325 F 442   GE WIG TI GE ONDERRICHTING VOOR DE OMMEL ANDERS, IN EEN ZAMENSPRAAK over den BRIEF van G. R. aan de OMMELANDER BOEREN, door PI ETER RECHTUIT. toegezonden aan KLAAS BOEREN VRIEND, EN DOOR HEM UITGEGEEVEN, OP LaST VAN ZYN PRINC1PAALEN. Te GRONINGEN, By JACOb BULT, Boekverkoper. 1787.  Dat elk zyn oordeel, met een ongeveinsde taal, V Zy by den rechten weg betreede, V zy by dwaal', Ter toetze breng, is met geen recht te wedergeven, In V Vrye land, waar in V ons is ge gunt te leven. Jacob Zeeüs.  WAARDE OMLANDER LANDGENOOTEN, Onlangs ontving ik tot myn groot genoegen 't volgende Briefje, met de hier u aangebodene Zamenfpraak. VEEL GEACHTE KLAAS BOERENVRlEND% Korts had ik met myn naber Jan, die een bedaard eerlyk man en lang niet gek is, een lang gefprek over de Brief van G. R. aan de Omlander Boeren; tcrwyl ik juifl over 't een en ander daar in voorkomende, al te voren vry wat licht gekregen had van een Heer, zo mondelyk ah ook fchriftelyk , aan wien ik alle jaar boter levtr. 't Gefprek lag my nog fchier de halve Nagt in de kop te malen; en daarom, dewyl 't nu nog niet druk is, fchreef ik 'sanderdaags, gelyk ik myn oude Oom, de Weddeman, dikwils bad zien doen, alles van flukj'e tot beetje op , tiet bet Jan ook nog eens nazien, om, V geen my uit '/ zin gegaan mogt zyn, er nog by te zetten; ook vulde ik *t uit bet fchrift van dien Heer nog wat aan; en ons dacht, dat jy ligt wel zoud willen laten drukken, om dat bet nog al menig Omlander boer wat beter in V regte ver/land kon helpen brengen, en doen zien boe G. R. uit vuile eigenbaat , maar met lafler, bedrog en leugens, die men nu zelf zal kunnen tafien en voelen, hen blind zoekt te houden , ja op de kaar en na hun eïende zoekt te voeren, en dus alle verbetering in de Ommelanden tegen te gaan, waar door, quafi onder de naam van 't voorftaan van oranje, veel erger juk der Ariftocratifch? Heeren ,dan voor 1748. ons rafch drukken zou. Zyt minzaam van my gegroet. PIETER RECHTUIT. d. 15. Maart 1787. • a Schie-  )p ( SchielylcTiet gezondene doorgeleezen hebbende, en ziende dat het vry wat nader aan de man kwam, dan 'r algemener oogmerk van den braven en verftandigen A. Z. en van den uitmuntenden fchryver aan V volk van de Prov. van Stad én Lande, gewceffc was; zo gaf ik 't myn Principalen, en bekwam wel haaft laft, om 't zo als 't was, den Drukker tc zenden; zonder 't geen uit het fchrift des ouden Heers ontleend fcheen, platter, of't meer platboeifche deftiger, of taal en ftyl suiverer te maaken, en onzen Vriend, Piet Rechtuit, er hartelyk voor te bedanken Ter aanpryzing zal ik niets behoeven te zeggen. By het dooiieezen, dunkt me, zult ge zelf genoeg bevinden , welke naakte ronde waarheden, welke bondige Onderrichtingen, omtrent uwe belangen en rechten, en welke klare onder 't oogbrengiug van tegen eed en wet ftrydige misbruiken , hier zodaanig geYonden worden , dat het zig van de loffè onbefchaamde lafteringen , en ftout voorgegeevene wysmaakeryen , die G. R. u, cot uw eigenfehade, onder een valfchen fchyn» op de mouw heeft zoeken te ipellen, genoeg zal onderfcheiden. Lees dan nu dit ook, en dan zult ge eerft juiffc er over kunnen oordeelen, aan welk'; zyde recht en waarheid of onrecht en misleiding fchuilt; wie uwe waare vrienden, of uwe valfche en uw verderf flechts zoekende fchyn vrienden ryn; wie tot hun eigen voordeel fommige Heeren maarzoeken na de mond te praten en hun in de hand te werken, om u onder 't juk te houden; of wie zig liever derzelver onbillyk ongenoegen getrooflcn, dan niet volgens plicht en geweeten, voor uw gerechtige zaak en tegen alle onderdrukkiug ronduit befcheiden en kloekmoedig te fpreeken. 't Zal my benieuwen, of die Heeren en Vrouwen, die den Brief van G. R. zo mild hebben rondgezonden, met deeze Zamenfpraak ook zo ruimfchotig zullen zy n? Laaten ze nu toonen, dat ze niet partydig of maar om eigenbelang zo handelden, en dat ze u niet wilden misleiden, door de zaak maar van een kant voor te ft ellen, en u met voor oordeelen in te neemen. Hebben fommigen van hen, dien brier van G. R. waarin die ach-  ) * c achtenswaardige en trouwe Predikanten , die in hun dorp | mede ter nutte regeling en oprichting van een leeflbeicteie hebben gewerkt, voor bandeloozen, onwaardige Huurlingen, verleiders, oproermakers, aanhitfers tot geweld en roof,'die alles maar in rep en roer willen zetten, ja voor al wat boos is,zo fchaamteloos en regelrecht tegen alle waarheidsorden uitgemaakt; hebber-ze, zeg ik, zulk een brief, in plaats van hem naar waarde te verachten, niet wyd en zyd geroemd en aangepreezen? Ja,gelyk ik zelfvan iemand, die zich zeer dieswegens beklaagde, gehoord heb, hebben zy niet als opzettelyk, om de perfoonlyke toepaffing hunner denkwyze aangaande deszelfs inhoud klaarertedoeu zien,hetmetaanpryzing^lster waarfchuwing, gezonden, waar zy wiften dat zulk een leesgezelfchap was, en m Leden van 'c zelve; hoe zeer de Predikant, behoudens de vryheid zyner Vadeiiandfche denkwyze, er altydenoveralde onderfcheidenftePerfoonsachring omtrent hen betoond, en anderen ingeboezemd, ja al wat maar met eenigen waaren grond naar fchyn van haatlykheid kon zweemen, zorgvuldig vermyd had? Hoe moet zulk een onverdiende aanval, zulk een fterk en openbaar hoonend en verongelykende handelwyze, zo men niet van alle gevoel en reuk ontbloot zy, billyk voor zeer beleedigend'en allerhaatelykfr, by hen gehouden worden! Nog vereifcht de rechtvaardigheid vooraf te herinneren dat de uitgave deezer Zamenfpraak geenszins moet doen denl ken als of alle Omlander Heeren, zonder eenige billyke onderfcheiding, op gelyken voet, te beoordeelen waren, 't Zv verre dat dus ffchoon het zo heerfchende der verkeerdheid veelal m t algemeen doet fpreeken) ook die geene, die door een beter Hart en Verftand zich onderfcheiden,eenïgen hoon walan3 T a D° ^ *» % te bennen" waaraan .de fchoe hier paft; hoewel in het af te keurene zelfs ook nog veel verfchil van maat en trappen plaats heeft Myn Pnncpaalen hoopen, dat nog wel meer hier en daar eer! lang een dier waare Edelen, die hun edele geboorte door geen onedel Hart fchandvlekken, zich met een ronde eerlyk- heid.  heid, zonder aanzien van eenige hoegenaamde Familiecabnal, openlyk voor de goede en billyke zaak des nog op zo veel plaatfen geblinddoekren Volks zal verklaaren, en kragti» mede werken om onze ontzenuwde Conftitutie weer in 't ftuk der regeering tot zyn waaren aart en beftemming te brengen; en dus tot den waaren Volksinvloed op en door hun Reprefen. tanten, die in een gantlch ydele vertooning ontaard is. Hier toe zal noodig zyn de bevordering eener onbekuipbaare en onafhanglyke Ambtbegeeving, die zonder een bedekte en dus ongevaarlyke ftemming, en wering of bepaaling der Approbatien, met nog eenige bykomende fchikkingen , in de Omnieland«n nooit dadelyk vry kan zyn. Hierdoor zullen geregelde verbeteringen verder mogelyk weezen, en Recht en Vryheid in heur billyke eilTchen worden gefterkt, ja de liefde en dankbaarheid der Ingezetenen aan zulke rechten gerechtigheid minnende, onïnhaalige, en trouw palftaande Volksvnnden worden verbonden; Dan ziet men alle haatelyke 'kluifters verbroken ; en dus ook alle, 't zy op zich zelf ftaande, of door te onbepaalde Stadhouderlyke magt gefterkte, Ariftocratie; waar door het Volk wordt gedrukt, en de Landdags comparant, in plaats van naar eed en plicht voor 't zelve op te komen, aan 't belang van eenig byzonder Huis dienftbaar gemaakt, ja zelfs de eene Edelman tot de onverdraaglyk harde en kruipende noodzaaklykheid gebragt , om by den anderen, by de Hoofden van deeze of geeneheerfchende Cabale, om een Ambt te moeten vraagen. Dan zullen de braafïte en verlichtfte , en dus de voor *t gemeene Welzyn nuttigfte Vaderlanders bevorderd, en tevens de verwerving van't vertrouwen,de achting, en de genegenheid des Volks, niet door flaaffch demagogifch gevlei, maar door eerlykheid, bekwaamheid, heufchheid,moed en yver,op een hoogeren prys gefteld worden. Dan zal 't welzyn van Boer, Adel, enOranj», nimmer ftryden, maar, by elk door't recht afgemeten, elkander fterken; en de zo laage Heerszugt van fommigeGrootcn zal niet meer trachten onderzoek en wapenhandel te fluiten, om bedaarden Moed door oproer te verpletten. KLAAS BOER EN VRIEND.  ( t ) SAMENSPRAAK TüSSCHE» PIETER, JAN, en GR IE TJÈ\ over db BRIEF van G. R, Aan de ÖMMELAJSDER BOÈREfc %n. Xk Wens je goedeil dag Pieter! dag Buürvrouw! Pieter en Grktje, Dag Buurman! Jan. Hoe vaart myn vriend? en höe de Vrouw? Pieter en Grietje. Wy zyn gezond, Jan! hoe vaar jy? en hoe va.aren je Vrouw en Kinderen? ^«..Heel goed; de Groeteniflê. Pieter. Ik dankje jan; neem plaats, daar is myn doosj (teek reis aarh Jan. Dat zal ik doen, Buurman, Pieter. Wel, Jan! ik ben bly, dat je eens komt; ik heb gehoord, dat je na Stad bent geweeft; was er oolc wat nieuws? Jan. Ja Pieter, ef is tegenwoordig alle dagen wat nieuws; doch de brief aan de Ommelander Boeren, was voor" namelyk nog het onderwerp van veel gefprekken. Pieter. Dat geloof ik, die gaat ons regelrecht aan, en tot zulke dingen is men altoos nieuwsgierig; wat zeide men er van in de Stad? a Jan.  C a ) Jan. Vooreerft zei men, dat het loos en voQrhedagtlyk op* zet om te bedriegen , <.ich al aanilonds, in-de Leccer* etl plaatsteektning vértoonri had; en dat waarheid en valsheid dien laii raar om.'t eens w;:s;: want in de Stad was» ook vooF de ad/ertentie al, geen menfeh geweell, die gel'uovde du onze braave Vriend de Winfumsf Ex? ercirie Kapt. in Geert Reinders, dien zo onbefenoft rot twiil en oproer leicierden brief gefchrevut hadde: en ft hoon er onder de alleropkundigftt noch al eenige waren, die vry wat mee dien brief op hjdden, zo wierd het doch van alle vefftandige menfettén als een prulfchrift aangezien, dat van geert Techt wys, leboon wel kwaadaardig loos en bedrieglyk men;i, die eer en geweeten om fortuin remaaken infaam verzaakte Vgefehreeyeh of althans opgegeeven kon zyn« Grietje Nu Jan! dan birje heel mis; onze Juffrouw heeft my gezegt, dat het een heel byller wys kerel was, zo •wys dat hy wil Perverfer van Natuur en regt kon weezen, en dat hy nu nog wel zoü maaken dat hy ook meer van Bartjens Rekenkunft en de Sterenkykery, en de Naiuu.-kunde wilt, en nog. wel een heele Fiietbof fou worden* Pieter. Pr ofeflèf wil Je zeggen. M.iaY van wie de. Brief mag zyn, hy is altoos onwys gefchreeven, om dat hy noic aari hes oogmerk * waar toe hy gefchreeven is zal voldoen. Want zyn oogmerk is om de allerdomtre Boe. ren door beurog op zyn hand te krygen, en dat gaat niet aan; want die leezc-n hem niet; en die lfeezen Icunnen, willen hem niet gelooven, of ze moeten hun oogen reeds vooraf door vrees of eigenbaat zig (haft hebben laten todmeren; uioeft er ook veel meer Uian-  C 3 ) Oranje hebben haten onderlooperi; want, ïchóank de meerten wej fpyt, dat deeze Prins zo tegen't Volk met de onderdrukkende Heeren heult, die hem in 'r hartrog niet iyden mogen, en ook dat van Hattem eh Eibv.rg enz. wy zyn over 't geheel égter noch al vry goed f'rins; maar ons te willen wys maaken, datwe zo vry zyn , als een Ingezeten in deSeven Provihties zyn kart, dat is de Moriaan getchuurd; want, hoe künftèh de i; geftsteoefi vry zyn, 20 iange hunne plastSverVaHgeM öf reprefèntanten ftaavèfl zyn? en dat /.yiize immersi de Grdete* zyn 't Van den Stadhouder; want niemanè durft h.er deezen , of zynén geconltitueerderi, op de Staatsvergadering of in eenig Collegie tegc*fpreekcn zo lange die onder hun heiden over alle ambten he* fchikke". En zyn onze eigenerfden en vdmagten niet nfreeftal erikeid blinde - flaaven en afhangelingen vari hunne rnoerters, de Heeren van de Ommelanden, zd als wy gèwöon zyn dezelve te noemen? En ifeÉfda* delyke Vryheid hebben wy boeren toch, in het vefkiefen van or:ze eigene Volmngcen, zo tot den Landdag als tot d= Zylvefter Zaaktn , en in 't verkiefth vari Colleaers eh Schatkuiders? Hangt nier alieS in het verkiefen vafl Volmagteri van dien H^er af, die zich't beil afhangelingen vvtiet te bekuipen, het r.y dan door geld, of beloften, van nmbten, die zo goed als geld zyhj en 'tLand tog betsalt of door dwarg vat- dfeïgê-» menten? vliegen niet de K negeer:, Wedileii j Sëhar> beurders, Colleclers, èr>By*ëjSfagéft deézeï Eiftfétt in dien tyd, van den èenenBoer naar tien ander'* öm de Stemmen te bekomen voor die of dh Boer' . Welke' Myn Heer coe volmagt wil hebben? en.wig word et  ( 4 ) anders totCollefter ofSchatbeurder verkoorert, als die Myn Heer of Mevrouw er toe nomineert? Jan. Het is zeker waar, Pieter! wy hebben geen andere Volmagcen , Schatbeurder, Collefler, Wedman, Byfejager, Turfmeeter , Hondeflager, als die onze Höoggenadige H<;er waar onder wy gezeten zyn, ons recommandeert of ftuurt : en dan zegt de Kerel noch, dat de boer zo vry is, als hy met recht zou kunnen verlangen. Zo latenwe ons doch niet by de reus omleiden. Maar, Pieter! is het maar een verbeelding, dat fommige Heeren, wat meer te zeggen hebben als wy, om dat zy de Regtfloelen bezitten? Pieter. Wel neen, Jan! dat is geen verbeelding, maat het is wel deegelyk waar, datze meer te zeggen hebben, als wy, zy hebben immers de Civile en Crimi* neele Juititie in handen, en fpreeken vonnis, in ge(chiilen en zuaken,daar foms onze heeleWelvaart van afhangt, en wat doet dit niet af op onze itemmen. Jan. Neen, Pieter! daar hebje mis: dit behoort toe de Regters, en die moeten in alles na de Wetten van hec land oordeelen, en Sententie geeven: en zo wy met die Sententie niet te vreeden zyn, dan kunnen we ons by het Hoff van Juftide beklagen, daarwe altyd zullen Fegt krygen. ■Pieter. Die Richters zyn willekeurigbedongene geconftkueerden, of aaogeltelde van of ook we! benevens hunne Heeren; en daarom hangt het alleenlyk van de deugt of ondewgt dier Heeren en Richters af, of wy regt in Onze Regtttoelen hebben , of verdrukking tnoeten lyden; om nu van 't gebrek der conftitutie te zwygen, waar door ze uit hun beurs aan 't lyf Ilrsffen en  ( 5 ) en in hun beurs boeten en dus geintreflèert zyn by 't vonnis. Want fchoon de Richters na de Wetten van het land moeten Oordeelen, en we anders by 't HofF van Juftitie kunnen klaagen, zo is echter gemaklyker onregt te lyden, als het niet meer als een koe twee ot 'drie fcheelt, dan te procedeeren: Want daar zyn de einden van weg, en de koften hedendaags zo groot» datze niet alleen een Boer, maar een jonker zouden opvreeten., Jan. Maar Pieter, zegme eens hoe zyn die Regtftoelen in de Wereld gekomen? Pieter. Dat zal ik je zeggen zo als een oud braaf en kundig Heer 't my kortlings verklaard heeft. Oudtyds wierd de Richtersbediening, volgens onderling verdrag, door de bekwaamde en gegoedigfteKarspellieden,mee(lal by Jaarbeurten waargenomen; Deze waren toen in 't landregt zeer geodfenc om dat, naar de eenvoudiger gefteldheid dier tyden, ook de gerichts handelingen minder omflagtïg, en dus korter en onkoftbaarer waren. Zulk een aanvertrouwde uiroeftV ning van \ gemeinfchappelyk blyvend KarspelrëgC wierd, door onderlinge overeenkomft , aan Zekere Heerden lands verbonden, om door de Karspellieden, die dezelve gebruikten, en toen ook noch meeftal ep de bezitters van waren , waargenomen te worden 5 want dit groeide vair niet op *t land. als een vrucht, waar over de eigenaar naar welgevallen kanbefchikken, en niemant kon dit ook zelf op zyn land kggeri j maar 't gefchiede door gemeene fqhikking en vaftfMling der gezamenlyke Karspellieden, en du op dfa wyze en mei: zulke bepaling als zy 't voo? *ï Karspel \ A 3  C ïamenlyli te bedyken, en dat zy er by regen of overftroming hèc water uit fchepten; waar van waarfchynlyk nog de naam kwam van Schepper; en dat men daar na by vermeerdering der inwooners, de plaatster . bedyking , al verder en verder begon uit te breiden: ookbedagt wierd op togten, en een zoort van gebrekkige Zylen, om het binnenwater te lofen tot men ein; delyk van tyd tot tyd, een aigemeene dyk kreeg, blyvende de vorige Willekeur zo veel mogelyk, tot een baiis van volgende Wetten, regten enz. Dat de Zylregters waarfchynlyk in plaats van traclement, de Viffclierye in de aigemeene uitwateringen wierd vergund, waar van nog het recht tot VifTchen, op plaatfen daar een Zylëed op ligt: maar dat vervolgens by verderen bloei der Ommelanden, gelyk het gemeenlyk gaat, de grooten de kleineren van tyd tot tyd inflokten, zich door haar meerder goed meerder rechten verwierven, eindelyk geweld en overheerfching met hun magt paarende, 't welk in den Jaare 48 geen paaien meer kennende, de inwooners tot Openbaaren opftand bragt. Jan. Dit luid heel anders, als de redeneering van den •jonk- Heer: wan: men kan hier uit licht zien, dat derechten niet verder kunnen uitgeftrekt zyn, als de eigendommen: en zelfs, dat onze Voorvaders vervolgens door die Wyze Wet, dat de rechten en Heerlykheden aan de eigendommen aanhangig zouden zyn, en blyven, reeds toen de Heerfchzugt - der Grooten, paaien hebben willen zetten. En die Wet in \ Omi: Landr: (zo ik meen, B. 4- art. 5-8',) moeten de Richcers nog bezwceren te zullen handhaven. Pieter. Ja Jan zo is het, en wy zien hier uit.tevens dat  ( 13 ) die heele lange redeneering van den jonk-Heer, pag. 6,7, nergens anders op uitkomt, dan om ons te wtl. len wys maken, dat landgebruik ,en recht van Jagen, ' byna weinig mét elkander gemeens hebben , en de verkooping der afzonderlyke rechten $ even zo oud is, als van de landeryen: ja hy tracht ons wys te maken, als waare de Overheid aangefleld, om dat Onrecht, het geen hy reeht noemt, zelfs met de gaige ce verdedigen, en dat wel uit hoofde van die Wetten, die wy zelve medemaaken, daar die Wetten echter duidelyk anders fpreeken, zo als ik je ftraks nader zeggen zal. Jan. Maar zyn er dan geen andere Wetten, waar op zich die Heeren beroepen, ter ftaving van hun recht, als die wy zeiven medemaaken ? Pieter. Die jonge Heer bedoelt zeker het Regl: van de Prins, van 1749. art. 19, en 't Regi: van de Jagt en VifTcherye, van de oude Prinfes. Doch die Wetten toonen duidelyk, dat die Prins zich niet regen het onrecht der Heeren heeft durven of willen verzetten, zo als wel behoorde: dit blykt duidelyk, in 't vergelyking van art. 18, 19. van 't Regl: Reform: en dat wv die Wetten zelve mede gemaakt hebben wil niet anders zeggen, dan dar, wy den Stadhouder tot redres van de abuizen, in de Regeering ingeflóped, de volle mate en magt in 1748 gegeeven hebben, en je begrypt wel, dat men zelf iets rechtens toch moeit hebben, 't geen men een ander door zyn Souveraine Rep.-efentanten kon geeven. OndertufTchen is't zo niet gants mis: dat wy in 't jaar 48 bedroeft misleid zyn. Niet door de Pafforen; niet door de Volmagten, maar, om dat wy., te leur gefield zyn in onze vervvagting, en in 'c geen men  C h ) inefi óns belooft had? uit hoofde van den invloed van de Heeren, en de roegeeflykheid van der Prins, of liever, om dat hy met de ziak verleegen was, wyl het kwaad zo door en door ingekankert was, zo als hy zelfs zegt art. 19. Wy moeten daar uit teefeft^no beeter uit onze ogen te zien <, en wat is daar toé gefchikter* dan in plaats vin fchelden, dreigen öf oproer, dooreen bedaart onderzoek, deezeönvervreemdbaar rechten, en onze Conftitwié,en't goede en gebrekkige daar van, te leerert kennen, waar toe de lees gezeKchappen zeer nuttig zyn, dan zullen we weten, dat de Heeren als partiküliere perfonen medeleden l zyn van 't volk ; dog al? Heeren alleen hun magt en aanzien maar als aange (lelde verandwoordlyke Dienaien . of ambtenaren van 't Volk hebben. Jan Maar zou de Prins het niet weer geheel op de oude oorfpronglyke voet met de Karipelregten hebben moeten brengen, volgens de magt, hem daar toe gegeven ? Fitter. Schoon dac met het ilrengile recht niet onovereenkomftig was geweeft, geloove ik echter niet, dat het voorzichtig of in onze tegenwoordige tyden nuttig geweell was. Niet, om de Confufie in de aanwyzing van al de Heerden , waar op van, ouds die gerechtig, heden gelegen hebben, want dat was ten aanzien der Karspel Zaaken onnodig. De Karspels hebben natuurlyk nog \ zelve oude recht om hier onderling in te befchikken, en daar in 't allen eens zynde, dan verder, als de principaalen, door hun reprcfenianten ten landsdage, die huiihoudlyke befchikkfog kragt te geeven. Men kon zich mogelyk ook houden aan die plaatzen, uie thans item in'\ Karspel'hebben, om Voknagten tot de  ( 15 ) de ZylvpfWrekening, of den Landdag te (temmenemt n.ajr 't zou nu, in alles altans, dunkt my, niet gefchikt meer zyn, en 'cis nimmer raadzaam en nuttig, van eene ingewortelde algt-meene gewoonte, verderaf te gaan, dan nodig is: bedenk ook het nadeelige en harde hier van voor hert, die thans die gerechtigheden^ ten mintten ter goeder trouw bezitten, en *t zou niet menfchlievend zyn , haar de fchuld onzer wederz/dlche Voorouders te doen boeten \ fchoon ze zelf» by de beklemmingen, weinig billykheid toonden. Dew>l ondertuflchen onze Voorouders, niet door een verkregen, maar door hun natuurlyk aangeboren recht, hunne onderlinge verbintenillèn , ter regeling der maatfchappelyke Huishouding, ingingen, zo konden zyvan du zelve recht, ook hunne nakomelingen niet berooven, 't zy door eenige daad, of verzuim» In den fchoot der Karspeilieden beruft dus noch dit recht (dat zy als Frincipaaien en eigenaren door de Heren maar iaaten bedienen) en het was te wenfehen, dat omtrent de uitOi-ffeniiig van aile die onderfcheidene geregtigheden der Heeren, zo van Jurisdictiën, als van Schepperyen , Collarerfchappen, en welke adminiltratieri van't Karspel zy al meer hebben, zo wel, als omtrent die des Stadhouders, ( welker vernietiging noit door ware Patriotten, of minnaars vati't Vaderlands Welzyn, begeert, maar welker meer Heilzaam gemaakte (tandhouding, veel eer door hen nodig gekeurd word) eens die nadere infrruétien. en bepaalingen plaats kreegen, die tr de zo Ichaaaelyke en in 't oogloopende misbruiken van afweerden: want geèn braaf man kan, zo min by den een, als by den anderen» wit zwart en het kwaade goed noemen. Jan.  ( i« ) Jan. Wy hebben tóch a!, in 't Taar 48. veel tferkrèegen, wy zyn toch van het hatelyk juk der Schouweryen bevryd geworden, en fchoon my 't lang aehterblyven van 't nieuwe weer wat bevreefl: maakt, wy hebben \ nü toch beter, Pieter. Ja, dat is zo Jan, Omtrent de Ly/trafJyk* Juflitie, 'en de Godloóze tiranny der Schouwing, is ér veel verbeterd, maar wat is er noch niet veel blyven zitten * dat ons de jonk Heer zo mooy weet te verduifteren , met ons te wiilen wys maken, dat de Paftoren , als 't ware, 't recht van VifTchen en Jagen, ons maar? weer in't hooft willen praaten; daar op zo veel phatfen nauwlyks aan gedagt wierdt, voor den Brief van G. R. Grietje. Wat dan al, de Schatting? en Verponding? Pieter. Wy weeten immers wel beter, dat wy ons land niet onderhouden , befchermen, of verdedigen kunnen zonder fchatting te betaalen: de artibtenaars moeten na evenredigheid van hun werk, goed beloond worden: en dit wirt elk, die niet geheel dom was, ook in 't Jaar van 48. wel, dat een land zonder Schatting niet beftaan kon. De toeleg derzulken was ook niet, om voortaan niet meer te geeven, maar men dagt het konde wel wat meer bezuinigt worden: men begeerde, dat in de lafien meer evenredigheid, en in het heffen van dezelve, minder Omjlagtigbeid mogt plaats heb. ben. En klaagt men hier over niet noch met reden ? Behalyen dat, zyn et vèele misbruiken, die ons land op den duur, zo ze niet weggeruimt worden, naar ik verneem, moeten doen te gronde gaan , als daar zyn in 't algemeen, 't bellier der Generaliteit Kas, en in- en buitenlandfe commiffies, der Admiraliteit, der Defen- fie,  ( 17 ) lie, en Militie, enz. Maar vooral, daar wy wat meer van weeten, de afhangelykheid der leden, in onze Staatsvergadering, 't zy van den Stadhouder of van een byzondere Cabaal : en haare Onaf hangelykheid van ons haare Committenten, de begeving der ambten, niet na deugd, verftand, en verdienden; maar aan die van de Cabaal, of aan den minlraanneemende: Het willekeurige van den Stadhouder om op eenige aanklagt, de Arbiters al of niet te doen vergaderen, waardoor dit Collegie, zo de aan te klaagene onwettigheid met het eigenbelang van den Prins ilemt, wel eeuwig een ilaapend, ongebruikbaar, lam, en nutteloos weezen moet blyven; voeg hier by de Proceilen: de Knevelaryen van fommige Richters: de verarming van fommige wel eer begoedigde Kerken, en duizend andere dingen meer. Jan. Maar, nog eens verder van dien letagenbrief geJproken, dat bewys, dat zo klaar zou zyn , als de Ste: rens aan V Fondament, zo als hy fpoteende, om te doen lachchen met onze onkunde, in plaats van firmament, zegt, dat moetenwenu noch eens inzien, Pieter. Grietje. Wel Jemeni! Piet, ik mott lachchen, dat ik baril, daar fchiet my al die gekheid van Hansworft, in 't Spul van Mafiton, weer by in 't zin. v Pieter. Wat fcheeltje Griet? Grietje. Piet weetje niet meer, doe die Juffer, met die bonte befchilderde Bokfen, daar ook Sterens op ftonden, aan 't koorddanfTen zou, dat heur,' doeze op de koord kwam, de rok afgleed, en dat Hansworft heur doe naar 'tachterkwartier wees, en zei,of wy wel eer Sterens aan 't Fondament gezien hadden? B Jan.  ( 13 ) Jan. Hansworft was een Mof, ik weet.niet, waar die kerel gc-bleeven is, hy mag wei in de Stad woonen, en dat hy mhTchien die Heele brief gefchreeven heeft, want zy zt'den allemaal dat hy een flimme vent was. Pieter. Wie weet of t ook gteo ander is, en dat die mof het hem zo heeft ingedoken. Het blykt uit deeze fpottaal ondertuflchen weer, welk een oprecht vriend hy van ons boeren is Hy mogt, zo hy wou, fpreeken als wy: maar't is niet braaf, dat hy ons over onze onkunde zo heimelyk komt te befchimpen: of is het onze fchuld, dat het Schoolweezen op veele plaatfert zo gebrekkig is, en wy daar door nog zo gebrekkig doorgaans en zo ongelyk fpeüen? kunnen wy het beteren , datwe op zo veel plaatfen Schoolmeelters hebben , die fchier niet leezen of fchryven kunnen ? Maar dat daar gelaten: moeten wy ook jui(t„ alle vreemde woorden kennen? My dunkt het mogt wel een aigemeene Wet zyn, dat zy vooral in geen Placcaaten, aften, refolutien, en Landdags Propofltien, ooit mogten gebruikt worden, als zy niet in algemeen gebruik en by elk goed bekend zyn, daar zy er nu dikwyls voor ons geheel, onverftaanbaar door worden gemaakte Want het is onbillyk, dat men zich, op boete en flraf, er na zal moeten richten: of er zyn (tem en meening over zeggen, als men 't niet duidelyk verdaan kan. Jan. Dat is maar aï te waar. Maar weer tot het bewys van dien Schryver, hy zegt, dewyl wy wei 't recht' moogen verkoopen tot het Vruchtgebruik van ons land, en dat zelfs onder beklemming, en egter den eigendom , waar van wy het dus affcheiden behouden, zo mo-  ( 19 ) mogen wy ook ;t recht van Viflêhen, Jagen, Paftoren en Richters aanftellen enz., verkoopen: want ging dit laatfte niet door, dan ook 'c eerfte niet: dan zouden ook de-eigenaars dus ook de beklemminge niet behoeven te erkennen, maar weer naar zich kunnen trekken. Grietje. Daar bewaar ons de goede God voor! we hebben voor onze beklemminge op nieuws weer zo veel moeten geeven,dat het ons nog lang zal drukken, en zal die nu nog niet zeker weezen? Pieter. Wees daar niet bang voor, Grietje; 't heeft nu geen nood. Jan. ja Pieter, wie zou er van te vooren ook bang voor geWeeft zyn? kan men zo op iemands deugt of eerlykheid nog vertrouwen ? Noch onheuglyk bezit, noch 't bewys der quitantien van gefcbenken by verkoop, of vererf, ja zelfs geen Zegel en brief, wierden duchtig gehouden \ als er maar by de heklemming, ook de letterlyke woorden , EEUWIG en ERFLYK niet in ftonden, want dan durfden zy zeggen, dat beklemd land, zo veel wou zeggen als los land, en ftuurden maar mandaaten van opzage, en wy boeren waren wel gedwongen , ons eigen Voorouderlyk goed, op nieuwste koopen, of ons door de koftbaarfte proceflèn te laaten ruineeren, en ons aan de gruwelykfte haat en vervolging bloot te ftellen, Zy mogen wel fpreeken van plundering, hier en daar van wat flegt volk, in 't Jaar van 48 Dat was vaft allerondeugenft en verfoeilyk. Maar hoe hebben zy zelfs ons, te Vooren door de Schouwing, en nu weer door de beklemmingen geplundert, en uitgeftroopt! zy weeten zich wel anders B 2 als  als door werkzaamheid eri fpaarzaamheidte verryken. Pieter. Zacht, Jan! wat kan 't helpen, of je je boos maakt ? dat is al weg! Maar wat dat bewys aangaat, van die fchryver, dac is immers maar weer de oude, Hechts wat anders opgeftoofde, koft, die hy zyn Jonkheer, over de eigendommen, welke ons door eerde bezitneeming, en niet van natuuren bepaaldelyk toekomen, alt onwederleglyk al heeft laaten opdi(Ten,en komt alles op bedrog uit. Want voor eerft, is vaft nooit een Paftoor zo dom geweefi:, om te zeggen, gelyk die Schryver er ook niet het minde bewys voor by breDgr, noch ook een boer, om te gelooven,dat iemand, over zyn welvtrkreegen eigendomlyk goed, dat nog volkomen onafhanglyk en alleen het zyne is, zonder datereenander,'tzy uit zyn aart of door contract-, eenig recht op heeft, niet vry zou mogen Contraéteeren, en totweerzyds genoegen, de jaarlykfche vrucht, voor den arbeid, de betaaling der fchatting , en een inkomen van Huur , afflaan, of daar meede verwiflelen. Of dat hy . ook, voor zekere waarde, van het recht, om in zyn eigen gegraven water te viflèn, of op zyn eigen land te Jagen, niet op dezelve wyze zou kunnen afflaan, en er zulk een Vifeh-en Jagt Servituut van een ander,onder redelyke bepaalingen, op toe laaten. Ook fpretkt het van zelfs, dat hy zulk aan een ander overgedragen recht, of goed, niet meer bezittende, bet dan ook door geen erf, of verkoop meer van hem tot een ander kan doen overgaan. En, hoe zou deeze, er dan dengeenen van kunnen ontzetten, die deeze overdragt op hem,met zegel en brief kan aantoonen. Maar hier uit volgt mede,gelyk die oude Heer my beduide,dat de-  ( 2Ï ) dewyl niemant dus meer overdragen kan, dan hy zelve "bezit, ook het recht , van op iemands land, en wel met uitfluiting van den eigenaar, of gebruiker, te Jagen, en in de Provinciaale, op gemeené kollen, gegravene cn onderhoudene diepen, als ook in de gemeené wateren, van eenSchepperye, ja in de byzondere daar in uitwaterende, op eigen koften in ons land gegravene flooten, te viftchen, dan eerft deugdelyk is, wanneer het, naar zyn aart, van de Prinvintie,degemeene,of elk en iegelyk der byzondere eigenaren zelve, en wel van zulke ,die hierin nog onverbonden waren, wettig is verkregen ,• dewyl niemant hier verder dan alleen over 'tzyne, en niet overzynsbuurmans recht en eigendom, uit zich zelve befchikken kan$ daar gelyk G. R. toch met regt, de Eigendommen, veilig moeten zyn, en der zeiver fchending de zwaarfle ftraf verdient. Jan. Wat wilje daar mee zeggen, dat zulk een afgefcbeiden Jachtrecht, om duchtig te weezen, van een hierin nog onverbondene Eigenaar moeffc gekocht zyn ? Pieter. Om dat onze Voorouders al vroeg, ten einde de landeryen niet te zeer, tot nadeel van 't Karfpsl, in weerde vermindren zouden, en ook de Ariftocratie, of de zo drukkende overheerfching van eenige magtige Huizen, te beter zou worden voorgekomen, onderling zich door een vry en wettig contract, hebben verbonden , om geen gerechtigheden, hoe genaamd (en dus ook zelfs deeze eigcndomlykeniet) van hunne heerden te fcheiden,en hier toe verbond men zich niet alleen 1 in elk Karfpel, maar vervolgens verdroegen zich ook hier in, wegens het gemeen belang der zaak, al de onderB 3 fchei-  ( *3 ) fcheidene Karfpels met elkander, op dat het over ol . dus onveranderd zou blyven; aangezien wettige Onderlinge verbintemöèn toch een zaak heilig en veilig Hellen moeten. Want de oude fretten, Jan, waren niet anders dan zulke onderlinge verdragen, gelyk ze toen ook veel al genoemd wierden,ja ten allen tyden moet een conftitucie bepasletd Volksverdrag de grond van heur verbindende kragt zyn. Nu begrypje wel dat na die tyd, zo lang die wetten of verdragen door uitdruklyke overeenkomt! der zich onderling verbonden hebbende ingezetenen, niet wettig veranderd of vernietigd waren (dat nooit gefchied \s) ook nooit zulk een fchei- ' ding weï"g gefchieden, of eenig diergelyk koopcontract duchtig zyn kon, Jan, Wel dan konden wel eens veel van die voor eeuwig en erflyk beklemd gehoudene Jachtrechten, op veel duchtiger gronden, dan onze door gefchenk op gefchenkzo allerzekerft beveiligde beklemmingen, los, en opzage onderhevig worden bevonden. Pieter. Zo je op het recht en niet op het gevoegelyke ziet, ongetwyfeld, Want dat iets overgedragen zy, zelfs, met zegel en koopbrief, van een reeds onwettigen bezitter tot een ander, kan wel, volgens 'tLandrecht, de duchtigheid van den koop, met betrekking tot hun beiden, toonen 5, doch ook dat maar alleen. En dus kan het nooit de wettigheid zelve van 't bezit des verkopers, of het in rechten leverbaare van 't verkochte gosd bewyzen, en veelmin het hierin onwettige ooit wettig maken. Jan. Maar zou 't niet ondoenlyk zyn, als elk de wettige herkomt vajp zyn eigendommen en bezittingen moeit bewyzen? Pie  C 33 ) Pieter. Dat komt ook niet te pas, en kan niet geëifcht worden, ten zy iemand bewys voor nader en beter recht bybrengt; want alle bezit moet wettig gehouden worden, zo lang geen reden voor het tegendeel word te voorfchyn gebragt. Maar deze reden van het tegendeel is zeer duidelyk hier in de Wet, in't algemeen Volkscontracl, Jan. Maar zou miflchien hier of daar zulk een fcheiding van 't jachtregt niet reeds plaats gehad hebben voor \ ingaan van dat contract, of voor de wet? Pieter. Die ergens zulk een onwaarfchynlyke uitzondering beweerde, zou dan volgens alle rechten tot een fpeciale opgaaf en bewys verplicht zyn. Doch dit zou wel haperen: want maar een weinig voor en vervolgens in de verwarring van den 80 jarigen oorlog met Spanje, is dit misbruik van de verboaene fcheiding ten aanzien van 't jachtrecht eeril ingeflopen; en in 't algemeen maakt, ons Landrecht van de fcheidingen der Gerechtigheden en Heerlykheden, Hechts als een orv> geoorloofd en tegen de veel oudere Wetten reeds ftrydig misbruik, gewag. Het aanleidend middel tot zulk een afgezonderd onwettig Jachtrecht fchynt hier eerft omtrent een halve eeuw voor het beginfel van dien oorlog, door Graaf Edzart gegeven te zyn, Jan. Hoe weetje dat alles zo ? benje zo. beleezen, man? Pieter. Myn oude Oom had nog al veel boeken s Jan » en fchreef, 't geen hy de moeite weerd dachte, dik» wils op. Op dit bred legt nog een heel boekje van zyn aantekeningen. Laat ik *t eens krygen, *k heb er een vouwtje bygeflagen, zie daar lees ik:,, Die Graaf „ Edzart, die als verkofen Heer van die Ommelanden B 4 „ al-  C 34 ) „ aües, met uitfluiting van anderen, maar tot fig focht „ te trekken, hoorde men, niet lang na 't begin van „ die 16 eeuwe, er fig nog over beklagen, dat dia „ Edelen en hy van die jagt (dat is van dat regt om „ alleen te jagen) ver/loken waren, en de Boeren fig „ tegen hem verdedigden, wyl ze van den verkoop „ van 't wilt, een tak van beftaan hadden. Ja dat „ hy ook met die Edelen zelve maar fogt te rekenen, „ nul, ik hou het altemaal, blykt, wyl deze uit die „ Ommelanden, op zyn anmatigingen in dit ftuk het „ oge hebbende, in hun klagte en voorftellinge van „ zaaken in den tyd van die Spaanfche Beroerten, op „ den Ryksdag, anno 1587. nog zeiden, dat zy al ,, te veel ver kort et waren geweefl van Graaf Ed„ zart, in hun olde vry heden van hafen te jagen en „ wilt te vangen, V welk NB. ook nog, in die Om„ melanden, den min/ien Huisman niet wiert ver* „ bodèn. " Grietje. Zo! doe mogten al de boeren jagen, en er is evenwel nog veer en vin overgebleven ! dat komt weer met G. R. niet goed uit. Jan. Tegen zulk een geval kon daarom wel gezorgd worden; en was behalven dat nog geen grond in rechten, waarom partikuliere Heeren ons van 't onze zouden mogen beroven. Maar, Pierer, als de Eigenaar en de Vruchtgebruiker van een Heerd Land onderfcheiden zyn, zou dan het jagtrecht, de eigendom van 't Land of van 't Vruchtgebruik volgen. Pieter. Dit komt my zo klaar niet en wat onbepaald gelaten voor, en zou dus van 't huur contract afhangen, naar me dunkt, moet het anders valt het recht van  C *5 ) van Vruchtgebruik volgen. Want niet alleen, is de eigenaar veelal geen Karspellid, daar toch 't oogmerk was, tot welzyn van 't Karspel, 't welk de Karspellaften dragen moet, de weerde van 't land niet te verminderen; maar ook, als de eigenaar van zyn recht tot vrugtgebruik onbezwaard by huur aan een ander affland gedaan had (en alle bezwarende excepües moeten expres vermeld zyn) dan kon hy het vrugtgebruik met zulk een laitig en fchadelyk fervituut voor 'c zelve ook nooit bezwaaren. Dit moeit hy zig, by huurcontract duideiyk anders, zo hy de huurder in zyn recht niet te na wou komen, dan hebben voorbehouden en uitbedongen. Dit is dus weer gantfch wat anders, als G. R. ons wil wys maken; fchoon niemand zyn eigen Eigenaar dit vermaak op zyn land ligt weigeren zou, als hy er geen misbruik van maakte. Van de tegenwoordige gefteldheid in andere plaatfen, by voorbeeld in Friesland, daar de Schattingen, reëel enfloreen, door de eigenaars betaald worden, en de behuizing ook hun toebehoort, kan men tot de Omlanden en van deze tot hen toch geen juiil gevolg trekken. Grietje. Maar Piet, jy zoud toch niet op de jacht willen gaan: en ik denk,je zoud ook wel net zo veel vangen, als de Boeren van Tinalling, daar je me van vertelde, dat onze Domine, op de leeflbcieteit, eens van zei, dat zulke feiten, zeer ongeoorloofd, verderflyk, met wet en orden itrydig, en hoogft af te keuren waren; dat als men zelfs al recht dacht te hebben, men dan 't nog langs wettige wegen, in een land van recht, zoeken , maar niet zyn eigen rigter weezen moeit; 't geen heel anders luide, als die leugenaar G. R. hun zo maar te laite legt. B 5 Pie-  C * ik weet het niet, of de Heeren en Vrouwen dan boven of tegen de Placcaaten zyn j men zegt toch, dat er anders niet aan fcheelt j doch naar het denkbeeld der ware vryheid van G. R. zullen zy, als vryc lieden, al mogen doen wat zy willen, 'tis toch vryer niet als al door de wee gebonden te zyn. Titter. Men moet onderfcheid maken tusfehen vryheid., om zonder vrees of veritoring al wat recht is, temogen doen, en bandeloosheid. De waare Burgerlyke vryheid beitaat in 'teerfte, endatwy wetten hebben, of mogen maken, welker aigemeene nakoming het algemeen belang, en dus dat van elk en een ieder Ingezeten, bevordert en beveiligt. Want als elk , 't zy recht of onrecht5 kon doen Wat hy wou, wie was dan vry of zeker ? Wy hebben reeds gezien, hoe het afzonderen der gerechtigheden, een overtreding deiwetten zynde, tot het aigemeene nadeel uitloopt: en dat was zulks niet gefchied, wy boeren noch zo vry zouden zyn, als onze voorouders, daar wy er nu zo veel van misfen, zo men zo eigenherig regeeringsambr.cn en regtcn mogt verkopen; kon dc Koning van Zweeden zyn Kroon, of de Prins zyn Erf ambten, aan den Keizer van Marokko wel verkopen; en volgens des Schry veis G i deel  ( 3<5 ) doel zouden wy alle wel flaaven moeten worden: was het niet vry willig, men zoude ons er wel by ge» legenheid toe noodzaaken. Denk nu maar eens , of het niet eene Godloofe bedriegery is, dat men tegen beterweeten er op toelegt, om ons eenvoudige boeren zo tot ons nadeel te misleiden, indien men na de gronden van G. R. wilde te werk gaan, zouden wy welhaast onder een evendrukkend of noch erger juk raaken, dan voor 't jaar 48, en den Stadhouder in hun belang zynde, zo zou alle geweld en knevelary doordemisbiuikte naam en invloed van Oranje worden gefterkt. Mogt elk waar vrind van een nuttig Stadhouderfchap dit eens recht met ons inzien! Jan. Dit is waar; en my dunkt dat de judasachtige bedriegery van G. R. niet minder duidlyk zichtbaar word, als wy het volgende van dien Brief eens in overweeging neemen, op bladz. 16 lees ik : O / myn Waarde Medeboeren, ik_ bid V om Gods wil, weest op uwe hoede, en overweegt alles zelve, en volgt niet blindelings op, wat zy V zeggen, en op pag. 14 had hy gezegt dat wy Boeren er net zo veel van verfionden, als hy zelfs, te weten, niemendal; doch Leesfocieteiten, daar men leezen, wyzer worden en onderzoeken kan, wil hy ondertusfen niet hebben: hoe kunnenwe dan alles zelfs overweegen ? Zynwe dan niet wel genoodzaakt, om 't al maar blindlings op te volgen, 't geen een ander ons voorpraat? Ik geloof, dat by dat met opzigt tot hem zeiven ook zo wel zoude willen hebben; doch wy willen, om hem nog een ander blindlings te geloven , lie-  ( 57 ) liever zelf, door leezen en onderzoeken, tot wat meer kunde zien te komen: en dan kunnen wy zelf ons belang beoordeelen. Pieter. Ja, Jan! gy moest hem en zyn flag maar blindelings geloven, maar vooral geen Paftoors , die ons Boeren gelegenheid geeven, om alles zelve te overweegen, cn ons de zaaken naakt openleggen; kortom de man bid ons, na dat hyons meer dan eens voor gekken heeft verklaard, die alles maar zonder bewys aanneemen (waarom hy ook zich met bewys voor zyn Hellingen niet ophoudt) datwe hem en zyn flag in alles maar geloven zullen, en ons vooral wagtcn van zulke menfchen, die ons wyzer zoeken te maken. Zyn belanglooze Jonkheer zal ons, dat is, de Wolf de Schaapen, wel onderrichten. Laat ons eens hooren, wat aanfpraak de man op ons dom geloof aan de Paftoren heeft, wat raaken baar zegt hy, toch de regerings z.*kjn ? "Jan. Zyn onze Predikanten dan tevens ook geen Burgers met ons ? hebben zy er geen belang by, hoe het met ons land gaat ? of hebben zy de vryheid verloren, die de man zelfs zegt, datwe hier allen in de Ommelanden hebben? Pieter. Wel zeker zynze burgers met ons, en hebben evenveel aanfpraak op de voorrechten en vryheden van het land, als wy : maar daar en boven, is het by my een flegt Predikant, die zyn gemeente ook niet onderricht, van de voorrechten , en vryheden, diewe hier hebben: en van de middelen, om dezelve te bewaaren, en te beveiC 5 li-  ( }8 ) Jigen, op dat elk zyn plicht betrachte, en wiet gewilligheid zyn fchatting opbrenge, en zyne wettige Overheid gehoorzaame. Moet ik myn Overheid gehoorzaamen, dan moet ik ook weeten, wie ze is. Zal ik gewillig fchatting opbrengen, dan moet ik ook redclyk overtuigt zyn, datze niet verkwist, maar tot welzyn van het land. Word aangewend. Ben ik vry, en moet ik God daar voor danken, dan moet ik ook weten waar mmyne vryheid beftaat, en dan mag ik niet onverfchülig zyn, of die vryheid my en myne kinderen gelaten, of ontfutfelt word. Nu vraag ik je eens Jan, is het de plicht van een b'-aaf Paftoor dan niet, my van dat alles te onderrichten? Maar weetje, wat Paftoren onze man gaarn heeft? Zulke die, als er fchaapen gevilt worden, niet eens zuchten, maar delydclykeGehoorzaamheid prceken, om wel by Mynheer of Mevrouw te Jlaan. Grietje. Maar als dat zo is, als die kerel fchryft, dan zullen er voortaan geen Landdagspreeken, Biddagen of Bcdeftonden meer moeten weezen, want dan moeten de Paftoren ja wel, ofze willen of niet, van regecringszaaken fpreeken, en zo tweedragt maken onder 't volk. Jan. Het is bedroeft, dat die kerel ons wil wys maken, dat men niet van regecringszaaken zoude kunnen fpreeken, of men moet ook juist tweedragt maken, oproer ftigten, en ik weet niet al wat! dan moest het er toch ook allerbitterst mqt de regeering uit zien. Pie-  ( 39 ) Pieter. Dat is zo, Jan; want ik meen, dat een Predikant juist daar door de Ingezetenen tot liefde, eerbied, en hoogachting voor hun Overheid moet aanzetten, door hen te toonen, dat zy voor ons welvaaren waakt, en wy door hunne Zorg een flil en gerust leven leiden kunnen: en derhalven als de Overheid dat doet, dan denk ik, dat het zogemaklyknietvak, dustweedragt, en oproer te ftigten. Grietje. Maar Piet, de man kalt toch geduurig zo van Paftoren, die tweedragt, tweefpalt en oproer iligten, de handen in borgerlyke verschillen fteeken, beur met alle magt op de Preek\ftoelen voor de een of ander party verklaaren, dat begryp ik toch ook , dat dit niet alleen buiten heur ampt is, maar dat zulke Paftoren, als ze dat deden, flegte menfehen zouden zyn. Pieter. Ja Grietje! dat zyn zeker al hatelyke woorden, maar hebje niet wel in je Bybel gelcczen, dat onze lieven Heer het zwaard in de waereld, bragt? nu weetje immers wel, dat onze lieven Heer van zyn kant, daar toe geen aanleiding gaf, maar dat booswigten, die de waarheid en 'h licht niet konden verdragen, om dat haar werken boos waren, daar de fchuld van hadden: gy weet wel, datze onze lieven Heer befchuldigden ais een op» roermaker, om dat hy, hoe zagtmoedig ook3de waarheid recht uit zeide, en geen onderfcheid van perfoonen maakte, cn is het dan wel wonder, dat men het ook zyne trouwe Dienaars doet? De eendragt tot het goede te breeken, i»n plaats van C 4 die  ( 4° ) die door byval meer overwigt te helpen geven j dus tweedragt, en tweefpalt te ftigten, is godloos, en ltrafbaar. Als twee menfchen denzelfden weg van waarheid en geregtigheid houden, is't kwaad; maar allerbraafst, voor de party van waarheid en gerechtigheid zig te verklaren en uit te komen, al kwam er, door de afkeer der bozen, ook de ergfte tweedragt uit: zo deed onze Zaligmaker, zo deeden zyne Apoftelen. Ecndragtigheid tot kwaaddoen, tot ftyving van laster, bedrog, en onderdrukking, zal niemand toch een deugd achten; maar, waar zulken zyn, zig verblyden, dat er ook braven zyn, die hier niet eendragtig in mee doen, en dus die cendragt ftoren. Als wy als waare Christenen met elkander willen leeven, dan moeten wc alle, bet zy Heer, of Paftoor, of Boer, elk in zyn post, recht door zee gaan: en dat moet de grond van onze cendragt zyn: dan eerst kunnenwe alle gelukkig zyn. Maar zyn confeientie te vergeetcn, om éendragt te houden, daar bewaar God ons, en alle Paftooren voor; daar is onregtveerdige baatzucht en flaaffche vrees alleen in ftaat toe. Grietje. Hy zegt toch Pieter, dat 't niet in 't beroep ftaat van een Predikant, dat die zich met regeerings zaaken zal bemocjen, of zich daar over op de Preekitoel uitlaaten. Pieter. Daar Haat ook niet in 't beroep, Grietje; dat een Predikant zyn Overheid moet gehoorzaamea;' dat hy op zyn huishouding goede acht moet neemen; dat hy fchatting moet betaalen; dat  ( 41 ) dat hy ons alle zondagen moet recommanderen den armen te geeven ; en hondert andere dingen meer. Wel als een Paftoor zich nu eens van al die dingen wilde onttrekken, voorgeevende, dat van dit alles niet in zyn beroep ftond, zouje niet denken dat hy mal was ? Jan. Maar noch meer, moet een Paftoor Godswoord zuiver verkondigen, en betekent dat ook, volgens de man zyn eigen woorden (p. \ j) de Christelyk' plichten le er en t dan kan ik niet zien, dat het buiten het ampt van een Predikant is , alshy, (gedurig ziende, dat de Boeren, op allerlei wyze, met beloften of dreigementen, in verzoeking gebragt worden, om niet zo als 't welzyn van het land en deKarfpels, voor welke zy optrekken, maar zo als het byzonder belang, van deeze Heer of Mevrouw vordert, op den Landdag te Hemmen) ons ernftig onder 't oog brengt, en vermaant, om toch in de verkiezing van Volmagten, vry, en zo te werk te gaan, als wy het voor God en onze medemenfehen kunnen verantwoorden; datwe daar toe toch braave eerlyke en kundige Boeren neemen, die van niemant afhangen, en wel ter harte neemen, hoe zwaar het door eed en wet verbodenis, onder eenig Heer of Vrouw op te trekken, en (voor de gifteen gave van een door dezelve hentoegelchikt Ambtje) zyn ftem er an toe te zeggen. Pieter. Vast is 't braaf, dat hy de Eigenerfden en Volmagten getrouw onder het oog brengt, dat zy als vertegenwoordigers van hunne Karfpels, C f vol-  ( 4* ) volgens de Conftitutie, en hun Eed, het wettig belang van alle Ingezetenen, en van hunne Karfpels moeten voorltaan > en datze zelfs moeten overwegen, en niet loslyk zo maar mogen Hemmen, als deeze of die hun in het oor blaast: datze hun niet moeten laaten verleiden, door beloften, van ambten of geit, of bedreiging, van haar dit of dat te willen doen, (het is tocli een tyd dat braave lui zullen geholpen worden) datze ook geen Contract, hoe genaamt mogen aangaan, met iemant, om hem een gedeelte van het geit, 't welk op een ambt ftaat, af te geeven, en Wat al gruwelyke zonden meer gepleegt worden. Is dat buiten 't ambt van een Predikant, als hy ons Boeren voor dit alles waarfchouwt, ons onze plicht als Ingezetenen, als Volmagtc-n, en Eigenervden, onder 't oog brengt, cn wat gruwelyke zonde de Meineed is, en hoe wy Gods verfchrikkelyken toorn te wagten hebben, als Wy om gunst of gaaven, cn dat wel van hun, die er niets in te geeven hebben, onze Confcientie verkragten, en dus ons volk ongelukkig maken: hebje wel ooit met aandagtden Eedgeleezen , die volgens Reglement derOml. Reg. van 'tjaar 16,9 art. 18 door de Landdags Comparanten moet geZworen worden. Dat zweert gy in waaren eigendom en volkoomen befit zyt hebbende dertig grafen lands, ten minfien duizend embder gulden waardig zynde, in ieder verponding acht caroü guldens doende, en in een Car/pel en Schatregister van 't Quartier waar gy woonagtig zyt geleegen en gequalificeert na  ( 4? ) «4 het Landrecht, als gerequireert word, om een jlem. me te hebben tot verkieftnge van een Predikant, dai gy ook. op dezelve Landen geen fett ofte Pacht-penningen van iemand hebt genooten, noch aangaande de voorz: Landen eenig contraSb van wederinlosfng of reverfael, den waaren eigendom contrarieerende, hebt gepaffeert, dat meede die brieven en befcheiden, by « tot bewys van den eigendom der voorz: Landen, en betaaling der verponding van dien d> Heeren Monfl. Commiffariffen oyergegeeven, oprecht zyn, zender eenige ft'mulatie ofte valscheid, dat gy voords, omme in de vergadering van 't Lid der Ommelanden, ofte ep de gemeene Lands-dagen te compareer en, ofte om uwe ftemme ten voordeele van de een' ofte d1 andere te geeven, van niemand eenige giften, gaven, gefchenkj, rtytleg, leening ofte verfchot van penningen, defroyemcnt, ofte iets diergelyks hebt genoten ofte genieten zult. Zo waarlik moet u God Almachtig helpen. Grietje. Herink! zo heb ik 't ja noit gehoort! ik meende, dat de Eigenervden en Volmagten, uit naam van de Hooge Ovrigheid, heur Heer of Mevrouw, op de JLandag mosten fpreeken of fwygen, en dat de Docters, Wedmans, Kosters en Byzejagers, heur knegten wasfen, om by nagten dag, by de Boeren rond te loopen, en te zeggen, op wie ze ftemmen moeten, op bedreiging van eeuwige ongenade j ik dagt, datze fweeren mosten, datze niet anders denken of fpreeken "wilden, dan heur Heer of Vrouw heur nu en in 't vervolg liet aanzeggen: zo lief, als heur de naam  < -w ) naam van Gecommitteerde of Extragecommitteerde Raad, Schepper, Zjlrigter, en ik weet niet wat al, en dat alsfe daar in meineedig wierden, ze moesten lyden, dat zy en keur gantfche geflagt, met Schuit- en Arrest- Gefchenk- en Opzaagmandaaten, al heur leven lank^geplaagt wier den. Jan. Wel Pieter je Wyf heeft waarachtig zo veel fchuld niet. Gebeurt het niet dikwyls, dat, als de een of ander Boer, eens door toedoen van een Heer of Vrouw Gecommitteerde Raad, of zo wat geworden is, dat hy zyn gewecten fchynt verlochcnd te hebben, en altoos doet, en fpreekt, ja in 't honderd om liegt, zo als zyn Heer of deszelfs Knegts hem voorkaauwen. Zy hebben my nu ook al verteld, wie toekomende herfst, Gecommitteerde Raaden van de Boeren zullen worden, en datze by provipe al een vriendelyk accoord gefloten hebben, hoe veel eik van de pot trekken zal. Pieter. Nu Jan, de tyd zal 't leeren; ik heb het ook gehoord: maar zo het waar is, dan hoop ik, dat er ook eens een middel zal komen, om, altans in de Ambtbegeeving, onze vryc en geregelde Volksconftitutie wat meer dan een wel mooie maar volftrekt in dit opzigt levenloze Pop te doen zyn, dieniet anders dan door de wierdraaden, die eenige Heeren alleen in handen houden, zich roe* ren en bewegen kan. Jan. Ik hoop het ook, maar dat gaat zo maklyk niet, en er is tyd toe nodig. Misfchien zal zich ook nog wel meer hier of daar een Heer van een waar eerlyk Volk- en Vaderlandslievend hart opdoen. Ze  '( 4f ) Ze zyn allemaal niet van gelyk kaliber. Ik hoop dat er ook eenige braaven by zullen zyn. Maar waarom is onze man zo tegen de Lees-Societei-, ten ? daar wy, als we onze plicht zullen betrachten, toch eerst moeten onderzoeken en leeren, wat we doen of laaten moeten j maar misleiden raakt het ons noch minder als de Paftoren. Pieter. Dat zal ik U voorleezen bl. 16, 17. denk] eens waar toe zy ons Boeren, door het oprichten van die Leesfo/itciten al brengen, zy houden ons van onze dagelykfche bezigheden af, want fommige vergaderen viermaal 's weeks, namelyk. tweemaal voordemiddagt van 9 tot 1 z, en tweemaal 's avonds van 7 tot 10 J en daar is de Paftoor dan altoos Prepdent, en ftt bo-, ven aan, en zyn wyfe By fitter ftt aller naast hem en leest uit de voornoemde partydige ftukjes wat voor, en de Pastoor met de pyp in de hand ftruift fich als een kalkpenfe haan en lacht in zyn vuistje, wanneer hy fiet dat gy Boeren gek^ genoeg zyt om alles voor gangbaars munt antenemen wat hy tt maar wys maakt. Grietje. Nu zo een Paftoor dieje Boa*en zo godloos voor de gek houdt, moet een fchelm van een kerel weezen. Pieter. Of G. R. met zyn Conforten. Grietje. Maar wie is die Paftoor? waar ftaat er zö een? Pieter. Zeker op een plaats daar alle Boeren gek zyn. Ziet Jan, een van beiden is waar, of daar is waarlyk zulk een Paftoor, die godloos genoeg is, om tegen beter weeten de Boeren te misleiden , onder den naam om hen tc onderrichten, en di«  C 4* ) die dan noch heimelyk, en als hy by anderen is, er de gek mee fcheerdt. Zulk een nu openlyk aan den dag te brengen, en hem met naam en toenaam zulk een Judasituk daar te doen zou niet alleen braaf zyn, m,aar was ook de plicht van onze man, en kan hy dat doen, dan zullenwe hem ook hierin geloovenj maar dat niet doende, is 't niet anders dan een kwaaadaanige laster, gelyk al zyn overige valfche befchuldigingen, en dan is dunktme die fchryver zelfs de infaamfte fchurk, die er op twee beenen gaat} en was,zo een kerel dan niet wel waard, als hy een mof is, met een fchóp onder zyn gat, weer uit dit hem weldoend land gejaagd de worden} dat was nog al wat genadiger als aan de hoogde galg, waarvan hy fpreekt. Dog laat ons eens zien wat fchrikkelyke gevolgen de man van de Leesfocieteiten verwagt. Door deeze byeenkomften verfuimt gy u daaglyks werk, word uithuifg, en geeft uwe vrouwen de grootfie reden tot kjagten, Grietje. Daar hebben we aan hem vast nooit over geklaagt. Wil die Godvergeten Roervink ook al kwestie en ongemak tusfehe'n man en vrou ftooken ? Pieter. Laat my maar voortleezen: uwe kinderen worden verwaarloost, en zullen wel haast het f 'echte voorbeeld van haare Vaders volgen. Hieruit kan niets anders ontfiaan, dan berooide hoovden tegens tt in den arbeid, verwarring in de huishouding, ein* delyk gebrek, en armmoede, dit is het rampfalige gevolg van die Leesfofteiten. Onze man is vrees- iyk  ( 47 ) ]yk bang, datwe aan het leezen en onderzoeken zullen komen > en ik geloof het ook, dat het niet lang meer duurt, dat men de Boeren, zo als hy en zyn Prinfipaalen 't begeeren, by de neus kan omleiden, 't Verwondert my, dat hy ons niet geheel het uitgaan uit onze huizen heeft verboden, tot 'tKerkgaan incluis, daar kon hy even zeker, die valfe gevolgen uit getrokken hebben. Hoor Jan, gy zult federt eenigen tyd met my opgemerkt hebben, dat thans eenige lieden, die te voren, toen wy Boeren niet anders deeden dan foms geheele dagen over den haart te hangen, of wat rond liepen, by deeze of geene, of voor myn Heer of Mevrouw gingen uit Jagen, of Visfchen, zich er niet over bekommert zouden hebben, al had de Boer ook noch zo zeer zyn zaken verwaarloost, dat die evenwel nu er dag en nacht haar werk van maken, om ons te doen gelooven, datze zeer voor onze huis» houding en welzyn zorgen: maar waar komt alles op uit: vooral niet exerceeren: vooral geen Leesfofieteiten: moet men daaruit niet denken, dat het die menfchen niet om ons, maar om haar eigen belang te doen is. Te vooren zaten honderden Boeren , of in de Herbergen, of by de Kremers, of aan hun eigen haart dik wils ledig, en er was geen een van die vrienden, die ons toen van dit alles de nadeelige gevolgen onder 't oog bragt: maar nu, nu men maar de ledige tyd tot het bekomen van meerder kennis van 's lands zaaken gaat aanleggen, nu regent hetDoc- ters,  K 45 SS r 'cers, Wedlui, Byzejagers, en wat niet al, die alle miferabel bang zyn, dat wy onze kostelyke tyd verfpillen, en onze huishouding ruineeren zullen. Jan. Laat u liever uwe Paftoren de Christelyhe plich* ten leeren, zo gaat onze man voort, en hy vraagt op 't einde, vermaanen Kristus en de Apostelen met attyd dat de Kristenen haare Overheid zullen gehoorzaamen. Grietje. Is de Overheid nu ook nog van de Christenen onderfcheiden, en Joods, Heidens, of Turks? Jan. Hoe kom je daar op Grietje? Grietje. Wel als de Bibel altyd maar gehoorzaamheid van de Chriftenen aan de Overheid leert, en deeze onder de Chriftnen niet begreepen zyn, en ook hun pligt niet geleerd word, wat nuc kan dan de Overheid voor heur zelf uit de Bibel haaien? Nu dan geloof ik ook vast, dat onze Heeren die wy toch onze Overheid noemen, wys doen, datze de Bibel om de lydzaamheid aan heur onderdaanen te leeren, laaten preeken, en voor heur zelfs veeltyds er zich niet mee bekreunen. Maar zeg my Piet, ftaat het dan ook niet in 't beroep van een Predikant, dathy die Overheid, als geen deel of lot in de Bibel hebbende, er ook niet uit mag leeren of hun plicht mede voorftellenj maar dathy, hoe godloos ze ook mogten handelen, heur maar moet laaten begaan, en alleen de Kristenen, dat is de Boeren, maar inftampen Gehoorzaamt Gehoorzaamt;,  C 4  C 65 ) man, zegt men, 't wel waerdig is, noit genoemt is, veel min zyn boeken gelezen zyn. Jan. Maar waarom of die kerel dat dan fchryft? Pieter. Dat zal ik U zeggen. Onder alle de Godlooze aanvallen en Jafl'eringen, welke men hedendaags tegens de waare Voorllandefs van 's Volks vryheden en rechten heeft verzonnen , om heur maar gehaat en v^rdagt te maken, is geene van de minfte, dar zy er op .zoude» toeleggen, om de waare GereformeerdaGodsdienll te ondermynen. Om nu de eenvoudige menfehen in dien verkeerden waan re Hy ven, en tekens die Pre- , dicanten, die in dat gefelfchap zyn, op te hitfen, doet hy die vraag. Jan. O! Grietje zei dat hy wel eens ProfefTor,zo ze gehoort had, zou kunnen worden; dan zal hy miflchien wel voor de regte man willen doorgaan, om de regczinnige leer door verketteren te handhavenen ? Crietje.Wacï hy is vaft een inpertenent vals kerel, zonder eer of confcientie. ik wil zyn boek noit weer leezen, Pier. Pieter. Ja Grietje: beproeft alle dingen, en behoud het goede; en zo moeten de Dominees ook doen; hoe konden ze anders over van Hemert regt oordeelen ? Jan. Nu buurman, ik bedankje harrlyk voor je Vriendelyk onderrigt, ik ben al veel wyzer geworden, en zie al, hoe 't geen veelen de tegenwoordige conftitutie noemen, daar't ons wel by gaat, en die de Patriotten zouden willen omkeren, eigealyk bellaat in de thans godloos ingevoerde misbruiken en afwykingen van de ware wettige conftitutie, endatzydus't op bedrog, ja twift, moord en oproer, toeleggen, om hun fchraap- en heerszucht te flyven. Ik koom reis weer; en wens je nu met Grietje goeden avond. Pieter. Dat doe Jan, wy kunnen noch wel eens een agtermiddag met vermaak doorbrengen. EINDE.  I