325 C 61   WILLEM DE EERSTE, Prins van Oranje en Nassauw enz. enz. enz. OF DE 'JDJES VJLÏ) ER LANDS, AAN HET VOLK VAN NEDERLAND-  OP D E JL F M JE JE JL JD I N G» VAN WILLEM DEN EERSTEN, Vader des Vaderlands, Dit 'S de ecifte Willem, vfw JOtr VCin JVas/aUWS Heldenbloed, Xn Raad en Oorlog groot, meeft, groot in tegen* Jpoea! Kajlilje kon deez' Held verflrikken nog doen hemen \ Dus deed het hem, ten loon der trouw voor Neer" land /neven.  X 3 X Waarde Landgenoten! Onder veelerleije gedaantens heeft men U, federt eenïge tyden, de denkbeelden gefchilderd, onder welkeU de Vaderlandfche plichten zyn voorgefteld. Geen welmeenend Nederlander kan. ontkennen of tot die Vaderlandfche plichten behoort ook de dankbare erkentenis van 'sLands Ingezetenen voor de Vorsten uit het Huis van Oranje en Nassauw. Wie is 'er onder ons , die derzelver daden nadenkende , en vergelykende met het geen hunnen Doorlugtigen Nazaat wedervaart; die hunne beeltemsfenaanfchouwd.en tevens getroffen door hunnen yver voor ons dierbaar Vaderland, wie is 'er die zich dan niet levendig voor^ fielt, dat Hy die verhemelde Helden, nog in dezen tyd tot Nederland hoort fpreken. . Tans dunkt my dat de ftem van Prins Willem den üerjtent den Doorlugtigen Stigter van onzen vryen Staat in myne ooren klinkt; en terwyl ik aandagtig zyne wezenstrekken gade lla, hoor ik de navolgende Rtuonuo, ais uit zynen Mond, welke fteeds van wysheid droop, en uit zyne lippen, waar van nooit iets anders dan liefde voor den Staat afvloeide. Tot U ö Volk. van Nedekland! (dus fpreekt die Vader des Vaderlands,) totu rigt ik myne ftemme, hoort naar my; en laat myne redenen tot uwe ooren ingaan, en in uwe harten inVZoo3ede nagedagtenis van Hem die U tot een vry Volk gemaakt en U van de flaverny van den Spaanfchen Pharao , als een tweede Moses, uit het Egyptifche Diensthuis van eenen geweldigen dryver, na het Canaan van Vrede en Vryheïd geleid heeft byu nog in eenige waarde is, wie heeft dan meerder -echt om gehoor byu te vorderen! Ik ken uwe geaartheid, ö Nederlanders! dewyl ik, even gelyk die Heirtogt der Israelllten, onder u lieden met vele ondankbaare, veele moeilykheden ea verfcheldeae Van myne bezondere Vyanden, door eene woes- A 2 teyu-  )•( 4 X teny van verwarring heb moeten worftelen. Ik heb nogtans, ten koste van myngoed , en bloed; ja zelfs van myn lyf en leven de fundamenten van uwe zoo wel geordende Regerlngsform gelegt, en daar op de Heilbanier van Vryheid, en Godsdienst, zoo manmoedig, als onverfchrokken, geplant; en gylieden hebt reeds meer dan twee eeuwen de vrugten van myn arbeid genoten. Zoo dan myne nagedagtenis by u nog heilig is, kunt gy niet weigeren my eenige oogenbliicken uwe aandagt te venïeenen. Myne woorden, die ik u, als uit myn Grafzerk, toe* roepe, zullen u doen zien, wat Nederland, om mynent wil alleen, aan myn nakomelingfchap reeds verfchuldigd is, en hoe verre, een overheerfehend gedeelte van deszelfs Inwoonders, zyne ver* pligtingen heeft kunnen vergeten en verwaarlozen. ö Volk van Nederland! had men ooit kunnen gelooven> dat 'er onder uwe een geflagt zou opilaan, 't welk "my, myn Huis , en Stam, myne daden, myne dapperheid, myne liefde en zorgen, zoo moedwillig als eereloos uitzyn geweten uitwisfehen en met de fnoodfté ondankbaarheid beloonen zou? Heb ik daarom, ö misleide Nederlanders .'heb ik daarom 's Keizers Hof verlaaten; 't Hof van een Keizer, waarin ik eer, aanzien, fchatten, en ampten in overvloed bezitten kun. nc was des Keizers lieveling, zyn getrouwfte Raadsman, en vertrouweling, wien nog maar 22 Jaaren oud, door Karel den Vyfden het opperbevelover alle Legers wierd opgedragen. Had ik zynen Zoon en opvolger Philips den Tweeden , in zyne tirannike en geweldige daden flegts ten wille geweest, en hem in alle ondernemingen tegens Nederland onderfteund, myne grootheid was boven den Vorftelyken Troon, en myn vermogen boven deszelfs fchatkist geftegen. Dan de God van Hemelen Aarde, wien het behaagde, zyn genadig oog op het arme Volk van Nederland te flaan, had my uitverkooren als een Herderen Leidsman van zyn Volk, om dit Volk van Nederland te weiden en te leiden. Ja ik heb, ganfchelyk door een Hemelvuur bezield dat Volk, door duizend moeilykheden , heen , het dwangjuk van den wreedften dwingeland , den bloeddorftigen Alba, ontrukt! Gedenkt, ó Volk van Nederland ! gedenkt wat al fiormen ik heb uitgeftaan, en hoe % nagt en, dag vooraan.  >ff 5 X aan geftreeden heb op uwe Wallen. Is 'er wel eene Stad in Nederland waar myne daden, myne verrichtingen, myne zorgen myn yver, myn dapperheid, niet gedagtekent? Is 'er wel eene Raadzaal of Vergaderplaats waar deeze alle niet geboekftaaft, en wel een üagvek , door de geheele Republiek, waar dezelve niet verzeegek zyn? Laat ik u maar eens weinige dier gewigtige gevallen opnoemen : Den Briel, dat eerfte bolwerk der Vryheid ,waar myne dappere Watergeufen het Oranje boven in hun fcheepftandaarde op demuuren planten; den Briel getuigt van my, en getuigt M^V rUU,haf a! UW heil ^ oorfPr°"k heeft genomen. Maar die Briel zal^ook eeuwig ten Bril blyven voor hun, die de 200 duurgekogte Vryheid met een nydig oog begluren! Aldaar verlieren nog myne Vrienden en de Vrienden van myn lofiyk Genacht de Raadzalen; en bezorgen daar, als Vaders en befchermers, een veilige fchuilplaats, en een geruit verblyf aan alle die • om my en den Naam van Oranje vervolgt worden. U Leiden, waart gy hare voetilappen gevolgt! Is 'er wel eeIl 'f wa" ™e? 200 veele proeven, van myne dapperheid, zorge en weldadigheid gehad heeft? Maar is 'er ook wel eené brad waar men d,t alles met zoo veele lafhartigheid, zorgeloosheid en ondankbaarheid behandelt heeft; \* Leidenaren, die tans zoo jammerlyk misleid zyt, hoeveele teekenen zaagt gv niet in uwe muren, en hoeveele Hemmen hoorde gy niet in uwe Temoelen, die u een eeuwig eeerbied voor Oranje moeiten inboezemen' Leeft de gedenkrollen, en gefchiedboeken die in meenigte voorl handen zyn; leeft de geheiligde letteren van mynen Vryen en Vranken Berkhey, en al het geene door den fchranderen Rechtbepleiter; den doorkundigen Luzacgeboekftaaft is,in deeze dage en ziet dan eens met fchaamte de Godtergende han delwys welke my en myn Geflagt, welke myn Willem, uwen Erfftad-houderword aangedaan. Wie had dan ooit gelooft, dat men in een btad waar zoo veel bloed voor Oranje en de Vryheid geftort is op de grootfche muuren van uwe onverwinnelyke, door God befchermde en Oranje verdeedigde Stad, dat men daar tot hoon van Uranje, tegensden wil van Oranje, op een fchandelykStraficnavot, net üranjeminnend Burger bloed ftorten zou! A 3 Ik:  X 6 )iC Tk was krank van weedom over■ Leldew> lot 6 Ko^riam! Gy zyt getuigen, 't beho^od dicr^ 'tleeven wedergaf, om dat daar van ook uw behoud en aat «"CS men het 'er mede op toelegt omOranjeVaan Veeens de Nagtbanier te verwisfelen, hoe ver zoudt gy rn'die^oging gevofdert zyn was het met dat:nog d j g Achtbaare Mannen en brave Burgers, de ^°Tr "n^p Vryheid dweeper aangevoerde bende, die onder de Leus van v^nc alTerle'y verdegrflyke nieuwigheeden zoekt intevoe«n^gebre dd t en paaien perk aan derzelver euvelmoed gezet wierf- t w te gelooveï dat men dit verrigt in een Stad, waa™jn^, n al mvn zorgen, zwoegen cn worftelen voor u , o Volk van Ne oer 1 nd! voorgffiyn en uw geflagt, het welk zoo naauw aar.elkander ah de Ziel aan het Lichaam verbonden is , waar men.my na.tot alles, het doodlyk lood in den boezem plantte, terwyl ik iter vend uitriep: 6 Heerel ontfermt U over dit arme Polk Fn het aaSn van Neerlands Vaderen, en Volk heeft opgericht l «n Praalgraf, waar myn beeltenis in metaal cn marmer, het bertl^SrlZ het tans levend, en 't nog volgend geflagt ,ah 'rwaare toeroept- ö Volk van Nederland! ziet hier den Held, zieTl er den Stamvader van een Geflagt waar aan gy zulk een duurverplichting hebt, een Geflagt, dat het fundament gelegd, S den troon geboud heeft, waar op uwe Burgerlyke: en God -  X 7 X 2flet hier den Vader des Vaderland en Stamvader van Neérlands Stadhouders; ja die Stadhouders door wier-armen, volgens de met Eede zoo plechtig geitaafde getuigenis van de Vaderen des Vaderlands zelve, dit Land en Volk, zoo dikwerf het op de rand van desfelfs ondergang was gered; en deor wier beleid hetzelve groot geworden en uitgebreid is. Die Sradhouders, door wier beftuur de Re\>ublicq van haare oprechting af aan, in macht en welvaart is toegenomen, zo datdezelve door haare nabeuren aangezocht, en ontzachelyk geworden is! en die d-arom ook, met recht den Naam van I minent en by vdortreflykheid luisterlyk Hoofd der Republiek, verworven hebben. Gy ö Dortenaren waar men de ongerepte Stedemaagt tans zoo fchandelyk fchoffeert, heugt het U ook niet n.eer dat men de Oranje- Vaan boven de Witte plantte! hebt gy met Gouda, en andere ondankbaaren Oranjes deugden, en Nasfauws daden met de fpons van ondanbaarheid uitgewiit? Spatte het geftorte Heldenbloed den Haarlemmer niec in het aangezigt, en rookt de omgefpitte grond, in het woelend Utrecht nog niet, van de Heilige Asfche van IIuu die met Oranje voor Vryheid en GodsdienüV gevochten, of hun leven opgeoffert hebben! ö Utrecht' dolzmnig Utrecht! wie zou ooit gelooven dat gy die Stad waart, waar dat Heerlyk Verbond van eenigheid, de Band der Unte, door my bewerkt, gelegt is. Welle Verbond naar u, de Unie van Utrecht genoemtis: en wie zoude ooit gelooven, dat men in die zelve Stad de zwaarden wet, en de bylen fcherpt, om die zoo wel e ebonden Eendragts - band , door te hakken, en van een te kerven. Maar de Godheid die alles hoort en ziet, en in wiens nabyheid de gezaligde Vorften van het dierbaar Oranje Huis, een altoos duurend genoegen fmaken, zal op zyn tyd , De Helden en Vorften, door wier Hand hy het Volk van Nederland tot een Volk gemaakt, hen gered, behoed, befchermt, en groot gemaakt heeft, een billyk recht doen over al den Hoon, Haat; Lafter, Vervolging, en alle Godtergende verachting, dat Huis en die Vorften, ' zoo moedwillig tegen Eed en plicht aangedaan. ó Volk  X 8 ):C 6 Volk van Nederland ! befchouwt myn geheelen leeftyd j was dezelve niet een aaneenfchakeling van rampen, fmerten, vervolging ,armoede, en van duizend wederwaardigheeden, waar mede ik, voor u, voor weinige ware Vrienden, voor veele Vyanden, en nogmeer ondankbaaren onder diegeen die uwe voorgangers wezen moeiten, te worftelen had. En wat was myn loon in hetleven? Niet anders by de zodanige, dan veel zuur tegen een weinig zoets ; veel haat tegen een weinig liefde, en het einde van dit alles Peen doodlyk lood in het onfchuldig Hart. Dan de God van Neêrland, die dit alles weet, die door zyn wys beleid, en geheiligden invloed Neêrlands Volk, aan 't OranjeHuis en Nasfauws HeMenrey zoo valt verbonden heeft, dat geen gewoel, geen gewelt, geen vervolging, geen ban, geen boete, geen gevangenis, geen fchavotten hun van een fcheiden kan; die God zal alle woelgeeften, alle geweldigen, alle God en Oranje bevechters, en alle die Eed en plicht verzakende, die de Oranje eendrachts-band, waar mede de zeven pylen, zoo wel en vaiï verbonden zyn, tragten van een te ryten, beteugelen; hunne banden breeken, hunne ïterkte verbryzelen , hunne pylen Hompen , en hunne boogen verflappen. Ja ai hun gewelt te niette doen, als wanneer de Oranje Zon, haare kimmen verlatende eenen heilryken dag met eenen gezegenden welvaart en overvloed zal aanvoeren. Dan zullen de dieren des wouds,het gevogelte desnagts, die mensch en lichthatende gedrochten, voortgefweept door de iherpende geesfelroede van hun eigen geweten, deze Gewellen verlaaten en al voortvluchtende voor over Horten in den poel des verderfs, waar een eeuwige nacht de fchandvlekken van Neêrlands Volk. dekken zal; tervvyl de getrouwe Vrienden van myn Huis cn daar door ook van hun Vaderland, nog eens rult,blyd. fchap en genoegen, onder de koefterende ftralen der OranjeVry• heids -Zon, genieten mogen.