BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DEN BENEVENS DE STEDEN, DORPEN en PLAATSEN, AAN DESZELFS OEVERS GELEGEN. V E R R IJ K T biet e en e nieuwe kaart van den loop des RHIJNS, van zijnen oorsprong in ZWITSERLAND tot aan deszelfs einde, in de duinen bij KdTIVIJK; en twee- en twintig gezichten van de voornaamste STEDEN, BERGEN, enz. Tt A M S T E L D A M, hij A. B. S A A K E S. MD CC X Cl V*     BEKNOPTE BESCHRIJVING van den I H' IJ I S T I 0 O M, benevens DE STEDEN, DORPEN en PLAATSEN, AAN DESZELFS OEVERS GELEGEN. Onder aiie de Rivieren en Stroomen, welke Europa * in groote menigte en verfehillende rigting, doorfnijden , en dit waerelddeel zo uitneemend gefchikt maaken voor den Koophandel , door de daar uit ontftaande onderlinge bekendfchap en het weêrkeerig bezoeken van onderfcheide Volken, dat men Rei. zen noemt, en veel tot befchaaving van den mensch toegebragt heeft is 'er geene, welke, met zo veel gronds, op veel nuttige en aangenaame voorrechten kan roemen dan uk rhijn, eene Rivier, die, in verfcheidene betrekkingen, aanmerkelijk kan genoemd worden, daar zij, zo in oudheid, uitgebreidheid, volkrijkheid, rijkdom en fchilderagtige Jchoonheid, niet alleen voor geen' anderen vloed behoeft te wijken; maar ook, voor zo verre zij alle deze eigenfchapnen te famen als in één punt vereenigt, alle de overige meer of min aanmerkelijke Stroomen, ja zelfs den trotfchen Donnmv overtreft; dit veroorzaakt ook dat zij, onder die vreemdelingen, welke heure oevers, 't zij uit nieuwsgierigheid, vermaak of handelzucht, bezoeken, een tallooze menigte van bewonderaars heeft gevonden Alle Reizigers, waar die haar ook ontmoet en bereisd hebben, fpreeken, als uit één mond, hoewel ze anders wel eens in oordeel verfchÜieri, over den Rhijn, en houden denzelven voor de vermaakelijkfte en tevens meest bewoondfte en pragtigite Rivier van geheel Europa. A Ons  i> BEKNOPTE BESCHRIJVING Ons voorneemen is thands niet om dit zo dikwijls gezegde, cn doer eiken Reiziger herhaalde, hier zeer omftandig mttebr.eiden;want dan waarlijk zouden wij onze voorgeftelde grenzen verre moeten overfchrijden; wij zullen alleenlijk een beknopt verflag gceven van den loop dezer waereld- rivier. Dezelve van heure opwelling af, tot heurc uitmonding toe , naarfpeuren en de digt aan heure oevers gelegene Steden en aanmerkelijke Vlekken, meer of min omftandig befchrijven, of flegts aanftippen, na dat derzei ver aangelegenheid zulks verëischt, tot dezen arbeid aangefpoord wordende door de bewustheid dat de geheele Rhijnjlroom nog nimmer zo beknopt en geregeld, na zijnen loop, in dc Ncderdukfche taal befehreeven is: fchoon men overal wel gedeelten deszelfs omftandig behandeld vindt; cn , daar het gezicht cigcntlijk de zaaken nog naauwkeuriger doet kennen, dan het mooglijk is dezelve door omfchrijvingen en door letteren voor den geest te brengen, hebben wij deze Befchrijving verlevendigd met dc afbeeldingen der fchildcragtigfte oorden van den Rhijn en van fommige voornrirm-if gphnivwti aan deszelfs oevers gelegen; door welke verrijking wij eene al te menigvuldige hcrhaaling van loffpraaken welke, zonder behulp van Tafereclen, echter onvermijdbaar is, kunnen ontwijken, daar wij nu de fchilderachtige Gezichten, aangenaame kronkelingen, hemelhoogc en vruchtbaare Gebergten , uitgebreide en volkrijke Steden pragtige Landhuizen enz. onzen Leczeren voor oogen kunnen leggen cn hen dicn\°als in de natuur zelve, toonende, in plaatfe van groote cn verveelende uitwijdingen, alleenlijk hebben te zeggen: komt cn ziet l ■ Gelijk alle zaaken welke geduurig in grootte toeneemen, bij derzclvcr oirfproug gering zïjn; zo is ook dc Rhijnftroom ter plaatfe van deszelfs opwelling, met betrekking tot deszelfs voortgang en aanwasch, onaanzienlijk; edoch:- op zig zeiven befchouwd, ten hoogftcn aanmcrklijk en wonderbaarlijk.. In het oppergedeelte van Zwitfcrland cn bepaaldelijk in Graamvlwidcrland, treft men dit zonderling Natuurwonder aan;in een oord, dat wegens deszelfs woestheid onbewoond cn weinig bczogt wordt; in het gebergte Adula (*) tot de Rhetifche Alpen, in de ftreek welke men daarom ook het Rhijmvoud (Rheinwald) noemt, vindt men op den berg Crispalta eene grooteen verbaazende ïjskolk, welke zig op den Vugelberg twee mijlen lang uitftrekt, en dit geheele (*) Adèla, een Grieksch woord, beteekencnde-ni . M1K „0^, mening van den naam^oorfprong, wij geeven die alle hier even onverfchillig 0p, wijl ze over het geheel even waarfchijnelijk zijn: deze is dat hier wel eer een dwarsfche overvaart over den Rhijn geweest zij', waarom men ecnige huizen bij dit oevertjen ftaande, wegens de veele bootjens en fchuitjens, die hier geduurig over en weder voeren, van het griekfche woord Scapha, een boot, of fchuitjen, Scaphaufen genoemd zoude hebben; en welke naam, daar vcelen de sc als sch uitfpreeken, in Schafhaujbi veranderd zoude zijn; de veele griekfche woorden welke gelijk wij boven reeds gezegd hebben , in de Zwitferfche fpraak vermengd zijn, maakt dit gevoelen juist nietten eenemaal verwerpelijk; wat daar van ook moge zijn, de Stad zelve is bezienswaardig en de witte ftraaten, alle met fraai van vooren befchilderde huizen bebouwd , bezorgen dezelve een lugtig en vrolijk aanzien. Het boven reeds aangehaald oude kloofeer, wel eer, bij deszelfs ftichting, Schafhaifen genoemd, is tha'nds de Domkerk der Stad; welke een ruim en hecht kerkgebouw is; rustende op twaalf pijlaaren, ook is Ster eéne boekerij, doch die Hechts voor de Leeraars ingericht is, waarom zij ook de Bibliotheek der Predikanten genoemd wordt; men vindt in dezelve een groot getal redenlijk zeldzaame Manufcripten; behalven deze is 'er ook ^og "eene andere Bibliotheek voor de burgerij der Stad. Naa dat deze Stad in 1501. mede tot het Eedgenootfchap overgegaan ware, en den hervormden Gods-  8 BEKNOPTE BESCHRIJVING Godsdienst aangenomen hadde, {lichtte men hier eene univerfiteit; welke hier mede gevestigd is, ;dwaar de Jeugd in de gewijde taaien en alle weeten1'chappen, onderweezen wordt, welk onderwijs aldaar door de PredLanten gefclfedt , die den post van Hoogieeraars bekleeden; behalven deze flichting is 'er ook nog bezicns waardig, het Stad huis, dat met een' fraaijen Teren en kunrtig Uurwerk praalt. Ter verdediging der Stad dienen, dc, na de oude wijze, met torens verilerkte, wallen en een foort van vierkant llecnen gebouw 't w elke het aanzien van een kaftecl of Hot heeft, en even buiten de Stad op een hoogte gevonden wordt. De Brug welke voor deze Stad over den Rhijn ligt , is mede, om deszelfs bouworde, dubbelwaardig om bezichtigd te worden. Drie voorrieden , welke rondom de Stad liggen , vergrooten eenigzins heuren omtrek en bezorgen haar het beftaan, althands in de nabuurfchap van een derzelve vindt men een Steengroeve van goeden bouwfteen, waar mede de inwooners ook grooten handel drijven. Behalven dezen tak van handel is deze Stad ook de Hnnelpbars "■>« *>«•• Anal en koüer, het welk de Zwitfers uit Hongarijen en van elders ontfangen, 't welke hier bewerkt en ten gebruike gereed gemaakt wordt. Niet verre, zelfs flegts een klein half uurtjen gaands, beneden Schafhatifen is die zo zeer bekende groote Waterval of Catharract van den Rhijn; een in de daad grootsch verfchijnfel in de natuur. De Rhijnflroom wordt hier hoe langs hoe fmaller, tot ze eindlijk bij Laujjen , een dorpjen in de nabijheid der Stad, een naauwen doortocht aantreft, welke door drie of vier fteilen als zo veele Colommen,aldaar door de natuur zelve gcflicht, vernaauwd wordt; deze Bergcolommen trachten, als 't ware, den hoogen Rhijnflroom van den diepen afgrond aftekeeren, en in zijn drift te fluiten ; doch het met geweld van boven aangeperfle water kent geen' wederfland; maar bruist, op eene geweliige wijze, over deze torens hooge rotfen heenen, en Hort, met een afgrijsfeliik gedruisch, dat op vier uuren afilands gehoord kan worden, tachtig ellen naar beneden: fchrikkelijk grootsch is dit ruuwe tooneel der pragtige natuur en nog te meer, wanneer het alles verlevendigend zonlicht op het, in menigte opbruisfchcid en rondom als wolken heenen Huivend,fchuim, zig' fpiegelt:, dan; is het of de Rivier een Peru van diamanten en heerlijk gekleurde° jmveelen uit heur' boezem opwierpe; geene aardfche glans kan bij deze ijzing wekkende pracht in vergelijking gebragt worden. De vreeslijke  VAN DEN R H IJ N S T R O O M. 9 ke vaart cn het ftijl afftorten der Rivier, maaken denzei ven, hier ter plaatfe, volftrekt onbevaarbaar; want die Schepen welke het ongeluk mogten hebben, van met den Stroom medegefleept te worden, zouden, zonder twijfel, door het geweld des waters, tegen de klippen verbrijsfeld, en de daarin zig bevindende menfchcn ten eenemaal vermorsfeld worden ; niet te min verhaalt men elkander daar ter plaatfe eene ongemeen zeldzaame en waarlijk zonderlinge bewaaring, overgekomen aan een'' perfoon, welke ilegts in een bootjen van boven af, den Rhijn afkomende zakken, door vermoeidheid, of daar het nog zeer vroeg in den morgen was, in een' diepen flaap geraakte en daardoor zijn gevaar niet bemerkende, door den loop des waters medegerukt werdt, doch ten allen gelukke op zulk een dikke cn fchuinsch affpuitende waterftraal geraakte , dat zijn bootjen door de greote fnelheid niet eens kantelde, cn hij nog niet ontwaakte, zo dat hij, door den Stroom medegerukt wordende, verre beneden den Waterval, tegen den oever aangedreevcn werdt; wanneer hij door den fchok wakker wordende, zig niet kon verbeelden, reeds te Schaf haffen ontlaaden en te juittflrn weder gelaaden te hebben, gelijk: net gebruik van alle de hier vaarende Schepen is. Alle de goederen en laading der Schepen, worden te Schafhaufen op wagens geladen, en, achter den Waterval om, langs den weg die ter zijde van den Waterval loopt, afgevoerd; wanneer zij in andere vaartuigen overgebragt, en in een daar toe gefchikt gebouw, dat nevens den Waterval, aan den oever des Rhijns gefticht is, vertold, en weder in de vaartuigen geladen worden , om hunne reis naar beneden te kunnen voortzetten. Voorbij deze aanmerkelijke plaats, naar beneden afzakkende, befpoelt de Rhijn, naa de dorpjens Bijnous cn Beha voorbij gedroomd te hebben, het fteedjen Egiisaw, 't welk in het Canton Zurich, vier mijlen beneden Schaf haufen , gelegen is, en niet veel zonderlings bevat, zo min als het daar bij gelegene fteedjen Kexzerstuhl', dat Ilegts om zijne oudheid vermaard, en weleer het/w urn Tiberii of de Marktplaats van Keizer tiberius, geweest is, welke benaaming van het gebruik der Romeinen ontleend werdt, die de gewoonte hadden, van, ter plaatfe waar hunne Legers lagen, zekere Dorpen uittekiezen, welken zij tot Stapelplaatfen van alle hunne behoeften voor de Legers fchiktcn; waar die dan, als op eene Markt (forum) verkocht werden. Zulke Marktplaatfen heeft men ook hier te Lande, ten tijde der Romeinen, fommige gehad, gelijk Voorburg, (Forum sldriani) Foorhout, Voorjchootcn enz. verders zijn de B vlek-  BEKNOPTE BESCHRIJVING vlèkjëris Zurfach en Kkin Gors van geen belang, een weinig verder ligt het meer aanmerkelijk fteedjen Walsburg in Swaaben ft welk met een' fraaijen fteencn Brug, over den Rhijn verfierd is, gelijk 'er ook zodanig een Brug bij den een weinig verder gelegen Oostcnrijkfchen Burgt Su-iu gevonden wordt; en verder afzakkende bij het dorpjen Rheinfdden, 't welk door de nabuurfchap van de Ilegts een weinig verder liggende groote Stad Bajel, zeer leevendig en bloeijend is, welke Stad men, een weinig meer de Rivier afzakkende, terftond in het gezicht krijgt, en die de moeite wel verdient, dat wij 'er ons een weinig bij ophouden. easel, een der grootfte Steden van Zwitfcrland, wordt door den Rhijn in twee deelen gefcheiden; waarvan het grootfte Groot- en het andere KlcinBafel genoemd wordt. De Stad is reeds ten tijde der Romeinen, onder den naam van Augusta Rxturacorum bekend geweest, welke Stad, gelijk de gevondene oudheede'n aanwijzen, hier nabij, waar het dorpjen Angst .ligt, geftaan heeft; doch deze oude Rnmeinfriif» Voprnlaats, is geheel te niet gegaan, en daar kort nevens is de Stad Arialbinum of Artalbinum door Keizer valentiniaan Ao. Chr. 374. gefticht geworden, welke naam federt in den Griekfchen naam Bafilea overgegaan is, die zo veel als de Hof-Stad, de Stad waar een Hof of groot gebouw gevonden wordt, betekent, fchoon anderen den naam op een zeer verfchillende wijze afleiden, als ook in den tijd der bouwing verfchillen, en men het daar omtrent in lange niet eens is. Kkin Bafcl was eerst ilegts een dorp en is Ao. 1270. eerst bemuurd. Men telt meer dan twee honderd ftraaten, in beide deze vereende Steeden; van welke zeer veele met voornaame gebouwen, overëenkomftig met den bloei cn welvaart dezer welgelegen Stad, verfierd zijn. Onder die allen munt inzonderheid de Groote of Lieve Vrouwe Kerk uit, zij pronkt met twee Torens en een fraai Orgel welkers deuren door den beroemden hans holbein befchilderd zijn, als ook met de begraafplaats van anna van baden, de Vrouw van Keizer RUDOLPii I, van Batisburg,eh van den grootenRotterdamfchenGeleerden desiderius e ras mus, welke alhier, op den 4 Julij Ao. 15 36", in den ouderdom van 70 Jaaren overleedt, naa dat hij de Drukkerij van den Geleerden frobenius in deze Stad eenigen tijd met de uitneemende vruchten van zijn onvergelijklijk vernuft, en grondige geleerdheid, in de duisterfte tijden opgezameld, bezig gehouden en vereeuwigd hadde. Achter de Kerk is een zeer  VAN DEN R II IJ N S T R O O M. 11 zeer groot Plein, waar op in vroeger jaaren een ongemeen groote Eindeboom pleeg te ftaan, wiens takken, priëclsgewijze, over het zelve uitgebreid waren , thands is dit Plein met veele Boomen beplant, en heeft een allcrverrukkendst uitzicht over den geheelen Rhijn, en dc daaromliggende Bosichen cn Gebergten. De $t. Pkiers Kerk, is mede fraai gebouwd, doch zo groot niet, hier ligt de groote Wiskundige team bernöulli begraven; voords is 'er voor deze Kerk een alleraangenaamst met veele Boomen beplant Plein, 't welk tot een Wandelplaats der Inwooners ftrekt. De St. Janskerk is aanmerkelijk wegens de raare Schilderijen, in natte kalk, langs de muur van het Kerkhof gemaald, door een zeer oud meester; welke waarfchijnelijk nog vroeger dan hans holbein geleefd heeft, fchoon men in 't algemeen deze Schilderijen , gelijk alle oude ftukken welke in Bafel gevonden worden , voor het werk van dien meester houdt. Deze Tafereelen verbeelden een' dans van Dooden en Geraamten, welke al danfende allerleije Standsperfoonen met zig voeren; zijnde dit een zinnebeeld on -ilaeni^fnheid des doods, en de gelijkheid der menfehen in het Sterfuur. 'Er zijn Copijën na deze ftukken, door hol bei ki vervaardigd, welke op de Stadsbibliotheek aldaar bewaard worden, en in houtfneede prenten het licht zien. Deze Bibliotheek is mede zeer aanmerkenswaardig, wijl 'er een groote menigte raare Manufcripten en oude drukken van Boeken in gevonden wordt, benevens een groot aantal Romeinfche oudheeden , die in het dorp Angst (Augusta Rauracorum) uit den grond opgedolven zijn; ook is in dit gebouw de zaal waarin Ao. 1431 het berucht Concilie tegen de Husfiten gehouden is, dat n jaaren geduurd heeft; even zeer bezichtigenswaardig is ook het Stadhuis, waar een gantfche zaal, door holbeis met Historiën bemaald, den vreemdelingen getoond wordt; voornaamelijk echter is voor den Nederlander, aan wien de onfterfelijke naam van den-grooten erasmus ter harte gaat, bezienswaardig, het huis waarin de Drukker frobenius weleer pleeg te woonen, bij wien erasmus een kamer hadt, welke nog grootcndeels in deszelfs oude wezen is, en den Reizigers getoond wordt. Men vindt daar nog, voor den Schoorfteen , een Schilderij, verbeeldende den God Termmus, die over de Grensfcheidingen bij de Romeinen het opzicht hadt, en verbeeld werdt door een menfchelijk bovenlijf in eene zuil uitloopende; dit beeld Weidt de fchrandere wijsgeer, als een zinnebeeld zijns ftandsvastigen levens, altijd voor oogen , gelijk het te dier B 2 tijd  12 BEKNOPTE BESCHRIJVING' tijd eene deftige en nuttige gewoonte was, dc Sehoorfteencn, wanden en glafen der vertrekken, met leerzaame Zinnebeelden en Spreuken uit oude Wijsgeeren te verfieren, waar voor men tliands, laas! niets beduidende krullen en lijsten gebezigd ziet. Boven dezen Terminus leest men het devies der ftandvastigen: Cedo milli (Ik wijk voor niemand) als ook in-het gricksch oka thelosmakra biou: mors ultima linea vita (Zie daar het eind van een lang leven: de dood is dc uiterfte Hjn des levens) cn daar onder leest men Cubiculum d. irasmo Rotend. Saatim mdxxxv dat. is, dit Fertrckjen is aan B> er as mus van Rotterdam gewijd,- 1535. Zijnde dit Opfchrift in den Stijl der opfchriftcn, welke de Romeinen voor de kamertjens waarin zij hunne Huisgoden bewaarden , en die ze Lararia noemden, zodanig ingericht. Ueze zo fchoonc Stad heeft in voorige Eeuwen , aanmerkelijke Hagen moeten doorftaan, zijnde in Ao. 1258 door een' zo geweldigen brand aangetast , dat ccn groot deel dcrzclve , waar onder ook de groote Kerk, in dc asch gelegd ti«*»fli , .or- m*rAt 7f< door eene aardbeeving gefchud , welke in 1416.. 28. 53. en 1555. haar andermaal met groot naadecl aantaste j in 1273 werdt ze door rudolph van Habsburg ftreng belegerd. Men rekent het Bisdom, waar van Bafel de Hoofdftad is, reeds in A.Chr. 228 in weezen geweest te zijn,als wanneer zekeren Bisfchop pantiialus deze waardigheid het eerst bekleed zoude hebben. 'In 917 hebben de Hunnen de'Stad en Kerk deerlijk verwoest, waar naa Keizer 11 en rik in 101 o dezelve weder herbouwde en veele vrijheeden verleende. In 1327 vervoegde zij zig bij het Zwitferfche Ecdgenootfchap. — voords is deze Stad, om van de thands leevenden niét te gewaagen, nog beroemd door veele andere , boven de reeds opgenoemde, groote geleerden cn beroemde Mannen, welke binnen heure muuren gewoond hebben, cn in heuren fchoot rusten, als ,zijn simon grijnaeus, oecolampadius, jAcob meijerus de beroemde Boekdrukker j0hannes oporinus, de groote Bijbelvertaalers sebastianus castalio, henricus pantalion en de Landbefchrijver sebastianus munsterus, de Geneeskundige felix platerus cn andere mannen welke tevens, met onzen erasmus, den naam van Bafel onvergangkclijk gemaakt hebben. Eindelijk is 'er te Bafel nog een zonderling gebruik, waar door deze Stad inzonderheid merkwaardig is, beftaande in het verfchil van alle Klokken van een  VAN DEN RHIJNSTROO M. 13 een uur met die in de andere Zwitferfche plaatfen, zo dat de Horologiè'n in deze Stad altijd een uur vroeger, dan elders in ZwitJ'erlaml, aanduiden. Bij de Stad Bafel kan men niet voorbij aanteftippen de Stad Porentru (Pons Ragnctrudis) zeven uuren ten westen van dezelve op de Grenzen van den Elzas gelegen,zijnde het verblijf van den Bisfchop van Bafel, gelijk ook de wonderlijke , een dagreis van Bafel gelegene, door de natuur gevormde, en door de Romeinen nog meer gebaande, en met een Poort en opfchrift voorziene, uitgeholde Rots, welke een' zeer engen weg tusfehen de hooge Gebergten van den Jura en de overige Zwitferfche Bergen vormt, deze Rots wordt Pierre Pertu/je (Petra Pertufa) de cloorcoorcle Rots geheeten, cn levert een zeer Schilderagtigé vertooningen bevallig doorzicht, tusfehen deze gedeeltelijk vruchtbaare Gebergten, op;welke door eene befchrijving moeilijk natebootfene fchoonhcid van deze Zwitferfche oorden, nog minder in de verbeelding kan vallen, van hen die dezelve nooit bezogt hebben; daarom achten wij het niet onnoodig, cn niet onvermaakeb'jk, daar wii don lnon dos Rhijns volgende, thauds genoodzaakt zijn, het gezegend Zmtferfdnd te verhaten, den Leezer het Tafereel 't welk de groote hall er C*j in deze oorden gemaald heeft, in plaatfe eener figuurlijke afbeelding, voor den geest te hangen: Hij bezingt hier een oord in de nabijheid dier plaatfen, welke het onderwerp onzer befchrijving uitmaaken gelegen, te weeten een Landfchap, aan den voet van het Gebergte Jura liggende ; daar nu de geheele Landftreek rondom Bafel dezelfde Schilderagtigé voorwerpen opleevert, kunnen wij des grooten Dichters fraaije Befchrijving gerustelijk daarop toepasfen, dus zingt hij: Op de gindfche ftille hoogten, waar een zuiver water groeit, Dat van daar, met ftaêge ftroompjens, zachtjens, naar beneden vloeit, Noodigde eens een avondwindjen, mij, bij ftruikjens, ftil te Haan, Langs mijn voeten lag een Landfchap, door zijn eigen groote omvaên, Welks verdwijnende uitgebreidheid, aan het oog geen einde toont, Als waar 't door de blaauwe fchaduw van den Jura wordt bekroond, Gantfche wouden, door wier groente, 't fchoone blond der Velden fchijnt, Dekken daar de ronde heuvels, dat het geel in 't groen verdwijnt; De (*) In zijn fchoon Dichtftuk: Ueber den urfpruwr des Uebels. B 3  14 BEKNOPTE BESCHRIJVING De aarde wecmclt hier van Scliaapen, eene kudde in 't bont gekleed, Die, met fmaakelijke graagte, 't nialfche gras, al blactende eet, Daar een zwaare drift van Osfen, van de zoode een leger maakt, En het groen en bloeijend klaver, bij 't herkaauwen, dubbel fmaakt, 't Moedig Paard, fpringt, onbeteugeld, met een' onbezorgden zin, Ginds, de versch begroeide weiden, die het eerst hielp ploegen, in. Wied toch moet dit woud niet ftreclen, waar de beuk half fchelloos groeit, • Die, gedost op 't allerfierlijkst, rijk in roode verwen gloeit, Verwen die 't Tafreel verhoogen, van deze aangenaamc beemd, Waar het vette groen der Dennen, 't bleeke mosch in fchaduw neemt; Waar zo menig helder ftraaltjcn, in die fombre duisterheid, Door de waglende openingen, ftaêg een trillend licht verfpreidt, Dringend door het digtc boschloof, dat zijn' doortogt naauw gehengt, Zo dat hier een groenende avond, met een' gouden dag zig mengt. Hoe vermaaklijk is de ftilte dezer Boschjens, hoe volmaakt, Wordt het hemelsch vergenoegen, in heure eenzaamheid ge fmaakt! Als een heir van zaalge Schepslcn, vreedzaam en in overvloed, Bij den weerklank van de takjens, vreugde galmen klinken doet. Hoor hetmurmlen van dit beekjen, dat, al flingrend door het kruid, Borlcnd berst, met zwakke golfjens, in een aantal bellen ut; Bellen, die, als fneeuw en perlen, van de ftijle Rotfen af, Met geruisch ter nederftuiven, als het ligt vervliegend kaf; Zie decz' vijver, waar der zoimen helder fchitierende beeld, Als een fchi ld van Diamanten, vrolijk dertclend in fpeelt, Daarliet oirfprongsbeeld intusfchen,'tvlammend hoofd, voor't aards gezicht, In een zee van ftraalcn wikkelt; wijl de grootheid van zijn licht, Het onzichtbaar maakt voor de oogen,fchoon zijn gloed onze aandacht trekt, Wijl het zig, gelijk de opregten, met zijn' eigen glans bedekt, Gindsch ftrekt een verheven Bergrij, heuren nooit bevloogen trans, In de ontmeetbre Hemelruimte, door een dunnen wolken krans, Daar heur kruin met fneeuw, met purper en met roozen verw bemaald, Boven al de blaauwe ruggen, der gemecne Bergen praalt. Met  VAN DEN RHIJNSTROOM. *5 Met deze dichterlijke befchrijving, verhaten wij de Zwitferfche oorden, en den kronkelenden Rhijn volgende, waar zij tusfehen Swaaben, en den Elzas doorftroomt, treffen wij daar de volgende, zo aanmerkelijke als geringere fteeden, dorpen en vlekken aan. Voorbij Bafel ontmoeten wij het dorp Huningen, in den Elzas, 't welk de Franfchen met een aanmerkelijke vesting vcrfïerkt hebben; voords aan den Swaabfchen kant , de dorpjens Rotelcn, Badenviller , Hecteren en brisach, de Hoofdftad van Swaaben ,eene der fterkste ftecden in Europa,met een Kafteel op een rots , dat nimmer, dan door uithongering, tot overgave konde gedwongen worden , waarom men het ook het oorkasfen des Keizers pleeg te noemen,hier ligt een Brug over den Rhijn,welke, naar het daar tegen over aan de westzijde des Rhijns gelegen nieuw Brisach geleidt,- voords de weinig beduidende fteedjens Burcken , Limpurg, Nüfin , en Rhinaw voorbijgaande, vindt men aan den linker oever des Rhijns, de Stad Straatstuth a r rif HnnfiWi^ Jca z;<'~...,, hij wellto Uot wol der moeite waardig zal zijn , een weinig te vertoeven ; wijl zij niet alleen wegens heure fterkte, maar ook wegens heure fchoonheid, beroemd is. Zij ligt bij den famenloop van twee takjens des Rhijns welke den naam van de JU en de Brusfche draagen. De JU loopt dooide Stad heenen , en verdeelt dezelve in twee deelen. Aanmerkelijk en bezichtigenswaardig is de fchoone Hoofdkerk dezer handelrijke Stad. Het lighaam van dit Gothike en ftaatige gebouw, heeft van buiten een eerbiedwekkende gedaante, men gaat in het zelve door een rijk met beeldwerken , op de gothifche wijze, verfierd portaalde deuren zijn van koper; maar van binnen is dit treffelijk gebouw minder aanmerkelijk, behalven het groot altaar, dat onder een trotfche Colonnade te midden van het kerkruim ftaat. De Toren is een der hoogfte, welken men ergens in geheel Europa aantreft, zijnde van 574 voeten. Reeds vóór de geboorte van den Zaligmaaker, ten tijde der Romeinen , wanneer • deze Stad bereids onder den naam van Argentoratnm bekend was, heeft daar ter plaatfe een Heidenfche Tempel, aan Mars gewijd, geftaan, op welkers grondflagen de Christenen, (gelijk bij de ontluiking des Christendoms en het geheel verval van den Heidenfche Godsdienst meer plaats hadt,) eene Kerk, welke naaderhand door attila verwoest is , gefticht hebben. Wanneer men de moeite doet van dezen Toren tot deszelfs top te beklimmen , waartoe twee trappen van 700 treeden, langs denzelven van buiten uitgebouwd, gelegenheid ver- fchaf-  16 BEKNOPTE BESCHRIJVING fchalfen, wordt men verbijsterd door de groote menigte van beeld- en fnijwerk waarmede deze gehcclc Toren , tot boven toe , verfierd is. Op den bovenden omgang, vindt men een Latijnsch oplchrift, 't welk dient ter herdenking aan de aardbeeving, welke de Stad Straatsburg op den 3^" Aug. 1708 gevoelde, waar door het water 't welke boven op den Toren , in looden bakken vergaard wordt, om ingevalle van brand van dienst te zijn, een half mans hoogte opgefchokt, en achttien voeten ver, over het Torenplat' verfpreid werdt, zonder dat de Kerk of Toren , door dezen geweldigen fchok echter niet in 't minftc benaadeeld werdt. Men toont hier op dezen ommegang uen vreemdelingen, ook een'hoorn, waar op des nachts op zekere uuren gcblaazen wordt, ter herinnering van het verraad der Jooden, welke in 1349 door middel van het blaafên op dien hoorn, de Stad aan de Vijanden hadden willen verraaden, waarom 'er ook nog geen Joo.i binnen de muuren der Stad wooncn mag, maar zig op de omliggende dorpen' onthouden , en zelfs, bij het ih en uitgaan der Poort. conïs a»W n moet. Deze Kerk is door Koning cuovisj, naa dat ze door attila verwoest was , weder cenigzins herfteld, doch door dagobert, in den jaare 342, ten eenemaal voleindigd, en met een houten Kerk voorzien, die in 1015 geheel afbrande , wanneer eindelijk Bisfchop werner van Haksbauw,door zekeren ewtn van hu is b ag, den grondflag tot dezen Toren deedt leggen, aan welks fundament veele honderden menfehen, tien jaaren lang, gearbeid hebben, eer 'cr boven den grond iets op kondc gewerkt worden ; de Toren bleef dus, terwijl de Bouwmeester ftierf, onvolmaakt tot den jaare 1277, wanneer 'er een Architect jan hildes genoemd, van Keulen ontboden werdt, die echter het werk mede niet voleinde, daar de laatfte hand, eerst inden jaare 1649, door een vierden Bouwmeester aan denzelven gelegd werdt. Nevens dezen Toren zoude men nog een' and-ren even zo hooge Toren gebouwd hebben, waarvan ook reeds een groot gedeelte boven het Kerkdak uitlleekt, docli men heeft dit voornecmen geftaakt, op het pl.it van dezen onvolbotiwden Toren vindt men een wijd rond gat, dat tot onder de Kerk doorloopt, waarfchijnclijk gefchikt om daar door de bouwmateiïaalen,uit de verwulfde kelders onder de Kerk,naar boven te hijsfen; men zegt dat Keizer m ax i mi li a an, die in zijn jeugd een reukeloos fpringer geweest is, eens gelaarsd en gefpoord, over dit brcedc cn gevaarlijke gat hec-nen gefprongen zoude zijn. In de Kerk vindt men een zeer zonderling cn kun-  VAN DEN R H IJ N S T R O O M, i? kunftig gemaakt Uurwerk, in 1573 door den beroemden Sterrekundigen nicolaus copernicus uitgevonden; waarin een zeer groote menigte beweegende figuuren, die door raderwerk in werking gebragt worden, voorkomen; doch veelen derzelver zijn verroest en gebroken, en konden federt door geen Horologiemaakérs daar omtrent, wijl 'er te groote Mechanicke en Mathematifche kunde toe behoorde,herfteld worden; zo dat dit kunstwerk thands niet de helft van zijne werking doet; voords zijn 'er nog veele fraaije open' baare gebouwen in deze Stad, waaronder de Lutherfche Kerken, en die van St. Thomas uitmunten. De vestingen door den kuudigen vauban, in den jaare 1682, toen Koning l odewijk XIV deze Stad bcmagtigde, aangelegd, worden voor onwinbaar gehouden; terwijl het Kafteel of de Citadel i aan de Stad mede niet weinig fterkte bijzet: De Rhijn voert in de nabuurfchap dezer Stad eenige Goud-ftof aan, 't welk, bij gelegenheid van overftroomingen, op den oever blijft liggen, en door de Boeren rondom Straatsburg, greetig verzameld en verkogt wordt. Den Rhijn, naa Straatsburg verhaten te hebben, laager afzakkende, treft men,geduurende eene geheele ftreek,niet veel bijzonder merkwaardige plaatfen aan;immers de dorpjens en kleine fteedjens Kei, Wilftab, Wantzena, Ofjemorf, Drufen, Walhuma, Jfenach, beflaan de beide oevers des Rhijns, tot aan Sell of Zeil, een klein fteedjen of Burgt, met een Abtdijc, oulings onder den naam van Selfa Rhenana bekend, hier vloeit een klein watertjen, de Seltz genoemd in den Rhijn. Voords ontmoet men het fteedjen Lauterburg, en de dorpjens Hagenbach, Rhemzabem,Hert en b a d e n , de Hoofdftad van het Marquifaat, van Baden-Baden: de vermaarde Baden, welke ter dezer plaatfe gevonden worden, zijn het aanmerkehjkfte wat men in dezelve aantreft. Laager afzakkende, ligt, aan de andere zijde des Rhijns, een weinig landwaard in, de fterke vesting Landau, op de Rivier de Qiteich gelegen , cn bekend wegens deszelfs fterkte, als zijnde de fleutel van den Elzas naar de zijde van Duttschland; deze vesting fluit het grondgebied van den Elzas, van dat der Nederpaltz af, fchoon zij werkelijk op het laatfte gelegen is. 't Is weleer een Keizerlijke Stad geweest, doch bij den Munfterfchen vrede aan Frankrijk overgegaan Aan de overzijde des Rhtjns liggen de fteedjens Etlingen en d ü rl a c h , de Hoofdftad van het Marquifaat van Baden-Durlach, van waar men, no* verder voortgaande, op dezelfde zijde der Rivier, aantreft C Ger-  18 BEKNOPTE BESCHRIJVING Germershetm een klein fteedjen, en het fterke Fort L uis, liggende op een Eüandjen in den Rhijn, voorzien van vier fterke Bolwerken, aangelegd door Koning lodewijk XIV, een klein fteedjen, wordt door deze fterke vestingen om noten. P h i l i v s li u | g , weleer ilegts een dorpjen Uclenheim geheeten, deze Stad ligt in het Bisdom van Spiers bij .den mond der Satza, een klein Riviertjen dat bij Maulbron in IVartcmberg ontftaat, en hier in den Rhijn valt. De Bisfchoppen van Spiers hebben op onderfcheidene tijden veel tot deszelfs verbetering toegebragt, tot eindelijk philip ciiristoph. van soteren, die ook tevens Aartsbisfchop van Trier was, dezelve met wallen verfterkte, cn na zijnen naam Philipsburg noemde. Men heeft 'er vervolgends nog meer Bastions, cn werken bijgebouwd, welke te famen, gevoegd bij het moerasfig oord, waarin deze vesting gelegen is, dezelve tot een gewigtigc fterkte maaken. De naast daar aan liggende aanmerkelijke >tad, ter welkers verdeediging deze vestingook voornaamlijk ingericht is, is Spiers, aan het Riviertjen de Speier. dat hier in den Rhijn valt,dc Hoofdftad van het Bisdom van dien naam, aanmerkenswaardig, wegens derzelver volkrijkheid, hoewel zij noch op handel, noch op fterkte roemen kan , doch welke federt Keizer kar el V de cersttijds onbepaalde Keizerlijke Gerechtskamer, nu te IVetzlar verplaatst, hier gevestigd hadt, zo zeer toegenomen is, dat men haar thands voor een drukke Handelftad zoude aanzien. Niettemin is deze Stad nog bezienswaardiger geweest vóór den inval en geheele verwoesting der Franfchcn in 1689, als wanneer de Hoofdkerk zeer fraai was, doch die is tevens met het redenlijk aanzienlijk Raadhuis, en de aanmerkelijke Bibliotheek der Jefuiten tot den grond toe afgebrand; welke brand en verwoesting in koelen bloede, door den Koning van Frankrijk lo de wijk XIV bevolen werdt, naa dat hij alle de inwooners geboden hadt, om zig met alle hunne roerende bezittingen naar den. Efcas te begeeven. Toen dit onmenfehelijk gebod bekend gemaakt, endoor de ellendige inwooners opgevolgd was, trokken de Franfche Soldaaten in de verlaaten Stad , twee dagen agter een in dezelve alles verwoestende en vernielende, daar zij den grond in de Kerken, en overal opgroeven, ten einde verborgen fchatten te vinden; •wijl veele inwooners geduurende het beleg hunne kostbaarheeden in den grond verborgen hadden. Tot zelfs de graftomben en graven openden en vernielden zij; welke woede die der Keizers en Keizerinnen, welke in de Hoofd'- kerk  VAN DEN RHIJNSTROOM. i9 kerk gevonden werden, mede ondergingen. — Voords heeft de Stad tien jaaren lang woest gelegen, en is eindelijk weder herbouwd, en thands in een goeden Haat. Men verhaalt 'er een fabeltjen van zekeren Reus olpis wiens groot dijbeen eertijds in het Stadhuis bewaard werdt, cn aamvees, dat deze mensch, na evenredigheid, meer dan 25 voeten lang moet geweest zijn, hij zoude reeds in de Zesde Eeuw geleefd, en bij gelegenheid dat hij de Stad, die toen nog den naam van Nemetes droeg , belegerde , dc Stormladder opklimmende door de inwooners onder brandende pektonnen begraven zijn. Ook vondt men bij het verwoesten der Stad, en het doen fpringen van de muuren derzelve eene Urna of Lijkbusch van graauwe aarde , met twee a driehonderd gemunte ftukken gelds gevuld, welks munt of ftcmpcl zeer weinig onder de oudheidkundigen bekend was. — De Rhijn verder in zijnen loop volgende, ontmoet men terftond de fraaije Stad man heim de verblijfplaats van den Keurvorst van de Paltz, eene der regelmaatigfte vestingen vsn goi«.«i z>»;e*„-,A,r„?9 jocu tot wolkers verdeedigin* een getal van ten minften 10000 man troupen gevorderd wordt. Het is me> de voor deze flegts een dorpjen geweest, maar wegens deszelfs aangenaame ligging, ter plaatfe waar de Nekker in den Rhijn valt, tot een Stad gebouwd en de verblijfplaats van den Keurvorst geworden; deze Stad deelde in 1689 mede in het lot van Spiers en werdt door de Franfchen ten eencmaal verwoest, doch federt weder zeer regelmaatig en net opgebouwd; daar dezelve thands'meer dan 1548 huizen, en bij de 30000 inwooners binnen deszelfs muuren kan tellen. Het Keurvorstelijk Slot is aanmerkenswaardig en de wacreld door beroemd wegens de pragtige Schilderijenzaal, of Gallerij waar de beste ftukken zo wel van Italiaanfche als Hollandfche meesters gevonden worden. Eene zeer kostbaare Bibliotheek van meer dan 40000 Boekdeelen, benevens een Kabinet van Romeinfche oudheeden , in den Rhijn gevonden , als mede van flatmir hjke zeldzaamheeden cn eene zaal met plijster afgietfels van antieke beelden, maaken dit Slot de bezichtiging van den vreemdeling overwaardig- 'er is mede buiten de Poort der Stad een wel onderhouden wordende Kruidtuin of Hortus Medieus, ook wordt den vreemdelingen in deze Stad dc Schatkamer getoond,in welke, behalven veele gouden en zilveren kostbaarheeden uitmunt een voortreffelijke paerl, welke wegens deszelfs ongemeene grootte en kost! baarheid, alom onder den naam van de Manhwnfche ^-/bekendis; men C 2 ziet  20 BEKNOPTE BESCHRIJVING ziet 'er ook een Obfervatoritim, of Sterretoren. Buiten Manhcim ligt, op een' afftand van drie uuren, het Kcurvorstclijk Buitengoed Sohircf/fog)?»; een doorgaandfche lange laan van fraai geboomte geleidt tot dat heerlijk Landverblijf; 't welk van een daarbij gelegen dorpjen zijn' naam ontleent/ Het is een zeer uitgeflrekt Buitengoed, 't welk in den cdelflen finaak aangelegd is, daar het, even als een Dichterlijk Arcadisch Landfchap, den geest in de tijden der oude Grieken terug voert; de pragtige tempels van Diana, Minerva en JpJh, alle met beelden voorzien, die echter in kunst niet zeer uitmunten; gelijk ook de menigte Waterwerken, Grotten, Ruinen, Bosfchen, Perken enz verrukken het oog van den wandelaar geduurig met beurtelingfche afwisfelingen, zo dat deze Lustplaats onder de bezienswaardige van geheel Europa geen geringen rang verdient; de plaats welke door het zelve heilagen wordt, is in de oude Gefchiedems bekend, door eén'Moedigen llag, welke alhier door de oude Germaancn tegen de Romeinen geleverd is; geen Gefchiedfchrijver echter fpreekt van dezelve 5 doch mon kocfe '« Kio* vu*,tfe> dp geheugenis, doos overlevering van bewaard ; ook wordt de waarheid 'er van geftaafd, door de groote menigte Romeinlchc cn vreemde Wapentuigen, Lijkbusfen, Beenderen enz. welke hier uit den grond opgedolven zijn, en te Manhtim in de zaal der oudheeden bewaard worden. Het Slot zelve is oud, en van weinig aanzien , edoch fraai gemeubileerd, en heeft een overheerlijk uitzicht, over de uitgebreide tuinen; het jaarhjksch onderhoud dezer Lustplaats, komt den Keur. vorst op meer dan 30000 guldens te ftaan. De oudheid der Stad Manheim wordt valfchelijk bewcezen, door een' ouden ftcen,welke boven de poort derzclve, die naar Heide/berg ftrekt, gevonden wordt, welke in een Latijnsch opfchrift zekeren Koning mann, 370 jaaren naa den Zundvloed, als ftichter derzelve, aanwijst; edoch, men houdt deze overlevering voor fabelachtig. 'Er is mede een Lutherfche Kerk en Joodfche Synagoge in deze Stad. Wij kunnen niet naalaaten, om van hier een' kleinen uitflap, naar eene nabuurige, niet min vermaarde en bezienswaardige, Stad te doen en ons te begeeven naar Heidelberg aan den Nekker gelegen, welke heur' naam of van Heidenberg, een berg der Heidenen, of van lleidelbirn eene foort van beziën die hier omftrceks in menigte groeijen, ontleend heeft. Het Slot of het Kafteel, op een' berg gelegen, was weleer dc verblijfplaats der Keurvorsten van dePa/tz, tot dat in  VAN DEN R H IJ N S T R O O M, 21 in 17 20 Manheim hun woonplaats werdt; het is een zeer uitgebreid Gothiesch gebouw, met verfcheide Torens voorzien, onder welker vensters weleer fraai uitgewerkte Medaillons gevonden werden, die de gcheele volgreeks van Roomfche Keizers voorftelden; men vindt nevens dit paleis ecu gebouw waarin bet berugte Wijnvat, het welke 31 voeten lengte en 21 voeten in de hoogte heeft, gezien wordt;men klimt tot hetzelve op langs een' trap van 50 treeden, het is rondom met allerlei beeldwerk, verbeeldende Satyrs en Bacchanten verfierd, boven op is een grootbeeld geplaatst, verbeeldende Bucehus zeiven, zittende op een' Tijger, en in de handen een vaas en grooten roemer houdende. Dit vat wordt vol wijn gehouden, en daaglijks weder aangevuld, elk vreemdeling gaat hier dien wijn proeven, en wordt, voor een fteekpenning, tot Ridder der Bacchus- orde geflagen. Het werdt in den jaare 1664 gebouwd en houdt 204 voeders of 20a vaten Wijns. 'Er pleeg te lleidelberg eene zeer merkwaardige en beroemde Bibliotheek gevonden te worden; doch deze is in den jaare 16'2.0 naar Rome overheb™af,. en bii die van het Vaticaan geplaatst, zij werdt eerst in de Hoofdkerk alhier bewaard; thands is 'er nog eene fraaije Bibliotheek in het klooster der Jefuiten. De St. Pieterskerk is mede aanmerkelijk, wegens de veele Begraafplaatfen van aanzienlijke familiën; en dc univerfiteit of Aula Theodoriciance, en deszelfs Boekerij is ook fraai. Het oude Ka/leel zo als het zig op de Bergen ^gebouwd , thands nog voor doet, kan men in eene hier bijgevoegde kunstplaat afgebeeld vinden. Naa dezen uitflap keereu wij weder naar Manheim terug, ten einde den Rhijn al verder aftedaalen, en vinden voords een weinig voortgaande Frankenthal, de derde Hoofdftad van de Paltz, dat weleer Ilegts eene Abtdije geweest is, en door Keurvorst frederik III tot een Stad verheven en met goede fortificatiën voorzien werdt; de Franfchen hebben dezelve mede in het meergenoemde jaar verwoest, doch ze is federt weder opgebouwd , en in heur' voorigen luister herfteld. Slegts twee uuren verder, den Rhijn volgende , bereikt men de Stad Worms eene thands niet zeer bloeijende plaats, waarin niet boven de 700 huizen, en 6000 Ingezetenen, behalven de jooden, gevonden worden.De Hoofdkerk is van een grooten ouderdom, zeer gothiek en fterk gebouwd, zo is ook mede de Kerk van St. Jan van groote vierkante fteenen opgemetfeld, en van eene zeer onregelmaatige gedaante, derzelver muuren zijn bij de twaalf C 3 voe-  S2 BEKNOPTE BESCHRIJVING voeten dik; de vensters klein en mauw, zo dat het fchijnt dat dit gebouw bij deszelfs aanleg, niet voor een Kerk gefchikt geweest is. Beide deze Kerken zijn op de grondflagen van Heidenfche Tempels gefticht. 'Er is in deze Stad een huis het Burger hof genoemd, waar in de Kerkhervormer luthercs op den Rijksdag, die aldaar in 1521 door Keizer karel V beroepen was, gedagvaard zijnde, ftoutmoedig verfchecn; men pleeg hier ook een bank te toonen, op welke luther geduurende dit verhoor, een glas wijn, 't .welk men hem aanboodt, zonder "er van te drinken, wijl hij te hevig in gefprek was, op een bank nevens hem nederzette, en 't welk men naaderhand ontdekt zoude hebben, vergiftigd te zijn geweest, doch 'er is weinig grond van zeekerheid voor deze vertelling; niettemin is het waar dat deze bank geheel uitgehold \Vas, ter plaatfe waar dit glas zoude geftaan hebben; wijl elk Lutheraan die te lïumn pleeg te komen, een fchilfertjen van deszelfs hout, tot gedagtenis, met zig pleeg te neemen. Dc Hoofdkerk der Lutherfchen is een zeer fraai *um» BSj«fcfeiV >—, ~.j babfaM nng daar boven twee andere Kerken in deze Stad, cn de Room/chen hebben, behalven den Dom of Hoofdkerk en die van St. fan, nog elf Kerken, de Kloosters 'er onder begreepen. Onder de laaterc gebouwen, is het Paleis van den Bisfchop, in 17,8 gefticht , in een goeden fmaak gebouwd. In de Munt pleeg ook aan de Reizigers een pergament gefchrift getoond te worden, beftaande uit twaalfderlei foort van Lcttcrfchrift door zekeren jongeling genoemd thomas sciicveiker die zonder armen gebooren was, met de voeten gefchreevcn. Ook toonde men daar eertijds mede zeer groote beenderen van Reuzen , als ook fchilde* ïïj'in en afbeeldfcls van dezelve met hunne wapenen, uit welkers onderfchriften blijkt, dat 'er een zeker volk van zeer groote geftalte, in over ouden tijd, langs den oever des Rhijns, en wel voornaamcntlijk, in dezen omtrek, gewoond moet hebben, welk volk bekend is, bij den naam van Vangiuties, of die Wangen, de algemecne in dit oord verfpreide overlccveringen, en de menigte van zeer groote menfehenbeenderen, die hier zeer dikwijls gevonden en opgedolven zijn, doen dit verhaal niet ten eenemaal verwerpen; immers is het niet onmooglijk dat 'er weleer in deze, toen ruuvve, oorden een kloek geflacht van menfehen gewoond hebben ; ja zelfs komt het niet onwaarfchijnlijk voor, als men opmerkt, dat een volk, zo lang het zig niet met andere Natiën vermengd, zeer Lang, kloek en fterk kan blijven; doch dat de vermenging met art- de-  VAN DEN RHIJNSTROOM 23 dere nabuuren, en de befchaafdbeid voornaamelijk, het menschdom in geftalte vermindert; behalven dat leert ook de ondervinding dat genoegzaam elk land en volk overlceveringcn van Reuzen of zeer groote rhenfchen bezit. De Stad Wofm is in de Gefchiedcnisfen beroemd door derzelver oudheid; strabo noemt dezelve Borbeto Magus, van den ouden duitfehen naam Wormitzmagen waar van Magen afgeraakt, en Wormïtz of Worms overgebleeven is. Het was eertijds een Aartsbisdom; doch Paus zaciiarias heeft, in den jaare 740, het zelve naar Mentz verlegt, om den toen tc Worms woonenden Aartsbisfehop gervisranus te ftraffen, wegens eenen door hem gepleegden heimelijken moord aan een' gezant zijner vijanden, de Saxen, die om een mondgefprek met hem te houden, in 't heimlijk aan zijn Hof gekomen was. In de Vijfde Eeuw door attila geplunderd cn verwoest zijnde is deze Stad door clovis I weder herbouwd; voords door de Franfchen in 1689 ten tweedemaal verwoest, cn onlangs weder door dczelven bezogt geweest. De Landftreek hier in dew mrir^ u v.T,™T*fcna« ü, VOoytrcaoiijile Wijngaarden waarmede ook veel groote, en thands ledige pleinen in de Stad zelve0 beplant zijn; en wier Rhijnfche Wijn den voornaamften handel der inwooners uitmaakt; zo dat'er alle jaaren doorgaands vijftienhonderd voedervaten uitgevoerd worden, deze Wijn is bekend onder den naam van Lieve Fm/we Melk. De beekjens Prim,Elp en Giesfen ftorten zig nabij deze Stad in den Rhijn,'waarin ook hier omtrent een Eilandjen gevonden wordt, dat den naam van' Spons* merel draagt. Niets merkwaardigs meer in deze vervallen Stad te be fchouwen hebbende, zetten wij onze reis verder langs den Rhijn-oever voort' cn de dorpjens Ncuhanfen, Hoven, Rhinthumhelm aan beide oevers voorbij gezakt zijnde, vinden wij aan den regter oever een fterkte genoemd BeinsMrnjhin en daar nevens weder een Eiland in den Rhijn, 't welk den naam van Ham draagt, voords al meer en meer afdaalende, de Stad O pp en he tm, liggende op een' heuvel: de Rhijn ftroomt hier met een. bogt digt voorbij een der Stadspoorten, -fchoon de Stad van den regt voortloopenden ftroom bijkans een vierde van een mijl afgelegen is. De Franfchen hebben hier mede in 1689 veel verwoesting aangericht, gelijk de gedeeltelijk verwoeste Hoofdkerk, welke nog niet herbouwd is, aantoont; in de mumder Kerk vindt men den vorm van een brood, 't welk in 1317, toen de Kerk gebouwd werdt, voor een Heller verkogt werdt, en nu drie Kreutzers gelden moet-  «4 BEKNOPTE BESCIIPvJJVlNG moet, waar uit blijkt dat de prijs der eetwaaren thands aldaar twaalfmaalen hooger is dan te dien tijde; in deze Kerk,voor zo verre zij nog is ftaan gebleevcn, zijn veele oude Graven zichtbaar; buiten de Stad ftaat een Gedenkzuil aldaar door gustavus adolphus, Koning van Zweden, opgericht; wijl hij daar met zijn leger over den Rhijn getogen is, om in het Dititfche Rijk te oorloogen; de Zweeden zenden jaarlijks een fomma gelds naar Darmjiad, om dit gedenkteken te onderhouden, 't welk reeds driemaal, wegens de overvloeijing des RJiijnfiroomt, heeft moeten verplaatst worden, en nu reeds op Darmjiadjchcu bodem gevonden wordt. Langs dezen geheelen ftrcek van den Rhijn, van Ueidelbcrg af, tusfehen het gebergte, loopteen lijnregte laan, elf franfche mijlen lang, de Btrgjlraat geheeten, die eindelijk op de Stad DarmPad afloopt; welke wij thands in aanmerking zullen neemen. Darmstad, de reüdentieplaats van den Landgraaf van IIcsfen -Darmjiad, ligt aan een beekjen, 't welk Darmjiad geheeten wordt. Zij is in twee deelen verdeeld» waarvnn bat , lan-prpn aanbouw, zijnde, den naam van Nieuw en het andere dien van Oud Darmjiad draagt. Het is. een fchoone welgebouwde en lugtige Stad, welke ruim 500 huizen en over de 9000 inwooners bevat, die zig meest allen met den Landbouw bezig houden ; 'er is door den Landgraaf in 1771 een zeer fraai gebouw gefticht, 't welk tot eene exercitieplaats dient, voords is deze Stad in alle opzichten bezienswaardig. Vandaar te land langs den Rhijn, ineen regten lijn voortreizende, komt men in de groote Koopftad Francfort aan den Main, welke langs den oever van een, zig-met den Rhijn verecnigende, Rivier, de Main geheeten, gelegen is, die dezelve in twee deelen fchcidt, waar van het eene eigentlijk Francfort en het andere, dat met een.' fraaijen Steenen Brug die op veertien bogen rust, met het eerfte vereenigd is, Saxcnhaufen geheeten wordt. Het is eene zeer volkrijke, rijke, ^ gezonde en pragtigc plaats; tweemaal des jaars wordt 'er een openbaareMarkt gehouden, waar alles uit geheel Europa op komt handeldrijven, en die onder den naam van de Francforter Mis algemeen bekend is. Hier zijn ook een groot aantal Jooden welke 'er een bijzondere wijk hebben, waarin ze bij eikanderen woonen. Onder de voomaame en bezichtigingwaardige gebouwen is onder anderen het Stadhuis, de Rönier (de Romein j geheeten, in welk gebouw de kroo-  VAN DEN R HIJNS T ROOM. *5 krooning der Keizers gefchiedt, naa welke zij zig, op een van buiten uitgebouwd balcön, aan het talloos op de Markt vergaderd volk, vertoonen; terwijl 'er allerlei vreugdebedrijven, en uitdeelingen van fpijze en drank gedaan worden. Men pleeg weleer bij die gelegenheid op de Markt osfen aan fpecten te braaden en dezelven aan het volk prijs te geeven, als ook wijnvaten op Stellagiè'n geplant te doen uitloopen , en voords geld cn penningen onder het famendringend volk te ftrooijen; doch dit gebruik wordt, wegens de veele ongelukken die daar uit ontftonden, thands naagelaatcn. Daar nu , bij gelegenheid der krooning van een' Keizer, alle de Keurvorsten zig in deze Stad bevinden, hebben zij ook elk een Paleis in dezelve, waarin zij, geduurende den tijd dier plegtigheid , hun intrek neemen; na deze negen Keurvorstelijke Hotels is de Stad ook in zoveele wijken verdeeld, die den naam der Keurvorsten draagen. De zaal, waar de nieuwgekroonde Keizer eet is aanmerkelijk, men vindt 'er de afbeeldfcls van al de Keizers van coenraadI die in 912 Keizer werdt, af„ tot- <-vn i^atu-u « <=«, tQ fume„ dqes en- veertig fluks uitmaakende; de oudfle zijn alle na medailles, maar van Keizer karel V af, na het leven gefchilderd; in eene tweede zaal vergaderen de Keurvorsten om de keuze te doen; de wanden dezer zaal zijn met de Rijkstekenen, te weeten de Kroon, de Scepter, Rijksappel en Kruis; het Zwaard, de Keizerlijke Mantel, en dc purperen Muilen befchilderd ; dertig vergaderingen mogen de Keurvorsten houden, om een' Keizer te maaken; cn geduurende dezelve worden zij daaglijks in dit vertrek, waarin ze zo lang, als de Cardinaalen in het Conclave, opgefloten zijn,pragtig onthaald, maar duurt het twisten tot over dendertigflendag, dan verandert hunne fpijze in water en brood, tot zo lang dat de keuze gefchied is; echter nooit hebben de Keurvorsten dat gerecht afgewagt. JNaa de krooning eet de Keizer plegtig en in 't openbaar in de eerst genoemde 'groote zaal; bij die gelegenheid zit hij alleen aan eene tafel, en wordt uit goud bediend; de Keurvorsten zitten mede elk aan een bijzondere tafel, en worden uit hunne eigen keuken bediend; achter elke dezer tafels, ftaat een groot Bufet, met tafelgereedfchap, liet een pragtiger dan het ander; wijl elk Keurvorst daar mede uitmunten wil; meest al zijn die Bufets voorzien van masfief zilveren vaten; fommige hebben die op een moderne wijze, en na den nieuwften fmaak gewerkt; andere weder zeer oude, die om hunne oudheid dierbaar en kostelijk zijn. Ook wordt hier de beruchte Gouden Bul bewaard, welke ^ D de  26 BEKNOPTE BESCHRIJVING de wetten vervat, na welke Keizer, karel de IV*, in 1356, het beftuur des Keizerrijks inricbte, de Keurvorsten aanftelde en alles wat de Keizerverkie • zing betrof regelde, cn bepaalde dat de krooning des Keizers altoos te Francfort gefchieden moest ; aan welke laatfte wet men zig echter niet beftendig gehouden heeft, zijnde hendrik II te Mentz, cn 11 end rik III te Aken gekroond. De Bul zelve is in het Latijn eenvouwdig op pergament gefchrceven, op vier- en- twintig quarto bladzijden , en in een pergamentcn onopgefierden band; het zegel hangt van het zelve af, aan een' zijden veelkleurigen band, en dit zegel, dat met goud overdekt is, heeft den naam van Gouden 1 Balie doen ontftaan. De Keurvorsten kreegen elk een Copij dezer Bulle met een afgedrukt en verguld zegel, in een' gouden doos, welke met het zelfde figuur befneeden was dat op het zegel ftondt. Deze doozen komen wel een enkele keer in de Kunstkabinetten der liefhebbers voor; doch ze zijn echter zeer zeldzaam. Op het zegel is de Keizer kakel IV zittende afgebeeld, met dc Scepter «_u i\ijkjaiL.i in dc Ucvwdoiï. on nu de tegenzijde ziet men een deur tusfehen twee Torens, welke figuur de Stad Romen verbeeldt. De Hoofdkerk van Francfort, is door Koning pepijn gefticht, ter gedagtenis aan eene overwinning door hem op St- Bartholomeus dag behaald, en daarom na dien Heiligen benoemd, of wel van ludovicus pius die in 876 aldaar overleedt; in deze Kerk wordt de Keizerskrooning eigentlijk door den Keurvorst van Mentz verricht; ook zijn hier veele Begraafplaatfen, en in het Choor een Standbeeld van Keizer gunther van Schvartsburg, welke tevens met karel IV een gelijk getal ftemmen gehad hebbende, van verdriet ftorf, daar hij zig genoodzaakt zag, fchoon reeds als Keizer gehuldigd, het rijk aan karel voor een fomme gelds afteftaan. Voords ftrekken het Keizerljk P leis, Brauusfcll geheeten, de Stads Bibliotheek, die veel raare Oostcrfche Handfchriften bevat, de Vesting, te Haven, de Brug tusfehen twee Torens,de Markten, het Carmeliten Klooster, het huis der Duitfche Ridders waar in Doodflagers en Bankroutiers veertien dagen lang een vrijplaats plecgen te hebben, en veele andere voornaame gebouwen die in deze Stad gevonden worden , tot fraaije fieraaden derzclve en de leevendigheid en drukte op de twee Jaarmarkten of Misfen, in Maart en September, is 'er zeer groot. De Boekhandel althands, bloeit 'er ten tijde der Misfen, voornaamlijk; van alle oorden Stomen hier de Boekhandelaars, zo wel Franfche als Engelfche cn Duitfeti > , hun-  VAN DEN R H IJ N S T R O O M. zT hunne nieuwe werken ter markt brengen en met eikanderen ruilen, om op zodanig eene wijze de vruchten van den geest aller Natiën met eikanderen in gemeenfchap te brengen, en door geheel Europa te verfpreiden. Duizenden nieuwe werken worden 'er jaarlijksch ter Misjè gebragt, waarvan tweemaal 's jaars Catalogen gedrukt worden. De Boekhandelaars van alle oorden, houden hier ook hunne rijk voorziene Magazijnen, zo dat men 'er ten allen tij. de, met al wat door geheel Europa gedrukt wordt, gcrijfd worden kan. Deze tak van Handel alleen, verfchaft der Stad een aanzienlijk voordeel; waarbij nog komt de verkoop der overige waaren en koopgoederen welke op de Mis/en verhandeld worden. Ook doet de fraaije inrichting van Regeeringsvorm waar in de Burgers mede tot het beftuur , benevens de Patriciërs of Edelen, toegelaaten worden , en welke dus zeer naar eene Democratie zweemt, dezelve zeer bloeijen; de Regeering is thands van de Lntherfche Religie gelijk dan ook de Lntherfche Kerken doorgaandsch hier zeer fraaije gebouwen zijn. De Roomfchm behouden echte* den Thm of Hncfdkerk en nog eenige Kerken en Kloosters; 'er is ook een Gerefarmeerde Kerk, doch die gemeente is 'er niet talrijk; fchoon 'er enkele zeer vermoogende Kooplieden onder geteld worden. De Jooden mogen hier geen Synagogen hebben; wijl die Natie, hoe zeer zij ook door den handel de Stad helpen bevoordeelen, zo wel hier als door geheel Duitschland, in geen groote achting is; zelfs vindt men een Poort te Francfort, boven welke men in een' fteen een fabelachtig geval pleeg verbeeld te zien, van Jooden welke een kind vermoord hadden, om 'er toverij mede te bedrijven. Al diergelijke fabeltjens gaan onder het gemeen nog druk in zwang, dat zo hier als in de meeste oorden Duitschland no* zeer bijgeloovig is. Deze Stad nu zo naauwkeurig als ons beftek toeliet, bezichtigd hebbende; volgen wij den Main langs, tot dat zij in den Rhijn 'valten vinden daar onzen pragtigen Stroom weder en tevens bij den famenloop des Mams met den Rhijn de Keurvorstelijke Refidcntie Stad Mentz of maintz eene aloude en in verfcheiden opzichten merkwaardige Stad; fommigen willen dat ze, als meer aloude Steden, door gevluchte Trojaanen gebouwd zij, en na derzelver aanvoerer Magas, den naam van Ma guntia of Mogrtmia zoude bekomen hebben; doch het is waarfchijnlijker dat claudiüs kusus germantcus, de Broeder van Keizer tieeriJs en Schoonzoon van augustus dezelve gefticht hebbe, en zij naaderhand na D 2 de  ag BEKNOPTE BESCHRIJVING de voorbijvlietende Rivier de Main, Maifttz of Mentz genoemd is. 'Er ligt voor deze Stad een Brug over den Rhiin,welken,door deskundigen,als een mecsterftuk van Bouwkunde aangemerkt wordt. Deze is in 1482 door den Keurvorst d i \-. 1 h rich van Jfemlu ■ v, gefticht cn geleidt, aan de overzijde des Rhijn», naar Casjci,waar een foort van Lustplaats is genoemd Martinsburg, voorzien van een pragtig doch in den Gothiefchen fmaak ingericht, gebouw; behoorende tot het verblijf des Keurvorsts; men vindt in het zelve een fraaije verzamel ng van Schilderijen en eene uitgezochte Bibliotheek. De Dom of Hoofdkerk der Stad, is in de XI Eeuw door den Aartsbislchop coenraao gebouwd en rust op vcrfcheidene colommen, waar op nog andere colommen fteunen, verfcheide praalgraven van oude en Laatere Aartsbisfchoppcn verficren het ruim der Kerk; 'er wordt in het Choor een' grooten fchat van kostbaarheeden, to: den Altaar behoorende, bewaard, welke Altaar van wit marmer, en op een toctsfteenen voet een zeer pragtig aanzien heeft. Boven een der deuren dezer Kerk ftaat een Lieve Vrouwen hrialrijan wnww mmi t\p volaendc fabel onder het gemeen vertelt: toen Koning custavus adolïhus van Zweden, in den jaare 1631 , deze Stad veroverde, wilde hij dc Kerk, dis hij tot een ftal voor zijne ruiterij bezigde, ten eenemaal laaten ilegten; doéh werdt daarvan afgehouden, door het bidden der Inwooners. Evenwel was hij zodanig tegen den Roomfehen Godsdienst vertoornd, dat hij al dc kerkfieraaden en beelden, gedeeltelijk vernielde, en gedeeltelijk befchudigde; onder anderen trachte hij, met eigen hand, met zijne rotting, dit bccldjen van de deur af te liaan, het viel ook werkelijk, maar uaauwlijks gevallen zijnde, vloog het van zeiven weêr op deszelfs plaats; edoch, het ging niet meer zo regt ftaan, als het van te vooren geftaan hadde. Schoon het nu zeer fchcef overhelt, durven de Inwooners hetzelve niet herftellcn, uit vrcezc van het mirakel te lebenden. De overige merkwaardige Kerken zijn: de Kerk der Augustijnen, het Gasthuis van St. Roch, de Kerk van onze Lieve l'rouw, von der Stuf;:, of van de Trappen, de openbaare rijkvoorzicne Boekerij, het Bisfchopshof, een zeer oud gebouw, 't welk nevens de Hoofdkerk ftaat; voor hetzelve ligt, op drie fteenen voetftukken, een ijzeren bout, ter lengte van 7 a S voeten, welke men zegt, dat de Duivel uit nijd, tegcus de Kerk, toen dezelve volbouwd was, zoude geworpen hebben, om die te befchadigen; maar die door een hooger beftuur, de Kerk niet bereikte, cn hier ter plaatfe bleef liggen. Waar- fchijtv  VAN DEN R H IJ N S T R O O M, 29 fchijn^kondertusfchenishet een overblijffel der Romeinfche oudheid, gediend hebbende om'er openbaare eeden op af te leggen, "t geen bij die volktn doorliet plaatfen van de hand op een ijzeren bout, verricht werdt. De Kerk van St, Stcphanus, is, wegens de fraaije Schilderijen van g0l t zil s, bezienswaardig; uit deze Kerk gaat men op de Citadel, of het Kasteel, op welks plein een Abtdij van Benedictijnen gevonden wordt, waarin men een aanzienlijke Bibliotheek aantreft , voorzien van veele oude drukken van Boeken, die door fvust, guttemrerg, en schóefe>er, als Uitvinders der Boekdrukkunsti volgends het gevoelen der Diutfchers, zouden vervaardigd zijn, zij ftaaven dit met een' Privilegie, door Keizer maximiliaan, 1518 aan sc.hoeffer verleend, op een' druk van den Latijnfchen Tttus Livius-, waar in de Keizer de voorzaten van s c 110 e f f e r , als Uitvinders der Drukkunst noemt; doch hun oudfte Drukken gaan niet voor den jaare 1441, daar men ondertusfchen te Haarlem de Spiegel onzer Behbudemsfe bewaart, welke door la urens Cqsters, in 1440 gedrukt is. Het Paleis van den Graaf van d ü r jle'jen, ofriëï Provoosthuii, is van een zeer pragtig aanzien, cn met een Colonnade van zes marmeren zuilen, waarop veele ftandbeeldèn ftaan, van vooren voorzien, als ook niet min pragtig van binnen gemeubileerd en met fraaije Schilderftukken verfierd. Even buiten de Stad pleeg een pragtig Lusthuis van den Keurvorst te liggen, 't welk om deszelfs bevalligheid den naam van La Favoritc droeg; dit ondertusfchen, is thands volkomen gelijk aan een Schilderachtig Arcadisch Landfchap, wijl het Gebouw, ten eencmaal door de Franfchen, in 1792, bij gelegenheid van het beleg van Maiutz, gcflegt, en de fraaije Tuinen en Fonteinen vernield zijn. Nu ftaat 'er nog hier en daar een fchilderagtig Boschjen, een brok van weinig Fontcinwerk, en hier en daar ftukken van Zuilen en Capiteelen, zo dat het volmaakt naar een plaats buiten Rome, waar eene Romeinfche oudheid geftaan heeft, of naaT* een Landfchap volgends de ordonnantie van Genoels, Glauber, of Moucheroa gelijkt.. Aan de anderen zijde van den Rhijnlrug, ligt het fteedjen of vesting Gas/el, en is door den Brug aan Mentz verbonden; voords is nog op het Slot bezienswaardig, de kamer waar de Rijksarchieven bewaard worden; hier ziet men een affchrift van den Gouden Bul of Bulla auree, , waarvan onder Francfort nader gemeld is; en in de Schoenmaakers Straat (Schustergasfe) ziet men het huis waarin de Drukkunst alhier zoude uitgevonden zijn; aanmerke- D 3 lijk  3° BEKNOPTE BESCHRIJVING lijk is het, dat deze Stad zeggen kan, dat de, voor het menschdom nuttigfte en fchadelijkfte kunst, binnen heure muuren gevonden is; want barthold sciiwartz, een Cordelicr, heeft 'er ook, omtrent het jaar 1380, en dus nog voor de Drukkunst 'er werdt gevonden, het gebruik van het Buskruid, met opüffermg van zijn eigen leven, ontdekt. Buiten de Stad vindt men nog op een Eilandjen, die hier zeer menigvuldig in den Rhijn aangetroffen worden, een plaats, Gustavus - Burg genoemd, waar de bovengemelde Koning van Zweden, geduurende het beleg, een fterkte hadt doen bouwen, en wel juist ten zelfden plaatfe, waar de Romeinfche Keizer, hadrianus een Cast turn of Romeinfche burgt hadt laaten ftichten, zo als dan ook onder het graaven van de fundamenten van dc Gustavus-Burgt een groot aantal Romeinfche oudhecden hier opgedolven is. Van de zelfde oude herkomst is. ook een gedenkteken dat naast de Citadel gevonden wordt en den naam van Ëichelftein draagt; zijnde een foort van voetftuk eener Piramide waarop weleer een Roomfche Adelaar geftaan heeft, doch die thands daar afgevallen is; men houdt dit gedenkteken voor het graf van drusos, de ftichtcr der Stad. Dc ligging der Stad Mentz en de verrukkende gezichten welke zij heeft langs den kronkelenden Rhijnjlroom over de vruchtbaare oevers aangenaam met Boschjens begroeide Eilandjens, wier geboomte zig in het helder water des ftrooms fpiegek, de menigte van Wijnbergen en de kort bijgelegene bloeijende dorpjens Hochhcim, Kostheim en het vermaaklijk IFisbaden, waar heete Baden gevonden worden, maaken het verblijf in deze Stad alleraangenaamst, zo dat men ze fteeds met tegenzin verlaat, om, verder den Rhijn afzakkende, ter regter zijde het vermaaklijk dorpjen Biberich aantetreffen. Hier is dc verblijfplaats, en het Hotel van den Prins van Nas/au Ujingen, de Stad$fort& levert voor dit Paleis een fraai pint de vue op;deszelfs omliggende Tuinen zijn niet min aanmerkenswaardig; voords ontmoet men IValant een dorp.cn waar de zo vruchtbaare als heerlijke Landftreek, de Rhijngau genoemd, een' aanvang neemt.; veele dorpjens beflaan hier den oever des Rhijns onder welke ecnigzins aanmerkelijk zijn De Burgt Elfeld; waar men veele Landhuizen en Hoffteden vindt, onder welken dat van den Graaf van elz uitmunt, de geheele ftreek hier rondomme is uitneemend vruchtbaar, en overal met Wijngaarden beplant, waar in duizende arbcidzaamc landlieden, met hunne vergenoegde werkzaamheid een Ta-  VAN DEN RHIJNSTROOM 31 Tafereel van naarftigheid opleveren, waaruit men de foort van overvloed waarin zig die bewooners van den Rhijngau met betrekking tot de overige Rhijnbewooners, bevinden, ligtelijk verklaaren kan. Dit Tafereel treft den oplettenden befchouvver, des te meer namaate hij 'er de dorheid des lands en de armoede der inwooners van den tegen over den Rhijngau liggenden linker Rhijnoever bij vergelijkt, welke van Maintz tot Bingen niet dan met harden fteenachtigen grond, weinige boschjens, veel zandige plaatfen, en ilegts met weinige en armoedige dorpjens bellagen is. Onder deze is eg ter eenigzins merkwaardig het dorpjen Niederingelftèim , voor eerst om dat lodew ij k de Goedèrtierne, de Zoon van karel de Groote, aldaar van verdriet ftierf, en dat Keizer henrik IV 'er in 1406 door zijn' Zoon van den Rijksthroon geftooten werdt. Ten tweeden dat 'er te dier tijde een Paleis geftaan heeft, gefticht door karel de Groote 't welk, volgends berichten van Schrijvers van dien tijd, door honderd marmeren euilcn ondvifUuitaga weidt, waai van men thands nog eenige ftukken cn brokken van Schachten en Capiteelen, met mosch en gras begroeid, in dezen omtrek aantreft, die gedeeltelijk zonder gebruik, als oude gedenktekens blijven liggen, en gedeeltelijk tot afperkingen van Landerijen en grondgebied dienen, 't welke dit oord, ware het anders vruchtbaarer en boomrijker, een Schilderachtig Arcadisch voorkomen zoude geeven. Wanneer wij ons oog weder naar den regter oever wenden , ontmoeten ons de adelijke goederen Treife en Reichenhaufen benevens de Cistercienjèr Abtdije in welker rijke Kerk veele bezienswaardige Graflieden van Graaven uit het huis van Nas/au' en Catzenelbogen getoond worden. Voords is hier nog, bij het dorpjen Hattemheim , de Marchcrbron, waaromtrent zekere, onder den naam van Mo.rcherbronner, zeer geachte, Rhijmvijn wascht. De niet aanmerkelijke dorpjens Winkel en Mittenheim voorbij reizende, ziet men den Johannisberg, een boven de hier omftrecks zich bevindende heuvelen, uitfteekende hoogte, waarop eene Abtdije of Proostdij gefticht is, waar van de Abt van Fülda, door koop eigenaar werdt; men vindt een fraaije Kerk en andere fraaije gebouwen, ten verblijfplaats voor den Abt gefchikt; maar voornaamlijk verwondert de reizende vreemdeling zig, over de onmeetelijke groote kelder dezer Abtdije; waarin duizende voedervaten van den geachtften Rhijmvijn jaaren lang bewaard, engeduurig aangevuld worden, die van daar altijd oudenen daardoor allerbesten Rhijn- wijn  32 BEKNOPTE BESCHRIJVING wijn opleeveren. Thands zijn die kelders minder voorzien , wijl de Franfchen voor twee jaaren deze plaats mede bezogt, en van den wijn geproefd hebben. Van daar voortrazende, ziet men de vlekjens Rartholomaei en Gicjenheim, welk laatften, door een groot aantal Landhuizen, en heerlijke Gebouwen omringd zijnde, bijna zo leevendig en welvaarend als een Stad is; onder welke dat van den rijken Graaf van Ostrum) door deszelfs fraaije beeldwerken, Prieelen, enz. een alleraangenaamst gezicht oplevert. Wat dieper landwaards in, aan den linkfehen oever des Rhijns, vindt men de Stad Krectzenach aan dc Rivier de Nave of Nahe, welke op de Greinen van Lotharingen, bij Selbach, ontflaat, cn naa nog twee Riviertjens de Glan en Alfentz in zig ontvangen te hebben, eindelijk bij Ringen in den Rhijn ftort; zijnde Krcutzenach, de Hoofdftad van het Graaffchap Sponheim, naa Manheim en Heide/berg, de grootfte Stad van dc Pa/tz. Dikwijls is zij, uit hoofde van heure ligging, ten prooi des krijgs geworden, gelijk ze dan ook in den tegenwoordigen oorlog, weder veel geleden heeft, i.i dc «atuurfchap dezer Stad, zijn twee Keurvorftelijke Zoutwerken, die meer dan ƒ30000 voordeel gecven. Dit geheele oord, tusfehen den Rhijn, en de Nahe of Nave, wordt bellagen door Gebergten en Valeien, welke den naam draagen van Den Hundsruck, eene Bergachtige plaats, die in de Duitfche Jaarboeken dezes tijds, als aanmerkelijk voorkomt, wegens de geduurige fchermutfelingen, die aldaar tusfehen de Franfchen en Geallieerde Moogendhcden voorgevallen zijn. De bewooners dezer Gebergten zijn allereenvoudigst, geheel op hun zelve leevende, zeer veel in zeden van den aan den Rhijn woonende Stedelingen verfchillende, en waaronder veelen gevonden worden, die nooit hunne Gebergten verlaaten hebbende, volftrckt onkundig zijn, van het gene buiten hunne woonplaatfen gebeurt. Deze bergachtige Landftreck paalt, en brengt ons dus tot B1 n g e n , een klein welgebouwd fteedjen , ter plaatfe waar de Nave in den RLij.i valt. Hier pleeg ten tijde der Romeinen een fterkte en Kasteel te ftaan; en dc Brug over dc Nave behoudt nog den naam van Drufus, die denzelven Richtte. Een weinig voorbij deze Stad, ziet men, te midden in den Rhijn, de geringe overblijffelen van een' Toren, welke aldaar in vroeger eeuwen, door den Aartsbisfchop van Mentz gefticht werdt, om den tol van dc daar voorbij, den Rhijn afzakkende en opvaarendc Schepen, te vorderen, van waar hij den naam van Toltorcn of in de oude Duitfche taal Mautthurm, ver-  VAN DEN RHIJNSTROOM, 33 verkreeg die *Mmtom door den tijd veranderd zijnde, den grond lag , tot het algemeen bekend fabeltjen vandenBisfchop hattoII, eertijds Abt van A*,welke, geduurende een fchaarfchen tijd en hongersnood, zo zeer tegen de armen dezer oorden mtgevaaren zoude zijn, dat hij hen de ratten noemden die het brood der Rijken afknabbelen, en zelfs eenige armen, om zig van hen'te ontflaan ' onder voorwendfel dat hij hen koorn uit zou laaten deelen, in een Schuur' genoodigd hebbende, dezelve deedt fluiten, en in brand ftecken, zo dat zi ge ftrkten en verbrandeden; tevens verhaalt men 'er bij, of deze onmenfchehjke en redenlooze wreedheid, niet logenachtig genoeg zoude voorkomen dat hu, bn dezen brand tegenwoordig zijnde, en de elendelingen hoorende kermen lagchende zoude uitgeroepen hebben: hoort de mmJ nu eens piepen. Hoe is het mooglijk dat iemand, ten zij de onmenfchelijkfte wreedaart ue vinder van zulke, de menschheid hoonende, vertellingjens kan weezen' SS" daf j^ ^ ^ d£ Hemel le ondaa™ belukkig dat men het ^ fabcl b tc ' zachten door een bijvoeging waar door zij tot een voorbe d van Gods rechtvaardigheid konde dienen. Hatto kreeg dus zT we verdienden loon, wijl kort daar op zijn geheele Paleis dermaate va7mu7zen en ratten begon te krielen, dat ze hem overal bij duizenden verzeg,op tafel en in zijn bed hem zelfs vervolgende; zo dat hij eindelijk genood^ was op een Eiland in 't midden van den dezen Toi4 e doen fcchten, om eindelijk van die plaag bevrijd te worden. Hij de dt dit n Hak met zijn Hofgezin, zodra dezelve volbouwd was, over om z ^ woonmg te betrekken, maar ziet het geheele heir van muizen cn ratten 11 de zijn vaartuig, en was 'er bijkans vóór hem aangeland, neemen'de zo" danig m getal toe, dat hij voor heure overmagt moest bezwijken en 1 dezelve om 't leven gebragt werdt; van dit merkwaard^ *Ti» ^ zoude deze Toren den naam van Maasthami^ ^^fbeko^hebC ZKi-e sIEGFRIED van MasJh^ een zeer oud Chronijkfchrijver, heeftde"' fabel, die toen reeds bij overleevering bekend was,meer ruchtbaar g n a kt en thrxthemïus, munster us en andere Historie.Schrijvers,hebberde7eT ve nog meer „«gebreid en voortgeplant. Voorbij dezen Toren ontmoet men een eng e in den Rhijn welke door eenige Klippen en ondiepten v zZ wordt; het afzakkend water, ontfangt^hier, gefluit en verhoerd WoSél des  84 BEKNOPTE BESCHRIJVING des te meer drifts en veroorzaakt, doorliet ftuiten tegen de Klippen, een foort van Draaiftroom welke het Bingergat, (das Bingerlochj genoemd wordtMen heeft dit oord des Rhijns om die reden voor gevaarlijk gehouden; edoch, de daar daaglijks overvaarende Schippers van een foort van langwerpige vaartuigen, waarvan de Reizigers zig langs den geheelen Rhijn bedienen, en welke Aaken genoemd worden, voorzien zijnde, weeten 'er zonder gevaar overheen te komen; zo dat men naauwlijks, dan alleen door eene geringe fchommeling der Aak, geftaar wordt, dat men over een ondiepte gevoerd wordt; ten zij 'er geestelijken van daaromtrent in het vaartuig zijn; want deze doen genoegzaam aan het gevaar denken , door dien ze, geduurende deze overvaart, hunne Gebeden en Paternosters bidden; gelijk 'er dan ook fomtijds eenige geestelijken van een nabuurig Klooster zig op den oever pleegen te vertoonen, om voor het behoud der Reizigers te bidden. Naa men vervolgends de Ruïnen van het Kaftecl Ehrenfcls aan den regter oever voorbij gekomen is, vindt men As>?wnshnuJ'cr> een dorpjen -waar Ja h»srf» Rhijmvijn, Bkekert genoemd , wascht; en daartegen, over het dorpjen St. Ckmens; verder aan den regter oever het vlekjenLorrich, waar de ftreek Rheingau genoemd, ophoudt, en daar tusfehen aan de overzijde Valkenburg, Dreijeckhaujen, Sonnek, NiederHëmbach, Niederdubaeh en.de fteedjens Bauzberg, het Kafteel Fcrftenberg, en Winsbach, een ftreek in welke de Rhijn zig door verfcheidene engten, rotfen en overhangende bemoschte Gebergten, zo romaniek opdoet, dat men naauwlijks ergens elders een diergelijke wonde»; mengeling en verfcheidenheid, zo van aangenaame cn bevallige, als grootfche, en een foort van zwaarmoedigen angst opwekkende Tafereclcn ontmoet. Bij Lorrich ligt een vruchtbaar Eiland in het midden des Rhijns, en daaromtrent vindt men ook den Duivelstrop, zijnde een hooge berg, waarvan men elkander daar ter plaatfe veele grillen verhaalt. Voords den weg vervolgende ontmoet men het fteedjen Baccharacii dat om deszelfs oudheid merkwaardig is;wijl men meent dat het deszelfs naam zoude ontfangen hebben, van een' Tempel of Altaar van Bacchus, welken de Romeinen aldaar dienden, als zijnde dit oord voornaamlijk door deszelfs overvloedigen Wijnbouw aan Eacchus gewijd geweest; van dezen Tempel, zou die Stad Bacchi Ara of de Altaaren van Bacchus genoemd geweest zijn: men ontdekt ook bij het Eilandjen Wortz, dat voor dit fteedjen in den Rhijn ligt, bij afloop van water, een groote Steenrots, welke men Bac-  VAN DEN R H IJ N S T R O O M. 35 Bacchi Ara bij overleevering noemt, en meent dat op deze rots mede een Altaar voor Bacchus geplaatst geweest is. De Stad is thands niet zeer bloeijende; doch de groote en nu ledige ruimten in dezelve, tot aan het Kafteel, dat met een doorloopend muurwerk aan de Stad verbonden is, doen van deszeifs voormaalige grootheid oordeelcn; nabij deze Stad heeft de Keurvorst van de Paltz, carel theodoor, een' weg voor de Reizigers over den Hundmick doen effen maaken,welk Gebergte zijnen naam waarfchijnlijkvan de Hunnen of Hongaaren, bekomen heeft, welken Keizer gratiaan in 367 deze oorden deedt bewoonen, om dezelve van woest, gelijk die toen nog waren, te bebouwen en bewoonbaar te maaken; als wanneer dan ook de geheele ftreek Lands,..van Kreutzencch tot Coblcntz toe, in zo verre die aan de eene zijde door den Rhijn, en aan de andere zijde door den Moefel bepaald wordt, den naam van Hundmick of Hmsruck, na het inrukken der Hunnen, en in 't Latijn tracius Plunnonm, bekwam; tegen over Baccharach ligt de Burgt Kaub en her Kaftccl Gz**»~fiA \ welk. nici ccn «llcifchoonst gezicht oplevert, daar het, op een hooge rots gelegen, over de burgt, of het vlekjen Kaub heenen, zig in den Rhijn fpiegelt, regt over Kaub, een weinig voorbij Baccharach naar beneden afzakkende, ziet men, op een Eilandjen midden in de Rivier, het Kaflecl Lurlei of de Pfaltz, waarvan de geheele Pfaltz of Paltz heuren naam voert. Men zegt dat de zwangere Paltz Gravinnen, in ouden tijd, volgends zeker Landsrecht, in dit Kafteel hunne kraam moesten uitleggen; doch thands wordt dit gebruik niet meer in acht genomen. Het "■ebouw dient nu voornaamlijk , om de tol welke te Kaub geheven wordt, te verzeekeren. Daartoe is 'er altijd een wagt op geplaatst, welke van de aankomst van Schepen, door middel van het luiden van een klok op dit Kafteel, de Tolbedienden in Kaub waarfchuwt, om op hun hoede te zijn. Het Kafteel is van een onregelmaatige gedaante, met verfcheide kleine Muurtorentjens voorzien boven welke een groote zeskantige Toren uitfteekt; naar dc zijde van Kaub is een deur waarvoor een trap geplaatst is, die des nachts opgetrokken kan worden ; zo dat de vesting als dan ontoegangkelijk is, waarom het ook wel voor een gevangenis van Staatsgevangenen, als 'er onder het gebied van den Keurvorst van de Paltz zodanige voorkomen, gebezigd wordt; doch dit gebeurt zelden; merkwaardig is het, dat uit de rots waarop dit Kafteel rust een zeer diepe bron van zoet water ontfpringt, welke geen gemeenfehap ^ 2 met  $6 BEKNOPTE BESCHRIJVING met den Rhijn heeft,'t welk het gevoelen wegens de onderaardfche Waterkamers, of ontfangbakken, waarvan wij reeds in den beginne iets gewaagd hebben' fchijnt te begunstigen. Dc fraaiheid en het aangenaam verwisfelende gezicht dezer plaats verdient wel dat het den Leezer in een Tafereel aangetoond worde * men zie dus de achtergevoegde plaatverbeelding. Het Kafteel Lurkt of de Paltz, ligt te midden des Rhijns^ op den voorgrond, tusfehen zeer hooge rotsachtige Gebergten, wier voet met vruchtbaare Wijnftokken beplant is; tegen over de Paltz, ziet men een gedeelte van het fteedjen Kaub, en in 't verfehiet vertoont zig achter de Gebergten , welke hier alle nog den naam van Hundsruck voeren, het Steedjen Baccharach, met deszelfs op een rots boven uitfteekend Kafteel; van daar den weg vervolgende genaakt men het fteedjen Oberwesel een Trierfche Stad met zeer dikke Muurwerken; de Hoofdkerk aan de//- Maagd gewijd, is, wegens deszelfs oudegothieke kloekheid, zijnde in 13 31 door Bisfchop harduinus gebouwd, bezienswaardig. Dat deze Stad voormaals veel grootor geweca is, blijkt uit veeic komvvalien van groote huizen en gebouwen welke hier en daar in dezelve gevonden worden; immers de uitgeftrekte bouwval van het oude Stadhuis, binnen heure muuren toont overtuigend dat dezelve weleer groot en zeer bevolkt moet ge~ weest zijn. Van daar de Rivier vervolgende, ontmoet men, naa de fraaifte uitzichten over den door trotfehc Gebergten gedekten, groen gezoemden en kronkeligen Stroom genooten te hebben, een' Berg die in hoogte boven de anderen uitfteekt, en de Lurleiberg door .de Rhijnbewooners genoemd wordt Wij hebben dit oude Duitfche woord Lurlci bereids in den naam van het Kafteel' de Pfaltz aangetroffen, en zullen te dezer plaatfe deszelfs betekenis verklaaren; Lurlci dan betekende oudtijds Ophouden, Stuiten, Tegenhouden, van daa:draagt dat Kafteel, dat van ou.ls tot een beveiliging der tollen gefchikt is, dien naam v^p den Stuiter of Tegenhouder, om dat het de Schepen , welke zouden poogen de tol voorbij te zakken, tegenhoudt, fluit. Zo ook heet deze Berg de Lurleiberg om dat hij het geluid tegenhoudt, fluit en weêrom kaats: en is dus zo veel als de Berg des Weêrklanh, met een griekfehen naam Echo genoemd, In de daad deze Berg herhaalt het roepen, cn allerlei geluid to': vijf of zes maaien, dat een aangenaame uitfpanning voor den in deze ftreek reizenden vreemdeling oplevert. Ter regter zijde van den oever des Rhijn* vindt  VAN DEN RHIJNSTROOM. 37 vindt men het fterk Kafteel die Kat ze of de Kat geheeten, en hier ter plaatfe is in den Rhijn weder een droogte de Bank genoemd, welke de overtogt, inzonderheid bij laag water, zeer nadrukkelijk met veele fchokken en ftooten aan de Reizigers doet gevoelen; voords wordt dit oord bevallig door de veele weelig bloeijende Wijnbergen , en men vindt aan den linker oever het fteedjen St. go ar, met het zeer fterke, op een Bergrots geftichtte, Kafteel rhijnfels, behoorende aan den Landgraaf van Hesjen - Casjei. In deze Stad bij de Rhijnpoort, ziet men aan de Stadsmuur een ijferen hakband hangen, welke de twee Zoonen van Keizer karel de groote, tot gedagtenis van den band, en vereeniging hunner vriendfchap aldaar zouden geplaatst hebben. Dit gedenkteken van dat vrienden verbond, heeft federt aanleiding tot een foort van vreemd vermaak gegeeven, 't geen de Kastelein in de daarnevens ftaandc Herberg het Groenewoud (JLum gfünen waldej niet weinig voordeels aanbrengt en wel op deze wijze: men pleeg de aankomende vreemdelingen te vraagen, naa dat men hen dien h^shand om den hals geflnoten, en hen dus aan den muur gekluisterd hadt, of ze met water of met wijn verkoozen gedoopt te worden'* ingevalle zij nu het laatste verkozen , gaven ze eenige kannen wijns, ten gebruike van het gezelfchap; doch zoo ze, onweetend van de daar plaats hebbende gewoonte, met water! zeiden, dan ftolpte men hen, dus in den halsband geklemd, een emmer met water over de ooren, dat het bij de fchoenen afliep. Toen de Koningin christina van Zweden, de dochter van den beruchten gustavus adolphus, deze plaats, op heure reis langs den Rhijn , doortrok, en dit vermaakelijk tijdverdrijf aanfehouwde, vondt zij zo veel genoegen in het zelve dat ze der fteede een zilveren beker vereerde, waaruit vervolgends bij die gelegenheid gedronken werdt. Thands gaat het eenigzins befchaafder toe, het zij dat ieder tegen het water eisfehen en deszelfs gevolgen nu reeds te veel van te vooren gewaarfchuuwd is, of dat men die overftorting geheel naalaat, immers het gaat nu altijd op een drinken gn tracteeren. af, dat in verfcheidene clasfen kan gedaan worden, na maate de Reizigers veel of weinig befteeden willen. De hoogfte clasfe wordt op de volgende wijze bediend; men vraagt den Reiziger of hij zig van de plegtigheid van den hakband afkoopen wil? en zoo hij daar op jaï andwoordt, 't geen reeds een teken is, dat hij tracteeren wil, dan vraagt men of hij met water dan wel met wijn gedoopt wü zijn? zegt hij, met wijn\ dan verfierdt men hem. E 3 het  38 BEKNOPTE BESCHRIJVING het hoofd met groene krooncn , en hij moet ten eerften tien of twaalf gezondheeden drinken,ter eere van verfcheiden Keurvorsten, en Grooten, geduurende welke plegtigheid eenig gefchut van het Kafteel gelost wordt; vcrvolgends zij.i' naam aantekenen, ineen groot boek, dat'reeds van zeer ouden datum is, cn een talloos getal van naamen der Reizigers die hier met v/jn gedoopt zijn, bevat, waaronder zeer voornaame perfoonen voorkoomen; dit gedaan hebbende wordt hij tot Ridder van dm Halsband te St. Goor verklaard; daarop moet hij de overige gasten, die mede reeds dezelfde proef ondergaan hebben, op wijn tracteeren, dan komen de zilveren Bekers van Koningin christina en van de Prinfen van Iksfen-Rhijnfels voor den dag , en men verheugt zig te famen op eene zeer aangenaame wijze ; dit een en ander komt zelden hooger dan op drie guldens Hollandsch te ftaan; want de wijnis hier zeer goedkoop, zo dat een vreemdeling, die maar wat ruim lecven kan, al ligtelijk dit vermaak geniet, het geen zo wel den Hospes als dc geheele Stad niet weinig voordeels - aanbrengt, zijnde dc Ml der vrccmU^iingcn , nithands des zomers hier zeer groot. Behalven dat,is het hierzeer druk, door den handel welken hier gedreeven wordt, en door de tolheffing van alle Schepen, die voorbij deze Stad den Rhijnfiroom bevaaren, zijnde hier de eerfte tolplaats in Ata RAijn, die federt tot tien, in de ruimte van twee-en- twintig mijlen, aangewasfehen zijn, gefticht in de dertiende Eeuw, door diedrik Graaf van Katzencllehl gto ; edoch met veel moeite, want alle zijne nabuuren verzetteden zig tegen zijn fchraapzucht, en belegerden hem in het Kafteel Rhi/nfels; doch hij hicldt hun beleg in die onoverwinlijke fterkte, lang uit en dreef dus zijn geweld door, hen noodzaakende om weder aftetrekken, fints welken tijd de tol alhier gevestigd en met die van verfcheide Rhijnfteeden vermeerderd is, het geen den handel niet weinig belemmert, fchoon die tollen de Duitfche Rhijnvorsten veel opbrengen. Voords vindt men verfcheide Kerken in deze bloeijende Stad en ecr^po befchaafde verkeering als of het de Hoofdftad van eenig groot rijk ware. De reis verder voortzettende, komen ons weinig anders dan niet zeer aanmerkelijke dorpjens en oude Kafteelen voor;bij voorbeeld: tegenover Sr. Goar ligt het oude Kafteel die Mans of de Thamberg, de Muis of Torenberg, op een' zeer hoogen Berg; in 1388 was dit reeds de verblijfplaats van Bisfchop :,i-.\-o van falkenstein, naa dat hij het Aartsbisdom van Trier aan zijn'  VAN DEN R II IJ N S T R O O M. 39 zijn' neef afgeftaan hadde; een weinig verder vindt men de aangenaam gelegen dorpjens Welmich, EhrenthaL' Kcstcrt en Bonhoven, en verfcheide aloude bouwvallen van gothiekc Kafteelen op Bergen en Heuvelen gefticht; als zijn Stemfels, Lkbenftein, voords Kamp, waarfchijnlijk weleer een veld (Campus) waarop de Romeinen gelegerd geweest zijn, 't welk men aan veele 'hier opgegravene oudheeden ontdekken kan; en Fi/fcn waar de Rhijn een aanmerkelijke bogt vormt; aan den linker oever liggen de dorpjens, Herfenaeh, Weiier , Salzig, St. Martin en het fteedjen Boppart, dat van een zeer hoogen ouderdom is; daar fommigen willen dat het een der vijftig Kafteelen zoude geweest zijn, die drusus german kus langs den Rhijn heeft doen ftichten; ook zijn 'er nog eenige ovcrbliiffelen van een over oud gebouw , dat nog Königshof, of het Koningshof genoemd wordt, waarin fommige der oude Frankifche Koningen waarfchijnelijk gewoond hebben; gelijk ook een klein beekjen, dat zig bij deze Stad in den Rhijn ontlast, nog den naam van Kï^igtbach of Koniniisbeek behouden heeft. Dc Stad heeft geen grootsch aanzien, draagende overal kenmerken van heure hooge oudheid, door naauwe ftraaten, en hooge gothieke gebouwen, die zodanig tegen elkander overhellen dat ze de geheele Stad overal een duister en fomber voorkomen geeven. Kiettcmin zijn 'er veele bezienswaardige Kloosters en Kerken, als ook een aanmerkelijke en fchoone Parochie Kerk. De Stad een weinig voorbij gezakt zijnde, geniet men het gezicht van een over fchoon Schilderachtig tafereel, veroorzaakt door de kromming des Rhijns, die verfcheidene voorwerpen tevens, aangenaam met licht cn fchaduw doorbroken, het gezicht aanbiedt; de vriendelijke zonneftraalen tegen het hoog gebergte een gedeelte van den Huncisriick, die hier nog tot Coblentz zig uit ftrekt,kaatfende, maaken ccn helder verfchiet, waartegen de op den oever gelegen , Kafteelen en het Boschachtig groen, op de bevalligfte wfze in lommerrijken fchaduw affteeken; het gewoel der op- en afkomende Scheepjens en 'daken; de huishou.iing van derzelver febippers, die hier voor anker liggen, in één woord dit alles famen genomen, levert een fchilderij op, 't welke wij in een bevallig gezichtjen, in prent hier bijgevoegd hebben, ten einde de verbeelding onzer leezers, het gebrekkige der befchrijving, daar door zou kunnen aanvullen. Ter linkfche zijde van den oever, een weinig landwaard in, ziet men den Koningspoel, zijnde een heuvel waarop een foort van gebouw of zetel gefticht is,  40 BEKNOPTE BESCHRIJVING is , die door negen Colommen onderfteud wordt. Men pleeg reeds vóór de negende Eeuw, hier ter plaatfe de gewigtigfte Rijkszaaken te beflisfenals wanneer de Koning der Franken en de Duitfche Vorsten hier bij eikander kwamen, en in dc open lucht hunne vergadering hielden, zittende de Koning op dezen zetel, of dit gebouw, dat nu daar na, nog dien naam draagt: tegen over dit naablijffel der gothieke Eeuwen, aan den anderen oever des Rhijns ziet men m het open veld, nog een aloud Kapelletjen, in het welke Keizer wenceslaus fo den jaare 1400 onttroond is: verders de weinig aanmerkelijke dorpjens Pcterspoij, Middelspaij en Niederspaij en het fteedjen Reus ge hjk aan de overzijde Braubach 't welk zig gerust tusfehen het hooge Geberg te in den Stroom fpiegelt, gelijk de bijgevoegde afbeelding aanduidt. Naa Lamee k , Ober- en Nieder- Lahnjteiu, tusfehen welke het Riviertjen de Lahn in den Rhijn ftort, voorbijgezakt te zijn, ontdekt zig, zo dra men de Rhijnbogt agter den rug heeft; de drukke en zeer aangenaame Stad Cobeentz liggende nog in den H,lnM m zo genoemd van het Latijnfchc woord Coajhiens of faincnvlosijend, omdat de Rhijn en Moe/el, voor deze Stad elkander ontmoeten cn famenvloeijen. Het is eene, door de fterke vesting Ehrenbreitjlein of Ermanjiein, die 'er tegen over op een' Berg ligt, welve"dee digde Stad en waarfchijnlijk het Romeinfche Trajana Legio of de Legerplaats van Trajanus. liet Paleis van den Keurvorst van Trier, die hier zijn verblijf houdt, is uitneemend pragtig, en levert een grootsch gezicht op. Het oude Kafteel tegens den Berg aangelegen, wordt thands niet veel meer door den Keurvorst gebruikt, om dat het zeer vochtig is. De Kerken van St. Castor enSt.F/orinuszip oud, maar bezienswaardig;voords is 'er een zeer fraaije Brug van 14 boogen over den Mo Je!; cn een Brug over den Rhijn tegen over de vesting Ehrenbreitjlein. In een getal van 1203 Huizen bevat deze Stad omtrent 10,000 Inwooners; een afbeelding hoedanig zij zig met het oude Paleis, en de fterke vesting voor het gezicht opdoet; als men de Stad voorbij gezakt zijnde, terug ziet,*al den Leezer genoegzaam in ftaat ftellen om zelve van deszelfs aangenaame,en uitneemend voor den handel gefchikte,ligging te oordeelen. Voorbij Coblentz treft men, den Stroom volgende, een in den Zeiven gelegen Eilandjen aan, en ter wederzijde is de oever met verfcheide dorpjens en kleine Steedjens bedekt, als llermanjiein, Btin, Mui/enhoven, Engers, Urmitz,Rheinhof en de Abtdije Rommershof, waarbij de Götze, of Jjgcdenlerg, beide  VAN DEN R H Ij N S T R O O M. 4r de benoemingen, die tevens met de aldaar gevonden oudheeden, bewijzen dat dit oord weleer door de Romeinen bewoond geweest is; hier omtrent wil men dat caesar over den Rhijnflroom gekomen zou zijn. Deze plaatfen voorbij getrokken zijnde ontdekt men Nieuwied, de verblijfplaats van den Prins van Wied; een zeer fraai zindelijk en zeer bloeijend Steedjen; waar lieden van allerlei gezindheeden woonen, als Gereformeerden, Lutherfchen Roomfchen, Hernhutters, enz. 'er zijn ook veele Fabrieken; en 6 a 7000 inwooners. Dit fraaije plaatsjen verharende, vindt men aan den regter oever des Rhijns het dorpjen Fahr, waarbij het zogenoemde Duivelshuis, aan den voet van den Höhlenberg, eigentlijk het Kafteel Friedrichftein, door een der voorouders van den tegenwoordigen Prins van Wied gebouwd, doch thands alleen dienende, om 'er eenige Jachttuigeu in te bewaaren. Het oord en gezicht, is hier tusfehen de groene Wijnbergen, langs den druk bevaaren Stroom, ziende op het fteedjen Andernach, zo ichoon, tfctt Hier dc kunst ons weder te hulp moet komen, om het den leezer voor oogen te ftellen. Andernacii een zeer oude Stad, welke na fommiger gevoelen, reeds federt het jaar der waereld n20 in weezen is; men wil deszelfs naam van Ante Nethum, of tegen over de beek Nethe, die hier in de daadjegen over ftroomt, af leiden, Zij wordt ook wel Antoniacum en Antonacum geheeten. Het is weleer een aanmerkelijke Stad geweest, gelijk uit fommige overblijffelen van groote gebouwen nog blijkt. In dc Hoofdkerk ligt Keizer v alen tin iaan en een der Zoonen van barbarossa begraven; ook wil men dat caltgula hier omftreeks gebooren zou zijn. De Stad heeft niet veel bijzonders, dan alleen deszelfs hooge oudheid cn de famenkomst der, bij gedeelten, van hooger afzakkende Houtvlotten, welke alhier aan elkander verbonden worden, gelijk wij die in 't vervolg zodanig zullen ontmoeten, en 'er dan nog een enkel woord van zeggen: Ook wordt hier de Tuffeen of Tras welke in- Nederland tot het behoud der dijken, zo menigvuldig gebezigd wordt, van hooger liggende Gebergten faamgebragt, en door de Hollanders afgehaald, 't welk deze plaats veel leevendigheid en handeldrukte aanbrengt. Voords ontmoet men de weinig belangrijke plaatsjens Namedij, Creutz, Oberen Nieder- Hammerftein, Fortnich, Rheineck, Rheinbrohl, Honningen, Arienfels Ariendorf, de vestingen Sinzig, en Laan, welke tegen over eikanderen gele- F , gen  4* BEKNOPTE BESCHRIJVING gen zijn,- gelijk ook Rheinmagen en Unckel, beide fterke plaatfen, Kasjbach , Erkel, Lanshau/en, Honef, Konings- cn Oberwinter, mede twee tegen over elkander liggende verfterkte fteedjens: Hier ontdekt zig Het Zevengebergte, of de zeven Bergen, welke hier, als zo veele Aardkinderen of Reuzen, zig met een' zekeren indruk van vreemde ijzing opdoen; op> deszelfs toppen, ziet men nog overblijffelen van aloude Kafteelen, welke in de vrocgfte Ridder-Ecuwen, fterke Sloten van den ouden Duitfchen adel geweest zijn, waar uit- die niet zelden de Reizigers en Kooplieden pleegen te overvallen, en als 't ware van den roof te leeven; ook geduurig met eikanderen in oorlog zijnde; eenige afbeeldingen zullen best dit oord des Rhijns in deszelfs geheel doen kennen; wiens ftoute fchilderachtige grootschheid gezien moet worden, om 'er eenig begrip van te kunnen vormen. Wij hebben dus daartoe zes afbeeldingen te baat moeten ncemen , welke het naavolgende voordellen. De Rhijn bij Bonn, wordt oiu duui dc octflo dcrzelve voor oogen gefteld. De fchrikkelijke hooge Wokkenbruch of IVolkbreukberg zo genoemd om. dat de wolken door deszelfs top gebroken worden , beilaat hier den voorgrond ter regter zijde; deszelfs hoogte van den Rhijnoever, tot deszelfs top,, wordt gefchat op 1482 voeten; Men ziet'er ook den hoogeu Berg.Draakenjels,. en het fteedjen Bundorf dat aan deszelfs voet gelegen is. In een daarop volgend Tafercel vertoonen zig dc zeven Bergen nog duidelijker cn de fteedjens Oberwinter en Koningswintel', ook ziet men hier den Leeuwenberg, die juist dc gedaante van een Leeuwenkop, met een geöpenden muil voorftclt, en de hoogfte is; als zijnde van den oever 1896 voeten en dc daar bij gelegen Oehlberg 1427 voeten. De zeer hooge Berg Draakenfds, waarop een zeer oud Slot, het welk Ao.. 1138 reeds in de Gefchiedenis bekend was ; wordt vervolgends in de bijgevoegde fchilderachtige afbeelding, den Leezer naauwkeurig voor oogen gefteld.. Op een volgende plaat ziet men, een weinig laager dan dien Berg,het afdrijven van een nu volledig geworden Houtvlot, met al deszelfs huizingen, dienende tot Lootfen, Werkplaatfcn, Wooningen, Keukens, enz. van de Vlotroeijers, benevens voor den Vlotheer, 't welk doorgaandsch een of ander Duitsch Edelman is, die vcel Bosfchen hebbende, het meeste hout ter Markt kan brengen, eenige honderden;  VAN DEN RHIJNSTROOM, 43 den menfchen vaaren op dit drijvend Eiland mede, en eenige Schepen, dienende om den Vlotfchipper cn de Materiaalen ter famenhechting van het Vlot vereischt wordende , wanneer het te Dordrecht gehoopt is, weder naar boven te voeren, verzeilen het zelve; dienende mede om al wat in den weg is, van de aankomst des Vlots te waarfchuwen, ten einde alles zig uit den weg begeeven kan, alzo zulk een onvoorbeeldelijk groot gevaarte, 't welk van de hoogte komt afzakken, een zo geweldige kracht oefent, dat 'er niets voor ftaat; ja, het neemt fomtijds, wanneer het bij ongeluk wat te naa aan den oever geftuurd wordt, geheele ftukken van het land in zijn vaart mede. Voords dit Gebergte achter den rug hebbende, gelijk wij dit gezicht mede op eene afbeelding voordellen, doet zig voor 't oog een allertreffendste vertooning op, veroorzaakt door de zeer aangenaame ligging der Stad bonn de verblijfplaats van den Keurvorst van Keulen, een door hooge oudheid beroemde Stad, zijnde het Ara Ubiorum of de plaats waar weleer de Ubiers hunne Goden Altaaren Hadden. Diujsus heeft dezelve gebouwd, en den naam van Castra Bona of de goede Legerplaats gegcevcn, om de Duitfche Natie in bedwang te houden. Inzonderheid is hier bezichtigingswaardig, het pragtig zig aangenaam in den Rhijn fpiegelend Palcis van den Keurvorst; dat van verre, en door de zon befcheenen wordende, eene treffende en grootfche vertooning oplevert; van binnen is dit heerlijk Paleis, niet minder rijk verfierd en met Kunstftukken, zo wel van Schilder- als Beeldhouwkunde verrijkt, en met een bezienswaardig Kabinet van natuurlijke zeldzaamheeden en Bibliotheek voorzien; voords geleiden uit dit ilot vier laanen naar het zeer bevallig bui- ten verblijf Popelsdorf ook ligt hier zeer nabij het prachtig Landhuis te Breul, Bruhl, of het flot Breul, bij het vlekjen van dien naam, van welks trotsch voorkomen, wij hier mede een zwak denkbeeld in eene afbeelding trachten te geeven. Nog minder echter is het mooglijk, om de rijke pracht en zindelijke meubelen van dit vorstelijk Palcis, in ons klein beftek aantewijzen. Achter dit marmeren gebouw, vindt men, in 't open veld, een foort van Lusttoren , welke na Keurvorst en gele recht van Falckcnburg den naam van Falckcns-Lust en ook, na deszelfs verbeteraar clemens augustus, dien van Augustusburgt verkreegen heeft, en door deszelfs uitgebreidt uitzicht de bcvalligfte gezichten des waerelds oplevert, gelijk men zig dat duidelijk genoeg, uit de bijgaande afbeelding voorftellen kan; waarbij F 2 men  44 BEKNOPTE BESCHRIJVING men ook het Huis Schenken, mede een aangenaam gelegen en pragtig Lusthuis, zig door de aftekening voor den geest brengen kan. Voords is dc Stad Bonn wat deszelfs overige gebouwen betreft, mede belangrijk ,inzonderheid de Hoofd of Cathedrale Kerk, wier grondllageu, na men wil, eerst door Keizerin hele n a , de Moeder van constan tjjn de Groote gelegd zijn, ook is het Stads en Oude Tolhuis voor een vreemdeling waardig om bezichtigd te worden. De Stad Bonn verlaatendc, en zijnen weg over de Rivier vervorderende, heeft men nog een aangenaam terugzicht, tusfehen het Gebergte op die fraaije* en welgelegen Refidentie plaats, welke zig hier als het fchutdoek, of fond, van een Tooneel opdoet. Het meer en meer afzakkend Vlot dat wij reeds bij het Gebergte Draakenfeh afgebeeld hebben, fiert in een afbeelding, welke wij hier van de Stad Bonn geeven, zo als die zig op een' afftand, en in 't verfchiet opdoet, weder den pragtigen ftroom, welke ons nu voorbij een groot aantal weinig betekenende dorpjens, ter wederzijde de ruvlcr i,lCt leevendi^e uitzichten verfierende, geleidt; als zijn de vlckjens Udorf, Widdig, Orber,^Hiri , IPets aan den regter oever en Mondorf, Red, Ober- en Nieder- Zundorf, Langelt[ Portz, Ens, Pol, Deutz enz. alle van te weinig belang, om in de kaait welke te groot een uitgeftrekthcid vervat, aangeweezen te kunnen worden. Waarnaa men ondertusfchen, vijf mijlen voortgereist zijnde, aan de menigte van Torens die zig voor het oog beginnen op te doen, de aloude geestelijke Stad herkent, welke den naam draagt van Keulen of ceulen, afkomftig van den Latijnfchen naam Colonia Agrippina, als hebbende marcüs vipsanius agrippa dezelve het eerst gefticht en'er de Ubiers, welken hij van de overzijde des Rhijns hier overgebragt hadt, doen woonen, waarvan de Stid toen den naam van Oppidum Ubkmm droeg: verders werdt er de Moeder van nero, en Gemalin van claudius, ten tijde dat de Romeinen, onder heur' Vader germanicus, hier gelegerd waren, gebooren; waarom zij 'er naaderhand om heur geboorteftad te vergrooten', en berucht te maaken een volkplanting, of Colonia,van Romeinen deedt woonen, welke der Stad na heur' naam die van Colonia Agrippince 'of Agrippina's Volkplanting gegeeven hebben. Ons beftek duldt niet, om deze zo zeer uitgeftrekte en met Kerken en Kloosters opgevulde Stad, naauwkeurig te befchrijven. Alleen moeten wij 'er van zeggen dat ze, fchoon heure omtrek meer dan 6000  VAN DEN R H IJ N S T R O O M. 45 6000 fchrceden, elk van drie voeten bevat, echter na gelang'weinig bebouwd is, daar 'er Ilegts 8000 burger wooningen, en niet meer dan 48500 inwooners in gevonden worden. De veele open plaatfen, en zelfs geheele Bouwlanden en Wijngaarden welke binnen derzelver omtrek gelegen zijn, vergrooten denzelven aanmerkelijk. Voords is de Stad zelve naauw bebouwd, en donker door de groote menigte oude gothieke gebouwen, zo dat 'er verfcheiden ftraaten zijn, waarin het zonlicht de ftraat niet bereiken, en dus de modder nooit opdroogen kan; welk ongemak de vuilheid der ftraaten onvermijdbaar maakt. De voornaamfte gebouwen zijn ongetwijffeld de weêrgaêlooze groote en trotsch, op de gothiefche wijze begonnen, doch nooit volbouwde, Domkerk, in (248 door Bisfchop coenraad gefticht, cn waar in de onbedenkelijk rijke Kapel, in welke de zogenoemde drie doodshoofden, der drie Koningen bewaard , en ten toon gefteld worden , de aandacht der vreemdelingen inzonderheid trekt en verbaast, door de groote menigte van edele.gefteenten en oude antieke r^rnrWon flewnon, gelijk ook het goud en zilver waar mede deze Kapel, en de kist waarin de lighaamen dier Koningen gezegd worden te liggen, is opgcfierd. Deze lijken werden in n64 van Milaan alhier overgevoerd, door den Bisfchop ra in al dus, waar ze eerst uit Conjlantinopolen, waar Keizerin helesa dezelve , naa dat ze die uit het heilige land bekomen hadt, hadde doen plaatfen, overgebragt waren. Voords ziet men in de Kerk van St, Urfula, het graf dezer beroemde maagd en derzelver 11000 gezellinnen, die allen, gelijk de fabel wil, door attila, den Koning der Hunnen, hier bij Keulen, zouden vermoord zijn. De beruchte albe rtus magnus die onder de Scholastieke Leeraars zeer bekend is, ligt hier, in de Kerk der Jacobijnen, en de even zeer bekende Scholastieke Leeraar johannes duns Scotus, bijgenoemd Doctor Subiilis\ in 1308 overleden; ligt in de Augustijner Kerk begraven. Ook is niet verre van de Kerk der .Apostelen, een huis waarin twee paarden met de koppen vooruit in den gevel ftaan; hier van verhaalt men een fabeltjen, dat 'er in 1357 eene edele Juffer gewoond heeft, met naam reichmuth van adoicht, welke, na men vermoede, overleden zijnde, met een grooten fchat van Juweelen begraven werdt, waarop de Doodgravers des nachts dit lijk kwamen plunderen, maar door heur ontwaaken, alzo ze flegts eenflaapziektehadt,derwijze verfchrikte,dat zij het graf en de Kerkdeur open gelaaten hebbende,ijlings wegvloden; F 3 Zij  .4<5 BEKNOPTE BESCHRIJVING zij ftondt voords op, en ging regtftreeks naar heur huis, waar zij aanklopte• doch, wijl ieder daar in den eerften llaap was, niet gehoord werdt, dan van een bediende die aan de ftraat fliep en het venfter opengedaan hebbende en ziende dat het zijne, dien dag begravene, Meesteresfe ware, ijsfelijk fchrikte en het terftond den Heer van den huize boodfchapte, die volftrekt de mooglijkheidloogchende, zeggende dat eer zijn paarden uit den ftal komen en op den zolder uit het venfter zouden kijken, dan dat zijn doode vrouw weder thuis zou komen. Geduurende dat hy dit zeide, hoorde men een geweldig £e druisen en geltommel op den trap, en, in de daad, de twee paarden, uit den ftal, volgden elkander den trap op, en gingen uit het zoldervenfter kykenhier door werdt de Heer overtuigd, liet de deur openen, en ontfing zijn' vrouw met veel bhjdfchap weder in zijn huis. Waarfchijnlijker, ondertusfchen, is het, dat hier ter plaatfe weleer een Tournooi - veld geweest is, en dat dit gebouw, ten verblijfplaats der Tournooi - Ridders geftrekt heeft, waarom daar, ter gedachtenis, t^To^ooi-^d.» fr***^ Offchoon hetceval der te vroegbegravene vrouwe, zonder de fabel der paarden, op zig Live een waare gebeurdtenis, en ook alles behalven onmooglijk is wijl 'er dier gelijke zeer menigvuldig gebeurd zijn. De overige veele Kloosters en Ker" ken, wier getal ver over de honderd loopt, zijn alle met veele rijkdommen voor" zien, zo dat men zeggen kan, dat de Stad in heure Kerken fcha tri jk is fchoon" de inwooners over het geheel zeer arm zijn. Tegen over de Stad , aan'de over zijde der Rivier, waar men met een fterken Gierbrug overvaart, en waar de Stad zig op het fraaist voordoet ,gelijk onze,hier bijgevoegde af beelding,aanwijst; ligt het fteedjen Deutz, 't welk zijnen naam nog van den ouden Germaanfchen Taisco ge zegd wordt ontfangen te hebben, en dat voords door Keizer constanti nus magnus, die er een Kafteel deedt bouwen, vermaard geworden is. Van daar verder afzakkende, genaakt men Muhlheim, een Stad waar veele fabrieken van Zijden ftoffen, enz zijn Hier is een Gereformeerde en Lutherfche Kerk, waar de Proteftantcn uit" Keulen te kerke gaan, Er is mede een drukke Wyn, Hout en Graanhandel, 't welk dit fteedjen zeer bloeijend en volkrijk doet zi n. De kleine plaatsjens Necl, Stammcl, Fladorf, Rhein - Casfel, Husdorf, Blaf enz. zijn met noemenswaardig. Manheim, en Waringen, zijn eenigzins grooter en met vestingen verfterkt; Zons, waar tegenover het beekjen hteriacfi m den R/u/n valt., Casfel, daar tegen ovcx, Uimmelgeist, Brakel, Flie, Usfem enz.  VAN DEN RHIJNSTROOM, A7 enz. zijn alle vlekjens die ter wederzijden van den Rhijn gelegen zijn; gelijk ook Gnadenthal en Neus, het oude Nova Castra der Romeinen, ten tijde van ammianus marcellin us, Nivefium geheeten; een klein, doch welverflerkt fteedjen; waar men nog een muurwerk ziet, dat de pookt van Dn/jus genoemd wordt, zijnde nog een naablijffel, van één der vijftig Kasteelen, welke erusus langs den Rhijn ftichtte; terwijl hier ter plaatfe, in den Oorlog der Romeinen, tegen c l auei u s civjlis, het 13de legioen geplaatst geweest is. Op de markt ziet men het ftandbeeld van Keizer fredlrik de lVde , opeen fontein geplaatst. Het Capittelhuis der adelijkc vrouwen van St. Quifihus is een zeer bezienswaardig gefticht, met een gothiek Kerkgebouw. De Stad is zeer ongelukkig, en geduurig met oorlogen bezocht geweest; reeds in 358 werdt ze door Keizer juliaan, en 364 door valentjniaan, geplunderd en verwoest. Voords onderging zij, in 881, het zelfde lot van de Noormannen, en in rao£, H*t> » &x**x-*»AtT&4 in 1254, tradt ze in het Anzeatiscli verbond; 1474 werdt ze door karel de stoute belegerd, cn 1584 door den Graaf van nieuwe na ar veroverd, en door de Hollanders geplunderd; in 1586 door de Spanjaards onder farnese verwoest; voords heeft ze nog, in laater oorlogen, veel geleden, en mag dusmet recht den naam van de ongelukkigfte Rhijnftad draagen.. De reis van hier te water weder voortzettende, ziet men het klein fteedjen Ham op den regter oever liggen, tegen over de Norfv zijnde een beekjen. dat zig daar in den Rhijn ontlast, waar voorbij men, bij het invallende beekjen de Dusjcl, een fraaije Stad aantreft, die daar na den naam draagt van Dusseldorf, de Hoofdftad van het Hertogdom Berg. Zij is zeer wel verfterkt, en de zindelijke net gebouwde huizen, geeven haar over het geheel een goed aanzien. Op de markt ftaat het geelkoperen Standbeeld van den Keurvorst jan willem, welke deze Stad met veel nieuwe gebouwen verrijkt, en aanmerkelijk verbeterd heeft. De Hoofdkerk en het Collegieder geweezen Jefuiten zijn waardig om te bezichtigen, gelijk ook het Keurvorstelijke Kafteel, dat wel ouderwetsch, maar niettemin zeer pragtig en kostbaar gemeubileerd en met verfcheide Schilderftukken van beroemde Italiaanfche. meesters voorzien is. Doch boven al trekt Dusfddorp,. de aandacht aller, vreemdelingen van alle oorden, door de hier nevens geplaatfte keurige Schilde--  4'o BEKNOPTE BESCHRIJVING derijen-Gallerij, in welke men, in vijf zo groote als kleinere zaaien, de voornaam fte Tafereelen der beroemdfte Italiaanfihe, Nederiundfche en andere meesters aantreft. Onder welke de Hemelvaart van Maria door guido, een Ecce Ho■■no van correggio, eene ff. familie van carlo dolci en andkeo del sarto onder de Italiaanfche uitmunten ; ook vindt men 'er het Heerlijkfte kunstgewrocht van g. douw, naamlijk zijn' bekenden Kwakzalver en het drie Kóimgen feest van jordaans, verfcheide fraaije ftukken van van dijk, een geheele zaal, vervuld door de voornaamfte Tafereelen van p. p. rubbens, enz. Eene andere zaal weder, brengt den vreemdeling het oude Romen, met al deszelfs keurigfte Standbeelden, voor oogen; een fterkgefpierde hercules van Farnefe, een fmart uitdrukkende group van den ftervenden Laocoon, een heerlijk omgetrokken Griekfche Venus, eene verheven en goddelijke houding, van den Pythifchen Apollo, een gewonden kampvechter (Mirmillo) en de kloeke, met drift aanvallende, zwaardfehermcr (Gladiatorj verrukken bier, in ™ «d., op ap antieken zeiven afgegooten plijsterbeelden , het oog van den Kunstlievenden en oudheidkundigen vreemdeling. (*) Eindelijk is hier mede een voortreffelijk Kabinet van Italiaanfche tekeningen, beftaande in 60000 ftuks, waar onder vier kunstboeken , vervuld met anders zeer zeldzaame fchetfen en tekeningen, van den grooten rap ha el d'crbino. Meer anderen diergelijke Kabinetten zijn 'er in deze, voor Schilders, zo belangrijke Stad. Buiten dezelve ligt het Klooster van de Lieve Vrouw van la Trappe, 't welk zeer rijk in bezittingen, en welks Kerk zeer bezienswaardig is. Wanneer men nu zijnen togt langs den Rhijn al meer cn meer vervolgt, genaakt men het zeer oude fteedjen Duisburg, of Drufusburg^hetligt nu een weinig van den oever des Rhijns afgezonderd, alhoewel die Rivier 'er, in voorige jaaren, voorbij pleeg te fpoelen, verders ontmoet men RuijNEERG, een kleine Stad, die even als Duisburg weleer nader aan den Rhijnjlroom, wiens naam zij draagt, gelegen heeft. Voorbij deze welverfterkte vesting valt de Rivier de Lippe, die uit het Bisdom P&derforn voort komt, mede in den Rhijn nabij de fterke Pruisfifche vesting We- (*) De Stad AmJleUam , kan zig thands mede op zulk eene verzameling beroemen, daar de zo nuttige als kunstrijke Maatfcbappij • Felix Msritis, heuren Tempel van kunit cn fmaak mede niet weinig door eene diergelijke kuhstfehat verrijkt hééft,  VAN DEN R II IJ N S T R O O M. 49 Wezel, de Stad zelve is van verfcheidene zijden- cn wollen Fabrieken voorzien, en drijft veel Wijnhandel op Holland en Munfter ; men fchat dezelve op 3 a 4000 inwooners. Een weinig voorbij deze vesting, ontmoet men Santen, of Xanten, de oude Legerplaats , of de Gastra Vetera der Romeinen , dit is weleer een veel grooter Stad geweest, gelijk uit veele óverblfjffelen van gebouwen nog blijkt. Hier zijn een groote menigte oudheeden opgegraven, welke meerendeels naar Cleef gebragt zijn, en aldaar bewaard worden. Calcar en rees zijn twee kleine fteedjens, welke mede tegen over elkander, aan den oever des Rhijns, liggen en een' doortogt vormen naar de,Stad Cleef, van het Latijnfche woord Clives of Heuvelen , wijl de Stad op heuvelen ligt, dus genoemd, de Hoofdftad van het land van dien naam , eene, om deszelfs omgelegen heerlijke Landsdouwen , bij uitneemendheid fraaije plaats, waarom zij ook des zomers, door de aan dit land naast grenzende Hollanders tot een plaats van uitfpanning gehouden wordt. Het Slot, na veeier rrieening nog een werkfbok van juliuo c,\e.3ak., doch waarfchijnelijker van een' gothieken oorfprong, is , om deszelfs oudheid merkwaardig, gelijk ook de ■zeer kloeke Zn-aanentoren op het zelve; welke zijn' naam ontfangen heeft, van een vertelfel uit dc Ridder-tijden, volgends het welk een Ridder op een Zwaan den Rhijn afkomende, een gevangene Cleeffche Princes uit dien Toren zoude verlost hebben. De zaal der Antiquiteiten is mede zeer aanmerkelijk, men ziet 'er het beeld van eumenius rhetor, een beroemd Letterkundige, of Grammaticus, die hier ter ftede, ten tijde der Romeinen, bloeide, als' ook verfcheide oudheeden, urhas, lampen, enz. te Santen opgedolven, en een zonderlinge verzameling van zeer groote Muziek -Inftrumenten. In de Kerk te Cleef, ziet men nog de Tournooi - fpeer, van een der oude Hertogen. Buiten Cleef bij het dorp Bergendaal, ziet men de aanmerkelijke begraafplaats van Prins jan m au rits van nassau Stadhouder van Cleef, en aldaar in 1676 overlecden, welke in de gedaante van een Amphithcatcr rondom met dc zcldzaamfte, te Santen opgedolven, Romeinfche opfchriften en oudheeden, waarvan hij een groot liefhebber was, verfierd is. Ook is buiten de Stad een afgeperkt heuvelachtig Bosch, dienende voor een Diergaarde, waar Herten en Rhcên in 't wild loopen. Hier heeft deze Prins een pragtig Amphitheater en fonteinwerk gefticht, bij 't welk het beeld van den Generaal G m A a r-  5o BEKNOPTE BESCHRIJVING maarten schenk, die Ao. 1590. voor Nijmegen verdronken is, op een pijlaar opgericht ftaat en de Tzeren man genoemd wordt. Ook is hier een vermaarde gezondbron, wier geneczcnde kracht veel vreemdelingen trekt. Voorbij Cleef, en tegen over, ligt de Stad Emmerik die niet groot echter zeer levendig, en redenrijk wel bebouwd is , wijl ze veel handel op II,Hand drijft. Met deze Stad wordt het Duitsch gebied bepaald, en de RhijnJIroom ftuit hier aan Schenkenschans, een fterke Hollandfche vesting, zo genoemd na maarten schenk derzelver ftichter. Hier verdeelt zig de Rhijn in twee armen, waarvan de eene de IVa.d genoemd wordt, en voorbij Nijmegen heenen ftroomt, tot ze zig, met de Maas vereenigd, in de Noordzee ftort, de andere arm blijft den naam van Rhijn behouden , en befpoelt de aangenaam gelegen Stad Arnhem, gelijk wij het gezicht van deszelfs kronkeling, van een der heuvelen buiten deze Stad getekend, in een bevallige prentverbeelding voordraagen; men ziet in dezelve den prachtigen Toren, fraaijen fchipbrug, en, tegen over de Rivier, de lommerrijke dreeven, welke deze Stad tot een alleraangenaamst verblijf maaken. In de groote Kerk derzelve ziet men het hart van Hertog karel va s geldsr , overl. 153 8, en deszelfs beeld, in een knielende en biddende geftalte ; voords vindt men buiten de Stad, de heerlijkfte met keurige Water- en Fonteinwerken, voorziene Buitenplaatfen, als zijn het lommerrijk Klaarenbeek, waarin grootfche natuur en kunst pleegen vereenigd te zijn. Angerftein met veel Fonteinen en Watervallen, Rozendaal, Middagten, Rhederoord, enz. Van hier ftroomt de Rhijn voorbij de fteden rheenen en het oude wijk te duurstede, waar ze een' arm afgeeft, die de Maas genoemd wordt, en , voorbij Rotterdam, in de Noordzee uitloopt. De andere arm die den naam van Rhijn behoudt, heeft een geheel ander einde; want, voorbij de oude Bisfchoppelijke Stad utrecht heenen vlietende cn woerden voorbij geftroomd zijnde, verliest ze zig nabij de Stad leijden, bij het dorp Katwijk aan den Rhijn in het zand , en vindt daar zeeker een canaal, waar door ze zig in het binnenfte der aarde verder ontlast. Dusdanig gering is thands het einde van die, weleer met verfcheide monden, in den Oceaan uitgeftroomd hebbende Rivier. Verzandingen en aanfpoelingen van ilijk enz. hebben door den tijd heure monden gedempt. De bovengenoemde Hollandfche plaatfen waar ze voorbij ftroomt, zijn ons als  VAN DEN R H IJ N S T R O O M. 5i als den Nederlander te zeer bekend, voorgekomen , dan dat wij dit werk met derzelver uitvoerige Befchrijving in kosten zouden doen hijgen. Die daaromtrent nadere ophelderingen begeert, kan dezelve in zo veel Befchrijvingen, als 'er reeds, meer of min uitvoerig, van de Nederlanden vervaardigd zijn, ten overvloede aantreffen. Wij befluiten dus liever onzen arbeid met deze Dichtregelen: Grijze rhijn! uw vruchtbre boorden zijn het voorwerp van mijn lied, Daar mijn oog hier uw waranden, als in weezen, voor zig ziet. Gij, zo mild,'met rijke gaaven door den Heer der aard bedeeld, Wordt met welvaart, met genoegen en met overvloed geftreeld; Uwe wouden kweeken boomen, van wier ondoordringbaar hout, 't Alles onderneemend Menschdom logge zeekafteelen bouwt. Die van 'swaerelds uiterfte einden al den overvloed der aard. Over 't golvend zeefchuim voeren, nu vanjDOol tot pool vergaerd; Langs uw oevers draagt het aardrijk, in zijn binnenst ingewand, Hechte Duif/leen, zo onmisbaar voor 't behoud van Nederland, Die de Dijken Helpt verfterken en doet pal ltaan als een rots, Tegen torens hooge baaren en het bruisfehend golf geklots. Meni°' grootfche en burgerwooning is met uwe tras gefticht, Voor&welks onwaardeerbre dienften 't eclst Juweel in waarde zwicht, Zie hoe vrolijk dat de Wijnftok hier den blijden oever zoomt, En zig in het water fpicgelt, dat hier langs den Wijnberg ftroomt. Sierlijk kronklen hier de ranken en het breede Wijngaards blad, Bloozend zwellen hier de druiven, opgevuld met edel nat; 't Wild, dat alleroudfte voedfel, reeds in 'swaerelds jeugd bekend, Daar reeds esau 't aan zijn' vader tot een blijk van liefde zendt•> Dwaalt hier langs op berg en daalen, krielt op 't veld in bosch en woud, Waar 't zig angftig, voor den Jaager, in zijn hol verborgen houdt, En verfchaft een fmaaklijk voedfel, als het afgejaagd, den dis, Waar gezondheid graagte prikkelt, tot een lokkend fieraad is_; 't Luchtgewelf fchaft malfchc vogels, 't wil al meê niet kaarig zijn: Alles, alles wekt hier voorlpoed 'aan uw boorden, grijze Rhijn l Gij verfchaft het zwakke menschdom, nooddruft, wooning, fpijs en dranJf, Overvloed en vergenoegen, kronkelende ftroom heb dank ! Is 't wel wonder dat de aloudheid bij 't gemis van 't Christen licht, U ter eere"hooge altaaren, langs uw boorden heeft gefticht? Is 't wel wonder dat uw oever, overal zo druk bewoond. En, door rijke Handclwelvaart, met vermogen wordt bekroond? Honderd fterke en groote fteeden, fpieglen zig in 't zuiver nat, Dat ge, tusfehen uw gebergten, in uw beddingen, bevat. Rein en zuiver vloeit dat water, waar dc Kelt zijn kroost weleer, Naauw gebooren in deedt zinken, en, tot ftaaving van zijne eer, En der Huwliikstrouw, deedt dienen; of de Rhijn een affchrik hadd', Van 't rampzalig kroost des echtbreuks, met der oudren lmet beklad. Zie ik u, op 't hoog Gebergte, uit een zee van ijs ontftaan, Neemt gij in het lomrijk Rhijdwoud ftaêg met nieuwe ftrooinpjens aan, G 3 D u*  52 BEKNOPTE BESCHRIJVING Dan verbaast zig mijn verbeelding. Hoe? Van waar onfftaat die vloed? Is het de afgrond die zijn water hier naar boven ftijgen doet? Ofwel zijn 't de zvvangre wolken, die, te zwaar met nat belaên, Tegen 't berggevaarte berften en in regen nederflaan? Hoe "t ook zij, een woeste grootschheid vult met fchrik dit eenzaam oord, Waar flegts zelden eenig leven, dan in ftormen, wordt gehoord. 't Lust me uw1 lhellcn lböp te volgen, cn, geleid langs 't water fpoor, Dringt mijn oog uw we-rzijdfche oevers, met een blijde graagte, door: llqntz muuren worden "t eerde door uw groene tong gelekt, Daar ge, Fur/Icnauw begroetend, heel dit oord ten welvaart ftrekt. 't Oude Clwr bloeit door uw golven, ö vermaakelijkc Rhijn.' Als ge voords al kronklcnd voortloopt door het Mcir van Conflantijn, Tot ge ftraks langs §ctiipliui$ heen vloeit, waar een vreesfclijke val, U, bij Laujen, bruisfehend neerploft in een dieper rotfig dal. 6 Wat wonderlijke werking van het fchittrend zonnevuur, *k Zit hier goud, met groen doorweevcn, purperrood met blaauw azuur. Blanke paerlen, diamanten, fchittren hier in volle pragt, Daar het fclniimend nat, in bellen, 't vrolijk zonfcht tegen lagt, Kèyzeruhttl gij klein in omtrek, arm in aanzien, waart weleer, De oud beroemde cn drukke Marktplaats van den nijdigen Ti>eer, 't Zwitfersch. dapper vrijscfh-ccUcu , vrijgeblWveh Eed-verbond, Roemt voords op het fchoone Bafd als dc Hoofdftad van zijn' grond, Rafel, 't Kweekfchool der geleerdheid waar Mercuur Minerva kuscht, Waar het Rotterdamfche wonder, waar de groote Erttstnüs rust, Steekt hier trotseh het hoofd ten ftroom uit, op de blijde vrijheid ftout, 't Is hier alles Ilandcldrukte wat de Reiziger befchouwt. Voert de ftroom ons naar beneden, ftwaècn's Hoofdftad treft ons oog, 't Sterk Brisach heft op den lchedel zijn gevrecst Kafteel omhoog; Straitsbnrg's over oude muuren, reeds door Attila verwoest, Toen dc Christelijke Godsdienst voor dien Heiden bukken moest, Liggen hier, met mosch bewasfchen, in het deinzige verfchiet, Hooger toren dan heur Domkerk vindt men op de waercld niet. Baden, om zijn heetc Baden, wier gebruik gezondheid baart, Zwakke leden fterkt en kracht geeft, door geheel Euroop' vermaard, Zien we aan gindfehen oever liggen; L'andatïs welverfterkte «Hifi Dient den &*as tot een voormuur die niet ligt bezwijken zal; Dar/ach, Germenhcim, Pliilipsburg, alle wel gebouwd cn fchoon, Stellen hier de nijvre welvaart van dit oord des Rhijns ten toon. spiets, waar zo veel Keizers rusten, reeds voorlang tot ftof vergaan, Toont ons de ijdelheid des wacrelds, in zijn marmren graven, aan. Maar de Kunst fti'gt op heur' zetel, voert een .onbepaald gebiedt, Op het kunstoog, dat in M<:uheim\, duizend hcurer wondren ziet, En Geleerdheid, heure zuster, treedt de fchrandre Kunst op zij, Vindt hier voedfel voor heur' weetlust in dc groote Boekerij; Oudheidkunde toont hier fchatten, die langs d'oever van den Rhijn, Waar 't Romeinfche heir zig neJr floeg, eertijds opgedolven zijn. Lust liet ons het oog te ftrcelen met een heerlijk tuingezicht, Schwft/ingcn lokt ieder vreemdling, daar't niet verre landvvaards ligt, Bosfchen, tempels, grotten, beelden, 't oude Arcadia herleeft, "Waar natuur, met kunst vereenigd, heel dit oord herbooren heeft; 'Maar  VAN DEN R II IJ N S T R O O M. 53 Maar verlaaten wij dit Eden, volgen wij den fnellen vloed, Tot ze ons, aan den fmallen Nekker, Heide/berg ontmoeten doet, AVaar het onuitputlijk Wijnvat 't oog van Bac'chus kroost behaagt, INimmer ledig 't zeeker teken van den milden wijnoogst draaft. Frankenthal een vaste fterkte toont hier weer de kracht van 't land, Schoon ook (Farms, met recht, den eerkroon boven veele Steden fpant, Daar, in heur aloude wallen, Lutlier met een ftoute taal, Op de toen bedorven zeden won een blijde zegepraal ; Oppenheim en Darmjiad roemen op heur ligging langs den vloed, Daar het druk en kooprijk Francfort ieders1" aandagt treffen moet. Zo om heure rijke jaarmarkt als de fchitterende pragt, Die daar, bij de Keizerskrooning, tuigt van zijn verheven magt Maïntz dat, in heur eerften oiriprong, tot de hoogfte aloudheid ftijgt, Daar 't raisfehien heur naam van Magog of van deii Trojaan verkrijgt, Roemt op 't vinden van de Drukkunst, fchoon op een' te losl'en grond Daar ons Haarlem, door zijn' Coster, die waarfchijnlijkst vroeger vondt. De oudheid dichte voor den wijngod, hier omftreeks, met diep ontzag, Op de klippen zijn altaaren bij het grijze Baccharach. Kreutzenach en 't kleine Bingen waar de Muizentoren ftaat Die ons nog met fchrik doet denken aan vorst Hatto's wreede daad, Sieren hier de vrolijke oevcu, «Wtr dc gunst van Q-ratiaan, In dit oord de woeste Hunnen zig ter woon deedt nederflaarï, Ginder, blinkt het witte muurwerk op een vaste klip gebouwd Van wiens vesting heel het Landfchap d' ouden naam van Paltz behoudt. Op deez' toren waakt de wagtér over heel den breeden vloed Op elk vaartuig dat zijn laading hier te Kaub vertollen moet. öberwefels dikke muuren tuigen van zijn eerfte magt; Hoor hoe de echo van den Lurlei, hier den wandlaar tegen la°t 'T is hier vol van wijngaardranken, die, door mild en weelig groen Hier aan Noachs eerfte vinding dankbaarlijk gedenken doen. Voert de ftroom ons op zyn golfjens meer en meer benedenwaard, Te St. Gpar wordt den beker voor den Reiziger bewaard, Hier is 't hoogtijd, gulle vreugde, Leezers ! komt ge ooit aan den Rhijn, Hier herdoopt men eiken vreemdling of met water, of met wijn. Kiest het laatfte en ver het beste, wordt ilegts Ridder van den band, Die de Groote Kanis Zounen deeden plaatfen aan deez' wand; 'Deufus vesting, 't oude Boppart, ligt hier mede in deze ftreek, Spelt den naam der ouden Franken nog in zijne Koning beek; Dieper landwaard rijst een heuvel, afgefcheiden van 't gewoel, Waar weleer het volk vergaêrde voor den achtbren Komngsjloel. t Kerkjen , gindscli in t veld,kan leeren hoe't fortuin ."-een' Vorst verfchoont, Hier, dus roept zijn oude bouwval, hier is tt'ewetlaus onttroond' Laager ziet men hoe de Rhijnfcrcom met den Motfci fumftdyJoeit, En de pragt van t rijke Coèlents 't 0 >g (Un zifo Paleizen boeit. Waar, op Ehrenoreuj.eins wallen, Trieriche Wipeavlaigen (taan, Daar de Keurvorst ten verblijf k..os \ oude Caarutn van Trajaan Maar wat zie ik! Komt men verder rèedij op Hollandsch grondgebied? Welk een netheid! Neen! dit Steedjen is \ verblijf dc* Graafs van Wied K hoor hier Home, k hoor hier Ltubct , Zh.t erjvrj cn zelfs Cahi/n, Lik zijn eigen leer verkonden aan dc boorden van dén Rffijm, G 3 'T ou-  54 BEKNOPTE B E S C II R IJ V I N G "T oude Jachtslot, dat zich, eenzaam, fpiegelt in deez' klaaren vloed, Wordt, door 't bijgeloof, nog heden als des Dumlshuis gegroet Oudheid cn Historie minnaars! Hapt, wat laager, eens aan wal, Waar 't herdenken aan een monfter u met lchrik vervullen zal, Hier onding het oude Romen c-encn dwingland tot zijn fcha, En beklaagde vaak de keuze van Tyran Cafigula, Die in deze vreedzaamc oorden eerst het blijde daglicht zag; Maar ontwijken wij zijn gruwlen in 't bouwvallige Andernach, Waar de kerk onze aandacht opwekt, en den wandlaar ftil doet ftaan, Bij het graf der liarbarodas cn van Valentinwan. Hier genaakt ons 't vlottend eiland, dat met drift van boven koomt, En bij deze ftad nog aangroeit, eer 't nog verder ncderltroomt; Ziet mijn oog gindsch 't Rcuzenleger ? Woont hier Titans naageflacht, Houdt hier Typhon, met zijn Helden, tegen Jupiter de wagt? Neen! het zijn de Zeven Bergen welker kruin den Hemel raakt, Daar dit grootfche Berggevaarte hier een' kring van wondren maakt, IFotkcnbriuk fplijt hier den luchtftroom, die hem tegen 't aanzicht lluit, Perst 'er heel een' vloed van water op den hoogen bergtop uit, Draakenfeit draagt nog 't aloude cn onvergangkelijke puin, Van een Gothlche Ridderwooning, op zijn hemellaooge kruin, Zie hoe grimt het vreeslijk aanzicht van den Leeuwenkop ons toe, Werdt een hooger denkend wijsgeer ooit die grootfche wondren moe? Neen! hij peinst oneindig hooger, tot zelfs waar zijn geest bezwijkt, En in nederigen ootmoed voor des Scheppers grootheid wijkt, Daalcn wij van deze hoogten weêr op aarde, in 't nedrig oord, Waar de beuzelpragt der grooten nu niet meer den geest bekoort; 'k Zie hier wel te Bonn het prachtig maar gering cn nietig ftof, Heel een rondbemuurde waercld in 't Keurvorftelijke Hof; Waar eens de Ubie'r zijn Altaar, voor zijn Goon, gevestigd hadt, *Pronkt nu Drups wijdberoemde, rijke en drukke hondelftad, Bruel en Valkcmlust en Schenken dingen famen om den prijs, Elk dier oorden is een Eden, elk een Hemelsch Paradijs. Kunst vercent zig hier door welvaart aan heur moeder, vrouw Natuur, En Prometheus fteckt zijn fakkel in het blaakend zonnevuur, Om hier beelden te bereiden door de kunst zo ichoon gemaald, Dat hier "t oog van elk befchouwer in dat kunstbedrog verdwaalt. 'T rijke en tevens arme Keuhn, Agrippina's Bakermat, Draagt van ouds den grootfehen eernaam van de Godgewijde Stad. Wil men 't bijgeloof betrouwen, dan omringt zijn oude wal, Al de Christen martcllijken van het ellcfduizcnd tal, Zo veel fchuldelooze Maagden, hemelsch fchoon en zacht van aart, Onmeedogend neêrgefabeld door het wreede Hunfche zwaard, Ook bedekt de Dom dc lijken van 't gewijd Driekoningsrot, Die des Aardrijks Opperkoning 't eerst begroetten als een' God, 't Schittert hier van diamanten, rijk borduurfel, zilver, goud, Bij de tombe voor de fchedels dezer Heiligen gebouwd. "f oud Tournooihuis , waar twee paarden in den hoogen gevel ftaan, Biedt aan 't Bijgeloof al weder een belaglijk fprookjen aan; Maar wij walgen van die wondren, vrienden komt verlaat.n wij, Keuleus llijkerige ftraaten en heur paardenfpookerij- Dcutz  VAN DEN RHIJNSTROOM. 55 Deutz zal voor 't verftand een beter voorwerp ter befèhouWing zijn, Tui soos* naam blijft hier nog leeven in deez' burgt van Conü-mtijn , 't Werkzaam Muhlheim weeft de ftoffen tot der'rijken kleederpragt, Daar de welvaart in den handel van dit volkrijk fteedjen lagt, ö M aar 't rampzalig Neus daartegen treft door meelij ons gemoed, Wijl daar 't fcberpe zwaard des oorlogs onophoudlijk heeft gewoed. Aan den oever van den Dus/ei rijst de wooning van den Vorst, Die, als Paltzgraaf dezer landen, den vergulden Keurkroon torscht, Dusfeldorp wie roemt uw' rijkdom, uwe kunstfehat, na waardij? Gij verrijkt den kiefchen vreemdling door uw Schildergallerij, Hebben al de Schilderfchoolen, reeds in over ouden tijd, Al hun beste meesterftukken aan deez' kunstzaal toegewijd? 'k Zie hier Haljaanfche wondren; 'k zie hier GuidiPs zachte hand, Raphels kloeke pennetrekken en Correggio 's verftand; Holland, ons zo kunstrijk Holland, toont hier't keurig malsch en ecl, Hoogst uitvoerig kunstverfchijnfel, roemt op Gerard Douws penceel, Daar weer Rubbens grootfche kloekheid Brabands roem ten top verheft, En de ziel des Kunstenkenners, door verheven denkkragt, treft. 't Oude Romen wordt herbooren en hier in heur pragt herfteld, Waar Laecoön zijn imerten, Phcebus, Scopas lof, vermeldt, Maar, 6 wonder! leeft dit marmer! Keen wij dwaalen 't is geen fteen; Kunst wist om de antieke beemen ilegts een' aarden vuim te kneên, Goot daarin elk oudheids wonder, in het witte pleister, af, Daar elk zijn volmaakten omtrek aan deez' vloeibre ftofie gaf. Traag verhaten wij deez' muuren, waar de Kunst heur' zetel fticht En liaan 't oog op Drups vesting, die een weinig landwaards ligt; ' Wijl de vloed dit kleine fteedjen meer en meer, na 't fchijnt. ontgaat, En ook mede aan 't fterke Rhijnbcrg flegts zijn' naam no°- overlaat& Wezels onverwinbre wallen ftrekken't land van Cleef ten*muur," ' 't Naar herdenken aan die vesting kweekt nog fteeds het tweedragts vuur. Santen bouwt zijn kleine huisjens op den overouden grond, ^ Waar weleer het oude Leger van het dwingend Romen ftondt Waar Ctvilis Romens aadlaar uit zijn Legerplaatsen joeg, ' En een aantal dappre benden met zijn Bataviers verfloeg. Chef,gefticht op heuveltoppen, dicht bebouwd, begroeid, beplant Brengt ons Babels hooge Tuinen, Ntnus muuren, voor 't verftand' En de zaal zo rijk in oudheên op het Gothiesch Zwaanenflot, ' Toont van 't waereld dwingend Romen menig zeldzaam overlchot Bergcndaal vergast den vreemdling ook met de oude ftecnen fchat Die het tekenachtig muurwerk van Prins Maurits graf bevat: ' Kiezen wij Natuur-tafreelen, hier is ook verfchiet van fchoon, Daar elk heuvel van de Wildbaan ons heel 't landfchap fpreidt ten toon, Eindelijk verlaat ons Duitscfiland en wij zien, bij Schenkenfchdm, Reeds van vaderlandfche fteeden menig hoogen Torentrans, Arnhem fpiegelt zijne torens reeds in 't helder ftroomend nat, Dat ook Utrechts ouden oever zachtjens kabbelend befpat, Tot het nog voor 't laatst Lugdunum, dat nu Leijden heet, begroet, En door 't gulle zand, bij Katwfk,weèT naar zijnen oorfprong fpoedt, Hier ontwijkt ge,, ö Rhijn'. onze oogen; en daar mede zwijgen hier De ook reeds lam geflagen lnaaren van mijn afgefpeelde lier. De  De Plaaten moeten agtcr het Werk gevoegd worden, en in deze orde volgen: Gezicht van den grooten U'atcnuil van den Rhijn, bij Schafhaafcn. • van het Kasteel te Heidelbcrg. op de Stad Mentz en Casfel. van Hingen,met den Muizentoren. van de Paltz, ziende op Baccharach en Kaub. van het Kasteel Rhijnfch, cn het Steedjen Si. Goar. omtrent den zogenoemden Hundsruck , tusfehen Boppart en Lahnflein. van het Steedjen Braubach. vznCoblentz, en de vesting Ehrenbrcitjlein. • van Anderuach, en daar tegen over liet zogenoemde Duivclsbuis, en het Dorpjen Fahr. —van den Rhijn bij Bonn, met den Wolkbrcukbcrg. ■ —van de Zeven Bergen, bij Bonn, met de Stecdjcns Obenvintcr en Koningsmnteï. • van den Berg Draakcnfch, en het Steedjen Bundorf. ■ — van Draakcnfch en een gedeelte der Zeven Bergen, met het afkomen van een Houtvlot. ——— van de Zeven Bergen van Bonn koomende. —— van Bonn, met het Kcwyorftclijk Palcis. ■ — van de Refidentie te Breul, van dc Benfchen zijde aan te zien. i van 't Slot Falckenslust, bij Breul. van 't huis Schenken bij Breul. < van Bonn in 't verfchiet. op de Stad Keulen. - op de Stad Arnhem, en derzelver aangenaame ligging. NB. De Tijtelplaat voor den Tijtel en de Kaart voor Bladz. i« te plaatfen, aan de linkerhand uitllaandc.    BnwOriw,ad Ejoari NavjKqvi-: cértf&emc&umfr. I "Dim ^hen, de Ehm - neren*   gZ g7 ' £> » Shkn-otxxdA. ; Fi^sha fW^'Vo.w'vrA, Rhtsmk, tornen^ ga*.