EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933 N .  TE AMSTKKDAM, BIJ &EHBKAO ROOS, M ]) CC C .   VOORZORG van deü SCHRYVER, EY WYZE VAN VOORBERICHT. / ÏVÏen ziet thans ieder een paruiken draagen, eèrtyds was een hoofd dat eea paruik droeg, een armzalig hoofd, een raffelaarfter: thans is dit een bevallig een denkend hoofd — 't is een hoofd dat eene paruik draagt!.... Aldus veranderd alles: de woorden, de denkbeelden en de zaaken. Laaten wy dan een weinig over de paruiken fpreeken , vermids de paruiken in de mode zyn. Wanneer ik zeg dat alles veranderd, fpreek ik alleen van eene verandering, die betreklyk is — ik befchouw flechts decze of geene eeuw, of het een, of ander volk. Wanneer men dit uit een * 2 , al-  iv ■ algemeen oogpunt befchouwt, is de waereld altyd dezelfde: de wysheid en dwaasheid reisden altyd als pelgrimmen rondsom den aardbol..*.. Wy zien het geen anderen reeds zagen — wy doen t het geen anderen reeds deeden — wy zeggen het geen anderen gezegd hebben. 'Kr is niets nieuws meer onder de zon!.... Ziedaar de eige woorden van salom on, in zyn Spreuken. De paruik ftrekt ook hier van ten bewys. Ik twyffel echter of decze ftelregel van salomon (fl), op de lof van rnyne Heldin kan toegepast worden. Haal (a) Sommige Liedon hebben aan salo. mon betwist, dat hy geen fchryver was, van de Spreuken. Maar de Koning bad uk voorzorg reeds geandwoord op de onkunde der hekelaars, door het eerHe vaers waarmede hy zyn Prediker begiet, daar hy zegd: Zie hier de woorden van den Prediker: zynde, de zoon van David, en Koning van Jerujalem.  v Haal my bidt ik u onder al de Redenaars , zoo wel ouder de oude , als hedendaagfche een eenige aan, die ondernomen heeft om ter eere der paruiken een volledig Loffchrift op te ftellen, op eene beioogende wys ? — Myn onderwerp is dus nieuw — het is eene ftof welke nooit te voören behandeld wierd, het is Vintaftum carmen, van hou at jus. Ik ben 'er verr' af om een letterdief te willen zyn! de uitgegeevene Gefchie' denis der Paruiken (b), is niet dan een op- (&) Een niet zeer liefderyke Pastoor gaf in 1690. te Parys, een ontzagchlyk groot werk uit, van 60c bladzyden, onder den tytel: Geschiedenis der Paruiken, maar dit werk van de goede man was niets anders dan een godgeleerd hekeldicht op de paruiken van zyn mede-ambtgenooten: hy kon niet dulden dat deeze fchooner waaren, dan de zynen. Ik fpreek- van thiers, die ik ook in myn Inleiding aanhaal. * 3  vi opëenftapeling van lasteringen: ik zal dit werk gewis doorbladeren , maar gelyk heRsCüles deedt, om de fial van augi&s fchoon tc maaken (c), Bebben ook daarenboven de geleerden niet allen het voorrecht gehad, om elkander beurtelings naar te volgen, en hunne werken na te fchryven (d). Een Cc) Dezelve bevatte gelyk men weet niet meer dan drie duizend osfen — en was federt dertig jaaren niet icboon gemaakt geworden. Oe hedendaagrche (lallen zyn minder voorzien van hoornbeesten— en vuiligheid. Cd) Thiers, zelf ftrekt hier van ten bewys, '— hy fchreef junius en r*ngon na, en wierd op zyn beurt nagcfchreeven, door den naamloozen fchryver van het werk des Modes francaifes te Parvs; 1773- Ik zou ook letierdievery van onze hedendaagfche fchryvers kunnen aannaaien: maar Iasuen wy niec aan andere doen, het geen wy niet wilde dat men ons deedt.  v i i Een van hunne opperhoofden heeft hun geheim vcrraaden: la monnoye (e) zegd: „ men bevrydt zich van alle verwyt door zyn oorfpronglyke „ fchryvers aan te haaien (ƒ), de be„ hendigheid om die wel te pas te „ brengen, geeft een foort van nicuw„ heid aan hst werk, en vervangt de „ plaats van het vindingryke ver„ nuft (g)." Zeer goed, en wat raakt ons ook uwe bittere hekelaars, of zoilussen bevallige paruiken! ^ (e) La, monnoye, auvres choifies, 3 boek, 120 brief, p:ig. 295 en 296. (ƒ) Lees dis zoo genaamde oorfpronglyke werken. Qj) Men kan als twee goede aantekenaars op dit gezegde van la monnoye, de twee volgende werken befehouwen: 1. Traité de la Charlatannerie des Javans, door merck en. 2./''Origine des dcccuvertes, attrihuées aux Modcrnes, door d u t e n s. * 4  vin ■ Zy fchreeven enkel om te fchryven , Zy vonden hun vermaak hier in: Ik die u tederlyk bemin, Wil uw verdediger fteeds blyven (h). (li)?rado, Dichtregels aan Mcjuf- VrOUW BER N AR D. B B-  BERICHT VAN DEN VERTAALER. Het werkjen dat wy onze Lezers aanbieden is door een zeer zeldzaam vernuft opgefield, *— Eene oppervlakkige befchouwing van den tytel, zal vraarfchynlyk veel lieden doen denken, dat hetzelve alleen gefchikt is om op het toilet der bevallige Sexe nedergelegd te worden; om haar aan den Kaptafel een aangenaam uurtje te doen doorbrengen: maar zy. vergunnen ons hen te lierrinneren, dat het niet voorzichtig is, naar den tytel van een hoek, hetzelve te beoordcèlen: — eene losfe doorbladering van dit werk zal genoeg zyn, om hen van dit denkbeeld te doen terug komen : en hen te overtuigen dat hetzehen its zyn fooit een meesterfluk is: als zynde, dé fyn-  x ~* , . fynfte fpeeling van het vernuft: - ja van een vernuft , waarvoor de geest van ' een Franschman (ik fchaam my niet, om dit te zeggen) alléén vatbaar is, _ door: aan eene kleinigheid waarop men naauwlyks acht Jlaat, zulk eene lelangryke en geestige wending te geeven, dat men zich ongevoelig door de overweging van een onderwerp, dat niets beduidend Jchynt te zyn, in het gezeifchap bevindt, van veele grooten mannen der oudheid: dat men hunne gefchriften doorblader^ over een onderwerp dat men te vooren naauwlyks •waardig zou gekeurd hebben, in eene kleine brochure, of Joortgelyk werkjen te plaatfen. Hoe vi?idingryk het vernuft des fchryvers is — boe meesterlyk hy de Lof der Paruik bepleit: _ hoefyn nu, en dan, zyn hekel of fatire is, zal den Lezer zelf het beste kunnen beoordeelen. Ik moet hier echter byvotgen, dat ik om dit werkje zoo veel onder het bereik van de hoofden, welken paruiken draagen, om hiermede in de groote waereld te dartelen, en zich dus niet »p diepdenkende, geleerdheid, taal-  X i taalkennis, of fabelkunde toeleggen, te [lellen: dat wy zeg ik, om dit onder hun bereik te brengen „. de Griekfche en Latynfche vaerfen, en enkele geleerde noo'ten hebben achttrgelaaten: — welken flechts aan hen, die in dit alles ervaaren zyn, en dus voor geleerden kunnen doorgaan, zouden behaagd hebben. — Daarenboven weet ieder letterkundige die ge. woon is te arbeiden, dat de Franfche Taal zeer veel van die hsfe dubbelzinnige woorde. Jpeelingen heeft. — Die men om de niet even dubbelzinnige betekenis dier zelfde woorden niet wel in onze Nederduilfche Taal, kan overbrengen: deeze heb ik liever geheel ach. tergelaaten — dan eene vertaaling die om voorgemelde redenen nimmer aan het origineel kon beandwoorden , te waagen. Voor het overige heb ik de Dichtflukjes met alle mooglyke oplettenheid behandeld. Voords heb ik hier en daar eenige uitdrukkingen, welke betrekking hadden tot den Godsdienst, en die in fommige " aantekeningen voorkwamen, verzacht: vermids dit niets ter zaak deedt: en ik ook zelfs niet gaarne aan den eenvouwigfte Lezer de minfle *an-  XII aanleiding tot ergernis geef. Indien dit werk nu eenige uuren vermaak aan den Lezer geeft, alsdan zal ik my met genoegen aan deezen arbeid herrinneren. D E  DE LOF DER P A R U I K E N. Men hteft haar kunnen verduisteren, matt niet kunnen vernietigen. Wanneer eens de vindingryke zanger van Scecchia Rapita, (i) op een volle academie de inval kreeg, om ie Romen (i) de lof van den Scherprechter uit te fpreeken, kon de achtbaare vergadering dit onderwerp niet dulden; en men vergunde, de Redenaar, volgends het geen men my gezegd heeft niet, om het belluit van zyn voorHel uit te fpreeken. —. Zou ik my te ver. geefs vleyen, met een gunftiger onthaal? voorzeker neen ! want door de lof der Paruiken kondig ik tevens de lof der beval» lijjheden aan. 'Er zyn geen Uyfhoofden in A Frank»  ( » ) Frankryk, en de zanger der fchoonheid, kent de Aria niet, der geenen die opgeknoopt worden. Door welk een zonderlinge tegenflrydigheid, droeg de ergfte vyanden der Paruikèn die wy onder ons hadden, zelf een Paruik? Indien men de Leeraar van Sorbonne, thiers (3) gelooven moet, waren het de Kaalhoofden. (4) Welk eene lastering begingen zy dan tegen de waarheid! Welk eene miidaad tegen de acktbaarheid der Paruiken. — (Voordel Laaten wv de hedendaagfche en oude en ver- gedenkboeken der coquetterie openen: wy deeling.) ^ da(. tQch gan de -p^fe alty(j eer bewezen wierd — en dat dezelve het voorhoofd der fchoonheid verfïerde; of aan de diepen ernst der wysheid meer achtbaarheid byzette; en dat zy beftendig over haare vyanden zegevierde, en door haare bevalligheid en weldaaden over alle volken heerschte. Aanroe- ö Gy onvermoeid voorbeeld der verzap'ir|g> meiaars, gy mantanasius! (s) °pen Toor my de ichatten uwer geleerdheid.  ( s } heid» Maar ter gunfte voor de bemin» lyke onkunde, die door de uitgftrektheid der nooten zou kunnen afgefchrikt worden, zoo vergun aan uw leerling indien gy dit doen kunt, om onder eenïge bloemen de doornen der geleerdheid tt verbergen. A * EER.*  C * ) EERSTE PUNT: (Haar begin onder deMonarchnle Re. geering.) Revoluties der Fatuiken, by de hedendaagjehen Volken. Onze voorouders, de Franken en de Gau» Iers hechtte gelyk men weet, een groote waarde aan hun haair. Volgends hun, waren lange en golvende haairlokken, de voornaamfte en egtfte tekenen der heerfehappy, en der vryheid: (6) en volgends de fchoone uitdrukkingen van montesquiku hadden de oude Koningen der Franken, hunne baairlokken tot een Kroon. (7) Het vrye hoofd, dat dus door een onverwagt toeval van zyn natuurlyk fieraad beroofd wierd, moest fpoedig Jiier in te gemoet komen, door het haair van de een of andere flaaf. Twintig plaatfen uit tacitus zouden des noods myn gezegden kunnen (haven ; maar om alleen de Nationaale Schryvers aan te haaien, en zonder te willen op klimmen tot aan de leeft) d van clodion, want die vorst  ( 5 ) vorst beroemde zich immers op den bynaam van Ung haairigt? fcbüderd sorvel (8) ons clovis ook af, als verfiérd bj de plechtigheid van den Doop met eene wel riekende Paruik ? (9) Laatên wy het echter bekennen dat de Paruik van dien tyd, op verre n» niet vergeleken kon worden, by de bevalligheid der Paruikèn in onze dagen; en de beider Koninglyke gedachten vertoonen ons de Paruik niet anders, dan in haare kindsheid. Naauwlyks ontving zy haar beftaan by de hedendaagfche Volken, toen reeds een. concilium van ctpftantinopoltn haar ex communiecrde in het jaar der genade 692. (10) ware het dus wel mooglyk dat zy onder het ge.wigt van deeze vloek fchielyk toenemen, kon? Maar de twaalfde eeuw deedt weder de fmaak voor de lange haaiflokken, on.tftaan , en de 1 Paruiken maakten zich djt. ten nutte. (11) De hoofde" welke,tw.einig eigen haair hadden, namenjde konst.;tg baat, om naar de mode te zyn. Een zekere berard ,eenBisfchop, en.wat meer is,een Heilige, maaktte zich A 3 van •ertlle /ervol  C 6 ) ▼in dit oogenblik af beroemd in Italië, door zyn groote Paruik (12). Aan een anderen kant voeren, rvis db charTrss balzamon, zonarus asselïius, petrus en 1, om bard vooral in den zelfden tyd zeer hevig uit, tegen dit nieuwe foort van Kapfel. Dit was zeiden «y , eene afgryslyke vermonming , eene wdoemlyke onkuischheid Ci3\ de Paruik moest welhaast met twee niet minder geduchte vyanden itryden: naamlyk , met alexander de halles (14) in de dertiende eeuw, en met bernardin de iienn» (15) inde vyftiende eeuw: zy bellisten (tout.dat het een doodzonde was een Paruik te draagen. (16) Eenige Dichters Tereenigde zich met de Godgeleerden, (17) en tot overmaat van ongeluk kreeg men op nieuw in 't hoofd om kort haair te draagen. (18) Aan a"e zyde aangevallen, dorst de Paruik het niet waagen om openlyk den ftorm te trotfeeren,• zy dobberde, in het midden der onftuimige golven. Men zag haar dan van het hoofd der (Bannen afnemen, maar beftendig op dat der  ( 7 ) der vrouwen blyven. De Engelfche vrouwen wysgeeriger, dan de Franfchen te dier tyd waren, vèrfierden zich hier mede , (19) indien men 3 u n 1 u s gelooven mag. Türnebe doet het zelfde recht aan de vrouwlyke moed.hy merkt tevens op,dat het aan het huf was, by de Hertoginnen, welken het vermetehfte waren dat men de Parisiken zoeken moest (10); ziedaar onze heldin in haare eerile jeugd. Eindelyk verfcheen lodewyk de rechtvaerdige, en de Paruik toen vry ver \ klaard , mogt gerust alle haare bevalligheid ontwikkelen. OO 't Was toen niet' meer als in de woeste eeuwen een enkele toer van haair, die een fchroomachtige cirkel rondsom een groote calot maaktte; maar de haairen wierden onbefchroomd met fyne ftrengels vastgehecht op een net van zyde; — het vreemde haair "lèerde de konst om een geheel hoofd te verneren, en hier zag men gelyk het dikwerf in onze bloemperken gaat, dat de eigenaardige! plant voor een vreemde wyken moest. Deeze nieuwe foort van Paruiken, had A 4 eeni- Glsnsryk legin der kruiken inderLolewyk 4» KÜI.  1 1 1 1 nj.l: n . !] I Tweede vervol- j fing- ! ( « ) eenige overeenkomst met een Muts, men npemué dezelve a la Boncttt of de Mutfeparuik, (22) de eertfte die zich met bet wonder van dien tyd Kapte, was een :oquette Abt; de Gefchiedenis heeft zyn laum bewaard; het was de Abt de la Rivihe 23), by zy dood was hy Bisl'ehop ran langres, en de minnaars der Pa•uiken moesten in hem haar' oudvader >etreuren. De. blonden waren toenmaals -even als iu in de mode, ik fpre.ek van de Paruieen; de haairen waar van men dezelve naakten, wierden tot 150 Kroonen het )nc verkocht: voor eene blonde fchoone Paruik betaalde men tot duizend Krooien (24), Nemand is een propheet in zyn land, ïoewelde Paruik een kind van de kerk, en min.fte een aangenomen kind was, iuiirde^et laiigeer haare moeder haar erken^floW."de* ^en aanta' achtbaare capit:els l'praken de vloek over haar uit by ïaare geboorte ^25). Paus cleMens ver»ood haar, de ingang in zyn paleis (26) cn  C 9 ) en de Paruik dorst gean plaats te nemen met de Pausfelyke Muts, op het Priesterlyke hoofd. Zy had echter de onbefchaamdheid., om openlyk dienst te doen in meer dan eene Cape!, (27; en haare vermetelheid, welke geduurig getroffen wierd door de geestlyke blikfems, zondiT dat zy hier onder bezweek, had bynaar de fcheuring der Paruiken veroorzaakt (28). Offchoon de Paruik door de outer dienaaren verfmaadt wierd, vondt zy echter by den throon een iroostent onthaal. Lodewvk de XIV. nam haar onder zyn Koninglyke befcherming ; en welhaast doorliep zy als zegevierende, Frankryk, Spanje, Italië, Engeland en Duitschland, zy telde in Europa een aantal hoofden welke haar hulde, bewezen, en vondt haar zetel op menig gakroond hoofd. ,'t Was niet genoeg voor de Paruik, omi over het edelfie dee! der mensen te heer-^ fchen; niet voldaan over haar gebied opi het hoofd; maaktte zy ook aanipraak op] het lyf, men zag hoe zy de geheele A s fchou- Dapper» uid der kruiken. Troost, tronden. )eParuik 'ericliynt an het lof van .odevvyk] le XIV.  De goud< eeuw dei Faiuikcu. ( IO ) fcbouders bedekten tot aan de lende, nederdaalde, en aklaar trotsoh gclyk de maanen van een Leeuw golfde. Dit was het Kapfel van den vorst; cn wierd het Koninglyke genoemd. De blonde haairen ontbraken, men nam toevlucht tot de zwarte; en men bepoederde dezelve. De Paruik ademde toen de welriekende geuren en geesten in; zy voedde zich met de wierook der bloemen ; haare lokken lugtig opgekrult , geleeken haar het haair van een langhaairig hondje: of naar het wol der fchaapen. 'Er was geen toegeeflyk meisjen, of zy droeg eene foorrgelyke Paruik, waar van fle haairen golfde als die van haar fchoothondje, geen ;kleine jongen van aanzien of het haair van zyn Paruik hing hem gekruld, als fchaapen wol rot op de kous. fenbanden. Dit was de goude eeuw der Paruiken: men zag 'er, wier gewigt tot twee ponden zwaarte bedroegen: maar de be:endigheid van de hand die haar opmaaktte, was fomts zoo kondig, dat ondanks haare onzachlyke groote, wanneer zy  C " ) zy gekamd waren, deeze groote hoeveel, heid van haair geen tien oneen woog. Aldus, ö wisfelvallighetd der waereldfche zaaken ! terwyl de baarden van onze vaders van ouderdom uitvielen ;en Kervende naauwlyks nog eenige fpooren op de weduwlyke monden, door twee knevels achter lieten ; terwyl 'er kleine puntige boschjes onder de kin bleeven ; maakte de Pafruiken welke de glansrykheid der jeugd hadden, zich meester van de nekken; en gelyk aan de faam welke zich uitftrekt door zich te verfpreiden ; werdt zy welhaast het voornaamfte fieraad van het toilet der béide fexe: waaraan zy eenige jaaren te vooren naauwlyks toegelaaten Wierden. De Franfchen zich fchaamende van onder hendrik de II, met hunne korte haairen (29), en ruige kin naar gei, ten te geleeken , wilden zich zeiven ein-; delyk een edeler beeldtnis geeven. De hovelingen gaven hunne knevels over aan hunne Zwitfers; en onder hunne groote Paruiken verfchoolen, zou men de élégante Zy wierd >veral geiefkooie.  Aan iedfr heer, zyn eer. ; i ( 12 ) te heeren van dien tyd, voor zoo veel fchaapen die op twee beenen liepen, aan» gezien hebben. Jk /al u hier niet vergeeten, quentin, bihette, brvais! gy beroemde laamen in de gefchiedenis der Paruiken! juentin! wiens behendigheid aan myn vaderland het eerde voorbeeld gaf der valfche haairlokken, die een volmaakt ge. heel uitmaaktte; bik et te, achtenswaard waardige barbier van een vorst, gy, die yol van den fchoonften yver; gaarne alle Je hoofden der Burger Vrouwen had wil. en affcheeren; om dat van eene Maje?) Heit te verlieten: ervais! kundige uitvin, icr van het Crip, waar. door de armde Paruik zeer goed voorziet) fchynt te syn!... De volken welken ons omrin„'i'n, hebben hunne Turennes, t our villes , corkeilles en l e srüns ge- lad; naar welk volk had zyn ervais, :yn binettüs zyn q u e n t i n s? 't Is waar, iet tyddip dat u zag bloeijen, was beoemd door verfebeide verhevene uitvinlingen; zonder te fpreeken, van de flang- ftuk^  C 13 ) ftukken, de mededingfters van den donder, noch van de bajonet een vreeslyk wapen dat in Bayonne uitgevonden wierd: beiden wapenen des doods, wier vreesJyke. naamen genoeg zouden zyn , om een geheel Battaillon Engelfche Paruiken op de vlucht te jaagen!.... Gy zaagt in Frankryk de thé het oude kind van China, de Coffy een middel nm de maag goed te doen verteeren; de chocolaad tot herfielling van zwakke maagen; de fnuif, de vriend der gulzige neuzen; de mof zoo dierbaar voor kouwlyke lieden, in gebruik komen. Gy zaagt 6 Frankryk, de Fiacres of huur koetfen die nog trotsch zyn, dat zy den naam vaneen heilige draagen, invoeren; maar gy zaagt vooral de dtie dubbelde lubben ,• de broeken in folio; de Spaanfche Hoepelrokken onder de rokken; om meer bevalligheid aan dezelven tegeeven reneindlyk dePaniers voor wien de porte brifé met hoogachting haar beide deuren opent in de mode komen (30). Maar hoe luisteryk ook op zich zeiven , de voortbrengfelen uwer eeuw waren, hoe zou de billyke nako. me-  Byzon. deie voordeelen der Paruiken, ( 14 ) melingfchap dezefven in evenwigt fcunnea ftellen, met een van uwe Paruiken» — Heeft deeze konst zich niet door een zacht vermogen de fcepter en de herderftaf onderworpen ? — Wie kon beter dan zy, onder het ligi^ of goudgeele haair het zinnebeeld der jeugd , cn de rimpels van een zeventig jaarig voorhoofd verbergen?... Wie kon beter de losheid der eerfte jeugd onder een fchynbaare gevormder ouderdom verbergen; en ooit voegzaamer met de kenmerken van den winter een hoofd bedekken, dat nog in zyn lentetyd is? —. Door u doorluchtige konftenaarsl wist de Paruik een edel voorkomen te geeven aan de trotfche moktespaj, en iet levendigs, aan de zedige bevalligheid van la valliére. Het ftrenge voorhoofd van boileau door een Paruik verzacht, verfchriktte cotin zelfs niet meer, en aan deeze was zyn blonde Paruik (31) de ras voorbygaande indruk, van zyn predtcatien verfchuldigd. De paruik van charelier is beroemder dan zyn pucéle (32); het publiek dat by pi ram Ut gaaptte, v«r-  ( 15 ) vermaaktte zich ten minden over de Paruik va» pr a don (33); en de paruik van racinï had gelyk men zegd iets teders by de fchoone champmélé (34). Lodewyk de XIV. een juiste beoor*; deelaar der verdienden was van gedachten, dat in een verlichte eeuw, de verhe. vene konst van het Kapfel, door de algemeene hoogachting moest vereerd worden. Dus, ingevolge van een Koninglyk edièl dat ingefchreeven wierd in een Rechtboek, fchiep de zeventiende eeuw twee (3 5) honderd bedieningen van Paruikemaakers, voor het hof. Gewigtige posten , men betwisten elkander de eer, om dezelven te bekleeden; zy wierden door het goud gekocht : en een ydel verwyt van baatzuchtigheid tartende; ftelde de nieuwe befchermers der parui ken , ten fpyt van hosier (36), met trotschheid hun naauwlyks verkreegen wapen, zynde.een fchuins bekken vastgehecht aan de golvende maanen van een paard, op een uithangbord, waar van de grond ligt blaauw was ten toon. De publieke fchatkist won door dee- ze )e Paruieen worlen met :er over» aaden.  Onver wagce te genfpoed. Het gevaar van grootheid en hoogmoed. ( 15 ) Ze posten, meer dan vyf maal honderd duizend Kroonen; eene aanzienlyke fom in dit tydlttp; en daar het geld de zenuwvan den oorlog is, was Frmkryk eeven als heden t overwinnaarfter van de Coalitie van Europa; gewis een gedeelte wan haare overwinningen, aan de Paruiken verfchuldigd. Waarom moest een oogenblik tegenfpoed de ftroom van zoo veel voorfpoed ver(tooren? — Helaas! de verheffing is dan altyd het voorteken van den val!... (37) En de blikfem welke de eenvoudige graszooden eerbieoigd , vindt vermaak om den trotfehen eik te treffen; die zich in de wolken verliest!... Laaten wy opreent zyn, de Paruik al te opgeblaazen over haar fpoedig fortuin deedt de hoofden zwymlen. De zedige Kapfels vernederd door haare trotschheid, dorften zich niet meer openlyk te vertoonen, haare tegenwoordigheid alleen was voor dezelve fchrikverwekkend. Ook zoo doet het gezicht van een Reus een dwerg beeven, en vluchten. De  ( 17 ) De Paruik ondervondt weldra zelf de ongemakken van haare groote. Haare ttotschheid wierd voor dwinglantly gehouden, de weêrdand tegen deeze onderdrukking fcheen biliyk te zyn — men morde overluid — en 'er is flechis een' ftap, van het gemor tot het oproer. 't Js gedaan — het teken wordt in de Legers gegeeven , ongeduldig over haar juk— roepen de Officieren enSoIdaaten uit: „ oorlog.' dood/yken oorlcg aan de onveri, draagzame paruiken:" — op die kreet andwoorden achtereenvolgend , de Velden, de Stad, en het Hof: kooplieden, renteniers, marquizen, alles fpant famen tegen de paruiken. De nederige brigadiers Vrouw (38; welke eerst gefpaard wierd , door de kinderen van mars; wordt fiindelyk onder de algemeene verbanning begreepen. Overal worden de hoofden t vry verklaard, de Revolutie verfpreidt zich£ als een droom door geheel Frankryk; end de natuurlyke haairen hebben voor eenige" jaaven weder den throon herrooverd, die haare mededingftcrs overweldigd hadden. B Ge-» Opftaud 'egen de ftiruiken. ilgemée2 veriniiing:r Pauken.  LaatRe toevlucht der 1'aruiken. Men be treurt d Paruiker. Herl ving Paiuik ( 18 ) Gelukkig voor de Paruiken, dat de favloed der gewoonte eeriige toegeeflykheid voor haar deedt behouden in het veld van the m i s: in het midden van den algemeenen ftorm, waren de voorhoofden van de Leden van het Parlement de dobberende plank welken haar van den laatfte fchipbreuk reddede: en de afgrond zag de paruiken a la Robin boven dry ven. - De natuurlyke haairen genoten niet lang ^baare overwinning, te vergeefs betwisttede zy a;n de overledene paruiken den prys der bevalligheid; de moeite van het toilet vernieuwde zich iederen dag; alle eogenblikken verwoestte de levendigheid van een onbefcheide zuide windje het lugtige gebouw der nieuwe kapfels. In het midden van deeze aanhoudende flingcring, was men verpligt de onbeweegbaarheid der paruiken te betreuren, even, gelyk men in het midden van den ftorm naar de kalmte haakt. :e. Intusfchen was lodewyk de Groote ?neirin het graf gedaald, de weduwe van een ge. 'kroond hoofd, de koninglyke paruik was hem  C 19 ) hem in het zelve gevolgd. Schoon de Ka. nlngihnen fterfiyk zyn, zoovergaan echter de volken niet; na een'lange rouw, wierden de paruiken eirdïyk getroost ; en gaven zich over aan de wenfcben der ge= getrouwe hoofden: zy plaatften zich behendig, als of dit een aardigheid ware, op dèzèlven ; en verfcheenen met een nieuwe glans : verfierd met den gelukkigen naam van beurs paruiken (39), De tegenfpoed is zegt men de toetfteen der Wyzë. Geleerd door de ondervinding, omtrent de gevaaren der trotsheid, hielden de paruiken deeze keer een nederiger gedaante, de sarTine trotsch dat zy het hoofd van do Regeerings Perfoonen verfierde, wist echter de eenvouwige paruik te eerbiedigen , die de matroos droeg. De gierigaard kon met weinig kosten zyn mager voorhoofd, onder zyn paruik van yzerdraad verbergen ; hy kon onbefchroomd onder dit foort van fchild, de regen, wind en hagel tarten: gelukkig dat hy by zyn affterven ten minften, zyn kapzel ongefchonden aan zyn! B 2 zoori Voorbeeld vai sedaardïeid.  VermenigvuUUging der Paruiken. verfch'i lende i daaute ( 20 ) toon tot een erfdeel kon nalaaten ! Indien chapelain, in dien tyd geleefc had, zou hy gewis zulk een paruikgedraagen hebben: want dit was eene by uitftek Economifche Paruik. Nooit had de bloedverwantfchap der paruiken zoo veel verfeheidenheid opgeleverd: dan eens ontrolde zy zich in derzelver geheele lengte de haairen, enliefkooste met deszelfs punten een fchoon lyf, tot aan de lenden, zy fcheenen een peer te zyn, waar van de ftaart zich in de lenden verloor. Dit ■was la peruque naisjantc. Dan eens verfpreide zy zich om het voorhoofd, en den fïaap van het hoofd, op het achterhoofd praalde zy als een omgekeerd fuikerbrood, waarvan den top de vriend der aangenaame geuren, in een welriekende zak neder hong: zie daar de beurs paruik. Elders flingerde haare punten zich om, om twee natuurlyke roosjes te vertoonen; dit was .rede knoop paruik. Aldaar met ryen boekels ;"e.op een dubbel vierkant geplaatst, maakten ; zy tusfchen de beide ooren twee beweegende ladders, welke een lange worst verbeeld-  ( ai ) beeldden. Dit was de Carrée Paruih — Op een ander hoofd zag men hoe zy zich op elke fchouder verdeelde, als twee gelyke rietjes, die beiden door een lint dat dezelven omflingerde geketend waren; en, Schoon ieder tweeling hier, op zyne plaats blyft hangen, Toont zy een zuster aan, die door haar wordt vervangen. 6 Wie herkent hier aan dit teken de eerwaardige tweejlaartige paruik niet, die al te weinig gelief koost wierdt door de Franfchen, maar zeer veel gunst genoot by de Duitfche Baronnesfen ? (40) — En eindlyk, wie zou het bynaar gelooven? eindlyk, zag men het cristal gefponnen, door eene konftige hand, zich even als haair met bevalligheid boekelen, en als: eene nieuwe comeet, op de wegftreep van pen bevallig hoofd, haare glansryke ftaart uitbreiden. Maar dit foort van paruiken, Hoe fchoon en glansryk dit ook was, Had toch de teérheid vau het glas (41,) Dikwerf na dat zy op den middag met B 3 a* Mees luk.)  ■ C V- ) al de glans der zon gepraald had ——• verbrysfelde dit hemellicht by den minften fchok, en wierd van deszclfs fchitterende glans tot eene eeuwige Eclips veroordeeld. Deeze gemeenzaamheid der paruiken om zich , in allerlei fmaak te vertoone», vermeerderde daaglyks zichbaar haare aan. hangers, én verwierf zich hier door getrouwe vrienden. De dochter van de zucht om te behaa'geh, en moeder van die niets beduidende gewigti^e dingen, de model had toen ook de ruime jas die oorfpronglyk van Londen was, in fmaak gebragt, als ook de ligte Kok die uit Warfchamv kwam, cn de Gotiifche Frau, die uit de vyftiende eeusv verreezen was, als ook de onftandvastige palatine, welke eene Duilfche boezem verlaaten had, en tot ons overgeloopen was. Zy bra^t ook de losfe caraco, aan de vrouwlyke zydc,van casijcalla afdammende, de flyve Colliers, magere zonnen van de dikke kraaien van hsndrik de IV, en kouwelyke vader. van onze dikke dasfen, en de kante hom,  C '3 ) hom, ontleent van de oostindifche haan; als mede de bankbilletten, en de academies in de provincie in zwang. Maar deeze kortftondige voortbrengfels van eene loibandige eeuw fchitterde Hechts een oogenblik op het tooncel der waereld : derzelver roem beflondt alreeds niet meer; terwyl de Paruis op derzelver puinet: geduurig glansryker onder nieuwe gedaanten verfcheen (43 , ■ cn even gelyk de Phenix, fchoonderuit haare asch te voorfchyn kwam, of gelyk aan de visch die men polype of vsel-vnct noemt;en die vruchibaar gemaakt wordt; door zyne wonden, daar hy onder het fcherp van het ftaal een aantal nieuwe polypett baart: ook zoo fcheen de onver* ganklyke paruik, welke altyd de zelfde bleef, offchoon zy altyd veranderde, on* genaakbaar te zyn voor den ftorm der jaaren : men zou gezegd hebben dat de tyd zyn zys ophield, uit vrees, van by haar, het haair van nisus te vinden (43). Sederd lodewïk de XV tot aan het eerfte jaar der Franfche Republiek , had de, paruik aan de manïyke hoofden de voor-1 B 4 keur 3e Paruik >ver!eef- ic de roort- jreugfc- en der loed, Hervor^ ning in Ie Fatutj  Luister der Paruiken, ten tyten der Franfche Republiek. C n ) keur gegeeven; maar de herleving van een ïroot volk, moest natuurlyk de herleevingder paruiken ten gevolge hebben. De wieg der vryheid is het graf geworden van de oevers der oude gebruiken , en tot haare eerfte inftelling terug geroepen , vonden de valfche haairlokken thans meer dan ooit, vermaak, om de bevalligheid der fchoone kunne te liefkoozen: maar hoe groot is hier niet voor haar lofredenaar, de lastigheid haarer rykdommen? Hoe zal hy juist de naamlyst der paruiken opgeeven? — Hoe geleerd hy ook in haare natuurlyke hiftorie zy, du plan zelfs (44) zou deeze taak van zich affchuiven. Laaten wy ons dan bepaalen, met de voornaamfte byzondere voorwerpen van dit talryke buisgezin te onderfcheiden. Hoe bekoorlyk ftaat de blonde paruik, die met bevalligheid haare tirehoachons laat golven onder de zogenaam ie bonnet a la' folie, wiens boom met een roozencouleurda doek bedekt is! hoe zachtjens golvende pun- ■ ten van deeze gedraaide kleine krulletjes, die de plaats van een Cbignon vervangen: lang  ( *5 ) lang leeve dus vcor eene fchoone in haar négligé, de paruik £tire bourres; Minder nedrig, en echter zonder hoogmoed , verkiest haare zuster de haakjes pa. ruik, het halve toilet van een caske hoed ( terwyl haare ebbenkleurige krulletjes (die de uirgefnedene klederen beminnen, vermids deeze haare vryheid begunftigen), van achteren lugtig golven door de verliefde adem der zephirs: haare krulletjes hangen; van vooren .wellustig over de wenkbraauwen van twee fchoone oogen j zy openen zich eeven voor het linker oog , en vergunnen ook naauwlyks dat den dag even door dezelve doordringd. Door middel van dit haairfcherm kan het rechter oog ongedwongen lonken, en indien men de chronyk geiooven moet ; wierd deeze mode uitgevonden , door eene fchoone welke maar een oog had (45). Ziet gy die beweegende Chignon die zyn lange golvende haairen ontrolt? — Te vergeefs bedreigd de heerschzuchtige hoed dezelve in te zweigen; hy weet zyne vyandin af te weeren; en haar aan alle B 5 kan. Paruik ik 'rochet* >p het inker (De En. ïelfche Paruik.)  (De SpannftiH Ciuik.) Het Kin der vlech ten. C 26 ) kanten te omcingelen.... Dan eens beflormt hy haar van vooren, als dan, in platons verdeeld^ doet de zegevierende Paruik zelfs een inval op de grenzen van haare nabuur. Zie, daar de Engelfche Paruik. Welk een zachte glans hebben de haZelnootige gekouleurde haairen, op het purpere zyde netje, dat hun ketent! — haare punten hangen achterwaards, en derzelver afgunftiue voorzichtigheid fchynt de wacht te houden tegen de opkomende wetifchen. Wat zyt gy wreed, Spaanfche Paruik! Is het de jongde der bevalligheden, welke met eene drie dubbelde gouden keten, deeze perruque a filasfe d'Enfant, (Pa,ruik mit kinderhkken) veiiierd heeft?—De blinkende fchakels bedwingen haar Hechts om haar te verfraaijen: indien dit hoofd onder deeze ryke fiuijer niets zag — zou het gelyk aan dat der liefde zyn. Ziet gy die Ousterfche tulband, hoe zyn dubbel fnoer paarlen zich fiingerende ontrold op een gaaze ftrook! aie hoe die lig-  ( 27 ) ligt blaauwe halve maan waggelt » dezelve fchynt te dartelen met die vergulde panasch , waarop zy als op eene pyramide geplaatst is? — zou deeze Tulband wel die Oosterfche pracht ten toon fpreiden, indien hy niet trosch was, van op eene Turkfche Paruik te verfchynen? Welk kapfel is dit, dat minder prachtig, msar bevalliger is, dat zich verheft, en op de wyze van een peer dunder wordt, en verfierd is, door twee roozenkransfen ? —— Aldus zegt men was het kapfel, van de moeder der liefde! wanneer de gelukkige pari s , onder de geheimzinnige bosfcben van Ida haare mededingfier afwees, en u den appel toereek.... voot het oog van den daaglykfche mensch ij dit kapfel niet anders dan een chignon., die de gedaante van eene peer heeff Maar voor de geleerdheid, is dit een< phrjgifche, ja , dit is de venus paruik. Gelyk de zon, de fterrren des nachti voor haare glans verbleeken doet, ooï zio blinkt de Griekfche en Romeinfch* Paruik , met een overwinnende glans bo De Turkte he Paruik. (TJeVonUi Paruik.  Griekfche en RonielnlcheParuik:. 1 Bru'iis Paruik. C 28 ) boven alle andere Paruiken. Het algemeene gevoelen, onzeker aan welke het do voorkeur geeven zal ■— reikt haar beurtelings de palm der overwinning toe: het jog dat dezelven gade Haat, vreest om :en keus -te doen, en bepaalt zich met jeiden te bewonderen. De Romeinfcbe Paruik eenvouwig, en :evens grootsch, verheft een driedubbelde Chignon , die een vyand is van poeder [46) zy duldt geen ander fieraad dan drie reyen Coclico lint: — op een manlyk hoofd heeft zy geen fieraad nodig — en haar grootfte kunst beftaat hier in, dat zy de natuur navolgd. Zie deeze man, die 'er uitziet als een kanunnik, en zich met een prachtig rytuig naar Tivoli laat brengen: zie, zyn breede en vierkante geftalte, door heii. n de mode gebragt (47), zyn puntige laarfen, zyn ronde febouders, zyn zwarte platte haairen , die in de nek ongelyk afgefneeden, en als onder een hoed begraaven zyn. Een Duitfcher zou misfehien zeggen, dat die man 'er als een Iompert uit-  ( i9 5 Uitzieti — maar een Brutus Paruik kan alieen een hoofd naar de mode bedekken. Ziet gy daarenboven die eertyds drieklenrige cocarde niet, waar van de verwoestende tyd nog alleen het wit eerbiedigde ? Ja zie, hoe dezelve zich nederig acluee een gouden lis verbgrgd! indien dit fierke contrast geen Romein aankondigd in eeti leverancier van de Republiek: alsdan verraad dit ten minde iemand, die binnen kort ryk is geworden. Waar fnelt dit rytuig zoo fpoedig heen?i ontbloot van alle vreemde pracht fchynen de haairen van de jonge fcboonen die in het zelve zit, den hemel te bedreigen, en echter van deszelfs -wortel tot aan des. zelfs top, zyn deeze haairen niet hooger dan een duim, een hoofd dat aldus gekapt is, fchynt juist het zinnebeeld van een ftekelvarken te zyn. Vrees echter niet, alle roozen ileekenniet; onze'fchoone hebben onder een Titus Paruik alleen de fchyn van wreedheid: hoe veele Titusfen zien wy thans, die rokken aan hebben ; welke niet minder toegecflyk dan De Tuin \uuik.  < 3° j dan fchoohi het hart vol hebben op het herdenken van eene (kleinigheid) (48)! en die eiken avond tot zich zeiven zeggen kurn en, in weerwil van de Aria: Cy hebt uw dag verloeren (49), in waarheid, ik heb myn d*g niet verloeren! De erfgenaame van ede Titus, de Caracalla, een nieuwer fmaak , heeft echter eén minder ftreng aanzien; derzelver punten in plaats van als pieken omhoog te Iteeken,ontrollen zich met lugtige boekels. Somts vindt zy vermaak om zich met een krans van mos 1 te verfieren , om haare lokjes met welriekende wateren van Dumal (50) te befproeijen Indien de fchoone alsdan nette fchoenen aan heeft, indien haare ge(talte,a!s de mededingfter van de luypaard en den tyuer gefpikkeld is, door een fchall met moesjes, indien zy paerlen in haare ooren heeft hangen; alsdan durft de Romeinfche en Griekfche Paruik haar naauwlyks den voorrang betwisten. Maar welk eene bevalligheid vertoond ons, de Paruik van aspasia (51) welke' ons  ( 3i ) ons door Athene gefchonken wierd! dank zy u wellustige rey ! de Chignon die eertyds een albaste hals overfchaduwde, verfÉerd thans met lange haairlokken het hoofd van eene fchoone, als een krings wyze band. Hoe fraai ftaat dit kapfel met bet pnesteresfe kleed! Bertin (52) heeft het gaas hier toe geleverd , en de fchaar van namcy (53) fneed het zelve op de fchouders uit, om een nieuwe fchuüplaats voor de liefde te befpar.ren. Heil zy u geleerd drietal • »Eï, bertin en nancy! heil zy u, gy hebt het grondgebied van het eiland Cythera, dat eertyds door de godin der liefde bewaard wierd, uitgebreid ! een fchoone boezem is thans niet aileen by uitlluiting de zichbaare zetel der wellust: gelyk aan de onbuigzaame fchik.godinnen welke vluchtende een onverwagte pyl affchieten, ook zoo kan de fchoonheid thans de hulde afvorderen , wanneer zy zich van achteren vertoond (54) ! Aldus is de Paruik; een wezenlyke proteus, en haar kapfel verfpreidt zich over de geheele waereld, de Paruik is van alle eeti; ferdrw;zaarnbeidder Paruisen.  Weldaad der Pa. ruiken. S. 32 ) ;euwen, van beide kunne, en uit allé landen. Ovidius zelfs, de zanger der gedaante verwisfelingen, zou die der Paruik niet befchryven kunnen ! zy wierd dikwerf vervolgd, maar zy vervolgde 'er nooit iemand om, zy vergundt fomtyds aan Je natuurlyke haairen van haare golvende lokken te vermeerderen, maar zeer naauwceurig de wetten der zindelykheid opvolgende , laat zy hen niet toe, voor dat dezelven alvoorens wel gewasfen en bereid zyn: en haare aangenomene broeders kunnen alsdan met eer verrcbynen, onder den naam van gebaade haairen. Wie zou alle de weldsaden der Paruiken iunnen optellen? Gy ondervindt dezelven daaglyks, 6 edelmoedige Poolen, wanneer de afzichtige hoofdziekte (55 Plica, die onder u heerscht.en gévaarlyker voor u is, dan, honderd battaillons Rusfen, in uwe haairen wanorde en affchrik te weeg brengt: alsdan vertroost zyn (56)... En waar toe dienen hier uwe Paruiken ? zal misfchien een ftugge geneesheer uitroepen, weet gy dan niet domoor, dat het fcheer- mes  C 33 ) (nes doodlyk is voor deeze hoofdziek^ te (57)- Stel u gerust, ó zoon van esculapius! de Paruik even zoo menscblyk dan gy , wil niemand dooden : de zieke Pool , zal leeven , vermids gy dit zoo verkiest; hy zal met zyn vyand leeven; dat hy zyne haairen behouden om met te llerven ; maar dat hy dezelve ten minfte verbergen: op dat men niet voor hem fchrikken, — Waar onder zal hy die verbergen? •— onder eene Paruik zeg ik u, onder eene Paruik ! ó Vrouw! welke even beroemd zyt door uwe bevalligheden, dan door uwe konstnaryen en uwe ongelukken ! gy dochter, zuster, gade, en moeder der Koningen, gy brunehaud, zou Astrafie u zoo onmenfchelyk hebben zien omkomen , zouden uwe hairen aan de ftaart van een toomlooze Merry zyn vastgebonden —— en gy aldus langs de ftraat zyn rondgefleept geworden , indien uw hoofd een Paruik gedragen had ? En gy billyke minnaars van de laage C voor-  t ] t (Heldendaad der hairen, beloond door de Paruik.) ( 34 ) oorhoofden , indien de hoeken die, van e voorhoofden onzer Grootmoeders zulke ;otte meetkundige figuuren maakten u niet neer mishaagen, indien uwe oogen zich hans goedwillig kunnen vestigen op een lantal voorhoofden a la sapho (?8) Jank de nieuwcrwetfche Partiiken hier toov. uwe vermaaken in dit ftuk.zyn een van haare weldaaden. Toen Sicilië door deSarrafynen belegerd werdt, en op het punt was van te bezwyken — daar dit land uitgeput was , van hennip en vlas ; en tot deszelfs verdedN ging geen tbuw meer had om den boog op nieuw te fpannen ; noch ook geen touwen meer had voor de ftil liggende Schepen: hoe veel vermogt toen de liefde tot het Vaderland niet, op wel opgevoedde hairen ? Eenflags wyden zy zich aan het zelve toe, en als nieuwe Deciusfen offeren zy zich op aan den God des Krygs. Zy vallen allen te gelyk onder denfehaar, die zy zelf te hulp roepen, zy worden als claitieken koorden gefpannen; zy verlengen zich in dikke kabeltouwen: alles ver-  C 35 ) veranderd va.n gedaante: de fchepen ontrollen weder hunnen zeilen, de pyl door klieft op nieuw de lucht: de Sarrafin ploft in het zand neder — of valt geheel bebloed in den oceaan — de Africaaufche Vloot neemt de vlucht —— Sicilië is vry !... (59) wat zal het loon der overwinnaars zyn ? — De overwonnenen worden op hunne beurt gefchooren, hunne hairen verderen het hoofd der Siciliaanfche vrouwen: dit was haare buit; — en deeze Paruik het edel kind van vaderlandsliefde, Wierd de Sarrasjine genoemd. Onze nabuuren de Engelfchen bebbe^i altyd voor de Paruik een achting gehad, die na aan de eerbied grenst. Hunne eerde Rechters houden geen zitting dan met groote Paruiken; en indien the mis by dit wysgeerig volk zonder Paruiken verfcheen, zou zy niets achtbaars meer hebben (60). Zie s terne in zyn werk, ten tytel voerende tristram shandy, in zyn eerde Deel, 4deHoofdduk, alwaar de Oom tobias, te veld trekt, om mistris wadman te belegeren. Daar hy beflöoC 2 tew Eerbied Ier Engelchen«jor de Parüiketf.  H z n b z \ \ c ] 1 j i De Koophandel der Paruiken. C 3<5 ) n had de plaats te winnen, vergeet hy ra blaauwe rok met goud galon , en zyn -ne fcharlaakenfche broek niet. Ma2r, eftaat zyn eerlie wapenrusting niet in pn groote Paruik a la Ramillies (61) ?, /anneer george den throon beklom, erzochten de Paruikmaakers van Londen, p dat 'er niets aan de zegepraal van hun 'atroon uitbreeken zou, dat hy hun verinnen mogt, om hem de Paruik op te :etten: hy zal gewis hun fmeekfchrift niet ifgeweezen hebben: en de Koning geor;e, en Mynheer pitt draagen, ik wil er op wedden, Paruiken!.... wie weet zelfs , of hun geheime oogmerk toen zy Europa in coalitie tegen ons bragten, niet was, om al de Franfchen hoofden te fchee» ren, om hier door ten onzen koste, A\lion met Paruiken te verryken? De Koophandel is ook de hulde van dankbtarheid aan onze heldin verfchuldigd.' De gemaklyke dragt der Paruiken heeft dezelve algemeen in het gebruik gebragt. Het hair is thans een der onontbeerlykfte Koopwaaren, dat van de noordlyke landen ver-  ( 37 ) verdiend vooral de voorkeur; men zege dat het bier, dat aldaar gedronken wordt. de hairen ook fleviger maakt. De afgefneeden hairen der fchoone fexe zwaarder en fappiger dan hier te land, zyn dikwerf zes-en-dertig duim lang. 't Js dus in het noorden dat het magazyn der kappers is — en door hun, zyn de winkels van het paleis d'egalité magazynen van gouden vliezen geworden. Maar ziedaar het lot der Koopwaaren : — de al te groote handel in de paruiken, deedt derzelver prysdaalen, en zonder iet van haare wezenlyke waarde te verliezen, zyn zy ongevoelig van drie duizend kroonen gedaald, tot op tien kroonen. Maar is dit eene reden, om de paruik minder te waardeeren? — Neen, dank zy deeze matige prys, iedereen kan thans eene paruik draagen; en de geringde kamenier zou zich nu fchaamen om op de eene of andere party te verfchynen, met de hairen die de natuur haar gaf: ziet gy, Hoe zy haar blanke hals met voordacht uit wil rekken, Op dat gy haar paruik te beter zoudt ontdekken. C 3 Kan (Daaling in de prys.}  Een geheim dar. nuttig is. (Nieu' aanvalli tegen c Paruiken; ( 38 ) Kin men geen paruik betaalen , dan Jraagt men ten minfte een toer, en men jeheipt zich met de chignon ; indien deeze ligte opoffering nog te kostbaar is, indien men vetoordeeld is in 't geheel geen valfche hairen te draagen : als dan roept de konst aan het oor der arme coquette. ,, Dat „ uwe haairen met lange ftrengels gevloch„ ten, een weinig tegen de mode ftryden, „ is waar: maar ik ken meisjens, welke „ oplettend, met het uurwerk in de hand, „ hunne hairen met warme ftaalazyn nat „ maaken — waardoor dezelven golvend „ zwellen." Zoo veel moed en onverfchrokkenheid geeft de zucht om zyne fchoonheid te vergrooten. Hoe is het dan mooglyk dat de vindingryke Zanger der mode de verdiende der paruiken in twylfel heeft kunnen trekken? ve~ Hy fpreekt Hechts een woord van de" zeiven, en dit woord is reeds een hoon.— De paruik is, volgends zyn gedachte, eene belagchlyke mode, hy geeft zelfs geen genade aan een valfche chignon : hoor hoe hy zich uitdrukt: o Schoo-  ( 39 5 ó Schoone ! draag toch niets dat u niet toebehoord , Maar draag het geen Natuur u heeft gefchonken, Wilt met uw blonde of bruine lokken pronken, Veracht het valfche haair — al is het een chignon. "Waarachtig zulk'eene onverdraagzaamheid is onbegrypelyk! de Schryver der Vifitandines is niet handelbaarder geweest (62). Heeft hy de onbefchaamdheid zelfs zoo ver niet gebragt, dat hy de paruik openlyk op het tooneel befpotte? — 't Is gewis in het klooster dat hy zyn fmaak bedorven heeft. •— Zyn oog aldaar gewoon aan de gefebooren voorhoofden der nonnen, kon de geheime bevalligheid van eene blonde paruik niet meer waardeeren : en daar het hem fpeet dat hy haar niets aardigs meer kon zeggen, nam hy de zirg op zich, om haar te lasteren ! ja zelfs in de vrolyke toon der Vaudevilles vondt de paruik vyanden, die al het geen men ten haare voordeelezeggen kan, vergeetende, alleen het tegendeel zeide (63) — en fi 0 u r g e u 1 r, in zyn niet zeer vleijend liedje ftelt voor altyd een gaaping tusfehen hem en zyn Opera Ie Mur Mitoyen. c 4 Hy  Zy zegepiaalc. (De Pa ruik verkrygtzonder geweld de heerfchappy,over de geheele Vvaereldj ( 40 } Hy die onlangs tegen de belagchlykheid der coquettes in deeze eeuw, en tegen de paruiken van onze galante vrouwen en meisjes uitvoer (64), in eene fatire, was zeker ook de vriend niet der "valfche hairen. Maar, de vervolging vermeerderd de fecte die zy vernietigen wil. De paruik aangevallen door alle pylen der afgunst, komt weder glansryk te voorfchyn, overal waar men haar verbannen wil: overal fchikt zy zich met toegeeflykheid naar de verfchillende fmaaken! — Onder een fpencer hoed, verr fierd zy het zedige voorhoofd van eene Lady : met een afgunftigefluijer bedekt, doet zy de geheimzinnige Signora in Spanje fchooner zyn. Zy ftaat wel by een kleed met korte ingehaalde mouwen, en volgt de Roomfche 'Ivlatroone zoo wel in de Mis , als in de Opera. Wanneer men haar te Atheenen draagt by de halve laars, op de wyze van Diana, als dan , herrinnert men zich met genoegen aan phryne,aan lais,of rhodope. Met een gouden halve maan verfierd , brengt zy het hoofd van den Mufti van Conjlantinopolen op hol. Indien het Zuiden, haar  ( 41 ) haar verveelt, als dan vertrekt zy naar het Noorden. Wil zy Dresden , Praag of Berlin bezoeken? Als dan kiest zy tot hare reisgezellin de fpencer: — onder de fluweele kindermuts verleidt zy eene Oostenrykfche prude , en de verftandige Hollandfche Vrouw vindt vermaak om zich hier mede te vet fleren , onder de fchyn van zuinigheid. Maar onder alle luchtftreeken geeft zy eene nieuwe bevalligheid aan de mode, welke zy zich toeëigend: vermids de Fran* fche bevalligheid haar overal onder alle luchtftreeken volgt (65). Onze tooneelen vooral, onze tooneelen, waarop men de paruik wilde vernederen, zyn voor haar het veld van eer geworden.' Eertyds waren 'er weinig rollen waarin de paruik te pas kwam, en doorgaans wilde 'er zich naauwlyks eenige oude hoofden als om gods wil mede belasten: thans heeft iedere perfoon zyn eigen paruik, 'er zyn paruiken voor de moeders en voor de dochters ; voor de tante , en voor de nicht; voor de vader en voor de zoon: voor de petit makrs en de lompen; 't is niet geC s noeg  (Zy heerscht Zelfs in de hel;. Zame zweeiiti der mul ten. ( 42 5 rioeg dat 'er paruiken voor de levenden zyn, maar men heeft die ook nodig voor de dooden; men heeft die nodig voor de fpooken; voor de luchtgeesten ; voor de duivels : en 'er ftaan op de registers meer paruiken , dan konstftukken : men ziet aldaar paruiken , even gelyk men me g era verbeeldt, paruiken, op de wjze van astaroth, paruiken met Hangen, ftaartparuiken , als ook met hoornen; in één woord: paruiken van allerlei foorten van duivels. En welke kostbaare balletten , de hemel weet het ! ja dank zy covelier (66), wanneer het choor der onderaardlche paruiken eensflags voor de brandende toortfen , en de verzilverde glans der bellen, in het midden der ketenen , en der brandftapeis , op het gefluit der adders deeze doodlyke iïaatige dansfen uitvoeren, waar door het tooneel in een hel veranderd wordt (67). 1- De mutfen afgunftig , dat de paruik al!le hare verfchillende gedaante aannam, wilde op hunne beurt die der paruiken in nemen. ——• Aan de linker zyde een flip,  ' ( 43 ) flip, een bouillon, aan de rechter zyde, op de kruin een ünr, waarvan de golvende plooijen zich met trotsheid verheffen, om de dubbelde Romeinfche chignon na te aapen: Ziedaar het geen men geduurende een dag, een bonet perruque, of de paruik-mmuts, noemde. Deeze uitvinding maakte echter geen fortuin : Deeze misdragt der mode ftierf in do tuin 1'Elifée genaamd (68), op denzelfden avond dat zy gebooren wierd: en de parmk bleef beftendig in het bezit van alle hoofden. *t Was zelfs vruchteloos, dat de natuurlyke hairen zich een oogenbiik gewapend ] op het flagveld doiften te vertoonen. De: heldin onderwierp de mü'telingen weder aan hare heerfchappy, eo deedt dit alleen door de volgende aanfpraak : exahrupto, die wel tegen de quos ego van neptunes opweegt. „Waarom beklaagt gy u, 6 ey ondankbre hairen! „Terwyl gy onder my, een zachte rust geniet ? — „Daar gy by dag, noch nacht, door kammen, of door Cchaaren, „Uw rust niet ftooren ziet?... „De ZameniweèringIer haten.  (Toe- geeflykiicid der Paruik.; ( 44 ) „De Kapper pleegt aan my alleen dc folteringen „ Van 't yzer of compas, die beurtelings my wringen. „Terwyl myn hair door ftof, door regen, koudo en wind „ Op eiken dag, helaas ! een nieuwe foltering vindt, „En gy, gy fcbeld my nog—durft naar myn glor rie dingen ! „ Wyl gy my overleeft!.haare aanfpraak eindigt bier, \ „ Want , Lezer 1 de paruik wil altyd vreedzaam leeven; „ Gaa heen, zegt zy, gna heen, ik heb het u ver-i geeven, „Scheld my voortaan niet meer — en zyt niet meer zoo fier. De hairen hebben wezenlyk niet meet te voorfchyn durven komen federd dit oogenblik. Aldus wierden ook de woorden van de heilige petros de vreedzaame ((59;, 'er zullen altyd hoofden zyn die taruiken draagen, letterlyk vervuld. Na dat wy de lof der paruiken by de hedendaagfche volken volledig betoogd hebben , zou 'er gewis nog iets aan derzelver roem  C 45 ) roem ontbreeken, indien wy niet bewee» zen, dat zy zich niet minder de achting en liefde der wyze oudheid hebben weeten te verwerven. Dit zal myn tweede Af» deeling zyn. TWEE.  ( 46 } Onzekerheid van de redenaar. (Alge- ineen" voorilel j TWEEDE AFDEELING. Be bloeijsnde Jlaat der Paruiken, by de Ouden. Op het grondgebied der paruiken dat wy tot hiertoe doorliepen , hebben wy niets dan roozenpaden gevonden ; maar daar wy nu de zetel van haare heerfchappy verlaaten , zie ik naauwlyks in 't veifchiet, of ik voel reeds doornen 1 Ach ! patrones ! van zoo veele fchoone hoofden , gy eerwaardige paruik, wil myn apollo zyn ! 6 fchenk my uw verftand en uwe bekwaamheid ! geef my in het midden van dit doolhof den draad van abiadne; en verlaat uw homerus niet, in het midden van zyn odyssea! Ik weet niet waarom de Jefuiten van Toux , van Tourgaut en verfcheide anderen beweerden , dat 'er by de Ouden geen hoofden waren die paruiken droegenDe Gefchiedkunde , de Dichtkunde , de Overlevering,en de Gedenkboeken getuigen het  ( 47 ) net tegendeel. t,e gendre heeft dit plechtig tegengefprooken , in zyn Dictionaire over de Oudheid, op het woord hair, waarby hy beweerd, dal de paruik ,by de Grieken en Romeinen algemeen was. By dit getuignii van le gendre, voegt zich nog dat van den geleerden Schryver , wiens Werk den tytel draagt zeden en gebruiken der Romeinen : 't was, zegd hy, in het begin der heerfchappy, dat men te Rome de gemaklyke gewoonte der paruiken invoerde, ménage en Saint foix hebben insgelyks , de Oudheid der paruiken erkent. Het geen verfcheide geleerden kan hebben doen dwaalen, is voorzeker, vermids zy den oorfpronglyke zin van het woord paruik niet verdaan. Wat is eene paruik?—. Dit zyn valfche hairlokken, •— Zeergoed maar waarom noemd men valfche hairlokken eene paruik ? — Dit is de moeilyke vraag: is dezelve eens beflist, alsdan kunnen wy de oorfprong van het woord ■paruik als met den vinger aanroeren ; en van de oorfprong van het woord, tot die van ^Befchry- 'irjgO  I (Oor- i fprongdie niet zeer natuurlyk (Êen gis tag die pegronde febynt.) C 4» ) !zn de zaak, is 'er Hechts een fiap iS Joen. Ik 11a dan het werk van ménage jpen , op het woord paruik. Volgens hem tarnt dit woord af, van het Latyn, pilus* hair), guyet neemt dit uit het Grieksch , en stegd, dat de betekenis van dit woord «duidt : bygevoegde hairen; wachter. nsgelyks, hy noemd dit in het Latyn Furrikos, fiuvus (blond). sttlerius uit het Hoogduitsch Barrüke (hoofdftuyger); Mitalier, in zyn brief aan jeronimus, de chatiller noemd haar volgens het Hebreeuwsch perah, of het Chaldeeuwsch pervah (een toupet van hair). i'abbé onderftelt dat petRus de uitvinder van de paruik was, of, dat hy dezelve zeer bevallig opmaaktte: dit zyn de uitdrukkingen dien hy in zyn oorfprong over dit woord bezigt: indien ik myn gisfingen dorst voegen by die van deeze geleerde hoofden die paruiken droegen, als dan zou ik zeggen. De paruik gelykt zeer veel naar het Italiaan ■ fche woord Paruca(hairen), waarom zou de 'paruik niet uit Italië kunnen afdammen? — 'i Is  C 40 ) 'c h waar dat haare oorfprong minder aadlyk zou'zyn; maar zou zy tevens niet natuurlyker zyn? 't Is niet dat ik de paruik niet eenige duizend jaaren vroeger in de oudheid kan plaatfen: als dan, behoef ik flech:s de partuca der Italiaanen in eene rechte Iienie te doen afdammen van het Latynfehe woord perula voortkomende van ptra (zak) volgends dit ftelfel, vind ik aldus de geflachtbuom der paruik. ,, De paruik bedekt een gedeelte van het hoofd, zy is dus voor bet hoofd een foort van kleine zak, periila, van perula imaktte men door verbastering der woorden, peruca, voords paruca, en eindlyk, perruque. De overeenstemming is in alle opzichte volmaakt — de afdamming van dit woord is dus bewezen. Maar, zal men zeggen, indien eens by toeval, het woord parruca der Italiaanen van ons woord, perruque afdamde, wat zou 'er dan van uw' geflachtboom worden? Ik and woord in de eerde plaats, dat Parruca een zeer oud Italiaanscb. woord, is : ik neem het vaers van b e i u r n c i o n i D een 'Tegenwerping.) (Eerde anj-  ( 5° ) een . Dichter te Milaan, die het werk, waarin hetzelve voorkomt , aldaar heeft uitgegeeven in het jaar 1393. Ptrc Abfaten mart par U Parruca. jibfalon Jlierf door zyue 2:j:r:iik. 't Is waar dat het woord parruca l in deeze Dichtregel voor de natuurlyke haairen moet genomen worden; maar deeze zwarigheid is niets — zoo dra men bewyst, dat men reeds in dien tyd in Italit Paruiken droeg: en dit is niet ïwyfielachtig: ik heb de Partnk van Berard, bisfchop van Marzi in de ' twaalfde eeuw reeds aangehaald. Maar ik vind nog in onze goede coqüilakt een nieuw bewys van myn betoog: ik zal dit aanhaalen. Coquillast leefde gelyk men weet onder Lodewyk de XL in het jaar 1470. by liet zich aldus uit, in zyn werk ten tytel voerende: alleenfpraak over de Paruiken. En d'andren door een dwaaze fmaak, Ziet gy de Paardenftaarten fchildrcn, En  ( SI ) En is hun hair fonatyds wat kort Dan draagen zy valfche Paruiken. De Dichter voegd een weinig • langer hier nog de volgende regels by. Celyk in Kome en Lombardycn Zoo draagen zy een hair vrn wol, 'c Is net, en zindelyk gekamt, Als zy voor Magdalena Jbeelen. ■ Uit deeze dubbelde aanhanling blykt voornaamlyk: ten i , dat de Franfchen onder Lodewyk de XI. Paruiken droegen : zy hebber, eene paruik van een p aar de,1 aart, Welke gef.Hlderd is. Het Franfche woord peinte, heeft zeer veel overeenkomst met het Italiaanfche, (picta); ten 2: , dat men in Frankryk, even als in Italië eerst het woord pefruque voor de natuijrlyke haairen gebruikre: zy hebben ccne valfche Paruik, het Franfche woord feinte heeft hier weder veel overeenkomst mét het Italiaanfche, (ficta); ten 3, dat onze paruik geleek, naar de Italiaanfche Paruik: zy D s draa-  (Twee. de andwoord,) { 5^ ) Iraagen hair van wol, gelyk die van Lom' mrdyen en van Romen. Ik zou uit cbeze weinige woorden van :oquillard, verfcheide andere gevolgen kunnen trekken — om myn gevoelen teftaavea: maar ik laat het hier by,vermids ik zoo veel van de kortheid houde: en ga dus over tot myn tweede antwoord. Ten 1, fcboon het woord perruque, en perula (een zak) , my toefchynen bloed, verwanten te zyn, ja, fchoon my dunkt, dat dit zoo duidlyk blykt, dat ieder een dit zien moet, zoo beken ik echter, dat dit niet bewyst, dat deze twee woorden elkander in den bloede befiaan. Men heeft fomtyds gezien, dat lieden nog fterker op elkander geleeken, die echter niet vermaagtfchapt waaren. Ik zal dus iets anders dat'geleerder is, aanhaalen , en dat men my daarom alleen ook minder betwisten zal. Geleerd Griekenland! gelukkig dftbïen\ ja het was gewis, onder uwe oude vereeniging , dat de paruik haare oorfprong nam. Welk geleerde die een weinig bekend is, met de Oosterfche Taaien  ( f3 )* len, ziet niet by den eerden opllag, dat onze heldin van het Grieksch afdamt *tft (peri, circum) 't geen beduidt (rondsom), en het Arabifche Subdantief Nucha, (nuque, nek) peri Nucha, (dekfel voor de nek:) bravo 1 welk eene overeenkomst tusfchen de naam en de zaak. Laat van het Griekfche woord peri de (f) en van het Arabifche woord- Nucha de (n) weg , en het blyft per ucha, de Franscbman een vriend van verkorting, maakte 'er natuurlyk perruque van. Wel nu Mynheeren , gy die zoo geleerd zyt, bewyst my nu dat ik ongelyk heb (70). Maar wat 'er ook van het .woord paruik zy, zoo is het zeker, dat de paruik by de, oude volken gebooren wierd, welke Stad was haar wieg? — De Paruik had het lot van homerus (71), en de vraag is nog onbeflist. Een Rabbi die een groot uitlegger was, fchreef in zyn aanmerkingen over het boek der Koningen (72) aan zyn land de eer van deeze nuttige uitvinding toe: en zegd dat michol, welke gelyk men weet de Dochter was van Koning Saul, D 3 baar (Valfche 'oorrechen der [oüden.)  ( 5+^) kaar. het eerfte uitvondt. Volgends'dit ftel. iel zou de Paiuik eene Jodin ,' en niet ouder zyn ) dan 285' jaaren öp eenige dagen na. Deeze berekening fchynt my toe zeer fobcr te zyn: en wat heeft dan toch het fchaapsvel, waar mede mic.hol om haar atrhen man, voor de woede van saul tebevryden, een ftandbeeld kapt, gelykvormig met de Paruik? zeg het my, wat overeenkomst is 'er tusfchen eene Paruik «n den Bybel ? — Het fchynt my zelfs toe, dat het volk Goas altyd vreemd van de zondige zeden hunner nabuuren, een fcheidsmuur, tusfehen hen, en de Paruu • ken móest oprichten. De magt van sim som beftond in zyne hairen, reder een ftemt dit toe — maar de fteike sim sok lag op den fchoot eener vrouw te ilaapen en hy, wiens fterke arm in een dag met een ezels kinbak alleen'tien duizend Philiftynen verflöeg, ont. waakte, en was zachter dan een handfchoen ; toen by zyne ontwaaking zyn hairsn afgefchooren waren.... Indien de Paruiken toenmaals in Faleftina in de mo. c Q de  ( 55 ) de geweest waren, zou simson dan misfchien, zelfs in de kluisters, die hem aan del: la verbonden, niet al zyn kracht herkreegen hebben, indien hy eene paruik geleend had? — En zou aesalon, indien david in Israël de paruiken in de mode gebragt had , zou dan de fchoone vluchtende absalon dcor zyn hairen zoo fchielyk omgekomen zyn?(73) ten fpyt van de eik van Ephraïm zou eene paruik hem het leven gered hebben (74). Te vergeefs dringen eenige hardnekkige jooden hier op aan, en ftaaven hun gezegde door een plaats uit de Propheet jESAia's, in 't 3 Hoofdfiuk, 17 'vers, welke de Godgeleerden uit Leuven aldus vertaalden, in hunneF-anfche overzetting van den Bybel: „ de Heere zal de Dochters van Sion kaal „ doen worden , en zal hunne paruiken „ ontblootcn:" maar dezen vertaaling is niet getrouw; zy moesten gezegd hebben, met een naukeuriger geleerde, lbmaistrede sAcy: „ de Heere zal de hoofden van „ de Dochters van Sion kaal maaken — en hy ,zal alle hunne hairen doen uitD 4 » Vi»!-  (Dvvan. Hng var Saint Paulin.} (Dwaa ling de ongewy. de Schry vers.) ( 56 ) „ vallen." Hier wordt dus niet van paruiken gefproken, en het geen de Jooden voorgeeven, is dus ongegrond, 't Is waar, dat saint paulin zich in zyn gezang op ju.li e, véroorlooft om te zeggen:als hy van de Dochters van Sion fpreekt. Tot linnnc ftraf. dat zy paruiken droegen, Zal God haar aller nek ontblooten. Maar uit deeze fout van een heilige die anders geen gek was,kan men geen gevolg trekken. De heilige man wilde voorzeker beletten , dat juue niet om eene paruik verdoemd zou worden : men moet de onjuistheid hier wel vergeeven, uit hoofde van het goede voornemen. . De ongewyde fchryvers waren niet gelukkiger in hun onderzoek. Ik zie niet op .Welk een bewys Cléarqut by voorbeeld , zyn gezegde gronden kan , wanneer hy in het oude pouille het eerffe hoofd plaatst, dat eene paruik droeg, volgends myn gevoelen, verliest de oorfprong der paruiken zich in den nacht des tyds; dezelve nam voor-  ( 57 } voorzeker haare oorfprong by de vrouwen, en wel te gelyk, met de zucht om te behaagen. Als dochter der coquetterie, is de paruik dus zoo oud als de waereld. Dii is ook het gevoelen van Iiangon, in zyn vertoog van Capillamentis: dit gevoelen is des te gegronder, vermids het zelve berust op eene zedelyke zekerheid, die in dit oogenblik wel aüe mooglyke, natuurlyke en bo ven natuurlyke zekerheid evenaart C75)- Maar laaten wy geen kwaade vriender worden met de geflachtrekenaars, als zj boos wierden, zouden zy ons onder hei gewigt hunner cyfers doen bukken (76") Laaten wy dan de fabelachtige tyden voo; hun overlaaten, en afdaalen tot in de eeuw van cims, Men kan niet ontkennen dat de Medet en de Perfen paruiken droegen , xeno phon verzekerd dit in zyn boek, ten ty tel voerende: de injlelling. Deeze wysge rige Schryver zegd : dat toen de klein cyrus zyn Grootvader zag met eene Kc ninglyke Paruik, dat hy zich eenflags tc d s zy De Paruik is zo oud als de waereld. i . > - (Aftyik tge.; 1  (Tyrus en iirion.; I ( 53 ) zyn moeder wendde, en uitriep: ö Ma. ma • wat heb ik een mooije Grootvader ! Volgends het bericht van posidippüs die door ajlianus aangehaald wordt, beftond het gewoone opfchik van de fchoone aglaïs, Dochter van kigacle tydgenoote van cyrus, in eene paruik, met eene pluim verfierd. V\ ie weet niet, dat de Venetiaanfche' Vrouwen, by de begravenis van jdoais aan de Godin egretto, zynde, de yekus van Tyr, de opoffering van haar fchaamte, of van. hunne hairen verfchuïdigd'waren? t—' De Phémciaanfche^Vrouwen droegen dus gewis paruiken — dit', ftelfe! gegrond op het denkbeeld dat wy ons van haare zedigheid, vormen, wordt eene bevestiging voor het getuigenis van Saint Folx. Zie hier op welk eene wyze hy dit verhaald in zyn werk Es/ais f:;r Paris. Na dat hy van de verlegenheid gefprooken heeft, waarin zich beurtelings de fchoone van Tyrus en Sidon, zoo ten opzichte van haare hairen als van haare fchaamte bevonden, voegd hy hier by: „ dat  C 59 ) ., dat het geld dat fommige van haar tot ,V loon van haare toegeefiykheid ontvingen, aan de godin toebehoorde: dit was het ,, inkomen der Priesters. Een burger, „ misfchien ook een echtgenoot, of wel „ een jaloersch man, vondt de paruiken ,, uit, en ftelde die aan de Vrouwen voor, ,, welken zich niet onteeren, noch haare „ hairen verliezen wilden. De uitvinding „ fcheen gerhaklyk, maar de Priesters verzettede zich hier tegen , zy befJisten dat „ de paruiken fchaadlyk voor hunne rechten konden zyn: en de paruiken wierden „ verboden." Welk een harde proef voor de kuisheid der Phéniciaanfche Vrouwen ! MAUSoLüSj Koning van Caria en Lycla, bemindde fterk het geld, en de Volken beminden bynaar even fterk hunne hairen. Wat deedt mausolus ? ■ aristoteles zegd ons dit C77)- Op een geheim bevel van den Koning, werden de magazynen op eens gevuld met paruiken , welken voor een laage prys gekocht wierden by de nabuurige volken. Naauwlyks waren zy allen opgekocht, of een  ( 6o ) een plechtig edict veroordeelde alie LytU fche hoofden, zonder onderfcheid van jaaren, of van kunne, om zich binnen vieï en twintig uuren de hairen te laaten affcheeren. De droefheid was zeer groot, maar men moest echter gehoorzaamen: door eene weigering zou men zich meer dan het verlies der haairen op den hals gelaaden hebben, Eenflags openden zich de mugazynen , de paruiken werden voor een duure prys aangebodan; de nayver deedt derzelver prys zeer hoog ftygen: zie daar de fchatkist van den Koning, óè%t verfcheiden mülioenen verrykt (78). Deeze Koning verlïond de kunst om voordeel te trekken uit de pracht, en de monoplie der paruiken, maakte hem niet minder berucht, dan bet prachtige gedenkteken , waarin de kuifche artemisa hem zyn verblyf deedt nemen, toen hy dood was (79). Indien men suiDAsen titus livius gelooven moet, alsdan wist de held, die niet minder berucht was, door zyn listen, als door zyn dapperheid , ik fpreek van HA-  C 61 ) hanhibal, welke door dikwerf van klederen en van paruiken te veranderen, de binderlaagen der Gaulers te ontkomen; en de Ibérieters onder het bevel van viriatus, zettede om fclirik in de vyandlyke Legers te verfpreiden, volgends het zeggen van jippius, lange ftaartparuiken op. De Asfyrifche wetten verboden aan de jonge lieden van beide kunne, om in den echt te treeden, voor dat zy hunne hairen afgefneeden, en in den tempel van belus opgehangen hadden, ter eer van den onfierflyken oannés. By alle huwlyken die dus te liabylonien gefchiedde, waren de jonge lieden mét paruiken ver. fierd. Het zelfde gebruik had plaats by de Grieken van Trezena , maar' aldaar, wierden de hairen der maagdlyke hoofden toegewyd, aan den fchaamtelooze hyppolitus. Ik zal u niet vergeeten beminlyke Koningin van Egypte', tedere en kuifche blrenice! gy wiens blonde haairlokken vereeuwigd wierden door callima cnui en c at ut, lus, gy , di« uit den tempé vat ( Ninevé ;n Babyonien.) i  (Egypte. (Cleopaua.J (Griekei land.> C 62 ) yan venus verheven wierd tot aan het gewelf des hemels! terwyl uwe hsirlokken als glinfierende fterren in den olympus, tusfchen de Leeuw en de Maagd fchitterde: wat zou toch uw arme Kom'glyke echtgenoot in Alexandrièn gedaan heb. ben, indien hy zich niet had kunnen troosten met de paruik van berenice. i Volgends het bericht van bellon(8o) waren deeze Egyptifche paiuifcen dan eens als eene pyramide, en dan weder als een tooien gemaakt, en geleeken veel naar het kapfel, waar mede de Dichters Cib'ela affchetfte. De geleerde ba u d elot had een oud koper ftandbeeld, dat cleopat r a naakt verbeeldeterwyl zy den dood • lyken adder op haare borst hieldt. Haare hairen verdeelden zich in twee deelen op haar voorhoofd — aan beide zyde wierden zy zwaarder, terwyl zy in de ronte hingen; dit was de isis paruik: zynde de diana van den Nyl. • De Grieken .erfgenamen van de konften van Egypte en Phenïcitn, moesten gewis goede paruikemakers zyn. Zy noemde de  C 63 ) paruik (pliinaché). (bedrog). Menage meldt ons dit, in zyn woordenboek op het woord, paruik. En wat is ook eigenlyk de paruik anders, dan de goedgunftige logen, van valfche hairlokken ? Volgends eenige plaatfen- van thuerdides, ziet men dat de jonge vrouwen1 van Atheenen, de blonde paruiken verkoozen, wier vlechten omgeflaagen waren, onder een doorfchynend netje; waar onder zy zich gedeeltlyk verborgen hielden : om des te meer te fchitteren. Andere vrouwen bragten de ftrengels van het hair tot .in het midden van het voorhoofd , alwaar zy met gouden naalden vast gehecht wierden. De kop van deeze Spelden geleek volmaakt naar Krekels, waaraan alleen de ftem ontbrak, en die in eene eeuwigduurende beweging telkens fcheenen weg te vliegen. De galante Hoeren ten tyde van aristophanes hadden het kapfel, dat na dat der kinderen geleek , of de Jockei paruik in de mode gebragt; dit was het kapfel van de verwyfde cratinüs, vol. gends asistophanü's, in zyn tooneel nuk (Netjes 'aruik.) (Krekel Paruik; 'De Kin. ier I>a•uik.)  (De golvende Pa. ruik.; (De boe kei Pa. ruik.; CDc kroon Pj. ruik) ( 64 ) luk les Anarchiens, het 3de Bedryf, 7de rooneel. En, indien men ovidius gelooven nag, dan plaatfle sapho om aan phaon :e behaagen, naalden in haare paruik, die met paarlen omzet waren. 't Is beweezen, dat te Romen, in de laatfte tyden der Republiek , de paruik algemeen was geworden. Tibullus, dvidius, pkopertcius, en agellus hebben de Paruiken van hunne geliefde bezongen in een aantal fraaije Dichtftukjes. Om het hoofd van eene romeinfche vrou w te verderen , zegd een ernftige geleerde, (8f) had men de hairen van verfeheide andere hoofden nodig: Dan eens golfde de haairen op de fchouders , gelyk de wind 'er mede dartelde: dan weder hingen zy met boekels op eene albaste boezem: dikwerf wierden deeze paruiken als kroonen gevlochten : fomtys hongen de hairen als pieken, en lieten het ivoor van een fchoone hals zien. Het was plotime, de gade van trajanus welke te Romen de AndromicM par-ik uitvondt, waar  C 65 ) Waarvan ju ven al üs in zyn zesde hekei dicht fpreekt. Zy verhief zich trapsvvyze van vooren op bet voorhoofd, en masktw een foort van Tulband met een drie dub. belde rol: dit was het geliefde kapfel dei vrouwen welken klein van geftahe waren, De doorluchtige adrianüs valeuj heeft veertien penningen van Romeinfcbe Keizerinnen verzameld, en op elk van, van deeze penningen 2iet men eene verfuhillende Paruik» De goden zelfs, vereerde de Paruiken met hunne byzondere befcherming: De Priesters van diana droegen die volgends het getuignis van de heilige maxi mus, in zyn Leerredenen die in de Bibliotheek der Oudvauers ingelascht zyn; deeze ma. ximus was Bisfchop te Turin, en ftierf in het jaar 460 Hy beweerde dan, dat de Priesters van diana eene Paruik droegen, met korte ftekelachtige hairen. Indien men dionysius chrysostomus , geloven mag, alsdan drong de coquetterie zelfs door tot aan het Outer, en de majefteit der goden wierd nog vergroot door de E ma. Oe Paruifc der Go-'* jen.  ( 66 ) majèfièït der Paruiken. En men morde meer dan eens in ftilte tegen apollo, die niet voldaan van in den hemel met zyn goudgeel hair te pronken, op de waereld ook nog nayverig was , dat men zy0 Standbeelden met de fchoonfte Paruiken verfierden. De Priesters van de goede sybile hielden de genie der Kappers aanhoudend in requifitie: door middel var» de fieraaden der mode, verjeugdigde zy dikwerf de oude bevalligheden van de moeder der goden. De naald waar mede zy haar kapte, was wonderdaad.g geworden; en serviüs in zyn aantekeningen opviRGiLius plaatst dezelve naast den fcepter van pr ia mus; en het fchild van ROMULCs;by de onderpanden van de roem en duurzaamheid van het Roomfche Ryk. Maar onder de Paruiken der goden was 'er geene welke zoo veel eerbied inboezemde dan de Paruik van jupiter multi comara (82.) Marti alis die meer fpotachtig dan galant was, hekelde alleen het misbruik der Paruiken. Een bedykt hoofd, Calciatum Cyut\ nep by  hy Fomtyds uit: zestien eeuwen voor dat EorLEAü de fpot dreef met de paruiken die de Abt pochette gekocht had, zei, martialis ten naasten by het volgende. 6 Elk verwyt de fchoone AJctte. Dat zy door 't valfche hair bekoort —. Maar ik die haar die hair zag koopen, Weet Wel, dat haar dit toebehoort... (En verder voegt hy hier by.) Zie eens hoe Cydalife ons allen freeds bedroog — Zy kocht haar tanden en haar harren, En heeft zy al geen fchoon, en geenhetoovrend oogHeeft zy geen klein bevallig mmuije — Geen blanke poefele arm — geen borst waar door zy hoopt, Dat zy uw min zal doen ontgloeijen : Gy weet dat al dit fchoon zich niet voor gek! verkoopt.... Maar wat bewyst dit? Niets anders dan dat martialis de lelyke vrouwen welken Paruiken droegen hekelt. De penningen vertoonen ons de Keizerlyke hoofden van OTTo,van com m o d u s , van pompbjus, van julia, en lucile,'1 r n E a ver.t Vrolyfci ieid van Uartialis. Perfchili i de naa. en der  ver vai gei Dt lei uti Cl to kï m t>: R b f< 6 £ 4 ] 1 De Caligula- Paruik. De Paruik van Mesfaluia. ( 6S ) (ïerd mei Capillements, Paruiken naamlyk, ï vrouwen hair: dit was het eigenaardige lachtwoord der Romeinfche Paruiken. : galante meisjes hadden haare verfchilide Paruiken, vóór de onderfcheidene ren van den dag: zy droegen, van enille de Galericon Paruik, zynde een ar van hair , dit was een foort van eine helm, die aan hunne trekken, een anlyk gelaat, maar tevens iets geestigs 'zette, zie kadal over de pracht der omeinfche vrouwen. De corvmbion, ïtekenende, een vetfierfel van val:he hairlokken, hielden zy alleen voor e plechtige bezoeken , de wandelinen en den fchouwburg. Dit ftafiekapfel t-as zeer groot, en geleek veel naar lat der Bachanten, Otto droeg volgends iet zeggen van suetonius een toer van ïair, of een Galericon Paruik, om zyn saalhoofdigheid te bedekken. Caligula ;ing met dezelfde Paruik, wanneer het duister wierd de ligte meisjes van Romen befpieden, en messalina verwisfelde des nachts de blonde hairlokken van de moe-  ( 69 ) moeder der liefde voor de Koninglyke Kroon, en ging incognito in de legers, de fterke liefkoozingen der Romeinfche foldaaten aanhitfen (83 ) maar de beroemde Paruik van de oudheid was gewis die van Keizer Commodus.Volgends de befcbry v,ng dia lampridtus in zyn levensbefebryving van dien Keizer geeft: het geen ons van dien fehryveroverbJyft, is verzameld geworden in de HiftoritB Augxistcc Scriptores, twee deelen , te Leyden herdrukt in 1671. De bekoorlyke befchryving die lampridius ons van die Paruik doet, verzekert derzelver onfterflykheid!... Dit was de Corymbion, maar de Corymbion in haare geheele glans. Zie in de gefchiedenis hoe de vorst, die waarfchynlyk alleen door de knaaging van zyn geweeten zoo vreesachtig was, dat hy zyn Koninglyke hals niet aan het fcheermes van een barbier, noch ook zelfs zyn hoofd aan het brandyzer of de fpelden van een kapper niet dorst aanbetrouwen. Zie hem, hoe hy zelfs zyn hair en zyn baard brandt; en voor zyn fpiegel zyn groote Paruik kapt; en haar bewierookt met weiEl 3 rie-  < 70 ) riekende oly en geesten: en haar met goK ven van gouden poeijer beftrooit. Dionysius de dwingland, die eeven a!s conradus verpiigt was, om zyn eigen kamerdienaar te zyn, had ook voorzeker gaarne zyn Paruik willeb hebben , maar de gefchiedenis meldt niets'' hPervan. Indien de aanhaaling'van het bovenftaande erglyk tnogt zyn, voor fommige zwakke mentenen, indien de eene of andere onverbidlyke hekelaar hier gelegenheid zocht, om de Paruik te befchuldigen, dat zy de losbandigheid van messaliha van commodus en caligula begunftigde: als dan zou de verontwaardigde Paruik hem antwoorden: — „Welk recht hebt gy om „ het misbruik met de zaak te vermen* gen? _ Heeft de onbefchaamdheid der " misdaad niet ten allen tyden, de heiligKe dirken gefchonden ? — Hoe zy, „ die met het leeven der menfchen fpeell den, zouden die de Paruiken geëerbie„ digd hebben?... Verdenk ons dan niet „ dat wy medepligtig waren, aan de los„ handigheid. Doe op de fchuldige al het  i n ) „ gewigt der fehar.de nederdaalen: maar „ wagt u , om de onfehuld te lasteren." De Duitfchc en FraDiche hairen wierden het meest gezocht door de Romcinfche Paruikenmaakers, hunne couleur geleek naar die van het goud; en 't was te ver» geefs, dat seneca de Paruiken lasterde: men luisterde zelfs niet eens naar hem. De welfpreekenheid van tertulianus in zyn vertoog, over het toilet der Dames was niet gelukkiger: op clement van Alexandrie, die in zyn werk zegd: ,, dat „ men zig hoogst misdaadig maakt, met „ zyn hoofd met valfche hairen te be„ dekken, die de roof der dooden zyn wierd eeven zoo min acht geflaagen , dan op GREGoRius Nazianzenus, die een loffpraak op zyn zuster maaktte: als ook op aMbrosius, in zyn boek over de maagd« lyke Haat ; waarin hy zich dus uitlaat: ., Myn waarde zuster deeze hairlokken „ zyn geen fleraaden, maar misdaaden." De heilige jeronimus werktte door zyn fchamper gefchreeven hoofdftuk , aan dïmetriades ook niets meer uit: fchoon hy E 4 in Wreveligheid der Wysgeeren en der :hris[.enen.  I ] Geen iccst zonder Paruikeu. ( n 3 n hetzelve volftrekt het blanketzel, en dp kruiken verbiedt. 't Was, dan te vergeefs, dat deeze goe3c oudvaders de Paruiken, een hoofdzak, :en roof der dooien, gebouwen der onieering, ■oarens van den Jatan, enz. noemde: — 't ivas te vergeefs dat zy alle de valfche hairen , en de hoofden die dezelven droegen, ter helle doemde (84) De Paruik veroverde daarom niet te minder, Europa, Afia en Jfrica: De waereld wierd bevolkt met hoofden, welke Paruiken droegen; ten fpyt van de baarden der wysgee> ren, en der heiligen. Het was vooral op de feesten dat de Paruiken fchitterden: op de Calendes, op den eerde dag van het jaar (85.) het gefchenk van eene Paruik was alsdan, het aangenaamfte: indien de feestdagen der Matroonen, de feestdagen der Dames waren , alsdan waren zy ook de feestdagen der Paruiken (86.) gedurende de feestda. gén aan bachus toegewyd (87.) cf anders in den tyd der Romeinfche vastenavond (88.) fpeelden de Paruiken ook een grog*.  groote rol; men zag alsdan, hoé de manBen zich onder de Bachanten (89.) vermengden, zy hadden toortzen in de hand, en vrouwen paruiken op (90.) Lees het werk ten tytel voerende: de gouden Ezel van apelius, in het XI boek: g$ zult in hetzelve, op de plaats waarin van de omdragten van de godin xsis gefproken wordt een Africaan vinden, met een gouden Sjerp en een fleepend zyd' kleed aan, opgelegd met kleinodiën en edele gefieenten; terwyl hy zachtjens de lokken van zyne Paruik doet golven: daar hy den tred van een galant meisjen naboost. Het fchynt dat het binnenfte der Ro< meinfche Paruiken een calot was, van bokke vel gemaakt. Dezelve lloot zoo glad om het hoofd, dat men naauwlyks befpeuren kon , dat dit een valsch kapfel was: maar de konst der Paruikenmaakers was niet-altyd beltand tegen de hardnek-, kigheid der winden: en festus avienus verhaald ons, het geen 'er met een ruiter gebeurde, die zich door de onbeieeftheid van een' noorden wind, eenflags E 5 bloots- \necdoteJ  Gefchil, derde Pa ruik. blootshoofd bevondt: waardoor al Oc aanfchouwers, zich niet van een' fpottenden lagch onthouden konden. Zoo fterk waren de Paruiken getrokken, dat het kaale hoofd, „dat geen Paruik bekomen kon, ten minfte derzelver beeldnis wilde affchetfen: farnabe en turnebius zeggen ons het volgende: „ men fchilderde zich het hoofd met po„ made van verfchillende cculeuren, en t, men gaf aan deeze welriekende kor„ jlen, de form van eene Paruik: — men „ deedt dit gelyk men verzekerd, volmaakt naar de natuurlyke hairvlechten „ gelyken: vervolgends, gaat martialis ,, voort (91), gebruikte men flechts een „ fpons, om zonder gevaar het fchoonfte ,, hoofd af te fcheeren." Sommige hedendaagfche wilde volken, hebben nog een groote eerbied voor dit foort van gefchilderde Parui ken. Hoe zou het mooglyk geweest zyn, dat de ouden niet van Paruiken gehouden hadden? —- De hairen waren voor hun het dierbaarfte fieraad, en echter moesten zy  < TS > sy die befïendig opofferen, om die op de graven der dooden fe, verfpreiden. >— Wy hooren ieuser téfen de jonge ajax in het treurfpel van sophocles in het vierde be. dryf,in het zesde tooneel zeggen. Wanneet hy hem het graf van zyn vader wysdtï „ kom myn kind, nader met eene fmeeken„ de houding tot hem, die, u het leeven „ fcbonk; ' vestig aldaar het oog op het „ graf van uw vader; terwyl gy de offer. „ hande van myne hairen, en van die van „ uwe moeder, en de uwe, in uwe hand ,, houdt." In een foortgelyk treurfpel electra genaamd, in het eerfte bedryf het vyfde tooneel, ziet electra, dat chrysotemis haare zuster, de gefchen. ken van clytemwestra op het graf van agamemnon brengt: en zy roept uit: ,, Gelooft gy dan dat deeze geveins„ de offerhande de moord van myn' vader „ verzoenen kan? •— Neen, dit baat niets, ,, behou deeze dorre gefchenken; en offer „ iet dat meer waarde heeft: Sny zelf „ uwe hairlokken af, en voeg die by de „ myne. Helaas 1 ik heb 'er niet veel „ meer FJe graven Ier dooien.  De rouw. ( 76 3 '„ meer •—• ik heb dezelve byqaar aller. „ opgeofferd; maarzit wy hem toch de „ geene die my nog overblyven: en dit ,, toont genoeg myne droefheid aan." In de rouw moest men zich ook de hairen affnyden, aldus zingt het choor, in de Orestes van euripides, in het tweede bedryf , eerde tooneel , het volgende: „ Ziedaar tyndakus, die fpartaan, die gebromt door zyn ouderdom met een „ overhaasten tred nadert: hy heeft zwarte ,, klederen aan, en heeft zyn hair afge„ fchooren in den rouw, waarin hy door den dood van zyne dochter gedompeld is." In hetzelfde ftuk in het eerde bedryf, in het derde tooneel, befchuldigd electra in denzelfden geduurigen klaagtoon, hele na, dat zy de welvoeglykheid te buiten gaat, vermids zy flechts de punten van haare hairep afgefneeden had, na de dood van een haarer zusters: „ zie, zegd' zy, „ hoe listig deeze vrouw, de uiterfte pun,, ten van haare hairen heeft afgefnee„ den, zonder haare fchoonheid hierdoor te krenken: zy is nog even bevallig als ti *S  { 77 ) ,J zy eertyds was 1 dat de Goden u ver^ ,, foeije!... Daa*ik, myn broeder, en geheel Griekenland rouw draagen!.,.. „ Ach! wat ben ik ongelukkig!....'* Herodotus zegd, dat de Grieken by de dood van masistius, om hunne rouw aan te duiden, zich niet alleen bet hoofd affchooren, maar dat zy nog het hair van alle hunne rypaarden afineeden; ziedaar de uitdrukking van la mothe—; le vayer, in zyn 13de deel, in de 119de brief. ( De fmart is gelyk alle uiterften kortMondig, zy duurde niet tot dat de hairen hunne natuurlyke lengte hernomen hadden.... Hoe zou men echter de fpelen en vermaaken met een afgefchooren hoofd hebben kunnen inroepen? ■— Dit zou onmoogiyk geweest zyn! maar men zette alsdan eene Paruik op, en al de mingoden verzamelde zich weder rondsom den duivenflag: volgends het gezegde van de goede la fontaine, in zyn zilte Fabel, van de jonge weduwe. Een nieuwe dryfveer tot tederheid voor da  C 78 ) de Paruiken by de ouden , was de godsdienftige haat, welkf' men by bun aan de kaalhoofden toedroeg. By de Grieken en Romeinen wa^s de kaalhoofdigheid een noodlottige voorfpelling : een kaal gefchooren hoofd zag zyn noodlottig fterfuur, alreeds een uur te vooren naderen. Wanneer de geneesheeren iemand ter dood veroordeeld hadden, alsdan liet v ros erpi na niet na, om hem ongevoelig de kruin van het hoofd af te fcheeren: zonder deeze voorafgaande plechtigheid , zou men den laatften zucht niet hebben kunnen uitademen. De al te gevoelige dido toen zy door den godsvruchtige ene as verlaaten wierd, en als een ongelukkig flachtorTer op den brandftapel uitgelhekt lag; en zelfs reeds met den doodlyktn dolk gewond was: kon echter niet fierven. Waarom niet? — Virgilius antwoord: „ vermids de godin der hel ver„ toefde om haar het hair, waaraan haar „ leeven hing af te fnyden (91)." Eüripides in zyn treurfpel al c est es genaamd, voert apollo in het eerfte bedryf,  C 79 ) dryf, het tweede tj&el fpreekende in: en doet hem den fmeeken, om de Koningin te fpaaren,tfwe!ke zich toegewyd heeft om haar echtgenoot te redden: Dit was waarlyk eene zeldzame huwlyksliefde!.... „ Neen, neen, antwoord de „ dood op eenen ftuggen toon:alcestes „ zal jong in het graf daalen. Ik zal „ op het oogenblik de ofTerhande verhaas„ ten, en zal een begin maaken met dit „ fraai! zy, wier hairen eens hier mede ,, afgefneden wierden, zyn van dit oogen„ blik af aan toegewyd, aan de helfche „ goden.0 't Is in dezelfde zin, dat de Dichter eumolpus in petrona (93) den fpot dry ft met zyn' jongen vriend, over het verlies van zyne hairen. Zie hier de lieve dichtregels van eumolpus, die eerst in het Fransch, en nu door ons ook in het Nederduitsch overgezet zyn, ter gunfte van de beminlyke hoofden, welke Paruiken draagen : en het Latyn niet verftaan. %m Waar  C £0 ) Waar is liet fchoomfckair' dat uw gelaat zoe ftreelde, t^F Waarin den dartlen wiSTdoor uwe lokken fpeelde ? Bevalligheid verdween met hun van uw gelaat — Gelyk by wintertyd de boom ontbladerd ftaat, Vergeefs de lente roept op zyne kaale takken: In d'ecnzaamheid verkwynt — zich fpoedig om ziet hakken.... Ziedaar ons yslyk lot!... tot d'ouderdom ge» gedoemd Zoo dra wy 't leeven zien —.... de jeugd zoo hoog geroemd, Zien wy gelyk een bloem op 't groene veld ver- kwynen : Wy zien onze eetfte jeugd gelyk een fchim verdwyncn.... 6 Gy! die van de zon zelfs medeminnaar waart, Gy hebt op gistren nog de fchoonen niet gefpaard; Uw lclykheid doet thans, u met den vinger wyzen, Zy vvreeken zich op u —. haar blik doet u zelfs yzen s üw hoofd van hair ontbloot, trcurr' vry om zyn gemis ... Wanneer de Roos door ftorm geheel ontbktadord is .Verwelkt zy rasch — gy kunt dit noodlot niet vermyden, Daar atropos den draad uw's Ieevens af zal fuyden.... * Dee-  C 81 ) Deeze laatfte régelwbevestigen vooral, bet geen ik hier bo\|Hgezegd heb, betreffende de Godsdienfllge afkeer der ouden voor de kaalhoofden : de fchoone t^iphéne haast zich ook, om het afgefchooren hair van haar' minnaar te ver. goeden, door eene van haare Paruiken: gelyk petronus op een zeer galante v\ys wat Iaager zegd. Laaten wy by het getuignis der Dichters, nog het gezach der gefchiedenis voegen. Wie weet niet, dat cesar, ja cksar in het midden van zyn roem, de fpotredenen zyner foldaa*ten over zyn kaalhoofdigheid,' ja' zelfs in het oogenblik dat hy op zyn zegewagen zat , moest aanhooren ? — Ziedaar de kaalhoofdige overfpeeler! (riepen zy met veréénde" Hemmen.-) mannen verbergt uwe vrouwen! ces ar. zonder hair, fcheen des te belagchlyker, vermids dien naam zelf het denkbeeld van fchoone hairen herinnerde.' De hairen van zyn grootvader waren nog beroemd, ]{ het waren gelyk men zegd, zyne fchoone hairlokken die aan deeze F • op.  0| Vv d e d r k d c r ^ 1 Sluitreden van dit venoog. C 8* ) iperbevelhebher den naam van ces ar verterven: Ccejar a Cteforie Ditcus (94)- 0tn ; overwinnaar der waereld te troosten» a zyn kaalhoofdigheid aan de fpotterny ;r Romeinen te ontrekken, vergunde de tad aan ces ar, om altyd een lauwerroon te draagen (95). Deeze raad deedt us deeze kroon tot een paruik voor en held (trekken. Indien ook deeze krooen thans by ons in de mode waren, hoe eel eenvouwige Franfche foldaaten zoulen alsdan, zonder kaalhoofdig te zyn, de iaruik van cesar: de lauwerkroon!—met, recht kunnen Jloire des Vandales. (21) Na dat hy van het merkwaardige beleg van Remorantin gefproken heeft, voegd MÉ ZÉ* At! het volgende hier by. „ Deeze mode van kort hair, en een groote baard duurde tot aan de Regeering van ,, lodkwyk den XIII. Wanneer men „ weder langzamerhand de baarden be. „ gon af te fcheeren, en de hairen liet „ groeijen; tot dat men eindlyk geen hair ,, meer aan de wangen en om de kin af,, fchoor:" en vermids de Natuur de hairen niet lang genoeg deedt groeijen , naar de zin der mannen , zoo vonden zy goed om hunne hoofden te doen fcheeren, en paruiken van vrouwen hair te draagen. (MÉziÏRAi} verkctte Uijlerie van Franbyk. (11) De  ( 93 ) (as) De Bonette of Abt paruik, ook de ronde paruik genaamd. (23) Zie de Er.cyclopé lie, op het woord paruik» - (24) In hetzelfde werk. (25) De Capi tels van jigen, Grenoble, Aix, Toul, van Lavsur, Boulogne, Laan, van Sainte, Geneviéve, als ook de vaders van bet Oratorium (thiers in zyn gejcltiedenis der paruiken.) Ik lees hier over nog het volgende: ,, In de Capel van onze „ lieve vrouw van Lorretta te Isfy, — ver,, gunde de heeren Seminarium, van ,, Saint Sulpice aan niemand om de Mis voor het Outer te leezen met eene pa. ,, ruik." Gefchiedenis der Bisfchoppen van P&rys, aangehaald door Saint foix, in zyn fchetfen over.Parys, zde deel, p3g. 298. (26) Deeze bul van de Paus tegen de paruiken, is van het jaar j668. De fnüh? bad zes-en-twintig jaaren te vooren het zelfde lot ondervonden. Paus uk ba kus de VIII. had dezelve verboden in het jaar 1642 Een Turkfche Keizer, een Czaar van Rusland, en een Koning van Perften, ver-  ( 94 ). verboden dezelve aan hunne Orderdaanen £ opftrafvan hun'neus, j-i zelfs van hun leeven te verliezen. Jacobus den I. Koning van Engeland, vergenoegde zich met een groot boek, over het nadeel van de fnuif te fchryven,; De geneeskundige faculteit te Farys (lelde eens de kwaade uitwerkfelen voor, van de Tabaksplant, het zy men dezelve als fnuif, of rooktabak gebruikte. Men voegd hier als iet klugiigs by, dat de geneesheer die toen prefident was, zyn fnuifdoos in de hand had : en telkens fnuif gebruikte, zoo leng deeze zitting duurde. (Saint foix) 8fte deel, pag. 177. enz. (27) Ondanks een befluit van zyn Capittel had een Kanonnik van Soisfons de onbefchaamdheid, om met eene paruik dienst te doen ; hy had hiertoe verlof van het Parlement verkreegen. {Gefchiedenis der Mode van Frankryk, pag. 279. (28) Men zag in dit tydftip een fchoon voorbeeld van iemand die eene paruik droeg: Een Kanonnik van Tours wierd veroordeeld om de opoifering van, zyn Ka.  C 95 ) Kanunniksplaats, of van zyne paruik te doen. De geestelyke antwoorde: „ Myn„ heeren neemt dan myn Kanunniksplaats; „ ik zal trlyne paruik behouden." (29) Te vooren hebben wy gezien dat de Franfche lange hairen droegen.- in dit tydftip droegen zy weder korte, de volgende aanhaaling bewyst dit. „ De lange hairen waren in de mode ,» by het eeifte geflacht, de Koning droeg ,, die zeer lang, als ook zyne bloedver„ wanten, en den adeldom naar maate van ,, deszelfs rang en geboorte. Het volk had „ het hair gedeeltelyk afgefchooren, — de ,, fiaaven waren dit geheel, en zy die fchat„ ting betaalde ook gedeeltlyk. Pepin en „ karel de groote verachtede de lange „ hairen, -_ de laatstgenoemde droeg die ,, kort; en zyn soon nog koner: kar Et. „ de kaalhoofdige droeg die in het geheel „niet. Onder hugues capet begott „ men dezelve een weinig langer te draa,, gen: dit mishaagde de Priesters, zy ver„ bandde die op verfcheide plaatfen. Pierre ,, lombard, Bisfchop van Parys iïelde dit, ,, als  ( 96 ) als zulk eene geweetenszaak aan denjon„ gen lodewyk voor, dat die vorst zyn # hairen liet affnyden. De hairen van „ lodewyk, bygenaamd de heilige, als „ ook die, van ka rel de V.» en van „ lodewyk de XII., gelyk men dit, „ in hunne pourtraiten, en op hunne pen„ ningen ziet, zyn op de helft van de hals „ afgefneeden. Onder lodewyk de XIII „ veranderde de modes, en vermids deeze „ gaarne lange hairen zag, deedt men „ hem de vriendfchap om die lang te draa„ gen: en meer dan één hoveling was „ verpligt, om'eene paruik op te zetten." (le gendre zeden en gewoonten der Franfchsn in de verfchillende tjden , der Koniuglyke Ke&mng , pag. 23. enz.) (30) Ze da gefchiedenis van de inweiding der Keizers of Kerkhoofden. (31, Richelet, fchetst ons aldus het poürtrait van co tin: „ hy had leven. „ dige oogen, een rond aangezicht, een „ vrolyk humeur; maar was een wei„ nig al te coquet vooi een Abt; hy be„ vondt , altyd in het gezelfchap der vrou„ wen: —  ( 97 ) ,, wën, was aityd zeer net, en droeg „ eene blonde welgekapte paruik." Voor het Overige was co tin volgends de Abt ölivet, geen onkundig man, en boilEio had ongelyk, van hem openlyk te belpotten. (32) Chapelin van zyn paruik beroofd. Parodie van het Treurfpel de Cid. Welke Parodie ten onrechte aan eoileau wordt toegefchreeven. (33) VlGNEUIL VAN MAR.VILLÉ, )S de eerfte die bet vertelfel van pradon verzonnen heeft, en zegd : dat hy geflooten, ontbloot van zyn kapfel, en om zyn zelfs wil geflaagen wierd. (34) Le gobvé, zegd zeer bevallig In zyne Poefic des Souvenirs, wanneer hy van r a c 1 n e fpreekt. in uwe pybamus daar fchilderd g*ons dti liefd», t)ie lang voor cnAMPMELi uw eigen hart dooN griefde, — 0 Gy gevoeldet zelf die onweêrftaanbre gloed — Die fmarr, waardoor gy deez'gelievtn zuchten doet-. G Vyr  ( 93 ) Uw vindingryk vernuft door harmonie geleide, Geeft aan uw zuchten zelfs, een nieuwe eenftemmigheid. (35) Rit was in het jaar 1673. (36) Hos te k een beroemd opfteller det geflachtregisters der Koninglyke familiën. (37) Van de hoogte daalt men trapswyze tot zyn val, Claüdian (Rvffin.) De paruik wierd zelfs geheel uit de legers gebannen, fchoon de Krygslieden en hunne vrouwen 'er zich, gewis om het gemak eertyds mede verfierde. (39) Dit was de paruik welke de Regeering droeg, en welke anders de beurü'paruik genaamd wierd. (40) „Men kon niet voor maria the„resia van hongaryen verfeby„ nen, indien men zulk eene paruik met twee Maarten niet op had-jongelingen of ;, bejaarden lieden, ieder een moest hier „ mede verfiert zyn. — Zy fchitterde „ vooral op groote feesten, en op gepa„ teerde bals. - DeTooneelfpeelers droe, gen dezelve ook in de rollen van Vors" 6 „ ten  ( 99 ) j, ten: in de Tooneelfpelen." Encyclopédie, tom. 12 op het woord paruik. (41) Corneille en godeau, eigenen zich beiden de twee volgende lieve Dichtregels toe: de Bisfchop van Venlo had gebruik van dezelve gemaakt, in het tweeën -dertigfte koppelvaers, van een Christelyke ode aan' lodew yk de XIII. Corneille plaatfte die finds in den mond van polyeucte in het vierde Bedryf, tweede Tooneel. Voltairs vondt dezelve ongefcbilu voor de ode, en voor het Treurfpel. Zouden zy niet beter te pas komen» in deeze Lof der paruiken?... Schoon ieder boezem hier op zyne plaats blylr pronken , Toont hy, hoe zeer de min zyn broeder kan ont. vonken. (42) Behalven de paruiken waarvan wy reeds /efprooken hebben , waren 'er nog anderen: als de Spaanfcbe , de Renteniers paruiken- —- de paruik welke aan het oor geknoopt was, of vierkant, of natuurlyk om hetzelve iloot, enz. Ga. (43) Ni-  C ioo ~) (43) Nisüs, Koning van Migara, ieder een weet, dat het lot van zyn Ryk van een zyner hairen afhangde; cilla zyne dochter, maakte op een nacht gebruik van zyn' flaap — en fneedt hem dit noodlottige hair af — waardoor zy Migara in handen van minos (lelde; wiens minnares zy was. (Ovidius Metamorph. 8fte boek.) (44) Doflan. De kapper die het meest in trek is teParys: hy neemt den naam van konftenaar aan. (45) Eene fchoone, welke maar een oog haa. Zie lamezang, Journal dis Dames et des Modes, No. 63. (46) Men moet vooral geen poeder mengen in de lange hairen, dit duplan gebengeld heeft. ïoémes des Modes, 2de Hoofdft. pag. 14. (47) Tivoli, te vooren Jardin Bontin genaamd, een der tuinen alwaar liet publiek zich verzameld ; in de poeme des modes vindt men in Dicht de volgende befchryving van deeze zoo beroemde tuin. Te Tivoli wil ieder wcezen, Uit lieden dorpen, zelfs 't gemeen — Naar  < 10! > Nssr Tivoli gaat alles heen, Al moet men verre we^en- loopen 5 Met moeite en geld *t genoegen koopan; Voor Tivoli is niets te duur; Al is den arbeid nog zoo zuur. — Ja een comies zal dikwerf waagen, Om geld hier voor ter leen te vraagcn s Hy vraagt dit uit nieuwsgierigheid.... Ook 't meisjen door die zucht geleidt, Zou zelfs — had zy geen geld in handen Haar naam, en eer hier voor verpanden: Om Tivoli fkchts «ens te zien.... Ja zelfs tot fobere ambachtsliên, Zien wy hier voor een dagloon geeven, Om daar eens vrolyk rond te zweeven. De gade van den rentenier, Verfchynt ook daar met losfe zwier ■«• Zy zou baar rente wel verkoopen Om flechts naar Tivoli te loopen. Want Tivoli is 't klein heelal. Waar men v:.n alles vinden zal: De frak, de tabbaard, en de degen, Ontmoeten zich hier allerwegen: I'ier treurt men om geen wreed gemjs 'i Is of 't een toveifpiegel is, Men zegd dat in 't gewoel der kringen , Van zoo v.el foort van flcrvclingen, G 3 De  C 102 ) De zedigheid die 't hart verbindt, Zich zeldzaam in deez' tuin bevindt. (48) Ken kleinigheid. Wie kent dat kleine paleis van ar mi da niet? — Wie wenschte niet, om in hetzelve ten minfte eens in zyn leven een korte reis te doen? Gelukkig ftil verblyf befchaduwd van rondsom, De wellust koos altyd u tot haar heiligdom.... En zonder trotseh te zyn, heeft ze op uw poort gefchreeven: Verhlyf der min! dat klein maar toch ievallig zyt, Gy wierd, aan fmaak, aan vreugd— en ewaasheid toigewyd.... (49) Geheel Parys heeft het Liedje gezongen, dat zekere fpotachtige fchryvers famenftelde — onder den naam van : hulde van een klein liedje , aan den Groote r ac in e. Verwondert u die oude kleeding Van onze Franfche fchoone niet? Slaa ook een blik' op al de Ftanfchen, pie gy met 11T u s kapfels ziet. Hoe  ( i©3 ) Hoe menig een kon 't oog betooren, Die fchoon ontaard van titus bloed —> Zich 's avonds treurig zeggen moet: 't Is waar, ik heb myn dag verlooren (... (50) Dümas; Dit is de parfumeur der fchoone vrouwen, in de ftraat de la Lei; hy heeft fargeon bynaar doen vergeeten, die eertyds de parfumeur was van de Koningin. (51) De Apafia paruik, was de fchoonfte der Griekfche van dien tyd. (52) Bertin leverde eertyds de modes aan de Koningin. (53) Nancy is de eerfte naaifter van de mode voor de Griekfche kleedingen, ever» gelyk rimbaut, dit voor de Romeinfebe kleedingen is. (54) Dit toilet heeft zyn waarde, en segur de Auteur van de volgende regels , had gelyk wanneer hy zegd: 't Is waar dat fchoonheid 't oog verblinde Schoon zedigheid alleen verbindt, Ik volg de fchoone die my vliedt — Zy, die my zo.'Ut behaagt niy niet: G 4 De  ( 104 ) De fliiyer die onze aandacht wekt; l)e fchoonheid aan ons oog ontrekt, Wekt in ons hart nieuwsgierigheid; Die meer belang op alles fpreidt... De gaaze gordel die men v £ n o s iteeds zag draagen, Gaf haar bevalligheid — kon myhet meest behaagen. (55) De Plica, een hoofdziekte, zeer bekend by de Poolen : zy noemen dezelve Gozdziec. Eenige geneesheeren befchouwen haar als een foort van kwaade koorts, of fcherpe fcheurbuik — welke uit eene byzondere oorzaak pntftaat, en waarvan het kenmerk is, dat de hairen zich door elkander vlechten. In deeze afzichtelyke tot (tand vullen de hairen zich met bloed qn ontlasten zich hiervan — de nagels van de zieke groeijen fpoedig aan, zy worden zwart; ruw en gelykcti naar die der bokken: zy vallen eindlyk af — en groeijen in haare natuurlyk gedaante weder aan, wanneer de zieke aan de beterhand is. De Encyclopédie, t. 12. p. 767, Indien men jean, paterson, hhin( gelooven moest, alsdan worden de hoofd-, jiairen niet alleen door deeze ziqkte aan- ge.  ( io5 ) gedaan, »— maar de vrouwen lyden hier door nog op eene andere plaats.... Zulk eene vreeslyke ziekte kan vol» ï gends het oordeel van iommige fchryvers geene natuurlyk oorzaak hebben: Zy fchryven dit toe aan de werkingen der roverkonst, wiens invloed niet kan gefluit worden, dan door de tusfchenkomst des hemels: — deeze lieden fphreeven de ftrengeling der hairen toe; als zynde het gevolg van kinderen die ongedoopt fiierven, en alsdan by den nacht terug kwamen: en gewapend waren met de fpoel van pénélope, — De Duitfchers noe» men ook doorgaans de Plica wichtel-zcepffet naamlyk , de ftreng der ongedoopten. Anderen zyn van gevoelen dat deeze ziekte het werk der nacht - duivels is, die aldus de hairen uitzuigen en vlechten: fom« mige lieden zeggen zelfs: — dat zy dee« ze nacht-duivels gezien hebben, dat zy zich doorgaans onder de gedaante van eene vrouw, en wel, onder die van eene jodin vertoonen: dat deeze nachtduivels verr maak vinden om de arme Poolen teplaagen. Q S Een  ( io6 ) Een fterke geest niet voldaan over deeze verfchillende gevoelens, heeft de Gor» diaanfche Knoop doorgehakt, — met te zeggen: dat deeze ziekte niet beftondt: maar spondanus, blowijs, crome- RUS, DLUGOSIUS, JOACIlIMUS, pot» TONIUS, HERCULES SAXONIA, ONü- phrimus en boNPiGLt, béweeren «at de Plica Wel degelyk beftaat : zy hebben deeze ziekte zelfs van zoo naby befcbouwt, dat zy in dezelve duidlyk de twee geflachten onderfcheiden. De man. lyke Plica beftaat volgends hun , in een foort van hairachtige kurketrekkers die langs den rug hangen: De vrouwlyke Plica verfpreidt zich meer, en bedekt doorgaans het geheele hoofd gelyk een hoed; zy is nog'vreëslyker en erger dan het manlyke foort. De fchryvers van de Encyclopédie befchruvven dit enderfcheid in deeze ziekte als beuzelachtig — en zeggen ons nier, of Plica manlyk of vrouwlyk is ? (Met tfit alles moet Plica toch wel manlyk of vrouwlyk zyn:) maar zy laaten ons dit raa-  ( 107 )' raacten. De Jefuiten van Trévoux zyn van gedachte dat zy vrouwlyk is, en ik benin dit opzicht van het gevoetei? der Je. luiten. (56) De lille de salie, in zyn PhU lefophie de la Nature, tom. 5 pag, 193. (57) Hercules saxonia, verbiedt volftrekt om in de Plica met geen fcbeermes de hairen af te fcheeren, daar hy de zieke alsdan bedreigd, met zwakheid, en blindheid op de oogen; met zinkens en met bcggels van vooren; en van achteren. Helwigius, zegd ronduit: dat indien men in de Plica de hairen affnydt <— dat alsdan het bloed dat uit dezelve loopt, druppel voor druppel blyft vloeijen, tot dat eindlyk de dood hierop volgd. (58) De ouden fpraken altyd van kleine voorhoofden, een voorhoofd om fchoon te zyn, moest laag zyn: zegd winkel-, man, in zyn Hiftoire des arts chez les Crecs, tom. 2. pag. 123. Volgends lucien, in zyn Dialogue, des Courtifannet wierd een hoog voorhoofd te Atheene en te Romen, als mismaakt  C 108 ) maakt gehouden, — en nog in onze dagen , (indien men de hedendaagfche Reizigers gelooven mag,) draagen de fchoonfie Circasfiefche vrouwen haare hairen hangende op het voorhoofd , tot aan de wenkbraauwen, om haare voorhoofden lager te doen toonen. Een kort voorhoofd is fchoon: — zegd horatius. De penningen waarop sapho afgebeeld zyn, vertoornen ons haar met een laag voorhoofd , —> en de galante ovidius noemt hetzelve ook fchoon. Vermids wy nu van sapho fpreeken zullen wy ons eenige oogenblikken met haar bezig houden: — zy is die moeite wel waardig. Horatius geeft aan sapho in het 19de hoofdfluk van zyn ifte boek een bynaam: ik ondervraag hier de laaifte vertaaier van horatius, pierredaru, Hy antwoord my in zyn 14311e aantekening op het eerfte boek: ,, Deeze bynaarn „ die men niet welvceglyk zou kunnen „ vertaalen, duidt waaifchynlyk de ver. „ bas-  basterde zeden aan , welken men aan „ deeze beroemde vrouw toefchryft." Ik beken, dat men baar bynaar algemeen dit verwyt doet, 1— maar is hetzelve daarom gegronder ? — Het zou wel het gevolg kunnen zyn van een vooroordeel dat van eeuw tot eeuw overgebragt wierd - en dat men eersi hoorde zeggen: en naderhand fthreef. Hoe veel invloed kan de afgunst haarer tydgenooten hierop gehad hebben?.. Sapho bekoorde hen door haare fchoonheid, maar verduisterde hen ook allen door haar verftand; en de eigenliefde is gelyk men weet nog fterker, dan de liefde.... Kon de minnares van de fchoone phaon dan oofc de minnares der fchoone Lesbiefche vrouwen zyn ? — De ondervinding heeft geleerd , dat men zelden even veel fmaak voor de beiden fexen heeft — en m;sfchien was ook het verwyt dat men ces ar doet, meer vindingryk. dan waar: wanneer het fpreek woord van hem zegd: Ces ar de man van alle vrouwen, en de vrouw van alle mannen. Ik zou dit ten minflen kunnen ,«pmaaken uit meer dan een voorbeeld, dat men  ( uo ) men my verfchoonen zal van niet aan te haaien: maar zal men my antwoorden-, hoe zal men dan de zoo beroemde ode van Sapho uitleggen, waarvan de eerfte regel in het Franscb aldus overgezet wierd. Ueureux qui pres de toi, pour tol feule jou* pire.'—* Maar wat zegd dan ook deeze bekentenis van sapho, fchoon zy hier in het origineel tegen eene vrouw fchynt te fpreeken ? — Daar het vrouwlyke Woord jeule het geen wy in onze Nederduitfche taajj voor dit woord niet zoo duidelyk kunnen uitdrukken : wanneer men by voorbeeld deeze Franfche regel aldus overzet. Gelukkig die by u, voor u alleen kan keven: Want het woord alleen dat in het Fransch door het woord feule vrouwlyk is, blyft by ons onzydig... Deeze Ode is echter gewis van sapho, ik zal my wel wagten om dit te ontkennen: — want zy is zeer verheven en fchoon. Maar wie heeft u gezegd, dat sapho in deeze fchoone Ode van zich zeiven fpreekt?... Hebt gy dan nooit in onze onfchuldigfte Dichters, iedere bekentenisfen van liefde, als ook in-  ( tfi ) invallende gedachten, maar die zeer hartstocbtelyk waren gevonden, en die by voorbeeld den tytel droegen: verklaring aan Eglé, door Mevrouw * * *9 uit naam van Mynheer die, of die?... Het is duidelyk, dat de heer, alsdan tot zyn meisjen of minnares fpreekt, fchoon Mevrouw * * *, dit DicbrrWkjea opitelde: en de zedigfte beoordeelaar, zou zich hier zeer dwaas aanfulien, indien hy dit verkeerd wilde uitleggen. V/el nu, ik hou dan Maande dat de Ode van sajPHcj in een foortgelyk geval opgelield wierd... Gy lasteraars van de eer der vrouwen 1 bewyst my, dat ik orgelyk heb?.. Tot hoe verr' verdwaald de afgunst niet? — 't Was niet genoeg, dat zy d-: kuischheid van sapho aanrande, — zy ging zelfs zoo verr' dat zy baar, haare fchoonheid dorst betwisten... Maar groote mannen hebben haar party genomen -— en zyn opgeiiaan tegen die herfenfehita van lelykheid, die de afgunst haar toefehreef. Dank zy het getuignis, van plutarchus, j un a k ü s en athenüïS: die eenpa.  ( ito ) parlg van haar zeggen: S a p h o kan rsog Voor fchoon gehouden worden, ten fpyt van haare eerroovers! — voor het overige hebben «lianus, suidas, vossids, en hoffman, gelooft, dat'ertwee sapho's geweest zyn: de eene uit Mytylene, welke zich door haare vaerfen verééuwigd heeft: de andere uit Erittéa, eene courtifanne berucht door haar losbandig en wulpsch leeven. - Men heeft dikwerf de eene met de andere vermengd, en aldus is het dat de domheid, de ondeugden van de eene aan de andere toefchryft: voords is scaliger, turnebius, en Mevrouw dacier, van gevoelen dat horatius, wanneer hy sapho in het mar.lyke gefiacht noemd, - hier mede het zeldzaame en manlyke vernuft van deeze beroemde vrouw bedoelde, welke ai.ceus in meer dan een' letterftryd overwon — als ook, dat horatius hier de moed in het oog heeft : waar mede zy, door phaon verraaden zynde, de gevaarlyke fprong van de Leucades deedt. Deeze uitlegging is de eenigfte welke my be- baagd,  ( iï3 ) hasgcr, en de godlyke ptato zou dezelvö gewis goedgekeurd hebben; want hy zegd in een van zyn werken, van sapho fpreekende: de deugdzaame en fchoone Sipho. Laaten wy thans sa?ho als Dichteres bcfcbou wen, en zien wat party haare navolgers van haare fchoone Ode getrok ken hebben. ,, ([n het Franfche orlgrneel volgd hier de oorfpronglyke Griekfche Ode: maar i, vermids dezelve gewis by alle lieden van fludie bekend is, en voor de ., mindere kundige lezers met recht Grieksch naamlyk , onverfiaanbaar zou zyn ; hebben wy dezelve hier uitgelaaten : — ,, wy zullen ook niet all' de vertaalingen j, vnn zoo veel voortrtflyke Dichters, die hun vernuft aan dit meesteifiuk be. proeft hebben, en deeze Ode in het „ Latyn, Ergelsch, lïaliaansch en Fransen „ overgebragt hebben; om bovengemelde „ reden hierin voegen: w ant niet allo „ hzers zyn kunstrechters — en hoe aan- sjenaam het ook zou kunnen zyn, voor u Dichters van fmaak, om hier deeze H „ ver^  ( H4 ) verfchillende vertaalingen te kunnen be „ pordeelen, even zoo onaangenaam zou " het zyn, voor lezers die ge#n taalkun'„ dige, geen Dichters, of kunstrechters zyn, om ten minfté tien verfchillende "„ vertaalingen van deeze Ode van sapho tè leezen. Wy zullen o> s dus bepaalen met de Dichters op te noemen, 'h dio vermaak gc-onden hebben om zich „ met dit meesterO.uk herig te houden.— ) Wy zullen alleen die van Gacnn plaatfen, en alsdan deeze aantekening be" (luiten met de vertaaling van ^ deeze " Ode door boileaü, dje niet al" leen naar ons eigc oordel, maar ook „a:ir dat van alle. letterkundigen , de „ fchoonfte is)," Drie achtenswaardige mannen, en op yyfer bezit Fiankryk zien nog beroemen kan naamlyk poinsinkt van sivrï, montonnet van cu1kfont, en le coups, hebben ieder deeze Ode in proza vertaald. Catvllus wordt in zyn I.atynlche vertaaün?, bynaar de mededinger var. de zang- go-  ( -15 ) godin van Lesbos, en hy wydt even aij zy, aan de liefde , de uitdrukkingen der liefde ■— echter heeft hy het vierde couplet achtergelaaten. Httui et i enne, hècft deeze Ode in haar geheel, in Latyr: fche vaerfen overgezet. Adisson de Engelfche auteur van her Dichiftuk aan v^nüs , fchoon fommige lieden zeggen, dat dit ambbosius fhilips was, heeft in zyne vertaaling van deeze Ode de klimming der zinnebeelden , als ook die van het gevoel behouden, die longiN zoo fterk bewonderd: — en die ook door catullus Zoo wel in acht genomen wierd. De auteur, van de italiaanfche Roman,, ten tytel voerende : Di Avanture di Sapho , in 1790. te ïarys uitgegeeven, heeft deeze Ode ook in zyn Roman vertaald, RoNSARD'had ook gewis deczé Ode Van samio in het oog, toen hy het Franfche klinkdicht maakte, dat in zyn tyd zeer bewonderd wierd, het is het XCIX. klinkdicht van zyn eerfte boek des aw.ei.rs, <.{ van de ïiefdi, H a M-'n  C 116 ) Men verwagfe van longeierhb; zynde de auteur van mede* iet geestiger, dan zyne vertaaling van deeze Ode werklyk is: — maar het fchynt dat deeze Dichter de haat welfpretkender kon uitr drukken, dan de tederheid. De vertaaling van reignier des marets, is niet gelukkiger met betrekking tot de bevalligheid , maar de vaerfen zyn echter beter. Een der laatfle vertaalers van deeze Ode van sapho, gacon, naamlyk, heeft zich in zyn voorreden eenige fpotterny vergunt, — omtrent de andere Dichters: laaten wy zien of deeze llrenge beoordeelaar het voorbeeld by de lesfen geveegd heeft: zie hier zyn vertaaling (die Wy ons niet onthouden kunnen , hier in te voegen , om onze lezers te overtuigen: dat niet aüe fcherpe hekelaars in ftaat zyn, de (lukken die zy tot het onderwerp hunner fpotterny kiezen te verbeteren. Heureufe cher phson, la beauté jeune & tendre Sur quitu fais tomber 1'eclat de tes beaux yeux; Le  C 117 ) Le plaiflr de te voir, le charme de t'entendre, Font que dans fon bonheur, elle egale les dieui. Pour moi dés qu'une fois tu daigne me fourire Certain je ne fais quoi, f'empare de mes fens Mon ame est toute éinue, & je ne faurai dire Jusqu'on va la douceur de plaifir que je fens. Mon coeur est pdnétré d'une (kimme fubtile Mon oreille n'entend qu'on muunure confus ; Ma langue s'embarasfe — & devient immobile Je loiigis. je foupire,& mon ceuil ne voitplus.... Bientöt un froid mortel fuccdde a cette flamnae, Un frisfon me faifit — me caufe un tremblemenc Je ne puis refpirer, je palis, je me pame Je tombe ,& tout mon corps reste fans mouvement. Ten einde deeze vertaaling letterlyker te volgen, om onze lezers onpartydiger over deeze Ode te laaten oordeelen ; hebben wy dezelve in rymelooze Dichtregels overgebragr. Gelukkig 6 Phaon! de jouge en tedre fchoone Op wien de heldre glans van uw fchoone oogen valt^— De vreugd van u te zien ,'t vermaak van utehooren Doet haar geluk gelyk aan dat der goden zyn, H 3 lk  ( H8 ) !k voel zoo dra gy my met uwe lagch begunftigiï Bt>a sfksr iets dat al myn zinnen overheen Myn ziel is heel ontroerd — cn ik kan u niet zeggen Wat zoet vei maak myn hart dat oogenblik gevoelt... Door c;n vcrfyp.de gloed voelt zich myn hart doordringen, Myn oor, hoort dan niets meer dan een verward gedruis — Myn tong verftomd op eens — en zy wordt on« beweeglyk: Ik zucht, en ik verlang -* myn- oogen zien niets meer. •«. Een rilling grypt my aan — en doet my plotslings beevcn, Een dcodelyke koud' volgt eenftags op dien gloed Ik haal naauw adem meer — verbleek — zink magtloos neder... Jk val-myn ligchaam blyft geheel bewegenloos... Men zal my de veiplaatfwg der twee eerde regels in het laatfte couplet ligt vergeeven, te meer daar de klimming der denkbeeldeu 'er na ons inzien niets door lydt. Bewonderd gy niet, vooral vraagt hier de Franfche auteur in het tweede cou- plet  C "9 ) pief dat aker iets ? — Men moét echter bekennen dat deeze vertaaling hoe koud ook van het begin tot aan het einde bynaar een meesterftuk is, in vergelyk van die van longepierre. De Abt ricard heeft ook in zyn vertaaling, van de zedekundige werken van plutarchus eenige regels van deeze Ode van sapho in het Franfche overgebragt, zyn yaerfen zyn echter zwak in vergelyking van. die van racine, die eenige regels van deeze Ode in zyn fedra overnam, daar zy van hypolitus fpreekt. Louis gorse, heeft finds ook een vertaaling hiervan uitgegeeven, welke fchoon zwak echter niet van harmonie ontbloot is. Na de opnoeming der verfchillende Dichters die deeze Ode overgezet hebben, zal men gewis de volmaakfte van allen die wy in onze taal hebben, met vermaak leezen. — fchoon zy by alle letterkundigen bekend is; getooven wy ech,ier dat zy hier een plaats verdiend: ik meen de vertaaling van boileau, H 4 Heu-  Heureux qui piés de toi pour toi .'eule foupircJ Qui jouit du plaifir de temendre parler I Qui te voit quelquefois doucement lui fourine: Lesdieux dans fun bonheur pcuvent ils 1'egaler?.. Je fens de veine en veine une ïubtile flamme Courir par tout mon corps fitöt que je te vois, Et dans les doux tranfports ou s'égare mon amc » Te ne fa'.irais trouver de langue ni de voix... Un miage confus fe repand fur ma vue, Jc il'eniends plus, je tombe en de douce langeurs; "fit rale fans lialcine, interdite, éperduet Un frisfon me faifit, je tremble je me menrs... Wy waagde bet om deeze fchoone Dicht-, regsls aldus overtebrengen. Gelukkig die by u, voor u alleen kan ".eeven! Die daagïyks 't zoet vermaak van uw gefprek geniet t Die Tonus een zoete lagcli om uwe mond ziet zweeven» \ Geluk der goden zelfs, baalt by het haare niet!.. 'li Voel een verfynde gloed door al myn ad'ren ftraalen, Als ik u zie,verfpreidt die gloed zich langs hoe meer— Vervoering doet myn ziel in zoete mym'ringdwaalcn , Myn tong is als geboeid — zy vindt haar fpraak niet weêr,., E»tJ  C 121 ) Een ilnistre fchaduw fpreidt zich voor myn ftaa- rende oogen, Tetviyl ik myn gehoor üoor myn beguigch'ling deif: — Verbleekt, en ademloos — belemmerd opgatoogen, Crypt my een rilling aan — ik beef... bezwym... en fierf... Wy moeten vooral de klimming in dit laatfle vaers. bewonderen. Delille heeft ook zyn vernuft aan dit meesterftuk ten koste geiegd: de laatfle Dichter die wy hier nog aanhaalen zullen als zich. beroemd gemaakt hebbende door zyne vertaaling van deeze Ode is j n. m. dego e rle, in zyn verzameling, ten tytel voerende: (les Amours.) (50) Raadpleeg omtrent de dapperheid deezer Siciliaanfche hairen, het Dagblad dat ten tytel voert: (le petit Moniteur uni-, verfel.) No. XVI. 27 Mesfidor, het 6 jaar. Rhoduiginus fchryft deeze daad van vaderlandsliefde toe , aan de fchoone Marfeiliaanfche vrouwen: lees zyn Ludicra H 5 Or*»  ( m ) Oratioms, wie zal men nu gelooven da geleerde of Je Dagbladfchryver? (60) De gefchiedenis zegd eiaen'yk niers van oeeze paruik, maar dit belet ons echter niet om 'er ons gevoelen over te zeggen: zie hie- dm myn g'&iinij: Op den 30 Augustus 1692. wierd de Marfchalk van luxemburg; onverwagts aangevallen: by vfcrüWg gelyk n en weet de geallieerden te fteikkttken. „ De mannen droegen toen„ maals kante d sfen , die men met veel moeite omftrikie." De vorsten hadden zich in het oogen4ik dat zy ten ftrydc zonden gaan , mer overhaasting aange. klefed; zy hadden dus hunne dasfen maar tos om den hals geknoopt: de vrouwen, droegen hierop ook foortgelyke dasfen — en men noemde die ii la fleinkerkcn, al de nieuwe uitkomende kleinodiën waren h la feinkerkem dit is het geen volt ai re oi\s hieraan zegdi: in zyn fiécle de Louis XV. en ik voeg hier het volgende by. Veertien jaaren na onze overwinning van fainkerken, verfloven de geallieerdenors op hun bturt te Êau.iüss, op den 2-3 Mey 1700. —- Wy had-  c w > hadden dit te danken aan de dwaazerty{hoofdigheid, van den Marfchalk villerot. Deeze Hertog drqeg eene paruik; in de wanorde der retraite, bleef dezelve gewis op het flagveld liggen, — haare fchoonheid trof Malbourgli, die het commando had over de vyandlyke troepen, hy zette deeze paruik op — en noemde haar altyd de Ramiüie paruik. Eenige dagen laater verfierde alle hoofden te Londen zich met Ramiliis paruiken. * (61) Grosley, Londen, tom. 4. p. 192. (62) Gy kent dit vinden in de Encyclopédie, op het woord paruik. (63) Het voor- en tegen een liedje van Iiourgueil, waarom men , gelyk meest in al zyn ftukjes verftand met zedigheid gegepaard vindt. Wys: uit de yijitandines. Horatius bezong veel fchoone! Om haar bevallig hangend hair, Dan eens bezong hy bionde vlechten; Die luchtig golfde door de wind: — Maar nu, de fpeelbal van de mode, Nu zingt een Dichter op zyn lier! Al*  ( 134 ) Als liy zyn meisjen wil bekooren, 't Bevallig fchoon van haar paruik!.; Helaas ! de Diehter en de Schilder, Zucht dikwerf om deeze ydelheid; Nu laat hy zyn pcnfeelen vallen Legt treurig zyn paletren neer Zyn oog zoekt op de blanke halzen; Het donkre bruine, of blonde hair: Bevalligheden zal hy nooit Toch met Paruiken durven Schilderen!... .. Maa" neen , uw kapfel jonge 'fchoone! ■. Zal nooit zoo fraai — zoo roemryk zyn , Als eertyds uwe lange hairen; Waardoor gy fomts vereeuwigd wierdts Maar wie verzon die dwaaze mode, Wie is de zot, die liefde, en fmaak, Ja 't godendom zelf wil bedriegen , Paruiken in den hcincl plaatst? Ondanks deeze fatire van bourgeuil, op de paruiken, ziet men echter altyd met vermaak zyn Opera le mur mitoyen op het tooneel der vaudevilles. (64) Op het einde van het zesde jaar, kwam deeze fatire in het licht. Wy zullen dezelve aan onze lezers mededeelen. Het  Het hoofd van clokis fchynt met haare valfche hairen, ' Schoon op een ven.üs lyf het kopjen van een hond — Zie 't lange hair gekroest tot op haare oogen hangen , Dit hair verbergt 't verwyt dat ge op'haar'voor* hoofd leest. Haar flimme blik durft vry door* haare hairen glnuren, — Zy (taart den jong'liug aan — die haar het meest behaagt; Hin vreest niet dat men haar hier over zal beriepen. Dit valfche hair vertoont een dubbel fnood bedrog, Men draagt de kleuren niet ons door Natuur 'gefchonken Zoo gy een vrouw voor u, in groote krirgen zoekt, Ja't zy, gy een brunet of blonde moogt verkiezen; Wilt gy voorzichrig zyn — en blyl't gy by uw fmaak: o Maak dan geen contract, voor dat ge u overtuigde. . .. ik bidt u.fchoone! Iaat dit dwaasfelyk gebruik, Voor oude vrysters die, niet meer oin 't fchoon behaagen: Maar  C 126 ) Maar nog in «"ouderdom galant en teder zyn... Verbant toch die toepet — die verr' van u tc fleren, 't Bevalligst fchoon verbergt — dat ooit Natuur u gaf; Uw voorhoofd! dat ons oog zco gaarne mng be. wond'rcn: — Daar dit de zetel Is, waaróp uwe onfchuld praalt- — 't Wordt nog bevalliger als fchnamre "t foms doet bloozen..i Ook u betoovrend oog, dat ftraalen op ons fchiet, • r" ■ Waardoor gy oii5S""ziel in liefde doet ontbranden : Terwyl de wenkbraauw door, zyn fchoone en ronde boog, De zegeboog der min, voor 't fiaarend oog wil fchetfen. ... Men zou aan de maaker van deeze fatire op de belagcblykheid tier mode kunnen verwyten , dat by veele belagchlyke mooé's vergeeten heeft. — Indien men voor het overige eene fatire op e^ke nieuwe mode moest maaken, •— alsdan zouden onze j u v e n al r s s e n en onze b o i l e a u :<, dit werk niet afkunnen. Ieder eeuw heelt zyn  C ) zyn belagchlyke modes, indien bet de eenp niet is, dan is het de andere: wy roemen de zedigheid onzer grootmoeders , en grootvaders , zy roemen ook haare voorouders. Palaprat heeft de naatïien bewaard, van de verfchillende hoofdfieraaden , waarmede onze galante Dames van den voorleden tyd zich kapten , wy zullen 'er etnige van opnoemen; om de galante meisjens en vrouwen te troosten: Men noemde deeze verfchillende kapfels : de Duchesfe het Hertoginne kapfel, de Solaire (de eenzrame) la fantange , (de fontange) le téte & téte: (de fimenkomst tusfcben twee perfoonen) le chou, (de kool) la csilcbute, (de buiteling) le Mousquetahe, (de Musquetier,) le crovjant, (de hilve Maan,) lefirTximsnt, (het firmament,) le dixiéme eiei, (de tiende hemel ) la piüisfade,,(hct hekwerk,) la fouris, (de Brute*) enz. Mevrouw de sévignb welke geen gekkin was, kan ons nader onderrichten' van de modes, van onze voorouders in haar werk ten tytel voerende: (Lettres de sÉvigné, tom i ) geeft dé geleerde Abt de  C ns ) de laugue5ne ook geen befehryving gedaan van la paresfer.Je, betekenende de luije vrouw? Nu men weet dat dit eene paruik was, waarmede eene fchoone welke traag of lusteloos was, zich verlierde wanneer zy opftood. f65) Lam é zang.... Journal des dames £ƒ des modes. (66) Cu vel ier, een bevallig auteur, die kleine fluitjes met groote werktuigen weet te verfieren. Niemand kon de duivel zoo bekoorlyk, en de hel zoo incroijabel dan hy verbeelden toen Duval op het theater des vaudevilles voor het eerfte, het volgende liedje zong: Op de wys: j*ai pcrda mc : dac. Vermlds ik zag dat elk den duivel Met veel genoegen daaglyks zag — Vertoonde ik om veel geld te winnen, Nu ook myn duivel alle dag. Daar ook in waarheid deeze duivel, Een zeer goed foort van duivel fcheen. Wint ieder liep nieuwsgierig heen. — Om ook myn duivel eens te kykeri. Ik  C 120 ) Ik zag liet zonder eigenwaan, rryu duivel bragt my voordeel aan/.,; (67) Ieder een houdt gewis niet even veel van de Hukken daar den Duivel dé hoofdrol in fpeelt. Hebt gy niet gehoord hoé lavallke hier tegen uit voer, in een talryfc en uitgezocht gezelfchap: zie hier hoe hy zich uitliet: De Schouwburg kon eertyds ons een tafreel verbeelde, Van 't landlyk feil vermaak — en hoe de veld'ling fpeeldc ; Men fchetlte ons in hun deugd de eenvouwigheid van ziel , Daar zulk een zacht tafreel ons slier oog beviel; Maai nu wordt thalia door fnoodheid zelfs vernederd, Men fchetst de ontrouwheid af, die niemands hare vertederd; Wy zien geen fpeelen meer,dic ons tot voorbeeld zyn, Geen bosch daar men niet rooft — geen hut, of ook venyn, Ik vindt een i'noode paap ,daar ik een herder wagtte; Of wil een felle brand — waar onlcluild eertyds rachtte. 3 n  ( 13° ) ja 't oaagetyks tooneel vertoont een helfche gloed, Terwyl een vuurberg fleclus het hart ontroeren doet .... 6 Goden! wilt in 't eind, ons aan die fchande ontheffen , Gy ed'le fchryvers 1 leert ons grootfcher doelwit treffen !... Snel 't Franfche volk ter hulp - geeft dit een I eedier vlucht, Verband de dwaazc fmaak waaronder Frankryk zucht; Verwekt de JeeHust weer - heerscht over Romans; fpcelen: Hergeeft de rede weêr aan onze fchouwtooncelen s Verjaagt het EngeUcl, fpook - cn al fftfgodery — V.rbandt ook voor altyd de Schotfcbe tovery. Verjaagt hen uit dit oord, naar t-udors dwaaze zooncn, Laat aan verligting ons eenpaarig hulde toonen; Men vraagg' niet meer, wanneer men mo*us dwaasheid fpeelt? 't Zy zang of dans om ftryd, dw oor en oogen ftreeU: Alom 6 Dichters! ziet gy fchoone .aauwren praaien Indien ge in uw tafreel, de Béugd Hechts afw.lt waaien.... n  C 131 ) (De Franfche fchryver van dit werk laat op deze Dichtregels de volgende fpotachtige aanmerking volgen.) -,, Ik heb menfchen gekend, die voor *, lieden van fmaak doorgingen, die de bo„ venflaande Dichtregels toegejuicht heb„ ben, en die de Epicharis van le,., gouve, les Venitiens van d'arnaud,(CAgamemnon van Le Mercier, de Me,, decisi van petitot, de Henry VIII. van chenier, toejuichten, en foortge„ Iyke fiukken, fchooner vonden dan de . „ Monnik, het Casteel van den Duivel, en „ Mevrouw Ango. ó Tempora!'' (68) l'Elifée of de tuin van bourbon, de zanger der moden , heeft dit Elijium niet zeer gunfb'g behandeld. De nieuwe zanger der lente heeft dezelve nog firenger behandeld, daar hy onder anderen zegd: dat de naamen van flora, elisium, idal 1 a , „ die eertyds zoo heilig by de Grie,, ken waaren, thans onteerd zyn gewor* ,, den door de gouddorst — dat de bevalMgtiedél) zich met meer dervvaards be,i; gtétfetf: — dat de gierige pluto thans I z „ ver-  C »3* ) vergunt, dat men deeze eertyds zoo „ heilige naamen op zyn Comptoir, dat „ aan de gierigheid is toegewyd optee„ kende — dat men phebus thans ver„ duistert door den damp van de brandende „ falpeter — dat de geldgierige bewaarer der lentebloemen thans de lente op een ,, klein plekje lands wil verkoopen. Dat „ men ongelukkig genoeg is, om een afkeer „ van de zon te hebben, en aldus in den ,, fchoot der wellust influknerende, de „ vadfige verveeling van den nacht duur „ betaalende, zich uit luyheid in een wa„ gen laat voort trekken: — en eindlyk, „ dat de verleide, en den verleider-een „ prys bedingen : om de Natuur te vergee. „ ten, en de goede zeden te bederven." (69) Hier wordt van de goede Abt van saint pier R e genaamd, gefproken : het volgende vertelzel ft rekt hiervan tot ■ bewys — hetzelve heeft tot tytel: De loofden welke paruiken draagen. Men weet de zedige Abt saint pieure, Wierd: altyd om zyn plans geroemd, H7  ( 133 ) Hy had beflendig nieuwe ontwerpen, 't Is waar 't publiek won hier nooit by —• Vermlds dit nooit zyn plans volvoerde Hy preekte een aaugenaanie leer, En was meer burger dan wel priester: Hy predikte ook aan ieder een, Dat elk de waereld^moest vermeerd'ren, Dit was een punt van zyn geloof: Het zy prelaat of rechtsgeleerde, 't Zy monnik, prior of foldaat — Ja elke (land was hem om 't even: En van de herder, tot de kroon t De monniken, en zelfs de pausfen, Die waaren ook naar zyn begrip , Verpligt om 't meuschdom voort te planten 1 Om nuttig voor den (laat te zyn. Ook kwam de leerryke Abt saint riERREl Zyn lcsfen met zyn voorbeeld na.... Om hierin naar zyn wensch te flaagen, Nam hy een jonge en fchoone vrouw; Die al zyn huislyk werk beftuurde: Ja als een man die wyslyk dacht, Zag elk voor 't vaderland hem werken,".. ' En wilde dus het zoetst genot, Ook van dit leeven vrolyk fmaaken ; Hy voedde zelfs zyn kindren op; En waaien zy op zeek'te jaaren Dan leerde ze allen een beflaan, 13 (zy  C 134 ) (Zyn keus zal echter zeldzaam fchynen.) JZy leerden allen 't zelfde werk: Ja 't was by een paruikemsaker — Bat hy hen allen beuitlings deedt. — „ Hy deedt dit om een goede reden: — „ Ik wil fprak fomts die wyze man, „ Dat ze allen goed dit ambagt leeren; „ Vcrfcheide and'reu goed, of flecht; „ Doen ons dikwerf geen arbeid vinden, „ Men heeft dan naauwlyks zyn beffcaan —• „ Aan hoofden die paruiken draagen , Geloof dit vry! ontbreekt het nooit!...." MUONEROT. (70) In goeden ernst, ik geloof niet dat ménage, dit zelfs zou durven ondernemen. (71) 'Er zyn negen verfchillendc homekussen geweest, de beroemde is de auteur van de Made, en de Odysfea. Zyn eerfle naam was Meléfigenes, dit wil zeggen: gebooren by Melus, zynde dit een kleine Kivier in Apa by Smirna, in Jonie. Aan de bron van de Meles, is een grot waarin men zegd, dat homerus zyn Made opftelde; strabonus fchynt ten minfte van  ( 135 ) van dit gevoelen te zyn in het 14 boek van zyn Getgraphie, verfeheide andere fchryvers zyn ook van dit gevoelen, ondanks dit aangehaalde uit de oorfprong van den eerften naam van homerus, beroemen zich zeven Steden dat zy hem zagen .geboren worden. Deeze Steden zyn Smirna, Rhodes, Cohplion, Salamina, Chio, Argos en Atheenen. la de keus omtrent deeze Steden, vondt appionus geen korter middel om te weeten in welke Stad homerus gebooren wierd, dan den Duivel te bezweeren om hem dit te openbaaren , iiermolaus barbaras, bediende zich van hetzelfde middel om de oorfprong van aristoteles te raaden. Men is het ook niet eens met elkander, omtrent den tyd waarin homerus gebooren wierd. De marmere afbeeldzels van arundelius, bepaalen dit in 907 jaaren voor Christus geboorte; porphyrus en anderen bepaalen dit ten tyde van pythagoras en van numa, zynde bynaar drie honderd eeuwen laater dan de marmere afbeeldzels van arundelius: zy, die van I 4 al-  ( 136 5 3lles reden willen geeven, zeggen, dat de vader der Dichters homerus heette, om dat hy bünd was. Voor het overige had de oudheid zoo veel hoogachting voor homerus, dat verfcheide lieden Tempels voor hem bouwden. Alexandrie bewees aan zyn beeldnisfen eene godlyke eer. Dit alles neemt niet weg dat ver. fcbeide geleerden die niet zeer ligtgeloo,vig zyn, het beftaan van homerus in twyfïel hebben getrokken ; en zyn gefchiedenis als een bloot verdlchtfel befchouwd hebben. Zie de geleerde cuper over de vergoding van homerus. Mevrouw dacier, in haar voorreeden van de vertaaling van de Made, — als ook de fchryvers van het woordenboek: morrery» BAYLE, la MARTINlÉnE, enZ. (72) Hier wordt gefprooken van het vers in het XIX. boek van samuel: het geen le maistre de sacy aldus vertaald: „ M ie hal nam toen een beeld waarvan zy het hoofd met een bokken„ vel bedekte, (aankleedde .) en hetzelve d a had uit den grond deeze verwonderingswaardige muuren , deeze prachtige poorten gebouwd, en deeze bosfehen in de lucht doen voortkomen? — De meeste Griekfche fchryvers geeven de eer hiervan aan , SEMiRAMis: maar abvdeniüs, die door eüsebrus aangehadd wordt, in zyn (Préparatton Evangelique.) geeft de eer hiervan aan belos: brachant in zyn (Phaleg, * Boek, 14 #0 «■ van hetzelfde gevoelen, en volgends hem, zyn belus, en nimrod , dezelfde perfoon. Daarën. tegen, beweert bebosus in Jofephus 1 Boek,  ( 147 ) i Boek*, tegen appionius dat Babyion, en derzelver tuinen door nebuchadnesar; gebouwd wierden : deeze vorst , voegd se rol jus hierby, bouwde dezelven tot vermaak voor zyn vrouw; welke zeer veel fmaak bad voor alles wat hoog verheven was.. Wie was deeze vrouw? —. Dit was NtrocRis, volgens scalig'er QAppend emendat temp,) 4. De tempel van ephesus, deszelfs lengte was vier honderd vyf-en-twint'g voeten, deszelfs breedte twee honderd voeten. Honderd zeven - en- twintig co. Jonnen onderfteunden dit ruime gebouw. Ieder van deeze colonnen was volgends het bericht van plinius, in zyn 36 Boek, 14 Hoofdftuk, het gefchenk van een' Koning. Zy waren allen uit één ftuk gemaakt — waren zestig voeten hoog en moeten gewis, volgends le gendre van Saint Aibain in zyn (Traité de 1'Oppin. 8 Boek, pag. 327) gefmolten,, en in vormen gegooten zyn geworden, gelyk de metaalen. Het verloop van twee eeuwen , en aiie de rykdommen van Afia waren K 2 naauw-  C 148 ) naauwlyks genoegzaam tot den opbouw van deezen tempel...,.- En echter! was eene verwoestende hand, genoeg, om gelyk men weer, dit wonder der waereld tot asch te vernielen! Erostratus ftak hetzelve in brand , 356 jaar voor de geboorte van jesus christus, in denzelfden nacht waarin alexandeR de Groote geboren wierd. 5. De colossus van rhodus. Deszelfs hoogte was zeventig ellen, of vyf honderd voeten. Een ftandbeeld van eene natuurlyke groote was naauwlyks zoo dik als de pink van deeze Colosfus. (P lint, us 34 Boek, 7 HO Weinig menfchen konden zyn duim omvatten. (Panciro, les, in zyn vertoog over, de Rebus inventis et perditis.) De grootfte fchepen zeilden tusfchen zyn beenen door, om in de haven te komen. Deeze Colosfus waaraan men 300 jaaren voor de geboorte van jesus christus, begon, wierd twaalf jaaren daarna voitooid door charelius, zynde, een leerling van iysippus. — Deeze  ( 149 ) ze Colosfus bleef niet langer dan 56 jaaren ftaan — na verloop van deezen tyd deedt een aardbeeving dezelve omvallen, verfcheide fchepen in de haven wierden door zyn val verbrysfeld. Deszelfs overblyfzels bleeven geduurende negen eeuwen ftil liggen. In het jaar 672. van deeze tydkring toen mohavius de VI. opperpriester by de Saracenen, zich meester gemaakt had van Rhodus, verkocht hy het koper van deeze Colosfus, aan een kring van Jooden, die hetzelve op negen hon derd cameelen vervoerden: Dus indien men de last die ieder cameel droeg, op acht quintaalen berekend, alsdan bedroeg het koper van deeze Colosfus, na dat de roest hetzelve die geduurende zoo veel jaaren verteerd had,' nog zeven duizegd twee honderd quintaalen: of zeven honderd twintig duizend ponden zwaarte. 6. Het standbeeld van jupiter olympius, door phtdias. Deeze jupiter was van ivoor gemaakt: — de konftenaar had hetzelve- zittende afgebeeld. Men berisptte de weinige evenredigheid K 3 die  ( ï50 ) die 'er tusfchen het ftandbeeld, en den tempel was die hetzelve verfiertle: in de daad, indien de god goedgevonden had om op te ftaan, zou hy zyn hoofd verbrysfeld hebben tegen het gewelf van den tempel. En echter indien men geloof moet liaan aan polybiüs, alsdan gevoelde paulus emileus, zich zoo zeer door eerbied aangedaan toen hy dit ftandbeeld befchouwde; dat hy zich verbeelde jupiter zelf te zien: ,, Phindias! (riep hy uit) komt na homerus alleen de eer toe, om de majefteit der opperde god af te fchetfen!..." Eenige fchryvers (pancirolus, onder anderen in zyn loco citato.) hebben onder het zevende wonder der waereld, het paleis van cyrus, het Capitool, en het paard van b ellirophorus geteld. Dit paard zegd bedeus in zyn (Beda de Septem Miraculis mondi.") was van yzer, en woog vyf duizend ponden: 't was te Rhodus dat men hetzelve ging bewonderen, deszelfs vleugels waren uitgefpreid, en hingen in de lucht door zeilfteenen, welken  C * ït ) ken onzichbaar waren, en hetzelven jn evenwïgt bielden: het fcheen nog door de lucht te reizen. Het is jammer dat men den fpot gedreeven heeft, met de eerwaardige bedeus en met zyn paard, even gelyk de Turken nog den fpot dryven met de goede lieden, die de Jykbus van mahomet in de lucht zagen hangen in de Mosqué van Medina. Zie de Reisbefchryvingen van bernier , thëvenot, en l'Hiftoire de Mahomet, door prideaux, falconet, Lid van de Aca\~ demie der incrip. als ook legendre de saint adbin, in zyn loco citato. (77) Zie hier het geen bellonüs zegd: „ De kapfels welke de Egyptifche vrour ,, wen droegen, verdienen onze opmerk „ zaamheid, want hetzelve is oud, gelyk „ men dit zien kan aan de pourtraitten op „ de verfcbillende gedenkpenningen. De „ fchryvers noemde dit turritum capitis or,, namentum, of turitam coronom, of vittam „ turritam, gelyk men zeggen zou, een „ verheven kapfel op de vvys van een K 4 „ too-  C 152 ) tooren." Obfervat fur la Grece lajudée, l'Arabii l'Egypte, tom. 35. (78, Menage Dictionaire Etymologique, •, op hei woord paruik. (79) Juvinaius VI. Sit.. vers 502, en. eenige volgende; zie hier een uiurekfel van deeze woorden, om den Lezer genoegen te rgeeven; welke Latynfche vaer- 1 fen aldus door Dufaulx, vertaald zyn... 7. o zeer zoeken oe vrouwen te behaagen! dat zy op haar hoofd een gebouw van zoo veel verdiepingen plaatfle: — dat men haar van vooren voor een and is o mach é — terwyl zy van achteren kleinder toonende, men haar voor een ander zoude aanzien.. Ik vvenschte dit dwergje wel eens te zien zoujer fielten, wanneer zy op de . punten van haare voeten ftond, om haar' minnaar te kusfchen. (80) De heilige Maximus: men vindt, dit in zyn Leerredenen, dezelve zyn ingelast, in, la Bibliotheque des péres. liy zyn dood was hy Bisfchop van Turin in, het jaar 460. (8 j) Jupiter Multi' comons, jupiter draagt  ( 153 ) draagt, -eene paiuik, gelyk lamothele vayer met recht zegd, in zyn 13 Bock, pag. 333- Ik, zou nog bewyzen kunnen dat men de. vrede ook met eene paruik verbeeldt: maar ik vergenoeg my hier om myn Lezers te wyzen, naar de aantekeningen van de Prefident bouhier op PETfioNius, in het Dichtfiuk over den burger-oorlog in het 25?^e vaers. (82) Op fommige hoofden der Romeinfehe Dames zegd w 1 n k e l m-a n , ziet men kapfels van vaisch hair. Het flandbeeld van locile, vrouw van Keizer lucids verus, dat in het Capitool is bewaard gebleeven , heeft hairen van zwart marmer, die men af kan neemen. (83) Juvenalis, in zyn Vi. Hekeldicht, het 116 vaers, en eenige volgende. Dit tafreel is al te fchilderachtjg, om dit niet onder de oogen van onze Lezers te brengen: zie hier de vertaaling van deeze Latynfche vaerfen. ,, Zoo dra messa„ li n a dacht dat claudiüs fliep, (loop ,, deeze Koninglyke Courtifanne , welke „ een flechte le^erfteê boven het Keizer- k 5 ., iy-  ( 154 ) „ lyke bed verkoos; door eene enkele ver,, trouwelinge verzeld, door middel van de duisternis , vermomd onder „eene blonde paküik: (nigrum „ flavo crinem aifcondente galera) naar een „ flechtverblyfdat nog de Hinkende warmte „ behield van de boerery:"— (de eigenlyke vertaaling van den naam waarmede dit vertrek beftempeld wordt, zou niet genoegzaam vertaald kunnen worden:) „ kon„ digde aan , dat ly s i s c a hetzelve naauw„ lyks verlaaten had. Aldaar was het dat „ Mesfalina welke blonk door al het goud, waarmede zy verfierd was, met een \, ontbloote boezem aan de algemeene „ fchaamteloosheid haar' fchoot toewyde, „ die u droeg 6 edele britanicus 1... „ Zy vleit aldaar een ieder die zich aan„ biedt., en vraagt hun het gewoohe loon ,, af: de opziender van dit verblyf laat „ zyn courtifanen heen gaan; zy fidderd „ hier vans en brandende om nog meer , te genieten, wil zy de laatfte zyn welke heen gaat! — zy maakt nog gebruik „ van deezen tyd met al de woede die „ haar  C 155 ) ., haar eigen is. Zy gaat eindelyk heen, „ meer vermoeid dan verzadigd, en, be„ rookt door de lamp , met verbleekte wangen, en geheel befmet, brengt zy „ de lucht van dit onkuifche hol op het oorkusfen des Keizers." Vertaaling van dusaulx, gedrukt in J770, De lieden die paruiken draagen, zullen my bedanken dat ik de onachtzaamheid, Van den artderfinds achtenswaardige dusaulx te gemoet kwam. Waarom vertaalde hy de uitdrukking nigrum jlavo crinem abfcondente galera, droog weg, door te zeggen : met behulp van een vermomming ? — In goeden ernst, kan men dit vertaaien noemen ? — Maar welk geleerde is onfeilbaar ? — Ik zelf, (de vergelyking is zeer zedigs zal men zeggen, maar wat komt 'er dit op aan? —■) Ik zelf herhaal ik, vraag, of ik hier wel juist genoeg myn origineel heb overgebragt, door te zeggen s vermomd onder eene blonde paruik? — waar is hier het nigrum, dat zulk een tegenftelling maakt, met het flavoi ware het niet beter dat. ik deeze uitdrukking aldus ver-  ( 156 ) vertaalde: zy verborg haare bruine hairen onder eene blonde paruik? Ja zeker I wel nu Lezerj ftel dan de laatde vertaaling in de plaats der eerfh t want wat my betreft, ik heb myn aantekening reeds gefchreeven. Een fchoone reden antwoord gy my!... Vertot zou dezelve ten minde voldoende gevonden hebben: want toen hy de berichten van Maltha wat Iaat ontging: zeide hy immers ook: myn b#g is reeds voltooit l Zy die minnaars zyn van fchoone poëfie, zullen met genoegen, de vertaaling van dit zelfde ftuk in vaerfen leezen door Thomas. Quand de Claudc a^foupi la nuit ferme les yeux d'Ün obfeur vétemem fa femme envcloppée, Séu'le avec une esclavc, & dans 1'ombre échapée, Préfére a ce palais tour plein de fes aieux, Des pUis vilès Pbrvnds le repaire odicux. ftjur y rrtieus syilir le rang qu'elle profane, B«e emprunte i desfein un nom de courtifane; Son nom est Lyfifca — ces exéc.ables rours, La lampc fuspendne ï leur.', domes impurs, Des plus affieux plaitirs la tracé encor récente,' Riën' ne peut reprimcr 1'ardeur qui Ia tourmente: TJn  C 157 ) Un lit dur & grosfier charme plus fes regards —Que 1'oreillcr de pourpre ou dormenc les CcTars. Tous ceux que dans eet antreappelle lanuitfombre , Son regard les invite & n'en craiutpas lenombre-» Son feili nu, haletant, qu'atache un refcau d'or, Les délie & triomphe — & les defie encor. C'est Ia, que dévouée a d'mfaines caresfes, Des mulcticrs de Rome épuifant les tendresfes, Noble Britanicus! fur un lit effromd, Elle étale a leurs yeux les flancs qui L'ontporté. ■ . 1'Aurore enfin parait & fa main adultére, Des faveurs de la mirt reclame Ie falaire: Elle quite a regret ces immondes parvis, Ses fens font fatigues & non pas asfouvis... Elle rentre au palais, hideüfe, échéveiiie Elle rentre & 1'odeur autour d'elle exhalée Va fous le tlais facré du lit des empüreurs Revéler de la nuk les lubriques fureurS. THOMAS. Wy waagde het om dccze fchoone Dichtregels op de volgende vvyze in onze taal overtebrengen : Noch naauw* (luit Cïaudiös by nacht zyn ooi.en. leden, Of zyne gaê vermomd dat zy niet kenbaar is, Sluipt  C 153 ) Sluipt ftil met cén flavin dooi' 't diltst der duisternis , Naar 't fchandelyk vc-rblyf der laagfte ontuchtigheden , Verkiest dit voor 'c paleis — naar zy de roem en zeden, Van 't dapper voorgedacht alom ziet afgebeeld, Ze ontëerd aldair den rang waaruil .zy'wierd geteelt.. . Om in haar fchandlyk doel met meerder vrucht te flaagen , Wil zy den naam van een derCourtifane draagen. Zy noemt zich Lycisca — 'c befmeuelyk verblyf Wordt door een lamp verlicht — en toont van 't fnood bedryf, Van 't yslykst zinvermaak haar nog de verfche fpooren; Niets kan de wulpfche drift die haar verteert doen1 fmooren: Een harde legerfteê bekoort haar geile lust, Bekoort haar meer, dan :t dons waarop een Cefar rust... Zy allen 1 die by nacht dit fchandlyk hol betrecden , Hoe tahyk ook, zyn 't doel van haar begeer. lykheden ! •. De ontbloote boezem hygt,cn zucht nu overluid — Zy tart sn overwint — en tart op nieuw hen uir . J»  C iS9 ) ja 't fchuim van Romcn's volk, zien wy haar fchandlyk vleijen, Zy put hen allen uit, door haar liefkozeryën... ö Gy britanicus! de roem van uw gedacht! Zy toont aan hun den fchoot die u heeft voort» gebragt De dageraad breekt aan — haar band wil 't loon erlangen, Ja, fchoon zy blinkt van 't goud, het loon des nachts ontvangen.... Daar zy 'c onrein verblyf noch naauwlyks uit wil gaan: Haar zinnen zyn vermoeid... maar zyn noch niet voldaan !... Zy gaat weer naar 't paleis — met ingezonk-'ue oogen , Verbleekt — verflenscht — de lucht die zy heeft ingetoogen, Verfpreidt zich op het bed waarop den Keizer rust — , Ontdekt van deezen nacht den fnood geboeteu lust...... (Men zal my ligt vergeeven dat ik in het begin van dit vaers, drie fJeepende regels plaatfte, d3ar de Franfche Dichter de eige vryheid neemt omtrent drje (taande regels.) (84) Cl.»  ( IÖO ) (84) Clemekt van alexandrie: ,, Men maakt zich hoogst misdaadig, wau,, neer men zyn hoofd met valfche hai„ ren bedekt, die een roof der duoden » zyn " (85) De heilige, jeronimus, in zyn hoofdftuk aan demetriades, verbandt uitdrukkelyk het- blanketfel en de paruiken. 1 Zie hier echter iets dat nog veel fterker is, van deeze zelfde heilige. Met het voornemen om de vrouwen af te fchrikken, voor de noodlottige gevolgen der coquetterie, verhaald hy de volgende gefchiedenis: „ Praïtexta was eertyds „ eene zeer Godvruchtige en deugdzaame „ vrouw, maar eens bad zy de zwakheid „ van aan het dringend verzoek van haar' „man hymétius gehoor te geeven — ,, en kree'g het in den zin, om haar nicht „ eustochia naar de mode te kleeden. ,, Zy deedt haar dus eene paruik opzet» „ ten , en zich Wankelten. Maar ziet, „ eenflags verfcheen aan pretext a Ces „ nachts terwyl zy fliep, een geest die „ met  C iöi ) ,» met eene verfchrikkelyke ftem tot haar „ fprak: vermids gy niet gefchroomd hebt », om het bevel van uw' man de voor„ keur te geeven, boven de kerkwetten, „ vermids gy een ongewyd en godloos „ verfierfel op het hoofd zette, van een ,, meisjen, dat aan de kerk was toege„ wyd , zullen uwe handen op het oogen„ blik verdorren. Aan de folteringen die f, u wagten zult gy, doch te laat! de „ grootheid uwer misdaad ontdekken. En dit is noch niet alles, maar binnen vyf „ maanden, ja juist op dien dag, zult gy „ fterven : en de Engel der duisternis zal „ uwe ziel naar de hel voeren. Indien „ gy op morgen de paruik en het blan,, ketfel van eustochia, niet in het „ vuur werpt: alsdan zullen uw echtge„ noot en uwe kinderen nog voor uw „ fterven. Gy weet, (gaat jerohimus ,, voort) dat alle dee/.e bedreigingen let„ terl)k vervuld zyn. Terwyl deeze on„ gelukkige nog aarfelde, om boete te „ doen, wierd zy eenilags doi r een ^e„ weldoe dood weggerukt. ZJedaar ce L * „de  C 162 ) „ de wraak nederdaalt op de waereld. „ lingen die jonge meisjens, welke tot „ de kerk toegewyd zyn, ontëeren, (Hiere„ nim. in epist. ad Lattam, de Inftit. ƒ!:'«.)" (87) De Calendes van January, waren de beroemdfte te Romen, vermids dezeU ven het jaar openden, en dat men elkander wederzydfche gelukwenfehingen, en. gefchenken gaf. Deeze gefchenken noemde men Strenai, met betrekking tot festus: de Franfcben noemden dit étrennes, of nieuwjaars, gefchenken: het gebruik om nieuwjaars-gefchenken te geeven, is dus zeer oud, echter minder oud dan het draagen der paruiken. Volgends symniacus, en nonius marcellus, in zyn (proprietate fermonum.) hadden de nieuwjaars - gefchenken, hunnen oorfprong aan tatius, Koning der Sabynen te danken, die te gelyk met romulus over Romen heerschte. Een der Opperhoofden boodt hem als een voorteken van een roemryk jaar een tak aan, die in een gewyd bosch was geplukt geworden , dat aan s t r e n u a , zynde de godin der fterkte, was toegewyd :  ( 163 ) wyd: de krygshaftige vorst ontving dit voorteken, en wilde, dat deeze plechtigheid alle jaaren plaats zou hebben, — by wydde dezelve door de benaaming van Strenua. Wanneor een klient aan zyn Patroon een nieuwjaars-gefcbenk gaf, moest hy 'er een klein ftuk geld byvoegen. De Senaat, de Ridders en het volk, verzuimde niet om in het nieuwe jaar, gefchenken aan Keizer augustus te gaan brengen; wanneer hy afweezig was, bragt men dezelve in het Capitool. Het nieuwjaars-gefchenk dat men in het vervolg aan zyn opvolgers bragt: beflond doorgaans in een ftuk goud, dat 72 duivers aan goud bedroeg, Volgends gronovios verzettede de eerfte Bisfchoppen der Christenen, zich zeer fterk tegen de nieuwjaars-gefchenken, maar hunne opvolgers hebben deeze gewoonte aangenomen, en finds hebben de geestelyken die, zoo wel ontvangen, dan anderen. Martial en mar at, hebben beiden een boek gefchreeven, dat ten tytel droeg nieun-L 2 jaars'  ( 16+ ) jaars-.gefchenk. Men kent gewis het volgende graffchrift: Wie rust hier in dit graf?...Dat vry uw oog hier ftaat! —■ Hen zag nooit „grooter vrek dan hy in Rennes leeven, I-ly ftierf uit voordacht juist, op d'eerfien dag van 't jaar, Om geen nieuwjaar-gefchenk voor zynen dood te geeven.... (8(7) Matrone , het Feest der Matro. nen was op den i Maart, ter eere van de toewjïng der Sabynfche vrouwen, welken na dat zy door de Romeinen gcfcnaakt waren, zich tusfchen haare vaders, en haare nieuwe echtgenooten fielden, die gereed waren om dezelven te vermoorden: waardoor zy hunne woede bedaarde. De Romeinfche vrouwen vierden dien dag met veel zorgvuldigheid en pracht, zy deeden alsdan offerhanden van bloemen aan junoi, zy bragten die in haaren tempel, volgends het zeggen van ovidius, (Fast. I. 3.) Het overige van den dag bleeven zy te huis, —  t l6s ) huis, >—< en waren prachtig verlierd, om alsdan de gefchenken aftewagten, die hunne echtgenooten, en hunne vrienden hen zonden: om hen op nieuw hunnen dank te betuigen voor deeze gelukkige bemiddeling. (87) Dit Feest herrinnerd ons de volgende regels: % Deez' ruiker lieve Eglé die aan u wierd gefchonken, Toont my, dat g' op deez* dag weleer geboren wierd, — Neen fprak zy met een lagch, verzeld, van lieve lonken. — Ik zelf heb die geplukt, — myn keurs daar mee verfierd, Ik zei: 't is dan bet Feest der bloemen dat gy vierd', — des m a his. (88) De Feesten van bachus, anders genaamd, volgends de betekenis van het Griekfche woord Opyn, woede, uit hoofde van de geestdrift die de viering derzelven verzelde. Deeze Feesten waren oorfpronglyk uit Egypte, en wierden in Griekenland L 3 in-  C i6<5 ) Ingevoerd, door melimpus, volgends het gezegde van titus livius. (Decade 4, ï, 9.) zeer lang waren de vrouwen allen ingelyft in de geheimen van bachus, alsdan verkozen de Bachanteo, Priesteresfen uit dezelven, en deeze plechtigheden gefchiedde by dag. Maar eindlyk wierden ook de mannen , hierby toegelaaten , en men vierde die alleen des nachts. De vrouwen openden den ftoet, en liepen half naakt, zynde alleen bedekt met een tyger of panthersvel die als een Sjerp omgedaan en met een gordel van klimop vastgemaakt waren: fommige h-idden hunne hairen hangende, en droegen brandende fakkelsin de handde anderen droegen (tokken in de hand, die met kümöp, en wyngaardsbladen omflingerd waren, zy fchreeuwde en huilde vreeslyk ; en fpraken eenige Griekfche woorden uit: met hun gefchreeuw vermengde zich het geluid der cymbaalen, der trommels, en claroenen. De mannen als Saters gekleedt, volgde de Bachanten, fommigen te voet — anderen zaten op ezels, en ileepten achter hun bok-  C 167 ) bokken voort, die met bloemkranfen ver» ilerd waren; om dezelven op te offeren. (Encyclopédie in fol. op het woord Bachusfeesten.) De verdorvenheid die welhaast plaats had, by de viering van deeze ^aclmsfeesten, wierd zoo groot, voegd furgatjlt hierby, op het woord, (Feeaen der Romeinen,) dat byaldien 'er iemand in het gezelfchap was, die een afgryzen van de yslykheden betoonde, waarvan hy ooggetuigen was, en die weigerde, om zich aan dezelven te onderwerpen, dat men hem alsdan terflond opofferde, als een flachtöffer dat de goden aangenaam was. In hoe verre moet men geloof flaan aan deeze befchuldigingen ? ■— De kerkvaders hebben vermaak gevonden om dezelven te doen gelden, maar hadden zy geen eigenbelang om dit te doen? — wat hiervan zyn moge, de Nachtfeesten der Bachanten wierden vernietigd door een Decreet van den Senaat in het Romeifcbe jaar 568. (89) Ik kan de vasten avond niet voorby laaten gaan , zonder ten minden een paar woorden hier over te zeggen. Ieder L 4 een  ( ï68 ) een weet dat de vasten avond een tydflip van vermaak is in geheel Europa: men ging naar de vasten avond van Venetien. ]vlaar wat beduidt dit woord in bet Fransen. Carnaval gwheeten? Ménage geloofd dat dit van bet Latynfche woord Carnovale afftamt — het geen politi van Carne en Vale, naamlyk, Adieu Viande, of vaarwel Vleeich, doet afdammen , om, dat wanneer het vasten avond of carnaval is, de vasten ook naby is. Het geen dit gevoelen fchynt te onderfteunen, is, dat de Spanjaarden in plaats van carnaval, carnestoliendas zeggen, welk woord waarfchynlyk is famengefteld uit carnes tollere, het geen be> tekend (het vleesch affchafTen,)— te meer, daar in het oude Latyn het woord cai'naval carntlevamen, carnis ptivium genyemd wierd: hetgeen volmaakt overéénliemd, met het woord dat de Spanjaarden gebruikten, camestoliendas. Ducange fchynt de ■vertaaling te verkiezen: vaarwel Vleesch, maar terra»] keurt dit af. Indedaad, vermids ieder een het eens is, dat de carnaval by voorkeur de tyd der bals, der fees-  ( 169 ) feesten en bruiloften is, waarom zou dit woord dan niet afdammen van het Latynfche woord caro, vjeesch en voords van het Franfche woord avak? dus zou het Franfche woord carnavals gelykvornüg zyr. Ik voor my verkies echter carnaval. (.90) Ik moet nog een woord over de Bachanten zeggen. In deszeif's oorfprong wierd dèezen naam gegeeven aan krygshaftige vrouwen, welke bachus volgde by de verrovering van Indien. Na de vergoding van dien vorst, ging den n.aam van Bachanten over aan de Priesteresfen der nieuwe god. Deeze Priesteresli ^ waren veertien in getal. In de danfen welken zy uitvoerden, op de Feesten van bachus, beftondt haare ftoet uit Nimphen, Si'eenen en Saters, die onder fchyn van zekere godsdienftige verzoeningen te doen, meest altyd zeer natuurlyk de wankelende tred en dwaasheden der befchonkene nabootden. Plato, had deeze danfen uit zyn Republiek verbannen: ik geef dit toe omtrent deeze danfen, maar wat de Dichtkonst betreft, waarom wiérd deL 5 zei-  ( 17° ) zelve irssgelyks verjaagdv was homerus niet meer, dan een Silten of een Sater? Qnelque divin qu'il fut plat on fentoit fon homme, Par fois les yeux ouvcrt, il fit ausfï fon fomme. Sclioon puto zicli alom als godlyk zag verhooaen, Hy was toch mensch en fliep fomtyds met opene oogen.... (91) M aRTIalis, loco citato, aantekening 182. Ik vindt ook in de Almanach der Zanggodinnen van het VIII. eene Franfche Vertaaling van het Latynfche vaers van mat ia lis, over de gefchilderde paiuiken: zy luidt aldus in onze Nederduitfche taal: Door een zeer zonderling geheim, Weet gy uw hair met zalf te fchild'ren, Deuk niet dat gy myn oog misleide — Schoon gy natuur hier na wilt bootfen: Ondanks u zelf, ziet men u konst, Zoo gy uw hairen af wilt fnyden, Zoek dan geen fchéermes noch geen fchaar; Een fpons doet al uw hair verdwynen!... (92) VlR-  ( »7i ) (92) Virgilius JEneid. I. IV. p. dépi ehr es, (Hier zouden wy de Latynfche vaerfen van virgilius, die wy in het origineel vinden, kunnen plaatfen,) maar vermids het geringde gedeelte der Lezers, dezelven verdaan zouden, zullen wy ons vergenoegen met de vertaaling derzelven , door le eloïsd, op te geeven: ,, Proserpina had noch het nood„ lotiige hair met afgefneeden, zy had „ zyn hoofd noch niet toeyewyd aan de „ godheden van den Styx. Hierop ffygt ,, iris op purperen hemels blaauwe vleu,, geien, op een wolk die door de weer„ kaatfing der zon.duizende verfchillende couleuren had ■— zy doorklieft de lucht „ en houdt ftil , boven het hoofd van „ dido. — Ik breng,, fprak zy, op be„ vel van de Koningin der goden, aan ,, den god der hel, dit noodlottig hair „ dat hem toegewyd is, — en ik bevry ,, u van dit fterflyk ligchaam. — Na dat zy deeze woorden gezegd heeft, fnydt ,, zy dit hair af. Hierop verliet de warm- „ ts  C .7* ) „ te eenfiags dit fiervend ligchaar: en „ dtszelfs ziel verdwynt in de lucht." . Voords zegd le blond, nog in eene aantekening die hy op zyne vertaaling doet, op de uitdrukking, het noodlottig hair: „ De Grieken en Romeinen geloof,, den dat ieder mensch een noodlottig „ hair had, dat aan proserpina toe„ gewyd was, en waarvan zyn leeven af„ hing: hetzelve was doorgaans blond of goudkleurig " Hoe kon - men dan leeven, indien men kaalhoofdig was, of zyn hairen deedt affcheeren ? .. Jk andwoord: door eene paruik te draagen. „ De hekelaars zullen mislchien myne „ vertaaling in het werk van de Latynfche „ vaerfen van petronius niet zeer let„ terlyk vinden : maar ieder één doet wat „ hy kan. Marolles en bodat zyn ,, zeker ietterlyker geweest." (93) Om de reeds meer aangehaalde reden, zullen wy onze Lezers deeze vertaaling van een Dichtftuk, dat zy, in het werk zelfs vinden, niet opgeeven. (94) Sommige geleeerden, serviüs on- der  ( i?3 ) der anderen, vondt geen de minde overéénkomst tusfcben ces ar en Cwfr.rien, volgends hun begrip was het fchoone hair van den eerden cesar, niet dan een herfenfchim: ■— 't was te vergeefs dat Cardanus, deeze fchoone hairlokken verdedigden: *— Deeze geleerden willen deezen bynaam liever toepasfen op de Keizerlyke fnee. Ces ar zeggen zy, a ccefo matris utero diflus. Deeze voorgewende oorfprong van de Keizerlyke fnee, heeft de geneesheer sacombos niet misleidt: by befchouwd dezelve daarom niet minder als een moord : en fchoon ro osset, le boi, baudelocqüe, hierop and woorden dat Romen, aan de Keizerlyke fnee, manltus en sc 1 pi o de Aft kaan, als ook den grooten cesar te danken hadden: dat E.igelard buiten deeze Keizerlyke fnee, zyn edlard de VI. niet gehad zou hebben, volgends sacombüs is deeze tegenwerping meer die van een redenaar, dan die van een geneesheer: mag men ook daarè'nbo» ven de moeder in het gevaar dellen om haar  ( 174 ) haar te vermoorden, ten liefde van haar kind?.... Maar laaten wy tot ces ar terug keeren, een derde gevoelen van den oorfprong deezer naam is, dat hy, die denzelven het eerde droeg, dien naam van ces ar verwierf, vermids hy een olyphant in een gevecht: dat in Africa geleverd wierdt, had gedoodt. Ter begunltiging van dit gevoelen, zegd janus birCherodius, in zyn (Hijl. ord Eléph.) aan, dat in Mauritanië een olyphant c esar genoemd wordt: wat meer is ■— hy fpreekt van eene oude gedenkpenning, waarvan bet opfchrift is, ces ar — terwyl het af beeldzei een olyphant is: wat ook van deeze uitleggingen van de oorfprong van den naam van ces ar zy — een ieder pleit even fterk voor zyn gevoelen: dus zyn de paruikemaakers voor ces ar de langhairige. De geneesheeren voor cesar betekenende de Keizerlyke fn'.e, terwyl de Ridders van den olyphant in Denemarken, natuurlyk van gevoelen zyn, dal den naam van ces ar, van den oly. I h int  ( 175 ) phant oorfprong'yk is: wel nu rousset, cardanus, bicherodiüs, twist met elkander hier over: wat my betreft daar ik in geen van deeze drie orders ingelyft ben, zoo verfchoon my van de verlegenheid, waarin ik my bevindt, om hier te kiezen ! (95) Deeze kroon fcheen noch niet voldoende te zyn. Een jonge Raadsheer, die gewis de mirthe boven den lauër verkoos, ftelde voor om aan ces ar te vergunnen, van by alle vrouwen van Remen te flaapen — de debatten waren zeer onftuimig: — en het verfchilde weinig of een ftellig Decreet zou ten minften de helft van het fpreekwoord bewaarheid hebben : door c e s a r voor de man van alle vrouwen: te doen proclameeren. Maar offchoon hy ook het recht hiertoe gehad had, zou hy dit echter niet werklyk geweest zyn.... want alle Romeinfcbe vrouwen waren niet fchoon — en men zegd daarenboven dat ces ar nooit misbruik maakte van zyne overwinning. Hy, die dit voordel in den Raad deedt, was on-  C I7Ó ) ongehuwd: men befchuldigde hem dus, dat hy de wet der verdeeling, of anders de akkerwet genaamd , ook in de heerfchappy van het huwlyk wilde invoeren, om dat hy geen eigendom bezit. Defac tie der mannen behield de overhand: het ontwerp wierd afgekeurd door de orde van den dag: maar!... 't Verbod, geeft meer vcrlangst, meer drift, meer vuur en leven ! Vooral aan 't zoet genot, dat ons de min kan gecven Cesar dacht over dit Huk, gelyk de goede la fontaine ook dacht. CéTar courrut plutöt mordre au fruit déTendu Et tout en opiniant, le fénat fut c ... cu. Ook cesar plukte en dorst verbood'ne vruchten vraagen , Terwyl de Raad befluit — doet hy haar hporens draagen. (96) De oude, en latere gefchiedenisfen bevestigen dit. (97) Sommige fchryvers hebben gewaagd o.n  ( -77 ) om de naamlyst te maaken, van de 2onderlinge onderwerpen, wier lof men bezongen bad: wy zouden onze Lezers hier i eene Jyst van bynaar vier honderd onderwerpen, die den Franfchen fchryver aanhaald, kunnen opgeeven: maar wy willen hun aandacht niet vermoeijen, en eindigen i dus met het volgende raadfel, dat men weleer aan voltaiee heeft toegefchree-. ven: en waar van het woord my ondank» my zeiven ontgaan is. Zoo wel op 't land als in de fteden, Wordt ik bemind — en 't is met rede», 'k Ben fterk, maar toch met konst gemaakt, 'k Wordt veel geroemd, doch fchaars gelaakt. ; Dikwerf beweeg ik my, maar blyf myn plaats behouwen, Myn fchoonheid laat zich 't meest in elks gelaat befchouwen. Door tabbaard, degen, hof, of ilad, 'k Wordt alom eeven hoog gefchat: — IMyn R\k wordt uirgehreidt — 'k zie daaglyki my vermeêren, IDe Rechtbank,*! hoogeSchool, gaen Koning durft my weeren; M Al  C 178 ) AI wat gebeurd in 't Parlement, Of in den Raad, is my bekend; ■ Hoe zult gy in een zaak, dit alles 't zaam verbinden?... Sclioon't zoekend ooguverr'van bier geleidt — Zoekt rondsom u met meer oplettenheid: Dan zult gy my misfehien wel op uw fciiouders vinden.