D E VR.IENU D E S volks; Te MIDDELBURG, Gedrukt by de Weduwen W. en J. ABRAHAMS, M D C C X C V l,   INHOUD D E R .VERTOOG EN. No. i. Behelst de oogmerken van de Schryvers en den aart van het weekblad zelve. 2. Handelt over de gelykheid. 3. Zamenfpraak; tusfchen een Landheer en een Boer over den adel en de zoogenaamde grooten. 4. Over de uiterlyke teekenen van Burgerlyke Gelykheid en Ongelykheid. 5. Brief van cornelis vreesachtig aan den vriend des volks , en deszelfs antwoord daarop. 6. Over volks-regering. aristocraten, demagogen. 7. Bedenkingen over het tegenwoordig tydflip. 8. Provifioncel Stemmings-regleuient voor de Burgery van Middelburg. 9c Over de vrthejd, * 2 £\o. ie.  4 INHOUD mr VERTOOGEN. No. 10. Brief aan den vriend des volks , houdende bezwaaren van eenen zoon, die met deszelfs ouders in politieke gevoelens verfchilt: en antwoord daar op. 31. Concept Plan eener nieuwe organifatie der Vergadering van de Provifionele Vertegenwoordigers des Zeeuwfchen Volks. ia. Stukken, betreffende de Reprjefentatie der Opgezetenen van het platte Land, en de adinisi f:e van derzelver Gedeputeerden ter Provinciale Vergadering. 13. Brief van a. weetgierig, over de wapens in de Kerken, en het antwoord daar op. U. Gelukwensfching over de gefloten Alliantie met Frankryk, en Dichtftukje aan den vriend des volks van den Schryver «es Briefs in No. 10, geplaatst. 15. Over den invloed der Vryheid op de Wetenfchappeu en Schoone Kunsten. 16. Plan van Provifionele verandering der Regeeringpform voor de Stad Middelburg. 17. Brief van een Lid van het Burger Comité over het Plan in het vorige No. geplaatst. j8. Brief van N. N. over het Vertoog van No. 13 , en het antwoord van den vriend des volks. 1% Over de haiïbrrige aankleving van zommigen aan hunne eenmaal aangenomen gevoelens. Nö. 20^  INHOUD der VERTOOGLN. j No. 20. Aanfpraak en Dankzegging gehouden inde Oostkerk te Middelburg, op het Feest der Alliantie tusfchen de Franfche en Nederlandfche Republieken , op last van de Municipaliteit derzelver Stad , door j. h. van der palm. si. Brief van gozen de turfstapeler, behelzende een Samenfpraak over de Vryheid, en antwoord daar op. e2. Over den Brief aan den vriend des volks van eenen welmeenenden vaderlander, behelzende eenige bedenkingen ophetProvifioneelStemmings-reglement. 23. Over denoodzakelykheid van den Wapenhandel, »4« Opiosfing van de bezwaren over het invoerea van het Plan van reörganifatie <|er Provinciale Vergadering zonder voorkennis en bekragtiging des Zeeuvvfchen Volks, 25. Over de opvoeding der Jeugd. $6. Confideratien en Advys van b. h. kakenberg, nopens zeker Adres van Stemgerechtigde Burgers, Leden der Volks-Societeit, aan Wykmeesters. — En voordragt van séèi Ampliatoire Articulen voor het Stcmmings-regleraent door deh vrisnd des volks. 27. Brief van cornelis vaderlander, over de Confideratien en het Advys in het vorig No. geplaatst, en gedachten over den aart en de werkzaamheden van Wyk- en Volks-vergadefingen. * 3 No. 28. .  6 INHOUD der VERTOOGEN. No. 28. Brief van mozes planemacher, over de M'jnoegcien, en het antwoord op denzelven. 2cj. Gedachten over de gelyke waarde der mentenen. En waarfchuwing tegen overyling in de zaak der Nationale Conventie. 3c. De waardy der Vfyheid tastbaar gemaakt door eene befchouwing van den Slavenhandel. 31. Zamenfpraak tusfchen de vryheid en dew vriend des volks. %ï: Advertisfement. Fragmenten van rab. herm, schele, Geraeene Vryheid, gedrukt te Amft. 1666. en gedachten van een Vader by de gebuurte van zyii Dochtertje. > 33. Over twee Proclamatien van de Centrale Vergadering in den Hage. 34. Beantwoording van zekeren brief van cornelis opmerkzaam, waarin de volksvriend befchuldigd was van tegenftrydigheid met zyne eigen gevoelens over de Nationale Conventie. 35. Brieven van cornelis den opmerker, h. de ' reiziger , en abraham gul , en de antwoordeu op dezelven. 36. Vervolg van No. 33 > over eene Proclamatie van de Centrale Vergadering. if\ Redevoering van den Burger J. h.' van der palm, over de Volks-gunst. 38. Redevoering van den Burger j. teissedre l'ange, over het Politiek Vertrouwen en Wantrouwen. No. 39.  'INHOUD der VERTOOGEN. '> Jsfo. 30, Redevoering van den Burger A. j. sinclair , over de Plichten van een waar Vaderlander cn goed 'Burger. 40. Losfe bedenkingen, over den arkeer van de Zeeuwen van de Nationale Conventie. Over het woord volk. Over het woord broederschap, Over den Volks-invloed. En vertar ling van het flot der Redevoering van boissy d'anglas over de keuze van Reprgjfentanten door het Volk. 41. Zamenfpraak tusfchan een landheer en een boer, over het leggen van Strooy voor een Sterfhuis, 4;. Redevoering van den Burger m. volkryk usbert. Over de Nationale Conventie. 43. Bedenkingen over zeker voorgedragen en gearrefteerd Ainpliatoir Articul van het Stemmingsreglement: waarby aan Wykmeesteren de macht wierd gegeven om het Volk eigener gezach opteroepen. 44. Vervolg van het vorig No. En Dichtftukje van den Burger kakenbïirg, by gelegentheid van het afhalen van vier Veldftukken uit het Tuighuis te Vlisfingen. 45. Zamenfpraak over het Plan van Provinciale Defenfie. 46. Twee vergelykingen tusfchen het voormalig en tegenwoordig Beftuur. En eenige losfe gedachten. No. 47.  3 INHOUD der VERTOOGEN. Na. 47. j. teissedre l'ange aan de zeeuwen, den 9 Ja-, nuary 1796. over het Concept-Reglement vöor het Provinciaal Beftuur van Zeeland. 48. Wanneer eindigt de Revolutie? —En Aanfpraak van den Burger Mr. d. w. de cliever aan de veersche gewapende burgery den 30 December 1795- 49. Vervolg van No. 48. over de vraag wanneer eindigt de Revolutie? En Brief van cornelis rechtvaardig over de 'flyl van proccdeeren ran de Revolutionaire Rechtbank te Parys. KO. Misfive van den Burger j. teissedre l'ange aan het Comité van Algemeen Welzyn, Waakzaamheid en Veiligheid dezer Provincie, over de gepretendeerde Onderhandelingen met deil Fran fchen Ingenieur Ferregcsu,  VRIÈND DES VOLKS, Een weëkblad van dezen naam, waarde Medebur» gers! kan niet anders, in een tyd gelyk deze is, dak u aangenaam, en indien het eenigfins aan zynen titel beantwoordt, ü allen ten Hoogften nuttig zyh. Ta! het is nbódzakelyk, dat men thans tot ufpreke, dat de (lem van eenen waren vriend zich tot ü verheffe , orii u voor té lichten, uwe edele geestdrift te bellüureii, eii zoo veel in hem is të zorgen, dat dezelve noch verflaauwe, noch ook tot uiterftens overfla, die voor uwé ftót, Uwe vryheid en uw geluk fchadeiyk zouden zya. Het tydftip van hertelde en ontluikende vrykeid', iraarin een Volk geroepen wordt, om zyne lang vér» drukte, maar altyd onvervreemdbare regcen te doei gelden; het tydftip, dat thans voor het ganfche ÖataaffcheVolk is opgedaagd, is allergewigtigsr. Zoq wy 'er behoo'rlyk gebruik van maken, óns' eigen gégeluk, dat van onze kinderen en nakomelingfchap zal 'er het gevolg van zyn, en de diep vervallen zaken van ons Vaderland zullen nu of nimmer herfleld worden. Zoo wy dit tydftip verwaarloozen, of het ontbreekt A ooi  co ons asn pa'triottifchen yver, asn belangloosheid, as* o-bevooroordeelde waarheid - en menfchenliofde, Biet één woord aan verlichting en'wel beduurde werkzaamheid , zoo gaan wy te gronde, evenals of wy onder de vorige overheerfching gebleven waren. Ja! wy zullen by onzen onderging de vertroosting niet hebben, om de fchuld 'er van geheel te werpen op onze onderdrukkers, die onsverdand, onzen wil en ons geweten tevens, door misleiding, door geweiden ongerymde' ceden aan ketens kluisterden, terwyl zy op hun gemak en ongeftoord het land en deszelfs fchatkist uitputteden, en het min verlicht gedeelte der natie diets maakten , «lat de gezegende Godsdieust met hun beduur liaan of vallen moest! Wyzyn thans vry, en he: (laat aan ons. ja wy worden 'er toe geroepen, om de handelwys van het vorig beduur te onderzoeken, verantwoording af te vragen van hen, die ons bedierven, gebreken en misbruiken met wortel en tak uit te roeijen, een nieuw beduur op billykheid en deugd, op de fouvereiniteitdes volks en de regten van den mensch op te richten, het mistrouwen door èerlykheid , openhartigheid en perfoneele verantwoordelykheid in vertrouwen te doen veranderen, langs dezen weg den vermogenden burger bereidwillig te maken, om het Vaderland in zyn tegenwoordigen nood, zelfs met zyne fohatten , te hulp te komen en wat is 'er by den Goddelyken zegen meer noo- dig dan dit, om onze herboren Republyk te vestigen, te doen bloeijen, en ons al den welvaart weder te geven, die alleen doordeheerschzucht, de kwade trouw en baatzucht van het vorig Staatsbeduur ons ontnomen is? Ha?  ( 3 ) Het is deze groote tank , die op ons allen ligt, en waaraan elk Batanfsch burger, naar zyn vermogen, en in Zyuen kring moet medewerken. T.e.»ofeu waren het alleen de pligten van gehoorzaamheid eg onderwerping, waar toe wy ons openlyk zagen aangef^no/d,» thans is het de handhaving onzer regten , wnartoebet Vaderland ons roept, en waarvan het alleen zyne herfielling verwacht. Indien het waar is, dat de heerschzucht opf heeft bedorven , wat is dan in ftaat aa ons te doen herleven, dan alleen — de VryheidV Dat wy inderdaad bedorven zyn, en onze Ilepublyk van een aanzicnlyken trap vanbloey ea welvaart, binnen weinige jaren, toe het laagfte peil van vernedering js gezonken, daarvan heeft, helaas! eeniegelyk, tot den gerjngften burger toe, de treurigfle ondervinding; daar van getuigt de opening van zaken, die de provifioneele Vertegenwoordigers van het Volk van Holland reeds begonnen hebben ie geven» W wanneer de Haat der geldmiddelen van deze Provincie, gelyk welhaast gefehieden moet, onder ieders oog zal gabragt worden, zullen wy misfobien de handen fameiif.aan en beven van van onzen beklscglyken coelbnd! En kunnen wy twyffelen , indien wy fiechts onzeoogen willen openen, of het de heerschzucht is, die ons dezen jammer heeft berokkend? Een bêfiuur, dat ia den waan is van aan niemand verantwoording fehuldig te zyn, dat het volk in onkunde houdt omtrent den liaai der pnblyke aangelegenheden , ja het zelve misleidt en verblindt; een bef;uur,dar zich zeiven met creatuuren , van zyn eigen mar.kfe! endenkwYze, nl zouden zyook de verachting en hoon der incatfebappy zyn , tish ware A 2 be-  (4) bevolkt en aanvult; dat departyfchap en haat opzette.Jyk levendig boude, en openlyk verklaard heefteen bloedigen oorlog te voeren, alleen om den voortging der beginfels van burgerlyke Vryheid en Gelykheid te fluiten; dat leugenaars en fchelmen geduld, ja bezoldigd heeft, om zyne eigen misdaden aan de vrienden der verlichtingen der menfehelykheid aan te dichten.— Is er eenig vermoeden, dat zulk een beduur het belang des Vaderlands heeft behartigd? datheteerlyk geweest js, daar het niet ter goeder trouw heeft gehandeldïdat de baatzucht, het familie-belang en de party-geest, ten koste van al wat dierbaar was, daarin niet (leeds de hoofdrol gefpeeld hebben? Wy zyn 'er ver van af, om de misdaden van het vo» rig beduur aan alle en een iegelykvan deszelfs leden te laste te leggen. Zoodanig wist de heerschzucht van onze gebrekkigeRegéringsformmisbruik te maken.dat eenige weinige eerloozen bet rad draayden , terwylda meeste onkundig waren van 't geen er omging, en geenerlci opening van zaken verkrygen konden, terwyl anderen blindelings werden medegsfleept, en, daar zy de hand leenden tot de uitvoering van fnoode maatregelen , r.iet visten, wat zy deden! Wanneer éénmacl de gantfche natie de handen zal in één flaan, om bet eenvoudigst en minst kostbaar beduur voor de ganfche, ééne en ondeelbaare, Repub!yk der Bataven in te voeren. — Wanneer niet meer ï«n aantal famiiien zich het uitfluitend privilegie zullen aanmatigen, om ten koste van het land, dat is ten koste van het zweet en bloed der burgers, boven anderen ui; te Stekeni en bet befmettend voorbeeld va;i luihe-d en  C5) en weelde te geven. — Wanneer al wat er omgaat openbaar zal worden; de ftaatvan 'slandskasfen, ontvangfren, uitgaven en hetganfche beduur der geldmiddelen onder het oog van elk zal komen: wanneer eerlykheid en regtvaardigheid, om de uitdrukking onzer Franfche broederen te gebruiken, aan de order van den dag zullen zyn: wanneer, by het verdwynen van rang en titels, geen aanzien der perfonen, noch ftraffeloosheid van misdaden meer plaats zullen hebben. — Wat dunkt n. Medeburgers! zou dit niet het middel kunnen zyn, pm het openbaar crediet te herftellen, en voor het toekomende ds gunltigfte uitzichten te openen! Wy gevoelen hoe veel, hoe zeeralles er van afhangt of wy het tegenwo^rdignogenblik van belemmeringen diep verval zullen Hunnen doorworftelen : wy hebben grond om te denken, -lat het daar toeNeerlands Ingezetenen niet ontbreekt aau vermogen: maar zullen zy her edelmutdiglyk tot ddt einde Sanwéndeö? zullen zy kunnen berekenen, dat'niet alleen Vaderlands-liefde, maar ook welberedeneerd eigenbelang hen daartoe noopt? Wygelooven ja! indien de natie dieregénngsform, dat beduur verkiest, waardoor ieders regten. als men«ch en burger, heilig zullen zyn, en de openbare trouw onfehendbaar! Zoodanig is onze denkwys omtrent den toertandder zaken in ons Vaderland , en de waarfehynlykheid vanher, toekomende. Wy maken een gezelfchap Vaderlanders uit, die reeds federt lang het tydQip dezer gewigtige omwenteling met vuurig verlangen hebben te- geihaet gezien. Sedert lang hebben wy, met alle ver! .-, e joenfchen-vrienden begrepen, dat dit tydflip I i A 3 moe;;.  juoest, dat het komen zou, ondanks alle de pogingen der faamverbonden heerfchers, en al ware het hun ook gelukt om nog éénmaal in het land der Vryheid het Despotisme op denthroon te plaatfen. Maar zoomin als alle andere konden wy denken, dat onze vryheid en herftelling zoo fpoedig en onverwacht zouden aanbreken. Het Almagtig Opperwezen had het aan zich voorbehouden, om door een famenioop van om Handigheden, waarover geen fterveling befclrikken kon, ons met deze heugchelykegebeurtenis als te verrasfen, en ons te overtuigen, dat hy de God der Vryheid is, en dat het zyn wil was, dat wy vry zouden zynl Getroffen door deze zorg der Voorzienigheid, die op eene zoo zichtbare wys het bloed onzer medeburgeren gefpaard, en ons land voor eene geheele verwoesting beveiligd heeft, toen hy de Rivieren onzes lands in gevloerde wegen veranderde, en allen tegenftand tegen de wapenen der Franfchen op éénmaal verydelde: getroffen door dit alles gevoelden wy ons te duurder verpligt, om aan de zoo duidelyk verklaarde oogmerken des Albefluurs,naar ons gering vermogen, mede te werken , en al wat in ons is toetebrengen , ten einde deze wonderbare en blyde afwisfeling van onzen toeftand niet eindige , dan in het wezenlyken dmrzaam hei! van het lieve Vaderland. Hieruit is ons hefluit geboren om de pen op te vatten, en aan de verlichting onzer natie te heipen arbeiden. Het is in dittydftipniet genoeg, dat eenigekundige.eerlykqen deugdzame mannen zich aan het hoofd plaatfen, om eenbetcrbefhmr te grondvesten j deganfche natie moei hare belangen kennen, en overeenkom-  (tig dezelve werkzaam worden: hetvolk moetnietlanger gebruikt worden, geiyk een dommekracht, flechts om den wil van eenige weinige ter uitvoer te brengen, al ware die wil dan ook-de -beste en heilzasmfte; he; moet zelve leeren oordeelen, niet alleen goed - maar ook afkeuren, het moet de regten zyner fouveretniteit leeren uitoefFenen, eti hoe zal het dit immer opeen gefchikte wys kunnen doen, ten zy het alvorens de regten zyner redelykheid heeft hernomen? Ziet daar den oorfprong en de bedoeling van den vriend des volks, waar van wy u thans het eerfteblad aanbieden. Wy willen fchryven voor het volk, dat is,' voor de ingezetenen der Bataaffche Republyk, in zoo ■ver zy burgers zyn , leden van eene en dezelfde burgerlyke •maatfehappy, aan welker beboorlyke inrichting, bloeyen welvaart zy elk hun byzonder aandeel hebben, gelyk zy ann derzeiver beltuur, door zich zeiven, of' door hunne vertegenwoordigers, elk huil aandeel hebben móeten. Hst zyn dus devo/h-belangen , diealleea den 'inhoud onzer vertogen zullen moeten uitmaken, en die ons ook (leeds ftof genoeg zullen leveren, om auttïg te kunnen fchryven, Wy achten ons verp!igt,daa; wy voor ,'iet vo/i £cutj~ >en, om in onzen ftyi, zoo veel wy zullen kunnen, Juidelyitheid, eenvoudigheid en juistheid der voorlag! ié vereenigen. Wyzyn afkeerig van fyagtfoojN nen redenéringen, en de zaak der vryheid heeft dit ook nietnoodig; zyzelveis eenvoudig en helder, het Jntuurlyk veritand door-iet ze op éénmaal, terwyl de arglistig* Staatsman zich van dezelve geen denkbeeld kan ffiikec- Kaa; wy verbinden cas bJsr dcor-niet, OUi  (8) bm eeó platte en 'plompe taal te fpreken; hy bedriegt zich, die daar in waant de duidelykheid gelegen te zyn, en wy koesteren van onsNederlandsch volk zulke Inge denkbeelden niet, als of een eenvoudig befehaafde ftyl boven hun bereik zou wezen. Wy verlangen niet anders te fchryven, dan waarheid; maar ook waarheid, naakt en onbewimpeld; waarheid, zonder verfcbooning of verbloeming, hoe hard zydan ook klinken moge; vrymoedigheid is thans één der eerfle pligten van hem, die het volk tracht vóór te lichten ; wy moeten alle onze gebreken, wy moeten den afgrond van uaby befchouweu, waarin wy gereed Honden neder te zinken, al zouden wy duizelig worden by het nederzien in deze rampzalige diepte; want da*t door alleen kunnen wy waakzaam worden voor het toekomende, daardoor kunnen onze misleidde broeders overtuigd worden, dat wy niet dan dooreen geheele verandering van ons maatichappelyk'befluur te redden waren. Dochwy onderfcheiden den vrymoedigen vriend der ■waarheid van hem, die perfoneelehatelykbedenvoortbrengt. — I lier van verklaren wy ons vyanden te zyn, en hopen getrouw te bly ven aan onze gelofte, om nimmer de wraak of verbittering voerflel te verleenen. Wy bevelen ons r-mdelyk in de medewerking en correspondentie van «lk, die met ons dezelfde oogmerken koestert, en wy zullen met genoegen gebruik maken van alles watonszal worden toegezonden, indien het Hechts beantwoordt aan den edelen naam, diebovenelk onzer bladen zal te lezen zyn. Te Middelburg by Weduwen IV. en J, Abra* hami, en verders alom,  D E VRIEND DES VOLKS; (jelykheid! dit is de fchoone leus, waaraan alle ware Patriotten zich thans onderling herkennen. - GelykkeidiS ten alle tyde , in alle (randen des levens, het noodzakeJyk vereischte geweest der wareBroiderfchap; zy einde* lyk is het eenig fteunpunt der Vryheid, die zonder haat legende langzaam inkruipende ni-idocran'e, en het geweld van bet despotismus niet belland is. Gelykheid zal derhalven ook de grondflag moeten uitmaken van die Condirutie, die het Bataaffche Volk zich 2elven geven zal: deherllellingder gelykheid, en wezenlyk, en uitwendig, om den geest des volks te vormen, en het aanvankelyk deszelfs waardy te doen gevoelen: deze is een der heiligde pligten van ieder burger inzynen ïrihg, en eene der eerde pogingen, die wy van wettige Vertegenwoordigers mogen verwachten. Maareven daarom is het van de uiterde aangelegenheid, dat wy hec woord gelykheid wel verdaan , en ons juiste begrippen: vormen vsn de zaak,die daar door wordt uitgedrukt. Wy >iebben dit blad bedemd, om in een kort bedek het voornaamde, dat biertoe behoort, by een te zamelen. "Wanneer wy hetmenschdom befchouwen in zynenoofB fprcng?.  ( io) fprong, ontmoeten wyterftond het onlochenbaarstbewys der onderlinge gelykheid. Gtd heeft uit èènen bloede het ganfeke ge/lacht der menfehen doen ontftaan. Waarom, indien de ongelykheid tot de volmaaktheid des menschd'oms behoorde, indien de een edeler en beter dan de andere zyn moest, de een gefchapen om te heerfehen, de andere om te gehoorzamen, de een om al het genot des levens te hebben, de andere om fleeds met kommer en behoefte te worstelen.— Waarom dan niet meer dan één paar menfehen voortgebragt, en de fcheidslinie tusfehen edel en onedel, tusfehen groot en gering, even gelyk die van redelyk en redenloos, voor eeuwig in de natuur en de orden der dingen gevestigd? Maar neen! wy zyn uit éénen bloede gefproten, oorfpronkelyk van denzelfden Stamvader, door dezelfde Moeder aller levenden ■voortgebragt - tot één groot huisgezin behooren wy alfe wy zyn niet alleen gelyk, wy zyn bloedverwanten - wy zyn niet alleen even edel, maar wy zyn alle broeders! Geen voortgang van jaren, geene inrichting van byzondere maatfehappyeu , geen aangematigd gezsch vati geweldenaars, hebben immer de beftemming onzer natuur kunnen veranderen; en geen geleende adel van latere dagen heeft immer den adeldom onzer gelyke Schepping; kunnen vernietigen. Wy zyn menschep», ziet daar onzen grootften titel, en die den naam van vorst of koning daar boven (lelt, verlochent zyne afkomst, en lastert zynea God! Gelykheid is het kenmerk van der menfehen geboorte. De zoon van den behoeftigen daghuurder, en de vermoedelyke erfgenaam eene, Kroon, komen op dezelfde' wys, even naakt en hulpeloos ter weereld, en niets is befpottelyker in het oor van den verllandigen, dan zulk een behoeftig en fchreyend wicht een Primjen te hoorera noemen — Gelykheid is het kenmerk van onzer aller uitgang uit dit leven: de dood is dezelfde in het paleis ■nvs  (II) van den monarch , en in de hut van den landman; de verrotting huisvest zoo we! in de prachtige tombe, ris in let gedblven graf. Gelykheid is het kenmerk van ons menfchelyk lot en van onzen ganfchen levensloop. Wie treffen de ziektens, de gebreken, de ligchaams-fmarten? Voorwie is het verdriet en de biydfchap? Voor wie het geluk en de te leurdelling? Zyn zy niet voor allen gelykelyk, een beker, die het ganfche gezelfchap rondgaat, eu dien niemand van zyne lippen kan wéren! Een koning, wegkrimpende door de hevigde pynen, en dien geene artzenyen verligting kunnen geven; een vorst, op dat wy een voorbeeld uit de gefchiedenis van deze dagen ontleenen; een vorst, in het midden van den ftrengden winter, op een fchameie viefcherspiuk. — Ziet daar de lesfen, waardoor de Voorzienigheid zelve ons As gelykheid wil inprenten. Alle menfehen zyn wezens van dezelfde foort, het zelfde ligchaam, dezelfde zielshoedanigheden hebben zy met elkander gemeen; eenerlei begeertens, behoeftens eenerlei ziels, en ligchaains-vermogens. Zy hebben dus ook van natuure geiyke regten, en hieruit vloeijen de pligten voort, die zy wederkeerig omtrent elkander te betrachten hebben, en die wederom voor allen dezelfda zyn. *t Is waar, niet alle menfehen zyn even fohoon van ügchaamsgeftalte, even flerk gefpierd, even verltandig even edel van gronribeginfels; het onderfcheid is zelfs aanmerkelyk en loopt ieder in het oog; maar het is verfpreid door alle (landen des menfehelyken levens, en kan dus de onderlinge gelykheid niet fchadelyk zyn: de dochter van den handwerksman is niet zelden fchooner, dan die van den eertien magidraatsperfoon; de zoon van den landbouwer is dootgaans flerker gefpierd, en meenigma'nl ook verdandiger en edeler dan de telg van een «iètyk gedacht. Daarenboven, dit onderfcheid van B * tip  C 12 ) JigcbanrrK- of ziels-voortreffelykheden raakt eigenlyk de ruenfchelyke natuur niet, het is louter toevallig, en kan nimmer de grondflag zyn van eenig wezenlyk regt. Het j.een wy als menfehen met elkander gemeen hebben., dat #een, waar in wy alle gelyk zyn, is zoo groot en zoo veel, dat de ongelykheid van gaven en vermogens daarby verdwynt, en niet meer in aanmerking kan komen. Een ander kan meer verftand bezitten, en in alle opzichten uitmuntender zyn, dan ik: rnuar als mensch zyn wy beide even goed, en op alles, wat ik als mensch mag vorderen, heb ik even zooveel regt ais hy. Van drie broeders heeft misfehien de een het lterkfte ligchaamsgefl'el, de andere het meeste verftand, de derde het beininlyl'.fte karakter; zy verlchillen dus aanmerkelyk,maar zyn zy nogthstos als broeders niet gelyk? Hebben zy in bet vaderlyk huisgezin niet het zelfde regt, en op de vaderlyke nalatenfchap dezelfde aanfpraak? Zoo i* dan de grondflag der raenfchelyke gelykheid daarin gelegen, dat wy alle wezens van dezelfde foort 2yn , naar Ijgchaam en geest, in onze geboorte, ons leven en onzen dood, in onze afkomst en ons lot, alle sa:i elkander gelyk: geen verlcbil van gaven of talenten km hier aan iets toe of afdoen: de alleruiimuntendfte en £chrander(ïe i; niet meer dan een tnemch; de zwakfte en eenvoud,igfte is nok een mensch, even zeer eu even volkomen als de-eerde. Daarenboven, van deze onderlinge gelykheid der men» fcheri eene gelykheid-regten, het noodzakelyk gevolg: zy heftaat daarin, dat niemand van my iets eisfehen kan, 't geen i,k , de omdandigheden gelyk gefield, niet even goed van hem kan vorderen; en 't geen ik fchuïdig ben omtrent hem, hy ook even zeer verpligt is omtrent my in acht te nemen. Niemand is hierin meerder r4f minder; een regt, 't welk een ander zich aanmatigt, ta '-; geen my niet toekomt, is geen regt der menfcbely-  C 13) ke natuur; het is derhalven onregr, ik mag, ik moetmy tegen de uitoefening van het zelve verzetten, en fchiet myn vermogen daartoe te kort, zoo word ik verdrukt. Het eerde regt, dat allen menfehen toekomt is dat der vrye befchikking over hunne daden, in zoo ver niemand anders door dezelve benadeeld wordt. Vraag ik my zelven af: heb ik het regt om den wil van een ander te bepalen, en hem myn wil als een wet voor te fchryven? zoo antwoordt myn geweten terflond, neen! Maareven hier uir vloeytdanook van zelve voort, dat niemand dit regt op my heeft, en dat ik alleen meester ben van mytie daden. Overal derhalven, waar men ondergefehiktheid vindt van den een aan den ander, daar moet dezelvelïeunen op de vrywillige toeflemmiug van hem, die zich min ofmeer af bankelyk maakt. Indien ik iemand als myn dienstbode gebruiken wil, die zich daartoe by my niet aangegeven, noch verbonden heeft, (men denke b. v. aan de zoogenoemde heerendicnflen) zoo doe ik hem wezenlyk onregt; maar heeft hy izich by my vrywilüg verhuurd, zoo heefc hy zyn regt aan my overgedaan ; ik beledig hem niet, in tegendeel ik ben hem te wille, en doe zyne begeerte, en door zich aan my voor een tyd te verhuuren, d. i. zyn arbeid aan my te verhopen, heeft hy juist ten duidelykften getoond, dat hy ''Meen, en niemand anders, over zyne daden befchikken kon. Uit het geen wy tot nu gefield en beredeneerd hebben ral ons van zelve de aart der burgnlyU gelykheid b\yC baar worden. Er kan geene burgerlyke maatfchaPPy beflaan zonder ondergefehiktheid - zonder wet. — Maar wat is de wet? met anders dan de uitdrukking van den algemeenen wij des volks; elk burger heeft daartoe het zyne bygebragt, of kunnen toebrengen, en ieders ficm heeft even vee! 2 3 ?e-  Cu) fcegol Jee - zie: daar 'gelykheid! De gemaakte wet werkt omtrent alle even eens; niemand is er aan ontrokken of boven verheven, zy is voor alle dezelfde: ziet daar wederom gelykheid! Qe perfonen, die de handhavers en uitvoerders der wet zyn, worden door den algemeenen wil verkozen; elk benoemt dien hy wil; ieder, die fleclus de vereischte bekwaamheid bezit, heeft het zelfde regc cn dezelfde kans om verkozen te worden: ziet daar wederom gelykheid. — Ja! het eenige, dat de mensch in den (raat der burgerlyke maatfehappy van de regten zyner gelykheid behoeft op te offeren, is dit, dat de minderheid verpligt is haren wil aan dien der meerderheid te onderwerpen ; maar daarvoor heeft ook ieder het vermogen, om die maatfehappy, welker inrichtingen hem niet behagen , te verlaten! Verbeelden wy ons nu aan den anderen kant eene regering, die zich zelve heeft opgeworpen, en het roer des Staatsbeftuurs in handen heeft genomen, zonder het volk ie raadplegen, of deszelfs toeftemming in te roepen; die haar beftaan en voortduuring alleen te danken heeft aan de lafheid of ongelukkigeomftandigheden des volks, dat zich tegen dezelve niet heeft verzet, 't geen men, om een kwade zaak eenigen glimp te geven, jlilzwygende ioeliemming noemt: verbeelden wy ons eene wet, die niet den algemeenen wil, maar den wil van eenige weinigen bevat, en waar boven fommige door geboorte, lang of rykdom zich verheven wanen: verbeelden wy ons eene maatfehappy, waarin bet aan fommigen (laat, om over de daden en het lot van anderen, zonder hunne bewilliging, te befchikken. — Ziet daar burgerlyke ongelykheid - ziet daar het levendig beeld der ariftocratie! Men heeft den voorflanders van de leer der gelykheid te laste gelegd, dat zy ook eene gelykheid van bezittingen wilden invoeren, die zekerlyk den band der maatfehappy verbreken, en al het voordeel der famenleving ver-  C*5) vernietigen zou. Maar er is juist niets ftrydiger Jnet hunne beginfels reen van de heiligde regten der menfchert is het regt, dat ieder heeft op zyne bezittingen: heb ilc dit regt op het myne, en zyn wy ille gelyk, zoo heefc een ander ook dit regt op het zyne: zyne rykdomrr.en kunnen hem wel niet beter, inaar zy kunnen hem oolc niet minder maken dan andere, noch hem berooven van een regt, dat allen menfehen toekomt Wy ontkennen! echter niet, dat eene al te groote ongelykheid van goederen, voor de Vryheid en de uitoefFening van ieders regten, fchadelyk kan worden; maar deze is ook eeniglyk het gevolg der overheerfching, waardoor fommig-; de magt vejkrygen, om andere van zich afhankelyk te houden, en alles naar zich te flepen. Neen! het regc der gelykheid, bedaat, ten dezen opzichte, alleen hier in, dat ieder door naarftigheid en verdienden in de mogelykheid moet gedeld worden,om zyne omdandigheden te verbeteren, en zoo de Hemel zyne pogingen zegent, om in zynen kring ryk te worden. Alle palen door da heerschzucht gedeld aan de nyverheid eens volks, alle kluisters voor verftand en veidiensten gefmeed; alle willekeurig gezach om eene edele werkzaamheid te onderdrukken; dat alles moet vernietigd worden in eene maatfehappy, die ia gelykheid eerbiedigt. Wanneer wy du5, waarde medeburger?, van de ca. i.ykheid fpreken, laten wy deze gewigrige denkbeelden "ons deeds voor den geest brengen. Memand is, als mensch, beter dan een ander; mensck te zyn is onze grootde roem, de verhevende titel; die met verachting k»n neerzien op eenen mensch, die niet ondeugend is, verdient zelve aller afgryzen. _ Alles, wat my als mensch toekomt, kan niemand ir,y öïtwisten, of hy moest meer dan mensch zyn. fn  fn de burgerlyke maatfehappy mag niemand my regéren, dien ik niet zelf daar toe heb helpen verkiezen, en naar geene wet, die ik niet zelf heb helpen vast Hellen,, of waarvan iemand is uitgezonderd. Ieders item geldt evenveel in de vergaderingen des volks» Ieder heeft het zelfde regt, om zyne medeburgers te vertegenwoordigen, indien hy flechts derzelver vertrouwen, op deugd en verdiensten gegrond, bezitte. Ieder, de vereischte bekwaamheid bezittende, heeft dezelfde aanfpraalt op alle ampten, en zoogenaamde voordeelen des Staatsbeftuurs. De maatfehappy moet zorgen, door verbetering van het publyk onderwys, dat elk burger tot dien Hand kan geraken, waartoe hy, uit hoofde zyner zielsvermogens, door de natuur fcheen betlemd te zyn. De maatfehappy is verpligt harea behoeftigen leden arbeid of brood te geven. NB. Over de uiterlyke tekenen van burgerlyke gelykheii en ongelykheid hopen wy, in een volgend nummer, epzettelyk te [preken. Te Middelburg by Weduwen IV. en J. Abrahams, en verders alom.  D E VRIEND DES VOLKS; [Dit dubbel Nommer wordt voor den gewonen prys van I en één halve ftuiv. uitgegeven^] Wy hebben ons verpligt gevonden, orh, voor allé andere (tukken, een plaats te vergunnen aan de volgende, ons toegezonden SAMENSPRAAK TUSSCHEN EEN LANDHEER, EN EEN BOEK*, ever DEN ADEL, EN DE ZOOGENAAMDE GROÓTÈN. fel EÖER. T Ak kan waarlyk myn geld, dat ik }e fchuldig bef;, Landheer! niet tellen — nog eens geprobeerd — geduurïg raak ik in de war: de zaken van het Vaderland fqppeh my als een windmolen door 't hoofd. De een deczelfden God te verfchyncn. DE BOER. By God, Landheer! wist ik wel, dat er geen aan" neming des perfbons is, Romeinen op het 2de; maar by de menfehen wil er dat zoo niet in ; fclioon ik wel wenschte,dat zulks plaats had: geen kind zal ik kwaad doen, maar als ik zoo zie, dat de fteêlui zoo norsch. als dieren tegen my zyn, en als ik vriendelyk goeden dag zeg, dat zy my dan met kalfsoogen aangapen, of niet eens naar my kyken, dan voel ik zoo een rare,, innige boosheid, en Kaatje ook. DE LANDHEER. Maar, Jan! dan is er nog iets anders in dat woord gelykheid opgefloten, en dat is waarlyk niet van her minste, namenlyk: dat elk mensch, arm of ryk, jood of christen, luterfehe , mennoniten ofroomfche eenen gelyken toegang tot het regt hebben: dat de regter, in het vonnisfen, geen acht flaat noch op geboorte,, «och bloedverwanten, noch partyfehappen ; maar dat hy als een man van eer der gerechtigheid hulde doet» DE BOER. God gaf dat dit altoos plaats had ! dat dit echter zoo niet is, heb ik meer dan eens ondervonden, en duizende met my; — daar zou ik uit ons Dorp alleen wel honderd voorbeelden yan kunnen opgeven. DE LANDHEER. Dat heb ik ook ondervonden, voornamenlyk als ik verfchil had met één, die van zoogenaamde hooge ge~ boorte was, dan verloor ik myn proces bykans zeker. Ca j>$  ( zo ) DE BOER. Van liooge geboorte gefproken, myn lieer! van edel» lui, en groote magten, of hoe bieten ze? Die men« fchen zyn immers van een ander makely? onze Lieve Heer had immers deze menfcheu merkelyk liever dan ons? ik gaf wel een goudeducaat, als ik dat alles zoo eens regt wist: — een edelman moet toch al vry na aan de Engelen komen, denk ik? DE LANDHEER. Welke Engelenmeent gy, Jantje! goede, of kwade? DE BOEK. Wel nou zal ik je krygen , ik meen de goede. DE LANDHEER. Ach myn lieve vriend, als ik het uverhaal, zult gy het naauwlyks kunnen gelooveu. DE BOER., Waarom zou ik u niet gelooven? zyn het dan nei zulke meufchen als wy ? hoejtomen zy aan dien adel? DE LANDHEER. liet zyn even zuike menfehen als wy zyn, ook zyn er vele braven onder, en ik ken ze; maar het groote gros is Hechter, zoo wel door eene verkeerde opvoeding, als door de vleijeryen, die hun toegezwaaid worden. De wyze hoe zy edellieden zyn geworden, is ook al zeer verfchillende: in oude tydeu werden die gee- nen,  (21 ) nen, die vele wilde dieren wisten te treffen, of tegen dezelve in 't veld durfden trekken, of roofnesten uitroeijen, tot edellieden gemaakt. Honderden zyn er tot den adelfland verheven, om dat zy een leeuw, beer, tyger, (lier of iets diergelyks, hadden van kant gemaakt. DE BOEK. Als je het zelfs niet zeide, Landheer! zou ik het niet kunnen gelooven. — maar evenwel nu je er van fpreekt, vat ik het klaar, waarom 'er tegenwoordig 200 weinig fplintemieuwe edellüi te voorfchyn komen; want als ze in ons land met leeuwen, beercn of tygers te vermoorden, tot den adelllatid moeten geraken , zullen wy, zoo als wy hier zitten, geen nieuwe edellüi meer zien. — Ik voor my wil wel openhartig bekennen, dat ik zulke beesten nooit anders als op uithangborden, of voor ftadhuizeri heb zien flaan: — maar laat ilc niet liegen, eens van myn leven heb ik een leeuw, jonge zoo een ding! levendig op een kermis gezien _ nu heb ik van'achteren nog fpyt, dat ik dat dier maar niet in zyn hok heb doodgefLgen, dan was ik ook een edelman geweest. DE LANDHEER. In latere tyden werden de helden, die duizende menfehen in den oorlog hadden van kant geholpen, door de koningen en vorsten tot edellieden gelia* gen. — Sommige, die wel in de gunst Honden of een mooije DE BOER. \ Vrouw of dochter misfehien — ik vat je, ha! ha! ha! r o  ( 22 ) DE LANDHEER. Behoefden er zoo veel firoomen bloeds niet om te vergieten, een goede luim van den koning deed hun met een diploma of bul naar huis gaan. DE BOER. Slapperdement! floegenzedan dien bul t'huïs doodf DE LANDHEER. Ik moet om je lagchen: ik fpreek van geen (tieren of bullen ; maar van gefchriften , waarop gefchreven ilond, tot wat rang de vorst hen had verheven. Wanneer nu een (tamvader van het gedacht zulk een diploma had ontfangen, werd het gerekend, of alle zyne nakomelingen, al waren zy millioenen in getal, hem in die daad, het zy lo3yk of verachtelyk, hadjen geholpen. DE BOER. Dat is gek: —myn jongens, die leven, laat (laan Bjyne nazaten, die misfchien over honderd jaar en langer, wat weet ik 't, zullen geboren worden, kunnen niet gerekend worden iets te hebben toegebragt, waarom zy in de voorregcen door hun vader verkregen, deelen zouden. Ik heb ook eens (zonder te willen pogchen, of een hond by een leeuw te willen vergelyken) ik heb dan ook eens een heldenfluk gedaan en zoo een ding van een Ploraes, hoe hiet het? verdiend, door een kwaajen rekel van een hond dood te (laan, die ;nv, en vele uit onze buurt, in de kuiten had gebeten: maar wat raakt da: myn jongens: zy liepen  als hazen, op het eerfte geblaf weg en kropen in de fchuur. Zoo ik nu door dat heldenfhtk een edelman was geworden, zou het befpottelyk zyn, ca; myn kinderen daar in deelden, men kan ze ade met een zeef met boonen op de vlucht jagen. DE LANDHEER. Gy begrypt wel, Jantje! dat verftandige edellieden er zelve mede fpotten — maar laten wy liever eens over de zoogenaamde grooten fpreken, wat denkt ge daar van, ik praat gaarn met u,' zonder u ook te vleijen zyt gy geen van de minfte van uw gansch Dorp. DE BOEP. Daar fpot je weêr met me — maar wat ik er van denk wil ik wel eens konjes zeggen. Ik ben van begrip, dat onze Lieve Heer fommige menfehen, zoo als ik je al meer gezegd heb, heeft uirverkooren, die voornamenlyk zyn lievelingen zyn, en dat hy, even als de edelmannen , deze groote magten op eene byzondere wyze heeft gewrocht; en myn wyf is ook van myn begrip; maar als ik dan hoor, zeit ze, da t er zo vele flechte onder hokken, en dat ze in de jagttyd, als ze eens komen om een pyp 0p te rieken, zo fchroomlyk vuilbekken, dan weet zy, nocb ik, wat wy er van denken moeten. DE LANDHEER. Als gy wederom den eerflen oorfprong van deze menfehen. die zich onder de grooten forteeren, en met verachting op brave burgers nederzien, naauwkeurig onderzocht, zoudt gy ze met groote onyerfchilligheid behandelen, en niet eens acht op hen flami. -—  C*4> DE BOER. Een vraag, Landheer! eer ik het vergeet. DE LANDHEER, Spreek myn vriend! DE BOER* Tegen eiken koning, vorst, edelman en grooten der aarde zullen er, naar myn dom verftand, we$ twintig, wat zeg ik"? wel dertig duizend menfehen, zoo groote als kleine, gefchapen zyn: zouden nu deze duizende menfehen enkel tot plezier van die groote magten op de weereld gekomen wezen, even eeuS als de rykelüi canarievogels, tortelduiven, of bokken houden tot vermaak van hunne kinderen? t>E LANDHEER. Dit kunt gy zelfs beter begrypen: — alle menfchen zyn in de oogen van God even dierbaar, zoo zy Hechts deugdzaam zyn, maar van tyd tot tyd hebben fovnmige menfehen zich een onmatig en on-r rechtvaardig gezag over hunne natuurgenooten aangematigd, en zich van hun afgefcheiden, even als of zy van eenen anderen oorfprong en maaklel waren. Zoo» zy van God byzonderlyk waren uitgekozen , zouden zy braaf en regtvaardig zyn; niemand onderdrukken, en het geluk van hun evenmensch bevorderen; daar gy pu zelf ziet, da: de meeste zulks niet doen; zich als overheerfehers der volken hebben opgeworpen; aar» alle zonden zyn overgegeven, en zich zelf daar op beroemen, zoo heb ik u niet te zeggen, dat zy beter ' jyn dan andere . . . . , M  C 25 ) DE BOER. Mag ik je nog eens in de reden vallen, Landheer» "tk zie op myn ftoel te branden van verlangen, dat ge my ook eens de eerde opkomst der grooten verhaalt. DE LANDHEER. Ik kan u niets weigeren, — ik zal 't u kortelyk zeggen. Sommige families zyn al oud, en zelfs twee of drie honderd jaren in dand gebleven; er zyn gedachten, die zich als brave menfehen op den duur hebben gedragen, fchoon er wel eens tusfehen beide kwamen, diehet gedacht niet veel eer aan deden, en evenalsby den adel, wel eens eenen kleinen afftammeling voortplantten, by welken het familie bloed juist niet zeer zuiver door de aderen droomde. Er zyn wedérom andere'grooten, die hun gedacht honderd jaren achter uitkunnen rekenen; andere vyftig; andere dertig en minder jaren. DE BOER. Maar wat waren hunne voorouders voor die drie honderd, of del zes honderd jaren? DE LANDHEER. Even als wy, menfehen — maar menfehen zonder «iterlyke vertooning, brave burgers; eenige ten minlïen: de Hemel weet, uit welke bandieten en vagebonden fommige families haaren altereerden oorfprong hebben. DE BOER. Maar wat doet 'er de oudheid toe, al waren ze zoa !>ud als de zee, of als bontekraaijen? is deze oude C 5 hoec!  ( a6 ) hoed beter ais een nieuwe? ik wil hem, zoo als hy daar is, terftond met een nieuwen verruilen; — en zoo als hellenbkoek wel zegt; het ryk des Satans is ook oud. DE LANDHEER. De Groote namen het voorwendfel van oudheid gretig aan, om over hunne mindere te heerfchen; en deze mindere gehoorzaamden hun uit eene laffe en flaaffche vrees. Sommige wonnen en'onderdrukten ook zeer velen door hun geld; want dit was by hun een aangenomen leerftelfel, om geen huwelyk te doen, dan wanneer zy zeker wisten,dat het voorwerp van hunne liefde, (ik wil zeggen hebzucht,) gelds genoeg voor hun bad, om zich in pracht, luiheid en weelde te kunnen baden. Ik heb knappe jongelieden gekend, die voor brave meisjes, doch'helaas! zonder vee! middelen, veel liefde gevoelden, maar liever verkozen met een oud, leelyk, en helsch nachtfpook in den echt te treden, enkel en alleen om dat ze hoorden dat ze veel geld had, fchoon haar ligchaams geltaite even zoo affchuwelyk was als haar hart, alleen maar met dit uitzicht, om zich aan de weelde en ledigheid te kunnen overgeven, over hun evenmensen te kunnen heerfchen, hun met verachting behandelen, en om door hun geld, in de zoogenaamde groote weereld, vertaoning temaken. DE BOER. Ik zit te beven op myn floel; maar ik weet niet of het van kwaadheid is, of van verachting; want nu ik my wel bedenk, ken ik er zelfs eenige in deze fiad; myn vrouw heeft er my gisteren nog wel een (luk vyf, zes opgeteld, waaronder er evenwel waren, die deer- lyk  C 27 ) lyk zyn bedrogen; want, in plaats van geld, vondca zy by (lot van rekening niet anders dan knorrigheid, rimpels, en brandende gierigheid. Dit is ook de reden zei Kaatje, dat die foort van menfehen weinig kinderen krygen, want zy haten malkanderen al? de pest. DB LANPHE«R< EchteT moet ik bekennen, dat ik families ken, die, fchoon zy over honderd jaren nog in 't duistere omzweefden, door een braaf gedrag niet alleen de achting van hunne medemetifchen; maar zelfs door fpaarzaamheid en vlyt geld en goed hebben overwonnen. Zulke moet men hoog achten , om dat zy deugdzaam, zyn; maar zy zyn daarom niet beter dan andere burgers, die door handen arb id opeen eerlyke wyze de kost winnen. — Willen zy nu door die beide goede hoedanigheden zich boven hunne natuurgenooten verheffen, dan toonen zy, hoe flecht hun hart geplaatst is, en verdienen de verachting hunner medemenfeben. DE BOEK. Dit is regt — wel ik wou om nog zoo veel nier, of ik had u hooren fpreken, Landheer! ik ben veel wyzer dan toen ik by u kwam — ik kan het ook niet helpen, ik voel zoo iets, dat ik nog nooit gevoeld heb, my dunkt ik ben met my zeiven meer in myn fchik, en ik voel meer liefde voor myn hemelfchen Vader. — Ik kan het naauwlyks geloven, zouden de boeren net zo goed zyn als de mei fchen in de flad, en de menfehen in de ftad net zoo goed als de groeten der aarden? D E LANDHEER. Geen ander o?.derfcheid is 'er tusfehen beiden, wat be:  C at ) het Iigchaam betreft; doch het verfchil is in het han gelegen: die de deugdzaamfie is, die zyn ziel met edele kundigheden en wetenfchappen het meest verryke heeft, is ook devoortreifelvkde: voor dezen verdwynen de booswichten, de ondeugende, de lediggangers, de trotfche, even als de fneeuw by het doorbreken der zon, DE BOER. Van trotfche gefproken — daar denk ik weêr om 'den adel, hoe oud moet toch zulk een gedacht wel wezen ? DE LANDHEER. Ja, Jan! wat zal ik daarop antwoorden, hoe ouder een adelyk gedacht is,hoe meer het door het vooroordeel geëerbiedigd wordt; doch hoe hooger men telt, hoe dieper men in de barbaarfche eeuw verzinkt, waarin de menfehen nog ruuwer, dommer, bygeloviger en wreeder waren dan de woeste barbaren. De Celten, Hunnen, Vandalen, Anglofaxen .... DE BOER. Zwyg maar dil, foey, datis flechtvolkje, dathoo.i ik wel aan die misfelyke namen. DE LANDHEER. Die volken dronken over tafel familjaar uit bekers, welke van bekkeneelen werden gemaakt, van menfehen, die zy in oorlog, of, op hun gemak, invredes tyd hadden om hals gebragt. DE BOER. Ja, ja, ik vat het al, dat zullen menfchenëetew ge'veeit zyn; — die beesten van menfehen! als ik voor by  (*0 by een knekelhuis ga, en van verre op eenafitand van zes roeden een doodskop zie, zoo ril ik als een kikker: ik mag wel een glas wyn , maar daar zou ik te vies van wezen — uit harsfenpannen drinken, wie heeft •r|van zyn leven van gehoord! — maar nog een vraag; — de edellüi weten al heel veel, geloof ik? ; H LANDHEER. Ër zyn, om opregt te fpreken, menfehen vai kunE LANDHEER. Öm te zeggen dat er geen menfehen van verfïand eis fludie onder zyn, zou laster wezen; maar dat kan ik u zeggen, dat noch de opvoeding . noch de manier vati leven der grooten, noch de inrichting van onze regeering, veel gelegenheid heeft gegeven, om verftandige en kundige menfehen te maken. Of ze dom of zot, vroom of godloos waren, zy wisten zeker, dat ze met hun twintigfte Jaar (iets vroeger of later na dat er vacatures waren) in de regeering zouden komen, op hun beurt vette ambten krygen, en van ieder een ont- zietj  ( 3° ) zien worden, voorts dat nooit eenig fchepfel het hart zou hebben, om hun hunne domheid te verwyten;—■ waarom zouden de ouders dan veel gelds, of oplettend' beid aan hunner kinderen opvoeding te-kosten leggen? waarom zouden de kindertjes zich met leeren kwellen, daar de kundigheid hen meer gehaat dan geliefd l;on maken? als er, by voorbeeld, twintig menfehen zyn, die dagelyks met malkander omgaan, en alle te famen geen kunde of verdiensten hebben, is het dan voor den een en iwintigfter., wanneer hy groote bekwaamheden heeft, niet ongelukkig, van zich onder dien troep te moeten begeven ? zy pikken even als hoenders, zoo lang tot dat het vreemde hoen het nest heeft verlaten. — Daarenboven zal het u nog wel heugen, want het is nog geen acht jaren geleden, dat men aile verflandigen, of ten minften de verfhndigflen onder hun, uit de regeeringbonste; wie hunne plaatfen ver* vangen hebben, weet gy. DE BOER» Dat denk ik 2 DE LANDHEER. Als de heertjes goed met de kaart konden fpeïeu; met paarden wel omgaan; over lekker eten en keukenmeiden praten; by de dames Iagchen,dat men het vyf huizen ver kon hooren, zonder iets te zeggen, waarom men behoefde te lagchen ; voorts behoorlyk en op zyn pasja en neen zeggen; vifites afleggen; kaartjes rond brengen; en alles beaamen wat zy van oude vaa jaren onder hunnen kring hoorden voortbrengen, dan waren het jongelingen van goede hoop, en fteunpilaren van kerk en vaderland. DE BOER. Wei ik fla verlteld — en evenwel geloof ik, dat je de  ( 3i ) denvaarheid fpreekt; ik heb vele van die gasten buiten gezien, op dat mooye hof van * * * maar wst zal er nu van worden, want zoo kan het niet blyven? DE LANDHEER Als de regeeringsform veranderd is, zal dat ook wel veranderen; niemand zal nu door het vrye volk tot regeerder of liever reprefentant verkoren worden, dié de ware en genoegzame verdiensten niet heeft, om andere met wysheid te befluuren. Zieo nu de ouders en kinderen zelve, dat zy geen fortuin kunnen maken, dan alleen door verdiensten , en een braafgedrag, zoo zullen zy hun best wel doen, om in plaats van zich met beuzelingen bezig te houden, zich op ware bekwaamheden toe te leggen. De een zal den ander tot een goed voorbeeld verflrekken, en de oude luis. ter der Batavieren zal in ons nakroost weder herleven. DE BOEK God geve dat die tyd fchieïyk komej — intusfchen ben ik blyde dat ik u gefproken heb; ik zal alles wat ik gehoord heb aan myn wyf en buureu vertellen — : ik ben waarlyk een half voet groorer dan toen ik by u kwam —zou ik waarlyk zoo goed zyn als. een ander! — kom aan ik moet opryzen en kyken of ik de poort kan vinden. — Nu goeden dag Landheer maar; — nog eene vraag — mag ik nog wel ee::s komen praten al breng ik juist geen geld? DE LANDÏIZ2R Zo dikwils als het u belieft, myn deur Itaat altoos voor brave lieden open. ZY:0.  Niemand zal ontkennen, dat deze famenfpraak een aantal waarheden bevat, welkervrymoedige, zoo we! als gemeenzame enf levendige'voordelling, in dezen tyd van het grootfte belang is. Zyn er fommige trekken in, die den een of ander te fterk voorkomen, andere hadden daarentegen ongetwyffeld nog fcherper kunnen uitvallen, zonder de waarheid te benadeelem Wy kunnen ons niet verbeelden vele lezers te hebben, wier beeld hier, juist niet van de gundigdezyde, ge-1 troffen isj maar wel onder die genen , die in fpyt van hunnen rang en geboorte ,alty d den fchyn vanhet wezenlyke hebben onderfcheiden „ en by hunne geleende voorregten ook naar ware verdienden hebben gedaan. Deze zyn het, die wy in naam van het gezond verdand ern-> flig verzoeken, en by het welzyn des vaderlands be-* zweren, dat zy alle vooroordeelen, die hun nog van hunne geboorte en opVoedingmogten aankleven ,edeV' moediglyk afleggen; dat zy, niet zich zelf vernederen neen! dat zy zich verheffen tot de volkomen hoogte van vrye burgers, en zelve door hunne woorden en daden, door hun voorbeeld, zich voordanders toonen van de beminnelyke gelykheid, die, wy herhalen het nogmaals, den grooten niet vernedert, terwyl zy den geringen verheft. Een onzer vrienden zeide onlangs tot óns: ik heb nimmer het lot der aanzienlyken benyd, dan in deze dagen: ik zou kunnen wenfehea een vorst te zyn, om door het verzaken mynertitels, en den vrywilligen afdand myner heerfchappy, myne geloofsbelydenis van vryheid en gelykheid te kunnen verzegelen 1 Elk Nommer van dit blad word alle Maandagen voor i en één lrlve duiver, uitgegceven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, ea is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS, W y hebben zedert de gelukkige omwending van zaken, zoo wel in 't openbaar, als in byzondere byeenkomsten, zeer veel hooreu fpreken, en twisten over de onderfcheidene en bevoorregtte zitplaatfen in de kerk. In de Couranten is ons bericht, dat men over de vernietiging van die onderfcheidingen adresfen gemaakt heeft by de provifioneele Reprefentanrert van het volk van Holland, en dat die van Amfterdara dezelve reeds afgefchaft hebben. Dit onder anderera gaf ons aanleiding tot de belofte, die wy in ons twééde blad deden, van onze gedagten te zullen zeggen over de uiterlyke tekenen van gelykheid en 011gelykheid in de burger maatfehappy. — Wy kunnen thans nog onze ogen nauwlyks opflaan zonder overal zulke tekenen rondom ons te zien. Titels,livreyen j wapens op de rytuigen , wapenfchilden in de kerken, onderfcheideee zitplaatfen, de hoger hand, het ongedekte hoofd, dit zyn onder anderen tekens van ongelykheid, waarop de bevoorregtte (landen bogeu< en zig verhoovsnrdigen. — Wy geven zeer gaarn toe, dnfc'e origelykheid Wit niet in beüaat, dat deze onderfehetdings-tekens kleinigheden — benzelingen zelfs zyn, in veriielyking vau de groote zadt; maar wy meenen tevens, dat D' eefi  C 34 ) een bedaard en verfiandig onderzoek, nopens derzelver wettigheid of onwettigheid, fchadeloosheid, of kwaden invloed, van veel meer belang is, dan men zich misfehien verbeeldt. — Indien het waar is, (zo als in een onzer voorgaande bladen is bewezen) dat wy allen als mensch en burger gelyk zyn, en gelyke regten hebben,volgt van zelve, dat alle onderfcheidingen, en tekens van ongelykheid, die niet door den wil des Volks gewettigd, en flrydig met deszelfs regten zyn, met de ongelykheid zelve verbannen moeten worden. — Met het gedrogtelyk flelzel der ariflocratie moeten immers te gelyk de gevolgen daar van vervallen? — Een voorbeeld zal ons gevoelen over de wettige en onwettige onderfcheidings-tekens ophelderen. Een burgerman komt op ftraat een heer van de regering of een man van fatzoen tegen; fchielyk neemt hy den hoed van het hoofd en blyft zoo ftaan, terwyl de ander even den hoed afneemt, en terflond weder op zet, zomtyds dien op het hoofd houdt, of met eene houding, die het gevoel zyner gewaande meerderheid te duidelyk blyken doet, den burgerman zegt of wenkt, dat hy zyn hoed op mag zetten. Wy zagen het maar al te dikwyls met verontwaardiging en droefheid. Wanneer nu een burger op het Stadhuis of elders met een regent fpreekt in zyne qusliteit, dan is hy verpligt hem de behoorlyke achting te bewyzen, die zyner waardigheid toekomt, want die waardigheid is hem door het volk opgedragen, en hy vertegenwoordigt hetzelve; maar in een by zon der gefprek, by eene ontmoeting op ftraat, en overal war.r de onderlinge betrekking van burger en reprefentant niet geldt, zyn zulke onderfcheidingen onwettig, en een vry burger, zo wel als een braaf regent, onwaardig. Daar  ( 35 ) Daarenboven, wat zyn wapens, livrtyen, wapen, fchilden, enz: anders, dan tekens, waar door zich de adel, en de zogenoemde grooten van de goede burgery, en het gemeen onderfcheideu; is nu de adel ftrydig met de regten van den mensch en van den burger — zyn alle burgers als burgers gelyk, dan volgt van zelve, dat die tekens flrydig zyn met die erkende regten en gelykheid, erf even daarom onwettig. Wy durven meer zeggen, zy zyn befpotte'yk, kinderachtig en dwaas. Uitvindingen van het vooroordeel, van den overmoed des ryken, en den waan des trotfchen. — Hoemeenig een in ons land geeft zynen bedienden livrey, voert een wapen met vier, en acht quartieren, die uuren en-dagen lang heeft moeten verzinnen, om dezelve by een te halen. Hoe velen zyn er, die deze ydele voorregten voor het geld , dat door der ouderen vlyt en fpaarzaamheid , of door goed geluk - zo al niet door flinkfche wegen was verzameld, gekogt hebben, en ten loon van hunne dwaasheid niet dan de veragting van hun, óieeclit edel, van goed fat' zoen, van eene oude patricefamilie meenden te zyn, en tevens de befpotting van hunne verfhndige en brave medeburgers wagdroegen. Maar dit alles zou de vriend des volks nog over het hoofd zien, hy zou den edelman en den grooten hun kinderfpel, hun poppegoed wel laten houden, hy zou zyne fchouders ophalen, en medelydend glimlag. chen over hunne vooroordeelen en dwaasheid ; indien hy niet flellig en op goede gronden overtuigd was.dtt deze onderfclieidings-tekenen niet alleen onwettig, en befpottelyk, maar gevaarlyk zyn, en ftrydig met den geest van Vryheid en Gelykheid, die den Bataaf bezielen moet. Indien het waar is, (zo als.menfehen» kennis en ondervinding ten vollen bewyzen), dat de ïinnelyke voorwerpen in 't algemeen meer invloed op D 2 ons  ( 35 ) ons hebben dan afgetrokken redenéringen, dat het geen wy met onzeoogen zien ons over 't geheel fterker treft, dan het geen wy door ons verfhnd bevatten en beöordeeleu moeten; dan volgt van zelfs, dat uiterlyke teltenen van ongelykheid, ïn zich zeiven onwettig zyn, eenen fchadelyken invloed op de denkwyze en gevoelens van het algemeen kunnen en moeten hebben. —- Ten allen tyde heeft de flaatkunde zich ook daarvan bediend ter bereiking van hare goede ert kwade oogmerken, In de zeven laatst verlopen jiren, en byzonder dadelyk na dé gewelddadige omwenteling van 1787, hebben wy te vaak, helaas 1 gezien, hebben zeer vele onzer te gevoelig ondervonden , hoe veel belang de Oranje- en Ariftocraten-party gefield heeft in het dragen en doen dragen van de Oranje-leus. De gefch'ièdehis der Franfche Volks-omwenteling bewyst ten vallen, dat de wysgeerige bewerkers en handhavers derzelve, het venietigen der onwettige tekenen van ongelykheid, even zeer als het invoeren en handhaven der uiterlyke tekenen en zinnebeelden der gelykheid, voor 7eer belangryk en noodzakelyk achten. En, is het niet natuurlyk , medeburgers , dat ingevoerde en algemeen aangenomen tekens van ongelykheid ons noodzaakelyk dezelve telkens herinneren, en het beledigende en ondraaglyke daarvan doen gevoelen? — Moeten de titels van Myn Heer, Mevrouw, fVelEdel, Wel Edel Geboren , hhog-geboren Heeren, Jonkheeren, Vrouwen en •Jonkvrouwen, Wel Edel Geftrenge, Edel Mogende, Hóóg Mogende, Doorlugtigfte , IVelEerwaarde , Hooggeleerde Heeren enz: niet natuurlyk de dwaze en ongerymde denkbeelden en voorregten, waarmede zy gepaard zyn , levendig hou Jen en herinneren ? Is de benaming van Myn Heer, Mevrouw, uw dienaar, yw nederige en onderdanige dienaar, niet vernederend ft> beledigend voor vrye en gelyke Burgers? Waren die $jtejs en benamingen niet het uitfluitend eigendom der be<  C 37) bevoorregtte (landen,en kunnen zy, die de gelykheid van regten en pligten zonder onderfcheid aan alle menfehen eri burgers toekennen, dezelve dan nog behou-* den, beminnen en voorflaan? Is de gehechtheid aai. zulke kinderachtige dwaasheden niet het duidelykst bewys van eenen bevooroordeelden geest, én even daarom den verftandigen en vryen man,en der weldenkende vrouwe onwaardig. Is er grooter, beter, edeler titel dan die van burger en bitrgeresfe? herinnert dezi ons niet telkens en natuurlyk onze vryheid', onderlings gelykheid eti- broeaerfchap? En wie is er dan onder ons die dezen naam voor eenen dwazen, ydelen, belagchelyken titel zou willen ruilen? — Het geven ea dragen van Hvreyen kan hier den aandacht van des vriend des volks onmooglyk ontgaan, om dat het Inbreuk maakt op de regten, die uit de gelykheid voort» vloeijen, en flrydig is met de pligten die zy ons oplegt. Met wat recht toch geeft een zogenoemde heer zynen bedienden livrey? zyn zy zyne lyfëigenen, bebbtn zy hunne vryheid aan hem verkocht voor het huurloon dat zy van hein trekken'? Tusfehen hem, die bediend wordt en hem die dient, heeft volftrekt niets meer plaats dan een onderling verdrag, waar by de dienstbode zyne diensten - en de zogenoemde heer zyn geld, de kost enz: toezegt, lntusfchen is het livrey een teken van een foort van regt, dat de heer zich over zynen knegt of bedienden aanmatigt, en als zoodanig vernedert het hem, die het draagt, terwyl het den weidenkenden burger niet voegt het te doen dragen. — Daarenboven de llvreybediende, die in de daad de waardigheid van eenen burger mist, verheft zich trotsch en (tout boven denzelven, hoovaardig op zyn. nwoije rok en hoed, ziet hy den braven burger met den nek aan: en niet zelden behandeld hy hem op een onwaardige wyze. Gy dan onder onze medeburgers, en burgeresfen, die de belydenis der vryheid, gelykheid, en broederfchap u tor eer rekent, houdt toch op P 3 zoq  C 38 ) 200 tegeiiftrydig met uwe aangenomen gevoelens te handelen. Hebt toch moeds genoeg om u van de meenigte te onderfcheiden, vernietigt, zo veel in uis, alle uiterlyke tekenen der ongelykheid, behangt 'er uwe bedienden niet mede,bedenkt dat gy geene heer en ever kun z)t: en dat zy, offchoon in uiten dienst, niec ophouden vryt menfehen te zyn, — Op dezelfde gelegde gronden rusten de redenen , die voor de affchaffing van wapenen en wapenfchilden voor families of byzondere perfonen pleiten. Indien zy in 't algemeen als onwettige tekenen van ongelykheid te verwerpen zyn,zyn zy het in 'tbyzonder in ons land, alwaar zy zoo algemeen gebruikt worden, door dezulke, die ([om in den ariflocratifchen toon te fpreken) daarop geheel geen regt hebben. Is het geene tegenftrydigheid daar, waar de adel en deszelfs voorregten zyn afgefchaft en vernietigd , nog met deszelfs tekenen te pronken? En wat het ophangen van wapenfchilden in de kerken betreft, nergens zeker zyn zy onvoegzamer geplaatst. Dat gebruik, even als de ongerymde en fehadelyke gewoonte van het begraven in de kerken, is afkomftig van het dwaas vooroordeel van de heilige, gewyde aarde ,en plaatfen. Zy houden de ongegronde en nadeelige denkbeelden van ongelykheid maar al te veel levendig en in (land. Waar (telt zich de hoogmoed op afkomst, eer, aanzien en rykdom meêr ten toon als befpottelyk, dan by een graf? De man die met een wapen begraven wordt, boven wiens graf een wapen wordt opgehangen, op wiens zerk het gehouwen wordt — wordt niet minder begraven, dan de arme, geringe, verachte, fchaamle man, dien nauwiyks een kist vergund is. — Beiden dalen zy in de moederaarde,beiden worden zy een prooy der wormen en der verrotting. Beiden flapen zy den doodslaap, tot dat zy in den uchtendftond der eeuwigheid beiden ontwaken, en beiden voor den Regter ver- fchy-  (39) ichyneti, die zonder aanzien des perfoons beiden rïch* ten zal naar hunne daden. Bovendien, indien wapenfchilden onderfcheidings-tekenen waren, die der deugd en der verdiensten alléén wierden toegeëigend, en ter ecre opgehangen; dan kouden zy tot een goed einde dienstbaar zyn : maar nu zy gelykelyk voor den aanzienelyken deugniet en den braven man, dienen, nu zy doorgaans niet meer dan gewaande voorregten van geboorte en (land betekenen, zien wy niet, tot welk waardig en gewigtig einde zy dienen kunnen , en het gebruik daarvan komt ons, offchoon zeer oud, zeer dwaas voor. — Er blyft ons dan nog een gedeelte over van de taak, die wy op. ons namen, oiu in dit blad aftedoen. Wy moeten omtrent de onderfcheidene en bevoorregteziiplaatfen in de kerken nog or.ze gedagten zeggeu. Wy gaan daar heen, en zitten daar neder,-om gemeenfchappelyk den openbaren Godsdienst te oeffenen, dus moet ons het zelfde oogmerk alleen daar heen leiden. In welke betrekking verfchynen wy daar voor God? geenzints voorzeker in die toevallige betrekkingen, waarin wy in de burger-maafchappy tot elkander (laan, maar alleen in die, welk-s daar gelden kunnen. Voor God zyn wy allen gelyk. Anders hebben de denkbeelden, die de Heilige fchryvers in 't algemeen en Jefus ons in 't byzonder van dat hoogde Wezen geven, geenen zin, noch kragt. Wy komen dus in de kerk, niet als ftaatsleden, heen» va>i de regering, ambteloze burgers, ambagtsiicscr., en dienstboden — maar als menfehen, als christenen: kinderen van denzelfden Ilemelfchen Vader, belyders van denzelfdcn Godsdienst, broeders en zusters. Nergens dus komt de onderfcheiding tusfehen menfehen en menfehen minder te pas dan daar. Wy zeggen meer — die uiterlyke tekenen van onge'ykheid ftryden met  C 4°) met den geest van het christendom, met de oogmerken van den Heiland,met de leer die wy hooren prediken, met de gebeden, die wy gemeenfchappelyk doen, met de godsdienflige plegtigheden, die wy vieren en zien bedienen; met een. woord de hooge gejloeltcns, en beyoorregtte banken in onze kerken , leveren zulk een treffend en bedroevend contrast op, met het geen wy daar horen en ooen, als het verzoek van de moeder der twee zoonen van Zebedeus met de natuur van Jefusryk: enzy die voor het behoud Jerzelve zo yverig pleiten, verdienen in ons oog niet minder medelyden, dan diegoede, maar bevooroordeelde vrouw. Wat volgt nu uit het be'toogde? Dat de welgezinde burgers maar aanftonds handen aan 't werk móeten (laan, en zelve a"e gelykheid der zitplaatfen in de kerken bewerken? zeker niet, naar ons oordeel. Dat zou een daad van geweld zyn, die den vryen burger onwaardig is, en de oorzaak van groote verwarringen zyn zou. Elk weet, dat het gebruik dier zitplaatfen eene aanzienlyke fom opbrengt tot onderhoud van de kerken. Veel eer dus maken wy dit befluitop, dat de Vertegenwoordigers van het Volk van Middelbnrg in 't byzonder, en die der vrye Bataven in 't algemeen, op den nadeeligen invloed, dien de«jterhke tekenen van ongelykheid noodzakelyk op den Volksgeest maken moeten, den nodigen aandagtbehoo» ren te vestigen, en wyzemaatregelen te nemen om dezelve zo veel mogelyk over al te vernietigen, en op den gefchikften tyd, en de best mogelyke wyze, uit de kerken voor altyd te verbannen. Het zou toch de grootde tegenflrydigheid zyn , wanneer men de gelykheid der wen' fchen en der burgers decreteerde, en de uiterlyke tekenen van ongelykheid verfchoonde, en behield. ]a, ditzou even ongerymd zyn als dat men, na de vernietiging van alle de waardigheden van willem den Vden, en zyne betrekkingen op het Bataafl'che Volk, om zyne vrienden en afhangelingen te fparen en genoegen te geven, eene OrangeCocarde opzette, en het dragen derzelve toeliet en wettigde. ■— Elk Nommer van dit blad word alle Maandagen voor 1 en één halve duiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS, 3M>. s. waarde medeburger, DE vriend des volks ! jfNJaauwlyks hoorde ik, dat 'er een weekblad uitkwam* onder den naam van vriend des volks, of ik zond my» jiongen terftond uit om het zelve tekoopen; en toen hy 'er mede 't huis kwam, gunde ik my naauwlyks den tyd, om myn bril op te zecten, uit loutere nieuwsgierigheid om het te lezen. Ik kan u ook, als een man van eer verklaren, dat ik het wel driemaal heb overgelezen; en als ik het dan; uit had, zeide ik tegen my zeiven: kyk, dat is mannentaal! dat is waarheid! daar kan ik my zo met myn geheele hart by voegen. —• Nu zal het wel beter met ons land gaan, nu brave menfehen weder durvenfpreken,en fchryven,wat zy denken. Intusfchen kwam geduurig,by het uitkomen van elkflom* mer, de begeerte in my op, om u eens mondeling te fpreken, dewyl ü; nog vele bezwaren heb, die ik gaarne Wénsen* te, dat my opgelost werden; maar dewyl ik, en misfehiere niemand u in perfoon kent, neem ik de vrypostigheid om u een brief te' fchryven, en u over verfchillende dingen eens vrymoedig raad te plegen. Ik hoop toch niet, dat gy dezen onbeantwoord zult laten; als gy waarlyk een vriend des volks zyt, zoo verfmaad my niet; misfehiert kunnen andere van myne medeburgeren hier ook nog eenig nut uit trekken. Doch eer ik verder ga, diené ik ten naasten by wel te zeggen wie ik ben. ■— Gy moet dan weten, dat ik vanordentelyke burgerlieden afkomstig ben; dat ik christelyk £ ben  C 42 ) ben opgevoed; en dat ik door winkel te doen, fpaarznara ,€11 fehappelyk te leven, een goed fluivertje heb overgewonnen, zoo dat ik, als de Hemel my uit den tyd haalt, myn vrouw en eenigen zoon in een goed bezit kan achterlaten. Nu moet je weten, medeburger! dat ik my altoos, of zeer flil heb gehouden, of my by de zoogenaamde Prinsgezinden heb gevoegd, om dat ik uitrekende, dat die de meerderheid hadden, en datmynemeeste calanten Prinsgezfnden waren, en ik altoos beducht was, dat myn neering, zoo ik opentlyk uitkwam voor het geen ik in myn hart gevoelde, ganfchelyk zou verlopen. Te meer heb ik federt weinige jaren gezwegen, dewy! ik bemerkte., dat fotnmige van myne calanten, om dat ik (tnsfchen ons gezegd) op de Patriotten zoo niet wilde fchelden en vloeken, myn winkel reeds voorby gingen, en my norsch en ouvriendelyk aankeken. Het waren , wel is waar, domme menfehen, maar echter fpeet het my: ik. ben van natuure zoo gefield, dat ik gaarne aüe mans vriend ben; in vyandfehap kan ik niet leven: daarenboven ben ik niet onverfchillig omtrent myne neering; men moet voor een flechten tyd zorgen, vooral als men kinderen heeft; en uit dien hoofde fpreek ik sl eer.s een woordje mede tot verachting van brave Vaderlanders, daar ik dan naderhand, als ik zoo in myne eenzaamheid by 't vuur zit, hevig berouw over gevoel. Want onbewimpeld gefproken, federt langen tyd ben ik reeds overtuigd geweest, dat de Patriotten de waarheid aan hunne zyde hebben; dat de gcleerdüe, verfraudigfte, en eerlykfle lieden tot die party behooren ; ziet maar eens aan, zeide ik gisteren nog tegen myn vrouw, terwyl ik by het vuur een pyp zat te rooken, en uw weekblad las, hoewel is dat gefchreven! zoo overeenkomstig de waarheid! en hoe leugenachtig en laf was alles opgefleld, wat van de Piincenparty is te voorfchyn gekomen: leugen op leugen: het waren immers gefchriften, alsof zy, met permisfie, in de Hel gefchreven waren, vol van bitterheid en vervloekingen. Ja, liefje, zeide myn vrouw, dat flem ik volkomen toe,  C 43 ) toe, men hoort nu van geen plunderingen, zoo als over zeven jaar; men ziet de half doode menfehen nu niet langs de flraten flepen, als men Gods huis in wil treden, Zoo als ik met deze myne oogen zelfs gezien heb; men hoort nu niet anders, dan vau vergeten1., en vergeven. Moeder en ik, zeide daarop myn zoon, hebben de menfehen gisteren eens tegen m'alkahderen vergeleken; maar wy werden beide rood van fcha'aratë', oiri dat wy ons tot nog toe by die party hadden gevoegd, daar zoo vele domme, onnozele, of flechre menfehen onder zyn: ik kan het al op het uiterlyk gezicht zien, vader! dus ging myn zoon voort, tot welk een party iemand behoort,, is hy dommelig van gezicht, en ziet hy er wat dof uit, dan wil ik myn leven laten, als hy geen Prinsman is, ook hoor ik, dat in de overige zes Provinti.es het gemeen meest aan die party is; doch dat de verftandige en eerlyke tot den Patnotfchen fathénhang beboeren. — Zoo fpraken wy al voort, tot dat wy vaak kregen, en naar bed gingen. Had ik nu maar moeds genoeg, Volks-vriend! om npenlyk voor myn gevoelen uit te komen! men zal my haten in myn ouden dag! myn neering zal verloope» ! myn gansch gedacht zal r.iy verachten, fchoon er (hier gezegd , en hier gebleven) al vele onder zyn, welker oogen reeds geopend worden, vooral, na dat de contanten, als vinken, uit de fchatkisten zyn .gevlogen: myn zoon zal misfehien nooit een ryk huwelyk doen, of eeUig arnpt krygen 1 Ach myn hart, medeburger! is zoo beklemd, geef my toch raad; hier mede zult gy, na cordiaale groet en is fe ook van myn vrouw en zoon, verpligten, die zich noemt Uwen zeer toe gene geiten Medeburger. C, VRUr.SACUTIG, E 2 Am-  (44) Antwoord van den vriend des volks aan den Burger c. vreesachtig. Qris weekblad is naauwlyks in 't licht gekomen, of de aftrek van het zelve fpoort ons aan , om daarmede yverigvoort te gaan, nadien wy daar uit befluiten kunnen, dat onze arbeid nier te vergeefsch is; om echter op alle brieven, die ons toegezonden worden, te antwoordeu, is, hoe gaarn wy zulks ook begeerden, voor ons ondoenlyk; wy zullen dus eenige uit dezelve van tyd tot tyd uitkiezen, die wy vermoeden, dat door derzelver beantwoording het meeste nut aan de burgery kunnen toebrengen. Wy vinden uwen brief, waarde medeburger! te dezer tyd van veel aangelegenheid, dewyl wy federt lang bemerkt hebben, dat belangzucht, eigenliefde, en menfchenvrees de voornaamfle oorzaken zyn geweest, waardoor het lieve Vaderland op den rand des verderfs gebragtis. Echter verzoeken wy vriendelyk, op ons niet vertoornd te zyn, zoo wy uwe gebreken en zwakheden u watfterk voor oogen houden; gy vraagt ons om raad, neem dezelve dan ook met toegenegenheid aan. Zoo ver ik uit uvven brief kan nagaan, komt het my voor, dat gy deugdzaam, en braaf zyt, zoo gy door zwakheid van geest, en hebzucht, de infpraak van uw geweten niet verdooft. God heeft u gezegend, gy zyt reeds oud, en echter beeft gy op de gedachte, dat uwe neering zal verloopen : gelleld, zy verliep ten eenenorle, zult gy, en uw vrouw, en eenig kind dan gebrek hebben? — gy zyt door Gods zegen die man geworden, die gy nu zyt; maar hebt gy dien zegen nog verder te wachten, zoo gy de ftem van uw geweten fmoort? zoo gy brave lieden die gy waarlyk hoogacht, lastert? en dat enkel om uw eigen voordeel? Al liet gy uw kind niets na, dan eene goede opvoeding, is dat niet genoeg? is hy beter dan gy waart? zyt gy niet door vlyt en fpaarzaamheid geworden , die gy nu zyt? is elk burger der maatfehappy niet verpligt, om al wat in zyn vermogen is toetebrengen tot nut van 't al. jiie.en? zoudt gy hem, die zyne ouders in kommer en el. leo.  (45) lende liet omzwerven , en zich over hunne rampen niet bekommerde, niet voor den grootften booswicht houden, dien de aarde ooit gedragen heeft? en gaat het Vaderland niet alle betrekkingeu van vader, moeder, broeders of zusters verre te boven? Met te zorgen voor het Vaderland zorgt gy niet alleen voor dit gedachte; maarvoor duizende,ja millioenen menfehen, die nog geboren zullen worden , die u in de eeuwigheid nog zullen zegenen, als gy uwe krachten tot nut van 't Vaderland zult hebben bedeed; doch u allen te famen zullen vervloeken, als gy door baatzucht, lafhartigheid of menfehenvrees weerhouden, derzelver rampen zult hebben berokkend, of vermeerderd. Het tweede gebrek, dat gy moet trachten te verbeteren, is die affchuwelyke menfehenvrees, en die begeerte om aan allen te willen behagen, om een vriend van alle menfehen te willen zyn: hy, die zulke gevoelens koestert, isindaat om de grootde misdaaden te begaan, zoo men hem Hechts met vleijende woorden aanfpreekt, of hem norsch en onvriendelyk behandelt, wanneer hy aarzelt om uwe wenken te gehoorzamen. Uw hart is overreed, dat de Patriotten menfehen van eer en deugd zyn, die het wel met het Vaderland meenen,wien hebt gy dan meer noodigte behagen dan uw geweten, en de verëerers der deugd? Toen onze voorvaderen zich tegen Philippus den Tyran ' begonnen te verzetten , hebben zy duizende fmaadheden van hunne eigen landslieden en bloedverwanten moeren ondergaan: de vader leefde in tweefpalt met zynen zoon; de broeder mer zynen broeder; men zag de begeerte, om de ketenen der flaveruy te verbreken, voor enkele nieuwigheden aan, tot dat de oogen van allen wierden geopend, en zy, terwyl zy malkanderen tederlyk omhelsden, met heete tranen berouw betuigden, dat zy malkanderen, door vooroordeelen verblind, hadden gehaat, gelasterd, en vervolgd. Er is niets verderfelyker, dan de begeerte om aan ieder een te willen behagen; elk braaf mensch moest het tot een E 3 ia-  ( 46 ) innig genoegen verftrekken, da: hy by onverftandige, Hechte , of kvvaly kgezinde menfehen meer gehaat was, dan geliefd. Wat moet een deugdzaam man van u denken, wanneer gy by ondeugende, of vuil belangzoekende menfehen zoo geacht zyt. ftel 'er toch uw eer in, om by allen, die gy waarlyk voor Hechten houdt, of het van uw geflacht zy of niet, in minachting te wezen; daardoor zult gy duizenden van braven winnen, en vrede hebben met uw geweten, —- Gy zyt ook bevreesd, dat uw zoon in het doen van een goed huwelyk, of in andere opzichten benadeeld zou worden, zoo gy als een man van eer voor de waarheid durfde uitkomen, en u aanbood, om het welzyn van uw Vader-, land te helpen bevorderen; doch naar onze gedachten hebt gy dit juist te vreezen, zoo gy als een lafhartige en lage najager van het eigenbelang blyft nederzitten, en zulk een verachtelyk voorbeeld aan uwen zoon geeft. Zal een laf, baatzuchtig jongeling zyn fortuin maken? immers geenzins: een vrouw haat zulk een fchepfel, en bemintdeti moedigen en onverfaagden: hy, die voor zyn Vaderland in den dood durft loopen, zal zyne geliefde echtgenoote, fchoou zy door duizende gevaren omringd is, ook niet verlaten. Hoe zeer uw hart aan 't geld is overgegeven, blykt ook hier uit weder ten fterkften, dat gy niet alleen rykdommen Voor u zelveu, maar ook voor uwen zoon begeert. Is dan waarlyk het geluk in 't bezitten van vele fchatten gelegen? gy zyt reeds te oud van jaren, dat gy niet zoude hebben opgemerkt, dat de rykehuwelyken juist niet de gelukkigste zyn. De rykdommen bragten by velen, bet zy jongelingen , of jongedochteren , eene gewaarwording te weeg, dat zy voor liefde of genegenheid hielden , het geen inderdaad niets anders was, dan opwellingen der vuile hebzucht, en trotscheid. Als er geene ware overeenflemming der harten plaats heeft, als de ziel met geene edele deugden en bek waamheden verfierd is, zal het huwelyk noch gelukkig, noch gezegend zyn. De prachtige woning der ryken is met kostbaarheden en blinkend goud enzilver verfierd ; een zwerm van losbandige, brood-  (47) brooddronken , cn ondenkbare dienstboden vervullen deglinfterende vertrekken ; de rafel is heerlyk, en kostbaar toebereid; de kristallen bekers worden met de beste wynen vervuld ; doch duizende kleinigheden, verwyderingen tusfehen man en vrouw; uiterlyke en gemaakte vertooningen van toegenegenheid ; geduurige twisten tusfehen de bedienden; nyd, haat, en eene brandende begeerte naar grooterfchatten , en meerder pracht, verpesten, dagen en nachten, de genoegens van dit iortftondig leven. Het is eer mogelyk, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een ryke intrede in het Ilemelryk, zegt de Zaligmaker. Kan het ook natuurlyk wel anders zyn? de middelmatige flaat, ja zelfs de armoede, zo zy niet te drukkend is, is de voedfler van matigheid , Ingetogenheid, vergenoeging, dankbaarheid, kortom van alle christelyke deugden ; maarderykdommen daarentegen zyn de bronwellen van de fchrikverwekkendfte ondeugden; zy zetten de deuren open voor allerley zonden : trotsheid, overdaad, vuile wellust, gierigheid , nyd , en verachting van God en menfehen zyn gemeenlyk de getrouwe gezellinnen der aardfche fchatten. Laat hem een deugdzame vrouw kiezen, die hy waarlyk: bemint; kunnen zy mindere verteeringen maken , dan vele anderen, die enkel geld hebben willen behuwelyken, zy zullen beiden meer hun best ioen, om op een brave en eerlykewyze door de weereld te komen. Hun huishoudelyk leven, doorgezonde kinderen vervrolykt, zal hun duizend maal meer vreugde geven , dan de drukkende pracht der ryken, die malkanderen van den morgen tot dert avond trachten te ontvluchten , en overal liever zyn, dan ia elkanders tegenwoordigheid ; en kan dit wel anders zyn^ noch de Godheid , noch de Natuur had hen voor malkanderen gefchspen ofbeftemd, maar de hebzucht, en weelde, dia gevloekte dochters van den afgrond! Eindelyk zyt gy beducht, dat uw zoon tot geene eereposten zal kunnen geraken, wanneer gy u openiyk als een voorftander der goede zaak verklaarde. — Het fpytmy waarlykj dat ik dit in uwen brief heb moeten lezeu; dit verraadt  ( 43 ) raadt een hoogmoedig hart, en dat gy nooit regt by u zelvefl hebt overdacht, wat eereposten zyn, en waarin de waare eer beftaat. Gefield eens ,dat gy uw zoon, (het geen meest alle menfehen doen, en nogtans allerverderffelykst is voor de menfchelylte maatfehappy) boven u, en uwganschgeflachtwildet verheffen ; verbeeld u dat hy tot de grootfle eerampten geraakte; zullen deze posten hem waarlyk geacht, en geëerd maken, zonder dat hy uit zich zeiven achtenswaardigis, of eer verdient ? immers geenfins; zulks zou eenigfins plaats kunnen hebben by het, tot nog toe dom gehouden en onkundig gemeen , maar niet by de verftandigen. De ampten veè'eren den man niet; maar degeleerde, verHandige en brave man zet zyn ampt luister by — is 'er iemand die eenen aanzienlyken post bekleedt, en tot den zel■venmiet bekwaam is, zo verdient hy verachting in plaats van eer, fchande in plaats van roem. Is uw zoon waarlyk kundig, braaf, achtenswaardig, zoo zal hy lof en aanzien genoeg ontfangen ,al bekleedthy geene eerampten. Doe dus uw uiterfle best om geene kosten en moeite te fparen, om hem verder een goede opvoeding te geven, op dat hy een waardig lid worde der maatfehappy, en u, en den uwen tot troost en vreugde verftrekke in uwe klimmende jaren. Neem mynen raad met bereidwilligheid aan, en wees vat» zekerd, dat ik altoos zyn zal Uw toegenegen medeburger, DE VEIEND DES VOLKS. "Elk Nommer van dit blad word alle Maandagen voor I en één halve duiver, uitgegeeven te Middel-, burg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS, vólks-regering. aristocraten. demagogen. 0llder alIe de regéringsformen, die federt den aanvang der menfcheiyke maatfehappy beftaan hebben, is er flechts ééne, die waarlyk den naam van republikeinsck kan dragen, flechts ééne, die het Bataaffche Volk, van deszelfs vryheid gebruik makende, in dit oogenblik verkiezen kan; en deze is de volksregering, of democratie. Men moet eene voljlreke volks-regéring, waar in hen ganfche volk, in masfa vergaderd, de gebiedende en, wanneer het zulks begeert, ook de uitvoerende, de wetgevende en regterlyke raagt zelve uitoeffent; deze moer. men wel onderfcheiden van eene volks-regéring by vertegenwoordiging, of reprefentatie, waarin het vergaderde volk aan zekere perfonen, die het daartoe uit deszelfs midden verkiest, den last opdraagt, om deszelfs plaats te bekleeden, en in naam des volks magt en gezach uic te oeffenen. De eerfte, de volflrekte democratie, is eïgenlyk geene regéring, maar veeleer eene regéringloosheid, onregt en wanorden kenmerken dezelve, en zy is niet alleen voor geene groote ftaten, maar zelfs niec voor het kleinfte grondgebied, van den kleinften Duitfchen vorst berekend. De laatfte, de reprefentativet J? volks.  volh-regiring, wanneer zy door goede, conftimtioneele weiten omfchreveu is, is de genoegzame waarborg der burgerlyke vryheid, en de zekerde deun van het maatfchappelyk geluk. — Het is noodzakelyk, dat alle beminnaars van hunne, vryheid. en regten een genoegzaam en zuiver denkbeeld hebben van deze allergewigtigde zaak, en wy willen hun gaarne daartoe, door dit blad, de behulpzame hand bieden. Voorafïchter moeten wy hun berichten, dat wy op eenige meerdere aandacht en infpanning rekenen, daar wy wel klaar kunnen zyn in onze voordragt, maar zonder nadenken nogthans Eiet behoorlyk begrepen worden. Alle ware fouvereiniteit, of oppermagt, berust eeniglyk en alleen by het volk: men verbeelde zich een ge* nootfehap, tot een bepaald oogmerk by elkander gekomen ; by wien is de magt, om aan het zelve wetten te geven, die wetten te' doen handhaven, en de orden te doen heerfchen ?'immers alleen by het ganfche ligchaara, 't geen daartoe zyne vrywillige to'edemming moet geven? Indien eenig lid van dit gezelfchap zich als Hoofd of Heer wilde opwerpen , zonder daartoe door de flem der leden verkorén óf benoemd te zyn, zyne mègt zou onwettig, en even daardoor nietig zyn. Indien men dit gezelfchap aan wetten wilde onderwerpen, zonder de goedkeuring der leden in te wachten, het zouden geen wetten zyn, maar voorfchriften van dwang en heerschzucht. De maatfehappy is niets anders, dan een groot gezelfchap; in haar boezem alleen berust demagt, het beduur, de kracht der wet; alle gezach , dat niet van hasr 'ontleend is, is onwettig, niets waardig: — het volk is de eenige ware fouverein; dat gene, wat in despotike regéringen de monarch, de koning, de vorst of fultan voorgeven te zyn. Het volk kan deszelfs ganfche fouvereiniteit niet uitoeffenen. Eeue vergadering, zoo groot als die van een gansffh  C 5i ) gansch volk; denkt flechts aas het Bataafsch ofNederlandsch volk; kan in geen eene' plaats famenkomen: eene vergadering zoo gemengd, en uit zoo verfchillende voorwerpen beftaande, die alle flechts één groot belang, dat der vryheid en handhaving van ieders regten met elkander gemeen hebben, maar voor het overige door geheel tegenftrydige belangen en uitzichten bezield zyn: eene vergadering, die wel door den indruk van het oogenblik kan gedreven worden, maar voor geen bedaard en langduurig overleg vatbaar is; zulk eene vergadering kan niet belluuren, wetten beramen, onrdeelen, vonnisfen; men zou er by dergelyke raadplegingen de orden niet kunnen handhaven, men zou er ieders ftem niet kunnen doen gelden. De geheele uitoefening der fouvereiniteit, door een gansch volk, is dus harsfenfchimmig, eene wezeulyke en gevaarlyke ongerymdheid. Het volk echter kan zyne fouvereiniteit nimmer overdragen , noch zoo geheel vervreemden, dat het ophouden zou zelve fouverein te zyn. Het verlitest derhalven zekere perionen, die het zelve vertegenwoordigen, die uit deszelfs boezem al hun magt ontleenen , en in deszelfs naam al dat gene verrichten, 't welk dooreen ganfche vergaderde natie, of in 't geheel niet, of niet behoorlyk verricht kan worden. Zy zyn het, die de natie in het klein vertoonen.en door dezelve met een bepaald gezacb bekleed, na het volbrengen van bunnen last indenfchoot der natie te rug keerende, inderdaad van het ganfchevolk niet onderfcheiden zyn, maar daarmede flechts één uitmaken. Het volk kan en moet zyne reprefentanten zelve verkiezen. Het kan het doen, en deze daad van fouvereiniteit, of volftrekte oppermagt, kan door hetzelve op een geregelde wyze worden nirgeoeffend; 't geen gem->kke!yk te betogen is, en door het voorbeeld, en de inrichtingender Franfchen betreffende dit gewigtig ftuk, boven alle ' F 2 te-  (5-0 tegenfpraak verheven wordt. Het moet het doen, indien het eenige aanfpraak op den titel van een vry volk maken wil; zonder de vrywillige keus der natie kunnen er wel gebieders en overheerfchers, maar geene reprefentanten of vertegenwoordigers beftaan. De eenige grondfag der vrye verkiezing is het vertrouwen; vertrouwen op de braaf heid en bekwaamheid der genen, aan wie men bet tydelyk beduur der maatfehappy aanbeveelt; dat zy namelyk de algemeene belangen, en «iets dan deze, kunnen en willen bevorderen. Het volk is derhalven aan zyn vertegenwoordigers ook vertrouwen •verfchuldigd; geen dwaas vertrouwen, dat zy niet dwalen kunnen, maar een redelyk vertrouwen, dat zy niet dan ter goeder trouw zulleu dwalen; inzonderheid dat vertrouwen, dat zy met elkander overeendemmende ,den wil en begeerte der natie, fchoonniet van alle byzondete perfonen, zullen uitbrengen. Bet volk, zyne belangen raadplegende, verkiest zyne reprefentanten flechts voorbeen bepaalden tyd. Het kan in zyne keus gedwaald hebben, en zy, die met het algemeen vertrouwen bekleed waren, kunnen dit vertrouwen nooit verdiend, of naderhand verbeurd hebben; deze dwaling moet, zonder verwarring of opfchuddlng, herfield kunnen worden. Altyd aanblyvende beduurders of vertegenwoordigers zyn daarenboven gevaarlyk ; zy verkrygen welhaast belangen, die met het algemeen belang drydig zyu , en worden beheerfchers. Maar',is nu daarin, dat het volk zyne reprefentanten zelve verkiest, en dechts voor een bepaalde daad of tydperk dezelve aandelt, is daarin een genoegzame waarborg voor de algemeene vryheid , en handhaving van ieders regten? Wy gelooven neen! en elk, die de zaak behoorlyk indenkt, zal met ons van het zelfde gevoele» zyn. Wat is het dan, dat de laatde en volkomen gejustlleHmg, ten dezen opzichte,aan een vryheidminnend  (33 ) volk moet geven? Het is niets anders, dan de wet! Deze is het heiligdom en de onfchendbare bewaarplaats der vryheid, de eenige Opperheerfcheres, die een edelen moedig volk nevens zich dulden kaD. De wet, waar door wy hier byzonder de conftitutioneele wet, de grondwet van den Staat verftaan, neemt voor haren grondflag aan, de onvervreemdbare regten van den mensch en burger, en heiligt dezelve: zy billykt en bekrachtigt alle eifchen en aanfpraken , die daarop gebouvvd zyn; zy bepaalt de magten, en trekt de eeuwige fcheidslinie, die haar belet om op de vryheid en het geluk van 't algemeen inbreuk te maken: zy fchryft de pligten voor •an het openbaar beftuur, bepaalt verantwoordelykheid voor allen, ftraf voor de fchuldigen, en grondvest de uitoeffening der geregtigheid op de onveranderlyke regels van reden, meufchelykheid en algemeen geluk. Deze wet ontvangt haar aanwezen uit den boezem des volks, door eene vergadering, daartoe van het volk benoemd en aangelteld, en zy wordt van het volk zelve bekrachtigd, door deszelfs vrye aanneming en uitdrukkelyke toellemming. Deze tweede daad der fouvereiniteit, de bekrachtiging der wet, kan wederom het volk zelve,' én geregeld uioeffenen, én het mag die aan geen ander overdragen; aan den anderen kant, de wet, opdezewys geftaafd en ingevoerd, is niets anders dan de 'uitdrukking van den algemeenen wil; die aan dezelve gehoorzaamt, gehoorzaamt aan het ganfche volk, en boven zulk een wet kan niemand verheven, niemand van dezelve uitgezonderd zyn, zy is uit haar eigen aart dezelfde voor allen. Dit is derhalven de aart der vryheid in eene reprefentative voik-regériug, de hoogstmogelyke vryheid, die men in eene burgelyke maatfehappy, behoudens orden eu geluk kan genieten: dat men geene heerfchappy kent,, F 3 dan  ( 54 ) dan die der wetten, en dat zy, die met het lefluur van den flaat, met de handhaving en uitvoering der wet belast zyn, van het volk zelve daartoe aangefteld en met het vertrouwen des volks bekleed zyn, tcrwyl het misbruik hunner snagt, door den bepaalden tyd hunner aanjlelling, wordt voorgekomen. Wy bekennen, in zoodanig eené regéring zullen gebreken plaats hebben, want wat is op aarde volmaakt, en welke inrichting is zoo nuttig enfehoon, dat zy niet eenige hindemisfen tevens met zicli brengt? maar deze gebreken zyn van dien aart, dat zy niet weg» genomen kunnen worden, zonder voor andere en veel grootere plaats te maken. De volks-regéring by vertegen, woordiging is het eenige, juiste midden tusfehen de ari~ ftocratie en de volftrekte democratie; men kan geen flap* verder gaan, noch naar den eenen, noch naar den anderen kant, zonder de gevolgen der regéringloosheid zich op den hals te halen, of zich in de armen te werpen der willekeurige overheerfching. Dit geeft ons natuurlyk aanleiding, om over het een en ander uiterfle nog een woord te zeggen, en daardoor den aart eener reprefentative volks-regéring, by tegen^enfteiiing op te helderen. ' De Jrifr:craten hebben het natuurlyk tegen de aanfteïling der reprefentanten, door de vrye keus der burgery, of des ganfehen volks, hevig geladen. Zy begrypen , of liever zy geven voor, dat het volk niet gefchikt is, om de bekwaamde voorwerpen uit te kiezen, dat het veel eer gefchikt is, om de driften van eenige weinige ten dienste te (laan, dan om bet algemeen belang te bedoelen: zy pryzen de bevoorregtte (landen aan, als of men in dezelve alleen zulke perfonen vinden kon, die van jongs af opgeleid , en met zulke gevoelens doordrongen zyn , dat men het beduur van den (laat hun veilig kan toevertrouwen. Wy beroepen ons op de ondervinding en gefchiedenis, die het onbefchaamd leugenachtige van dit  ( 55 ) dit voorgeven dnidelyk genoeg aantoonen; terwyl het aan den anderen kant,, raenschkundig gefproken, omno* gelyk is, dat de keus van een gansch volk, wettigen behoorlyk uitgebragt, niet over 't geheel op de braaffle en beste vallen zou, en zekerlyk op oneindig beter voorwerpen , dan die van de heerschzucht en het familie-belang eene onbetwistbare bevordering te wachten hebben. Vindt gy derbalven zulken, die van de onbekwaamheid der reprefentanten, door het volk benoemd, bitte-rly'.; klagen, en breed opgeven van de coodzakelykheid, om bykans vau zyne geboorte af tot regent beftemd ta wezen, het zyn deze gevoelens, dié gybillyk arillocratisch noemen moogt. Maar 'er is ook een ander foort vaq menfehen, die in het oppergezach der wet, en de vrywillige volks-keus der vertegenwoordigers, nog geene genoegzame waarborg der burgerlyke vryheid meenen te vinden, die, n.og iets behalven dit begeren, en 't geen z.y misfen, in het gebruik der magt van het volk zoeken; deze noemen wy Dem4g0g.cu. Volgens hen moet het volk in een geduuré-gen Haat van gisting gehouden worden; achterdochtig en met een oog van wantrouwen moe: het de handelingen zyner vertegenwoordigers gadeflaan, elke dwaling aan Hechte oogmerken, en iedere maatregel der voorzichtigheid aanheimelyke ariftocratie toefchryven. Burgers moeten, in plaats van de verlichte ftem der reden, de taal der openhartigheid en overtuiging te doen hooren, wanneer zy voor hunne belangen of regten bevreesd zyn.terflond hunne magt doen gelden, ieder oogenblik in een flaat van opftand wezen , en toonen , dat het volk meer is, dan zyne reprefentanten; als of het volk en de reprefentanten van elkaér onderfcheiden waren, als of het twee tegenftrydige magten waren, die malkander geduurig in het oog houden en opwegen moeten ! Dan inderdaad was de flaat der burger-maatfehappy een flaat van geduurigen oorlog, en, om eene ingebeelde vryheid te behouden, zou  C 56 ) zou men alle vruchten der ware vryheid moeten afïtaani De Demagoog, met wien wy echter geenfins verwarren den welgezinden en yverigen burger, maar die de ware grenzen der wettige volks-magt nog niet geleerd heeft te onderfcheiden; de eigenlyk gezegde Demagoog is in eene vrye burger-maatfchappy een allergevaarlykst wezen; hy vleit het volk, om het door zynen invloed te beheerfchen' hy wekt de driften des volks op, om het tot alle uirerflens, die hy flechts begeert, te kunnen vervoeren; hy bedoelt het zelfde met den Ariflocraat, magt en meerderheid, maar hy tracht het langs een anderen weg, en, onder een ander uiterlyk voorkomen, te bereiken ; hy is het, dien de burgery van Middelburg, in hare proclamatie, fprekende van eene lage en kruipende vólks-gezindheid, waarfchynlyk onder het oog heeft gehad; en heeft men eindelyk ooit grooter demagogen zien verfchynert, dan de misdadige yveraars voor Oranje, dan inzonderheid, als zy oproer en plundering noodig hadden, om hunnen zetel en den throon hunnes afgods te bevestigen,? < é ,. Elk Nommer van dit blad word alle Maandagen voor I en één halve duiver, uitgegeeveo te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, ea is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS. SYo. r. BEDENKINGEN OVER HET TEGENWOORDIG TYD STIP» JFJet oogenblik, dat wy thans beleven, is allerbelangrykst. Het is zodanig, als er in eene Staats-omwending, helaas! te veel zyn. En zo lang als er vyanden van de onze in en buiten ons land zyn zullen, kan het niet anders, of de voorftanders derzelve zullen van tyd tot tyd raeêr of min gegrondde redenen van bekommering hebben.« Menfehen, die alleen letten op het geen zy zien en hooren, en niet verder denken, moeten zig natuurlyk verwonderen over de oproerige bewegingen, die in deze dagen in Holland hebben plaats gehad, maar zy, die gewoon zyn de oorzaken der dingen natefporen, en doos? eene treurige ondervinding de listige, doemwaardige,en rusteloze pogingen hebben leeren kennen, welke de O ranje party voor, in, en na het jaar 1787 flandvastiglyle aangewend heeft om de goede zaak der Vryheid tegentewerken, zullen zig meêr ergeren, dan verwonderen, en terwyl zy in deze strafwaardige oproerigheden niets meêr zien dan de eigenaartige middelen , die de flaatkunde d\es party nog meent te moeten aanwenden om haren val te beletten ofte vertragen, beklagen zy de blinde werktuigen, waar vaa zy zig bedient, en die voor een band! e vob  C 58 ) vol geld om Oranje, en Engeland te dienen, oproermakers, plunderaars en moordenaars worden, en tot dien veragtelyken prys zig zeiven geesfelflagen of een flrop koopen.— Men heeft (legts het oog te (laan op die oproerige bewegingen, om ten duidelykflen te ontwaaren, dat zy volgens een beraamd plan voorbereid, begonnen, en voortgegaan zyn in de voornaamfle Steden van Holland. Dezelfde flaatkunde, wier hand onlangs in Parys de buis a"or zo overvloedig geftrooid heeft, heeft ook hier alweder dat geliefkoosde middel gebruikt. In Vrankrykkomt Let opgeruide gemeen aan de Conventie over gebrek klagen, hier is het kwanswys de oude liefde voor Oranje, die boven komt, en die de yveraars aan't muiten doet flaan.— Wanneer men tevens in agt neemt den onzekeren voet, waar op onze vereeniging met de Franfche Republiek tot nog toe flaat, de fcheuringen en twisten die er hier en daar in ons Vaderland tusfehen de voorfbnders der tegenwoordige omweuding zelve plaatshebben, de onberaden, belangzoekende, geweldige maatregelen, die men hier en daar neemt; de waarlyk antirevolutionaire daden die men zomtyds onder voorwendzel van revolutionair te handelen pleegt,de verblinding van het vooroordeel die veeIer oogen nog te jammerlyk gefloten houdt, en de weinige vatbaarheid voor overtuigingdie veelen jlandvastigheid noemen, wanneer menden flaat onzer goede zaak binnen en buiten 'slands nadenkt, dan moet de overweging van het tegenwoordig tydflip bcdagtzaamheid en waakzaamheid leeren, en tevens doen gevoelen hoe noodzaakelyk het is, dat alle vrienden der Vryheid en des Vaderlands eenfleramig, kloekmoedig, en yverig medewerken ter bevordering onzer ware belangen , ter afwending der mogelyke gevaren, en ter beteugeling en ontwapening der huurlingen van het groot en klein despotismus. —■ Me-  ( 59 ) Medeburgers! de vriend des volks vreest geenzints om u oplettend te maken op de hlnderpïslen die gy met hem ontmoet, en (leeds ontmoeten zult. Een volk dsc vry wil zyn wordt vry. Hy is de ware vriend niet, die alles van de fclioone zyde doet zien, of om zynen vriend te fparen , hem alléén het gelukkige van zynen toefland, en niet te gelyk het ongunflige, het gevaarlyke daar van voor oogen (lelt. — Dooru het hagchelyke van het tegenwoordig oogenblik te doen gevoelen moeten wy uwen moed opwekken, en geenzints u ontmoedigen of uwen lofwaardigen yverdoea vertragen, — Thans is ons lot aan dat der Franfche Republiek ten naauwften verbonden, het is dus noodzakelyk dat wy geduurig het oog houden op haar, die natuurlyk onze zuster worden moet. Veelen, onze vyanden, houden deze verwaiufchsp voor zig gevaarlyk, en wenden alles aan om die te beletten, en te verydelen. Toen robespierre viel, meenden zommigen onzer Patriotten , dat het nu met onze hoop op de'verlosfing door de Franfchen gedaan was, en van agteren is gebleeken, dat dat monster met zynen aanhang een verdrag met onze vyanden gemaakt had. Het is deze aanhang, het Zyn de vrienden van robespierre, die, omgekogt door onze vyanden, zich met onze bezittingen willen verryken, en op onzen ondergang de vergrooting van hunne magt vestigen, •—liet Franfche volk is door hun nog niet verblind. Dat Vtye en edelmoedig volk moeten wy onderfcheiden van de fnoodnarts, die het zelve misleiden, zo als zyonsonderfcheiden vsn de Oranje-Ariflocrarisch- en Engelsgezinden. Het Franfche volk verloochent voor geen goud zyne grondbeginzelen , zo als wy voor geen goud met het Despotismus een verdrag maken zullen. De grote , bewonderingwaardige Generaals der Noordelyke armée, de onvfrwinnelyke pichegrv zyn met het vplk onze vrienden G 2 ea  en broeders. Schept moed,Medeburgers, de goede party heeft in Vrankryk zo dikwyls reeds gezegevierd over de hardnekkigfte en gevaarlykfte pogingen van de fekjnvrienden der Vryheid en de fiavtn van het Despotismm. De Franfche Demagogen en huurlingen der volksverdrukkers zullen in de Republikeinfche legers gedugte tegeHflanders hebben, heteerlyk hart van hun onder dezelven, die de Bataaffche Patriotten van nader by hebben leeren kennen, gruuwt van het denkbeeld der trouwloosheid, aan ons te pleegen, onze twyffelingen wekken hunne verontwaardiging op, en zy wenfchen niets meêr dan de Alliantie tusfehen de twee Republieken. — En zyn er Demagogen en huurlingen der volksverdrukkers, er zyn ook wyze en doorzigtige mannen, die de belangen van hun volk en land te wel kennen , om door onzen ondergang deszelfs oogenblikkelyken voorfpoed, en door onze verarming deszelfs verryking te willen bewerken. Die wy^e, verlichte, en waarlyk flaatkundige mannen zullen ook nu pal (laan voor de goede zaak zoo als zy zoo dikwerf deeden. Wy zien hen reeds hunne kragt en moed luisterryk ontwikkelen, bereids zyn er verfcheide der ftrafwaardige vrienden van robespierre gearrefleerd, het zwaard der wet bedreigd hunne hoofde», en zal het onfchnldig vergooten bloed wreeken. — Men fchermt hier en elders met de Capitulatie met Zeeland geflooten, men fchynt er vermaak in te fcheppen om te doen gelooven, dat de Franfchen zeer te onvreden zyn en over die Capitulatie, en over de Middelburgfche omwenteling. Wy gelooven, dat zy beter onderricht zyn, en dat de goede of onvoor| deelige gezindheid des Franfchen Beftuurs jegens ons, en de Republiek daar niet van afhangt. — Voorwendzels zyn altyd gemakkelyk te vinden, een groot, edelmoedig volk veracht dezelve, en zy, die geenen anderen regel voor hunne handelingen erkennen dan eigenbelang en het leeht van den flerkjltn, hebben geen voorwendzels nodig om hunne oogmerken te bereiken, Wy meenen op goede groo-  (6i ) gronden te kunnen veszelcfren , dat de afgezanten van we> gens h. h.hoog mogenden naar Parys , meyer. en blauw, mannen zyn, het vertrouwen der Patriotten volkomen waardig, en dat zy door de nodige berichten omtrendden ftaat van het Patriotismus in Zeeland, de Capitulatie , de bezorging der Franfche Trcupen , enz. in ftaat gefield zyn om den ongunfligen indruk, die er by de Franfchen omtrent ons plaats mogt hebben, weg te neemen — En, Medeburgers, er is meêr dan de goede gezindheid, dan de hulp van menfehen, waar op wy uw vertrouwen ,uwe hoop op eenen gunftigen uitflag van onzen zaaken vestigen willen — er is een god , wiens Voorzienigheid voor de overwinnende legers der Franfchen zoo zigtbaar den weg gebaand heeft tot in bet midden van ons. hy is de god der waarheid , der vryheid, en eer onfchuld Het is waar, wy, kortzigtige llervelingen , kunnen de einden waartoe zyne wysheid alles leidt en belliert, niet dan uit de ondervinding in byzondere gevallen kennen, maar wy weeten toch in het aigemeen , dat het groote oogmerk van den Vader van het Menschdom het geluk van zyne kinderen is, wy weeten dat de uitbreiding der beginzelen , waarop bet ware Patriotismus is gegrond uit deszelfs aart gefchikt is om rot dat heilryk oogmerk by te dragen , en het is op deze overtuiging dat onze hoop op de befcherming en hulp van den Opperregeerder der wereld rust. Doordrongen van deze troostryke overtuiging, verwagten wy de verydeling der heifche pogingen onzer vyan» den, den val van hun, die uit gouddorst van onze Franfche broeders onze vyanden wilien maaken, en dezeegepraal der goede zaak over de wanhopige pogingen van het Despotismus. Maar dit vertrouwen alleen is niet genoegzaam, elk burger van Nederland legt altyd en vooral in deeze dagen onder de heiiigfle verplichting om zoo veel hy kan mede te werken tot herflelling van het algemeen welzyn. Het uitgeput, verneederd, en gefolterd Vaderland roept om G 3 red«  (te) redding, alles wat wy om on»hedn zien, alles wat wy hooren, de geheele ftaat van zaaken, waarin wy onsbevinden, eiscbt van ons waakzaamheid, werkzaamheid, eensgezindheid. — Lafhartige vrees en kleinmoedigheid is den vryenburger onwaardig,zoo dra hy zich vry voelt,voelt hy zynkragt en moed. Maar hoe zeer hy zyne kragten kenne, hoe véél moeds hy gevoele, verbiedt de wysheid hem roekeloos en onberaden het gevaar te veragten. Voorzigtigheid moet de even getrouwe gezellinne der Vryheid zyn, als de kloekmoedigheid. Het is vermetel iets voor onraogelyk te houden, om dat men wel wenschte, dat het onmogelyk waare. Hy fpiegelt zich zagt, die zig aan een ander fpiegelt. Laat ons uit het voorbeeld van Holland leeren, met openeoogen, gewapende vuist, en welberaden moed alle de poogingen aftewagten die de vyanden der Vryheid en Gelykheid tegen dezelve, en tegen bare voorftanders en verdedigers zouden mogen onderneemen. Onzer slier plicht, zo wel als onzer aller belang vordert waakzaamheid van ons allen, maar vooral van ulieden onder onze Medeburgers, aan wien de zorg voor de rust en veiligheid, voor het leeven , en het eigendom der ingezetenen is toevertrouwd. liet is waar, de kragten van het moord en plunderrotzyn verlamd, maar zyn alle onze vyanden geheel ontwapend?Steeken te regt verdagta perfoonen zoo wel hier als elders niet telkens het hoofd op, en heeft men hun nog niet genoeg leeren kennen, om hun in het oog te houden, en zelfs de beraming van hunne verderfelyke plans kragtdadig te beletten? — Is het niet beter den vyand te ontwapenen, dan hem gelegenheid tot den aanval te laten, wanneer men nog tyd en magt heeft? Burgers, die het bewind der zaaken in handen hebt, gy zyt verantwoordelyk voor allen aanval van de vyanden der goede zaak, dien gy door tydige voorzigtigheid, moed, en kragtdadige maatregelen had kunnen beletten. De Burgerye moet veilig op uwe zorg zig kunnen verlaten. Zyt  (63) Zyt onverbiddelyk — flreng rechtvaardig in het fïrafferi van alle oproerigheid, en opruijing van de minst verlichtte en meest omkoopbare menigce, waakt tegen de eerfle beginzels; uwe vrye medeburgers zullen met ul.waaken, hunne gewapende vuist zal ul. ruggefleunen, ea hunne dankbaarheid en vertrouwen zal ul. beloonen. Eene onvermoeide werkzaamheid is even zonoodzakelyk als óe waakzaamheid. Hy die voor het welzyn van het algemeen werkt,moet noodzakelyk veele hinderpalen ontmoeten, die voor den hardnekkigflen arbeid,en voor den ftevigen man alléén overkomelyk zyn. Zoolang vooroordeel .onkunde , eigenbelang, (lyf hoofdigheid , en eigenzinnigheid , de vyandinnen der waarheid en des maatfchappelyken geluks, den 'voortgang der goede zaak kunnen belemmeren; zal de man die dezelve met zyne geheele ziel en alle zyne kragten voorflaat, tegenfhnd ontmoeten. — Maar zou de waare Patriot daarom den moed opgeven, zouhy om dien tegenftand zynen arbeid (laken , en aan het fmeekend Vaderland zynen hulp onthouden? Zou hy het goede dat hy doen kan, niet verrichten, om dat hy zoo nuttig niet zyn kan als hy wel wilde? Zouhy, ten minden voor een tyd lang, zyne rust, zyn genoegen, ja zig zelf geheel en al niet opofferen voor zyn Vaderland? Zou hy zyne eige byzondere inzigten, denkbeelden, en oogmerken niet op het altaar des Vaderlands afleggen ? Zouhy zich laten affchrikken door het woest gefchreeuw, en de onberaden (lappen van listige of harsfenlooze menfehen , die onder fchyn van volksgezindheid niet anders najaagen dan de bereiking hunner heerschzugtige oogmerken, era wanorde voor vryheid houden? Neen de waare Patriot bewandelt rustig het fleilfle pad, ftreeft moedig naar het beflemde doelwit, ziet den trotfehen en onbuigzamer» Ariflocraat zoo wél als den listigen Voütsvlsijer en dollen Democraat moedig onder de oogen, verydelt hunne pogingen en werkt flandvastig en onvermoeid aan aetherfle! en de bevordering van het geluk der burgerye en het aige-  C 64 ) gemeene heil des Vaderlands. Hy doet al wat hy kan, en, wanneer zyn geweeten hem verontfchuidigt, achthy zig, hoe ook de uhflag zyner pogingen zyn moge, genoeg, beloond. Hec hart van den vriend des volks bloedt zoo dikwyls als hy van verdeeldheid, twist, en fcheuring tusfehen Patriotten hoort, hy kan zich niet ontdoen van het vermoeden, dat zy die de bewerkers, aanflokers, en verdedigers van die oneenigheden zyn, in weerwil der plegtigfle verklaringen, die zy van de zuiverheid van hunne gevoelens, en de echtheid van hunne vaderlandsliefde, geduurig afleggen, geen Patriotten zyn, maar integendeel met gevaarlyke en doemwaardige oogmerken zich onder dezelven vermengen. — Twistzaajers» vyanden van orde, rust, en eensgezindheid! de vrienden der vryheid en des volks zullen ü het mom afrukken. Han fcherpziend oog zal u bewaken. Zy zullen u onderfcheiden van den vreedzamen burger, die met befcheiden ernst.en yver zyn gevoelen voorllaat, wanneer hy verfehilt van dat anderen. Deze zal zyne byzondere gevoelens opofferen aan het algemeen en zich met hun zelfs, met wien hy het oneens was, vereenigen rondom het altaar der Vryheid. Zy zullen u wantrouwen, en zo het wantrouwen des braven nog geen ftraf genoeg voor uis, zullen zy u uit hun midden verdry ven. Medeburgers, die het waarlyk wel met de goede zaak meent, vereenigthart en hand, belydt de broederfchaprnzt alléén, maar oeffent de plichten, die zy voorfchryft, yverig uit, anders verwaarloost gyuweheiligflebelangen,gywroetin uwe eigen ingewanden gy geeft uwe vyanden de wapens inde hand, gy offert uw Vaderland aan uwe kleine , lage, veragtelyke driften op, gy berokkend het onheil van den Staat, en verhaast den ondergang van Neederland. — Elk Nomtner van dit blad word alle Maandagen voor I en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, ea is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS; Ff ■'■etBurger-Committé heeft ons verzocht, om door die blad het volgende ftuk ter kennis van de Burgerye dezer Stad te brengen, aan welk verzoek wy.uit hoofde van de belangrykheid des onderwerps, gaarne voldoen. Het Burger-Committé, ingevolge van den last, aan hetzelve, in de Volksvergadering van den 27 February 1795, door het Volk van Middelburg gegeven, fielt aan het zelve het volgend, provisioneel stemmings-reglement voor de burgerye dezer stad , ter goedkeuring en aanneming voor. Art. 1. Stemgeregtigden zyn Alle burgers over de 18 jaren oud, mits bereid om het volgend Declaratoir te doen: „Ik verklaar de Gelykheid en de Vryheid, metdedaar 3, uitvoortvloeijende Rechten van den mensch en burger, „ te houden voor den eenigen wettigen grondflag van heï „ Maatfchappelyk beduur, alle erfelyke waardigheden « te befchouwea als daar mede flrydig, gesaeandere reH » gee-  C 66 ) „ geeringsvorm voor wettig te erkennen, dan die op de„ zen grondflag rust, en naar myn beste weten, over„ eenkomstig deze myne gevoelens, die genen uit my„ ne medeburgers tot kiezers te zullen benoemen,welke ii ik daar toe bet meest gefchikt achte." met uitfiuiting van 1. Livrey-en huis-bedienden. 2. Bedeelden door de publieke armkasfen. 3. Allen, die onder curateele ftaan, en de openbare trouw door bekende oneerlyke daden gefchonden hebben. 4. Alle militairen,door het oude beftuur aangeworven en aangefteld. 5. Allen, die niet een jaar en zes weken binnen deze Stad gewoond hebben, uitgezonderd publieke amptena» ren, en geè'migreerden om de omwenteling van 1787. ló. Allen, die zich in ,en na den jare 1787, aan moord, plundering, en daden van geweld hebben fchuldig gemaakt. Art. 2. De itemgeregtigden zyn verdeeld in 12 wyken (*). Art. 3. Elke wyk komt op denzelfden tyd famen. No. 1. In de Oude-kerk. No. 2. In de Nieuwe-kerk. No. 3. In de Oost-kerk. No. 4. In de Choor-kerk. No. 4; (*) Deze verdeeling zal door het Burger-Committé tegn dien tyd, dat dezelve gereed moet zyn, in behoorlyke orde gebragt, entydelyk door den druk bekend) gemaakt worden.  ( 6? ) I^b. 5. In de Gasthuis-kerk. No. 6. la de Vismarkt-kerk. No. 7. In de Franfche-kerk. t}o. 8. In de Enge!fche-kerk. No. o. In de Luterfche-kerk. No. 10. In de Kerk der Doopsgezinden. No. 11. In de West Indifche-kamer. No. is. In de Groote Zaal van het Stadhuis. Art. 4. Door de Middelburgfche Courant zal bekend gemaakt worden, welke (traten of buurten tot elke wyk behooren. Art. 5. De oproeping der wyken zal gefchieden ten minsten een dag te vooren door advertentie in de Middelburgfche Courant, en daarenboven op den dag der byeeukomst zelve, by trommelflag in alle de wyken. Art. 6. De wyken byeen vergaderd zynde, benoemen terftond, by hoofdelyke (lemming, een voorzitter en twee fchryvers of (lemöpnemers. Art. 7. De vergaderingen der wyken, aldus geformeerd zyn-. de, zullen dezelve terftond overgaan tot het beroemen van kiezers, om de openftaajide plaats of plaatfen der Muuicipaliteit te vervullen. Art. S. Elke wyk zal drie kiezers benoemen, uit de tegenwoor' tig zynde ftemgere£:i;;de burgers. II 2 Art.,  C' tusfehen den post van wykmeesters, om, een iegelyfc in zyne wyk, aantekening te houden van de ftemgeregtigde burgers, die zich met ter woon in of buiten de« zelve begeven. Art. 24. Degezamenlyke wykmeesters zullen een Collegie uit» maken, waar aan de Municipaliteit of Stads-regéring zich zal adresfeeren, om by openvalling eener plaats in het Stedelyk befluur de wyken te doen convoceren. Art. 25. Deze wykmeesters zullen, ieder in hunne wyk, de wykvergadering openen, en de benoeming van eenen nieuwen voorzitter beftuuren. Art. 25. De fchryvers of flemöpnemers, hebben in elke vergadering, na het opnemen der ftemmen, gedefungeerd, UI'  ( 7* ) Alle burgers, welke op dit provifioneel Stemmings* reglement eenige aanmerkingen te maken hebben, worden verzocht, dezelve voor aanftaanden Woensdag den22. dezer, des namiddags ten 2 uuren, medetedeelen aan den Burger van der Palm, als Prefident van het BurgerCommitté. * . : • Elk Nommer van dit blad word alle Maandagen voor 1 en één halve Huiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS. ' 3Vo. ». I"Jet grootfle gefchenk, dat op deze weereld aan den mensch gegeven kan worden, is de vryheid: geen groo. rer rainpfpoed kan hem wedervaren, dan wanneer hy, der vryheid ontrukt, aan eene akelige flaverny wordt ten prooy gegeven! De zucht naar dit edel gefchenk is niet alleen allen menfehen zonder onderfcheid, maar zelfs den dieren ingefchapen. Geef hun hunne geliefdfte fpyzen; Iaat hen hun leven doorbrengen in rust, en zonder aan alle ellenden, van koude en honger, die zy zo dikwils inde wildernisfen lyden, te zyn blootgefteld; laat hun niets van dat alles, wat zy ooit, overeenkomstig hun aart en aangeboren driften, zouden kunnen verlangen, ontbreken; echter haken en reikhalzen zy geftadig naar hunne ontroofde, en zoo zeer geliefde vryheid. Die vogels zelfs, die nooit het geluk hadden, om in een vrye lucht rond te zweven, en achter de traliën van een enge kouw zyn geboren, en opgevoed, worstelen,door eene inwendige en ingefchapen neiging naar vryheid,dik* wyls zoo lang, dat zy hunne banden, als 't ware verbreken , en hunne naauwe gevangenis met blydfchap ontvluchten, 1 iïeu  ( 74 > Men behoeft flechts op de oude, en hedendaagfche gefchiedenisfen bet oog te vestigen, om overtuigend te zien, hoe zeer elk volk des aardbodems, datnog niet was uitgemergeld door deweelde,noch verdwaasd doorvooroordeel, en eene onkunde, die men met de eenvoudigheid der natuur niet verwarren moet, hoe zeer, zeg ik, ieder volk geyverd heeft om dit allerdierbaarst gefchenk of te blyven bezitten, of het verloren hebbende, weder te verkrygen. De grootfle bedreiging der Godheid zelve, wanneer het volk, dat hem kende, zich in zedeloosheid en misdaden dompelde., was de flaverny: de grootfle troost en belooning, deszelfs vryheid. Toen het Joodfche volk naar die inwendige flem en neiging, die elk fchepfel is ingefchapen, weigerde te luisteren, zich onbedachtzaam aan de flaverny wilde overgeven, en zich eenen koning verkiezen, vermaande God zelve hen door zyne Profeten, om zich voor de flaverny der koninglyke regéring te wachten, dewyl de gevolgen daarvan voor hunne vryheid onberekenbaar ongelukkig en noodlottig wezen moesten. Wie herinnert zich niet, het geen wy in de heilige bladen (i Sam. VIII) lezen; hoe het Joodfche volk in vadzigheid weggezonken, door een flaaffchen geest bezield, en verblind door den glans derkoninglyke waardigheid by hunne nabuuren, in eene zeer groote menigteby Samuel kwamen, en van hem eenen koning verzochten; hoe Samuel, de bittere gevolgen van eene koninglyke regeering kennende, door dit verzoek van bet roekelooze volk ontroerd werd, en geheel treurig geworden zynde door God zei ven werd vertroost, die hem zeide: dat het geene belediging was aan hem aangedaan, maar aan God, dewyl die onbezonnen  ( 75 ) nen menfehen, die Hem toteenen koning hadden, nog eenen koning uit de menfehen begeerden; hoe God aan Samuel beveelt om het volk, eer zy zulk eene dwaze daad deden, op het allerfferkfle onder het oog te brengen de wyze, op welke koningen en vorsten gewoon zyn te werk te gaan: ,,dat zoo ook hun koning hunne zonen „ met geweld naar den oorlog zoude (Iepen, dat hy hun „ zou dwingen zyne landen te bebouwen, en zynen „ oogst in te zamelen. Dat hunne dochteren den ver„ achtelykften flaven-arbeid zouden moeten verrichten ; „ dat hy de beste akkers, de wyngaarden en olyfbomen „ zoude wegroven, om dezelve aan zyne dienaren te ge,., ven. Dat hy al het gewas, en alle de vvyngaorden zoude vertienen, en wel ten voordeele van zyne hove„ lingen; dat hy hunne knechten en dienstmaagden, en „ al het vee, gefchikt tot den landbouw,zoudewegvoe„ ren, om zyn eigen werk daar mede te laten doen: en „ eindelyk het ganfche volk zelve als (laven zou beheer„ fchen of wegvoeren." Reeds van de vroegfle eeuwen waren het de groote overvloed, de langduurige vrede en weeide, de werkeloosheid, en eindelyk de onkunde en verblinding, deze waren het, die natuurlyk in 't hart van alle volken de edele zucht naar vryheid verdoofden; doch hoe meer de ziel door yver en werkzaamheid wordt ontvonkt, hoe meer dezelve door dewetenfehappen wordt befchaafd,en veredeld, des te meer veracht en verfinaadt zydegebaa»e ketenen der flaverny. De onbeschaafde landen zyn doorgaans de kweekfeho;en*?an kruipende daten ■. en als of de domheid cn on! 5 kun-  C 76 ) kunde nog niet genoeg in flaat waren, om de aiJeredelfte neiging des menfchelyken geesteste onderdrukken .treedt gewoonlyk het bygeloof nog toe,om mer de onkunde en domheid aan harezyde, de boeijen voor het vertrapte menschdom te fmeden. Maar de befchaafde volken mogen vooreenen tydhunre verachielyke beheerfchers eerbiedigen , eindelyk werpen zy het knellend juk af, en flreven naar het genot der Jang gewenschte vryheid; eene begeerte,die den mensch als dan zulk een beleid, moed, en krachten byzet, dat men naauwlyks geloof zou durven flaan aan de gefchiedenisfen der oudheid, wanneer zy onöpgefierd de bedryven en oorlogsdaden der vrye volken verhalen, indien onze leeftyd niet had doen zien , welke wonderen van dap. perheid en kloekmoedigheid door de vrye Franfchen zyn verricht; hoe vele der magtigfie koningryken en vorstendommen te gelyker tyd, en met vereende krachten tegen hen opgekomen, door hen zyn verflagen, of bevende zyn weg gevlucht voor de opgeheven banieren der Vryheid. Wie gelooft nu niet, dat de Grieken .aangevuurd door die zelfde begeerte naar vryheid, met elfduizend manfchappen tegen een leger van zes maal honderd duizend flaven van den Perfifchen koning Darius, onder het geleide van Miltiades, in de velden van Marathon, hebben gevochten, en dat talloze leger ten deele hebben verdelgd, ten deele verfirooid? wietwyffeltnu aan de waarheid der verrichtingen van den Spartaanfchen Leonida;, by de engtens van Thermopyle, toen hy met vier duizend manneu, tegen zoo vele honderd duizende foldaten van ea  Xerxes (treed, en onder die ontelbare benden zulk'eene vreesfelyke flachting aanrichtte? Behoef ik melding te maken van de zucht naar vryheid der edele Romeinen? behoef ik te verhalen, hoe zeer zy de flaverny vreesden , en als moedigeen onoverwinbare helden voor hunne vryheid vochten? liever, zegt BRUTUS, Willen rechtgeaarte Romeinen duizend dooden fterven, en alle rampfpoeden ondergaan, dan zich zeiven nederflorten in eene akelige dienstbaarheid. De Romeinfche gefchiedenisfen zyn opgevuld met voorbeelden van de grootfle opofferingen voor 't vaderland en de vryheid; geheele legioenen ylden naar het gevecht om voor het heil van hun Vaderland en nakomelingfchap te ftryden, fchoon zy byna zeker wisten, dat zy in dien flag zouden omkomen, en dat zy zelve van de vryheid nooit eenig genot zouden hebben: een van hun ,zegt ergens: dat het voor een braaf man wenfchelyker is voor de vryheid te hebben gevochten, al wordt hy overwonnen of gedood, dan zich lafhartig aan den flryd te onttrekken. Wat werkte d!e begeerte naar vryheid niet uit by onze kloekmoedige voorvaderen! wat hebben zy niet verricht om zich der overheerfching van den gevloekten Philippus, en het Spaanfche juk te ontrekken , en zich voornamentlyk te ontdoen van dien verfoeijdyken zoogenaamden Bloedraad, die tor geen ander einde was ingericht, dan om onder eenigen fchyn van regt, en kwanswys om de misdaad van kettery, de braaffte, de dapperfte, en de kundigfte Nederlanders naar het moodfchavot te flepen, en dus eindelyk de vryheidlievende Bataven geheel en a! Uit te roeijen of rot fisven te rosken! elk weet hoe zeer - 3 zy  C?8 ) cy zich hier tegen verzethebben , en hoe de landen, die wy bewoonen, wel eer droomden van het bloed van onze voorouders, die voor ons Vaderland en hunne nakomelingen tscluig jaren achter den anderen hebben ge» {treden. Zouden zy, en millioenen andere menfehen op den aardbodem, ook niet liever verkozen hebben hun leven in rust en buiten gevaren door te brengen, dan zich aan slle de rampen des oorlogs bloot te (lellen, zoo zy hunne vryheid niet als den dierbaarden fchat der weereld hadden aangemerkt? — en te regt; het geheele geluk van hetmenschdom hangt hier van af; want voorzeker, al bezat iemand de grootfle rykdommen, en alles wat hy immer zou kunnen begeeren, wat kan dat alles hera meenigmaal baten, wanneer hy de vryheid mist? is hy piet altoos in onzekerheid en vrees omtrent zich zeiven? omtrent het lot zyner dierbaarfte panden? vreest hy niet elk oogenblik, dat zyne ouders, dat zyne geliefde gade, zyne kinderen, zyne bloedverwanten, ftraffeloos en onverdiend zullen beledigd worden? dat hy aan plunderingen en allerley mishandelingen van flechte menfehen znï zyn blootgefleld? dat zyne regten, die op de wetten der natuur en der menscheid gevestigd zyn, zullen worden verkorten verwrongen? hoe kan hy rust genieten? dezen ziet hy uit zyn Vaderland verjagen; genen vervolgen ; de bezittingen van anderen met geweld ontvreemden. Het toekomende is voor hem nog duisterer en treuriger dan het tegenwoordige; immers de rampfpoeden der flaverny worden door den tyd, door flechte voorbeelden van wreedheid, en fchraapzucht, en de meer en meer toeneemende ondeugden deroverheerfchers,hoe lan-  ( ?9 ) ianger hoe grooter, tot dat eindelyk niets meer in fraais om derzelve woede te matigen of te beteugelen. Doch ik boude my verzekerd, dat er bykans niemand is, die niet zal inftemmen, dat de vryheid het grootfte gefchenk des Hemels is; maar hoe velen worden er niec gevonden, die inderdaad geen begrip hebben, waar in eigenlyk de ware vryheid beftaat. Zeer vele verwarren dezelve inet ongebondenheid, en fchyneu van gedachten te zyn, dat het in den vryen ftaat een iegelyk geoorloofd is, alles te doen, wat hem flechts goed dunkt. — Helans! welk een rampzalig land zou het niet zyn, waar men aan alle ondeugden enbuitenfporigheden den ruimen teugel kon vieren, zonder in toom gehouden te worden door de voorfchriften der deugd, en billyke wetten' het was gelukkiger in een woesteny zyn leven door te brengen, dan in zulk een ongelukkig Gemeenebest! — Neen, niemand kan gezegd worden vry te zyn, en in vryheid te leven, dan die de deugd bemint; die met blydfchap, en op het naauwkeurigffe, zyn pligt betrsgt; die de wetten, door vrye burgers tot nat van 't algemeen gemaakt, niet uit flaaffche vrees gehoorzaamt, maar dezelve uit overtuiging, dat Ze waarlyk heilzaam en nuttig zyn, eerbiedigt; die niet altoos in vrees behoeft te zyn dat andere die wetten zullen overtreden, of zoo zy ze overtreden, dat zy geene ftraffen voor hunne misdaden zullen ontfangen; die overtuigd is, dat noch hy, noch iemand der zyne zal beledigd, onderdrukt, vervolgd worden; dat zyne bezittingen niet zullen worden weggevoerd; die verzekerd is, dat de fchattingen, die hy zelve en andere ten nutte der Maatfehappy opbrengen, zullen befteed worden, niet om prachtige paleizen, en lus:-  C 3o ) lusthoven aanteleggcn, om kostbare, en alverflindende hofhoudingen op te houden, en eenige weinige Grooten vet te mesten; maar om het Gemeenebest te onderfchragen; deszelfs ware belangens daarmede meer en meer te helpen bevorderen; kunsten en wetenfchappen te doen bloeijen, den koophandel aan te moedigen, en eindelyk den Staat een geducht aanzien te geven, om deszelfs ongedoorde rust te verzekeren, en denzelven tegen allen vyandelyken aanval te beveiligen. En om alles ten laatften famen te vatten: vryheid is die gewenschte ftaat eener maatfehappy , waar door aan ieder de ongeftoorde uitoeffe■ning zyner regten wordt verzekerd,en aan zyne daden geen ander perk gefield, dan het welzyn van het algemeen, en de regten zyner medeburgers, die even heilig xyn als d» zyne. ElkNommervan dit blad wordt alle Maandagen voor X en één halve duiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W en ]. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS. 3Vl. 10. VRIEND DES VOLKSl In een geduchten tweeftryd tusfehen kinderlyke en va* derlands-liefde, neme ik de pen op, om raad te vragen aan u, die, de vriend des volks zynde,' ook niec zult kunnen nalaten myn vriend te zyn. Zonder verwaandheid of grootfpraak zet hier myn hand dat gene op het papier, wat myn geweten my di&eert: ik waardeer pügt, maar ik dool meenigraaali dezen grondflag moest ik leggen, om verder te kunne» gaan. Ik heb altyd getracht van zoo veel nut te zyn, als ik wezen kon. In den Engelfchen Oorlog weende ik dikwyls, dat myue ondergefchiktheid aan myne ouders my verhinderde, om myn aangevallen Vaderland met myne vuist te verdedigen. Wanneer ik fchandelyke misbruiken en gewoontens opmerkte, gloeyde myn hart van begeerte om dezelve aan te toonen en weg te nemen: wanneer de deugd verongelykt werd, gevoelde ik iets in mynen boezem, dat my aanfpoorde om haar te verdedigen. Wanneer ik misdaden ongeftraft zag plegen, gevoelde ik eene trilling door myne zenuwen, welke myne geheele natuur overmeesterde, 200 dat ik K dik-.  (te ) dikwyls my afvroeg: „en ik — ik kan zulks dan niet „beletten!" Helaas, myn vriend! duizenden tegenftauden riepen my evenwel zonder ophouden toe: „gy kunt „niet van zoo veel nut we?en, als uwe natuurlyke en „ zedelyke bertemming anderfins van u fchynen te vorderen." Ik werd op dit denkbeeld droefgeestig, en had dikwyls vee! raoeyte, om niet alle myne werkzaamheid binnen my zeiven te concentréren, niet nuttig dan voor my zeiven te willen zyn, en kortom, een menfchen-hater te worden. Zoo was myn toeftand by de intrekking der Franfche troupes in onze Stad; zoo was zy by het begin der eerde Volks-vergadering. Maar, even gelyk bet rozenknopje, door langduurige droogte in een gekrompen, na het ontlasten der op een gepakte donderwolken in een weldoenden regen, zich opent, ontwikkelt, groeyt en juichend bloost, eveneens beurde zich myn neergeplofte ziel langzaam' op, by het doen der Proclamatie van het vrye volk van Middelburg. — Ik ontwaarde myn bedaan op zulk eene aangename wys, dat deze myn ftaat die van een hemeling was, in vergelyking der vorige dof afgefleten levens-dagen. Die iets voor zyn Vaderland overhad, die meende, dat zyn Vaderland tegen alle vyanden te verdedigen, een pligt was, kreeg de gelegenheid, om zulks te toonen en te doen. Ik dankte God van nuttig te kunnen zyn aan myn Vaderland — en vloog heen om een fabel! Die fchandelyke misbruiken kende, verkreeg vryheid om dezelve aan te wyzen, de middelen aan de hand te geven, om ze weg te nemen, en ook om alle inrichtingen, welke de menfchelykheid verëeren, te helpen daardellen. Ik dankte God van nuttig te kunnen zyn aan de maatfehappy, en myn geweten fmaakte zaligheid, Wanneer ik iets gedaan had, dat door het zelve werd goedgekeurd. Hier  ( 33 ) Hier en daar deed ik een mishandelden Broeder kennen; ik hielp hem uitredden — en ik was nuttig. Niets verhinderde my, om den fnoodaart, hoe ryk, hoe magtig, aan myne medeburgers aan te wyzen; hun den adder te toonen, die onzer aller welzyn vergiftigde: — neen! in alle myne levens-dagen ben ik zoo nuttig niet geweest, als thans; en hoe zwaar, hoe werkzaam de posten waren, die de burgery my wel eens opleide, alles werd vergoed door het edel gevoel, dat ik nuttig was! Maar zie daar, dierbare vriend! pas fmake ik deze genoegens, of nieuwe tegenltanden verheffen zich, en al myn wellust wordt verbitterd! Myne deugdzame ouders (ja! dus noeme ik hen,want zy.zyn het) zyn wanhopend bedroefd: wel verre van in myne daden genoegen te nemen, befchouwen zy dezelve als middelen, om den ondergang te bewerken van myn huisgezin,'t welk ik zoo zeer bemin, en voor welks welzyn ik ook, zoo veel mogelyk is, poge werkzaam en nuttig te zyn. Hun gevoelen is, dat ik my aan alles, uitgezonderd de zorg voor dit myn huisgezin, moest onttrekken; en ach, myn vriend! zoude ik dan zoo nuttig zyn, als ik by mogelykheid kan wezen? en is dit echter myn pligt niet? of dole ik? Moet ik my weder concentréren, en by het eigen Ik bepalen? dan, myn brave vriend,verliest het leven voor my meer dan de helft zyner aantrekkelykheid en waarde! Of moet ik het leven myner gryze ouderen verkorten, door hen onöphoudelyk te bedroeven? Ik bezwére u, volks-vrif.nd ! by de geheiligde plig:ea der kinderliefde, ea het algemeene nut! wanneer zal K a ik  C 84. ) :'r rrtyn pligt doen? dole ik nu? of zon de kinderlyke liefde my doen dolen? Zo myne dierbare ouders in verkeerde denkbeelden daan, ach, neem dan de moeite, om bun in een van uwe weekbladen vóór re lichten; de kinderlyke tonglan zulks niet doen, droeffenis en verpligring doen baar ver. Hommen. Nog eens, myn ouders zyn deugdzaam, misfehien trefc een ftraal der waarheid hun hart, en alle droeffenis verdwynt voor vreugde en overeendemming. Uw radelooze Vriend, . . . G . . . Seboori wy dezen brief vry Iaat ontvangen hebben, «*n hem no? in dit nommer van ons weekblad te plaatfen. hebben wy echter gemeend hier mede niet re mogen dralen, en 't geen wy bykans afgewerkt hadden, 1 rot eene volgende gelegenheid te moeten laten liggen: het is ook om dezelfde reden, dat wy zonder uitfrel ons antwoord op dezen belangryken brief laten volgen. BRAVE MEDEBURGER EN VRIEND! ~\\7y bedanken u voor het vertrouwen, dat gy in ons «telt; de gevoelens, die gy aan den dag legt, de wys waar op sy dezelve uitdrukt, boezemen ons van uw verfland en hart zulke denkbeelden in, dat wy door dit uw vertrouwen ons waarlyk vereerd rekenen. Gy hebt, by het ontluiken der Vaderlandfche vryheid, uw hart door de zuiverde aandoeningen voelen kloppen; gy hebt de wapens aangegord om die vryheid te onderdeunen e". te verdedigen; gy hebt u van uwen burgely-^ hen pügt, in deszelfs ganfchen omvang gekweten, en tnve talenten aan het heil der maatfehappy toegewyd: — gy hebt braaf gehandelt; het Vaderland is dankbaarheid fchul-  C 35) fchuldig aan zynen waardigen zoon! 't Geen meer is, gy hebt, by het betrachten van uwen pligt, een tegenfland moeten overwinnen, van den tederflen aart voor eene gevoelige ziel, en, niet zelden meteen bloedend hart, aan de geheiligde infpraak van uw geweten moeten voldoen: —■ gy hebt groot gehandeld; het Vaderland is moedig op zynen edelen zoon! Neen! er beftaat in de ganfche natuur geene betrekking, zoo fchoon, zoo kiesch en heilig, als die van kinderen tot hunne ouders. Dat zy aan hun bet leven verfchuldigd zyn, is weinig in vergelyking dier zorgen , bekommeringen, oplettendheden, dier cuizenden belangelooze opofferingen, waar voor alleen het ouderlyk hart, liet meesterfluk der Schepping, vatbaar is, en waardoor alleen het kind tot een mensch gevormd kan worden: dankbaarheid en eerbied, zonder bepaling en zonder grenzen, is de geringe fchatting, om zoo veel trouw rn liefde te vergelden; en wee het monster, 't welk dit alles niet gevoelen kan! dubbeld wee over hem, indien by zich een kind des Vaderlands durft noemen! De pligt der kinderen omtrent hunne ouders houdc niet op, wanneer zy, tot ryper jaren en verfland gekomen, meesters geworden zyn van hunne eigen daden; het redeloos dier verlaat zyne moeder en kent haar niet meer, wanneer het niet langer behoeft gezoogd of gevoed te worden; maar de verpligting van den redelyken mensch wordt fierker en heiliger, naarmate de vermopens van zynen geest zich ontwikkelen, en bet gevoel van zyn hart veredeld wordt. Doch de pligt der kinderen, omtrent hunne natuurlyke weldoeners, (want zoo moeten wy hunne ouders noemen) verandert, in zeker opzicht, van gedaante, by de volkomen ryptieid van hun verfland en vermogens. Waar de reden haar gebied begint uit te oefFenen, daar zwygc K 3 'de  ( 86 > de Hem des gezachs, en die tot eigen onderzoek in ftaat en bevoegd is geworden, mag zich niet langer door blinde gehoorzaamheid laten leiden. Zou onze mismoedige vriend van begrip zyn, dat het voor den Regter van hemel en aarde genoeg zal zyn te zeggen: ,,'t geen ik „deed of naliet, was op bevel of verzoek myner ouders;" of zou hy het antwoord verwachten: „en waar„toe had gy dan uwe reden? en waartoe had gy de „hooger infpraak van uw geweten?" Toen onze Verlosfer voorfpelde, dat zyne gezegende leer verdeeldheid zou verwekken tusfehen ouders en kinderen, zou hy toen bedoeld hebben , dat het ongelyk altyd aan de zyde der kinderen zou wezen. Ouders zyn de beste raadslieden hunner kinderen; zy hebben de ondervinding en al het vertrouwen der volflrektfte belangeloosheid voor zich, maar zy zyn raadslieden, en — raadslieden kunnen dwalen. Ouder3 hebben ook hunne ouderlyke vooröordeelen; het plantje, door hen gekoesterd,befproeyd en opgekweekt, zien zy gaarne groot worden, maar tydelyk belang is niet zelden de eenige maatflaf hunner uitzichten eerbied fluit onze lippen; regtfehapen ouders zullen zelve het overige aanvullen, het geweten hunner brave kinderen vry laten, en deszelfs infpraak eerbiedigen. Doch wy moeten nog een weinig nader ter zake komen: uw hart, waarde medeburger! is vereenigd met de beginfels der tegenwoordige omwenteling; ja! de enkele voorflelling derzelve doet het van Vaderlands liefde gloeijen: intusfehen begéren uwe ouders, dot gy u aan alles, behalven de zorg voor uw huisgezin, zult onttrekken: maar wat wordt er dan van uwen vaderlandfchenen burgeriyken pligt? bepaalt dezelve zich daar toe, dat elk zyn beroep vlytig waarneemt, en zyne uiterlyke omflandigheden poogt te verbeteren? laten wy dan de kluisters tusfehen van den eerder.,besten Despoot, die ons flechts dra-  dra gelyk wil faeheerfchen! kies tusfehen deze beide uiter* Hen, er is geen middelweg! Indien edele menfehen, te allen tyden, geene andere beginfels hadden gevolgd; indien de één om zyn beroep, de ander om zyne huisfelyké rust, de derde om zyn gemak en genoegen, zich (leeds aan alles hadden onttrokken; indien de woorden opofering voer't Vaderland eene ongerymdheid behelzen; in. dien geen hoogere infpraak en aandrift van het hart, die eene roeping van God is of er bedaat er geene, ons in buitengewone oinftandigheden moest befluuren, welke groote en goede daden zouden er dan immer gepleegj zyn! in welk een afgrond van ellende en barbaarschheidl zou de menfehelyke maatfehappy bedolven liggen! en zou die God, die ons de kinderlyke liefde als een hemelfche gave fchonk, dezelve beftemd hebben, om den adeldom onzer ziel te verdikken, en derzelver werkzaamheid te verdooven? De Goddelyke Jefus heeft zyne gezegende moeder meer dan eenmaal afgewezen, bekommerd en bedroefd, maar zy dwaalde, en Hy — deed de werken zynes Vaders! Hoe! gy zoudt, door te arbeiden voor uw Vaderland,, den ondergang van uw huisgezin berokkenen? Maar waarvoor arbeiden wy dan, dan voor ons huisgezin, onza kinderen en onze nakomelingen? Moet de herdelling der Vryheid niet ons maatfchappelyk geluk verzekeren ? zoo God onze pogingen zegent, onze welvaart doen ontluiken, ons land weder doen bloeijen, orden en zedelykheid herdellen, en ons met onze geliefde ouders, gada en kinderen, vrede en veiligheid doen fmaken? Wiens boezem verheft zich niet door edele gevoeligheid, door het befef van hooge, menfehelyke waardy, by de gedachten van in zulk een kring werkzaam en nuttig te kunnen zyn! en gy zoudt verdacht kunnen zyn, van uw huisgezin te verwaarloozen, wanneer gy, by eene betamelyke waarneming van uw beroep, ook nog uit edeler heginfels werkzaam zyt ? Ons  (SS) Ons hart, medeburger, heeft ons dit antwoord op ■nwen brief ingegeven. Niet voor u, maar misfchiea voor den één of ander onzer medeburgeren, zou het luttig kunnen zyn,met deze herinnering te fluiten: naarmate uw pligt u in eenig geval van aangelegenheid verhindert uwe ouders te believen, verdubbel uwe oplettendheid, eerbied, dankbaarheid en liefde, om hun in alla andere omftandigheden te behagen; zoo zullen zy ten minsten uwe kinderlyke trouw niet verdenken, vroeg of laar zullen zy u regtvaardigen, en zelfs dan, wanneer gy hun ftof met uwe tranen zult befproeijen, zult gy u niets te verwyten hebben! DE VRIEND DES VOLKS. ElkNomraervan dit blad wordt alle Maandagen voor I en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS. [Dit Nommer wordt voor den gewonen prys van I en één halve ftuiv. uitgegeven.] regt heeft de burgery van Middelburg, in bare laatstgehouden algemeene Vergadering jbefloten, dat,om welke goede redenen men ook, by den aanvang dezer revolutie, deStedelykeregéringsform onaangeroerd had gelaten, deze redenen thans geacht moesten worden op te houden, en dat het van de uiterfle noodzakelykheid was. om ten einde van den bepaalden tyd, wanneer het tegenwoordig beduur ontflagen zal zyn, een plan van nieuwe legéringsforra in gereedheid te hebben, 't geen tevens de plaats van een provifioneel regérings-reglement kan vervullen. Wy hebben dit befluittoegejuicht, in devaste overtuiging, dat de oudeform, zoo wel van Stedelylc als Provinciaal beduur, volflrekt niet berekend is voor de tegenwoordige grondbeginfels van Vryheid en Volksvertegenwoordiging, en dat de rampzalige routine, die niet anders dan dewysheid der zotten, en de geleerdheid der onwetende is, vergeten en verbannen moet worden, eer zy ons den dood zal doen. Een der in 't oogloopendfle nadeelen van het niet affcnaften der oude form en regeringswyze, is dit, dat men L hes  (9o> het tegenwoordig beftuur befchouwt als een continuatie van bet vorige, daar het uic deszelfs aart alleen gefchikt \vss, om het vorige te vervangen, en op de puinhoopen1' van het oude een nieuw en beter gouvernement op te lichten. Alles wat van het oude afwykt, wordt door de voorflanders van het zelve beftempeld met den naam van verwarring; zy vinden het onuitvoerlyk, ontwerpen van befpiegeling, gefmeed door zulken, die aan geen behandeling van zaken gewoon zyn. Onverbéterlyk, doof voor de ftem derivoorbeelden en der ondervinding zelve, herhalen zy totwalgens toe dezelfde onnozele magtfpreuken, en zelfs dan, wanneer zy den fchyn aannemen van aan de revolutie te arbeiden, werpen zy al derzelver grondbeginfels omvér. In afwachting, hoedanig het plan der nieuwe Stedelyke regéringsform zyn zal, waarvan debur'gery dezer Stad het Burger-committé gelast heeft eeu concept te forméren, kunnen wy niet nalaten te voldoen aan het verzoek van velen , omnamelyk, door middel van ons weekblad, ter kennis van het publyk te brengen, het plan van organifatle der Provinciale Vergadering, gelyk het zelve ontworpen is door het Burger-commitré van Middelburg, en het Committé revolutionair van Vlisfingen ', en ter kennis gebragt van het Provinciaal befoigne, nu reeds verfcheiden weken geleden. Dit plan is met vele redenen en motiven aangedrongen, waarvan wy kortelyk verflag zullen doen, met achterlating echter van die gene, die, uit den aart der toenmalige omftandighedeu ontleend, in den tusfehen beiden verloopen tyd van eenige weken, hare kracht verloren hebben. De committés houden de bevolking voor den eenigen grondflag eener gelyke Vertegenvioordirig, en befchouwen dit beginfel als zoo geheel onwederfprekelyk, dat zy zich gemeend hebben van het bewys daar van te kunnen ontflaan. Inderdaad wy kunnen ons ook niet verheel-  c 91) beelden, boe reen daarin van hun verfchillen kan, ii> dien men flechts de geringde opgehelderde begrippen vau ware volks-vertegenwoordiging4 en eene reprefentativs democratie bezit; indien men de regten van den menscll en burger als den geheiligden gröndflag van het maatfchappelyk beftuur erkent; daar er immers, als mensch en burger, even min ryken en armen, als edelen en onëdelen beftaan. 't Is waar, de gecommitteerden uit de provifioneele vertegenwoordigers van Zeeland, tot regeling der reprefentatie van het platte land, verfchillen in dit gewigtig point, en nemen eene andere bafis der vertegenwoordiging aan, doch zy zyn, door de gedeputeerden wegens het platte land, op zulk eene bondige en mannelyke wys beantwoord, dat wy het der moeite waardig rekenen, de beide (tukken, in het volgend nommer van ons blad, insgelyks aan het oordeel van het publyk te onderwerpen. De Middelburgfche eh Vlisfkgfche committés beginnen met te verklaren, dat zy de wys, waarop het Zeeuwfche volk, in de vergadering hunner provifioneele Reprefentanten, dadelyk vertegenwoordigd wordt, voor allefins gebrekkig houden, en voor niet minder onvolmaakt en gebrekkig de ganfche organifatie dier vergadering. Zy meenen toch, dus gaan zy voort, met grond te kunnen aanmerken, dat de oude Staatsvergadering, flechts met uitfluiting van het lid des eerden Edelen, (doch waarvoor nu de gedeputeerden van het platte land, met ééne ftem, zyn in pïaats getreden) en alleen onder eene andere benaming, nog heden exteert, terwyl er in derzelver ariflocratifche form en famendeliing nog geenerlei verandering is gemaakt. Het zyn nog heden gedeputeerden uit de zés zoogenoemde flemmende Steden, die met bepaalde last ter vergadering verfchynen, alleen ce propofities en advifen hunner committenten, d. i., der mumcipaliteiten of regéringen, uit welker midden h 2 zy  C 92 ) zy gezonden zyn, uitbrengen, en derzelver naderen last moeten inwachten, alvorens te kunnen concludéren op zulke fomtyds allergewigtigfte pointen, waarop zy niet fpeciaal zyn gelast geworden. Zyn dit vertegenwoordigers van het volk van Zeeland? Zyn zy het zelfs van da burgeryen der zes Steden? Of zyn het alleen de vertegenwoordigers van zes municipaliteiten of regdringen? Zy fpreken vervolgens van de collegies van gecommitteerde Raden en provinciale Rekenmeesters, zy befchouwen derzelver aanwezen tot op dit oogenblik, als in het oog loopend, ongerymd en flrydig met de aangenomen beginfels ven volks reprefentatie, en febryven de voorgewende noodzakelykheid van derzelver voortduuring alleen toe, aan de gebrekkige inrichting der Provinciale vergadering zelve. Uit deze zelfde bron leiden zy af het mistrouwen , door onze Hollandfche en Franfche broeders tegen ons opgevat, de verdenking van het Zeeuwfche Patriotismus, en de blyken van het een en ander in onderfcheiden voorbeelden, die men vruchteloos zou pogen te ontkennen of te ontveinzen. Doch zy fchryveu voornamelyk aan deze gebrekkige organifatie, wardoor het werk noch behoorlyk verdeeld, noch de voorkomende zaken met genoegzamen fpoed en kracht doorgezet kunnen worden; zy fchryven daaraan toe de onverdragelyke en pernicieufe langzaamheid der deliberatien , en het gebrek aan zoodanige flappen, waardoor op eenmaal het vertrouwen der braaffle en yverigfle Patriotten zou gewonnen en gevestigd worden. Wat kan men toch, dus fpreken zy verder, in een tyd, gelyk deze is, uitvoeren met zes gelimiteerde flemmen , die, om naauwkeurig te fpreken, eigenlyk niet de (tem des vryen volks van Zeeland, maar alleen de propofitiert en advifeu hunner fledelyke vergaderingen uitbrengen? Wc!-  ( 93 ) Welke krachtige, en met den geest der revolutie overeeuftemmende werkzaamheid kan men verwachten van eene vergadering, die de noodige committés (met perfoneele commisfies 'niet te verwarren) uit haar midden niet benoemen kan, en welker gedeputeerden beden aanwezig zyn, morgen vertrekken en door anderen vervangen worden? Hoe zal ten laatften de repreftntatie der Opgezetenen van het platte land, een point van het allergrootst gewigt en de dringendfle noodzakelyuheid, behoorlyk en overeenkomftig de regten der gelykheid, worden geregeld, Zoo lang de reprel'entatie der lledelingen in derzelver tegenwoordige gebrekkige, hoogst onbillyke,en arilloeralii'chj; form blyft voortduuren ? (Aangaande dit laatfle zyn de committés door de uitkomst op de vollediglle wys geregtvaardigd, daar men zich verpligt heeft gezien, wilde men de Provinciale fegéringsform onveranderd laten, aan het ganfche platte land van Zeeland, fchoon nagenoeg uitmakende de helft van Zeelands ingezetenen, niet meer dan ééne ftein ter .Provinciale vergadering toe te ftaan 1) Na deze voorafgaande aanmerkingen, geven de committés van Middelburg en Vlisfingen de grondlrellingen op, volgens welke, naar hun inzien, de Provinciale vergadering behoort georganifeerd te worden, om van de handhaving der regten van den mensch en burger niet enkel eene ydele vertooning te maken, en op dat de form der vergadering, aan den fpoed en kracht der deliberalien, niet langer eenen onoverkomelyken hinderpaal in den weg fteile. De grondftellingen zyn deze weinige; bet getal der concludérende ftemmen ter vergadering der reprefentanten moet vermeerderal worden: elke ftemmoet vry zyn, onbelemmerd en van geene ftedelyke of andere vergadenng sfhankelyk: he: getal der gedeputeerden uit iedere ftad of diftrift moet, indien het provifionee! niet L 3 zy"  ( 94 ) 2yn kan in eene volmaakte, ten minden in eenige beboorlykeevenredigheid liaan tot derzelver bevolking: en eindelyk men moet zich van de aanwezigheid der gedeputeerden binnen de plaats, daar de vergadering gehouden wordt, voor een bepaalden tyd verzekeren. Het zyn deze eenvoudige grondflellingen, die nader ontwikkeld en geappliceerd worden in bet volgend, CONCEPT-PLAN EENER NIEUWE ORGANISATIE DER. VERGADERING VAN PROVISIONEELE VERTEGENGERS DES VOLKS VAN ZEELAND. Art. I. De vergadering zal beflaan uit gedeputeerden wegens de ingezetenen der lieden en opgezetenen van het platte land van Zeeland. Art 2. Het getal der gedeputeerden uit iedere (rad of diflrict, zal, zoo veel provifioneel doenlyk is, geëvenredigd worden aan derzelver bevolking. Art. 3. Volgens een oppervlakkige berekening zou men her getal der gedeputeerden uit ieder ^tad of diflrict, provifioneel dus kunnen bepalen. Uit Middelburg . . zes. Zierikzee . . twee. Goes „ . twee. Tholen . . één. Vlisfingen . . twee. Vere . . . één. 't Eiland Walcheren . drie. Zuidbeveland . . vier, Schouwen en Duiveland . twee, 't Eiland van Tholen . één. Woordbeveland, Wolphaardyks en ' Philip-l>nd . één. «—« farcen vyfeutwintig gedeputeerden. ' " KB,  i 93 ") NB. Het gebrekkige dezer calcule beboeft geen bin* derpaal te zyn, waarom men niet provifioneel op dezen voet zou kunnen beginnen; niets was gemskkelyker, dan naderhand, wanneer men van de bevolking der fleden en diflriclen juiste berichten heeft, het getal der gedeputeerden te vermeerderen ofte vermjudereu. Art. 4. De municipaliteiten of regeringen der (leden, fmalfleden en dorpen, zullen provifioneel het regt hebben, otn de gedeputeerden te benoemen. Art. s- De gedeputeerden behoeven echter niet uit de municipaliteiten verkoren te worden, maar kunnen ook daar buiten worden benoemd. Eerlykheid, gezond verfland, werkzaamheid en patriottifche yver, zyn de eenige vereischten, die de Zeeuwen in hunne vertegenwoordigers requiréren, Art. 6. Op het platte land vergaderen gecommitteerden uit de municipaliteiten der onderlcheiden fmalfleden of dorpen, in eene daartoe bepaalde plaats, en benoemen aldus gezamenlyk de gedeputeerdenter reprefentérende vergadering uit hun eiland of diflrict: waartoe zy, zonder eenige bepaling, zoodanige perfonen kunnen verkiezen, aan wie zy de belangen des Vaderlands en der Provincie het best achten toevertrouwd te zyn; mits echter geene benoemende, die bekend (laan, voor de Stadhouderlyke of ariflocratifche factie te zyn toegedaan (^). Art. (a) Het blykt uit dit, en uit het vierde artikel, dat het plan der committés, in deszelfs geheel genomen, alleen gefchikt was om provifioneel gevolgd te L 4 V?W-  C 9<5 ï Art. 7. gedeputeerde behoort aan, en heeft zyne commisfie van de geheele Provincie: d. i. ieder gedeputeerde verfchynt niet ter vergadering, om de byzondere belangen van Zyn ftad of het diflrict, waar van hy zyne zendingheeft, uitfluitend vóór te ftaan, maar de belangen der geheele Provincie, en van alle derzelver deelen, ja! van het ganfche Vaderland. Eene tegenflrydige denkwys verraadt baatzucht en ariQocratie (£). Art. 8. De gedeputeerden ftemmen hoofd voor hoofd, en brengen elk eene concluderende ftem uit ( ging.  C ioo ) ging, zwakheid, wankelende beginfels en' twyffelach' cige maatregelen zyn altyd verderfelyk en niet zelden doodelyk! NB. Deflukken, betreffende de reprefentatie van het platte land, zullen wy aanftaanden Donderdag, in een extra-ordinair nummer van dit ons blad mededeelen. ElkNommervan dit blad wordt alle Maandagen voor i en één halve fluiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen,  0 „E VRIEND DES VOLKS, [Dit Nommer wordt voor den gewoien prys van i en één halve fluiv. uit gegeven J\ STUKKEN, BETREFFENDE DE REPRESENTATIE DER OPGEZETENEN VAN HET PLATTE LANP, EN DE ADMISSIE VAN DERZELVER GEDEPUTEERDEN TER PROVINCIALE VERGADERING. EXTRACT uit het Register van de Refolutien der Pro.' vifioneeleReprajfentanten van het Volk van Zeeland. GELYKHEID , VRYHEID , BROEDERSCHAP. Den 23 en 24 Maart 1795; Het eerfte Jaar der Bataaffche Vryheid. lj~)e Burger F. Ermerins heeft zoo voor zich zelve, als ui:: ïwam zyner mede Gecommitteerdens, tot het onderzoek van hetpoint, hoe, en wat Wyze de Landzaten , alhierter Vergadering'zouden kunnen en behooren te worden gereprsefenteerd, en tot de deliberatien geadmitteerd, mondeling ■voorgedragen en vervolgens fchriftélyk overgelegd het Rapport hier navolgende geïnfereerd: Burgers, Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Zeeland. De Gecommitteerde, Jngevolge uwe Refolutïe vsn deri 13 dezer maand, geëxamineerd hebbende de Propofitie vari Middelburg, op den 9 te voren alhier ter Vergadering gedaan, om te onderzoeken, hoé en op wat wyze de Landlieden zouden kunnen en behoren te worden gereprrefenteerd, en tot de deliberatien geadmitteerd, hebben gemeend  ( ioa ) üesaaögaande ?e moeten rapporteren. Dat aan deze Cpmmisfie verfcheide bedenkingen uit des aart van eene welgeregelde vertegenwoordiging voortvloeiende, zyn voorgekomen, welke boe natuurlyk enbillykook, nogthans in de toepasüng en uitvoering aan vele zwarigheden onderhevig zyn, vooral in dit Gewest, welks onderlinge gedeeltens zoo zeer in hun inwendig beftaan verfchillen, dat de natuurlyke gronden van vertegenwoordiging des Volks misfchien nergens elders zoo moeyelyk als in deze 1'rovincie kunnen wordengeappliceerd.dat deze moeyelykbeid niet weinig vermeerderd door de verfchtllende denkenswyze, welke bier plaats heeft, over de proportie van reprajfentie en wel (pedaal ten aanzien van het platte Land, terwyl voor het tegenwoordige die diSiculteit riog hier door word vergroot, dat het fubject van 'deze Commisfie niet concerneert de geheele vertegenwoordiging van hetZeeuwiche volk, maar alleen een notabel gedeelte, waar omtrent £een regulatif kan worden voorgefteïd, zonder teftens de overige deelen in aanmerking te neemen. Dat de gronddagen van vertegenwoordiging, tot nogtoe *l« meest natuurlyk erkend, beftaan in deze drie betrekke-iyke voorwerpen: Ftiérjkheid, Ry.idom en Uitgejlrektheid van grond; Dat de gecombineerde applicatie van deze voorwerpen op bet onderwerp der reprajfentatie van het platte Land afzonderlyk, aan de Leden van deze coramisfie byna onmogelyk is voorgekomen; in zoo verre namelyk men eenige evenredigheid tusfehen de Steden en het platteLandzou willen ui acht neemen, zonder verandering te brengen in de (lemming der Steden, vermits het onderfcheid of de overeenkomst in hec contributif vermogen tusfehen de Steden en het platte Land byna onmogelyk kan worden bepaald, ten ware men daar toe veel tyds wilde verfpillen , en zig dan nog met eene gehazardeerde calculatie geliefde te vergenoegen. Dat deze zwarigheid in dit (luk van de uiterfte aangelegenheid is, vermits hier door één en misfchien de gewigtigfte *an de gronden eener natuurlyke en billyke vertegenwoord^icj v;c:d buitjn behpqrlyfce werking gefield; misschien  C i°3 ) de gewigtigfte, aizoo in alle menfehelyke handelingenonz» neiging daar heen word geboogen, dm in het bewind van Zaken te hebben een aandeel naar evenredigheid van het geene men toebrengt tot bet doen beftaan der zaken. Dat de Gecommmitteerde wel hebben getragt deze zwarigheid te boven te komen, door het vergelyken van het provenu eeniger middelen en lasten in de Steden, met tegeuoverftelling vsn het platte Laud en Smalftedea, maar tot hun leedwezen er geene hebben gevonden, die het zy afzonderlyk, het zy te famen, een bafis kunnen opleveren voor ditfübjeft, als zynde de perceptie derzelve zodanig gecombineerd, dat men het platte Land teö dezen niet ligt kan fcheiden van de Steden. Dat de grondlasten van het platte Land ook niet kunnen dienen tot berekening van den rykdom des Lands, vermits een zeer groot gedeelte van het platte Land is in eigendom van de Bewooners der Steden, terwyl de eigendommen der Landlieden nog daar en boven grootendeels aan de S'eder lingen zyn gehypothequeerd , zoo dat hec vermogen van hec platte Land met 'er daad in den boezem der Steden vooreen zeer aanmerkelyk deel huisvest. Dat de andere twee gronden van vertegenwoordiging nies zoo ingewikkeld zyn: dat, wat de Volkrykheid aangaat, de Leden van deze commisfie van oordeel zyn, dat de gezamenlyke Bewooners van het platte Land en Smalfteden circum circa gelyk (taan met de Bewooners der gezamenlyke Stemmende Steden, terwyl de uitgeftrektheid van grond geBoeg uit de grondlasten en kaarten kan worden opgemaakt. Dat, wanneer men de Volkrykheid tot eene voornaame bafis van de reprajfentatie van het platte Land wilde leggen,, en de uitgeftrektheid van het platte Land gelyk (Tellen met het groot oververmogen der Steden, en op dien voet de vertegenwoordiging regelen van het platte Land, zonder eenige verandering te brengen in de (temmen der Steden , hier door ten aanzien van Walcheren in zyn geheel genomen,, en ten aanzien van Middelburg in het byzonder, eene onregtmatige disproportie zou plaats hebben , alzoo het getal der Ingezetenen van Walcheren in zyn geheel niet ver afftaar in proportie van het getal der overige Inwoonders van deze' Provincie, terwyl bet contributif vermogen van Walcheren, M a feoofd-  ( io4 ) hoofdzakelyk gederiveerd uit den rykdom en de commerciële refources, iu een' zeer hoogen graad, dat van het o-ve'ige gedeelte van Zeeland te boven gaat, en nogthansop dien voet een aanmerkelyk minder aandeel zou hebben in de reprtefentatie , dan naar billykheid behoorde. Dat, na vrugteloos een middel te hebben gezogt, om op gezegde gronden de flem van het platte Land te regelen, de commisfie heeft nagegaan, of'er voor deze Provincie, by provifie, en tot nader op eene gefchikte wyze de repraefentatie van het geheele volk van Zeeland zal kunnen worden bepaald, in den aart der zaken niet nog eene andere natuurlyke grond voor de vertegenwoordiging des Volks te vinden ware, en dat deswegens aan de Leden van deze comnrirfie is voorgekomen, dat dezelve misfchien zou te zoeken zyn in der Ingezetenen voorname bronnen van beftaan, die hoofdzakelyk konden worden gebragttot deze twee takken, den Koophandel en den Landbouw. Dat de drie Walcherfche fteden, hoofdzakelyk de commercie als de fource van hun beftaan konden befchouwen, terwyl Goes en Tholen hun welvaart meest aan den Landbouw waren verfchuldigd, en Ziericzee te recht kon worden aangemerkt als door koophandel en landbouw, beide te bloeyen. Dat het platte Land op dezen grond door de twee Landslieden, Goes en Tholen, voor zoo veel den landbouw betreft, in effe&e door twee ftemmen wordt gereprajfenteerd. Dat, wanneer in plaats van de ftem.diede zoogenaamde eerfte Edele placht uit te brengen, het platte Land met de Smnlfteden ook e'én ftem ter Vergadering uitbragt, als dan wegens den landbouw en dus in effefte wegens het platte Land drie ftemmen in werking zouden zyn, dat bier tegen overftaan dedriecommerciërendeWalcherfche fteden, en dat Ziericzee in beide adfpeélen het evenwigt der repra;fentatie op dien voet zou blyven bewaren. Dat de Gecommitteerde wel ver af zyn van dit plan te willen doen voorkomen als eene repraifentatie op de billyke gronden v'an gelykheid gebouwd, maar veeleer v?n oordeel zyn, dat het zelve om de al te groote inwendige disproportie.  C io5 ) ti«, wanneer het mogt worden gegoute?rd, niet langer zou behooren (tand te grypen, dan tot op eene wettige wy/.ede repraefentatie vnn het ganfche Zeeuwfche volk, met gezamentlyk overleg van het Land en Steden naar billykhsid zal kunnen worden gereguleerd, en dus alleen zou moeten dienen, om, zonder confuiie in liet bewind te veroorzaken, de (tem van het platte Land, in plaats van den Eerst-edelen met allen fpoed provifioneel in werking te brengen. Dat ten dien einde door het volk van het platte Land en de Smalfleden derzelver Reprsefentanten, zouden behooren te worden benoemd, eu ter dezer Vergadering gecommitteerd in de volgende proportie, dat van het Eiland Walcheren met Nieuw en St. Joosland - 2 Van Schouwen, Duivelanden Sommelsdyk 2 Van Zuidbeveland en Oostbeveland of Slurf 2 VanTholen metNieuwVosfemaar enPhilippiland 1 Van Noordbevelanden Wolfafrtsdyk - I Te fa men - 8 Perfoonen wierden afgevaardigd, om als wettige Reprsefentanten van het platte Land en de Smalfleden te famenééne ftem ter Vergadering uit te brengen; dat om hier toe te geraken de Gerechten by circulaire Misfive van wegens deze Vergadering zoude behooren te worden uicgenoodigd, om ieder in den zynen, naar het voorbeeld van Schouwen en Duiveland, de item gerechtigde op te roepen, ten einde die hoofd voor hoofd (temmende, uit iedere Parochie of SmMftad éinen Kiezer benoemen , en deze Kiezers op een bepaalden en gefchikten tyd en plaats vergaderen, en hunnen Reprrefentant of hunne Reprsefentanten volgens het voorgeflagen plan verkiezen, en aan dezelve ter hand te Hellen de nodige Credentialen, om tegen een'zekeren tyd, by deze Vergadering te bepalen, alhier als één lighaam te verfchynen, tejdelibereeren en te ftemmen ; endaar het indezetydsomftandigheden ook van de uiterflenoodzakelykheid is, dac aile zaken met fpoed worden afgedaan, en eene byzondere lastvraging van ieder Eiland noodwendig vertraging en confufie in de deliberatien zou te weeg brengen, zoudenCommisfarisfen van oordeel zyn, dat alle de afgevaardigde van het platte Land eu de Smalfleden behoorden te zyn ge-uétorifeerd met eene volle magt, om op alle voorkomenJe en aangende zakeu zouder jeenigen fpeguilen last 200 te adviM 3 ree-  X io6 5 feeren, en te helpen concludeeren, als mede zoodanige voordellen m deliberatie te leggen, als volgens de gronden der Regeering, gevestigd op de Rechten van den Mensch, Vryheid en Gelykheid, tot algemeen welzyn noodig zullen oordeelen; dat men wyders aan deze Mem de orde of beurt, op welke, die provifioneel zal moeten» worden uitgebragt behoort aan te wyzen, dat aan de Leden dezer commisfie in den tegenwoordigen (land van zaken niets natuurlyker is voorgekomen, dan te volgen de cynofure die in de meeste Vergideringen word in acht genomen, volgens welke het jongde Lid het laatde advifeert. Dat eindelyk aan die Reprsefentanten moet worden gelaten de faculteit om het nodige gebruik te m.iken van het Nationaal gebouw der Abtdye, zoo ver het zelve door den eerst Edelen wierd bewoond. Deze zyn de confideratien en hetadvis, welke de Burgers, uitmakende de Leden van voorfchr. commisfie, gemeend bebben te moeten brengen ter deliberatie van deze Vergadering, in hoop van hier mede aan derzelver intentie te hebben voldaan. Heil en Broederfchap. Uwe Medeburgers! (Geteek?nd) g. d. steengracht de Mooyland* A, vv. philipse, job tromp. gornelis dom1nicus. f. ermerins Waarop gedelibereerd zynde, is goedgevonden en ver» Üaan , het vorendaande Rapport te converteren in «ene Refolutie, zoo als gefchied by deze. Doch ten aanzien van bet gebruik van het Nationaal gebouw in de Abtdy, voorheen bewoond door den gewezen Reprasfentant van den zoogenaamden eerden Edelen, de deliberatien voor alsnog en by provifie om gewigtige redenen aan te houden : wordende dien onverminderd voor het overige, de voorfchreve Gecommitteerdens verzocht, hunne werkzaamheid in dezen voort te zetten, en alles werkdellig te maken, wat ter exfecutie van het daar by opgegeve plan behoort; en ten ■sien einde eene circulaire Misfive tea geleide van het voorfchr,.  ( io7 ) voorfchr. Rapport en Refolutie aan de refpeaive zoogeps^mde Smalfleden en ^ Gerechten ten platten Lande te concipiëren, en ter Vergadering over te leggen. (Onder (rond) Accordeert met voorfchr. Register, (geteekend) w. a. de beveren. MEMORIE ter Staats-vergadering van het Volk van Zeeland, ingeleverd door Gedeputeerden van'ipi'tte Land, behelzende difficulteiten tegen het Plan van reprsefWuatie gedecreteerd den 24 Maart 1795 »^*' eef/le Jaar der Baiaaffche Vryheid. § l. ■[-Jet rapport der gecommitreerden doet de belangen van den koophandel en den landbouw, voorkomen als grondflagen van reprajfentatie, welke, behalven de ;olkrykheid, zouden in aanmerking morren komen. Dit is eene veronderfteliing, die ons niet zeer juist en gegrond voorkomt;want de b-.fis van repraefentatie moet in alle tyden gelyk zyn, en een regel van reprasfentatie zyn, welkebeftendig is, en aan geene verandering onderworpen: terwyl de. belangen van den koophandel en den landbouw gedurig kunnen veranderen; zoo dat Steden, welke voorheen voornamelyk door fcheepvaart, koophandel en visfery gebloeid hebben, wegenshet verval van die takken, zich meer en meer op den landbouw appliceren; aan den anderen kant Steden, die meestal door den landbouw beftaan , gelyk Goes en Tholen , in'tvervoig kooplieden kunnen worden: tenminften de ingezetenen dier Steden hebben een onbetwistbrar regt, om zig op den koophandel toe te leggen; en de drie Walcherfe fteden kunnen zig daar toe geen uitfluitend regt aanmatigen. Indien men hier tegen inbragt, dat de volkrykheid insge-' lyks aan verandering onderhevig is, zoo dat een Stad , thans 10000 llerogeregtigde Burgers bevattende, na 50 Jaren, de helft minder kan hebben; zoo merken wy hier tegen aan, dat in dit geval niet zoo zeer de bafis zelveverandert, maar alleen de applicatie van debafis; want hoe de berekening pok verfchillen moge, de evenredigheid der bevolkingblyfr toch altcos dezelfde; daar, indien men de belangen van den M 4 k«op,J  C 108 ) koophandel en landbouw als eene bafis aanneemt, die bafis zelve wel degelyk aan verandering onderworpen is. § 2. Het is daar en boven onmogelyk de belangen van dea koophandel en den landbouw, zoo van elkander te fepareren, als of dezelve verfchillende gronden van repraifentatie konden uitmaken; zoo dat men den koophandel en den landbouw tegen elkander overftèlt; daar men in tegendeel dezelve behoorde te vereenigen: aangezien de voordeeligfle foort van koophandel gedreven word metproduften van den iandbouw, en dus dezelve als één belang moeten aangemerkt worden. Het is wyders ongefundeerd den koophandel alleen aan de Steden toe te kennen, en aan het platte Land te ontzeggen; daar het zeker is, dat een aantal Dorpen faam genomen meer koopgoederen vertieren, dan deze of gene enkele Stad, die in de publicatie een koopftad genoemd word: en du« gaat de conclufie, dat, wegens het belang van den koophandel , aan de Steden een groot overwigt in het ftemgeregt boven de Dorpen zou moeten toegedaan worden, niet door, dan op die eigene valfche veronderdelling, dat een der kleinde Hemmende Steden, meer belang in den koophandel zou heb. ben, dan een groot aantal Dorpen vau het platte Larjdfaan» genomen. S 3- v Men veronderltelt verder, dat het platte Land voor twee gedeeltens door Goes en Tholen kan gereprajfenteerd worden; blyvende dus voor een derde gedeelte over de repra?fentatie van het platte Land, door alle de Dorpen var. geheel Zeeland. Is hier nu proportie? Goes éénedem: Tholen ééne dem : alle de Dorpen fa men ééne dem: daar menig enkel Dorp met de Stad Tholen in gewigt gelyk daat? Men erkent in de publicatie, dat het getal der bewoners van het platte Land en der Sraaldeden, genoegfaam gelyk ftaat met dat der [temmende Steden: en evenwel zou het platte  ( i©9 ) te Land maar ééne ftem uitbrengen tegen zes ftemmen vafe de Steden: welke eene in het oog vallende ongelykheid 1 Daar en boven is het eigenlyk niet waar, en het is in den aart der zake onmogelyk, dat het platte Land door de Steden Goes en Tholen zou worden gereprasfenteerd. De eigenlyke waarheid is deze, dat de landbouwende ingezetenen van Goes en Tholen door de Reprefentanten van die twee Steden vertegenwoordigd worden; maar niet het platte Land , het welk immers geenfins door een vrye keuze de Reprasfentanten van de Steden Goes en Tholen heeft aangefteld, en dezelve dus niet voor zyne Curators kan erkennen. Vide publicatie van den 3 Maart 1705. § 4. Uit hoofde van de genoemde zwarigheden, en teffens wegens de natuur der zake, zyn wy van oordeel, dat men alle verwarring uit ongelykheid vloeiende kan voorkomen ? door flechts ééne bafis tot de repra-fentatie aan te nemen, namelyk de bevolking. Men bepale flegts, wie ftemgeregtigde Burgers zyn; ten anderen, men neme hetgetalop van alle ftemgeregtigde Burgers in de geheele Provincie; en dan kan men, om de evenredigheid te vinden, aan ééne Stad meer dan ééne ftem toeftaan, en wel meer of minder ftemmen, naar evenredigheid van het getal der ftemgeregtigde inwoners. Volgens die zelfde evenredigheid zal dan ook: het platte Land verfcheidene ftemmen moeten uitbrengen, naar de volkrykheid der Parochiën of Diftricten. § 5- Hier tegen te willen inbrengen, dat de Steden over het algemeen en Middelburg in 't by zonder, meer gegoede inwoners bevatten, dan wel het platte Land, en dan dit in aanmerking zoude moeten komen in het bepalen van het flemregt; fchynt ons toe eene afwykingte zyn van hetaangenomen grondbeginfel, dat elk Burger, zoo wel de min cis meervermogende Burger gelyke regten heeft, zonder dat hun adel, geboorte, rangof zelfsrybdom eenigonderfcheid maken: en terwyl men met eene pntriottifcbe cordaatheid, thans geen adel, geboorte of rang wil doen gelden in hec bepalen van de regten der Burgeren, waarom zou men dan dea  (tlb) êen rykdom hier meer in aanmerking hemen? welke verwaf» ringen zouden niet geboren worden, indien datgrondbeginfel wierd aangenomen, dat de vermogende Burger iets voor uit moet hebben boven den middelmatigen en nuttigen werkman en,amb;'gtsman, dan zoude men het getal der ftemmen, ten aanzien van derzelver evenredigheid, moeten bepalen volgens verfchillende clasfen van Burgers ten opzichte van het vermogen, naar mate het vermogen van elke clasfe op eene verfchillende wyze getaxeerd was, welke moeilykheden en verwarringen hier uit geboren kunnen Worden, ge» ven wy aan elks onpartydig oordeel te bedenken. En indien rykdom of onderfcheid in vermogen een bafis van repriefentatie is, naar welke het ftemregt zig voegen moest, dan zou dezelve ook in aanmerking moeten komen jn het ftemregt het Welk in de verkiezing van Municipaliteitsleden word uitgeoefend. Geniet hier de vermogende ook eenig meerder regt, dan de minvermogende Burger? neen; teen ziet hier van duidelyk het tegendeel. § 6. Men kan hier tegen nog inbrengen, dat de vermogende Burger meer belang heeft in den welvaart van zyn Vaderland, en dus grooter aandeel aan bet ftemregt behoort te hebben, dan de middelrhagtige of minvermogende Burger. Maar heeft dan deze laatfle niet zoo Wel zyne middelen van beftaan, zyne hem dierbare betrekkingen, die hem aan den Vaderlandfchen grond verbinden? 't is waar, hy kan naar elders vertrekken, en de meer gegoede Burger zal daar toe minder geneigd zyn. Doch in het algemeen is dit van alle gegoede Burgers niet waar, maar is alleen betrekkelyk op zulke gegoede Burgers, die vaste goederen, vooralin Landen bezitten Er zyn ook veele gegoede kooplieden die ligt verhuizen kunnen, ea men ziet het dikwyls, dat zy metder daad verhuizen. § 7- Zegt men verder, dat de volkrykheid alleen tot een bafij van reprajfentatie aangenomen zynde, hier uit dit inconvepient zou volgen, dat Middelburg een verbazend getal van Gedeputeerden zou moeten zenden en bekostigen; wanneer men  gjen pagaat, dat hec getal der ftemgeregtigde Burgers te Middelburg tot dat van Tholen ftaat, als 20 tegen 1, en dus? zoo Tholen een Gedeputeerden zendt met ééne ftem, Middelburg 20 met 20 (temmen zou moeten zenden. — Want deze confequentie vervalt, wanneer men ons idéé flegts gelieft te bevatten. Ons idéé komt hier op uit, dat meu het getal van alle de ftemgeregtigde Burgersin de Provincie opgenomen hebbende, dezelve in onderfcheidene kleine DiItriéten of Parochiën verdeele, die Parochjen wederom in grooter Diftricten, de grooter Diftriéten in Departementen; Middelburg zou dan voor een Departement komen, (ditzy alleen een voorbeeld tot opheldering, want wy geven nog geen plan op) gefield nu, dat Middelburg gelyk is in volkrykheid met het geheele Eiland Zuidbeveland en het Land van Tholen, de Steden Goes en Tholen daar onder begrepen zynde, (een naauwkeurige berekening kan die alleen beïiisfen) dan zou bier uif volgen, dat, zoo Middelburg zes (temmen had, Zuidbeveland met de Stad Goes vier ftemmen, en het Land van Tholen roet de Stad Tholen twee {temmen zouden uitbrengen. De Steden zouden in dit geval met het platte Land moeten gecombineerd worden ; en waarom zou die niet plaats kunnen hebben? hebben wy allen, het zy Stedelingen of bewoners van het platte Land niet éé^e gemeene zaak? zyn de belangen der Steden en der Dorpen, dan zoo zeer onderfcheiden? moeten Steden en Dorpen en derzelver Burgers, niet gelyke regten hebben? en kunnen zy cjus niet, in één lichaam vereenigd? tot ééu hoofddoel werken ? § 8. Dan dit is flegts een concept, het 'welk wy voordragen. Zonder nogthans iets befiisfends vast te (tellen Wy willen de nadere deliberatie van deze Vergaderingonurent dit fuje; afwachten. — Zoo het egter gebeuren mogt, dat de meerderheid der Vergadering oordeelde, dat dit concept van combinatie der Steden met de Dorpen, en der verdeeling in Diftriclen nog veel overleg en tyd zou kunnen vorderen,ja zelfs zwarigheden ten opzichte van de uitvoering ontmoeten, en dat dit wel ligt een reden zou zyn, dat wy ons nog een geruimen tyd met ééne ftem zouden laten vergenoegen, tot dat het gunftige tydftip zal verfchenen zyn, waar op di? soncept of ietsdiergelyks zal geregeerd en tot d.'delykbeid 4*  gcbragt zyn; zoo merken wy hier op aan, dat wynietgaar^ re door een langdurig dilai ons oogmerk verydeld zouden zien in eene zaak, waar omtrent wy niet onverfchillig kunnen zyn, en omtrent welke wy uitdrukkelyk van onzeCommittenten gelast zyn, alle mogelyke inftantien te doen tot eene fpoedige afdoening van dezelve tot onderling genoegen. Om derhalven de langwyligheid der deliberatien voor te komen, willen wy nog een korterenweg by provifie,toe dat alles naauwkeuriger geproportioneerd en gereguleerd zal zyn, aan deze Vergadering voorflaan; naamlyk eene fchikking te maken volgens het ontwerp van het Burger Committé van Middelburg en Vlisfingen; een ontwerp aan deze Vergadering misfchien bekend, en hetwelk nagenoeg met de intentie van onze Committenten overeenkomt. S 9- Om ten fiotte alles faam te trekken: het voorname pointe het welk wy thans proponeeren, beflaathierin, dat het gedecreteerde Plan van repréefentatie gerevideerd, onze ingebragte difficulteiten overwogen worden, en dat men vervolgens overga tot het ontwerpen van een ander Plan van rep'raefentatie, het welk aan de Burgeren van het platte Land , Zoo veel'aandeel aan het ftemregt verleerre, dat gelykheid en evenredigheid met de Steden in het oog gehouden worde. (Geteekend) p. w. brouwer , Gedeputeerde van 't platte Land van Schouwen en Duiveland. j. moölenburgii , Gedeputeerde vart 't platte Land van Schouwen en Duiveland. j. w. de brüyN, Gedeputeerde van 't platte Land van Tholen &c. p. j. egter, als Gedeputeerde van 't Eiland Zuidbeveland. ElkNommervan dit blad wordt alle Maandagen voor - i en één halve fluiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J, Abrahams, ea is voorts alom te bekomen,-  D E VRIEND DES VOLKS. VRIEND DES VOLKSJ jYJogen wy het voorbeeld van eenige onzer medebad geis ook eens navolgen, en u met eenige vragen lastig vallen? gy kunt n verzekerd houden, dat gy door ze te beantwoorden, ons, en misfchien ook anderen van eenig nut zyn zult, en ons nog daarenboven fterker aan n en uwe fchriften znlt verbinden. Eer wy verder gaan» dienen wy wel te kennen te geven, wat 'ons bewogen hebbe, om tot dien flap te komen. Gelief dan te weten, waarde Volksvriend! dat wy met ons vyven een gezelfchapje opgericht hebben, om malkander zooveel in ons vermogen is te verlichten, en wyzer te waken-, siet alleen in het politieke, maar ook in het zedelyke? ten dien einde is er een uit ons, die de dagelyks uitkomende fchriften voorleest; na dat dit geëindigd is, vragen wy malkanders gevoelen af, niet ora die gefchriften «bedillen, zoo verwaand zyn wy niet, maar om eens een proef te nemen, of elk een van ons het wel begrej en heeft. Het is thaRs geen tyd om te vleyen; maar echter kun3ien en moeten wy dit openhartig bekennen, dat wy door uw Weekblad te lezen omtrent zeer velezakeu tot betere gedachten zyn gekomen, en dat ons verfland daar door merklyk is verlicht geworden. Wy betuigen ook opent;yk dia zelfde verpiigting te hebben aan de febryvers  C "4 ) van ha andere weekblad De Vriend der Deugd genaamd .. en als wy.ons hart eens oprecht, en zonder u hier mede* eenig leed aan te doen mogen uitfpreken, zoo zyn wy alle van oordeel, dat dit weekblad voor het uwe niet behoeft te zwichten; want dit is by ons een aangenomen ftelregel, dat niemand een waar Patriot zyn kan, die niet ... ,„„ opzicncen een deugdzaam, oprecht, en eerlyk man is. Om nu ter zaak te komen; wy hebben een burger uit een andere Provintie, een vriend van een uit ons gezelfchap, in onze byëenkomst ingeleid, die van het begin tot het einde niet anders gedaan heeft, dan op verouderde en ingekankerde gebreken (zo als by die noemde) die er in Zeeland plaats bebben, te fchrollen. Dewyl wy nu de eer en het genoegen hebben, om alle vyf in Zeeland, en wel in Middelburgse Hoofd en Hofltad geboren te zyn, werden wy zoo wat gcmelyk.en wenschten, ieder by zich zeiven, hartelyk, dat die medeburger maar in zyn land gebleven was, dan hadden wy zo vele onaangename waarheden niet moeten horen, en wy hadden in een beter humeur onze byëenkomst ten einde toe kunnen bywonen: wat baat al dat fchrollen toch? men maakt malkander maar moeijelyk. — Toen echter de vreemde burger vertrokken was, hebben wy in de volgende by. eenkomst alle toegeftemd, dat hy inde meeste gevallen den fpyker op den kop had geflagen, en dat wy kwalylc hadden gedaan, de gebreken van onze Provintie niet te willen horen, vooral als men zelfs overtuigd is, dat het waarlyk gebreken zyn. Onder anderen zeide hy, dat hy gepasfeerde zondag in de Oude Kerk in groote vrees gezeten had, dat er een party vermolmde wapens van boven neder op zyn hoofd zouden vallen, zoo als elders zeer dikwylsgebeurd was; dat hy geduurig even als een hen, wanneer er een roofvogel.boven hare kuikens vliegt, fcheel uaar boven fcad  ( H5 ^ had zitten kyken , om zoo veel mogelyk den val van die wangedrochten te kunnen ontwyken: dat hy door die angstvalligheid byna niets van de predikatie had begrepen : dat hy bonderde menfehen naar die wapens had zien gluuren, en naar zyn gedachten met het zelfde voornemen: dat het bewystekens waren van godtergenden ho g. moed, om door infligatie des Satans de trotsheid zelfs na den dood aan te kleven; en honderd andere dingen meer, die my nu niet te binnen komen. Wy (tonden te gapen, zondereen enkel woord tekunnen uitbrengen, vier uit ons midden betuigden nooit over wapens gedacht te hebben, maar een was er, die openhartig bekende, dat hy altoos gemeend had, dat ze tot den Godsdienst betrekking hadden en uit devotie aldaar waren opgehangen, en dat hy ze om die rede altoos met eene foort van eerbied had befchouwd. Wy lachten hartelyk om zyne onnozelheid, dewyl wy zeerwel begrepen, dat alle die mismaakte gedrochten van beesten, vogels, balken en darren met den Godsdienst geen gemeenfehap hebben konden. Wy zyn dus in onzekerheid, of wy den vreemden burger moeten geloven of niet; gy kunt ons misfchien eeuig onderricht geven omtrent derzelver oorfprong, en waarom die wangedrochten ju^t in kerken zyn opgehangen; gy zult ons hier mede groot genoegen verfchaffen, eensdeels door uwe onderrichting, en aan den anderen kant om datgy daar door duidelyk zult doen zien, dat gy den titel van Vriend des Volks dubbel waardig zyt. Ik noem my uit ons aller naam Uwen toegenegen medebtirget A. WEETGIERIG. P. S. Neem het toch nietkwalyk, dat ik gezegd heb, dat wy den Vriend der Deugd niet minder intresfant virtAixty dan uw weekblad. Val». N a Aai-  I "6) Antwoord van dan Vriend des Volks aan den burger A. WEETGIERIG. WAARDE MEDEBURGER.' gehoon gy uwen waren naam onder eenen verdichten fchynt te verbergen, vinden wy ons nogthans verplicht om uwen toegezonden brief zoo dra mogelyk te beant\voorden; te meer dewyl wy niet onduidelyk bemerkt hebben, dat er nog vele onder onze landslieden zyn, die groote begeerte hebben om te weten, hoedanig toch de eigenlyke oorfprong en bedoelingen der wapenen zyn, waar mede de wanden onzer kerken zoo overbodig behangen en overladen worden. Echter vinden wy , na dat wy de pen reeds opgenomen hebben, in dit vertoog eenige zwarigheden, die wy in den beginne niet hadden voorzien , nadien wy die (lof niet naar behooren kunnen behandelen, of wy zouden tot eene geleerde, en met aanhalingen uit oude en hedendaagfchefchryvers opgevulde, verhandeling, waar toe ons weekblad niet ingericht is, moeten overgaan: daarenboven zouden wy breedvoerig over de verfchillende kleuren van de velden der wapens; over de natuurlyke en artificiëele figuuren; over de talken en pilaren moeten fpreken; alsmede over de kroonen, en andere eertekens, die de wapens dekken, over de Tenants, die dezelve onderfteunen, en eindelyk over den tyd wanneer zy in de kerken zyn opgehangen; doch daar die wydlopige flof meer dan drie weekbladen zoude vereisfcben, zullen wy ons alleenlyk vergenoegen, met het hoofdzakelyke flechts aanteroeren. De eerfte oorfprong der wapens is men san de woesre en barbaarfche volken verichuldigd, die zich zeiven van fchilden voorzagen, om hun borst in den flryd tegen de pylen hunner vyanden te dekken Onder de befcbaafde volken der oudheid, en die zich echter ook van fchilden bedienden, was het de gewoonte om ze met bet een of ander gedeelte van een veldflag teverfieren, of met de beel-  ( "7 ) beeltenis van de een of andere Codheid;dochin deeemven der barbaarsheid maalden de woeste volken de wilde dieren, die zy geveld hadden, met harde en fchitterende kleuren af: was er een die een grooten en verfchrikkelyken leeuw had verflagen, wel ras werd zy» fchild mee de afbeelding van dat gedrocht verfierd : had een ander een verflindende tyger, beer, ftier, of iets diergelyks gedood, hy aarzelde niet lang om die beesren naar zyne geringe bekwaamheid af te fcbilderen. Hy die zyn Vaderland van zulke dieren, waarmee toen ter tyd de landen waren opgevuld, bad gezuiverd, werd alom met achting behandeld, en by zyn uitvaart werd dat fchild aan de aanfehouwers met veel gejuich vertoond; (eene gewoonte die, het gejuich uitgezonderd , tot dezen tyd toe nog plaats heeft, fchoon er vele naar het graf gedragen worden, welker wapens met leeuwen en andere dieren pronken, die nooit iets van aanbelang verricht hebben. Iaat daan dat zy leeuwen of beeren zouden hebben omgebragt) men roemde als dan nog de groote dapperheid van den overledenen, die zulk een monfler had durven vellen, en men bewaarde dat fraaije fchild, even als een heiligdom ia zyne woning. Naar mate de roem groot was, zoo iemand verfcheurende dieren, die de rust van het menschdom Moorden , had verdelgd, naar die mate beyverde men zich meer en meer om blyken van zyn moed en dapperheid te geven, en het natuurlyk gevolg hier van was, dat er na verloop van eenige jaren geene verflindende beesten meer te vinden waren. Wat moest men toen op de fchilden afmalen? De grootfle en roofzuchtigfle vogels' vervingen de plaats der wilde dieren: by die een arend, valk of ander gevogelre had gedood, bediende zich van het zelf le middel als zyne voorouders, om zich beroemd te maken ; zyn fchild werd hiermede verfierd. Naderhand, toenderuuwe bolster der barbaarsheid door de ontluikende wetenfchappen een weinig was afgeüeten, begon het vernuft N 3 i  ( i5i ) burgery op te dringen: ja! deze laatfie byzonderheid Is één der gronden geweest, waarop men in de Volks-vergadering heeft gebouwd, om het plan, indien het goedgekeurd werd, ook terftond te doen arrestéren. Doch ik heb misfchien reeds meer gezegd,dan noodig was,om de handelwys myner mede-gecommitteerden , en de grondbeginfels derzelve voor elk onpartydigen te regtvaardigen; ik zou er zekerlyk nog meer kunnen byvoegen, en 't geen veelligt nog beflisfender zou zyn, dan het reedsbygebragte, doch waaromtrent de voorzichtigheid en menschlievendheid my gebieden, om, buiten volftrekte noodzakelykheid, hetzelve te verzwygen. Ik onthoude my daarom van alle aanmerkingen, die partydig of perfoneel zouden kunnen heten,fchoon het niet moeijelykzou wezen een tamelyk aantal derzelve, en niet zonder genoegzamen grond, by te brengen. Intusfchen ftrekt het myniet weinig tot genoegen rondborstig te kunnen zeggen,dat alle aanmerkingen, die tegen het zogenoemd regérings-reglement worden ingebragr, althans zoo vér zy my bekend zyn, op weinig beduidendende kleinigheden uederkomen, en dat het ongunstigfta oordeel, onder hen die de goede zaak volkomen zyn toegedaan, veelal dit is: wy approbéren het ftuk, hoewel niet de wys, waarop het is ingevoerd. Voor dezelaatfte is eigenlyk deze brief gefehreven, en ik zal my verblydeu geene vergeeffche moeyte te hebben aangewend; maar indien de zaak zelve van dien aart is, dat zy by de weidenkenden eene algemeene approbatie moet wegdragen zoo dunkt my, dat bierdoor reeds van zelve de eenvoudige wys, waarop zy is doorgezet, gewettigd wordt. Men eischt, men begeert immers geen tyd van beraad of onderzoek voor dst gene, waarop men zich niet meer •daa  C 152 3 dan een ©ogenblik behoeft te bedenken? Maar dan was aan de /yanden der goede zaak de mond" geflopt ge wees:! Dit kan ik bez waarlyk toeftemmen ,daar de ondervinding leert, dat het den genen, die iers vol. ftrektelyk afkeuren en uitkryten wil, ook niet ligt aan voorwendfels ontbreken zal. Wat my betreft, ik bebhet nimmer tot een grondbeginfeJ my-er daden gemaakt, ieders goedkeuring te wilk n wegdragen 5 den kwaden te willen mishagen is eene even groote deugd, als de achting van den goeden te willen verdienen, en het betaamt hem, die waarlyk Uit edele bedoelingen werkzaam is, het oordeel 't welk men heden over zyne daden velt, geheel voorby te zien , om alleen af te wachten, wat men in het toekomende, wanneer de tyd over alles een genoegzaam: licht zal verfpreid hebben, over hem en zyne handelwys denken zal: medeburgers! ik vrees het oordeel niet, 't welk voor de alles beflisfende regtbank des ryds zal uirgefproken worden, ook over my en myne handelingen, indien wy dan niet reeds famen der vergetelheid zyn overgegeven: myn geweten getuigt my, dat dit oordeel niet ftrerger zyi, zal, dan: hy dwaalde, gelyk de eerlykeVa^ derlander, met de beste bedoelingen, dwalen kan! Heil en Broederfehap! MIDDELBURG 4 Jwy- Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor 1 en één halve fluiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W en J. Abrahams, ea is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS; VOLKS-VRIEND} Jk kan met geen woorden uitdrukken, hóe ik gefield was, toen ik uw vertoog las over den oorfprong, voort» gang, en het misbruik der wapens, als mede over de flechte gewoonte om dezelve in de kerken op te hangen s jk ben niet gewoon te veinzen, dus zal ik u openhartig bekennen, dat ik uw weekblad wel honderd maal verwenscht heb; doch na dat myn grarcfchap cea Weinig begon te bedaren, en de, rede wederom by my de overhand kreeg, nam ik een voornemen omüw gefchrift nog eens met caauwkeurigbeid te lezen, en te overdenken? en hoe meer ik het las, des te meer werd ik overtuigd, dat gy niets gezegd hebt dan het geen overeenkomstig ij jaet de waarheid, en het gezond verüand. Daarop nam myne gémelykheid eené andere wetidiftg, ik was toen alleen verftoord, en als ik de fchuilhoeken van myn trots hart onderzoeke, ben ik het nog* dat ik geen eene waare rede, al was het maar eene drogreden Iton bybrengen , om uwe gezegdens te wederleggen. O? hoe lang heb ik my reeds gepynigd om eene verhande? Jing op te Keilen om het nut der wapens aan te toonen* 5 fl  ( 154 ) en vooral, hoe veel heil er voor het Gemeenebest in gelegen ligt, dat ze in de kerken worden opgehangent, doch openhartig moet ik bekennen, dat ik niets tot der* zei ver/ verdediging, vooral niet van dat Jaatfte artikel, kan uitvinden. Daar ik nu zelfs overtuigd ben geworden van de onbetamentlykheid van die handelwyze, ben ik reeds ernftig bedacht geweest om een middel uit te denken om de wapens van myn gedacht uit de kerken uit te halen, en ze ten mynen huize te bewaren; doch,Volksvriend 1 hoe zeer ik nu bekend hebbe, dat ik aan uw gefchrift te danken heb, dat ik in dit opzicht van eene dwaze denk- en handelwyze ben te rug gebragt, zoo heeft er echter in de kerken nog eene gewoonte plaats, die ik met hart en ziel afkeure, en ik ben verblyd, dat de Volks-reprefentanten van Holland reeds verboden hebben, dat dit verfoeijelyk gebruik niet langer plaats zou hebban, ik bedoel het begraven in de kerken: my dunkt, wanneer men flechts natuurlyk verfland bezit, kan men nagaan, dat dit niet anders dan zeerverderfelyk voor de Maatfehappy zyn kan; dewyl echter de eerde oorfprong van deze gewoonte my geheel onbekend is, even als my die der wapens geheel onbekend was, want ik lees niet veel, vooral niet in de jagt-tyd, zoud gymy zeer verpligten zoo gy eens in het een of ander nommer van uw weekblad deze ltof wildet behandelen, Noeme my met hoogachting. T. T. N. N. P. S. Gy hebt het juist getroffen Volks-vriend, toen gy zeide, dat de hoogmoed een der grootde rollen ouder de wapens fpeelde, want zoo als ik in de kerk inkome, kyk ik terftond naar myn familje wapen, en naauwlyks zie ik den vliegenden leeuw en de kwartieren (hoe myn familje daar aan komt, weet ik niet) of ik zit my ongevoelig op te blaazen : dat zweemt immers naar hoogmoed, ■vunt men zwelt niet op van nedrigheid? Ant«  C -55 ) Antwoord van den vriend des volks aan den burger n. n. fjet geeft ons genoegen, zoo wy bemerken, dat door onze fchriften by fommige de nevels van onkunde of van vooroordeelen nu en dan worden verdreven, wy willen ons dus ook niet onttrekken oin aan uw verzoek te voldoen. Wy zullen u dus kortelyk mededeelen den bygelovigen oorfprong en het zoo verdei felyk gebruik om de lyken in kerken en op kerkhoven, binnen de fteden gelegen, te begraven; en fchoon wy wel overtuigd zyn, dat vele van onze lezers in dat ftuk niet gansch onkundig zyn, dewyl er federt eenige jaren veel omtrent deze laakbare gewoonte gefchreven is, voldoen wy des te bereidwilliger nan uw verzoek, om dat ons weekblad ingericht is om het volk in't gemeen te verlichten, en wel voornamentlyk dat gedeelte des volk, het welk niet veel gelegenheid ge-^ had heeft om uitgebreide verhandelingen over deze of geene ftukkender befchaafdheid, en verlichting intezien; te meer, daar men te dezer tyd in Holland zoo yverig en lofwaardig bezig is om de kerken tot den nedrigen en onbevlekten Godsdienst gefchikt, te zuiveren niet alleen van de wapens, die akelige wangedrochten door den hoogmoed aldaar opgehangen, maar ook van zoo vele duizende lyken, die de geheiligde tempels zoo zeer ontreinigen, en door hunne uitwafemingen den levenden zoo vele verderfelyke ziektensaanbrengen,en eenen ganfchea drom van befoiettelyke kwalen onder bet menschdom verfpreiden. De allereerfle bewooners der weereld, de Joden, en naderhand ook de eerde Christenen begroeven de lyken der afgeftorvenen in de open lucht, buiten hunne fteden, op dat de verderfelyke en befmettelyke reuk, die de rottende ligchamen wyd en zyd verfpreidengeen nadeel zouden toebrengen. De Grieken en Romeinen cog fterker zoekende te waken, dat de dood^n geen na. S 2 dee!  C 150 ) deel aan den levenden veroorzaakten, en dat de groo-ï te menigte van ziektens, waaraan het menschdom van fiatuure onderhevig is, door de ongezonde uitwafemiogen der lyken niet zouden worden verdubbeld, waren gewoon de afgeftorvenen op den houtlïapel te leggen, en tot asch te verbranden. Naderhand toen die gewoonte meer of min in onbruik begon te geraken, ?yn er by hun de ftrengfte ftraffen gefield op die geene, welke binnen hunne fteden begroeven, gelyk men uit de decreten van antoninus pius, diocletiaan, haDRïanus, ook uit die van theodosius, en theodoricus duidelyk zien kan. Daar nu alle de volken des aardbodems zich zoo fterk beyverden, dat er geene lyken in de fteden begraven wierden, hoe is het dan mogelyk, dat Christenen ooit tot zulk eene onzinnigheid gekomen zyn om de afgeftorvenen in de fteden, wat zeg ik? in de gewydfte plaatfen, in hunne tempels, die zelf door Mahomedanen, en de alferbarbaarlle volken zoo rein, en in zulk eene hoogachting gehouden worden, te begraven? zouden wy het wel kunnen geloven, indien die verfoeijelyke gewoonte by ons geen plaats had, zoo wy hoorder}, dat er in 't een of ander gedeelte der weereld menfehen gevonden wierden, die zoo woest en onkundig waren, dat zy zelfs den tempel aan hunne afgoden gewyd, tot eene begraafplaats voor hunne afgeftorvenpn gebruikten? zou men die onbefchaafde menfehen Biet met mededogen befchouwen, ja zelfs afgezanten derwaarts zenden, om hun van zulk eene dwaze gewoonte, die door befmettende uitwafemingen zoo veie ellenden pnder het menschdom verfpreidt, af te b/engen? en wy Christenen, die den naam hebben van minder bygelovig, en meerder verlicht te zyn, dulden zuik eene afgryfelyke gewoonte! en de Hemel Wegt of er nog geene menfehen gevonden worden, £H §e"P^ z^o om het gebruik van. ja kerken te  begraven, even als dat om wapens in kerken op tehangen, te verdedigen! Doch wat mag de oorzaak zyn van deze handelwyze? niet anders dan dweepzucht en bygelovigfoid, — Men vereerde oudstyds de Martelaren van den Christelyken godsdienst; men bezocht hunne graven; men zamelde zorgvuldig hun gebeente op; men bouwde huisjes en capeilen rondom hunne hegraafplaatfen; men werd eindelyk zoo verdwaasd, dat men hun aanbad; en men rekende zich de gelukkigHe der menfehen, zoo men wist, dat men na den dood digt by het gebeente van zulke Martelaren zou begraven worden. Echter had dit alles plaats op het land in de open lucht, niemand durfde dit in de lieden ondernemen; maar na dat onder de regeering van constantvn de Christelyken godsdienst openlyk beleden werd, was men niet meer vervaard voor de te voren zoo zeer geduchte vyanden van het Christendom: men bouwde tempels in de fteden; men bragt het gebeente der Martelaren derwaarts over; elk beyverde zich op het fterkflen, dat zyn gebeente naast het gebeente der Martelaren en Heiligen werd nedergelegd. Dit viel wel 't meest den voornaamfle geestelyke te beurt, en hun die groote giften aan kerken of godsdienstige geftichten hadden gedaan. Na verloop van tyd werd men door geldzucht aangezet om graven in de kerken te verkopen; die niet zoo veel konden betalen om in de kerken zelfs gelegd te worden , verzochten om in deszelfs omtrek te mogen rusten; ziet daar ook de eerfte oorfprong der Kerkhoven. Men moet nogtans bekennen, dat de braaffie der geestelyke altyd het begraven in de kerken hebben afgekeurd, en bewust van de fchnkkelyke ge-, 'volgen , het zelve paal en perk hebben trachten S 3 tt  C 158 ) re fteilen, het 'geen zelfs nog blykt uit een decreet van eene kerkvergadering in de dertiende eeuw gehouden, waarby men verbood: dat niemand in de kerken zou mogen worden begraven, uitgezonderd een fiichter, voorfiander, of bedienaar van zoodanig een kerk; echter niet zonder uitdrukkelyie bewilliging van den Bisfchop. Wie bezeft nu, hoe de Proteftanten , die .alle bygeloof hadden afgelegd ; die de Martelaren en Heiligen geen goddelyke eer meer bewezen; die overtuigd waren, dat het een flecht mensch weinig kon baten om hem na zyn dood gelukkig te maken, of hy in een kerk begraven lag, of op eene woesteny; die wisten, dat het duizendmaal betamelyker was om even als Christus en de Apostelen, en oudstyds de Aardsvaders in de open lucht begraven te worden, dan dat de kerken zoo ontheiligd, ondermynd, en bevuild wierden door zoo vele opeengeftapelde reyen van afgeftorvene menfehen, wie bezeft nu, zeg ik, hoe de Proteftanten zulk eene bygelovige gewoonte, die de bronwel is van duizende ziektens of kwalen, immer hebben kunnen navolgen? Want wat kan immer ongezonder en verderfelyker zyn, dan dat er jaarlyks zoo vele honderde lyken, die door verfchillende ziektens reeds bedorven waren eer zy in 't graf wierden gelegd, in eun gefloten vertrek, flechts met een weinig aarde overdekt , ter verrotting worden opeengepakt? dat van tyd tot tyd die graven en opeengehoopte geraamtens wederom worden opgeroerd, en aan een kant gefchoven, om plaats te maken voor zoo vele andere geftorvene? Behoeft men zich wel te verwonderen, dat zoo vele gezonde menfehen, die eenige uuren in zulk een kerk nederzitten, zoo onverwachts door ziektens  ( -59 ) tens worden overvallen, en vooral door befmettelyke ziektens, zoo als kinderziekten, loop, rotkoortfen, en diergelyke? Van waar komt het, dat men zoo dikwils in de kerken zoo vele menfehen, (vooral zy die zwak zyn, op welke de befmettende lucht meer invloed beeft) flaauw ziet neervallen, kwalyk worden, of met ondragelyke hoofdpyn naar huis te rug keeren, kan het natuurlyk wel anders zyn, daar die bedorvene uitwafemingen als met volle teugen worden ingezwolgen? Ik zou bonderde voorbeelden kunnen bybrengen, die door kundige geneesheeren, die dit ftuk opzettelyk hebben behandeld, zyn opgegeven, dat enkel door het oproeren der graven ganfche fteden mes befmettelyke ziektens zyn vervuld, die duizende van menfehen naar het graf hebben gefleept; doch ons bellek gedoogt niet hier meer by te voegen, dan kortelyk onze lezers te doen opmerken, tot welk eene verachtelyke plaats wy onze kerken gemaakt hebben, die heilig moesten bewaard worden tot het uitoeftenen van den zuiveren eu onbevlektea godsdienst. De plaats, daar wy dezen godsdienst uitoefenen', is fomber, akelig en bouwvallig; men zit op waggelende zarken by losgegraven pilaren, die door het geduurig begraven der dooden byna geheel zyn ondermynd; het gebeente onzer bloedverwanten en vrienden zouden wy door de gapende reeten der ftenen kunnen zien liggen, zoo een weinig aarde dezelve niet voor ons oog bedekte. Boven ons hoofd zyn alle de wanden overladen met vermolmde wa. pens, waar van een gedeelte, die reeds over een tachtig of honderd en meer jaren zyn opgehangen, dry.  ( 160 ) drygen neder te ftorten, dewyl de yzere bouten byna zyn doorgeroest; de figuuren die wy daarop zien afgemaald, zyn nog akeliger en affchuwelyker dan de afgodsbeelden van onze heidenfcbe voorouders: tusfehen beiden eindelyk is de lucht verpest en vervuld met eeu verderfelyke dank van duizende rottende lyken. 6 Christenen! is dit nu de plaats waar gy de leer van den nedrigen Jefus hoort verkondigen? is het veel eer niet een fchouwtoneel van bygeloof, onrein» heid, en verfoeljelyke trotsheid? Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor I en één halve Huiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen,  D E VRIEND DES VOLKS* "W,f is ,och de rede'djt vele m5nfc,,ien'in r°mmige Janden en fteden meer. in andere minder, tialftarng by Jjunne gevoelens blyven, die zy eens bebben sangenomén, fchoon zy ze zeer dik wils of geheel of ten deele afkeuren? en dit heeft niet allee» plaats omtrent (lukken, die den Godsdienst bereff -n . irnar ook omtrent die weite betrekking hebben tot de fora. van regeering. Ik ipreek hier echter niet van domme menfehen, die geen vermogens, luafde opvoeding nog al den fchyn bebben van niet geheel onverftandig te we2en? — en dit heeft niet alleen te dezer tyd plaats, ' maar het heeft reeds in vorige eeuwen plaats gehad. Dewyl het een (luk is, dat de aandacht van' een opmerkzaam mensch wel verdient, zullen wy dir met twee of drie voorbeelden uit de gefchielenisfen van ons eigen £.nd trachten asn te tonen. T ' Él  In de vierde eeuw, en mogelyk vroeger ,beftraa We her üchr Hes Euangdiums reeds een gedeelte van Gelderland en Holland; doch het maakte geen groote voortgang, voor dat daqobert den I, koning van Oost-frankryk, de Frezen, tusfehen het jaar 622, en 630, uit Utrecht verdreef, en aldaar een Christen kapel ftichte. (op welken tyd geertruio de zuster van zyn zoons hofmeester een ander kf pel bouwde op die plaats, waar thans de flad Gce truidenherg ligt) en vervolgens dé yverige eligiüs, wigbert, wilfrid, en willeb-rord- het Euangelium wyi en zyd verkondigden. Op dien ryd befpottede men in Zeeland de dwaasheid, van de inwooners der overige gewesten; men betichtte hen, dat zy naar nieuwigheden harkten; dat zy gruwe* J$k handelden, dewyl zy hunne Goden en de ttmpelj hunner Afgoden oraverfmeten , en betgeloof en den godsdienst hunner vaderen verzaakten: zelfs waren eronder deaanzienlyken , die door de afgodspriesters daartoe waren opgezet, en ook zelfs begrepen., dat bet veel gemakkely. Ver was om domme dan verlichte roenrchen te regeeren» diede ongeoefende en qnbefckwöe menigte telkensalduT aanfpraken: „Zyt gylieden, brave landslieden 1 nietwy„ zer dan die roekeloze volkeren der andere gewesten. ,, die zoo zeer naar verandering in hunnen godsdienst ,, haken? ik bezweer het tilieden by alle onze goden, .dat de godsdienst der Christenen enkel bedrog is, en> » kei nieuwigheid en fciioonklirkende woorden door fkchte menfehen uitgetSèht: hebben onze Goden uwe vaderen en u zeiven. en de uwen niet gezegend ? waren m onze velden niet opgevuld met welig koorn? was ons „ veeniet vruchibaar? veracht toch alle menfehen die „ zulke gevoelens koesteren, en reeds in hun hart den Christelyken godsdienst zyn toeged 'an , ontvliedt hen , ,, of verjaagt ze uit deze landen: heeft ons gewest niet „ reeds zoo vele honderde {aren onder de befcherming onzer Goden gebloeydj draagt zorg, dat gy geen „ vloek.  fcorr niemand begrypen, om wat rede zy zich zoo har*, nekkig tegen de leer des Euangeliums hadden verzet, ea Zich zoo redeloos hadden neergeworpen voor de voeten van levenlooze afgodsbeelden: zy verwenschten hun , die door allerley leugens van de Christenen uit te ftrooyen , de voornaamde hinderpalen geweest waren in het omueizen des Christelyken godsdienst. — Wil men nog een ander voorbeeld hier byvoegen, zo» iaat ons kortelyk de tyden ider reformatie eens befcbo*. wen. Naarmate in de 15eeuw de wetenfchappen en fchoone kunsten begonnen te ontluiken, en men do„r het lezen der beste fchryvers der oudheid zyn geest begon te verryken, naar die mate dacht men anders omtrent den tteam.als beerfchende.i godsdienst: mannen v»n het grooilU ve.ftand en geleerdheid hadden in andere gewesten reedï veel over den godsdienst gefchreven; het leven der geestelyke' gegispt, en veie dwalingen der heerfchende kerB aan den dag gelegd. De waarheid kreeg wederom do overhand-, hoe zeer men ook de belyders en predfken v,o de gezuiverde leer voor Ketters en Geuzen «ufchold. hun vervol.de, brnde, of verbrande, des te meer werd men tot onderzoek dèf waarheid gebragf, en hoe meer die gevpelensdoor bloedlaten , die van tyd tot tyd door keizer ftftb', en koning phil.ppüs werden afgekondigd , als mede door het invoeren der inbijtte, hét aanfleüea Van nieuwe Bisfchoopen , en de afkondiging der kerkvêrgïtïering van frAU werden té keer g-an, des te meer drongen zy door, voord in de overige gewesten; doch ±r,l nu wederom de rede, flat men in W-lcheren het 7%st draalde ótn Ie* gereformeerde, godsdienst te omm& waarom duurde, voorna rner-lyk in Middelburg, üe vervolging tegen de Ketters het langstï — 2n b.gesrt men omtrent het politieks nog een, voptT 3 hevld*  / C 166 ) beeld; wat is de rede, daar Vlisfingen in Apri! van 'rins* «57* reeds de vryheid bezwoer, dat M.ddelburg ïU* 2oo h.lft.rrig tegen de vryheid bleef verzetten? oj hóe veel hebben de voorfianders der vryheid (want elk weet, dat M.duelburg eerst den ,8 Febrnary I574 is overgegaan) o! hoe veel heboen de voorftnnder, der vryheid «iet moeten lyden van de Spaansehgezinde, en van Spaanschgezinde enomgekoehte regenten en geestelyken, d«e door hun invloed bet gemeen regens de ware vader-ander, opzetteden, en bet zelve zochten wy, te maken; „ dat de zucht naar Vryheid niet anders «ra, dan eene „ begeerte naar nieuwigheden: dat hun land onder de gezegende Spaanfche Conllitutie was groot geworden, „ en reeds zoo vele pren h„d geffsan: dat alle verande„ rmg in de regeering doemwaardig was, al waren er „ de groottle gebreken in; al waren zelfs de overheden „ de grootfle geweldenaars; dat hunne grootvaders en „ vaders onder de Spaanfche overheerfching gezegend „ waren: dat men te duchten had, zoo men het Spaanfche juk afwierp, dat het ongelukkig Walcheren in ,, een dorre heide zou veranderen, en door num.nd an„ ders bewoond worden dan door arme amb chtslieden en daglooners; dat alles in de war zou lope< , dat „ ce zegen uit het land zou wyken en dat meü binnen korte jaren alle even arm zoude zyn." De moedige Batavieren hekreunden ïich echter weinig aan alle beledigingen, en bedrygin^en, en eirdelyk zag Eien ooit binnen Middelburg ftandvastigneid en deugd zegepralen: onze fiad voegde zich ook by prins willesi den L De Spaanschgezinde en omgekochte regenten vloden henen, na dat zy 'sLands fchatkisren eerst hadden ledig g.-roofd Door hun vluchr echter en ledige geldkisten werden de oogen der misleide tegenflanders Jer Vryheid geopend: zy leerden nu van achteren de fnoodheid van hunne vorige remmen kennen; zy verwensriuen hunne bedrieger?, en dankten God dat zy via  C 1*3 ) ,, vloek brengt over uw, en den uwen , laten de Goden ',, op ons niet vergramd porden* leven wy nu nier in. „ rusi? en zullen er, wanneer de gevoelens der Cbriste„ n.en doordringen, niet hevige partyfch^ppen ontfraan , „ even als er in die andere weercldderlen re°ds ontfhan ,, zyn? Landslieden! laten wy toch geene oude palen „ verzetten; htt zyn enkel nieuwigheden." Naar alle kanten werden er afgezanten uitgezonden ofS den voortgang des Christelyk en godsdiensr ie fluiten ; ?y , die bet hevigfre tegen de Christenen woedden , werden op alle wyzen door ampten of gefchenken beloon J. Drc'h hoe meer men edele gevoelens zoekt te onderdrukken des re meer dringen dezelve door, en verfpreiden zich in de b»rren der beste menfehen: i] wie verfland , braaf heid , en moed bezat, befefe terftond dar de Christelyke godsdienst den ?ffchuwelyken eerdienst der afgoden verre overtrof: vele echter durfden voor hunne gevoelens nög niet uitkomen, dewyl bet domme gemeen, dat door de asnzienelyke en afgodspriesrers ligtelylt kon worden opgeruid, hun telkens drygden te dooden of uit te plunSeren. — Dezelaauwegefteldheid dreef den yverigen lèerasr wilI.ïBrioRpus naar Walcheren, alwaar hy het Euangelie verkondigde, te We'tkopel een kerk ftichtten, en zelfs in zyn yver een afgodsbeeld omverfmeet, gelyk wy uit het bekende vers;:? zien kunnen: Zoo zende hy in den L^nde frhiere Willebrorde, die eerst bekeerde De Friezen , en hét gelove leerde Tot WestkapeHe, daar hy kwjm, Eri aanbedende vernam Mercuriofè voor eenen go'?, D-r beeldë door ons 'sfieer!n gebod T 2 ' Eoh-  Echter had deze yver en afkeer van de afgoden datj braven willebrord byna het leven gekost; want de koster'van den tempel des afgods, die, dewyl by zeer dom was, hevig voor de oude confliiutie was, en te gelyk zeer wel begreep, dat hy met zyn afgod zou ftaan of vallen, dewyl het niet waarfchynelyk was, dat hy terftond weder als koster van een Christen kerk zou worden aangefteld, had de ftoutheid van met een zwaart raar willebrordus te hakken en te fteeken, zoo dat de yverige man naauwlyks de gelegendheid had van te ontkomen. Dit geval verwierf de goedkeuring van de asnzienelyke lieden en de afgodpriesters ten fterkften, dewy' zy zeer wel begrepen, dat, indien zy in hunne vette ampten blyven wilden, zy zich , tegen hun geweten aan, tegen de Christenen moesten verzetten, en alle kwade geruchten van bun uitftrooijen . en zy bragten ook zoo veel te weeg, dat de Christelyke gevoelens niet veel veld wonnen, zoö dat lodewyk, de zoon van KAhEi» de groot, zelfs genoodzaakt was, om omtrent het jaar €20 den Utrechtfen Bisfchop frederik naar Walcheren te zenden om de bewooners van dat eiland tot den Christelyken godsdient en tot de betrachting der deugd en goede zeden, die toen ter tyd zeer in verval waren, aantemanen; doch met weinig vrucht; zoo dat by be« töo\ hun aaa hun noodlot pvertelaten. Eindelyk echter triumfeerde de waarheid; de booze aanlagen der grooten en afgodspriesters werden verydeld; hei licht des Euangeliums veifpreidde zich zoo fterk , d"t men in 5t openbaar geene altaren of tempels der Goden meer vond; flechts weinige koppige en.dom35a menfehen knielden nog in 't verborgen voor het een, bi ander afgodsbeeld, dat zy uit een (luk hout zelfs hadden gefneden; men bouwde aan alle plaatfen kerken, waar || da Ch.ri&telvke godsdienst beleden werd. — En na rag  C 167 ) van 't kndiend juk der wreede Spanjaarden waren ou# flagen. Wat dunkt u, waarde lezers! is in otlze leeftyd niet diep zelfden rol gefyeeld, welke men in de gefchiedenisfen in vorige eeuwen beeft zien fpeten? zal er binten weinige j:,ren wel iemand, die veritandig en deugdzaam is, gevonden worden, die zal kunnen befeffen, hoe of men ooit zoo dwaas geweest is, dat men nog geihrzeid heeft om het juk van flaverny, dat voornamentlyk in, en na den jare 1787 zoo drukkend geweest is, af te werpen? En reeds zouden alle oogen zyn geopend; elk zou met eerbied den vinger der Goddelyke Voorzienigheid in deze verlosfing erkennen, zoo de figt te verleidene menigte zelfs nog niet door fommige heerzuchtige zoogenaamde Grooten, en eenige omgekochte geestelyke werden geblinddoekt. Doch wat is toch de rede, dat men nu wederom in Middelburg, even als in vorige eeuwen zoo aarzelt om i'e ftem van 't geweten te volgen? wat is toch de rede, dat er naar evenredigheid der bevolking in Middelburg minder vaderlanders gevonden worden dan op andere pfaatf.-n? zou het niet dezelfde rede zyn als in vorige tyden, om dat nsmentlyk de gegoedfte lieden naar de hoofdftad famenvloeijen; zich door hun geld al het nodige kunnen aanfchaffen, en zich dus niet veel bekommeren om hun geest te befebaven; door bun geld in pasten ▼an regeering komen, en door hunne vertéringen, die zy maken, die geene die voornamently'.c door hun zyn bevoordeeld, of nog bevoordeeld worden, noodzaken, om niets, dat ftrydig is met de overbeerfching, te ■ ndernewien; om niet te fpreken van de middelen die men aanwendt om fommige geestelyke in zyne belangens te krygen. Wil men flechts een bewys hebben, waar uit men zien ksn, boe zeer men hst volk heeft trachten te mis- lei-  C* ifJ8 ) leiden, wel aan, ten ieder herinnere zich, welke gefprekken er door de zoogenaamde Grooten omtrent de Franfchen zyn verfpreid , eh hoe veel laster en feheldwoorden er van den predikfloel door fommige geestelyke tegen d*e edelmoedige veroveraars der weereld zyn uitgebraakt: en nu bezweer ik alle menfehen, van welke party zy ook zyn mogen, die federt de komst der Franichen inkwartiering hebben gehad, ik bezweer hun, zeg ik, dat zy by zich zeiven overwegen of al dat geene, dat zy, ;'ora hu van geen nieuwspapieren te fpreken,) in den tempel die aan den God der waarheid is toegewyd, hebben hooren zeggen, met de waarheid Overeenkomstig is; zyn de Franfchen waarlyk die wreede, gevleeste duivels des afgronds, zoo als zy Jtoo duizendemalen zyn afgetekend? — Bevindt men tui dat dit logentaal en bedrog is: ziet men, dat de verftandigfle, de kundigfte, de braafde en dapperfle der natie tot den patriottifchen famenhang behoren; dat hunne gevoelens en handelingen door geene plun« deringen of moorden bezoeteld worden, fchoon zy de magt daar toe hebben , eo weerwraak over het geledere zouden kunnen neemen, ó misleide medeburgers! denkt dan een oogenblik om de handelwyze der Grooten en geeste'yke van vorige eeuwen; vergelykt die tyden met deze tyden; fmoort de ftem van uw geweten niet; en verzet uw niet tegens de gevoelens van braafheid en deugd. *——— . ... ■" Elk Nommer vah dit blad wordt alle Maandagen vOor I en één halve duiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W en ]. Abrahams, e» is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS; AANSPRAAK en DANKZEGGING GEHOUDEN IN DEO0STKERK TE MIDDELBURG, OP HET FEEST DER ALLIANTIE TCSSCHEN Dï F&ANSCHE en NEDERLANDSCHE republiken; OP LAST VAN PE MUNICIPALITEIT DERZELVE STAD. DOOR J. H. VAM DER PALM. ^^r^aar... hoe ... tot wat oogmerk zyn wy hier by el» kander? Gewapende burgers, dappere Franfchen,zonen en dochteren der Vryheid! — in eenen tempel des Allerhoogilen.die thans ook de tempel der Vryheid is— om een feese der verlosfing, als kinderen des Vaderlands, als kinderen van den eeuwigen Vader der menfehen te vieren! . . . Vergeeft het my, Broeders, zoo ik, gereed om de taak my opgelegd te volbrengen,door duizende gewaarwordingen, die jk nimmer te voren kende, door ontelbare en onnoembare aandoeningen overftroomd, nog voor een oogenblik zwyge,om «dem te fcheppen.enmyneoverkropteborst lucht te geven 1 vryheid! boe feboon, hoe welluidend klinkt dit woord in onze ooreD, hoe dringt de toon van het zelve tot in onze ïarten door! Ta m zw vn > zoo ver wy het thans,daar on» •* " y ma*5-  C 17° ) maatfchappelyk beftuur nog niet is gevestigd, daar de chaóV, door heersch-zucht en ftaatkunde listig in één geward, nog niet geheel is ontwikkeld, zoo ver wy net thans kunnen wezen. IVy zyn vry,want wy kennen geene trotfche gebieders meer.gjen Meesters, die naar welgevallen over ons befchikken;kunnen: Wy kennen geen gezach ,dan*t geen mix onzen boezem is ontleend; geene Wet, dan het algemeen belang; geen beftuur, dan 't geen in ons vertrouwen gegrondvest, en aan ons verantwoording fchuldig is. — Zy bellen niet meer, die dwaze onderfcheidingen, die gehaatte rangen, om den throondesgewelds te onderfchragen, waardoor de eene aardworm tot den hemel werd opgeheven, den naam en de eer eener Godheid vorderde, om den anderen, met al het gewigt zyner grootheid, des te dieper in het ftof te drukken. Wy zyn vry, want wy zyn gelyk! de waardy, de eer der menfchplykheid fs herfield en gewroken: wy zyn alle burgers , alle broeders! Dierbare Vryheid! waar waart gy, toenwy , meêgefieepr, voortgedreven door onze Beheerfchers, in het eedgefpan van Europa's faamverbonden Geweldenaars, ons vermogen, en onze fchatten moesten uitputten, om aan de Franfche een nieuwen Dwingeland, en aan ons zelven nieuwe ketenen te geven? Toen waart gy verborgen in het hart der misnoegde, der verontwaardigde Vaderlanders; zy gevoelden hei byelke zegepraal der Franfche Helden, en by elke gewaande nederlaag, die doorgaans de voorbode van nog grooter overwinning was. Hunne wenfchen liepen uwe krygs-bedry ven vooruit, voorvechters der vryheid en der menfchelykheid! zy flaarden met verlangen op het oogenblik, dat gy hunne Verlosfers zoudt worden; maar zy moesten dien wensch en dat verlangen tri hunnen boezem finoren, of alleen , als een geheim der vriendfchap, elkander toe fluisteren • Thans, dierbare Vryheid! zweeft gy op onze lippen , bezielt gyalle onze handelingen , en ontvangt onze openlyke hulde Zelfs in dezen tempel, aan de eeuwige Godheid geheiligd/ Maar door welk wonderwerk zyn wy thans vry, ontfkgen van hen, die ons drukten en verflonden, herfield in onze regten? .... en onze akkers zyn niet verwoest, onze bezittingen niet geroofd, onze huizen niet in de asch gelegd? — Slechts op de grenzen , en aan de boorden onzes Vaderlands heeft het vernielend oorlogs zwaard onze broederen; in het ongeluk geftorc; Hechts het bloed van hen, die  C m ) die zich aan de heerschzucht verkocht hadden, masr niet het bloed der vrye burgers heeft gedroomd ! Immers hadden onze geweldenaars, met hunne vloekgenooten, gezworen dat eer onze Vaderlandfche grond , van voet tot voet betwist, onze velden, dronken van bloed en bezaayd met lyken, onze bezittingen aan de vlammen ten prooy zouden worden; dat men eer dit land, uit de wateren gewoekerd, weêr door de golven zou doen overftroomen, en in een moeras veranderen; ja! dat men eer de vooronders der vryheid aan de woede hunner vyanden zou opofferen, eer men de zegepraal der vryheid, en der menfehelyke regten, in Nederland dulden zou! De braven en edelen onder ons hoorden dien eed, en floegen het oog ten hemel, om den byftand des Almagtigen af te fmeken ! DeAlmagtige boorde dien eed en fpotte met den euvelmoed der Vorsten! Hy gebood de elementen en zv gehoorzaamden; de wateren vloeyden niet meer, zy verflyfden tot ys en werden een gebaande weg, waar langs onze verlosfers, en de overwinnaars der mannen, tot in het hart onzes Vaderlands doordrongen. 'Schrik dreef de benden der huurlingen voor zich henen; naauwlyks konden hunne aanvoerders dooreen overhaastte vlucht zich redden; en binnen weinige dagen zag de verbaasde meenigte, 't geen voor geen menfche.yt doorzicht mogelyk fcheeu, door de Godheid zelve tot ftand gebragt! Indien wy billyk verblyd waren, medeburgers, toen al- / dus de dageraad onzer verlosfing aanbrak, en wy voor het eerst gevoelden, dat wy vry waren; hoe veel grooter is op dezen dag de dof onzer regtmatige vreugde, daar ons lot aan dat der edelmoedige Franfchen is verknocht, daar wy de vrienden en bondgenooten zyn geworden van hen, die over weinige maanden onze verlosfers waren. Ons lot was in de handen der overwinnaars, maar zy erkenden de billykheid onzer eisfehen, zy vertoonden zich de vrienden der volken, zoo wel als de bedryders der dwingelanden te zyn, en reikten ons de hand van broederfchnp toe, om voortaan met ons flechts één belang te hebben. Dit verbond, Broeders! drukt het zegel op onze onafhankelyk< heid; het zal het deunpunt zyn onzer vereenigde werkzaamheid; het ontneemt aan onze vyanden de laatde flikkering hunner misdadigehoop, en welhaast, indien onze werfchen verhoord worden, zuilen onze misleidde landgenooten zich V 2 1«  CirO •an onze zyde fcharen, om de weldadige vruchten onzer Vryheid met ons te fmaken. Dat dan deze dag, aan de vreugde toegewyd,door het gevoel onzer harten geheiligd, in het geheugen onzer kinderen onuitwischbaar ingeprent,en tot aan den afloop der eeuwen, als een dag der verlosfing, in de jaarboeken der menfchelykheid, zy opgetekend! Maar, medeburgers! zullen wy vry en gelukkig zyn, het betaamt ons vooral dankbaar te wezen. De ongevoelige, die by het genot der weldaden, die hy fmaakt, nimmer vraagt, van wie hy dezelve ontving, en nimmer de edele drift ontwaart, om ze te beantwoorden, om ze te vergelden, indien het hem mogelyk is; — de ondankbare moet zich nooit den naam van vry toekennen; hy is niet meer dan de lafhartige flaaf van zyn flordig eigenbelang — en voor de maatfehappy verloren! Maar aan wien zyn wy onze vryheid en verlosfing verfchuldigd? aan wien hebben wy het te danken, dat niet nog ganfche ftroomen ■van bloed en tranen zyn vergoten, en onze gewesten aan eene ganfche vernieling ten prooy gegeven, eer nog onze Franfche broeders ons juk konden verbryzelen? dan alleen aan dat oneindig Opperwezen, wiens befchermende Vryheids-engel, wien almagtige Voorzienigheid over ons waakte en zweefde, om ons te behouden en onze pogingen gelukkig te doen (lagen! En waartoe zouden wy dit ontveinzen, Broeders! of het gevoel onzer harten, dat ons tot erkentenis eener weldadige Godheid noopt, in onzen boezem verlhikken? Vér zy van ons de dwaasheid der roeJteloozen, die voor vryheid ons eene onbeteugelde losbandigheid zouden willen opdringen; het is geene laagheid "voor God te bukken; de dienst van onzen Almagtigen Schepper is geen flaverny , maar vryheid; Hy is de bron des lichts «n der liefde, en wie wysheid en deugd bemint, kan derzelver oorfprong niet haten? In dezen tempel, Broeders! zou myn geweten my noopen, in dien zelfs deze post door hen, aan wien gy uw vertrouwen gefchonken hebt, my niet was opgedragen, om u uit de volheid mynes harten toe te roepen: Vergeetniet voor «we vryheid, voor uwe onaf hankelykheid, voorde vreugde van dezen dag, voor al het wonderbare uwer verlosfing, het vry willig offer van een warm , liefdevol en dankbaar hart san den God der vryheid op te dragen ! Hy is het, die de zaden der vryheid in onze harten heeft gelegd, eu dien afkeer der dienst-  ( m) dienstbaarheid ons ingedrukt, die de ziel is van alle groote ondernemingen; hy zegent depo.ingen der natiën , d>e.hunne ketenen verbreken , en zich vry worstelen; hy maakt door vryheid de volken gelukkig, en roept ons tot eenen ftaat der eeuwige vryheid, by onzen uitgang uit dit leven ! Slaan wy het oog op onzen tegenwoordige toeftand, zoo vér die de zaden van het toekomstige in zich befluit; den reddeloozen ftaat, waar in onze voormalige Overheerfchers onsgebragt en gelaten hebben, de aanflagen der openbare vyandfchap, de woelingen der bedekte verradery, den onzekeren wisfelkeer der omltandigheden , waaraan al het ondermaanfche is onderworpen, van waar zullen wy dan den moed, de gerustheid, het vertrouwen ontleenen, om't geen wy naauwlyksbegonnen, te vervorderen , te voltooijen , danalleen in het uitzicht op Hem, die de ganfche natuur met al hare krachten die den ganfehen famenloop der wisfelvalhgheden, op zynen wenk beftuurt en regelt, en in fpyt van throonen en vorsten, in fpyt van alle aanflagen des gewelds, der list en der duisternis, zyn welbehagen en den wensch der genen, die hy begunstigt, doet zegepralen! Broeders, by onze rust, bydeblydlchap en kalmte onzer harten, by de gelukkige uitkomst der groote dingen, die wy ondernomen bebben, by het geluk onzer dierbaarfte en beste panden, van het tegenwoordig en volgend gedacht,by alles wat ons heilig en dierbaar is, dat wy van ons, van onzen Vaderlandfchen grond de gunst des Almagtigen niet verwyderen, maar door dankbaarheid en deugd ons zeiven verzekeren, dat God met ons zyn, met ons blyven zal! fa" Medeburgers! door deugd zoo wel als door dankbaarheid' ' Godsdienst zonder deugd is een ydele harsfenfehim, een verfoeijelyk uitvindfel des bygeloofs, om den yzeren zetel der dwingelandy door domheid en woede te onderfchragen — Broeders! dient God door uwe daden, en dan eerst zult'gy hem dienen: weest edel .regtfehapen , getrouw aan uw pligt en betrekkingen; zyt brave jongelingen, tedere echtgenooten, zorgvuldige vaders, yverige hoofden uwer hnisgezinnen, eerlyke en werkzame leden der maatfehappy, dan zulten uwe offers Gode aangenaam zyn, en in voorfpoed, zegen en geluk weder tot u nederdalen. Vergeet vooral, broeders, het groot karakter van edelmoedigheid, gematigdheid en menfehelykheid niet, 't geen V 3  C 174) gy by den aanvang van dezen tyd onzer herfrelling zots grootsch hebt aan den dag gelegd. Weest waakzaam tegen hen, die uwe rust belagen, ftraft den booswicht, die uwe vryheid aanrandt, maar verdelgt niet, dien gy fparen en winnen kunt, en laat geene offeranden van drift en gevoeligheid het altaar des Vaderlands ontheiligen! Vereenigen wy ons rontomdat heilig altaar, en (laven wy aldus het verbond, dat ons belang met dat der dappere Franfchen vereenigt. Zweert, gewapende Burgers, dat gy den moed dier edelen zult volgen, en uw bloed, uw,leven voor de verdediging der vryheid zult veil hebben! Gyook, Vertegenwoordigers van dit volk, brengt op het altaar des Vaderlands de offeranden uwer rust, uwer genoegens, en zelfs van uw betamelyk eigenbelang. Zweert, dat gy het Vaderiand niet verlaten zult, tot dat het geheel vry en gelukkig zal zyn! Boezemt door alle uwehandelingen dat vertrouwen in, 't welk gy dan alleen zult kunnen eisfchen; en de goedkeuring van uw hart, meer dan de toejuiching der meenigte, zy u het kenmerk, dat gy u by het Vaderland verdienstelyk hebt gemaakt! Gy allen, burgers en burgeresfen, kinderen des Vaderlands, zweert het zelve hulde, trouw en liefde. Geen winst, geen fchade, geen gunst of ongunst, geen haat of liefde doe u immer vergeten, wat gy aan het belang en de vryheid uwes Vaderlands fchuldig zyt; zoo zullen wy toorten het nakroost van brave vaderen te zyn; ook onze kinderen zullen ons hunne verlosfers noemen, en het dankbaar nagedacht zal onze asch als die van hunne weldoeners, en ons aandenken zegenen, tot aan den afloop der eeuwen.' J£n gy, God der vryheid , almagtige, eeuwige, liefde-volle Vader der menfehen, in wiens heiligdom wy vergaderd zyn ; het gevoel uwer onfehatbare weldaden, aan ons als burgers van dit gemeenebest, als leden van deze maatfehappy bewezen, noopt ons, om er Uonze opregte en vuurige dankzegging voor toe te brengen! Aan U zyn wy onze Vryheid verfchuldigd! Gy hebt de wapenen onzer Verlosfers gezegend, Gy hebt door uwe almagt hun den toegang tot ons gebaand, Gy hebt ons Vaderland voor verwoesting en verderf bevryd, en onzen landge- noo-  ■ ( 175 ) nooten flroouien bloed, en ganfche beken vanweduw-en rnoedertranen befpaard Wy doen U hulde als onzen eerden, en grooten Verlosfer; ontvang den lof en dank onzer harten, ó Gy, die in den Hemel woont! Aan U zyn wy het verfchuldigd, dat wy het werk onzer herdelling hebben mogen beginnen, en tot op het tegenwoordig oogenblik voortzetten. Gy hebt de maatregelen onzer vyanden tot dusvér verydeld, Gy hebt mannen in die Gemeenebest doen opftaan, wieryver, wier verlichte vaderlandsliefde en trouw de grondflagen van onzen toekomftigen welvaart hebben gelegd. — Ontvang het offer onzer levendige erkentenis, Gy, die de bron zyt van alle wysheid en liefde! Door uwe voorzorg zien wy thans eene verbindtenis tot ftand gebragt, die den voorfpoed van twee natiën, die da rust van dit gedeelte der weereld, die het geluk des ganfehen menschdoms bedoelt; aan U.die het hart en de gezindheid der volken leidt en buigt, aan U geven wy de eer dezer heugchelyke gebeurtenis, die op dezen dag de dof onzer feest-vierende vreugde is, en ons in dezen Uwen tempel heeft famengebragt. Dat de blyken Uwer goedkeuring, Vader der volken , op dit verbond der vryheid en der regtvaardigheid nederdalen ! — Wy weten, door eene blyde ondervinding , dat geene verbindtenisfen van vorsten of natiën ons lot kunnen beflisfen of onherroepelyk vast maken, zoo Gy er Uw zegel niet op drukt. — Maak Gy zelve dan deze vereeniging beftendig, onbreekbaar, eu een bron van geluk eu heil voor ons en onze bondgenooten! Dat de Franfche natie, getrouw aan de beginfels van deugd en billykheid, die baar maatfehappeiyk beduur kenmerken, gevoelig voor het heil, dat Gy en Gy alleen aan haar hebt befchikt, en verder befchikken kunt, als het ge> lukkigde, het magtigde, het edelde volk des aardbodems, in vrede en rust de vruchten plukke harer langduurige opofferingen, en harer verbazende overwinningen! Dat het Bataaffche volk, door wysheid, godsdienst en edele deugden zich den weg bane tot een geluk, 't geen liet nimmer te voren fmaken mogt. Ontdeek in den boezem oazer jongelingen, onzer helden en verdedigers, het edel  edef vuur der vryheid en der dapperheid, en zoo zy een* maal de aangegordde wapenen tot befcherming onzer dierbaarfte panden voeren zullen, beveilig Gy hen dan in bet midden des gevaars, en Uw arm verzekere hun de overwinning! Breng Gy van hunne doling te rug zoo vele onzer misleidde landgenooten, die onze oogmerken miskennen, en verblind door vooroordeel of eigenbelang, nog hunkeren naar de vernederende boeijen , die Uwe almagt zelve verbryzeld heeft! Laten wy met den geest der zachtmoedigheid bezield, door geduld en liefde hen pogen te winnen, door edelmoedigheid onze vyanden in onze vrienden veranderen ! Verdoof toch meer en meer in ons alle onedele drift, alle haat en partyzucht, en doe ons, 't geen wy groot en roemryk begonnen, niet door ontydige hartstocht verderven. Voltooy Gy zelf, ó God, het werk dat Gy onder ons hebt aangevangen; dat welhaast onze natie één,ons beftuur één, en onzer aller harten en werkzaamheden^» worden, om voor het Vaderland het goede te zoeken. Uw licht be» ftrale daartoe onze wettige Vertegenwoordigers, Uw kracht onderfleune hen,Uwe liefde ontgloeije hun yver en vuur, om moedig voort te gaan, en alle hindernisfen te overwinnen! God, Vader der menfehen, Vader der volken, Vader van alle Uwe fchepfelen — neem onze geringe offeranden aan! Schenk vrede aan de ganfche aarde! Weer van ons alle rampen af! Leer ons U nimmer te vergeten, en vergeef het ons, wanneer aardfche bezigheden en bekommeringen ons ö doen vergeten! Beziel onze vreugde van dezen dag. — Verhoor ons; maak ons vry en gelukkig — het sy zoo! Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor i en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, e» is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS. VRIEND DES VOLKS! Ik bin een arbeidsman, en eb dus niet veel tied, eti nog minder geld om boeken te koopen en te lezen. Ik bin er evenwel een aarts-liefhebber van; geen pampiertje vind ik op ftraat, of ik raap et op, en lees et, en onder myn tied-pasféringen, tel ik ook et lezen van de publekafies, die overal angeplakt zyn. Sins de revollufie eb ik boven dezelfde altoos gelezen: Vryheid, gelykheid r broederfchap, maar in geen een van die publekaafies las ik, wat die woorden beteekenen. Ik eb evel attent gewist op de gefprekken, die 'k er over oorde, en daar men Buurman Jan je weekblad me te lezen geeft, eb ik befloten, om al 't geen ik er van g'oord eb je te melden, opende verder bi occafie van je verlicht te zullen worden: ik beginnen met het woord vrie-eid, en als je 'É me dan wel afneemt, dan zal ik zoo voortgaan. ïk eb'gemerkt, dat om et geval wies te worden, èl moodig is eerst te weten, wat geen vrie-eid is,, en dari wat et wel is. Lest kwam ik kees de fmit tegen: jonge, zei hy,daaf  C 178 ) eb ik ten naasten bie debonsgead; men baas wasverd... boos, om dat ik een uur Jater op men werk kwam; ik; sd men tyd verleuterd in den gouwen aas; de baas is een duvelfche ariftocraat, neen das geen vrie-eid. IK. Maar kees, kan je dan nooit fpreken zonder vloeken, foey das niet mooy. HY. Wat duvel,moey jy je mit jen eigen zaken, wat raak* joe oe ik praat, das geen vrie eid. Terwiel by van men af ging, kwam er een vrouw uut et uis, daar we voor (tonden; ze ad een ciiien by er, en een briefje in er and. Wat fatan, zei ze, zou 'k die vent in uus laten, ik aal ern liever de oogen uut de kop — neen, das geea vrie-eid — allon citien, muncepaalleteit. Ze ging mars, en een burger mit een fabel, dat zeker en onderoffefier was, kwam ambellen; de man van de vrouw kwam voren: Burger, zei de offefïer, morgen avond om 6 uure is 't ekferfifie: daar geef ïk de galg van, zei den ander, ik bedankje voor de ekferfifie, dat is geen vrie-eid, broér. Den offefïer gieng een en aaide de fcbouwers op; mit kwam er een (injeur voorby met een reisfak , zoo buure, zei die vieand van de ekferfie, je gaat op reis? de sinjeur. Ja, na Stad-uus, men zuiver brengen; dat is ummers wel een duvelfe mooye vrie-eid. Uut deze voorvallen begriep ik klaar, dat iemand neerftigeid en zedigeid an te preeken geen vrie-eid is — dat  ( 179 ) dat een arme citien in uus te nemen, die zoo veel voor zen land eit uitgedaan, en vader en moeder verlaten eit, geen vrie-eid is; dat te leeren ekferfeeren, om je medeburgers deur den tied, zoo wel as je zeiven voor overlast te bevrien, geen vrie eid I»; dat je land ruit je goed bi te daan, as al et geld door de aridocraten gedolen is, geen vrie-eid is. Naderhand, vriend des volks, kwamp ek er achter, wat eigetlyk de vrie-eid al is. Ik kwam laast in een draat, daar een elsch leven w*s; en vrouw mit en kind an d' and, en een op den nerin, liep al fchreyende achter en maDsperfoou. ik , tegen den man. Wat fchilt die vrouw, vrindfchap. bv. Niks as dat ze gek is; ze is boos om dat ik van ofgt bie d' oeren geweest ben, en dat ik van o>* de galg van 't werken eb. IK. Wel, das waarlyk reden genoeg. h v. Stommen duvel, weet je dan nog niet, dat et vrie-eid ïs; wou ik men door men wuif laten conteleurren; danfon carmanjoole! en zoo liep ie ziengende been. Van deer gaande vond ik twee eoeye vrinden daan van me; ik voegde mer bie, en dit was un gefprek, A. Oor, broer lief, we motten' bezadigd te werk gaan; ciie fchuldig is motr-m onze prefentanten draden, deer ebben we ze toe angedeld; maar wie ebbe;) de vrie-eid W riety  ( i8o j pier, om op losfe gronden andere medeburgers te beledf» gen. e. Be vrie-eid, de vrie-eid? guljotteneerd de duvels,das vrie-eid, wat wou je praaten: maar das tot deer toe, jongen ik eb daar een werelfen goeie dag gehad. At Oe zoo? is. Wel ik eb deer van een franschman Zeeuwfche asfenaten gekocht voor 6 fluvers de 18, en weêr verkogt voor 3 fluvers. A. 't Is waaragtig wel eel mooy— weet je wel, dat je dat niet mag doen? B. Wel wat duvel, mag ik geen geld winnen, as ik kan; *t Is ummers vrie-eid. Ziedaar, voles-vriend , ik mot dan't befluut opmamaken, te weten : zen bast vol te zuipen, by de oeren te loopen, niet te werken, vrouw en kinderen arm n maken, de prefentanten 't werk uit de and te nemen, do oranjeklanten allemaal te guljotteneeren, en op alle gepermeteerde en ongepermeteerde wize geld te winnen, dss viie eid. Ik bid je, help me tog is uut de war, ik bluve Je medeburger, gozen de turfstapeler., NB. Wy hebben dezen brief zeer voorzichtig van ee« ntga fpelfouten moeten zuiveren, om denzelven verflaanbjiar te m^Ssen, en echter niet te beroven van een gedeel- S\  C 181 ) te zyner naïviteit. Wy hebben gemeend, dat denzelven te plaatfen en te beantwoorden, nuttig kan zyn aan een groot deel onzer medeburgers, en maken daarom voor Öit nommer nog geen gebruik van twee andere Hukken, ons insgelyks, doch later toegezonden. Antwoord van den vriend des volks aan gozen de turfstapeler. medeburger! G-y lchynt een braaf Vaderlander te zyn, die geenfins afkeerig zyt van de goede zaak der vryheid, en echter niet behoort onder die gene, die van het woord vryheid een misbruik maken, om hunne zedeloosheid, ongebondenheid of flechte fchraapzucht vry te pleiten, terwyl zy voor hun Vaderland niets over hebben, en ondertusfchen meenigmaal door hun fchreeuwen en getier meer in een oogenblik bederven, dan brave burgers, met al hun onvermoeyde pogingen in tyden achtereen weder kunnen opbouwen. Vryhaid zonder wetten, draagt den naam van losbandigheid, en de ware vryheid bellaar daarin, dat men alles kan doen, 't geen by de wet niet verboden is, en dat de wet niets verbiedt of beveelt, dan 't geen het belang en welzyn van het algemeen vordert. Wat dunkt u, vriend, zoudt gy wel graag in een land wonen, daar de vryheid van de burgers hierin beflond, dat zy mogten rooven, delen en moorden, zonder vrees voor draf, of woondet gy dan niet liever in de bosfchen of fpelonken? Maar oordeel nu zelfs, of de vryheid kan meê brengen, dat men mag zuipen en zwelgen, in flechte huizen loopen, vrouwen en kinderen arm en ongelukkig te maken, en dat men voor zyn huisgezin niet behoefc ■te zorgen? Gelooft het, dat een eerlyke Prinsman, die braaf en yverig zyn pligten betracht, een veel beter burger is, dan zy, die men fchandvlekken der W 3 vry-  C 182 ) vryheid mag r.oemen. De ware vrienden des Vaderlands zyn zulke, die by hunne patriotfche gevoelens ook een goed zedelyk gedrag paren, een goed voorbeeld aan andere geven, en hun huisgezin gelukkig* maken. En wat nu dezulke betreft, die zich san de lasten der maatfehappy onttrekken, die dezelve weigeren te dragen, of het ten minsten zoo gedwongen en fchoorvoetende doen, dat het hun als afgeperst moet worden, ook omtrent deze zult gy u niet laten misleiden, rl is het dat zy hunne onwilligheid liefde tot de vryheid noemen. De vryheid is by deze menfehen niet veel meer dan een koopware, waar voor zy ook flechts een bepaalden prys willen bededen, maar moet zy bun meer kosten, zoo begéren zy ze reeds niet meer, en men zou bun gemakkelyk een koning, een ftadhouder, of eene aridocratifche regéringsform van de ergfte foort kunnen opdringen, indien die hun flechts beter koop te ftaan kwam. Er zyn ;;og eenige dingen in uwtn brief, waarover ik nog een woord tot u zeggen moet: en wel in de eerde plaats hoor ik u fpreken van de exercitie, en dat vele burgers, die anders nog al voor weldenkend zouden willen doorgaan, zich daaraan fchandelyk onttrekken. Zoo gy onder de gewapende burgery , behoort, waaraan ik bykans niet twyffel, zoo hoop ik riet, dat gy mede van die onvergenoegden zyt, maar dst gy, zoo veel uw werk en omdandigheden het permittéren, u vlytig in den wapenhandel oeffent. Ik heb geen geringe denkbeelden van den moed onzer gewapende Vaderlanders, wanneer het eens op de verdediging der goede zaak, tegen binnen- of buirenlandfche vyanden aankwam, maar zekerlyk zouden zy een groot voordeel misfen, en hunne overwinningen zouden hun veel duurder te daan komen, indien by hunnen yver gee-  ( i*$ ) geene genoegzame mate van ©effening by ben plaat3 had. Een gewapend man, die de manoeuvres en evoluties, gelyk men ze noemt, verfiaat, heeft daardoor van zelf meerder moed, dan hy anders hebben kan, en gelyk de order en geregeldheid in alle krygs-verrichtingen de groote zaak is, daar het op aankomt, zoo is 'er niets noodlottiger, ja doodelyker, wanneer het op vechten aankomt, dan wanorden en verwarring. Gy fpreekt ook nog met een woord van het opbrengen van goud- en zilverwerk, en dat dit by velen, waarfchynelyk niet by u, als zulk een drukkende last, en flrydig met de vryheid wordt opgegeven: maar waarlyk niets is zoo overeenkomstig met die beginfels, die wy thans belyden, dan deze heSng, dar. is, dit middel om het land aan geld te helpen. Wan: vooreerst wordt er de behoeftige burger niet mede gedrukt en alles komt van de meer vermogende; tem tweede, 't geen men den menfehen afeischt, was enkel een ftuk van weelde eu praal, die in de bedroefde omftandigheden, waar in o.;s Vaderland door het vorig beftuur gebragt is, flecht te pas komt; eu ten derden had de maatfehappy van al dat kostbaar goed, waarmee de hoogmoed flechts pronkte, geen het minste nut, daar er nu het gebrek aan contante fpecie aanmerkelyk meê kan verholpen worden. Ik heb nooit kunnen zien, dat menfehen, die geen zilverwerk bedaren, ongelukkiger waren dan andere, die er hunne kasfen van opgepropt hadden, en dus geloof ik, dac het gemis hiervan ook niemand ongelukkig kan maken. Ik beken, dat de patriotten onder bet vorig beftuur altyd veel hadden in te brengen tegen de geldheffingen, en ook byzonder tegen de heffing van goud en zilverwerk, waar van ik meen, dat toen ook gefprok n is geworden. Maar er is een groot onderfcheid tusfehen toea en nu. Toen ging alles in een gronde- lco-  ( x84 ) ïooze put, niemand wist waar het bleef, of het noo« dig was, en waar het toe gebruikt werd; nu legt mem den ftaat der zaken bloot, men belooft rekenfchap en verantwoording, en men komt er voor uit, dat het niet 'te doen is, om bedorven zaken nog eenigen tyd aan den gang te houden, maar om, was het mogelyk, een grondig herftel te weeg te brengen. Ik zou hier over nog veel kunnen zeggen, en ook over den fchandelyken handel in asfignaten van deze provincie, maar ik vrees, dat het weinig baten zou: ik zal derhalven liever hier voor ditmaal uitfcheiden, en verzoek u om uwe aanmerkingen over de gelykheid en broederfchap op dezelfde wys mede te deelen, als gy het nu over de vryheid hebt gedaan. Heil en Broederfchap! . DE VRIEND DES VOLKS. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor j en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middel» burg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS»' ffK. zz, ^^oor eenige dagen is ons, onder ornfïag, ter hand gekomen een zekere gedrukte brief aan den vriend des volks , waar van de fchryver zich noemt ten weU *---senenden Vaderlander, en behelzende, volgens den titel, eenige bedenkingen op het provifioneele Stemmings-rt' glement van kiezers enz. Wy moeten hier omtrent vooraf onze lezers berichten; dat zy in den gemelden brief geene andere bedenkingen zullen vinden, dan tegen het declaratoir der Stemgeregtigden, en dus tegen een gedeel~ te van het eerfte artikel van het bedoelde Stemmings-reglement, zonder meer; en dat derhalven de titel van het werkje meer belooft, dan het dadelyk bevat; een konstgreep, die, wy bekennen het, wel meer in gebruik is,en tot de gewone autheurs- en boekhandelaars-charlatanerien behoort, maar die wy echter niet voor geoorloofd kunnen houden, althans niet, wanneer het zoci ■veel fcheelt als in het tegenwoordig geval. Wy moeten' daarenboven, tot onderrichting van den brief-fchryverpi hem herinneren, dat hy het Stemmings-regleraent voot  de burgery van Middelburg, zeer verkeerd en onnaauwkeurig, noemt, een Stemmings-reglement van kiezers: het woord stemmings-reglement drukt uit de geregeide 'wys, waarop de burgery hare ftem uitbrengt tot benoeming der leden van het Stedelyk beftuur; 't geen gefchiedt, door aanftelling van kiezers, die vervolgens in naam en in plaats der burgery de leden van municipaliteit en regtbank verkiezen; het Stetniaings reglement bevat daarom, behalven de werkzaamheid der ftemgeregtigden in het benoemen van kiezers, ook den pligt en de werkzaamheid der kiezers zelve, en daarenboven alles, wat tot de orden der wykvergaderingen betrekking beeft. Stemmings-reglement van kiezers is derhalven een zeer oueigenaartige uitdrukking, en wy durven den brieffchryver raden, om in zyne nog uit te geven fchrifren met meer zorgvuldigheid en naauwkeurigheid omtrent de titels te werk te gaan, dewyl geöeffende lezers niet zelden uit den titel voorloopig befluiten tot het werk zelve, gelyk men menfehen beoordeelt uit hunne uiterlyke gelaatstrekken; iets, 't geen wy toeftemmen, dat niet volftrekt onfeilbaar is, maar *t geen wy echter liefhebbers der leduur, die tevens liefhebbers van hunnen tyd zyn, wel durven aanraden. Wy zouden deze twee vooraf gaande aanmerkingen als eenigermate te gering, en beneden ons, hebben daar gelaten, indien wy de eigenliefde van den fchryver niet een weinig hadden willen vernederen, rot ftraf van zyne meenigvuldige, onderhandfche, kwaadaartige en ftekelschtige aanmerkingen, die wyom des vredes, en om der broed ;rfchaps wil zullen voorbygaan, offchoon wy misfchien dan op het fpoor zouden raken, om de ware bedoeling des briefs, althans van deszelfs uitgave, te ontmaskeren. Wy kunnen den wezenlyken inhoud des briefs gemak. kelvk in minder regels opgeven, dan dezelve by den febry  ( i87 ) fchryver bladzyden bevat. Hy beweert, dat eene politike geloofsbelydenis, hoedanig in het declaratoir ligt opgefloten, af te vergen van elk burger, die van zyn. ftemregt tot benoeming van kiezers gebruik wil maken, flrydig is met de regten van den mensch en burger; om dat men daardoor brave en kundige burgers, maar die omtrent de gronden van maatfchappelyk beftuur anders denken, uitfluit van de uitoeftening eener daad, waarby zy echter, benevens andere, groot belaug hebben. Hy wil derhalven, dat men van de ftemgeregtigden geene andere verklaring vordere, dan dat zy niemand tot kiezer zullen helpen benoemen, dan dien zy opregtelyk voor een voorftander der beginfels van de tegenwoordige revolutie houden, en in geval van abuis hieromtrent, dat zy dan geerne hun ftem buiten aanmerking willen gehouden zien. Onze lezers gevoelen dus reeds, dat deze brief niet veel nieuws behelst, niets anders, dan 't geen zy hort. derdmaal zullen gehoord, en misfchien even zoo veel malen zullen wederlegd gezien hebben; althans wy voor ons fchroomen niet dit openlyk tc betuigen, terwyl het ons voorkomt, dat de bewyzen, door den fchryver voor zyne (telling bygebragt, juist de gronden der flrengfte redeneerkunde niet zullen doorftaan, ten minsten wordt er iets door hem vergeter,, 't geen een dieper doorzicht en juister oordeel betn gereedelyk zou hebben doen ontdekken. Hybegeert namelyl;,datmenhetregtvan ftemmen inde wykvergaderingen ook vergunnen zal aan de zoodanige, die van de wettigheid der beginfelen van Staatsbeftuur, gelyk zy thans openlyk onder ons erkend worden, niet overtuigd zyn ,en nogthans hunnen invloed,in deaanfteliing hunner vertegenwoordigers, nevens snderen zouden willen doen gelden. Maar hoe zyn deze twee dingen,in een gezond hoofd en eerlyk hart, by mogelykheid met e!-  ( i88 ) elkander overeen te brengen? Welk is bet regt, waarvan een Hemmend burger in de wykvergadering gebruikmaakt? Onderdek het zelve niet eene erkentenis van de fouvereiniteit des volks, van deszelfs bevoegdheid, om zelve zy. ne reprefentanten te helpen verkiezen? Steunthet niet op eene volkomen burgerlyke gelykheid, waarby aan deugd en verdiensten alleen, met voorbyzien van adel en geboorte, de aanfpraak op bedieningen van eer of voordeel wordt toegekend, terwyl daar ieders dem met der daad even vee) geldt? Die zyne dem geeft in eene wykvergadering, erkent die derhalven niet dilzwygend, maar met fprekende daden, alle de beginfels onzer tegenwoordige revolutie,en de ganfche leer der reprefentative Volks-regéring, gelyk zy in het declaratoir voor de fterageregtigden der Middelburgfche burgery, in hare grondtrekken is opgefloten? Is het Staats-regt der zoogenoemde Oude Cgnftitutie, volgens welke het volk zyne fouvereiniteit beeft afgedaan, en geen regt meer overgehouden om eenig gedeelte daarvan uit te oeffenen , hiermede niet lynregt flrydig? Eene conditutie , gebouwd op oude gewoontens, die de kracht van wetten verkregen hebben , op privilegiën en oélroyen uit de tyden der duisternis en flaverny afkomstig, op onderfcheiden en bevoorregtte danden, op erffelyke qp- en oyerdragten in de mannelyke en vrouwelyke linie — Wy vragen het elk op zyn gemoed af, of men zoodanig eene conditutie voor wettig houden, en in zyn hart dezelve aankleven kan, en te gelyker tyd met verwerping en ter zyde delllng dezer ganfche conditutie, met alle hare aanboorigheden, van een regt gebruik maken, 't geen men-met zulke beginfels niet gelooven kan wettig te bezitten? Het is waarlyk met de flaatkundevan het gezond verfland bykans even eens gelegen, als met de leerllellingen van den Godsdienst; die dezelve niet begrypen wil, zal ze ook nooit regt meester worden, en fchrandere, doorflepen menfehen zyn daarin niet zelden eenvoudiger als kinderen. Maar dewyl wy nu van den gedidieast fpreken, en de biieiïchryyer misfchien wel efc.  ( i89 3 eenige pretenfle op Godgeleerde kundigheden zou kunnen maken, zoo vragen wy hem, waarom men, om iemand tot het gebruik des avondmaals toe te laten, vooraf eene geloofsbelydenis van hemafeischt? Zou het niet zyn,om hem ten minsten eerst met woorden te doen bclyden, 't geen hy naderhand met zyne daden zal bevestigen? Om dezelfde reden eischt men ook een declaratoir van aile, die hunne ftem tot vrye benoeming hunner reprefentanten begéren uit te brengen. Wytwyffelen niet, of onze»v/meenendeVadertar.aer behoeft deze redenering flechts een weinig door te denken, om den voornaamflen inhoud van zynen brief, en fommige zeer hatelyke gedeeltens van denzelven, in derzelver wezenlyke nietigheid te zien wederkeeren. Inderdaad, hoe kan een eerlyk vriend van het voormalig Oranje-be!luur by mogelykheid wenfchen, om mede te ftemmen in de wykvergaderingen, om iets mede te verrichten ,'t geen hy volgens zyne eigene beginfels voor onwettig moet houden, of't geen by niet voor wettig kan keuren, zonder tevens alle zyne zwarigheden tegen het afgevraagd declaratoir van zelve te zien vervallen? Welke bedoelingen mag men niet redelyker-wyze en naar billykheid vermoeden by die genen plaats te hebben, die begéren deel te hebben aan 't geen zy in hun hart verfoeyen, en waarop zy even zoo vele aanfpraken hebben, als esn Mahomedaan op de laatfte kerkpligten der Robmsch-catholike gemeente? Wy komen er rondborstig voor uit, dat wy geenfins goedkeuren het afvergen van politike geloofsbelydenisfen, het zy in de form van eeden als anderfins, van amptenaren of bezoldigde perfonen , die meteen verfchillende denk wyze, behoudens een goed burgerlyk gedrag, hunne bedieningen zeer wel kunnen waarnemen, en die men door dergelyke afvorderingen flechts noodzaakt om hun geweten te verkrachten, zoo men hen niet van hun X 3 brood  C 190 ) brood berooft. Maar dat men by het uitöeffenen van flem-regt, by het verkiezen van de handhavers der vryheid, by bet verrichten eener daad, die eenig en alleen uit de grondbeginfels dezer revolutie voortvloeyt, en by gebrek van erkentenis derzelve dadelyk vervalt, dat men alle, die daarin willen medewerken, aan eene verklaring of politike geloofsbelydeisis verbindt, dit vinden wy en billyk en noodzakelyk, met welke fpitsvindigheid ook een anders denkende den waren (laat der questie poge te ontwyken of te verduisteren. Het fpreekt van zelve, dat deze billykheid en noodzakelykheid alleen een bepaalden tyd duurt, tot zoo lang namelyk onze vryheid en regéringsform, door onfchendbare grondwetten, zal geheiligd en omfchreven zyn, als wanneer geen verfchil van gevoelens meer in aanmerking zal komen, en , gelyk bet de brief-fchryver noemt, de ware Volk ftem zal kunnen gelden, terwyl nu alleen de (tem der Vryheids-vrienden zich kan doen hooren, en geenfins van die genen, die in hun hart de Voik-ftern verwenfeben. Men ziet derhalven, dat het declaratoir, of de politike geloofs-belydenis, waar tegen onze welmeenende Vaderlander zoo veel denkt te kunnen inbrengen, eigenlyk gefchikt is om de politike huichelary te keer te gaan, en het politiek bedrog te weeren. Wy voor ons, indien wy eerlyke Oranje-vrienden waren, en dus de wyze van vérkiezing der regérings-leden, gelyk zy thans op gronden van vryheid en gelykheid gefchiedt, niet konden goedkeuren, wy zouden ons verblyden, indien wy ons konden ontdaan van daar aan deel te nemen, en dat werk aan anderen overlaten, tot dat wy het met een goed geweten meê konden verrichten. Wy zouden niet geerne alle aanhangers van het vorig beduur, die met den bneffchryver hun ftem-regt, zon-  C 191 ) zonder varklaring hunner gevoelens, te rug eisfchen; verdenken van dat gene dadelyk bedoeld te'hebben, 't welk er het gevolg van zyn zou, indien men hunne begeerte hun inwilligde. Te weten in een tyd gelyk deze, waarin de vryheid en regten van den burgerftaat nog niet volkomen gevestigd, maar flechts in fommige onveranderlyke beginfelen ten ruwften gefchetst zyn, beeft men aan het beftuur niet maar in 't algemeen patriotten noodig, maar zulke bekwame en yverige voorftanders, die gefchikt zyn om het gebouw verder op te trekken en te voltooyen. De Republiek zou gevaar loopen van deze laatfte foort van lieden, die zy echter niet misfen kan, aan het roer van Staat niet geplaatst, maar in tegendeel onder allerlei voorwendfels uitgefloten te zien, indien, elk, van welke denkwyze ook, in de wykvergaderiugen Hemmen kon. Wy vreezen niet zonder reden, dat de wankelende, weiffelende, bevreesde en halve patriotten genoegzame ftemmen zouden verkrygen, om de voorkeur boven betere voorwerpen te erlangen, terwyl dg goeds zaak der vryheid, by gebrek aan gepaste en krachtdadige maatregelen, eerst allerlei gedaantens aannemen, en ten laatften in enkelen fckyn zou veranderen. Wy willen liefst geen woord zeggen over het, door den brieffchryver geprojecteerd, byvoegfel tot het declaratoir, gelyk hy het wenschte ingericht te zien; namelyk, indien men by abuis iemand mogt, benoemd hebben, die voor een voorftander van willekeurig beftuur bekend ftond, enz. Want dit is inderdaad al te ongerymd en onnozel om eenige aanmerking te verdienen. Wy althans, indien wy tot de andersdenkenden behoorden, zouden niet geerne dus, by louter abuis, een verkeerd fujet benoemd hebben, en nog veel minder geerne, by abuis aldus benoemd wezen, Wy  C 192 ) Wy zullen hier mede voor het tegenwoordige van dezen brief afltappen, zonder gebruik te maken van een aantal andere en zeer goede reflexien, die orrs op denzelven van eene onbekende hand zyn toegekomen. Wy gelooven toch genoeg gezegd te hebben, om onze onpartydige lezers te overtuigen; dat het voorgeftelde declaratoir van alle ftémgeregtigden te vorderen geen inbreuk is op- de vryheid van een eenig burger, maar alleen een noodzakelyk middel, om de vyanden der Vryheid te beletten, dat zy als huichelaars en bedriegers niet een gebouw om vér werpen, waarvan zy den uiterlyken fcbyu zouden willen aannemen, dat zy het hielpen oprichten. > ElkNommervan dit blad wordt alle Maandagen vooi I en één halve duiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, e» is voorts alom te bekomen.  D Ê VRIEND DES VOLKS, H'e meer de mensch leeft overeenkomstig de voorschriften der Rede en der Natuur, zóó veel te gelukkiger is hy, hoe meer hy afdwaalt van het fpoor der' Rede en der Natuur, met zoo veel te meer ongeluk, ken en rampfpoeden heeft hy te worstelen. Niet té vergeefsch is' den menfehen en dieren eene aandrift Jngefchapen om zich zeiven, wanneer zy dóór hunne ■wyandenaangerand worden, te verdeedigen. De dieren j minder bedorven dan het grootfle gedeelte der menfcheii „ befchermen zich zeiven en hun kroost tegen allen vyandelyken aanval, en willen liever een gewisfen dood ondergaan dan zich zeiven en de bunnen aan nunrfé" vervolgers ten prooy overgeven. Met welk een moed vecht een leeuwin voor hare jongen! zoo lang zy aderd halen kan, verdedigt zy dezelve! en fchoon zy door eene grotte meerderheid wordt overvallen, wil zy lievef fierven dan door de vlucht haar leven behouden! Op dezelfde wyze handeit de mensch nog jfl defö  ( 194 ) ruuwen en onbefchaafden ftaat der Natuur; zoo was by van het begin der weereld af, door vele eeuwen henen, tot dat de weelde en de lafhartigheid, de getrouwe gezellinne der weelde, de ftem der Natuur verfruoorde. In de oudfle tyden zwierven de menfehen eenzaam in de woestenyen om; doch door eene begeerte naar gezelligheid, en een gevoel van zwakheid aangefpoord, vereenigden zy zich wel dra tot maatfehappyen, en met verëenigde krachten verzetteden zy zich tegen hunne vervolgers: met eenen gelyken moed en yver bezield waren zy gezamentlyk onoverwinnelyk voor hunne vyanden: elk.ftreed voor zyn land, voor zyne echtgenoote en kinderen met de grootfte aandrift: het denkbeeld van door anderen te zyn overwonnen, door anderen te worden overheerscht, was voor elk ondragelyk: de gedachten dat zy zelve, dat hunne echtgenoten, hunne weerlooze kinderen in flaverny zouden moeten zuchten of van hunne bezittingen worden beroofd, dreef hen als woedende dieren naar bet gevecht; elk vader des huisgezins had meer moed, meer krachten en beleid, dan eene bende huurlingen van dezen lafhartigen leeftyd. Zoo ftreden wel eer de Joodfche volken, de Arabieren, Perfen en Meden, Grieken en Romeinen, met een woord alle bewooners der weereld voor hunne dierbaarfte panden; men kende geene huurlingen; elk oeffende zich In de wapenen, elk ylde met eenen onbefefbaaren moed bezield naar den oorlog, wanneer eenig vermetel volk de lust bevong om op hunne grenzen eenen vyandelyken voet te drukken: de vrouwen vochten in tyden van gevaar met de grootfte woede mede, of omringden het fligveld, om hunne mannen en zoonen, wanneer zy te rug deinsden, met verwytingen naar den vyand te rug te dry ven. De jonge maagden bekrans-  C 190 ) kransten de hoofden der dapperfle jongelingen met laurieren, en nooit gaven zy haar hart en hand aan eenen lafhartigen: nooit onderzochten zy, hoe groot zyne bezittingen waren, maar hoe vele brave en dappere daden by in den oorlog had verricht, hoe vele vyanden hy met eigen handen had verflagen; zyne wonden en littekens waren de bewyzen en het onderpand van zynen moed en huwelyks-trouw. Op gelyke wyze waren wel eer onze voorouderen bezield; de grootfle roem was de roem des oorlogs en der heldendaden: was iemand huiverig om zynen vyand onder de oogen te zien, hy werd door het ganfche menschdom met een oog van verontwaardiging befchouwd. Doch de heerschzucht, die den hoogden 'troon nooit beklimmen kon, zoo lang elk burger de wapenen voerde, vond weldra,voornamentlyk na het.meer en meer toenemen der weelde en lafhartigheid, een middel uit om de ingefchapen neiging der menfehen tot zelfsverdediging uitteroejen of te verdoven. Men Relde voor of het niet beter ware, eenige manfehappen af te zonderen bepaaldelyk om oorlog te voeren, en dezelve uit het optebrengen geld te voeden, op dat de overige burgers een gerust en dil leven zouden kunnen leiden, bevryd van alle de gevaren des oorlogs. De hoofden des volks door de overheerfchers omgekocht, of door blohartigheid daar toe aangezet, ftemden fchielyk toe, en wisten dit hunne vadfige of misleide medeburgers zeer fmakelyk te maken, karei, de I. bygenaamd de stoute, was de eerde, die aan 's Lands vryheid, byna op het einde der veertiende eeuw, door het invoeren van vaste Soldaten, den doodfleek gaf, het geen hy echter zoo gemakkelyk niet had kunnen doordringen, zoo zyn vader phujppus de f, zoo bekend wegens zyne heerschzucht en ongebonden zeden, de gemoederen der hovelingen, en by gevolg, V 2 door  C 19S ) door navolging, ook die der overige onderdanen daartoe niet hsd voorbereid. Om dit nu des te beter te kunnen uitvoeren trachte men het dragen der wapenen meer of min in verachting te brengen, en het als een zaak te befchouwen d'e voor een man van eenig aanZiieu te laag was, het geen men dus aan het gemeer.e volkje moeH overlaten, by welks gemis de rnaatfchap. Py nier veel fchaden leed. Dit gebruik duurde tot dat onder de tyranny der Spanjaarden door de meer en meer toeneemende onderdrukking bet vaderlandfche bloed in de aderen onzar voorvaderen begon te zwellen: men befpeurde dat men de vryheid nooit kon deelachtig worden of behouden, zonder dat elk waar vaderlander de wapens aangorde„ .Alom kochtten onze voorouders de wapenen op, zy ocffenden zich dagelyks om iïryd in den wapenhandel, en bevochten die mate van vryheid, welke wy federt dien tyd tot nu toe boven zoo vele koningryken genoten hebben. Intusfcben nam de heerschzucht en onderdrukking, dewyl de grondvesten van ons Gemeenebest niet wel gelegd waren, van tyd tot tyd wederom hevig toe, de beledigde burgery vattede over eenige jaren de yvspenen weder op. De overweldigers beefden op dit gezicht, en vloden in hunne woningen, om de gewapende manfchappen door reten van deuren of door de gordynen der glazen ter fluip te bezichtigen: en reeds dachten zy dat het met de overheerfching gedaan wrs, toon tot hunne innige vreugde het Pruisfifche leger In den jare 17R7 door hun werd overgehaald om de fthattèd en te gelyk den luister eu eendragt der Nederlanders weg te roven, en te vernietigen. Hoe denkt men dat die onderdrukkers nu te moede Mi zv 2ien, da( u,a de plundering van 'i jaar W  C 197 ) en da onderdrukking der braaffie burgers der maatfehappy, het getal der Patriotten zoo Iterk is toegenomen, die nu aile op alle plaatfen, (honderde dorpen zelfs niet uitgezonderd,) de wapens hebben opgevat, waarmede zy zich dagèly.ts, zoo veel elks beroep het toelaat, met yver oeffenen? De orangekabaal heeft te vóren beproefd om door fpotternyen de wapens uir de hand van vele weifelende burgers te wringen , door een gewapend burger uit te lagchen , het oeffenen in den wapenhandel [uldaatje [pelen te noemen, en wat iets meer is; doch nadat zy gezien hebben, dat de vrye burgers van Frankryk elk af. Zonderlyk, meer daaden van dapperheid hebben verricht, dan tien, of zal ik zeggen, twintig laffe huurlingen van keizerlyke, koninglyke of vorstelyke mogendheden, zoo durven zy zich zoo dwaas niet meer ten toon (lellen, Zy befchouwen nu by zich zeiven den wapenhmdel van burgers met een oog van ontzag; er zyn flechts Weinige, die geen verfland of doorzicht hebben, die pndgr hunne medemakkers of in hunne byëenkomflen Wel eens tegen den wapenhandel, op eene geenfius dubbel zinnige wyze, durven uitvaren. En wie der ftervelingen is er, die nietbegrypr, dat een burger, die voor zyn vaderland, voor zyn leven en dat van zyn echtgenote en kinderen vecht, met meer beleid en moed zal vechten, dan een berooid huurling, die uit een ander land is afgezakt, en door honger geperst, met tegenzin dienst neemt! die niets bezit,waar voor hy vechten kan? wat gaat het hem aan, wie er 0verwint? hy rekent zich gelukkig zoo hy flechts gelegenheid heeft om zich als krygsgevangen overtegeven, of tot de overwinnende party overreloopen, daar een deugdzaam burger, die zyne dierbaarfle pandep en bezittingen ach'erlaat, zich duizendmaal liever dood wil vechten, dan zich als krygsgevangen op eene lafhartige wyze laten Wegvoeren, Y 3 Wie  C 198 ) Wie za! vervolgens meer beleid betonen, meer krygslisten uitvinden, een die geene befehaafde opvoeding heeft genoten, die eene flaaffche ziel bezit, die niec bekommerd is over zyn Land en Vryheid, of hy, wiens geest door de wetenfchappen is opgehelderd, die de vryheid eerbiedigt, en de flaverny erger vreest dan den dood, wiens heldenmoed ryst naar mate hem de gevaren omringen, die, fchoon hy foldaat of liever gewapend burger is, het verfland bezit van een geoeffend Generaal, en door leeslust aangefpoord duizende befchryvingen van veldflagen en te voren gevoerde oorlogen heeft doorbladerd? En wie hebben er meer zegen over het voeren des oorlogs te wachten, de burgers, die aangevallen door trotfche vyanden met kloekmoedigheid hun Vaderland en Vryheid verdedigen, die beminnaars zynde der deugd en merischlievendheid hunne overwonnen vyanden ais hunne bloedverwanten behandelen, of zy, die voor eene kleine bezolding gehuurd, alleenlyk maar haaken naar de gelegendheid om onder allerley voorwendfels te roven en te plunderen, die doof zyn voor het gekerm der ongelukkigen, en door de tranen van dén hopelozen landman of arme weduwe5 en wezen niet worden vermurwd? — Wanneer er een groote brand onrflaat, en de verflindende vlammen wyd en zyd woeden, loopt eenieder, zonder aanzien van perfoonen toe, om het vuur te blusfcben ; en zou men huiverig zyn om alle tóe te vliegen, om zyn dierbaar vaderland en bezittingen, zyn eigen leven en die der zyne met het zwaard in de hand te verdeedigen? Begeeren wy voorbeelden te zien, hoe onoverwinnelyk een land is, waar elk burger de wapens draagt, zoo flian wy het oog op Zwitferland, dat federt zoo vele eeuwen, fchoon van alle kanten door loerende vyanden omringd, toe nu toe onoverwinbaar is gebleven  ( 199 ) ven: befchoswen wy het bloeijend Noord-Ameriks, waar alle de burgers zonder eenig onderfcheid zoo dap. per tegen hunne overweldigers hebben geflreden, en nog alle, zonder eenig onderfcheid, de wapenen voeren: dat elk ook de moedige en vryheidlievende Franfchen bewond>ren, wier heldenmoed alle voorbeelden van dapperheid van vorige eeuwen verre heeft overtroffen , en zoo moedig foldaatje hebben gefpeeld, dat de meeste koningryken en vorstendommen van Europa al bevejjde voor hunne banieren zyn te rug gevlucht. Om ons nu niet verder intelaten hoe vee! gewapende burgers kunnen uitwerken om hunne landpalen te verdeedigeu of hunne grenzen uittebreiden, zullen wy alleenlyk maar zeggen, dat een gewapende en we! geoefende burgery in elke flad of dorp eene fteunpilaar is der vryheid en het onderpand van orde en rust. Zouden ooit een gedeelte der zoogenaamde Grooten ia het jaar 1787 in byna alle plaatfen, byna op een en denzelfden tyd, den bloem der burgery hebben kunnen laten uitplunderen, wanneer de ganfche weldenkende burgery was gewapend en geoeffend geweest? — kan men genoeg vertrouwen flellen op militairen magt? wie zyn het, over het algemeen, (want brave officieren en foldaten zonder ik hier uit), die voor dezen in gansch Nederland dienst namen, waren het alle brave jongelingen van een deugdzaam gedrag? namen zy vry willig, of in dronkenfchap dienst? — wat hebben de brave Nederlanders in het plunderjaar niet beleefd! kan 'sher. togenbosch, arnhem, tholen, en honderd andere plaatfen der zeven Provinties niet getuigen, hoe vele foldaten, (om nu van vele hunner hoofden niet te fpreken) zich aan vrouwenfchennis, roven , en plunderen heb. ben fchuldig gemaakt; zouden zy dit ongeflraft verricht hebben, wanneer de ganfche weldenkende burgery was gewapend, en wel geoeffend geweest? Last  ( 200 ) Laat niemand eindelyk zich ooit inbeelden, dat dd wapenhandel flechts uit vermaak gefchiedt, en dat men de wapenen uit louter fpel aangordt; de orangekabaal zal zulks zoeken wys te maken, fchoon zy in haar hart van het tegendeel overtuigd is, en voor eene gewapen* de magt fittert en beeft, dewyl zy daar door verhinderd wordt om ongeftraft geweld te plegen en oproer te ver* wekken. — Die dus zyn Vryheid, zyn Vaderland, zyne dierbaar» fle panden bemint, en tegen alle geweld van vyanden^ tegen allen roof en plundering tracht te verdecdigen, laat hy niet alleen, in navolging van zyne moedige voor* vaderen, de wapenen opnemen, maar zich ook met yver in den wapenhandel oeffenen, op dat hy zich nooit te verwyien hebbe, dat hy uit lafheid of vreesachtigheid zyn pligt als burger niet heeft betracht, noch zyn dier» baar vaderland bygeftaan en verdeedigd. Elk Nommer van dit b1*d wordt alle Maandagen voor 1 en één hdve duiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen»  D E VRIEND DES VOLKS. SVZ. 24- Daar het ons voornemen was de Zeeuwen hartelyk geluk ré weiifchen, met de verandering in hun provinciaal belluur, dezer dagen tot Mand gebragt, en de verbeterde organifatié h.innerreprelentérende Vergadering, welk evenenlent wy niet anders meenden te kunnen befchouwen, dan als een, inderdaad met eenigen roem, bevochten triuraf van het patriotismus, en van de voorftanders der Vryheid en des Volks; iets, het welk wy met zeer veel grond mogten opmaken uit den aart van den tegenfland , dien het plan der reorganisatie , federt deszelfs eerfte bekend wording, van tyd tot fyd heeft ontmoet — daar vinden wy ons thans,door een zonderlinge' afwisfeling en overgang van gevoelens, in de verpligting gebragt om er met ernst, tegen de gedachten en inboezemingcxj van fommige min onderrichtte, de verdediging van op ih vatten. Het zal den lezeren van ons weekblad niet onbekend zyn ^ dat de wys, waarop de tegenwoordige inrichting der provinciale Vergadering is tot fland gebragt, door fommige befchouwd wordt als eene daad van volftrekte Arillocratie, de-1 wyl men, in eene verandering van zoo vee! gewigt, het Volk niet heeft gekend, en daarenboven de gedeputeerden tot dese nieuwe Vergadering, van wegens de Stederi, niet dooc het volk of deszelfs kiezers heeft doen aanflellen. Een befcbuldiging waarlyk van het grootfte gewigt, en die, w^ zeggen het met de onbefchroomde rondheid van cordate Vaderlanders, niet met die kiesheid, die de aart eener zoo tedere zaak vordert, maar integendeel by fommige met eene! voorbarigheid en drift wordt gevoerd, die althans niet gefchikt is om de zaken, indien zy verkeerd mogren belluurd zyn , op de best mogelyke wys weder in haar geheel te brengens De ware Patriot kan toch niet anders bedoelen, dan herftet en verbetering, geenzegepraal vanbyzonJere gevoelens, dié niet dan ten koste van den ondergang der goede zaak kart vcrkrcge.il worden; onze vyanden befpiedeu ons^ t»f zy onü 2 \#  ( £02 ) tegen elkander in het harnas kunnen jagen, naar de hy hus aangenomen delling: verdeel en gy zult heerfchen ! zy zyn gereed om zich naar tydsomdandigheden by de eene of andere party te voegen, door wie zy best verwarring kunnen doken : reeds hebben wymeer dan eene informatie onder on*,datde Arillocraren in het voorhanden zynde geval eene gemeene zaak maken, en dezelfde taal fpreken, met de warmde en y»erigde Volks-vrienden. — En wat moet men van zulk een vereeniging denken, vooral wanneer men eenige kennis dr-iagt, welk foort van tegendand het plan der reörganifatie, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, van den beginne af heeft gevonden Het plan van reörganifatie moet insgelyks den Iezeren van ben vrie-d bes volks bekend wezen; daar bet in het i ide nommer van dit ons blad, in deszelfs eerde en oorfpronkelyke gedjaute aan het publyk is medegedeeld, 't Is waar er zyn naderhand veranderingen rn gekomen, van meerder en minder gewigt, gelyk uit de vergelyking van dat origineele pl^n, met het reglement, in de Middelburgfche Courant van ojuly, geplaatst, aan ieder heeft kunnen blyken; doch de gronddellingen, waarop het plan gebouwd was, zynonver-fSnderd e;i in derzelver geheel gebleven ; deze gronddellingen worden in het aangehaalde nommer, op het einde van p. 93 en het begin van p. 94, met de woorden der committés van Middelburg en Vlisfingen aldus opgegeven : dat het getal der concluderende ftemmen ter Vergadering der reprefentanten moest vermeerderd worden ; dat elke ftem moest zyn vry , onbelemmerd, eu van geene fiedelyke of andere Vergadering afhankehk; dat het getal der gedeputeerden uit iedere ft ad of dist' iel moest ft van in éenige behoor lyke evenredigheid tot derzelver bevolking; en eindelyk dat men zich van de aanwezigheid der gedeputeerden, binnen de plaats, daar de Vergadering zou gehouden worden, vooreen bepaalden tyd moeit verzekeren. Waarby wy nog voegen . dat by dat zelfde plan , Art, 4 gezegd wordt dat de municipaliteiten of regeringen der fteden provifioneel het regt zullen hebben ,om de gedeputeerden te benoemen. De groote vraag, waarop derhalven hier alles z^lneérko» men, is deze: h-,d de vorige Vergadering der Volks-reprefentnuten het regt en de magt, om zich zei ven naar deze grondd Hingen, en naar dit plan te reörganiféren? Wy kunnen hierop in de eerde plaats antwoorden, dat vol-  ( 203 ) volgens den aart en de beginfels onzer revolutie, de vergadering der reprefentanten niet op den ouden voet £»»bly ven, maar noodwendig morst gereörganifeerd worden; dewyl zes ftemmen, elk volgens derzelver iiiftruftie verpligt, om de belangens van zes ooderfcheiden fteden, in de eerfte plaats afzonderlyk, en desnoods uitfluitend voor te daan , en daarby éen ftem, die voor bet ganfche platte land en alle deszelf? opgezetenen fpreken moest, dewyl, zeggen wy. eene vergadering uit zeven zulke zoogenoemde ftaatsleJen beftaande, niet heten kon , de Vergadering der Provifioneele Reprefentanten des lolks van Zeeland: behalven dat uit deze inrichting zuike importante nadeelen voortvloeyden , betrekkelyfc den s rr der deliberatien, dat dezelve voor den weidenkenden Vaderlander gar.sch ondragelyk was; gelyk zulks in het meerru ien aangehaald nommer, door de Committés van Middelburg en Vli'fingen , uit het midden van de burgpiryen uier. steden BEfcoEMD, in het breede eu op een overtuigende wys is vo^rgefteld en aangedrongen. De Provinciale Vergadering van Zeeland was dus reeds alleen uit hoofde van haren titel, dien het volk uitdrukkelyk begeerde, en uit hoofde van den aart harer deliberatien , overeenkomftig de tyd.'omftandigheden, niet alleen bevoegd maar ook vei pligt, om provifioneel eene gansch andere gedaante aan te nemen , tot dat door het ganfche volk van Zeeland, het zy afzonderlyk, het zy gemeenfchappelyk met de overige bondgenooten, eene blyvende conftiiutie zon zyn verkoren, goedgekeurd en gefanctioneerd: even gelyk de vergadering van Hoüand terftond by de revolutie zich zelven geheel heeft gereörganifeerd, en alle fiedelyke ftemming l.i een hoofdelyke veranderd, zonder dat het weldenkend volk van die provincie immer in twyffel heeft geftaan, om deze provifioneele fchikkingen in bedenking te trekken of te disapprobeeren, 't geen ook waarlyk niet gefchieden kon, zonder de goede zaak in de waagfehaa! te ftellen. In alle redeneringen , die wy tot dus vér hebben gehoord, en waarby het gedrag der Zeeuwfche Volks-repref?ntantei? wordt gemisbillykt, hebben,wy eene groote en in'toogloopende four Owtdekt, t. w. dat men daarby onderdek, datde tegenwoordige inrichting dier vergadering gefchikt is om bty • "-•ende en conftitutioneel te wezen , daar zy inderdaad niet meer is dan provifioneel, en wel rot een bepaalden dag, die uitdrokkelyk ta he:Pveg:etn?'nt is vermeld, Onze Lezersg-Hc Z a vc-s  ( 204 ) ven de moeyte te nemen, om hier nog éénmaal te lezen het 14de of laaide artikel, 'tgeen, zoo men zegt, de deur toedoet, van het gemelde Reglement: het luidt aldus: ,, De Vergadering zal een naderen vollediger plan van repre,, fentatie des Zeeuwfchen Vo'ks, aandecommittérendeéoi,, legien, ter bekrachtiging door het ^olk, moeten overgeven ,, vóór den eerden February 1796, en bet zelve aldus gefanctioneerd zynde, in, werking moeren brengen vóór den eerden April daar aan volgende; terwyl dit Reglement, ende,, zewyzevandeputatie, met last'tgemelden tyd van zelf zal ophouden, en al't geen na dien tyd door deze vergadering roogt worden befloten en verricht, als abfolutelyk nul, r, en eene dsdelyke inbreuk op de Souvereiniteit van het ,, volk, onbedaanbaar en drafwaardig zal zyn , tenwaredezelve door het volk uitdrukkelyk wierde gecontinueerd." Wy vragen het elk onbevooröordeelden met al den ernst der zake af, of zy de invoering van een reglement, waarvan dit artikel bykansbet hoofd-ingrediënt uitmaakt,kunnen toefchryven aan oogmerken, om de Souvereiniteit des volks, #n hun onbetwistbaar regt op de keus hunner reprefentanten, re verkrachten ofte vernietigen? Wy vragen hen, of hun belang, en het belang der goede zaak niet vordert te berusten in provifioneele, en zoo men wil revolutionaire fchikkingen, die door de omdandigheden , in allen deele, noodzakelyk waren geworden. En meent men daarby in eenig regt verkort te wezen, welaan! dat het Zeeuwfche volk, aaci't welk deze vergadering, volgens Art. 4 van 't Reglement, fpeciaal verantwoordelyk is, den tyd van derzelver duuring korter bepale, dan tot den 1 April des volgende jaars,maar dat het inmiddels vreedzaam de vruchten pkikke van eene provifioneele verandering in het beduur, waarvan het welhaast, indien wy ons niet grootelyks bedriegen, de heilzaainde gevolgen zal ontwaren. Wy. geloven uit bet tot nu beredeneerde veilig te kunnen beduiten, dat de vergadering der reprefentanten , indien zy het regt had om op den ouden , gebrekkigen voet te blyven, nog veel zekerder het regt had, om zich te verbeteren, en hare inrichting roet hare gevoelens, en den aart harerwerkzaamheid in overeendemming te brengen ; mits zy in allen gevalle bleef in den geest der revolutie, en zorgde, dat de onvervreemdbare regten. des volks pngefchonden en in haar  ( 205 ) geheel bleven; welk laat Cle elk onbevooroordeelde erkennen zal de geest te zyn van het Reglement, waai op de tegen woordige vergadering is ingericht Befchouvven wy daarenboven en in de tweede plaats de wys, waarop het plan der reörganifatie in de weereld geltomen , en aan deszelfs invoering gearbeid is. i'.oo zal men zien , darde reprefentanten des volks, by hunne bevoegdheid om te doen , hetgeen zy gedaan hebben , daarenboven met de grootfle vrymoedigheid konden te werk gaan, en metdeeenparigegoedkeuring en toejuiching des volks a:ich zeiven billyk mogten vleyen. Het plan toch is niet voortgekomen uit het midden van de vergadering de reprefentanten ; het is niet in eenig municipaliteits- of fledelyk regérings collegie gcfmeed, maar het is voortgevloeyd uit den boezem des volks. Twee committe's „ door het volk a. ngefleld, en gemagtigd om derzelver belangen, tot voortzetting en voltooijing der revolutie, by hunne fiedelyke of provinciale reprefentanten te bevorderen, met name het Burger-committé van Middelburg, en het cowmitté Revolutionair van Vlisfingen, welk laa tfle, by den aanvang der gemeenfchappelyke deliberatien over dit onderwerp, duor het volk in wyken vergaderd uitdrukkelyk op nieuw wasaangefleld; — deze beide committés hebben hét plan ontworpen.aan het provinciaal befoigne overgeleverd, en met het zelve danr over eene conferentie gehouden : men leze de redenen , waarmede zy de noodzakelykheid der invoering vrn dat plan aandringen, het onverantwoordelyke van de voormalige inrichi jing der reprefentérendevergadering, geiykhetdoor henbe» weerd wordt, men leze hunne taal omtrent dit een enander, in het aangehaalde 11 de nommer van oen vriend des volk.s* en menbeflisfa, of de Reprefentanten des Zeeuwfchen volks, by het arresteren van bet plan der reörgdnïfatie , zich niet geTustelyk konden overtuigd houden, dat zy werkten in den geest des voiks, en voldeden aan den wil des volks. Men voegehierby, dat aan de maatregelen , omdenieuwe organifatie tot (land te brengen, behalven de committés van Middelburg en Vlisfingen, ook een dergelyk committé uit de burgery van Vere een gemeenfcrpppelyk aandeel heeft ge-had, en men herinnere zich de Advertentie der Ziericzeefc'ie Vólks-vergadering betrekkelyk dit zelfde onderwerp, in de Middelburgfcbe Courant van 26 Mey te vinden, en die wy woordeiyk aan den voet van deze bladzyde plaat* Z 3 fea  ( 205 ) feu (*), zoo zal men zonneklaar bemerken, dat het arrestéren vsn het Reglement der nieuwe vergadering door de uitdrukkelyke goedkeuring der meeste en talrykfle fiedelyke burgeryen is voorafgegaan, en daarop heeft gefteund. Dochhetgeenhierallesafdoet, by dezeadresfen en pogingen , uir den boezem der fiedelyke burgeryen , of van derzelver gecommitteerden voortvloeyende, kwam nogdeeischeu reclame van bet ganfche platte land , welks gedeputeerden wei£-erdes , om op dien voet in de vergadering zitting te blyven heb- (*) Aan deVo/ksvergaderingen binnen de Provincie /.eeland, rRTHFAD, CELTKHEID, BROEDERSCHAP! De Volksvergadering tot benoud van Vryheid en Gelykheid te Ziericzee, op ,den ai dezer maand Mey 1705. op propofitie, van een hunner Mede-leden, gerefolveetd hebben, om voor de gantfche Natie, en principaal voor de Ingezetenen van Zeeland, opentlyk te declareeren, dat zy volmaakt overeenftemmen, met het ontworpen Plan, van de Burger-Committés, van Middelburg en Vlisfingen, ten Eanzien eener betere reprefentatie, ingevolge de Populatie der Provintie, zoo der Steden als ten platte Lande; en welk Plan, door de Gedeputeerdens van Ziericzee, op de Vergadering vau Volks-reprefehtanten deezer Provintie, alshet gefchikfte in de tegenwoordige omflandigheden, is voorgedragen, egter met die bepaling, dat de reprefentatie, naa de populatie in dit Plan, nog niet evenredig genoeg bepaald is; dan daar het platte Land, federt een geruimen tyd, op deze reprefentatie heeft aangedrongen, en hun tot nog toe niet meer dan één Stem vergun i word, en onder allerley voorwendfels, de Vergaderingder Volks-reprefentanten , op den ouden voet blyft ingerigt; zoo is het dat zy Leden der bovengemelde Vergadering, voor het gantfche Gemeenebest in 't gemeen, en voor deeze Provintie in 't byzonder, declareren, geen deel hoegenaamd te willen hebben, aan die handelingen waardoor men het platte Land van Zeeland, van hun wettig regt, by aanhoudenheid, verfleeken zoude houden; en is dit Declaratoir op den 22 deezer, uit naam der Volksvergadering bovengemeld, voor de vergaderde Burgerye derzelve Stad, in de Grooie Kerk aldaar voorgedragen, en algemeen geapprobeerd. Uit naam der opgemelde Volksvergadering. J. YZERMAN, Secretaris van V Cowmitté van directie cn onderzoek.  ( ) bebben, gelyk zy die tot nu toe gehad hadden, en niets minder vorderden,dan dat het land overeenkomstig deszelfs bevolking Zou gereprefenteerd worden, 't geen van zelve eene geheele reö'rganifatie der vergadering ten gevolge moest hebben. Vele onzer Lezers zullen depropofitie van,'zet platteland gedaan ia de Vergadering der Volks-reprefentanten , den iiMey,ken« rien, waarby zy de invoering van het plan der reö'rganifatie, door de committés ontworpen, vau hunne mede-ftaatsleden als een heiligen en onvermydelyken pligt eisfchen, in zoodanige bewoordingen, dat zy, als reprefete'rende byna de helft van Zeelands in woners.aan de gedeputeerden der fteden naauwlyks de vryheid overlaten, om hunneneisch aan hun te ontzeggen. Dus gedrongen door de uitdrukkelyke begeerte van het platte land, onderfteund door de gemanifesteerde goedkeuring en wil van de burgeryen dermeesteen volltrykfte fteden, ofdetzeiver gecommitteerden, en eindelyk genoopt door het belang en de noodwendigheid der zaak, hebben de Reprefentanten van hetZeeuwfche volk een reglement van reö'rganifatie gearresteerd, 't geen hoofdzakelyk en in den geest het zelfde is, me; het plan door gecommitteerden uit de burgeryen met allen aandrang aan hun gefuppediteerJ, en meer dan eenrasal ingeroepen. Is dit Ariftocratie? verkrachting of verfmading van de regten des Volks doch wy zullen liefst zwygen. Maar waarom niet het plan, ofreglement, alvorens her gearresteerd wierd , aan degoedkeuring eu fanétiedes volks onderworpen ? Wy antwoorden , dat dit ten opzicht van het platte land en ten uiterften bezwaarlyk zou geweest zyn, euook: onnoodigwas, dewyl de gedeputeerden van het zelve onrrsiddelyk uit naam hunner committenten fpraken, eu derzelver regten inriepen , terwyl de burgeryen der fteden alleen geene bevoegde regters waren, om de andere helft hunner medeburgers derzelver aanfpraak of te ontzeggen of toe te wyzen. Maar daarenboven het plan of reglement zelve was niet gefchik t, het was te onvolmaakt om door het volk gefanftioneerd te kunnen worden; daartoemoet eersteen vollediger plan van reprefentatie ontworpen worden, en dewyl dit een werk is, dat, om wel gedaan te worden, een geruimen tyd behoort bezien en beredeneerd te worden, heeft de tegenwoordige Vergadering volgens Art. 14 van haar reglement zich zelve daarmede belast, terwyl zy inmiddels en provifioneel, onder goedkeuring des volks, zoodanig is ingericht, dat de gebreken der vorige Ariftocratie zyn verholpen, aan den eisch desplatten lajids is genoeg gedaan,en de vooraaarafle hinderpalen uit den weg  ( 208 ) Weggeruimd, om in den geest der revolutie voort té werken. Maar waarom eindelyk de benoeming der gedeputeerde!! aan de municipaliteiten, en niet aan de burgeryen der (leden overgelaten? Wy zouden kunnen zeggen, dat tot op dit oogenbhktoede municipaliteiten en dezealleen hetregthebben gehad,en Zulks met toe (lemming der burgery en,om de gedeputeerden ter provinciale Vergadering te benoemen : wy zouden er kunnen by voegen, dat dit in allen gevalle een fout van't reglement zou wezen, maar daarom de wettigheid van het zelve, befchouwd als een provifioneel (luk , nog niet zou aantasten: doch wy willen alleen dit doen opmerken, van waar het toch komanmoge, dat en iü het origineele plan , gelykhetdoorde committés is ontworpen , en in hetnader plan, door degede» puteerden van het land voorgedragen, en eindelyk in het gearresteerde reglement, dat deze drie concepten alledaarin met elkander overeenftemmen, dat provifioneel de benoeming der gedeputeerdep aan de municipaliteiten der (leden behoorde te worden overgelaten? Mag men derhalven niet vermoeden, dat er zeer goede redenen kunnen en zullen geweest zyn, ontleend uit het belang der burgeryenen der goede zaak,die deze pro 'ifioneele fchikking wettigen en noodzakelyk gemaakt hebben ? Rekent de burgery van eenige Stad zich daar mede bezwaard, dat zy zich vervoege by hare municipaliteit en hare begeerte te kennen geve, dat de benoeming der gedeputeerden'voor de volgende drie maanden, ingaande met 20 Oftober aanflaar.de, door het volk en in de wykvergaderingen gefchiede. Ziet daar 'i geen wy hoofdzalyk over dit onderwerp te zeggen hadden, en Waartoe wy ons genoopt zagen, door onze liefde tot de regivaardigheid , de verlichting en het waar patriotismus; door de vrees, dat niet misfchien (lappen van driften voorbarigheid, by een volk. dat jaloers op zyne regten is, en wezen moet, tot deszelfs nadeel ingang mogten vinden; door de vrees eindelyk, dat de pogiugen onzer vyanden, welker woelingen in deze zaak niet te miskennen zyn, gepaard met die der misnoegden, der te leur gefltlden en der tweedragr flokers, ten laatflen mogten gelukken , ora den vereenigden wensch en arbeid vau Zeelands meeste en braaflle patriotten, op éénmaal den bodem in te flaan en te vernietigen. Te middelburg by de Wed. W, en j. ABRAHAMS,  D E VRIEND DES VOLKS. S/V*. 25. D'ar de fchryvers van dit weekblad zich, toó veel iri hun vermogen is, bevlytigen, om het volk in 't gemeeri van nut te zyn en te verlichten ; zoo komt het hun voor, dat het van het uiterfte aanbelang is om de toekomftige fteunpilaren der Vryheid ook niet te vergeten, hunnen aandacht op de opvoeding der jeugd te vestigen, en elk vader des huisgezins aan te manen, dat hy, terwyl hy yverlg bezig is om zich zeiven te befchaven , zyne vooroordelen af te leggen, en zyne regeeringsform te verbeteren, de toekomstige leden der maatfehappy, waar van het ganfche geluk van het gemeenebest in 't vervolg afhangt, niet geheel verwaarloze. Wat toch zou het ons baten, of wy al onzen tyd en zorgen befteedden om de zuilen der vryheid en van ons gemeenebest te vestigen, indien er, na verloop van eenige jaren, gene gevonden wierden, die in ftaat waren om de plaatfen der afgeftorvened te vervangen? — Is er echter wel iets in de ganfche weereld dat meer verwaarloosd wordt? En is er wel ooit een tyd geweest, dat men meer duidelyk de verfchriklyke gevolgen eener verwaarloosde opvoeding gezien heeft? Sla het'oog op zoo vele jongelingen, die alleen orri hunne geboorte ampten kregen, of met geld opkochten ^ in welken rampfpoedigen ftaat zy zich nu bevinden, nd «11e ampten aüeenlyk aan mannen van Oordeel, verdiens* Aa fcH  ten en onvermoeide vlyt worden opgedragen; wat zyn nu hunne uitzichten? ■— de beste tyd van hun leven om iets te leren is reeds verlopen, op niets hebben zy zich in die mate toegelegd, dat zy daar mede hun kost kunnen winnen ; daarenboven aan ledigheid en vermaken gewend, zeuden zy ook eene geduurige inlpanning van geest niet lang kunnen doorliaan. Hoe moeten zoodanige jongelingen nu te moede zyn? met welk een oog moeten zy burne ouders befchouwen , die hun zoo weinig heoben onderricht, dat zy wel eens door de wisfelvalligheid des fortuins in omlUndigheden komen konden, om, bero"fd van de goederen de? geluks, door eigen vlyt en bekwaamheid, zonder zich op ampten te verlaten, hun bro d te moeten winnen?/ De zoogenaamde Grooten immers waren veel te trots om hunne kinderen of tot grondige geleerdheid, of tot den koophandel, of tot eenig ander beroep op te brengen ; dit was veel te laag voor hun; zulks moest aan burgeriuidjes overgelaten worden ; de bloote titel van ft'léeS' ter, zonder kundig te zyn in *t Regt, was by de meesten alleen genoeg: maar boe gelukkig zouden zy zich nu rekenen , zoo zy tenige bek wa; mheid bezaren < m op eene eerlyke en fatzóenlyke wyze door de weertld ie ko» men. Ik beken, de ongelukkige inrichting der regeering van ons gemeenebest verleidden zeer vele 01 ders om niet veel geld en moeite tot de opvoeding hunner kinderan te belleden; zy konden uirrekenen dat hunne zoonen of zg verfland bezaten of niet, nog baardeloos, en eer zy tot jaren van onderfcheid gekomen waren , tot aanzienelyke eereposten zouden worden verheven : zy gingen zelfs een plegtig verbond aan om onderling de ampten aan hunne kinderen weg te fchenken: dit verdrag werd flatig en met deftigheid ondertekend: was dit geen zekerheid genoeg? tot wat einde zoude er geld tot de opvoeding verfpild worde"? te meer. daar kundigheden toen ter tyd veeleer een belerzel waren om een zoogenarmd fortuin temaken, dan wel een middel om eer en aanzien te verwerven. Men rekende, indien men zich in eenige uitgave moest bei'noeyen, dat de onkosten der opvoeding het eerst k<-n> den  r m) den worden ingekort; met deminfle regenlieden zagmen yverjce leermeesters, die bezig waren om het geluk van 't kind te bevorderen, zyn verftand te verliclren en te befchaven,op eene koele en ondankbare wyze r.fdanken; en, dewyl de trotschheidniet gedoogde, dat menfeh nisheid van geld als de eeniglte drangrede bybragt, zoo was men laag genoeg om voor te wenden, clat bet geliefd kindje niet met die oplettendheid behandeld was,als men wel verwacht had. — En, fchoon alles voor den wind ging, wie heeft niet duizendmalen gezien, dat menfehen, die honderde guldens durfden betalen voor een paard, of eenige dukaten voor een jsgthond, naauwlyks een klein gedeelte van zulk een fomrne durfden b^ft-den om bun kind in de eene of andere kunst of wetenfehap grondig te laten onderwyzen? Helaas! hoe vele menfehen zyn er dus niet fchandelyk verwaarloosd, die by eene betere opvoeding de Maatfehappy tot nut, en hunne bloedverwanten tot eer zouden hebben verftrekt! — de ziel der menfehen is, wanneer zy niet befchaafd is, even als een ruuw (luk marmer, dat niet lang te voren uit de ingewanden der aarde is uitgegraven, waar aan men geene bevalligheid of fchoonheid ziet, voor dat de h'nd van eenen phidias of PRAXlTELES het zelve tot eene merfchely!:e geftalre heeft gevormd. Wie weet, hoe vele voortrefr.'lyke Wysgeeren, Dichrers, Redenaars, Helden en ware Vaderlanders er by 'gebrek van een goede opvoeding verborgen zyn gebleven, en nog verborgen blyven , die, wanneer zy door de hand van eenen menschkundigen leermeester \varen gevormd, tot verwondering der weereld zouden Zyn opgewasfen! Daar er dus voor de maatfehappy in 't gemeen , en t/oor de ouders in *i byzonder zoo onnoemlyk veel van afhangt, dat de jeugd wel wordt opgevoed; hoe is het dan byna mogelyk, dat eene zaak van dat belang zoo boven mate is verwaarloosd, en nu nog zoo verwaarloosd wordt? Hoe vele jongelingen worden er niet gevonden, die in den ouderdom van achtien en meer jaren nog geen plan gemaakt hebben met welk een beroep zy in 't vervolg van tyd voor zich een beftaan zullen vinden: vvelk een verderfelyk gevolg moet Aa 2 dit  ( 212 ) dit niet naar zich flepen? vooral daar er nu reeds een groot gebrek aan kundige lieden in verfchillende takken en wetenfchappen gevonden wordt, en het te duchten is, dat dit gebrek boe langer hoe meer zal toenemen. — Wie zullen, om eens een voorbeeld by te brengen, in 't vervolg de leeraars zyn van den Gods. dienst? zullen zoo vele ontelbare dorpen, vooral in afgelegene provintien, herderloos in 't wild blyven opgroeijen? wat moet er van zoo vele gemeentens worden, waar in, federt maanden en jaren, de Godsdienst flechts nu en dan wordt verricht; waar het bezoeken van kranken, het onderwys in de gronden van den godsdienst; het opzicht over de zeden der gemeentens geheel wordt verwaarloosd? Wat zal er van de Regtsgeleerdheid; wat zal er van de Geneeskunde worden, daar uien op alle Hooge Scholen zoo weinige voorwerpen vindt, die zich in die wetenfchappen oeffenen? Men klaagt, en niet zonder rede, over de duurte van levensmiddelen, en het gebrek aan contanten; maar ziet men, dat er in de levenswyze eu huishoudigen zoo vele verminderingen gemaakt worden? Was het niet duizendmalen beter, dat de ouders al hun vermogen, lot den laatften penning tce, befleedden aan eene voortreftelyke opvoeding hunner kinderen, dan dat zy jaren achter den anderen hun, zonder eenig vooruitzicht, de kost moeten geven, en daarenboven zonder eenige hoop om zelve, wanneer zy in eenen hoogen ouderdom door akelige toevallen en rampfpoeden tot armoede mogten vervallen, door hunne kinderen te worden onderfteund en gevoed. Wat verliest de Maatfehappy geene nuttige en befchaafde leden! een land Wordt groot door wysheid en verfland; maar gaat door domheid en onverfland verloren: hoe vele jongelingen zouden er, wanneer zy zich met yver op de wetenfchappen of eenig ander beroep hadden toegelegd, reeds nuttig zyn voor het menschdom; daarenboven reeds een gewenscht huwelyk hebben kunnen aangaan, en bunne kinderen weder tot nuttige leden hebben kunnen opvoeden, daar zy nu zonder eenig vooruitzicht regens de ftem der natuur, en de wyze fchikkingen der Godheid voortleven, en maar sl te dikwils in de flrikken der verleiding en onkuisheid vervallen. — Met  ( 213 ) Met welk een yver waren de volken der oudheid niet bezield in 't opvoeden van hunne diernaarlte pan* den; in vele landen waren de ouders zelfs ftrafbaar voor den Regter, zoo zy zulks verwaarloosden. En behoeft men zich dus wel te verwonderen, dat de Grieken, om voorbeelden uit vrye gemeenebesren aan te halen, de befchaafdheid en den luister van hunne natie tot dien trap van volmaaktheid gebragt hebben? is er wel ooit een land geweest waar men zich meer op eene goede opvoeding beyverde? Alle kinderen zonder onderfcheid wierden van hunne eerfle jeugd af aan in alle kunsten der befchaafdheid onderwezen, en door nayver hebben zy vele wetenfchappen tot dat toppunt van volmaaktheid opgetrokken, dat zy federt dien tyd niet meer zyn toegenomen, maar, gelyk het gaat met de menfehelyke zaken, veel eer zyn te rug gegaan. Waar is er ooit een land geweest, da2r de dichtkunde in meer eer en aanzien was dan in Griekenland? elk liet zyne kinderen in die voortrc-flyke kunst, alsmede in de welfprekendheid, onderwyzen, tot dat zy naar de hoven der beroemd fle wysgeren over gingen om in hogere wetenfchappen onderwezen te worden. Van -hunne eerfle jeugd af aan lazen zy onder het opzicht van beroemde leermeesters de uitmuntendfle dichters, homerus, sophocles, euripide8 en anderen, waren reeds vroeg door het herhaald lezen in hun geheugen ingeprent, en dit had niet alleen plaats by de kinderen der aanzien? lykfle, maar ook by 't zoogenaamd gemeen. Wie herinnert zich niet, hoe fommige Atheenfehe foldaten door een ongelukkig gevecht in handen der Siciliapen hunne vyanden gevallen zynde, het akelig lot der dienstbaarheid, en de rsmpfpoeden der gevangenis hebben weten te verzachten door het opzeggen van de voortreffelykfte gedichten van euripides, het welk by hunne vyanden, die verbaasd Monden, dat gemeene foldaten zulke zoetvioeijende verfen, op hunne omflandigheden zoo toepasfelyk, opzongen, zoo veel uitwerkte, dat zy een befluit namen om alle de Atheenfehe foldtften in vryheid te (lellen, en hen naar hun Vaderland te rug te zenden. En niet alleen oeffenden zy den geest der jeugd, maar ook te gelyker tyd bun Aa 3 lig-  C 214 ) ligchaam: alles wat kon toebrengen om ben vaardig te. maken in den kryg, om wel met de wapenen te kunnen omgaan, werd hun zonder ophouden geleerd. — Zy wisten zeer wel, dat de ziel zonder ophouden niet kon bezig gehouden worden met ernftige overdenkingen : by tusfchenpoozing oeffenden zy zich in uuren van uitfpsnning in die kunsten, die te gelyk hun geest weder rust deeden genieten, en de gezondheid van hun-, ve ligchamen en groey bevorderden. Dit alles echter werd flechts verricht tot vermaak; in ernfliger uuren beyverden zy zich om eenig beroep of handwerk te leren, waar mede zy de kost konden winnen, en waarin zy gewoonlyk zeer gelukkig daagden, dewyl hun verfland en fmaak door de beoefFening der beste kunsten en wetenfchappen was opgefcherpt en befchaafd. De Romeinen die in alles de Grieken navolgden , volgden ook dit hun voorbeeld; niets namen zymeer ter harten dan de opvoeding der jeugd , en nooit zouden beiden die volken geduurende zoo vele eeuwen zoo groot een roem by alle de bewooners des aardbodems behaald hebben; nooit zouden zy alle de volken der weereld onder hunne magt gebragt hebben; zoo zy omtr«nt dit gewigtig duk nalatig waren geweest. Wil men uit duizende flechts een voorbeeld, hoe een Romeinsch burger zyn kind opvoedde, zoo zullen wy eenige gezegdens van plutarchus in 't leven van cato den zedenmeester,aanhalen : hy zegt ,, dat deze achting. „ waardige man, toen hy een zoon gekregen had, alle zyne gewigtige zaken, uitgenomen die het gemeene- best betroffen, ter zyde fleldè, om tegenwoordig te ,, zyn, wanneer zyn vrouw het kind zoogde, en behan,, delde; dat hy, toen het ouder geworden was, hem „ zelfs leerde lezen en fchryven, als mede de beginfelen ,, van andere wetenfchappen; dat hy hem zelfs onder„ wees In den wapenhandel, het werpen met den fpeer, „ in 't fpringen , paardryden , fchermen , worstelen , fnel„ le rivieren overzwemmen enz.: dat hy zelfs eenige der „ gewigtigfte gefchiedenisfen voor zyn zoon by een za„ melde, en met eigen handen fchreef, op dat hy, eer „ hy zich in de weereld begaf, de grootde mannen van vorige eeuwen zou kennen en hunne voortreffelykfle da-  ( 2i5) >, daden, omztch naar zulke voorbeelden te kunnen vor,, men. üuk w;is hy, zegt de fchryver, in tegenwoor ,, digheid van zynen zoon altoos zoo befcbyden, zoo in,, getogen, als of hy zich altoos door een gezelfchap „ van kuifche vedaalfche maagden omringd vond." De nuttigheid en noodzakelykheid der goede opvoeding is ook geenfins den wyze Franfchen onbekend, ja ze.fs zyn zy andere volken hier omtrent reeds tot een voorbeeld; en niemand'al hier aan twyfelen , die weet, dat er by hun byna geen zaait met meer vlyt en zorg behandeld wordt dan de inrichting en de verbetering der fenolen van allerley aart; voorts dat de kundigde mannen uit hunne ganfche Republiek worden opgezocht, en roet de grootde bezoldingen als 't ware opgekocht om werkfaara te zyn voor de jeugd. Is er, helaas! een plaats op de weereld daar de jeugd verwaarloosd wordt, zoo is het in ons Nederland; de toegevendheid van zeer vele ouders omtrent hunne kinderen kent geen palen; eenen, die de gebreken van 't kind onder 't oog brengt, houdt men voor zynen bitterden vyand; al ziet men de gebreken zelfs, al verfoeyt men ze zelfs, zoo wil men echter niet dat een ander ze ziet, veel minder berispt. Een kind van dertien of veertien jaren houdt dikwils in zyn vaders huis den boven toon; reeds wordt hy als een jongeling van vyfentwiutig jaren behandeld, en, zoo een krakende dem, en een jeugdig en baardeloos ge'aat hem niet kenbaar maakte, zou men hem voor 't hoofd des huisgezins begroeten. Dewyl vader eens gehoord of gelezen heeft, dat men aan de kinderen de vryheid moec geven om eenig beroep uit te kiezen, zoo heeft hy dit ook aan zyn zoontje van tien jaren resds geheel overgelaten, die trots op zyne vryheid, zesmaal in een jaar van plan veranderd, en wel zoo dikwils als hy in 't nieuw verkozen werk eenige moeyelykheid ontmoet. — Zoo groeit hy op; de beste tyd van zyne jeugd is reeds vervlogen, en met zyn twintigde jaar bevindt hy zich niet verder dan in zynen eerfleu kindfchea leeftyd. Geen zaak is er, die meer zichtbaarlyk beloond of gedraft wordt dan de zorg of het verzuim der ouderen omtrent de opvoeding hunner kindereu. De eene vader ia  fpsnrt, onder vertrouwen op den zegen der Godheid» noch moeite noch kosten om zyn zoon van zyne eerfle jeugd af aan in moderne en oude talen, in de ze» dekunde, en in den Godsdienst, voorts in hogere wetenfchappen te laten onderwyzen, als mede in zulke kunsten, (by voorbeeld mufiek of tekenkunst) die hem in uuren van uitfpanning vermaken, en hem van flecht gezelfchap ongemerkt afhouden: na een behoorlyken tyd op lage en bogefcholen te hebben doorgebragt, keert hy wet loflyke getuigfcbriften voorzien tot de zynen te rug; weldra is hy de fleunptlaar der maatfehappy en de vreugd en troost van zyne ouders en naastbeflaanden. Een ander vader' heeft zyn kind geheel verwaarloosd, hem laf opgevoed, als zyn oogappel in alles ontzien, in alles zyn zin gegeven, in alle gevallen, wanneer hy zich flecht gedragen had, is hy zyn voorfpraak geweest: aan zyn vrye keus heeft hy overgelaten, zoo dikwils hy zulks maar begeerde , om van plan te veranderen : nu eens bragt by zynen geliefden naar de fchool, dan eens naar een comptoir, weinig weken daar na naar een winkel; doch dewyl zoontje van niemand afhankelyk zyn wilde, werd hy weldra van alle als onbekwaam naar huis gezonden, vad.r beklaagt hem, befchouwtdit, blind voorzyne gebreken, als een uitwerkfel van haat en nyd; koestert hem te huis, en tracht de geledene beledigingen door weldaden uit 't geheugen te wisfehen. Intusfchen vervalt het bedorven kind in flechte handen; by wordt een eerloze lichtmis; niemand wordt door hem meer mishandeld dan zyn vader, diedagelyks het bittere loonontfangt van zyne verwaarlozing en laffe toegevendheid. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor i en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS. 9%. 2.6. CÖNSIDERATIENen ADVYS van b. a. kakenberg, Wykmeester van deiodeWyk der Stad Middelburg, nopens het Addres van de Burgers itemgerechtigden en leden der Volks-focieteit aan Wykmeesters aangeboden. J^envoudig, zullen twee hoofdftellingen de geest myner confideratien en advys uitmaken. ï. Wykvergaderingen kunnen niet decreteeren, en dus geene verandering in het Stem-reglement maken. 2. Het Stem-reglement behoeft geen nadere ampliatie, — integendeel zou alle verdere ampliatie de algemeene goede zaak ten fterkilen benadeelen. Verre van op den trant der Demagogen, het volk door machtfpreuken te overbluffen, en aantevuuren„ zonder het zelve de gelegenheid te geven om door te denken en te redeneeren, kies ik liever de party, om mét den ernst die den waren Patriot betaamd, myne itelBB lic-  C ai» ) lingen zoodanig tebewyzen, dat de waarheid of vafschheid in't oog valle, en liever het volk tegengefproken dan bedrogen worde. Geenvleyery bezoedele myne lippen, myn oogmerk is gelukkig te doen zyn, en nies om handgeklap te hooren. Wykvergaderingen kunnen niet decreteeren. De bepaling eener wykvergadering betrekkelyk de door ons aangenome Conditutie, is eene vergadering van ftemgerechtigde Burgers, ter uiibrenging van hunne ftem in 't verkiezen van Vertegenwoordigers. Zie daar wat de wykvergadering al is; — 't fpreekt hier uit van zelve dat ftemgerechtigden zich in zoo veele vergaderingen verdeeJen kunnen als men begeert, en dat evenwel hier door hunne werkzaamheden niet in zich zelve verhinderd worden. Maar wat is de wykvergadering niet? . . . zy is geen volksvergadering. Eb wat dan is eene volksvergadering? Eene zamenkomst van het volk in masfa, hier is geen questie van ftemgerechtigden, want hier by voorbeeld, heeft een bedeelde uit de publyke armkas eene ftém, wyl hy, fchoon om wyze redenen uit het ftemrecht uitgefloten, evenwel tot de masfa des volks behoord, en als een lid der maatfehappy, of als een deel des volks bier degelyk een ftem beeft. Eene volksvergadering dan h eene zamenkomst van het volk in masfa, al of niet ftemgerechtigd. Dit volk kan op twee wyze vergaderen, ï. Of opgeroepen door hunne vertegenwoordigers, of tiit; eigener gezag. Het volk word opgeroepen door hunne vertegenwoordigers, wanneer dezelve rekening of verantwoording doen (dit was het geval in de laatfte volksvergadering alhier). Ter aanneeming en fan&ie eelier Conftitutie. Ter fanclie van Vrede of Oorlogs-befluiten. Ter fanaie van een Nationaal Wetboek enz. In die gevallen blyft de uitoeffening der Souvereiniteit iu banden van de reprsefentanten, en als dan werkt de fou*  ( 219 ) fbuverein, het volk, — en de uitoefenaars der fouvereiniteit, de vertegenwoordigers te gelyktydig en tezamen. Het volk uit eigener gezag in masfa opkomende, en eene volksvergadering znmenftellende, kan decreeten flsan. En zulks in de daad doende, oefFent het zelve zyne fouvereiniteit uit, dat is: is in Revolutie. Dit wss het geval by ons kort na het inrukken der Franfche troupes, en dit hielt op by de wettige verkiezing onzer reprefentanten , wanneer het volk de uitoeffening hunner fouvereiniteit in handen hunner vertegenwoordigers overdeed, en ophield in revjlutie te zyn. Laat ik hier in 't voorby gaan deze aanmerkingen aanflippen. 1. Eene Revolutie niet beftuurd door eerlyke, fchrandere mannen, was op de proef, een geesfel des menschdoms. 2. Dikwyls herhaalde Revolutien zyn ruïneus voor den Staat, en teekenen of onfiandvastigheid der natie, of geheime lagen van intriguanten. Uit het bygebragte zal men, zoo ik meen met my befluiten kunnen, dat alle de ftemgerechtigden, niet alleen nu niet, maar nimmer noch ten eeuwigften dage het volk kunnen uitmaken. Dat de vergadering der ftemgerechtigden , de vergadering des v^lks niet zynde, zich deszelfs fouvereiniteit niet kan aanmatigen, zonder crimen laefte m:jeftatis aan 't vo(k te begaan, terwyl ieder eerlyk volks-reprefentant, aat\ wis de uitoeffening van, en de waakzaamheid voor die fouvereiniteit is aanbevolen. liever den eerlyken 'kop moet verbeuren dan immer zulk een wederrecbtelyk genomen decreet aanneemen. Bb 2 Maar  ( 220 ) Maar behalven deze nu, zoo ik meen , duidelyk aan* getoonde onbevoegdheid der wykvergaderingen tot hec liaan van decreeten, moeten de onberekenbaare gevolgen ons te rug fchrikken. Laat het gefolterde, maar eindelyk vrye Vaderland der Franfchen den fpiegel zyn, waar in wy de zuiverheid of bevlekking van ons politiek aanzicht poogen te ontdekken. Robespierre, die even zoo als alle groote mannen, welke als zoodaning algemeen bekend worden, aller verwondering opwekte, aller achting zich wist meester te maken, en door 't opwekken van 't volks enrheufiasmus, zoo edel wanneer het regt beftuurd word, aller, hoop, — aller vertrouwen was, Robespierre misbruikte niet alleen de clubs, hy misbruikte ook de wykvergaderingen, wist dezelve diets te maken, dat aldaar decreeten kunnen worden geflagen, gelykluidend met die geene, welke hy in de Conventie doordrong. Lerlyke Vaderlanders, fchrander genoeg om de gevolgen van deze handelwys en de verbystering van vele fectien te zien,, mogten zich verzetten tegen dat Patriotismus, dat in de o'ogèn van een Rechtvaardig God een gruwel was. Het yolk van andere, meer de brave vertegenwoordigers, en 't vaderland getrouw blyvendé ftétions of wyken, mogten hunne medeburgers toeroepen dat het gevaar hen op de hielen volgde, dit alles was te vergeefsch. RoDespierre wist weg met de eerfte — hy onthalsde ze, terwyl de wyken, juist ten opzicht van de Nationale Stads-guarde op gelyken voet afgedeeld, zoo dat den genen die ftemgerechtigde van deze of die wyk was, ook tevens gewapend burger van die wyk was, terwyl de wyken elkander met dé wapens in de vuist te keer gingen, en het bloed van misleide, en niet bedroge Patriotten de vaderlandfche grond overvloeide. Toen verbette zich dat Monster op deovergebleveu ruïne van den Mcnarchalen throon, tot eindelyk de God. der Vryheid, \si aom afrukte 't welk de Patriot afbeelde, maagden — •'- '• •- Des-  ( 221 ). Wespoot verborg, en hem, die onder den waan van te vertegenwoordigen, door byl, kerker, en verdrinken geweldadig heerschte, in 'c verachtelyke Hof deed ne-1 dertrfimelen. Loogchent men nu de waarheid myner (telling: wykvergaderingen kunnen niet decreteeren. Laat men dar» evenwel aan iedere Franschman afvragen, wat hunne vryheid op den oever des verderfs bragt, wie hunne vaders, hunne vrouwen, hunne broeders, hunne zusters vermoorde, en door wat middel? en indien uien aap dit alles nog twyffele, dat men dan ook ontkenne dat er immer een Robespierre aanwezig was, en dat er geenFraukryk befta. Myne tweede hoofdflelling was: het Stem-reglement ' behoeft geene ampliatie. Zulk eene ampliatie als Prof. Krom bedoelde in zyn brief aan de Volks vriend, zal de Patriot zeker niet verkiezen. Zy zou de kracht van het (luk ontzenuwen; en, een deur open zetten voor intriguanten v;,n een byzonder zoort. Maar heeft het Stem-reglement eene ampliatie nodig welke het (lemrcclu nauwer beperkt? Geeft het in Art. i. niet volmondig te kennen dat niet, alleen plunderaars, goedkeurders van plundering, maar die zich hebben opgehouden ter or.derfteunihg der Oranjetabaal door in V, oog hopende handelingen moeten geweerd worden. Heeft ieder (temgerechtigde wanneer hy zoo ie.mand ontdekt, en als zoodanig kent niet het recht, er» i? het zyn plicht niet om hem der vergadering bekend te maken, en, kan de uitfpraak der geheele vergadering hem dan niet van het llemrecht uitfluiten? ls er iemand, welke men niet genoeg kent, wel nu dan heeft men ook geen r-eden om hem te weeren, maar ook dan blyft er nog een ^waare proef over, de verklaring waar in Oranje eu óa Bb 3 ge-  ( 222 ) geheele oude Conditutie verworpen wordt moet die man «doen. Kan men in de daad meerdere voorzorgen gebruiken, zonder onrechtvaardig en willekeurig te zyn? En bewyst dit niet het laatde lid myner tweede delling? want onrechtvaardigheid benadeelt ten derkden de goede zaak, om dat wy in 't aanzicht van God en menfehen betuigen, dat zy een rechtvaardige zaak is. HARENBERG. Wy nemen deze gelegenheid waar, om aan onze medeburgeren eenige aanmerkingen mede te deelen over de oproeping der wykvergaderingen in het algemeen, waar over dezer dagen zoo veel voor en tegen is gefproken. Het is ontegenzeggelyk waar, dat dit een zaak van aanbelang is, terwyl ze op het behoud der Vryheid zeer veel invloed hebben kan. In allen gevalle, welke bepalingen men ook hieromtrend maken moge, blyft de volks-opdand by verraad of overheetfehing het volk, dat voor de Vryheid waakt, over. Niettemin begryptelk, die eenig denkbeeld beeft van de gevolgen, welke zodanig eene opfland hebben kan, dat dit een uiterde is, waar toe het volk niet dan in den boogden nood komen moet. — Revolutionaire vergaderingen des volks behooren in eenen welgeregelden burgerdaat zoo veel doenlyk vermyd te worden , en daarom hebben zoo hier, als elders, de wykvergaderingen, zoo ras mogelyk de plaats vervangen van de revolutionaire volksvergaderingen. Offchoon deze wykvergaderingen in Middelburg door het Stemmings-reglement wel geregeld zyn, is er omtrent de oproeping derzelve (behoudens beter oordeel) geen genoegzame bepaling gemaakt. De onderving heeft dat geleerd, en tevens bewezen, boe noodzakelyk eene Indrudie voor Wykmeesters is. De wet toch moet zorgen tegen inbreuken en mis-  C 223 ) misbruiken. Hoe eerlyk, hoe braaf, hoe vaderlandsgezind wykmeesteren nu vervolgens zyn mogen , zo dra zy een wet hebben, behoeven zyniet anders dan deze te raadplegen, en zy zyn alleen fchuldig in zoo verre zy de wet niet gevolgd hebben. Het is uit hoofde van deze bedenking, die de meeste onzer lezeren niet vreemd vookomen kan, dat wy ter overweging en onpartydige beoordeling onzer medeburgeren , dit blad (luiten met de opgave van eenige articulen, welke ten opzigte der wykmeesteren by het Stemmings-reglement voor Middelburg gevoegd zouden kunnen worden, na dat zy door onze medeburgers wél overwogen , en by eene bekwame gelegentheid .behoorlyk gearrefteerd zouden zyn. Art. 1. De wykmeesteren zullen de wykvergaderingen ten minsten tweemaal vier-en-twintig uuren voor den tyd waar op zy gehouden zouden worden, der burgerye aankondigen, met eene zakelyke opgave van het oogmerk der oproeping. NB. Dit kan hier gevoeglyk in de Middelburgfche Courant gefchiedeu. Dezakelyke opgave is nodig op dat mnn in (laat zy om over de zaak, waar over de vergaderingen opgeroepen worden, zyne gedagten te doen gaan. Art. 2. Zy zullen van hun voornemen aan het Stedelyk beftuur blotelyk kennis geven. Art. 3. De Wykmeesters zullen de burgerye oproepen alléén " ï. Tot het doen van die verkiezingen, tot welke dezelve is geregtigd. a. Tot  ( 224 .1 ft. Tot het beflisfen van alle zulke zaken, .waarover; het Stedelyk beftuur, of de vertegenwoordigers des Zeeuwfchen volks nodig zullen oordelen derzelver ververklaarden wit te vernemen, 3. Wanneer een derde der ftemgeregtigde burgers fchriftelyk eene oproeping der wykvergaderingen vordert. NU. Stemgeregtigden zyn alléén die burgers welke bet Declaratoir getekend hebben in de wykvergadering. Art. 4. De wykmeesters zyn alléén, en met uhfluitihg van alle anderen bevoegd om de wykvergaderingen te beleggen, en geene byëenkomst van burgers, door hen niet behoorlyk opgeroepen, is voor eene wettige wykvergadering te houden. Art. 5. De wykmeesters zullen tevens niet mogen zyn volksvertegenwoordigers of Leden van bet Stedelyk beftuur, of eenig ander ampt bekleden, dat door het volk zelf wordt begeven. Allen die eenige aanmerkingen op déze Articulen hebben , kunnen dezelve fchriftelyk bezorgen by de Üitgeeffters van dit weekblad, onder een adres Aan den Vriend des Volks. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor l en één halve duiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS; SM. 27. jian de Schryvers va» dm vriend des Volks. MEDEBURGERS ! 13'ar >k Det ze,ftot eén eer reken geteld te worden onder de yverigfte voorftanders van de beginfels onzer revolutie, d. i. der Vryheid en Gelykheid, en ik altyd poog in (laat te zyn om reden te geven van mynö denk- en handelwyze, fpreekt het van zeiven, dat Ik nu federt eenige maanden zeer veel gedacht heb over den waren aart der burgerlyke Vryheid, en den berajjielyken invloed des volks op het beftuur. Van alles, wat ik hier over gelezen en gehoord heb, ben ik over 't geheel meest voldaan geweest, van het 6de Nommer van nw weekblad, dat tot opfchrift heeft: voLKS-REGéRiNG, aristocraten, demagogen; evenwel is het my voorgekomen, dat het een en ander daarin gefteld, zoo al geene verbetering, ten minden nog wel eenige verklaring ea ampliatie zou kunnen lyden. Doch het is mya C e voor»  ( 22(5 ) voornemeu niet hier over thans aan u tefchryven; indien gy myn tegenwoordig werk een plaats in uw blad wilt vergunnen, zal ik my mogelyk daarover nader by u vervoegen. Thans wilde ik voornsmelyk zeggen, dat ik, nadenkende over een wel geregelden Volks invloed, natuurlyk ook den aart der Volks-vergaderingen, zoo in masfa als in wyken verdeeld, by my zeiven moest overwegen. Het Was my derh-lven zeer aangenaam, in uw 26de Nommer een vry uitgewerkt (luk over deze (lof aan te treffen; namelyk de consideratien en het advis van den by my, en by alle weldenkende, met zoo veel lof bekenden, verdienstelyken en yverigen Vaderlander, den Burger b. h. harenberg. Maar zoo zeer ik over 't geheel met de edele gevoelens en eerlyke bedoelingen van dien fchryver my geerne vereenig, zoo Vind ik aan den anderen kant my verplrgt, om ook door middel van uw weekblad het publyk ter kennis te brengen, waarin die Burger, naar myn inzien, zich niet juist genoeg uitdrukt, of misfchien wel dwaalt: ik haast my om u zo fpoedig mogelyk dezen toe te zenden, of hy nog een plaats in het volgend Nommer mogt beflan, dewyl het van belang is, dat de burgery dezer Stad fpoedig in ftaat zy, om tusfehen ons beidei) vonnis te wyzen. De Burger kakenberg zegt, op p. 218, dat wykvergaderingen met kunnen decretèren: by befchouwt derzelver inrich'ing en werkzaamheid, als eeniglyk dienende, tot uithrenging van de ftem de' ftemgeregtigde burgers in V verkiezen van Vertegenwoordigers; by zegt, dat  C 227 ") dat Wykvergad'ringen geene Vólks-vergaderingen zyn; dat re.i. Volks vergadering is eene famenkomst run het volk in masfa, al of niet (iemgeregtigd; en eindelyk, dat het zoodanig eene Volks vergadering in masfa zyn moet, waarin de vertegenwoordigers rekei.fchap en verantwoording doen aan hunne committent er.; conftitütie , Wetten enz. aan 't volk ter fanüie voor/lellen; terwyl dit alles ia geene wykvergaderingen zou kunnen of behooren te gefchieden. Het kan wezen, dat ik deze zaak niet behoorlyk begryp, maar naar myn oordeel komen Vólks-vergaderingen in masfa nooit anders te pas, dan in tyden van revolutie, en in een ftaat van revolutie; in tyden van revolutie, wanneer alles nog niet behoorlyk is geregeld, en men zich moet vergenoegen, dat de zaken gaan zoo als zy best kunnen; en in een (laat van revolutie, die van zelve geen wet noch regel kent, en wanneer het volk zich bevindt in zulk een toelland, gelyk wanneer de natuur, door een weldadige duiptrekking, het dierlyk ligchaam van een geheelen ondergang bevrydt, Intusfchen noem ik het geene Volksvergadering in masfa, wanneer b. v. eene fiedelyke burgery, uit niet meer dan twee, drie, of ten hoogden vier honderd demgeregtigde burgers bedaande, in dezelfde plaats famenkomt; deze menigte is niet groot genoeg om een masfa te kunnen heten, en men zou. met het fmaldeelen van dedelyke of andere burgeryeni ook wel tot uiterden kunnen overdaan. Maar verbeelden wy ons eene burgery, gelyk die van Middelburg, die uit tusfehen de drie ea vier duiCc 2 zend  ( 228 ) gtnd ftemgeregtigden zou kunnen beftaan, eene vergadering van die alle op dezelfde tyd en plaats kan nimmer op een geregelde wys ingericht zyn; er kan geen ftilte of aandacht heerfchen, geen order bewaard en gehandhaafd worden, en 't geen bykans alles afdoet, de ftemmen kunnen niet behoorlyk worden opgenomen; wat is toch e?ne flemming by acclamatie, dan een wild gefchreeuw, waarin eene woeste minderheid altyd de «verhand heeft boven de bedaarde meerderheid. Zoodanig eene vergadering behoort derhalven in een welgeregeld beduur geen plaats te hebben, zy moet noodwendig worden gefmaldeeld, en hieruit hebben in de fteden de wykvergaderingen haaren oorfprong. Wanneer nu de vertegenwoordigers van het volk, of het ftedelyk beduur eene burgery, als die van Middelburg, willen famenroepen, het zy om eene gevergde of ongevergde verantwoording te doen, het zy om eene conditutie of wetten te fanaionéren , moeten en mogen zy dan wel een anderen weg indaan, dan het by een roepen van zulke vergaderingen, waarin orden en bedaardheid kunnen heerfchen en eene hoofdelyke ftemming worden ingevoerd, en zoodanig zyn de wykvergaderingen? Of moeten zy het volk in masfa oproepen, waarin, buiten revolutionaire tyden van geestdrift', zoo moeijelyk over het gevoelen der meerderheid Jtan geoordeeld worden, en de orden elk oogenblik aan de fchroomelykde verwarringen kan blootdaan? Men zal misfchien denken, dat dit alles zich zeer wel laat beredenéren, maar vragen, hoe men de ftem «ener burgery ia twaalf Qnderfcheiden vergaderingen f^naar  C 229 ) (na«r het getal der wyken alhier) kan opnemen? Ik antwoorde, dat dit zeer wel en gemaltkelyk gaan kan, mits men flechts de noodige precautien, die uit den aart der zaak voortvloeijen , in acht neemt; ik zal trachten die kortelyk op te geven, Vooreerst, moeten de wykvergaderingen alle over een en het zelfde bepaald voorftel worden opgeroepen, en buiten dit waar op de vergaderingen belegd zyn, kan en moet daar in ook niets anders worden verhandeld; welk voorflel, 't geen van zelve fpreekt, voorafmoet bekend zyn, ten einde ieder gelegenheid hebbe, om de zaak te overdenken, eer hy zyne flenj voor of tegen uitbrengen. Indien er in de wykvergaderingen voorftellen mogten opgeworpen worden, waartoe zy voor ditmaal niet waren faraengeroepen, zouden natuurlyk in de wyken niet dezelfde zaken worden overwogen, en men zou dus het gevoelen der ganfche burgery daar over niet kunnen te weten komen, dan door eene nieuwe oproeping der wyken Wederom bepa.ldeiyk over dit onderwerp. Ten tweeden: de ftemming over eenig voorflel in de wykvergaderingen moet alleen gefchieden hy een eenvoudig ja of neen, voor of tegen. Alle uitzonderin. gen, modificatien, veranderingen enz. in een voorflel om het niet geheel, maar flechts gedeeltelyk, en onder zekere bepalingen goed te keuren, kunnen in geene wykvergaderingen worden geadmitteerd, dewyl zy, elk afzonderlyk handelen, en er dus geen waarfchynelykheid is, dat men zal kunnen beflisfen, welk het gevoelen van alle de wyken omtrent de in fommiCc 3 ge  ( n° ) ge voorgeflagen veranderingen, bepalingen &c. zy. Die het gedane voordel niet zoo, gelyk het ligt, kan goedkeuren, moet het zelve eenvoudig afkeuren, wachtende, tot dat het onder eene andere en betere gedaante hem wordt voorgedragen. Deze voorzorg is van het uiterde belang, om uit de wykvergadetingen de verwarring, en uit de burgery de partyfchap en het misnoegen te weeren. Ten derden. Om het gevoelen van de meerderheid der burgery, in wyken vergaderd, over eenig bepaald voordel te weten, is het niet genoeg, dat men de wyken telt, waarin de meerderheid vóór of tegen is ge. weest; men moet de demmen vóór en de fiemmen tegen in elke wyk optekenen, en naderhand die van elke foort in alle de wyken met elkander optellen, daar men anders gevarr loopt, om wel met de meerderheid der wyken, maar inderdaad met de minderheid der ftemgeregtigde burgers het befluit op te maken. B. v. verLelden wy ons, dat in ieder der twaalf wyken van Middelburg honderd ftemgeregtigden zyn opgekomen: in zeven 'wyken is de meerderheid vóór het gedane voorftel, in vyf tegen, is dit nu de meerderheid der burgery ï misfchien , maar ook misfchien niet: want in de zeven wyken, die vóór het voordel geflemd hebben , kan oe meerderheid geweest zyn , om het niet al te bekrompen te dellen van zestig tegen veertig, 't geen eenê vry beüiste meerderheid is; maar in de vyf wyken, die tegen gedemd hebben, is de meerderheid tegen geweest van negentig tegen tien. Wanneer men nu de ftemmen van beide foorten by elkander optelt zal men vinden, dat van de twaalfhonderd ftemgeregtigden de  C *5i ) beilisre meerderheid van zeven honderd en dertig ftenmen tegen het vooritel, en eene minderheid van vierhonderd-en-zeventig ftemmen verbet zelve was, en zulks niet tegenftaande, indien men by wyken geteld had de meerderheid van zeven vóór, en vyf wyken tegen; het voorflel zouden geweest zyn. Met deze weinige precautien, dat men namelyk de wyken oproept over bepaalde onderwerpen, dat men daarin geene discusfien of uitzonderingen admitteert, maar eenvoudig de ftem voor of tegen afvraagt, en eindelyk dat men niet de wyken, maar de ftemmen optelt om de meerderheid uit te vinden, met deze precautien, dunkt my, dat wykvergaderingen allergefcbiktst zyn, om in de hand der vertegenwoordigers of van het ftedelyk beftuur te dienen, om het goedvinden'der burgery over allerlei foort van zaken te weten, of om door wykmeesteren zelve in gevallen, waar in deze hec volgens derzelver inftruftie doen kunnen, over hare beiangen geraadpleegd te worden. Wat de aanmerking van den Burger kaeemserg betreft, dat de wykvergaderingen alleen beftaan uit ftemgeregtigden , terwyl evenwel de niet ftemgeregtigden ook tot het volk behoren; hieromtrent neem ik de vryheid om op myne beurt aan te merken, dat de niet ftemgeregtigde in de eerfte plaats door hunne ftemgeregtigde medeburgers worden gereprefenteerd, en dat de laatfte gerekend worden voor de eerfte mede te ftemmen. Zodanig is bet geval niet flechts met de bedeelde door de publyke armkasfen, (over wier ftemregt al of niet wel het een en ander zou aan te voeren zyn) mssr  C W ) maar ook met de krankzinnige, de eerlooze enz. Zoc danig is het geval met aile de vrouwen en kinderen, die door derzelver mans, vaders en broeders in de eerfte plaats worden vertegenwoordigd, en zonder ftemge. regtigd te zyn, of derzelver ftemmen te kunnen uit. brengen, nogthans wel degeiyk tot het volk behooren. 't Is waar, ook omtrent het ftemregt der vrouwen zyn de gevoelens der mannen min of meer verdeeld, maar Jk wil dit delicate onderwerp liefst niet aanroeren, maar laten voor 't geen het is. Ziet daar, Medeburgers! myne vrymoedige gedach. ten over wyk- en volks-vergaderingen; indien dezelve waardig geacht worden om ze in uw weekblad te plaatfen, zal het my tot genoegen en voldoening ftrekken, en my tevens aanmoedigen , om ook in 't vervolg over het een en ander u myne gedachten mede te deelen. Vaartwel 1 Heil en Broederfchap. CORNELIS VADERLANDER. Elk Nommer van dit bl.d word. Ma 'f ^J™' , en één halve Huiver, ultgegeeven te Middelburg by de Weduwen W en J. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  VRIEND DES VOLKS. Aan den vriend bes volks i medeburger! "W11 is tocri Je reden, dat er ha de zoo gelukkige omwending van zaken nog zoo vele menfehen gevonden worden, die men met regt met de namen van misnoegden, en ontevredenen zoude mogen beftempelen ? —• Daar ik altoos nog al vergenoegd ben, en te vredea »et myn lot, kan ik die lastige menfehen onmogelyk in de famenleving langer dulden, ja ik durve zelfs raet eene gepaste vry moedigheid Openlyk verklaren, dat ik ze allen haat als de pest. My dunkt (onder beter oordeel) dat men zich wel by het Vaderland verdiend zou maken, zoo men hier regen een middel wist uit te vinden; en dewyl ik van myne eerfle kindsheid af groot hehagen heb gefcheps in planen te maken, en, zonder roem gefproken, durve zeggen, dat ik in dit vak uitmuntte, zal ik de vryheid neemen om u by de eerfle ge.'ef endbeid een plan te? uwer approbatie raedetedelen. O d llooti'  C «34 ) Hoofdzakelyk, en als voorloopig, zou ik u kunnea roeiden , dat bet een plaamje is om op het land een ruime en fpatieuze woning te flicbten, om gezament- . lyft aii'e misnoegden daarin by malkander . te laten huisVesten, op dat ze de maatfehappy niet langer met huu gemor en onvergenoegdheid verpesten. Het komt my voor, dat deze inval niet ongelukkig is: er zyn reeds huizen vuor Wezen; voor Zieken; voor Gekwetsten; Voor D vazen; voor Boeven en Ontuchtige»; maar dit eene etab i-fement voor Misnoegden ontbreekt er nog: deze uitvinding is voor my befpnard, en bier mede hoop ik myn naam der onflerfelykheid toe te wyden. Wat dunkt u, Volksvriend V behaagt het u, dan zal ik den platten grond van myn gebouw, tuinen en wandeldreven, (want zulke patiënten moeten niet veel zitten, of de kwaal wordt erg-r, ja dikwils ongeneeslyk) met het ganfche plan van aanbelleding en van intekening u zoo dra mogelyk toezenden. Blyve na toewenfching van heil en broederfchap uw beflendige lezer mozes planenmacher. P. S. Reeds heb ik al een opfchrift voor myn gebouw uitged. cht. fchoon de vinding my niet origineel toebehoort, het luidt als volgt: Dis met misnoegdheid zyn begaafd, Worden hier gefpysd en gelaafd. Antwoord van den vriend des volks aan der, Burger wozes planenmacher. medeburger! \fy~y vinden ons vereerd met het vertrouwen, dst gy in ons (lelt; doch hoe zeer wy uwe begeerte pryzen om iets uit te willen denken tot nut der Maatfehappy, zoo  ( *35 ) zoo geloven wy echter, dat in dit (tut uwe arbeid vruchteloos zyn zal, en dar gy vee! moeite hebben zult om met dit plan, waar van gy u zoo veel belooft, uwen naam der onfterfelykheid toe te wyden; en wel voornamentlyk (om geen meer redenen by te brengen) dewyl, hoe ruim het plan van uwe woning ook zyn moge, er geen gebouw zoo groot kan uirgedpcht worden, waarin alle misnoegden van ons Eiland alleen zouden kunnen geborgen werden, Wy twyfelen niet, of gy zult volkomen van ons gevoelen zyn, zoo wy u flechts eenige weinige hoófdfoorten van misnoegden en ontevredenen zullen hebben opgegeven. Zie hier eenige, die my zoo ter loop. in de gedachten komen, niet alleen onder de zoogenaamde OranjekabaU, maar ook onder de Patriotten. — Dat deze eerstgemelJe, die van hunne posten vervallen zyn verklaard, dewyl zy wegens gansch verfchillende denkenswyze aan de tegenswoordige regeeringsform niet konden mede arbeiden , niet zeer vergenoegd en wel te vreden zyn, is natuurlyk te begrypen": en alhoewel de braaffle en verftandigfle ond?r hun zeer vele verandeiingen, die er fedwrt de revolutie in de Conditutie gemaakt zyn, dilzwygend goedkeuren, zoo blyft hun echter eene gemelykheid by. welke al mede natuurlyke gevoigen zyn der te leurdelüng. De flechtfle ond.v hun, die zich, het zy door ophiifjng of raad, het zy met daden, aan moord of plundering hebben fchuldig gemaakt; die overal, waar zy hunne treden zetten, door hun fchuldig geweten worden achtervolgd; die elk braaf vaderlander als hunnen rechter befchouwen; die beven op het ritfelen van een blad; die elk oogenblik in doodelyken angst zyn, dat zy reeds bier op de weereld de draffen van hunne gruwelen zullen ontfangen, deze voorwaar lubben ook weinig reden om ' zeer vergenoegd,' en wel te vreden te zyn, Dd 2 JMj„  C ) Miar hpe vele onvergenoegde en misnoegde menfehen worden er niet onder de Patriotten gevonden? hun getal is groot; en echter zag een opmerkend menfchenkenner reeds over lang voor üh , dat dit zou plaats hebben, om dat dit by alle revoluties plaats heeft. Een! groot getal behoeftige en weinig doorzichtige Patriotten hadden zich ingebeeld, dat alle belastingen hoe genaamd even na de revolutie zouden worden opgeheven: zy verbeelden zich, dat zy voortaan van een gedeelte hunner inkomsten even als in 't beloofde Land zouden kunnen leven, en dat te gelyk met de aankomst der Franfchen de hoorn des overvloeds op ons Land zou worden uitgegoten. N.u zy tot nog toe daat in te leur gefield worden, zyn zy ontevreden: maar wie heeft hen genoodzaakt zulk een verkeerd denkbeeld te vormen? is het niet genoeg, dat bun, zonder hec vergieten van hun bloed, de Vryheid is't huis gebragt? wat heeft dit edel gefchenk hun gekost? hoe veel bloed beeft Zwitzerland; hoe veel bloed hebben onze voorvaderen; de Noord-Amerikanen en Franfchen niet vergoten om dezelve te erlangen! en begeren die menfehen boven dat geluk nog een oogenblikkelyk voordeel in hun beftaan? is het voor het tegenswoordige niet genoeg, dat de knellende ketenen der flaverny zyn afgeworpen, dat zy vry kunnen ademen? dat zy even zoo we! als de rykfle en zoogenaamde aanzienelyken toegang nebben tot den Rechter? dat zy van niemand worden onderdrukt en vervolgd? — wanneer men boomen plant en velden bezaayt, plukt men dan reeds oogenblikkelyk de vruchten? of wacht men met geduld en gelatenheid den tyd des oogst af? Daarenboven is er misfchien in de ganfche weereld geene revolutie Voorgevallen, waar het Lmd meer in fchulden verzonken lag, dan ons Land. Reeds lang voor de aankomst der Franfchen waren de fchatkisten tot den bodera toe ledig gemaakt; berookte papieren hadden de plaatfen .pn dat geliefd metaal reeds vervangen : en zouden die zelfc  C *3? ) aeifJe kisten door een wonderwerk na de revolutie wederom , als op een wenk , zyn vervuld ? zouden de tegenswoordige brave en achtenswaardigebefluurders dar geene Sn een oogenbük wederom kunnen aanvullen, om 't welk te legen men zich geduurende zoo vele jaren yverig heeft beziggehouden? Moesten de Franféhen misfchien, bebalven dar ze hu' leven gewaagd hehben om, ons der (laverny te ontrukken, nog een overvloed van geld hebben medegebragt, om onder onze natie gefchenken uit te deelen ? — Eene andere feite is er onder de Patriotten, di'f men met regt de wankelmoedige of lavé ende Patriotten z >u kunnen noemen, die gnarn Patriotten zouden willen zyn, maar ook gaarn Princgezinden; vooral als zy be» Jpeuren dat hunne calandifie verminderen zou, of wan, neer er zich donkere wolken aan den politieken horizond vertonen. Deze menfehen bedoelden niets anders dan om hunne vyanden, daar zy in vorige tyden veel birre heid van moesten verdragen, geremoveerd re zien : nu zv befpeuren, dat er qok andere, die hunne vrienden zyn, geremoveerd zyn geworden, en dat er nog veel moet worden afgebroken om des te beter een nieuw gebouw te kunnen optrekken , bevalt her hun in Pd 3 E;  ( 23« ). Er zyn ook zoogenaamde Pattiotten, die zich weinig om 't Vaderland bekommeren, maar alleen door hoogmoed en eigenbelang gedreven worden: dewyl zy nu zien, dat zy in hunne, by zich zelve gemaakte, plans hevig bedrogen zyn; dar alles hun zoo niet toevloeit als zy wel gewenscht hadden, zyn zy geheel teonvreden; niets bebehaagt hun; zy bedillen alles; niets wordt er goed gedaan: zy zoeken zelfs brave Vaderlanders in hun gevoelen over te halen, en hun wys te maken, dat de zaken zoo niet gaan als zy wel moesten : zy fpreken en klagen zonder ophouden; een ieder bemerkt dat zy misnoegd zyn; maar men kan hun niet wel te vreden nellen; alleeu ziet de menfchenkenner wat hun deert. 110 V « Er zyn ook heethoofdige Patriotten, die altoos misnoegd en ontevreden zyn, want zy worden op eiken dag te leur gefield: hadden zy hun zin, dan zaten alle gevangenhuizen opgevuld ; dan werden er alle marktdagen vele menfehen naar't fchavot gefleept: zy zyn van gevoelen, dat men de Franfchen in alles moet navolgen, zelfs in gebreken die by hun hebben plaats gehad, niet wetende dat de grootmoedige Franfchen duizende wanbedryven, die er by hun bedreven zyn, met hart en ziel zelfs verfoeyen. Alle menfehen die met bedaardheid , z chtmoedigheid en beleid willen tewerk gaan. zyn in hun oog reeds verdachte perfonen, en worden in een driftige vlaag wel eens verraden genaamd. En vele zyn er onder deze heethoofoige, die, gelyk het mei de menfehelyke natuur gefield is, van het eene uitterfle tot het andere vervallen: op een ydel gerucht van een mislukte batailje of op het horen van bangmakende tydingen laten ?y terftond den moed wederom zakken, en even als nat berégende vogels de wieken hangen: naauwlyks zyn de flormbuyea verdreven, of zy komen wederom vol moed ten voorfchyn om alles wat er verricht is, manmoedig te bedillen . en blyken van hun misnoegen en ontevredenheid te geven. Ooi  C 239 3 Ook zyn er die met regt den naam van^„,,w,ver, dienen die h.t „e)zyp V3n , be VadJZ „ '6 waaghal zouden wil.en zetten , zoo zy daar mede flecht en.getoeju.ch.ng en eenig handgeklap" konden erw ven. Niets is er n de IYTaniVh . . c,w« ze/W^„, welke " h« PPY ^T'^ dan de" 60, weiKe wel het oog van den verflandi^n opmerker niet kunnen on e|,Wn- h u! verltand,geit „a „ jl . "'■■guppen, doch door welke pp- yleyery ^^trolZ'T^ derlanders? _ nee„ L ,c d" "U Va' Vaderland en n]Jlcl T bemi^r vaa Penlyk durft aan wy8en d e VOlk^ebrek- <* «I ^ beflr ffe„ al weer'h °°mt t6 Vermanetl in den haat vTn've e z e" 'Ti™ "y V°°r eea »' kend, vertrapt, bezoedeld. Zie daar de gulde Eeuw, pis gebooren; geftorven. De nederige Gelykheid, de flere Vryheid en de lieftallige Broederfchap met fchnle zich met de zuivere voeten van deze aarde opwaarts Itootende, om op te frygen na de woonplaats van den God der Vryheid, welke de menfehen gelyk fch.ep, op dat zy broeders zouden zyn. Daar had dit drietal bevalligheden voot eerst alleen maar befchenn.ng en onderfteuningte wagten. Rampzalige aarde! welke fchnkbaarende toneelen leeverde gy ünts dat tydflip op, en , evenwel beminde God de kinderen der menfehen! Hier misbruikten weldra de zulke, welke de .Natuur nog in haar prilfte leevensvuur, met buitengewoone ligchaams krachten, alleen ter eere van den Schepper be- lithoa-  C m ) ftbonket, had, die andersziots ,e bewonderen zynde Berkte. Niet ie vreden m« een eikenboom te kunnen doen trillen, — met een aanrennenden (iier in den vaart te fluiten, - met de ftevige kaken van een leeuw van een te fcheuren, dwopgen zy weldra en overheerschren zy weldra hunne zwakkere medebroeders, welke in tegendeel aanfpraak hadden op hunne befcberming. Reuzen waren de geweldige, welke de boosheden van dien kindfchen leeftyd des menschdoms in 't aanzieht der Godheid en der Deugd begunstigden en uitvoerden! Daar deed een ander met list het zelve, en na zien door de eene of andere bekwaamheid beroemd gemaakt ie hebben, wierp zich op als de man, die de by elkander woonende huisgezinnen in orde befluuren zoude, en by den algemeenen afftand ter beveiliging van vryheid en eigendom, zich,aan 't hoofd plaatfen zou, en werkzaam zyn. Maar, eens die macht in handen hebbende, beproefde hy, door't geeven van zulke gebooden, als hy best door het masker van algemeen Nut vermommen kan, of by ook zoude gehoorzaamd zyn. Langzamerhand flrekte z.ch het Ik wil! ik beveslf üh tot eigendommen, den weivaart en bet leeven der bedroog flaven e, door iet, van den afgepersren rykdom de booze medetedeelen, kreeg men een vrienden floet, wette d-e wemige gevoelige edele zielen «érfla.d bied;, kon welke z,cb nog voelden vrye menfehen te zyn - Zie om monsters op aarde gebooren, welke volgens bet Pi» des Eeuwigen, nimmer deszelfs oppervlakzouden hebben bezoedeld, indien maar ilech.s'de mensch God ZhaydnH, ' 1" Zyae-d™Voen als zyne broeders had blyven befchouwen. Zie daar weezens wel- notmdèn. en *°>^ Meer dan a! t8 W«J begrypende, dat hunne zielen, E 3 flW  C ?44 ) friet edeler, hunne verftandsvermoogens niet uitneem^ de» waren dan veele dier geene, welke zy met den verachtelyken naam van onderdaanen beflempelden , wil» den zy evenwel in minder doorziende oogen gaarn doorgaan voor zulke weezens, welke een veel verhevener rang in de Schepping befloegen. Zich omhangende met de, door 't zweet hunner broederen betaalde en overal met moeite opgezogte zy wormdraad, befprenkeld met het bloed der Tyrifche (lak, vertoonden zy zich als eene zeldzaamheid onder de eenvoudige Jyfrokkeo der eerde eeuwe, en een betaalde priester dreigde, door een gewaande hemelfche infpraak aangeblazen, de verfufte menfchheid met het vuur dest blikzems, zoo geen vernederende buiging het antwoord Uitmaakte op het bevel van dit gekroonde infeft. Hoe rommelden de ontfermende Ingewanden des Goddelyken Medelydens, toen een gelukkig, maar deszeïfs geluk niet kennend en verdwaald Israël haar zulk een opgepronkte pop — een heerlyk fchitterend Niets durf. de afüneekenl Ik verbeelde my de flemme des Almschtigen te hooren! Hy riep: „Israël! volk, 't welk ik „ ajs myn byzonder eigendom, zelf regeerde en he„fcbermde, gy z% dan eindelyk befmet met de versuffing der u omringende volkeren. Volmaakt vry, „ziet gy rondsom u heenen na kluisters. Uwe ver„dwaasde handen zyn Hemelwaarts geheven om boeiv en; — deszelfs gerinkel word in uw oor een welluidende toon! Menfehen,ük begunstigde u meteen |, gefchenk, welkers waarde gy miskent en misbruikt. „Welaan, ik wil u, dien redelyken wil niet ontnoe„men, welke zich thans zoo onzinnig bepaald, Ik zal „u een koning geven. Maar, leer door den afloop. i,der eeuwen heen wat het zeggen wil eene Gods-ijey, geering voor het despotismus der gekroonde ftejyeLUogeri cc ve^visfclefJ. Geheele legers met huurlin* * ■ ''1 '  C =245) h#n zullen op uwer koningen wenk uwe landerye* „verwoesten 't bloed uwer echtgenooten eu kinderen „langs de ftraaten doen vlieten. Zy zullen u doen „zondigen tegen my. Gedrukt, _ tot „ikkens toe ge„drukt, zult gy nauwlyks tot my durven zuchten.dewyl zelve de wanden uwer wooningen «zullen toe,. „fcbynen verfpieders der hoven te zyn. Kniel daa „neder voor die trotfchen ! lek het ftof van hunne „voetbanken, en vergeet God, die u gefchapen heeft, „tot dat gy eens wyzer geworden door den ramp de „zetels nederploft, welke met hun wigt myn eeu'wiff „plan van prde en weldaadjgheid wilden verbryzeleu.» Ja, eetivyig Weezen, myne vrye ziel erkent U —U alleen voor haaren Koning! laten de geweldenaars van ui. Je zoor, haaren Ban-blikzem op mynen burgerlyken kruin pederfl.ngeren; laten vuige Haven, welke geen gevoel meer over hebben van hunne edele waarde, en verhevene beftemming , myn b!oed met volle teugen uitzuipen. £ «ken alle menfehen, met hooger, niet meer dan «enfehen. En juist dit is hunne en myne pw£ roem, ,„ uw oog immers heeft de vorst en de?SÏ Wachter dezelfde waardel ja 't Zy dat gy zy£, ofgroot> of Zyn zegen Hort by uit in 't algemeen, Op allen die hem vreezen. f od wend geen oog op onderfcheiden ftaat, Al vy-e hem vreest, en die de boosheid haat. m vaak gezegend weezen. J. WESTEilEAAN, Dav.iüi J 15 P,£  c 24ó 3 ^Vy meenden in een volgend blad opzettelyk onza lezers te onderhouden over het gewigtig ftaatkundig onderwerp, '1 geen thans den algemeenen aandagt be« zig houdt, de Nationale Conventie namentlyk: maar wy willen zelfs deze gelegenheid niet laten voorbygaan om |tydig nog een woord van waarfchuwing te zeggen: onverminderd het geen wy in 't vervolg, betrekkelyk dit belangryk ftuk, nader mogten hebben voortedragen. De vriend des volks is in het zekere onderricht» dat de provifionele reprefentanten van het volk var* Zeeland, zelfs de beginzelen dezer gewigtige zaak zullen Hellen in de magt van hun, die zy vertegenwoordigen: dat zy veel meêr zullen doen, dan men elders gedaan heeft; en toonen zullen, dat, indien zy eenen onregelmatigen en onwettigen invloed van zomsnige gedeeltens des volks weeren en zorvuldig voorkomen, zy het geheele Zeeuwfche volk^, 't welk zy vertegenwoordigen , eerbiedigen, en deszelfs wettig recht •weten te handhaven. Binnen 'weinige dagen ftaat het geheele Zeeuwfche yolk opgeroepen te worden om deszelfs gevoelen te verklaren over een rapport het welk bet vereenigd Commité van voorliehting, over het werk der Natio. nale Conventie, uitgebnsgt heeft ter vergadering der provifionele reprefentanten des Zeeuwfchen volks den 35 Augustus laatstleden, en het welk reeds eenigzints gekend is, en genoegzaam bekend zal gemaakt worden, voor dat het ter aanneming of verwerping aan het volk wordt voo gedragen. Intusfchen noopt ons de zugt tot het algemeen belang des lieven Vaderlands, en in 't byzonder tot dat van deze Provincie, om onze taedeburgeren by hun eigen wel-  CH7 1 ■welzyn en ddc van hunne huisgezinnen en gelaten Ü vermanen en te bezweeren, dat zy zig in een (luk van zoo groot belang niet laten wegliepen door het dwaw gefchreeuw *a„ zommigen die door vooroordeel gele.d, en zonder rypelyk tê onderzoeken en bedaard te overwegen, ora eeoe Nationale Conventie roepen, als of het Voor Zeeland óók hec toppunt vati heil eti voorfpoed ware. Het is öntegenzegfyk waar, dat er zeer veel voor en zeer vee! tegen in te brengen is. Dat het een zeer teder politiek problema is. Dat het voor de groote menigte ónzer weldenkendde medeburgers een (luk is dat, hoe braaf en achtingwaardig zy mogen zyn, verre' boven hun bereik zyn moet, uit hoofde der politiekekundigheden, en het ftaatkundig doorzigt, welke ët .vere.scht worden, om de zaak wél te overwegen en te beflisfen. De provifionele reprefentanten van hec Zeeuwfche volk zullen ook het volk vooreerst nog niet voordellen deze vraag, „Burger, zyt gy voor eene Nationale Conventie, al of niet?" om' dat de Burgersvan deze Provincie ten minsten nog niet genoeg over deze zaak kunnen verlicht zyn. Zy zullen veel eer hunne medeburgers vragen, of zy bet met hun al of niet «ar in eens zyn, dat het dadelyk daarrteller, «enef Nationale Conventie niets anders is, dan de knoop doorhakken, die alvorens behoedzaam behoort te worden ontward; en het dus voorzigtiger is eene commisBe te benoemen zamengedeld uit verlichte, kundige eerlyfte, brave en recht vaderlandlievende burgers uit alle de Provinciën, en de Generaliteit, om eens recht te onderzoeken of eene Nationale Conventie nodi* Mottig, en noodzakelyk is, en hoe dezelve behoort te worden daargedeld zonder dat daar door de verfchii. lende Provinciën te veel verliezen of winnen. Wy  C 2*8 ) Wy weten wel dst er een winderig boekje onlsogf ii'ngekomen is, met den titel Bataven eischt eene Nationale Conventie, of beroep aan het Nederlanafche volki maar wy vertrouwen van bet doorzigt van onze medeburgeren, dat zelfs de minstkundigen onder hun wel zullen zien, dat dit geheele boekje byna alléén bellaar, uh magtfpeuken en aangenomene Hellingen, welue we! ftout daar neder gezet, maar even daar door nog niet bewezen zyn. Wy twyffelen niet of een bedaarde lezing zal elk doerj Zien, dat nietsj ligter valt, dan, al wie niet blindelings voor eene Nationale Conventie medefchreeuwt, vöor een Aridocraat uit te fchelden: en dat bedaarde, wyze, voorzigtige vaderlanders al ligt van zommige fchyn-pa* triptten aterlingen &c. genoemd worden; Wy voor ons: al moesten wy om dit ons fchryvent aterlingen en Ariftoeraten heeten, zullen zoo lang wy' kunnen, het ons tot een plicht maken onze brave medeburgers, en alle ware vaderlanders in zaken van gewigt, en vooral zoo als die waar over wy een woord gezegd bebben , toeteroepen : verzint eer gy begint. Elk Nommer van dit bladwordt alle Maandagen voor t en één halve duiver, uitgegeeveu te Middelburg by de Weduwen W. en J. Abrahams, era is voorts alom te bekomen;  D Ë VRIEND DES VOLKS. SVl. 10. jVJooit kan men de waardy van eene zaak beter leereri kennen, dan wanneer wy dezelve , of voor eenen tyd hebben moeten misfen, of in angst en vreeze hebben verkeerd, dat ze ons zoude ontnomen worden. Een , die in 't volle genot der vryheid is geboren, zal derzelver waarde nooit zoo erkennen en gevoelen , dan hy die in tyden van druk en flaverny heeft moeten leven eu beledigingen van allerley aart ondergaan. Hoe gelukkig zyn wy nu niet, die de een meer de ander minder, plunderingen, bedreigingen, of onregtvaar» dige behandeligen hebben moeten doorftaan, dat wy zoo vry kunnen ademen! zoo vry kunnen fpreken en fchry. ven! Hoe duizende malen hebben wy na het jaar 1787 gefprekken moeten aanhoren die onze ziel doorboorden, zonder dat wy, wilden wy ons niet aan jammerlyke vervolgingen blootftellen, onzen mond durfden openen! niets is er toch dat voor een opregt mensch zwarer valt dan billyke gevoelens en gedachten niet te mogen uiten, eert brave zaak niet te mogen verdédigen, ea aan alle kanteri F f kan-  ( ) regtvaardigheid eu deugd onderdrukt en vertrapt ie zien. Doch fchoon elk de waardyj der Vryheid erkent, kan niemand echter dezelve op hooger prys ftellen dan hy, die weet hoe vele millioenen ongelukkige flaven er nog op deze weereld al zuchtende hunne ketenen voort-Iepen, en hun noodlot bejammeren of vervloeken, welke wat meer is door Christenen, de befyders van 't Euangelium, uit hunne vrye bosfchen en woningen zyn weggeroofd en tot den ongelukkigften en rampfpoedigften ftaat der weeleid zyn verwezen. Dewyl er velen onder111 Folk gevonden worden die zich niet in de gelegtndheid bevinden om vele boeken te kopen ofte lezen, zal ik hun eens een kort uittrekfel mededeelen vaneen werkje dat indezen tyd in elks handen behoorde te Zyn, en tot titel heeft: De zaak der Neger/laven en der Inwóonders van Guinéa, ingeleverd hy het gerichtshof der geregtigheid van den Godsdienst en der ftaathinde, door b. j. frossard. Ik twyfei niet of men za} met afgryzen lezen, hoe of Christenen (en wie weet hoe vele Nederlanders hier onder zyn geweest en nog zyn) met zoo vele duizendeonfchuldige medemenfchen handelen, en op welk eene godloze wyzezy uit hunnen vryen gelukftaat worden weggerukt; en na dat zy dit verhaal met verontwaardiging zullen hebben gelezen, zo houde ik my verzekerd, dat zy, na ftilzwygend den Hemel gedankt te hebben, dat wy nu de vryheid genieten, aangeboord zullen worden, om dit edel gefchenk, het dierbaarfte des menfchelyken levens,tot den laaiden adem toe niet wysheid en bedaardheid te helpen befchermen en verdedigen. — „Toen de verfoeijelyke ftavenhandel begon doortebre„ken (zegt die menschlievende fchryver) beeft men de ,.uirtredrekte oorden van Guinéa befmet met alle onze „driften en ondeugden; men heeft meer dan zestig mil- „lioe>  C 251 ) „üoenen menfehen aldaar door dan honger, bet verdriet, ,,een bedorven lucht, den oorlog, door de fnooddeinis- handelingen , doen vergaan ! — Dier» vermoord een ie„der, die weêrdand durfr bieden aan deze verkrachting ,,van de regten der natuur: men ligt de weerlozen landsman, die niets kwaads vermoedt, uit zyn hut; — den „vader uit de omarmingen zyner van honger febreien.de kinderen; demoeder van het wigt, dat zy zoogt: men „fcheurt de zachtzinnige en vreedzame Afrikanen SPfl „hun vrienden af, van hunne eigendommen en vaderland; „— men fmyt hun ia het hol van het fchip, of met ge,, heele hopen in een gevangenhuis, vervuld met de waU„ lykfle onreinigheden en befiuetrelykfte dampen; d-aar, „in ketens geklonken , geheel naakt, dryven zy fchii.r „in modderen flyk; en zien den dood geduurig voor 00- gen; daar mishandeld met de uirerde wreedheid , ge- voed met eene des teonbegrypelyker vrekheid om des„ deszelfs ongelukkige gevolgen; daar om de minde o„ vertredig gedrafr, met eene geftrcngbeid . pasfende asn ijieCannibalen, hebben zy geen onderen toevlugt, dan by den dood der genen , die bun omringen; geneande,,re hoop, dan van welhaast niet meer aanwezig te zyn. >' Dit is ondertusfehen alleen het begin hunner rnm. „pen! komen zy de yslykheden der overvaart te boven „(en hoe velen bezwyken niet onder weg) landen zy aan „in de koloniën, terdond , tleept men ben,alsesnkudde „beesten naar de marktplaatfen; zy worden daar aan d» „meestbiedende, even als de beesten verkocht, zonder „zelfs den prys, die zy waardig gefchat zyn, te ontvarj„gen: dan merkt men hen met een gloeiend yzsr, zon„der dat zy iets misdreven hebben; men kondigt bun „hunne flaverny aau, even ofzy zoo wel geene vr.ygë„ boren menfehen waren als hunne beulen. „Van dit oogenblik af fchroomt men niet meer hun al „de wreedheid te doen fmaken van het deerniswaardiger, „dat men hun toegedacht beeft; men beh.mdelili.nn barr Ff 3 „co  ( 252 ) „en ruuw; ook de herdenking aan hun Vaderland, hun» „ ne vrienden, de droefheid over hec verlies hunner vry„heid, hec onverteerbaar voedfel, de fchaarsheid daarvan, „de ruwe luchtftreek en faifoenen, waar aan men hun „blood (lelt, de moeilyke arbeid, waarmede men hun o„verflelpt, en waar van zy niets voor hun genieten„kortom, «11e deze rampen bedriegen zelfs de gierigheid „der planters door den dood te veroorzaken aan hec vierde gedeelte dezer ongelukkigen, geduurende de twee ,,eerfte jaren hun's verblyfs op de eilanden. Indien zy, »,door hunne fterke gefteidheid, alle deze gevaren door,, worstelen, dan, opgewekt door den dagenraad, gedwongen tot de hardfte bezigheden, bevende op bet zien hunner beulen, vernederd, verlaagd, aangezien „voor een clasfis van fchepfels naauwlyks boven die der „beesten, fmaken zy geenerlei rust voor dat hunne ver„ftandige vermogens zoo zeer verminderd zyn, als hun „ftand zelve; voor dat hunne ziel door de kracht der „fnoodfte behandelingen zoo ver verhard raakt, dat de „menschheid is verloren, en zy bet yslyke van hunnen „(lavenftand niet meer in al deszelfs buitenfpotigheid ge„ voelen." Ik twyfel ook niet of myne lezers zullen met verfoeijing ook lezen, op wel eene wyze men zich gemeenlykvan de fl-ven weet meester te maken, het geen die zelve fchryver in het I deel bl. 153 en vervolg, verhaalt. „Het allergemeenst middel, om (laven te hebben, „ zegt hy, is de opligting. Deze opligtingen gefchieden, „of door de negerkooplieden "die hunne landgenoten , dus „geftolen, aan de Europeanen verkopen , of door de Eu„ropennen zelve. De (lavenhaalders varen menigmaal „de rivieren zoo verre op, dat zy een goede ankerplaats „vinden, van daar zenden zy welgewapende floepen naar „ de dorpen, aan den oever der rivier gelegen; op deze ?,floepen neemt men inboorlitigeB, aan deze euveldaden  C 253; „gewoon; by de huizen gekomen zynde flaat men op. „den trommel; of men fchieteen fnaphaanlos: dit is een „teken dat men flaven nodig heeft. Wanneer zy een ge„noegfaam getal hebben, brengen zy-dienaar de fchepen. „Aan den anderen kant, de boeren, die digt by de legplaats dezer vaartuigen wonen, verkopen terftond de „flaven, die zy by opligting krygen of in bewaring hou„den. — Op de rivier Siërra Leona zyn verfcheidert „Europeaanfche Comptoiren. Hunne agenten houden „een zeker getal vaartuigen in dienst, die zy de rivier „opzenden om de flaven teontfangen, welken de neger„makelaars hun toefchikken. Door dit middel hebben „zy altyd een zeker getal negerfiaven in voorraad, om „aan de fchepen over te geven, waarmede hunne Comp„toiren handelen. — Zie hier nu ook hoe de zwarte koop„lieden het aanleggen , om flaven voor de fchepen te bev „komen. Sommige verfchuilen zich in de bosfchen of „by de groote wegen, en jagen op den onbekommerden „reiziger, gelyk de jager op het wild. Anderen verber„gen zich in de rystvelden om de kinderen, daargelaten „ter verjaging der vogelen, wegteftelen. Andere gaan „by de zoete warer bronnen, om den landman, hier „gekomen om zynen dorst te lesfchen, opteligten; of „by de banyen, om zulken, die voor hun vermaak of „kostwinning visfchen, te overvallen; maar de voorde„ligfte posten zyn fh de weide, als het gras hoog is, of „aan de wegen, die tusfehen de dorpen liggen; dat iï „zoo algemeen, dat de inboorlingen des nachts hunne „vrienden niet durven bezoeken, hoewel zy digt by el„kander wonen. En wy durven hun Wilden noemen, „ wy, die deze fnode rovers op hun afzenden; wy, dia „hnn aanhitfen om hunne vreesachtige landslieden te fie„len, om daar van een barbaarsch gebruik ter voldoening „ onzer gierigheid te maken. „In flerk bevolkte landen koopen deFaktoors met eene „fchynbare trouw de flaven; maar komen zy in eenzame F f 3 „ dor-  C 254 ) ;,dorpen, daar zy niet vrezen ontdekt ofte rng'geflages „te worden dan verzoeken zy met de lieden te fpreken, „openen een vat brandewyn, en nodigen hun tot drin„ken. Zoodra deze onbedachte menfehen dronken zyn, „geven zy het teken aan hunne mederovers, die zich „verfcholen hebben. Deze overvallen hun, grypen, „boeijen, en flepen bun naar boord. Die monfters vin„den geen zwarigheid om dus te handelen, ook dan niet „als zy eenzame hutten aantreffen die by de rivier lig„gen; derzelver bewooners worden in boeijen geflagen. „Het tweede middel om flaven te maken, is|de|oor„log. Door het ftoken van [twist tusfehen de binneland„ fche vorsten worden vele|flaven aangebragt. Deze vorsten, even als,die in Europa, zyn dikwils heersch„zugtig, afgunftig, brandende van begeerte om hun „grondgebied en inkomuen te vergrooten. „ Deze heerschzucht verwekt moorddadige oorlogen, „en de vyanden, die het zwaard ontkomen, en gevan„gen worden, worden tot flaverny veroordeeld. Maar „het getal der oorlogen is weinig, en wy zouden die „niet voor een bron van flaverny houden, indien zy niet „meermalen begonnen waren uit drift om flaven te maken. ,,De prinfen, die deze fchermutfelingen (want anders „kan men ze niet noemen) ondernemen, zyn dikwils al„leen hoofden der (lammen, Zy zyn gelyk aan die ja„gers, die de vangst van 't wild berekenen , naarmate „van de behoefte van den heer, die hun betaalt, en zy „wagen hunne onderdanen ook maar in zoo verre, als „ zy den prys hunner overwinning terftond genieten kun„nen: want vraagt men geeneflaven dan leven zy in rust: „komt er een vloot van kooplieden, terftond trekken zy „op, om het een of ander kanton te overmeesteren, de „fteden te verbranden, de inwoners te vangen, en bet „land te verwoesten; ten minsten wanneer zy zelfde „prooi niet,worden der aangevallenen. Is by met alle  ( 255 ) „zyne nabuuren in vrede, dan valt hy op zyn eigen fte„den aan, en fchaamt zich niet, zyne eigen onderdanen „te leveren. Ais hy een keuze gedaan heeft, welke Had „hy wil plunderen, dan treedt hy er by dag jn ei) des „nachts gaat hy heen, na dat by een gedeelte daar van „m den brand gedoken heeft. Zyne foldaten ftaan in 'c „gefpaard gedeelte der tlad, vatten hun, die de vlam „men pogen te ontwyken, niet denkende een nog wre „der vyand te zullen tegenjopen. Men brengt deze voor „hem; hy laat bun de handen op den rug binden en „trekt met hun of naar Joar% of naar Kowar t daar' hy „hun aan de Europeanen verkoopt. „Een vierde middel om flaven temaken, zyn de« „rcchtlyke verwagen. Voor dat de Afrikanen koophandel met de Europeanen dreven, leiden zy hunne „misdadigers dezelfde ftraffenop, als alle andere befchaaf»,de burgerftaten; doch thans worden zy alle tot llaver„ny veroordeeld. Dan hier door is de gierigheid der „vorsten nog.niet geftild. Zy bebben nieuwe misdaden „uitgevonden, om het getal der fchuldigen te kunnen ver„ groten: zy hebben, fyn genoeg, traPpeu in de overtredingen gefleld, om, ingevolge daarvan, ce kunnen ftraf„fen. Zy hebben bekendgemaakt, dat groote misdaden „niet alleen geftraft zullen worden met verlies van ds „vryheid des misdadigers; maar met die van zyn geheele, „huisgezin; met die hunner vrienden; ja zoo verre als de „vorst zal goedvinden. Eenige reizigers verhalen, dac „de koning van Kajor zyne dwingelandy zoo verre uittrekt, dat hy om de misdaad van éénen een geheel dorp „ftraft door alle deszelfs inwoners tot flaverny te veroor. „délen. „Nog een ander middel om flaven te krygen beftaat „hierin. Verfcheidene kooplieden by de kust voeden „geheele kudden van kinderen op, om die, zoo dra „zy werken kunnen, te verkopen! het loc dezer ramp- „za-  „zaligen Is des te harder, omdat zy hun lot voor uit „weten; omdat zy het in al zyne yslykheid gevoelen, „en omdat zy het droevig vooruitzicht hebben, oui "eerlang hun vaderland, hunne ouders, hunne vrienden en alles wat hun waardig is te moeten verlaten om flaven te worden der Europeanen, aan weihen "men hun toelchikt. Wat verfcheurend denkbeeld voor >',eene moeder, als die haren zuigeling befchouwt, en ,',weet, dat hy uit hare armen zal gefcheurd worden, ,zoodra hy kan arbeiden, dat men hem naar een ver* gelegen land zal henen voeren, van waar hy nooit wederkeert"! Nog oneindig vele verfoeijelyke middelen om vrye menfehen tot flaven te maken, zelfs met de nodige bewyzen geftaafd, en waaronder zoodanige voorbeelden van geweld en fnoodheid gevonden worden, dat zy allen geloof zouden te boven gaan, indien zy niet door ooggetuigen en door medepligtigen zelve bevestigd wierden, zou ik hier kunnen bybrengen; doch myn pen die myn bloedend hart involgt, dat zoo veel lydt op de overweging der rampen van zoo vele millioenen ongelukkigen, weigert ten eenenmale meer gruwelen, die het menschdom zoo zeer vernederen, op te tekenen. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor 1 en één halve fluiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W. en ]. Abrahams, en is voorts alom te bekomen»  D E VRIEND DES VOLKS; 3V~o. SA D e navolgende Samenfpraak is ons te belangryk voorgekomen , om denzelven niet aan onze lezers raedere» deelen. ZAMENSPRAAK TDSSCHEN DE VRYHEID EN DE VRIEND DES VOLKS. DE VRIEND DES VOLKS. Ik erken u dadelyk, vriendin van myn hart.Befchermjodin van Nederland, dierbare Vryheid 1 DE VRYHEID. Gelukkig dat ik hier niet miskend worde. — DE VRIEND DES VOLKS. Gelukkig dat gy hier veilig zyt, en uwen zetel vestU gen kunt, gy zU|t uwe kinderen onder uwe oogen zied werken tot vestiging van dat gebouw, waar van de opW ïiehting voor u zoQ belangryk zyn moet, G| pi  ( 2^ } DE VRYHEID. I!r vestig hier mynen zetel niet, geheel Nederland ïs my even dierbaar, en overal waar vrye mannen woonen, daar is myn zetel. — Thans ben ik bezig dien grond, die my zo dierbaar is , waar zo veel heldenbloed voor my li vergoten, te doorwandelen, ik wil zien hoe myne kinderen het gefchenk dat ik bun heb doen aanbrengen, gebruiken, en of zy bet zelve waardig zyn.— DE VRIEND DES VÓLKS. Hoe wanscht myn hart, dat de ondervinding voor hun fpreke! DE VPYIIE1D. Deze vvensch doet uw hart eer aan, ik erken in u de» Vriend des Volks, en onze ontmoeting zal welligt in hare gevolgen iets tot heil van hetzelve kunnen bydragen» Ik heb veele Vólks-vrienden ontmoet, .... .<,..( DE VRIEND DES VOLKS, Uw fcherpziend oog doorziet hen. DE VRYHEID. Het is zo. Ik ken de menfehen, anders zou ik my verwonderen dat ik thans zo veelen voor my hoor en zie yveren, die p3s eenige maanden geleden, den troon der heerschzucht en des gewelds hielpen onderfebragen. —- Wanneer ik hun van Gelykheid, Vryheid en Broederfchap hoor fpTeken, de komst der Franfchen boor zegenen, mynen lof hoor vermelden , en ik vergelyk daar roede, hoe zy voor Jinuary nog den blixem des Allerhoogften op de overwinnende heirlegers der Franfchen van den Hemel afbaden, hoe zy zig laag onder her juk der Oranje Despoten kromden. hun naar den mond praatten , en my en myne kinderen hoonden, verdrukten, en vervolgden: dan zou ik my verwonderen, indien  C S59 ) dien ik niet zedert lang had geleerd dat ik op hun , die het fterksc voor my fchreeuweo , juist die niet zyn, die hec yverigst myne bel;.Bgens voorltaan. Het kan niet anders, of die Schyn patriotten, die zo behendig zig in alle bogten weten te wringen, winnen door hun gevley, door hunne infchikkeiykheid, dour hunnen gewaanden eerbied voor's volks rechten, dat ar. me, blinde volk, 'c welk zy niec anders gebruiken, d in het eerstvolgend nommer van ons weekblad beantwoord worden. Onze lezers nebben nu twee agrer een volgende Proclamarien van de Centrale Vergadering in 'sHage m de Middelburgfche Couranten van den 24 September en van den iften Oftober kunnen lezen, en wy JWyffelen niet of deze Hukken zullen bonnen aandacht bezig gehouden hebben. Wy voor ons hebben dezelve gelezen en herlezen, en hebben vooreerst al mee genoegen gezien, dat de toon waarop die Vergadering *an haar zelve fpreekt, reeds eenigzints veranderd is. In de Haagfche Courant van den 29 Aug. laatstl.ïeese men: „ Ooi is gerefolveerd, om door eene aanzienhke com„ms/Ie by de Vergadering benoemd, op heden den 28 Aug. »»*J H. H. Mog, en by de Provifionele Reprefentanten van H »h4  ( m) „ Holland plegtig kennis te geven, dat de Algemeene Cefc „t.ale lre>galei ing van het verbroederd en vry Bataaffyfche Folk in de geheele Republiek is geconftituëerd.'" Uit dit bericht, dat elk doordenkend Patriot deed beven, blykt het duidelyk, cf dn de Courantier de Centrale Vergadering eenen titel gegeven heeft, dien zy Zig zelve nimmer gaf, of dat die Vergadering door zich dezen titel te geven, wezentlyk inbreuk maakte op de rechten van het Nederlandsch Volk; het was en is toch niet anders dan een zeer klein gedeelte van hetzelve, wanneer men het met bet geheel of de meerderheid vergclyke, 't geen ter dezer Vergadering gecouamuteerdens heeft afgezonden. ia dc bovengenoemde Proclamatie noemt zig de Vergadering, waar van wy fpreken, De ééne algemeene Centrale Vergadering der Volks- Wyk- burger- en andere Vaderlandlievende Vergaderingen van het beste en weldenkende gedeelte des Bataaffchen Volks, hare zttttng houdende in den Haag, en verklaart tevens, dat zy geen Ryk in een Ryk wil oprichten, en dat zy zig geen gebieaend gezag aanmatigt. Dit fielt den Vriend van orde en van het algemeea geluk der Maatfehappy een weinig gerust. Maar boe ftrookt met dezen titel, met die vetklaring het geen m de Proclamatie die men in de Middelburgfche Courant van den 24 Sept. leest: „Maar dit is zeker, dat de „Centrale Vergadering op last harer Committenten, ver„k!aa,t: Er zal een* Nationale Conventie zyn — ba verder „Zy he,ft zig voorgemeld &c. „ Dat nu hare han„ delingen &c. „ Dat dat gedeelte van het Volk &c Wie geeft die Vergadering het recht, om fte'lig en beüisfeuu te verklaren, Er zal een Nationale Conventie zyn T  C 275 ) zynf Vertegenwoordigt zy het Batsaffche Volk? neen, volgens hare eige verklaring. De meerderheid der patriotten in Nederland? zelfs ook dat niet. — Verklaart zy zig alzo voor zig zelve? wat'zegt dan deze verkla. ring? niet anders als dat de Leden die de Centrale Vergadering uitmaken, en misfchien hunne Committenten zeer Iterk voor dezelve zyn ingenomen, <.n haar zllemuodzakelykst rekenen. — Wy zeggen, misfchien aunne Committenten, en met recht. Zv zeggen, dat bunr.e Coinmiueuten hun dezen last hebben gegeven, maar een ieder, die eene Volks-focieteit, of zodanig een gezelfchap kent, weet boe deze last gegeven kan zyn, en dat indien de corpora, welke de Leden der Centrale Vergadering derwaards hebben gedeputeerd, te zamen genomen by voorbeeld 12,000 Leden fterk zyn, die last niet gegeven kan zyn door alle die 12.000 dewyl mende afwezigen, en de overftemde minderheid' er altoos af rekenen moet. — En al waren het al eens 12,000 patriotten in Neertand, welke wilden, en begeerden dat er een «fatfoa nale Conventie zy, wat zegt dit getal tegen dat der burgeren der 7 vereenigde gewesten, welke over deze zaak toch ook hun gevoelens hebben en uiten mogen offchoon zy tot de Centrale Vergadering niet behoren' nog daartoe gedeputeerd hebben. — „Met dat alles, zo flaat 'er in die zelfde proclarna. „tie, zal het ongemakkelyk vallen, om te bewyzén dat „het gehele volk van Nederland eene Nationale Conven„tie begeert; dan, dit niettegenjlaande, wordt het by. Heenkomen dier Nationale Conventie vurig verlangd door „alle ge inwoner en, die een waar belang in hun Vader„land/lellen, en niet vatbaar zyn voor de drogredenen „en heimelyke listen, waarvan men zich bedient. om het tivolk tegen het byeenkomen der Nationale Conventie 1' 2 „voor'  ( 27Ö } „vtorintenemen." Dit is veel gemakkelyker gezegd» ais bewezen, en in de daad niet anders «an een machtfpreuk. De bewyzen by voorb. van dien Vriend der Waarheid tegen de Nationale Conventie, zyn dat ook drogredenen en heimelyke listen. — Zouden de Zeeuwen en de Friefen ook geen waar belang in bun Va» detland Hellen? Wy voor ons denken gaarn het goede van onze Medeburgers, wy veronderftellen, dat de Leden der Centrale Vergadering uit goede beginzelen eene Nationale Conventie zo vurig begeren. Maar waar toe toch zig in den Haag gecentralifeerd en verbroederd? waar toe zig permanent verklaart, tot dat het Decreet Er zal een Nationale Conventie zyn, by H. H. Mog. genomen zal wezen. — Waar toe zig zo vereenigd mee de Centrale Vergadering der gewapende burger-corpfeu — Waar toe anders, dan om de Nationale Couventie volflrekt door te dringen? Voegt zulk een invloed van eenige weinige in eene reprajfentative Volksregering? Welke wil moet daar geëerbiedigd worden» die van eenige weinige of van de meerderheid van bet geheel? Welk eene gedrogtelyke onbeftaanbaarbeid? de vertegenwoordigers van het volk hebben zelve de grote zaak nog niet beflist: en eenige burgers beflisfen de- zelve eenige burgers die het valk niet vertegenwoos» digen. — De Friefche gedeputeerden hy voorbeeld in de Centrale Vergadering ftemmen voor eene Nationale Conventie, terwyl de reprefentanten van het volk van Friesland by H. H Mog. een tegenftrydig advies uitbrengen. Welk advies moet nu gelden? de gedeputeerden ier Centrale Vergadering zyn gedeputeerden v»n eenige m , *- - - • Frie.'  C 277 ) Friefche focieteiten of vaderlandfche gezelfchappen, en de gedeputeerden in de Vergadering van H. H. Mog. zyn de vertegenwoordigers van het Friefche volk aldaar I en nogtans zeggen de Friefche gedeputeerden ter Centrale Vergadering met de overigen mêe er zal eene Nationale Conventie zyn!!! Wy hopen in het vervolg over dit onderwerp nog wel iets te zeggen, en vooral ook over de andere Proclamatie, geplaatst in de Middelburgfche Courant van den jflen Oétober; en daar wy ons by deze gelegenheid natuurlyk berinneren eenen welgefieiden en bon, dig redenerenden brief die door het Commité van Correspondentie der Volks-focieteit van Middelburg aan da leden der Volks-focieteit van Vlisfingen onlangs gefcbrefchreven is, hebben wy getragt gelegentheid te bekomen, om dien aan onze lezers medetedelen, eu laten denzelven hier volgen. GELYKHEID, VRYHEID, BROEDERSCHAP. MEDEBURGERS, BROEDERS! Wy hebben wel ontvangen uwe misfive van den 20 July, waarby gy ons uitnodigt om de redenen op te geven, waarom van wegen deze Sociëteit niet kan worden bewilligd in den voorflag, om tot eene Centrale Vergadering van gedeputeerden uit de focieteiten en burgervergaderingen door de ganfche Republyk, te concurréren, en mede twee of drie gedeputeerden mee volle magt derwaarts af te zenden. Wy zullen zeer geerne aan deze uwe nitnoodigjng voldoen, en te meer daar wy hier door gelegenheid verkrygen, om u cordaat en rondborstig opening te geven van de beginfels die door deze focieteit herhaalde reizen aangenomen en erkend zyn, en die wy houden voor de eenige naar welke dergelyke burger-byeenkomsten behooren in" I j 3 ge.  gericht te wezen, zullen zy derzelver oogmerk beref. ken, en het wezenlyk nut der maatfehappy bevorderen. Wy befchouwen eene volks-focieteit als een gezelfchap van vaderlanders, wier oogmerk is als republikeinen elkander voor te lichten omtrent hunne belangen, regten en pligten, en tevens malkaêr op te wekken, om, elk in zynen kring, als Burger ei Patriot aan de groote, algemeene belangen van Volk en Vaderland mede te arbeiden; eene inrichting, die ten allen tyde /sn de uitgebreidfte nuttigheid in eenen vryen ftaat zal bevonden worden, dewyl zy tevens de teugel der arillocratie, de band der broederfchap en de fteun der maatfehappelyke deugden is. Maar even daarom kunnen wy ook eene Volks-focieteit niet befchouwen als een politiek ligchaam, 't welk of een gedeelte van het gouvernement uitmaakt, of uit zyn eigen aart een overwegenden invloed op het het zelve hebben moet; boe zeer de toegang tot het wettig gekozen beftuur met bezwaren, klagten, verzoeken en inlichtingen, voor elk individu en voor alle famen, niet alleen behoort open te ftaan, maar ook zoo veel mogelyk gefaciliteerd te worden. Tegen drydige beginfels met deze fchynen ons in gemoede toe alle de grondagen eener reprefentative volks-re«éring omvdr te werpen, en op regéringloosheid of volftrekte democratie uit te loopen. Wy trachten ons fteeds te herinneren, dat het be- fluit eener focieteit en de ftem der ganfche weldenkende burgery, of van de meerderheid derzelve, twee zeer verfchillende zaken zyn. Wy durven ons niet vermeten te zeggen, dat de leden onzer focieteit de grootfte helft onzer vaderlands-gezinde medeburgers, hoe zeer zy er misfchien, en naar ons oordeel ontwyffel- baar  C *79 ) Ust het beste gedeelte van uitmaken. — Van deze ié. den der focieteit zyn er naauwelyks in eenige verga*, dering de helft aanwezig, en van deze beflist fomwy. !en fleehts eene geringe meerderheid. Wy kennen geen Cordaat Patriot voof onbillyk genoeg, om dergelyk be. Soit eene uitfpraak der volk-ftem te noemen, en in de onzekerheid, wat gewigt derhalven een decreet der volKs-f.cieteit bv een wettig en braaf gouvernement bebben moet, hebben wy befloten, dat alle adresfen door de leden der focieteit als particuliere burgers zouden gedaan, en derhalven door elk nominatim ondertekend worden. De wys, waarop daarenboven de befluiten der focieteit genomen worden en moeten worden, te weten doorgaans door acclamatie, of iets, dat er alleen de plaats va'n vervangt — de onmogelykbeid om met een getal van twee honderd menfehen te deliberéren, zoo dat eene hoofdelyke oproeping en (temming naauwlyk over iets meer, dan voor of tegen gaan kan, dit alles heeft ons by de ondervinding en de juistheid onzer denkwys en beginfels bevestigd. Gaarne bekennen wy, dat wy deze onze gevoelens grootendeels te danken hébben aan het nagaan van de groote voorbeelden der Franfche Republiek; en wy vragen bet ook u, broeders, heeft men meer noodig, dan uit een J.-cobynfche Club een Robespierre te zien ópftaan, en door dezen den Franfchen grond met het bloed der edelfte Vryheids-vrienden overftroomd te ziens heeft de eerlyke Patiot meer noodig dan dit, om met allen ernst, bykans hadden wy gezegd met beklemdheid zich zeiven af te vragen, wat behoort een fociete wezen? Daar wy onze focieteit in soodanig een licht be- fchoit-  ( a8o ) fchouwen, gelyk onder anderen uit het reglement op dezelve blyken kan, kunt gy u niet verwonderen, dat wy centrale byeenkomsten, of provinciale vergaderingen der focieteiten, als met derzelver eigenlyk oogmerken inrichting flrydig, natuurlyk moeten afkeuren, terwyl wy de beoordeeling onzer grondbeginfels niet fchroo» men aan onze broeders aan te bevelen met al den ernst, die het gewigt der zaak vordert, waarvan misfchien niets minder dan de voorfpoed onzer revolutie, en de gelukkige vestiging onzer herboren Republiek zal af. hangen. Wy noemen ons met toewenfching aanbieding vaa Heil en Broederfchap. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor I en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen W en ]. Abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLKS, SVo. 3*. hebben onlangs aan ons adres ontvangen eer? brief, getekend cornelis opmerkzaam , van welks' inhoud wy ons verpligt achten aan onze lezers eenig verflag te doen, fchoon ons dezelve minder gefchikt! Voorkomt, om in deszelfs geheel aan het publyk te worden medegedeeld, 't geen ook het oogmerk van den fchryver niet fchynt geweest te zyn. Wy vinden ons daarin, in de eerfte plaats, en zulks niet te onregt, befchuldigd van tegenftrydigheid met ons zelve en onze eigen gevoelens, daar het uit vergelyking van het 14de nommer van ons -weekblad met het softe vry klaarblykelyk is, dat wy voorheen zeer groote voorftanders en voorvechters der Nationale Conventie waren. en thans daarentegen dezelve befchouwen als ten uiterften bedenkeK k Jyk t  C ) lyk, zoo dat wy onzen medeburgeren met altefl ernsJ daaromtrent hebben toegeroepen: verzint eer gy begint. Buiten twyffel was het in het softe nommer de gefchikte plaats geweest, waar wy onzen lezeren van onze veranderde dênkwys behoorlyk rekenfehap hadden dienen te geven, doch wy hadden toen het voornemen , om opzettelyk over dit onderwerp een blad te fchryven, en befpaarden het daarvoor de openhartige en fchuld-pligtige belydenis te doen, dat wy, zoo al niet gedwaald, ten minsten door den yver van het oogenblik ons te vér hadden laten wegliepen. Thans bekennen wy dit openhartig, en zulLen gaarne voor onze lezeren opening en uitleg geven van de redenen, die onze denk- en handelwys toen en nu be.Jftuurd hebben en nog belluureu. Wy moeten vooraf herinneren, dat er tusfehen de uitgave van No. 14 cn 29 een tyd van meer dan drie maanden is vcrleopcn, een tyd, die, vooral wanneer dezelve zoo vruchtbaar in gebeurtenisfen en uitkomsten is, als onze tegenwoordige dagen, zeer veel ftof tot nadenken aan een iegelyk kan opleveren , en den eerlyken man, die geenerlei plan voor zich zeiven koestert, maar alleen wenscht zyn pligt te betrachten, zeer vele aanleiding kan geven, om te rug te komen van opgevatte gevoelens, en zulks offchoon hy altyd getrouw blyft aan zyne aangenomen beginfels. Van zoodanigen aart is de zaak der Nationale Conventie; de gronden eener reprefentative Volks-regéring, die wy reeds van den aanvang Oüiix revolutie openlyk; hebben beleden, en in bet 6de  C *83 ; 6de nommer van ons blnjd ann het publyk hebber! open gelegd, zyn en blyven ftandvastig de onze; maar geheel onafhankelyk Van dezelve is de beoordeeling over de noodzakelykheid of nuttigheid eener Nationale Conventie, als waarop de dagelykfche gebeurtenisfen, en de fteeds voortgaande ontwikkeling der omftandigheden een aanmerkelyken invloed kan, en niet zelden een zeer grooten invloed moet hebben. Men Helle zich flechts de groote vraag over de Conventie in het regte licht voor: Znl de Zeeuwfche natie haar fouvereiniteit handhaven of afftaan? en indien dit volk de befchikking over alle zyne bezittingen en belangens zal overlaten aan eene Vergadering, waar van het alleen het vyfentwintigfte gedeelte der leden zal kunnen benoemen, welke uitzichten van voordcel moeten zulk een volk daartoe bewegen? De e'c:nheid des beftuurs, door eene Nationale Conventie te weeg te brengen, dit was het geliefkoosd ftaatkundig plan van alle Nederlanders, zoo vele er met hartelyk welgevallen de tegenwoordige revolutie befchouwden. Eene Conftitutie, gelyk die der Franfchen van 1793, waar van men het gebrekkige, liet nadeeüge, en misfchien ook het onuitvoerlyke, nog niet behoorlyk had doorgezien, dit was dewensch van alle Patriotten. Het was het tydftip der geestdrift, meer dan der bedaarde overweging; dier edele geestdrift., waarin men alles wat goed is, voor mogelyk en gemakkelyk houdt; waar in de brave Vaderlander, het hart van alle naar het zyne beoordelende, overal pryslyke oogmerken meent aan te treffen, en de deugdzame ftgatkunde der giude eeuw te potdekken, , . . . Kk 9 Thans,  O84 ) Thans, "zoo. dacht en 'fprak men, gaan de zeven BondgenoQten elkander de brqederlyke handen toereiken, om elkaêrs lasten te dragen; met één en het zelfde belang bezield, gaan zy vergeten, in welk een hoek der Republyk zy geboren of woonachtig waren, om alleen te gedenken, dat zy Nederlanders, Bataven zyn. Zy willen flechts ééne natie zyn, om dat zy flechts ééne fchuld en éénen rykdom willen hebben; zy willen ondeelbaar vereenigd wezen, om dat zy door den heiligen band van broederfchap ten maauwften verknocht zyn. Onvcrfchillig, of Holland, 5 na zich huiverig toonen om deze Conftitutie in wer> v king te brengen? s Het eerfte is ligter gezegd dan bewezen,** Op Holland is dit misfchien toepasfelyk, maar is Holland dan geheel Nederland? — Wat de reden van die huiverigheid zy ? nadenken.—> Men leze voort, en oordeele, of het bewyzen zyn, welke men aantreft, of veel eer magtfpreuken en uitroepen ! „ Wy oordeelen, er is geen omftandig betoog no„ dig, om u te overreden, dat het byéénkomen der ,, Nationale Conventie en haare werkzaamheden de „ eenige grondflag van het geluk voor ons vaderland thans zyn kan. Eén bewys voor alle: zoo het trotfche Engeland, ingeval alle de andere buitenlandfche vyanden, van ons vaderland konden vooruit zien, dat zy door het by één doen komen zodanig eener Nationale Conventie ons vaderland meer eh ,, meer konden vernielen , zouden zy er immers op werken om , hoe eerder zoo beter , tot dat oogmerk te geraaken. Hunne listige Staatkunde brengt volftrekt mede, om Neêrlands roem en glorie niet te groot te doen worden. — Ja vooral om de middelen by de hand te houden, dat ons vaderland door „ inwendige verdeeldheden ten allen tyden zich zelve kan verfcheuren. Hun deze middelen te ontnemen is de abfolute verplichting van ieder mensch die zich Nederlander noemt. Eén bewys voor allen. Dat groote bewys, dat alles af* doen moet, is onverftaanbaar, of komt hier op neêr. Het belang van Engeland en onze andere vyanden brengt meê, dat zy ons verdeden; hun dit te beletten.  ten is onze plicht, dus moeten wy eene Nationale Con* ventie byeen doen komen. Zal dan de Nationale Con* ventie de verdeeldheden wegnemen? Is het onmogelyk dat de buitenlandfche vyanden ook op de Nationale .Conventie eenigen invloed verkrygen? Staat de Centrale Vergadering ons voor alle derzelver Leden in? Hebben de buitenlandfche vyanden van de Franfche? Republiek nooit invloed op dejFranfche Nationale Conventie gehad? Misfchien is eene goede redeneerkunde in de 00gen der Centrale Vergadering antirevolutionaire wysheid, zo als in de duistere oogenblikken der Franfche revolutie gezond verfland en wetenfckap Ariflocratie was (*). Anders zou men kunnen vragen, uit welk redeneerkundig flelzel zy geleerd heeft zodanige befluiten te maken. Maar wy gaan over, om dc Centrale Vergadering te volgen in het oplosfen van eenige fckynzwarigheden, zo als zy dezelve noemt, welke zig tegen eene Nationale Conventie op doen. De eerfle vraag is: „hoe zullen naar evenredigheid de lasten geheven worden, als de byzondere „inkomsten der Provinciën wegvallen?" — En die vraag wordt met wedervragen beantwoordt, die deZelve geenzints oplosfen. — met reden zou men hier bewyzen verwagten, dat die evenredigheid kan inger voerd worden en eene opgave van de wyze hoe ? Maar dit laat de Centrale Vergadering voor de Nationale Conventie over. Voorzigtiglyk zeker! In ons Vaderland is zodanig eene evenredigheid in eene Prq- cla- (*) Niet zelden yverden de dolle Tacobynen tegen i'Ariflteratie du favoir. * Mm 3  ( ) «ïamatle gemakkelyker neêrgelteld, dan in de daad bewerkftelligd. — De tweede zwarigheid, „ de fchulden van Holland," vervalt, naar dien volgens het Plan voor de Conventie de fchulden voor eerst nog niet algemeen gemaakt worden. Het amalgameren is anders thans zo in de fmaak, en het is zo recht broederlyk: dat wy ons waarlyk verwonderen, dat alle de Provinciën daar ia niet gretig toeftemmen. — Tenderden: zegt men, Hollandzoude\de meerder, krygen in de Nationale Conventie en dan waren wy „/laven." Wat dit betekend, is byna onverftaanbaar. De argumenten waarmede deze tegenwerping vry breedvoerig wordt opgelost, zyn in de daad curieus. „Het byzonder belang der Provinciale yverzucht „houdt dan op, wanneer er eigenlyk geen Holland „ meer is. Worden de belangens door de één en on„verdeelbaarheid niet dezelve? worden niet alle de '„ Inwoonders der Republiek, als behoorende tot één „ Huisgezin, eene Familie ? zullen , wanneer het Wet„ gevend Ligchaam eenmaal één zal zyn, alle onderscheidene belangen niet ophouden? de Republiek ][ niets anders, dan ééne Maatfehappy uitmakende, „om het even welke naam men er ook aan toedenkt, „zal hare ware aanneming niet anders kunnen zyn, " als Bataaffche Republiek, en alle tot op dezen dag „ plaats hebbende, zogenaamde Provinciale yverzucht „word alsdan voor eeuwig verbannen. Dp het papier, ja! In de verbeelding, heerlyk! Alles één, alles verbroederd, alles gecentralifeerd ! , Maar  ( 303 ) Maar nu ïn de practyfc. Nu de Nationale Conventie voor een oogenblik daargefleld. Het belang der "JBataatTche Republiek eisclu dat het beftuur der O. I. Compagnie in eert gefmolten worde. De Leden der Nationale Conventie, die door Hollands Burgeryen daar toe verkoren zyn, vergeten volftrekt dat ïy Hollanders zyn, en ftemmen voor de in een fmelting, dat valt hun niet moeijelyk; de^ Leden dia door de Zeeuwfche Burgeryen derwaards zyn gezonden, ftemmen er tegen, om dat zy weten dat dan aan Middelburg &c. een voorname bron van deszelfs welvaart wordt ontnomen. De laatstgenoemde hebben natuurlyk de minderheid: en op zodanig eene wyze worden uwe belangens, ö Zeeuwen, verenigd met die der overige Provinciën. Maar (zaf de Centrale Vergadering zeggen) hier is de fout, dat de Zeeuwfche Leden niet vergeten konden, dat zy Zeeuwen zyn. Keer het geval om. Stel in de Conventie voor, om het geheele beftuur der O. I. Compagnie te Middelburg te vestigen. Znllen dan de Hollandfche Leden ook vergeten dat zy Hollanders zyn? ?De Leden der Nationale Conventie zullen, hoe zeer ook in dezelve geplaatst, menfehen blyven, meêr aan de byzondere belangen van hunne ftad en land gehegt, dan aan de zogezegde algemeene belangen. — Daar waar de commerciële belangen zo onderfcheïden zyn, daar is het broederlyke denkbeeld van ééne familie even zo harsfenfehimmig als de vereeniging van twee koopmans-comptoiren, wier belangen tegen elkander overftaan. — Het oogmerk van het mnatfchappelyk verdrag is geluk, heil en voorfpoed. Dit moet het oogmerk zyn  C 304 3 gyn van alle vereeniging van volk met Volk. Dit eigenbelang is even zo geoorloofd, even zo wettig als de zugt tot onderhoud des levens, en voor den welvaart onzes huisgezins. De Franfche Republiek een en onverdeelbaar, zo als zy is, kan geen bewys zyn voor de een en onverdeelbaarheid der ? vcreenigde Gewesten, zo lang dezelve nog niet gevestigd is, en haare Conftitutie door de ondervinding beproefd en goedgekeurd. — De vergelyking tusfehen haar en ons gaat niet in allen opzigte door. Dit gevoelt elk die nadenkt. Op de rest van deze Proclamatie zeggen wy alléén dit, dat de verarmde en vermagerde Zeeuw in de Natio1 riale Conventie den verrekten en bloeijenden Hollander recht hartelyk Broeder noemen zal! 11 Elk Nommer Van dit blad wordt alle Maandagen vooc I en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen w. en j. abrahams, en is voorts alom te bekomen*  D Ê' VRIEND DES VOLKS. Op verzoek van de Vaderlaridfche Sociëteit alhier, plaatfen wy de navolgende, in derzelver Vergadering onlangs door den Burger j. h. Van der palm uitgefproken, REDEVOERING OVER DE VOLKS-GUNST. Onder de karaktertrekken van een edelen Republikein , wordt door een Latynfchen Dichter ook dit op genoemd, dat hy niet flechts door geen dreigend gelaac van eenen Despoot, maar ook niet door de drift van Burgeren , die in hunnen yver het kwade begéren, zich int zyne ftandvastige gezindheid om zynen pligt te betrachten , aan het wankelen laat brengen! Een gezegde, zoo waar en edel uitgedrukt, dat het den braven Patriot int deze dagen geduurigvoor den geest moet zweven; dagen van pas ontloken vryheid, zonder bepaalde grondwet; of vastgeflelde conftitutie, waar in natuurlyk de argNn waan  C 3°0 waan der burgeren de nog onbeperkte magt der vertegenwoordigers geduurig moet opwegen; dagen eener revolutie, waarvan vele niet flechts het algemeen geluk, maar ook hun eigen en byzonder welzyn zich beloven; waarin zy niet alleen de gronden van toekomItige bloey en welvaart, gelyk billyk is, wenfchen gelegd te zien, maar ook, welk eene onredelykheid, terftond de vruchten begeren te plukken eener gewenschte verandering van zaken, die wel voor het vervolg de fchoonfte uitzichten, maar voor het tegenwoordige nog niet veel meer aanbiedt dan belemmering en harde n-oodzakelykheden! Het was dit gezegde van den ouden Romein, dar. my allereerst bepaalde , om in dit uur van onderlinge voorlichting tot u te fpreken over de volks-gunst, een onderwerp uwe aandacht waardig, en geenfins vreemd van de betrekkingen, waarin de fpreker door uw en uwer medeburgeren vertrouwen zich zelf geplaatst ziet. De gunst des volks te bezitten, welk eene fchoone bezitting, Burgers! voordien die de waardy des volks kent,die de liefde des volks op prys fielt, en niet, gelyk de trotfche Ariflocraat, aan het klatergoud van geboorte, titels, of rykdommen'zich vergaapt. Ieder menfeheiyk wezen verlangt van zynen medemensch bemind te worden, vooral dat zyne liefde door daden, en dat dezelve zich openlyk vertoone. Strekt deze liefde zich verder uit dan tot de zynen, bepaalt zy zich mie* maar tot eenige weinige; ziethy zich bemind, gercht, geëerd door de grootfte meenigte zyner medeburgers, is'hy de gunsteling van het volk; hoe gevoelt zyne eigenliefde zich geftreeld; met weik een welgevallen befchouwt hy zich zeiven; hoe is hy voldaan, te vrede met zynen ftaat, en zou dien mee den meest benydden fterveüng naauwelyks willen ruilen--  ( 3°7 ) Jen! Ik vley my, medeburgers, uit eigen ondervinding te kunnen zeggen: het is zoet, het is ftreelend» het is verrukkend de gunst dis volks te bezitten! Maar, gelyk niet alles wat ons bekoort ons wezenlyk gelukkig kan maken, zoo is ook niet alles, wat onze eigenliefde ftreelt, gefchikt om den eerlyken man die voldoening te verzorgen, die uit het getuigenis van een zuiver geweten; die uit de bewustheid ontftaat, niet van de liefde des volks te bezitten, maar de liefde des volks te verdienen. Welk is dan de waardy van de volks-guntan het oog van den waren Patriot? hoe vér moet en mag hy door dit beginfel in zyne pogingen tot algemeen welzyn zich laten beftuuren ? Onderzoeken wy het, medeburgers! de zaak is van het uiterst belang; indien gy, indien uwe medeburgers, indien uwe vertegenwoordigers en beftuurders het gewigt derzelve niet gevoelen, is de goede zaak des Vaderlands en der Vryheid ouherftelbaar verloren! De waardy eener bezitting hangt grootendeels af vart hare behendigheid, maar wie heeft niet meenigmaal hooren aanmerken, dat er niets wufter en onbehendiger is, dan de gunst des volks ? even gelyk het koele zuchtje winds, dat in den zomer verkwikt en ftreelt, maar niet zelden, in weinige uuren,uit alle ftreken van het compas zich voelen laat; zoo dat de Romeinen gewoon waren de vereering en toejuiching der meenigte het volks-windje te noemen. Raadpleegt de gefchiedénis der eeuwen, raadpleegc de gefchiedénis van onze dagen. Zoo er immer ftervelingen tot vergodens toe geliefkoosd werden door hec volk, het waren de voormalige koningen vanFrankrykt eene verfchyning van de koninglyke familie op het balcon van haar paleis vervulde de betooverde meenigte pet verrukking; eeneligte ongefteldheid vsn den vorst Nu s ver  ( 308 ) verfpreidde neerflagtigheid , niet flechts onder de kruipende hovelingen , maar onder den winkelier, den ambachtsman, en was het voorwerp van het beklag en van alle de gefprekken der Paryzenaars — dierzelfde Paryzenaren, die met toejuiching en handgeklap, het hoofd van den laatflen, en geenfins den flechtften hunner koningen, op het fchavot hebben zien vallen ! Waren niet de Marats, de Robespierres , wier gedachtenis thans een vloek en afgryzen is geworden, eens ■de aangebeden afgoden eens volks, dat met wellust hunne bebloedde handen kuschte, en voor de fchandelyke guillotine, als voor het heilig altaar des Vaderlands neerknielde? Ja! zyn niet helaas! al te • E Vriend des volks^ tffo. 40. LOSSE BEDENKINGEN. ^^/'at mag toch wel de eigenlyke reden zyn, dar de Zeeuwen zulk eene gevestigde afkeerigheid toonen van eene Nationale Conventie, of liever van eese opperfle dirigerende Vergadering der ganfche Republyk, zonder grondwet of bepalingen? eene gevestigde afkeerigheid voorzeker, daar zy, na driemaal opgeroepen te zyn, ftandvastig in hunne gevoelens volharden: voor de eerftemaal had het hun misfchien aan vrymoedigheid kunnen ontbreken; voor de tweedemaal waren zy misfchien weggefleept door de geestdrift van zich niet te willen laten dwingen:' maar nu voor de derdemaal ■— kan men niet veilig onderftellen, dat hy, die tot driemaal toe by dezelfde gevoelens volhardt, deze gevoelens op goede gronden en met zyn ganfche hart aankleeft?  C 330 ) Zyn er dan in Zeeland minder Patriotten, dan in de andere Provinciën, die driftiger naar een gansch nieuw beftuur, waar van zy noch den aart, noch de gevolgen doorzien kunnen, verlangen, gelyk men niet zelden voorgeeft? Zoo veel ons bekend is, zyn er misfchien geene, of flechts eene enkelde Provincie, waarin naar evenredigheid der bevolking een grooter aantal Vaderlanders, en opregte aanklevers der tegenwoordige orden van zaken, gevonden wordt. Maar het Patriotismus valt hier grootendeels in eene clasfe van burgers, wier achting, zoo wel als hun levensband, in de maatfehappy gevestigd is; men heeft in Zeeland misfchien minder patriottifche fortuinzoekers dan elders, en dit zou op het ftuk in questie/ wel eenigen invloed kunnen hebben. In Zeeland is het Provinciaal Patriotismus fterker dan in vele andere Provinciën ; men is er meer gehecht- aan zyn byzonderen grond en landaart,- en dit vloeyt uit den aart en de afgefcheiden ligging des lands natuurlyk voort. De Zeeuw heeft een nationaal karakter; de Hollander is ten dezen opzichte alles wat gy wilt. Proviiciaal eigenbelang is een zware befchuldiging in den mond der genen, wier perfoneel belang daarmede niet gediend is, maar het' is evenwel geene zoo kwade zaak: het is niet onnatuurlyk, dat' men het belang van zyn eigen huisgez'" niet roekeloos aan het onzeker fortuin zyner Duuren opoffert. Er is in Zeeland minder ofieenigheid , minder verwarring , minder overhelling tot regeringloosheid dan; veelal elders: men gevoelt hier niet zoo zeer de r.oodzakelykheid van een oppermagtig beftuur in naam der ganfche Natie, 't welk alle focietcitea en clubs • :T CO op  C 331 ) óp éénmaal zal verpletteren ; om dat de Zeeuwfche focieteiten over 't geheel op beter grondbeginfels fteunen, en de clubs, zoo die er zyn, geen merkbaren invloed hebben. Er zyn misfchien Provinciën, waar men zich thans van de Vaderlandfche focieteiten bedient als werkuigen —- om zich zeiven te vernietigen. Het moet^oppervlakkig ongerymd fchynen, dat Zeeland zich tegen de éénheid en ondeelbaarheid der Republyk in ernst kan verzetten, daar hare voordeelige grond en ligging haar van zoo veel wezenlyk belang voor het Bondgenootfchap doen zyn. Maar zal men aan Zeeland waarlyk die voordeden toewy. zen, waar op de natuur dat land aanfpraak heeft gegeven? is er geen billyke vrees voor het overwigt van mededingende Bondgenooten? en was, het geen federt de revolutie omtrent Zeeland reeds gebeurde, niet gefchikt om die vrees en argwaan te voeden ? Zou eene Nationale Vergadering, met de Oppermagt der natie bekleed, de rust en kalmte en orden in de Republyk terftond herftellen, en alle veeren van nuttige werkzaam .„id fpannen? Wy vreezen er voor , medeburgers! De vernietiging, hier en elders, der Stedelyke fouvereiniteiten, veroorzaakt zoo vele wryvingen, vereischt zoo veel omzichtigheid; fchoon Stedelyke fouvereiniteit nooit anders dan een hersfenfehim geweest is, en zelfs nooit in goeden ernst is ftaande gehouden: en wanneer men dan alle Provinciale fouvereiniteiten, die nimmer betwist zyn geworden, op eenmaal ging famenfmelten en vernietigen, of tot eene ydele fchaduw maken, zou dit geen fchok kunnen geven, geene jammerlyke uitbarstingen veroorzaken , en de vereeniging zelve de leus wezen der rampzaligfte en bloedigfte verdeeldheden? Qq 3 Ee-  C 332 ) Eene zaak als deze, r. w. het daarfïeïïen eener ge- sach-voerende Nationale Conventie , waarin ieder GeWest voer zich zelve rten hoogden begrepen is, behoorde die wel door fommige Provinciën, in weerwil der anderen, doorgedreven te worden? Zoo ooit, kwam het dan hier niet te pas, door wegen van minaelyke ' overeenkomst en perfuaüe de zaak te verëffe-. a*B, liever dan ze door geweld te beilisfen? doch genoeg over de Nationale Conventie ! * » • Het woord volk wordt meenigmaal gebruikt in zoodanig een .verkeerden zin, dat men min of meer onkuhde in den waren aart eener Volks-regeering aan den dag legt. Men fpreekt van het volk eener ftad, eens eilan'ds of eener parochie; zeer zeker te onregt: er beftaat geen volk, dan het geheele volk: deden en dorpen hebben burgeryen , ingezetenen, geene volken. Er *is maar één volk. De dwaling kan van gewigt zy;r, het volk is fouverein, maar dit zyn burgeryen, parochiën en diftricten niet, Gy vraagt, is dan elke ftad 'n)st fouverein in den haren, in hare ftedelykhuishoudelyke befchikkingen? Laten wy toch met de betekenis der woorden niet fpelen, vooral daar het fpel meenigmaal ernst zou kunnen worden. Ik ben , als hoofd myr.es huisgezin*', buiten twyffel in het zelve pléester omtrent alle fchikkingen, die my of de myne aangaan,'en waarby het algemeen belang niet onmiddelyk begrepen is, maar ben ik daarom, in ernst géfproken , fouverein in myn huisgezin ? *■ * * Wat betekent het woord broederschap , wanneer v/y nét, naast de woorden vryheid en gelykheid, bov^n alle publieke ftykkcn zien prylten? Mogelyk heeft Hfi - 1 " -'V. \ •«;» v V '• >- - ' het  ( 333 ) feec zyne naaste betrekking op het voorgaande woord gelykheid. Want onder broeders is er geen onderfcheid van rang, althans niet uit hoofde van geboorte of overgeërfde titels en waardigheden; de Volks» beftuurder, door het volk gekozen, en de ambachtsman , die voor hem werkt, zyn broeders: te voren: was de regent en de goede burger naauwlyks oom en neef. Maar in 't begin der revolutie veritond men hierdoor nog iets meer; men koesterde denkbeelden van naauwe vereeniging tusfehen de Patriotten; aan het onderling vertrouwen en toegevenheid twyffelde men geenfms, en men rekende naauwlyks op het misnoegen en de achterdocht, die, helaas! de patriottifche broederfchap niet dan te veel ontluisteren! Men ging verder; men fprak van volkomen verzoening van beide partyen; men reikte de hand van broederfchap toe aan befliste aanhangers der Oranje-party ; men poogde zich met hen te vcreenigen, en noodigde hen uit, om met vergeting der voormalige partyfehap , gemeenfchappelyk aan de vestiging van het nieuwe Staatsgebouw te arbeiden. Men zwoer alle haat en gevoeligheid af, en verklaarde de wraakzucht Voor verraad tegen het Vaderland! Wy bekennen, dat de aanhangers van Oranje over 't geheel aan deze uitnodiging flecht voldaan hebben, en zich al terftond door de misdadige^oop op tegen-omwentelingen allerley uitftrooyfels op nieuw hebben laten verbitteren : maar heeft het alleen aan hun gehaperd, en zyn de Patriotten altyd aan hunne beginfels van edelmoedigheid getrouw gebleven? De partyfehap, medeburgers, is een doodelykding,; elke triumf eener party, is een doodfteek voor het aaatfchnppelyx geluk; zonder eigenbelang, zonder Q q 3, w/a»»;  < 334 ) wraak en zonder trotschheid zou er nooit partyfchap beftaan, althans niet langer, dan voor weinige oogenblikken. In een gelukkigen (laat kunnen er niet meer dan twee partyen plaats hebben , die der eer» lykheid en kwade trouw, der deugd en der ondeugd. Indien de Republyk door refolutien en decreten gered kon worden; indien maatregelen van geweld en zoogenoemde louter revolutionaire flappen den overvloed en welvaart in onzen fchoot konden uitftorten; dan nog, dan zouden wy in naam der deugd en menfchelykheid een iegelyk bezwéren, vliedt toch de pest der partyfchap — thans doen wy het in den naam des Vaderlands, en by de eer van het patriotismus! * * * Men fpreekt thans veel van den volks-invhed op het beftuur; men fchroomt niet op verfcheiden tyden en plaatfen daarover denkbeelden te uiten, die met tien aart eener reprefentative Volks-regéring niet zyn overeentebrengen. Waar het volk zyn wil verklaart, dus fpreekt men, kunnen de reprefentanten niet anders zyn, dan uitvoerders van dien wil. Laten wy het toeltaan, maar moet het volk, en kan het over enkele byzonderheden, die geen grond-wet, noch regérings-form, noch Volks-oppermagt betreffen, zynen wil geregeld en behoorlyk doen verftaan ? Kan het volk, eigenlyk gezegd^ deliberéren? Waartoe heeft het dan reprefentanten noodig? En begeert het reprefentanten, die in naam en op last des volks deszelfs fouvereiniteit uitoefenen, dat het zich dan ook aan bun vertrouwe, en hen niet in verzoeking bren-_ ge, om fomwylen dienaars der onberadenheid en der \ DE BOER. Volmaakt, zou ik zeggen, alt er zoo veel disputen! maar niet waren — ik wou het zoo wat meer in rust eri orde hebben, verfta je? de gronden van 't patriotismus keur ik volkomen goed , en ftem ze met myn ganfche hart in; maar alle die veranderingen die er gemaakt worden, geven te veel verwarringen naar myn gedachten; echter kan frt dwalen. V 1 A j! DECTLAITOHE^W. W M •' Ja, myn vriend ! geene de minste veranderingof liever verbetering kan er omtrent vele dingen plaats hebben zonder dat het eenige verwarring (ten minsten naar den uitterlyken fchyn) met zich medefleept: dit is nu zoo, en dit had wel eer ook plaats: heugt hetu nog wel, hoe vele oproeren flechts-door het invoeren van een nieti.we Piahnberyming zyn ontftaan ? op veie plaatfen alwaar men vele domme menfehen vond, vooral on< der de visfehers , waren de twisten dikwils zoo hevig, dat men met regt bedugt was, dat. er nog veel burgerbloed om zoo eene heilzame verbetering zou worden vergoten. tanvrt jMm oos nstoÊ.BOlfcR»'!; i«b Mi)!R?w fl Zou het my niet heugen ? ik zelfs was er in den beginne zoo fel tegen als eenig mensch in de weereld. Ik' "erbeelde my vast, dat de 'goede David die rympjes zelfs had zitten maken; maar toen onze Domine my eens gezegd had, dat David geen woord w ' hol-  C 339 ) hollandsch had gekend, maar dat ze zoo waf overgezet waren uit (ais ik het wei heb ui: Let Oostihelehe of uit het Ooscerfche dat ben ik giad vergeten) begon myn afkeer tegen die nieuwe rymen wa: te verminderen. DE LANDHEER.. Uit zoo eene geringe zaak ziet gy dus,dat er geene verbetering omtrent verkeerde gebruiken of inrichtingen kan plaats hebben, zonder dater.mocijeJykheden en verwarringen door onftaan , en dikwils kunnen er geene verbeteringen worden gemaakt, zonder dat de een of ander, ja zelfs vele menfehen, daar door.eenig nadeel iyden ; en geloof my, Jan ! wanneer eenige menfehen een enkelde* gulden verliezen door nieuwe verbeteringen, fchreeuwen zy dikwils harder dan wanneer zv door eenig-ander geval een verlies hebben van eenige "duizendc guldens, — Voorts, Jan! is het met de Republiek, in welkers* Staatsbeftuur men veranderingen maakt, even eens gefield als met een boerenwoning,die men gekocht heeft om er eene fraay buitcnverblyfvan te maken. Kermen alles m orde heeft gebragt; de lanen afgeperkt en beplant; de tuinen omheind; de flooten behoorlyk gedolven ; vyvers gegraven; het huis opgebouwd, tn opgcherd, fchynt alles verward en in wanorde te wezè.' ; men wannoopt byna of er ooit - orde en evenredigheid zal heerfchen, maar weinig tyd daarna beantwoordt alles aan de zorgen, aan de verwachting en onkosten oes eigenaars.' DE BOER. ' Ja maar, Landheer! men gaat dikwils ook wat ver, men moet oude gebruiken zoo maar niervoor't hoofd ïloten.of de fchop geven ,onze voorouders waren toch ook niet gek, men begint evenwel toch aan dingen te peuteren, die doode menfehen betreffen. DÉ LANDHEER. Poode menfehen?. daar heb ik nog niet van gehoord. Rr 2 DS  X 340 ) DE BOEK. Gy kunt het ook niet wel gehoord hebben, want de man heeft het my gezegd, toen wy maar met om beidjes naar de ftad wandelden, en een huis pasfeerden, daar een ftrooybosch voor de deur lag: wel, vroeg hy rny, wat wil datftrooy zoo al beduiden? ik antwoorde,'dat er iemand geftorven was, en dat die bosch moest blyven leggen tot dat de man was begraven — naauwlyks wou hy my geloven, en fpottede er geweldig mede, (ik worde er nog koud van als ik er om denk) en zeide, die fratfen moesten afgefchaft worden; dat zulks bygeloof was, en onnuttig het geld van eene ongelukkige weduwe uit de beurs klopte, zonder eenig voordeel of eer aan den overledenen toe te brengen. _ Kyk, Landheer! zulke taal gaat te ver, men moet de dooden laten rusten, t CE LANDHEER. Ik kan uit uw verhaal ook niets anders merken, of die man heeft de dooden laten rusten, en heeft het zeer wel begrepen dat het een oud en onnuttig gebruik is dat in anderelanden geheel en al onbekend is, en met recht aan een vreemdeling befpottelyk moet toefchyaen; niemand vaart hier door wel, als die geene die met zulk 'een amptje om ftrooybosfchen te mogen leveren, begiftigd », als mede de Steden die daar van ook nog eenig voordeel trekken. DE BOER. Wel, Landheer! hoe is het mogelyk, zou Mit een nutteloos gebruik zyn, ik dacht dat er meer achter fcbuilde", — maar echter gy weet dat ik u geloof, evenwel zoudt gy my een grooten dienst doen, zoo ge my ook eens van dit gebruik den eerften oorfprong verhaalde:'het ftaat u immers nog wel voor, boe gy ffly'voor eenige maanden van ftukje tot beetje den oorfprong van den Adel en zoogenaamde Grooten eene  (34-; "hebt uitgelegd. Want al ben ik maar een boer, ik val aoagtig nieuwsgierig, en ik wil gaarne leeren. D?> LANDHEER. Dit laatfte is ook de reden, dat gy vele boeren in ftefchaafdheid en kennis overtref.f DE BOER. Nu, Landheer! kom maar ter zaak, ik ben voor geen gekfcheercn, voor al niet als ik geld breng. DE LANDHEER. Gy zult wel weeten of gehoord hebben dat er te Toren in dit zelfde land zoogenaamde Heidenen gewoond hebben, eer de Roomfche godsdienst hier was doorgedrongen. DE BOER. Ik heb er onze Schout wel van hooren fpreeken, tn dat was een belezen man; en fchoon ik toen ter tyd niet geleefd heb, wil ik het echter wel geloven. DE LANDHEER. Deze menfehen hadden de gewoonte om, als er ie»and geftorven was, een lak van een Cypresfenboom voor de deur in den grond te fteken, op dat de heidenfche priesters zouden kunnen zien, dat er iemand overleden was > en dus het huis voorbygaan, zoo zy by geval voornemens waren in het zelve in te treden. DE BOER. Wareq die keerels dan zoo bang voor doode menfehen? DE LANDHEER. Geenfins; maar zy werden voor ontheiligd gehouden , zoo zy flechts eenen voet in zulk een huis hadden gezet. Kr 3 »*  ( 34a ) DE BOER.. Er is evenwel groot onderfcheid tusfehen een tsk van een cypres, en een bosch ftrooy? DE LANDHEER. Dewyl onze'grond ^niet zeer gefchikt is "om cypresfen te kweeken, moest men een ander teken in de plaats fielten, en men verkoos daar toe een bosch ftrooy, «ra dat zulks niet kostbaar was, DE BOER. Maar waarom dat niet afgefchaft by de reforma> tie? DE LANDHEER, Uit eenen dwazen toegevendheid en infchikkelykheid omtrent de volks begrippen — om het domme volk niet te verbitteren, heeft men zulke nutteloze gewoontens al aangehouden. Vele waren van gedachten dat men geen oude palen moest verzetten, dat alle verbeteringen maar nieuwigheden waren, dat onze voorouders dit gebruik al hadden gehad, die ook wel wisten wat zy deeden; en zoo doende blyven laffe en befpottelyke gebruiken tot fchande der menscheid en befchaafde tyden al voortduuren.— Gelukkig heeft er in Zeeland een nog flechter gebruik niet plaats het welk men in andere gewesten van de Republiek vindt en dat duizende menfehen fchriklyk verveelt. DE BOER. Namentlyk? DE LANDHEER. Om de dooden te verè'eren, doodt men aldaar de levenden, door het onophoudelyk klokken luiden als er menfehen worden begraven, 11 DE BOER. Dat is zekerlyk nog zottgr als, onze ftrooybosfehen, fchoon  I 343 ) fehoön ik toch overtuigd ben geworden dat dit óók' een zot gebruik is— dat moet ik myn wyf eens vertellen als ik 't huis kom — al weer wat geleerd —■zal er nu nog iets van je dienst zyn, anders wensch. ik u b ellendig welvaren. DE LANDHEER. Nog een enkel woord over de ftrooybosfehen* Jan! ik heb u gezegd , dat de fteden daar eenig voordeel van trokken. Er wordt een Huiver van elké bond ftrooy, waar uit zulk een ftrooybosch gemaakt is, aan de ftads-kas betaald, en dus zou men wan^ neer men by voorbeeld hier dat gebruik wegnam, een middel moeten Uitdenken om door het gemis van die inkomften, de kwynende ftaat der ftedelyke financien niet nog meer te bezwaren. DE BOER. Maar,Landheer! wat kan dat maken voor de ftadskas? DE LANDHEER. Een bond ftrooy is genoeg, Jan! minder mag er nieé at de Conventie alles volflrekt, als een fouverein, in een punt doet vereenigèn , is duidelyk , doch , om het zoo min in 't oog loopend ris dcenelyk is te maken , is het plan en de befchryving van het' fouverain' bewind, dat ze moetzwaaijen', in ftukkcn'en brokken,' by diverfe articuls, ter neder gefield. Met welk oogmerk anders, word bet belangryk muntWeezen, in arti'cül ~6 aan haar onderworpen, met deze korte woorden, ,, mitsgaders over fict werk van de„MUNT. De m/ifit, geen munten, dat is het doelwit niet, één fouverein, ééne rhnnt, dat fpreekt van zelfs, naar den geest van het plan. Laat ik ullédën Het 8,,ffe artieul toch leezen, deWy! het een belovend artieul is , ,, zy zal de hoogfte zorg ,, dragen voor de handhaving'van het algemeen Nationaal „credit, het richtig, zuinig en eerlyk gebruik van „'s Lands penningen, ten einde dezelve dadeïyk wor„den bedeed tot dat geene, waar toe zy door het „Volk opgebragr worden." Het is frray,maar zoo gy in 't vervolg eraankwaamt te twyffelen, of zulks wel gei'chiedde, zoo gy in veef opzichten , reden kreegtom het tegendeel te vermoeden. Welnu! dan kunnen wy, wat zeg ik, een gedeelte, dan" kan de geheele Natie, ver-ntwoording vorderen! en hier toe zullen hunne vrienden, en allen die zeker wéten waar het gebleven is, uw gercdelyk heipén, om de geheele Natie uittr.nake:;. Het  C 349 ) Hot oaftflgrticul zegt: „Er zal geen verbod vnn uitp, of invoer van eenige goederen, hoe ook genaamd, van 3, de eene provincie naar de andere, mogen plaats heb„ben; maar dezelve in alle de provinciën en laridfchap„pen, onderling volkomen moeten vry zyn, waar van echter het hooy eu de mest, uitgezonderd zullen we,, wezen." Vindt gylieden dit niet zeer byzonder? my althans is het zo voorgekomen , en ik denk, wanneer wy by onderzoek er de oorzaak van ontdekten, het niet minder broederliefde zoude ademen; dan als of wy Zeeuwen het hadden ontworpen, /eu zulk eene uitzondering vdor tarwe er hadden ingeplaatst. De Broederfchap, wordt in het zelve, ook op een allertreffendfte wys, ten toppunt gevoerd, en geSéffend. in liet 86"ilc artieul, omtrend Bataafsch Braband , dewyl er gevorderd wordt, „ iedere provincie of ge„weit, zal in deze geiirrefteerde begroting, volgens „de thans plaats hebbende .Quota's worden aangefla„gen, eu zal hot aandeel van Bataafsch Braband, al„vorens de reprefentanten voor dat gewest verkoren, „inde Nationale Vergadering zullen kunnen verfchy,, nen, hépaal'è[ moeten,wezen." In:usfchen is het een gedeelte van die Geueraliteits landen, waar van onze reprefent>nten hebben getuigd , dat zy zyn geweest „ dik„ wyls gedrukt, zelden verhoord, veel al onderworpen „aan hooge officianten, die de ryke inkomften van „hunne ampten in de provinciën verteerden:" eu die wy allen weten, dat deszelfs ingezetenen door den oorlog, door het krygsvolkj zoo van den Staat, al>, der Franfchen en voord der Etfgélfchen, extra veelgeleden hebben , terwyl daar eri boven , zulke te nemen maatregulen, die daar toe nodig zyn, in een landwarr een geheel nieuw beftuur is ingevoerd , aüermoeijclyks tot ftand en in werking te brengen zyn. Dan, na al het geen gylieden daar over reeds kimt nagedacht, gelezen, en gehoord hebben, zult gy misfchien vragen, hoe is het toch mogelyk, dat Holland daar zo Merk pp aandringt, kennen zy dan het beïanj dar Republiek niet? Ss 3 ■ f:  ( 35° ) Ja wel,, burgers! maar bun byzonder belang nog beboter, en dewyl de Conventie aan Holland volftrekt de macht zoude geven, om zyne belangens te doen voorkomen, en te doen gelden, als die der geheele Republiek, op deze wyze te bevorderen, zo kunnen zy alles goeds daar van verwagten, en hebben weinig ja niets te vrezen: ik bid u allen hier op te letten; de Conventie zal circa ióo leden belopen, waar van Holland, alleen, niet minder dan een groote derde, dat is 55 h 6o leden, (V/V allen voor één belang opkomen) zal zenden, en misfchien zal het getal der Hollandfche gedeputeerden nog groter zyn; een ieder weet hoe weinig er nodig is, om van een groote derde part de grootfte helft té maken, en dat dezelve beflist. Maar misfchien denkt iemand , dat ik in deze te parTydig fpreeke, en my een al te laag denkbeeld vorme van de overige leden, maar men bedenke, dat deze leden niet als de Hollanders uit en voor ééne, maar voor zes provinciën, en twee gewesten komen, dat die onderling aan malkander niet zo volkomen bekend zyn, en nooit kunnen worden, en mtuurlyk onderfcheidc denkbeelden van hetbel'ng der Republiek, inoefen heb* hen en behouden?én die belangens, nieer of min niet anders kunnen beöordeelen dan naar de onderfcheide denkbeelden, die zy hebben van de byzondere Qby hun ■meest bekende) belangens, aan ieders gelest, dat een dezer onderfcheide begrippen, hoe goed ook (al haperde het fomtyds maar alléén aan de uitdrukking) fchier nooit het meest gekend, begrepen, en dus toegeftemd denkbeeld worden kan. Te vergeefs zon men vergen, dat men in fommige gevallen zyne byzondere betrekkingen , verzake en loochenen, het is een hersfclienfchimïnige, "boven natuurlyke verwaande grootheid, die men vordert, zy moet brave reprefentanten kleinmoedig maken en bedroeven: kan iemand anders oordeelen en fpreken, dan na'hec ge ichtpunt, dat hy kent en neemt, om zaken te befchouwen ? Boven dien, medeburgers, geniet de provincie, alwaar de Convintie gehouden wordt, niet alléén her voordeel? terwyl zy bevryd is voor dat geene, dat an- vv *• u'X\ «, - ■ - - 1 ■ dé-  ( 35- ) dere meest te vrezen hebben, namentryk dat al wat er in Holland voorvalt, gefchiedt als onder het oog van den fouverein, by de meeste volkomen gekend en onbedriegelyk kan beoordeeld worden; wat by anderen gefchiedt, kan hun niet, dan by berichten bekend worden, die hoe goed hoe getrouw ook gefteld, en overgebragr; dikwyls die kleine en onopgemerkte oraftandigheden misfen, die de zaken van naby befchouwri, een geheele andere gedaante geven, en alzo den fouverain die daar naar oordeelt, misleiden, en (hoewel met de beste intentie bezield) verdervende befluiten. doet nemen. Aldus zyn myne gedachten over de onbepaalde Conventie, terwyl ik de volle waarde ken en erkenne der bezwaren die de Zicriczeefche burger breekpot heeft opgemerkt, en in 't licht gegeven , ik bid ul. burgers, die het niet gelezen hebt. dezelve te lezen en te overwegen , en ook vooral de Post van den Nedcr-Rkyn daar over na te zien. Het ontwerp van den kr.ndigen zillessen, burgers, voor een, één en onverdeeld Cemeenebesr-beftuur, is fchoon, doch daar hy zyn plan zich voorftelt, als een onmisbaar gevolg van eene Conventie, die hy befchryft en vooronderftelt, doch geenzints is die ons voorgefiagen en opgedrongen wordt; zoo doet het, in deze niets af. Waar is er eenige fchyn, eenige grond, waarop wy mogen hoopeu. Dat zyn plan van geëvenredJgde belastingen zal ingevoert, er. eene iuéénfmelting der fchulden tot een grondfiag gelegd zal worden. En bebben wy op ons zelvenViet, nog te veel, om ons met een ydele hoop te latei) paaijen. Dan ik kan niet nalaten op te merken , dat het ^fchoonfte en duidelykfte betoog, van al het'ffoede dat een onbepaalde 'Conventie zonder* rrandwci zoude kunnen doen, er al zö min een 1 zekc-4 waarborg voor is, dat dezelve al dat goede zal te weeg brengen, als dat de bezwoorene beloften, van eenen willekeurigen vorst, en zyne onbetwistbaare nacht om het goede te doen, dat goede dadeiyk oplevert. S s 4 Zn-  ( 352 ) Zillessens vraag, waarom zoude een kleine MaatfcifapPY volgens het voorgeven der Zeeuwfche Volksreprefentanten, beter beftuurd kunnen worden dan een grotere is niet moeijeiyk te beantwoorden, en kan tastbaar bewezen worden; dan andere hebben het voor ons gedaan, volney, in zyn fchoon werk (in 1792 reeds uitgekomen) Les Ruines ouMeditation 'jut les revolutionsdesEmpires, lchryft aan de vergrooting en de wtxeiirektheid.der Staaten hunnen ondergang toe, met dete woorden , op pagina 65. „ Par la raifon , qu a me~ fure q'ue lesEtats acquièrent plus d'étendue, letir ao""miniftration devenant plus épineufe, et plus complf"quée ilfallüt, pour renmër ces masfes, donncr plus " d'aai'vité au pouvoir, et ïl ri'y eut plus de proportion " entre les devoirs des fouverains et leurs facülfés. dat '{!. om reden , dat naar mate de Staaten meerder uitgeftrektheid bekwamen , de beheerfching derzelven meefder famengéftcld, en netiliger of moeijelyker wierdt", moest' men om die gevaarten in beweging te brengen, 7an de magt meerder werkingskragt verleenen, en ér bieef geene evenredigheid meer tusfehen de plichten d'erfouverainen, en hunne vermogens over. En ten laatften zegt die fchryver, „eindelyk omdai naar mate de landen hunne machten .tot één middelpunt bragten: de volkeren beroofd wierden van hun" ne wetten , gewoontens, en van het beftuur dat hun " eigen was." verloren zy hunne perfqnelyke geestdrift, die hunne fterkte had te weeggebracht, menmogt twyffêlen of ik wel getrouw vertaalde, laat ik de Franfche woorden letterlyk herhalen: „Enfin par la raifon qu'a mefure que les Etats fe concentrèrent, les " oeuples dépouillés, de leurs lois, et de leurs " ufrges, et des gouvernements qui, leurs etoienc "propres, perdirent 1'efprit de perfonnalité, qui ",caufoit leur énergie." De fchryver van La Politique naturelle, zegt in het tweede deel pagina 26, duidclyk, „hoe grooter een , Staat is, .hoe meerder zyne inwoouderen , vermogend "en talryk zyn, zoo veel te meerder is. hy bloot .ge''ft.ehip.jn onder het despotismus te vallen," en hy geef;  C 353 ) er deze reden van , „omdat in eenen uitgeftrekten Staat, ijde-vereeoiging der begeertens van hun die zich te- gens de verdrukking willen verzetten fchièr onmogelyi „ wordt," en boven dien zegt hy, „ daar moet de publie„'ke macht verfterkt worden, naar mate de verméhig„ vuldiging der driften die zy te beteugelen hèeft;'' efl «indigtmec de betuiging ,„ het' is zeer bezwaard} k da: een uitgeftrekt land wel geregeerd wordt.'»' Het is door verfcheiden aangehaald , dat America het Bondgenootfchappelyk-beftuur van ons, tot een voorbeeld en een grondflag van hare Conftitutie heeft genomen, laat' ik er byvoegen dat zulks ook de goedkeuring van anderen buiten ons heeft weggedragen , en ondermeerder die van den geleerden abt-Mably, in zyne brieven, behelzende, aanmerkingen op de Conftitutie en Wetten van America gefchreevén aan den ambasfadeur-Adams ,[in zynen eerften, pagina/', laathy zich aldus daar over uit. „ Het is een groot voordeel voor .„ de Americanendat de dertien Staaten , hunne Rechtten, hunne'Onaf hangkeiykheid en Vryheid niet ver„eenigd of vermengd hvbberi, om eene Républiek te „maken die maar eenerlei wetten, zoude gefield, en dezelfde magiftraaten erkend hebben," e'-lager Vervolgt 'hy , en zegt. ,, Hoe zoude men in het uitgeftrekt land, „ dat gy bezit het gezag der wetten hebben kunnen be„ vestigen , 'en hoe' zoude de adminiftratie hare veer,„ kragt niet verloren hebben, naar mate zy verwyder„de van het middenpunt, dat hare werking richtte?" verderop pagina 8, J, dan de party, die de colohien „ gekozen hebben, óm een bondgcnoodfchappelyk'e .,, Republiek aan te nemen, en leder hunne onafhangke* „ lykhcld te hen-aren kan aan de wetten al het gezag „geven om ze te doen in acht nemen, de magiftraat „ kan er tegenwoordig zyn." Behoef ik wel burgers ul, onder het oog te brengen hoe veel gefchikter America is, om ons ten voorbeeld te ftrekken dan Frankryk: het beftuur van dit ryk was reeds landen tyd bepaald aan ééne plaats; wanneer de Revolutie daar gefchiedde, waren de afgelegene proyiucic gewoon pover-wigte bevelen te ontvangen, ai'. 5 " en  ( 354 ) Maart 1703 , door den geweijeji Ambasfadeur maulde-hosdan, en men zal kunnen zien; men zal zig bevinden, als een reiziger dje verdwaald, door duisterheid overvallen, zich nederJegt, gerustelyk inflaapt, en by den aankomenden dageraad ontwakende zich aan de fteilten van een*;n afgrond ziet: van fchrik en verbaasdheid over zyn onbezefd en ontkemen gevaar als van den donder getroffen, verftcm'd' ftaat. Hoe langen tyd hebben wy ous weerloos op Zee gevonden , kunnen wy dan daar ook nog meerder rampen overkomen als onze handel geftrémd te zien, en van onze fchepen beroofd te worden. Zeeuwen! Zeeuwen! zoo wy tot die wysheid konden komen, dat wy onze onheilen , niet allen alleen aan partyen weeten , maar onderfcheiden tusfehen de zulke die ons zy overkomen door omftandigheden die verre boven het bereik der ftervelingen zyn, en de zulken die zy hebbeu konnen berokkenen! Zoo wy een provinciaal beftuur ftichteden, dat wy kunnen doorzien, grondig kennen, waardéeren , juist daarom, om dat wy het begrepen; zoo zoude het een grondflag tot onderlinge éénheid en vaderlandsliefde kunnen worden, die ons eene fterkte zoude geven, die wy nog niet gekend hebben , zoo dat wy onze ftranden en dyken genoegzamer zoude bevinden: dan wat elders ooit de beste iierktèn zyn bevonden , en de zee zoude ons niet zoo veel honden nog vyanden kunnen opwerpen, die wy niet gouden kunnen doodflaan ! En zyn wy niet veel meer in de gelegenheid om zulk een doel voor ons op ops zelve te bereiken, als vereenigd met alles wat buiten ons is ? Befchouwen wy de Negotie, die zenuw van ons be-  C 357 3 ïfaan, wie weet niet, dat dezelve beftaat in vcrkoop'en en koopen ? Het zyn de producten die onze grond' oplevert alléén, waar wy ftaat op kunnen maken, en voor welke, wy na gelegenheid, tot verkoop allereerst moeten ouuien. Wordt de boogfte marktprys van onze Tarw alléén door de confumtie van Holland gemaakt, of zyn "riet de vreemde commisfien diedaartoe werken, zullen zy die niet aityd voor hun zeiven noodig hebben en koopen , dan althans zullen zy de provifien der' der vreemde niet weigeren eri van de hand wyzen. Hebben wy niet dikwils alle onze producten gretig door en voor Engelfche rekening zien koopen ? worden onze witte Boonen niet altyd meest door de Spanjaarden gezogt en daar heen gevoerd? onze Meekrap niet het minfte in Holland, maar meest in Duitschland, Zweden, Denemarken en Engeland verbruikt, kan HoilancThier aan'hïndereri? Alles wat ooit uit de Indien', zoo Oost als West woi'dt aangehragt, is dai', of eenig gedeelte daarvan, zyn vertier aan Holland verfchuldïgcf? Wordt niet óns West-indisch Cattoen alomme in Duitschland verwerkt, en heeft Engeland over weinig jaren niet de hoogfte pryzen betaald? Hebben wy om onze Oost-indifche Cattoen? LywV ten, Chitzen en Garens, de Zwi'tzers' ca Franfchen niet tot ons zien komen ? Ik durve wel gerustelyk afvragen, wrt hebben wy te verkóopen, dat wy alléén, by uitfluiting in Holland ons kunnen kwyt maken? Genoeg gezegd, zoo ik meen, om ons geene bekommering over den verkoop over te laten. Dan laten wy ons koopen, nu eens nagaan, en tiet.zelve ons voor den geest brengen. Wat krygen wy niet al goed ? en wat moeten wy nfit al góed uit Holland krygen? wat zou dat zyn ais Holland zich eens floot éh ophield met ons toe te voeren? Zulke infehyn bczwaarende vragen hoort men doen; dan alles vcr- dwyot  ( 353 ) ijjwynt fchier, wanneer wy maar de moeite nemen oai te onderfcheiden, welke producten van alle die geenen , welke wy maar door of voorby Holland bekomen, effectif Hoilandfcbe producten zyn. Holland heeft den uitvoer van Varkens verboden, dan dewyl hetmeest fpoeling Varkens zyn, verliezen wy daar nietby, de Gelderfche zyn beter en worden ons op den duur van daar by menigte toegevoerd. Dan Hollands fchoone Turf en Delffche Boter? levert Friesland ons geen zwaarder en meerder Turf, levert het ook niet overvloediger Boter op? en zouden wy die niet altoos buiten-om direct van de Sueeker-markt uit een der Friefche havens konnen bekomen ? Wat levert Holland op, dat wy niet zoude kunnen misfen of van elders zouden kunnen krygen? zoude het. Saayen en Lakens zyn? de menigvuldige buitenlandfche fabrieken in die artikels zyn niet eens op te noemen; en ik wenschte te weten wat? Ja vrienden ik herinneren my wat, de Genever, dan die kunnen wy ookmaJten, Vlisfingens Stokery levert en maakt die zoogoed, dat men die beter moet kennen als ik, om ze van Hoilandfcbe te ondérfcheiden". Maar om alle zwarigheden in eens weg te nemen, {lellen wy dat Holland ons alles levert, is het dan daar r.ndcrs mede gelegen als met alle anderen handel,negotie ofte ueeringen? Zyn wy in onze byzondere negotien, in onze beroepen aan hun verplicht die by ons koopen, of zyn het de koopers aan ons? Hangt niet de verkooper doorgaans van kooper af, en niet de koopers van de verkoopers ? waar van daan anders by verflapping van den handel, die algemeene uitroep, daar gaat niets om! daar is geen zier vraag! geheel geen aftrek! bellaar dus Holland door ons, of wy Zeeuwen door Holland? Aan wien zal het meer en direct fchaden aan Holland of aan ons, byaldien wy in 't vervolg rykclyk zo goed te Ant-  (359; Antwerpen zullen knnnen koopen als te Amfterdara f' en het veel meer gelegen vinden? Zyn wy dus niet minder afhangelyk in den koop en verkoop van Holland als Holland van ons? blyi't ons politiek en commercieel beftaan niet zo als het is? hoe weinig kan er Holland aan doen en wat doet Holland er aan? Hebben de bondgenooten ons nog wel ooit de uitschotten aan de Engelfche vloot in vorige jaren (toen. dezelve onze ftranden en kusten voor hun zo wel als voor ons dekte) gedaan, te rug betaald, en is daar aan niet de gebrekkige ftaat van onze financiën in het byzonder te wyten. Laten de Bondgenoten ons niet altyd alléén tegens de woede der zee worftelen ? en zoude wy dan onze ligging aan die zelfde zee, ons in het geheel niet ten nutte maken , zoude wy het ankeren op onze gronden, het binnenlopen in onze havens, voor fchepen van onze overbuuren, op hunne voorby reizen na de Schelde niet zo gemakkelyk maken, en zo onkostbaar ftellen, als maar mogelyk was, of wy dezelve misfchien konden gewennen, om zulks niet minder te begeren en te doen , als dat onze comptoiren , (de Oost-compagnie niet uitgezonderd) hebben ondervonden, dat onze fchippers gaarne in Engeland binnen liepen, by het pasferen door het canaal ? Is zulks niet ons direct, ons grootst belang, en geenzints het belang van Holland. Is het niet altyd ons belang geweest, en wordt hec niet duidelyker ons belang, dat wy alles vry uit en in laten komen, zal de minfte belemmering die wy dwaas genoeg konden zyn, om aan den handel toe te brengen, dezelve niet zo veel te fchielyker aan onze overbuuren overbrengen en verzekeren ? heeft Oftende ons al niet lang meerder goederen geleverd dan wy aan Oftende , kunnen wy duidelvker les daa de bedervingen verlangen? Noch-  <; jjfe ) Wochtans is het tarif van licenten, convoyenvan incn uitgaande rechten niet vergeten, en door de ffellers. van het Conventie-plan in zyn geheel bewaard, en in werking gehouden, en zo het, voor het Bondgenootfchap in veel opzichten goqd is, zo kan het aan den minstkundigen geen bedenkingen overlaten, of het, is voor onzen handel doodelyk, ja, doodelyk alles war daar in of elders gefield en beoogd is, om de Hollandfche fabrieken te begunftigen , zulks gaat ons niet aan , wy hebben er geen, en kunnen de meefte niet hebben, en met ons,daar aan te. binden, verwyderenwy de negotie en miskennen ons belang. Ziet daar medeburgers myne gevoelens, en zo ik meen naar waarheid onzen flaat en belang als Zeeuwen U te hebben voorgedragen. Waar kunnen er nu zulke bezwaren zyn, om ons te doen ophouden Zeeuwen te blyven? .Wat zoude ons bewegen, wat ban ons nopen als vrye Zeeuwen ons aan het willekeurig gezag van een Conventie over te geven , daar een ander den baas zal fpeelen? Wat blind, welk een zot vertrouwen moet men niet hebben , om zich eerst te gaan onderwerpen en afhangelyk te maken, in de vleijende, ydeie hoop, om alzo tot een beter flaat te komen? Wie zoude zich niet fchamen het in overweging te bebben genomen ? Zeker hy, die heeft gefproken. Elk'Nommer van dit blad wordt alle'Maandagen voor i en één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg' by de Weduwen w. en j. abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D Ë tm rt7XTn TiT7C xmt trtt 43, J3y eendeer gepaste gelegenheid, die nu niet behoeft herinnerd te worden, Helden wy in het 26 Nommer van ons weekblad vyf Articuls voor , welke naar ons oogmerk moesten dienen om eene infiruftie voor wykmeesters uittemaken, en waar door de oproeping der Wykvergaderingen geregeld zoude worden. — Deze vyf Articuls wierden vervolgens kort daar op in eene Wykvergadering met hetzelfde oogmerk voorgefteld, ter kennis van het Collegie van wykmeesters gebragt, en door hetzelve in de Middelburgfche Courant van den toden Oftober laatstleden aan de Burgery voorgedragen, met tusfchenvoeging van nog een ander Artieul, het vierde namentlyk in die Courant, 't geen T t door  ( 3 durf je dat nog vragen? — wel meen je dat ik de fabel op zy heb gehangen om als een linjcur voor den daij te komen en een offiecytje te krygen ? neen, broer, ik heb een vaderlandfche ziel In myn corpus, eu die myn Vaderland aanvalt, zal op de punt van myn bajonet kyken, al zou de weereld 't onderfte boven keeren. pieter, 23-» hoofd krauwende. Ja maar, ieder kan er zoo niet uitloopen, men kan zyn vrouw en kinders niet laten zitten. ernest , zyn hoed op zy zettende. Dat wil zeggen, Piet! — ik wensch jou goede reis, byt zelf den bryberg door, ik zal het te huis aanzien. — Maar broêr lief, hoe het doch gemaakt als ze jou, zoo als je daar by je vrouw en kinders aan de tafel zit, eens een vriendelyk bezoek komen geven en je zoodanig op de kop kwamen bruiën dat je de hersfens op jou vrouw én kinders aangezicht fpatten ? pieter , verlegen. Wel dan — dan, wagt ik evenwel dat je lui me wel zullen adfifteeren. ernest , met een verontwaardigenden lach. Ha ! ha! adfifteeren , — maar was het dan niet befer om ons alvorens te adfiHeeren en te maken dat zy in jou keuken niet kwamen? — denk je niet dat d>& adfiftencie wil hebben ook adfilïeeren moet? er-  C 379 ) pieter , ongegèneert aan zyn werk gaande. Ja, maar er zullen er genoeg zyn. ernest. Ja, maar Wanneer ieder redeneert als Pieter, zullen er te kort komen. pieter, zyn werk neerwerpende*en met de hoed in de hand. Maar je twyftelt immers niet of ik ben een goed patriot ? ernest, insgelyks de hoed afnemende. Waar uit bewys je dit? pieter , op de vingers tellende. Wel ik ben i. ftemgeregtigde, 2. wachtdoend burger, 3. Lid van de volks-focieteit, 4. een doodvyand van de plunderaars en orange-calanten. ernest , insgelyks op de vingers'tellende. Welnu, als je daarby voegt, ik ben geen vrywillige, dan wil dit in goed rond, goed Zeeuwsch dit zeggen: ik ben ftemgeregtigde, dat is, als de kippen er by om myn rechten te genieten, ik ben geen vrywillige, dat is, ik kruip in elkander als een huisjens-flak als ik myn plicht zou moeten doen. Ik ben wachtdoend burger, 1. om de pret, 2. om een officietje, 3. om geen compofitie te betalen, — maar daar gevogten word ben ik niet te huis , ik ben lid van de volks-focieteit, dat is misfchien , ik ben een held in de mond en een bloodaard in de daad, ik ben een doodvyand van de plunderaars en orangecalanten, zelf zoo dat ik als er tegen moest gevogten worden, van puuren afkeer na moeder in de keuken zou loopen; wat beliefje? he! pieter , op den fabel flaande. Ernest, gy hoont my! W w ss EP.-  ernest, insgelyks op den fabel fiaandc* Pieter, gy verfmaad uw Vaderland! maar zie daar den burger Kees! — Kees, heb gy u opgegeven als vry willige ? kees , geheel bedaard. Ja en neen. ernest. Wel dat is koddig, — hoe begryp ik dat. Kees, je benp immers een goede Kees! zoud gy geen Volontair willen zyn. kees. Ik wil het zyn, en ik wil het niet zyn. ernest. Nu nog aartiger,— wel hoe wil je het dan niet zyn? kees. Ik zal je 't uitleggen: je zal zeker met myn veronderftellen, Pieter, dat alle Burgers zonder onderfcheid jeeden der maatfehappy zyn ? ernest, driftig, en vervolgens altyd. Dat is vast, tot zelfs de orange-calanten in kluis. kees. Zeker. — Nu , waarom tog maken nu burgers eene maatfehappy uit? — is het niet om zoo veel te beter, tegen alle aanvallen befchermd en yerdeedigd te worden? pieter. Dat's vast. ernest. Dat's wis, kees. Maar befchermd te worden is een recht, en hier tegenover flaat een plicht, dat is te befchermen en te verdedigen. Ergo ieder lid der maatfehappy moet befchermd en'verdedigd worden en ook befchermen. en verdedigen,.  ( 38i 5 ernest. Dat is zeker tot zelfs de orange-calanten in kluis, kees. Juist. — ik Hel nou dat een buitenlandfchen vyand ons aanvalt, wiens plicht is het dan om de maatfehappy te verdedigen? ernest, geduurende dit gefprek, fchud Pieter met den kop. Dat's klaar, — allemaal tot zelfs de qrange-calan» ten in kluis pieter. Maar, Kees broêr, ik bid u wat huishouden zou dat wezen als alle manlui te veld liepen, en er waren te huis noch doctors voor onze zieke vrouwen , noch bakkers om brood te bakken, noch municipalen,noch rechters etc. etc. (hy kaalt zyn fckouders op evenals of hy medelyden had met de onkunde van Kees en Ernest.) kees. JJafta! — dan was de maatfehappy na den Bleik. ernest. Dat's wis — men moet dan vrywilligers kiezen. kees , (half dit gefprek doet Ernest een tred voorwaards en legt de vinger naast zyn neus.) En hoe doch kan je vrywillig befluiten tot iets waar toe je al vast verplicht bent? — 'k neem eens jy, Ernest befluit om tegen den vyand uittetrekken , wat naam had je liever? —die van een man die dat doet om dat het zyn plicht is, of die van een man die het aan zyn vrye keuze flaat om zyn plicht te doen of te laten,—r een vrywillige? ernest, de hand hard op dekniefaande^ Verbruit je hebt gelyk, — neen, ik heb te fchielyk geweest, tegen een buitenlandfchen vyand vrywillige ! —r „ . . dat kan er i/jarcers niet door. —r Dit begint me Ww 5 zèif  r 302) zelf ai wat haatlyk te worden, (verlegen) Maar intusfehen, wat raad als alle manlui evenwel niet te velde kunnen trekken. kees. Wat raad — ik zal het u zeggen. In dit geval moet het beltuur oordeelen wie het best kan gemist worden en deze kunnen in requifitie gefteld worden, en wanneer de nood grooter word moet men zelf komen tot die geen, welke minder gemakkelyk kunnen gemist worden , tot dat eindelyk in bet zeldzaam geval van den allereminenften nood de opfland in masfa gefchiedt. pieter, fchielyk agterom Ernest na Kees hopende. Maar, ik heb altoos gehoord dat men in ons Land niet requireeren kan. kees, Dit is een valfche Helling — in alle maatfehappyen kan men requireeren, om dat de algemeene verdediging de grond van alle maatfehappyen is; en die geen welke niet gerequireerd wil worden moet een houten huisje op gaan flaan vlak in het midden van de Zandwoellyn van Arabiè'n , daar woont hy alleen , en dewyl hy daar van niemand befchermd wordt, behoeft hy ook aldaar niemand te befchermen. Lees onder andere maar uw Burger-eed, die nog onder de oude Conftitutie is, en daar belooft gy overal te zullen uittrekken waar uwe Overheid het beveelt, —lees maar de gefchiedenisfeu van uw Vaderland, en gyzult zien dat deze requifitiè'n hebben plaat gehad, — doch de ftaatkunde van later tyden zag liever huurlingen en oordeelde het geweer in burger handen voor haar geweldadig gezag te gevaarlyk. ernest, (uit wiens géfiten men befpéurt dat hy met ongeduld wagt om ook een beurt te krygen.) Ik begryp nog meer het nut van deze requifitie. Als wy patriotten vry willig uittrekken, — bleven de calanten al vast ftil te huis — myn jonge buurman Willem  ( 3&3 3 lem zou'voor / 30 wachtgeld naast moertjes zy de keézen wat uit zitten jouwen, en ik zou onderwyl uit liefde voor het Vaderland myn vrouw en kinderen verlaten , — misfchien floegen de calanten ze wel in myri abfentie dood, want de blom der burgery zou marsch zyn, misfchien wel dat de blom der burgery te velde bleef, en dan zou het te huis Orange boven , Contrarevolutie en Vry fteelen als het plunderen heet,zyn. Neen, neen, de calanten moeten meê au.x armes. pieter. Maar , — zou jy die boel vertrouwen , konden zy te veld de fchelm niet fpeelen? kees , met de handen alles wathy zegt aanwyzende. Geen nood, — voor hen leid het pad voor uit, en het kanon agter de rug. Zie daar, waarom ik tegen een buitenlandfchen vyand geen vrywillige kan zyn , en ook niet wil zyn — behoore ik tot de tweede en niet tot de eerfte requifitie, dan kan ik vry willig my by de eerfte voegen dan is deze daad in waarheid vry willig, en dan doet ze my eer aan. pieter. Maar Kees broêr, wanneer wilt gy nog meer vrywillige zyn ? " . kees. Wanneer?— in cas van inwendige tumulten — hier kan ik den orange-calant niet meê neemen, want dat was even zoo goed als of ik myn vyand verfterking bragt, — hier moeten alleen vrywillige, hun plichtwaardeerende patriotten genomen worden , en hiervoor heb ik my aangediend , om dat ik voelde dat myn hart klopte voor orde, vreede, vaderland en menfchelykheid. (zyn hand legt op de borst.) PIE-  C 3^4 ) pieter , (hy drukt de hand van Kees op zyn borst. Ën ook het myne — zie daar myn hand, ik ben gereed, in een verwoest Vaderland zou myn huigezin een Hel bewoonen, — myn fabel vervolge hem, dié de fchrik iarigs Zeelands bodem wil doen heerfchen! ÈRNEST. Bravo , Pieter — nu een vaderlandfche borrel — niets hoeft voor ons te beven dan de onrechtvaardige, de ondeugd en het verraad ! — zoo zy zegepralen zal het zyn — over onze lyken! Leeve de Republyk! (Hier neemen zy onder het drinken van een borrel de hoed af, en fchreeuwen „ Lang leeve de Repu, blyk.'" dat alle de ariftocraten in de buurt van fchrik door hun venfter-ramen zien, wat of hen bedreigt.) Welaan, myn broeders,laat eeneed'le drift u dryven! Verbreek de dwinglandy! fchept moed! wëest eeuwig vry! Wat kan ons wederftaan , zoo wy Standvastig en eendragtig blyven? (naar Gleim.) Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor t en' één halve ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen w. en j. abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D E VRIEND DES VOLK& 3\/o. *tf. TWEE VERGELYXINGEN TUSSCHEN HÉT VOORMALIG EN TEGENWOORDIG BESTUUR. J[ e voren werden de regenten, zonder dat de burgeryen ergens in gekend wierden, door hunne mederegenten verkoren, die by zulk eene verkiezing voorriamentlyk door bloedverwantfchap, door zoogenaamde vrindfchappen, onderlinge contracten, óf door byzondere, dikwils ondoörgrondelyke, redenen beflierd werden. Gewoonlyk waren de regeeringen in twee partyen verdeeld; hy, die dus door een van deze partyen was voorgedragen of aangerleld , werd itilzwygend vcrpligt om zyne mecenaten in alles te volgen: het was, (uitgezonderd in onverschillige zaken") een heiligfchéhnis om van zyne beX x gun*  ( 336 ) gunftigers Jn het geven van advifen te verfchillen en zulk eene roekeloosheid werd niet zelden wederom betaald gezet. Hy die dus blindelings zyn aanhang volgde , was een jongeling van goede verwachting, en die zyn fortuin in het politike maken zou; maar een die als een man van oordeel en deugd, zonder naar anderen te luisteren, zyn gevoelen openbaarde, werd weldra met onverfchilligheid, ja zelfs dikwils met verachting behandeld, en als een koppig en eigenzinnig mensch uitgekreeten. Volgens het tegenwoordig beftuur wordt niemand tot lid der municipaliteit of tot volks-reprefentant aangefteld dan die door de meeste ftemmen van kiezers (welke wederom door alle de wyken zyn be-* noemd) daar toe verkoren is: en niemand komt m aanmerking, dan die de vereischte jaren heeft; by elk burger bekend ftaat voor braaf en deugdfaam; en kunde bezit om zulk eenen gewigtigen post wel waarteneemen. Vair welk' een beftierder kan de burgery zich êd meer heil en voordeel beloven, van hem die door zyne veelvermogende bloedverwanten tot regent werd aangefteld; van geenen, die verkoren werd om zyn geld, en dien men dus door dezen fchitterenden band aan de Stad wilde verbinden; wederom van eenen anderen, die alleen was aangefteld om in alle gevallen de fchaduw te zyn van het hoofd van zyn party , of van een kundig, eerlyk en rechtvaardig man zoo als ik hier boven heb befchreven? 2. - Ee.i zwerm van kleine ampten en bedieningen wer- " de»  ( 337 ) den in het vorig beduur naar eigen goeddunken aan knechts weggefchonken, die eenige jaren, (de een vroeger de ander later,) hunnen heere met flasfïche onderdanigheid hadden gediend. Daar nu Inboorlingen, in een Republiek opgevoed, op den duur voor hunne meesters zoo niet konden bukken, hadden de Duitfchers en andere vreemdelingen verre den voorrang; want zulk een vreemdeling, is aan de overheerfching en armoede gewend, en den allerhardite dienst komt hem zelfs zeer zacht voor; in een kouingryk of vorstendom geboren en opgevoed, is hy gewoon aan de onderdanigheid, en zonder dat hy zelfs weet, dat hy laaghartig is, is hy in de oogen van den Nederlander een llaaffche kruiper. By zyn intrede in ons gewest, verneemt hy, dat hy met eenige jaren te dienen een beftaan kan bekomen, waar van hy, naar zyne ingetogen opvoeding gerekend, ruim kan leven. Zyn hart is zeer dikwils wel geplaatst, dienstvaardigheid is hem als 't ware aangeboren, daarenboven neemt hy nog een heilig voornemen, het hardde juk, dat hem kan worden opgelegd, gelaten te zullen torfchen, alle beledigingen met grootmoedigheid te zuilen aanhoren, en zich alleen maar te troosten met het ftreelend vooruitzicht van eerlang met het een óf ander ampt te zullen worden begiftigd. Na eenige weinige jaren valt er eene bediening open; een aantal brave burgers, wier voorvaderen zelfs dit land hebben vrygevochten, en hun bloed geplengc voor een fla.afsch en ondankbaar nagedacht, Xx S doe:i  ( 338 ) doen" alle betamelyke pogingen om ze te erlangen, en dus op eene eerlyke wyze brood voor zicb zeiven én hun kroost te kunnen winnen; doch helaas! zy alle worden van de hand gewezen; de vreemde knecht, die by allen onbekend is, die zich in 't hollandsch niet eens regt kan uitdrukken, krygt de voorkeur, en ziet met eenen vernederenden glimlach op de te leurgeftelde burgers néder. Naar de inrichting van het tegenwoordig beftuur ■wordt de brave arbeidfame burger, die bekend is wegens zyne eerlykheid en trouw, en daarenboverj met vele kinderen is gezegend, boven eenen vreemdeling gefield; een deugdfaam huisvader heeft deu voorrang boven eenen onbekenden zwerver. Pleeg nu raad, ö lezer! d*ie het tegenswoordig beftuur niet begunfiigt, met de rede , en de infpraak van uw geweten; welk van beide deze inrichtingen meent gy dat het best overeenkomt met de billykheid e« ■rechtvaardigheid? EENIGE LOSSE GEDACHTEN. L;e mensch moge door ingebeelde of wezentlyke rampfpoeden gefolterd worden , de hoop echter verlaat hem piet, zelfs niet in den dood. Hoo worden veele aanbidders der overheerfching verkwikt, wanneer zy of ware of valfche geruchten fcunnen verfpreiden , dat de dappere Franfchen eenig nadeel hebben geleden, of dat er zich donkere wolken aan den Horizon vertoonen. — hoe deerlyk zou hét leven dier menfehen verbitterd worden, indicnaf- ' "" ' ï  I 389) le hoop hun eens op eenmaal was benomen! — zoo he\*ig ftraft 4e Vader der menfehen zyne fchepfels niet! Revolutien, hoe nadelig ook voor den weivaan des Lands, indien brave mannen dezelve niet regelen, kunnen dikwils zeer nuttig zyn om het zedelyk karaéter te verbéteren. Zouden vele aanzienlyke we! ooit zoo veel gelegendheid hebben gehad om hunne gedachten te laten gaan over het vergankelyke en nietige der weereldfche dingen als tegenwoordig? Hy die te voren werd aangebeden, wordt nu met onverfchüligheid befchouwd, of liever, niemand neemt de moeite om hem te befchouwen: te voren fprak hy, en alles beefde, nu fpreekt hy, en niemand luiden. 3- • Het grootfle gciuk dat er reeds door deze gezegende omwenteling is genoten , en nog genoten wordt, beflaat voornr.mentlyk ook hier in, dat een zeer groot gedeelte van Neerlands burgers hunne waarde, hunne rechten en belangens leert kennen , dat liun geest wordt verlicht, dat vele voQrqordelen reeds zyn weggenomen , crj cbst alle de magten der aarde niet meer infiaat zyn om hun die kennis, die zy reeds verkregen hebben, te ontwringen. Welk Des_poot zou zeil', van nu af ooit meer in flaat zyn om duizende verlichte, moedige burgers, die de rechten der menfehen kennen, die gevoel hebben van de waardy der vry, heid, die van een eerbied verwekkende woede blaken, wanneer zy zich flechts verbeelden, dat.ijemandj Xx 3 hus,  ( 39° ) hun daar in zal benadeelen, welk een Despoot, zeg ik, zou zoovele duizende burgers langen tyd onder zynen eizeren fchepter kunnen doen bukken? 4- Vele zyn kwaadwillig genoeg om duurte en gebrek aan vele noodwendigheden op rekening der Revolutie te zetten, en er niet by te denken of te zeggen, dat eene algemeene, eene langduurige en alvernielende oorlog in het grootst gedeelte van Europa gevoerd, de rede is der fchaarsheid eit duure tyden* 5- Aan de eertitels kan men veeltyds een volk beoordeelen : hoe ftrenger de heerschzucht woedt, des te meer brommend en klaterend zyn de eernamen. Hoe ongelukkig moet het dan nog niet gefield zyn met dat land, 'alwaar men de woorden van Allergeduldigst Heer; zeer Genadige Vrouw; Uwe Allergcnadigfie en nederigfte dienaar; Met uw Hoog Genadig welneemen; Ik kus uwe genadige kanden enz. enz. in alle gezelfchappen hoor: uitbazuinen. Dewyl wy een republiek hebben bewoond, en dus nog een fchaduw van vryheid boven vele koningryken hebben genoten, waren onze titels niet zoo verbolgen en opgezwollen; doch hoe fchielyk verdwynen alle deze nietigheden, wanneer de ketens der flaverny worden losgerukt , de Hoog Edele Geboren, Hoog Edel Geftrenge, de Edele Groot Achtbare en honderd andere titels verlaten als dan ter fluip den vryen grond, even als nachtuilen by het aannaderen van den dageraad. Hy die een voorflander blyfe van dit niets beduidend gebrom  C 391 3 verraadt b-y den opmerkfamen rnan een hart dat trots of laag of dom is en nog niet ryp voor het edel gevoel der vryheid. 6. Hoe dwaas is hét om ampten erfFelyk te maken? wat zoudt gy zeggen van wetgevers, die beiloten^ hadden dat het ampt van geneesmeester (by voorbeeld) erfFelyk zyn zoude, en van den vader nederdalen tor. op zyn laten naneef. Zoudt gy, wanneer gy uwen kundigen geneesheer door den dood had verloren» ooit kunnen befluiten om uw leven en het leven vaa ■uwe dierbaarfle panden toetebetrouwen aan zynen onkundigen zoon, den erfgenaam van zyne ampten? zonder twyfel zoudt gy aarzelen — maar bloost gy dan niet, gy voorflanders van erffelyke waardigheden! dat gy, tegen uwe reden en geweten aan, goedkeurt, dat wel eer het beflier over duizende menfehen, de welvaart van het land, en alle bezittingen als een erfgoed zyn overgegeven aan een en het zelfde geflacht? 7- Wie hebben zich by de Reformatie het flerkfle aangekant tegen den Gereformeerden Godsdienst? de zoogenaamde Grooten uit vrees van hunne ampten te zullen verliezen, en het laaghartig gemeen; de middelfland trad het eerfle toe om gehoor te geven aan de reden en de infpraak van hun geweten. Waarom waren de aanzienlyke Joden en Priesters zoo afkeerig van de lesfen van den Zaligmaker en Apos-  ( 392 ) Aposte>en? waarom zagen zy met trotsheid op hun neder? dit ontftond niet zoo zeer om dat zy dia edele gevoelens en lesfen niet inflemden, als weli dewyl het menfehen van geen uitterlyk aanzien waren. — Zonder echter dit met elkander te vergelykén, is hèt ' stfet veele aanzienelyké lieden tegenwoordig even eens gefield: fchoon zy de Patriottifche gevoelens en inrichtingen inftemmen en goedkeuren* worden zy evenwel eenigzints te rug gehouden, dewyl zy zien, dat het beftuur in alle plaatfen ook wel eens in handen komt van lieden, die zy voor' geen menfehen van aanzien houden, en', door eene verkeerde opvoeding bedorven, zyn zy van gedachten, dat een regent, een koets, en een gecouleurde hkei onmiddelyk tot elkander behoren. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor t en één halve fluiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen w. enj. abrahams, en is voorts alom te bekomen,,  3D Ê .Vriend des völM " " u\o. 47, Wy zyn verzogt het volgende ftuk in dit No,' te plaatfen. ZEEUWEN, MEDEBURGERS? lf Ic mag het niet ontveinzen, dat ik den I5den January, met eenige ongerustheid te gemoet zie. Van de dagen myner vroege jeugd tot. op. dit -oogenblik: zonder verandering', of verbloeming myner politieke gevoelens een Patriot, aan Zeeland en Middelburg door' dé revolutie verbonden,' en met de jniigfte dc'el■neeming verkleefd aan de belangens dezer Provincie kant ïk dien gëwigttgeh dag, waar op het Zeeuwlche Volkc wordt by een geroepen, om zich eene Regerihgsformt re geven, om zelf, van zyne oppermacht gebruik maken-« de, het Provinciaal Beduur te vestigen, en alzoohetonzeker Revolutionair * ' tn Provifioneel Beftuur tè doen op^< houden, met geene onverfchilligheid zien naderen. Mee. Vreugde' ftaar 'ik Op dien grooten, plegtigen dag,"ma"ar die vreugde is vermengd met bekommering, bekommer vng, reeds veel grond heeft, en misfchien nog meêr*: dan my bekend is. ' ïk zal iriynë gevoelens' met dié rondborstigheid openJoggen, die ik my zelven, en ulieden fchuldig beu ,' en die het belang van het oogenblik Vordert. He: kan myne. lezers, die eenig deel hebben aan de ge-^  ( 39* > fprekken van den dag, die niet geheel onkundig £y« v»a bet geen,er omgaat,niet onbekend zyn , dat men hier en' daar niet gunftig denkt omtrend het Reglement voot het Provintiaal Beftuur van' Zeeland, in twee extraordinaire (Couranten van den éden en 7denJ dezer publiek gemaakt. Men heeft zich hier eri daar uit het lezen van het Rapport het'welk dat Concept-Reglement voorafgegaan' is, of misfchien wel alléén uit het horen fpreken over hetzelve eenige denkbeelden gevormd, dië het Reglement zelve een rtin gunfiig onthaal moesten doen ontfangen: mén heeft niet gerioeg onderfcheiden, dat het Rapport vöörnamènriyk' in r^.ch bevat, de beginzeh waar: op hef Reglement.rust, en men heeft welligt niet'verwagt, dat daar in die voorbehoedmiddelen zouden gevonden worden,die de toepasfing dier beginzelen, of het in werking brengen van dezelve beveiligt. Hërgaat niet zelden zoo-, dat rten een' opgevat vooróórdeel volgende, daar op'zónder verder ónderzoek afgaat, en in zyne beöordeeling noodzakelyk faalt » ioe onvoorzigtig dit oók altyd zy, het zou althans in eene zaak van zoo veel gewigt, als die thans den aandagt van alle-denkende Zeeuwen'boeit', otivergteflyk roekeloos Indien Zeelands PrbYiiionèle Vertegenwoordigers dfi ontwerp niet tydig hadden bekendgemaakt, zou men met recht daar over hébben geklaagd, nien gebruike dan nfc' den tyd,'die mén heeft; men leeze en overweege met bedaarden ernsr, zié uit zyne eigen oogen, en beöordee-' 1* dan eerst dit zoo gewigtig Reglement, om daar na óm>' trend hetzelve zynèn wil te verklaren.' Orider de menigvuldige ongunflige aanmerkingen die rfen op het voorgefteldé Concept-Reglement maakt, is de-' ae, dat daar in vooraf geen Declaratoir gevbrderd worde van hun 'die van'hüh Stemrecht begeren gebuïk te maken.' Men'noemt dit ontydig , ür'/dig met de belangens def gp>edè laak, en onvoorzigrigtig; men verwondert zig hoé Zeelands" Provifionele Reprefentanten het weglaaten van' Zódanig'een' Declaratoir durven onderneemen , en men' gaat misfchien wel zoo ver, dat men de oogmerken , waar SÉêdedit gefchied is, verdenkt. '  C S99 ) Zonder-iets te zeggen over het onedelmoedige van zooianige verdenkingen, bepaal ik my by de wederlegging tder ongunflige aanmerkingen, hier boven .opgegeven., en die (zco veel my bekend is) van de v.oornaaniileu zyn. Ik herinner alléén in het voerbygaan de voorbeelden »an Frankryk, Friesland, Amfterdam, en Zier-ickzee, alwaar geen Politieke geloofsbelydenis of Declaratoir .wordt gevorderd, ikherinner alléén in het voorbygaan., .om dat het geen betoog behoeft, dat het Üemrecht elk Lid der Maatfehappy, die hetzelve uitoefenen kan, en zig zeiven door een onwaardig of roekeloos gedrag niet heeft uitgefloten, zoo oorfprougelyk en ontwyffelfoaar toekomt als zyn wettigst e.igendom: .en geef voornamentlyk iu overweging pf by het Concept-Reglement niet zoodanige voorbehoedmiddelen worden daar gefield .tegen die gevaren, welke men uit het weglaten van het Declaratoir vreest, die met het belang der Provincie, de gezonde reden, en de billykheid veel meer zyn pveïientebrengen dan eene politieke gelooftbelydenits. Een verftandig Vaderlander kan niet mispryzen,, dat de Vertegenwoordigers van het Zeeuwfche Vplk, hoi zeer ook provifioneel aangefleld, ,en in deze Stad alléén door de zulken gekozen, die het Middelburgs Declafoir hebben gedaan en getekend, eene Conflitutie niet voor Middelburg, maar voGr Zeeland zullende voordragen, zich niet bebben laten leiden door Stedelyke inrichtingen en bepalingen, die flegts hier en daar fland grypen ; dat zy he,t Revolutionair tydperk willende doett eindigen, en aan de Regeringsfprm dezer Provincie, die flevigheid en klem geven , die tot deszelfs behoud Zoo noodzakelyk zyn,'in derzelver Concept-Reglement een Declaratoir hebben agter wege gelaten, dat in de eerfle dagen der Revolutie door de omflandigheden gewettigd, door de voorzigtigheid geboden, en door den algemeenen gent geè'ischf wjerd» Hy die doordenkt, het geheele Reglement met aandagc befchouwt, de verfchillende gedeeltens van hetzelve onderling vergelykt, zal zién , dat het geheel gebouwd is op dezen heiligen grondzuil *4c Oppermacht berust by het geheele Zeeuwfche Folk, dat daar in wordt bepaald,dat men  z\v. bevoegd te zyn tot de uitoefFeHm$ van zytt ftemrecjtt, tnct zyne ondertcekeuiug moet verklaard hebben, mtprévaU Ctaal Reglement op hetbcfluur aanleuemen. Eene bepaling, pte, zoo als ik zeker weet, niet onlangs in het Ruk is iïgelascht, maar daar in reeds werd gelezen toen bet voor voor het' eerst ter tafel der Provifionele Reprefentanten werdt gebragt. Eene'bepaling die volkomen wettig is* cfe.wy.1 men ter verzekering der goede trouw, ten duurïamen bewyze van aankleving aan eene Conftitutie welke men heeft aangenomen en tot voorkoming van zeer veelé misbruiken, vorderen mag,'dat men met zyne handtekening eene daad bevestige, die men heeft uitgeoefend. Geheel o'nderfcheiden is zoodanig eene aanneeming van, het Reglement'door ondertekening , van eene politieke gelo.Msbclydëiiis, zoo ais de bekende Declarhtcircn inhouÖeïh ." ' . " ■-'.'•• • ■■> Ik had onlangs met een verlicht en vaderlandsch Eürger van deze Stad een gefprek, waar in hy my> zyne gédagten omtrend 'deze -zaak mededeelde, die ik zoo gewigrig vind, dat ik ze hier ter ne.êr ftelle. „Elk „ burger,' (zeide by) is als zoodanig ftemgèrechtlgd. Dei s, Proclamatie des Franfchen 'Volks, waar op de Capitulatie is getekend, heeft het Völk Souverain verklaard:' „ Dus was de revolutie' in ons Land dó-ar,' eer zig iemand +, bewoog; niet de Revolutie maar de Capitulatie heeft het Volk Souverain verklaard, en het itaat niet aan de „ keus van eenige Stemgerechtigden, of het'Volk Souve» s,rain zal wezen, of niet," — „ Elk Stemgeregtigde moer zig derhalven laten welge<,, vallen , dat het Volk Souverain is, déze oppermagt, door de Capitulatie daargelteld, kan geen onderwerp van zyne deliberatie zyn ,'maar is in tegendeel eeiieba/is, een .„ grondflag , waar op hy wordt opgeroepen. — „ Deze Souverainiteit nu wordt uitgeoeffend in de Grond),.vergader.ingen, n.aar dewyl niemajid tot het nit.oe!Fen<;n ,', de Oppermagt kan toegelaten worden, die ciezé Opper-. vm'gt niet erkend, zoo behoort elk ftemgeregtigdburger, 5, die aandeel aan de ïoi'iverr.initeit hebben, en alzoo tot i, de Grondvergaderingen toetreden wil'j deze 1'ouvcrainii', feit te erkennen, ';' ' ■" • ■ ■ - ■ ' Be>  „Bewezen zynde dat elk flemgeregtig'de, dat elk •„ ftemgeregtigde, die tot de Grondvergaderingen toe- gang wil hebben, de Souverainite-it van het Volk er s, kennen moet," zoo beantwoorde ik de vraag, „zal j, deze erkentenis door het enkel toetreden, of nieuvoof'„ den en ondertekening van een Reglement, dat op die „ iafis'mst, gefchicdenV" eenvoodig op de volgende wy»?e „die ter goedcrtrouw toetreedt, zal de erkentenis gaar- ne met woorden en ondertekening doen , en dietcrkwa[, der trouw toetreedt, moet geweerd women." — En op deze wyze meen ik de wettigheid der bepaling, by het Reglement gemaakt, te hebben bewezen fen-ievéni doen zien bet onderfcheid , -dat ér tusi'ch'en de' géwoone deel; i-uoiren, en' dezè wyze, wettige en voorzigtige bejpaliiig is. — " Ish3fnpsq$0 aiaa&a 394 nsi iuw , «wKifasü jtirfift* En wanneer men hu by deze bepaling , (de'ondertekening vsn Het Reglement) nog voegt, de verklaring, by hetzelve voor èè Kiezers ,'in Art. 15. van het' Vide Hoofdlï. bepaald, den eed voor de Volksvertegenwoordigers Art; 13 Hoofdft. V , en voor den Uitvoerenden .Raad Art. rfa ilooiuft. VI, en ;de vei-antwoordelykheid derzelver, dan vraag ik gerustelyk,'of'de voorbehoedmiddelen, by herConcépt-reglement daargetleld tegen de gevaren die men uit het weglaten van declaratoire^ waar-door men llemgcregtigd wordt, niet jr.ct de gezonde reden en Dan derven wy, dog onzen roem zal leven Ondanks 't geweld van heerschzucht, nyd of tyd, Zoo worden wy d'onfterv'lykheid gewyd, Met lof genoemd by Bato's laatfte Neven! Te Middelburg, by dc Weduwen w. en j. abrahams.  li jt. VRIEND DES VÖLKSj WANNEER EINDIGT DE KEVOLUTL&V (Vervolg en SlotJ) 'VÏ^'at zou de ondérfcheiden gewesten van ons Gemeenebest doen draalen om elk in den haaren her provifioneel en in zoo verre revolutionair beftuur ti verwisfelen met een beter en Heviger bewind? Met de voorftetling van deze vraag eindigden wy ons begonnen vertoog in het vorig No., én wy gaan" na over om dezelve te beantwoorden en onze taak aftedoen. Zou het de onzekerheid zyn waar ïn wy nog le>" ven omtrend de daarftelling eener Nationale Conventie? Maar deze Nationale Vergadering zal binnen korï al of niet daargeiteld zyn. Wordt zy niet geboren / | dao zal zy zeker de vestiging der Provinciale Con' ftitutien niet in den weg zyn. Grypt zy wezentlylr ftand, dan zal het althans niet zyn (zoo als de za-~  f 4H ) ten 2ich thans* laten aanzien) dan met feehond der» Provinciale Souverainiteit Van;elk gewest, weikeFneï» land en Zeeland zeker niet zullen aficaan. En waarom zou dan Zeeland zich zelf geen conftitutie geven? Hoe laag moet het nog niet aanlopen eer de Nationale Vergadering (gefield dat zy by eengekomen zy) een ontwerp van Conftutie voor ons Gemeenebest hebbe vervaardigd of doen vervaardigen? Hoe Jang eer dat Plan goedgekeurd is, en vastgefteld? Wie verzekert dan nog, dat niet dat Plan, die toekomftige Regeringsform' voor de Republiek der vereenigd© Nederlanden de Souverainiteit der respeftive Provinciën zal laten beftaan? — Wie weet of dat geheele werk niet zal uitlopen op eene grondwettige herftelling van het Bondgenóotfchappelyk beftuur, en zoude dan door zoodanig eene Conftitutie de organifatie van het Provinciaal beftuur geheel nutteloos gemaakt worden? De geheele Republiek byna door gevoelt men de onvermydelyke rioodzakelykheid van: de hervorming van het zelve. Waarom zou men het Provinciaal beftuur niet zo$' £oed maken als mogelyk is; al wist men, dat men maar voor eert: korten tyd werkte? — Daarenboven die gedurige verwisfeling van Vertegenwoordigers binnen zulk eenen korten tyd, die gedurige onzekerheid-' waarin men van drie tot drie maanden tot hiertoe in Zeeland geweest is, aan welke handen het Provinciaal beftuur zou worden toevertrouwd, kan zó niet voortduren,- Het woord provifioneel duidt' zelf fiegts een korten duur' aan. — Het veronderftelt natuurlyk iets duurJfesers , iet; vasters, dat hetzelve zal vervangen. —• Kracht*'  Krachtdadige maatregulen die in het toekomende wer« ken, zoo omtrend het financieele, als diplomatique zyn byna onuitvoerlyk, onder het gevaar van zoodanig eene afwisfeling, verliezen ten minften veel va» haren klem en werking, en kunnen zomtyds door de toevalligfte omftandigheden, van zulk eene afwisfeling onaffcheidelyk, geheel verydeld worden. Van hier dan ook dat Friesland reeds in den begin» fie van de revolutie zig zelf j eene "conftitutie heeft gegeven, en het provifioneel beftuur doen eindigen. Van hier dat men in Holland ook reeds een ontwerp van Provinciaal beftuur heeft zien in het licht komen , pn dat er in andere Gewesten aan wordt gearbeid. Men gevoelt pok ligt, hoe zeer men met de Natio» nale Vergadering zy ingenomen, hoe veel men daar mede ophebbe, dat er geen betere waarborg is tegen het mogelyke misbruik, dat zoodanig eene yergadering van hare macht zou kunnen maken, dan een goed, ea ftcvig Provinciaal beftuur. Uit al het aangevoerde merkt men ligtelyk ons gevoelen omtrent het eindigen der revolutie. — Dit is geheel en al betrekkelyk, en kan niet afzonderlyk befchouwd worden. De revolutie zou in Zeeland by voorbeeld, naar ons begrip geëindigd zyn, wanneer het revolutionair, en provifioueel beftuur door een gevestigd, en duurzamer bewind vervangen was. Het revolutionair bewind zoo wel in de fteden ea ipn platten lande, als in de Provinciale vergadering, Aaa s was  C 4i« ) svas noodzakelyk dat geen, 't welk ïn den begwne, der gunftige ommekeer van zaken en daarna het best gefchikt fcheen om by provifie het oude en afgefchafte te vervangen. — Het is goed tot zoo lang dat men door de omftandigheden in ftaat gefteld is om iets •volledigers, en beters in de plaats te geven. — De gelegentheid is daar, en het zou eene misdaad tegen het Vaderland zyn, indien men dezelye niet gretig ett , .Vlytig gebruikte. Wy wenfchen niets hartelyker, dan dat de Reprajfeutanten van het Volk vau Zeeland ten fpoedigfte ee:se commisfie benoeme, aan welke elk burger zy11e aanmerkingen op het Concept-reglement voor het Provinciaal beftuur behoorlyk inzende, ten eindezoodanig eene commisfie van 'die aanmerkingen gebruik make, en daarna aan het Volk een Plan voorilelle van Provinciale vertegenwoordiging ter overweging goed of afkeuring, en bekrachtiging. Wy houden ons verzekerd dat elk van den meerderen tyd en .vernieuwde gelegentheid, daar toe te geven, gebruik inaken zal, om zoo veel in hem is bytedragen tot verbetering en volmaking van het ftuk. Eene naauwlteurige vergelyking van het zelve met het Plan voor het Provinciaal beftuur van Holland, onlangs in hec licht gekomen, zal misfchien niet onvoordelig zyn. ïntusfchen is ons nog niet gebleken, dat bet gemelde Plan aldaar aan het Volk voorgefteld is ter goed of afkeuring, en dit is eene byzonderheid, die nogal opmerking verdient, en een zonderling verfcliynzel zeker ïn Holland, alwaar men (volgens zommige oor en ooggetuigen) veel beter op de hoogte der revolutie is'dan wel in iekere Eilanden. De lezer vergeve ons dc™* 1 - zen  f 4*7 ) zen kleinen uitflap, wy keren tot ons onderwerp te. rug. Er zyn twee gewigtige redenen, die voor eene fpoedige (*) vestiging des Provincialen Beftuurs in Zeeland pleiten. De falarisfen der Gedeputeerden bezwaren zommige plaatfen , vooral ten platten lande fterk. Misfchien is dit bezwaar wel de reden der onvoltalligheid der Vergadering, welke evenwel onbehoorlyk is enyoor het welzyn des Lands nadelig zyn kan. Die zwarigheid moet door de conflitutie worden weggenomen, de onkosten der vertegenwoordiging moeten door het volk naar evenredigheid gelykelyk ge, dragen worden, Tweede reden. Mindere onzekerheid, en afwisfeling in de perfoonen die vertegenwoordigen zal meêr gelegentheid geven om gefchiktè perfoonen tot dien gewigtigen taak te vinden. Elk die nadenkt gevoelt hier de redenen van. Wy herinneren dit flegts in het voorbygaan. En nu — wanneer eindigt de revolutie? maakt de lezer deze vraag betrekkelyk tot het geheele Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden, dan antwoorden wy, zoo dra de conflitutie voor hetzelve daar is j Cn werkt: even zoo als in de Franfche Republiek de revolutie geëindigd is, toen de conftitutie in het afgelopen jaar door het Volk is aangenomen. Aaa 3 Word; CO Spoedig en overhaast is qnderfebeiden.  C 418 ) Wordt deze vraag betrekkelyk gemaakt tot het eeti of ander Gewest in het byzonder, dan antwoorden wy, wanneer in zoodanig een.Gewest het beftuur algemeen geregeld en gevestigd is. Dan eindigt het revolutionair en provifioneel t'ydperk voor dat Gewest immers wat het huishoudelyke van het zelve aangaat. De lezer overwege zelf en denke na of hy een ander einde aan de revolutie ziet, dan door het aangewezen middel? En indien wy waarheid gefproken hebben dan neeme elk burger, die dit gewest, zyn Vaderland lief heeft, deze hoofdwaarheidj in het politieke ter harte: dat eene revolutie zoo kort mooglyk duurcn moet. Dat het belang van den Staat, en vooral van den onzen, vordert, dat order, eenparigheid, klem van beftuur, ondergefchiktheid aan de wetten, gehoorzaamheid aan de conftitutie, de plaats vervange van al het willekeurige, onzekere, provifionele en onbepaalde, ?r. geen uit zynen aart zeiyen onbeftaanbaar is. Dan fpanne pik alle zyne krachten in, cm door zyne inlichting, en medewerking, het aanftaande Reglement voor het Provinciaal beftuur te volmaken. Dan leene elk verlicht en vaderlandsch burger de hand tot het leggen van den groncifiag der aanftaanden huishoudelyken welvaart dezer Provincie, en toone alzó dat hy niet door vooroordeel ingenomen verwerpt zonder reden; maar dat zyne goedkeuring of afkeuring niet anders fteunt dan op zoodanige gronden, welke de voorzigtigheid wettigt en het heil des Vaderlands vordert.  ( 419 3 De volgende brief kwam ons belangryk genoeg voor, om denzelven in dit No. te plaatfen. MEDEBURGER 1 Jk las onlangs in zeker nieuw uitgekomen Fransch werkjen (*), dat toen de zaak van bRissot met de Gedeputeerden van zyne party op het tapyt gebragt was, na dat dezelve lang Was uitgefteld geweest, uir hoofde van de moeijelyklieid om eenig deugdelyk bewys tegen gemelde Gedeputeerden int'ebrengen, de toenmalige Franfche Rechtbank, welke over die zaak zat, ecu hutsmiddeltje gebruikte om dezelve fchielyk ten einde te brengen. — De Gedeputeerden brissot cura fuis badden zig op de eerde befchuldigingen mannelyk verdedigd, en zoo geheel alle de valfche aantygingen tegen hun ingebragt verydek, dat de Rechters hen niet durfden veröordeelen. Desniettegenstaande namen zy het befluit om !um fchandelyk oogmerk op de eene of andere wyze te bereiken. Zy gevoelden, dat de verdediging der gevangert Gedeputeerden de overtuiging van derzelver onfchuWbv elk die dezelve hoorde, moest ten gevolge hebben. Hier op fchreef de Prefident van dié Rechtbank aan de Conventie , dat zoo zy het opmaken van hun proces noS ianger wilde doen aanhollen, de formaten, waar aan de wet hen bond, hen in grote verlegenheid zouden brengen; en hy voegde er by, dat in een revoiuttona»-proces, de veelheid van getuigen en eene lang, verdediging even nutteloos waren. _ Deze brief vól mcnfchelykheid^d aangebonden door eene SeWatU, der Jacobynen, die zich nog duidelyker uitlieten Zv torderden een befluit waar by de Jury ren den revoll ti- (*) Lettres fur les Evenemens qui fe font tasfês r* Frame depuis le 51 Mai ,,n, ■ . P°sjes en ^ &c.paS. XS™*1 ïm> ****** 10 ****  C 4^o ) Jionairen rcchtlank geautorifeerd wierd,om debefchuïdigden te veroordeelen, wanneer zy zich zeiven genoegzaam onderricht zouden rekenen, zonder het onderzoek van alle de befchuldigingen, of de verdediging der gevangenen aantehoren. — Het befluit, 't welk de Jury de macht gaf om bet opmaken van het proces te itaken , zoo dra hy zich genoegzaam onderricht bevindende dat opmaken onnodig zou oordeelen, was in de daad een doodvonnis; en om zig te ontlasten van de befchuldigende ftem van hun geweeten, die in weerwil van hun zeiven, ten fterkften voor de onfchuldige gevangenen,- welke zy ftonden te veroordeelen, pleitten, haasteden zich de Jurés, om te verklaren , dat zy genoegzaam onderricht waren. — Het gevolg van di-t Decreet was, dat meêr dan twintig Gedeputeerden het leven op het Schavot verlooren. Ik wil wel bekennen, Medeburger, dat (fchoon ife aan het nageflacht overlaat om de onfchuld of fchuld dier Gedeputeerden te beöordeelen) deze manier van procedeeren my tot in de ziel trof, en dat ik op het lezen van dit verhaal, 't geen my een yskoude rilling óver het lyf joeg, al zuchtend wenschte , God geve, dat nooit onder welk voorwendzel ook zoodanig een ityl van procederen in ons land worde ingevoerd! tly fpiegelt zich zagt, die zig aan een ander fpiegelt* Uw Medeburger c0rnel1s rechtvaardig. Elk Nommer van dit blad wordt alle Maandagen voor 1 en één halve" ftuiver, uitgegeeven te Middelburg by de Weduwen w. en j. abrahams, en is voorts alom te bekomen.  D B VRIEND DES VOLKS; $\o. 60. Op verzoek van den Schryver plaatfen wy la dit laatfte No. van ons Weekblad de navolgende Misfive. GÊLTKHEID y VRTHElD, BROEDERSCHAP. De Burger josua teissedre l'ange, aan het Commité van Algemeen Welzyn, Waakzaamheid en Veiligheid van Zeeland. zeer. geachte, m2deeurgers i Het is ter voldoening aan myn aanbod en Ui verzoek, dat ik by deze zakelyk herhale, het -reen ik Ul. voorleden Maandag avond, in de Vergadering van Ul. Comité, mondeling communiceerde omtrent het geen my bekend is van de pretenfe onderhandelingen van eenige Reprsfentantéa of particulieren B b b met-  C 422 ï met den Franfchen Ingenieur Ferregeau, over de overgave san, of inlyving van Zeeland met Frankryk, of by mislukking daar van, derzelver plan, om dit .Gewest aan Engeland overtelevcren. Het was in het midden of in het laatst van de maand November des vorigen Jaars, dat de Burger J. W. van Sonsbeeck, toen zeer onpasfelyk, my liet verzoeken, dat ik by hem zou aankomen, het geen ik deed; myn vriend ias my eènen brief voor van eenen Franfchen Ingenieur Ferregeau, aan hem ge* adresfeerd, en houdende voornnmcntlyk de begeerte van den fchryver om over zaken van gewigt, concernerende de belangens van Zeeland zó wel als van zyu Vaderland, met eenige vertrouwde Lieden te fpreken waar toe myn vriend verzogt werd hem Ferregeau gelegentheid te bezorgen. De Burger van Sonsbeeck verzogt my dat ik dezen brief, of den inhoud daar van communiceren zou aan de Burgers de Beveren, Visfer en App'elius, en hen tot een mondgefprek uitnodigen. Dit deed ik (*). Het gefprek had plaats met de twee laatstgenoemde Burgers, van Sonsbeeck en my, en wy befloten, den Burger J. H. van der Palm mede' te verzoeken óm met ons aan het huis *an den Burger van Sonsbeeck eene converfatie te hebben met Ferregeau, die zich van zelf bad aangeboden, en dien wy meenden ten minften te moeten horen. Ferregeau kwam ter beftemder tyd en plaats, etx begon weldra ons het oogmerk, 't welk hy met de gevraagde byëenkomst bedoelde, open te leggen. Dz nadoelen van eene Conventie in het algemeen, bewezen uit de ongelukken van zyn Vaderland, de ua- dee- . (*) De Burger de Bevcrcn was toen ziek.  ( 423 ) deelen van eene Conventie voor ons Gemeenebest, eu wel byzonder voor Zeeland; de verplichting om zich daar voor te wagten; de noodzakclykheid om tydig prtecautien te nemen in geval men met de Nationale Conventie doording. Het belang van Frankryk in Zeeland, en de noodzakelykheid waar in Zeeland wel dra wezen zou om Frankryks foutien, en proteftie te vragen, wanneer het op zich zelve gelaten wierdt. De voordeelige commerciële en militaire pofitie van,Zeeland, vooral van Walcheren en Zuid-beveland, welke voor dit Gewest een bron van rykdom, en voor Frankryk het gedugst militair point om Engeland te beteugelen moest opleveren: ziet daar (zoo ver ik my herinner) het voornaamfte van 'smans gefprek. Voeg hier nog by een grootsch Ingenieurs plan, om alhier een heerlyk basfin te maken voor de koopvaardyfehepen, en van hier naar Viisfingen een fchoon kanaal — dan zou Middelburg de koopftad, en Vlisfingen het gedugte militaire ftandpunt zyn. Wy lieten niet na de gewigtigfte tegenwerpingen tegen dit alles te maken. Wy lieten hem vooraf ten fterkften gevoelen, dat de onafhangelykheid en fouverainiteit van dit Gewest ons dierbarer dan alles was, dat men nimmer zyn recouTS tot Frankryk kon hebben dan in dien uiterften nood; waar in Zeeland door de overige Bondgenoten alléén gelaten, op zich zelve Maande , zonder militaire protectie ten prooy zou leggen voor den eerften aanval van Engeland, of andere Zeerovers. — Men deed hem voelen dar. deze Provincie zelve de Troupes, welke zy tot befcherming van hare fouvereiniteit en onafhangelykheid nodig zou hebben, niet zou kunnen betalen; dat de Zeeuwfche natie zich niet ligtelyk zou laten affchcuren, maar veel eer met opoffering van alles hare oude BondgeBbb2 no<  C 424 ) noten aankleven. Dat Friesland en Stad en Lande nog niet waren toegetreden tot de Nationale Conventie , en wy dus nog niet geheel zonder hoop waren. — En vooral deed men hem ten fterkften zien, dat al wat men begeren zou, alléén was, de verzekering te hebben van de gezindheid des Franfche Gouvernements omtrend de Nationale Conventie in ons Gemeenebest, en of Zeeland van Frankryk, cafit quo, een militaire protectie tegen Engeland, en eene minnelyke intercesfie tusfehen de Bondgenoten te wagten had, ten einde ongeftoord te kunnen afwachten het project van Conftitutie, door de Nationale Conventie te formeren, en vryheid te hebben, om, op grond dier Conftitutie, als dan nog tot den wensch der andere andere Bondgcnooten te kunnen toetreden of, wanneer het door hun alleen gelaten wierdt, op zig zeiven te kunnen blyven beftaan. Hy loste alle onze zwarigheden zoo goed mogelyk op, fprak ons veel van zyne vrienden ia het Directoire , van het belang 't geen Frankryk in Zeeland (lellen moest, en herhaalde ons, quon ne risquoit rien en prenant fes prècautions, quon devoit fe frecautionner contre tont événement, quon devoit tater le Gouvernement. Dat men op de hest mogelyke wyze de gevoelens van het Directoire hiex over moest tragten te vernemen, en dat hy door zyne relatien met eenige leden van het zelve, daa,r toe fchoonen kans zag. — Men deed hem wel ras zien, dat wy hem geen last konden geven, als daar toe niet gequalifkeerd, veel min eene deputatie naar Parys zenden, zoo als hy begeerde, dat wy rooit iets zonder de Vergadering der Reprsefentanten , en deze nooit iets beflisfends zonder het Volk van Zeeland zouden doen. — Ik verliet dit gezelfchap vroeger dan myne vrienden om dat ik in een Comité zyn moest, en by myne te rugkomst kwa, men  C 4*5 } men wy allen daar in over een, dat Ferregeau geen last of qualificatie had, en ik hoorde, dat men uit hoofde van alle de zwarigheden, niet van zints was zich verder met hem intelaten. Ferregeau evenwel infteerde op eene tweede byëenkomst, die dan ook kort daar op plaats had, en waar in hy van zynen kant nadere inftantien deed, ons betoogde, dat hy zonder eenigen fchriftelyken last of begeleiding van een ander daar toe gequalificeerd perfoon niets zou kunnen doen, dat zyne eigene delicatesfe dit vorderde, en dat het overantwoordelyk zou zyn om in dezen Hand der zaken geene pra?cautien te nemen.~r Men betoogde hem al wederom de onmogelykheid om hem eenigen last te geven, beriep zich op onze onbevoegdheid daar toe, op alle de zwarigheden, die zich tegen het vertrek van den een of ander gequalificeerd perfoon naar Parys, om het Gouvernement te fondéren, opdeeden , en deze tweede byëenkomst, by welks begin ik niet tegenwoordig was, liep dus ook geheel vrugteloos af, en zonder die gevolgen te hebben, welke Ferregeau waarfchyulyk hoopte. Dit zyn de twee byeenkomsten, welke ik heb bygewoond, dit is het geen in dezelve is verhandeld, myn geheugen kan my in deze of geene hyzonderheid ontrouw geweest >:yn, maar het geen ik zeker weet, en waar voor ik infta, zal ik ftraks by wyze van befluit uit het verhaalde afleiden. Kort daar op vertrokken myne viienden Appelius en van Sonsbeeck naar den Hage, ik bemerkte duidelyk dat men zich met Ferregeau niet verder inliet, hy gevoelde dit zoo wel als ik, beklaagde zich zeer daar over, en fcheen nog altyd te verwagten, dat, hoe zeer men hem ook alle de zwarigheden Bbb 3 van  ( ) vare en de onbevoegdheid van ons allen tot het mededeelen van eenen last had doen gevoelen ; het by da gehouden converfatien niet blyven zou: waarvan hy evenwel door my onder anderen, naderhand méérmalen de Heilige verzekering ontfing. Uit het een en ander, het geen ik voor UK' plegtig verklaar de zuivere waarheid te zyn, blykt, ::.yr.s oordeels, ten vollen. -:• Foor eerst: Dat Ferregeau de aanlegger van onze onderlinge gefprekken geweest is. , Ten tweeden: Dat het geen geheim Comité is geweest, waar mede hy. heeft gefproken, maar vyf Burgers, door geen ander beginzel gedreven, dan de liefde tot Zeeland, en van geene de minde qua-\ liücatie tot het houden van onderhandelingen voor3Um«>was33T. jfdo' ;ii.. niuuu. ei'ij ;.- v f 1 »