VAK 6 N? 000240   J U D AS TOT ZYNEN VORIGEN GELUKSTAND TE RUG GEBRAGT DOOR DE HERSTELLING VAir WETTEN en GODSDIENST; ONDER OEN KONING JOSAPHAT, EN HET MEDEWERKEN VAN ZYN VOLK. AAN DE ROOM SC H CATHOLYKE GEMEENTE OP DEN STEIGER VOORGESTELD, BT DEN AANVANG DES JAARS MDCCLXXXVI t   €or>fortamini et agtte diligenter et erit dó' minus vobiscum in bonis, 11 Paralip XIX. vs. \u Hebt goeden moed, doet het vlytig en de Heer zal met UI: ten goede zyn. Wy verwonderen ons, als wanneer wy den grooten Apostel aan de Corintheren hooren zeggen : (a) Daar moeten ook ketteryen zyn» Immers wat is 'er ongelukkiger dan tweefpalt en verdeeldheid in Geloofsbegrippen , daar zy de vrugtbaare moeder van zoo veele rampen is ? Evenwel als wy de reden na gaan, waarom dd Apostel de noodzaakelykheid daar ftelt: dan worden wy overtuigd , dat die ongelukkige verdeeldheid aan de Kerk en Waarheid van nut kan zyn; daar moeten ook ketteryen zyn, zegt Paulus, op dat dié onder u opregt zyn, bekend worden. Wanneer immers wordt de Waarheid met grooter yver ver. dedigt, dan als wanneer zy ondermynd wordt? Wanneer kan men beter de regtgeloovigë van dé dwaalgeesten onderfcheiden, dan als deeze laatfte voor O) i Cor. XI: 19. A a  (4 ) voor hunfte dwaaling uitkootnenf En (wy vroegen het wel eertyds) hebben de dagen van rust en voorfpoed meer of min voordeel en wasdom aan de Kerk toegebragt, dan de dagen van vervolging en dwaalingen ? Daar men, behalven het aanwenden van onze eige poogingen, zig des te vuuriger tot den God van Eenheid en Waarheid begeeft : op dat dog alle fchaapen tot hunnen eenigeh Herder en fchaapftal werden te rug gebragt. Zoo ook A. A. kan eene verdeeldheid in de burgerlyke zamenleeving, veele, ja ontelbaai e onheilen berokkenen , waar van wy in deeze bedrukte dagen het grievendfte hartzeer gevoelen. Maar baant ze den weg niet om alle maatregulen te neemen, alles aan te wenden, om ze te keer t« gaan en te doen ophouden ? Geeft ze geen handleiding, om de bewyzen van de drogredenen te onderfcheiden ? Heeft ze ons de oogen niet geopend, om ons waar belang uit een ichyngeluk te onderkennen ? En toont ze ons als met den vinger niet aan, wie onder ons opregt zyn ? Dus fchoon wy al voor een wyl tyd tegen de onheilen van burgerlyke verdeeldheid moeten kampen; het vooruitzigt dat eens de Zon van Eendragt wederom zal opdagen. verdubbeld onze pogingen: Terwyl men als om ftryd bezig is, om die Regten te verdedigen , zonder dewelke nooit de Eendragt kan beftendig zyn. Daar men ter gelyker tyd de oogen Hemel waards heft, tot den God van goede order en geregtigtigheid, op dat het hem believe, onze zwakke kragten te onderfteunen, den blinden de oogen te openen, en aan een yder te doen zien, dat hy de wyze Meester is van order en rangfehikking. Op wie immers kunnen wy - beter onze hoop vestigen, als wanneer de goede order verbroken is, dan op hem , door wien  C 5) wien (b) dat de Forsten het gebied voeren en dt Mogentheien regtvaardige vonnisfcn geven? zonder wiens aanftelling niemand zig verftouten mag oral de handen te fiaan aan bet Wierookvat: ofte om in zynen naam te vloeken of te zegenen, re planten of uit te roeijsn, te binden of te ontbinden (V) niemand neeme zig zelve die eere aan, maar dit van God geroepen wordt, gelyk Aaron> die in zyn Kerk (£) verscheiden gaven en bedieningen uitdeelde en egter dezelve Heer is, die in de famenfeeving1 verfcheidene werkingen iaat gefchieden : echter dezelve God is, die het alles in allen werkt. . Gave God, A. A. ! dat iï: by den aanvang van dit Jaar u alle mogt geluk wenfchen met die goede order , zonder dewelke ons Gemeenebest noodwendig moet vallen Waaren alle die ons in Gods naam bellieren', belanglooze handhavers der geregtigheid! Liet de Gods Tolk zyn item tot geen ander einde klinken, dan om de Wond in Israël te heelen, om de verdeelde te vereenen,. om een yder aan zyn zorg toevertrouwt in zyn pligt te houden of hem er wederom in te brengen! Was, zyn taal overeenkomftig aan die van den God van Eendragt: kende yder Burger, elk Inwóonder van dit Gemeenebest zyn wezenlyk geluk, en wat het te zeggen is , door Gods onverdiende genade een Vry Volk te zyn ! Dan zagen wy binnen kort onze waare gelu-kftand herleeven.. Zou ik Wieden evenwel van daag kunnen verlaaten, zonder u een Zegening toe te fpreeken! Van daag, darx een yder zig beyvert zynen evenmensch geluk toe te wenfchen : zulks wsare rny onmogeiyk : of- fchoon "■(*) Spreuken VIII: i6.\ CO Hebreen V: 4* 00 1 Cor. XII: 4, 5,6. A 3 '  co fchoon wy dan nog bedroefde dagen beleeren,. hebt goeden moed, doet het vlytig en de Heere zal met Vlieden ten goede zyn! Dit was de Zegening van den Godvreezenden jfofaphat Koning van Juda, doen by al het geene dat in zyn Ryk vervallen was , poogde te herftellen. Een Zegenwensch, dewelke ook met het gewenschte einde bekroond wierd, om dat Regter, Priester en Leek tot hunne pligten wierden te rug gebragt. Befchouwen wy dan den gelukftaat van Juday onder de regeering van Jofaphat; befpiegelen wy de middelen die dit Volk in hun welzyn herfteld hebben, en flaan wy gade, welke middelen thans voor ons in het werk gelegd worden: dan durve ik u A. A. van uwen aannaderenden gelukftand verzekeren. Hebt goeden moed, doet alles vlytig en de Heere zal met Vlieden ten goede zyn. Op dat decze Zegening onder Ulieden haare uitwerking hebbe, moet gy 'er het uwe aan toebrengen. God wil u zyne Hemelgaven wel fchenken, maar hy wil ook dat gy 'er ten minsten uw hand naar zult uitreiken, en dat gy de middelen zult in het werk leggen, om ze te verkrygen en te bewaaren. Laat my toe A. A. Ulieden hier in de noodige. inligting te geven , op dat een yder onzer aan zynen pligt beantwoorde! Hoe gelukkig zoude altoos geheel Juda geweest zyn, indien zy den Heere niet verlaten hadde? (ê) Die hen op zynen tyd den vroegen en fpader. regen gaf, en die Jaarlyks een vollen Oogst voor' hen bewaarde; maar hunne ongeregtigheden hebben deeze CO Jwrem. V: 24, 25, a5, &  c 7 y deeze dingen van hunlaf'gewend, en hunne zonden hebben het goede van hun geweerd; hunne Regters hebben de Weduwe geen regt gedaan , de zaak- der Weezen niet voortgezet , en het 'vonnis der Armen niet uitgeweezen ; hunne Proffeeten deeden leugenagtige voorzeggingen ; de Priesters juigde hun toe met handklapping, en het Folk was met zulke dingen gedient. En wezenlyk , God konde met zulk een Volk niet blyven , die ah het waare altoos zyne wyze fchikkingen dwarsboomden- Noodwendig moest die God van geregtigheid hen eens doen gevoelen, wat het te zeggen is, zyne larik* moedigheid te tergen, en hem tot wraak te noodzaaken Konde en moesten zy niet op hun hoede zyn tegen de onheilen, die zy daar naar moest©» verduuren ? Het ontbrak hen nooit aan waara Propheeten, die zonder bewimpeling hen 'er mee dreigde. De taal van Ifaias was zoo rond en verflaanbaar, dat 'er niemand aan konde twyffelen. Had hy niet gezegt ? (ƒ_) Want ziet de opper Heer, de Heer der Heirkragten, zal van Jerufalem en van ^fuda wegneemen, al wie kloek en fterk is, mitsgaders alle kragt van brood en alle kragt van water, den Held , den Krygsman, den Regter, den Propheet, den Voorzegger, dén Ouden, den Hopman, den geenen die deftig van gelaat is, den Raadsman, den verfiandigen Bouwmeester, en die begaaft is met het uitleggen van verkoole zaaken, en ik zal hun kinderen tot Vorsten geeven , en verwyffde mannen zullen over hen heerfchen, en het Volk zal op de been raakcn , de eene Man tegen den anderen , en Vriend tegen Vriend. En evenwel bleef Juda doof voor deeze bedreigingen; Juda gevoelde alle de gedreigde rampen en wierd ongelukkig. Nin> CO Ifei. III: i«$ A 4  Nimmer word een Volk ongelukkiger, dan ala wanneer de wysheid der beftuurders , de magt der krygslieden, de heiligheid van den Godsdienst by hen niet te vinden is. Belialven dat dit Volk de fpeelbal wordt van alle Natiën , wordt het blootgefteld aan de verfoiaading en vertrapping hunner Vyanden: innerlyke beroertens verdeelen het, en terwyl het eene gedeelte het algemeen welzyn behartigt, legt het andere zig toe om alle deszelfs poogingen te verydelen en te verguizen. Wee het Land wiens Koning een Kind is, daar zal de eene tegen den anderen zeggen: (g) Gy hebt een kleed wees onze Vorst, onderfiut dog deze val met u hand. Zoortgelyk een Volk vind zig verlaaten, het ganfche hoofd is ziek en het ganfche hert neerflagtig ; neemt het zyn toevlugt tot den Godsdienst , 't is vrugteloos zoo lang hunne handen vol zyn van ongeregtigheid. De Heere roept hen toe; (ƒ») Draagt my niet langer vergeeffche offerhands Op, ik heb een afkeer van het reukwerk, uwe nituwt Maanfeesten, uwe Sabbatdagen en uwe andere Feestdagen zal ik niet verdragen, uwe byeenkomfien zyn yol ongeregtigheid: myne Ziele haat uwe nieuwe mzanden en hoogtyden, zy verveelen my, het valt my lastig , dat ik ze verdraage, als gy uwe handen tot my zult uitfteeken, zal ik myne oogen van u af'keeren, en als gy uwe gebeden zult vermeenigvuldigen, zal ik ''er niet na luisteren.. Neemt het zyn toevlugt tot de Wapenen , 't zal hen niet baaten, want Q) hunne welgemaaktfie. Mannen zullen f:eeven door het zwaard, en hunne Helden in den ftryd. Juda bevond zig verfcheide Jaaren in zoortgegelyke rampzalige gelteltenis. Jfa, fchoon hy regt- <£) If. III: 6. (*) If. I: 13,14, is- (0 Ui 35.  ( 9 ) vaardiger was dan zyne Voorzaaten, deede evenwel dwaaze daaden voor de oogen des Heeren: doen 'Kk) Bafa de Koning van Israël optrok tegen Juda, nam Afa in plaats van zyn betrouwen te ftellen op den God zyner Voorvaderen, zyn toevlugt tot Benadad Koning van Syrië, die te Damascus woonde, en om zig des te fbrker van zyne hulp te verzekeren, ligte hy het zilver en goud uit de fchatten van het Huis des Heeren, en van het Huis des Konings, en zond ze aan Benn iad. Benadad trok inderdaad op tegen Israël, en zyn Heirlegers verfioegen alle de bemuurde Steden van Nephtali. Maar ter zel'ven tyde zond God aan Afa , den Propheet Hanani, die hem zyne dwaasheid onder het oog bragt, en van deeze tyd af aan met naderende Oorlogen bedreigden. Afa wierd ziek en ontfliep met zyne Vaderen; Jofaphat wierd zyn Opvolger, en vond het Rylc in eene algemeene verwarring; immers wat de Godsdienst aanging, fchoon Afa ze van veele misbruiken gezuivert hadde: evenwel was ze niet geheel in dien Haat waar in ze door God gefteld was» De hoogtens, de Gooden bosfchen waaren nog in Juda, en het Volk bekreunde zich weinig aan den Tempel des Heeren. 'Er heerschte over het algemeen eene groove onkunde, in de wetten erf inftellingen door Mozes ingerigt, en het is iigtelyk na te gaan, welke nadeeiige gevolgen deze onr wetenheid te weeg bragt. Wat de regtsoefFening aanging, deeze was mede in den gebreklykften toeftand. De Regters wcaren bedorven, en ligtelyk gene'gt, om zig door giften te laaten omkoopen , en daar door zng men menigmaal het on- (*) 2 Paral. XVL 2. eoz. A 5  onregt over het regt zegenpr'aalen. Jofaphat hadde moeds genoeg om zig teegen die onheilen van den Godsdienst en Burgerftaat te verzetten. En zeekerlyk men behoort met onverzettelyken mannenmoed bezielt te zyn, om zig tegen de veroordeelen van een geheel volk, en tegen de geweldenaryen der Grooten te verzetten. Afa hadde aan het wegnemen van de Hoogtens en Godenbosfchen niet durven denken uit vreeze voor het Volk, het was zoo fterk. verkleeft aan deze gewaande Heiligdommen , dat het tot derzelver befcherming alles veil had, ja dat meer is er wierden in Juda nog veelen gevonden die aan den Godtergenden Godendienst van de Baah nog verflaaft waaren en dus met een ontzinnige drift ter Godsdienst oeffening na de Goden bosfchen heen fnelden. Jofaphat in tegendeel leide zig geheel toe, om zyn Volk gelukkig te maaken, en hy was volleedig overtuigt, dat men als dan met God moet beginnen. Ünaangezien alle vooroordeelen des Volks en hunne aangekleeftheid aan de hoogtens en GoJenbosfchen herflelt hy den Godsdienst iri zynen voorigen luister: (/) Zyn hert verkloekte zig in de wegen des Heeren, zegt de Text, en in het derde Jaar van zyn Regeering zond hy V3 f van zyne voornaamste Heeren, negen Leviien en twee Priesters om te gaan leeren in de Steden van Juda. Deze onderwezen het Folk, hebbende by zig het boek van de Wei des Heeren, en het was voornamelyk aan deze dat Jofaphat zeide, hebt goeden moed, doet het vlytig, en de Heer zal met Ul. ten goe~ den zyn. Geen minder zorg hadde Jofaphat voor de herftelling van het burger weezen. Hy was een dier wy- CO Ibid XVII: 7, 8, 9.  (") wyze Koningen, die wel wiste, dat niet het: volk om hem, maar hy om het volk was, en dat juist al zyn luister, al zyn geluk van de grootheiden het geluk des volks afhing. Met wat teerhartige en vaderlyke oogen zag hy neder op zyn Volk, het welk onder de ondraaglykfte knevelaryen van eer- en pligt vergeten Regters gebukt ging ? daar zag men de traanen vlieten van eene ongelukkige Weduwe, aan wie hare billyke ëjsfchen ontzegt wierden, daar ging de jammerkreet van het ongelukkig Weeskind, op , dat door de ongeregtigheid zyner Regters van gebrek moest fterven, daar zag men den behoefcigen het weinige, dat hem nog overfchoot, ontrooven, om dat zyn ryken mededinger de handen des Regters konde vullen (m~). Jofaphat, bebalven de Landregters'die hy in alle-Steden van Juda aanftelde, verkoos uit de Leviten Priesters en Hoofden van Ifrahels Huisgezin, nen , zulke waardige en onverfchrokkene Mannen, om aan alle de Inwoonders regt te doen in de Pleitzaaken en in de Regtzaaken des Heeren; en op dat zy het regt naar hun geweten zouden uitoeffenen, gaf hy deze bevelen Ziet toe wat gy doet, want gy bedient het regt niet van een menscb, maar van God, en al wat gy zult gevoimist hebben, zal op U komen. Wat zaken dat 'er U voorkomen, van Uwe broeders, die in hunne Steden wonen, 't zy dat zy tusfchen bloedverwanten en bloedverwanten zyn, of dat 'er gefchil is over de Wet, over de Geboden, over de Plegtigheden, of over de Regten, help ze te regt, op dat zy tegen den Heere niet zondigen, en dat zyne gramfchap over U en Uwe Broeders niet en lome. De vermaaning en het bevel aan de Regters («O Ibld XIX: 5-8. O) vs. 6, 7, 9, ïo.  (ï* > ters gegeeven, wierd msgelyfts befloten met onze testwoorden . hebt goeden moed, doet het vlytig, en de Heere zal ten goede met Ui. zyn. Deze aanmaning juist gefchikt om den gelu'kftaat van Juda te bevorderen en te vestigen, was gegrond op den goeden raad die Ifaias aan gansch Juda gegeven hadde , (V) Leert goed doen, zoekt het regt, helpt den verdrukten, doet de Weezen regt, befchermt de Weduwen , indien gy willig zyt, en naar my luistert, zoo zult gy 'de goederen dezes Lands eeten. Daar in tegendeel Juda's ongeluk aan het niet volbrengen dezer pligten verknogt was. f/>) Dog hyaldien gy onwillig zyt en my tot gramfchap verwekt, zoo zal het zwaard Ul. ver/linden , de mond des Heere heeft rit gejproken. Jofaphat had befloten zyn Volk gelukkig te maken, en hy kende maar al te wel wat al rampen het oorlog met zig nafleept; dus moest hy het zwaard van den Verderver van het zelve verwyderen. De gepaste middelen waren goed doen en het regt zoeken, Godsdienst en regtoeffeningen, en op dat hy met de Goddelyke voorzorge, die over Juda waken zoude, indien het zyne pligten betragte, zoude mede werken: wende hy alle zynen arbeid aan, om zig by zyne vyanden gedugt te maken. Hy bouwde Torens, maakte Sterktens in de Steden, bemandeze met dappere Oorlogshelden, en hield behalven dit al een ontzaggelyk Heirleger op de been, beftaande (r) uit een mülioen tagtig duizend mannen, wakkere ÏCrygslieden met boog en fckild gewapend, geen foidy trekkers of huuilingèn, maar vrywillige en Inboor-, CO If. I: 17, IQ- fjO Ibid vs. 29. C?) a Paral. XVII: 12, 13, CO Ibid vs. 14, 15, 16, li, 18.  C ï3 ) bondingen van het Land. Het was dus niet te verwonderen, C'sJ dat de fchrik des Heeren gekoomzn was over alle de Koningryken der Landfchappen die rondom Juda gelegen waren, zoo dat zy Jofafhzt niet meer durfden beoorlogen.(t)DePhüifiynen zelf bragten aan Jofaphat gefchenken en een fchatting van geld, en de Arabieren bragten hem klein Vee, zeven duizend en zeven hondert Rammen, en even yeel Bokken: Jofaphat dan wierd magtig en ten hoogften verheven, en het konde niet anders wezen, of zyn Volk moest met hem groot en gelukkig zyn. Zie daar A. A. waarom deze Koning zoo flerk by de zyne aandrong , dat zy goeden moed zouden hebben, en hunne pligten vlytig volbrengen, onder die vaste belofte, dat de Heer met hun ten goeden zyn zoude. Daar de Vorst, Priester, Regter, Burger, elk in zyn kring, nauw gezet is, om zyn pligt te volbrengen, moet het hen natuurlyk wel gaan: als ieder hunner goeden moed houdt, den Godsdienst handhaaft, de Regten aankleeft, alles vlytig verrigt, moet het Land noodwendig door God gezegent worden. Het komt my voor dat myne textwoorden geene nadre verklaring eisfehen. By de maatregelen, door den Koning van Juda genomen , en de Omftandigheden, waar in zig het Volk bevond, komen ze, immers zeer natuurlyk voor. Hebt goeden moed, doet het vlytig, en de Heer zal met Ul. ten goeden zyn. Mogt ik A. A. van daag met dezelve gerustheid van harten aan Ul. aandagt deze woorden voor- dra- CO Ibid vs, 10, ii, 12. O) ü>id us. ii, 12.  C téL ) dragen! en wierden 'er over't algemeen in deze verwarde dagen dezelve maatregelen genomen, om Land en Volk gelukkig te maaken, dan zagen wy welhaast alles in rust en vreede herftelt, dan zou zig niet langer Burger tegen Burger verzetten, dan wierd Godsdienst en regt naar Gods wil uitgeoeffent, dan wierden wy gedugt by onze nayverige buren, dan zagen wy den luister van ons zoo jammerlyk vernedert Vaderland herleven. Op ieders gelaat worde ik als een vuur en begeerte ontwaar, om zoo veel mogelyk is tot dit einde mede te werken, er zyn maar weinige on^ der U, maar zeer weinige die hun welzyn en gelukftand niet regt bezeffen. Gy word aangemoedigt om de beste pogingen van de Vaderen des Vaderlands te rug fleunen, door hunne Vaderlyke taal word gy er toe aangemoedigt, door hunne daaden geprikkelt, de fprekendfte bewyzen omringen ons, en wy zouden vrywillig blind wezen moeten, indien wy ze niet zagen. De dagen van vervolging zyn voorby, de Christelyke verdraagzaamheid groeid van dag tot dag aan, en men fchenkt ons dagelyks ter Godsdienst- oeffening meenige voorregten. De Stuurlieden van onze Staats hulk doen zien, dat ze aan de Roomsch Catholyken dezer Landen getrouwe Inwoonders hebben, die de regten van het bondgenootfchap kennen en waardeeren, en die niets meer verlangen dan dat zy volgens de heiligIte verbintenisfen daar in mogen befloten zyn; maar moeten wy tot onze befchaming niet belyden, dat hoe meer gelegenheid en gemak ter Godsdienstoeffening verfchaft word, hoe meer be Ongodsdienstigheid onder ons veld wind. Ik wil niet fpreken van die domme onkunde, waar jn verfcheide onzer Geloofsgenotengedompelt zyn,eene on-  Os) onkunde in de voornaamfte Waarheden van ons Geloof, waar uit niet alleen zoo veele nadeelige gevolgen voor den Godsdienst, maar ook voorde Zeden vootfpruiten. Hoe veelen zyn er immers, dewelke alleen aan het uitterlyke zig verflaven zonder eens het waare bedoelde van den Godsdienst te doorgronden ? Hoe weinige zyn er dewelke de zoete Aandoeningen, die de Godadenst verfchaft, ontwaar worden? Het is evenwel een onlochenbaare waarheid, dat niemand zonder Godsdienst eerlyk en gelukkig wezen kan. Is het de Godsdienst niet, dewelke deze Aarde in eenen Hemel hervormt, die ons gemeenfchappelyk met onzen God doet omgaan, die ons vertrouwelyk aan hem doet zeggen, dat hy onze Vader is. Wy zyne Kinderen? en die ons voor oogen Held dat God zyn behagen fchept in het midden onzer Vergaderingen te wezen, om ons aldaar te doen gevoelen dat het zyn lust is om te wezen met de kinderen der menfchen, om hen aldaar een vooraffmaak te geven van dat Godlyk ea Eeuwigdurend byzyn, waar toe de Godsdienst ons opleid? Hoe gelukkig zoude het voor ons zyn, indien die geest van Godsdienst by ons heerschte. Wel is waar onze Vergaderingen zijn talryk, maar zyn ze daarom min ongeftigtig, onze Godsdienst - plegtigheden zyn opwekkend en heilig , maar worden ze daarom met zuivre Godvrugt waargenomen? de Evangelie-Lesfen worden onder ons met ruime mate uitgedeeld , maar word men daar door in den Godsdienst kundiger? de Sacramenten, als zoo veele bronwellen ter Zaligheid worden by aanhoudenheid toegediend. Maar word men daar door heiliger? Word niet dikwerf de Godsdienst zelve de fpeelpop der Christenen of de dekmantel van het kwaad, ja tot welks  ka eindens heeft men hedendaags het vconvendzel van Godsdienst niet zien gebruiken ? Worden er zelf jeene gevondea, dewelke van die ftoel. waar van zy evenwel niet dan waarheid mogen verkonden , de volks verleidenfte taal hebben laaten hooren ? De God onzer Voorvaderen weere deze onheilen ! Hy geve aan ons alle de noodige kennis Van zyn Wezen, de inligting van den Godsdienst, Hy fchenke ons ware Godvrugt. Dan en dan alleen kunnen wy wej,entlyk gelukkig zyn, als wy ons als ware Christenen gedragen; gy wilt uw Vaderiand gelukkig zien, ach begint dan de eerfte hand te flaan aan den Godsdienst, zonder God is niemand gelukkig, ziet gy den Godsdienst herleven, hebt dan goeden moei, doet het vlytig en de Heere zal met Ul. ten goede zyn. Zeide wy zoo even, dat een Volk zonder Godsdienst niet gelukkig zyn konde, thans moeten wy u zeggen, dat een Volk, het geen niet goed beftierd word, ofte het welk zig aan zyn kant niet naar de Wetten en met reden gemaakte fchikkingen gedraagt, geen wezentlyk geluk kan genieten. Er moet altoos in alle ftaaten een verband zyn tusfchen de Opperhoofden des Volks en het Volk, en gelyk hy die beftierd, het regt heeft dat hy die beftierd word, zig aan de Wetten gedraagt, zoo heeft hy insgelyks, die zig aan de Wetten onderwerpt, het regt om in zyne Regten niet verkort: maar in tegendeel in dezelven tegen alle geweld, overheerfching en ontrooving gehandhaafd te worden. De wyi^e Man zegt hierom allernadrukkelykst Ae geregtig* heid verheft een Volk. Een ieder, dewelke in eens ge- O) Spr. XIV: 34.  ( 17 ) geregelde Maatfchappy leeft, moet deze Geregtieheid handhavenen. Wy bidden en fmeeken den Alderhoogften, dat het Hem believe onze Volksvertegenwoordigers met den geest van geregtigheid te bezielen , op dat zy de redelyke klaagftem van Neerlands Inwoonderen met vaderlyke ooren aanhooren mogen , dat hy hen doe beseffen, dat zy Gods plaats over ons uitoeffenen, om dus Eigenbelang, omkooping en verkorting der Wetten verre van zig te verwyderen. Met reden houden wy goeden moed A. A. daar wy reeds zoo veele Volksvrienden onder hen kennen, by wien de geregtigheid heilig is, die het belang van het Vaderland ter harte gaat, en zig metonverfchrokken moed beviytigen; om ons vry Gemeene best in alle haare Voorregten en Luister te herftellen, en terwyl deze Vaderen zig beyveren voor ons Welzyn, zouden wy ontaarde Kinderen wezen kunnen om niet aan hunne pogingen te beantwoorden? Zy vereisfchen van ons het alderftiptfte volbrengen der"Wetten, en. de uitoeffening der beste Zeden, billyke gehoorzaamheid, beste deugden zyn altoos de grondzuilen geweest van het geluk eens Volks. Hoe zoude anders het oude Egypten gedurende vyftien of zestien Eeuwen zyne grootheid bewaard hebben? Diodorus van Sicilien verhaalt ons, dat de menfchenliefde by dit Volk van de uiterfte waarde was, in zoo verre dat hy, dewelke in ftaat was, aan eenen Ongelukkigen de behulpzame hand te bieden, en zulks naliet met den dood geftraft wierd. Zy waren zoo naamv gezet op het uitoeffenen van het regt, dat de Koningen hunne Regters deden zweeren, dat ze niets tegen hun geweten doen zouden, en de daden der Grooten wierden na hunne dood m eenen daar  ( iS ) toe aangelegdcn raad bepleit, en indien men den Overledenen fchuldig vond, wierd hem het Graf geweigerd: daar in tegendeel de naam van den braven Volksbeftierder vereeuwigt wierd in hunne Pyramicdes. Waar mee behielden de Perfianen de agting van alle die hen kende, dan door hunne nauw gezetheid in het fpreken der waarheid. Zy hadden een nffchrik van de logcntaal, en befchouwden deze fout als de fchandciykf e en laagfte. Behalven dit ichonken zy altoos aan de Overwonnenen het leven ; ja dar. meeï is zy lieren hen alle de kenmerken van hun vorige grootheid. — Zoo' verregaande was hun billykheid, dat zy de deugden van hunne grooifte Vyandcn volgens de Wet moesten roemen , daar zy ook voor Edele daden een heilig ontzag hadden , en derzelver gedagtenisfen in openbare Gedenkboeken bewaarden. Zy hadden een ongeloofiyke zorg voor de opvoeding hunner Kinderen; men gaf hun de onderwyzing in de deugd, geluk by andere Volkeren in de befchaafde letteren; nooit toonde zy droefheid over een Kind, het welk hen, eer het wel opgevoed was, ontrukt wierd. De Kinderen der Koningen wierden van hun veertien jaar aan de vier wyste en deugdzaamfta Mannen van het Ryk toevertrouwd, waar van de een hem in den Godsdienst , de ander in de Waarheid en Geregtigheid onderwees, terwyl de derde hem wapende tegen de Wellusten, en de vierde hem leerde het Bevel te voeren over zig zelfs, om van daar de maatregelen te ontleenen , om over anderen te heer- ichen. En hoe zoude het oude Romen zyne Standaarden hebben kunnen planten op de uiter, fte gronden van Afiê'n, hoe zouden zy de Gaulen onder Schatting gebragt, de Waters van den Rhyn  C 19 ) Rhyn door het bloed der Germaniers hebben doen zwellen, en alle de Oevers van de Adriatifche Zee van den lof van hunner Overwinningen hebben doen wedergalmen ? Dan , door dien zy volmaakte Onderhouders der Wetten , jalourle Verdedigers hunner Regten , en onvertzaagde Helden waren. De geregtigheid verheft een Volk. Slaat uwe oogen, A. A. op uwe Voorvaderen , by wien Eerlykheid , Trouw en Opregtheid met een aantal van andere' deugden gepaart gingen , en waarlyk zy waren groot, gedugt en gelukkig! Wilt gy het zelve zyn, volgt hunne voetftappen , venvydert verre van U de Verwyfdheid , Pragt , Onmatigheid , Trouwloosheid en verdere 'Ondeugden, waar onder ons Nederland gebukt gaat, hcrftel u, en fchoon het U moeijelyk voorkomt , hebt goeden moed , doet het vlytig, en de Heere zal met Ul. ten goeden zyn. Nog de Vorst in zyn Ryk, nog de Befticrders in een gemeene best, zyn op zig zelve in ftaat om hunne Inwoonderen gelukkig te manken: deze moeren het zelve willen wezen en 4aar toe mede werken. Hoe menige Volkeren vind men niet die wezenlyk onder hunne Regeering gelukkig wezen zouden, die om zoo te fpreken de middelen daar toe in hnnnen eisen boezem hebben, maar te lui en vadzig zyn om cr de hand naar uit te reiken. Gaan wy onze ondervinding te rade, dan doet zig de werkeloosheid, dewelke onder ons eenige Jaren beeft voort^eduurt, met de fëjfte Hagen gevoelen. Was de anders zoo nyy.ee Nederlander niet tot zyn ongeluk in een zwaren flaap gedompelt geweest! thans zoude hy met zoo veel onheilen niet behoeven te kampen. Met Teden zegge ik de nyvre Nederlander, die voor B % zyn  zyn beftaan en eigenbelang aan alle de andere Nazien dezer Weereld tot voorbeeld dient: maar die het algemeen geluk daar door fchynd uit het oog verloren te hebben. Nu word Neêrlands Inwoonder als op nieuw aangefpoort om de handen in een te liaan, het zwaard aan te gorden: om alzoo zyne heilige regten te verdedigen. En wie ziet niet dat zulks hoogst noodzakelyk is? Onze rust, onze veiligheid, onze gelukftand hangt er van af, daar door worden wy ontzaggelyk voor onze Vyanden van buiten, en gevreesd voor hen, die in onzen boezem woelen. Dat Land, waar in elk Inwoonder een Held is, een verdeediger van zyn eige bezittingen, een Waaker voor Haardïïeden en Altaren is onoverwinnelyk! Ik wil hier mede niet zeggen A. A. dat gehuurde Krygsknegten dit voor ons niet zouden kunnen waarnemen, voornamelyk als zy aan Eed en Pligt getrouw zyn; maar behalven dat gehuurde Legers alderkostbaarst zyn: Waakt niemand beter, ftryd niemand manmoediger, dan de eigenaar zelve. Nooit is het Romeinsch gemeene best gelukkiger en onzaggelyker geweest dan doen de Romeinen in eigen perfoon den Oorlog voerden. - Attilius Regulus verliet zyn Akkerbouw en Huisgezin > en nam het Bevelhebberfchap van het Romeipjjcr.3 Leger op zig, om Africa ten onderen te br i sa. De gryze Cato was Bevelhebber in Spagmen, en naar het eindigen van het Oorlog ging een ieder naar de zyne te rug, de eerfte op dat zyn Huisgezin niet langer ten kosten van het gemeene best zouden moeten leven, verzogt zyn ontflag van den Senaat, om tot den Landbouw te rug te keeren, de tweede om te doen zien dat hy voor Romen alles veil hadde, verkogt zyn Paard in Spagnien, om daar mede de Reiskosten naar Ita-  C 21 ) Italien goed te maken. En hoe dog zoude onze Voorvaderen zig van eenen ontzaglyken dwingeland hebben kunnen ontdoen? Hoe zoude ons gemeene best tot zulk eene grootheid zyn gekomen , ten ware een yder in die dagen een Held was geweest, en dat men Goed en Leven voor het Vaderland veil had. Nu A. A. zult gy gemakkelyk kunnen ontdekken, waarom men u algemeen toeroept om u te wapenen, daar fchoon wy wel gelooven dat alleen ons heil en geluk in Gods hand is, hy evenwel wilt, dat wy om het zelve te bekomen, te herkrygen of te bewaren, moeten mede werken: Hebt dan goeden moed A. A. doet het vlytig, en de Heer zal met Ul. ten goeden zyn. Beftond Juda's gelukftand in het waarnemen van den door God zelve voorgefchreven Godsdienst, in het uitoeffenen van het regt voor de Regters, en wederkeerig in het nakomen der Zedelyke en Burgerlyke pligten, en in de geoeffenheid en bereidwilligheid van Jofaphats Onderdanen om zyn Volk te verdedigen, ons gemeene best kan wezenlyk op geen andere wys gelukkig worden! Weest Godvreezend, en de God uwer Voorvaderen zal midden onder Ul. wonen; weest gehoorzaam aan de Wetten, kleeft goede zeden aan, bemint de deugd, en de God van Heiligheid zal u m zyn genade fterken: Weest een Held voor u Vaderland, een Befchermer van uwe Vertegenwoordigers , een Verdediger van uwe Regten, een geesfel voor de Muitzugt, en Uw Saddai, de God van Sterkte zal voor u waken en met u ftryden. Hebt goeden moed, doet het vlytig, en den Heer zal met Ul. ten goeden zyn. GE-  GEBED, Een dwaas mag dit Volk gelukkig noemen, welkers Zonen zyn als jonge Planten in hun Jeugd, welkers opgefchikte Dogters pronken als een Tempel, wiens kelders vol op zyn, overvloedende van het een op het andere, wiens Schapen vrugtbaar uitgaan met groote menigten, wiens Osfen wel geladen zyn. Wy in tegendeel, Almogend Opperwezen! belyden dat alleen dit Volk gelukkig is, wiens God en Heer gy zyt! Wy werpen ons dus neder voor u Genade - Troon, en fmeeken u, dat gy dog onze God en Heer zyt! Duizendmaal hebben wy ons deze gunst onwaardig gemaakt. Gy hebt ons niet, maar wy u verlaten ; thans keeren wy uit gantfcher harten tot u weder, vergeeft ons onze dwaasheden, fchenkt ons uwe genade, verligt onze verftanden om « te kennen, doet ons gevoelen hoe aangenaam het is u te dienen, en Gy, die de harten der Grooten kneed als leem, onderfteunze, op dat men den verdrukten regt doet. Gy, die den Regtvaerdigen bemind; maakt ons regtvaerdig, dan zullen wy de kragt uwer ontzaggelyke daden melden en uwe grootheid verhalen. De gebeugenis uwer overgroote goedertierenheid zullen wy uitboezemen, en ons verheugen in uw regtvaerdigheid. Gy zult naby ons zyn als wy u in waarheid aanroepen. Gy zult den wille doen der geene die u vreezen; Gy zult hun beede verhooren, en gy zult ze brengen in behoudenis. Myn mond zal uwen lof fpreken, en alle vleesch zal uwen Heiligen naam loven altoos en door allen Eeuwen. AMEN,    1