TEGENWOORDIGE STAAT "VAN F1IESLAKB.   HEDENDAAGS CHE HISTORIE O F TEGENWOORDIGE STAAT ALLE VOLKEREN; XXimte DEEL. Behelzende de Befchryving der VEREENIGDE NEDERLANDEN, /5 En wel in 't byzonder van FRIESLAND, Met Naauwkeurige Landkaarten en Printverbeeldingen verüerd. EERSTE DEEL. Te *AMSTERD*AM, LEIDEN, DORD. en H^iRLlxGEN, By P. Schouten, J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Blusse', en V. van der Plaats. MDCCLXXXV. Met Privilegie.   TEGENWOORDIGE STAAT VER LENIGDE NEDERLANDEN; DERTIENDE DEEL; FRIESLAND. Te *4MSTERD^iM, LEIDEN, DORD. tn IMRUNGEX , By P. Schouten, J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Blusse', en V. van der Plaats. MDCCLXXXV. Met Privilegie. DER Vervattende eenen aanvang der Befchryving van   Aan den LEEZER.1 J&indelyk hebben wy 't genoegen dit eerjie Deel van Friesland uit te geeven, en meenen in flaat te zyn het verdere merkwaardige deeze Provincie betreffende fpoedig te doen volgen. Dit Werk, in vroeger tyd door den Heer JAN WAGEN AAR. begonnen, beeft eene algemeene toejuiching ontvangen, en wy hebben gegronde hoop dat deeze bladen ook eenige goedkeuring erlangen zullen. Van Prentkonst heeft dit Deel een fchraal voorkomen , wy bekennen bet , doch voornaamelyk in dit Eerfte Deel wordende gehandeld van de Gefchiedenis, waarin de voorige Deelen ook geene Plaaten hebben, zullen wy met betrekking van de Tegenwoordige Gefteldbeid in , de befcbryving der Steden enz. deeze fcbraalbeid vergoeden; waartoe een aantal plaaten reeds in ge. ree dl; ei d zyn. De aanzienlyke Begunjïigers deezes Werks, die ons zo veele fraaie ftukken hebben medegedeeld, lier onze diepe verp'dgting betuigende , heveelen wy ons verder in de gulhartige onder/leuning van onze Landgenooten , die of eenige verbetering weeten aan de hand te geeven, of nog verboolene oudleden van gewigt hebben in te voegen; te adresfeeren hy onzen Compagnon V. van der Plaats te Harlingen. de DRUKKERS; Op  öp' de yytel p.l a a t. Een Hooge Wier, gefchikt om Vee en Volk te hoeden Voor dreigend lyfsgevaar by felle Watervloeden, Vertoont een zetel, daar de Friefche Maagd in praalt Met een grootmoedigheid, die zelfs uit de oogen ftraalt. Men ziet ter rechter zyde, als uit een zegeteken, Geweer en wapentuig, en krygsgereedfehap fteeken, En Ui de veldbamer het wapen van den Staat. Hierby verfchynt Merkuur, die-, geestig van gelaat,. De oplettende aandacht wekt om fneedig aan te merken, Dat Strydbaarheid vooral den Handel dient te fterkeu. Ter flinke zyde wordt de Boerenftarid verbeeld, Door fchup, en fpade en zeis, en wat hier meer in deelt. Men ziet 'er Herkules het gulden vlies bewaaken, Op dat geen roofgedrocht 's Lands rykdom poog* te fchaaken. Hy toont zyn breeden rug, en 't blykt dat dit ontzag, Al rust hy Hechts, haar heil genoeg verzeekren mag. *t Is meer dan tyd dat wy den Voorgrond ook befchouwen, Daar gy twee knaapen ziet; den eenen vol vertrouwen 'r Den andren zwakker, en met een geboogen hoofd, Maar opfta'ande, en zo bly, dat dit wat goeds belooft: De braafïïe trekt het oog tot dertig Grietenyen, Die onafhangklyk zyn en zich daarin verblyen , De zwakfte toont de. Steên, 't vernederd Elleftal, Dat echter zich herflèlt van dien oneedlen va!. Mag dees befpiegeling den geest om hoog verrukken ? Daar fchynt de Dierenriem het noch eens uit te drukken. Het Tweelingteken pronkt met Paarden, Frieslands roem, En Ledaas moedig kroost-, der Helden puik en bloem. Erigone vertoont, by veel bevalligheden, Oprechtheid, milde gunst, en fmettelooze zeden. Manhafte Eenvoudigheid, den Fries in 't hars geplant, £i§ daar het, Heilgeftarnt van uw gezegend Land ! §. Stïi,  INHOUD DER HOOFDSTUKKEN. EERSTE HOOFDSTUK. 'dilgemeene Befchtyv'mg des Lands. BMz. x TWEEDE HOOFDSTUK. Over de Verdeeling, onderjcheiden Gronden, Meer en, Dy ken; Sluizen en Luchtsgefleldbeid van Friesland. — ■ 44 DERDE HOOFDSTUK. Over de oudere en laatere Friezen, hunne geaar'theid , beftaan en levenswyze. . 104 VIERDE HOOFDSTUK. Beknopte Historie van de vroegfte tyden af tot op den dood van Konpantyn den Grooten. 169 VYFDE HOOFDSTUK. Beknopte Historie van Friesland, van den dood van Konftantyn den Grooten tot den tyd van Kavel den Grooten. —— oIO ZESDE HOOFDSTUK. fan Karei den Grooten tot op het einde der Noordfcbe invallen, hier te lande. 240 ZEVENDE HOOFDSTUK. Van het einde der Noordfcbe invallen hier te lande, tot op het Verdrag van Holland en Utrecht nopens Friesland. - ■ *■ - 292 ACHTSTE  INHOUD der HOOFDSTUKKEN. ACHTSTE HOOFDSTUK. Van 't Verdrag tusfchen Holland en Utrecht nopens Friesland gejlooten, tot op de bevestiging der Friejche Rechten en Vryheden, door Graave Willem den II. Bladz. 355 NEGENDE HOOFDSTUK. Van de bevestiging der Friefche Rechten en Vryheden door Graave Willem den II, tot op de nederlaag van Graave Willem den IV. TIENDE HOOFDSTUK. Van de Nederlaag van Graave Willem den W, tot op de huldiging van Hertoge Ai- hrecht. w 1 1 496 ELFDE HOOFDSTUK. Van de hüldiginge van Hertoge Albrechi tot op de verdryvlng der Hollandfche bezettinge uit Stavoren. ——— ~ 554 TEGEN-  TEGENWOORDIGE STAAT ■ VAN FRIESLAND. EERSTE HOOFDSTUK. Algemeene Bejcbryving des Lands. Of dit van ouds vermaarde Land zynen naam van deszelfs invvooneren ontvangen, dan of het dien aan hun gegeeven hebbe, valt niet gemaklyk te beflisfen. Dat de Friezen een volk van Dnitfche afkomst , of althans met de Duitfchers van den zelfden oorfprong zyn, zal niemand ligt in twyffel trekken, die de overeenkomst van beider taal en zeden ooit heeft in acht genomen. Duitschland nu is reeds veel honderd jaaren bevolkt geweest i voor dat de Romeinen kennis aan 't zelve gehad, of daarvan eenige melding, in hunne fchriften, gemaakt hebben ; en dus kan men niet zeker weeten, hoe oud de eigenrJ'yk gezegde Friezen zyn, noch ook of de eerfte Friezen, by voortzettinge, tot in deeze Landftreek zyn uitgebreid,dan ofze,eerst, in een ander gewest van Duitschland gewoond hebbende, van daar herwaards vertrokken zyn, onder het geleide van zekeren Frifo, die als vader en voorganger van dit gedeelte der Duit • fche Natie, zynen naam aan Volk en Land beide heeft nagelaaten Dit laatfte , fchoon her te zeer in de oudheid opgewonden is, om iets A mt AlgemeeneBeschiu?«ving.De Friezen zyn van DuiO fchen oor» fprong.  Tegenwoordige Staat AlgemeeneBeschryvinc. Het ver haal var Sulïüdus Petri verdient geer geloof. Verfcheiden ander* afleidingen van met zekerheid te bepaalen, is althans niet onwaarfchynlyk: want behalven dat de Duitfchers , in overoude tyden, uit eigen lust en wildheid r, wel eens meer van woonplaats plagten te ver» anderen, en met wyf, kinderen en al wat zy hadden, naar een ander Land te vertrekken, daar zy of eenen onbewoonden hoek innamen, of waaruit zy de inwooners met geweld verdreeven; kan het zeer wel zyn dat, even geïyk de Duitfchers, naar 't zeggen van Tacitus (*),oudtyds roemden hunnen oorfprong verfchuldigd te zyn aan zekeren Twiston, dienze als eenen uit de aarde geiprooten God vereerden, de Friezen, alzo uit eenen zyner Afftammelingen, met naame Frifo, zyn voortgekomen. Dit voor waarfchynlyk houdende, zal men met SmTridus Petri den oorfprong der Friezen niet by de Indiaanen of Perfiaanen zoeken. En inderdaad, behalven dat het zyn opgefmukt verhaal aan de vereischte bewyzen ontbreekt, is het in 't minst niet waarfchynlyk y dat iemand, in overoude tyden, toen 'er in veel gelukkiger gewesten, naar 't Oosten en Zuiden , ftreeken Lands genoeg ledig lagen , om zich daar met der woon neder te {laan , en toen daarenboven de Scheepvaart nog zo ver niet gevorderd was, datze groote tochten ter zee gedoogde , van daar her waards zou gevaaren zyn , om juist deeze ellendige, ruwe en ongehavende zeekust , die, wegens geduurige overftroomingen, naauvvlyks voor Land te houden was, ter wooninge te kiezen. Ook zal ; men met anderen den oorfprong van der Friezen naar» (*) De Mor. Getm. s.  va» FRIESLAND. 3 haam en 'volk by geene Noordfche Natie zoe ken, weifee, by den naam van Frasfi of Fircefi bekend, deeze landilreek ingenomen, en naar haaren naam genoemd, of althans aanleiding gegeeveri zoude hebben, om zulks by vervolg van tyd te doen: want de Friezen zyn ontwyf fel baar veel vroeger hier te lande gezeten geweest, dan de Noormannen de Zee bevoeren, en zich naar elders op buit begaven; fchynende zy dit eerst zes honderd jaar na Christus geboorte begonnen te zyn. Lust het iemand onder» tusfefaen* meer ziende op den oorfprong des naams dan des voIks , dien in het woord Vrie zen te zoeken, om dat het hier te lande des winters menigmaal hard vriest, het lust ons niet ter wederegginge daarvan meer te zeggen, dan dat , op dien grond , veele landen , uit hoofde van ftrenger winters, veel gegronder recht op den naam van Friesland zouden hebben. Even ongerymd haalt men dien af van Fris, omdat Friesland een fris en luchtig land is : want gclyk het nu nog, met andere Landen yergeïeeken, voor veele, ten deezen opzigte, moet onder doen, ab;o was 'er ten minnen, in den aanvang zyner eerfte bevolkinge, niet de minfte reden, orn het Land dien naam ce geeven. Hadden de Romeinen eerder kennis aan de I Duitfchers gekreegen, hunne Schryvers ,TacitusJ vooral, zouden 'er wel ergens melding van gemaakt j. hebben. De optocht der Cimbren, eene natie ^ van Duirfche afkomst, en in het"hedendaagsch g Jutland, oudtyds, gezeten, heeft aanleiding8 gegeeven, dat de Romeinen van de Duitfchers g hoorden; toen haarhelyk de Cimbren de boven, n A s deelen'l Alge- MUENE Be SCHRY» VING. den naartt komen even weinig in aanrner* king. >eRomei« en heb. en te :aat ennis aan e Friezen dcree;n , om is we ;ns hun» ïn oor rong te  4 Tegenwoordige Staag AlgemeensBeschry- VtüfG. onderVecbterl. Frieslands uitgeftrektheidwas niei • altoos de«elfde. deelen van Italië en Spanje naderden. Docri wanneer en om wat reden deeze optogt gefchiéd zy, valt ligter te gisfen dan met zekerheid te melden: ongetwyfteld hebben de Cimbren eenen geruimen tyd in Duitschland en Frankryk omgehengeld, voor datze den Italiaanfchen eh Spaanfchen bodem bereikten, 't welk gefchiedde omtrent het jaar der ftichtinge van Rome 640, der Wereldfcheppinge 3840, en 109 of 110 jaaren voor de geboorte van onzen Heiland. Dat de Friezen al voor dien gemelden optogt dit: Landfchap bewoond hebben, is genoegzaam zeker, zelfs uit hoofde van het diepTlilzwygen , door den naauwkeizrigen Gefchiedfchryver Tacitus, wegens hunne aankomfte in deeze landen, gehouden. Naderhand hebben ons de Romeinfche Schryvers duidelyker gedenktekenen, zo wegensde hoedanigheid en den ftaat van Frieslands bodem, als wegens de Friezen zelve nagelaaten. Om zich van het cerfte ecnig denkbeeld te maakcn, dient de uitgeitrektheid van Friesland niet voorbygezien; doch deeze is op ver na niet altoos even groot geweest. Omtrent den tyd van Christus geboorte, eii nog eenige eeuwen daarna, was het met de gedaante van Friesland geheel anders dan tegenwoordig gelegen; heb» bende, omtrent het begin der vyfde eeuwe, alles wat tusfchen de Schelde en Elve, langs de kusten der Noordzee, be^reepen is, tot het zo genoemde Friesland behoord. By eenigeri wordt het zelfs voor meer dan waarfchynlyk gehouden, dat deeze naam zich, ten eenigentyde, over de Schelde, tot in Vlaanderenhebbeuitge- ftrektrg  van FRIESLAND. 5 ftrekt, zodat zelfs Oostende eene ftad van Friesland geweest zou zyn. Ook is, meent men, de Elve niet altoos de uirerfte grenspaal deezes Lands, ten Oosten, geweest; zynde, volgens algemeen bericht, de naam StrandFrkzen nog ten huidigen dage aan denEiderftroom in weezen. Ten tyde van Karei den Grooten is de Schelde ten Westen, en de Weezer ten Oosten ten grenspaal des Lands gefteld, en daaruit de verdeeling van Friesland in West-en Oost-Friesland gefprooten ; hebbende het eerfte zich eenen geruimen tyd van de Schelde, doch in volgende tyden van den Middel - Ryn, (*) die, door Utrecht en Leiden loopende, zich by Katwyk in de Noordzee plag te ftorten, tot aan het Vlie, uitgeftrekt; tcrwyl het laatfte van het Vlie tot aan de Wezer liep, en wederom door de Lauwers, of volgens anderen doordeEems, in tweeën gefcheiden wierd. Het Vlie was dus al van ouds de Grensfcheiding der Friefche Landen en Volken. Zy die ten westen woonden droegen den naam van Frifii Minores, of mindere Friezen, daar die van beoosten het Vlie, by dien van Frlfd Major es, of meerdere Friezen, bekend waren. De meerdere of mindere uitgeitrektheid derwederzydfchc Landen heeft hier toe waarfchynlyk aanleiding gegeeven; fchoon het meerder of minder vermogen,tenaanzien deezer benaaminge, teffens in aanmerking kan gekomen zyn. Met fiilzwygen meenden wy deeze dingen ^. niet voorby te moeten gaan ; doch dewylze d tot ons voornaame oogmerk niet behooren, zy fc het ons genoeg daarvan dit weinige gemeld te la A 3 ' hek-S O Zie over de uitgeftrektheid ook Wagen. Vaderl. ïliit. L p. 35p. Alge«eensBeschrt- WNG. et her indaaghe Friesid is aar een ein ge.  € < Tegenwoordigs Staat ALGEMEEN? Beschuy- ving. deelte var dat wyd uitgeftrek te land, welk oud«yds Friesland heette. Veele ei merkwaar dige ver anderingen zyn in Fries land voor gevallen. hebben; ontcgenzeggelyk blykt 'er uit, dat het tegenwoordige eigentlyk gezegde Friesland maar een klein deel is van dat wyduirgeftrekte Land, welk oudryds dien naam gedr::agen heeft; immers kan men Frieslands gr. nzen, ten Westen en Oosten, nu niet verder rekenen dan tot het Vlie en de Lauwers, tenyyl het ten Zuiden door Overysfel en Drenthe, en ten Kooiden, door de zogenoemde Wadden, tusfcben de vooreilanden en het vaste land liggeriuL , b .y,.. !i wordt; beloopende de ganichc omtrek" van.het. vaste land deczes Gewesrs ruim eenenveertig uuren gaans . of iweeënzestigduizend tweehonderd en vyftig Rhynlandfehe Koeden. Veele en merkwaardige veranderingen zyn 'er ook in andere Werelddcelen voorge"allen; maar Friesland heeft die, vaa tyd tot tyd, zelfs ook ten aanzien van zyne grondgeüeldheid, zodanig ondervonden, dat weinig Gewesten daarmede gelyk liaan; zynde het meer dan waarfchynlyk, dat iemand, die, voor de eerfie reizc, twee nauwkeurige Kaarten van het Oude en Heden' daagiche Friesland , zonder nacmtekeninge, naast eikanderen gelegd zag, al ware hy ook een Fries en niet geheel onbedreeven, dezelve nooit voor kaarten van hetzelfde Land zou houden. Daar men naamelyk eertyds eenen wydgaapenden Zeeboezem vondt, bevaarbaar zelfs voor groote vlooten, ziet men nu de fchoonfte en vruchtbaarfie weiden en koorenlanden ; daar voorheen Landerycn of Bosfchaadien te vinden . waren, die van alderhande wild krielden, ziet men nu niet dan eene openbaare Zee en wyde Meeren, met veelerlei foort van Visch in iïeê van  van FRIESLAND. 7 van Wild en Gevogelte voorzien: ook ont breekt het niet aan Steden en Dorpen die voorheen aan -2ee gelegen waren, doch nu in het midden des Lands gezocht moeten worden, terwyl weder anderen, oudtyds Landwaards in gelegen, nu de volle Zee, tot derzelver naaste, doch gevaarlyke, buurvrouw hebben. Ik zwyg; dat door dusdanige veranderingen fommigc plaatfèn zo ten eenemaal zyn ver'ooren gegaan,- dat 'er naauwlyks iets anders dan de bloote naam van behouden zy, terwyl 'er weder anderen zyn opgekomen, van welke onze Voorvaderen niet de minfte kennis droegen. Ten bewyze van het gezegde zullen' wy hier de hoofdveranderingen, op het voetfpoor van oude en egte berichten, kortelyk laaten volgen, en ondertusfehen veele byzonaere veranderingen , die, van tyd tot tyd, dan hier dan daar, zyn voorgevallen, tot gepaster gelegenheid fpaaren. Klimmen wy tot omtrent den tyd van Christus geboorte op, toen heeft het zich met den bodem deezes Lands, volgens 't verhaal van Romeinfche Schryveren, dus toegedraagen. De Eilanden Vlieland, ter Schelling en Ameland, welke ten Noorden en Noordwesten van Friesland gelegen, en thans door eene openbaare Zee, by den naam van Wadden bekend,daar vanafgefcheiden zyn, waren toen. ter tyd door laage waterige landen, by Eb en laag water meest droog, daarvan afgezonderd, zo dat men van het vaste land naar de Eilanden te voet konde overgaan, als men zich hier en daar liet overzetten. Ook werd 'er, voor niet meer dan vyfhonderd jaar, meer dan A 4 een Algemep ne BrscHRY- ving. , DeMoofd. veranderingen aangevveezen. De Eilati. den waren eertyds met het vaste land vereenigd» Ookvondc men ver- fcheiden  Akge- meene Beschhy- ving. plaatfen van naan daar nu niet dai Zee ver nomen wordt. De Ryn krygt door Druilis Graft een vryen loop door dee- s Tegenwoordige Staat een Dorp gevonden, naamelyk Dykshorne tus> fchen Almenura en ter Schelling, Westerbièrum niet^vervan 't Eiland Vlieland, en We* tenvkmm een half uur gaans fioordlyker dan i Dykshorne. Grind was' eene Buurr, die ten jaare 1226, door den Abt Siersma, met Gratten en Wallen vast gemaakt werd; doch ten jaare 1287 in zo ver wegfpoelde, dat 'er geen tien huizen ftaan bleeven, zynde muuren, wallen , Kerk en alles vernield (*); waarvan 't gevöïg was, dat het lang daarna niets anders geweest is,, dan een klein verlaaten Eilandje, waarop alleen des Zomers eenige herders een of twee hutjes plagten op te rechten, om het zelve met hunne fchaapen re beweiden. Doch ook dit heeft thans geeneplaats meer, omdat hetzelve, by eenigzins hooge vloeden, te dikmaals, geheel en al, door. de Zee overdekt Wordt. Alleen wordt 'er in den Voorzomer, by maatig laag water, eene menigte eyeren van allerhande Zeevogelen gevonden. De Bosfchen Kreupel én Kreil lagen tusfchen- Stavoren en Enkhuizen , waar omtrent de Friefche Edelen uit het geflagt van Galama veel lands bezaten... Het gefchil tusfchen Galo Iges Galama en Graaf Fioris den Vetten, welk van elders bekend is (**), {trekt daarvan ten bewyze. -De Ryn, die voorheen zyn water door de Waal in de Maaz, en zo door deezen, als ook nog door eenen anderen tak, welke voorby Leiden liep, doch reeds van overlang verilopt is, ia Zee plag te fiorten, kreeg eene zeer Sterke af- wate- ( *} O. Schart, p. ii. £**) WagenaarVaderl. Hist. IL 55.  van FRIESLAND. 9 watering door deeze Landen, federt dat de Romeinfche Veldheer Drufus , om binnen door naar Friesland, en vervolgens door de Middelzee naar de Eems te konnen vaarén, eene Graft uit den Ryn tot in den Ysfel gegraaven, of althans de oude en verlamde Graft weder fchoon gemaakt (*) en alzo deeze twee Rivieren vèreenigd had, ter plaatfe, daar na nog de door hem gedichte, en naar zynen naam genoemde ftad Drufiburgum of Doesburg gevonden wordt. Hierdoor vloeide de Ryn , hoe wel binnen zyrié wallen, door de landen daai nu Kampen, Vollenhóve en de Kuindcr liggen naar dien kom, welke met zyne naast geleget kage landen, vooral by hooge vloeden, eet groot Meer maakte, en nog hedendaags det naam draagt van Zuider Zee; zettende vervol gens zynen afloop voort tot in het Meer Flevo gelegen tusfchen het vaste land, ten noorder van de hedendaagfche Eilanden Urk en Schok land. Uit dit Meer vloeiden weder twee andere Rivieren. De eerfte daarvan fchoot om trent de Lemmer land waards in, en verdeelde zich, omtrent op de hoogte van het tegenwoordig Woudsend. Van deezen had de eene tak zynen uitloop, langsverfchillende wegen, ir de Borne of het Boerdiep, en wel in diervoegen , dat dezelve niet alleen voorby Bolswerc liep, en na zich, omtrent ter plaatfe van hei tegenwoordig Dorp Nieuwland, in een meertje uitgeuort te hebben, met hetzelve door eene korte, doch vry wyde uitwatering, omtrent op £♦) Van den Houve Handvest Kron. II. 31. A 5' Alge- MEESE Beschrijving. ze landen naar de Noordzee. I t l L 1 :  Algemeens -■• BescbrV- wng. jb lést io ■ Tegenwoordige Staat op de hoogte van.Rauwerd, zich met gemelde Boerdiep vereenigde; maar ook langs eenen anderen weg, bezuiden Sneek, doorliep, en door middel van de Weteringe, op de hoogte der zogenoemde Oude Schouw, met den Stroom de Burde of Bom gemeenfchap kreeg, en daarmede , niet ver van Rauwerd, in het Diep van dcnzclfden naam viel. De . andere tak-, welke, als voorheen,gezegd is, omtrent op ,de hoogte van het tegenwoordig Woudsend, door de eerfle dier Rivieren gemaakt werd „liep dooi.verfcheiden meeren en iaage landen, west- en noordwestwaards aan, ten noorden voorby Workum door, naar 't Eiland Flevo, daar dezelve ontvangen werd door de Tweede dier Rivieren, .welke, uit het gemelde Meer Flevo voortkwam. Deeze Rivier , dus een' merkelyken toevoer van Water ontvangen hebbende, nam haaren loop, eerst West en daarna Noord> west aan, door de landen, welke toen tusfchen Stavoren en Enkhuizen gevonden werden. Oudtyds was deeze Stroom vry wyd .cn breed,, doch namaals zo eng, dat 'er geene reden zy om 't verhaal van oude Tydfchryveren te wraakcn, en als leugenachtig te verwerpen, dat men van Stavoren te voet hebbe konnen gaan naar-Enkhuizen, wanneer men zich maar by laag gety over de Rivier het Vlie deed zetten, of daar toe van eene plank of deel, waar by men waarfchynlyk aan een foortvan brug of draay te denken heeft, bediende. Dus niet zeer ver zynde voortgeloopen, verdeelde dezelve zich wederom in twee armen, en omvatte daarmede een iluk lands, 't welk hier door tot een eiland  van F R I E S L.A N D. u land gemaakt, en Flevo infula, of het eiland. Flevo, geheeten werd. Door de Zee afgepoeld zynde, is het thans by den naam van het Breêzand bekend. Na dat z;.ch deeze twee armen wederom tot eenen liroorjn verèenigd hadden, die by Vloed een wyd en-breed water vertoonde, doch by. Eb de gedaante van eene gemeene Rivier had, vloeide,.dezelve tusfchen Texel er Vlieland uit in .J.e öj.qordzee:. zynde Texel, dal toen aan het land^yan Westervlie,, en Vlieland, dat aan 't land van Oostcrvlie vast was, als Ooi* Ter Schelling oudtyds gecne Eilanden geweest maar gedeelten van het vaste land, dat zich uit> ftrekte tot aan de. Noordzee. De opgegeeven befchryving, wegens der afloop des Ryns door deeze' landen, is wel om redenen, wat uitvoeriger.voorgefteld dar die by iemand der. .Ouden gevonden wordt; ei nogthans valtze, inzonderheid met die van Pom ponius Mek, welke in de eerite Christen eeuv geleefd, en eene aardryksbeichryving nagelaa ten heeft, onder den naam van, de SUu Orbis zeer wel over een te brengen, 't Zal derhal ven den Leezer niet onaangenaam zyn, 's man eigen woorden hier, vertaald, te kezen. „ D „ Ryn, van de Alpen afdaalende, maakte omtrer „ zynen oorfprong twee meeren. va „ daar zich, een' langen tyd met een' vaste „ loop voorttrekkende, wordt hy niet ver va ,, de Zee verdeeld. Ter linkerhand behoudt h „ den naam en loop van eene Rivier tot aa „ zynen mond toe; maar ter rechterhand is h „ eerst eng en zich zeiven gelyk: daarna, c „ oevers wyd en breed overitroomende, is h ni Alge. • - weene ■ • ÜEyJURÏ' vrNG. i J)e opge. geeven ' befciiry1 ving ftrydt i biet met . het bericht van ' P. Meia. • - s ■ • . t n ■ tl . urn cl- >: r-:: n y y . ;t '' '' "."  is Tegenwoordige Staat meene Besciipa'yifjc. Oorfprong en loop van het jBoerdiep. 1 1 < c l d z 11 S De Noord- fc zee, eerst d fierkst inr, het Vlie gevallen g: zynde, tc neemt {1; naderhand „ niet meer eene Rivier, maar een grooe „ Meer; nadat hy de Velden vervuld heeft, „ bekomt hy den naam van het Vlie, en een „ Eiland van dien zelfden naam omvangen heb„ bende, wordt hy wederom naamver, en valt, „ in de hoedanigheid van eene Rivier, in Zee"! Het Boerdiep of de Borne, waarvan zo even in 't voorbygaan gerept werd, draagt by Latynfche Schryv-ers den naam van Burdo of Burdinus, terwyl de onzen 'er menigmaal dien van Middelzee aan geeven, omdat dezelve in 't midden des lands gelegen was, en tusfchen Oostergo en Westergo eene fcheiding maakte. Deeze zo vermaarde inham had zynen oorfprong n de Zevenwouden , liep voorby de plaats, laar nu nog het Dorp Oude-Boorn, ofOude)orn, naar dien droom ongetwyffeld dus geloemd , te vinden is, en ontlastte zich kort laarna, op de hoogte van het Dorp Rauwerd, ;elyk reeds voorheen is opgemerkt, in den wyén arm van dien naam; vervolgens al geduurig reeder wordende, werden, by hóóg water, de laae landen, ter wederzyde, van tyd tot tyd, daar oor overdroomd, voor dat nog dezelve door cvaare dyken bedwongen was , en eindelyk ortte zich dezelve, tusfchen de Eilanden Ter chelling en Ameland, in de Noordzee uit. Ten tyde der eerde Keizeren van Rome hynt de Zee derker in het Vlie dan wel in i Bprn gevallen te zyn: de Romeinfche Gehiedfchryvers althans fpreeken 'er met ver•ootinge van. Naderhand nam zy haaren gt op de Bom, en veroorzaakte dooriarc veelvuldige ovcrdroomingen geen geringe fchpr  ban FRIESLAND. 13 fehade aan de naastgelegen landen. Om de» zelve voor te komen of te verligten zochten de Monniken , en inzonderheid die van Ludingakerk, het water langs andere wegen af te leiden : zy groeven ten dien einde verfcheiden vaarten en graficn door de laage en het haast aan Zee gelegen landen , en openden een Nieuw Zeegat, tusfehert Vlieland en Ter Schelling , welke Eilanden voorheen met eikanderen vereenigd waren, doch nu door eenen zeer wyden mond van elkandereri gefcheiden zyn. De Noordzee naamelyk, door dien mond invallende,-heeft de landen, ter wederzyde gelegen, afgefpoeld , en zeer veele verwoestingen aangerecht , zodat men iiu eene openbaare Zee hebbe , daar eertyds, als wy voorheen zagen , geheele Dorpen , Velden en Bosfchen waren. Deeze uitwatering wordt hedendaags het Vlie genaamd , hebbende het Oude Vlie, dat tusfchen het Breezand en de Waart doorvloeit, gelyk uit fommige Zeekaarten te zien is, de zyne gehad tusfchen Texel en Vlieland. De naam van Vlie is dus zo wel als de uitwatering zelve verlegd, 't welk niemand vreemd kan dunken , die in acht neemt, dat Vlie vatf vlieten of vloeyen herkomilig is, en dus best aan eenen ttrdom past , die byzonderlyk aan den Af - en Oploop, of Eb en Vloed, der Zee onderworpen is. Niettegenfhande dien nieuwen weg, welke dus voor den invallenden Oceaan geopend Was , behield dezelve zynen togt nog lang in het Boerdiep , dat meer dun eens door Ro- AlgemeensBeschry-I vjng. haaren tocht op de Born i doch ver* krygt eene nieu» we opening tusfchen Vlieland en Ter Schel, ling. Het Boer- diep wordt echter nog lang zelfs vangehêe-  14 * Tegenwoordige Staat Algemeen-e BÉsCriRY ving. h Vlooten der Ro meinan bevaaren. i i I ] i l Romeinfche VJooten bevaaren is: want ais de Romeinen hunnen togt naar de Eems namen , om de binnen gelegen Daitfche Naden te beoorloogen , zaktenze, door Drufus Graft, den Ysfel af in net Meer Vlie; en voeren van daar door Friesland tot in het Boerdiep , en voorts buiten Oostergo en de Ommelanden , over de Wadden of laage waterige landen , tot in de Eems. Deeze togt nu was veel korter en van veei minder gevaar dan of zy dien buiten Westergo om genomen, en zich aan het geweld éener onbekende Zee gewaagd hadden. De eerfte togt , door Germanicüs, met eene Vloot naar de Ecïlis gedaan , werd op deeze wyzö verricht, gelyk zclts uit zync terug reize vak op re maakeu: want hy trok de meergemelde Waddeu over,en kwam in de Rivier Vifurgis , waarby men ongetwyJeld niet aan de Wezer, maar aan het Boerdiep, Burdinus in 't Latyn genoemd, te denken heeft; zynde 'er in dien tmm, of dóór den Uitfchryver, of, by mangel iran goed bericht, dixir Tacitus zeiven een mislag begaan , cn Vifurgis in fteê van Burdinus ;efteld ( * ) : althans daar wachtte hy de benlen in , welke hy , nog aan de Eems zynde, n de Ommelanden van Groningen had aan land rezet; en na dezelve aan boord genomen te lebben, zette hy daarmede , op gelyke wyze als (*) M. van der Houve in zyne Handvest Chronyk. I D. bl. 37. is wel van oordeel dat 'er een misflag n het woord Vifurgis plaats heeft , maar meent dat nen daar voor den Rynysfel moet ftellen.  van FRIESLAND. fjf als hy gekomen was, zyne terug reize naar de Betuwe voort om daar te overwinteren. Voor dat de Oceaan , door herhaalde aanvallen , die gedaante aan Friesland gegeeven had, in welke het zich thans vertoont, vondt men daar eenige plaatfen, van welke Tacitus melding maakt, en daarom met ililzwygen niet moeten worden voorbygegaam 't Castellum Fkvum, of de Schans Flevum, moet aan het Zeellrand , en naby het Vlie gelegen hebben . gelyk zelfs uit de benaaminge valt op te maaken ; en dus heeft men die Schans naby der Mond van 't Vlie , en zeer waarfchynlyk aar den Oostkant, te plaatfen. Toen immers di Friezen, door de aankomst van den Romeinfcher Stadhouder Apronius , gedwongen werden . het beleg dier fïerkte op te breeken, en, tei beveiliginge van het hunne, de wyk te neemen. zouden de Romeinen hen, gclykze deeden, nie zo ligt door de naaste wadden en laage lander van Westergo hebben konnen volgen, zo d< flerkte ten Westen van het Vlie gelegen had Ook zou Apronius meer moeite en minder reder gehad hebben, om de naaste Wadden met dyker en bruggen te beflaan, ten einde eene zwaarde: magt over dezelve te voeren, en daar mede ter beteugelinge der Friezen, naar Westerg( over te fteëken, gelyk hy ten zynen ongelukki deed,- hebbende de Friezen hem, omtrent te plaatfe daar nu Harlingen ligt, zo v> el ont vangen, dat de zege zich ten eenemaal voor hut verklaarde, en zy hier door geenc kleine ver maardheid onder de Duitfchers verkreegen. Nie Alge- meene Beschaving. Onder de merkwaar, dige plaatzen welke van Tacitus gemeld worden , heeft men 't Castellum Fkvum, l i ■ * l f  Algemeen!BfschryVino. *t Bosch B^auben na wordt op ver fchillende plaatfen gezocht. ! i ! Tegenwoordige Staat Niet min vermaard dan 't Castellum Flevuni moet oudtyds ook hier te lande het Afgodisch Bosch Baduhenna geweest zyn. Doch waar het gelegen hebbe, wat de naam zeggen wil, van welken oorfprong die, afdaal, en wat Afgod of Afgodinne men daarin vereerd hebbe, zyn zo veele vraagen die niemand ligt met eenige zekerheid beantwoord zal vinden (* ). De arbcidzaame Francnis Halma heeft op dien naam, in zyn Toneel der Vereenigde Nederlanden , de verfchillende gedachten hieromtrent by een verzameld , weshalven wy den leezer daartoe liever wyzen, dan dat wy ons daar over in 't bréede zouden uitlaaien. Van de ligging dient een enkel woord gezegd, omdat zulks tot de oude landsgefteldheid betrekkelyk is. Dat het iii'WestfriesIand of in Drenth zou gelegen hebben , komt ons niet waarfchynlyk voor; ook durven wy het niet in de Zevenwouden zoeken, en daarvan den naam van het Dorp Holtpade afleiden, fchoon daaromtrent oudtyds uitgeftrekte bosfehadien te vinden waren: want de zo zeer geroemde overwinning, welke, volgens 't geen wy zo even gemeld hebben, door de Friezen op de Romeinen behaald werd, en waarby de laatften vcclen van hunne beste manfehap lieten zitten, fchynt niet zo diep landwaards in, maar nader aan de Wadden, ontrent ter plaatfe daar nu Harlingen ligt, voorgevallen te zyn : anders zou het althans neer moeite hebben ingehad de Friezen uit het heergemelde Kasteel of Schans te volgen. Naby lië plaats nu, daar dit gevecht is voorgevallen, leeft men ongetwyffeld het bosch Baduhenna ge- (*} v. d. Houve Handvest Chron. II D.p 41.  van FRIESLAND. 17 géhad; zynde de cegenbedenking, dat men omtrent Harïingen en Franeker, als te naaaanzce. geene bosfehen vindt, van geen groot gewigt. dewyl het meer dan waarfchynlyk is, dat die daar. in vroeger tyden, toen deeze kust veel verder van Zee dan nu gelegen was, in menigte gevonden wierden. - Zo dan het Bosch Baduhenna omtrent Harlingen en Franeker gelegen heeft , zal ook zekere Fries Cruptorix, die, even als veele anderen zyner landslieden , onder de Romeinen diende, daar omtrent zyne Hofftede, van de Romeinen Villa Cruptoricis geroemd , gehad hebben. Maar waar ter wereld zoeken wy toch de Haven van Manarmanis, en de Pilaar en van Herkules, beide oudtyds niet luttel vermaard? Schotanus, zo de Vader als de Zoon , dien wy hierin gaarne volgen, was van gedachten dat de Born, uit de Wouden, als gezegd is, afkomende, en voorby de plaats, daar m Oudeborn ligt, fchietende, zich door de Haver Manarmanis, omtrent op de hoogte van hei tegenwoordig Dorp L-'au'.vcrd, in het Boerdiey. of Middelzee ontlast hebbe. De Pilaarcn vat lierkul'-s fchynen geweest te zyn op een dei ■Ffieiche Eilanden, gelegen aan den Oceaat tusfchen de Eems en het Boerdiep, en niet vai naby bez'gtigd door de Romeinen, gelyk Taci tus zelf erkent Dus zal men hier by moetei denken aan Ameland, door Franfcae Schryver Ammia en Amiftrachia genoemd : want het Ei land Borkum, van de Romeinen Burchana ei Fabarïa genoemd, is door de Romeinen aan gedaan ; ook konden de Eilanden Texel ei B Vlie AlgemeensBeschryving Waarfchynlyklag het niec ver van Franeker. Daaromtrent had men ook de Hoffle. de van Cruptorix. De Pilaaren van Herkules zyn niet min vermaard. 1 Waar; fchynlyk heeft men " ze op 1 Ameland gehad. 1  iS Tegenwoordige Staat Algemeen e BïtCHRYVING. Dee«e Herkules was nie: de Herku les der Grieken. Vlieland en vooral Ter Schelling hun niet onbekend zyn, dewyl dezelve, als voorheen gemeld werd , uit Friesland (te voet bewandeld konden worden. De Herkules ondercusfchen, Van wien hier gefproken wordt, is geenszins de Herkules der Grieken: want de oude Friezen hebben zeer waarfchynlyk geene kennis aan hem gehad. Het laat zich beter hooren, dat Tacitus de uitvinder van dien naam geweest zy ; naamelyk bemerkende, dat de Friezen en Duitfchen zekeren God eerden, van wienze, ook ten aanzien zyner uitgevoerde daaden, eene befchryving gaven, welke met die van den Romeinfchen en Griekfchen Herkules groote overeenkomst had, kan hy in 't denkbeeld gevallen zyn, dat het waarlyk dezelfde was; en dit is te minder vreemd, omdat de Romeinen, in de bcfchryving van andere, volken en hunne Goden en Godsdienften, wel eens meer op deeze wyze zyn te werk gegaan. Of nu deeze Pilaaren van Herkules geweldige gebouwen, door menfchen konst en : arbeid gemaakt , dan wel klippen, bergen of zandduinen aan Zee geweest zyn, even als de bergen aan' .de: Straat van Gibraltar, eertyds Columnffi Herculis, of Pilaaren van Herkules, genoemd.zyn geweest, is onzeker, dewyl Taci. tas daarvan geene melding maakt. Onwaarfchynlyk komt het my echter niet voor, dat het r natuurlyke hoogten, duinen of bergen geweest zullen zyn, die van verre gezien eene grootfche vertooning maakten, en daardoor aanleiding gaven , om eenen Herkules voor den werkmeester dier Gevaarten te houden. Liet de befchry ving van Tacitus toe, deeze Pilaaren van Herkules aan  van FRIESLAND, 19 aan \ Vlie te ftehen, hoe ircrk een bewys zoii niet daaruit konnen worden 'afgeleid ten voördeele der gemcene Jaai boeken en Schryveren, welke zo breed weiden in 't verhaal der zeldzaamheden, welke tot het Roode Klif by Stavoren heho^ren. De Romeinen hebben we! de Friefche Meeren en Wadden bevaaren; doch de Eilanden,' die .niet , aan "t vaarwater liggen, fchynenze minder bezocht te hebben. De mond van *t Boerdiep was toen, naar de meeste waarfchynlykheid, zulk een onfiuimig en gevaarlyk water, dat de Romeinfche Vlootenzich, by hoog water, digt by die plaatfen hielden, daar nu Leeuwarden , Stiens, Ferwerd, Mol werd en andere Dorpen hg ren , tot dotzc kwamen aan de Luuwers: want deeze Rivier inwaarts overgefcheept zynde, ^ traden zy . op de kust der. Ommelanden aan, Jand, en zetten van daar hunnen tocht naar de Eerns voort. Van zulke tochten, heeft Keizer Augustus Sfefzoon , Drufus, één , en Germanicus, Drufus Zoopa twee gedaan, in dejiaren vyftien , en zestien na Christus geboorte. Door den eerden tocht werden de Friezen onder de ger hoorzaa.mheid der, Romeinen gebragt," doch in de twee laatfte- tochten, door Gcrnianicus haai* de Eems gedaan, heeft het Romeinfche Krygs/' volk veel moeten viitllaan: want daar veclen by florm en. onwedcr fchipbreuk le den , en verdronken, werden anderen van zwaare ziekten en krankheden aangetast, en wel in 't byzonder van die kwaaie , welke hedendaags ücorbut, of Blaauwfchut genaamd .wordt. PliB 2 nius Aleb- mj'.ene Beschrï» vi.,g. De Romeinenzyn nieC digt by de Eilanden geweest. . Dp hunne ochten vorden zy iangetasc ran., de . scorbut.  Tegenwoordige Staat ALGEmeen e Beschhy- ting, Dit ongemak word i door Piinius te onrecht toegefchreeven aan 't drinken van het water uit zekere fontein. Zy worden 'er van geneezendoor 't zo genoemdeBrytenkruwd. nius (*) meende dat dit ongemak veroorzaakt wierd door zekere fontein , die aan den Zeekant gevonden werd, en zoet water opgaf : want dat water gedronken zynde , deed , naar zyn zeggen, de tanden in twee jaaren uitval¬ len, en ontzenuwde de knievoegen; doch men mag met reden twyffelen, of het drinken van dat water wel juist de oorzaak van dat onge> mak geweest zy, naardemaal het niet valt tegen te fpreeken , dat eene ziltige dikke lucht, koude en ongemak , ongewoone fpyzen en diergelyke dingen meer , ook wel diergelyke ongemakken te wege konden brengen, fchoon het fontein water al goed en gezond ware Dan hoe 't hier mede ook moge zyn ; daar was evenwel oudtyds hier te lande eene fontein; doch waar ter plaatze, is niet met zekerheid te bepaalen. De Ommelanden van Groningen, of Oostergo in Friesland , komen wel 't meest in aanmerking, omdat Germanicus, in zyne tochten te water en te lande , in geene andere Oorden dan deeze naby Zee is geweest. Van deeze kwaaie werden de Romeinen geneezen, door 't fap van zeker kruid, hun door de Friezen aangeweezen, en van eene wonderbaare kracht ter geneezinge van gemelde kwaaien niet alleen, maar ook tegen benaauwdheden der keele en de beeten der Slangen: zelfs hoefde men de bloemen van dit kruid, by de Friezen Vibones genoemd, maar te eetën, voor dat men donderdagen hoorde, om, vólgens hunne verbeelding, (*) Hist. Nat. L. 24.  van FRIESLAND. fii ding, voor alle gevaar gedékt te zyn. De Friezen gaven aan dit kruid den naam van Brytenkruwd. Plinius , de betekenis dier benaaminge niet veritaande, gaf'er eene Latynfche buiging aan, en noemde het Herba Britamiica, doch met eenige verwonderinge, omdat hy meende dat dit kruid aan Britannia was toegeëigend; 't welk hy niet gedaan zou hebben, had hy gcweetcn, dat de Friezen den naam van bruten aan dat kruid hadden gegeeven, naar de gedaante van deszelfs wortelen, die volgens zyne befchryving zwart zyn en veele ronde knobbelen hebben, in plaats van leden, bykans gelyk men ziet in de wortelen van zeker riet, dat uit Indien komt en Rotting genoemd wordt. Deeze knobbelen verouderd zynde, vertoonen zich als turfbrokken , nog hedendaags Bryten in het Friesch genoemd. De bladeren van dit kruid zyn zwartgroen, langwerpig van gedaante , en omtrent eene elle lang; 't welk het naast overeenkomt met het Hydrolapatbum of Lapathum Aquaticum , in 't neêrduitsch waserpalig geheeten, en by ervaarenheid geblecken, zeer dienftig te zyn ter geneezinge van de gemelde' kwaaien niet alleen , maar ook van andere uit zoutzuure vochten ontftaande, debygeloovige echter uitgezonderd. Dit kruid nu wast in overvloed in moerasfige flooten en veengronden , hoedanige , ten tyde der Romeinen, veele aan den Zeekant zyn geweest. De redenen, om welke de Friezen de bloemen van dik kruid Vibones noemden, zyn met het Heidensch bygeloof verdweenen. B 3 Hoe Alge- m ■ enk BbschrY- v1ng. Waar voor men dit kruid te houden nebbe.  Algeme ene BeschuY- vikg. Ellendige gefteldheid de; Lands ter tyde dei Romeinen, dooi Plinius nadrnklykbefchree ven. 22 Tegenwoordige Staat Hoe ellendig het, ten tyde der Romeinen, hier te lande gefield geweest moet zyn, kan men eenigzins opmaakcn uit het geene reeds is te berde gebiagt; doch zal nader blyken uit overweeginge van 's Lands watcrigen toedand en meenigvujdjgé zeeplaagen , waaraan hetzelve , nog onbedykt zynde, onderworpen was, en waardoor, van tyd tot tyd, groote veranderingen veroorzaakt wierden. De voorheen gemelde Plinius (') geeft'er eene nadrükkelyk: befchry ving van, welke, fch >onze eigendyk van de Chauqueu , of hedendaagfche Oost-Friezen gewaagt, ons teffens den toelland der Friezen eemg. , zins leert kennen; het zal dus niet k waalyk pallen, dezelve hier woordelyk, doch alleen vertaald, te laaten volgen (f): ,, A'daar, zegt hy, ,, wordt de, Oceaan twee maaien binnen 't „ etmaal, met eene groote zwelling opgezet, „ en over de naastgelegen velden uitgedord, „ verduiderende dus .de bepaalde affcheiding ,, der hoofdÜoflen, waardoor het twyffelach„ tig is of het land een gedeelte des droogen aardryks zy, dan wel der zee. Aldaar „ bezit dat ellendig volk hooge heuvelen of „ terpen, met handen gemaakt, op de waar„ neeming tier hoogde vloeden, en is, drar „ op zyne hutten gebouwd hebbende , niet ,, ongelyk aan Zcevaarenden, wanneer de om,, cingclende wateren alles bedekken, en aan „ Schipbreukigen, wanneer ze afgeloopen zyn, en (*) Lib. i(5. c. T. (t) Zie hier over v. d. Houve. Handvest Kronyk II D. p. 28.  van FRIESLAND. ag „ en de visfchen, die met de wateren afzwem „ men, omtrent hunne hutten door hen vcr„ volgd worden. Zy Lebben noch vee noch „ onderhoud van melk, als hunne nabuuren; „ ook hebbcnze niet te ftryden met de wilde „ dieren, alzo daar gansch geen gewas van flrui„ ken is. Van wier en biezen maaken zy „ touwen om te visfchen, en het flyk me: de „ handen' opgenomen hebbende , droogenze „ meer by den wind dan zennefchyn , en „ braaden alzo met aarde hunne fpyzen en „ vervroozen ingewanden. Zy hebben gee„ nen drank dan van regenwater, aan den in. „ gang hunner huizen , in groeven verza„ meld. En zekerlyk, deeze Natiën, als zy „ van de Romeinen overwonnen worden, zeg„ gen datze in ilaavernye zyn. Voorwaar het „ is alzo, de fortuin fpaart veelei] tot ellende „ en kwaad". De Geleerde en Welfpreekende Ubbo Emmen oordeelt dus over deeze plaats van Plinius. „Alsik, zegt hy, ( * ) deeze plaats „ van Plinius met aandacht overweeg , dan „ dunkt my, dat ik den overouden Haat en ge» „ daantevanons Vaderland aanfehouw, en veele „ dingen verflaa, daar men geracenlyk naar „ vraagt: als, dat het voornaamfle deel der „ Friefche Natie bewoond hebbe de zandige „ en waterige landen, die wat van den Zeekant „ afliggen, en dat dit het voornaamfle dies tyds „ zy geweest \ dat de uiterfle itrceken aan den „ Zeekant, die nu het best behavend en geluk„ kigst zyn, ledig en onbebouwd gelegen heb„ ben, bewoond van de armfte lieden, die de B 4 „ nood (*) Rer. frif. Hist. L. I p. 7. Alge- t MEEjSE BlSCHRY- VWG, Dordeel /an U. Emmen jver de jygebragi sb p'aars iic Plii'ms.  24 Tegenwoordige Staat Alge- meene Beschry- VIKG, Naast het Boerdiep komt de Lauwers in aantnerking- „ nood en armoede dervvaards hadafgcdreeven; „ dat 'er geene dyken geweest zyn tot weering „ van den vloed der Zee, welke, zich maar „ een weinig verheffende, het land bedekte, ,, zo dat het meer wadden dan velden waren; „ dat doord.eze noodzaaklykheid die heuvels „ ter bewooninge begonnen zyn aangelegd te „worden, welke men nog hedendaags ziet, ,, en wel, gelyk Plinius zegt, op de waarnee„ ming van het hoogde water; dar het flym,„ allengskens ingevoerd, die gewesten verhoogd „ en in een vruchtbaar land veranderd heb„ be; zo dat de vruchtbaarheid de menfch.cn „ aanlokte , en die heuvelen deed vergrooten, „ op welke nu Steden en Dorpen liggen; dat* „ ze daarop bcgonren zyn dyken te maaken, „ eerst mindere, daarna derkere, als ook vee ,, te weiden en akkers te ploegen; en dat aldus „ uit deeze ongehavende arme landdreeke „ dat fchoone vruchtbaare land geworden zy". Dat 'er in Friesland , behalven de reeds voorheen gemelde Wateren en'Stroomen, nog veele andere geweest zyn, wier gedaante grootelyks veranderd is door den tyd, valt niet te lochenen. Onder deeze verdient de Lauwers, naast het Boerdiep cf Middelzee, de eerde plaats. Deeze Rivier , welke in 't Latyn Laubachus en Laubacus, of ook wel Lavica en Laveca genoemd wordt, en, ten tyde van Karei den Grooten, Laubach of Laubeek fëftynt geheeten te hebben, was van ouds zeer vermaard, doch tegenwoordig van geen belang; hebbende het  van FRIESLAND. 25 het graaven van andere vaarten aanleiding gegecven, dat zy op veele plaatfen byna geheel opgedroogd en dus onzigtbaar is geworden Zy plag haaren oorfprong te hebben 111 de Drentfche Veenen, liep noordwaards aan, en Hortte zich eerlang in een' bogt of inham der Noordzee, naar deeze Rivier by den naam van Lauwerzee bekend. Dan fchoon deeze Rivier hedendaags van geen belang altoos is, nogthans ftrektze, althans naar den Zeekant, tot eene grensfeheiding tusfchen de twee Gewesten van Friesland en Stad en Lande. De Pafens, ook wel de Donger gehecten, gelyk zelfs uit de twee Grietenyen Oost- en West- Dongerdeel , naar dcezen droom dus genoemd, valt op te maaken, was mede oudtyds geen ongeachte Vliet. Hy hadt zynen oorfprong ten Westenboven Dokkum ui: de Ee, en ftroomde van daar, Noordoost aan, naar Zee: was vry breed, en maakte eene fcheiding tusfchen de twee gemelde üongerdeelen; doch federt langen tyd' is ook dit Water, niet alleen beneden maar ook boven, dermaatë verdopt, da 'er van het Dorp* Aalfum tot aan de Ec maai eene oude vervallen Ried of Sloot zy, die 00! nog hier en daar byna geflooten is. Een kleü uur gaans ten Noordoosten van Dokkum loopt ui de Ptefens eene oude Waterlosfing naar beneden die naar de daar aan gelegen Staate Jaarla, doorgaans het Jaarla-gat geheeten wordt, en mei zelden tusfchen de twee Dongerdeelen aanleiding tot merkelyke oneenigheeden heeft gegeeven omdat Oostdongerdecl, naar beneden veel laa ger liggende , veel overlast lydt van den too B 5 vloe Alge- MUENE BeSGH&ï- VIiN'g. Als ook de Pelens of Donger. 1 t i  25 Tegenwoordige Staat Alge- meene Bëschuy. VING. De Kuin der of Tjonger. De Linde >f Lende. vloed van Water, 't welk niet dan door Eezu. mazyi, en dat nog maar by gunftige gelegenheden , gelost kan worden. , De Kuinder, in de landtaal Tjonger geheeten , is een kleine vliet, die uit de hooge Veenen, naby het dorp Haule, in de Grieteiiy van Stellingwerf Oosteinde ontfpruir, en niet ver vaif zynen oorfprong de gemelde Grieteny, als ook die van Stellingwerf Westeinde, affcheidt van' de twee Noordelyker Grietenyen Opfterland en Schooterland. In 't Noordwest en West van Oosterwoude vloeyen'er nog twee Riviertjes of beekjesin,het grooten klein Diept genaamd, die beide voortkomen uit de laagt landen van Appelfche, alwaar het water, van de hooge Veenen afloopende, vergaderd wordt. Na, door het ontvangen van den vloed deezer twee beekjes, wat vermeerderd te zyn, loopt de Kuinder doorgaands Zuidwest aan, en valt ter plaatfe, daar de Schans of het fteedje de Kuinder gelegen is, in de Zuiderzee; doch of dit fteedje, dat in 5t Noordwesten van Overysfel ligt , en oudtyds, met zyne onderhoorige landen geen onvermaard Graaiïchap uitmaakte, vooral toen Urk, Enf en' Emmeleroord , met andere plaatfen, nu door de Zuiderzee ingezwolgen, nog onder deszei fs gebied ftonden, zynen naam aan deezen ftroom gegeeven, dan wel van den ftroom ontvangen hebbbe, is twyffelagtig, fchoon ik het laatfte voor waarfchynlykst houde , omdat de ftroom ongetwyfteld veel ouder dan het fteedje is, en ook toen al zynen naam gehad zal hebben. De Linde of Lende is een andere ftroom in de Wouden, doch zuidlyker dan de voor-* gaande.  van FRIESLAND. 27 gaande. Deeze heeft zynen oorfprong in de zelfde Grieteny van Stellingwerf 1 5 Uit ^nci_ ros blykt dat 'er ook e veele bos-  Alge- ÏIUENE BtSCHEY- VIKG. fchen zelfs aan den Zeekant geweest zyn. Oudtyds zyn 'er veele Veendrif ten voorgevallen. Deinwen. dige ge. fteldheïd van den grond i ftrekt daar' van ten bewyze. ' 2 8 Tegenwoordige Staat Bostenen geweest zyn, vol van wild gedierte; en deeze vondt men zo wei aan den Zeekant als meer binnenwaards: zelfs zyn deeze laatften door deoverdryvende Veenen, ten grooten deele overftelpt, en daar door verlooren gegaan Gelyk immers de gehalte des Lands ten tyde van lacirus en Plinius van de tegenwoordige grootelyks verfehilde, alzo vondt men ook Veenen en Bosfchen aan den Zeekant; doch 'tgeen daarvan in de hooge ftrceken van Oostergo en Western te vinden was,'is afgefpoeld, en, driftig geworden zynde, me: fterke Noordwestlyke winden en hooge Vloeden,naar den Woudkant gedreeven, en over Bosfchen en Boomen heen gezet. Het verhaal van Plinius ( * ) mede brengende, dat'er zeer hooge Eikenboomen aan "den Zeekant waren; en dat de afgefchcurde boomen en driftige Eilanden, den Romeinfche Vlooten, die voorzceker nooit in eenige ftreeken van Duitschland geweest zyn, aan boord kwamen, sn niet luttel ongemaks baarden, lévert een vry [ïerkbewys op, dat hier oudtyds, toen men nog pene Dyken tegen de Zee had, veele zulke Veendriften gebeurd moeten zyn. Daarenboven trekt de aandachtige bcfchouwing van de mvendige geftéldheid der tegenwoordige Klei;n Veengronden zelve daarvan ter bevestiginge. Vlenigmaalen toch heeft men, aan den uiterfteh gekant, by het graaven van nieuwe Vaarten :n graften, diep in den grond, turf gevonden; t welk niet duider te kennen geeft, dat de aarde, (*) Hist. Nat. Lib ió". c. i.  van FRIESLAND. 2? de, die daar boven zit,, door aanfpoelingenopflyking, veroorzaakt is, en zich geplaatst heeft boven op de Turf-of Veenltoffcn, die daar nog waren blyven zitten, nadat de bovenfte Veenen reeds waren weggedrecven. In die oorden daar en tegen, daar men nu de hooge Veenen heeft, worden niet zelden heele en halve boomen, of afgekapte boomen en wortels, in de aarde gevonden , fommigen zelfs tot eene aanmerkelyke diepte; doch allen met de toppen Zuidoost, en met de wortelen Noordwestwaards gekeerd; dus door hunne {trekking aanwyzendc , van waar de bovengrond gekomen zy. Hoe groot eene verandering hier by toegekomen zy,zalde Leezer zich vry gemakkelyk verbeelden konnen. Dat de bewooners van de tcgenwoordr ^ Zeekusten geene reden hebben, om zich ovei dezelve te beklaagen, wil ik liever met dewoorden van Schotanus, den Vader (f), dan mei de mynevoordraageiv „ Ik, zegt gemelde fchry „ ver, houde het daar voor dat geheel Donger „ deel een gave van de Zee is, beneffens d( „ fchoone vette ftreek van Ferwerderadeel „ Menaldumadeel , 't Bildt, Barradeel ei „ Wonzeradeel: ik zeg een gave van de Zee „ gelyk Herodotus oordeelde van Egypten tus „ fchen de armen van den Nyl: want de Vee „ nen zynde afgeworpen, weggefpoeld en vei „ dreeven naar de Zevenwouden en Drent, er „ de 't Slyk der Zee opgeworpen , hebbe „ dat goed en fchoonLand veroorzaakt. Die i ,', deeze hooge landen wooncn zullen den Wou; „ licde (f) Befchr. van Fries!, bi. 185 en lU. A.LCEVI EENE BESCHR.ÏT VING. De be- " vvooners der Zeekustenhebben igeen reden om zich daar over te • beklaa- : gen- » • 1 j 1 tl iri  ALGEME: NP. Bisamv- VING.' Hel gemelde wegens Fri- stands Oudr' grondgefteldheidbeweezen iret de 1 woorden van Em- ] mea. ,.,„r,00„.i t: v r y. »: 51 51 »J 55 55 55 5! 5! (*) Rer. Frif. Hist. L. IX. P. 344. 30 Tegenvjoordige Staat „ lieden geen pleit aanhangen pm de Veenen i „ Want die hebben hunne 'bosfchen verdorven» en de Zee heeft ons in plaats der Veenen een „ beter bodem gegeeven'V Het geen wy tot dus ver wegens de oudé ;rondgeileIdheid vair Friesland en dé daarin voorgevallen veranderingen- hebben medegedeeld , wordt-te zeer bevestigd en opgehelderd door den vermaarden en omzichtigert übbo Emmen, dan dat wy zyne eigen woorïen , doch vertaald , hier niet zouden laatén volgen. ., de onkosten en den arbeid der bedykinge te ,> draagen, volgens de Vaderlandfche wet, dc ,■> landen verlaaten, en aan anderen overgeeven ~ii moesten. Doch zodanige landen namen de „ Kloosters aan, met goedkeuringe van ieder een , en tot behoudenis van 't land. De „ Kloosters konden dit ten d:en tyde zo veel te „ beter doen, om datze , volgens 't geen 'er „ van verhaald wordt, zodanig van ledige bui„ ken overvloeiden, dat'er tot drie, vier, vyf ,, en zeshonderd in dezelve gevonden wierden. „ Deezen maakten geweidia er Dyken tegen 't „ Water , en niet lang daarna, werd 'er door „ die van Ludinga Kerk eene wyde en diepe „ grafr, tot ontlasting van 't binnenwater, ge„ graaven tusfchen de Eilanden van Ter Schel-  van FRIESLAND. ,j Iirïg en Vlieland, die tot deezen tyd toe door „ achter eenvolgende Duinen waren vereenigd j, geweest. Ook groef men veele andere kanaaj, len om 't water derwaarts te leiden; waarvan „ 't gevolg was , dat de ftroom zich allengs „ elders heen wendde , en wel inzonderheid „ aanviel op 't gewest tusfchen Medenblik en „ Stavoren, diestyds maar met eene middel■„ maatïge rivier doorfneeden; daar dezelve eer„ lang, door het overftroomen en wegneemen j, der landen, een' zeer wyden boezem opende, „ De Monniken hebben alzo veel lands verkreegcn, en 't flyk, dat door dagelykfche Et j, en Vloed op de ondiepten gevoerd werd, ver„ vulde eerst de binnenlandfche bogt, en daarns •„ ook het uitwehdiger gelegéne töt de hoogte van land; en eindelyk is ook die fchoone ^, vlakte des velds, vermaard door haare vrucht „ baarheid, in Friesland aangeworpen, welk< $ van de Nakomelingen den naam van Bild gekreegen heeft. Ik kan niet twyffelen, o j; 't geen eenige Lapfchryvers op het tiend jaar na deezen tyd aantekenen, zo 't maa ,j, waar is, uit een oud Kronyk van het Kloos „ ter te Dokkum, zal behooren tot deezen tyi „ en vloeden f alzo dat jaar door geen Watei vloed berucht is geworden; dat naamely: Ezonftad, geen onvermaarde plaats tot o] „ dien tyd aan de Lauwers, na dat al de hui j, zen door 't water wéggefpoeld waren, te „ eenemaal vergaan zou zyn; dat Kammingt burg; Britzenburg en veele andere Edelen hu „ zen, inzonderheid aan de Middelzee gelegen ,-, vernield; dat ook Veenen, door onweder e C „ hoog Al GS? MEEN2 BESCIIRlf» VIN» t J > » II  34 Tegenwoordige Staat Al-CB* meene Beschry ving. Emmen had het oog het op jaar 1222, zo wel als eenige voorgaande, beruchtdoor zwaare Water, vloeden. „ hooge Vloeden aangevoerd, zich op Fries„ land hebben nedergezet, overdelpende boo„ men en huizen; dat ten laatden een volkryk „ Steedje, op de aanpaalinge van Oostergo en „ de Zevenwouden bekwaamelyk gelegen, en „ Wartena genoemd, verwoest, en het land, „ dat zeer vruchtbaar was, door verdopping „ van de waterlosfingen, ten eenemaal bedor„ ven, en het Steedje_ eindelyk in een flegt „ Dorp veranderd zoude zyn. Doch deeze „ dingen laat ik ter verdcdiginge van hunne „ S chry veren Tot veriland deezer woorden dient opgemerkt , dat Emmen daarmede inzonderheid het oog had op het jaar 1222, in 't welk, als ook in eenige voorgaande jaaren, zeer zwaare Water» vloeden zyn voorgevallen: want ten jaare 1219, op den zesdenden van Louwmaand, niet lang na 'tryzen der Zonne en by volle Maan, viel de Zee met een' Noordwesten wind over en door de Dyken met zulk een geweld en woede , dat daar door, in Friesland, 't welk men hier ongetwyffeld wat ruim moet neemen, by de honderdduizend menfcfun omkwamen, en de overgebleeven inwooners zich genoodzaakt vonden de Zeekust ledig te laaten , en met het weinige dat hun nog overfchoot dieper landwaards in te wyken. Het jaar 1220 liep ook al weder zonder overdroominge niet ten einde ; doch de fchade, daar door veroorzaakt, was van minder belang dan die der voorgaande; ook dondze op ver na niet gelyk met die van den eenentwintigden van Sprokkelmaand des naastvolgenden jaars: want daar door werd het Zeewater  van FRIESLAND. 35 water wyd en zyd over het land gedreeven tot ondergang van zeer veel menfchen en beesten ; ook bleef het water, door 't aanhouden van den Noordwesten wind, zo lang op de landen ftaan , dat het ruime gelegenheid had , om diep in den grond in te dringen , en dien door zyne ziltigheid grootelyks te vermageren; waarvan het nadeel te grooter was, om dat 'er een drooge Zomer, en op den tienden van Herfstmaand een nieuwe Vloed op volgde, door welken de naaste landen, onbedykt en door droogte gaapende en doriiig, werden onder water gezet. De Louwmaand des volgenden jaars 1222, was insgelyks geducht, door eenen harden ftorm, geen geringe nadeelen aan veele oorden te wege brengende. Tegen diergelyke vloeden, aan welke dit land van de vroegfte tyden af meer of min was' blootgefteld geweest, plagten de Duinen der, vooreilanden eenigzhis ter befchuttinge te dienen , 1 vooral toen men nog aan den Oceaan geen' vryen ' ingang, door het graaven van Vaarten en Sloo-, ten , had gegeeven. De Middelzee rechtte ] niet te min, by zwaare ltormen, geene gerin-1 ge verwoestingen aan, gelyk zelfs ligtelyk te' fpeuren valt uit de overblyffelen der zwaare , Dyken, waarmede men dezelve ten jaare twaalf \ honderd tweeëntwintig gezocht heeft te bedwin- i gen, Doch deeze en de andere zwaare Dyken van het tegenwoordig Friesland zyn het werk van laater eeuwen. Voor en zelfs nog eenigen tyd na de geboorte van Christus fchynt het land zonder Dyken gelegen te hebben. En toen 1 men op middelen van beveiliginge begon tèj C 2 den- Alge* meene BeschbY* ving. 3e Duiïen plagen daar egen ee« rigzfts ot be'chuttinge dienen. )e Midlelzeeechtte logthans reële ver/oestin»;en aan. foor dat nen Dy. :en had,  Tegenwoordige Staat Alge- meene bvschry» ving. maakte men Terpen en Weerden. denken, kwam het opwerpen van zekere hoogten, boven de hoogfte vloeden uitfteekende , het eerst by de Friezen in aanmerking. Gaf de natuur zelve die hier of daar aan de hand, men bediende 'er zi.-h van; doch toen men door de vermenigvuldiging van menfehen meer lands ter de bewooninge noodig had, en te weinig hoogten vond, om 'er zich met de zynen,by hooge vloeden, op te bergen, floeg men de handen aan het werk, en wierp Terpen en Weerden, of gelyk men hedendaags zegt, Wieren (f J op, be- ftaande (t) Het onderfcheid tusfchen Terpen en Weerden wordt van de meeste, fchoon anders geachte Schryvers, myns oordeels, niet genoeg in acht genomen. Zy dieze ooit met eenige oplettendheid befchouwden , zullen waarfchynlyk niet vreemd van myne gedachte zyn; my komt zelfs zeer aanneemelyk voor, dat fommige Weerden veel ouder dan de Terpen zyn; wordende ik in dit denkbeeld grootelyks gefterkt, door in aanmerkinge te neemén, dat de Weerden met minder handen gemaakt konden worden, en dus de fchaarsheid van volk of wel de minder vereeniginge van hetzelve te kennen geeven. Wat beider benaaminge betreft: Terp wordt met reden geoordeeld hetzelfde te zyn met Torp en Dorp; zynde maar alleen de T met haar vermaagfehapte Letter D verwisfeld, en de Zelfklinker E, volgens een onderfcheiden Tongval uitgefproken als O, gelyk in veele gevallen gefchiedt Wat de oorfprongklyke betekenis des woords Terp zy, beken ik niet te weeten. Die van Weerd of Wier is niet ver te zoeken, hebbende men, naar alle waarfchynlykheid, de hoogten, tegen't water opgeworpen,aldus genoemd,om datzeilrekten om de kracht van't water te breeken en af te weeren. Eenige deezer Weerden zyn zeer waarfchynlyk, van tyd tot tyd, met veel moeite en arbeid tot Terpen gemaakt, en met huizingen voorzien: althans geeven de naameii van veele Frit> fche Dorpen dit eenigzins te kennen; want daar fommigen iri  vatt FRIESLAND. sT ftaande het onderfcheid tusfchen beiden inzonderheid daarin, dat de Terpen veel platter van gedaante en grooter van omtrek zyn, zodat er geheele Steden, Dorpen en buurten op gebouwd hebben konnen worden; terwyl de Weerden of Wieren, klein van omtrek, doch vry hoog zynde, alleen maar by buitengewoon hooge Vloeden, voor enkele huisgezinnen met hunne have tot lyfsberginge konden dienen, gelykze dan ook om die reden, hier en daar by fommige Boere wooningen, die oudtyds van meer dan gemeen aanzien waren, en waarfchynlyk door de ryken onder de Friezen bewoond werden, opgeworpen , en nog hedendaags voor handen zyn. Volgens de aantekening van Winfemius (*) zou Adgillus, der Friezen vyfde Koning, nadat hy op den Stoel zyns Vaders bevestigd was, en in bedenking genomen had, hoe zyn Ko ningkryk, voor eenige Jaarcn-met Zeewater bedekt geweest was, ter afwecringe van diergelyke fchaden, zyne Onderdaanen geleerd hebben, het aardryk aan de ftranden der Zee te verhoogen, en in den vorm van kleine heuveltjes, nu Terpen genoemd, rond te maaken, om in tyd van nood derwaards hunne toevlugt te neemen, en hunne have, goederen en perfoonen te beveiligen. Doch gelyk de dingen in hunnen ° oor- in terp eindigen, gelyk Slappenerp, Greonterp, Ureterp, Wynieterp, en Olterterp, heeft men er veele, me op werd of wier uitgaan, als blykt uit Hol werd, Ferwerd, Rauwerd, Burgwerd, Britswerd, Allingawier, jouwswier, Nieuwier, Metflawier, en diergelyken. (*) P. Winfem: Kron: bl. 54. C 3 Alge* MSfcNE Eesciiry-. ving. Deeze heuvels  Algeme ene Beschry- ving. eerst van klein belang ge weestzynde, wer den nader hand vergroot. En echte v\as men 3$ Tegenwoordige Staat oorfprong doorgaans zeer gering en eenvoudig zyn , alzo waren deeze eerst opgeworpen heuvelen niet te vergelyken met die , welke in laater tyd werden faamgebragt, en wel inzonderheid na dat de zwaare Watervloed van den jaare 793 onzer tydrekeninge de Landzaaten geleerd had , dat de voorige niet genoegzaam waren : want toen heeft men een begin gemaakt, met die van Koudum , Almenum, Midlum, Herbaƒum, Hitfum , Tzum, Dronryp en Uitgong , nu Berlikum genoemd, en dezelve drie jaaren daarna voltrokken. ( § ) De Winfumer Terp zou eerst ten jaare 806, door de bewooners dier plaatfe, na 't ondergaan van een' volgenden vloed , zyn aangelegd (*). Van den juiften tyd, waarop men de overige Terpen met groote moeite heeft faamgekruid, is ons tot nog toe geene aantekening van eenige geloofwaardigheid voorgekomen. Dat men deeze Terpen inderdaad voor 's menfehen handenwerk , en niet voor toevallige gewrochten der Natuur te houden hebbe, heeft Plinius alreeds erkend, met te zeggen: „ aldaar bezit dat „ ellendig volk hoog? heuvelen, met handen n gemaakt op de waarneeminge der hoogde „ Vloeden". Ook geeft de evenredigheid der aarditolfen waar uit zy beftaan, en de laagte der flxeeken Lands, welke altoos omtrent deeze heuvelen voorkomen, genoeg te kennen waaruit dezelve zyn faamgebragt. r Met deeze Terpen en Heuvelen was men echter (§) P. Winfem: Kron: bl: Zo. (* j Dezelfde bl; 83.  van FRIESLAND. 39 ter hier te lande nog geenszins voor hooge vloe den beveiligd; en dus viel men al vroeg, zonder 't nette jaar te konnen melden, op het denkbeeld van Dyken tot Zeeweering aan te leggen, Doch of de Friezen deeze konst allereerst var de Romeinen geleerd hebben, zoude ik niet ëür ven bevestigen noch tegenfpreeken; fommiger komt zulks zeer waarfchynlyk voor, omdat Ta citus ( * ) dit, huns oordeels, wil te kennen gee ven, wanneer hy zegt: „Een deel der Ruiterei werd gelast, langs het ftrand van den Oce „ aan, naar den Ryn te trekken. Ca;cina „ die zyne Soldaaten leidde, alhoewel hy doo " bekende wegen te rug toog, werd vermaan „ de lange bruggen op 't fpoedigst over t „ trekken. Eng is da: pad tusfchen woest „ moerasfen, en eertyds van L. Domitius ge „ dykc: de rest was leemig , kleefachtig va „ een zwaar flyk of ongewis, overmids de bee „ ken: romdom bosfchen allengskens deller „ de". Ook zou hy zulks getoond hebben mi te vernaaien, „Dat Paulinus Pompejus „ Overfte in Nederland onder Nero, om de „ Soldaat niet ledig te houden, opgemaal „ heeft den Dyk van Drufus, over drieënze „ tig jaaren, tot bedwang van den Ryn begoi „ nen", Dan fchoon dit geen Huk van grot belang is, zie ik echter de kracht van "tbew; niet, dat hier uit getrokken wordt; alles wat' m (*) Taarb. L Boek. 63 Hoofdft. (t) Dezelfde. XIII: Boek. 53. Hoofdft: beide volgens de vertaaling van den Ridder P. C. Hooft. C 4 Alge- meene BeschrV' ving. 'er niet door be- . veiligd , 't welk aanleiding " gaf om Dyken te 1 maaken, zonder dat de Friezen ) zulks juist r van de j Romeinen behoeven - geleerd ; te hebben. l t •> 11 ;t 1 >t rs :r 2t  Algemeen e JksCHRYVING.. Deeze Dy- fcen warer, ook zelfs in den beginne zeer zwak. Sterker gemaakt kondeiaze nog de verandering niet beletten, die 'er in 's Lands gedaante is voorge vallen. 40 Tegenwoordige Staat met zekerheid uit blykt, is dat de Romeinen-^ zich hier te lande bevindende, eenige Dyken hebben aangelegd; maar wie weet of zy hierin niet het voorbeeld der Landzaaten gevolgd zyn ? zy althans die laage oorden bewoonden, moeiten natuurlyker wyze, door de noodzaaklykheid geperst, eerder op zulk een middel bedacht zyn, dan zulken die hen uit hooger gewesten vyandelyk kwamen beftookei. Hoe 't zy, gebrek aan genoegzaame kundigheid en vermogen bragt te wege, dat de eerst aangelegde dyken,zeer waarfchynlyk, naar een foort van Kadyken geleeken,en te zwak waren om 't vereischte nut te doen. By vervolg van tyd werden 'er zwaarder dyken aangelegd, gelyk uit de overblyfzelen dier dyken, door welke men de Middelzee zocht te beteugelen, nog tegenwoordig, op veele plaatfen, ontegenzeggelyk blykt. Doch ook daezèn hebben de groote verandering, die 'erin's Lands gedaante is voorgevallen niet konnen beletten: want toen de Zee, vooral by zulke hooge vloeden, als waarvan ik voorheen eenige heb bygebragt, door de gegraaven vaarten en flooten, aan'de Westzyde, een' vryen en onbelemmerdên ingang had verkreegen, werden daar, in korten tyd, geheele ftreeken lands weggcfpoeld, en eerlang alles in die openbaare Zee veranderd , welke nog hedendaags tusfchen Friesland en Noordholland gevonden wordt, en ter wederzyden met ongelooflyke moeite en kosten moet bedwongen worden, om geen verdere verwoeftingen aan te rechten. 't Geen ondertusfchen, by herhaalde inbreuken  van FRIESLAND. 41 Ken der Zee, aan de eene zyde van Friesland verboren ging, werd aan de andere zyde overvloed^ herfteld en aangewonnen. De Middelzee inzonderheid, welke voorheen Oostergo en Westergo van een fcheidde, met groote vlooien bevaaren werd, en de fcheepvaart, voor meer dan eene plaats, naar buitenlands begun ffigde , zo lang dezelve haaren vryen loop nog tot aan Nieuwland , omtrent Bolswerd , uitltrekte, werd door het ingeworpen flyk allengskens verdopt, en in een hccrlyk er vruchtbaar land herfchapen. Deeze landwinning merke evenwel nicmanc aan als in weinig jaaren tyds gefchied. Zaaker van dien aart gaan doorgaans mei langzaam: en naauwlyks opgemerkte 1'chreeden voort; zc dat het begin en de voortgang van dezelve, n; verloop van eenige eeuwen, niet dan met eent geringe waarfchynlykheid valt aan tewyzen. Er dit is juist hier het geval: de volkomen op ftopping der Middelzee is eene der zekerde zaa ken, maar onzeker is het tot nog toe op wa tyd dezelve begonnen, en hoe ras voortgegaat zy. Zo de Kerk van Nieuwland reeds voor he jaar 1277 gedicht is, gelyk Schotanus (§; meent, zal de Opdopping daar reeds veeL jaaren van te vooren een begm genomen hebben Van het Bildt, dat in den mond der Middelze» gelegen is, en dus het laatst van allen uit Zei is opgeworpen, valt meer en ook met meer ze kerheïd te melden; evenwel zullen wy dat hie 1 nie CS) In zy11 Handfchrift. «P het Dorp Nieuwland. C 5 Alge- meene Beschry- ving. Middelzee opgeftopt. • iïet val? . moeyelyk , het begin en den ' voortgang l daarvan naauw- keurig aan te wyzen. t ) r t  AlgemeensBEScriRvving. Friesland Is daardoor ver groot en verbeterd. Ook zyn de vetfte kleigronden uit Zee opgeworpen. 4a Tegenwoordige Stast niet doen, maar zulks liever tot de afzonderlyke befchryving van dien vetten hoek lands verichuiven. Hier fïaat onsnogopte merken, dat Friesland door deeze landwinning merkelyk vergroot en verbeterd is: want behalven dat daar door een der beste en vruchtbaarfte Grietenyen van Westergo , zo aanlionds het Bilde genoemd, is aangewonnen , hebben ook de Grietenyen van Leeuwardcradeel, Menaldumadeel , Baarderadeel, Wymbritferadeel, Ydaarderadeel en Rauwerderhem daar door zeer aanzienlyke Weidlanden bekomen, nog hedendaags by den naam van Nieuwland bekend, en op de Nieuwe Kaarten van Friesland afgetekend. Andere landwinningen van minder belang, fchoon inderdaad van veel nut, gaa ik hier met ftilzwygen voorby. Als wy nu dit vergelyken met het geen voor* heen wegens de ophooginge der Zeekusten, na dat de Veenen afgedreeven waren, gezegd is, zal men niet konnen twyftelen, of Frieslands vetfte Kleilanden, die nergens dm ter breedte van een, twee, of ten hoogiien drie uuren gaans van Zee af zyn, metterdaad door dezelve zyn opgeworpen. De beantwoording dervraage, van waar de Zee zulk eene menigte van vetten kleigrond gekreegen hebbe als 'er noodig was , om zo groot eene verandering in den bodem van Friesland te maaken, behoort niet ei. gentlyk tot ons beftek Ondertusfchen is het meer dan waarfchynlyk, dat geen klein deel dier ftoffe van tusfchen de Eilanden en het tegenwoordige vaste land zy weggefcheurd; zynde de Eilanden, gelyk reeds voorheen van ons is opgemerkt, voormaals aan het vaste land gehegt ge-  van FRIESLAND. 43 geweest, fchoon de landen tusfchen beiden inderdaad laag, en door verfcheiden Vlieten en Meeren, of kreeken en killen, van een gefcheiden waren. De oude laagheid der aan Zee liggende hooge kleigronden blykt althans ten vollen uit de menigvuldige fchilbanken , fchelper en gruis, die by het graaven van vaarten, put ten, bakken en llooten bykans overal gevon den worden, en fomwylen ter diepte van drie vier of vyf voeten: want van waar toch zoi dit alles gekomen zyn, zo de Zee nooit eenei vryen en onverhinderden loop over deeze land ftreek had gehad ? Meent iemand den ooi fprong deezer veranderingen in den algemeene Zondvloed te moeten zoeken, wy wenfche hem de vryheid zyner gedachten niet te betwi! ten, zo hy ons de onze laat behouden, ot aan laater tyden en andere redenen deezer ve: anderinge te denken. TWEE- AlgemeensBkschryvikg.Blykenda de oude laagheid eter hooge kieilandert ' uit den , onder! grond. l 1 1 n  44 Tegenwoordige Staaf Algebi eene Bescury vjkg. Oude vei deeling van Fries Jand, on der Kare den Groo ten. I t TWEEDE HOOFDSTUK, Over de verdeelitig, Onderfcheiden Gronden, Meeren, Dyken, Sluizen-en Lucht sge(leldbeid van Friesland. Friesland op onderfcheiden tyden vaameerdere of mindere uitgedrcktheid is geweest, . alzo is het ook niet ten allen tyde op dezelfde l wyze verdeeld geworden. Toen Karei de Groo' te de Saxen en Friezen onder zyne gehoorzaamheid gebragthad, ftelde hy tot hunne Grenspaalen de Schelde ten Westen, en de Wezer ten Oosten, en gaf hier door aanleiding om wederom onderfcheid te maaken tusfchen de Saxen er* Friezen, die zich in voorige tyden tot een volk verecnigd hadden , om zich te beter van de overheerfching der Romeinen te ontdoen, en hunne vryheid te handhaaven; gelykze ook, omtrent het midden der vyfde Eeuw, gezamentlyk naar Britannie zyn overgedoken. Uit deeze fchikkinge van Karei den Grooten fproot natuurlyk de verdeeling van Friesland in twee hoofddeelen, welker een zich van de Schelde tot aan het Vlie uitlirekte, en den naam van Westfriesland kreeg; terwyl het andere van 't Vlie tot lan de Wezer liep, en naar zyne ligging Oostfriesland geheeten werd; doch dit laatde werd .vederom door de Lauwers, of, naar 't zeggen rw anderen , door de Eems van een gefcheiden, :n daardoor het eerde begin aan het tegenwoorlig Oostfriesland gegeeven. Deeze verdeeling echter  van F R I E*S LAN D. 45 echter heeft zowel als de Friefche Vryheid niet lang ftand gehouden; vermids 'er zich allengskens eene magt begon te verheffen, die vooi de vryheid zwaar en nadeelig was. De invallen der Noordfcbe Volkeren gaven hier toe inzonderheid aanleiding: want de Franfche Koninger fielden, om hunne landen te beter tegen de> zelve te befchermen, over fommige lander Graaven, Hertogen en Markgraaven aan, er deeze Hooge Amptenaars, die onder de regee ring van Karei den Grooten alleen voor zeke ren tyd werden aangefteld, zagen zich doo; zyne Nazaaten met eene erflyke waardigheid en nu en dan met verfcheiden Graaffchapper teffens befchonken: 't welk zy zich zo we wisten ten nutte te maaken, datze hunm magt crt aanzien al geduurig vermeerderden, ei het eerlang zo ver bragten, dat hun, om onaf hangklyk te heerfchen, de koningklyke titel maa alleen fcheen te ontbreeken. Onder deezen heef men ook te tellen de Graaven van het naast ge legen Friesland, of dat gedeelte van Friesland hetwelk ligt tusfchen de Schelde en de Kinnen^ een Riviertje niet ver van Alkmaar.' De overi ge Friezen bleeven hunne vryheid kloekmoe digiyk verdedigen , fchoonze van tyd tot ty< veel te lyden hadden van de Noormannen, Ut rechtfche Bisfchoppen, Lotharinger Vorilen naastgelegen Saxen , Hollandfche Graaven ei anderen. En dit gaf aanleiding tot eene nieu we verdeeling, volgens welke Friesland in Erf lyk en Vry Friesland onderfcheiden Werd. He eerfle daarvan, dat onder de twee broeders, Kei «e AlgeUeschry. ving. Dezelve, | is van korten duur. i [ l [ l » j ! > i '• en wordt c gevolgd van eene r verdeeling r  4 TegenwoorSige Staat Alge* meene BeschrY- VING. in Erftyk en vry Friesland. Het vrye Friesland bevat zeven Zeelanden, of landen aan Zee gelegen. < ©at aerfie grïanö Dat i$ IDe^tfrccgfanö bu Dia oDcr flöa öc«i 5ecg / a!fr üoetn / «gnIitjufetT/ jpkr öetiblic etc j)taclc Di «©jEtna fan l#ollatia Ijtrri ïjact ouöctDcmtj maheD aiDccacr^t. 3E>at (+) Brieven en Documenten, dienende 'tot de Frie» fche Historie. Bladz: 19. Befchryving van Friesland. Bladz: 103. en ook in het Handfchrift van den Zoon. Bladz: 37. Wiens (peiling my over het geheel de zuiverfte voorkomt. zerLodewyk, den Duitfcher genoemd, en Ka* rel den Kaaien, weder in drie Hukken verdeeld werd , heeft zynen ouden naam van Friesland, met dien van Holland en Zeeland verwisfeld; terwyl het tweede of het vrye Friesland, dat alleen den ouden naam behouden heeft, naderhand onderfcheiden is in zeven Zeelanden of landen aan Zee gelegen, welke door even zo veele havens of ftroomen in zeven Landfchappen waren afgedeeld. Deeze afdeeling te merkwaardig zynde omze met ftilzwygen voorby te gaan, zal ik dezelve hier woordelyk in de Oude Landtaal melden, zo als dezelve achter de Wetten van Opftalsboom in 't Corpus van 't Friefche Wetboek gevonden, en by Schotanus { * ) geleezen wordt. Om echter den Leezer, aan die taal niet gewend, :enigzins te gemoete te komen , zal ik 'er de 'ertaaling nevens voegen. Het eerfte Zeeland is West-Friesland aan de overzyde der Zee, als Hoorn, Enkhuizen, Medenblik enz. hetwelk de Graaf van Holland zich heeft onderdaanig gemaakt aü>er$t. Het  van FRIESLAND. 47 ©at ober \$ lïrccfien» tc fan ^>tarcm to Hioutoetb / aïfc Wt$u ringa cnD ©opngaJBcctfiai / ©pmbntfc mei al lipara tobtfirer. ©at treDDa \$ heten 3fcgtergo/mei aï Jjunch ImgalanD/ 2&oernDcc! foert meet i^auDmarc / ï^ucrroaïD/ Da ncrrfla JDalDrn cnDc SjaiuncrDc SKcïjtscppcl cnD Cof mcrlaiiö. ©t£fettoaag£lanDen/ bat oDet en Dat tccööa fïnt fta frp enDc oer£ run l^era uiftahnet bi> tjalua Din liwpfrc Dc£ Ooemfcijcnailtef. jiBcc outellilie fcftaDa cnDe mamcfj anfmchtinga Ijabbct Dt^feHanDcn uth om Dure frpDoem to bu fcj)pnneii/ htoclft fym \p )om\ fan Dl grata Ifto nincn ïiatel/ en&e Deer to niauig f meer flrpDen Ijabbct flat» jen^t Dinr <©?cuja fan l^oIlpuD om Öpara laub to bifcljptmcn. ©at ficcbe i$ g>teh ïmgtoerf/ 5teLImgtuecf/ ^cljotctlanö / Dfgfc ttoa fint eta frp/ Cnbe gcata anfiucrjttnga niit gcata oojlogtn Dccc fiia liabbttbanö fbjcnSt Bat ^jticgt fan i|tr$cjjt. ©at fpfte belank 10 aianguialö/ jfrccbnjalnV $mnmet£ / m^acl) / Ifttfïrtga/ j?ttocüiuga' «3:asimgcn / 'ïCelDam* Dacgt / iScpDcciano / S^egtrrtoalö / mei ' a! ba iJE^löcn Der nlöeer j Du libfrt / rïiifcha öa 1 tonö Dcc rpclifi Vüa?  van FRIESLAND. 49 ènöc fhtcljtbaer i$ on* ter gonrïur ftene fan j 2i%ocumcr!anb / ten netfoïgec fnn faberg em be ©jaebec^ in öoegïjccD; enDe fnct quacör ï)ceb bit ianö bituong/ in macficfe eerm / to?* nhtjS 5ectatocreu / enDe I ïju (patf b ga&lpcn met 1 Uyaicrêchcnbe toajSboes? I in a!ïc tinahen/ cnöe1 tot ba t3ctlitn naem fti al bat ieia enDe cïduo> | bien fccec f}i bat firpD mei fc«D. ©at faunbe SelanD i$ Sugtrhigalanb/ nfagalanb/ eube 25u» tiaiügeralanb / htoelcu ïanb feifitft ^ibolö Cöc foen / ^oncncr. &ene 4>uager. %tcm ©bet» Icngcrlanb/ iBoermer» ïanb enbé iEingen / Dat fïnt beien Dijlfet Eclam ben / fttoelcft goncbet ïftene ace bituonglj / enDe jJFoelte tïltema öigfe tcia gtanDcn fan Item uüecu» be; enDe neen !anD$ Üera tnocljtc Digfe ïanDcn bituinga biftala Bigfc £eche too?fctioiiH. gjtem £>egeUetlasiö i£ aec een Deel fan Di£fe faunEclanDcn cnbej'cmt tcibuet enDe fcl)at Den SSigcop fan ffêunfiet; enDe SteeDlanD/ i)ac? Del. tot ba t3ctlien naem fti al bat telb enDe cïcino> j bten beet nt bat flruD vruchtbaar, is onder Jonker Kene van Broekmerland, een navolger van zyn Vader en Broeders in boosheid ; en bedwong dit land met kwaadheid, en maakte het arm, overmits Zeerooveryen; en hy (paarde geestelyk noch wereldlyk , en was boos in alle dingen, en uit de kerken nam hy 't geld en de kleinodiën, daar hy den kryg meê voerde. liet zevende Zeeland is Rustringerland, Winingerland en Buthjadingerland, welke landen bezit Sibold, Ede's Zoon, Jonker Kene's Zwager. Insgelyks O' verlingerland , Moermerland en Linden zyn deelen deezer Zeelanden , welke Jonker Kene ook bedwong , en Fokke Ukema deeze drie landen van Kene te leen had , en geene Landsheeren mogter deeze Zeelanden bedwingen , behalven dee. ze Fokke voorlchreeven. Insgelyks Segelterland is ook een dee van deeze zeven Zee landen , en geeft lastei en fchattingen aan dei Bis D Alge» meene Beschrt- ïing. 1 l  5» Tegenwoordigs Staat Alcs- meene Beschry- wn6. top fan 23#meu/ nirc pitönwr^ ^ eta ocuüü fintoecD. Bisfchop van Munfler; en Stadeland, Hadelerland, Wymderland over de Wezer, zyn ook deelen van deeze zeven Zeelanden: deeze heeft bedwongen de Bisfchop van Breemen , maar Dithmarfen is nog on« Gemelde verdeeling wordt van laatere i Schryve- I ren niet j altoos gevolgd. § d o e ü h c n; n< Ik w nc fri to vo ( belKfanö/ JBnm&er* ïanö te oio Wcfke fint aecft Dflen fan biëfe faun Zebutom: Dfêfe liact nituonrrfit hi os.,/?. ucmuueru. Deeze opgegeeven verdeeling is wel door laare oudheid, die uit de taal zelve en ontejenzeggelyk uit het Codex der Friefche Wet» en, te ontdekken valt, eerwaardig, en noghans wordtze van laatere Schryveren niet altoos evolgd. Volgens Alting (f) en anderen was et tegenwoordig Westfriesland, of het grootfte eel daar van, zich (trekkende van de Kinnem f het gat by Petten, tot aan het Vlie, het >.rfle Zeeland. Het hedendaagsch Friesland, tushen het Vlie en de Lauwers gelegen, van de ollandefrs voor deezen niet zelden doch kwalyk ostfriesland, en van de Oostfriezen of Emdearen zeiven menigmaal Westfriesland ge, >emd, was het tweede Zeeland. Het derde ;t tusfchen de Lauwers en de Eems, en srdt naar zyne Hoofdplaats Groningerland geemd. Het vierde, by den naam van Dostestend bekend, f trekt zich uit van de Eem* : de haven of bogt van de Jade. Het vxfde ndt men tusfchen de Jade en de Wezer, en daar- t) M Alting Not. Germ. Inf. P.- II. foj,  Alcz- MEENE Beschry-. VING, Voornaame Trek vaarten ii Friesland. f! :art isd j •iiav isjfj * JJS'.ïJi.v J Ui 66 Tegenwoordige Staat Oostcrg'o en Westergo, en zelfs ook in een groot gedeelte der Zevenwouden, maar weinig plaatfen zyn, daar i men met grooter of kleiner fchepen niet aan en af kan vaaren, om zyne vvaaren naar de handcldryvende Steden of Marktvlekken te vervoeren, en den noodigen voorraad van daar te haaien;alzo Itrekken fommige wateren door het geheele land naar de Zeepiaatfcn, en geeven eene vrye uitvaart naar Holland en elders, tot vervoering van Graanen en andere waaren , tegen welke weder veele andere din. gen, hier niet te vinden, worden te rug gebragt. Sommige deezer vaarten zyn van tyd tot tyd voorzien met trekwegen, langs welken, op gezette uuren, de Trek- en Veerfchepen van de eene plaats naar de andere gevoerd worden, tot groot gerief van Inwoonders en Vreemdelingen, en ter bevorderinge van den in- en uitlandfchen koophandel. De voornaamfte deezer eigentlyk gezegde Trekvaarten loopen van 'Leeuwarden naar Dokkum en verder naar Stro'bosch; naar en door Franeker naar Harlingen; haar Sneek, en ook naar en door Bolswerd naar Workum, Van den netten tyd waarop deeze Vaarten gegraaven of tén algemecnen gcbruike uitgediept en verbreed zyn, ftaat in 't vervolg gefproken te worden: nu merken wy nog alleen op, dat 'er veele andere vaarten zyn, die de noodige diepte hebben, om met vry grootefchepen bevaaren te-worden, en zonder dat men de masten behoeft te ftryken. De meeste uitvaart naar buiten gefchiedt door de Lemmer, Taskezyl, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Makkum, Harlingen en Dokkum; met dat onder-  van *F R I E S L A' N D. 67 derfcheid echter , dat van Leeuwarden juist geen zeer groote fchepen over Harlingen en Dokkum naar buiten konnen vaaren , fchoon 'er eere derke doorvaart over die beide lieden , met kleindere Vaartuigen, in zwang gaat. Behalven veelvuldige Vaarten vindt men in Friesland cok eene aanzienlyke menigte Meeren, bcloopende derzelver getal, zonder alle de Wié len en Poelen te tell.n , over de twintig. De voomaamften echter zyn het Bergumer- Sneeker. Slooter- Makkumer Heger- Tjeuke- en Fh'eusRn Meer, welke alle van veclerleï visch voorzien zyn , en van watervogelen krielen. Den eerden oorfprong deezer uitgeltrekte plasfen aan te wyzen valt zeer moeyelyk zo niet onmogelyk. On-waarfchynlyk is her evenwel niet. dat fommigen zo oud zyn als de bodem' van Friesland zelf, terwyl andere in laatere tyden door geweldige watervloeden en wegfpoelingen des Lands ontdaan zyn Viel 'er ltaat te maaken op het verhaal der oude Kronyken ( § ) dan zou het Bosch Flieusfen, daar de Friefche Koningen hurnen Lusthof plagten te hebben, ten jaare 1-09 of het jaar daarna, by een' buitengewoon heetcn Zomer,' byna geheel af- en de grond, die ten deele Veenachtig was , zodanig uitge brand zyn, dat hier door een klein Meer ontdond, welk van tyd'tot tyd, door af kabbeling der naast gelegen landen, zyne tegenwoordige jrrootte verkreegen heeft, en zich van Galamf fe 1 Dam. f§) ZieOkko van Scharl. op het j*ar 1200, enWio fem; op het jaar iaio. E 2 Ar.cs- M4EKK Bkschrï* ving. Deszelfè voor» naamfte Meeren beloopea over da twintig, en zyn ryk van veelerleivisch en gevogelte , doch van eenea onzekeren oorfprong.  6b* Tegenwoordige Staat Alge- jiijene BtSCHRY. VIKG. Dam, in 't Zuidwesten, tot aan de Heegfler Vaart of Meer, in het Noordoosten, uitdrekt. Veelen komt dit echter niet waarfchynlyk voor, maar wel dat dit Meer, zonder af brandinge van gemelde Bosch door eene groote inbreuk en overdroominge der Zee, niet zeldzaam in de' vroeger eeuwen voorgevallen, ontdaan zy, en dat het Water, 't welk in den beginne, naar zynen oorfprong aartende , ziltig was, door langkheid van tyd in zoet water veranderd zy. Schoon deeze verandering des waters ligtelyk te begrypen valt, als men in aanmerking neemt, dat de toevoer van Zeewater eerlang opgehou. den, en het gemelde Meer, veel zoet waters uit de naastgelegen poelen en vaarten ontvangen hebbe, en daarenboven door de lucht van vee-! Ie ziltige deelen, even als het Zeewater, dat, zouter op den grond der Zee dan naby zyne oppervlakte bevonden wordt, gezuiverd zy ; nogthans twyffelen wy, of men. wel genoegzaame reden hebbe , om het verhaal der Oude Kronyken , hoe vol fabelachtige vertellingen ook anders, glad uit te verwerpen. Dat men daar ter plaatfe vry groote Bosfchen gehad hebbe is ten minden zeker, en wordt nog hedendaags door onze Friesfche Visfchers, menigmaal, tot hun leedweezen, ondervonden, makende hunne netten nu en dan wel eens zo vast in de op den ^rond liggende dobben en paaien, dat dezelve, zonder jjefcheurd te worden, daarvan niet zyn los te krygen. En wat den brand betreft \ fchoon enkele Zomerhitte dien waarfchynlyk niet veroorzaakt heeft, behoeft dezelve daarom wel jeheel ontkend te worden, daar veele toevallige»  van FRIESLAND. 6*0 ge, doch onbekende oorzaaken, dien by eenen heeten en droogenZomer ligtelyk hebben konnen te wege brengen, zonder dat hetmogelyk ware dien te blusfchen, en het Bosch te behouden. Dan dewyl men in andere Meeren, by voorbeeld in het Sneeker Meer, ook diergelyke ftobben en paaien verneemt, wil ik ovei dit Huk liefst geene bcflisfende uitfpraak doen. Op deeze algemeene bcfchryving van Fries lands onderfcheiden gronden en veelvuldige wa teren, zal die van deszelfs Wouden, Bosfchei en Boomen, niet ongepast volgen; doch dewy die meest in de Zevenwouden gevonden worden zullen wy 'er hier maar in 't kort van fpreeker Zo men door Wouden zulke Bosfchen vei ftaat, die uit hooge Eiken - Beuken en ander boomen beftaan, en zich een, twee of meer uure gaans ver uitftrekken, gelyk men in Duitse! land en elders veele heeft, moet men zegcen dat Friesland daarvan ontbloot is; doch aan Bo: fchen van kleiner houtgewas en omtrek ontbreel het 'er niet. Of in het Bosch Kreil, van overlan door de Zee verflonden, zulke zwaare boomt plagten tegroeyen, dat men daarvan te Stav< ren gebruik tot huisbalkenkonde maaken,gel) de OudeKronyken ons verzekeren, en waarvar volgens fommiger voorgeeven, de overblyfï len nog voorhanden zouden zyn, durf ik no< bevestigen noch tegenfpreeken: zeer aanneem lyk komt het my niet voor, uit hoofde vand laagen en waterachtigen aart des gronds, wi ke ongetwyffeld in dien oord heeft plaats geha ondertusfehen zou het wel konnen zyn, dat E 3 m Algemeens ■ BltSCHuYving. ■ Friesland (is, vooral . in de Ze. venvvou, den, niet , ontbloot _ van Bos. " fchen en • Boomen. a » :t g n >- k ïl 2- :n :1- i; te d-  Alge- mpen.". Biiscimv- ving. Heeft ooi zwaare Buiten ei Binnendy ten, me veele Slui zen en tiitwateringen. 7o Tegenwoordigs Staat midden van het kleiner houtgewas, hier en daar een Eiken of andere boom , van eene vry groote hoogte vernomen wierd/gelyk zulks hedendaags in de Zevenwouden wel eens gezien wordt. : Met zo veel waters van buiten, althans ten (grooten dcele, omringd, en van binnen voorzien, . en daarenboven doorgaans niet zeer hoég van c grond, had Friesland zo wel veele zwaare Buiten- en Binnendyken als Sluizen en uitwateringen noodig. V Zal derha'ven tot de algemeene kennis des Lands noodig zyn ook daarvan nog wat omflandiger te fpreeken. Van den eerden oorfprong der Zeedykcn reeds voorheen èëriigè melding gemaakt hebbende, zal ik zulks hier niet herhaalen. De doorbraaken en cverfiroomingen, welke in voorgaande tyden veel menigmldiger, dan nu federt eene Eeuw, geweest zyn, bewyzén ten iterkften, dat deeze Aardwerken van tyd tot tyd niet weinig verzwaard en verbeterd zyn geworden; en nog moeien die van de naast voorgaande en vroeger eeuwen ver voor die van dc tegenwoordige wyken, om dat men toen nog niet fcheen te begrypen' dat de binnenkant van eenen Dyk, ter vêrkryginge van de noodige iïerkte, zo wel fchuins en vlak moet zyn als de buitenkant; gelyk men dit, by 't maaken van den zogenoemden Slaaperdyk by Zurig, en van dien by Engwierum, heef: in acht genomen, toen ter laatstgemclde plaats de Nieuwe Zylen wierden aangelegd (»), en (*) De Leezer gelieve zich eens vooral te enine:en, dat men in Friesland al doorgaans aan Sluizen den Wam van Zylec geeft.  van .FRIES L A N D. 71 en een Dyk gemaakt dwars door hec oude Dokkumer Diep, welke zo ongemeen vlak is, dat men hem van verre eerder voor een lerp dan Dyk zou houden; en ook nog (leeds, by 't verbeteren en verzwaaren der Dyken, in 't oog houdt, zo veel de omftandigheden zulks maar eenigzins gehengen. Veel verpligting heeft Friesland, ten aanzien van deszelfs Dyken , aan den Kollonel Kaspar Robles, Heere van Billy , en van wegen Filips den II, Bewindsman in Friesland en Groningerland. Door de twee geduchte watervloeden van de jaaren 1570 en 1572 , waarby duizenden van menfchen en beesten het leeven ingefchooten of alles verboren hadden , waren ook de Dyken deerlyk gefloopt, en , zo dooi onvermogen als hevige . verfchillen tusfcher de Ingezetenen of geheel niet of zo kwalyl herfteld, dat het te vrcezen ftond, dat, bj eenen diergelyken vloed , Friesland ten groo ten deele eene prooi der Zee zou worden Hierin voorzag Robles, want de Schans t< Oostmahorn, ten Noordoosten van Oostdongcr deel gelegen, veroverd hebbende, dwong hy d Friezen, ter hunner eigene behoudenisfe, d vervallene Dyken te hermaaken; ook rechtte h; hier en daar eene Galg op, waaraan de onwillige! werden opgeknoopt • en als eenig ï Huisluiden zie . van dien dienst zochten te onttrekken , onde voorwendzel, dat zy, uit kracht van oude Bric ven, vry van alle dyksfehatting waren, geboo hy hen deeze brieven voor den dag te brengen doch dit was niet zo dra gefchied, of Roblc wierp dc brieven in den ftroom der DykbrcuJ E 4 l Algb- meene Beschry- ving. Ten aanzien der Zeedykea heeft Friesland veel verpligtingaan Kaspar Robles. i L 1 r d •> s * y  Alge- mekne Beschry- VING. Steenen Gedenkzuil hem ïer eere opgeregt even buiten Harlingen. t ] ] 2 € v b n Vl d< d< 0( dc eti ce: I vol 7* Tegenwoordige Staat by welke hy toen ftond, en zeide, in gebroken Neêrlandsch: daar drif den brif, kanze dyk, goed; anders moetje boer dyk. Hierop de handen met meerder eenpaarigheid aan 't werk geilagen zynde, zag men de Dyken ten jaare 1576 voltooid, tot onuitfpreekelyk voordeel van dit Gewest. Deszelfs Ingezetenen, zulks van achteren ziende, hebben den dienst, hun door hem beweezen, met gemeene toeftemming getracht te vereeuwigen, en niet ver van Hartogen, op den Zeedyk, hem ter eere, eene Iteenen Gedenkzuil opgerecht, welke teffens tot -en icheidpaal dient tasfchen de zogenoemde fideels Binnen- en Buitendyken, ftrekkende ie eerfte zich van daar noordwaards tot aan iet Bildt, en de laatfte zuid waards tot aan Uakknm, waarom dezelve met den naam an Terminus of Grenspaal pronkte. Dee- ' e Gedenkzuil had de hoogte van vier- of vyfntwintig voeten, en was, even als het beeld an den God Janus by de Romeinen , van oven voorzien met twee hoofden, welker een oord- en het ander zuidwaards zag; daarenbo:n was dezelve verfierd met het wapen van ;n Kollonel, en 't Ridderteken van het Gulin Vlies en het Huis van Bourgondie; als > hier, om het opfchrift Ietterlyk te Se", de woorden ac dicentium gebruikt hebben, twvf-  van FRIESLAND. 73 prater arma Confilüs ac Mummentis jwent, ac fnter cetera aggere ipfis KI. No. MDLXX funditus everfo.AmpM. D. Viglii Zuighemi Pattis Patri» auxiliaribusoperis et adhibuis Igramo ab Ach Jen, Pr. Adriano Vastaert, Petro Frittema et Joanne Carolo Senatoribus, Contifïofijm Sociis, novum maris propugnaculum fummo labore, vigilia et celebritate, decrens quoaue et de fuo perfolutis diligente pnemus, tribus plus minus menfibus , a fundamentis erexerit et ad furamam manum perduxerit, atqué hunc lapidem füblatis litibus controveriiarum terminum esfe voluit , gratus ProvinqiarumOrdoob rem prudenter, bene et fehcitcr gedam, de fe ac de Repub. optime memo p. Aan de Zuidzyde. In den Jaare MDLXXV. is den Dyk in twee deelen gefebeiden, blyven het Zuiderdeel der Buitendykderen, van dcnwelken als doen Gedeputeerden zyn geweest , Thomas Hiddesz ende Sicke Claesz. Hopluiden, Hette van De karna, Hero van Ockinga, Ulbe Hiddema, Wyt fe vanCamminga, Doytfe Bonga, Gernt Ab bes ende Lolle van Ockinga. Aan de Oostzyde. Op den 19 July Anno 1576, hebben Mees ter Adriaen Vastaert Raet ende D. Johan Chat les Procureur Generael den eerden deen ge lecht ter prefentie Johan Wilhelmi Secretari der Dyckagien. Aa twyffelen wy echter niet of men heeft daar voor ac a< jacentiwn te leezen , om dat het eerlte geenen zi 'heeft, en het laatfte ons tot de naby gelegen of Qu roelanden wyst. E 5 \lge- meene Beschry ving. s 1 f. n  7r Tegenwoordige Staat Alck- meene Bl-SCHRÏ'. ving. Deeze Gedenkzuil vervallenzynde is ivederom opgerecht door den Heere C, G. van Wasfe. naer. Aan de Noordzyde. In den jaare 1574 is deeze Dyk onderlecht, wefende Dykgraef Ryvert van Roorda ende Gedeputeerde binnendyck Frederick van Oftenhuifen, met Syerck Syercksz. Hopluyden, tot opmaken van den Dyck ten Noorden, Tiete van Camminga Sub'Hltuit des Hceren Stadtholders, Hesfel van Hanya, Edo van Gerbranda, ende Hans van Roorda. Op deeze Gedenkzuil, doorgaans de Steenen Man genoemd, waarvan men de afbeelding by Winfemius (*) vindt, fcheen men naderhand, ik weet niet om wat reden , geen hoogen prys te (lellen ; althans voor het onderhoud daarvan werd de behoorlyke zorge niet gedraagen, 't welk ten gevolge had, dat dezelve langzaamer hand verviel, en eerlang, voor nu bykans vyftig jaaren, geheel wierd weggeruimd Veelcn mishaagde dit wel, doch niemand bragt het zo ver, dat de Oude Gedenkzuil , uit de daarvan voor handen zynde Hukken, herfleld , of eene nieuwe in derzelver plaatfe opgerecht wierd. De Hoogedel geboren Heer, Karei Georg , Graaf van Wasfenacr Twickel, Grietman van Franekeradecl, en meer dan eens Dykgraaf der vyfdeels binnen en buiten dyken, dacht 'er edelmoedig genoeg over, om by zyne meermaals betoonde zorge voor het welweezcn der Dyken, ook nog dewederoprechting eener nieuwe gedenkzuil, aan de oude in alles gelyk, en ter zclfder plaatfe, op zyne eigene kosten, te voegen; gelyk aan de westzyde deezer ge- denk- (*) Kronyk van Friesland, p. 588.  vim FRIESLAND. 75 denkzuil, niet ver van boven , wordt te kennen geaeeven, met deeze weinige woorden: DIRUïO ANTIQUO HOC DE SUO INSTAURAVIT MONUMENTUM COMES a WASSENAER TWICKEL MDCCLXXIV. By de Leden van het Ed. Dyksgcrcchte wa zulks zo aangenaam, dat de Heer van Wasfenae in derzelver vergaderinge niet alleen plegtiglyl bedankt, maar ook het befluit genomen wierd om, ten kosten van het Dyksgerechte, voor d betere onderhoudinge van dit nieuwe gedenktt ken bchoorlyk te zorgen. Na deezen kleinen uitflap keeren wy tot deD; ken zelve te rug. Schoon deeze , volgens h< reeds gemelde, van tyd tot tyd mcrkelyk ve: beterd'waren , nog was 't 'er verre af dat die a leen het geweld der Zee, by hooge vloeden en g weldige ftormwinden , zouden konnen kceren; c dus heeft men ook hier, ter bewaaringe der D; ken, de toevlugt tot andere middelen moetc neemen. Het bekrammen , in andere Provincie gebruikelyk , wordt dcrhalven hier, op plaatfer die het meest van allen voorden vloed bloot li gen, niet verzuimd. Doch alle dergelyke voo zorgen zouden op ver na niet gehoegzaa zyn om de woede der Golven ie bedwinger vooral op plaatfen daar weinig of geen voc grond is om den flag des waters te breekc Men heeft zich dus al van overlang in de noc ?aaklykhcid gevonden, om de aangelegde C u 1 Alg*- MS-NÜ B ■ scHiiY- VING. » ' Tot des te :t beter be. veiliging ■ der Dyken heeft men dezelve 11 met een' voormuur van paaien n voorzien, n U r> r m L» T- n. d- ly. • .en  ALGEMEENS Beschuit- ving. i I 76 Tegenwoordigs Staat ken wederom door een' voormuur van paalwerk te befehermen; bedienende men zich hier toe doorgaans van zwaare greenen balken of paaien, van twintig tot dertig voeten lang, welke door middel van eene Hei naast eikanderen, in eenen rechten regel, ongeveer tot op de helft, worden inden grond gedreeven; deeze paaien dus aan eikanderen fluitende en dezelfde hoogte hebbende, worden aan den binnenkant, met zwaare eiken of greenen ribben, doorgaans Gordingen genoemd, door middel van zwaare yzeren bouten, m diervoege vastgeklonken,dat dezelve eikanderen zo ver voorby fchieten, dat al de paaien daardoor met eikanderen verbonden zyn. Behalven deeze paaien bedient men zich ook, op veele plaatfen, van zogenoemd kistwerk, c welk aan den binnenkant gemaakt wordt van twee regels, naast eikanderen ftaande korter paaien, of ook wel zwaare greenen planken, op de wydte van twee voet meer of min, en gevind met fteenen, puin en gruis; wordende daar toe inzonderheid veel gebruik gemaakt van het zogenoemde Wrak der Ticbelwerken, dat, volgens Plakaat der Hooge Overheid, om dies wil, met naar buiten gevoerd mag worden. Dit Kistwerk dient niet alleen om de afkabbeling te beletten, welke het door de paaien heen llaaude water anders onmydbaar veroorzaaken zou: maar ook krygt het hooge paalwerk zelf hier door eene meerdere lievigheid, daar het, by gebrek van vastheid aan den binnenkant, ioor den zwaaren flag der aanklotfende golven, gevaar zou loopen van omver geworpen te worien. En wyl 'er niets wenfehelykers zoude zyn dan  M» FRIESLAND. 77 dan vlakke ftranden voor de paaien te' hebben, en dezelve voor de geduurige fchuuring der ftroomen te konnen beveiligen, heeft men al van overlang naar middelen uitgezien om zulks te bevorderen; doch tot nog niets beters uitgevonden dan zogenoemde Duikelhoofden , Haaden en Schermen, dienende om daar door den ftroom te verleiden, den flag des waters eenigzins te breeken, en het zand eh flyk, dat door de oploopende zeegolven was mede gevoerd, te bewaaren, en aldus land of voorgrond te winnen. Alle deeze voorzorgen zyn ongetwyffeld van het grootfte nut, en het is te wenfchen dat deeze Voormuur van Friesland, noch om de grootheid der kosten, noch uit hoofde van verilhiliende belangen en begrippen der Opzienderen verwaarloosd, of met geene genoegzaamc oplettendheid behartigd moge worden. Dat met dit alles heett Friesland meer dan een ondervonden, hoe ligt het der Hemelfchi Voorzienigheid valle, alle menfchelyke voor zorgen te verydelen. Duidelyker nogthans i zulks nooit gebleeken, dan by die ongehoor de en alle verwondering te boven gaande Worm plaage, waarvan men ten jaare 1731 voor he eerst hoorde, en welke in weinig weeken tyds op zeer veele plaatfen, vooral daar eenige diep te was, het paalwerk , fchoon vier of vj rygen achter eikanderen ftaande, zodanig vei bryzelde, dat het Land zich in het uiterfl gevaar bevond, en zy die het bellier van ht Zelve en der Dyken in handen hadden , nit »veinig verlegen Honden. Dan gelyk de noo eet: Alge- MEf-tvE Bl'.SCHKY- De paalwormendoen groote fchade aan dien liouj ten voor' muur. I t 1 i e i t ^ Hierdoor e vak men  Alge* M . ne B scuryvi.. g. gelukkig lyk op he denk beeld, ok Voor de paaien langs ry gen van balfteen ie leggen. ] ] i I < c 1 f i d V V V V ?8 .0 Tegenwoordigs Staat eene vruchtbaarc moeder van allerlei uitvindingen k; airo viel men in dien bckommerlvken toeftand emdelyk op het denkbeeld, om", nu men aan het ,cout geene genoegzaame verdedii-inMi, zyne r«vlugt to: iteen te riMtfooQ et* het geweld der-Zee, door rygen van Kei- of Ualuvenen, voor de,paden langs gelegd, te keer te- gaan. Om zyne nieuwigheid wilde dit middel in t eerst naauwlyks am den man: men was^bekommerd, althans gaf men zulks voor dat er geen ftccn genoeg zou te bekomen zyn 1 dat de ftranden nog meer zouden verdiepen, om dat de in Zee uitgellagen hoofden vernield waren j dat de Heen waarfchynlyk in d,n grond zotl wegzinken, en dat de kosten, hierto? noodig:, veel te hoog zouden loopen, om «edraagen ie konnen worden. Ten geiu' ke, echter , voor het gemeene Land, werden alle deeze zwaarieifjden. tegen veeier verwachtte, vrv gemakkeyk te ooven gekomen. De Heidvelden, 70 m te iandeals daar buiten, leverden reeds ai :ene aanz.enlyke menige, van fteen uit, en 't teen daar met te vinden was, verfc-hafte» ons le ,.voorweegfcbe, en Ürkariilche klippen in en grootft u overvloed, zonder redui van beommcripge- dat deeze myr.eo, indien ik zo mag preeken, ooit zouden Worden . uitgeput. Het mm van Balfteenen voor het paalwerk langs, rekte pok zo weinig ter vrrdiepinge der ftranen, dat het tegendeel daarvan veel eer het geolg wr.s, en. wel om deeze reden , dat het 'ater voorheen met geweld op de paaien aaniilende, by zyne weeromftuitinjr, den grond m voor dezelve met zich naar de diepte Heepte,  van FRIESLAND. 79 te , en aan den voorby gierenden (Iroqm gelegenheid gaf, om de reeds gemaakte Üenk nog meer te verdiepen, daar de (kenen voormuur het water door zyne holligheden infiurpt, en den Gierihoom tegenhoudt ; en dus zyn de (banden federt het werpen van (teen merkelyk op«ehoogd, zodat men 't gemis der hoofden met heeft gevoeld. De verzakking der ftecpenis ook veel minder bevonden dan men in den beginne vreesde: de (lompen der afgeknaagde paaien, die onder water van geen vergaan weeten, heb ben zulks ongetwyffeld niet weinig tegengehouden. En wat eindelyk de kosten betreft; ftöieerden die voor de Dykscontributien veel w hoSó ï was billyk dat zy hier ini 20 doo: giften als leeningen uit 's Lands kasfe, wierdei onderfteund, gelyk ook,, uit hooide van he algemeen belang, gefchied is. Wierd dus het dreigend gevaar afgeweerd, e het Land, fchoon met zwaare kosten, behou den, het is om gegronde redenen tc vermoe den, dat de nakomeling het gelukkig uitwerk fel daarvan, in vermindering der lasten, on waar zal worden; vermits de kosten, eens g< daan zynde, niet ged.uurig behoeven vernieuw te worden. Behalven den Zeedyk, vindt men binne: lands verfcheiden andere Dyken , (trekken zo om 's Lands algemeene overftrooming, gevalle van eene doorbraak in den Zeedyk , voorkomen , als ook om het water van ^ eene Landftreek uit de andere te weeren. 11 dus niet buiten den haak zyn, de voornaam dierBinnendyken hier kortelyk te laaten volge Algemeen b Bl'SCHRV* ving. I t i d 16 Van de lc Binnenjn dyken komt de te Slagtele Dyk eerst .jl in aanr merking. en  go tegenwoordige Staat At-CB- MF.ENE Beschryvma. •li II ni i en de eerde plaats aan den zogenoemden Stdg* te Dyk te geeven. Deeze Dyk werd allereerst gemaakt toen het zeegat tusfchen Vlieland en Ter Schelling zich begon te verwyden, en Westergo dus den meesten aanftoot van het Zeewater had te lyden, vooral na dat de Middelzee , door opftoppinge, reeds een groot deel van haare kracht verlooren had. Dezelve begint aan den Zeedyk, even ten Noordwesten van Oosterbierum, en loopt'van daar, tusfchen gemelde Dorp en Sixbierum, door Barradeel, Zuid waards aan naar den droom de Ried, en van daar over de Getzerde Zyl, liggende op de fcheiding van Barradeel en Franekeradeel, door laatstgemelde Grieteny, naar Kicsterzyl, en alzo over de Trekvaart van Harlingen op Frane ■ ker, bykans recht beneden waards, tot naby de grensfcheiding van Franekeradeel en Wonzera. deel , een weinig ten Westen van het Dorp Achlum.-' Hier verdeelt zich deeze Dyk in twee armen: de eene daarvan flrekt zich ten noorden, voorby Achlum, naar Payzyl in den hoek van de Arumer Vaart, van daarOöstelyk, ten noorden van Tzum, naar Tolsma zyl, en voorts tusfchen Koubaard en Waaxens,in Hennaarderadeel, naar Littens-zyl in de Bolswerder Trekvaart; van daar wederom voorby Hydaard, Oosterend,' Lutkewierum en Bofura, in de Grietenye Raarderadeel , loopende , vereenigt hy zich met den Ouden Dyk der Borne, ten zuidwesten van laatstgenoemde Dorp, en loopt van daar, ten noorden van de Sneeker Trekvaart op Leeuwarden , tot op de hoogte van Krin*  van FRIESLAND. 8» Krinfer Arm, of de Dille, onder Oosterwierum, en verder voorby Mantgum, Weydum. Beers en Jellum, tor in Menaldumadeel, daar hy Boxum , Blesfum en Deinum , in het zuiden, voorby fchietende, over Ritzuma zyl, of de Trekvaart van Leeuwarden op Franeker , wat meer noordwaards, voorby Marsfum, Engelum Beetgum en Belkum loopt, tot dat hy, na o'okWieren Minnertsga ter linkerhand gelaaten, en eene fcheiding tusfchen het Bildt en Barradeel gemaakt te hebben, zich by Dykshoek. en dus maar pas een uur gaans boven de plaats van zyn begin, met den Zeedyk wederom vereenigt. Deeze Dyk bevat dus een groot deel van Westérgo ; 't welk aanleiding gaf dat de ingezetenen , als door hun' eigen dyk ino-eflooten, zich voorheen lieten voorftaan, niet gehouden te zyn om in de kosten tot het onderhoud van den Zeedyk, die van t Bildt naar Makkum gaat, en de vyf deelen Dyk genoemd wordt, te moeten draagen. De andere tak van den Slagtedyk loopt door Wonzeradeel, en fcheidt die Grieteny in twee deelen, Binnen - en Buitendyk genoemd. Vooreerst behoudt hy nog den naam van Slagtedyk; doch daar na neemt hy andere en vervolgens dien van Hemdyk aan, naar de opgedroogde Meeren Wouderhem en Morrahem, die neffens meer anderen dooi deezen dyk beflooten worden: hy fchiet ondei dien naam , ten oosten van het Blaauwhuis en ten westen van de dorpen Abbega er Westhem, heen, tot aan de Nieuwe zyl, on der Oosthem: deeze bereikt hebbende, vervolg F h3 AlgemeensBeschrï- vimg.  Algb- ME&Nï Beschry- VING. De Leppedyk is ook van veel nut. Behalven de reeds gemelde 82 Tegenwoordige Staat hy zynen loop, ten westen der fTad Ylst, W het water de Geeuw, door Sneek en verder tot aan de Gauwflerzyl, welke haare uitwatering heeft in het Sneeker Meer. Naast deezen Dyk heeft men ook den Lep. pedyk in aanmerking te neemen, als zynde op zekere tyden van zeer veel nut, en wel inzonderheid om het Zuider binnenwater te keeren Omtrent Bornbergum, tusfchen de Grietenyen Opfterland en Smaliingerland, neemt deeze Dyk een begin , loopt van daar westwaards, en kromt zich vervolgens zuidlyk naar den itroom de Born; dus in ütingeradeel komende, toopt hy, langs dien ftroom, naar Oldeboorn, Nes, Nesferzyl, voorby Akkrum, Dykhuis' terzyl, Hottingazyl, Molenzyl en Eernzumerzyl, ten . westen in Idaarderadeel; van waar een Dyk, onder den naam van Groendyk, hncs de Wetering of Wytering, door RauIveiS hem voortfchiet tot in Wymbritzeradeel, daar zich dezelve eerlang, door middel van de Gauwfterzyl vereenigt met meergemelden Hemdyk Had men m voorige tyden, misfchien op ïbmmige plaatfen, wat te weinig zor^e voor her onderhoud deezer Dyken gedraagen, de geweldige ftormwinden van 1775 en 1776 heb. ben, door het groot gevaar,"dat Friesland aan Zr lfT T" kalU dl'Cigde' 'sLaRds ^aaten hetbefluit doen neemen, om dezelve niet alleen, daarze min of meer vervallen waren, te doen hertellen, maar ook merkelyk te verhoo. gen, gelyk federt gefchied is. Tehalven de reeds gemeHe Dyken, die men als de voornaamte heeft aan te merken, wor- den  van FRIESLAND. 83 den 'er nog meer andere in Friesland en inzonderheid in deszelfs laage oorden gevonden, van welken nog een enkel woord dient gemeld. Onder deezen mag men als de voornaamften aanmerken den Slagtedyk, Haskerdyk, Lindedyk en Kuinderdyk. De eerfte loopt door Utingeradeel van Oldeboorn, zo lang de Grieteny is, tot aan de Jouwer in Haskerland. De tweede fchiet tusfchen de Grietenyen Haskerland en yEngwirden door. De derde, ter noorden der Linde gelegen, en zich door Stel lingwerf-Westeinde (trekkende van Slyken burg tot op de hoogte van Oldeholtpade dient om 't Lindewater, dat by fterke ei aanhoudende Noordweste winden wel een: zeer hoog wordt opgezet, en de aangrenzend laage Landftreeken ovcrftroomen zoude, in zy ne vaart te fluiten. De vierde, of Kuinder dyk, doet denzelfden dienst ten aanzien vai het water der Rivier de Kuinder of Tjonger van wier oorfprong en flrekkinge reeds voor heen gefproken is. Veele andere Dyken, aan gelegd om uitgedroogde Meeren en Poele: boven water te houden, zyn wy genoodzaak met ftilzwygen voorby te gaan. Een land dat zo veele buiten- en binnendy ken noodig heeft, om geen overlast van he water te lyden, moest noodzaakelyk met veel Sluizen of Zylen (gelyk men in Frieslan fpreekt) voorzien worden, zo om zich va het overtollige water re ontdoen, als om d binnen en buitenvaart onbelemmerd te behoi den Dus zal eene algemeene opgaave d< Sluizen niet kwalyk op die der Dyken volgen F 3 te AlgemeeneBeschryving.vindt met! noch andere Dyken in Friesland, t t l > l t . Friesland is ook voorzien £ met veele J Sluizen. n e 1r•>  Alge- MëENE BESCHAving. De Buitenfluizenkomen meest in aanmerking, en zyn Munnikezyl. i \ ] i 1 ] I 2 < ï I r S l i fc $4 - Tegenwoordige Staat tepl wy van derzelver beftier en voornaamfle byzonderheden, in 't vervolg , by gepaste gele! genheid, hoopen te ipreeken. h De Buitenfluizen, gelyk ik dezelvein onderfcheidmge van de Bmnenfluizen verkies te noe men, om dat daardoor het overtollige binnenwater naar buiten en alzo in Zee gebragt wordt, komen hier inzonderheid in aanmerkin- Dezelve zyn, naar maate van den kleinen omtrek van dit Gewest, vry veel in getal, en hebben niet alleen by haaien eerden aanleg groote fommen gelds gekost maar ook loopt 'er jaarlyks met derzelver onderhoud geen kleintje heen Om m derzelver befchryringe den rang der' Goen té volgen, beginnen wy met de fi Munnikezyl, gelegen in Kollumerland op de ^rrensfcheidinge van Friesland en Stad en Lan. ïe. Derzelver oude Zylroede loopt noordvaards naar Zee, en wel zodanig dat de inloojendc vloeden, tegen de Sluipdeuren fluitende lezelve door opflyking, inkorten tyd, onbruik! «ar maakten. Van . tyd tot tyd heeft zulks den .ande veel moeite en kosten veroorzaakt; doch en jaare zeventienhonderd negenendertig werd Ulks van zo veel belang geoordeeld by de >taaten des Lands, dat eene Kommisiie van leeren Gedeputeerden last kreeg, om daar ter 'laatfe een naauwkeurig onderzoek te doen en ïiddelen tot verbetering te beraamen. Dit eichied zynde viel 'tbefluit,pm een flukweegs uiten de Sluis, in de Zylroede een houten SpuiUis te leggen, ten einde daar door het water y Vloed m en by Eb weder uit te laaten, en door  van FRIESLAND. 85 door de fchuuring het verzarrclde flyk naar de diepte te vervoeren. De kosten hieraan hefteed waren groor, maar wegens de merkelyke verbetering d.r uitlosfinge geenszins verlooren. Had men ondertusfehen met die van Stad en Lande konnen overeenkomen, om de Zylroede te verleggen in de uitwateringe buiten Gro ningerlands Kommcrzylcn; dezelve zoude daar door, buiten iemands nadeel, eer dieper dan droo^er hebben moeten word.-n, en't middel ter herftellinge zou veel onkostbaarder en meer voldoende geweest zyn. Ten noorden dier Pyramide, waardoor kollumerland vanOostdongerdeel gefcheiden wordt, beginnen Oostdongerdecls Dyken , en loopen van daar tot aan het westeinde van Piezens: doch deeze Dyken hebben veel groen voorland, en by hevige ftormen uit het Noordwesten, die altoos de gevaarlykfte zyn, een' opperwal, er daarom doorgaans weinig te lyden In het zuid oostelyk deel van deeze Dyken vindt men dc Oude Zeeflenk, het Dokkumer Diep genoemd, die, ter wederzyden met Dyken voorzien, he Zeewater voormaals bragt tot aan de Sluis der ftac Dokkum en de Steenen beeren, die men in d Grachten had gelegd. Ondertusfehen liep he onderhoud deezer Dyken zeer hoog, en he Land ter wederzyden by zwaare vloeden merke lyk gevaar , dat door opftopping van 't Zee water in dien naauwen boezem eene door braak veroorzaakt zoude worden , gelyk , to groot nadeel der ganfehc Provincie , gebeulde in den geweldigen Kersvloed van zeventiei honderd zeventien, wanneer de nabuurige Grie F 3 tenye Alce- meeke Beschrï- ViNG. Nieuwe Zylen by Engwie. rum. i C t c 1 1  85 Tegenwoordige Staat ALGEMENE BkchrY- ving. " '1 ( ( i 1 l \ n li ri i; I n r O al v< V tenyen op eene deerlyke wyze door het Zeewater werden overltroomd Om dergelyke onheilen eens vooral te voorkomen, en teffens aan Oostergo een beter uitwatering te bezorgen dan dit Gewest, door middel van alle zyne kleine Sluizen, in het Dokkumer Diep uitwaterende, tot nog toe genooten had, werden, volgens befluit der Heeren Staaten, ten jaare zeventien honderd negenentwintig, de Nieuwe Zylen by EngWierum in Oostdongerdeel aangelegd. In deeze Zylen, die ver de grootteen ?ansch Friesland zyn, en onder dit foort van Waterwerken in de Vereenigde Provinciën maar veimge haars gelyken hebben, heeft men drie sluizen, waarvan de middenlfe ver de grootlte s. De kosten hier aan beileed, beliepen 058000 e flatting van het Dokkumer Diep 60000, en lusfamen 298000 guldens. Doch ileigerde deee fomme vry hoog, het nut van deeze Zylen i nog tegenwoordig van groote uitgebreidheid, /len is daar door bevryd vant jaarlyksch onderoud van zes duizend roeden Zeedyk , loopende an Dokkum tot aan de plaats, alwaar men den ïeuwenDyk door het Dokkumer Diep heeft <*e!gd, na alvorens de Zylen, ten noorden van gelelde Diep, m vast land, voltooid te hebben. Ook daar door het onderhoud uitgewonnen van de lokkumer, Driezumer, Oudwouder en Kolluler zylen, welke alle haare uitwatering in het lokkumer Diep hadden; doch met eikanderen > ver na zo veel waters niet konden uitlosfen 5 deeze Nieuwe Zylen , welker uitwatering. »oral tegenwoordig, na dat men de Ee, of »arc van Leeuwarden naar Dokkum , geflat heeft,  van FRIESLAND. 87 heeft, ver de beste van geheel Friesland is, zo wegens de wydte der Sluizen als wegens den grooten val des waters, dat hier, by gewoone tyè'n, acht of negen voeten ryst en daalt, en hier, by hoog binnen- en laag buitenwater, eenen kleinen waterval te wege brengt. Hier by komt nog eene aanwinning van achttienhonderd pondemaaten lands, zynde niet alleen het zogenaamde Groenland, maar ook hetSlyk tusfchen de twee oude Dyken gelegen, naderhand van cverftroomingen bevryd gebleeven, en tot kostelyke Bouw- en Weidlanden aangelegd, welke tot dus verre in vruchtbaarheid de verwachting geenszins te leur (tellen, en der Provinciaale kas ten merkelyken voordeele (trekken, naardien, behalven de jaarlykfche Reëele goedfchatting der landeryen, de Speciën van bezaaide landen, koeyen, paarden, enz. van ïedei drie pondemaaten een Floreen, en dus van geheel zeshonderd Floreenen betaald moetei worden. , Ter gedachtenisfe van dit zo heilzaam wcri heeft men de reeds voorheen gemelde Pyramid opgerecht. Aan de Westzyde vindt min aan k boveneinde het Wapen van tnei land, en daar onder. TER EEUWIGER GEDACHTENISSE VAN DE OVERDYKINGE F 4 VAN Alge» meene Beschrt- viisg. I ^ Derzelver ; aanleg vereeuwigd door j een hartft eenen " Pyramide.  At-GEMfeEME Beschry VING, 1 1 ] ] g8 Tegenwoordige Staag VAN HET i DOKKUMER DIEP INDEN JAARE M D C C X X I X GELUKKIG V O L15 R A G T. Aan die zelfde zyde op het voetltuk leest men. ZES DUIZEND ROEDEN DYKS BE, SPA ARD , 'T GEWELD DER ZEE VERMIN D E RD, OOSTERGOO VAN WATER ONTLAST, DE PROVINCIE VERMEERDERD EN VERBETERD , lS DEEZE SUIL VOORDE NAKOMELINGEN IN 'T MIDDEN DER STROOM OPGEREGT. Aan de Oostzyde leest men. 'T GEWELD DER STROOM DOOR DRIE VERKORTINGEN VERZAGT ZYNDE , Is ÏET DIEP ALHIER GE DAMT OP DEN rWEEDEN JULV, TER PRESENTIE VAN )E EDELE ERENTFESTE HEEREN JR„ OCHAËL ONUPHRIUS BARON TOE CHWARTZENBERG EN HOHENLANDSIERG, GRIETMAN OVER DANTUMA'EEL; EN JR. PHILIP FREDERIK VEGE- LIN  van FRIESLAND. 89 LIN VAN CLAERBERGEN, GRIETMAN OVER HASKERLAND, C O MM IS SA RI EN DER EDELE MOGENDE HEEREN GEDEPUTEERDE STAATEN VAN FRIESLAND. De Zwdzyde pronkt met liet Wapen van SCHWARTZENBERG, En de Noordzyde met dat van VEGELIN VAN CLAERBERGEN. Naast aan deeze Engwierumer Zylen ter noorden heeft men de Ezuma- of Ezumerzyl. aldus genoemd naar de oude Ezonftad, zo beroemd in dc Kronyken , en naby deeze Zy eertyds gelegen. Oostdongerdeel heeft hiei door zyne uitwatering naar Zee , waarom ooi dezelve door de Zylplijtige Ingezetenen dier Grietenye onderhouden moet worden. Van Dokkun loopt derwaards eene vaart, de Zuir of Zuider Ee genoemd , waarin , naby gemelde Stad een Vallaat gevonden wordt, dat, voor ruin twintig jaaren , op kosten der Ingezetenen, ge heel vernieuwd en van Heen opgemetzeld zyn de, fomwylen vier of vyf voeten waters fchut zonder 't welk een voornaam deel deezer Grie tenye dikwyls onder water zoude Maan. Voo meer dan vierhonderd jaar vindt men reeds mei ding van de Ezumazyl; doch dezelve was toe maar van hout, en werd befchermd door ee Vestingwerk, dat in dc nabyheid lag, en was van de voorltanders van Graave Jan van Beyt ren zich, omtrent het jaar veertienhonderd c F 5 twir Alge- VI i ENE BüSCHRT' ving. Ezumazyl. 1 t l » r 1 1 r n 1-  Alge- bieiïke Beschry VliXG. I I t i 1 l c 9° Tegenwoordige Staat twintig, ter hunner verdediginge, tegen ó& . aanvallen der Friezen bedienden ; zynde vry waarfchynlyk nog heden, in de overgebleeven Hoogten daaromtrent, eenige puinhoopen dier plaatfe voor handen. Ten jaare zestienhonderd eenenzeventig werd deeze Sluis vernieuwd en geheel van Heen opgetrokken, op kosten der Ingezetenen, en onder 't bcffier der Heeren GeoroWtlko van Schwartzenberg en Hohenlandsberg* Heere van Yischhuizen en Wiarden, Grietman over Oosrdongerdeel, en Jr. Pniüppus van Humalda, Raad Ordinaris in den Hove van Fries, land. Ter gedachtenisfe van dit Werk vindt men nog hedendaags op de eene zyde de Wapens van Schwartzeub.Tg en/Ebinga van Huraalda, en daar onder deeze woorden: DEO ET POSTERIS. Georg Wilko van Schwartzenberg en Hohenlandsberg, Heer van Vischhuizen en Wiar den, Grietman over Dongeradeel, Oost zyde Ier Ulens, en Gedeputeerde Staat van Friesand ende Jr. Pbilippus van Humalda, Raad Jr dinar ts in dsn Hove van Friesland, beide recommr teert wegens de Eigenaars tot het eggen van de Kieuwe Sluis van Ezumazyl. Aan de andere zyde ziet men de Wapens en vaamen van de gelastigden der Meyers, van de .anneemers en Opzigters van dit Werk, en aar onder: ' D. O. M. E. P. S. Ecce  van FRIESLAND. 91 Ecce locum, quondam falfis ubi Dongria nostra Fluctibus oppofuit Hgnea claustra fuis. Tam miramur opus finnum tam furgere nostrum, Quodque tot impenfis haec Cataracta datur. Lignea deftructa est curisque recondita nostra, Schwarczenbergiacis ficut Humalda fuis. Annue tu espris Deus optime maxime nostris Neptuni ut fords hic reprimatur aqua. Egbert Burgman Zo is door Gods genadigen zegen de eerfl Steen van dit kostelyk Gebouw gelegt de S7 Juny 1671, des avonds tusfchen vier c vyf uur by de Heeren Wilco van Holdinga Vrvheer toe Schwartzenberg en Hohenland: berg Heer van Vischhuizen en Wiarden, O] in 't'achttle jaar, en jr. Frans van Humalda Old in 'telfde jaar,en heeftCornelius Bosmar Notaris Publicus , Fiscaal en Ontfanger va Oostdongerdeel, tot dit gebouw gedaan gro> ten dienst en yver. JE. M. S. Accipe posteritas quod per tua fajcula narres, Fluctibus hare Cataracta tuis Neptune refiftit. P. Humalc In 't begin der zestiende eeuw, en zo lang Oosftrumerzyl nog gangbaar was , kwam onderhoud van deeze Sluis ten laste der dorp Anium, Engwierum, Ee, Nykerk, P»zet Eioesfens , Mörra en de kloosters. Zion Weerd, beneffens de Aielyke Staaten Tjebbei Alge- rj eene Beschrt- ving. 1 a » d n )- 'a. de 't en s, en na en  Al GE- McENS BaSCHttY- VING. In West dongerdeel neeft ■ men waarfchynlyk ; meer dan eene Zyl gehad. * \ 92 Tegenwoordige Staat Sri » ' °°Strum ' A^ . Wet- S^^f"^ aan de W ^ Oostrum weXn'nS^^"^i^^ooromtrent tweeeeuoTdatdT" had,de0°^rumerZyJ tedammen, dêei n ; Tttè ^edeeIte OostdongerWe? T beh°0rl^e PeiI ^ water te jouden , zyn zommige landen , die voorheen hunne tutwatering door de Oostrumer-Zyd hadZvl-VcS ^ Ver^ge g^ragt om hunne Deeze l ^ ^ £zUmer Z>'J te beta^n. Deeze Schattmg Js echter zeer maarte , bedraa- gcnde met meer dan een' halvenimive* van £ pondemaate lands, hoe hoog of laag bokte gerdeel moge Joopen. De reden hiervan is ongetwyffeld deeze, dat die Janden geen' ande- m de Paezens door he[ om Dokkïrn tC?71 ï °Veii£ h« hu™« d^ 3h£ ^fst?°"S-ore?cel fchynt men eertyds eene uingf-aVeohebben' tCr P]aatfc d^ ^ S'J de,P$eze"s Ruitende , even boven Werum recht op den Zeedyk aanloopt. Ook f1 de )'flart > van Dokkum voorby de terpen Ihaure en Hantum naar Ternaard loopt, n vervolgens by de Vischbuuren tegen derl li Jri\ inSgelyks eene uitwatering in Zee ,ehad hebben; gelyk ook te denken Haat van de  van FRIESLAND. 03 de Holwerder Vaart, die by bet eerfte Tolhuis, uit de Dokkumer Trekvaart of Ee , voorby Kaard, ten westen van de dorpen Bornwerd, Foudgum, Brantgum en Waaxens, naar Holwerd loopt, zynde her buitenland, aldaar voorheen aangefpoeld, in den jaare 1580, en dat, welk men voor de Vischbuurcn heeft, tien jaaren laater ingedykt. Ferwerderadeel had oudtyds zyne uitwatering in de Middelzee door de Leye ; doch federi dat het Bildt is in de wereld gekomen, is d( Leye eene Binncnlluis geworden , welker Zyl ■ roede thans eene Binnenvaart is, die zo we met de Binnenwaters van Oostergo als met di< van Westergo gemeenfehap heeft. De uitwateringen van het Bildt laaten ziel best tot de nadere befchryving dier Grietcnys verfchuiven, om dat 'er thans geene te vindei is, die zich door eenige Sluis naar Zee ftrekt, gelyk eerst de Oude en vervolgens de Nicuwi Zyl, thans beide verlamd, daartoe plagten t< dienen. In Barradeel, dat naast aan het Bildt paalt vindt men, een halfuur ten Noorden van Har ïingen, de Ropta - Zyl, welke door koop he eigendom deezer Stad geworden is. De land ftreek tusfchen Franeker en de Bierumcn heel hier door haare waterlozing naar Zee, langs d zogenaamde Ried , welke van Franeker dei waards flroomt. Voorheen diendeze ook tc eene uitvaart voor de Schepen ; doch fedei lang isze, zo wegens merkelyke verzanding e opdrooging der gemelde Binnenvaart, als hc opgehoogde buitenftrand, daar toe nu nit meer van dienst. ' Harlingen heeft voorzt ke Alge* MEI NE Bl SCHRY" VING. De Leye was oudtyds de ' uitvvate' ring van . Ferwer, deradeel. 1 Het Bilde i heeft thans 1 geene • Zeeflui: zen. , In Barra. deel heeft men c RoptazyL t t t 1 t t f  Alge- meene Bbschry- viwg. Binnen Harlingen telt inen vier Sluizen. t 94 Tegenwoordige Staat ker geene reden om te wenfchen dat dit anders ware, dewyl nu alle doorvaart naar buitendoor de Stad gefchieden moet, 't welk haar in verfcheiden opzigten tot voordeel ftrekt. Harlingen, op Leeuwarden na , de grootfte en aanzienlyklre der Friefcfae Steden, is van vier Wateriluizen voorzien. Twee daarvan, de Rmnertsfluis en Landshuis, doorgaans het Landszyltje genoemd, dienen alleen tot waterlosfin«en worden ook anders niet dan daar toe geopend, De laatlle deezer twee Sluizen van minder noodzaakelykheid geoordeeld zynde werd in den jaare i^jgedamt; doch de ondervinding leerde eerlang datze geenszins voor overtollig te houden was; dezelve werd daarom in den jaare 1780 wederom geopend , hoewei merkelyk vernaauwd. De kosten hiervan werden door het Algemeene Land gedraagen, doch op deeze voorwaarde, dat de Stad het onderhoud daarvan in het toekomende voor haare rekening moest neemen. De twee andere Sluizen, die meer binncnwaards gelegen en by de naamen van Groote en Kleine Sluis' bekend zyn, dienen niet alleen tot weering van het buiten- en tot ontlasting van het binnenwater, maar ook tot ophouding van hetzelve wanneer het gerief der binnenvaarten zulks' by aanhoudende droogte, vereischt. Daarenboven geeven deeze Sluizen , inzonderheid de Lrroote, eene vrye uitvaart naar Zee aan de schepen,die van Franeker en elders komen', en en wil naar Holland of eenige andere plaatfen Ier Republiek hebben. Mak-  va» FRIESLAND. 95 Makkum, wel geene Stad, maar een zeer aanzienlyk en welvaarend Dorp of Vlek, had voor deezen twee Zylen. De voornaamftc vindt men in de gebuurte Statum, en is op kosten der Provincie aangelegd in den jaare 1663. De andere , die van minder belang was, en van ouds Oldeklooster zyl genoemd werd, lag meer ten Zuiden, en kwam ten laste der Zylpligtige Kigenaaren. Beide deeze Zylen hebben haare byzondere Zylroeden, welke het water uit het Makkumer of Koudmeer ontvingen , en door dezelve in Zee bragten. Doch de eerde deezer Zylen heeft men, in den jaare 1778, met zwaare kosten vernieuwd en merkelyk verwyd, om zo wel de fcheepvaart als uitwatering te begunftigen, en federt werd de andere Zyl min noodzaakelyk gekeurd, en daarom gedamt. De naaste Zyl aan die van Makkum is de Workumer, welke geheel en al tot last en voordeel der ftad Workum komt. Deeze Zyl is inderdaad van veel belang. De naastgelegen waterryke Grietenyen Wonzeradeel en Wymbritzeradeel moeten hierdoor ver het meesre var haar overtollig water flyten; ook wordt de fcheepvaart naar buiten door deeze Sluis groo telyks begunfticd , zynde zy wyd genoeg on groote Koffen en Smakken, zo te Workum ais or. andere plaatfen, meer landwaards in gebouwd, door te laaten. Ondertusfehen heeft deeze Stad. uit hoofde van de zwaare kosten, noodig tot het onderhoud van haare waterwerken, en inzonderheid van de huitenried of zool dei Zyl Alge» meene Beschrv- VING. Te Makkum had men eertyds twee Sluizen, doch thans maar eene. Worlramer zyl. 1 I t  5?Ö Tegenwoordige Staat Aloe- meene Beschry. ving. Hindelooperzyl. j ( » 1 c c d b Molquerumer f zyi. g b m ei Vi g d( bi Zyl, waar langs zo wel de vaart als uitwatering naar Zee Itrekt, meer dan eens aanzienlyke onderhanden uit 's Lands kas ontvangen. _ Hindeloopen, niet verre van daar, op eenen uithoek en ten grooten deele als een Schiereiland in de Zuiderzee gelegen, is insgelyks met eene Zyl voorzien, welke ten jaare 1619, op kosten der Zylpligtige Ingezetenen, grootelyks is verbeterd en verlterkt geworden. De groote toevoer van het binnenwater, dat uit de menigvuldige Meeren en Poelen van Hemelumer 01levaart voortkomt, zou de Stad zelve in geen dein gevaar brengen, zo hier niet een vrye :n ruime uitloop voor 't zelve gevonden wierd. Ondertusfehen valt het onderhoud deezer Zyl 'oor zo klein eene Stad als Hindeloopen en de rerdere aanleggende Zylpligtigen te zwaar om iet alleen te draagen. De Hooge Regeering es Lands heeft, dit inziende, dezelve ook meer an eens merkelyk onderfteund, en wel inzonerheid federt dat de geduchte wormplaag onze eewerken in 't zigtbaarst gevaar begon te rengen. De Molquerumer zyl, die zuidwaards van tindeloopen ligt, en haaren naam aan het bydegen dorp Molquerum verfchuldigd is, •engt, even als de voorgaande, zeer veel waters lar Zee, datze uit de aangrenzende Meeren 1 ruime waterplasfen in grooten overvloed ontingt; zonder echter tot de fcheepvaart naar buiten ïfchikt te zyn. De Ingezetenen van gemelde >rp, tot nog toe met het onderhoud deezer Zyl :zwaard zynde, hebben over dien last, niet zon-  M8 FRIESLAND. P7 zonder reden, menigmaal geklaagd; oordeelende . dat de belasting van het onderhoud zich even 1 verre als het nut der uitwateringe behoorde uit: te (trekken. Ook werd dezelve, ter voorkominge van dien last en de moeilykheid daarover, voor ruim eene halve eeuw gedamt; doch met d en uitflag, dat het nadeel, hier door aan de ontlastinge van het overtollige binnenwater toegebragt, by de Heeren Gedeputeerde Staaten groot genoeg gerekend Wierd, om den Zylpligtigenhet weder opruimen en gangbaar maaken van gemelde Zyl te gebieden. Die van Molquerum leverden wel een fmeekfchiïft aan 's Lands Staaten in, om van dien drukkenden last voor altoos ontheeven te worden; doch hebben 't daarmede niet verder konnen brengen, dan dat hun eene fomme gelds van twee duizend en twee honderd guldens uit 's Lands kas verfchooten wierd, om hen dus aan gereede penningen te helpen; doch onder dit uitdiukkelyk beding dat zy dezelve in drie jaartermynen wederom moesten betaalen, blyvende als van ouds het onderhoud der Zyl ten laste van Molquerum. Stavoren, ten zuidwesten van Molquerum> insgelyks aan de Zuiderzee gelegen,is van twee Zylen voorzien, welke van wegens den grooten toevloed van binnenwater, uit de menigvuldige Meeren en Stroomen van de Grietenye Hemelümer Oldevaart en Noordwolde derwaarda heen fchietende, een groot gedeelte van Westergo tot ontlasting van het zelve dienen, en de doorvaart nasr buiten grootelyks begunftigen. De Fluisfen, de Morrha, het Haanmeer, de groote Geriloot, de Gronzen» 't Fleit en G nog /IK ENK 3fSCHRÏ- Stavoren is van :wee Zylen voordien.  Ar.es. MEENE B'iSCHRV- VING. Take of TaikezyJ. 1 ■ 1 1 ( \ r #■ 'i x è z 9& Tegenwoordige Staaf nog anderè wateren van minder belang, 0nc lasten zich daar door in Zee. Het onderhoud deezer Sluizen en verdere Zee werken is voor Stavoren, vooral in deszelfs tege ivvoordigen toeftand, een drukkende last. De Staaten des Lands zyn daarom der Stad wel eens te hulpé gekomen, zon Ier evenwel daar toe eenige <£houdenheid te willen erkennen. ö Take of Taekezyl, bykans Oostwaards vanStavoren, legt in de Grieteny Gaasterland, aan eenen inham der Zuiderzee. In vroegere ryden en nog omtrent het jaar i495, Was deeze Zyl, beneffens die van Workum, dc eenige bekwaa! me haven voor Westergo. Doch feden dien tyd is de gedaante der zaakeri grootelyks veranderd, en ook deeze Zyl nu van minder belang dan wel voorheen. Ondertusfehen dientze noJ tot eene vrye en ruime uitvaart naar Zee sn tot uitwatering van verfcheiden Meeren en Stroomen. De'vaart derwaards is bekend bv 3en naam van Ee, of Ea, en wordt ook op rommige kaarten wel de Ryn genoemd. Uit het Slooter Meer voortkomende looptze door de bd Slooten, en geeft een' zeer bekwaame uit;aart naar buiten. Deeze Zyl was, naar 't chynt, wel eer een Grietenye Zyl: men vindt Ifhins aangetekend, dat aan den Heere S. vart )finga, op zyn. verzoek in den jaare 1644, ryheid verleend wierd tot het heffen van een' laatigen tol op de uit- en invaarende fchepen, m daar uit de kosten goed te maaken, die ereischt werden om de Zyl behoorlyk te veriepen en te onderhouden; doch thans komt y ten laste en voordeele der Provincie. Naast  mn FRIESLAND. 99 Naast aan deeze Zyl ten Zuidoosten vindt men die van de Lemmer, welke naar dit bloei-' jende en van ouds vermaarde dorp de Lemfter zyl heet, en van zeer veel nut is, zo om het binnen water, dat uit het Tjcuke Meer en andere : Wateren herwaards in grooten overvloed heen fchiet, naar Zee te leiden, als ook terbegunfiïginse van de uit- en invaart veeier fchepen, die hier eene goede haven vinden en eene genoegzaame diepte om dezelve aan te doen. Deeze Zyl, waarover voorheen ook wel eens "moeilykheid ontdaan is, wordt thans, even als Tteke zyl, op kosten van den Lande onderhouden. De Schooterzyl, • doorgaans de Oude Schooterzyl genoemd, ligt ten Zuidoosten der voorgaande , en is de laatfte der Friefche uitwateringen naar Zee, fchoon niet onmiddclyk aan Zee, maar in de Kuinder of Tjonger gelegen. Een groot gedeelte der Zevenwouden wordt daar door van zyn overtollig water ontlast. Dit kan ook zeer gcmaklyk gefchieden , dewyl gemelde rivier van daar naar Slykenborg ftroomt, zich aldaar met de Linde vereenigt, en vervolgens by het vlek of fteedje Kuinder in Zee valt. Deeze Zyl wordt nu, even als de twee naast" voorgaande, op kosten van den Lande onderhouden. Na dus Frieslands Buitenzylcn of Sluizen in orde afgehandeld te hebben , konden wy , dm de gelykheid der ftoffe, de Binnenzylen gepastelyk hiaten volgen; doch dewyl deeze veel in getal zyn, en de meeste daar van niets byzbnders behelzen, zou derzelver befchryving weinig meer dan eene drooge optelling' te achGa ter \LGE- iIEi'NE i 3üSCHRt' /ING. Lemfter» syU Schooter- I  Alge- meene Bl'schryvimg. Luchtsge. ïïeldheid in Friestand. I < 1 < 1 1 i I I I t ï | ïoo Tegenwoordige Staat ten zyn, waarmede wy den Leezer niet wenfchen te verveelen. Alles derhalven, wat daarZZl\TKammfkÜ1^ Z0U ^dienen,fpaa™W °ne byZ°ndere befchryving der Gnetenyen en Dorpen , waarin dezelve te vinden ftjannnde LuchtsSefteIdbeid in Friesland ilaat ons nu nqg iets te melden. Over t algemeen s dezelve taamelyk getemperd, en dus met ongezond, gelyk myen vfn ^ yuld.ge wateren en laage gronden fchynt te moeten verwachten, omdat daar door,voora m den Herfst en Wintertyd, eene vochtige en Dan T Sf?nde Jucht vero^akt wordt. ?envlr *?]l<; Winden' diü als d*n' buien Vorst , dikwyls , en nu en dan vry fterk X!T7 ' ZUiveren de l^ vm/v e t jwaade dampen en uitwasemingen , welke aarm anders zouden blyven halgen Aan! loudendevochtigeZuidevvmdenbrenlen daarom doorgaans, deeze of geene ongemakken -n ziekten voort, waar voor men door eene hooger luchtsgefteldheid bewaard zou zyn Jeeven. De groote onbeftendighei'd van VVe, II' t hlCr re4Iande vooral aandeZeeplaatfen leerscht, wordt van veelen , ten na lede innner gezondheid, te weinig in acht genonen. )ok gaan gemelde Westewinden wei 4m net regen gepaard, of worden 'er van gevoed ^tegenfjande dit alles leeven de £anK en, die de maatigheid weeten te betrachten . ezond zyn fterk, en worden oud, zo dat de oorbeelden van eenen tachtig-, negentig-, en zelfs1    van FRIESLAND. ior zelfs honderd jaarigen ouderdom hier niet ontbreeken , hoewel deeze laatfte zeldzaam zyn. Byzondere Landziekten heerfchen hier niet meer clan efders. De Scorbut , of Scheurbuik , gelyk men hier fpreekt, heeft dit Gewest met andere ftrceken van het Noorden gemeen. De Zomers zyn hier, even als in Holland en elders , taamelyk warm en droog, zelfs in fommige jaaren wel eens zeer heet. In den Herfst heeft men hier vcekyds dampig , mistig en regenachtig Weder ; ook fteeken 'er dan wel eens hevige ftormwinden uit het Zuidwesten, Westen of Noordwesten op : en van deeze zyn de laatfte voor Friesland , uit hoofde van dc ftrekkinge zyner Zeedyken , ver de gevaarlykfte, gelyk op den veertienden en ecnentwintigften der Slagtmaand van 177$ en 1776 gebleeken is, zynde toen, en wel inzonderheid door den laatften ftorm, zeer veel fchade aan Frieslands Zeewerken in 't gemeen, en aan die van Harlingen in 't byzondcr toegebragt; waarvan de inwoonders dier Stad nog heden gevoel hebben, door het draagen eener belastinge van twaalf ftuivers op ieder Schoorfteen , en van vyftien ftuivers op ieder Anker Wyn , welke toen , met goedvinden der Meeren Staaten, boven de oude belasting, voor den tyd van acht jaaren is ingevoerd, om daar uit de middelen tot herftelling der geleeden fchade te vinden. Het zo even gezegde wegens het Herfstweder vatte echter niemand zo op, alsof men hier nimmer eenen warmen, droogen en aangenaamen Herfsttyd had. Niet zelden wordt de Zomer daar door als verlengd, en de barre wintertyd G 3 ver- Alge» melne BeschrY-» ving. Verfcheï. denheid van Weder*  102 Tegenwoordige Staat Alge- meeive Beschryvisg. verkort: 't welk reeds al voor nuttig te houden is , te meer omdat dan de vruchten op haaren tyd gewonnen , en de koornlanden naar vereisch bemest, beploegd en bezaaid konnen worden. Ik zwyg dat een drooge Herist, volgens veeier waarneeming, voor eeif voorboode van een volgend vruchtbaar faar rnag gehouden worden. Maar hoe ook de Herfst afloope, de Winters vallen in deeze Gewesten wel eens vry geitreng, gelyk met veele voorbeelden ligtdyk te {haven viel : dit alleen zy daaromtrent genoeg, dat, by ons geheugen, de Zuiderzee wel eens zo digt bevroozen is geweest, dat men uit Friesland in menigte, met paarden en fledei, naar de Hollandfche kust over ftak. Met Oostelyke, Zuid - en NoordOostelyke winden heeft men hier doorgaans de ftrengite koude, hoewel het ook nu en dan met andere winden wel eens, doch minder, fterk gevroozen heeft. Ten aanzien van het beginnen en eindigen der Vorst, valt uit het eene jaar niet het minfte gevolg tot het andere te trekken; doch dit gaat vry algemeen door , dat, wanneer het in de afgelegene Gewesten van 't Noorden en Oosten fterk begint te vriezen, men in deeze oorden ook doorgaans al dra meer of minder vorst kryge. Somwylen loopen geheele Winters zonder merkelyke Vorst voorby. De Sneeuw valt hier te lande zelden zo veel en dik als wel in andere Gewesten ; doch zoze tot eene maatige dikte valt, isza voor de Winterluchten van zeer veel nut, om lat dezelve daar door voor de ftrenge koude en fcherpe winden beveiligd wor-  van ¥ R1ESLAND. 103 worden, terwyl de falpeterlge deelen den grond Algeter bemestinge dienen. De Lente evenwel , BESCimy. hoe draaglyk en zacht ook de Winters mogen vlKG, zYn, fpant verre de kroon. Men heeft ondertusfehen in Lente- en Grasmaand , ja zomwvlen in Bloeimaand, wel eens koude en vorfticre nachten , tot merkelyk nadeel van de blSeyende Ooltboomen en andere gewasien. ■ Poch dit is verre van algemeen ie zyn, en dus blyft deeze tyd der herleevende Natuur aangenaam voor menfehen en beesten beide. Aan Donder en Blixem is men hier te lande Doote^ op verre na zo veel niet onderworpen als in de b Mer bergachtige Gewesten van Duitschland en „iet zo Srs : in echter is men 'er hier geenszins van ^ bevryd ; zelfs gebeurt het wel eens, dat dit ontzachlyk verfchynzel der Natuur hier vry zwaar .vernomen en van jammerlyke af brandingen van Huizen, Schuuren, en wat des meer is, gevolgd wordt. Doch in deezen zo wel als in andere opzichten ftaat Friesland zo gelyk met de andere, vooral vlakgrondige , Nederlandfche Gewesten, dat wy ons daarover niet behoeven uit te laaten. G 4 DER-.  104 Tegenwoordige Staat algemeens Beschry- vinü, DERDE HOOFDSTUK. Over de Oudere en laatere Friezen , bunne* geaartbeid, beftaan en leevenswyze. Nadere Befchryving der Friezen. Na de algemeene Befchry ving van Fries, land, door ons in de twee voorgaande Hoofddeelen opgegeeven, liggen deszelfs Bewooners mtuurlyk aan de beurt. Reeds in het eerde Hoofddeel bleek ons, dat de Friezen van Dujcfche af ko.ust, of althans met de Duitfchers van den zelfden oorfprong zyn. Om derhal ven het gezegde hier niet te herhaalen, beginnen wy met de Oude Heidenfche Friezen wat nader te fchetfcn. De Friezen waren doorgaans vry lan* van geftalte, geel van hair'. Hunne geftalte en geaartbeid. Maaken weinig werks van de kleeding. enopflag van oogen , fterk van. lichaam, en wel gehard tegen honger en koude, maar minder tegen zwaaren arbeid en veele wederwaardigheden. Hitte en dorst konden zy het minst van allen verdraagen. Vlug en vaardig van lichaam zynde, waren zy recht gefchikt tot de Jagten Visfchery, gelyk ook tot den kryg en andere gewigtige onderneemingen. Van de kleedinge werd weinig werks gemaakt, vooral in jongere jaaren, wanneerze geheel naakt hepen, 't welk niet weinig toebragt om hen tegen koude en andere ongemakken des te meer te wapenen. Een beestenvel, dat het > lichaam  van FRIESLAND. 105 lichaam maar ten deele dekte, en met een nagel of doorn om den hals vastgemaakt, doch fieraadshalve wel eens met zeker vocht van Zeedieren, waarfchynlyk Robben, befchilderd werd, was voor volwasfenen, inzonderheid by felle koude , alles Wat tot hunne kleeding noodig was. Die onder hen van 't. eeriïe aanzien waren droegen een' Rydrok , welke met een gesp , of, by gebrek daarvan , met een doorn om den hals toegemaakt was, en zo digt om 't lyf floot, dat hunne waare geflalte 'er bykans even kenbaar om bleef. De klceding der Vrouwen verfchilde weinig van die der Mannen, uitgezonderd dat zy zich doorgaans van linnen kleederen, met purper verfierd, bedienden, en hals en armen bloot lieten. Het Hoofdhair, dat doorgaans ros of geelachtig was, merkten zy als hun voornaamfie fieraad aan ; gaven zich veel moeite om het door zekere loog, van asfche toebereid, nog fchooner te maaken; knoopten of vlogten het boven op het hoofd famen, en overdekten het met een klein kapje ( f De Romeinen namen, (f) Het vlegten des hairs is in Friesland nog niet . ganfchelyk in onbruik. Veele Vrouwen uit den Burgerftaat , welke zogenoemde Duitfche Mutfen draagen, bedienen "er zich van; doch te Hindeloopen en Mol. querum, daar zo wel de Taal als Kleeding het naast aan die der Ouden komt, heeft inzonderheid nog eene dergelyke behandeling by de Vrouwen plaats, zelfs het Weeken van 't hair niet uitgezonderd, 0$ \tat' weene BeschrY- /ing. Maar veel van het hoofdhair.  Algeme r ne Beschry- ving. MetBaarc cn Knevels han> delden Tiïet aller op dezelt: Oo piagtenze wel holen onder de aarde te maaken en daar op veel drek te brengen, tot een fchuilplaats voor de koude, en ter bewaaruu van hunne graanen en andere noodwendigheder. die geene harde vorst verdraagen konden, h was 'er gevaar van door den vyand overvalk < oorfprong te zoeken van veele Dorps naamen, wel op urn, gumt- of bem eindigen. In de beide -Stelhn werven draagt deeze ruimte den naam van fln.il:, w ke in 't Engelsch den uiterften kant of rand van ïei by voorbeeld van eene fontein, betekent; t welk d genoegzaam hetzelfde is met hiem; doei hoe het bygeko;nen, dat de Stellingwervers m deeze benaam gé meer overeenkomen met de Engelfchen, dan de 0' rio-e Friezen, wier taal met de Engelfche zo naau.v v makgfehapt is, laat ik aan anderen, tér'beOisf^p, ov (*3 Zie boven, "bladz. 22. AlgemeensBesch&y- ving. | l t j \ r c y & e i n. n :n te S' :ls,an '1 n■e:r-  AlgemeensBcscnuy. VING. Visfchen en jaagei was 't ge woone be dryf der Mannen. Zy bediendenzich In den kryg van zeer eenvoudige wape nen. ] i i 1 1 ] t Hunne 2 paarden i 108 Tegenwoordige- Staat en uitgeplonderd te zullen worden, dan rekendenze deeze bewaarplaatfen nog niet veilig o-enoeg, maar begroeven 't beste hunner bezittingen, hier of daar, bedektelyk onder den grond. Hunne leevenswyze kwam volmaaktelyk over| een met zulke wooningen. Visfchen en jaagen was de gewoone bezigheid der mannen. De Landbouw en Veevoeding kwam niet genoeg by hen in aanmerking om 'er zich veel meê re moeien; zy lieten dus *t eene en andere over voor de vrouwen en ouden van jaaren, wien 't jaagen en visfchen reeds'ontkomen was. Paardryden en zwemmen was voor hun eenaangenaam tydvcrdryf, en kwam hunne krygszugtige geaartheid, by voorkomende gelegenheden , wonderlyk te fbadc, vooral om gewapend en te paarde de grootte rivieren en ltroomen over te zwemmengelyk zy dit meesterlyk verftonden. Toen het yzer, "voor.il in de. vroegfte tyden, nog fchaars by hen was, bediendenze zich niet zo zeer van zwaarden of groote lansfen, als wel van zekere ipeeren, Frameën genoemd, en voor aan het eind met Sen fmal en kort yzer voorzien. Hier mede «risten zy zeer behendig zo wel van verre als van ïaby te vechten. Behalven zulke Frameën had Ie Ruitery ook nog langwerpig vierkante fchillen, van teenen gevlogten, en met beeldwerk >efchilderd,* terwyl het Voetvolk van eene meligte werpfchichten voorzien was, met welke iet fhedig wist om te gaan, en zeer juist te reffen, Harnasfen en ftormhoeden zag men clden by hen. Hunne paarden waren wel iel in \ loöpén, maar niet zeer afgerecht op ' ' het  tan FRIESLAND. 109 het wenden en keeren ; en dus belfond de meeste kracht in 't Voetvolk, waaronder de bloem der jeugd gevonden werd. Vrouwen ten Einders verzelden hunne Mannen en Vaders in den kryg, moedigden hen tot dapperheid aan, en droegen zorge voor de gekwets ten, zich niet ontziende hunne wonden uit te zuigen, en de terug dcinzenden weder tot den irryd aan te fpooren, om liever , voor hunne eere, vryheid, huisgezinnen en bezittingen kloekmoediglyk ftr.ydende, te fncuvelen, dan met fchande te leeven. Zelden gebeurde het ook, dat een krygsman zonder fchild en wapentuig uit den ftryd kwam: want dit was eene onuitwischbaare fchande. Als het krygsgefchrei, waar meê men gewoon was den aanval te beginnen , door de lucht klonk, toonde zich ieder een held te zyn: deinsde men eens wat te rug, 't gefchiedde om 't gevecht daarna met des te meer kracht te hervatten; en dus was het geene kleinmoedigheid, maar enkele voorzigtigheid. Een volk van zulk eene getartheid moest noodzaaklyk weinig fmaak en kennis hebben van de befchaafde weetenfchappen, welke by Romeinen en Grieken op eenen hoogen prys donden. Dit was ook inderdaad hun ge/al, zelfs ïn zo verre , dat mannen en vrouwen noch leezen noch fchryven konden; waarvan "t onmydbaar gevolg geweest is, dat ons geene berichten wegens hunne vroegfte oudheden door hen zeiven zyn na^elaaten; en wy alles, wat wy daarvan weeten, aan de fchriften der Ro ■ meinen verlchuldigd zyn. Wier- Aloe-* ■ • MEBNE BéscMyS VINCi. waren fiie! maar niet behoorlylc afgerecht. Vrouwen en Kinde. ren gingen meê ten ftryde. Berchaafde weetenfchappen werden van hun niet geoeffend.  lio Tegenwoordige Staat fli.es- ML'ENK Beschrï- V1NC. Gelyk ook de Koophandel niet. Wat omtrent het Huwelyk van hun ty in acht genomen. Wierden de Weetenfchappen by hen veronachtzaamd, tot den Koophandel hadden zy insgelyks noch lust noch gelegenheid : want behalven dat zy, wegens hunne fobere leevenswyze, van geene uittrcdrekte begeerten wisten, en zich met weinig te vreden fielden, mangelde het hun ook aan die kundigheden , zonder welke geen koophandel van eenige uitgebreidheid te dry ven valt. Hun voornaamiW handel was anders niet dan eene vervvisfelingvan waare tegen waare, en dat nog maar alleen binnens lands tot noodig gerief. Geld was ook weinig by hen in achting, en 't zilver nog af doorgaans meer gewild dan het goud, omdat het in den dagelykfchen omgang van meer' dienst geoordeeld wierd: van zilveren vaatwerk en andere huisverfierfelen, fchoon het hun ook van andere volkeren vereerd ware, maakten zy echter weinig werks. Niet ten oorloge of ter jagt zynde, zat men heelc dagen ledig by den haard, daar hun vleesch gebraaden en hunne fpyze bereid werd ; doch in de Vergaderingen en plegtige maaltyden , hadden de Mannen hun afgezonderd vertrek , waarin geene Vrouwen werden toegelaaten. By 't aangaan hunner Huwelyken werd de gelykheid van jaaren en grootte des lichaams doorgaans naauwkeuriglyk in acht genomen. Nooit trouwdenze hunne kinderen jong uit , om hunne krachten niet te vroeg uit te putten. Voor zyn twintiglte jaar te trouwen werd fchandelyk gerekend, daar lang ongetrouwd te blyven tot eere Itrekre. Meer dan eene Vrouw te neèmen, fchoon by andere volkeren gemeen , was  van FRIESLAND, m was hier onbekend; hebbende het alleenlykden voorr.aaniften en aanzienlykften vrygeftaan zulks te doen , doch meer om hunnen ftaat te vergrooten, dan wel uit onkuischheid. De Bruidfchat werd niet door de Vrouw aan den Man » maar door den Man aan de Vrouw gegeeven; en de trouw gefchiedde in de tegenwoordigheid van Ouderen en Bloedvrienden, aan wien hec ftond over de Giften van den Bruidegom te 'oordeelen , en 'er iets van het hunne by te voegen. Deeze Huwelyksgaaven, de geaartheid des volks uitdrukkende, ftrektengeenszins tot Vrouwelyke dertelheid of pronkery, maar veel eer tot verfterking van den egt: want zy beftonden. doorgaans uit een koppel Osfen en een gezadeld Paard , met Schild , Spies en Boog. De Vrouw op deeze wyze verkreegen zynde, gaf ook gemeenlyks eenige wapenen aan haaren Man. 't Een en ander befchouwde men als den grootften band, ja als de Heiligdommen en Goden des Huwelyks : ook werd der Bruid daar door te binnen gebragt, datze, als medegezellinne van geluk en ongeluk, aangenomen was tot dezelfde gedachten van oorlog en vrede ^ zo wel als alle andere lotgevallen des leevens , en deeze dingen en oefteningen over te erven had aan haare kinderen. Na dus den egt voltrokken te hebben, leefde mer doorgaans kuisch en tuchtig. Zelden hoorde men van overfpel. Hoogjyk roemt Tacitus deeze eerbaarheid onzer Voorouderen, wanneei hy zegt: „ Niemand lacht daar met de on „ deugden; en fchenden en zich te laater „ fchenden heet men daar geen wereld" Alce- meene beschrY- viko. Zvleeftett doorgaans kuisch en ; tuchtig. I  MKENB BESCkRV- VING. Eene overfpeeligeVrouw werd zonderlingvan hun geftraft. li ia Tegenwoordige Staat (♦") Dat is, 't was by de Oude Duitfchers en Friezen zo niet als by de Romeinen , daar men fpeelde met de ontucht, enze bemantelde met de manieren der eeuw , zeggende : de tyden brengen bet nu zo mede. Was eene getrouwde Vrouw Ongelukkig genoeg van zich in ontucht te verloopen, zy werd, ter ftralfe van dood en leeven, haaren man in handen gefield, die haar met afgefneeden hair en ontblooten lichaame, in tegenwoordigheid der bloedvrienden , ten huize uit en voorts met een geesfel de geheele wyk door dreef'; zynde zulk eene misdaad voor zo onvcrgeeflyk by hen gehouden, dat noch fchoonheid , noch jongkheid, noch rykdom, haar aan een' anderen man kon helpen. ( f ) Zy hadden wel het recht, maar niet de Barbaarfche gewoonte, van hunne kinderen te dooden of te vondeling te leggen , om alzo het bezwaarende getal te verminderen , en den last van derzelver onderhoud en opvoedinge te verligten, gelyk by de zo zeer befchaafde Grieken en Romeinen plaats had. Weshalven dezelfde Tacitus hierover, tot onzer Voorouderen grooten lof, wel mogt uitroepen: „ dat de „ goede gewoonten daar meer vermogten „ „ dan elders de goede Wetten" Dan hieromtrent moeten de loffelyke zeden, in vervolg van tyd, eene groote verbastering onder* f*) Nemo iliic vitia ridet ; nee corrumpere et corMjmpi Seculum vocatur. Tacit. de Mor. Germ. c. 19. ( f) T citus de Mor. Germ. c. 19. CS) Plus ïbi boni Mores valent, quam alibi bot* leges. Tacit de Mor. Germ. c. 19.  W FRIESLAND. 113 dergaan hebben, naardien het,by het doorbreeken van 't Christendom hier te lande, in gebruik en geoorlofd was, de nieuws gebooren kinderen om het leeven te brengen, zo lang zy geen melk en honig geproefd hadden: waarom het wel gebeurde, dat zy,- die de wreedheid der ouderen afkeurden, en de kinderen in het leeven poogden te houden, hun by derzelver geboorte, zo ras mogclyk, eenige melk en honig in den mond ftreeken. Naar het verhaal van zekeren ouden Schryver, die ons het Leeven van den ff. Ludger heeft nagelaaten, zou dit gefchied zyn omtrent Liafburg, de Moeder van gemelden Ludger, zo dra zy ter wereld was gekomen: „ want volgens het bevel van „ zyne Heidenfche Grootmoeder van Vaders zyde, die verdrietig was, dat haaren Zoone Tjadgrim aUeenlyk Dogters gebooren wier„ den, zou men de Moeder van deezen geze„ genden Ludger < op het eigen oogenblili „ haarer geboorte, hebben moeten verdrinken: „ dan, toen de flaavinnen dit wreed bevel fton« „ den uit te voeren in eenen emmer vol wa 5, ters, ftreefde het wigt daar tegen aan, et „ vatte met uitgeürekte armkens en handet „ den rand des emmers aan, als niet willendi „ verdronken worden. Midlerwyl kwam 'e „ eene Nabnurinne by , die dit voorval al „ eene befchikking der Hemelfche bermhartig „ heid befchouwde , en medelyden met he ,, kindeke had; waarom zy het der flaavinn „ uit de handen rukte, 'er meê naar huis liep „ en in alleryl een weinig honig in den mon „ Hak; wvl het ongeoorlofd by de Heidene H » wï algemeens Beschrï- ving. In de oudde tyden werden geene kinderen van hun gedood of te vondeling gelegd. Na dat de kinderen iets ge» fmaakt hadden , mogt het ook zelf» naderhand niet gefchie» den, t t ; I t i 1 s  ii4 Tegenwoordige Staat Aloï- M*«NE BïSCHftY- VING. Het was eene eei veele, c eene fchande geene ki deren t< hebben. „ was kinderen te dooden, die iets het min„ lte gefmaakt hadden" ( ). Had het dooden en te vondeling leggen der nieuwsgebooren kinderen, in de vroegfte tyden, geene plaats by onze voorouderen, de onnatuurlyke en verderflyke gewoonte van dezelve door vreemden te laaten zoogen was toen insgelyks onbekend. Elke Moeder zoogde haare eigen kinderen, en voeddeze op zonder dezelve aan Dienstmaagden of Voedfters toe te betrouwen; weshalven de oude ruwheid, in deezen althans, zeer verre boven onze hedendaagfche befehaafdheid te fchatten is. Een talryk gezin van kinderen te hebben werd e'by hen tor eere gerekend, terwyl hy die geene n kinderen, of geilagt had in geene waarde was. By Oomen en Moeyen waren de zusters kinde» v ren alzo wel als by hunne eigene Ouders gezien. Sommigen zelfs hebben deezen band des bloeds heiliger en naauwer gerekend, en gaven 'er daarom naauwkeuriglyk acht op in het kiezen van pandsmannen, even of die huis en gemoed nader waren. Wat iemand meer bloedverwanten en aangetrouwde vrienden had, wat zyn ouderdom aangenaamer en ontzaglyker ware: want men moest zich de vriend- en vyandfchappen zyner ouderen en nabeftaanden noodzaaklyk aantrekken: en echter was men niet or.verzoenlyk. De voldoening en boete werd van het ganfche geflagt aangenomen; en dit was zeer nut en dienfiig voor het Gemeenebest: want daar de vryheid grootst is, is de vyand- (*) Zie Schot. Befchr. van Friesi, b!. is.  van FRIESLAND. 115 vyandfchap gevaarlykst. Deeze manier heeft by ónze Natie geduurd tot op de Saxifche tyden. Al wat iemand by zynen dood naliet, verviel op de kinderen of naaste bloedverwanten, zo 'er geene kinderen waren: want men wist van geen Testament maaken Geen ander Volk was zo zeer tot gastery en herbergzaamheid genegen: een' mensch niet te herbergen werd voor zeer onbetaamelyk gehouden. Elk ontvingze ter tafel naar zynen ftaat: begon'er iets te ontbreeken, de Waard ging net zynen Gast, ongenoodigd, by zyne buuren, en werd 'er met dezelfde gulhartigheid ontvangen. Tusfchen bekenden en onbekenden was in 't herbergen geen onderfcheid. Vertrok iemand , men gaf hem dat hy eisch te, hebbende men van anderen eene gelyke behandeling te wachten. Zy verheugden zich ir giften, doch werden daar door niet verphgt noch rekenden iemand hunne gaaven aan. 'tOnt haal tusfchen Waard en Gast was mild en zoet Van den ftaap orgeftaan-, ging men in het Bad en doorgaans van warm water, uit hoofde de koude lucntilieek; en na zich gewasfehen t hebben aan 't eeten, zittende elke man byzor der aan zyne tafel. Lang te flaapen, en ee goed deel van den dag door te brengen me eeten en drinken, was de manier in 't onthat len d( r gasten. Doorgaans gingenze over da gewapend, inzonderheid tot hun werk, hand< en gastmaalen, op welken het niemand t< fchande <1 rekte, den dag en nacht al drinkenc aan één te knoopen. Menigvuldige twiste vielen hier, naar de wvze der bezoopenet H 2 v°0 Algenip. ene Bl-SCHRYving. Zy waren zeer genegen tot gasrery en herbergzaamheid. L t r 1 t - Zv etagen y doorgaans 1 gewapend , 't en knoope ten al drinn kende den nacht 'wel 1' eens aan ", d«i dag.  H6 Tegenwoordige Staat Alge- meene Beschry- ving. Zy waren openhartig en getrouw in het houden van hun woord. ln den dagelykfchen omgang had by hen eene groote gemeenzaamheidplaats. voor, welke zelden by enkele fcheldwoordes bleeven; dikwyls haddcnze wonden en doodflagen ten gevolge. Over 't verzoenen der onderlinge vyandfchappen en oneenigheden , het trouwen hunner kinderen, en 't maaken van Overheden , Oorlog en Vrede, plagtenze op hunne gastmaalen te raadpleegen , even of het gemoed , gelyk Tacitus het uitdrukt, op geen' tyd meer open'ftond voor eenvoudige gedachten , of zich verhitte op groote Cf). De Natie was niet listig of bedrieglyk, maar openhartig, en beminde daarom alle openingen van 't gemoed; niettemin wasze gewoon 't geen heden voorgeflagen was morgen te herkaauwen, en dan -te bepaalen 't geen het beste geoordeeld wierd. In getrouw hun woord te hou« den werden zy van niemand overtroffen; al hing 'er ook hun leeven en vryheid aan, zouden zy het zelve niet verbreeken. In hunnen dagelykfehen omgang had eene groote gemeenzaamheid in de huisgezinnen plaats. Het onderfcheid tusfchen Heer en knecht viel' 'er naauwlyks te ontdekken ; by en met eikanderen van gelyke fpyze te eeten was onder hen 't gebruik. Op de gastmaalen alleen deed zich de Huisvader van zyne Jongelingen oppasfen en bedienen. Hunne fpyze had niets gemeens met onze hédendaagfche lekkernyen , en Cf) Tanquam nullo magis tempore aut ad fimplices cogitationes pateat animus, aut ad magnas incalefcat, Tacit. De Mor. Germ. c. 12.  van FRIESLAND, 117 .enbeftond, ten grcoten deele, uit in het wild p-ewasfen ooft, versch vleesch van wilde dieren , of gedolde melk, boter en kaas. En nog mogt het den Friezen, aan de Zeekust woonende, zo goed niet beuren; hebbende deezen, die doorgaans de armften waren , by gebrek van vee, zich moeten behelpen met visch, dien men in de lucht, by wind en zonnefchyn,gedroogd had. Hun drank was niet anders dan een kookfel van water en garst of ander graan, veel evereenkomst hebbende met ons heuendaagsch Bier, en niet ontbloot van eene dronkenmaakende kracht. Die het naast aan den Ryn woonden, hadden evenwel ook kennis aan Wyn, en maakten 'er gebruik van. Over 't geheel warenzc zeer maatigin'teeten, en wisten van geene overdaad, oordeelende dat de fpyzen flegts tot ftilling van den honger dienden. In het drinken bezatenze zich óp verre na zo goed niet, zynde de dronkenfehap hunne gemeende misdaad, en teffens de bron van vee lerhande gefchillen, vechteryen. en doodflager geweest. , in hunne byeenkomften en gasteryen vermaak tenze zich met het fpel van htmne jongelingen die gansch naakt tusfchen bloote zwaarden et fcherpe fpiesfen wisten door te fpringen; zon der datze voor die ftoute dartelheid eenig andere belooning dan den 'roem hunner vaat digheid ontvingen. By min plegtige gelegen heden, en zelfs wanneerze nuchteren waren toonden zy aan het dobbelfpel, als of het ee werk van vernuft ware, zeer verkleefd te zyn sy gingen 'er met zulk eene roekclooshei H 3 va Alge- meene LSlïSCHUY- ving. D« maa ■ tigheid werd beter by hen in 't eeten dan in 't drinken bewaard. • Hadden t zonderlin[ ge fpelen op hunne ' gastmaa: 'en, en „ waren zeer over- * gegeeven ■> aan het 1 dobbel. . fpel. i 1  ii3 Tegenwoordige Staat Algk- MEKNK Seschry* vikg. Hoe zy ir de verdeelingeder landei te werki gingen, en met dezelve handelden, van winst en verlies in te werke, dat zy, na alles verfpecld te hebben watze in de wereld hadden, niet fchroomden, hunne vryheid ten laatften op den teerling te zetten, Ëri -jvjerd ook deeze verlooren, zy lieten zich, fchoon jongen fterk, zonder tegenftand binden en a!s flaaven verhandelen; 't g :en ook al doorgaans gefchiedde, om zich zeiven van de lchaamte der fpeel- en winzugt te ondhan ( * ). Als Tacitus ons (f) verhaalt, dat de geheele Burgerfchap de landen by beurten aantastte , en onder zich, naar gelang van 't getal der bouweren, verdeelde, wil hy waarfchynlyk ejgen, dat 'er groote ruime velden hebben gelegen, die niet teffens van de geheele Natie gehavend en gebruikt konden worden, en dat men daarom gewoon was zo veel aan te tasten als men kon bebouwen, 't uitgebouwde te laaten liggen, en dan weder een ander gedeelte te neemen, en onder eikanderen te verdeelen, gelyk uit hoofde der voor handen zynde groote en ruime velden, welke ledig lagen, ligtelyk kon gefchieden. De Bouwlanden veranderden zy doorgaans van jaar tot jaar, dewyl zy niet ge» woon waren, hunnen arbeid uit te ftrekken naar gelang van de vruchtbaarheid of ruimte des lands, om boomgaarden te planten, hoven aan te (*) Tacitus, hier wn fpreekende, zegt: Ea est in reprava pervicacia : ipfi fiitm vocant; 't welk door Hoofd dus wordt overgezet: 7mI'< een' Jiyfzinnigbeid is de hunne in een' Jlimme zaak : zy luiden beeten 't trouw. Tacit. de Mor. Germ C. 24. ( f ) De Mor. Germ. C. 26.  van FRIESLAND. 119 je leggen, en weidlanden te betuinen. Koren was 't eenige dat zy van het land vorderden: de verdeeling des jaars in vier getyden was by hen niet in gebruik; Winter, Meityd en Zomer hadden hunne naamen; doch de Herfst was hun onbekend. . ■ ^;.. By 't begraaven hunner Dooden had geen prachtige toeftel plaats; zynde zy gewoon geweest, hunne lyken, op eenen ftapel van hout, tot asfche te verbranden. Slegt ot gemeen hout zonder onderfcheid werd hier toe gebezigd, als de veritorvenen, in hun leeven, tot den gemeenen rang behoord hadden. Waren zy daar boven verheven , en in by zonder aanzien of achtin? ge geweest, dan bediende men zich van een byzonder foort van hout; doch het vermeerde, ren van den Houtftapel, door ingeworpcne kleederen en welriekende fpeceryen, gelyk de Romeinen en Grieken deeden,had by hen geen plaats, Alleen was men gewoon, de wapenen van der Overleedenen in het Lykvuur te werpen : fomtyds werd 'er het paard bygevoegd, waarvan hy zich in zyn leeven bediend had. Van kostbaa re en prachtige Graffchriften en gcdenktekencr maakten zy nooit gebruik, oordeelende dat dk maar ter bezwaaringe der dooden dienden. Dc asfche verzamelden zy zorgvuldiglyk in eeneftee nen kruik of pot, begroeven dezelve, en fta pelden 'er groene zoden van aarde op, on dus het graf in geheugenis te houden. Het klaa o-en en kermen over eenen dooden duurde me fan»maar de inwendige fmert ileet langzaam. Men zal ligtelyk befeffen dat een volk, waai by zulke fterke trekken van ruwe eenvoudighei H 4 1 ^LGI- ' M EENE 3r-SCHRÏ- HNS. De dooden werden van hun verbrand. 1 t ' Zy had1 den geene e  120 Tegenwoordige Staat AlgemeensBkschry- ving. Tempels, en merkten de beelden alleen aan als zinnebeelden. Bosfchen i en Waran J den heiligden zy 1 hunnen 1 Goden ( toe, van / welken Zon en < Maan de t voor- , naamfte waren. ^ 1) r v d Van de Romei- d nen heb- n ben zy ge- y Iserd ook 1 ri te vinden waren , niet zeer gefchikt was om eenen Godsdienst te bclyden en te oeffenen, die aan de voorfchriftén der gezonde Reden volkomeiyk beantwoordde. En echter overtroffen zy in deezen nog de Grieken en Romeinen: want zowel als deeze onkundig zynde van den waaren God, hielden zy het nogthans voor zeer onbetaamelyk, de Goden binnen den omtrek van munten en wanden op te fluiten. Tempelen en andere Godsdienltige gedichten waren hun dus onbekend. 13eclden en gelykenisfen haddenze wel als zinnebeelden, maar oordeellen , dat de Hemelbewooners in hunne eere /erkort wierden, doorze in eene menfehelyke gedaante te vertoonen. Bosfchen en Waranlen heiligden zy aan hunne Goden, en noemdenze mar hunnen naam. Voordat de Romeinen hier te ande de hekken verhangen hadden, waren Zon :n Maan twee der voornliamfte Godheden, en bmmigen zyn riet vreemd van te denken, dat le Zon geëerd wierd onder den naam van Tuison of Tuiscon, in hunne taal zo veel als tie of 'ie zon betekenende, en dat men aan de Maan ien van Mannus gaf. Zekerder is het dat de )uitfehers Tuiscon en Mannus als den OorDrong hunner natie eerden , en in hunne liede;n, het eenig middel om de gedachtenis van oorleeden gebeurtenisfen te bewaaren, roemen. In de vroegfte tyden hadden zy geene andera in de gemelde Godheden; doch van de Roeinen hebben zy geleerd, om ook Mercürius, erkules en Mars te vereeren. (§) Mercüus,by hen Warns of Wbdan genoemd, werd op (§) Sommigen voegen 'er zelfs Ifis by.  van FRIESLAND. ïai op zekere dagen mee offerhanden van menfehen vereerd , terwyl Herkules en Mars, naar het zeggen van Tacitus, geene andere dan geoorlofdc ontvingen (§)• De Friezen in t byzondcr hadden ook eenen afgod 01 afgoainne, Baduhenna gchcetcn, van wier geheiligd bosch reeds boven i * ) door ons gefproken is. En behalven deeze vindt men , by de Schry vers van de bekecringc der Friezen, ook nog gewaagd van zekeren afgod of afgodinne Fofete, Fojtteóf Fosta, welke op zeker Eiland, Fostiland geheeten, eenen Tempel had, en daarin geëerd wierd Het komt fommigen niet onwaarlchynlvk voor dat deeze Tempel in voortyden op Ameland gellaan hebbe, en dat het geheugen daarvan in de benaaminge van net Klooster Fqst inert, weleer van Ameland in de Grietenye Eerwerderadcel verplaatst, zy owergeblceven (t > Hoe 't zy men vindt in 'c Aade Friefche ierp , op het jaar 806, aangetekend , dat de afgod Fosta daar door de Christenen is vernield. De gedachtenis van voormaals geëerde Godheden blyft nog eenigzins bewaard in de naamen, die in de Oud Friefche taal aan de dagen der Weeke gegeeven worden, en deeze zyn: Sneyn, Moondcy, Tbysdey, ■ Warnsdey, Jonger sdcy, Freed, Snion. De ceriic dier naamen is lamen getrokken uit Sin-eyn, en zegt zo veel als zon-eigen, waaruit blykt, dat men dien dag als den eigen dag der zonne heeft aangemerkt. Den naam van den tweeden dag had men onge twyf (§ ) Tac'tus, de Mor. Germ. c 9. C 'j Zie bladz. 16. , ( + ) Oudheden en Geftfgten van Fnesl: II D. bl. 299 H 5 ALGEMEtiNEBlïSCHHY" VIN O. mdere Godheden te eeren. In deOud- Friefche naamen van de dagen der weeke vindt men de gedachtenisder voor- maals ge. eerde Godhe- den.  IS2 Tegenwoordige Staat Algemeens B^schry. viko. twyffeld ontleend van de Maan, waarom dezelve, volgens eenen anderen tongval, by de hedendaagfche Friezen, wel eens Mdndey wordt genoemd. De derde is zynen naam verfchuldigd aan den Krygsgod Mars : want deezen noemde men oudtyds Tbyfe, dat zo veel als twisten of pleiten te kennen geeft, en vry na komt aan het woord Hefus, waarmeê dè Gaulen eertyds hunnen Mars Benoemden. Anderen evenwel houden het voor ruim zo waarfchynlyk, dat deeze naam zynen oorfprong verfchuldigd zy aan Twiskon , dén oudften der.Germanifche Afgoden , en naar wien, in de Oude Saxifche taal, de Dingsdag Tyvoes deag geheeten werd. De Vierde of de Warnsdey, die ook wel Won nes dey of Wodensdey genoemd werd, was zynen naam verfchuldigd aan Mercurius, dien zy Warns, Wodan of Woden plagten te noemen. Den vyfden, of den Tongersdey, hadden zyongetwyffeld aan Jupiter geheiligd, en naar hem genoemd : want deeze, die over den Donder heerscht, werd Oudtyds Tarannis, Tor, Tunre, of Tonger geheeten, gelyk donderen, in de Friefche taal, nog hedendaags Tongerjen genoemd wordt. Fria, triga of Frea, ftond by hen over de vryery en het huwelyk, even als Venus by de Grieken en Romeinen, en heeft ongetwytfeld aan den Vry dag haaren naam gegeeven. Van •Satumus vindt men geene gedachtenis in de Oud Friefche benaamingcn der dagen : want de zevende of laatfte dag der Weeke werd, als uit de voorheen gemelde optellinge blykt, oudtyds Snion, cnbyfommige hedendaagfehe Friezen Snioun cf Sinnejoun genoemd, geevende zo veel als zonavond, of avond voor den Zondag  van FRIESLAND. i*S dag te kennen; in welke betekenis men ook wel Kersavond en Paaschavond zegt, om daar door den avond voor Kerstyd en Paasch aan te duiden. Dit nu zo zynde had men oudtyds twee dagen der Weeke, naamelyk den eerden en den laadten, naar de Zon genoemd; doch met dit onderfcheid, dat de eerde als de eigen dag der zonnc wierd aangemerkt, terwyl men den laatften als haaren voorlooper befchouwde. In hunne uitwendige Godsdienstoefeningen bedienden zy zich van tweederley foort van Priesters, Barden en Druiden genoemd. Der eerden werk was het de Liederen te dich ' ten , die men ter eere der Goden zong, en waarin 's volks voornaamfte gefchiedenisfen befchreeven waren. Ook ontvonkten zy het volk, by het aangaan van den firyd, tot kloekmoedigheid, door hunnen Herkules of Krygsgod ter eere eenige Gezangen te zingen, welke den naam van Barrites droegen, en zeer waarfchynlyk dus genoemd werden, naar het Latynfche woord Barritus, het gebrom of gekry: van eenen Olifant betekenende. Deeze Barder waren by de Duitfchers in groote achtinge; ii zo verre dat zy d- Krygsluiden, zelfs in hun ne grootfte woede, wisten te bevredigen, ei in de gewigtigfte gefchiilen tot fcheidsmannei verkooren wierden. Toen men, hier te lande van de Romeinen het gebruik der Letteren ge leerd had, werden hunne gezangen in gefchrift gefield, en veele daarvan, als de eenigfte jaai boeken deezes volks, door Karei den Groote by een verzameld. , De onderwyzing des Volks in hunne God: dier \LOE- WESNE B.SCHRTVINü. , Zy be- dienden zich van t veederlei foort van Priesters , Barden en Druiden genoemd; zynde het der eerden werk geweest Lie» deren te dichten, 1 en het Volk 1 tot den l kryg te | . ontvort^ ken. 1 » 1 ,- Den Drui- f  Ï24 Tegenwoordige Staat ALGE' Mts NS 'Eëschry-,, VING. den was het onder wys des volks in hunne Godsdien ftige pleg tighedeu aanbevolen. Godvraa. ging en Vogelwikkingwas by hen in groot aanzien. i diendige plegtigheden, was den Druiden aanbevolen. Deeze geloofden de Onfierflykheid der Ziele, en hadden eenige kennis van de Aardryksbefchryving, Sterrc-Meet- en Staatkunde, en daarom zeer veel invloeds op het volk, dat zich in ver de meeste dingen ligtelyk naar hunnen zin liet draaien. Eenig onderfcheid had 'er , in hunne bezigheden plaats: want daar "fommigen onder hen zich alleen met de weetenfehap der Goddelyke dingen bemoeiden, werden dc altaaren door anderen bediend. Met getal van beiden was zeer groot; doch allen Itonden zy onder één Opperhoofd. Godvraaging en Vogelwikking was by dit volk oudtyds in groot aanzien; doch hunne Godvraagingen waren van eene zeer eenvoudige waarneeminge. Eene roede, genomen van eenen vruchtbaaren boom, fneeden zy aan mikken,en nadatzc deeze hukken met eenige tekenen onderfcheiden hadden, wierpen zy dezelve in 't gros daar heene op een wit kleed. Liep de Godvraaging over zaaken van Staat, dan kwam ook Staatswege de Priester; doch liepze over byzondere zaaken, dan kwam de Huisvader, en aanbad de Goden, onder opzien naar den I ;emel, nam alle ftükken elk in het byzonder driemaal op, en maakte eene uitlegging van de tekenen of figuüren. Kreeg men een afflaand antwoord,zo moge 'er opdien dag geene Raadsvergadering gehouden worden; doch was het toellemmende, dan ging men over tot de Vogelwikking, om op der vogelen vlugten ge'chrei acht te geeven: en deeze bygeloovigheid ,verd ook, in alle haare deelen, als eene konst gehanteerd. Deeze foort van Voorwikkinge ftond echter  tan FRIESLAND. 125 échter nog zo hoog niet by hen te boek, als die uit het gebriesch der paarden werd opgemaakt; hier voor had groot en klein eene diepe hoogachting, en floeg 'er zeer veel geloof aan. De Priesters hielden zich zeiven voor dienaars der Goden, maar de paarden voor bewusten van der Goden wille. Om deeze reden werden 'er altyd eenige witte paarden, in menfchelyken dienst nog nooit gebruikt, op gemee> ne kosten van den Lande onderhouden; deeze, voor eenen heiligen wagen geipannen zynde, werden gevolgd van eenen Priester, Koning , of Graave des Lands, welke naauwkeuriglyk acht gaven op het briefchen deezer dieren, en daaruit de Voorwikking opmaakten. Om de uitkomfte van zwaare oorlogen te voorweeten bedienden zy zich ook nog van eene andere foort van wikkery, daarin beftaande, datze eenen gevangenen van die natie, met welke zy in oorlog waren , tegen een uitgeleezen perfoon van hun eigen volk, elk in de wapenen zyns lands, deeden vechten, en over de overwinning of nederlaag des volks, naar die van deeze twee kampvechters, oordeelden. In 't iluk van Wikkeryen was 't Vrouwelyk geflagt, even of het iets Goddclyks bezat, en Voorweetig van toekomflige gebeurtenisfen ware, by hen in byzondcre achtinge. Hierom volgden zekere Priesterinnen en Waarzegders hunne Legers, en voorfpelden de toekomltige ge. vallen: deeze voorfpellingen waren . zeer verre Van altyd door de uitkorr.ib bewaarheid te worden, en nogthans bleeven zy, ten bewyze van 's volks diepe onkunde en verre gaande bygeioo- vigheid, ALGEMEENSBliSCHRÏVING. In het iluk van Wikkeryen was 't vrouwvolk by hen grootelyki geaclu.  Al.GEMl-.ENEB. SCHRYVIKG. Ook wa renze zee; bygeloo vig omtrent hei kruid Bri tannica. De oude Regeering der Friezen is vry onzeker; ten tyde der Romein er wasze eenigzins koningk!yk. ii 6 Tegenwoordige Staat vigheid, haare achtbaarheid behouden. Beroemd was inzonderheid, onder deeze foort van Vrouwen, by meer dan eene Duitfche natie, zekere Aurinia, gelyk ook naderhand, ten tyde van Vespazianus, zekere Velleda, die haar verblyf omtrent de Lippe, by de Brukmers of BroekJanders, gehad heeft', en ook zelve als eene Godin aangebeden werd (§). Tot de Heidenfche bygeloovigheden der oude Friezen behoort ook, dat zy de Romeinfche Soldaaten wys maakten , dat de bloem van het kruid Britannica, voor den donder geplukt en gegeeten, een mensch voor den llagvan blixem en donder ontwyffelbaar beveiligde, 't welk Plinius zelf geloofde. Doch van dit kruid is reeds voorheen gefproken ( f). Wat den ftaat van der Friezen Regeeringe in overoude tyden betreft: met de volde zekerheid valt die niet te bepaalen; ten tyde der Romeinen Honden zy, althans eenigzins, onder de beheerlchinge der Koningen, en zeer waarfchynlyk, naar de onderfcheiden ianddreeken of Natiën , onder meer dan eenen Koning. Verritm en Malorix waren dus, ten zelfden tyde, by het leeven van Nero , Koningen of Regenten van Friesland (*). De magt deezer Koningen was zeer bepaald en on- der- (§) Tacit. Hist. L IV. C. voortrefF lyk en uitneemend bere: e lende; doch ruim zo waarfchynlyk is het, dat men aan het Angelfaxifche AÊtb- of Ethe, of wel aan het Gottifci'e A'ta, te denken hebbe. Het eerde geeft een wettig bezit van Goederen te kennen, en zou, met del, tbel of daal verlengd, zynde, iemands erfdeei, of het bezit vair het hem toebehoorendc wettig dee: betekenen; waar uit zeer wel aanleiding kan genomen zyn , om den naam van adeling te geeven aan eenen zoon, die recht tot eenig erfdeel heeft, of dien zekere goederen en gronden als zyn erf bezit zyn aangedorven, 't welk dus in de zaak overeenkomt met onze thans zo genoemde Erfgezetenen of Etgenerfden ( ) He: andere woord drukt eigenlyk den Vader of oorfprong des geflagts uit, en heeft der Alemannen Edel, en JEdili, dat den Adeldom betekent, voortgebragt, volgens het gevoelen van J. G Wachter ( %). Hoe 't zy: dit gaat vry vast, dat 's Lands Oppervorften, by vervolg van tyd, van zulke li de • ingen fommigen tot den Ridderdand verheven, ;n van de overigen onderfcheiden hebben; waar loor zy wel tot verfcheiden byzondere pligten rehouden waren, maar ook tenens als een af:onderlyke Adelyke ftaat, in alle Landszaaken, echt van flemminge nevens de Gemeente hadden, (*) Zie hier van hreeder by F: Sjoerds, Algem: 'efchr: van Oud en Nieuw Friesland. I. D. I. Stuk. ladz. 470 enz, ( §) Glcsfariura Gerraan: p. 6g,  van FRIESLAND. 137 den. En dus kan hier uk zeer wel de tweederiei ftaat van Edelen en i'igenerfden geboren zyn, welke nog tegenwoordig in Friesland plaats heeft,en tot de Algemeene Landsvergaderingen wordt roegelaaten. De Adel, dus van ouds her de eerfle (laat in zaaken van regeering zynde, heeft zich doorgaans, inzonderheid door krygsbedryven, zeer vermaard gemaakt, en veele treffelyke mannen uitgeleverd, wier aanzien niet weinig vermeerderd werd, ten deele door hunne aanzienlyke goederen als vrye en onafhangklyke goederen te bezitten, daar de Edelen van andere landen de hunne doorgaans van de Vorften maar alleen ter leen bezaten en nog bezitten ; ten deele door hunnen loflyken yver in 't verdedigen van hun Vaderland en vryheid. Ook waren de Adelyke Familien , op het einde der twaalfde Eeuw, nog veele in getal (*>. Dc tyd, die'in alles (♦) Die eene naamlyst van de voornaamfte geflagten van Adel in Friesland verlangt kan te recht raaken by Schotanus Friefche Hist. bladz: oo en 525. Zullende men teffens ter eerst gemelde piaatfe ontdekken, dat de uitgang a, welke aan de meefte Friefche Edelen eigen is, de Vaders aanwyst, uit welke zy gefprooten zyn, zynde, by voorbeeld, Camminga zo veel te zeggen als Kempes Zoon Jongema Juws-Zoon , Martena MartensZoon, Galema Gales -Zoon, Reynalda Reynouts-Zcon en zo verder. Zie ook denzelfden Schryver in zyne Befchry ving en Kronyk van de Heerlykheid van Friesland}, in Quarto, op bladz. 360'. Deeze uitgang der Geflagtnaamen dient teffens om de adelyke Familien van Friefche herkomfle te onderfcheiden van ztilkrën ,'die hier ge lande in de Middeleeuwen nog onbekend waren;doch nader- 15 Al.cem8smü Bkschrx- ving. De Adel maakte zich in. zonderheid beroemddoor hunie kiygs jedryven.  Algemeene BéSCHRY- vïmo. ir Frylin. gen. *3S Tegenwoordige Staat alles groote veranderingen baart, heeft ook hief eene rol gefpeeld, welke voor den Adelftand gansch niet gunftig is: want behaiven de blykbaare vermindering van vermogens, zyn veele adelyke geflagten van Friefche herkomfte of ge. heellyk uitgeftorven, of by gebrek van Mannelyke erven naby hunnen ondergang; om niet te zeggen, dat van anderen flegts eenige takken , doch alleen onder den gemeenen Burger- en Boerenftand, te vinden zyn. Naast op de Edeiingen volgden de Frylingeny door welke men vooral geene vrygelaatenen, maar vryen of vrygeborenen , moet verdaan: want nimmer waren zy flaaven geweest, die hunne vryheid aan de gunst hunner Heeren te danken hadden, gelyk het woord vrygelaatene te kennen geeft. Aan de geboorte alleen waren zy de hunne verfchuldigd, zonder dat zy aan iemand dan hunne Overheden onderworpen waren; wèshalven zy, in laatere tyden, den naam van welgeborenen met recht verkreegen hebben, en nog voeren, in onderfcheidinge van de Edelen, die men gewoon is met den titel van Hoogwelgeborenen te vereeren. De Landbouw, fchoon niet met eigen handen geoeffend, was de gewoone bezigheid deezer Frylingen, wanneer zy zich niet tot den Kryg geroepen vonden; en dit naderhand, hy verfcheiden gelegenheden, uit andere gewesren herwaards overgekomen, zich met Friefche Familien vermaagfchapt, en hier gevestigd hebben. Men leeze hier over de Verlandeling ovtr de eigen naamen der'Friezen, gedrukt te Franeker 1746. Deeze Verhandeling is wel zonder naam uitgegeeven; doch wordt gehouden voor het werk van den Heere Profesfor Wasfenberg, wienze zekerlyk geene oneere doet.  van FRIESLAND. 139 dit heeft ongetwyffeld e-ene der voornnamfte * redenen opgeleverd, dat hunne vermogens van j tyd tot tyd' merkelyk toenamen, en fommige, Edelen, of door den kryg, of door andere redenen ten achteren geraakt, genoodzaakt wierden, hunne goederen aan Frylingen af te ftaan en te verkoopen. De zogenoemde Littn maakten eene derde foort van inwooners uit, en werden in de oud Friefche taal Lesftn genoemd omdat zy de laatften, «1 Lpfen omdat zy de Ideinften of gelinglten des volks waren. In Vlaanderen warenze by den naam van Laaten bekend . even of men daarmee zeggen wilde, dat zy aan het Land waren overgelaaten, om hetzelve, ten voordeele der Edelingen en Vryen, te bearbeiden. Zy waren echter niet allen van dezelfde foort; foramigeiv waren Liten uit kracht hunner geboorte , hebbende hunne Ouders zich reeds in dien zelfden laagen ftaat bevonden; terwyl an deren zich of door hunne armoede, of door hunne wanbedryven, tot dien ftaat vernederd zagen (§). Beiden kwamenze hier in over een, datze meer niet dan Lyfeigene boeren waren, die met de Kinderen, welkenze teelden,hunnen Heeren in eigendom toebehoorden, en weinig meer wonnen dan zy tot leevens onderhoud noodig hadden. Van eigenlyk gezegde Slaavcn, verfcheelden deeze Liten inzonderheid daarin , datze op het land woonden, en niet onder het geduurig opzigt van den Heer ftonden, maar in het bearbeiden des Lands over de flaaven ge- boodeu, (§) 5. Siceama Lex. Frifioni illnstrj p. 73. tLGE- ieene 5<;schry. 'ing. [II Liten.  140 Tegenwoordige Staat Alge- ME ENE Beschry- VING. Waarby men nog kan voe gen de Slaaven. De He- dendaag fche Frie zen verschillengroote • Jyks van de Ouden. De oor- booden en voor zich behielden, 't geenze meer uit herland maakten, danze aart Vruchten of jaarlykfcbe Schatting aan den Heer behoefden te bctaalen; zynde hier te lande, voor de in voering van het Christendom, ongetwyffeld ook Slaaven geweest, wier toeltand, in verfcheiden opzigten, merkelyk erger was dan die der Liten: want behalven datze niet het minde voor mh &ken konden verdienen, moestenze ook nog afie huisdienften tot de minde toe verrichten, en daarenboven ctikwvls het grommen van eenen norfcheh Heer met een nedrig ftilzwyzen verdraagen zo ,y zich voor ö % handeling bloot wilden dellen. By het geen door ons, in dit hoofddeel, we. gens de f riezen en wel inzonderheid wegens de Oude Heidenfche Friezen, werd te boek geflagen, met oplettende aandacht ftil ftaande, en met die van dc volgende , vooral de tegenwoordige, tyden vergeiykende, zal men ongetwyffeld, doch met.verwonderinge ontdekken,dat de veranderingen , welke de Natie ondergaan heeft, wei. mg minder zyn, dan die de bodem, waarop zy woonen, ondervonden heeft: want fchoon hier nog zigtbaare trekken van die eenvoudigheid en ruwheid voor handen zyn, in welke de Oude hnezen uitUaken , kan men den hedendaagfchen den lof eener betaamelyke befchaafdheid met betwisten; ten zy men dezelve toetfen wilde aan dien vertynden fmaak , welke elders heerscht,en door veelen onzer Landsluiden, ten koste der oude rondheid en deeglykheid,.maar al tc zeer wordt nageaapt. De oorzaaken van zulk eene  van FRIESLAND. 14» eene zigtbaare veranderinge zyn buiten twylfel veele in getal. De Romeinen, hier te lande met1 hunne Legers verkeerende, leiden 'er den eerften grondflag toe, hebbende de Friezen van hun niet alleen geleerd te leezen en te fchryven, maar ook vry wat van hunne zeden overgenomen; vooral toen het voor hun een iluk van belang was geworden, de vriendfchap met de Romeinen aan te kweeken en te onderhouden. Zy die eenige jaaren achter eikanderen buitens lands in vreemden krygsdienst gelleeten hadden, gelyk oudtyds van veele der aanzienlykfte jongelingen onder de Friezen plag te gefchieden, kwamen zelden of nooit in hun Vaderland te rug, zonder wat uitheemsch in taal, zeden ea gewoonten mede te brengen, 't welkze, fchoon met geen opzettelyk voornoemen , weder aan hunne kinderen mede deelden, en daar door eene ongemerkte verandering te wege bragten. Het geen dus door de Romeinen hier te lande begonnen was, werd, in volgende eeuwen, niet weinig voortgezet door de Franken, en wel inzonderheid na dat deezen het zo vergebragt hadden, dat het Christendom, door de Friezen, met verlaating van hunnen Vaderlyken Godsdienst, vry algemeen was aangenomen: want daar dit, behalven de overkomfte van veele bui* tenlandfche Geestelyken, aan den eenen kant niec weinig tocbragt om dien we.lerzydfchen haat en afkeer merkelyk te verzachten, welke, hoe onredclyk ook, uit verfcheidenheü van Godsdienftige gevoelens en plegugheden, doorgaans geboren wordt; gaf het aan den anderen insgelyks gelegenheid tot dien gemeenzaamen omgang en verkecring, welke tusfchen vcrfchülende volkeren waar* Vlgi- -1eene ÏESCHRÏÏ /IMG. zaaken van dat verfchil zyn veeleihandc.  142 Tegenwoordige Staat Al.02BESCHRY' waarfchynlyk nooit geoeffend werd, zonder dat het eene volk van het andere deeze of geene gewoonten en gebruiken over nam. De wee tenfchappen, die met recht voor het bekwaamfte middel van befchaavinge der zeden en gewoonten gehouden worden, daken ook langzaams- hand in deeze gewesten het hoofd op, en werkten grooteiyks mede, om de reeds .begonnen verandering ten fterkften voorttezetten. Doch zo 'er iets.is, dat daaraan de laatfte hand gelegd heeft, het is ongetwyffeld de vermeerdering van Frieslands Rykdom, welke, met het voortzetten van den eertyds verwaarloosden Landbouw, Koophandel en. Scheepvaart, tot eene aanzienlyke noogtegeklommen is, en eene zeer groote verandering heeft te vvege gebrast; zo om dat veele Vreemdelingen dair door zyn aangelokt, om zich, met verlaatinge van hunVaderland , ter verkryginge van een ruimer be« ftaan, herwaards te begeeven, en zich met den Ouden Landaart te vermengen, als ook om dat veele ryke Landskinderen, even of het nu eene fchande ware geboren Friezen te zyn, daar hun e voorvaderen zo groot eene eere in ftelden, zich meer en meer van hunne Landgenooten onderfcheiden, door zich buitenlanders, en wel het liefst Franfchen, tot voorbeeelden van navolginge te verkiezen. Het geen de door kundige, en in fierlykhcid van ftyl zowel als in diepe gedachten uitmuntende Schryver van deOpkomst en bloei van de Republiek der Vereenigde Nederlanden ( ' ) ten aanzien van de Ne- (*) Simon Styl, Med. Dr. te Harlingen. bladz. 386 van den tweeden druk.  van FRIESLAND. 143 Nederlanders in het algemeen heeft opgemerkt, is over 't geheel zo toepasfelyk op veele Friezen, dat ik niet van my kan verkrygen hetzelve met ftilzwygen voorby te gaan. „ Onze voor„ ouders",dus luiden 's Mans woorden, „ryk „ genoeg geworden zynde, om gemaklykte „ leeven, ontdekten ligtelyk wat hun ten aan« „ zien van de befchaafdheid ontbrak. Zy wil„ den dat gebrek in het nagedacht vervullen; „ maar het ontbrak hun ook aan de noodige „ kennis, om zulks voorzigtig te doen. Zy „ bragten de fraaie opvoeding hunner kinderen „ tot uiterften, waardoor alles bedorven wierd. Voor zo verre is de fchuld van onze verbas,, tering by hen , hoewel hunne oogmerken „ loflyk waren. Maar wy zyn nog meer te ., befchuldigen, dewyl wy, terftondhoogmoc„ dig op de weinige voorrechten, welke wy „ door eigen toedoen boven hen verkreegen hadden, ons hebben willen ontdaan van de „ verpligting om hunne deugden na te volgen; „ en, om niet te ouderwetsch te fchynen, bui., tenfpoorig geworden zyn. Wy hebben 't „ zeil in top gehaald en 't roer vernageld". „ Een byzonder zwak, dat ons van tyd tot tyd „ geen minder nadeel heeft toegebragt, is die on« „ maatige zucht voor Vreemdelingen, waardoor „ wy vervallen in eene ongerymde nabootfing „ van alles wat zy ons tot een voorbeeld aan„ pryzen. Moet het niet vreemd fchynen, dat „ onze landaard, altyd zo af kfierig van vreem,, de Regeeringen, zo gereed is om zich aan de „ gevoelens van vreemdelingen, byna in alles, M te onderwerpen ? " Dan Alge« meeme Beschrï» ving.  144 Tegenwoordige Staat > Alge- B:ï SCHRY VIiNG. De Friezen zyn echter minder tot buitenfpoorigheidvervallen dan wel anderen. De Friezen zyn doorgaans ryzig en fterk va i lichaam enz. Dan hoe zeer de laatere Friezen van de vroe* gere verfchillen, 't is echter ook waar, dat de Friezen min Jer dan wel anderen tot buitenfpoorigheid vervallen zyn. Misfchien is 'er nog wat overgebleeven van die oude gezetheid op eigen taal en zeden, welke oudtyds zo verre ging, dat zy met andere Volken weinig verkeerden, en zelfs wetten inftelden om geene buitenlanders onder hen te laaten woonen. „ Nen Hollande* „ ra fchilma ontfaan for en burg r". Hier me Je Hemt volmaakt over een, het geenGabbema (§)d;en aangaande heeft; wanneer hy met de woorden van zekeren ongenoemden Schryver zegt, „ dat zy niet alleen een afkeer hadden van „ de uitheemföhe huwelyken, maar ook van hun„ ne grenspaalen te betreeden ; dat zy de „ vreemdelingen naauwlyks een nacht by hen „ duldden, hoewelze hun anders alle tekenen „ van eene verpligtende gedienftigheid bewee„ zen ". Moe bezwaarlyk valt het niet voor 't menschdom dc gulden middelmaat in acht te neemen ! dit ging zekerlyk :e verre, en duidt eene woestheid aan, die gelukkiglyk voor zachter zeden en uitgebreider gezelligheid, door den tyd, heeft plaats gemaakt. Met de zigtbaare verantf.-ringe . hier te lande voorts vallen , is evenwel de Friefche natie niet geheel en al van geftalte en inborst veranderd. De Friezen zyn over 't algemeen nog ryzig en fterk van lichaam; waartoe 't gebruik van vette en voedzaame fpyzen, gepaard met eene niet ongezonde lucht, waarfchynlyk niet weinig toebrengt. Ook zynze van een (§) In de voorreden voor Gysbert Japix Friefche Rymlerye.  van FRIESLAND. 145 een nanzienlyk en bevallig wee en,waarin eene onbefchroomde achtbaarheid doordraait, welke zy, vooral in 't fpreeken , door een rondborftige vrymoedigheid weeten aan den dag te leggen, terwyl hun de roem van openhartig, goedaartig en getrouw te zyn, niet kan geweigerd worden, fchoon daar meê, volgens fom« migen, eene ftyfhoofdigheid verzcld gaat, die't zeer bezwaarlyk maakt, om hen van hunne eens opgevatte Voorneemens af te brengen. Doch gelyk dit in moeyelyke omftandigheden grootelyk.s te pas kan komen,alzo hebben de Friezen 'er ook meer dan eens, inzonderheid ter befcherminge van hunne vryheid, het wcezenlykst nut van getrokken. En wierd deeze eens wat al te zigtbaar verkracht, ik twyffel niet, of de Friezen zouden nog den overweldiger, wie hy ook ware, dra doen ondervinden, dat ze beter door zachtheid te leiden dan door geweld te dwingen zyn. De Vrouwen in Friesland zyn, over 't algemeen , welgemaakt van lyf en leden, blank en fchoon van aangezigt, en doorgaans voorzien van helder tintelende oogen en blanke of bruine hairen \ wordende hier te lande niet zo veele Bruinetten als wel elders gevonden. Ten platten Jande, daar de leevenswyze minder bedorven is dan in de Steden, vindt men inzonderheid veele, die, in fchoonheid en bevalligheid met die van de Srcden gelyk ftannde, haar in zilverwitte tanden, bloozende kleur,enfrisfche geftalte niet weinig te boven gaan, hoewelze doorgaans minder van die verfynde beP.haaillheid K be- Alge- meene Beschry- VING. De Vrouwen zyn 'er welgemaakten bevallig.  14Ö Tegenwoordige Staat ALGEMEENEBliSCHRY. VIKG. De pracht is 'er tiin- der groot dan wel elders. Van de oude Stinzen of Steenhuizen zyn maar weinigenmeer Over. bezitten, welke in de Steden, voornaamelyk by de ryken, heerscht , en niet zelden zo verre wordt voortgezet, dat het oud, eenvoudig en deugdzaam beltaan daarby grootelyks te lyden hebbe. De pracht , welke elders, vooral in gebouwen , kleederen en verdere ieevenswyze, zulk eene hoogte beklommen heeft, dat de konst bykans fchynt uitgeput , om iets nieuws van belang voor den dag te brengen, en veelen, alleen daar door, bedorven werden, heeft gelukkiglyk by de echte Friezen nog zulke fchadelyke voortgangen niet gemaakt, 't Ontbreekt'er, om rond te gaan, en vooral in de Steden, aan geene voorbeelden van menfchen, die te laat , tot hunne eigen onuitwischbaare fchande en onherftelbaare fchade van anderen, ondervonden hebben, hoe gevaarlyk het zy, het zeil te hoog in top te haaien; maar echter wordt de middelmaat nog eenigzins bewaard. Wat immers de gebouwen of huizen, en wel inzonderheid ten platten lande , betreft : van die Stinzen of Steenhuizen, waar mede Friesland voorheen dermaate vervuld was, dat 'er weinig Dorpen te vinden waren, waarin niet een of meer Stinzen ftonden, zyn nu maar wehr'ge voor handen. Ruim zozeer tot plaatfen van verdediginge als wel tot aangenaame en gemaklyke wooningen gebouwd, en daarom met wyde graften en toorens voorzien zynde, kwamenze ten tyde der binnenlandfche onlusten en verwarringen, gelyk die der Schieringers en Vetkoopers, veel meer dan heden-  van FRIESLAND. 147 hedendaags te pasfe. Dit gaf, by vreedzaame tyden, natuurlyk aanleiding om geene nieuwe 1 van deeze foort te bouwen, en voor het onderhoud der reeds voorheen gebouwde minder be • zorgd te zyn; 't welkten gevolge had, dat de meefte dier Stinzen, hoe fterk ook in den beginne gemaakt, langzaamerhand vervielen, en de een na de andere wierden afgebroken, terwyl men derzelver hoven en tuinen tot weidof bouwland toebereidde. Doch behalven deeze reden kan men ook nog andere van het verval dier Stinzen geeven. Sommigen dier aanzienlyke en adelyke geflagten, welker voorou* ders dezelve met groote kosten gefticht hadden, zyn geheellyk uitgeftorven; anderen zyn, door 't ongeluk der tyden, uit hunne wettige bezittingen gezet, en weder anderen door kwaad bellier verarmd; vooral toen de waarde van 'tgeld, in evenredigheid met 's Lands toeneemende rykdomrnen, begon te daalen, en de bezitters van zulke goederen zich in fchulden ftaken, alleen maar om niet van hunne voorige leevenswyze af te gaan, fchoon die nu te kostbaar geworden was, en niet viel op te houden, dan met dagelykfche vermeerderinge van fchulden, en verkoopinge van zulke goederen , waaruit men voorheen zyn voornaamlle beftaan getrokken had. Wierden om zulke redenen ver de meeste van Frieslands oude Stinzen uit den weg geruimd,, niemand befluite daar uit, dat het Friesland aan t fraaie Landhuizen ganfchelyk ontbreeke. Behal- e ven dat de Heeren Grictsluiden, genoegzaam r alle , in hunne Grietenyen een fraai Landhuis, \ met vruchtbaare tuinen, hoovingen en vyversi K a heb- VtGE4EENE 3eschiü3> fine. Om> reekt 'er chter iet aan angenaa1e Landuizen.  148 Tegenwoordige Staat ALGEMEEN?; Bhschrï- vjng. Ook zyn de Boere wooningen en Schuuren daar vry aanzienlyk. hebben, gefchikt om 'er den Zomer met genoe» gen teilyten, telt men in Friesland ook nog zeer veele andere, zo aan Heeren van Regeeringe , als aan Ryke Burgers uit de Steden toebehoorende, en tot het zelfde einde gefchikt. Het prachtig beeld - en grotwerk der Hollandfche tuinen en hoven wordt hier niet vernomen ; maar evenwel heerscht 'er ook geene flordigheid; en de deugdzaamheid van fappige en welfmaakende tuin - en boomvruchten vergoedt rykelyk het gebrek van weidfche verfierfelen. De eigentlyk gezegde Landluiden of Boeren zyn ook hedendaags zo verre, van zich, even als hunne Voorvaders, in geringe hutten te moeten behelpen, dat zy in tegendeel doorgaans welgebouwde huizen en fchuuren, zo tot eigen verblyf, als tot berging van vee, koren, en hooi, bewoonen , hetzy die hun zeiven , met de onderhebbende landen, in eigendom toebehooren, gelyk 'er in Friesland veele zyn ; het zy dezelve van andere Eigenaars voor zekeren prys in 't jaar gehuurd zyn) In Oostergo en Westergo, daar men de beste landeryen vindt, heeft men ook de kostbaarfte en fraailte huizen en fchuuren. Om nu immers van de zulken niet te fp roeken, die meer uit verkiezinge, dan om daar by hun beftaan te vinden, de boerdery dryven, en als Heeren aangemerkt moeten worden; al doorgaans zyn de huizen en fchuuren onzer Landluiden in eenen goeden fmaak gebouwd, en kosten by haare terfte ftichtinge aanzienlyke fommen, van drie en vierduizend guldens, of meer, naar gelang van de grootheid derplaatlèn, en 't vermogen van den eigenaar, 't Is dus geen won-  van FRIESLAND. 149 wonder, dat de treffelykfte deezer Friefche Boerewooningcn door Vreemdelingen wel eens voor Lusthuizen der Grooten zyn aangezien. In de Zevenwouden, daar de Landeryen over 't geheel van minder deugd en waarde zyn, vindt men ook doorgaans minder kostbaare huizingen en fchuuren; en echter heerscht 'er ook geene armoedige flordigheid. De Landouwe zelve, veel beter tot het aanleggen van plantagien gefchikt dan de zwaare kleigrond, heeft al van overlang veelen derwaards gelokt, om daar hun Zomerverblyf te neemen; en het ftaat te denken, dat dit met den toeneemenden fmaak, om de tot hiertoe ledig gelegen hebbende Heidvclden r met bosfchen en boomen te beplanten, of tot \ vruchtbaare Korenakkers en Weidlanden, te laa- n . ten bewerken, veel eer toe dan af zal neemen. v En gefchiedde dit met dien yvcr, welken de na- ^ tuur der zaake verdient, zo kon Friesland zekerlyk n eenige duizenden inwooners meer voeden dan b 'er tegenwoordig gevonden worden: 's Lands d' inkomften zouden daarby ook vermeerdering erlangen , al ware het , dat men om den voortgang daar van te begunftigen, aan dc onderneemers eenige voorrechten en vryheden verleende ; en deezen zouden hun geld beftceden op eene wyze , die voor weldenkende zielen met het ftreelendst genoegen gepaard zou gaan, al ware ook het voordeel niet zo groot, als men zich in den beginne beloofd had. Nut voor zyn geboorteland en medemenfehen te zyn, levert genoegens op waar van de laage ziel van eenen vrekken gierigaard en dolzinnigen verkwister zelfs geen denkbeeld heeft, K 3 h AtGE- VTEENE Bfschry- «n0. 1 de Ze en wouen konm nog ;ele eidvel:n met h bear:id woritU  *5° Tegenwoordige Staat AlgemeeneBescheyving.De Kleeding der Friezen valt niet gemaklylt te befchryven Dezelv doorga niet Weidse Is de verandering groot, die ten aanzien der wooningen in Friesland is voorgevallen, in de kleedinge wordt 'er eene vernomen , die niet veel geringer is. De Grooten toch , zo mans als vrouwen, hebben zich reeds van overlang naar de Duitfche of Franfche manier beginnen te fchikken, en vinden onder de vermogenden uit den burgerfland zeer veele navolgers , die hiertoe te ligter overgaan, om dat dit een gereed middel fchynt om zich van "t laage gemeen te onderfcheiden, en tot eenen rang van meerder aanzien op te klimmen. Dan hoe dit ook zy: de geduur'ge veranderingen , die' in de wyze van kleedinge voorvallen, en de onbehendige geaartheid van den Kameleon fchynen aan te duiden, maaken derzelver befchryvmg zo wel moeielyk als noodeloos, omdat zulke Friezen maar weinig overgehouden hebben, dat hen van de Hollanders en anderen onderfcheidt, of het moest, gelyk fommigen hebben opgemerkt , hier in beftaan , datze in de mode altyd achter aan komen , en maar alleen den lof van traage navolginge, doch nooit van uitvin» dinge verdienen, zo men de uitvinding voor lofwaardig te houden heeft. Zonder ons derhalven met de aanzienlykden op te houden, zullen wy hier iets wegens den middelftand by voegen, en wel meest ten aanzien van het platte land, om dat de kleeding der Stedelingen, vooral die der Vrouwen, zo verfchillende is, dat de kenners alleen daarby weeten te onderfcheiden, of zy • U uit de Hoofdftad, dan of zy uit eene der andere wis Steden zyn, en bepaaldelyk uit welke. Van allen, zo Landluiden als Stedelingen, moet men er-  van FRIESLAND. 151 erkennen , dat hunne kleeding verre is van weidsch te zyn, als ook dat 'er. iets van dat eigene in doorftraalt, waar door dezelve, en inzonderheid die der Vrouwen, al zynze geene Hindeloopers of Molquerumers ( die weder van de overigen grootelyks verfchillen, gelyk in de befchryvinge dier plaatlèn ftaar getoond te worden ,) zich gemaklyk van allen overigen landaart laat onderfcheiden. Ook llraalt 'er iets bevall'gs in door, dat niet weinig ter vermeer* deringe der Vrouwelyke fchoonheid ftrekt. De zogenoemde Duitfche mutfen met breede kanten, de gouden Ooryzers, en andere verlierfelen van Goud en Zilver, eertyds zo weinig, doch nu zo zeer geacht, en niet zelden boven vermogen gebruikt, dellen dezelve in 't aangenaamfte licht. Hieraan heeft men toe te fchryven , dat eene wel uitgeftreeken Friefche Vrouw , of jonge Dogter," nooit op eene vreemde plaats kan verfchynen, zonder de bewonderende aandacht van groot en klein tot zich te trekken. In fpyze en drank , als ook in de verdere leevenswyze , verneemt men wel de ruwheid der Ouden niet meer, en echter heerscht hier eene eenvoudigheid, die men elders te vergeefs zou zoeken, en welke geen grooten omdag van toebereiding noodig heeft. Sint dat het visfchen en jaagen door den Landbouw, de Veevoeding , den Koophandel en de Scheepvaart, tot zigtbaare vermeerdering van 's Lands rykdommen, is afgewisfeld, heeft ook de leevenswyze eene gansch andere plooi gekreegen. In de Steden is het misfehien by veelen tot eene lekkerheid en dartelheid overgeflagen, die niet K 4 al* Algemeene3Escmty- vij-j o. 'n Spyze, Jrank ;nz, icerscht ;ene eenzou digicid, die ;lders niet /ernomen wordt,  Alce- WtENE Beschrv- viko. In plaats van zwaare bieren drinkt men 'er nu veel thee en koffy. 152 Tegenwoordige Staat alleen fchadclyk voor hunne gezondheid en bezittingen is, maar ook der aankomende Jeugd tot een gevaarlyk voorbeeld van navolginge dient. Ten platten lande vergenoegt men zich doorgaans met eenvoudige gerechten, en wel zulke die door eigen Stallen, Akkers en Velden worden opgeleverd. *Deeze hunne gerechten van fpek en vleesch, erweten en boonen, gort en meel, boter en kaas, en wat dies meer is , zouden we! voor eenen ledigloopen. den Stedeling wat zwaar te verteeren vallen; doch het gezin vaneenen Landman, dat, van den grootffen tot den kleinften toe, een werkzaam leeven leidt, en geftadig in beweeginge gehouden wordt, heeft.daar van minder ongemaks te lyden. De fchoone witte tanden, waar mede veele Landzaaten pronken, zyn 'er een fpreekend bewys van, en toonen ons, dat zelfs de Scorbut, fchoon anders onze landkwaal, en door harde Ipyzen aangezet, minst vat op lichaamen heeft, dien het aan werkzaamheid en beweeginge niet ontbreekt. Bezigden de Ouden een kookzel van graan en water, eenigzins naar ons bier gelykende, om hunnen dorst te lesfen, en zoopen zy zich daaraan dikwyls vol; ten deezen opzigte zyn de Friezen hetzelfde volk niet meer: want het Bier, vooral het zwaare Bier, waarin eene dronkenmaakende kracht deekt,isnunietmeerindagelyksch gebruik. Op begraafenisfen en by andere" plegtige gelegenheden wordt hetzelve, zo by den boerenftand als by ftedelingen van geen groot vermogen, maar inzonderheid, doch alleen versch gebrouwen en dus min krachtig, gebruikt. De Thee en de Kof-  van FRIESLAND. 153 Koffy hebben het bier byna geheel verdrongen, en deszelfs plaats zodanig ingenomen:, dat men het misbruik daarvan met reden als eene zeer verderflyke tyd- en geldlpilling te befchouwen heeft; hoewel 's Lands kas, uit Kóbfie van den zwaaren iupost, 'er geene kleine voordooien van trekt. Ondertusfehen kan' het wel zyn, dat daar door, volgens fömrriiger gedachten, het onmaatig gebruik van fterke dranken, en de daar door te wege gebragte vechteryen en pleitgedingen, merkclyk hebben afgenomen. Het is althans zeker, dat de dronkenfchap, oudtyds zo gemeen, by de Friezen van onzen tyd veel minder vernomen wordt. Fatfoenlyke lieden, van wat ftand zy ook mogen zyn, zouden hot zich tot oneere rekenen, dronken ia het openbaar te verfchynen. Zelfs heeft de haatelyke gewoonte van zyne gasten, by plegtige gelegenheden, op allerlei wyze tot drinken te perfen, en met een bezoopen lichaam naar huis te zenden, by onzen leeftyd dermaate afgenomen , dai daarvan maar zelden gehoord werde. De tegenwoordige Friezen zyn '• dus vee vreédzaamer en handelbaarder dan hunne voor ouders: of zy over het geheel juist beter zyn is eene gansch andere vraage, welker be antwoording wy gaarne voor anderen overlaaten. Getrouwelyk zyn woord te houden; zyn vaderland en vryheid te beminnen, en als de nood aan den man gaat , kioekmoediglyk voor te daan, om zich geen nypend juk van bange flaaverny op den hals te laaten dringen; eer arbeidzaam en zuinig leeven te leiden; det koophandel, en vooral de fcheepvaart, zonde K 5 aan Alge- MttENK B"SCHIV¥» VittG. De dronkenfehap , vooial op plegtige maaltydeti, woidtdaar zeldzaam vernomen» De Friezen beul irin en 1 hun Va- . derland en Vry» heid. 1  154 Tegenwoordige Staat ALGEMEENE Beschky- VINO. Al fcderc lang hebben zy de Fraaie Letteren beoefFend. Kerken cr Schoeien! hebben daarvan veel nut getrokken. aanmerkinge op de gevaaren, met dit beroep onafleheidbaar verknocht, te dry ven, zyn dingen , die den Friezen, zonder vleiery , tot lof verlrrekken. Wat de Weetenfchappen betreft: was der Friezen onkunde, voor dat zy kennis aan de Romeinen gekreegen hadden, zo-groot, dat zy leezen noch fchryven konden , de laatere en hedendaagfche Friezen loopen geen gevaar, dat bülyke en kundige beoordeelers van zaaken hen met eene dergelyke vuile fmet bekladden zullen. Inderda .d , van dien tyd af, dat de weetenfchappen en fraaie letteren het hoofd in deeze gewesten begonden op te fteeken, zyn de Friezen de achterlykfte niet geweest, die daar aan hulde decden. Nog hedendaags zyn 'er veele ftukken voor handen, die ten (preekenden bewyze ftrekken , dat Frieslands adelyke en aanzienlyke Gedachten altoos vruchtbaar zyn geweest, niet alleen in mannen, die zich door beleid en dapperheid in den kryg wisten beroemd tc maaken , maar ook die in de fraaie letteren en edele Dichtkunde, vooral in het Latyn , veelen op eenen verren afiknd achter zich lieten. En hoe menigmaal heeft niet de middelftand, ja zelfs die van den langden rang, mannen opgeleverd, die alleen door hunne uitgebreide kundigheden hur.nen naam ten goede vereeuwigd hebben ? Kortom, wat Kerk of School, zo hooge als laage, heeft zich niet van tyd tot tyd van Friezen voorzien, en 'er zich wel by bevonden ? De iyst der thans nog leevenden zou al vry aanzienlyk zyn, zo 't oogmerk van dit ons werk gehqngde, hen by naame te noemen.  van FRIESLAND. ï55 men. De fchikkingen, welke M Friesland op het onderwys der jeugd gemaakt zyn, ftretten erootelykster begunftiginge van 't gemelde , et brengen te wege , dat men zelfs ten p atten lande veelen ontmoet, die niet alleen de konst van leezen en fchryven meesterlyk ycntaan, maar ook in andere takken van weetenfchappen, als Godgeleerdheid, Gefchied- en Rekenkunde , vry wel bedroeven zyn. Ondertusfehen is hffl maar al te waar, dat het Hechte toezigt, welt hier en ginds op de Schooien en het aanlteller van Schoolmeesteren gehouden wordt, treurig o-evolgen ten nadeeie van Kerk en Burgerftaa voorfpeh. Wordt de eerde' jeugd yerwaar loosd, wat heeft men anders dan een bottel ouderdom te wachten? 't Zyn zeldzaame gees ten, die door eigen kracht en zonder onderwy door alles heen broeken, en zich tot eenen hoe gen trap van kundigheden weeten te vernerret Hoe zeer ware het dan niet te wenfehen, ci< zy die, door hunne hooge waardigheden of «en gerechtigde goederen, ten platten lande , hi meest te zeggen hebben, altyd eene naauwgezet zorge voor den weiftand der Schooien droegei Mfef door zouden zy zo wel het volgende a het tegenwoordige gefligt grootelyks aan zie verpligten, en zich geene van die nadeelen wyten hebben, welke uit de verwaarloozmj der jeugd noodzaakelyk geboren worden. E' knecht, die jaaren achter een den lrjerein droeg , en zynen Heer tot genoegen diende is juist daarom niet bekwaam ter onderwyzin van de jeugd. DeGedeldheidvan Godsdienst, Regeering JVQ Alm- MEEKÏ! Brschrï vim o, l t » 9 !. | i * n I Is ta :e M >k •> 5e - 5  I5°' Tegenwoordige Staat Alge- mek ne Besciirï- V1NG. De FriefcheLandtaal heeft groote overeenkomst mei het Engelsen. Koophandel, Scheepvaart en dergelyke zaaken meer, verfchuiven wy tot opzettelyker behandeling. Wegens de eigentlyk gezegde Friefche landtaal dient nog het een en ander aangemerkt, niet evenwel om derzelver oorfprong uit de duistere fchuilhoeken der oudheid op te fpooren, noch ook om't verloop aan te wyzen,dat zo wel in deeze als andere leevende taaien, van. tyd tot tyd, is voorgevallen, maar wel om van haare naauwe verwantfchap met andere taaien in 't korte iets te melden, en daar op haare tegenwoordige gefteldheid te laaten volgen. Niemand is 'er, die eenige kennis van der Friezen landtaal heeft, welke niet gereedelyk zal toeftaan, dat dezelve, om van geene Gothifche, Yslandfche, Zweedfche, Deenfche en andere taaien te fpreeken , inzonderheid met de En ■ gelfche zeer naauw vermaagfehapt is. Dit was ook een natuurlyk gevolg van die herhaalde Overtogten, welke door de Saxers en Friezen in vroeger tyden naar Britannie ondernomen zyn, met achterlaatinge van herhaalde volkplantingen in dat gewest, welk met deeze nieuwe inwooners ook bykans eene nieuwe taal verkreeg. Het verloor 'er althans zo veel van de oude Britfche Landtaal by, dat de eerde. Euangelie Predikers, welke in de zevende eeuw uit Engeland naar deeze Gewesten overftaken , om hier 't Geloof der Christenen te planten, weinig zwaarigheid vonden , om zich van de Friezen te doen verdaan. Sedert dien - tyd zyn. wel, door veelerlei bykomendeomftandigheden, de beide taaien merkelyk uit eikanderen geloopen; maar evenwel zo niet, of de overeenkomst . ' ; tus-  van FRIESLAND. 157 ïüsfchen beiden vak nog ligtelyk te ontdekken. Zelfs zou het niet te veel gezegd zyn, indien wy 'er by voegden, dat dc Engelfche taal tot eene doodelyke armoede vervallen zou, indien zy alles aan het Oud Friesch moest te rugge geeven, wat zy daaraan verfchuldigd is. Dan, wat Fries zal den Engelschman dit misgunnen, zo deeze, daarmede tevreden, geene onrechtvaardige aanflagen op zyne andere voorrechten en bezittingen maakt? Staalen terbevestiginge hier van dienende, zou het niet moeielyk vallen, hier in menigte te melden; doch in plaats van dezelve zullen wy hier een voorbeeld van overeenkomst doen volgen, dat zelfs den minkundigen geene twyffeling zal overlaaten. Wi? habbf fjoen feti fchpp oppe M>ei/ toenr pn tofer t;!tn man,' oc fenc frn toa ftic ien arrat* tc raiöcnooj?. fjt mier onöct folie jpfcn. 3Bp loheene tt op 111 Dek <55e toun toict gocb. oamieri / fen tolja top ten 3tageue bp \\p tien j'ierg oab \$; 3pn 3®v\) i£ bca. IDn rec-ïtfiijefjoutoec jfèiiiioen man pn 2fngcl lau / in tree rjonöirt tljouto* fènö pn èonocn/ m Ijonöirt in üpf m ttocintig tlroutofenD pn StmfUts fcam.Uor.Oin i$ ien fen be grcatfle plratfen pnnc tojaö, 3^ et nact toon* öerlicft öatbptjctftaiir.ige 3ingel|eu §it ocfüonigt nact binne / nog Jitèor r$ tacl / in ïjet tan toarutot i 5P fiamniem ? ©e gjn* \ getfni m j&cötthjnóitjS toiercne it 3clDe foiu.  van FRIESLAND. 159 Over deeze overeenkomst der Oud Friefche en Engelfche taaien verdient onder ander geleezen te worden de reeds voorheen gemelde S. A. Gabbema, in zyne Voorrede voor de Friefche Rymlerye van Gysbcrt Japix. Behal» ven andere merkwaardige gezegden van dien doorkundigen Schryyer, wiens werken nog in hoogachtinge zyn , heeft hy deeze woorden, welke ik in 's Mans eigen fpcllinge hier laat volgen: „Heeden, noch na de fleet van zo „ veel eeuwen, is de gelykformigheid beid' 'er ,. taaien, zoo groot, dat die de f riks cue „ woorden uit de Engelfche wilde Schiften, „ die, van 'er meeste tal, zoude ontblooten. „ Der taaien maagfchap is blyk van der Volken „ naverwandfchap. Ik ftelle dan onverwrikbaar „ vast, dat, hoe naauwer de Engelfche met de „ friesche, als Zakxzenfche, 0ver - een „ komt, dat dies, ook, zo veel tegrooteraan* „ tal van Volk - planters uit friesland dan „ Zakxzen, na Brittanje zyn overgevaaren, „ het zy Beda hen onder de Jutten, of An„ glen, of ook zelfs wel onder de Zakxzen „ beklemt. ( * ) On« (*) Kundige Engelfchen zyn zo verre van dit te ontkennen , dat zy hetzelfde met ronde woorden bely. den. In een Engelsen Werkje, getiteld: Tbe prefent State of Holland, or a defcriptim of tbe united Provin' ces, gefchiedt dit op de duidelykfte.wyze: „ The Biitish Natiou ( dus drukt zich deeze Schryver uit ) ,, are very apt to cenlure and deride the Dutch „ Language , without knowing , or at least confi„ dering, that te Language them felves fpeak is no „ other than the Low Dutch. If we have foftened a „ few of tke Dutch Terras , by the refinement of „ our AlgemeeneBüsaiaY. visa.  Ai gï« BlSCHRY. vis o. 160 Tegenwoordige Staat Ondertusfehen vatte men het gezegde zo niet op, als of wy hier van gansch Friesland fpraken. In de Steden toch is het Oud Friesch gansch en al in onbruik, zynde 'er maar weinigen, die hetzelve zo verdaan, datze het fpreeken enleezen konnen De taal der Stedelingen heef: meer overeenkomst met die van Holland; doch zo, dat dezelve in de verfchillende Steden van Friesland, door eenen byzonderen tongval wederom merkelyk verfchilt, en van maar weinigen recht zuiver gefproken wordt. Hindeloopen alleen dient daarvan uitgezonderd: want daar en in het nabygeieegen Molquerum, wordt de Oude Landtaal nog gebruikt; ook is ze daar rmnder dan wel elders by de Friezen ten platten lande verbasterd. Voor* ,, onr own, ard naturalizing abundance from die La,, tin and French , the difFerence is not lb great ho,, wever, as to make us lofe fight intirely of that „ upon which it is founded, and which is certainly „ our Mother Tongue ". Om nu hiervan zyne Leezers te overtuigen, laat de Schryver dat voorbeeld van overeenkomst volgen, welk wy zo even hebben opge. geeven, doch met eenige vermeerderinge, en met vergelykinge van het Kngelsch tegen het Oud Friesch, in piaats van hei Ned..rduitsch, dat door dien Schryver gebezigd werd , waarfchynlyk omdathy geene kermis aan het Oud Friesch had. Daarop voortgaande zegt hy: „ The C;;nfideration of this affinity or rather famenefs „ of Language probably gave the ingenious Mr Ho. „ well occafion to fay : ,, That take an Englisbman ,, cap a pied, from head to foot, every metnber he hath is Dutch'". En kort daarna ontmoet men by hem deeze woorden: „ Sir William Iemple fays , thar „ Part of the Saxons, who conquer'd England, came ,, from Friesland; which is very probable, as ihatPro„ vince lies nearer Saxony than eidier of the oiher two „ Maritime Provinces, Holland and Zealand , enz".  van FRIESLAND. i<5i Voorheen plag men , zelfs onder de eerde en aanzienlyklïe geflagten, het Oud Friesch nog binnens huis met zyn gezin te fpreeken, en; de Friefche Rymleryen van den beroemden Gys« bert Japix, in leeven Schoolmeester te Bolswerd, waren 't gewoone handboek, met welk men zich zocht te vermaaken en te dichten. Doch zoveel het eene als het andere is federt lang by weinigen in gebruik, en 't ftaat te vreezen , dat de kennis dier Oude Landtaal eerlang geheel en al zal verlooren worden. Eene nieuwe uitgave van 't zo even genoemde, werk, verrykt met eene naamlyst van de betekenisfe der moeielyklle woorden, zou geen ongepast middel zyn, om derzelver kennis een weinigje te verleevendigen. Veelen, dit is my meer dan eens gebleeken, zouden wel lust hebben, om dat keurig werk te leezen, en zich dus in de Oude Landtaal te oelTenen, zoze niet wierden afgefchrikt, door eene menigte woorden en gezegden , van welke zy de betekenis niet weeten te raaden. Het is derhalve te wenfehen, dat iemand, die deezer taaie kundig is, deeze taak eens voor zyne rekening zal neemen. Ter voltooyinge van deeze lchets, zullen wy den Leezer nog eenige der voorgemelde hoedanigheden, in een kort bedek, erinneren, en a! wat verders hier by in aanmerking komt, in da' zelfde bedek vereenigen. Een volkskarakter ii toch niet anders dan eene onderfcheiden fchakeering van trekken en plooien, die wel overal dezelfde zyn, maar met eene ongelyke leiding hun by zonder verzaam - of brandpunt hebben. Ir een enkel ondeelbaar lid der Maatfchappye ont L breekei Algs- ueene SeschrY- WQ. Nadere bc-fchouwing van der Friezen kai rakter. 1  i6a Tegenwoordige Staat AlgemeeneBeschry vikc. Zy zyr breeken dikwyls ten eenemaal die hoedanigheden, welke veele anderen onder zyne medeburgers in de ruimlle maate bezitten: in de maatfchappy, over 't geheel befchouwd, worden alle •hoedanigheden , welke de menfchelyke Natuur oplevert, gevonden,fchoonfomraige derzelver, die by het eene volk in een helder licht haan, by het andere eenige verduiftering ondergaan; een fcherpziend oog ontdektze niet te min al te famen, en omzwachtelt meteen niet zelden die mengeling, waar door zy in de uitoeffening van haar vermogen geholpen of verhinderd worden. Gelyk dan de voornaamlte deugden en gebreken van het menfchelyk geflagt onder de Friezen zo wel als elders verfpreid zyn ; en vooral onvermoeide yveren vuige vadzigheid, gematigde deftigheid en dyve lluursheid, dartele weelde en vrekke gierigheid, en wat dies meer is; gelyk 'er dappere, heldenmoed en bloode lafhartigheid, fchitterend vernuft en drieste domheid naast elkanderen plaats vinden; zo zou eene al te breede uitweiding hierover het tafereel veel eer verduideren dan ter opheldering dienen. Ook doen de ftraksgemelde verzaampunten , welke men moet bennen om de waare onderfcheiding van een welgelykend atbeeldzel te verdaan, zich dan alleen het dutdelykst voor, wanneer men in de voorgeftelde maatfchappy, haare meest algemeene grondregelen , beginfelen en heerfchende gevoelens gade Haat, en tevens naauwkeurig opmerkt in welk een licht de hoofdkarakters, als ondeelbaarheden befchouwd, zich voordoen. Dit toepasfende op het geene reeds voorheen wegens  van FRIESLAND. 163 wegens de algemeene geaartheid , het beftaan en de leevenswyze der Friezen gezegd werd, zal men aanftonds ontdekken, dat zulk een volk geenszins gefchapen is, om zich in weelde en Wellust te baaden, in koetien gewiegd te worden , en dagelyks eenige uuren aan tafel door te brengen; maar om de kracht van een welgefpierd geitel door itoute en vaardige lichaams oeffeningen te verdubbelen- En zeker, onaangezien de ftyve houding, die hun, in den eerden op. fiag, meer of min eigen fchynt, zy weeten 't wel te toonen daar het te pas komt. Eveneens afgerecht op het bellieren van paarden als van fchepen; onvermoeid op de jagt, in het overfpringen van vaarten en wyde flooten, in hei kaatfen en kolven, en vooral in het fchaatsry' den, waarin zy nergens huns gelyken hebben: kortom in alles watecnhuplchen kaerel vereischt. zonder wind en weer, ook in het ffrengfte fai zoen, te ontzien , bewyzen zy genoegzaam, dai de oude Romeinen , gelyk boven reeds aange1 merkt is, niet vruchteloos hunne Leermeesters geweest zyn. Een fatfoenlyk man, zelfs eer Heer van aanzien, kan door zodanige oeffenin gen, mits dat hy'er niet door verwildere, eer foort van roem behaalen, dien men hem elders ontzeggen zou. De Friezen zyn geene vleiers ; en zo met de Grooten uitzondert, die overal willen ge vleid worden, kan men ook niet zeggen dat he gemaklyk valt deezen landaart door vleiery t< verblinden. Ja veele Friefche Grooten beant woorden eene rondborftige tegenfpraak met ach ang en eerbied, terwyl zy den laagen vleier we L 2 aar Alge- MEr.NB B^schry- VING, niet gefchikt om zich in weelde en wellust te baaden. i Ook zyn zy geene Vleiers. [  104 Tegenwoordige Staat AlgemeeneBeschrïvikg. En konnen geem trotsheid dulden. aan 't fnoer houden, maar hem weinig hooger dan een huisdier achten. Dus is 't ook dat men in Friesland weinige Zwetfers en Windbreekers ontmoet. Gebeurt het, dat iemand in een gezelfchap wat te veel van zich zeiven fpreekt, het onverfchilhg gelaat zyner vrienden overtuigt hem fchielyk van zynen misflag; of zy zetten hem (volgens eene Friefche fpreekmanier} zo fraai over V paard heen ,dathy terftond verlegen ftaat. Trotsheid vooral is voor Friezen ondraaglyk, s en zy kennen geen leevcndiger vermaak dan de vernedering van een hoogmoedig mensch. Minder afgeweeken van den ftaat der natuure, die geene onderfcheiuingen van rang en geboorte medebrengt, dan eenige andere iandaart, dulden zy ooknaauwlyks in den vreemdeling de trekken , welke hem door dusdanige vooroordeelen zyn ingeprent. De arme Duitfchers, die aan den anderen kant met die vooroordelen vry fterk bezwangerd zyn , ondervinden dit veelal in Friesland vry zaakclyk, en flaagen 'er ook daarom gemeenlyk zo wel niet als in de nabuurige Provinciën. Doch indien een vreemdeling ge* negen is zich eenigzins te fchikken, wordt hy ook nog al ingefchikt. De omgang met vreemdelingen is misfchien het punt, waarin de Friezen met den Engelfchen Iandaart de meeste overeenkomst hebben. Verre is het evenwel van daar, dat dit by de Friezen tot laage wreedheid en liefdeloosheid omtrent ongelukkige vreemdelingen zou overflaan. Draagen zy op zulk een edelmoedige wyze zorge voor hunne ongelukkige en verarmde Landgenooten, dat zy hierin voor geene anderen behoeven te wyken; ongelukkige, doch  van FRIESLAND; 155 doch befcheiden vreemdelingen hebben geene reden, om zich over de Friezen als hard en 011meêdoogend te beklaagen. Kunften van fmaak worden by hen meer bewonderd dan geacht. In Friesland heerscht een zekere geest van orde, doch die zich in alles niet even gelukkig voordoet. Zy flaagen in hunne gebouwen doorgaans niet zeer wel, maar veel beter in tuinen , plancaadien en boerderyen; in welk laatfte opzigt vooral, zy anderen ten voorbedde van verftandig overleg, geregelde orde, en noodige zuinigheid konnen verftrekken ,• hoewel 'er ook nog al verfcheiden verbeteringen in het eene en andere te maaken zyn. Maar om zo niet van hunne gebouwen af tc (lappen : misfehien doet dc vaste verkleefdheid aan het oude gebruik hen de hulpmiddelen, waar door de fmaak der bouwkunst geduurig verbeterd is, te veel verachten, terwyl aan den anderen kant de natuurlyke fmaak in eenvoudiger voorwerpen gelukkiger te voorfchyn komt. Evenwel zou men doorgaans in hunne vindingen en ordinantiën wel wat meerdere blyken van* een vrolyken en fpeelenden geest wenfehen te zien. Alleen zou men konnen zeggen, dat dit naauwlyks anders kan zyn ,• vermits het verftand al doorgaans eene leiding verkrygt, die overeenkomt met het voornaame voorwerp der bedoelingen , welke hier te lande ftrekken om nuttig te zyn voor anderen, of voordcel te behaalen voor zich zeiven. In Molenwerken, Sluizen en allerlei werktuigen zyn de Friezen groote meesters. Den Landbouw oerfenen zy als Wysgeercn , en tot groote onderneemingen, als Meeren droog tc L 3 maa- AlgemeensBeschry- V1NG. Kuilden van fmaak gaan 'er niet fterk • in zwang. Nogthans munten ■ ze uit in verfcheiden nutti-  i65 Tegenwoordige Staat maaken , Velden te bedyken en Bosfchen te vellen om den grond tot weid- of zaailanden te bereiden , zouden zy in 't byzonder genegen zyn , zoze daartoe de vereischte aanmoediging ontvingen. 't Zelfde heeft ook plaats ten aanzien van veele Fabrieken , die in Friesland flegts van hooger hand behoefden begunlïigd te worden , om 'er heerlyk te bloeien. Dat onze Friezen evenwel ook niet te ftomp zyn voor kunften en Weetenfchappen van den . edelften fmaak, blykt zonneklaar uit verfcheiden voorbeelden. Hoezeer onze nabuuren met het hoogde recht op hunne doorluchtige Schilders roemen, niemand onder hen heeft doorluchtiger eernaam verworven dan Wigmana,de Friefche Rafaël. Willem van Ranouw gewaagt in zyn Natuur- en Ku-st-kabinet van een fraaie vinding, om als in Fresco ingelegd bloemwerk op fleenen tafelen te fchilderen met natuurlyke kleuren, zo heerlyk en kondig, dat deeze Hukken niet zonder verbaasdheid befchouwd werden.' De vinder van die kunst was Hendrik Busch, te Leeuwaarden. Hy is met deeze kunst weg geftorven, maar men ziet in Friesland nog eenigen van zyne overgebleeven werken,die de allergunftigfte befchryvihg van den beroemden Ranouw geenszins verlochenen. De Telescopen van eenen Jan van der Bildt, welke tot nog toe door niemand overtroffen zyn, als ook het beweegbaar Zonnedelfel van eenen Eitsma, die beide door eigen krachten eene hoogte bereikt hebben, welke van veele anderen, zelfs door middel van het beste Algü- mbehe Beschry ving. ge verrichtingen. En zyn ook niet te Homp voor kun ften en Weetenfchappenvan den edelften fmaak.  van FRIESLAND. i6> beste onderwys, niet kon beklommen worden, zoude hier van ten bewyze konnen dienen. Friesland heeft groote Dichters voortgebragt. Gysbert Japix behoeft in geenen deele {< voor Poot, ja'fomtyds niet voor den groocen Vondel te zwichten. Higt, zo jong den Zangberg ontrukt, was den beroemden Rotgans op zyde. En wilden wy van anderen fpreeken, die in Latyn fche Poëzy hebben uitgemunt, de dof zou al te overvloedig zyn. Laat 'er ons alleen by voegen, dat het Friesland aan geene onopgefmukte en mannelyke Historiefchryvers ontbreekt; zullende Winfemius en Schotanus onder dc vroegere, en Foeke Sjoerds onder de laatere, in eeuwige achting blyven. De edele Zang en Speelkonst is zo verre van daar verwaarloosd te worden, dit men althans in verfcheiden deden goede Conferten heeft. De lief hebbery voor het Tooneel heeft de Academifche jeugd opgewekt, om van tyd tot tyd een Treur- of Blyfpel te vertoonen, en fomtyds met grooten lof. Te Harlingen heeft men etlyke liefhebbers gehad? die voor de fpeelers van de beste Hollandfche Schouwburgen niet behoefden onder te doen. 't Waar' te wenfehen, dat de Friezen, gelyk zt zich thans meer dan ooit op de zuiverheid dei Nederduitfche taal toeleggen , ook aldus dt Nedcrduitfche Dichtkunde met hun aangeborer vuur behartigden. Indien men't zeggen mag hoe lieflyk ons de Nederlandfche Lier in d< ooren klinke, haar ontbreeken federt Hoofd ei Vondel , drie vermogens ; een Lakonifche na druk, eene edele doutmoedigheid, en eene al dwingende toverkracht. Wy zeggen niet da ö L 4 & Aloe- Ml'i.NE Br-scHRY- VING. Friesland heeft yerfclïeidentreifelyke Dichters voortgebragt. En echter . valt 'er in de Dicht • kunde nog vry wat te , verbete' ren. l t f  AtGEMELNEBESCHiiy. VINO. IV. HOOFD. 168 Tegenwoordige Staat dit gebrek door de Friezen vergoed zou worden; maar wel dat men 'er veel by winnen zou, indien hunne rustige en ernsthaftige toonen eenmaal gepaard gingen met die zo zuivere IIollandfche zoetvloeiendheid.  van FRIESL AN D. 169 IV. HOOFDDEEL. ' Beknopte Historie van de vroegfle tyden af tot op den Dood van Konflantyn den Grooten. (jJTelyk de Historiën van alle Volkeren , wanneer men tot de vroegfle eeuwen op klimt, duister en met veele fabelachtige vertelfelen vervuld zyn, alzo is het ook met die der Friezen gelchapen. Klimt men tot die tyden op, in welken de Romeinen nog nooit deezen bodem betreeden hadden, men zal 'er weinig ontmoeten waar op volkoomen ftaat te maaken valt. Daalt men tot wat laater tyden af, ook toen, en vooral in de eerde eeuwen onzer Christelyke jaartellinge, zouden 'er, naar het verhaal der Kronykfchryveren, veele dingen gebeurd zyn, die, hoe fraai ze ook zyn opgepronkt, by ver« Handige leezers altyd verdacht zullen blyven, Dit trekke men echter niet zo verre, als of wy voldrekt alles voor verdicht hielden, wat men aangaande dc eerde tyden , by Hamconius, Okko van Scharl , It Aade Friefche Terp , Furmerius, Suffridus Petri, en anderen ontmoet. Veele door hen vermelde zaaken hebben eenen grooten fchyn ja blykbaare merktekenen van waarheid, terwyl dat der Fabeleeuw op anderen gedrukt daat. In deeze onzekerheid zullen wy ons niet ophouden met te verhaalen, wat al merkwaardigs door Frieslands zeven eerde Prinfen uitgevoerd zou zyn. 't Zy ons genoeg hen in den rang hunner L 5 0p- BL'knop. r-e Historie. De oude Historie der Frie" zen is duister en onzeker. Eerst zou Friesland geregeerd zyn door zeven Prinfen.  \jo Tegenwoordige Staat Beknopte Histo. ME. Deeze zouden door zeven Hertogen ver vangen zyn. opvolginge hier te melden : en volgens deezen warenze Frifo, Adel, Ubbo, Alinga, Afcon, Diocarus Segon, Dibbaldus Segon en Tabbo; wier regeering, driehonderd en dertien jaaren voor Christus geboorte begonnen zynde, tot het jaar honderd en dertig na dezelve geduurd zou hebben,- dat juist niet zeer te verwonderen zou zyn , indien men reden had om te gelooven, dat aan de vier eerde deezer Prinfen driehonderd veertien jaaren hadden mogen gebeuren, niet om te leeven flegts, maar zelfs om te regeëren. De Regeering deezer zeven genoemde Prinfen zou door die van zeven Hertogen vervangen zyn, niet uit hoofde van eene geheele omwentelinge, hier te lande voorgevallen, maar uit hoofde van het aanzien en vermogen, waar toe dit Gewest onder het bellier zyner Prinfen gedeegen was; zynde, naar men verhaalt, daar uit de eerde aanleiding gebooren, om den tytel van Prins tegen dien van Hertog te verwisfelen, in navolginge"der nabuurigc volkeren, welke gewoon "waren hunne Ovcrden , wien 't be« dier van den Oorlog, met alles wat daar toe behoorde, aan betrouwd was, dien eertytel te geeven. Afcon , een zoon van Prins Tabbo , was de eerde deezer Hertogen, en had tot zyne opvolgers Adelbold, Trete Bojocalus, Ubbo, Haaron Ubbo, Odilbald, en Udolf Haaron, welke, in den opgenoemden rang, na elkanderen , aan het Hertoglyk bewind gekomen zynde, van het honderd dertigde tot het vierhonderd tweeendertigde jaar van der Christenen tydrekeninge, en dus te famen driehonderd en twee jaaren , geregeerd zouden hebben. - Veele  van FRIESLAND. 171 Veele loflyke daaden, waar onder die van den Kryg nier weinig uitmunten , worden aan deeze Hertogen toegefchreeven, omtrent welke men by de reeds voorheen gemelde fchryvers kan te recht raaken. Ook zou de magt en grootheid van Friesland, onder hunne regeering, zodanig hebben toegenomen, dat de Landen der Kauchen, tusfchen de Elve, Weezer en Eems bcflooten, als ook Engeren en Westfaalen, hun onderdanig geworden waren, en zy hun gebied van het Vlie tot aan den Eider, eene Riviere van Deenemarken, hadden uitgebreid. Dit zo zynde is het niet vreemd, dat met het wasfen van *t vermogen ook de moed toenam, en de eergierigheid ten gevolge had. Althans de tytel van Hertog, die nu te laag voor zulke groote Heeren was, moest plaats voor dien van Koning maaken. Negen zouden 'er in 't geheel , onder dien naam, over Friesland geregeerd hebben, en deeze waren Richold Ofte , Odilbald, Richold de Tweede, Beroald, Adgild, Radboud, Adgild de tweede , Gundebald en Radboud de tweede. De eerde, die zich met de koningklyke waardigheid bekleed vond, deeg ten troon in het jaar vierhonderd twee en dertig, en de laatde was genoodzaakt dien ten jaare zevenhonderd vierentachtig open te laaten; dus zou Friesland in 't geheel driehonderd twee en vyftig jaaren door zyne achter een volgende Koningen behcerscht zyn geworden. Karei de Groote, Radboud den II van het Ryk ontzet hebbende, maakte Friesland tot een Wingewest zyner uitgedrekte heerfchappye, en Beknopte Historie. Op de Hsrtogen volgden negen Koningen. Karei de Groote maakte Friesland  17a Tegenwoordige Staat en beftierde het door zyne Stadhouders of Landvoogden , gelyk ons in 't vervolg nader ftaat te melden. Wy hebben gemeend hier, hoewel maar in het kort, de volglyst van Frieslands eerfte Opperhoofden te moeten aantekenen, zonder echter alle de bedryvcnop te haaien, welke hun van veelen worden toegefchreeven. Zelfs kan het zeer wei zyn j dat 'er nimmer zulke Regenten als de Prinfen en Hertogen in Friesland geweest zyn; men vindt hunne naamen althans by niemand der oude Romeinfche Schryveren gemeld. Dat 'er Koningen over Friesland geregeerd hebben ichynt uit de overleveringen, Historiën en verdere Gedenkftukken, vry zeker, fchoon op de nette volglyst , benaamingen en verhaalde bedryven dier Koningen, vry wat valt af te dingen. , Na dus korteiyk iets van de eerfte hoofden des Friefchcn volksaangeftipt te hebben, bepaalen wy ons wat nader by de voomaamfte lotgevallen, welke dit van ouds vermaarde volk getroffen hebben; en wel inzonderheid van dien tyd af, dat de Romeinen hunne overwinnende wapenen , met meer of min geluk, in dit gewest bekend deedcn worden. De eerfte die, zo veel men weet, den Friezen het Romeinfche Juk heeft op den hals gedrongen, was Klaudius Druzus, zoon van Keizer Augustus Huisvrouw, Livia Druizilla en haaren eerden Gemaal Tibeïus Klaudius Nero, een Jongeling uitfteekend n beleid en dapperheid. Deeze van Keizer \ugustus het bellier over 't Leger , dat tot :en' togt tegen de Germaanen gefchikt was, jntvangen hebbende, kwam in het tiende jaar voor Beknopte Histo. BIS. toe een Wingewest. Historie van Frieslandsvoonaamfte lotgevallen , federt dat Romeinen hier te lande zyn bekend geworden, en Druzus de Friezen heeft onder 't juk gebragt.  van FRIESLAND. 173 voor der Christenen tydrekening in het Eiland der Batavieren aan. I lier zynde vereenigde hy den Ryn met den Yzel, door het graaven of verwyden dier vaart, van welke reeds in het eerfte hoofdeel breeder gefproken is. Dit werk voltooid zynde, viel het hem veel gemaklyker de Friezen, langs de Zuiderzee woonende, te beoorloogen, dan of hy de Noordzee had moeten omftevenen, welke toen nog door niemand der Romeinen zo verre bevaaren was. Hy deed het ook metderdaad: want na dat hy de Zwecven,Uzipeeten en Sikambren overwonnen, en hunne landen ten eenemaal verwoest had, kwam hy door zyne nieuwe Vaart en het Meer Flevo den Friezen, die beoosten de Zuiderzee woonden, op het lyf, en maakte hen fynsbaar aan het Roomfche Ryk, Ten tyde van zynen Broederen Opvolger Tiberius viel, wat de Friezen betreft, weinig van belang voor ; alleen vindt men aangetekend, dat Tiberius, vyf of zes jaaren na Christus geboorte , eenen fcheepstogt door de wateren van Friesland naar de Eems gedaan heeft, om deKauchen en Brukteren tot reden te brengen; na 't welk voorfpoedig uitgevoerd te hebben , hy Sentius Saturninus tot zynen Stadhouder aanftelde, het krygsvolk ,naby de vcrecniging der Lippe met den Ryn, de winterlegeringen betrekken deed, en zelf over Zwitferland naar Italië te rug keerde. De geduchte nederlaag, welke het Romeinfche leger, ten jaare vyftien, onder Quintilius Varus, omtrent het Dethmolder woud, tusfchen de bems en Lippe, leed, en waarvan de tyding Augustus zo ten diepften trof, dat hy maanden achter Beknopte Historie. Tiberius heeft ook een krygstogtdoor Friesland naar de Eems gedaan. De Ro. meinen krygen de nederlaag onder Quintilius Varus.  -74 Tegenwoordige Staat Be knop- t IilSTOrie. De muite xy daarop gevolg.!, wordt geiïild door Germanikus, die ook Arrui' nius be oorloogt. en overwint. achter een door zyne Paleizen liep, geduuriglyk roepende: Virus , Varus , geef my myne Keurbenden weder ! werd gevolgd van zulke gevaarlyke muiteryen onder de krygsbenden, die onder 't bevel van Silius aan den boven - en van Cécina aan den beneden Ryn gelaaten waren, dat . Germanibus, zoon van den reeds voorheen gemelden Klaudius Druzus, uit Gallie, daar hy toen was, naar den Rynkant trok, om de rust in 't Leger te herdeden; gelyk hem dit ook naar we; 5ch gelukte- Zich hier bevindende heeft hy, behalve;; andere krygsverrichtingen, om den toeleg van Arminius, toen Veldheer derCheruscen, teverydelen, niet alleen Cécina, met veertig compagnien ( Cohortes j, ieder uit vyfhonderd man beftaande, door het land der Brak» teren, op hem afgezonden, maar ook Pedo met de Ruitery door Friesland laaten volgen; terwyl hy zelf met vier Legioenen, ieder vyf of zes duizend man bevattende, te water door de ftroomen en langs de Wadden zyne reize nam. Als dit volk aan de Eems gekomen, en nog door eene menigte hulpbenden, zo van Friezen als Kauchen verilerkt was, brak Germanikus met hun op naar de plaats, alwaar Varus met zyn Leger voorheen verflagen was, en hunne beenderen nog onbegraaven over 't veld lagen. INa deeze, niet zonder eenige plegtigheid, by een verzameld en begraavcn te hebben, raakte hy met Arminius in een hevig gevecht, dat wel eerst met even groot voordeel van weerskanten geëindigd werd; doch daarna, hervat zynde, geheel ten nadeele van Arminius uit ■ viel; hebbende de flagting onder de Germaanen zo  van FRIESLAND. 175 zo lang als de dag en 's Vyands woede geduurd. Na deeze Overwinning belloot Germanikus naar den Eemsftroom te rug te keeren. Doch op dat zyne Scheepsvloot te ligter over de wadden vlotten mogt , zond hy twee Keurbenden , onder 't beleid van Vitellius , derwaards. Deeze had reeds een gedeelte van den weg veilig afgelegd , wanneer de Noorde wind, opdeekende , den fpringvloed , die gemeenlyk omtrent de Herfstevening het hoogst van allen ryst, en daarom van onze zeeluiden de groote of Herfstfpring genoemd wordt, onvoorziens zodanig over het land joeg, dat welhaast alles blank ftond, en in een baare zee veranderd fcheen. De Voetknechten werden hier door in de uiterfte verlegenheid gebrngt: want daarze nu de harde plaatien van de weeke, en de ondiepe van de diepe niet onderfcheiden konden, werdenze dikwyls van het water om ver geilagèn , of door den ftroom weggerukt; waarby veelen het leeven infehooten. De overgebleevenen behielden 't hunne op een terp of heuvel, daarze nat en koud, zonder.vuur, en veelen met bezeerden lichaame, eenen droevigen nacht doorbragten. Met den dag, en na het. ailoopen van den vloed, zette Vitellius de reize met hun voort, tot aan zekeren droom , welke van Tacitus de Vifurgis genoemd wordt , doch zeer waarfchynlyk de Burdo of Burdinus is, welke Oostergo van Westergo fcheidt \ gelyk reeds voorheen (*) van ons is opgemerkt. Germanikus , hier liggende met de vloot , welke by den (•-) bladz. 14. Beknop- 1'e HlSTO' RIE. Hy keert te rug ïaar de Eems: nidlerwy! /iridt zich Vitellius, net twee Keurbenden, zeer in 't naauw, door eenen boogen vloed.  ij6 Tegenwoordige Staal Beknopte IIisto Rie. (1 Ob IBf. : HM Germanikus, z.'.t deji Oorlog iu' . Duitschland , voqrc. rregooi Hy wordt van eenen geweldigen ftorm op de Noordzee beloopen» den iTorin almede niet weinig geleeden had, ■ fcheepte de afgematte Henden zo ras mogelyk in, en' voerdeze door de Friefche binnenwateren behouden te rug naar den Ryn, alwaar het gerugt van hunnen dood reeds vooruit geloopen had. ■i In den volgenden Winter zich gereed gemaakt hebbende, om den oorlog in Duitschland met meer riadruk voort te zetten, verdeelde Germanikus de Keurbenden en Bondgenooten op de. uitgeruste vloot, en voer daar mede weder langs de grift van Druzus naar en door Friesland , boven Oostergo om , naar de .Eems y daar hy den mfsllag beging van zyne benden aa'n deeze zyde van den droom te ontfchepen, dewyl 'them in de noodzaaklykheid bragt, om naderhand vry wat dagen met het maaken van bruggen te fpillen; doch van deezen togt, öp welken in Friesland niet veel byzonders moet voorgevallen zyn, is ook reeds voorheen eenigzins gewaagd; waarom wy 'er- hier' van 2w'ygen, alleen meldende, dat in dien veldflag, waar in de Chcrufcen, onder hunnen Veldheer Arminius, verdagen zyn, ook Friezen gevonden werden*, wélke Germanikus , onder de Galliërs en Duitfchers, vooraan inde fpitfe had gedeld. Germanikus, dus den Veldtogt voor geëindigd houdende, zond eenige Keurbenden te lande naar den beneden Ryn, terwyl hy zelf met het overige Leger te fchcep ging, en door de Eems in de Noordzee ilak, alwaar hem eerlang zulk een zwaare lbrm overviel, dat zyne fche- pen  van FRIESLAND. 177 pen jammerlyk geteiderd, en, of in zee weggerukt , of tegen de Friefche Eilanden gefmeeten en verbryzeld wierden. Die nog hier of daar behouden geland waren, daagden eerlang weder op. Midlerwyl had het gerucht van 't vernielen der Romeinfche vloote zich wyd en zyd verfpreid, en verfcheiden Duitfche natiën bewoogen, om ten minden nog eene kans te waa* gen, ter bekominge van haare aloude vryheid. Dan ook deeze pooging viel ongelukkig uit, en had eene algemeene verwoesting haarer landen ten gevolge. Het Krygsvolk werd federt wel gemoed in de winterlegeringen geleid , en door Germanikus, voorde geleeden fchade op zee , rykelyk befchonkcn. Op een deezer togten van Germanikus naar en 1 door Friesland zal voorgevallen zyn,. 't geen J reeds voorheen (f), zo wegens zekere zoete; Fontein en de fchadelyke uitwerkfels van < derzelver water, als ook wegens de aanwyzinge < van het Brittenkruid daar tegen, door ons is ge- j meld, en hier geene herhaaling behoeft. In, hem , die ongemeen lieftaalig en inneemend < van zeden was , ja zo dat hy van vrienden en \ vyandenbeide gepreezen wierd, hadden de Friezen eenen grooten begundiger; des het niet te verwonderen is, dat zy, in erkentenisfe daar van, hem in watersnood het leeven bergden , in de uiterde gevaaren b'ydonden, en een kruid aanweezen , dat diendig was ter duitinge van een ongemak, waar door zyne benden grootelvks verzwakt en gedund werden. Na ft) bladz. 10. Beknor re HtsTsfui. 3p «en leezer ogten chync 'oorgeralien te :yn het ;een roorheert vegens :ekere fontein isv jemeld.  Tegenwoordige Staat Beknot? te Historie. Na zyn venrek hielden de Friezen zich eenige jaaren ftil. ijlt.Olennius brengc door zyne Srengheid te wege dat de Fr.jzen de Wape nen opvat ten teger de Rome nen en dezelve verdaan. Na dat Germanikus, op uitdrukkelyk bevel van Keizer Tiberius, nydig over den voorfpoed zyner wapenen, in den jaare zeventien, uit deeze gewesten vertrokken was, hielden de Friezen zich nog eenige jaaren ftil, en zouden het waarfchynlyk hnger gedaan hebben, hadden de Kömémen', door hunne gierigheid, hen niet tot opilarid getergd. Druzus, dit volk fynsbaar aan de Romeinen gemaakt hebbende, pam de geringheid van hun vermogen in acht, en lei hun, ten behoeve van het Krygswólk, eene zeer maatige fchatting van Osfehuiden op, zonder zeer naauw te laaten onderzoeken, ofze wel van de vereischte vastigheid en grootte waren. Olennius naderhand, ten jaare achtentwintig, de redering over de Friezen in handen hebbende °gekreegen, ging veel fcherpèr te werk, en las ruggen van wilde Osfen uit, naar welke de Friezen de hunne moesten leveren (f). Geweldig hard viel dit den Friezen, wien het wel aan geen grof wild in hunne bosfchen ontbrak, maar wier weiden llegts van maatelyk "vee voorzien waren. Zy leverden dan eerst de Osfen zelve, toen de Akkers, en eindelyk Ook hunne Vrouwen en Kinderen ter flaavernye over. Doch dit gefchiedde niet zonder groote verbittering en klagten; en toen deeze, hoe Ct ) Volgens 't verhaal van anderen zoude hy de ruggen van Wilde of Ur Osfen zelve geeischt hebben; doch deeze waren wei in 't Hercynifche Woud vari Duitschland, maar nooit in Friesland te vinden, en dus zou het den Friezen onmo^elyk geweest zyn hem te gehoörzaamen.  van FRIESLAND. 179 hoe rechtmaatig ook, geen 't minde gehoor by den Dwingeland vonden, werden de wapenen op gevat,en de Soldaaten vari Olennius, daarze met het innen der fchattinge bezig waren, allereerst aangepakt, en zonder genade opgeknoopt. Olennius, zich zeiven niet veilig achtende, ontweek de woede des volks in de Merkte Flevura (§), daar eene goede bezetting in lag, ter beveiliginge der ïïranden. De Friezen waagden het wel hem hier te belegeren, doch braken, op 't hooren van den aantogt van Apronius, het beleg weder op, om hun eigen land te befchermen. Dit deedenze ook met den moed van een volk, dat zyne vryheid liefheeft, ende banden eener knellende heerfchappye niet kan noch wil verdraagen: want niet lang'daarna werden de Romeinen en hunne Bondgenooten door hen verflagen; (t) De fpyt, welke Tiberius over dit verlies ge- r voelde, werd te gereeder ontveinsd, omdat hetc maar alleen de uiterde grenzen van het Ryk \ betrof. Na zynen dood kreeg Kajus, zoonc van Germanikus, wel het gezag in handen;doch by alle zyne belachlyke bedryven had Frieslandh ' te weinig belang, om 'er melding van te maaken. Dit diende niet vergeeten, dat de Friezen r. door deeze duppere daad by de Duitfchers ver- Z( maard, en by de Romeinen achtbaar zyn ge- vt worden ; zo datze ook van toen af hunne oude d vryheid wederom zouden bekomen hebben, en ^ federt,als van ouds,bedierd zyn geworden doorh twee « (§) Zie boven bladz. iy. tt) bladz. 15. I\i ?, Beknopre Huror ru. riberius ntveintt e fpyt, ie hy ver dit erlies ad. « Frie;n vererven>or dee! hunne ipperiidgroon roem.  i8o Tegenwoordige Staat BEKNOPTE IIlSTO R"IE. 44- Klaudius doet een' togt tegen de Britten Een hongersnooddringt de Friezen dm graanen van elderi te haaien, De RomeinenJaaren de Friezen ir rust. twee Koningen, welker een beoosten ,en de andere bewesten het Vlie, regeerde, zonder te konnen zeggen, wie 't geweest zyn. Denkt iemand, op 't gezag van lommige Oude Sehryvers, die ons de nazaaten van Frifo één voor één weeten op te tellen, dat Diokarus Segon, omtrent deezen tyd. Prins van Friesland geweest zy, het ftaat hem vry ; wy durven op die berichten niet ten vollen aan. Door Klaudius , den opvolger van Kaligula , werd, behalven andere verrichtingen hier te lande, ook een togt ondernomen tegen de Britten, op welken hem de Batavieren, onder aanvoering van Klaudius Civilis, en zeer waarfchynlyk ook de Friezen verzelden, 't zy dan onder Prins Dibbaldus, of eenen anderen Overfte. Beiden mcesterlyk afgerecht op *t zwemmen, deeden zy den Keizer grooten dienst in 't overtrekken der ftroomen, waardoor hy meer dan eene overwinning behaalde. En toen, niet Jang hier na , een groote Hongersnood in 't Ryk ontftond, die ook deeze gewesten niet weinig drukte, zagen de Friezen zich genoodzaakt, te fchepe, graanen uit de Oosterfche gewesten te haaien; dezelve binnen brengende te Stavoren en Dokkenburg , toen de voornaamfte Havenplaatlen van Friesland. Doch hoe dit zyn moge , men ziet'er uit, dat de Friezen reeds in dien tyd niet onbedreeven ter Zee waren. Sedert de Nederlaag van Apronius lieten de Romeinen dc Friezen in rust, en deeze gaven hun ook geen byzonderc redenen van ongenoegen , fchoon 'er aan wederzyden fteeds een heime-  van FRIESLAND, 181 melyk wantrouwen fchuilde. Doch toen de Friezen zich, hunnen oorlogzugtigen aart ten gevalle , onvoorzigtiglyk gemengd hadden, in de Zeefchuimeryen , welke de Kauchen met hunne Rooffchepen op de kusten van Callië ondernamen , en deeze door Domidus Korbuio, den Beftierder van Neder Germanië en de aangelegene gewesten , verflagen en hunne Rooffche-r pen in den grond geboord waren; kwamenze, hoe moedig ook voorheen, nu verzet over 't verlies van hunne nabuuren, de Kauchen, by, en handelden met Korbuio. Eenige Gyzelaarsaan hem overgeleverd hebbende,ontvingen zy weder van hem eenige landeryen om dezelve te bebouwen, en daar mede hunne grenzen uit te zetten, gelyk ookgefchikte wetten, en zekere Raads- en Magiftraats- perfoonen, ter betere beftieringe hunner zaaken. Verder leidc hy, ter hunner beteugclinge, eenige bezettingen van Krygsvolk in Friesland, en bouwde eene zeer voornaame fterkte, ter plaatfe , zo men wil , daar federt de ftad Groningen is gebouwd geworden (§> lang evenwel duurde dit bedwang der Friezen niet : Keizer Klaudiwï nam geen genoegen in 't bedryf van Korbuio, en gelastte hem door brieven, met zyne bezettingen weder over den Ryn te trekken : gelyk hy, fchoon tot zyn ongenoegen, deed. en dus de Friezen wederom van het Romeinfch( Krygsvolk ontfloeg. De Friezen, de bedryveloosheid der Romein fch (§) M. Alting Notit. Germ. infer, P. i. p. 4«. M 3 ESKNOPf TE HlSTO» UIE. 47- Zy hande» Ien met Korbuio, en raaken door zyn vertrek van 't Romeinfche Krygsvolk wederom ontflagen» ■ Zy traeïv  Beknopts Histo- me. ten hunne grenspaalen verder uit te breiden. Dnblus Avltus dreigt hen met de Romeiufclie wapenen. i8a Tegenwoordige Staat fche Stedehouderen, na Korbuio, ziende, wilden de gelegenheid niet verzuimen, om hunne grenspaalen verder uit te breiden. Zy voerden dus. hiertoe aangezet door Verritus en Malorix (f),die toen over dit volk het gebied hadden, voorzover de Germaanen gewoon waren zich te laaten regeeren, de Jeugd door de bosfchen en moerasfen, de Oude lieden, Vrouwen en Kinders, met de verdere bagagie, door de meeren, tot aan deu oever des Ryns; daar zy de akkers in bezit namen die, men, ten behoeve der Soldaaten, had laaten ledig liggen. De Friezen vonden naamelyk deeze landflreeken voegzaamer voor zich dan hun eigen land, dat aan Zee gelegen, geheel niet, of kwaalyk bedykt was, en voor geduurige overdroomingen bloot lag. Doch maar pas hadden zy deeze landen ingenomen, en een begin gemaakt met het bouwen van hunne wooningen, en het beploegen en bezaaien der gronden, of dubius avitus, die nu met de Regeering over NederGermanië belast was, dreigde de Friezen met de Romeinfche wapenen, zo zy niet aandonds de ingenomen velden verlieten, en naar hunne oude wooningen te rug keerden, of nieuwe akkers van den Keizer verwierven. De verlegenheid hier door ontdaan was niet gering, echter ontbrak het den Friezen niet aan moed, om de ge- (t) Naar 't zeggen van SulTr. Petri zou de eerde den toenaam van Hermana en de laatfte dien van Camminga gedraagen hebben. Schot Friefche Hist. bl 50. en Winfem. Kron. bl. 24.  van FRIESLAND. 183 gefchiktüe middelen ter afwendinge van 't gecreigde onheil te beproeven. Zelfs waagden het Verrittis en Malorix naar Rome re trekken, om zich by Keizer Nero te beklaagen. Voor dat zy gehoor verwerven konden, leide men hen in den Schouwburg van Pompejus, om daar eene vertooning der Romeinfche grootheid te aapfchouwen. Hier gekomen zynde, zaten zy eenigen tyd ledig rond tc zien, om datze in de Spelen. die hun onbekend waren, geen vermaak fchepten. Ondertusfehen vraagden zy hunne leidslieden naar den onderfcheiden' rang der menfehen, welke daar in zo groot eene menigte waren lamengekomeh, en wel allermeest raar zekere perfoonen, die, in uitheemsch gewaad , in de zetels der, Raadsheeren zaten. Hier op ren antwoord gekreegen hebbende, dat het Afgezanten waren van Volkeren die in dapperheid en vriendfehap jegens de Romeinen uitftaken, en daarom deeze eer ontvingen; riepenze met luider femme : „ dat geen volk „ onder de Zonne de Duitfchers in trouwe ?, en wapenen te boven ging": en met één tradenze van hunne plaatfen af, en gingen onder de Raadsheeren zitten. Dit hun gedrag, naar eene aloude oprechtheid en lollyken naaryver fmaakende, werd hun van niemand, zelfs van Nero niet kwalyk genomen; integendeel befchonk hy hen beide federt met het Romein fche Burgerrecht; fchoon zy op hun verzoek ten antwoord kreegen , dat hunne Landslieden de ingenomen velden hadden te verlaaten en wederom naar hunne oude wooningen te M 4 ver. BEKNOPTE HlSTOt RIB. Verritus en Malo. rix trekken naar Rome; bun gedrag in den Schouwburg. Zy worden met het Burgerrechtbefchonken, doch krygen  i$4 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. geen antwoordnaar hun nen zin. Klaudius Civilis, gevangklyk naar Rome ge voerd, wordt we der ontilagen: er echter ontftaat hier te lande eer algemeen misnoegen. De Batavieren ei vertrekken. Dit antwoord was zo weinig naar den fmaak der Friezen , datze weigerden zich naar hetzelve te gedraagen ; eindelyk werden zy 'er evenwel toe genoodzaakt, na dat de Romeinen , door hunne op hen afgezonden Ruitery, fommigen gedood en anderen gevangen genomen hadden. Ten tyde van Nero, die zich zeiven , ten jaare achtenzestig, om 't leeven bragt, opdat hetheni niet door anderen mogt benomen worden, gelyk deeze ontmenschte wreedaart van overlang verdiend had, viel'er verder weinig byzonders, raakende de Friezen, voor. Onder zynen opvolger Galba, werd wel Klaudius Civilis, die op bevel van Nero gevangklyk naar Rome gevoerd was, in vryheid gefteld,' doch zulks kon niet beletten , dat de Batavieren een algemeen misnoegen tegen den Keizer opvatten. De Batavifche en Friefche hulpbenden gingen hier in zo ver, datze verklaarden, den eed van getrouwheid niet anders dan in den naam van den Romeinfchen Raad te willen doen. Een die in Spanje Keizer gemaakt was konde hun, gelykze hunnen Landgenooten te Rome weeten lieten, niet behaagen, waarom zy voorncemens waren zeiven eenen anderen te verkiezen , tot genoegen van al het Romeinfche Krygsvolk. Galba, zich des grootelyks belgende, dankte aanfionds alle Duitfche Lyfbenden af, en lietze , geheel onbeloond voor langduurigen en getrouwen dienst, naar huis vertrekken. In den twist , welke na zynen dood,in het i volgende jaar, over de Keizerlyke waardigheid tus-  van FRIESLAND. 185 tusfchen Otto en Vitellius ontdond, hielden de Batavieren cn Friezen de zyde van den laatden, wordende hier in onderfleund, door de onlangs afgedankte Lyf benden en anderen. Vitellius, zich door zulk een magtig bondgenootfchap gederkt vindende, bragt twee Legers op de been, om daar mede van twee kanten in Italië tc dringen, en Otto in 't naauw te brengen. Onder beide de Legers had men een groot getal Batavifcbe en Duitfche hulpbenden, waar toe ook de Friezen behoorden. Het eerde, dat door Valens gebooden werd, trok door Gallië derwaards; het andere, onder Cécina, nam zynen weg door Zwitferland, en over de Alpen, en was niet zo ras tot aan de Po genaderd, of de Batavieren en Friezen , groote meesters in 't zwemmen , trekken, omtrent de Stad Placentla, de Rivier over, en bragten zulk eene verbaasdheid binnen de Vesting, dat de overgaave der Stad 'er waarfchynlyk op gevolgd zou zyn , indien 't geheele Leger, gelyk men zich in de Stad verbeeldde, even fpoedig over de Rivier had konnen komen. Toen dit eenigen tyd daarna gefchiedde, cn Pkcentia in orde belegerd werd, waren de gemoederen daar binnen merkelyk bedaard, en zo verre van zich over te willen geeven, dat zelfs de hevigde dormen kloekmoedig wierden afgeweerd. De Duitfchers, en daar onder ook de Batavieren en Friezen, met hunne naakte lichaamen, deeden onder hun gewoon krygsgefchrei, cn 't zwenken van de fchildm over hunne fchouders , inderdaad geweldige aanvallen; doch werden uit de Vesten, zo onophoudelyk en met Zuls eene menigte van pylen beM 5 fchoon Beknc*« re HisT0- H IE. Friezen kiezen de zyde van Vitellius tegen Qt» to. Zy zwemmen over de Po,en verwekken eene groote verbaasd, heid binnen Placeutia.  Beknopte Histo, »ie. In 'c Leger van Valens ontltaat merkely. ke muite, ry. Eindelyk ; raakt alles, wederom in rust ; ' doch maar voor ee- ; nen korten tyd. De heide : Legers ] vereenigd zynde, ï86 Tegenwoordige Staat fchooten, dar. veelen hunner al vechtende fneuvelden; ook werden de Romeinen, ichoonze de Stad in beter orde beftormden, eindelyk genoodzaakt, het beleg op te breeken, en over de 1 'o te rug te trekken. Her mislukken deezer onderneeminge werd gevolgd van mtrkelyke muitery in 't Leger van Valens, wien men verweet, dat hy door zyne traagheid daarvan de oorzaak was. Het llillen hiervan kostte hem geen geringe moeite; te meer om dat de acht Batavifche Regimenten, die zich van 't Land der Lingoonen af, by Valens gevoegd hadden, hoe langer hoe trotfer wierden, en langs de tenten der Keurbenden liepen ftoffen: „ dat zy het waren , die de „ Veertiendelingen ingetoomd. Nero van Italië „ beroofd, cn 't ganfche geluk des Ooriogs in i, hunne hand hadden". Gaarne had Valens een gedeelte der Batavieren naar elders verzonden, om dus hunne magt te verdeelen; doch hierin werd hy te rug gehouden door zyne eigene Keurbenden, die nu over zyn voorneemen openlyk aan 't morren en muiten floegen, :ot blykbaar Ieévensgevaar van den Veldheer jelven. Eindelyk raakte alles wederom in rust; m toen floeg Valens zyn Leger neder by Pavia. Doch hier ontftonden al dra rjieuwe onlusten ander de Soldaaten, die zo verre gingen, dat jy, omdatze geen deel aan den ftryd hadden geaad , zonder op den Veldheer te wachten, voor 3e Legertekens heen rukten, en zich by 't Lerer van Cécina voegden. Opdat nu dit vcrecïigd Leger den kryg met dies te meer kracht egen dat van Otto voort mogt zetten , werd 'er  van FRIESLAND. 187 'er eene brug over de Po geflagen, ter plaatfe daar een Eiland in 't midden van den ltroom lag. De Schermers van Otto's Leger , met fchuiten naderende, deeden hun uiterfle best, om zich meester van 't Eiland te maaken , en 't voltooien der brugge te beletten; doch de Germaanen en Batavieren waren hun te gaauw, lprongën fcbielyk in den liroom,zwommen naar 't hiland, en deeden den vyand met groot verlies wyken. Wanneer, niet lang hierna, de Legers handgemeen geworden waren, dat van Otto verflagen was, en deeze zich, op dé tyding daar van , het hart had afgedoken, kreeg ViteÜius 't Ryksgebied alleen in zyne magt, en werd, door den Raad en 't volk, met veele teltenen van blyrifchap, voor Keizer erkend. En dewyl de Germanifche benden zo veel deel inde behaalde overwinning gehad hadden, werden deeze door eenellaatelyke bezending, voor hunne getrouwe dienden, van wegen den Raad, bedankt. Vitellius , met een gansch heir naar Italië op weg zynde , toen hem de tyding dier overwinninge gebragt werd, was veel te trots op zynen voorfpoed, om 'er een langduurig en ongeltoord genot van te hebben: want verfcheidene der aanzienlykde hoofdlieden , die Otto gediend hadden, hebbende laaien ombrengen, werden veelen afkeerig van hem. Het veertiende Legioen inzonderheid , dat onder Otto gediend had , was buitengewoon tegen hem verbitterd. Om alle verdere onheilen voor te komen gaf hy bevel, dat het zelve had weder te keeren naar Britannie, van waar het weleer door Nero was te rug B1 KNOPTE HISTORIE. vermeesteren een Lüandje in de Po. Virelüus wordt voor Keizer er. kend. . 69. En de Germaanen voor hunne dienften bedankt. Vitell us heeft iveiniir, gelot van synen roor"poed.  i8S Tegenwoordige Staat Beknopte Historie; De Friezen neemen deel in den oorlog tusfchen de Batavieren en Romeinen. mg ontbooden. De Batavieren,die reeds voorheen niet de Veertiendelingen over hoop gelegen hadden, voegde hy, om hunne beproefde trouwe, in 't eerst by zyn eigen Leger; doch beducht dat zy eenigcn toeleg ten nadeele der Keurbenden mogten fmeeden, zond hyze in 't kort naar Gërmanië; zich voor 't overige verniaakende met alom Spelen, Schouwburgen en SchermoelTeningen aan te dellen. De Friezen zouden dus eene heilzaame ruste genooten hebben, zo zy buiten den Oorlog hadden konnen of willen blyven, welke, omtrenq deezen tyd, tusfchen de Batavieren en Romeinen, ontbrandde, en waarin Klaudius Civilis, een Batavisch Krygsoverde, en van Koningklyken damme, door zyne fchranderheid en krygskunde, boven veele anderen grootelyks heeft uitgeblonken. Ons bedek lydt niet dien oorlog hier omrtandiglyk te befchryven- Dit is ten overvloede van anderen gefchied (*). 't Zy ons genoeg in 't kort aangeftipt te hebben , dat de Friezen niet hunne nabuuren, de Batavieren en Kamnefèaten, eensgezind waren in partydigheid tegen de Romeinen, van wien zy, federt langen tyd, menigvuldige knevelaaryen hadden uitgedaan : zy behoefden dus niet lang genoodigd te worden, om zich met ttrinio, die van de Kaninefaaten met de gewooue plegtighedén tot Overde verkooren was, te vereenigen, en gezamentlyk aan te vallen ( *) Zie Wagenaar Vader!. Mist. I D. blad?. 11<5 enz. gelyk ook Foeke Sjoerds Fr. Jaarb. I D. bladz. 1-52. en Schotanus Fr. Hist. bl. i&.  M» FRIESLAND, 1&9 vallen op de naaste bezettingen der Romeinen, dieze onverwacht verjoegen, uitplondercnde of doodende, zonder onderfcheid, allen die hun in handen vielen. Civilis, zich onder dit alles hebbende ftil gehouden, omdat hy, door zich een vriend der Romeinen te veinzen , meende zyn oogmerk best te zullen bereiken, gaf voor, dien oproer der Friezen , met zyne onderhebbende manfehap, te willen dempen. Doch 't geheim lekte uit, en werd gevolgd van een gevecht aan den Ryn, waarby Civilis de overwinning behaalde, en teffens eene vloot vernielde van wel vierentwintig fchepen, met welke de Romeinen gemeend hadden hunne vyanden te bevechten. Deeze overwinning bragt te wege, dat Civilis en de zynen als herftellers der Vryheid van hunne landgenooten geroemd en in eere gehouden wierden. 1 Na dat Civilis deeze overwinning behaald en ook Germanië en Gallië tegen cle Romeinen gepoogd had op te hitlèn, met oogmerk, meent men, om zelf over die ryke en magtige gewesten het gebied te voeren , gelukte het hem meer dan eens, den Romeinen de nederlaag te geeven; zynde, behalven anderen, daarin doorgaans dapper onderfteund door de Friezen. Nu en dan ondervond hy echter ook hoe onwis de kans des oorlogs zy, inzonderheid in de vruchrelooze beftorming van de Romeinfche Legerplaats Vetera, en in den Slag te Gelduba, fchoon hy daar,in 'tvervolg, eene overwinning op de Romeinen behaalde, en ook Vetera vermeesterde. Doch voor dat dit gefchiedde trol hem een zwaar verlies, door dien de Keulenaars, juist BeknéP' rs HisTffnut. Civilis behaal: de overwinningop de Romeinen. Nu en das liep hem de oorlogskansook tegen.  190 Tegenwoordige Staat BEKNOPTE HlSTO RII£. De Frie zen en Duitichersdoen grooten dienst in den flag by Vetera. Civilis juist toen hy voor had om derwaards te trekken, de Cohors van Kauchen en Friezen, dis dronken en in flaap gevallen waren, ellendigi yk deeden omkomen , door het huis, waarin zy zich bevonden, in brand te fteeken. Ook viel 'er vooraf nog een zonderling gevecht voor met de Romeinen, waarvan eeni'.;e melding dient gemaakt. Toen naamelyk Civilis zich te Vetera had nedergeflagen, volgde hem eerlang Cerealis met een' uitgeleezen hoop krygsvolk; doch beide de Legers werden van één gefcheiden door breede velden, welke Civilis, door het flaan van eenen dam in den Ryn, had onder water gezet. De Friezen en Duitfchers in het heir van Civilis, doorgaans ryziger van geftalte, en veel beter afgerecht op 't zwemmen dan de zwaar gewapende Romeinen , kenden de gelegenheid cn ondiepten deezer velden. Hier door gemoedigd, begaven de ftoutften onder hen zich overliet verdronken land, en vingen het eerst den ftryd aan, met dat gevolg, dat de Romeinen al kort in verwarring raakten, dewyl hunne paarden en wapenen van de ftroomen verzwolgen wierden, en hunne voetknechten tot aan den middel toe in 't water rtonden, zonder voor - of achterwaarts te durven treeden. De Friezen en Duitfchers, ondertusfehen , fprongen onbefchroomd over de ondiepten heen, en vielen van achteren en ter zyden op de Romeinen aan, zonder echter op het drooge te durven komen: dus was de fchrik,dien de Romeinen hier leeden ,inderdaad grooter dan hun verlies. Civilis, hier door nieuwen moed hebbende ge.  van FRIESLAND. 191 gekreegen, bragt den Romeinen, zo te water als: te lande, nu en dan gevoelige Hagen toe; ook' leed hyze nu en dan van hun; tot dat Cemlis het, door beloften en bedreigingen, zo ver wist te brengen, dat ook Civilis zelf, tegen wien nu, onder de zynen, partydige voornee-: mens begonden gefmeed te worden, verdriet \ in de geleeden ellenden krygende, met Cerealis ] tot e n mondgefprck kwam, en een verdrag' roet hem floot, waarby Civilis vergiffenis van f alles verkreeg, mids dat de wapenen nederge-1 legd, en de Batavieren by hunne oude waar \ digheid van Vrienden en Bondgenooten des Romeinfchen Ryks te zyn, gelaaten wierden. Of de Friezen en andere Overrynfche Volkeren mede in dit verbond begreepen zyn geweest, is wel niet volkomen zeker, maar echter zeer waarfchynlyk, zo omdat Cerealis, na 't flui. ten van dit verbond, de wapenen tegen hen niet gewend heeft, ais ook omdat Civilis te veel genot van den onderftand en de getrouw* heid der Friezen en hunne nabuuren had gehad , om hen niet mede in dit verdrag te begrypen. De Friezen hebben dus hier by hun-1 ne vryheid behouden, en deeze heeft geduurd 2 onder de Regeeriug van Vespaziaan en zyne \ beide Zoonen, Titus en Domitiaan, tot op het v jaar zevenennegentig van onze gewoone cydre. keninge. De Friezen ondertusfehen, te oorlogzugtig van aart zynde, om de aangenaame vruchten van vryheid en vrede lang met genoegen te fmaaken, vielen eerlang in de landen der Si karabren ; doch werden daar zo wel ontvangen, 3EKNOP" FE tflSTO' ilE. luit einlelyk een verdrag net Ceealis,vaarin de biezen vaarïhynlyk.iegreeien waen.70. Ie Frie. en be ouden us hunne ryheid. 77-  TE HlSTO RIE. Zy vallet in de landen der Sikambren.Neemen wederom dienst by de Ro meinen. 79- Door Ner va wordt den Friezen het 192 Tegenwoordige Staat gen, datze met bebloede koppen, en mee achterlaatinge van meer dan vyfhonderd man, naar huis moesten keeren. Ook begaven veelen hunner zich weder als voorheen in dienst der Romeben, of uit enkel vermaak in den kryg , of uit hoofde van het onlangs getroffen verbond; en hier door kreegen zy deel aan de vermeestering van het Britannisch Eiland Mom, by welke gelegenheid hunne ervaarenheid in 't zwemmen den Veldheer Agri* kola grootelyks1 te ftade kwam. Ook waren het de Friezen en Sueven, die zekere bende Uzipeeten gevangen namen , welke , na 't afmaaken van den Honderdman en de Romeinfche Soldaaten, door Agrikola onder da Rotten verdeeld om hen de krygskunde te leeren, drie Liburnifche vaartuigen vermeesterden , en daarmede zee koozen eer 't fchelmftuk ruchtbaar wierd, fchuimende langs de kusten van Britannie, tot dat zy eindelyk tot zulk eene behoeftigheid vervielen , dat zy eerst de zwakltcn , en daarna by looting hunne makkers één voor één keelden en opaten : want dus geheel Britannie omgedevend zynde , en ten langen leste hunne fchepen door onkunde van 't ftuuren verlooren hebbende, vielen zy den Friezen en Sueven in handen, die eenigen van hun voor flaaven verkochten, welke eerlang, by wisfelinge van koopers, aanden Rynkant kwamen, en daar aan de Romeinen hun zonderling wedervaaren vertelden. Na den dood vau Domitiaan, die door den Bevelhebber zyner eigene Lyfwacht werd om hals gebracht, beklom Nerva den Troon, en Tra-  van FRIESLAND. ip3 Trajaan,van hem voor Zoon en Opvolger aan genomen , voerde, geduurende zyne regeeringe, het gebied aan den Ryn; doch niet ten gelukke der Friezen, dewyl hun door hem andermaal het juk der dienstbaarheid wierd op den hals gedrongen, 't welk zy omtrent twintig jaaren lang hebben moeten draagen ; zynde zy, onder Keizer Adriaan, eerst wederom aan hunne oude vryheid gekomen. Deeze vergenoegde zich naamelyk met het geen ter linker zyde van den Ryn, naar den kant van Gallië, lag, nam de Overrynfche bezettingen weg, en Helde deeze Rivier wederom, als van ouds, tot eene grensfeheiding van 't Romeinfche Ryk en Duitschland. Veele jaaren verliepen 'er federt dien tyd, zonder dat 'er, den Friezen aangaande, merke- i Jyke veranderingen voorgevallen-; of ter onzer \ kennislè gekomen zyn. Met die der andere; volken hebben wy ons niet te moeien. Wy i gaan derhalven alle die verhuizingen met (lil-1 zwygen voorby, welke omtrent deezen tyden nog lang daar na, door verfcheiden Naden, ondernomen zyn; hoewel 'er niets ongerymds in {leekt te denken , dat de Friezen ,daar door van de landzyde gedrongen wordende, zich van toen af meer en meer naar de Zeekusten begeeven, en die llreekcn fierkcr bewoond zullen hebben. Men vindt althans gemeld , dat ten deezen ( tyde nog geene vaste Steden in Duitschland c en Friesland te vinden waren , gemerkt de1 Natiën zich toen in Goën en Dorpen , by11 Geflagten en Huisgezinnen, plagten te verdee- v len, terwyl Koningen over hen 't gebied voer- d N den, Beknopte HlSTO- wc juk andermaalopgedrongen. 'n veele aaren 'alt 'er liets by:ondersn Friesand voor. )mtrent eezen 'd vondt ien hier og geene iste Steen.  Bi KNOPTE HlSTORIS. Ook nie zo veel; Graaven of Landvoogden. ï8o. De Frie zen, ove den Ry getrokken, wo; den verdreeven. 104 Tegenwoordige Staat den, en in den Oorlog Hertogen verkooren wierden , wier heerfchappy wederom met de wapenen werd afgelegd. Ook wist men toen nog niet van zo veele Graaven, of Keizerlyke Landvoogden , als naderhand onder de Frankifche Keizeren zyn aangefteld, zonder iets te erven. Doch ook hierin baarde de ftaatzugt eerlang groote veranderingen: want daar zich fommigen het erfrecht aanmaatigden, en dat met list of geweld ftaande hielden, werden anderen door de Keizers en Koningen van Frank* ryk, zo lang zy het gebied over Duitschland nog in handen hadden, of uit byzondere gunste, of ter belooninge hunner gedaane dienden, met Erfgraaffchappen befchonken; 't welk aanleiding gaf, dat deezen geftadiglyk naar uitgeftrekter heerfchappy haakten, de vrye landen hunner Nabuuren beftreeden, en 't ingenomene voor 't hunne hielden; en dit is de waare oorfprong van veele hedendaagfche Graaven, Prinfen en Hertogen. Middelerwyl, en by de Regeering van Kei' zer Kommodus, die een ondeugend Zoon van \ eenen deugdzaamen Vader was, waagden de Friezen 't wel over den Ryn in Gallië te trek-ken, en daar veele verwoestingen aan te rech* ten; doch Kommodus had hier van niet zo dra kennis gekreegen, of RTodius Albinus wierd met eenig Krygsvolk derwaards gezonden, om hen van daar te dry ven; 't geen hem ook naar wensch gelukte: want de Friezen, door hem in eenen veldllag overwonnen zynde, werden met groot verlies naar hun eigen land te rug gejaagd- Niet  van FRIESLAND. 195 Niet lang na deezen hebben verfcheiden Duitiche Nar ien, ziende dat de Regeering der' Romeinfche Keizercn, hoe langer hoe meer, tor, eere fchandèlyke onachtzaamheid verviel, en dat hu: ne Bevelhebbers zich doorgaans van dee- \ ze gelegenheid bedienden om de verst gelegen ' volkeren te onderdrukken en uit te zuigen, zich met eikanderen, op eenen algemeenen Land-: dag, door een plegtig verbond, vereenigd, om ' 't juk der Pvomeinfche heerfchappy van den hals: te fchudden, en zich in vryheid te (lellen. De voornaamile atien, die aan dit verbond deel hadden , waren gezeten tusfchen de Main,1 Ryn, Sale, Elve en de Noordzee, en belton-1 den uit Hesfènaars, Mattiaken , Uzipeeten, Tenkteren , Marlen , Brukteren , Chamaven, Angrivariën, Tübahten, Chcrufcen, Kauchen, Friezen, en eenige anderen. Deeze verbintenis was ook zo krachtig, en van zo gewenscht ee» nen üitflag, dat zy niet alleen de vreemde volkeren uit hun Land gekeerd, maar ook de R.omeinen door geduurige oorlogen afgemat, en zich meester van Gallië gemaakt hebben; 't welk men als den grondflag van den edelen en wydvermaarden naam der Franken en der Frankifche heerfchappye heeft aan te merken, fchoon men den juisten tyd en de eerfte aanleggers van dit verbond niet weet te noemen (§). Aan dc invallen , welke deeze verbonden: Frankifche volkeren, onder de regeeringe van ; Makrinus , Heleogabalus en Alexander Seve-1 rus , in Gallië en over den Donau deeden, hebben (§) Schotanus Fr: Hist. bladz. 26, N 2 Bekno?va HistO" ue. /erfcheilen Duit» che vollerenrereeni;en zich egen de ^.omeiïen, en ;yn gelukkig in ïunne >nderneeninge. 5e Frie- :en heb >en waarchynlykieel ge.  Beknopte Histo ME. had aan de invallen der Frankifche volkeren in Gallië, en over den Donau. 235Maxim i« nus, Keizer geworden'zynde, loopt groot ge vaar zym leevens hier te lande. 196 Tegenwoordige Staat hebben de Friezen zeer waarfchynlyk mede deel 1 gehad; doch de byzonderheden van 't geen 'er by die gelegenheid is voorgevallen, zyn niet zeer bekend. Dit vindt men gemeld, dat Alexander Severus, na de Perfen overwonnen te hebben, zich met een ontzaglyk Leger naar de Gallifche gewesten heeft begeeven, om de Germaanen te beoorloogen; doch maar naauwlyks Was hy tot aan Ments gekomen, toen hy, zonder nog iets van belang uitgevoerd te hebben, van zyne eigene Lyfwacht, onder aanvoeringe van Maximinus, wierd omgebragt, in het jaar 235. Deeze, daarop door het Krygsvolk tot Keizer verkooren zynde, zou met zyn Leger van Romeinen en verfcheiden Oosterfche Natiën, de Franken en Alemannen zeer waarfchynlyk onder 't juk gebragt hebben, zo hy niet door de bosfchen, moerasfen en ilroomen, waarin de Duitfchers eene veilige fchuilplaats vonden, ware verhinderd geworden: want hen daarin willende vervolgen, liep hy geen klein gevaar van door hen afgemaakt te worden, vooral toen eens zyn paard in een moeras bleef deeken, en hy ter naauwernood gered wierd. Hy had niet niet te min zyne vaandelen reeds tot aan of op de grenzen van Friesland gebragt, en men heeft reden om te denken, dat het gevecht, 't welk zo gevaarlyk voor hém was , daaromtrent is voorgevallen: want naar zyn eigen Ichryven aan den Raad en het Volk van Rome, „ had hy „ vierhonderd Italiaanfche mylen in Duitschland, „ tusfchen den Ryn en de Elve, met dc wa„ penen geheel bedorven, de Dorpen afge» „ brand, het Vee weggevoerd, eenen ryken „ buit  van FRIESLAND. 197 „ buit gemaakt, en eene ontelbaare menigte ,, menfehen omgebragten gevangen genomen". De Alemannen en Franken hadden, fchoon niet geheel overwonnen, te veel by deezen oorlog geleeden, om zich niet eenigen tyd ftil te houden. Van toen af liepen 'er verfcheiden jaaren voorby, welke weinig ftofs voor deeze beknopte fhsto- j rie van Friesland opleveren ; de verwarringen,, welke in 't Romeinfche Ryk al gaande weg, grooter werden, vindt men by anderen over-1 vloedig gemeld. Onder de Regeeringe van Kei-j zer Valeriaan vielen de Franken en Alemannen wederom over den Ryn en Donau in het Romeinfche Ryk, met dien uitflag, dat de Alemannen zelfs over de Alpen in Italië, tot Ravenna toe, doordrongen, terwyl dc Franken en 1 andere Germanifche Natiën , waaronder men e oók de Friezen te tellen heeft, geheel Gallië ° afliepen, alles wat hun voorkwam vernielende, en, i, na over het Pyreneefche gebergte getrokken te b zyn, in Spanje kwamen, daarze zelfs de ftad Tar ragona innamen, plonderdcn en vernielden, zonder dat de Keizer, elders de handen vol werks hebbende, in ftaat was zich daar tegen te verzetten. Veele deezer volkeren, de Friezen en S Kauchen inzonderheid, reeds toen .'voor ervaa- jj ren Zeelieden bekend , waren hiermede nog0 niet te vreden; maar ftaken van daar te fchepc a over naar Afrika, daar ook dat gedeelte van't Romeinfche gebied zwaare verwoestingen van hun moest lyden (*). Junius {*) Schotanus Fr. Hist. bladz. 27. N 3 Beknopte Histo- IUE. De Francen en Aemannen'allen welerom in iet Roaeinfehelyk. 254. lenige, n daar nder de riezen, >open geeel Galc af. smmigen .inner •eken ser naar frika.  198 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie.Tunius Posthumus behaalt mee dan eem overwinning op d Friezen enz. De Ove ry niche Germaanen val!< in Galli De Frï< zen en Kauche ftroope ter zee Junius Posthumus, die onder de Regeeringe van Gallieen, den zoon en opyolger van Valeriaan, door de misnoegde Galliërs, tot Keizer verkooren was, wist zich door den krachtigen tydand, dien zy hem verleenden, in deeze zyne [ waardigheid niet alleen zeven ' jaaren lang ' te handhaaven, maar ook meer dan eene : overwinning op de Friezen , Bèsfen , Kauchen, en andere Frankifche Natiën te behaalen : zelfs dichtte hy verfcheiden iterkten op den Germanifchen bodem , en noodzaakte de gemelde Natiën om hem tegen de Bevelhebbers van Gallieen den noodigen bydand te bewyzen. Misfchien waren zy door hem een eenemaal bedwongen geworden, zo niet zekere Viktoryn hem van kant geholpen, en na hem de Keizer'■ iyke kroon in Gallië opgekreegen had. De overrynfche Germaanen, het ombrengen van n Posthumus vernomen hebbende, bedonden c. niet alleen de derkten, door hem op hunnen bodem gedicht, om verre te haaien, en te verbranden, maar ook met allen, mogelyken fpoed over den Ryn te trekken, en in Gallië te vallen , daarze zich van wel zestig deden meester maakten. Viktoryn en eenige andere opgeworpen Keizers na hem, herdeldcn de vervallen zaaken der Romeinen m Gallië wel eenigzins, door het beteugelen der Franken ; doch het was Keizer Aureliaan, die dit begonnen werk verder voortzette. En echter gingen de Franken, en wel allermeest de Friezen en Kauchen, met j hunne drooperyen in Gallië, ter zee dapper voort, zonder dat de Keizer deezen hunnen overmoed wist te beteugelen, En voor dat- nog  van FRIESLAND. iptj nog Aureliaan door het krygsvolk wierd omge' bragt, breidden zy zich ook reeds wederom te lande uit, wierpen de Iterkten der Romeinen langs den Ryn om verre, trokken over den ftroom, en drongen tot diep in Gallië door, daar hun, wegens de korte Regeeringe van Tacitus en Floriaan, weinig of geen tegenftand gebooden werd. Probus, een der kloekmoedigfte Vorften, had niet zo dra het Ryksbewind in handen gekreegen, of hy ondernam, in eigen perfoon, eenen togt tegen de Germaanen, om dus zyne overwinningen , voormaals op de Kauchen en Friezen bevochten, verder voort tc zetten. Behalven andere voordeden, door hem op deezen togt behaald, zouden 'er, 't geen niet vry van onwaarfchynlykheid is, in verfcheiden ontmoetingen, byna viermaalhonderd duizend Germaanen , die zich op den Romein fchen bodem, langs den Ryn en door gansch Gallië, nedergezet hadden , gefneuveld zyn. Zekerder gaat het, dat de Franken, door Probus in hunne moerasfen overvallen cn geflagen zynde , genoodzaakt wierden, hem te voete tc vallen , en te fmeeken, dat hy hun niet alleen den vrede wilde fchenken , maar ook een gedeelte dier landen ter bewooninge afftaan, welke voorheen door hen waren ingenomen. Dii tweeledig verzoek werd hun van den Keizei ingewilligd; doch teffens door hem bedongen dat hy zich van hunne hulpe, in den oorlog zou mogen bedienen. Ook koos hy metder daad zestien duizend Jonge Krygsknechten ui dc Friezen, Kauchen - Katten enz. welke hy, na N 4 Z' Beknopre Historie. 276. Probus loet een' :ogt tegen de Germaanen. De Fran. ken worden door hem overvallen en geflagen.  Coo Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. De Friezen zyn hem getrouw in den oorlog tegen Prokulus. De onderwerpingder Friezen is van korten duur. «83. ï i I i i < ze onder de Keurbenden verdeeld te hebben, in de Legers en Bezettingen deed dienen. De Friezen fielden ook zyne verwachting niet te leur: want als zich, geduurcnde zyne Regeering, zekere Prokulus tot Tegen - Keizer had opgeworpen , en deeze by de Friezen eenige onderfteuning meende te vinden, waren het juist de Friezen, door wien hy by den Keizer aangebragt,en aan denzelven overgeleverd wierd 5 hy was naamelyk,door Probus vervolgd wordende , naar Friesland gevlugt, in verbeeldinge, dat de gebroken en waterachtige frreeken van dat gever den lyn. 3e Frieten verneesterenBatavië. 35«Bedryven/an Julitan hier :e lande.  aia Tegenwoordige Staat BURNOPT-E HlSTO HIE. Udolf Hi ron was de laatfl der Friefche He togen. 't Romeinfche gebied te brceken. Dan de Friezen waren te zeer beducht voor den toorn van Juliaan , om hun den doortogt door hunne landen toe te daan. Hierdoor genoodzaakt om eenen anderen weg te neemen; voeren zy te fchepe om Friesland heen, en kwamen zo in de BetuWe, thans meerendeels door de Saliers bewoond , welke, door hen verdreeven zynde, de vlugt namen naar bet land der Menapiers (f), ftaande onder de gehoorzaamheid der Romeinen. Juliaan ontving en handelde deeze vlugtelingen met veel vriendlykheid; ook werd Cbarietto ( § ), door hem afgezonden ter beteugelinge der Quaaden, en wel met dien uitflag dat zy zich onder zyn gebied en gehoorzaamheid begaven. Udolf Haron, de laatfte der Friefche Herto- gen, regeerde omtrent deezen tyd, en was oorlogzugtig van aart. Hoe veel deel hy echter gehad hebbe aan de invallen dc;- Germaanen , ■• Saxers, Franken en Friezen in Gallië, valt by gebrek van aantekeninge niet te melden. Zeker gaat het dat de Overrynfche volkeren, door Juliaan Saxers geweest te zyn, die vofgens fommigtn niet door hen gezonden maar verdreeven waren. Vaderl. Hisï. I. D. bl. 247. (f) De Menapiers moeten waarfchynlyk in het noordlykfte gedeelte van Braband of Vlaanderen geplaatst worden. Cluver. Germ. Antiq. L. II. C. XVI. P- 393. ( § ) Over de gaddooze ftoutheid van deezen Duitfcher kan men nazien Schot. Fr. Hist, I. B. bl. 31. en Vaderl. Hist. I D. bl, 249.  van FRIESLAND. 313 liaan bedwongen, en hem grootelyks genegen, op de tyding van zynen dood, terftond nieuwe ontwerpen , ter verkryginge hunner voorige vryheid, begonden te fmeeden, aan welke ook de Nedcr-Saxcrs of Friezen hebben deel gehad. Den Ryn, naar ouder gewoonte, overgewogen, rechttenze groote verwoestingen in Gallië aan, en behaalden eene mcrkelyke zege op de Romeinen; doch werden vervolgens door Jovinus, Overfte der Ruircrye van Keizer Valcntiniaan, overvallen en verflagen. De rust, hier door verworven, was van korten duur. De Saxers, Wilten en Sclaaven , welke beneden Utrecht, in de landen naar de Noordzee, in het tegenwoordig Holland en Zeeland woonden, alsook dc kleine Friezen,welke zich voorheen tot den miidelften arm des Ryns hadden uitgebreid, doch nu maar een klem gedeelte dier landltreek boven Alkmaar bezaten, vereenigden zich met clkanderen tegen de Romeinen, en voeren den Ryn op, alles watze in Gallië bereiken konden te vuur en te zwaard verwoestende, Dan dit kwam hun vry duur te ftaan. Valentiniaan beftookte hen in hun eigen land maakte veele gevangenen , veroverde verfcheiden fchepen, en liet langs den Rynkani eenige fterkten en toorens ftichtcn, die. hy mei senoegzaame bezettingen voorzag , om deeze volkeren in het toekomende te beter te be- dwingen. . , DeNeder-Saxers,dus verhinderd om over dei Ryn in Gallië te dringen, voeren, altkans voo: een gedeelte, om Friesland heen , en. bra?tei de erenzen des Romeinfchcn Ryks m Gaine o\ w& q r, nieuw SeknoprE Histo- «ie. S 66. 3<5S. De Saxers enz. vereenigen zich met elkanderentegen de Romeinen. i De Ne- ■ . derSaxers vallen wc1 derinGal> lië, doch 5 .t _ i.*V •'•  214 Tegenwoordige Staat Beknopte HlSTO' rie. lot hun eigen on geluk. Verrichting >n vat Udolf Haron. Gnder de Regeering van Arkadius ■en Hono rius, raaki het Ryk in verwarWig. nieuws in onrust; doch werden eindelyk ge« noodzaakt het hoofd in den fchoot te leggen, en de Romeinen om vrede te fmceken; deeze werd hun ook, doch met een bedrieglyk oogmerk , toegedaan, zynde zy, by he: overleveren van eenige jongelingen, dieze voor het houden van den vrede aan de Romeinen te pa:'de moesten laaten, door hen overvallen, en zo fel geflagen, dat 'er naauwlyks één behouden bleef, die vertellen kon hoe hem deeze reis vergaan ware. Dezelfde Udolf Haron , van wien boven reeds met een woord gefproken is, zou ten deezen tyde, zo omtrent Dokkenburg als ook by Stavoren, veel volks by een verzameld hebben, en daarmede de landen, Zuid- en Oostwaards gelegen, bezocht, en veele plaatfen en fterkten veroverd hebben, tot merkelyke uitzetting van de paaien zyns gebieds Ook zou hy over de Eems en Wezer, eertyds grensfcheidingen der Friezen en Kauchen, getrokken zyn, en die Janden, welke, ten grooten deele, door de Kauchen verhaten waren, hebben ingenomen ; het welk ten gevolge had, dat de volkeren over de Eems, in 't Oost van Friesland gelegen , onder den naam en het gebied der Friezen kwamen, en tot heden toe den naam van Oostfriezen behouden hebben. Onder de Regeeringe van Arkadius en Honorius, minderjaarige Zoonen van Theodofius den Grooten, zag men 't vuur van verwarringe, zo in 't Westen als Oosten, al dra ontbranden; ook bleeven de Friezen en andere Natiën , ter rechter zyde van den Ryn , daar niet ganlèhe- lyk  van FRIESLAND. >i$ Iyk buiten, en echter zou het buiten ons bedek loopen, het begin en den voortgang daarvan te melden. Anderen hebben die in 't breede befchreeven. Midlerwyl zyn 'er , omtrent deezen tyd, veele Saxers en Friezen naar Engeland verhuisd zyn. De reden daarvan wordt van allen niet eveneens opgegeeven. Volgens fommigen zou 'er een groot geroep ter opren-, van Hertog Udolf Haron gekomen zyn, dat zyne landen te vol volks waren om 'er alle te konnen beftaan, en dat hy daarom , volgens de oude wetten en gewoonten, geliefde toe te daan, dat door lootinge beflistmogt worden, wie van hun het Vaderland te verlaaten hadden; en dat ingevolge hiervan ook zyne eigene Zoonen Hengistus en Horfus, deel aan dien togt krygende , het Bcvelhebberfchap over hunne reisgenooten gevoerd zouden hebben. Andereu, en dit komt ons waarfchynlyker voor , meenen dat de Saxers en Friezen , op verzoek der Britten, naar Engeland zyn overgedevend, om hen tegen de Pikten cn Schotten te befchermen, en dat zy, na dit metderdaad, tot genoegen van Koning Vortigernus, gedaan te hebben, in erkentenis fe van dien gewigtigen dienst, door hem rykelyk befchonken, en in 't Zuider deel des Koningk ryks geplaatst zyn geworden; doch dat zy, door d< vruchtbaarheid des Lands en de zachtheid de: Luchtdreek aangelokt, beilooten hebben de toen maals traage en vadzige Britten zelve te over meesteren, en zich in het bezit des Eilands t dellen. Een ontwerp van zo groot een uitzig vereischte veel volks. Van tyd tot tyd werde O 4 Beknop« te HlSTO* rie. Verhuizing van veele Saxers en Friezen naar Engeland. ! 449- t 1 r  Br knop. TE HlSTO JUE. Klovis zoekt de paaien van 't Frankifche Ryk uit te zetten. 491. De Friezen maaken een verbond met de Saxers. 1 si6 Tegenwoordige Staat 'er ook nieuwe bezendingen naar toe gevoerd '(*); doch deeze waren oorzaak, dat de,kusten aan de Noordzee gelegen een groot deel van haare inwooners verlooren,en dat den Friezen, die gemeenlyk zeer talryk waren, eene gundige gelegenheid gegeeven wierd, om zich verder Oost- en Westwaards uit te breiden, cn daar door te wege te brengen, dat al het land, ten Noorden van Maaz en Ryn gelegen, en Oostwaards door de Elve bepaald, den naam van Friesland verkreeg. Ook moeten deeze overtogten aangemerkt worden als den grond gelegd te hebben tot die overeenkomst van taal, welke tusfchen de Engelfche en Oudfriefche nog hedendaags ligtelyk te ontdekken valt, en waar van voorheen gefproken is. Het Westerfche Keizerryk onder Augustulus zynde te gronde gegaan ,■ zocht Klovis, Koning der Franken , de paaien van zyn Ryksgebied op allerhande wyze uit te breiden, en daagde niet ongelukkig in de uitvoering van dit ontwerp. De Friezen, met reden beducht, dat het ook eerlang hunne beurt zou worden, en ten duidelykden begrypende, dat het hun luttel baaten zoude zich van de overheerfchinge der Romeinen vrygemaakt te hebben, zoze nu het Frankifche juk draagen moesren , dooten een verbond met de Saxers en aniere Duitfche volkeren, om zich, des noods, net vereenigde magt te verdedigen. In den Deginne fcheen het oorlogslot hen te begunrti- gen; (") Men ziehier van in 't breede Schot. GeibhiecL '»n Friesl: b!. 39. Vaderl. Hist. I D. bl. 290.' '  van FRIESLAND. 217 gen; doch eerlang fchooten zy te kort. Naar 'r. verhaal van foinmigen zou Klovis, menigmaal aangezocht door zyne Gemaalin Klotilda, öm toch den Christelyken Godsdienst te omhelzen, zich hier toe door eene gelofte verbonden hebben, zo de overwinning zich voor hem verklaarde. Hoe 't zy , kort hierop ontving hy den Christelyken waterdoop, en leide den grond tot den verderen voortgang des Christen doms in zyne Staaten. De Friezen, toen ter tyd Richold den II tot hunnen Koning hebbende, hadden midlerwyl ook eenig deel aan 't geene 'er in Britannië gebeurde. Sedert eenigen tyd waren de zaaken hunner Landgenooten en der Saxers daar merkelyk ten achteren gegaan. En 't ftond, by 't leeven van den dapperen PrinfeArtur, gefc hapen als ofze eerlang ganfchelyk verdelgd zouden worden. Dan zyne Opvolgers waren geene Arturs, noch bekwaam om de Britfche Vryheid te handhaaven. Dus werden de Saxers, door eene menigte van hunne Landgenooten en Friezen gefterkt, en van de Afgodifche Ieren geholpen, ailengskens wederom zo fterk, datze, tegen 't einde der zesde Ëeuw, de Oude {kitten voor 't grootfte deel ombragten, en fqm,migen naar dien hoek des lands verdreeven, welke hedendaags Wallis heet, terwyl de overigen het Ryk verlieten, en de viugt naar Bretagne in Gallië namen; zynde de overheerde landen onder de Saxers, Friezen en Anglen verdeeld, en zeer waarfchynlyk naar deeze iaatften Anglia geheeten (§). Om- CS) De Anglen, tusfchen de eigentlyke Jutten \m woonenoe • 05 Beknopte Histo- me. Hebben deel aan 't geene in Britannië ge- t beurt.  ai8 Tegenwoordige Staat BüKNOP' ïe Historie. 500. Richold de II. noodzaakt de Deenen deeze landen te ruimen. Friesland lydt veel van geweldigeftormwin* den. $%6. Omtrent deezen tyd deeden de Deenen en Noormannen, onder hunnen Koning Herald, eenen inval in het Oostelyk gedeelte van Friesland, daarze jammerlyk huishielden, alles wat hun voorkwam verwoestende en vernielende, tot dat Richold de II, toen der Friezen Koning, hun met een magtig Leger tegen trok, en hen noodzaakte deeze Landen te ruimen, met achterlaatinge van den buit, waarmede zy gehoopt hadden zich te zullen verryken. Anders houdt men het daarvoor, dat de Friezen , toen nog Heidenen zynde , doorgaans vereenigd waren met de Deenen, en meer dan eens in 't pionderen en rooven op de Gallifche en Britannifche kusten famenfpanden. Friesland, bewesten het Vlie, wordt om redenen geoordeeld toen onder het gebied van 't Frankiiche Ryk gedaan te hebben (♦> Daar Friesland,tot op deezen tyd, of geheel niet of althans maar van zeer zwakke Dyken tegen het geweld der Zee voorzien was, hebben geweldige dormwinden aan 't zelve van tyd toe tyd de gevoeligde nadeelen moeten toebrengen; en dus is het wel tegelooven, dat Friesland ten jaare vyf honderd en zestien, by eenen geweldigen dorm uit den Noordwesten, onder water gezet zy, en daar by over de zesduizend menfehen en zeer veel vee hebbe laaten zitten, (f) Geen minder nadeel leeden deeze Gewesten by den ivoonende, hadden mede dee! aan dien togt, welke onder 't bevel van Hengist en zynen Broeder ondernomen was. (*) Schot. Gefchied. van Friesl. bl. 43. Procop. \j. III. Rer. Goth. (f) Wim'em. Kron, bl. 47.  van FRIESLAND. 219 den dorm van vyf honderd drieendertig: de wind woei naamelyk drie dagen lang met zulk een geweld uit den Noordwesten, dat het geheele land onderliep en groote fchaie leed; zynde , naar men -erhaald vindt, op het Roode Küf vyfendertfg boomen van eene ontznglyke grootte met wortel en a) uit den grond gerukt, en 't Luibuis van Frieslands tweeden Koning Odilbald, op dien heuvel gedicht, zo ten eeneiriaal omgeworpen, dat na den dorm naauwlyks te ontdekken viel van wat gedaante het geweest was (3). INa Richold dep II zou Beroald, Frieslands vierde Koning, zynen Vader in de Regeering zyn opgevolgd, en door zyn huweiyk' met de Dogtcr van Rits&rd , Koning van Friesland ten westen het Vlie, de beide Ryken met eikanderen vereenigd hebben. Dan zulk eene aanzien'yke vermeerdering van magt zou teffens aanleiding gegeeven hebben, dat de Franken, zulk een' vermoogenden nabuur niet konnende dulden, van toen af voornamen de Friezen, door geweld van wap3nen , te onderdrukken ; doch datze, door inlandfche onlusten en oorlogen verhinderd, Beroald eene gewenschte gelegenheid lieten, om zowel zyne als des Lands kinderen, niet alleen in deoeffeningenvanden kryg', maar ook in andere vrye konden, te doen onderwyzen, en alzo den grond te leggen tot eenige meerdere befchaafdheid dan tot hier toe onder de Friezen vernomen was. De Saxers en Friezen ( f ), die zich, eenden tyd (§ ) Winfem. brengt deezen trorm tot het jaar 570. (t) Schot. Friefche Hist. bl. 431, rE Histous..f33- Beroald, /ierde Konin» /an Fries»nd, verenigt de jeide Ry;en bebosten er» jewesten j iet Vlie, 3e Saxers  aso Tegenwoordige Staat BüKNOPi Til HlSTO ■ KIK. en Friezen ftaan op tegen het FrankifcheRyk. 555» Het zelve is inwendig zeer verdeeld. tyd geleeden, aan het Frankifche Ryk onderworpen hadden, Honden nu tegen het zelve op. Waarfchynlyk oordeeldenze thans van alle ondervverpinge aan het zelve ontflagen te zyn, om dat Koning Theodebald, by zyn overlyden, geene Zoons had nagelaaten. Klotaris evenwel, die,na den dood van Theodebald,ten troon gefteegen was, begreep het anders , trok met een magtig. Leger tegen hen op, en behaalde, niet verre van de Wezer, zulk eene volkomen overwinning op hen, dat zy genoodzaakt wierden, zich op nieuw aan de Frankifche heerfchappy te onderwerpen, en eene jaarlykfche fchatting van vyf honderd koeyen op te brengen. Zachter behandeling ware veelligt van duurzaamer onderwerpinge gevolgd; nu wierpenze eerlang het juk weder af, en bragten Klotaris, in eenen veldflag, zulk eene nederlaage toe, dat hy zelf hen om den vrede bidden moest. Het Frankifche Ryk, na den dood van Klotaris, onder zyne vier zoonen verdeeld zynde , werd al dra door de binnenlandiche oorlogen, welke de eene Broeder tegen den anderen voerde, zodanig van een gereeten, dat 'er geene moge. lykheid was, om andere volkeren lastig te vallen. De Saxers en Friezen genooten dus eene aangenaame rust; die echter eerlang door bekommering gevolgd werd uit hoofde van de toeneemende magt van Koning Chilperik, die den Oost Frankifchen troon beklommen had, na dat Sigebert, zyn Broeder,door bedel van Fredegunde, Chilperiks Huisvrouwe, was vermoord geworden. Zich te reppen noch te roeren was 't beste middel , om 't fmertelyk gevoel zyner overmagt te ont-  van FRIESLAND. aal ontduiken. Hierby verging het hun ook niet kwalyk, hebbende de Frankifche Koningen de Saxers en Friezen doorgaans zachtelyk gehandeld, en zich fchaars van hunne overmagt over dezelve bediend; doch dit heeft men ongetwyffeld aan de geduurige oneenigheden der Frankifche Koningen toe te fchryven. Onder de Regeering van Dagobert kreegen de zaaken een ander aanzien. De Saxers en Friezen fcheenen de groote heerfchappy des nabuurigen Konings niet te kunnen draagen, en ondernamen eenen opiland, die echter grootelyks tot hun eigen nadeel uitviel: zynde zy door Dagobert en zynen vader Klotaris zodanig verflagen en mishandeld , dat alle Saxers en Friezen , die langer waren dan het zwaard des Konings, omgebragt, hunne landen alom te vuur en te zwaard jammerlyk verwoest, en veelen hunner naar Frankryk gevoerd, en aldaar voor llaaven verkocht wierden. Deeze nederlaag, die ook der Friezen Koning Beroald het leeven gekost had, zou deeze Volkeren tot zulk eene onderwerping aan het Frankifche Ryk hebben gebragt, dat deszelfs Koningen 'er gelegenheid uitT namen, om van hunne landen verfcheiden {lukken af te fcheuren, en daar mede deezen en geenen te begiftigen ( *). De Bisfchop van Keulen zou ook C*) Dus vernaaien het de meeste Schryvers; eenigen evenwel zyn van gedachten. dat de Franfchen voor de overwinning, die ten jaare 6pj door Pipyn op hen behaald werd , nooit eenig gezag in Fri?sland gehad of geoeffend hebben. Zie Cerjfier Tabl: de 1' Hist. General» Tom. I, p. 93 - 95 Bbknoïtiï Historie. «522. De Saxers en Friezen worden door Dagobertverflager» en zeer mishandeld.  aaa Tegenwoordige Staat Bbknop» T' HlSTO ÏUE. De Zadei van 'c Chrisrendom wor den hier te lande geftrooid door Wil frid. 6fp. ook op deeze wyze aan Friesland gekomen zyn, " onder beding dat hy de Friezen tot het geloof der Christenen zou bekeeren. Dan hier van kwam weinig, zo door de dofheid der Keulenaars, als den tegendand der Friezen. De jaarlykfche fchatting van vyfhonderd Koeyen werd hun evenwel kwytgelcholden, om datze beloofden de Landpaalen van Frankryk tegen de Wenden re zullen befehermen. Adgilius, de vyfde der Friefche Koningen, was wel jong van jaaren toen hy aan de regeeringe kwam; maar verdandig cn vreedzaam van aart. Hy deed dus zyn voordeel met de twisten en partyfehappen die in Frankryk plaats hadden, regeerde zyn volk n vrede, en bragt te wege, dat Friesland grootelyks toenam in Gedichten, Landwinning, overvloed van alles, goede Wetten en Ordonnantiën, i Ten tyde van deezen Adgdlus werden ook de zanden van den Christelyken Godsdienst hier te lande gezaaid: gelegenheid daartoe gaf, dat Wilfrid, Bisfchop van Jork in Engeland, die voor een geleerd en godvruchtig man geh< u' den wordt , door Koning Edfrid uit zynen. doei verdreeven wierd: want naar Rome willende reizen, om zich, over 't hem aangedaane ongelyk, aan 't Opperhoofd der Kerke te beklaagen, werd hy met zyn onderhebbend fchip, door dorm en tegenwind , op de kusten van Walcheren, toen nog tot Friesland behoorende , gefmeiten, en door Koning Adgiilus met veel betoog van vriendelykheid bejegend. Ebroin, Hofmeester des Konings van Frankryk, hier toe opgehitst door Edfrid, zocht wel den verdreeven Kerkvoogd uit dezen fchuil-  van FRIESLAND. 223 fchuilhoek te trekken, en hem van kant te helpen ; doch Adgillus ftoorde zich zo weinig aan de magt van zynen geduchten Nabuur, dat hy, in plaats van 't recht der herbergzaamheid te fchenden, den brief, dien men hem gezonden had, met verontwaardiginge verbrandde, en aan Wilfrid vryheid gaf om 't Euangely van Christus aan de zynen te verkondigen. Wilfrid, hier van gebruik maakende, zou eerst den Koning zeiven, en daarna veele van zyne onderdaanen, bekeerd en gedoopt hebben. Doch zyn verblyfhier te lande was kort van duur, en zyne eigene denkbeelden wegens den Christelyken Godsdienst zeer bekrompen. Dus betekende veeIer Christendom weinig meer , dan datze gedoopt waren , en geloofden dat de Bisfchop van Rome het hoofd aller Bisfchoppen ja de eerde aller menfchen ware. Omtrent tien jaaren laater nam zeker Monnik, Egbert genaamd, en uit een adelyk Engelsen gedagt gefprooten, op nieuw voor aan de be'keering der Friezen de hand te daan. Doch eene ongelukkige rcize herwaards maakte hem zo beangst, dat hy 'er voor altoos van afzag. Zyn reisgenoot Wigbert bezat meer moeds , vervolgde zynen togt, kwam in Friesland, eti wendde twee jaaren lang groote vlyt aan, in 't leeren en onderwyzen der Heidenfche Friezen. Doch door de hardnekkigheid des volks, en de onbekeerlykheid van Koning Radboud, die na Adgillus den troon beklommen had, en zo wel wreed van inborst als een geflagen vyand var het Christendom was, hadden ook deeze poogingen geenen gundigen uitflag. Mid- Beknopte Hjsto« RIE. Tien jaaren laater wordt daar aan gearbeid door ze. keren Wigbert.  2S4 Tegenwoordige Staal Beknopte Historie. Pipyn beoorloogten overwint de Friezen, dot. I? adboud 2-ui veel ht bben moeten lyden van cïe Noor mannen. (t) Schot. Fr. Hist. bl. 55. Midlerwyl werd in Frankryk de Koningklyke waardigheid, door het Groot Hofmeesterfchap, zo geheel en al verdrongen , dat Pipyn van L Jerfta], bygenaamd de Dikke, zo wel meester Van 's Konings perfoon als van het bewind der zaaken was. Hy verzuimde ook niet zich daar van, ter bereikinge zyner uitgeftrekteoogmerken , te bedienen. De Friezen fchroomden evenwel niet zich tegen hem te verzetten, en dus werden 'er wapenen vereischt om hen te onderwerpen. Hy fchoot ook metderdaad het harnas tegen hen aan , en Radboud verzuimde mgde tyd noch viyt om zich ten ftryde toe te rusten. Dan de oorlogskans liep Radboud tegen , en noodzaakte hem , om , na 't verliezen van eenen Veidflag, over 't Vlie te vlugten , en vrede met hem te maaken, op deeze harde voorwaarden , dat hy hem Friesland tot aan 't Vlie toe zoude afdaan, en geen hinder toebrengen aan de voortplanting van het Christendom in zyne Staaten (t )- Wegens deezen Radboud vindt men behalven andere dingen ook verhaald, dat hy, reeds inden beginne zyner regeeringe, eenen zeer harden ftoot van de Deenen en Noormannen zou geleeden hebben, daar in beftaande, dat hy, ondanks zyne dappere tegenweer , door hen overwonnen, en, na verfcheiden wonden bekomen te hebben, gevangklyk wierd weggevoerd, en Friesland overheerd; dat ook de Friezen erger dan flaaven door hen behandeld, en genoodzaakt wierden, niet alleen houten hals-  tan FRIESLAND. 225 halsbanden om den hals te draagen, maar ook de' deuren hunner huizen naar het Noorden te dellen, en zo laag te maaken, dat er niemand in of uit kon gaan zonder den Noordfchen Koning, door eene diepe buiging, te eerbiedigen; en eindelyk, dat hy, door zyne dapperheid , 's Konings genegenheid gewonnen hebbende, na eene gevaugkenis van zes jaaren, wederom in vryheid gedeld zou zyn, onder voorwaarde van ten allen tyde vriendfehap met hem en zyne nakomelingen te zullen houden. Dan, dewyl het twyffelachtig is, hoe veel daats 'er op dit verhaal van Okko van Scharl ( * ) te maaken zy , achten wy 't genoeg , dit met een woord aangeroerd te hebben, en gaan andere vertellingen met dilzwygen voorby. Pipyn, zich, om voorheen gemelde redenen, 1 vleiende dat hy geenen tegenfland van Radboud 1 in dc yer-breidihge van het Christendom , dat t hem na aan 't hartfeheen te liggen , zoude ont- adat Bonifacius ongelukkiglyk omgekomen, en Gregorius, een Achterkleinzoon van Koning Dagobert den II , hem op den Bisfchoplyken ftoèl van Utrecht gevolgd was, zette aeeze het werk van der Friezen bekeeringemetyver voort, daar in geho'pen door verfcheiden wakkere mannen, inzonderhei i doorWillehad, eenen Engelsenman, die, na zyne komst hier te lande , all reerst zynen dienst begon te Dokkum, toen nog warm van 't bloed der Martelaaren. Dan federt het pleegen van die moord waren de inwooners wat buigzaamer geworden, en ontvingen hem met groote eerbiedigheid. Hy hield 'er zich ook eenigen tyd op, en had het genoegen, dat zyne prediking van een gewenscht gevolg was, z3 ter verfterkinge van zwakke Christenen, als ter bekeeringe van veele Heidenen. Hy nam ook tot zich veele kinderen van de Aanzienlyklten en Edelen des Lands, om hen van jongs af in de gronden van den Christelyken Godsdienst te onderwyzen, achtende dat de gemoederen , BïïKNOP- r ii Historie. hand duur te ftaart kwam. Gregorius, de opvolger van Bonifacius , zet de bekee» ring der Friezen met yver voort; wordende daarin geholpendoor Willehad.  Beknopte Histo iue. Ludger, een Friesch Edelman. predikt het Euangelie, om trent Dok leum. 238 Tegenwoordige Staat deren , die nooit beimet geweest warén met het Heidendom , te gereeder zouden zyn om de leeringen van het Euangelie te volgen , en dat het gemeene volk, door de aanzienlykften voorgegaan, zich te ligter zou laaten beweegen. Ludger, van afkomfte zo wel als van inborst, een Friesch Edelman, te Wierum in Westdongerdeel gebooren, en door zyne ouders, Tjaard en Liauwe, aan Gregorius ter onderwyzinge overgegeeven, kwam , na de gronden der noodige weetenfchappen gelegd, en in Engeland, onder den vermaarden Alcuinus, verder voortgezet te hebben, van daar, in gezelfchap van eenige zyner Landgenooten , te Utrecht te rug , voorzien van eenen ryken voorraad van geleerdheid en eene menigte geleerde fchriften. Dit veraangenaamde hem zo zeer by Gregorius, en ook by Albrikus zynen opvolger, dat hy door deezen tot de Priesterlyk'e waardigheid verheeven, en gezonden wierd, om het Euangelie onder de Saxers, in Overysfel woonende, te prediken. Hier mede eenigen tyd onledig geweest zynde, vertrok hy naar Dokkum, en bleef 'er zeven jaaren ; daar het Euangelie met dien gewenschten voortgang verkondigende, dat niet alleen veelen uit de Had, maar ook uit de daaromtrent gelegen landftreeken, het Christelyk geloof omhelsden. De inval van Wittekind, Hoofd der Saxers, en zyn deerlyk huishouden hier te lande , terwyl Karei de Groote in Spanje oorloogde , bragt te wege dat Ludger, met zyne twee Broeders, Hildegrim en Gerbert, naar Italië vertrok, en 't Monnikskleed aantoog in het Benediktiner Klooster van den berg Kasfino, waarin Detmar, ook een gebooren Fries, toen  van FRIESLAND. -39 toen als Abt het befluur had. De verdere verrichtingen van deezen Ludger, en de byzondere hoogachting, hem door Karei den Grooten toegedraagen, zie men by anderen ( § ). Friesland, hoe veel het ook door de onlusten van den oorlog gcleeden had, was omtrent deezen tyd een kweekhof van de edelde fpruiten, die in verfcheiden gewesten het licht der waarheid op den kandelaar geholpen hebben ,-en 't flrektder Natie tot geene geringe eer , dat haare zendelingen elders, en wel voornaamelyk in Duitschland, het F uangelie verkondigd hebben, welk uit het voorheen door haar overwonnen Engeland ter haa]| rer kennisfe was gekomen. Ondertusfehen verbeelde men zich niet, dat het Christendom hier te lande aandonds die zuiverheid bereikte, welI ke het volgens de leer van Jezus en zyne Apostelen vereischte. Het ging gepaard met veele overblyfzelcn van 't Heidendom, dat door oudheid te diepe wortelen gefchooten had, om in korten tyd geheel en al uitgeroeid te worden. Of dit zo verre ging, dat men'er Priesters vond, I die op den eenen tyd den Doop naar de wyze der Christenen bedienden, en op den anderen eenen Bok of Stier aan de Afgoden offerden; dat i veelen geenezwaarigheidmaakten, om'tvleesch \ den Afgoden geofferd te eeten, als zy het maar > j, volgens hunne dwaaze verbeelding', door een 1; kruisteken gereinigd hadden; en dat zelfs andef ren hunne flaaven verkochten, om door de HeiI denen geofferd te worden, laat ik, als des niet |i ten vollen zeker, liefst onbepaald. VI. HOOFD- i (§■) Schot. Friefche Hist. bladz. 61. en F. Sjoerds I Algemeene Befchryv. van Oud en Nieuw Friesl. I. D. f 2 St. bl, 6zt, enz. BtKNOP- te HrsïO» rie,  Beknopte Histo jue. Karei dc Groote, brengt de zaaker hier te lande we dsrom « recht. 775- 240 Tegenwoordige Staat VI. I-I O O F D D E E L. Van Karei dm Grooten tot op het einde der Noordfcbe invallen, hier te lande. "jNÏJa den dood van Pipyn , voorgevallen inden jaare 768, kwamen zyne (laaten aan Karoloman en Karei, zyne beide Zoonen, die dezelve in diervoegen verdeelden dat Oost-Frankryk aan Karoloman , en al het overige aan Karei ten deele viel; doch eerlang kreeg Karei, bygenaamd de Groote, ook Oost Frankryk onder zyn gebied, zynde Karoloman, zyn Broeder, na eene regeering van drie jaaren overleeden. Karei op den troon bevestigd , en verwittigd zynde , hoe liegt de Saxers, onder aanvoeringe van Wittekind, in Friesland huishielden, zond eerst eenige benden, en trok vervolgens zelf, met eene aanzienlyke krygsmagt, naar deeze gewesten, om de ongeloovigen tot reden te brengen, en hen deAfgodery, die de oorfprong van hunne wederfpannigheid was, met kracht te doen verkeren. Zynen tocht nam hy door Friesland, en bragt daar alles wederom te recht. Of echter Koning Radboud toen weder de vlugt naar Denemarken genomen hebbe, dan of hy door Karei in ballingfchap gezonden zy, valt twyffelachtig; zeker gaat het, dat het Koningkryk in Friesland hier mede is ten einde geloopen, en dat de landen, na deezen tyd, door Frankifche Graaven, Landvoogden of Stadhouders zynbeftierd geworden. h Karei  van FRIESLAND. 241 Karei had niet zo dra de Friezen volkomen afhangklyk van zyne heerfchappy gemaakt, j of hy trok ook tegen de Saxers op , om die insgelyks te onderwerpen ; bedienende zich hier toe, onder anderen, van een goed deel Friezen, nog grootclyks tegen de Saxers verbitterd, wegens alle de mishandelingen, dieze van dezelve geleeden hadden. Tot zynen roem Haagde hy ook hier in gelukkig; en echter lieten de Saxers niet af, telkens nieuwe vyandlykheden te pleegen. De afweezigheid van Karei, die ten jaare zevenhonderd achtenzeventig naar Spanje getoogen was, gaf hun gelegenheid, om, zowel elders als in Friesland, de ysfelykfte verwoestingen aan te rechten , en al wat hun voorkwam door moord en brand te vernielen. Sommigen zyn van gedachten dat Radboud toen nog in leeven, en de bedekte aanftooker van deeze onmenschlykheden was; doch hoe dit zy.deChristenen hadden hier by 't meest van allen te lyden; zynde de Christen Kerken, die men hier te lande had beginnen te bouwen, daar by verwoest , en de verkondigers van 't Euangelie vervolgd en omgebragt. Willihad, die na den dood van Bonifacius, eenigen tyd te Dokkum gepredikt had, en nu te Bremen de Kerk dier plaats belHerde, ontkwam nog gelukkiglyk, door de vlugt, hunne handen; ook keerde hy naderhand, toen de ftorm der vervolginge over was, wederom derwaards, en overleed daar ten jaare zevenhonderd negenentachtig. Karei zond wel een aanzienlyk Leger tegen hen te velde; doch Witikind had het geluk van daar op,by het eerfte treffen,eene aanzienlyke overwinning te behaalen. En echter O ont- Beknopte Historie. Na da Friezen onderworpen te hebben, liggen de Saxers aan de beurt. 77». 's Keizers afweezigheid geeft gelegenheid aan .ie Saxers om hier veele verwoestinringen aan :e rech:en. 732. Willihad ontkomc hunne handen door de vlugt. De Saxers  te Historie.onderwerpenzich aan Karei der Grooten. Zy vallei wederom van hem af, en haaien daar toe insgelyks de Friezei over. 783. Wederon in genad (*) Wat gedeelte der Friezen men hier door te ver» ftaan hebbe is vry onzeker. 342. Tegenwoordige Staat ontzonk hun de moed, toen Karei zelf, met een ander Leger, het eerfte te hulpe kwam, zodanig, datze op de tyding daarvan het hoofd in den fchoot leiden, en zich aan Karei onderwierpen, op deeze harde voorwaarde, dat hem vierduizend en vyf honderd van de voornaamfte en aanzienlykfte aanvoerders in handen geleverd moesten worden. Dit gefchied zynde liet hyze alle, tot een toe, wreedelyk, onthoofden. Karei ondervond al dra , dat dit het rechte middel niet was, om zich van eenen overwonnen vyand eene beftendige gehoorzaamheid te belooven. De Saxers, hier door verbitterd, vielen, in'tvolgende jaar, alle te gelyk van hem af, en haalden ook de Friezen (*) over, om deel aan den opftand te neemen; doch met dien ongelukkigen uitflag, datze, in meer dan eene ontmoeting met hunnen magtigen beftryder, te kortfchooten,enzic,1 door denzei ven, op devernederendfte wyze, beroofd vonden van het Erfrecht op hunne ouderlyke bezittingen , zo het den Koning niet goeddacht hun dat uit byzondere genade te verleenen. Onder zynen zoon , Lodewyk den Vroomen, zyn zy eerst wederom in het zelve herfteld. Witikind, geen kans ziende om der ftervende Vryheid een nieuw leeven by te zetten , onderwierp zich insgelyks, werd een Christen, en ontving den doop in 'c byzyn des Konings, die over hem Gevader ftond. 1 De Friezen, die zich toen insgelyks aan Ka8 reï  to» F RUSLAND. 343 rel onderwierpen, zyn waarfchynlyk ook van hem in genade ontvangen. Men treftze althans kort daar na in de Legers van dien Vorst aan; ook hebbenze van toen af in zo grooten getaleden Christelyken Godsdienst omhelsd, dat dit ganfche Volk nu als bekeerd wierd aangemerkt. De vermaarde Alcuinus, Leermeester van Koning Karei, en thans ten hove in groote achting, zegt.dien aangaande , in zekeren brief: „ De oude Saxers, en alle de Friezen zyn nu , gedrongen door Koning Karei, die fammigen door bedreigingen, anderen door gefchenken overgehaald heeft, tot het geloof in Christus bekeerd geworden ". Schoon deeze wyze van bekeeringe geen overtuigde Christenen maakte, het getal werd 'er door vermeerderd, en dat feheen genoeg. Men was 'er althans te Rome zeer over voldaan, hebbende Paus Adriaan de I, dit, in eenen brief van gclukwenfchinge aan Koning Karei, duidelyk getoond, Dat een gedeelte van Friesland, door deezen Vorst toen, in 't Geestelyke, onderworpen zy aan 't Bisdom van Bremen, welk onder het bellier van Willihad Hond , is even zeker ais de echtheid van den brief, waarin Koning Karei dit gemeld zou hebben, doch welke van veelen wordt ontkend. Gelyk Koning Karei aldus zynen yver, ter voortplantinge van het Christendom, betoonde, en vooral geene Afgods beelden en bosfchen fpaarde; alzo zyn ook buiten twyffel toen de overblyfzels der Heidenfche Afgoden, in Friesland, uitgeroeid, fchoon dien aangaande geene bvzonderheden, in de gedenkfehriften van dien tyd, te vinden zyn. Midlerwyl kwam de bekeeQ 2 ring Bekno»* TB. Hl»T9< rus. aangeno men zynde , wordï bet Christendomran veelen omhelsd. De Afgodsbeel»den enz. worden hier te lan» de uitgeroeid, en de Friezen doen Ka' rel groo.  244 Tegenwoordige Staat Beknopte Histc me. ■ten dien: in den oorlog. Zeker ge deeltc de Friezen Iteekt over naa Engeland en houd daar jam merlyk buis. Een ande gedeelte wordt door de Saxers verflagen, 7S>3. Xarel on der werpt hen wel doch zy houden nog niet ring der Friezen Koning Karei zeer te frade in 't - voeren van verfcheiden oorlogen ; dewyl zy niet alleen in Italië, tegen Adalgiiius, Zoon van £ den onttroonden Koning van Lombardye, en in Duitschland tegen de Hunnen, maar ook tegen de Wilzen, eene foort van Sclaaven, omtrent de Oostzee woonachtig , onder zyne banieren gediend, en hem geen geringe hulpe beweezen hebben. Wanneer Karei , na deeze krygsverrichtihr gen, naar Regensburg,en de Saxers en Friezen weder naar hun land getrokken waren, duurde r het niet lang of 'er ontftondert nieuwe onlusten. ,Een gedeelte der Friezen, waarfchynlyk beoosten de Eems woonende, lpande onder hunnen "Hertog Ubbo, met de Deenen aan, om eenen inval in Engeland te doen, daarze, na aan land getreeden te zyn, fchrikkelyk huishielden, alles -met roof, moord en brand vervullende, zonder ;gewyd of ongewyd in 't minst tefpaaren. Een ander gedeelte van deeze Natie trok, onder bevel van 's Konings Veldheer, Graave Dirk, tegen de Hunnen op, die wel overwonnen, maar niet te ondergebragt waren ; doch deeze werden, by hunne komfte op den Saxifchen bodem, tegen hunne verwachting, door de Saxers, die nu wederom van den Koning en den Christelyken Godsdienst afgevallen waren , vyandelyk ontmoet en geflagen. Karei, verdrietig over 't mislukken deezer onderneeminge, bragt in 't volgende iaar twee ' Legers tegen hen te velde, en noodzaakte hen zonder (lag of floot tot onderwerping. Doch federt vielen zy wederom af; ook hielden 't nu de  van FRIESLAND. £45 de Friezen met hun, ten nadeele van hunnen Overwinnaar. Jaaren achter een werd 'er tegen ' beiden geoorloogd; tot dat zy in het jaar acht honderd en een gehcellyk wierden te onderge- \ bragt , en daarmede de bloedige Sasifche en t Friefche Kryg, na drie en dertig jaaren geduurd te hebben, een einde nam. Voor dat dit den Friezen wedervoer had hen I nog een ander onheil getroffen. Een ge- £ weldige Watervloed overftroomde, op den ze-, venden van Slagtmaand des voorgaanden jaars, jj een groot deel van Friesland , na dat de nog zwakke dyken, in zo verre men die toen reeds had, daar door verbryzeld waren. Zeer veel menfchen en beesten fchootcn 'er het leeven by in: gelukkig ftond het Zeewater niet lang op de velden, en in den volgenden Winter werdenze door menigvuldig Regenwater zodanig ververscht , dat de volgende Zomer uitftak in vruchtbaarheid. Ondertusfehen gaf de fmertelyke ondervinding van hun geduurig gevaar den Friezen aanleiding om bedacht te zyn op middelen, die ter hunner befchermirige dienen konden. Het maa- 't ken van nieuwe, of het vergrootcn van reeds ^ voorheen opgeworpen Terpen kwam hun het i, bekwaamfte van allen voor; zynde onder andc- k ren die van Koudum , Almenum , Midlum, v Hitzum, Winzum, Tjum, Dronryp, en Ber- j likum, zoniet hunnen eerden oorfprong , althans hunne vergrooting, verfchuldigd aan deezen tyd. Na 't eindigen van denSaxifchen kryg, waar-K in ook de Friezen zich mannelyk gekweeten had- ei Q 3 den. Beknoi»-- 'e HlSTÜJ [je. ip met veder af : vallen. 79i- 'riesland ^dt veel y eenen eweldien ftorm. Welk inleiding :eft tot :t maa:n of :rgroo n der erpen. arel treft :n ver-  ÏEKNOP. TE HlSTO' KIE. drag met de Saxei en Frie. zen. Sedert hebben d Friezen ii 'i byzon der den naam vai Frye Free fen gedraagen. *<\6 Tegenwoordige Staat den, trof Karei met beide deeze Volkeren een Verdrag, waarby van hunnen kant beloofd werd, dat zy den Christelyken Godsdienst zouden oms heizen, en onderdaanigheid bewyzeh aan da Bisfchoppen, die over hen Honden gefteld te worden. Daarentegen moesten de Rechters of Graaven , die door Frankifche Koningen onder hen gezonden zouden worden, elk Volk naar zyne Vaderlyke wetten regeeren. Ook onthief men hen van de verpligtinge om eenigerhande lasten en fchattingen op te brengen, uitgezonderd alleen de Tienden voor de Geestelykheid. Daarenboven gaf of liet men hun den naam van svrve luiden; en van deezen tyd af fchy[ nen de Friezen in 't byzoader den naam van ■ frye freesen, zo gemeen in hunne oude Landrechten en Kronyken, gevoerd te hebben. ' Eindelyk werd hier by nog vast gefteld, dat de Saxers en Friezen voortaan als één Volk met de Franken aangemerkt,en door éénen Koning geregeerd zouden worden (*). Dit Verdrag verdient te meer onze aandacht, om dat daar in de oorfprong te ontdekken is van de menigvuldige verdichtfelen, waar mede de Oude Kronyken en Landrechten der Friezen vervuld zyn; als by voorbeeld, dat de Friezen van Koning Karel , dienze Rome hadden helpen winnen, alle vry verklaard en tot Vry- of Burg- Heeren van Rome gemaakt zouden zyn,fchoonze te vooren naakt en bloot waren. De Bulle of Open brief, welke den Friezen hiervan door Karei verleend zou zyn, wordt niet zonder reden voor verdicht ge- (*) Vaderl. Hist I. D. bl. +43.  tan FRIESLAND. H? gehouden ( ). Op beter grond Relt men vast, dat Karei, by gelegenheid van 't gemelde Verdrag, den Friezen eenige nieuwe Wetten gegeeven,. of die, welkeze reeds hadden, naar de toenmaalige omftandigheden, veranderd en verbeterd hebbe. Behalven de Landrechten, welke in 't c ud Friesch voor handen zyn (f)) en insgelyks aan hem worden toegefchreeven, heeft men ook nog Wetten in de Latynfche taaie (§), en deeze fchynen wel door den Koning gegeeven , doch naderhand door eenige zogenoemde Friefche Wyzen, met eenige nieuwe vermeerderd te zyn. In deeze Wetten wordt althans acht genomen op den Christelyken Godsdienst, naar 't begrip, dat men 'er in laater tyden van maakte. Karei de Groote, die ten jaare zevenhonderd negenennegentig, Leo den III, in den Paufelyken zetel herfteld had, en in erkentenisfe van deezen dienst, in het volgende jaar, door dien Kerkvoogd, met de Keizerlyke Kroon vereerd werd, ontving, te Rome zynde , de uitbundigfte eerbewyzingen. De Friezen , zo die van 's Keizers gevolg , als die destyds zich te Rome in de Godgeleerdheid oeifenden, waren zo ver van daarin de laatde te zyn , dat zy (*) Men zie Wïnfem. bl. p+. Schot. Brieven en Docum. bl 3. en ook Befchryving der Heerl. van Eriesl. in Quarto. bl 33*« (f) Schot Befchryving van Fries!, bl. 36. (§) Schot. Befchr. van Friesl bl. 23 — 35- Deeze Wetten zyn door den Geleerden Sibrandus Siccama af. «onderlyk uitgegeeven en met aantekeningen verrykt, Q 4 B2KNOP" TE HlSTO* RIE. Én waar. fchynlyk eenige Wetten van hem ontvangen. Karei, ontvangt zonderlinge eerbewyzin.gen van de Friezen te Rome.  Beknopts Historie. De voorrechtender Friezen worden te breed uit gemeeten. Derzelver hoofdzaakelyke inhoud. 248 Tegenwoordige Staat zy veele anderen voorby ftreefden, zynde de Koning door hen, met vliegende Vaandelen , en onder 't zingen van Geestelyke liederen, ingehaald geworden. Deeze eerbewyzingen, gevoegd by eenige andere dieniten, op zyne reize derwaards ondervonden , konnen Karei tot het geeven van reeds gemelde Voorrechten-en Wetten bewoogen hebben; te meer om dat hy denken kon, op die wyze zo wel dienst aan de verbreidinge van den Christelyken Godsdienst, als aan de vreedzaame bezitting zyner uitgeltrekte Staaten te zullen doen. Ondertusfehen bleeven de Friezen, ondanks de verleende voorrechten, zowel als de Saxers, tot na Kareis dood , beroofd van het recht op hun Vaderlyk erfgoed, hun reeds voorheen door hem benomen. Dus blykt ten klaarflen, dat de Voorrechten der Friezen de tekenen hunner afhangklykheid mede bragten , ter merkelyke inkrimpinge van het hoogvliegend denkbeeld hunner Oude Vryheid. Niet te min warenze groot genoeg om hen eenen gerusten en vreedzaamen ftaat te doen genieten , zo anders dezelve maar ongefchonden bewaard bleeven. Derzelver hoofdzaakelyke inhoud kan daar van ten bewyze flrekken, en deeze komt hier op uit: „ Dat het Volk ten eeuwigen dage vry zyn, en naar zyne eigene rechten leeven zoude; datze altemaal hunne zaaken, naar hun eigen goeddunken, gebruiken en genieten mogten; datze alleen aan het Keizerryk, onder welks befcherminge' zy ftonden, een kleine fchatting betaalen zouden , doch aan niemand anders onderworpen zyn; datze zich van wederzydfche beleedigingen te onthouden hadden, en 't geene hun toebehoorde ,  van FRIESLAND. 249 hoorde, vreedzaam volgens de wetten te bezitten en te rugge te eifchen; datze ter beflegtinge hunner gelchillen Rechters zouden hebben, die, door 's Volks vrye verkiezing daar toe aangefteld, met eede aan den Keizer verbonden waren, en volgens de wetten des Vaderlands uitfpraak moesten doen. Dat hunne Priesters en alle Kerkelyke bedieningen heilig zouden zyn; dat de eer der Vrouwen en Maagden ongefchonden moest blyven; dat 'er op alle misdaaden eene boete gezet, zou worden, te betaalen in geld, vee of andere goederen. Dat niemand met den dood geftraft zou worden, dan vadermoorders , verraaders , ftruikroovers, brandftichters, fchenders van 's Heeren wegen , en bloedfchenders ; dat men zich van aangetigte misdaaden had te zuiveren door een lyfgevecht, een gloeyend yzer, ziedend water, of door een' heiligen eed; dat het een ieder vry zou daan, zyne zaak voor den Rechter zelf te bepleiten enz ( *)". Deeze oppermagt der Keizeren over de Friezen heeft langen tyd Hand gehouden; doch evenwel zo , dat de Friezen de befticring des Lands, en de bediening der Rechten en Wetten aan zich behielden , en uitoeffenden , zonder eeaige inbreuke , die daarop , bedektelyk of opentlyk,gemaakt wierd, met ftilzwygen teverdraagen. De volgende tyden hebben daarvan te veele voorbeelden opgeleverd om zulks in twyffel te trekken. Het jaar achthonderd en vyf bragt Friesland in (*) ü. Emmius Rer. Frif. Hist. L. V. p. 180. Q 5 B8KNOPTE HlSTORIE. Deeze oppermagtder Keizerenover Friesland heelt lang ftnnd gehouden. Een hoo-  BliKNOP. TE HlSTO BIB. ge Watervloedbrengt Friesland in den uitentennood. to6. Het gaat d;n Friezen niet kwalyk by hunne »fhangk- 1250 Tegenwoordige Staat in geen' kleinen nood. Een gruwzaame Watervloed, voorgevallen op den eenentwintigden van Wintermaand , kostte eene ontallyke menigte beesten het leeven ; ook kwamen 'er vyfhonderd menfchen ongelukkiglyk door om , en 'c water Hond zo lang op 't land, dat de Winrerzaaiing daar door verflikte, en geene Zomervruchten in den grond gebragt konden worden. De Kerk van Minnertsga en 't Slot van dermana, waar veele menfchen, tot lyfsberging, de toevlucht in genomen hadden , domen beide in ; en dus verdronkenze in het water , of werden onder de neerploffende balken en deenen jammerlyk verpletterd. Ezondad leed 'er ook geweldig by. Haare wallen, de kracht des waters niet kunnende wederllaan , vielen om, en wel vyfendertig huizen trof het zelfde lot. Het ergst van allen was een hier op gevolgde hongersnood , die gezegd wordt de grootde geweest te zyn, welken dit Gewest ooit ondervonden heeft. De Ryksverdeeling, door Karei den Grooten, ten jaare achthonderdenzes gemaakt, leverteen voldingend bewys van 't voorheen gezegde op, hebbende hy zyn' Zoon Karei daar by Saxen en Friesland toegelegd, en deeze gemaakte verdeeling niet alleen door de Frankifche Groo' ten met eede doen bevestigen, maar ook naar Rome, aan Paus Leo den III, ter ondertekeninge gezonden. By deeze hunne afhangklykheid van 't Keizerryk ging het den Friezen niet kwalyk; datze, ten blyke van Kareis goedgun(ligheid reeds toen het recht gehad en geoeffend zouden hebben, om hunne eigen Land- oyerden  van FRIESLAND. 251 overften, onder den naam van Potestaat en, te verkiezen wordt van veelen tegengefproken , hebbende het verval van 't Frankifche Ryk daar toe, naar hunne gedachten, den weg gebaand ( * ), Het Syndriucht, of Kerkelyk Recht, dat men by Schotanus ( | ) ontmoet, wordt ook doorgaans tot den tyd van Karei den grooten gebragt, en gemeenlyk aangemerkt als of het van Paus Leo den III, gegeeven ware. Het zestiende artikel geeft ook metderdaad aanleiding tot die gedachte: want het luidt woordelyk'aldus: „ Dat Syndriucbt gaf ixs di Paeus Let tc „ Roem, ende beet dat wyt bilde, also fest ah „ wy dine Cbristena nama halda wolda enz\^\ is, „ Dat Syndrecht gaf ons Paus Leo te Rome, „ en gebood dat wy het alzo vast hielden, als wy „ den Christen naam houden wilden". Dan, by een naauwkeurig inzien van verfcheidene daarin voorkomende Wetten meet men befluiten, dat hei een kind van laater geboorte, en tot die tyder te brengen is, wanneer de Ceestelykheid meei invloeds in 't beitier der wereldlyke zaaken ver kreegen had( §). By de zo evcngemelde Ryksverdeelinge was elk verbonden eenen nieuwen eed van getrouwheid aan den Keizer te doen; en dit kwam hem al dra te ftade, om van de Saxers en Friezen de noodige hulp, tegen de geweldige invallen der Deenen. te (*) Schot. Fr. Hist. bl. 63. Foeke Sjoerds Jaarb, I. D. bl. 448. (f) Schot. Bcfchryv, vsn Friesl. bl. 71. (§) Foeke Sjoerds Algera. Befchryv. van Oud en Nieuw Friesl. I D. bl. 4 (9 enz. Beknopte Histo» kie. lykheid van 't Kei. zerryk. De Friezen doen een' uieuwen eed van Getrouwheidaan den Keizer.  *5* Tegenwoordige Staat B "KSOPTE HlSTO E1E. 807. De Dee- nen rooven en plondcren in Friesland. Olaus, der Dee nen Veld heer, wordt ver Hagen. te verkrygen: want fchoon in 't Westen alles de heerfchappy van Karei erkende, Godefrid, Koning van Denemarke, fchroomde niet zich tegen zyne grootheid te verzetten. Het jaar achthonderd en zeven opende inzonderheid dit bloedige toneel ; hebbende Koning Godefrid, in Herfstmaand deezes jaars, vyf fchepen van oorlog naar Friesland gezonden, om hunne roof- en plonderzugt op de Landzaaten te werk te dellen; gelykze dit hier en daar ook metderdaad deeden, tot datze, op 't gerucht van de toerustingen, die tegen hen gemaakt wierden , met den geroofden buit , naar huis trokken. Dan eerlang kwamen zy weder, zeilden het Vlie in, en leiden de twee dorpen Westerbierum en Dykshorne aan kooien , zo dat van 't eerstgemeldc dorp maar alleen de Kerk met twee huizen daan bleef ( f ). Niet lang hier na zond Godefrid andermaal eene aanzienlyke krygsmagt naar Friesland onder 't bevel van zynen Zoon Olaus. De fchrik , , hier door den Friezen aangejaagd, was zo groot, dar zich veelen in 't eerst itil hielden, en de Frankifche Stadhouder grootelyks verleegen dond. Eerlang echter greepenze weder moed, delden zich tc weer, en waagden meer dan één gevecht. De uitflag daarvan was wel den Friezen niet altoos even gundig; doch Olaus werd 'er zodanig door verzwakt, dat hy , geen kans ziende, om de Friezen, die telkens nieuwe verderking van manfehap kreegen , ganfchelyk te overwinnen, geraaden vond naar de Eems te trek* keu. Dan de moed der Friezen was nu te hoog geCf) O. van Scharl. Kron. bl. 63, 64.  van FRIESLAND. 253 gereezen, om hem dit onverhinderd te laaten doen. Hy werd door eenen ftoutmoedigen hoop vervolgd, zyn meeste volk verflagen, hy zelf met honderd vyfenzeventig man gevangen genomen, en daarvan niemand,dan hy zelf, die zwaar gewond was, by 't leeven gelaaten, maar alle onthoofd en in dc Eems geworpen ( § ). Schoon deeze Veldtogt dus gelukkiglyk voor de Friezen ten einde liep, was evenwel hunne rust niet beflendig, dewyl een andere hoop Noormannen naar den mond der Lauwers ltevende, Ezonflad overweldigde , uitplonderde, en door den brand, op ruim twintig huizen na, aan kooien leide. Die van Stavoren , Bolswerd en Dokkum , voorziende wat ook hun zeiven te wachten ftond, indienze niet by tyds op hunne hoede waren, bragtcn eene Vloot van veertien oorlogf'chepen tegen hen in Zee. Zes daarvan ftevenden naar het Schiereiland Jutland, daarze uit weerwraak mede flegt huis hielden ; terwyl de andere acht eene landing in Noorweegen deeden, en de deerlykfteverwoestingen op den zeekant aanrechtten. Na dit alles zich wederom vereénigd hebbende, keerden dc fchepennaar het vaderland te rug; doch werden, by 't inzeilen van 't Vlie , door zo geweldig eenen ftorm beloopen, dat vier daar van vergingen, en maar flegts tien van de veertien fchepen behouden te Stavoren kwamen. Den Deenen ftak 't ontvangen leed te zeer in den krop om 't ongewrooken te laaten. Dra verfchecn 'er wederom eene Vloot op Fries- (S) Winfera. bl. S5. Beknof- TE HlSTO me. De rust, hier door verkreegen, is niet beftendig. De Deeien zen. Jen weJer eene  Ecknop TE HlSTOi'.IE. vloot naai Friesland, welke daar jam' ttierlyk huishoudt* De onderhandelingenover den vrede loo. pen vruchteloos ten einde. Oio. -54 Tegenvjoordige Staat Frieslands kusten, welke, door het aan Land gezette volk, hier en daar jammerlyk huis hield. Dien van Stavoren werd dit inzonderheid geweeten, om dat de voorgaande kruistogt door hun beleid voornaamelyk was uitgevoerd; doch zy wisten het morrend misnoegen der Landzaaten te ftillen ^ door de kosten der uitgeruste Vloot voor hunne rekeninge te neemen, de laatstgeleeden fchade te vergoeden , op de Lauwers en Eems zes Noordfche fchepen met al den geroofden buit te veroveren, en dien, naar Dokkum gevaaren zyndê , onder hen die 't meest geleeden hadden teverdeelen. Met dit alles liepen de Deenfche invallen nog niet ten einde. De onderhandelingen, op de Deenfche Grenzen, tusfchen de Gezanten van den Keizer en Koning Godefrid, op zyne voorilagen van vrede, gehouden, liepen vruchteloos af, en daarop namen de vyandlykheden op nieuw eenen aanvang. Zekere fterkte,door Keizer Karei, aan de overzyde der Elve, opgeworpen , belette wel de Deenen , om van dien kant iets van belang te lande te onderneemen, maar niet, om ten jaare achthonderd en tien, mee eene ontzachlyke vloot van tweehonderd zeilen in Zee te verfchynen, daarmede vooreerst de Friefche Eilanden jammerlyk uit te pionderen en te verwoesten, en daarna, het Krygsvolk hebbende aan land gezet, ook daar de ysfelykfre toneelen van roof en plonderzugt te openen. De Hertog of Stadhouder, die ten deezen tyde, van 's Keizers wege, over Friesland het bevel had, en van den eenen Egbert (* ) doch van den anderen Herek of (*j Schot. Fr. Hist. bl. 65.  van FRIESLAND. 2^5 ofRerek (f) genoemd wordt, bragt wel zy ne Friezen by tyds in de wapenen, hen in drie hoopen verdeelende, om dat de Deenen of Noormannen aan drie oorden in Friesland gevallen waren j doch ongelukkiglyk werdenze alle drie verflagen, en hier op zo jammerlyk huisgehouden dat niet alleen Steden, Dorpen, Kerken en Kloosters aan kooien gelegd, maar ook veele inwooners, zonder onderfcheid van jaaren , kunne of waardigheid, door hen vermoord wierden ; terwyl de overgebleevenen zonder uitilel eene fchatting van honderd ponden zilvers moesten opbrengen. Door alle deeze voor* deelen hoogmoedig geworden, begon Godefrid Friesland reeds als zyn Wingewest aan te merken. Ook gaf hy voor, een gegrond recht op deeze landen te hebben, om dat Koning Radboud zyn Grootvader was geweest van Moeders zyde. Zelfs trok hy met zyn overwinnend l.eger naar den Moezel- voorgeevende, dat hy Keizer Karei, die toen te Aken was, deeze zyne Rykflad zelve wel haast te bang zou maaken. Keizer Karei, hier van de tyding ge-'. kreegen hebbende, deed in der yl een magtig ! Leger omtrent de Lippe famentrekken, bouwde j te Gent aan de Schelde een goed getal Schepen,; die te Boulogne by een gebragt moesten worden, 1 trok in perfoon den kynltroom over naar 'tLe-' ger, en daarmede tot aan de famenvoeging van , de Aller en Wezer. Hier ftilhoudende kreeg j hy de onverwachte tyding van bodefrids dood,1 die, naar het verhaal der meesten, door eenen zy-1 ner (f) Vaderl. Hist. II D. bl. 38. Bhknof- TE HlSTO» RIE. ieizer Careltrekt net een nagtig !.eger op egen de )eenen, lie, na Ien dood ran Koiing Golefrid.  256 Tegenwoordige Staat BtlINOPTE HlSTO' RIS. deeze landen verlaaten. Karei de Groote doet zynen Zoor Lodewyk voor zynen Opvolgerverklaaren. 814. Veel vali 'er tot lof van Keizer Karei te zeggen. ner Lyfwachten, doch naar dat van fommigen, door een' zyner eigene Zoonen, wier Moeder hy onlaugs verftooten had om eene andere Vrouw te trouwen , was omgebragt. Hoe 't zy , op de eerfte tyding daarvan, begaven de Noormannen zich aan boord, verlieten deeze landen, en keerden naar huis, niet zonder gevoelige fmerte van Keizer Karei, dien 't,hoe verheugd hy ook ware over Godefrids dood, wee deed, dat de Noormannen zyne handen ontkomen waren. Karei de Groote, nu reeds den ouderdom van zeventig jaaren vervuld hebbende, gevoelde zyne krachten afneemen, en vooripelde zich een naby zynd einde. Dit was reden, dat hy, wiens twee Zoonen , Karei en Pipyn, reeds voorheen overleeden waten, zynen eenigen Zoon Lodewyk, op een' Ryksdag, tot Medegenoot en aanftaanden Opvolger in 't Keizerryk deed verklaaren, en hem deRykskroon op het hoofd zetten. Niet lang na deezen werd de Vorst aangetast van eene geweldige koorts, waardoor hy, op den achtentwintigften van Louwmaand des jaars achthonderdenveertien , in zyn Paleis te Aken, uit het leeven werd gerukt , in het tweeenzeventigfte jaar zyns leevens,na dat hy veertien jaaren als Keizer en achtenveertig als Koning geregeerd had- Veel valt 'er tot lof van -deezen Vorst te zeggen, wiens uitgevoerde daaden hem den eernaam van den Grooten, met ruim zo veel recht als oudtyds Alexander, verworven hadden. Dan hieromtrent kan men by anderen ten overvloede te recht raaken. 't Zy tot ons oogmerk genoeg opgemerkt te hebben , dat, gelyk het Fran-  van FRIESLAND. 257 Frankifche Ryk groote verpligtingen aan zyne wyze fchikkingen had, Friesland insgelyks door hem uit zyne oude woestheid is gered , fchoon alle de middelen, daartoe aangewend, niet even zeer te pryzen zyn. Het Christendom zelf had reeds te veel van zyne eerfte zuiverheid verboren , om niet zo wel hier als elders, door geweld, en met een ruim inmengfel vanbygeloovigheden voortgeplant te worden. Het was echter, hoe verbasterd cok, nog oneindig hooger te fchatttn dan het' Heidendom, dat hier voorheen de Godsdienst des Lands was. De Kluizen en Kloosters, ten zynen tyde, in menigte gedicht, en boven noodzaaklykheid begiftigd, gaven wel aanleiding tot veelerhande gevolgen, die zo wel fchadelyk voor den Godsdienst als voor den BurgerPrand waren ; maar wie zouzedaarom gelyk dellen, met die A*gods Tempelen, die, in navolginge van de Romeinen, ook hier te lande, de overhand gekreegen hadden? Immers van deezen tyd af kreegen de zaaken een veel gunftiger aanzien. Met goede Wetten voorzien zynde, bloeide het Land grootelyks, en werd overal behavend en bebouwd, dat zo wel tot vermeerdering van den rykdom als tot befchaaving der zeden drekte; te meer omdat door Karei zorge gedraagen wierd, dat hier zo wel Schooien als Kerken wierden gedicht. De Koningklyke regeeringe met het vertrek van Radboud uit hebbende , werd het Land door Karei en zyne Opvolgers onder Stadhouders cn Landvoogden gedeld. Deeze waren alle gehouden, de Gewesten volgens derzelver byzondere wetten en gebruiken te regeeren , R We- Beknopt ; Histo» RIE, Friesland is grootelyks aan hem verpligt. Het Land wordt 011(kt Stadhouders en Landvoogdengefield.  £25 8 Tegenwoordige Staat Bek sopte Historie. Sommigen daarvan trekken de Regeering aan zich. In Friesland kunnen de Graaven het zo verre niet brengen. Het Oppergezagis daar by 's Lands Staaten. Weduwen en Weezen te befchermen, roovere en andere kwaaddoeners iïrengelyk te ftraffen * en de Koningklyke inkomften in eigen perfoon in de Koningklyke Schatkist te brengen. Onder deeze wyze van beheerfching, behield dus ieder Volk zyne eigene wetten , zeden en gebruiken i doch 't verval van 't Frankifche Keizerryk gaf eerlang aanleiding, dat eenige van de aangeftelde Landvoogden, die doorgaans Hertogen of Graaven plagten genoemd te worden, de regeering aan zich trokken; gelyk met het voorbeeld van Holland en meerandere Nederlandfche en Duitfche Gewesten zou konnen bevestigd worden. In Friesland alleen hebben deeze Graaven het nooit zo verre konnen brengen, zynde de regeering daar altoos aan de Staaten des Lands verbleeven, *t zy dat die van ieder Go afzondcrlyk vergaderden, of in vereeniginge met eikanderen, over de gewigtigfte zaaken raadpleegden, en béllooten. Misleiden is de Lastbrief dier Graaven, welken Friesland was ten deele gevallen, wat meer bepaald geweest dan die van anderen. By vervolg van tyd althans fchynen zy niet zo zeer het Opperlandsbeftier als wel het ampt van Rechter waargenomen te hebben, om dat de Staaten des Lands ons dan eens voorkomen onder de benaaminge van Grietmannen , Rechteren en Geestelyken van Oostergo en Westergo, met de andere Zeelanden van Friesland ; dan weder onder die van Prekaten, Grietmannen en Gemeene Rechters van Oostergo en Westergo; gelyk ook onder die van Dekenen , Prelaaten, Schepenen, Hovelingen, Grietmannen, Rechteren en Gemeene Gemeente van Oostergo , Wes-  vah FRIESLAND. 250 Westergq en Zevenwouden, met alle Eilanden en Ommelanden aan de Westzyde van de Lauwerzee ( f ). Vermits nu deeze wyze van Regeeringe, met 'meer of min veranderinge, in Friesland duiirzaamer dan wel elders is geweest, zal het niet kwalyk pasfen, nier ter piaatfe,daaromtrent nog het eene en andere in eene onafgebroken orde te laaten volgen. De gemelde Staaten des Lands hadden i.eene vaste plaats hunner byeenkomfle, maar vergaderden, by voorvallende gewigtige gelegenheden , dan in deeze, dan weder in eene andere Stad; fom wylen kwamenze in het eene of andere Dorp by een; alwaar dan met volle magt over Vrede en Oorlog, het maaken van Verbonden, het vernieuwen der Wctten,en de verdere belangen des Lands geraadpleegd en beflooten werd, in zo verre zulks beftaanbaar was met de Hoogheid van den Keizer en het Ryk, waaraan zy verantwoording van hun gehouden gedrag fchuldig waren. De Geestelykheid, nooit lluimerende op haare belangen, wist, na hier te lande op eenen vasten Voet gefteld te zyn, eerlang zo veel invloeds in zaaken van Regeeringe te verkrygen, dat de Abten de eerfte plaats op hunne Landsdagen bekleedden , en dat ook fomwylen de Priesters uit de deden en van het platte land geroepen wierden, om met hun de gewïgtiglte zaaken in overal) Men zie dit met oorfprongklyke Snikken bevestigd by Schotanus in zyne Befchr, van Friesl. op bladz. 121. 161. en 191. De Stukkeu zeive verdienden wel hier geplaatst te worden; dan dit zou te veel papier? be- R 2 Beknopte Historie. Deeze vergaderen niet altyd op dezelfde: plaatfe. De Geestelykheidkrygt veel invloeds in zaaken van regeeringe.  BrKtv'opte HlSTO rie. DeStedei zyn nog gee; afzonderlyk Lid van Regeeringe. 260 Tegenwoordige Staat overleg te neemen. De roem van hunne Wysheid en vroomheid bragt niet weinig toe om hun gezag cn achtbaarheid uit te breiden en daande te houden. By eene verkiezinge van Rechteren en Overheden des platten lands en der deden, die jaarlyks op Paasfchen, doch nooit op eenen zondag, maar in de week gefchiedde, dond het hun evenwel niet vry eenige de minde gaven of gefchenken te ontvangen. Die zich hier aan fchuldig had gemaakt, werd met het vierdubbeld van het ontvangene gedraft; ook verloor hy voor altoos het recht van verkiezinge , dat hier door aan de gemeente dier plaats verviel, uit wiens naam hy op de Landsvergadering verfcheenen was. Zelfs dond het hem niet vry zyne dem aan iemand te geeven, zonder voorkennisfe en goedkeuringe der demgerechtigde Ingezetenen , die daarby belang hadden: want in zulk een geval verloor hy 't recht van demminge, en elk, die hem bygevallen was, verviel in eene boete van twintig Sterlingen, te betaalen aan den Rechter; ook werd de gedaane demming, boven dat, voor vernietigd gehouden. 1 In de Steden, die toen nog geen afzonderlyk Lid van Regeeringe uitmaakten, maar onder de 1 Goën gerekend werden waarinze lagen , had men behalven de gewoone Wethouderfchap , zekere aanzienlyke en Adelyke perfoonen aan het beflaan. 't Zy ons genoeg opgemerkt te hebben, dat de verandering, die men in deeze benaaminge van 's Lands Staaten befpeurt, als een gevolg van de veranderinge der tyden is aan te merken; zynde het eerfte Stuk van 1321 , het tweede zonder dagtekeninge, doch van den tyd van Filips van Bourgondie, en het derde van 1422.  van FRIESLAND. &6i het hoofd der Regeeringe gefield , bekend by den naam van Heerfchappender Steden, Hovelingen en Oldermans. Schoon de juiite paaien van hun gezag en magt bezwaarlyk zyn aan te wyzen, weet men echter zeker, dat zy door hun aanzien en goederen zeer veel vermogten, cn niet zelden door hunne Kinderen in deeze waardigheid wierden opgevolgd, fchoon dezelve geenszins erflyk was. De Adelyke Geflagten van Kamminga, ünia en Burmania, hebben dus veele jaaren achter een het voornaame bewind te Leeuwarden gehad; dat van Jongema heeft te Bolswerd lang geregeerd; Franeker heeft zyne Sjaardemaas, Dokkum zyne rieemdraas, Harlingen zyne Gerbrandaas, en Sncek zyne Harinxmaas gehad. Ten platten lande was 't bellier ten ailen tyde niet eveneens gedeeld. Oostergo , Westergo en de Zevenwouden waren van qnhéuglyke tyden de hoofddeelen van Friesland tusfchen 't Vlie en de Lauwers; doch ieder-hoofddeel was wederom gefmaldeeld in Grietenyen; wier getal echter , naar verfcheidenhcid van onhandigheden , grooter of kleiner was; zynde fomwylen van eene Grieteny twee, en dan wederom van twee Grietenyen eene gemaakt. Ook was het beftier der Heeren Grietmannen niet altoos van denzelfden duur, hebbende zy dat fomwylen voor één of meer jaaren, en fomwylen voor geheel hun leeven gehad. Dan hoe het hiermede ook ware; zy werden niet verkooren dan by vrye ftemminge van gegoede en ftemrechthebbende Ingezetenen; vooral toen de zaaken hier te lande wat meer het aanzien van vryheid kreegen, en de Duitfche Keizers geene Graaven herwaards zonden, maar de Regeering geheel aan de FrieR 3 zra Beknopte Historie. Het beftier ten platten lande is niet altyd eveneens gedeeld.  a6a Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- kie. In tyden van vrede gaat het vry ordentlyktoe in d< Staatsvergaderingen; doel jn tyden van onrus worden dezelve gefchorst en zogenoemdéGaarlegers gehouden. zen overlieten: want van toen af verdeelden zy de Graaffchappen, die te vooren drie of op 't hoogst vier in getal waren (§}, onder verfcheideneperfoonen, aan wien niet alleen de berechting van ieder deel, maar ook de invordering van dejaarlykfche fchattinge, ten voordeele van den Keizer, was aanbevolen. Daar dan nu 's Lands hooge Regeering uit zodaanige Graaven, Grietmannen, Rechters, Edelen en Erfgezetenen, benevens Abten en Prelaaten der Kerke beltond, werden ook alle zwaarwigtige zaaken door dezelve behandeld en afgedaan. In tyden • van rust en vrede ging dit doorgaans vry ordentelyk toe; hebbende ieder zich op deeze Staatsvergaderingen, voor : de algemeene vryheid, en tegen buitenlandsch geweld mannelyk in de weer gefteid; doch niet t zo ras waren de voornaamfte Edelen, Steden, Goën en Dorpen, onderling in verwarringe en tegen eikanderen in de wapenen geraakt, of men zag de Algemeene Staatsvergaderingen gefchorst, en nu en dan door fommige Edelen, Grietenyen, Steden en Dorpen, een zogenoemd Gaarleeger op deeze, en weder door anderen, op eene andere plaats houden, er) daar in middelen beraamen, dienftig om maar alleen hunne byzondere belangen llaande ie houden, terwyl (§} Wy fpreeken hier met opzet fwyffelachtig, om dat niet ahoos dezelfde voet in deezen gehouden werd : want fomtyds waren 'er drie Graaven, te weeten van Oostesgo, Westergo en Stavoren; of anders, wanneer een gedeelte van Overysfel en Drenthe, bencffens de Zevenwouden mede tot Friesland behoorde, waren 'er  van FRIESLAND. 263 wylhet algemeene belang te jammerlyk werd uit het oog verlooren. En dat ai zeer veele zulke afzonderlyke vergaderingen of Gaarlegers in Friesland gehouden moeten zyn, blykt ten overvloede daar uit, dat onze Friefche Gefchiedverhaalen, dan van de eene, en dan weder van eene andere Stad of Dorp, als de. plaats der byeenkomife fpreeken (•). Dat deeze vergaderingen daarenboven fomwylen zeer talryk ge .veest moe ten zyn, valt ligtelyk te begrypen, als men gade (laat, dat niet eenige weinige Volmagten, gelyk hedendaags , daar toe geroepen wierden, maar alle bezitters van Landgoederen het recht hadden om daar te verfchynen, en in eigen perfoon 's Lands welzyn te helpen behartigen; zynde de vaste goederen zowel oudtyds, als nog hedendaags, de Grondflag van het recht tot dc Landsregeering geweest. De bezitters van dezelve hebben ook metderdaad het meeste belang by 's Lands web zyn, en draagen in alle opgelegde lasten niet alleen neffens maar ook boven anderen. Het Potestaatfchap, dat uit de bcvestiginge der Friefche vryheid, door Karei den Grooten. gebooren en door Magnus Forteman hei eerst van allen bekleed zou zyn, is, als wybo ven reeds hebben aangeduid , van laater oor fprong, en dien verfchuldigd aan de verzwakking van 't Frankifche Ryk. De Friezen, hier door de handen wat ruimer, en door de ervaa renheid geleerd hebbende, dat eene Regeerin g (*) Men zie hier van voorbeelden by Winfemii Kron. bladz. 226. en by Schotanus Friefche Hist. blad; R 4 Beknopte Histö. kie. Alle bezittersvan Landgoederenhebben recht om daar in te verfchynen. 3 s  Beknopte Histo JUE. Het Poteftaatfchapwordt in gevoerd by verzwakkingvan 't Fianiaiche Ryk. S Dit aan» zienlyk , ampt , wordt * fomwylen z door meer y 264 Tegenwoordige Staat ge als de hunne onder al te veele leden verdeeld was, om niet geuuuriglyk door allerhande verwarringen en oneenigheden van een gereeten te worden, werden wysfelyk te raade, om een perfoon, onder den naam van Potestaat,te verkiezen en aan te dellen, die, vol-ens'tzeggen van Schotanus f ): „ wat hooger van magt „ ware, en dies wegen de deekende ftem„ men mogt edenen en dtelen; de oneenigheid „ wegneemen en weeren; de misgaande naar inhoud der wetten tegendaan en draden; zynde „ de band van. goede wetten en Ordonnantiën, „ of gewoonheden, de toom van losheid in zo „ eene vrye en gemeene breede regeeringe uit „ zo veel hoofden bedaande". fe n om te toonen dat de Friezen geene reden hadden om zich over deeze hunne gemaakte fchikkinge te beklaagen, laat dezelfde Schryver 'er, na eenio-e indere woorden, op volgen: „ Zo lang als 'c > Potestaatfchap duurde, en zyne kracht naar , behooren had, is de Staat van de Provin» , cie, binnen 't Vlie en de Lauwers , in 't ge, heel en bloeiende ge Wee ven; maar daar men , deeze magt, zo wysfelyk gevonden, onder , de voeten bragt, is, omdat het fundament , ondermynd was, het geheele werk gedorc . ter aarden". . Ondertusfehen denke men niet, dat dit aanienlyk ampt altoos in de handen van een enelen perfoon was; ieder Go had fomtyds pen byzonderen Potedaat. Sivert Wiarda in Goutum was dus , op het einde der veer- (*) Friefche Hist. bl. 64.  van FRIESLAND. 265 veertiende eeuw , Potestaat van Oostergo , terwyl Haring Harinxma , Heerfchap teHeeg, met dezelfde waardigheid over Westergo bekleed was. Dat zulke Potestaaten de magt gehad zouden hebben, om bidders te flaan, freunt op de ondcrilelde echtheid der Bulle van Karei den Grooten, welke door anderen, om gewigrige redetien, in twyffel getrokken °f ontkend wordt. Zekerder gaat he:, dat dit gewigrig ampt, ingericht om 't evenwigt in de Regeeringe tc bewaaren, den oorlog te voeren, cn recht en gerechtigheid te handhaaven, den perfoon, die 'er meê bekleed was, recht gaf, om in alle Vergaderingen voor te zitten, en de Hoogheid des Lands te vertoonen, 't welk niet alleen hem tot aanzien , maar ook den Lande , in veele gevallen, tot weezenlyk nut verdrekre. Opdat evenwel de magt van zulke Potestaaten niet misbruikt mogt worden, noch tot krenking der Friefche vryheid itrekken, werd hun een Mederaad van achttien of meer ( t) Rechteren toegevoegd, en deezen Mederaad met den Potestaat aan 't hoofd merkte men aan als den Opperden Raad in alle zaaken, die de goede orde en de oeffening van recht en gerechtigheid betroffen. By hunne verkiezinge, die door (f) Schot. Befehr. van Friesland in Quarto. bladz. 70, en 131. alwaar men ter laatscgemelde plaats de vierentwintig Leden by naame genoemd vindt, welke den nieuw verkooren Poteftaat, Julius Dekama van Baard; Werden toegevoegd, • R 5 BEKNOP. 1 Ti HlSTO» R1E. dan een perfoon teffens bekleed. Ter be- waaringe. der Friefche Vryheid wordt den Potestaat een Mederaadtoegevoegd.  Beknop. XE HlSTO1UC. Ook heefi men hier byzondere Magistraats.perloon en, wien de bediening des rechts is aanbetrouwd. a66 Tegenwoordige Staat door de Leden van 's Lands regeeringe , in handen van eenige Prelaaten of Priesteren gefchiedde , terwyj de ftemmen door eenen Notaris werden opgenomen, moesten zowel de Potestaat als Mederaaden, voor geheel het volk, in handen van 's Lands Staaten, by eede belooven, hunne ampten, getrouwelyk en ten beste des Lands te zullen waarucemen. Hierop in de bedieninge hunner ampten getreeden zynde, kwamen zy twee- of driemaal des jaars by een, om in deeze hunne famenkomfte alle gewigtige zaaken af te doen ( * ). Toen Frieshnd onder de Frankifche Koningen, en na deezen onder de DuitfcheKeizeren ftond, had men hier te lande ook zekere Magidraatsperfoonen, wien de bediening des Rechts, zo noodig ter bewaaringc van alles wat den menfchen dierbaar is, onder voorzittinge van den Graave, was aanbeirou-vd, en welken, behalven hunne byzondere rechtdagen, alle vier jaaren , op gezette tyden, in Friesland plagten te vergaderen, nadat zulk eene Rechtshandeling, in de taal van dien tyd Bodting genoemd, dooiden Schelta of Uitroeper, zes wecken van te vooren openjyk was bekend gemaakt ( § ). Bleeven 'er eenige zaaken over, die op den bepaaK den tyd van acht dagen, dat deeze Vergaderingen duurden , niet afgedaan hadden konnen worden, dan werden 'er eenige nahandelingen gehouden, bekend by den naam van Timeking; zynde alles wat daarin wierd afgedaan, voor even T*) Schot. Friefche Hist. bl. 401. C § ) • ■ • • Befchr. van Friesland tusfchen 't Vlie e» de Lauwers. bladz. 45.  van FRIESLA ND. £6*7 even krachtig gehouden als of het op de Bodfing ware gefchied. Van de verdere perfoonen, die beneffens den Graaf, in der Friezen Gerechtshandelingen, eenigzins in aanmerking komen, was de Aesg& de aanzienlyklle, moetende deeze als de Adjunct of Mederechter van den Graave worden aangemerkt. Door 'c volk verkoozen, en dooi den Koning beëedigd zynde, had hy inzonderheid over burgerlykc en geldzaaken te oordeelen (f)- Naast hem volgde de Schelte, die van den Koning aangefleld, enden Graave toegevoegd werd, met last om voor de rechter des Konings te waaken, zyne inkomften te innen , den gewoonen Vredepenning en jaariyfefchc Huisfchatting ( § ) , die wel 't voornaamfle var 's Konings inkomften uitmaakte, te ontvangen, en ook daarenboven toezigt te houden op al lerhande burgerlyke zaaken, als openbaare we gen en vaarten , dyken en zylen , maaten ei gewigten enz. Wierd iemand weigerachtig be vonden om 't verfchuldigde te betaalen, die wen door hemaaadenAesgevcrklaagd, en door dee zen daartoe veroordeeld (*> De laatfte van al ka (+) Schot, als boven, bladz. 57 En Siccama Leges Antiqua; Frifionum pag. ioz. Alwaar hy dee? befchryving van den Aesge geeft. Aesge vcro jude erat ordinarius in Caufls Civilibus , quera Germai Scbuldaeyscb vocabanr, nos Schout diciraus. quaü d bitorum exactor, vel cujus auctoritate debita exigi bantur. (§) Zie over den Vredepenning en Httisfchattit §chot. Befchr. van Friesl. hl. 58 en 79. (Zo verflond het ook Siccama: want na op voo > ' hei Beknop- T£ HlSTQRIE. De Aesgi en de Scbeite, zyn wel de aanzienlykfte. 1 \ l » e É li Q  2ÖS Tegenwoordige Staat Beknop. te HlSTO rie. De Frana of Vrona is de laatfte yan alleu, Tusfchen de oude en hedendaagfcheRegeering is eenige overeen» Itoinst. heen gemelde plaats, het ampt van den Aesge befchreeven te hebben, drukt hy zich over den Schelte dus uit: Schout five Schelte ex parte Regis vel Comitis pamas exigebat et de Criminibus cognofcebat; hine frequenter in jure nostro Aesga doem en Schelte ban, id est Aesgae fententia, Scheltonis bannum feu poena. (f) Siccama geeft 'er ons op d^ meermaalen aange-r haalde plaats deeze befchryving van: Frane, five ut Saxones , Fro.ne , apud veteres hominem Sapientem, juris peritum five virum pra:cipuum, et proprie judicem vicanum adpelhbant, qui res vici fui curabat, delinquentes adprehendebat, inter vicanos de rebus mi. nimis jus dicebat, turaetiam partes ad judicium citabat, ut pasfim ex jure veteri Frifico probari potest. Wegens 't Oude Friefche Recht, hier ten bewyze aangevoerd , kan men te recht raaken by Schotanus, Befchr. yau Friesf. tusfchen 't Vlie en de Lauwers, daar men 't oude Friefche Recht in zyne oorlpron^klyke taal ontmae;» len, die tot het gericht behoorden, was de Fra* na of Vrona, wiens werk het was, de Ingezetenen voor het recht te roepen, en als zulks vereischt werd gevangen te neemen, en in verzekeringe te brengen. Dan datze te gelyk Dorp - of Huurrechters waren , wien het toekwam, de zaaken van hun Dorp of Buurt waar te neemen, gefchillen van weinig belang te bellegten, of ftrydende partyen voor den Rechterftoel te vorderen, lydt geen twyffel (f )- Uit al het geene hier kortelyk wegens de Regeeringe van Friesland is voorgedraagen, blykt wel dat 'er eenige overeenkomst tusfchen de Oude en Hedendaagfche Regeeering van Landen en Steden in Friesland gevonden wordt; maar ook teffens dat 'er een merkelyk verfchil tusfchen beiden plaats heeft, gelyk by eene aandachtige vergelykinge van beiden ligtelyk te befpeuren vak. Lie-  van FRIESLAND. 269 Lieten wy op 't geene Friesland, by 't leeven van Karei den Grooten, en door zyn toedoen wedervaaren is, eene beknopte fchets wegens de Regeeringe van Landen en Steden volgen, zo als die nog lang na zynen tyd isin ftand gebleeven, nu hervatten wy den draad der gefchiedenisfe, welken wy ons lieten voordaan wel eens voor eenen korten tyd af te mogen breeken, om 't geen anders te zeer verdrooid zou raaken, te beter met elkander te vereenigen. Na den dood nu van Karei den Grooten, voorgevallen ten jaare achthonderden veertien , kwam zyn eenige Zoon Lodewyk, federt bygenaamd de Vroome , aan 't Gebied , welk hy zevenentwintig jaaren heeft gevoerd, niet zonder de Friezen grootelyks aan zich te verpligtcn. Had naamelyk zyn Vader Karei hun het recht op hun Vaderl yk erfgoed benomen, en, niettegenftaande veele van hun ontvangen dienden, en aan hun beweezen gunden, nooit vvedergegeeven, omdat hy dit bewys hunner af hangklykheid noodig keurde, om hen in den band te houden; Lodewyk dacht 'er anders over, en gaf, reeds in den aanvang zyner Regeeringe, hun dat recht weder. Van allen werd dit zyn gedrag niet uit het zelfde oogpunt befchouwd. Sommigen merkten het aan als een blyk van zyne goedertierenheid, en leiden het tot eenen grondflag van veele gundige vooruitzigten; doch anderen oordeelden, dat de Friezen en Saxers, ( die mede in deeze gunst deelden ,) alleen door drengheid te bedwingen vielen, en hielden 't voor onvoorzigtigheid en voorfpel van eene zwakke regeeringe: Lo- Beknopte Historie. 814. Karei de Groote wordt opgevolgddoor zynen Zoon Lodewyk. Deeze her [telt ie Frieten in 't -echt op iun Vaterlykerfgoed, j  270 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo rie. Fredrik van Adelen wordt Bisfchop Van Ut recht, in plaats van Rixfrid. Lodewyk echter vondt 'er zich niet kwalyk by. Volgens 't verhaal onzer Kronyken, bleeven de Friezen hem althans fchatting betaalen, en donden hem, in den oorlog, met manfchapten diende ("). Hoe zich Lodewyk gedraagen hebbe omtrent de onlusten, die Heriold, Koning van Denemarke, in de noodzaakelykheid bragten, om het Ryk te ver laaten , en zyne toe vlugt tot Lodewyk te neemen, gaan wy, als niet tot ons bedek behoorende, met dilzwygen voorby. De verheffing van Fredrik van Adelen, tot Bisfchop van Utrecht, heeft, uit hoofde van zyne afkomst, te naauw eene betrekking tot Friesland, omze niet met drie woorden te melden. Hy was naamelyk een afdammeling van Koning Adgillus den II, wiens Dogter Konovella, eene°zeer deug.izaame vrouw , getrouwd was in het voortreffelyke Huis van Adelen te Sixbierum. Moeder van deezen Zoon geworden zynde, droeg zy de tederhartigde zorge voor zyne Christelyke opvoedinge en onderwyzinge; eenen geruimcn tyd nam zy dien gewigtigen post, met voorbeeldigen yver, zelve waar; daarnadelde zy hem onder het opzigt van anderen, en vervolgens onder dat van den Utrechtfchen Kerkvoogd Rixfrid. Hier (*) Melis Stoke, hiervan zingende, zegt I Deel, bl. 35, volgens de uitgave van B. Huydecoper: Na hem ( Karei) quam Lodewich; fyn Soone. Keyfer en Conjnc was de gone Omtrent fes en twintich jaer. Die Vriezen gaven hem openbaer Belde dienst ende tribuut.  van FRIESLAND. 271 Hier gedroeg hy zich zo Iecrzaaam , naarftig, godvruchtig , minzaam en lieftaalig jegens alle menfchen , dat hy 't voorwerp van algemeene hoögacntinge en liefde wierd. Zelfs by den Keizer hadt hy zich hier door zo veraangenaamd, dat deeze, op de tyding van Rixfrids dood, met zyne Gemaalinnè naar Utrecht trok, om hem tot den Bisfchoplyken myter en ftaf te bevorderen. Van de zyde der verkiezeren kostte het den Keizer weinig moeite het zo ver te brengen; maar van die des verköorenen had hy grooter zwaarigheid te overwinnen. Fredrik Relde 'er zich met al zyne kracht ] tegen, betuigende, dat hy geheel onbekwaam : was, om met eene zo verhevene waardigheid be- \ kleed te worden: door 't geroep des volks, dat 1 niemand daar toe waardiger was dan hy, en 't 1 bevel des Kéizers, liet hy zich, doch niet zon-1 der diepe verzugtingen, en 't Horten van traanen, toe het aanneemen der Bisfchoplyke waardigheid beweegen. Na dat zyre inwyding met groote toejuichinge en plegtigheid gefchied was, begaf hy zich naar Walcheren, om, ingevolge des Keizers vermaaninge , de bloedfchendige j huwelyken, by de inwooners van dat Eiland in 1 gebruik, tekeergaan. Ook flaagde hy, door ( \ neemen van verftaadige maatregelen , einde-1 lyk in deeze gewigtige, en zeii's voor hem ge-1 vaariyke onderneeminge, hebbende de fchuldigen, voor zwaarder ftraffen beducht, tot zyne bermhar. tigheid hunne toevlugt genomen, en zich aan de kerkelyke boete onderworpen, welke hun, na 't fcheiden van 't onwettig bedde, wierd opgelegd , fchoonze zich in 't eerst daar tegen, zelfs gewapenderhand, verzet hadden. Van daar begaf 13 c knop» re HistO» ue. Daar hy :ich niet lan met 'eeimoeie toe leweegen iiat. lygaatiri leeland Ie bloedchendigeu weiyen,  Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. en in Friesland de vreemde gevoelt ns te keer. Odulfus fticht een Klooster b.uittn Stavoren , <3ar naar hem genoemd is. Bisfchop -Fredrik wordt omge- bragt. 838. gaf zich de Bisfchop, langs den ftroom Alechmere ( f '\, naar Friesland, om zich daar tegen die vreemde gevoelens te verzetten, welke op het rtuk der Dricëenheid , inzonderheid in Westergo , verfpreid werden , en naar Arriaanery en Sabelliaanery zweemden. Ook in deezen bereikte hy, met hulpe van zekeren Odulfus, daartoe van Utrecht ontbooden, cn in 't vervolg tot opzigter der Kerke te Stavoren aangebeld , zyn oogmerk. Deeze Odulfus is dezelfde, die buiten Stavoren, aan het Vlie, een Klooster van twaalf Kanunniken heeft opgerecht, bekend by den naam.van St. Odulfs Klooster, en naderhand, wegens het geweld der Zee, eerst binnen de Stad en vervolgens naarHemelum verplaatst. Bisfchop Fredrik, ondertusfehen in de verrichtingen zyner herderlyke bezigheden, met onvermoeiden yver voortgaande, werd,na'tgeheele land zyner voogdye, naamelyk Groningen , Drenthe , Twent, Overysfel, Oostergo en Westergo- Zevenwouden, Westfriesland, Holland en Zeeland,doorgetoogen,en allesnaarftiglyk bezorgd te hebben, wat ter bewaaringe en bevorderinge van de Christelyke leere , zyns oordeeels, noodig was, ten jaare achthonderd achtendertig, in de St.Jans Kapellete Utrecht, onder 't pleegen van den Godsdienst, door opgemaakte moordenaars, van 't leeven beroofd. Naar veeier gedachten zou dit gefchied zyn door beftellinge van Keizer Lodewyks Gemaalinnè, Judith van Beyeren ; deeze kon , uit hoofde van namaagfehap, volgens de wetten der Ker- ke, (|) Wagenaar houdt voor waarfchynlyk, dat dit de Zuiderzee zy. Vaderl. Hist. II. D. bl. 45,  van FRIESLAND. 273 ke, 's Keizers Egtgenoot niet zyn , en wist dat haar Gemaal , door den Bisfchop, als fchuldig aan bloedfchande, meer dan eens erndig bedrad, en tot egtfcheidinge vermaand zyndï, daar toe reeds begon over te hellen: opdatze derhalvenden Kerkvoogd alle gelegenheid mogtbeneemen, om den Keizer tot haare verdooting verder aan te zetten, zou zy deezen weg als den zekerden ingedagen, en hem door eenige gehuurde moordenaaars van kant geholpen hebben. Dan anderen meenen,dat dit verhaal niet veel tebe trouwen is, en geeven andere redenen van dien gruwzaamen moord op. Alfrik of Abelrik, des overleedenen Broeder, en even als hy een Fries van Sixbierum, werd toen tot de Bisfchoplyke waardigheid verheven, niet tegendaande hy mismaakt was van perfoon. Dan dit gebrek des lichaams werd door andere hoedanigheden rykelyk vergoed : hy blonk uit in allerlei Ghristelyke deugden , was yveriginalle de deelen van den Godsdienst , en een gedagen vyand van alle Ketterycn, welke hy daarom kloekmoediglyk te keer ging, zoekende hei wankelbaare volk daar tegen te verderken ; ooi kleefde zyn hart zo weinig aan aardfche goe deren, dat hy, in dcê van zich zeiven met d< inkomden van zyn Bisdom te verryken , alle aan de Kerk van Utrecht vereerde wat hem ii verfcheiden dorpen van het tegenwoordige Stich van Utrecht toebehoorde. Geduurende eenige jaaren levert de gefchie denis van 't eigentlyke Friesland niet vee! by zonders op. De verdeeldheden , welke zo ii S he BeknoprE Historie. En opgevoigddoor Alfrik , zynen Broeder. " De Histo■ rie van 't 1 eigentlyke c Friesland  Beknopte Histo kis. levert in eenige jaaren niet vet byzonders op. 343- Het is ni onwaar- fchynlyl dateenij Edelen hun bes hebben gedaan, v 274 Tegenwoordigs Staat hen Keizerryk, by het leeven van Lodewyk, ■ tusfchen hem en zyne Zoonen , voorvielen, als die , na zyn verderven ,ten jaare achthonderdenveertig , ontdonden , waren evenwel in verfcheiden opzigten van nadeelige gevol1 gen voor Friesland, Ook bleef het niet geheel en al verfchoond van dc onlusten , die het Deenfche Ryk van een fclieurden, noch van de herhaalde invallen der Noordfche Volkeren hoewel men daarby, ten Westen van het Vlie, in Holland, Zeeland en Vlaanderen, toen het meest te lyden had; niet omdat de eigentlyke Friezen dieper in hunne vriendfchap donden , maar wei omdatze het geweld door opgebragte fchattingen afkochten; als ook omdat Lodewyk de jonge, wien, by de nadere Ryksverdeelingevan achthonderd drieënveertig, tusfchen hem en zyne Broeders Lotharius en Karei, gansch Friesland was toegelegd, dapperer dan zyne Broeders was, en even daarom meer gevreesd wierd. 1 Ondertusfehen kan het wel zyn, dat de Deenen en Noormannen, 't zy dat de Friezen te achterlyk waren in 'r betaalen der fchattingen; 't zy ctat enkele roofzugt den eerden door gewoonte zo eigen ware geworden, dat her hun bezwaarlyk viel dezelve niet op te volgen, nu en dan, de eigentlyke Friezen hunne woede heb- ;t ben doen ondervinden; en dat aangenomen zynde, krygen die verrichtingen vry wat waarfchyn- rè lykheid, welke door onze Kronykfchryvers op rekeninge van verfcheiden Friefche Edelen, on- : der den naam van Potedaaten, gedeld worden, en wel inzonderheid op die van Fokke Ludig- man,  van FRIESLAND. 27$ man, Adelbrik van Adeelen, Hesfel Hermana, en Yge Galema. Om nu immers alles niet te melden; waarom zal men ontkennen, dat Ludigman Friesland? Zeekusten met zulke goede Wachten en fchansfèn voorzien heeft, dat dertien Deenfche Zeeroovers, die daar eene landing meenden te doen, onverrichter zaake te rugge keerden? dac Adelbrik van Adeelen, woonende te Sixbierunr, en een nabeftaande vari den Bisfchop van gclyken naam, de Noordfche Volkeren, die aan de Lauwers in Friesland gevallen waren, omtrent Kollum verdagen en verjaagd heeft? dat de Noormannen, toenze, ten jaare achthonderd zes en zeventig, van 't uitplunderen der Franfche kusten te rugge kwamen , en zwaare fchatringen van de Friezen eischten , onder bedreiginge van moord en brand, door Hesibl Hermana, zyn gewoone verblyf houdende teMïnnertsga, met zo veel kloekmoedigheid zyn te keer gegaan , dat hun Overfte met achthonderd man verflagen, en de verdere hoop genoodzaakt wierd af den geroof den buit van Goud en Zilver te rug te geeven. met belofte van nooit weder in het land te zul Ien komen om te ftroopen, fchoon Hermans zelf in dat treffen eene wonde ontving, waaraan hy daar na overleed? en eindelyk, datYg< Galema , wegens zyne bëdreevenheid in der kryg niet luttel vermaard , ter beveiliging! van Friesland, deganfche Zeekust met wachter bezet heeft, zo om op de invallen der Noor mannen, als wel inzonderheid op het, inbre'e ken der Dyken, een waakend oog te houden en ook daarenboven by h bezoeken van de vas S 2 tig Bl'KtïOP- te Historie. om Friesland tegen de Deenen te befchermen. 87Ö. I frcy' 0jJ [  nj6 Tegenwoordige Staat Beknopte Histonis. Koning Arnold doet zyn Zoon Zwentibold voo Koning van Lotharingenerkennen «9+. Onder wiens gt bied dus de Wesi friezen kwamen. terwyl die van beoosten 't Vlie 01 der Arnold floi den. 899. Arnold tigheden langs de Zeekusten, die van Ezonftad gewaarfchuwd heeft , om vooral tegen de Noormannen op hunne hoede te zyn, bedienende zich daar toe onder anderen van dit Spreukje: Haadet goede wacht tyen da noordera oord, Want uwt da Grimma herna komt uws alle k .vaed voort. Dan, fchoon wy geene genoegzaame reden vinden, om alle diergelyke bedryven als enkele fabelen te verwerpen , nogthans durven wyze ook niet als dingen van volkomene zekerheid melden. Daarom 't oordeel over dezelve aan anderen laatende, gaan wy voort ter vcrmel- ' dinge van zaaken, welker waarheid op zekerder gronden rust. Hier toe behoort, dat de Duit- . fche Koning Arnold, die , in de verdeeldheden, welke federt lang Frankryk van een fcheurden, zich nu aan deeze, dan aan geene zyde hield, ten jaare achthonderd vierennegentig,op eene Staatsvergaderinge te Worms, zynen bastaard Zoon Zwentibold, hoewel niet zonder groote moeite , voor Koning van Lotharingen deed erkennen. De Friezen, ten Westen het ' Vlie, wierden dus zyne onderdaanen; doch de . Friefche i andfehappen ten Oosten van den droom gelegen, erkenden den Duitfchen Koning Arnold voor hunnen Opperheer. Ook donden zy hem getrouwelyk by, zo in zyne herhaalde oorlogen tegen de Nooormanncn, als op den 1- togt naar Italië, op welken hy, in 't volgende jaar, met hunne hulpe , Rome overweldigde , '" en zich daarop tot Keizer kroonen deed. Na den dood van Arnold, voorgevallen in het laatst van deeze eeuw , werd zyn eenige wet-  van FRIESLAND. 277 wettige Zoon, Lodewyk, fchoon maar acht jaaren oud, door de Duitfche Vorften, tot Koning gekroond, en de Voogdy over den jongen Vorst opgedraagen aan zynen Schoonbroeder Otto 5 Hertoge van Saxen, en den Aartsbisfchop Hatto, terwyl het bewind over zaaken van den kryg gelleld wierd in handen van Leopold, Hertoge van Je Oosterfche Grenzen van Beyeren. De jonge Vorst verkreeg dus de beheerfchingover de Friefche Landfchappen beoosten het Vlie, vermits die tot het Duitfche Ryk behoorden: ook zaghy kort daarna zyne heerfchappy vergroot, door den dood van Zwenti bold , die zich , door zyne ongeregelde en wellustige wyze van leeven, zodanig in den haat der Ryksgrootcn had gebracht, dat deeze hem verlieten, en Lodewyk tot Koning kroonden: hebbende de poogingen, welke door Zwentibold. ter zyner herftellinge, werden aangewend, zc flegt eenen uitflag gehad , dat de Veldflag. welken hy den Beftierderen van Lodewyk, Of den'derden van Oogstmaand des jaars negenhonderd, leverde, hem he: leeven kostte. Mei het Koningkryk van Lotharingen kwamen du; ook de Friefche Landfchappen, bewesten hei Vlie, onder de regeering van Lodewyk. Onder de Utrechtfche Bisfchoppen van dee zen tyd, dient, om zyne Friefche afkomst, Radboud niet ganfchelyk verzweegen. Ge fprooten uit het gcflagt der Friefche Koninget van gelyken naam, had hy Radboud den I Koning van Friesland, tot zynen Overoudgrootva der van Moeders zyde, en Guntarius, Bisfchoj van Keulen, van denzelfdcn kant, tot zynet S % Oom Bl'.KNOF* tl Historie. wordt opgevolgddoor zynen minder jaarigen Zoon Lodewyk. Welke na den dood van Zwentibold , ook het Koningkrykvan Lotharingenverkrygt. poo. ' Radboud, een af. ftamme- ling van 1 Koning 1 Kadboud . den I, , wordt Bis. fchop van 1 Utrecht.  478 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- BIE. Hy wordt wegens zyne geleerdheiden God vrucht zeer ge roemd. Hem worden verfcheidenvoorfpellingen toegefchreeven. Oom. Gauw, een dorp in Westergo, niet verre van Sneek, genoot de eer zyner geboorte. Van zyne naarib'gheid in het beoeffeaen dei' Letteren en de befchaafde Weetenfchappen van dien tyd geeft men breed op: ook wordt hy. wegens zyne voorbeeldige Godvrucht zeer geroemd, niettegenftaande hy aan het Hof van Koning Karei was opgevoed Dan 't onderwys van zynen Leermeester, den Wysgeer Manno of Nanno van Stavoren , had het jeugdig genièfed voor de befmett*ng van 't Hof bewaard , en fmaak voor zuiverheid van hart en zeden ingeboezemd. Dit goede zaad, tydig geflrooid, bragt eerlang overvloed van vruchten voort, die hem bemind en gevreesd teffens maakten. Bisfchop ge worden zynde , fchoot hy 't Monnikskleed aan, en leefde naar den drengften regel, onthoudende zich van vleesch, en drinkende zelfs aan zyne tafel anders niet dan water, terwyl zyne gasten zich met wyn laafden. Dat hy eenige der Noormannen, die ten zynen tyde te Utrecht en elders hier te lande zeer onmenfchelyk huishielden , door vuur uit den Hemel geftraft zoude hebben, om dat zy, in plaats van op zynen Vaderlyken raad het geloof der Christenen te omhelzen, en van hunnen moordlust af te zien, als woeste menfchen des te verbolgener wierden, en hem den dood dreigden, wordt wel verhaald maar niet beweezen. Van gelyke waardigheid is het te achten, dat hy niet alleen zyn fterfuur aan Balderik,die hem opgevolgd is, voorzegd zou hebben , maar ook, dat deeze, aan de Bisfchoplyke waardigheid gekomen zynde , het Hof en de Stad van Utrecht, m  van FRIESLAND. 279 na 't verjaagen der Noormannen , tot zynen voorigen luister herdeden zoude. Hoe 't zy, na met veel yvers en voorbeeldige Godvrucht aan de uitbreiding van het Christendom, en de hervorminge der zeden, doch niet zonder merkelyken tegendand der onbuigzaame Noormannen, zeventien of achttien jaaren lang gearbeid te hebben, overleed hy, in den jaare negenhonderd enzevtntien, in het Stedeke Ot~ mersbeim, of Ootmarfum', in Overysfel , fchoon hy, om de vervolging der Heidenfche Noormannen te ontwyken, Deventor voor zyne gewoone verblyfplaats gekoozen had. Toen Keizer Koenraad, in 't volgende jaar, overleeden, enHenrik, Hertog van Saxen, tot zynen Opvolger verkooren was, werd de ftryd om Lotharingen , die reeds tusfchen Koenraad en Karei den Eenvoudigen gewoed had , op nieuw hervat, en van Keizer Henriks zyde, met dien gelukkigen uitflag gevoerd , dat de Franken zich genoodzaakt zagen, tot onderhandelingen te komen, gelyk ten jaare negenhonderd entwintig te Bon gefchiedde. By 't Verdrag, dat hier getroffen werd, kwam een goed deel der Nederlanden onder het Duitfche Keizerryk, fchoon het moeyelyk te bepaalen valt, hoe verre zich de Grenzen van ieder deel hebben uitgedrekt. Friesland beoosten het Vlie behoorde niet tot de verdeeling , welke hier gemaakt werd; maar dond reeds van overlang onder de Duitfche Vorden, die derwaarts of hunne Graaven zonden, en door deezen het opperbewind voerden, of anders het bewind aan de zogenoemde Potedaater S 4 over- Beknopte Histo» EUE. 917- Hy overlydt te Ótmersheim. De ftryd om Lotharingenwordt hervat. 920. Een goed deel der Nederlanden komt onder het Duitfche Keizerryk. Friesland > beoosten 't Vlie, behoorde daar reeds voorheene to«.  BEKNOPTE HlSTO8IE. Keizer Henrik zoekt den inwendigen bloei te bevorderen. I I i 1 3 \ ( i 480 Tegenwoordige Staat overlieten, welke door de Friezen zelve verkooren werden; doch evenwel onderboorigen des Keizers bleeven, en eene zeer bepaalde magt hadden, geenszins (trekkende om de Vryheid des volks te krenken, en 't zelve aan den wille van éénen te onderwerpen: want dit denkbeeld, viel den Friezen te hard, en niet te verkroppen. Dus zou men, zonder zich aanongerymdheid fchuldig te maaken , wel konnen denken dat de naam van Poteftaat in de eeuw, van welke wy thans fpreeken, nog onbekend was, en eerst door laatere Schryvers, toen 't Poteftaatfchap metderdaad ftand greep, ook aan zulken is gegeeven, die in vroegere tyden, door eenige waardigheid in vrede of oorlog, fchoon met zeer bepaald gezag, boven anderen hadden uitgeblonken ( * ). Keizer Henrik had zyn uitgeftrekt Ryk niet zo dra tot rust gebragt, of hy wendde al zyne. vlyt aan om den inwendigen bloei van't zelve te bevorderen. Het land van Struikroovers te zuiveren , bezettingen in de Steden te leggen, en iaartoe alle Vlekken en Dorpen den negenden nan uit de Huisluiden te doen leveren; de temisblyvenden tot het bebouwen der landen , ot het bezorgen van 't noodige voor hun die n de Steden gelegd wierden , en tot het opbrengen van 't derde deel der Graanen , :o tot onderhoud van 't Krygsvolk , als^ tot (*) Op deeze wyze valt, rnyns bedunkens, hetgeegde zeer wel over een te brengen, met de (childery, /elke de Heer Cerifier ter eere van de Friezen heeft ipgehangen, in zyn Tableau de l' Histoire Generale des 'ravinces Unies Tom. I, p. 171. etc.  van FRIESLAND. s8i tot aanvulling der Magazynen, te verpligten. waren de middelen, waarvan zich de wyze Vorsi ten dien einde bediende. In hoe verre deeze ichikkingen, die zich over 't ganfche Ryk uitÖrekten , in Friesland hebben plaats gehad, wordt niet gemeld. Geheel cn al is 't'erzekerIyk niét van verfchoond geblèeven ; hoewel het ftrenge van deeze Ichikkingen bezwaarlyk met den aart des volks valt overeen te brengen. Misfchien hebben de Friezen, als het verst afgelegen , hieraan in zo verre voldaan , als met hunne byzonderc omftandigheden overeen kwam. Door zulke en dergclyke mi kielen het Ryk voor de invallen en ftrooperyen der Hunnen,ol Hongaaren in veiligheid gefield hebbende, vielen hem ook nog de Noormannen te beteugelen. Want de rust, die eene wyle tydsgenooten was, werd op nieuw door hunne roovcryenop Frankryk, Engeland en Friesland, met zo veel woede geftoord, dat het 'er nooit erger had uitgezien. In Friesland, naast paalig aan den heilloozen hoek, had men doorgaans het eerfte gevoel van dergelyke plaagen, en om dat het zelve overal aan Zee ligt, was 'er naauwlyks bewaaren ol bewaaken aan: dus is het niet te verwonderen, dat het land zich, door geduurig branden, moordenen rooven, tot de uiterfte ellende gebragt zag. en in geftadigc vreeze gehouden wierd; ook weet ik niet, waarom men zou in twyffel trekken, of Èzonftad, aan de, ^auwers gelegen, en in dien tyd eene Stad van vermogen, toen te groot cener aanftoot van de Noormannen geleeden hebbe, om zich naderhand voor 't geweld der Zee te S 5 be" Beknopte Historie. En ook ■de Noormannen te beteugelen. 92Ö.  Beknopte Histo- j11e, Welke te11 la^de uit gejaagd worden. De Friezen kry gen 't voorrecht van niet bulten hun land tot den oorlog gevoerd te mogen worden Het Ge flagt van joulsma is daar zeei hcroemd. (t) Schot. Fr. Hist. III B. bl. ?8. (§) Winfem. Kron. van Friesl, bl. 178. 28a Tegenwoordige Staat beveiligen, en alzo haaren ondergang te voor* komen. Keizer Henrik, hier van verwittigd, fchikte terdond een Leger herwaards , behaalde eene heerlyke overwinning op deeze volkeren , en noodzaakte de overgebleevenen het land te ruimen Ook werd den Friezen, omtrent deezen tyd, het voorrechtgefchonken, „ datzyom generhande nood buiten hun land ge„ voerd en geëischt mogten worden, om te oor„ loogen of den kryg te volgen (f)". 't Gevolg van zulk een voorrecht demde overeen met het oogmerk van den Schenker; het moedigde de Friezen ten derkden aan, om hunne uiterde vermogens, ter verdediginge van hunne goederen , vryheid en leeven, te weer te dellen. In Friesland tusfchen het Vlie en de Lauwers, was 't geflagt van Joulsma omtrent deezen tyd inzonderheid zeer beroemd, wegens zyne op de Noormannen behaalde overwinningen. De begraafplaats van vier helden uit dit geflagt, werd in den jaare dertienhonderd eenennegentig , of daaromtrent, gevonden ( § ) ruim een uur gaans ten noorden van Leeuwarden, aan den Dyk der Middelzee, ineendóip, dat naar Britfe Joulsma , den oudden dier Broederen, nog hedendaags den naam van Britfum draagt. In deeze begraafplaats, op eenen rooden vierkanten deen, vond men aangetekend, dat Britfe overleeden was in den jaare negenhonderd tweeennegentig, en een jaar laater gevolgd werd door zynen Broeder  van FRIESLAND. 583 der Me, terwyl de derde, met naame Jeltfe, na den Noormannen zulk eene vreeze door zyne dapperheid aangejaagd te hebben, dat zy by zynen tyd het land niet meer durfden aantasten , overleed in den jaare ncgenhond: rd achtennegentig. Van den vierden , wiens naam Hotfe was, en die het fiedefce Uitgong geflegt had, na de aanvallende Noormannen dikmaals van daar verdreeven te hebben, vind men 't fterfjaar niet aangetekend,' maar wel dat hy de iaatfte van zyn geflagt was. Onder al dat rooven en pionderen, door verfcheiden Noordfcbe volkeren van tyd tot tyd op deeze gewesten ondernomen , bleeven eenigen hier en daar nestelen, en hielden 'er bedendig hunne wooning, 't zy datze zich met geweld van fommigc plaatfen meester maakten, en dc oude inwooners verdreeven; 't zy datze den Christelyken Godsdienst aannamen, en zich doopen lieten: want als dan werd hun 't zelve gereedelyk toegedaan , om dat men hen niet meer voor vyanden maar voor vrienden hield, van wien men niet alleen niets kwaads te duchten, maar, in gevallen van nood, zelfs hulpc en befcherming te wachten had; vooral wanneer de zulken zich door hunne huwelyken met de landzaaten vermaagfehapt hadden. Dit zo zynde, is 'ergeene reden, om 't verhaal dier Kronykfchryveren re wraaken , welke ons melden, dat, omtrent deezen tyd, Odo, eens Hertogs Zoon uit het landfehap Botnia, in het noordoosten van Zweeden, in Friesland zou zyn aangekomen, en dat hy, die minzaam van aart cn dapper in de wapenen was, zich in 't Graaffchap van Oostergo nedergezet, cn, daar een fchoon dot gebouwd hebbende,kort daarna tróuw- B SETTOPTE HlSTO. KIE. Eenige Noord •' lelie ge* llagreu zyn hier te lande, blyven ivoonen. 997.  284 Tegenwoordigs Staat Beknopte Historie. En daar onder dal van Botuia. Verfcheiden Jongelingenvan Ade lyken hui ze begee ven zich naar Italië, er van daar naar Engeland. Worden, by hunne te rug l:om(te met blydfchap verwelkomd. de met eene Dogter uit het adelyk geflagt van Katuminga, waar door hy de Stamvader wierd van het adelyk geflagt van Botnia ,datzich van daar verder door Friesland verfpreidende wel eenen langen tyd heeft daande gehouden doch reeds van overlang is uitgeftorven , en echter door die van Franeker, by het Botnia-huis en de deeg van gelyken naam, nog tegenwoordig gedacht kan worden (*). Ook kan het zeer wel zyn, dat zich, omtrent deezen tyd, verfcheiden Jongelingen van adely. ken huize uit Friesland naar Italië, daar de fraaie konden en weetenfchappen meer dan elders bloeiden, bcgeeven hebben, om zich in dezelve te oeftenen. Sixtus Donia,Jouke YgesGalama, beneftens Ritske en Johannes Douwma worden daaronder by naame gemeld. , Doch Sixtus Do • nia en Johannes Douwma lieten , na zich eenigen tyd in Italië opgehouden te hebben ,^TuTn eerde voorneemen vaaren, en begaven zich naar Engeland, om daar in den Krygsdienst onderweezen te worden; en zich hier, door hunne uitdeekende vorderingen cn heldhaftige bcdryven,ceneu grooten roem verworven hebbende, keerdenze, na een afzyn van omtrent zeven jaaren, in negenhonderd achtendertig , naar hun Vaderland tc rug, daarze met dies te grooter blydfcnap ontvangen werden, om dathetgerugt van hunnen dood daar reeds van overlang gcloo» pen had. Joukc en Ritske zouden , eenigen tyd te Rome en Venetië vertoefd hebbende , de rejze naar Jeruzalem voortgezet hebben , wa ren zy daarin niet door zeker toeval verhinderd geworden; nu keerden zy van Venetië, na twee jaaren by den Hertog , volgens hun verzoek, gediend te hebben, insgelyks naar hun Vaderland te rug. , Bal(•) Okke Scharl. bl. 79.  van FRIESLAND. 285 Balderyk, die na Radboud Bisfchop van Utrecht geworden was, en om zyne treffelyke daaden den bynaam van den Vroomcn gedraagen heeft, wist zich van de genegenheid, welke hem door Keizer Henrik, en zynen Zoon en opvolger Otto werd toegcdraagcn, meesterlyk te bedienen, om het gebied van den Utrechtfchen Bisfchopsftoel, zowel in het wereldlyke als in het gcestclyke te bevestigen en uit te breiden. Dc bygeloovige Godvrucht dier tyden bedond, ten grooten deele, in het verryken der Kerken en Kcrkclyken; en deeze laatften, 't zy datze 'er eveneens over dachten, of alleen met hun eigen belang te raade gingen , gaven zich geene moeite om de Christenen te doen begrypen, dat 'er geheel wat anders te doen viel om de leer van Jezus Christus te volgen, en door eenen deugdzaamen wandel te betoonen. Onder andere gefchenken, waar mede zich deeze Kerkvoogd vereerd vond , behoort inzonderheid tot ons oogmerk , dat dezelve door Keizer Otto, wiens Leermeester hy geweest was, in den jaare negenhonderd drieënveertig, befchonken wi rd met het recht van vrye jagt in de landftreeken van Drenth en Zevenwouden, die in den Giftbriefden naam van Pagus Foresftenfis draagen (f). Verfcheiden aanmerkingen zouden over den Giftbrief te maa- Ct) De Giftbrief zelf is vertekend in 't jaar 043, en te vinden by Schotanus in zyne Bëfcjhr, van Friesl. in Quarto , bl. 71, en in het Charterbeek van wylen den Hooggeb. Hccre Baron van Schwartzcnberg enz. ("Helaas ! den Vaderlande te vroeg ontrukt! j I. D. bl. 58., doch beide tri her potlprongfrjyk Latyn, waar. van de vertaaling te vinden is by Foeke Sjoerds Jaarb. ü D. bl. 110 en m. Beknop» teIIisto* RIE. Bisfchop Balderyk vermeer, dert en bevestigt het gebied van zyn Bisdom. 943Wordtmet de vrye jagt in Drenth en de Zevenwouden befchonken.  "86 Tegenwoordige Staat Beknopte HisïO' rie. maaken zyn; dan wegens het Graaffchap van Everard, en 't wild, waarvan in deezen Giftbrief gefproken wordt, kan men te recht raaken by Foeke Sjoerds; en wat den Pagus Paresten fis betreft,daardoor heeft men, volgens hec gevoelen van Schotanus, een gedeelte van Drenth en de Zevenwouden te verdaan; dat te waarfchynlyker zal voorkomen, als men gadeflaat, dat het in den Giftbrief vermelde Fulnaho, buiten twyffel. het hedendaagfche Vollenhove is, welk in de Middeleeuwen al doorgaans Fulienhoplag genoemd te worden; en dat men oudtyds daar te lande zeer uireedrcktecn aaneen gehechte bosfchen had, waarin het ongetwyffeld aan zogenoemd Grof wild niet onti roken heeft ; fchoon 't wel zyn kan, dat 'in de eene of andere benaaminge van het daarin gemelde wild een fchryffeil is ingefloopen. Hoe 't zy, 'er blykt ten overvloede uit, dat door deeze en diergelyke gunden de magt der Utrcchtfche Kerkvoogden van tyd tot tyd zodanig heeft toegenomen, dat zy ten langen leste zich in daat vonden, om hun gezag door de Wapenen daande te houden , en zulks zo wel anderen in 't gemeen als den Woudluiden in 't byzonder, tot hunne fmert, te doen gevoelen, gelyk op zynen tyd daat tc blyken. Schoon het in 't vervolg van deeze eeuw niet ontbreekt aan gebeurtenisfen, waarby Friesland, ten ruimden genomen , belang had , fchynt echter, tusfchen 't Vlie en dc Lauwers, niet veel byzonders voorgevallen te zyn. De Jaarboekfehryvers althans hebben luttel papiers nóodig gehad, om 'er aantekening van te houden. Voldagen onwaarfchynlykheden behoeven  van FRIESLAND. 287 ven ons niet op te houden. Op de lyst daar van heeft men waarfchynlyk niet te Hellen, het geen men wegens zekere gebeurtenis tusfchen Arnoud, den derden der Hollandfche Graaven, en zynen tweeden Zoon,met naameSigfrid, of Sikke, byWinfemius (*) gemeld.vindt. Deeze, een van zyns Vaders Hovelingen in een tweegevecht hebbende afgemaakt, nam, duchtende voor 's Vaders toorn, de vlugt over Zee, en vervoegde zich by Gosfe Ludigman, toen ter tyd Poteftaat van Friesland, en woonende.te Stavoren ( f). Van deezen werd hy vriendelyk ontvangen en geherbergd; ook kreeg hy eerlang zyne Dogter Tet, eene jongkvrouwe van uitneemcndc ichoonheid, ter Vrouwe, en nam in Friesland zyne vaste woonmg. Doch eindelyk wederom van zynen Vader in gunde aangenomen , en met breede roeden lands en een Slot by Haarlem befchonken zynde , zoude hy 't gemelde Slot Brederode genoemd , en daar door den grond gelegd hebben, tot het hoogadelyk geflagt van Brederode , dat aan de Hollandfche Graaven ten riaauwden yermaagfchapt, en van 's Moeders zyde, volgens dit verhaal, uit Friesland herkomdig was. Zagen wy voorheen, dat Utrechts Kerkvoogd, door Keizer Otto, met de vrye jacht in Drenth en de Zevenwouden befchonken wierd; andere Verfchenkingen toonen niet minder aan, hoe verre (*) Kron. yan -Friesl. bl. nS. (t) Wagenaar is van oordeel dnc men hierby aan Westfriesland te 'denken heeft. Vaderl. I list. 11 ü. bl. 150. Beknoiw ■ tc Historie. Sigfrid, Zoon van Graave Arnold, vlugt naar Friesland, en trouwt met de Dogter van Gosfe Ludigman; doch wordt ein. delyk weder van zynen Vader in ■ gunfle aangeno • men. De Keizerlykeverfchenkingenzyn een  a88 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- hie. bewys van hun gezag over Friesland. 998. De Geflagtenvan Enckema en Jongairia krygen verfchil. verre het gezag der Keizeren over Friesland ten deezen tyde ging , en hoe gereed zy waren, zo om zich door dezelve van den Hemel te verzekeren , als om zich veel van den vermogenden invloed der rykgemaakte Geestelyken, ter bevcstiginge van hunne wereldfche heerfchappye, te belooven. Metdergelyke uitzigten heeft ' Keizer Otto, de II van dien naam, het Aartsdift Maagdeburg, ten jaare negenhonderd eenentachtig, befchonken met de Abtdy Voelde, en eenige goederen in Friesland, waaronder zeke re inkomften uit het dorp Ternaard fchynen behoord te hebben ( t )- Op 't einde der tiende eeuw raakten de geflagten van Enckema en Jongama zodanig met eikanderen overhoop, dat 'et 't gehecle land van waagde, en gevaar liep van door deeze tweefpalt deerlyk van een gereeten te worden. De eerde oorzaak deezer hooggaande verwyderingc bcdond daarin, dat Haitfe Enckema en zyn INeef Solckc, Hcsfel /Edcs Jongama, een' der voornaamde Friefche Edelen, voor de Rechters des gemecnen lands beklaagden , dat hy aangenomen had Friesland, voor eene aanzienlyke fomme gelds en andere bedongen voordeden , fjt) De Giftbrief is te vinden in het Groot Charterboek van Friesl. bl. 61 en 63. Tüunevierd is daar de naam des dorps, over welken de Geleerde Uitgeever in eene noot zich aldus uitdrukt: Tennnard, Ternaard , een dorp in de Grietenve Westdongeradeel; in het jaar 1441 wierde het nog genoemt Tonawerth; gelyk biykt uit zekere Acte, verzegelt door Heer Johannes Ferfona aldaar; welke naam de Heer Schotanus made behoudt in de 3efchr. van Friesl. tusfchen 't Vlie ende Lauwers, pag. 192.  van FRIESLAND. 289 deelen, aan den Graave van Holland te zullen leveren en in handen Rellen. De maare hier van vloog dra 't gehcelc land door, en 't ftond gefchapen, dat de wederzydfche aanhangen tegen eikanderen tot het uiterfte zouden komen, 't Was derhal ven ten hoogften noodig, dat het ftuk ter deege, door de Rechters des gemeenen lands, onderzocht en naar bevïndirige van zaaken behandeld wierd. Jongama werd ook metder-*. daad in rechte geroepen. Veifcheenen zynde , ontfchuldigde hy zich., en nam aan, zyne on- \ fchuld volgens regelen van rechten te bewy» 1 zen, met aanbod van genoegzaame borgen ter tyd toe, dat hy zich verantwoord zoude hebben. Na dat dit aangenomen, cn zyne zaak, tot genoegen der Rechteren, gerechtvaardigd was, eischten hy en die 't met hem hielden, gelyk 5er veele zo van zyne nabeftaanden als anderen waren, dat hem zyne befchuldigers by naame genoemd mogten worden, om de eerroovende verongelyking op hen te konnen verharden. De Rechters maakten zwaarigheid om dit te doen, dewylze zich door belofte verbonden hadden, hunne naamen te zullen verzwygen, Het geheim lekte echter uit, en Haitfe Enckema en zyn Neef Solke, die , als Mederechters van 't gemeene Recht in Friesland, zitting in de toen» maalige Vergadering hadden, (tonden over deeze ontdekking niet weinig befchaamd en verlegen. Ook bekendenze openlyk, dat hunne ge- 3 daane aantyging alleen was voortgekomen uit d eenen ingekankercen haat, dienze Jongama van overlang hadden toegedraagen. lles'cl , dit e hoorende, zou hen beiden zo terftond over hoop \ T ge- Bekkop- te HlSTO' iue. 'ongama verdedigt :ich voor len Rech • er. ■nckem» oet rhuldbeentenis,n wordt eneli'.-ns  aoo Tegenwoordige Staat Beknopte Historie.zynen Neef in een twee gevecht doodelyk gewond. Friesland komen nog verfcheidenandere onheilen over. geftooten hebben, zo hy niet in deeze zyne woede door anderen ware verhinderd geworden. Hy bragt het echter, met bidden en fmeeken, zo verre, dat hem , ter verdediginge zyner eere, wierd toegelaaten, zich met zyne twee befchuldigers in gevecht te begeeven, fchoon onder deeze uitdrukkelyke voorwaarde, dat daarmede vervolgens de oude wrok zou vergeeven en vergeeten zyn. Jongama, moedig op zyneonfchuld, behaalde daarby eene volkomen overwinning; hebbende hy Haitfe den kop bykans gebeel gekloofd, en Solke zodanig gewond, datze het beide, kort daarna, met den dood bekochten ( '). Friesland , dus verlost van de onheilen , welke de twist van twee zulke aanzienlyke en vermogende huizen ten gevolge fcheen te zullen hebben, had ook nog andere wederwaardigheden te bezuuren. Behalven eenen zwaaren brand, waardoor binnen Stavoren, ten jaare negenhonderd zesennegentig, wel drie honderd negenentwintig huizen in de asfche gelegd wat en, leeden de inwooners van dit en de nabuurige gewesten, in eenige volgende jaaren, niet weinig by eenen nypenden hongersnood en daarop gevolgde pestziekte, welke zo fterk en aanhoudende gewoed zou hebben, dat fommige plaatfen daardoor ten eenemaal van inwooners beroofd wierden, 't zy dat dezelve tot één toe in het graf gerukt, of veiligheids halve naar elders verhuisd waren. Ook vindt men ge- C*"> O. Seharl. bl. 81 en 8a. en wïnfem. Kron.vaa Friesl. bl. 120.  van FRIESLAND. not gemeld, dac de Noormannen het ftedeke Uitgong, ten meergemelden jaare negenhonderd achtennegentig, geheel verwoest, en tot den grond toe vernietigd zouden hebben (*). Ondertusfehen is het ook waar, dat de verwoestingen en plonderingen, welke federt deezen tyd, door de Noormannen, hier te lande zyn aangerecht, maar geringe navlaagen waren van die woede, welke hen voorheen bezield , en tot de onmenfchelykfte bedryven vervoerd had. Of men dit toe te fchryven hebbe aan hunne omhelzing van den Christelyken Godsdienst, welks geest voldrekt drydig is met bloeddordigheid , roof - en plonderzugt , en daarentegen niets dan zachtmoedigheid en menschlievendheid ademt; dah, of inwendige zwakheid, het onaffcheidbaar gevolg van alle hunne voorgaande togten, door welke het land van zyne inwooners beroofd werd, hen in de noodzaakelykheid gebragt hebbe, om Europa in rust te laaten, en eene andere wyze van leeven aan te neemen, valt met de volde zekerheid niet te bepaalen. Zeer waarfchynlyk heeft -het eene ter onderdeuninge van het andere gediend. (*) It Aade Friefche Terp. bl. 85. T % VII HOOFD- Bekbopte Historie. De Noord- fche invallen hier te lande loopen ten einde.  ao 2 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Na 't ein dis;en dei Noordfche inval len heef Friesland veel te lyden va inwendig verdeeldheid. VIL HOOFDDEEL. Van het einde der Noordfcbe invallen bier te lande, tot op het Verdrag van Holland en Utrecht nopens Friesland. . verademing, welke dec'e Gewesten by 't ophouden der INoördfche invallen en plonde» ringen genooten, zonde grootelyks ter bevor- [ deringe van derzelver bloei en welftand gediend hebben, ware het vuur van verderflyke oneenigheid niet te fterk van eenen anderen kant aan* ] geblaazen. Dan 't gewoone ongeluk dier tyden ' was, dat buitenlandfche onlusten al doorgaans door binnenlandfche afgewisfeld wierden. En hoe kon 't ook anders zyn, daar Geestelyken en Wereldlyken beide meer met hunne heerschzugtige oogmerken, dan met waare rechtvaardig, heid te raade gingen. De geduurige twisten, en daaruit ontftaane bloedige oorlogen, tusfchen de Utrechtfche Kerkvoogden en Hollandfche Graaven, ftrekken daarvan ten fmertelyken bewyze en in deezen was Friesland doorgaans te zeer betrokken om 'er ganfchelyk van te zwy« gen. Ondertusfehen willen wy gaarne bekennen, dat de naam van Friesland zich toen ter tyd nog zo wyd uitftrekte, dat het moeyelyk te bepaalen valle, in hoe verre Friesland tusfchen 't Vlie en de Lauwers daar in zy gemengd geweest. Genoegzaam alle Gefcbiedfchryvers en Kronyken maaken geduurig melding van Friesland en de Friezen, maar laaten den Leezer raaden, aan wat deel van Friesland of Friezen hem te den- . ken  van FRIESLAND. 293 ken Ra. Volkomen zekerheid durven wy derhalven ook den Leezer niet belooven, maar zullen ons vergenoegen met hem kortelyk te melden, wat in een aanmerkelyk tydvak der elfde en twaalfde eeuw is voorgevallen, waarin dit ons Friesland meer of min betrokken was. Ten jaare duizend zesentwintig fchynt Friesland, door Dirk den III, Graave van Holland, met huli e van Godefrid, Hertog van Lotharingen, overheerd en genoodzaakt te zyn ge* worden, om 'sGraaven Zoon Floris voor hunnen 1 .andsheer te huldigen, en in deeze hoedanigheid te erkennen: want na dat de Graaf zich met den Utrechtl'chen Bisfchop verzoend, en dus de handen ruim gekreegen had, begon hy om de Friezen te denken, zo om wraak te neemen over den dood van zynen Vader Arnoud, die op het einde der voorgaande eeuw, in een gevecht tegen de Westfriezen, geiheuveld was, als om hen onder zyne gehoorzaamheid te brengen. Met dit voorneemen begaf zich Graaf Dirk , verzeld van Hertog Godefrid, over het Vlie, in Oostfriesland (§ ; dat den Utrechtfehen Bisfchop veel grootér genegenheid toedroeg dan den Hollaridfchen Graave. Doch met eene groote magt van volk voorzien zynde, viel het hem juist niet moeyelyk, veele vlekken cn dorpen m de asfche te leggen, veel volks te vernielen, en grooten buit van have en vee van daar te voeren , nadat hy 't land onder zyne gehoorzaamheid gebragt, en daarop zynen Jonglren Zoon Floris , tot Graaf, f § ) Oostfriesland ftrekte zich van 't Vlie tot aan de Eeajs. T " BEKNOPTE HlSTO* RIE. Friesland erkent Floris, Zoon vati Graave Dirk, voor Landsheer.1026.  Beknopte Histo 1039. Hy worc daarna eigen Heer of Graaf va Friesland en Hollandbeide. De Bisfchop vr Utrecht herokkei hem eer gevaarly ken kry 105*' 594 Tegenwoordige Staat Graaf, Landsheer of Poteftaat had doen huldigen. Als Leenman van zyYien Vader bekleedde Floris deeze waardigheid dertien jaaren: wanc c nadat zyn Vader, in den jaare duizend negenendertig , overleeden was, fchynt hy, in bedeeiinge met zynen Broeder Dirk den IV, eigen Heer 1 of Graaf van dit Friesland geworden te zyn; doch als Graaf Dirk, negen jaaren laater, ongehuwd geftorven was, verviel het Graaffchap van Holland insgelyks op hem. Den Friezen was hy by uitftek aangenaam, en met hunne hulpe heeft hy ook de zamenzweering van eenige nabuurige Prinfen tegengeftaan. De Bisfchoplyke ftoel van Utrecht werd n thans bekleed door Willem, Broeder van Wielthard den III, Voogd van Gelder. Deeze Kerkvoogd ftond zo wél ten Keizerlyken Hove, dat • het hem weinig moeite kostte, om de Keizerin-» >*ne Weduwe, die geduurende de minderjaarigheid van haaren Zoon, Henrik den IV, hec Ryksbeftier in handen had, te beweegen tot het befchry ven van eene Heirvaart, tegen den Graave van Holland, die door den Bisfchop werd aangemerkt, als verfcheidene van zyne wetti« ge bezittingen in te hebben. De Bisfchop, fchoon voor grootmoedig en oorlogzugtig gehouden , hield echter zich zeiven buiten den ftryd; hebbende hy, zo 't fchynt, zynen Broeder Wichard, Voogd van Gelder, bewoogen om zich, ten zynen behoeve, indeezen ftryd te mengen. Althans de benden van Wichard vereenigden zich, ten jaare duizend acht envyftig, met die van Anne, Aartsbisfchop van Keulen, Theo-  van FRIESLAND. 295 Theoduin , Bisfchop van Luik, Lambert den II , Graave van Leuven, Herman, Graave of Heere van Kuik, cn Egbert, Markgraave van Brandenburg, cn lieten zich bytyds in Holland zien. Eene zo grooteen vercenigde magt met geweld te keer te gaai, was voor den Graave zo wel bezwaarlyk alsgevaarlyk. Krygslist was veiliger middel; en hiervan bediende hy zich zo mccsterlyk, dat hy eene volkomen overwin-: ning op zyne Vyanden behaalde, en zelfs eenigen der doofden, onder anderen den Voogd van Gelder en den Graaf van Leuven, leevendc , in handen kreeg, en niet dan na 't betaalen van een aanzt.niyk losgeld Haakte; zynde de Bisfchop van Luik en anderen gefneuveld. Na dat Graaf Floris, met hulpe der Friezen, zynen tegenpartyder, den Bisfchop van Utrecht, met allen die eene lyn met hem trokken, dus vernederd had, werdhy, weinig jaaren laater, door zyne Vyanden op nieuw belaagd. De Aartsbisfchop van Keulen, de [Markgraaf van Brandenburg, de Graaf van Kuik en eenige anderen, trokken wederom tegen hem te velde; doch Graaf Floris had zich nu beter in Raat van tegenweer gefield: ook trok hy, om den kryg zo ver mogelyk van de Grenzen te houden , het vyandelyke Leger te gemoete, en behaalde 'er andermaal de overwinning op. H) had 'er echter ongelukkiglyk, weinig genot; van: want zich, na den ftryd, met zyn volt onder 't geboomte ter ruste begeeven hebben de, werd hy door den Heer van Kuik, die zy ne verftrooide benden wederom by een verza meld had, in den üaap overvallen en afgemaakt T 4 o] BlIKNOP» ve. Histo* ub. Dezelve oopt ten foordeele /an den Graaf ten ïinde- Zyne Vyanden be» laagen hem op nieuw; doch worden wederomoverwonnen. . De Graaf _ komt om. t >  20 6 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. icói. Zyne Weduwe trouwr. met Robert de Fries. Wien de oorlog wordt aangedajm door Boudewynden VI, zynen Broeder. ] 1 I I < l ] -< op den achttienden van Zomermaand des jaars duizend eenenzestig , nalaatende twee Dogters, en eenen Zoon, met naame Dirk,die.uit hoofde van zyne minderjaaxigheid , vooreerst onder het opzigt en de voogdy bleef van zyne Moeder , met naame Geertruid, eene Dogter van Hertog Herman van Saxen. Doch deeze begaf zich , twee jaaren daarna, wederom in den egt met Robert van Vlaanderen, die federtby den naam van Robert de Fries is bekend geworden , en de Janden van Holland, Zeeland cn Friesland, voor zyne Styfkinderen met lof heeft beheerscht. Sommigen zeggen als Graaf, anderen als Voogd over de Kinderen van Graave Floris den I. De veranderingen , in Vlaanderen voorgevallen, by gelegenheid dat Boudewyn de V , in den jaare duizend zevenenzestig, overleefen, en door zynen oudden Zoon , Bouiewyn den VI , opgevolgd was, hadden veel invloeds op de zaaken van Robert zynen Broeder. Boudewyn oordeelde naameiyk , lat Robert zeer te onrecht in 't bezit gefteld vas van de Vlaamfche en Zeeuwfchc Landen, Jie hem, by 't aangaan van zyn huwelyk, waren tfgedaan: om dezelve te rug te krygen , deed ry Robert den oorlog aan en eenen inval in Holand ; wordende in deeze onderneeminge niet reinig gederkt door Willem , Bisfchop van Jtrecht, die zich, uit hoofde van Keizerlyke Giftbrieven, het recht over Holland aanmaatigle, en daarom de Westfriezen tegen hem opuide. En of dit nog niet genoeg ware , kwam ly ook zelf tegen den Graaf op, na dat Boulewyn, op den zestienden van Hooimaand des jaars.  van FRIESLAND. 257 jaars duizend en zeventig gefneuveld was , en Robert het Graaffchap van Vlaanderen verkreegen had, in weerwil van de tegenkantingen van Richilde, weduwe van Graave Boudewyn, die haarenZoon Arnold in 't bewind poogde teiteL Ien, en hiertoe de huipe van Füips, Koning van Frankryk , verworven had Want als Robert he- Koninglyk Leger verdagen, en vrede met Filips gemaakt had, viel Godefrid met de bult, Hertog van Lotharingen, verzeld van den Bisfchop, en van eene groote heirkracht, in HollandHertog Godefrid had zich hier toe tc ligter laaten beweegen, omdat Bisfchop Willem zich door plegtige belofte verbonden had, hem het Graaffchap van Holland te leen te zuilen geeven, byaldien de Hertog hem in 't bezit van 't zelve en van de overige Landen konde helpen, welke hem , by Keizerlyke Giftbrieven, gefchonken waren. Men beloofde zich van deeze onderneemingen eene gewenschten uitflag,zo om dat verfcheiden Geestelyke en Wereldlyke V orden , en onder deeze ook Egbert van Saxen, ten dien tyde Graaf van Stavoren, Islegouwe, Ooster • er Westergouwe, zich met dien aanhang vereenigd hadden; als ook om dat Robert onderfteld werc in Vlaanderen de handen zo vol werks te hebben, dat zy het fpel in Holland reeds meestei zouden zyn, voor dat Robert daar kon weezen Dit ontfehoot hun evenwel in zo verre , da Robert, na zyne Vyanden in Vlaanderen gefla gen te nebben, met zyn overwinnend Leger wel dra in Holland verfcheen. Hier diende hei echter de oorlogskans niet zo wel alsze i T 5 Vlaai Beknopte Historie. Godefrid met de buit neem deel in deezen oorlog, » 1 a  2q3 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie.Robert wordt verflagen en vlugt naar Vlaanderen. Godefrid raakt binnen Alk maar grootelyks inde engte , na Friesland tot des zelfs nadeel be zoeht te hebben. Hy geeft een tweede bezoek aan de Friezen, beoosten *t Vlie, die zich aan hem moeten Vlaanderen gedaan had; zynde hy, na eenig» voordeden behaald te hebben, eerlang, in eenen' Veldflag met de zynen, zo ten eenemaal verflaagen, dat maar weinigen de nederlaag ontkwamen, en hy zelf, met zyne Gemaalinnè en ver. der gezin, naar Vlaanderen de vlugt moest nee* men. Godefrid, hier door de handen ruim hebbende, veroverde voorts al het land van Holland j vervolgens begaf hy zich naar Westfriesland , alles wat hem voorkwam uitplunderende en verwoestende; ook gaf hy Friesland, tusfchen 't Vlie en de Lauwers, een bezoek, met oogmerk om die landftreek te bemagtigen: hyverfloeg'er ook eene menigte menfchen, en haalde veele goederenvan daar, waarmede hy zich binnen Alkmaar begaf. Doch hier zynde werd hy door de Westfriezen , die hy waande onder zyne gehoorzaamheid gebragt te hebben , zo onverwacht en hardnekkiglyk belegerd, dat hyzich aan hun zoude hebben moeten overgeeven , zoze niet, ten zynen gelukke , door den Bisfchop van Utrecht, die nog ter goeder uure van zynen hachlyken toeftand dc weet gekreegen had , genoodzaakt waren geworden het beleg op te breeken , na dat het by de negen weeken geduurd had. Na dat Bisfchop Willem dus in 't volle bezit van Westfriesland, voorheen aan hem afftaan, geraakt, en Godefrid door hem met het Graaffchap van Holland, als een leen der Utrechtfche Kerke, befchonken was, deed de laatfte een' tweeden togt naar Friesland. In 't beleg van Alkmaar hadden waarfchynlyk veele Friezen van beoosten 't Vlie deel gehad, welke om hunne weggeroofdc goederen te heroveren zich by de belee-  van FRIESLAND. 599 fceleegeraars gevoegd hadden. De Hertog zochtzich dan over de geleeden fmaad van het beleg te wreeken. Dit viel hem te ligter, omdat de Friezen, door den voorgaanden inval, te zeer verzwakt waren, om de overmagt zyner krygsbenden te konnen wederdaan. Een gevecht^, _ tusfchen beiden voorgevallen, kwam den Friezen op meer dan achtduizend man te daan, en bragc hen in de noodzaakelykheid, om zich vervolgens aan den Overwinnaar te onderwerpen. Het genot van deeze behaalde voordeden was voor Godefrid niet zeer lang van duur. Nadat hy uit Saxen te rug gekomen was, alwaar hy, met zyne Friefche en Hollandfche bendenken Keizer , tegen dien wederfpannige'n landaard , eeren zeer weezenlyken dienst gedaan had, werd hy, op den vy'entwintigden van Sprokkelmaand des jaars duizendzesenzeventig , onder het doen van zyn gevoeg, dermaate van onderen met een dolk in 't lichaam gedoken, dal hy 't kort daarna bedierf. Robert de Fries wordt geacht dit werk aldus bedeld te hebben, om zich daardoor van dien overweldigd te ontdaan. Bisfchop Willem overleefde hen maar weinige maanden. In de gefchillen var Keizer Henrik den IV met Paus Gregoriu: den VII, had deeze Bisfchop altoos de zyd< des Keizers gehouden, en daardoor zyne Kei zerlyke gunde verworven , zodat de Hollanc fche landen , by 't omkomen van gemclden Hei tog, door den Keizer aan hem gelaaten w; ren. Egbert de II, Markgraaf van Saxen, toet maals Graaf van Stavoren en van Oostergo c We; ÏEKNOP' ?E HlSTO" HE. mderwer?en. Doch raakc kort daarna om 't leeven. 1076. Bisfchop Willem derft niet ; lang na ; hem. l" Egbert n van Saxen  Seknop • TE HlSTO 1UE. vereenigt zich met de Saxers tegen der Keizer. De Keizer Haat daarop zyne bezittingen in Friesland aan. 1078. Het Graaffchap Sta- ( voren wordt aan Bisfchop ^ Koenraad I gefchon j ken. «1 té z d d v: c 300 Tegenwoordige Staat Westergo zynde , 't zy inderdaad of alleen in naam, was, omdat hy Godefrid in 't verdryyen van Robert geholpen had, met deeze ichikkinge des Keizers zo weinig te vreden dat hy zich openlyk tegen den Keizer verklaarde , en by de Saxers voegde, die thans s Keizers doodvyandcn waren. Doch hiervan was 't gevolg, dat de Keizer, op de eerfte tyding daarvan, zyne in Friesland bezeten GraafIchappen aanfloeg, en dezelve opdroeg aan zekeren Othelryk van Godesheim , in erkentenisfe van deszclfs getrouwe dienden. Wie deeze Othelryk geweest zy, is vry onzeker. Vaster gaat het, dat hy deeze Janden, of een gedeelte derzelven , niet zeer lang -behouden heeft, om dat het Graaffchap van Stavoren, op dendertigften van Wynmaand des jaars duizend achtenzeventig , door Keizer Henrik, |eichonken is aan den Utrechtfchen Bisfchop, ioenraad, die, door 's Keizers tusfehenkomfte e opvolger van Willem geworden was. In len Giftbrief, die nog voor handen is (*") vordt van Egbert, als van zekeren Markgraave' aet klemachtinge gefproken, en gezegd, dat >y, die zich niet ontzien had om , zo het in yne magt geweest ware , den Keizer van zyn anfehe gebied ce ontzetten , geen deel in het elve behoorde te hebben, en dat daarom van e goederen, welke hem, volgens een rechtvaarig vonnis, benomen waren, het Graaffchap van Sta- C*) Men vindt dien Giftbrief by Schotanus Befrhr in rnesl. in Qumo bl. 72 en 73 Vn t„ >fr harterboek van Friesl. I D bl 677.3' Gl°0t  van FRIESLAND. 301 Stavoren gegeeven wierd aan de Kerk van ] Utrecht, welke Bisfchop Koenraad tot Maren j Voorzitter had. Robert de Fries, zich federt de geleeden nederlaag in Vlaanderen hebbende opgehouden, dacht , na 't omkomen van Godefrid en 't overlyden van Bisfchop Willem, de gelegenheid «unftig om 't Hollandfche Graaffchap wederom te bemagtigen, en den Utrechtfchen Bisfchop afhandig te maaken; te meer omdat de Hollanders den jongen Graave niet ongenegen waren, en 't juk van den Kerkvoogd met weerzin droegen. In deeze onderneeminge was de krygskans hem gunftig; zelfs viel de Bisfchop , na andere verliezen geleeden te hebben, hem in handen, en zag zich, fchoon vriendelyk bejegend, voor dathyop vrye voeten gelteld wierd , genoodzaakt, by plégtïgert eede aflrand te doen , van alle recht en aanfpraak op die landen, om welker wille de Utrechtfche Bisfchoppen, federt vyftig iaarcn hcrwaards, zulke zwaare en hardnekkige oorlogen gevoerd hadden. Na dat"Dirk de V, dus door hulpe van zynen Styfvadcr, in 't gerust bezit van het Graaffchap van Holland gekomen was, zou hy het zelve , volgens 't verhaal van fómmigett , volle vyftien jaaren, en dus tot aan zynen dood toe , in vrede berecht hebben ,• doch naar dat van anderen , zou hy met de Friezen, beoosten 't Vlie, eenen oorlog gevoerd hebben, welke voor hun van zeer ongelukkige gevolgen was. Het verhaal wegens deezen oorlog komt hoofdzaakelyk hier op uit. Graaf Dirk, in Holland gehuldigd zynde, vorderde van de Friezen be- 5üknop re Histo* he. flobert de Fries ïood- saakt den Bisfchop :ot afftand ran de jetwiste .anden. Graaf Dirk wordt verhaaldde Friezen , beoosten 't Vlie, beoorloogdte hebben.  302 Tegenwoordige Staat Beknop» TE HlSTOftlE. De ftrenge Vorft van 1078 is hem daar toe gunflig, en de Uitflag zeer nadeeligvoor de Friezen. Stavoren moet zich, na een beleg van drie wee- beoosten 't Vlie, dat zy dit insgelyks zouden doen, en hem Domeinen en Schattingen betaalen, vermids Friesland zowel als Holland aan hem behoorde, na dat Bisfchop Koenraad afftand van hetzelve had gedaan. Dan de Friezen floegen zowel het eene als het andere af, voor reden geevende, dat zy , uit hoofde van zekere Keizerlyke voorrechten, vry van zodanige be-*~ lastmgen waren. De Graaf verzamelde derhalven een magtigen hoop volks, en viel hen daarmede op het lyf. De ftrenge Vorst, die van St. Atarten des jaars duizend achtenzeventig tot hec laatfie van Lentemaand des volgenden jaars cuurde, en niet alleen den Ryn en andere rivieren, maar ook de Zuiderzee zo vast bezolderd had, datze ,even als het aardryk ,met paarden en wagens gebruikt konden worden, kwam hem hier toe zonderling te ftade. Ook viel deeze krygstogt zo geheel naar zynen wensch uit, dat hy den Friezen op éenen dag, in twee onderfcheiden Veldllagen, een dubbele nederlaag toebragc, waar van de eerfte hun op vierduizend, en de laatfte op zesduizend man te ftaan kwam. Daarna het land doortrekkende, rechtte hy de ysfelykfte verwoestingen aan; al wat mannelyk en boven de twaalf jaaren oud was werd door de kling gejaagd; vrouwen en kleine kinderen nam hy gevangen; .ook liet hy, even of hy van zins ware het geheele land te verwoesten, zeer veele vlekken, dorpen en gehuchten in de asfche leggen. Stavoren, toen ter tyd de grootfte en vermogendfte Stad van gansch Friesland, ftond het geweld eener belegeringe drie weeken lang tegen; doch moest eindelyk bukken. De overgave der Stad ge-  van FRIESLAND. 303 gefchiedde op deeze voorwaarden: dat denburgeren vergiffenis van voorgaande misdaaden verleend zou worden, mids dat zy den Graaf als hunnen Landheer of Poteftaat huldigden; dertien honderd Franfche Kroonen tot boete betaalden , en veertig perfoonen van het eerfte aanzien uit hun midden tot Gyzelaars ftelden. De burgers werden dus wel in genade aangenomen , doch de vreemde knechten, die hun in het beleg gediend hadden, beneffens de Westfriezen , die derwaards gevlugt waren, om datze insgelyks geweigerd hadden den Graaf te erkennen, bleeven niet alleen van de verzoeninge uitgeflooten, maar werden ook alle gevangen genomen, en op den dag van 's Graaven plegtige intreede in de Stad, tot één toe onthoofd. Vervolgens werd Graaf Dirk op alle plaatfen van Friesland gehuldigd , naar de gewoonte van dien tyd, in een fchild op de fchouderen gedragen, en van het volk als Lieer van Friesland gegroet ( * ). Es- C*) Het verhaal wegens deezen oorlog van Graave Dirk tegen de Friezen , beoosten de Zuiderzee, wordt van allen niet voor echt gehouden. Wagenaar trekt hetzelve in twyffel, Vaderl. Hist II D. bl 193.Schotanus fpreekt 'er ook twyfïelachtig van in zyne Befchr. van Friesl in Quarto, bl. 79.zeggende : „ hoedeeze „ vertelling kan overeengebragt worden met de Giftbrief des Keizers van den Jaare 1077 kan ik niet uitvinden". Doch in zyn laater en grooter Werk, naamelyk de Fr. Hist. , befpeurt men bl. 86 en 87 die twyfieling niet. Winfemius en U. Emmius maaken ?er ook beide gewa" van, doch de laatlte met een ikeitur, of men zegt° dat ook al eenige twyffeMng fchynt aan te duiden. Wy laaten 't verhaal in zyne waarde: alleen meenden wy 't zelve Beknopte Historie;. ken op harde voorwaarden aan hem overgeeven.  304 Tegenwoordige' Staat Beknopte Histo iue Egbert van Saxen verzoent zich >net den Keizer, en wordt weder voor Landsheer deezer ianden erkend. Hy verliest dezel ve op nieuw, omdat hy met eenige Duitfche Vnrften hadaangefpannen. Egbert van Saxen mogt voorbeen, ora zyne wederfpannigheid , door den Keizer, van deeze landen beroofd zyn , hy was gelukkig genoeg vanze eerlang wederom te bemagtigen, en dooide Friezen voor wettigen Landsheer erkend te worde 1. Hy had zich naamelyk niet den Keizer verzoend; en dce:e zag met leedweezen, dat Graaf L>irk, wie.i hy een kwaad hart toedroeg, zich van zo veeie landen eri goederen, en daaronder ook van het Graaffchap van Stavoren, nog Onlangs aan de Kerk van Utrecht gefchonken, had Meester gemaakt., De Friezen zeive waren ook veel afkeeriger van de Hollandfche dan Saxifche regeering, en dus is het zeer waarfchynlyk, dat dit met genoegen van den Keizer, en zonder merkelyken tegenftand van den kant der Friezen, gefchied zal zyn. OiiKetwyffeld zou Egbert van Saxen langduuriger genot van zyne heerfchappy over Friesland gehad hebben, zo hy zich niet'op nieuw, met andere Duitfche Vortten,ten nadeele van Keizer Henrik den IV, vereenigd had, en daardoor in deszei fs rechtmaatige ongunst vervallen ware- Zo dra had ook Keizer 1 ienrik geen bericht van Egberts wederfpannigheid bekomen, of hy verklaarde hem vervallen van alle zyne Staaten, en wel bepaaldelyk van zyne Friefche Graaffchappen. De Ucrechtfche Bisfchop Koenraad , byzon- zelve niet met ftilzwygen voorby te moeten gaan, omdat zulks misfehien voor eene volflagen afkeuting vau hetzelve zou gehouden worden, daar wy tot nog toe geene genoegzaame reden voor vinden. Zo dacht 'er ook onze Friefche Historie Schryver Foeke Sjoerds over, als blykt uit zyne Jaarboeken II D. bl. 259 en 260.  van FRIESLAND. 30$ feyzonder wel ten Keizerlyken Hove ftaande, en reeds voorheen met het Graaffchap van Stavoren befchonken, werd thans ook met dat vart Oostergo en Westergo begiftigd; zynde de Giftbrief getekend te Weimar in Turingen, op den . zevenden van Sprokkelmaand des jaars duizend zesentachtig; ( *) Keizer Henrik betuigt, onder anderen, in dien Giftbrief: „ dat hy aan Markgraave Egbert de wederfpannigheid, welke ,j deeze met de overige Saxers tegen hem gepleegd „ had,op zyne verootmoediginge,zo uit hoofde „ van deszelfs jaaren, als onderlinge bloedver,,' wantfchap, genadiglyk had vergeeven; doch dat dezelve andermaal, zonder eenige wettige 9i reden,en in weerwil van eed en pligt, tegen „ hem was opgeftaan, zoekende hem niet alleen „ van zyne waardigheid, maar zelfs ook van het „ leeven te berooven 5 alwaa'rom hy gemelden Graaf van alle bezittingen vervallen verklaard „ hebbende, dezelve, gelyk ook zeker Graaf „ fchap van Friesland,met naame Oostergouwe „ en Westergouwc met alle deszelfs rechten en „ voordeden, ter behoudenisfe zyner ziele, en uit „ hoofde van getrouwen dienst, had gefchonken „ aan St. Martens Kerk van Utrecht, tot haaren „ Bisfehop hebbende zynen zeer geliefden Koen„ raad". Deeze nieuwe uitbreiding van des Bisfchöps gebied was echter voor hem van korten duur. I Egbert, aan wiens vriendfehap de Keizer een' | fterken fteun tegen zyne vyanden kon hebben, wist: (*) Sehot. Befchryving van Friesl. in Quarto, b!. 73. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 67. V Beknoe- TE HlSTO. RIS. Oe Bis- 'chop ïeeft niet ang genot ran deexe [ifte.  Beknopte Histo PvIE. I087. Graaf Eg bert ver zoent ziel met den Keizer. Weder af gevallen zynde wordt h; door dei Keizer be oorloogd. 10S0. Hy word ornge- bragt. De Kerk ] ra ïH 306 tegenwoordige. Staat wist zich, in 't volgende jaar, wederom met bet Opperhoofd des Ryks te verzoenen, en toen werden alle deeze giften wederom ingetrokken, tot merkelyk ongenoegen van den Utrechtfchen Kerkvoogd, 't Leed echter niet lang of de Markgraaf toonde, dat de verzoening,cvan zynen kant, niet hartelyk geweest was; hebbende hy zich weder by 's- Keizers vyanden gevoegd, en nieuwe vyandlykheden tegen hem onderno- ■ men. Volgens 't verhaal van fommige fchry-* vers (f) zou hy zich van gansch Friesland . tusfchen 't Vlie en de Lauwers hebben meester 1 gemaakt. En fchoon hiervoor geen voldingend ■ bewys kan worden bygebragt, is het geenszins vreemd, dat Egbert zich onaf hangklyk zocht te maaken in eene Landdreek van welke hy oordeelde hem het Graaflyk bewind, althans voor een gedeelte , onbetwistbaar toe te komen. De Keizer ■ bragt hierop een aanzienlyk Leger by een, en rukte daarmede,in de Lente van duizend negen en tachtig, in Turingen, alwaar de Markgraaf zyne voornaamde goederen liggen had, en toen zelf tegenwoordig was ; doch werd genoodzaakt dit gewest, met merkelyk verlies, te verlaaten. Egbert had 'er echter luttel voordeels van : dewyl hy kort daarna, door bedel van AlefcT Abtdis van Quediinburg en Zuster des Keizers' verraaderlyk wierd omgebragt. Voor dat de Markgraaf dus aan zyn einde kwam, (f) Eramius fpreekr hier van Rer. Frif. L. VI. p 52 en 53. doch meent dat zulks wel tien of'elf'jaaren eerder gebeurd is, zonderde redenen te melden waardoor hy in die gedachte geflerkt wierd. *  van FRIESLAND. 307 kwam, was hy reeds, voor de laatfte reize, van de Friefche landen beroofd, en de Kerk van Utrecht daarmede andermaal begiftigd. In den Keizerlyken Giftbrief, gedagtekend te Regensburg, den eerften van Sprokkelmaand des jaars duizend negenentachtig, wordt het wispeltuurig gedrag van Markgraave Egbert met fterke kleuren gefchetst: onder anderen Wordt 'er in gezegd: „ Dat Egbert, voor „ deezen Markgraaf, de Saxers en andej, re vervolgers van den Keizer met raad en » daad had geholpen , dm hem (Kei„ zer; af' te zetten , en te dooden , niet „ denkende dat hy des Keizers Leenman en „ bloedverwant, en dat meer is, door eede aan „ denzelven verbonden was. Dat de Keizer, „ uit aanmerkinge van onderlinge bloedverwantfehap ,en uit medelyden met zyne jongk„ heid, geerte wraak altoos tegen hem geoef„ fénd, maar in tegendeel, zo ras hy berouw „ toonde, denzelven in genade aangenomen, „ en hem al 't geene hy volgens de wet„ ten verbeurd had, genadiglyk had wederge„ geeven, geloovende dat hy zich niet weder„ om tegen hem (Keizer) vergrypen zoude. „ Dan dac hy het tegendeel ondervonden had, „ hebbende de Markgraaf hem (Keizer), daar „ hy in een bevredigd landfehap was, en niet „ het minfte kwaad vreesde, getracht te doo„ den. Dat derhalven, de Vorften van Saxen „ en Turingen enz. te Weimar vergaderd zyn„ de, alle de goederen van gemelden Egbert, „ aan de Keizerlyke Mogendheid hadden toe„ gewcezen, voor reden geevende,dat een verV 2, „ woes- BekNob te HlSTtt» me. van Utrechtwordt andermaalmet friesland be» gif'tigd, sn 't gedrag van Graave Egbert met zwar:e kleuren ifgenaald.  3o8 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie, „ woester van 't Ryk en een vervolger van zyn* „ eigen' regeerenden rïeer , van zyne Ryks„ goederen verfteeken, en buiten de grenzen des „ Ryks behoorde verdreeven te worden. Dac „ hy (Keizer), door dat rechtmaatig oordeel, „ deeze goederen verkrcegen hebbende, van „ dezelve zeker Graaffchap in Friesland, her „ welk öostergouwe en Wcstergouwe gehee„ ten wordt, aan St. Marten, en aan de Chris„ ten Kerk van zynen naam te Utrecht, had „ opgedraagen. Dat dezelve Egbert, over 'c „ verlies van zo groot een Graaffchap bedroefd, „ en tot berouw gekomen, hem ( Keizer ) „ had doen fmeeken, dat hem het voornoem„ de Graaffchap mogt worden wedergegee„ ven , onder deeze toezegginge , dat de „ Keizer hem nooit trouwloos bevinden, maar „ in tegendeel door hem de verdrooide Vor„ den des Ryks wederom tot eendragt brengen „ zoude. Dat hy (Keizer), hoopende dat „ dit alles waar zoude zyn , het voornoem„ de Graaffchap, voorheen aan St. Marten ge„ fehonken, tegen den zin van Bisfchop Koen„ raad, aan Egbert had te rug gegeeven; doch „ dat deeze dra tot zyne oude trouwloosheid te „ rug gekeerd, en daarom, door de Ryksvor» „ den, geoordeeld was van alle zyne goederen „ vervallen te zyn. Dat hy (Keizer) daar mede „ echter niet was voortgegaan, willende hem „ liever tot zich wederbrengen dan van zich „ verwyderen. Doch dat Egbert. de eene on„ gerechtigheid op de andere dapelende, ja „ tegen hem (Keizer ) het zwaard uitgetrokken , „ en hem met opgedoken Vaandels bevochten „ hefe-  van FRIESLAND. 309 „ hebbende , ook den Bisfchop , en andere „ Geescelyken had vermoord; zo dat hy ein„ delyk verdiende, niet alleen van zyne goede„ ren, maar zelfs ook van zyn leeven beroofd te worden; alwaaromhy (Keizer), hem al „ le zyne goederen ontneemende, zonder hoo„ pe van die ooit weder te krygen, het meer„ gemelde Graaffchap aan St. Marten te Ut„ recht had te rug gegeeven, en aan den Bisfchop „ en deszelfs opvolgeren, eeuwiglyk, overge„ leverd, zonder dat iemand van zyne Opvol„ geren, Koningen of Keizeren, of ookhy zelf „ de magt zou hebben, om hetzelve ooit aan „ de Utrechtfche Kerke te beneemen" (*). Hoe ongelukkig het ook voor Friesland ware , dus geduuriglyk van Heer te wisfelen, en nu aan den eenen, dan weder aan den anderen gefchonkente worden, de Utrechtfche Kerkvoogd was ondertusfehen wel in zynen fchik, dat hy door deezen Giftbrief nu een onvervreemd-, baar recht op Friesland verworven had. De daadelyke bezitneeming was 'er maar alleen van nooden; om deeze te bevorderen, kreegen eenige naastgelegen Markgraaven bevel van den Keizer , om dat Landfchap gewapenderhand voor den Bisfchop te bemagtigen. De bezettingen van Egbert en van den Hollandfchen Graave, welke tot dus verre in Friesland lagen, werden hier door genoodzaakt het land te ruimen, (*) De Giftbrief zelf' is te vinden in het Groot Charterboek van Friesl. t D. bl- 69. zo in het oorfprongklyk Latyn als Nederduitsch, en ook by Foeke Sjoerds Fr. Jaarboeken. II. D. bl. 264. enz. v3 Beknopte HlSTO* we. Het is een ongeluk voor Friesland lus ge. iuurig /an Heer e wisfelen.  3i© Tegenwoêralge Staat ÏEKNOP' TE HlïTO KIE. Adel van Fronen- burg •wordt dei Bisfchops Stadhouder. De Kruis vaarten neemen een begir in deeze eeuw. men, en daarop nam de Utrechtfche Bisfchop bezit van de Friefche Graaffchappen, (lellende aldaar tot zynen Stadhouder of Leenman aan Adel van Fronenburg, die gehuwd was met Anna van Kamminga, de Dogter van eenen Kamminga, Heere van Ameland. Deeze Anna, eene zeer Godvruchtige Vrouw zynde, zou het Klooster Foswerd, in den jaare duizendenncgentig, van Ameland, in Friesland, onder het dorp Ferwerd, verplaatst hebben, om hetzelve te beter voor de aanvallen en rooveryen der Zeefchuimeren te beveiligen ; doch hier van nader in de befchryvinge van Ameland zelf. Dat eene bygeloovige Godsdienftigheid, welke zich met allerhaBde zedelyke ondeugden gemaklyk vereenigen laat , in deeze eeuw vry hoog gefteegen was, is reeds voorheen, door meer dan eenen trek, gebleeken; doch geen daarvan ftaat gelyk met die buitenfpoorige drift, waarmede men zich, op het einde deezer eeuw, in Kruisvaart naar 't zogenoemde Heilige Laad begaf. Al federt eenigen tyd hadden de Bedevaarten naar Palestina, als een zeer Godsdienftig werk, lustig in zwang gegaan; maar nu meende men ook Gode eenen dienst te zullen doen , zo men dat gewest uit de handen der ongeloovigen wkt te rukken. Paus Gregoor de VII had al in het jaar duizend vierenzeventig een ontwerp gefmeed, om de Vorften van Europa tot het beoorloogen der Mahometaanen, en het herwinnen van 't Heilige Land te beweegen; niet zo zeer om dat hy eenigen prys op hetzelve ftelde, als wel om dat hy dit voor een zeker middel hield, om der Vorften magt te verzwakken, en zyne.  van FRIESLAND. 311 zyne heerfchappy te bevestigen en uit te' breiden. Dan de tweefpalt in Kerk en Staat was oorzaak, dat 'er, ten zynen tyde, niets van kwam. Een zyner opvolgeren, met naame Urbaan de II, floeg, in dezelfde beginfelen daande, ten jaare duizend vyfennegentig, de hand met zo groot eenen yver aan dit werk, dat het hem gelukte verfcheiden aanzienlyke Vorden tot eenen Kruistogt te beweegen. Zeker Kluizenaar, Petrus de Heremiet geheeten, die onlangs van Jerufalem te rug gekomen was, doorliep Landen en Steden, om groot en klein tot de Kruisvaart te beweegen. De Bïsfchoppen deeden ook, elk in zyn Sticht, volgens Paufelyk bevel, daartoe hun best. Robert, Graaf van Vlaanderen, cn Zoon van Robert de Fries, ontving eenen brief van den Griekfchcn Keizer Alexis Comnenes, waarin hy op eene be* weeglyke wyze vermaand werd, om toch den Christenen van 't Oosten te hulpe te komen, en den Ongeloovigen het Graf des Heeren te ontweldigen. Door het eene en andere werd te wege gebragt, dat de voorgenomen Kruisvaart eenen ongelooflyken toeloop kreeg van menfchen van allerlei rang en daat. Edel en Onedel, Oud en Jong, Ryk en Arm, Manen Vrouw, alles begaf zich, onder geleide van gemelden Heremiet, op feize, zonder eenige foldy te genieten , na zich alvoorens een wit of rood kruis op de rechter fchouder te hebben laaten hechten. Onder de menigvuldige Edelen deezer landen, welke deel aan dien logt namen, telde men ook veele Friezen, onder welke Tjcpke Fortcman, Jarig Ludin. V 4 gïi BffKHOP- " rE Histo- ue. 1095. En krygeu :enen on- ^clooflyk jrooten :oeloop; ,vaar on > Ier ook /eele Friefcha Edelen zyn.  gia ' Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- kis. De gevolgen daar van zyn voor Friesland van groot belang. ga, Epo Hartman, Ige Galama, Feike Botnia, Eelke en Sikke Liaukema, Obbe Hermana, Homme Homminga, Goiïe Roorda, Sikko var Kamminga, Tjaliing van Okkinga^ en Warde Herama, by naame gemeld worden (-f-). JNiet onwaaifchynlyk dachten fommïgen deezer Edelen, dat het welgelukken van deezen togt hen aan ryke bezittingen in 't Oosten zoude helpen. Jammer was 't, datze op zulk eene onwisie kans, ter bekominge van gereede penningen , tot dien togt volftrekt noodzaakelyk, veele van hunne Sloten en Landeryen moesten verkoopen of verpanden, en daarenboven Vrouwen en Kinderen, goederen, Vaderland en al wat hun lief was, verlaaten, en zich gelyk dellen met een hoop degt en ondeugend Volk, dat zich op deeze wyze of voor de vervolging zyner fchuldeifcheren beveiligde, of alle zyne zonden op eens zocht uit te wisfehen, en zonder doot of dag ten Hemel in te -treeden, zo. 't niet met nog degter oogmerken van rooven en deelen zwanger ging. Hoe 't met zulke herhaalde Kruistogten bedagen zy, behoort niet tot ons bedek: men kan daaromtrent, ten overvloede , by anderen te rechte raaken. Wy meenden 'er niet ganfchelyk van te moeten zwygen, te meer om dat de gevolgen daarvan ook voor Friesland, in verfcheiden opzigten, van groot belang geweest zyn. De onderlinge haat en wraakgierigheid, welke verfcheiden Friefche gedagten van het eerde aan» zien verdeeld hield, en menigmaal moord en dood- flag Ct) Winfem- Kron. van Friesl. bl. Hf en 128. UEmmius, lier. Frif. Hist. L. VI. p. 258» & 25-9.  van FRIESLAND. 313 flag veroorzaakt had, bekoelde hierdoor merkelyk; „en een Slaaf, (dus luiden de woorden van „ den Heere S. Styl ( ' ) welke ik met genoe„ gen de myne maak) , die moeds genoeg „ had om deel te neemen in deeze roemruch„ tige buitenfpoorigheden , bekwam terftondzy„ ne vryheid. Men kan denken - dat zeer wei„ nigen deeze gelegenheid verzuimden: en na „ het vertrek van zo veele flaaven moesten vee„ le vrye lieden noodzaakelyk gebezigd worden „ tot allerlei verrichtingen en dienden, welke „ voormaals tot den allerlaagften ftaat behoord „ hadden. Deeze dienften, nu vry geworden „ zynde, vereischten een billyk loon, en, in _ gevalle van verfchil, de uitfpraak van goede „ wetten. Dus kreeg het werkzaamfte deel des „ Volks fchooner kans om zich tc beveiliger „ tegen de armoede, en allengs, het zy dooi „ den landbouw, het zy door de oeffeningvai: „ huislyke kunften, het bezit van vaste goede„ ren tot zich te trekken. Heeft dit niet zeei „ veel uitgewerkt om de burgerlyke vryheid t< „ bevorderen ?" Heeft men dan in deeze zinnelooze onderneemingen eene der eerfte oorzaa ken te zoeken van den ondergang veeier Friefche Grooten, zy hebben teffens aanleiding gegeevei om den burgerftand uit dien laagen ftaat te ver heffen, waarin dezelve al te lang had zitten zug ten. Doch zo had een weezentlyk kwaad we eens meer wat goeds ten gevolge. Markgraaf Egbert , op zulk eene wyze , al voorheen gemeld is, van kant zynde geraakt, ha> tc (*) Opkomst en Bloei der Vereen. Ncderl. tweed Druk bl. 28. Beknopte HlST«|. ttlE. l l 5 1 t 6  Beknopte Historie. Henrik, Hertog vanSaxen, word: door de Friezen verflagen. i t ( I | 1 t ( c c e c * 4 r ' \ it tr, t m . ei d Z 3*4 Tegenwoordige Staat tot erfgenaam zyne eenige Zuster Geertruid,in vervolg van tyd getrouwd met Henrik den Vetten, Zoon van Otto, Hertog van Saxen. Henrik, door dit Huwelyk recht hebbende op alle de goederen van wylen zynen Schoonvader Egbert , was al dra bedacht op het herwinnen van Friesland,'t welk denzelven,zo hy dacht,ten onrechte benomen, en aan de Kerk van Utrecht gefchonken was. Met Fredrik , Graave van Oldenburg en deszelfs lanftaanden Opvolger Eilmarus , trof hy alvorens een verbond, om zich alzo een' open* veg in 't Land te baanen. Oldenburg was naamelyk le ileutel van Oostfriesland, grenzende aan 't zelve loor moerasfen en heidvelden; ook was deszelfs Jraaf zo verre van den Friezen, zynen nabuuren , ;en goed hart toe te draagen.dat hygaame zag, lat dezelve op nieuw onder de magt- van Saxen twamen. Eer de Friezen gereed waren, was de 'yand reeds metderdaad over'de moerasfen in t land geraakt, en, brandende en roovende, ot by Norden gekomen. Doch hier bun Leer hebbende neergeflagen, werdenze eerlang oor de Friezen, die midlerwyl met alle magt •p de been geraakt waren, met zo veel beleid n dapperheid aangetast, dat het meeste deel er Saxers verdagen wierd. Henrik de Vette ;hoot 'er ook zelf het leeven by .in, en Eilmajs redde het zyne door de vlugt ( * ). Door C ) Egff- Beninga in zyn Krou. bl. 98. van deezen eldflag fpreekende, zegt, dat de nederlaag der Saxers zonderheid daaraan is toe te fchryven, dat lyne ruyter oert» halven ziek nicht kunden hruien, daer over beb[n obne de Freefen net vele andere Heeren de Jlacbt gewunnen, und is daer zulvest (te weeten Henrik) et vele Heeren doot gebleven. Hier mede Itemt overal Schot. Friefch. Hist. bi. 89, 'er alleen byvoegen■'• 't Is onzeker hoe 't met Fredrik aigeloopen zyv. « ook Ernmms Kcr. FrifHist. p. 160 etc.  Van FRIESLAND. 3*5 Door deeze nederlaag bleef de Vryheid van Oostfriesland toenmaals bewaard, en de Friefche Graaffchappen van Oostergo en Westergo genooten, een' geruimen tyd, eene aangenaame rust. Het gefchil tusfchen Gale Iges Galama en den Hollandfchen Graave Floris den II, krenkte deeze rust wel eenigzins, doch had geenen openbaaren oorlog ten gevolge. Het geval droeg zich in deezer voegen toe. Omtrent deezen tyd had men tusfchen Stavoren, Enkhui zen en Texel nog zeer vruchtbaare beemden en lustige bosfchadien,die in laater tyd door fterke inwateringen in dien zeeboezem veranderd zyn, welke hedendaags de Zuiderzee genaamd wordt, en misfehien vroeg of laat meer andere aangrenzende landen zal verflinden. Het bosch Kreil wordt gezegd een der voornaamften van dien verdronken oord geweest te zyn, en toe: bjhoord te hebben aan het adelyk geflagt van Galama , waarvan meergemelde Gale Iges Galama, toen ter tyd, het voornaamfte hoofd was. Galama, dit bosch alsliet zyne aanmerkende , vermaakte zich daar menigmaal met de jagt; doch dit mishaagde den Hollandfchen Graayi, misfehien waanende, dat deeze landllreek to: Westfriesland, en alzo tot zyn rechtsgebied behoorde. De Graaf maakte althans geene zwaarigheid, om op zekeren tyd den dienaaren van Galama*, daar jaagende als hy 'er kwam, drie jagthonden, met al watze gevangen hadden , af te neemen. Dan Galama kreeg hier zo dra de weet niet van, of hy zwoer die daad aan 's Graaven goed en bloed te zullen wreeken, al ware h ook ten koste van zyn eigen leeven. ^ De Graaf ging niet te min voort met jaagen in *tge: melde Beknop- tE HlSTO' ME. nog. De rust, hier na door Friesland genooten , wordt eenigzins geftoord, door 't voorgevallenetusfchen Galama en Graave Floris den ttDe Graaf laat eenige jagthonden vau Galama wegnee, men.  Beknopte Historie.Galama eischt vergoe ding van den Graave, en brengt laem eene wonde toe. t f112. 316 Tegenwoordige Staat melde bosch, en dus geviel 't al kort hier na, dat zy ekanderen ontmoetten. Galama verzuimde by deeze gelegenheid niet, den Graaf met bitfe Woorden om vergoeding van fchade aan te fpreeken, dreigende, zo hem die geweigerd wierd, zich zei ven recht tc zullen dien, door de wapenen, welke God en de Natuur hem gefchonken hadden. Graat Floris niet luttel gebelgd over zulk eene koenheid , gaf Galama te verdaan, dat hy meer eerbied cn vooral geene dreigingen van hem verwacht had; doch deeze, daar door niet in 't minde vervaard, duwde hem toe: „ Zo waar. „ lyk als ik een edele Vrye Fries (Ela Fria Fre* „ fena) gebooren ben, zal ikhetmyne voor uwe „ overweldiging befchermen, of het zal my aan „ magt,maar niet aan wil ontbreeken", en met een zyn geweer ter fchede uittrekkende bragt hy daarmede den Graave eene wonde toe in den rechter arm. 's Graaven Edelluiden trokken, dit ziende, mede van leer, en befchermden hunnen Heer; doch zo, dat twee van hun, die zo fors eene daad van den Fries niet verwacht hadden, 'er het leeven by in fchooten; zynde dit in het jaar elfhonderd en twaalf, of eenige jaren laater gebeurd (f). Had ( t) Op zulk eene wyze byna wordt dit geval verhaald door S. A. Gabbema, in zyne befchryvinge der Nederl. Watervloeden , uitgegeeven door T. Gutberleth, bladz. 50 en 51, zonder te melden, dat Galama daar by van 't leeven beroofd zy. Okko van Scharl, en ook Winfemius, van dit geval fpreekende, zeggen, dat de twistende partyen het gefchil gegeeven hebben pp den Hertog van Braband; doch dat deeze kort daarna geltorven, en de twist onbeflist gebleeven is. Het  van FRIESLAND. 317 Had Keizer Henrik de IV, gelyk wy voorheen zagen, de Utrechtfche Kerk befchonken met de Friefche Graaffchappen van Oostergo en Westergo, Keizer Henrik de V, na deezen zynen ongelukkigen vader, aan 't Keizerlyk bewind geraakt zynde, bevestigde dat gefchenk by eenen Giftbrief, welke nog voorhanden is (*) en in welken hy verklaart; „ dat, even gelyk zyn vader „ tot Het ftilzwygen, door Schotanus omtrent dit voorval gehouden. doet my denken, dat het by hem op zyn best voor twyrfelacbtig aangezien wierd. Veel gunltiger dacht 'er de Hr, Cerifier ook niet over, roen hy in zyn Tableau de 1' Ilistoire Generale etc. lom. I. f. 219, hier van zeide : 0;i roconte, carnous ne garantisfons far Vanecdote , que Florent, etc Anderen, nóg verder gaande, hebben niet gefchroomd, het geheele verhaal te verwerpen, cn wel op deezen grond, dat 'er nooit een bosch te Kreil geweest zou zyn, of dat men het althans maar voor een Rietbosch te houden had: Dan deeze laatflen zyn, onzes oordeels, genoegzaam wederlegd door den Gel. Wagenaar in zyne Vaderl. Hist. II. D. bl 214, daar hy in eene noot aantoont, hoe weinig reden 'er zy omhetbeftaan van dat bosch te ontkennen, daat men blyk heeft, dat 'er in de vyftiende eeuw nog een groot bosch ten Noorden van Texel geweest is. Ondertusfehen heeft de fchrandere Foeke Sjoerds met veel befcheidenheid eenen dubbelen misdag in den Geleerden Wagenaar opgemerkt, daar in beftaande, dat, volgens zyn verhaal, Galama in die ontmoetinge met den Graave omgekomen, en daarenboven een Westfriesch Edelman geweest zou zyn, die den Graaf voor zynen Landheer erkennen moest. Z.ie Friefche Jaarb. II. D. hl. 320. C*J Groot Chatterb. van Friesl. t.D. bl. 71. Wordende aan 't hoofd van deezen Giftbrief gezegd, dat dezelve gegeeven is, tusfchen den jaare inz en m6, en onder aan, dat Keizer Henrik de V regeirde van iï'66 tot H25, en Bisfchop Godebald van ini tot na-7. BEKNOf- rE Historie. Keizer Henrik de V. bevestigt het gefchenk, dat zyn Vader aan  BüKNOP- i-k Hisro- de. UtrechtfcheKerk ge daan had. De vriendfchapwordt herfteld tusfchen den Kei zer en den Graave van Holland. 318 Tegenwoordige Staat „ tot behoud van deszelfs ziele, en uit zon„ derlinge liefde voor den Utrechtfchen Bisj; fchop Koenraad, aan denzelven het Friefche „ Graaffchap gefchonken had, hy alzo dat ge„ fchenk vernieuwde en bevestigde, geevende „ dat aan zynen getrouwen Godebald, Bisfchop „ van gemelde Kerk , opdat hetzelve zo door „ hem als door zyne opvolgers vry en zonder „ tegenfpreeken bezeten mogt worden; zo dat „- niemand van de Koningen en Keizercn, zyne i, opvolgeren,of ook hy zelf, fchoonze wilden, ^, dat der Utrechtfche Kerk zouden konnen benee„ men". Hoe weinig echter zulke fterke verzekeringen te beduiden hadden, wanneer 't gebied in andere handen gekomen was, of het uitzigt op belang eenen anderen keer genomen had, zal uit de volgende gebeurtenisfe ten overvloede blyken. Graaf Floris overleeden zynde werd wel opgevolgd door zynen oudften zoon, Dirk den VI, doch deeze was te jong van jaaren, om vooreerst in eigen naam het gebied te aanvaarden; het kwam dus in handen van Petronelle, zyne Moeder, die eene volle Zuster was van Lotharius, thans Hertog van Saxen, die met Keizer Henrik den V geduuriglyk over hoop gelegen hebbende, na deszelfs dood .met dcKeizerlyke waardigheid bekleed werd. Door deeze laatfte gebeurtenis veranderde de vyandfehap, die meer dan eene eeuw tusfchen de Keizers en Hollanders geduurd had, eensflags in de naauwfte vriendfehap, welke van zeer ongunftige gevolgen voor de Utrechtfche Bisfchóppen was. Hadden deeze zich naamclyk voorheen van de gunst der Keizeren meesterlyk weeten te bedienen, om hun  van FRIESLAND. 319 hun wereldlyk gebied uit ce breiden; Vrouw Petronede toonde, nu haar de gelegenheid daartoe gebooren was, in die konst niet minder bedreeven te zyn, en wist het by haarenBroeder, den Keizer, zo verre te brengen, dat de Graaffchappen Oostergo en Westergo, weleer aan de Utrechtfche Kerk gefchonken, thans aan dezelve benomen, en aan het Graaffchap van Holland gehecht wierden, nadat zy zeden het jaar duizend negenentachtig , en alzo zevenendertig jaaren, aan den Bisfchoplyken doel van Utrecht hadden toebehoord. Deeze begiftiging gefchiedde in het jaar elfhonderd zesentwintig: de Giftbrief zelf is niet meer voorhanden, maar uit dien, waarby Keizer Koenraad de III, ten Jaare elfhonderd achtendertig, den Utrechtfchen Bisfchop Andreas met gemelde Graaffchappen befchonken heeft, blykt , dat dezelve , door Keizer Lotharius, der Utrechtfche Kerke beno* men, en aan den Graaf van Holland gefchonken waren. Doch fommigen hebben aangemerkt, dat de Hollanders even weinig als de Utrechtfchen, door deeze Keizerlyke Giften, zyn bevoordeeld geworden ( § ). Midlerwyl was deeze verfchenking van Oostcr- en Westergo aan den Graave van Holland zo verre van den Friezen te behaagen, dat zy 'er zeer te onvreden over waren. In den twist, die, ten deezen tyde, tusfchen'Graaf Dirk en zynen Broeder Floris den Zwarten ontdond, en welke op vry wat bloeds tc daan kwam, hadden de Friezen daarom bedekrelyk de hand. Zelft (S) U. Emmius Lib. VI. p. 269. Beknopte Historie^ Utrecht verliest daarby Oostergo en Westergo, nu beide aan Holland gefchon. ken. 11 zo*. De Friezen zyn lier over zeer te onvreden.  Beknopte Historie. Graaf Dirk neemt voor, eerst Friesland bewesten, en daarna beoosten 't Vlie aan zich te onderwerpen. 310 Tegenwoordigs Slaat Zelfs wordt het voor waarfchynlyk gehouden* dat zy hunne landsluiden, aan de overzyde der Zuiderzee, toe eenen op'tand tegen den Hollandfchen Graaf hebben aangezet, fchoon 't zeer wel zyn kan, dat de Bisfchop van Utrecht $ tc onvrede over de gift van Lotharius, 'c vuur van oneenigheid tusfchen de twee Broeders bedektelyk hebbe aangeblaazen. Graaf Floris, althans, reeds van overlang hebbende zwanger gegaan met een voorneemen om zyne eigene grootheid te vestigen op de veruincierde magt zyns broeders, zag gaarne dat de Westfriezen openlyk weigerden Graaf Dirk te huldigen. Deeze evenwel, niet gezind zynde om zo fchoon een gedeelte van zyn Graaflyk gebied te laaten vaaren, bragt al zyn Krygsvolk by één, met oogmerk om eerst de wederfpannige Westfriezen tot reden te brengen , en daarna de Graaffchappen van Ooster - en Westergo in bezit te gaan neemen. De Winter van het jaar elfhonderd tweeendertig was zo breng, dat het Ys fterk genoeg ware om een Leger te konnen draagen. Graaf Dirk bediende zich van deeze gelegenheid, en trok met zyne ganfche Heirkracht naar Westfriesland; daar men wel niet ongewapend , maar echter niet fterk genoeg was, om den Graave, met gegronde hoop van overwinninge, het fpits te bieden. Daar werd nogthans eene kans gewaagd, doch met merklyk verlies van de zyde der Westfriezen. Landwaards in te vlugten was dus het gereedfte middel ter behoudenisfe voor de overgebleevenen; doch hierdoor liet men de naaste Dorpen en Buurten bloot liggen voor de plondering deiHol.  van FRIESLAND. 341 Hollanderen, dieT na 'c platbranden van het land, met eenen ryken buit niet alleen, maar ook met eene menigte gevangenen naar Alkmaar te rugge keerden. De invallende dooi verhinderde den overwinnaar verder iets te onderneemen ; en dus bleeven de Friezen van Ooster en Westergo ongemoeid; terwyl die van West- \ friesland 's Graaven Broeder Floris voor hun- ( nen Veldheer aannamen, en eerst tot ruste kwa-1 men, toen, twee jaaren laater, de vrede door' Keizer Lotharius, tusfchen de twee Broeders, zyne Neeven, bemiddeld werd, pp. voorwaarde dat ieder van hun zou behouden het geen hy toen bezat. Onder de menigvuldige Kloosters, Welke het bygeloof, ook in Friesland, had beginnen te ftichten , niet lang na dat het Christendom ] daarop eenen vasten voet gefteld was, heeft] dat van St. Odulfus by Stavoren, in den jaare< elfhonderd tweeendertig, eene wisieling van inwooneren ondergaan, welke verdient in 't kort gemeld te worden. Van zyne eerfte ftichtinge af was dit Klooster bewoond geweest door reguliere Kanonniken; doch deeze hadden het, door hunne wulpfche dartelheid, fchande. lyke weelde en buitenfpoorige ongebondenheid, tot ergernis van alle welmeenenden , zodanig gemaakt, dat de Bisfchop vart Utrecht, met naame Andreas, onder wiens Geestelyk Rechtsgebied het grootfte deel van Friesland ftond, noodig oordeelde, deeze ongeregelde Kloosterbroeders te doen verhuizen, en Benediktiner Monniken, uit het Klooster Oostbroek by Utrecht genomen, in derzelver plaats te (lellen. X De Beknopte Histo» H1E. Het eerfte loet hy, naar niet iet laatfte, >ra dat de looi hei» rerhinlert. >t. ödulfe klooster >y Stavoen verrrygt anlere in,vooners.  Be knopte Historie. Inhoud van den Giftbrief van Bisfchop An dreas. 3aa Tegenwoordigs Staat De Giftbrief, waar by dit Klooster, met alle zyne Gerechtigheden en Voorrechten, aan den nieuwen Abt en Monniken gegeeven werd, was van den volgenden inhoud. „ In den naam der H. en onverdeelde Drie, vuldighcid. Ik Andreas, door Gods genade " Bisfchop van Utrecht, doe kond aan allege', loovigen, zo tegenwoordige als toekomen■" de, dat de burgers van Stavoren, door in, geevinge der Godlyke Bermhartigheid , de ' Kerk van den H. Odulfus, die langen tyd ', onder de handen der Leekcn was geweest, en „ eenige goederen deezer Kerke, die door onze Voorzaaten aan Leeken te leen gegeeven waren, door hunnen arbeid en ten koste van „ hunne goederen, van alle magt der Leekcn ontflagen hebben: en dat zy deeze Kerk, dus " van de magt der Leeken ontheeven zynde, en de goederen der Kerke, die de Leeken bezeten hebben , ten diende van God, vry ' en ten eenemaal los gemaakt hebben. Daar' om is het, dat wy, aanmerkende hunnen , goeden wil, met raad en volgens het vcrzoek van de Priors onzer Kerke, om aldaar ^ den dienst van God voort te zetten, alle onze "erechtigheid en ons bezoekrecht, met land ', en inkomde, cn al wat ons in gemelde Ker' ke toegekomen heeft, bedaande in grooteen *, kleine Tienden', in. Rechtsbannen, Beemden, „ Weiden, en zo wel bebouwde als onbebouw' de Landeryen, aan gemelde Kerk van Stavo„ ren voor altóós overgegeeven hebben: Vor„ ders, dat wy, volgens den wille cn op het , verzoek der gemelde burgereneen'Abt met „ Mon-  van FRIESLAND. 32J „ Monniken in dezelfde Kerke Rellen en inwy„ den, en alle de goederen, der voornoemde „ Kerke toebehoorcnde, door onze af kondigin. ge, aan dezelve Kerk toegeweezen en bevestigd „ hebben. Doch wy hebben denzelven Abt „ opgelegd, dat hy onzen Rentemeester, als die naar Friesland zal gaan, jaarlyks twee ponden Stavorfche Munt zal moeten betaa„ len ; een pond als hy derwaards gaat, en een pond als by naar huis keert. „ Nog hebben wy geordonneerd, dat dege- melde Kerk vry weezen,. en van geenen ande„ ren Abt afhangklyk zyn zal; dat, als de Abt „ dier Kerke zal geftorven zyn , de Broeders, „ vryclyk cn met eene regelmaatige verkie„ zinge, iemand, wicnze begeeren, zullen ver„ kiezen, cn dienze dus verkooren hebben, „ aan den Bisfchop zullen voordellen, om on- derzocht en gewyd te worden. Daarenboven ordonneeren wy, en geeven 'taan de voornoemde Kerk tot een voorrecht, „ dat dc voorgemelde Abt, gelyk by fommige „ Kerken gebrüikelyk is, te vreden zal zyn met >? zyne eigene perfoonen,, die hy binnen 't Klooster heeft, en aan niemand iets van 't „ Kloostergoed of van de dingen der Kerke te leen zal geeven; en dat hy dus vry zal bly- ven van alle verpachtinge. iin op dat al het bdvènïtaande bedendig en krachtig moge j, blyven, hebben wy bevolen deezen brief .„ deswegens te befchry ven, en 'er ons zegel op te drukken Gegeeven te Utrecht, op „ Pinkderdag, in 't jaar van's lïeeren mensch„ wordinge MCXXX11, in de tiende Indictie, X i „ia Beknopte Huré» rie."  3*4 Tegenwoordige Staat Beknop te Historie. „ in 't vierde jaar van ons Bisdom, ten overftaan van geloofwaardige getuigen; zo Klerken en vrye Perfoonen, als Dienstluiden.(*) „ De Klerken zyn: Hardbert, Domproost; Lut„ bert, Domdeken; Herman, Proost van St. Bonifacius (Kerk); Luzo,Proost van St.Pieters ( Kerk); Wybrand, Abt van St. Paulus „ (Klooster); Ludolf,Abt van St.Laurensin w den Broek; Wichard, Deken van St. Bonifa„ cius(Kerk); Lutbert, Deken van St. Pieters „ (Kerk) ; Arnold, Deken van St. Marias „ ( Kerk ). De vrye perfoonen zyn: Godefrid „ van Malfen en zyn zoon Herman; Gizelbert van „ Kalnech; en deeze van Stavoren: Aldeger, Rich„ pert,Gerbrand,Pajo,Wifhard, Reinier.De „ Dienstluiden zyn: Arnold de Kastelein ; „ Alfero de Schout; Albero, Gizelberts zoon; „ Hugo van Vechten; Lutbert, deMaarfchalk; Wicher, de Spysdraager. „ De Kapellen, tot de Kerk van St. Odulfus te „ Stavoren behoorende, zyn Laxnum (i), „ Wardelle ( 2 ), Kannevjald ( 3), Hindele„ pum ( 4 ), Gersmere ( 5 ), Zantfoerde ( 6 ), „ Lei- (*) Men verfta hier door geene gemeene dienaars, maar gegoede en braave Edelluiden, die eenen Leenheer hadden, en hem, uit hoofde van 't eene of andere Leengoed, zekere dienften fchuldfg waren: Oudbede» en Gefticbten van Friesl. II D. bl. 27. ( i) Eene Buurt onder Scharl, in Hemelumer Old* vaart, hedendaags Laaxum genaamd. (2) Warns, een Dorp in dezelfde Grieteny. (3) Kornwerd, een Dorp in VVonzeradeel. (4.) Hindeloopen, eene Stad in Westergo. (5 ) Gaasneer, een Dorp in Wymbritferadeel. (ö) Sandfirde, een Dorp indezelfde Grieieny.  van FRIESLAND. 325 Uddesghe ( 7 ), Aldekerke ( 8 ), Hagékerke * (9), Ipekeldekerke (10) , tVikle (11 ), „ Ferlerette ( 12) , Otf«y9 (13) , tfawre „ (14), Ruthne ( 15 ), Sillehem (16 ), Afo„ rairar/ë (17 ), Urk ( 18 ; Linelwertb (1 o ), (7 ■) Zou men , op de onderftellinge dat in de eerfte letters eenige verandering is voorgevallen, hier by niet mogen denken aan het dorp Idfega, gelezen naby Sanctflrde? JS ' 6 6 (8) Waarfchynlyk Oudega in Wymbritferadeel, of anders in Hemelumer Oldevaart. C9) Heeg, een Dorp in Wymbritferadeel. (10) Tpekolsga, een Dorp in dezelfde Grieteny. (11) ffykel, een Dorp in Gaasterland. (12) Is waarfchynlyk Follega of Pellega, eea Dorp in Lemfterland, dat Farlancbe heet in den Giftbrief van Innocentius den III. (13) Oosterzee, een Dorp in Lemfteriand. (14) De Kuinder, in Overysfel , aan de Zuiderzee, op de uitwateringe der riviere van gelyken naam. (i5i Zo ik, in overeenftemminge met den Giftbrief van Innocentius den III, voor Ruthne, mogt leeze» ïutbne, zou Focbtelen in Stellingwerf• Oosteinde in aanmerking konnen komen. (16) Met deezen naam was ook Foeke Sjoerds verlegen: Tsfelbam in Overysfel kwam eerst by hem in aanmerking; doch hier van om redenen afgaande, dacht hy om liet dorp Scbarl , in Hemelumer Oldevaart. Zyne hier voor bygebragte reden voldoet ons niet zeer. De meerdere overeenkomst van benaaminge pleit vast voor Ysfelham; en echter durven wy niets bepaalen. (17) Marenesfe, Marcbesfe, gelyk het anders gefpeld wordt, niet het eilandje Marken, van ouds Merterbof en Marcbesbem genaamd, konnende zyn, omdat hetzelve oudtyds den Monniken van Mariëngaard toe. behoorde, is misfehien Makkinga in Stellingwerf Oo*einde. (183 Het Eiland van dien naam. (10) Linelwertb is waarfchynlyk Ijinjcïerib In X 3 Mag» Beknopte HlSTORIK.  gaf? Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Paus Innocentiusdelll,be vestigt he Klooster in zyne voorrech ten en b< zittingen Inhoud der Pau felyke Bulle. Midlinge ( 20 ), Hart (21), Dennigrip „ C 22 ), Scingnum ( 23 ), Wedershof ( 24T*. „ CS) Deeze brief van Bisfchop Andreas is daarna door eene Bulle van Paus Innocentius den III - bevestigd , hebbende die Kerkvoogd daar by 1 't gemelde Klooster niet flegts onder zyne be- fcherming genomen , maar aan 't zelve ook • nog daarenboven het wettige bezit van " verfcheiden goederen , in den voorgaanden brief niet gemeld, toegekend. Om de Bulle zelve, hier, als te wydloopig , niet te melden , gee« ven wy 'er alleen den zaakelyken inhoud van op. Deeze nu komt hier op uit. „ i\a verklaard - ,, te hebben, dat het billyk is, dat zy, die pro„ fesfie van 't Kloosterleeven doen, door den „ Apostolifchen byftand geholpen worden, wil„ ligt hy de begeerte van den Abt en de Broe„ deren in, en ftelt het Klooster onder de befcher„ ming van de Roomfche Kerk en den H. Petrus , „ gebiedende, dat de Regel van den H. Benedik- tus, naar welken 't Klooster was ingefteld, daar„ in ten eeuwigen dage onverbreeklyk zou wor- „ den /Engwirden, zynde oudtyds ook wel genaamd Honibert of Leowert. ( 20 ) Midlum , éen Dorp in Franekeradeel. (zi) Hart , zou men hierby niet aan Hariwert in Wonzeradeel te denken hebben ? (12) Dronryp, in Menaldumadeel. (23) Scbingen, in dezelfde Grieteny. (24) Wedershofy deeze plaats moeten wy, als onsonbekend, met flilzwygen voorbygaan. (§) Oudh. en Gedichten van Friesl. I D. bl. 470— 473. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 72.  van FRIESLAND. 327 „ den onderhouden. Dat de Broeders alle bezir„ tingen en goederen ,zo toekomende als tegen„ woordige, met naame de plaats zelve daar het Klooster gelegen was, met alle daartoe behoo„ rende Kerken, van St. Odulfus, van St. Ma„ riate Stavoren, van Laaxuin, van Warlesle, „ van Karnwald, van Mitlinga, van Haringa, van „ Hindeloopen, van Gersmeerc, van Zandforde, van Heslum, van Edeswald ,van Aldakerkc, van „ Ypekaldige, van Hagekerke, van Wilde, van Farlanche, vanAathne, van Scherpenzele, van Futhne ,van Fenchuzen,van Oosterfe ,van Sile„ ham, van Marchnesfe, van Nagelen, van Emel„ werd, van Urch,van Drenningrip; als ook de Kapelle vanFeke, met alle haare bezittingen, en alles wat haar toebehoort onder Karnewalde, Scherpenzele, Urch, Sadergo, Fle, Algote„ dorp, met de Hoeven en Visfcheryen, die de Broeders ten dien tyde bezaten, als ook dc landeryen, beemden, wyngaarden, foreeden en „ weiden, zo in bosfchen als in 't vlakke land „ gelegen, met de wateren, molens, wegen, pa „ den, en derzelver verdere vrydommen, zouden „ bezitten, zonder dat het iemand vry zou daan hunlieden eenige üenden af te vorderen van de „ landen, door hunne eigene handen of op „ hunne kosten bearbeid. Dat het hun vry zou „ daan Klerken en vrye of ontllagen Lee„ ken, die de wereld ontvlooden , ter be„ keeringe aan te neemen , zonder iemands „ tegenfpraak. Dat het ondertusfehen niemand „ der Broederen, eens zyne Kloostergelofte ge„ daan hebbende, geoorlofd zoude zyn, zonder verlof van den Abt uit het Klooster te vertrek3, ken, ten zy dan om eene drenger leevenswyze X 4 „te Beknop. te HlSTO^ me.  $a8 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo» SIE. te verkiezen; gelyk ook niemand den zodanigen» „ zonder brieven van verlof, zou vermogen aan „ te houden. Dat het den Kloosterbroederen vry „ zou daan, om wanneer het Land onder eenen „ algemeenen ban zou liggen, met geflooten deu- ren en inftiIte,denGoddelyken dienst tever„ richten, zo zy zelve niet mede in den ban be« j, greepen waren; doch dat de gewoone zalving en wyding van Altaaren, Kerken en Geestelyken „ gehaald moesten worden by den Bisfchop, in- dien deeze in de gunst en gemeenfchap van den H. Stoel ftond. Dat niemand binnen de paaien 3, der Parochie, zonder verlof van den Bisfchop „ ,, eene Kapel of Bidplaats zou mogen ftichten, „ Dat geene Aartsbisfchoppen,Bisfchoppen, of „ wie het ook ware, hun nieuwe onbehoorlyke „ fchattingen zouden vermogen af te vorderen. „ Dat de Broederen niemand de begraafplaats, binnen het Klooster zouden weigeren, dan al„ leen den gebannenen en openbaare woekeraars, „ Dat het hun vry zou ftaan de Tiendenen bezit„ tingen der onderhoorige Kerken, die in handen „ der Leeken waren, vry te koopen en te los„ fen; gelyk ook om zich zeiven, by eenpaa„ righeid of meerderheid van ftemmen, eenen „ Abt te verkiezen. Dat niemand, wie hy ook „ ware, binnen het Slot der Kerken of heilige „ plaatfen ,roovery of diefftal zou mogen pleegen , „ vuur aanleggen, bloedvergieten, iemand ge„ vangen neemen, dooden, of eenig geweld aan„ rechten. Dat, eindelyk, alle vryhedenen ver„ heffingen, door voorgaande Paufen verleend, „ beneffens alle vryheden van fchattingen, door i$ Koningen., Vorften of andere gcloovigen aan. » %  van FRIESLAND. 329 v> dit Klooster gefchonken, voor altoos van kracht „ en waarde zouden zyn, zonder dat het iemand, „ wie hy ook ware, geoorlofd zoude zyn, dit „ Klooster baldaadig te ftooren, of van zyne be„ zittingen te beroöven, enz." ( f ). Terwyl de Geestelykhcid dus haare belangen voortzette, verloor de Adeldom de zyne,door on* (t D Deeze Bulle, die woordelyk te vinden is in de Oudbeden en Geflicbten van Friesland I, D. bl, 474, en daar aan Paus Innocentius den III, wordt toegefchreeven , moet, volgens 't oordeel van den kundigeu Foeke Sjoerds, Fiiefche Jaarb, II. D. bl. 340. voor eene Bulk van Paus Innocentius den II, gehouden worden; om reden, dat Innocentius de II, in dien zelfden tyd leefde, toen Bisfchop Andreas het Klooster hervormde, en dus het zelve gevoeglykkon bekrachtigen; daarInnocentius de III, eerst omtrent eene eeuw daarna regeerde , en het niet gelooflyk is, dat de gemaakte fchikking van den Utrechtfchen Kerkvoogd zo lang zonder Paufelyke bevestiginge zal gebleeven zyn. Dan, behoudens de achtinge, welke wy den gemelden Schryver verfchuldigd zyn, zy het ons geoorlofd van hem te verfchillen. A's wy nagaan , dat het getal der goederen, tot dit Klooster behoorende, in deeze Bulle veel grooter is, dan dat, waar van de Utrechtfche Bisfchop melding maakt, en daarenboven, dat 'er,op 't einde deezer Paufelyke Bulle, gefproken wordt van vryheden en verheffingen , door voorgaande Paufeu verleend, als ook van vryheden en fchattingen, door Koningen, Vorften of andere Geloovigenaandit Klooster gefchonken; zo dunkt ons, dat er al vry wat tyds tusfchen dien van Bisfchop Andreas, en 't geeven deezer Paufelyke Bulle, moet veriaopen zyn; fchoon'tby mangel van echte gedenkllukken niet wel te bepaalen valt, waarom de Paufelyke bevestiging zo lang is. achter gebleeven. Zou men niet wel mogen denken, dat het Klooster, van tyd tot tyd, wegens deeze of geene gqederen, in moeite zy geraakt, en daarom zyne toevlugt tot het Hoofd der Kerke genomen hebbe 'i X 5 Beknopte Historie. 's Lands Eueien  33° ' Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. worden door onderlingeoneenigheden verdeeld. H33- De Zoo van S.va Gratinga wordt door D. van Htrn doorlteeken. onderlinge twisten en verdeeldheden, te zeer uit het oog. Voorheen is ons daarvan reeds blyk voorgekomen; doch omtrent deezen tyd vernam men de beginfelen dier onlusten, welke naderhand zeer verregaande verdeeldheden, en inlandfche Oorlogen, die de ergfle van allen zyn, hebben voortgebragt. De hoofdperfonadien in het thans gereezen gefchil waren, aan den eenen kant, Ede van Gerbranda en Sikke van Gratinga , en aan den anderen , Douwe van Harns , een man van een fors , trots en opgeblaazen beftaan , en fteunende zo op zynen rykdom , als op de fterkte van zyn Slot of Stins te Dykshorne (*_). Deeze poogde zich boven zyne landgenooten te verheffen, en den Edelen, die in zyne Buurt woonden, de wet te Hellen; Sikke van Gratinga had hiervan de onaangenaame ondervinding : want oordcelende gerechtigd tc zyn tot het gebruik van zekere reed of opweg, loopende over de landen van Douwe van Harns, maakte hy geene zwaarigheid zynen Zoon met eenen hooiwagen * derwaard te zenden; hoewel zeer ten ongelukke van den Edelen jongeling. Douwe had dit naamelyk niet zo dra ontdekt, of hy ylde in toorn derwaards, en doormak den jongeling ' met eigen hand. Ligt valt het te begrypen , dat (*) Dit Dykshorne, met de daaromftreeks liggende plaatfen, is naderhand door de Zee ingezwolgen, gelyk reeds voorheen is gemeld; de Leezer zal, by deeze gebeurtenis flilftaande,'zo wel de verandering der zeden als des lands opmerken. Een Edelmans Zoon op een hooiwagen zou een raar veifchynfel weezen in onzen tyd.  van FRIESLAND. 331 dat droefheid en toorn het Vaderlyk hart van Sikke van Gratinga hierop gansch en ai vermeesterden , en op wraak bedacht deeden zyn. Zyne nabedaandcn deelden in zyn leed , en lieten zich, daarze Douwe, om zynen hoogmoed, reeds van overlang, geen goed hart hadden toegedraagen, te ligter beweegen, om met hunne bedienden de wapenen op te vatten, het Slot van Douwe te belegeren, en, 11a de verovering van 't zelve, hem met wyf en kinderen om te brengen, en 't Slot tot den grond toe te vernielen. 'Hiermede was evenwel de zaak geenszins ten einde. 'Sasker en Ede, beide 'Broeders van Dou-vc, hadden invloeds genoeg op verfcheiden adelyke geflagten, om die tegen Sikke van Gratinga in de wapenen te brengen; 't welk ten gevolge had, dat 'er van weerskanten, behalven andere ongeregeldheden, menige doodflag gepleegd, cn yry wat bloeds vergooten wierd. Vyftien jaaren liepen 'er ten einde, voor dat deeze vyandlykheden geflist wierden. De tusfehenfpraak van den Abt van St. Odulfus en dien van Bethanië, beide zeer vreedzaame en aanzienlyke Mannen, onderfleund door eenige voornaame Edelen , als Herman en.Eelke te Nyënhuis, Taeke van Herema, Ritske Tjaarda, Douwe van Hiddema en Jouke te Harliga, mede in Dykshorne woonachtig, bragt wel, ten jaare elfhonderd achtenveertig, een verbond van bevrediginge te wege (§); maar nam den ingekankerden wrok niet (§) Winfem. Kron. yan Fr. bl. i3f. Okko van Scharl. Kron. bl. 04.. Bpknopri; Historie. Het Slot van D. van Harns wordt belegerd , en hy met wyf en kinderen omge ■ bragt.  Beknopte Histo rie. Keizer Lotharius maakt groote verande ring in de Rechts, pleegingen. ] ( t ] I i < < < j| t ] < 3j* Tegettwotrdige Staat, niet weg, welke te diep geworteld zat, o» naar uiterlyke verzoening te luisteren. Midlerwyl fchynt 'er , door toedoen van Keizer Lotharius , eene merkelyke verandering in 't ftuk der Rechtspleegingen voorgevallen te zyn , daar in beilaande, dat het zogenoemde Keizerlyke recht in Italië, Duitschland en andere landen wierd ingevoerd , in plaats van dat byzondere eigen recht en gewoonten , welke althans door de meeste Duitfche volkeren, en ook door de Friezen plagten gevolgd te worden. Zeer waarfchynlyk derhalven is het, dat toen, of niet lang na dien tyd, de Keizerlyke Wetten in Friesland zyn ingevoerd, en benevens de oude Landwetten en gewoonten in gebruik geraakt. Die van Westergo gaven, in gevolge hier van, ten jaare dertienhonderd vierenzeventig, aan de Stad Franeker de magt, om alle zaaken en misdaaden, binnen de Stad en derzelver vryheid voorvallenIe, te mogen rechten naar het Keizerlyk recht, ïaar het gewoone of Landrecht en naar de al)ude herkomens", zeden en gewoonten ( f ). Na Cf) Zie't Groot Chartert? van Friesl. bl. 139. Men Irukt zich in den Openbrief, onder anderen, dus uit: liocht ende Reed der (leden ende deelen fan Wester;o, foergaderet to Bolswert . betioget mit lisfe epene breue, dat wyt habbet begrypen, ende :onfenteret, ende joun, ende befellen dat Fraenkera Ited, jef Buren, fchellet riochta wr hals ende wr haed, iide wr alle faeken ende misdeda, deer to Fraenker bhaed, in hiarre fryheid, jef deer befattet, jef be. ;rypet wirdet—. ney riochta Keyfers, riocht ende .andrioeht, ende ney fyd ende plyga der fyf Delen&  vm FRIESLAND. 333 Na den dood van Lotharius, voorgevallen in den jaare elfhonderd achtendertig, werd Koenraad de III tot de Keizerlyke waardigheid verheven, meer ten voordeele van den Utrechtfchen Bisfchop dan van den Hollandfchen Graave: want niet zo dra had hy den Rykstroon beklommen, of Andreas van Kuik, toen Bisfchop van Utrecht, begaf zich naar Keulen tot den Keizer, en verzocht van hem de herftelling der Friefche Graaffchappen Oostergo en Westergo , ten behoeve van zyne Kerk, wel-1 ke daarvan, door Keizer Lotharius, onrechtvaar-! diglyk was beroofd geworden. De nieuwe Kei-! zer den y ver, door Bisfchop Andreas, beneflens anderen , in zyne verkiezinge beweezen niet onbeloond willende laaten, ftond hem zyn verzoek gereedelyk toe, en gaf de gemelde Graaffchappen van Friesland op nieuw aan den Bisfchoplyken ftoel van Utrecht. De Giftbrief, die te Keulen op den negen-r den van Grasmaand des jaars elfhonderd achten, b ithoudmoet vertekend Z)n a)'is van deezenV „ Inden naam der Heilige en ondeelbaarek „ drievuldigheid, Koenraad III door Gods ge„ nade Koning der Romeinen. Wy weeten en ge- C§) Deeze dagtekening vindt men by Waeenaar Vaderl. Hm. II. D. bl. i26, daar hv zich in ell; noot beroept op de Diplom. Conradi Hl'. apnYHedam P. 157. Hiervoor is ook de Gel. Uitgever van V Groot Charterboek van Friesland, I D bl ,. , u d r3ira daama Foeke sjoerds» Deknop* teHisto» atE. "38. Keizer Koenraad Je III, ïeeft de friefche Sraafchappen>p nieuw lan den Jtrechtchen Biscliop. 'e Giftief is :rtekeni Keu- n.  334 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. „ gelooven vastelyk, dat God, die ryk is in bermhartigheid, en door wien de Koningen regeeren, daaromme in het leeven van deeze „ vreemdelingfchap en eeuw zyne Regeerders „ heeft aangebeld, op datze zich ze]ven cn an„ deren wel regeerende', hierna met hem mo„ gen regeeren in het hemelfche Vaderland; 't geen wy hoopen ons naar rechtvaardigheid ,y en bermhartigheid te zullen gebeuren, zowy met alle onze magt een iegelyk by zyn goed „ recht handhaaven. Derhalven, op die zelfde 9> rechtvaardigheid, ter liefde van God, ge„ trouwelyk lettende, willen wy allen getrouwen van Christus en den onzen, het zy tegenWoordigen of toekomenden, hebben kond „ gedaan , dat wy zeker Graaffchap van Friesland met naame Oostergouwe, aan de „ Utrechtfche Kerke van den H. Marten', op s, vermaaninge en verzoek van deuEerwaardigen „ en onzen Getrouwen Andreas, Bisfchop dier Kerke, rechtvaardiglyk, hebben wedergege,, ven zynde ons gcbleeken, dat hetzelve dier „ Kerke onrcchtvaardiglyk benomen was. In„'derdaad Keizer Henrik de III (f) , had „•gemelde Graaffchap aan de Kerk van Utrecht „ gefchonken, zo ter behoudenisfe zyner eige„ ne ziele, als uit liefde tot en ten behoeve „ van den Eerwaardigen man, zynen getrou„ wen Koenraad , Bisfchop dier Kerke. Wel„ ke gifte zyn Zoon Henrik, de V Koning, „ maar ff) Het volgende toont genoegzaam aan dat deeze Keizer Henrik niet was de IV, gelyk in het Diploma ftaat, maar de III, van dien naam.  van FRIESLAND. 335 '„ maar de IV Keizer van dien naam, heeft ver„ nieuwd, en door zyne Keizerlyke magt en gezag „ bevestigd. Nu derhal ven, daar deeze Kerk „ onder onzen voorzaat, Keizer Lotharius, „ federt eenigen tyd , haare gerechtigheid aan „ voorgemelde Graaffchap heeft moeten derven, „ willen wy' niet, dat zy van dit haar recht langer „ verfteeken blyve, maar geeven hetzelve Graaffchap wederom aan gemelde Kerk, volgens „ de yermaaninge van onze Getrouwen, en „ het geene wy in de Voorrechten der Kerke „ bevonden .hebben waarachtig te weezen. Op dat derhalven de oude giften, en het gezag van deeze onze wedergeevinge, in de volgen„ de tyden, ongefchonden cn onveranderd be„ waard mogen worden, hebben wy dit gefchrift „ doen vervaardigen, verzegelen cn doorondcr5, ftaande getuigen vertekenen, enz. (*)" .Voor dat dit gebeurde verhuisden eenige V Friezen met hunne huisgezinnen naar de Elve, d' zynde daartoe, nevens veele andere inwoonersfc deezer landen, uitgenoodigd door Adolf. Graa- b! ve van Molftein, die eenige landftreeken, waar- zi uit de Obodriten, eene foort van Sclaaven, ver- df dreeven waren, dus opnieuw zocht te bevol-£ ken. De zogenoemde Susler Landllreeke werd, ... - by (*) Schot. Befchr. van Friesland , in Quarto bi. 8r cn 82. Groot Charterb. van Friesl. I. D: bl* 7J, 74. In deezen Giftbrief wordt maar alleen van Oostergo gefproken, en echter heeft men ook aan Westergo te denken, wyl de Utrechtfche Schryvers van deeze zaaken handelende, van Oostergo en Westergo beide fpreeken. 't Blykt ook uit eene volgende bulle van U45. BeknoprE HisTo- ue. erfchei;n Friehe huisizinnen•geeven :h met r woon ar de ve. 1140.  Beknopte Histo- me. Honderd van dezelve wyzen den aanval van drieduizendSclaaven af. 336 Tegenwoordige Staat by deeze gelegenheid, den Friezen ter bewoöninge afgedaan. Doch deObodriten, die door Henrik de Leeuw, Hertog van Saxen, en Albrecht de Beer, Markgraaf van Brandenburg, overwonnen en verdreeven waren, rekenden niec, dat zy hierdoor hun natuurlyk recht op deeze verlaaten dreeken verlooren hadden; zy verzuimden derhalven ook niet, zo ras de kans hun daartoe gundig fcheen, eenen togt derwaards te onderncemen, om de bewooners der verlaaten landen te ontrusten, en ware het mogelyk te verdryven. Te Susle, een dedeke of ' fchans in dien oord , zou daarby iets gebeurd zyn, dat wy om zyne byzonderheid kortelyk zullen mede deelen. Van vierhonderd Friezen,' die dit dedeke bewoonden, waren driehonderd, op geen onraad ter wereld bedacht, naar Friesland te rugge gereisd, om daar hunne zaaken te verrichten, en dan weder derwaards te keeren. Midlenvyl werden de overigen, nu maar omtrent honderd derk , door wel drie duizend Sclaaven overvallen; doch zy booden hun zulk' eenen dapperen tegendand, dat dezelve metbe* bloede koppen te rugge moesten deirtzen. De belpringei's, mets minder dan dat verwacht hebbende , en raazende van fpyt, datze door zulk een hand vol volks waren afgeweezen, draalden niet lang den aanval met verdubbelde woede te hervatten; doch ook deeze viel niet naar hunne verwachting uit; hebbende de Friezen hen met de uiterde kloekmoedigheid eenen gahfehen dag opgehouden, en daardoor zodanig afgemat, dat zy ten tweeden maale met fchande te rugge weeken. De vyanden, ziende dat onze Land- zaaten  van FRIESLAND. 33? saaten niet door geweld te overwinnen waren, zochten hen door mooie woorden en beloiten van lyfsgenade tot de overgave te beweegen, omze, naar der Wilden ontrouwe manier, vervolgens in koelen moede te vermoorden. Eenigen der belegerden, niet denkende dat hun zo wreed een lot bèfchooren ware, toonden zich geneigd om de plaats by verdrag over te geeven; ook poogden zy 'er de overigen toe te beweegen, en zouden waarfchynlyk in hun voorneemen geflaagd hebben, zo niet zeker Priester, met naame Gerlakus, verder dan de menigte gezien, en kloekmoedigheids genoeg bezeten had, om zyne medegenooten over. hunne •lafhartigheid te befrraffen , en hun met deeze mannelyke reden weder moed in te fpreeken : ■»» Mannen wat gaat u aan?wat hebt gy voorV ■,, gelooft gy dat gy door overgave uw léeaen zult behouden, of dat de Wilden en Barbaar>, iche Onchristenen hun woord zullen houden? „ Myne goede medepatriotten, gy dwaalt! Dit » is een zotte waan. Weet gy niet, dat onder .„ alle Natiën , .die zich herwaards begeevcn » hebben, wy Friezen de haatelyklle zyn by „ deeze Sclaaven? Wy zyn ten eenemaal ffin^ kende in hunne neuzen. Waarom werpt gy :, dan uwe zielen weg, met u zelventer dood :„ te haasten? Ik bezweer U by God, den >» Schepper van *t Géheeial, by wien het niet „ zwaar is, door weinigen te helpen, dat gy „"nog een weinig uwe krachten beproeft, en A uwe handen tegen den Vyand te weer. fielt: „ want zo lang wy met dit bolwerk beflooten p, blyven, zyn wy onze handen en wapenen V „ mag. Be-knop-' " t£ HlSTOi rie. Ook vvordenzedoor hunne mooie woorden niet verfclialkt. Ui bbeude zeker Priester, ièn daar egen ge* «vaar- 'chuwd.  Beknopte Hjsto ris. En dooi Zyn eigi voorbee aangemoedigd De vc heen g daane1 33B Tegenwoordige Staat magtig, en in hoope van leeven; maar eerrê ■" ontwapend zynde, fchiet 'er voor ons niets " anders over, dan als het domme vee geflachc " te worden. Neemt dan uwe zwaarden we« " der op, die de vyandenvanu eifchen, keert" ze in hunne ingewanden om, tot wraake van *' uw bloed. Laat hen uwe dapperheid proeven, en deeze uzelven eene bloedige over' winning bezorgen". By deeze mannelyke n aanfpraak liet het de Priester geenszins blyven; d zo wel handen hebbende om te vechten, als eene tonge om te fpreeken, ging hy zynetl Spitsbroederen kloekmoediglyk voor, en Helde zich, alleenlyk van één man vergezelfchapt, voor de poort, daar hy geheele benden te rug» ge dreef, en veele Sclaaven met eigen hand ter aarde ftiet. Eindelyk zyn eene oog verlooren, ert een fteek in 't onderlyf ontvangen hebbende , zou hy, naar men verhaalt, nog den moer! niet hebben laaten zinken, maar met zulk eene ongelooflyke kracht op den vyand zyn aangevallen , dat deeze ten langen leste de hoop van de plaats te overweldigen opgaf, en aftrok , laatende de eer der overwinningeaanGerlakusen aan eenige weinigen zyner helperen. (*) or- Zagen wy voorheen, dat Keizer Koenraad de e- III de Utrechtfche Kerk met de Graaffchaprer- pen r*) Schot. Friefche Hist. bl. 02. Wiens verhaal wy hier bvna woordelyk hebben gevolgd. Dat vai» Ega. Beninga in zyne Kron. van Oostfr. bl. 99. ftemt hier mede in het zaakelyke overeen. De Redevoering van Gerlakus is by hem wat korter, en loopt ten einde met deeze woorden: ,. derhalven keeret juwe fchwer„ den Wan juw vianden".  tan FRIESLAND. 330 pen van Ooster- en Westergo befchönk, het Was op den achttienden van Wynmaand des jaars elfhonderd vy fen veertig, dat hy de gemelde veffchenking nader bevestigde by eenen Giftbrief, welke van deezen inhoud is: „ In den naam der H, en onverdeelde Drie3, vuldigheid Koenraad de III, door Gods Genade Koning der Romeinen. Wy twyffelen niet of het zal ter bevestiginge van den luider » onzes Koningkryks, en inzonderheid ter be,, houdenisfe van onze Ziele drekken, zo wy „ Gods Kerken uitbreiden, en derzelver rech„ ten door ons Koningklyk gezag, innavolgin5, ge van het voorbeeld der Godvruchtige Koj, ningen cn Keizeren, onze voorzaaten, beves„ tigen. Om dies wille zy allen, zo tegen„ woordigen als toekomenden, getrouwen onderdaanen van Christus en van ons Koningkryk bekend, dat zich by ons, daar wy ons „ by Utrecht ophielden , en over den Vrede „ en den Staat des Ryks handelden, heeft ver„ voegd onze getrouwe Herbert , Eerwaar„ dig Bisfchop dier plaatfe; en aan ons ver.3 toond de dukken en bewyzen der Voorrechten, van de Keizers, Henrik den III, onzen Grootvader, en Henrik den IV, onzen Moe» „ deroom, behelzende, hoe meergemelde Kei., zers het Graaffchap van Oostergcuwe en 3, Westergouwe, met alle deszelfs aanhangk„ lykheden, hebben opgedraagen aan St. Mar„ tens Kerke te Utrecht. Dezelve Eerwaardi„ ge Bisfchop, gederkt met de Geestelykheid 3, en verdere leden dier Kerke, heeft derhal}, ven van onze K. Majedeit verzocht, dat het Y * w on s Beknopte Histo=> rie. fcherdring van Friesland,wordt nader be» vestigd. "45"  Beknopte Histo rus. §4.0 Tegenwoordigs Staat „ ons gelieven mogte, volgeris den inhoud def „ voorrechten, en der Keizerlyke verfchenkin„ ge, het gemelde Graaffchap aan hem en zyne Kerke door eene onverbreekbaare wet „ te bevestigen. En dewyl de Koningklyke w goedgundigheid, in betooninge van recht„ vaardigheid, aan niemand moet ontbreeken, „ en wy niet gewoon zyn iets diergelyks zon,, der eene geregelde rechtsoelfeninge te doen, „ zo hebben wy, na het doorleezen der Voorrechten, Graave Henrik van Gelre naar zyn „ gevoelen gevraagd, wat ons in deeze zaak, „ naar het oordeel der Vorden, te doen dond; 3,' doch. hy, ons den rand zo der Vorden als „' van veele anderé Edelen hebbende medege» „ deeld, was van oordeel, dat wy de oude „ handvesten volgens recht konden en moesten „ vernieuwen, en de voorgaande Keizerlyke „ verfchenkingen door ons gezag derken en „ bevestigen. Wy derhal ven ook het voorge.„ melde Graaffchap van Oostergouwe en Wes„ tergouwe, 't welk blykt, door meergemelde Keizers, aan den H. Marten en de Kerk van „ Utrecht overgegceven en toegedaan te zyn, „ ingevolge de uitfpraake des Gerechts, de „ tu^fehenkomde der Koninginne Geertruid, 3, Onze zeer geliefde Gemaalinnè, en het verzoek van onzen' zeer getrouwen Herbert , „ Eerwaardigen Bisfchop dier plaatfe, en van „ andere onze getrouwe onderdaanen, aan den „ H. Marten en de Kerk van Utrecht, ter altoosduurende bezittinge, opdraagende, by „ handvest van dit tegenwoordige gelchrift , „ bevestigen hetzelve in de hoope van eene » toe-  tan FRIESLAND. 34» toekomende vergeldinge. En op dat niemand „ der ftervelingen , zo nu als in het toekomen„ de, vermogen of gelegenheid van tegenipraak f, in deezen moge krygen, zo willen wy, door „ dit ons Koningldyk bevclfchrift, alle hair„ klooveryen cn uitvlugten, welke hier tegen n op eenigerhande wyze gemaakt zouden kon„ nen worden, hebben afgeiheedcn, beveelen- de, dat nooit iemand, by zy groot of klein, 9, dit Keizerlyke Gefchenk, en onze bevesti« ginge daarvan, op eenigerlei wyze trachte te „ verydelen. Maar de Utrechtfche Kerk zal „ het meergemelde Graaffchap, met alle zyne „ toebehoorens , vervolgens door alle tyden „ heen, vryelyk en zonder iemands tegenfpraak „ bezitten. Zo evenwel, dat God verhoede'! 5, iemand het bevelfchrift van deeze onze be„ vestiginge zocht te verydelen, die zal betaa„ len duizend ponden louter Gouds, tebekeé„ ren de eene helft aan onze Schatkist, en de 5, andere aan de meergemelde Kerk van Utv „ recht" (§y Deeze Giftbrief, welke zo door den Keizer zeiven als door eene groote menigte getuigen-, van het eerfte aanzien in kerk en ftaat, ondertekend is, verfchilt daarin van 's Keizers voorgaanden Giftbrief, dat 'er uïtdrukkelyke melding in gemaakt wordt van Oostergouwe en Westcrgouwe beide, en wel op zulk eene wyze, dat men reden hebbe om te denken, dat in dien voor* (§ ) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarto, bl. 8% 84, 85, 86 en 87. Groot Charterb. van Friesl. X. D, bl. 74- Y 3 BekkopteHisspov rie.  34* Tegenwoordige Staat BEKNOPTE HlSTO- sis. voorgemelden Giftbrief, Westergo, fchoon niet uitgedrukt, onder Oostergo begreepen was; gelyk ook , dat het Graaffchap van Stavoren , beneffens dat van Islegouwe , in deezen Giftbrief onder Westergo be. greepen is, dewyl 'er in gefproken wordt van de aanhangklykheden en toebehoorens deezes Graaffchaps. Dus werd Friesland heen en weder gefchonken, niet zonder fmertelyk gevoel van veelerlei rampen, aan zulke geduurige wisfelingen van Opperheeren onaffcheidbaar verknocht. Dezelve zouden echter onvergelykelyk grooter nadeelen voor Friesland hebben te wege gebragt, zo dergelyke papieren bullen door Keizerlyke wapenen waren onderfteund geweest. Somwylen hadden de Friezen wel eenige aanvechtingen van de zyde der Graaven of der Bisfchoppen tegen teftaan, doch deeze werden van geen van beide kanten met genoegzaame krachten uit* gevoerd , om de onvertfaagde en ftrydbaare 'Friezen geheel onder 'tjuk te brengen. „Want }, de Friezen, ( dus drukt 'er zich de Geleer„ de U. Emmius over uit) (leunende op het „ recht der vryheid, datze van hunne voor, vaderen ontvangen hadden, en 't welk door Giftbrieven van voorgaande Keizeren dikwyls 9, bevestigd was, rekenden zulke brieven niet; sï ook lietenze zich, door geene ondeugende »» gerechtshandelingen, met pen en papier die '» dingen ontrukken, welke eertyds door de j, hunnen, ten koste van veel bloeds, gekocht en behouden waren. En dus is noch de »» Graaf van Holland> noch de 'Bisfchop van Ut-  van FRIESLAND. 343 „ Utrecht, noch iemand hunner nakomelin 3, gen, uit kracht van deeze brieven, ooit in 9, het bezit van Ooster- of VVestergo geraakt" (f). Zelfs willen fommigen , dat onder alle deeze wisfelende tooneelen de Friezen hunne volle vryheid verkreegen hebben , zich losmaakende zowel van den eenen als anderen, en tot hunnen Poteftaat verkiezende Sake Reinalda, een' man wegens zyne dapperheid en kloekmoedigheid grootelyks beroemd (#) De nieuwe en grootelyks vermaarde Kruisvaart, welke ten deezen tyde, met eenen godsdienftigen, zo 't heet, doch inderdaad onzinnigenyver, naar't H. Land ondernomen werd, behoeft ons niet op te houden, om dat ons niet gebleeken is, hoe veel deel de Friezen daaraan gehad hebben; doch daar is een andere naar Spanje voorgevallen, om de Saracenen in dien oord te bevechten en van daar te verdry ven, waarin de Friezen, Keulenaars en andere omtrent den Ryn en Wezer woonende volkeren, een voornaame rol fpeelden; het voornaamfte evenwel, dat hier door werd uitgerecht, was de belegering en verovering van Lisfabon; welke ftad tot daaraan toe door ongeloovigen bewoond was geworden. Van denlandkant gefchiedde de belegering door den Koning van Gallicië zeiven, en van den zeekant door gemelde volkeren. De belegering was hardnekkig en langduurig. Eindelyk moest de Stad voor het geweld bukken, en wierd aan den Koning overgeleverd, terwyl de Kruisvaarders (f) Rer. Frif. Hist. L. VI. p 269. (*) Schot. Friefche Hist. bl, 90. y 4 Beknop» te Historie. De Frie-? ;en helien Lisfajon ve> svereu.  344 Tegenwoordige Staat Bcknopva Histo hie. Ook heb benze deel aan 't beoorloogen dei Heiden1'che Sclaaven omtrent de Oostzee, De pooging van Hendrik de Leenw wordt ook verydeld. 1155- ders den buit, die 'erbinnen gevonden wierd, tot belooning van hunne moeite en gevaaren kreegen, zonder dat met deeze ondernecming iets anders van belang wierd uitgevoerd. Even weinig werd 'er uitgevoerd door een Leger van Gekruiste foldaaten, dat uit Westfalingers, Saxers en Friezen van omtrent de Wezer en Elve bedond, en, onder het geleide van de Bisfchoppen van Saxen en eenige Duitfche Vorften, was opgetrokken, om de heidenfche Sclaaven, omtrent de Oostzee woonende , te beoorloogen: want na dat men de Sclaaven had doen belooven, dat zy zich zouden laaten doopen, en de gevangen Deenen in vryheid dellen, keerde men weder- naar huis, zonder zich over 't al of niet volbrengen der gedaane belofte verder te bekommeren. Die weet, hoe noodc afgeperste beloften volbragt worden, zal ligtelyk begrypeh, dat deeze Sclaaven, na 't vertrek hunner vyanden , zich van alle verpligtinge daartoe ontflagen rekenden. Hendrik de Leeuw, Hertog van Saxen en Beieren, Achterkleinzoon van Hendrik den Dikken , die doör de Oostfriezen, omtrent Norden, verflagen was, kwam, ten jaare eifionderd vyfenvyftig , met een aanzienlek Leger, om wraakover den dood van zynen Overgrootvader te neemen; doch de toeleg, hoe wysfelyk ook ondernomen , mislukte om dezelfde. reden. De Friezen naatnelyk, ontdekt hehhende, wat hun naakende ware, maakten zich zo by tyds meester van alle posten, dat hy zyne Ruitcry even weinig als zyn O vergroot vader gebruiken kon; en dit bragt te wege, dat hy zo wel als die de ne» derlaag kreeg, fchoon met behoud zyns leevens, m  van FRIESLAND. 345 Had men hier te lande reeds voorheen zyne Godsdienftigheid aan den dag gelegd, door het' dichten van Kerken en Kloosters; men ging 1 daarmede, ten deezen tyde , dapper voort. • Zelfs wierd 'er meer dan eene oude Kerk onder 1 voet gelmeeten, en eene nieuwe in derzelverr plaats, gedicht, zo om daar door eere in te [ leggen, als om 't recht van Patroonfchap, of* begeeving der Kerkelyke beneficiën, dat daarvan k afhangklyk was, voor zich en zyn geflagt tc l' verkrygen. Menig Klooster in Friesland is zyne eerde dichting insgelyks aan deeze eeuw verfchuldigd, hoewel men ten aanzien van veele, by gebrek van noodige berichten, niets met zekerheid weet te melden. Het Klooster Ludingakerk, ten Oosten van 1 Almenum gelegen, heeft zynen naam gekreegen K van het Oude Adelyke geflagt der Ladinga's, £ die voor de grondheeren en eerde Stichters w van dit gebouw gehouden worden. Hetzelve ft werd allereerst gedicht in den jaare elfhonderd zevenenvyftig, of wat laater, en voltooid zynde, door Reguliere Kanonniken bevolkt; hebbende Godefrid van Reenen, toenmaals Bisfchop van Utrecht, ten verzoeke van Eilwerd Ludiaga en eenige anderen uit dit gelhgte, ten jaare elfhonderd achtenzestig, over de Broederfchap, eenen Overde aangedeld, by den volgenden Openbrief. „ In den naam der H. en onverdeelde Di „ Drievuldigheid. Godefrid, door Gods ge- j^J „ nade, gering bedienaer der Kerke van Uz- ge „ recht. Het zy allen Geioovigen , zo tegen- an M woordigen als toekomenden, bekend, dat0 Y 5 » Broe- 3; knopre Histo- ue. den gaat ier te mdeyve. g voort iet het ichten an Keren en .toosters. [et 'ooster udinga;rk ordt ga. cht. r-57- 1 Bislop van recht eft daar r eenen rerÜQ.  346 Tegenwoordige Staat. Bsknopte Historie. „ Broeder Eilwerd van Ludinga Kerk , met », eenigen van het Geflagte der Ludinga 's, van s, ons verzocht heeft, dat wy hem en zynen •>•> Reguliere Medebroederen , eenen Meester »» wilden geeven, die hun met woorden en " ftichtelykewerken mogt voorgaan, en be" kwaam zyn om hen te beftieren naar den re'l gel van den H. Augustinus. Wy hebben „ daarop hunne rechtmaatige en redelyke bede ingewilligd; ook zyn wy naar gemelde s> Kerk gegaan, en hebben , na de begeerte »' van alle de broeders, die hetzelve eenpaarig " van ons verzochten, gehoord te hebben, hun " de vryheid geueevcn, om zich zeiven eenen " 'Geestelyken Vader, wien zy wilden, te ver9) kiezen. Waarop zy, ingevolge den raad van „ Matheus, Abt van St. Paulus en van Hil5, debrand Abt van Verlla , en verdere reli»> gieuze mannen, die by ons waren, hunne " ftemmen eenpaariglyk gegeeven hebben aan " den perfoon van Broeder Wigbold. Daarop *' hebben zy, ten overftaan van de Advokaaten H der Kerke, en eenigen uit het Geflagte van Ludinga , daar tegenwoordig , de gemelde «» Kerk, in onze tegenwoordigheid, van hun'ei'» gendom ontflagen, en dezelve door eene vrye " gifte Gode .toegeëigend. Dit hebben wy " door ons Dekreet bevestigd; met verbod, " van den Broederen, het zy den Abt zeiven, of zynen onderzaaten, bedienaaren en nazaa„ ten , of ook hunne goederen, zo dieze „ reeds hebben , als nog ftaan te verkrygen,. „ door eenig roekeloos beftaan , Ooit eenig j» leed of moeite aan te doen. Ook hebben 5» wy  van FRIESLAND. 347 n wy hun de Kerk, vry van alle fchattingen sj en fchulden, overgeleverd, en daarenboven ?> aan hun en hunne nazaaten de helft van de s, inkomften der Kerke van Minnertsga gegee- 91 ven; behoudens nogtans ons recht, enz " Wy deelden dit ftuk te liever mede om dat daar uit blykt niet alleen met wat yver men, uit Godsdienflige beginfelen, voortfnelde, om veele perfoonen en goederen nutteloos voor de Maatfchappy te maaken, maar ook om daardoor aan te toonen, hoe en op wat wyze .het zich byde eerde ftichtinge der Kloosteren hebbe toegedraagen. Wigbold, dus de eerde Abt deezer Abtdye zynde, wordt gezegd, in eene onafgebroken volgreeks zesentwintig navolgers in deeze waardig-: heid gehad te hebben. De Rykdommen, waar 1 mede dit Konvent van tyd tot tyd begifdgd werd, gaven door den tyd aanleiding tot overdaad en \ dertelheid , in zo verre dat de Kapittels van 1 Windesheim en van St. Agnesberg, omtrent1 Deventer , eenige hervorming in het zelve maakten., den eernaam van Abt vernietigden, en daarvoor den vernederenden tytel van Prior aan de volgende Kloostervoogden gaven. Het Klooster Mariëngaard , op of aan de j grensfcheiding van Oostergo , onder Hallum, ] niet min berucht dan het voorgaande , werd J insgelyks in deezen tyd, waarin de landen merkelyk (t) Oudh. en Gedichten van Friesl. IT, D. bl. 132, gehot,. Befehr. van Friesl. in Quarto. bl.^13. Beknopte Historie. .Vigbolii vas des. :etfs eerIe Abt. Door ryk. lom verlerteleale Bro> Iers.. fee klooster kïariën*aardwordt ge-  34» Tegenwoordige Staat Beknopte Histo cue» lyk in bloei hadden toegenomen, fchoonze,onder rust en weelde, met inlandfche partydigheden gekweld waren, gedicht door den Eerwaardigen Heer Fredrik, Pastoor der Kerke te Hallum. Deeze Fredrik was te Hallum uit eerlyke Ouders, met naame Doede cn Sybrig,-gebooren, cn leerde ook daar ter plaatfe de beginfelen der Laryniche taaie; doch begaf zich vervolgens naar Munfter in Westfalen, om zich in de noodige Weeten(chappen verder te laaten onder vvyzen. Hier zynde ging hy de vermaarde Abtdy van iYiariënwaard in Gelderland, niet verre van Kuilenburg, menigmaal bezoeken, en wel mee dien uitflag, dat hy door het Godvruchtig gedrag van de Broederfchap deezer Abtdy bewoogen wierd, om ook zelf de Gecstelyke orde van Premondreit te omhelzen, en dezelve naar zyn vermogen uit tc breiden. Te Hallum te rug gekomen zynde, werd hy, op kosten van HecrFcike, Pastoor dier plaatfe, tot Priester gewyd, en is ook, na deszelfs dood, zyn opvolger in die Pascory geworden. Tot deeze waardigheid verheven zynde, leide hy zich met zo veel yver op de uitbreiding van denGeestelykeh «ftaat toe, welke door hem zeiven omhelsd was, dat zeer veele menfchen, cn daar onder ook eenige Edelluiden , door hunne, dappere daaden roemruchtig geworden, hun affcheid van de wereld namen , het witte kleed in de Kerk van Hallum aantrokken, en zich onder de tucht van Fredrik en de Orde begaven. Door dit alles aangemoedigd en Vuuriger geworden, nam hy eindelyk het befluit, om het gemelde Klooster te dichten; doch alzo hy zelf niet zeer be«  van FRIESLAND. 349 middeld was, had hy daartoe de onderdeuning van anderen noodig: deeze ontbrak hem ook niet; zynde hy door de milddaadighcid van twee vermogende en Adelyke Vrouwen, Sia , de Moeder van Rienk van Martena, en Geertruid van Driefum, de Nigt van Kempe en /Esge van Blya, daarin voornaamelyk. geholpen. Het Kerk je, dat in gevolge van dit zyn ontwerp, in den jaare elfhonderd drieënzestig, door hem gedicht was, op een duk lands , daartoe door Goslik Goslinga ten geichenke gegeeven, werd aan den H. Apostel Johannes en de H. Maagd Maria toegewyd, en daarin, door den Stichter, de eerde Mis gedaan, op den dag der Kruisverheffinge , of veertienden van Herfstmaand. Na dat het Kerkje voltrokken was, werden de overige gebouwen , ter bewooninge voor da Geestelyken , in gereedheid gebragt , en in diervoegen ingericht, dat daarin zo wel Vrouwen als Mannen, doch afgefcheiden van eikanderen, aangenomen en geplaatst konden worden. De toeloop van, beiderlei kunne tot dit Klooster nam in 't kort zodanig toe, dat Fredrik zich genoodzaakt vond, een goed deel Klooster* lingen naar elders te verphacfen. Het Klooster over de Lauwers in de Marne en dat van St; Bonifacius te Dokkum, wcrwaards- zich deeze begaven , verkreegen dus nieuwe inweoners. Ook vond Heer Fredrik, kort daarna, en ter voorkominge van allerlei wanorders, geraaden, de Vrouwen insgelyks naar elders te doen verhuizen. Ten dien einde dichtte hy een Nonnen -, klooster, met naame BethIehcm,doch nu door- < gaans' Baïtlehiem geheeten, naby deEe in Tie-1 tjerk.1 Deknopte HlSTO' kik. ïelyfe >ok dat ran Bethehein.  TE HlSTO. fcrl van Klaar kamp. U65. 3§o TégefttiJóordige Staat tjerkftefadeel, en bragt derwaards de Geestelyke Zusters over. Het opzigt over dit Vrouwen Klooster bleef echter toebetrouwd aan de Abten van Mariëngaard, die, tot op Regnerus van Asperen, den laatden van allen, zesendertig in getal zyn geweest ( f ). Daar wy van het dichten derKloosteren fpreeken, zal het, om de gelykheid der doffe, niet kwalyk voegen, 'er in eene onafgebroken volgorde, nog kortelyk de opkomst van eenige anderen by te voegen. Dat van Klaarkamp, gelegen in Oostergo, in de Grieteny van Dantümadeel, en wel onder het behoor van Rinsmageest, is zyn' oorfprong en naam verfchuldigd aan zekere ryke en Godvruchtige Weduwe, met naame Klaara, welke aldaar in eene looden kist of tombe begraaven ligt (*). Het jaar der* ftichringe wordt van fommigen tot het begin der dertiende eeuw gebragt; doch dat van elfhonderd vyfenzestig, voor 'c jaar van deszelfs opkomst gehouden. Hoe 't hier mede zy; na dat het Klooster bewoonbaar gemaakt was, werd het betrokken door Bernardiner Monniken, welke orde men tot nog toe in Friesland niet vernomen had. In den beginne had deeze Abtdy, door de gedrenge onderhouding van haaren regel, den roem van groote Godvrucht, en verwekte hier door zo veelen tot navolgin- ge, (f) Oudh. cn Gedicht, van Friesl. t. D. bi. 325—. 387, Vergel. met Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto, bl. 311 en 312, als ook Friefche Histor. bl. 101. (•) Wiafem. Kron. fol. 137. Friefche Oudh. bh 143-  van FRIESLAND. ge, dat uit dit Klooster verfcheiden andere gefprooten zyn, naamelyk twee Vrouwen Kloosters Sion'en Gennezareth, ofNazareth, en drie Mannen Kloosrers, Oldeklooster ofBloemkamp, St. Bernards Klooster, te Aduwert, en Jerufa lem of Gerkesklooster; doch van welken het hier de plaats niet is te fpreeken. Dat de Abt van Klaarkamp veel aanziens hier te lande gehad moet hebben,blykt onder anderen hier uit, dat hy onder de Prelaaten, op de gemeene Landsvergaderingen , de eerde plaats had. Terwyl de bygeloovige Godvrucht, in verbeeldinge, dat men uit het Klooster veilig ten Hemel voer, haare fchatten aan derzelver dichtïnge te koste leide, had Friesland , beneffens anderenabuurige Gewesten, grootelyks te lyden by die geduchte overdrooming, welke in den beginne van het jaar elf honderd vierenzestig is voorgevallen, en doorgaans de Juliaans vloed genaamd wordt. Ubbo Emmius , Wiens befchryving wy gaarne overneemen , fpreekt 'er aldus van (f)- ?? De Noordzee, boven ge„ woonte opzwellende, en ontroerd door de „ dormwinden, heeft op den negenden van „ Louwmaand, in de duidernisfe des nachts, „ deigerende boven alle Dyken, zich over alle „ Velden van Friesland, die niet verheven wa„ ren, verfpreid, en in een ommezien die ge„ lukkige Landouwe verfchapen in eene de „ erbarmwaardigde: want de ellende was der- maate groot, dat Friesland diergelyk eene „ nooit, (f) Rer. Frif. Lib, VII p aco. Volgens de vet«aliug van Gabbema, Nederl. Watervloeden, bl. 33, BEIflfJOP"' TE HlSTO» RIE. Uit dit Klooster fpruiten weder andere. Friesland lydt veefc by den Juliaan» Vloed.  Beknopte Hist» BIK. Keizer Fredrik bewerkt een verdrag til! fchen Ho land en Utrecht nopens Friesland ii66\ 35a Tegelnvóofdïge Staat- „ nooit overkwam , hot zy men aanfchouw ' „ neem op de meenigte der drinkclingen, die „ 't geloof overftteeft, ( want honderdduizend „ zeit men gefneuveld te zyn,) het zy op hor „ vee van alle foortcn; het zy op ilreeken lands, „ door de woede des waters weggerukt, of op „ de verwoesringe der geheele landouwe, wee„ zende de huizen doorgaans ter aarde gewor- , „ pen. Deeze , gezeid de Juliaans Vloed , heeft eenen vcrwaaten naam by de nakome„ lingcn verworven". Onder dit alles was het twistvuur,, dat federt" eenigen tyd tusfchen den Hollandfchen Graaf en den Utrechtfchen Kerkvoogd, over 't recht -op Ooster - en Wc^tergo, gefmeuld had, zo " verre van uitgedoofd te zyn, dat het ongetwyffeld ligter lage in vlam zou geflagen zyn , zo niet Keizer Fredrik, op verzoek van Bisfchop • Godefrid, tusfchen beiden gekomen ware, en daarover als fcheidsman de volgende uitfpraak gedaan had. „ Dat de Bisfchop en de Graaf het in gefchil zynde Gewest met gelyke magt en recht zouden bezitten, en onder„ eikanderen overeenkomen wegens eenen „ Graave, die zich voor den Keizer zou . moe,, ten fteilen om van hem in deeze bedieninge „ bevestigd en in eed genomen te worde-n, en „ alzo uit beider naame het land te bellieren., „ Dat deeze, voor dat hy zyn ampt aanvaard■ „ dc, zou mGCten zweeren, dat hy voor bei,, der belang met gelyke zorge zou -waaken,en. 9, noch door bede noch door gifte iets bedry„ ven, ten voordeele van den eenen, dat den an« „ deren tot nadeel van recht of inkomllen zoude konnen  ten FRIESLAND. 353 konnen gedyen. Dac, zo de Bisfchop en de „ Graaf het, wegens den te kiezen Graave, met „ elkandcren niet konden vinden , de Keizer „ bevoegd zou zyn om iemand uit de zy, „ nen daar toe aan te dellen. Dat zy jaar„ lyks, in Bloeimaand, waarin van oudsher „ de Landdagen plagttn gehouden te worden, »> in het land zouden komen, ieder van der„ tig Ruitenenverzeld, eri dat, na het eindi„ gen der Rechtshandelingen, de voordecs, len en opkotnden des geheelen jaars in gely„ ke portien tusfchen den Graaf en Bisfchop „ verdeeld zouden worden; gelyk zy ook alle „ nadeelen en fchaden in dezelfde evenredig„ hcid zouden te draagen hebben. Dat zy iei, der eenen Advocaat zouden mogen aandeden, „ om voor hunne byzondere belangen te waa' „ ken, mids dat de Advocaat des Bisfchops „ tot genoegen van den Graave, en die des „ Graaven tot genoegen van den Bisfchop wa„ re. Dat de Graaf, in de eerde acht weeken, „ de wereldiyke rechtzaaken zoude afdoen, en " „atrde Kerke'yke rechtsgedingen, door den „ Bisfchop, in de volgende acht insgelyks bedegt * zouden worden. Dat eindelyk Graaf Floris, „ in 't herwinnen van het Slot te Benthem, „ den Bisfchop zoude helpen, doch dat, na de „ verovering, de Bisfchop hetzelve aan den „ Graaf te leen zoude overlaaten, mids dat hy „ ééne kamer, ééne Kapelle en ééne keuken , „ met recht van vryen in-en uit-gang,inhetzel' „ ve voor zich behield; verbindende zich voor „ het laatst de wederzydfche partyen, dat wie van „ beiden bevonden wierd, eenige inbreuk op Z » dit T£ HlSTO' RI£.  354 Tegenwoordige Staat Beknopte historie. DU Verdragfchynt vooreers van we nig gevolg ge. weest « zyn. „ dit Verdrag gemaakt te hebben, eene boete „ van vyfhonderd mark zilvers, binnen den tyd „ van vyf maanden, aan de Keizerlyke Schat„ kist zou hebben te betaalen , nadat naa„ melyk de Graaf, die van hunnent wege „ 't bewind in Friesland had, van zes geloof„ waardige mannen verzeld, voor den Keizer, „ onder eede, verklaard zou hebben,door wien „ van beiden 't Verdrag gefchonden ware(*)". Dus werd, door Keizerlyk gezag - wel de twist bemiddeld; maar 't blykt niet, dat dit Verdrag wegens Friesland, vooreerst van eenig gevolg i-geweest is. De Friezen, om met Emmius te fpreeken, waren door geene woorden te beweegen, om hunne vryheid te laaten vaaren , en 't blykt niet, zelf is 't niet waarfchynlyk, dat de Keizer hun tegen wil en dank en met geweld van wapenen eenen Opperheer zal hebben willen opdringen, daar Hesfel Martena, Duko's zoon, een Edelman van 't eerfte aanzien en een dapper Krygsman, doch onlangs, in zynen dienst, voor Milaan gefneuvêld, van hem grootelyks in waarde wierd gehouden (§). De Friefche Kronykfchryvers maaken ook geene melding van den eerden Graave, welke op deezen voet-over Friesland aangedeld zou zyn; maar (*) Het oorfprongklyke van dit Verdrag, waarvan wy alleen den zaakelyken inhoud hebben opgegeeven, vindt men in de Lat. taal, by Scbot. Befchr, van Friesl. in Quarto. bL'87 enz. en 111 't Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 78. Het zelve is gellooten in den jaare 1166, binnen Utrecht, daar de Keizer zich toert bevond, en den Graaf gedagvaard had. (§; U. Emm. Rer. Frif. L. VII, p. 295.  van FRIESLAND. 355 inaar fpreeken wel van Sake Reinalda als den toenmaaligen Poteftaat. Dus is het waarfchynlyk, dat'er, by 't leeven van deezen beroemden en vreedzaamen Edelman, die voorheen de waardigheid van Poteftaat tweemaal bekleed, doch telkens met het jaar wederom ftedergelegd had, om reden, dat dit, gelyk hy zeide, het gebruik der voorvaderen medebragt, niets ten nadeele der Friefche vryheid ondernomen zy. Of dc Friezen, na zynen dood, voorgevallen in den jaare elfhonderd zeven en zestig, zich vrywilliglyk onder de regeeringe der Hol-: landfehe Graaven en Utrechtfche Bisfchoppen begeeven hebben, laaten wy liefst onbepaald Een ander gefchil, fchoon van minder belang, tusfchen den Hollandfchen Graaf en die van Galama, over het Bosch de Kreil, zou insgelyks, door Keizer Fredrik, omtrent deezen tyd, zyn uit den weg geruimd, door aan JuW Galama : en zyne erven de Vrye jagt in 't Bosch, en het derde deel van den eigendom deszelfs aan den Graave toe te wyzen f §). (*) Schot, houdt dit voor waarfchynlyk, zeggende: na zyn (te weeten Reinalda's) dood, zynze mee wil* le, zo ik achte, onder Utrecht en Holland gegaan; Fr. Hist. bl. 96. (§) O. Sehatl. Kron. van Fr. bl. 96. Z 2 VIII. HOOFD- Beknopte Historie. Sake Reiralda,poot iroorftanter der Friefche /ryheid, zynde daarin bygedaan door een'zeer vermogend' 'en Godsdiendig' man,met naame Ulbe,en eene Edele Vrouwe, met naame Simk. De Geeste- lyke  van FRIESLAND. 359 lyke Zusters herwaards hebbende overgebragt, noemde hy dit Konvent, dat op eene aanzienlyke hoogte ftond, St. Michielsberg, en liet het vervolgens door eenen Prior, naar den regel Van Premonftreit beftiercn (*). Vier jaaren laater zag men ook de Abtdy van Oldeklooster of Bloemkamp, onder het dorp Hartwert, in Wonzeradeel, het hoofd opfteeken. Drie Broeders, met naamen Tjerk, Herdrad en Sibout, van Wommels in Hennaarderadeel geboortig, waren 'er de Stichters van. De twee eersten waren reeds toen Priesters, en de derde alleen een Leek; doch alle drie zeer Godsdienftig, naar het denkbeeld van dien tyd. Op 't ftichten van een Klooster gevallen zynde, begavenze zig in dat van Klaarkamp, en eigenden alle hunne losfe en vaste goederen toe aan de ftichtinge van een nieuw Klooster. De Abt, "niets liever ziende dan dat het getal der Kloosteren van zyne Orde, waar voor hy natuurlyk de hoogfte achting had, hier door vermeerderd wierd, keurde hun voorneemen goed, nam hen gereedelyk onder zyn opzigt en Orde aan, en was hun, na datze het Proefjaar volbragt hadden , behulpfaam in 't voortzetten deezes werks. Sibout, die, als gezegd is, een Leek was, werd door hem met eenige andere Leeken uit zyn Klooster gefchikt, om het'gebouw te voltrek, ken; Tjerk werd, na dat alles zyn vol betlag ontvangen had, daar over aangcfteld' tot Abt. er (*) Oudh. en Geft. van Friesl. H. D. bl. 'iöf, Schot. Bel'chr. van Friesl. in QuartJ. bl. 314. Winfem. Kron. van Friesl. bl. 144. Z 4 Beknopte Hisxff? ri£. De Abtdy van Bloemkamp is haaren oorfprong fchuldig aan drie broeders van Wommels.  3&> Tegenwoordige Staat Beknopte historie. IIP2. De twist om den voorrang en Herdrad tot Prior; zynde de eerfte bevolking deezes Kloosters gefchied, door eenige Broeders van Klaarkamp in hetzelve over te zetten. Ten Westen van "t Klooster lag een ftuk land, dat veel bloemen plag te draagen, en daarvan zou dc naam van Bloemkamp gekomen zyn ( f ). In volgende tyden, gelyk nog hedendaags, was het doorgaans bekend by den naam van Oldeklooster, zonder dat my de oorfprong dier benaaminge gebleeken is, Het aanzien, waartoe dit Klooster eerlang gekomen is, zou wel een uitvoeriger gefchiedverhaal verdienen. Dan op zynen tyd zal daaromtrent nog al het eene eh andere worden aangeftipt; thans voegen wy 'er alleen by, dat Boudewyn de II, Bisfchop van Utrecht, by eenen Open brief, getekend te Vollenhove, in den jaare elfhonderd twee en negentig, deeze ftichting heeft goedge-ikeurd, en daarvan aan zyne onderhoorige Proo-' ften, Dekens, Priesteren en verdere Geestely. ken kennis gegeeven, met uudrtikkelyk bevel: „ dat niemand hunner dit nieuwe Klooster, of „ deszelfs bewooners, in 't minfte zou beleedigen „ of benadeelen, onder bedreiginge, dat wie „ zich hier aan fchuldig maakte, van 't Altaar „ geweerd zou worden., en in den ban vervallen, „ tot zo lang hy genoegdoening gegeeven zoude hebben ( * ) ". Gaf de bygeloovige Godsdienftigheid van deezen tyd aanleiding tot het ftichtcn van verfcheiden (f.) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl 315. ( 1 Winfem. Kron. van Friesl. bl. 145. Oudh, en Gert. van Friesl. II. D. bl. 24.  van FRIESLAND. 361 den Kloosteren, de oneenigheid der voornaamlle adelyke geflagten in Friesland, en de geduurige twist om den voorrang in 't offeren (§), niet zelden van moord en doodflag gevolgd, bragt ($) Daar hier voor de eerfte reize melding gemaakt wordt van de gedtrurige twisten', over den voor« rang in 't offeren voorgevallen ; zal het niet buiten den haak zyn, daar over iets ter ophelderinge aan te tekenen. Men weete dan, dat het een oud gebruik der Kerke was, dat een ieder, die de plegtigheid der Misfe bywoonde, zyn aandeel tot de Mis offerde. In een oud Kerkboek, gefchreeven ten tyde van Gregoriua den I, leest men deeze woorden: De Priester gaat de Offerbanden ontvangen; de Zangers zingen bet volk geeft zyne offerbanden, dat is brood en wyn, die zy in witte do-ken opdraagen; eerst de mans, dan de vrouwen. Brood en Wyn waren dan de gewoone offerhanden. De wyze deezer opofferinge was niet altyd dezejfde; doch in laatere eeuwen hebben ook de Leeken 't voorrecht verkreegen, om hunne offergiften zei. ven aan 't Altaar te brengen. En deeze offergiften gefchiedden zeldzaam met zulk eene fchaarfche hand, dat 'er niet vry wat brood en wyn overichoot, het welk ten deele voor den Priester en de verdere Geestelykheid, en ten deele voor de armen was, hoe» wel de inhaaligheid der eeriteu fomwylen alles voor zich behield ; inzonderheid, toen het de gewoonte geworden was, om geld in plaats van brood en wyn te offeren. Daar nu de rangen der menfchen , tot nog toe, nooit zulke vaste en kenbaare afperkingen hebben gehad, dat het onmogelyk zy, eikanderen dezelve te betwisten, zal men zich niet verwonderen, dat dergeiyke twisten ook ter Kerke zyn ingedrongen , en dat zy , 'dia by andere gelegenheden, zich den voorrang toekenden, denzelven ook in deeze godsdienftige verrichtingen zq weinig wilden afflaan, dat zy veel liever alles zouden doen , dan zich op zulk eene wyze vernederen. Men zie hiervan breeder by den Schryver van de Oudheden en Geruchten van Friesland II. D. bl. 275—379, z5 Beknopte Historie. in 't offeren , geeft aan»  36a . Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. leiding tot het ftichten van veele Ker ken, Kapellen en Dorpen. Voornaa. me Friefche Ge. Aagten. Graaf Floris cle III fterft. bragt te wege, dat'er insgelyks, omtrent dezen tyd, veele Kerken en Kapellen gedicht, en geheel nieuwe Dorpen aangelegd wierden. De voornaamfte adelyke geflagten, welke toen ter tyd tusfchen 't Vlie en de Lauwers gevonden werdén, zyn dat van Ludinga, Adelen, Hermana, Kempinga of Kamminga, Juwinga of Jongema, Dodinga of Donia, Douwma, Martena, Galama, Reinalda, Roorda, Lieukema, Meckema, Botnia of Bottinga, Ringia, Ockinga, Goslinga, Gratinga, Lyfinga, Aylva, Burmania, Hiddema, Herema, Heringa, Mockema, Hobbema, Obbema, Gerbranda, Hartman, Haniama, Dekema, Sjaardema, Tjaardema, Tadema, Haarda, Homminga, Offingahm'zen en Walta. Cver den oorfprong van derjelyke bcnaamingeu is reeds voorheen iets door ons aangemerkt (f). Wegens de onderlinge verdeeldheden, welke tusfchen fommige van deeze adelyke geflagten hebben plaats gehad, als Ook wegens de Heldhaftige bedryven, die eenigen van bun, in den zogenoemden Heiligen oorlog, verricht zouden hebben, konnen wy ons niet inlaatcn, *tc meer om dat 'er juist geen rolkomen ftaac valt te maaken, op alles watby de kron ykfchryvers dien aangaande vry breed wordt uitgemeeten. Terwyl het dus in Friesland gefield was, gebeurden in Holland en elders zaaken, die eerang merkelyken invloed op die van Friesland ireegen. Nadat Graaf Floris de III, in den jaare (|) Bladz. 137.  van FRIESLAND. 36*3 re elf hondetd en negentig, op zynen Kruistogt, te Antiochië in Syrië, overleeden , en de tyding daarvan in het Vaderland gekomen was, werd zyn Oudde Zoon, Dirk, terdond voor Graaf van Holland erkend; terwyl de jongde, met naame Willem,die zynen Vader op den Kruistogt verzeld, en zich daarin mannelyk gekweeten had, eerst in't volgende jaar van daar te rugge kwam. By zyne overkomst werd deeze, door.zynen Broeder , vriendelyk ontvangen; doch wel haast rees 'ereenige verfchil tusfchen beiden. Willem, die reeds eenige vrienden gemaakt had, begaf zich hier op, volgens de gewoonte van de mis noegde Broeders der Graaven, naar Westfriesland, alwaar hy de Dregterlanders gereed vond' om hem hulpe te bieden. Hy toefde ook niet, de vyandelykheden tegen zynen Broeder terdond te beginnen. Het beloop van dien bitteren Broederkryg behoort niet tot ons bedek; maar wel dat 'er, ten jaare elfhonderd vyf en negentig, door tusfehenkomfte van Boudewyn, Bisfchop van Utrecht, Dirk, Domproost van Utrecht, en Otto, Graaf van Benthem, alle drie Oomen des Graaven van Holland , benevens zyne Moeder, Vrouwe Ada, eene overeenkomst tusfchen de twee Broeders getroffen wierd, volgens welke: „ alle vyandlykheden „ moesten ophouden. Willem zou, jaarlyks, uit ,, de Geervlietfche tollen , drie honderd ponden „ trekken, en alles wat Graaf Dirk in het Graaf„ fchap Oostergouwe en Westergouwe bezat, „ van hem te leen houden". Op dit Graaffchap yan Ooster- en Westergouwe hadden de Graaven Beknop. TE HlSTO» rie. Zyn Zoon Willem krygt Friesland te leen van zynen Broeder Dirk.  BEKNOPTE HlSTO I1IE. Eu wordt daar voor Heer aangenomen, i ] ] ( 1 ( f \ C d Hy over- n wint d den Graaf t; van de Kuinder. V: Z< V d< d; C') Ik fpreek hier met den Heer Cerifler. Tabl. de, I Hist. Gener. des Prov. Un. Tom. I. p. 249,. 364 Tegenwoordige Staat ven van Holland juist zo veel recht als hun, by het jongde Verdrag, met den Bisfchop van Utrecht , ten overftaan des Keizers gemaakt, gegeeven of gelaaten was. Terftond na 't fluiten van dit Verdrag frak; Willem over naar Friesland, beoosten de Zuiderzee, alwaar hy van de Landzaaten, gewillig, ils Heer aangenomen en gehuldigd werd. Graaf Dirk ( * _), den onrustigen aart en dweepichtige drift der Friezen voor hunne vryheid tennende, had gereedelyk afftand gedaan van :en recht, welk hy niet dacht, dat men ooit ;on doen gelden. Dan hierin zag hy te korr. )e Friezen, altyd af keerig van allerlei vreemde Sverheerfchiuge, waren niet zo fterk ingenomen egen eenen Vorst, die geene andere Staaten lan de hunne had. Daarenboven, Willem als enen Vyand der Hollandfche Graaven befchou/ende, en eenen Veldheer noodig hebbende , m eenen lastigen Buurman het hoofd te bieen, ontvingen zy deezen nieuwen Opperheer iet opene armen. Henrik de Kraan, Graaf van 2 Kuinder, had een fterk Slot gebouwd op de riefche grenzen, om daaruit in Friesland te illen, en, te zwak bevonden wordende, hetilve tot eene veilige wykplaats te hebben. Willem deed, om hem te beteugelen, een anv bouwen in de nabyheid van Oosterzee, ar hy federt zyn gewoon verblvf op hield. Van tyd  van FRIESLAND. 365 tyd tot tyd vielen 'er vinnige gevechten voor tusfchen beiden , tot dat Graaf Willem, na den Graave van de Kuinder vyfhonderd man afgeflagen te hebben, het Slot tot de overgave dwong, en ten gronde toe flegten deed, Henrik noodzaakte het land te ruimen, en deszelfs gebied aan zyne Heerlykheid voegde ( f ). Graaf Willem, zich nu eenigzins in 't bezit van het Friefche Graaffchap van Oostergouwe 1 en Westergouwe bevestigd ziende, gaf een be-} zoek in Holland, aan Vrouwe Ada, zyne Moe-1 der, met voorneemen om ook zynen Broeder,, Graaf Dirk, te gaan zien. Vrouwe Ada ried zulks ten fferkfïen af, hem voorfpellende, dat hy, door zynen Broeder, zekerlyk gevangen genomen zou worden. Graaf Willem, echter, zynen Broeder niet bekwaam tot het bedryven van zo trouwloos en onnatuurlyk eene fchenddaad oordeelende, bleef by zyn voorneemen; doch befpeurde wel haast, dat hy de waarfchuwing van zyne Moeder te los had in den wind geflagen: want al kort na dat hy op het Slot ter Horst, in 't Sticht van Utrecht, gekomen was, daar zich Graaf Dirk , wegens den twist over 't openftaande Bisdom van Utrecht, toen in gezelfchap van de Kraan bevond, werd hy, door deezen, in het gezigt, en zeer vermoedelyk op last van Graave Dirk, zynen Broeder, gevat en in de gevangkenis geworpen. Lang zat hy hier evenwel niet of hy vond gelegenheid om te ontvlugten. Zich hierop naar Gelderland, tot Graaf (t) Schot. Fr. Hist. bl. 101. Beknopte Hisió- KJE. .Vorcft loor zyn* Jrooder n hech» enls gelomen.  366 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Graaf Dirk fluit een verdras: met Willem, zynen Broeder, en den Graave van Gelder. Graaf Otro, begeeven hebbende, ontving deeze hem niet alleen op eene minzaame wyze, maar gaf hem ook zyne Dogter Aleid ter Vrouwe. Het huwelyk werd met groote piegtigheid binnen de I Ioofdftad Stavoren voltrokken, en van eene ftaatelyke Bruiloft gevolgd, tot geene geringe blydfchap der Friezen, die Graave Willem, van den grooriten tot den kleinften toe, zeer genegen waren. Graaf Dirk, de party zyns Broeders door dit huwelyk gefterkt ziende, en zelf met de Stichtfche zaaken de handen vol werks hebbende, leende gereedelyk het oor naar een Verdrag, dat kort hierna, tusfchen de twee Broeders en den Graaf van Gelder, geflooten, en federt ongefchonden gehouden werd. Doch voor den nieuw verkooren Bisfchop, Dirk van Are , was dit Verdrag van zeer onaangenaame uitzigten : want terwyl Graaf Dirk het wereldlyk gebied van 't Sticht poogde te behouden, gelyk hy 't zelve, volgens uïtfpraak van den Keizer, federt het overlyden van Bisfchop Boudewyn, had in handen gehad; dak het Graave Otto nog geweldig in den krop, dat verfcheiden dorpen van de Veluwe, in den Drentfchen oorlog, door de.Stichtfchen waren verbrand geworden. De Bisfchop had dus niets anders te verwachten, dan dat de beide Graaven, ten zynen nadeele, zouden famen fpannen en hem den oorlog aandoen. Boven dit ailes vond hy, by zyne verheffing, de Bisfchoplyke inkomften , door de oorlogen zyner Voorzaaten , cn veelligt ook door de beftiering des Graaven Van Holland, der-  van FRIESLAND. 367 dermaate verminderd, en het Sticht daarentegen zo zwaar met fchulden belaaden, dat hy ten eenemaal onvermogend was, om twee zulke geduchte nabuuren het hoofd te bieden,ingevalle zy iet vyandlyks tegen hem ondernamen, gelyk te vreezen dond. In deeze geldpyne bedoot de Kerkvoogd in perfoon naar Friesland te trekken, om aldaar eene aanzienlyke bede te heffen,en uit de rechtsbedieninge zo veele penningen te verzamelen als maar eenigzins mogelyk ware. De overeenkomst, ten jaare elfhonderd zes en zestig, door bemiddeling van Keizer Fredrik, tusfchen den Graaf van Holland en den Bisfchop van Utrecht getroffen, bragt mede, dat de eene helft van de inkomften des Friefchen Graafichaps door den Bisfchop, en de andere door den Graaf getrokken zoude worden. De Bisfchop, zich hierop grondende , ondernam de reize naar Friesland; doch dewyl het, volgens de gemelde overeenkomst, aan geen van beiden was toegelaaten, zonder de bewilliginge des anderen , eenig geld in Friesland te ligten, en zulks daar en boven met het belang der ingezetenen zowel als met dat van Graave Willem ftrydig was, valt het ligtelyk te begrypen , dat deeze , die thans het gebied over Friesland voerde, niet gedoogen wilde, dat zulks zonder zyne kennisfe en toeftemminge gefchieden zoude. Hy overviel derhal ven den Bisfchop gewapenderhand,1 in St. Odulfs Klooster'te Stavoren, en voer-) de hem van daar gevangen op zyn Kasteel te Oos- , terzee. Hier zat hy echter niet lang. Eenige ' by* Beknopte Histo- rie, De Bis- fchop van Utrecht reist naar Friesland om daar eene aanzienlykebede te heffen. Vordt loor der^ ïraaf iverva'en en ge-  368 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo iiie. • vangen genomen doch door ecni ge Monniken wederomVerlost. Graaf Dirk overlydt te Dordrecht.1203. ... bygeloovige Monniken en Leeken, bekommerd o- dat de gevangkenis van eenen Bisfchop God tot wraak mogt tergen, verlosten hem met gej weid, en voerden hem te fchepe naar Utrecht. ' Graaf Willem, hier over ten hoogden gebelgd, ii-te meer nog, om dat'crvecle Friezen waren, die thans des Bisfchops zyde hielden, gaf hier van ter2' dond kennis aan Graave Otto, zynen Schoonvader, en aan Graave Dirk, zynen Broeder, en vondze" beide gereed, om 't harnas tegen den Bisfchop aan te fchieten. Dan, fchoon dit in de vaste verwachtinge Van eene roemryke overwinninge gefchiedde, de uitkomde was verre van gundig te zyn; de Bisfchop kreeg eerlang zo veel hulpe van Henrik, Hertog van Lotharingen, dat de beide Graven, na andere nadeelen geleeden te hebben, gevangen raakten* en hunne vryheid niet weder kreegen, dan na een vernederend en fchadelyk Verdrag, met den Hertog van Lotharingen en den Bisfchop van Utrecht geflooten te hebben. Graaf Dirk overleefde zyn ongel uk niet lang. Tè Dordrecht te rug gekomen, werd hy van eene zwaare ziekte aangetast, die hem , na verloop van eenigen tyd, in Slagtmaand des jaars twaalfhonderd en drie, uit het leeven rukte. Gaarne had hy zich met zynen Broeder Willem verzoend, en aan hem de Voogdy over zyne Dogter Ada opgedraagen. Dan Vrouwe Aleid, zyne Gemaalin, verydelde zyne oogmerken, en poogde zelve den klem der Regeeringe in handen te krygen. Met dat oogmerk trouwde zy haare Dogter, na 's Graaven overlyden, met z»  van FRIESLAND. só> zn vee! verhaastinge en geheimhoudinge uit, aan Lodewyk , Graave van Loon, dac zelfs de wel voegzaamheid ganfchelyk vergeeten wierd. Graaf Willem kreeg dus laater kennis van 't overlyden zyns Broeders dan hy wel gewenscht had. Hy begaf zich evenwel uit Friesland, over de Zuiderzee, daartoe uitgenoodigd door verfcheiden Edelen van 'c eerite aanzien, die hem gaarne in de Voogdy over zyne Nigt Ada gefield zagen, terwyl de Zeeuwen hem voor Wettigen Graave van Zeeland uitriepen, en huldigden. Het ganfche beloop van dien Oorlog, welke hierop volgde, en waarin öök de Utrechtfche Kerkvoogd, ten nadeele van Graave Willem, deel genomen had, behoort niet toe ons bedek. En echter heeft Friesland ook eenig belang by dien kryg gehad; Na dat immers Dordrecht den Stichtfchen in handen gevallen was, werd 'er een Verdrag tusfchen Dirk van 1 Are, Bisfchop van Utrecht,, en Graave Willem < getroffen, waarby wegens Friesland werd vast-] gedeld: „dat de Bisfchop niet zoude beletten,.e ,, dat eenige Koopluiden uit het Graaffchap J „ Friesland van Oostergd en Westergo in zyn j „ land overkwamen; dat het Verdrag, onlangs „ tusfchen Bisfchop Godefrid en's Graaven Va„ der gemaakt, onder hen ongefchonden on, derhouden zoude worden; dat ingevolgehetzelve de Bisfchop en de Graaf, met gemèène töeftemminge, eenen Graaf naar Friesland „ zouden zenden, om de rechtdagen der bur4 gerlyke zaaken te houden, en alles wat uic 'j de inkomften, het Graaffchap toebehooreni, de, of uit de opkomften der rechtdagen van Aa « d$ Deknop» i*b Hist* rie. Graaf Willem begeeft zich daarop over ie Zuiierze*. Iet Verrag tus:hen defi üsfehop n Graaf Willem lakt ook 'riesland.  3?g Tegenwoordige Staal BësWOPTE HlSTO' ma. fïet zei ve is vernederend VOi éett Gra ve, de burger! yke zaaken, na aftrek der kosten,' „ zou overfchieten, onder den Bisfchop en „ Graaf gelykelyk te verdeden; dat, wanneer het gebeurde dat de verkooren Graaf niet 3, naar Friesland ging, de Afgezanten van dert Bisfchop cn van den Graave van Holland, fa* 3, men en op gemeene kosten , de inkomften, j, het Graaffchap toebehoorende, zouden gaan' n verzamelen; dat de Muntmeesters, Tollenaars Schouten,Meyers en alle Amptenaaren,hun verblyf in dat- Graaffchap hebbende, hunne „ Leenen of Ampten vooreerst uit de handen) van den Bisfchop en daarna uit die van den „ Graave van Holland zouden ontvangen, en hun beiden getrouwheid zweeren ( f ) "Was dit Verdrag vernederend voor Graave Willem, het deed gewisfelyk den Utre'chtfchen Kerkvoogd, Dirk van Are, geene eer aan: want i i. niet lang te vooren was , tusfchen hem en den Graave van Loon, ten overftaan van" Hugo , Bisfchop van Luik, en anicren, een Verdrag getroffen, genoegzaam van gelyken inhoud als het reedsgemelde (§). De Graaf van Loon deed wel federt eenige poogingen om zynen eisch op Holland enz. te doen gelden; doch de uitflag- beantwoordde niet aan zynen Wensctu .(f) Dit Verdrag' is woordelyk te vinden by Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 94.- en in 't Groot Chartert», van Friesl. I. D, bl. 8i. '(g) Ook dit Verdrag vindt men by Schot. Befchr. van Friest. in Quarto. bl. 07, en in 'z Groot Charterb. 3. D. bl. 85. Schot, merkt dit Verdrag aarr als eene bevestiging van 't voorgaande; doch daarvoor kan het niet gehouden worden, omdat de perfoonen niet dezelfde «ys tiiïfchen wien 't Verdrag getroffen werd-,  van FRIESLAND. %ji wensch. Hy zag zich eindelyk genoodzaakt, naar zyn Graaffchap van Loon te vertrekken, en Graaf Willem meester te laaten van al het land tusfchen de Hónte en de Lauwers (§). Deeze, dus in 't gerust bezit der Graaflyke re. geeringe gekomen , en le 'ert door Keizer Fredrik, den II, in deliyksleenen bevestigd zynde, zou zynen Zoon Otto, dén Friezen niet minder aangenaam dan de Vader zelf, tot Stadhouder van Friesland hebben aangefteld ( *). Dan dit is twylfelachrig, zo om dat 'er luttel gewags Van deezen Otto, als Stadhouder van Friesland, by de Gefchiecifchryvers gemaakt wordt; als ook om dat dezelve toen nog maar een kind van zeven jaaren zou hebben konnen zyn , zo anders Graaf Willem hem by zyne Gemaalinnè Aleid van Gelder verwekt had. Dat Friesland omtrent deezen tyd reeds) grootelyks in welvaaren gebloeid moet heb»1 ben, valt met genoegzaame zekerheid op te { maaken uit het gene men by fommige Sch'ryvers (f) vindt aangetekend, wegens de klee-1 dinge, welke in het begin der dertiende eeuw,* zo by den Adel als by den Burgerfland en het Gemeene volk, gebruikelyk was. Stavoren inzonderheid , daar de Graaven, als in Friesland de zuJkenregeerden ,hungewoone verblyf hielden,' had . (§) Melis Stoke, volgens de Uitgave van Huidecoper. II. D bl. 4Ö. (*) Schot Friefche Hist bl. 105. (t) By Schot. Friefche Hist. bl. 105, vindt men liiervan uit de Kron. van Vlieterp eene vry uitvoerig^ befchryving; gelyk ook uit Schot, by F. Sioerds Ff, jaarb. II. 0. bl 469. Beknopte HisTflik rie. ■"riesland iad reeds oen mer:elyk in velvaa- ■ en toe;euoraea.  37a Tegenwoordige Staat Beknopte Histo «ie. Daar uit wordt weelde et dertelheid gebooren, had zynen Koophandel en Zeevaart wyd en zyds' doch voornaarnelyk Oostwaards, zodanig uitgebreid, dat daar binnen'veele ryke en wef/aarende Kooplieden gevonden wierden. Baart nu Rykdom doorgaans weelde en dertelheid, 1 zo zal het niet zeer te verwonderen zyn, dat eenigen hunne Stoepen of Luiffels, volgens't verhaal der Kronyken (f), verduldden, en dat men in het vervolg van tyd , dit ten breedften uitmcetende, zeide dat zy die met goud befloegen. Ook kan het zeer wel zyn, dat zekere dertele weduw, of ryke Koopmans Vrouw, tot die buitenfpoorigheid verviel, dat zy, een' fchip uit Dantzig te huis krygende , welk van haar was uitgezonden met uitdrukkelyk bevel, om eene vragt tc rug te brengen van de beste waaren, die daar te lande vielen 5 en van den Schipper verftaande, dat hy eene vragt van de beste Tarwe had ingelaaden, dit zo euvel nam , dat zy, hoorende dat de Tarwe aan Bakboord was ingelaaden, den Schipper beval, omze weder aan Stuurboord in Zee te werpen; zonder dat men alle de wonderen.behoeft te gelooven,die daarop, - ls eene ftraffe des Hemels, tot ondergang van Stavoren, gevolgd zouden zyn Van. ( t> It Aade Friefche Terp, M. 51. O.- van Scharl. bl (ós. (5) Het zogenoemde Vrnuvötn Zand met zyne onvruchtbaare koornaaren, naar die van Tarwe gelykende, verdient onder die wonderen niet de minlte plaats»: fchoon deeze eeuw, minder bygeloovig dan de voorgaanden , 'et met reden niet hoog by opziet, maar 't: een»  va» FRIESL AND. 373 Van meer zeekerheid is het, dat, zo lang nog de Noordzee geenen vry en gang tusfchen yiieland en TerfcheJling door gekreegen, noch veele landen ten Westen van Friesland in een \ barre Zee veranderd had, de landen aan de< Midddzee gelegen, voor geduurige over-ftroomingen bloot lagen , tot onmydbaare1 vcrarminge veder Landzaaten , doch ter verry- ] kinge der Geestelyken : want deeze verarming 1 der Landzaaten bragt tc wege, dat veele landen 1 door hen aan de Kloosters wierden opgedraagen , om dus zelve van den last, die aan ?t opmaaken der dyken vast was, ontflagen te worden. Die van Ludingakerk hadden , reeds op 't einde der voorgaande eeuw, zeer veel lands onder Weidum verkreegen, en daar een aanzienlyk Stins gebouwd, naby den dyk der Middelzee. Op dit Stins, bekend by den ] naam van Monnikehuis, plaatften die van 1 Ludingakerk, na 't opmaaken van den Dyk,1 hunne Konverfen of Leekebroeders, om de lan- c den tot bezaajingen osfeweiding te bearbeiden, zynde het maaken van zuivel toen nog minder in gebruik geweest (*). Naar de gewoonte der Kloostercn plagten reizende lieden op dit Stins eene zo wel als !t andere voor natuurlyke verfchynzels houdt, waarvan ook wel elders voorbeelden voor handen zyn. Heeft iemand lust daarover iets in 't breede te leezen , onze kundige Landsman , Foeke; Sjoerds, zal hem, zo wy niet twyffelen, in deezen, genoegen konnen geeven. Men zie zyne befchryving van O. en N. Friesl. I, D. bl. 94, en Friefche |aarb. II. D bl 474. (/) Schot. Friefche Hist. bl. 105. ; Aa 3 Beknop.' TE HlSTQ. uc. De verarningreder ^andzaaen dient >m de Cloostcrs e verry;en. .udinga:erk bezie ■eel lands t Weium.  Beknop ris Histo De Mant gumers geeven veel land! aan Olde klooster. 1203. De Boxu Miers neemen hunne toevlugt tot den Abt van Lid£nm. 374 Tegenwoordige Staat Stins vriendelyk ontvangen en onthaald te worden ; en in deszelfs nabyheid woonde ten dien tyde een voornaam Edelman , met naame Vi°-lius Hanjama, door wien, met hulpe der rèedsgemelde Konverfen, de Kerk te Weidum is gedicht. De Konverfen bleeven echter niet lang in 't bezit van 't gemelde Stins, zynde zy daaruit gejaagd en van hunne Janden beroofd, door Dekama van Jellum, om dat zy zich , teri zynen nadeele, in zekere gefchillen gemengd hadden, welke hen, zyns oordeels, in 't minde niet aangingen. Andere Dorpen, aan de Middelzee gelegen, gingen, om gelyke redenen, op gelyke wyze als Weidum te werke. Die van Mantgum gaven veele landen aan 't Ko went van Oldeklooster , welks Konverfen, na 't opmaaken der dyken en \ bouwen van een Stins, ook daar, mechulpevan hunnen Abt, ten jaare twaalfhonderden drie, eene Kerk dichtten, welke, wegens den grooten yver waarmede dit werk werd voortgezet, in korten tyd volbouwd was. Die van Boxum namen hunne toevlugt tot den Abt van Lidlum, en droegen hem veele van hunne landen op, onder voorwaarde, dat hy den Zeedyk zoude hermaaken en onderhouden. De Abt, genoegen neemende in deezen voordag, zond een goed deel zyner Konverfen derwaards, liet dé dyken herdellen , en 'er een zwaar Stins en fchoonen Uithof dichten, daar de Konverfen hun verblyf hielden, en voor 't geweld der zee beveiligd waren. Sommige Leezers zullen zich misfehien verwonderen , dat de Kloosters in fiaat waren tot het verrichten van zulke groo- "•" ' te  van FRIESLAND. 375 «te zaaken; dan men weete, dat dezelve van menfchen krielden , zo dat in fommige drievier- vyf- pf zeshonderd inwooners gevonden wierden, En 'c geen door deeze handen niet gefcbjeden konde, was men in daat door andere te laa'en verrichten: want daar, aan den eenen kant, het ontzag voor de Geestelyken groot genoeg was, om de fchamele Gemeente in hunnen dienst te kryy;en, ontbrak het hun, aan den anderen, niet aan de noodige middelen om den arbeid man eenig dagloon re betaalen Behalven die fchoone landeryen, weke hun dus werden opgedraagen, hadden zy veele andere voor eenen geiingen prys van de verarmde ingezetenen gekocht, zonder juist naauwkeuriglyk te onderzoeken , of het hun wel geoorlofd ware, zich den nood hunner verarmde medemenfehen op zulk eene wyze ten nutte te maaken. LVJidlerwyl was men op middelen bedacht, I om h land van dien overlast te bevryden, wel- c ken het te vreezen had zo lang' de Borne met jj even veel gewelds tusfchen Ameland en Ter- > fchelling indroomde, en Friesland daarenboven v zeer veel waters ontving, door middel eener° riviere, die met eenen fnellen loop uit Overysfel naar Friesland droomde, en zich voor-b by Slooten in de Middelzee wierp. De Mon- g niken van Ludingakerk, die reeds zeer veel lands op Texel en Vlieland bezaten, en in 't yervolg door Graave Willem, Roomsch Koning, met geheel Vlieland befchonken werden, gelyk zyn Grootvader, Willem de ï, Wieringen aan 'tKonvent van St. Odulf gegeeven had, Aa 4 yielen BtKNOF- rE Histo- ue. Ien fs p midde> :n beacht om : Land oor den verlast ;s wars re :veilï-  Beknop* TE HlSTO 1(IE. Die van Ludingakerk graa veu eene Graft tus fchen Vlieland en Terfchellingdoor. In den jaare 1219 heeft me een' geduchtenWatervloed. gpS Tegenwoordigs Staat vielen op het denkbeeld, dat men der Zee eene ' andere opening moest geeven, om derzelver geweld van hunne landeryen af te wceren. Met dit oogmerk deldenze hun arbeidsvolk te wer- ke, en groeven eene graft tusfchen Vlieland en Terfchelling door, beneifens verfcheiden binnenvaarten , haaren uitloop hebbende in gemelde graft. Ook werd door hen en die van Dykshorne, een Dorp dat naderhand verdronken is, van Harlingen, voorby gemelde Dorp, eene rechte en diepe vaart, naar Vlieland en zo voorts naar Texel gegraaven, om van de eene plaats naar de andere te konnen vaaren. \ Gevolg van dit alles was, dat de Watervloeden , die kort hier na de een op den anderen volgden , hunnen gang namen naar k Vlie, Texelergat en Marsdiep, en daar binnen vvegfeheurden het geenze in de Born weder aanfpoelden, en wel zodanig, dat deeze binnenlandfche zeeboezem, na verloop van weinig eeuwen, ten eenemaal verdopt en opgevuld zynde, in eene zeer fchoone en weelige landdreek verwisfeld wierd, terwyl aan den anderen kant, verfcheiden Dorpen, Bosfchen en Landeryen, de gedaante van eene openbaare zee verkreegen, gelykze nog tegenwoordig hebben. De geduchte Watervloeden van de jaaren twaalfhonderd negentien , twintig en eenenft twintig, deeden reeds by voorraad zien, wat men van volgende te wachten had. < ver den eerden dier Vloeden, welke voorviel op den zestienden van Louwmaand, zynde Sint Marcellusdag, laat zich Emmen, volgens de Ver- taa»  van FRIESLAND. 3?T taaling van Gabbema (*), aldus uit: „Na „ dac nu eenige dagen achter een eene Zuid„ weste wind de zee als omwentelde, ende dat „ hy, op dezelve dag die ik aanroerde', weinig „ na het opftaan des Zons, de Maan haar doen, „ boven den gezicht- ring beurende, noch grou„ welyker begon te blaazen, en door een hagel „ op mensch en. vee woedde, de waateren des , Oceaans heeft beginnen te ftortcn op alle „ zeekusten van Friesland, aanvangende te twaalf ,', uyr, en eindigende met het eerfte fcheemer„ licht. Maar doen begon in plaats van de „ Zuidweste eene Noordweste wind, vry ver„ woedcr dan de voorige, zich te beweegen, „ even of hy der raazernye den vollen toom „ gaf. Als.nu de vloed des Zees behoorde „ af te neemen, en de Maan na dc Wester„ kim viel, heeft met zulk eene opzwellinge „ de afneemende vloed aangeflouwd, dat hei „ fcheen, ofze van die ftonde af, eerst aan„ vang nam: ende heeft door eene geduurig€ „ aanwas en invloeyinge in het land, den vol„ len nacht oover een erbarmenswaardige plaag „ die'r gelyk 'er eener geen gedaehtenisze var was, oover het heele landfchap gcllorr. Ah „ de Kriek des morgcnftonds aanving, zoud gj „ gezien hebben menfchen, beesttn, huizen. dadingen, hooy en droo-bergen, verfchei?, den zoorten van huisraad, en alles wat inwa- ter niet onderduikt Qoveral dry ven: gelyk med< ,, veeL (*) Zie S A. Gabbema Neder!. Warervloeden. bl 57 enz. en U. Emm. Rer. Frif. Hist L. IX. (en nie XIX, gelylc by Gabbema ftaat) pag 331». Aa 5 BtKNOÏ ra Hisxo. HIE.  Beknopte Histo. iue. ! 5 3 s 5 5 9 s: »: ?: Ji Ji ?! »: jj Ji ÏT d, yi 3?8 Tegenwoordige Staat „ veele menfchen, op hoop van leeven, op „ een lïuk dakx , op dennen en fehuttingen; :, andere op ander hout; deeze wéér op droa „ of hooy, dar, by geyal, in die nood hen „ voor de hand fcboot, als op Hukken van een „ Schip - braak gevoerc worden. Veele had „ gy moogen zien hangen aan de fpitzen der „ boomen., of zitten op de toppen der hoog? ' „ der huyzen, die 't woeden der baaren uyt„ hielden, ende die geene, die in 't waater „ door droom en wind gedreeven (want met „ den dag begon de Zuydweste wind zich we, der te beweegen, die alles na 't Noorde , joeg) zeewaart in voeren. Ook zouden de , overblyfzelen van die zwaare néérlaag het niet , ontwordelt hebben,'ten waare korts daar naa » (zo groot is de ondandvastigheid der win, den ) een opkoomende Noord - Ooste wind , eenige verlost hadde. Als nu de Oceaan was , geweekken, doen openbaarde zich eerst de , beklaaglyke gedaante des Lands, zynde alle i dyken gefcheurd en omgeworpen; de dorpen met 'er inwoonders door 't waater overdolpt en deerlyk verwoest; de huyzen omgerukt; het huisraad en gewaad hier en daar verdrooyt; Kloosters en Kerkken by meenigten omgedort; k grof en kleen vee wechgenikt; menfchen, zoo eenige Schryven, tot het tal van honderd duyzend verzoopen, en alles met verwoestinge en Iykken vervult". Uit de laatde woorden, fchoon daarin eene erkelyke vergrootinge doordraait, die ook de >orgeleerde Emmen wel gevoeld heeft, blykt y duidelyk dat deeze vloed, zich verder dan  van FRIESLAND. 379 over het hedendaagfche Friesland uitgeffrekt moet hebben. Die van den jaare twaalfhonderd en twintig, welke zich meer tot Frie?Iand alleen bepaalde, wordt door d ien zelfden Gefchiedfchryver ( f ) aldus te bock geflagen: ,, Op 't „ begin van 't volgende jaar, omtrent drie Ko„ ningen dag, quam 'er geen mindere dan de 9, voorige opvlord van waater, maar minder „ in het verdelgen van menfchen en vee. Want 3, des vees was 'er noch weinig in den lande: 5, ende de menfchen, gewaarfchouwd door de voorige plaag, waaren met hunne goederen „ naar de hoogten geweeken, en echter zyn „ veele duizenden gefneuvelt, en is ramp op ,, ramp gehoopt ( § )"'. ' De Derde Vloed, even of Friesland nu de fpeelpop van zee en wind geworden ware, viel volgens 't verhaal van denzelfden Schryver (§ ) , voor op den vierentwintigden van Sprokkelmaand des volgenden jaars twaalfhonderd een en twintig: „ Want als de maan, met de zon s, gevoegd, voort doeg, heeft de Zuidweste „ wind alweer in dat rampfpoedig en van alle 5, goederen ontblootte landfchap. boven gewoon„ te, de raazende Zee gejaagd, en dulde niet dat de opgedouwde waateren te rujrge deys„ den; terwyl niet afliet de ontfpanne kaakcn L van de blast te ontlaaden". Wat laager gaat dezelve dus voort: „ Het geene nog het argde „ was; (f) U. Emraius Rer. Fris. L. IX. p. 310 volsrens de vertaaling van rneergemelden S. A. Gabbema Nederl. Waater- vloeden, bl. 65. (§ ) '— ■ ' p. 342. en Gabbema fel. 66. 3EKNOP-' re Histo» me. Die van den jaare 1220 is mede zeer nadeelig voor Friesland? Gelyk ook die van deii jaare 1221. j  B knopte Historie. Het by- geloof yelt een zonderling oordeel over dergelyke rampen. i i I 380 Tegenwoordige Staat » was5 op den zestienden van Herbstmaand, is „ de opwellende zee, met eene nieuwe maan, „ wederom geltort op de velden naast aan de „ zee geleegen, met geen dyken bewalt, noch „ met eenigen reegen ververscht, gaapende „ en dordende in haaren dorst met zilte zee„ wateren verzadigt " (* . Men was doorgaans gereed om dergelyke rampen aan te merken als bewyzen van eenen vertornden Albedierder; dit zou zekerlyk zeer veel uits hebben konnen te wege brengen, indien men ie reden van dien ontftooken toorn in 's volks weezenlyke zonden gezocht had, en daar door toe verbetering der zeden ware opgeleid geworden. Doch omtrent het eene zowel als het andere zag men doorgaans te kort. Het zal den leczeren, hoopen wy, niet onaangenaam zyn, dit hier met een treffend voorbeeld bevestigd te zien. Een dronken Fries, een Schermmeester van handteeringe , werd gehouden voor de oorzaak van deeze en meer andere rampen, uit twist en tweedragt inzonderheid ontftaaan. Hy was laamelyk gewoon zynen meesten tyd met drinken in de kroeg te flyten, en, vol en zat van Jaar te huis komende, zyne vrouw te (laan, ;n te mishandelen. Deeze, niet zonder reden /oor het ergfte beducht, veinsde zich ziek , ging e bedde liggen, en verzocht den naastgelegen priester, haar het lichaam des Heeren toe'te willen, lienen. Als deeze met dat oogmerk daar komt , ont- (*) U. Emmius Rer. Fris. L. IX. p. 342. en Gabieina Neder!. Waatervl. bl. 67.  van FRIESLAND. 381 ontmoet hem de man, met een dronken hoofd, en eene kroes bier in de hand, den Priester noodigende, om daer uit met hem te drinken. Doch deeze verfchoont zich daarvan, met te zeggen: ik draag het lichaam des Heeren, en hu drink ik niet. De Schermmeester, over deeze weigering te onvreeden, flaat met de kroes den Priester de doos uit de hand, zodat alle de daarin zynde hostiën over de vloer vliegen. Dar wat gebeurt 'er ? de vrouwen, die daar tegenwoordig waren, om de gewaande kranke te vertroosten zagen, zegt men, dat zich op elke hostie eene {haaiende Sterre vertoonde, terwyl de Priestei dezelve, al'zuchtende en kermende, weder in zyne doos verzamelde, en, na zulks gedaan te hebben, wegging. De Deken van 't Gewest dagvaardde wel den Schermmeester voor zich, en deed hem in den ban: doch ook dit trok zich de dronkaart weinig aan. Eindelyk evenwel Vond hy zich gedrongen, om het kruis aan te neemen, en met den Priester, die zulks insgelyks gedaan had, naar Rome te gaan, om Paus Honorius den III , die toen de driedubbele Kroon op had, om vergiffenis te bidden. Deeze Werd hun verleend, doen op voorwaarde, datze beide over zee zouden tteeken , en aldaar Christus drie jaaren in de wapenen dierten. Zy hamen de reize gehoorzaam aan, en kwamen voor Damiate; doch voor dat hunne driejaarige boete voleind was, werdenze beide, in het volgendejaar twaalf honderd en achttien, door den dood weggerukt. Dewyl nu de zonde door die halve boete niet ten vollen was uitgewischt, zoude God van den Hemel die fchrikkelyke Watervloeden Beknopte HlSTÓr» RIB.  BekNop Tt HüTO- Mi. T>è ctrifé tot hec óndernee ïnen der kruisvaarten gaat ongelooffyk verre. 382 Tegenwoordige Staai den en andere landplaagen gezonden hebben, l mu-ent dc plaats deezer gebeurtenisje is men hec niet eens. Sommigen zeggen, dat dit fchandelyk ftuk is voorgevallen té Wielsryp in Westerse 4 en da: dit de eerfte aanleiding gegeeven heeft om daar eene Kerk te bouwen; anderen meenen dat kt te Six bierurn, en weder anderen dat het te Witwert in Groningerland, bedreeven is Dan wat 'er ook van de plaats zy 4 de gebeurtenis zelve doet ons zien , dat niet alleen de gemeene Christenen , doorgaans leeken genoemd, maar. ook de Priesters, van dien Godsdienst, welke door hen openlyk beleeden of gepredikt werd, weinig wisten. De Kruisvaarten 4 ter herwinnïnge van 't II. Land , reeds voorheen ondernomen , ontmoetten by deeze onkundige en bygeloovige gefteldheid van zaaken, zo weinig zwaarigheids , datze -met de grootfte drift wier. den voortgezet ; zodanig zelfs , dat de kinderen , als bedwelmd van verftand, en buiten 't fpoor des vernufs, byna uit alle landen, vlekken en fteden, zonder Kapitein, zon' der Hertog , met veel verhaastinge naar de Zeebeden liepen, den geenen, die hen vraagden? waarze heene wilden , ten antwoord geevende : „ naar Jerufalem om 't Heilige Land te 4, bezoeken". Veelen, die door hunne Ouders öpgeflooten waren, om daar door deeze woede te doen bedaaren , werden 'er te driftiger door , en wisten met onnatuurlyke kracht, grende s , deuren , muuren en verdere be* fchut^ (*) Schot. Friesche Hist. bl. 107,  van FRIESLAND. 383 fchuttingen te verbreeken , en zeewaards te vliegen, zonder dat men ooit vernam waarze gebleeven waren. Hier en daar zag men ook naakte vrouwen door de deden en vlekken loopen i zonder een enkel woord te fpreekert Het verhaal van dien kruistogt, welke , omtrent deezen tyd , hier te lande, met onbegrypelyke drift, ondernomen en voortgezet werd, is wel te omflagtig voor deeze beknopte historie ; en echter hadden de Friezen 'er te veel deel aan , om dien ftilzwygend voorbytegaan. Meester Olivier van Keulen, die; reeds voor zeven jaaren in Friesland ge-, weest was , en daar een groot aantal menfchen tot den Heiligen Oorlog , gelyk men 't noemde , driftig gemaakt had , kwam ten jaare twaalfhonderd vierentwintig andermaal in deeze gewesten , om het begonnen werk met allen moogelyken yver voort te zetten. Na zich hiermede eenigen tyd, zo elders ftls in Friesland, bezig gehouden te hebben, vertrok hy wederom naar Keulen. Hy ver. ïoor echter de groote zaak zyner zendingé niet uit het oog. De brief, welke van daar' door hem aan de Friezen werd afgezonden , om hen tot volftandigheid in de aangevangen loopbaan te vermaanen ( * ), toont duidelyk dat zy hem wel zeer ter harte hing. Ook waren deeze en andere poogingeh meer zö' Verre van vruchteloos te zyn , dat de Friezen jn deeze buitenfpoorigheden op verre na de geringd® ( § ) Schot. Friefche Hist. bl, ]o3. Beknoprp. Histö. !ue. Meester Olivier /an Keu. en predikt die lier te ande, efs naakt 'er reële Irïftig oe. 122$  3S4 Tegenwoordige Staal BeKxop- tp HlSTO kie- De Friezen frJee. ftn eene voomaame rol in deeze buii en. fpo'origheden. ringde rol niet fpeelden. Hunne dapperheid en kloekmoedigheid , in de belegeringe en veroveringe van het Egyptifche Damiate betoond , wordt door gemelden Meester Olivier hoogelyk geroemd, in het getuigfchrift, hun, door hem, by hunne terug reize naar het Vaderland, mede gegeeven. Hy zegt daarin onder anderen; „datzy voor Damiate eene groote „ nedt'gheid, milddaadigheid, gehoorzaamheid, „' en doutmoedigheid hadden laaten blyken, zyn„ de zy fchrikkelyk voof de Saraceenen , en bemind by de Christenen geweest ;■ alwaarom „ hy de Kerkelyke Prelaaten vermaande, de „ beleedigers der zuiken, die voor Damiate ge» „ weest waren, door Kerkelyke ftraffen te be„teügelen; gelyk hy ook de Overheden des lands opwekte om in deezen toch vooral den 5, Prelaaten niet tegen te daan, maar zorgvul& diglyk op zodaanige beleedigers te letten, mi „ aanmerking neemende, dat de menfchen ver- . pligt zyn de pelgrims te eeren, welke door „ God verheerlykt worden". (♦) Doch wat wonder, dat Meester Olivier, in dit zyn getuigfchrift, wat hoog met de Friezen loopt, daar hy ! niet gefchroomd heeft, het mislukken van deeze Onderneemingen aan te merken als eene draffe, welke den Christenen door God wierd aangedaan,• onder anderen, ook daarom, dat de Duitfchen en Friezen voor hunne dienden, arbeid, getrouwheid en kloekmoedigheid, niet geëerd of beloond waren, naar behooren. De brief by (*') Oudh. en Geftichren van Friesl I. D. bli s6. Gr. Charterb. van Friesiand I, D. bl. 86. Schot, belcbf^ van Friesl, in Quarto bl. 319.  van FRIESLAND. 38* by welken de Patriarch van Jerufalem den Abten van Klaarkamp, van Mariënhof en van Dokkum , na een loflyk getuigenis ter eere van de Friezen afgelegd te hebben, aanbeveelt, om toch toe te zien , dat de te rug keerenden vriendelykontvangen,en voor allebeleedigingen beveiligd, of deswege fchadeloos gefield mogten worden, komt zeer wel met denvoorgaanden overeen. (*) Daar nu deeze brief aan de Prelaaten van Klaarkamp, Mariëngaard en Dokkum is gericht, en in denzelven gewaagd wordt van allen, die uit Oostergo het kruis aangenomen hadden, is het niet onwaarfchynlyk,dat dit gedeelte des lands inzonderheid veele Kruisvaarders heeft opgeleverd. Wanneer Paus Honorius en Keizer Frederik de II. daarna, door hunne brieven , de Friezen wederom uitnoodigden tot krachtdaadigen onderfland der Oosterfche zaaken , verzuimdenze niet dit te doen met loflyke vermeldinge hunner voorgaande bedryvcn (f). Aan wien men ondertusfehen de verovering van Damiate hebbe toe te fchryven , valt met volle zekerheid niet te bepaalen. 't Is bekend, dat die van Haarlem en Dokkum om de eere daarvan twisten. Wy zullen de beflisfing van dit gefchii van anderen verwachten (§), Ter- (*) Schot. Befchr. van Fries!, in Quarto, v~°* Gr. Charterb. I. D. bl. 87. (t) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 12% enz. Gr. Charterb. I. D. bl. 91. (§) De Geleerde S. H. van Idfmffa is meest voor Jjet laatfte: want na in het I. D. bl. 126 van zyn Staats- Bb BEKWOPi TE HlSTO* RIE.  386 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo we. Binnenlands lij men jair merlyk overhoor. GraafFk ris de IV Terwyl dit buitenlands omging lag men binnen» ' lands jam merlyk over hoop. .Niet alleen in Oostfriesland > daar de eene landman tegen den anderen t te velde trok ; maar ook in Friesland, bewesten de • Lauwers, was de dolheid der landzaaten zo hoog gereezen, dat men met geheele benden op el'* kanderen ios ging. In Oostergo, onder anderen, gefchiedde dit door twee Edelluiden, met naame WiegerenTjaard, zynde de eerfte een Ommelander en de laatfte een gebooren Fries. De eerfte had het gemeene volk op zyne zyde ; doch de laatfte werd door eenige ftoute luiden van aanzien onderfteund. Langen tyd en met groote hardnekkigheid werd'er van beide zyden gevochten, totdat eindelyk Wieger yan Tjaard doorftooken wierd, en de twist daarmede vooreerst ten einde liep. >• De hevige verdeeldheden , welke, eenige »volgende jaaren, in de aanpaalende gewesten plaats Staatsrecht der vereenigde Nederl. gezegd te hebben, dat volgens iommigen de gedachtenis daarvan nog ta vinden is in de Kerk te Haarlem, laat hy 'er op volgen : „ dat de Dokkumers in Fries'and, zich met „ meer grond de bevordering der verovering van die „ Stad, met een Koggefchip, 't welk ze nog ten deezen „ dage, in plaats van een Weerhaan , gebruiken, op de too„ ren der Groote Kerk afgebeeld, zouden konnen toeè'igenen. Immers blykt het uit een brief van het jaar „ iï;8, by Chr. Schotanus, Öat de Friezen zich in „ die belegeringe zeer dapper hebben gedraagen, en „ dat 'er waarlyk Dokkumers by geweest zyn, die zo „ byzondere eere by die gelegenheid inleiden, dat 'er, „ uit dien hoofde, zorge wierd gedraagen om hunne „ goederen,by hunne te huiskomfte, wederom in hunne „ beheeringe te doen overgeeven. Zie Schot. Brieveis „ en Documenten, dienende tot de Friefche Hist, „ p. 11 en 12. enz-"  van FRIESLAND. 387 plaats hadden, en op veel bloeds te Haan kwamen , zyn buiten ons bedek. De huldiging van Graave Floris den IV, als Landheer van Friesland, Letreft ons nader. Deeze, binnen Utrecht eene bemiddeling tusfchen Bisfchop Wilbrand en de misnoegde Stichtfchcn hebbende bewerkt, begaf zich van daar naar Friesland, beoosten hec Vlie, om 'er de hulde te ontvangen. Deeze plegtigheid, welke ruim zeven jaaren, zo om zyne minderjaarigheid als om andere redenen, was uitgedeld, werd ten jaare twaalfhonderdendertig, door die var» Westergo, binnen Franeker verricht, zonder dac men wegens de overige deelen des lands eenige melding gemaakt vinde. Over de redenen hiep van zullen wy ons in geene gisfihgen inlaaten ; te meer om dat Floris toen, uit hoofde van zyn Vaders aangenaame regeering, by de Friezen nog wel gezien was. Dat hy naderhand de genegenheid der Friezen zo geheel en al verloor, dat hy nooit weder in hun land durfde komen, had hy niemand dan zich zei ven en zynen 'kwaade raadslieden te danken. De toeleg om der Friezen vryheden en voorrechten, door ■het omkoopen van den Adel,te bekorten, wast niet te duiden voor een Volk, dat zyne vryheid op den rechten prys had leeren fchatten (§). Het bezoek, dat Friesland, met het gemeL de oogmerk, van Graave Floris ontvangen had,: werd, ten zelfden jaare, door een ander van den 1 Utrechtfchen Bisfchop Wilbrand gevolgd. Doch \ om (§) Schot. Friefche Hist. bl. nt. V. Emva, Rer, Fr. L. IX. p. 307. Bb 2 Beknor ra Hist»* RIB. wordt te» iaare 1230 bi» aen Fraïeker gehuldigd. 3isfchop Wilbrand >eooroogt d*  Beknopte Historie. Drenthen, met hulpc der Friezen. 3BS Tegenwoordige Staaf om te doen begrypenby welke gelegenheid zulks gefchiedde, moet ik eene kleine terugtred doen. Deeze Kerkvoogd, een man zynde van een onverfchrokken gemoed , kundig in Staats- en Krygs-zaaken, en van eenen derken aanhang, was niet zo dra de opvolger van Bisfchop Otto geworden, of hy was bedacht op het voortzetten van -den oorlog tegen de Drenthen, welken zyn voorzaat reeds begonnen, en ten koste van zyn eigen leeven gevoerd had. By 't algemeene opontbod van Volk uit alle zyne landen en deden, waren ook zeer veele Friezen, zo van den kant van Bakkeveen en andere Wouddreeken , als van Stavoren, Lemderland en van elders, tegen de Drenthen opgekomen, cn hadden hun zulk een' fchrik aangejaagd, datze openlyk verklaarden den Bisfchop genoegen te willen geeven, en, ter zyner gerustItellinge,Gyzelaars in zyne handen te dellen. Zelfs gavenze zich, voor zwaarder onheilen beducht, geheel en al aan den Bisfchop over, op voorwaarden , zo wel dreelende voor's Bisfchops-hoogmoed, als vernederende voor de braave Drenthen. De Bisfchop, dus gansch en al meester van dat gewest, begaf'er zich ook, na 't afdanken van 't grootde deel zyns Legers, metderdaad naar toe, neemende zyne reize over Stavoren, Harlingen, Leeuwarden en Dokkum, naar Groningen. Na eenige weinige dagen vertoevens, zich van daar naar Koeverden begeeven, daar de hulde, wegens de Kerk van Utrecht, in tegenwoordigheid van den voorgaanden Slotvoogd Rudolf, ontvangen, en m deszelfs plaats zekeren Eilard tot Bisfchoplyken Stad-  •van FRIESLAND. 389 Stadhouder over Koeverden en Drenthe aangefteld hebbende, dacht hy zekerlyk zich zeiven en der Kerke van Utrecht eenen grooten dienst gedaan te hebben. Men zou den uitflag der voorgaande bedryven ook wel als zodanig hebben mogen aanmerken, ora dat de'Utrechtfche Kerk, wegens den uitgeputten ftaat haarer geldmiddelen, den vrede ten hoogften noodig had, zo deeze duurzaam ware geweest. Dan gelyk de heerschzugt zich zeldzaam met eenen vernederden ftaat vergenoegt, als "er waarfchynlyke uitzigten zyn om zich daaruit te verheffen ; alzo liet de gewee •zen Slotvoogd Rudolf geene gelegenheid voorbygaan , welke hem daartoe eenigzins gunftig fchccn. 'c Gelukte hem ook zich, by ■ verrasfinge , meester te maaken van het Kasteel van1 Koeverden. De Bisfchop, hier door genoodzaakt zynde de afgelegde wapenen wederom op te vatten, zocht daartoe ook de Friezen te beweegen, en ' véndze gewillig tot zyne hulpe. Het veranderlyk winterweer van twaalfhonderd negenentwintig was de voornaame reden, dat 'er juist niet veel wierd uitgerecht. Ondertusfehen ftrekte dit grootelyks ten voordeele van Rudolf, naardien de Drenthen die zich tot dus verre buiten den nieuwen aanval gehouden hadden, dit ziende, nu ook wederom, in grooten getale, zyne zyde koozen, fchoon niet met die volftandigheid, welke H udolf, ter zyner herftellinge, noodig had: want op 'c verneemen der toebereidzelen, welke door den Bisfchop gemaakt werden, om, zodra het jaar-j getyde zulks zoude toelaaten, den Oorlog met t nadruk voort te zetten, werden de Drenthen 1 Bb 3 en Beknopte Historie. '4y zet Rudolf, Slotvoogd van Koeverden af, ;n Eilard in zyne plaatfe. t Kasteel ran ivoe. rerden vordt loor ludolf wederom jemag. :igd. )e Dren. ren en Co ever»  BEKNOPTE HlSTO RIE. ders werpen zich 5.i de ar men der Friezen. Rudolf Tvordt £ vangen genome en gerabraakt. ■590 Tegenwoordigs Staat en Roeverders zo gedwee, datze zich in de armen der Friezen wierpen, die , fa maatigen getale, van den kant van Stavoren, en uit Ooster - en Westergo , gereed don- ■ den, om hen te bevechten; deezen baden zy, datze toch hunne zaak ter beflisfinge aan den Bisfchop wilden overgeeven, vermids hy geweigerd had hen zelvcn te willen hooren. De Friezen voldeeden aan dit verzoek; ook werd het, door de tusfchenlpraak van eenige Friefche Abten, zo verre gebragt, dat Koeverden en Drenth andermaal in genade wierden aangenomen. Doch ook dit verdrag viel al dra in duigen , doordien de Drenthen weigerachtig bleeven om de hun opgelegde boeten te betaalen; 't welk de Friefche Scheidsmannen dermaate verbitterde, datze alle de weêrfpannigen , niemand uitgezonderd, voor eerloos verklaarden. Schoon men deezen trek als een bewysvander Friezen trouwe , in 't onfchendbaar houden van hun eens gegeeven woord,heeft aan te merken, ftrekte zulks echter om de Drenthen,nu van alle hoope op vergiffenis verfteeken, des te meer te verbitteren, en als wanhoopigen het uiterde te doen waagen. In de eerde woede werd ook Steenwyk metderdaad door hen verrast; doch kort daarna een bedand voor vyftien da^en e getroffen; maar van den kant des Bisfchops werd hetzelve fnoodclyk gefchonden, door 1 niet alleen Rudolf met eenigen van zynen aanhang in hechtenis te neemen, maar ook, na gedreeken vonnis , op den vyfentwimigden van Hooimaand des jaars twaalfhonderd en dertig, .te rabraaken, en de lichaamen op raden ten toon te zetten. Den Bisfchop moet echter zulk eene  van FRIESLAND. 391 eene ihoode trouwloosheid en bloeddorst niet geweeten worden. Hy had de gevangenen gaarne by het leeven behouden; zelfs reisde hy in der yj naar Utrecht , en wendde daartoe, by het Kapittel, alle mogelyke moeite aan; dan de zachtmoedige < Geestelykheid was daartoe niet te beweegen : zy oordeelde , naamelyk , dat het Sticht op geene beftendige ruste te hoopen had , zo lang Rudolf leefde. Door zynen dood werd die echter niet bevorderd. Rudolfs aanhang in Drenthe werd over den ongelukkigen dood van deszelfs voorganger grootelyks verbitterd , en veelen in het Sticht zelf, vatten zulk een misnoegen tegen den Bisfchop op , dat hy zich daar naauwlyks veilig rekende; waarom hy in eene openbaare Vergaderinge te Utrecht belydenisfe zyner onfchuld deed , en grootelyks in zynen fchik was, met die bemiddelinge, welke , als wy voorheen zagen, door den Hollandfchen Graave , tusfchen hem en zyne misnoegde Stichtfchen bewerkt werd. Hier door derhalven de handen eenigzins ruim gekreegen hebbende, was hy al dra op 't vernederen der wederfpannige Drenthen bedacht. Doch zonder de hulpe der Friezen zich daartoe niet in ftaat vindende, zocht hy deezen tot het opvatten der wapenen, ten zynen voordeele, te beweegen. Ten dien einde kwam hy in perfoon in Friesland, en bediende zich van een middel, dat, hoe belachlyk en verachtelyk ook op zich zelf, nogthans menigmaal groote zaaken heeft uitgewerkt. De afkondiging van ruime eflaaten voor allen, die hem in zynen voorgenoBb ^ men Eek nopte Hist* ris. De Bis-' fchop ■ komt in Friesland, en beweegt de Friezen om hem te helpen.  39a ' Tegenwoordige Staat BeKNOP' te Historie. Zy worden in twee "kleine Legers verdeeld. i i } i De Bis- 3 fchop komt we- < der in ; Friesland en bereikt 'er met ' preeken i zyn oog- , merk. i < ] < J men rogt tegen de Drenthen bchulpfaam zouden zyn, en de beweeglyke redevoeringen der Friefche Kerkelyken, welke eene lyn mer hem trokken, waren voor hem van die gewenschte uitwerkinge, dat de opgekomen Friezen al een vry aaazienlyk Leger uitmaakten. Om 'er den meesten dienst van te trekken, verdeelde de Kerkvoogd hen in twee Ideiner Legers. Het eene, 3at uit Ingezetenen van Oostergo bedond, voerde hy over de Lauwers naar Groningen, om die stad tegen de Drenthen te befchermen; het indere liet hy onder den Deken van Stavoren m Westergo, in de Zevenwouden , omtrent Sakkeveen; terwyl 'er, behalven deezen, nog anïcre benden uit het Sticht in aantogt waren; loch deeze maakten zo weinig haast, dat de /oorgenomen vereenlging te iiiete liep ; ook treegenze eerlang zodanig de nederlaag, dat de wergebleevenen naar huis keerden, en de iisfchop zelf moeite had om 'er veilig te konen. In den volgenden Winter bleef men van welerzyde in de wapenen; ook begaf de Bisfchop :ich andermaal naar Friesland, en preekte daar net zo veel yvers , dat hy dikwyls te voet, angs ongebaande wegen, van de eene plaatsnaar le andere ging, om daar het woord, niet des rredes maar des oorlogs, te verkondigen. Hy leed dit ook met eenen gewenschten uitflag: le Friezen, hunne oude Krygszugtige geaardïeid nog geenszins hebbende afgelegd, fchootea t harnas te gereeder aan, nu de Bisfchop hun, loor zyn preeken, in 't hoofd had weeten te >rengen , dat zulks voor GodsdienfHgheid te  van FRIESLAND. 393 houden ware. De Drenthen, verfchrikt door de menigte Friezen , die, met het voorjaar van twaalfhonderd eenendertig, tegen hen opkwamen, leiden 't hoofd in de fchoot, cn baden om vrede. Deeze zoude hun evenwel door den Éislchop niet gefchonken zyn, ten ware de Friefche Abten het, door hunne tusfchenfpraak, zo verre gebragt hadden, dat 'er eene bemiddeling tusfchen den Bisfchop en-de Drenthen getroffen wierd, by welke onder anderen bedongen werd, dat de Drenthen tien duizend ponden Groninger munt aan den Bisfchop en de Friezen betaalen zouden (f). Te midden van deeze krygsverrichtingen had Friesland zo veel van eenen geweldigen Watervloed te lyden , dat menige andere natie nergens minder dan om 't voeren van den oorlog gedacht zou hebben: want fchoon het zeer gelooflyk is, dat de Watervloed van twaalf honderd en dertig met blykbaare vergrootinge befchreeven is, valt die evenwel niet gansch en al te ontkennen. Dat 'er een getal van honderdduizend menfchen door omgekomen zou zyn , is eene tastbaare Onwaarheid, welke zich met den reeds gemelden Drentfchen oorlog, en de in zwang gaande Kruisvaarten, nooit zal laaten vereifenen ; maar dat het Stedeke Wartena daar by zo veel geleeden hebbe , dat het federt maar een Dorp gebleeven zy; dat Ezonftad aan de Lauwers daar door zodanig weggelpoeld zy, dat 'er van de poorten en wallen niets, (t) Schot. Friefche Hist. bl. nö enz. Idfinga Staatsr. I. D. bl. 282, enz, Bb 5 Beknot* TE HlSTO* RIE. De Vrede tusrchen hem en de Drenthen wordt ga» troffen. Friesland Iydt veel by eenen geweldigen Watervloed. Wartena Ezonftad, Kammingaburg en Britfenburg in,-  Beknopte Historie. zonderbeid. De Bisfchop be; oorloogt dé Drenthen op nieuw. 1232. De Friezen worden door de Drenthen by Kakke ■veen geflagen. 3S>4 Tegenwoordige Staat niets, en van de huizen maar tien overbleeven; dat daarenboven Kammingaburg by Leeuwarden, en Britfenburg, op de oostzyde der Middelzee ftaande, daardoor ten grooten deele vernield zyn, zal, naar veeier oordeel, niet ganfchelyk te verwerpen zyn. Dat men althans dergelyke plaatfen hier te lande gehad hebbe; dat dezelve eertyds van merkelyk aanzien geweest zyn, en dat men haaren val in geweldige overftroomingen te zoeken hebbe, valt, onzes oordeels, niet te loochenen (§). Dat het ondertusfehen in Friesland aan geene manfehap ontbrak, toonde het volgende jaar van twaalfhonderd tweeëndertig: want in den oorlog , op nieuw tusfchen den Bisfchop en de Drenthen ontdaan , zou hem weder een Leger, vier duizend man derk, van den kant van de Lemmer en de Kuinder, zyn te hulpe gekomen, voor dat hy Koeverden belegerde en ftormenderhand innam, zonder echter het Kasteel te konnen bemagtigen. Hy vleide zich wel, dat de Friezen , die omtrent Bakkeveen by een trokken , hem daar toe te hulpe zouden komen; doch deeze werden, door de Drenthen, daar zodanig gehavend, dat hy zich in zyne verwachtinge grootelyks bedroogen, en teffens genoodzaakt vond, een merkelyk gedeelte zyner benden af te danken. Hy zoude het echter, na't ontvangen van eenige verderkinge, en 't behaalen van eenige voordeden, waarfchynlyk, den Drenthen eer- (§) Wegens deezen en andere Vloeden kan men to recht maken , by Outhof Verhaal van dc Watervl. bl. 108 en 308. Ocko Seharl. bl. 113. Gabbema NederL Wateivl. bl. 70. Winfera. Kron. 163, en eldere.  van FRIESLAND. 395 eerlang te benaauwd gemaakt hebben , zo zy niet uit Fivelingo, Westfalen en van elders, met frisfe manfehap waren onderfteund geworden. Dan hier doorkreegen zy, die trots op de Bakkeveender overwinning waren, zulk eene overmagt op het Leger der Friezen en Groningers, dat deezen, op den eenentwintigden van Herfstmaand, met de uiterde verhaastinge, de vlugt naar Groningen namen , en daarby eer merkelyk verlies van manfehap leeden; zynde veelen, door de hen op de hielen volgends Drenthen, of gevangen genomen, of afgemaaki geworden. Onder de iaatden bevond zichHesfe van Leeuwarden, Deken over geheel Oostergo met nog elf Priesteren (*). Niet tegenftaande deeze inlandfche beroerten oorlogen en watervloeden, den verderflykdei invloed op 's Lands waare welzyn hadden, ei grootelyks ter verachteringe van den landbouv en binnen - en buitenlandfchen koophande drekten, zag men de Kruisvaarten naar he H. Land haaren gang gaan. En of deeze no niet genoeg waren, om de landen van hunne ir wooners te ontblooten, de zeden te bederven cn 't Christendom eene vuile fmet aan \ wryven , die bezwaarlyk viel uit te ^ wi fchen, begon het ook eerlang in gebruik i komen, menfchen van allerlei daat en rang over zogenoemde kettery , aan te klaagen, i vervolgen , en te mishandelen. Die van St: de hadden hier van , ten jaare twaalf hoi de: (*) Schot. Friefche Hist. bl. 119. Idflnga S'aatsr. I. D. bi. 291 — 294. Beknop* te Hist* iue. Ook dryven zy da Friezen en Groningersop de vlagt. i ► , De Kruïs( vaarten gaan nog 1 fteeds T haaren Igang. t T :> > e 5- e e 1- "d  Bekicop. te Historie.Ook wordt 'er eene tegen de Stadingers gepredikt en uitgevoerd. .1 3 3 ] } ] f t 396 Tegenwoordige Staat derd vierendertig, de droevige onderbinding. By den Aartsbisfchop van Breinen in ongenade vervallen zynde , werd 'er, onder aantyginge van afgodery en duiveldienst, zelfs ïene Kruisvaart tegen deeze menfchen ge* aredikt, en in 't werk gefield . of fchoon hunie misdaad, zeer waarfchynlyk, alleen daarin 3eftond, dac zy, gelyk ook veele andere eer!yke lieden van dien tyd, de Geescelykcn, zo Dm hun kwaad, dronken en ontuchtig gedrag , ils om hunne gierigheid en knevelaaryen , met die minachtinge behandelden , welke deeze gewaande bedienaars der Heiligdommen dubbel rerdienden. De Kruisvaart ging echter voort; Graaf Floris de IV zelf nam 'er deel in; veele Priesters, Paapen en Monniken lieten zich mede tot den togt aanfchryven, en eerlang zag men de braave Stadingers, in weerwil van hunne wanhoopige dapperheid, voor de al te groote 3vermagt hunner vyanden bezwyken, en, met ichterlaatinge van wel zesduizend man, het daggeld ruimen; terwyl veelen in de poelen en noerasfen verfmoorden , of met verhaastinge laar Friesland vlooden. Doch ook hier vondea:e, naar't fchynt, geene veiligewykplaats: imners zou Graaf Floris, van de Wezer, door Mesland, naar huis keerende, deezen zowel Is de Friezen, die hen hielpen,geheeilyk verflagen hebben. Waarfchynlyk was de hulp, die de biezen aan de Stadingers beweezen, de eenige eden, waarom de Graaf hen zo min als de evlugte Stadingers verfchoonde ( * ). De (*; Men zie wegens deeze Stadingeï Kruisvaart Schot.  van FRIESLAND. 397 De dood van Bisfchop Wilbrand, die ren jaare twaalfhonderd drieëndertig overleed, was voor Friesland van geene onaangenaame gevolgen. Was naamelyk Graaf Otto, door Graave Floris zynen Broeder, by't affterven van Willem den I, hun beider Vader, met het Graaffchap van Oostergo en Westergo, in hoedanigheid van Graaf of Poteftaat beieend, zyne verheffing tot Bisfchop van Utrecht, onder den naam van Otto den III, gaf aanleiding, om 't gemelde Graaffchap wederom aan zynen Broeder af te ■ftaan. Doch deeze, reeds voorheen by de Friezen gehaat, om dat hy, door 't omkoopen van den Adel, hunne voorrechten en vryheden zocht te krenken, had, door de Stadinger gebeurtenisfe, hen zodanig verbitterd, datze een' hunner eigene Edelen, met naame Sikke Sjaardema, tot hunnen Poteftaat verkooren, hier toe te meer aangemoedigd, door de tyding, dat Graaf Floris, te Klermorit, in een fteekfpel, verraaderlyk gefneuveld was, nalaatende eenen Zoon van maar zes jaaren oud. Bisfchop Otto, die tot Voogd over den jongen Graaf, zynen Neeve.werd aangefteld,een man van eenevreedzaame inborst, en daarenboven den Friezen niet ongenegen zynde, gelyk hy ook, geduurende zyn gansch bewind over hen, hun zeer aangenaam geweest was, zag dit met ftilzwygen aan, zo hy 'er geene toeftemming toe gegeeven heeft. En dus wordt dit tydftip, niet zonder reden, Schot. Friefche Hist. bl. 121 enz. Hubner Staatk. Hist. VIII D bl. 623. U. Eram Rer Frif. L. x. p. 250 etc. Vaderl. Hist II D bl. 370 enz. F, Sjoerds Friefche Jaarb. lil D. bl. 555. Beickop- TE HlSTO» HIE. De dood van BisfchopWilbrand is van geene onaangenaame gevolgen voor Friesland, Sikke Sjaardema wordt tor Poteftaat verkooren.  Brknöp» TfE HlJXORlu. Geduurende zyn bewind is 't land in taainelykeu bloei. : i J < « 1 i 1 \ \ < £ \ \ 1 1 c Harlingen wordt ee^ ' ue Stad. e b 398 Tegenwoordige Staag reden, voor het einde der Hollandfche regeeringe gehouden, fchoon 'er, by vervolg van tyd herhaalde poogingen, door de Hollandfche Graaven, gedaan zyn, om Friesland onder 't juk te brengen. Midlerwyl was het land, vooral geduurende het Poteftaatfchap van den beroemden Friefchen Edelman, Sikke Sjaardema, in taamelyken bloei; ;n het zou dien tot veel hooger trap hebben gebragt, indien de aanzienlykde geflagten de hanlen zowel hadden in een gelagen, ais ze , doordans, jammerlyk over hoop lagen, en elkanleren, om den voorrang in 't offeren,nu en dan >ver hoop daken , zich verbeeldende', dat zulke nisdaaden en andere gruwelen meer, door 't lichten van Kerken en Kloosters, en 't verry:en der Geesteiyken,voor altoos glad wierden litgewischt. Van dergelyke woede zag men een 'oorbeeld te Waaxens, daar Botte Reinalda ioor Jan Albada, op het Kerkhof, werd dood' ;eflagen, om dat hy den voorrang ten offer ;enomen had, welken Albada oordeelde hem eenszins toe te komen (§). Wy laaten 't oor den Leezer,zyne aanmerkingen over zulke erkondigers van'c Euangelie te maaken, welen het, uit onkunde, bygeloof of eigen bemg, van 't hart mogt, dergelyke onteermgen an den besten Godsdienst te begundi'o-en en oor de vingeren te zien. Zag men omtrent deezen tyd de Buurt, op : west van het dorp Almenum, tot eene Stad emaakt, welke den naam van Harlingen draagt, en C S) O. van Scharl. bl. 114. It Ade Friefche Terp,  van FRIESLAND. 399 en door den tydzodanig in bloei heeft toegenomen, datze, na Leeuwarden, nu de grootde en aanzienlykde der Friefche deden zy, de byzonderheden haarer opkorafte, gaan wy hier, ads tot de plaatslyke befchryving van Harlingen de naaste betrekking hebbende , met dilzwygen voorby. Dat de Kloosterlingen van Ludinga Kerk, gelegen op het Oost van Almenum, van dit Harlingen eene diepe vaart naar Vlieland en van daar naar Texel gegraaven hebben, is reeds voorheen met een woord gemeld. Het recht van eigendom, dat Friesland toen nog op Texel, benevens een groot gedeelte van Westfriesland , had, werd door den Potedaat Sikke Sjaardema, voor zo veel Texel aangaat, by openbaare Handveste en Giftbrief, gefchonken aan Alhard, Abt van Ludinga Kerk, zo voor hem als voor zyne opvolgers ; die hetzelve ook | met eenen goeden titel, uit kracht van hunne: verzegelde brieven, bezeten hebben, tot zo lang de Graaven van Holland hun hetzelve ontweldigden (f). Vlieland, voorheen vast aan Ter-1 fchelling, kwam ook eerlang inde handen deezer' Geestelyken, zynde zy daarmede begiftigd door Graave Willem den II, welke hier in het voorbeeld volgde van zynen Grootvader, Willem den I, door wien St. Odulfs Klooster te Stavoren met het Eiland Wieringen befchonken was ( § )„ Dewyl nu de Ludingakerkders eenen Uithof op Vlieland hadden, groeven zy derwaards gemelde vaart, hoewel niet met genoegen van hunnen Abt Gerbrand, die dergelyke openingen, zo naby de Noordzee, als zeer gevaarlyk voor de binr.en- waard» (f) Winfem. Kron. bl. \6y (§) Schot. Friefche Hist. bl. 106. BliKNOSiTE HlSTO IUE. rexel wordt ge» "chonkea ian Lulingaverki Seiyfc )ok Vlieland.  4©o | tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Het Klooster Maricngaardkoopt Marken voor de helftFrieslandlydt weder veel by eenen geweldigen Watervloed . waardfche landen befchouwde; gelyk zy ook merderdaad eerlang bevonden werden. Terwyl dit Klooster dus zyne bezittingen uitbreidde, zochten ook andere de hunne te vermeerderen. Dat van Mariëngaard kocht, ten jaare twaalfhonderd vyfendertig, toen het Sybrand tot zynen zesden Abt had, het halve Eiland Markenhove, of Marken, met alle deszelfs gerechtigheden , van Nikolaas Perfyn Ridder, voor tweehonderd Hollandfche ponden (f), zynde de andere helft daar aan voorheen, door eenige Godsdienilige Hollanders, gefchonken; hy voltrok , kort daarna , het Kerkje , dat reeds begonnen was ;. ook werden eenige Leekeb/oeders derwaards gezonden, om de landeryen, ten voordeele van 't gemelde Klooster, te bearbeiden ( § ). In de onlusten, omtrent deezen tyd, in Groningerland voorgevallen, hadden de Friezen, van tusfchen 't Viie en de Lauwers, wel eenig deel ; maar zo niet, dac de byzonderheden daar van ons behoeven op te houden. Onderlinge verdeeldheden lieten hen ook niet toe, hunne natuurlyke neiging te volgen; re meer om dat de nadeelen, welke het algemeene welzyn daarby te Iyden had, nog vergroot werden, door den hoogen Watervloed van twaalfhonderd zevenendertig Volgens de daarvan voer handen zynde vernaaien, Cf) °- van Scharl. Kron. bl. 117, wordende dit Eiland daar befchreeven, als liggende in de Zuiderzee tegen over Monnikendam, 't welk ten bevvyze iïrekt' dat dit het hedendaagfche Marken is. (§) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarto bl. 327*  van FRIESLAND. 4o* len, waaide de wind eerst uit den westen, en liep vervolgens naar het zuiden en zuidoosten:' hier door werd het water eerst uit Zee, en daarna uit den vollen Ysfel en andere gegraaven graften met zo veel geweld, en in zo grooten overvloed aangevoerd, dat genoegzaam alle laage landen, ten westen van Friesland, wierden onder water gezet, en niet flechts zeker dins, tusfchen Texel en Dykshorne, toebehoorende aan die van Ludingakerk, met zyne onderhoorige landeryen, wegfpoelde, maar ook de landen van Holkama, tusfchen Westergo en de nabuurige Eilanden Vlieland en Tcrfchelling, ten grooten deele, verlooren gingen. Dewyl nu dit ongeval by nacht gebeurde, zagen zulken, die des morgens eerst opgedaan waren, zo ver het oog kon reiken, alles blank van water,en riepen hunne nabuuren toe: het is al Vlieland! het is al Vlieland! willende daar mede zeggen, dac het Vlie 't ganfche land overliep, en nu meester van hetzelve was. Ook meencn fommigen, dat het Eiland van dit roepen zynen naam gek reegen hebbe. Doch wat daar van zy : na 'c aiioopen des waters zag en ving men veele Salmen en andere vreemde visfchen, die in 't dyk door de droogte beloopen waren (§). Daar de landen, bewesten Friesland,dus van tyd tot tyd afnamen, en de gedaante ecner' openbaare Zee verkreegen, werd de Middelzee hoe langer hoe meer verdopt, en tot land gege- Cg) Winfem. Kron. bl. 166. Schot. Befchryv. vari .Fries!, in Quarto. bl. 354. Qutliof Verhaal der W> «rfl. bl. 311. Cc [3r:KN0P- fE HlSTUHE, De Mid. lelzee vordt van' :yd tot :yd meer /erftopt.  Beknopte Histo RJï. Het Ade. lyk Nonnenklooster Aula Dei wordt te: Gooinga j gefficht. ■ ■ 1 1 i r c a 40a Tegenwoordige Staal gemaakt; zelfs meent men, dat dezelve, omtrent 'deezen tyd, reeds ten grooten deele opgeflykt, en in fchoone bouw- en weidlanden verwisfeld was, fchoon wegens den netten tyd dier groote veranderinge met volle zekerheid niets te bepaalen valt. Ongetwyffeld is dezelve langkzaamerhand gefchied, en het aangewonnen land tot den Akkerbouw, en wel Inzonderheid tot Veevoeding toebereid, en met de noodige wooningen voorzien, hoewel die op dit aangewonnen land zeldzaamer dan op het oude zyn, om reden dat zeer veele van deeze aangewonnen landen door bewooners van hec oude gebezigd worden. Wat voor- of nadeelen Friesland ondervond, de drift om Kerken en Kloosters te dichten ging, omtrent deezen tyd, deeds haaren gang. De Geestelyken zagen 'c gaarne, en de Ryke Leeken waren dwaas genoeg om zich te verbeelden, dat het zware register hunner zonden glad wierd uitgewischt, en hun naam ten goede vereeuwigd, zoze daaraan hunne wereldlyke bezittingen te koste leiden. Het Adelyk Nonnenklooster Aula Dei, of Gods Hof, naderhand Myeklooster genoemd, onder de Parochie van Sooinga, in Wymbritferadeel, nabySneek, is :ynen oorfprong aan dergelyke beginfelen verschuldigd geweest. Hetzelve werd gefticht, n den jaare twaalfhonderd drieëndertig, door Dodo, Abt van Oldeklooster, op de landen en lit de middelen van zekeren übald, die zyne jelofte in gemelde Klooster gedaan, en alle zye goederen, voor de zaligheid zyner ziele, tot it werk ten beste gegeeven had. Hec was even ts Oldeklooster van de Ciftercie orde, werd, na  van FRIESLAND. 403 ca zyne voltrekking, met Zusters, uit het Klooster pion, bevolkt, en ftond onder het opzigt van meergemelden Abt en zyne opvolgeren ( * ). Weinige jaaren laater zag men, in de Grieteny Achtkarfpelen, twee andere Geestelyke gedichten tot dand gebragt, bekend by den raam van Gerkesklooster en Buweklcoster. Met hunne Scichdng was het dus gelegen. . Jarig, de zevende Abt van Mariëngaard, die voor geleerd en niet onervaaren in de Dichtkunde gehouden wordt, voorzag zich van eenige geleerde en Godsdiendige mannen, welke hy tot Priors bevorderde. Onder deezen was ook Tjaerd Bernarda, uit wiens gedagt Buwe en Gerke Harkemagefprooten zyn. Doch Jarig, ten jaare twaalfhonderd en veertig overleeden zynde, had tot zynen opvolger Jelger, een' afftammeling uit het aanzienlyke geflagt van Jeigerhuis, wiens Moeder Bank eene Zuster was van Wybren Kempinga,onder de Friefche Edelen zeer beroemd, om dat hy, door de Predikatiën van Olivier van Keulen, overgehaald wierd, om tot drie maaien toe naar h H. kind te reizen. En wie weet, of deeze Godsdiendige Edelman 'er nog niet eene vierde reize had bygevoegd, zohynietop> de derde overleeden ware. In het Dorp Twyzel, toen nog onder de Parochie van Augusdinusga daande, woonde, ten zynen tyde, een zeer vermogend man, met naame, Gerke Har- G kema: deeze, door denzelfden geest van gods- V dienftigheid als anderen van zyne eeuw gedjree- s* ven, vi ki C ) Winfem. Kron. van Fries!. bl, 16*. OöüL en tf Geil. van Friesl. II D. bl. 88,89. Cc 2 Bernoi»re Histo* ub. 124a, erfte arkerea de ichter tn GeH :skloo»j E.  Beknopte Histo RIE. Hyzwee de Orde van Premonftreilaf, en neemt di van Bernardusaan. 404 Tegenwoordige Staat ven, ondernam her dichten van een Klooster ' op dezathe Wiegeratorp ofWiegersterp,enzochc hetzelve te dellen onder belcherming van den Abt van Ludingakerk; doch deeze wees zyn verzoek van de hand. Daarop vervoegde hy zich tot dien van Klaarkamp, en, toen hy ook hier niet daagde , nam hy zyne toevlugttotjelger van Mariëngaard, met belofte dat hy zyne Orde wilde aanneemen, zo deeze het Klooster onder zyne befcherminge nam. Jelger, geen acht geevende op de lichtvaardigheid van deezen mensch, die zo haast van de eene Orde overging tot de andere, nam hem aan, tot merkelyk ongenoegen van de Ludingakerkder en Klaarkampder Abten. De eerde van deeze twee dond evenwel van zyn recht af; maar de laatde, gedyfd wordende ' door zekeren Wybrand , een' man yan adelyke afkomde, en die, eer hy in het Klooster ging, Deken in Ootergo geweest was, weigerde Gerke uit zyne Orde tc ontdaan, en verkreeg daarenboven brieven van Collatie, of Begeevinge, van den Bisfchop van Munder, onder t wiens opzigt Achtkarfpelen dond. Ook riep hy Gerke heimelyk tot zich , en haalde hem door veele beloften over, om openlyk in de Kerk de Orde van Premondreit af te zweeren, en e die van Bernardus te omhelzen. Jeiger, toen dit alles gebeurde, buitenlands zynde, vernam, by zyne te huis komde , met leedweezen, dac 'er eene fcheuring onder de Broederfchap van Gerkesklooster was ontdaan, van welke fommigen het met de Orde van Premondreit hielden , terwyl anderen die van Bernardus aankleefden. Ter voorkorainge van andere onaangenaame gevol-  van FRIESLAND. 405 volgen fioeg Jclger den weg van toegeevend-heid in, en gaf aan elk de vryheid om re kiezen wat hy wilde. Het Klooster zelf, dat by zyne eerde Stichtinge den naam van Jerufalem ontving, doch naar zynen Stichter doorgaans Gerkesklooster genoemd wordt, kreeg tot zynen eerden Abt den meergemelden Wybrand, en bleef by de orde van Bernardus; doch alle de overigen , die de orde vau Premondreit aanhingen, verlieten 't zelve, cn begaven zich naar elders Buwcklooster werd twee jaaren laater gedicht, door Buwe Harkema, Gerkes Broeder. By zyne eerde Stichting werd daaraan de naam gegeeven van Sepulcrum Sanct.ee Marijs, of het Graf van de H. Maria. Men vond dit Klooster onder de Parochie van Drogeham; hetzelve was voor Gcestelyke Zusters van de Premondreit Orde gefchikt, en dond, even als het voorgaande , onder het opzigt van meergemelden Jelger, die 't zelve vooreerst met tien maagden bevolkte , welke meest alle van adel, en door hem genomen waren uit het Klooster Bethlehem, waarin toen ter tyd veele adelyke Jongkvrouwen woonden ( * )• Zagen wy voorheen, dat Graaf Willem II, eenen vruchteloozen aandag op de Friefche vryheid deed, de wederzydfche genegenheid fchynt daar Cf) Schot. Befchryv. van Friesl. in Qaarto. bl. 328, 329. Oudh en Geit. van Friesl. l.D. bl. 391, 392, en 425. Winièm. Kron. Friesl. bl 165. (*) Winfem- Kron. van Friesl. bl.. i * Wat zou een Volk, zulke v.oorftanders zyner 'ryheid aan het roer hebbende, niet al vermo;en, zelfs om de listigfle onderneemingen van eenen (t) Win rem. Kron. bl. ïCo. Schot. Befchryv. van nesl. in Quarto. bl. ior. Groot Charterb. van Friesl. D. bl. 93. De dagtekening van deezen brief is in 1239 5 doch toen bereikte Willem nog maar vier of yf jaaren, hebbende hy, maar pas twintig jaaren oud, ' n jaare 1256, zyn leeven ongelukkiglyk verlooren; 1 dus moet men, zal de echtheid van den brief beDuden blyven, erkennen, dat 'er een misdag in het argetal is ingefloopen : Waarfchynlyk heeft men met Sjoerds daar voor hst jaar 1254 tc ftcllen* Fr» arb. III. D. bl. 63.  van FRIESLAND. 411 eenen bedekten, doch vermogenden belaager hunner vryheid te verydelen ? Dan zulk eene belangelooze grootmoedigheid valt niet dagelyks te verneemen. De Natuur is te lpaarzaam in het uitdeelen haarer beste gaven, dan dat men zulke Sjaardema's by de tast zou vinden. Eenige weinigen daarvan zyn ook genoeg, om 'c hart van eenen Geweldenaar te doen fidderen. Mogtenze Friesland nooit ontbreeken! De rust, hierop eenige jaaren achter eikanderen genooten, gaf gunftige gelegenheid om op binnenlandfche fchikkingen bedacht te zyn. Hindeloopen, nu weder bekomen zynde van de herhaalde branddichtingen en uitplunderingen, welke het in vroeger tyd van de Noormannen had moeten lyden, werd dus, ten jaare twaalfhonderd vyfenvyftig, tot eene Stad verheven, en door den Poteftaat en 'sLands Staaten, met Stads voorrechten en vryheden befchonken, gelyk nog tegenwoordig door haar genooten worden (f). Naderhand zal 'er gelegenheid zyn, om eene omftandiger befchryving wegens deeze Stad mede te deelen. Het getal van Kerken en Kloosters, reeds Voorheen in Friesland gedicht, zag men, ten deezen tyde, met nog meer andere vergroot. Van deezen verdient het Klooster Aanium, in de Grieteny Merfildumadeel, ten Zuidwesten van Berlikum, geenszins de laatfte plaats; Hetzelve werd omtrent deezen tyd gedicht, door Siboud van Epinga en zyne twee Broeders Nanne en Sibrand, Bloedverwanten van Ludolf. Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. It aad) Fr. Terp. bl. 54. Beknopte Histo^ eue. Hindeloopen wordt tot eene Stad verheven. Het Klooste» Aan juin wordt gefticht.  4i & Tegenwoordige Staat Beknopte Histo tók. Het Klooster Lidlum wordt voltrokken door Hoite van Winfum. Ludolf, Prior van Lidlum. Ebel van Schel'tinga, hunne Nigt, die door haare Godvrucht, even als Doeke Tjaarda van Bajum en Doeke Schekinga van Minnertskerk, nu Minnertsga, toen zeer vermaard was, onderfteunde hen in dit godvruchtig werk, dat onder het beduur van Wybrand, Pastoor in het dorp Aanjum, werd volbragt. By zyne inwyding ontving dit Klooster den naam van Maria's-berg, en behoorde tot de Orde der Reguliere Kanonnikken. Naderhand heeft het den naam gekreegen van Aanjum, waarby het, fchoon lang vernield, nog hedendaags bekend is. Hiertoe heeft waatfchynlyk aanleiding gegeeven, dat de eerde Stichters van hetzelve uit het dorp Aanjum in Oostdongerdeel afkomdig waren O- Het Klooster Lidlum, dat, om zyne nabyheid aan het drand, veelniaalen groote fchade, door overdroominge van 't Zeewater, geleeden had , zonder dat 'er raad tegen ware , was reeds voor eenige jaaren, door Sibo, deszelfs vyfden Abt, meer binnenwaards verplaatst, maar niet geheel voltrokken. Zyn Opvolger Ulbe doeg de handen met veel yvers aan dit werk , cn bragt het zo verre , dat het eenigerwyze van de noodige gebouwen voorzien was, om de geestelyke inwoo iers te kontien bergen , en dac Henrik van Viaanen, toen (*") Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 332. Oudh. en Geit. van Friesl. II. D. bl. 129, 130, alwaar gezegd wordt dat Anjum, ^of Aninghera weleer een Dorp geweest is, onder de Grieteny van Menalduuiadeel en het Dekenfchag van Franekeradeel, niet verre van Berlikurn.  van FRIESLAND. 413 toen Bisfchop van Utrecht, in perfoon overkwam, het Klooster plegtiglyk inwydde, en mee de eerfte Mis vereerde; doch Uibe liet nog al vry wat ongedaan werk voor zynen Opvolger, over. Hoite van Winfum, een fchoon en verftandig man, die van jongs af tot het kloosterlecven genegen was geweest, werd ook, ten jaare twaalfhonderd zesenvyftig, niet zo dra tot zevenden Abt van Lidlum verheven, of hy hervatte het onvoltooide werk, en bragt het eerlang gelukkiglyk ten einde. De Lekebroeders niet alleen zagen zich verpligt, om hem hier in de hand te bieden, maar ook de Kanonnikken moesten, beurtelings , daaraan werken, zonder dat zelfs de Winter verpoozing in deezen arbeid maakte. Dit Klooster beftond uit drie' huizen, den Tempel, het Kapittelhuis en het Slaaphuis. De Kerk verrykte hy met een Herderftaf, boeken tot den Kerkzang, zilveren Paftoraal en zyden Kap; zynde de eerfte Mis daarin door hem gehouden op St Jans dag, ter eere van dien Heilig, als Patroon, en de maagd Maria. Edraund, Vikaris van den Utrechtfchen Bisfchop, in Friesland gekomen om 'er 't Kruis te prediken, ter herwinninge van 't H. Land, heeft dezelve in den jaare twaalfhonderd achtenzestig, plegtiglyk ingewyd, ter eere van God almagtig, van de maagd Maria, en van Johannes den Dooper; terwyl de Kerk van 't Oude Dal, insgelyks door meergemelden Abt herbouwd , eh dus , in tegenftellinge van de nieuwe , doorgaans de Kerk van 't Nieuwe Dal genoemd, aan de H. Urfula en haar tal* ryk gezelfchap wierd toegewyd. Nadat deeze Beknot < te Histo* RIS.  Beknopte Historie, Het K'poster Franjum begeeft zich onder be;clur miiig van den Abt van Lidlum, i i i 1 < ! \ \ I 2 C t e C 4T4 Tegenwoordige Staat plegcigheid der inwydinge voltrokken was, werden door den Abt zeventien nieuwelingen tot de eerde ordening geheiligd, en de jaarlykfche Kerkmis,ganfche vier jaaren lang, met zo groot eenen toeloop van menfchen gevierd, dat de Abt zich genoodzaakt vond, naderhand met geflooten poorten en zonder klok geluid het Feest te vieren ("). Het Nonnenklooster Franjum, dat eertydst in dc buurt van gelyken naam, onder het Dorp Marsfum, in Menaldumadeel7 gevonden werd, en tot de orde van den H. Benediktus behoorde, bad te naauw eene betrekking tot dat van Lidlum, om 't 'er niet in eene onafgebroken orde op te laaten volgen. Dit Klooster, van wiens eerde dichtinge ons niet byzonders is voorgekomen, dond onder het opzigt van den Pailöor van Marsfum, als Prior van hetzelve; loch bleef, zo 't fchynt, na 't overlyden van deer Juwo, eenigen tyd van eenen gewoonen jeznrger beroofd: hierdoor begonden de Zusters e Ontaarden, en 't dond gefchapen, dat het Klooserlyk leeven en inkomften beide verlooren zouten gaan. Eenige Zusters, hiervoor met reden be« :ommerd, namen de toevlugt tot het Klooster Jdlum, dat toen onder het bedier dond van den oorgemelden Abt, Hoite van Winfum, hem erzoekende, dat hy haar onder zyne befcheraing neemen wilde. Hoite willigde het veroek der Zusteren gereedelyk in, doch niet zon* er het voordeel van zyn eigen Klooster daarmede i bedoelen. De Middelzee, tusfchen Marsfum i Leeuwaarden , nam naameiyk ter we-; dér- .(*) Schot. Befchr.' van Fries?, in Quarto. bL 33^' udh. en Geil, ven Ftiesl. II D. bi. 196.  va» PRIESLA 'N D. 415 derzyden, door geduurige opflykingen, van tyd toe tyd, grootelyks af, en dus Helde hyzich voor dat zyn Klooster, door den Herken aanwas van landeryen, grootelyks bevoordeeld zou worden. Veertig maagden werden door hein naar Lidlum en Baaium verplaatst, hebbende hy alleen zo veel volks tè Franjum laaten blyven, als noodig tot den landbouw was. Behalven dit voordeel,dat aan het Klooster Lidlum te beurte viel, in 1 den jaare twaalfhonderd en zeventig, gaven' ook veele anderen hunne Kerken met haar Gees-( tclyk rechtsgebied aan dit Klooster over, als die * van St. Nicolaas op Terfchelling, die van St. Geertruid te Lutkewierum, en die van Oosterzee. De roem van geleerdheid, welken fommi» ge Geestelyken uit het Klooster Lidlum, en wel inzonderheid JEsge van Bofum, Sjaard, Meester der nieuwelingen, en Tjaard, geweezen Pastoor te Winfum, verkreegen hadden, gaf daartoe aanleiding, dewyl men zich van zulke» geleerde mannen zeer veel goeds beloofde ( f ). Terwyl men dus, in Friesland, met het verryken of verfcbikken der reeds gedichte Kloosters, dapper bezig was, werden'er ook nog al geduurig nieuwe tot dand gebragt. Die van WestergQ bouwden, ten jaare twaalfhonderd en zeventig, een Klooster binnen Bolswerd , van de Min- r derbroèders órde. Tot de Kerk, die elf jaaren E laater gedicht werd:, en nog in weezen is, zoujï men hout gebezigd hebben , dat, voor het groot-1 fte deel j in hec Bosch Kreil gewasfen was ( § ). Vi De Ct) Schot. Befchr vari Fries!, in Quarto. bl. 33r. Oudh. en Geft. van Friesl 'II. D. bl. e£'£ (§) Winfem. van Friesl. bl, 173. Oudh. en Géit. van Friesl. II. 0. bl. 5. Beknobrs Historie. Dit roorbeeld vordt ' loor panieren;evolgdL 1270: innen olswerd ordt een looster iöiehs in de  Beknopte Histo- B1E, Orde der Minderbroederen, Ylst ver*rygtStads rechten en vryheden. De Kruistogtenworden ïiog (leeds voortge- (*■) Winfem, Kron. van Friesl. bl, 17c It aajie' Fr. Terp. bl. 54. 416 Tegenvmrdige Staat De eerde Geestelyke bewooncrs vnn dit Klooster waren Franciskaner Monniken, bekend by den naam van Gaudenten. Naderhand werd hetzelve aan de Obfervanten ingeruimd. Het al te vrolyk en lustig leeven der eerden had hen aan dien naam geholpen, en aanleiding tot deeze hervorming gegeeven. Behalven de veranderingen , welke Frieslands Kerkdaat dus van tyd tot tyd onderging, zag men 'er nu en dan ook zuike gebeuren, aie op het wereldlyk gebied van merkelyken invloed waren. Het verheffen van bloeiende dorpen of vlekken tot demmende Steden, moet daartoe inzonderheid gebragt worden. Had nu, niet veele jaaren geleeden, Hindeloopen op zulk eene wyze rang onder de Friefche Steden verkreegen? volgens het verhaal der Kronyken viel dit ook Ylst, ten jaare twaalfhonderd achtenzestig, ten deele; zynde deeze plaats, die eene kleine myï wegs ten zuidwesten van Sneek gelegen is, en voorheen eene treffelyke buurt van gelyken naam was, toen door de Prelaaten en Rechteren, of Staaten des Lands, met Stadsrechten en vryheden befchonktn (*). Of men den naam dier Stad, van zeker Oud Stins , Yledins genoemd , hebbe nfteleiden, ftaat ons hier niet te onderzoeken. De Kruistogten naar 't H. Land , reeds voorheen , by herhaaiinge, ondernomen, Honden, ten deezen tyde , nog geenszins ftil. Lodewyk de IX, Koning van Frankryk was 'er een groot voor-  van FRIESLAND. 417 voorfiander van, en verwierf daar door den bynaam van Heilig. Eenige jaaren geleeden, derwaards eenen togt gedaan hebbende, welke gansch niet gelukkig was uitgevallen, en waar van hy ten jaare twaalfhonderd vierenvyftig was te rug gekomen, ondernam hy, ten jaare twaalfhonderd en zeventig, eenen tweeden, van weiken ons met drie woorden te fpreeken Haat, omdat de Friezen daaraan meer deel dan aan den voorgaanden gehad hebben. Paus K lemens de IV, en Lodewyk de IX, waren 'er beide even zeer opgezet: van alle kanten werd ook metderdaad een groote menigte gekruiste benden byeen verzameld; doch wel inzonderheid uit Fries* land. De oude krygzugt zat, naar 't fchynt, den 1 Friezen nog zodanig in de leden, datze maar,2 door een weinigje bykomende godsdienftigheid § behoefde aangezet te worden, om leeven, vry-1 heid en goederen aan den krygsdobbel te han- b gen. Zekere Gerard, die voor geleerd en welfpreekend te boek ftaat, werd, met brieven van Koning Lodewyk, herwaards gezonden , by zich hebbende eenige gezellen, die zich wyd en zyd door geheel het land verfpreïdden, en door hun preeken de gemoederen zo heet op den togt maakten, dat het volk met menigten famen liep, en zo veel gelds in de Schatkisten bragt, dat het alle geloof te boven ging. Midlerwyl deed Koning Lodewyk, door Gerbrand, Prior van Dokkum, den Friezen de weet, dat hy voorneemens was, op den dag van St. Johannes den Dooper des jaars twaalfhonderd negenenzestig, met de byzyndeKoningen,Vorften en Prelaaten, uit Provence, m zee te fteeDd ken, Beknopra Histo' MS. )e Frieen laaten :r zich ereede?k toe eweegenj  Beknopte Histo RIE. Elk mo< zich daa: toe van den be paalden voorraad voorzien 41 g Tegenwoordige Staal ken, hen ernitig vermaanende, om, in navolgm' ge van 'c voorbeeld hunner dappere Voorvade. ren, toe zo heilig een werk de hand te bieden, en ten gezetten tyde by hem te willen zyn. Dit gefchiedde ook met zo veel drifts, als of men voorhad geheel het land van manfehap en geld te ontblooten. Nogthans was het getal van ment fchen grooter dan de maate van geld. Om der'- halven geen' overlast van de eerlten, by mangel van het laatfte, te lyden,werd 'er eene bepaaling gemaakt, dat ieder, die zich op de reize begaf, voorzien moest weezen, ten minden van zeven mark ilerlings aan geld, van een' halven os, een varkensham, zeven tonnen boter, en eene halve mudde 'meel, aan voorraad, en van zo veel wapenen, kleederen en linnen als noodig ware. De Vrouwen liet men te huis. De infcheping gefchiedde, in de week na Paasch; hebbende de Friezen van tusfchen de Elve en Lauwers, hunne zamelplaats gehad aan het Eiland Borkum, daarze door tegenwind wel drie weeken werden opgehouden. Toen alle Friefche fchepen byeen waren maaktenze een getal van vyftig koggen uit, behalven nog eene groote menigte van kleine fchepen. Omtrent Hemelvaartsdag kwam de Vloot in eene der Vlaamfche havenen, daarze door de Graavinne Margareta, doorgaans zwarte Griet genoemd, van veele noodwendigheden rykelyk voorzien werd. Van daar weder afgevaaren zynde, kwam de vloot, na 't uitftaan van veelerhande tegenfpoeden, eerst tegen de Meimaand van twaalfhonderd en zeventig te Marzeille aan. De Koning had midlerwyl, naar de aankomst der Friezen  van FRIESLAND. 419 zen en Duitfchers, in de havens van Provence, liggen wachten; doch hier over verdrietig geworden, dak hy op den eerden van Lentemaand, in zee , en bereikte eerlang Kagliari op het eiland Sardinië, van te vooren tot de algemeene zamelplaats van alle de byzondere fmaldeeien bedemd. Hier liggende behoor men in eenen Krygsraad, vooreerst van de vaart naar Palestina af te zien, en Tunis in Afrika te gaan belegeren. Dit beleg was in veele opzigten rampfpoedig: gebrek aan water, eene ongezonde lucht, en eene onverdraaglyke hitte waren oorzaak van pestkoortfen en rooden loop, waar door zeer veele menfchen, en daaronder ook de Koning, wierden in 't graf gefleept. Na dat de Friefche en Duitfche fchepen ook daar waren aangekomen, werd het beleg met zo veel yvers voortgezet, en de Stad zo naauw ingedooten, dat de vyanden voordageiyoteen verdrag lieten doen, welke de Christenen zich, uit hoofde van de woedende Pest, en op aandrang van Karel van Anjou, thans Koning van Napels en Sicilië, die hiermede zyn byzonder belang beoogde, lieten welgevallen. Als hierop de meeste Fran- 1 fchen, Italiaanenen anderen naar huis toogen,be- * gaven de Engelfchen en Friezen, nog hun zat niet [ hebbende, zich, onder geleide van Prinfe Edu- 2 ard, naar Palestina. Veel ongemaks en groot I verlies van volk leedenze onder weg. Van Akre, daarze het Christendom in den deerlykden toedand vonden, werden de Friezen naar Tyrus gevoerd, daarze den eerden en mcesten aanval der Saraceenen te lyden hadden. Dit maakte hen echter niet moedeloos; zy beurden zich op Dd 2 niet Beknopte HlSTO» rie. runis in \friksi ,verdc beegerd. )e En> elfchen n Friezen egeeven icli naar 'alescina.  Beknopte Hisïo tUE. De kruistogt loopt ongelukkig ten einde. De binnenlandfche oneenigheden neemen grootelyks toe. 4&o Tegenwoordige Staat met de hoope, dat Karei van Napels hun, in 't volgende voorjaar, met andere Christenen, zou te hulpe komen. Dan in deeze. hunne hoope zich te leur gefield vindende, en ziende, dat 'er niets van eenig weezenlyk belang door hen kon worden uitgevoerd, begavenze zich te fchepe, en kwamen, na 't uitftaan van veele gevaaren, met groot verlies van manfehap, naakt en bloot, de een vroeger de ander laater, in verfcheiden havens van Griekenland, Sicilië, Sardinië en Frankryk aan (§). Dus liep dan ook deeze Kruistogt, waarvan men zich zo veel beloofd had, weder ongelukkig ten einde. De nadeelen, door Friesland by deezen togt geleeden, zouden zich eerlang hebben laaten herftellen, zo men de handen binnenlands in een geflagen, en alles toegebragt had, wat ter bevorderinge van 's Lands welzyn dienen konde. Dan de twisten en oneenigheden, die wy reeds voorheen in de beginzelen zagen, begonden omtrent deezen tyd dieper in te wortelen, en fchooten eerlang tot zuik eene hoogte op, dat het gefchapen ftond, als of alles te gronde zou gaan. Een voornaam Friesch Edelman van Marrum, Gerberc van Kamming, of Kamminga, werd in den jaare twaalfhonderd negenenzestig, door Ritske Wibalda en Aaltfe Harweisma,bedektelyk gevangen genomen en weggevoerd; zo dat men in geen zes weeken iets van hem hoorde , of te weeten kwam waar hy gebleeven ware. En toen ware het misfehien ook nog niet aan den dag gekomen, zo niet Haitfe van Kamminga, (§) Schot. Fr. Hist. bi. 140.  van FRIESLAND. 421 rrïïnga, fchoon onkundig, dac zyn broeder, by Ritske Wibalda, wierd gevangen gehouden, den jongen Juke Wibalda, Ritskes Zoon, insgelyks in hechtenis genomen had. Want de Vader werd, dit gehoord hebbende, zo bekommerd dat men iets kwaads met hem in den zin had, dat by beloofde Gcrbert wederom voor den dag te zullen brengen, zo men zynen Zoon in vryheid Hellen wilde. Haitfe, dus vernomen hebbende, wie zyn' Broeder gevangen hield, ftond op 't punt om den jongen Wibalda, in- de eer» fte woede van zyne drift, te laaten dooden.' 'c Voo.'uitzigt dat zynen Broeder Gerbert dan zekerlyk het zelfde lot te wachten ftond, hield 'er hem van te rugge, en deed hem luisteren naar de voorflagen van een Verdrag, dac eerlang getroffen werd, en met de flaaking der gevangenen gepaard ging; doch eenen wrok in de gemoederen overliet, die maar alleen op bekwaame gelegenheid wachtte, om op nieuw uit te barden (*). Nadat Koning Willem, Rudolf vanHabsburg: tot zynen opvolger in 't Keizerryk gekreegen 1 had, oordeelden de Gemeene Friezen het den \ rechten tyd, om van deezen, dooreen plegtig, Gezantfchap, de bekrachtiging en vernieuwing 1 hunner Vaderlyke voorrechten en vryheden te \ verzoeken. Te noodigcr oordeeldenze dit, zo' om dat 'er reeds verfcheiden bedekte aanflagen ten nadeele van hunne vryheden wierden in 't werk gefield . als ook om dac Koning Willems Zoon, Graaf Floris de V, een jong en moedig Heer, (*) O. van Scharl, bl. 12c. Dd 3 B-knopte Historie, ludolf '?n Habsmrg be'estigt de echten en ryheden Ier Frieen.  42ï Tegenwoordige Staat Beknop • TE HlSTO rie, Ook ver meerdert hy bun landrecht met tien nieuwe artikelen. Meer,de Westfriezen door meer dan eenen hV zodanig vernederd had, dat hyze eerlang geheel dond onder te krygen, en daarna, waarfchynlyk, ook de Friezen beoosten 't Vlie aan 't Hollandfche juk zou zoeken te onderwerpen. De Gezanten Haagden te gelukkiger in de uitvoeringe van hunnen last, omdat Graaf Floris niet zeer gezien was by den Keizer. Duidelyk toonde Rudolf zulks door het Graafichap van Holland te Leen op te draagen aan Jan van Avenues , Graave van Henegouwen, in geval Graaf Floris, zonder wettige erven,kwam te overly. den. De Friezen daarentegen, die hem in zyne oorlogen met hunne gewoone dapperheid dienden, Honden by hem in hooge achting, en wel inzonderheid WatzeJoulsma van Britzum by Leeuwarden, die geacht wordt een Zoon geweest te zyn van dien Britfe Joulsma, welke, ten jaare twaalfhonderd vierenzeventig, door Jetze Kimga dood geflagen, dóch flrengelyk °ewrooken wierd door zynen Zoon, die met zynen aanhang, niet alleen den doodflager zei ven nevens drie zyner Zoonen ombragt, maar ook hunne Vrouwen, in de haven van°Britzenbun>-, in 't water liet verfmooren (f). Behalven cfat de Keizer der Friezen voorvaderlyke rechten en vryheden, op hun verzoek, gereedelyk bevestigde, vermeerderde hy ook hun Landrecht met tien nieuwe artikelen (*); alles echter onder deeze (t; Dus verhaalt het F. Sjoerds Fr. Taarb. Ui D bl 121. mt een gefchreeven Geflagtboek van Friefche* Edelen op Joulsma. (*) Schot. Befchr. van Friesl. tusfchen 't Vüe en de ^auwers. bl. 94.  van FRIESLAND. 423 deeze uitdrukkelyke voorwaarden, datze hem Jerufalem zouden helpen herwinnen; als hy naar Rome trok, of elders hunne hulpe noodig had, by daan ; de vestingen aan den Rynkant helpen befchermen; en hun Vaderland tegen den Hollander verdedigen. De geweldige Watervloeden, die midlerwyl, ten jaare twaalf honderdzevenenzeventig, voorvielen , cn zo hier als elders zeer veel nadeels te weg* bragten, maatigden de blydfchap niet weinig, die de gunst ten Keizerlyken Hove den Friezen verwekt had: de Louw- en Wintermaand van 't gemelde jaar zyn daar door zeer ten kwaade berucht geworden, doch wel inzonderheid de laatfte ; en echter was 't nadeel, dat men daar by ten westen de Lauwers leed, niet te vergelyken met dat van beoosten dien ftroom, en wel allermeest van de ftreeken. tusfchen het hedendaagfche Oostfriesland en Groningerland, daar het Stedeke Torum, met wel drieëndertig dorpen en byna zo veele buurten, verflonden, en de Dollaart ftroom geopend werd; fchoon waar* fchynlyk volgende Vloeden de verwoestingen voltooid hebben, welke men nu in haare beginfelen zag: De onheilen, door deeze Watervloeden veroorzaakt, waren veelligt voor te komen of te verhelpen geweest, zo de Vryheid met onderlinge eensgezindheid had gepaard gegaan. Dan reeds voorheen zagen wy meer dan eens, dat Friesland beoosten het Vlie door partyfehappen wierd van een gereeten, hebbende de twist om den voorrang in 'c offeren, en de zugt om alles van zyne hand te doen vlieDd 4 gen, Beknopte Histo» RfEÏ^ Het jaar 1277 's berucht door ce< uen geweldigenWatervloed. De on» lerlinge /erdeeldïedentrekken ;er verneerderinge van 's Lands onheilen.  434 Tegenwoordige Staat . Be knop» t£ Historie. 1 i Zulke i plaatfen , zyn 'er inzonder- ' heid on- < gelukkig ] aan, daar . meer dan één Edel-1 man i woonr. ï i gen, de voornaame adelyke geflagten, die weder ieder hunnen byzonderen aanhang onder de huislieden en burgers hadden, in geduurige twist en oneenigheid gehouden. Het bouwen van ftinzen, of zwaare deenen huizen, eertyds ter befcherminge tegens de invallen en lixooperyen der' Noormannen gedicht, werd thans met een geheel ander oogmerk ten ftcrklten voortgezet. Het misbruik der vryheid bragt naame!yk te wege, dat de Wetten haare krachtverlooren, en de Overheden te luttel gezags bezaten, om de [tyfhoofdigheid en losbandigheid der landzaa:en behoorlyk te bedwingen. Elk meende zyn dgen Rechter te mogen en moeten zyn, in de onderlinge twisten en verdeeldheden, die menigmaal uit kleine beginzelen voortkwamen; loch, niet haastig genoeg bygelegd,op moord ;n doodflag uitliepen. . Nergens zag 't 'er jam. nerlyker uit dan in zulke Heden en dorpen, laar men meer dan eenen Edelman of Heer van anzien had. Deeze lagen geduurig over hoop. Die de zwakfte was nam al doorgaans zyne oevlugt tot het bouwen van itinzen en nieuwe murfchappen, die weder met den tyd tot dorsen aangroeiden, en, met Kerken voorzien, naar umne eerfte dichters genoemd werden, gelyk ïog tegenwoordig uit veeier dorpen, en buurten senaaminge ligtelyk valt op te maaken; heb)ende men in deeze verdeeldheden insgelyks de eden te zoeken van de veelvuldige dorpen, ;erken en buurfchappen, welke in Friesland ;evonden worden, en niet zelden zo naby el:anderen liggen, dat men, den eerden oorprong daarvan niet wee-tende, groote reden van ver-  van FRIESLAND. 425 verwondering hebbe, dat onze Voorvaders kwistiger in het bouwen van Kerken geweest zyn, dan men hedendaags oplettend is in het onderhouden van dezelve. Uit deeze rampzalige verdeeldheid van Frieslands aanzienlykfte en vermogendfte geflagten, die zich langen tyd afgefloofd hadden, om elkanderen te vernielen, kwam eerlang de binncnlandfche kryg der zogenoemde Vetkoopers en Schieringers voort, en deeze liep, na meer dan tweehonderd jaaren geduurd te hebben, niet dan met verlies van der Friezen Vryheid ten einde. De eerden, die men doorgaans in Oostergo vond, hadden hunne vrienden en bondgenooten te Groningen en in de Ommelanden, terwyl de laat Hen al doorgaans de Hollanders en Westfriezen op zyde kroopen, om zich tegen de eerden te fterken. Ondertusfehen heeft men in 't vervolg van tyd, zo door vermaagfehappinge als wisfelinge van aanhang, in Oostergo wel Schieringers, en in Westergo wel Vetkoopers gevonden Zelfs gebeurde het wel eens, dat men in een en hetzelfde dorp, gelyk ook in een en het zelfde geflagt, voorftanders van beiderlei aan hang vond. De Vetkoopers, die als wy zeiden1"doorgaans in Oostergo woonden, daar men zwaare kleigronden , uitneemende weidlanden, fchoone beesten en overvloed van vette waaren had, met welke zy hunnen voornaamfter koophandel dreeven, omdat de akkerbouw, toer nog minder in zwang ging, zouden daarvan, naai 'c algemeene gevoelen, hunnen naam gekreeger hebben, 't zy die door henzelven uit trotsheid aan genomen, of hun door anderen gegeeven zy. D( Schieringers daarentegen , die , ten grootcr Dd 5 dcele Beknopte Historie. Deeze verdeeldheidbrengt eerlang den binnen! andfchenkryg van. Vetkoopers en Schieiiugersvoort. i 1 1  426" Tegenwoordige Slaat Beknopte Historie. Zy Paan de handen telkens in een om zich tegen buitenlandfchemagt te verdedigen. By de iniandfche i i i i 1 deele, de laage en waterige ltreeken van Westergo bewoonden, daar men uitneemende Schieraal, in Holland Paling geheeten, vangt, zouden daarvan hunnen naam gekreegen hebben Te midden van deeze bloedige verdeeldheden zag men evenwel de drydende Partyen telkens de handen in een liaan, om zich tegen vreemde Mogendheden te verdedigen, zo ras hunne veiligheid en vryheid van dien kant last leed. Doch dit gevaar was niet zo dra geweeken, of de onderlinge verdeeldheid brak met verdubdcldc krachten uit, tot datze, ten langen leste beide afgemat en uitgeput, zich in de treurige noodzaaklykheid bevonden, om zich 't juk van vreemde Heeren te laaten welgevallen ; gelyk eerst de Schieringers, en daarna de Vetkoopers deeden, als nader op zynen tyd ftaat getoond te worden. De rampen, hierby door Friesland geleeden, verden, ten jaare twaalf honderd zevenentachtig, op ft) Over den oorfprong van beiderlei benaaminge rerdient geleezen te worden Gabbema's verhaal van ^eeuw bl. 12. enz Daar men onder anderen vercheiden Oudheden, rot der Friezen Gastmaalen behooende, opgehelderd vindt. Dat de Schieraal, vooral in mde tyden, in groote achtinge was, en met vry wat nacht en kosten op de Gastmaalen plag opgedischt te vorden. blykt uit het bekende fpreukje, dat men vindt iy Winfem. Kron. van Friesl. bl. 299. Dy Leydfche laape, Yn HaarJimmer taape, Yn Schiere yel Bringt Friesland yn'e Wiel.  van FRIESLAND. 417 opnieuw, door eenen geweldigen Watervloed, vermeerderd. Omtrent middennacht van denveertienden der Wintermaand brak het zeewater, met zulk een geweld, over en door de dyken heen, dat zelfs verfcheidenftinzen , fchoon op hoogten gebouwd, daardoor wierden onder voet geworpen. In Friesland tusfchen 't Vlie en de Lauwers, om daarvan alleen te fpreeken, zouden daarby dertig duizend menfchen verdronken zyn, onder welke men zeer veele Geestelyken telde, zynde in het Klooster Lidlum vierentwintig, te Westwerd, tusfchenJorwertenBeers, een Nonnenklooster, dertig, en te Foswert, Bethlem en andere plaatfen eene ontelbaare menigte omgekomen. Te Jorwert, daar het Kerkhof vry hoog is, doof het zeewater tenglasvenfteren in. Het Stedeke Grind of Gryn, op het eilandje van gelyken naam, aan het Vlie o-elegen, werd zodanig van het water overvallen, dat het geen tien huizen behield. De Kerk met het Koor en de Leerplaats, door die van Ludingakerk gedicht, werd om verre gefmeeten; ook werden wallen en poorten, met het verdere buitenwerk, daardoor zodanig verftrooid en geflegt, datze na het afloopen van den vloed bezwaarlyk te verneemen vielen, 't Is dus niet zeer te verwonderen, dat het gerucht,gewoon alles te vergrooten, de verwoesting, door deezen vloed veroorzaakt, buitenlands zo breed uitmat, dat men daar geheel Friesland voor verlooren hield cn wel allermeest, nadat deeze vloed. or fï) Winfero. Kron. van Friesl. bl. 175. Schot Befchr Beknopte Historie. verdeeldheid komt weder een geweldige Watervloed. 1287. Het StedekeGryn wordt daardoor bykans geheel verwoest.  Be KNOPTE HlSTO' HI£. Op deezen Watervloedvolgt een andere. Het land is echter niet ontbloot van inwooncrs. 5 zou Befchr. vïin Friocl n 7. . „ . - . Mist. bl. 147. Gabbema verhaal der Nederl. Watervloeden, bi, 95. haa(l!l°S.fVerh3aI'bl' 573 e"Z' Gabb-a ™ (J) Men yergelyke wegens deeze lyst WiWem. Kion. van Fncsl. bl. 17Ö. Schot. Friefche Mist. bl 147, en U. Emm. Rer. Frif. Hi«, L> xil. P. 44. 428 Tegenwoordige Staat op den vyfden van Sprokkelmaand des volgenden jaars , door eenen anderen vervangen was, die od nieuw onnoemelyke fchade had te we-e J bragt (f). Eu echter zal de lyst der overL bleeven Geestelyken alleen genoeg zyn,om ons te overtuigen, dat het land niet geheel en al van mwooners ontbloot was. Als immers de Abt van Premondreit, het Opperhoofd der lremonrtreitheeren, door den Abt van Hlöémkamp en den Proost van Schiltwolde , liet opneemen hoe 'er de Kloosters van zyne Orde m Friesland, ter wederzyden van de Lauwers,afgekomen waren, bevond men het getal der overgebleeven Monniken in 't Klooster Manengaard4oo, te Lidlum 600; te Dokkum 400 ■ te Oldeklooster in de Mame 240; te Beerta m Moermerland 140; te Langen 160; teSchiltwolde ifïo; te Kuismar 60; in 't Klooster te Wittewierum 1000; in Feenklooster of den Oiyfberg 20; in Buweklooster,of 't Graf van Maria 170; tc Heiligerlee 180; te Appehche 70: in Nyeklooster 56; teAland in Emfingerlahd 00 • en in het Klooster Palmet, dat naderhand dooiden Oollaartverflonden is, 190. r§) Indien men nu mag onderftellen, dat de andere Kloosters naar evenredigheid bewoond wierden, zo  van FRIESLAND. 429 zou het Friesland aan geene handen ontbroken ; hebben, om de vernielde zeeweeringen te herdellen, en dermaate te verbeteren, dat het land' minder gevaars van 't zeewater te duchten zou gehad hebben, zo deezen zo wel als anderen waren te werke gefteld. Dan de eeuw was nog niet verlicht genoeg om te begrypen, dat Kerk en Burgerhaat beide even liegt van zo veele ledige buiken gediend waren; of, zo al eenigen dit begreepen, het was hun nietgeraaden, zulks wat duidelyk te toonen, zo lang 't den Geestelyken aan geene magt ontbrak, om hen door hunnen ban-blixem te verpletteren. Van den kant der Hollandfche Graaven had Friesland, federt verfcheiden jaaren, geen aandoet geleeden: niet om dat de Graaven voor altoos van Friesland af zagen, maar om datze de handen elders te vol werks hadden, of door eenen famenloop van verfcheiden omflandigheden verhinderd wierden, hunne eifchen op Friesland te doen gelden. Dit was inzonderheid het geval van Floris den V. Om 't verdaan van zynen Vader, Willem den II, lagen de Westfriezen eerst aan dc beurt. Doch toen hy deezen had onder de knie gekreegen, meende hy ook de Friezen beoosten het Vlie, door zyne overwinnende wapenen, aan zich te onderwerpen. Ten dien einde dak hy, in den jaare twaalfhonderd achtentachtig, met eene vloot over de Zuiderzee, en landde te Stavoren, daar men hem voor Landheer aannam, en huldigde. Hoeveel genoegen de Graaf hierin genomen hebbe, valt ligtelyk op te maaken uit de bevestiginge cn vermeerderinge der Voorrechten en Vryheden, waarmede de Had door hem begunftigd werd. , De 3ïKNor'rn Histo- ue. Floris de V. komt in Friesland, en wordt te Stavoren gehtü. digd. 1288*  43° Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Keizer Rudolf geeft Friesland aan Reinoud,Graave ] van Gelder. 1 i2<)0. ' 1 ] 5 5 5 5 9 5 5' j: s: »! j: s: 55 55 E D bl Bi Tl De affchriften daarvan zyn nog voor handen C*) en de redenen waarmede men de echtheid van dezelve tekeer gaat, hebben niet veel te beduiden. Ondertusfehen fchynt des Graaven gebied over Friesland van geringe uitgeftrektheid geweest te zyn,wyl Keizer Rudolf gansch Friesland tusfchen het Vlie en de Eems, in den 'aare twaalfhonderd en negentig, aan Reinoud, Graave van Gelder, heeft opgedraagen; en die >pdragt, negen jaaren daarna, door Keizer Ubert is bevestigd geworden ( f ). De voorïaame inhoud van deeze Keizerlyke giftekwam ner op uit: „ Dat de Graaf geheel Oostfries, land ( waartoe men inzonderheid Ooster - en , Westergo te brengen heeft) zo verre zich , aldaar de Ryksgerechtighcid uitftrekte, uit 's , Keizers naam, zou hebben en berechten. Dat , hy daar niet alleen in eigen perfoon recht zou , fpreeken, maar ook Rechters en verdere Ma, giftraats perfoonen, naar zyn welbehaagen, aandeden, en daarenboven halsrecht oeffenem Dathy's lands inkomften, mids rekeningê doende aan het Ryk, zou invorderen, en voorts alles met volle magt verrichten wat noodioware, terwyl zulks van dezelfde kracht zou zyn , als of het door den keizer zeiven ware verricht geworden. Dat alle buitengewoone voordeden en gefchenken ten „ voor- (*) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 179. Sdiot ïfchr. van Friesl. in Quarto. bl. 102. Brieven eii ocura. bl. 13. Groot Charterb. van Frie«l I D . 124 — 127. (f) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl no reven en Docum. bl. 15 en 16. Groot Charterb.' n Fnesl, ï. D. bl. 123.  FRIESLAND. 43* „ voordeele van den Graave zouden zyn, zon„ der dat hy daarvan iets behoefde uit te kee„ ren. Dat hy deeze zyne waardigheid niet '„ zou hebben neer te leggen, voor dat hem „ alle kosten, ter verkryginge en vcrbetennge „ van Friesland aangewend, voldaan zouden zyn. „ Dat, zo hy eenige landeryen in Friesland aan„ kocht, die niet tot het Ryk behoorden, deeze als eigen goed door hem behouden en beze'' ten zouden worden. En eindelyk, dat de Graaf „ voor alle zyne moeite, vierduizend marken zui- ver zilver van het Ryk tot eene eerbelooning „ zou ontvangen Cf)-" Hoe ruim ook deeze Leengifte voor den Gelderfchen Graave zyn mogt, blykt het evenwel niet, dat vooreerst eenige poogingen doorhem zyn aangewend om dezelve in kracht te dellen, 't Viel ook inderdaad veel ligter eene diergelyke gifte van den Keizer te verkrygen, dan uit kracht van dezelve eenig gezag teoeifenen over landen, daar ook de Hollandfche Graaven en Utrechtfche Bisfchoppen recht van eisch op meenden te hebben; te meer omdat de Friezen, hoe zeer ook onder eikanderen verdeeld, wel dra de handen in een geflagen zouden hebben, zo hunne vryheid van dien kant last geleeden had. Graaf Floris de V, door de moorddaadige hand van Gerard van Velzen afgemaakt zynde, werd in de regeeringe opgevolgd door zynen eenigen zoon Jan, dien het, na zyne huldiginge, gelukte op de Westfriezen, ten jaare twaalfhonderd zevenennegentig, zo volkomen eene overwinning te behaalen, dat zy zich op nieuw aan de Graaflykeregeeringe onderwierpen, enin't vervolg, (t) U. Emm. Rer, Frif. Hist. L. XII. p. \6< Schot. Friefche Hist. bl. »5Q- Beknopte Histo. KIK. De Graaf doet echter geene poogingen , om de Keizerlykegifce in kracht te ftellen. Floris de V. wordt opgevolgddoor zynen Zoon Jan. 1297.  432 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo WE. De Bisfchop var Utrecht zoekt de Friezen op zyne zyde te krygen ten nadeele van Graave Jan. volg, van 's Graaven wege, door Baljuwen be' recht wierden ( f ). Dan dit ltrookte zo weini* mee de heerschzugdge bedoelingen van Bisfchop Willem van Utrecht, die zich, na den doodvati Graave Floris, niet minder dan de beheering van gansch Holland had toegelegd, dat hy, om. eene uiterfte pooging te werk te dellen, de Friezen beoosten 't Vlie tegen den Graaf zochc op te hitfen. Om het werk wis te neemen, dak hy,omtrent»deezen tyd, in perfoon mee eene vloot naar Friesland over. Daar zynde, bediende hy zich van de gevvoone kunstgreep der heerschzugtige Geestelyken, en ondernam den jongen Graaf en zyne Hollanders van ongeloove of Ketterye verdacht te maaken; en na dat hy 't volk hiervan, in openlyke redevoeringen, de ooren had vol geblaazen , predikte hy eene kruisvaart tegen de Hollanders, met dat gevolg,dat zeer veele Friezen zich door hem beweegen lieten, om, onder zyn geleide, den togt teonderneemen. De Bisfchop had het op Waterland gemunt, en zochc by Monnikendam te landen. Doch de Haarlemmers, Kennemers en Waterlanders, op hunne hoede zynde,kwamen mee eenige welbemande fchepen op hem af, en bejegenden hem op zo fors eene wyze, dat zyn grootfte fchip genomen, een deel andere vaartuigen vernield, en hy zelf genoodzaakt wierd in een ligt vaartuig over te flappen, cn de vlugt te neemen naar Overysfel. De Friezen, d;e,by deeze ongelukkige ontmoetinge, den Hol- C t) Mei. Stoke volg. de uitgave van Huidecoper. [I D. bl. 420. Schot. Friefche Hist. bl. 152. Vaderl. tiist. 111. D. bl. ic8.  tan FRIESLAND,. 433 Hollanderen. In grooten getale, in handen vielen, werden niet dan na 't betaalen van een aanzienlyk losgeld gefiaakt (*). Tusfchen den Graaf en den Bisfchop werd eerlang een Verdrag getroffen, volgens den Raad van Wolferd van Borfelcn, die thans het voornaamfle bewind in handen had, en den jongen Graaf in alles naar zynen zin wist te ■zetten, 't Is derhalven zeer waarfchynlyk aan zyne inboezeming te wyten, dat eenige Abten cn Prelaaten van Oostergo, door Graave Jan, befchuldigd wierden, het volk opgeruid te hebben , om met Bisfchop Willem den togt tegen Holland te ondorneemcn. Althans de Abten vaa Klaarkamp , Bethanië , Mariëngaard en DokJ;um, nevens den Proost van het Klooster Bethlehem, vonden zich genoodzaakt, in eenen brief, aan Graave Jan gefchreeven, zich van die befchuldigïnge te zuiveren, gelyk uit den brief, die nog voor handen is (§), blyken kan. Indeezen hunnen brief geeven die van Oostergo echter vry duidelyk te kennen, dat zy die van Westergo, wier landftreek, door deBornzee en een byzonder Rechtsgebied, van de hunne was afgefcheiden, geenszins vrykenden, van in vereeniginge met de Westfriezen den Graave vry wat nadeels berokkend te hebben. Het Geestelyk Rechtsgebied' over Friesland was, ten deezen tyde, verdeeld tusfchen de Bis1'choppen van Utrecht, Bremen, Munfter en Keulen. De laatde had hier zyne Dekens of Aarts priesters, die in hunne Rechtbank, Schenfloel ceheeten, vonnis velden over Kerkelyke cn Hu- (*•) Melis Stoke, volg. da uitgave van Huittep. 1:1 £>. bl. 457 enz. Vaderl. Hist. III D. bl. io3. {$) Gr. Charterb. van Friesl. I. D. bl. 130. Es BliKNC*TE HlSlO* RIK. De Bisfchop ea Graaf ver.draagenzich met 2lkanda:en. Geffeldheid van het GeestelykRechtsgebied,en het ge. drajj dft?  434 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo eie. Geestely ken in .friesland Huwelykszaaken. De meeste Priesters waren ' toen niet alleen getrouwd; maar lieten ook hunne Kerkelyke bedieningen, by hun overlyden,aan ' hunne kinderen na, in weerwil van het Kanonike recht, en de tegenipraak veeier vroomen. Zelfs verzochtenze geen ontilag van den Paus, die geoordeeld werd het recht te hebben, om 't zelve in gevallen van deezen aart te verleenen. De geldafpersingen, waarmede zy het volk plaagden , om hunne huisgezinnen ftaar.de te houden, bragten hen dermaate in den haat, dat het volk, zich zeiven recht doende, de huizen deezer Geestelyke leidslieden pionderde en verbrandde. Ten jaare twaalfhonderd twee* enzeventig vooral hadden zy op eene gevoelige wyze ondervonden , waartoe eeue getergde menigte ten laatften overflaat. De Bisfchop van Munfter kwam te vergeefs met zyn gezag tusfchen beiden. Hy kreeg geen gehoor dan door het afkondigen van een' algemeenen ban: en in zekere Parochie waagde men het zelfs ook deezen te verachten. Grootelyks beklaagden de Geestelyken zich, dat de Leeken weigerden hun de Offerhanden, Eerftelingen en Tienden te betaalen. Sommigen zochten hierin zelfs de reden der menigvuldige Watervloeden , die Friesland van tyd tot tyd overkwamen, en gaven voor, datzulken, die de Tienden getrouwelyk betaalden, met vruchtbaarheid der landen, gezondheid des lichaams, vergeeving der zonden, en 't Koninkryk der hemelen van God gezegend wierden. Wanneer echter de Bisfchop van Munller eene jaarlykfche fchatting vorderde van deeze Abten, die zo yverig waak-1 ten voor het behoud der zielen, kreeg hy ten i antwoord,dat de vryheid der Friezen zo groot was,, dat  van FRIESLAND. 435 dat men tegen hunnen wil niets van hun kon cifchen (*). Deelde Stavoren zo diep in de gunfte Van Graave Floris, dat hy, gelyk wy voorheen zagen , de vryheden en voorrechten deezer ftad bevestigde en vermeerderde, zyn Zoon Jan, de eerfte van dien naam, rekende het insgelyks van zyn belang,dezelve door byzondere blyken van genegenheid aan zich te verbinden. Zo lang de Hollandfche Graaven ook niet geheel van hunne aanfpraak op Friesland hadden afgezien, moestenze vooral Stavoren aan zich verbonden houden, al ware het maar alleen, om te gemaklyker met eene vloot in Friesland te landen , en van daar hunne overgefcheepte bendes dieper landwaards in te doen dringen. De Stad fchynt ook minder dan de overige deelen van Friesland tegen de Regeering der Hollandfche Graaven gehad te hebben, Althans die van Stavo ren verklaarden zich plegtiglyk onderworper aan den Graave, en ontvingen daarna op nieuw van hem de bekrachtiging hunner vryheden er voorrechten, gelyk te zien is uit de Hukken di< daarvan nog tegenwoordig voor handen zyn (f) In 't Keizerryk vielen midlerwyl ook gewig tige gebeurtenisfen voor, waarby Friesland be lang had: van dien aard was de verkiezing vat Adolf van Nasfau tot hoofd des Duitfchen Ryks en zyne daarna gevolgde afzetting van deezi hoo^e waardigheid. De Friezen hielden naa melyk (*) Cerifier Tableau de 1'Hist. Generale. Tom. 1 f 34-r- {\) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. I3T Ee a Bekhofte Iüit«- rie. Graaf Jatt bevestigt aan Stavoren de vryheden en voorrechtender Stad. ■ Keizer Al- ■ bert vau t Oosten- ryk is > den Frie» S zen min. der gene.  436" Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. gen dan den Gelderfchen. i 1 De verdeeldheid ■ der Friezen heeft I jammer- ( lyke go , tolgen. i t < I meiyk, in deeze geweldige verdeeldheden, de zyde van Keizer Adolf, als wetuglyk verkooren Opperhoofd des Duitfehen Ryks; doch de Gelderfchen hielden het met Alberc Hertog van Oostenryk, zyne tegenparty. Dus is het niet te verwonderen dat Aïbert, na den Rykstroon beklommen te hebben, meer genegenheid voor de Gelderfchen dan voor de Friezen had , en zulks betoonde, door hec bevestigen van den gunstbrief. waarby wylen zyn Vader , Keizer Rudolf, Reinoud van Gelder, met al het land van Friesland, zo verre dat tot het Keizerryk behoorde, negen jaaren te vooren begiftigd had (*). tleinoud heeft echter, zo veel men weet, uit kracht van deeze Keizerlyke gifte, niets op Friesland ondernomen; waarfchynlyk vond hy zich zelden te zwak om de Friezen met geweld tot onderwerping te dwingen, behalven dat de eifchen van Holland en Utrecht op Friesland hem in len weg (ronden. Wat eenige jaaren laater, loor zynen Zoon, ondernomen zy, ftaat op zynen yd gemeld te worden. ^ Midlerwyl had de onderlinge verdeeldheid der i^ricfche Edelen zich hoe langer hoe dieper geworteld, en omtrent deezen tyd zag men laarvan de jammerlykfte gevolgen. Wanneer ïaamelyk zeker Edelman , Jucke Helbada, len Zoon van Worp Ropta, met naame Douwe, n een gevecht doodelyk gewond had, werd lit door Worp zo hoog genomen , dat hy van lat oogenblik af bedacht was, om zynen heeten en (*) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 112 en 13. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 131.  van FRIESLAND. 437 en wraakgierigen moed, zo ras mogelyk, aan den daadêr te koelen. Hem derhalven op den weg tusfchen Ferwerd en Marrum ontmoetende , verzuimde hy niet hem gewapenderhand aan te randen, fchoon hy zelf maar van twee dienaars verzeld, en Helbada met de zynen zeven man fterk was.'' Evenwel drong Ropta, doch met verlies van een' zyner dienaaren, zo fterk op Helbada in, dat deeze van zyn paard ftortte, en waarfchynlyk door Ropta ware afgemaakt geworden, zo niet zyne byhebbende manfehap, ter zyner befchermino-e, met verdubbelde woede, op Ropta en zyne Dienaaren ware aangevallen, en hen beide gewond had, zonder zelve ongewond te bly> ven. Ropta met zyn beiden niet opgewasfen tegen deeze overmacht , maakte een einde van 't gevecht, en vervolgde zynen weg , zonder dat zyne vyanden ■ den minden lust betoonden om hem na te zetten. Verre was het echter van daar , dat met het gevecht ook de vyandlykheden ten einde zouden zyn. Dc een zowel als de ander kreeg van tyd tot tyc meer aanhangs onder dc Adelyke huizen, endi werd gevolgd van wederzydfche famenrottinger en verbindtenisfen, ftrekkende om alle bandet van vriend - en maagfehap te verbreeken, cn eenei verderflyken Burgerkryg aan te rechten. Leed ook niet lang of men zag iets van diei aart, fchoon nog maar in 't klein, gebeuren Worp Ropta naameiyk, verdaan hebbende, da Helbada in het Dorp Hoogebeintum eenige vai zyne vrienden en bontgenooten by zich had verzocht zynen boezemvriend Tiete Kammin ga, hem de hand te willen leenen om daa jfyne' vyanden te bevechten. Kamminga, d Ee 3 «ia Bernof'. te/Hist;}» jue. Gebeurtenis op den weg tusfchen Ferwerd en Marrum. i' t l t : 1 Als ook te Hoo- 1 gebein- , tuin, . aan het huis van r lleibada, e  43 8 Tegenwoordige Staat BeknóP' te Hl$*t? me. Helbada' Zoon wreekt y.ich öve 't gcbeui de» J3<52. man niet zynde om zo fchoon eene kans te ■ verpruilen , was 'er aanftonds gereed toe ; dus. trokken zy, verzeld van hunne dienaars, naar 't gemelde Dorp, en vielen hunne vyanden zo geweldig op het lyf, dac Helbada met vier der zynen fneuvclde, en alle de overigen op de vlugr. gedreeven wierden. Dan Helbada liet eenen Zoon na, die, fchoon maar zeventien jaaren . oud, moeds genoeg bezat, om zyns Vaders dood niet ongewrooken te laaten. De gelegenheid daartoe fcheen hem, eenige maanden daarna, ' gebooren te zyn, wanneer Tiete Kamminga, naar Dokkum rydende, hem op zynen weg ontmoette : want niet zo dra had de jonge Helbada uic 'eenigen van zyn gezelfchap verdaan, dat deeze de doodflager zyns Vaders was , of hy viel mee de grootfte woede op hem aan; doch werd door Kamminga en de zynen zo wel ontvangen, dathy eerlang, tot lyfsbehoud, de vlugt moesc neemen. De dood van Kamminga en Ropta, niet lang daarna voorgevallen, maakte wel een einde van deezen bloedigen twist, maar bragt geene algemeene verzoening tusfchen de op eikanderen verbitterde geflagten te wege ( f). Worp Ropta overleed in den jaare dertienhonderd en twee, op zyn ftins of lleenhuis, daande ten noorden van het dorp Metfelwier in Oostdongerdeel, en wegens zyne ftefkte zonderling beroemd,doch voor bykansvyfeigjaaren tot den grond toe afgebroken. Tiete Kamminga overleefde zynen boezemvriend flegts tot den laatilen dag des gemelden jaars , in 't welk ook f-j ) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 183, O. van Eebarl. Kron. bl. 129.  van FRIESLAND. 439 ook TjaUiog Eifinga, vaa de Friezen om zyne uitmuntende hoedanigheden zeer hoog geacht, den laatften tol der natutire had betaald O')- Graaf jan de I, op het einde der dertiende eeuw overleeden zynde, werd opgevolgd door jan van Avennes, Zusters Zoon van Graave Willem, Roomsch Koning; doch ons is niet voorge. komen , dat de Friezen, beoosten het Vlie, eenigen aandoot van hem geleeden hebben. Dan haddenze vrede van buiten, van binnen wistenze dien naar behooren niet te bewaaren. De partyfehappen der Schieringers en Vetkoopers waren wei federt eenigen tyd wat bedaarder geweest , maar zo weinig bygclcgd, dac ze omtrent deezen tyd met verdubbelde woede uitbraken. En fchoon de vcrmogendlle landzaaten en huislieden daarin de voornaamile rol fpeelden, heefc men niec te denken dat zich de Adel daar geheel en al hebbe buiten gehouden. De heerschzugt van deezen aanzienlyken ftand werkte 'erbedektelyk onder, cn zocht aldus zyne byzondere oogmerken, ten koste van 't goed en bloed van anderen, voort te zetten. Moorden cn doodüaan, branden en blaaken ging nu onbegrypelyk ver. Schieringers en Vetkoopers behoef don eikanderen maar op weg te ontmoeten om in gevecht te komen, en zeldzaam eindigden deeze gevechten zonder dat dc zwakftc daar by 't leeven infehoot. 't GemeencVolk gaf inzonderheid aan zyne moedwilligheid den teugel ten eenemaal ruim, en verfchoondt- nie (f)O. van Scharl. Kron. bU 131. Ee 4 Deknop» TE HlSTO. rus. De par* tydighèid der Schieringers en Vetkoopersbreekt met verdubbeldewoede uit.  t5 .-knopte Historie. ï3»5- Dezelve wordt mei een twee» gevecht bellooten, (*) ItAade Friefche Terp. bl. 56. O. van Schart Kron bl -132. Winfem. Kron van Friesl. bl. 384 en .Scho|. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl 170'. 44a Tegenwoordige Staal niemand van de tegenparty, hy mogt dan oo£ zyn wie hy ware. Nu en dan zag men geheel© Dorpen tegen eikanderen ten ftryde trekken. De Ingezetenen van Warns en Scharl gingen, eikanderen, in de Lente van dertienhonderd en vyf, na 't opontbieden van hunne wederzydfche vrien» den en aanhangers, met zo dol eene woede te keer, dat hec getal der gcfneuvelden niet minder dan anderhalfhonderd beliep. De zeldzaame luchtverfchynfels, die hier by, met ik weetniet wat al wonderen, gebeurd zouden zyn, kan men ten overvloede by anderen vinden Eindelyk waren 'er onder de ilrydende partyen eenigen , die tot verzoening rieden, en 't zo verre bragten, dac men een Verdrag floot; waarby werd vast gefteld „ dac van ieder der partyen ,, één man zou gekoozen worden, die 't ge-. „ fchil door een tweegevecht zouden beflegten , „ mids men vooraf by eede beloofde, dac zy, „ wiens voorvechter verwonnen wierd , daarna „ nooit weder eenig gefchil, twist of moeite „ zouden aanrechten". Na dat hier van een gefehrift, op den eenentwintigden van Bloeimaand, getekend was, gingen de kampvechters elkanderen te keer. De zege hing ruim een half uur iï twyifel ; doch daarna verklaarde zy zich voor den Vetkooper, die hierop de handen der par^ tyen famenvoegde, en hen opnieuw deedzwee* ren,datze zich aan den getroffen zoenonverbreekelyk zouden houden. Dit gedaan zynde keerde  van FRIESLAND. 44r de elk naar huis. Hoe veel beter ware 'tniet geweest, dat men zo begonnen had als'er geëindigd wierd! want dus, indien'er bloed geftort moest worden, zou het maar dat van één' mensch geweest zyn, daar men het nu by de honderd en vyftig ter dood toe had afgetapt ( f ). By deeze onheilen, welke Friesland door inlandfche verdeeldheden geleeden had, kwamen kort daarna nog andere. Door eenen geweldigen regen, gevallen op den twaalfden van Hooimaand, ftond genoegzaam geheel het land bedekt, 't Graangewas ging grootendeels verboren; veele moerasfen en laage landen werden in poelen en meeren veranderd; het houtgewas van het bosch Fluisfcn, voor zo verre dat nog overig was, werd driftig en om verre geworpen,door den fterken wind, die met den regen vergezelfchapt ging , en federt dien tyd, is 't gemelde bosch anders niet geweest dan een vry groot meer, gelyk het nog ten deezen dage is. 't Ergst van allen was, dat hierop hongersnood en pest begonden te woeden, en veele menfchen ten grave fleepten ( *). De Friezen, in veclc jaaren, van den kant der Noormannen, geenen aanftoot geleeden hebbende , hadden het aan hunne eigene verdeeldheden te danken, dat deeze roofzugtige volkeren, ten jaare dertienhonderd en zes, nogmaals eene kans op dit gewest waagden, en, na omtrent de Lauwers in grooten getale aangekomen te zyn , daar alles jammerlyk verwo.Qsr.ten en uitplonder- * den, (t) Men zie de zo even gemelde Schryver*. r*) Zie bóven. W Ees Beknop- te HISTORIE. Een ge» weldigö tegen heeft treurige gevolgen. De Noo» mannen waagen weder eene kans op Friesland.1306.  BüKNOI». TE HlSTO RIE. Doch worden door R. Kammin ga verflagen. Hesfel Martena is be■zwaarlyk 442 Tegenwoordige Staat den. Ongeftraft deeden zy die echter nïet. P.einier Kamminga , toen ter tyd Poteftaat van Friesland , had van deezen vyandlyken inval zo dra geene kennis gekreegen, of hy bragt een' aanzienlyken hoop landzaaten in de wapenen, 'trok daarmede den alles verwoestenden vyand tegen, en leverde hem (lag omtrent de meergemelde Lauwers. Het gevecht was van beide kanten hevig ; doch de overwinning verklaarde zich voor de Friezen. Ondertusfehen lieten zy 'er wel vierhonderd man by zitten ; maar den Noormannen kwam deeze veldflag op wel negenhonderd te ftaan, waarom de overi • gen, metachterlaatinge van't geroofde, al vlugtende, het flagveld en tevens het land verlieten. De dapperheid van Kamminga in deezen Veldflag wordt zeer geroemd, hebbende hy den zynen niet (legts met woorden maar ook met daaden getoond, wat hun te doen ftond om de overwinning te behaalen. De vyandlyke Veldheer zou, dit bemerkende, den zynen hebben toegeroepen, dat de zege de hunne ware, zo zy maar deezen konden verdaan. Schoon dit hun niet gelukte, kreeg Kamminga echter zo zwaar eene wonde in deezen (lag, dat hy 'er vyf dagen daarna aan overleed; niet zonder grootelyks betreurd te worden van Geestelyken en Wereldiyken beide (*). Nadat Friesland dus van zynen waardigen Poteftaat beroofd was, waren de Rechters en Edelen of Staaten des lands, daartoe plegtiglyk ver- (*) O. van Scharl Kron. bl. 135. Winfem. Kron-, bl. i»5.  van F R I E SLAND. 443 vergaderd, van oordeel, dat deeze waardigheid moest worden opgedraagen aan Hesfel Martena. Dan deeze , 'uit den aart meer tot rust en vrede dan tot twist en oorlog genegen, wees deeze waardigheid van de hand, biddende , dat men dien gewigtigen post eenen anderen mogt opdraagen; eindelyk evenwel liet hy zich beweegen tot hec aanvaarden van denzelven , cn lei zich , overeenkomftig met zyne vreedzaame inborst, van dat oogenblik af, toe, om het land in vrede te bellieren , en door vrede te doen bloeien, zeggende,, dat dit de „ grootfte dienst was, dien men den lande be„ wyzen kon ". Het mogt hem echter nïet gebeuren, deeze zyne loflyke neiging altoos ongeftoord te volgen. Zelfs al kort na zyne verkiezing tot Poteftaat zag by zich genoodzaakt, om den HolLmderen het hoofd te bieden. Graai Willem dc III, Zoon en opvolger van Graave Jan den II, rust met zyne nabuuren hebbende, oordeelde, in navolginge van eenigen zyner Voorzaaten, ook iets op Friesland te moeten onderneemen, ware 'c niec om hec ganfche gewest aan zich te onderwerpen, althans om den Friezen te toonen, wat zy van hem te wachten hadden, zo de kans hem fchoon ftond om eens zyn gewaand recht op Friesland te doen gelden. Eene bende van vyftienhonderd Hollanderen ftak ter dien einde, onder het geleide van Graave Willem zeiven, of onder dat van zynen Bevelheb ber, naar Friesland over, landde in Gaasterland, fchrcef aanftonds zwaare brandfchattinget uit, en had hec oog op Stavoren, dat zich zee waarfchynlyk van de gehoorzaamheid der Hol &ndfghe Graaveu onttrokken, en daardoor aan Ieidin: Bf.knöf» TE HlSTOï RIE. over te> haalen om de waardigheidvan Potefraac tö aanvaarden. Graaf • Willem deII t, doec een' inval in Friesland. t r 3  444 Tegenwoordige Staat Bt KNOPTE Hisxo 1UE. Hesfel Wartena verdryft den vyand. Eené groote menigte Friezen fteekt over naa Enkhui- zen. leiding gegeeven bad, dat zo aanzienlyk eene ' krygsmagc naar Friesland gezonden wierd, om deeze'Stad weder tot haaren pligt te brengén. Hoe 't zy, Martena had niet zo dra bericht van den inval der Hollanderen gekreegen, of hy wapende zyne Friezen, en trok den vyanden , die reeds bezig waren met branden en blaaken, met zo veel moeds tegen, datze, zonder hem af te wachten of 't hoofd te bieden, als bloodaards zich aan boord hunner fchepen begaven, en daarmede huiswaards keerden, 't Nadeel, by deezen inval door Friesland geleeden, was duszo groot niet als de haat, die daaruit tusfchen de beide natiën, en wel inzonderheid de Friezen en Westfriezen, gebooren wierd: want daar deeze laatrtcn, in vroeger tyden menigmaal, -door de Friezen van beoosten 't Vlie, tegen de Graaflyke overheering, waren onderlteuud geworden, kwamenze nu om deeze hunne oude dam en naamgenooten te beoorloogen en te onderdrukken. Misfehien zochtenze op deeze wyze hun hof by den Graaf te maaken, en hen juk te verzachten datze genoodzaakt waren te draagen. Doch watze ook bedoelden, de Friezen waren van oordeel , dat zy zich nadrukkelyk op hen moesten wreeken. Met toeftemminge van den Poteftaat ftak eene rgroote menigte Friezen naar Enkhuizen over, bragt den in-en op-gezeetenen der iïad en omleggende landftreek, door rooven en branden, veel nadeels toe , en keerde met grooten buit naar Friesland te rug. Onder de Edelen, die deel aan deezen togt hadden , vindt men by naame gemeld, Lieuwe k - Sjoerds  van F R I E S LAND, 445 Sjoerds Beyem, Sake van Offingahuizen, Douwe Hiddema, Rienk en Ype Aylva, Broeders, en Taeke Tieces Hettinga. Den Enkhuizeren ftak de gepleegde moedwil deezer Friezen te zeer in de krop, om 'er niet zo dra mogelyk wraake van te neemen. Dit echter niet openlyk durvende doen, fchikten zy heimelyk eenige brandftichters naar Friesland , die de ftinzen van Beyem, Offingahuizen en Hiddema (§), by nacht, in kooien leiden. Dan drie van deeze uitgezonden booswichten vielen den Friezen in handen, en beleeden, dat zy door die van Enkhuizen, tot de gepleegde brandftichting, waren omgekocht. Beyem haastig en wraakgierig van aard zynde, was, na deeze ontdekking, niet alleen gereed, om zelf wraak van de geleeden fchade te neemen, maar haalde daar toe ook de andere Edelen met weinig moeite over. Men ftak dan gelykerhand over de Zuiderzee, verraste de ftad Enkhuizen, toen nog open en onvast, verbrandde daar wel vyfentwintig huizen, en' keerde, met veel buits belaaden, naar huis (*> De Zuiderzee, door deeze en dergelyke on« eenigheden , hoe langer hoe onveiliger wordende, was elk met reden bedacht om 't zyne in ruste te bezitten, en te behouden. Dit gaf aanleiding, dat de burgers van Stavoren, die eigenaars ( § ï Van deeze Stinzen zou het eerfte te Arum, het tweede te Achlum, en het derde te Pingjum of Sixblerum gelegen hebben. F. Sjoerds. Fr. jaarb, III, D. bl- 233- (*) winfem. Kron. va» Friest. bl. 187. Schot. Fr. SHist. bl. 1Ö5. Beknopte IIisto* uie. De Enk- huizers wrêeken zich op do Friezen, maar geenszins ongeftraft. Die vaa Stavoren draagen hunne landeryen' van Urfc  446 Tegenwoordigs Staat Beknopre Historie.-op aan den Abt van St. Odulfus. De Enk- Ihuizers Heek en St. Odulfuskloo • (Ier in brand; •doch wor faykfehryveren, deeze merkwaardige byzonder- heid Beknopte Historie. volgd vanhongersnood en pest.  460 Tegenwoordige Staat Beknopte HlSTO bij:. De verkiezingvan twee Keizeren heeft grooten invloed op den Staat deezer landen. heid hebben plaats gehad, dat, daar niemand 'van de pest wierd aangetast zonder daar aan te fterven , eenige adelyke geflagten, als Liaukema , Adelen en anderen , wier bermhartigheid in deezen hongersnood zo zeer had uitgeblonken , daaraan niemand der hunnen verlooren ( * ). Opmerklyk is het ook , dat de Hemelfche Voorzienigheid deeze tyden van jammer, binnen weinige maanden,, zo ren eenemaal deed verdwynen , dat men zekere maat rogge voor vyftien penningen kocht , daar men te vooren zo vsele ftuivers Hollandfche munte voor betaald had. Sommigen Ichryveö deeze fchielyke verandering eeniglyk toe aan een volgend vruchtbaar jaargetyde; doch veciligt is 'er ook toevoer van Graanen uit de Oostzee gekomen. Even als in voorgaande tyden de verdeeldheden van het Keizerryk van gevolg voor deeze gewesten waren, alzo had de verkiezing der twee Keizeren, Lodewyk van Beyeren, en Frederik, Hertog van Oostenryk, voorgevallen in den jaare dertienhonderd en dertien, veel invloeds op den Staat deezer landen. Lodewyk van Beyeren begreep te klaar, dat de vriendfchap van den Hollanfchen Graave, Willem den III, hem grootelyks tegen zynen Mededinger kon te ftade komen, om zich niet opde best mogalylfe wyze daarvan te verzekeren. Hy wist daarenboven, dat de Keizers de Graaffchappen van Holland en Zeeland , en de Heer- lykheid (*) Schot. Fr. Hist. bl. 167. O. van Schari. Kron. van Fr, bl. 139.  van FRIESLAND. 4Ö1 jykheid van Friesland, altoos hadden aangemerkt, als af te hangen van het Keizerryk. ïdy ontfloeg derhalven deeze landfchappen van haare afhangklykheid, ter gunde van Graave Willem, en ftond volkomen af van al het recht, dat hy of zyne Opvolgers zouden konnen eiw fchen. Ook fchreef Keizer Lodewyk niet lang daarna, eenen brief aan de Grietmannen, Raaden en Gemeenten van Oostergo en Westergo, waarby hun wel ernftig gelast werd, Graaf Willem van Holland voor hunnen wettigen Heer te erkennen, en als zodanig te eerbiedigen (f). In hoe verre het eene en het andere, zo door de volgende Keizers, als ook door de Friezen, geëerbiedigd zy geworden, zal uit het vervolg deezer beknopte Historie moeten blykcn. Midlerwyl waren eenige Friezen by den I lollandfchen Graaf in verdenkinge gebragt, als of zy den Schepenen van Stavoren hinderlyk waren geweest, in het beilieren en rechten van de Burgers hunner Stad, die daartoe met de noodige voorrechten en vryheden van 'sGraa* ven Voorzaaten was voorzien geworden. Derhalven vrcezende, dat hun dit, door den Graave, als eene misdaad mogt worden toegerekend, zochten zy hier van zich te zuiveren, met belofte van de voorrechten en vryheden dier Stad ■te zullen erkennen, en naar hun vermogen helpen handhaaven ; doende zulks by eenen brief, gefchreeven door verfcheiden Dekens, Griet- (f} Groot Charterb. van Friesl. I. D, bl. 152—. 155. ', Beknop. rü HistO' ItlE. De rechten en vryheden van Stavorenworden door da Friezen ;rkend.  Beknopte HistO' UB. De onto ten mee Overeenkomflig met dien getroffen vrede, gaf de Wethouderfchap van Stavoren, ten jaare dertienhonderd en twintig, eenen Zoenbrief aan die (f) Groot Charterb. van Friesl. I. D, bl. 157. (§) bl. 158 en ï59.  tan FRIESLAND. 465. die van Harderwyk, waaruit blyken kan op wat wyze de vrienden van eenen verflagenen, toen ter tyd, door de doodflagers, plagten verzoend en bevredigd te worden. Na dat in 't hoofd van den Zoenbrief gezegd was, dat eenige Schepenen en Burgers van Harderwyk te Stavoren verfcheenen waren, om aldaar eene zoening te beraamen met de vrienden van twee ontlyfde mannen, door de Harderwykers neêrgeflagen, gaat dezelve in deezer voegen voort: „ De zoenpenningen betaald zynde, hebben de „ vrienden aan die van Harderwyk gegeeven „ den gewoonen vredekus; waarna zy ter we„ derzyden zwoeren, dien zoen te houden on,, verbreeklyk ten eeuwigen dage, za lang de ,, wind waaide en de haan kraaide. Waarvan; „ aan die van Harderwyk een gezegelde Zoen„ brief werd gegeeven door de Wethouders j, van Stavoren, en Folker, Abt van Odulfs„ klooster aldaar, als mede Broeder Ordachus, „ Bevelhebber van St. Jans Godsdhuis op den Berg by Sneek, mitsgaders den Grietman en ,, zyne Mederechters van Wildinge, elk in 't „ byzonder" (f). De brand der binnenlaadfche oneenigheden was wel, door de voorheengemelde ellenden van n hongersnood en pestziekte, wat geflauwd, maarfc zo verre van ten eenemaal gebluscht te zyn,ei dat dezelve eerlang met nieuwe kracht begon te b. woeden; vooral toen de Landzaaten, die 'x w meest verarmd waren, op eene al te harde en onrechtmaatige wyze tot betaaling hunner fchulden /|) Groot Charterb, van Friesl. I. D. bl. 162. Gg BEItNOÏ* re Historie. ran die /an Har» lerwy% e branH :r binïnlandhe on- migheii :gint op euw te oeden.  466 Tegenwoordigs Staat Beknopte Histo we. De Westfriezendoen eene landing in Friesland. den geperst wierden. Daar werd dus veel over 'vrede en zoen gehandeld, tor dat eerst die .van Dokkum, omtrent Bloeimaand, en daarna die van geheel Oostergo, op den vierden van Wynmaand des jaars dertienhonderd en achttien, met die van Groningen, een Verdrag flooten, waarby vastgefteld werd: „dat niemand eenig' „ mensch of eenig goed, uit hoofde van fchuld, „ zonder zeer billyke redenen, zou mogen „ aanhouden; en verder, dat men niemand, „ dan alleen den eigenlyken fchuldenaar, voor „ den Rechter zou mogen daagen, of eenige „ moeite aandoen". Dit Verdrag, dat voor het eerde gehouden wordt, welk die van Oosrergo met die van Groningen getroffen hebben , bragt wel Oostergo in ruste; maar in Westergo bleef nog het vuur van tweedragt fmooken, inzonderheid onder de Adelyke geflagten van Ayiva, Hettinga, Reinalda, Wibalda en eenige andere, die veele bloeddorftige aanflagen op eikanderen in 't werk Helden ( §). Gaf binnenlandfche verdeeldheid aan buitenIandfche vyanden altyd de beste gelegenheid om hunne heersch- en roofzuchtige ontwerpen ter uitvoer te brengen, die van Westergo ondervonden hiervan, in dit zelfde jaar, de waarheid tot hunne gevoelige fmerte, doordienze van de Westfriezen, hunne oude Stam- en Naamgenooten, nu inzonderheid menigen inval te Iyden hadden. Deezen kwamen met kleine vaartuigen (§) Wiirfem. Kron. van Friesl. bl. 190. Schor. Fr. Hist, bl. ïó3. ü. Emi». Rer. Frif. Hist. L. XIII. M» 74.-  van FRIESLAND. 467 tuigen over het Vlie, en beroofden Makkum, Kornwerr en eenige nabygelegene Dorpen en Gehuchten, onder het pleegen van veelerlei moedwilligheden; doch niet zonder daarover, door die van Westergo , naar verdiende geiTraft te worden De Edelen van Aylva en Hettifiga bragten, dien roofzugtigen inval vernomen hebbende, in alle mogelyke ifilte, een goed deel volks op de been, en overvielen daar mede de zorgelooze plunderaars mee zo veel geweld, dat de meesten in de pan gehakt, en de overigen op de vlugt gedreeven wierden. Dan ook deezen werd geen tyds genoeg gegund * om hunne fchepen, die te Makkum lagen, te bereiken , zynde verre het grooiftc deel daar binnen neêrgehouwen. Die op de fchepen waren vernamen niet zo dra hoe ongelukkig het hunnen fpitsbroederen te lande verging, of zy haalden de zeilen by, om zee te kiezen; doch konden wegens ftilte geenen voortgang maaken, en werden door de Friezen achterhaald, vermeesterd en over boord geworpen. De Friezen, hiermede nog niet te vreden, voeren met die zelfde fchepen naar Medenblik en Enkhuizen , en hielden daar weinig beter huis, dan de Westfriezen te hunnent gedaan hadden. Van daar' te rug gekomen zynde, gaven ze de genomen fchepen ten gefchenke aan die van Stavoren, zonder dat ons de reden dier mildheid gebleeken zy (t)> Ondertusfehen heeft men dergelyke ' vyandlykheden niet te houden vóór de blyken van (t) Winfera. Kron. van Friesl. bl. 101. Schot, F?. Hist. bl. 163. Gg 2 Beknow TE HlSTO* RIE. Doch grootelyks tot hun eigent nadeel. ïrï echter teelt 'er  Beknopte Historie. geen openbaart oorlog tusfchen , de beide volkeren plaats ge bad. Het Klooster van St. Odulfus wordt, 468 Tegenwoordige Staat van eenen openbaaren oorlog, maar wel voor wederzydfche rooveryen, misfehien met oog* luikinge, maar niet op last van Graave Willem den III. gefchied, alzo dezelve zich omtrent deezen tyd, in verfcheiden gevallen, nog als Landheer over Westergo en Stavoren heeft; gedraagen, en wel inzonderheid door zekere .perfoonen in boete te liaan, St Odulfs Klooster te Stavoren te begiftigen, Rechters of Schouten in Westergo te zenden, de oneenigheden tusfchen de Wethouders van Stavoren te beflechten, het Klooster Mariëndal in Westergo te befchermen, den Abt van gemelde Klooster te voïmagtigen om eenige perfoonen in Sixbierum van hunne Leenen te ontzetten, zo zy weigerachtig bleeven om de Leenrechten daarvan aan den Graave te betaalen, en eindelyk door eenen Schout in Sixbierum aan te ftellen: al het welk de Graaf niet zou hebben konnen doen, zo hy niet, met of tegen den zin der Friezen, zich eenige oppermagt over Westergo tof een gedeelte daarvan toegeëigend, en die metderdaad geoeffend had (§_). Hoe weinig zulks den vryheidminnenden en vry verklaarden Friezen fmaakte, hebbenze in 't vervolg van tyd meermaalen getoond. Zagen wy voorheen meer dan eens, hoe de invallende Noordzee de landen, bewesten het tegenwoordige Friesland, begon weg te neemen , de ftad Stavoren, en het Klooster van St. Odulfus inzonderheid, liep groot gevaar van daar- (§) De oorfprongklyke Stukken, ter bevestiging* biervan dienende, zyn te vinden in het Gr. Charterb. van Friesl. I, D. bl. 162 — 165.  tan FRIESLAND. 469 daardoor eerlang geheel vernield, of althans grootelyks bcfchadigd te worden. De Kloosterlingen zouden , dit inziende , omtrent het jaar dertienhonderd en negentien, onder 't bellier van hunnen Abt Algerus of Ab berus, aan de zuidzyde der Stad, een ander Klooster hebben opgetimmerd ( f ). Reinoud de Zwarte, Graaf van Gelder, was wel, als wy voorheen zagen, door Keizer Rudolf, met Friesland befchonken, en had ook federt dien tyd daarop het oog gehad; doch gebrek aan middelen om de onwillige Friezen met geweld te dwingen, en de eifchen van Holland en Utrecht op Friesland, maakten, dat hy het vooreerst geraaden vond de Friezen in ruste te laaten. : Doch nadat hy aan Bisfchop Frederik van Utrecht eene zeer groote fomrae gelds verfchooten, en daar voor Vollenhove met het Slot ten onderpande gekreegen had, fcheen de kans hem gunftig om zyn voorgegeeven recht op Friesland te doen gelden; te meer, omdat de Friefche verdeeldheden ter begunftiginge zyner oogmerken ftrekten. Groote krygstoerustingen werden 'er dan, ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, van zynen kant gemaakt, doch onder 't listig voorgeeven, dat het hem om Friesland niet te doen was, om de Friezen dus in flaap te wiegen, en hen, onder 't voortzetten hunner binnenlandfche verdeeloheden, onverhoeds op 't lyf te vallen. Dan hierin bereikte dc Geldersman zyn oogmerk niet; de Friezen, merkende, dat het op hen (t) Oudh. en Geil. van Friesl. I. D. bl. 474. G§5 Ueknop* rE Histo. UE. tan de suidzyde yan Statoren , Dpgetim. nerd. 1310. Oe Graaf /an Gelder (meedc eenen aanflag op Friesland. 1323;  Beknopte HistO' ME. Dok behaalt hy eene over. winning op de Friezen. De Friezen keu. 470 Tegenwoordige Staat - hen en niemand anders gemunt ware-, zagen voor eenigen tyd van hunne onderlinge verdeeldheden af, vereenigden zich met eikanderen , trokken den Graaf te geinoete, en vielen in 't Gelderfche Leger, dat zich toen te Barlazyl, by Vollenhove, bevond. De ftryd was heftig en bloedig; ook hing de zege lang in twyffel; doch eindelyk verklaarde zy zich ten voordeele van den Graave. 't Verlies was aan beide kanten vry groot , en hieraan heeft men toe te fchryven , dat de Graaf, fchoon de overwinning door hem behaald was, en de Friezen de vlugt gekoozen hadden, niet geraaden vond, hen te vervolgen, of federt te ontrusten (*). Behalven den gemelden aanflag van den Gelderfchen Graave, liep der Friezen vryheid ook gevaar (*) Over 't nette jaar van deezen Veldflag zyn, het de Gefchiedfchry vers niet eens, brengende fommïgen dien tot het jaar dertienhonderd drieëndertig. Doch.U. Eminius, dien wy hier volgen, zegt 'er van, Rer. Frif Hist. L XIII. p. 78. Men heeft gevochten by Vollenhove, in het jaar onzes Heeren MCCCX'XIII: (raait die deeze gebeurtenis tot het jaar MCCCXXXIfï nrengen.zyn dooreenen misdag der Drukkeren misleid, 2n worden alleen daar door genoegzaam wederlegd, kt die Reinoud, welke door den Keizer met Friesland Defchonken was, van zynen Zoon gevangen genomen, ?ynde-,- ten jaare MCGCXXVI in de gevangkenisfe getorven is. Want hoe kon hy in dat jaar met dè Frieten vechten, daar hy reeds zeven jaaren van te vooren jverleeden was ? Zo 'er evenwel in dat jaar een gevecht s voorgevallen , moet het noodzaakelyk door Reinoud Jen Zoon, en niet den Vader, gehouden zyn. Maar jok dat gevoelen wordt door verfcheiden andere redenen wederlegd De oordeelkundige Leezer vergelyke bier mede F Sjoerds Fr. Jaarb. III. D. bl. 290 — 331, Jaar deeze flag tot het jaar 1336 gebragt wordt.  van FRIESLAND. 471 gevaar van verfcheiden andere kanten. De Graaven van Holland, de Bisfchoppen van Utrecht, Breemen en Munfter, als ook de Graaven van Oldenburg en anderen, leiden daar insgelyks op toe. 't Was derhalven hoog tyd middelen te beraamen, waar door men zich tegen alle zulke poogingen het best beveiligen kon. Eene Staatsvergadering by den zogenaamden Opftalboom werd ten dien einde door veelen noodig gekeurd. Ook bragten het eenige kundige liefhebbers van hun Vaderland, na veel tegenftands, zo verre, dat 'er eerlang zulk eene Vergadering j waar van men nü in langen tyd geen voorbeeld gezien had, door de Friefche Zeelanden, doch met uitzonderinge van Westfriesland, dat onder den Graave van Holland ftond, gehouden wierd, na alvoorens byzondere Landsdagen, in ieder Zeeland , gehouden, en daarin de zaaken tot de groote Vergadering bereid , als ook Afgevaardigden tot dezelve, zo uit den Geestelyken als Wereldlyken ftand, benoemd te hebben. In de eerfte Vergaderinge, die op Pinkfterdag ten jaare dertienhonderd drieentwintig, op een vlak veld, ten zuidwesten van Aurik, onder drie hooge eiken boomen, volgens ouder gewoonte, door de Afgevaardigden van beoosten de Lauwers gehouden werd, floeg men wel veele goede dingen voor: ook werden 'er metderdaad eenige beflooten, {trekkende ter beflisfinge van eenige burgerlyke gefchillen en oneenigheden, Doch de groote zaak der vryheid bleef onafgedaan. De Friezen van tusfchen het Vlie en de Lauwers waren naameGg 4. lyk, Beknopte Historie. ren eene Landsvergaderingby Opilaiboomnoodig. In de eerfte Vergaderingeheeft men" iveinige Friezen ?anbewes# :en de Lauwers.  BSKNÖPtï HlSTOKIS. Maar veele in de tweede Vergade"nge, ! ! ' '1 I I In dezel j ve befluit j men , 's Lands C vryheid k 472 Tegenwoordige Staat lyk, ter oorzaake van den Gelderfchen oorlog, te fchaars tot deeze Vergadering opgekomen i. en nogthans hadden zy, zegt men, daarin de voorzitting, de eerfte ftem en het meeste gezag, alzo de voorzitting en orde van Hemmen, naar de ligging der Landfchappen, van hec Westen naar het Oosten wierd in acht genomen. Alleen werd 'er beflooten, dat men op den uitgang van Oogstmaand deszelfden jaars, eene nadere byëenkomfte zou houden, waarin» die van bewesten de Lauwers beloofden in goeden getale te zullen verfchynen 5 ondertusfehen verbond men zich om in vrede en eenigheid te leeven. Deeze tweede Vergadering van Opftalboom, een beftemden tyde, haaren voortgang hebbende , was zeer groot en aanzienlyk. De Friezen van tusfchen 't Vlie en de Lauwers niec dleen, maar ook van 't geheele vrye Friesland, Sich toen ter tyd uitftrekkende van 't Vlie toe tan de Wezer, verfcheenen 'er in merkelykeri jetale, en beftonden uit Wethouderen, Edeen, Prelaaten, Priefteren en verdere Volmaken des Gemeenen Volks. In deeze Vero-adeinge herhaalde men eerst wat 'er in de voorin vas beraamd; doch daaronder raakten de drifen zodanig aan den gang, dat 'er bykans eene lalve maand ten einde liep, voor dat 'er iets ■an belang kon worden afgedaan. Eindelyk am de billykheid en 't algemeene belang de 'laats der onbezuisde driften in. De ondernge verdeeldheden werden bygelegd, de weerzydfche beleedigingen vergeeven, en de zaa-* ep, die men te behandelen had, met gepaste; be-  van FRIESLAND. 473 bedaardheid overwoogen, tot dat men het zo verre bragt, dat 'er, met gemeene toeftemminge, zekere Wetten en Ordonnantiën wierden beraamd, die of geheel nieuw waren, of dienden om de oude Wetten des Lands te bevestigen. Alles was begreepen in achtenveertig artikelen, van welken wy , ter vermydinge van al te groote uitvoerigheid, alleen het eerfte zullen melden. De Grietmannen, Rechters, Kerkvoogden en verdere Geestelyken van Oostergo en Westergo, beneifens die der overige Zeelanden van Friesland, famengekomen om de gemeene Eendragt, de Landrechten en Wetten van Opftalboom te vernieuwen , verbonden zich daarby: „Om hunne vryheid een- paarig en gewapenderhand te befchermen , inJ? dien eenig Wereldlyk of Geestelyk Vorst, „ van wat naam of waardigheid ook, hen ol iemand der hunnen , beftreed, of 't juk „ van dienstbaarheid poogde op den hals te ; „ leggen" (f> Veelhgt gaf dit befluit Graave Willem aanleiding om zich, ten jaare dertienhonderd vyf- en- ( f) Wegens deezj; aanzienlyke Vergaderinge, welkt wy maar in 't kort, volgens ons bedek, befchreeven hebi ben, kan men anderen in 't breede nazien. By voor beeld, Winfem. Kron. van Friesl. bl. 191 enz. U Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 78 etc Siccarm Leg. Frif. p 53. Schot. Fr. Hist bl. 170. en Docum van Friesl. bl. 16 enz. als ook Befchr. van Friesl. ir Quarto. bl. 114 enz, en F. Sjoerds Fr. Jaarb. III D bi, 290 enz. By het nazien van bovengemelde Schry vers, zal men ontdekken dat het getal der artikelen wegens eene verfchillende afdeeliage, by den eenet grooter is dan bv den anderen. Gg5 Beknop- T HISTORIE. te handhaaven. Graaf Willem be- 1 <  Beknop- TE HlSTOKIE. moeit zich ernftiger met de Friefche zaa. ken. I3?5- Daaruit fpruiten weder- zydfche beleedi- gingen. 1 ] I j ! I 2 V e \ ê 'V V b a; M d< 11' s 474 , Tegenwoordige Staat entwintig, ernfliger dan voorheen met dé regeering van Friesland te moeien , en zynrecht op Stavoren en Westergo te handhaaven Met dat oogmerk ftelde hy twee Inwooners van Stavoren tot Schouten of Rechters over de Stad en.het omgelegen Land aan; doch de Frie. zen namen geen genoegen in deeze nieuwigheid, verjaagden de Graaflyke Schouten, en braken hunne van deen gebouwde wooningen, die toen nog wat zeldzaams hier te lande waren, tot den jrond toe af, daartoe aangehitst door den Abt /an St. Odulfs Klooster, die thans veel gezags n Stavoren oeffendc. üe Graaf nam dit be. iryf zeer hoog, en rustte eene vloot uit, die, angs; de Zuiderzee kruisfende , veel nadeels oebragt aan de Friefche fchepen. Ook deed :y nu,en dan eene landing op de Friefche kust, >y eene van welken de dorpen Oude- en Nienarden, met eenige naastgelegene , plat ge. >rand en ledig geplonderd werden. De Frieen , niet gewoon zulke beleedigingen onge?rookente laaten, roofden en plunderden daar, ntegen , zo veel ze konden en mogten in Vestfriesland. Elftanderen op Zee ontmoetene vochtenze als leeuwen , en fmeeten zonder enade buiten boord al wie, hun in handen iel. De Graaf wapende hierop een' fterker loot, en voegde zo veel gehuurd krygsvolk y zyne landzaaten, dat het in alles een vrv mzienlyk Leger uitmaakte. Zyn voorneemeii as daarmede de Friezen eens voor al tot rem te brengen. Dan de Abt van St, Odulfus et andere Prelaaten , en eenige voornaamo tirgeren- van Stavoren , bekommerd voor het Va-  van FRIESLAND. 475 Vaderland , fielden zich tusfchen beiden , en verzochten met den Graave in onderhandeling te mogen komen, 't Verzoek ingewilligd zynde , hield men in Bloeimaand des jaars dertienhonderd achtentwintig, te Haarlem, eene famenkomfïe, waarin de Abt van St. Odulfs Klooster en de verdere Afgevaardigden van Stavoren en Westergo, met den Graave overeen kwamen: „dat de Graaf van s, Holland , voortaan , Schouten , Schepenen „ en andere Rechters in dat gedeelte van Fries- land zou aandeden , naar welker vonnisfen 3, zy beloofden zich te willen voegen ; beken» ,, nende daarenboven by eenen brief, zo door ., hen zclven als den Graaf verzegeld, dat het recht binnen hun land den Graave toebehoor- de, volgens de oude handvesten , en dat zy „ aldaar niecs te eisfchen hadden". Zynde de fcrief gefchreeven uit naam van de Grietmannen van den Gemeenen lande van Westergo, van Vroenakker , Wildinghe , Waghenbrugghe , LIarich en Hemlum , en alle de Mederechters en Gemeenten van denzelven lande, en verzegeld, met des gemeenen lands zegel van Westergo , en dat der gemelde Grietmannen , te Haarlem des Zondags voor Pinklter in 't jaa? onzes Heeren MCCCXXVIH (*). By het fluiten van dit Verdrag , en de hulde daarop aan den Graave beweezen , zou Jen de Friezen hem een oud gelchrjft vertoond hebben, (*) Schot. Frif. Hist. bl. 173. Vaderl. Hist. III D. bl. 225. U. Emm. Rerum Frif. L. XIII. p. 03. Groot Charterb. yan Fries!. I D. bl. 180-183. 13 r knopn Hisro» kik. 1328. Dezelve eindigen met een Verdrag van varzoeninge, 1 Het Verdrag wordt gevolgd van 's Graa-  47$ Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- EIE. ven hul» diginge. Dezelve Helt Schouten en Rech ters aan. Ook wordt 'er eene bepaalingvan boeten en fchaden gemaakt, ben , behelzende de plegtigheden, met welke de Graaven van Holland, van ouds , in Friesland, beoosten het Vlie, ontvangen wierden, en te recht zaten (§). Dan wat hiervan zy , de Graaf had nu zyn oogmerk, in 't onderbrengen van Stavoren en Westergo , bereikt, en ftelde daar als voorheen zyne Schouten en Rechters aan, en wel ten zelfden dage , waarop het Verdrag van Vrede bekrachtigd was. De bepaaling van alzulke boetenen fchaden, als die van Stavoren en Westergo, wegens het verdry» ven der Graaflyke Schouten en eenige Poorters van Stavoren* hot afnreeken van hunne huizen, en 't pleegen van gevangenneeming, roof en brand, verbeuyd hadden, werd met wederzydsch genoegen verblceven aan de uitfpraak van den Bisfchop van Zuden, den Leesmeester van Bolswerd en Heere Pieter, Deken van Meerden. De uitfpraak, drie dagen daarna gevolgd zynde , behelsde, dat die van Westergo de afgebroken huizen der verdreeven Poorteren in den voorigen flaat zouden herdeden, en tot boete aan den Graaf betaalen vyftien honderd Mark Engelsch; en deeze uitfpraak werd niet alleen door den Graaf bekrachtigd, en door die van Westergo goedgekeurd, met aanneeminge van daaraan in alles te zullen voldoen, maar ook bleeven de Wethouders van Stavoren} frorgen voor de nakoming van dezelve (f). D? C 5) Wagen. Vaderl. Hist. III D, bl. 226. Cerifier Tabl. de 1' Hist. Tom. I. p. 4i. (t) Groot Charterb. van friesl. I. D. bl. 181 j' Ï83.  van FRIESLAND. 477 De Graaf, dus zyn gezag over een voornaam gedeelte van Friesland eenigzins bevestigd ziende, begreep zeer wel, dat de Graaflyke inkomften uit dit Gewest moesten afneemen, naar maate de ryk geworden Kloosters en Geestelyken voortgingen met het aankoopen van vaste goederen, die,alsze eens in hunne handen gevallen waren , doorgaans niets in de algemeene lasten en fchattingen betaalden. Hy beval derhalven, by een openbaar bevelfchrift van den eenendertigften van Hooimaand deszelfden jaars : „ Allen „ Kloosteren en Geestelyken, in zyne landen van Holland, Zeeland en Friesland, geene ,, vaste goederen aan te koopen; gelyk mede, „ dat niemand hun eenige vaste goederen zou .,, mogen verkoopen of fchenken ; alles op- eene boete van tien ponden en de verbeurte 5, der verkochte goederen; teffens met bevel aan alle Rechters, Schepenen en Gebuuren op gelyke boete, dat niemand over alzulke 9, gifte, koop, of overdragt, als getuige zout „ mogen ftaan" ( § ). Deeze Graaflyke voorziening zal men te noodzaaldyker fchatten , indien men gelooft, dat de Geestelyken, gelyk verhaald wordt, toen twee derden van de vaste goederen in Friesland bezaten (*). 't Is ondertusfehen zeer waarfchynlyk dat de Friezen van Oostergo en de Stellingwervers in't < reeds gemelde Verdrag niet begreepen waren, of \ 'er moest, na 't fluiten van 't zelve,al dra eenige , verkoeling tusfchen den Graaf en hen ontdaan 2 zyn. <§ ) Groot Charterb, van Fr. I. D. bl. 183. (*) Cerifier Tabl. Tom. I, p. 40e. Beknopte Historie. De Graaf verbiedt den Geestelykenhet aanIcoopenvan vaste goederen. 5ie van )ostergo n de telling/erversyn nies  Beknopte Historie.begreepen in 't gemelde Verdrag. De Graaf zoekt zyn ] gezag < over Sta-, voren enz.' op eenen 1 vasten j voet te zetten. . 1 b i 't £ n 47 $ 'Tegenwoordige Staat zyn. Zeker is hec, dat zy 'er 't volkomen ge. not of geheel niet of maar voor zeer korten tyd van gehad hebben, 's Graaven brief, van den elfden van Wintermaand des zelfden jaars drekt daarvan ten bewyze, alzo hierby zynen Schouten en Bailluwen wordt in last gegeeven dat zy Heer Jan van Kuinder niet zouden hebben te hinderen, maar integendeel te laaten geworden , zo die eenige goederen van de Oostfriezen , of ook zelfs hunne perfoonen , zyne vyanden, gevangen in het land bragtf/> Ook beleende de Graaf, by eenen Verlybrief van den vierentvvintigden van Hooimaand des jaars dertienhonderd eenendertig, meergemelden Jan van Kuinder met eenige leengoederen, voormaals door Hendrik van Kuinder te leen beze:en, en voor een gedeelte in ■ Stellingwerf Selegen (§). Voor 't overige verzuimde Graaf Willem nets , dat dienen konde om zyn gezag over ïtavoren en Westergo op eenen vasten voet te :etten. Overal ftelde hy Grietmannen , Bailuwen en Rechters aan. Ook deed hy zich liet alleen in de Steden en Dorpen , maar zelfs >ok door verfcheidene amptelooze perfoonen a zyne waardigheid erkennen. En aj te Staatkundig (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 184. (§) ;— . !86. Be- oorende tot deeze 111 Stellingwerf gelegen "oederen • thans, 't Gerechts te Monike Xuynre fwaarfchviilvk hedendaagfcheMomrikebuuren) dat in Stellmgbewerve Hegen es, inde XVII hoeven knds in denzelven Ge•chte , Item dat erve toit Oisterzee, dat min biel Pmmgenbure.  van FRIESLAND. 479 kundig om niet te weeten, dat een nieuw juk eenige verzachting en verberging noodig heeft, vooral by een volk dat zeer nayverig van zyne vryheid is, behandelde hy hen met byzondere blyken van achtinge: raenigmaalen zelfs noem • de hy hen zyne Vrienden ( f ). Den Abt van Klaarkamp, die, onder de Friefche Prelaaten, op de Landsvergaderingen, de eerde plaats en ftem bad, bevoorrechtte hy met de vryheid van tollen door zyne Landen, wegens alle waaren en leevensmiddelen, tot het Klooster behoorende, by eenen Openbrief van den ze» venentwintigften van Herfstmaand des jaars dertienhonderd drieëndertig (*). En na den geweldigen Watervloed van dit of 't volgende jaar, waarby de Friezen het meest geleeden hadden, lelde hy eene belasting van twee duivers op ieder morgen lands in Kennemerland, daar men van dit onheil minst getroffen was, om, gelyk hy zeide, de Friezen te verligtea Zo veel betooning van eene vriendelyke en i zachte regeeringe maakt het zeer aanneemelyk,1 dat de Friezen zich, geduurende het overige j van 's Graaven leeven, hebben ftil gehouden; te c meer, om dat van Keizer Lodewyk, 's Graaven z Schoonzoon, nog twee brieven van den jaare fc dertienhonderd en dertig voorhanden zyn; in welker eerften de Keizer aan den Graave volkomen afftand doet van alle Ryksrechten op Holland, Zee- Ct) Cerifier Tabl. de I' Hist. Gener. Torn. I.p.403. (*) Gr. Charterb, van Friesl. L D. bl. 187. <§) Cerifier als boven. Vaderl, Hist. III.D, W. «o. Beknopte Historie. Hy flaat hier toe den weg tan vrienielykheid ai 1333. Jft aanïerkingeaarvan ouden e Frieen zicfe y 's Graaen leeen ftil.  Beknop- te HlSTO KIE. De onderwerpingVan die van Oostergo is twyffelachtig. Stavoren is nog een 480 Tegenwoordige Staat Zeeland en Friesland, uitgezonderd alleen het recht van manfehap; terwyl in den tweeden aan de Friezen van Ooster- en Westergo gebooden wordt, Graaf Willem voor hunnen rechten Heer te ontvangen ( * > Of echter die van Oostergo zich wel ooit aan den Graave van Holland onderworpen hebben, is twyrfelachtig. Warenze, gelyk wy voorheen zagen, zeer waarfchynlyk niet begreepen in het Verdrag van bevrediginge, tusfchen den Graaf en die van Westergo en Stavoren, .zo hebbenze veelligt zich ook tot geene onderwerping aan den Graaf verpligt gerekend, fchoon 't Keizerlyk bevelfchrift dit mede brast. Zo men met voornaame Gefchiedfchryvere (§) het daarvoor houdt, dat de Afgevaardigden van Stavoren en Westergo , by het fluiten vaa meergemelde Verdrag,zich verbonden hebben, om het, in den tyd van twee jaaren ftilflands, daartoe te brengen, dat de Friefche Edelen het Leenmanfchap van Holland erkenden, en de Bailluwen, Schouten en andere door den Graaf gezonden dienaars ontvingen, of dat de Graaf, dit verworpen zynde, na dien tyd, zyn recht met oorlog zou mogen vervolgen, ma" men denken, dat deeze vernedering te grool voor die van Oostergo geweest zy. Schoon Stavoren ten deezen tyde reeds veel ran zyn oude aanzien en vermogen verlooren had, (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 184 en 185. (§) Schot. Fr. Hist.. bl. 173. 174.  tan FRIESLAND. 48- had,was de Sfod echter nog ryk en magtig genoeg, om door haare Zeevaart veel gewigts by te zetten aan het verbond der Hanzee-deden, onder welke zy eene der voornaamften was. Waldemar, Koning van Denemarken, had, reeds voor het midden der dertiende eeuw, de Stad met verfcheiden voorrechten befchonken. Een zyner opvolgeren, met naame Christoffel de II, had dezelve in deeze eeuw, ten jaare dertienhonderd zesentwintig, vernieuwd, by eenen Openbrief, welke nog voorhanden en naderhand door 's Lands Staaten voor echt erkend is Uit kracht van het eene en ande¬ re werden die van Stavoren, ten jaare dertienhonderd eenendertig, door Henrik den II, Bisfchop van Lubek, Hoofdplaats van 't Hanzee-verbond, aangemaand om alle fchaden des gemeenen Koophandels dier Steden, mee zeker getal behoorlyk-toegeruste fchepen, te helpen weeren, gelyk Schout, Schepenen en gemeene Burgers van Stavoren zich daartoe, by eenen brief van den jaare twaalfhonderd tweeennegentig , hadden ingelaaten. Hoeveel Friesland ook by dien vloed ge-1 leeden had , waarvan wy zo even melding j maakten, blykt echter niet dat de drift om, Kloosters te dichten daardoor uirgebluscht, of( de zeden der Kloosterbroederen in 't minst 4 verbeterd waren. De ftichüng van het Kormeliterklooster te Woudsend in Wymbritzeradeel, ten jaare dertienhonderd zevenendertig, ftrekt (*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 195 —iöQ. Schot. Fr. Hist. bl, 174. H h Beknopre Historie. roornaarn Lid van 't rlanzee/erbond. Iet Kaïf. iditer [looster e Woudsnd wordt efticht. 1337.  Beknopte Histo rib. Eeike Liaukema, Abt van Lidlum , wordt door zyn< eigene Konverfen omge •bragt. 48a Tegenwoordige Staat ftrekt ten bewyze van het eerfte, en de moord, gepleegd aan Eelke Liaukema, federt het jaar dertienhonderd achtentwintig Abt van Lidlum van het laatfte. Doch deeze treurige gebeurtenis verdient wel, datze wat omftandiger verhaald werde, te meer omdat daaruit met genoegzaame zekerheid valt op te maaken, hoe' ten eene, maal verbasterd, over 't algemeen, de Geestelykheid van dien tyd ware. Omtrent deezen tyd waren de Kloosters van Lidlum, Ludingakerk * Manengaard, Foswerd, Klaarkamp, Oudeklooster of Bloemkamp, en andere ryke Konventen meer, opgepropt van Monniken en Konverfen of Leekebroeders, die als fnoode buikdienaars een vuil en ontuchtig leeven leiden, zonder naar eenige beftraffihge te willen luifteren* Liaukema evenwel, fchoon hy ïn oorlog was met fommige Edelen, en daartoe, behalven de Konverfen van zyn Klooster, honderd en vyf tig gewapende knechten onderhield: de bouwen, tot zyn Klooster behoorende, ongemeen verbeterde 5 het Abtshuis op St. Michielsberg of Bajum voltooide, en de Kerken van Sixbierum, Uitgong en Spannum onder 't gebied van zyn Klooster bragt, was te emftig en godsdienftig, dan dat hy zulken, die onder zyn opzigt ftonden, niet zou beftraffen , en tot verbetering van zeden venmanen. Te Boxum nu bezat het Klooster van Lidlum in d.en tyd zeer veele landen en renten, zodat het geheele Dorp daar fchier aan toebehoorde, onder anderen twee Landhoeven, afkomftig van het oude Konvent Franjum. welker een! Mor>-  tan FRIESLAND: 483 Monnikhuis en de andere ter Poorte genaamd werd. Abt Liaukema, deeze Landhoeven, naar de gewoonte van dien tyd door Konverfen of Leekebroeders laatende bebouwen, had , öp de berichten van hun ongebonden en beestachtig leeven, hen daarover meer dan eens beitraft; doch alzo hy te doen had met menfchen , die te zeer van 't pad der deugd waren afgeweeken om zyne ernftige bedradingen in acht te neemen , beftond derzelver eenige uitwerking daarin, dat hy het voorwerp van hunnen onver? zoenbaaren haat wierd, daar hy dat van hunne tederdc liefde had moeten zyn. Hy ondervond dit, Wanneer hy, in perfoon te ter Poorte gekomen zynde, de ongebonden bewooners dier Landhoeve met gepasten ernst vermaand had* cm toch van leevenswyze te veranderen,- en de voorfchriften van eerbaarheid en maatigheid «e volgen: want fchoon de fielten hem met veele uiterlyke tekenen van achtinge en vriendfchap bejegenden, en ook zelfs zulke betuigingen van veroótmoediginge deeden , dat de Abt zich vleide met zyne bedradingen en vermaaningen zeer veel gewonnen te hebben; was echter dit alles meer niet dan enkele geveinsdheid; hun waare toeleg was zich van den Abt voor altoos te ontdoen, hem ten dien einde dronken te maaken, en daarna , onder voorgeeven dat hy van dronkcnfchap in 'c water gevallen ware, daar in té werpen | en te laaten verdrinken. Ook ilaagdenze in dit hun fhood'e oogmerk: want de Abt des avonds met de Monniken en'Konverfen aan Hh 2. tafej Beknopte Histq IUC,  EEKNOri T£ HlSTO EIE. 484 Tegenwoordige Staat tafel zittende, en niet gewoon te drinken werd, onder uiterlyk betoog van vriendfcbap daar toe zodanig geperst, dat hy zich eindelyk befchonken, en eene neiging tot braaken befpeurde. Om dit echter niet in der Monniken en Konverfen tegenwoordigheid te doen, nam hy zyn affcheid , ging over de brug naar 't Stins, ontlastte zich zo bedekt hem mogelyk was, Hortte naar gewoonte zyn gebed, en begaf zich ter ruste. Doch dit was niet zo dra gefchied of de Konverfen volgden hem, en klommen, wylze de deur niet konden open krygen, ten venderen in. De Abt, hier door verfchrikt, en van deeze dronkene boeven niets goeds vermoedende, Iprak hen met vriendelyke en zoete woorden aan, hen tot bedaardheid en zedigheid vermaanende. Doch zy, hier door meer verbitterd dan verzncht, fcholden hem voor een' dronkaart en overfpeeler, ja voor een' toveraar en bezweerder; vielen teffens op hem aan, en floepen hem met eene dikke knods de herfenen in zo dat brein en bloed tegen de wanden vloog daarna wierpen» 't lichaam ten venderen uit in de gracht; zich verblydende datze van zo ftreng eenen Zedemeester nu geene bedradingen meer te wachten hadden. Dan, deeze gepleegde moord bleef niet ongewrooken. Zekere vrouw, des anderen daags voorby het Stins gaande, zag het lyk in de gracht liggen, en maakte zulks ruchtbaar, met dat gevoV dat het geheele Dorp op de been kwam! Het lyk van den Abt werd uit het water genomen, overeenkomftig met zyne waardigheid  van FRIESLAND. 485 fceid gekist, naar Lidlum gevoerd, en in de Kerk van 't Klooster begraaven. De Moordenaars daarentegen werden met list gevangen, aan ftaaken gebonden en leevende verbrand. Ook roeide men het Stins met het Konvent uit; zelfs waren verfcheiden Edelen en Ingezetenen van oordeel, dat men eveneens met het Klooster Lidlum behoorde te handelen, om dc gedachtenis van zo fnood een gruwelll ik. voor altoos uittedelgen. Hiervan zag men evenwel af, op de tusfchenfpraak van den nieuwen Abt van Lidlum, met naame Keimpe Weidum, die niet zonder moeite zyne wyding van den Utrechtfchen Kerkvoogd verworven had, omdat deeze zulke Moordenaars de eere van een' Abt onwaardig keurde. Nogthans verjaagden fommige Heerfchappen de Konverfen uit Boxum, en eigenden zich de Kloosterlanden toe, gelyk toenmaals wel meer gefchiedde; en wie zal zeggen, dat de Kloosterlingen verongelykt wierden, door hen, om hunne verregaande goddeloosheid, te berooven van 'c geene hun ter bevorderinge van den godsdienst gefchonken was (*)? Dit alles gebeurde in den jaare dertienhonderd tweeëndertig. ( f ). De nieuwe Abt van Lidlum werd, in 't vierde jaar van zyne bedieninge, en na 't verdriet gehad te hebben, dat, behalven de toomelooze ongebondenheid der Kloosterlingen, het Klooster,' welk hy poogde te herdeden, eerst aan den tooren, door brand, en daarna aan het dak. (*) Schot, Fr. Hist. bl. 175 en !7 huien in dc asfche gelegd werden, werd een%root eel van Friesland, ten zelfden jaare, en wel des achts van den zevenentwintigden der Wynjaandv door zo geweldig eenen ftorm en daarop evolgden watervloed bezocht, dat eene ontiagfke menigte van menfchen en beesten daarby het ;eyen verloor, en zeer veele Kerken en zwaa» j gebouwen om verre geworpen wierden f f ) 3t merkelyke verachtering van den welftand es lands, dat door inwendige verdeeldheden ;eds veel te lyden had , en dergelyke byko- mende ierll'trrfo Sfoft '# Gabbs™ Netóa.eryl. bl. iio. omaof verhaal van de Wateryl.  - van FRIESLAND. 487 mende rampen niet dan bezwaarlyk verhelpen kon. Graaf Willem de III, in 't volgende jaar overlydende, werd in zyne waardigheden opgevolgd door zynen Zoon, Willem den IV, die zo verre af was van zyne rechten en eifchen op Friesland uit het oog te verliezen, dat wy hem in 't kort de wapenen zullen zien opvatten, om dezelve ftaarjde te houden. Dan voor dat dit gebeurde, zag de Gclderfche Graaf, Reinoud ,de II, niet alleen zyn Graaffchap, door Keizer Lodewyk, tot een Hertogdom verheven; maar ook zich zeiven en zyne razaaten met Oost" friesland, of Friesland tusfchen het Vlie en de Lauwers, befchonken,tot volle afbetaaling van veertigduizend mark fyn zilvers, welke de Kei. zer den Graave fchuldigwas,en waarvoor hy hei gemelde Landfchap had verpand. Om evenwel met den Graave van Holland, zynen «Schoen vader, geene moeielykheid te krygen, had de Keizer daarvan dat gedeelte van Friesland uitgezonderd, welk den Graave van Holland toebehoorde, en waardoor men waarfchynlyk Stavorer en Westergo te verdaan heeft. In den Giftbrief, die daarvan voorhanden is (*.)> wordt echte; uitdrukkelyk bepaald , dat dit gefchenk van Friesland,met alle zyne vruchtenen inkomften, duuren zou, ter tyd toe, dat die gemelde fom, door den Keizer zeiven, of door zyne opvolgers , ten vollen zoude weezen afbetaald, Ooli blykt het niet, dat de Hertog van Gelder zich uit kracht van dit gefchenk, veel met Prieslanc be (*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D. bl. 107, II h 4 Beknop? rE Histo- kie. Willem de IV volgt op zynen Vader in't GraaflylC bewind. Keizer Lodewyk; befchenkc Reinoud den II met Fries* lara! tusfchen 't Vlie en d», Lauwers. Rcinotid 1 doet nog- [ thans  Bkknop- TE HlSTO ME. ne poo- gingen on eenig ge zag in Friesland te oeffenen, 1338. Stavoren erkent en huldigt den Graaf. De overige Frie» 488 Tegenwoordige Staat bemoeid, of eenige beweegingen gemaakt hebbe, om hetzelve te bemagdgen. Meer dan eene reden heeft hems daarvan waarfchynlyk terug gehouden: hy wist naamelyk, hoe . veel zwaarigheids het in had, een volk met geweld te bedwingen, dat liever derven wilde dan zyne vryheid verliezen. Ook was hem niet onbekend , dat de jonge Graaf van Holland, al dra na het affterven van zynen Vader , getoond had, dat hy en niemand anders eenig recht op Friesland had: want ingevolge daarvan regelde hy de tolrechten, welke door de Oostfriezen, op de jaarmarkt te Alkmaar komende, betaald moesten worden. Ook zonden die van Stavoren vier Afgevaardigden tot den Graaf, met last en magt, om hem voor hunnen wettigen Heer te erkennen en te huldigen, gelyk, ten jaare dertienhonderd achtendertig', m 's Haage gefchiedde; waarvoor zy, in vergeldinge, van den Graave deeze vriendlykheid ontvin» gen, dat hy, ten zelfden dage, alle de oude rechten en vryheden bevestigde, welke der Stad door zyne Voorvaderen waren toegedaan; met byvoeginge van dit zonderlinge nieuwe voorrecht: „ dat wie eenen man dood floeg, en de boete „ aan den Graaf, aan de ftad en aan de bloed„ vrienden des verflagenen kon betaalen, noch zyn leeven zou verliezen , noch de ftad behoe„ ven te verlaaten " ( f ). Het blykt echter niet, dat door de overige Friezen dit voorbeeld van Stavoren is nagevolgd. Zelfs (Ï3 Groot Charterb, van Friesl. I. D. bl. 19,3-,  van FRIESLAND. 489 Zelfs is het waarfchynlyk, dat zy den Graaf niet voor hunnen Heer hebben willen erkennen, en dat zulks eene der voornaamfte oorzaaken geweest is van die geweldige toerüstinge, welke met den ongelukkigden uitflag, door den Graaf, tegen hen ondernomen werd. Voor dat het hier toe kwam braken de oneenigheden, die al federt eenige jaaren tusfchen die van Groningen en de Ommelanden met meerder of minder hevigheidgedreeven waren,tot eenenopenlyken oorlog uit, en die van Stavoren namen daarin zo veel deel, dat zy zich met de Groningers vereenigden, en aan hun vryheid van tollen, binnen hunnen bedryve, gaven, voor altoos, gelyk zy deeze vryheid ook metderdaad daar naderhand genooten hebben. Na vyf of zes jaaren geduurd te hebben werd deeze oorlog, die ter wederzyden vry wat bloeds gekost heeft, dooi bemiddelinge van fommige Geestelyken, Edelen en andere aanzienlyke perfoonen van Ooster- enWesterlauwers bygelegd, en de vrede géflooter en getekend, op den negenentwintigften van Zomermaand des jaars dertienhonderd achtendertig, ten overltaan van verfcheiden Geestelyken er Leeken uit Friesland Westerlauwers, die mer als Bemiddelaars in deezen heeft aan te merkel CS)- Had Graaf Willem de IV, reeds op dei dag zyner huldiginge, de Oude voorrechten vai Sta (§) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 95—1°3 Schot. Fr. Hist. bl. 176. Jdfinga Staatsr. I. D. lij A09 Groot Charterb. van Fr. I. D. bl. 195, F. Sjoerd Fr, Jaarb. III. D. bl. 355 -3^2. Hh 5 Bf.knoprii i-IisTO- iue. zen volgen dat voorbeeld nie*. Stavoren neemt deel in den oorlog tusfchen Groningen en de Omlanden, l l [ i Graaf . Willem de IV, be- 1  Beknop TE HlSTO RIS, fchenkt Stavoren met nieuwe voorrechten. Birinen Stavoren valt eenige oproerigheidvoor. i 1 i ,490 . Tegenwoordige Staat Stavoren bevestigd, en de Stad met eenige nieuwe vryheden befchonken; hy vermeerderde die van tyd tot tyd zodanig, dat daar uit ligtelyk viel op te maaken wat zyn oogmerk ware. Om Friesland geheel en al te overweldigen kon Stavoren hem, in verfcheiden opzigten, van veel dienst zyn. Om dan deeze, toen nog vry vermogende Stad, geheellyk aan zyne belangen te verbinden, verleende hy aan haar, ten jaare dertienhonderd veertig: „vryheid van tollen „ door geheel Holland en Zeeland, en ge„ bood daarenboven zynen Onderdaanen, alle „ goederen, welkeze van die van Stavoren, by » wege van onderpand, in handen hadden, aan „ hun te rugge te geeven"; zynde dit voor • recht twee jaaren daarna door hem bevestigd; om niet te'melden van de vryheid, welke in middelen tyde aan die van Stavoren verleend was, om, by gebrek van manfehap, hunne fchepen met andere te voorzien, en daar mede vryel'yk ioor zyne landen te-vaaren Midlerwyl viel 'er eenige oproerigheid binnen Stavoren voor, waarby de Zoon van een' deV Graaflyke bedienden het leeven iufchoot, zon3er dat men de reden dier oproerigheid met vole zekerheid kan melden, 't Is nietonwaarfchynyk dat 'er eenige Graaflyke tollen binnen de stad en derzelver rechtsgebied geheven vvier:ten, waar over die van Stavoren zich bezwaard ronden; of dat dezelve door 's Graaven Ampfepaaren met te veel gcflrengheid wierden. ingevorderd. Hoe 't zy: dit geval gaf aanleiding, dac fj) Gr. Charterb. vau Fries}. I. D, bl. ip8, 19%  van FRIESLAND. 491 dac die vryheid, volgens welke een doodflager niet aan den lyve gcftraft, noch ter Stad uitgedreeven mogt worden, zo hy in ftaat ware om de bepaalde boete te betaalen, gelyk de Graaf voorheen aan die van Stavoren verleend had, eenigzins bepaald, en den Schepenen gebooden wierd, recht te doen over den doodflag, indien pproer voorgevallen ( § ). Van hoe veel invloeds deeze gebeurtenis op 's Graaven volgende bedryven geweest zy; en of die van Westergo den Graaf nooit voor hunnen Heer erkend, dan wel, na die erkentenis, zich, zowel als die van Stavoren, aan 's Graaven gehoorzaamheid onttrokken hebben, valt niet gemaklyk te bepaalen. Zeker is het, dat 'er, ten jaare dertienhonderd vierenveertig, reeds eenige ftribbelingen zyn voorgevallen, waaruit gebooren werd, dat de Wethouders van Haarlem, 'Alkmaar en Medenblik zekeren brief van den jaare dertienhonderd achtentwintig voor 't licht brag&n, waar by de Grietmannen van Westcr. go, van dien tyd,'s Graaven recht over Stavoren erkend hadden. Ook beriep men zich op de belydenis van fommige Friefche Prelaaten, die voormaals 's Graaven heerfchappy over Friesland bekrachtigd hadden. Dit alles was niet genoeg, om die van Westergo tot hetaanneemen van den Graave te beweegen. Mogelyk vleiden zy zich, dat de Graaf met zynen Stichtfchen oorlog te veel werks had, om hen met geweld op 't lyf te vallen. Doch dit viel anders uit, wyl 'er eenBeftand tusfchen den Graaf en die van Utrecht (§) .Groot Charter!*, van Friesl. I, D. bl. 158. Deknop- ' ik IllSTQ» r.ie. De ftribbelingentusfchen Graaf Willem en de Friezen beginnen met het jaar 1344. Die varr Westergo weigeren den Graaf voor Heer aan te neemen.  Beknopte Histo- r'e. De Graaf fteekt over naar Friesland. Jan van Henegouwenwordt door de Friezen verflagen. 49 a Tegenwoordige Staat Utrecht getroffen wierd, geduurende het welk over den Vrede nader gehandeld zou worden. Van dit Beftand bediende zich de Graaf ten nadeele der Friezen, doch veel meer ten nadeele van zich zeiven. Een fterk Leger van wel vyfentachtig duizend man, naar men fchryft,op de been hebbende,begaf hy zich te fcheep, om daarmede eene landing in Friesland te doen. De Vloot door het onftuimig herfstweder, of door andere oorzaaken, verftrooid geraakt, landde niet gelykelyk aan de Friefche kust, hoewel in de plaats niet zeer gefeild is, zynde zy alle naby St. Odulfs Klooster aan land gekomen. Jan van Henegouwen, Zoon van Jan van Beaumont, landde het eerst met een deel volks aan de zuidzyde van gemelde Klooster, en legerde zich aan den oever der zee, op een fchoon breed veld, doorgaans de Zuidvenne geheeten. Doch in fteê van daar den Graaf met zyne verdere manfehap in te wachten , om dan met vereenigde magt den vyand aan te tasten, viel hy aan op een deel Friezen, die de Hollanders te gemoete zagen, en wel op hunne hoede waren. In den eerften aanval fcheen de krygskans hem gunftig, alzo de Friezen, het zy voorbedachtelyk, of gedwongen, ten deele naar de Stad, en ten deele naar het Klooster vlooden. Doch ook hier door den Vyand gevolgd en aangevallen zynde, booden zy zulk eene kloekmoedige tegenweer, en werden van het naastgelegen Landvolk, op 't klippen der klokken fchielyk in de wapenen gekomen , zo mannelyk onderfteund en geholpen, dat een groot deel der Hol-  van FRIESLAND. 4$$ Hollanderen fneuvelde , en de overigen genoodzaakt wierden de vlugt te neemen. Deeze nederlaag was maar pas volbragt toen de Graaf met de zynen, en daar onder den bloem van den Hollandfchen Adel, op eenigen afïïand ten noorden van het Klooster, aan land trad. Onkundig van't geen 'er gefchied was, en te vuurig van aart, om zich zo veel tyds te gunnen als noodig was om het Leger behoorlyk in dagorde te fchaareu, deed hy de zynen by benden op de Friezen aanvallen. Doch van deezen zaten 'er veelen in het riet verborgen, waaruit zy, op 't naderen der Vyanden, die in 't naastgelegen dorp reeds aan 't branden en blaaken floegen, voor den dag fprongen: ook fchooten hunne zegepraalende fpitsbroeders hun met zulk eene vaardigheid ter hulpe toe, dat den Graave een tegenftand wedervoer, die zyne verwachting zeer verre te boven ging, en hem eerlang het leeven kostte. Aan te luttel heldenmoeds van zynen kant was dit niet te wyten. Met eene bende van vyf honderd man, viel hy zeer ónvertfaagd op den Vyand aan; ook doorftak hy met eigen hand een' der Friefche Edelen, en nam de pligten van Veldheer en Krygsknecht teffens waar. Maaromgeeven en overvallen door de veelheid der vyanden, die als byën, op't gehoorde allarm,van alle kanten famenzwermden,werd hy eindelyk, met alle de manfehap die hem verzelde, verflagen, en zyn lyk, uit weerwraak over den , gefneuvelden Edelman, door de Friezen ont-' hoofd. De andere benden, die vervolgens aan ' land kwamen, en ten ftryde liepen, werden niet \ veel Beknor te Historie. Hetzelfde lot wedervaart den Graave. tly fneu« relt in 't jevechu Zyn Lyfe vordt uie vraakgie. igheid uithoofd.  Beklopte HlSTO' Deeze «verwinning werd behaald in den jaare 1345, naby Warns. I i ( i l 1 < I t 494 tegenwoordige Staat veel beter onthaald, zynde maar weinigendaarvan het met de vlugt ontkomen. De ftryd duurde van den opgang der zonne tot den laaten avond. Achttienduizend , zo Hollanders als Zeeuwen en Henegouwers, zoudendaarby,naar men verhaalt het keven hebben ingefchooten , 't zy datze al vechtende lheuvelden, of in 't flyk en water verfmoorden; en onder deezen telde men tweehonderd en veertig Edelen van het eerfte aanzien. Op den zesentwintfgfïen van Herfstmaand des [aars dertienhonderd vyfenveertig, in de nabyaeid van Warns, een weinig oostwaards van Stavoren, werd. deeze overwinning door de Friezen behaald. Dezelve Was te merkwaarliger, om dat de Vyanden tien tegen één fterk waren, aangevoerd wierden door eenen moedigen Graave, en zeer veele Edelen, waarvan forti* migen in den kryg waren grys geworden, tot biunneBevelhebbers hadden; terwyl de Friezen :engrooten deele, uit ongeoefend Landvolk betonden, onbedreeven in de krygskunde waren :n op zyn best eenige Edelen en Prelaaten aan iet hoofd hadden, die daarvan iets verftonden; Vlen ziet 'er uit, wat de zugt tot vryheid vermao- * rooral wanneer die door gunftige omftandighelen onderfteund wordt, gelyk hier plaats had; :ynde eene voornaame reden van 's Graaven ïederlaage geweest, dat zyne vlootdeelen, op >ngelyke tyden aangekomen en in gevecht geaakt, zich in eenen moèrasfigen oord bevonlen, waarvan de vryheidminnende Friezen ce vegen , toegangen en fchuilhoeken volmaaktc- iyfe  man FRIESLAND. 495 !yk kenden, terwyl de Hollanders van dk alles ten eenemaal onkundig waren. , 't Lyk van den Graave werd, tien dagen na den ftryd, gevonden door Marten, Kommandeur der St. Jans Heeren te Haarlem. Deeze kende 's Graaven lichaam, dat nevens de andere verflagenen toen nog onbegraaven lag, aan zeker lykteken, en begroef het zelve, met nog acht; lichaamen van verflagen Ridderen, in 't Kloos- ■ ter Bloemkamp, naby Bolswerd, van waar het] naderhand, door Hertog Albrecht, naar Valen-; chin is vervoerd. De beenderen der overige verflagenen werden naderhand op een' hoop getast, en hebben langen tyd in 't naaste Benediktiner Klooster ten toongelegen. Ook plag men den dag der overwinninge , ter eere van de Maagd Maria, nog lang daarna, jaarlyks, te vieren* en de Friefche Lieve Vrouwe te noemen ( § ). ($) Schot. Fr. Hist. bl. 180. Winfem. Kron. van, Friesl. bl. at», ü. Emm. Rer. Frif. Hist. JU XIV. X. HOOFD. ÖEKNOP- rsHisTO- ÏIE. t Lyk ran Graare Willem wordt geronden , :rt in 't Cloosten Sloem;amp b$» jraaven.»  Beknopte Historie. Keizer Lodéwyk verlydt zyne GemaafinMargareet met Holland, Zeeland en Friesland. i i 1346. ; 496 Tegenwoordige Staat X HOOFDDEEL» Fan de Nederlaag van Graavs Willem den IV, tot op de huldiging van Hertog Albrecht. I/M ïidat Graaf Willem ongelukkiglyk, zonder kinderen na te laaten, aan zyn einde gekomen was, rekende Keizer Lodewyk van Beyeren de Landen van Graave Willem aan het Roomfche Ryk vervallen te zyn, en gafze aan zyne Gemaalinnè Margareet, Graave Wiilems oudfte zuster. Eduard de III, Koning van Engeland , getrouwd met 'sGraaven tweede zuster, Filippa, was van oordeel, dat ten minden een gedeelte dier landen aan zyne Gemaalinnè behoorde te komen, en ftelde daartoe ook metderdaad eenige poogingen in 't werk. Doch deeze beantwoordden niet aan zyn oogmerk. De Ingezetenen Jeezer landen toonden zich ook zeer genegen, Dm Margareet en eenen haarer Zoonen hulde :e doen, alzo zy zich van derzelver regeeringe neer voordeels dan van die der Engelfchen beloofden. Vrouwe Margareet werd derhalven met de Graaffchappen van Holland en Zeeland , ds ook met de Heerlykheid van Friesland /eriyd, op den vyftienden van Louwmaand des aars dertienhonderd zesenveertig , en kwam RIE. Tusfchen beiden wordt een Beftand van twin tig jaaren getroffen. 1348. Europa wordt jammer, lyk ge teisterd door eene geduchte Pestziekte. 500 Tegenwoordige Staat Deeze beginfelen van 's Graaven regeeringe waren voor de Friezen van de onaangenaamste; uitzigten, dewyl het te vreezen ftond, dat de Graaf hen al 't gewicht zyner wraakgierigheid zou doen gevoelen , zo dra hem daartoe de gelegenheid gebooren wierd. De Friezen twyffelden hier ook niet aan, en waren uit dien hoofde te gereeder om een beftand met den Graave aan te gaan 's Graaven Moei Filippa,Koninginne van Engeland, baande daartoe den weg,en bewerkte , dat 'er vooreerst een ftilftand van wapenen voor eenige weeken getroffen wierd, welke daarna in een twintig jaarig Beftand werd veranderd, 't Zelve werd niet alleen door die van VVestergo, maar ook door die van Oostergo aangenomen, en vervolgens bevestigd, op den tienden van Oogstmaand des jaars dertienhonderd achtenveertig. In hoe verre de Friezen gerekend moeten worden door dit beftand 's Graaven regeeringe over zich erkend te hebben, ftaat ons in 't vervolg te blyken; hier dient een enkel woord gemeld wegens die geduchte Pestziekte, waardoor, in den jaare dertienhonderd en vyftig, 't grootfte deel van Europa zo jammerlyk geteisterd wierd, dat daardoor bykans de helft der menfchen ten grave daalde, geheele dorpen en fteden uitftierven , en ledig van bewooners (aaen. Friesland bleef zo weinig bevryd van dien fner'penden geesfel, dat daardoor alleen in het Klooster Klaarkamp honderd drieëntachtig, en in dat te Foswerd tweehonderd en zeven menfchen wierden weggerukt ( ). Dat het grillige (•) Schot. Fr. Hist. bl. 183.  van FRIESLAND. 501 grillige en dweepachtige bygeloof, ter afwendinge van dit geduchte oordeel, een zeldzaam ilag van boete ter baane bragt, ingevolge van welke men de zogenoemde Geesfelaars , in grooten getale, verfcheiden landen zag doorwandelen , en alles in beweeging brengen, loopt buiten ons bedek, en is by anderen ten overvloede te vinden. Hertog Willem, meer belang ftellende in het bevorderen van den Koophandel zyner onderdaa nen dan zyne Moeder, Vrouwe Margareet,geduurende haar beftier, gedaan had, zag zich niet zodra in het Graaflyk bewind bevestigd, of hy poogde daarin naar vermogen te voorzien. Zelfs gaf hy den Friezen, by eenen Openbrief van den zestienden van Wintermaand des jaars dertienhonderd eenenvyftig, volle vryheid, om in zyne landen veilig te mogen handelen (*). Schoon men reden heeft urn te denken, dat dit meer ten voordeele der Hollanderen en Zeeuwen dan wel der Friezen gefchiedde , nogthans deelden ook deeze laatllen, en inzonderheid die van Westergo en Stavoren , uit hoofde van hunne uitgebreider fcheepvaart, daar in grootelyks. Niet onwaarfchynlyk heeft de overweeging van deeze vryheid, in vereeniginge met hun eigen belang, die van Stavoren overgehaald, om zich kort daarna wederom onder de gehoorzaamheid van den Graave van Holland te begeeven; gelyk daartoe door Schepenen en Raad der Stad aan eenige Poorters de noodige volmagt gegee- ver (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. so8. Beknopte Histo» eue. Hertog Willem zoekt den Koophandel te bevorderen. 1351. Die van Stavoren begeeven zich weder onder de gehoorzaamheid van deq Graave.  502 Tegenwoordige Staat Beknopte HlSTO' rie. 't Welk de beveS' tiging hunner voorrechten ten gevolge heeft. 1353. En afkeerigheidvan den Bisfchop van Utrechtbaart. ven werd, vertekend op den eerden Vrydagdes jaars dertienhonderd tweecnvyftig, en door hen, nog voor het einde dier maand, binnen Dordrecht, ter uitvoer gebragt. De Graaf, hier o-er ten hoogüen voldaan, bevestigde ten zelfden dage alle de voorrechten en vryheden, door zyne Voorzaaten , de Graaven van Hoiland , voorheen aan die van Stavoren verleend; 'twelk ten gevolge had, dat de Wethouders van Stavoren, by eenen Openbrief van Sprokkelmaand des volgenden jaars, de gedaane hulde bekrachtigden, en verklaarden: „dat zy Hertog Willem „ van Beyeren, Paltsgraaf aan den Ryn , Graaf „ van Holland en Zeeland en Heer van Fries„ land, Verbeider der Graaffchappe van He. ,, negouwen, huldigden en aannamen, voor „ hun en hunne nakomelingen, Poorters van „ Stavoren, voor hunnen Hcere, beloovende „ de hulde en trouwe vast en onverbreeklyk te „ zullen houden ". Ook dit liet Hertog Willem niet onbeloond, maar bevestigde, in erkentenis daar van, nog ten zelfden jaare, in 't byzonder alle de voorrechten, welke de Stad weleer van Floris den V, en van Jan den II, Graa« ven van Holland, ontvangen had (f). Naar maate zich die van Stavoren naamver met den Graave van Holland verbonden, fcheenenze af keeriger van den Bisfchop van Utrecht te worden; althans waren 'er om deezen tyd, binnen hunne Stad, zekere tolrechten, die men ge- (t) De oorfprongklyke Stukken van 't eene en andere vindt men in 't Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 209 en ato.  van FRIESLAND. 503 gewoon was Bisfchops tollen te noemen; doch welke de Regeering der Stad aan zich nam, en zeer waarfchynlyk zonder toeifemminge van den Bisfchop; vermids de Schepenen en Raad, in den brief dien aangaande aan den Hertog gefchreeven, zich, na de gewoone pligtpleeging, in de taal van dien tyd, aldus uitdrukken: „Lie„ ve Heere, in ghenoeghe te wetenne, dat wy „ des Biscops tolne in Stavoren an ons ghe„ noemen hebben, alfo dat die Poirters wt ju„ wen vryen deden in Holland tolne vry zullen „ vaeren ende keren in Stavoren, alfo lange als „ onze Poirters hoere vryheyt in Holland bi„ holden, dieze van juwe voervaders hebben „ gehat, ende van ju hebben wy, lieve Heere" ( § ). Schoon het niet blykt, dat de Bisfchop, die vooreerst ook elders de handen daartoe te vol werks had, die van Stavoren des wegen vyandlyk behandeld hebbe, moet 'er nogthans iets van dien aart gebeurd zyn, alzo de Bisfchop en Regeerders van Utrecht, niet lang daarna, een Bcitaud met die van Stavoren hebben aangegaan, 't welk aanvang moest neemen met de Lente des jaars dertienhonderd vierenvyftig , en duuren tot Kersdag over twee jaaren, en alzo tot het einde des jaars dertienhonderd zevenenvyftig (t> De naauwe verbindtenis tusfchen die van Stavoren en den Hollandfchen Graaf, was, juist niet zeer naar den fmaak der overige Friezen, niet zonder reden beducht, dat hunne vry- (§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. in. (t) T bl'2U' 11 4 Be knop. te HlSTO» RI2. 3e naauve ver- )indtenis usfchen lie van  504 Tegenwoordige Staat Beknop TE HlSTO1UE Sta oren en den Graaf, is niet naar den fmaak der overige Friezen. »354- De Stelling- en SchooterwerversVerbinden vryheid daarby eerlang eenig nadeel ftond te ly« den. Zelfs fchynt 'er omtrent deezen tyd eenige ftribbeling tusfchen beiden voorgevallen te zyn, over den handel, die de Stavorfche Poorters in een voornaam deel van Westergo plagten te dryven; alzo, door bemiddelinge van Folkert, Abt te Stavoren, en Tjomme, Pastoor te Oosterbierum, ten jaare dertienhonderd vierenvyftig, een verdrag tusfchen beiden getroffen is, waarby de Gemeene Grietmannen en Mederechters van de oude buurte van Froonakker, nu de Vyf deelen van Westergo genaamd : die van Stavoren, nopens al het geene zy hun „ zouden hebben willen opdringen, uit liefde „ en ten aanzien van recht en juftide, vry „ verklaaren; beloovende daaromme, denzei„ ven nu noch ten geenen tyde , eenigen „ overlast of hinder te zullen doen; maar veel „ meer dezelve in hunne vriendfehap te ncc„ men, en hun een vrygeleide te verkenen, „ dat eeuwig duuren zal, zoverre zich hunne „ gerechtigheid mogt uitftrekken ; geevende zy overzulks mede verlof aan die van Stavo„ ren, om, 't zy te voet of te fcheep, met „ hunne goederen en koopmanfehappen to „ mogen havenen, ftaan en die te verkoopen, „ waar zy nut en oorbaar zouden vinden" V)- < Hadden die van Stavoren, door het naar zich neemen der Bisfchoplyke tolrechten, getoond niet zeer gediend te zyn met het gezag van eeti gemyterd hoofd , de Stelling- en Schooterwer- vers (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl, zii.  van FRIESLAND. 505 vers dachten 'er eveneens over; hebbende men het daaraan toe te fchryven, dat zy zich, eenigen tyd geleeden, met de Landzaaten van Ysfelhara, insgelyks van den Bisfchop afgevallen, tegen het Sticht verbonden. Dan die van Ysfelham zagen zich, ten jaare dertienhonderd vyfenvyfdg, door Bisfchop Jan van Arkel, gedwongen het gemaakte verbond te verlaaten, en zich op nieuw aan hem te onderwerpen, gelykze by eede en gezegelde brieven deeden. Veel ligt ware hy verder gegaan, om de reedsgemelde Friezen onder zynen ftaf te brengen, zo met de oorlog met den Hollandfchen Graave hem aan ander en gewigdger werk geholben had; en echter zag hy 'er niet geheel van af, gelyk ons in het vervolg zal blyken. De Friezen van Stellingwerf en Schooterwerf fcheencn dit ook te verwachten, en maakten daarom, ter hunner bcvciliginge, een verbond met die van Groningen ( § ), waarby men zich van wederzyden verbond, geene overheerfching van eenen vreemden Prinfe of Heere, inzonderheid van het Zuiden komende, ( waar- mede de Bisfchop van Utrecht gemeend werd) tc zullen lyden, en verder met eikanderen goede buurfchap en vrede te houden, zo in handel ep beduur van recht, als anderzins (f). Hoewel men uit het aangaan van verbonden geen voldingend bewys kan afleiden. dat 'er voorheen twisten en oneenigheden tusfchen de verbond (§) Schot. Friefche Hist. bl. 18Ö, en Befchr. var Friesl. in Quarto. bl. 176. £f) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIV. p. 112, 11 5 Beknopte Historie. zich met die van Ysfelham regen den Bisfchop» 1355» Ook maaken ze een verbond met die van Groningen. De Friezen flutten een verdrag met de West» friezen.  Beknopte Hisrc KIË. 1357- Friesland krygt ee. ne nadere betrekking tot Hertog Albrecht van Beyeren. 506 Tegenwoordige Staat bondmaakers hebben plaatsgehad; nochthans " kunnenze van dien aard zyn, dat zulks daaruit met zeer groote waarfchynlykheid valt op te maaken, fchoon de gefchiedverhaalen ons we. gens de twisten zelve in het duistere laaten. Dus is het met dat verbond , 't welk , na de terugkomfie van Hertog Willem uit Engeland , en voor dat men hem, uit hoofde van zyne krankzinnigheid, had vastgezet, tusfchen de Westfriezen aan de eene, en de Friezen van Westergo en Üostergo aan de andere zyde, getroffen , en door Hertog Willem bekrachtigd werd op den vyfden van Wynmaand des jaars dertienhonderd zevenenvyftig: want hetzelve behelsde hoofdzaakelyk vergoeding en herftelling van wederzydfche fchaden, ter uitfpraake van goede mannen , daartoe aan beide zyden te kiezen; mids dat beide partyen, op zekere bedelde dagen, aangeeving moesten doen van de fchaden , die zy gcleeden hadden ( f). Ook is dit verdrag op den eerden van Wynmaand des volgenden jaars door Hertog Albrecht bevestigd (*), nadat deeze om zyns Broeders krankzinnigheid tot Ruwaard der Landen was aangenomen. Friesland kreeg dus eene nadere betrekking tot deezen Hertog, aan wien Keizer Lodewyk van Beyeren, reeds voorheen, alle de landen van Hertoge Willem, en daaronder ook de Heerlykheid van Friesland,had toegezegd, zo deeze ronder Kinderen overleed, gelyk in vervolg van tyd (f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 216".  oan FRIESLAND. 50? tyd gebeurde. Vooreerst evenwel had Hertog Albrecht de handen te vol met de Hoekfche en Kabbeljaauwfche tweefpalc, om zich met de Friezen veel te bemoeien. Dus is het niet te verwonderen, dat die van Oostergo en Westergo,ten jaare dertienhonderd eenenzestig,met die van Hummerzee, Hunfingo, Fievelingo, 't Oldamt, Reiderland, Emesgo, Broekmeriand en de Burgemeesters der ftad Groningen, een Verdrag flooten; ftrekkende tot bewaaring van de gemeene ruste, tot onderhouding van zekere wetten en regels, ten nutte der landen, en tot vermeerdering en bekrachtiging der wetten, voormaals by den Opftalboom vastgefteld. Men zocht zich dus niet alleen tegen't wereldlyk gezag van den Utrechtfchen Kerkvoogd te verfterken, maar ook aan eikanderen eenen fteun te hebben tegen Hertog Albrecht zeiven, zo deeze zyn gebied eens verder zocht uit te ftrekken, dan geoordeeld wierd met der Landen vryheid over een te komen. Het leed ook niet lang of Bisfchop Jan van Arkel deed het geene men van hem had verwacht. Sedert eenigen tyd ruste gehad hebbende met zyne Stichtfche onderdaanen, vatte hy nog ten zelfden jaare de wapenen op tegen die van Stellingwerf, Steenwyker Woud en fommige Drentfche Landzaaten, die federt langen tyd geweigerd hadden zyn wereldlyk gezag te eer biedigen. Niet onwaarfchynlyk heeft het zo evengemelde verbond der Friezen , Ommelanden en Groningers hem tot het denkbeeld gebragt. dat het hoog tyd ware, zyn gezag door d< wapenen ftaande te houden, zo hy het niet voo altoo Beknopte Historie. 130T. En fluit een Ver. dra; met de Omme« landers ere Groningers. De UtrechtfcheBisfchop dwingt de Steenvvykers ere Stellingwerverstot onderwerping. 3  Beknopte Hisio rie. De Stellingwervers vallen weder van hem af; doch worden met geweld bedwongen. 5°8 Tegenwoordige Staat altoos verliezen wilde. Hoe 't zy, de Kerfc voogd trok met een aanzienlyk Leger te velde , en viel de Stellingwervers met zo veel geweld op 't lyf, dat zy, fchoonze eenen dapperen tegenltand booden, genoodzaakt wierden met groot verlies van volk te wyken. De Bisfchop, hiermede niet voldaan, vervolgde de vlugtenden, verbrandde verfcheiden dorpen en huizen, en gaf het omliggende land ter plonderinge over aan de zynen. Door zo wreed eene behandelinge,waarin althans niets van dien zachtmoedigen geest vernomen werd, welken men van een' Christen Kerkvoogd verwachten mogt, zagen de Steenwykers en Stellingwervers zich der maate vernederd, dat zy genoodzaakt waren het BisIchoplyk juk op nieuw aan te neemen, en no£ daarenboven tienduizend oudefchilden, totnralïe hunner ongehoorzaamheid, te betaalen. De Stellingwerver Friezen waren niet te min zo verre van 't juk met geduld te draagen, dac hun door deezen Kerkvoogd, onder wien zy niet dan alleen in het Kerkelyke meenden te itaan was opgedrongen, dat zy kort daarna wederom ai vielen, en vollfrektelyk weigerden hem eenige gehoorzaamheid te bewyzen. Dan ook dit bekwam hun kwalyk. Jan van Arkel, nu veel vaster in den zadel zittende dan hy wel voorheen gedaan had, viel, omtrent het begin van Sprokkelmaand des volgenden jaars, met een mastig en welgewapend heir in Stellingwerf, nam de opgeworpen fchanfen en fterkten met beweid in, verwoestte de landftreek, en gaf een by. gelegen dorp ten roof aan zvne benden. De tovoogd bleef dus in wreedheid zich zelvea  Soortgelykc vry (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 227229. Beknopte Historie, Stavoren verkrygt verfcheiden voor» rechten 1vau de Koningen van Denemarken en Zweeden.  tegenwoordige Staat Beknopte Histo- me. Hertog Albrecht bedwing! de VVesi friezen. Houdt deerlyk huis op Terfchelling. vryheden en voorrechten ontving Stavoren,vyf1 "jaaren laater, van den Zweedfchen Koning Albert; en niet alleen Stavoren, maar ook Hindeloopen , in erkentenisfe van den dienst, welke hem, tegen zyne vyanden, door deeze Steden, was beweezen (§). Midlerwyl verloor Hertog Albrecht het groote Ontwerp om zich van 't Graaflyk bewind volkomen te verzekeren, en ook de Friezen van beoösten 't Vlie aan zich te onderwerpen , geenszins uit het oog. Hy bedwong dus niet alleert de Westfriezen , die zich, naar het fchynt * met hunne naam- en ft'amgenooren, tusfchen 't Vlie en de Lauwers<, vereenigd hadden, om Zich der Graaflyke regeeringe te onttrekken; maar trok ook, ha zulks verricht te hebben, naar het eiland Terfchelling, tegen over Friesland gelegen, en daartoe, indien tyd, behoorende, alwaar hy, doch niet zonder fchade en verlies van volk, jammerlyk huishield, en de arme inwooners, door branden en blaaken, in de uiterfle ellende bragt. De Friezen konden hieraan zien, wat hun van den Hertoge te wachten ftond, zo zyne wapenen hun te fterk wierden. Vooreerst maakte hy daarvan evenwel geen gebruik ten hunnen nadeele. De oorlog met Eduard, Hertoge van Gelder, en zyne poógingen om zich als Graaf te doen huldigen, verfchaften hem andere bezigheden. In deezen flaagde hy niet ongelukkig. Veel hielp (g) Winfem. Kron. van Friesl. bl, 207 — 210. Schot. Fr. Hist. bl. 191 —104. Groot Charterb. van Friesl. I. £>. bl, 229 — 232.  van FRIESLAND. 513 hielp hem hiertoe, onder anderen, dat hy, op zyn verzoek, door Keizer Karei den IV, tot Graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, en tot Heer van Friesland wierd aangeiteld, met bevel aan de Landzaaten , om hem hier voor te erkennen. Uit de Openbrieven daarvan zynde, ziet men dat de Keizers deeze landen nog als Ryksleenen bleeven aanmerken. Ondertusfehen is 'c opmerkelyk, dat Albrecht, daar hy door den Keizer, reeds omtrent den jaare dertienhonderd eenenzeventig, tot Graai en Heer was aangeiMd , echter tot in hei jaar dertienhonderd negenentachtig, in zyne brieven , hier te lande verleend, den naam van Ruwaard heeft gevoerd waarfchynlyk mag men daaruit befluiten, dat de Keizerlyke brieven, by de Landzaaten, niet krachtig genoeg geoordeeld zyn om Albrecht, voor zyn Broedei Willems dood, voor Graave en Heere te doer aanneemen (§). Men heeft te meer reden om dit van dc Friezen te denken, wyl Hertog Albrecht, by een Openbrief van den vyfentwintigften van Lentemaand des jaars dertienhonderd zevenenzestig ( f ) , aan die van Stavoren befcherming er vrygeleide heeft toegezegd, ingcvalle hunne Stad door de Friezen vernield moge worden 't Welk hy zeer waarfchynlyk niet gedaan zoi hebben , indien de overige Friezen even ge reed als die van Stavoren geweest waren on zich aan hem te onderwerpen; of geen blyk baa ( J) Vaderl. Hist. IK. D. bl. 304. ! n Groot Cliarterb. vanFrieil. I. D. bl. S29. kU Kk Bekkop* te Historie. Wordt door den Keizer tot Graaf en Heer deezer land»u| aangeiteld, l ^Hy be- ' looft aai die van Stavoren 1 befcherming en : vrygeleide. I l r  5^4 Tegenwoordige Staat Beknopte H:sto- E1E, Dirk van Tjummarum, Abt van Lid. lum, poogt de Klooster, tugt te hervormen. 13(39. Wordt opgevolgddoor baar ongenoegen over de onderwerpinge dief Stad hadden opgevat. Hoe verre dat ongenoegen gegaan zy blykt niet zeker; maar wel, dat, omtrent deezen tyd, zo in Friesland als op de meeste plaatfen langs de Noordzee, wederom een groot getal menfchen door eene hevige pestziekte is weggerukt; als ook, dac Theoderik of Dirk, een Fries , geboortig vanTjummarum, toen Abc van 'c Klooster Lidlum is geweest. Deeze, den roem hebbende van uitgedrekte geleerdheid en een juist oordeel , was eerst Priester te Sixbierum; van daar werd hy beroepen tot de Pastory van Berlikum , daar hy, met hulpe der ingezetenen, in plaats der oude en bouwvallige Kerk eene nieuwe bouwde. Abt geworden zynde, wendde hy alle zyne vermogens aan om da vervallen Kloostertugt te hervormen, en zyne onderhoorige Geestelyken tot geregelder zeden te brengen. Ook ging hy in 't aanneemen van nieuwelingen met byzondere omzigtigheid te werke, hebbende mannen van een onbefproken leeven» van gepaste geleerdheid en van goeden huize, fleeds by hem den voorrang boven anderen gehad. Met dit alles ontbrak het hem aan geene tegenftreevers, vooral in \ verbeteren der Kloostergebouwen , waarin de Grietmannen van Baarderadeel en Barradeel, als ook de Kerkvoogden van Winfum , hem zeer veele hindernisfen in den weg wierpen. Ten jaare dertienhonderd negenenzestig overleeden zynde, werd hy opgevolgd door Wibrand, toenmaals Pastor te Berlikum, en uit eerlyke ouders te Tjum gebooren. Onder andere byzonderheden, die  van FRIESLAND. 515 die men wegens deezen Abt vindt aangetekend, munt wel het meest uit zo het bouwen van eenen nieuwen zwaaren tooren by de Kerk van Berlikum, door zynen Voorzaat daar gedicht, als 't geen tusfchen hem en twee Bisfchoppen van Utrecht is voorgevallen. Met Bisfchop Jan van Vernenburg kreeg hy naamelyk gefchil over de grenspaalen van zyn geestelyk rechtsgebied, by gelegenheid dat Jan, Pastor te Menaldum, tot Proost van Vinea Domini te Pingjnm verkooren was , doch op den raad zyner Zuster die verkiezing van de hand wees, hoe fterk hy ook tot het aanvaarden van dezelve door den Abt wierd aangezet. De Bisfchop, zich dit fammelen ten nutte maakende, poogde eenen an deren daarvoor in te dringen, onder voorgeeven dat de Proostdy tot zyn beftier behoorde, Dit bragt onzen Abt in de noodzaakelykheid. om eene reize naar Premonftreit en van daai naar Rome te doen, daar de zaak, door hooge tusfchenfpraak van 't hoofd der Kerke, wierd bygelegd ; doch niet zonder merkelyi nadeel van 't Klooster, dat de gelden tot deezs kostbaare reize van zynen Abt had moeten verftrekken (§). Als dit onweder dus was overgedreeven ontftond kort daarna een ander, geduuren de het Bisfchoplyk beftier van Arnold vat Hoorn, die, na 'c overlyden van meergemelde! Bisfchop, doch niet zonder veele voorafgegaa n (§) Men zie van 't een en a'.idere Schot. Befcfo; van Friesl. in Quarto. bl. 337 , en Oudh. en Geii van Friesl. H. D. bl, 179 enz. Kk a Beknopte HistoÏ k.ie. Wibrand, Pastor te Berlikum. Deeze krygt ver< fchil met Bisfchop Jan van 'Vernenburg. , Als ook , met Bisfchop Arnold van l Hoorn.  Beknopte Histo RIE. 1371. Deeze poogt df Friezen tot het opvatten der vvape nen te be weegen. De Lidlu mer Abt raakt daa door in merkelyke ongelegenheid. 5*6 / Tegenwoordigs Staat ne oneenigheden tusfchen de leden van 't Domkapittel , tot deeze waardigheid verkooren wa3. Want nadat hy,ten jaare dertienhonderd eenenzeventig , met algemeene toejuiching, als Bisfchop te Utrecht was ingehaald, kreeg hy met Hertoge Albrecht aldra verfchil, welk zo hoog liep, dat de Stichtfchen, volgens eenpaarig befluit, den Hollanderen den oorlog verklaarden. Doch om dien met hoope van eenen goeden uitflag te voeren, had men manfehap noodig. Omze in genoegzaamen getale by een te krygen, liet de Bisfchop het oog vallen Op de Friezen , die wei een Beftand met Holland hadden,maar, om ^ het gebeurde op Terfchelling, niet zeer Hohandsgezind waren. De Bisfchop liet derhalve eene heirvaart in Friesland uitfehryven; ook zond hy zekeren Boudewyn derwaards om 'er het kruis in perfoon te prediken. Doch 't eene werkte zo weinig uit als het andere. De Friezen, geenen lust hebbende om, den Bisfchop ten gevalle, met Holland openlyk te breeken, ftonden deezen Kruïsprediker vry eenpaarig tegen ; daartoe niet weinig aangemoedigd door de redenen van den Lidlumer Abt, Wibrand, die in deezen een der yverigften was.- Boudewyn vertrok dus onverrichter zaa,ke wederom naar Utrecht; maar, als te denken is, niet zeer voldaan, en ook niet zonder voorneemen om den Abt zynen tegenftand betaald te zetten. Hy beklaagde zich grootelyks over denzelven, als over iemand die niet alleen hem, maar ook den Bisfchop zeiven geen gehoor had willen geeven; 't welk ten gevolge had, dat de Bisfchop, insgelyks te onvreden op  van FRIESLAND. 517 op den Abt, hem eenen brief fchreef, waarin hy hem beval te Vollenhove te komen, alzo hy over eenige zaaken van belang met hem moest fpreeken. De Abt, geen erg denkende, begaf zich derwaards; doch was niet zo dra te Vollenhove gekomen, of hy wierd in hechtenis genomen , en niet los gelaaten , voor dat hy tweeduizend kroonen tot losgeld had betaald; 't welk wederom een gevoelige reep voor 't Klooster was. Dit belette ondertusfehen den Abt niet, om , na zyne terugkomfte, het Klooster door aanwinninge van veele landen zo in Kennaard als elders te verryken ). Voor . het overige fchynt deeze Kerkvoogd den Friezen, en inzonderheid den Geestelyken, geen kwaad hart toegedraagen te hebben , alzo in zekeren brief van hem alle Christenen worden opgewekt, om het St. Odulfs Klooster te Stavoren, dat by een fchrikkelyk onweder en het geweld der Zee grootelyks befchadigd was, te hulpe te komen (f). Onder de Friefche Steden van Westergo, die ter befcherminge van 's Lands vryheid ééne lyn trokken, was Franeker eene der voornaamften, zynde Stavoren, uit inzigr van zeevaart en koophandel , doorgaans meer Hollandsgezind geweest, gelyk uit het gereedelyk erkennen van 't Graaflyk gezag meer dan eens ge- bleeken (*) Winfem. Kron. van Friesl. bl. Schot. Esfchr. van Friesl. in Quarto. bl. 338. Oudh. en Geit. vaa Friesl. III. D. bl. 181. Cf) Oudh. en Geit. van Friesl. I. D. bl. 4S°> Groot Charterb. vaa Friesl. I. D. bl. 138. Kk 3 Beklopte Historie. Franeker irerkrygt iran 's Lands staaten rerfchellen voor. •echten.  Beknopte Historie. ?374- Friesland lydtvvedei veel by meer dan eenen Watervloed. 518 Tegenwoordige Staat bleeken is. De Reehters en Raaden der Steden en deelen van Westergo begreepen, dit inziende, zeer wel dat het voor de gemeene zaak van geen luttel belang ware , zulk eene ftad als Franeker ten fterkften aan zich te verbinden. Hierom gaven zy in den jaare dertienhonderd vier. enzeventig, volgens eenpaarig befluit op eene plegtige Vergaderinge binnen Bolswerd genomen, aan die van Franeker de magt: „ om alle „ zaaken en misdaaden, binnen hunne Stad en vry-. „ heid gepleegd, aan lyf en leeven te mogen „ rechten, naar Keizers recht, landrecht, en de „ gewoonten encostumen der vyf Deelen; ver* „ biedende daarby een ieder, op zwaare boete, „ eenige inbreuk op dit verleende voorrecht te „ doen, of iets het minde daar tegen te onder„ neemen (*)". 't Verkenen van zulk een voorrecht, door de Steden en Grietenyen van Westergo, Staatswyze vergaderd, kan ten bewyze ftrekken, dat het maaken van dergelyke regelen van rechtsoeffeninge den Staaten was aanbevolen, zonder dat die daarin 't Opperhoofd des Ryks behoefden of meenden te moeten erkennen. ; Dellillerüst hierop, verfcheiden jaaren na eikanderen, door Friesland genooten, voor zo verre zulks buitenlandfche vyanden betreft konde de landzaaten niet bevryden van de drukkende rampen, welke de Gewesten, aan de Noordzee gelegen, by meer dan eenen geweldigen florm en daardoor veroorzaakte hooge Watervloeden bezuuren moesten. De jaaren vaa (*) Groot Charterb. van Friesl. I, D. bl. 232.  w» FRIESLAND. 519 van dertienhonderd vierenzeventig en zevenenzeventig zyn deswege , in de gedenkfchriften, ten k waade berucht; hebbende behalven zeer veel vee, ook zeer veele menfchen, daarby het leeven of een groot deel hunner bezittingen verlooren (§> Dan de nadeelen, hierby geleeden, ftonden niet gelyk met die , welke de Friezen, even of de ruste hun verveelde, eerlang zich zeiven aandeeden. Albrecht van Beyeren had wel den vrede met de Friezen verlengd ; ook is dezelve in 't vervolg meer dan eens vernieuwd; en dus verliepen 'er nog eenige jaaren voor dat hy zyne eifchen op Friesland , door de wapenen, poogde in kracht te dellen. De ftrydige aan. hangen van Schieringers en Vetkoopers hadden zich ook wel nu en dan eens wat ftil gehouden; maar nooit warenze federt hunne eerfte opkomfte recht vereenigd geweest. Elk behield den ouden wrok, en zag fteeds uit naar geleg nheid om aan zyne driften den teugel bot te vieren. De Geestelyken en Kloosterlingen waren zo verre van hun best te doen om dit vuur der oneenigheid te blusfchen, dat het niet zelden, ten koste van veeier leeven, door hen wierd aangeblaazen. Somwylen zelfs fielden zy zich aan het hoofd hunner Konverfen, en trokken gewapend ten ftryde. Rienk van Kamminga, Abt van Oudeklooster en een groot voorftander van den aanhang der Scbienngers, ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze : meer op hebbende met de wapenen dan met dc boers) u. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XV. p. 138. Galema Nederl. Watert, bl. 13* —H** 0udhot Verhaal, bl. 401. Kk 4 Bl KNO?TS IliSTOUIÉ. 1377- En nog meer by jyne inivendige/erdeeldicden. RienkvaH Kamminga, Abt van Oudeklooster,fpeelt daarin  520 Tegenwoordige Staat B >■ KNOPTE HlSTO 1IB. eene vocrnaaine rol, Naby Arum valt een gevechtVoor. 1380. De Frie. zen en Groningers Huiten een verbond van onderlingebelcherWinge. boeken, onderwees hy zyne Konverfen meer in den krygshandel dan in den landbouw en de regels van het Kloosterleeven ; ook heeft hy tegen Juw Juwinga van Bolswerd en andere Vetkoopers zwaare oorlogen gevoerd: en om de lieden van zyne eigene orde zo wel als die van de wereld te ontrusten, heeft hy ook verfcheiden veldflagen gehouden tegen Heer Adam van Ludingakerk , die 't waarfchynlyk met de Vetkoopers hield. Een dier veldflagen viel voor in Hooimaand des iaars dertien¬ honderd en tachtig, te Arum in Wonzeradcel, en kostte aan meer dan honderd en vyftig Konverfen het leeven. Dit oproerig en oorlogzugtig beftaan der Kloosterlingen werd, door alle weidenkenden, ten hoogden afgekeurd: zelfs bragt het te wege, dat de menfchen alle achtingen ontzag voor zulke Kerkelyken verlooren, en teffens van den Godsdienst zclven grootelyks vervreemd wierden. Ook had Kamminga het verdriet van te moeten zien, dat veele plaatfen, die tot daar aan toe onder het Klooster behoord hadden, zich van hetzelve affcheidden, alsRitzum, Wierum, Haske, Heeg, Jorwerd en andere meer, zo buiten als binnen Friesland gelegen ( * ). Schoon dergelyke binnenlandfche oneenigheden Hertoge Albrecht aanleiding zouden hebben kunnen geeven tot eene onderneeming op Friesland, heeft hy zich echter daarvan nog vooreerst onthouden, 't zy dat hy zwaarigheid maakte, om by het leeven van zynen Broeder, Willem den V, eene zaak van zo veel gewigt ter (*) Schot. Friefche Hist. bl, 103,  van FRIESLAND. * 5*1 ter hand te neemen, 't zy dat andere bezigheden hem daarvan te rugge hielden. Ondertusfehen fchynen noch de Friezen noch de Groningers zeer gerust wegens zyne oogmerken geweest te zyn. Het nader verbond, dat zy, in Herfstmaand van het jaar dertienhonderd een en tachtig, met eikanderen flooten, levert onzes oordeels daarvan een voldingend bewys op, hebbende zy zich daarby verbonden: „ Dat die „ van Groningen getrouwe Bondgenooten zouden zyn aan die van Oosrergo, VVestergo en „ alle andere Friezen, en deeze verbindtenis met „ goed en bloed befchermen. Dat zy vooreerst „ hunne vryheid en de Stad, en beneffens dien „ ook het land en de vryheid hunner Bondgc„ nooten, naar hun vermogen, zouden verde„ digen tegen uitheemfche Horden en inge„ booren magtigen. Dat zy, zo de nood het ,j vorderde, voor de vlugtige Bondgenooten 9, hunne poorten zouden open zetten, en dien 9, te hulpe komen. En eindelyk, dat zy de „ hoofden der ftrydige aanhangen, in Hunfingc „ en Fivelingo, die dit verbond weigerden ir „ te willigen, als oproerigen zouden ftraffen' (f). De Stellingwervers fchynen de eerder geweest te zyn, die eenig weezenlyk voordeei uit dit verbond trokken; alzo Floris van Wcvelinkhoven, toenmaalige Bisfchop van Utrecht, hen, uit ontzag voor de Groningers er Friezen, niet durfde aantasten, gelyk hy an' ders, ter hunner beteugelinge, zeer waarfchyn lyk gedaan zou hebben (*). D< (f) Schot. Fr. Hist. bl. 200. _____ Befchr van Friesl. in Quarto. bl. K-k 5 Beknópj Ti; Historie. 1381. Hetzelve Iftrekt ten voordeele van de Stelling, wervers.  Beknopte HlSTO» RtE. Stavoren fluit een Verdrag met den Hertog van Gelder. I J 52 ft Tegenwoordige Staat De verkleefdheid van Stavoren aan de Hollandfche Regeering laat niet toe te denken, dac deeze Stad mede in het gemelde verbond begreepen was ; te meer wyl, in Lentemaand van dit zelfde jaar, afgezonderd van de overige Friezen van Oostergo en Westergo, door die van Stavoren, met Willem van Gulik, thans Hertoge van Gelder, een verdrag geflooten wierd, waarby aan die van Stavoren: „ zynen goe„. de vrienden, door den Hertog, een goed, vast ,,. en zeker geleide gegeeven werd, om teko„ men en te vaaren, te wateren te lande, inde •» fteden e" dorpen van de Betuwe, en voorts in „ alle zyne landen van Gelder, zo verre als die hem „ gehoorzaamden, en zyne onderdaanen waren; „ welverftaande dat die van Stavoren met hun „ goed en volk veilig zouden zyn, zolang als „ tusfchen beiden was vastgefteld , en geduu» rende twee maanden nadat een van bei„ den dit den anderen zou hebben opge„ zegd" (§). De opgegeeven inhoud des verdrags bewyst niet, dat 'er eenige verfchillcn tusfchen beiden waren voorgegaan , welke op deeze wyze gefleeten werden. In aanmerking neemende, dat die van Stavoren hier als "-oede vrienden van den Hertog voorkomen, ach» ten wy het waarfchynlyker, dat wederzydsch belang zo den Hertog als die van Stavoren tot het fluiten van dit verdrag bewoogen hebbe;en nisfchiên zyn die van Stavoren wel de eerden geweest, die, om den afheemenden bloei hunier Stad eenigzins ftaande te houden, daartoe den ( § ) Grco't Charterb. van Friesl. I. D. bl. 243.  vaft FRIESLAND. 523 den Hertog hebben aangezocht. Dat dit zeer wel in die van Stavoren kon vallen behoeft juist niet waarfchynlyk gemaakt te worden, door de gefteldheid hunner ftad in acht te neemen ; de vrede, dien ze, drie jaaren laater, met Bisfchop Floris van Wevelinkhoven en de gemeene Regeerders der Stad Utrecht, voor vyftien jaaren, flooten (J) , zonder dat men van eenige voorafgegaane vyandlykheden gewaagd vindt, geeft zelfs nieuwe aanleiding om dit te denken. Leiden wy Hertoge Albrecht voorheen te last, dat hy de Friezen, niet zo zeer uit genegenheid, als wel uit hoofde zyner omftandigheden, ongemoeid en in vrede liet; hy zelf begon eerlang vry duidelyk te laaten zien, dat zyne waare bedoeling ten hunnen opzigte ware , hen, zo ras het hem aan geene magt zou ontbreeken , -aan zyne heerfchappy te onderwerpen. Met die van Terfcheiling, dus verre met de Friezen verbonden, maakte de Hertog, in den jaare dertienhonderd zevenentachtig, tot tweemaal toe, eene foort van Verdrag; waarby aan hun een Vrede voor twee jaaren werd toegezegd , onder dit uitdrukkelyk beding: „ Dat „ zy hem onderdaanig zouden weezen , zo „ Friesland binnen deeze twee jaaren door hem „ overwonnen wierd; als ook, dat het hem vrj „ zou ftaan, het Eiland binnen die twee jaarer „ te vesten en te fterken, indien hy zulks tei „ befcherminge van hetzelve goed zou vinden" Dusdanig was de inhoud van het eerfte Ver drag ; het tweede was vooral niet gunftigei vooi CS) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 244. Beknopte Histo* RIB. 1384. Hertog Albrecht begint zyn voorneementen aanzien van Friesland duidelyker te ontdekken. 1387-  Beknopts Histo RIE. De Friezen maa. ken .daar van het rechte gebruik niet. 1383. I38S». De Abt ' van Lidlum wordt, gevangen 1 genomen ] i 524 Tegenwoordige Staat ' voor de Friezen, en maakte het lot van de hume (§)SerS eenemaaI afhangWyk van hec Hoewel de Friezen uit dit alles ligtelyk konden opmaaken,dat het hun eerlang zou gelden; inzonderheid toen Hertog Albrecht, na den dood van zynen krankzinnigen Broeder, Willem den V, die in den jaare dertienhonderd achtentachtig , zonder kinderen na te laaten, overleeden was zich met groote plegcigheid als Graaf had laaten huldigen; echter had dit zo weinig invloeds op hen, om hunne onderlinge verdeeldheden te laaten vaaren, en zich by tyds, met vereenigde magt, in daat van tegenweer te dellen, dat'er van tyd tot tyd verregaande onlusten by hen voorvielen. De twintigfte Abt van het Klooster Lidlum, met naame Tjaard, die zo om zyne geleerdheid en gezond oordeel, als om zyne deugd en braafheid niet luttel vermaard was raakte daar door, ten jaare dertienhonderd negenentachtig, in groote ongelegenheid. Om het rechtsgebied van zyn Klooster, tegen de baldaahgheid der ftrydende aanhangen te verdedigen Dndernam hy een Kasteel van ongemeene fterkte te bouwen, op zeker Uithof van 't Klooster net naame Miedum, onder het behoor van Hum, niet verre van Franeker. Doch Sjaarlema, die toen te Franeker het voornaamfte >ewind in handen had, en 't hoofd van den aanlang der Schieringers was, zag dit met geen ;oede oogen aan , wyl.hy dugtte dat dit Kasteel, ens volbouwd zynde, eerlang ter beteugelinge zynex C§ ) Groot Charterb. van Friesl, I. D. bl, t^.  van FRIESLAND. 5a? zyner heerfchappye zou {trekken. Hy liet hierom ] den Abt, in het, te rug keeren van Miedum naar' Lidlum , gevangen neemen , en vier Monni-1 ken, die den Abt verzelden, dood flaan: ook klonk hy den Abt zeiven op zyn Slot, binnen Franeker, in yzeren boeyen. Hiermede nog niet te vreden, verzamelde hy een vry aanzienlyk Leger, pionderde daarmede het Klooster Lidlum uit, en offerde het aan de vlammen op. Vervolgens trok deeze woeste hoop, nu fmaak in 't pionderen gekreegen hebbende, naar de uithoven van 't Klooster , te Midlum, Koldehool, Wallinga, Wobbinga te Weidum, Amkema te Berlikum, en andere meer, die alle afgebroken en vernield wierden. Door de tusfchenkomfle van veele treffelyke Edelen en andere perfoonen van aanzien, begrypende hoe doodelyk de gevolgen van zulke gewelddaadige handelingen ftonden te worden, indienze niet hoC eer hoe beter wierden voorgekomen, werd de twist bygelegd en de Abt geflaakt; welke, na zyne te huiskomlte, het Klooster met muuren, grachten en vestingen voorzag, om in het toekomende eenen vyandelyken aanval tegen te konnen flaan ( * ). 't Ware te wrnfchen geweest , dat in | Friesland geene andere verdeeldheden dan deeze < hadden plaats gehad, maar even of de buiten- : landfche vrede den Friezen maar alleen ge J gund wierd, om in hunne eigene ingewanden ( te wroeten, gingen de Schieringers en Vetkoo J pers gefladig voort, met dapper om het mees- j ter- (*) Winfera, Kron. van Friesl. bl. 213. Schot. Fr. Hfst. bl. 200. 3EKNOP- :e Histq» HE. En einde. lyk weder jeflaakt. hertog \Jb recht iet de ■erdeeldledenIer Frieen nut ;enoe;»u.  Beknop. te HlSTO' we. Leeuwarden wordt beklommen en in brand geftoken. I3P-. De Stad wordt in het recht om Lyf. ftraffen te mogen oeffènen, bevestigd. • - , ■ '] 5-6 Tegenwoordige Staat terfchap te kampen. Hertog Albrecht za°- dit met genoegen , wel begrypende dat zy zo veel te ligter zouden te overwinnen zyn, als zy zich zelve meer hadden afgemat en verzwakt. Met dat uitzigt werd de vrede of het beftand tusfchen hem en de Friezen , telkens maar voor eenen korten tyd, vernieuwd. Het in brandfteeken van St. Odulfs Klooster en het uitpJonderen van Stavoren, door de Hollanders gepleegd, in den jaare dertienhonderd en negentig' Ct)» fchynt wel met een getroffen beftand te ftryden; doch dit is zeer waarfchynlyk, door eenige zeefchuimers gefchied , zonder daartoe eeivg bevel van den Hertog gehad te hebben. Doch wat 'er van deeze gebeurtenisfe zy , van de onzinnige woede der ftrydige aanhan! gen leverde het jaar dertienhonderd tweeënnegentig wederom een nieuw bewys op. Eene dolle raazerny dreef de Landzaaten naar Leeuwarden, dat beklommen, ingenomen en aan de noordoostzyde in brand gedoken wierd, met dat gevolg dat de vlam, door eenen hevigen ftormwind aangeblaazen, groote fchade deed, en hec Preekheerenklooster met de Kerk ten deele aan tooien lei (*). Het leed, hier door der Stad ivedcrvaaren, werd eenigzins verzoet, door 't verkrygen van een diergelyk recht, om lyfftraffeu :e mogen oeffenen, als voorheen, door die ran Westergo, aan Franeker gefchonken was. In den Openbrief hiervan, door de Grietmanïen in de Leppe, of gaarlegginge van Leeu- war- (t) Winfem. Kron. van Fries!, bl. 213. (*) Gabbema Verhaal van Leeuw. bl. 12.  ww FRIESLAND. 517 warderadeel, Tietjerkfteradeel, Sfhallingerland en Idaarderadeel, met derzelver Mederechteren, verleend, wordt, met goedkeuringe van de Schieringers en Vetkoopers, den Olderman van Leeuwarden en zynen Schepenen recht en vryheid gegeeven: „ om alle de zodanigen vast „ te houden en tet rechten, die eenige misdaad „ begaan, by dage óf by nachte, binnen of buiten „ hunne buuren, het zy volgens het recht der „ gemeene misdaaden, of naar hun eigen Stads „ recht, te hals en te hoofde, even als zyvan „ ouds hebben berecht" (§). Ondertusfehen blykt uit dit laatfte gezegde, dat Leeuwarden zulk een recht hierdoor niet eerst verkreeg , maar reeds lang voorheen bezeten had. Misfehien heeft de gemelde brandftichting wel aanleiding gegeeven, om dat recht te vernieuwen, ten einde de Stad zo veel te beter tegen aanvallen van dien aard gedekt mogt worden. Dat maar alleen vier Grietenyen deeze opdragt deeden, heeft men waarfchynlyk daaraan toe te fchryven, dat deeze haar eigen belang met dat van Leeuwarden vry naauw vereenigd rekenden , en daarom, zo wel Schieringers als Vetkoopers, in deezen eens weder ééne lyn trokken; gelyk in gevallen van magtiger Vyand te moeten wederftaan wel meer gebeurd is. . Frederik van Blankenheim , den Bisfchoplyken zetel van Utrecht, na 't overlyden van Wevelinkhoven, in den jaare dertienhonderd -drieènnegentig , beklommen hebbende , werd ;in de eerfte twee jaaren na zyne verheffing on- (§) Groot. Charterb. van Friesl. I. D. 252, Beknotte Hist» RIB. I39>' De Risichop va» Utrecht  528 Tègemuoordige Staat BekkopteHisio- ME. fluit een verbond van vriend, fchap met die van Stellingwerf enz. Ï395- onledig gehouden, zo door de opfchuddingeö, die hem door eenigen in 't Sticht zelf berokkend werden , als door een gefchil met den Drost van Koeverden. Tegen deezen dacht de Staatkundige Kerkvoogd veel dienst te konnen trekken van de Groningers en Friezen. Dan de eerden vveezeii zyne voorflagen van de hand ; met de Friezen van Stellingwerf , Schooterwerf, Opfïerland , Doniawerflal of Lemlteriand, die 't naast aan zyne grenzen lagen, floot hy, in den jaare dertienhonderd vyfennegentig, een verbond van eeuwigduurende vriendfehap (§). Hetzelve behelsde , behalven andere verdragpunten . inzonderheid deeze : Dat byaldien 'er eenige „ zaaken tusfchen hem of zyne nakomelingen, „ en tusfchen zyne Ondcrzaaten in de vooro-e„ melde landen van Friesland voorvielen, „ dezelve berecht zouden worden naar in„ houd der oude verdragbrieven, door zyne „ Voorvaderen , Bisfchoppen van Utrecht , „ genomen en gegeeven. Dat de Bisfchop „ niet lyden zou, dat eenige Landsheeren , „ door Koeverden of het Land van Drenthe, naar dc gemelde landen trokken, ten na„ deele der oude rechten en vryheden dier - Friezen of der Stad Groningen. Dat de „ bezegelde brieven tusfchen Drenthe en Stcl„ lingwerf, en 't gemeene Friesland in alle „ punten vast cn onveranderlyk zouden bly„ ven. Dat de Bisfchop geenen Amptman „ op 't huis te Koeverden zou zetten buiten „ raad ($) Groot Charterb. van Fries!. I. D. b!. 25^.  van FRIESLAND. 529 • raad van 't gemeene Friesland en Drenthe. Dat, byaldien de Hertog van Holland, of „ eenig buitenlandsch Heer, niet in 't Sticht „ van Utrecht gezeten , vyand wilde worden „ van Friesland , de Bisfchop en zyne nako„ meiingen daaraan geene hulpe met raad of ,, daad zouden bewyzen, noch dien door het „ Sticht van Utrecht laaten trekken, tot hin* „ der of fchade van Friesland". De Friezen, thans ten vollen overtuigd, dat Hertog Albrecht het, met zyne krygstoerus-1 tingen, inzonderheid op hen gemunt had, fcheenen zich door dit verdrag aan de landzyde in zo verre verzekerd te hebben, dat noch de Duitfche hulpbenden, die Albrecht verwachtte, door Koeverden of Drenth, noch zyn Hollandsen en Fransch krygsvolk , door het Sricht van Utrecht, naar Friesland konden trekken. Maar dit beveiligde hen niet in 't minde voor een vyandlyk bezoek van eenen anderen kant. De Zuiderzee was ruim genoeg om een Leger naar Friesland over te fcheepen. Dit gefchiedde ook metderdaad, niet lang nadat het laatfte beftand , 't welk maar voor een jaar vernieuwd was, met den eerften van Bloeimaand des jaars dertienhonderd zesennegentig, was ten einde geloopen. Om van dien Oorlog, welke hierop, door den Hertog , tegen Friesland , ondernomen werd,geen al te gebrekkelyk verflag te geeven, zyn wy genoodzaakt eene kleine terugtred te doen. Aleid van Poelgeest, 's Hertogen Byzit federt den dood zyner Gemaalinnè Margareet, had zo veel vermogen op zynen geest, LI dat B ?knop- rE Hist»- ue. Ditver- jond leveiligc mesland liet voor ;en /yandlyk jezoek tan den ïeeliant. 1395. Na 't eindigen van 't laatfte Beftand , onderneemt de Hertog  Beknopte Historie. den Oorlog tegen Friesland. » 3 53° Tegenwoordige Staat 0 dac genoegzaam alle gunden en ampten, door haare voorfpraak, ten Hove verkreegen moesten worden. Doch even hier door kwam zy by veelen grootelyks in den haat, en wel inzonderheid by Willem van Oostervant, 's Hertogen oudften Zoon , die , gebelgd over de groote magt van Aleid, mee leedweezen zag, dac zyn geflagt onteerd wierd door de gemeenzaame verkeering, welke zyn Vader met haar hield. De Hoekfche Edelen, door haar toedoen minder gezien ten hove dan wel voorheen, rekenden 'c van hun belang dien haat aan te zetten, welken de Zoon tegen des Vaders Byzit had opgevat. Dit liep eerlang zo hoog, dac Aleid, in den nachc van den tweeën twintigften van Herfstmaand des jaars dertienhonderd en negentig, op 't Hof in den Haage, door eenige ge wapenden, wierd overvallen en afgemaakt, in 't byzyn van Willem Kuzer, 's Graaven Hofmeester, die, om dac hy haar zocht te befchermen, 'er ook zelf het leeven by infehoot. De moorders verzuimden niet, om terdond den Haag en vervolgens hec land te ruimen; verfcheiden Hoekfche Edelen, die de hand in de famenzweeringe gehad hadden, deeden zulks insgelyks. De Graaf van Oostervant, fchoon mede fchuldig aan 't moorddadig opzet, bleef nog eenigen tyd in den Haage : ook waagde hy het, om ten voorlede der gevlugte Edelen by zynen Vader :e fpreeken. Doch hiermede werkte hy zo veinig uit, dat hy 't eerlang veiligst rekende tok zelf de wyk te neemen. Vooreerst begaf iy zich naar hec Sloc te Altena, in Zuidhol- . land.  van FRIESLAND. 531 land, hem, eenigen tyd geleeden, door zynen Vader opgedraagen; maar vêrneemcnde, dat' zyn Vader, opgeftookt door de Kabbeljaauw* fche Edelen, voorhad dit Slot te belegeren, begaf hy zich van daar, nog by tyds, naar 's Hertogenbosch, en vervolgens naar Frank- • ryk; van waar hy in den jaare dertienhonderd \ vyfennegentig in Holland te rugge kwam, zich ^ met zynen Vader verzoende, en zo veel uit- jj werkte dat de voorgenomen togt tegen Fries- ( land terdond wierd vastgefteld, en aan hem alsv Legerhoofd opgedraagen. De Graaf van Oos-1 tervant was te heeter op deezen togt, om dat hem, toen hy in Frankryk was, door eenige jonge Vorften en Edelen, aan 's Konings tafel, fmaadelyk verweeten wierd, dat hem zo groot eene eere geenszins toekwam , vermids de Wapenen van zyn geflagt verlooren waren door den dood van Willem den IV,zynen Oudoom, zonder dat iemand der vrienden dien dood gewrooken had. Hertog Albrecht, verre van oorlogzugtig ter; zyn, fchynt echter zyne laatfte bevelen tot dien tc togt niet gegeeven te hebben, dan nadat hy nog111 alvoorens de Friezen, by wege van verdrag,*] jtot onderwerping gezocht had te brengen. Hy V( gaf althans, by eenen brief van den tienden van a: Zomermaand des jaars dertienhonderd zesen-te negentig , vrygeleide aan de Prelaaten, Griet-vv mannen en verdere Friezen van Oostergo en Westergo tot honderd Perfoonen toe, om by hem te komen, waarze hem vinden zouden; ingaande des Dingsdag over acht dagen , na de vertekening des briefs, tot op den vierden van LI * Hooi- 3EKNOP» 'E tilSTOUE. : Opperst ewind rordt op. edraagen an den iraave an Oog. :rvant. e Her- g poogt )g voor' de Frie:n door irdrag n zich ondererpen,  Beknopte Histc RIB. Ondertusfehenwordi voor de toerustin gezorgd. Ook flu: de Herto een Verdrag mt cie van Ameland en beloo: zyne befcherminiaan 't Js kobiner Klooster te Leeu tvarden. §32 Tegenwoordige Staat Hooimaand. En by eenen tweeden brief wcr^ "het beltand van den eerften van Oogstmaand tot den vyfticndcn dier maand verlengd ( § ). Midicrvvyl droeg men zorge , om een genoegzaam aantal van lehepen, tot overvoering van 't Leger en andere noodwendighel den , in gereedheid te hebben. Hy beval ten dien einde zyne Steden, Dorpen en Gemeenten , rcidsgaders Baljuvven , Schouten , Burgemeesters, Schepenen en Raaden der Steden en Dorpen in Holland en Westfriesland, op verbeurte van lyf en goed, een ieder in zynen bedryve, wel toe te zien, dat niemand eenige fchepen, groot of klein, uit den lande voerde; moetende allen , die binnenlands naar Braband, Vlaanderen, Gelderland of elders wilden vaaren, zich verbinden om met hunne vaartuigen voor den eerden van Oogstmaand wet der te keeren, en by de hand te zyn. Ook l floot hy, om vooral 't getal der vyanden niet te vermenigvuldigen, des daags te vooren, een Verdrag van onzydigheid met die van Ameland. , En om zich vrienden onder de Friefche Gees't telykheid te maaken, verzekerde hy de Predikhee. p ren van het Jakobiner Klooster te Leeuwarden, by een' Openbrief van den achtften der Oogstmaand, dat hy hen in zyne befcherming zou neemen, wanneer hy in Friesland kwam om "de Friezen te beoorloogen (f). Of deeze Kloosterlingen , wier Konvent , vier jaaren geleeden, ten deele was afgebrand, eenige bly- ken CO Groot Charterb. van Fries!. I. D. bl. 256 — 158. Ct) . ■ bl. *57 ea -58.  tot* FRIESLAND. 533 ken van genegenheid te hemwaards gegeeven hadden , en daarvoor deeze toezegging ontvingen, is niet ten vollen zeker. Vast gaat het, dat dit een zeer bekwaam middel was, zo om 't vuur van inwendige verdeeldheid in Friesland aan den gang te houden, als om zich te veraangenaamen by de menigte des volks, die van de hand der Geestelyken vloog, en niet veel reden had, om zich geluk te wenfchen met de ontelbaare onheilen, waaraanze door de verdeeldheid der Edelen en Grooten geduurig onderworpen was, zonder zich daaraan door onzydigheid te konnen onttrekken. Het Leger van Hertoge Albrecht werd te Enkhuizen by een verzameld. Behalven de Landzaaten, die van allerlei krygsgereedfehap behoorlyk voorzien waren, kwamen hem ook Franfche,' ngclfche en Duitfche benden te hulpe. Frankryk en Engeland Honden den Hertoge, uit kracht van onderlinge verbindtenisfen , met hunne benden by. Uit Duitschland fchynt men hem als een Lid van 't Ryk te hebben byge • ftaan, om hem te doen verkrygen, het geene zynen Voorz.;aten door de Duitfche Keizers was afgedaan. Onder de Franfchen waren, behalven den Admiraal van Frankryk, de Graaven van St. Pol en van Namen de voornaamfte Bevelhebbers. De Engelfchen ftonden onder 'c bevel van den Graave van Kornwal en anderen. De Duitfchers werden geleid door den Graave van Solms, en fommige andere Heeren van groot aanzien. Onder de Landzaaten bevonden zich Filips van Wasfenaar, Burggraaf van Leiden, Jan van Brederode, de Heer van Asperen LI 3 ' en Br: KNOP* TE HlSTO» RIE. 's Hertogen Legejt komt te Enkhui. ien by een.  534 Tegenwoordige Staat P>EIW0P TE HlSTO' te. De in- fcheeping gefchiedt op den tweeëntwintig,flen der Oogst maand. en andere Hoekfche Edelen. Van de Zeeuw* fchen kwamen Floris en Nikolaas van Borfelen, Fiiips van Kortgeene, en veele anderen. De Hollandfche en Westfriefche lieden, met naame Amfterdam en. Hoorn, trokken insgelyks uit om den. togt by te woonen , of beweezen op andere wyzen hulpe. Uit Henegouwen, alwaar Hertog Albrecht de drie Staaten des Lands byeen geroepen, en de noodzaaklykheid van den togt vertoond had, was onderftand in geld gekomen, tot eene fomme van dertig duizend guldens toe. Daarenboven vervoegden zich ook veele Edelen by 't Leger, dat dagelyks aangroeide. De vyftiende dag van Oogstmaand was beflemd om naar Friesland over te ileeken. Doch door het laat aankomen der Franfchen, en een hevig gefchil tusfchen de Hollanders en Engelfchen, waar in de laatften te kort fchooten, en 't welk, door den Graave van Oostervant, nog gelukkiglyk werd bygelegd, zag men zich genoodzaakt den togt tot den tweeentwintigften te verfchuiven. Het ganfche Heir wordt ongelyk begroot. Volgens fommigen was hec honderd duizend man fterk: anderen voegen 'er nog wel tachtig duizend by. De vloot, te Enkhuizen famen gekomen, om de benden in te neemen en over te voeren, beftond, naar de algemeene opgave, uit drie duizend groote en vierhonderd kleine fchepen, hoedanig eene fcheepsmagt men voorzeker nooit voorheen in deeze gewesten gezien had. Met eene zeer gunftige gelegenheid, en in goede orde, zette de vloot koers naar de Kuin- der,  van FRIESLAND. 535 der, alwaar de landing, volgens gemaakt beftek, geleideden zou. Terwyl deeze geduchte toerustingen in Holland gemaakt werden, zat men in Friesland niet ganfchelyk dil. Van buitenlandfche hulpe zag mep zich genoegzaam verlleeken, zelfs in weerwil van het verbond, dat niet lang geleeden met den Bisfchop van Utrecht geflooten was. De Hertog had, door zyn fchryven aan den Bisfchop cn aan de Steden Amersfoort, Kampen, Rheênen, Deventer, Zwol, Harderwyk, EL burg en Zucfen, als ook aan den Hertog van Gelder, te wege gebragt, dat van daar noch hulpe van manfehap, nog voorraad van kiygsgereedfehap en leevensmiddelen , den Friezen kon worden toegevoerd , zonder gevaar van zich zeiven in merkclyke ongelegenheden in te wikkelen ( f ). Voor dat men hier van kennis had was ook reeds al, op eenen algemeenen Landdag, in overweeginge genomen, wat 'cr gedaan moest worden, om den inval des vyands best te keeren, of vruchteloos te maaken. Juw Juwinga, Heerfchap en Olderman te Bolswerd, een voornaam voorflander der Schieringers, en een bitter Vyand der Hollandfche Heerfchappy, was of werd toen tot Poteftaat van Friesland gekooren. Hyhad zich, zo door zyne groote krygskunde, kloek beleid en dapperheid in den oorlog tegen de Turken en on» geloovige Litthauwers, als ook door zyne vreedzaame geaarthcid, zulk eene algemeene achting verworven, dat hy door de Schieringers en Vec- < f) Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 260. LI 4 Beknop. te HlSTO" bie, In Fries» land zit men ondertusfehen niet (lil. [uw Jivvinga van 3olswerd vordt tot tTeldhjer rerkoo- ea.  Beknopte Historie. Juwing» keurt een' veidflag zeer gevaarlyk. Zyn raad wordt ver- < wapen. ( 536 Tegenwoordige Staal Vetkoopers beide tot Veldheer in deezen Oorlog wierd verkooren. Het is dus niet te verwonderen, dat de Stellingwervers en Schooterwervers, die doorgaans minder deel in de binnen-' landfche verdeeldheden namen , zich by de Schieringers van Westergo voegden, en, onder het bevel van Juwinga, insgelyks ten dryde trokken. De drift der Friezen om den algemeenen Vyand, met vereenigde magt, het hoofd te bieden was wel zeer groot; doch Juwinga oordeelde , dat des vyands overmagt het al te gevaarlyk maakte , eenen veldflag met hem te waagen; te meer om dat de Frie. fche benden, in vergelykinge van die des vyands, te flegt gewapend en te weinig geoeffend waren, om daarvan eene goede uitkomfte te verwachten. Hy ried derhalven , liever omtrent de grenzen, en daar het verder noodig fcheen , eenige verfchansfingeii en.ilerkten op te rechten,en diemetgenoegzaame manfehap te bezetten, om daardoor den vyand in een gebroken land den voortgang des te bezwaarlyker te maaken, en hem zoda. nig op te houden en af te matten, dat dezelve zich eerlang, door gebrek aan vooraad voor zo groot een Leger, genoodzaakt mogt vinden weder af te trekken; gelyk zeer waarfchynlyk ffond te gebeuren, inzonderheid zo de op handen zynde Herfst niet met buitengewoone droog:e vergezelfchapt ging. Hoe heilzaam deeze raad in de tegenwoorlige omftandigheden ook te fchatten ware, ie drift van verre de meeste Friezen was te groot  van FRIESLAND. 537 groot om 'er het oor naar te lecnen. Men verbeeldde zich zo vast, dat de oorlogskans nu even gelukkig als voor ruim vyftig jaaren uit zou vallen , dat men den vyand hoe eer hoe liever wenschte te zien ; willende men, in allen gevalle, liever als vrye Friezen fterven , dan zien dat hunne landen en goederen vernield, en zy aan eenen vreemden Heere dienstbaar gemaakt zouden worden (f). Juwinga moest derhal ven, wilde hy gee« ne fmet van laf hartigheid op zich laaten klee ven, zich wel naar den zin der menigte fchikken. Het byeen gerukte Leger, dat dertigduizend man fterk was, verdeelde hy in drie gelyke hoopen, en legerde dezelve achter eenen dyk, niet verre van de plaats daar men de landing der vyanden te gemoete zag. Aan moed en vuur ontbrak het den Friezen niet; maar met hunne wapenen zag het 'er flegt uit. Yzeren harnasfen werden maar by weinigen vernomen; de meesten behielpen zich met lederen kolders, of rokken van grof laken, zo als men in die tyden tot paardedekken plag te gebruiken: terwyl lange fpiezen, zwaarden, vorken,gaffels, vle' gels en andere boere gereedfchappen, hun voornaamfte geweer uitmaakten Het Hollandfche Leger, daarentegen, was zowel van wapener als anderen krygsvoorraad behoorlyk voorzien. Op den vierentwintigften van Oogstmaand kwam Hertog Albrecht aan de Friefche kust. omtrent de Kuinder, in het gezigt der Friezen, die zesduizend man vooruit gezonden had den om den vyand de landing te beletten, o jen minften den dyk te befchermen, die de Le ger: (j) Schot. Fr. Hist. bl. 216 en 217. LI 5 Beknopte Historie. Hy ver. deelt zyn Leger in drie hoopen. Hertog Albrecht landt met zyn Leger ,op de : Friefche . kust.  Beknopte Histi kis. j ] i i j 538 Tegenwoordige Staat gers van een fcheidde; doch zowel het eene ate andere mishtkte. Een Friesch vrouwmensch de Hollandfche benden, die vast ontfcheept werden, te gemoet Ioopende, had deftoutheid van hun onbefchaamdelyk haar achterde toe te keeren, en te roepen: „ dat zy daar hunne „ welkomst haaien konden". Door deeze onguurheid werden de Hollanders zo zeer getergd^ dat zy terdond met gefpannen boogen op de Friezen aantrokken, 't onbezonnen vrouwmensen door een zwerm pylen ter aarde velden, en vervolgens den dyk, na een hevig gevecht, vermeesterden. Beter daagden de Friezen in 't bezetten der naaste Sloten en Schansfen. Ook was deeze voorzorg van dat gevolg, dat zy, zo hier door als ook door middel der rivieren en wateren, het Leger der vyanden eenige dagen ophielden , voor dat het tot een hoofdtreffen kwam fchoon er nu en dan eenige fchermutfelingen voorvielen , waarby geene beflisfende zege behaald kon worden. Eindelyk vond een deel van s vyands voet- en paardevolk eenen omween daardoor gelegenheid om de Friezen van achteren en ter zyden aan te tasten. Deezen dit verneemende, verlieten hunne verfchanfin?en, verdeelden zich in drie hoopen, en Einren den vyand te gemoete met opgedoken ermsfen en vaandelen, die voormaals op kercen en toorens gedaan, en de Landzaatc>n wejens de naderinge der vyanden gewaarfchuwd ïadden; doen nu tot tekenen van aanval geïezigd werden , fchoon juwinga hun noV naals ried den vyand niet tegen te trekken naar hem in hunne verfchansiïngen af tè wach-  van FRIESLAND. 539 Vrachten. Dan de drift te groot zynde om naar vvyzen raad te luisteren, ftelde Juwinga zich aan 't hoofd der benden , met een vast voorneemen om zyn leeven ten diende van 't Vaderland te waagen, en te overwinnen Óf te fterven. Niet lang hierna kwamen de Legers aan eikanderen. De Friezen deeden inderdaad wonderen van dapperheid, en hielden het Hollandfche Leger eenige uuren lang op, zonder dat de zege zich voor een van beide kanten verklaarde, fchoon de Hollander gerekend word: wel zes man tegen één gehad te hebben. De vyanden , die ftout op deeze hunne overmagt waren , en 't zich voor eene onuitwischbaare fchande gerekend zouden hebben, voor zulk een handvol ongeoeffend landvolk te wyken , braken eindelyk de gelederen der Friezen , die , afgemat door de menigte hunner beftryderen , genoodzaakt wierden het flagveld te verlaaten. Zeshonderd Friezen vielen in den ftryd, en daar onder zeer veele Edelen, van wien Juwinga de voornaamftc was. Zyn dood werd by de Friezen grootelyks betreurd, en zyne krygskunde en dapperheid by de vyanden zelfs geroemd. Op de nederlaag volgde eene vlugt, die 't getal der gefneuvelden nog merkelyk vergrootte; zynde veelen in de poelen en moerasfen verfrnoord, of van vermoeidheid dood pp den weg blyven liggen; terwyl anderen, tot omtrent dertienhonderd toe , door den vyand verflagen wierden. 't Getal der gevangenen zou , naar men zegt, siet boven de vyftig bedraagen hebben, alzo de meester BEKNOPte HïSTO-» !u£. De Legers raaken aan eikanderen, ten nadeele der Friezen. Juwinga fneuvelt met zeer veele Edelen in den flaj.  54° Tegenwoordige Staat Beknopte Histowe. Op dit gevecht volgt een ander, insgelyks ten nadeele der Friezen, i < i i i ■ t < i] meestert zich liever lieten dood flaan, dan datze zich zouden overgaven, 'c Woord van, „ liever „ een vrye Fries te willen derven dan zich „ eenigen Heere te onderwerpen", was hun in den mond bedorven. Dit ongelukkig gevecht der Friezen, dat op den negenentwintigden van Oogstmaand, in een vlak en open veld, by Schooterzyl, is voorgevallen , werd op den tweeden van Herfstmaand gevolgd door een ander, waarby weder eene groote menigte Friezen het leeven infchoot. Sedert liep de vyand het land wyd en zyd af, nam verfcheiden plaatfen in , en lei bezettingen in eenige van dezelve, gelyk ook te Stavoren, daar de Hertog zich doorgaans ophield in 't Klooster van St. Odulf. Vyf weeken achter eikanderen duurde dit woeden : nu en dan vielen 'er wel eenige fcherroutfelingen voor, doch al doorgaans ten nadeele Ier Friezen ; eens gebeurde het , dat een hoop Engelfchen, begeerig om het land te Taan bezien, en tegen 's Hertogen raad, zich bykans twee mylen verre landwaards in gewaagd hebbende, niet zonder overal'droevige ekenen van hunne roofgierigheid na te laaten, loor eene menigte Friezen zo onverwacht omingeld, en zo geweldiglyk met pieken, knod* en en ander geweer, aangevallen wierd, dat :y het voorzeker te kwaad zouden gekree°en' ïebben , zo niet de, Delftfche Poorters , &op le tydinge daarvan, zich door den Hertog'hadlen laaten beweegen om hen te ontzetten. De ^liezen fchooten dus ook hier te kort en 'er rel vierhonderd man by in , terwyl de overigen  van FRIESLAND. 541 . gen met groote verbaasdheid de vlugt namen, zich verbeeldende, dat het geheele Hollandsch Leger op hen afkwam. Door dit vlugten werden de omliggende landftreeken aan den overwinnenden vyand ter prooie gegeeven , en doorhem alomme uitgeplonderd en plat gebrand, zonder onderfcheid van gewyd of ongewyd. De Hertog, met dit alles de Friezen nog niet genoeg vernederd fchattende, meende hen pok van den oostkant / te moeten beftooken. Hy zond daarom Ridder Pieter Beets, met een goed deel Amfterdammers , West - Friezen , Kennemers en Waterlanders, te fchepe , naar de Lauwers en het Dokkumer Diep, om deeze ftroomen te fluiten. Doch Beets vond de Friezen, in zo grooten getale, ter wederzyden van het Diep, op den Dyk vergaderd, en zo wel op hunne hoede, dat hy "t niet raadzaam oordeelde zyne manfehap te ontfeheepen, Hy vergenoegde zich, met den ftroom aan deszelfs mond te fluiten, om 't uit - en inkomen der fchepen te beletten. Midlerwyl bouwden de Friezen, pm den ftroom te befchermen , en den vyand daar uit te houden, aan den Zuidlyken dyk, tusfchen Kollumer en OudwouderZyl, eene fterkte, ter Luine geheeten, waarvan de naam en plaats nog bekend is, fchoon van de fterkte zelve niets meer gevonden wordt. Midlerwyl nam het guure Herfstweder zo! hand over hand toe , en maakte de wegen zo ten eenemaal onbruikbaar, dat de Hertog,: geen kans ziende om het langer in Friesland te houden , zyne benden infeheepte, en naar Enkhuizen te rugge keerde ; laatende de hulp- Rekkopr£ Hrsïo« WE. . De Her■og poogc ie Frie:en ook /an den lostkant ioor mid» lel van "chepen e beïaauwen. Ceert naar ïnkhui:en re ug.  Beknopte Histo rie. Na voora; een Kasteel te Stavoren gebouwd te hebben. De Friezen reke» nen zich ■ nog (leeds een vry ' Volk te i zyn. t ï z k m F w et R II ' T di 542 Tegenwoordigs Staat hulpbenden , na betaaling der bedongen foldye, nog voor den Winter, naar huis keeren - Voor zyn vertrek uit Friesland had de Hertog te Stavoren een fterk Kasteel doen bouwen, en 't zelve met eene goede bezettinge en den noodigen voorraad van krygs- en mondbehoeften voorzien. Op eenige andere plaatfen fchynt hy 't zelfde gedaan te hebben, om de Friezen te beter in toom te houden. Ook had hy , door een' zyner Ridderen , het gebeente van zynen Oom, Willem den IV, niet fchild cn wapen, uit het Graf van Oudeklooster doen haaien , cn met zich naar Holland gevoerd, van waar het eerlang naar Henegouwen gebragt, en met eene taamelyke uitvaart te Valenchin begraaven werd ( f ). Hoewel deeze kryg voor de'Friezen van de ammerlykfte gevolgen was, en grootelyks ter ïunner vernederinge ftrekte, echter toonen de laarop gevolgde gebeurtenisfen ten duidelyk. ten aan, datze zich zeiven geenszins als en overwonnen volk wilden hebben aanemerkt, maar zich fteeds als vry en onafangklyk bleeven befchouwen. Het verkieen van eenen Poteftaat, in plaats Van Juwinga , (f) Schoon wy ons in't. verhaal van den ongelukgen veld lag der I-nezen tegen Hertog Aibrech'. eest gefchikt hebben naar dat van den kundiger» >eke bjoerds Fr Jaarb IV D. bl 98. enz. echter illen wy de vernaaien van Schot. Fr. Hist bl aifi Z' ^i'rem„.Kro"' van Fn bl- 213- enz.'ü Emm. \ 1 33 o' enZ* CerlfierTabl. de 1' Hist. Gener. )m. II- P- 38. etc. den Leezer .er vergelvkinge annede hebben aanbevolen. *  van FRIESLAND. 543 winga, (trekt daarvan onder anderen ten bewyze. Sixtus Dekema was de eerfte aan wien dit ampt, na veele byeenkomlfen en overweegingen , werd opgedraagen; doch deeze weigerde die hooge waardigheid te aanvaarden , met verzoek datze Gale Hanya mogt worden aangebooden. De Staaten, zulks gaarne involgende, verzochten hem zyn best by zynen vriend te willen doen, om dien tot het aanvaarden deezer hooge waardigheid te beweegen. Maar noch de Staaten noch Dekama vermogten zo veel op Hanya. Hy prees , integendeel, fchoon zelf een Schieringer zynde, daar toe Ode Bottinga, een' Vetkooper, aan; maar ook deeze zag 'er zo weinig lichts in , dat hy, even als Dekama en Hanya, de aangebooden waardigheid vari de hand wees. Schoon deeze herhaalde weigering van zo hoog eene waardigheid het uiterlyk aanzien van groote nederigheid heeft, zal men evenwel, by eene aandachtige befchouwinge der toenmaalige omftandigheden, ligtelyk andere redenen daarvoor konnen uitdenken. De verwerping van Juwinga's heilzaamen raad, de bittere verdeeldheid der Schieringers en Vetkoopers , en het waarfchynlyk vooruitzigt op eenen tweeden inval van Hertoge Albrecht , maakten dien hoogen post niet alleen zeer moeielyk, maar ook ten eenemaal gevaarlyk. Ondertusfehen bragt dit de Staaten in geene kleine verlegenheid, te meer omdat de drie gemelde Heeren zich zelfs aan geene lootinge onderwerpen wilden. Eindelyk werd men te 2 raade om twee Poteftaaten teffens te verkiezen,k gelyk v Beknopte Histc eis, y ver- iezeti vee Po-  Beknopte Histo- JtlE. teftaaten, den eenen voor Oostergo, en •den anderen voor Westergo. Ook verdryvenzede Hollandfchebezettingen. De Hertog poogi dit, fchoon vruchteloos, te weeren, (tj) Schot. Befchr. van Friesl, in Quarto. bl. 130» 131. 544 Tegenwoordige Staat gelyk gefchiedde, te weeten Sjoerd Wiarda van Goutum by Leeuwarden, die een Vetkooper was, voor Oostergo, en Haring Harinxma van Heeg, die een Schieringcr was, voor WeStergo; met bepaalinge dac de Landdagen van Oostergo te Barrahuis, niet verre van Leeuwarden,en die van Westergo te Hartwerd, naby Bolswerd, gehouden zouden worden (§ ). Toonden de Friezen hiermede, datze voorhadden hunne vryheid en onafhangklykheid van den Hollandfchen Graave te handhaavenzy lieten daaromtrent niet den minden twyffel over, toenze de Hollanders, die Hertog Albrecht , by zyn vertrek, hier en daar in bezettinge gelegd had, om zich van de regeeringe des lands te verzekeren, met geweld verdreeven, en zich meester van verfcheiden Burgten maakten ; gelyk ook die van Stavoren, ten aanzien der Hollandfche bezettinge in hunne Stad, deeden. Met zeer veel fpyts vernam de Hertog de tyding van deeze onderneemingen, iirekkende ter verydelinge van den pasgeëindigden krygstogt, die hem, fchoon overwinnaar, op zeer veel geïds en bloeds was komen te ftaan. Om dan 't werk niet halverwege te laaten fteeken, gaf hy bevel aan den Baljuw van Amdelland, Jan van Heenvliet, Gerrit van Heemskerk en den Drost van Muiden, om met eenen hoop Kennemers en Westfriezen, toe ontzet hunner Landgenooten, naar Friesland over te fteeken. Zy deeden zulks in het begin van Sprokkelmaand des jaars dertien-  van FRIESLAND. 545 tienhonderd zevenennegentig, en zetten voet aan land op de hoogte van Hindeloopen; doch hier werden zy, door de Friezen, zo wel ontvangen , datze met verlies van vry wat volks te rugge keerden. Geweld fcheendushet gefchiktfte middel niet voor den Hertog, om de Frieten aan zich te onderwerpen. Om echter zyn ontwerp nog niet te laaten vaaren, doeg hy den weg van onderhandelingen in, en nbodigde daartoe die van Ooster- en Westergo uit, met belofte van vrygeleide voor veertien dagen, by eenen Opcnbrief van den twintigftea der Lentemaand des zelfden jaars ( § ). Of de Friezen hierop eenige Afgevaardigden aan hem gezonden hebben is niet zeker; maarzo 't gefchied is, zyn de onderhandelingen vruchteloos afgelpopen. Immers kort < daarna gaf de Hertog lastbrieven uit om de Frie-' zen tebefchadigen, en ftelde eenige Commisfie J vaarders onder de magt van den reedsgemelden , .Baljuw vanAmrteliahd, en GerritvanEgmond, Baljuw van Medcnblik (f). Hicrby leeden de Friezen inderdaad eenig na- ] deel , dewyl hunne fcheepvaart en koophan-' del daar door grootelyks belemmerd wierden ; | doch dit ftond op verre na niet gelyk met het j nadeel, dat zy zich zeiven aandeeden door de on ■' a derlinge verdeeldheden, die, vooralten deezenx tyde, zo hoog liepen, dat zy zich zeiven te zeer verzwakten om den algémecnen vyand naar ver- (§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 264. <\) — hl- - Mm Eeknop. te Hjsto. iue.' 1397» Hy zoekt de Friezen tot onderhandelingaan. ")ok geeft iy lastirievenegen hen it. )e onderrige ver« e=!dheid ; nadeeger dan l het oorgaan» e.  TE HlSTO EIï. De Vet koopers en Schieringerszyn dapper tegen ■elkanderen in de •weer. 546 Tegenwoordige Staat vereisen te wederftaan. Deeze begreep zyn belang ook al te wel om 't vuur deezer verdeeldheden niet op allerhande wyze aan re blaazen. Laat ons zien hoe 'c 'er meê gefchapen ftond. De Vetkoopers hadden tot hunne voornaamfte aanvoerders den meergemelden Ode Bottinga en zynen byzanderen vriend Jakie Jeppema, beide wegens hunne krygskunde en dapperheid grootelyks beroemd. De Schieringers daarentegen hadden aan 't hoofd Sytfe Dekama en Gale Hania van Weidum , die beide door hunne krygsbedryven in Italië en Duitschland veel roenis verworven hadden. In Oostergo vond men de meeste Vetkoopers, en in Westergo woonden de Schieringers. Doch deeze landfchciding hield hen niet te rugge van eikanderen menigmaal met zo dolzinnig eene verwoedheid op 't lyf te vallen, en hunnen lust met rooven, branden en moorden te boeten, dat alles naar eenen openbaaren oorlog geleek. Onder anderen vielen Bottinga en Jeppema, geholpen van de Fos-werder Kloosterlingen, in Westergo, en vernielden daar veele huizen, ftaaten en ftinzen,en onder deezen ook die van Lekama en Hania, welke zich toen beide buitenlands bevonden; Op de tyding daarvan naar hun ongelukkig Vaderland zynde te rugge gekeerd, bragten zy hunne vrienden en bondgenooten, zo ras mogelyk, in de wapenen, en vielen in Oostergo, daar geene mindere verwoestingen door hen werden aangerecht, danze te huis geleeden hadden. Met dit alles was 'er nog geen hoofdtreftèn tusfchen de wederzydfche Legers voorgevallen. Doch op den achttienden van Oogstmaand dtezes jaars zag  Mn FRIESLAND. 54? zag men ook dit gebeuren. De wederzydfche Legers ontmoetten eikanderen op de Menaldumer Mieden , tusfchen Marsfum cn Dronryp, cn vielen als Leeuwen op eikanderen aan.' Bottinga en Dekama, in dit gevecht handgemeen geworden, vochten zo lang en met zo veel bitterheids tegen eikanderen, datze ten laatften afgemat en zwaar gewond ter aarde vielen , en halfdood van de hunnen wierden opgenomen. Van de overige manfehap fneuveldcn 'er, naar maate van de verwoedheid des gevechts, juist niet veele: hun getal zougrooter geworden zyn zo niet de Vetkoopers, het te zwaar krygende, de vlugt gekoozen, en 't flagveld met de eer der overwinninge aan de Schieringers gelaaten hadden. De Schieringers, trots op deeze behaalde zege , lieten daarna de Vetkoopers geenszins in ruste. Allermeest haddenze het gelaaden op Feye Heemftra te Dokkum, die onder de Vetkoopers zeer veel aanziens had, en bcfchuldigd werd, dat hy de Hollanders had "in 't land gelokt. Dit was genoeg om zyn huis binnen Dokkum uit te pionderen en te vernielen. Hy zelf was zo gelukkig dat hy 'c met de vlugt ontkwam. Ook wilden de Schieringers , nu het fpel meester zynde , de weinige Hollanders, die nog hier en daar in bezettinge lagen, geenszins langer verdraagen, maar verdreevenze alle. Midlerwyl werden Bottinga en Dekama j van hunne bekomen wonden gclukkiglyk ge- e neezen; en, even of het bloed van partydig-11 heid hun op de Mcnaldumer Mieden ten eene- ^ maal ware afgetapt, door de tusfehenfpraak a Mm 2 vaa d Bekkop. Te Kisto» we. Op de Menaldumer Mieden valt een veld. (lag voor, tot nadeel ran de Vetkoopers. 't Huis ran F. [Ieemtfra wordt gedonderd:n verïield. 'Ottinga 11 Dekaia wor;n na den Jg stoe- Vricn. in.  54S. Tegenwoordige Staat Beknopts Historie, De KlaarkamperJVTonniker fteeken de Foswerder Ketk in brand. De Fos. verders liaan, uii weerwraak , vier Klaar kamper Monnikei dood. De Staaten des lands gebieden d vyandlyk heden te ftaaken. van eenige verftandige en welmeenende vrienden, zo oprecht en harcelyk met eikanderen verzoend, datze federt altoos goede vrienden gebleeven zyn. De menigte, dus geene hoofden hebbende, hield zich insgelyks ftil; maar niet de Geestelykheid. De Klaarkampers , die 't in de jongde onlusten met die van Westergo gehouden , en daarom van de Foswerder Monniken vry wat geleeden hadden , zochten hun zulks in deezen tyd betaald te zetten; toogen onvoorziens derwaards, en leiden de fchoone Kerk van 't Klooster in de asfche, even of dat Godshuis eenige fchuld aan de mishandelingen had, welke hun, waren aangedaan. De Foswerders , niet gewoon eenig ontvangen leed on^ewrooken te laaten , floegen weder vier Klaarkampers dood : en dus ftond het gefchapen , dat deeze Kloosterkryg eerlang geheel het land in vuur en vlam zou : zetten; gelyk ook ongetwyifeld gebeurd zou zyn, zo niet de Staaten des lands hier in voorzien hadden, door het doen uitgaan van een algemeen gebod , waarby aan beide partyen bevolen werd alle vyandlykheden te ftaaken. ! Doch daar zulke bevelen meer op de handen dan op de harten werken, zal men ligtelyk begrypen, dat met het afleggen der wapenen, de gemoederen geenszins bevredigd wierden, en maar alleen naar gelegenheid bleeven wachten, om eikanderen van nieuws op 't lyf te vallen ("); doch voor dat die hun voorkwam, was de hitte der drift eenigzins bekoeld. Het (*J Schot. Fr. Hist, bl. 218.  van FRIESLAND. 549 Het volgende geval bragt niet weinig toe, om eene oneenigheid by te leggen, die meer dan' negentig jaaren geduurd had. Zekeren Lekenbroeder van Foswerd ging na, dat hy een Dienaar van Hesftl Mokkema van Dokkum had doodgefmeeten. Mokkema, te veel adelyk bloed in zyne aderen hebbende, om niet op eene bloedige wedervèrgeldinge bedacht te zyn , Kreeg dien Lekebroeder eerlang in handen, en voerde hem naar Dokkum, daar het hem, zo hy 'er gekomen ware, ongetwyffeld zeer kwalyk vergaan zou zyn. Gelukkiglyk werd hy nog by tyds, door eenige Klaarkamper Lekebroeders, uit de handen van Mokkema gered, en daardoor zo veel op die van Foswerd gewonnen , dat de twee Kloosters zich, ten jaare veertienhonderd achtennegentig, van goeder harte met eikanderen verzoenden (*). Hertog Albrecht, hoe langer hoe klaarder ziende, dat hy, met zynen voorgaanden krygstogt, den Friezen wel zeer veel nadeels toegebragt, maar hen geenszins tot eene volflagen onderwerping gedwongen had, befloot eenen tweeden krygstogt tegen hen te onderneemen , en wel , naar het voorgeeven van eenigen, op raad van Feye Heemflra , wiens huis onlangs vernield was geworden. De benden , die van alle kanten tot deezen togt iamen geroepen werden (f), kwamen te° Hoorn en te Enkhuizen by elkandcren, om (*) Oudh. en Geil. van Fr. I. D. bl. 383. (i 1 Wegens de toebercidfl'lsn toe deezen krygstogt vind'r men vf>ele oorrprongkljke (tukken in 't Groot Charterb. van Friesl, I. D. bl 270 Mm 3 Blknopra Hi stoms. De twee Kloosters verzoenen zich met :1 kanderen. Hertog Albrecht befluit tot eenen tweeden togt regen de Friezen.  Beknopte Histo- jiie. De Graa vau Oos tervant heeft het bevel over 't Leger. De Friezen worden op de • vlugt ge fhgen. < Stavoren | gaat aan , den vyand t over. ' ] c \ 2 \ 55° Tegenwoordige Staat om van daar over gefebeept te worden naar friesland. In 't eerst was de Hertog van meemnge om zelf mede over te fteeken; doch eerlang zag hy van dit voorneemen af, en Helde het Leger onder 't bevel van zynen Zoone, Willem, Graave van Oostervant. Jan, Heer van Arkel, Jan, Heer van Brederode, Arnold, Heer van Egmond en Ysfelflein , en veele andere Hollandfche Edelen verzelden hem op deezen togt. De Vloot ftond onder jan van Heenvhet en Gerrit van Egmond, als Admiraalcn, en Wülem van den Berge, als Luitenant Admiraal. De landing gefchiedde op de hoogte van de Lemmer en Takezyl. Van daar trok.Graaf Wijlem, aan 't hoofd van 't Le^er door Gaasterland, naar Hindeloopen; waarom'trent de Friezen in grooten getale vergaderd waren om den vyand te fluiten. Doch met hem (laags geraakt zynde fchootenze te kort en werden met verlies van wel driehonderd man, op de vlugt gedreeven. Hier op ftaken de Hollanders eenige nabygelegen Dorpen in brand m trokken vervolgens, den dyk langs, naar stavoren, werwaards zich zeer veelen met de dugt begeeven hadden. De Stad, dus te veel :eters en te weinig voorraads in hebbende, kon ;eene langduurige belegering uitharden. Zv ;af zich ook, na eene verdediging van ruim wee weeken, aan den vyand by verdrag over )e Friezen, ziende Stavoren in 'sGraavenlm> en en hunne eigene zaaken, door inlandfche erdeexdheden, te zeer verzwakt,om zich te-en yne overmagt ftaande te houden, kwamen aan de and, en verdroegen zich met den Graave. Ger* rit-  van. FRIESLAND. 55» rit Kamminga, Heere Hottinga-Feye Heemftra, Tjerk Waltha, Tjaard Wiarda, Goslik HesÜnga en Tjedmer Hoppers, alle Vetkoopersgezinde Heeren, troffen den zoen. De wedc-rzydfche verdragpuaten bragten mede: „ Dat de Graaf „ van 's Vaders wege zvveeren zoude, hun een 5, genadig Heer te zullen weezen, en dat zy >? hem daarop als hunnen rechten Heer zou- den ontvangen, huldigen en zweeren, jaarlyks s9 van ieder huis en hofftede, tot erkentenis zyner heerfchappye, betaalende zes ftuivers. 9, Dat het hem vry zou flaan Sloten, Burgten „ en Steden in het land te timmeren, waar het hem genoegde. Dat elk, die in hunnen lande „ gezeten was, zyne goederen vry en onbe- ichat zou blyven bezitten. Dat zy tot geene „ heirvaart, buiten hunne paaien, verpligtzou- den zyn. Dat geene Schouten, Baijuwen, „ Schepenen en andere Amptenaaren, onder hen aangeileld zouden worden, dan van hun eigen „ landaard; als ook dat zy tolvry zouden mogen ,5 vaaren, door alle wateren en ftroomen, den s, Graave toebehoorende. Dat alle voorgaande „ misdryven 5 zo van doodflag als anderszins, ver„ bleeven zouden worden aan zynen getrouwen „ Raad, ende zeven gemelde Heeren; zullende 9, hunne uitfpraak van beide kanten gevolgd, en „ daarmede alle misdaad vergeeven en vergee,. ten zyn. Dat zy hun Friesch recht, volgens „ raaming van meergemelden Raad en Heeren, „ zouden gebruiken; mids, zo hun daaraan „ niet genoegde, de keur hebbende van de „ Rechten van Westfriesland, Kennemerland „ of Zuidholland. Dat zy hierop de ftad Mm 4 «* Sta- Beknopte Histc RIE. Hier op volgt ee verdrag.  Beklopte Histo Rit. 1398. Op 't verdrag volgt 's Graaven huldiging, 55ft Tegenwoordige Staat „ Stavoren en het Klooster van St. Odulf zou■„ den openen en hem ontvangen, behoudens „ lyf en goed van den Abt, zyn Kon vent, en de „ Poorters van Stavoren met allen die daar „ binnen zyn. Dat de goede luiden van „ Oostergo, Westergo en Stavoren, met alle „ hunne magt daar toe helpen zouden, dat hy alle ingezetenen, die hem niet voor Heer „ erkennen wilden, tot ondcrdaanigheid brag„ te, enz." (f) Dit Verdrag, op den eerden van Oogstmaand des jaars dertienhonderd achtennegentig getroffen, werd elf dagen daarna gevolgd van 's Graaven plcgtigc huldiginge. De voorwaarden der huldiginge, in dien tusfchentyd beraamd, behelsden onder anderen: „ dat de Friezen, tot „ verzoéninge hunner voorgaande hardnekkig„ heid, tegen Graave Albrecht en zyne voorzaa„ ten betoond, voor de rust der ziele van den „ voorheen verflagen Graave , en der gee„ nen die met hem gefneuvcld waren, eene 3, Kerk zouden dichten van twaalf Kanon- niks prebenden en eene Dekanie; elke proeve „ van vyftig oude fchilden 's jaars, en voor de „ Dekanie eene dubbelde proeve, ter plaatfe „, daar het den Graave zoude believen, en wel „ binnen het jaar, met aanwyzinge van zulke „ renten, als genoegzaam ter onderhoudinge „ vari 't eene en andere geoordeeld zou„ den worden. Dat boven dien de Frie„• zen een Gasthuis zouden vervaardigen, ter „ plaatfe daar het den Graave zoude believen, ., voordO Groot Charterb. van Friesland I. D, bl. 2S1. yergeï; met Schot. Friefche Hist, bl. ,210.  van FRIESLAND. 553 s, voorzien met dertien bedden , en van eene „ of twee vrouwen, die de arme menfchen „ daar binnen ontvangen en havenen kon-„ den , ieder drie dagen iang. Op zuike „ voorwaarden vergaf de Graaf den Friezen „ alle voorgaande wanbedryven van- wat aard s, die ook waren, met toezegginge van al zulk „ recht, als by wederzydfche mannen verdraa„ gen en hun met bezegelde brieven en hand., vesten gegeven ware (f) ". Nadat des Graaven huldiging hierop, binnen Stavoren, door de Prelaaten, Hovelingen , Mederechters cn gemeene Gemeenten van Oostergo en Westergo gefchied was, op den veertienden van dezelfde maand , werd 'er ook een vaste voet beraamd op des Graaven regeeringe en rechten in het thans overheerde Friesland, waarvan de handvest verleend is op den vierentwintigften daaraanvolgende (§). Doch dit Huk hier om zyne wydloopigheid niet konnende melden, zy het genoeg daaromtrent in 't kort aan te merken , dat veele der daarin voorkomende wetten waren genomen uit het oude Friefche Landrecht, terwyl andere uit de Hollandfche Rechten ontleend fchynen, en veele over 't geheel een vry groote overeenkomst hebben, met de rechten die tot nog toe jn Friesland gebruikelyk zyn. XL HOOFD- (t) Groot Chartert», van Friesl. I. D. bl. 282. f §) bl. 235 — 288. Mm 5 Beknoprs HisTOus. Ma 'sGraa* /en huldiging be:aarat men ;encn vas» :en voet zyneregeering.  554 Tegenwoordige Staat Beu Nop» te Histo. ati. Graaf Willem zendteene vloot naar de Lauwers , en trekt zelf naar Dokkum.. Hy ver* fterkt ter Luine. De Schie- XI. HOOFDDEE L. Van de huldiginge van Hertoge Albrecht tot op de verdryving der Hollandfche bezettinge uit Stavoren. -JLjLlle &e ichikkingen, van welke, op het einde des voorgaanden Hoofddeels, gefproken werd, waren genoegzaam alleen het werk der Vetkoopers en den Schieringers zeer tegen de borst. Dus begreep Graaf Willem zeer wei, dat zyns Vaders regeering over Friesland maar zeer wankel ftond, zo hy 't hierby liet. Hy zond derhal ven eene vloot naar de Lauwers, om de Friezen van beide kanten te benaauwem Zelf toog hy met een goed deel volks door gansch Oostergo en Westergo. By 't Klooster Foswerd vond hy eenige Friezen vergaderd; doch hy verftrcoide hen, en kwam vervolgens te Dokkum. Daar zynde liet hy de Schans ter Luine verfterken en bèzetten, op dat daardoor het land van die zyde in bedwang gehouden mogt worden, even als van de andere zyde door Stavoren gefchiedde. Ook zónd hy van daar brieven naar alle oorden van het land, waarby de In- en Opgezetenen , met aanbod van zyne gunfte, vermaand .wer* 'den, om zich aan de Hollandfche regeering te onderwerpen. Het gemeene volk, dat altyd neigt naar nieuwe Heeren, nam, op het voorbeeld der Vetkoopers, de Hollanders met diezelfde onbezuisde drift aan , waarmede het gewoon is in zaaken van -foortgelyken aard te handelen. De Schieringers, nooit zeer Hollandsgezind geweest zynde, waren cok nu nog zeer verre  van FRIESLAND. 555 verre van genoegen te neemen in 'c geen door de Vetkoopers met den Hollandfchen Graave verhandeld en bcflooten was: zy maakten echter van den nood eene deugd, fchoon fommigen de vlugt naar Groningen namen , anderen zich hier en daar verborgen hielden, en weder ande ren, door eigen belang gedreeven , dc opgaande Zon aanbaden. Midlerwyl verzuimde de Graaf van Oostervant niet, uit zyns Vaders naam, allerwege Baljuwen, Schouten, Schepenen en Rechters aan te dellen, die van 's Graaven wege recht hadden té doen. En dewyl by de verdragpunten was vastgefteld , dat dergelyke Amptenaars alleen uit de Landzaaten moesten gekooren worden ,verkreeg Tjedmer Hoppers, een dêr zeven Friefche Gemagtigden, het Schoütampt van Stavoren, met vryheid om eenige perfoonen te benoemen, waaruit de' Schepenen, door den Graaf, ftonden verkooren te worden. Na dit alles verliet Graaf Willem Friesland , en dak over naar Flolland, daar hy zynen Vader te Hoorn ontmoette. Doch kort daarna kreegen zy tydingen uit Frjesland, die hun beiden zeer onaangenaam moesten zyn. Het vuur van bin nenlandfche oneenigheid was daar naamelyk wel eenigzins gefmoord, maar niet uitgedoofd. By 't vertrek der Hollandfche vloot hadden die van Achtkarfpelen, reeds twee fchepen, die met de ebbe aan den grond geraakt waren, tot op het water afgebrand, en dus niet onduidelyk getoond, wat men van hun te wachten had, zodra zy de handen eenigzins ruim kreegen. Nog klaarder bleek zulks by het verfchansfèn van -Moikwerum, in den volgenden Winter, dooide Beknopte Historie. cingers onderwerpen zich uit noodzaakly Ikheid. De Graaf ftelt allerwege Baljuwenenz. aan. Hy verlaat Friesland. De tydiu. gen van daar zyn zeer onaangenaam voor den Graave en zynen Vader,  55* Tegenwoordige Staat Bei; nop te Hisro rie. .. • Dezelve worden gevolgd van een nader Verdrag, Dit Ver- de misnoegden ondernomen, met oogmerk om van daar de Hollandfche bezetting te Stavoren te vernestelen. Ook fcheen het a!s of 'er eerlang eene algemeene famenfpanning tegen de Holland* fche Regeering ftond uit te barften. Geweidof toegeevéndheid was derhalven noodig, zo de Hertog niet zelfs den fchyn van heerfchappy over Friesland verliezen wilde. Hy verkoos het laatfte , en ging met de Friezen een nader verdrag aan , waarby dezelve, onder anderen : „ onthe„ ven werden van alle fmalle tienden - en „ van allen cyns , hulsfchattinge en wat dies meer is, zullende zy , in plaats van den „ tienden fchoof, alleen den twaalfden aan hem ?V als Landsheere geeven. De Hertog en zy5, ne erven zouden Heeren zyn der rivieren, ^ waterlosfingen, zylen, verlaaten en visfcheryen ?, hier aan kleevende; moetende alle overige van. 9, den Hertoge te leèn ontvangen worden; 9, doch die binnen iemands land befloóten waren 5, vryblyven. Het recht van windmolens, en het begeeven van openvallende Kerken, als ook „ de aanwas van ailes wat buitendyks uit Zee „ wierd aangeworpen, behield de Hertog voor zich; doch den Friezen werden tot het ftichten van zulk eene Kerk en Gasthuis, als by het ,, voorgaande verdrag bepaald was, in plaats van „ één, vyf jaaren tyds gegund, dewyize door den „ oorlog verarmd waren; 'boven dit alles zou„ den de Friezen in hunne bezittingen en 't ge„ bruik hunner goederen vry en onbefchat biy,, ven enz ( *)". Dit ftuk, .dat niet zo zeer voor een nieuw ver. (* ) Groot Charterb, van Friesi.. I. D. bl. 29a  tan FRIESLAND. 557 verdrag als wel voor eene nadere verklaaringe van het voorgaande te houden is, en diende, zo om der Friezen afkeerigheid van de Hollandfche heerfchappye wat te verzachten, als hen tot het \ afleggen der wapenen te beweegen, was voor het 1 uiterlyke van zulk eene uitwerkinge,als de Her- \ tog 'er van verlangde; hebbende de Baljuwen, Rechters en gemeene Gemeente van Ooster- en Westergo, by eenen zoenbrief van den derden van Bloeimaand des jaars dertienhonderd negenennegentig verklaard: „ dat zy den voorfchreeven „ zoen, landrecht, verklaaring en alle punten „ daarin begreepen met alle gunfte en ootmoe- digheid ontvangen hadden , en den Hertoge „ goede , getrouwe en gehoorzaame luiden en ,, onderzaaten weezen zouden, en ten allen ty„ de doen, wat goede luiden hunnen rechten „ Landheere fchuldig zyn te doen (*) " Dit voorbeeld van onderwerpinge werd niet] lang daarna gevolgd door eene menigte Landzaa- f ten uit Stellingwerf, en eenige aangrenzende1 landflreeken, welke by eene Akte van den zesden \ der Zomermaand, Hertog Albrecht voor hun- < nen Landsheer aannamen , met belofte van \ hem als hunnen genadigen Heer niet alleen goe-' de cn getrouwe lulden te zullen weezen, maar ook zekere jaarlykfche. pagt te betaalen, zo sis zulks in de handvesten bedongen, en dien van Stellingwerf, Oostzeingerland en de Kuinder gegeeven en bezegeld was ( § ). In (*) Gioot Charterb, van Friesl. I. D. II, 292 — spp". . . (5) In de Akte vindt mea genoemd de gemeene Buurea Br knop» re Historie. irag beveegt de •nezen ot onder* verping. 1399- Me vat» Irellingi/erf voL;en 't 'oorbeeld Ier overi;e Frie.en.  5S$ Tegenwoordige Staat Beknopts Histo me. Aüe Frie zen neemen in deezen geen genoegen. De Ge- meente beklaagt zich over haare betoondelafhartig, heid. In weerwil van allé deeze uiterlyke betooningen van onderwerpinge aan den Hertog, bleef een goed deel Friezen zeer verbitterd tegen de Hollandfche regeering, en de zeven afgevaardigde Heeren, die met den Hertoge gehandeld hadden. Zelfs ontzagenze zich niet hier en daar openlyk uit te Haan, dat deeze hun, onder fchyn van eene goede en gefchik te regeeringe, het juk der flaavernye hadden op den hals gedrongen. De Amptenaars en Rechters, die federt door den Hertog waren aangefteld, verhielden dit ongenoegen, door het volk trotfelyk te behandelen, en onder verfcheiden voorwendfels tot het opbrengen van buttengewoone fchattingen te noodzaaken, of, in geval van weigeringe, van 't hunne te berooven. De onderwerping der Stelling* «ververen ftrekte niet weinig ter vermeerderihge ronde ftoutheid deezer Ainptenaaren; zodat zy, befpbtting by mishandeling voegende , den Frieten hunne zeden en botheid niet zelden , met jlykbaare minachting, verweeten. Deo-emeente rit dit alles ligtelyk kunnende opmaaken', wat haar ran de Hollandfche regeering te wachten dond, ^klaagde zich grootelyks, dat zy minder harts re had hadde dan die van Achtkarfpelen, welke, jndanks alle de Hollandfche dwangmiddelen en gewei- Juuren van Oldeholtpade , Nyeholrpade , Wblvega , ■onnega, Oldetryne, Nyetryne, Spangen, Scherpen. eeUMunnekebuuren, Oldelemmer, Nyelemmer Nvelöltwolde, Oldeholtwolde. Idzert, Blesdyk, Pepera, Kuinder en Oosterzeingerland; waaruit blykt dat ren hierdoor Stellingwerf maar aan een gedeelte van het ïgenwoordige Stellingwerf Westeinde te deuken heeft, ïroofChaiteib. van Friesl. I. D. bl 296  van FRIESLAND. 559 geweldenaaryen , naar geene voorflagen van onderhandelingen en gehoorzaamheid hadden willen luisteren. De Schieringer Edelen, ziende dat de Vetkoopers met de beste ampten dryken gingen , vierden hunnen ingekankerden haat tegen de Hollandfche regeering hierom te ruimer bot, en fchilderden niet alleen de verdragpunten ten haatelykften af, maar lasterden ook de beraamers en (tellers, als verraaders van 's lands Vryheid, en als pluimftrykers van den Hertog, wiens gunst by hen hooger dan 't welzyn van hun Vaderland gerekend wierd, En of dit nog niet genoeg ware om de gemoederen des volks tegen den Hertog op te hitfen, voegden zy 'er by, dat het vermogen van den Hertog , door zyne voorgaande krygstoerustingen, te zeer was uitgeput, om met geweld iets tegen hen te onderneemen; blykende dit aan die van Groningen en Ommelanden, door welken des Hertogs aanzoeken geweigerd en zyne bezettingen reeds verdreeven waren, fchoon zich de meeste Edelen aan hem onderworpen hadden. Hier kwam nog by, dat de Bisfchop van Utrecht, door heimelyk uitgezondenen, dit vuur van onvergenoegdheid op de Hollandfche regeering in Friesland, zo veel in hem was, liet aanbiaazen, ten einde zyne eigene belangen te beter ftaande te houden. Door dit alles werd te wege gebragt, dat men vooreerst tegen de Hollandfche Baljuwen en Amptenaars, die met het invorderen der fchattingen bezig waren, zich oproeriglyk begon te verzetten;en kort daarna tot eenen algemeenen ophand overfloeg, welke niet minder dan de Beknopte Historie, De Schieringersichilderen de Hollandfcheregeering haatelyk af. De Bisfchop van Utrecht werkt hier ouder. Alles chikt zich) :ot oproe. 'igheid.  S6o Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Blen treft een verbond met die van Groningen. De Friezen neemen Dokkum in. ] ] 1 Gelyk ; ook het ] Slot Kammingaburg. ' S ] De Her- 1 de volkomen afwerping van hec Hollandfche juk ten doelwit had. . Doch dewyl men zyne eigene krachten te gering tot zo groot een werk keurde, floot men wysfelyk een verbond mee die van Groningen, en allen die, beoosten de Lauwers, den Schieringers en der Vryheid toegedaan waren. Ook werd , ingevolge die verbond, op gemeene kosten, eene vloot uitgerust om den vyand daarmede te benadeelen, en eigen ftroomen en kusten te beveiligen ; en daarenboven eene menigte zeefchuimers , zich doorgaans in de Oostfriefche havens onthoudende, in dienst genomen, welke alle omtrent de Lauwers en Friefche kusten by eer» kwamen. Midlerwyl zag men , van alle kanten, eene ontzaglyke menigte Huislieden cn Burgers, de wapenen opvatten, onder het beleid van Sytfe Dekama, Gale Hania en Ode Botnia , die üs waare hoogfehatters der Vryheid gezwooren ladden , hun leeven voor dezelve te zullen waagen. Zulke helden aan het hoofd heb benle , maaktenze eenen aanvang van den kryg, net de belegeringe van Dokkum, daar eene Holandfche bezetting binnen lag; doch deeze gaf dch in korten tyd over, en werd, omdatzegeeïen tegenftand gebooden had, met eenen vryen fcogt beloond. Het fterke Slot Kammingaburg, ïaby Leeuwarden, dat met eene zwaare bezetinge voorzien was, lag toen aan de beurt, en verd met zo veel gewelds beflormd, dat hec vel dra overweldigd, en een goed deel der Holandfche bezetting in Hukken gehouwen wierd. 3e Baljuwen en Amptenaars, die niet befluiten kon-  van FRIESLANDs 56*1 konden, den Hertoge terdond af te gaan, werden voor vyanden verklaard en verjaagd, en hunne huizen en goederen verbeurd verklaard. De meeste zwaarigheid ftak in het bemagtigen van Stavoren en ter Luine. Gaarne had men eenen aanval op de eerfte plaats gedaan ; doch in aanmerkinge neemende, dat de Graaf van Oostervant de Stad zeer vast gemaakt, en mee een Kasteel verfterkt had, waarin eene bezetting van tweehonderd man gevonden werd, zag men daar vooreerst van af, en wendde de wapenen tegen ter Luine , dat, in hec voorgaande jaar, door de Hollanders verfterkt en met bezettinge voorzien vvas , om meester van liet Dokkummer Diep te blyven." De aanval op deeze vesting gefchiedde me: zo veel volks, en met zulk eene onafgebroken woede, by nacht zowel als by dag , dat de Bevelhebber, Jelle Scheng, met raad der zynen, het Kasteel overgaf, behoudens lyf en goed. Stavoren nu de eenige plaats van belang zynde daar de Hertog eenen vasten voet had, lloegen de Friezen, verzeld van een goed deel Zeefchuimers, die zich by 't Leger gevoegd hadden , zich neder te Molkweerum, en wierpen 'er eenige vestingwerken op ,. dieze met eene fterke bezettinge voorzagen, om dus die van Stavoren te benaauwen. Behalven deeze fterkte werden ook nog elders eenige van minder belang opgeworpen, doch genoegzaam om daaruit menige uitvallen te doen tot aan de vesten der Stad toe. Het gerucht'hïervan was niet zodra ter ooren van den Hertog gekomen, of hy zond een aanzienlyk Leger naar Friesland, onder het gelei Nn d( Deknoprn Hist o* ME. :ogIyke Amptelaars wor. ien verjaagd. Ter Luine tvordt ingenomen. De Friezen flaan zich neder te Molkweerum. De Hertog zendt een Leger naar Fries» ■ land.  Beknopte Histo. we, Hetzelve landt te Stavoren. 1390. Loopt ge vaar van overvaller te worden. De Graal van Oos tervant vertoeft ivel vyf weektn te ter Luine. Hy be- 56a Tegenwoordige Staat de van Graave Willem van Oostcrvant en Jan, verkooren Bisfchop van Luik,zyne Zoonen,en andere Edelen van het eerde aanzien. Het Leger te Amfterdam gefcheept zynde, op den eerden van Bloeimaand des jaars dertienhonderd negenennegentig, landde te Stavoren, en vertrok vandaar weder, na zes weeken vertoevens, voorby Workum en Harlingen, tot op de hoogte van Sixbierum. Hier flapten de benden aan land, en zetten van daar den togt voort naar Hol werd. Onderweg zouden zy door eene menigte Friezen, en wel by nacht, zyn overvallen geworden, zo niet Gerrit Kamminga, die 't met den Hertog hield, door aangeftoken vuuren en andere tekens,' het Hollandfche Leger gewaarfchuwd, en aan het zelve dus gelegenheid gegeeven had, om zich in ilagorJe te Hellen, en den Friezen zulk eenen tegenftand te bieden, dat dezelve met bebloede koppen te rugge keerden. Na deezen aanval der Friezen verydeld te hebben trok de Graaf van Oosteivant met het Leger naar Dokkum; nam de Stad in, en voorzagze met eene talryke bezettinge en genoegzaamen voorraad van leeftogt. Hier hield zich de Graaf maar twee dagen op; doch te ter Luine, daar hy zich toen naar toe begaf, en welke fterkte waarfchynlyk door de Friezen verlaaten was, bleef hy wei vyf weeken liggen. In dien tusfehentyd gaven zich veele dorpen aan den Graave over, met belofte van gehoorzaamheid en trouwe, terwyl andere, die hiertoe niet befiuiten konden, wierden uitgeplonderd en plat gebrand. De Graaf dus Friesland, zo hy meende, genoeg-  tan FRIESLAND. 563" fioegzaam bedwongen hebbende, begaf zich van ter Luine, op den negenentwintigften van Zomermaand, naar Stavoren , en vervolgens met het grootfte deel des Legers te rug naar Holland, na alvorens Floris van Alkemade tot Landvoogd van Friesland, en Gerrit van Egmond tot Burggraaf van Stavoren aangefteld te hebben. Doch hy ondervond al dra, dat op eene gedwongen onderwerpinge niet veel te betrouwen valt, vooral van een volk, dat geen grooter goed dan zyne vryheid kent. De ^ Vetkoopers mogten hem aankleeven, de Schieringers, die nu de fterkfte waren, vielen op den tienden van Hooimaand openlyk van hem af, en werden gevolgd van allen, die, uit enkele vreeze voor het Hollandfche Leger, den Graaf aangenomen hadden (t )• Hoe weinig de tyding hiervan den ouden Hertog fmaaken moest "valt ligtelyk te bcgrypen; maar wat zoude hy doen? Elders opgehouden en verdrietig over 't misluken van zyne herhaalde kostbaarë uitrustingen, liet hy dit jaar ten einde loopen, zonder eenigen nieuwen aanflag ten nadeele der Friezen te ondemeemen. Doch fchoon de Hertog de afgevallen Friezen niet ooenlyk met de wapenen te keer ging, verloor hy echter Friesland niet geheel uit het oog, en inzonderheid Stavoren niet, dat hem tot dus verre was getrouw gebleeven. Reeds op den veertienden van Hooimaand had hy last gegeeven, om de Stad op alle mogelyke wyze in ftaat van tegenweer te ftellen; en op den zesentwin- tigfter (•f) Schet, Frief. Hist. bl. 222 — 224., Nn % Beknöü»" TE HlSTO» RIE. geeft zich van daar naar Staveren, en vervolgens naar Holland. De Schi* ringers vallen openlyfe af. Dit verwekt den Hertoga groote fpyt. Hy vei* liest Fries* land en vooral Stavoren niet uk het oog.,  Beknopte Hm o 3ue. Hy geefi 4e Stad Leeuwarden aan Gerrit Kammin.ga. ] 2 l ( ï n !: •tl I t< 564 Tegenwoordige Staat tigften van dezelfde maand beval hy die van Stavoren, zyne meineedige en wederfpannige onderzaaten in Friesland te befchadigen en te beoorloogen, waarze konden en mogten, mids dat zy zulks deeden op hunne eigene kosten en hem de Sloten, Landen en Heerlykheden overleverden , welke daarby door hen veroverd zouden worden (*> Verder gaf hy aan Gerrit Kamminga, Heere van Kammingaburg, zynen byzonderen vriend en voorftander, by een handvest van den achttienden van Hooimaand, de Stad Leeuwarden met de dorpen Stiens, Wirdum en Ferwerd, zo groot, lang en wyd a!s de Parochiën binnen deeze ftad en dorpen zich f) rekten, met alle heerlykheden hooge en laage, met de giften der Kerken, met wind en molen, tienden, visfcheryen, breuken, boeten, vervallen en toebehooren, uitgezonderd den klokflag en dienst zyner mannen binnen de ftad en de dorpen, blyrende die verpligt hem ten allen tyde, in Friesand , op zyn gebod te volgen , en geene jeden of fchattingen, wanneer die ingewilligd nogten worden, te wederftaan, enz(|). De (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D bl. ac8. _ CS) Die lust heeft deeze handvest in haar geheel ta ien, kante recht raaken by Winfem. Kron. van Fries! 1. 520. Groot Charterb. van Fr. I. D. bl. 207 H nga Staatsr. der Vereenigde Nederl. II. D bi 5* . Sjoerds Fr. Jaarb IV. D bl. 181. Schot, en Gabbem lelden er den hoofdzaakelykeu inhoud van. Doch de atfte meent, dat 'er op zyn best niet veel ftaatsop dit uk te maaiten valt. Men zie hem, Verhaal van eeuw. bl. 24. doch vergelyke daar mede F. Sjoerds r aangehaalde plaatfe. fjuwu*  wn FRIESLAND. 56*5 De onbeftendigheid en kortftondigheid der Hollandfche regeeringe hier te lande heeft men zeer waarfchynlyk voorde reden te houden, dat Kamminga en zyne erven de rechten, hun uit deeze ,beleeninge gefchapen, in hunne volle uitgeftrektheid niet genooten hebben , fchoon men echter hieruit zai hebben af tc leiden, dat de Kamminga's , van tyd tot tyd , of zelvJ Oldermans te Leeuwarden zyn geweest, of dezelve aldaar hebben aangefteld, om uit hunnen naam in den Raad der Had voor te zitten. Walraven van Brederode, op den achtdeti van Herfstmaand door den Hertog aangeftelc tot Burggraaf van Stavoren, kreeg vyf dagen daarna last, om alle de Friezen aan K tasten en te recht te dellen, die eenige Holland fche Kooplieden genomen of befchadigd hadden En om hem tot het uitvoeren van dien zorgeiy ken last te bereidwilliger te maaken, werd hem door eenen brief van den zeventienden van Wyn maand, uit naam van den Hertog en Graav Willem van Oostervant, beloofd dat men d Stad, ingevalle van belegeringe, fpcedig zo ontzetten'( * ). Het leed ook niet lang of he volbrengen deezer belofte wierd noodzaakelyk want al vroeg in het naastvolgende voorja; floegen de Friezen, om 't geringe overblyfli der Hollandfche regeeringe geheel ten lande u te jaagen, het beleg om Stavoren. Doch Wa raven"van Brederode wist hen zo lang op ! houden, dat Hertog Albrecht tyds genoeghac om hem meerder magt van krygsvolk toe te ze de (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. W. Nn 3 , Beknopte Historie. Kamminga en zyne Erven hebben 't volle genot nier van deeze gifte. Walraven van Brederodewordt ! Burggraaf , van Stavoren. > l i t De Fi ie: zen bele. r geren de ;j Stad. it l- :e 11.  $66 Tegenvjoordige Staat Beknopte HlSTOjue. Zy breeken 'c beleg weder op, en ver. fterken de Schans te Molkweerum. De Her. tog maakt op nieuws toerustingen tot eenen oor-; log tegen , de Fric» zen. 1 1 1 l ( r \ t c den. Arnold van Egmond, Heer van Ysfelftein, kwam hem met eenig volk te hulpe. Dus oordeelden de Friezen het voor dien tyd raadzaamst het beleg der Stad op te breeken , en de Schans te Molkweerum, die nog in hunne handen was, met eene fterke bezetting te voorzien. • Dit fchrikte evenwel Brederode niet af, om, eenigen tyd daarna, aan 't hoofd der Staverfche be-. zettinge, daarop eenen aanflag te waagen. De Schans werd met groote dapperheid beftormd , en met geene mindere kloekmoedigheid verdedigd. Dus werd 'er aan beide kanten vry wat bloeds vergooten. Brederode zelf werd zwaar gewond, en door de Friezen gevangen genomen; doch door te flappe wacht ontfnapte hy eerlang uic hunne handen, en kwam weder binnen "Sta/oren. Hertog Albrecht, het ontzet van Stavoreh met zeer veel blydfchap vernomen hébjende, oordeelde het hier by niet te moeien laaten, maar den oorlog tegen de Frie;en verder te vervolgen, om hen eindelyk ïens volkomen aan zyne heerfchappy te onderverpen. Hy gaf ten dien einde niet alleen last>rieven uit om op de Friezen ter Zee re moo-en cnrisfen, maar ook bevel aan de Hollandfche&en Seeuwfche fteden en wyders aan zyne Leenmarïen, Ridderen, Baljuwen, en Welgebooren mai> ien in Holland, Zeeland en het Sticht woouenle , om alles, wat tot den Friefchen oorlog oodig ware, tegen den vyftienden der naast olgende Oogstmaand, te Enkhuizen by een ; brengen, ten einde van daar, onder zyn bevei f onder dat van den Graave van Oostervant^ naar  van FRIESLAND. 5*7 tiaar Friesland over te (leeken ( * > Het fchynt dus den Hertoge wel ter deege ernst geweest te zyn, om den kryg te hervatten; en nogthans is 'er niets van gekomen, waartoe meer dan eene reden aanleiding kan gegeeven hebben. Do Hollanders en Zeeuwen gevoelelen nog de nafmert der voorgaande vruchtelooze krygstogten te duidelyk, om zich met eene nieuwe uitrusting te bezvvaaren, tegen een volk, dat liever alles dan zyne vryheid verliezen wilde. Ook wistenze maar al te wel, dat de Hertoglyke fchatkist te zeer was uitgeput, om veel tot de kosten van dien togt te kunnen draagen. Daarenboven was hun niet onbekend , dat 'de Schieringers, federt het laatfte vertrek van Graave Willem uit Friesland, zodanig de overhand hadden, dat men daar geene of althans maar geringe onderfteuning te wachten had, Gerrit Kamminga en meer andere Vetkoopers van het eerfte aanzien waren naamelyk ten lande uit geweeken, en hadden zich, tot een getal van omtrent vyftig perfoonen, onder de befcherminge van den Hertog begeeven, na daar toe de noodige vrygeieibrieven van hem ontvangen te hebben. Eengen tyd daarna werden zy door den Hertog met zekere jaarlykfche wedden befchonken, zo lang zj hun vaderland zouden moeten ruimen (§) Kot (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 3°5SU- (§) , ■ bl. 314 - 3-7- Nn 4 Beknopts Historie, Doch van deezen oorlog komt niets. 1 1  BüKNOP. TB HlSTO RIS. De Hertop kwel ondci tusfchen de Friezen ter Zee. Hy gaat een Verdrag met hun «an. 5*8 Tegenwoordige Staat Kon de Hertog, om dergelyke redenen, denFriezen geenen nieuwen oorlog aandoen , hy kwelde hen echter ter Zee, zo veel hem eenigt zins mogelyk was,door van tyd tot tyd nieuwe " lastbrieven tegen hen uit te geeven. Die van Oostergo en Westergo, welke daar by het meest te lyden hadden , namen deswege hunne toevlugt tot Hendrik den IV, Koning van Engeland, en verzochten hem, by tenen brief van den negentienden van Bloeimaand des volgenden jaars, dat de Stadvoogd van Kalaïs (welke ftad toen in handen der Engelfchen was) gelast mogt worden , aan zulke Zeefchuïmers, die openbaare Vyanden van God en alle goede Koopluiden waren , geene befcherming in die haven te verkenen ( f ). Ook flooten zy, zegt men. ten zelfden tyde, een verbond van vrede met de Engelfchen, welken zy zelve te vooren, op Zee, merkelyke fchade veroorzaakt hadden (♦). Als men by dit alles den Arkeifchen oorlog voegt, welke nu reeds in de geboorte was, en eerlang met veel gewcids uitbrak, doch buiten ons bedek loopt, zal men ligtelyk begrypen, waarom de Hertog de Friezen voor het overige in ruste liet, en eerlang een beftand voor zes jaaren met hun floot, na echter alvoorens zich vry wat moeite gegeeven te hebben, om Stavoren zodanig te verllerken, dat hy altoos eenen vasten voet en veilige haven in Friesland moot hebben. Dan ook hiervan fchynt, pm meer dan eene (f) Groot Charterb van Friesl. I. D bl. "o0 Idf Staatsr- der Vereenigde Nederl. II D. bl. 40. ' (*; Vaderl. Hist. III. D. bl. 343,  FRIESLAND. 569 eene reden, nier. veel gekomen te zyn. Uit den Verdragbrief van het beftand, die reeds op den eerften van Wynmaand des jaars veertienhonderd en één binnen Bolswerd getekend is, blykt althans, dat de Hertog toen nog niet begonnen was met het bouwen der twee voorgenomen Kasteelen, en zulks uit krachte van dit verdrag in 'c vervolg niet moge doen. De voorwaarden, waarop de Prelaaten, Raadsluiden, Grietmans, Mederechters en gemeene Gemeente van Ooster-en Westergo , verklaarden den Hertoge eenen goeden, vasten en geftadigen vrede gegeeven te hebben , behelsden hoofdzaakelyk: Dat de Hertog de Stad Stavoren zou behouden, beheeren en betimmeren naar zyn belie" ven, mids dat niemand der partyen hetKlooster noch de Werf vanSt.Odulf, aldaar, ge*, duurende den tyd van deezen vrede, zou mogen ', betimmeren of bevestigen. Dat de Poorters van Stavoren al zulke Brieven en handvesten " zouden gebruiken, als zy hadden in den jaare ,', zesennegentig jongstleeden, en nog tegen, woordig bezaten. Dat die van Terfchelling, ,, Ameland, Grind en de verdere Friefche Ei'„ landen, mede in deezen zoen begreepenzou, den zyn. Dat des Hertogs onderzaaten op 11 geene andere plaatfen in Friesland dan Harig, ', Harlingen en Hol werd, en de Friezen daarentegen op geene andere in des Hertogs landen, 11 dan Amfterdam, Hoorn en Enkhuizen zouden „ mogen vaaren. Dat die van Stavoren tolvry „ door gansch Friesland zouden mogen vaaren '', en keeren, gelyk ook de Friezen binnen ,, Stavoren, zo op marktdagen als anderszins, Nn 5 „om Beknop» rE Historie. 14.01. Voorwaardenvan het zelve.  57<° Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. „ om daar hunnen koophandel te' dry ven, als me„ de de Vecht op door Muiden, wanneer het „ hun genoegde. Dat alle ongevallen van goed„ fchade, wondinge of doodflag, ter plaatfe ,, der gebeurtenisfe en naar derzelver gewoon„ te, berecht zouden worden. Dat een ieder, „ wie hy ook ware, zyne goederen vry zou be„ zitten. Dat allen, die uit Friesland gewee„ ken waren, of Stavoren hadden moeten rui„ men, vry en onverhinderd zouden mogen te „ rugge keeren, en hunne goederen van hui,, zen, erven en wat des meer is, al warenze „ ook verkocht of weggegeeven, vryelyk als „ èertyds gebruiken ; wordende hun wegens „ zulke huizen en erven, die afgebroken of „ vergraaven waren, alleen het recht gelaaten „ om dezelve aan te tasten, zo als zy dezelve „ vinden zouden. Dat zo iemand van 's Her„ togs onderzaaten in Friesland, of iemand der ,, Friezen in Holland, door nood of fchipbieuk „ kwame te landen, het denzelven vry zoude „ fiaan, behoudenslyf en goed, zyne goede„ ren te bergen, te havenen en van daar te „ voeren. En eindelyk dat deeze vrede zou „ ingaan met St. Gal eerstkomende en zes „ jaaren daarna duuren, zich uitftrekkende en „ ftand grypendete water en te lande, over Ste„ den en Dorpen van beide zyden, overal waar „ 's Hertogen onderzaaten en Friezen, of bei, der Bondgenooten, eikanderen mogten ont> moeten " ( * ) Kort (*) Groot Charterb. van Friesland. I. D. bl. 327, 38.  van FRIESLAND. 571 Kort na 't fluiten van dit verdrag kwamen de uitgeweeken Friezen, en daaronder ook Gerrit Kamminga en Rienk Bokkema, in hun Vaderland te rug, om bezit van hunne floten en goederen te neemsn, in zo verre die door de Schieringers niet waren vernield geworden. Rienk Bokkema, voor zyn uitwyken, even als zyn Vader, Heerfchap teSneek geweest zynde, was de Zoon van Bokke Doedinga, en gehuwd met Bot, eene Dogter van Fekke Sikkinga van Dongjum. Met den Koning van 'Engeland had hy tegen de Turken'geoorloogd, en was, ter belooninge van zyne dapperheid , door denzelven Ridder geflagen. Na den dood zyner huisvrouwe , reeds in den jaare zesentachtig overleeden , reisde hy , in Sprokkelmaand van 'c volgende jaar, in bedevaart naar Jerafalera, en kwam, in Wintermaand daar aanyolgende, in Friesland te rugge. Ten jaare dertienhonderd en negentig reisde hy met Hertog Willem van Gelder naar Lithauwen om den afvalligen Vorst van dat gewest, met naame Wi• tald, ten behoeve der Duitfche Ridderen in Pruisfen, te helpen beoorloogen, en vond, by de verovering van 'tSlot Gaarde,eenMariënbeèld, daaraan eertyds door Witald vereerd, welk hy, by zyne terugkomfle, plaatde in de St. Antonis of Kruisbroeders Kerk binnen Sneek. Hertog Albrecht maakte hem, ten jaare dertienhonderd achtennegentig, Baljuw van Wagenbruggerdeel (nu Wymbritzeradeel) Gaasterlanden Doniawerftal; doch deeze waardigheid verloor hy weder by den opftand der Friezen, die hem en andere Hollandsgezinden noodzaakten het land te ruimen, en , in den jaare dertienhonderd negen en negentig: BeknopJ re HisTOi ius. De uitge- iveeken Friezen tomen ■veder in liet land. Korte Ieever.sbeichryvingvan Rienlt Bokkema, •  Beknopte historie. Het geflagt van Harinxma verkrygt de heer. fchappy te Sneek. • ( R. Bokkema is j de Stich- , ter van 1 hetKloos- ! ter Tha- J bor. i i ♦( ] 1 l i 57* Tegenwoordige Staat tig, zyn huis, met naame Rodenburg, (taande m de Burgftraat te Sneek, vernielden. Met den beginne van het beftand kwam hy weder te Stavoren, en werd, na 'er zich bykans een Jaar opgehouden te hebben, door de Sneekers van daar gehaald, en met algemeene blydfchap verwelkomd, op Lichtmisdag van den jaare veertienhonderd en twee. Nog ten zelfden jaare gaf hy zyne Dogter His ter vrouwe aan Agge Harinxma, Zoon van Haring Harinxma van Heeg, die door dit huwelyk aan de Heerfchappy van jneekkwam, enze in zyn geflagte overbragt, na dat Heer Rienk in 't Klooster was gegaan, om t overige van zyne dagen, afgezonderd van t gewoel der wereld, aan eene dille godsdienfogherd toe te wyden. Agge won by haar, in den jaare veertienhonderd en drie, eenen zoon. metmame Bokke Harinxma, uit wien die van Harinxma van Sneek alle gefprooten zyn, en :ene Dogter, met naame Hyik, uitgetrouwd ïan Gerrold Heerema te Tzum. . Rie"k B°kkema ging, als we even zagen , netalleen in 't Klooster, maar is ook te>£ichter van dat van Thabor, welk gedaan leeft m het Ysbrechtumer Hemrik , ten .uidoosten van het Dorp Tiras, en omtrent en ha f uur gaans van Sneek. Hetzelve was "gericht naar de orde der Reguliere Kanonukken te Windesheim by Deventer, waar •°?m y.' ,°m,den Iof van derzelver deugd en ïeiddaadigheid , eene byzondere hoogachting ad. Zich derwaards, in den jaare veertienonderd. cn zes , begeeven hebbende , droeoy zyne omtrent Sneek gelegen landeryen, be*  van FRIESLAND. #3 'benevens nog eenige andere, op aan 't Kapittel van gemelde plaats, ten einde daaruit een Klooster te bouwen. Zyn aanbod werd gereedelyk aangenomen, en daar toe als eene bekwaame plaats uitgekoozen het Slot van Rienk Bokkema , met nog eenige andere huizen, bekend by den naam van Aborc, waar van de Bisfchop , by de wyding van het Klooster , docr letterverzettinge , Thabor maakte. Ook werd 'er zorg gedraagen , dat het aan geene genoegzaame inkomften , zo tot het bouwen der wooningen, als tot het onderhoud der Kloosterlingen noodig, mogt ontbreeken. Na dat alles voltrokken was werd Bokkema, op zyn fterk aanhouden, door den Prior van Windesheim in de orde aangenomen, met het ordekleed omhangen, en zo naar; Thabor gezonden , daar hy van het jaar veer- 1 tienhonderd en tien tot zevenendertig heeft ge-1 leefd. Priester heeft hy niet konnen wor- \ 'den, omdat hy veel bloeds in den oorlog ver-j gooten had; maar het geWaad daarvan werd door hem tot zynen dood toe gedraagen ct> Dus de voornaamfte verrichtingen van den ] vermaarden en Godvruchtigen Staats - en; Krygsman Rienk Bokkema in eene onafgebro- * ken orde verhaald, en daar door met een aan-> geweezen hebbende, van hoe veel aanziens het \ Adelyk geflagt van Harinxma van Heeg voor '' maals in Friesland geweest zy; keeren wy nu tot ft") Schot. Fr. Hist. bl. 228, «29, Oudh. en Geit V»n Friesl, II. D. bl. 01—94. Beknop» rE Histo» uie, ïy wordt >ok zelf net het :rdekleed >mhan[en. )e Frfeen legen zich 3e op hes erftellea nnner aaken.  Eeknop- TR HlSTO» ME. Ten dien einde worden verfcheiden dingen vastgefteld. H02. , i i I y 1 ] c t \ ( z b a 574 Tegenwoordigs Staat tot eene algemeene befpiegeling van Frieslands gebeurtenisfen te rugge. Daartoe heeft men inzonderheid te brengen, dat de Friezen nu door het beftand met Holland, tot ruste ge', komen, zich grootelyks beyverden, om hunne zaaken te herftellen, en, zo door het in orde brengen der waterlosflngen, zylen en dyken , ais het beraamen van eenen vasten voet op het wereldlyk en kerkelyk beftier, een nieuw leeven aan de kwynende Maatfchaopy der Landzaaten by te zetten. Met dat uitzij flooten de Prelaaten , Mederechters , Griet™nnen Geestelyke Rechters en Vroedfcbap der Vyf Deelen en der ftad Franeker, ten iaa-e veertienhonderd en twee, zekere punten van vereemginge, ter vermydinge van kwaad en :ei beveihgmge van de markt der gemelde stad en Deelen. Ook troffen de Grietenyen Jaarderadeel en Hennaarderadeel met de vier \delyke huizen van Wybranda, Briochringa, \dmga en Bottinga, ten zelfden jaare , een verdrag wegens het onderhouden der Zylroede pt de Oude en Nieuwe Zyl in den dyk van Lxmorra (§). Vier jaaren laater werden »ok de zogenaamde Bolswerder Dekenye Sta nten vastgefteld, volgens welke de Dekens an fomraige Kerken in Westergo hunne xemeenten te berechten , en de ingezetenen idi m _ t Kerkelyke te gedraagen hadden. In Vymbntferadeel werden, ten zelfden jaare y de Prelaaten en hoofden der Geestelykheid' daar, insgelyks eenige punten van wetten en rechter* (§) Groot Charterb. van Frksi. i. d. bl. 335.  van FRIESLAND. 575 rechten beraamd , dienende ter befcherminge van onfchuldigen en ten voordeele van de geheele Gemeente van dat Deel, beneffens eenige voorfchriften van Eeden, welke de Rechters moesten doen, tot handhaaving van recht en billykheid (f). De rust en bloei, door deeze en foortgelyke wetten en inftellingen te wege gebragt, was van korten duur. 't Gezag der Overheden was te eng beperkt , en de; onderlinge verdeeldheid der Edelen te groot1, om deeze aangenaame kalmte lang en met voordeel te genieten. Tot eeuwige fchande der Geestelyken van dien tyd ftrekt, dat zy doorgaans de eerden waren, door wien 't vuur der onderlinge verdeeldheid wierd aangeblaazen. De Kloosters , toen nog te zeer vervuld met Konverfen, of ledige en vuile buiken , lagen doorgaans met eikanderen overhoop, en maakten wederom nieuwe verbonden met de Heerfchappen, om hunne vyanden te verderven; volbrengende dus het zeggen van Worp van Thabor, Prior des Kloosters van deezen naame : „ dat de Duivel altyd zyne wooning in „ de Kap der Monniken gehad heeft". Hec beste was , datze zich vereenigden , wanneer 'er eenige uitheemfche gevaaren te duchten Honden. Ondertusfehen zoudenze daarvoor minder hebben bloot gelegen, zoze zich den vrede wel hadden weeten te nutte te maaken. Dan dit fcheelde zo veel, dat de vrede , wegens onder- (f) Groot Charterb. van Fries!. 1. D. bl. 3.41 150. Beknop* ra HISTORIE. De rust en Moei, hier 3 oor te -vege gebragt , is iran kor» ten duur.  BEKNOP. Tli HlSTO WE. Hertog Albrecht overlydc in den ■Haag. I 4 1 i 1 1 { j z d b h tv T 576" • Tegenwoordige Staat •SIinge,VerdeeIdhdd' ^rdt meer bloeds gekost te hebben, dan de kryg mee buitenlandfche vyanden (§) ^ rm^Hg amIecht de Friezen> fede" net ge- kloekheid van verftand uitgemunt te hebben • want zelfs den Friefchen oorlog zou hy nooit ondernomen h.bben, zo niet lyn Zoon Wi lem beleidskeu moeds genoeg3^ gehad hadde om daarvan het bedier opzichte e l E wat won hy 'er ook veel mede ? De Fbiezen moesten zich voor korten tyd onderteken" maar hun Overwinnaar vond zich door deeze jnderneemmg met zo veel fchulden bezwaard! 3at hy overal, daar hem het gebieden voegde 'erphgt was te gehoorzaamenf De over» S^ .ldei\Z,'Ch VerV°'Sens ™ hunne nt lerlaag, door het verjaagen der vyandelyke bezetting maar het verlies van den Overw nnaar vas onherftelbaar, en na zynen dood ZZZ ($) Schot. Friefche Hist. b!. 220 WlUem yne verbittering'tgen de S Ln ™ maan eenigzins te twyffeten fW I "'et ,toa iyktklaarlykuit verfSen ftuÊ !f"e an,d,ere k- Groot Charterbvan Frie M[ n b£trekke* c c , ^ D- bI' 3^9, enz.  van FRIESLAND. 577 Willem van Oostervant, na zyn Vaders dood, aan'tGraaflyk bewind over Holland gekomen zynde, vergunde den Friezen wel op nieuw eene verlenging van vrede of beftand, doch maar voor eenen zeer korten tyd. Hy was naamelyk van voorneemen, om hen wederom te beoorloogen, zo dra zyne omftandigheden zulks maar eenigzins gedoogen zouden. Duidelyk valt dit onder anderen daaruit op te maaken, dat hy, reeds in Grasmaand des jaars veer tienhonderd en vyf, aan die van Terfchelling toeftond ledig en onbefchadigd te zitten en ongeftoord te blyven van zyne Stavorfche Kapiteinen, ter tyd toe dat hy zyne ongehoorzaame luiden, de Oostfriezen , met Gods hulpe, bedwongen zou hebben ; dat hy , in Wynmaand daaraan volgende, byna gelyke vryheden verleende aan die van Ameland , met welker hy nu als met een vry en onafhangklyh volk kon handelen , omdat de Friezen, kon te vooren, de Heerlykheid Ameland verklaart: hadden vry en onbelast te zyn van alle rechter in eenige deelen van Oostergo en Westergo f §), En eindelyk, dat hy, nog in dit zelfde jaar, verfcheiden Lastbrieven uitgaf, om de Friezen, die hy zyne Vyanden noemde, te befchadigen, en in Louwmaand des volgenden jaars, aan zyne Bevelhebbers te Stavoren, Medenblik en Texel beval, om alle fchepen, die 't Marsdiep inliepen, en hun dienftig waren, aan te ( § ) Deeze vry/erklaaring van Ameland was gefchied op den 29 van Oogstmaand deszelfden jaars in eene Staatsvergadering van Recht en Raaden der Landen, Steden en Deelen van Oostergo en Westergo, gehouden te Hartwerd. Groot Charterb. van Fr. I. D, bl. 351. Oo Beklop- ' TE HlSTO» ME. Willem van Oostervant volgt hem op, en heeft voor de Friezen op nieuw te beoorloogen. i4°S. 1406.  Br 8 stopte Histo- ïue. Vooreerst heeft hy daartoe echter de handen elders te vol; ook vernieuwt hy 't Beftand. i 1 ] Het flutten van eenen vas-' ten vrede < heeft gee- 1 nen voort*: gang. 1 \ 1 2 t 5?3 Tegenwoordige Staat te haaien, om daar mede de Friezen, zvfie vyanden, te benadeelen (*> Elders had ondertusfehen de Graaf de handen zo vol werks , dat de Friezen vooreerst ongemoeid bleeven, cn ook het beftand, tusfchen den Graaf en de Friezen, na eenige onderhandelingen, in Slagtmaand deezes jaars, op nieuw voor eenen korten tyd, verlengd wierd. By dit beftand was onder anderen bepaald, dat men, geduurende hetzelve, op eene dagvaart, die te Amfterdam ftond gehouden te worden, nader over eenen vasten vrede zoude handelen; ook verklaarden die van Oostergo en Westergo, by de artikelen daarvan, den Graaf te wijlen houden voor aunnen rechten Heere, op alzulke voorwaarden ds by de afgezondenen tot gemelde dagvaart, :ot wederzydsch genoegen, beraamd zouden worïen (§). Eene verklaaring waaruit blykt, lat de Friezen, zoze op dien tyd al niet geneden waren om den Hollandfchen Graaf voor mnnen Heer te erkennen, althans toonden geeïe begeerte tot eenen nieuwen oorlog te hebben. Schoon 'er ten dien tyde van het fluiten van senen vasten vrede, tusfchen de Friezen en len Graaf, omredenen my onbekend, niets geurnen is, gaf echter de Graaf van dit beftand n zulke bewoordingen kennis aan fommige Omnelander en Oostfriefche Edelen , met verzoek ran hetzelve insgelyks te willen aanneemen, dat nen het fchier vooreen volkomen vredeverbond ou houden. In den brief, ten dien eine aan hun afgezonden, zegt hy: „ zynen Lan- ,, den (*) Gr. Charterb. van Friesl, I. D. bi. 350 — 35-2. (S) Groot Charterb. van Friesl. I. D, bl. 354 — 35S;  van FRIESLAND. 579 i, den en Luiden van Oostergo en Westergo „ eenen goeden en vasten vrede gegeeven te . j, hebben, op zulke raaminge en ordonantie, 5, als dc Afgevaardigden verder daarop zouden „ dellen, om hen tot meerdere onderdaanigheid „ en vrlendfchap jegens hem te brengen" (§). Aan meer anderen fchrcef hy op gelyke wyze. Had de Arkelfche oorlog den Graaf tot dit 1 Belfond genoodzaakt, hy kreeg eerlang zo veel t te doen met het handhaaven van zynen Broe- j der Jan op den Bisfchöplyken doel van Luik, s dat hetzelve daarna, eerst in den jaare veertien-1 honderd en zeven, en vervolgens weder in dat van veertienhonderd en acht, is vernieuwd geworden. Byden brief, dien aangaande, van den kant der Friezen gegeeven, verklaarenenbelooven de Prelaaten, Grietmannen, Mederechtera en Gemeente van Oostergo en Westergo voor zich, hunne erven en nakomelingen: „ deeze „ verlenging van den vrede , uit zonderlinge „ gunst en genade verleend, den grootmagtigen „ Vorst, Heere Willem enz. by trouwe en by „ eere, ftede, vast en onverftoorlyk te zullen, „ houden; en, ware'tzaake, dat de verfchillen „ tusfchen den Graaf en de Friezen van Oos„ tergo en Westergo, binnen den tyd deezer „ verlenginge niet ganfchelyk, naar beider wil„ le, verzoend konden worden, zo zouden „ echter deeze Verdragbrieven in volle kracht „ blyven, den tyd van het beftand en niec „ langer" (*). Die C§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 358. C ^ 00 2 tk 3 3 Seknop. as. Iet Ba» iand irordt by lerhaalin;e verrieuwd. 1407. 140&1  Beknopte Histo ME. De Stellingwervers raaken in gefchil met den Bisfchop van Utrecht. Hetzelve wordt door goede mannen beHecht. 580 Tegenwoordige Staat Dit beftand, moetende duuren tot op den uitgang van Herfstmaand des jaars veertienhonderd en negen, hielp die van Oostergo en Westergo aan eene taamelyke rust; doch de Friezen van Stellingwerf en Schooterland, als ook hunne nabuuren, die, niet verre van de Zuiderzee , naast aan de grenzen van het Sticht gezeten waren, raakten op nieuw in gefchil mee Fredrik van Blankenheim, toenmaaligen Bisfchop van Utrecht, wegens de huur of pacht van zekere landen, gelegen in het Kerfpel van Ysfelham, behoorende tot het Graaffchap Kuinder. De Bisfchop begreep, dat deeze landen, aan die der Friezen paaiende, als de zyne moesteh worden aangemerkt, federt dat het Graaffchap Kuinder door hem van deszelfs laatften bezitter, Herman -en zyne Kinderen, voor zekere fomme gelds was gekocht. Doch de Fr lezen hadden fint veele jaaren deeze landen, voor eene jaarlykfche fomme gelds, in pacht bezeten en gebruikt. Als derhalven de Bisfchop, die met niets middelmaatigs te vreden was, dee • ze jaarlykfche pacht verhoogde, en die van Ysfelham hun vee op de landen der Friezen lieten weiden, ontftond daaruit vooreerst gefchil, en vervolgens eene weigering der jaarlykfche wettige pacht van den kant der Friezen. Ook duurde het niet lang, of men ging eikanderen van wederzyden met de wapenen te keer. Die Van de Kuinder hadden hier by, als tusfchen beiden gezeten, niet weinig te lyden. Eindelyk begreep men, dat het beter zoude zyn 'het gefchil door goede mannen dan door wapenen te bellechten. Tot wederzydsch genoegen werdea  van FRIESLAND. 581 werden daar toe verkooren, Jarig, Abt te Stavoren, Willem, Proost te Emrik, en de Schepenen der drie Steden, Deventer, Kampen en Zwol. Door deezen, daartoe te Vollenhove vergaderd, werd, op den negenden van Hooimaand des jaars veertienhonderd en acht, in tegenwoordigheid van den Bisfchop en de Friefche Gezanten, deeze uitfpraak gedaan: „ Dat die van Stellingwerf, Schooterland en Oost., zeingerland, voor de verzuimde termynen van pacht, ten beftemden tyde, eens voor „ alles aan den Bisfchop zouden betaalen ,, tweeduizend en zeshonderd gouden Schilden, „ van drieëndertig Vlaamfche grooten ieder , „ en daarenboven vier Vlaamfche penningen „ van ieder huis; zullende, zo dit ten bedem„ den dage niet gefchiedde, des daags daarna, „ de fomme .verdubbeld worden, en het den „ Bisfchop vryitaan, ten nadeele der nalaati„ gen te panden , zonder dat eenig Kerfpel „ daaraan de minde verhindering zou mo,, gen toebrengen. Dat de Bisfchop., uit die „ van Ysfelham, twaalf mannen, der landen ,, kundig, zoude verkiezen, welke, ten over,, daan van zesenveertig perfoonen, door de „ Friezen te dellen, en even zo veel van des „ Bisfchops zyde, de landen zouden meetcn, l, afpaalen en aan de Friezen verpachten tegen vier penningen Sterlings van ieder morgen, .', te betaalen te Vollenhove op den eerden van :„ Slagtmaand; zullende, zo zy dit niet dee- den , de fchuld zo lang verhoogd en verdub„ beid worden, tot dat zy eindelyk van hei „ recht hunner pacht vervallen zouden. Dal Oo 3 s> d< Beknopte Histc uit.  Beknopte Histo UK. Het Beftand ine den Gras ve verlengd. 5^2 Tegenivoordige Staat „ de Bisfchop op het Kasteel in de Kuinder' *„ eenen Slotvoogd zoude dellen, die den Frie„ zen aangenaam ware, en die zich zou te onthouw den hebben, van hen op eemgerhande wyze „ te beleedigen, of in hunne-oude rechten" en „ vryheden te verkorten; gelyk zy zich ook „ van hunnen kant verbonden, den Kuinder-„ fchen geencrlei fchade of nadeel toe te zul„ len brengen. En eindelyk, dat deeze vrede. „ van beide zyden ongefchonden bewaard zou„ de worden, laatende een iegelyk het zyne „ in 't geheel en ongefchonden, volgens de „ verbonden, in vroeger tyden gemaakt" (§). Nadat deeze verzoening getroffen, en in de _cKerk te Vollenhove de uitfpraak daarvan gefchied was, in 't byzyn van des Bisfchops Raaden, en van de Priesteren, Stelling -Rechtenren, Grietmannen en Gemeente-der drie Landen, was men, zowel van de zyde des Graaven, als van die van Gostergo en Westergo, bedacht op 't vernieuwen des Belfonds. Twee dagen voor den uitgang van 't zelve, en dus op den zevenentwintigften van Herfstmaand, kreeg het voor nog een jaar zyn beflag, op, eene dagvaart, ten dien einde, binnen Stavoren, door wederzydfche Gemagtigden, gehouden, op zulke punten, voorwaarden en verbonden (H U. Emm. Rer. Frif. L XVII. p. 2?s. Winfem "Kron van Fries!, bl. 228. Schot Friefche Hist. bl. 233, daar men eene nette lyst vindt, van 'r geen 'door ieder Dorp of Kerfpel tot de gemelde fom van tweeduizend en zeshonderd gouden Schilden moest uwden opgebragt. Gioot Charterb. van Friesl. I. D. bl. %6a —  " Van FRIESLAND. 5»3 bonden als de vredebrieven, voormaals gemaakt, inhielden en begreepen (t> De voordeclen, welke Frieslandl uit het voortduuren van den vrede met den Graave te hoopen had, werden ongelukkiglyk veryd ld, door den dood van drie der aanzienlede Edelen, Gale Hania, Sytfe Dekema en Qde Bomia, overleeden in den jaare veeruenhondeid en negèn. Want fchoon de twee eerden tot den aanhang der Schieringers behoorden en Botnia een voornaam voorganger onder de Vetkoopers was, hadden zy echter nier weimg toegebragt om 't uitbarften dier doodel^c Sfpak tegen te houden, welke reed, vee te lang gewoed had, en, voortdurende, me het onherdelbaar verlies der Friefche vryheic ftond te eindigen. Na hunnen dood zag me de onlusten ook al dm het Land op nieuw J roer fteüen. • De Kloosterlingen hielpen hie niet weinig toe, door 't aangaan van meuj bondgenootfchappen met deeze en geene vei mogende Edelen en Heeren. De Schiermgei openden dit bloedige tooneel, door Goshn Hiddema vanPingjum, op zyne rc« Kollum, gevangen te neemen, en op jong< ma huis, binnen Bolswerd, in bewaannge i zetten. Doch die van Galama, Ype Aylva Tierk Walta en Sicke Roorda , waren hu van, door Hiddema's zoone, Joost, met zo d verwittigd, of zy kwamen met eenige ma, fchap b? hem op zyn Stins te Nieuwiand, lieten van daar aan Jongema weeten, dat! (\) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. tfQ, Oo 4 Beknopii: Historie. Friesland lydt veel by den dood vaa Hania, Dekema en Botnia. 1409. |i #| l De onlus'. ! ten begin, nen op nieuw te ï woeden. S Gosling r Hiddema ' raakt ge» r vangen. e » :r ■a 1n iy :n  584 Tegenwoordige Staat Beknop- 1E HlSTO" KIK. En wordl weder gellaakt. W. Min- nema wordt gevangengenomen en ontflagen. J ] ( t 1 De verbittering gaat v zynen gevangenen had te ontdaan, of dat zy anders 't ongelyk op den uiterften graad zyner bloedvrienden zouden wreeken. Hoe' bloedgierig ook deeze bedreiging klonk, zou zy evenwel Jongema niet tot het flaaken van den gevangen Edelman hebben overgehaald, zo 'er niet ware by gekomen, dat de Burgers van Bolswerd, oproeriglykfamenrottende,met dreigende bewoordingen, op deszelfs ontflag hadden aangedrongen, en wel omdat ter hunner kennisfe was gekomen , dat Hiddema zeker ontwerp, by de Vetkoopers beraamd, tegengehouden, en daar door de Schieringers aan zich verpligt had. Hiddema, hierop ontflagen zynde, werd, eers- en zekerheids-halve, door de Burgers, tot aan het Stins J^dzynen Zoone ^00St'te Nieuwland' uitSe~ De Vetkoopers waren wel zeer in hunnen fchik over de flaakinge van Hiddema, maar daarom niet te minder bedacht, om den hoon, hun door zyne gevangkenisfe aangedaan, op ïene gevoelige wyze aan de Schieringers te ivreeken. Dit gelukte hun ook eenigzins, door bet gevangenneemen van een hunner hoofden, net naame Wybe Minnema, die, twee dagen roor de Kermis, digt by Bolswerd, gegreeJen, en naar 't meergemelde Stins te Nieuwand gevoerd, doch, op de fterke voorfpraak 'an eenige Bolswerder Burgers by Gosling Hidlema, wederom in vryheid gefield werd, in rkentcnisfe van den dienst, dien hy zelf van un ontvangen had. Schoon uit zulke fïaalen de wederzydfche erpjttering genoegzaam valt op te maaken , jtyn  van FRIESLAND. 585 zyn het echter op verre na de ergfte niet. Het meergemelde ontwerp der Vetkoopers, dat door Hiddema werd tegengehouden, was, naar 't geen men 'er van verhaalt, van veel erger aard, en bedoelde niets minder dan de volkomen uitroejing der Schieringers, zonder onderfcheid van man of vrouw, zonder zelfs kind in de wieg te fpaaren. De verbittering was zo groot, datze fchier meenden Gode eenen dienst te doen, wanneerze hunne weerparty krenkten en van 't leeven beroofden. Hoewel nu dii verfoeielyk ontwerp, door de tegenfpraak var Hiddema en eenige anderen, niet uitgevoerc had konnen worden, ftrekte het echter, uitgelekt zynde, grootelyks ter vcrbitteringe van de Schieringers, die nu meest overal meester waren, en zich met zulk eene wreedheid van hunne overmagt bedienden, dat zy de Vetkoopers vervolgden en doodfloegen overal waar zy hen betrappen konden. Deezen vonden zich hiei door zodanig in de engte gebragt, dat veeier hun Vaderland verlieten, en hunne toevlugt toi Keno ten Broek en anderen van hunnen aanhans: in Oostfriesland namen, daarze vriendelyk ontvangen wierden (*). Het blykt wel niet ten vollen, dat het Be ftand tusfchen Graaf Willem en de Friezen than wederom is verlengd geworden, en echter is he vr; (*) Schot. Friefche Hist. bi. S3S- U. Emm. hie van fpreekende, Rer. Frif. Hist. L. XVII, p. 246, breng deeze gebeurtenis tot het jaar 1410; doch zo, dat h; het verhaal wegens 't verfoeielyk ontwerp der Vetkoo pers voor niet zeer waarfchynlyk houde. Po s Beknopte Historie. onbegry- pelyk verre. ' Waar- l fchynlyk - is riet 'r Beftand ! t r  Beknop. TE HiSTO KIE. ook thans weder vernieuwd ; althans ten jaare 1411. Inhoud van t Verdrag. 586" Tegenwoordige Staat vry waarfchynlyk, zo om dar de Graaf, een die» einde, aan de Friezen, tot vyftig perfoonen toe , vrygeleide heeft verleend ais ook om dat in den jaare veertienhonderd en tien, zo veel men weet, geene vyandlykheden tusfchen beiden zyn voorgevallen. Zekerder gaat het, dac'er, ten jaare veertienhonderden elf, eene verlenging van het beftand tusfchen den Graaf en de Friezen van Oostergo en Westergo beflooten is ; gelyk ook, dat de Graaf hiertoe te h'gter overging, uit hoofde van den oorlog met Gelderland, en den Heere van Arkel: want fchoon deeze Oorlogvan geenen langen langen duur was, was echter dezelve gewigtig genoeg voor den Graaf, om het getal zyner vyanden niet te vermenigvuldigen. By 't Verdrag, hiervan tusfchen beiden getroffen, verklaarde de Graaf: „ dat „ alle de Friezen voortaan vry en veilig door de „ landen van zyn gebied, met hunne goederen, „ op de gewoone tolrechten, mogten reizen te „ water en te lande: gelyk ook zyne onderzaa„ ten en vrienden, met hunne fchepen en goe„ deren, zouden mogen vaaren en keeren de „ Lauwers op tot aan Dokkum, en van daar we„ derom langs het zeeftrand tot aan de Lemmer „ toe, en daarenboven eene halve myl land„ waards in , als mede tot de jaarmarkten van „ Leeuwarden, Bolswerd en Sneek. Dat nie„ mand wegens eenige zaaken, voor deezen vre„ de voorgevallen, op eenigerhande wyze be„ lemmerd of achterhaald zou mogen worden, * Dat het Féye Heemftra van. Dokkum , en „ allen CS) Groot Charterb. van Friesl. L D. bl, 373.  va» FRIESLAND. 5^7 y, aïlen anderen, die, om hunne aankleeving aan 3, 's Graaven belangen:, het vaderland hadden 9, moeten ruimen, vry^zou daan derwaards te „ rug te keeren, en hunne goederen tegebrui„ ken, ot> gelyke wyze als zy en hunne voorvaders die gebruikt hadden, alles in dien daat „ waarin de goederen thans bevonden ■ werden. „ Dat ingevalle eenig fchip bynoodweder, aan „ eenige der wederzydfche landen, mogt bin„ nen loopen, ftranden of verlooren gaan, het „ fcheepsvolk en de eigenaar niet alleen ., veilig voor hun leeven zyn, maar ook vry„ hekfhebben zouden, om hunne goederende ,', berden, en te vervoeren naar behooren, mids den& geenen die hun hierin geholpen. had„ den, hun arbeidsloon naar redelykheid betaa„ lende. Dat zo iemand wegens deezen vrede „ bezwaard of mishandeld wierd, zulks naar „ rechten cn gebruiken der plaatfe, daar het „ voorviel, gebeterd zou worden. En einde„ lyk dat deeze vrede, die gegeeven werd op den „ eerden van Oogstmaand des jaars veertienhon„ derd en elf, duuren zoude drie aan een vol„ gende jaaren " (*). Midlerwyl gingen de inwendige verdeeJdneder fteeds haaren gang. Meer dan eens werden var wederzyden de wreedfte moorderyen gepleegd, Het jaar veertienhonderden elf is des wegens in de gedenkfchriften ten kwaade berucht.- Ia veer tienhonderden twaalf maakte Sjaardjongemavar Bolswerd eenen aanflag op het Stins van Joosi Hiddema te Nieuwland, om 't zelve by verras fing! (*) Groot Charterb, van Friesl. I. D.-bl. 373=. Beknot-te Historie. Jongema maak teen' aanflhg op het Stins van Hiddema. 5  BgKNOP. Tfl HlSTO RIE. Doch wordt afge wee. zen. D. Feite- ma, Abt van Oudeklooster , neemt Bolswerd by verras, fing in. Die van Bolswerd flaagen niet in de 588 Tegenwoordige Staat finge te overweldigen. Hy was ook metderdaad reeds meester van de brug, voordat Hiddema zich in ftaat van tegenweer had konnen ftellen. Doch dat gefchied zynde, viel dezelve, een flagzwaard in zyne hand hebbende, met zulk eene dapperheid op zyne befprihgers aan, dat deeze den moed vcrlooren gaven,en met bebloede koppen te rugge weeken (f). Geen minder dapperheid ftraalt 'er door in 't geen gefteld wordt op rekeninge van Dodo Feitema, een' Friesch Edelman, wegens zyne geleerdheid en goede zeden niet luttel vermaard, en toen Abt van Oudeklooster of Bloemkamp, onder Hartwerd: want als die van Bolswerd een' van zyne Konverfen doodgeflagen hadden, werdenze wel vooreerst door Feitema om voldoening van den begaanen manflag aangefproken; doch toen de Bolswerders zulks in den wind ftoegen, meende hy zich zeiven op eene andere wyze recht te moeten verfchaffen. Ten dien einde riep hy zyne vrienden, maagen en Konverfen byeen, voorzag hen van wapenen, en trok aan 't hoofd van deeze bende, by nacht, naar de Stad, die, om dat niemand hierop bedacht was, ligtelyk werd overweldigd. Van hun, die gerekend werden de voornaamfte werkbaazen van den gepleegden doodflag geweest te zyn, liet de Abt dertien perfoonen ombrengen, doch eenige anderen voerde hy met zich naar 't Klooster, en fteldeze op losgeld. Die van Bolswerd meenden van fpyt te barften j en rekenden hec zich met reden tot fchande, dat hun zulks van eena (t) Schot. Friefche Hist. bi. 235.  van FRIESLAND. 589 eene bende verachtelyke Monniken bejegend ware; tot tweemaalen toe, zochtenze het oook met geweld op de Abtdy te verhaalen; doch werden door de Geestelyken, ruim zo wel als zy op 't behandelen der wapenen afgerecht, telkens te rug gedreeven; des alles wat hiermede door hen gewonnen wierd, belfond jn het verbranden van twee Klooster - meyers wooningen onder Hartwerd, welke dus, 't geene hunne meesters misdaan hadden, even als de onfchuldigen meermaalen, moesten ontgelden (*). In aanmerking neemende, hoe hoog, ten deezen tyde, de verdeeldheden, en daar uit fpruitende wederzydfche mishandelingen, in Friesland, gefteigerd waren, zullen wy het niet vreemd vinden, dat, even gelyk daar, in tyden van hooggaande beroerten en verwarringen, verfcheiden Gemeenten, zo Geestelyken als Wereldlyken, zich wel eens meer vereenigd hadden , om de noodige middelen, ter verdediginge van de onderlinge rust en veiligheid, te beraamen, ook nu de Kerkelandraad van Leeuwarden, ten jaare veertienhonderd en twaalf, met de Leeken en Geestelyken van Wirdum, Wartena en Grouw eene Vergadering hield, waarin met onderlinge goedkeuring wierd vastgedeld: „ de onfchuldigen cn overheerden te befcher„ men tegen alle geweld en ongelyk, en de „ bal- (*) Winfem Kron van Friesl. bl. 23r. U. Emra. Rer. Frif. L. XVII. p. 252. Doch dac Emmen aan deeze IVIonniks Historie luttel geloofs gaf, toont hy door het verhaal daarvan te beginnen met een quis eredat ? 15ekrobï te Historie. uitvoeringe hunner voorgenomen wraa» ke. Te Leeuwardenwordt een Kérkelandraadgehouden. I4t2.  Sqo Tegenwoordige Staat Beknopte Historie, Het oude gefchil tusfchen deStelling» wervers en den Bisfchop komt wederom ter banue, 1413. De Bis. fchop valt in StelJingwerf. Zyn Marfchalk A. van Zwieten wordt1 verflagen. ; 1 J ] 1 I t j ,j baloorigen en kwaaddoeners ten fcherpfteft „ te vervolgen en te draden" Q). Het misverfland tusfchen den Bisfchop van Utrechtende Friezen van Stelling werf en Schooterland, voor niet veele jaaren bygelegd, brak in veertienhonderd en dertien, wederom op nieuw uit, en wel, naar 't fchynt, om hetzelfde hooiland op den Broek te Ysfelham. De Bisfchop deed met een aanzienlyke kryragt waarfchynlyk niet weinig toe om den Bischop vreedzaamer gedachten in te boezemen; iet gefchil werd althans op de uitfpraak vail goede (§) De verdere punten des Verdrags, die 28 ia ;etal, en in de gemeene landtaal ontworpen zyn , vindt ien, met noodige ophelderingen verrykt, by Gabbema, 'erbaal van Leeuw. bl. 27. en daaruit overgenomen in : Groot Charterb van Friesl. I. D. bl. 375; hebbende '. Sjoerds dezelve in t hedeiukagsch Neêrduitsch opegeeven in zyne Algem. Befchr. van Friesl. I. D. 2de tuk. bl. 666.  man FRIESLAND. 591 goede mannen gegeeven, en doof bemiddeiinge van de drie hoofdlieden van Salland, en de gemagtigden van Oostergo, Westergo, Groningen en DoniaweriM, bygelegd te Vollenhove, daar de bekrachtiging van den getroffen vrede gefchiedde op den eenentwintigden van Wintermaand des meergemelden jaars. De inhoud van het getroffen verdrag behelsde hoofdzaakelyk: „ dat de Friezen van Stelling„ werf en Schooterland voor achterfM en „ fchade aan den Bisfchop zouden betaalen twee „ duizend en tweehonderd oude fchilden, ie„ der van vierendertig Vlaamfche grooten. Dat 9) de Friezen voor ieder fchuiteftal hooiland op „ den Broek in Ysfelham, voormaals bepaald J, en afgefleeken, zouden geeven vyftien oude „ fchilden, en die binnen acht jaaren betaalen. „ Dat, ingeval iemand nalaatig ware om de ge„ melde rente binnen acht jaaren af te losfen, deeze voor ieder twee fchuiteftal, jaarlyks, zoude geeven een oude fchild , tot de volle betaaling toe. Dat hun hiermede de volle 'l en vrye bezitting zou worden ingeruimd, gelyk het de Bisfchop en zyne voorzaaten voor deezen bezeten hadden, behoudens de ", heerlykheid van het Sticht en een ieders recht. \, Dat de Bisfchop, ten behoeve van het Sticht, voor altoos zou behouden den langen uiter„ dyk, zich {trekkende van den Ham tot aan „ de Kuinder , mids daar voor aan de Frie„ zen betaalende, voor ieder fchuiteftal, vyfdehalve oude Schild, boven het geene door „ benoemde zegsluiden daarop gelteld zoude „ worden. Dat, indien 'er verfchil over de erf- - „ fcheig Bekhof- ' te Histo* rijs. En 't gefchil op de uitfpraak van goede mannen gegeeven. Inhoud van 't Verdrag.  59» Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Ook fluit de Bisfchop een Verdrag met de Friezen in 't alge. ineen. Inhoud van 't zelve. „ fcheidinge des lands kwame voor te vallen, „ zulks aan hec gerechte van Stellingwerf en Schooterland zou verbleeven worden; ter! „ wyl wonding en doodflag, op dit Broekland „ gepleegd, door den Bisfchop berecht of ge3, ftraft zou worden. En eindelyk,dat de buurt „ van de Kuinder in deezen zoen zou begree- pen zyn, om het haare vry te bezitten en te s, gebruiken als voordeezen, behoudens nogtans 5, des Bisfchops en des Stichts heerlykheid en „ recht, invoegen hetzelve, door den Bisfchop, 3) ten behoeve van het Sticht, was gekocht van „ Herman, Graave van de Kuinder en zyne Zoonen ". C * ) Behalven dit Verdrag met de Stellingwervers en Schooterlanders, floot Fredrik van Blankenheim, Bisfchop van Utrecht,ten zelfden dage, ook nog een met de Friezen van bewesten "de Lauwers over het algemeen genomen, waarin de Steden en onderdaanen van het Sticht insgelyks begreepen waren. De voornaame inhoud van dit Verdrag, dat veertig jaaren duuren moest, kwam hier op uit: „ Dat die van Oostergo, Westergo,Stavoren, Stellingwerf, Schooter„ land , Oostzeingerland en Doniawerfial, met „ alle de Ommelanden en eilanden, daaraan be„ hoorende, aan de eene, en alle de Burgers „ en Onderzaaten van het Sticht, Stad en Ste„ den, aan de andere zyde, in de wederzyd„ fche landen, te water en te lande, vry en „ on. (*) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 176", Fr. Hist. 235. U. Emm. Rer. Frif. L. XVII. p. 240, enz. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 370.  va* FRIESLAND. -593 5) verhinderd zouden mogen reizen, en daarin hunne neering en koopmanfchap dryven. ' Dar men niemand aan lyf of goederen, we. ' gens eenige zaaken, voorheene voorgevallen, zou mogen bekommeren of vastzetten, uitge„ nomen alleen om penningfchuld. Dat, inges, valle iemand zich aan eenen doodflag, of „ zwaare wondinge fchuldig maakte, dezelve ' berecht zou worden naar 't recht en de ge" woonte des lands, waar de misdaad was voor9) gevallen; mids dat men, zulks niet gefchiedenl de, hetzelve alleen zou mogen verhaalen aan de Stad of het Gerecht, waaronder de misdaal] dige gezeten was en nergens anders. Dac wyders, des woendags, na 't eerstkomende „ Pinkfterfeest, eene gemeene Dagvaart binnen Kampen zou gehouden worden, om elkanderen goed recht te doen wedervaaren nopens \, alle zulke misdaaden, als voor deezen gefchied „ waren, en wel by uitfpraak van goede man„ nen, zo doenlyk aan beide zyden te verkiezen; moetende, zo men 't daaromtrent niet eens konde worden, de vrede nogthans be« t, ftendig blyven. Dat men eindelyk niet zou „ gehengen, dat door de wederzydfche landen „ of deden den anderen eenigerlei fchade wer„ de aangedaan, noch iemand gevangen of ge., roofd in des anderen landen, hebbende men zich ,, in alles aan ieders Landrecht te houden (f)", Aan beide zyden had men gewigtige redener tot het aangaan van dit Verdrag. De Friezen hadden belang by de vriendfehap van het Sticht, om dat het beftand met Holland in den volgen- det Cf) Groot Charterb. vafi Friesl. I. D. b!» 377 , 378 Pp Beknopte Hisuo» rie. Men he.eft aan beide zyden gewigtigeredenen ■ voor dit Verdrag  594 Tegenwoordige Staat Beknopte HlSTO Ris. De «minsten , beoosten de Lauwers, ftrekken zeer ten nadeele van de Vetkoopers. : j 1 ] 1414. < De Schie-' ringers be- \ westen i dien j den jaare ftond ten einde te loopen, zonder datze wisten of'er vernieuwing van hetzelve tehoopen ware. Ook konden de onlusten, die beoosten de Lauwérs reeds geweldig aan het kooken waren , ligtelyk tot bewesten dien ftroom overflaan. De Bisfchop was,uit hoofde van de opfchuddingen binnen Utrecht, vry onzeker wat keer de zaaken daar zouden neemen, en of hy, zo het ten ergften uitviel, niet met den Graave van Holland in eenen openbaaren oorlog zou raaken. Daarenboven had hy nog fteeds het oog op Groningen, en vrienden noodig om die Stad onder zyne gehoorzaamheid te brengen. De onlusten van beoosten de Lauwers braken ook eerlang met zo groot een geweld uit, dat inzonderheid Groningen daar by jammerlyk geteisterd wierd. De Schieringers, in deezen de overhand hebbende, bragten 't, na het moord, daadig plengen van vry wat bloeds, zo verre dat de Vetkoopers, en daar onder veelen van 't eerfte aanzien, zich genoodzaakt zagen de Stad m 't Vaderland te ruimen, en zich naar Embien te begeeven, daarze van Keno ten Broeke net opene armen ontvangen werden. De Schieïngers van bewesten de Lauwers, deezen voorhoed van hunne vrienden beoosten dien ftroom dende, werden daardoor aangemoedigd, om eene nterfte pooging, ter afwerpinge van 't juk der dollandfche overheerfchinge, te waagen. Het iriejaarig beftand liep in het jaar veertienhonderd in veertien ten einde, zonder tot nog toe verlieuwd te zyn; en binnen Stavoren, de eenigfte ftad n Friesland, die tot hiertoe Hollandfche bezetting ahad, werd maar flappe wacht gehouden. Van deeze  van FRIESLAND. 595 deeze gelegenheid bedienden zy zich, verrasten de Stad, op den twaalfden van Lentemaand des ge-melden jaars, en verjaagden de Hollandfche bezetting. Hertog Willem, Graaf van Holland,: was diep getreden over het verlies van deeze Stad, voor wier behoud hy altoos groote zorg' 'gedraagen had; temeer om dat de ftaat zyner zaaken hem niet toeliet, den Friezen den oorlog aan te doen, De vernieuwing van het Beftand was voor hem het eenigfte middel, om ■ ten minden den fchyn van recht op Friesland te behouden. Op den zesentwintigften van Grasmaand werd daartoe eene dagvaart teAmfterdam gehouden,*en daarop tusfchen 's Graaven Raa»l den en vrienden ter eene, en de Prelaaten, Grietmannen en Mederechters van Oostergo en Westergo ter andere zyde, een beftand ontworpen, dat, ingaande op den eerften der naastkomende Oogstmaand, drie jaaren duuren moest. De afgevaardigde Friezen verbonden zich hierby: aan den Graave vyfentwintighonderd Franfche „ kroonen te zullen betaalen, in zo verre zy „ hierop de toeftemmmg van hunne afvaardigers konden verwerven: zo niét, dan werd J5 de fom gefield op twaalfhonderd gelyke kroo„ nen, tot welker betaaling de afgevaardigden „ zich, van's Lands wege, volftrektelyk verj, bonden; doch alles op 's Graaven welbes, haagen en nadere goedkeuringe; zullende >, de Graaf, zo hy hierin geen genoegen nam, evenwel de keur hebben, of hy het beftand een jaar verlengen wilde, mids daarvoor geen geld ontvangende". Het laatfte werd door den Pp a Graave 3 e KNOP» ra Hist»*. US. troom, rerdryveij ie Hol. andfche >ezetthig lit Staven en, lierop t'olgt een Beltand voor drie [aaren. tnhou3 /an 'c zelve»  Beknopte HisxO' rib. (*) Groot Charterb. van Friesl. I. p. bl, 383—386» BLAD- 596 Tegenwoordige Staat Graave verkooren , en het getroffen Befhnd van wederzyden bevestigd en openlyk afgekondigd (*) Geheel Friesland was dus va» alle uitheemfche overheerfehinge verlost, en Graaf Willem, hoe leed hem 't verlies van Stavoren ook ware, genoodzaakt van den nood eene deugd te maaken, en op gunfliger tyden te hoopen, fchoon die hem niet zyn te beurt gevallen. Na dus, op de algemeene befchryving van Friesland, eene beknopte Historie van deszelfs oudfte gebeurtenisfen voorgedraagen te hebben, zullen wy hier de afzonderlyke befchryving van Frieslands Dorpen, Vlekken en Steden laaten volgen ; doch met voorneemen, om naderhand den afgebroken draad der gefchiedenisfe weder op te vatten.  BLADfYZER Der Voornaamite Zaaken. A. Achtkarfpelen, (die van) willen naar geene voorflagen van onderhandelinge luisteren. 558 Ada trouwt met den Graave van Loon. Adelen, dit aanzienlyk geflagt b d tot zynen Stamvader Adeibrik, woonende te Sixbierum en getrouwd met Konoveile , Dogter van Koning Radboud. 233. Fredrik van dien naam wordt Bisfchop van Utrecht. 270. Zich hier toe met moeite hebbende laaten beweegen gaat hy de bloedlchendige huwelyken en vreemde gevoelens tegen. 271. Wordt omgebragt. 27a Adelen (Alerik van) wordt na den dood van Fredrik zynen broeder Bisfchop van Utrecht. 273 Abelen (Adclbrik van) verflaat de Noormannen omtrent Kollara, 275 Adgillus , vyfde Koning der Friezen, leert hen 't opwerpen van Terpen. 37. Verdient grooten lof. 222. Geeft vrvbeid aan Wilfrid om 't EuP angely te verkondigen. 213. Adoillus de II,gehouden voor den opvolger van Radbodus. 230. Wordt opgevolgd door zyn' oudlten Zoon Gondebald. 233 AdriaaU (Paus) de I, is zeer voldaan over den yver van Karei den Grooten in 't verbreiden van 't Christendom. 243 Avsge,Adjunct of Mederechter van den Graave, door 't volk verkooren en door den Koning bevestigd. 267 Albert ( Keizer) is den Friezen minder genegen dan den Gelderfchen 435 Albimjs (Klodius) verdry ft do Friezen. 194 Albrecht f Hertog-) van 'Beyeren, wordt van Stavoren voor Ruwaard erkend; doch vleic zich te vergeefs dat de óverigeFriezen dit voorbeeld zuilen volgen. 509. Bedwingt de Westfriezen, en houdt dcerlyk huis op Terfchelling. siz. Door den Keizer tot Heer deezer Landen aangefield , belooft hy aan die van Stavoren befèberming en vrygeleide. 513. Verlengt den vrede meer p 3 daa  B L A D W Y Z E R dan eens met Friesland. 519. Begint zyn voorneemen ten aanzien van Friesland duidelyker tc ontdekken. 523. Doet zich, na'toverlyden van zynen krankzinnigen Broeder , met groote plegdgheid als Graaf huldigen. 524. Ziet de verdeeldheden der Friezen met genoegen aan. 525. Onderneemt den oorlog tegen Fries, land.'529. Geeft het opper, bewind aan Willem van Óostervant zynen Zoon ; poogt echter vooraf de Friezen door verdrag aan zich te onderwerpen. 531. Draagt ondertusfehen zorg voor de toerusting, fluit een Verdrag met Ameland, en belooft befcherming aan 'tfacobiner Klooster te Leeuwarden. 532 .. Deszelfs Leger komt te Enkhuizen byeéu. 533. Daar ter plaatfe gefchietft ook de infeheeping. 334- Land: met het Leger op de Friefche kust. 537. De Legers raaken aan eikanderen ten nadeele der Friezen. 539. Een tweede gevecht vak insgelyks uit. 540' De Hertog poogt de Friezen ook aan den Oostkant te bensauwen, en keert naar Enkhuizen te rug. S4i. Vooraf had hy een Kasteel te Stavoren gebouwd. 542- Poogt het verdryven zyner. bezettingen uit Friesland cn Stavoren uuchteloos te weeren. 544 Zoekt de Friezen tot onderhandeling aan, en geeft lastbrieven tegen hen uit 545- Blaast het vuur der onderlinge verdeeldheid aan. 546". Befluit tot eenen tweeden togt. 549. Geeft het bevel over 't Leser aan den Graave van Oostervant, 550, Verdraagt zich met de Friezen en wordr gehuldigd. 552. Na deszelfs huldiging beraamt men een' vasten voet op de Re» geeringe. 553. Krygt onaanJ genaame tydingen uit Fries, land. 555.' Dezelve worden gevolgd van een nader Verdrag. 556", 't Zelve geeft geen '• algemeen genoegen 558. Zendt een Leger naar Friesland 561. Te Stavoren geland zynde, loopt het gevaar van overval! Ien te worden. 562. Heeft groote fpyt over den afval der Schieringers , doch verliest Friesland niet uit het oog. 503 ■ Geeft Leeuwarden aan Germ Kamminga. 554. Maakt op nieuws toerustingen tegen de Friezen. 566. Van den oorlog komt niets. 567, Kwelt ondertusfehen de Friezen ter Zee. 568. Gaat een Verdrae met hun aan. 568. Oyerlvdc in den Haag. «T-g Alcuinus, Leermeester van Karei den Grooten. 24, Aleid van Poelgeest, Byzit van Hertog Albrecht, word: op t Hof in den Haage om. gebragt. Alemannen, zie Franken. Ameland, was eertyds aaii Friesland vast. ? Anola ( Godfried) van Ried . wordt Abt van Lidlum. 485* Heelt vyandfchap met Ludingafcerk, Oudeklooster en verfcheiden Edelen, 4s$ " jfnglen.  der voornaamfïe Zaaken. Anglen, waar gezeten. 217 Anjum , het Klooster van dien naam gefh'cht. *n Ai'RONius, Romeinseh Stadhouder, noodzaak: de Friezen het beleg van de Schans Flevum op re breeken. 15. Wordt door hen verflagen 15 en 179. Zulks ftrekt den Friezen grootelyks tot roem. i/9 Arkadius (onder) en Honokius raak: het Ryk in verwarring. 214 Akkf.l (Jan van) noodzaakt die van Ysfelham het verbond te verlaaten, datze met de Stel. lingwervers gemaakt hadden. 505. Dwingt de Steenwykers en Stellingwervers tot onderwerping. 507. gelyk ook na datze weder afgevallen waren. 508 Arminius overwonnen door Germanicüs. 174 Arnold , Duitsch Koning, wordt van de Friefche Landfchappen beoosten "t Vlie voor Opperheer erkend. 276". en opgevolgd 1 door zynen mindeijaarigen Zoon Lodewyk. 2 77 Arnold van Hooïin, Bisfchop van Utrecht,poogt de Friezen te beweegen om de wapenen tegen Holland op te vatten. 515 Artur . een dapper Vorst, fchynt de Saxers en Friezen geheel te zullen verdelgen. 217 Arum, naby dit Dorp valt een srevebht voor tusfchen die van Oudeklooster en Ludingakerk. 51(1 Askamkus en Regaizus, door de Germaanen tot Koningen of VeJdoverften verkooren. 206 1? Augustus , diep getroffen over de nederlaag van Quintilius Varus. 173 Aula Dei, een adelyk Nonnenklooster, gefHcht te Gooinga. 402 Aurinia, in 't fluk van Wikkery oudtyds zeer vermaard. 126 Avitus (Dub!Ds) dreigt de Friezen met de wapenen. 18* B. Jüaduhenna, De plaats van dit bosch is niet zeker , doel» waarfchynlyk niet ver .van Harlingen te zoeken. 16 en 17. Daarin werd een'Godheid van dien naam geëerd. 121 Bajum('t Klooster van) geflicht. 358 Bakkeveen ( by ) worden de Frie¬ zen door de jjrentuen verua. gen. 394- Balderyk , Bisfchop van Utrecht, weet zyn wereldlyk en geestelyk gebied meesterlyk uit te breiden % wordt ook met de vrye jagt in Drenth en de Zevenwouden befchonken. 585. Aanmerkingen over d^n Giftbrief daarvan. 2g zie Jongama. Enkbuizen , (die van ) lyden zeer veel nadeels van de Friezen. 444. Wreeken zich op dezelven, docb niet ongeftraft. 445. Steeken Sr. Odulisklooster in brand, doch worden achterhaald. 44 6 Europa wordt jammerlyk geteifterd door eene pestziekte. 500 Ezonftad , lydt veel by den hoogen Watervloed van 805. • 50. Wordt door een' hoop Noormannen overweldigd. 353. Lydt te veel van de Neermannen om zich naderhand tegen 't geweld der Zee te beveiligen. 282. Ten grooten deele weggefpoeld. 393 Ezumazyl, aldus genoemd naar de oude Ezonftad , dient Oostdongerdeel tot ontlasting van 't overtollige water. 89. Dezelve , voorheen van hout geweest zynde, is in 1671, vernieuwd en van fteen opge¬ trokken, 't welk vereeuwigd is door wapenen en opfchrifu n. 90.. Verandering omtrent de ZyÜchatting gemaakt. 92 F. Feitema, (Dodo) Abt van Oudeklooster, neemt Bolswerd by verrasfinge in. * 588 Flicusjer (anders Fluisfer) Meer, deszelfs oorfprong nagefpoord, 67. Merkelyk vergroot. 441 Flokis , Zoon van Graave Dirk den III, van de Friezen voor Landsheer erkend. 293. Wordt van Leenman eigen Heer óf Graaf van Friesland 293.. De Bisfchop van Utrecht berokkent hem een' gevaarlyken kryg, 294. Dezelve loopt tot 's Gracven voordeel ren-einde. 295, Wordt op nieuw belaagd , overwint, en komt om. 295 Floris de II, zie Galama. Floris de III, fterft. 36? Floris de IV wordt binnen Franeker gehuldigd. 387 Floris de V wórdt te Stavoren gehuldigd. 429. Wordt op^ gevolgd door zynen Zoon Jan. 43ï Foeke Sjoerds, een treffefyk Historiefchryver. 167 Fort.-man , (Magkus) voor eerfte Poteftaat van Friesland gehouden. 26$ Fojtte, Fo.it? oF Fosta. een der oude Afgoden, die oen Tempel op Ameland zou gehad hebben, 121, Radboud delf, wordt gezegd deezen Afgod weder ingevoerd  BLADVVYZER ingevoegd te hebben na dat dezelve lang voorheen verftooten was. «35 Foswerder Kerk in brand geftooken, zie Klaarkamp. Frana of Vroua , wat deszelfs werk geweest zy. 263 Franeker verkrygt de magt om alle zaaken naar Keizerlyk recht enz. te mogen rechten. 33?. Wordt door 's Lands Staaten met verfcheiden voorrechten befchonken. 517 franjum, het Klooster van dien naam begeeft zich onder de böfchermïng van den Abt van Udlum. 4j4 Franken, eerfte grondflag van dien Wydvermaarden 'naam. J'95. Vallen onder de Regeering van Makrinus en anderen in Gallië. 196. Vernieuwen . hunnen inval in 't Romeinfche Ryk. '67. Loopen geheel Gallië af. i97. Worden door Probus overvallen cn geflagen. 199- en ook door Konftantyn den Grooten. 206. Trachten in Gallië te vallen, doch worden verflagen. 207. Vallen met geheele hoopen in Galiië, doch worden door Konftans bedwongen. tJC. Trekken weder over den Ryn. ar •. Worden ongerusP over de toeneemende magt der Friezen. 219 Frankifche (het) Ryk wordt na den dood van Klotaris onder zyne vier Zoonen verdeeld. 220. Deszelfs Koningai handelen de Snxers en' Friezen doorgcans zagtelyk. 2,2!. Deszelfs verval geeft aanleiding aan de buitenlandfche Ibrtogen en Graaven om de Regeeilng aan zich te trekken. 258 Fhedsuk (Keizer) bewerkt een Verdrag tusfchen Holland cn Utrecht wegens Friesland. 352. 't Zelve fchynt vooreerst van weinig gevolg geweest te zyn. FREDitlK van Br.ANKCNHEIAlt zie 13r.ANR.ENii: lm. Friesland: deszelfs naam is van eenen onzekeren oorfprong. r, Was niet altyd van dezelfde uitgeflrektheid 4. Deszelfs grenzen ten tycie van Karei den Grooten. 5, Het tegenwoordige Friesland is maar een klein gedeelte van't oude, Heeft veele verandering n ondergaan. 6. Ellendige geueidheid des lands. 22 Oudtyds waren 'er veele bosf hen «1 't zelve. 26. De Duinen dienden 't zelve tot befchutting. 35. Is Iajg zonder Dyken geweest. 35. Deszelfs beste kleigronden zyn uit Zee opgeworpen. 42. Verdeeling van Friesland onder Karei den Grooten. 44. Dezelve is van korten duur, gelyk ook de Friefche vryheid 45 Nadere verdeeling in erilvk en vry Friesland. 45. Het eerfte wordt weder in drie flukken verdeeld, en het laatfte in zeven Zeelanden onderfcheiden. 4.6. Deeze verdeeling wordt door laatere Schryvers niet altoos gevolgd. 50. Het valt moeielyk de eene met de andere tever*  der voornaam/Ie Zaake*. v-erefrenen. 51. Hedendaags verdeelt men Friesland op tweederlei wyze, of vooreerst ten aanzien des lands. 52- of ten tweeden ten aanzien der Regeeringe. 53. Verfcheiden. heid van gronden in hetzelve. 54. Dezelve zyn over het algemeen vlak en effen. 63. De reden daarvan. 64. Men vindt *er veele Meeren en Vaarten , doch hard en onfmaaklyk water, waarom 't regenwater 'er zorgvuldig bewaard wordt. 64. By lang. duurige droogte heeft men 'er dus wel eens gebrek aan gezond en drinkbaar water, 6 J. De veelvuldige wateren begtmfligen de fcheepvaart. 65. Men vindt hier verfcheiden Trek of Jaagvaarten van en Haar de voornaamfte Steden. 66. Friesland is ook niet ontbloot van bosfchen en boomen, 69. Heeft zwaare Buiten - en Binnendyken. 7°- Heeft behalven de Slagte- en Leppedyk nog verfcheiden anderen. 79 enz. Ook zyn 'er veele Sluizen in Friesland. 83. Luchtsgefteldheid. 100. Verfchei denheid van weder. 301. Van de oude Stinzen of Steenhuizen zyn maar weinige meer over. 146. Het ontbreekt 'er niet aan aangenaame Landhuizen. 147. De Boerewooningen zyn doorgaans vry aanzienlyk. 148. In plaats van zwaar bier dtinkt men 'er nu veel thee en koffy. 152. Dronkenfchap wordt 'er zeldzaam vernomen. 153. Men heeft'er goede fchikkingen op 't onder wys der jeugd gemaakt,. fchoon hier en daar nog vry wat te verbeteren valt. 15 5* Heeft verfcheiden treffelyke Dichters en Historiefchryvers voortgebragt. 167. Zou eerst geregeerd zyn door zeven Prinfen. 1É9. Deeze zouden door zeven Hertogen vervangen zyn. 170. Op deezen volgden negen Koningen. 171. De landen ten Westen en Zuidwesten van Stavoren worden bevolkt door vyf Edellieden. 208. Was in de achtfte eeuw een kweekhof van de edelfte fpruiten. 239. Het Koningryk wordt daar vernietigd, en de landen door Frankifche Graaven enz. baftierd. 240. Heeft groote verpligting aan Karei den Grooten. 257. Wordt onder Stadhouders en Landvoogden gefield. 257. De aangeflelde Graaven Iconnen 't daar zo verre niet breugen als wel elders. zs8. Het beftier was ten platten lande niet altyd eveneens gedeeld. 261. Lydt viy wat nadeel by de verdeeldheden van 't Keizerryk en de herhaalde invallen der Noordfcbe volkeren. 274. Wordt tegen de laatfte door eenige Friefche Edelen befchermd. 275. Behoort niet tot de verdeeling, welke ten tyde van Keizer Henrik gemaakt werd. 279. Wordt door geduurig branden , moorden en toovea der Noormannen tot deuiterfte ellende gebragt. 281. Lydt  bladwyzer 48 r. Lydt veel by inwendige verdeeldheden. 292. Het is een ongeluk voor Friesland geduurig van Heer te wisielen. 309. Blyken van deszelfs welvasren. 371. Daar ui: wordt weeldé gebooren. 372. Jammerlyke verdeeldheid. Schiet dieper wortelen. 420. Lydt zesr veel door een geweldigen regen. 441. Dezelve wordt gevolgd van hongersnood. 458. Kryg: eene nadere betrekking .tot Hertog Albrecht van Beyeren. 506. Sluit een Verdrag met de Ommeianders en Groningers. 507. De rust wordt geftoord door de Geestelyken. 510. Lydt veel by eenen geweldigen- watervloed ,! en nog meer by zyne inwendige verdeeldheden. 5(8. Alles fchikt zich tot oproerigheid. 559 Lydt veel by den dood van eenige voornaame Edelen. 583 Friezen (xle ) zyn een volk van Duitfche afkomst of,met de Duitfchers van denzelfden ooifprong 1. Stammen niet af van de Perfiaanen of in. diaanen. 2. ook niet van eene Noordfche Natie, Frafl genoemd , 2 en 3. Bewoonden deeze landen reeds voor den optogt der Cimbren naar Italië. 4. Meerdere en Min. dere Friezen. 5. Onderfcheiden in Oost- en Westfriezen. 5. Werpen Terpen en Weerden op. 36. Hunne geaartheid enz, 104. De oude Friezen maakten wei¬ nig werks van de kleëdmI04. veel van 't hoofdhair* ioy Hoe zy met baard m knevels handelden. 106. Hadden geringe wooningen. 106 gebouwd op Terpen of Heuvels. 107. Maakten veel werks van visfchen en jaagen, maar niet. van Land. bouw en Veevoeding. 108. Hadden' eenvoudige wape•ne>>. 108. Hunne paarden waren fnel, en de vrouwen gmgen meö ten itryde. 100. Oedenden geen befchaafde weetenfchappen, 109. gelvk ook geen koophandel. , 10. Hunne Huwelykeu en 't geen daaromtrent werd in acht genomen. IIO> Leefden doorgaans kuisch en tuchtig Ui. Een Overfpeelfter werd zonderling door hen geltraft 112. Hadden de gewoonte met van hunne kinders te dooden of te vondeling te eggen. ir2. By vervolg van tyd is hieromtrent merkelyke verandering voorgevallen. 313 De Moeders zoogden haare' kmders zelve. 114. Veele kin. ders te hebben was eene eere en deeze waren by Oomen en Moeien ruim zo wel o-e* zien als by hunne Ouders. 1 ?4. De nagelaaten goederen vervielen aan de kinderen of naaste erven. 115. Hielden veel van gastery en herberg* zaamheid; gingen doorgaans gewapend , en hielden juist de maat niet in 't drinken, waaruit veelerlei twisten ontflondea.  der vüornaamfte Zaaken, fronden. nf. Op hunne gastmaalen werd gehandeld over de. gewigtigfte zaaken. 116". Waren openhartig , getrouw en gemeenzaam in den dagelykfchen omgang. 116. Hunne fpyze had niets gemeen met ■onze lekkernyen. 116. Hun drank was een kookfel van water en garst. 117. Hadden zonderlinge ipelen , en waren zeer verzöt op 't dobbelen. 117. Hoe zy hunne landen en 't jaar verdeelden. 118. en 110. Verbrandden hunne dooden. 119* Hadden geene Tempels, maar eerden hunne Goden in boslchen en waranden. 120. Leerden van de Romeinen Mercurins enz. te vereeren. 120 Hadden echter ook andere Godheden , als Baduhenna en Fofette. iai. Hadden tweederlei Priesters, Barden en Druiden , wier verrichtingen in 't kort befchreeven worden. 123. Hadden veel op met Godvraaging en Vogelwikking. 124. De paarden werden aangemerkt als bewust van der Goden wille, en daarom eenige witte op 's Lands kosten onderhouden. 125, In 't leuk yanWikkeryen was 't vrouwvolk grootelyks geacht las. De Regeering was ten tyde der Romeinen maar eenigzins Koningklyk. 126 en 128. Verkooren hunne Krygsbevelhebbers in de landsvergaderingen, 12 7« Hielden hunne Landd*. gen by Nieuwe of Volle Maan, en meest onder den blaauwen hemel. 12S. Ten teken van vryheid ver» fcheenen de Gevolmagtigden daar gewapend, en den Priesteren alleen kwam het toe ftilzwygen te gebieden. 129. Hier bepaalde men de ftraffen over gepleegde misdaaden, 129. Ook verkoor men daarin de Graaven en hunne Raaden. 130. Niemand hunner mogt geweer draagen voor dat hy was volgekeurd. i3r. Hunne Graaven waren omringd van een troep uitgeieezen jongelingen, welke by een* langduurigen vrede buitenlands) gingen dienen, en in den oorlog best te onderhouden vielen. 131, 132. De Graaven werden van het land met beesten en koren befchonken. 133. De Landsvergaderingen dienden ook 0111 nieuwe wetten te maaken en de oude te verbeteren. 133. Het volk was verdeeld in drie Staaten. 135. De hedendaagfche Friezen verfchiilen grootelyks van de Ouden. 140. De oorzaaken daarvan zyn veelerhande. 14.1. Zyn echter minder to» buitenfpoorigheid vervallen, dan wel andere Natiën. 144. Zyn doorgaans ryzig en fteik van lichaam. 144. De Vrouwen zyn welgemaakt en be» vallig. 145. De kleeding der Friezen valt niet gemakkelyk  BLAD WYZER te befchry ven. 150. Derzelver fpyze'en drank. 15U Beminnen hun Vaderland en vryheid. 153. Hebben federt lang de fraaie letteren beoefïend tot nut van Kerken en Schooien. 154. Nadere befchouwing van der Friezen karakter. 161. Zy zyn niet gefchikt om zich in weelde en wellust te baaden; ook zyn zy geene vleyers. 163. Konnen geene trotsheid dulden. 164. Maaken niet veel werk van kunften van fmaak, fchoonze uitmunten in verfcheiden nuttigs verachtingen. 165. Zyn echter niet te ftomp voor de eerden. 166. Leggen zich thans meer dan ooit toe op de zuiverheid der Nederduitfche taal. 167. .Na 't vertrek van Germanikus houden de Friezen zich ftil. 178, Worden door de ftrengheid van Olennius tot opftand gejdreeven. 179. Behaalen grooten roem door 't verdaan van Apronius. 179. Wordendoor hongersnood gedwongen graa. nen van elders te haaien. 180. Handelen met Korbuio, en raaken van 't Romeinfche Krygsvolk outflagen. 181. Trachten hunne grenspaalen verder uit te breiden. i8s.Kiezen de zyde van Vitellius tegen Otto, en zwemmen over de Po, 185. Neemen deel in den oorlog tusfchen de Batavieren en Romeinen. 188. Vallen tot hun ongeluk in de landen der Sikambren. 191. Neemen weder dienst by de Romeinen. 192. Worden dootf Nerva onder 't juk gebragt. 193. Beginnen de Zeekusten fterk^r te bewoonen. 193. Worden door Klodius Albinus verdagen. 194. Hebben waarfchynlyk deel gehad aan de invallen der Franken in Gallië. 196. Loopeu geheel Gallië af. 197. Stroopen ter Zee. 198. Zyn Probus getrouw in den oorlog tegen Prokulus 5 doch hunne onderwerping is. kort van duur. 200. Hebben vry wat te lyden by de verhuizinge der Saxers en anderen. 201, Hun verlies wordt op eene andere wyze geboet. 202. Vallen bezwaarlyk te beteu. gelen. 203. Worden naauwer onder 't juk gebragt. 205. Verlaaten het Frankifche verbond , en maaken één volk met de Saxers- 208. Vermeesteren Batavië. 211. Ver* huizen naar Engeland. 215. Breiden zich verder Oost- en West waards uit. 216. Maaken een verbond met de Saxers. 216. Hebben deel aan't geene in Brittannië gebeurt. 217. Brengen 't grootfte deel der oude Britten om. 317. Staan op tegen het Frankifche Ryk. 220. Worden door Pipyn overwonnen. 224. en van de Noormannen erger dan daaveu behandeld. 224. De meesten blyven Heidenen, en ontzien zich niet het Frankifche gebied te ontrusten. 226", Worden door Karei Martel overwonnen. 228. Zoeken zich van de Frankifche heerfchappye te ont.  •der voornaamfle Zaaken. öntflaan , doch worden in hun eigen land bevochten en overwonnen. 231. Moeten' zich aan Karei Martel onderwerpen; 'doch de uitgebreidheid der onderwerpinge wordt ongelyk begreepen. 232. Helpen Karoloman tegen de Saxers. 2 3 (.. Worden door Karei den ^Grooten ganfchelyk onderworpen. 240. Doen hem veel dienst in den oorlog. 243. Een gedeelte fteekt over naar Engeland, terwyl andere door de Saxers verflagen worden. 244. Verkrygen den naam van Frye Friezen. -246. Hunne voorrechten worden te breed nitgetneeten. 248. Het gaat hun niet kwalyk by hunne af. hangklykheid vau 't Keizer, ryk. 250. Doen een nieuwen eed Van getrouwheid aan Karei den Grooten. 251. Verkiezen eenen Poteftaat. 264. Verkrygen 't voorrecht van niet buitenlands tot den oorlog ge. voerd te konnen worden. 282. Zyn te onvreden over de verfchènkinge van Oostergo en Westergo aan den Graave van Holland. 319* Hebben de hand in de oncenigheid tusfchen Graaf Dirk en zynen Broeder Floris den Zwarten. 320. Verfcaeiden huisgezinnen vertrekken naar de Elve , daar honderd V3n dezelve drieduizend Sclaaven afweeren 336. Heipen Lisfabon veroveren. 343. Hebben deel aan "t beoorloogen der Heidenfche Sclaaven omtrent de Oostzee. 344. Verydelen de pooging Q van Hendrik de Leeuw. 344» Gaan yvcrig voort met het ftichten van Kloosters. 345. Zyn met geene woorden te beweegen om hunne vryheid te laaten vaaren. 354. Bieden Koning Willem de hand in de belegeringe van Aken, en worden van hem met aanzienlyke voorrechten befchonken. 406. Derzelver verdeeldheid heeft jammerlyke gevolger.. 436. De tweefpalt kost veelen leeven. 458. Behaalen de overwinning op Graave Wil» lem den IV. 494. Treffen een beltand van twintig jaaren: met Willem den V. 500. Sluiten een Verdrag met de Westfriezen. 505. Weigeren Hertog Albrecht voor Ruwaard' te erkennen. 550. Zyn niet zeer Hóllands gezind. 5; 6. Sluiten een verbond met de Groningers. 521. Zyn te heet op een gevecht met her Leger van Hertoge Albrecht. 537. Krygen de nederlaag. 539-. ook by eene volgends ont. moetinge. 540. Rekenen zich nog fteeds een vry volk te zyn. 542. Verdryven de Hol*, landfche bezetting. 544. Worden op de vlugt geflagen. 550. Verdraagen zich met Hertog Albrecht. 551. Gaan een nader Verdrag aan, en onderwerpen zich aan denzelven. 556. Alle Friezen neemen 'er geen genoegen in, en de Gemeente beklaagt zich over haare lafhartigheid. 550'. Treffen een verbond met die van Groningen, ea neemen Dokkum  BLADWYZER kum en Kammingaburg in. 560. Verjaagen de Henoglyke Amptenaars. 5<5r. Belegeren Stavoren. 565. Breeken 't beleg op, en verfterken Molqueerum. 566. De Uitgeweekenen komen weder in het land. 571. Leggen zich toe op 't nerftellen hunner zaaken. 573. Stellen ten dien einde verfcheiden dingen vast. 574. De rust en bloei, hier door te wege gebragt, is van kosten duur. 575. Sluiten een Verdrag met den Bisfchop van Utrecht. 592. Men heeft daar toe aan beide zyden gewigfige redenen. 593 Triezen, (de kleine} waar gezeten, hun bedryf. 213 Friso , is de waarfchyclyke Leidsman der Friezen naar deeze gewesten. 1 Frylingen, de tweede der drie Staaten waarin het volk oudtyds verdeeld werd. 138 Frokenbukg, (Adel van ) ge. trouwd met Anna van Kamminga, wordt des Bisfchops Stadhouder in Friesland. 310 Fulnabo, is Vollenhove, in de Middeleeuwen Fullsnho genoemd. 286 G. Cyaarlegers, in Friesland gehouden , en by welke gelegenheid. 263 Galba , opvolger van Nero , dankt de Duitfche Lyfbenden af. 184 Galema, dit geflagt bezit veele goederen omtrent de Kreupel en KreÜ. 8 Galema, (Yge) bezet de Zeekust met wachten* 275 Galema, (Gale Yges) zyne ontmoeting met Floris den II, in het bosch Kreil. 315. Wordt verfchillende beoordeeld. 316. Noot. Het gefchil over 't bosch Kreil met den Graaf bygelegd. 355 Ceestelykbeid (de) krygt veel invloeds in zaaken van regeering. 259. By de verkiezinge van Rechteren en Overheden ftaat het haar niet vry eenige gefchenken te ontvangen. 260. Stoort de rust in Friesland. 5IO Gerkesklooster, gefticht door Gerke Harkema. 403. Gerlaküs, (Priester) moedige zyne Friezen aan om niet te luisteren naar de mooye woorden der Sclaaven. 337, Ook gaat hy den zyhenkloekmoediglyk voor. 338 Germaanen (de Overrynfche _) valien in Gallië. 198. Andere Germaanen zitten niet ftil. 205. Verfcheiden Germaanifche Volkeren verbinden zich tegen de Romeinen. 206 Geumanicüs doet een Scheepstogt naar de Eems. 14. Herfielt de rust in 't leger en overwint Arminius 174. Keert te rug naar de Eems. 175. Zet den oorlog in Duitschland voort. 176. Wordï van een' geweldigen ftorm op Zee beloopen. 176. Hy was een begunlliger der Friezen, 177 Gsns-  der xoomaamfle Zaaken, .Genezareth of Nazareth, een Klooster» 351 Geflagten ( voornaarce Friefche ) Go, is het zelf Je met GaJ. 5 2 Godvraaging, hoe oudtyds verricht. 124 Godefrid , Deensch Koning, merkt Friesland aan als hem toe te behooren. 253- Godefeid met de hult, mengt zich in den oorlog tusfchen Robert de Fries en zynen broeder Boudewyn. 297. Raakt te Alkmaar in de engte. 298. Noodzaakt de Friezen om zich aan hem te onderwerpen ; doch raakt kort daarna om 't leeven, 299 Graaven enz,, over deeze landen aangelteld, die hoe langer hoe magtiger worden. 45. Derzelver oorfprong. 194 Gratinga , zie Rarns. Gregorius , opvolger van Bonifacius, zet de bekeering der Friezen met yver voort, daarin geholpen door Wille* had. 237 Grietenyen , rj het getal der) is op den eenen tyd grooter dan op den anderen geweest. 261 Grietman , oudheid en betekenis deezes wocrds. 130. Noot. Hun ibeftier is niet altoos van dcnzelfden duur geweest, doch zy werden verkoozen by vrye ftemminge. 261 Grind, byna weggefpoeld. 8 eu 427 Gronden Qde") van Friesland zyn onderfcheiden. $4, Grovestiks (Wïbe) verdrinkr.' 45? Gut, Bisfchop van Utrecht, belaagt de vryheid der Friezen, 447. Doet de Stellingwervers in den ban. 449» Bekrachtigt het gevelde ban* Vonnis. 451. Het gedrag van beiden is berispelyk. 452. De ban wordt opgeheven. 4f3 Gysbert Japïx , (de Rymleryen van) werden voor heen zeer veel geleezen , doch thans van weinigen sverftaan. 161. Deeze Dichter behoefE niet te wyken voor Poot, eu fomtyds niet voor Vondel. 16? H. Hanya C Gale) weigert de waardigheid van Poteftaat aan te neemen. 543. Is een van de hoofden der Schieringers. 546. Sterft. 583 Harderwyk (die van) verkrygen vrygeleide door Wildinge in Westergo, waarop een verbond volgt met die vaa Oostergo. 4<5fc Harinxma (Harino) te Heeg. is Poteftaat van Westergo. 265. 544! Harinxma , (Agge) deszelfs geflagt verkrygt de Heerfchappy te Sneek. 57a Harlingen , heeft vier fluizen. 94, De inwopners hebben. 2 nog  •BLAD W YZER nog gevoel van de zwaare ftorm winden van 1775 en 1776. 101. Wanneer eene Stad geworJen. 398 Harns (Douwe van) doorfteekt den Zoon van Sikke van Gratinga. 330. Het Slot van den eerften wordt belegerd en hy met wyf en kinderen omgebragt. 331 Uaron, Hertog van Oostfriesland, bedwingt Diederik, die zich voor Koning van Westfriesland had opgeworpen. 208 Harweis.ma , (AaltseJ zie Kamminga. ffaskerdyk (de) fchiet tusfchen Haskerland en iEngwirden door. 83 Heemstka ('t huis van Feye) te Dokkum wordt geplonderd. 547 Helbada CJucke ) brengt Douwe Ropta eene doodelyke wonde toe. 436. Sneuvelt met vier der zynen te Hoogebeintum. 438. Zyn Zoon wreekt zich deswegen. 438 , Hekkik de Lesuw, Ziet zyne pooging, om wraak over den dood van zynen Overgrootvader te neemen , door de Friezen verydeld. 344 Henrik (Keizer) zoekt den ' inwendigen bloei des lands te bevorderen, en de Noormannen te beteugelen. 281 Henrik ( Keizer) de IV-, geeft Oosiergo en Westergo aan den Bisfchop van Utrecht. 305 Hlkrik , Hertog van Saxen , wordt door de Friezen verflagen. 314 Henrik (Keizer) de V, be¬ vestigt het gefchenk door zytt V-ader aan de Utrechtfche Kerk gedaan. 317 Herfst (in den) heeft men in Friesland veeltyds dampig, en regenachtig weder, en ook wel eens hevige ftormwinden, uit het Westen en Noordwesten, tot nadeel der XZecdyken. ior. Somwykn heeft men 'er eenen droogen Herfst, iot. Deeze is zeer nuttig , en wordt voor een gunflig voorteken van een volgend vruchtbaar jaar gehouden. 102. Dit jaargetyde was hier oudtyds onbekend. 119 Herkules (de Pilaaren v.m) heeft men op Ameland gehad. 17. Deeze Herkules was niet de Herku es der Grieken, en de pilaaren flegts uatuurlyke hoogten. 18 Hermana, (Hessel) gaat de; Noormannen kloekmoedig 'te keer, 275 ■ Hertogen van Friesland opgeteld. 170, Onder hunne regeering zou Friesland zeer in magt hebben toegenomen 171 Hidoema (Goslino) raakt gevangen, en. wordt weder geflaakt. 283 Higt, was den beroemden Rotgans , in Poëzy, op zyde. 167 Hindeloopen. Hier gebruikt men rog de oude landtaal 160. Wanneer eene Stad geworden. 4II Hindelooper zyl (de) voert veel binnenwater naar Zee. 96 Uister is  der voorndamfle Zaaken. Historie (de oude) der Friezen is duister en onzeker. " 169 Honderdmannen (de) der Ouden dienden den Opperhoofden in den oorlog tot befchermirig en in vrede tot raad. 127 Hongersnood dringt de Friezen om graanen van elders te naaIen. 180. Wordt gevolgd van eene pestziekte. , 290 Honoriüs, zie Arkadius. ï. Ian, opvolger van zynen Vacler Floris den V. 431- Wordt door den Bisfchop van Utrecht , met hulpe der Friezen, befprongen. 43Verdraagt zich met den Bisfchop. 432. Bevestigt de vryheden en'voorrechten van Stavoren. 435. Wordt opgevolgd door Jan van Avenues. 439 Jam van Henegouwen wordt door de Friezen verflagen. 492 Jan vim Akkel, Bisfchop van Utrecht , dwingt de Steen, wykers en Stellingwervers tot onderwerping. 5°7 Jeppema, ( Jaële) is een van de hoofden der Vetkoopers. Jerufalem of Gerkesklooster. 351 Josgema (de Geflagten van) en Enckema krygen een hevig verfchil. 288. Jongema verdedigt zich voor den Rechter, eu -Enckema doet fchuldbekentenis , wordt niet te min beneffens zynen Neef in een tweegevecht doodelyk gewond. 289 Jongema (SjAAin) maakt eenen . aanflag op het Stins van Hiddema te Nieuwland ; doch wordt afgeweezen. 587 Joulsma (het geflagt van) is zeer beroemd wegens den tegenlhnd , dien het den Noormannen heeft beweezen. 282 ToviNus , Overfte van Keizer Vale'ntiniaan, verflaat de Overrynfche Volkeren. 213 Italië, verfcheiden Jongelingen van Adelyken huize begeeven zich derwaards, en komen over Engeland weder te buis, daarze met blydfchap verwelkomd worden. 284 Juliaan , bygenaamd de afvallige, behaalt meer dan eene overwinning op de Franken. 211. Zendt Charietto ter beteugelinge der Quaaden. 212 Juliaans Vloed (de) is zeer nadeelig voor Friesland , vol • gens 't getuigenis van U. Emmius. 351: JuwungA {Juw ), van Bolswerd , wordt, by 't ontfteeken van den oorlog tegen Hertog Albrecht, tot Veidheer verkooren. 5^5- Keurt eenen ■ Veldflag zeer gevaarlyk 536, Zyn raad verworpen zynde verdeelt hy 't Leger in drie hoopen. 537. Sneuvelt met zeer veele Edelen in den flag. 539 1 Ka-  BLAD W YZER K. I\atu$, ïs de opvolger van Tiberius. 179 Kammino* , (Gerbf:rt) worde bedektelyk gevangen genomen, door R, Wibalda en A Harweisma, en weder geflaakt. 421 K *>mmin ca , (Tiete) biedt Worp Ropta de hand ten nadeele van Jucke Helbada. 438 Kamminga, (Reikier) Poteftaat van Friesland, flaat en verdryft de Noormannen , doch krygt eene wonde, daar hy aan fterft. 442 Kamminga , (Rienk van) Abt van Oudeklooster, voert oorlog, zo tegen Juw Juwinga van Bolswerd en andere Vetkoopers, a!s ook tegen die van Ludingakerk. 520 KaniTningaburg. 394 Kauausiüs, 's Keizers Admiraal, gedraagt zich kwalyk, fteekt over naar Brittannie, en doet zich voor Keizer uitroepen. 203. Noodzaakt Konftantius tot het fluiten van een Ver. drag. 205 Karel de Groote, maakt Fries, land tot een wingewest, J72 Brengt de zaaken hier te lande te recht, en maakt de Friezen af'hangklyk van 't Frankiiche Ryk, 240. Bedwingt daarna de Saxers; doch door zyne daarop gevolgde afwee. zigheid is dit van kleinen duur. 241. Berooft de Saxers en Friezen van 't erfrecht op de ouderlyke bezittingen. 212, Yvert zeer voor de verbrei, ding van 't Christendom. 243. Heeft veel moeite met de Saxers en Friezen ,244, Treft een Verdrag met de Saxera en Friezen. 245. Geeft hun eenige Wetten en Landrechten. 247. Ontvangt zonderlinge eerbewyzingen van de Friezen te Rome. 247. Handelt vruchteloos met 'de Deenen over vrede. 254. Trekt met een magtig Leger op tegen de Deenen 253. Doet zynen Zoon Lodewyk tot Opvolger verklaaren. 256. Veel valt 'er tot zynen Lof te zeggen. 25g Karel Martel , . wordt door Radboud overwonnen, doch is gelukkiger in een tweede treffen. 227. Bevecht en overwint de Friezen in hun eigen land. 231. Doet hetzelve afkopen , en dwingt de Friezen tot onderwerping, Karoloman, brengt de Saxers en friezen tot reden. 231, Kaspar Robles , Heer van Bi% ; aan deezen heeft Friesland veel verpligting ten aanzien der Zeedyken. 71. Zulks is vereeuwigd door ee« fteenen Gedenkzuil. 72. Deeze vervallen zynde, is daar voor eene andere opgerecht door den Graave van VVasle. naar Twickel, Grietman van Franekeradeel. -+ Kauchen (de) ftroopen ter Ze'e- j?a Kei-  der "coornaamfle Zaaken. Keizerryk (de verdeeldheden van 'j) hebben grooten invloed op den ftaat deezer landen. 460 Klaarkamp, deszelfs Abt heeft de voorzitting op de Landsvergaderingen. 351. De Monniken fteeken de Foswerder Kerk in brand, dat vier van hun het leeven kost. 548. Verzoenen zich met die van Foswerd. 54$ Klaudius , opvolger van Kaligula, doet eenèn togt tegen de Britten. 180. Neemt geen genoegen in 't bedryf van Korbuio. iSi Kleeaing, zie Friezen. Kleigronden vindt men in verfcheiden Grietenyen van Friesland. Kloosters in Friesland gefticht, als dat van Ludinga Kerk. 345. van Mariëngaard. 347- van Klaarkamp. 350. Uit ctit laatfte fpruiten weder andere. 351. Van Lidlum. 3S7. van Bajum. 358. Verrykt door «le verarminge veeier Landzaaten. 373. Aula Dei. 402Gerkesklooster. 403. Buweklooster. 405. Aanjum. 411. Franjum. 414. Minderbroeders. 415. Karmelyterklooster. 481. Thabor. 572 Klovis , Koning der Franken, zoekt de paaien van zyn gebied uit te breiden. 216. Wordt gedoopt, en legt den grond tot verbreiding van 't Christendom. 217 Kcenraad , Bisfchop van Utrecht , verkrygt het Graaffchap Stavoren. 300. Wordt ook met dat van Oostergo en Westergo befchonken, zon- Q der lang genot van deeze gift te hebben. 3°S Koenraad (Keizer) de III, geeft de FriefcheGraaffchappcn aan den Bisfchop van Utrecht. 333. Bevestigt degedaane gifte. 33S. De Giftbrief van bevestiginge verfchilt eenigzins van dien der voorgaande verfchenkinge. 341 Ktcverden, 't Kasteel der Stad bemagtigd door den afgezet, ten Slotvoogd. 389 Kommodus» zendt Klodius Albinus tegen de Friezen. 194 Koningen (de) van Friesland worden gezegd negen in getal geweest te zyn. 571 Konóvella , Dogter van Adgillus den II, eene deugdzaame Vrouw, en getrouwd in 'c huis van Adelen. 271 Konstaks brengt de Franken tot reden, en neemtze aan in bondgenootfchap van het Ryk. 210 Konsta-tyn de Groote, verflaat de Franken. 200". Begeeft zich naar Rome ter beteugelinge van Maxentius; doch keert van daar te rug naar Gallië, en flaat de Franken. 207. Sterft in 't jaar 337- 210 Konstantius Chlorus , verovert Boulogne, verflaat da Friezen, en voert veelen van hun naar elders. 204. Wordt genoodzaakt Brittannie af te ftaan aan Karaufius. 20S Koi'Bulo , handelt met de Friezen. l8* Kreupel en Kreil, bosfchen lusfchen Stavoren en Enkhuizen. 8. In dat van Kreil zou men 1 4 oud*  BLADWYZER oudtyds zeer zwaare boomen gehad hebben. 69 Krygsbevelbebbers (de) waren fomwylen van de Koningen onderfcheiden, en werden in de Landsvergaderingen verkooren. 127 Kruisvaarten (de) neemen een begin. 310. Krygen grooten toeloop en daaronder veele Friefche Edelen. 311. De gevolgen zyn voor Friesland van veel belang. 312. De drift ter onderne'emmge van dezelve gaat zeer verre,_ 382. Worden gepredikt door Olivier van Keulen. 383. De Friezen fpeelen eene voornaame rol in detze buitenfpoorigheden. 384. Die van Oostergo inzonderheid. 385. De Kruisvaarten gaan fteeds voort. 395. 'Er wordt eene tegen de Stadingers gepreekt en uitgevoerd. 306. Staan geenszins ftil. 4.16". De Friezen laaten 'er ?ich, door 't preeken van zekeren Gerard, ligtelyk toe beweegen. 417. Elk moet zich daartoe van den bepaalden voorraad voorzien. 418. De ongelukkige uit1 llag wordt gevolgd van binnenlandfche verdeeldheid. 41 o Kuinder of Tjonger , deszelfs oorfprong en loop, 26 Kuinder dyk (de) dient om het water van dien ftroom te bedwingen. 27 L. ï-jznddagsn of Landsvergade¬ ringen der Ouden toefclre*ven. 126-133 Landhuizen, zie Friesland. Landtaal , (de Friefche) heeft groote overeenkomst met hen Engelsch. 156. Voorbeeld van overeenkomfte. j 57. Daar over verdient S. A. Gabbema geleezen te worden. 159. Kundige Engelfeheu ontkennen zulks niet. irt). Deeze Landtaal wordt niét overal gebruikt, ido. 't Is te vreczen datze eerlang geheel zal verlooren raaken. iöt Lauwers, in 't Latya Laubachus , Laubacus , en ook wel Lavica of Laveca ge. noemd , deeze ftroom is thans van weinig belang. 24 Leeuwarden , wordt , na beklommen en in brand gefteeken te zyn, in 't recht om Lyfftraii'en ti» oeffenen beves'igd. 526. 't Jakobiner Klooster krygt van Hertoge Albrecht belofte van befcuerminge. 532. Gegeeven aan Gerri: Kamminga. 561. Kerkelandraad . hier gehouden. f89, Leye (de) was oudtyds de uitwatering van Fenverderadeel. 93 Lemjierzyl, (de) is van zeer veel nut , zo tot ontlasting van 't binnenwater als tot de uit - en invaart van veele fchepen. 99. L-nde of Linde , derzelver oorfprong en loop. tS Lend*dyk(de) bgt ten Noorden van den ftroom de Lende P3 Lej'pedyk (dej is van veel nut, 83 Lwy.  der voor naamfle Zaaken. Ltaukema , ( Eelke ) Abt van Lidlum , voert oorlog tegen fommige Edelen , verbetert de Gebouwen van 't Klooster , brengt verfcheiden Kerken onder deszelfs gebied , en bellraft de ongebondenheid zyner Konverfen ; doch wordt daarom van hun gehaat en omgebragt. 482. De moordenaars gevangen en naar verdiende geflraft. 485 Lidlumsr Klooster gedicht. 357. Deszelfs Abt (licht een Uithof te Boxum. 374. Voltrok ken door Hoite van Winfum. 411. Verkrygt veele bezittingen. 415 JLisj'ahon veroverd. 343 Littn , de derde en geringde der drie Staaten, waar in het Volk oudtyds verdeeld werd. )39 'Lodi-.wyk , opvolger van Karei den Grooten , herltelt de Friezen in 't Recht op hun Vaderiyk erfgoed. 260. Waarüy hy zich niet kwalyk vindt. 270 Lodewyk de IX, is een groot voordander der kruistogten. 4; 6. Zendt herwaards zekeren Gerard om dezelve voorttezetten, 417 Lodewyk , ( Keizer) befchenkt Reinoud den II met Friesland. 487. Veriydt zyne Gemaalinnè met Holland, Zeeland en Friesland. 496. Ver klaart zynen Zoon Willem tot haaren Opvolger. 498 Loon, (de Craaf van) trouwt met Ada. 36*8. Wordt genoodzaakt naar zyn Graaffchap van Loon te vertrekken. 371 Lotharius , (Keizer) neemt der Utrechtfche Kerk het Graaffchap Oostergo en Westergo af, dat fchenkende aan Holland, tot blykbaar ongenoegen der Friezen. 319. Maakt groote verandering in de Reclitspleegirigen. 332 Luchtsgejleldbeiti van Fries* land, is taamelyk getemperd, 100 Luncrit , (de Heilige) had tot zyne moeder Liafburg, welke by haare geboorte op eene zonderlinge wyze by t leeven weid behouden. 113. Predikt het Euangelie omtrent Dokkum. 238. Wordt Monnik in Italië. 238 LuDiGMAw, ( Fokke ) beveiligt de Zeekusten. 275 Ludinüakeük , (het Klooster van ) wordt gedicht , en verkrygt eenen Overde van d. n Bisfchop van Utrech 1315. Door Rykdom verdertelen de Broeders. 337. Bezit veel lands te Weidum. 373. Doet eene Graft graaven tusfchen V!ie;and en Terfchelling door. 376". Wordt met Texel en Vlieland befchonken. 399 Lu.nk, (ter) door de Friezen gebouwd. 541. Ingenomen. 561. De Graaf van Oostervant vertoeft hier wel zes weeken. 56a 5 M. M9.  BLADWYZEH M. IS*!agiflraatspcrfoonen , wieü de bediening des rechts , onder voorzitting van den Graave , was toebetrouwd. 266 Magnentius , werpt zich op tot Keizer. 210 Makkum, (te) had men eertyds twee Sluizen, doch thans maar eene. 95 Malorix , Regent van Friesland by 't leeven van Nero. 126. ïS2. Zie Verritus. Manakmanis, (de haven van) was digt by Rauvverd. 17 Mankus, wordt gehouden voor den naam der Maan in oude tyden. 120 Mantgum , (die van) geeven zeer veel lands aan Oudeklooster. 374 Margare;-t, Gemaalinnè van Keizer Lodewyk , wordt met Friesland verlyd. 496. Zy zoekt zich op de Friezen te wreeken over den dood van haaien Broeder. 497 Mariengaard , (het Klooster van) wordt gefticht. 347. Koopt het eiland Marken voor de helft. 400 Martena ( Hessel ) Duko's Zoon, wordt van den Keizer grootelyks in waarde gehouden. 354 Maktpna (Hessel) laat zich bezwaarlyk beweegen om de waardigheid van Poteftaat te aanvaarden. 443. Verdryfr de Hollanders ; ook fteeken , met zyne toefteraminge, veele Friezen over naar Enkhui. zen, daarze grooten moedwil aanrechten. 444. Zyn dood is van nadeelige gevolgen. 456 Maximianus Herkulius, herftelt de rust in Gallië. 201. Zet veele Franken^ Friezen, Kauchen en anderen over in de landen der Friezen en Nerviers. 202. Wordt tot Ryksgenoot verheven, 204 Maximinus, loopt hier te lande groot gevaar zyns leevens. 196 Medenblih , door wien gefticht. 208 Meeren (de") beloopen over . de twintig , waarvan de voornaamfte worden opgeteld , welke van veclerlei visch voorzien zyn, en van . Watervogelen krielen. 67 Mfla (Pompokius ), zyn verhaal wegens den loop , des Ryns ftrydt niet met het daarvan gegeeven verhaal. 11 Menapiers , waar gewoond hebben. 212 Middelzee (de~) recht groote verwoestingen aan. 3^. Wordt ailengskens verllopt; doch het begin en de voortgang dier verftoppinge valt moeielyk aan te wyzen. 41. Dezelve ftrekt tot verbetering van Friesland. ,;e. Wordt van tyd tot tyd meer verftopt. 4or Minnema ( Wtbe ) wordt gevangen en weder in vryheid gefteld 5R4 Minnertsga , lydt veel by den  der vcornaamfte Zaaken, den hoogen vloed van 805. 250 Moerachtige aarde is in ver ' fcheideu laage oorden van Friesland te vinden. 54 "Molaueerwm, gebruikt nog de oude Landtaal .160. De Friezen flaan zich hier neder, 561. Wordt door hen ver', fterkt. 566 M'-lqueerumer-Zyl (de) ontlast . veel water naar Zee,. 96 Munnike-Zyl (de) is gelegen ijl Kollumerland. 84 283. Derzelver invallen hier te lande loopen ten einde. 291. Wangen weder eene kans op Friesland; doch worden verdreeven. 441 Noordzee (de) valt eerst fljerkst in het Vlie; daarna in het Boerdirpi verkrygt eene nieu. we opening tusfchen Vlieland en Terfchelüng , en neemt veele Dorpen enz. weg, 12, 13 O. N. ederlanden (een goed deel der) komt ouder het Duitfche Keizerryk. 2 79 Nederfaxers, vallen in Gallië, doch worden bedwongen. 241 Nero, ten zynen tyde waren Verritus en Malorix Regenten van Friesland 126, 184 Nerva brengt de Friezen andermaal onder 't juk. 193 Nieuwe zylen (de) beeft men by Engwierum. 85. Zyn aangelegd in den jaare 1729, en hebben gekost 298000. 86. Ter gedachtenisfe daarvan is eene fteenen Pyramide opgerecht. 87 Noordfcbe volkeren (de) geeven door hunne invallen aanleiding tot het aanftellen van Graaveu enz. 45. Worden verflagen en verjaagd. 275. gelyk ook door Keizer Henrik. 282. Eenige van derzelver geflagten blyven hier te lande wooneu. Odilbalb , Hertog der Friezen , bedwingt de Westfaaien. 210 Odulfus , fticht een Klooster te Stavoren , naar hem St. Odulfs klooster genoemd. 272, Hec zelve verkrygt andere inwoo. ners, 321. Inhoud van den Giftbrief, dienaangaande. 322, Kapellen tot de Kerk van St. Odulfus behoorende.324. Ge. melde Giftbrief wordt door eene Bulle van den Paus be< vestigd.326. Wordt met Wie. ringen befchonken. 395. Verkrygt de meeste iandeu van Urk. 446. 't Klooster wordt door de Enkhuizers in brand gedoken. 446. Aan de Zuidzyde opgetimmerd. 468 Offeren (de twist om den voor. rang in 't)geeft aanleiding tot het bouwen van veele Kerken , Kapelkri en Dorpen, 362 Olaus, Veldheer der Deenen, door de Friezen verflagen, 253 Olds. N  BLAD W YZER Oldeklooster oF Bloemkamp. 351. Oorfprong van 't zelve. 359 Olenwus, verwekt de Friezen door zyne ftrengheid tot op. ftand. 178. Wordt genoodzaakt te viugten. 179 'Oostende, eertyds eene Stad van Friesland. 5 Oostergo, een der deelen van Friesland. 52. In 't Latyn Aufitacbia genoemd, 231. Sluit een Verdrag met die van Groningen. 466. Deszelfs Onderwerping aan Graave Willem den lil. is twyffelachtig. 480 Oppergezag (het) is in Friesland by 's Lands Staaten, die onder verfcheiden benaamin gen voorkomen. 258. Hunne vergaderingen werden niet altyd op dezelfde plaats gehouden. 250 Opperhoofden, zyn onderfcheiden van de Koningen. 127 Opftalboom, een hoog Huk land naby Aurik. 128. In eene vergaderinge, daar gehouden, maakt men eenige wetten en bepaalingen. 450. Hier worden twee vergaderingen gehouden , in welker eerfte wei. ■nige Friezen verfchynen. 47r. In de tweede, daar meu meer Friezen heeft, wordt beflooten 's Lands vryheid te handhaaven. 473 Otto (Keizer) befchenkt Bisfchop Balderyk met de vrye jagt in Drenth en de Zevenwouden. 285. Begiftigt het Aartsftift Maagdeburg met eenige goederen in Friesland, waaronder zekere inkomften uit Ternaard behooren. 288 Oude- en Nyemarden, door de Hollanders plat gebrand. 474 P. "Paihvomen, (de) doengrdo. te fchade aan het paalwerk, 77, Hier door valt men op het denkbeeld om Êalfteenen voor de paaien langs te ■ leggen. 7 8 Pazens, ook wel Donger geheeten, oudtyds een vermaarde Vliet. 2.ï Palestina , derwaards begeeven zich veele Engelfchen en Friezen. 4I0 Petri ( Suffridus ), zyn verhaai wegens den oorfprong der Friezen is niet waarfchynlyk. 2 Piras , beoorloogt en overwint de Friezen. 224. Bedient zich van Wiliibrord om de Friezen te bekeeren. 225. Verflaat de Friezen , waarna 't Euangelie wyd en zyd verkondigd wordt. 227 Pifyn de Koste , wordt door Bonifacius tot Koning gezalfd. 234 Placentia, groote verbaasheid binnen deeze Stad. 185 Plinius, geeft eene ongunftige befchryving van de gefteldheid des lands. 22. Oordeel van U. Emmen over deeze befchryving. 23. Zyn getuigenis wegens de Terpen. 38 - PoRi'o , een Friesch Edelman , ga*  der voornaamfle Zaaken. getrouwd met eene Nigt van Radboud en deszelfs Veldheer. 228. Wordt van fommigen ook voor zyn'Opvolger gehouden. 230 Posthumus, (Junius) behaalt meer dan eene overwinning op de Friezen. 198 Poteftaat , wat aanleiding gegeeven hebbe tot het verkiezen van dezelve. 251, 263. Dit aanzienlyk ampt werd fomwylen door meer dan een perfoon bekleed. 264. Waartoe dit ampt ftrekte. 265. Op datze hunne magt niet zouden misbruiken , werd hun een Mederaad van achttien of meer Rechteren toegevoegd, 265. Hoe zy verkoo' zen en in hun ampt bevestigd wierden. 266. Zyn onderhoorigen des Keizers, en hebben eene zeer bepaalde magt. 280. Deeze waardigheid door S. Dekama, G. Hanya en O. Bottinga van de hand geweezen zynde , vcridest men twee Poteftaaten teffens, een' voor Oostergo en een' voor Westergo. 544. Tracht (de) is in Friesland niet zo groot als wel elders. 146 Priesters ( de) hadden oudtyds groot gezag in de Landsvergaderingen. J29 1'rinfen van Friesland, opgenoemd- 170 Pk obus , een kloekmoedig Vorst , doet een' togt tegen de Germaanen. 199 Overvalt en flaat de Franken. 199 Q. ^^jiaaden , door de Saxers uitgezonden tegen de Romeinen. 211 Quistilius Vauus , zie Romei, nen. R. R adboud, wordt door Pipyn overwonnen , en heeft veel te lydeu van de Noormannen. 224. Is afkeerig van 't Christendom. 225. Wordt door Pipyn verflagen. 226. Vervolgt en verjaagÈ de verkondigers van 't Christendom. 227. Overwint Karei Martel. 227. Wordt door Karei geflagen , onderwerpt zich aaa den zeiven. 228. Weigert zich te laaten doopen, 229. Durft echter geene middelen van geweld ten nadeels van *t Christendom gebruiken. 229. 't Is niet zeker wie zyn opvolger geweest zy. 230 Radboud de II, volgt op zynen Broeder Gondebald in de Regeeringe, en is een geflagen vyand van 't Christendom, 235. Heeft waarfchynlyk de. hand gehad in 't ombrengen van lionifacius, 336. Dit kwam hem duur te liaan, 237 Radboud, een afflammeling uit het Koningklyke geflagt van dien naam , wordt Bisfchop van Utrecht. 277. en wegens zyne geleerdheid en godvrucht zeer geroemd, 278. Ook wordetj  BLADWYZER worden nem wonderen en voorfpellingen toegefchreeven. 273 Rechtsgebied ( het ) en gedrag der Geestelyken in Friesland. 433 Rsgaizus, zie Askabicus, Regeering, tusfchen de oude en hedendaagfche is eenige overeenkomfte. 268 Reinalda, (Sake) grootvoorftander der Friefche vryheid, komt voor als Poteftaat. 355 Reinoud , Graaf van Gelder, wordt door Keizer Rudolf met Friesland befchonken. 430. Doet vooreerst geene poogingen om deeze gifte in kracht te ftellen. 43 r. Smeedt een' aanflag op Friesland. 469. Behaak eene overwinning op de Friezen. 470 Reikoud de II , Graaf van Gelder, befchonken met Friesland , doet geene moeite om daar eenig gezag te oeffenen. 488 Richold de II , Koning der Friezen. 217. Noodzaakt de Deenen deeze landen te ruimen. 218 Ryn ( de) krygt door Drufus graft een vryen loop door deeze landen. 8, Verdeelt zich in twee takken , welker eene in het Boerdiep valt , terwyl de andere tusfchen Texel en ' Vlieland in de Noordzee ftort. Tl 9' IO Robert de Faics, trouwt met de Weduwe van Floris den IV, en raakt in oorlog met zynen Broeder Boudewyn den VI. 296 Vlugt naar Vlaande. ren. 298. Noodzaakt den Utrechtfchen Bisfchop tot afftand der betwiste landen. 301 Romeinen (de) hebben 't Boerdiep bevaaren. 13. Zyn digt by dc Eilanden geweest. 19. Worden aangetast van de Scorbut. 19. Dit ongemak is niet toe te fchryven aan 't drinken van 't water uit zekere fontein. 20. Zy worden 'er van geneezen, door 't Britenkruwd. 20. 't Is onzeker of zy de Friezen hec maaken van Dyken geleerd hebben. 39 Krygen de nederlaag onder Quintilius Varus. 173. Laaten de Friezen in rust. lgo Ropta, (Worp) zoekt zich te wrecken op jücke Helbada over 't wonden van zynen Zoon. 4315. Wat daaruit,1 zo op weg tusfchen Ferwerd en Marrum, als ook te Hoogebeintum, gebooren zy. 437 Rbptazyl, (de) gelegen in Barradeel , diende ecrtyds tot eene uitvaart voor de fchepen. 93 Rudolf, Slotvoogd van Koe. verden, afgezet zynde , bemagtigt het Kasteel. 389. Wordt gevangen genomen en gera. braakt. 390. Hieruit ontftaac groote verbittering. 39 £ Rudolf van Habsburg , beves. tigt de rechten en vryheden der Friezen. 421. Vermeerdert hun Landrecht met nieuwe artikelen. 421. Draagt gansch Friesland tusfchen 't Vlie en de  der voornaamfle Zaaken. de Eems op aan Reinoud Graave van Gelder. 430 S. Saxers en anderen verhuizen naar elders. 2or. Vallen bezwaarlyk te beteugelen. 203. Zenden de Quaaden uit oin in 't Leger der Romeinen te breeken. 2ir. Vereenigen zich met de Wïlten en Sclaaven tegen de Romeinen. 213. Verhuizen naar Engeland. 21 s, Van tyd tot tyd gaan derwaards nieuwe bezendingen. a 16. Brengen 't grootfte deel der oude Britten om. 217. Staan op tegen het Frankifche Ryk. 220. Rechren jammerlyke verwoestingen in Friesland aan. 241, Onderwerpen zich aan Karei 'den Grooten. 242. Vallen wederom van hem af, en haaien de Friezen daartoe insgelyks over, doch tot hun beider ongeluk. 242. Worden wel onderworpen , doch liaan telkerrs weder op. 244 Scheepvaart (de) in Friesland wordt zeer begunftigd door de veelvuldige wateren des lands. 6f. Naar buiten gefchicdt ze inzonderheid door de Lemmer, Taikezyl', Stavoren, enz. 66 Schelta, zegt zo veel als Uitroeper. 2ö6. Vólgde in waardigheid op den Aesge eu werd door den Koning aangefteld. " 267 . Schieringers en Vetkoopers, twee aanhangen uit inlandfche verdeeldheid gebooren. 425. Slaan de handen tegen buitenlandfche magt in een. 426, De partydigheid breekt met verdubbelde woede uir. 439. De ingezetenen van Warns en Schari gaan eikanderen gewapend te keer, en eindigen met een tweege. vecht. 440. Zyn 'federt hunne eerfte opkomst nooit recht vereenigd. 519. De verdeeldheid belet om zich tegen de heerschzugtige oogmerken van Hertoge Albrecht naar behooren te verzetten. 524. Zyn dapper tegen eikanderen in de weer546. Houden een' Veldllag op de Menaldumcr Mieden, waarin de Vetkoopers te kort fchieten. 547. De eerften onderwerpen zich aan Willem van Oostervant. 555. Schilderen de Hollandfche regeering haatelyk af. 559. Vallen openlyk af. 503. Verfcheiden Vetkoopers van aanzien wyken .ten lande uit. 567. De verbittering gaat onbegrypelyk verre. 585. De Vetkoopers lyden veel nadecls by de overlauwerfche onlusten 594. De Schieringers verdryven de Hollandfche bezetting uit Stavoren; 't welk gevolgd wordt van. een driejaarig be. ftand. 595 Schotanus , zyn oordeel wegens den oorfprong van Dongerdeel enz.; is een treffelyk Historiefchryver. 1&7 'chaoterlanders , worden in den ban gedaan, 449. Vereenigert zich,  BLAD'W YZER zich rnet die van Ysfelham ■ tegen den Bisfchop van Utrecht; 50 s Scbooterzyl, doorgaans de oude Scbooterzyl genoemd, ligt niet aan zee, maar in de Kuinder of Tjonger, en ontlast een groot deel der Zevenwouden van 't overtoilige water. 99 .Sclaaven , waar gezeten. 213. Drieduizend van dezelve door honderd Friezen afgeweezen, 335 Severus (Alexander) wordt door zyn eigen lyfvvaeht om • gebragr. 195 SiccAfliA, zyne befchryving wegens den Aesga en Schelta. 267, 268 Siersma (Abt) maakt Grind : vast. 8 Sicfkid,, Zoon van Graave Arnold, neemt zyne toe vlugt tot Gosfe Ludigman, ciie hem vriendelyk omvangt, en aan hem zyne Dogter Tet ten huwelyk geeft. 287 Sion. (bet Klooster ) 351 Sjaardema (Sikse) wordt Po teftaat. 307. Geduurende zyn bewind is 't land in taamelyken bloei. 398. Ontvangt , een'brief van Koning Willem, en beantwoordt denzelven mannel yk. 409 Sjaardema van Franeker laat den Abt van Lidlurq gevangen neemen en vier Monniken dood flaan. 525 Syndriucbt, aan Karei den Grooten toegefchreeven. 251 Slaaven , had men hier te lande voor de invoering van t Chris- . tendom. j40 Slagtedyk (de) komt onderdo binnendyken eerst in aanmerking. 79. Deszelfs eerfte aan* leg en ftrekking. 80. Een andere dyk van denzelfden naam loopt door Utingeradeel. -83 Sluis. Hot overtollige water wordt door veele Sluizen naar Zee ontlasc. 65. De voornaamfte zyn> de Munnike-, Nieuwe-, ICzuma-, Ropta-, Ffarlinger-, Makkurner-, Workumer-, Ilindelooper-, Molqueerumer- , Stavorfche-, Tajke-, Letnfter., en Schooterzylen. 84 — 99 Sneeuw valt hier te lande zelden zo dik als wel elders. 102 Staaten, zie Oppergezag, gebieden den Kloosterlingen hunnen onderlingen kryg te ftaaken. 548 Staat-vergaderingcn, ( in de ) beftaande uit Graaven,. Griet- ■ mannen, Rechters enz. gaat het by tyden van vrede vry ordentelyk toe; doch in tyden van verwarringe wordenze gefcheurd, 2C2. Wie gerechtigd waren om daarop te verfchynen. 263 Stavoren, is voorzien van twee Zylen, dienende zo wel tot nut van de vaart naar buiten als tot ontlasting van 't binnenwater. 97. Lydt veel by eenen zwaaren brand. 290. Dertelheid van zekere ryke weduwe. 372. De voorreenten en vryheden der Stad bevestigd. 435. Draagt de landeryen van Urk op aan den Abt van St. Odulfus. 456Verzoeat  der voornaamste Zaaken. Verzoent zich met Graave Willem den III. 454. De rechten en vryheden der Stad worden door de Friezen erkend. 461. Geeft een Zoenbrief aan die van Harderwyk. 464. Is een voornaam lid van 't Hanzeeverbond. 481. Erkent en huldigt Willem den IV, welk voorbeeld egter door de overige Friezen niet wordt gevolgd.488.Neemtdeel in den oorlog tusfchen Groningen en de Ommelanden. 489. Verkrygt nieuwe voorrechten van den Graaf, 499. Oproerigheid daar voorgevallen. 490. Begeeft zich weder onder de gehoorzaamheid van Willem den V. fox. Verkrygt daarop de bevestiging haarer voorrechten. 502. Wordt afkeerig van den Bisfchop van Utrecht, f02. De naauwe verbintenis tusfchen Stavoren en den Graaf fmaakt den overige Friezen niet. 503. Erkent Hertog Albrecht voor Ruwaard. 508. Verkrygt eenige nieuwe voorrechten van de Koningen van Denemarken en Zweeden. 511. Sluit een verdrag met den Hertog van Gelder. 522. Verdryft de Hollandfche bezetting. 544. Gaat over aan den vyand. 550. Wordt door de Friezen belegerd. 565 Stavoren, (die van) Bolswerd en Dokkum, rusten eene Vloot uit. 253 Steden , (in de) nog geen af. zonderlyk Lid van Regeeringe zynde, had men doorgaans aan B 't hoofd der Wethouderfcha» een Adelyk perfoon , ondec den naam van Hoveling en Olderman 261 Stellingwervers (de) vernielen de onvoltooide fterkte van Bisfchop Giü , en belegeren daarna 't Slot te Vollenhove, doch worden geflagen. 447. Worden in den ban gedaan. 449, Vereenigen zich met die van Ysfelham tegen den Bisfchop van Utrecht. 505. Worden door den Bisfchop bedwongen. 507. Vallen weder van hem af, doch worden andermaal bedwongen. 508, Trekken voordeel uit het verbond tusfchen de Friezen en Groningers. 5*21. Onderwerpen zich, op't voorbeeld der overige Friezen , aan Hertog Albrecht. 557. Krygen gefchil met den Bisfchop van Utrecht, welk door goede mannen beflecht wordt. 580. Het oude gefchil breekt weder op, en de Bisfchop valt in Stellingwerf. 590. Tusfchen beiden wordt een verdrag getroffen. 591 Stvl , ( S.) deszelfs oordeel over de gevolgen der Kruisvaarten. 313 Stinzen (van de oude) zynmaar weinige meer over. 146 Strandfriezen, deeze naam is nog in weezen. 5 T. Tacitus, aangehaald wegens het maaken der Dyken. 39. r Roemt  BLADWYZER Roemt de oude Friezen wegens hunne eerbaarheid, in. gelyk ook wegens 't niet te vondeling leggen hunner kinderen. ii2. Spreekt van 't geenze op hunne gastmaalen deeden. 116. Van de verdeelinge der landen. 118. En van de Vifurgis , waar door men de Burdo heeft te verdaan. 175 Sake- of Tcekezyl, is gelegen in Gaasterland, en dient tot eene vrye uitvaart naar Zee, gelyk ook tot uitwatering van verfcheiden meeren en Itroomen. S Ternaard, zie Otto. Terpen en Weerden. Onderfcheid tusfchen beiden. 36 Worden aan Koning Adgillus toegefchreeven , doch zyn in 't eerst gering. 37. Worden naderhand vergroot. 38. Met dezelve is men voor hooge vloeden geenszins veilig. 39. Dit geeft aanleiding tot het maaken van nieuwe en-'t ver. grooten der voorige Terpen. 24? Terfcbelling, was eertyds aan Friesland vast. 7 Thabor (Worp van) zyn merkwaardig zeggen wegens de Monniken. 57^ Tibrrius doet een' togt door Friesland naar de Eems, 173, Ontveinst de ipyt over de nederlaag van Apronius, 179 Timelting, wat betekene. 256 Tjaard, Abt van Lidlum, wordt door Sjaardema van Franeker gevangen genomen, en eindelyk weder geflaakt. 524 Trekvaarten (de vwnaamjïi) van Friesland opgenoemd. 66 Tunis in Afrika belegerd. 419 Turf (de) is van onderfcheiden foorten. Turfgraavery : baar begin is onzeker. 58, Dezelve brengt groote voordeelen aan, inzonderheid die der hooge Veenen. 60. Verfcheiden fraaie en groote Dorpen en Buurten zyn daar aan haaren oorfprong fchuldig, gelyk ook meer dan eene vaart, tot vervoering van den Turf dienende. 61. De Staaten hebben dezelve altoos begunftigd. 6r. De vergraaving der laage Klynlanden heeft zulke gunftige gevolgen niet, en vooral niet wegens de tegenwoordige manier van vergraaven. 62 Twiscow of Twiston: onder deezen naam werd , naar men meent, oudtyds de Zon geeerd. I28 U. TJebo, Hertog der Friezen, doet een inval in Engeland,. 244 Udolf Haron , de laatfte . der Friefche Hertogen, was oorlogzugtig. 212. Zyne voornaamfte verrichtingen. 214. Zyne Zoonen Hengistus en Horfus hebben deel aan den togt der Friezen naar Engeland. 215 Upftalboom, zie Opftalboom. Utrecht (de Bisfchop van) met bet Graaffchap van Stavoren be.  der voornaamfle Zaaken. befchonken. 300 gelyk ook met dat van Oostergo en Westergo. 30^. ,Deeze begiftiging wordt herhaald. 307. Bevestigd door Keizer Henrik den V. 3J7. Daar van weder beroofd door Keizer Lotharius. 3 19.. Wordt door Keizer Koenraad den III. op nieuw befchonken met de Friefche Graaffchappen, by eenen Giftbrief van den jaare 3 138. 333. Deeze verfchenking wordt nader bevestigd. 338 V. \7 V alens, Veldheer van Vitellius, heeft veel moeite om 't muitend Leger tot bedaaren te brengen. 186 VaLeKTrérsam , beflookt de Saxers en anderen in hun eigen land. Veendriftm, oudtyds in Friesland voorgevallen 28. De beWooners der Zeekusten hebben zich daar over niet te beklaagen. 29 Veengronden vindt men aan den Zuidoostkant van Friesland, en deeze zyn tweederlei, hooger of laager. 5^. Over den oorfprong wordt verfchillende gedacht. 56. Ook is 't niet zeker, wanneer men een begin gemaakt hebbe dezelve tot brandfloffe te gebruiken. 57. De hooge Veenen heeft men eerst aangetast, en de laa^e Waalïfehyniyk tot aan de zestiende eeuw laaten rusten. 58 Vrcu.iN van Claekbl.rgen , zyn Vertoog over de Veeneraaveryen aangehaald, 63 * Rr Verritus en IvJalorix, Regenten vnn Friesland ten tyde van Nero. 126. Zetten de Friezen aan tot het uitbreiden hunner grenzen. 1S2. Vertrekken naar Rome; hun gedrag in den Schouwburg; verkrygen 't Burgerrecht, maar geen antwoord naar hun' zin 183 Vetkoopers, zie Schieringers. Vinea Domini, eene Proosrdy op het zand te Pingjum, róor die van Oudeklooster bevochten , en door Wybrand Wobbinga kloekmoedig verdedigd cn verfterkt. 510 Vitellius vind: zich zeer in 't naauw door eenen hoogen vloed. 175 Wordt voor Keizer erkend 187. Zendt de Ëataviereü naar Germanie. 188 Vlie (het) was al van ouds da grensfeheiding der Friefche landen en volken. 7 Vlieland, was eertyds aan Frieslaud vast 7 Vogelwikking, wat daarby wierd in acht genomen. 124 Vollenhove: 't Slot deezer plaats wordt vruchteloos door de Stellingwervers belegerd 447 Voetigernus , Koning der Britten, phatstde Saxers en Friezen in 't Zuiderdcel des Koningkryks. 215 Vrouwen (de Friefche') zyn welgemaakt cn bevallig. J45 Vrouwenzand. 372 W. aaxens (op 't Kerkhof van) wordt Botte Reinalda door Jan Albada doodgeflagen. 398 2 W*.  BLADWYZER Wants of Wodan, is de naam van Merkiirius. 120 Wartena. 393 Watervloeden van de jaaren 516 en 533, 218. van 793. 245". van 805. 250. van 1164, de Juliaans vloed genoemd. 351. van 1170. 356. Van 1173 357. Van 1219 376. Van 1220 en 322i. 379. Zon; derling oordeel over dergelyke rampen. 380. Van 1231. 393- Van 1237. 401. Op dien van 1249 volgt een fchraal gewas, en befmettelyke ziekte. 408. Van 1277. 423. Van 1287, waardoor 't ftedekc Gryn bykans geheel verwoest wordt. 427. Van 1288.428. Van 1313 457.Van 1337. 486. Van 1374 en 1377- fip. Week (in de Oudfriefcbe naamen van de dagen der ) is de gedachtenis van voormaals geëerde Godheden eenigzins bewaard. 121 Weerjlallen (de) konnen nog worden aan ge weezen. 128 Weidum, de Kerk van dit Dorp gebouwd door V. Haniama. 374 Weidum ( Keimpe ) wordt Abt van Lidlum, doch verkrygt met moeite zyne wyding van den Bisfchop van Utrecht. 485 Westdongerdeel (in) had men voorheen waarfchynlyk meer dan eene Zyl. 92 Westerhiemm, een half uur gaans van Dykshorne. 8 door de Deenen verbrand. 52 Westergo, een der deelen van Friesland. 52. In 't Latyn West* trachia genoemd. 231. Vet. zoent zich met Graave Willem den III, 454 Westfaalfcbe (eenige) volkeren vallen in Friesland, 210 Westfriesland, door 't Vlie van Oostfriesland gefcheiden. 44 Westfriezen (de) doen eene landing in Friesland. 466, Doch grootelyks tot hun eigen nadeel. 467. Dit is niet gefchied op last van Graave Willem den III. 468 Wetten (de Friefche) zyn onzeker ten aanzien van haaren eerften oorfprong. 134. De oude algemeene bepaalingen hebben waarfchynlyk naderhand tot den grondflag der befchreeven wetten gediend. 135. Door Karei den Groo. ten zyn waarfchynlyk eenige gegeeven. 247. De Keizerlyke hier te lande ingevoerd. 332 Wibalda (Ritske), zie Kam» minga. Wibrand , Pastor te Berli» kum, wordt Abtvan Lidlum, krygt verfchil met Bisfchop Jan van Vernenburg , en deszelfs opvolger Arnold van Hoorn. 515. Raakt in merkelyke ongelegenheid, 515 Wigbert, arbeidt aan de verbreiding van het Euangelie, doch ontmoet Herken weerHand. 223 Wigsiana, de Friefche Rafaël. 166 Wyarda (Sivert of Sjoehd) tot Poteftaat van Oostergo verkooren. 264 en 544 Wilbrand (Bisfchop), beoorloogt  van de vocrnaamfie Zaaken, loogt de Drenthen, met hulpe der Friezen. 388. Zet Rudolf, Slotvoogd van Koeverden, af, en Eilard in zyne plaatfe. 380. Komt in Friesland, en beweegt de Friezen ■ om hem tegen de Drenthen te helpen 391. Komt weder in Friesland , en bereikt 'er met preeken zyn oogmerk. 392. Maakt vrede met de Drenthen. 393. Beoorloogt hen op nieuw, 394» 7-Yn clood is van onaangenaame gevolgen voor Friesland. 397 Wildinge, is waarfchynlyk Hemelumer Oldevaart en Noordwolde. 455 Wilfrid, zaait hier te lande de eerfte zaaden van 't Christendom. 222. Verkrygt daartoe vryheid van Koning Adgillus. 223 WiLLEBROitD, komt in deeze gewesten, om 'er 't Euangelie te prediken. -.25. Aartsbisfchop geworden zynde fticht hv zvnen zetel te Utrecht. ' 3 226 Willeiiad , doet zeer veerdienst aan de verbreiding van hec Euangelie, zulks allereerst begonnen hebbende te Dokkum. 237. Ontkomt de han. den der Saxers. 241 Willem, Zoon vau Floris den 'III, krygt Friesland te leen van Graave Dirk zynen Broeder. 363. Wofdt voor Heer aangenomen, en overwint den Graaf van de Kuinder. 36+. Wordt door zynen Broeder in hechtenis genomen. 3<55- Trouwt met de Dogter van Otto, Graave van Gelder. 366. Begeeft zich over deZuiderzee. 369 Sluit een Vemrag met den Bisfchop van Utrecht. 369. Hetzelve is vernederend voor den Graave. 370. Wordt door den Keizer in de Ryksleenen bevestigd. 371 Willem (Koning) geeft verfcheiden voorrechten aan de Friezen, 406. Schryft, om de Friezen aan zich te on. derwerpen,aan S. Sjaardema, die hem mannelyk beant. woordt. 40$» Willem de III, Graaf van Holland , doet een' inval in Friesland. 443. Wordt door Hes. fel Martena verdreeven. 444. Sluit een Verdrag met die van Stavoren en Westergo., 454. Vermaant den Grietman van Wildinge, dien van Stavoren geen leed te doen. 4^5. Doet uitfpraak over de gefchillen met Kampen. 463. en wint daardoor de genegenheid der Friezen. 464. bedraagt zich in verfcheiden gevallen als Landsheer over Westergo en Stavoren. 4O8. Moeit zich ernftiger met de Friefche zaaken , dat w.-derzydiche beleedigingen ten gevolge heeft. 474. Dezelve eir.èigen »iet een Verdrag vnn verzoeninge, waarop's Graaven, huldiging volgt. 4- 5. 1 y fielt Schouten en Rechters aan ; ook worden de boeten en fchaden bepaal-.'. 470. Hy verbiedt den Geestelyken, bet « Uu.1-  B L A D W Y Z E R «ankoopen van vaste goede- t ren. 477. In *t gemelde Verdrag zyn die van Oostergo en Stellingwerf waarfchynlyk niet begreepen.47 7. Zyn gezag over Stavoren op eenen vasten voet zoekende te zetten, flaat hy ' den weg van vriendelykheidin , alwaarom de Friezen zich by zyn leeven ftil houden. 478. 't Is twylfelachtig of die van Oostergo zich aan hem onderworpen hebben. 480 Willem , Bisfchop van Utrecht, zoekt de Friezen op zyne zyde !te krygen tegen Graaf Jan. ' 432. Verdraagt zich met den Graave. 433 Willem van Gülik,- Hertog van Gelder, fluit een Ver- ■ drag met Stavoren. 522 Willem de IV, volgt op zynen Vader in 't Graaflyk bewind. 487. Befchenkt Stavoren met nieuwe voorrechten 490. ' Aanvang der ftribbelingen tus- ■ fchen den Graaf en de Friezen. 491. Wordt niet aangenomen door die van Wes« tergo. 491. Steekt over naar Friesland. 492. Sneuvelt in 'if gevecht, en worde uit wraakgierigheid onthoofd. 493. De ftryd valt voor naby Warns. 494. Het lyk van den Graave wordt begraaven in 't Klooster Bloemkamp, 495 Willem de V, Zusters Zoon van Willem den IV, aan 't bewind geraakt zynde, zoekt de Friezen te ïtralïèn over den dood van zynen Oom. ■é?9' Gaat een beftand met hun aan voor twintig jaaren; 500. Zoekt den Koophandel te bevorderen» 501. Sterft krankzinnig. 524. WlILEM van OOSTERVANT, vlugt uit den Haag, verzoent zich met zynen Vader, en krygt het opperste bewind over den voorgenomen togt tegen de Friezen. 531, Gelyk ook in den tweeden togt, waarby hy de Friezen op de vlugt flaat. 5 50. Zendt eene vloot naar de Lauwers , reist naar Dokkum, en verfterkt ter Luine. 554. Stelt Baljuwen aan, 555. Vertoeft zes weekeu te ter Luine. f62. Begeeft^zichnaar Stavoren en Holland. 562. Volgt op zynen Vader, en heeft voor, de Friezen op nieuw te beoorloogen.577 .Heeft daartoe vooreerst de handen elders te vol, vernieuwt daarom het beftand. 578. Dit gefc-hiedc by herhaaünge. 579. "t Zelve : wordt verlengd. 582. gelyk ook zeker in 't jaar 1411. 585 Wiltenf waar gezeten. 213 Winsemius, een tretfelyk Historiefchryver. ' 167 Winters (de) vallen in Friesland wel eens vry geftreng. 103 Witikip.d , hoofd der Saxers, houdt jammerlyk huis irj, ; Friesland. 240. Behaalt eene overwinning op 't Leger vaa Karei den Grooten. 241. On■dervyerpt zich eu wordt een . Christen, 242 Wolf ka n , verkondigt het Euau gelie mgt gesn' ongelukkige» uitflag, fchoon 't hem misJukt  der voornaamjle Zaaken. lukt Radboud te doopen. 229. Verdubbelt zynen yver, en krygt grooten toeloop. 230 Jforkumer zyl (de), is van veel belang. 95 Woudsend (te) wordt een Kar- meliter Klooster gefticht. 481 Y, "Yto, wanneer met Stads rech. ten" en vryheden befchonken. 416. De Kerk in bedevaart te bezoeken gaat vergezeld met aflaat van zonden, 457 Z. Zandgronden zyn in de zuid- oostelyke deelen van Fries. land. 15 Zavelacbtige gronden vindt men aan den'Zeekant 54 Zeedyktn, deeze lyden 't meest by ftormwinden uit den Noord¬ westen, jol Zevenwouden, de oorfprong van deezen naam is onzeker. 53. Daar zyn nog veele heidvelden die met nut bearbeid kunnen worden. 149. Pagus Foreftenfis genoemd. 285 Zyl, zie Sluis. Zon en Maan, voornaame Godheden voor de komfte der Romeinen. 120 Zuidbert flaat de handen met Wiliebrord in een. 226 Zuiderzee (de) zo digt bevroozen, dat men daar over met paard en fleed naar Holland kon ryden. 102 Zuurig, deSIaaperdyk, daaraangelegd, is zo wel fchuins aan den binnen- als aan den buitenkanr. 70 Zwentibold verkrygt het gebied over de Westfriezen. 276 Zwieten (Adolf van), Marfchalk van den Bisfchop van Utrecht, wordt verflagen. 59a D E  D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: j. De Tytelplaat tegen over de Verklaaring der Tytelplaat? 2. De Algemeene Kaart van 't hedendaagsch Friesland by Pag. ico De beide Tytels moet men aan dit blad vast laaten blyven, opdat de Bezitters van den Teg. Staat van alle Volkeren , of van de Vereenigde Nederlanden afzonderlyk , van dezelve kunnen affnyden , die hun niet te pasfe komt.   ■