326 A 243   D E I DUIVELSCHE KNEGT, OF DE BEZETEN JONGE.- Zynde een Verhaal van 't geen Eerftdnags by een HOEDESTOFFEERDERbinnen Amfteldam is voorgevallen. Op een Comique en Verjlaanbaare wyzen Gejchreeven- Alöm te bekooraen.   D E DUIVELSCHE KNEGT, O F BEZEETE JONGE. eri Hoedejloffeerder woonagtig te 'JkJÈ2j /le/dam; gebood onlangs zyn Bediende de Inktkannen uit de Kelder te krygen, en dezelve fchoon te maaken, daar de Bediende fchroomelyk toe refolveerde, doch op de volgende wyze volbragt: ging na de Kelder nam een der Inktkannen. (de Duivel had magtoverde A 2 be-  (4) Bediende, gelyk in het vervolg blykcn zal.) De Duivel was'er in, waar doorhy gants Confus de Kan in vuilBurgwalwaater omfpoelde ,dategter de Stank en vuiligheid niet weg nam,bragt ze na boven, de Hoedeftoffeerder rook wel de ftank en zag wel dat de Kan niet fchoon was, en zeide hy moeit, de andere beeter fchoon maaken, of het zou niet goed afloopen. Hy haalde dan de twede Kan, de Duivel braakte 'erin (ö wat Benaauwdheid voor de Duivelfche Knegt ƒ) hy bragt ze na boven; de Hoedeftoffeerder wasintuffen om een noodigeBoodfchap gegaan,hy zou dan de derde gaan haaien,(dat was zogemakkelyk niet) Heintje Pik kwam hem tegen in een afschuwelyke gedaante, nam hem by zyn Haar fleepte hem van de Trap, en floeg hem half dood, de Duivelfche Knegt gaf een gil, die een der andere Bediendens naar beneeden deet koomen, die op het zien van den Duivel een fchreeuwgaf en neder viel. Zo dat de andere Bediende ook na beneden kwam, ook van Schrik neerviel. De Duivel nam zyn kanft waar, haalde een groote Zak, Aak hun  (5) hun daar alle drie in, en nam ze op zyn Nek en droeg ze in de Winkel onder de Toonbank, en liet ze leggen, in een ftaat meer Dood dan levendig. De Hoedema. ker nu wederom gekoomen zynde, verwonderde zig ten hoogften zyn Bediendens niet in den Winkel te vinden, hy riep maar kreeg geen gehoor, riep andermaaien maar het hulp niet, hy zogt maar waar hy zogt hy vond ze niet. Eindelyk onder de Toonbank zoekende wierd hy de Zak gewaar, hy niet wectende wat dat het voor een zak was. Was daar over verwonderd, hyzeide in zig zelve waar of dog myn Bediendens zyn, deDuivelfche Knegt wat bekoome zynde , hoorden zyne Meefters ftcm wy zyn hier in/ waar op de Meefter van fchrik omtrent agter over viel, hy haalde eea zyner Buuren om de zak open te maaken, gelyk ze dan ook deeden, en vonden daar alle drie de Bediende in een erbarmelyke ftaad, de eerfte vraag was, hoe komt gy lien 'er in? de Duivel heeft ons 'er in gedaan; en zeide niet meer 'er van te weeten, 't Wag daar niet genoegby, de Hoedemaker A 3 wou-  C 6 ) wou Piet en Merg weeten wat van de zaak was, waar op deDuivelfche Kneet antwoorde dat hy eens graag veel Geld wilde hebben de Duivel daaromaange roepen had, die daar op aan hem vericneenen was, en hem twee zakken Guldens had gegeeven; waar voor hy de 'Duivelhad moeten belooven, en dat zo dikwils hy alleen was, de Duivel hem temteeren mogt, daarom was het bekomen dat hy bang was, om alleen in de Kelder te gaan, de Duivel de eerile keer w de Kan gezeeten had, de tweede keer gefpoogen, en de derde keer hun geflaagen had. De Hoedemaker zegt die Kneat met te kunnen houden, fluurt hem de Deur uit en hy verdween, hy heeft ze« dert niets van hem vernomen. EINDE.  Hier ziet men het naare Einde van een Geldzugtige JONGELING, daarom JEUGD neemt hier een Exempel aan