325 C 86   E T WA ARE KARAKTER •DER UITMUNTENDE SCHR IJ VEREN VAN HET GULDEN KLEINNOOD De .POST van den NEDER-RHIJN, MET DE LF. EVENDIGSTE KLEUREN AFGESCHETST, IN EENEN B R I E ¥ AAN DE INWOONEREN VAN NEDERLAND IN 'T GEMEEN, EN DIE VAN DORDRECHT IN 'T BIJZONDER, DOOR EENEN OPRECHTEN BURGERVRIEND. ^% Als men uwe voorrechtja. y^üBjèygt of befnoeit, dan tast men uwe !o)stb;r.irfta-1fezï[Jö^-a!ïii: ieder, liet zij hij wone in de Stedeivrtfët zjPHfelatttrLande, indien hij niet onverfchillis isjrf hr^«p«'a|ftliike fluit, oï eeu vrij welvarend buiier zj^^j^Bfjn*>inderen met roem of met fchaude overdekt w3ËM[i verPliSc zich van S°ede, weerbaar.' wapenhnjBjjjJ^en/ enz. zijn de eige^tmtumv.in ecticn Predikant, i'« de Post van den Neder-Rüjjn. No. np. bladz. 1049. ALOM TE BEKOOMEN.   ( 3 ) Braave Landgknootks! Door welke geringe toevallen en gebeurtenisfen worden niet menigwerf de grootfte en gewigtigltc zaaken, ja,de diepfre geheimen openbaar! — Een eenrouwdig Stukjen, onder den Tytel: üe oude onschatbaars Vrijheid en eerste eöele Grondwet DtR Burgeren en Inwoon e- ren ts ÜOitDR echt, tin proefsteen genooms n het PaTRIOTISMUS D2RZ1ÏLVER regeer i n g DAAROl' te toetsen. In henen Brief van Htueuab Nahoi, kort voor zijnen Dood aan zijn Vriend gefcbreeven, zag naauwiijks het licht, en deed de Inwooneren dezer eerften Stad van Nederland, Dordrechts aanzienlijke Burgcrije, derzelver Voorrechten en aloude Privilegiën, zoo achtbaar als wettig, herdenken; er" 'er worden door die onfchuldige Stukjen de heillooze oogmerken, van een geheime Cabaale, der Schrijvercn van De Post van den Neder-Rbijn en hunne Aanhangeren eensklaps ontdekt. De?.e zoo alom van Nederlands bedroogen gedeelte geroemde Schrijveren, zullen wij thdn.s he? masker afligren, en aan waare Nederlanderen hunne geraarlijktte doelëindens toonen. Van den beginne af aan , heeft men in de Schrijveren van dit \Veekblad eene begeerte en helsch oog jnerk ontdekt, om de Magt aan Nederlands bemin feh Erf-Stadhouder, als't aanzienlijkfie hoofd van dit Gemeenebest, toekoomende, rondsom te bepaalen, te fnuiken en waare het maar rnoot>lijk, hem gelijk te maaken, eenen Venetiaanfchen Doge, dat is, eene enkele Schaduwe, zonder gezag en zonder uitvoering. Om hierin wel te kunnen flargen, nam men reeds- • oor het begin van dezen oorlog, ons zoo onrechtvaardig door Engeland aangedaan, al.le gelegenheden waar, de onvermijdelijkfte en toevalligfte tegenfpoeden , die ons, tot oorlog te voeren, geheelenal verwaarloosde Vaderland moesten treffen, op deszelfs geduldigen r,ek te fchuiven; en hem te houden , voor de eerfte^ zoo niet de eenige oorzaak, aller, hetzelve trefFmde onheilen en verlaagende gebeurtenisfen. Ten einde dit door heimelijke laagen wel te kunnen uitvoeren, £A 2 bè-  co bediende men zich vin eene listige penne,die door Vijanden van den Stadhouder onderfteund en vin (toffe rijkelijk voorzien werd, men gaf weeklijksch een iMad uit, onder den.naam. van, De Post van den NederRbijn, waarin dezejSchrijveren onder fchijn van Vaderlandsliefde, alle fouten en misflaagen,die zij, naar hun kwaad begrip, in 'c bellier der zaaken en der uitvoerende magt, dachten te ontdekken, den Stadhouder en deszelfs Vrienden als verraaderlijke oogmerken, aanwreeven. Deze looze Schrijveren wachtten zich echter, den hoog'aanzienlijkften Perzoon zijner Doorluchtigfte Hoogheid juist niet rechtftreeks in datblad aanterasten, neen, zij bedienden zich van gelegenheden , hem nu en dan eenigen lof in fchijn toe te zwaaien, en verzekeringen te geeven,van oprechte genegenheid tot deszelfs Doorluchtigfte Perzoon en Huis; maar van der zijden beflonden zij alles, alles hoegenaamd dat ten nadeele van 't Vaderland uitviel, werd aan een kwaad bellier van denzelven toegefchreeven. De achting voor den goedaardigften der Vorsten werd door deze fnoode Schrijveren, bij de eenvouwdige, maar ftille en braave Ingezetenen ondermijnd, hunne liefde en genegenheid op de verraaderlijkfte wijze van Hem ontvreemd. Op Schriften , die de eer dezes beminnelijken Vorsten openlijk verdedigden, waaren deze Slangen gebeeten.; daarentegen, de fnooalte lasterfchriften tegen deszelfs wanrdigfte Perzoon en karakter, ja, wie toch fchrikt niet, op het enkel hooien' van zulke allerverdoemlijkfte Schriften, waardoor men Deszelfs dierbaar leeven trachte in gevaar te ftellen, en de heilige asch Zijner in 't graf rustende roemruchcigfte Voorouderen, bezwalkte, die, heten deze Schrijveren (zoo zij ze niet zelfs aanmoedigden) ten minsten onbemerkt voorbij gaan, (*-; daar zij door hun (+•) Niemand denke dat de Schrijveren van De Post van den Neder-Rhijn in de 120 No. den verfoeilijken Brtef, ever de waare oorzaaken van 's Lands ontval, met eenigen ernst wederlegden; neen! hunne fnoode flangenlist vairte duidelijk in 't oog, dan dat men ook hierin hun vervloekt doel niet zoude begrijpen; want flaauw wederleggen zij in fchijn juist zulk een ftuk, dat zij gaarne onder het Gemeen wilden'bekend maaken, nieuwsgierigheid en agtertocht bij t zelye -c verwekken, en de. laagftc en verachtehjkfte denk-  Cs ) hun Weekblad, waare hun doel niet het tegendeel geweest, hadden kunnen medewerken , om deze vloekwaardige boosheid te fluiten; maar neen, dit werkte hen te fchoon in de hand. Door een voorgewend Patriotismus, wisten deze looze Schrijveren reelen té verleiden , die al mede door onkunde hun vuil oogmerk bevorderden , en door een blind vertrouwen van het grootfle gedeelte van 'c Gemeen aan zich te trekken, klom hun luister ten boogden top in gansch Nederland. Het leezen van De Post van den Neder'Rbijn, werd een kenteken van Rechtzinnigheid in Jc Patriotismus. Veele gebeurtenisfen gaaven dofte genoeg voor deze Schrijveren, waarvan zij dat gebruik maakten, waartoe zij door hunne doortrapte listen, en hunnen kwaadaardigen invloed bekwaam waaien. Deze fnoode bende is't,die,met den bedrieglijken mantel van gewaande Vaderlandsliefde bedekt, de magt door den Vorst en Zijne Voorouderen zoo lang bezeten, bun zoo datelijk opgedraagen onder den fchijn van ingefioopen' misbruiken, 't eerst betwisteden. Onafhanglijkheid, vrijë demgeeving in de Raadsvergaderingen, de vrijheid der Drukpers, de Rechten en Privilegiën des Volks en der Steden, waaren de fchoonc woorden waarmede men de meesten bedroog: dit gefchreeuw klonk door gansch Nederland, en was een verlokkend geluid in de ooren der misleide Batavieren; veele leenden in eenvouwdigheid de hand, onkundig het doel 't geen men in \ oog had, men ging aan 't fnoeiën, alles lukte naar hunnen wensch, men ging verder, — nog verder! — Schorre demmen van vreugde gejuich doen de lucht weêrgalmen, over de ingebeelde overwinning, behaalt, over den aachtmoedigden aller Vorsten. Maar dit doet, tegen verwachting van dit Complot, den flaapenden Burger wel degelijk ontwaaken, hij zegt bij zich zelve: „ Als„ dit de waare Patriotten zijn, die, hetgeen zij vrijwil„ lig met goed overleg, zonder door list of verfchal» king, geheel vrijwillig, met den hoed in de hand, en beelden tegen Zijne Door!. Hoogheid in te boezemen; maar, nog daarenboven is hun nijd op het hoogst noodzaaklijk gedrag van den PruisfirehenMinister, gebeeten, als ofzitfi tpei zaaken buiten zijn' Post had bemoeid. A 3.  C6) en een' diep gekromden rug, afgedaan en oyerge" geeven, en door handtekening bevestigd hebben, " wederom kunnen en moogen terug eisfchen,hoe veel te meer dan zouden Burgeren dat gene kunnen en mo" gen terug eisfchen, wat hun heimelijk, of met list, " of met geweld, is vervreemd en afgenoomen, of ' door hun eigen laffe vrees zoude zijn verwaarloosd?" Deze wakker gewordene Burger dan , geheel onkundig van opgefmukte, vuile, listige, daatkundige draaierijen , begrijpt alles van deze Patriottifche Schreeuwers, naar de letter, hij gelooft dat al hun voorgeeven zuivere waarheid zij, dat zij, als Vaderlandfchehelden, ' als wakkere Lands- en Stadsregeerders;"' die het wezen en aanzijn aatvde Post van den Neder - Rhijn geeven, en waar van zij alleen de werkende ziel zijn hunne burgers zouden bevrijden van die inbreuken, die 'er van t'ijd tot tijd op hunne voorregten gefchied zijn." Dat zij met al hunne kracht zouden zamen werken, deze Voorrechten en oude Privilegiën, in voorigen luister re herdellen. Dan , de fnaar door deze 'kwaade Post-Ruinen veel te flerk gefpannen, ontfpringt tegen hunne verwachting. De goede ïnén opgezetenen zien om naar het geen hun ontwrongen is- i r i. n • - Dordrechts Burgenjë van zoo veele en fchoone Privilegiën beroofd, krijgt onverwachts eenen brief,vnn eenen haarer oudden en waardigflen Inwooneren, gefchreeven aan een' zijner vrienden, in handen, waar in hij, door egte (lukken , de Voorrechten en Privilegiën zijner medeburgeren < in hunnen eerden luister doet zien, derzelver ingefloopeue misbruiken en onthoudingen, klaar en duidelijk aantoont. Op 't zien van dit'kleine dukjen, ftaat de burgerij als met verwondering opgetoogen, zij kende haare Rechten en 1 rivilegiën niet meer: thans ziet zij die, ontzwagteld. Verre de meesten waaren onbewust, dat zij Recht hadden, op zulke fchoone Privilegiën; dat die haar zuiver toekwaamen ; dat die door haare Voorvaderen onverhinderd zijn bezeten, en hun nakroost als een heilig erfrecht waaren nagelaaten. In tegendeel is dit wèrkien, een onverwachte en geweldige doriderflag in de ooren der valfche Patriotten, wier meening nooit was, den burger en ingezeten waarlijk en waarachtig de óogen te openen, hen in hunne oude Voorrechten  Cr) en Privilegiën te herftellen, het al te lang onthemdene en in onbruik geraakte gedeelte van de Volksre* geering dezer Stad weêr in wezen en gebruik te brengen: want, zoo dit gebeurde, dan liep de familie Succes/te groot gevaar: de Regeering was geen erfgoed meer: het roer van Stad of Staat wierd eene ongewisfe bezitting. Genoot de burgerij haare Privilegiën: dan zou de Zoon den Vader niet kunnen opvolgen ; of hij moest noodzaaklijk beleefd, verftandig en ervaaren zijn: hij zoude zijne gewoone trotschheid moeten maatigen en doch vooral den burger niet verachtelijk behandelen , men was dan genoodzaakt hem zonder draaierijen zijne vrijheid en voorrechten onverhinderd te laaten genieten. Dit alles zoude onverdraaglijk zijn voor deze Patriotten, hiertegen moesten zij zich wapenen, zoo veel maar mooglijk was ; gaave men Hechts aan Dordrechts burgeren hunne ontvreemde Rechten weder, dan zou men zich naisfehien bloot (tellen , dac deze onderzoekende ijver, deze vlam van waare Vaderlandsliefde, die in de eerlte Stad van Holland begon te ontbranden, mogt overflaan, tot andere Steden , ja, tot geheele Provintiën , elke Stad zoude veelligt min of meer inkruipingen of misdagen, ten nadeele van de oude Voorrechten der burgerijën kunnen ontdekken, bij voorbeeld: een burger der Stad Gouda kreeg eens lust, om nazoek te doen wat reden 'er is, dat de klok, wanneer de Vroedfchap zal vergaderen, een geheel half uur moet luiden, dan zou 'c mooglijk kunnen gebeuren, dat hij eenen ouden Voorrechtsbrief vond, die hem onderrichtte: dat dit luiden moet gefchieden om de geheele burgerije kennis te geeven, dat die Vergadering zal zitten, en dat ieder burger het recht heeft, daarbij tegenwoordig te zijn, om te kunnen zien en hooren wat 'er omgaat; 'er wordt gezegt dat dit eigenlijk de reden van. deze gewoonte is. Ach.' dat het gebeurde, dat onze dierbaarfte Erfitadhouder, gelijk Willem de derde, de gedrukte burgerije van Nederland de hand bood, en haar in 't zuivere genot hunner ontroofde Voorrechten, herftel* de! in welk eene dubbele maate zou hij de liefde, de achting en den eerbied, Hem zoo verraaderlijk onttrokken, van dankbaare Nederlanderen, niet terug ojuvangen? Edoch dit zoude alle de oogmerken dier A 4.. Kar  C O patriotten verijdelen, en hen in hunnen eigenen gegraaven' kuil doen Horten. Laaten wij thans het Patriotismus der Schrijveren van de Post van den Neder-Rhijn volgends hun Weekblad No. 112 en 113. befchouwen. In den beginne van No. 112 ftéeken zij, naar hun gewoonte, den trompet der vrijheid op den hoogden maar zeer vallenen toon , zij zeggen: „ Zij, die der Vrijheid onzer Republiek een kwaad hart toedraagen, bedroer ven zich over de Vaderlandfcbe pogingen, die door onze wakkere Lahdsvaderen tot behoudenis van onze_ Vrijheid en Welvaart in het werk worden gedeld; zij zien met fmert, dat wakkere Lands- en Stadsregeerders zich afflooven, om de flaaffche banden aftefchudden, en hunne burgers te bevrijden (let wel lezer) van die inbreuken, die 'er van tijd tot tijd op hunne voortenten gefebied zijn, Daar zij zien, dat hunne kwaad• aartige oogmerken op verre weg het grootde gedeelte van Nederlands Regeeringsleden geen den minsten invloed hebben, Haan zij, om hun doelwit te bereiken, den rampzaligden weg in; zij vermoeijen zich, om, op een wijs, die weinig minder is dan het gruwlijk. Landverraad, 's Lands braave Vaderen het jammerlijkst onheil te berokkenen, de goede burgerij tegen haare getrouwde Regenten optezetten , en daar door hunne Vaderlandfcbe oogmerken en daaden den bodem in te daan." Overweeg nu leezer met bedaardheid, wat die Patriotten met deze gezwollene taal, die zoo vrijheidlievend klinkt, willen zeggen, zal hun meerling dan niet deze zijn? Men heeft in eenen korten brief de oude Privilegiën en Voorrechten der burgeren re Dordrecht aangetoond, 'er wordt door egte dukken in denzei ven beweezen, dat deze burgeren in hunne Voorrechten zijn verkort, dat hunne Regeering niet billijk handelt, wanneer zij dezelve niet daarin herdelt en handhaaft, en dat verder deze burgeren door de hulp van Ziine Doorl. Hoogheid zich in dezelve weder kunnen herdellen, en dat z.} van deze grieven billijk herdel mogen en durven eisfehen: deze, WAarhrid onwrikbaar te daaven en vast te houden is bij deze valiche Patriotten, naast aan Landverraad. Het is bijna ongelooflijk, dat de roekeloos* fte boosheid . de woedendfte kwaadaartigheid ,in zulk u«- ^ v'. ••- • ■. ee-  C9) eenen hoogen trap, in zoo weinige regelen, zich zoude kunnen oper.baaren. Doch, om dit te doen, moet men noodzaaklijk zijn, een ,, van het God- en pligtvergeetend Rot, van dc ociirijveren van de Post van den Neder-Rhijn! Maar dit is nog op verre na niet genoeg, luister! wat deze fiioodeninhannehelfche boosheid uirbraaken, zij zeggen: „Indien men eens wilde vooronderftel'.en, dat al het geen die Schrijver hier en vervolgens voorgeeft, loutere waarheid ware, was dan zijn oogmerk nog niet ten eenemaal haatelijk en veiToeiëhjk? — Kan 'er fnooder mensen gevonden worden, aan hij, die den burger tegen zijne wettige Regeerders zoekt in 't harnas te jaagen, en daardoor de zoo nodige Eendragt en het onderling vertrouwen verbreeken? " pag. 979. Vergelijkt nu, braave landgenooten ! dit uitgefpoogene, met hun gefchreeuw, fchier door alle bladen heen, dat alle de Regenten verpligt zijn, rekenfchap te geeven aan't Volk, als hunne reprefentanten,; niet verder hoeft gij te zoeken dan flechts de voorgaande No. in. pag. 973. daar zult gij hunne opgeblaazene verleidende lnorkerije vinden, welke pligten 'er op Regenten en op burgeren liggen, wat willen nu deze hunne woorden zeggen: „ dat hunne eereftoel (naamelijk der Regeerderen) niet op eigen belang, op inzigten van eigen grootheid, gevestigd zij?" dat is 't lokaas om liet gemeen te verleiden! want naauwlijks zien deze grooten Patriotten dat men üechts misbruiken eener Regeeringe aantoont, of zij vliegen op als buskruid, en bulderen: ,, Indien men eens wilde vooronderftellen, dat het loutere waarheid ware, was dan zijn oogmerk niet ten eenemaal haatelijk en verfoeiclijk ?" zij willen dan zeggen: Indien bet loutere waarheid ware (gelijk het waarheid is. leezer!) al ontnam men u, burgeren.' alle uive Voorrechten , al trapte men u op den nek , en drukte u in 'tfiof, en gij kikted naauwlijks, dan nog was uw oogmerk ten eenemaal haatelijk en vsrfoeiëlijk, nog moogt gij niet luide zuchten! of gij zift de jlrafvan eenen landverraader fchuldig; is 't voor u nog niet genoeg, gij burgeren! is V voor u nog niet genoeg, gij fchraale ge~ meenten! dat gij de eer van ons ontvangt en dat tvij «. betuigen, dat Zijne Doorluchtige Hoogheid de Pmns van O range ErfstadhouA 5 der  C xo ) her der Vereenigde Nederlanden, die in uwe ot>gen% zulk eenen fcbitterenden luister aan Nederlands Staatsbeftier, vertoond, doch ons, een ftruikelblok en jieekende door en in den weg is, dat Die niet flechts onzet maar ook uwe onderworpene knecht zij, dien gij met uw zweet betaald, en vun Wien gij alle uur en van den dag moogt rekenfchap af eisfchen, en dat gij de werktuigen in onze dreigende banden moogt zijn, dat ftruikelblok , dien dooren , uit onzen weg te fchoppen, gij fnooden! is die eer, voor u, nog niet groot genoeg! — baal onze geduchte gramfcbap niet op uwen balsl — Foor landverraaders en oproermaakers beejt men galgen en raden \ — en wij, — wij leggen deze woorden uit naar onzen eigen zin. Zegt mij! gij braaven in Nederland! kunnen 'er onder het menschdom wel fnooderen gevonden worden, dan de zulken, die den Koopman, den burger, de (malleGemeente oprooien, tegen dat Edele nagedacht, gefprooten uit het Vorstelijke bloed dier Helden , die hun goed en bloed voor uwen Godsdienst en Vrijheid hebben opgeofferd ? — kunnen 'er wel •fnooderen op aarde gevonden worden, dan de zulken, die de burgeren en de fmalle gemeente oprooien, tegen die Regeeringsleden , welke nog niet Godvergeeten genoeg zijn ,om het D oorlu chtigste Orak». crhuis, te verachten en met ondank te beloonen, noch Hetzelve te tergen, te kwellen, of, ware het maar mooglijk geheel en al te helpen verdelgen?—en wanneer zulke eervcrgeetenen tot hun'grimmige fpijt moeten ondervinden, dat noch burgeren, noch die van de fmalle gemeente, lust hebben ,hun vloekwaardig doe! te begunstigen, maar zeifs in den afgrond der helle verfoeiën, dan hun' toevlugt tot nog een uiterst fchelmduk neemen en zulke eerlijke en braave mannen, door de allerroekeloosfte paskwillen, zoo gefchreeven als gedrukt, aanranden en derzelver eer bezwalken? — Waar toch zal men fnooderen vinden, dan de Schrijveren van de Post van den Neder - Rhijn. en hunnen aanhang! die, gelijk lokvogels met eenen wijdgeöpenden bek, fchreeuwen, Vaderlandsliefde! Vrijheid des Volks! Rechten en Privilegiën! ten einde des te beter den burger re kunnen verftrikken, en deszelfs Rechten en Privilegiën te vertrappen. Hier ziet gij nu zoo klaar, als • de zon od den middag, dat deze Schrijveren, ö Neêrlands Volk!-  C iO xx volmaakt bedriegen, zij zijn dubbelhartige Jefutten en fchijnheilige Pharifeeuwen gelijk! Hoe jammerlijk wordt gij van deze Patriotfche bende misleidt — Een van Albaas bloedraaden , door Leuvens Hoogefchool op haare Privilegiën gewcezen, gaf dit antwoord , in kwaad latijn: non curamus vcftros privilegios; willende zoo veel zeggen, als: wij bekreunen ons o\rer u ve Privilegiën nier, meer dorst deze 'bloedhond niet beftaan; maar hem, die Zijne medeburgeren hunne bezwoorene voorrechten aantoond, aan landverraad fchuldig te kennen, dien voor 't baatelijkst, verfoeiëtijkst, voor het fnoodfte aller menfchen uit te maaken , dit, dit alleen duiven de Schrijveren van de Post van den Neder - Rbijn. Zie daar , landgenooten ! deze roepers van Vrijheid, deze fchreeuwers over het handhaaven van burgerlijke Voorrechten en Privilegiën, in hun eigen licht befchouwd. Heeft het Volk van Nederland niet groote reden den hemel te danken, dat hij de vuile oogmerken van dit vloekgefpan heeft ontdekt. — Deze fraaië lieden, verbaast door den flag, hun toegebragt, vinden zich belemmerd, hoe zij zich uit het net, waarin zij zich verward hadden, zouden redden. (Jen burger de hand te bieden, ,, om de fchandelijke inkruipingen die ''er in bet aanjfellen der Regeeringsperzoonen, het hegeeven der ampten en anderzins plaats hebben , te berfiellen - hunne oude Rechten te rugge te neemen — en hunne bezwoorene Privilegiën voordaan naar den letter te zullen obferveeren, en niet te dulden dat 'er eenige de minste inbreuk op dezelve wordt gemaakt." — Dit, hoewel hunne eigene woorden uit de 8(te zamenfpraak van A. en Z. bladz. iq6. was nooit hun oogmerk geweest, wat was hier dan voor hun te doen? Met eenen verbaazenden ophef, met een mooi fchelden en lasteren, d'en uitgeever van den brief van H. N. aantevallen, en dien Houten, waare het maar mogelijk, te verbaazen. — Dat ten uitvoer te brengen, hierroe vond het gansch Complot geenen bekwaamer,danden zwartgalligen Philaiethes. Het is derhal ven , dat wij deszelfs brief, zoo kort als mooglijk, thans zullen bel'chouwen. Philaiethes, den brief van H. N. te zeer op cgte Hukken en onwederfpreeklijke bewijzen gegrond vindende, was dan buiten Haat door reden die te weder- leg-  leggen of te ontzenuwen, niets was 'er derhalve voor hem te doen, dan fommige dier ftukken verdacht te maaken, als van geen aanbelang, andere te verdraaien tegen den klaaren zin en meening, en den leezer te verwarren waar eenige dubbelzinnigheid mogtzijn ,en dan de klaarde, de duidelijkfte, daar noch nijd noch lastering op hegten kon, met een diep iïilzwijgen voorbij te gaan. Om dit oogmerk re bereiken, moest men trachten, het geheele advies van 't Hof van Holland, waarin de grondflag van Dordrecbts Conftitutie bevat is en ontvouwd wordt, verdacht te maaken, e» den leezer te doen twijffelen aan de gronden waarop het gebouwd is, zich te houden als of die alle op. eene bondige wijze wederlegd waren; hiertoe konde men echter, niet, dat een alleronnozelst voorgeeven te baat neemen — men zegt, ,, wel, — tegen dat Ad», vies is eene Deductie gefchreeven en uitgegeeven, t« vinden in den Holh Mercurius van 1685. Met) wagt zich echter voorzichtig om verder te gaan, zelf ten vollen overtuigd zijnde, dat door die Deductie niets van 't gepofeerde in den brief va.n H. N. wederlegd werd; de aangevoerde gronden en dat Advies waren door geen duizend Deductien te wederleggen. — Dat Dordrecbts burgerij, in de toeteftaane Reden en Subfidi'én aan den Souverein door haare Dekenen der Gilden moet toeftemmen, dat die Gilden de vrije verkiezing van agten en van hunne Tbefauriers hebben, zaaken alleen uit dat Advies aangevoerd, kunnen niet wederfprooken worden, die rusten op vaster gronden, dan op dit Advies alleen, daar van zijn de bez.woor.ene Privilegiën voor handen : hier uit blijkt dan klaar de list van dien vos — dit ttuk over 't geheel verdacht te maaken,daar toe wordt dezen draai gebruikt, dan hierin is hij mis, ieder leeze die Deduü'ie ,en men zal onwederfpreekelijk ondervinden, dat men deze klaare waarheden niet eens daarin durfc trachten te wederleggen, en hier mede hebben wij genoeg gezegt om "it kinderachtig voorgeeven den bodem inteflaan. Wat nu het Collegie der Veertigen aangaat, dat is waarlijk in deszelfs oorfprong onderfcheiden van dat van .Schepenen en Raaden, dit is 't geen wij duidelijk en klaar afleiden uit het Handvest zelfs van Maximiliaan en Maria, hetgeen in 1494 tot eeuwig Prifilegie en Grondwet gegeeven is. Zij zeggen;  C 13) Wij hadden hij voirmen van previlegien t e'euwigbït, den, gewil/e-coert endegeconfenteert hoerluyden voorfz: voor/aten, dat zij in onje voorfz. Steden foude mogen van dier tijt voort kiezen, ende noemen van de notabel/Ie poirteren, ende inivcenende onfer voorfz. Stedei, totten getalen van veertig perfoenen , die -welcke Macht, facuteyt ende Mogentheyt hebben fouden te noemene en te kiefene alle poeren, acht dagen voor „ die vernieuwinge van den voorfz. Gericht, tot de s, tneenicbte van veertien peifonen fj^c. — behoudens elk van hem Rijk roezende, tot anderhalf hondert „ Nobelen toe ende daer boven in ftate van Hijlick wej'ende ofte die Gebijlickt hebben geneest - daar,, enregen moesten die van den Gerechten, te weten ,, Scepenen off Raetsluyden tot Hvee bonden Nobelen „ gegoet zijn." Uit de woorden van dit Privilegie blijkt dan klaar, dat veertigen moesten zijn, of in Huwelijken ftaat* of Weduwnaars, en tot anderhalf honderd Nobelen gegoed; diarentegen wierd dit eerfte in Schepenen of Raaden niet verefscht, maar die moesten gegoed zijfl tot honderd Nobelen en daar boven: dit is een klaar en kenbaar onderfcheid hetwelk do ir de vroegfte ingekröopene misbruiken niet weggenoomen Wordt. Hoe overtuigend dit ook Wezen riiag, wij hebben hier mede niet eens noodig, onze grond b'gt onwankelbaar vast, in de Keur, van Willem den derden, het zij dan dat die gegeeven is ter herftelling van een oud Recht, dan of die Keur een geheel nieuw Voorrecht inhoud, aan Dordrecbts Gilden gefchonken, wij kunnen dit laatlïe voor een Ontegenzeglijke waarheid vast (lellen , die niemand wederfpreeken kan, en dan zijn de fchoone Privilegiën dier Stad door dit vermeerderd geworden, waar door de klem der verkiezing van Schepenen en OudRaden zuiver en Volkoomen, in de handen Her Burgerije is overgegaan. Dan is de vraag, of dit nieuw Voorrecht aan de burgerije eens gegeeven naar willekeur hun weder konde ontnoomen worden? en die ontkennen wij. Eens gegeevene Piivilegicn kunnen Diet weder herroepen of buiten gebruik gefield worden, dan met toeitemming van hun die ze genieten; gelijk de Gilden van Dordrecht, zoo verre de gemeene lands lasten raakte, van hun groot Privilegie van den Jare 1580 in 1601 wei hebben wille afzien, zoo lang  Ci4) lang de oorlog met Spanjen duuren zotsde. Öok kan eene Burgerij of Volk door kwaad gedrag hunne Voorrechten verbeuren. Nu moet Philaiethes een van deze twee noodzaakelijk aantoonen gefchied te zijn, het welk voor hem eene onmogelijkheid is, derhalven is het zeggen van H. N. in allen deelen waar, en dit Voorrecht komt onwcderl'preekelijk der burgerije toe in deszelfs volle kracht en nadruk, en al wat hier tegen gefc lied is, het zij dan door de Mapiftraat, het zij door Willem den derden zei ven, is onwettig, 't zijn ongeoorloofde inbreuken. Dus vervalt al het gefielde door Philaiethes, en al zijn grooten omllag, dien hij over het Collegie van Veertigen maakt. Verder doet Philaiethes een zeer grooten luchtfprong, hij daar het grootlte van Dordrechts Privilegiën, het toeftemmen der Gilden in de belastingen geheel over; op een zeer kwaadaartige wijze wrijft hij lasteren leugen H. N. aan, over eene belasting van twee fcbellingen per zak tarw, die de Schrijver gezegd had onwettig gelegd te zijn. Ter wederlegging van dit gepofeerde wist men geen raad, men fcheld en lasterd wat, en daar mede flapt men over, tot de verkiezingen van Agten en Thefauriers. — Wij zullen Philaiethes in deze volgen, en eerst met hem over die gewaande vrije verkiezingen handelen, maar hem ook weder terug brengen, bij het grootfle Voorrecht, 't geen hij in 't duister heeft zoeken te laaten. Met deze gewaande vrije verkiezing van Agten en Thefauriers vindt hij zich genoeg verlegen. Men neemt alweer toevlagt tot het groote fort van fchelden en lasteren. H. N zegt men heelt veele valschheden onder waarheid gemengd!: de klaare en duidelijke Rechten der Gilden durft men niet rechtuit tegenfpreeken, maar men brengt een verkiezing die vrij wezen moet, tot dez^n bepaalden onvrek; menflemt toe, dat Dekenen in hun verkiezing vrij zijn, maar zegt men de woorden van het concordaat de oude Agten in goede achting en recommandatie te houden moeten iet betekenen; en wel dat de Dekenen zich voor altijd verhonden hebben die te continueeren, ten ware zij Dekenen wettig bezwaar hadden , hier dan, leezeren ; is een vrije Nominatie, waar op geen Deken die deze Nominatie formeeren moer ooit iemand brengen of Hellen kanj want de openvallende 'plaatfen worden 'door  door hun niet vervult; rrnar die invulling gefchied op recommandatie van de Regeering door het lichaam van de Agten: zie daar dan eene regte vrijheid voor de Schrijveren van de Post van den Neder-Rbijnl men zoude eene vrije Nominatie noemen, waarin de geene die dezelve bezaten ooit of ooit eenige verandering konde maaken, is dit de zotfte Helling niet die men bedenken kan? eene tegenftrijdigheid zoo groot als 'er eene kan bedagt worden? — Maar, zegt men, ais Dekenen wettig bezwaar hebben, dan kunnen zij dat doen. Edoch, wie zal hier over de wettigheid or onwettigheid van 't bezwaar oordeelen? de Dekenen, of iemand anders? — Zijn het Dekenen, dan kan Weder ieder Gild in de zijnen oordeelen, en dan hangt de zaak van hun eigen oordeel en vrije keur af, voor zoo verre de meerderheid in ieder Gilde 'er eenpaarig over denken mogte; zijn het de Dekenen niet, die over deze bezwaaren zullen oordeelen? wie dan? de Magiftraat zal men zeggen,— maar dat weder kunnen Dekenen nooit toeftaan want die is partij, zij zijn 't, die, om kort te gaan, de agten alle opene plaatfën doen vervu'len. De uitlegging van Philaiethes kan derhal ven de zin of meening dier woorden niet zijr ; want men mag niet vooronderftellen, dat Dekenen voor hun en hurne na/.aaten,van zoo een groot Voorrecht van eene alleszins vrije Verkiezing zouden algezien hebben; de klaare tn duidelijke meening der woorden van in achtingen recommandatie te houden, is eenvoUwdig, zoo lang als het de Dt-kenen behaagt, zoo lang het hun goed dunkt, de dienende agten de voorkeur te geeven, iets meer ligt 'er in deze woorden niet, en iets anders is 'er, hoe men die wende of keere, niet uit te haaien; want een vrije verkiezing kan aan de minste band of bepaaling niet onderhevig zijn. Düs blijft onwrikbaar vast het gefielde dor i H. N. dat „ in achting en goede recommandatie houden " alleen door de wil van Dekenen bepaald wordt, en wel zoodanig, dat, indien een enkel Gilde goed vindt, de dienende agten van zijn Nominatie af te laaren ,dat Gilde zulks doen kan en mag uit deszelfs vrij Recht en onwederfpreekeüjk Privilegie, en wanneer dir dé meerderheid goed vindt en komt te doen, dan hebben de dienende agten uit en vallen af, en Zijne Doorl. Hoog-  ( ré 3 Jfoogheid is verpligt uit.de Nominatie dier meerder^ heid te kiezen, dezulken, die Hem welbehagelijkst zijn. Een ieder, die in Dordrecht bekend is, ieder Deken, ieder, Ingezeten weet, dat de heele verkiezing van agten,gelijk die heden gefchied, een belachgel'ijk klugtfpel is, waar over jongens zich zouden fchaamen; want, leezer! al wat die Mannen Dekenen in die vrije verkiezing thans te doen hebben, beftaat alleen in hunne opgemaakte Nominatie, des Woensdags, bij de Burgemeester van de Gemeente te gaart haaien, zoo bel hun lust, zich vol te zuipen, en dat kosrelijtce briefjen, zoo onveranderd als 't hun gegeeven is, des V.onda^s daar aan volgende in de Zaal van 't Hof weiier over te geeven. Zie daar de fchoone vrijheid, waar roe Philaiethes deze verkiezing bepaald — pa*. 994. van zijnen Post, durft hij zeggen, dat y voor zoo verre hem bekend is t eene voorzichtige uitdrukking, v>aar agter hij zich fchuil houdt om niet direct van ieügten te kunnen geftraft worden) „ de oude agten flan'.ivasttg op de Nominatie gebragt zijn,ze" dert het maaken van het concordaat in 1647. tot he" 'den roe, zoodanig zelfs, dat in de verandering van " regeerinïsvorm in 1672. daar van niet is afgegaan.' Wii culten dien onkundigen, wijzen naar de Placaten en Ordonnantiën, regen het kuipen geëmaneerd en gerenoveerd in 1663- 167+ &c. Indien Dekenen zich altoos zoo tam Dij den neus hebben laaten leiden, •waar toe dan die Publicatien? Zal de Sóuverein Ordonnantiën afkondigen over zaaken die geen vyezert hebben noch konden hebben, indien het waar is dat men diè flentef mrtar gevolgd heeft. Doch^ de man weet wel beter, lieden van jaaren in1 die Stad, geheugen anders, en het Advies van t Hof onderricht 'er ons beter af, en toond eene reeks van voorvallen, die het voorgeeven van Philaiethes vlak uit tegenfnreeken en hem van onwaarheid overtuigen. Dat Advies wijst ons op FaBa, op voorvallen, door klaar re bewijzen, door beé'edigde getuigenisfen bevestigd. Da°rfvolgens het concordaat van i647 geconformeert bij Oétroi van 1674,niemand in 't maken der " Nominatie intercedeeren mag - dat de Nominatie " in ieder Gild apart en afzonderlijk moet gemaakt  C 17 ) worden, zonder dat daar Overluiden of iemand arn „ ders, geen Dekenen zijnde, mogen prefent zijn. — 3, Dat nochthans, tegen het Privilegie, Overluiden „ zijn prefent geweest. — Dat men Dekenen voor „ Schepenen heeft ontboodén, en dezelve geördon„ neert Nominatie op te dellen, i» de Secretarij — dat een dienend Schepe die luiden voor Schelmen „ uitmaakte, presfeerende hun luiden op die Nomi„ natie andere luiden te brengen, da» zij ge fint waren. „ Dat wen Dekenen, die hun Nominatie reeds ge,, maakt hadden, op 't Stadhuis heeft ontboden en „ verplicht hunne gemaakte Nominatie te verande„ ren. — Dat tegen het Placaat van 1663, door de „ Regeering zelve is gekuipt, en wel door verfchei„ de Schepenen, en niet alleen gekuipt, maat dat zij „ dreigementen hebben gebruikt aan diverfche perzoo„ nen. — Dat men tegen het concordaat aan en het Plakaat van 3663. Dekenen in particuliere huiitri „ heeft bijeen geroepen, en met Wijn befchonkenj dat het de maat re buiten ging. — Dat Burgemee*„ teren, vergeetende hun eigen refpecl, om luiden van den haren te avanceeren, gebruikt hebben aan„ ftoo'elijke expresfiën, tot grooten lof van de bun„ nen en depresfie em kieinachting van die geene, dié het niet met haar hielden — dat zij harangues heb„ ben gedaan, leidende tot tweedragt en feditie — s, dat bij het overgeeven van de Nominatie, de Bur,, gemeester van de Gemeente niet, maar wel andere ,, zijn tegenwoordig geweest — dat ih het doen van „ voorzeide Nominatie geen overftemming plaats „ hebbende, maar dat ieder Deken even veel re zeg„ gen had, en dat ieder van hun op de Nominatie „ zoo veel Perzooneh in 't getal van 124 kon brengen, j5 als ieder voor zijn deel, naar proportie der Deke3, nen van ieder Gilde kon voordellen, dit hun ech„ ter is geweigerd, en dat men bij ovérftemming „ heeft geprocedeert, en daêr door eenige Dekenert „ in hun Recht heeft verkort." — Van deze en andere ongeregeldheden, in den Jare 1684. hij de Magiftraat begaan, geeft ons het Hofbericht; hier bij zouden wij nog kunnen voegen de interrogatorien waar op Dekenen van zeker Gilde den 14 Dec. 1684. B zijn  C 18 ï> Eijn gehoord door den Secretaris Hoojink, en Coriimisfarisfen, in tegenswoordigheid van den Hoofdofficier, en wat middelen men heefc gebruikt hen te doen getuigen tegen hun geweeten, zelf door dreigen, dat de Nominatie naar de Privilegiën was gemaakt. — Alle deze echte ftukken getuigen de groote onkunde of vuile kwaadaardigheid van Philaiethes, en overtuigen hem klaar, dat de Dekenen zich nooit zoo bij de neus hebben laaten leiden, dan nu; maar hunne Rechten handhaafden. Te recht dan zegt H. N. dat men door een eenvouwdig kunstjen de klem dier verkiezing den Dekenen heeft ontwrongen, en uit het aangevoerde uit het Advies blijkt, dat het wijnfehenken in de termen van kuipen komt, het zij ditgefchiede als voorheen in herbergen, of gelijk nu ten huize van den Burgemeester van de Gemeente, en dat door de woorden pag. 990. van de Post bij gebragt: onder het beleid van den Heer Burgemeester der Gems e n t e n , niets meer te kennen gegeeven wordt, dan dat de Nominatie in zijn tegenwoordigheid, of aan Zijn Kd. Gr. Achtb. moet overgegeeven worden, dit ook is uit het boven aangehaalde zeer klaar: want in de opfttlling en formeering der Nominatie , daar mede vermag noch hij noch iemand zich bemoeien, ieder Gild moet dit doen in den zijnen, zonder hinder of belet, en daar bij mag niemand tegenwoordig zijn, die.geen Gildebroeder is, gelijk het Advies van 't Hof al weder duidelijk aanwijst. — Wat nu de ver kiezing der beide Thefauriers aangaat, Philaiethes bekend zoo openhartig, dat die onder invloed en recommandatie is, dat wij hier toe niets meer verlangen dan zijn eigene woorden , hij geeft voor, dat dit gefchied, om de goede orde, en om dat Burgemeestcren beter in ftaat zijn te oordeelen wie tot dat ampt bekwaam is, dan Dekenen. Een uitvlugtjen, zoo onnofel, dat het verachting en geen wederlegging verdiend: want hier befchuldigt men de Dekenen, waar onder de gegoedfte en beste lieden der Stad in aantal zijn, van onorde, en gebrek van kennis in hun eigen zaaken: en waarlijk, indien die lieden hunne vrije keuzen gehad hadden, zoo is zeer te twijffelen, of Stads  ( 19 ) ëcads kasfe wel zoo veel te kort zoude gekomen zijn aan een Thefaurier, wiens boedel infolvent is geworden, en wiens borg niet kon betaalen. Althans, zeker is 't met al haar onkunde,konden zij geen erger keuze gedaan hebben. Met dit opengelegde, verdwijnt al die rook en misr^ waar mede Philaiethes de oogeti zijner leezeren verblind; al zijn fchelden, razen en vloeken doei niets terzaake, het is ellendig wind breeken, een Brutum fulmen, zonder kracht. Nu zullen wij dien windmaaker eens terug brengen, en vraagen, waarom hij meteen diep ftilzwijgen, het grootfle Privilegie der Gilden, waar vari pag. 16. van den brief van H. N. wordt gewaagd, daar het in groote letteren wordt aangehaald, voorbij gaat het Accort van 1580. en derde Articul van 't Concordaat- van 1647? Dat van nu voortaan egeene Confenten zullen gedragen ofte iiigewillicbt worden, in eenige lasten, die uit het gemeene Corpus der voorfz. Steden gecollt &eert zoude mogen worden, zonder daar op gehoort te hebben de voorfz. Dekens van de Gilden, en de gemeene Neringen, ende dat met gemeen consent ofte de meeste stemmen van hun allen, daar in ne geconsenteert zal wezen. — Philaiethes zegge ons, of dit ft uk onder der burgeren Privilegiën gehoord? ja dan neen» wij vraagen hem verder: öf dit, onder alle anderejhet aanzienelijkjte, door de Magiftraaten van Dordrecht ook niet is bezvjooren? waarom zoekt hij dit te verdonkeren? waarom houdt hij zich hier fchuil? alleen maar, om dat hij de waarheid niet durft bekennen, wet overtuigd zijnde, dat alléén, door dit 'é'ène Huk, alles voikoomen beweezen zoude worden, wat H.' N. van 't vertrappen der burge; Rechten gezegd heeft* maar, hier kan hem de waarheid uit zijne booze keel niet, hij wil zwijgen, al zoude hij gelijk een tweede Judas Iscariot bersten, zwijgende behoefde men de onwettig gelegde belastingen niet te verdedigen, en nu kon men iet voorbrengen Over de gedaan* Eeden, waar omtrent men zich anders dood iTil had moeten houden, geen fchijn of fchaduw van verdediging had hier omtrent plaats kunnen hebben, hetB 2 wefl  Cao) welk men evenwel, bangré malgré voorrteerrieris was$ om zich re redden, lapt men pag. 991. en 992. een hiftorietjen bijeen, dar een'fraaiën fchijn heeft, maar geen fundament. Philaiethes noodzaakte ons, om de Eer van H. N. te handhaaven, hier zaaken open te leggen, die, wel is waar, aan Dordrecbts Ingezetenen genoeg bekend, maar voor den rest onzer landgenooten beter verborgen gebleeven waren. Wij moeten hier aanmerken , dat het 'er in geenen deele op aan komt, of H. N. zich zoo merkelijk vergist in de genoemde fom, die de Armenkas ten agteren was;hetkomthier hoofdzaaklijk op aan, op de wettigheid der gelegde belasting, en of de daar uit voordkoomende gelden behoorlijk in Thefauriers rekeningen verantwoord worden; want door andere handen vermogen die niet te gaan, en Dekenen zijn onkundig, wat met hun g-ld gedaan wordt, waar van zij rekening en verantwoording vorderen kunnen; het is waar, het geen hij zegt, dat deze reekening wordt nagezien aan 't huis van den Thefaurier, in tegenwoordigheid van Agten, en eenige uit deburg rij; maar, wie zijn deze, die uit de burgerij gènocrnen worden? vrienden of aanverwanten van de Regeering, die dan , och ! misfchien enkel bij eene vette maaltijd een driegulden ftukjen verdienen doch op het nazien van anderen, kan of mag geen Deken aangaan noch vertrouwen, om dat hij in zijne hoedanig* heid de rekening of goed of kwaad moet keuren, waar toe hij buiten fta'at is, alzoo hem geene bewijzen voor oogen koomen, en hij verpligt is, door zijne eigen, en niet door oogen van anderen, te zien; deze zaak is zoo waarachtig, dat wij 'er ons niet langer mede kunnen ophouden, en derhalven overgaan tot het verhaal van Philaiethes, dat hier op uitkoomt: „ dat de Armen-kasfa, in 1759, ƒ80,000 ten agteren zijnde, die fchulden voor Stads rekening genoo" men zijn; dat men daarenboven heeft opgericht een , krankzinnig- en beterhuis, ten einde in hetzelve " fuHje&en van de Diaconie voor niet te plaatzen, en dus het Armen fonds permanent te ontlasten, en " dat tot betaaling van die fchulden en het verftrek" k n van den noodigen onderltand, tot het appropriëeren van dat huis importante capitaalen moes- 95 tei*  C« ) „ ten worden genegotieert, waarom 'er een duit op „ het tarwen brood hetgeen op 12 ft. per zak uit„ komt) en niet op het roggen (hier had hij ook wel „ kunnen bijvoegen, ook niet op het witte- of lucht„ brood,) is gelegd, om de kapitaalen te kunnen af„ losfen. " Maar laaten wij die zoo wel voorgedraagene efchiedenis eens wat van nabij befchouwen, en aan Philaiethes vraagen, of'er in 't Jaar 1759. binnen de Stad Dordrecht niet een fchoon , ruim , velgebouwd. hegt en ften kiankzinntg- en beterhuis gevonden werd? waar in de 1 ui nte plaats was, en waar in de fubjeften der Diaconi • reeds toen geplaa st waren, waar in vader Tbornton binne vader was, een huis zoo wil geappropneerd en gebouwd tot het oog» merk, dat 'er rnisfchien, buiren Amfierdam. geen beteren welgefchikter noch ruimer gevonden wórdt, het geen nu ledig ftaat, zonder gebruik, en aan de Stad vervallen is, hetwelk in dien ftaat aan de Vriefe Poort te Dordrecht gevonden wordr. Misfch ien denkt mijn leezer, dat de Srad Dordrecht in 1759. zoo veel gekken en menfchen van een kwaad gedwg,had,dat 'er een tweede huis noodig was, om die alle te plaatfen, wel neen! in Dordrecht niet, bij vader Tbornton was plaats uvergenoeg voor de zulken, die men gewoon is te confineeren. Nu ziet mijn leezer, dat die importante Kosten, om een ander huis aan te leggen, geheel onnoodig waren, te meer, daar vader Tbornton tagtig jaaren of daar omtrent bereikt hebbende, het huis, waar in hij binnenvader was, bij zijn overlijden aan de Stad vervallen moest. Men vraage dan billijk, wat redenen waren 'erdan orn de Stad en goede burgerij onder de/.en nieuwen last te brengen ? Wij zouden deze vraag kunnen beantwoorden , en de leezer zoude over de redenen zeer verwonderd zijn; edoch wij gaan ze hier voorbij, tot wij door Philaiethes, of eenen anderen Post-Rijder 'er toe zullen genoodzaakt worden. Men moet zich nu niet verbeelden, dat 'er een geheel nieuw huis is gebouwd voor deze dronkaans en gekken der Diaconu' ; was dit gefchied, dan zoude 't nog door den beugel kunnen. Ik zal de zaak den nieuwsgierigen leezer verhaaien , en hij zal als dan vrij meer verwonderd zijn dan hij eu is. ' B 3 Daar  C 12 ) Daar is binnen Dordrecht een Fundatie, een Gedicht, genaamd het Heiligen Geest Huis ter Lindengracht; aangelegd en begiftigd, tot deze twee onderfcheiuëne godvruchtige oogmerken, om ouuerlooze burgers kinderen daar in op te voeden, gelijk 'er zeden deszelfs dichting tot in 1759, meer of min, van zestig tot honderd 's jaarlijks onderhouden en opgevoed zijn; het tweede oogmerk dier dichting was, dat 'er altijd in gereedheid moesten zijn twee kameren, een voor mannen , een ander voor vrouwen,oin 'er in tijd van pest of andere zeer aandeekende ziektens, daar in ontvangen om onder Gods zegen geneezen te worden; hier toe is dit huis gefundeerd en ruim begiftigd; het is derhalveh een huis, behoorende aan de burgerij in 't gemeen, en aan de kinderen, die 'er in opgevoed werden, in 't bijzonder, een heilig Gedicht, waar van de bedierderen alleen de rentmeesters waren, zonder te vermogen het oogmerk der Stichteren te veranderen ! Wat onderwindt zich nu de Magidraat, ofwel het meerder gedeelte buiten eenige noodzakelijkheid? want fommige zijn 'er derk tegen geweest, — leezer! deze geheele godvruchtige fundatie om te keeren, de kinderen, die 'er in waren, uit te zetten, en in een huis van veel minder naam en karakter, bet Armhuis, over te doen gaan, en dus Burgerije en derzei ver kinderen van hun eigendom te ontzetten,' en 'er een onnoodig, en geheel ten oogmerk onbekwaam, beter-en gekkenhuis van te maaken; en om deze willekeurige fantafije te' voldoen, drukt men der Burgerije eene onwettige belasting op den hals. Ik zeg, leezer.' dat dit huis ten oogmerk onbekwaam is en blijven zal, gelijk gebleeken is uit het ontkoomen van verfcheiden gedetineerden. In dat huis werden overgebragt alle fubjecten der Diaconie, die bij vader Tbornton bewaard werden; die oude man reeds aan den eindpaal zijnes ïeevens genaderd, overleefde dit leed niet lang, en zijn huis, genaamd het Lazarus Huis, verviel aan de Stad, alwaar het hu een fpreekend getuigenis is van het overleg, de zuinigheid en de willekeurige handelingen van den Magidraat, en de Burgeren en hunne kinderen blijven verdooken van hun eigendom, door 1 eene.  (n ) eene daad, waar van men misfchien maar zelden een weêrga onder Christenen zal kunnen vinden. Wij zullen nu overgaan tot hetgeen Philaiethes aanmerkt over het bijgebragte van H. N. wegens de Eeden, en onderzoeken of het meer (leek kan houden, dan al het overige van zijn geklap. Hij legt den brieffchrijver te last, ingewikkeld den Magiftraat te befchuldigen, hunnen Eed niet gehouden te hebben, „ waar bij dezelve gezwooren hebben, dat zij, om,, pte tot Burgemeesteren of Schepenen te geraaken, niet „ en hebben gefolliciteert; en die (als ware hier een onderfcheiden tweedeu Eed) waar bij zij zich ver,, bonden hebben, die Stede Dordrecht en alle In? „ ivooneren van die in haare Privilegiën te mainte' „ neeren &c. Hoe vuilaardig, (zegt hij,) en fer.is„ ter, de eerde dezer befchqldiginge zij, znl aan„ ftonds blijken, wanneer men reflecteert, dat de „ voorfchreeven Eed van Burgemeesteren en Sche„ penen van niet te hebben gefolliciteerd cm daar toe ,, te geraaken, bepaaldelijk zijn opzigt heeft op die „ geene, die voor de eerftemaal aankomen, en nooit „ afgelegd word door hun, die reeds eens Burge„ meester of Schepen geweest zijn, en mitsdien vrij ,, mogen en gewoon zijn te folliciteeren." Dit geheele bijgebragte rust op veronderstelling, dat 'er twee onderfcheidene Eeden worden gedaan, Afo, die, zoo verre het folliciteeren aangaat, eenmaal gefchied en nietherhaald wordt, enédn wegens de Privilegiën,die men voorgeeft herhaald te worden; maar dit is eene meer dan jPefuïtifcbe Sopbiflerij en volftrekte onwaarheid. Daar is maar één Eed voor Burgemeesteren en één. voorSchepenen , welke beide, wij, hier achter dit (tukjen zullen plaatfen: in ijder dezer bijzondere Eeden is ' begreepen het niet folliciteeren, en het maintineeren der Privilegiën. Het is dan een loutere hersfensfehim,, dat 'er een Eed zoude zijn, die alleen bepaaldelijk ©pzigt had, op hen, die voor de eerftemaal aankoornen; en dit wordt door hem gefteld, zonder deminste fchaduw van bewijs. —- Naardien het dan onwederfpreekeliik waar is, dat 'er geen twee bijzondere, maar alleen één Eed is, zoo is. de vraag, of die Eed al of niet herhaald wordt, wanneer iemand ten, tweedemaal Burgemeester of Schepen, wordt? Ü 4. 2.0e  (24) zoo dezelve herhaald wordt, dan ftrijkt Philaiethes zijn eigen vonnis, wordt die niet herhaald,zoo moet men veronderstellen, dat Burgemeesteren en Schepenen weder aankoomen op dien zeiven eens gedaanen Eed,en dat die dan weder bindt voor 't geheel, gelijk te voren; begrijpt men het anders, dan koomen zij aan zonder Èed, hetwelk vlak uit flrijd met 's Lands Wetten. Indien men wilde voorgeeven, dat men bij de weder aankomst van Burgemeesteren en Schepenen den Eed fplitfte, en het gedeelte van 't Solliciteeren 'er af liet, bet welk de eenige uitvlugt is die 'er op zit, zoo doet men eene even onwettige daad als of men zonder den Eed te doen aankwam: doch hier roe is men eigener auctoriteit onbevoegd; want eigent rnen zich die magt toe voor een deel, zoo is dit even mogelijk voor 't geheel, waar door alle orde, alle Wetten, door den Souverein voorgefchreeven, zou-: den 't onderfte boven gekeerd worden. — Maar indien Philaiethes hier ten vollen gelijk had, en dat 'er twee onderfcheidene Eeden gedaan worden, hetwelk 200 niet is, zoo had hij nog geen hair breed gewonnen; de bij hem zoo genaamde' tweede befchuldiging bleef in volle kracht. Wij vrnagen hem, ofhetgrootfte aller Privilegiën der Gilden , niet onder de Privilegiën hoort ? of het niet in het zelve Concordaat van 1647 is vernieuwd? en of dat derde articul niet even eens gelijk het eerfte en tweede in Itand moet gehouden worden? het geen evenwel nooit gefchied is, maar waar van Dekenen zijn verftooken geworden. Pier is de waarheid zoo ilerk en helderfchijnende, dat Philaiethes aan haare voeten ligt te aarzelen en (torn is. Al het hoofdzaakelijke van Philaiethes brief ontzenuwd en zijne Sophilterij aangetoond hebbende, zouden wfj, hier, van hem kunnen affcheiden. — Dan wij vinden ons nog verpligt, de befchuldiging, die hij H. N. aan wrijft, een weinig te overwegen, „ dat ,/nanmelijk zijn oogmerk zoude geweest zijn. de Ingezetenen tegen de 32 Eeden, die gerefolveerd „ hebben geene recommandatiën van Zijn Hoogheid „ meer in' aanmerking te neemen . op te zetten, hun „ te ontvreemden de liefde en hoogachting waar in zij „ bij hun Burgerij geklommen zijn." De befchuldi' - g-ng  ging is geheel valsch. De üitgeever van dien brief meende dank te behaalen hij hun, die zich Patriotten Doemen; hij wilde de waaren van de vaifchen onderfcheiden; hij kon niet anders denken, of deze Trompetters der Vrijheid waren zij, het geen zij voorgaaven, moesten hem toevallen, de Burgerij den weg aanwijzen, hoe aan 't gebruik van hun oude Rechten en Privilegiën te geraaken, en het Dempkratike zoo Wezenlijk in Stads Conftitutie weder als van ouds te doen werken. Deeden zij dit niet, zoo waren zij dien achtbaaren naam onwaardig, het was meer dan tijd, hun aan net Publiek te ontdekken, en die gewaande Vaderlanders op den toets te zetten, en wat gebeurd 'er? gelijk men met grond wagtte. het masker vair hen van het gezigt,zij toonen zich in hun eigen gedaante, waar in wijdezel ve hier befchonwd hebben, en wij worden gewaar, dat al dat pluimen en ftrijken,al den lof, die zij, de eene aan den anderen toezwaaien in Posten en Zamenfpraaken , enkel eigenbaat en partijzucht is. Doch dewijl Pbilaktbes deze fnaar geroerd heeft, vinden wij ons verpligt her Publiek te toonen, dat de Agt protefteerende Leden noch zoo flecht, noch zulke vijanden van hun Vaderland zijn", gelijk men dezelve overal affchilderd, en dat de Anti-Stadhouderlijke Partij in 'c neemen van die beroemde Refolutie zoo veel gejuichs en ophefs op verre na niet verdient, dan hun overal wordt toegebragt. De goedgunstige leezer zij dan bewust, dat het in agt neemen der recommandatien van Zijne Doorl. Hoogheid tot ampten en bedieningen, geen inbreuk is die Dezelve gedaan heeft, op de Regeering van Dordrecht en haare Voorrechten, gelijk men het gemeen wil wijsmaaken, of dat Zijn Doorl. Hoogheid van de goedwillige aanbiedingen te veel gebruik maakende, van tijd tot tijd Deszelfs invloed onbehoorlijk beeft uitgebreid, en meerder magt heeft geüfurpeerd, dan Hem toekwam; zoo elders dat geval zijn moge, het is dat in Dordrecht niet. Een ieder, die buiten rêrift oordeelt, kan Zijne Doorl. Hoogheid niet verdenken, dat Hij gebruik maakt van 'tgene, waarmede men Hem naloopt, verzocht en aanbiedt: indien B 5 in  (26) in Dordrecht het tegendeel plaats vónd, dan had da meerderheid volkomen gelijk; want van vrijwillige daaden kan men al of niet afzien, volgens eigene keuze. — Maar de zaak is 'er zoo niet gelegen, daar ligt eene Conventie, een overeenkomst, aangegaan tusfchen de geheele Regeering en den Stadhouder Willem de IVde, en van tijd tot tijd vernieuwd. Om n, leezer, met eige oogen te doen zien en met eige handen te doen tasten, zoo laaten wij dit oorfprongelijk Stuk hier volgen. EXTRACT uit de RESOLUTIE van de Ed, Groot Achtb. Heeren van den Oudraad der Stad Dordrecht, in derzelver Vergadering genoomen op Maandag den 4 OSlober 17$?. Pe Heer Mr. Jeronimus Karsfeboom beeft uit den naam ende van wegens de Heeren Haar Ed. Groot Acbtb. Gedeputeerdzns, ter voldoening van Haar Ed. Groot Achtb. Refolutie van den 31 Juli]' laatstleden, tot het geeven van behoorlijke informatiën van de Confiitutie van de Regeering dezer Stad, en de behandeling derzelver te fuppediteeren aan Zijne Doorluchtis ste Hoogheid den Heere Prince van O range en Nassauw, ter Vergadering omjlandig gerapporteerd, dat zij Heeren Gedeputeerden ten dien einde audiëntie bij Zijne Doorluchtigs Hoogheid hadden gehad, ende 'if geene verder in die audiëntie was gepasfeerd ende voorgevallen, als blijkt uit het voor/chreeve Rappord, bet welke luidt, als volgt: Dat zij Heeren Gedeputeerden '/ geluk hadden gebad, van, ter audiëntie van Zijn Hoogheid ge~ admitteerd te worden, en aan dezelve, ingevolge de. Refolutie van den Oudraad in dato den 31 julij dezes Jaars 17*17, opening hadden gegeeven van deConftitutie van de Regeer in g van deze Stad, en de behandeling van die, dat^ wat bet eerfte ktreft, ZiJK H oog;  C*7) Hoogheid, ie goedheid bad gehad van te verklaar en: dat niet konde zien , dat bij prnvijie eeniga verandering in 't Octrooi, raakende de iMagiftraatSbeflellinge van deze Stad gerequireerd wierd, met dien verjiande nogtans, dat aan Zijni-, Hoogheid »« competeert de eleSiie van den Officier, Burgemeesteren , Schepenen en Agten, naamelijk dat van den Officier en Agten uit een drie, en dat van Burgemeesteren en Schepenen uit een dubbel getal, zoo en in diervoegen als 't zelve voor dezen aan den Oud" raad heeft gecompeteerd. Dat, wat de behandeling van de Regeering betreft . Z ij ne Hooghei d wel wilde permitteeren, dat bij provifie gebleeven wierd bij 't oud gebruik, en dat bijgevolg de twee Clasfes bij prov'fie bleeven fubfifteeren, ducb dat Phogstgedachte L ij N k Hoogh k i D van gedachten was, dat alles in de twee Clasfes gebragt moest worden , door de regeerende Burgemeesteren, zonder dat alvorens eenige bij'èenkomften gehouden w:erderi door de regeerende en oude Burgemeesteren . zoo als voor dezen gepraStifeerd was geworden. En eindelijk, dat Zijne rloocHEinwiü de vriendelijkheid van de Regeering dezer Stad war verwachtende, dat, alvorens ergens toe te treden, dezelve met Hnogsgedachte Zijne Hoogheid wel zal voillen Communicatief gaan, en met Dezelve komen in een vriendelijk overleg. Waar op gedelibereerd zijnde, hebben Haar Edel* Groot Acbtbaare Haar bet gerapporteerde laaten welgevallen , gelaudeerd en gedpprobeerd, zoo als gelattdeerd en gi approheerd werd bij deze, al het gene bij gemelde Heeren Gedeputeerden is gedaan ende verricht ; wordende mitsdien het boven/taande Rapport in een Refolutie geconverteerd, en zijn dezelve voor Haare genoomen moeite en vigilantie in deze genoomen, als mede de Heer Karsfeboom voor zijn gedaaü Rapport, bedankt. Deze Conventie is vernieuwd met de Vrouwe Gonternante den 1% Novemb. 1751, en met den tegenweer-  C *8 ) woordige Stadhouder den 09 Maart en I April 1766. Deze overeenkomst met medeweeten en toeftemming van Zijne Doorl. Hoogheid genoomen, telken maaien vernieuwd en door alle Leden getekend, is een band, waar aan die van den Oudraad zich zeiven hebben gelegd, en die niet los te maaken is zonder bewilliging van Zijne Doorl. Hoogheid, die eene derpartijën in dezelve is. Men ziet in dit Stuk, dat Zijne Hoogheid aan de eene kant belooft geen verandering in de Regeeringsform te zullen maaken, maar dat alles daar in op den ouden voet blijven zal; dan ziet men ook, dat de Regeering, zonder genoodzaakt, zich daar toe verpligt heeft „ alvorens ergens toe tg „ treeden, met Hoogstgedachte Zijne Hoogheid zoud$ ,, communicatief gaan, en met hem komen in een vrien„ delijk overleg.'"' Dit Raadsbefluit is bindend, en wij kunnen niet zien hoe men 'er zich willekeurig van losmaaken kan; van deze gedagten zijn ook geweest de Agt protefteerende Leden. Zie daar dan,leezer! hoe die fteel in de bijl (leekt, en of die tweeëndertig Leden al dien hemelhoogen lof wel verdienen, waar mede men hen bewierookt, en de Agt protefteerende Leden zoo veel fmaarl en. verachting waardig zijn, als men hun aandoet. Zij meenen in confcientie niet bevoegd te zijn van deze Refolutien af te gaan, en dit bind te (lerker, om daB alle aankoomende Leden plegtig beloofd hebben deze Refolutien te zullen helpen handhaaven en onderhouden, en die dpor hunne handtekening hebben be-* vestigd. Eindelijk, braave landgenooten, oordeel naar recht, naar reden en billijkheid, gelooft niet iederen geest, die zich voordoet, maar toetst dezelve, veragt niemand, die aan zijn woord en geweeten getrouw is, die, tot zijn fcbade gezwooren hebbende, evenwel nut veranderd, maar eerd dezeK-en als mannen van geweeten; (laa vooral geen geloof meer aan de Schrij-i veren van de Post van den Neder libijn, wij hebben u klaar getoond, wat zij in hun fchild voeren, zij verdienen zoo veel verachting van ieder vrij Burger en Rechtge'aart Patriot, als. zij zich roemen, verbef, fen.  C=9) fen en hunnen eigen lof overal uitgalmen; het zijnd» Lieden niet, die u, uwe langverdrukte Voorrechten zullen helpen herkrijgen; want weest verzekerd,bereiken zij hun vervloekt oogmerk tegens het Hoofd der Republiek, zij zullen de Leden niet fpaaren, maar onderdrukken en met voeten treeden. Hierom vermaanen wij de Dekenen der refpective Gilden nog eenmaal zeer ernstig, om toch indagtig te zijn hunnen Gildenëed, hunne oude Privilegiën te herneemen en zich te doen herftellen in hunne billijke Rechten, en geene inbreuken langer te lijden of te gedoogen; maar zich met allen verfchuldigden eerbied te wenden tot Zijné IJoorluchtigstk Hoogheid, Hem hunne grieven nederigst toonen; en zich volkoomen verzekerd te houden, dar H jj als Stadhouder., even gelijk Zijne i >oorluchrigfre Voorvaderen redres en herftel bezorgen zal: waaruit dan ten vollen zou blijken wie inbreuke gedaan heeft op de Voorrechten der Burgeren, Hij, of Zij, die Hem nu zoo zeer lasteren en onbefchaamt ontëeren. Ik ben Braave Landgenooten! Uwe oprechtfte Vriend, Eks>  ( 3° ) Eed van den Burgemeester der Gemeente. Ik zweer e dat ik, omme tot Burgemeester te gera. ten, niet en hebbe gefolliciteert, zulx belave ende zweere de Staten van Holland ende Westvriesland > zijnde onze Hooge ende Souveraine Overheyt, mitsgaders dm Hïere Prince van OrAnge els Stadhouder dezer Provincie, in dier qualiteit gehou en getrouw te wezen, als mede onder der felver Regeringe ende befcherminge de Kerke Christiy gereformeerd naar Godes Heilig Woord, voor te ftaan, ende te helpen hand houden die Stede van Dordrecht, ende alle Inwonercn van dien in hare Privilegiën te maintineren: de Keuren en Statuten derzelver Stede, in reguarde van den Schout ■ ambte, op den vierden Janusrij 1631 gemaakt, te hand haven, en geene inbreuke daar van te zullen lijden ofte toeftaan; ook naar mijn uiterjté vermogen te zullen naarkomen, ende Jonder In}'raElie praÜiferen, ende doen praÜiferen de refolutie ende Artykelen op den 13 Jidij 1666 bij Mijne Heeren van den Oud-Rade, op het fubject van mesnage, ende iegens het verleentn ofte geven van Allen van Surivance ende Refignatien genomen en gearrefteert; weduwen ende weezen te helpen befchermen; dagelijks ter Zak  ( Si ) Zale te laten luyden op behoorlijke tijden; ende lal Jaargeding te laten bezitten al zoo meenigwerf als dat 't mijnen tijden komt: Rechtvaerdige Vonnis/en ende Rechtvaerdige Scheidingen te helpen geven tusfchen twee Manthalen, ende dat niet te laten om giften noch om gaven, noch om eenigerhande zaken; ook nimmermeer, direÜelijk ofte indireiïslijk te zullen tr agten de tegenwoordige forme van 's Lands Regeringe te veranderen en voorts alles te doen dat een goed en getrouw Burgemeester van de Gemeynte fchuldig is en behoort te doen. Eed van Schepenen. Wijzweerendatwij,omme tot Schepenen te geraken , niet en hebben gefolJiciteert, fulks, beloven en zw£m ren wij, de Staten van Holland en West Vriesland, zijnde onze Hooge ende Souveraine Overheid, mitsgaders den Heere Prince van Orange als Stadhouder dezer Provintie, gehouw en getrouw te wezen, als mede onder der zeiver regeringe en befcherminge de Kerke Christi, gereformeert naar Godes Heilig Woord, voor te ftaan en te helpen handhouden. Die Stede Dordrecht, en alle Inwoonderen van dien, in hare Privilegiën te maintineren. De Keuren en Statuten der zeiver  C 3* ) ver Stede, in 't reguarde van den Schout - ambte op den 4 Januari] 1631 gemaakt te handhaven, en geene inbreuken daar van te zullen lijden ofte toeftadn > Weduwen en Weezen te helpen hefchermen. Rechtvaerdige Vonnisfen en Rechtvaerdige Scheydingen te helpen geven tusfchen twee Manthalen : en dat niet te laten nog om giften nog om gaven: om Maagfchap nog om Swagerfchap nog om eenigtrhande zaken: ook nimmermeer, direftelijk of indirectelijk te zullen trach* ten de jegenwooriige forme van 's Lands Regeringe te veranderen: en voorts alles te doen dat goede en getrouwe Schepenen fchuldig zijn en behoren te doen.