TWEEDE S AMEN SPRAAK tusschen DRIE GRONINGER BURGERS* OVER DE NÓODZAKELYKHEIdV DAT ONSE REGERINGSVORM, NIET ARISTOCRATIE, NOG DEMÖCRATIS, MAAR TJEMOCRAT'IS BV REPRESENTATIE MOET ZYN. OÉHOUDEN DEN 26 'JU NT .l.UiiUO 23 V:, .. ,C ' ' Te BEKOOM'EN By de meeste Boekverkopers in GroningemV" Friesland, Holland en andere Steden., De Prys is 6 St.  Denk dat het met deezen Staat niet gefehapen is als met andere Onbefchaavde en Onderdrukte Volkeren; daar een Heerfchend- Huis, alleen de Magt in handen heeft, en alle andere zonder onderfcheid Slaaven zyn; maar Gy zyt geroepen om Romeinen te Regeeren.' een Volk, dat te weinig Deugd bezit, om een volkoome Vryheid; te veel Dapperheid, om een volllrekte Slaaverny te dulden. GALBA aan PYSO,  VOORBERICHT. WAARDE MEEDE BURGEREN/ refereren Ons, by deze tweede Samenfpraak, aan bet geen wy by de eerfie reeds gezeièt hebben, wy hebben by deeze uitgaav, er weinig by te doen; haar beftaan is voortgevloeid uit een felvde Bron van Vaderlands en Vryheids-Lievde, welk ons by 'topfiellen der eerfie bezielden; aangedaanmet gevoelens van Lievde tot ons Stad en Vaderland, zv bedoelen Wy niet anders, als onze Burger-Broederen, meer en meer te bepaalen tot bet zvaare Best, en de gepaste middelen van dien; dat Zy tog mogen opmerken, dat zvaare Vryheid, geen gemeenfehap heeft met flaavachtig bukken onder eigendunkelyk gezach: nog met logge flapbeid, koele onverfchilligbeid of Tumultiëufe Losbandigheid. Schoon wy deze uitgaav, onder verfivyging onzer Naamen doen, zo zvillen zvy bet echter geenzins gelyk gefield hebben, met al zulke Werken der Duiftemis! welk zy pleegen, die Hun Meede-Menfcben, en te dikwyls zelvs Leeden van Hun Eigene Reprefentative Souvereinen, met vuilaardige Pasquillen en haatelyke Perfoonaliteiten aanranden, welk in hun aart, nergens anders toe gefdnkt zyn, als om Fa&ien en Tweedragt te doen groeien; Lievde en goede Trouwe weg te nemen; Vrede en Eensgezindheid tt bannen, en daar der zeiver Autheur? waa-~  V-0 O, R B E R iïd H ,T. waanen, ten beste van 't Vaderland'te werken, doen zy in der daad niet anders; dan aan desfelvs.Grondvesten te Miniëeren, tv elk, {indien zulks Characteriaal by de Natie wierd) een totaale ruïne-, .ten gevolge zou hebben. Neen Waarde Meede-Burgeren! wy hebben EedeJer Sentimenten, en zyn uit dien hoovde, van geVoelen, dat ook hier in niets gevonden word, waar over wy ons aan 'tPublyk hoeven te onttrekken , 'nog dat iemand met eenigen- fchyn van recht, ons ten kwaaden mag duiden; dwaalen wy in het een of ander , men- geloove, dat het onkunde of gebrek Kaan Verftandig doorzicht zy; maar-geenzins aan ' Lievdeloosheid of kwaade wil. * Aan den Verflandigen behoeven wy niet te zeggen , dat al het Fabelachtige niets bet eekend, 't is onze Stad en Land-Genoten onverfchillig, of zvy drie ■ dan tzvee, vyv of zeven in getal zyn; of de vorige, dan ook deze uitgaav, al of niet, met gemeen overleg is gefchied. Wy wenfchen en Bidden GOD ! dat Hy de Bur' gers dezer Stad, doe Leeven onder een Règtaar~ tige en Regtvaardige Regeering, in waare ficde en Eensgezindheid, en in dat genot, waar op eik ' eerlyk Burger, na goede Wetten en billikhndVtn 'rechtmatige aan fpraak heeft, en in welken ge^'k'- ftaat wy meede wenfchen te deelen, als Uwe t&ckt&eiiende Stad en Vaderland minnende ■ •"• ' is - . MEEDEBCJRGERLr  ( I ) TWEEDE SAMENSPRAAK tusschen DRIE GRONINGER BURGERS, cornelius Goede avond Vrienden! ik verblyde my, het genoegen te hebben, Ü welvaarende te zien. Bernardus Ja! goede avond, Fyn Man! ik ben wel redelyk gefond, maar, tevens vry wat knorrig. AbeLiuS Wel boe! wat fcheelt er dan? goede Vrienden, mreten immers onderling op elkander niet zoo fpoedig knorrig zyn. Bernardus Niet zoo fpoedig? dat hebt gy wel! maar zoo als ik door U ben gefopt; is, naar ik meen; ook geen kleinigheid. cornelios Wel Vriend B ! hoe is U Entrée , dog zoo fonderling ? A Ber»  C * ) Bernardus' Dat zal ik U zeggen! om dat Gy Lieden hebt kunnen goedvinden my op alle mans tonge te brengen! en, het geen wy onlangs zoo openhartig, als familiair met elkander redeneerden, by den drukker te brengen , en dus, zoo wel myne. als Uwe léntimenten, voor een Sefiehalv , hebt doen verkoopen. A e f. l i ü s Zagt, zagr Vriend! hebben wy dat gedaan ? indien wy op onfe beurt, zeiden, dat gy het gedaan hebt: wat zoud gy zeggen? Bernardus Wel neen! gy hebt het gedaan, want ik weet er niets af; en andere konden het niet doen, te meer daar hef in 't meervoud fpreekt, zoo zeg ik; dat gy hebt het gedaan. CoRNEtrus Nu Vriend B' zet uw knorrigheid maar ter zy; wie 't gedaan, of niet gedaan heeft, doet niet veel of; indien wy niets doen , nog zeggen, waar over wy ons behoeven te fchaamen, dan mag elk en een 't ook wel weeten, en dan is er niet aan geleegen , of onfe fentimenten meer of min bekend zyn: maar zeg my, hoe kwaamt gy er eerst aan? en wat hoord gy 'er van ? keurd men onfe gevoelens voor wys , of houdr n.en ze dwaas? Bernardus Hoe ik er angekoomen ben! ik las in de Courant, de ad-  C 3 ) advertentie, (een Samenfpraak van 3 Groninger Burgers , voor een Seftehalv) ik dagre alweer een Brood, fchryver , die van myn geld wil hebben ? ik liet het haaien, maar ziet; ik ftond niet weinig verbaast; toen ik daar in ons gehouden discours vond, want ik beboevde het my maar fiegts te herinneren , het gebeurde, vond ik in 't zaakelyke na waarheid, zoo als wy het bereedeneerd hadden: na dat ik bet geleefen, en wat in myn harfenen heen eu weer pverdagt had, moest ik myn huis uit; ik ging na 'tgroote geielfchap, en van daar op een ander; dan was ik vrolyk, dan droevgeestig; na maate van beoordeelaars, dien ik aantrof: en, wild gy weeten, wat bet publyk, van ons oordeeld ? dan zynwe , wyfen, ha!» wyfen , en groote dwaafen te gelyït, zommigc hebben er veel mee op, andere weeten niet wat zy van 't fentimentieële zeggen moeten, en nog andere befchouwen het dwaaslyk, als, koutende van de verdervende hand, of uiteen verkeerde hoek, zoo als ze 'tnoemen. ; • Abelius Maar Vriend B .' ik heb van U dog gehoord, dat gy een regte Oranje man zyt! en dat, indien alle inwoonders van ons Land, zoo dagren, als gy; wy dan wel minder verdeeldheden, maar ook minder gelukkig' zouden zyn. 1 , Bernardus Dat ik een voorftander van 'tBuis van Oranje ben, zulks febaam ik-my niet; en dat zal ik blyven, zoo lang, als ik niet overtuigd ben, dat zy, die anders denken dan ik ; naader by de Waarheid zyn, (want zoo zeggen de wyfen na ik meen) maar Vriend A A & van  C 4 ) van U heb ik gehoord, dat gy U Sifrhema ter halver wege laat fteeken ; en als gy party krygt, maar te fpoedig het veld verlaat, en de retraité flaat. cornflids En vrat hebt gy van my gehoord Vrienden? Abelius Dat gy zoo algemeen, zoo agterhoudend redeneerd, dan dit, dan dat, pryst, of laakt, dat gy Uw gevoelens niet zoo regt uitfpreekt, als wel ons oud nationaal beftaan, den Waaren Neederlander characterifeert; dat gy verbergd, Uw eigentlyke oogmerken, en dat men dus niet weet wat men aan U heeft; of gy wel een goed Patriot zyt, dan niet, dat gy U gevoelens van Regt, hebt agter gehouden; en toen het er aan toe waar , zig wat te behelpen, met te zeggen 't is te laat, en men moest na buis; dat juist dit de Saak is, van hun, die uit geheime byoogmerken werken. Een hoorde ik zeggen, die Cornelius is loos! hy iieeft deteinen, daar hy nog niet mee voor den dag durvd koomen; 't is wel waar, hy fpreekt zekerlyk van zaakeu, die haar opmerking verdienen, maar nu, met zulke zaaken, als hy oppert, ten voorfchyn te kooroen, houd ik zeer fchaadelyk, want het moet ons Onderling verdeelen; en dus teegen elkander doen werken ; men moet niet alles over de vloer haaien, als men 't huis wil reinigen; en als men hun, die teegenswoordig voornaamlyk werkzaam zyn, door znlke en dergdyke handelwyfen, by 'tVoik, verdagt maakt, dan is alles verboren, en er zal niets, dan verdeeldheid, twist, en befluiteloosheid, uit gebooren worden ; ook geevt hy niet ouduidelyk, de Party de waapenen tot hunner defenfie in handen. COR-  C 5 ) CoRNELIüS Na ik merk, dan word ik nog wel in 'tongunftigfte ligt geplaatst; ben ik dan in myn uitdrukkingen zoo duifter geweest? hebt gy my ook niet kunnen verftaan? Ban nardus Neen! ik moet zeggen, dat ik van agteren, na er wel over gedagt te hebben, Uw waare bedoeling niet kan vatien. A BELIUS Ik wel, zo ver als wy gekomen zyn. Cornelius Eer dat wy dan, over iets anders fpreeken, moetik U, myn te vooren opgegeven gevoelens, hoovdzaake» lyk herinneren, om dezelve U zoo veel mogelyk duidelyk te maaken; op dat myn goede Vrienden, ten minften weeten, wat zy aan my hebben; voor'tovrige zal ik my getroosten, als dit wel weerende, dat hy die aan de weg timmerd,zig 'toordeel van jeder, moet onderwerpen. A B E L I U S Wel uu! laat ons eens hooren, alleenlyk, met een ronde Neederlandfche, eenvoudige opregtheid. Cornelius Ik merk vooraf aan, dat, wat ons eerfie verfchil aanbelangt, te weeten, over het Souvereine, en ReA 3 pre-  C * ) prefentative Volks Regt; daar ovér hebben wy bevoorens, verfchillende gedagten gehad, en gehouden; en wy hebben moogelyk ftraks, nog geleegentheid, om elkander daar nader over te onderhouden: de duiderbeid die gy lieden hebt, in 't geen ik hebbe voorgefteld, zal dan myns agtens, vojrnamelyk beftaan, in 't geen ik, aangaande de Requesten en Memorie, beneevens de Refölutien van den Dieeden Raad en diens gevolgen heb gelegd. Be rtNARDUS Ja, ik weet ten minften niet, hoe gy daar an denkt, en ouder welke Party, ik IJ moet forteeren. CoBNtLIUS Onder geen Party, (dit heb ik U reeds bevoorens gefeid) ik ben neutraal , en van dit volgende begrip; dat de Requesten, en Memorie dei Burgery, zyn, na den waaren aard der zaakeu, en volgens de Rei'olutie van den Breeden Raad; dien ik juist heb genpemd, met reegelen van getonde uitlegkunde, volkoomen beftaar.baar, en nat dus derlelver 'Conclnfien, te regt zyn, en worden gtadopteert; dat de Stadhouder, geen onbepaald regt van inprobatie, kan competeren; en dat de Gefwoorens, of 't Volk door Hun, conltitutioneel ter allen tyd, het Regt hebben, te vraagen, dat ingevolge de Keurwetten de gedaane Keuren, zynde gefchied, zonder Ligues of Ca balen etc, de Stadhouder, gehouden is die te moeten approberen, of, dat hy anders het teegendeel, moet doen blyken: en zulks niet kunnende, of niet verkicfende te doen; er eèVe'nwel tot de- in Eedneeming behoord te worden geconcludeert. Maar  ( 7 ) Maar, hoe zeer ik dit avoué're, en met betrekking tot den Stadhouder van oordeel ben, dat het alzoo behoord; zoo ben ik van de teegen overgellelde zyde, eeven zeer Party, dat zulk een willekeurig Gefag, als 'tgeen tie Stadhouder, zeedert eemge jaaren geoefend heeft, in handen der Gelvvoorens , zou overgaan; fchoon ik nier ontken, dat de Gefwoorens*, in 't laast der voorige, en byna de helvt, der teegeuswoordige Eeuw, in 'tPosfes, van dat willekeurig gefag zyn geweest, zoo meen ik, genoegzaam en voldoende reeden te hebben, om te vreefen voor de gevolgen; want van alle willekeurig gefag, gclyk in wiens handen, daar van ben ik ten hoogden afkeerig men befchouwe den Mensch, tog akyd als Mensen! en wel in fyn bedorven natuurlraat; en leerd de bevinding n;et? dat Eigenbaat, Eer & Heerschzugt, een te Iterk vermoogen op ons hart uitoefend: ook is hier in voornaamlyk myn defenfie geleegen, teegens hun, d'e zich verbeelden, dat ik ten onregter tyd , roet deeze zaaken voor den dag koome; ik denk dat her nu juist de regte tyd zy, om, aan den eenen kant Taafmannen en Gefwooren M?ente toe te (taan, dat zy Regt hebben, en Ambtshaiven verplgt zyn, om naamens het Volk, en met het Volk, te pretenderen, dat Hun wettig gedaane Keuren effect forteren; maar dat zy, aan den anderen kant, nu de Refolutie zyn beflag heeft, (en dat heb ik U voorloopig willen doen opmerken) niec teegens de Wil en 't Waare 'Regt, van hunne Principalen, en eigen Committenten , zouden pretenderen; dat aan Hun het willekeurig gefag competeert: en dat het Volk, 'twelk te vooren heeft gefien, dat het onder de Meente, aanleiding, tot Ligues en Cabalen heeft gegeeven; en nu ziet, dat het in de handen van den Stadhouder ook te ver is getrokken; niet alleen, volkoomen Regt heeft, om by de Regeering aan te dringen, en eruftig te  C 8 ) te verfoeken dat ook hier teegen worde gewaakt; en dat de Gefwoorens, aangefteld zynde , na de regulen van 'tGefond Volks Regt, Hunne Kernen, wel vry; maar teffens, aan zulke regulen verhonden worden; dat de Zaaken te vooren gemeld, ophouden vreefen te fyn. Aangaande myn goede of kwaade oogmerken; daar over, behoev ik my by U, niet te defenderen, alzoo ik verfeekerd ben, dat gy van myn goede trouwe, overtuigd zyt. Bernardus Welzoo! nu koomt de Vos uit de hoek! gy denkt, dan ook, dat de Stadhouder niet na zyn, eigen vryer keus, mag approberen, en inproberen. Cornelius Ja! dat denk ik; en dat de Gefwoorens ook in *t doen der Keufen , door een, of ander (nog niet bepaald) middel; aan pligt moeten gebonden worden. Abelius Ik had U, al ten naasten by zoo verdaan; maar laaten wy nu eens wat zaakelyker fpreeken over 't geen , waar in wy bevoorens verfchild, of niet genoegzaam bereedeneerd hebben. Cornelius Als gy wild, zyt gy intuiTchen, met betrekking, toe het Souvereine Volks Regt, wat meer verligt? en weet gy nu bepaaldelyk, wie ter vergadering van 't Volk, regt heeft te compareren, dan niet?  ( 9 ) Abblivs Ik ben nog in rnyne voorige gevoelen; dat dit regt„ zig by den Groot en Klein Burger moet bepaalen; want alle man kan niet regeeren. Cornelius Dit laatfte is waar; dan, ik merk op Uw fif Hing aan j dat het geheel wat anders is, wat na de tegenswoordige gefteldheid der Menfchen, noodzaakelyk is gewor« den; dan, wat volgens de natuurftaat, regtens zy,; dat gefchiede : het denkbeeld van d'natiiurlyke regtheid, is by my, dat alle Menfchen zoo wel aanfpraak hebben, om te Regeeren, als vetpligting, om te ge-* hoorfaamen. Bernardus . Nu.' dan Regeeren en gehoorfaamen ze alle! in eeri Land daar dit Confiitutioneel is geworden, zal tog de' Hulk van Staat, wel fpoedig op Strand zitten. Cornelius Zulks moet ik toeftaan; want daar het Menschdorrt Van de zedelyke rechtheid is afgeweeken, en zich elk, meer of min van zyn pligt heeft verwyderd; is het eeri noodzaaklyk kwaad geworden, dat een ieder, wat van' zyn oorfpronkelyk recht aflta; tot confervatie van goede orde; publike rust, en veiligheid van een ieders bezittinge: ia dat wy hier toe moeten concurreren, ter vermyding van een totale ruïne, welke anders het zeedebederv, onder ons zon anrigten; maar indien myn fïelling waar zy; dat ieder mensch eeven zeer, recht tot  ( io ) gebieden, als gehoorfaamen heeft; volgens zyn natuur"' lyke ftand, en betrekking, tot de Maaatfchappy; dan behoevd hy ook van dit recht niet meer afffoan; als voor zoo verre het ftryd teegen de goede orde, en daar de ondervinding heeft geleerd, of de verftandige oordeelkunde hetvoldingd; dat het inloopt, teegens het algemeene belang, en waare Heil der Maatfchappy: als wy dit nu toepaifen, op het geen waar van wy reegenswoordig fpreeken: naamlyk de Stemgerechiigden ter Volks Vergaadering ; dan dunkt my dat geen Gaffe van inwoonders mag worden geweerd; als dezulke, waar van men, na regelen van gezonde uitlegkunde,. kan betoogen; dat het voor de Maatfchappy, niet veilig is, dezelve te admitteren. Abelius Wie kan men dan veilig al? en wie niet admitteren? corneli us Uw vraag, is zoo diretfl; in Zaaken vun dien aard, is het vraagen veel gemakkelyker, dan het antwoorden; uogtans wil ik U, myn gevoelen, hier over, wel mee» de deelen; alieenlyk moet ik U herinneren, laat U Hiervoor inneemen, door dit of dat Syfthema, maar oordeel zelve, en toon, dat gy onpartydig, en een reeden». magtig VVeefen zyt. Abelius Nu expliceer maar; gy zyt te langvvylig; ik heb zoo veel geduld niet.  Cornelius ' Ik oordeel, dat van deeze Volksvergadering kunnen, en behoorden te worden uitgefloten, allen die in'tBurgerlyke een Publyk Ambt bekleeden; om dat de Zaak welk by't Volk, in overweeging koomt, relatie tot een of ander charge kan hebben, en, om dat zy, heeden of morgen, in 'tgeval kunnen koomen, om over de Zaak te moeten oordee'en. Verder alle Burgerlyke of Politrke bedienden : eens* deels om dat de Leeden van die vergaadermgen Ót Collegien, waar onder zy geëmitteerd zyn, in veel gevallen een onmiddelyken invloed, op hun beflaan hebben, of gehad hebben: en anderdeels, om dat zy dienaars, of in een eigentlyken zin, huisbediend;n der Maatfchappy zyn, en hoe zal de Knegt neevens zyn Heer, een Lid der Souverainiteit zyn? Verders, alle geahmenteerden, om dat zy, eensdeels belange'oos, en anderdeels, te afhangelyk zyn, aan hunne Broodvaders; welke, indien die laag genoeg zyn, hun oordeel zouden kunnen buigen, door een weinig Exn-a te geeven. Ook houde ik, dat al zulke, die voor dag of werkloon, by deefe of geeue Baas of Meester werken, onbevoegt gehouden moeten worden, want zy min belang in't algemeen, als Perfooneel hebben, eri ligtelyk; m de fituatie konden gebragt worden, om de fentimenten van hun Meester te volgen. Maar, gy zult zesgen, dit decideert ons vetfchll niet, of den Schoenlapper in de Kas, ook mee moet opgeroepen worden? maar hier op antwoorde ik, dat zulks nog met Heilig durf zeggen; want fchóon zyn min perfooneel afhamdykheid, hem eenig recht geevt, zo zyn er egter wigtige reeden teegen; en deefe vinden hun grond, in het weinig belang, welke hy m U a de  C n ) de publike Zaaken heeft, en het weinige dat hy. in de algemeene Cas contribueert: Ook is het in veel Republiken, en vrye Staaten, als een ftelregel aangenomen, dat, de Eigendommen der Gronden een preferent recht opleeveren, tot deelhebbing der Souvereiniteit, waar van 'r voorbeeld, in onfe Omlanden, ('t welk zoo oud, als de Maatfchappy is) een allerflerkst bewys opleevert: en, als men dit, voor een Volks gevoelen opneemt; welk by alle befchaavde Natiën, voor rede-' lyk word gehouden, zoo zou men hier nit, in'tSteedeiyke kunnen concluderen, dat alleen zy, welk een eigen huis bezaaten; tot de Volksvergadering geroepen moeiten worden: ook is daar nog deefe reede voor, dat na niaate van 't belang, het gewigt, der zaake weegt; want de beutter van eigendommen, kan nimmer in 'tlaage vallen, om te denken, wat kan my 'tfcheelen, ik heb er niet by te verliefen : ook dienden zyne belangens , met gefield te worden, in handen der belangeloofen. Beunard us Alle die een Publyk ambt bekleeden, moeten dan te Huis blyven? maar, ik heb wel gehoord, dat Rotmeester, Gilde Olderman etc. publyke Charges zyn ■ deeze worden dan ook, op de Lyst der Comparantendoor gedaan ? ; Cornelius Wat Swaarigheid! als dat geoordeeld word, zoo te behooren; het eerfie is een Charge van vier, en het ander van een Jaar; dan is men, voor die tyd, geen Comparant. 6 Abe«  ( 13 ) Abelius Zoud gy dap, den Olderman, het Hoovd der Gilde weeren! koomt niet hier, wel voornaamelyk het recht, der refpectjve Gildens in aanmerking? in hun gerust tog na ik meen, onfe oude en waare confhtutioneele Stads Rechten, en Volks Privilegiën, en zy zyn van ouds dog, de bewaarders, handhavers, en beoordeelaars, van der Ingefeeren, weefemlyke rechten geweest. . Cornelius Voor dat ik my op de Gildens en diens Rechten expliceer; moet ik eerst een aanmerking op 't woord Cónftitutie maaken. De Eigentlyke beteekenis van dat Woord, meen ik, dat alleen beteekend, de teegtnswoordige Saamenü-tling, van Wetten en Regeenngsvorm; maar geenüns, de natuurlyke en waare aard der. Saaken, of de befte Wet, en hoogstvolmaakte Saamenftilling der ïtegée* rings uitoeffening: waar voor dat woord, na ik bevinde; by veelen, verkeerdelyk word gehouden, en door deeze dooling, word veroorfaakt, dat menig beft en welmeenend Burger, wanneer hy het woord Conibtu-» tie hoord, uit de mond van iemant, waar voor hy Credit heeft, het als ,een Eeuwige en onveranderlyke Wet houd, en als een Heiligdom befchouwd: al is 't ook dat zyn natuurlyk verfhnd, hem het teegendeel dicteert: ook is het my niet vreemd, datmeenigbraav Regent, in deeze dooling is gevallen, te meer, om dat men in zommige Steeden eir Provinciën, het maintineren van de tegenswoordige Cónftitutie, of Saamenftelling van Regeeringsvorm en Wetten; heeft doen bezweereu, door welken Eed, zy , mogelyk te dikwyls , B 3 e*  C 14 ) en ongelukkig zig verbeelden; dat de tegenswoordige Saamenftelhng, hoe natuurlyk, of oiinatuurlyk, ze ook mag weezen, onveranderlyk vast moet (taan, eeven als de Wetten, by die, der Perfen en Meeden. Abelius Ik geloov ook, dn er te dikwyls, zulke doolingen onder loepen* maar, wy moeten ons egter, an 'tüude, en üorfpronkelyke houden. COU nelius Indien 't waar is, dat een Stad , of Staats Conftitutie, of met andere woorden, de üorfpronkelyke geiteldheid, van een Regeeringsvorm, en W'erten, onder een Ikirgerlyke Maatfchappy: zoo als ze by de eerfie eprigtksg wierd bepaald: by alle de navolgendefuccesfore'.i, als een onverbreekelyke Wet, moet worden gehouden : dan kan alieen in aanmerking koomen, dat wy onderfoek-en; wat. is de waare oorfpronkelyke gs* fteldheid, van o.ize Regeering en Wetten? Maar, dit gevoelen voor te Haan, vind, dunkt my, by elk verfiandig' Mensch, een in 't oogloopende fwaarigheid. Abklius Welk is die fvvaarigheid? Cornelius ' D.in zouden wy deeze Ste'1 Reegel, zeekerfyk moeten aanmtemen, dat, önfe Vaderen, of zy d;e eerst, Maatfchappelyk, .delen grond bewoonden, in 'tmaaken *' i ö der  C *6 ) der Wetfen, en Regeerings beftellingen, den hoogfteri trap van volmaaktheid, hadden befeeten, en dit te ba? weeren, is zoo dwaas, als een Kind, een Verftandig Man, of VYys Redenaar te noemen: Ja dan zouden onze Vaderen, niet alleen voor hun zelvs, maar ook voor hun Nagefbgt, door alle tyden heen, en in alle omftandigheeden, en betrekkingen, zoo na 't Sedelyke, als Pohtike, of Civile, een (rap van volmaaktheid befeeten hebben, die nimmer aan eeit Menscli is toegedeeld. Uit dit gefegde, zult gy, na ik denk, wel kunnen opmaaken, dat, wy nimmer, tot de Oudheid , moe* ten weeder keeren, alvoorens men onderfoeke, of het beerer, en meer het algemeene heil der Maatfchappy, bevorderend is. Ook volgd uit het voorgaande, dat, de waare-grond, van het Conftitutioneele, beflaat in zulke Wetten, en Regeeringsvormen , waarby het algemeene welfaren, het meest word bevordert, een ieder zyn eigendom, ■ veilig mag befïtten, en de regelen van natuurlyk Regt, worden uitgeoefend. Ook dunkt my, dat ik hier uit, mag afleiden , dat dé Conftitutioneele Wetten , zoo lang als Heilig, moeten gehouden worden, been ter tyd, dat, en Regeerders, en het Volk, door hunne Reprefemanten , na bedaard, en verftandig onderling onderzoek, bevinden, dat er abulen, afdwaalingen, of verminkingen, der goede Wetten plaats hebben , of tyd en omftandigheden verandering in dezelve noodzankelyk hebben gemaakt, en zulks bevindende: dan kan, dan mag, en dan moet er verandering, gemaakt worden. By zulk een geleegentheid, mag men, op voorige Privilegiën en oude herkoomen aandringen, mits, dat men voor af, verft?ndig, en reedegeevend becge, dat, zy meer het algemeene Heil, got.de orde, en waare yiyheid, bevorderend *yn. £>°&  t & 3 Dog ik moet hier nog te gelyk aanmerken, van së. Voelen te zyn dat het Volk; fchoon, na hun inzien' door de Uuoefenaars der Wetten, al groove misbruiken worden begaan, het zy door eigenbelang, koele flaphe.d, laage onverfchilligheid, of verminking, van s Volks Heilig Regt: zy egter nimmermeer, op eigen gezach nieuwigheeden moogen invoeren; of de MaatJchappy beroeren; alvoorens, zy by hunne Regeerders bedaard, en met oordeel, door reedegeevende vertoogen, verbeeteringen , van het, onder hun oordeel, verkeerde; eerbiedig redres verfoeken: dat het Volk zich nimmer moet verbeelden, dat hnn Recht van Souvereinite.t, onmiddelyk mag werken, want alle loshoovdige beroeringen, losbandige tumulten en ongeregelde Samenrottingen, zyn de middelen niet, om 's Volks Heil, en waar geluk te bevorderen; maar hebben géJioegfaam altyd. de tegenovergeftelde uitwerkingen. Abelius Wat zal deeze reedeneering nu betekenen? ten opzigt van myn vraorgeftelde Vraag, over de Rechtens van de Gildens; hebben die, of diens Hoovden, geen recht van infaage, op de Regeering; en het maaken, of exeeuteeren der wetten? Cornelius Ik erkenne, dat er een tyd geweest is, dat de Gildens een zeeker recht van infaage op de Regeering ir*'timaker), en exeeuteeren der Wetten hadden, en werklyk oefenden; dan, hier op merk ik aan, dat dit recht geen oorfpronkelyk recht kan genoemd worden; en dus tnet met de Maatfchappy gebooren , en ter Wereld gebragt; e» daarom, geen natuurlyk, maar verkreegen recht  ( 17 •) ïecht is; en toen eerst begon Conftitutioneel, te zyti $ tóen onfe Vaderen, zó veel vermeenigvuldïgd wareni dat ieder ambt, een Sociëteit géwordén was. En dit recht hebben wy zeer waarfchynlyk, teegen het inftitüut, misbruikt, en men heeft het zelve, ons door Macht ontnomen. Dog wy hebben, na myn gevoelen, geen reeden, om 't zelve té reclameren, ten zy, nien zoude kitnnen foonen, dat het vóór de Maatfchappy, nuttig, en noodzakelyk was, en, dat er geen beetér middelen, tér bevordering van ons waar belangd Voorhanden waaren. Zoo dat ik vermièn, dat de Zaaken diens aangaande, in die omltandigheeden zyn, dat men op gronden van Reedelykheid kan betoogen, dat: «dit Recht, op grond, van Waar belang, niet kun* gereclameerd worden; Abèlius Laat V manier van betoogen eens hóoreri. ; Cornelius Ik veronderftel, dat het inftituut, welk de refpécHvè Gildens, by reprefentatie door hunne Hoovden teh tyde van de inftelling,: gemerkt, de gefteldheid dier tyden, in onfen opkoomendén Staat5 is geweest, Wyg en goed: het Charaéter, onfer Vaderen, eenvoudige óprecht, eensgezind, eigen belangeloos; verzeld mee een Nationaale braavhéid en trouwe. Als wy hier by ons, en onfer tegenswoórdige meedê Burgeren beftaan vergelijken : moeten wy niet toeflaan , dat de eenvoudigheid onfer Vaderen, in ons^ Hunne Kleinzoonen is veranderd in een verregaande loofe fubtiliteit, en fpitsvinriig uitgedachte Staatkunde ? Hun' Oprechtheid in onverfchilligheid, omtrent hét HeiligG Recht ^  C 18 > Recht, of misduiding van Eed en plicht? Hun Eens* gezindheid, in verdeeldheden; en Hun belangeloosheid, in eigenbaat, en Heerschzugt? Als gy dit overvveegd, (en ik denk dat niemand onfer, by bedaarde overdenking, ons van dit laarfte geheel vry durvt kennen) dan zult gy moeten toeltemmen, dat, andere Nationaale Characters, ook andere Nationaale Wetten en Regeeringsvorroen vereifchen: en wat zou het dan in onfe dagen zyn : indien de Hoovden der Gilden inzaage op de Regeeringsvorm en Wetten zouden hebben? en zy lieden, als Reprefentanten des Volks, voor's Volks belangen zouden waaken? Lieve verbeeld U eens! als Oldermau Meester P. in 't huis van de Heer : Oldermnn Meester K. alias N. N. in de Kelder, van de Heer etc. etc. etc. Uwe be- langens! Uwe zoo dierbaar Republykains Volksregt, zouden maintineren! En als gy hier by opmerkt, dat fomrriïge Gildens, ©f uitgeftorven , of in eetiige weinige Perfoonen beftaan; zoo dat er flegts vier a vyv Gildens zyn, die 'nog de naam, van een Volks-Broederfchap verdienen5 dan dunkt my, dat gy wel met my zult initemmen, dat dit inftituut, niet gereclameert moet worden. Abelius Op deezen voet, maakt gy immers alle oude regten[en Privilegiën los: en dan zal het er mee gaan, (God beetere het) als met de Traclaten en verbonden onder de Volkeren; welk men zoo lang houd, als ze met het Eigenbelang overeenftemmen. Cornelius Dit.ftaat niet met elkander gelyk; twee onderfcheiden- Vol-  C 19 ) Volkeren, hebben in de Hoovdzaak firydige belangens: maar in een zelvde Staat of Stad, is de Hoovdzaak een algemeen belang: en dit is het geen, waarna wy myns achtens moesten ftaan. Laat ik daar toe een paflafie uit de Post van den Neder Rhyn U voorleezen ; fchoon daar tot een ander oogmerk ter neer gefield, gy vindze No. 4 37- op Foï. 1087, 1088 en 1089. . , Dat het tegens den aart der zaaken flryd, dat de „ Maatfehappyen, tot haar eigen verderv, zouden worden gemaakt. Hier uit volgd vooreerst; dat de egte en waare „ oorfprong derBurger-Maatfchappyen is,het onderling „ voordeel. . Ten tweeden, dat de band, waar door de Maatfehappyen verëenigd worden, is de begeerte van ieder Lid, om voordeel te genieten, en de daar uit iprui" rende noodzakelykheid, het zelve wederkeerig aan te brengen; en dat dus een Maatfchappy beftaat, door een verdrag van ieder met allen, en weder van ai' len, met ieder. k ' ƒ• , Ten derden, dat wanneer in eene Maatfchappy, de Regeerings-vorm of andere inrichtingen, aan de" zelve nadeelig zyn, en dus de Maatfchappy tot haar " eygen verderv werkt, dezelve van het Oogmerk haa" rer infielliug, her onderling voordeel, is afgeweeken, " in dien grond, ftrydig tegens den aart der zaaken is. " Ten vierden, dat dewyl iets in zich zelvs ftrydig „ niet kan blyven befiaan; die Maatfchappy hervormt „ moet worden. „ Ten vyfden, dat die hervorming moet gefchieden , „ door het veranderen van voornoemde nadeelige Re„ geeringsvorm en inrichtingen. „ Ibid. dat de Wet, niet anders is dan de uitdrukC 3 king;  C 20 ) „ king; en de Wetgeever niet anders, dan de Uitleg. „ ger van den algemeenen wil. „ Hier uit volgt, vooreerst, dat zo dra de Wet, ., tegens den algemeenen Wil flryd, zy geen Wet kart' 3, blyven, als zynde geen uitdrukkinge meer van den ,, algemeenen Wil „ Ten tweeden, dat de Wetten moeten 'ingericht zyn, om het onderling voordeel, door den algemeenen Wil bedoeld; aan de Leeden in het algemeen, „ en zo veel mogelyk aan teder Lid in het bezonder, „ te bezorgen, en dat zy, dus de middelen zyn. die„ nende om de vereeni^ing te doen ftaande blyven. „ Ten derden, dat de Wetgeever, en de uitoefe.„ naar van de Wet, twee bezondere Perzoonen moe, „ ten zyn, om dat anders de Wetten dikwerf geene uitV °ruk^ingen van den algemeenen Wil, maar wel van „ den bezonderen wil van den uitoefenaar zouden zyn fen vterden, dat de Overheid en Onderdaanen Qzelvs al blykt er niet van een daadlyk aangedaan „ verband) cnder vvederzydfche verpligring liggen aan », de Wetten, als zynde de uitdrukking van den aL „ gemeenen Wil, te gehoorzaamen. „ Ten vyfden, volgt uit dit erkende, zo wel als „ mt het voorgaande; dat, daar een Maatfchappy be. ,, beltaat, uit een verdrag van ieder, met allen, en „ weder van allen , met ieder: men eigentlyk niet kan „ zeggen, dac eenig Lid der Maatfchappy, iets van „ zyn Rechten heeft afgedaan, maar in tegendeel, „ dat zy dezelve, om hem zo veel te meer te verzee„ keren; als zulks in 't gemeen hebbende gedaan; op „ dat zy door de Wetten zouden befchermd worden. „ Ten zesden, dat gelyk de algemeene Wil, ten „ aanzien van zich zeiven, onafhannglyk en onbe„ paald is, de uitoefening van denzelven, in eenen on-. „ gemeenen vvu. te ffehoorzaampn.  ( 21 ) 3, oneigentlyken zin Souverainiteit genaamd, door dien ^, zeiven algemeenen Wil, bepaald en afhanglyk ge„ maakt word. „ lbid, dat alle de Leeden van het Staatslichaam „ aangemerkt worden, als of zy dadelyk tot het ent» „ werpen der Wetten meedegewerkt hadden. „ Hier uit volgd vooreerst, dat hunne meedewer\yl ik luer byj, deze twee zaken verpnde^ ïfi'. imo, dat de Regeermg e.- 'tWk, h t Schouder, lyk gezach,, willen. djpep werken jp ajjf gallen daar het tot Heil en waart ikst, voor Stad en Lance, k?« werken» ado'  C 48 ) a«5" Dat de Stadhouder voor zich, geen Gezach wil noa: kan pretenieren; waar van men iangs regelen vart gezonde uitlegkunde, zou konnen betoogen, dat het voor Stad en Vaderland, of 's Volks Heil en waare Vryheid onbeftaanbaar is. De goedhartige WILLEM de 5 sRt hebben wy gezien, dat het Sradbouderiyk &$c§ Lam maast: maar dat-'na myn gevoelen in óirfiö'i-ioek kan vallen, is; of er niet, mee gemeen'óverleg én>onderling genoesen-, een derde is uit te vinden ; nian$ lyk een middel, het welk, van dien aart'moet z»n; dat het StadhöurJerlyk gezach, tot deffelvs waare'be^ ftemming, namelyk hét Heil der Maatfchappy werkt; en, hog willekeurig, nog Lam zy. Abelius Hebt gy concept van zulk een derde? Cornelius ■ Ik heb zö aanfto'nds 'gezeid, dat ik van oordeel neti„ £ulks een zaak van onderzoek te zyn; en waar toe Regenten, 't Vólk, en den Stadhouder, rnyns bedunkens, behoorden te befluiten; om re beproeven, of er nie£ zulk een middel te vinden is: dan, het word Laat, en wy moeten fchciden ? Bernardus Als wy zo fchèiden, dan ben ik tog niet al re wel te vreden ; dat gy du 3de, niet wat beter opklaart, want ik kan my zeiven • niet doen gelooven, dat gy Van een- derde,' als een Middel zond fpreken, zo gy ^voor U zelvs er geeu Idees, nog eenig concept over rhad. ■ r: - " ■ \U • ' ' ■ 1 . Cornelius ". ■fcfiic/jo ip towsv .! 30x131100' ni juin n ■• w/fi • ■- * Daar over heb. ik geen bepaald concept:' maar om U, '20 veel my mogelyk is,- genoegen te gevon,-' zeg ik, & by  ( 5i ) by wyze van proeve, zonder voor de gepastheid'te caveren, dat ik wel eens héb gedagt, of men 't op. deze wyze nier zou kunnen btpaalen. . Dat de Gefwooren Keurders, of wel voornamelykï de Gefwooren Keur Heeren, tot de verkiezing der Regeerings Leeden , welk ingevolge de Keurwetten , zulk i moeten doen, zonder Retornmandaiien, Ligues of Cabaaien enz. hier by deze bepsaling wierd gemaakr. Dat de Oud Raad , niet voor 'tgéheel nog ten deele, mogt worden gcpaiTeert; nog ook door den Stadhouder gemprobeert, als met redegevihg wClkeTedegeving móest worden beoordeeld','döór Gecommitteerden 'uit-de -zit* *nde Raad en Gefwooren Keurders uit de Burgery, met uiagt van finale decifïe.' Dat met betrekking tot de zulke, welke voor de eerftemaal tot Regeerings Leeden worden veïkóoz&h dezelve, den Stadhouder ter approbatie wierden toegezonden ; en in geval van inprobatie, dat dan, door andere Keur Heeren, een.^ndere Verkiezing-wkfcf gedaan, en zo den Stadhouder mogt goedvinden, ook deze te inproberen (want dan zou men voor hoogstwaarfchynlyk moeten houden, dat, aan de kant der. Keur Heeren, Ligues of Cabaalen enz. of aan de zyde der Stadhouder poogingen na willekeurig gezach , wierden gedaan) welk in beide gevallen, gelyk wy gezien hebben, niet moet worden gedoogd, en' 't welk egter niet uitvondigd kan worden: waarom ik in zulken geval, van advys 'zou zyn, dat Gecommitteerden uit den zittende Raad, en een zeker getal gecommitteerde Gefwoore Keurders uit de Burgery, vorr datmaal met een eind, van allen tegenfpraak, en zonder confequentie. een Derde Perfoon verkiezen, ter vervulling van de openltaande plaats: en dat, nog de Stadhouder, nog de Keur Heeren, over dien Keur, iets te zeggen moesten hebben. Is  C 5* > Is dit concept niet goed, dat men dan onderzoek©» pf het by wyze van Nominatie zending, of nog op andere wyze, beter kan gevonden worden, mits, dat mtn pltyd, en by alle maniere, het Heil der Maatfchappy in het oog houde en betragte. Bernardus Ik merk wel, gy hebt in dezen nog onbepaalde, en verwarde denkbeelden. Nu! gy hebt myn Harzen-Laboratörium ook reeds zo vol geituuwt, dat het niet meer kan bergen, v?y zullen dan maar af breeken. Cornelius Ik Groet de Vrienden!