de ondankbaarheid zig ook wel eens met een Monnikkenkap tooitl. dat een Geestlyke in ftaat zou zyn 3 niet om eenfchoone vrouw tebeminnen, want dat hebben wel meer Geestlyken gedaan , de oude Adam zit tog in alle Menfchen; maar om een fchoone vrouw ten dienfte te zyn; haar zyne milddaadigheid te bewyzen; haar gunfteling te weezen, en tevens het oog op haar dochter te laaten vallen; dit echter deed de ondankbaare Monnik, myn Charlotte; doch, daar hy met geen zottin tedoca had, wierd zyne ondankbaarheid welhaast ontdekt. Mevrouw Delisfe had den vetten Monnik echteral te bekwaam gevonden, t n vreesde te zeer van niet 3»  C *9 ) eo wel weder te zullen flaagen, om hem aftedanken, neen Charlotte,zy belette hem , van haar zyne gunden niet met haare dochter te doen deelen, door de bekoorelyke Julia, byna altoos in haare kamer opgeflooten te houden ; zelfs floeg haare jaloufie tot tiranny over » waarom myn Moeder befloot, haare gevangenis te ontvluchten, en haare Capitein te gaan opzoeken. Ten dien einde fchreef zy aan myn'Vader;beklaag, de zig over haar lot, en verzocht hem, haar te willen ontbieden. Hetantwoord op haaren brief was naar wensch: zy ontving bericht, dat haar Minnaar een kamer ter haarer ontvangst, gereed hadj hy zond haar tevens zyn adres ; waarop zy niet vertoefde met alles wat zy kon bekomen in te pakken, en zonder affcheid te neemen te vertrekken. Me» vrouw Delisfe, troostte zigligtlykovei' de vlucht van haare Dochter, verzekerd zynde, dat zy haaren goeden Monnik nu alleen zou bezitten en genieten. De Franciscaner gevoelde daarover wel B 2 eëHi»  C 20 ) eenige fmart; doch hy moest zig zyn lot getroosten, en de ftaatkunde gebood hem te zwygen , want Charlotte;... • maar gy weet zo wel als ik dat deGeestlyken ftaatkundig zyn. Myn Moeder kwam behouden ter bcftemde plaatfe aan , en eenige oogenblikken na haare aankomst kwam myn Vader zig in haare armen werpen , en haar in de zynen ontvangen. Verbeeld u myn Engel wat 'er op dit heuchlyk tydftip in beider zielen omging ;zyzeiden elkander alles wat de liefde zelve hen inboezemde. Zy plaatften zig aan tafel om eenigvoedzel teneemen ;maar eene andere en veel levendiger honger, noodzaakte hen wel dra weder op te ftaan. Op de kamer, waarop zy zig bevonden , was niet meer dan één bed: (lach niet Charlotte gy zuJt ook uw beurt hebben.) ongetwyffeld heeft de bekoorelyke Julia zig niet langen tyd laaten bidden , om met myn Vader ter rust te gaan, zy beminden elkander;zy wa-  ( 2r ; waren alleen, en zie daar alles watnoo» dig is, om een jonge Juffrouw te doen befluiten, haaren Minnaar den nacht te helpen doorworftelen. Ongetwyffeld gevoelde myn fchoone Moe4er de ftreelende noodzaakelykheid,van aliefchaarate te moeten afleggen, en zig te onderwerpen. Zeker , daarin zyt gy vrouwen boven alles beminnelyk , dat gy welhaast van uwe onderhoorigheid overtuigd zyt; dat gy aan die overtuiging gehoor verleent, enuonderwerpt, ja zelfs zo pligtmaatig handelt, datgy in de onderdrukking, welke de opperhoofdige man , u aandoet , behaagen fchept, en hem, na hy onderdrukt heeft, nog ftreelt. Waarde en bekoorelyke nacht ! het was geduurende uwe duifterheid , dat Julia haaren verliefden Minnaar verge_ noegde, en hem alle mogelyke vryheid toeflond; het was geduurende die duitferheid , Charlotte, dat hunne zielen B 3 zig  C 22 ) zig, alkusfende, de fterkevlam,waaraan ik, uw Karei, het leven verfchuldigd ben, mededeelde. Gy weet, dat de zoetheid welke men in de armen van een bemind voorwerp geniet, beter gefmaakt als befchreeven kan worden; gy die ondervinding hebt, kunt u verbeelden hoe gelukkig myne Ouders nu waren; en inderdaad zy beminden elkander zo oprecht, dat een tydvanagttien jaaren, hunne liefde en eensgezindheid niet heeft kunnen verftooren. — Hoe zeldzaam is zulks! Och ! waarom moest de loop van zulke fchoon e dagen afgefneeden wor" den ! daar zo veelc ongelukkige man. nen, gepynigd door twist en verdeeldheid, niet leeven dan in afwachting van het gelukkig tydlTip dat hun van het allerlastigst juk zal ontflaan! — De gevolgen van een kwaade kraam ftortten myn Moeder in het graf. Myn troos",:'!Oze Vader hm dit fchrikkelyke ver-  C ft3 ? verlies niet langen tyd overleeven; twèè1 jaaren kwynens Hoopten zyne krachten, €n de dood, die hy, geduurende al dien tyd, ten zyner hulpe geroepen had, eindigde zyn leeven en zyne kwellingen. Van myn eerfte jeugd af was ik onder opzicht van myne waarde Ouders opgevoed. Na het eindigen van den Oorlog hadden zy zig te Rouaan neder gezet, en werden aldaar door ieder geacht, en gehouden voor voorbeelden van huwelyksliefde. Ik was het eenigfte kind van die braaveEchtgenooten niet, maar deelde dat geluk met een zuster, welke weinig tyds na myn Moeder overleed. Het manlyk geflacht heeft inderdaad veel aan dat bekoorelyke Meisje verlooren Charlotte; want nog geen twaalf jaaren oud zynde , openbaarde onze geflachts eigenfchap , dat is eene altoosduurende trek tot byflaapen , zig reeds zo fterk in haar , dat myne Ouders beflooten hadden , haar aan den eerften Minnaar die zig zou op" £ a dom»  c h y doen, afteleveren ; denkelyk zonderan* dere Ceremoniën dan die welken hun eigen huwelyk voorgegaan waren ; zy hadden al te wel by ondervinding , dat men flegts het vermogen moet hebben van eenen aangegaanen echt te kunnen breeken , om zelfs het denkbeeld van dien (lap te doen , niet eens op te vatten; en ongetwyfteld zouden veelenop onze wyze huwen, ware het niet dat de verblinde wereld 'er eefligefchandeaangehecht had. Toen ik in myn agttiende jaar getreden was, riep myn Vader, die wei gevoelde dat hy niet verre meer van het graf afwas, my by zig, en vroeg my of ik eenige genegenheid had, om als hy, den Koning te dienen ? „ Myn Zoon „ (zeide hy) gy zyt in 't midden der „ wapens geboren , het vaandel van „ myn Compagnie heeft u , om zo te „ fpreeken, ten wiegenkleed verft rekt, „ 'zo de kryg u derhilven mrgc behaa„ gen, zal ik u een Luitenantsplaats on„ der de Ruitery koopen; doch ik bei „ geer  C *5 ) geer uwen fmaak niet te dwingen: „ weetende van wat aangelegenheid ,, het is , de Kmderen hunnen gene„ genheid te laaten. opvolgen." Ik antwoordde hem dat het gene hy my voorftelde, my boven alles behaagde, waarom hy , over dit antwoord vergenoegd, welhaast aan zyne belofte voldeed , en ik werd zodanig uitgerust dat ik met alle mogelyke eer in het Regiment kon verfchynen. Ik nam affcheid van hem, met een voorgevoelen van elkander nimmer weder te zullen zien, en derhalven was myne droefheid onbefchryvelyk ; myn knecht rukte my uit zyne armen, en ik was reeds een myl ver buiten Rouaan, eer ik weder tot my zeiven kwam De reden deed ondertusfchen myne droefheid bedaaren, ik begreep dat myn Vader zig , niet dan tot myn voordeel , van my verweiderde. Ik was onderricht van myne geboorte,en wist, by gevolg, dat , tot geen wettig gedacht behoorende , ik ook op B 5 gee-  C 26 > geene bevordering te hoopen had ; dac de bezitting van myn' Vader flegts beflond in eene rente van twaaf honderd Livres, op my overgemaakt, endatik derbalven my zeiven zou moeten onderhouden. In myn Regiment aangekomen zynde, maakte ik welhaast kennis met alle de jonge Officiers; want zo wel een Kind van Bellona als van Venus zynde, was ik hun in alle deelen aangenaam , en drie maanden na myne aankomst, zou men.my voor een der oudflen van het Corps genomen hebben , zo zeer lag ik het 'er op toe om my achting te verwerven. Twintig maanden na myn vertrek £ vernam ik den dood van myn' Vader. Ik dacht my, wegens dat verlies, nim_ mer te zullen kunnen troostten ; doch dc tyd eindigt zo wel onze fmerten als onze vermaaken, gelyk zy ook de gedachtenis van het geene ons meest dierbaar geweest is,uit ons geheugen wischt. Zie daar bekoorelyke Charlotte, myn ge-  C 2? > geflachtregister doorgeloopen, gy ziec dat ik niets voor u verborgen tracht te houden, en kunt derhalven verwachten» dat ik nu, tot myn eigen levens vei haal overgaande op dezelfde openhartige wyze zal handelen, ik verzeker u myn waarde , dat gy de allerkluchugfte gevalletjes zuk hooren ; dat ik u tooneelrjes van liefde zal befchryven , welken u hart zullen doen verlangen naar het vermaak van dezelven tehelpen vertoonen; pynig u echter niet te veel bevallig Charlotje , gy hebt my by u , één wenkje van uw oog, of een onged wonge greepje van uwe albaste hand, zal my volkomen van uwe begeerte overtuigen, en gy zult uweminnelustjesop de allervoldoendfte wyze geboet zien.' Toen ik nog Student was, ( want ik heb de loop der Studiën vervolgd, tot aan de Rbetorica toe) ging ik met nog drie myner makkers uit , om een vrye namiddag dien wy hadden, zo vermaak» lyk als ons mogelyk ware, door te bren» gen, De bewaaring van het weinige geld da  ( 28 dat wy by ons hadden , veroorzaakte ons al te veel moeite, derhal ven tracht* ten wy ons daarvan te ontflaan, en oordeelden niet beter te kunnen doen, dan by een Hospes te gaan ; want dat volkje alleen, weet tog het allerbest de beurs van jonge losbollen teligten. De oudfte van ons gezelfchap, was zestien jaaren; ik , benevens de twee overigen , hadden nog geen vyftien jaaren bereeken. Men belastte my met de zorg voor een fmaakelyk Colation. Toen ik de Hospes daartoe denoodige bevelen gaf, vroeg de goede man my , of wy gekomen waren om ons te vermaaken? ik, die deneigenlykenzin zyner vraag niet begreep, en geloofde dat hy alleenlyk van het vermaak dat een weltoebereide tafel geeft, fprak, antwoordde hem, dat wy ons met geen ander dan dat oogmerk tot zynent vervoegd hadden. Het gevolg van dit antwoord was, dat wy ons , zo dra men ons opgedischt had , zagen begroeten door vier fchoone Meisjes, zeer onacht- faam  (' 29 ) faam gekleed, of liever byna half ontkleed ; want Charlotte , haar boezem? waren geheel ontbloot, en niet meer dan één of op zyn hoogst twee korte dunne krytwitte rokjes, verborgen voor ons oog de verdere bekoorelykheden dier bevallige gezellinnen. Na op de allervrolykfte wyzehaar Compliment afgelegd te hebben , vielen zy ons met duizende ftreelingen aan , en welhaast waren wy gepaard ; want ieder Meisje verkoos de knie van een van ons voor ftoel, voorts de eene hand om onze hals gefJagen hebbende , wist de andere zo wel haar pligt te doen, dat ook een Hetemyt voor zo veelecaresfes onbegaanbaar zou geweest zyn ; fchoon alleenlyk de oudfte van ons, oud genoeg was om al het verrukkelyke daarvan tekunnen gevoelen ; want wat ons betreft Charlotte , wy beantwoordden alle de voorgemelde ftreelingen, met een kusje , een lachje , eene fpeelende afweering, en wat dies meer zy ; wy waren nog in de ftaat der onnoozelheid, Ge- mel-  C 30 ) Wielde oudfte van ons, maakte geéö gwaarigheid , van alomme te gaan fouragecren, en zelfs nu en dan met een der bevaliige Meisjes teverdwynen, geleidende drie van haar, een voor een , in een nabuurig Kamertje; hy fpotte met ons ; doch wy lieten hem begaan: wy waren nog zo zot Charlotte, dat wy het onderfcheid tusfchen een' man en een vrouw niet wisten, By my was de Natuur echter niet ftom ; maar ik wist niet wat zy my wilde zeggen. Om kort te gaan, wy W3ren alle drie flegts leerjongens , daar onze oudfte reeds voor ruim een jaar , tot meefter verklaard , en door Venus in haar heiligdom ingelyfd was geworden. Toen deeze jonge Meefter zig gereed maakte, om ook de vierde der Nymphjes eens tusfchen vier oogen te fpreeken , zagen wy een ge* heele bende van jonge lieden, van bei« derlcije Sexe , in onze kamer verfchynen. Wy ftonden het veld aan hun af en vertrokken. Hy die zig in het kleine Kamertje vermaakt had, betaalde de ge-  c s* 3 gsdienflige fchoonheden. Gelukkig of ongelukkig voor my, was ik voor dit maal zonder flag of ftoot vrygekomen , ja. zelfs had ik niet eens het denkbeeld gehad , van die gelukzaligheid , welke door onzen makker met zo veel welfprekendheids gepreezen werd. Ondertusfchen durf ik u niet verzekeren Charlotte, dat ik 'er maagd afgekomen zou weezen, waren wy door het voorgemelde gezelfchap ifiet verftoordgcwordens want geloof my , onze vriendinnetjes hadden zo veele bekoorelykheden, en zulke bekwaame handjes, handjes welken zig zo wel op alle de manualen der liefde verftonden , dat ik my nog met een innig vergenoegen die vermaakelyice oogenblikken te binnen breng , en thans niet twyfFel of onze bevallige gezellinnetjes zouden welhaaet onze oogcn geopend, en ons getoond hebben, dat wy bekwamer waren dan wy zelve» wisten. Een van ons gezelfchap was des anderendaags zot genoeg , om aan onze Pro-  Profesfor te vernaaien hoe vermaakelyfe wy oi.zen vryen halvendagdoorgebragt hadden. De Schoolvos veinsde, desaangaande door iemand anders onderricht geweest te zyn, en haalde ons wel daprer door , maar vooral den meest fchuldigfle; hy verweet hem zyne misdaad , en fchilderde zyne openbaareen gruwelyke hoerery met de haatelykfle trekken af, behandelende hem als een allerverachtelykften zondaar. Ik verfchoon my niet wegens de daad waarvan men u ten mynen opzichte onderricht heeft, antwoordde onze makker, een weinig ontfleld; doch daarna zeer flootmoedig, ik heb zonder eenige overweeging te maaken, de eerfle aanfpooring myner drift gevolgd; en fchoon ik niet met u wil twisten in hoe verre ik my aan eenige misdaad fchuldig gemaakt heb , weet ik echter zeker, dat zo die van Gomorra nietandersgezondigdhadden dan ik , zy niet met vuur van den Hemel geflraft zouden geworden zyn. Wat wilt gy daar mede zeggen, her. haal.  C 33 ) faalde dc vergramde Profesfor , niejrr andars, wa; het antwoord , dan dat ,k de wetten der Natuur g* volgd , en alJeenlyk tegen de zeden van ons iand gezondigd heb. Maar fchobbert zeideonze kyvende meeOer, i$ dat geer, zonde genoeg en ttaar het niet aan u omuwc verdorvene Natuur tsbedwingcn, en haare vervloekte aanfpooringen met kracht van reden te beftryden ; dat is zo Meefter , herhaalde onze makker; maar verbeeld u , dat gv , gewapend met al uwe reden en deugd , aangevallen werd, door een Nimphjezofchoon als de dageraad , omhangen met een luchtig fpier wit kleedje, hetwelkueen v.ry ocg over de aller bekoorelykfte borstjes vergunde ; met rokjes welke u dé fraaifte beentjes vertoonden , en die. u volgens de regelen uwer Logica lieten befluiten, wat 'er een voet of anderhalf hooger dan derzelver boorden, te vinden zou weezen; —— verbeeldu verder, goede Meefter, dat zulk eene fchoonheid , haare albaste handen om  ( 34 ) uwen hals floeg; dat zy u ftreelde, aantokkelde, kuste.... öit myn oogen , uit myn oogen Vagebond , voer nu de. Profesfor eensklaps uit, als ui teen droom ontwaakt zynde; want Charlotte^ hy 2elf was zo groot een liefhebber , dat hy door het behaagelyxe tafreel, het welke zyne leerling hem affchilderde , als in den flaap gefust was geworden ; doch nu, ongetwyffeld door zekere opftyging welke hy aan zig zeiven gevoelde , gewekt zynde, begreep hy dat hy zyn gezach verroekeloosd had , door onzen makker zo lang te laaten voortfrappen ; en derhalven trachtte hy, dien fout , door de voorgemelde uitbarfting te verduisteren. — Gelukkig voor ons, waren wy in een plaats digt aan de ftraat ; want na de voorgemelde woorden van den Schoolvos , maakte onzen makker een diepe buiging en vertrok , roepende zyncn beftraffer een eeuwig vaarwel toe. Wy lieten niet na hem te volgen. Dank zy zyneo y ver in ons teonder* ficfe-  . 35 ) ïichten, dat de duifterheden welken onze oogen nog verblindden , verdweenen. Wy floegen zamen op weg, en onze voorganger fteldevoor, dien zelfden avond, onze verworvene vryheid, dat hy ons natuurlyk recht noemde, door een vermaakelykc party intewijenP Derhalve i geleidde hy, hy die inderdaad een waar Student was , ons in zeker huis, alwaai hy zeer wel bekend toonde re weezen, door alle de donkere gangen , kronkelwegen, en onderaardfche gewelven ^welken hy met ons doortrok. Eindelyk geraakten wy in een welgeftoffeerde kamer , waarin een gantfeh aantal Nimphjes langs den wand gefchaard waren. Een dikke Matroone welke , in een afgefchoote Comptoirtje, als de Godin Venus zelve, zat te pryken, en de oogen van haare kalan. ten deed fchitteren , zo wel op haare deftige doch niet min aantrekkelyke fchoonheid , als op alle de juweelen , waarmede zy aks van roudsomme bezet was, werd door onzen voorganger geC a vra?gd  ? m 3 Vraagd, waar Mietje was?niet thuis Zeide zy. —— Dit antwoord fcheert onzen makker zeer verdicht vóór te komeu; althans hy liep eengeruimen tyd, in zig zei ven te grommen ; gebruikte bykans een gantfche vies wyn; riep ons /daarna alléén , en vroeg of wy moeds genoeg hadden , van- een kansje met hem te waagen , het geen wy als uit één mond met ja beantwoordden; waarop hy zeide , dat wy hem 'Jan fiegts hadden te volgen. Hy geleidde ons zekeren trap op; kwam voor gen kamerdeur , en gebood ons, alle onze krachten in te fpannen , om hem te helpen in dezelve open te trappen. Wy waren ten uitterften gehoorzaam Charlotte, en donderden met zulk eenvreeslykgeweld , op de deur dat dezelve welhaast op den vloer lag ; wanneer wy als raazende duivels binnen ftooven. Maar verbeeld u onze verbaasdheid, toen wy, hy het fchynfel van een flaauw nachtkaarsje , onzen ProfesCbr voornoemd i met zyn caakte billen uit een ledikant zgs  4 ( 3? ) zagen ftuiveh, gevolgd wordende, door een bekoorelyk en byna gantsch ontkleed Nymphje. (Gy begrypt Charlotte dat het 'c Mietje was, waarüa onze makker gevraagd had.) Ik zag de Profesfor in de uitterfte ontfteïtenis, met zyn broek in de hand verdwynen, terwyl Mietje, wat meer couragie hebbende , dapper in 't honderd floeg, en zulke gevoelige muilpeeren uitdeelde, datwynuendan met onze kop tegen de wand ftooven: Onder allen lag zy haar geflooten hand, met zulk een geweldigen aandrang voor myn neus en lippen , dat ik door het zien van myn bloed verfchrikt , het fpoor van myn goeden Profesfor infloegj en de deur uitvloog, zynde myne verbaastheid zo groot, dat ik hals over kop de trappen afbruide; en zekerlykbenilc vallende een anderen weg ingeflaagen , dan wy gekomen waren; want Charlotte , ik viel zo lang dat ik my verbeeldde, nimmer met vallen te zullen ophouden, of voor 't minst in 't ryk der dui= ftcrnis te zullen aanlanden. Eindelyk C 3 vpcl-  ( 3* 1 voelde ik grond, raapte alle myn brokken zamen , en vluchtte in 't duister voort ; doch welhaast geraakte ik het vaste land weder kwyt ; want ik floeg andermaal van een trap af, dat zekerlyk een.wenteltrap moet geweest zyn , doordien ik telkens met myn kop tegen een wand aanbonsde. Deeze tuimeling deed my zo geweldig , met myn gat 5 tegen een deur vallen; dat dezelve, o* pen ftoof en ik my in de open lucht bevond; ik dankte den Hemel voor myne wonderba3relyke verlosfing , en begaf my vol pyn en fmart tot mynent, zonder te weeten', uit welk gedeelte van het huis , ik weder uitgekomen was. Menigmaalheb ik dit myn avontuurtje vergeleelcen, by het tegendeel van de beruchte molen, waarin de kreupela menfchen gedaan werden, en 'er weder wel ter been uitkwamen ; want ik was fluks ter been in dit vervloekte huis gegaan : doch hetzelve had my niet alleenlyk kreupel, maar byna geheel geraIwsca&r, weder uitgeworpen» Gy  ( 39 ) Gy begrypt ligtlyk , bekoorelyke Charlotte, dat ik geen trek had, om weder onder de oogen vanmynenProfesfor te verfchynen; ik wist myn Vader overtehaalen (want die goede man leefde toen nog) ommyaarizyngezach te onttrekken. Een geruimen tyd had ik noodig om myn gekneusde ledemaaten Weder te doen geneezen, ikhadby myn' Vader voorgewend , een vechtpartytje met eenige Studenten gehad te hebben, welk vertelfeltje hy voor goede munt opnam. Nu ftond het oogenblik geboren te Worden , dat ik het weinigje onnozelheid, het welk my nog overig was, verloor. Het Was Nieuwjaarsdag, Charlotte , cn myn Vader berichtte my, dat ik, volgens de. belachelykegewoonte, van huis aan huis dienaars te gaan maaken, en met een draaijend hoofd zegenwenfehen , altoos hetzelfde cn altoos even laag, uit te ftooten , niet na kon laaten , zonder my aan onbeleefdheid, fchuldig te maaken, van ook myn ComC 4 pit*  C 40 ) plmient by myn Gemoeder of Doop-» tante te gaan afleggen. Deeze Dame', ten hoogden dertig jaaren oud, tnvan eene uitmuntende fchoonheid, was uit ftaatkunde gehuwd met een Officier, van vyf-en-vyftig jaaren, en bevond zig, met haar Gemaal zedert zeven of agt mnanden te Rouaan. Ik begaf my dan, wel opgekleed , naar de wooning van Emilia, dus was de Naam van myn Tante. Zy was een Vrouwtje, Charlotte, welke door haaren ouden Officier , op geen tiende part na genoeg gedaan werd; een Vrouwtje inderdaad zo graag als een Cellezuster. Zy had my geduurende haar verblyf te Rouaan, altoos met de nitterflevriendelykheiden gemeenzaamheid behandeld, en ongetwyfFeld myn Jeugd verfchoond ; doch nu fcheen zy voorgenomen te hebben , my van myn pakje onnozelheid te ontlasten,althans alles viel zo wel naar haar genoegen ott , dat zy voldaan zou geweest hebben , al ware het dat zy een geheel jaar lang doorgebragt had, om de beste wy-  X 4i' ) 2c, waarop zy my zou kunnen verkrachten, uit te vindeno Haar Dienstmaagd , die my de deur geopend had , ging my aandienen, en kwam welhaast weder te rug, met het bericht, dat Mevrouw my , met vefmaak, in haar kamer verwachtte,gaande tevens ter deure uit, zo zy zeide om een verre boodfchap te verrichten ; ik wist boven dien, Charlotte, dat Mynheer de Officier, zedert een maand tyds afweezïg was , en nog vooreerst niet weder.thuis verwacht/werd. Hy had een Proces met eenige Geestlyken onderhanden , over de goederen van een zyner Nichten , welke zonder veel geruchts te maaken , van hier in Abrahams fchooc overgegaan was. De gis* righe'd der Geestlyken brouwde hem veel werks, en het is waarlyk n;et van heden myn Engel , dat de vervloekte* gouddorst die heilige voorwerpen geKweld heeft, zy verachten de tydelyké goederen niet, dan om dezelven in ruimer roaate te bezitten; —— doch laaC 5  i 4* > ten tvy ons met hun niet ophouden lèeven zo als zy 't goedvinden , ——— de Hemel zy hunne arme ziel genadig; Ik tra*.. in de kamer van Emilia. Zy lag in de alleronachtzaamfte houding op een rustbed uitgeftrekt , en veinsde te flaapein De goede vrouw was heet genoeg, ömdoor de koude van dien dag, die ondertusfehen zeer hevig was, niet verhinderd te worden, van met haar geheeleh boezem ontbloot te liggen, vertoonende my dus een paar klipjes, Charlotte i, waarop Jofeph zelf zou hebben moeten ftranden. Ik ftond verbaasd; doch herfteldë my wel fpoedig , naderende zo zacht my mogelyk ware het rustbed ; en drukte al beevend , een teder kusje op ieder borstje Van de bekoorelyke Emilia. Ik merkte dat eene verliefde huivering door alle haare leden Hoop, zy beweegde zig; ik verweiderde my; doch hervatte myne gepleegde ftoutheid andermaal en wel met eene drievouwdige verdubbeling. Emilia , die    ( 43 ) die ongetwyffeld gaarne gevoeld had 4 dat ik een verdere pooging deed, keerde zig rekkende zodanig, dat haar eene been, van het rustbed kwam te hangen. Deeze haare houding , gaf my nieuwe moed ; zo dat ik andermaal naderde ; haare ligtte rokjes optilde, en met een brandend oog op de zetel der wellust ftaroogde. Ik befchouwde met verrukking de bekoorelykheden , welken ik thans voor 't eerst van myn leven zag, en ftond als een ftokbeeld. Emilia veinsde fchielyk te ontwaaken, en riep uit , Hemel'! Karei ! zyt gy reeds zo vroeg hier f — en in welk een ftaat hebt gy my verrascht! — Ik,diehaare veinzery zeer wel bemerkt had kuste haar hartelyk ; maakte haar oen zeer kort, en ongetwyffeld een zeer zot Nieuwjaars-Compliment. Ik was zo ontroerd , Charlotte , aat ik niet eens bedacht was , om my naast haar neder te vleijen , om haare bekoorelykheden in den volften zin te genieten ; doch Emilia zag my aan, met een oog dat my wel  £ 44 > wel duidelyk te kennen gaf, dat het ilegts van my afhing, om tetriompheeren ; het noodigde my ftoutmocdig te weezen, en ik zou gezwooren hebben* dat myn Tante my myne blohartigheid verweef Haare lonkjes dacht my , nepen my toe, onnozelaar! gy ziet met verrukking een' boezem ,~ waardig be. wonderd te worden,niet alleenlykdoor de menfchen, maar zelfs door de Goden ; hebt gy lust denzelven te kusfen ? kom nader dan; wat wederhoudt u?zy wordt immers voor uwe oogen niet verborgen? Deeze taal, Charlotte, die ik zeer wel verftond, boezemde mymoeds genoeg in , om my op het bed van de bekoorelyke Emilia neder te werpen ; en wel^ verre dat deeze daad haar mishaagde , drukte zy my in haare armen, cn trok my met zo veel geweld op haar fchoon lichaam , dat ik geheel roekeloos werd. Ach Mevrouw, riepikvol tederheid uit, zo het gezicht alleen, van uwe bekoorelykheden zulk eene levendige indruk op my maakt^, wat zou dan myn  1 45 ) lïjyn geluk niet groot zyn , zo gy nty toeftond V3n dezelven te mogen genier ten! zonder haar antwoord aftcwachteh, Charlotte, drukte, ftreelde en kusteik haaren bekoorelyken boezem , met hrt uitterfte vuur.en fchoon myne veinzende Tante my, door de fchoonfte Jiand des werelds, trachtteafteweeren,volharde ik echter in myne ftreelingen. Losbol zeide zy, trek uwe baldaadige handen te rug! -—- maar gy zyt ongelukkig fterker dan ik , -— Hemel! welk een vrypostigheid ! — nu kwelgeest, is 't zo wel? nu hebt gy gedaan, nietwaar? ■ Hoe! nogal méér ! en zelfs zonder de voor¬ zichtigheid gebruikt te hebben, van de deur te fluiten J ——« Op deeze woonden, Charlotte, vloog ik van het bed, verzekerde de deur door een ftevigen grendel, en zeide myn Tante, om haar verder gerust te ftellen, dat haar dienstbode uitgegaan was. Nu veinsde zy ook minder fchroomachtig te weezen." Sunde vleezige albaste handen ;cenbe. koQJ  t 46 > koorelyke en roozeroode mond; elpen? beene en netgevormde tanden; een yerïukkelyk fchoon voorhoofd ; de vol.maaktfte kin die ik immer zag; een boezem welken ik u reeds befchreeven heb; dytjes waarvan ik niet in ftaat ben ueenig denkbeeld te geeven,met eén woord, het gantfche lichaam van Emilia, was uitmuntend , en werd nu door duizenden kusjes als overdekt. Haar levendige en welfpreekcndc oogen, ftortten een vuur in my uit, dat tot in myn hart doordrong. Ik wem niet wederhouden, dan tot zo verre als noodig was, om my niet te veel te vermoeijen. Ik had myn bevende hand niet durven brengen , op die bekoorelyke plaats alwaar wy het leven genieten ; maar ook dtewyls uit het leven fchynen te zullen verhuizen ; alles Eoodigde my derwaards; Emilia geliet zig door vermoeidheid geene wederftand meer te kunnen doen; ikontfloeg my van eenige kleederen , ftrekte my uit in haare armen, en genoot voor het eerst  ( 4? ) eerst van myn leven, alles wat ik zou hebben kunnen genieten. Ha Charlotte ! kon ik u thans een denkbeeld geeven van devermaakendie ik in het omhelzen van Emilia vond ! maar zulks is boven myn vermogen. Het is waar, dat wanneer gy my toeflaat, u de doorflaandfle en gevoeligfle blyken van myne liefde te geeven , dat ik dan altoos geloof te zullen bezwyken onder de ;vermaakelykc aandoeningen, waarin myn ziel in die oiogenbiikken baad. De zoetheden welken gym}-doet fmaaken, zyn zo menigvuldig,en doen myn hart met zo veel levendigheidaan, dat ik , fchoon als dan louter gevoel zynde , echter telkens geloof het gebruik myner zinnen te zullen verliezen; maar myn Engel ! Emilia was de eerftc vrouw die ik beminde, zy genoot myne eerfte omhelzingen , en haare verborgene bekoorelykheden , hoewel inderdaad minder dan de uwe zynde , waren voor my eene volftrekte nieuwigheid. Ervarener dan ik j vreesde zy dat  { 4$ ) #at nwn vlam nutloos zou verfpHd wof•* den, en om zulks voor te komen,deed zy my door ! aare b koorelyke band , ten weg vinden die voor my tot nog toe geheel onbekend geweest was. Ik weet niet hoe ik de algemeene wensch der Minnaars bereikte , maar dat weet ik Charlotte, dat ik voly vers de Godin der Liefde, die my in deeze myne eer* fte poging zo gunftig was, myne offers bragt. Myn mond was op die van Emilia gehecht; onze verliefde uitdrukkingen fmolten in elkander; onze lichaamea waren zodanig vereenigd , dat wy niet meer dan één wezen fcheenen ie zyn , en in die verrukkingen zeiden onze zuchtjes alleen , dat wy bezield waren. Geheel onverzadelyk, wilde ik tien ftryd der liefde hervatten, myne onvermoe'de Meeftere^fe gaf zig over ] myne poging , en ik voldeed haar zo wel , dat zy , myn rug met haare blanke handen drukkende uitriep; „He;, mei! T!emel! welk een groot ondcrp fcheid is 'er niet tusfchen een jong kloek -  ( 49 } 3, kloekmoedig Minnaar , en een oud „ zwaklyk Man ! Met welk een heer3, lyk vermogen heeft de liefde u niet „ begiftigd, waarde Karei! Hoe be„ kwaam zyt gy niet om een vroüw te „ vergenoegen! kom, kom andermaal! ik wil u altoos tegen myn' boezem „ gedrukt houden. ——■ Maar wat ben ik zot! mogelykzaliku welhaast, „ en voor altoos verliezen!"- Na deeze openhartige uitboezemingen van Emilia gehoord te hebben , verdubbelde ik myne poogingen; zodanig dat wy nog verfcheidene keeren ftierven en wederom van den doode verreezen : de fakkel der Liefde fchee'n by ons niet uitgebluscht te kunnen worden. „ Och! waar zyn wy, (riep myn ver„ liefde Tante andermaal uit;) welk ee„ ne zee van weelde! neen, hec is on« „ mogelyk meer vermaaks te kunnen „ genieten !" na haar eindelyk eene enverbreekbaare trouw gezwooren, en aangeboden te hebben, van deeze vermaaken te herhaalcu , zo dikwils het D haar  C 50 ) haar zou goeddunken, fliep ik in, mee myn hoofd op haar albasten boezem rustende. Nu hoorde zy haaren Dienstmaagd boven komen , des flapte zy van de rustbank, ontving de meid aan de deur; verweiderde dezelve, onder een weiuitgedacht voorwendzel, en vleide zig daarna weder naast my neder. Na een klein uurtje flaapens , vond zy zig in flaac tot een nieuwe onderhandeling ; doch zy was genoodzaakt my uit een diepe flaap te wekken. Ik vond myne krachten verfpild ; maar haare aantokkelingen, herflelden dezelven wederom een weinig; ik verftoutte my den aanval te hervatten , doch moest het opgeeven ; en was het wel wonder Charlotte ? had ik voor een nieuweling van myne jaaren , niet al vry wel gearbeid ? Wy Honden dan op; ik bekleedde de plaats van'Kamerbediende by myn bekoorelyke Minnaares; nam vervolgens affcheid van haar en vertrok.Myn beenen knikten waarlyk onder myn lichaam, zo dat ik werks  C 5i ) werks genoeg had omtotmynentteko» men ; doch twee dagen daarna was ik wederom dezelfde, Geduurende vyftien maanden, bleef ik ftandvasrig de begunftigde Minnaar van myne Tante , en vond in haare fchoonheid, zo wel als in haare vermaakelyke gefprekken , altoos nieuwe be- koorelykheden ; de gunften die zy my toeftond, wel verre van myne liefde te verdooven, deeden dezelve integendeel van tyd tot tyd meer ontbranden, en ik was zo ftandvastig , dat ikgeduurende myne minnehandelingen met haar, zelfs geweigerd zou hebben, eene Godin te omhelzen ; doch hoe goed eene verftandhouding tusfchen ons beiden ook plaats had, moesten wy echter belluiten, van elkander vopreerst niet weder te zien ; ik werd genoodzaakt affcheid van haar te neemen, vermits ik op doezen tyd , als Luitenant in 'sKonings dienst aangefteld was geworden, Gy kunt u niet verbeelden Charlotte , met welk een droefheid wy elkander D 2 het  ( 52 ) het laatfte vaarwel als tockaatften; verfcheidene maaien viel myne bekoorelyke Emilia in onmagt, zo dat ik haar door het ingeeven van een hartfterking weder by mo^st maaken. Ik verloor een Minnaares die my aanbad ; die omtrent my tot verkwistens tce edelmoedig was, en wier bezit ik boven alles waardeerde. Van haar afgefcheiden, was ik langen tyd zonder eenige vermaakelyke party aan de hand te hebben, en ik geloof dat ik Emilia altoos getrouw zou gebleeven zyn , ware het niet dat ik in myne Mede-Officieren de allerverleidelykfte voorbeelden gevonden had; zes maanden bleef ik echter ftandvastig ; doch eindelyk kwam de gryze Adam boven, en Karei werd weder de oude en de zelfde. De dienst geeft een' Officier niet altoos bezigheid ; hy zwerft derhalven dikwils rond, om een middel op tefpooren waardoor hy den tyd vermaakelyk kan verdryven. Ik voor my had veel fmaal;  C 53 ) fmaak in het leezen; maatman kan ook niet altoos leezen , Charlotte; ik deed dan gelyk de anderen deeden. Zeker jong Officier, Duval genaamd, was de geene, met welken ik in de beste verftandhouding des werelds leefde. Na hy myncn aart beproefd en begreepen had, dat ik zyn vertrouwen volkomen waardig was, fprak hy my menigmaal van zyne liefdensonderhandelingen , met zekere Geestlyke Dochter van negentien jaaren. Hy zeide my, onder anderen, dat zuster Clementine (dus was de naam zyner Minnaares) zo hartlyk als hy zelf, naar eene geheime zamenkomst verlangde. 'Ermoestdan een middel bedacht worden om in het Klooster te geraaken; doch myn vriend was niet onvoorzichtig genoeg van zig blindelings over te geeven, aan de drift van een Bidzustertje, dat mogelyk zig zelve en haaren Minnaar gewaagd zou hebben, ter verkryging van het geene haar het fterkst vërbooden, doch waarna zy evenwel het fterkst verlangende D 3 vyas,  ( 54 ) was. Zedert meer dan vyf maanden was de party reeds geflooten , en de toezegging van haaren kant gefchicd; maar de zwaarigheid van in het Klooster te komen , had de uitvoering vertraagd. Men begreep hoe noodzaakelyk het was , een vertrouwd vriend te hebben , en hier toe werd ik door den verliefden Duval verkooren. Doch waarmede zou nu de vertrouweling zig vermaaken , terwyl zyne Principaalcn in conjunctie waren? Zuster Clementine nam deeze zwaarigheid weg ; door hem zuster Pelagia , haar vriendin, toe te voegen. Deeze bewoonde de Cel naast die van Clementine, en werd niet minder dan haar vriendin gepeinigd door de roepende ftem der Natuur , in een tyd, dat haar de wet opgelegd was , van dezelve te moeten fmooren. De beide zusters hadden een opening weeten te maaken in het befchot dat haar Cellen van elkander fcheidden, en door deeze opening onderhielden zy zig eerst over eenjge kleinigheden , betreffende k i' de  C 55 ) de overige Nonnen ; vervolgens over gewigtiger poincten, als, onder anderen over het verdriet, dat een oude Biegtvader haar veroorzaakte, niet alleen door zyn onbehaagelyk voorkomen; maar ook door zynenaauwkeurige vraagen, als willende dat zy hem zelfs een volkomen verflag van haare gedachten zouden geeven, hy vroeg haar dikwils of zy ook een zondig vermaak gewaar werden, wanneer het gevoel haare handen naar een zekere plaats van hetlich- aam trok; ja of zy gy kunt u niet verbeelden Charlotte, tot hoeverre de onvoorzichtigheid of liever de nieuwsgierigheid van zommige Biechtvaders gaat: door hun onbehoorelykvraagen, verlichten zy hunne biechtelingen in dingen, welken mogelyk altyd Voor hen verborgen zouden gebleeven zyn. Pelag'aen Clementine, waren dan op deeze wyze de allervertrouwufte vriendinnen geworden. Om haare voorverhaalde gefprekken met te grooter vryheid te kunnen vervolgen , hadden zy een D 4 plank  C 56 ) plank uit gemelde befchot weeten te ligten , die zy 'er zo behendig weder wisten in te zetten , dat de opening door niemand anders ontdekt kon worden. Dikwils iliepen zy by elkander, en pleegden zommige grapjes, welken inderdaad wel niets betekenden; maar haar echter van tyd tot tyd zodanig verhetteden, dat zy het pakje hunner zuiverheid onmogelyk langer konden draagen , waarom Pelagia de voorflag van -haare vriendin,met betrekking tot de Minnaars, ten eerften aannam. De ee» nigfte zwaarigheid nu was flegts om te weeten, of ik moeds genoeg had , om het gevaar van den nek te broeken , door het beklimmen van een muur van twintig voeten hoog, tetrotfeeren ,ter genieting van een bekoorelyk Nonnetje. Duval deed my den voorflag , en ik nam dezeive gewillig aan : dus was dan nu alles gereed, en de party wierJ op den volgenden nacht bepaald. Eer ik omtrent dit verhaal verder ga, Char-  C 57 ) Charlotte, moet ik u nog een trek van myn boevery vertellen, welken ik in de voorgaande nacht de meid van myn hospes fpeelde. Deeze uit verfchei. dene omfi-andigbeden gemerkt hebbende, dat ik een groot lief hebber van de vrouwen was, wilde, daar zy in tegendeel de mannen tot gek wordens toe beminde, my ook aan haar fnoer hebben. Zy fcheen het 'er zo fterk op gezet te hebben, om een nachtje in myne armen door te brengen , dat zy niets verzuimde om my op haar belust te maaken; doch ik weet niet hoe het kwam, Charlotte, maar ik had zulk een afkeer voor haar, als of zy de duivel zelf geweest ware; ik behandelde haar derhalven altoos met verachting ; dit echter fchrikte haar niet af, zo dat ik door haar telkens op de allerlistigfte en aanlokkelykfte wyze, aangevallen werd. Haare caresfes begonden my eindelyk te verdrieten, en ik befloot haar een pots te fpeelen, die wel zo veel te weeg D 5 zou  ( *8 ) zou brengen , dat zy my-voor altoos vergecten, en baare overgegeevene liefde in felle baat veranderen zou ; ik was ondertusfchen voor geene nadeelige gevolgen beducht, aangezien iktog voorncemens was , van logement te veranderen. My dan eenige dagen lang gelaaten hebbende , even vuurig naar haare omhelzing te verlangen,befcheidde zy my op den voorgemelden nacht, in haar kamer , en ik de toebereidzelen, tot myn oogmerk noodzaakelyk, ingereedheid gebragt hebbende, verfeheen ter bellemder tyd by haar : zyzat byna geheel ontkleed , my te wachten , en vloog my met de uiterfte drift om den hals ; rukte myne klederen fchier alle te gelyk open, en geleidde, of liever fleepte my tevens naar het bed , waarop zy zig terftond nederlag. Dit myn voornoemen niet zynde , zeide ik haar dat wy eerst een glaasje wyn moes. ten drinken , vermits alles dan veel beter van de hand zou gaan. Zy bewilligde; ik haalde een flesje voor den dag; dronk  ( 59 ; dronk het eerfteglas, en wist, zeer behendig, in het tweede , dat zy zou drinken, een kortwerkend doch fterk flaapmiddeltje te doen. Myn goede meid dronk het zonder bedenken in ; vervolgens leedigden wy den fles , en om tyd te winnen, maakte ik eenige gekheid met haar. Toen zy my einde, lyk zeide, volflrekt niet langer te kunnen wachten , ftelde ik haar voor , dat in den fmaak van Adam en Eva te omhelzen wel het allervermaakelykste was; zy begreep my, en ftond in een oogen» blik, geheel naakt voor myne oogen. (Ik had inderdaad werks genoeg Óm my te bedwingen, Charlotte.) Nu zoude ik my uitkleeden , waarin zy my zeer driftig de hand bood ; doch ik wist my zodanig in myne kleederen te verwarren, dat ik nog niet half ontkleed was, toen mynedienstbaare fchoonheid reeds begon te fluimeren. Zy zeide my eene allervreezelykfte vaak te gevoelen ; ik zette haar op een ftoel neder, en zy flicp  C 60 ) fliep wel zeer gerust in. Nu was het tyd om het tooneel te voltooijen. Ik kleedde my zeer fpoedig weder aan ; bond haar aan haar' ftoel vast; hees haare armen in een fchuine richting op; (waartoe my de laagezoldering van haar kamer, en de verfchillende fpykertjes die daar in waren, zeer dienftig was.) fprydde haare beenen wyd uit, ïlakeen ftukje nachtkaars in gy ver- ftaat my Charlotte ? zette het kleine nachtlampje, dat zy gewoon was te branden, op een ftoof tusfchen haare beenen; fmeerde, om mynboevery te volrnaaken, haar gantfche lichaam met ftïoop , die ik in een fchroeffles mede by my had , en beftrooide haar toen met veeren. - Nu ftond ik voor myne fchoonheid, die niet anders dan een helfche geest geleek , te lachen , dat ik meende te zullen flikken, eindelyk verliet ik haar, en begaf my weder te bed ; zynde myn list van zulk een goed gevolg, dat myn Minnaares ontwaak-  C 61 ) waakte . juist toen myn Hospita, des morgens boven gekomen zynde, om te verneemen waar haare dienstmaagd bleef , haarman en alle de verdere huisgen ooten geroepen had, omditfehouw fpel te zien. Verbeeld u Charlotte, wat 'er zo by de eene als de andere voorviel; debeftroopte had geen moeds genoeg , om my te befchuldigen , of was daar toe te zeer ontfteld , fchoon ik mede een van de aanfehouwers was; zy fprak niet een eenig woord ; alles wat zy deed was my aantezien, met een oog , dat my genoeg voorfpelde wat ik te wachten had, zo ik my niet met den eerften uit het huis weg maakte. Dit te doen verzuimde ik ook geen oogenblik, en de Hemel weet hoe het verder met het voorwerp myner fchelmery is afgeloopen: ik heb haar nooit weder ontmoet, en ook nooit iets van haar vernomen. Laat ons nu tot het Klooster wederkeeren. —— Na ons dan van een zydene ladder , en een paar piftoolen, om  ( 62 ) om ons , ingevalle de knechts van het Kloofter ons mogten ontdekken, tekunnen verweeren, voorzien te hebben, toogen wy uit, en onze onderneeming gelukte zo wel, dat wy,zonder eenige hinderpaal te ontmoeten, by onze verliefde Cellezustertjes aankwamen. Alles fliep in het Klooster , uitgenomen onze Minnaresfen, welken reeds meer dan een uur naar ons gewacht hadden, fchoon wy nog vroeger dan den bepaalden tyd verfcheenen. Zy namen ons, na eenige wederzeidfche verliefde pligtpïeegingen , by de hand , en bragten ons in de Cel van Clementine. Een flaauw waschkaarsje gaf lichts genoeg voor ons ; ten minfte het overtuigde Pelagia dat ik een zeer gefchikt voorwerp voor haar was. Onze loftuitingen wegens de verrukkelyke fchoonheid der Zustertjes, werden met gelyke munt betaald , zelfs zagen wy dat niets verzuimd was om ons te bekooren. Een luchtig en onachtfaam nachtgewaad; een zindelyk, klyn3doch fmaak- lyk  ( 63 ) lyk Collation, alles Charlotte , alles riep ons toe , gy Ridders zyt thans in den Hemel der Liefde aangeland. By dit alles kwam. nog dat wy geheel onbevreesd konden weezen,aangezien de Celletjes der verliefde Nonnen, zodanig afieleegen waren , dat wy volftrekt niet beluisterd of gehoord konden worden. Welhaast waren wy zo gemeenzaam, als of wy zedert verfcheidene jaaren, goede vrienden geweest waren. Duval zo ongeduldig als Clementine, nam baar in zyne armen en geleidde haar naar een bedje, dat inderdaad niet gemaakt was voor het geene waartoe bet thans zou dienen. Ik bad Pelagia, van in haar Cel te gaan; de plank werd weggenomen, en wy vertrokken. Och, Charlotte ! wat vertoonde myn Nonnetje zig bekoorelyk voor myne oogen ! Haare luchtige kleederen weeken voor myne handen, en zylietmy begaan. Ikgafmygeen'tyd, ommy vaii het een en ander datmy hinderlyk was te  C 64 ) te ontdoen; en behalvcn dat myn brandende minnedrift my zulks belettede, had ik nog een reden omallempgelyke fpoed te maaken ; ik zag naamlyk, dat Pelagia, fchoon zo verlangende als ik, echter, nu het op 't uitterfte gekomen was, eenigzins aarfelde , en dat haare ftervende deugd nog eene zwakke poging deed om het veld te behouden. Zo fterk werkt de opvoeding in het menfchelyke hart, myn Engel, dat zy zelfs over de Natuur, die, zou men zeggen, tog altoos den hoogden toon voert, kan triumpheeren ; want waarlyk ik geloof dat de opvoeding by Pelagia over de Natuur zou gezegenpraald hebben , ware het niet dat myne gedienftige vingeren, en eenige duizende kusjes , waarmede ik het gantfche lichaam van myne fchoone als bedekte, de Natuur onderfchraagd hadden ; want voor dit vermogen was de opvoeding nietbeftaanbaar; Pelagia bezweek, cn ik zag my meefter van de verborgen troon der Godinne Venus. Een gevoel van het zoetfte vermaak , deed  ( 65 ) ijeed myne fchoone alle aanmerkingen, op de ftap welke zyhad beftaan te doen, ftaaken. Toen wy van onze verliefde bezwyming wederom bekomen waren, kon zy echter niet nalaaten, my tederlyk aanziende, te zeggen; ik heb dan die fchoone bloem , welke , wanneer zy eenmaal geplukt.is , niet weder herboren wordt, verlooren! — Inderdaad een groot verlies ! -en het eenigfte uat my daaromtrent kan troosten, is, dat ik gezondigd heb met een voorwerp dat de liefde eener Godinne waardig zou Weezen. Door myn mt nd ophaarelie. ve lippen te drukken, deed ik haar alle verdere a nmerkingen ftaaken, endoor duizend kusjes, omhak ik andermaal in haaren boezem , het vuur, dat haar by onze eerfte 'zaamenkomst zo blykbaar bezield had ; ja welhaast werd zy zelfs veel vrolyker darteier en ongebonde• ner,,dan zy tot nog toe geweest.was, het geen ten gevolge had , dat wy ons van alle hindernisfen ontdeeden , omdaar wy nu als natuurlyke Menfchen E han-  ( 66 ) handelden , ook natuurlyke Menfcheu te gelyken. 't Is wonderlyk, Charlotte , dat het zo vermaakelyK is, als eea natuurlyk mensch te werk te mogen gaan, daar evenwel de geleerden den natuurlyken mensch zo jammerlyk vervolgen , eh hem als tot een uitvaagfel maaken! zouden zy 't wel recht hebben, Lotje ? zou de natuurlyke Mensch wel zulk een fnood en verachtelykfchepzel weezen ? Immers is hy vatbaar voor uitneemende genietingen? —- ja maar zal men zeggen, voor dierelyke genietingen; — zo is 't; doch evenwel genietingen , welke hy met den allcrbekeerdftcn deelt ?— Ik weet het wel, men brengt hier tegen in, dat een bekeerde die zoetheden op een heilige wyze fmaakt, daar öe Natuurlyke Mensch alleenlyk de voldoening zyner driften zaekt; doch zie daar eene wonderfpreuk welke ik nimmer heb kunnen begrypen. Indien men de driften van het Ledikant verband, worden de voorwerpen wysgeerig, en daar zou uit volgen,  C 67 ) gen . dat een Euclides over de eigen, fchappen van het Cirkel demcen , en tevens een klein Euclidesje zamcnftellen kon ; iets dat waarachtig geheel onbegrypelyk voorkomt. Na ik my met de bekoorelyke Pelagia tot ftervens toe vermoeid had , fliepen wy beiden in. Zo deed ook zuster Clementine met haai Minnaar, ehde zon,welke ons avontuurtje fcheen tebegunltigen , wekte ons niet, dan toen het tc laat was om te vertrekken,waarom wy met vermaak bellooten , ook den volgenden nacht, in de armen van onze Cellezjusiertjes door te brengen. Geloof niet Charlotte , dat liet voor onze fchoonheden een vreemd fchouwfpel was, twee Minnaars in het Klooster verborgen te houden: vóór haar had meer dan één Nonnetje, de geltrengheid haarer gelofte , op die wyze zoeken te verzachten: gy zult zeggen dat zy dan omtrent die gelofte geveinsd zyn , maar merk voor eerst aan Chatlotte, dat gy nimmer grootergeveinsdE 2 ' heid  ( 68 ) heid kunt vinden dan onder het Geest-, lyke gewaad , de priesterrok bedekt dikwils de al'erfnoodfte gebreken. Ten anaeren zyn zy omtrent haare gelofte niet oorfpron^elyk geve'nsd ; zy worden het; want in een fluimering,waarin zy door eenige dweepers of dweeperesfen , het ergfte fchuira van volk, gefust zyn, doen zy dezelve; doch wanneer de warachtige Mensch weder wakker wordt , en ziet dat hy die viyheicl waartoe hy geboren is, moet derven, beklaagt hy zig over de gcdaane gelofte, zoekt naar middelen om zig te vergenoegen, en zie daar de lieve Nonnetjes in de noodzaakclykbeid van te moeten veinzen , willen zy dat geene genieten, dat een ongerepte maagd van zestig jaaren doetweenen, wanneer zy bedenkt, dat het geluk haar nooit gediend heeft, om hetzelve te mogen genieten. De morgen gekomen zynde gingen onze Zustertjes den Kloosterdienst verlichten , terwyl Duval en ik elkander bez;^ hielden, over de bekoorelykheden  ( 69 ) den waarvan wy de volkomene genieting gehad hadden. Clementine kwam öns vervolgens wederom vinden , en bragt ons eenig goed brood, lekkere wyn , en eenige fmaakelyke confituuren. De Liefde zegt men leeft van den wind; maar dat is dan ook niet dan een liefde welke uit wind beftaat ; zig niet dan met bcfchouwingen bezig houdt , en niet voortbrengt dan züchtèü. Het is die romanique liefde Charlotte,'door welke zy bezield zyn , die zig kunnen vergenoegen met naast een Minnaares te wandelen, haar te pryzen ., haar te hooren zingen, haar een glaasje wyn aan tebieden,en haar door duizend eeden getrouwheid te zweeren; maar dat is wederom het natuurlyke beminnen niet. Ik geloof nooit dat Ada>r een reeks loftuitingen over Evaas fchoonheid uitgcfprofproken heeft ; dat hy het gras recht gevleid heeft, op dat de billetjes zyner fchoone , geen hinder zouden hebben in het nederzitten. Neen waarlyk ik geloof dat die Natuurlyke goede lieden E 5 el*  ( ?° > elkander terftond fpreekcnde bewyzeri van liefde gegeeven hebben; en als de eerfte Eva van alooi geweest is als haar tegenwoordige nakomelingen , zal zy langs dien weg ook wel het beste te behaageh geweest zyn. Om kort te gaan Charlotte , de waare liefde leeft niet van den wind , zy vordert vaste fpyze, dat is in zuiver Hollandfch gezegd, men moet coedeeten en drinken hebben om te kunnen blyven beminnen. Geduurende den dag zagen wy onze fchoonheden flegts weinig. Wy hadden haare fleutelringen , en derhalvcn vermaakten wy ons vervolgens, met naauwkeurig op te neemen, waarin de bezit • tingen der Zustertjes beftonden. In het zitbankje van Clementine, vonden wy verfcheidene flesjes metaangenaame liqeuren, eenig Kloosterwerk en zweepjes van geknoopte touwetjes, zekerlyk ' gefchikt zynde, ter tuchtiging van het vieesch; - doch dezelven waren geheel nieuw; want onze Zustertjes waren niet  gewoon het v'eesch te tuchtigen, maar deszelfs begeerlykheden in te volgen. Dit bleek nog duid: 'yker aan haare gebedeboeken; want Charlotte, dezelven waren mede geheel nieuw , namelyk van binnen , de omflagen waren byna verfleeten, de Cellezustertjes waren gewoon, ter beguicheling van haare argusfen , dezelven befrendig by zig te draagen, en het was alleenlykby toeval dat zy die meubeltjes tans vergeeten hadden. Zekerlyk hebben zy haare arme hoofdjes zo vol gehad van de vermaaken , welken haar thans ten deele vielen , dat zy om geene gebedcboeken gedacht hebben, en waarlyk geen wonder ! wanneer een gulzigaart, geduurende eenigen tyd gevast hebbende, zig op het alleronverwachtst aan een weltoebereidde tafel bevindt, zou hy ongetwyffeld alles vergeeten, ja ik wed dat hy den geenen, die hem kwam verhaalen , dat een ander bezig was met zig over zyn vrouw te krommen, niet eens gehoor zou vergunnen. — Duval E 4 toon-  C n ) toonde my een linkje papier dit door een fchreefje in de wand uitkwam; dit deed ons befluiten , dat dnar ter plaatfe een verborgen kasje moest zyn; wy ontdcktehet we! ras,-en hadden het geluk van het te openen ; maar verbeeld u onze verwondering- toen wy in hetzelve, byna alle boeken , welken eenïgzins vrolyk gefchreeven waren , en het vlèesch konden kittelen , vonden. Dcczen waren byna aan flarden geleczen. Behalven dat lagen in dit kasje nog verfcheidene rrianufcripten van onze bekoorelyke Zuftertjes , waaruit wy gemaklyk konden befluiten , dat zy geen nieuwelingen in de wereld waren , en de theorie van 'net geene zy met ons in lïe voorledene nacht totpracrykgebragt hadden, zeer wel verflonden. Ook vonden wy een kleine portefeuilje met tekeningen , door onze Cellczuftcrtjes vervaardigd, tekeningen waaraan inderdaad het fpreeken, of liever de beweeging ontbrak. Ik zal my niet ophouden Charlotte, met u de vertooningen daar van  C 73 ) Van te vernaaien, alzo ik in ftaat ben ü die fraai je kunstftukjes te kunnen Iaaten zien ; want ik my door behendigheid erfgenaam daarvan heb weeten te maaken. Alle deeze fraaïjigheden hadden zo veel vermogen op onze geitellen , dat wy.wel duizendmaal wenschten onze -Minnaaresfen by ons te hebben ; evcnwel moeiten wy ons bedwingen , want hoe de poppen ook aan het danfen waren , de Comedie kon volftrekt niet vertoond worden,dan in de aanftaande nacht. De bezittingen van myne Pelagia waren niet zo talryk dan die van Clementine. Dit hadden zy met elkander gemeen , dat alles wat op het Geestlyke leven betrekking had, of dienen moest om het vleeschlyk leven tot een Geestlyk te brengen , vol ftof en fpinrach was , ten duidelyke bewyze dit onze Minnaaresjes voorgenomen hadden-, haare bekeering uit te ftcllen , zo lang het flegts mogelyk ware. Ter zydevan Pelagiaas bed, hingen vyffchilderytjes, E 5 een  C 74 ) een daarvan vertoo: de eene St. Thërefia, en de anderen, de vier Euangelisten ; doch wanneer men de heilige Therefia opligttede, zag men eeneongeveinsde en geheel Natuurlyke afbeelding der omhelzingen van Mars en Venus; en achter de vierEuangelisten, waren, vier franije Zinnebeelden , niet van de heilige maar van de natuurlyke liefde ; om kort te gaan alles berichtte ons , dat onze'Nonnetjes zodanig waren als zy moeften weezen om ons te kannen behaagen ; alles zeide ons dat wy ons vermaak kondm neemen, op wat wyze wy het ook/vckoozen, aangezien onze Minnaaresjes niets minder dan kuisen wareö. Eindelyk kwam de nacht , cn <">nze Zuftertjes veifcheenen wederom in hunne Cellen. Clementinehad neg eenige vervarfching weeten te bekomen waarop zy ons onthaalde, en waardoor wy nieuwen moed fchepten, om onze graageJBidzustertjes hj  C 75 ) la den volgenden nacht tc zullen kunnen voldoen. Na 't geheele Kloofter ,wederom in rust was , zetteden wy ons tot eetcn , maar op eene volftrekt bekoorelyke wyze: onze Miunaaresfen waren zodanig verhit en hadden zo veel fmaaks in de bedryven der liefde, dat haare tedere en aandoenelyke zieltjes daar mede geheel vervuld waren ; terwyl Duva! en ik braaf onze kaaken roerden, geraakten de Zustertjes in gefprek over de maagdelyke ingetoogenheid : het geene in de voorledcnen nacht gebeurd was, maakte haar openhartig, en had zo veel vermogen op het hart van myne bekoorelyke Pelagia, dat zy Zufter Clementine met weinige woorden bewees, dat zy haare dappere ridders hunne maaltyd zo vermaakelyk moeften maaken als mogelyk was: derhalven opende Pelagia haaren boezem en ontdeed zig van haare rok-, jes, zeggende, ja lieve Zuster het moet 'er nu mede door , de heuchelyke onder-' vinding van den voorledenen nacht heeft ons  ( 75 ) ons bevrydt van volgens gewoonte té moeten bloozen, wy zyn vry, Natuur, Natuur Clementine , God zy gelóóft , lieve Zufter dat de Natuur zo fterk is cn het op de opvoeding, een zamenftelzel van duizende zwakheden , weet ovei' te haaien : onze voorouders hebben geene opvoeding gehad, zy hebben de Natuur gevolgd, cn deeze weet van geene lastige fchaamte: wilt gy dat ik u zulksmet duizende voorbeelden bewyze? neen, antwoordde Clementine, ik gevoel maar al te Wel de gegrondheid van uw zegden: ik heb de opvoeding altoos gevloekt,daarom,dat zy my verbood , de vermaaken welken de Natuur my aanbood te genieten: maar thans,inonzeCel, in 't byzyn van deeze dappereCavalliers, in onze Cel heerscht de Natuur; gy hebt gelyk Pelagia, vervolgde zy, wy moeten de Heeren hunne maaltyd zo vermaa kelyk rnaaken als mogelyk is , en al moest ik eene eeuwige penitentie daarom lyden, ik wil de Natuur volgen: zy ademt niet dan liefde en vermaak :on- d;r  ( 77 ) der dit zeggen, lieve Charlotte, dronken wy telkens een voldertje , zo dat Zuller Clementine alle gemaaktheid verloor, en zig, even als myne bekoorelyke Pelagia gedaan had,van haare klederen ontdeed ; maar, vervolgde zy , Pelagia, maar gy onthaalt uwen ridder niet volftrekt natuurlyk , lang leve de Natuur, en het vermaakelykvermogen der mannen , dit zeggende , ligtte zy haar bekoorelyk hemdje op,en zette het tafelbord van Duval op baar ontbloote knietjes neder, onder de hartelykeuitboezeming van , kom lieve Duval, de Natuur vergunt u deezefpyze, daarom moet gy dezelven ook natuurlyk genieten. Zou ik u kunnen befchryven myn Engel, wat Duval toonde te gevoelen, daardoor, dat hy de ontbloote knietjes van zyne Minnaai es voor tafel mogt ge. bruiken? gy bezit een natuurlyk gevoel, eene tedere ziel, en kunt u derhalven meer verbeelden dan ik u immer zou kunnen zeggen: om kort te gaan, Pelagia volgde het voorbeeld vanClemen-. tl*  ( 78 ) tine en ik at mede van een tafel welke de Natuur ons vergund maar welke ons tevens door de opvoeding ontzegd wordt: tirannige opvoeding ! ja nog eens tirannige opvoeding , die de onnozelheid doet beftaan in het weigeren om de vermaaken waarvoor wy vatbaar zyn te genieten, daar ondertusfchen alle andere wezens daaromtent onder geen jok zuchten; omhelst niet het Vogeltje zyn lieve wederhelft , die hy dikwyls met een ander verwisfeit, op het eerfte voegelyke takje dat zig daartoe aanbied, . en zelfs in 't aanzien van allen die zig verwaardigen willen de bekoorelyke vryheid, waartoe al het gefchapene vatbaar, en dat aan hetzelve vergund is , met hunne aandacht te vereeren; draagt ook uwe vriendelyke Fidel vygebladeren voor zyn , of wacht hy tot de duifternis het aardryk dekt, om zyn gedacht voort te planten; hy lokt zyne fchoone niet op een Canapé; hy is een kind der Natuur , en hy is gelukkig ; wy zyn alle kinderen der Natuur, en kon  ( 79 ) Iconden ook alle gelukkig zyn,-maar wy willen het niet weezsn: de aardfchè gelukzaligheden zyn van een anderen aart als de hemelfchen,- wy zyn geboren om de aardfche gelukzaligheden te genieten ; want wy kur.nen niet geboren weezen om te lyden ; maar wy willen de aardfche gelukzaligheden nietgenieten; om dat wy gelooven dat dezelven ons onbekwaam maaken tot het genieten Van de hemelfchen, doch dit is gedwaald, myn Engel.- na dat onze ziel van het ftoflyke ontflaagen zal weezen, zal zy* ook vatbaar zyn voor verhevener gelukzaligheden: deboomen zyn ons niet gegeeven op dat wy ze fnoeijen en leiden zouden, ieder groeit in zynen grond zo goed mogelyk zy , en zo de boom vatbaar ware voor't geluk vnn te beftaan, hy zou zyn geluk daarin ftellcn dathy, ongefnoeid en ongeleid , naar zynen, aart mogt opgroeijen: onze vatbaarheid voor de aardfche wellusten is ons niet Sneven ; maar ik wil my daar. roede niet langer ophouden , de over- bren-  ( So ) brenging die ik voorneemens was te doen gaat niet boven uwe natuurelyke redeneerkunst, en ongetwyffeld heeft uwe vlugge ziel die overbienging reeds gemaakt: laat ons lus tot het Klooiter wederkeeren. Zo drawy onze maag dan met de lekker» fte fpys en de delicaatfte wyn wel voorzien hadden , kwamen onze levendige tafeltjes op onze fchoot zitten, en wy beproefden eene nieuwe wys van omhelzende waarlyk niet minder aangenaam .was, Nu ontftond 'er onder onze Nonnetjes een verfchil wie van haar de bemin, neljkde en bekwaamde Minnaar had : ieder hield het met de haare, en bewees de dellirg op allerhande wyzen : de wyngod had ons allen in zyne fluweele banden gekluifterd ,• Onze Zuflcrtjes waren vrymoedig. ja rot losbandigheid toe: dus waren 'er oogcnblikicen dat zy zodanig om ons heen geflingerd waren , als de buigbaare heefter om de vaste dam waar naast zy wast: geen deel van ons  C 8r ) ^ f . voordeden om dezelve met een talrvker gezelfchap te hervatten, en de zwaa -g -d die wy daarin vonden, tT"; . ^^ecnwezenlyk verdriet E ndelyk werd het tyd van fcheiden, dochdaartoekreegenwygeenverlo^da^ * eenealganeene ftlvo tfïc het Mei" F 2 (v„  c n ) gefchut, en na beloofd te hebben van ohzeNonnetjes op dezelfdewyzen verfcheidene maaien te komen bezoeken: ons affcheid was teder en niet minder bartelyk als onze verwelkoming geweest was; wy lieten ons weder af, kwamen behouden thuis ,' zonder dat iemand kon raaden waar of waarom wy zo lange onzichtbaar geweest waren : vervolgens hielden wy getrouw ons woord , en kwamen geduurendezes maanden onze Nonnetjes vertrooften over het verdriet van dus afgezonderd te moeten leven. Na de gezegde tyd vertrok ons Regiment naar elders , dus wy onze Bidzuftertertjes voor altoos vaarwel moesten zeggen, evenwel warenwymenfehlievend genoeg, van haar twee andere Minnaars, onze byzondere goede vrienden, in onze plaats te bezorgen : men moet tog een ander zo lief hebben als zig zeiven. Ter plaatfe alwaar wy met ons Regiment verfcheenen , waren wy geduurende een geruimen tyd zonder een * . eeni-  C «5 •) eenige Minnaares te hebben: ondertus-" fchen Waren wy niet ftil, want dat is niet eigen aan jonge Officiers : ieder Clasfe van Menfchen heeft haare byzondere eigenfchap,maar diederOfficieren is boven allen te waardeeren, om dat dezelve geheel onbedriegelykis: de Koopman iiegt en bedriegt, en zweert dat hy de waarheid fpreekt en op' echtelyk handeld : de Geestlykheid is meestal do> voofc, haamlyk ir* hoed , paruik en de Verdere kleedir *, maar hun hart buigt zig onder de .laverny der wereld : de Vrouwen trachten met alle mogelyke moeite haare Mannen te doen gelooven dat zy kuifch en eere'yk zyn, ondertusfchen hebben de meeften van haarfonvtyds een gantfche reeks begunftjgdö Minnaars, met welken zy zig in de fteekfpelen en worftelperken der liefde vermaaken , wanneer de Mannen eenige honderd treeden vér hetzelfde doen, en niet zelden met de vrouwen van hun, die op dat oogenblik , hunne hoorens by uitneemendheid doen groeijen : en F. 3 de  ( 80* ) de Meisjes Chatlotte , maar Iaat ons daarvan zwygen : ik heb 'er al te veel verpligting aan, haare liftigheid engeveinftheid hebben my duizende vermaaketi bezorgd, ik wil dus geen kwaad van dat volkje fpreeken, doch zou zeer wel kunnen verdraagen dat een ander haar, beminnelyk Canailje en het bekoorelyke uitfchot der Menlchen noemde: 't zyn op myn ziel lieve beestjes, enz.; maar de Officiers Charlotte, ö dezen zyn ongeveinsd ! is het oorlog, dan vechten zy, en zy vechten als helden, want ook 't behoud van hun eigen leven doet hen vechten ; zyn zy niet in 't veld , dan leven zyals Officiers,dan leven zy, zo als de gantfche wereld weet dat de Officiers leven ; dan leven zy als lichtmisfen, want alle losbandigheid is den Soldaatenrok eigen: nu dan, wy waren Officiers ; derhalven bezochten wy, daar 'e>* zig geene andere liefdensonderhandelingen opdeeden, datfoort van Kloöfiers, die nooit geflooten zyn, en waarin het verdriet evenwel nimmer kan komen ;  ( *7 ) ineai de Nonnen welken dezelven b> woonen, kennen geene andere Godheden dan Venus en Cupido: zy doen geene andere gelofte dan die van gehoorzaam zyni dag en nacht zyn zy bereid ter vervullinge van de plichten aan haaren ftaat verknocht: nooit weigeren zy haaren hulp aan hun die dezelve noo» dig hebben : de wreedheid is by haar onbekend , en wel verre dat de voorkeur eenige jaloufie zou veroorzaaken, fchynt het veeleer dat de beleefdheden welke men de eene bewyst. allemogelyken invloed op de andere heeft : ik heb het ondervonden Charlotte: de grondregels der orde waartoe deeze Venuspriefterinnen behooren , zyn , vlijen , ftreelen , be!oovent behangen, eu genieten, fommigen voegen 5er nog berouw hebben by; maar Charlotte, dezulken dwaalen; want als om die grondregel flegts gedacht wordt, verdwyntalle vermaak. ^ Wy bragten dikwyls een vrolyk uur. tje met dezeajati-veftaalen door; want F 4 waai"  ( 88 ) waarlyk zy zyn bekwaam om de tyd ie korten , maar men moet eenigzins voorzichtig met haar omgaan; wantzy zyn gevaarlyk, zo voor de gezondheid als voor het geene men in geld of goed bezit; alleenlyk hy die niet te ver gaat, kan zigby die troetelkinderen'der wellust vermaaken: haare handgreepen zyn afgericht, haare woorden ontvonken , en men kan noch te veel vraagen, noch te ftoutmoedig weezen : de regenten der groote Steden zouden zekerlyk te flreng weezen, zo zy hunne inwooners van die voorwerpen beroofden ;"maar de regenten weeten wel dat ook die wezens tot de maatfchappy behooren , en een Stad meer of min roemwaardig is en bloeit, naar dat 'er meer of min van alle benoodigdheden , gemakken , fieraaden, en vermaaken, ingevonden worden. Ondertusfchen vindt men 'er onder die gedienftige wezens , welken geheel byzonder zyn : eens dat ik een van haar, 't welk inderdaad ccn fchoon menfch  ( te ) Ssenfch was, vroeg, waarom zy zig anr* zulk een leven overgegeeven had, antwoordde zy my:' „ hoor Officier, myn », Vader was een Tuinder; ik hielp hem „ altoos de wortelen uit de grond haa5> len, en dit heeft my op dat goed zo „ verzot gemaakt, dat ik zonder wor,> telen niet leven kan" :. een andere die ik dezelfde vraag deed, zeide, op/ een zekere plaats van haar lichaam wy_ Zende, ,, 't is eene inwendige roeping Mynheer, die ik nietkanwederftaan; » ik ben van Predikanten a&-omst,en s, heb zo veel van de inwendige roe„ ping en derzelver vermogen gehoord, » dat ik my daaraan geheel overge„ geeven heb". Om kort te gaan wy hadden duizende fpelletjes, en 't was niet dan door een ander voorwerp dat zy my verlooren. Dat andere voorwerp was de vrouw van een voornaam Koopman dien ik had leeren kennen: zy was fchoon en ik wil u wel betuigen, dat ik haar volgendsmy„ F 5 nen  C 0o ) 'néii verliefden aart, tot zot wordecs toe "beminde: ook fcheenen alle myne oppasfingen, alle .de beleefdheden die ik haar, zo veel de gelegenheid toeliet, maakte, haar niet te mishaagen, alleenlyk kon ik geen enkel woordje van liefde reppen, of zy nam eene houding aan die ieder Minnaar , behalven my, dm dat ik dé listigheid en geveinsdheid van het vrouwelyk genacht meende te kennen, den moed benomen zou .hebben; ondertusfchcn bedroog ik my met haar, want zy was volftrektongenaakbaar ; eens dat ik het waagde haar ronduit te belyden dat ik haar aanbad en vuurig beminde', antwoordde zy my, na my geheel koel aangehoord te hebben, „ gy jonge Officiers fchyut .„ altoos geneegen , de fterkfte plaat„ fen te beftormen":'t komt Mevrouw, antwoordde ik haar, om dat wy gaarne in de eer van eene roemryke victorie deelen ; „ gy hebt gelyk , herhaalde zy lachende , „ vecht maar, gedraag u „ dapper, men zal u wej afvyeeren"; met  C 91 > tnet één woord, zy maakte mywanhoopig evenwel had ik beflooten haar te genieten, al zoude hot my ook alles gekost hebben. Myn fchooqe had een vriendin , dat eene by uitneemendheid vrolyke Dame was; by deze maakte ik myn hof: om haar te winnen, ten einde door haare voorfpraak myh oogmerk te beryken, bood ik haar by zekere gelegenheid, eene Juweele Ring aan; zy ontving dezelve dankbaarlyk niet alleen, maar met een oog dat my genoeg deed zien, hoe alles by haar gefteld was. Stoutmoedig ondernam ik haar van haare vriendin te fpreeken; zy beloofde my bloozende haar' byftand , en noodigde my tot haarent om alles te overleggen: ik heb u vergeeten te zeggen, Lotje, datdeze tweede een jonge Weduwe was, die, gelyk ik welhaast vernam , den dood van haaren gemaal niet betreurde , daa om dat zy met hem haare geliefde uitfpanning, — gy verftaat my ? —verloo- ■ ren-had; och, heeft zy my daarnamenig- maal  ( S>2 > maal gezegd, het is zulk een zoete ei aangenaame uitfpanning in de armen van een' man te mogen rusten , ieder heeft immers zyn fpeelpop Karei ? - ora kort te gaan, ik verfcheen tothaarent, wy fpraken over haare vriendin, en zy verzekerde my dat deze my nooit zou geworden j om dat zy te ftreng op het volbrengen van haare Ruwelykspligten ftond, „ en laas, zeide zy , de Hoof „ weet niet , dat twee meer kunnen „ doen dan een; als men twee verfchil„ lende lekkere beetjes nuttigt Mynf, heer Karei, vervolgde zy , word de fmaak dan niet veel meer gekitteld, „ dan dat men zig met één portie moet ,, vergenoegen"? ik begreep welhaast Charlotte waar 't het vVeeuwtje om te doen was, des nam ik voor haar te vergenoegen , in hoope-zynde dat zy, uit dankbaarheid, myn zaak te beter behartigen zou. Zy fchonk my rykelyk wyn, cn •liet een heerelyk Collation gereed maaken ; ik had ondertusfehen haar nu en dan al eens gekust, 't geen met niet meer    C ps ) meer dan een tfoei Officier, beantwoord werd ; inmiddels geraakten wy beiden door den wyneenigzinsbevangen: myn fchoone werd meer en meer vrolyker: watlaater, zeide zy, vaak te gevoelen, zy r^kte zig uit, geeuwde,en verzocht dat ik vertrekken wikf maar gy kunt bedenken hoe dat verzoek gedaan en hoe het beam woord werd; wy raakten aan 't ftoeijen, al fpeelende had ik my genoegzaam geheel pntkleed , en ook myn fchoone van de ia'.ligfte plunje ontdaan, ik nam haar op myne armen , en ik hoorde niets meer, dan , och Karei houd u rust; in de bekoord ykfte gedaante op myne armen zittende*, floeg zy haare verlangende oogen naar bet Ledikant:— daarheen lief mensch ? vroeg ik ; zy lachte , ik zal u op een lekker beetje onthaalen, zoet Weeuwtje, zeide ik; ,, wel nu kom aan , was 't ant„ woord, ik ben in langen tyd niet ge„ trafteerd , maar verzint eer gy begint, ik val.wat inhaalig van aart , en laat my met een weinigje niet ver . » ge-  ( H 3 s, genoegen". het overige künfc gy u wel voordellen Lotje, 't was weder 't oude en 'c zelfde; zeldzaam cvenwel is 't . dat dat oude , dat dat zelfde nooit verveelt! Dit was dan weder een nieuwe klant, en ik heb veel vermaaks met haar gehad, ook ontbrak het my by haar aan niets,zy was ryk, en deed my zo wel baargeld als haar fchoonheid genieten : met dat alles kon ik myn Koopmans vrouw Biet vergeeten, maar 't Weeuwtje was desaangaande nu een onnut meubel geworden, ik kon niet verwachten datzymyn zaak zou behartigen, want ookmogtik 'er niet meer in haar byzyn van fpreeken; derhalven nam ik toevlucht tot een der dienstmaagden van den Koopman, maar daar leed myne. kuisheid niet minder fchipbreuk , want nooit heb ik heéter Meisje gekend, als deze dienstbaare geest,-hoor hoe 'tmy met haar verging, Na langen tyd overleggens en wachtens op eene gunffige gelegenheid , en na zy my duizende Iogens van haare Me. vrouw  ( PI ) vrouw, met betrekking tot my, verteld had, was naar haar zeggen 'tuurr-'egeboren dat ik zou triompheeren, zy zeide myn zaak zo wel behartigd te hebben (want myn fchoone zelve was een geruimen tyd voor my ongenaakbaar geweest) dat Mevrouw my op zekeren avond in haar kamer verwachtte ; zy zou daartoe goede gelegenheid hebben, vermits haar man uitlandig was ; maar om de andere dienstboden geen erg te geeven , zou zy hen doen gelooven dat zy uit was, dus my in het donker ontvangen , en ik moest zo weinig fpreeken als maar even mogelyk was : gy zult groet vermaak hebben Officier, zei-" de die heks; want Mevrouw is op u verzot , zy heeft geveinsd en my thans haar gantfche hart geopenbaard; geloof my gy zult het by uitneemendheid wel hebben, zyt flegtsbefcheiden,enwencl alle mogelyke moeite aan , om haar voor een kwaad gerucht te bewaaren. —— Ik nam alles voor goede munt aan Charlotte ; het defckbeeld van de du?. fter.  ( 96 ) fternis zette myn wellustig hart in vuur en vlam; ik was zo verrukt, dat ik dc boodichapfter omhelsde, en haar eene goede vereering gaf; zy kuste my wel driemaal wederom, doch myn aandacht hield zig met niets dan met de lieve verwachting van het toekomende bezig. Eindelyk kwam het beftemde uurtje en ik verfcheen aan het huis van den Koopman; ik werd ingelaaten en verders, zonder fpreeken, in een ftikdonkere kamer geleid: de deur werd zachtjes achter my geflooten: ik ftond als een ftokbecld, niet weetende' hoe my te zullen .gedraagen: eindelyk hoorde ik meteen flaauwe ftem roepen, Karei! in den blinde zocht ik het hoekje van waar de ftem, die nog al eens herhpald wierd, kwam; ik ftak myn handen vooruit , "en tastte rondsom my heen; ik vatte de gordynen van een Ledikant, juist toen ik andermaal geroepen werd ; waarom ik befloot dat myn fchoone reeds in postuur lag om my op te wachten : natuur--  ( 97 ) luurlyker wyze liet ik myn rykende handen daalen om de waarheid van myn befluit te verneemen, en verbeeld u wat ik gevoelde, toen ik met myn eene hand een appelrond cn mals borstje, en met myn andere op de zetel der liefde ncderkwam: welhaast voelde ik dat myn fchoone byna geheel naakt was: in minder dan drie minuten was ik by haar Lotje, en deed myn pligt, zo goed als «enig Officier zou kunnen doen. Nooit had ik een voorwerp vergenoegd , dat zo onverzadelyk was als het tegenwoordige, in myne oogenblikken van verpoozing, vermaakte zy zig met myn lichaam, op allerleije wyze; geen plekje bleef onbezocht: om kort te gaan, ik fleet ftomme maar niet te min zeer bekoorelyke uurtjes. —— Op zeker oogcnblik tastte ik vergeeffch naar myn fchoone om, ik voelde niets dat naar het naakte lichaam van een vrouw geleek: ook hoorde ik dacht my eenige voetltappen, maar uit een gevoel van dankbaarheid niet durvende fpreeken, G bleef  ( 9» ) bleef ik in myne verwonden ngfteekenï eindelyk evenwel werd ik op nieuw aangevallen , en met meer vuur dan eerst , zo dat ik over de onvermoeidheid van myne fchoone verbaasd was : door eenige afmetingen van hoogte breedte en diepte begon ik te twyfïelen of ik niet wel een ander omhelsde ; en dit zelfde gebeurde na verloop van weinig tyds nogmaals, zo dat ik, weder uitgeleid zynde, naauwlyks kraebts genoeg had om te kunnen ftaan: ik doist myn vermoeden niet voor waarheid houden en evenwel waren 'er alle waarfchynelykherien voor. Eenige dagen daarna had ik het geluk In gezelfchap van myn fchoone Koopmans vrouw te weezen.; en ligtlyk begrvf.t gv dat ik haar behandelde op eene wyze die een natuurlyk gevolg was van het geene ik in den nacht voornoemd meende genooten te hebben ; haar in een hoek van de kamer alleen vindende , deed ik eenige behendige hand-greepen > en prees myn fchoone over  ( 99 ) over haare bekwaamheid in den ftryd der liefde: zy verbleekte Charlotte,en fcheen te willen barften van toorn ; ik ftond verwonderd en verzocht haar een oogenblik alleen te mogen fpreeken; in de ontftekenis waarin zy zig bevond, ftond zy het my toe , en verweiderde zig onder een voegclyk voorwendzel : ik volgde en ontmoette haar in den tuin; op de allergemeenzaamfte wyze viel ik haar aan, en vroeg wanneer ik andermaal een nachtje in haare armen zou mogen doorbrengen:,, in myne armen!" zeide zy geheel ontfteld : veins niet meer Mevrouw herhaalde ik , wy zyn immers thans alleen ; ik meende met myne handen goed te maaken, het geene waartoe myn mond onbekwaam was; des vatte ik haar op de allerruwfte wyze aan, nviar een vreezelyke gil die zy gaf, deed my myn hand te rug trekken, om kort te gaan Charlotte ik begreep welhaast uit alles, maar meest uit haar ernftig bevel van nimmer weder onder haare oogen te mogen komen , dat ik G.2 myn  myn fchoone niet genooten had, en ik heb nooit anders kunnen befluiten, dan dat haare drie dienstmaagden, zamengeftemd, en één voor één haar gebruik van my gemaakt hebben , terwyl Mevrouw zo wel als Mynheer afweezig was : ondertusfchen is het te duchten dat zy het zig, vooral de eerfte , deerelyk beklaagd zullen .hebben: zeer mogelyk hebben zy welhaast ieder een klein Kareltje ten loon hunner bedricgery en ' overgegeevene losbandigheid bekomen. Weinig tyds na dit zonderlinge voorval geraakte ik in duel, niet evenwel met eene dienaaresfc van Venus, maar met een dienaar van Mars, ik had het ongeluk van myn vyand te overwinnen en om te brengen, dus was ik genoodzaakt te vluchten, en floeg de weg op naar Spanje. Door de toegenegenheid van den Secretaris des Franfchen Ambasfadeurs werd ik door den Hertog van * * * aangenomen tot, Gouverneur van den Marquis zyn' zoon i een jongeling van twaalf  C lor ) twaalf jaaren,diezodoor zyn uitwendig gelaat als inwendige zielsvermogens veel beloofden: de Hertog verzocht my alles aan te wenden watmogelyk was,omzynen zoon bekwaam te maaken tot de< waardigheden.waartoehyin vervolg van jaaren ftond verheven te worden : ik beloofde alles Charlotte, ja meer dan ik immer kon volbrengen; want ik was wel verzekerd dat myn verliefde aart, my alle achting en gezach zou beneemen, zo dra ik in het huis van den Hertog of elders flegts een mooi Meisje vond, dat genegen was, om myn zuchten te verhooren, en my het bezit van haar lichaam te fchenken : merk op Lotje lief dat zy daar toe genegen moest weezen, Want die trek helpt mede myn karakter fchetfen; zo zot naar de wouwen als ik Was, was ik volftrekt niet gefchikt om te zuchten; ik zou zonder 't genieten van wederliefde , indien het byfjaapen al onmogelyk of te gevaarelyk geweest Ware, volftrekt niet hebben kunnen blyvm beminrjea, en heb my altoos verG 3  ( ïoa ) wonderd hoe een zogenaamde fiere fchoonheid nog aanhangers kon hebb,en: hoe een Meisje dat van het ledikant en de werken des ledikants niet kan hoo- frren fpreeken zon der zig te vertoornen, nog Minnaars kan verwerven : want een van beiden is waar ,ofzy zyn geveinsd, of zy zyn niet vatbaar voor eenige tederheid , in liet eerfte geval zyn zy haatelyk, want een fchelm , voor hoe groot eep fchelm hy dan ook bekend moge weezen» indien men hem flegts voor een fchelm kent, is minder gevaarelyk dan een geveinsde ; en eene onaandoenelyke fchoonheid doet ons laftige dagen en bittere nachten doorbrengen ; de ver- - maaken door de Natuur aan het voortplanten van ons geflacht gehecht, op dat wy altoos doof die aangenaame en onvergelykelyke bezigheid geroepen zouden worden , verliezen al hun zoet, zo dra de medehelpfter in die bezigheid 2onder aandoening is; een blok met een gat 'er in kan geen lullen wekken , en beautwoort dus niet aan het einde waartoe  < 103 ) toe zy haare fchoonheid ontvangen heeft; zulk een vrouw is gehoorzaam; zy laat alles toe , maar uit het zelfde grondbeginzel,waaruit een dienstmaagd de plaat fchuurt cn de vloer veegt, deze ziet haare bezigheid aan voor een pligt der dienstbaarheid, geene de haare voor een pligt des huwelyks : den món te gerieven behoort denkt zy tot de bezigheden des huwelyks : uit een zelfd grondbeginzel, kookt zy de pot, helpt zy hem aankleden, houdt zyzyn linnen in orde, en vleit zy zig neder om te ontvangen: —- haatelyke fchoonbeden! —— neen Lot niet minder welIuftig dan gy of ik erken ze niet voor bekoorelyk en voldoende , by my beftaat de graad van verdiende eener vrouwe , in haare genegenheid tot byflaapen; en alles wel bezien , word de man dan ook eerst recht bemint wanneer de vrouw verzot is op het fpel der liefde: dan wordt hy opgepast en gediend, dan wordt 'er voorzynegezondheidgezorgd , dan wordt hy altoos getracfeerd; G 4 dan  ( io4 ) dan worden de lekkere beetjes voor hem befpaard, op dat hy onophoudelyk krachten verzamelen, en dus tot eene onophoudelyke verfpilling bewaamzou weezen: ondertuslchen hebben de mannen met dat alles geen reden tot klaagen, vermits 'er genoeg welluftige vrouwen zyn, ja zelfs tot zo verre dat wy onder een of ander voorwendzel wel eens moeten zorgen dat wy ons eigen beftaan niet verliezen, door een ander het beftaan te helpen geeven ; dat wy niet uit den fchoot der vrouwen in den fchoot der aarde overgaan: maar nu weder naar Spanje. De Marqnis myn voedfterzoon had een Zufter (dit of iets dergelykshad gy wel verwacht, niet Lotje? want daar Karei is zyn ook vrouwen die hem bemin len : dat is reeds een bepaalde waarheid.) die nadat ik weinig tyds myne nieuwe waardigheid bekleed had, uit het Kloofter kwam ; de Hertog , die gereisd had, en by wien de Franfche vryheid heerschte, bad my zyn Dochter  C 105 ) ter, eenige Jesfen in de Franfche Taal te geeven: ik kweet my met veel vermaaks van dien nieuwe pligt; en nic« mand, fchoon ik in Spanje was, had eenige argwaan op myne gemeenzaame ommegang met Floride, dit was de naam van het beminnelyke Meisje, nk wier gelaat ik als een ervaren Phi/iognomist van de vrouwen, gemaklyk kon bemerken , dat zy van de mannen of van het geen des mans is, niet afkeerig was: en de tyd toonde my ook welhaast dat ik gelyk had. Van uur tot uur werd ik verliefder; tot gek wordens toe was ik op haar verzot; maar ik behoefde niet lang te zuchten , want Floride wachtte alleenlyk naar een goede gelegenheid om haar lust te voldoen, en den Gouverneur in haare armen te ontvangen: de Spaanfche vrouwen Charlotte hebben Spaanfche bekoorelykheden , en deze zyn niet minder vergenoegende dan eenige andere natie; maar alles wa tik ten haaren voordeele kan zeggen , is dat zy halve G 5 moor-  ( io6 ) moordenaresfen zyn, want zy zyn onVerzadelyk in het fpel der liefde, enzy zouden hun gantfche beftaan geeven voor eenen man die 't altoos doen kan, begryp derhal ven Lotje, of ik by Floride ook in achting moet geweest hebben , toen zy ondervonden had , met welke fchier onbepaalde vermogens de Natuur my voorzien had : eens dat zy my verzocht eenige boeken waarvan zy my de naamen opgaf, voor haar te zullen gaan koopen, gaf zy, dienuonmogelyk langer naar myne verklaaring kon wachten, ook commisfie op het een en ander galant werk ; ik maakte eenige aanmerkingen op de werken van dien fmaak,en het genoegen waarmede zymy hoorde verdubbojde myne ftoutmoedigheid; zo dat ik befloot van alle achterhoudendheid een einde te maaken , en my te vertoonen zo als ik my gevoelde: ik verhaalde haar dan hoe vermaakelyk het leezen van die werken was, en welke hiftorietjes ik 'er nu en dan in gevonden had ; van tyd tot tyd vertelde ik  ( ic? ) ik haar onder dien fchyn , myne eigene gevallen en eindelyk gebruikte ik geene omzichtigheid meer in myne bewoordingen , ik zag dat het denkbeeld 't welk ilv haar inboezemde haar niet weinig kittelde, zy'lachte om de avontuurtjes, en in een uitermaate vlaag van ichatering ftond zy op en plaatfte zig op de rand van eene Spaanfche Canapé welke in haar kamer ftond : welhaast volgde ik haar en zeide haar dat zekere minnaar op dezelfde wyze naast zyneminnaares zittende , haar wilde betoogen dat zy langer was dan by;zy ontkende het; hy ftelde voor, de proef op de fom teneemen, en het temeeten,komzeide hy voet tegen voet, en wiens neus dan het hoogfte uitfteekt; is ongetwyffeld de langfte, zy ftemde de proef toe en zy gingen ftaan, zie lieve Flori¬ de op deze wyze: ——- ik richte haar op plaatfte my vóórhaar, en wierp haar op liet dons om de voorgenomene meeting leggende te doen : zy geliet zig over myn grap zodanig te lachen , dat zy  C ïoS ) 2y niet fcheen gewaar te worden , tót welk een fpelletje ik my en ook haar gereed maakte ; zy weigerde evenwel eehigzins, zekerlyk uitfehroom, maar ik floop met myn hoofd onder haare rokjes , drukte lipjes op lipjes en dit kon zy niet wederftaan ; in een vlaag van wellust floeg zy haar hand uit, en ik gaf haar iets te vatten dat zelfs een vestaalfche Non ontvonkt zou hebben; om kort te gaan Charlotte, ik triumpheerde gemaklyk en myn fchoone deed alles wat mogelyk was om my te vergenoegen en wy meer vermaaks te bezorgen.— Na wy door vermoeidheid genoodzaakt waren , ftilftand van wapenen te houden , betuigde zy my voldaan te weezen, en zwoe'r my, gelyk ik haar mede deed, eene eeuwige getrouwheid: ik had ligt te zweeren,want ik geloofde voor vast dat een Minnaars eeuwigheid ilegts drie dagen duurde. —-— Floride was waarlyk bekoorelyk, en eene vrouw die zulks niet is, is immers ook maar eene uitzondering op den alge*  C 109 ) gemeenen regel ? want alle vrouwen zyn gefchapen om te bekoóren: ieder heeft de bekoorelykheden ondcrtusfchen niet op dezelfde plaats van het lichaam: deze bekoort door haar ftem , die door haare oogen, geene door een mooi vel. een andere door fraaije beenen. enz., zo dat men een vrouw van boven en onder van binnen en buiten moet kennen, om te weeten waardoor zy bekoorelyfc is, en of zy dus aan haare roeping voldoet. Nu was ik weder in de gelegenheid om myn leven aangenaam te kunnen doorbrengen, want Floride zorgde dat ik van alles voorzien was: de lekkerfte beetjes werden my in 't geheim toegebragt, daarentegen liet ik ook geene gelegenheid ontflippen om myn fchoone Spaanfche te tracleeren zo dikwils als maar mogelyk was; dit maakte haar zo verzot op my, dat wy maar naauwlyks de oogtn van de overige huisgenooten konden ontfnappen, zelfs viel 'er nu en dan eene vrolyke aanmerking op onze ge-  ( «O > gemeenzaamheid voor; doch men fteldc te veel vertrouwen in myne deugd , en zedigheid , want ik wist meefterlyk te veirzen, dan dat men my van eenige ongeregeldheid zou verdacht hebben. Volgens den aart van myne wonderlyke opiechtheid, bleef ik Floride ook getrouw, dat is , ik meen vyf of zes weeken na onze eerfte byeenkomst ; want toen kreeg ik kennis aan zekere vrouw , die in alles bekoorelyk, en, 't geen wel het meefte bymygeldde, eene lieveling der wellust zynde , niet veel moeite had om my aan haar fnoer te krygen'; ik was by haar man volftrekt Onbekend ; eens nam zy de gelegenheid waar dat hy uit was om my te verzoeken by haar te komen; ik gehoorzaamde , en was byna zofpoedig in haare armen als in haar huis , maar och Lotje, deze töurd'Amour, had my byna htt leven gekost, op tweederlywy. zen wilde het geval my van deze aarde ondanks ik dezelve voor een onbegrypelyk aan-  (; txi > aangenaam verblyf hield , wegrukken; vooreerst door de greetigheid van myn fchoone. want deze wist dan volftrekt: niet van capituleeren ; en toen ik de korte lans wel gedrild had , ontvingen wy op 't onverwachtst een bezoek van Mynheer den Gemaal : hy was het die de gordynen open fchoof en zyn vrouw in conjunctie met my vond : begryp Charlotte wat 'er by my omging , toen ik den vrezelyken bullebak voor myn oogen zag ftaan ; ik zou ieder raaden zig voor zulke coupen te wachten, want het is om 't op het oogenblik te bederven : evenwel was hier kort raad duur. ik fprong zo naakt als ik was van het bed , en meende te vluchten ; doch Mynheer de Gemaal attacqueerde my met den degen , des greep ik terftond naar de myne, endankzymynefchermkunst, en gaauwhe;d,(wantLotjedoor alle myne bezigheden , en onophoudelyken arbeid zat het vet my niet in den weg) dat ik niet doorregen werd , de man was over een gewoone beuzeling zodanig ver-  C > vergramd dat het helfche vuur uk zyne oogenftraalde:ikzagdathyhet'erop toe lag, om my op die plaats van myn lichaam , waarmede ik tegen hem gezondigd had, cc treffen; doch daarin wel het minlle zin hebbende, gaf ik hem, uit nood, een bons die hem op de grond deed fmakken; zyn bloed overtuigde my dat hy gewond was ; hy viel juist op zyn aangezicht, en de fchrik van den floot bad hem in onmagt gebragt, want naderhand hoorde ik dat hy nog leefde en flegts ligtlyk gekwetst geweest was, fchoon ik als toen geloofde dat ik hem omgebragt had: gy kunt begrypen dat ik geen moeite deed om hem eenige byftand te doen erlangen, integendeel nam ik deze gelegenheid waar om my weg te pakken: ik trok dan zo haast mogelyk was myn broek aan; zocht myn overige plunje op, en flapte zonder van myn fchoone, die mede van het bed gefprongen was, en in haar hemdje het duel had ftaan aanzien , affcheid te neemen ten deure uit, tor, in myn ziel verheugd zyn-    ( H3 ) zynde , dat ik zo goedkoop dit avon I tüurtje ontkomen was; ik hield my onder voorwendzel vanonpasfelykhcidee» nigen tyd in huis: ik heb u gezegd dat ik by Mynheer den Gemaal onbekend was, en dus was ik wel gerust, te meer, toen ik naar weinige dagen vernam dat myn fchoone met haar man het Ryk verbaten hadden : ik denk voor 't naast Charlotte,dat de onwelleevendefnaak, in zyn Vaderland zyne hoorens niet heeft willen draagen ; mogelyk of wel zekerlyk heeft de man niet geweeten , dat zulks de mode was: om kort te gaan ik liep vry , maar fidder nog wanneer ik het gevaar waarin ik my gebragt zag herdenk. Nu weder tot myne Floride: met deze bleef ik op de gezegde wyze voortleven; want ik had haar volkomen verzekerd tegen de vrees , die alleen het weezen der deugd van de meeltejonge fchoonheden is: ware het een gewoon voorval-dac men het lieve lichaam van een Meisje zag beginnen te zwellen , H en  C Iï4 ) cn maakte men 'er alleenlvk het befluit üi: op, dat zy de ftem der Natuur gehoor gegeeven had, zonderdat men zig verder met de gevolgen daarvan, alsalleenlyk haare zaaken zynde moeide ; ware men. zulks zo gewoon als men gewoon is een menfeh voor den honger te zien eeten, och Lotje lief! dan zou 'er een groote dozis deugd van "de aarde verbannen weezen ; dan zou men vry vermaakelyker leven , en gy bekoorelyke gezellinnen op onze reis door het ondermaanfche, gy zoudt door de zogenaamde kuisheid, een peinigende deugd, een deugd die volftrekt tegenalleinrichting der Natuur ftryd, minder te lyden hebben : maar nu , nu moet de beproefde maagd, alle mogelyke fchande ondergaan , en volgt zy de beeften niet, met hier of daar in een duifteren hoek van het aardryk, haare jongen te werpen, dan wordt zy om haare gepleegde wellust, om het verzadigen van haaren honger door ieder veracht; fomma fummarum Lot, de deugd der Meisjes, met be-, trek-  C U5 ) firekking totdemannenis loutere vrees, deze evenwel had ik by Floride , gely'c gezegd is , volkomen verdreeven : ik had haar beweezen dat die niet ontvangt ook niet geeven kan; dit Helde haar gerust en gaf my alle vryheid die ik begeerde. Wanneer ik nu of dan eene zwakke bui had, maakte ik wel eens Philofophifche 'en in een overmaat van zwakheid, ook wel eens Theologifche aanmerkingen op myn gedrag en geveinsde ommegang in het huis van mynen weldoener en begunftïger, maar myn Engel, in myne fterkebuijen, werd myne Theologie zo wel als myne Philofophie, meesttyds zodanig afgerost,en zo vinnig doorgeftreeken, dat zy beiden welhaast de vlucht namen , en zig zo ver van myn hart verwyderden,dat zy een zeer geruimen tyd noodig hadden, aleer zy de reis hei waards weder afgelegd hadden , en op nieuws voor myne oogen verfcheenen: —— maar laat ons weder tot Floride keeren, en H 2 zien  C U6 ) zien hoe het verder met myne minnaa» ry afliep. Gy kunt begrpyen Lotje, dat ik, hoe gemeenzaam wy ook ieefden, geen toegang tot haar flaapvertrekhad , want onze huisgenooten waren daartoe veel te talryk, ja ik vergeleek ce wooning van den Hertog dikwyls by de hel; want niet zelden ontmoette my'in de dierbaarfte oogenbhkjes, op iedervoetflap,een foort van verdoemd;- ziel die my kwel» de : ik was dan op het Slaapvertrek van myn fchoone een vreemdeling, en zelfs had ik niet meer dan eens in üat gedeelte van 't Paleis, alwaar 't zelve was,geweest : nu hadden wy zo lang hier en daar , by byzondere gelegenheden en met een hart vol angst , onze verliefde byeenkijtnften gehouden, dat wy eindelyk befluoten, het mogt dan koften wae het wilde, een nachtje op het Hertogin» nelyke zachte dons, en dus onder het genot van ade mogelyke vryheid, in elkanders armen door te brengen; wel" haast werd de nacht daartoe bepaald, en ik  ( "7 ) Ijc zou zo ftil my mogelyk was, naar boven ftrompelen , alwaar Floride my zou opwachten en in haare bouten ontvangen: alle deuren engaten zouden geopend weezen : de beftemde nacht verfcheen, en ik ftrompelde naar affpraak:de deur van de eetzaal, dien ikdoor moest, was open, en dat goed begin moedigde my aan: verders kwam ik na eenige trappen opgeftrompeld te hebben aan een gang, die, naar de beduiding, aan het flaapvertrek van de Hertoginne en aan dat van Floride gemeen was, derhalven ftond my hier voorzichtig te weezen ; want fchoon de Hertog van huis was , zyne Gemaalinne was wel degelyk aanweezend; ik wandelde dan als een geest, zo dat ik zelf begon te twyffelen of ik nog wel een lichaam met my omdroeg; doch welhaast werd ik daarvan op de aangenaamfte maar ook op de verbaazendfle wys verzekerd ; ik zou gelyk gezegd is aan de deur ontvangen worden , cn ook werd ik ontvangen, want na H 3 d?  C n8 ) de deur tastende, werd ik gevoelig aangedaan door 't vatten van een zacht en aanlokkelyk vrouwlyk weezen: ik voelde my weder aangrypen , en ik twyffelde niet of ik had myne Floride bymyr ik wierd ineen vertrek geleid, dat ik aan het fluiten der deur kon hooren , want ik kon Wegens de duifternis , alzo 'er geen licht hoegenaamd brandde , niets zien. Men fprak naauwlyks en dan nog geheel zacht tegen my; maarondertusfchen was het als ofikdoorzes en-twintig handen te gelyk ontkleed werd, want myn inkomen en naakt ftaan gefchiedde byna in 't zelfde oogenblik : en in het eerstkomende oogenblik lag ik naast myne fchoone geleidfler; 't geheiligde lemmer trof welhaast het flachtoffer ; het viel;de offerpriefter viel mede; maar 't offer en de offerpriefter, herftelden zig welhaast weder om andermaal het offeren te onderneemen: —- myn fchoone die my cenigzins intwyffel gebragthad, of zy Floride wel was,teroorzaakevan eeni-  ( 119 ) eenige kleinigheden en wyzen van doen, reeds by ons in gebruik , opende desaangaande myne oogen geheel en al, toen zy het uitwerkzel van myne gewoone voorzichtigheid gewaar wordende , zig daarover beklaagde dat ik .niet alle vermaak genoot en het haar ook niet liet genieten ; ja Charlotte ik begreep nu niet alleen dat ik niet by myne Floride was; maar ook dat ik mét haare Moeder boeleerde ; myne Philo» . fophie maakte terftond eenige aanmerkingen over dit geval, en die aanmerkingen hadden zo veel vermogen op my, dat ik voor dood naast de zyde der Hertoginne nedergleide: alle haare ftreelingen waren niet magtig my weder te bc= zielen : „ welk eene fpoedige omme„ keer !" zeide de Hertogin : ,, zou Cariino, zo op één oogenblik oohou,, den my te beminnen !" dit zeggen deed my het geheim begrypen , want Cariino was de naam van haaren Kamer* dienaar: zonder te antwoorden ftond ik op , op hoop van myn klederen eh de . H 4 deur  C 120 ) deur te zullen vinden; maar Mevrouw' volgde my, en greep my van achteren by de flip van myn hemd: zy was ftoutmoedig Charlotte, want zy^hieldmy ftaande en zeide : „ gy zyt wie gy zyt „ ik ben over u voldaan: kom, gy moet „ my geheel vergenoegen , en daarna „ zult gy gaan, zonder dat wy elkander kennen , want dan zullen wy elkan„ der ook niets te verweken hebben:" ik gehoorzaamde; wy gingen weder de paden Adams op, enfliepen voortsin; maar al te zorgeloos: want toen wy ontwaakten, begon de morgen reeds door te breeken, zo dat Mevrouwe de Hertoginne wel degelyk ontdekte dat zy naast den braaven Gouverneur Karei jag : — nooit heb ik een vrouw gezien Charlotte die zo veel tegenwoordigheid van geest bezat , als deze: zy Tiep my op de vleijendfte wyze wakker, maakte my een Compliment over myne bekwaamheid , en zeide verheugd te weezen dat het geval haar gefchikthad -om met geen ander, dan ik, een voorwerp  ( 121 ) werp dat volgens haar zeggen de liefde van een Vorftinnc waardig was, gezondigd te hebben : zy gebood dat ik my zoude aankUeden, ik gehoorzaamde; daarna wilde zy dat ik naast haar, op de fponde van het Ledikant zou gaan zitten, het geene ik mede deed, en waarna zy my aldus aanfprak: 1 „ het geen ik u reeds gezegd heb Mynheer „ Karei, heeft u te kennen gegeeven, dat ik een ander dan u verwachtte , „ en die andere is Cariino , myn Ka,, merdienaar: gisteren morgen was ik boven myne gewoonte vrolyk ; hy j, fprak my van liefde, en ik, ik weet ,,. niet wat my gedreeven heeft, wel verre van hem terftond zyn affcheid „ te geeven , hoorde hem integendeel „ met een innig genoegen , ja ik liet ,, my zo verre verblinden, dat ik hem „ toeftond de nacht by my tc komen „ doorbrengen , vermits Mynheerde „ Hertog afweezig zou zyn : het be- 1 ,, ftemde uurtje gekomen zynde , was 5, ikbevreest dathy, gelykgy totmyn H 5 „ vreugd  ( 122 J vreugd gedaan hebt , in de rechte deur zou misfen, waarom ik hem op3> wachtte ; het overige is u bekend : s, maar nu moet gy my helpen lieve Ka„ rel cn Kareltje" ( hy dat Karelrje , Lot, maakte zy een actie die my op nieuw in vuur en vlam zette, zodatwy hals over kop achterover tuimelden, en zo gekleed als wy waren, andermaal ten ftryde trokken : ik was graag myn Engel,- want het komt alle dagen niet voor dat men by een Hertogin mag flaapeni ]\Ta verrichtte bezigh den vervolgde zy dus haare reden. ) Gy moet my dan helpen lieve Karei , met Cariino te doen begrypen en ondervinden dat ik ,, de geene niet ben , waarvoor hy re,, den heeft my te houden, op dat myn „ goede naam gered worde: ik verzeker 5> u, dat ik my van geene andere zwak3, heid , omtrent hem te befchuldigen 3, heb , dan die van hem gehoord te hebben, dus zal het gemaklyk zyn, si my geheel vergramd te houden , en hem te (h affen voor de ftoutheid die » hy  ( 1-3 ) „ hy gehad heeft , met my voor zyn „ Minnaares te verkiezen: voords zul„ len wy , van hem ontflagen zynde , „ de zaaken tusfchen u en het voor,, werp dat gy van zins waart te gaan „ bezoeken, toen het geval u in myne „ armen gebragt heeft, regelen". Ik keurde alles goed Charlotte , cn nam een treffend affcheid van myne bemin- 1 nelyke Hertoginne; want het was hoog tyd dat ik vertrok , wilde ik my niet door de huispenooten ontdekt zien. Wat Floride betreft , ik (treed haar met alle geweld op dat ik haar deur toegevonden had, en dus genoodzaakt geweest was te rug te keeren ; 't kwam haar onmogelyk voor, evenwel geloofde zy eindelyk, dat deze of geene Kamermaagd van haar , dezelve zou geflooten hebben: voorts wilde het geluk, dat 'er geene gelegenheid was, om haar haare fchade van den voorleden zeldzaamen nacht te doen innaaien, want ik zou daartoe onbekwaam geweest zyn. Mevrouw de Hertogin had my degelyk in de  ( 124 j de knel gehad ; met dat alles heeft deze my meer dan eens getoond dat zy een zeldzaarhe vrouw was ; want dikWyls weigerde zy my te vergenoegen uit vrees dat ik my te veel zou vergen; haar ftelregel was ,dat zy het aangenaame niet op eens genieten, maar hetzelve over alle de dagen haars levens verfpreidén moest: 't is waar Charlotte , dat ieder vrouw omtrent het geWigtigd ftuk der genietinge een ander gevoelen toegedaan is. Even na den middag deed de Herto« gin my in haar kamer ontbieden ;ikbegaf my terftond derwaards, en was niet weinig verwonderd van 'er Cariino te vinden, die de trek welke men hem ging fpeelen zekerlyk niet verwachtte. Na de Hertogin ons had doen zitten, zeide zy, het woord tot my richtende» inet zulk een deftigheid en onbefchaamdheid , dat ik 'er van verwonderd was. „ Mynheer, de achting welke gyu door „ uw deugdzaam gedrag verworven „ hebt, is zo groot, dat ik niet kan na- ,, laa.  ( 1*5 3 „ïaaren u iets te vraagen waarover gy „ u verwonderen zult: . '" wat is „ een Dame, en nog wel zulk eene die „ door liet huwelyk aan den beften man ,, des werelds verbonden is , verplicht «, te doen met een knecht, diezyneon-* s, befchaamdheid , tot zo verre heeft ,, durven voortzetten, dat hy haar ee„ ne verklaaring van zyne liefde is kos, men doen , en haar heeft durven , 3, vraagen , de gunst te mogen genie3j ten , van in haar bed de plaats van „ haaren Echtgenoot te mogen beklee„ den?" Mevrouw , antwoordde ik , my tevens vèrmaakende met de ontroering welke Cariino zeer zichtbaar beitormde, want ik zag hem van terzyde telkens aan ; daar, gelyk gy wel belieft ain te merken , de onbefchaamdheid. van dien onverlaat , ten hoogften top moet gefteegen weezen , verdient hy alle mogelyke ftraf: ondertusfehen geloof ik dat de tederheid van hetvrouwlyke hart voldaan zou weezen , wanneer zy haare billyke gramfchap tot zo ver-.  C 126 } verre maacigcle, dat zy zig vergenoegde met dien onbefcheiden dienaar te verachten en weg te jaagen, —<—— ,, Uw ,, advies Mynheer," herhaalde de Her* toginne, de grootfte veinsfter die ik immer ontmoet heb, „ komt myzcerbil„ Jyk voor.Zie daar onze Carlino,hy is de „ man dien ik bedoelde , en ik ben de ,, vrouw die hy beledigd heeft." Vervolgens hem met de grootfte veront. waardiging aanziende , zeide zy hem dat hy gelukkig was , dat zy hem niet deed ftraffen , en de belediging die hy haar aangedaan had, niet door zyn bloed trachtte af te wasfen; daarna gebood zy hem te vertrekken, met bevel van nimmer weder onder haare oogen te moeten komen; hy vertrok, en ik heb hem na dien tyd nooit weder gezien : ik moet ubekennen Lotje, dat ik medelyden met hem had; want tog was het waar dat zo hy eer dan ik gekomen was , de Hertogin nem in haare armen ontvangen zou hebben ; evenwel 't moest'er uu zo mede door; ik keerde weder by  ( }*7, ) by myne Meefteresfe en prees haar niet weinig over haare behendigheid en ondoorgrondelyke kunst van veinzen: zy be ntwoordde myne loftuiting met eenige kusjes, en vriendelyk verzoek van in alles geheim te zyn; ikbeloofdehaar zulks, en verzegelde myne belofte met den ftempel der liefde. Dus leefde ik eenigen tyd verdeeld tusfchen twee Minnaaresfen , Moeder en Dochter , de eerfte wist dat ik de tweede bemind had; doch geloofde dat ik van die ziekte, door't gebruiken van haare eigene bekoorelykheden geneezen was;deIaastgenoemde wist niets van myne goede vertlandhouding met de eerfte, en geloofde dat zy alleen bemind werd, dus had ik moeite genoeg om beiden te vergenoegen niet alleen, maar ook om de zaaken in eene behoorelyke orde en uit malkander te houden. Toen de Hertog weder thuis kwam vernam ik op nieuw dat myne fchoonheid wonderbaarlyk wist té veinzen ; want ik was by de verwelkoming tegenwoordig,  ( 1.8 ) eng , cn ik kan u wel verzekeren Loü. lief, dat geen man meer vaneenvtouw zou kunnen verwachten ; 't was hartje lief voor, en zoetertje na ; de Hertog hoorde eene geheele inventaris van verdrieten , welken door zyne Gemaalin, ftaande zyne afweezigheid,gefrnaakc waren : ook merkte ik dat zy hem , bcgryp eens of zy ook liftig moet geweest zyn, in 't oor beet, hoe pynlyk haar vooral de nachten gevallen waren ; ten mintlen ik zag den Hertog glimlachen, en een oogenblikje daarna zonderden de 'chtgenooten zig af, zekerlyk om Madame te doen begrypen, dat haar Gemaal zig niet gedebaucheerd had ,• het denkbeeld van de geneugten waarin de gelieven ongetwyffeld deelden , wekten by my eenige klynelusten, en deed my om Floride denken , ik zocht haar op, en 't geluk liep my tot zo verre mede, dat ik gelegenheid vond, om in haare armen te kunnen vergeeten dat een ander thans met eene mynerfchoonheden in coojonclie was; want dat denk- beek}  ( 129 ) beeld Lotje , is voor den man tos; altoos onaangenaam : om kort te gaan , Moeder en Dochter kreegen een gelyke beurt , en ik twyffel niet, of de eene heeft gedacht, och had ik myn Karel ! terwyl de anderen dikwyls uitriep, toe Karei toe! hoe meer hoe liever:-en wie weet hoe veele Meisjes in ons Paleis op 't zelfde oogenblik een beurt gekrecgen hebben , want Lotje , ik zou 'er myn kop onder hebben durven verwedden , dat alle de vrouwlyke zeffftandigheden, die in ons verblyf herom zworven, ligtomdeines waren,tenminften waren 'er een ftuk twee drie, waarmede ik nu en dan nog al eens een coup je d'Amour maakte ; want om kort te gaan , het was by ons gelyk het by de geheele wereld is , vrees is de kuisheid, en wanneer de grond tot vrees benomen is , weg is de kuisheid , dan zyn alle vrouwen graag, en ook niet ongemaklyk te bekomen. Eindelyk werd Floride myne gemeenzaamheid met haar Moeder geI waar,  ( 130 ) waar, en zy onderhield 'er my over ; jk bloosde , en trachtte het te ontkennen : maar zy had myne gangen zo wel befpied, dat zy my verzekerde,wel te weeten dat zy in de Hertoginne eene medevryfter gevonden had; en om my daarvan te overtuigen , verhaalde zy my alles wat ik in onze laatfte byecnkomst gezegd, en hoe haar Moeder zig omtrent my gcdraagen had; hoe moei* jelyk het my ten dien tyde gevallen was om haar te vergenoegen ; en wat moeite Mevrouw haar Moeder gehad had eer zy my daartoe in ftaat had kunnen brengen; ——— alles wat zy zeide was waar Lotje ; "want ik was op dien tyd, door myne menigvuldige bezigheden , geheel vermoeid geweest: evenwel had de Hertoginne zo vecle kunsttrekken weeten in 't werk te ftellen , dat eindelyk myne pezen zig weder fpanden; ik my over haar kromde , en haar, trouwensin het zweetmynsaanfchyns, vergenoegde; ja waarachtig Lot, alles wat zy zeide was waar;, en daar het te-  ( 13- ) tegen myne oprechtheid te veel ftreed, dat ik nog langer by de negatiVe geperfifteerd zou hebben, bekende ik haar alles , maar verzocht tevens te mogen weeten, hoe zy achter deze geheimen gekomen was; zy bekende my dan op haare beurt, dat zy op dien t,yd onder het Ledikant gelegen had, waarop Ik met haar Moeder had geduelleerd: ik wil u wel bekennen Lotje , dat ik befchaamd was, maar 't gebeurde kon ik niet herroepen , ik openbaarde haar dan alles, en zeide tevens dat ik voorneemcns was naar een afgelegen hoek van Frankryk te gaan, om de fchandelyke gemeenfchap , waarin ik my gewikkeld zag, te ontloopen; zy lachte, Charlotte, ik begreep die lach niet,en dacht geredelyk dat zy vry genoeg dacht, om te ftellen dat de Natuur daaromtrent geene merktekenen geeft, dat is dat zy ons niet doet gewaarworden, nu omhels ik de Moeder,en dan de Dochter; en daarom geloof ik ook dat alle vermenging van verfchillende foorten I 2 zon-  ( *3* ) ondig is, want een Koe een Merrie , enz. , doet zig terftond kennen door haare uiterlyke gedaante; maar wie onderkend een vrouw van een vrouw ; zulks is onmogelyk , dus is het onmo« gelyk zig te wachten voor dergelyk foort van zogenaamde blocdfchande, ondertusfchen , Lotje lief! kwam haar lach niet uit dat grondbeginzel, in tegendeel verzekerde zy my, dat de Hertogin nooit haar Moeder geweest,maar dat zy een onecht Kind van haar zogenaamden Vaders Broeder was; deze openbaaring bragt my terftond in haare armen, zy ftelde myngeweetengerust, en zie daar alles war 'er noodig fcheen te zyn om my in Spanje te houden , ondertusfchen vertrok ik tog; want myne krachten konden het niet langer goed maaken. Ik had geheel geene vrees voor ontdekt te zullen worden, want de tyd, maar vooral de geduurige uitmergelingen waaraan ik onderhevig geweest was, hadden my zodanig veranderd , dat  C 133 3 dat ik zelfs geen gevaar liep, van voör den Broeder van Karei gehouden te zullen worden. Nu leefde ik als een kluizenaar , dat is te zeggen met betrekking tot de vrouwen ; ik bekwam een Schryversplaats op een goed comptoir, dus ik nu in alle rust en vrede myn brood won en het ook at : maar laas Lotje lief! ik ondervond welhaast dat de mensch van Natuure boos is, en dat de bekeerelingen meestal, of ftaatkundige oogmerken met hunne bekeering hebben, of dat niet zy dewereld, maar de wereld hen verlaat; wantnaauwlyks was ik door een goede tafel en een geregeld leven een weinig bekomen ;naauwlyks waaren myne te fterk verfpilde krachten herfleld , of myn booze Natuur deed my weder een wel'uftig oog op de vrouwen flaan; en ongelukkig is het voor een zondaar van myn foort , dat de gantfche Natuur medewerkt om hem te doen zondigen : een dief of moordenaar vind maar zeldzaam gelegenheid- tot het uitoefenen van zyne' I 3 beer-  ( -34 ) heerfchende lullen, pok wacht ieder zig zo veel hy kan voor zulke gevaarlyke wezens , maar Charlotte een vrind der vrouwen, vind alomme vrouwen die in zyn zondigen behaagen fcheppen ; en dat nog Iterker is, hy wordt door duizenden gezocht , op dat hy met haar zondige: is het dan wel mogelyk, wat dit betreft, niet in verzoeking te vallen? is daarom ook niet de deugd van kuisheid eenhsrsfenfchim; eeneonmogelykheid? Wat my betreft, ik viel welhaast weder over en in het oude ftruikelblok;in het huis van myn Patroon heerschte eene algemeene eensgezindheiden vriendfchap onder de vrouwlyke wezens, die zig daarin bevonden , en dan , ik heb het duizendmaal by ondervinding, mist het nooit of zulke huizen zyn ook huizen van vermaak , want de vrouwen verkeeren niet gemeenzaam met m Ikander, of zy fpreeken over deliefhebbery der min; zo washetdanookin myn Comptoirhuis,  t 135 ) Ik had reeds langen tyd bemerkt dat myn paardje hier zeer ligt een Halletje zou Vinden , des ftelde ik my desaangaande volkomen gerust; ja zelfs meende ik wel voorzichtig te moeten weezen; want zy waren alle niet onaard'g, en toonden zig allen even begeerig naar het bevinden van die manlyke bekwaamheid , welke in eene nieuwe volkplanting een hoofddeugd zou genoemd worden : ik dorst my niet blootgeven , dat. is naamlyk te zeggen Lotje lief, ik dorst my niet vertoonen zo als ik waarlyk was ; maar moest veinzen , want wat had my aangegaan , indien alle dié vrouwlieden te gelyk my hadden willen bezitten! een voor een zou my gewis levendig met huid en hair in geflikt hebben ; en ik was die dappere ruiter niet meer van vroegere dagen, immers Charlotte, is het waar dat de wellulten ■ het hart van den mensch kittelen maar tevens Ook zyne fterkte vernietigen? ik was dan voorzichtig, en wilde uit den hoop een goede keus doen. Mevrouw 14 d  ( 136 )1 of-één van haare beminaelyke Dochters had ik wel het meefte zin in, maar ik bemerkte welhaast, dat die reeds zodanig bezet waren, dat 'epgeen oogenblikje zou overfchieten,om zig met den armen Karei op te houden , des moest ik daarvan afzien, en was genoodzaakt myne oogen op de myden te flaan ; onder dezen behaagde de kamenier my weder 't allermeest; des maakte ik my met haar eenigzins gemeenzaamer , en zy behandelde my van haaren kant, zo en niet anders als ik van een galant Meisje zou hebben kunnen verwachten: ik nam haar nu en dan in een afgelegen hoekje waar , en deed greepjes die al vry wat betekenden ; maar zulks was by haar eene loutere beuzeling, zy was die greepjes , en op die wyze gegreepen te worden, reeds zo gewoon, dat zy'er niet eens meer van aangedaan fcheente weezen; de gewoonte, dat weeten wy tog is de tweede Natuur; de gewoonte bad haare lieve handjes ook reeds eene zekere beweeging gegeeven , die zy , mo-  C '37 ) mogelyk omtrent alle mannen , althans omtrent.my, fcheen niet te kunnen bedwingen ; want zy vatte my , als een zeker gewoon antwoord, op myne eerfte groet, mede aan op eene wyze die my wel deed zien , dat ik niet te vergeefsch geklopt had , maar wel degclyk opengedaan zou worden ; ik verzocht haar naar weinig tyds, "het geluk te mogen hebben van eenige uurtjes in haar bouten te mr-g-n doorbrengen : die eer Mynheer. was het antwoord , zal ten hoogften aan my verblyven , myn gantfche lichaam is. onder verzekering van een behoorelyk loon , volkomen tot uwen dienst ; deze onbeichaamde en een kamenier volmaakt karaktirizeerende taal, trof my gevoelig, evenwel vroeg ik haar, op hoe hoog een prys, zy haa e gunften wel gewoon was te ftellen; maar, zeide zy, Mynheer weet immers wel , dat zulke giften liberaal zyn, waarachtig, indien het lichaam en de bekwaamheid tot byfiaapen die ik bezit, niet alles waard zyn, dan zytgy I 5 geen  ( 133 ) geen recht liefhebber; hoor «alle myne klanten, fchenken myrykelykvoordeel en meer dan ik immer zou kunnen eis. fchen.j kom, kom, maak het maar wel,dan zullen wy voor 't overige geen verfchil hebben : geloof my Charlotte dat de laage taal van dit vrouwmensch my zo verbaasd deed ftaan, als of ik door den donder getroffen geweest ware , evenwel beloofde ik, by de ecrfte gelegenheid my by haar te zullen vervoegen ; maar ik maakte geen haast daarmede , want myne fondfen waren fterk aan het daalen : ik kon geen Dukaaten meer befteeden, en had reeds befloocen my flechts met daalders en kroons waar te zullen vergenoegen : weinig tyds daarna zag ik dat de Kamenier opallerleije wyzen trachtte , om my alleen te mogen fpreeken; de lust om eenavontuurt ie met haar te hebben ,fpoorde my aan haar in haar oogmerk te doen flaagen : naauwlyks was ik met haar alleen, of de poppen waren aan het danfen: op myn eer Lotje , haare tengere vingertjes  ( 139 ) ijes waren bekwaam : binnen weinige k oogenblikken kwam ik tot uiterftens , en dezelve fcbeenen te voldoen; zelfs werd myn gefchenk dit ik, om voor een fatfoenlyk man door te gaai) , haar ter belooninge wilde geeven, geweigerd :zy zeide my reeds dubbeld voldaan te wezen , door de zoete by zonderheid die zy in myne omhelzingen meende waargenomen te hebben ; ik verwonderde my Charlotte over deze fchielyke ommekeer, te meer verwonderde ik my, , daar het Kameniertje geen moeite fpaarde om zig zei ven enmy te vermaaken , zy deed waarlyk zo veel moeite als of zy in plaats van enkelvoud wel honderdvoud betaald zou geworden zyn ; nimmer ondervond ik het vermaak van zulke uitgedachte woelingen, en byzondere kunstgreepen, als by my n Kameniertje ; maar alle die zeldzaame verfchynzelen, alle die raadzelen, werdm welhaast verklaard: want na ik eenige tyd met myne minnaaresfeineene zondige gemeeufchap, gelyk fammige zeg-  ( 140 ) zeggen , maar naar myne gedachten , in eene genoegelyke natuurelyke , en onwaardeerbare , onvermydbaare vriendfchap verkeerd, en zy zig langs hoe meer in myn vertrouwen gedrongen had , zo dat ik haar indedaad benam,, e, zo oprecht en vuurig als ik ü Charlotte ooit bemind heb of nog bemin , openbaarde zy my den weg tot myn fortuin, naamlyfc om met haar en alle haare bezittingen , waarvan zy menigmaal zeide , dat dezelve met vermaak gewonnen waren , dóór te gaan : ik begreep terftond niet waartoe dat doorgaan noodig was , daar wy beiden vry waren , en dus niemand onze gemeenzaame verkeering, ja ook onze zamenwooning konde verhinderen: maar Lotje lief dat was de hoofdzaak, noch het oogmerk van myn fchoone niet • want toen ik haar myne gedachten daaromtrent voorhield, zeide zy,„gy hebt gehk Karei, niemand kan ons daaromtrent hinderlyk zyn ; maar nie„ mand zal ons ook wat geeven wan„ neer  ( Ht ) 3, neer wy gebrek hebben, en van myn ,, goedje zulen wy niet lang kunnen ,, leeven , daar niet bykomr en altyd „ wat afgaat is haast verteerd, ''ik wierp haar tegen dat ik tog op een laamlvk jaargeld geëngageerd was , ,, zo is 't, „ zeide zy, en met uw goedvinden zou „ ik door myne bekwaamheden , den „ eenen of anderen ouden gek ook „ nog wel wat kunnen afpollen , (zy was geheel onbefchaamd Lotje,) maar (vervolgde zy) zonder werken re kun,, nen leeven , zo wel voor u als my „ zou evenwel ruim zo vermaakelyk „ zyn: en wy kunnen zonder werken „ bezorgd weezen , zo wel voor den „ jongen als ouden dag," op wat wyze vroeg ik ? en zy antwoordde na my hartelyk gekust te hebben , en in eenige grapjes die zy met haar band wist te verrichten te hebben doen deelea : „ op deze wyze : hoor Karei, gy Zyt „ een man, zo als ik reeds voor lanaen ,, tyd naar eengezocht heb, daarom V openbaar ik my aan u, engyzultmy „ on-  ( 142 ) ongetwyffeld behulpzaam zyn; ja ik v> et dat gy my behulpzaam zult zyn, want gy verlangt zo wel als ik naar „ rykdommen, en dezelve moeten ons „ cp eens aankomen ; want om die „ doof den arbeid te vergaderen , is „ onmogelyk , ware het mogelyk dan zag ik 'er kans toe , vermits myne „ affaire meer geert, d-n zes van de „ besten der overigen ; nu goed, op „ eens moeten wy ryk worden, of wy „ worden 't nimmer, ——— hoor ver,, der; onze baas, de oude Heer, tel ik , onder 't getal der patiënten die ik „ dikwyls van een opftyging verlos ; goed , die oude Heer moet ons bei; den ryk maaken of wy zullen 't nooit worden ; want nooit zal zulk eene fchoone gelegenheid ons weder ont„ moeten ; goed, wy moeten en zul^ len: ——• ik zal de oude by my lok„ ken en als hy in 't midden van zyn „ vuur is, dat ik voor iemand van zyne jaaren "nog al vry hevig kan doen „ brandeuj zal ik hem zeggen, dathy moet  ( «43 ) 3, moet maaken eens met my alleen ,, thuis te weczen , dat ik een nieuw ,, vermaak heb weeten uit te vinden : ,, hy zal 't voorzeker doen Karei, want de oucle boefis dol naar zulke nieu- vvigheden, en niet zonder oorzaak , ,, de kunst moet by hem't uurwerk aan „ 't gaan houden , anders zou 't wel- haast afgeloopen weezen: nu ,, voort : —— wanneer ik dan met hem alleen ben, zult gy, op 't oogen,, blik dat hy zyn weinigje kracht ver?, fpilt toefchieten, hem aanp-ypen, „ binden , en van alle de fleutels be„ rooven; en fiat, is het dat hy te veel „ geweld maakt ,zo zal een enkelde flag genoeg zyn om hem naar de andere „ wereld af te zenden : deflemelsheb- bende kunnen wy ons van alles ver„ zorgen,maar wymoeter ons meest van „ Contanten,]uweelen ,Gouden Zilver „ voorzien, en de vlucht neemen ,om el„ ders het zoete van onze verkeering, in 3, kommerlooze weelde te genieten; — ,, wat zegt gy?" —— Zoudt gy kunnen  ( 144 ) nen geloovcn Charlotte dat ik op 't hooren vsn d< ze woorden , roereloos ftond , even als iemand die van het weer gefla^en was gewirden ; evenwel herftelde ik my fpoedig , en begreep weldra dat ik moest veinzen wilde ik deze helfche feeks uit de handen blyven ; ik ftemde dan gereedelyk alles toe , en onze affpraak was dat zy my flegts zou waarfchouwen , waar en wanneer ik my ter bereikinge van haar oogmerk had te verfleeken; den dag daaraan deed zig reeds een goede gelegenheid op , en tot dien tyd toe had de duivelfche Kamenier my als een fchaduw het lichaam gevolgd, zo dat ik zelfs geen ryd gehad had , om eenige aanmerkingen te maaken of de beste maatregelen te neemen , want hoe los en vrolyk ik ook leefde , een dief en een moordenaar waren in myne oogen affchuwelyke monfters. Eindelyk kwam de bepaalde tyd ; ik had my verfleeken, en wierd welhaast uit mynfchuilhoek geroepen , ik fprong voor den ag  C 145 ) dag, en vond myn goede oude geheel naakt op zyne vyandin , die hy voor eenezyner beste vriendinnen hield, uitgeftrekt leggen: de onbefchaamde Kamenier had zig mede van alle haare klederen ontdaan ; fprong in die geftake van het ledikant , en vloog naar een hoek van de kamer alwaar zy een touw verborgen had , reek het my toe, en zeide kom Karei, volbreng nu uwe belofte ; myn baas lag te trillen als een riet, en was byna dood van fchrik ; ik nam het touw aan ; doch floeg het met 'er naast eenige keeren om het bloote lichaam van de verdoemde Kamenier , die door deze onverwachte coup geheel raazend , op één oogenblik meer vloeken op my uitbraakte, als honderd Zeeofficieren of twee honderd fubftkuut Schouten in zes weeken zouden kunnen Verzinnen: welhaast had ik de vloekende duivelin, op wier mond de fchuim reeds wel twee vingeren dik gekomen was, aan armen en voeten gebonden , op 't midden van den grond , terwyl K myn  C 146 ) myn baas nog niet wist wat hy uit dat alles zou befluiten, en waar hy 't voor moest houden : ik geloof zekerlyk dat hem de eene flaauwte op de andere overvallen is, want ik hoorde hem niet fpreeken , of zag hem niet beweegen. Toen nu het liftige , vloekende, biddende en woedende Kameniertje wel flrenüelyk gebonden aan myne voe:en lag ,%cide^ik tot haar : zie daar verdoemde hoer , zie daar het loon uwer nooitgehoorde fchelme-y , gy hebt buiten den waard gerekend , de lelykfte vrouw zou my tot het pleegen van wellust kunnen overhaalen , maar de aUerfchoonfle zou my , en al kon zy boven haare bekoorelykheden my ook geheel Europa ten gefchenke geeven, niet tot een fchelm maaken ; nu zyt gy in myn geweld, daarom zal ik u corn'geeren en billyk ftraffen voor uwe voorgenomene misdaad, op dat gy u bekeeret en uwe ziele behouden worde; ik fpotte met haar Charlotte , want zy was op eenmaal geheel affchuwelyk in myne oogen ge-  ( 147 ) geworden ; zy myne fpotterny bemerkende verviel toe nog onftuimiger woede dan voorheen , „verdoemde hond, voer zy fchuimbekkende uit , ,, God „ geeve dat de donder u op 't oogeni, blik verplettere , al moet ik zelf ., het leven 'er by infehieten ; kon ik ,, met myne tanden , de touwen waar», mede gy my zo fchelmachtig gebon,, den houd, bereiken , ik zou ze ftuk ?, knaagen , my in vryheid ftellen, u „ aanvliegen , als een woedende wol,, vin de keel afbyten , met myne na„ gels uw borst open rukken , uw „ fchelmachtig hart uit uw verdoeme„ lyk lichaam fcheuren en hetzelve ter „ verzadinge van myne woede verflin„ den en opeeten;" de vreezelykebeweeging waarin de furie haar gebragt had, belette haar meer te zeggen, Inm ddels was myn baas , door alles wat hy gehoord en gezien had ftoutmoediger geworden; en hy had het gewaagd zyn hoofd uit het bed te fteeken : ik verliet de woedende Kamenier , ging K 2 naar  C 143 3 naar hem toe en verhaalde hem het geval , zo als het zig in alle deelen had toegedraagen : hy vatte myn hand , bedankte my voor myne getrouwheid,en verzocht om zyne klederen , die hyop één der ïloelen gelegen had : ik gaf za hem , en hy kleedde zig aan: onder die be* zigheid maakte hy eenige aanmerkingen over zyne gepleegde wellust met de Kamenier, fchjlderende, als een waar bekeereling, dezelve met de zwartfte verwen af: ik viel hem in de reden en zeide dat hy alleenlyk op zyn wraak bedacht moest weezen , en op de beste middelen om zig van de duivelin , die naar zyn goed en leven geftaan had, te ontflaan : dat het overige natuurlyke dingen waren, en 'er niets was ,' meer vcrfchoonelykin een man, dan dat: gy kunt begrypen Mynheer , vervolgde ik , dat ik, wat dat betreft,uwen medebroeder ben ; dat uwe Kamenier my ook haar lichaam ten besten gegeeven heeft, en niet my alleen , maar nog veele anderen daarby ; want geen begeer-  ( 149 ) geerte naar de zoetheden der liefde 1 eene begeerte die alleen de vrouw beminnelyk maakt; maar, en 't geen haar volftrekt haatelyk doet weezen , een begeerte naar fchatten, eene onverzadelyke gouddorst, heeft haar doen befluiten haar lichaam ten prooi te geeven.- gy hebt gelyk, Karei, zeide myn oude meefter, ja gy hebt gelyk, gouddorst is haar zwak, want ook heeft zy reeds genoegzaam een derde van myne goederen in haar bezit; ik was op haar verzot, en zy had zo veel vermogen op my , dat ik haar de halve wereld zou hebben gegeeven, indien ik die bezeten had , voor eene enkelde gunst, —— genoeg .hiervan Mynheer, zeide ik , laat ons haar ftraffen \ - ik moet bekennen dat myn Baas nog voor haar bad; zeggende 't is tog een vrouw Karel, en zy heeft ons meem'gmaalen een dienst gedaan; de goede oude man vergat dat al haare gedienftigheid , alleen uit geldzucht geboren was geworden K 3 era  C 150 ) en dus niet ten bewys van haar goed maar wel van haar kwaad hart kon ftrekken : ik haalde hem over tot het ftraffen , laat my begaan Mynheer, zeide ik hem, zo gy te teêrhartig zyt om u op haar te wreeken, ik heb daartoe couragie genoeg , want zy behoort niet onder het getal der vrouwen , veel min onder de bekoorelyke vrouwen, onder kaar, voor wien de man een afgod en iets heiligs is, ter oorzaake van het vermogen dat hy bezit ; maar zy , zy is geheel het tegendeel; zy heeft kunnen befluiten, des noods , een man te vermoorden ! neen , neen zy moet geftraft worden : hoor Mynheer ik heb u verlost, en daarvoor vorder ik geene andere erkentelykheid , dan dat gy my met uw fchandelyke Kamenier laat handelen naar myn welgevallen : deze , Lot lief ! lei ondertusfchen te bidden, te vloeken , cn te fchuimbekken ; woede en vrees overmeefterde haar beurtelings , maar ik was noch bevreesd voor, noch ook mededogen.  ( ijl ) gende met haar : in een baldadige luim, ftreelde ik zekere plaats van haar lichaam, met een ltyve kleêrborftel,zo onzacht, dat zy wel duizendwerf dm genade bad; ik verwachte dat Mynheer my wel zou willen helpen, in haar onder de pomp te brengen, wantzeide ik, wy moeten haar brand blusfchen s Mynheer weigerde zulks, en ik zag geen kans om het alleen te doen , waarom ik van dat voorneemen moest afzien ; evenwel, zeide ik, moet zy wat hebben: wy beflooten dan te wachten tot het donker was, en haar dan zo nakend als zy was, met het rytuig , naar het bos van * * *, 't welk eenige mylen ver was, te brengen, aan een boom te binden , en haar in dien ftand aan haar noodlot over te laacen; myn oude, op geene kwaade gevolgen denkende, en blyde zynde dat zjn lieve Kamenier 'er zo goedkoop zou afkomen, ftemde alles toe; ook werd de zaak welhaast in 't werk gefield, ik had geen moeite om onze Koetfier te bepraaten de hand daarin te K 4 lee»  C ) Ieenen , want hy was mede door haar reeds geheel geplunderd: vooreencnkeldekeer, zeide hy, Mynheer Karei, heb ik haar myn Zakhorologie moeten geeven; 't is waar Lotje, dat zy haare oogenblikken zowel wist waartenemen, en dat zy zo veel vermogen op 't hart van een man bezat, dat men haar voor een kle'n gunstje een half Koningryk zou gefchonken hebben : de Koetfier fchrcef voor my een brief met-groote letters, waarop te leezen ftond ,/lrafder geldzuchtige hoeren: om kort te gaan het voorgenomene werd ter uitvoer gebragt» de Koetfier en ik bezorgde haar aan den boom met den brief voor haar borst, want Mynheer wilde , om alle navraag te kunnen doorftaan, niet mede gaan niet alleen , maar ook niet thuis weezen , wanneer wy het vonnis zouden uitvoeren. ——«- Zie daar dan het Kameniertje aan den boom ; en geloof my dat zy woedende was , wy lagen haare klederen naast haar neder, opdat zy , losgemaakt zynde , haar fortuin zou kunnen gaan zoeken - ja Charlotte wy  ( 153 ) wy waren nog barmhartig genoeg, van eenig geld 'er byteleggen. - Nazy nu wel ftevig aan den boom gebonden was, ftond Jan , dus was de Koetfier genaamd, zo lang cp haar lichaam tetuuren, dat ik hem uit zyne mymering moest trekken, ik vroeg hem wat hem zo opgetogen hield : „ wat Mynheer „ Karei? zeide hy, het zelfde ding dat ,, myn Korologie, myne Gespens, en „ al myn Geld ingeflokt heeft , en ik „ ben zeer in verzoeking, om nu eens „ voor niet te neemen hetgeenik wel„ ëer zo duur heb moeten betaalen, en „ in lang niet genooten heb, om'dat ik niet meer betaalen kon , want wy „ waren reeds afgefproken dat ik , als ik myn huur ontvong , voor de ge., ringe prys van één Dukaat nog eens „ zou doen, 't geen ik weleer metzes „ maal zo veel heb moeten betaalen": ik lachte om het voorneemen van den goeden Jan, mynboevehartfchepte'er behaagen in , waarom Jan, geen tegenftand vindende , zyn voorneemen vol-» K 5 bragt,  ( i54 ; bragt, en de liftige Kamenier liet hem begaan , zoekende hem , in 't midden van zyn vuur, door duizende herinneringen van voorgaande tyden , door duizende beloften, en aanbiedingen van groote gefchenken , ja, en dat nog fter. keris, door allerzonderlingfte trekkingen haarer fpieren , om hem de coup te veraangenaamen, zo wel ais door het noodigen om dezelve voor 't laatst nog eens te hervatten, over te haaien om tegen my op te ftaan, haar los te maaken, en uit myn geweld te bevryden: de listige Sireenhad ook byna haar oogmerk berykt , want de Koetfier begon my reeds met misnoegde oogen aan te zien; evenwel wist ik hem zo veel te zeggen, dat ik triumpheerde, en wy de naakte Bosgodin verlieten.zy gilde en fchreeuwde wel duizendmaal, moord ! moord ! het geen ons fpoorflags deed heen ryden , en ook te laat deed zien dat wy haar een doek in den mondmoeften geflopt hebben. Thuis gekomen zynde , vonden wy Mynheer, in zyne eenzaamheid 5  ( 155 ) heid zitten peinzen , want zyn hart hing ook over 't Kameniertje, en zulks moet'u niet verwonderen Charlotte; want gy kunt nietbegrypen , welk vermogen dat fchepzel op de mannen had, en zekerlyk zou ik even zwak geweest zyn , ware het niet dat zy my als een moordei es en diefeg was voorgekomen: wy haaiden Mynheer over om alle de kiften , koffers en manden van het Kameniertje open te breeken , ieder het zyne daaruit te neemcn , enhetovtn'ge te bewaaren of zy ook door 't geval verlost mogt worden, en ftout genoeg mogt weezen vaneeneaanfpraakophaare goederen te maaken, gelyk ook gebeurde , want naderhand heb ik vernomen , dat zy niet alleen wedergekomen was, niet alleen haare goederen gecischt heeft , niet alleen by Mynheer weder in huis woonde, maar hem nog meer dan voor dezen in haare ftrikken gevangen hield, zo datzy, naar men op goede gronden geloofde welhaast ryk ge* noeg zou weezen : uit belang alleen , had  C 156 ) had zy alles vergeeven , en had ook welhaast alle de meubeltjes vandenzwak» ken Jan weder in haar bezit ; my alleen, vetbaalde men my, haatte zyals de pest, en had gezwoorui, dat zy my van 'c leven zou berooven , al ware het ook dat zy my in 't midden van duizend menichen ontdekte , ondertusfchen heeft de Hemel my tot nog toe gefpaard , en ik twyffel zeer of ik wel ooit door de hand van het Kameniertje van deze wereld fcheiden en in eene andere overgaan zal. Weinig tyds naar het uitvoeren van de voorverhaalde grap , vertrok ik uit myn dienst ; want de Consciëntie van Mynheer knaagde over 't geene hy zyne lieve Kamenier bad doen wedervaaren, ten minfte dar hy het niet belet had; dus ik welhaast bemerkte dat ik niet zeer diep meer in zyne gunften deelde; niets kon ik meer raar zyn zin doen, alles was verkeerd, knorren en morren i.was geen gebrek ; waarom ik fpoedig befloot myn paspoort te verzoeken , 't gee-  C -5? ) geene ik dan ook bekwam, en naar eene andere boerekermis ging , om te zien of 't goed fortuin my daar beter zou dienen: naderhand vernam ik dat deKamenier geIykgezegd is, niet alleen 't gevaar ontfnapt was , niet alleen weder by myn Patroon in dienst was , maar zelfs de eerfte plaats in zyne gunst bekleedde ; zo dat alle zyne vrienden beducht waren, dat die liftige heks, aan welke hy alles afftond, hem nog eens tot de bedelzak zou brengen. Hoe meer myn weiluftige aart aan 't bedaaren geraakte , allerlieffte Lotje , hoe meer myne genegenheid tot het pleegen van boeverijen tcenam ; de nyd nam mede een plaats in myn han,want nu ik niet meer zo cnvertfaagd in het fpel der liefde was (gy weet myn Engel dat ik nu fiegts met alle andere gelyk Ha) gevoelde ik altoos een zeker foort van ongenoegen, op het denken, dat hier of daar , deze of geene van myne ken-, nisfen het zoet der genieting in de volfte maate fmaakte: eens dat het gevoel van  C -58 ) van eene my aangedaanebelediging, zig by die nyd voegde, fpeelde ik zekeren Mynheer Jonbremeen trek, die hem ongetwyffeld al zyn leven zal geheugd hebber'. Ik was door middel van een myner Confraters, die ik op myn tweede Comptoir had , in kennis met hem geraakt; hy was een fchoon welgemaakt en weelderig man , van omtrent negenen twintig jaaren, en zeer ryk , dus , en zulks volgt van zeiven , een zeer groote gunfteling van alle vrouwen ; met dat alles was hy (hoe wonderlyk zyn de geaarthcden der Menfchen)ten uiterften jalours od zyn eigene vrouw , die mede jong, fchoon, en nietafkeerig van de liefde was; eene dagelykfche verkeering aan zyn huis , had my op zyn vrouw doen verflingercn ;Jonbrem ondertusfchen , met wien ik nu en dan een partyrje d'Amour gehad, en alvry wat huizen van vermaak bezocht had , kende my en zyn vrouw zekerlyk al te wel, dan dat hy my by haar niet mistrouwt zou hebben ; en hy.had gelyk Lotje,  ( 159 ) Lotje , want ik had het met Mevrouw Jonbrem reeds zo verre gcbragt , dat zy my by de eerlte gelegenheid de beste in haare armen verwachtte: alle preliminairen waren tusfchen ons reeds gepasfeerd ; in afgelegene hoekjes , en oogenblikjes van vryheid, hadden wy elkander de maat genomen, om te weeten , of, wanneer het geluk ons eens toelachte en wy elkander mogten genieten, alsdan ook eenige onovereenkomst van langte,ciikte,wydte of diepte, het aanftaande vermaak zou hebben kunnen ftooren: wy hadden beflooten, dat ik den Heer Jonbrem , by deze of geene lichtekooijen lokken , hem dronken maaken zou, en dan zyne bem'imelyke Echtvriendin een uurtje komen diverteeren : ö dit plan dacht ons onverbeterlyk te weezen , en 't werd daarom ook by de eerfte gelegenheid de belle in 't werk gefield; ik had geen moeite om myn vriend ter beftemde plaatfe te krygen , en ook geen moeite om , met behulp der Nimphjes, die ik des- aan-  ( 160 ) aangaande vooraf onderricht had,hem de v yn by pusfen vol te doen inzwelgen; maar Lot, ikverftondmy de kunst van veinzen zo kwalyk , dat de Heer Jonbrem myn oogmerk , ten minften voor een gedeelte bemerkt had, en dit moet waar weezen, gelyk de gevolgen my toonden. Myn vriend zoop als een tempelier , en hy die het veinzen veel beter dan ik verftond , geliet zig van tyd tot tyd fmoor dronken te worden ; eindelyk fcheen hy indeflaap te vallen, en fnorkte zo ernffig dat de beste flaar per zou gezwooren hebben, dat de Heer Jonbrem , een ronk van niet minder dan tweemaal vier-en-twintig uuren ftond te doen: na hy byna eenquartier uurs gerust had , nam ik myn affcheïd van de Nimphjes en vertrok, Gy kunt begrypen myn Engel , dat ik geen grachtje omwandelde , maar langs de kortfte weg, naar myne Minnaares flap . te : welhaast was ik dan ook tot haarent; ik'belde aan; men deed de deur open ; ik Hapte ftoutmoedig binnen: doch de zaal-  (. ïöi ) zaaldeur openende, zag ik dat jonbrem my volgde; ongetwyffeld heeft hy op dien tyd meer wyn dan anders kunnen drinken, of hy had zig daar tegen gewapend, door het een of ander te gebruiken ; wat 'er van zy , hy was geheel nuchteren, en had zo weinig geflaapen als ik zelf: gy kunt begrypen Lot lief hoe verbaasd ik was , op het zien van den geenen, dien ik thans voor duizend duivels wenschte: ik vroeg hem geheel verwonderd hoe hy thuis was gekomen? even alsgy 'er gekomen zyt, myn vriend, zeide hy. De bedaardheid welke hy vertoonde ftilde myne verbaasdheid een weinig , dus ik hem zeide maar weder te zullen vertrekken, vermits myn bood* * fchap voor als nu onnoodig was ; wat was uw boodfehap dan vriend Karei , vroeg hy : wat anders antwoordde ik, dan te bezorgen dat gy zonder bnge- • lukken tot uwent mogt komen: ei,zo, herhaalde hy, dan zoudt gy vriendelyk genoeg geweest zyn , van myn vrouw te onderrichten waar zymy kon vinden; L ik  ik moet bekennen Karei, dat gy myn vriend zyt; ik begreep Charlotte, hoe kwalyk iJc my uit myne verlegenheid gered had , des trachtte ik myn fout te verbeteren, met te zeggen, dat ikzelf hem zou hebben gaan haaien ; maar gelyk iemand die aan 't ftruikeleois, hoe langer hoe wonderlyker caprioolen maakt, en eindelyk geheel nedervalt ; zo maakte ik door het gezegde voorwendzel nog veel belachelyker draai , waarom myn vriend ook zeide , dat ik .-hem dan wel terftond mede naar huis had kunnen neemen ; ja maar Jonbrem herhaalde ik , hoe zou uw vrouw dan gefchrikt hebben? zo is 't Karei, antwoordde hy, myn vrouw moest alleen gefproken worden, zy is fchoon en vrolyk; niet waar?- kom laat ons in haar gezelfchap een vies wyn drinken ; en zyt pp een ander tyd befcheidencr. - Gy kunt niet begrypen Lot, hoeikontftelde, hoorende dat Jonbrem myn oogmerk wist , ik trachtte my te verontschuldigen , maar hy antwoordde met  ( 163 ) met een glimlach en noodzaakte my rnet hem binnen te ga3n ; Mevrouw Jonbrem was op onze intreê geheel beteuterd , en wist niet waaraan zy dit onverwacht bezoek moest toefchr-yven; haare oogen vertelden myfteelswyze de fpyt die zy gevoelde: Jonbrem ondertusfchen hield zig'zeer tranquil , zo zelfs , als of 'er nimmer iets tusfchen ons was voorgevallen. Na middernacht fcheiddcn wy zoüder dat 'er iets meer gebeurde: alleenlyk wist de lifhge Jon» brem my zo wel waar te neemen , dat hy nimmer uit was dan met my, en dus dat ik nimmer tot zynerit kon wezen , dan als hy 'er ook was. Myne ondergane befchaaming en de mislukking van myn oogmerk , omtrent het tournooi dat ik met Mevrouw Jonbrem voorgenomen had te houden , hadden my dermaace vertoornd, dat ik befloot my aan den Heere Jonbrem te wreeken, zonder dat hy kon gewaar worden van wat kant hem den trek gefpeeld wjerd: hoor hoe ik alles overleide. Eenigen L i tyd  ■ ( m > tyd naar het voorval voornoemd ver», ftreeken zynde , fte!de ik Jonbrem tegen den aanftainden middag een partytje voor, ten huize van eene nieuwe Engelin die ikopgefpoord had, hy bewilligde en wy gingen derwaards. Jonbrem vond niet weinig fmaaks in het voorwerp dat ik ge uuren ter gezellinne, en ik liet hem begaari, terwyl ik geen lust had om op dien avond party te maaken ; evenwel verkoos ik, om hem gten argwaan te geeven , mede een Nonnetje en wy ftapteri dus gepaard naarboven, * ■ om —•— het huis eens te bezien. Nu moet gy weeten Charlotte dat ik door een briefje met een onbekende hand gefchreeven , Mevrouw Jonbrem had verwittigd dat zy, des begeerendej haaren man , op dien avond in de armen van een mooi Meisje , ten huize van Madame * * * zou kunnen vinden;ik verwachte wel dat zy zou komen , ten minden om haar man op te eisfehen , want zy was federt eenigen tyd, vooral om zyne jaloursheïd, zeer gebeeten op hem geweest; maar nimmer had ik verwacht , dat zy de zaak zo ernftig op= genomen zou hebben , als gy hooren zult dat zy dezelve opgenomen heeft: trouwens zy had 'er reden genoeg toe-, en de voornaamfte van die was de gelegenheid welke zy thans had om op eene L 3 on-  ( 166 ) onbefprokene wyze van haaren jalourfchen man ontflagen ,en bevryd te worden van het juk des huwelyks, ten einde zy zig kon gcdraagen naar haar welgevallen. Zy kwam dan aan het huis daar wy waren , doch was voorzichtig genoeg van 'er niet alleen te verfchynen ; neen zeker,twee welgewapende en grove Kaerels , dienden haar voor lyfwachten. Naar haar' man gevraagd hebbende , had men haar gezegd, dat die aldaar niet was; zy verzekerde van ja ; inmiddels drongen haar trawanten reeds naar binnen, eneischtenden Heer Jonbrem : Moeder verzekerde nogmaals dat hy niet tot haarent was, maar haare verzekering hield niet lang ftand: het zien van twee ontblootte hartsvangers die men haar vertoonde, deed haar fidderen , en twee of drie flagen met dezelven , op haar afgebeuzeld lichaam , deed haar zo zoet als een lam vooruit gaan om het gezelfchap den gevraagden Perfoon aan te wyzen ; want Mevrouw Jonbrem ftond 'er op,dat zy by  C 10*7 ) by haaren man moest gebragt worden, in alles liep het geluk haar zo wel als my mede : want Charlotte, zo als zy boven kwam was "Mynheer haar Gemaal bezig met zyne nieuweling te beproeven , ik had my met myn fpeelzuftertje mede achter de gordynenbegeeven, doch alleenlyk om my flegts wat te diverteeren, zonder tot wezendlyke zaa ken te komen ; ik was derhalven zeer prezent toen ik het gezelfchap hoorde boven flappen > en ried myne gezel, linne, die verbaazend confus was, zig maar zo ftil te houden alseenigzinsmogelyk was ; dit echter zou my voor de. oogen van Mevrouw Jonbrem niet verborgen hebben ; ware,het niet dat het geval gewild had, dat Moeder , in de vreezelyke angst en benaauwdheid waarin zy zig bevond , de eerfte gordynen welke zy ontmoette opengetrokken, en op dat bed den gezochten Gemaal gevonden had: de Lyfwachten van Mevrouw fchooten terftond toe met het licht, en zagen welhaast dat zy te recht L 4 wa-  C 168 ; waren, het geen dan ook de reden was dat zy niet verder zochten , en ik dus den dans, dien ik zelf aangerecht had , zonder te denken dat men daarin zulke hooge fprongen zou maaken , beelshuids ontkwam. Het is ligt te begry. pen Charlotte, wat myn vriend Jonbrem moet gevoeld hebben , op het onverwachte bezoek van zyne Gemaalinne, hy fprak niet een eenig* woord ; Mevrouw in tegendeel fprak wel voor zeven anderen , alles wat immer op dat poinct. van een vertoornde vrouw gezegd is geworden , zeide zy thans op eenmaal: en na zy uitgeraasd had (men heeft my naderhand verhaald dat Jonbrem door de fchrik geheel buiten west zynde, volftrekt roerelóos op zyne niet minder verfchrikte nieuweling was blyven leggen.) na zy uitgeraasd had, begeerde zy' van haare Lyffchutten , dat zy Mynheer haaren man , in hetzelfde poftuur waarin hy zig vertoonde , aan zyne fchoone byfiaap zouden vastbinden : fpoedig werd 'er een touw gereed £«-  ( '69 ) gemaakt, en hetverfchrikkelyke vonnis van Mevrouw tér uitvoer gebragt : voords zeide zy tegen een haarer dienaars dat hy den Onderfchout * * * zou gaan haaien, met verzoek van twee of drie dienaars van de Juflitie te willen medebrengen ; 't welk terftond in 't werk gefteld wierd.nu begon myn vriend tot zig zeiven te komen en zyn vrouw om genade te bidden : doch te vergeeffch, zy was onvermurwbaar; Moeder wilde de vlucht neeraen^, maar wierd met de hartsvanger voor de oogen gedwongen te blyven : ik was bcvreest dat het ook my gelden zou, evenwel was de befte party mytnaar zo ftil te houden als mogelyk was; aan den anderen kant beftörmde my het herouw ; want het geval nam vry ernftiger keer danik verwacht had: ik was myn'vriend niets meer dan eene pots fcluildig, maar nimmer had ik gedacht hem in de gevangenis te bezorgen ; het lieve Meisje dat naast my lag , kroop van angst geheel onder my , zo dat her wonder is dat ik L 5 haar  ( 17° ) haar niet gefmoord heb, zo wel als dat haar gewoel ons niet verraaden heeft : Na weinig toevens verfchecn deSubftitutfchout met zyne rakkers; Mevrouw jonbrem had in haare Lyfwachten twee getuigen, en dus maakten Myne Heereri de rakkers geene zwaarigheid om myn goede vriend met zyn liefje, benevens Moeder, te pakken , in een (lede te werpen en naar de gevangenis te brengen; de algemeene'confufie en drokte was oorzaak dat • de Schout geene verdere huiszoeking deed , maar met zyn buit benevens Mevrouw Jonbrem en haare Lyfwachten vertrok, het geen wy aan het geweldig toe trekken van de deur duidelyk bemerkten. Nu begon ik met myn gezellinnetje als uit den doode te verryzen, wy waagden het te fpreeken', maar evenwel zo zacht cn nog beftendig onder de dekens , dat men ons ook van zeer naby niet zou hebben kunnen hooren: ik bragt myn Meisje te binnen dat 'er zeer mogelyk iemand in huis kon gelaaten weczen, om de oppas te houden ,  C 17' ) den, zy meende wel dat zulks geen gebruik was, en evenwel maakte het haar zo verlegen , dat zy zo min als ik op onze ontkoming dorst denken , veel minder het vluchten onderneemen; intusfehen flooten wy een verbond , inhoudende dat de een den ander , het ging hoe het ging niet zou verhaten : eindelyk evenwel moeften wy het waagen om te trachten het te ontkomen: wy begreepen dat het langer toeven gevaarlyk was, vermits de gevangenen ons by eene of andere noödzaakelykheidzouden kunnen verklappen ; dus werd de breede raad gefparnen, echter nog even angstvallig , en onder de dekens gekroopen; ik ftelde voor, dat ik in hoedanigheid van fpook (de avond was nu reeds verre gevorderd) door 'thuiszou waren, om te zien of 'er zig ook nog iemand in onthield , hoopende dat zo 'er iemand mogt weezen, hy voor my, als fpook , de vlucht zou neemen: zo gezegd zo gedaan ; ik wond my in eene der bedlakens, en kroop op handen , en  ( ï?2 ) en voeten , trouwens al bevende , 't bed uit, en de kamer af; maar eentreê of drie van den trap afgeklommen zynde hoorde ik eenig geraas aan de deur, 't welk my als een blikfem weder in 't bed deed vliegen,, doch myn groote haast, deed my over myn geestkleed ftruikelen , en ik fmakte op myn lief Meisje neder zo onzacht , dat zy heu zó , en my verzekerde dat ik voor 't minst, drie of vier korte ribben van haar aan fpaanderen gevallen had. 't Geraas dat cenigen.tyd aanhield en merkelyk groot geweest was'verdween eindelyk , (ik heb naderhand begreepen. Lot dat het gerecht opdien tyddedeur wat nader heeft doen verzekeren 'waarom ik 't na 'een wyle toevens nogmaals waagde , als geest te gaan rond waaren^ ik trok dan andermaal af , maar vond in 't gantfche huis niets dat naar een menfch geleek; te rug komende,zeide ik myn fchoone dat wy nu . door de duifteiheid begunftigd , een huisbraak buitenwaards moeiten doen , alzo dedeur  C «73 ) deur wel op 't nachtflot zou gedan weezen ; gelyk ik hem dan ook ondanks alle moeite niet open kon-fcryg^n , cn zulks bevestigde raderbard myne reeds gemelde gedachten van de Stads verzekering : ik had ten minden wel twee uuren aan de deur gearbeid, toen ik begreep dat wy door een vengfler beter zouden kunnen ontkomen : deze pooging frelden wy in 't werk, en ontkwamen gelukkig: alvoorensikmyopftraat begaf, herfchepte ik my weder van een geest of fpook in een menfeh , en naauwlyks het gevaar ontkomen zynde, wenfehte ik myn fchoone goed fortuin, en ftapte met een onbegrypelykefpoed naar mynent; want Lot lief, ik had weinig fmaaks om achter de wafelyzers te zitten: des anderen daags ontvingik een boode van de vrouw van myn gevangen vriend, met verzoek om my tot haarent te begeeven, ik gehoorzaamde terftond , en raad eens myn Engel wat ik moest doen? -—-»» gy lacht! —— ja 't is ook zo , 't was weder 't oude , dc  de Dame kon onmogelyk befluiten om alleen te flaapen : nu ben ik God dank vry Mynheer Karei, zeide zy my , en indien uwe liefde voor my nog de zelfde is , kunt gy over my disponeeren; ik liet my niet lang noodigen , en heb voorts in hoedanigheid van Gemaal een jaar lang met het onbefte-rven Weeuwtje geleefd , en veel vermaaks genooten: toen zy hoorde dat ik de oorzaaic haarer vryherd was , vloog zy my om den hak en betuigde my haar genoegen: mee één woord Lotje , ik had het we(krom volmaakt wel: lekker eeten en drinken , geld in den buidel , een aangenaam Vrouwtje voor myn vermaak, wat zou ik meer hebben kunnen, begeeren; ook begeerde ik niet meer ; maar wat baat het den menfche dat hy met zyn befcheiden deel te vreden is, en geene begeerte voedt naar hooger rang , of uitgebreider goederen cn vermaaken? ja wat baat hem zulks Lotje, daar hy met al zyne te vredenheiu tog onderworpen is aan de wisfelvalligheden der on-  C 175 ) • ondermaanfche dingen V geen deugd kan hem beveiligen voor de fchokken van het geval: zulks moest ik mede ondervinden ; want fchoon ik my nu reeds een jaar lang met myn deel te vreden hield moest ik evenwel alle myne geneugtens vaarwel zeggen , toen de dag naderde dat de waare Gemaal weder uit de gevangenis ontflagen ftond te worden. Nooit vergeet ik het oogenblik van fcheiden, onze harten waren volmaakt veréónigd , en myne Gezellin had zo veel behaagen in myn byzyn, in myn gedrag , en in myne beweegïngen gevonden, dat zy my voorftelde om alles te floopen wat mogelyk ware , en dan zamen doortegaan;ik zou het ook gewaagd hebben, Charlotte, maar na een klein overflag van zaaken, meende ik wel te kunnen uitrcekenen , dat alles wat wy zouden kunnen medeneemen, niet toereikende was om ons één of twee jaaren te voeden : al het overige had ik helpen opmaaken ; des gebruikte ik al myn  ( 176 ) myn welfprcekendheid om myn fchoone te doen bégrypén, dat zy , een getrouwde vrouw zynde , zig aan te vcei onheils bloot zou (tellen , wanneer zy met my doorging; ik* had het geluk dat zy myne redenen goedkeurde , onder belofte evenwel van haar by gelegenheid niet te zullen vergeeten : ik vertrok en geen zes uuren daarna , verfcheen Mynheer de Gemaal om myn plaats weder in te neemen; hoe het verder met die perfonagien gegaan is , is my onbekend: ik vond goed myn goede Dame zo wel als di Stad van haar verblyf te verlaaten, met de duiten die ik by haargewonnen,en nog veele anderen, die ik van haar ten affcheidsprefent bekomen had, myn goed geluk elders te gaan beproeven ; ten dien einde ftak ik heiwaards over: en hier heb ik weder reden V3n vergenoegd te zyn; vermits gy het zy tCharlotte die my in het bezit en de genieting van uwe nooit uitgedachte bekoorelykheden , alle andere vrouwen doet vergeeten , en op nieuw vergenoegd doet zyn met myne omftandig- heid,  ( 177 ) heid, de Hemel geeve flegts dat dezelve van langer adem zyn, dan ik over 't algemeen in den loop van myn leven wel gewoon ben. Hier zou ik gevoegclyk myne Levensbefchryving kunnen eindigen myn Engel, ware het niet dat ik u alles wat my wedervaren is, tot op den huid |_en dag toe, wilde mededeelen : derhalven ftaat my nog iets te zeggen van myne kleine maar niet min vermaakelyke avontuurtjes , welken ik alhier gehad heb, nog voor dat myn goed fortuin my in uwe armen geworpen heeft; in die armen Lot lief, waarin ik alles wat deze wereld bitter maakt zou kunnen vergeeten; ware het flegts dat dejeugdbymy nog in wat ruimer maate gevonden wierd; want Lotje, nu bemint gymy, maar dan zoudt gy my aanbidden, daar ben ik verzekerd van ; om dat gy een vrouw zyt , zo als een vrouw behoort te weezen, wil zy zig anders overeenkomflig haare roeping gedraagen, Toen ik hier aankwam, was myn geM h:e.  C -ï8 ) heele ziel Econömifch : ik had vast voorgenomen een beftaan te zoeken, en daarvan zo maatig en zuinig te leeven , dat ik het kleine Capitaaltje het welke ik bezat, jaarlyks met een kleintje kon vermeerderen, om dus doende een duitje voor den ouden dag te verzamelen ; maar ja , oele myn Engel, dan moeften hier geen vrouwen geweest zyn ; ik nam myn intrek in een ordentelyk Logement, onder accoord dat ik myn eigen kost zou doen: in hetzelfde huis logeerde een oude Heer , die met zyn Dochter en Nichtje op reis was, om een ervenis , welke de gemelde Meisjes te beurt gevallen was, te gaan ontvangen; van tyd tot tyd had ik aan deze Juffertjes reeds het een en ander ontdekt, dat zo watnaar deeigenfchappen van een vrolyk leven zweemde ;zy zagen my by alle gelegenheden lonkende aan ; wanneer ik een van beiden op de trappen tegen kwam, fchiktezyhet met moedwil zodanig, dat wy elkander tegen hetlyf moeften loopen.inhetop. gaan,  C i?9 ) gaan. maakten zy geen zwaarigheid om de eerfte, en in het afgaan orn de laatfte te Weezen; tusfchen beiden had ik al eens een baldaadige hand uitgefmeeten, een kusje geftoolen , en nog iets ergersgedaan;zo dat ik niet langer twy ffelde of'er zou by gelegenheid een vrolyk uurtje voor my opzitten , en ik bedroog my niet, want op zekere fchoone nacht, in welke de maan alleraangenaamst en helder lcheen. en de oude Heer uit was, om te H * * * eenige zaaken van Negotie te regelen; hoorde ik op haar kamer , die achter de myne was , een vreezelyk geftommel en gelach : dit maakte my nieuwsgierig, zo dat ik terftond naar een fchreefje of gaatje zocht, waardoor ik gluuren kon , vast geloo» vende dat de eene of andere ridder de goede Meisjes wat gezelfchap was komen houden ; maar geen opening vindende , Hoop ik naar haar kamerdeur, en door het fleutelgat willende zien , week dezelve voor hetftootenmetmyn hoofd , waaruit ik begreep dat dezelve M 2 Biet  *c m ) niet geflooten was, ik opende hem zo ver ncodig was, om alles tekunnenop. neemen ; maar begryp Lotje hoe ik ontftelde, ziende dat de beide Meisjes moedernaakt op het midden van de vloer ftorden, en elkander opallerlcijts.,s§^uftige wyze'n carresfeerden;ik behoet u niet te zeggen , wat 'er terftond by my omging> gy kent my ; ik beloofde my uit dat gedrag alles goeds, en ik rekende ook niet buiten den waard; want te rug gegaan zynde om my van wat klederen te ontdoen , (ik was nog niet te bed geweest) kwam ik weder, vond de lievertjes nog bezig, enftapte derhalven ftoutmoedig binnen: zy verfchrikten eenigzins , maar waren ook wel ras weder bedaard : een van haar vroeg wat ik begeerde, en gy kunt ligtlyk bevroeden Lot lief , wat ik antwoordde , nog binnen het uur was het accoord getroffen, de deur wel degelyk verzekerd , en ik tusfchen de beiden fchootmeden op het zach'e dons: een zee van weelde opende zig, om myin haare    C tsi ) haare zachte woelingen te ontvangen $ en ik kan u wel verzekeren , dat ik , met den dageraad mynaffcheidneemende, naauwlyks krachts genoeg had ,om myn kamer te vinden ; ik hield my drie dagen lang als dood , en dankte den Hemel toen ik,weder voor den dag komende, vernam, datdezuftertjes vertrokken waren : ik had met myn hospes afgefproken , dat hy my voor den gezegden tyd moest vergeeten , en 'er in 't geheel niemand op myn kamer moest komen: geloof my Lo:je,had ik die voorzorg niet genomen , de fchoonheden zouden het ongetwyffeld zo beftoken hebben, dateenlaatftebyeenkomfl: ten affcheid, my van het leven beroofd zou hebben. Naauwlyks waren de Juffers vertrokken, of ik meende wel duidelyk tebefpeuren dat M^vrouwe de Waardinne my niet onverfchillig aanzag ; maar zy heeft, gy kent haar myn Engel ! zulk een lelyk vel, en bezat zulke woeftchaa. telyke manieren, dat ik voor haare pyM 3 len  ( I«2 ) len geheel fchootvry was : bovendiea is Mynheer de Waard zulk een wakkere gast, dat de vrees van in zyne handen te zullen vervallen alleen genoeg is, om zyne vrouw voor alle aanzoek te beveiligen , of mogelyk haar gelaat en hoedanigheden desaangaande niet toereikende waren; maar zy heeft een Dochter Lotje, en deze kon my in alle deelen behaagen, 't is een Juffertje van de eerfte fmaak , en van de befte eigenfchappen om te bekooren , ook is het niet onduifter te zien dat zy haare Moeder niets toegeeft in eene begeerte tot den man : zekerlyk zou ik een kansje met het lieve kind gewaagd hebben , maar haar Moeder, denkelyk bevreesd dat zo lang haar Dochter in huiswas,ik de lelykheid van haar bakhuis door vergelyking nog veel duidelyker gewaar zou worden, zond haar naar buiten by een van haare Tantes, zo dat ik wel genoodzaakt was haar te vergeeten: ondertusfchen fcheen het dat ik gepredeftineerd was om ia die buurt liefde te venwelt-  ( i«3 ) Wekken, want de meid van onzenaafle buurman maakte ook een* aanflag op myne kuisheid: zy vertoonde zig overal waar ik maar aan te treffen was, maar zy was het waare évenbeeld van myne Hospita , of liever zy overtrof haar in lelykheid nog ruim zo veel als myn lieve Lot haar in fchoonheid en bevallig, heid te boven gaat: het viel my dan niet moeijelyk, my tegen haare aanflagen te beveiligen: en evenwel waren haare pogingen zo geweldig, datzy ommyaan te lokken , tot alle buitenfpoorigheden overfloeg; ons fecreet kwam tegen dac van onzen buurman aan ; zy had een opening in de fchutting weeten te maaken , en was volftrekt altoos op het zelve wanneer ik genoodzaakt was'er te weezen ; met een dun tientje dat zy door hét gat ftak flreelde zy myn achterfte op de allerkluchtigfte wyze , ik had haar drie of vier keeren laaten begaan , en de vierde riep ik haar toe dat zy het gat tegen den avond wat grooter moest zien te maaken: 't was geen avond Lot of 't gat was zo groot dat 'er myn hand door kon; en ik was naauwlyks op 't fecreet, of myn buurmeisje lag met zekerontblootgedeelte van haar akelig lichaam voor die opening, ik had vast voorgenomen haar een pots te fpeelen , des ftak ikmynhand 'er door; flreelde haar wac; en trok vervolgens de flip van haar hemd door 't gat, en bond  ( i84 3 bond dezelve met myn köufeband om een lievige fpyker, welke ik by geluk in 't befchot vond : eerst lachte zy over mvne vrolykheid, maar toen i k haar een gerufte nacht wenfehte , zong zy een geheel andere toon ; ja de Woede deed Kaar zó luidkeels fchelden, dat haar. Juffrouw 't hoorde en zien kwam wat haar deerde, zy vond haar dus vastgebonden, en ten volgende dagen, kwam men over my klaageq ; want myn ichoone had de zaak opgegeeven als een trek die ik haar zonder haar weeten gelpeeld had • het zoete kind zag my vervolgens aan ,318 ofzymy eetenwilde,maarwelhaastgeraakte ik van haar verlost;want twee weeken daarna , openue myn lieve Lotje haar albafte bouten voor my , en in dezelve heb ik tot heden toe al myn geluk en vermaak gevonden. yZie daar myn Engel debelydenis welke gv my afgevorderd hebt: dezelve is leheel oprecht , en mogelyk oprechter dan* gy verwacht had maar volftrekte begeerte was dezelve te willen hooien. EINDE.