KERKELIJKE REDEVOERING NA HET BEDANKEN VOOR DE BEROEPING NAAR EMBDEN GEHOUDEN TE LOGA IN PRUISSISCH OOSTVRIESLAND DOOR JAN S C H A I Pj Doctor der H. Godgeleerdheid, kerkelijk wettig Leeraar te Rotterdam, en, met deszelfs toeftemming, Predikant te Loga. Lid van het Haagsen Genootfchap ter verdeedigings en van het Zeister en Rotterdamfche ter uitbreiding van den Chnstelijken Godsdienst. Den zden Maart 1800. Tet LEER, bij Hendrik van Zwol,  Duc me, ncc fine me per me, Deus optime! ducï; Me duce nam pereo, te duce fhlvus ero.  AAN zijne genade DEN HOOGWELGEBOOREN IIEERE ERNST M O R I T Z, vrijheer van clooster, heer te langhaus, KAMERHEER VAN ZIJNE MAJESTEIT, DEN KONING VAN PRUISSEN, beschreeven in de ridderschap en EDELEN, EN WEGENS DEZELVE ADMINISTRATOR VAN OOSTVRIESLAND, drossaart van rees, hilteren en de STAD ISSELBURG IN HET HERTOGDOM CLEVE, &c. &c. &c. Vf O E. D T DEEZE REDEVOERING UIT  U 1 T ERKENTELIJKHEID voor HOOGSTDESZELFS VEELVULDIGE BELEEFDHEDEN, ME t TOEBIDDING VAN ALLE GEESTELIJKE EN LICHAAMELIJKE ZEGENINGEN, over - HOOGSTDESZELFS AANZIENLIJKEN PERSOON, GEMAAL IN en HOOGADELIJKE FAMILIE, E N ONDER NEDERIGE AANBEVEELING IN DESZELFS VERDERE GEËERBIEDIGDE GUNST EN WELWILLENHEID, EERBIEDIGST OPGEDRAAGEN door VAN ZIJNE GENADE den zeer ootmoedigen.en gehoorzaamen dienaar Dr- SCHARP.  VOORBERICHT. JfTet [preekt van zelf, dat dceze Redevoering geenegeleerdeBrochure is; zij is dus niet gefchreeyen voor de geenen, die, in den zin van i Cor. J. wijsheid zoeken. Ik hield dezelve voor eene eenvoudige Land-gemeente, hij de gelegenheid, die op den Tijtel gemeld is. De Inhoud is zuiver Euangelie, en bepaalt zich voornaamelijk bij eene waarheid, welke, voor den Christen, altoos, en vooral in deeze dagen, troostlijk is, w welke waarheid blijven zal, in weerwil van de fchijnredenen des Ongeloofs en de fpottemijen der Ligt zinnigheid. De Stijl is derhalvcn populair, dat is, ook voor den eenvouwigen gemaklijk, en voor den oplettenden verflaanbaar, zonder echter te vallen in het triviale, dat voor de verheevenheid van den christelijken Godsdienst onvoeglijk is.  voorbericht, Zij wordt gedrukt eigenlijk voor mijne Gc-« meente van Loga, ter Jiichtelijke naleezing van het geene zij gehoord heeft, en om, ten allen tijde, op hun verzoek, onder mijne Schriften iets te hebben* waar hij zij mijner kan gedenken. Te Embden zal men hier uit zien, waarom ik ditmaal hunne roeping niet opvolgde. Mijne vrienden in mijn Vaderland, vooral mijne getrouwe en geliefde Gemeente te Rotterdam, zal hier uit verftaan, wat ik doe. Moogeüjk zal de leezing ook voor anderen niet onnut zijn. Ik bedoek geen lof, en vreeze geen fmaad om het Euangelic: alleen bidde ik God, dat niemand dit kleine gefchrift leeze, zonder opgewekt te worden tot — of versterkt in — zijnen eerbied" voot den Heere jesus christus! God zeegene alle mijne Leezerst Vbo#»  C i ) Voorgezongen Gebed des Haren fï. r, 4 eo 9. " Genade en vrede z'j Ui'oJen afien van God onzen Va'der, en1 van den Iicei:e je:us ciiiiistits, den Zoon i. des Vaders, door den Heiligen Geest, bij aanvang gefcho»» \ ken, of rijkelijk vermeerderd en bevestigdl" VEEL GEWENSCHTE HOORDERS! w indien eenc bloot,- rienwsgïenghc jd, — een enkel verlangen om den uitfk.g te weeter. mijner overleggingen, en het einde mijner langduurige en cnaangermaine flingcringen in de keuze tusflhen utiEDjEN» onder Welke ik nu 19 Maanden het Euangelie heb verkor.di:>d,cn lusfèhen de zoo merkelijk grootere Gemeente van de aar.zicnlijkfte van geheel Gosimes* land, welke mij met zóó veel aandrang begeert, — indien bloot die nieuwsgierigheid, enkel dat verlangen'! dé oirzaak is van uwe meer dan gevvoone talrijkheid in dit heiligdom; dan heb ik zeeker geene groote rederij om mij daar over te verblijden, dewijl 'er in dat geval, weinig nuts voor U uit volgen kan, daar het koude hart geen deel neemt in — en uwe ziels-volmaaking niet bevoordérd'wordt door - het geen een enkel onderhoud der praatzucht zijn kan voor een korte poos van wéinige dagen, en dat rasch weder vergeeten Ml worden door nieuw yoedzel, het welk zich de beuA  C » ) gelende nieuwsgierigheid opzamelt uit dc dagelijk* fche afwisfeiingen der omringende onbclrendighcdcn. Maar, ~ indien om trend zommigèn deezer Gemeente, indien oratrend eenige Vreemdelingen dit vermoei den niet onbillijk is, gelijk liet gewis niet zijn zal; zo vleie ik mij echter op goede- grinden , dat edeler beginzelen een groot deel van Ulieden alhier bij een verzameld hebben. — Vricndfcbap bragt hier meer dan éénen Vreemden, aan wicn mijn verblijf of vertrek, ook uit godsdienstige gronden, niet onverfchillig is; moogelijk is hier ook een Embdetiaar, tot het groot getal behoorende der geencn, die hartelijk gezegd"hebben „koom over en heipons" en die verlangt te hoeren, dat ik daar uit bciluit.cn moogc „dat de Ileere mij roept;" (a) aan den anderen kant zie ik hier zoo veelen uit deeze Gemeente, wier kunftciooze cn welmeeticnde aanzoeken en betuigingen mij overreed hebben, dat ik hun niets aangenaamer zcggèu zoude, dan dat ik hier bleef, en die in hunne gedachten, het welzijn deezer Gemeente, in meer dan één opzicht, aan myn Verblijf onder hen verbinden. Deeze wenfehen zijn tegenftrijdig, cn lang was het mij onzeeker, welke van die, door mijne keuze, voldaan zouden worden. God is meerder dan ons hart, — Hij ftuurt onzen gang,' als ons hart zijnen eigen weg overdenkt; cn de treden des Mans zijn van den Ileere. Bij het flot deezer Leerrede hoop ik U allen, — ook die, wier hoop onvoldaan mogt zijn, — overtuigd te zullen hebben, dat ik op goede gronden, als een Tedelijk mensch, — en, zoo ik vertrouw, ook alj een Christen, naar den wil van God gekoozen nebbe. ik (#) Hand, xvi: p. ie>.  ( 3 ) Ik ben echter niet voorneemcns den gantfchen tijd te flijten met van Mij zeken te ipreekcn; hoe ouder iK worde in den dienst mijnes Heeren, hoe meer mij deeze IJdelheid ontvalt, cn hoe hartelijker ikzoeke, niet mij zelven, maar jjisus den Heere te prediken. (a) Ook dit wil ik thands doen. Eene gewigtige x^poftolifche uitfpraak zal onze aandacht bij die groote waarheid bepaalen; „ de verheerlijkte Mkidelaaf houdt de „ hand aan het Euangelie zijner Genade; niet Men„ fehen, maar Hij zelve is de hoop, de befchermef „ en de bewaarer zijner Kerke op aarde, en wat er „ ook met zijne Dienaaren gebeure , het woord Gods „ is niet gebonden." Gelooft Gijlieden deeze waarheid $ dan zult Gij 'er'proeven van vinden in Gods weg met Mij 5 dan zult Gij allen in mijne keuze berusten $ en, zoo wel de roepende Gemeente van Émbden^ als da Gemeente van Loga, zal niet verder op mij zien» dan als op eenen Dienaar van dien jestjs, die5 —5 het zij zonder mij$ het zij door mij, de belangeri der Gemeentens gadeflaat, en het Euangeiic een kracht Gods tot zaligheid maakt voor allen die gelooyen, (b} Koomt Geliefden! buigen wij ons voor onzen Hei* land neder, en, bij het huldigen zijner Majesteit, bidden wij Hem om zegen over deezen Godsdienst, op volgende wijze, „ 'Hcefö O) 2 Car, iv: 5. (7) Kom ï: i5« A 2.  C 4 > WW- L 'i£3£tecfe jksus Christus! eeuwige Zoon des- eeuwigen Vaders ! uit wien alle geÜachten in den hemel en op aarde genaamd wordeuJ wij danken- U, flat Gij, in de gedaante gevonden'a's een mensch* U zelven eene gemeente, uit het gantiche menfeheüjke geilacht, door uw bloed gekogt hebt, en de Heiland van arme, verioorene zondaaren, uit' ontfermende genade, geworden zijt, en dat Gij ons de zaligheid, dia uit en door het geloof in U is, laat bekend maaken door de reine prediking van het Euangelie des vredes, —• Roemende in uw kruis erkennen aUe uwe Verlosten de heilrijke vruchten van Uwen zoendood, en bidden U ootmoedig, dat Gij, barmhartige Moogepriefter! in alle de zwakheden van ons geloof en dankbaarheid onze voorfpraak "bij den Vader zijn wilt, het gevoel uwer liefde in onze harten leevendiger uitftor'ten, en, door UvVen II. Geest, ons dagelijks meer téken zoo te wandelen, gelijk Gij gewandeld hebt! — Gevoelig over de genade, die hen tot Diemars van het Nieuwe Testament bekwaamt, bidden in uwen naam alle Uwe gaarne getrouwe Knechtcndagelijks de ongelood vige en onbekeerde liefhebbers der weereld en derzon-^ de, dat zij uwe noodigendc liefde erkennen, de aangebodene verzoening met God a^nncemen en Uwea H. Geest geen fmaadheid moogen aandoen. Maar , zielen, door vooroordeelen verblind, te \jerlichter, vijandige en diep bedorven e har .en te veranderen ,docde zondaars lecvendete maak 'u, cn Uwe hcerlèhappij te vestigen, waar de throon des Satans is, ftaat in Uwe, kan  ( 5 ) bandon alleen. Overwinnaar van den dood! gebie Gij het leeven, en vergezelde poogingen der Uitdeelers Uwer verborgenheden met die invloeden, waar door. geopende harten, acht gceven op het geene gefprooken. wordt. Onderwerp U de hoogmoedige verblinden door eigenliefde,,dé vervoerden door weereldzin en de gerusten door ongevoeligheid: Onrnecm aan de veiflagenen van geest het wantrouwen op uwe zaligendè liefde , en fchenk de vrijmoedigheid des- geloofs. aan kleingeloovige zielen. Straalend en roemend zij. liet geloof Uwer vrijgekogten, voorbeeldig en innee-mend hun erkennend gedrag, op dat ook anderen door hunnen wande!, zonder woord, tot U getrokken worden. •"!£;.! Dat heilrijk, dat beminlijk Euangelie, heeft ons,, in deeze Gemeente, Uw Diensknecht, door'wiens mond wij U aanbidden, ook ecnigen tijd gepredikt, ni wat nut het onder ons gedaan heeft, is best aan U bekend, alvveetendc beproever onzer harten! — Och of wij niet verworpclijk waren! och of zijne vermaaningen voor niemand onder ons een reuk des doods ten doode waren! erf-, dat de Zccgeningen der Genade„ welke wij hebben afgefmeekt, ook hier bij ons dc vrucht zijn moogen van zijne poogingen tot ons gelukt. En nu, verheerlijkte Koning der Kerk! die, de Herren in uwe hand houdt en het lot uwer knechten beHuurt, zoo wel als Gij, tiisfchen de kaodekaren wandelende, voor dc belangen der Gemeenten zorgt! Wl| z'jn in dit Uur vergaderd, om te verncenrn,. wat Gij o-cgceven hebt in het hart UY/ea knechts, wiens dienst; eene andere Gemeente begeerteen wie» wij gehoopt hebben onder ons te behouden: • Biddend! orrt Uwen Geest en eene bcttuuring, die incest U verheer-: lijken, en de Gemeenten* nuttig weoz'en>mogt* heeft. A 3 h:C>  C * ) hij getracht niet te raade te gaan met vleesch en bloed, paar te kiezen naar uwen wil. Geef, dat de, door hem gedaane, keuze nimmer aan zijn hart berouwc en dat, zoo wel de roepende Gemeente als wij, bij het verneemen zijner keuze, gelaaten zeggen mooge: „ de „ wil des Heeren gelchiede"! Houdt bij ons, houdt bij de gm&der Gemeente, houdt bij alle de Gemecntens Uwer Heiligen, gunftige oogen op de Leeraars en de Belijders van net Christendom; beteugel de woede .van de onderdrukkers en .verijdel dc listen van de vijanden der waarheid. Uw Woord zij niet gebonden, maar gaa uk over de geheele weercld ter verlichting, belchaaving, verbetering der volkeren, en bijzonder ter zaliging van menichen door het geloof, dat in U is; cn de zegepraal van den Godsdienst zij de fchrik der hel, het geluk der weereld en de vreugde des hemels! Eerbiedig knielen wij voor den zetel der glorie, waarop Gij geplaatst zijt, gezegend Hoofd van alle creaturen! en looven U in Uw Heiligdom, als den Overlten Leidsman der Zaligheid, cn den Uitbreider Van uw Koningrijk, in weerwil van den krachtcloozen tegenftand van alle Uwe Vijanden; en, — terwijl Uw Dienaar ons op deeze Uwe grootheid wijzen zal, cn ons, door een Ilaauwc fchets uwer trouw en almagt troosten zal bij het diep bederf der tijden, mieeken W'o U, dat Gij hem vetfterken, en zijnen arbeid zegenen wilt! Zijn hart, door de kracht zijnes Heilands Opgebeurd, gij zelve door het Euangclium verkwikt; laaten zijne redenen U behaagen cn verheerlijken; en wees genadig bij ons tegenwoordig, op dat zijne prediking ons heilzaam zij., en door ons, met dankzegging aan de genade', nog herdacht worde op onze doodbedden en voor uwen rechterftoel in den dag van y*v§ toekoomsu m  C 7 ) Hij cn wij gevoelen onze onwaardigheid; maar Uw ; bloed bedekte onze fchulden; Uw Geest vervnj'moedi-c ons, om, verémigd in den geest met allen, I die detjwc zijn op de gantlche aarde, eerbiedig te zcgo-en tot Uwen God „ Onze God!" en tot Uwen Vader Z Onze Vader! dit in de Hemelen zytl &c. Gezongen P/alm CXIX: 45. T E X T 2 Timoth. II. Vs. 9, het leatjie ged.elte. HET WOORD GODS IS NIET GEBONDEN. GELIEFDE HOORDERS! ZLls Gij U een god voorftclt, die oneindig wijs; onbepaald almagtig, volftrckt onveranderlijk is, die, door enkel willen, het aanzijn, en dus ook de bekemming, aan alle fchepzelen gat, en ieder dcrzdve m der keten der weezens daar ickakeide, ieders betrekkingen tot het Geheel zoo verordende, als hoogfte wijsheid cn goedheid onafhangelijk wilde, en die eindelijk, mi kracht van die zelfde volmaakthecen, de opperaiagtige Beituurder. is van die weereld, welke haar 1 ö A 4 aan"  C 8 ) «anwesacn en fclrkking alleen taê SÉtjö al-fchcppend vennoögen tc danken heeft; gevoelt gij dan zelve Biet, — al mms dit geen leerituk der Openbaaring, — dat dc werking van alle die Schepzelen, hoe vrijt willig die ook zij, zoo volftrckt af-tiahge van denwjl ces Beminrders^ dat de vcreénde pcogingen van het Heelal, — en nog weiniger de woelingen van eeni c bedorvene Wezens, — buiten flaat zijn het plan der Codhod te verijdelen, of in de ukkóornst, iets anders daar te Hellen, dan de eeuwige cn onveranderü.ke wil des Seheppers beflootcn heeft ofte mfken, of'*,> telamn? — Zoo duidelijk al.; dit is bij de irin'.e onrnèking der Reden, zoo fterk wordt ons dit iógeJ fdnrpr dcor alie die bijbel-i hatzen, welke ons lccren, dat God attes doet, wat hem behangt, dat ratfd bef aan zal, dat niemand zijnen wit vederjlaat, niemand zijne -hand afjla-.n kan, of lot Iie;n zar/rea y. ym (het Gij? (a) Op deczen grond alleen ftetinï de onfeilbaare zeekerheid van dat groot aantal Foorzcggïngeh, waarvan zoo veele, doof haare (tipte vervulling de godfjkheid dier Doeken beweezen hebben, waar in dezelve vervat zijn, (b) terwijl de overige, rog onvervulde, op haaien tijd, dit bewijs, door nieuwe proeven, zullen aanklemmen, of ten deele reeds duidelijker Worden, naar mèate het tijdltip der vervulling met fiieller treden nadert, (c) Of, hoe zou eene (a) Ps. cxv: Z3Jef: XL VI: 10. Ram IX: lo, Dan, (£) Z'eDo3orc. F. seilejRj dieWehfagmgundihre Erfültung. Erlangen. 1794, (V) Zie den Hofraad en Profaifor jung , die Siegsge* fihkhte der ChristUchefiKtligien. Nürnberg. J;pp.  C 9 ) ëége debatten» kunnen voorzegd zijn, was toe vrij-' willige handelingen en zoogenaati.de toevallige omftandigheden moesten medewerken, indien het*«&7 en doen der redelijke wezens van de Gods - regeering onafhangelijk ware, en hunne vrijheid van dien aart, dat, zelfs voor den alleen wijzen God, dc toekoqmiiige dirgen met het floers der onzeekerheid omtiaierd blcevcn 2 Dc ondervinding onderwijst hier den nadenkenden bJchouwcr van het pad der verfoopene eeuwen. Hoe meenigmaalen liebbeu toen (cn dit is nog niet veranderd) dc list en magt der boozen vruchteloos getracht het plan eer Godheid, — dikwils door beloften en voorfpeilingen Vooraf b-kend, — te koeren, terwijl zij, dooi dié vevgeeftche woeiingen, de vervuiling daarvan verfoeiden, of ten minften heerlijker maakten! —- Vrucht-lcos onderdrukt ph ar Aio dc Israëlieten in de v.'r'toktheii va 1 zijn hart; des te eerder hoort God hun gefchrei, des te luisterrijker volbrengt God de belofte, aan a b ra ham gedaan , welker vervulling, noch de bezweeringen van calak, noch de overlast van amalek, noch de tcgenfhnd der Canametea, noch de onwaardigheid van Israël zelve, verhinderen kan. — Vergeefsch zoekt saul dc beloofde Throons-opvolging aan david, en adokï'a die aan salomo te betwisten; — krachteloos, en voor zich zeiven verdelgend, zijn de poogingenvan iiaman tegen mordechai en zijn volk; die van de Periiaanfche Grooten tegen daniel; die van sanaballat tegen zerubbabel en neheMiAs; — ij del de vervolgingen van her odes tegen Tjisus kindsheid; en vruchtloos het overleg der Jooden, om den Heiland niet op het Feest te dooden. God regeert de weereld en bel tuurt de uiikoomlten: in zijne A 5 hand  t io ) hand is het hart der Koningen, en de Volkeren, hoq groot, doen minder bij Hem af, dan -eene druppel aan de volheid eenes wateremmers, of één enkel ftofje aan de balans ecner weeglthaal; («) Zijne eeuwig-wijze ontwerpen worden uitgevoerd door middelen , zomtijds voor onze kortzichtigheid verborgen, dikwils, in onze oogeu, ongeichikt'en tcgenftrijdig, waar bij Engelen zich verwonderen, hemelingen aanbidden, en dc, in alle hunne vermoögens beperkte, kinderen der fterflijken belijden: ó diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis van God! /we ondoorzoekli/k zijn zijne oordeelen, hoe onnaj'peuriijk zijne wegen! (b) Zo ooit zich deeze waarheid ergens ïn heer:ijk getoond heeft, dan is het onloogenbaar in het Godsplan ter uitbreiding van het Christendom en de reine Euangelic-leer door de geheele wecreld. Nooit fcheen iets onwaarfchijnlijker, nergens toe fcheen dc innerlijke mooglijkheid geringer, de middelen ongefchiktcr, de aanmoediging kleiner, dc tegenlland heftiger, en echter hooit was de uitköonist fchooncr, de ontwikkelingvan het Godsplan heerlijker, en de vervulling der voorfpellende beloften ftipter. —*- Eene, wel voor zondaar en juist bereekende, maar met het hoogmoedig vernuft, het eigen/ievend hart, het werkheilig beginzel, en het aan drift cn zinlijkheid overgegeeven gemoed zoo ftrijdige Leer; een Godsdienst', zoo cenvouwig als rem, zonder dc pracht van Levi's oijterdienfren of de dartelheid der Heidenjche Feesten; gepredikt door gonngc lieden en verkloeken van alle aardlchc hefqherming; een Godsdienst, waar tegen dc fehranderheid der Wijsgeercn, de wdlpreekenhcid der Redcnaaren, het O) Jef, xL: tri Rat;, xi: 33,  ( II ) bet eigenbelang der Priesteren, de hüichlaarij dev Schijnvroomen, de voproprdeelen der Godsdienftigen, de bij* gcloovigheden van het Gemeen, de volks-z.. den der Natieii cn dc weelde der Hoven gelijkelijk gekant was 5 een Godsdienst eindelijk, waar van de Predikers en Bcliiders geen uitzicht hadden dan verlies, fchande en ellende, cn dien de Geestelijken door vervloekingen, dc Vorjien door vervolging, de Overheden.door onderdrukking, dc Burgers dóór fchimp, de Krijgslieden door de wapenen, en de Beulen door de uitgezogtfte martelingen poogden uit te rooijen:, wat zou ons mcufchelijk oordcel van deszeifs uitbreiding en voortplanting wachten? Maar, het woord Gods is niet gebonden. Zeegcpraalend verhief zich de Leer der Verzoening en der ilciligmaaking over alle beletzelen; de verheerlijkte Middelaar breidde het Koningrijk der Kemelcn uit op aarde; achttien eeuwen lang bewaarde hij zijn Euangelie tegen de woede der Tijrannen, de fchok'keu van het Bijgeloof, den tegenftand der valfche Verlichting en den Ipot der Ligtzinnigheid. ■—- Heerlijker tijden, door de Alweetenheid voorfpeld, en die de onzinnigheid onzer dagen noch keeren, noch verWijderen kan, zijn aanftaande, en Hij, de Eeuwig-gezegende, moet als Koning heerfihen, tot dat Hij alh zijne vijanden aan zijne voeten ondenvorpen heeft, (a) Het woord Gods is niet gebonden; bij dit heerlijk onderwerp, bij deeze blijde uitzichten, bij deeze troostvolle waarheid voor den Christen, wil ikJJ, in dit uur bcpaalcn. Zij is onze bemoediging in de rampen van Zion , onze vastheid in de donkerheid der Godsregeering, onze zeekerheid in alle de lotgevallen der Kerke in het gemeen, en in die van bijzondere Gemeentens,Leeraars en Belijders van de waarheid. Hef (a) 1 Cer. xv: 25.  ( 12 ) Het woord Gods is niet gebonden. — Ik zal I. Orerwecgen, in wat zin paülüs deeze woorden, in zijnen tijd, gebruikt heeft* - Dit zal oen ïext verkLnren. ïï, Dezelve n.'e.r in het algemeen overweegen. <— Dit zal de fchoonheid en het gewigt deezer ftcUing doen gevoelen. DT. Deze/re toepasfen op ons hart.— Dit zal mij van zelve brengen tot het geene ik, over mijn genoomen. bcflvit, U te zeggen hebBe, cn rijk zijn in beoefenende leeringen. „ Heere jesus Christus! doe het mij wel gc„ lukken! want, gelijk de oogen der dienstknechten a, zijn op de handen hunner fLeren, zoo zijn mijne „ oogen op U, van wien alleen mijne hulpe feootnea moet!" .— I. liet woord Gods is niet gebonden. Ik behoef niet te Zeggen,dat het woord Gods hier betcekent hetEuangclis. van c h ris rus; dat is [a~) „ het betoog uit Mofes cn de „ Profcetcn, dat jesus is de chrïstüs; dat al/en, „ Jooden cn Heidenen, onder den vloek beflooten „ zijn,en de geheele wcereldvoor God verdoemelijk is; „ dat Hij, die uit Davids zaad is naar het vlccsch, te „ gelijk god is, boven al te prijzen in eeuwigheid; „ dat (V) ILmd.xvui: a8. Ron. xr: 32. Gal nr: 22 cn r-» kom. ui: ip. ix: éi Coiotf. 1:14. Ef.1:7. Beèr V. 14. Rom.m: 20. ix: 30. Ef.n: 8. Rom. V}U: 14 en 9. Ej.ni 5. Tit.ui: 8. Hei. xii: 14.xi: 6. Gal in: 13. 1 Cw, XV: 4. 1: 3. CV^/ 1: 15,78.11: 10. Ef.i: 22, Philipp. 11: 13. Gy/. II: 20.1: 16. i? 't was 0?) i Cor. xv: io. oii irY: 5'  ( 19 ) 't was wel; maar kt woord van God wicrdt in zijnen foop niet geth.it; en het Euangelie door geen aardienen ^OnStbaarë rotsftcen der hcope! *aulus gaa wee, ti mot heus lijde verdrukking; maar over ne, Enangeliè en het heil der Kerke wett een almagug Befehermer, de Alpha en Omega, die M db Wetkjh der crenade niet minder da;i in die der Natuur, de Ecrjk en de Laatfte is. Billijk zeide p Aulüs (Cap. • tftg . Ik lijde en worde niet bejehaamd: wantik weet opmen ik het laat aankoomen, en ik ben verzeekerd,_ dat In maktig is, mijne Euangeüeleer, door Hem mj als u pand toevertrouwd, en dat ik hem weder in handen flet, te bewaaten tot op den dag zijner totHoomtt. II. En dit brengt mij van zelf tot mijn TWeftuk, waarin iktofteilhïgmeerinhet algemeen zal overweeg^: «De voort w van het Euangelie is zoo mm ar, « mènfchèUSce middelen gebonden, als zy door aard« fchen tegenftand kan gehinderd worden. Ondanks « voed- en list, vervolging en onderm:mmg, heelt de k ^ " e waarheid door alle eeuwen hand gehouden « z i blift nug op de weereld, zij zal blijven ftand « benden, ^i^m^m^^^ « dat deeze huishouding der voorbereiding, bij u n « afloopder eeuwen, verwisfeldwordt met devolmaakt« heid der toekoomende weereld." . _ • ï tl Het worrdGods is niet gebonden aan eemgLceraar, aan eènige uiterlijke orde van zaakeaindeweere:d,noch aan S menfchelijk middel van uitbreiding of be- ^'ao'Soo was doorgaande weg van God; wanneer  ( ao ) Hij zichtbaar werken wilde, cn zijnen eigen naam op zijn werk zetten, dan werdt de middetiju uitvoerinï meestal aan ztilken toevertrouwd, op welke de menfche* iljke keuze met zou gedacht, en die onze kortzichtio-heul voorde onbekwaamste zou gehouden hebben, op dat de erkentelijkheid niet in de middelen zou eindigen! maar ue dankbaare opmerkzaamheid belijden moot &d t „is Gods vinger.'- Als, bijeen naderenden hongersnood, Egtjpten met de aangrenzende Landen moest gered worden waren 'er dan geene Politieken aan het Hof ? geene £ inantiemeefters onder de Staatsdienaars 2 geene Raadslieden onder de zoo beroemde Prielterfchap? gewis hadden wij dezelve daar gezogt; maar het oog der Godheid vondt dat alles in een Slaaf die m de boeien vergeeten zat, in een jongeling van een vreemden Landaart, en josef was de beftemde der eeuwige wijsheid, om een groot volk in het le-ven te behouden; - om Israël uit de flavernij te redden en eenen Staat te gronden, die nog lieden dc verwondering der eeuwen is, wordt een banneling, die ftaamelt, uit Mdta» geroepen; om het in laatcr tijd te redden, moet cideon ae verlosfer zi,n, mens Duizend het armlh was ui Manasfe en die de geringfle was in dijnes vaders huis.Qa) De woede van den magtigenepiphaxfs vindt Ituitmg in den moed eenes grijzen Priefters in Modm, en zomtijds zelfs is ééne Vrouw genoeo- 0m het oproer van eenen s eb a te eindigen, of de vermderii w mi krconP"nsAr,oNiA in de geboorte te fmooren Waarlijk, de ftryd is niet der helden, de loop der lnellen de fpijze der wijzen en de gunst der we l weelende;^ de vleefchelijke arm ontvalt, en, als dc fnor- 00 Richt, vi: jj, Pred. ix: li»  fhorkende sanherib zal vernederd en het benaauwd Jeriualem gered worden, moet tirhaka, die ter hulp gekoomen was, wel wijken, maar e'éne nacht veri andcrt onverwachts de droefheid in gejuich, en leevert I een onwederfpreekeljjk bewijs, dat God zich niet laat ' beiputten. Bevreemt het U.dan, dat in het groote werk, dat lij uitneemenheid Gods werk is, —* dat in de uitbreiding van jesus koningrijk, en de verfchijning der zaligmaakende Genade aan alle volken en handen der menfehen, — [dezelfde weg door eeuwige Wijsheid gehouden is?-* Geene wij,en, geene edelen, geene priefters, geene redenaars; maar ongefchaafde visfehers en verachte tollenaars zijn de middelen, döor welke Levfs uitgedij nd outaar verlaatcn; de afgoderij der heidenen ver-, worpen; de donkerheid der oude Wijsgeeren opgeklaard; de weelde der eene, en de barbaarsheid- der andere Natiën befchaafd; het hart der zondaaren begenodigd, en de hemel bevolkt is. — Aan wie nu van, deeze zou hei woord Gods gebonden zijn ? zou God, om eene weereld van zondaaren te behouden, een petrus van het Net, of een mattiibus uit het Tolhuis- hebben noodig gehad ? —. of zou zelfs een f-au lus, die alle zijne Joodfche geleerdheid verwierp, om de uitneemenheid' der kennis van christus, onontbeerlijk geweest zijn vc or eene Almagt zonder grenzen? •— Van den throon, waaraan de Engelen enKrachten onderdaanig gemaakt zijn, regeert de Koning zijner Kerk onafhangelfjk; tegen den eenen zijner knechten zegt hij „Gaa" en hij gaat, en tot den anderen „Koom" en hij koomt; dikwils gaat 'er een tot flen arbeid cenes anderen in, («) en maait, wat- eert. B 3 voorig r (*0 3Fo. ïv. 36 ~ 38.  ( *a ) ■yoorig arbeider met meerder moeite zaaide; — met "één woord, aan' geenen Leeraar, hoe wijs, hoe vroom, hoe ijverig, maar aan jesus alleen, hangt de zegen der B-diening, en, noch hij, die plant, is iet, noch hvj, die bcfproeit,ict; maar God, die den wasdom geeft. 00. '— Billijk hangt eene Gemeente den getrouwen Leeraar aan, billijk achte men hem in liefde om zijnes werkswkle^hij is een medewerker van haare blijdfehap; maar alle onze bekwaamheid is uit God, en dat naar de 0-eradc.die Hij aan een iegelijk van ons gegcevcn heelr, en van' het fondament der Apoftèlèn en Profeeten is fcnRisTUS dc üjterïlè hoekilcen. - b.) Het woord Gods is niet gebonden aan ccnigc uiterUjke orde van zaaken m dc weereld bij uitfluiting. Da Kïofaïfchc Godsdienst ciièhte ovcrëenkoomltige grondmetten voor den Staat, en, om dat hij voor één volk gefchikt was, hadt de Theocratie ook politieke inrichtingen; maar het Rijk van jes us omvangt de einden der aarde en het Euangelie houdt aan allecreaturen. Schoon dan Voor den uiterhjken welvaart, de rust, de veiligheid en dé eer van het Chriftehdom, de eene Staatsregeling Verre weg voordccliger zij dan de andere, evenwel verdraaot' zich kei woord Gods met alle conjfiraticn, en de beko-ten door het bloed des Lams zijn uit alle taaien, volkeren en natiën. — Verwondert U dit? daar de ècniffc tijtel, waar onder het Euangelie der genade tot 'de menichën fpre'ekt, die van zondaaren is; en waar is het o-eflacht der Stervelingen, waar aan deeze naam niet voe^t? —1 Keizerlijk gebied van Romen! Koningrijken Wacrip'pa! ' Stadhotiderfchappen van felix en f est u's! ;Landen der /ifiarchen ! Rechtsgebied van den'Atheenilhcn P^aadl Horden feïScijthcnl Eilandea (_a) ï Cor. in: 7.  der gartparctil in U allen heeft zich het Chriftendom geyefti"d, en in geene van U was het woord van God c.) Eeven weinig bindt het zich aan eenigc menfehc- lijkè middelen van uitbreiding oibejeherming. Be- taamend cn ioliijk zijn de godvruchtige poogingen ter uitbreiding van het Chriftendom in de weereld ,• zij beh' oren,' overal tvaar dc middelen onder ons bereik val'en, tot de pligten van elk, die heeft leeren bidden: „Vader! t.w koningrijk lcoomc!" Maar de Heiland, wiens liefde ons aan den Pligt verbindt,heeft ziek zeken aan dc middelen niet gebonden, •— Zoms faalt het doel der best gemeende poogingen, cn elders bréngt dikwüs, het geen yij Toeval noemen, meerder te wege, dan wij ookVanhct fchranderfte Ove-r&g verwachten konden. ,,'[ ot aan de voleinding der weereld ben ik met U lic„den" zeideHij, bij het heengaan tot den Vader, en 'cr is geen twijfel bij den Chrillen, die de trouw zijnes Heilands keur, of alle de hemelen van Midian en Hepha piet de fchaapen van Kedar en de rammen van Ncbajoth zullen hem dienen, cn het heir der Heidenen zal tot hem hoornen (a); maar ons koomt het niet toe, te wecten de tijden cn dc gelegcuheedcn.die de Vader in zijne eigene magt geheid hectt. (b) Dankbaar erkent het de Chriitcn, wanneer dc fchildcn der aarde Gcdes cn zijnes Gezalfden zijn, cn dc Edelen des volks den Heiland eerbiedigen ,• en Gij, gelukkige oostyriezen! die door de vaderlijke zorg des kon in os, en de trouw uwer regenten bij den vrede bewaard, en in uwe godsdienflige zoo wel als burgerlijke voorrechten gehandhaafd wordt! Gij zoudt dien zegen, welke de Ü\VQ is, dan B 4 eerst. fajyef lX: 5-7(b) Hand. V. 7*  (■ 24 ) eerst recht waardeeren, wanneer Gij die ooit (het geen Gods liefde verhoede!) moest verliezen, en de Godsdienst ook onder U aan eene tortel gelijk wierdt, kirrende uit eene rótze cn het verborgen hol eener fteile plaatze^ maar cevenwel ook dan is het woord van God niet gebonden. Dikvvils bloeide de Kerk weeligst onder de vervolging, cn de Genade verdubbelde hare invloeden onder het drukken van het kruis. .Althands, gedtturende zijne drie eersteen beste eeuwen miste het Chriftendom alleaardiche beferjerming; en hoe heftig, was toen deszejfs gedaante 1 hoe zuiver de leer, hoe ongekunfteld de eerdienst, hoe ijverig de Leeraars, hoe voorlpoedig de uitbreiding, hoe moedig de belijders, hoe zuiver de zuren, hoe voorbeeldig de liefde! constant in fcho'nk aan de Kerk rust, maar te gelijk drong 'er de weereld in, er, naar maate de uiterlijke luifter'toenam, bedierf het innerlijke weezen, cn het Naamchriftendom rijpte, door gebreken van allerlei aart, voor die kaftijdingen, die kort daar op de Griekfche en Latijnfche Kerken getroffen hebben. Het Bijgeloof der laatere eeuwen onderdrukte vaak de waarheid, en de Sectegeest woede met onchriftelijkhcid om alleen den naam van Chriften te behouden, maar .nimmer was het woord Gods gebonden, en de leer der genade heeft gt zecgepraald tot dat de tijden der verkoeling gekoon,en zijn van het aangezicht des Heeren. Trekken wij al het gezegde zaamen. „In alle omftandigheden en wisféhngen der onderzonnige dingen; of Leeraars blijven of vertrekken; of de uiterlijke gedaante der Monarchijen en Staaten verandcre; of 'de wcereldlijke Magt ongeloovig zij, dan of de Vorflen voedfterheeren der Kerke zijn; of laauwheid bij de belijders heerlche, dan of men ijverig arbeide aan de uitbreiding van het Euangelie; toch blijft jesus CHRIS-  C *5 > christus giüeren, heden, en in eeuwigheid, de* zelfde, dat is, de bewaarder der Gemeente, de verzaamelaar zijner verlosten, dc fterkte zijner gcloovigen, de overwinnaar van de weereld ; het Euangelie oejfent kracht op de harten der menfchen, de Geest overtuigt de weereld, en het woord Gods is niét gebonden." 2.) Maar, befchouwen wij nu ook deeze helling in den tweeden zin, die ceven duidelijk het oogmerk van den Tcxt is aangemeeten: ,, Al fpillen de vervolgers „ boei en banden, al voegt 'er de woede der Tijrannen „ marteling en doodltraf bij; al brengt het fchijn-ver„ nuft den zwakken tot zwijgen, of al boeit de fchirap „ en fpotlust des Ongeloofs, of der Mode-theologie, „ de tong des bioocaarts, die zich het kruis van „ CHRtsTus fchaamt, cn om het Euangelie geene „ fmaadheid lijden wil; eevenwel blijft de Waarheid „ zelve buiten hun bereik, de Gods-kerk zal bewaard ,, en uirgebreicLwordun op de weereld, en het woord „ Gods is niet gebonden." — Echte Godsdienst van het Euangelie! hoe gegrond is uwe aahfpraak op den eerbied en de omhelzing van alle de kinderen der fterflijkheid, waaraan Gij verkondigd wordt! Een Godsdienst, zoo opklaarend voor het verhand; zoo onderrichtend in het waarlijk weetenswaardige; zoo ontknoopend in het raadzelachtige der reden en het onzeekere der wijsbegeerte; zoo inlichtend in zijne gronden; zoo tastbaar in de proeven vanGodiijk herkoomen; een Godsdienst, zoo fpreekend tot het gcweeten,zoo bereekend voor zondige cn doemfchuldige, voor zwakke en krachtcloozc creaturen; zoo Godebetaamend cn voldoende in het middel van verlosling; zoo redelijk in den eerdienfl; zoo ecnvouwig als aandoenlijk in de plegtigheden; een Godsdienst, zoo heüig in de voorlchrilten; zoo nuttig voor de BurB 5 gcr.  C ^ ) gerjijke Maatfchappjj, de familien, dc huisgezinnen, de vriendfehappen, de perfoonen van alie ftanden, fexe, jaaren; zoo liefderijk en gocdda'ajdjg; e'Cn Godsdienst, wiens Moraal niet slechts zuiver is, maar die bij de pligten de hulpmiddelen, cn bij de krachtiglte hulpmiddelen dc edelhVe dringredenen voegt; een Godsdienft, die in alle droefheid, leed cn lijden een yaften troost, cn in de onzeekerheid der gebeurelijke dingen een onwankelbaare vastheid aan het hart geeft; een Godsdienst, die onze eeuwige bellemming aanwijst, oplicht en verzeekert; een Godsdienst eindelijk, bewonderd door zijne verachters, en in zijne trcostelijkhcid benijd door zijne befirijders; Godsdienst, welks verzuim door de rialaatigen beklaagd, cn welks beftrijding meenigmaal wrocgend gevloekt is op de fterf bedden zijner vijanden; maar welks ongeveinsde betrachting nog nooit iemand berouwd heeft in zijn leevcn, cn fteeds gevolgd is, ook bij de fineitelijklte 'dood - zoortcn, door eene kalme, hoopvolle en juichende ontbinding. ■ zulk een Godsdienst is het Christendom, waar van p au lus fprak, en d'e geleerd wordt, door dat woord Gods, het welk nooit gebonden is. Schijnt het U- dan niet onbegrijpelijk vreemd ? fchijnt het niet met de kennis, welke wij van den menfchelijken geest hebben, volkoomcn ftrijdig te zijn, dat ooit zulk een Godsdienst vervolgd is in de weereld, en deszelfs predikers verdrukking leeden tot dc banden toe, als kwaaddoenders ? — Is het niet nog vreemder, dat menfehen, die zichChriftenen noemen, den zaamenhang met,' en den invloed van zulk eenen Godsdienst op denBurgerflaat verbreeken willen ? — En is niet het vreemdite van allen, dat mcenig zoogenaamd Leeraar des Chriflendoms, onder den'naam van Opklaar'mg (die.  ( ft? ) - ■ (die, in een weren zin, nooit genoeg kan bevoorderd werden) al het eigenlijk chriftelijke, alle de zslig- j maakende genade, uit dien Godsdicnft wegneemt, en dendelven misvormt tot een dor geraamte van wijsgeerige deugd, die men eeven goed bij socrates, srnec a, en epictetus leerenkan, en om welke intefcheipen het woord niet behoefde vleesch te worden, en, d* inde geftaltenisGods was, de gefidtte van eenen aienstknecht aan te neemen, veelmin de Heer der heenleid behoefde gekruist te zijn, en de Vorst des leevens gedood, , Dan, deeze verwondering houdt op, bij eene nadere befchouwing van het bpoze, waar in de weere.d hgt, en van de dwaaze hoogmoed cn het diep zeedelijk üederj van het menfehciijke hart. A r Vooröordeelen der opvoeding, der tijden cn dJ natiën waren bij de vroegere cn bij een gedeelte der l-i tere vervolgers, de oirzaaken van den haat tegen eenen Godsdienst, welken zij niet, dan gebrekkig, kenden, en welks gronden zij zich niet de moeite gaven te onderzoeken : - en, hoe mcemgwerf heelt de hodende drift van een opgeruid Gemeen, het belang der • rbeidsliedenO), de hoogmoed der wiisgeeren,het bijgeloof der priefteren en de weelde der hovelingen de Vorften, hunnes ondanks, tot vervolgers gemaakt, wier geweeten hunne eigene wreedheid cn laffe toegeevenheid verfoeide ? Schuldiger is zeeker dc beftrijding cn verbastering van het Christendom, door onze ïijdgenooten, die oe waarheid of gekend hebben, of overvloedige ge eegenhcid hebben, om dezelve te kunnen kénnen ; maar de hooo-moed van het vernuft, dat zijne grenzen met cr* ° kennen, Men denke aan het oproer, door den zflvérfiAid oE: MÉT-RIUS te Jfezen verwekt tegfen dc EiOiigelic-prediktngj Hand. xix.  ( 2i ) kennen, den afttand tusfchen den onein lil. 7. Luc. xviir. 13. Rmn. xni. 7. iar.vju.ao. to.xni. 1. ^ac, 1. 27.' TJt. u 8» U. 12. 15.  ( 29 ) maatfchappij, en, om aanhang te vinden zonder tegels ftand, geeft men dien gewijdcn naam aan een zaamenftelzel van eigen vinding, waar in niets bijna van den echten geest des Christendoms behouden blijft. En wee den braaven, den zelf - veiioogenden, die het waagen durft, voor de leer der vaderen en voor den invloed te fpreeken, die het Euangelie hebben moet op alle de betrekkingen des menfchen ! Schimp en befpotl tmg zal zijn loon zijn, cn, zoo de befchaafdhcid der tijden al met verdrukt tot de banden toe, zal men echter (waar men 'er het vermoogen toe heeft) hem ze^en gelijk am azia tot amos: „Gaaheenen, Zien der' „eet elders brood en profeteer aldaar, maar alhier zult „gij met profetecren. (a)"— Dan, wat vervolging, wat misvorming ook immer piaatshadt, of ooit plaats hebben zal, deeze waarheid zal immer pal ftaarr: „het Euangelie zal vrijen Joop „nebben in oe weereld en in de harten, en het woord „ Lrods is met gebonden." a) Van den throon zijner heerlijkheid regeerde de verheerlijkte Middelaar, en het woord GodAvies ■ al knarsietande cajafas en annas met heel 'het Hoogepnefterlijk geflaeht, (O toch waren 'er veelt duizenden yanjoodenjk geloofden<(c). - Hoe oproert de Jooden fchreeuwden; hoe gemaklijk zich de heidenen te Lijf ren, te Derben, te Corinthen, te Efezen en elders, heten opzetten; hoe zwak de Stadhouders, hoe onmenfehehjk nero was, de deure des woords bleef overal geopend.- Onder alle de laatere veivolginoen groeide vast het Christendom, en tertüuVan durfde, m zijne Verdeediging y00r de Christenen, 'er zich (a) amos viï: 12. 13. (6 ) Hand. iv: 6. (s) Hand. xxi: 20.  C 30 ) zich op beroepen, „dar de Rijken, de Landen de Eilanden, de Raadzaalen en het Hof zelve met belijders van jesus leer vervuld waren;"- en war toch hebben naderhand de verbann ingen, de galeien, de Schavotten en de brandftapelsuitgericht, dan de uitbreiding van dat Euangelie te bevoorderen, het welk Zij yero.nderen wilden'? Nooit is het woord van God gebonden, en de belofte fliep niet: „Ik zal tot de volkeren ecr.c reine fpraake wenden." Het kruis van jesus zegepraalde od dc altaaren der afgoden,In de waarheid, zoo als die in christus is, op de verleidingen der logen. b~) Hoe donker dan ook de dagen zijn, die wij Deleeven: hoe bedreden, hoe miskend;' hoe misvormd ook het Christendom worde, nog is het woord Gods met gebonden, het oeffent zijne kracht op dfl.hnoto^g menfehen, het veroordeelt dc weereld en het ijaakt zalig, die gelooven. CP U beroep ik mij kundige vedeedigers der waarheid! die, oneer alle Natiën, dc k acht en den moed veréenigt, om eeti flagboomt te ft elfen te-er dc rockelooze poogmgen des Ongelcofs en der Verbastering, cn die, eeven verre verwijderd van ^^T^L^sMd, vanSecte-geestas van OnverichüKgheiï mijnen Apoftel durft nazegen Ik fthaam mij over het Euangelie van christus nt -"f^ 'op U, Christenen van allerlei naam ! die SchtdesiiTangeliums kent, cn door den geest Stder dienstbaarheid, maar der tocht, ^t fondament SewÏt,naamelijkcHRisTüs, en den godlijken den S beklecdenden Borg van arme zondaaren me veiS wilt met het Schepzel van arrius, den b 00, SfchdPen Lecraar van .socijn, of de wcttilche geïchtigheid van den onroetuchkundigen peeagius; O) Rom. E 16.  C Si ) op U, getrouwe verëerers van den Heiland aan alle plaatzen! die, al wat gij bezit in dc genade, licht, vrede, blijdfchap, kracht en troost, alleen, aan zijnen verzoenenden dood, zijnen medegedeelden Geest en krach-* tigen invloed dankt; op Uwe eigene coufcientien vooral, mijne Hoorcrs ! die, geroerd onder de predikino-, de noodzaakelijkheid gevoelt van zijne kracht, om uwe goede voorneemens te volbrengen, of, bij ftoute onbekeeiïijkheid,tziddcrtop het denkbeeld zijner tockoormt. Elk, voor den dood bevreesden, zondaar; elk, aan zich zelv' wanhoopende boeteling; elk bevredigd en in God gerust geweten; elk, met een oog op^God lijdend Christen ; en elk vrolijk, opgeruimd herfbed, is mij het bewijs dier waarheid: het woord Gods is niet gebat wordt, waar omtrend, zelfs bij de \ „besten, zooveele onverfchilligheid en laauwheid is? - „en wat zal van de reine waarheid, worden ? " Zoo j fchandelijk het is, zich hier over niet te bekommeren, , met de groote meenigte, waar bij het hict: „ Het is Zion, ( „ niemand vraagt 'er naar ;" (a) zoo verkeerd het is, , geene middelen, elk in onzen kring, biddende in het ( werk te hellen ten voordeele van waarheid en godzalig- , hcid ,* zoo onbetaamelijk is het, God en den Heiland j te wantrouwen, en moedeloos het geloof te verliezen ] aan zijne Almagt en getrouwheid. Dat het geen wij ( gehoord hebben, ons hier van terugge houde, en dat ( ons vertrouwen niet wankele; „dc Heerc zal Zion ( „vcrlosièn, en haalt vaftzetten op den top der ber- f „gen."(b) Gij, Geliefden ! biddet om den vrede van Jerufalem : het gaa hun wel, die hetzelve beminnen ! Maar hier bij heb ik deeze gewigtige aanmerking: ( „Schoon jesus zijne kerk en woord op de weereld , altoos zal bewaaren, en "hier omtrend onveranderlijke toezeggingen zijn, zo zijn 'er echter geene beloften aan bij ; ( niemand van U heb ik tot last geweest; van niemand . heb ik mijn voordeel gezogt; vreedzaam woonde ik bij U ; en dit getuigenis geelt mij mijn geweeten, dat ik getracht heb, heilig en rechtvaardig in de weereld te verkeeren, maar allermeest bij Uliecien. Niemand heb ik gevleid, maar kleinen cn grooten betuigde ik het koningrijke Gods, predikende de bekeering tot God cn het geloof in den ileere jesus! En gij nu, Gel'efden! wat heeft het bij U gewrocht? zijt gij wijzer, gelooviger, deugdzaamer, heiUcrijkcr en christelijker geworden ? kan ik dat van de mccilen Uwer zeggen ? Gij begeert, dat ik bij U blijven z?-i> en, hoe gaarne zou ik dat doen, ais ik hoopen mogt, dat ik eenige van U behouden zoude, die mijne kr:jon en blijdfehap zouden zijn in den dag van chuist ps; maar zou het mij ook ceven aangenaam zijn kunnen, als ik in dien dag, tegen zommigen Uwer zou moeten getuigen, dat ik U gewaarfchuwd had en de genade zoo meenigmaal had aangebooden, maar- dat gij niet hadt willen hooren, noch U bekeeren ? Hcort nu nog des Heercn woord, 6 gij Genisten! — ik mag niet anders dan U den weg Gods in waarheid lecren : kent dan uw veriooren toeftand buiten christus, het onvermoogen uwer eigene krachten, het ongenoegzaame uwer ftoflelijke pligr.cn, cn het ongegronde van de hoop op barmhartigheid buiten der. geloofsweg in den liefderijken Heiland van arme zondaaren. Of, heb ik U niet dikwils genoeg geleerd, dat niemand zijn hart verhardt en vrede heeft ? dat uit dc werken der wet geen vleefch gerechtvaardigd wordt ? dat God een rechtvaardig richter is ? maar dat aan armen het Euangelie verkondigd wordt, dat christus in de weereld isgekoomen, om zondaaren zalig tc  C 37 ) tc-maaken, cn dat bi] den-H. Geest kracht is tegen het Oöverniöctgén der verdorven natuur ? Och moedwillig ongclukkigcn! — indien gij de gaave C ... kendett(ay indien gij dc genoegens wist van een menllhj die God ten vriend heeft; de vreugd ecner jjiéie, die vernieuwd wordt naar het eevcnbecld des gccr.cn, die hem gefGhaapen heeft; dc blijdfehap, die Ue tr.iy.icn der boetvaardigheid vervangt; hoe zoudt gij U haasten, om in ril den ernst uwes gemoeds te bidilen: „6 God! zijt mij, armen zondaar genadig i:' —* Vergeet incusfehen deeze vermaning niet: „zo wij s, wniens zondigen, na dat wij de kennis der waarheid „«mtfangen hebben, zo blijft 'er geen HachtolFer meer „c\-erig voor dc zonder.." (7^) g;) Het woerd Gods is niet gebonden. Voor U ook. niet, verflaagen Boeteling!. die uwe onwaardigheid gevoelt, bij het wakker zijn uwer confeientien ; want nog heden wordt tot U het woord der zaligheid gc^ondeim Predikte ik U dat niet openbaar en aan dc huizen, in uwe gezonde dagen en aan uwe krank- en fterf-bedden ? ingewanden der barmhartigheid mijues Gods ! rijkdom der genade! hoogte en diepte, lengte en breedte der liefde van christus! nooit heb ik u voor den democdigen verborgen; nooit geweigerd het Werk van een Euangelist te doen, wanneer ik een verbrijzeld hart heb aangetroffen, al was het ook in dc armen van de Dood. En in dit uur verkondig ik nog een. ieder heilbegeerigen, dat van alles, waar van hij niet kan gerechtvaardigd worden door de wet van moses, door deezen jesus een ieder, die gelooft, gerechtvaardigd wordt, (c) Hoe zwaar de fchuld, hoe langC 3 duurig; O) jo. ïv: io. \k) Héér. X. 6. (e) Hand. xm: 3?. 39.  C 38 ) duurig het verzuim, hoe fterk de kracht der verdorvenheid zij, arme ziel! daar is meer dan overvloedige genade, (a) Maar misbruikt dit niet, moedwillige en beredeneerde Uitftellers uwer bekeering! want God laat zich niet befpotten, De bekeering en het geloof beftaat niet in eene koude belijdenis, of in eene gevoelige hartstochtelijkheid, veel min in een gebed, "dat de vrecze voor de dood eenen half - fier venden afdwingt: ach! hoe. veele fchijnbekeerden op een ziekbed hebben wij, na eene onverwachte her/telling, erger zien worden, dan ooit te vooren ! de waare bekeering, en het echt geloof, dat het hart reinigt, tast de hart-ader der verdorvenheid aan, dat is, de lust tot de zonde, de lievelingzonde wordt eerst en meest beftreden, beledigingen en onrechtvaardigheden worden herheid, en de oude menfeh gedood, eer de nieuwe kan opltaan. Heden dan, terwijl gij de hem van God hooit, verhardt uwe harten niet, want voor den moed willigen misbruiker der langmoedigheid geldt dit woord : „ veelen zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen." (b) — iMogt ik, ook hier, nog eenige van U, in den dag der zaligheid behouden ! zoekt den Heeré, terwijl Hij te vinden is ; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is. 4.) Het woord Gods is niet gebonden. Dat is door Uwe hartsverandering bewcezen, waare Christenen! Uw geloof zaamele alle dagen nieuwe krachten uit dat eeuwigrbhjvend woord. Hangt fteeds uwen Heiland aan, van wiens magt en trouw gij thands zoo veel gehoord hebt. Doch vergeet niet, dat uw geloofs-wandel ook naar dat woord zijn moet: geene eigenwil!ige getyoontens, geen houding en toon, vooral gêe'ne 011- chris- (a \ Ram.xt 10. I.TIM. 1: 14. Ef. in: 20. (6) ll'c xiii: 24.  ( 35> ) christelijke liefdeloosheid maakt een Christen naar het Euangelie; maar Geloof cn Bckeering eifchcn, de weereldfche begeerlijkheden, de geldzucht, de hoogmoed, de wellust en de kwaadlbreekenheid teverzaaken, een nuttig, beminlijk en teevens hemelsgezind leeven te leiden," en, terwijl het geloof alle de wcldaaden aanneemt, die verworven zijn door het kruis van christus, ook door heib'gmaaking alle die zonden te vlieden, die Hem aan hetzelve genageld hebben. Geliefden ! gelijk Hij, die U geroepen heeft, heilig is, zoo wordt ook gij zelve heilig in uwen gantfehen wandel. 5.) Voorts, — (en deeze is mijne laatfte leering) — dezelfde Almagt, dezelfde Getrouwheid,met één woord, dezelfde Heiland, die voor het welzijn van het geheeie lichaam der Gemeente zorgt en waakt, die trekt zich ooft de belangen aan van elk Lid in het bijzonder. Troost in lijden ! opbeuring in de Imertclijkc wederwaardigheden des. leevens en in het ongewisfe onzer nog toekoomhigc lotgevallen 1 — In de handen van j|esus, onzen Koning, maar ook onzen Verloslèr, onzen Vriend, onzen barmhartigen Hoogepriellcr, is het tot zijner verlosten ! en, mijne Broeders ! kan het in. betere handen zijn ? •— Murmureert niet; gelooft, dat zijne wijsheid best weet, wat U nuttig is, en, in dc tiitkoomft U. alle disgen zal doen medewerken ten goede. „Ja, maar de godzaligheid zou ook voorliet „tegenwoordige nut zijn ; cupaulus klaagt zelve, in „het begin van mijn Tcxtvers, dat hij verdrukkingen ,, leedt tot de banden toe, ah een kwaaddoende/; ; haast „zou ookTmoTut'.us in zijne verdrukkingen deeleigen „'er waren zulke zwaare tijden aanftaande, dat allen, „die god/.alig wilden leeven in christus jesus, „zouden vervolgd worden ; cn hoe dikWils is dit nog „het lot der braven op dc weereld ? hoe weinig C 4 fchijnt  ( 40 ) ^fchijnt dit tc ftrooken met. die Airaagt cn die Liefde, „welke de Heiland heeft voor zijne vrij gekochten! " — IJdele bedenkingen ! dc opperfte wijsheid beproeft de oprechten. Dat wil niet alleen zeggen, dat Hij U voor U zeiven beproeft, door uwe lijdzaamheid, uw vertrouwen, uwe verloogcning, uwe flandvastigheid op den toets tc hellen; maar het zegt vooral, dat Hij U beproefd helt voor de wereld, cn de kracht uwer godzaligheid doet glooren in het oog der menfehen. Rechtfchaapen. deugdzaam cn een Christen te zijn, wanneer de godzaligheid met uitcrlijkcn zegen loont, valt zoo ongemaklfjk niet; maar getrouw te zijn aan God, aan den Heiland, aan dc waarheid, aan de deugd, als armoede voor overvloed; krankheid voor welvaart; fmaad voor eere; vervolging voor veiligheid; eenzaamheid voor omgang; en in plaats van broederlijke opbeuring de verdenking cn de verlaating onzer voorige vrienden het gevolg is; dan cent hebben wij deugd, dan eerst christendom, dan eerst gelijkheid aan jesus lijden ; dan eerst blijkt het, dat wij de godzaligheid, om haar zelfs wil, beminnen. Wordt gij dan nu, of ooit, gelijk het goud beproefd, in den imeltkroes der ellende, houd dan toets door uwe llandvastigheid, en de weereld zelve, die U vervolgt, zal U eeren, cn jesus zal U lief hebben. Bemoedigt U intusfehen met de zeekerheid der redding en vcrlosling, indien, en zo rafch Uw Heiland ziet, dat in U, en door U, dc oogmerken zijner beproeving bereikt zijn. Hoe meenigmaalcn is de onfèhuld, na harde verdrukking, met eer en voorfpocdgekroond! hoe dikwils de waarde cencs braaven, na lang miskend geweest te zijn, erkend en beloond! Hoe vaak zijn de flachtoiTers van eigenzin, hoogmoed cn tijrannij uit de donkerheid der kerkers in de linialen der zon terug gekeerd! Hoe meenigmaalen zijn  ( 41 ) zijn de verbannen vrienden der deugd of de Leeraars der waarheid-, met eere in hun vaderland teruggeroepen ! — in eene vroegere gevangenis te Romen bleef paulus hechts twee jaaren, en zag zijne vrienden en gemeentens met verrukking weder ; onder domitiaan" werdt joiiNNEs naar het eiland Pat/mos verbannen; maar, twee jaaren laater, vernietigde de Raad alle de Beu-eten van dien Dwingeland, en Joünnes leefde tot den hoogften ouderdom, en fterf gerust bij zijne geliefdeEfezifche Gemeente. Die jesus, die door ongeziene, of ongefehikte middelen zijne Kerk heeft uitgebreid, kan ook Uwe veriosling gebieden door middelen, waar op Gij geene gedachten maaken kunt. Laat dan nooit de hoop op moogclijkc verlosfing vaaren; maar herinnert 'cr U bij, dat iemand, die, met die hoop lijdt, het toppunt der verloogening en der godzaligheid nog niet bereikt heeft; maar dan eerst, wanneer God ons tot lijden roept, dat niet dan met den do.;d kan eindigen; dan eerst, wanneer vervolging op moordfehavotten brengt, gelijk paulus nu eerlang zou gebeuren; dan eerst, wanneer de deugd onbeloond, en de Christen, zonder medelijden, fterven moet; ö Geliefden I dié dan, zonder eerzucht, dip dan zeegenend, die dan, éénswillens met zijnen Heiland, lijden kan, en verloshng, ten koste van het gevvccten aangebooden, niet aanneemt, (a) die heeft hel hoogst mooglijk toppunt der godzaligheid op deeze aarde bereikt. Brengt j e sus U, of iemand Uwer bekenden, in zulk een proefweg, verdenkt zijne getrouwheid niet ; hij laat dit nooit toe, dan wanneer zijne wijsheid oordeelt, dat de weereld een fchittcrend voorbeeld van de verheevenste deugd noodig heeft; de hoogste zaligheid geeft den onfchuldigen, ootmocdigen C 5 en (&) Hebr. »: 33.  ( 4* ) en ftandvastigen Lijder ruime vergoeding voor het verlies der aarde, waar het uitneemendste moeite is en verdriet; en niet zelden gevoelt, nog lang naderhand, de Booswigt, bij het graf diens braaven, zijne eigene affchuwlijkhcid, en tziddert voor zich zeiven. Christenen! door vrije goedheid tot hier* toe .bewaard tegen dat toppunt der beproeving, maar die kommerlijk het leeven, zonder uitzicht, flijt in krank heid, armoede en verachting, of miskend en vcrontbillijkt in uw Vaderland, hier .als vreemdelingen verkeert ! zegent cn vervloekt niet; uw oog zij op Gód, en leert van uwen lijdenden Heiland, dat, wanneer liet lijden zoo heftig is, dat men zeggen moet: „Mijn „ God ! hoe diep hebt Gij mij verlaatcn ! " dan ook het oogenblik niet verre af is, waarin men zeggen kan: „Het is volbragt! " Hoe gelukkig zou ik zijn, wanneer ik deeze gedachten diep in uwe zielen drukken, en een Medewerker zijn mogt aan uwe blijdjehap ! B. Een Medewerker aan uwe blijdfehap! Ja, Gemeente te Loga 1 dat heb ik zoeken te zijn, zoo lang ik bij U was ; maar,—„zal ik dat nog voortier blijven, „of verlaat ik U in het kort ? " — Ziet daar Mij, ongevoelig, en van zelf, gekoomen tot het geene ik U, over mijne gedaane keuze te zeggen hebbc, cn waar meede ik deeze Leerrede zal befluiten. Het woord Gods is niet gebonden. „Geen aardfche „magt kan hinderen, dat het Euangelie gepredikt wordt „in de weereld, daar en door men het den Heer zijner „kerke belieft." Van deeze waarheid zijn mijne eigene gevallen mij fpreekende Getuigen. Nu xxn. jaaren heeft God mij in den dienst des Euangcliums gebruikt; overal was zijne hulp mij nabij; overal was mijn dienst aangenaam; nergens ongezeegend. Gcweetenshalven koude  ( 43 ) konde ik te Rotterdam niet voldoen aan eenen eifch der tcenmaalige Regeering, welke eifch niets, hoegenaamd, te doen hadt met de bediening des woords, het welk zich (zoo als gehoord is) met alle conftitutien der Bürger-maatfchapprj verdraagt, en het gevolg deezer mijner gemoedelijke bczwaaren was, dar men mij de waarneeming van mijnen Dienst verboodt, op eene wijze, welke, kort daar op, de volgendeMunicipaliteit verklaarde, partijdig, overhaast en° onrechtvaardig te zijn, zonder echter in Raat tc weezen, het mij aangedaans onrecht tc herftcllen. (a) Zeeker fcheen toen rnijn tong voor het woord Gods gebonden, en ik voor het Euangelie onbruikbaar gemaakt, daar .alle de poov gingen mijner getrouwe Medebroeders, en van zoo veele duizenden mijner geliefde Rotterdammers, door de hitte der Partijfchap verijdeld wierden. Maar, wie konde het woord van God binden ? Eenpaarig riept Gij mij, en ik zag mij de deure des woords geopend in een vreemd Land, daar ik geenen ftervcling van aanzicht kende, en wie was ik toen, dat ik God zoude keeren ? Had ik rust gezogt, die had ik daar; liefde en vriendfchap omringde mij, en nog gedenk ik aan onze wederzijdfche traaneh; voordeel bezorgde mij de liefde mijner vrienden driemaal grooter dan hier ; en echter, gevoelende dat God mij riep, kwam ik tot U, om hier 'het woord Gods te prediken ; en ( hoe veel ik aan Rotterdam verboren heb) ben ik echter blijde, en heb vrede in mijn gemoed, dat ik gekoomen ben, zonder de banden los te fcheuren, welke mij aan eene lieve Gemeente binden, die haarc betrekking op mij tot hier toe erkend heelt. En nu, ook hier was het woord niet gebonden. Al hoor- (a) Men zie dcRcfoI. van den Raad der Gemeente te Rotterdam van 19. Fcbr. 1,-98. in mijn Historisch Bericht, pag, Ji8.  C u ) hoorden mij hier dikwils honderd in plaats van de dUi* zenden in Holland, heb ik echter ftceds met eevcn het zelfde vuur, dezelfde opgewektheid, en denzelfden ijver tot de zaligheid van menichen gepredikt hier als daar, en wat mijn gedrag en voorbeeld betreft, daar in beroep ik mij op U allen. Maar de vraag aan Uw geweeten is : „Hebt gij van mijnen dienst dat gébruik .„gemaakt? heeft het bij U die weezcnlijke vrucht ge„ daan, dat gij verwachten moogt, God zal mij onder „Ulaaten, om den oogst in te zaamelen, welke ikge- „zaaid mogt hebben ?" het antwoord hier op laat jk aan U zeiven over. Zou dit ook van invloed zijn op mijne keuze omtrend Embden ? welke ik zoo lang heb uitgefteld, niet om mijnent wil, maar op het verzoek' der Embdehaaren zelve, om hun geleegemjeid te geevcn, van iets goeds, iets voordeeligs,te beraamen voor alle hunne Leeraaren. En ik danke God, dat mijn uitftel daar toe gelukkig mede gewerkt heeft. Dan, daar nu de tijd gékoomen is, om eindelijk mij te verklaaren, wat oordeelt Gij zeiven, dat ik heb kunnen kiezen ? Dewijl het woord Gods niet gebonden is aan menfehelijke middelen, begreep ik ligt, dat mijn perfoon en dienst niet onontbeerlijk is, noch aan deeze Gemeente, noch aan die van Embden, cn dat menfehen- zaligheid alleen in de hand van jesus is, die door middelen werkt, welke Hij zelve verkiest. Ik moest dus redelijk, ik moest biddend onderzoeken, wat mij te kiezen ftondt, daar Uw verzoek om te blijven, en dat van Embden om te hoornen, beide onder zijne beftuuring gefchiede, maar' beide te gelijk niet door mij voldaan konde worden. — En hoe veele redenen pleitten niet voor de begeerte van Embden ?— Niet hechts (want. dit is het geringste) wint het Embden door fchoonheid, grooie en ftedelijke genoe»  ( 45 ) genoegens, van het ilille Loga; maar de Gemeentes de aanzienhjkfte in geheel Oostvriesland, wint het in getal der Belijders zo verre van deeze, dat dezelve in •>eene vergelijking koomt; en hoe natuurlijk volgt daaruit meerder leerzaame en ftichtelijke'omgang voor een Leeraar ? meerder opwekking door het getal der Hoorders en het voorbeeld van een zestal Amptgenootcn ? en (zo in geestelijke zegeningen eenige bereekening geldt) meerder geleegenheid, om aan veelen nut te doen, door het Euangelie ? — Hier bij kwam de fterke en algemeene aandrang, om te koomen, door mondelijkë verzoeken en door herhaalde brieven zoo van Leden uit den Ed. Groot Achtb. Raad, als van de Leeraaren, den Kerkeraad en de Gemeente, van welke laatste ik nog deeze week een verzoekfcbrift heb ontvangen, dat, behaiven door gelieele Huisgezinnen, door meer dan tachtig bijzondere Per/bonen geteekend was.— Voeg hier bij het aanbod van eene aanzienlijke verhooging der, tot nog toe gewoone, inkoomsten, en veele aanbiedingen èn beloften voor het vervolg. En heit daar tegen over dc traagheid van veelen Uwer in het bijwoonen van den Godsdienst, en de zoo weinig kenbaare vruchten mijner prediking, bijzonder de mij zoo verdrietige Godsdienst-haat tusfehen de beide Proteftantfche gezindheden, welke ik, met alle mijne daartoe aangewende moeite, wel in flaap gebragt, maar niet gedood heb ; en oordeelt dan, of ik redenen genoeg heb bijgebragt,om de roeping mzz Embden aan te klemmen. 'T is waar, Uwlieder aanzoek! om te blijven, was, boven mijne verwachting, Merk, en uw cenpaarig befluit bij de laatste oproeping, om ter vermeerdering mijner genoegens, indien ik bleef, dc veranderingen aan mijne wooning te maaken, welke ik begeerde, heeft mij overtuigd van Uwe geneegenhcid en de oprechtheid uwer verzoeken. Vrij  ( 4^ ) Vrij en onverbonden door eenige belofte, het zij aan U, het zij te Embden, heb ik veel ftrijds cn veele bekommeringen gehad, om zoo te kiezen, dat ik vrede in mijn gemoed bchielde en vrijmoedigheid tot God. En, ziet daar mijn bcfluit. — Even als josef, na zijne broederen door hoop en vrees gedingerd te zien, hun eindelijk met aandoening zeide: „Ik ben josef, „uw Broeder;" even zoo verklaar ik U, met diepe roering mijnes harten : „Gemeente van Loga ! ik blijf „de Uwe met geheel mijn hart, en Gij zult de mijne „zijn." • \ „ö Mijn Heiland ! veroordeel Gij mijne keuze niet, „gelijk mijn hart mij niet veroordeelt, en maak ons tot „een zegen voor elkander!" Het is intusfehen billijk, dat ik U de hoofdredenen deezer keuze mede deele, zoo verre ik^ie op deezen Kanfel zeggen kan, cn die den onpartndigen, zoo ik vertrouw, van dc billikheid dier verkiezing overtuigen zullen. a.) De voornaamstCredcnen liggen in deeze Gemeente zelve. — Zij is kleine ; maar zal ik mij dan, in het Land mijner vreemdeiingfehap, groote dingen zoeken ? — Zij is kleine ; maar wordt des ook moeilijker van eenen goeden Herder voorzien, dan het meer aanlokkend Embden; waar nog zoo veele Leeraars arbeiden, en dat dus weiniger te lijden heeft bij eene lange vacature.— Zij is kleine; maar in de laatste algemeene Huisbezoeking heb ik (dank zij dc genade!) meer kiemend zaad in" de harten gevonden, dan ik vermoede ; deeze en geene fcheen niet ongezecgend door mijne prediking; en — ik verklaare voor God — dat ik niet heb kunnen befluiten, dezelve te verlaaten, en het opkoomend zaad onder de doornen te laaten verflikken, of te^laaten wegvoeren door de vogelen des hemels. _ b.)  ( 47 ) b. ) Een tweede aantal redenen ligt in de omftandigbeden der beide rpepfteramen, met eikanderen vergeleeken. Te Embden was mijne beroeping bijna eenpaarig, en een zeer groot gedeelte der Gemeente begeert mij ;°maar Uwe roeping was volflrekt éénfiemmig, en Uw verlangen, om mij te behouden, zoo volftrekt algemeen, dat ik zeeker ben, dat 'er Niemand is, van welke geloofs-belijdenis ook, die liever mijn vertrek, dan mijn verblijf gezien hadt. Te Embden waaren de aanbiedingen voordeelig, maar niet zonder alle onzeekerheid, en in eenige opzichten onbeftemd; maar de Uwe, om mij te verbinden, waaren bepaald, zeeker, en geftaafd door dc toeftemming van alle de vergaderde Leden der Gemeente. c. ) Voegde ik hier de redenen bij, die mij, als Man en Vader verbinden, en invloed hebben op mijn menfchelijk genoegen; dan was mijn althands niet kleiner bellaan, mijne grootem onafhanglijkheid, en het frlsfche buitenleeven, op zich zeiven wel ongenoegzaam geweest, om mijne keuze te bepaalen; maar, bijkoomende bij de voorige redenen, vermeerderden zij derzelver gewigt. d. ) Stille, volkoomene vrede heb ik hier met alle menfehen; kanfeltwisten zijn hier volftrekt onbekend ; maar zou ik mij kunnen vleien, Van tc Embden nooit gemengd te worden in Woordenftnjd en twistvraagen over. zoogenaamd oud cn nieuw licht, welke die Gemeente zoo larg dwaasfelijk verdeeld hebben, en waarvan ik altoos een dood-vijand was, en, hoe meer ik dagelijks het Euangelie en den geest van christus kennen leere, afkeeriger worde ; te meer, daar ons de tijden roepen, om ons te vereenigen tegen de weezenüjkc vijanden van den ehristelijken Godsdienst. e. ) Eindelijk zijn 'er redenen van voorzichtigheid, die  C 48 ) die ik hier niet kan optellen, cn die betrekking hebben op mijne geliefde voorige Gemeente, wier belangens, en mijn eigen goed recht, ik nimmer kwetzen mag, naar de voorwaarden, op welke ik tot U ben overgekoomen, en door haar aan U ben afgedaan. Ziet daar mijne redenen, die voor mij en, ik hoop voor God, voldoende zijn. ■ Hooggebo0ren Graaf en I Uwe achting, Uwe beleefdheden, en Uwe ge 'tegenwoordigheid, waar mede Gij mijnen c. ' 'vereert, zoo wel als Uwe voorbeeldige Gemaal • ■■i dc 'verklaaringen van Uwe begeerte tot mijn verbïjjf, hebben niet weinig toegebragt tot het bepaalen mij er keuze. Staa toe, dat ik mij en de mijnen op nieu ■ 1 ibeveele in de hooge gunst en betcherming Uwer b, xcellentien, en neem'de openlijke verzekering van mijnen eerbied aan, welke mijne daaden mrnmer wedcrfpreeken zuilen. De eeuwige God zeeg. .e in alles Uwe Graaflijke Excellentier., de Telgen uwer echt, en, met de Graaflijke ook de gantfche Vrijheerlijke Familie/ Betoont aan mijnen dienst lteeds die zelfde aanmoedigende achting, welke -ik dus verre genoot: cn, hoe groot zou mijne vreugde zijn, indien dezelve gezeegend mooge weezen aan Uwe zielen, die op dezelfde wijze moeten zalig worden als ook Wij. Gemeente te loga/ Heer Amptman! Burgemeesters! Dijkrichter7 Asjes foren! Kerkvoogd! Ai mverzorgers! — Kooplieden!'Landlieden^! Rijken en Armen! Ingeboorenen. en Vreemdelingen! die allen te zaamen dcei hebt aan mijne Herderlijke zorg ! neemt mij op nieuw'met blijdfehap aan ; verheugt U over het gelukken Uwer aanvallen pp mijn hart; maar bindt het ivoorcfygods niet door Uwe ongehoorzaamheid. Die onvcrgeWijke dofheid in het gebruik des H. Avondmaals,,die nalaatig- heid  ( 49 ) heid in betKerkgaan en in den Huisfelijken en Bijzonderen Godsdienst, en die traagheid in het leeren, waaraan veelen fchuldig haan, houdc éénmaal op ! Geloot en Heiligmaaking giere deeze Gemeente! Vrede en liefde woone onder ons en vereenige U er- mij bettende 1 en och! was ik zoo gelukkig, dat ik hier, vraat dev'n-draagzaamheid tusfehen dcRoomsgezmden Protestanten zoo voorbeeldig is ook den twist tusknen de volgers van de Augsburgjehe en Nederlandjehe Geloofsbeliideni volkoomen eindigen mogt, of, ten minsten den n-ronc lag leggen voor dien zaligen tijd, dat de iMTzuame' knders (a) de aanhangers van beide veréénio-en zr1 >t ééne kudde onder éénen Herder, m de yerëlring V den godlijken heiland door den geest, en in het betrouwen op zijn verzoenend bloed : or, zégt mij, ■=- Twistgierigen ! is luther voor U gekruist 2 ht gij in caevijns naam gedoopt i [bj Vooi:he 'enge, wordt volmaakt, wordt getroost, leeft in vrt ie, cn mijn God befchaame u niet, noch mij over ^ in m dag van jesus christus ! Het wooul Gods is niet gebonden ; het werkt zoo, en door wien het Hem behaagt. Dit doe de Embdcnaarcn, onvertoornd, berusten in mijne keuze, zeggende: „de wil des Ileeren gefchiede !" Het oog des Verloslers zij cp de Leeraaren en Leden van die Gemeente de waarheid en de vrede woone bij Hen! Allengskens neeme de eeuwige Wijsheid daar alle bezwaaren weg, die dikwils de' koomst der Beroepenen vermoeilijken ! en op zijnen tijd, koome tot het Embder Zion een man, in wien de Geest des Heeren is, en die de waarheid, zoo als die in christus is, in de liefde betracht!-* En fa) zach. xi. (_l>) i Cor. i: 13. D  C 50 ) „En Gij, éénige bron van allen zegen! Vader van onzen Heer jesus christus! beveilig alle deeze goede woorden! onttrek uwe invloeden, zonder welke hij niets vermag, aan Uwen Dienaar niet! Heilig alfe uwe wegen met hem aan zijn gemoed; en, bij de herinnering ziiner verdorvenheden en het gevoel zijner Ampts-zonden, worde het dagelijks meer waarheid in zijn hare: „eer ik verdrukt werd, dwaalde ik, maar „nu onderhoude ik Uw gebod." Zeegen zijn voorder verblijf onder ons, en - het zij Gij hem ooit wederbrengt tot de begraafplaatzen zijner vaderen ; het zij hij onder ons zal rusten in hoope ; het zij Gij hem nog immer elders roepen zult, hij zij altoos met U éénswih lens en getrouw in uw gantfche huis ! - Helderder zij fteeds zijne kennis ! levendiger zijn geloof! ftandvastiger zijn moed, leerzaamer zijn voorbeeld ! naauwkeuriger zijne herderzorg, en geheiligd zijne talenten • Geef ons allen uwen Geest, om, naar onzen onder- fcheiden weg, niet zagtmoedighcid te ontvangen het woord, dat in onze zielen geplant zijnde, ons kan zalig maaken ! Uw woord zij nergends gebonden / red uwe Kerk waar zij lijdt; verheerlijk haar, waar zij voorfpoedJ is; bewaar het Euangelie, vermeerder de goede vrucht ten, en de liefde, in de Gemeentens van dit Koningrijk en van deeze Provintie! Zee-  C oi ) Zeegen de weereld met vrede, en droog de traanen af der lijdende volkeren! laat uw bijzondere zegen rusten op alle de Pruififche Staaten, en op geheel Oostvriesland, inzonderheid op deeze Heerlijkheid f Heil zij onzen Koning! maak hem behendig de vader en begelukker van dankbaare onderdaanen, en hel Hem tot een zegen voor Europa en de geheele Weerekl ! Heil zij der Koningin en alle de Prinfen en Pr;nfesfen, die tot het koningrijk Huis behooren, waar zij zijn, en in alle omdandigheden ! Zegen zij over zijne Excellentie, onzen Graaf, deszelfs Gemaalin, hunne Kinderen en geheel het Hoogadel ijk Geflacht f Zegen Gij alle Hooge en mindere Lands-cojlegien, kerkelijke en weereldiijke! - het Amptsgericht, cn allen, die eenig beduur hebben ! Zegen ons allen, ons beroep, landbouw en handel! zijt de ftaf onzer ouden ; dc zegenaar onzer huwelijken } de eerbied der jongen ; de bewaarer onzer kinderen ; de man onzer weduwen; dc vader onzer weezen 5 het krachtig goud onzer rijken ; de verzorger onzer armen ; de fterkte onzer zwakken j de bekeerder onzer zondaaren ; de troost onzer boetvaardiger! ; de leevenskracht onzer christenen j de traanen, helper onzer bedrukten; de geneesheer onzer la-anken; en de zaligheid der dervende i Eeuwi-  C 5* ) Eeuwige Ontfermer! vergeef onze zonden om jesus wil! — U zij de eer, de heerlijkheid, de aanbidding, de dankzegging, cn het vertrouwen van onze harten! -— amen! Nagezongen Psalm XXXV. Vs. 13. Gedrukt te Embden bij C. Htjner, Kon. privil. Boekdr.