01 1925 5412 UB AMSTERDAM  ei 1233 6706 UB AMSTERDAM    C A L A S, O F DE GEFOLTERDE ONSCHULD, TOONEELSPEL.   C A L A S, O f DE GEFOLTERDE ONSCHULD, TOONEELSPEL. IN VIER BEDRIJVEN. Pr ij vertaald uit het Franscht naar dat van den I-Ieere LE MIER RE D'ARGT. H. FRIESEMAM Te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. MDCCXCIII. door   OPDRACHT AAN M IJ N IS ECHTGENOOTE. *\ ergun mij waardfte Zielsvriendin, Dat ik U dit Tooneelfpel wijë! Dat d' aclubre Cal as, dien ik min, U tot vermaak en nut gedijë! Hij toont ons wat een los gedrag, En wispeltuurigheid van zinnen, Op 't jong en leedig hart vermag, Onzeeker wat het zal beginnen. * 3 Hij  Hij toont, hoe blinde Godsdienst - drift 4 Ons hart van *t rechte fpoor kan voeren, 't Welk dan geen waar van leugens zift, Maar zich als baaren laat beroeren. Hij toont, hoe waare Godsvrucht pal Moet ftaan in 't barnen der gevaaren! Hij toont hoe Godsvrucht ftuuren zal d'Onnoozelheid door 't woên der baarertl Hij toont, hoe Godsvrucht zeegenpraalt, In 't midden zelfs der folteringen, En fchoon zijn lijf ten grave daalt, Een ieder moet zijn lofzang zingen. Ach mochte het voorbeeld zijner deu^d, Een ieders hart tot deugden wekken! Welk loon vriendin en welke vreugd Zou ik niet voor mijn arbeid trekken f PER-  PERZOONEN. je4n calas, K"opman te Touloufe. Mev. calas, zijne Vrouwe marc-antoine. ^ pie r r e. \ ■ , ? Kinderen van Calas, r o s e. 1 anne-rose. J LAVAisse , Huisvriend, ca sei8g, Koopman, en Vriend van Calas, VIER RECHTERS, Pavid, (Vader.) eerjle Rechter. DE TWEEDE RECHT e|R« PE DERDE RECHTER. de la salle, vierde Rechter, VIER BIJZITTERS. d a v i d , (Zoon.') eerjle Bijzitter. en DRIE ANDEREN. VIER RAADSHEERE n. een notaris of solliciteur. de GRIFFIER. een roededraager, je an-  viii je an n e » oude meid van Calas. de biechtvader. de cipier. Soldaaten, Gerechtsdienaars, Bedienden, &c. Het Spel fpeelt te Touloufe en duurt veertien dagen. Hit eerjle en tweede Bedrijf worden, in het huis van Calas uitgevoerd; het derde in de Verlmorzaal, en het vierde in de gevangenis. CA-  CALAS,, TOONEELSPEL. EERSTE BEDRIJF. Het Totmeel verbeeldt eene Zaal, aan de linkerhand ziet men ■de deur van de eetzaal, en aan dien zelfden kant Mevrouw calas, beezig zijnde met zijde te bewerken , en haare beide Dochters, de eene borduurende en de andere aan neteldoek werkende. Aan de rechterhand ft aai eene ta fel, waaraan marc-antoine zit om eenen brief te fchrijven, welken htm zijn Vader dineert, die naast hem Jlaat. In den grond van het Tooneel is de deur van het Magazijn. — Het Spel begint te zes uitren. EERSTE TOONEEL. calas, Mev. calas, marc-antoine, annerose, rose. r o s e. j\Iama 't is reeds zes uur! Mev. galas, (vriendlijk lagclemk.') Ik verfta u lieve Kinders; gaat nu maar lij den Heer Cafeing. A an-  * CALAS, anne-Rose en rose, (beide te gelijk en vrolijk.') - Graag Mama! graag! (zijfiaanop, verlaten haar werk, en Mevrouw Calas blijft zitten.} calas, diüeerende eerten brief aan m a r cantoine , die in de grootfle droefheid gedompelt fchijnt.) „ En gij zult mij verplichten, deeze commisfie met al„ len mooglijken fpoed ter uitvoer te brengen. marc-antoine, (op denzelfden toon.) „ Met allen mooglijken fpoed ter uitvoer brengen! calas, {voortgaande met diüeeren.) „ Ik heb de eere te zijn etc. (zig tot zijne docltters wendende,") vermaak u wel lieve kinders, 't vermaak is alleen voor uwe jaaren; (ter zijde, en zijnen zoon bedrukt aanziende ) er kooint veelligt een tijd Mev. calas, ( aan haare dochters.) Vergeet niet om Juffrouw Augufline van mij te groeten. calas. Als ook voor mij! anne-rose en rose, (tegelijk.) Neen Papa — neen!  TOONEELSPEL. 3 rose, (aan haare Zuster.") Lieve zus! (ter zijden.) wat ben ik blij dat het tijd is om uit te gaan ! (overluid.) Gaauw dan ! gaauw dan! (aan marc-antoine.) het zal een vrolijke partij zijn Broèr, wilt gij niet met ons gaan? zeg? marc-antoine, (beezig om den brief te eindigen.) Zulks is mij onmooglijk! (De beide Zusters gaan de deur van de Eetkamer uit.) TWEEDE TOONEEL. calas, Mev. calas en marc-antoine. calas, (met de grootjie zacïitzinnigheid aan zijnen Zoon.) Hebt ge afgedaan mijn Zoon ? marc-antoine. Ja vader ik heb gedaan. calas. Laat ik den brief dan onderteekenen. (Hij gast zitten op denftoel van Mare Antoine, die met traage fihreeden voor op het Tooneel koomt, de Vader leest en teekend den brief, waar na hij zijnen zoon roep.) Antoine. A a marc.  I calas; marc-antoine, (antwoord r.iet.) Mev. calas, (op denzelfden toon ) Antoine, uw vader roept marc-antoine, (met ongeduld.') Ah ! calas, (altijd met zachtzinnigheid.) Hoor eens mijn Zoon! marc-antoine, (naar zijnen Vader gaande.) Wat is van uwen dienst? calas. 'T is onbezonnenheid mijn Zoon, niets anders! Gij hebt de datum vergeeten, (grijpende hem met goedaart'gheid bij de hand.) dat is immers weêr een nieuw Haaltje, pas doch op kind, pas op! marc-antoine, (antwoordt niets.) calas. Wat fchort er aan Antoine? (Mev Calas opflaande, gaat naar haaren Zoon, dewijl de Vader voortgaat met te zeggen:) Ik vind u zoo neerflachtig, zoo droevig.... antwoord gij mij dan niets? Mev.,  TOONEELSPEL. 5 Mev. calas. Denk aan het geen gij ons gisteren hebt beloofd? ca las. Hebt gij dan altijd lust uwen ouden Vader moeite aan te doen? Mev. calas. En uwe teedre moeder ook? marc-antoine, (wanhopig.) Niets deert mij, ik ben wel! ik ben wel! calas, (ter zijden.') Waard en onmeedoogend kind! (luid.) dewijl de meid haare beezigheden heeft, wees zoo goed en breng deezea brief naar de Post. Mooglijk is de frisfche lugt voor u ook zeer goed; gaa, lieve Zoon, gaa. marc antoine, (neemende den brief.) Ik gaa. Mev. calas, (met bekommering) Blijf toch niet lang! , marc-antoine, (ter zijden, in het heen gaan.) O Ileemel! Heemel! A 3 DER-  6 CALAS, DERDE TOONEEL, calas, Mev. calas. calas, (ter zijden.') Laat ik mijne traanen verbergen, (overluid met eene ge* maakte gerustheid.) Wij moeten den moed niet verlooren geeven; geloof mij, de tijd en de zachtzinnige manier van handeleu, zullen hem tot zijnen plicht terug doen keeren. Mev. calas, (traclitende haaren man gerust te Jlellen.) Deez' is mijn 'vaste hoop. (ter zijden.) Ik vrees helaas van neen (overluid.) Apropos, men vertelt in de ftad, dat hij het voorbeeld van zijnen broeder Louis volgen wil calas. Om van Godsdienst te veranderen ? zulks was mij onbekend. Wel nu, zoo zulks al gebeurde, zou ik er mij tven weinig tegen verzetten, als ik omtrent zijnen broe* der heb gedaan. Zoo zijn gemoed hem die verandering voorfchrijft, keur ik dezelve volkomen goed. Het geweten paaien te willen (lellen , brengt niets dan veinzaards voort, die eindlijk zonder Godsdienst zijn. Evenwel Waardfte! bedenk toch dat het Opperwezen ons eerder eene dwaaling vergeeft, waarin wij door onze geboorte gewikkeld zijn, dan eene zoodanige , die wij zelve ver. kooren hebben, Mev.  TOONEELSPEL. 7 Mev. calas. Wij zijn het immers volmaakt eens; en zedert.28 jaaren dat wij getrouwd zijn VIERDE TOONEEL. De voorigen. rose en lavaisse. rose, (Jchielijk aankopende.") Mama, Mama, Mijnheer Lavaisfe is hier! calas en Mev. calas, (te gelijk.') Mijnheer Lavaisfe! lavaisse, (op eenen luehtigen en bevalligen toon.) Ja, Ja, Mijnheer Lavaisfe, (aan Mev. Calas, hufende laar 'de hand.) Vergeef mij dit Mevrouw (aan Calas) dat ik u omhelze Vriend! calas. Van ganfcher harten. Ik ben verheugd n thans weêrom te zien. Mev. calas. Dit voorval is't, dat eerst den naam van eene aangeeaame verrasfing verdient. A 4 LA"  2 CALAS, lavaisse. Mevrouw! calas. Het zoude overtoll'g zijn naar den ftaat van uwe gezondheid te vraagen , die te vredenheid lavaisse. God dank, ik ben volmaakt gezond, en Gij? calas. Ik ook nog taainlijk wel. lavaisse, (met drift.') Op ftaande voet kom ik van Bourdeaux hier aan, volgende den wil van mijnen vader, die mij van daar bij hem terug ontbiedt, waarde Vader, dien ik altijd zal kunnen zien en omhelzen! Maar ziet eens hoe alles mij tegen is. Ik had hem zoo gaarne willen verrasfen, en alles is mislukt; denkende dat ik eerst in de volgende week hier zou zijn, vertrok hij gisteren naar buiten, dus is dit vermaak tot morgen uitgefteld. Mev. calas. Zulks deert mij flechts voor U, galas. Zoo dat wij anders niet het genoegen  TOONEELSPiL. •> l avais se. Ah! gij doet mij waarlijk onrecht. 'T is waar, had ik paarden gevonden, zoude ik reeds van deezen avond vertrokken zijn, doch niet zonder vooraf U te hebben komen zien. calas, (tederlianig.) Dit verwijt is een verwijf..., lavaisse. Van vriendfchap, zulks zie ik duidlijk; en om U mijne gevoeligheid daar voor te toonen, blijf ik van den avond bij u. calas. Niets kan mij aangenaamer zijn. Mev. calas. Dit is noch niet alles. lavaisse. Hoe zoo? Mev. calas. Gij moet ook met ons blijven eeten. lavaisse. Gij koomt mijn verlangen voor. A 5 ca.  *» ■ C A L A S, calas. (ter zijde:i.) Welk bemiiL'ijk carafter! la vais se. Piet heb ik op 't Comptoir gezien, hij fchijnt zich wel te fchikken, en geeft een allergelukkigst vooruitzigt. Waar is mijn Vriend Antoine? calas. Ik heb hem eene commisfie gegeeven, doch zal wel zoo weder hier zijn. rose, Jlületjes aau haare moeder. Ik wou liever t'huis blijven, (ter zijde.) Maar neen toch niet, mijne zuster zou beroofd zijn. Mev. calas tegen lavaisse. Ik heb beneden nog iets te verrigten, neem niet kwalijk, dat ik u zoo lang verlaate, mijn man zal u gezelfchap houden. Kom Rofe, (Zij vertrekt met Rofe.) V IJ F-  TOONEELSPEL. tl V IJ F DE TOONEEL, CALAS, LAVAISSE. CA LA S. Welk vermaak mijn vriend, om mij naa een zoo lang afzijn weder met u te vinden. LAVAISSE. Waare ik fleclits in ftaat, om alle de goedheid, die gij voor mij hebt, in haare rechte waardij te erkennen. CALAS. Houd u altijd mijn Vriend aan die beminlijke ingetoogenheid! die zal u altijd der vriendfchap van a!le braa. ven waardig maaken.... (met verleegenheid.) Zeg mij weet gij wel dat het reeds een geheel jaar geleden is, zints wij elkander zagen? LAVAISSE. Dat is voor de vriendfchap één jaar verlies. CALAS. ,Mijn tijd fneit heen. Waren mijne beenen nog zoo goed als mijn hoofd , dan ging het nog al. Maar — — reeds 63 jaaren, ... en zoo veele moeite. . . . LA-  F C A L A S,' la v a i s s e , vafe / tem met gevoeligheid in de reden. Cij hebt U immers de achting en de vriendfchap van alle braven verworven, U dat niet voor uwe oeugd een edel loon ? calas. Gaave God, dat mijn Zoon!... lavaisse. Artoine! wat valt rrij de tijd lang eer ik hem zie, en hem omhelze! Ongetwijfeld dat de vriendfchap ..... calas, hem in de reden vallende. Ja, die teere band, die u van kindsbeen af zoo naauw verbond Antoine is 'er nog gevoelig aan. Alleen. lijk,.. .. zal het u voorkomen (ter zijden) Neen! ik kan mij niet weerhouden, (overluid) O mijn jong en waardig Vrie:?d Het is een V;.der, een bedroefde , ter «eergefl.ngen Vader, die u fpreekt Mijn hart is vol, ach dat hetzelve zich in uwen boezem uitftorte! Antoine is dezelfde niet meer: was her dan nog niet genoeg voor mij, zoo veele ongems'heden te hebben uitgedaan, enkel door zijn zwaarmoedig, ongerust, en al te driftig caraaer veroorzaakt, zonder dat ik hem nog een flegt gedrag verwijten moest. Mijn zoon is verlooren, mijn ra?d, mijne vaderlijke liefde hebben geenen invloed meer op hem Zijnen pligt verzuimt hij ten eenemaal. Aan Ichanrieüjke driften overgegeeven, leent hij overal geld, om ann dezelve te voldoen; allerhande fchadelijke wegen flaat hij in, om in die huizen te gaan, waar de drift tot fpec-  TOOXEÈLSPEL, fpeelen eene leedige en bedorvene jeugd te znmen lokt. Antoine is van natuur niet met deeze gebreken beliebt, zün hart deelt in deeze misftappen niet: maar van welken invloed is het voorbeeld niet op eene driftige en verhitte ziel, die geen paal of perken kent! Zoo hij van tijd tot tijd mijne vermaaningen hoort, flaat hij van het eene uiterfte tot het andere over. In zijne kamer opgeflooten, fielt hij zich aan de grootfte zwaarmoedigheid ten prooij, heeft niets dan naare en akelige denkbeelden door het leezen van gevaarlijke boeken, die een en haat tegen het leven inboezemen, en eene valfche eere Hellen om hetzelve te verachten, aangekweekt. Wanneer de tijd van eetea komt, dan brengt ons zijn treurig ftilZwijgen, zijn verwilderd gelaat, zijne waggelende gang, zijne gebrokene ftetn, zijne opgekropte zuchten, ja alles wat hij doet, in de grootfte verleegenheid. Zie daar Lavai&fe, de befchrijving van mijnen Zoon. Ik durf om de akelige gevolgen niet denken; maar ik heb een voorgevoel van de oneindige rampen, die hij mij bereidt Hij zal mijne dagen verkorten, onthoud wat ik u zeg! lavaisse. Stel zulk een voorgevoel, Mijnheer, uit uw gedachten Maar ik, wat ben ik verwonderd, hoe mijn Vriend. ... daar ik hem , niettegenftaande eenige ligt voorbijgaande fouten, altijd zoo getrouw aan zijnen plicht, zoo beezig, zoo werkzaam heb gekend. CALAS. Die gelukkige tijden zijn roorbijj l ,\*  C A L A Sj LA VAIS SE. En welk beroep verkiest hij dan? CA LAS. Welk beroep? helaas hoe weet ik wat hem 't beste Voegt? Voor den Koophandel heeft hij geen de minfte fmaak, ook is hij voor denzelven niet gefchikt. Behalven de order, naauwe oplettenheid en zuinigheid, waar van hij zich zoo verre verwijderd heeft , vordert de Koophandel, zachtzinnigheid en toegeevenheid, en alle deeze hoedanigheden zijn hem vreemd en onbekendOordeel nu zelve naar deeze al te ware trekken, wat hij onderneemen moet of kan! Eens zeide hij mij, ik verlang eenen uitmuntenden en winstrijken ftand. — Mijn antwoord was: mijn Zoon, zoo de Koophandel, de rijkfte bron van der Volkeren welvaart , u niet behaagen kan, welk tegenzin boezemt u de Vierfchaar, voor welke men de onnozelheid bepleit en handhaaft, in? Deeze opent voor U eenen nuttigen en prijzenswaardigen weg. Maak gebruik van uwe natuurlijke gaven. Studeer in de Rechten, laat uwe Hem in het heiligdom van de Rechtvaardigheid hooren, befcherm de onfchuld en de verdrukte deugd, wees der Weeuwen en Weezen fteun, wees eerlijk en oprecht, en eer en geluk zullen altijd uwe belooning zijn. — Vol van eedle eerzucht, zie ik zijne oogen vol traanen, hij valt mij om deri hals, vraagt mij voor zijne uitfpattingen vergiffenis, en belooft mij mijnen raad te zullen volgen. In de daad heeft hij denzelven eenigen tijd gevolgd. Mooglijk zelfs had hij aan mijne wenfchen beantwoord , had eene weigering, die hem in zijne hoop te leur (tellende, en zijne voorneemens  TOONEELSPEL. mens dwarsboomende, hem niet uit wanhoop in den afgrond geftort, waarin hij zich thans bevindt. lava isse, Ik wist niet GALA f. Het oogenblik, dat hij pleiten kon, was daar, toen eene onverwachte hinderpaal hem in den weg wierd gefield. Gij weet hoe hard men ons in deeze Stad handelt,, Antoine was niet Roomschgezind, en men reekende het eene plicht, om hem in dit ftuk tegen te zijn. Men eischte zijne verandering van Godsdienst, men bragt hem een papier tot onderteekening van dit ftuk; zijn gewisfe verbood hem zulks, en de gelegenheid om te mogen pleiten wierd hem hier door onmooglijk gemaakt. lavaisse. Verblinde Godsdienst - drift! fchandvlek voor hes menschdom , wanneer zal uwe dolle woede ophouden de reeden te beftormen ? calas, driftig. Nooit mijn Vriend, nooit! Van dat oogenblik wrs mi n Zoon verlooren. Moedloosheid en leedigheid vermeesterden hem. Ik beken, eene zoodaanige handelwijze moest zijn hart doorgrieven en hem ten uiterften gevoelig zijn. Maar zijnen moed ter nederllaan, een flecht gedrag omhelzen, zijne herfens te krenken , zich in eenen grondeloozen poel te ftorten, hem mooglijk zijne han-  16 CALAS, handen aan zichzelven te doen flaan — Lavaisfe — mijn Vriend .— onderfteun en troost mij doch!..,. lavaisse. Stel U gerust j de Hem al za] niet toelaaten, . . . Maar is zijn geluk dan aan Touloufe zo flerk en onaffcheidelijk verknocht? Kan men met goede hoedaanigheden niet door de ganfche waereld te recht? Wie belet hem om naar die landen te gaan, daar voor zoo veele van onze broeders eene fchuilplaats, befcherming, vryheid en overvloed van middelen openftaat? als Zwitferland, Duitsch* land, Engeland, Hilland? calas, zeer te vreden. Dit dacht ik ook, waarde Lavaisfe, dit dacht ik ook; onzer beider Vriend, den Heer Cafeiug is van hetzelfde gevoelen. Gij gelooft dan? lavaisse. Ongetw'jffeld. Eene reize zal hem eene gelukkige keer doen neemen De nieuwigheid der voorwerpen , het vermaak van kundiger te worden, eene geduurige afwisfeling, die alle onaangenaame indrukfelen van zijn hart zal doen verdwijnen, zullen hem bedaard tot zijnen plicht te rug doen keereu. ]a , ik durf er u zelfs voor in ftaan (met drift.) Hoor, ik zal hem hier over onderhouden; zijne manier van denken polfen , en hem hier toe aanraaden. c a-  TOONEELSPEL. T? CALAS. Volg, volg mijn Vriend , dien eedlen aandrang uwer braave ziel", dikwijls zijn de woorden van eenen Vriend van de allergrootfte kracht.; Zeg hem, Vriend ! wat ik al lij, zeg hem, hoe hij in mijne ziel geliefkoosd is, en hoe gaarne ik mijn leven voor zijn geluk opofferen zou! Herhaal hem, het geen ik hem helaas ! meer dan honderd maaien heb herhaald, dat hij hem zijnen-flaat erger voor oogen ftelt, dan dezelve is. Ik moet nog voor vijf kinders zorgen, en zwaare verliezen hebben mijne middelen fterk gekrenkt, doch dit is niets. Ik be. zit genoeg om hem het noodwendige te bezorgen. Heelt Bij lust om eenigen tijd in een vreemd land door te brengen, mijne toefremming en de reiskosten zijn hein van ganfcher harten gegund. Wil hij liever, zijnen verderflijken weg verlaatende. gerust bij ons leven en een ander beroep omhelzen, bij voorbeeld, dat van eenen Leeraar des Godlijken woords Ah! welke vreugde zou mijn hart niet overftelpen! Ik zal hem met alle macht bijftaan, en eene zekere fomme gelds toeleggen, verzekerd zijnde dat het Opperwezen mijnen ijver zeegenen zal. — Ach mijn Vriend, dat hij zich maar beetere, en wat hij ook mcoge onderneemen , mijne vaderli ke zorg en tederheid zij hem voor altoos gewijd. . . . Lavaisfe, hem deeze onderneeming fmaaklijk te marken, is voor U alleen beflemd. Uw verfland, uwe manier van redeneeren verre boven het gemeen om alles in een woord te zeggen — Gij houdt van hem,,..,. Gij houdt van mij LAVAISSE. Calas! O deugdzaam man! B ZES'  C A L A S j ZESDE T O O N E E L: De vóorigen. en jeanne. jeanne aan calas. Mijnheer men roept U op 't Comptoir. calas. Ah! Ah! daar is onze goede oude Jeanne, zij heeft altijd mijne Einders zoo wel opgepast en mijne achting verdiend, (aan Jeanne.) ik koom zoo. lavaisse. F Sta toe, dat ik U derwaards geleide , ik moet hier dicht bij een rijtuig beftellen, en koom terfrond weérora. calas. Dat's goed. (Calas en Lavaisfe gaan de trap af naar 'f Comptoir.') Z E-  TOONËELSPEL. t$ ZEVENDE TOONEEL. jeanne, alleen Die Mijnheer Lavaisfe is toch een braaf mensch! Mijnheer Mare Antoine ook; maar hii doet zijnen Vader zoo veel moeite aan, dat is toch niet wel, bij aldien hij maar konde AGTSTE TOONEEL. ' Marc-antoine, (door de deur van de Eetzaal inktte* mende, en jeanne. marc-antoine. Zeg aan mijnen Vader, dat ik zijne Commisfie heb verricht. jeanne. Mijnheer! .... marc-antoine, (met goedaartigheid.) Doe zulks, Jeanne ! (Jeanne vertrekt.) B 2 NË-  -is CALAS, NEGENDE TOONEEL. marc-antoine, (alleen , en zittende.') Neen, er is geen geluk voor mij, en tegen mijn elendig noodlot op te werken, is Hechts vergeefsch. Rampzalig mensch, waar ben ik toe gebracht? Van voor de Vierfchaar verltooren , van alle bedieningen beroofd, zonder beroep, zonder vrienden, zonder middelen, !zonder hoop, zonder vooruitzigt! heb ik niet alles in het werk gefteld, en moet ik dan nog langer een elendig leven flijten ? — (opjlaande.) Neen 't is gedaan ; ik moet mij eenen ruimeren weg baanen Maar mijn vader, mijn zoo dierbre vader Wel nu, kunnen die gee- nen, aan wien ik het leeveti fchuldig b,en , mij beminnen, wanneer ik van hunne al te groote goedheid een misbruik 'maak , wanneer ik hen alle oogenblikken den dolk in 't harte ftoot? — Nooit was het keven mij tot grooter last Ik kwijn en vergaa Geen bloed, maar vuur ftroomt mijne adren door Ik leef niet meer ik bezwijk de dood — de dood alleen — (Hij valt in eenen armjloel naast de tafel , naa een oogenblik overlegs, zegt hij:) Doch! zijn of niet te zijn, zie daar de groote vraag? Uwe uitfpraak was 't Hamlet , gij fpraakt het uit; Uwe uitfpraak is de mijne. Ja mijne ziel helaas , aan eeuwige fïraf ten prooi Welk woord ontflipt mijn mond? , Heeft men niet lang be. ,, weezen, dat de ziel niets is, een onverdeelbaar wee„ zen, eene vloeibaare (lof, die bij de ontbinding van „ ons beflaan, wegvliedt, en zich in de onmeetbaarheid „ van de geheele Natuur verliest? En al ware het ook, „ dat  700NEELSPEL. „ dat een wreekend Opperweezen , Wat ,, is er aan gelegen ? Hier of daar, lijd ik niet „ overal hetzelfde? .... (naa een oogenblik zeer verwil,, derd) hetzelfde? Hoe zelfs tot in 'tGraf!... O ijdle fchrikken, kinderachtige hersfenfchimmen! O dood! Uw denkbeeld heeft voor mij niets aakligs in ! Ik bemin u van gantfcher harten. (met drift, en eene zoort van vergenoeging.) Welke gevolgen hebt Gij anders, als om niet te zijn, of om beeter te zijn dan hier, gij maakt immers een einde van de ellenden van het leeven, of den aanvang van een ander; iets meer of iets minder, alles of niets, maar altijd eenen ftaat van geluk en gerustheid Welaan ; geen vertoeven de vallende nacht be- gunftigt mijn voorneemen dat niemand iets vermoede! Ik hoor iemand men opent ach men ftoort mij in mijn plan. T I'E N D E TONEEL. marc-antoine, rose. (En daarna lavaisse.) rose, fchielijk aankopende. Mijn broer, mijn lieve broer! marc-antoine. Wat wilt gij, laat me alleen! rose. Hoe fpreekt ge op zulken toon aan uwe Zuster! aan B 3 Ro-  as CALAS, Rofe! ik kwam evenwel u eene goede tijding mede-deelen. marc-antoine. Aan mij eene goede tijding! (met eene gemaakte glim* lagch) Wat goede tijding dan? rose. Neen, neen, dewijl gij het op zulken toon neemt, Zult gij het niet weeten; ik zal dezelve voor mij houden , en gaa maar heen. (zij gaat droevig heen.) marc-antoine, (haar weerhoudende ) Is 't mooglijk? Rofe weent! vergeef lieve , vergeef eenen ongelukkigen, door 't noodlot ftéeds vervolgd. rose, zeer aangedaan. Door 't noodlot fteeds vervolgd! fteeds nieuwe inbeeldingskracht !.... marc-antoine. Neen, 't is de waarheid zelve > de akelige waarheid zelve. rose. Zeg mij die waarheid dan!.,.. marc-antoine. Waarom? helaas kunt gij de elende dan verzachten? ro*  TOONEELSPEL. =3 ROSE. Ten minden ik deel uw lot. MARC-ANTOINE. Ach! moogt g' in eeuwigheid niets diergelijks bevinden Wist gij Hechts lieve zus!.... rose. Spreek Hechts, ontdek alle geheimen van uw hart, en zie uwe zuster, uwe Rofe voor eene oprechte vriendin aan.... Vergun haar volkoomen vertrouwen..... waarvan zij nooit, gij kent haar te wel, geen misbruik maaken kan. marc-antoine. Beminlijk kind!. •.. Hoe zult gij mij haaten ? Rb SE. Mijn broêr, wat hersfenfchim ? marc-antoine. Gij houdt dan noch van mij? rose, (hem omhelzende.') Dit antwoord is genoeg. B 4 marc-  c4 CALAS, marc-antoine, Mijne Zuster! . rose. Wat is het? marc-antoine, (bijna bedaard.') Is't onze fchuld, wanneer het geluk ons met de rugge aanziet, en ons verlaat? rose. Wel zeker niet , 'en men moet hetzelve niet met opene armen naaloopen, maar flechts geduldig afwachten, dan koomt het veel eerder dan men denkt. — Hoor Vriend lief, gij hebt weêr gefpeeld, dat zie ik maar al te wel, is 't niet waar? marc-antoine. Jaa.' — dat helfche fpul, 'k verloor wel honderd gulden. rose, Blaar, broer lief.....' marc-antoine. Maarfzuster, wil mij in 't minfte niets verwijten; 't is toch gedaan met mij. Ito-  TOONEELSPEL, 25 ROSE. En zoo ik kans zag om u dat geld weerom te geeven. MARC-ANTOINE. Gij zoudt geloven dat ik barbaarser) genoeg zou zijn? ROSE. „ Papa heeft mij tien ducaten gegeeven voor het borduuren van dat rode kleed. MARC-ANTOINE, Houd op Zuster, gij doorfnijdt mij het hart. ROSE. Onmeedogend mensch , die mij zoo veel hartzeer aan doet! Antoine, mijn Vriend, neem toch die twaalf ducaten en de andere acht...... M ARC-ANTOINE. Neen, neen, ik zou de laagfte aller (lervelingen zijn, zoo ik u de vrucht van uwen arbeid ontname. Ach zuster laat mij maar, het ongeluk overflelpt mij. Maar brengt mij nimmer tot laagheden. Herneem uw geld, herneem het in 'shemels naam. Al nam ik al van u (Neemende eensklaps een fomber gelaat, en een verwilderden toen aan.) Ja Rofe, de maat is vol, mijn voorneemen is genoomen, en niets is in (laat mij daarvan aftebrengen. B 5 ito-  *6" CALAS, rose. Ik begrijp u niet. marc-antoine. Lavaisfe! rose. Wel nu ja, zie, daar is hij, (tegen Lavaisfe.) Mijnheer— Ik laat de Heeren alleen, zoodra het eten op tafel is, zal men u roepen. (Zij gaat heen ) ELFDE TOONEEL. MARC-ANTOI Hl, LAVAISSE. lavaisse, (omhelzende Mare Antoine.) Mijn waarde Vriend! marc.antoine, (zeer hel, doch zonder gemaaktheid.) Zijt gij daar! lavaisse. Welk onthaal, welke koelheid! Hoe! Gij ontvangt dus uwen vriend, «wen makker! Antoine ik herken u niet. marc-  TOONEELSPEL. 27 marc-antoine. Zoo gij wist...... Ach Lavaisfe, gij voelt niet daar (op zijn hart wijzende.) die onverdraaglijke en drukkende angst (met aandoening.) Ik ben toch verheugd om u te zien, en zeedert wanneer is uwe komst ? lavaisse. Zeedert twee uuren ongeveer, marc-antoine, (geheel om iets anders denkende.) Twee uuren? En gij vertrekt? lavaisse, (zeer verwonderd.) Antoine.... marc-antoine, (zig hervattende.) Ach! ja Wat wilt gij? Ik dacht daar om geheel iets anders Iets, (met een diepe zucht.) iets aller* droevigst, allergrievendst. lavaisse, (ter zijden.) Hoe pijnigt hij mijne ziel. marc-antoine, (zich weder aan zijne voorige vertwijffeling frergeevende.) Niet waar? Gelukkige menfchen ziet men met vermaak weerom, maar mij — mij! la-  sB CALAS, lavaisse. Zijt gij noch altijd dezelfde, trouwe, flandvastige Vriend, die in mij een volkomen betrouwen hadt, marc-antoine. Ik ben op dat ftuk niet veranderd. lavaisse. Wat fchort er dan aan ? ma rc'antoine. Alles. lavaisse. Niets mijn Vriend. Een van beiden is waar, of gij hebt geheimen voor mij, of uwe inbeeldingskracht vervoert u van het rechte fpoor. marc-antoine, met een fchimpende lach. Ja waarlijk, dat zou wel kunnen zijn Ja, mijne inbeeldingskracht.... (met drift.) Zeg, hebt gij wel eens een fchepfel op den aardbodem gezien, door het noodlot gedoemd, op wïen de Heernel alle zijne zwaare flagen nederflort, wiens oogmerken alle altijd verijdeld zijn, alJe hoop te niete gedaan, die een afkeer tegen de waereld heeft, die zijn leven vervloekt, die door wanhoop overmand ~— — la"  TOONEELSPEL. *9 lavaisse. Houd op! Ja Antoine. Ik heb dikwijls hooren fpréeken van die caraéters. die in het uiterfte vervallen, zich aan eene fombre zwaarmoedigheid overgeeven, zieh der zamenleevinge onttrekken, hun leeven verwenfchen, en nergens iets als moeite en knaagend ongenoegen vermeenen te vinden. Ik heb aan de waarheid altijd getwijffeld ; en helaas ! gij mijn Vriend, bevestigt dit maar al te fterk? MARC-ANTOINE. Zoo het verbolgen loodnot ons niets anders als doornen aanbiedt-, kan men dezelve aanvatten , zonder dat men zich bezeert? la va is SE. Neen; maar een verftaadig mensch -zal dezelve niet aanvatten. Inteegendeel zal hij ze uit den weg ruimen, om alleen de roozen te plukken, of zoo door ongelukkige omftandigheden, de zwaarigheden verdubbelen, zoo gaat hij die manmoedig tegen, en toont zijne onverfchrokkene dapperheid, en het zij hij zeegepraale of bezwijke, blijft deeze groote waarheid altijd in zijne ziel geprent: Geluk en ongeluk is H lot der Stervelingen. MARC-ANTOINE, En waar, waar zijn die roozen, die ik plukken moest ? ■ i. a-  26 CALAS, lavaisse. Overal, ik herhaal het u nog eens. Gij fchept uw moeilijkheeden, en [ftelt ze u ze!ven nog veel grootef voor maroantoime. Zoekt gij mij door uwe taal te beleedigen? lavaisse. ^ Kent gij mij er toe in ttaat? - Hoor, mijn oogmerk is om u uit uwe dwaaling te redden en de vervullende oogenblikken van onze kindfche jaaren te doen her-' leeven. marc-antoine. Hoe dan? . . . % lavaisse. Gij bezit eene eedle ziel, bekwaamheden en nuttige kundigheden karc-antoi ne. Die men niet erkennen wil, en flechts onder de voeten treedt. lavaisse. Wie? Gebruik deeze tot een nuttig einde. Dan zullen gnnftigere omftandigheden marc-  TOONEEL SPEL. 31 MAR OA NT Cl NE. IJdle hoop, die heeft mij al zoo lang misleid! Ben ik zelfs ooit voor den Vierfchaar, waartoe ik vast gefchikt was, toegelaaten ? Heeft men niet van mij gevorderd..,. Neen, neen, ik koop geen bewijs van Roomschgezindheid voor eenen valfchen eed! Wie ik, ik zoude voor mijn gewisfe als een leugenaar te boek willen ftaan! Als een laffaard voor goed erkennen , het geen ik niet geloof! en mijnen leevensloop met huichlary befmetten' Lavaisfe, is zonder die handelwijze deeze baan voor mij gefloten, ik treed denzelven nimmer in. Dat de blixem mij verplette, dat de aarde zich onder mij opene en mij inzwelge! zoo ik ooit den Godsdienst mijner voorvaders om tijdlijk belang, verzaaken kan! LAVAISSE. Ik keur dit voorneemen goed, hetzelve is grootsch en koomt met uwe eedle manier van denken overéén. Maar gij hebt eenen zoo goeden Vader, die u van alles, wat gij verlangt, voorziet. MARC-ANTOINE. Die mij haat, die mij moet haaten, dewijl ik zijnen oudergang door mijn los gedrag bewerk. LAVAISS-E. Die u haat! Hebt gij zulks ooit bemerkt? M ARC-  33 C A L A S, marc-antoine. Neen, neen, maar hier voel ik zulks, ik, lavaisse, Wel waarom, werkt gij dan niet? ;mar o a N t oi n!e. Hoe? wanneer? waar? hier? la VAISSEj Waarom wilt gij aitijd te Touloufe bleven, zijn er geen landen. . . . marc-antoine , (buiten zich zeiven doordrift vervoerd.") Ik verftaa u. O overmaat van eerloosheid en fchande, Gij wilt zeggen, kruip, verlaag u, beedel. Klop aan alle deuren aan, tot dat een hoonend meededoogen met afgewende oogen, u een ftukje broods toewerpe, of dat wreede gevoelloosheid u zulks weigere, met den voet ftoote. U verneedere en aan de wreedfte folteringen ten prooije overiaate. LAVAISSEi Zie dan, zie dan toch, hoe verre uwe inbeelding u weer vervoert. Wie fpreekt u van verneederen, van beedelen. Kunt gij ooit in zulke omftandigheden zijn? Uw Va-  TOONEELSPEL, JJ Vader, zulks beken ik, is niet zeer rijk, maar heeft genoeg, voor het geen tot een fatzoenlijk beflaan voor 11 nodig is; en ware het ook dat hij u niet meer onderdeunen kon, hebt gij dan uwen Vriend, uwen oprechten Vriend Lavaisfe niet? Al wat ik in de waereld bezit, behoort u immers ook! Koom Antoine, flel u gemoed gerust, herneem uwe oude vrolijkheid, maak uwen ouden waardigen Vader gelukkig, wees van zijnen ouder» dom den dut en deun, en door u te gedraagen als een teder en gehoorzaam Zoon betaamt , maak dat gij de ftreelendfte en de geheiligdde van alle plichten vervult! MARC-ANTOIME. Als een teder en gehoorzaam Zoon! Ik vermoedde wel dat hij mij befchuldigd had. . . .\ lavaisse, (driftig.) Neen.' hij heeft u niet befchuldigd; gij hebt ongelijk, üw Vader mint uj maar gij ként h in niet. Hoor eens. het geen hem zijne vaderliefde omtrent u heeft doen befluiten, zoo gij bij hem blijven en aan zijn verlangen beantwoorden wilt. Verkiest gij naar een ander land te gaan? zijne beurs (laat voor u open en gij zit fer volkomen meester van. Hebt gij nog geen plaats naar uwen zin. Doe u bést om er eene te vinden; midlerwijl (laat hij u een jaargeld toe. Heb Hechts meer ver* trouwen in hem, en zeg die gezclfchappen, die meer vermoeijen dan vermaaken, vaarwel; zoek eindige beezigheeden, oeffen dié. ... * C m a rc  34 CALAS, marc-antoine, hem in de reden vallende. Hij zoude mij van geld voorzien! la v ais s e. Ja- marc-antoine, (ter zijden.") Ondankbre en ontaarde Zoon. (overluid.) Ja , ja, ik zal eene lange reize onderneemen , eene zeer lange zelfs. (Lavaisfe bij de hand grijpende.) Gelooft gij, dat mijn vertrek hen -noeite zal doen? lavaisse. Waarom vraagt gij zulks ? hoe, is uw voorneemen dan nog niet vast genomen ? . . . [marc-antoine. Ja mijn Vriend, vast genomen, zeer vast genomen! lavaisse. Zoo fchielijk? mijn Vrtend, zulks is mij aangenaam. mar c-a ntoine. Vaarwel, Lavaisfe, vaarwel! lavaisse, (ten eenemaal van toon veranderende.) Ik hoop wij zullen ons geduurende eenigen tijd nog zien.  TOONEELSPEL. zien. Gij weent! ach wees verzeekerd, dat ik aan onze fcheiding niet ongevoelig ben. Het denkbeeld, dat gij uw geluk bevorderd , (treek mijne ziel met een aange. naam gevoeli altijd, ja altijd zal uw gemis aan mijn hart maar al te gevoelig zijn. marc-antoine. Dat is Voor mij een groote troost. Dat ik u nogmaals omhelze. (Zij omhelzen elkander.) TWAALFDE TONEEL. De voorigen. en jeanne. [jeanne. Men wacht u Heeren, het eeten is gereed, of gij zoo goed gelieft te zijn om te koomen? lavaisse. Kom Vriend, goeden moed en vrolijkheid; met den tijd koomt men alle zwarigheden te boven I (Zij gaan naar de Eetzaal) Ca DER-  55 CALAS, DERTIENDE TOONEEL. jeanne, alleen Zou het waar zijn, dat zulke braave menfchen voor eeuwig verlooren gaan? want zij zijn doch niet van ons geloof. Al geeven zij alle dagen bewijzen van hunne weldaadigheid en menfchenliefde; dat kan hen immers niet baaten, gelukkig dat ik door 's hemels gunst Louis heb bekeerd. Die koomt vast in den Heemel ; hij is hier bij eenen rijken Koopman. De andere broeder Donaat is te Nismes. Wat Antoine betreft daar is hij zelfs! Oh! Oh, wil hij niet aan tafel gaan ? VEERTIENDE TOONEEL. jeanne, marc-antoine, Jlerk beevende, even eens als of hij door de koude bevangen was.) jeanne. Mijnheer Antoine. Mijnheer Antoine.... marc-antoine. Laat mij alleen! jeanne. Hebt gij 't zoo koud? marc-  TOONEELSPEL. marc-antoine. 57 ik brand — ik brand. jeanne. Mijnheer marc antoine, (driftig.) Gaa heen zeg ik, en neem het licht meede! jeanne, de kaarsfen wegneemende. Wat is hij van den avond wonderlijk ! (Zij gaat door de deur van de Eetkamer.) VtIJ FTIENDE TOONEEL. marcantoine, (alleen) God dank, daar ben ik eindlijk alleen geheel alleen, waar ben ik? Het bloed kookt mij in de aders mijn hart zwelt op Ik ben mij zeiven niet meer; alles is rondsom mij van gedaante veranderd. . . . Hoe! de aarde beeft onder mijne voeten Geen wonder Zij draagt'een monfter als ik, met tegenzin. Sterven! flaapen eene eeuwige fhap, eenen nimmer eindigende nacht! O mijn Vader, Moeder, Vrienden, Nabeftaanden. Ik zal u van een wangedrocht verlosfen.... C 3 ik  33 CA L A S, Ik zal mij met geweld ontrukken Wat hoor ik . . . . Welke Item roept mij! .... De dood . de dood! Volgen wij die Item! (Hij loopt met ijlende fchreeden heen, en werpt zich in 't Magazijn.) Einde van '{ Eerjle Bedrijf. TWEE-  TOONEELSTE L. 29 TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. Set Tooneel verbeeldt altijd noch de Kamer van Calas, calas, Mev. calas, lavaisse, en pierre, met eene kaars in de hand. lavaisse, affcheid neemende. Niet verder, bid ik U! calas. Laat mij U tot den deur van 't Magazijn geleiden. Mev. calas. Antoine had ten minflen u moeten vergezellen! calas. Dit is een plichtverzuim, dat mij ten hoogften deert. Vergeef hem flechts Mi jnheer, deez' fout voor deeze keer! lavaisse. Zulks wil niets zeggen. Ik ben zijn Vriend, en waare vriendfchap kent geenen dwang: en daar hij juist op C 4 het  *9 CALAS, bet oogenblik van het foupé is uitgegaan, moet zeekerlij^ iets van aanbelang, en dat fpoed vereischte. calas. Ja, ik vrees het fpel. . . . Zoo handelt hij altijd. — Rlaar evenwel lavaisse , hem in de reden vallende. Ik heb vergeeten om u van den Heer Sergij te fpreeken. ca las. Hij li altijd troosteloos, lavais se. Heeft men den moordenaar van zijn' dochter nooit ont». dekt? calas. Neen, maar vroeg of laat zal zulks wel aan den dag komen, want zulk een gruweldaad blijft nimmer onge^ ftraft. lavaisse. Eene ongehoorde moord. calas. Zij was op het punt, om zich met eenen zoo ach. tingswaardigen man te verbinden! l a*  TOONEEL'SPEL. 4* LAVAISSE. Gij zult zeekerlijk den Heer Sergij eerder zien dan ik, verzeeker hem uit mijnen naam, bid ik u, dat ik in zijn ongeluk van gantfcher harten deel. (op zijn horologie ziende.) Quartier voor tien. Goeden avond Vrienden ! gaat binnen . gaat binnen, hier door zult gij mij zeer verplichten, CALAS. Gij wilt het zoo. Vaarwel waarde Lavaisfe , goeden nacht en goed» reis. LAVAISSE. Omhels Antoine voor mij. En mijne vriendfchaps verzekeringen aan zijne twee beminlijke Zusters! CALAS. Ik hoop maar dat de Juffrouwen niet lang meer zullen uitblijven. Mev. CALAS. Pierre geleid Mijnheer! (Pierre gaat met Lavaisfe door de deur van het Ma* gazijn.) C 5 TWEE-  46 CALAS, TWEEDE TOONEEL. calas, Mev. calas. Mev. calas, (tegen haaren man, dienaar de Eetzaal wil gaan.) Wacht mijn Vriend, tot dat Pierre weer hier is, *t is zoo duister. Gij zoudt u kunnen bezeeren. calas. Hij is gebooren, om mij moeite aan te doen. Hoe heeft hij zich weer gedraagen ? Met overhaasting ftaat hij van tafel op, gaat, zonder eene enkele reden bij te brengen, uit, en blijft uit! Ik heb mij voor hem gefchaamd. Mev. calas. Mooglijk heb ik mis, maar Antoine kwam mij deezen avond veel zwaarmoediger dan anders voor , hebt gij niet zijne verwilderde oogen opgemerkt? zijn gezicht gloeide overal, en — hoor ik niet dat iemand in het Magazijn gilt? calas. Ik heb ook zoo iets gehoord. . . . ftil wat. . . . (Hij gaat naar de deur van het Magazijn. Heemel! (men hoort een fterk gegil van verren, waar van men echter deeze woorden onderfcheiden kan; Mijn God! mijn God! ont. ferm  T O ONEELSPEL. 43 ferm u mijner! mijn broeder! help help!) Groote Heemel, wat of dit is ? (Hij gaat naar het Magazijn.) Mev. calas. Blijf hier, Calas, blijf hier. Gerechte heemel! (zij roept.) Jeanne, Jeanne, een kaars, een kaars. DERDE TOONEEL. Mev. calas, jeanne. jeanne, fchielijk opkoomende, en verfchrikt uitroepende: O Goon, (*) wat fchort Mevrouw! hoe zijt gij zoo onclteld ? Mev. calas. Ach ik weet het niet — een verfchrikkelijk gegil — hoor toch — hoor toch — mijn man — gilt ook! jeanne. Lieve Heemel! hij zegt; mijn zoon Antoine mijn zoon Antoine! Mev. (*) Ik heb de uitdrukking van Bon Jefus! Jchoon in Frankrijk, even familiair als bij ons wat duivel! achtergelaten, ten einde men dezelve niet over den hekel haale.  44 CALAS, Mev. calas. Ach onderrteun mij .... mijne beenen waggelen onder mij ik kan niet meer (op Jeanne leunende.') on- derfteun mij, en laat ons naar beneeden gaan. jeanne, (ter zijden.) Ik vrees. . . (overluid.) Mev. gaat toch zitten. Mev. calas. Neen, neen, ik moet weeten. . . . jeanne. Helaas Mevrouw, ik ben niet flerk genoeg. Mev. calas. Ik zal mij zelve wel helpen, arme Jeanne, ik zal mij zelve wel helpen. (In het oogenblik dat zij aan de deur van het Magazijn is, kom Lavaisfe vliegende voor haar, en houdt haar tegen.) VIERi  TOONEELSPEL. « VIERpE TOONEEL De voorigen. en lavaisse. lavaisse, (in wanhoop.)) Waar heen, Mevrouw? waar heen? blijf hier! Mev. calas. Wat is er dan gebeurd, Lavaisfe, fpreek — alle mijne lceden beeven lavaisse. Uw Zoon! . . . helaas, vraag mij niet meer! Mev. calas. Wat zegt gij? mijn Zoon. . . . lavaisse. Antoine, mijn Vriend. ... O God! Mev. calas. Is niet wel geworden? Jeanne, Jeanne! daar (zij geefi haar een flesje.) fchielijk , fchielijk! (Jeanne loopt.) la-  46 CALAS, lavaisse; Mevrouw dat is te vergeefs. . . , Mev. calas. Zou hij .... lavaisse. Pierre is fchielijk gegaan naar. .... Mev. calas. Mijn Zoon, mijn Zoon, ach Mijnheer Lavaisfe, laat ons naar beneden gaan, bid ik U. lavais se, Calas ziende. Daar is Calas 1 VIJFDE TOONEEL. De voorigen. calas, jeanne en caseing* (Jeanne en Cafeing onder/leunen Calas, die in de uiterjle droefheid gedompelt is. Mev. calas. Mijn waarde man! Ach! calas, (diep zuehtende.') Mev,  TOONEELSPEL. Mev. calas. Mijn Zoon is dood!| calas. (zuchtende.") Mijn waarde Vrouwe! Vriendin! ach God heeft zulks gewild.... mijn Zoon! mijne vrienden.... mijn Zoon! caseing. Ik gevoel de overmaat van uwe fmart en ongeluk, maar.... zoo gij mij gelooft J calas. Zijt gij 't Cafeing? caseing. Ja ik ben 't, uwe trouwe Vriend; geef mijne beede toch gehoor, ftel uwe zoo rechtmaatige droefheid een weinig ter zijden, en neem de fchikkingen, die nodig zijn; want anders, ja ik moet het u zeggen , fielt gij u aan de dringendfte gevaaren bloot. calas. Wat moet ik dan doen Cafeing. caseing. Het Gerecht terftond waarfchuwen. ca-  48 CALAS* calas. Het Gerecht waarfchuwen! Mev. calAs< Hoe ? en om wat reeden ? caseing, Geloof mij, verlies geen tijd. calas. Als het zoo is Lavaisfe! welke verfchriklijke dag! Bewijs mij den dienst.... lavaisse. Mijnheer Cafeing! waar moet ik gaan? caseing. Bj Mr. David, eerfte Rechter, die hier in de buurt woonachtig is. calas, tegen Lavaisfe. Neem Pierre mee Lavaisfe, hij is nog beneden met den Chirurgijn. (Jeanne geef licht.) Lavaisfe, houd toch tot eer van ons huisgezin, de fchanddaad van mijnen Zoon verborgen en de onteerende dood van dien onge- lukkigen Zoon! (Lavaisfe gaat met Jeanne uit.) ZES-  TOONEELSPEL. J& ZESDE TOONEEL. calas, Mev. calas en caseing. Mev. calas. Wat hoor ik? zijne onteerende dood! 't is dan geen ongeluk? Heemel zou hij zich zeiven.... Ach! ik kan niet meer! calas. Helaas, 't is al te waar! Mev. calas. Eeuwige Goedheid ! mijn Zoon aan zelfsmoord fchuldig! caseing, Jleunende Mev. Calas. Mevrouw Mev. calas. Ik wenschte wel de hand, die ons kaftijd, te zeegenen. Maar helaas! die (lag die fchriklijke (lag! O Calas, wat (laat ons niet te wachten, zullen wij in ftaac zijn om ons ongeluk te kunnen overleeven ?... Wat zullen mijne arme dochters wel zeggen ? Mooglijk zijn zij reeds op weg naar huis... Mijnheer Cafeing, ach, maak dat zij nog wat bij u blijven'. D ca-  5» CALAS, CASEING. Men zal wel middel vinden, om haar nog wat op te houden. calas, tegen Cafeing. Maar hoe hebt gij toch geweten? CASEING. In mijn cabinet beezig zijnde om te fehrijven, hoorde ik veel geruchts in de ftraat. men onderhield zich van eenen moord, in uw huis begaan. Ik nam, alle maatregelen, die de voorzichtigheid voorfchrijft, te baat , en begaf mij terftond herwaards, om naar waarheid onderricht te zijn omtrent een voorval, dat ik nooit vermoeden kon. CALAS. Zoude het gerucht van ons ongeluk reeds zijn verfpreid? CASEING. Zulks is door uwe gegil ontdaan, het welk een zoo verfchriklijk fchouwfpei natuurlijk bij eenen vader verooraaken moest. Men fprak zelfs, dat men had hooren roepen, help, moord, moordl CALAS. i Aan welke nieuwe tegenfpoeden helaas zijn wij nog niet blootpeftcld! mijn Zoon zonder grafplaatfe! Laten wij toch omtrent de zaak voorzichtig en achterhoudend zijn wat hoor ik! ZEE-  g 0 M TOONEEL SPEL. ft ZEEVENDE TOONEEL. De voorigen. pierre, lavaisse en jeanne. pierre. Ach ik kan niet meer! lavaissb. Die wreedaarts! jeanne, huilende. Mijn goede Meesteresfe! calas. Mijn Zoon! Mev. calas. Mijnheer Lavaisfe! caseing. - (_ Wel nu Pierre? pierre. De geheele ftraat en ons huis zijn met foldaaten bezet. D a la-  CALAS, lavaisse. Geen één van hnn is voor medelij den| vatbaar.,.. die wreedaards hadden mij gaarne door het gepeupel vermoord gezien. pierre. Men heeft mij aangegreepen.... en geflaagen... Rondsom mij hoorde ik niets anders dan het is een Hugenoot, een Ketter, een moordenaar! Men had mij zonder de wacht gewis vermoord! caseing, ter zijden. Zie daar 't gemeene volk , door valfche Godsdienstwaan van 't rechte fpoor gedwaald! Mev. calas. Pierre! ca las» Mijn huis alreeds omringd! caseing, tegen Calas. Men tracht den al te grooten toeloop van 't gemeen te beletten, (tegen Lavaisfe.) en die Heeren? lavaisse. Zij volgen mij terftond. Onrechtvaardige en bloed- dors-  TOONEELSPËL. 53 dorstige menfchen! reeds was ik bij hen van het vermoorden van mijnen Vriend verdacht. pierre. En ik, mijn broeder! calas. Kan men de onnozelheid helaas zoo fterk belagen. Mev. calas. Laaten wij ons klaar maaken om die Ileeren te ontvangen. jeanne, ziende dat de deur of en gaat.) 't Gerecht! ACHTSTE TOONEEL. De voorigen. david, (Vader,) david, (Zoon,) de tweede en derde rechter, een griffier, eenige bedienden met flambouwen, een Officier der Juflitie, en in den grond een detachement Soldaten. (De Griffier maakt dies, wat hi] noodig heeft om te fchrijven, klaar, en gaat aan de tafel zitten.) calas. Het fpijt mij, mijne Heeren, dat ik mij zoo laat in D 3 den  54 CALAS, den nacht genoodzaakt gevonden heb, u te verzoeken om bij mij te komen; dan een akelig voorval dwingt mij thans. Gij ziet hier eenen ongelukkigen Vader, die binnen korten tijd zijnen rampzaligen Zoon ten graave volgen zal. david, (Vader.') (op eenen tmmensclir ten toon.) Gij zijt hier dan de Vader? calas. Ja, een Vader die niet te troosten is, en die gaarne zijn leven gaf.... david, (Vader.) Genoeg! Wij koomen hier niet om klaagliederen te hooren. En dat wijf, (wijzende op Mev. Calas,) wie is dat? waarfchijnlijk de moeder? Mev. calas. Ja, Mijnheer," gave God dat hij nooit het daglicht had aanfcliouwd! tweede rechter, (op eenen verfoeijenden toon.) Dat moest ieder Vrouwe in uw geloof gebooren, altijd van den Heemel affmeeken. Mey. calas. En waarom dat Mijnheer? twee-  TOONEELSPEL, 55 tweede rechte ii. Waarom? Denkt gij dan dat gij uwe kinders voor God groot brengt? Mev. calas, (ter zijden.) Welke taal I david, (Vader.) wijzende op Pierre en Lavaisfe. En die? de beide Zoons? lavaisse. De zuivere vriendfchap0 band verbond mij aan Mijnheer! (wijzende op Calas.) Mijn naam is Lavaisfe, ik bon van Bourdeaux zelfs zeer onverwacht hiér aangekomen. calas. Zulks is de zuivre waarheid. lavaisse. Ik behelp mij nooit met onwaarheden. david, (Vader.) Dat is toch verdacht, dien zelfden dag hier te komen! de tweede rechter. Zonder verzocht te zijn! D 4 de  5*5 CALAS, de derde rechter. Zonder iets vooraf te laaten weeten f de tweede rechter, op eenen Jchim. penden toon. Och! dat was om zijne vrienden op eene aangenaams wijze te verrasfen. griffier. Ja waarlijk, wie weet? Mev. calas. Hoe? Mijne Heeren. david, (Vader.') wijzende op Cafeing, En hij, . . . • caseing. Ik ben een oude Vriend van Mijnheer Calas, die mij op het eerfte gerucht van zijn ongeluk terftond bij hem begeeven heb. david, (Vader.) tegen Cafeing. Gij zijt vrij, gij.... doch daar de deuren van het huis geflooten zijn, zult gij moeten wachten tot dat wij van hier gaan.... en wie is dat oude wijf, (op Jeanne wij. zende.) is dat de meid? JEAN-  TOONEELSPEL. sf jeanne, van Jchrik heevende. Jaa Mijn — Mijnheer. david, (Vader.) zijne Jiem verheffemk. Zijn er noch andere meedeplichtigen hier in huis? calas, lavaisse, jeanne, caseing, en allen) te zamen- Meedeplichtigen! david, (Vader.) Verftaat men mij niet? Ja, Kinders, bedienden, goede Vrienden, zoo als gij bij voorbeeld, (tegen Lavaisfe.) calas. Ik heb nog twee zoons en twee dochters. De eene woont te Nismes op een Comptoir, de andere hier in de ft.id, maar niet in huis. Mijne twee dochters zijn thans bij deezen Heer. (wijzende op Cafeing.) david, (Vader ) En gij, gij heet, zoo als men mij gezegd heeft, Ca" las! de Doopnaam? calas. Jean. david, (Vader.) Uw beroep? D 5 ca»  58, CALAS, griffier. Koopman. calas. ■Zeden 40 jaaren hier woonachtig, dacht ik zeker.... david, (Vader.') hem fa de reden vallende. Koopman dan; en de overleedene, hoe zal men hem best noemen ? calas. Mijn oudften Zoon Mare-Antoine — mijnen 200 ongelukkigen Zoon. david, (Vader.) Gij zijt immers alle Proteftanten, en vijanden van onze kerk? calas. Gij vergeet Mijnheer. . . . david, Vader. Om kort te gaan, zift gij, naar ik zie, alle Ketters? jeanne. God bewaare mij, Mijnheer, ik ben van uw geloof.! calas. Ja Mijnheer, mijne dienstmaagd uitgezonderd, zijn wij alle Proteftanten. jean-  TOONEELSPEL. . jeanne, met driftigheid. En door eerlijke lieden. Zeedert 30 jaaren heb ik hier in huis gediend, en alle kinders groot gebracht, gave God, dat zij zich alle bekeerden. david, (Vader.) ■ Dat's goed — dat's goed laat ons eens zien! Mev. calas. Zoo ik mij niet bedriege, mijne Heeren, hebt gij hier niet anders te doen, dan alles op te neemen, wat den dood van mijnen Zoon betreft, en geenszins noodig om de ramfpoed van eene ongelukkige en in de uiterfte eleude gedompelde familie, door eene hoonende taal te vergrooten. david, (Vader.) Dat zullen wij eens zien — dat zullen wij eens zien! de tweede rechter. Welk wonderwerk evenwel, dat wij het Lijk gevonden hebben! er zijn hier dicht bij putten, rivieren, en de aarde is diep genoeg. ' de derde rrchter. Ja, maar in zulke gevallen, fpreeken de wanden zelfs. PA-  # CALAS, calas. Wat wilt gij daar mee zeggen? david, (Vader.j Gij Jean Calas verklaart dan, uwen Zoon Mare Antoine dood gevonden te hebben? calas. Ja Mijnheer, een ftilftand in het bloed mooglijk! david, (Vader.') Een ftilftand in 't bloed! de tweede rechte tt. Ja goede oude man, er zijn verfcheidene manieren om 't bloed te doen Itil ftaan! de derde rechter. Teeder en meedoogend Vader! •; caseing tegen Ca!as. Mijn Vriend, zeg maar hoe de zaak zich in de daad toegedragen heeft. calas. Welaan; verfchoont mijne Heeren, verfchoont eenen Va.  700NEELSPEL. Vader. Ik zal u de waarheid mededeelen, die ik alleenlijk fpaarde, om de naagedachtenis en het lijk van mij; nen Zoon voor onte-erende gevolgen te bewaaren jViaar — hebt toch deernis met mij ~ Hij heeft zichzelfs omgebracht! david, (Vader.,) Zich zelfs omgebracht! Is die waarheid even gelijk de eerfte ? Kom, kom , wij weeten al genoeg, de rest zullen wij wel op het Stadhuis hooren. Soldaaten neemt hun meê. De gelieele familie calas. Hoe! de tweede rechter. En wel op ftaanden voet. Mev. calas. Zijn wij dan fchuldig? david, (Vader.) Zulks blijkt wel haast. God duldt niet dat de euveldaden altijd in den fchoot der vergetelheid begraven zijn. david, (Zoon.) ter zijden. Gerechte Heemel! O A .  &P Calas, david, (Vader.") \ Mijn Zoon, als eerfle Bijzitter in den Raad, gij zult verflag doen. . . . , david. (Zoon.) als geheel verwilderd. Mijn Vader. ... david, (Vader.) \ Zult gij u weer teegen mij verzetten ? Weet dat de Rechtvaardigheid. , . . DAviD, (Zoon.) ter zijden, en met afkeer. De Rechtvaardigheid! ach die vervolgt, omringt en fpoort mij van alle kanten aan. calas, aan zijne familie. Hij zal ons verdeedigen, dit zie ik vast. david, (Vader.) Ondertusfchen wordt er niets afgedaan en de nacht gaat ras voorbij! (aan de Soldaaten.) Gehoorzaamt mij! de tweede rechter. Maar laaten wij vooral bedacht zijn om hen afzonder'ijk te verhooren. Mev.  TOONEELSPEL. % Mev. calas, Verhooren! Hoe? is onze bekentenis niet genoeg? david , (Vader.) Uwe bekentenisfe! is die van Ketters! calas. Ach! Heemel Ach! david, (Vader.) tegen de Ssldaaten. Staat gij noch in beraad? calas. Ik bezweer u mijne Hoeren.. bij alles wet recht en billijk is, bij alles wat de menschlievenheid mede brengt, om deernis te hebben met eenen zwakken Grijsaard, die altijd zijn leven onbefmet heeft doorgebracht. Stelt hem en zijn gezin, thans niet aan eene geheele Stad ten toon. Verzwaar toch door eene openlijke fchande zijnen on. verdienden rampfpoed niet Ik geef mijn woord, zoo draa het volk weg zal zijn, zal ik mij laaten vinden, waar gij mij ontbieden zult. david, (Vader.) Neen, Neen. Mev. calas. Pierre! gij zult met ons koomen. r a-  ft CALAS, lavais s e. En ik denk u ook niet te verlasten, mijn leeven en alles wat ik bezit, is aan het uwe voor altijd verknocht. david, (Vader.) Kom, kom, allen voort. Vader, Moeder, Zoon, Lavaisfe, de meid, allen zonder onderfcheid. calas. Verfchoont ten minften , Mijne Heeren, mijne arme Vrouw! Mev. calas. Wat zegt gij daar? Neen, neen, waarde Calas, wij lijden om dezelfde zaak, en al wat u betreft, betreft mij ook. (tegen David.) Zult gij de wreedheid hebben. Zie eens dien grijzen kruin — zijnen waggelenden gang — en dan als een misdaadiger behandeld.... Moet hij u nog volgen , zeg?... de tweede rechter, op eenen barbaar/dien en lagchenden toen, „ Wat is die taal aandoenlijk! de derde rechter, op denzelfden toon. ,. Dit doorboort de ziel!" david, (Zoon.) ter zijden. Die monfters! da-  T Ö O N E E L S P E L. 6.3 david, (Vader.,) Gij hebt gelijk mijn Zoon, maar de Heemel zal ge wrooken zijn. david, (Zoon,') ter zijden* Ja, Ja, zulks is wel vast! david, (Vader.) Maakt voort. . . . ga se ing. Staa ons toe Mijnheer! een rijtuig te laaten komen, *t is nog al ver; en gij ziet die oude man kan naauwlijks gaan. david, (Vader.) Mijn volk zal hem wel leeren loopen, „ dat zijn „ ze wel gewend." Lavaisse, tegen David. Zoo onverbidlijke wreedheid eene hoedanigheid van eenen Rechter is, zal men nimmer eenen getrouwer aan zijnen plicht vinden, dan dien! (tegen Mev Calas.) Koom, Mevrouwe! (tegen Calas.) En gij mijn achtingswaardig Vriend.... (tegen Jeanne en Pierre.) Door 's Hee* mels invloed is uw onfchuld altijd veilig. (Lavaisfe eri Mev. Calas onder/leunen en helpen den ouden Grijsaard, Pierre en Jeanne volgen hem ) Ë da-  G6 CALAS, david, (Vader.") Uw onfchuld ! De onfchuld van verdoemelingen! (tegen den Officier.) Geef ze maar aan de Soldaaten over. Laat ook het lijk overbrengen , en hier een wacht aan huis. pierre. Mijne Heeren, zou Jeanne hier niet kunnen blijven? de tweede rechter. Blijven? pierre. Anders is het huis alleen! david, (Vader.) Kom, kom, geloof mij vrij, uw huis is voor dieven wel beveiligd! (aan zijnen Zoon.) Gij, mijn Zoon, zult ons in de Gehoorzaal wachten. david, (Zoon.) ter zijden. Helaas! (De Officier en de Soldaaten brengen Calas, Mev. Calas, Pierre, Jeanne en Lavaisfe weg; David, (Zoon.) volgt hen van verre.) NEE-  T.OONEELSPEL. (>?. NEEGENDE TONEEL. bavid, (Vader,) de tweede en derde rechter, * griffier, een Schildwacht aan den deur. d av i d , (Vader ) Die Proteftanten, mijn Heeren! doen hun best om er weer boven op te koomen; laat ons hun in den beginne tegen gaan en de geftrengheid van de wetten gebruiken. Kimt gij echter begrijpen dat zij ons tot zulken hoogen graad zouden tarten? de tweede rechter. Dit heeft niets vreemds voor mij! david, (Vader.) De Ketterij, 't is waar, kent zelden paal noch perk. de derde rechter. Calas is Dimmer dan men denkt. Zijn koophandel is zeer uitgebreid, en brengt onze catholique kooplieden groot nadeel toe. In geheel Touloufe fpant zijn huis gewis de kroon. de griffier, opjlaande, en ter zijden. ja; zonder hem — mijn Broêr.... E 2 da-  SS CALAS, david, (Vader.) Of het met zijnen Koophandel wel of niet wel gegaan is, raakt ons niet. (de andere Rechters geven dom tekenen hunne goedkeuring te kennen.) Het is eene zaak, die het Opperweezen alleen betreft , waar mede wij ons moeten beezig houden — en niets anders.. .. Maar mijne Heeren, wat denkt gij van mijnen Zoon. die deeze ver-doemelingen nog beklaagen durft en ons zelfs openlijk ht het ongelijk fielt? tweede rechter. Uw' Zoon!.... Ik heb hem zeederd eenigen tijd neêrflachtig, verwilderd en verward gezien» de derde rechter. Mooglijk is die ongelukkige dochter van den Koop. man Sergij david, (Vader.) Ja, deeze moord, fchoon drie maanden geleeden , legt hem altijd naa aan 't hart. 't Is waar men kan eene gevoelige ziel bezitten, men kan een ongelukkig en jong flnchtofifer beklaagen ; maar wanneer het den Godsdienst geldt, wanneer een Calas de tweede rechter* Ik kan mij niet weerhouden als ik aan dien ongelukkigen denk. Hij heeft een talrijk huisgezin, zeer gefchikt om het gift der Ketterij onder ons te verfpreiden. Wel is  700NEELSPEL. 69 % waar, dat de oudfte van zijne zes kinderen, dien wij gekend hebben, is dood, men weet niet hoe! Een ai> .der is gelukkig genoeg geweest van zich te bekeeren; snaar er zijn toch nog vier over. david, (Vader.,) Er zal niets van overblijven, wij zullen ze wel uit da waereld helpen. Ik voor mij volg des Ileemels wil , en zweer aan die familie eene eeuwige, eene onverzoenbre haat. Men heeft niets anders van dezelve te wachten., dan dat zij eerstdaags, o gruwel! eene algemeene verdraagzaamheid ging preeken. . Verdraagzaamheid! die allerijslijkfte ftelregel, die alle zeeden en alle zamenleevinge onder den voet werpt. Laaten wij nu in dit gelukkig oogenblik ons best doen, om alles op eenen goeden en vasten voet te Hellen. de derde rechter. Niets is gemaklijker. Louis Calas is van Godsdienst veranderd; Mare Antoine was ook voorneemens om de ketterij aftezweeren. Calas, zijne Vrouwe , Pierre en Lavaisfe eenen doodlijken afkeer hebbende van onzen Godsdienst, hebben zaamgefpannen, en hem te zaamerj vermoord de tweede rechter. Ja, ja, dat is mooglijk, het is waarfchijnlijk, 't is vast, En.... men heeft immers onder het volk hooren geggen dat Calas zijnen Zoon heeft vermoord. E 3 d a-  7<5 CALAS, david, (Vader.) Dat was het algemeen gerucht. de derde rechter. De Proteftantfche Leere fchrijft ook den ouders voor om hunne kinders te vermoorden, wanneer zij de onze willen omhelzen. Bij gevolge Mare Antoine, zijne be> keering op morgen vastgefteld hebbende, zoo fprak men openlijk, is d a v id , (Vader.) Dat is klaar, zij hebben zulks willen voorkooment dus kan en moet men onze handelwijze goedkeuren. de tweede rechter. Hebt gij hier een oogenblik aan getwijffeld? david, (Vader.) Ongelukkig zijn de Heeren van het Parlement , die jonge Raadsheeren van eene losfe manier van denken omtrent den Godsdienst, ja zelfs Philofophen, zij vorderen waarlijk te°gen eenen Proteftant even zoo veel duidlijke bewijzen en getuigen als tegen iemand van onze Kerk, de tweede rechter. Wees gerust. De getuigen en bewijzen zullen gemaklijk gevonden worden; het gemeene volk zal er ons genoeg  TOONEELSPEL. 7 neeg bezorgen. Enfin, zijn wij de eenigfte, die van de noodzaaklijkheid overtuigd zijn, om dit godloos gebroed uit te roeijen? david , (Vader.) En is het niet den Heemel dienen? Ja, ja, die voor de eeuwigheid verloorene boel moet maar uit der. weg, en ik hoop wij zullen er in flaagen. Maar- midler.wij! moeten de gemoederen verhit en opgewonden worden. griffier. Laat mij daar maar mêe omfpringen , ik zal het wel klaaren: buiten dat kunnen wij het in de Kerk niet af laatcn kondigen, gij weet van welke eene krachtdaadige uitwerking een monitorium is! david, (Vader.') Hij heeft groot gelijk. Een monitoriuml De derde rechte-r. Men zal het zoo wel weeten in te richten.... david, (Vader.) Dat het alleen moet zijn, m befchuldiging. de tweede rechter. Daar valt mij iets in. E 4 d*.  C A L A S, david, Vader, Wat dan? ... . tweede rechter. Waarom Mare - Antoine niet onder het getal der Mar-* tclaars van 't waare geloof geplaatst? Eene plechtige Kerkendienst.... eene prachtige begraafenis. , . . david, (Vader.) Zullen de gemoederen gaande maaken, ophitzen Ik ben 't volkomen met u eens. Hier koomt noch bij dat de viering van het plechtig feest, door onze voorouders tot herinnering van eenen heiligen moord van vier duizend Proteftanten, ingefteld, kort op handen is, (op het zeggen van de woorden heiligen moord van vier duizend Proteftanten, buigen de drie RecJrters en de Griffier zeer eerbiedig.) Welke luister zoude dit feest niet worden bijgezet, zoo wij hetzelve met een even onheilig en ketters bloed te -vergieten, konden vieren ! Welk een verdienstlijk werk voor God! en welke eer voor mim Rechterfchap! de tweede rechter. Welk een voordeel voor onze Stad! de derde rechter, Welke godlijke infpiratie. ï>a*  T O QNEELSPEL, david, (Vader.) 7% Morgen zullen wij er nader over fpreeken. Laten wij nu bedacht zijn om het proces verbaal op [te maaken \ maar eer wij naar het Stadhuis gaan, .laten wij het oud gebruik verrichten, doorzoeken wij het vertrek en verzeegelen alles. (Zij gaan heenï) Einde van het Tweede Bedrijf, E 5 DER.  11c C A L A S,. TWEEDE BEDRIJF. Het Tooneel verbeeld ■ de Verhoorzaal, waarin de zitplaatJen van de Rechters., die der. ..Bijzitters en . van de Raadsheeren, in het midden eene tafel voot dtn Griffier. Het Spel begint ten 7 uuren 'smorgens, acht dagen naa den dood va» Mare-Antoine. EERSTE TOONEEL. david, (Vader.) david, (Zoon.) david. (Zoon.) met de grootfle drift. Mijn Vader. . ... david, (Vader.) Laat mij. DAviD, (Zoon.) Wees zoo goed. david, (Vader.) Ik wil u niet meer hooren. david, (Zoon.) Zoudt gij u dan niet laaten beweegen? Kir  1 O Q NE E L S P E L. 75 david, (Vader..) Ik doe mijn plichu david, (Zoon.) Uw plicht! Groote Heemel! david, (Vader.) Roekeloozc! david, (Zoon.) Gij ftort mij in den grootften wanhoop! david, (Vader.) Laat ons gaan. david, (Zoon.) Zoo fterk van 't rechte fpoor gedwaald! Ja mijn Vader, door blinde drift van 't fpoor gedwaald, onderdrukt g j de onnoozle onfchuld en de deugd! david, (Vader.) En gij door een verkeerd meededoogen"weggevoerd, verdeedigt hier de Ketterij en kindermoord! david, (Zoon.) Ketterij? Die doet hier niets ter zaake! En van de misdaad, heeft men daar bewijzen van? da.  7<5 CALAS, david, (Vader.') Of men ze ook heeft. david (Zoon.) Hoe? david, (Vader.) Door het monitoriuml david, (Zoon.) Dit is listig bedacht, en bij een eerlijk man flechts cea looze ureek! david, (Zoon.) Alles wat men ons heeft aangebracht? david, (Zoon.) Is valsch. david, (Vader.) En de getuigen? — — david , (Zoon.) [ Omgekocht. david, (Vader.) [ Proteftanten! PA*  TOONEELSPÉL, r? david, (Zoon.) 't Zijn onze evenmenfcben. david, (FadefJ) Hoe! durft gij. - . . david, (Zomi). Ja, ik durf trachten U hier omtrent in geheel ander» gedachten te brengen. Mijn Vader is niet onrechtvaardig, neen, maar in een verkeerd begrip. Ik zal dien blinddoek van voor uwe oogen rukken, ja , uw Zoon zal uw weeder.... Maar wat onderneem ik! Te vergeefs zoude het zijn, dat ik u te binnen bragt, wat de rechtvaardigheid en de mensehlievenheid van uw achtingswaardig ambt verwacht; te vergeefs zoude ik u voor oogen houden alle wrceJ.e, lasterende en ongehoorde ongerijmdheeden, door de haat, dweeperij en nijd, tegen Calas voor den dag gebracht. Te vergeefs zoude ik de zuivre deugd, door deeze ongelukkige familie altijd geoeiïend, overltellen tegen uWe noodlottige vooringenomenheid; bij aldien gij u flechts houdende aan eene vernielende manier van denken, aan een barbaarsch vooroordeel , de flem der natuur verdooft, en eenen anderen GodsdLnst voor eene misdaad houdt! Ach waarom houdt gij u niet liever aan die eeuwige en groote waarheid , dat het 0p> perweezen alleen ons gewisfe toetzcn en beoordeclen kan en mag? Voed toch aangenaamere gevoelens voor uwe ziel; laat de gedachten vrij, bemin alle ftervelingen, en maak om de dengd , om de deugd alleen , ondcrfcheid tusfchen hen! Zijn ze te veel aan dwalingen blootgefteld, dan zijn ze beklagenswaardig ! maar heeft rnéri ah-  ?3 CALAS, alsdan niet de zachtzinnigheid en overreeding te baat? Zoo mijn Vader mijne taal aandachtig hoort, zoo mijne fmeekende ftemme tot in zijn harte dringt, dan zal hij gewis, zonder op te houden van rechtvaardig te zijn, de meededoogenheid omhelzen,' en de waarheid ,allerleie hinderpaalen uit den weg ruimende , de onfchuld van Calas in het helderst daglicht doen zien. david, (Vader.) Zij zijn fchuldig. david, (Zoon) als buiten zich zeiven ver- voerd, en zeer driftig. Zij zijn fchuldig! Ach ik zie reeds het lot, het welk men hun bereidt! Zij zijn fchuldig! weet gij wel waartoe gij mij brengt? Weet gij Vader hoor mij toch! In het veroordeelen van Calas begaat gij eene gruweldaad, eene verfoei jelijke gruweldaad! mijn Vader, ik omhels uwe kniën.... Hoed U, hoed ü, in Gods naam voor die knaagende wroeging, die eeuwig op euveldaden volgt Die wroeging is allerijslijkst, die verfcheurt, verteert het hart. ja, zoo men door uwe toeftemming die ongelukkige menfehen vermoordt, zult gij honderdmaal ongelukkiger dan die flachtolfers, aan de wreedfte folteringen ten prooije , zijn. — De flaap zal van uw4 oogen vlien; geen geluk — geen rust meer voor u, gij zult het oogenblik van uwe geboorte vervloeken. -— Te vergeefs zult gij trachten der deugd hulde te doen. Eene verfchriklijke en dreigende fchim zal u navolgen waar gij zijt, overal zal haare Item u vloeken .. .1 (Zich verbeeldende Adelaïde te zien , die hij vermoord heeft.) Daar ■■— daar is ze, daar is ze! d a-  T q O N E E L S P 'E L. ?£. david, (Vader.') Daar U ze! wie? zij? Wat zegt gij daar? david, (Zoon.) O Heemel!... vergeef het mij, ik'weet nier'wat ik zeg. david, (Vader.) Zulks zie ik. 'Bij flot van' reekening, alles' wat gij mij gezegd heht, heeft geenen den minfteii invloed 'op mij; de wetten toonen'mij den weg'en mijn geweeten is gerust. Maar waarom zoo lang eehé ijdle wartaal van eenen jongen losbol geveeld? Ais Zoon, denk wat gij mij verfchuldigd zijt; «Is RegeeringsOd, weet wnt u post vereischt. Ik laat u alleen. Tracht dat gij weer bij uw" zinnen koomt. ' (Hij gaat-heen,) TWEEDE TOONEEL. david, (Zoon.) alleen. Noch een oogenblik en mijn geheim was mij ontlhapt, en mijn Vader had geweeten, dat niemand als ik de moorder van Adelaïde, de dochter van Sergij is! O liefde! wreede liefde ! tot welke euveldaad hebt gij mij vervoerd ! Adelaïde! . . . Adelaïde is alleen door mijne fchuld van 't leevenslicht beroofd! De donkerheid van den nacht en een dolk hebben mijne verfoeijelijke jaloerschheid en dolle drift voor meedeplichtigen verftrekt; zij is niet meer, en ik wangedrocht , ik leef noch! Mij.  So GALAS, Mijne misdaad is allerverfoeijelijkst, en evenwei in eené diepe duisternisfe bedekt! O Heemel 1 wie heeft toch van uwe wegen het minst begrip? Hoe, ik ben fchuldig en en noch niet ter ftraffe gevoerd! Calas is onfchuldig, en de dood, eene fchandelijke dood Haat hem te wachten! Neen, neen, fchoon door naaberouw doordrongen, ik ben met God noch niet verzoend; zijne geduchte wraak hangt mij boven 't hoofd! en vroeg of laat krijgen de euveldaen haar verdiende loon. Voor dat ik evenwel fterve, zoude het behoud van die ongelukkigen niet mooglljk zijn ? Deezen dag over een uur zelfs wordt hun lot beflist. Zoo woedende Godsdienst- drift hun doodvonnis onderfchreef, zou er dan nog geen middel zijn.... Qima zich eenige oogenblikken bedacht te hebben ) Ja , gewis, ik weet 'er één, en het zal tot mijn oogmerk dienstig zijn. Ah! wat vind ik mij zeedert een oogenblik in mijnen angst verligt! Eene bedaardheid, grooter dan naar gewoonte, vertoont zich aan mijn hart! Ik zal dan verzoend zijn met den Heemel, met de Aarde, met mij zeiven!... Wat zie ik? men fpant de Vierfchaar! Ik zidder. DER-  100NEELSPEL. 81 DERDE TOONEEL. De rechters, de bijzitters, (*) de raadsheer e n , de griffier, eek notaris, (\j en een roededrager. De Rechters gaan zitten en maaien een half rond uit, aan welks einden la Salie en David (Zoon.) zitten. De Griffier gaat aan een tafel, voor hem gefchUt; de Roededraager gaat in eenen hoek van de Zaal , ahvaar de Soldaaten zijn: op liet midden van het Tooneel Zit men een Tabouret. David, (Vader.) als eerjle Rechtex , is Prefident, en verhoort. david, (Vader.) De getuigen zijn verhoord, en tegen elkander vergeleeken, dus blijft ons niets meer over, dan om het vonnis op (*) Ik heb het woord Asfesfeur door Bijzitter vertaald, als komende letterlijk overeen; en zijnde in mijne provintie ook van denzelfden zin en in gebruik, een Bijzitter is iemand, die in afweezigheid der Regeererde Rechters hunne plaatfe vervuld, en in geval van vonnis, zijne jiem heeft. (t) Rapporteur, bij ons niet in gebruik, heb ik als Notaris overgebracht, als zijnde in het fransch: un homme de longue robe. F  Sa CALAS, te maaken. Ik verzoek dat wij niet fcheiden voor dat het zelve onherroepelijk uitgefprooken zij. Zijt gij van dezelfde meening Heeren? alle rechters. Jaa. david, (Vader.') tegen den Roededrager. Roededraager , laat Jean Calas binnen koomen. (de Roededraager gaat heen.) Hem zullen wij maar eerst vonnisfen. De meedeplichtigen zullen wij naderhand wel vinden. Ten minfteu ik hoop gij zijt er mee tè vreden. alle rechters. Jaa.- david, (Vader.) Nu is het oogenblik daar, Heeren! om een fpreekend bewijs te kunnen geeven , van onzen ijver, van onze rechtvaardigheid, en onze verkleefdheid aan het geloof onzer voorouders. de la salle, aan David, (Vader.) Mijnheer, wij zullen wachten.... de roededraager, terugkomende. Jean Calas I VIER-  TOONEELSFL L. ?3 VIERDE TOONEEL. De voorigen. calas en de citier. (De Cipier brengt Calas binnen, en jlelt hem in handen van den Roededrager, die hem naar de Tabouret brengt i Calas met ontdekt hoofd.') [ david, (Vader.) tegen Calas. 7weer In 'slleemels naam, dat gij de waarheid zegge» Kul t> calas. Dat zweer ik. david, (Vader. Het is uw laatfte verhoor, denk 'er wel aan! calas. Zulks weet ik wel. david, (Vader.) Zijt gij en uwe vrouw niet altijd den Proteftantfchen Godsdienst toegedaan geweest, en hebt gij, ingevolge van dien, uwe kinderen niet opgevoedt. Fa ca-  CALAS, calas. Zulks was mijn plicht en heb daaraan voldaan. david, (Vader.) Heeft Lavaisfe niet den 13 deezer maand bij u 's avonds gegeetén? calas. Jaa Mijnheer. david, (Vader.) Had gij in dien zelfden namiddag' niet gehoord, dat Mare-Antoine van Godsdienst veranderen moest? calas. Mijne Vrouwe heeft mij gezegd, dat dit gerucht door de ftad verfpreid was. david, (Vader.) Het is immers waar , dat gij toen het voorneemen naamt om hem te vermoorden, en dat zulks gefchikt was tusfehen Lavaisfe, uwen Zoon Pierre, uwe Vrouwe en uwe Meid? calas. Nooit hebben wij aan eene zoo verfoeijelijke daad gedacht. d a- *  T O O N E E L S P E L. B5 david, (Vader.) Hebt gij niet altijd uwe kinders om het geloof, bitter vervolgd, en voornaamlijk dien, die zich heeft bekeerd? calas. Neen Mijnheer, nooit. david, (Vader.) Altijd in uwe vervolgingen volhardende, en weetende, '«namiddags van den 13, dat Marc-Antoine, die toen 'savonds met u at, 'sanderen daags zich moest bekeeren, befloot gij niet tot zijnen dood? calas. Neen Mijnheer, dit heb ik u immers al gezegd. david, (Vader.) Zijt gij aan deezen moord allen handdadig, of gij alleen ? Was het voor of naa het foupé, dat Uw Zoon het leven verloor? calas. 'T was naa 't foupé, toen ik mijn ongeluk vernam, in 't oogenblik toen Lavaisfe ons, om naar huis te gaan, verliet. david, (Vader.) Gij moet u beeter doen verftaan.,.. F 3 ca-  %6 CALAS, calas. Ik zal dan alles moeten herhnalen! helaas en alles is u bekend. david, (Vader.) Gij bekent toch, dat gij, zonder naar de Juftitie te wachten, (zoo als uw plicht was,) gij zelf uwen Zoon hebt afgel calas, met drift. Ik omarmde hem, toen hij eensklaps van dien noodlottigen deur van boven viel.... Hij viel aan mijne voeten, bleek, reeds verflijfd , reeds dood en de oogen dicht: ik hoopte echter, dat hij noch niet den geest gegeeven had; ik maakte dien ongelukkigen knoop los, fchud hem, door eene ijdle hoop gedrecven, op en neêr( Van den anderen kant loopt Pierre naar één van mijne vrienden Maar helaas, alles te vergeefs, — Hij was niet meer! Ten minden mijn Heeren , zult gij mij niet verwijten, alles aangewend te hebben, wat de Natuur mi j tot bchouding aan mi jnen Zoon, aan de hand gaf? Van eenen, aan wien ik toen nog hoopte,het leven weer te geeven! mijn Zoon! mijn waarde Zoon! Hoe zou men vorderen, dat ik niet getracht had hem te helpen; mijne vaderlijke armen hem toetereiken, hem te verwarmen en tegen mijnen boezem te drukken!.... Ik zou het noch doen, Mijne Heeren, vast zou ik het noch doen! david, (Vader.) Gij houdt dan ftaande, dat Mare-Antoine niet door uwe handen geltorven is? ca-  I > B' N o. F4 da- TOONEELSPEL. 87 calas. k was zijn Vader, en de heemel zij mijn getuige! david, (Vader.') Spaar doch uwe geveinsde uitroepingen! geef een duidantwoord, en zonder de minfte omwegen. Antwoord! j" tweede rechter. Antwoord 1 de derde rechter. i Antwoord! de tweede bijzitter. Antwoord! calas, buiten zich zeiven. [k kan niet Heeren.... mijn hooft loopt om! de griffier. 3ij moet antwoorden. calas, tegm den Griffier. Wat recht hebt gij om mij te verhooren? (aan de Rech ten.) Mijne Heeren  83 CALAS, david, (Vader.) Tracht niet langer om ons te misleiden; Uwe meede* plichtigen hebben alles reeds bekend. calas. Meedeplichtigen! daar geene fchuld is, komen geene meedeplichtigen te pas. david, (Vader.) Zij hebben allen bekend, zeg ik U! de notaris, zittende naast de vierde Bijzitter* Gij verbleekt! de tweede rechter. Dit's een bewijs van fchuld! de derde rechter, Vast. de tweede bijzitter. Beweezen. calas. Denkt wel Heeren, denkt wel, de Heemel hoort U, deeze trek is onvergeeflijk. GRIP*  TOQNEELSPEL. 89 griffier. Calas, wat meer eerbied! calas. Voor u misfchien? delasalle, met gtedaanigheid tegen Calas. Stel u gerust. david, (Zeon). Mijn Vader david, (Vader.) De ftelreegels van uwen verfoeilijken Godsdienst zijn niaar al te wel bekend. calas. Verdraagzaamheid, Menschlievendheid, is alles wat hij leert. dav id, (Vader.') Gij hadt immers eenen ingewortelden haat tegen uwen Zoon. calas. Ik heb hem altijd teêr bemind. F 5 DA-  pa CALAS, david, (Vader.) Waarom hem dan gedreigd om hem te vermoorden, zoo hij van Godsdienst veranderen wou ? calas. Zulks is volkomen valsch; wel is waar, ik heb hem aeer dikwijls tot zijnen plicht vermaand, doch zijn gedrag fchreef mij die wetten voor. david, (Vaier.) Wij hebben meer dan honderd getuigen tegen U. calas. Door dwaling, of ter kwader trouwe opgeuookt david, (Vader.) Maar wat hebt gij tegen hen intebrengen? \ calas. Mijn leven. O- mijne rechters ! wat hebt gij voor? wat gaat gij onderneemen? Zijt gij Vaders, Overheden, Menfchen? die, waarvan gij den moorder zoekt, was mijn Zoon, en die naam is in uwe ziel tot mijne vrijfpraak niet genoeg ! Gij hebt mij grijs zien worden, zonder mij ooit eenig verwijt te hebben kunnen doen; ilaat men voor 't eerst eenen verkeerden weg in, door *t vermoorden van zijn' eigen Zoon? Waar is de getui. ge van deezen gruweldaad? Is 'er één, die zulks ftaande houdt»  T O O Ar E E L S F E L, 81 houdt, dat hij verfchijne; dat men zich meefter tnaaka van dien valfchen mensch! en dat men mijnen dood met nieuw uitgevondene folteringen verzwaare, zoo ik niet het tegendeel tegen hem bewijzen kan. Maar neen, zij zijn te fterk voor de wroeging, een natuurlijk gevolg van de meinëedigheid beducht, en niemand, van die meenigte vijanden, door verkeerden ijver of haat tegen mij opgeruid, verfchijnt 'er, die mij overtuigen kan. Welke bewijzen werpt men mij voor de fcheenen. Z:jn het die fchreeuwende ongerijmdheden, door de haat tegen eenen Godsdienst, die niet de uwe is, in de aaklige nacht van onweetendheid voortgeteeld? Of zijn het de meenigvuldige inbreuken van verfcheidene mijner Rechters, die Lavaisfe en mijne dienstmaagd onder het getal der befchuldigden (lellen, waardoor mij de getuigen van mijne hoop en der traanen, waarmede ik het ligchaam van mijnen Zoon befproeide, benoomen zijn? Zijn het die gedenkzuilen, die palmtak van het mnrtelaarfchap, zo plechtig toegelegd aan iemand, die mooglijk. . . . God van barmhartigheid, die zijne misdaaden kent, vergeef, vergeef ze hem; Maar gij, gij, die gefteld zijt, om der wetten kracht ter uitvoer te brengen , en hier tot mijn verhoor verzaamcld, beeft, zoo gij mijne flxaf beveelt; denkt dat gij door de grootfte onrechtvaardigheid eenen echtgenoot aan zijne Vrouwe, eenen teêren vader aan zijne kinderen, en het Vaderland een eerlijk mensch ontrukt. Mijn lijden zal (lechta voor een oogenblik zijn; het Uwe eeuwig: Een altoosduurend en onverdraaglijk naaberouw doorgrieft Uwe ziel nacht en dag; de Natuur zelve walgt van U; Uwe kinders zelf hebben eenen afkeer van uwe teederheid ; en wanneer ik onder heuls handen den geest geeve, dun zult gij eerst gevoelen ik bezwijk. . . , (Hij valt in onmagt.') DE  te CALAS, de la salle,aa7! den Roededraager, die zich een weinig van Calas verwijderd vindt. Help dan (Calas weder bedaarende.) david, (Vader.) tegen den Roededraager. Breng hem in de gehoorzaal, alwaar men ook de andere befchuldigden wacht. Wanneer het tijd is, zult gij ïe weder hier brengen. (De Roededraager brengt Calas bij den Cipier' die hem wegleyd.) VIJFDE TOONEEL. De voorigen. Calas uitgezonderd. de la salle, tegen David (Vader). Eindlijk zijn wij alleen en ik kan u openhartig mijn gevoelen zeggen. Jaa Mijnheer, uw gedrag is zeer onrechtvaardig; Calas is onichuldlg! david, (Vader.) zeer driftig. . Mijn gedrag is onrechtvaardig en Calas onfchuldig! HE  TOONEEL SPEL. «3 de la salle. Eene overmaat van drift fluit alle waarheid uit en past geen reedlijk mensch. Doch ik geloof, het recht van zijn gevoelen te zeggen, (laat hier aan ieder vrij. In de zaaken van 't geringde aanbelang handelt men immers zoo; hoe veel te meer moet zulks zijn , wanneer het de eer en het leeven van eenen burger geldt. de tweede rechtser. Calas, een burger! ds la salle, aan den weeden Rechter. Mijnheer, ik ken U lang, al overlang! de vervolgzucht , die U bezielt de tweede rechter. Mijnheer de la Salle! eene perfonaliteit. de la s A L Lü- »K heb ongelijk Mijnheer; ftaa mij echter toe te voleinden; vindt gij zulks geraaden, fp.eek naderhand. de tweede rechter. Vermeent gij? . . . de la salle, zander hier op te letten. Jaa mijne Heeren! zoo lang ik geeme vastere bewijzen dan  4S C A L A S, dan ongegronde aanbrengzels en losfe gisfingen , heb * hou ik altijd de onmooglijkheid ftaande, dat een' Vader zich met het bloed van eenen Zoon bezoed'len kant Men heeft eene euveldaad zoo groot, zoo ontaard, van eeuwen af als iets boven natuurlijks befchouwd,en welke fpreekende bewijzen vordert dezelve niet? Tot grondflag van eene dergelijke befehuldiging tegen iemand , moet men bewijzen, dat hij geduureude zijn grntfehe leeven is geweest van eene buitengewoone ftoutheid, wreed van zeeden, een ontmenseht geftel, altijd aan verwildering en woede blootgefteld; zonder dit alles te zamen genoomen, is het niet mooglijk aan eene zoo grove gruweldaad geloof te flaan; want welken invloed heeft niet de menschlijke gevoeligheid en de Hem der Natuur op ons! de Natuur koomt er teegen op, en duld niet dat men geloove, dat door eene verfchriküjke uitzondering, een fchepzel , dat den naam van menseh draagt , zoo verre in wreedheid de allerwildfte dieren overtreffe , om het daglicht te kunnen ontneemen aan hem, wien h j zulks zelve gegeeven heeft ? Men moet Heeren , jaa men moet zelfs noch rookende van het bloed van- den Zoon hebben gezien, om eenen Vader een oogenblik fchuldig te veronderftellen aan eene misdaad, wuarvan het denkbeeld de geheele Natuur ijzen doet. DE TWEEDE RECHTER. De Wetten van Ahenen, niet eens fpreekende van kinder- of vadermoord . en geene ftraffe hier omtrent bepaalende, hebben het menschdom daar door de onmooglijkheid van zulke gruweldaad doen zien. 61.  T O O N E E L S P E L. 95 david, (Zoon.) De wijze en rechtvaardige wetten van Romen hebben alle waarfchijnlijkheid verworpen, hebben liever alles anders veronderfteld, dan de mooglljkheid vnn zulken moord toeteftaan. Heeft een Vader zijnen Zoon met wreedheid, met woede geflagen,de wetten noemen zulk eene wreede behandeling e'.me vaderlijke berisping : Dat^ een Vader befchuldigd van zijnen Zoon gedood te hebben, zich zeiven het leven benomen heeft, dit fchrijft het wetboek toe aan eene overmaat van vaderlijke droefheid, over het verlies van zijnen Zoon. Dat een vermoorde Vader midden tusfchen zijne gerust flaapende kinders gevonden wordt, met alle deuren toe, zonder dat men tegen de bedienden , noch vreemden eenig vermoeden opvatten kan, alle befchuldigingen, alle gisfingen, alle waarfchijnlijkheden tegen de kinders, wordt door de geruste flaap te niete gedaan, Rome fpreekt hen vrij, en vindt in dien flaap van haare onfchuld een vast bewijs. d a v id , (Vader.) Weet gij dan niet, waartoe een Ketter in ftaat is? alle rechters, te gelijk. Ja een Ketter! de la salle. Een Ketter! — Om voor een oogenbiik eens te fpree-' ken als Gij, een ketter kan een zeer braaf mensch z'jn, In alle (tanden, in alle zoorten van Godsdienst heerscht deugd! 0£  96 CALAS, de tweede rechter. Welke Godslasterende taal! De derde e.echter. Welke verblindheid! david, (Vader.) Maar ailes wat ons door getuigen is aangebracht. de la salle, met drift. Bewijst niets, david, (Zoon.) noch driftiger. Niets met al. david, (Vader.) Hoe! weet men dan niet met zekerheid, dat MareAntoine zich bekeeren wou? de la salle. Van waar weet men 't? Is het op aangebrachte tegenflrijdigheden ; op losfe en onzekere geruchten dat men hier te werk moet gaan? Niet tegenftaande het afkoudi. gen van dat haatlijk tnonitorium, is er geen Priester, geen mensch komen opdaagen, die hem in onze Ieere eenigzins onderweezen heeft ? Heeft men bij hem het minde teeken gevonden, dat zijn voorneemen van bekeering te ken-  1 ÖONEELSPEL. 97 kennen gaf? Men ziet noch , 't is onraoogüjk dat MarcAntoine zich op deeze wijze zelf heelt omgebracht; maar van den eenen kant is de zelfsmoord duidlijk, jaa zeer duidlijk; van den anderen kant de onmooglijk'neid al voor een ogenblik vastgefteld, is het dan noch een gevolg, dat hij door zijnen Vader, Moeder, Broeder, door zijnen Vriend , of door éene Roomschgezinde Meid, die hem van kindsbeen af heeft opgevoed, om 't ieeven is gebragt. Hebben dieven, of eenige zijner vijanden in huis verfchoolen , dit niet hebben kunnen doen? Is 't wel beweezen, dat 'er niemand in huis gefloopen, of dat er niemand gevlucht is ? En om de meenigvuldige bewijzen ten voordeele van de belchuldigden noch te vermeerderen, koomen hunne antwoorden niet in allen deele overéén? Ontdekt men zelfs de minfte tegenftrijdigheid? Dus is dan Uw veroordeelen op enkel vermoeden gegrond 1 O Heemel , op een los vermoeden! Vergeet gij dan hoe duur zulks aan eenen Langlade en aan de de Bruins, is komen te (laan? Veigeet gij dan dat er niets gevaarlijker, niets onrechtvaardiger is , dan een vonnis alléén naar bloote gisfingen geveld? Alle zaaken, waar de bewijzen niets dan enkele gisfingen of zelfs Waarschijnlijkheden zijn, (laat men aan het oordeel van het Opperweezen af, en de menfehen moeten altijd dit bezeffen, dat, bij aldien het Opperweezen den (lervelingen geene fpreekende bewijzen van eene bedreevene misdaad gunt, zulks alsdan een duidlijk bewijs is, dat hij geene aardfche rechters erkennende, de uitfpraak voor zijn geduchte een altijd rechtvaardige Vierfchaar, zelf wil doen. david, (Fader.) En het volk! beteekend zulks niets bij U? G de  98 CALAS, de la salle, met verontwaardiging. Het volk! david, (Vadert) De ftem van het Volk is die van den Heemel. de la salle. Laat toch eene ftelregel vaaren , die het leeven van alle burgers ieder oogenblik in gevaar brengen zou. Een volk, het welk.door blinde drift van 't fpoor vervoerd, geen teugels kent ; dat uit verkeerde en al te fterke Godsdienstdrift aan alles de ooren leent; daar deeze drift hun alles mooglijk maakt; een volk, dat tegen deeze of geene gezindheid alle geweld en onrecht gebruikt , en hier door den Heemel dienst meent te doen; een volk, door heiligfchendende Priesters bedroogen en door zoogenoemde Godsdienstige plechtigheeden verblind ; zeg mij of de ftem van zulk een volk, den naam van 'sHeemels ftem verdient ? david, (Vader.) Gij zijt geheel op de hand van Calas. de la salle. En gij van 't dom gemeen. david, (Vader.) 'T is lang genoeg getwist, kom Hemmen wij maar eens! zee*  TOONEELSPEL. 99 zeven rechters, te gelijk. Stemmen, (temmen. de la salle. Welaan, (temmen dan! david, (Zoon,) ter zijden. Ik beef! david, (Vader.) tegen den Notaris. Mijnheer! gij blijft bij uw befluit? pe notaris. Ik blijf er bij. david, (Vader.) aan den tweeden Rechter, die aan zijne rechterhand zit. Gij Mijnheer (temt de tweede recht er. Voor de dood. f david, (Vader.) aan den tweeden Bijzitter. Mijnheer de tweede bijzitter. Voor de dood. G s .Da»  100 CALAS, david, (Vader.) aan den derden Bijzitter. Mijnheer de derde bijzitter. Voor de dood. david, (Vader.) aan den vierden Bijzitter. En gij Mijnheer. de vierde bijzitter. Voor een veel naauwkeuriger onderzoek. david, (Vader.) aan de la Salie. En gij. de la salle. Ik (preek ze volkomen vrij. david, (Vader.) aan den derden Rechter. Mijnheer? .... de derde rechter. Voor de dood. david, (Vader.) aan den eerften Raadsheer. Mijnheer? eek-  TOONEELSPEL. 101 eerste raadsheer. Voor de dood. david, (Vader.) aan den tweeden Raadsheer. Mijnheer? .... tweede raadsheer. Voor de dood. david, (Vader.) aan den derden Raadsheer. Mijnheer? .... derde raadsheer. Ik verzoek niet te Hemmen. david, (Vader.) aan den vierden Raadsheer. Mijnheer? vierde raadsheer. Ik fpreek ze vrij. david, (Vadert) aan zijnen Zoon. Mijnheer? .... G 3 oa-  ïos CALAS, david, (Zoon). Ik fpreek ze volkomen vrij. david , (Vader.) Neegen tegen vier: Calas is weg. david, (Zoon.) met groote drift en verontwaardiging opftaande. Dit vonnis is fchreeuwend onrechtvaardig," en de Heemel fielt voorzeker zijne wraak niet uit. Hoe gij hebt dit vervloekte vonnis uitgefproken en de donder heeft U allen nog niet verplet! (aan den Griffier.) 1 n U, vooral U, (aan zijnen Vader.) Mijn Vader! trek toch uwe ftem weêr in, zeg, ik heb in dat fchriklijk vonnis gefeild; Hoor naar de ftem van uw gewisfe. .. Bevrijd U van ... david. (Vader.) tegen den Roededrager. Breng Jean Calas met alle zijne meedeplichtigen weêr hier, dat zij uit mijnen mond. . . . (De Roededraager gaat heen.) david, (Zoon) zeer geweldig. Jaa, jaa, breng ze maar. (Ge luwende een oogenblik heerscht er eene diepe llilte, waarnaa Cnirs en de andere befchuld'gde door den Cipier en den Roededraager worden binnen gebracht.) ACHT.  TOONEELSPEL. i=3 ACHTSTE TOONEEL. De voorigen. calas, Mev. calas, lavaisse, pierre en jeanne. david, (Vader.') tegen Calas. Kom nader, ongelukkigen! God, die altijd de misdaaden wreekt, heeft ons de uwe duidlijk doen zien; gij zult den ftraf ondergaan, voor alle kindermoorders beliemd. (Alle befchuldigden vervallen in de uiterfte wanhoop.) david, (Zoon.) ah woedende. Hoe barbaaren, op dit gezicht fmelten uwe harten niet! (ter zijden.) Wel aan, wijl men toch een flachtoffer hebben wil, laat het dan de moorder van Adelaïde zijn, jaa laat hij het zijn! (overluid.) Zoekt den moorder van Mare - Antoine in die familie niet! david, Vader. Mijn Zoon! david, (Zoon.) Dat monfter. . ; . G 4 DA*  104 CALAS, david, (Vader.') Wel nu» david (Zoon.) Die moordenaar. . . david, (Vader.) Voleind .... david, (Zoon.) Ben ik alleen, 'ter zijden.) Zij zijn gered. david, (Vader.) Ik ben verlooren . . . geflraft! (Hij gaat van zijne zitplaats, gelijk alle de andere Rechters, die blijken van hunne verwondering geeven; voor op het Tooneel gekomen zijnde, (laaf hij als verjlomd; alle zijne beweegingen toonen zijne woede en wanhoop aan. Geheel anders is het endertusjchen met de bej'chuldigden ge* feld, die allen, naa die bekentenije van David, (Zoon.) knie. l.nde den Heemel danken, dat hunne onfchuld thans duidlijk blijkt, Calas fpreeh ) calas. Rechtvaardige Heemel! Heemel die altijd de onnoozle onfchuld hoedt! Neem toch mijne vuurige dankzegging gunftig aan. . . . Voor uwen troon ter neêrgeknield! . .. Ik kan niet fprecken . . . Mijne waarde Vrouwe , mijn Zoon! {aan Lavaisfe.) Mijn Vriend. , . mijne dochters zullen nu weeten, . , , Zien*  TOONEELSPEL. 1*7 (Ziende de wanhoop van David, (Vader.) ftaat hij met overhaasting op, en werpt zich in zijne armen, ten bewijze van vriendfchap en deernis.') Ach ongelukkig Vader! david, (Vader.) Jiootende Calas terug Neen! (ter zijden.) Waar toe ben ik gebracht! {Hij vertrekt?) NEEGENDE TONEEL. De voorigen. David (Vader?) uitgezonderd. de la salle, tegen den Griffier. Griffier, gij zult terftond hun vrijbrieven klaar maken» (tegen Calas) Wacht dezelve maar in de Gehoorzaal. De femille Calas, Lavaisfe en Jeanne gaan met den Cipier heen. de la salle, aan David, (Zoon) Gij Mijnheer, naa die bekentenis, gij weet wat u te doen ftaat! G 5 DA*  i©6 CALAS, DAVID, (Zoon.) Ik geef mij gevangen. Hij vertrekt, voorgegaan door de Wachten, die aan de verfchillende uitgangen van de deur geplaatst waren. De Rechters, Bijzitters en Raadsheeren vol' gen hem.) Einde van het Derde Bedrijf. VIER.  700NEELSPEL. 10/ VIERDE B E D R IJ F. Het Tooneel verbeeldt een Cachot. EERSTE TOONEEL. CALAS , Mev. CALAS, ROSE, ANNE-ROSE, PIERRE, JEANNE dl LAVAISSE. Calas, de voeten geboeid, zittende op een houten Jloel en Jlaapt gerust. Mev. Calas in de uiterfh droefheid gedompeld, zit in eenen armjloel, ■ eenige fclireden van haren Man; jeanne ftaat naast haar. Rofe en Anne-Rofe zijn bij den Vader, de eene op den grond en rust met haar hoofd op de knié'n van Calas, en de and re rust jlaande tegen zijn ■ borst, en zij weenen. Pierre [leunt in eene droevige houding tegen eene taf l. In 't begin zit Lavaisfe in eenen hoek, maar ftaat kort daarna op en gaat naar Calas. Het Spel begint ten 10 uuren 's moy gens, agt dogen naa het eerjle vonnis. Mev. CALAS. Heemel! het is reeds dag! Dikwijls brengt de dag den ongelukkigen hulp, troost en hoop. . . . maar hoe pijnlijk! hoe verfchriklijk is hij niet voor ons! - . Helaas, hos  I°» CALAS, hoe vervolgt ons dus het ongeluk! . . Noch kort geleden was onze onfchuld klaar gebleeken; wij waren in onze vrijheid, in onze eer herfteld; een enkel oogenblik werpt weder alles onder den voet! Een enkel oogenblik ftort ons in eenen nieuwen afgrond neer! O deugdzaam jongeling, die door overmaat van edelaartigheid U met de misdaad van mijnen Zoon zelf hebt beticht, U, wien men de onmooglijkheid hier van beweezen heeft, en zulks te bekennen U gedwongen vondt! gij eindlijk, die uit eene rechtmaatige verontwaardiging deeze bloeddorstige ftad voor altijd hebt geruimd! Waardig Regeeringslid, wat zoudt gij zeggen en wat zoudt gij denken. . . Het doodvonnis, door uwen Vader uitgefprooken, blijft nog altijd vast, en diezelfde leden van den Raad altijd even onrechtvaardig , even fterk door verblinde Godsdienstdrift vervoerd. onderteekenen het en keuren 't goed. Om ons te behouden, hadt Gij U zelfden dood gewijd! Dit offer behaagde den Heemel niet. . . . Neem altijd de betuiging van onze erkentenis en bewondering gunstig aan! Deez' dag, waarop mijn Calas op het fchavot zijn leven laaten zal, zal weder een nieuw voorbeeld!... (zich naar haren man wendende.') Wat zie ik? in dit verfchriklijk oogenblik! . .. Ziet eens lieve Kinders, ziet eens , wat niet onnoozle onfchuld , zielsgerustheid , en een 'zuiver geweeten vermag! Hij flanpt , hij flaapt gerust , en de misdaad, die nimmer fluimen, waakt rondsom hem. LAVAISSE. Neen. Ik kan dat zielroerend gezicht niet verlaaten, de geruste bedaardheid en kalmte Haan in zijn weezen afgebeeld. Geene de minfte trek van ongerustheid ontdekt zich in dat achtingswaardig gelaat! Hij ademt zeer egaal.  TOONEELSPEL. i°9 egaal. ... en welhaast — Heemel waarom is hij niet reeds in de eeuwigheid! Mev. calas. Waarom Zijn zijne Rechters hier geen getuigen van? Is die flaap, zouden wij hun tegenwerpen, is die flaap, de flaap van eenen misdaadiger, die ieder oogenblik de wreedfle folteringen wacht? Ach Calas, wie had ooit kunnen denken , dat men tot het verbreeken van die teere banden, die ons zoo veele jaaren zoo naauw verbon. den, beulshanden gebruiken wilde? Ach! calas beweegt zich een weinig. rose. Hij wordt wakker, Mama, hij wordt wakker! ^Rofe en Anne-Rofe flaan op.~) calas, opent de oogen en ziet bedaard rondom zich. f De Heemel zij gedankt!... Welke aangenaame flaap» Hoe zoet! hoe verkwikkend! Ik had ook wel rust noodig! (naar zijne kinders ziende.) Men ftaat hun dan tce, om altijd bij mij te zijn. Mev. CALAS. Jaa. Maar de folteringen, de dood, . . CA-  ito CALAS, CALAS. Stel uwe droefheid ter zijde, mijne beste! mijne lieve kinders! Ik zag den Heemel voor mij open, en K-b er de eeuwige p-elukzaligheid gefmaakt. Engelen omringden ën voerden mij naar het zalig verblijf. Eene ftraal, eene ffodlijke (baal vervulde en verflerkre mijne ziel. Gister was ik zieltoogend, mijne tong verftijfd, en alles fcheemerde voor miin gezicht ... Thans, thans is mijn hart op nieuw verfterkt. Neen. neen, de dood, dien men nfj bereidt, baart mij niet de minfte fchrik, die dood baant mij naer eene oneindige gelukzaligheid den weg. Binnen weinige oogenblikken mijne Vrienden , binnen weinige oogenblikken heb ik mijne reis volbracht — heb ik mijne reis volbracht. Mev. calas. Kan 't mooglijk zijn . . . calas, aan zijne kinders.] Gij weent, lieve kinders, en zucht. Helaas! gij zijt maar al te jong aan de bitterheden van dit leven bloot gefield. Maar troost U. anne-rose Hl ROSE, te gelijk. Wij ons troosten! Vader! Wij ons troosten! pierre. Ach Vader! Ik wil U volgen binnen kort! Mev.  TOONEELSPEL. ui Mev. calas. Waarom deelen wij niet allen in hetzelfde lot, dewijl men ons allen even fchuldig acht? Zijt gij, o Rechters, zelfs niet onrechtvaardig, zoo gij den eenen ftraft, en de anderen, {die even fchuldig of onfchuldig zijn, ver. fchoont? ■ ■ rose. Waarom zijn wij toch niet t'huis gebleeven dien avondi Men had ons mooglijk 't zelfde lot bereid! . . calas. Lieve dochter, wensch nooit naar den dood ; zulks tergt den Heemel. Koomt uw flerfuur , gedraag U dan met ftandvastigbeid en onderwerping aan 's Heemels wil; dit zij U door onzen Godsdienst ingeprent. pierre] Hoe! wanneer de onfchuld . . . calas. Zaagt gij mij liever fchuldig? Men brengt, wel is waar, befchuldigingen tegen mij in; maar geloof ■mij, in het oogenblik van mijnen dood, zullen mijne Rechters mij recht doen en hunne traanen met de uwe mengen. Mev. calas, in wanhoop. Helaas, zij kunnen mij mijnen Calas niet weder geven! ca>  CALAS, CALAS. Hoor! Erkende onfchuld is eene eer bij God en bij de menfchen, en eene troost voor hem, die lijdt. Gij verliest aan mij niet veel; op den rand van het graf zijnde, had ik mooglijk aan eene bedleegerige ziekte veel en lang moeten uitftaan. . . • Lieve Vrouw! draag voor Uw leeven zorg; onze dochters hebben uwe lesfen, uw voorbeeld zóó van doen; leef voor haar, en wijs aan haare jeugd den rechten weg. ... (de deur gaat open.') Men opent. . . . Mijnheer Cafeing! TWEEDE TOONEEL. De vöorigen. caseing. caseing; Mijn Vriend! allen, behalven Calas. Helaas Mijnheer! calas. Gij koomt mij. dan noch eens zien, noch eens omhelzen, en affcheid neemen? CA-  TOONEELSPEL. 113 caseing. Ik bied U alle de zorgen van de teêrfte vriendfchap aan . . . Maar welke ftandvastigheid! welke bedaardheid van gemoed! calas. Zulks brengt de onfchuld meê. caseing. O Jaa! calas. Een troostelijke droom. casein g, Hoe? calas, leggende de handen van Cafeing op zijn hart. Daar mijn Vriend, daar is het zuiver. caseing. Helaas! calas. Ik geef aan 't Opperweezen eene zuivre en onbevlekte ziel terug. caseing. O deugdzaam Vriend! H ca-  141 CALAS, calas; op een verheven toon, Jaa, jaa. Men zal mij recht doen; duizend eedelaarti. ge flemmen zullen mij verdeedigen. De neevel van onkunde, die mij thans omringt, zal voor een helder fchijnend en fchitterend licht verdwijnen. Eerlijke en gevoelige zielen bekiaagen en beweenen mijn lot! Mijn naam en die van onnoozle onfchuld zal dezelfde zijn, en mijn aandenken, fch'»on voor een oogenblik gefchonden en verwelkt, zal bij alle braven onfterllijk en geheiligd zijn' caseing. De geheele ftad, zelfs uwe grootfte vijanden , beginnen te begrijpen. . . . calas. Zoo zijn de menfchen, Vriend! als de tijd voorbij — als het te laat is. 'T is des Heemels wil, hij ftraft in mij de misdaad v.-n dien ongelukkigen, die door de handen aan zich zelf te (laan, zijn werk te niete bracht, en dus doende, ftraft hij ons geheel geflrcht; hij is rechtvaardig, en ik buig mij voor deszelfs (IrafFen neder (tegen jeanne) Mijne goede oude! en gij mijn waarde Lavaisfe, hoe is 't mooglijk, dat gij beiden door de Voorzienigheid in mijn ongeval gewikkeld zijt ? Zult gij hee mij vergeeven. . . . (Hij reikt hem de hand, Lavaisfe omhelst Calas.) lavaisse, zeer teder. Mijn Vriend,... (de klak klept.) Wat hoor ik? Mev,  t O O N E E L S P E Lt ti$ Mev. CALAS. Mijn God! (Zij bezwijkt in den armjloel.) CALAS. Mijn tijd is daar! o Heemel! Koom mij te hulp, en dat mijn lijden zoo kort als mooglijk is, zij! Ja, uwe! wil zij volbracht... (ziende dat zijne Vrouwe bezweeken is, 'wil hij haar te hulpe komen, doch wordt door zijne keetenen hier in belet.') Mijne arme Vrouw! koomt haar dan te hulp! (Lavaisfe, jeanne en Cafeing, doen hun best om haar weder bij te brengen.) Neen, neen mijn kinders, laat har f het leevenslicht niet weer aanfchouwen, voor dat ik hetzelve verlaaten heb. ... Ik zou het mooglijk niet uithouden. . . . Ach! (Hij wendt zijne oogen, waarin droefheid, met teederheid gemengd, te leezen is, naar Rofe, die hem onaerjleunt, fterk huilt, en met haar hoofd tegen de borst van Calas rust. Anne-Rofe ligt voor hem op de kni-n. en omarmt hem De eene hand ftrekt Calas naar zijne Vrouw uit, en Pierre bef pro dt de andere met zijne traanen.) Lieve Rofe, wat zijn uwe traanen he;t! Zoo was ook mijne liefde Voor U! Pierre, ik heb U altijd zachtzinnig, infchiklijk en gevoelig gezien; Zoo de Heemel U aan het gevaar, dat U dreigt, ontrukt, wees denzelven altijd getrouw, mijn Kind, en volg het fpoor der deugd... Moet gij bezwijken , onderwerp U volkomen aan zijnen wil! Anne, laatlte vrucht van onze huwlijksmin, wees altijd uwer moeders troost! (aan alle kinders.) Omhelst mij voor uwen waarden en waardigen broeder Donat. Hoe zal zijne ziel zich van één rijten, wanneer hij hooren zal... En Louis. ... die is van Godsdienst veranderd. . . . Dat hij door den Heemel verlicht en op het rechte fpoor H 2 ts-  IIÖ CALAS, terug zij gebracht! Gij mijne lieve kinders, Iaat u nooit door beloften aan het wankelen brengen, even min als door bedreigingen, zoo lang als uw geweten zeive U niet zegt: Gij dwaalt! Laat U nooit door drift vervoeren tot onreedlijkheid jegens hen, wier geloof niet met het uwe ftrookt! Gij weet niet, wie van beiden dwaalt! Die verkeerde ijver voor den Godsdient heeft mijnen val bewerkt, en die, die alleen maakt U vaderloos, weest rechtvaardig en weldoende; bemint uwen Godsdienst, en volgt er de plichren van, en de Heemel zal U zeegenen, gelijk ik U in deeze laatfte oogenblikken doe. (Hij zegent hen.) alle kinders, voor Calas geknield. Waarde Vader! waarde Vader! (De deur gaat open.') DERDE TOONEEL. De voorigen. de biechtvader, de Cipier en de foldooten aan den deur. de biechtvader, omhelst Calas, en drukt hem in zijne armen. Mijn Broeder, uw tijd is daar5 uw leeven duurt nog Hechts een oogenblik. In den naam van dien, welken gij aanroept, in wien gij hoopt en die voor U geftorven is, bezweer ik U der waarheid hulde te doen. Ter-  TOONEELSPEL. U? (Terwijl Bourges /preekt, maakt de Cipier de voet' boeijens los.) calas. Ik heb de waarheid reeds gezegd en de Heemel is ge« tuige van mijne onfchuld. bourgers. Zoo dat gij befchuldigt uwe Rechters! calas. Dat de Heemel het hun vergeeve, zoo als ik reeds heb gedaan! bourges. Doorgrond uw hart, eene oprechte bekentenis. calas. Waarvan ? Dat ik mijnen Zoon heb vermoord? Neen Vader, neen, zulks gelooft gij niet, zulks gelooft gij niet. bourges. De haat tegen onzen Godsdienst. . . . calas. Geloven wij niet allen in een Rechtvaardig Opperwee, zen, aan een gelukkig of ongelukkig leeven naa ditlee. ven? Zijn wij niet allen broeders? Hebben wij niet ailert H 3 de-  iig C A L A Sj dezelfde hoop ? Neen, neen Vader, ik derf onfchuldig. (tegen den Cipier , die hem de handen wil binden.') Eert oogenblik, mijn Vriend! laat ik eerd nog eens de mijnen omhelzen, (door zijne beide dochters onderfieund, gaat hij naa Mev. Calas, en omhelst haar) Vaarwel lieve en teedre Vrouw, geliefde weederhelft, gij die zoo dikwijls mijne fmanen hebt verzacht Uwe loon voor alle die weldaden zi j U op aarden en in den Heemel toegelegd ! Wij zullen ons weederzien, daar, daar boven! daar geene fcheiding meer te duchten is! Daar zullen wij in tegenwoordigheid der Godlijkheid 'voor eeuwig vereenigd zijn; Vaar duizendmaal ! Vaar voor altijd wel. . .. Lieve Lavaisfe! gij benaauwt mijne ziel.... de woorden....* bederven mij in den mond ja.. .. mijne laatde zucht ik beveel ze U Vriend 'wijzende op zijne familie, wendende zich vervolgens naar Cafeing. 'als ook aart U mijn Vriend.... (aan jeanne.) en aan U, die ze hebt opgevoed Jeanne. Mijn Meeder, mijn waarde Meeder! ach mocht ik aari uwe voeten derven! calas, den eenen naa den anderen omhelzende. Vaart wel, vaart allen wel!... (aan Pierre , die hij allerlaatst omhelst.) Pierre .... dit is de laatde.... Ik gevoel dat ik een mensch ben.... mijne oogen loopen over.... ach ! (aan den Cipier.) verricht uw werk ... (de Cipier bindt Calas de handen.) Rofe, bewijs mij deezen laatden dienst droog mijne traanen nog eens af... . Ik zal de man zijn, die waardig is te lijden, zonder fchuld, eene  TOONEELSPEL. ïi9 eene ongehoorde pijn ; Mooglijk zal mijne opoffering jnillioenen van onfchuldigen ten Zoenoffer zijn.... De Heemel zij met U. Kom laat ons gaan. Calas vertrekt, voorgegaan door den Cipier, en onderfleund door Bourges. De ff'achten volgen. Rofe en AnneRofe volgen ter naamver nood haren Vader, en bezwijken door overmaat van droefheid aan de deur. De andere blijven in de allergrootjle vertwijffeling. VIERDE TOONEEL. Mev. calas, pierre, rose, anne-rose , lavaisse, jeanne, caseing. ca seing. Zie daar dan de gevolgen van verkeerde Godsdienstdrift Mev. calas, met de grootfte drift tot zich zeiven koomende. Ach! lavaisse. Mevrouw! .... caseing, aan Lavaisfe en Jeanne. Helpen wij haar. Mev.  iio CALAS, Mev. calas, zij vervalt in eene foort van onzinnigheid, en neemt Ca. feing voor haren waraCalas. Zijt gü dat, Calas! zijt gij dat, mijn Vriend! Wat zie ik? Gij zit niet meer geboeid... Gij züt vrij... men heeft dan erkend... mijne Kinders.... Lavaisfe gaan wij haast .,. Zullen wij haast.... Calas koom toch nader bij mij.... {zij Jlaat op, en na een oogenllik Cafeing aangezien te hébben, roept zij wanhopig uit'.) Heemel! Heemel! hij is het niet. rose, anne-Rose, opflaande, gian naar de n oeder. Mama! Mama!... Mev, calas, wanhopig over het Tooneel hopende- Waar is hij? Die monfters! zij hebben hem mij met geweld ontrukt.... Ik zie hem niet weêrom ! ik zie hem niet weêrom ! Onmeedoogende Rechters! Nu zijt gij te vreden en vergenoegd Nu lescht gij met het bloed van mijnen onfcbuldigen man uwen dorst! en g!j ontaard en wreed gepeupel r-efchouw uw flachtoifer Lieve Kinders , laat ons eenen voetval voor hetzelve doen. Het is noch tijd. Uw gefchrei z'1l het beweej;en. het zal uwe traanen niet kunnen zien en Calas terug eisfchen , jna, jaa, hij zal gered zijn! Ik had het U wel gezegd, dat het volk met u begaan zoude zin. .. Gij ziet het nu.... Hetzelve wreekt het oneelijk van mijnen man .. Zi:ne keetenen zijn verbrooken en hij aan zijne teere vrouw terug gegeeven.,.,. Ach dnt ik hem in mijne armen drukke ! (altijd denkende Calas te zien ) Ca-  TOONEELSPEL. im Cainb! mijn waarde Calas ! Wat hebt gij al uitgedaan! wat hebben zij U gefolterd! maar wees getroost, uwe Vrouwe en uwe Kinders zullen har.r best doen, om U die bittre oogenblikken te doen vergeeten. Zeg, lieve V.iend! waarom noch dat droevig, dat neerflacl.tig gezicht?.... Gij antwoord „iet»... Zijt gi noch over Mare Amo.ne ongerust? Daar, daar is hij naast U. Hij zal zich bceteren. mijn Vriend, hij zal zich beeteren. De Heemel is zoo goed, wij hebben er zoo veele bewijzen van gehad; Hij zal ons alle zeegenen ... alle (een diep fitixmjgm.) Calas 't is laat.,., eindig toch dien brief Ik gaa maar naar mijne Kamer. ,. Ik heb rust noodig.... J^nne breng mi] deezen armftoel,... Ik-ben zoo af, zoo af... (mm zet haar ter needer.) Ik geloof dat ik eene goede nacht zal hebben; tot morgen lieve Kinders, tot morgen! (zij geraakt geheel luiten zich zelven.) CASEING. Men koomt; helaas! zou men reeds.... V IJ F D E en laatste TOONEEL, De voorigen. en de la salle. de la salle, aan Cafeing, met drift en aangedaan. Jaa mijn Vriend! jaa, de rechtvaardige bezwijk en he oogenblik van den dood , is dat van zijne zeegepr al Verheevene en vertroostende vertooning! Ik zag he»*»  CALAS, geest geeven, dat edel fhchtoffer. Het beeld der Godhjkheid was op zijn weezen afgemaald! Ik tracbte hem te troosten, ik trachte zijne laatfte oogenblikken te verzachten! hij was het zelf die mij aanmoedigde, mij voorfchreef om in 'sHeemels wil gerust te zijn Nooit vertoonde zich de kalmte der onfchuld in een helderer, In een grnotfcher licht! Nook heeft zich de ftandvastigheid met grooter heldenmoed gepaard, doen zien! o Calas! gij, gij zijt thans in de eeuwige rust, maar toen uweziei, uwe zuivre, uwe onfchuldige ziel door de Engelen naar het verblijf der onfchuld, en naar haaren Schepper werd overgev erd, hebt gij toen niet de zuchten gehoord van dat volk, dat zelfde Volk, dat noch deezen morgen uwen val verlangde — en dat U thans, recht doende, befchreid? Einde van het vierde en laatfte Bedrijf.