325 F ► * 473   TWEEDE BRIEF o v e k. de APPROBATIE VAN DE GECOMMITTEERDE EN EXTRAGECOMMITTEERDE RADEN in de »., S V.V.?, W ó-'i- 4 T • •>••> '4- OMMELANDEN AAN DEN HEER A. B. C. LID VAN DB BURGER SOCIËTEIT BINNEN GRONINGEN. van MtEINERT WARMOND de RUST* Landdags Comparant van het We ster kw ar ti ek.. Gedrukt tot nut en ten dienste van alle Om« meianders, en van hun die het wel met het Vaderland meenen; ÏE BEKOOMEN fc> ö* voomaamfte Boekverkoopers in Groningefit en andere Steedea,  Pe ECHTE PATRIOT aan den BURGER en BOER. ■ Dolle drift en onverftand ■ Heerfchen in het 'Vaderland. Maar wie zal van die kabalen Eindelyk 't gelag betalen ? Burger! Boer! dit is uw lot: Gy zyt toch wel meer bedot, Door hun, die op amten loerden, En het Viderland 'beroerden. Ey! befthomut uweOldermans! Mooglyk wagen die een kans, Om hun eigen" 'doel te' treffen, Dat Gy thans niet vult bezeffcn. Men zoekt U'om uwe fiem: Deze geeft aan 't oogmerk klemMaar des ganifchen Volks belangen ■f*aat men aanbeten fpyker hangen. Krygt. een Roemink maar'een amt, Wvar op thans zo menig vlamt; Dit zal hem dén Mond zuel foppen, En hy zal U verder foppen. Hemel! wanneer wordt Gy wys, * Dat Gy, tot dien lagen prys, U toch niet meer laat misleiden, Om de tweedragt uittebreiden? h U 'tzvaare doel bekend? Neen! Gy zyt flegts 't inftrurnent. Wat zal dan het einde wezen ? Gy bh/ft, die Gy waart voor de?en4.  C i 3 MTN HEER EN FRIEND ! Dcwyl Gy in Uw fchriftlyk antwoord op tnynea gedruksen brief niets wezinlyks ter wederlegging van den hoofdinhoud daar van hebt bygebragt „ maar in tegendeel my berigt, dat alle rustlievende . Ingezetenen i van wat rang en conditie die ook zyn mogten, met my, nopens de recommandatien in dé Ommelanden, van dezelfde gedagten waren; zo mag ik veiligj als eene uitgemaakte zaak, onderftellen en aannemen, dat de recommandatien, behoudens onze tegenwoordige confiitutie , ter bewaring van rust en vrede, in de Ommelanden noodzaaklyk zyn; en dat hy, die deze ftelling duidiyk inziet, én nogthans tegens dezelve aanwerkt, ■ noodwendig als een rust* verftaorder en woelgeest moet aangemerkt wórden, dié den Ommelanden geen goed hart toedraagt. Dit zo zynde, en het welzyri van het Vaderland zonder rust en vrede niet kunnende bereikt worden j moet zich elkeen verpiigt agteh, cm by alle voorkomende gelegenheden de anders'denkenden van hunne wanbegrippen te overtuigen, opdat den rust verltofenden kanalen in de Ommelanden het voedzel ontnomen en de eensgezindheid moge Kertteld worden. Gy berispt my eenigzins, dat ik niet tevens dè middelen aangewezen bebbe, waar door beide, en kuiperyen , en recommandatien, kónden geweerd worden. Ik bekenne in dezen openlyk myae onkunde 'en onbekwaamheid; en zy, die O dit in de oren geblazen hebben, zullen even ongefchikt hier toe zyn, als ik. Het is my genoeg, zo veel uitgewerkt te hebben^ dat men thans genoegzaam algemeen overtuigd is, dat, zy, die de recommandatien in de '. Ommelanden -.willen' vernietigen, uit geene zuivere grondbeginzekn werken,, en dus, ten aanzien van het waare belang der Ommelanden, als verdagtige perfonen, by alle', weldéhkerjdeh, te boek (taan. ( Offchoon Gy inaH9 in. Uwe uitdrukkingen veel 'gematigder zyt", 'daii.in Uwen vorigén brief, lietgeae' ,'ik zeer pryze ; zq' vaart Gy pogilwns al re fterk tèééns onze.pa.ri.ye uil..omdat wy de Gecommitteerde ê-d * ' ■& 'E&M  C * ) Extragecommitteerde Rade» ter approbatie aan den Heer hrf/fadbouder gezonden hadden. Dit noemt Gy een zeer flegt ftukje, dat nimmer verdedigd nocfe goed gemaakt konde worden; omdat deze approbatie regelregt tegens het Reglement reformatoir aanLep, en dus volftrekt wederrechtlyk was; daar wy nogthans alle dit Reglement, als eene fundamenteele wet van de Provincie, bezworen hadden. Ja Gy houdt ons allen uit dien hoofde niet ouduidlyk voor tneinetdigen. Eene gruwelvke aantyging voorwaar f welke, zoze maar den geringften fchyn hadde, ü recht gaf, om ons voor het laagfte uitvaagzei vaa het menschdom te houden. Het is alleen om deze fchandlyke en onteerende blaam van ons afteweoden, dat ik my verpjjgt vinde, dezen tweeden brief te fchryven; daar ik my anders voorgenomen hadde, om het by den eerftente laten berusten , als hebbende myn wettig oogmerk volkomen daar door bereikt. Srel U dan maar geröst, myn Vriend, Uw. vriend is geen meineedige hy zal-het ook nimmer, om enig lief of leed, worden. Gy fpreekt in dezen aH'een de taal van onze* Tegenpartye; en die moet men altyd met discretie of enig onderfcheid aannemen. Ik hope U ook omtrend de approbarie van de Gecommitteerde en Extragecommitteerde Raden te verlichten, en het ftruikelblok uit den weg te ruimenv dat voor U en veele anderen nog zo aanftootlyk is 3; ja ik hope U re overtuigen, dat wy als brave Landdags Comparanten , overeenkoomfh'g onze pligten, gehandeld hebben , en dat zy, die hier over*ztilk een vervaarlyk gefchreuw maken, waarlvk onkundi» yen en minnadenkenden zyn. Ik twyffele niet, of Gy zult moeten bekennen, dat ook alle de fchyngronden van onze Tegenpartye, ter ftaving van haar protest, in de Utrechtfche Courant publiek gemaaktaan de allerdiepfte onkunde in het Staatsrecht haren oorfprong verfchuldigd zyn. Ik zal u zélve laten oordeelen ,• lees maar, bidde ik U, verder zonder vooringenomenheid en 2onder partydigheid. Ik zal thans de bewysgronden in ons Conrraprotest gebezigd daar laten, noch my met eene wydlopige wederlegging  C s ) 4er fchyiiRronden van onze Tegertpanye ophöurïen-j moetende deze van zelve vervallen, zo myne beto^ ging op onwrikbare gronden fteunt, en ik geene faut in mynen zeer eenvouwdigen redeneertrant bega. Alle de burgerlyke wetten faamgenomen moeten de middelen bepalen t waar door het oogmerk van den Burgerftaat kan bereikt worden , namelyk de binnenlandfcbe rust en de buitetilandfcbe vei/i'ghtid a moetende dezelve tevens aan de Ingezetenen zo veel gelegenheid geven, als mogelyk is, om- alle hunne pligten, naar hun geweeten, te kunnen vervullen, en de eigendommen op de best mogelyke wyze te vermeerderen. Alle de wetten, die iets vast ftelleri of verbieden , hetgene hier mede in geene betrekking fra.it. zyn nutloos ja fchadelyk voor de vryheid der Ingezeteuen: want de natuurlyke vryheid van den mensch mag volftrekt niet verder bepaald en beperkt worden, dan nodig is, om aan de inzigten en oog-» Bierken, die God met den mensch op deze aarde bedoelt, , te kunnen beantwoorden. Betrachte ieder een zyi^e plig en; zo was de rnenschlyke inftelling der 1'urgerlraaten niet nodig: ftïaar de Godlyke Wetten van den groten Burgertraat Gods waren toereikend, om ons aantezetten* van nimmer enig mis» brnik van onze vryheid ren nadeele ven onzen evenmensen te maken; in tegendeel het zoude ons grootst verma;;k zyn, aan de pligten der gezelligheid m alle opziaten te voldoen. De vryheid ^ Waar mede de mensch als inwoner van den gróten Rurgerflaat Gods prorkt, en weike God zelve volftrekt noodzaaklyk geoordeeld heeft 9 tot de redelyke voldoening zyner oogmerken, moet hem dus, na her leven, het naaste aan het b?r liggen; en alle de ftell'ge wetten van alle menscv tyke puïgerftaatqp» zullerze goed zyn, en niet f'rv en iegens de fundamenteele wetten van den groten Bur* getffaat Gods, moeten deze natutirfyteè vryheid van den mensch beveiligen, dat nienand ongeftrafd enigen inbreuk daar op konne maken. De mensch moet alzo noodwendig het volkomene genot van zyr.e natuurlyke vryheid in den memchlykin Bufgèrftaat behouden; alleenlyk mag de bandeloosheid beteugeld A 3 Wor-  X 4 ) Worden, dat hy geenen inbreuk op de vrye uitoefféning der rechtan van eenen anderen konne doen. Ook moet hy zich verpltgten, die afgaven en vrye handelingen te verrigten, buiten welke het natuurlyke oogmerk van dien Burgerhaat, waar van hy inwoner is, niet kan bereikt worden. Ten aanzien van deze beide pointen alleen, ja gantsch alleen, kan en moet het dwangrecht tegens den nalarigen en overtreder uitgeoeffend worden: in alle overige dingen is en biyft de mensch volkomen yry, en aan geene wetten, hoe genaamd gebonden, dan alleen aan de fundamenteele en oraveranderlyke -natuurwetten van de grote Stad Gods, waar van hy tot in de eindloze eeuwigheid noodwendig een Lid moet blyven, en zich nimmer in eene door redelyke, Schepzelen opgerigte Sociëteit of maatfchappye mag begeven, waar in wetten plaats hebben, die tegens deze allervolmaakte grond wetten aanlopen, welke altyd het onverbeterlyke imdel zyn, waar naat alle Burgerftaaten moeten ingerigt worden, en Waar uit zy alle hare vastigheid en welgeregeldheid! noodwendig moeten ontkenen . Hier uit volgt dan ontegenzeglyk, dat nïcmanii iets misdoet, of ftraffchulcüg is, ja zelfs niet eens berisping verdient, wanneer hy overeenkoomllig met .de uiterlyke omftandigheden, en naar zyn best gewecten, zo handelt, als het hem goeddunkt, in alle ■die dingen, waaromtrend de burgerlyke wetten niets bepalen, ofichoon een ander, hetzelfie recht hebbeiir de, het tegenover traande gedaan hadde: want in atle deze dingen zyn wy verpligt verdraagzaam te zyn, en alle zyne bedryven ter zyner verantwoording overtelaten, zonder hem in he- geringde te. verhinderen of te benadeelen. Alleenlyk Haat het ons 'vry, zo wy van andere gedagten zyn^ hem op eene redelyke wyze van de verkeerdhaid zyner begrippen te overtuigen; of ons door hem te laten overtuigen, zo zyne fentUnenten op betere gronden mogten (reujien: Maar nimmer hebben wy in zulke gevallen dë vryheid, om fl-yfhoofdig met donderen en blikzemen, onbezonnen doortedraven, of als een razende Roeland ieder een, die ons tegenlpreekt, met impertinentiën *  C 5 ) infultes, en fcheldwoorden naar het hoofd te gooijen: want juist deze onbezonnene drift is altyd een byna onfeilbaar teeken van de zwakheid en ongegrondheid van onze fentimenien, en wy geven daar door te kennen, dat wy niet in (laat zyn, om ons gevoelen op eene bedaarde en redelyke wyze te kunnen verdedigen. Laat ons dit nu op ons geval toepasfen. Het is buiten allen twyffel volkomen zeker, dat de approbatie der Gecommitteerde en Extragecommitteerde Radén niet uitdruklyk aan den Heer Erfftadhouder is opgedragen^ gevolglyk kan zich Dezelve die ook met geenen fchyn van wettige redenen aanmatigen. Ofichoon het befluit van het meerdere tot het mindere gemeenlyk doorgaat, en het dus niet onwaarfchynlyk is, dat, daar alle overige-Geueran'teits en Provinciale Commidien, zo van de Stad, als van de Ommelanden, ter approbatie moeten gezonden worden, het ook de intentie van den Wetgever geweest is, om deze Ommelander Commisüen daar onder te begrypen ; zo wil ik U echter gewillig toeltaan, dat men in het verklaren van die wetten, welke den opdragt van privilegiën en rechten aan iemand bepalen, niet ligtelyk buiten den uitdruklyken letter der wet mag gaan: want dit zoude zeer verderflyke en gevaarlyke gevolgen voor de vryheid kunnen hebben. Ik ftelle dan veel liever met U vast, dat de Wetgever de beftelling van deze Commisüen zonder recommandatie en zonder approbatie aan onze volkomen vrye dispofltie heeft overgelaten, zodat wy naar ons goeddunken daar mede kunnen handelen, mits dat deze handelwyze niet aanlope tegens onze natuurlyke verpligting, of tegens eene andere burgerlyke wet: want een Regent is noodwendig verpligt , in alle zyne bedryven', die by in deze qualiteit verrigt, het algemeene welzyn van den Staat ten doele te hebben , al was het ook, dat hem in een of ander geval, gelyk in het onze , de wetten vryheid gaven, naar bevinding van zaken te kunnen handelen. Even zeker is het, dat de approbatie van alle andere Generaliteits en Provinciale Commisfien by eene uitdruklyke wet aan den Stadhouder is opgedraA 3 geflv  ( € ) gen. Maar wie deed dezen opdragt? Ts het ti?eï de Om-elander Vergadering zelve geweest? Maar hadde deze dan het recht, oin dit te kunnen e<~. ts pingen dóen? Buiten allen rwvfF-i: want aan der» Souverain, waar van deze Vergadering het tweede Ltd is, koomr immers het recht toe. óm wet en te maken; en dus zorge te dragen, dat de besre middelen verkoren worden ter bereiking en ftandhouding van de inwendige rust, vrede,' eu orde onder de goede Ingezerenrn Heeft men nu by het vast ftellen van het Reglement Reformatoir begrepen, dat de approbatie der Generaliteits en Provinciale Commisfien een gefchikt mid iel was, om alle verregaande 'ongeregeldheden en fchan :elyke verwoestingen , die van re voren onBredtrfpreeklyk plaats hadden, te beteugelen en té, fluiten; en heeft men de beftelling der Gecommitleerde Raadspla .tzen aan het goeddunken van de Ommelander Vergadering onbepaald overgelaten : zo is de vrage , wat in dezen onze pligt van ons vordere? Zyn wy op dezelfde wyze noodwendig ytrpügt, om zorge te dragen, dat door deze beitelling de rust en vrede niet geftoord worde; zo' hebben wy tot dus verre nog geen beter middel gevonden, om aan onze verpligtingen, ten meesten liut van de Ommelanden, te'voldoen, dan dienzelfden weg inteflaan, welken ons de wetten van den Lande; nopens de beftelling der hogere armen, aanwyzen. Heeft dan de Ommelander Vergadering het onwederfpreeklyke recht gehad', by het aanneemeij van het Reglement reformatoir , om voor altoos de approbatie der hogere Commisfien aan den Sradhou» der in de tyd opredragen; zo hebben wy thans nog op dezelfde wyze hetzelfde recht, óm dezen opdragt van de approbatie der mindere Commisfien alle twee jaren van nieuws te doen: Ja wy zyn hier toe, naar onze denkwyze, volgens onzen eed, aan den Lande gedaan, verpligt. Deze eed toch vordert van ons. dar wy in alle opzigten 'sLands welvaren op het nog moeten houden, en naar ons vermogen behar.igeis, en dar wy de bekwaamfte middelen hier roe moeten verkiezen. Én wie is die in de ftaat- kuu-  ( 7 > fcadb zo doorflepene man, die, behoudens onze Conftitutie, een beter middel heeft kunnen uitvin» den, om de inwendige rust, die tot het welzyn van faet Land volftrekt noodzaaklyk is, te bewaren, dan de recommandatien en approbatien van alle amten, welke door de Ommelander Vergadering moeten befteld worden? Noem my een beter middel; en ieder een zal ü voor eenen Meester, ja voor den grootften Baas in de Staatkunde der Ommelanden erkennen. Heeft niet de onwederfpreeklyke ondervinding van alle tyden herwaards , en nog dit jaar in het byzondere, zo overtuigend geleerd, dat, zo wy de Gecommitteerde Raden niet ter approbatie zenden, de geheele Ommelanden alsdan wederom voor altoos, door de verfoeilyke kuiperyen en kabalen, beroerd zouden blvven. Hier koomt alles wederom in aanmerking, h'etgene ik in mynen eerften brief over de recommandatien gezegt hebbe, en hetwelke ik thans graag overftappe. ■ ■ , Be'halven dit, wie toch in de wereld heeft een recht, om ons te dwingen, dat wy iets zouden moeten doen of laten, waar omtrend de wetten van den Lande ons vryheid geven, om naar ons welbehagen te kunnen handelen? Voelt Gy niet reeds, dat Gy U, uit onkunde. Zeer overhaast hebt, wanneer Gy dezen opdragt zo driest een flegt ftukje noemdet, en ons vau meineedigheid verdagt' hieldt? Waar dezelfde redenen en dezelfde omftandigheden zyn, daar moet immers ook hetzelfde gewrogte altyd plaats hebben. De opdragt der approbatie van de hogere amten is gefchied, gelyk ge?egd is, om kuiperyen en kabalen te verhoeden; en even dezelve redenen bewegen ons nog, om alle twee jaren den opdragt van de approbatie der mindere amten te doen, ja ook de recommandatien daar van aanteneemen. Gevolglyk approbeert de Heer Erfftadhouder de Gecommitteerde Raden even wettig en rechtmatig uit hoofde van den tweejarigen opdragt; als de hogere amten, uit hoofde van den opdragt, die door de wet gefchied is. Of dunkt U, dat wy thans geen recht hebben, om dezen opdragt te doen? Dit wenschte ik wel eens met redenen' A 4 g°"  C 8 ) geftaafd te zien. Althans onze Tegenpartye heeft in haar protest en brieven enkel om den bast geknabbeld ; geiyk Gy in waarheid zult bevinden, wanneer Gy, na herlezen van myne beide brieven, nog eens de moeite wilt neemen, om *Öe bekende ütrechtfche Nacourant te lezen. En zo wy dit recht niet hebben , van waar kreeg dan de 'Ommelander Vergadering hetzelve in het jaar 1748?' Behalven dit alles, zo is de hiet-approbatie derGecomrnitreerde Raden een privilegie voor de Ommelander Vergadering; en 'een privilegie is een zoort van gunst of weldaad, die men nooit iemand met geweld kan opdringen: het ftaat altyd aan den vryen wil van iemand, of hy gebruik daar van wil maken, aan niet. De meerderheid verkiest tot welzyn vaiï den Lande, het niet-gebruik maken ; gevolglyk heeft onze Tegenpartye geen recht, om 'ons daar'toe te noodzaken, noch kwalyk te ueemen, dat wy, omtrend dpze zaak , met 'haar niet gelyk" denken. Hier tegen brengt Gy in, dat wy dusdoende het recht van onze Tegenpartye, die evenwelook de vry^ béid hadde, om dé Gecommitteerde en Extragecorrirriixteerde Raadsplaatzen naar haren fmaak te heitellen, op eene onrechtvaardige wyze weggaven, welk. recht zy zelve wilde üitoefteuen.' " Noch onze Tegeupartye, noch, wy hebben tegens elkahderen inlopende rechten; dit zoude eene zedelyke onmogelykheid zyn. De gehcele Ommelander Vergadering faamgehomen heeft het privilegie, om, zonder de approbatie van den Heer. Erfftadhóuder aftewagten , de Gecommitteerde Raadsplaatzen , naar goedvinden', ten meesten nut van het Land te vergeven. Denken de byzondere Leden omtrend de middelen, en dé "manier,'hoe zulks het gevdeglyksi diende te gefchieden, niet geiyk; zo heeft ieder Lid in zyn kwartier eene vrye Item daar over. De meerderheid van iéder kwartier maakt de ftem van dat kwartier uit, en,'twee kwartieren eens zynde, overftemrrien het derde. Dus kunnen de óveriremden niet zeggen, dar men hunne rechten willekeurig weggaf: anderzins zoude de minderheid in alle Collegien al•""' •'''" :" ; •• 'tyd  ( 9 ) tyd bovendryven, hetgene te zot is, om meer daar van te fpreken. Maar vinden wy, na het beramen van een geichikt middel tot ftuiting der kirperyen en kabalen, goed, dezen tweejarigen opdragt niet langer te doen, zodat de meerderheid derizelven alsdan nadeehg voor het Land oordeelt; dan volgt van zelve, dat de Stadhouder in de tyd noch perfonen tot deze amten kan recommanderen, noch dezelve approberen. Ook zal in het jaar 1748 de opdragt van de approbatie der Generalueits en Provinciale Gommiflien niet naar den (baak van alle Landdags Comparanten geweest zyn: maarzy hebben, geiyk natuurlyk is, voor de meerderheid moeten zwigten, en zy hebben zich de wet hier over gemaakt moeten laten welgevallen. Het vloeit alzo ook uit den aart en de natuur van de Ommelander Conftitutre voort, dat aan de meerderheid het recht toekoomr, om dezen opdragt alle twee jaren van nieuws te kunnen doen. Onze Tegenpartye zoude recht gehad hebben, om zich over ons te beklagen, zo wy eene uitdmklyke wet overtreden, of iets nagelaten hadden, dat by eene wet geboden was. Noch her een, noch het ander is gefchied. Alleenlyk hebben wy een wettig gebruik gemaakt van ons recht, in overeenftemming met de omftandigheden, waar in zich de Ommelanden werklyk bevinden. Ook laten wy graag alle de fteppen, die onze Tegenpartye gedaan heeft, ter harer verantwoording over, en niemand onzer zal dezelve ooit met eene in gal gedoopte pen affchilderen; offchoon, wilde men alle voorgevallene byzonderheden nauwkeurig en naar waarheid ontwikkelen, alle weidenkenden, die onkundig in deze zaak zyn, nog al dikwyls zouden moeten zeggen: wie zoude gedagt hebben, dat bet dus met de zaak gelegen was? Thans kan ik ook Uwe vraag beantwoorden, of bet namelyk rtcbt toas, dat de by meerderheid in Fivelingo verkorene Heer en by de approbatie gepasfeerd, en de gerecommandeerde wederom in dcrzelver plaats gefield waren? Deze niet-approbatie en herftelling der gerecommandeerde Heeren is even rechtmatig gefchied, als het uitfnydea van een kankreus gezwel, dat op A s de»  ( io ) den duur het geheele lichaam zoude aantasten en in het graf fleepen, Na geleedene pyn en genezing der wonde, blyft een enkeld lidteeken over, het welke echter den mensch niet belet, met blydfchap we-, derom zyne pligten te kunnen waarneemen. De kuiperyen zyn waarlyk niet ongelyk aan den kanker; en omdat men aan dezelve geene gelegenheid of voedzel konde noch wilde geven; zo heeft men beter geoordeeld, de recommandatien te doen gelden, om volftrekt alle middelen aftefnyden: want zulk eene beftelling eens doorgegaan zynde, zoude dit vernielend kwaad het geheele lichaam der Ommelanden wederom aangetast hebbenWelke fchandelyke gevolgen zoude dit niet gehad hebben ? Ik zal er flegts één even aanroeren. Daar genoegzaam altyd Heeren zyn, die om een amt wel eens van partye willen veranderen; en daar het nimmer aan Boeren ontbroken heeft, die voor geld hunne ftemmen willen verkopen; zo is het ja onvermydlyk, dat, geene recommandatien en approbatien van alle Commisfien plaats hebbende, die kabaal altoos de overftemming, en dus de beftelling der amten , zoude hebben, welke het meeste geld wilde en konde fpandeeren. Dan zouden de amten niet naar billykheid vergeven, maar verkngt worden ; ja de Tractementen der Heeren van den bovendryvenden kabaal aouden niet toereikend zyn, om alk de Boeren te bevredigen. Wie kan, wie durf dit fchandlyke gevolg ontkennen? Dank, opregte en hartelyke dank zy inmiddels, uit naam van de geheele Ommelanden , aan alle Landdags Comparanten gezegd , die cordaatheid, opregrheid , en ftandvastigheid'genoeg gehad hebben, om de kuiperyen, dat veelhoofdig monfter, door dezen flap manmoedig tegentegaan, en te beletten , dat het niet wederom wyd en zyd zyne vernielende verwoestingen konde aanrigten! Dank, byzondere dank zy aan den fchim van den overledenen zogenaamden Lieutenant Stadhouder van ons allen toegebragt! die door zynen invloed, uit hoofde van zyne ongekreukte rechtvaardigheid, onze gezegende Ommelanden tot dus ver in rust en vrede bewaard heeft. Gezegend  C n ) ril ryne nsgedagtenis by alle weMenkenrfen zyn, ófflda; door zyn toedoen al e tweejarg- Corpm slieri 'naar evenredigheid en bllykhed onder de Comparanten in de Ommelanden verdeeld zyn, z>> lang Hy de Correspondent van Zyne Uoort. Hoogheid geweest is Wie.' ik vpge het in dezen brief nog eens, we heeft ooit wettige kiagten tegens Hem kunnen inbreneen? Men fli de lysten de- Commisfien op, en oveituige ztcli door zyne eiyene og-n. Gave God, dat in het vervolg van tyd alles ren dezen opzigte even goed mog'e beftierd worden! ' Zoisdan ook het rweede hoof\po mt van bezwaar, rtamelyk de approbatie der Gecommitteerde Raden, dat onze 'l^egenpartve ingebragt heeft, afgehandeld $ en ik twyffcle geen?ins, of Oy zvt ook ten aanzien hier van volkomen overtuigd , dat dezelve, g^'yk in het point van de recommandatien; alzo ook hier in met ledige handen ftaat, en geen éen ovenütgend bewy* heeft bygebragt. Of men al sjegt, geIvk gy fchryft, dat onze partye lang genoeg getrwmfeerd hadde, en dat de andere ook eens moeste bovi-ndriiven; dit heeft niets te beduiden, en geeft enkel eerien woéligeri aart. te kennen, waar door men aangezet wordt Cmet, of zonder recht en redenen) mq zelve den teugel in handen te krygen. Maar wie kan borge zyn, dat alsdan de wagen even goed zal gemend worden? Eene proefin dezen re maken, is ten uitersten gevaarlyk. De fabel van Phaëcon is O bekend. ' Nog een point hebbe ik met U te vereffenen, waaromtrend Uwe uitdrukkingen ook geenzins voor een fatzoenlyk man pasfen; namelyk waarom een zeker Heer in Hunüngo by de approbatie gepasfeerd is, daar dezelve nogthans te voren gerecommandeerd was? Niet tegengaande deze daad met goede gronden kan verdedigd worden, als men de geheele zsak met alïe particuliere omftandigheden en gezegdens, gelykze waaragtig gebeurd is, in betrekking tot den toeftand, waar ih de Ommelanden toenmaals waren, befchouwt; zo hadde ik nogthans liever gewenscht, dat dezelve niet was voorgevalles; hoe veele haat- lyfc-  C i? ) ïykhedeu, vyandl'cliap en ongenoegens zouden daar door niet verhoed zyn geworden ! 11c zal my ook in geene nadere ontwikkeling van dit geval inlaten ; omdat dit op perfonaliteiten zoude uitlopen, waar van ik eenen afkeer hebbe: ik zoude fyn gefponnene gezegdens en antwoorden waordlyks moeten aanhalen, en aantonen, wat de vrager met 'zyne vraag heeft kunnen en moeten bedoelen, wat het antwoord daar op heeft kunnen en moeten beteekenen, in welken zin men dit heeft kunnen en moeten opvatten, welken zin de vrager aan het antwoord werklyk gehegt beeft, welke de intentie van den antwoorder geweest zy, of hy met opzet een loos en tweeduidig antwoord gegeven heeft, dan of hy in eene zaak van die gewigtige gevolgen zo maar losjes heen zonder agrerhoudendheid geantwoord heeft, en nog honderd diergelyke hairk'overyen meer. Deze geheele ontwikkeling zoude ook nergens toe dienen, en de zaak zoude evenwel onbeflist blyven, en van weerskanten , overeenkoomftig de gezindheid der menfchen, hare verdedigers vinden. Het zal alzo het beste zyn, dat wy dit alles aan de confcjientie van die Heeren, welke hier in gewikkeld zyn , [overlaten. Ik zal derhalven, uit liefde' tot de waarheid, alleen maar het volgende op Uwe berigten aanmerken: vooreerst zegt Gy, dat U deze Gepasfeerde Heer zelve gezegd hadde» dat hy nopens het hemmen over de gerecommandeerde pertönen tot de amten een vry man wüde blyven, omdat wel eens deze of gene gerecommandeerd was, die zyn amt niet konde' waarneemen. Niemand zal op dit gezegde , zo als het hier {laat, iets hebben aantemerken Maar die Heer heeft immers geweeten, dat thans niemaud op de lyft der gerecommandeerden ftond, of hy was ook tot het amt bekwaam, en daarom heeft hy ook zelve volgens-da recommandatie gehemd; gevolglyk konden dezelve ook deze keer niet tegens zyn geweeten ftryden, noch tot eene rede of voorwendzel. verftrekken, om van par.ye te veranderen. Koude hy de recommandatien in het algemeen niet met zyn geweeten vereffenen; zo hadde hy zelve zyn eigen amt op dezelve niet behoren aanteneemen: want hier door wier" den  k 13) deri ia de overige Comparanten in hunne vrye item* SSg ook belemmerd; en zo dezelve in het algemeen kwaad zyn, dan moet hy ook noodwendig zyn amt door een kwaad middel, en dus op eene ongeoorloofde wyze, gekregen hebben. Dit is volkomen zeker, dat hy, indien hy tot dit amt niet gerecommandeerd was geweest, door de vrye meerderheid, zonder kuiperyen, nimmer daar toe verboren was. Hoe men het derhalven wenden en draijen mag, de recommandatien hebben, op eene redelyke wyze, de redenen niet kunnen zyn tot het verlaten van zyne vorige partye. Of verkiest Gy liever, dezelve des niet tegenftaande mede tot eene oorzaak van deze verandering te hellen; dan moet Gy ook tevens toeftaan, dat by niet wel gehandeld heeft, zyn amt op de recommandatien aantcneemen. Ik durf het daarenboven aan de cordate ujttpraaK van dezen Heer zelve afgeven, of hy in goeden confcientie kan verklaren, dat hem dit amt, volgens de wetten van den Lande , rechtmatig toekwam. Hy zal moeten bekennen, dat hy, volgens zyne goederen waar van hy in de Ommelanden fchatting betaalt', geene aanfpraak daar op konde maken; maar dat andere meer gegoedigden' (de goederen buiten deZe Provintie Komen hief in geene aanmerking) votgens de uitdruklyké wet boven hem hadden moeten lelteld worden, vooral wanneer de perfoneele hoedanigheden niet merktvk verfchiUen- Maar waarom, vraagt Gy my, wierde hy dan tot dit amt gerecom* mandeerd? Dit is de waaragpge rede: 'er liep een «rerugt, dat deze Heer van partye wilde veranderen , of althans tegens de recommandatien hemmen, zo deze of gene"gerecommandeerd werde, welke, uit :hoofde van zyne lichrams confthutie, geen amt kon'de waarneemen. Dit tfëfchredende, was menbedugt , •dat de Ommelanden,, door de kniperyen , wederom Zouden beroerd wotden Alwaaron Si Heer van M. uit. voorzorge en coMaatheld vftWaMj voor. alle 'amten bedankt jfeeK Eê* ander èv en '. aanzienlyfc Beer geeft volkome'i'c vryheid, om de kiften naar goedvinden te reguleren , zonder te \*isf-^n, welK vat hy begeerde, mits dat alles in der minne mogte ge*  ( f4 y gevonden worden, Twee waarlyk edelmoedige daden, die enkel en alléén «it rust- en vredelievendheid haren oorfprong hebben, üe zo genaamde Lieutenant Stadhouder hier van verwittigd zynde , vindt om zetr gewgtige redenen, name'yk om de rust te bewaren, goed, aan den Heer Erfftadhouder voorredragen, om de recommandatien zo te doen , geiyk wy alle weeten. datze gefchied zyn, en waarby die zekere Heer in H. Hoögroogenden geplaatst wierde. Dit alles is volkomen, naar den letter, waar, en kan, des noods, met eede geftanfd worden. Had. de nu deze Heer hier medé niet behoren te vrede te zyn; iudemaal hy met het aller aanzienlykst amt beg ftigd was ? Waarom nu nog kniperyen aangengt? Dog 5 Ten twééden berfgt Gy my uit dén mond van dezen Heër, dat het tegens zyn confcientie (treed, de Gecommitteerde en Extragecommitteerde Raden ter app fit wetteö geven obs , volgens het voorafbetoogiïe, wel vryheid, om in dit ftuk naar ons goeddunken t-handelen; maar heeft een gemoedelyk Regent, volgens zyn geweeten, wel enig recht, om deze vryheid te misbruiken tot ftoring van de rust en vrede in den Lande ? Heeft ons de onwederfprceklyke ondervinding by de laatfte beftelling der amten niet aller overtuigendst geleerd, dal, was onze Tegenpartye dit roekloos ftukje gelukt, door de kuiperyen de geheele Ommelanden"in vunr en vlam zouden gezet zyn? Wie heeft nu meer overeenkomftig Zynen eed en pligt gehandeld? Deze Heer met onze Tegenpartye; dan wy? Wy hebben den weg ingeflagen, dien de wetten uirdruklyk aanwyzen, en die tot rust en vrede leidt; zy hebben zich eenen eigendunklyken weg verkoren, waar op alleen woelige Aristocraten -met vermaak kunnen wandelen, en die op heerschzugt, haat, nyd, vyandfchap en tweedragt uitloopt» Een van beiden moet derhalven zeker zyn: of deze Heer heeft, uit onkunde, over de approbatie der Gecommitteerde Raden zeer kwalyk geredeneerd; of daar moet eene andere geheime rede zyn, die hem tot dezen verderflyken ftap bewogen heeft. Hier in kunnen wy alleen gisfen; en her ftaat ons volkomen vry, zonder boosaardig te zyn , datgene voof het waarfehynlykfte te houden, waar door zich de meeste üieiifchen tot het een en ander laten overhaleH,. Zie hier eene van die gisfingen, welke my een zeer" braaf man, die mede in deze affiire is ingewikkeld,medegedeeld heeft. Ik zegge niet, dat men verpligt is, dezelve voor waarheid te houden; maar een ieder kan het zyne daar by denken, naar zyne inzig» ten, die hy in deze zaak heeft. My is dan berigt, dat de waare beweegredenen deze waren: by de partye, tot welke deze Heer is overgegaan, was maar één enkel Heer, en deze verkoos liever, om altoos fesfie in de H Heeren Gedeputeerde Staaten dezer Provincie te hebben; geVolglyk konde dè andere ahy.' de ('ommish> in Hun Hoog Mogenden krygen, weike hy by onze pan? niet shy^ konde bedingen. Maar nu hadde men de ©verftemming nog niet, om de recommandatien re ver*  C 16') ' verniedgen; gevolglyk moeste men aan het kuipee gaan, om meester te worden. Dit is mislukt; en du zit aeze Heer zonder Commbfie. Aan wien heeft hy dit te wyteo? Aan zich zeiven: want hy beeft ja altyd by onze partye in de amten gezeten, en hy heeft, volgens zyn eigen geweeten, naar recht en biliykheid, nooit meer kunnen eifchen. Wa*rom dan tot de andere partye overgegaan, waar door zo veel verwarring ontftaan is ? De recommandatien en spprobatien kunnen volgens het voorafberoogde geene genoegzame redenen hier toe opleveren. Men houdt dit voor een heldenftuk van oprechtheid en cordaatbeid: ik en duizend tot my vinden niet» in deze d<