F 888 M   HET RETOUR DER MATROSEN van de VLOOT van ce SCHOUT-B Y-N ACHT, Of het Lyden van den Jongen Ca«' didus. Kamerspel } m een Bedrzf. November MDCCLXXXIL  PERSOONEN. Jan , Kwartiermeester. Zwarte Kees, Matroos. Amsterdammer. Patriot. Candidus. Een LlEUTENANT. Vrouw Jansen, Vrouw van den Amjlerdammer. Kaatje , haar Nigt Vryster van ]an. Haarlemsche Mie , een Brakkin en Kluyf van Zwarte Kees. Hospis, troup van Matroosen , &c. Het Toneel is 's morgens in een Herberg te Texel.  HET RETOUR VAN DE MATROOSEN. EERSTE TOONEEL, Vrouw JANSEN, haar MAN, KAATJE, HAARLEMSCHE MIE. NVrouw Jansen. Ou, Zus, houw je maar wel, kind, 't zal beeter gaan, als je denkt lam! Kaatje. Ja Meu, je hebt goed praaten , maar ik zit et voor, fie-je. Haarlemsche Mie. Kyk, ik heb tot nog toe er niet in willen fpreeken om dat men moet zich met een andermans zaak'en niet bemoeijen , weetje, en elk voor zyn zeiven, en onze Lieve Heer voor allen , plag Griete Meu te zeggen , maar ja zie daar, aU ik 2eggen moet wat ik denk, dan wouw ik voor myn liever dat alle de Kerels morgen gehangen •waaren, als dat er my «en van waard zou zyn, dat ik er zoo'n dingzigheid over had als jy, Susje, en of je nou al in de kraam moet, dat komt et zekerlyk wat mal in, maar moet je denken daar hebje je plaifier voor gehad; en als je Kerel eerlyk is, dan zal hy je immers wel trouwen , zoo A a al*  <4> als hy je belooft heeft, zegje, en dan benje geëerd. En doet hy 't niet, wel nou dan benje nog even ver, dan ga je voor Minne dienen, en hefteed je Kleintje, of anders komt by myn, als de boel aan een kant is, ik zal je wel aan de koft helpen. Daar is in Amfterdam accafle genoeg toe. Vrouw jansen. Ja, maar Susje, die koftwinning daar gy Van praat, die zou myn Nicht niet lyken, kind. M i e. Wel nou nog mooijer. Wat denk-je, dat ik jou Nigt op kwaje wegen brengen zou, neen, maar in 't geheel niet. Ziet my daar niet voot aan, koftwinning, zeid-ze, wie het zyn leeven? Kyk, myn koftwinning is zoo eerlyk als de jouv/e Moeijer en die daar wat op te pretendeeren heeft. Amsterdammer. Wel, Sus! je bent al haaftig ebakerd dunkt me. Kvk myn Vrouw is er heel van ontdaan. Kom drink er eens Bout. Hoe is het ? Wel! 't is goed, dat myn Vrouw boven de jaaren is,aérs konze ec wel een miskraam van krygen. Mie, Dat zou de w—- doen! jou mallen Amfterdammar. Dan moetje Wyf van geen koftwinning fpreeken. Doe ik het anders als om Jt Meisje te helpen, wat ik er in , dat jou Nigt met Kind is. Amsterdammer. Nou kom , daar, drinkt de mfie weer af met een kopje Koffie. Wy kennen jou immers niet, Zusje, en waarom zouden wy dan niet gelpovera ' dat  X s > dat je eerlyk was. Dat is maar een wootd in haaftigheid efprooken, daar moet je zoo lang niet om denken. Kyk Bout, wat komt daar voor een Heer aan koieren, met nog zoo'n klein, krom Gedierte by hem, eerft dogt ik dat het een jonge was, maar nouw zien ik dat het al oud is, wie het zyn leeven , kyk, voor en achter een bult, en dat is nog zoo mooi opefchikt, en een pruk op met drie krullen hoog, zy komen waarentig, hier na de herberg. Je moet dat dwergje maar niet veel aankyken, hoor Kaa, je Kind mog er een vlak van draagen. Wacht, laaten we die loi wat plaats maken hier aan 't vuur TWEDE TONEEL. De Vorigen, PATRIOT, CANDIDUS. C>< Patriot. Toede morgen Vrienden. Blyft maar zitten, wy hebben hier plaats in overvloed. Caftelein, bezorgt hier eens, wat Koffie voor ons, en my een Pyp. Rookt Myn Heer ook? C a n d i d ü S, Ik plegt wel te rooken: maar federt dat ik voor twee jaaren een reis naar Parys heb gedaan , ben ik het afgewend. Is Myn Heer ook te Parys geweeft ? Patriot. Ja Myn Heer! Amsterdammer Dan zal Myn Heer, by die accafie zekerlyk ook wel in Engeland eweeft hebben ? A 3 pa-  ( ö > Patriot. Ja Vriend, ik ben een tyd lang in Engeland geweeft. Amsterdammer. Wel ik heb een Neev, die zoo veul als Kantoor Heer is by **** die zond zyn Patroon ook nae Engeland effen voor den Oorlog, maar kaik die jonge huilde van blydfchap toen hy weêrom kwam. Zy hadden hem met rotte appelen gefmeeten opïtraat, zeidehy, om dat hy zoo'n Sakje in zyn hair had als dat Heertje. En als hy wat zei, dan kon niemand hem verftaan, want tot de kleine kinderen toe, zai hy, fpreeken Engelfch daar in Londen. Maar zoo veel had hy rog ondervonden, dat het rechte Canalles zyn al die Engelfchen, zoo als nou met ons ook blaykt en dat zal myn Heer ook wel zoo evonden hebben. Patriot. Tn alle Landen, Vriend, zyn goede en kwade menfcben. En in Engeland heeft men meer nodig de taal te verftaan dan ergens elders, of men ontmoet veel onaangenaamheden. Candidus. Het is zekerlyk eene infame en trouwlooze Natie : maar het is tog het Land van Vryheid. En Vryheid, Myn Heer, dat is alles. Patriot. Wel begreepen Vryheid, Myn Heer, Vryheid volgens de wetten. Dat is zekerlyk het hoogfte goed van den mensch , in het burgerlyke. Candidus. Ja, volkomen vryheid van fpreeken en van fchryven. Vryheid voor de ingezetenen, om te doen wat elk wil. i*A"  <7> Patriot. Vergeeft my, Myn Heer, wat gy daar zegt, is geene vryheid, maar licentie, losbandigheid, wetteloosheid. In Engeland is men niet vryer dan elders, als alleen om dat de wetten daar het best in vigeur zyn, en dat geen Regeer van de letter van de wet mag afgaan. En wat de vryheid van fpreeken en fchryven aangaat, de éerffe is zeer groot, maar de laatfte zeer bepaald- Elk is verantwoordelyk voor 't geen hy fchryft en laat drukken. En als de duizendlte part in Eagejand gebeurde van 't geen hier in twee jaaren gedrukt en gefchreeven is, zouden de geva igenisfen in London opgepropt zyn van Schryvers en Boekverkopers , ja zelfs dat is by voorbeeld in Engeland nooit gebeurd, Myn Heer, en kan daar niet gebeuren, wat wy hier gezien hebben, dat het gantfche Corps Zee-Officieren zig aan den Souverain moet addresfeeren om herftelling van eer tegen naamlooze Pasquilmakers; en dat zy dan nog geen redres kiygen. Neen, Myn Heer, Vryheid DERDE TONEEL. De Vorigen, Een troep MATROOSEN, ZWARTE KEES. tt Zwarte Kees. JtjOefe! Heeeeeeh ! Teunis, Vrouw, heh! Marritje, Griet, waar is al dat f fche volk na toe. Hospes! wat d Mie, ben jy daar, hoe kom je hier verwaaid. Wel nou feit er op A 4 ftaan.  m flaan. Hier, laat voe^n of 't nog warrem is —. Mie. Nou, kom, hou je handen voorje. Denkt dat daar fatfoenlyke menfchen zitten , wat meenje wel —— Zwarte Kees. Wel nou, wel nou , die Heeren feilen niet kwalyk neemen dat ik jou rys naar je gezondheid yraag En wat heb je daar voor een Nigje by je, Mie, wel dat 's by myn z goed fpul, kom, daar zal ik myn mond ryi voor af veegen. Kaatje. Neen, vriend, van myn moet je of hlyven. Ik kom hier maar om een van jou lui te wachten. Jy zelt hem wel kennen. Jan Slooterdyk. Zwarte Kees. Onze Quartiermeester, en benje die zyn kluif. Wel dat kon hy wel érger bedagt hebben, kom dan moet ik je zoenen, al ftond hy er by, wy hebben faamen zoo dikwils in 't potje gefpeult, ik en Jan. —— Vrouw Jansen. Ja,maar, vriend, dat vleeschis verkocht. i Zwarte Kees. Ho, Ho, Moejer ben je jelonrs. Wel nouw dan wil ik jou ook wel reys zoenen. Kyk, ik zou 't met jou voor een verleegen reys ook nog wel ftellen kennen; wat zeg je? Zwarte Kees houd veul van met ider kennis te maaken. En dat zou 'k wel haast zeggen , dat jou man was. —- Dan zei je me verexcufeeren, Myn Heer, of Sinjeur, dat ik je vrouw reys gezoend heb. 't  9t Is in alle eer en deugd, Vajertje, en flrak z&' ik je reys toebrengen. Heh! Hospes, vrouw. Kaatje. Maar, zeg rys , Maat, is Jan niet met jou lui mee ekomen, of komt hy flusjes. Zwarte Kees, Wel neen. Ik weet niet waar ze al den d • blyven. Daar zyn ze al. Als je van de duivel lpreekt. VIERDE TONEEL. t De Vorigen, JAN de Quartiermeester, MATROOSEN. De Matroofen fcbreuwen Houfe, locpen 'f buis door, Zingen, fifc. Jan wordt ver* ivelkumt door zyne Vrienden , en praat appart met Kaatje. Ondertusfcben brengt de Hospus Jenever, Bravdewyn, Py~ pen &c. De Patriot fchuift zich inden hoek aan vuur cm plaats te maaken. Candidus blyft midden voor den baard Zitten. De Matroofen bekyken hem van 't hoofd toe de voeten. WP a t r i o t. El Vrienden, ik hiet je lui welkom aan wal. Is er ook pecafie om fecuur een brief na boord te krygen, die van aangeleegentheid is? Kees. Ja wel, Myn Heer, geef hem my maar, ik ga flrak met de boot weer om, en anders zal Jan A 5 htm  ( 'o ) hem ook wel bezorgen. Aan wie moet hy weezen s Patriot. Aan den Schout by Nacht. Jan. Kom, Kees, de d jonge dan willen we hem ten eerften gaan bezorgen Zy fmyim hunne pyptn op ,t vuur. Kaatje. Myn G , Jan, zou je al weer eweg gaen. Jan. Voor de Schout by Nacht, meid. Patriot. Neen, Jongens, dat wil ilc niet hebben, zoo'n baast is er niet by. Neemt jy lui eerst nu plaifier , en gaat op uw gemak zitten. j A n. Ziet, Myn Heer , als je. zegt dat er geen haast by is, maar anders gaan wy zoo met je brief heen. Kyk, Myn Heer, voor de Prins en voor onzen Schout by Nacht daar zyn wy altyd klaar voor. Patriot. Braaf Volk ! Wat kan men met zulk volk niet nitvoeren. Castelein, ik ftaa voor't gelach van die luiden, hoorje! Wel, Jongens , jylui hebt een fatale reis gehad! Jan. Dat kan wel komen. Onze Stuurman heeft 36 iaaren evaaren, en nooit, zeid hy, heeft hy zoo lan^ zulk kwaad weer ezien. Maar kyk, dat is nou al weer over. Op een aare keer beter. Candidus. En wat is nu eigentlyk het but geweest van U lieder expeditie. Kees  (ii) Kees. Sprcekje teugen my , dan moet je duitsch fpreeken , want kaik daar verftaa ik geen woord van. Candidus zich opblazende. Ik vraag waar toe nu de Scheepen uit zyn ge«. weest. Kees. Waar na toe? na de Noord, Maatje» Candidus. Dat meen ik niet, ik meen tot wat einde. ' Kees, Wat we hebben weezen doen ? daer breken wy ons hoofd niet mee. Dat moetje aan onze Officieren vragen, of aan de Prins als je dat weeten wilt, die ons uitituurr. Candidus. Dat behoord gy lieden alle te weeten. Of laat gyl. u zoo als Slaven gebruiken, zonder te weeten waartoe? En dat wil ik weeten, en daartoe ben ik zelfs hier gekomen, om daarna te informeeren, wy moeten weeten waartoe onze Vloot gebruikt wordt. Kees. Wel ben je dan een Ammiraliteits Heer, dan vraag ik jou escus. Maar dat kan ik to^ niet denken, dat jy dan hier zoo aan den haart zitten zou. Hoewel je lykt nog al een Sinjeur, anders zouje {hak wel een plaatsje efchikt ebben, zoo als Uien Heer daar Wat benjy der voor een? Candidus. Ik ben een van die geenen die Ulieden betaalen, en uwe Officieren ook, en de Prins ook. En daarom  ( 12) daarom zyt Gyl. en uwe Officieren, en de Prini aan ons rekenfchap fchuldig van 't geen er gedaan word. Kees. Wel je bent al een raar Heer. Hy ons betaalen zeit hy, wel, me dunkt dan zou ik je wel meer efien hebben. Ik heb van jou nooit een duit elien. Wat zegje Jan Breur. Heb jy jouw leening van dat Heertje ebeurd ? En onze Prins betaald hy ook, zeid hy. Hah, Hah! hoe heb ïk het metje, Kammeraat, dat kan immers nooit geen recht fpul weezen. Hy mot Zwarte Kees bier niet ver Patriot. Hy wil zeggen dat hy een burger is , die zyne lasten aan 't Land opbrengt, waaruit het Zeeweezen betaald word. En dat word tegenwoordig gepretendeerd , Vrienden , dat de Prins niet meer is als een Bediende, en dat de minfte burger recht heeft om hem reekenfchap van al zyn doen te vragen. En zoo veel te meer zyn dan ook owe Officiers, en jy lui, die in 's Lands dienst zyt, reekenfchap fchuldig aan alle Burgers. Kees, Wel daar hebje myn Slaapbaas te Amlïerdam, die is ook burger, want ik heb zyn burgerbrief efien, betaalt die dan ook de Prins, en is de Prins een bediende van myn Slaapbaas ? Patriot, glimlachende. Dat hebje zoo kwalyk niet, Vriend; maar dan zullen zy zeggen dat de Prins niet de bediende is van tik bwger, maar van alle de Burgers te zamen. Is 't niet zoo, Myn Heer? C a n-  Caïididus. Ja , de Prins is op zich zeiven niet Meer daa de geringde burger, en als Stadhouder en Capitein en Admiraal Generaal is hy een Mediende van 't Land, dat is van de Burgers en van 't Volle, even als alle Amptenaaren maar bedienden zyn van de Burgers en van 't Volk. Kees. Wel kyk nou, Singneur, ik ben ook een Burgermanskind, en als ik aan wal ben, een Opperman van myn religie, en gebooren Burger van Amfterdam. Is dan de Prins myne bediende,en is myne Capitein myn bediende, als ik aan wal ben. En zyn al ons volk dat vaart, myn bediendens, om dat ik een burger ben. Wei jy maakt al een heelen Hans van myn, dat heb ik nooit eweeten. Maar als ik dan zelfs weer vaar wat ben ik dan ? Dan zal ik dunkt me de bediende zyn van myn zeiven. Hoe kan ik dat faamen brengen. Myn dunkt dat lykt wel raaskallen, wat zeg je, myn Heer? Patriot. Ik voor my ben nog van de oude leer, Vriend, dat de Staaten de Souverain en het Volk de onderdanen zyn, en dat de Prins het Eminent hooft is van de Republicq. Maar dat is tegenwoordig kettery. Kees. O! dan begryp ik het, dan benje kromme Ze*1 bedeus, een van die Satans kinderen, die onzen Ptins weg willen hebben, en daarom komje met zulke raifannatien voor den dag. Kyk, als ik dat wift, God zal myn ziel haaien, als ikje niet hiervoor  ( 14) Voor een talhout op 't vuur zou leggen, al moeft ik er driemaal om van de raa vallen. ——. —». Jan. Kom, Kees, houje ruft, laat dat Heertje maar met vreede. Hy verbeeld zig, dat hy jmeer is als de Prins. Wel jonge, laaft op de Amfterdarnfche Kermis was er een in 't Dolhuis die ftreed de menichen op , dat hy onze Lieven Heer was. Wat wou je daar nou van hebben. Kees. Ja maar, kyk , ik heb daar al meer van ehoort. En voor datwe na boord gongen , weetje wel Jan, wat Piet de lyfknegt ons vertelde, dat hy by zyn Lui agter tafel had hooren praaten van al die boekjes tegen de Prins, daarze God ftr— zeggen dat hy een verrader is, en dat onze Ofiecieren ook al niet deugen, en datze willen hebben dat de Prins zyn zeiven zal verdefendeeren. En nou geloof ik, dat dat weerlichtfe apekeutel mee is van die afged ■ canailles. En kyk dat lydt zwarte Kees niet, datze onze Prins zouden {chenden. Candidus je beeft in al die tyd zyn floel al zagjes agteruit gefcbooven. Kees Ziet bet, en trekt hem in iénen weer na hem toe byna op het vuur. Jan. Daar is geen een van ons die dat lyden zou, zo min als jy: maar hy zeid ommers geen kwaad yan de Prins —— Kees. Dat weet ik niet, wat hy meend, kom zeg op tnisgewafch, wat hebje van onzen Admiraal te zeggen? • C A N-  05) Candidus. Alnvefor agttruit fcbuivende. Ik fpreek Van jouluy Admiraal niet. Ik ben een vry Nederlander, en verdediger van de RechH ten van het Volk, en ik zeg dat-in een vry Land,. 200 als het onze, de Oppermagt by 't Volk is. Kees Hoor, Krammetje, ik geloof dat jou die geleerdheid in je ptuk zit. Als ik hem op myn Calot heb zal ik jou mogelyk beeter verftaan. My neemt hem met de eeae Jiand dé Paruik, en met de andere zyn eigen Mut. af, en zet zig zeiven de Paruik op, en duwt Candidus zyn Muts> op 't hooft, Bit daarin zinkt tot over zyn ooren, zoo dat zyn heelt weeZen bedekt is. De Matroofen Vrouw* tuiden fchreeuwen van lachen, Can* didusje vliegt op, fmyd de Muts af, en taft na zyn ■ Degen je. Kees Jlaat hem met zyn Tab iksdoos op de kneukels , en trekt hem met een iveeder néér op zyn Stoel, en digt na hem toe De Pat' iot en anderen, die ook cpgevloogen waren omze van malkaar te helpen, grimlagchen en gaan weer zit'en. Candidus. Mi zyn kaal hoof je doodelyk ontfteld. Myn Pruik, Kerel,. .. ik zegje , myn Pruik... Kees. Zet hem zyn Pruikje het ag* terfle voor weer op. Ja wel, kedaar, het wil tog in myn harsfens niet f  ( 16 ï tfet, en daarom zoo vraeg ik je non nog eeu j wat ie op onzen Prins te zeggen hebt? Candidus Ik heb met jou lui niet van doen, ik zal wel weeten Kees. Wel ey kyk, nou zeid hy, heit met ons niet van nooden. En ftrak was hy gekoomen, zeide hy, om ons af te vraagen, wat we hadden moe- cTndidus met ten groote deftigheid en barjlent van woede. Ik zal wel weeten wat voor rapport ik aan Myn Heer de Burgemeester * # * Ev lieve, ftrak zeide hy,' kwam hy uit zyn zeiven, en nou praat hy weer van een Burgerneester. Hoor, Maatje, dat komt met uit met Sou die Burgemeester, die ken ik zoo wel als £ en die zal jou niet uitftuuren om hier onze Prins te komen affrontieren. Onze Burgemeeitets zyn braave lui, en goede Prinslui, dat weet 5k vast en dat is ook maar haar zaak, begrypje. Want als 't daar toe kwam , dan zouden wy de Prins maintineeren. En daarom ga jy na je Burgemeester , en zeg dat Zwarte Kees jou ezeid heeft dat hy je tot materie drukken zou, m als ieop'onze Prins wat te zeggen had; m als en beeter kerels komen als jy, misgeboorte , dan kennen ze Prinfen Waapen op heur bek gefneeden krygen, zeg dat aan je Burgemeester, en daarmee goeje reis, en als ie t'huis komt, dan Iaat je Moejer je broek uitwasfchen, hootg'^  c *7 y CANDïdusJe pakt JUHetjes Zyn /pillen t>f een, de Matroofen lachen, jwaajen den hoed, en roepen vivat de Prins. Patriot Wel, jongens, dat is my alleen myn reis waart. God dank, dat wy zulk braaf volk in dienst hebben. Nu heb ik nog hoop. Kom, hier, allemaal de Gezondheid van de Prins. Jan. Daar flaat geluk toe, Myn Heer. Ik zie wel * dat Myn Heer het regt meend, en zoo doet al ons volk ook. Dat zal Kees zeiven zeggen, niet waar, Kees, er is geen een by ons aan boord, die niet net zoo denkt als jy, wat zegje. Kees. Dat zoude de d > doen, als er een was. Dat was myn man. Neen, Myn Heer , Oranje booveni Dat heeft my myn Vayer al ingeftamt. Die heeft mee de Prins nog helpen maken. Patriot. Ja, die tyd heugt me, wat was toen alles vreugd • en nu, als zy hem nu vergee ven konnen — Jan. God bewaar me, Myn Heer. ——- Patriot. Ja, jongens, het zou niet goed weezen, dat ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^ houden, en't is te hopen dat het volk er nooit mee  < i8 ) gemoeit zal raaken, maar hout jylm je maar *Ityd by die zelfde fentimenten. Dient het Vaderiand. Vegt t'zamen tegen de Engelfchen, zoo lang't onze Vyanden zyn. En blyft de Prins trouw , zoo als alle uwe Officieren. Weest verzeekert dat niemand het beeter meend mtt het Vaderland en met den dienst, als de Prins, en het zou al heel veel fcheelen voor jouw lui, of je een Admiraal Generaal had of niet, dat verzeeker ik je, dat zou je ondervinden, zy moogen praten wat _ ze willen. — —- VYFDE TONEEL. De Vorigen. Een LIEUTENANT. HLlEUTENANT. ah! Hospus! Ola, benje daar! hoor eeni hier wat is daar ftraks hier by u voorgevallen? Daar is een Heer, die klaagt, dat de Matroofen hem mishandelt hebben. hy Ziet de Patriot, Ho Myn Heer *** benje hier, hoe vaarje ? Patriot. Ik ben hier om een bootfchap te doen, welkom aan wal, vriend. Maar eerst moet ik a zeggen, dat ik prelent geweest ben by het geval van de Matroofen. Daar is niets het minfte mis- ' ' : ^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^^ • "-/dobbel verdient. L I E C- x^.fc, 'J-^+riJ, ^.*-.*..,>i^. /'Al ',y '  ( 19 ) LlEUTENANT. Maar wat is dat voor een krom alikruikje? Candidus, zegje, waar hoort dat ding t'huis ? V a T r i O T. Hebje niet gehoord van de Brieven van Candidus, dat is een Domenee's Zoon, die die naam aangenomen heeft. Eerst heeft hy in dé Theologie geftudeert. Toen is hy Gouverneur geworden. En nu woond hy te Amfterdam op kamers op de Cólveniers burgwal. Hy is nog al vlug in 't fchryven, en daarom gebruiken ze hem nu, Om zoo wat pasquillen in de. werelt te helpen , en met zyn pooten de Castanjes uit het vuur te haaien. Hy is de grootfte Patroon van het tegenswoordig Sistema, dat het volk Souverain is en niet de Staaten, en dat de Prins maar een bediende is, en dat elk, die een ampt heeft rekenfchap verfchuldigt is aan het volk , dat is aan de PasquilmaKers, want het volk moeit er zig niet mede, als in zoo ver als al die Schriften een party van 't volk gek maken. En daarom kwam hy nu hier, zeide hy, om uwe Matrofen rekenfehap te vragen, waar zy na toe waren geweest en wat jy lui had uitgevoerd. LlEUTENANT. Bravo! Zoo dat hy ons volk op interrogatorien kwam horen, zoo^als de Heeren van Leiden de Prins op interrogatorien hooren. Ha ! Ha ! • Pa?ri*)t, Ik behoef u niet te zeggen, hoe het gaat. L -i E u T e N A N t. Wel, Kees, je bent tog altyd haantje devoorfte, dat weet ik, toen hebje hem op 't vuur gelegt, niet waar? B % Kees.  ( 20 ) Kees. Ivtet je welneemen Heer Lieutenant, i'k heb alleen maar zyn prukje op myn bollement gepast, om te zien of ik dan ook zoo verttandig zou zyn, maar het wou er niet in. Ver het zou my ook efpeeten hebben als ik van die D konsjes uit dat pi ukje had overerft. h L X e ü T e N A N t. Wel, jongens, als hy weerkoomt, dan dompelt hem eens voor myn rekening Ik zal je nog eeri borrel toegeeven , daar is niet aan verbeurd. Kees Hy zal zig wel wagten weer te komen. Ik ken dat d kurktrekkerje nou, en had ik flusjes ' eweeten, dat ik nu weet, ik had hem tot riemen efneeden. Ik koom wel eens te Amfterdam. De Corveniers burgwal, is 't niet zoo Men Heer? Prinfen Wapen is te goed voor dat Satans kind , galg en rad krygt hy op zyn bakkes, warentig Heer Lieutenant, je wou hem te genadig behandelen. Ik heb je begreepen, wagt maar, ik zal het aan de fcheele Hagenaar ook eens vertellen, die kérije, niet waar ? en die zal het vast aan zyne maats zeggen, en zoo doende zal hy van boord te boord bekent worden; fta vast Schilderytje. Lieutenant. Wel, Myn Heer, wat nieuws is er aan Wal ? Patriot. Laat ik u eerst feliciteeren met uw retour. Hoe is 't met de O. I Scheepen ? Lieutenant. Alle wel, wy hebben een onplaifierige tocht ge-  ( 21 ) gehad, maar als dat ongeiuk niet gebeurd was met den armen Weideren, dar. hadden wy ten minften ons oogmerk bereikt, want de Scheepen zyn binnen. Alleen verneemt men dat het Schip van Haringman op de Jutfehe Kust geftiand, dog de Equipage op twintig man na is gered. Patriot Ja, God in den Hemel, wat ben ik over het ongeluk van Weideren aangedaan. Heb jy lui hem zien vergaan ? Lieutenant. Ja, toch, maar Haringman heeft het van naderby gezien, en die had maar werk , dat hy zig zeiven "'bêrgde , man en muis. Geen mensch is er afgekomen, P/triot. God dank / net oogmerk van de expeditie is evenwel bereikt, hoewel jy lui het zuur genoeg gehaald hebt. Het overige mogen al die geene voor haar reekening neemen, die zoo fchreeuwen over onze inactiviteit, en wien. nooit genoeg naar den zin gedaan wordt. Zoo veel braaf volk, en een nagelnieuw Schip, en zulk een excellent jong Officier! LieutenantJa, Myn Heer, het is zeekerlyk hard, en er word ons veel gevergd. Maar men mag niet alles zéggen. Maar wat nieuws is er nu by U ? Hoe ftaat het te Gibraltar? Patriot. Weetje daar nog niets van? Lieutenant. Niet als dat Eliot al die onverwinnelyke Batten B 3 ryen  ( 22) ryen vernield heeft, en dat de Gecombineerde Vloot op de Engelfche wagtte, die veel onfterker was. Patriot. O dan weetje nog 't beste niet. Howe is 's nademiddags aangekomen Daarop hebben zy 's nachts een vliegende Storm gekreegen. Daar heeft hy van geprofiteerd om een party Seheepen ïn Gibraltar binnen te krygen. Vervolgens is hy zelfs in de Middelandfche Zee geraakt, en 'sanderen daags is hem de Gecombineerde Vloot in Triumph gevolgd. Toen was de ror in de val, dachten ze, en dagelyks wachtte men tyding van een decifive Aétie, die om de overmacht van Scheepen niet als ten nadeele van de Engelfchen kon uitvallen. De Franfche Heeren zelfs ftelden hun reis uit, om getuigen van de Victorie te zyn. Maar ziet, Howe heeft gebruik gemaakt van de beter bezeildheid van zyn Scheepen , en gezorgd dat hy altyd een myl of acht vooruit bleef. Toen heeft hy 's nachts rechts om keerje gefpeeld voorby de Gecombineerde Vloot, wip weder in de Baay, en fchielyk Gibraltar compleet gevictualieerd , en wip weder de Straat door , in de Spaanfche Zee, en nu gaat hy na Huis, zonder flag of ftoot, in plaats dat de Gecombineerde Vloot, die de Baai wel wat meer diende gewend te zyn, wvl zy er zoo lang geleegen hebben, een Schip of drie van de eerfte grootte, en onnoemlyk veel Boten en kleinder gerei verlooren heeft, en Gibraltar is gevi&ualieerd , en al de Plans van Beleg, en Storm, en Bloccade leggen in drie dagen tyds allen in duigen, voor altoos, na  ( 23 ) na een Beleegering van vyf jaaren , waarvan de twee machtigfte Mogendheden van Europa zich een point d'honneur gemaakt, en zoo veel miljoenen aan verfpild hebben. Ziet, .Vriend, dat is activiteit, en voor zulke helden-daden van onze Vrienden, moeten wy onderdoen. Als jylui na Brest gegaan was dan hadje mogelyk in die Glorie kunnen deelen. Maar dat hebje verzuimd, Heertje! Lieutenant. Dat was nog iets geweest, als ze ons nog ten minlten naar Gibraltar hadden willen fturen. Daar was in dien tyd „nog hoop van Glorie te behalen. Want dat dat zoo fcandaleus aflopen zou, dat kon zekerlyk geen mensch denken. Dat is een eeuwige fchande voor de Franfchen. Maar wat zeggen nu uwe bollen daar van? Patriot. Dat niets gelukkiger is, dan dit ontzet van Gibraltar. Want dat nu de beide Vlooten weder vry zullen zyn om overal elders de Engelfchen te vernielen. L i e u t e n a n, t. Ha! Ha! wel er op gevonden. Kyk, als wy ons gemak zochten, dan moesten wy niets meer verlangen, als om onder de ordres van Don Cordova of van M. La Motte Piquet,of Vaudreuil,. of d'Estaing te dienen; dan hadden wy geen nood om anders als aan 't Scorbut te fterven. Dat is te zeggen, als wy dan zoo heelemaal by haar geincorporeert waaren. Anders zouden ze ons het Spit wel laten afbyten, en als 't dan kwalyk uitviel, dan hadden wy nog de fchult er by. B 4 P A"  04 ) P a t r i 0 t. Dat is God geklaagt, dat by ons nog word gefproken van inactiviteit, daar de Franfchen en Spanjaarden zamen 'in dezen geheelen Oorlog, met alle hunne ontzagchelyke Vlooten noch zoo veel niet gedaan hebben . naar proportie als wy met ons pover Esquadertje, en dat zy daarby nu zoo menigmalen zoo fchandaleus er zyn afgekooirien, daar onze eer, door eene wyze en voorzichtige directie noch onbevlekt bewaard is. Lieutenant Ja, maar dat komt, ons word alles verweeren wat wy niet doen kunnen, en van niets dank ge« weeten wat wy doen. En de Franfchen en Spanjaarden reekent men alles toe, wat zy maar onderneemen of zelfs voorneemen, al komt er niets van, of valt het nog zoo flegt tegen hen uit, en Wat zv niet onderneemen, daar word niet van gefprooken. Als men zoo de vergelyking wil opmaken , dan is er vast niet tegen te zesgen — Maar nu moet ik weg, Vriend ! ik heb nog een parrv dingen te bezorgen. Jongens, om elf uu'VAHlw ren precis kla»r tot zoo lang kunje doen wat je wilt. Kan ik Myn Heer ook van dienfc zyn ? Patriot. Ik heb niets als dezen Brief. Lieutenant. Aan de Schout by Hagt! waarom heb jylui my daarvan niet komen zeggen? Patriot. Het volk heeft hem terftond willen wegbrengen , maar ik heb het niet gewild. Er is geen haaft by, als er antwoord op zyn moet, of de Schout by  ( 25 > by Nagt wil my zelfs fpreeken, 'is er overvloedig tyd toe, ik blyf tot morgen , Lieutenant. Nu dan is 't wel. Ik zal er zorg voor draagen, Myn Heer Uw Dienaar. Jongens, zoo als 't ge* zeyt is. Gaat weg. SESDE TONEEL. De vorigen, behalven den Lieutenant en Candidus. Kaatje, die ondertusfchen met Jan, en met haar Oom en Meu heeft zitten praaien. Ja maar, kyk, Jan, dien Heer vertrouw ik niet veel, die zal op jouw hand zyn, dat kan ik wel aan zyn reeden afneemen. Jan. Hoor, Kaa, ik heb al zoo veul van dien Heer begreepen, dat dat een Bol is, en een noblen Baas, en als die zeid, dat ik ongelyk heb, dan zal ik je zin doen. Zie daar, kan ik meer zeggen. Nou, wilje 't aan hem verblyven? — —r Kaatje. Wel het lykt zekerlyk een braaf Heer. Laat eens hooren. Jan. Myn Heer, onder je welneemen, ik heb een disput hier met myn Meisje, weetje, ik zalje*^ zeggen , wy kennen 't maar niet eens worr den. En daarom zouwen we je verzoeken om te zeggen, wie je denkt dat gelyk heeft. * B 5 Pa-  ( 26) Patriot. Zeer gaarne, Vrienden, myn grootfte genoegen is luiden als 't niogelyk is, te accordeeren. —• Jan. Wel zie daar nou, dan zal ik het je voordellen. Ik hiet Jan Slooterdyk , om je dienft te doen, en ik ben een Rademaaker van myn Ambagt,en dat Meisje is myn Nicht. Ik had te vooren evaaren ,en om dat my myn Capirein kende, zoo heeft hy my weeten te bepraaten om weer dienft te neemen, en dat heb ik edaan, op Conditie dat hy altoos myn ontflag geven zou, als ik er om vroeg, ondeitusfchen had ik dat Meisje beloofd, dat ik ze trouwen zou, als de Pot aanbrande, weetje, en dat is nouw onklaar, zoo als je ziet. En daarom wil ik ook myn woord houwen, en zal ze eeren. Dat heb ik |er ezeyt, en dat isook myn intentie Maar zy , en haar Oom en Meu, zyn daar nog niet mee te vreederi, en willen hebben , dat ik myn ontflag vraagen zal van de Captein, en gaan weer aan 't Rademaaken. En ziet, Myn Heer, daar kan ik nog zoo niet toe refoïveeren, niet om dat'my myn Captein weigeren zou, als ik er op ftond, maar myn Captein heeft wel eweeten met wie dat hy te doen had, anders zou hy die Conditie zoo niet emaakt hebben , en dat jan hem niet zou laaten zitten, zoo lang als hy hem van doen had. Want ziet, Myn Heer, het Volk is fchaars rechtevoort.en daar zyn maar «Men bevaaren Matroofen te krygen.al loofje nog zoo veel geld op hand! En daarom denk ik,«wt zou ik nou nog uitfcheiden met varen, ik ben God dank fris en gezond, en myn Capitein maakt valt  vaft ftaat op my, en nou prefendeer ik dat Meisje, dat ikze trouwen wil en blyven aan't vaaren, altans nog tot toekomende najaar, of zoo lang als der/ Oorlog duurt, en dat zy ondertasfchen by haar Oom en Meu zal blyven, en myn brief zal ik voor der laaten liaan. En nou, Myn Heer, zeg je nou of dat niet in redelykheid efproo- Patriot., Ik heb al ten eerften gezien dat jy een eerlyke Kerel waart, en ik kan jylui niet zeggen wat een plaifier het my doet, dat ik zie wat voor braaf Volkwy in dienft hebben. Ik hou je aan je woord, Janmaat, voor dat Meisje, dat jy ze trouwen en je Leening' voor haar Kraam zult !aat<:n ftaan. £n daanoe moetje nu maar hoe eer hoe liever permisfie van je Captein vraaaen, die zal je niet weigeren om van boort te gaan, als 't nodig is. Maar aan den anderen kant, Meisje, zoo moet ik Jan gelyk geeven , dat hy wil blyven Vaaren, en daar moet je hem niet in tegen wezen, terwyl hy er zin toe heeft. Wy hebben zulk braaf Volk te veel nodig in dezen tyd. Die zyn de eenige fteun van 't Land. En ■ Vrouw Jansen. Hoor, Myn Heer, je fpreekt niet onreedelyir. Daar kan ik niet anders van zeggen. En alles zou wel weezen, als de Wagen maar regt gong. Maar —- men mag zoo alles niet zeggen. Patriot. Zeg je maar recht uw gedachten , wat meenje Moedertje, dat de Wagen niet recht gaan zou? Vrouw  ( 28 ) Vrouw Jansen. Ja wel, Myn Heer, ik heb geen verftand van den Oorlog, maar ze zeggen tog zoo, dat onze Prins riet nietregt meent, en dat de Scheepen zomers blyven leggen te rotten in de Havens, en in de ISa-tyd uitgeftuurd worden, om te verongelukken, zoo als nu met dat Schip ebeurt is, • Jan. Wel,wie het zyn leeven,jy mag wel bly weezen, Meu, dat Zwarts Kees met zyn Vroumenlchje op 't pad is. Als hy ie dat hoorde zeggen, zou hy het je maat ganfch niet vriendelyk afneemen, dat hebje ftrak wel kennen hooren met dat kromme Heertje; wat zeg jy , Kaa, ik hoop met dat jy ook zoo denkt! Patriot. Hoor Vrouw, het is ongelukkig dat zulke dingen onder het gemeen verfpreid worden, en dat gefchied niet als door luiden, die de Prins maar weer weg willen hebben, om zelf groote Sinjeurs te zyn, en braaf Amptjes te vergeeven te hebben. Maar kan jy gelooven, dat de Prins het met wel met het Land meenen zou? Wel wie zou 't et dan wel mee meenen ? Is er wel één menlch die zoo veel belang heeft by het welvaaren van het Land, als de Prins, is er iemand, die zoo veel eigendom daarin heeft als hy ? Al uw Burgemeesters te zaamen wat hebben die voor interest in het Land, in vergelyking van de Prins. Kante dan gelooven, dat de Prins tegen- zyn eigen rntreft werken zou. En dat onze Zeemagt zoo lans verzuimt is, daar heeft de Prins by tyds genoeg tegen gewaarfchouwd , maar dat mogt niet helpen. Is dat nu zyn fchuld, nu men ondervind r dat  ( 29 5 dat hy waar gefprooken heeft, en zieje niet zó'o klaar als den dag, dat dat alles maar lafter is, en een doorgeftooken kaart om de Prins weg te krygen, dat zyn de rechte Vyanden en Verraders van het Vaderland die dat zoeken, Moedertje: en daar zitten er God betert een party van op Kusfens Wat de Orders omtrent het Uitioopen van de Scheepen en directie van den Oorlog betreft, daar moet men niet over oordeelen, zonder de dingen regt te Weeten. Wat zegje, Jan, als jylui aan boord altyd onderzoeken wou waarom dit of dat geordonneert wierd door de Capitcin, hoe zou het dan toegaan. En gebeurd het niet wel dat jylui orders krygt dieje denkt dat niet goed zyn, en dieje naderhand evenwel ziet dat wel uit komen. J a n. Ja, Myn Heer, dat wou ik daar al ezeid hebben , want kyk, dat ebeurd by ons daegelyks. En als wy onzen Captein elke keer reekenfchap zouden vraagen , —— Patriot. Wel öu, zoo verre is het ondertusfchen gebracht by ons. Men heeft Z. H. reekenfchap afgevordert van zyn geheele beftier; aaüt. 't geen nooit in eenig Land practicabel is geweeft. Eri Zyne H. heeft eindelyk daar aan voldaan,en een breede Memorie uitgegeeven, waar Dy alles opgeloft word, en getoond hoe ongelooflik veel ergedaan is in die 2 jaaren, vry wat meer als da Franfchen en Spaanjaarden van haar-kunt gedaan hebben, en hoe en waarom voor 't overige lonK mige dingen niet hebben kunnen gefcbieden, diemen  ( 30 ) fhen wel graag zou gedaan hebben, zoo dat alles Wat daar nu voorder over gezeid of gelchreeven Worut, niet anders ais enkele kwaadaardigheid zyn kan, want onkunde kan 't niet meer zyn, om dat alles zoo ouideJyk opgeloft, en de eer vanZ. H. zoo ontegenzrggelyk Verdeedigt is. Maar zoo als ik gezeif. heb , Vrinden , men zoekt de Prins maar zwart te mat ken, al is men overtuigd by zyn zeiven dat hy niet als eer en liefde verdiend, is dat nietGo 'loos, en moeten alle braave Burgers daar geen afgryzen van hebben, en de Piins de hand boven 't hoofd houden en hem befchermen teegen zyne vyanden. 'Zoo zie ik met plaifier dat ons Zeevaarend Volk het begrypt, en zoo begrypen het ook alle de Officieren, die het beft in ftaat zyn van over die zaken te oordeelen. En als er een Matroos was, die anders fprak of docht, ben ik verzeekert dat hy ten eerften al de geneegentheid van zyn Captein kwyt zou zyn. en dat men hem wel ter deeg nagaan zou en het oog op hem houden, als op een fkcht en gevaarlyk fubje6t. Maar zoo veel te meer hebben wy nodig om zulke braave luy , als deeze man is, in .onzen Dienft te houden, en daarom als jeiui nu nog uw disput aan my wilt verblyven, dan zal ik je nog Wat zeggen. Wat zegje, Meisje ? Kaatje. Ja wel, Myn Heer, ik ben ermee te vreedes zoo als Myn Heer het uitwyft. Patriot. Wel nu Vrinden, dan zal Jan blyven dienen, , zoo lang als hy luft heeft en gezond blyft, mits èeift. tróuwen', dat blyft zoo. En dan zal ik je zeg-  (31 ) zeggen, dat ik een Dochter heb , die na een Minne zoekt, en na ik zien kan, zal dat al zoo faamen te gelyk uitkomen, als jy je daar verhueren wilt, dan kunjeeen Ducaat 's weeks winnen , buiten de profyten; en als je Meu jein huis wil houden, dan neem ik daar en booven nog al je kraamkoften voor myn rekening; wat zeg jylui, benje daarmede te vreeden? Zy zyn alle opgetoogen van blydfcbap en bedanken duizent maal de Patriot Welnu, Kinderen, ik ben bly dat jylui alle Content zyt Dat is een aangenaamen ochtend voor my geweeft. Zie daar is myn adres. Overmorgen denk ik weer in Amfterdam te zyn, geeft nu daar malkander de hand op. En zie daar Jan maat, is de myne. Ik wenlch U geluk met Uw Bruid, en hier hebje wat op hand, om Bruiloft te houden. Zulk braaf Volk kan men niet genoeg beloonen. Hy geeft hem een paar Goudè Ryders en vertrekt, ■