AAN M IJ N E MEBEBÜHGE1.S, ter gelegenheid van de TWEEDE VERJAARING der van Z A A K E N in het LIEVE VADEiLANDI door 3T JL & S € M JSL JU JP, Predikant te Rotterdam. HEBT DE WAARHEID EN DEN P'KEDE LIEF. Te ROTTERDAM, Bij JOHANNES HOFHOUT en ZOON.   AAN Z IJ N E DOOR LUCHTIGS TE HOOGHEID WILLEM FREDERIKi ERFPRfNS FAN ORANJE EN NA*S4U% GRAFE yjN iURÈN, RIDDER FAN DEN ZIVARIEN ADELAAR, ENZ. EAZ. ENZ. DoOPvLUCHTIGST prins! CjTeheel Nederland ziet met verrukking alreeds de deugden der voorige Vorsten van Oranje en Nassau, ziet alreeds den beminden , en in het oog zijner vijanden zelfs (hunnes ondanks ) beminlijken Vijfden Willem, in U, den Erfgenaam van Zijnen Doorluchtten Naam, en eenmaal (doch dat het zeer fpade zij!) van Zijne Eminente Waardigheden herleeven, en dagelijks ftreelen wij ons teder en pas ontluikend kroost met het vooruitzicht, dat hen wagt bij den bloei van hun Vaderland , wanneer zij aan het hoofd van 'sLands Regeering, in hunnen ouderdom den Zesden Willem zien zullen, * van  ii O P D R A G T. van wien Godsdienst en Burgerftaat, met reden , zoo veel mag hoopen , wien de Nasfaufche Landen onlangs met zoo veel eerbied zagen, en wien, op de pas afgelegde reizen, de veritandigfte Hoven van Europa bewonderd hebben. Alle braave Vaderlanders, vol liefde voor Uwer. Hoogheids Doorluchtig r n Vader, fineeken God, dat het tijdftip van den aanvang der Regeering Uwer H o o g h e i d n og lang verfchoo ven zij, en dat alle de oogen van het teegenwoordig geflacht lang moogen geflooten zijn, eer Nederlanders om het verlies des Vijfden Willems fcbreijen; maar zij bidden tevens, dat de dagen Uwer Hoogiihd zoo lang moogen gerekt worden, dat onze Nakomelingfchap U eens met dezelfde blijdfchap zie, als Israël hunnen Salomo zag op den Eerezetel van hunnen geliefden Da vid. De gelukkige redding van het Vaderland , voor twee Jaaren, en de hergeeving der  O F D R A G T. m der wettige Rechten aan Uwen Doorluchtigen Vader, waar voor wij, naast God, 'de wijsheid en zorgen Uwer Koninglijke Moeder, en de trouw Uwer Koninglijke en Vorstelijke Aanverwanten danken, bevestigt ons dat vrolijk voorgevoel en het blij vooruitzicht voor Vaderland en Kerk. En , daar ik, bij het tweede Jaarfeest deczer heuglijke gebeurtenis mijne braave Gemeente tot dankbaarheid, en de ongelukkige flachtoffers der listige misleiding tot nadenken en terugkeering heb opgewekt; aan wien zou ik mijnen arbeid dan anders wijden, dan aan U, Doorlucntigst Vorst! op wiens Erfrecht deeze herftelling zoo nauwen invloed heeft. Uwe toegeevenheid vervult al mijn verlangen. — Mijne aangekleefdheid aan het Huis van Oranje is uit pligtbezef gebooren, en ik vond derhalven daar in nooit eenige verdienste, of maakte 'er nooit een grond van tot onedele verzoeken om be* 2 loo  iv O P D R A G T. looning of bevoordering , en ik doe dit nog niet. Voor mij zeiven heb ik niets te vraagen: Gods goedheid plaatfte mij in zijne Kerk op dien ftand, dat ik voor mij zelf niets meer verlang, en mijn viertal Zoonen is te jong, hun lot nog veel te onzeeker, om het Vorstelijk Huis met eenig aanzoek lastig te zijn. Maar al wat ik begeerde heb ik verkreegen. — Toen ik in den veegen nood des Lands, voor twee Jaaren , mijne Leerreden, op den Biddag, te Axel gehouden , uitgaf, vergunde mij de minzaamheid van Uwen Doorluchtig en Vader dezelve aan Zijnen naam te wijden , en nu weigert mij Uwe Hoogheid dezelfde eer voor deeze blijder Reedevoering niet, en gunt mij de Eer, dat alle mijne Landgenooten , dat vooral in laater tijd mijne Kinderen het bewijs hebben, dat het hart hunnes Vaders voor God, voor Vaderland, voor Oranje, en voor de Een- dragt  OPDRAGT. v dragt klopte, en dat het Vorstelijk Huis dit hart in Hem erkende. Ontfang dan, Doorluchtigst Vorst! mijne hartelijke dankzegging" voor deeze Eer , die mij genoeg is: ontfang deezen Bundel, dien ik Uwe Hoogheid, met eerbied, wijde, en verwaardig mijne poogingen met Uwe Vorstelijke goedkeuring. Dat de God onzer Vaderen Uwe Hoogheid bij eiken voetftap zeegene, het Huis van Oranje fteeds doe bloeijen, Uwe genadens en Eer vermeerdere, dat Leidens hooge School in Uwe Hoogheid eieraad, roem en fteunzel vinde, dat het blij vooruitzicht op de Verééniging met den luister der Vorstinnen bewaarheid worde, het Vaderland door een nieuwen band aan het reddend Pruissen binde, Uwe Hoogheid den gelukkigften der Vorsten, en door U het Huis van Oranje eeuwig maake! * 3 Gee  vi O p D R A G T. Geene volkoomenheid zal U w e H o o giieid misfen , zoo de wenfchen voldaan worden van hem, die met echt Vaderlandfche gevoelens, die mij van mijne braave Ouderen zijn ingeboezemd, en die ik mijne Kinderen zal infeherpen, de eer heeft, zich te noemen doorluchticste prins* Uwer Doorluchtige Hoogheids zeer eotmoedigen en gehoorzaamen Dienaar S C H A R P. Rotterdam $en i^en van Slagtmaand'9 1789. VOOR-  VOORBERICHT. JD)e dag, die bijzonder voor Rotterdam gewigtig was, waar op de wettige Regeering voor twee Jaar en, herfteld werdt, en de woelingen van zoo veele ongelukkige Jaaren eindigden, zonder dat eenige onaangenaamheden, voor dien tijd, de rust en veiligheid verftoorden, de dag , die de zoo lang gewensclite verandering van zaaken daar ftelde, was te groot, om onopmerkzaam te worden voorbij gezien, en viel dit Jaar op Zondag, den xx September in, wanneer ik, in de beurte mijner dagordening, voormiddags in de Groote Kerk prediken moest. Kon ik dan tot de Gemeente fpreeken, — tot eene weldenkende Gemeente, fpreeken, — zonder aan de feden onzer bijzondere dankbaarheid plegtig te gedenken? — Men maakte uit eenige mijner gezegdens, op den Predikfioel, dingsdags avonds te voeren , mijn oogmerk op. ■— De braave Gemeente toonde, door eene buitengewoon talrijke zaamenhoomst, mijn opzet goed te keuren, en voegde bij het reukwerk der gebeden een ruim fpijsojftr der weldaa-, digheid. Mijne volwaardige Amplgenooten, elk naar zijn meer uitgebreid of bepaald plan , herinnerden allen aan de Gemeente het goede, hun door God be•weezen. Reeds in de Vroegpredikatie bereidde de Weleer waardige Voorduin de harten, in alle de Vergaderingen van dien dag vermeldde men den veel' * 4 vul-  vin VOORBERICHT. yuldigen lof des Heeren, waar in de Hoogeerwaardige Smits uitvoerigst was , en des avonds bejloot de Hooggeleerde van Velsen alles met een voU vuurig, en Qiaar de gewoonte deezer Gemeente^) Jwogftaatelijk Gebed , zoo dat geen ftilzwijgen was loi] allen, die des Heeren doen gedenken, en het gèJieele huis van Levi zich met de Heiligen getrouw toonde. Men begrijpt dus, dat het geen Ik deed, niet was , ovi boven mijne voortreffelijke Amptsbroederen uit te munten , maar dat wij allen van éénen geest bezield waren; alleen, mijn Plan-was uitgebreider , en dit was gegrond in de plaats en tijdorde mijner Predikbeurte op dien dag. God dcedt het mij wel gelukken, door openbaaring der waarheid was ik aan menfclielijke geweetens aangenaam , en mijne woorden gaven genade en Jiichting aan de geenen, die ze hoorden: — nauwlijks had ik geëindigd, of men begeerde de uitgaave. — Ik was Zeer ongezind en huiverig, vooral, om dat ik, naar gewoonte , op een korte fch'ets gepredikt hebbende, aan dat verzoek niet voldoen kon, zonder van vooren af mijne fchets uit te werken, waar toe mijn tijd vrij bekrompen was: ik had geen het minste oogmerk gehad zoo te fpreeken, dat het door den Druk kon gemeen gemaakt worden, en echter diende de uitgaave aan het gehoorde te beantwoorden, vooral in de fpreekwijzen, die het meest getroffen hadden. Ook vreesde ik, of alles wel bij de leezing zoo voldoen zoude, tn. ik kende mijne zwakheid wel, —■ Waarom toch  VOORBERICHT. w zou ik veinzen P voorheen was ik moede, als ik (in, kleinere Gemeentens~) wandelde met de Voetgangers, en hoe veel te meer nu daar ik gemengd ben met de Paarden, en mijnen Dienst volbrengen moet onder Medeleeraaren, die als Paarden van de Godlijke Majesteit zijn. — Ik weigerde dan; maar de verzoeken vermeerderden; onder de verzoekers waar en Leeden eener Vroedfchap, aan welke ik openlijk hier mijne bijzondere verpligting erkenne, en wier verzoeken aan mijn dankbaar hart Jleeds wetten zijn zullen: de raad en aanmoediging zommiger van mijne waarde Amptgenooten, op wier licht en cordaatheid ik mij. veflaaten kon, deeden mij wankelen, en boven al de begeerte zelfs van Leeden der Gemeente, wier denhbeelden in het Politieke van de mijne verfchilden, en die ik zoo gaarne wilde te regt brengen, haalden mij. ever : en nu vormde ik een eenigzints uitvoeriger Plan. Ik werkte mijne korte fchets uit, ên ik durf verzeekeren , dat (idtgenoomen eene meerdere uitbreiding van enkele flukken , dan mij de bepaalde tijd eener Kerkrede, dien ik niet overfchreed heb, toeliet) de uitwerking en zegswijze, zoo-na mogelijk, dezelfde is , als toen ik dezelve fprak voor de oorenx 'mijner Gemeente: maar ik had bijzonder ten doel, om, alle haatelijkheid en fcherpte voorzichtig mijdende, niet alleen de getrouwen in het Land tot dankbaarheid te fpooren, maar tejfens misleiden te overtuigen , wier goede meening men zoo listig hadt ver* 5 fchalkty  * VOORBERICHT. fchalkt, en dus de ondergefchiktheid aan de wettige Overheid en de vriendfchap en liefde in de zamenleeving te bevoorderen en aan te kweeken: Dit deedt mij bejluitm, om eenige Bijvoegzeltn bij mijne Leerrede te laaten volgen, waar in ik de voorgeevens, waar door men zoo veelen heeft doen Jlruikelen, bedaard ter toetze gebragt heb, en de verkeerdheid daar van aangeweezen. De weldenkende zal hier verfterking zijner beginfelen en wapenen ter verdeediging ± vinden, en leest een misleide onbevooroordeeld, dan-^. zal hij de list en het bedrog fchielijk merken van hun, i ■ die hem overheerscht hebben naar hunnen wil; en, och of de God der Vaderen dien zegen gaf, dat immers eenigen, wier goedhartigheid bedroogen is, hunne vooroordeelen lieten vaaren, en der waarheid hulde doende, voortaan met ons éénfiemmig waren voor ons Volk en voor de fteden onzes Gods , en voor den Stam, dien zijne rtchtehand geplant heeft! Ontfangt dan nu met geneegenheid deezen arbeid, geliefde Landgenooten ! — ontfangt gij , waarde Gemeente van Rotterdam bijzonder! het geen gij zoo ernflig van mij begeerd hebt. Leest met opmerkzaamheid, oordeelt met befcheidenheid, en beoefent met nut. Meerder heb ik u vooraf niet te zeggen, — dit êéne Jlechts. — Mijn doelwit was niet onedel; waarheid, orde, liefde, is alles wat ik wensch. Lof en beloming zoek ik niet, fchimp en haatelijkheid vreeze ik  VOORBERICHT. xi 'tk niet. Hardnekkige en booze, verleidende en verleid wordende , zullen moegelijk fchelden , daar ik niet fch.old, verdraaijen hei geen niet te wederleggen valt, misfchien mij haaten, die hen toon te beminnen , misfchien in recenfith, brieven of onderzint! bevitten, lasteren, kwalijk fpreeken; — maar zij zullen jlechts hunne eigene fchandelijkheid opfchuimen, en ik zal nooit mijn lijd befleeden, of mij zeiven kwellen met eenige beantwoording of verdeedi-_ ging, verzeekerd, dat geen borjlel een Moriaan wit ■ kan fchuuren ; — alle pcrfoneele haatelijkheid is vreemd aan mijne denkwijze. — Mogelijk ook (wie weet het?) zal de een of ander heethoofdige, di» een ijver heeft, maar niet met verfland, meenen, dat ik te zagt gefprooken heb, dat ik hartiger, bitzer, meer niet de taal der Boanergen, had moeten uitvaar en, doch den zulken zij bekend, dat ik geene verbittering , maar, kon het zijn, verbeetering en overtuiging zogt, de geest die in ons woont, heeft die ook lust tot nijdigheid ? — De'waarheid intusfihen is nergens verheeld, ik fpreek wel befchetden maar onbewimpeld , vindt zich iemand ergens geraakt, hij ftuive niet op, maar verbeetere zich, en dan zal algemeene beflraffing (perfonaliteiten zijn overal gemijd) hem niet meer aandoen, en zijn eigen hart hem niet meer veroordeelen. — Eindelijk, de. wijze der uitvoering, de behandeling van den Text, en van al het andere , hangt van den bijzonderen /maak af, en ik heb ook de mijne: daar is verfchei. denheid van gaaven , doch alle deeze werkt één en dezelf-  xii VOORBERICHT. zelfde geest. Paulus , de nederige en toegeevendt apostel, liet zich, als hij een meesterachtig mensch ontmoette, onder niemands magt brengen. De God onzer Vaderen, die ook ons niet heeft verbooten, bevestige het heil van zijne rechtehand! de oude trouw en braafheid bloeijel het Land zij vol yan de goedertierenheden des Heeren, de geurige Oranjeboom zij de fchaduw voor het gevogelte van allerlei vleugel, en de naam deezer Stad zij CheTsiba, Gods lust is aan haar! OP  leeIVebei VAN DEN WELEERWAARDTGEN HEERE JJL W 8 C M JL JR 2% Ter Gedachtenisviering der Heugelijke Omwending van Zaaken in dit Gemeenebest, gebeurd in het Jaar 1787. Uitgefprooken op den lojlen September 1789. oei nog den killen fchrik door mijne leden jaagen, Wanneer ik overpeins 't gevaar, waar 't Vader.'and Zich in bevondt, toen't juk der wreedaards wierdt gedraaagen, Toen niets voor dom geweld of baatzucht was bedandl De Vrijheid lag vertrapt, gekluisterd aan de banden Der woede dwinglandij: de Wetten zweegen ftil: De veiligheid en 't Regt verlieten Bato's Landen: De rede lag verkracht door onbezuisden wils De wettige Regent, gebonst van de Eeredoelen, Zag zich ten doel gefield van fchimp en biizen hoon: Terwijl de Godsdienst wierdt vergeeten ond:-r 't woelen , En haare klaagflem zondt naar 's Hoogden Glorietrooo: Oranje, zuivreLeer, ondraagelijk in de oogen ' Van 't Loevefleinsch gebroed, dat beider welzijn haat, Verguist, vervloekt, verdoemd en eereloos beloogen, Op de oevers van heur val, met één den val van Staar. Zoo fcheen de jongde nood voor't zinkend Schipgebooren. Van di: Gemeenebest, door 't fchrikkelijkst orkaan! Zoo fcheen 's Lands ondergang door eed en vloek bezwooren! De moed ontzonk aan elk, men kermde: ,, V Is geüaan! Dan, de Almagt fprak. Rasch zag men wjnd en zcebedaareii. Zij fchoot ter hulpe toe. Zondt Pruisfens Legermact, (Gelijk als blikzems van haar Zetel heen gevaaren_) En heeft Oranje, en Rust, en Orde weêrgebragc, Geregtigheid herdeld, de Vrijheid doen herleeven. De zon van ons geluk, bij 't vrolijk morgenlicht, Rees de oosterkimmen uit, om ons een' Dag te geeven Waar op een Tempel vaa Herstel wierdt opgericht. Tri-  XIV Tnumph ! God heeft gehoord, onnoozelheid gewrooken, En de onfchuld met laurier en blijde mijrth bekroond, De dwinglandij verplet, des drijvers (tok verbrooken; Pe hoop is niet befchaamd , de lijdzaamheid beloond. Wij zieij de Reg!er$ ah weleer ons ■voeêr g'fcbonken , De Raadd.ên ah van oud<; Regeeringsvorm herfteld, De Godheid in haar gunst dit Neêrland weêr belonken, Dut ze aanzag in genaê, verloste van 't geweld. De fehoone Maasfhd juich! ook zij mogt mededeeleii In 't heil van "t Vaderland, zij zag Gods arm ontbloot, Der trotfehen waan befpot, de breuk van Zion heelen, En uit der rotfen klooft gekir der duif gehoord. De Lofzangklimme omhoog! doe't reukwerk opwaardsrijzen , Vier'c Jaarlijksch Purimfeest, het hei! van's Hoogden hand , Mijn Scharp ging onlangs voor; wij zongen blijde wijzen, En hij beval: dut men der Godheid wierook brand1 V Begaafde Apollos! hoe vergaste gij onze ooren! Gij boeide onze aandacht vast, 't was al verrukkend fchoon, Dat we uit uw wijzen mond dien morgen mogten hooren; Heb dank mijn Amptgcnoot! dat God uw arbeid kroon! Heb dubnel dank ! gij geeft ons 't voedzel te herkauwen, Vergast ons'andermaal op 't zoetlïe Zielsbanket, Op' dat wij, nu verlost, gedagtig 't bang benauwen , Jehovah looven , en (leeds wand'len naar zijn Wer. Dat Neerland wijsheid leere uit deeze fehoone bladen! Men eraav geen kuit, waar in men zelf ter nedetplof', Men werf geen ftcen omboog! en worde overlaaden Met fchande, met den vloek, die Landverdervers trof. Men vrees' den Opperheer, men huidige's Lands Staaren, Men-minne Oranje, en blijve aan eed en pligt getrouw, Zoek geen verand'ring! als regtfehaapene onderzaaten Erende ieder 't zijne toe tot heil van 't S:aa:sgebouw. Begaafde Scharp! dat wij die redding nooit vergeeten f De daukb're boezem zwelle en zing jehovah Lof. En als de krachten zijn in Jesus werk gefleeten, Voere ons zijn Englenrei in Salcms vreugdenhof! D. W. SMITS, S. S. Tbeol. Proftiftr en Predikant te Rotterdam.  LEER1EDE1 OVER SPREUKEN XXVL vers 27* ter gel eegeniieid VAN DE TWEEDE VERJAARING DER GELUKKIGE OMWENDING VAN ZAAKEN IN HET VADERLAND, UITGESPROKEN IN DE GROOTE KERK TE ROTTERDAM, DEN 20'TEN VAN HERFSTMAAND, MDCCLXXXIX. MOTTO, Indien 'er eenige vertroofling is in. Christus , indien ,er eenige vertroosting is der liefde , indien 'er eenige getneenfehap is des Geestes , indien 'er eenige innerli ke bcweegingen en ontfermingen zijn; zso vervult mijne blijdfehap, dat gij moogt éénsgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde. p a u l u s Pbilipp. II: 1, 2,  Uitgegeeven na voorgaande Vifitatie en Approbatie der Eerw. Clasfis van Schieland, den I3dea van Slagtmaand, 1789.  co Orfder de eertijtelen, welke God, den Koning Ier weercld worden toegefchreeven, geeft naauwlijks één meerder fterkte in tegenfpoed, vaster moed in afpijnigende zorgen , en onbepaalder vertrouwen bij de onderdrukking der aanzienlijken en de woelingen der volkeren, dan de befchrijving , die Daniöl van den God des Hemels geeft, Cap. II: 21, het is God die de tijden en ftonden verandert, — Op dien tijd, en in het bijzonder doelwit van den fpreeker , wijst ons die uitdrukking op dat onbepaald vermogen, waar door God, naar zijne eeuwige ontwerpen, de veranderingen-der weereldfche zaaken beftuuren, en de afwisselingen der Monarchijen zou regelen , zonder dat de invloed van zoogenaamde gemcenzaame geesten der chaldeeuwfche wieheiaaren hier iets te doen hadt; dat bewaarend vermogen teveas, waar door hij het doodlijk tijdftip, dat aan A r 10 c h het zwaard in handen gaf, veranderde in (een Hond van kalmte, en vrolijker vooruitzicht (a), AU r» Over deze Woorden, in den meer bepaalden en ia een ruimeren zin. heb ik breedvoeriger gehandeld, fa mijne Leerrede oj> den Biddag des Jaars 1787. bladi. 34. en 33-37* A  co Algemeenc waarheid, inmiddels, die zich alom laat tasten in alle de einden der Godlijke wegen: — ontfing de Godskerk een onbeweeglijk Koningrijk, toen alle de beweeglijke dingen verdweencn , de fcheidsmuur nederplofte , en het lichaam de fchaduwen deedt wijken ; het was God, die zelve den hemel en de aarde bewoog, dc zee en het drooge alleen deedt beeven : —■ ontftaat 'er ergens eene verandering in de maatfchappijen , verheft zich het rumoer der volkeren ; dan fchept God alleen het lichten hij formeert de duisternis: de afval der tien ftammen moogc het gevolg zijn van Rehabeams dwaasheid ; maar deze omkeering was van den Heere: Belzazars dood mooge een einde maaken aan de grootheid der Chaldeen ; maar de Gedshand heeft vooraf het vonnis aan den wand gefchreeven. .— Of doen bijzondere lotgevallen iemands ftand verwisfelen; koomt de eenzaame in een huisgezin, Hijgt een flaaf te paard; wandelt een Vorst te voet; flapt Josef uit den kerker op 's Konings tweeden wagen ; wordt den verdrukker verdrukking vergolden of de verdrukte verkwikt; het is God, die alles maakt, die het vermogen, de fchakels , de werking, de palen der gefchapene dingen kent, die dc voeten zet op de Zee en het drooge, het vlotte en het beftendige, en die met alvermogend wenken de tijden en de Honden verandert: ö weibeweczene waarheid! hoe krachtig is uw invloed op werkdaadige Godzaligheid! — doet God alle deze dingen , dan leest de Christen 's Vaders naam onder alle de bitter- hc-  (3) heden , die hij tegen hem fchrijft > dan wordt lijdzaamheid, onderwerping, bidijver en hoop in de zwaarfte beproevingen gebopren, en met erkentenis van goedheid en wijsheid , de roede zelfs gekuscht. —■ Maar, dan ook, daalt geen ééne zegen uit de (luizen der Algoedheid op ons neder, dan verkwikt geene blijdfchap ons hart, dan ftroomt ons geen welvaart toe , vooral na dagen, waar in wij het kwade zagen, of dank* baare wijrook ftijgt ten Hemel , het erkentelijk hart gloeit voor God , en , wat middelen ook' ons heil befchikken, het oog des beweldadigden ziet, met traanen van gevoel , op dien God, die de tijden en de ftonden verandert. ö Mijn Volk ! lieve Land- en Stadgenootcn! gevoelt gij deeze waarheid niet ? wat anders voert u in zulk eene menigte herwaards ? wat hebt gij ten doel? zo het niet is, om Gods weldadigheid te erkennen in het midden zijnes tempels? —• Grj herinnert u, met weedom , de voorige dagen , toen 'er geen vrede was voor den in» koomenden noch den uitgaanden, toen orde en onderfchikking en vrijheid balling was , en het aangezicht eenes iederen menlchen tegen zijnen broeder was. Gij herinnert u, welke omwending ten goede, voor twee Jaaren, in ons Vaderland, in deeze maand voor deeze Provintie , en, heden A a dee*  (4) deezen zelfden dag, voor deeze Stad gefchonken is : de zichtbaare hand der Godheid is u niet vergeeten , uwe lippen brengen de offeren der dankbaarheid, en uwe handen gewis de ruimfte aalmisfen aan. ■ Uwe aandacht hier bij nader te bepaalen, is mijn tegenwoordig doel. — Wacht intusfehen gcene de minste haatelijkheid of wreevel , ten zij iemand het haatelijkheid wil noemen, wanneer ik aan de dingen haaren eigen naam mogt geeven; maar mijn oogmerk zal erkentenis, waare Vaderlandsliefde , orde en eendragt; mijne woorden de taal der overreeding, en mijne redenen enkel goedwilligheid zijn. Maar zwijgen, daar nog zoo veelen bevooroordeeld of misleid zijn , kan en mag ik niet; deeze dag is een dag van goede booifchap en zouden wij dan zwijgen ? (a) wij die toen zelfs , toen men tot zwijgen dwong, het van onzen pligt gereekend hebben vrijmoedig en bedaard te fpreeken ? God lof! de fpies is verbrooken, het zwaard gezeegeld in de fchede, de bloedvlag van burgerkrijg verfcheurd, de oproerige ontwapend; God lof! de wettige Overheid is tot haare kusfens, Oranje tot den vaderlijken Ecrezetel , de koopman tot de beurs, de burger tot zijn werk, de (V) 2 Kon. VII: S>.  C5) de landman tot zijn ploeg, en elk tot zijnen kring weergekeerd : 's Lands bij één hen-aapte pijlen zijn op nieuw geftrikt in den Oranjcband, die ze het eerst vereenigd hadt, de vrede is bevestigd, de Nabuurcn verbonden, de burgers door éénen eed heréénigd. Kransfen wij dan onze dankoffers met palmen en olijven! neigt uwe oorcn, ö mijn volk! en laat mijn raad u behaagen. Haleiujah! de Heere heeft groote dingen bij ons gedaan : de Heere der heirfchaaren is met ons , de God Jacobs is ons een hoog vertrek, hij heeft de verlosfingen zijnes volks groot gemaakt en goedertierenheid gedaan aan zijnen gezalfden! Koomt, geliefden ! fmooren wij niet langer den gloed onzer harten , buigt u voor der Vaderen God, offeren wij hem onze gevoelige dankzeggingen, met zeegenbede over deezen Godsdienst. Enz. Enz. Enz. T E X T. Spreuken XXVI: 27. Die een kuil graaft zal daar in vallen; en die een Jleen wentelt, op hem zal hij. wederkeer en. Al wilde ook iemand nog zoo bevooroordeeld denken , en , met toegekneepene oogen nog zoo gunstig fpreeken over de menfehen, en hunne handelwijze in de maatfehappijen; evenA 3 wel  co wel zal niemand ontkennen, dat het getal van jïëgié , fpoorlooze, aan drift en zedenloosheid verflaafde menfchen merkelijk groot is op de wcereld , en dat de ondeugd , vruchtbaar in duizend booze daaden, alle rangen, in alle landen, van den monarch tot den daglooner, van het paleis tot dc Hulpen, van de catheder tot de laagfte leerbank, van den Ecrstpriester %0t den dorpelwagter toe, verpest, of ten minsten befmet heeft (a). En * Qa) Men weet, welke woelingen het hoogmoedig hart van zich zelf behaagende menfchen in het werk fielt tegen cie leer des Bijbels en van onze Kerk, met opzicht tot het diep bederf der menfchelijke van haaren eerften aanleg zoo verre verwyderde natuur : en is 'er voor een nadenkend ifiensch wel ander bewijs nodig dan het gedrag der menfchen ©ver het algemeen befchouwd? draalt de afkeerigheid van God niet middagklaar door bij de zoo algemeeue verkrachting van de wetten der reden en der openbaaring beide? waar is de metisch, die goed doet en niet zondigt? — en de ongezindheid jegens de naasten in de wijze , waar op/ elk denkt, fpreekt, werkt, en zijne betrekkingen vervult. — Men roeme dan op enkele trekken vart edelmoedigheid en liefdaadigheid, die in verfcheidene redenen en oogmerken den grond kunnen hebben ; waare christelijke liefde jegens God en de naasten befiaat niet in eene enKeledaad, of natuurlijke of gekunflelde gevoeligheid ;..maar in «ene heblijka déugdsbetrachting uit dankbaarheid gebooren, en uit een nieuw levensbeginzel vloeiende. — Men kan niet genoeg op zyne hoede zijn tegen de zoogenaamde verb.ecteraars van dtn Godsdienst, die eerst onzen hoogmoed vleien, door het gevóel onzer doemfcbuld te verbannen, en dan ons een muit lijk Godlijken Verkeer, en de verzoening met God in zijn borgbLcd ontnecmen , — een nieuw Arrianismus, dat in kunflig geblankeue fchriften, die met den naam van Voor-  17) En, wat doet de Godliike Voorzienigheid, die de weereld regeert, tot dat alles ? — Laat onbeperkte wijsheid, voor onze navorfchingen onnaipoorlijk, het toelaaten van zeedclijk kwaad, in haare eeuwige ontwerpen, noodzaakelijk keuren; laat einde] ooze goedheid almagtig zorgen , dat de moedwil der boozen, de fcepters der godloosheid , de woelingen der volkeren de orde niet verwrikken, of het algemecne wTelzijn van het menschdom niet benadeelen : ■— dc vlekkelooste heiligheid en het onkreukbaare der hemelfche rechtvaardigheid gedoogt het kwaad niet ftraffeloos, en den rechtvaardigen zelfs wordt vergolden op aarde, hoe veel te meer den godloozen en den zondaar (a) ? Zom-' Vtordeekn van bet christendom , Aanmerkingen tegen Pope , en andere vernuftige tijcels pronken , telkens wordt opgedist, vergif in gouden fchaalcn. — Wat zou men de Godgeleerden befpotten , als zij in de verklaaring van bijbelplaatfen zoo onedel , zoo onkundig te werk gingen, als deze lieden? die 'er ftaalen van wederlegd wil zien, leeze de verhandelingen van den geleerden Jacoui, door den arbeidzaamen van Voorst ui'tgegeeven, en hij zal zich verwonderen over de onoordeelkundige verklaaringen , of exegetifche mijmeringen, van menfchen, die zich verbeelden alleen -wijze te zijn, en verder te zien, dan allen, die voor hun geweest zijn. Qa~) Op deeze wijze betoogt Salomo het zeeker oordeel , dat den zondaar wagt : Spr» XI: 31 , en daar uit blijkt, welke de waare zin zij van 1 Pet. II': 18. indien de rechtvaardige nuauwlijks zalig wordt, Waar zal de god. looze en de zmdaar vei fc.bijnen ? het Grieksch van Petrus A 4 '5  (8) JEöMtijds^ ja, gefchiedt het oordeel haastelijk over eene booze daad. —■ Onverwagts reegent hagel en vuur over het onbefchaamd wellustig So. is woordelijk uit de zoogenaamde LXX. Overzetters , -«• het misbruik , dat van dien text in de pradtikaale Godgeleerdheid gemaakt wordt, heeft mij onlangs doen befluiteti denzelven in eene Leerrede te behandelen, en bij deeze gelegenheid herinner ik nogmaals , dat niets minder de zin kan zijn, dan dat zelfs een waar gelwvige naauwlijks, of, tp zijn best, zalig wordt, zulk eene uitlegging, die dikwils oprechte Christenen flingert, is tegen de leer van den gamfchen Bijbel, die leert: daar is gecne verdoemenis voor de geenqn die in Christus zijn, — wij hebben vrede met Q0(ln de krom is ons weg?,elegt, —■ wij weten, dat wij uit den dood zijn overgegaan in het leven , — wij zijn erfgenaamen Gods, — Niets kan ons febeiden van de liefde v«n Christus. Enz. — Een waar Christen heeft een God, w'ens trouw door onze ontrouw niet vernietigd wordt, — wiens genadegift onberouwelijk is, — een Zaligmaker, uit wiens hand hij niet te rukken is, — en het begonnen werk Wordt voltooit, en hij in Gods kracht bewaard. — Het is 'er dus zoo verre van daan, dat een waar Christen ter nauwer nood zou zalig worden , dat in tegendeel niets aan Zijne zaligheid kan hinderlijk zijn, om dat de genade zelf alle beletzelen weg neemt. — Maar Petrus haalt de fpreuk van Salomo, Sfr. XI: 31, aan, om te betoogen, dat God zelfs zijne lievelingen op aarde vaderlijk kastijdt, en befluit daaruit, welk een geducht wreeker hij voorzijne vijanden wezen zal. — Dus het flot is: de Christen wordt uit genade zeker zalig. — Maar, nadien (zoo is de verklaaring) de rechtvaardige door veele tegenfpoeden zalig wordt, waar zal de godlooze en zondaar verfchijncn, voor wien de das der vcrgeldivge eerst aanbreekt aan geene zijde vein bet gr„f_ _ Het mag dan van den voorfpoedigen godlpozen waar zijn, fee: geen CL au Bi AN u-s zong: Tolluntur in altum , ut laf Ju graviori ruant. ▼an  (9) Sodom; pas zijn Z i m r i cn C o s b i in de. Alkove (a) der ontucht, of de ijver van Pinehas voltooit de ftraf; het ongewijde vuur gloeit pas in de rookfchaalen van Nadab en zijn broeder, of de blixem van Jehovah vernielt hen ; van Israël ftaat 'er, Ps. LXXVIII: 30, 31, zij waren nog niet vervreemd van hunnen kist, maar hadden de fpijs nog in den mond, als Gods toorn tegen hun opging, dat hij van hunne beste doodde, en de uitgeleezene Israëls nedervdde; . de lucht weergalmde nog van toejuichingen, die God Onteer? den, en 's Konings hart zwol nog van dwaazen hoogmoed op, toen de Gods-Engel Herodes floeg. Hand. XII. Maar zomtijds ook, en wel meermaalen, is de tred der Godlijke wraak-langzaam, en, wanneer het oordeel min haastig koomt, dan is het hart der t.fo?sf'' .v '.■ f» li men--. van den nooddruftigen Christen is lief niet minder waar, het geen Ovidiüs aan L 1 v 1 a fehreef: Scilicet exiguo percusfa es fulminis ictü. Fertior ut pos/is cladibus e^fe tuis. men vergeliike den Eerw. Nisuwlano Uitlegk. Vermaakl. I. Deel, bl 538-552. (/?) Onze Overzetters vertaaien het een boerenwinke! Al kuha (van waar ons onduitsch AJove~) is bij de Ara. bieren een verwiilfze] , «aar in men dc bedtrede plaatst;; liever derhalven: bij irginde llkove , in het SlaapvertrekZiet den zelfden fleer Nieuwland Letterk. Verlust. JV. Deel, bl. 471. en L och art Hieroz. 'f. 1. L. 4. £. 8. aldaar aangehaald. A 5  menfchen kinderen in hun vol om kwaad te doen: ziet, hoe Salomo dit, uit ondervinding, beredeneert, Pred. VIII: 11-13 , •— „ Mijn heer ver„ toeft te koomen", zeide de booze dienstknecht, Matth. XXIV, en floeg ondertusfchen zijne mededienaaren, — en een hcidensch retdenaar heeft wel gezegd, dat de driften breidelloos hollen bij lange ftrafïeloosheid (a). - Evenwel , het zal niet ftraffeloos gaan : het eordeel -keert, op Gods tijd, weder tot gerechtigheid , de nek des trotsaarts , lang verhard, wordt eindelijk gebrooken, de haak gelegd in den neus des onderdrukkers, en den verwoester, die niet verwoest was, treft het wee. Onzalig menschdom , dat door edeler drijfvecren moest bewoogen worden ! veracht gij dan den rijkdom der Godlijke verdraagzaamheid, goedheid en langmoed, zonder te bedenken, dat de goedertierenheid Gods u tot bekecring leiden moest ? En met dat al, bevestigt ons de geduurige ervaarenis niet de waarheid van al het gezegde met onwraakbaare proeven? — behoeft gij een ander, of weet gij duidelijker bewijs, dan de zamenloop der dingen , waar van wij heden gedachtenis vieren ? Wij (_a) Cicero. Efratnatus furer a'.iturinpunitate diutuma.  Wij hebben de dagen gezien, waar in de ban. den der orde verfcheurd , de ondcrgefchikthud verbrooken , en de Overheid, Gods dienaares, de fpeelbal eener hollende meenigte was , de leugen, de laster, de heerschlust, dc moedwil, de dwangzucht woedde ongefroord: ■— het oor? deel kwam niet haastig, de Godheid zweeg, de taaiheid van zijn geduld rekte zich onbegrijpelijk uit, de pijlen waren zonder band, de Landsvergadering zonder hoofd, de vroedfchappen zonder eendragt , de wetten zonder magt, de evenaar der gerechtigheid gebrooken , en haar zwaard ontftoolen. — En hoe vol was het hart der menfchen om kwaad te doen ? de hooge Overheid onder het geweld der wapenen geboogen, Oranje verjaagd en gelasterd, Regenten verdreeven of gevangen, de Rijksvorstin gehoond en aangehouden , een leugengeest in den mond van vecle Profecten, burgers gedrukt, landlieden geplaagd, onfchuld gedoemd, en duizend goedhartigen door vallenen fchijn misleid. — Maar God regeert ! — onder zijnen throon bleef de deur der genade open , het gebed deioprechten fteeg ten Hemel , de eeuwige onafflaagbaare Voorbidder bezorgde verhooring, — een heldere Hemel vervong de akelige ftormbuijen , — hij fprak, en, met ziebtbaare teekenen van Godlijke beftuuring, wendde ons lot ten goede , en ziet, twee jaaren voor deezen dag, zaagt gij, binnen dc poorten deezer Stad, uwe redders , fncller dan de arenden , en de boo-  C i* ) boozen ftortten in den kuil, door hun' zeiven gegraaven. Zoo eeuwig waar is de fpreuk , die ik u ten texte voorlas: die een kuil graaft voor een ander zal 'er in vallen, en die een fteen naar boven werpt, op dien zal hij wederkeer en. — Gefchikter ftof wist ik niet, om u heden bij te bepaalen; waar is prikkelender fpoor voor uwe dankbaarheid ? — waar krachtiger middel om nog misleide medeburgers Gods hand, en hunne dwaaling, te doen zien ? — waar meer algemeene lesfen ter bevoordeling van orde , liefde en alle maatfehappelijke deugden, die de leer van God, onzen Zaligmaker , in alles vercieren ? Heerlijke Godsdienst van Jesus, gegrond op de heilige leer der beide Gods-Verbonden ! — hoe heilzaam zijn uwe lesfen voor de weereld, voor de burgermaatfehappijen! — laatst • predikten wij tegen de onderdrukking der armen (a) , en fa) Ik bedoel eene kort te vooren geboudene Leerrede over Joh XII: 7-9, waar in ik, naar mijn licht betoogd heb , dat deeze plaats, hoe gewoon ook, echter buiten verband, en dus ten onrechte, wordt bijgebragt, om de zoogenaamde verkreegene kennis te bewijzen, waar toe met meerder recht, Ps. XIX: 1-3. Jef. X: 26. en andere plaatfen gebruikt worden. — jobs vrienden meenden, dat het lot der menfchen op aarde altoos gcé'evenredigd was aan hunnen zeedelijken toeftand, en, dewijl het Job nu kwaiijk ging, trokken zij daar uit allerlei gevolgen ten zijnen nadeele. — Deze doo]ipg wederlegt J«h, en toont vs. 6. dat, fchoon Gods hand oek daar in bediijvig is, hel echter op aarde dikwils fchijn- baar  ( 13 ) ■en nu tegen alle boosheid, die de zamenleeving ontrust en de orde kwetst, die zoo noodzaakelijk is voor het algemeen geluk. » En baar krom gaat, en dat de temen der venvo&ssers niet zelden rust en zekerheid hebben , en daar in fprak de man recht , uitwijzens de ondervinding , en Gods eigene verklaaring Cap. XLIl: 7 , 8. — Op dit gezegde van Job, volgt nu onmiddelijk vs. 7-0. — Welk verband nu zou het zijn : „ Ik ben niet godloos , ai gaat het mij tegen, op „ aarde hebben de boozen dikwils de meeste rust, want » uic de befchouwing der fchepzelen blijkt , dat 'er een „ God is." — Hoe flróokt dit? — Is het niet veslnatuurlijker dus : „ Die God tergen hebben rust, zekerheid, „ voorfpoed , vraagt het aan de beesten ; wiens fcbotels „ hunne lekkernijen vullen ? aan de vogelen; voor wien „ hunne voortrerrelijkfte zijn? aan. de aarde; wiens tafelen „ haare gèwasfen voorzien , wiens huizen haare goederen „ vervullen ? aan de visfehen; wie de vettigheden van de „ zee zuigen?" — en dan is de zin even als Cup. IX: 24, de aarde wordt gegeeven in de hand des godioozen; of anders , uit vs, 6. de rechtvaardige is een verachte fakkel in de oogen des gerusten, „ de grooten onderdrukken de „ kleinen. Vraagt het de beesten ; de (rlrke leeuw ver„ fcheurt de tamme koe, de fneüe wolf het önrióozel lam. 9, Vraagt het de vogelen; de roofzieke arend vérfcheurt de vreedzaame duif, de hongerige fperwer het weerloos „ kieken. De aarde «al u leeren hoe hooge boomen het „ laag gewas verdrukken , ook zuilen u de visfehen te '„ kénnen geeven , hoe de groote de kleine eeten." — Dan beantwoort alles aan het doel ; Jobs onheil en verachting was geen bewijs van fchuld en zijne vrienden oordeelden liefdeloos : terwijl dan het flot : wie weet niet uit alle dezen, dat de band des Heeren dit doet? ons leert, dat de •Voorzienigheid ook dit alles beltuurt, die met de tegenfpoeden der vroomen de beste en heilrijkfte oogmerken heeft, thands niet uic te breiden.  C 14) „ En gij, getrouw God onzer Vaderen ! die „ uwe waarheid ook aan ons, hunne kinderen, „ bevestigd hebt! doe het uwen knecht heden „ wel gelukken, op dat alle de oprechten u loo„ ven in de gemeente, en elk misleide, weder„ keerende, zegge: wij zullen met u gaan, om „ dat wij gezien hebben, dat de Heere met „ u is!" — Amen! — Wij zullen I. Den inhoud en het oogmerk van de fpreuk bezien. II. Het charaéter en het geval fchetfen, waar 1 van Salom© fpreekt. III. De waarheid van de fpreuk betoogen, en daar uit eenige Lesfen trekken, die ons, van zelf, zullen leiden tot het geene ik wilde, dat gij allen dezen dag onder uwe aandacht hadt. I. Even eens als losfe paarlen, allen fchoon en eeven heerlijk, aan een fnoer gereegen , een cierlijk geheel uitmaaken , en echter , zonder verband aan elkander , afzonderlijk moeten befchouwd worden; zoo zijn de fprcuken van Salomo , naar den aart van zoortgelijke gezegdens, te zaamen genoomen een uitmuntend leerboek van  (15) van treflijke deugden, voor allerlei fhind en voor alle gelcegenheid gefchikt, zonder dat men zich behoeft te verpijnigen, om angstvallig een verband te zoeken tuslchen de afzonderlijke fpreuken , het geen dc aart niet toelaat van losfe levensregels , op onderfcheidene tijden gefprooken , en naderhand bij één verzameld. — Met dat onderfcheid echter, dat hier en daar eenige lprcukcn, tot het zelfde onderwerp min of meer betreklijk , nader bij eikanderen gevoegd zijn, en dus in een zeeker verband kunnen en moeten befchouwd worden. Onder anderen laat zich een Zoortgelijke zamenhang ontdekken tusfehen de woorden van den text met eenige voorgaande gezegdens, van het 17de vers af.»—■ Dit is 'er van de zaak. Na de welgelijkende teckening van den traagen nietsdoender, die, met dc handen in den boezem, zich aan alle wrerk onttrekt, en, wanneer hij maar zelve niets te doen heeft, meesterachtig over een ander kan oordeelen, en wijzer in zijne eigene oogen is dan zeeven, die met reden antwoorden, fchetst de koninglijke waarneemer de juist daar tegen overftaande charafters: hij heeft het gelaaden op lieden, die al te werkzaam zijn, 'maar geheel buiten hunnen kring; lastige albefchikken , bcmoci-allen , die alles bedribbelcn, onrustige geesten, die zich in alles mengen, en die, in de menfchelij. c zamenlceving, onder allerlei gedaante cn houding, ons ontrusten. — De  De een, dol en onbezonnen, is een onbedacht* zaam bemoei-al: — hij moet bij alles tegenwoordig zijn, in alles mede praaten , mede kijven, des noods mede vegten. — Bij toeval koomt hij ergens voorbij; — twee lieden, hem nauwlijks bekend, twisten heevig, — het gefchil raakt hem in het minste niet, geen ééne van zijne betrekkingen is 'er in betrokken : — ijlings evenwel mengt hij zich in het zelve, — hij wil elk zijn pligt vóórprediken, den twist beflisfen, vonnis wijzen, en het gevolg is, dat beide zijne vijanden worden, en hij voor zich zeiven niets dan flagen heeft, of ten minsten befpotting. ■— Zulk eenen teekent Salomo, vs. 17. De voorbijgaande, die zich vertoornt in eenen twist, die hem niet aangaat, is gelijk aan iemand, die een beozen hond bij de oor en grijpt, en die', het zij hij hem vast houdt, het zij hij hem los laat, gevaar loopt van gebeeten te zijn. — Vers 18. en 19. ontmoeten wij een veel gevaarlijker wargeest, — meer gefleepen dan de voorige, maar ruim zoo boos, behandelt hij elk met bedrog en list , richt in de maatfehappij geene mindere wanorde aan , dan of hij vuurfprankelen, pijlen en doodelijk wapentuig onder de menfchen wierp: maar, ontdekt men zijne boosheid, dan veinst hij zich te raazen, hij hadt het zoo niet ingezien, hij meende het zoo niet; -7 de onnozele man , zonder erg, deedt quafi uit korswijl kwaad, en zegt tegen den beleedigdcn: jokte ik 'er niet mede? Een  (1?) Een derde, van een uitgebreid geflacht, moet over alles présten, — niemand maakt het hem van pasfe, van elk weet hij iets, elk moet hij waarfchouwen, en ondertusfehen maakt de Iangtongige woelgeest de gantfche weereld onééns, en ftookt krakeel tusfehen vrienden, twist tus« fchen broederen en familien: hoe (zegt Salomo) zou het vuur branden zonder hout ? hoe de doove kool zonder de glimmende ontbranden? en zou dan de twist niet fchielijk geftild zijn, zo het getal der oorbJaazers minder was ? de kibbelaar ontfteekt den twist op nieuw, en brengt verborgene flagen toe, die door vel en vlecsch henen dringen tot in het binnenfte van den buik, ■ vs. 20-22. Nog is 'er een ander zoort van menfchen, die de zamcnlceving bederven , wederom van een ander flag, maar niet min haatelijk dan de voorige: om hun doelwit te bereiken zullen zij elk prijzen; vleiers van profesfie blankettcn zij alle uwe daden, niets kunt gij doen, dat hun onaangenaam is, en, zoo gij hun gelooft, dan zijt gij de wijste, de beste, de vroomfte, de Jofwaardigfte man van de gantfche weereld; — inmiddels hebben zij geen ander oogmerk danuopteligten, en zich, ten koste van uwe ligtgeloovigheid te vermaaken , hunne lippen (zegt het 23 vers) fchijnen van ijver voor u te branden, maar hun hart is boos , en wilt gij de waarde van hunne vleitaal bereckenen, die ftaat gelijk aan etn aarden potfeherf, met fchuim van zilver 'overblaazen. B Ein«  ( r8 ) Eindelijk, naar vs. 24-26., een aantal fchijnvriendcn , waar van de een dit, de ander dat oogmerk heeft, omringt ons : de bedrieger draagt ons niet alleen haat toe, maar zeeven grouwelen zijn. zaamgeknoopt in zijn hart, doch, fpreckt gij hem, gij zult 'er niet alleen niets van merken, hij gelaat zich vreemd met zijne lippen, maar hij fineekt zelfs met zijne ftem, zijne betuigingen zijn enkel vriendfehap, hij ademt liefde, maar gelooft hem niet, hij nodigt u, om te letten op uw hinken, hij bezoekt u, om u te verfchalken, hij buigt zich laag om u den voet te ligten, hij kuscht u om u te verraaden, en de Joab zegt u: is het wel met u, mijn Broeder! om U te zeckerer den dolk in het hart te drukken: — fchoon nu of dan wel eens het masker ontvalt, en; tot zijne eeuwige fchandc, zijne boosheid in de gemeente geopenbaard wordt. f Alle deze woelgeesten (zoo vervolgt de gekroonde wijsgeer in onzen text) verwrikken de rust, de orde, en het genoegen van de zamenlecving, rusteloos zoeken zij hunnen naasten te bederven , men graaft listig een kuil, om den geencn, die in den weg ftaat, te doen inftorten, doch dik\vils valt dc kuilgraaver 'er zelve eerst jn. — men werpt ftcencn, om anderen te treffen , mcar meenigmaal ftuit de fteen pp den geencn te rug, die hem geworpen heeft. Laaten wij een weinig dieper in dc letter en het oogmerk der gelijkenis indringen, 1 _x A. ïn  ( 19) A. In dc fchilderij van Salomo zijn twee bijzondere teekeningen. / De eerfte teekenihg is ontleend van de wijze, waar op men in het Oosten jagt maakt op het gedierte, welks kracht of list men niet openlijk en van nabij aan durft randen. — Men graaft op de wegen diepe kuilen, die boven op met dun rijs, bladeren of andere ligte groente bedekt worden, op dat het dier vervolgd, gejaagd en vluchtende, daar in ftprte, en in dezelve, zich niet kunnende vcrweeren, gemaklijk gevangen worde. - Meer dan eens gebeurt het, dat in de hitte en ijver van de Jagt, de driftige Jager, niet denkende om de juiste plaats van den kuil , in het voortrennen, zelve nederftort in de gemaakte groeve, en de prooi wordt van het gedierte , waar voor hij zelve den kuil gemaakt hadt. — En gij ziet dc juiste trekken van een boozen listigen ondermijnder van het geluk zijms naasten , doch wiens -heete onvoorzichtige ijver hem eindelijk vervoert tot flappen , die hem in zijn eigen jachtgaaren verwarren, en het onheil, dat hij voor een ander brouwde, op zijn eigen kop doen wederkeeren. 3. De tweede prent vertoont een fteilen berg, op welks kruin of een aanzienlijk B 2 praal-  (20) praalgcfticht ftaat, of iemand in de hoogte geplaatst is, en een moedwilligen onverlaat, wiens nijdigheid hem vervoert, om met fteenen daar naar toe te werpen, die bijzonder een zwaaren fteen tegen den berg oprolt, met oogwit om te bcfchadigen; doch dc geworpene fteenen fluiten te rug en kwetzen den werper , de gewentelde fteen ontglipt de handen van den kwaadgezinden, tuimelt met fncllen vaart benedenwaards, en verplettert onder zijn gewigt den man, die hem naar boven rolde. — En deze gelijkenis teekent hem, die, met nijdigheid vervuld, de eer, de voordeden en het aanzien van anderen zoekt te kwetzen , maar door alle zijne onrustige woelingen zich zeiven ongelukkig maakt. y. In de gelijkluidende plaats, Pred. X: 8,9, hoewel in een ander verband , koomen 'er nog eenige fchetzen bij, die het zelfde doelwit hebben. «, Wie een muur doorbreekt, een jlang zal hem bijten. — Slangen waren zeer gemeen in het Oosten: de muuren, veelal van leem en aarde tocgefteld, niet zoo vast en geflooten als de onze: ligt nestelde in eene der fpleeten of ingeflonkene gaten een flang, die den onvoorzigtigen doorgraaver in de handen ftak;  ( 21 ) ftak, ten waare men liever aan een zoort van groene haagen dagt, waar mede men de wijnbergen en lusthoven omtuinde (V) , en waar in zich dikwils een (lang verfchool, die onvoorziens zich om den arm kronkelde des geenen, die haar nest verftoordc en door dien heining of ringmuur dringen wilde. ■— Even eens nu zou het den wargeest, den Eigenbaatzoekenden vergaan , die zich in eens anderen zaaken mengde, en met geweld zich indrong in den kring eenes medeburgers, waar van hem de ringmuur der gevestigde orde hadt uitgeflooten. @. Wie fteenen wegdraagt zal fmerten daar door lijden. — Misfchien zou wel de een of ander den roem der geftorvenen bezwalken , of de nagedachtenis van loffelijke daaden door eenen anderen verricht , willen uitwisfehen , door het wegdraagen van de fteenen der ftcenhoopen, die oudtijds ter eere van over- fV) Dat men, althands teegenwoordig, zoodaanige Tee. vendiae haagen , of aardene wallen rondom de hoven heeft, welke haagen voornamelijk beltaan uit Rhammus, t'aliutus, Oxijacantba , Pbillijrea , Li;cium , Balauflium , Ru bus en Palm, wordt uit IUuwolf beweezen in Hamar en F aber, waameeniingen ever bet Oosten, //. Deel, bh 235. waar uit de fcherpte der doornheggen Micb. VU: 4, en ook de plaats Pred. X: 8, aldaar wordt toegelicht. B 3  (22 ) overledenen op de giaven, of tot herinnering van bijzondere gebeurde, nislen op één geftapcld waren; maar de onbezonnenheid van dien onbezuisden moetwil zou hem ligt zich zeiven doen kwetzen •— of een ander , altoos hebzuchtig, zou de fteenen, als grcnspaalen van bezittingen of rechtsgebied opgericht, wegneemen en verzetten willen; doch de last der fteenpaalen zou veelal te zwaar zijn , het ontwerp zijne krachten te boven gaan, dezelfde fteen zou hem zeer doen, hem ontvallen , zijne beenen verbrijzelen , en fchande en fchadc zijn lot zijn , juist zoo als 'er van Jcrufalcm ftaat , Zachar. XII: 3. De Heere zou fjferi'falem manken tot een lastigen fteen voor de volkeren, die denzelven zouden willen wegdraagen , maar zij zouden zich daar mede belaadcn, of, daar aan verrekken , en gewisfelijk doorfneden worden Qi). y. Wie (V) Ten zij men liever mei vader Hieronymus Comm. in S. I. voororderflelr, < dat 'er in Palestina zeeker oeffenfpel in zwang wa*, beltaande in het optillen van zwaara ftecutn, waar in hij ('en hooglten prijs behaalde. di> den Imiig'jhn , den zwaarst weegerden fteen , ~p"?irp J3X het hoogst kon opügten; — op dit fpel zou gezien worden Jes. Syü. C. 6. v 11. en Mzccab. L 2. C. 4. v. 14. volgens de meening van Uit sinus Tbr»!. Symho'. P. 15. Plum. 7. — Uit deeze vooronderfteiling verklaart Hiero- n y-  ( *3 ) y. Wie hout klieft zal daar door in gevaar zijn. — Ligt bezeert dc handelooze klicver zich aan het gereedkhap, ligt klemt hij zich aan het hout, het één of ander ftuk fpringt hem tegen het hoofd, en hij oeffent een gevaarlijk handwerk. — De oudheid verhaalt van zeekeren MiloCrotoniaoks, dat hij ftierf in de klem van een hout, dat hij doorkliefde O), en de onrustkweekende oorblaazer , de lasteraar, die partijfchap baart en kweekt, vergadert zich zelvcn vervloekingen, en loopt gevaar aan beide kanten. *. Trou- -iVMUS Zach. XU: 4- aldus: *k zal Jerufale-n voor alle dc beidenen fielten tot ten zeer zwaar, n flecn: allen zullen zij daar aan ligten en tillen, waar zulten gewhfelijk gekwetst 'worden. Het zaakclijk denkbeeld voldoe: zeer wel. — Indien men kon bewijzen (het geen ik echter niet aanneem te doen) dat dit (pel of deeze oefferdng hij de Jooden in den tijd van Salomo reeds gebruikelijk was, zou men misfchien daar pit ook déeze plaats voegzaam kunnen toelichten , de zaakelijke zin zou 'er niets bij winnen of verliezen, fa) Deeze iMiLO was een beroemJ worftehnr, hij doodde in de OUjmpifche fpelen een fticr, na hem op zijne fchouderen gedratgen te hebben , hij verwon en verdelgde de Stad der Sijbariten , in het 04» ]™ »a de ^fhtlng vtn Romen, in de LXV1 Olijmpiade, Niet lang daar na een boom zullende doorklieven , raakten zijne temden zoodaamg in de kiem, dat hij ze niet te rug kon trekken, en door het wild gedierte veifcheurd werdt. - Ziet Valer. Mar; L. 9- C. 12. Ex. 17. A. Gellius N»tl. ritt. L. ij. C. 16, en S t r a b 0 L. 6. B 4  (24 ) Trouwens : indien hij het ijzer heeft Jlomp gemaakt, en hij Jlijpt dcfnede niet, dan moet hij meerder kracht te werk feilen. — Wat zin men ook aan deze woorden geeven mag, waar in dc uitleggers lang niet ééntoonig zijn, eenvouwigst fchijnen zij mij te betcckcnen , -— dat alle dcczc woelgeesten, die een anderen zoeken te benadeelen, weinig voordcel doen, dan zich zeiven te vermoeijcn , arbeid en fchade op den hals te haaien ; terwijl men op een ander hakt, verftompt men zijn eigen bijl; men heeft dus de moeite van telkens de fnede te fcharpen, geduurig nieuwe middelen van befchadiging te verzinnen , of men moet meerder kracht met den verftompten bijl doen en verfpilt alle zijne vermogens. — In beide gevallen heeft men 'er niets van dan een moeitevol en onrustig lecven, de godlooze is een voortgedreevene zee, hij kan niet rusten en zijne wateren werpen flijk en modder op (a). —■ B. Na ty) De Hooggeleerde Heer Bonnet in b. I. verklaart dit, mar het verband van den Prediker, te regt, vnn een man, die het vertrouwen en de achting verlooren heeft, die hem in zijne onderneeming noodig was, en buiren (laat is om dien invloed weêr te krijgen ; hij moet zich dan van fterker middelen bedienen, maar is eeven daar door aan des te meer onheilen bloot gelteld, — De kundige vandeïi Palm  C 25) B. Na het geen wij nu van de teekening'gezegd hebben , kan de zaakelijke zin niet meer duister zijn. N. Het zij men de beide gezegdens in den Text voor éénzinnig houdt, eeven eens als, in de gelijkluidende plaats, alle de kortelijk toegelichte fpreekwijzen in het gemeen leeren, dat iemand die een anderen kwellen wil, doorgaans zich zei ven meest benadeelt, en het flachtoffer wordt van zijne eigene woelingen. 3. Het zij men liever, gelijk ik gedaan heb, twee onderfcheidene gevallen zich voor den geest brengt: en dan a. Is Palm Ecclef. illustr.p 110. & 181. daar en tegen, fchijnc liet van de wijsheid op te vatten , die alles regt maakt, als eene gelijkenis , een welge/Iecpen bijl doet veel werk: hij verraalt: als het ijzer jletnp geworden is, jlijp dan op nieuw deszelfs fnede , cn hij zal veel kracht doen , alzo is de wijsheid allernuttigst om wel te bandelen. — De geletterde Mieuwi.and , Uitlegk. Vermaakel. 11. Deel, p. 399. fchijnt ook meest naar het laatfte te hellen, die iets in den haak verrichten wil heeft niets aan een dom toeklonwen met verroeste vermogens , maar hij moet door oeffening zijne zielsvermogens fcharpen, om figuurlijk hout te klieven — De verklaaring van den Hoog Eerw. Bonnet, die in het zaakelijke van de mijne niet veel verfchilt, fchijnt mij meest van allen aan het verband en doelwit van den Prediker te beantwoorden , en behaagt mij daarom best. — Men zie verder over het gewoon gebruik van het zinbeeld den grooten SciiuLTENs in b. I. p. 404. B 5  (26) «. Is hij, die een kuil graaft voor een anderen, een woeJziek mensch, die, het zij door eigene boosheid vervoerd, het zij door anderen verleid en opgehitst, zijne eevengelijke of zijne mindere medeburgers zoekt te benadeelen, hen in het verderf te ftorten, en zijne ontwerpen , ten koste van anderen, door te zetten; doch wiens poogen niet gelukt , en wien het onheil zelve te huis koomt, dat hij cencn anderen berokkende. |3. En hij , die een fteen wentelt, of opwaards rolt, een ftaatkundige onrust, een projeclmaaker , die zijnen meerderen poogt den voet te ligten : — een burger die regeeren wil, die zijne Overheden bedilt, die zich zeiven verbeeldt en aan anderen weet wijs te maaken , dat 'er bij de Grooten, bij de Regenten gebreken zijn , die 'er niet zijn zouden, zo hij en zijnezoortgclijke het roer in handen hadden: — die dus fteenen naar boven werpt, de ondergefchikthcid en orde verbreekt, alles vertillen en verzetten wil. — Maar, ongelukkig, de fteen is te zwaar, hij hadt zijne krachten niet bcreekend, hij ontfehict, hij verplettert hem, en hij draagt, in het einde, de rechtvaardige ftraf van zijne oproerige ver-  C 27 ) verwaandheid, die hem zijn beperkten kring hadt doen vergeeten. De zaakelijke zin van alles koomt dan kortclijk hier op neder. — ,, Die voor een ander gevaaren bereidt, koomt 'er zeer ligt zelve in om, die zijnen naasten zoekt kwaad te doen , haalt zich zei ven onheilen op den hals, — die zijnen meerderen of gelijken poogt te kwetzen , bezeert zich zei ven aan de wccromftuit van den Heen, — die een anders muur poogt door te brecken, inbreuk op zijn goed recht te maaken, ontmoet misfchien onvoorziens een flang , die hem verderft, — die, zonder de oude paaien te eerbiedigen, zijne goederen vermeerderen wil ten koste van zijnen medemensen, bevoordert zijne eigene fchade , ■— die hout klieft, tweedragt ftookt, klemt zich dikwerf zelve en bezeert zich aan de fplinters, —> e?J die een wargaren is in dc maatfchappij leeft voor zich zeiven in onrust , die een vuur ontfteekt, wandelt in de fpranken van zijn eigen vuur". —, Met één woord, de les, die Salomo geeft, is: Benadeelt nooit een ander, doet niets, dat gij niet zondt willen dat iemand u deedt, en houdt u v.rzeekerd, dat alle soortgelijke woelingen nimmer een goed einde necmen voor hem, die de pligten der menfchelijkheid fchendt of inbreuk maakt op de orde der burgermaaifchappij. —- Zoo waar is het, dat Eliphaz zeide, job IV: 8, die onrecht ploegen en moeite zaaijen , inaaijsp heft zelve. II.  (*8) ih Ik heb genoeg gezegd tot verftand van de woorden en het oogmerk van den text. — Laaten wij voortgaan, om, (en ik zal geene overbrengingen maaken, maar de verftandige zal van zelve bevroeden, langs welke trappen de onrust in de weereld toeneemt) nog een weinig meer van nabij de fchets en copij te bezien, waar van de Maatfchappij zoo vcclc origincelen dagelijks opleevcrt. A. Het eerst geteekende character is de man, die een kuil graaft voor een' ander. Onzalige aarde! voedt gij dan menfchen, die, uit één bloed gefprooten, en leden van dezelfde maatfchappij, dwaas genoeg zijn, om, ten koste van eigene rust en veiligheid , elkandcrcn het leven bitter te maaken, en het genoegen hier be. neden, dat kortftondig genoeg is, te vergallen ? — Ja, mijne Geliefden! dat zijn de toeneemende gevolgen van eene dwaaze involging aan onze driften en toomeloozc begcertens. — Niemand komt in eens tot het hoogfte toppunt van zeedeloosheid, maar gaat allengskens voort van kwaad tot erger. Daar zijn fchcpzelen , in menfchen geftalte, op aarde , wier grondgeftel nijdigheid is : — in alle rangen ontmoet men die: — hun moet maar iemand onder de oogen k,oomen, die boven, of ncevens, of zelfs digt nabij hun, begunstigd is met  (*9 ) met goederen ; wien eene algcmeene achting wordt beweezen; wien welvaart toevloeit; wien alles , wat hij begint, gelukt; die uitmunt in ziels vermoogens, in hoedanigheden van hart, of Hechts in vergenoegdheid en kalmte van een effenbaar gemoed; of enkel die, naar het uiterlijk yoorkoomen , deeze dingen bezit en een gelukkig mensch fchijnt: aanftonds fluipt de vermagerende nijd in hun hart: „ dat alles moest alleen het hunne zijn, alle welvaart, alle achting, alle eer, alle genoegen moest alleen bij hun , als in een middenpunt zaamenloopen"; bun oog ziet fchcel op hunnen broeder, hunne flaap wijktenderustelooze nacht vervult hen, bij duizend misfelijke plans, met allerlei lchrikbcelden, hun aangezicht vervalt , men haat den naasten, en het oog is boos, om dat God goed is. Toomelooze jalouzij , die niet voldaan kan worden om dat men of minder in vermoogen is, of ongefchikter middelen bij dc hand neemt, of dat God, die de harten kent, zulker handel niet zeegent, neemt van dag tot dag tóe , en zuigt voedzel ook uit den gloed van 's Naastens roozen, waar van men de doornen, door verblinding , niet bemerkt. Koomt daar bij een gcftel, dat natuurlijk zwartgallig, woelziek en ondernecmend is , dan vormt zulk een fchepfel rasch, zelfs eer hij het merkt, het opzet, om te befchadigen, te ver..nederen , en dat geluk , dat hem zoo zeer in den  ( 3<0 den weg ftaat, te verontrusten. — Ligt vindt hij iemand , even boos , of een derden, wiens vertrouwen hij weet te winnen, maar die, ecnvouwiger en min géfleepen, hem tot zijn doelwit dienen kan, en wien hij door fchoonen Ichijn, en het vooruitgezicht op een of ander voordeel, op zijne zijde krijgt, en van dat oogenblik af, graaft hij een kuil, om zijnen onfchuldigen naasten' te doen inftorten, dien hij met rijs en bladeren bedekt, hij zoekt zijnen ondergang langs alle bedekte wegen , en verbergt zijne oogmerken onder eene looze vermomming. En van welke middelen bedient hij zich? I.) In den aanvang is hij de ijverigfte lofredenaar van zijnen 'vijand. — De kuil moet listig toegedekt zijn. — Zo gij hem hoort fpreeken, dan heeft niemand meer op met 's mans kunde, loflijke hoedanigheden, welmecnendcn aart en wat niet al ? — hij is zijn grootfte vriend, en hij zou het ten gecnen prijze verdraagen, zoo iemand hem wilde verachten, i— Doch wanneer hij alles goeds gezegd , alle moogelijke loftuitingen op één gcftapcld heeft, befluit hij alles met een veel-zeggend maar! ,, Den man gelukt alles, hij verdient het ook, hij is mijn vriend, maar! " — Niets is 'er mcernoodig, om den indruk van al den toegezwaaiden lof te verbannen, elk  (3i ) elk begint 's mans voetftappen na te gaan , te flikken naar de beteekenis van het geheimzinnig maar!— en ondertusfehen, wannneer de Praater uitfprak, zou het op niets anders uithoornen, dan-: de man is gelukkig , maar hij ftaat mij in den weg, en ik wilde gaarne in zijn plaats zijn 2.) Slaagt deze eerfte kunstgreep naar wensch, begint deeze en geene den onfchuldigen te verdenken, vraagt de bekendfte of de ftoutfte nadere uitleg, ging, dan zou hij niet gaarne iets meerder zeggen , maar eindelijk , gedwongen en met alle omzichtigheid, wordt hij een geheim lasteraar. ■— Tn - vertrouwen, en onder de herhaalde beloften van de heiligfte geheimhouding , vertelt hij verdigte, vergroote, of ook verborgene gebreken, maar met de hartelijkfte declneeming nagebootst, — „ het fmert hem ; is het niet jammer „ van zulk een man ? — hij zou het „ nooit kunnen vergeeten, zoo het „ ruchtbaar wierdt:" — en middelerwijl heeft hij geen ander oogmerk, dan dat het kwaade alom voortverteld , en de benijde medeburger ontrust, gehoond en mishandeld worde. 3.) Ge.  ( 32 ) 3-) Gelukt dit , zwijgt men niet het geen hij zelve niet zwijgen wilde, en wordt de voortgezweepte laster algemeen, dan fpreekt de kuilgraaver ook openlijker, hij vertelt, hij fchrijft, hij verbreidt de lasteringen; maar behoudt bij dat alles nog den fchijn van ijver , van vriendfchap, van ernst om zijnen naasten te willen verbeeteren, en zijne gebreken, zijne misflagen te herftellen, op dat deszelfs achting algemeener, en zijne vermoogens en verrichtingen nuttiger worden voor dc maatfchappij. — Bereikt hij dus zijn doel, wordt de onfchuldige gekweld in zijne rust, gefchonden in zijne eer, ontrust in zijne bezittingen , verkort in zijne rechten, openlijk aangerand en mishandeld , ftort hij in den gegraaven kuil; dan hadt men nooit zulk een oogmerk gehad, men hadt gehoopt, dat het nimmer tot zulk een uiterfte koomen zou , en onderwijl heeft men den onnoozelen getrapt en hem verdelgd , die rechtvaardiger was dan zijn onderdrukker. 4.) Maar, mislukt dat alles, mistrouwt de gehaate onfchuld de vleiende lippen, merkt men den toegedekten kuil , dan wordt de toeleg openlijker , dc jaager verhit zich, en rent in een galop. —: Dui-  (33) Duizend oppasfers letten op het hinken, men vermeenigvuldigt de laagen , om den onfchuldigen te doen vallen zonder oorzaak, men verdraait de beste woorden , maakt de zuiverfte handelingen zwart, befchimpt de beste verdeedigingen, fpot met de heiligfte verbintenisfen, bedriegt zich-zeiven, misleidt an* deren , en, verhit zijnde door eene foort van geestdrijverij, geeft men aan de fchaamtelooste ftreekeh dc houding en den naam der voprtrefFelijkfte deugden. 5.) Helpt echter niets, Drinkt de onfchuld door alle de lasteringen heenen, dan fielt men nieuwe kracht te werk, men koomt tot daaden van openbaar geweld , en zoekt den gecnen , dien men niet met list kan doen ftruikelcn, met geweld in den heil te ftooten. — Judas behoudt een vriendelijk weezen, maar hem volgt eene gewapende bende ; Joab heeft Abner iets geheims te zeggen, maar Haat hem, dat hij fterft. Groote God ! bewaar elk voor dc paden des inbreekers! — B. Niet in aart en werkzaamheid, maar alleen in het voorwerp der beleediging, verfchilt hier van het tweede charaéter: Die een fteen naar hoven werpt. C De  ( 34 ) Dc wijze God, die geen God van verwarring is maar van orde, bedoelende het nut van het algemeen , en den welvaart van het geheele lichaam , heeft in de maatfchappij aan elk lid plaats en werking aangewcezen. — - Wat zou een lichaam zijn, daar alles oog of alles oor was ? — en wat zou de Burgerftaat wezen, als ieder inwooriet voorzien, bcoordeelen, vonnisvvijzen, zorgen en regeeren wilde, cn daar niemand gehoorzaamde? — aan Eva hieldt reeds de inftciling: de man zal dc heerfchappij hebben , in laater tijd Was het bevel: vreest God en eert den Koning, cn . onder het Euangelie is dc les bevestigd: alle ziele zij den magten , over hen gefield onderworpen, en Petrus fchrijft zeer nadrukkelijk, i Pet. II: 13-16, zijt alle menfchelijke ordening onderdanig om des Heeren wil , het zij ■— de opperfie magt hebbende , het zij de ftad:\ouderen, die gezonden worden, tot firaf wel der kwaaddoenders, maar tot prijs der geeneh, die goed doen: want alzoo is de wil van God, dat gij door wel te doen den mondfiopt aan de enweetenheid der dwaaze menfchen; als vrije, doch niet de vrijheid hebbende tot een dekzel der boosheid, maar als dienstknechten Gods. Van daar verdeelt zich eene' wclgerecgeldc maatfchappij in onderfcheidene rangen. De Land-man zaait, en egt, en oogst, en voert ons dc inkoomftcn aan van vee en velden; de Zeeman maakt den fchakcl tusfehen ons cn de afgelcgenfte gewesten; de VisiÈhéf doet de vettigheden van de zee zuigen; de Handwerker vervult onze onder-  C 35) derfcheidene behoeften; de Koopman ftcevigt de zenuwen van den Staat door zijnen handel; de Geleerde bevooracrt de befchaaving, de orde, het recht, de gezondheid, de wctcnfchap; de krijgsheld roem en veiligheid; de Redenaar cn de Dichter de beoeffening van pilgt en deugd ;. de Kerkelijke Lceraar de eeuwige belangen; en dc eerbiedwaardige Regent heeft de eer cn de last om voor dat alles te gelijk te zorgen. — Zoo raschcenvan alle deze dingen wordt veronachtzaamd, zoorasch dc een des anderen werk wil doen cn zijnen eigen kring verlaat, ontftaat 'er ver-warring, het lichaam is ongefteld, en daar zijn verlamde leden. De wijze Salomo teekent in den Tcxt zulk eene gelukkige maatfchappij als eene aangenaamc vlakte , eene groenende valei, daar elk zich in groenend gras, bij prijkende bloemen, lommerrijk geboomte , fnsfche ftroomtjes vermaakt , blij cn veilig wandelt. — Hier cn daar verheft zich een min of meer verhecven heuvel, zoms ook een ftcilcr berg, die verkoelende fchaduw over de vlakte fpreidt (zinbeelden der boogcre en mindere (landen) op die heuvels en bergen zijn de hoofden van den Burgcrftaat , als zorgvuldige wagters, die toezien , dat cn de veiligheid der gantfche vlakte, en de orde en rust der menfchen, die in dezelve wandelen, bewaard blijve, cn door niets of niemand geftoord worde. — Maar onder dc mcenigte is een nijdigaart, die of alleen , of geholpen door anderen , die hij misleidt, fteenen raapt, en naar die gcenen C 2 werpt,  (sO werpt, die in de hoogte zijn, om dezelve te verdrijven, en zelve die heuveltoppen te beklimmen ; of, is de berg fteiler en hooger,, ftaat de perzoon, die het opzicht heeft, hooger, meer uitfteekend, hij zoekt een zwaaren fteen, verzamelt al zijn vermoogen, om denzclven tegen de fteilte op te werken , cn dan den man , die boven hem verheeven was, met denzelven naar beneden te ftortep, zich zeiven iu die hoogte te ftcllen, en te vergceten, dat ligt iemand vrijmoedig genoeg zou zijn, om op zijn voetftuk te fchrijven: Een dwaas wordt gezet in groots hoog. heden. — Dit is 'er van de zaak. —■ In alle maatfehappijen vindt men een aantal Tralf wijze menfchen, verblind genoeg om te geloovcn, dat zij alleen alle wijsheid cn eerlijkheid ten erve hebben , die uit eene oppervlakkige kennis der gefchiedenis, en, uit de dagelijkfche nieuwstijdingen zoo wel als uit het gemor van onvergenoegden , zich verbeelden , dat de zaaken van het Land of van de Stad niet wel beftuurd worden , en dat zij fchranderheid, vermoogen cn braafheid genoeg hebben , om alles veel beter te verrichten ■— en zouden zij niet ? — zij zijn immers eeven goed als hunne Regenten, wanneer zij in een gezelfchap over ftaats. zaaken en over het nieuws der couranten fpreeken , dan hoort hen eene meenigte eenvouwige lieden, die elk hun handwerk verftaan , maar meer ook niet , met verwondering ; ieder een zegt hun, dat zij regt verfcandig zijn , en dat het  (37) het een lust is om hen te hooren; en zou het dan niet jammer zijn , dat deeze orakels aan hun comptoir, aan hunne winkels, aan hunne broodwinning zouden bepaald zijn, en onder moeten doen voor Regenten , die , (naar hun inzien) niets voor uit hebben, dan dat zij van jongs af door ftudien tot het regeeren zijn opgeleid? — maar , wat wil dat zeggen ? — als zij eens regeerden, dan zou vrijheid, koophandel, geleerdheid en burgerftaat oneindig winnen. — En waarom niet ? God heeft alle menfchen gelijk gefchaapen, en zij zouden ten minsten zoo goed regeeren als een ander. Verhit door deeze eigenliefde bekruipt hen eene toomclooze hcerschzucht, — die en die Regent behaagt hun niet, men moet zien denzelven den voet te ligten en in zijne plaats tc koomen: — nu raapt men fteenen: — bij alle geleegenheden klaagt men over het béftuur, lastert de Overheid, cn vindt men gebreken (gelijk elk, zelfs dc beste, zijne feilen heeft) dan fchreeuwt men om verbeetering, en maakt zelve projecten. Nu en dan treft men andere ijlhoofdigen aan, die door een zaamcnloop van omftandigheden naar verandering ftaan , deze vleit men , men belooft alles, meer genoegen , meer vrijheid, minder lasten ; — en , wat is het gevolg V -—■ dc ftcm wordt algemeener , dc Regenten moeten van de hoogte af, men werpt met jlee. nen , om hen tc verdrijven , en men tilt den C 3 hoog-  C 33 ) hoogmoedigen medeburger op de ontroofde eerekusfens. Ja maar, bet gelukt niet, een ftcile berg moet beklommen worden: op denzelven ftaat een hooge boven de hoogen , en zoo lang die aan zijne plaatze blijft, kunnen de wanördens geen ftand houden, — Geene zwaarighcid, zegt S a lomo, men vindt eenen zwaaren fteen, men verdubbelt zijne krachten, men wentelt hem bergwaards op, men zoekt ook dezen te verdrijven, cn men zal eer alle orde, allen welvaart den bodem inflaan, dan zijne bedilzucht en hoogmoedig ontwerp laaten vaaren» — Het doelwit móet bereikt zijn. Ziet daar de Charaóïcrs, door den wijsten Koning geteekend. — Gij merkt wel, dat ik geene haatelijke overbrenging maaken zal, de verftandige proeft de reden, dc tcekening van Salomo is Hechts toegelicht, en 'er is niets nieuws onder de zon. C. Maar , verbeidt mij een weinig , mijne waardfte! dezelfde koninglijke fchilder- zal ons leeren, hoe het ten laatftcn met beide zoort van wargarens gaat, en hoedanig het einde is van alle deeze woelingen. Een tijd lang mag het gelukken , men mag verfcheidene fteenen werpen, men mag zelfs met het oprollen van den zwaarften fteen, verre gevoorderd fchijnen, eindelijk ftort de kuilgraaver in  (39 ) in zijn eigen kuil, de fteenen, te rug vliegende, kwetzen den werper , en de opgerolde fteen, hun ontfehietende , rolt neder, en verplettert hen onder het gewigt, dat zij zelve naar boven werkten. — Laaten wij ook dit nog eenige oogenblikken bcgluuren. tf. In het gemeene keven ftaat de kans niet altijd even fchoon voor hein, die kwalijkgezind is omtrend zijnen broeder. —■ God vangt den wijzen wei eens in zijn arglist, en hoe dik de nijd zich blanket, haare rimpels laaten zich niet altoos bedekken, men merkt het ontwerp des boozen; het vervallen gelaat, de becvende handen, de ftottcrende ftem, één onbedagt woord verraadt dc afgunst, die het hart bezwangert; men onderzoekt eenige vertelzcls cn ontdekt dc valsheid, men krijgt dagelijks meer bewijs dat alles laster is, de konstgrecpen worden ontwikkeld, haat en verachting wordt het loon des onrustkweekers , en hij , die een ander meende te onderkruipen, wordt zelve het voorwerp van vervloekingen cn afkeer dc rechtvaardigheid doet hem voor zijne verongelijkingcn boeten , in plaats van de hoogte, die hij meende te beftijgen, ftort hij in de diepte van onheil neder en valt in den kuil, dien hij zelve gegemaakt hadt. C 4 2. Maar  (4°) 5. Maar nog dcerlijker vergaat het hem, die woelziek zich vermengde met die geenen , die naar veranderingen ftaan, en wiens hoogmoed , door klatergoud verblindt , naar groote dingen ftondt. — Hoe hooger het dier wil klimmen, dat door zijne grimasfen de menfchelijke bedrijven naaapt, hoe meer men deszelfs naaktheid ziet, en even zoo werdt, door duizend dwaaze ftappen, de waanwijsheid openbaar des albedillers, ■— hij heeft nauwlijks eenige beginzelen gemaakt, of hij leert al fchielijk , en de verlichtfte onder zijnen aanhang zien even duidelijk, dat het geheel wat anders is uit ftaatkundige gefchriften over alles te praaien , en wat anders een volk wel te regeeren, heel wat anders een zeekaart te verftaan of een Schip door ftormen en baaren te beftuuren, en dat het roer der regeering even kwalijk past in de handen van den ambachtsman, als het den ffcaatsman wel zou afgaan in de werkwinkels. — Onvcrwagt keert het oordeel tot gerechtigheid, God, die gezegd heeft, gij zult de overjleu uwes volks niet vloeken, verdraagt de kwelling niet langer, zijne hand brengt orde weder , ontwaakt de fluimercnde rechtvaardigheid, cn fpoedig wordt hij vernederd , die zich zeiven verhoogde, de ftraf der oproerigheid vindt hem, zijn eigen land fpouwt hem uit,  C 41 ) uit, zo hem het zwaard verfchoont, wroeging, armoede en fchimp vergezelt hem alom, en hij ondervindt, tot zijne fchade en fchande, dat die een fteen wentelt, op dien zal hij wederkeeren. Zco zeeker gaat het, dat God een God is, die alle dagen toornt, en de richter der gantfche aarde, die recht doet, kennende den hovaardigen van verre. III. Dan, het wordt tijd, dat wij de echtheid van deze tafereelen bewijzen, en de waarheid dezer fpreuk van Salomo nog kortelijk betoogen. „ Gaat dat alles zoo zeeker ? (vraagt ligt een nadenkend hoorer, die een weinig ondervinding en oplcttcnheid heeft) „ verwart zich de nette„ fpinncr altoos in zijn eigen gaaren? keert de „ moeite weder op den kop des verkeerden en „ op den fchedel der geweldigen ? — leert ons „ dan de ervaaririg niet duizendwerven, dat de „ aanflag des boozen gelukt, dat de oprechte een verachte fakkel is in de oogen des genisten, „ en de rechtvaardige in zijne gerechtigheid om„ koomt? wordt dan nooit de onnoozclheid ge. „ lasterd, dc onfchuld verkloekt, worden niet „ de Davids gcfcholden, en de Naboths op val* „ fche getuigenisfen, door onbillijke rechters ge„ dood ? — verwekt de moedwil, dc hcerschj, zucht en dc verleiding niet dikwils de gedüchtC 5 » fe  fte beroeringen in de maatfehappijen ? — „ moest D a v i d niet Jerufalem verlaatcn, toen „ Absalom oproerig was? werdt Isbozeth „ niet op zijn bed vermoord, hadt de dolk van 5, den woelzieken Brütus (a) geen kracht op „ Cae- (a) Brutus. — Men heeft, geheel anders dan ik, meenigmaalen dezen ondankbaaren en woelzieken knaap als een vourbeeld van Vaderlands- en Vrijheidsliefde opgegeeven; men heeft, in de weekbladen (die in de dagen toen het zoo. genaamd Patriotismus heerschre zoo veele goede burgers, door fchijnredenen en uiterlijk fchoonen ftijl misleid hebben) zijn voorbeeld dikwils willen doen dienen om den eenen of anderen verhitten geestdrijver zijne handen te doen bezoetelen met het bloed van Oranje, gelijk hij de moordenaar van Caesar, onder voonvendzel van Vrijheidsliefde, geweest is. — Het is derhalven billijk dien (legten knaap te ontmaskeren. — In de burgeronlusten tusfehen Pompejus en Caesar dagt hij aan de vrijheid niet, maar was ée"n der vuurigfte aanhangers van Pompejus, met wien bij zijne eigene grootheid zogt. — Caesar bleef meester, en hadt goedheid •genoeg om dezen zijnen grootlren vijand niet alleen alles to vergeeven, maar hem allemoogelijke weldaaden te bewijzen en als zijn eigen zoon (waar voor hem ook zommigen hielden) te handeien. — De oude wrok bleef intusfehen in zijn hart, zijne eigene heerschzucht leedt bij elke triomf van Caesar — ondankbaar vergat hij, dat hij zijn leeven en geluk onverdiend aan Caesar fehuldig was, — Helde zich aan het hoofd eener zaamenzweering, en benam met derzelver hulp zijnen weldoender het leeven. — Hij wende zucht tot vrijheid voor, maar zogt zelve bet bewind; hij was reeds aan het hoofd èeuer aanzienlijke bende, en, toen de burgemeester M. Antonius, die zijn oogmerk wel doorzag, hem dwong uit Romen te vluchten, nam onze viijheidfchreeuwende Brim tus het opperbewind van Griekenland en Macedonien aan, gelijk zijn medepligdge Cassius Ciiicien, Syrien cn Palestina overweldigde, tot dat Augustus hen beide overwon ,  (43) „ Caesar? fneefdc Vader Willem niet door „ het lood van een verraader? en heeft Salomo „ zelve niet knechten te paard gezien, cn bij de „ verbreeking der orde, ook Vorsten , gaande „ als knechten op de aarde1' ? ■— Ja, Geliefden, daar is een tijd , waar in de eene mensch over den anderen heerscht, hem ten won, en Brutus, billijke ftraf vreezende, zich door zijnen vriend Straton liet ombrengen. — En dit is hen voorbeeld, dat men zou willen volgen! fehoone zedekunde! tfdi Plu t arcii. in Vita. D10 n. C a s s. L. 44. Sueton. in toef. c. 80. feqq. F l o R. L. 4. c. 2. A i' p 1 a n. de bello civ. L. 3 , 4. Liv. Ep. L. 116. 124. — Michel Angelo zou het hoofd van Brutus afbeelden, maar voleindigde het nier, waar op zeker iemand met recht fchreef: Dum Bruti ejpgiem fculptor de marmore ducït In mentent fceleris venit fif abftihnït. Dat is: De koustnaar wou een beeld van dezen Brutus maaken. Maar dagt zijn fcbelmjluk in, en moest den arbeid jlaaken. de andere L. Brutus, die vijfthalf honderd Jaar te vooren Koning Tarquinius uit Romen verdreef, was niét veel beter, hij nam de eerfle burgemeesteriijke waardigheid voor zich zeiven en regeerde met een bijna Koninglijk geza°-; hij liet zijne eigene zoonen ombrengen, die de oude regeeringsform en den verdreeven Vorst wilden helpen herftellen, onder voorwendzel, -ja, van liefde tot het Vaderland, maar in de daad om zijne eigene grootheid en nieuwe Regeeringsform te behouden, al moest het ook een burger, krijg, en eindelijk zijn eigen leeven, kosten. — Vid. Liv. L. 1. Flor. L. i. c 9, 10. — De mensch ziet aan dat voor eogen is, maar Cod ziet bet hart aan.  (44) ten kwaade, en (gelijk wij in den aanvang zeiden) niet altoos gefchied het oordeel haastelijk over de booze daad; maar ook dan zelfs zijn 'er redenen bij God, wiens oordeelen een diepe afgrond zijn. I.) Zomtijds is wel de onfchuldige vrij van de aangctijgde misdaad, zomtijds is de behandeling , hem aangedaan , hoogst onrechtvaardig; maar eene andere misflag heeft hem het Godlijk ongenoegen op den hals gehaald, zijne hoogmoed diende gefnuikt, zijne wcercldgezindheid geminderd te worden, zijn rijkdom was de ftad zijner fterkte , hij vergat zijne af hangelijkhcid, hij was te diep ingewikkeld in dc weercld, zijn hart verhief zich , en zijne zorgeloosheid fliep omtrend zijne eeuwige belangen. — Verblind door eer en fchittering , gediend door vleijerij, verdarteld door den voorfpoed , waren hem de gedachten van den dood onaangenaam , hij floeg zijne pinnen vast in de weereld. —Geene banden kennende, wcrdt hij misfchien oneerbiedig voor zijne meerderen, ondraaglijk voor zijns gelijken en onbarmhartig omtrent de ellendigen. — En hoe aanbiddelijk is dan de weg van God ! door de hand des onderdrukkers, (eene roede , die , wanneer hij uitgediend heeft, ten vuure gefchikt is) öht-  (45) ontwaakt hij den fluimcrenden, en doet hem erkennen: „ Groote God! in uwe „ handen zijn alle mijne tijden, de on„ beftendige aarde trok mijn hart van „ u af, nu zie ik levendiger in , dat „ het alleen goed is nabij God te wee„ zen, en dat de mensch, hoe vast hij „ ftaat, buiten de vereeniging met den Godlijken Verlosfer, ij'delheid is". —. Eer Nebucadnezar diep vernederd was ftelde hij zijn hart als Gods hart, maar toen hem ootmoed geleerd was door de verguizing, was zijn taal: Nu prijs ik en verhoog en verheerlijk den Koning des Hemels, om dat alle zijne werken •waarheid en zijne paden gerichte zijn, en hij is magtig te vernederen de geenen, die in hoogheid wandelen: Dan: IV: 37 en de zoo onrechtvaardig geplaagde David zeide: eer ik verdrukt was dwaalde ik, maar nu onderhoude ik uw gebod. 2.) Daar en boven, alle gezegden van dien aart leeren alleen wat 'er gemeenlijk wat 'er meest, wat 'er dan altijd gefchiedt, wanneer de Godlijke wijsheid, die alles befhiurt naar de regelen yan het beste, en wanneer het belang van het algemeen, waar van elk fiechts een bijzondere fchaakel is, voor een weinig tijds geene afwijking daar van noodzaaklij k maaken. 3. Trou-  (40 3. ) Trouwens, fchoon de bewaaring van het geheel, en de uitvoering van Gods eeuwigen raad met en om trend de menfchen , volftrekt Vereisfchcn , dat de boosheid geteugcld en de verwarring verhoed worde , zo is het echter hier om laag noch het land der ruste, noch de plaats van orde. — Gods doelwitten met ons loopen in de eeuwigheid uit, en , de geheele verhindering van het zeedelijk en droevig kwaad zou met die zelfde oogmerken van God ftrijden, * die de inknooping daar van in de orde der dingen, door zijn ecuwig plan beraamd , ter verheerlijking van zijne volkoomenheden , ter verluistering van de kracht van Jezus zoendood, cn ter onzer rijpmaaking voor de toekoomende weercld, naar de diepte zijner wijsheid, noodzaaklijk gekeurd heeft. 4. ) En hoe ? — zullen wij ons vermeeten, daar wij Hechts de eindens der Godlijke wegen zien , om den donder zijner mogenheid te verftaan ? — zijn weg is-ondoorzichtbaar en zijne oogmerken zijn niet te peilen. — De een moet door lijdzaamheid geoeffend , de ander, die God niet in erkentenis hieldt, overgegeeven worden om dingen tc doen, die niet betaamen: den eenen werkt de ligte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat,  (47) gaat, een gantsch zeer uitneemend eeuwig gewigt van heerlijkheid, en de ander vergadert zich toorn als een fchat * in den dag des toorns. — Of zou de grootheid van hem, die zeidc: „ daar „ zij licht!" en daar was licht, ooit zoo gcbleeken zijn , zo niet de duisternis op den afgrond geweest was ? en zou onder de menfchen wel ooit dat diep gevoel van afhangelijkhcid, die bid-ijver, die erkentenis , dat vertrouwen zijn, indien de hand des Albeftuurers uit de tocgelaatene verwarringen niet de herftelling geeven kon en dikwils gaf, en uit duisternisfen voor een volk, of voor bijzondere perfoonen het licht deedt rijzen ? — Van de verdrukte onfchuld is veeltijds niet minder waar, dan van den blindgeboorenen : 720c// deze heeft gezondigd, noch zijne Ouders, maar dit is gefchied, op dat gij de heerlijkheid van God zoudt zien. Hoe dit zij, en wat 'er ook in enkele gevallen gebeure, Gods hand is op den throon, hij ftilt het rumoer der volkeren en verlost allen, die op hem betrouwen , zoo dat de verklaarde fpreuk bevestigd wordt: Die een kuil graaft zal 'er in vallen, en die een fteen werpt, op hem zal hij wederkeeren. — En is dit betoog wel moeilijk ? a.) Dit  (48) a.) Dit vordert het onkreukbaar recht van den Rechter der gantfche aarde, die recht doet. — Wat zoud gij oordeeleh van een God, die de kwelling kon verdraagen, die met onverfchillige oogen den man des bedrogs en des bloeds kon aanzien, en zich doof hieldt voor het gebed des verdrukten? — Neen: bij den beftuurer der weereld kan de onfchuld nooit fchuld zijn, en zijn oordeel is naar waarheid. Van daar de eenftemmige gebeden der Heiligen, kirrende uit de klooven ' der rotzen , en hun vertrouwen op God. — Ziet Hechts, Ps. VII: 16, Hij heeft eenen kuil gedolven en dien uitgegraaven, maar hij is gevallen in de groeve, die hij gemaakt heeft, zijne moeite zal op zijnen kop wederkeeren, en zijn geweld op zijnen fchedel nederdaalen. Ps. IX: 16, De volkeren zijn gezonken in de groeve, die zij gemaakt hadden , hun voet is gevangen in het net, dat zij verborgen hadden: de Heere is bekend geworden, hij heeft recht gedaan , de godlooze is verfirikt in het werk zijner handen. En (op dat ik de aanhaalingcn niet vermeenigvuldige) Ps. LVII: 7. Zij hebben een net lereid voor mijne gangen, mijne ziele was nedergebukt; zij hebben eenen Ml voor mijn aangezicht gegranven; zij zijn 'er midden ingevallen.  C 49 ) b.) Kan het wel anders wezen, tiaar-deze uitkoomst der dingen gegrond is in den aart der zaak zelve ? — God zoekt het weggedrevene , de grond der volgende dingen is altoos in de voorafgaande, en ons gelukkig of ongelukkig lot wordt, naar de vastgeftelde wetten der eeuwige rechtvaardigheid, geëvenredigd aan ons zedelijk beftaan, God is den goeden goed, maar bij den verkeerden een worftelaar, hij geeft den oprechten zegen, maar verdelgt hem , die zich tot kromme wegen neigt. — Nooit gaf iemand zich aan eene heerfchende ondeugd toe, of oogfte 'er de rampzalige vruchten van: — de hebzuchtige Achab en trotfche Jesa'BEL, die zich verbeelde , dat niemand haar iets mogt weigeren , moogen eenen onfchuldigen N a b o t h dooden, en zijne goederen rooven, maar het vonnis volgt hen op de hielen : Alzoo zegt de Heere: hebt gij doodg'jlagen, eji ook eene erfiijke bezitting ingenoomen ? in plaats dat de honden het bloed Naboths gelekt hebben, zullen 'zij uw bloed likken, ja het uwe, en de honden zullen Je sabel eet en aan den voorwal Jisreèïs, i Kon. XXI. — Adonia, door throonlust gezwollen, mooge vrij voor zich trompetten laaten: de Kamig kevel D het  ( 50 ) het lijdt niet lang, of, bij een nieuwen 'ftap van kroonzucht, verliest hij door het zwaard der gerechtigheid het woelziek leeven. — Se bas oproer mooge wel gelukken , het gehccle land io opfehudding brengen , maar in 't einde kost het hem zijn hoofd. Lang mooge eene valfche ftaat- kunde Piiarao vervoeren om Jacobs zaad te plaagen, onbillijkheid bij harden dienst te voegen en de dwino-elandij uittebreiden tot over de moederlijke ontfermingen toe ; op Gods tijd hoort hij het geroep van zijn volk, cn Pharao ftikt in de wederkcerendc golven. — De. gierige Judas kan wel, voor een korte poos, de goedhartige Maria bedroeven, en 'haare liefde als zondige verkwisting lasteren ; hij fchuimt zijne eigene fchande op , de heilige Geest brandteekent hem , dat hij een dief was, zijne geldzucht vervoert hem tot verraad, en zijne wroeging tot den ftrop. Zoo waar is het, dat der boozen einde het verderf is, en dat de godloosheid dc ziel haares meesters vangt. c.) Hoe zou, bij jmoogelijkheid, anders de uitvoering beftaan van het Godlijk plan, en waar bleeven de regels van zijn beftuur ? — Het is zoo , het zee-  ( 5X ) zeedelijk kwaad moet in de weereld zijn , God bereikt 'er dc hciliglte e-iri* dens mede: maar dat kwaad moet ook bepaald blijven in eene zcekere maat. ■— De juiste vcrdceling van licht en fchaduw maakt de fchoonheid van het geheel. — Ontmoette de booze geene perken , die hij niet overgaan kan, ftortte hij niet onverziens in den kuil, en gelukte het den onverlaat, om al het kwaad te doen dat hij wilde, wat zou 'er van de weereld worden, die wel geen hemel zijn kan , maar die ook geen hel mag weezen ? daar wel het land der rust niet is, maar daar ook het kwaad niet al te zeer mag treffen. d.) Van daar, dat de Oppermajesteit, die zich bijzonder als de Koning der Theocratie onder Israël openbaarde, zulke ftrenge wetten tegen de belcedigers van den naasten en tegen valschaarts gaf. — Die een anderen kwaad deedt hadt tot zijn vonnis : oog voor oogs hand voor hand, tand voor tand, voet voor voet: en was 'er iemand , die door laster, valsch getuigenis en booze aanklacht een kuil voor zijnen broedef groef, omtrend dien goldt de Gods wet aan de Rechters: alzoo zult gij hem doen, gelijk hij zijnen broeder D a dagt  C sO dagt te doen, en alzoo zult gij het booze uit het midden der kinderen Israëli •weg doen. e.) Vraagt het de ervaarenis van alle tijden, doorzoekt de gefchiedenis aller landen , en ziet de lotgevallen der braaven en der boozen, en ik zal 'er niets meer noodig hebben bij te voegen. — Hoe bekwam aan Josephs broeders de moedwil aan 's Vaders liefften zoon gepleegd, en hoe ruim werdt ze hem vergoed ? — Zoekt de plaats van den oproerigen Korah, wien de aarde verzwolg, terwijl de eer van Mos es klom. — Klimt op Gilboa's gebergte cn ziet Saül wentelen in zijn bloed, daar David, wien hij vervolgde, op zijn ontruimde zetel ftapt. — 't Is waar , een korten tijd moet hij voor Absaloms muitzucht de hofplaats ontwijken, maar 't lijdt niet lang, of hij keert met nieuwen luister weder, en het hoofd der muitelingen fterft, verre van den throon, aan eene eik meer dan éénen dood. — Laat Sufan het bevestigen: Haman bouwt voor Mordechai een galg, en de arme Jood is naauwlijks ééne fchrede van den dood; maar fchiclijk wisfelen de tooncclcn ; God buigt de harten en Ha-  C 53) Ha man krijgt de galg van Mordechai, cn Mordechai het paleis van Ha man tot zijn deel. ■— En wat zal ik meer vcrhaalen ? de tijd zou mij ontbreeken, zo ik uit de ongewijde gcfchiedenisfcn dc voorbeelden van den zelfden aart vermeenigvuldigde. — Dit weinige flcchts: — Zoo even fcheen dc moordenaar van Caes ar en die van Vader Willem hun doelwit tc bereiken en aan de waarheid van onze text-fpreuk te doen twijfelen ; maar ziet het einde hunner paden: Brutus drukt, ja, den dolk in het hart zijnes weldoeners , wiens ongerechtigheden God bczogt, maar de moordenaar is, na een kort onrustig leeven , gedwongen , om denzelfden dolk , als een gunstbewijs van zijnen vriend Straton te verzoeken : de opgchitfte Gerards eindigt, ja, het leeven van den Vader des Vaderlands , die zijn taak op aarde zoo glorievol gevoleind hadt, maar ontfangt ook teffens, door billijke rechtspleeging, de itraf van zijne fnoodheid, terwijl Willem den Hemel voor de aarde won, en het Vaderland niets verloor, om dat God ffcam en' wortel in de'aarde liet, en met zijne Zoonen bleef, geV 3 lijk  ( 54) lijk hij geweest was met hunnen braaven Vader. f.) En, behoef ik, na dat alles, nog getuigenisfen op te zaamelen , die de ftelling van onzen Salomo voldingen ? hoort flechts eenige trekken uit de fehoone tcekening, die Job maakt, Cap. XXVII: 13-23. Dit is het deel des godloozen menfchen hij God! Indien zijne kinderen vermeenigvuldigen het is ten zwaarde , — tn zijne weduwen zullen hem niet beweenen; zo hij zilver zal opgehoopt hebben als Jlof, en kleeding bereid als leem , hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken , en de onfchuldige zal het zilver deelen: rijk ligt hij neder — doet hij zijne oogen open zo is hij 'er niet, — de oostenwind zal hem wegvoeren dat hij heenen gaa, en zal hem wegftormen uit zijne plaatfe , — een ieder zal over hem met de handen klappen en over hem fluiten uit zijne plaatfe. — Voegt 'er de taal van E l i h u bij, Cap. XXXIV: 26-30. God kloptze te zaamen in eene plaats, daar aanfehouwers zijn, op dat hij over hem het geroep des armen brenge , en het geroep der ellendigen verhoor e ; als hij fiilt, wie zal dan beroeren ? als hij het aangezicht verbergt, wie zal hem  (55) hem dan aanfchouwen? zoo wel voor een volk als voor een mensch alleen. — En laat ik bij dcezc twee gewijde getuigenisfen nog dat voegen van eenen der voornaamftcn uit de Joodfche wijzen , tc wecten Je sus Syraciisz, Cap. XXVII: 26-28. Die een fteen in de hoogte werpt, die werpt hem op zijn eigen hoofd, alzoo ook een bedriegelijke ftag maakt de wonde wijd; wie een kuil graaft zal daar in vallen , en die een ftrik voor een anderen legt zal met denzelv en gevangen worden: diekwaad doet hij dien zal dat kwaad herberg neemen, en hij zal niet weeten , van waar het koomt. En waarom, Geliefden! zou ik u breedfprr.a. lager ophouden, daar heel het lieve Vaderland, daar gij allen getuigen zijt van de waarheid, die ons de wijze Koning leerde V — Of heugt het u niet, hoe een aantal lieden , opgcblaazen door verbeelding van hunne eigene fchranderheid, cn, uit vcrfchillende beginzelen , naar verandering haakende, en door fchoonen fchijn honderd anderen verleidende, kuil op kuil gegraaven hebben voor hunne medeburgers , wier ziel niet kwam in hunnen raad, en wier eer niet verëenigd werdt met hunne vergadering? hoe veel onbefchaamden laster, fchampcre verguizing, vreesfeüjkfi bedreigingen en daadelijke moedwilligheden plaats hadden ? — heugt het u niet, hoe veele D 4 ftee-  (sO fteenen uit de vlakte naar boven geworpen zijn, hoe meenig braaf Regent ontëerd, mishandeld, verdreeven, gevangen werdt? — en kan het u vergeeten zijn , met hoe veel moeite, domme kracht en vereenigde poogingen men den fteen naar boven rolde, die het Doorluchtig Hoofd der Vaderlandfche Regeering van zijne hoogte ftooten, en (hadt het doel bereikt geweest) uit zijnen verheevcn ftand verdrijven moest? Maar God , die ons niet verderven wilde, heeft aan ons ten goede gedacht, en de ftonden veranderd. — Die ons joeg, en wiens verwaandheid alle paaien overfchreedc , is onverwagt in den kuil gejlort , dien hij ons gegraaven hadt. — Zichtbaar was de hand der Godheid, die de winden geboodt en de wateren terug deedt vlocijcn , die de harten der Vorsten boog om ons te redden, en aller hart met ijdele vrees en fchigtigen fchrik vervulde. — Befchaamd, befpot, bedremmeld vloodt men, zelfs daar geen vervolger was, de aanvoerders ontwecken en lieten eene ongelukkige hoop misleide medeburgers aan het ongeluk over , waar in zij hun gebragt hadden: de hardnekkigen, het land ontweeken, dat zij beroerden, zijn verftrooid onder dc volkeren, de moed willigen draagen hunne ftraf, en och of de misleide meenigte , door gulle wederkeering, zich uit de laagte der vernedering tot den voorigen ftand van nuttige Burgers verhief! — Ons viel het juk van den hals, de keten van de handen , de benauwdheid van het hart, en onze berg is,  (57) is, in weerwil onzer hateren, door Gods Voor» zienighcid vast gemaakt. En waar zijn zij, die de fteenen oproerig naar loven wierpen? — op hun zeiven zijn zij wéér ge. keerd. —■ De indringer zit niet meer op het eerekusfen, de gewapende moedwil bezet niet meer de raadhuizen, en de eerleus der Vaderen wordt niet meer ongeftraft met den voet vertreden. —■ God gaf ons onze wettige Rechters weder als van ouds en onze Raadslieden als in het begin: vrijheid zonder wetteloosheid , Godsdienst zonder befmetting bloeit onder hunne overfchaduwing: de pijlen hebben eenigheid , het zwaard heeft zijne fnede, de Regeering haaren luister wcêrgckreegen: Oranje aan het hoofd van 's Lands Vaderen keerde, onder het gejuich der mecnigte en de vreugdetraanen der Burgeren, op den GrootOuderlijken Zetel weder , zijne Gemaalin heeft geene gevangenis, zijn Kroost geen fmaad meer tc vreezen: de Burgerijcn werken weder in hunne kringen, en de Steden blocijcn. En heden, mijne Stadgenooten! heden is het twee jaaren, in deeze zelfde maand, op deezen zelfden dag, dat voor u, in deeze Stad, de zon der redding rees , en al het doorgezweete leed in gulle vreugd veranderde. Wel aan , mijne zeer geliefden ! fpocden wij ons, om uit de verklaarde en beweczene fpreuk van Salomo vooraf eenige algemeene leeringen, D 5 en  (58 ) •en vervolgens d!e bijzondere lesfen te trekken, die de heuglijke gedachtenis van dien vrolijken dag vcreischt. A. De algemcene leeringen uit de verhandelde ftof zijn kortelijk dccze: i.) Zoo waarlijk is 'er dan een God, die op aarde richt. Boven den kloot der aarde zit de ecuwigleevende op den throon des gcrichts, en voor hem zijn de wolken geene verberging , zijne oogen doorloopen de aarde, befchouwende de booze en de goede. — Geen fchepzel, hoe groot, hoe klein, hoe 'gewigtig , hoe niets beduidend, hoe onbewimpeld of hoe gemaskerd, is voor hem onzichtbaar. — Op zijn wenken vliegt de fcraf, werkt de aartsengel, en wordt elke gedienftige geest uitgezonden, maar teffens, op zijn bevel, beweegt zich de worm, hij tzist de vliegen en de horfelen toe, geen musch ftrijkt neder zonder zijnen wil, en zou hij dan onze gedachten niet weeten, onze harten niet kennen, onze treden niet tellen, onzen gang niet weetcn, onze woelingen niet belachen? — Gaat dan heen woelziek fchepzel, dat de volkeren beroert! vormt u welberaamde ontwerpen, berecken alle de uitkoomften, ftel uw nest in de hoogte, voeg list bij uwe boosheid en geweld bij uwe list; maar vergeet niet, dat de Aimagtige dc teugels van het beftuur in handen heeft, die hem geen fchepzel kan  (59) kan ontwringen. — Beurt des uwe harten op^ ö bedrukte, door onweder voortgedrevenc! die onder den ftaf des drijvers, den geesfel der tong, den wrevel der hovaardigen , en den moedwil der geweldigen zucht! laat elk woelen, woeden , drukken, trappen, maar daar leeft een God, die de kwelling niet verdraagt, en die alle dagen zijn recht voortbrengt, — hij fpreckt, en de ongefchiktfte middelen dienen hem, een lispende Moses verlost eene gefolterde Natie, een herdersknaap velt een fnorkenden reus , een verachte Jood verijdelt de ontwerpen van den Perfiaanfchen gunsteling , cn arme visfehers doen Lcvi beevcn , de orakelen zwijgen en de wijsgeeren verftommen. — Hij fpreckt, en een opgeheevcn ftaf doet Pharao verdrinken, de hagel flaat de Cananieten , de bazuinen verfchrikken Midian, en eene ijdcle vrees doet het lecger der Sijriers in wanorde vluchten. — Laat het u dc gefchicdenis onzer Vaderen getuigen , of was het ook menfchenwerk , toen een ijdcle fchrik , een panique vrees de Spanjaards , in het Jaar 1624. uit de Veluwe dreef, zoo dat fpijs en drank , zelfs de zilveren bcekers, op tafel bleeven, cn geweer en wapenen, onder weg, weggeworpen wierden, zonder dat 'er iemand van het ftraatfchc leger bij of omtrend was ? — Was het ook door fterfelijk vermoogen, toen de Engelfchen, ten tijde van den grooten de Ruiter, eene landing in Texel voorhadden , dat de Ebbe der wateren , tegen haare natuurlijke orde, twaalf uuren bleef duuren, en door een zwaaren ftorm, tot ons behoud, ge-  .gevolgd wierdt? — En waarom zou ik uitwijden? Wat heeft in den tijd, waar aan wij heden met verwonderende dankbaarheid gedenken , de grootfte fnorkers met zoo veel fchrik vervuld? waarom vloodt men uit de vestingen en tzidderdc inde floten? wie heeft, zonder handen, alles in zoo weinige uuren afgebrooken dat in zoo veele Jaaren gebouwd was? wie anders dan die God, die langs ongeziene wegen werkt, die de kuilgraavers in hunne eigene groeven ftort, — de fteen werpers met hunne eigene fteenen kwetst, en wiens almagt fprak: tot hier toe en niet voerder? — Laat dan zich de booze vleijen, laat hij zich fterken met de ontwerpen der Raadzaalen en der Hoven, nooit zal hij den onbegrijpelijken fchakel der tweede oorzaaken onder zijn bedwang hebben, nooit bevel voeren over de willingen, beweegingen en bepaalingen der werkzaame geesten, en nimmer het beftuur verijdelen van een God, voor wien alle de inwooners der aarde zijn als fprinkhaanen, die de fleutels ook van den afgrond heeft, en zelfs den ouden draak kan binden. — Weest fterk , dan , ö ongelukkige oprechten ! weest fterk, en laat uw licder harten verfterken, ja, wacht op den Heere. En zal nu de herinnering van die alkennis, waar voor gij niets vernisfen of ontveinzen kunt, van dat voorzienig oog, dat op uwe daden let, uwe harten doorzoekt, en de uitwerkzels uwer fnoodheid zoo meenigmaal verhindert , en van die rechtvaardigheid, die den man verdelgt, die zich  (6-1 ) zich tot kromme wegen neigt, — zal de herinnering van dat alles u,'ondeugende ftervelingen! op de paden der ondeugd niet ftil doen ftaan, en tot bedaard nadenken brengen ? Helaas! de aarde zou een voorportaal des Hemels, een ftreelend Eden wezen, zo de bcmin. hjke Godsdienst van den liefderijken Jesus meer invloed maakte op de harten en werkdaadiger be. leefd wierdt in dc maatfchappij ! — Maar nu, beziet de menfchen , die zich Christenen belijden, en gij zult, ja, uitwendige Godsdienstigheid, gemaakte vertooningen, die een fchijn hebben van Godzaligheid, en betuigingen van vriend» fchap, broederlijkheid en liefde genoeg aantreffen, maar, even als of men Gods oog ontduiken, en hem, die de harten proeft, misleiden konde, hoe groot is het getal der albefchikken, der bedribbelaars van 's naastens doen , der onrustkweekers in de maatfchappij! — hoe veele At-henienfers, die altoos wat nieuws vraagen, wat nieuws vertellen, en (zo zij niets weeten) wat nieuws verzinnen moeten , die zich bemoeijen met eens anders dingen , die luchtig over hun eigen balk fpringende , de fplinters van hunnen broeder opzamelen , en over al door een vergrootglas laaten zien, de eer, den welvaart, en het genoegen des medeburgers onderkruipen, voor het oog des blinden een aanftoot leggen, kuilen graas-en, en die valsch met bladeren van voorgewende vriend fchap dekken , !cn wier ge-, hcelc verkecring met menfchen eene aanéénfeha--  ( 62 ) keling van kwaadfprckcnheid en laster is! — en die, met dat alles, ziclrzclven inbeelden braave burgers, onergerlijke lcdemaaten , zoms zelfs, gemoedelijke Christenen te weezen. Op het Eiland Cijprus was oudtijds een wet, dat, wanneer iemands varken op eens anders ak-ker liep en de vruchten verdierf, de eigenaar vrijheid hadt de tanden van dat dier uit te breeken ; — ö ! mijne Hoorers! indien bij ons die Cijprifehe wet ook ftand greep, om aan elk dier dat geene te ontnecmen, waar mede het de ei. gendom van een ander befchadigde, wat zouden wij een aantal ftomme menfchen overal ontmoeten ! Hoort mij, menfchen! aan welke God fpraaken denk- en werk-vermogens tot heerlijker cindens gaf, gij hebt met God te doen , die op aarde richt. Ontdekt de naaktheid uwes broeders , maar gij zult uwe eigene fchandclijkheid opfchuimen ; ondermijnt 's naastens welvaart, maar gij zult uw eigen gebind verflappen; delft kuilen, maar gij zult 'er zelve in ftorten; lastert en fpreekt kwalijk, maar zelve zult gij ftraf en fchande vinden: zoo zijn de paden van elk die onrecht pleegt, en die godloosheid doet wordt niet gebouwd. — Of, draagt God , wien gij vergeet dagen zonder getal, u nog geduldig, en veracht gij den rijkdom zijner verdraagzaamheid, denkt dan aan de eeuwigheid, en veigeet het onherroepelijk vonnis van den waarachtigen niet: Bui-  (63) Buiten zullen zijn de leugenaars , en de lasteraar beërft bet Koningrijk van God niet. — ö! Dat ik u dan met Petrus opwekke, i Pet. IV: 15. Dat toch niemand van u lijde als een kwaaddoender of als een, die zich met eens anders dingen bemoeit. Troostvolle waarheid teevens! God is dan een veilige toevlucht den verdrukten: zaait met traanen, Christen 1 vind uwe kastijdingen alle morgen , maar , laat uwe hoop niet vaaren. Het alziend oog ziet uwe moeite en aanfchouwd uw verdriet. Geef het hem in handen, geen A c h 1tofel is zoo wijs, geen Amalek zoo fterk, geen Antiochus zoo wreed , geen Satan zelfs zoo boos, of op zijn tijd zal God de raadflagen verdwaazen , meer dan overwinning geeven, redding gebieden, onder uwe voeten verpletteren , en zijn hand zal op den throon zijn, of, indien hij u zijnen Zoon gegceven heeft, zou hij u ook niet alle dingen fchenken ? Kan klaagen uw hart Verligten van fraart, Zendt dan uwe klagten Vrij op waards tot God, Maar wiit u wel wagten Te laaken uw lot. God woont nog in.Zion, en is daar bekend, . De fchaapen zijn nog niet baar herder ontwend, Die hoeders, en voedzel, en rust, aan haar zendtj Hoe zeer dat het Noorden ook tiert, In 't Scheepjin rust hij, die de winden beftiert. *0  ( H ) 2.) Dien mensch gaat het zeker kwalijk, die heftaat te twisten met die Jlerker is dan Mj\ Denk eens door , mijne lieve Hoorers ! gij hebt 'er een ecuwig belang bij. — Indien de Burger rechtvaardige vergelding ontfangt , die zijne Overheden aanrandt, en verplettert de fteen hem , die denzei ven naar boven rolt, gelijk wij betoogden, en ftraks nog zien zullen in de dankftof van dezen dag ; hoe moet het dan gaan met den aardworm, die den Heer van hemel en aarde in het aangezicht vliegt , en het heilig gebod, dat rechtvaardig, wijs en goed is, onheilig vertrapt? — Bedenkt dit toch , ó zondaars ! die zoo veel goeds van God ontfangt , die zoo veel aan hem verpligt zijt, die zijne wetten kent, zijne leer belijdt, dagelijks tot zijne gemeenfehap geroepen wordt, en wien het oordeel der verzuimers en ongthoorzaamen , cn het eeuwig heil, dat God heeft weggelegd voor de gecnen die hem vreezen, geduurig wordt gepredikt. Neen: het is de ongelukkige, de troostelooze Deïst alleen niet; de fpotter met den Godsdienst, die alles wat heilig is befchimpt , — het is de ingebeelde wijsgeer alleen niet, die al zijn vermoogen infpant om een Godsdienst uit terooijen, die, al was ze onwaar, altoos heilzaam, nooit nadeelig is, en eene Leer in plaats te zetten, die, zo ze waar was, onnut en troosteloos, en, nu  nu ze onwaar is, een bron van rampzaligheid is; — het is deze ongelukkige alken niet, die, oproerig tegen God, den fteen naar boven werpt) maar - gij zijt het, — - gij, liefhebber van de weereld! Haaf van uwe driften! indruklqos onbekeerde , al hadt gij ook nog zoo veel uitwendige fchijn van vroomheid, en, al beelde gij ü zei ven nog zoo zeeker in , dat gij wat groots zijt, — zoo lang gij niet, met fchaamte en zelfsverfoeijing, hebt leeren zien, dat gij door aangeboorene en werkelijke fchuld , rijksweerfpanne. lingen tegen God zijt, en dat u, zolder tüsfchenkoomst van almagtige redding, billijke verdoemenis wagt; zoo ja ig gij c.ecne waare d~ocfbeid naar God kent, die eene onber uwelijke bekeering werkt ; zoo lang u de e< uwig gezegende Zaligmaker niet dierbaar, dc verloshn-j door zijn bloed onontbeerlijk, en de geheele heilweg bemïnlijk is; zoo lang een levendig geloof u niet met Jesüs verëenigt, cn gij geenernftigen toeleg hebt, om allen vahchen pad te haatcn, en naar het onderwijs der zaligmaakende genade te wandelen, zoo vroom in uw hart als in uw gelaat, in uwe binnenkamer als inde Kerk, voor God als voor de menfchen; en zoo lang gij door opregtheid , braafheid, Godzaligheid en menfchenliefdc de leer van God onzen Zaligmaker niet in alles poogt te vergieren; — zoo lang befchouvvt God u als verachters zijner hoogheid, beleedigcrs zijner majesteir, dwaaze ftcenwerpers naar boven, want, dwaalt niet, mijne geliefE den!  (66) den ! die een vriend der weereld is , die wordt een vijand Gods verklaard. En zal dan altoos eene onzalige verblinding u rampzalig maken ? zult gij voor het helderst licht uwe oogen moedwillig fluiten? zult gij blijven God tergen? of zijt gij fterker als hij? — maakt u dan waarlijk de zonde zoo gelukkig? hebt gij dan , door God te verachten zoo veel geruster gewecten? vallen u de aardfche tegenfpocden ligter ? cn fchrikt gij minder voor den dood ? of getuigt uw eigen, hart u niet, dat gij dwaas, dat gij ongelukkig kiest , — dat het uiteinde van den weg der zonde het verderf is, en dat de paden der verkeerdheid wegen van den dood zijn? 0 Mijne zeer geliefden! mó'gt u (zo hemel- fchc penade niet genoeg u aanlacht) de fchrik des Heerep toch béweegen ! de opgeworpen fteen 'keert wis op uwe hoofden weder, bij God is eene yreesfelijke majesteit, zijn lang gerekt geduld, hoe taai, breekt ten laatften, en, zoo waar als God leeft! hij laat zich niet befpottcn. Wat ontbreekt u ? — Het woord der verzoening is in onzen mond. — Wordt het u eens recht ernst om tot God weder tc kecren, de wapenen, waar mede gij zijne eer beftrijdt, néér te werpen, en te vallen in de armen eener liefde, die gij verfmaad hebt, dan belooft u God genade en vergeeving ; niets minder dan zijnen Zoon, om mebt Goddelijk bloed u tc randzocneeren; al-  (67) almagtige kracht, om uwe banden te verbrceken; een bevrcedigd gewecten ; overhaalend tegenwigt tegen alle droefheid; een leeven, dat, bij geoorloofd cn maatig genot van aardsch genoegen , cn boven al door vrede met God , door onzen Heer J es us Christus, waarlijk vrolijk is; cn, in het einde, onuitfpreekclijke zaligheid. ö! Waart gij wijs! bedagt gij wat tot uwen vrede dient, cn verharde zich uw hart niet, daar gij nog heden de öera des Heeren hoort. — Schept derhalvcn moed , verfiaagene zielen! fmert u uw wangedrag jegens God; ziet gij voor u zeiven hei!, cn is uw lust in het wel verordineerd en wel bewaard verbond, fchoon het met gevoelige blijdfehap voor u nog niet uitfpruit; en ftaat u de heilweg, zoo wel in de eisfehen als in de beloften, aan: fchept moed dan, gij leeft niet onder de wet, maar onder de genade. Onwaardige in zich zelden waren allen, die ooit behouden werden : hardnekkige en groote zondaars waren veelen, die nu reeds in heerlijkheid zijn ingeleid: cn de grootfte van allen wordt nergens uit de belofte uitgefleoten: ziet daar dan de Hem van een God, die niet liegen kan, ziet daar Jesus, door den welken u vergecving van zonden verkondigd wordt, en, zo heübegcerte uw hart vervult, zo ontdekkende genade u geleerd heeft, wat vlcesch en bloed niet openbaart, ziet daar dan het bewijs, dat de God van'zaligheid geen lust heeft in uwen dood. — Wantrouwt E 2 dan  (68) dan niet aan liet vermoogen van Jesus kruis, en de gewilligheid van zijne liefde, en zijt niet meer ongeloovig maar geloovig! 3.) Eindelijk, uit deze woorden, als eene algemeent les befchouwd, zamelt de Godgetrouwe Christen heilige levensregels en overvloedige vertroostingen. God, de Vader van onzen Heere Jesus Christus, ziet elks wegen, de ondeugden de verkeerdheid wordt vroeg of laat geftraft, zelfs in zijne kinderen, en den rechtvaardigen wordt ook vergolden op aarde. Godvruchtige fchaar! hoedanige behoort gij dan niet tc zijn in heiligen wandel en Godzaligheid ! of kent gij u zeiven niet, en zoudt gij den geest van God bedroeven? God, uw Vader, regeert, en aan zijne gunst ligt u alleen gelcegcn. — Vaart wel dan, zondig vermaak , vergulde gifbeekers voor onze zielen! edeler vermaaken kennende hebben wij aan God genoeg cn om onzent wil zal zijn naam niet gelasten! worden. — Wclkoom zal ons zijn elke kastijding, erkentelijk zullen wij danken voor eiken Vaderlijken. flag , die ons afzwerven geneest,'ons demoedig aan 's Vaders knijenbrengt, cn getrouwer maakt aan zijnen wil. — Balftuurig murmurecren zal ons nooit krecgel maaken om ons lot; de wil van onzen Vader, altoos wijs en  (77) ftand der weidenkenden, waapende men een heir misleide Ingezetenen , fchimpte op het eerbiedwaardig Corps eener wettige Militie, die aan eed en pligt getrouw bleef, en men leerde van A b iram , Absalom en Catilina , het volk door voorgewende zucht tot Vrijheid en Voorrechten te verhitten, en ftookte het vuur te fterker aan, door het om den tuin tc leiden, met belofte van verbecteringen der misflaagcn in de Regeeringsform, en van een hersfenfehimmig volksbewind , dat volftrckt onbeftaanbaar was, en dat men niet voorneemens was hun te geeven. Dat laatfte vermeerderde de wanorde: alle ondergefchiktheid werdt verbrooken, en het volk, verdeeld, verarmd, opgehitst en toomeloos, begon nu de wet te ftellen aan de geenen, die het eerst hadden opgeruid, en Acteons honden vielen nu op hunne eigene Meesters aan. •—-En, groote God! welke beroertens hebben ons toen gefcheurd! De wijze raad der oude Staatsmannen is verguisd en verworpen, om plaats te maaken voor baardelooze Jongelingen, die met ons waaren opgegroeid. — De ingebeelde volksregeering werkte; gewaapende manfehappen trokken uit, om het grondgebied te fchenden van vereenigde Bondgenootcn , en dj oproerige vondt rasch fehuilplaats en befcherming; de zetels der oppermagt in meer dan ééne Provintie zijn ontrust, verftoord en ontheiligd, de ftedeüjke rechten door  (78) 'door Commisfien verkort, cn eene zoogenaamde Defcnfic putte de fchatkist uit f»; — gedelegeerde Vierfchaaren ftclden dc wettige rechtbanken buiten werking en verkrachtten de waare Nedeiiandfche Vrijheid. — De onfchuld zuchtte in "de bocijen , zworf in ballingfchap , kwijnde in tuchthuizen of bloedde op de fchavottcn. — De wapens der verblinde en hollende meenigtc glinfterden in vliegende leegers, vcrwden de ftraatcn met bloed, beftormden de raadhuizen; — eerlijke Regenten werden verjaagd van de EercftoeIcn, fmaadclijk gevangen gezet in eene nabuurige Stad, cn door de ergften van den hoop het doodvonnis aangezegd. - Oranje , dc waare Vriend, de wettige Voorftander des Volks , gehoond , verjaagd, ontëcrd, in openlijke géfchriften met den dood bedreigd , en zijde verbanning uit het Vaderland , in koelen bloede geëischt , op dat i (» Hoe men met het geld van den Staat, dat is, met liet zweet en bloed der Ingezeetenen , en zulks , onder fchiin van Volksvrienden, omfprong, blijkt, wanneer men Hechts bereekent, dat de kosten der Commisfie hierbinnen Rotterdam eene fom beliepen van - - ƒ 105453 : 2 : 'van het Defenfie - wezen te Woerden - - 762011 : 3 : 1° de Zee armade, uit het Noorder Qurtier betaaalt ' 27^5 : : ~~ ƒ S95349 : 5/: 1° bereekent men het overige naar deeze drie posten, zal dan het geen men na kan gaan , wel minder dan tien tonnen gouds beloopen, die men nutteloos verfpild heeft, en hoe veel is 'er nog, dat ons niet is aangezegd? — Ziet AbresGH, Acad. Kerkt: bl. 39'  (79) dat ik dc wenfchen zijner verdoemenis verzwijge (V). — De wegen voor zijne Gemaalin ontvei. ligd , en de eer eener Koninglijke Vorstin, 'die je hu zelfs in eene Jezabel eerbiedigde, gcfchonden. — De dierbaarc Godsdienst zelve werdt ontheiligd , de waarheid ftruikeldc , de godsdienftigheid week, de godvrucht kwijnde, dc liefde was ontvlooden, de familien gefcheurd, de vriendfehappen verbrooken, en de Leeraars, die deugd en orde cn gehoorzaamheid prediken moesten, gingen voor, leerden de leugen, zegenden dc oproerige wapenen , cn , die getrouw bleevcn, waren dc voorwerpen van haat, verdrukking, laster en verguizing. Zoo (<0 Hoe weinig ik bijzondere {halen wil opnaaien, moet ik echter , ter overtuiging van misleiden, die zelve niet weeten, wat 'er omgegaan is, bewijzen, hoe hoog de mishandeling van den goedhartigften Vorst, die alles zoo grootmoedig vergeeven heeft, gegaan is. — In de zoogenaamde Prcvintiaale Vergadering van 17 Julij 1787, (lelden de Gecommitteerden van het Haagfche Corps, onder de fpreuk; Vetr bet Vaderland voor: te bewerken „ dat Willem van „ Oranje, als een gedeclareerd vijand dezer Republiek, ert ,, de eerde aanftooker van burgermoord en oproer in dit vrij ,, Gemeenebest, fchuldig verklaard werde aan gekwet.dema„ jesteit, rebellie en hoog verraad; dat hij ten eeuwigen ,, dage van alle zijne Waardigheden en Eerampten, met de ,, daar toe ftaande traftementèn, ontzet, en voor altoos uit „ het grondgebied dezer Provintie gebannen worde. — En », dat zijne Gemalin deze Provintie worde ontzegd, en n1m,, mer bij fuccesfie als Gouvernante worde toegelaaten, als „ mede diensvolgens derzelver Kinderen van het Erffladhou., detfehap vervallen verklaard worden." enz. —  C 80) Zoo ellendig, en nog droeviger, zag het 'er uit in de voorige dagen: — de echte Nederlander moest zwijgen , zuchtte en badt tot den God der .Vaderen : de onverfchillige hinkte op twee gedachten, de befchroomde hieldt zich fchuil, Ruben bij zijne ftallingen, Afer aan zijne havens, en Meroz kwam niet tot de hulpe des Heeren met dc Helden , terwijl de boosheid tot erger voortging, en elk de kracht deedt voelen van 5 a lom o's fpreuk, Cap. XIX: 10, de weelde ftaat aan een Vorst niet wel , hoe veel te min aan een knecht te heerfchen over Vorsten. Noemt mij zelve dc naamen, Geliefden! waar mede ik zulk een doen beftempelen moet. — Maar neen: ik zal geene bijnaamen gebruiken, geen één woord der bitterheid zal mij ontfchicten , de aanvoerders grbevera kuilen, de hcerschzuchtige wierp en rolde den fteen naar boven, en duizend misleide Burgers, wien men met woorden een doek voor de oogen bondt, of enkel de fchoonfte zijde liet zien , wisten de helft met van het geen 'er voorviel: — en wat moeit het mij zelfs dit te moeten zeggen, hoe zeer ik alles kort zaamen trok, om u te toonen , hoe de wateren, allengskens hooger wasfende, tot aan de lippen toe geklommen waaren. 3. Laaten wij dan het gordijn voor deeze ' akelige tooneelen der treurigheid laaten vallen: deeze dag is een dag der vrolijkheid, verblijdt u dan cn bedroeft u niet. In  ( Bi ) In het hachlijkst oogenblik, toen de nood op het hoogst geklommen was , en nieuwe , nog donkerder, wolken een nog feller onweêr dreigden, wende de Almagtige zijne ooren tot ons geroep. — De Godlijke Jesüs, krachtiger voorfpraak dan Mos es voor oud Israël, badt voor dit volk, en zijne Almagtige ftcm, die voormaals tot de zee fprak: zift ftille, en tot dc loeijende orkaanen: wordt gemuilband, riep nu tot den Engel, die het zwaard der Godlijke kastijding over ons hadt opgeheevcn : Het is genoeg, trek uwe hand nu af. Ijlings zweegen de ftormen, die aan den Staatshulk een wisfen ondergang bedreigden: de holle baaren van Neêrtands tuimelzce werden gekemd tot eene fpiegelviakte , en daar kwam groote ftilte. Het was óp een dag des Sabbaths, en in veele gemeenten werdt een geduurig gebed tot God gedaan , getrouwe Leeraars baden met meer vertrouwen , met minder beklemdheid, en duizend oprechten vergezelden hen met die onuitgefproo. kene verzuchtingen , waar mede de Heilige Geest in ons, naar God, voorde heiligen bidt: en, ziet, alreeds hadt de Almagtige de redding gezonden , en zijne belofte vervuld: het zal gefchicden, eer zij nog roepen, dat ik hun zal antwoorden. — In dien zelf. den nacht was de tempel der hovaardigheid zon. der handen afgebrooken: duizenden droegen nog 's avonds te vooren de wapenen in het dreigend F Ut*  C 82:) Utrècht, den zetel en het middelpunt van hunne dwaasheid , maar God hadt hun een geruisch doen hooren van wagenen en van ruiteren, en aller moed ontzonk, de flouthartigfte beefde gelijk een blad , dat van den wind ginds en herwaards bewoogen wordt; voor het aanbreeken van den dageraad was alles gevloodcn , zonder dat hen iemand joeg , geen klaauw zelfs bleef achter. ■—• Reeds vroeg in den morgen was Oranje aan de Stad genaderd, door de verloste Burgers met gejuich ontfangcn, en de tempel die daags te vooren nog trilde onder de vervloekin-. gen der opróerigen, ontfing toen reeds de dankoffers van den Vorst, die door lijdzaamheid 'geoeffend, maar door den God zijner Vaderen bewaard en nu geholpen was. Spoedig bragt het gerucht, gezweept door duizend tongen , beantwoord door ontelbaare hozannaas, die b'iijmaar rond in alle de oorden des Lands , en Pruisfens moedige Arenden, door God verwekt tot onze redding, met den dapperen Brunswyck aan het hoofd, voltooiden dit gelukkige begin. Nauwlijks vertrouwden wij onze ooren en onze oogen, wij waaren als de geenen ,• die droomen, cn, zo iets ons eerst ontwaakte, het was de algemecne fchrik en de verwarring der opróerigen en der ongelukkige misleiden ,ijwant de verfchrikking van God was zichtbaar op hen gevallen. Vruch-  (83) Vruchteloos zogt men hier en daar de gewapende manfchap te herzaamclen; de vlucht werdt algemeen , cn men wierp het onnut wapentuig voor de mollen en de vledcrmuizcn: — vergeefs zag men op vreemde hulp, de rietftaf doorboorde de handen: — de laatfte wanhoopige toevlucht opende de Huizen en riep de zoute baaren in, maar God geboodt de winden , een ftorm blies uit het oosten, en de wateren vloeiden daar heencn : de omwending werdt volkoomen , en de goede hand Gods over ons was zoo kennelijk; zichtbaar, dat meer als één der guichelaarszelve, zijnes ondanks, belcedt: Dit is Gods vinger. En, waar toe zoude ik uitwijden ? heden deezen zelfden dag is het twee Jaaren gcleeden, dat binnen de poorten deezer aanzienlijke Stad uwe Redders binnen reeden, cn, geholpen door braave Burgers, de rust herftelden, en, boven andere Steden, ongeffcoord bewaarden, terwijl de nu bedeesde fnorkert trilde , zijn trotfehen wapenpraal in eenen hoek verichool , en nauwlijks toonen durfde, dat hij imnicr aan de kuilen hielp graaven , daar hij zelf inviel , of mede aan de fteenen rolde , die hem nu zeiven om verre wierpen. Goede God! welk eene verandering! — Oranje met. Gemalin en Kroost gaf aan de Hofplaats den luister, aan de Regeering hoofd en kracht, aan het volk vreugd en befcherming weder. — ■ De braave Regenten uwer Stad hernamen de EereF 2 ftoe-  ( 84 ) ftoelen, waar uit de moedwil hen verdreef. « Godsdienst , Vrijheid en Conftitutie werdt, als voorheen , herfteld; het volkslied, waar voor wel eer de Spanjaard trilde, en het Oud-Vadcrlandsch Oranje leeve! deedt onze ftraaten dreunen ; en Hollands oude Eerkjeur, zoo lang vertrapt , blonk met onverdoofden luister, gelijk in de dagen onzer Vaderen. Toen was 'er gejuich in dc tenten der rechtvaardigen, toen zong men: God heeft groote dingen bij ons gedaan! het licht was in onze wooningen , en wij ftaken onze vaandelen op in den naam des Heeren onzes Gods! En, ach! waarom ontvluchtte zoo meenig medeburger het geluk ? wat dreef hen verre heenen, gelijk het bruine Nachtgedierte vlucht voor het ontftooken fakkellicht , of het aanbrceken van den lieffelijken dageraad? — Men roeme vrij de zachtmoedigheid van Fredrik Hendrik, den vriendelijken Zoon van 's Lands onvolpreezen Vader; maar men hadt Hem nooit getergd: de vijfde Willem overfchreedt zijn roem. —■ Oranje, meer dan het flechtfte uitvaagzei gehoond, befnot, vervolgd, verjaagd, gedoemd en mishandéld , Oranje, door lasterzucht voor een Tijran gefchokkm, kreeg meer vermoogen, dan hij noodig hadt, om zijne haateren te doen gevoelen, wat ftraf 'er volgt op Vorsten-fchen. nis, Oranje evenwel keert met den aanminnigen lach van medelijden en verzoening op het ge-  ( 85) gelaat, vergeeft grootmoedig al het gebeurde, reikt dc hand aan wederkeerenden, befchermt misleiden, die de fchaduw zijner vleugelen zochten, cn het zwaard der gerechtigheid heeft den nek verfchoond der allerfchuldigften. Edele trek van goedheid! die de Bijbel zelfs in Saul roemt: i Sam. XI: 12, 13. Toen zeide het volk tot Sctmuël : wie is hij, die zeide, zou Saul over ons regeeren? geef hier die mannen, dat wij ze dooden; maar Saul zeide: daar zal ten deezen dage geen man gedood worden, want de Heere heeft heden eene verlosfing in Israël gedaan. 't Is waar (en ach! dat het niet waar was !) de vreugd is hier en daar, en ook in deeze Stad, in volgende dagen , door ongeregeldheden verminderd , en zommigen, min of meerder fchuldig aan de voorige beroerten, hebben onaangenaamheden , van meer dan eenerlei aart, ondervonden : —■ maar is het vreemd, bevestigen het de nabuurige Natiën niet , dat een hollend gemeen, na Jaaren getrapt te zijn, niet zoo gemaklijk tc temmen is, als men wel zou wenfehen? en, wat ook elders gebeurd zij, in deeze Stad bleef alles lang ffcil, en, hebben onrustige geesten , die door halftarrigheid en onbezonnenheid de verwijdering doen duuren , niet veel al het zich zclven te wijten? — Moet het onheil, fchoon onder den naam van Oranje uitgevoerd , den braaven Prinsgezinden gewecten worden, die alle ongcreegeldhedcn verfoeit, cn van F 3 al-  ( 86" ) alle baldaadighcid afkéerig, met Ja co b hartelijk inftemt : Vervloekt zij hunne toom , want hij. is heftigX — Dit kan ik u verzeekeren, ftelt de ondergefchiktheid den klein der Regeering veilig in de handen der Overheid, leeft de echte Prinsgezinde naar zijne beginzelen en het voorbeeld van den liefdaadigen Vorst, cn gedraagt zich dc misleide ftil en vreedzaam in het midden zijnes volks; dan zal de vrede, i-ust en veiligheid volkoomen blocijcn, en daar zal geen gekrijsch, geen uitval of inbreuk zijn op onze ftraatcn. — God, die ons zoo veel vergaf, delge ook deeze ongerechtigheden uit om zijnes naams wil! terwijl de aart der wcereldfche dingen altoos onvolmaaktheid in. fluit, — Het kromme kan niet recht gemaakt, en wat 'er ontbreekt kan niet geteld worden (a). On- (a~) Hoe welmeenend ik alle zoortgelijke ongeregeldheden verfoei, hoe hartelijk ik meer dan eensin mijne gebeden cn Leerredenen mij daar tegen uitliet, hoe dikwils zich Oranje zelve verklaarde over de onaangenaamheden, die hem dit veroorzaakte, weet ik niets krachtiger, ter afraading, te zeggen, dan de woorden van mijnen Hooggecerden Amptgenoot Hofstede, in zijne ftraks"aangehaalde Predicatie op den Biddag 1788 , Pigrr. bladz. xxxiv, die ik ■wilde, dat elk, die een onverlrandigen ijver heeft, ernitig «verwoog : „ Zou het rechtvaardig zijn, braave vrouwen en „ onnozele kinderen, om de misdaaden hunner Mannen en „ Vaderen te (traffen? zou het met de gezonde Staatkunde i, te vereffenen zijn , zoo veele huizen van Zivaaren Koop„ handel uit te roeijen, en zoo veele Edelen, zoo veele ,„ eerite Amptenaars, zoo veele Renteniers, zoo veele Be„ oefenaars van konstcn cn wetenfehappen t'eenemaal te „ bederven, en het Land, of met Bedelaars te vervullen, „ of van Volk tc ontblooten? Spanje gevoelt, nog heden ten  ( 37 ) Ondcrtusfchcn , God , die het werk zijner handen bevestigt , heeft onzen berg door zijne Voorzienigheid vastgemaakt, en fchoon,_ zonder zijnen zegen, niets befcendig is, werkt hij echter door dc. gefchiktfte middelen , en fchraagt door aanvangclijkcn zegen de hoop op volgend heil. — De onderfcheidene Provintien, meer dan ooit verbonden, hebben de nu herfteldc Regeerwgsform, na zoo duidelijke bewijxen van derzclvc.r noodzaakelijkheid , voor altoos bevestigd, en zich tegen allen inbreuk op dezelve onderling verbonden. — Een plegtig Bondgcnootfchap met onze magtigfte Nabuuren te water cn tc land vormde een drievouwig fnoer, dat niet ligt verbrooken wordt. — De hoop1 der misleiden op vreemde hulp was als een huis der fpinnckoppen , en de bceker der bitterfte verwarringen, waar van wij het bovcnfle cn klaarfte, hoe bitter ook, geproefd hadden, is te rug gekeerd tot hen , die ze ons op de hand gezet hadden, om da^e den misOacr, dien hef begaan heeft met het ver" drijven der Mooren: „ In de meenigte des Volks is des " Konings heerlijkheid " Men denke het een en ander " eens bedaard door &c." - Ik zou van mijn vreedzaam plan afwijken, indien ik, door het maaken van haatel^e ver-elijkin-en, bewijzen wilde, hoe weinig reden menheer Zich te beklaagen : op zich zei ven verfoei ik al wat naar baldaadigheid zweemt, maar men heeft Hechts aan l'tankrijk en Luik in deeze dagen te vraagen, hoe de orde en billijkheid bewaard wordt, wanneer de zoogenaamde voorllauders van Vrijheid en HerfteHing volftrekt meester zijn. — Het zij vrede eu waar beid in onze dagen! F 4  (88) om den droesfem en heffe, tot den grond toe, uit te zuigen. — De vrees zelfs, door anderen opgevat, dat onze Koophandel , Trafieken en Konsten , door de vlucht van gegoede halfterrigen , buiten 's Lands zouden worden overgebragt, is door de beroerten, die de Oostenrijkfche Provintien verfchcuren , geheel verdwecnen. — En de kwijnende Zeevaart en Handel fteekt allcngskcns he,t hoofd weer op ,• terwijl de bloei van onze Stad, gelijk voorheen, ontluikt. Halelujah! looft God in zijn heiligdom ! psalmzingt met eene onderwijzing ! — want, wat hun betreft, die onrust gezaaid cn moeite gemaaid hebben , vraagt dog en ziet, of een mansperfoon baart ? waarom zie ik dan eens iegelijken mans handen op zijne lendenen, als eener haarende vrouw, en alle aangezichten veranderd in bleekheid Qa~) ? — Maar, wat alle de oprechten des Lands aangaat, mj zien het heil des Heeren: nu lacht ons de zoete Vrede met zachte fmijling toe, de Vrijheid bloeit, en baart de vergenoeging en den welvaart. — Hoe wel te vrede leunt nu de eerwaardige grijsaart op haaren kruk! — Hoe werkt cn beweegt Zich alles in de echte kringen! de Oranje-dageraad doet de heilzon van den Staat aan een ontwolkten hemel rijzen ! de familien , hereenigd, en door geen wapenkreet ontrust, fmaaken de zoetheid van het huisfelijk genoegen: ftoute Zee> kasteden'en fiere Soudeniers, daar krijgstucht en eer O) Jeren, XXX: ö\  C 89) eer herfteld is , befchermen ons geluk en onze Vrijheid: 't blazoen der Staaten, het wapenfchild van Oranje, en de Bondel-bijlen van Stedelijk Bewind zijn verëenigd en in luister: de gewijde Leeraar predikt Jesus eer en de bemin! èL lijkhcid der deugd: de wetenfehappen prijken, de Beurs is vol, de werkman bedrijvig, de vrolijke kindsheid fpeclt op de ftraaten, door geen bloed of brein befpat , en het dartelend wichtje lept zelfs vergenocgder aan dc borst des blijde Moeders , en fchrikt voor Vaders wapens niet. Zoo doet de Heere het welbehaagendergeener, die hem vreezen, hij hoort hun geroep, en verlost hen! J. Maar , heeft de God der Vaderen ons ruimte gemaakt, en het zaad der geenen, die hem vreezen, niet verworpen; vieren wij heden, na twee Jaaren, den blijden dag, die ons dit heil bevestigd heeft, laaten wij dan niet vergeeten de volgende lesfen voor ons, en voor onze kinderen, uit dit alles te trekken. i.) Geeft onzen God grootheidl Nooit wisfche de verflindcndc tijd, of de gewoonheid van den zegen, dc dankbaarheid uit, die wij aan de middelen verfchuldigd zijn, waar van zich de hand der Almoogenheid bediende: ■— Eere hebbc de onbezweeken trouw van 's Lands Vaderen , in de Hooge Vergaderingen F 5 van  ( 9° ) van den Staat en in het ftcdelijk befèuur, die, hoe mishandeld , aan Eed en pligt getrouw gebleevcn zijn. — Eere hcbbe de moed der ftandvastige Krijgslieden, die, in weerwil van geweld en verleiding, de eerbanier van Nassau volgden. — Eere hcbbe Oranjes langmoed, marrend beleid cn Vaderlandlievend hart; Sopiiia's doorzicht, getrouwheid en moed; Frederiks hulp en vaardigheid; Brunswyks heldenaart en fpoed; en En ge lands minder in het oogloopende, maar niet min krachtige, waakzaamheid: — Eere eindelijk elk rechtgeaard Nederlander , die , onvermengd met de gecnen , die naar verandering haakten , elk in zijnen kring, het zijne heeft toegebragt, om den veegen ftaat van den rand des verderfs te verlosfen! — Maar, wat zou dat alles gebaat hebben , zo God ons niet geholpen hadt ? Eere zij dan, boven allen, aan God, NeêrJands redder van oude dagen af! — Ja, Geliefden ! dat was het werk van Hem, van Hem alleen , aan wiens Almagtig wenken de krachten der Hemelen onderdaanig zijn, die de treden der aardelingen telt, weegt, bepaalt, cn wiens opflag de legioenen der Helle doet tziddcren, dje de teekenen der Jeugendichters vernietigt, de waarzeggers dul maakt , de wijze acht er waards drijft en hunne wetenfehap verdwaast , maar die het woord zijnes knechts bevestigd en den raad zijner boden vólbragt heeft (V). — Wie anders, dan Hij, ver- (V) Jef. XLlF: 24- e&  vervulde de harten met fchrik, verijdelde de ontwerpen , verdwaasde het overleg, verwarde de fpraak en verblinde de oogen ? wie heeft den hoorn zijnes gezalfden verhoogd? de harten geboogen? dc uitkoomst befchikt? en alles groot en fterk gemaakt? Halclujah! dan, der Vaderen God heeft mis verblijd , en wij zullen juichen over de werken zijner handen : ó God ! hoe groot zijn Uwe werken! zeer dief) zijn uwe gedachten! een onvernuftig man weet daar niet van, en een dwaas verftaat dezelve niet, dat de godlaozen groeijen als het kruid en alle de werkers der ongerechtigheid bloeijen, op dat ze tot in de eeuwigheid verdelgd worden (a). Maar waar mede, ö mijn volk! ö tarwe ook van mijne dorfching ! waar mede zult gij uwen God grootheid geeven? •— Dat zult gij dan recht doen, wanneer gij de weldaadigheden, u bewcezen, niet vergeet,.want, ziet, hoe grootc dingen hij bij ulicden gedaan heeft. Denkt dan daar aan geduurig, fcherpt ze uwe kinderen in, op dat die ze vertellen aan het geflachte dat nog niet gebooren is. Vooral, beantwoord dezelve meteen betaamelijk gedrag: kent den God uwer Vaderen en dient hem met een volkoomen hart , beleeft den heerlijken Godsdienst van Jesus, dien gij belijdt: beijvert u in alle die pligten, die gij aan God, aan u zeiven, uw 00 Psalm XXII: 5- 8.  C s>0 uw Kroost, het Vaderland, en uwe Medeburgeren verfchuldigd zijt: zcedigheid zonder pracht, inaatigheid zonder weelde , naarftigheid zonder woeker, oprechtheid zonder bedrog kenfehetze u als echt Batavisch Kroost: liefde jegens armen, weduwen, weesjens en vreemdelingen brenge den zegen Gods in uwe huizen; breekt uwe zonden af, fcheurt los de knoopen der ongerechtigheid , en doet- de verkeerdheid uit uwen handel, uwe huizen en uwe harten weg. — Nooit lichte de morgen aan van deezen dag uwer redding, of buigt uwe knijen voor God, dankt hem voor het heil, dat hij u en uwe kinderen fchonk in dit goede Land , zoekt 'er het goede voor , en deeze maand zij u het hoofd der maanden , en deeze dag Jaarlijks een Feestdag voor uw hart, voor uw huis, zo al niet voor uwe tempels. 2.) Hebt voorts goeden moed, en vertrouwen op God. Toen Manoah eens tobde met donkere vooruitzichten , zeide hem zijne welberedeneerde Huisvrouw: 20 de Heere lust hadt ons te dooden, hij hadt het brandoffer en fpijsoffer van onze hand niet aangenoomen, noch oits dit alles getoond, noch ons om deezen tijd laaten hooren zulks als dit is (V). .— Maakt vrij dat, zelfde befluit op, weldenkende Medeburgers! wanneer u het heil van het lieve Vaderland bekommert: 20 de Heere lust heeft om 9P.S (o) Ricbt. XIII; 23.  ( 93) ons te verdelgen, zou hij ons dan deeze zaak gedaan hebben ? — Nu en dan zult gij menfchen aan. treffen, nog dwaas genoeg om tc droomen, dat zij zich nog eens in uwen val verblijden zullen; zomtijds ook vormt zich een zwaarhoofdige zelve allerleie fchrikbaarende voorftellen van het toekomende ; een beklemd naargeestig Christen, ootmoedig geboogen onder 's Lands hooggaande zonden , ziet zelfs mcenigmaal met veele bekommering op zijne kinderen. — Schept moed, ö Braaven! ontfehroeft uwe beneepene harten, God is nog met ons en hij heeft lust om te bouwen en niet om af te breeken. — Als God ons hadt willen afhouwen, lag niet de bijl aan den wortel des booms ? zo onze vernieling of diepe vernedering in het befluit des Wachters was, zou hij dan zoo zichtbaar ons verlost, en zoo mecnig bewijs gegeeven hebben, dat hij lust hadt om ons wel te doen ? ■— Hoe groot ook onze fchuld is, de Genade is nog overvloediger. Neen , God heeft te veel , te groote dingen aan ons gedaan, om ons te verdelgen; zoo veel doet men aan geen doornhaag, die nabij de verbranding is. Hebt dan vertrouwen op God ! wat 'er ook gebcure , dreigc , treffe , zijn oog zal op ons zijn, en gij hebt gezien, hoe hij uit zes en zeven benauwdheden kan verlosfen. •—■ In den vrede zal hij u een vuurige muur en veilige befcherming zijn , rondom u hcenen. — In geruchten van oor-  (94) oorlogen vermelde een ander van vvagenen en paarden , maar wij zullen vermelden van den naam des Heeren onzes Gods. — Trekken hcirleegers teegen ons op, God zal ons helpen, het geruisch eenes gcdreevenen blads zal hen jaagen , en zij zullen vlieden, gelijk men vliedt voor een zwaard, en zij zullen vallen, daar niemand is, die jaagt, en zullen de een op den anderen vallen, daar niemand jaagt, en zij zullen voor uw aangezicht niet beftaan (a). — In binnenlandfche verdeeldheden zal God de druiftros niet verderven , want daar is een zegen in, en het heilig zaad zal het fteunzel van het Land zijn: elke roervink zal ligter dan een pluim, minder dan ijdelheid zijn op dc weegfchaal der eeuwige gerechtigheid, de keeten der Almagt zal den blaffert het bijten beletten, en onze ftand zal niet verdelgd worden. Alleen , dat Nederland , dat het welvaarend Rotterdam bijzonder, Gods zegeningen niet verdartcle , en den Heiligen van Israël niet vergeete.! ■— Deeze éénige voorwaarde, en uw bloei is zeeker : de Heere onze God zal met u zijn, zo gij met hem zijt, maarzo gij hem verfmaadt, hij zal ook u verftooten. Vreest dan den Heere, en doet dit, dan zullen wij eiken vijand tarten: gaat rondom Necrlands Steden, en omringtze, telt haare toorens, zetfet uw hart op haare vestingen , befchouwt onderfcheidentlijk haa- 00 Levit. XXVI: 36 , 37.  ( 95 ) haare paleizen, op dat gij het aan 't navolgend, genacht vertelt: — Halelujah! wij hebben eene fterke Stad , God ftelt heil tot muurcn cn tot voorfchansfcn! 3.) Eert de Overheid en zijt braave Burgers. Gij hebt gehoord, hoe de grond van al het ongeluk , waar uit God alleen ons redde, geleegen was in bedilzucht van meerderen, en in eene toomeloozc drift, die alle ftanden beroerde, om ten minsten zoo veel te zeggen te hebben als die boven hen verheeven waren: en gij hebt gezien, hoe die bemoeizucht, wijshoofdigheid en heerschlust alle ondergefchiktheid bande, en met de ondergefchiktheid het Burgerlijk geluk. — Valt dan nooit, mijne Geliefden! in dezelfde gebreken, die gij in anderen, met reeden, zoo zeer veroordeeld hebt. <— De Overheid moet alleen regeeren; bedillen past u niet; regeert zij kwaalijk, drukt haar gezag, is 'er ooit godloosheid ter plaatze des gerichts, daar is een God in den Hemel, die 'er acht op neemt, die reekenfehap zal vorderen , die de hovaardige» vernedert en de onderdrukkers ftraft: — maar gij , gij zijt geroepen om gehoorzaam te zijn, in uwen kring te blijven, de Overheden uwes volks niet te vloeken , en onderdaanig tc weezen, niet alleen den goeden en befcheidencn, maar ook den harden. — En hoe veel te meer is dat dan uw jpJigt-j lieve Medeburgers ! die onder de fchaduw leeft van  (96 y van Overheden , die met u in de verdrukking des Moedwils deelden , wier fmaad u trof, en wier herftelling gij bedocldct, die uw geluk ten oogmerk hebben, maar echter geene goden zijn, om het kromme recht te maaken, en den distel in een groenen boom te veranderen. De waare Vaderlander, die een echt vriend is van Oranje, een voorftander van onze wettige ConfHtutie, moet ook de gefchiktfie Burger zijn , den meesten eerbied voor zijne Regenten toonen, of hij zondigt tegen zijne eigene beginzelen. — Wat moet men van een mensch denken, die, geemelijk om dat hij zijne doelwitten niet bereikt, onvergenoegd is en zijne Overheid veracht ? Was dan eigenbelang, en bij-oogmerk de grond van uwe pligtsbetrachting ? dan hebt gij uit de zuivere beginzelen, die een braaf hart voegen, niet gewerkt. — Vergeet niet, dat, indien gij, indien ik, indien anderen, niet mede vervoerd zijn tot verkeerdheden , wij Hechts onzen pligt betracht hebben, en dat, in het weereldlijke zoo wel als in het geestelijke, waarachtig is: wanneer wij alles gedaan hebben wat ons bevoolen is , dan zijn wij Jleclits onnutte knechten, want wij hebben maar gedaan, liet geen wij fchuldig waren te doen. — Zijn 'er nog gebreken , die herftelling vorderen, murmureert niet, maar vertrouwt alles aan de wijsheid, de braafheid en de trouw uwer Overheden toe, de verwarringen van zoo veele Jaaren kunnen niet in één oogenblik herfteld worden, verbeetert gij zelve in uwe huizen, en  (97) en in uwe betrekkingen, wat onder uw bereik is, en verligt de zorgen der Regenten, en beantwoordt hunne moeite door uwe braafheid, door uwe orde - liefde. Hij, die 't gezag der Overlieden, Ook in een vrij Gemeenebest, Eerbiedigt, als, om wijze reden, Door God, als Koning, zelv' gezet, Zal Je edle Vrijheid nooit verbastren Ia fpoorloos en losbandig lastren, Laakt de onderschikking nooit als dwang, Gehoorzaamheid voegt biaave Borgers Aan de Overheid , gefield als zorgers Voor 't algemeene nut in Staats- en Stads belang. 6 Welgelukzalig Volk! als de Overheid beftaat uit waarachtige mannen, Godvrcezende mannen ^ mannen, die de gierigheid haaten, die, door belooning cn befcherming, dc echte braafheid aanmoedigen, en wier blik de ondeugd doet trillen. — Welgelukzalig Volk ! als de Ingezetenen, naarstig en befcheiden , eere geeven, wien de eere toebehoort. — Welgelukzalig Nederland! als de Hoogheid der Staaten, de invloed van Oranje, en de trouwe zorg der Stedelijke Overheden zich vereenigen tot ons geluk, en wanneer de God van Orde aller arbeid zeegent. 4.) Zijt eensgezind onder eikanderen. Daar van hangt uw aller welzijn af. — Meent gij het te zaamen wel met het Vaderland, dankt gij heden God van harte, wel aan! hebt dan ook elkandcrcn lief en bcvoordert uw onderling geluk, ziende niet alleen op het uwe, maar ook G op  ( 98 ) op het geen eenes anderen is. Zou het niet fchande zijn, wanneer, daar de onrustigen ééndragtig zijn, en eikanderen helpen, de tweedragt de harten der wèhneenenden verdeelde , en gij in elkanders ingewanden wroette? graaft dan nimmer voor elkander kuilen, gij hebt het einde der • valsheid cn der ondermijning gezien, en hebt elkander vuuriglijk lief met broederlijke liefde. Maar, ook dat is niet genoeg , de Eendragt moet algemeen zijn, gij moet ook de misleide en de dwaalende Medeburgers beminnen; zoo veel mogelijk is, zoo veel in u is, houdt vrede met alle menfchen. Dat dan de eensgezindheid herleeve ! fmooren wij alle vijandfehappen, vergeeten wij al het voorleedene, verdraagt malkanderen , vergeeft de een den ander , zo iemand tegen iemand eenige klagten heeft, en bidt niet tegen u zeiven , wanneer gij dagelijks fmeckt: JJemelfche Vader! vergeef ons onze fchulden gelijk ook wij vergeeven aan onze fchuldenaaren! Doch voegt bij der duiven oprechtheid ook de voorzichtigheid der flangen : fluit geene nauwe verbintenis met menfchen, die door een geest van verblinding nog zoo verre verhard zijn, dat zij hunnen mond tegen den Hemel zetten, nog op Oranje, op de Overheid, en op u vloeken, en, ftondt het in hun vermoogen, de oude dwaasheid hervatten, nieuwe kuilen graaven, en andermaal den fteen naar boven rollen zouden, die hun nu ontfehoot, wier hart, en niet flechts hun verftand bedorven is. — Haat en mishandelt hen  (99) hen nimmer, maar beklaagt hen en zijt np uwe hoede. Maar buiten dat, van dit oogenblik aan, zij 'er geen vonk van haatelijke ongezindheid imeer in u tegen zoo veele ongelukkigen, die, of door fchooncn fchijn , listige gefprekken engefchriftcn misleid , of door geweld en nood gedwongen, de zijde der onlustkweekers volgden, die, anders braaf, eerlijk en goedhartig, genoeg geftraft zijn döor hunne vernedering, en zich nu ftil en vreedzaam gedraagen elk in zijnen post. — Uwe befcheidenheid zij allen menfchen bekend > werkt door zagtmoedige onderrichtingen en liefderijke behandeling aan hunne te regtbrenging, en zoekt hunne vooroordeelen te overwinnen. —■ o! Mijne waardften! hoe veel meer genoegen zal uw hart fmaaken, hoe veel meer dienst zult gij het Vaderland en Oranje doen, wanneer gij nuttige Burgers aan het Vaderland, aan de Maatfchappij en aan de Vriendfchap wedergeeft, dan wanneer een ijver zonder verftand goedhartige, maar bedroogene, lieden verbittert en bederft. En, gij dan ook, lieve Landgcnooten! die. door de kracht der dwaaling overbluft, dc leugen geloofd hebt, nog gelooft, en in uwe verkeerde beginzelen volhardt! ■—: Zoo waarlijk als mij uwe ongelukken fmerten, zoo waarlijk als gij uw eigen welvaart mint, helpt ook het uwe toebrengen om de Eensgezindheid en de liefde te bevoorderen. Verbeeldt u toch geene onfeilbaarheid , en fmaadt uwe braave Voorouders niet. — Onderzoekt uwe gronden, toetst uwe vooroor, deelen, en ik verzecker u, een bedaard, een on* G 2 paf  C i°° ) partijdig onderzoek zal u de lchellen van deoogen ligten, ons zult gij niet langer haaten, oi gelijk zijn aan de kinderen, die omgevoerd worden door allerlei wind van leeringen. — Mijn hart, de harten aller braaven , beminnen u , en zoeken uw geluk. Wel aan ! reikt ons uwe handen, voor God, voor Vrijheid, voor Vaderland, voor Oranje: gaat met ons, want gij hebt gezien, dat God met ons was. En ik verzeeker u, geen hair valt van uwe hoofden, alles zal vergeeten zijn, de kracht der wetten zal u beveiligen, Oranje zelve u befchermen, uw borst zal ruimer adem haaien , uw hart geruster fiaan , vriendfehap, liefde en gezelligheid u verkwikken, en uw zaad zal beftendig zijn op aarde. — Och of God uwe harten boog ! zalige feestdag , zo nederdaalcnd liefdevuur het bewijs gaf, dat God onze dankofferen aannam! —- Koomt dan te rug, Gelief, de;:! of, zijt gij niet onze Broeders ? uw vlccsch en been zijn wij. Wie gij ook zijn moogt , mijne Hoorers! Ecndragt fnoere onze zielen! zien wij; — fpreeken wij; — doen wij, zoo als vreedzaame maar teffens getrouwe Belgen voegt; — niet baldaa. dig maar oribefchroomd; — niet oproerig maar kloekmoedig; en geene eer, geen voordeel zij onszoo waardig als een eerliijk hart'! 5.) Eindelijk: werkt elk, in uwe kringen, tot heil van 't Vaderland. Dat cischt Gods weldaadigheid, en onze bloei. — Dat dan gerechtigheid en waarheid de zuilen van  ( roi ) van den Rechterftoel blijven, dat Godslastering, zeedeloosheid cn allerlei wanorde door het gezag der Overheden geweerd, geteugeld, verhinderd worde! — dat de Ab jat hars en Zadoks, getrouw aan licht en geweeten, nooit Nico demussen worden voor waarheid en Godzaligheid , maar fteeds nabij de Arke des Heeren onzes Gods, en het huis vanDAviD, blijven, dat de Heere verkoozen heeft ! — Dat elk in zijnen post ijvere en werke met alle zijne magt, dan grim mei t de Beurs , de drukte zij op het Comptoir , dc levendigheid in dc Havens , de voorraad der winkelen leevere uit, rijkdom vuile dc kisten, geen Werkman zij ledig, en niemand bekoHimere zich met, en benijde of bedriege zijnen naasten! — Vormt, vooral, hoofden derhuisgezinnen ! vroeg uwe kinderen tot echte Christenen en tot waare Vaderlanders. — Leert hun vroeg de eerfte beginzelen van den Godsdienst, naar den eisch van hunnen weg, en de onvervalschte Gefchicdenisfen des Vaderlands, niet uit een Post, die leugenen blaast, of een Kruijer met onnutte ballast, maar uit de onpartijdige berichten onzer Vaderen of van eerlijke Tijdgenooten: doctze onze waare Vrijheid, heilzaame Regceringsvorm , voorouderlijke deugden en dc diensten van het Huis van Nassau kennen, en wapen ze vroegtijdig tegen alle verleiding van verftand en hart. Doch voor alle dingen begeer en vermaan ik, dat gedaan worden gebeden, fmeckingen en dankzeggingen voor alle menfchen, voor alle KoninG 3 gen,  ( 102 ) gen, inzonderheid 's Lands Bondgenooten; voor alle Vorsten , inzonderheid van Oranje en Nassau; en voor allen die in hoogheid gefield zijn, inzonderheid in de hooge Staatsvergaderingen , en in de Regeering dezer Stad. — ö! Dat zich elk, dat zich vooral de Bidder door den Heiligen Geest, veel zette, om den God der Vaderen te zoeken, en voor alles wat ons dierbaar is, dag op dag te bidden! — Althands, wat mij aangaat, ik zal u, met mijne getrouwe Amptgenooten, den rechten weg leeren, naar dc maate der genade , die aan mij gefchonken is, en het zij verre van mij, dat ik tegen God zou zondigen, nalaatende voor u allen te bidden, maar, om mijner broederen en vrienden wille, om des huizes des Heeren onzes Gods wille, zal ik het goede voor u zoeken. Dan zal 'er eer in ons Land woonen, dan zal vrede ons toevloeijen gelijk de golven van de zee , dan blijven 's Lands Staatcn onze zeeven Zuilen , Oranje dc Hoekfteen , de ftêdehjke Regenten onze overfchaduwende Cherubs , dan zij ons Land als Canaan en Gozen, en de MaasHad gelijk Jerufalem , dat de Heere verkoozen heeft. Ten flotte: zongen de oude Godsnwnnen, zong David den Heere vreugdepsalmen, wanneer zijne hand den volke verlosfmg gegceven hadt; psalmen, die , den Opperzangmeesteren overhandreikt, en, bij den openbaaren Godsdienst, tot Gods eer gezongen werden; dan zal niemand uwer  C i°3) uwer het ten onpasfe vinden, dat ik deeze vreugdige plegtigheid met den volgenden Lofzang fluite. De dag verjaart, waar op ons God, Bewoogen met ons deerlijk lot, Verlosfing heeft gefchonken: — De Godsaik keerde vrolijk wéér, En Dagon lag, bedonderd, neer, In fchande weggezonken. Oranje, Neêrlands lust en troost, Moest, met zijn Gade en heerlijk Kroost., Zijn wettig Erf verlaaten: Maar nu ligt Dwinglandij geveld, Oranje is in zijn recht herlteld Aan 't hoofd van Zeeven Staaten. De Godsdienst juicht. — Vrijgeesterij Wou los, van alle banden vrij, Tot heidnen ons verlaagen: God fprak, — en 't haatlijk monster zwicht» Het Christendom begluurt weêr 't licht Der Euangeliedagen. De Vrijheid lag in band en boei, De Dwinglandij kreeg daaglijks groei Door beulen en fchavotten : God fprak, — en Vrijheid zegepraalt, Daar al de glorie kwijnend daalt Der valfcbe Patriotten. Het roer, Oranje's vuist ontwrikt, Is, met Oranjelint geflrikt, Hem wettig wéér gegeeven; De Burger leert gehoorzaamheid j De Arillocraat, die netten fpreidt, Zit op zijn ftoel te beeven. Het Vaderland, in 't hachlijkst lot, Befchimpt, gefmaad, gehoond, belpot, Door alle buitenlanders, Rijst nu allengskens tot den top Van ouden roem en luister op, Bij Nasfaus Ëereftanders. Si  ( i°4 ) De Vrede en lieflijke Eendragt keert, En, daar Oranje triomfeert, Wordt geen oud leed gewrooken, De wargeest wordt a'lern gehaat. Die nog Oranje en Vrijheid fmandt, Bij 't listig onlust ftooken Maar, was 'er iemand ooit misleid, Die voortaan met welwillenheid Voor Land en Vorst wil leeven, Diea zal elk braaf Oranjevrind, Die orde, rust en vrede mint, Al 't misbedrijf vergeeven. Triomf! dat heeft ons God gedaan! 's Lands hoog gezag zal veilig daan In handen van 's Lands Staatin: Oranjr blijft 's Lands Toeverlaat: Gehoorzaamheid aan Magistraat, De roem der Onderzaaten. JHalelujah! de blijde dag, Die 's Land» herftelling rijzen zag, Zij immermeer vergeeten : God brak het juk, dat Muitzucht gaf, Schoof ketens van de handen af En kluisters van 't geweeten. Looft, looft dan, Burgers! looft Gods eer Zoo dikwils 't feest der redding keer'; — Elk uwer zij een Christen, Getrouw aan God, en Vorst en Staat, Getrouw aan Stad en Magiftraat, Dan fmoort het wrokkend twisten. Amen! de Heere doe alzoo! de Heere is den Lande gunstig geweest, en hij zal ons verlosfen Uit alle onze benauwdheden! Amen! Halelujah! Nagezongen Psalm CXXVL  BYVOEGZELEN TOT DE VOORSTAANDE REDENVOERING BEHELZENDE EENE TOETZE EN VRIENDELYKE BEREDENEERTNG DERVERKEERDESTELLINGEN EN GRONDEN, WAAR MEDE EEN GROOT AANTAL WELMEENENDE INGEZETENEN ONGELUKKIG MISLEID IS, EN NOG MISLEID WORDT. BEDOELENDE BE SCHADELTKE VO OROORDEELEN TE GENEEZEN, DE MISLEIDEN TÊ RECHT TE BRENGEN, DE HAAT TE VERMINDEREN, ORDE, WAARE VADERLANDSLIEFDE, BURGERTkOUW EN EENDRAGT TE DOEN HE RLE ETEN,  MOT T O. Hoe veelen teer degelyke, vroomeen oprechte luiden ziet „ "men, die met onliefdaadige, ja onmenfcMyke gevoe„' lens zwanger gaan, door een verkeerden yver voor het Vaderland? welke wreedheden, welke bitterheden zou"„ den zy niet bejlaan tegen zulken, die van eene andere "v party zyn, die zy dikmaals met hnnne grootfte hoog^ achting zouden vereeren, indien zy, in plaats van " zulke perfoonen als vyanden aantemerken, henken„ den voor het geen zy in der daad zyn. „ Aldus ziet men, dat mannen van de allergrootfe „ "oprechtigheid de allergrootjle dwaling en het allerv fchandelykst vooroordeel omhelzen, door één van de „ allervoortreffelykjle en edeljie beweeggronden, die in des menfclien hart kunnen opkoomen, ik wil zeggen s de liefde voor het Vaderland. „ Hoe waar en hoe zinryk is het fpaanfche f preek. „ woord, liet welk zegt: dat, indien 'er geene bedriegers „ of flechthoofden waaren, wy allerfhet wel haast zou„ den ééns zyn." S T £ E L E, Engelfche Spe&ator, II. Deel. XXXUfie Vertoog, bl. 235.  X 3 X EERSTE HOOFDSTUK. Behelzende eenige voorafgaande Aanmerkingen. In wat maatfchappy der wereld kan welvaart en genoegen bloeien, zo alle de Leden, opgeruid, bevooroordeeld , eigenbaat-zoekende, in weerwil van alle drangredenen tor Eendragt, door inwendige twist verdeeld, elkanders geluk benijden, en, onvatbaar voor, onopmerkzaam op het algemeen belang, alleen de onzalige Item der partijfchap , welks dochter de vei warring is, gehoor geeven? Wy allen, lieve Medeburgers1 hebben belang ia den bloei en voorfpoed van ons lieve Vaderland. — Wy woonen 'er in, ons perfoneel genoegen hangt af van de banden, die de Maatfchappy verbinden; — onze goederen, inkoomften i ontwerpen gaan verlooren, zo het Vaderland verlooren gaat,— enze kinderen zyn 'er in gebooren, kan het lot des nazaats ons onverfchillig wezen ? Hemelfche liefde! beminlyke eendragt, die de magt der vaderen waart, waarom zyt gy deeze gelukkige Landen ontvloogen ? wat tuimelgeest van verwarrenden twist heeft uwen zetel ingenomen ? — hoe lang zult gij, na op nieuw den band om onze pylen geflagen, en ons met de beste nabutiren ontflaakbaar verbonden te hebben, door zommige halfhrrige vooroordeelen, belet worden wedertekeeren in alle harten, alle familien, alle deelen der Regeering en der zaamcnleeving, en den wensch van allen te vervullen, die waarlyk den naam van Vaderlanders, van rechtgeaard* Belgen, verdienen? Gelukkigst oogenblik mynes vlugtigen leeven*! heilrykfte vrucht van al myn poogen, zo myn wensch gelukte, en ik iets mogt toebrengen, om die heilzaame vrede en eensgezindheid tuslchen myne lieve Landgenooten te herftellen ! A z Zal  X 4 X Zal daar toe (vroeg ik) myne Leerreden alleen genoegzaam zyn' - hoe veelen zyn 'er zoortgelyke, zonder dat doel bereikt te hebben > — zy was 'er niet toe ingericht, zy kon het niet zyn, om dat ik by het uitfprceken, geene gedachten tot de uitgaaf had. en , al had ik die gehad, kon ik dan alle bedenkingen in ééne Kerk-rede beantwoorden , was dc predikftoel,gefchikt om ftaatkundige verfchillen opzc'ttelyk en grondig re behandelen ? ■ het doelwit was echter te edel; eendragt Cwas het mogelyk) te herftellen, lacht u gewis zeiven aan; ik moest derhalven eenige byvoegzelen maaken, die meer bepaald tot zulk een doelwit dienden. ö 1 Burgers! — wier denkbeelden tot nog toe van de myne , over de belangen en regeeringsform van ons gemecne Vaderland, verfchillen, - gy zult wel eenige oogenblikken myuwe aandacht leenen,- één ding verzoeker ik u, gyzult my nergens haatelyk vinden, en, zo ik myne beginzelen onbewimpeld voorftel, of'met redenen verdeedig, gy zult dit van my niet kwalyk neemcn, die altoos op dezelfde wys fprak, zoo wel toen het gevaarlyk was als nu het veilig is, en die derhalven niet behoor tot die laage zielen, die eerst u hielpen misleiden, en, na de omkeering de vinnigfie zyn om u te fchelden en fmaadheid aan te doen, en die elk eerlyk Prinsgezinde, nog meer, immers zoo veel, als gy zelve, verfoeit. Onfeilbaarheid zult gy gewis u zeiven niet toefchryven, de moogelykheid van misleid te weezen blyft altoos zeeker zoudt gy dan eene bedaarde voortelling van de bewyzen', dat zulks waarlyk gefchied is, niet onbevooroordeeld willen overweegen? _ Wat Eendragt, wat éénftemmigheid van hart is er te hoopen, zoo lang gy in vooroordeel en, die men u heeft ingeboezemd j, volhardt, en aan de ftem der vriendfchap, die ü onderrichten wil, zelfs geene aandacht leenen wilt? Om der liefde, om des voorfpoeds, om des Vaderlands ■wil, hoort, leest, overweegt, laat uw hart fpreeken, en ik verzeeker my, dat uwe harten en het onze zich in het punt dér vriendfchap, der orde en der harmonie ontmoeten zullen. Wat moet 'er worden van eene Burger-maatfchappy, daar de orde cn de ondergefchiktheid is, verbrooken ? het is Biet Hechts voor oranje, dat iü lpr,eek, maar teffens voor de  X 5 X de hoogheid van 's Lands Staaten, de achtbaarheid der Sradsregeerringen, de onderfcefchïktheid van minderen aan meerderen in alie Handen , de werkzaamheid van eiken Burger m zynen kring, de orde en de vryheid in de Maatfchappy Deeze alle poog ik te bevoorderen en te bewaaren, en deeze alle behooren tot het waar charaéter van een echt Prinsgezinde, en van een getrouw beminnaar van zyn Vaderland. Geen enkel woord zal my dan ontglippen, dat onbezonne haat of vcrftandeloozen yver zal aanvuuren, geen enkel woord, dat iemands perfoon of goederen op nieuw zou kunnen blootltellen aan mishandel'ng, zoo ftrydig met de algemeenc rust en welvaart van den ftaat. - In de donkerite tyden zelfs, toen de aanvoerers der onlusten u misleid en ons getrapt hebben, zong en fprak ik voor Vaderland en Oranje onbel'chroomd , ' en dit zou ik altoos blyven doen, al zong ook immer weer de onbepaaldfte drukkende Anftocratie, of verwarde Democratie den boventoon, om dat my niemand van myne verpligting aan waarheid, orde, eed en conftitutie kan ontflaan, - maar al zong ik op den Achtften Maart, al predikte en fchreef ik op den Biddag in den veegften nood, al juichte ikbyde gelukkige omwending, altoos heb ik alle moetwil, oproerigheid en mishandeling verfoeid, en liefde vrede en eendragt op folide en conflitutioneele gronden, ten hartelykfte aangeraaden. Gij zelve, mijne Stadgenooten ! zyt myne getuigen hoe na de jongftc ongereegeldheden, in de maand AuguJlus, ik openlyk dezelve beftraft, en elk, zoo wel als u, die'het ! gegolden hadt, tot ftilte, gehoorzaamheid en vrede vermaand heb, en u getoond, dat ik, met onzen braaven en ; zachrmoedigen Stadhouder, hem voor den grootften vriend < van het huis van Oranje hieldt, niet, die het gezag van en de verfchuldigde eerbied aan wettige Regenten fchondt en rechter over zyne Medeburgers wilde zyn; maar hem / die zyne Overheid getrouwst gehoorzaamde, de orde meeft be\waarde, en het meest toebragt ter bevoordering van eensgezindheid en burgerlyke deugd. — Toen hebben myne" wel gelukte poogingen aan onze braave Regenten, aan alle ■echte Prinsgezinden en aan u zeiven behaagd, en eeven dit .geeft my te fterker aanfpraak op uwe aandacht en opmerkzaamheid. •A- 3 Aïu  X 6 x Aan u dan, lieve Nederlanders! aanu, wier hart metmy voor Vaderland en Oranje blaakt, vertrouw ik dat deze byvoegzelen tot verfterking uwer beginzelen en denkwyze zullen dienen, en, 6! dat niemand uwer, door drift en onvernuftigen yver, breeke dot hy bouwen moet, of zynen dwaalende broeder haate! Maar gy ook, waarde Medeburgers! wier vooroordeelen u nog verblinden, laaten van uwe zyde ook de farringen en de haatelykheden ophouden. Staakt uwe hoofdigheid, en fteunt op geenen rietfiaf, die, al ontviel hy u niet, al voldeedt hy uwe verwachting, het lieve Vaderland gewiste gronde helpen zou: hoort my, uwen vriend, die geen belang heb u te misleiden, en ik zal uwe vooroordeelen, één voor één, onderzoeken, en de verkeerde redeneeringen, waar door men uverfchalkt heeft, bedaard ter toetze brengen. TWEEDE  X 7 X TWEEDE HOOFDSTUK. Oy er demisleiding, rankende de Regeeringsform, de Volksregeering, de Reprcefentatie, de Vryheid, het Volksbelang en de Privilegiën. De grond van alle voiksberoerten, en de grondftelling, waar door men ook by ons zoo veelen misleid heeft, is deeze: De oppermagt is niet by de Overheid, maar by het Volk, derhalven heeft dat volk het recht, om het geen het nodig vindt van de Regenten te eifchen, — by weigering, met geweld door te dringen, — onwilligen tot verantwoording te roepen, — en hardnekkigen van de Regeering af te zetten. Uit dit beginzel, als, uit eene beweezene waarheid, redeneert men voort, beweert dat dit de eerfte, oudfte, wettige en befte Regeeringsvorm is, die men moet herftellen , en hier mede verdedigt men zich teegen alle befchuldiging van oproerigheid. 'T is waar in eenen wysgeerigen zin. Een volk als volk heeft onvervreemdbaare rechten, die geen Souverein, geen Koning hun beneemen kan; by voorbeeld: dat het naar bil— lykheid beftuurd, verdedigd, befchermd worde, dat het algemeene welzyn de hoogfte wetzy, dat de ondeugd geItraft worde, dat het leeven, de goederen, de trouw, de eer beveiligd zy. 'T is waar, dat 'er algemeene beginzelen zyn van recht en billykheid, die een volk zelfs in een volftrekt Ooftersch Despotisnaus kan doen gelden, en meenigmaal, zelfs met afzetting der Sultans, heeft doen gelden. 'T is waar, dat als de overheid tegen's Lands wet en welzyn alle banden verbreekt, onbepaalde tyranny over goed, eer en leeven oeflent, dat dan het volk recht A 4 h?p'>• 17S2. en anderen, zoo dat het geen Wagenaar 7. D. II, 5 van het gezag der Staaten fchryft onder het bewind der laatfte Graaven, als alleen overzaaken van belaffingen gaande, tot dengeheelentyd der Graaflyke Regeering zou moeten worden uitgefhekt. Hoewel van den eeiflen tyd nogna.iuwkcuriger gefehreeven word; door den Heer van Sl^geland Staatk. fffchr', D. 1. tl. 86. en 6. D. II. 202. De Staaten deden dit niet met hei Gouvernement aan zich te r.cemen, gelyk ty vetten gemeend wordt, maar met den Prinfe te erkennen voor hunnen Gencralen Gouyerncur en Lieutenant des Koning!. *, t ,A,  i/EM I. — die Regeeringsvorm bleef onder Letcester, Maurits, Frederik Hendrik en Willem II. de oude Conltitutie werdt toen door het eeuwig Edicr verbrooken, in Willem III. herfteld, opnieuw gefchonden en eindlyk voor altoos weer beveiligd, in het Jaar 1748. — in Vriesland alleen daar men de Hoofden hadt uit het bloed van Jan van Nassau broeder van Willem L, ismen nooit van de Oude Regeeerwyze afgeweeken. Ik behoef niet breedvoeriger te zyn, d Burgers! om u de onwaarheid der voorgeevens te doen tallen, waar door men U misleidt, wanneermen U wysmaakt, dathei Volk, naar de grondwetten der Republiek, de Souverainiteit in handen heeft. — Noooit heeft 'er in deeze gewesten eene Volksregeering plaats gehad. — Van voor Chriftus geboorte, en dus byna 2000 Jaaren lang is het onze Conltitutie geweest , geregeerd te zyn door 's Lands Edelen, en Vroedfte, uit het volk gekoozen, met een uitfteekend hoofd, onder verfchillende benaamingen. - Dezelfde Conltitutie js 'er nog; het opperbewind is in handen van de Edelen of Ridderfchap met-de Vroedfchappen of lieden, en een Eminent hoofd onder den naam van Stadhouder of Gouverneur, cn deeze allen te zaamen maaken de hooge en wettige Regeering des Lands. Ik zal meer zeggen, zonder deeze Regeeringsvorm kan het land niet beftaan, en alle inbreuken, daar op gemaakt, hebben onze verwarring en verderf naar zich gefloept. — Ik beroep my wederom op Huoo de Groot, /. c. C. 7. fchryvende: De fandvaftige ondervinding van zoo veele Eeuwen bewyst, dat deeze Regeeringsvorm voor ons de gefchikfe zy, zoo lang die bejlondt was alles in rust, zoo dikwils mm daar van afweek, ontfonden 'er beroerten en verwarringen , die nooit liebben kunnen geftild worden, ■voor dat men de Regeeringsvorm op den ouden voet herfeld hadt. — Ik beroep my op de Relbl. van de Ed. Groot Mog. Heeren Staaten van Holland, in dato 16 Nov. 17^7. zeggende , dat de ondervinding van vroegere en laatere tyden klaarlyk heeft doen zien, dat deeze Republiek onmogelyk kan bef aan en behouden blyven zonder een Eminent hoofd, zoodanig, dat dezelve, daar van ontbloot zynde geweest, tot op den oever van haar en ondergang meer dan eens was geweest,  y.c i3 x geweest, -waar uit dezelve door geene andere middelen heft kunnen gtred worden, als door de verkiezing van een Stad. houder, Capitain en Admiraal Generaal. En, om by hun, die dezyde houden dergeenen, welke zich Patriotten noemen, alle bedenk:ngen over de noodzaakelyitheid dezer Regeeringsvorm weg te neemen, beroep ik my op het geen de Heer P a u l u s Ichryft : Verkl. der Unie van Utr. 8- D. bl. 260. zonder de aanwezenhetd van een uttfteekend Hoofd hadt ons Gemeenebest buiten allen twyffel alle de ongelukken gefmaaki, welke twist en fcheuring altyd ten onvermydelyke gevolgen hebben. -- Niets kan ons daarom bet er leeren, hoe veel belang wy moeten f tellen in de be. houdenis en voortplantig van het Doorl. gefacht, 't welk tha is aan V h:>ofd van deezen Staat geploatst is. — Boven alles overwint de waarheid ! — 2.) Een tweede grond, waar op men veel en misleid en het gehouden gedrag heeft zoeken te verdeedigen, is deeze: dat de Regenten enkel Reprefentanten zyn der Burgery, en derhalven aan hunne gereprefenteerden verantwoordelyk, die het recht behouden, om hunne Reprefentanten zulke Refolutien te doen neemen, als zy goedvinden, en, by weigering daar van, van hunne Regeer ings - plaatzen te ontzetten, en andere Reprefentnnten te verkiezen, die hun vertrouwen bezitten; dat is, die blindelïng in alles zich fchikken naar 4pn zin van eene gewaapende meenigte van Burgers, die de ftem der overigen fmooren. In den grond bêfchouwd, is deeze ftclling dezelfde met de voorige: of liever; zy is 'er een gevolg van; want, is de daadelyke fouverainiteit hy het volk, dan zyn de Regenten enkel Reprefentanten van dat volk. — Maar, is het middagklaar, dat 'er geen .volk ooit geweest is, daar eene Volksregeering. plaats hadt, of zy was uit oproer gebooren, en dat deeze dus by geene ééne Natie de oirfprongelyke Regeeringsvorm is. — dat 'er geene rampzaliger Regeerwyze voor een voik weezen kan. — dat zy der gezonde reden tegen is. - en dat zy van het begin der bevolking deezer landen, meer dan 2000 Jaaren lang, hier nooit heeft plaats gehad, maar dat de teegenwoordige Regeeringsvorm de oude en wettige Conftitutie der zoo beroemde vrye Batavieren is. — Kunt gy dan uwe verontwaardiging weêr- houden,  X H X houden, braave Medeburgers' tegen die listige lieden die U misleiden, op zulke valfche gronden een zamenhangend Syfthema bouwen; en, om hunne oogmerken te bereiken» U tot oproermakers en rustverltoorers maaken teegen uwe intentie, enU vervoeren tot'daaden, die uw hart verfoei; en zou, zo'men uw verfiand niet hadt weeten te beneevelcn? |a, de Souverain reprefenteert het volk: wij erkennen dit zoo gaarne als 'sLands Staaten, die zich meermaalen omfehreeven als Edelen en Steden reprefenteerende de Staaten van den Lande. — Maar hoe reprefenteeren zy dezelve? — gelyk een voogd de onmondigen. — Zo is het in alle Staaten , wy hebben by voorbeeld een verbond tusfehen hun Hoog Mogende en den Koning van Frankryk, en dat verbond betreft de beide Natiën: waarom ? om dat hun Hoog Mog. en dc Franfche Koning g»reekend worden de geheele Natie te reprefenteeren en die veroonden geflooten hebben, niet voor hunne perfoonen maar voor alle hunne Onderdaanen, die als onmondige kinderen gereckend worden dit gedaan te hebben door hunne Vaders of Voogden. — In een gemeenebest, vooral het onze, is hiervoornog eene andere reeden, maar in denzelfden fmaak.—■ Wy hebben reeds gezegd, dat van ouds de vroedlïe des Volks zoo wel als dc Edelen deel aan het bewind hadden, dc oude Staatsvergaderingen beftonden uit de voornaamfte Geeftelyken, de Edelen of Ridders, en de Vroedfchappen der Steeden , dus waaren alle de Staaten of Standen des Lands in die Vergadering tegenwoordig, en alle de Staaten, of Rangen van Ingezetenen werden in de Staatsvergadering gereprcfenteerd, dat is, de bcfluiten der Staatvergadering werden geoordeeld door het geheele volk genoomen te zyn, om dat 'er Bcrfooncn van allerlei ftaat in dezelve tcegenwoordig waaUn, die gereckend werden alle anderen van denzclveiz ftand te verbeelden als zynde de voornaamfte en kundigfte uit de Lieden van dien ftand. — Dus, dewyl, naar dezeden der Roomfche Kerk, dc Geeftelykheid voor den eerften rang gehouden werdt, waren 'er dc Bisfchoppen en andere Prelaatcn, die gereekend werden de gantfche Geeftelykheid te reprefenteeren of te verbeelden: — de Adel, de Ridders, die toen in het bezit der Heerlykheden waaren, gelyk oudtyds meest alle Dorpen  X 15 X pen en zelfs zommige Steden geweest zyn, reprefenteerden die Heerlykheden of den Boerenltand; eneindelykdeVroedfchappen reprefenteerden de Steden. Derhalven zeiden de Heeren Staaten met recht reprefenteerende de Staaten van den Lande , dat is verbeeldende de Ingezeetenen van allerlei rang en ftaat ia den Lande — Maar nooit zal men bewyzen kunnen dat de Staatslieden ooit geconfidereerd zyn als Reprefentanten, die in Commisfie kwamen voor een ander, gelyk een Afgezant zyn Meefter reprefenteert ? — waar is toch ooit aan hun Commisfie j'n dien fmaak verleend ? — hebben ooit de mindere Geeftelyken hunne Prelaaten -- de Boeren hunne Edellieden, of de Burgers hunne Vroedfchappen ter verantwoording geroepen over het geen zy als Staatsleden verricht hadden?— geheel iets anders is het, dat uit de Steeden de Gedeputeerden ter Dagtvaart de geheele Vroedfchap als Ge-committeerden reprefenteeren en aan die Vroedfchap verantwoordelyk zyn ; want de Steden worden niet verbeeld door de Gedeputeerden ter DagVaart, maar door de geheele Vroedfchap, die eenigen u't hun ter Vergadering, in allernaam, deputeeren. — Geheel anders is een oproer, waarin zich Burgers teegen Regenten verzetten, maar daar uit wordt nooit beweezen wat recht is,— Men misleide u dan met voorgeeven van gevallen, waarin Burgers vooraf gekend zyn over Staats- of Stads-be» langen: de Regenten, om te beeter voor het algemeene welzyn tc zorgen, hebben dikwils, ongehouden, de Gillens opgeroepen, om derzelver advies in te neemen, maar men bewyze,_ als men kan, dat de Regenten hier toe, volgens de Conftitutie, verpligt waaren, of dat zy hier door Verteegenwoordigers of Commisfie-volvoerders van de Gildens of Burgers geworden zyn. - Gebruikt toch uw gezond verfiand en ziet eens uit uwe eigene oogen! heeft men niet van het begin van de Republiek af Secrete Notulen van Staat gehad ? is 'er ergens eene Magiftraat iaar alle de leeden niet den Eed van Secretesfe moeten doen ? oordeelt nu, kunnen zy dan wel in den nieuwerwetfchen zin Reprefentanten van de -Burgery zyn ? kan een Reprefentant zich met Eede verbinden, om geheimen te hebben voor den geenen, dien hy reprefenteert? — één van beiden is dus zeeker, dat 'er geene Secreten van Staat zyn, of dat het teegen  X ts X teeeen de Conftitutie aan, en eene enkele hersfenfchim is, dat de Regenten flechts Reprefentanten van het volk zyn.~ Ter moedertrouw, Heeren Demagogen! kent gy eens Regeerine daar geene Ohderzaaten zyn, en die enkel uit Regenten beftaat ' - gy zyt Souverain, gy hebt de Regeering aan u en zv, die men Regenten noemt, zyn flecht uwe Reprefentanten-. maar over wie Regeeren zy dan?- moet gy dan Reprefentanten hebben om over u zeiven te regeeren ?zegt my eens, klimt iemand in rang, of wordt hy verlaagd wanneer hy aan de Regeering komt? Het gezond verftand zegt immers het eerfte: maar naar uwe voorgeevens wordt hyverriéederd, want de Regent, die te vooren als Burger behoorde tot uwen ingebeelden Souverain, en eenMajefteit Was, verliest dat, Zoo rasch hy Regent wordt, dan wordt hY uw Chargé d>Affaires, uw gedienftige Reprefentant, die niet meer denken, fpreeken of doen mag, dan naar de concepten, die een winkelier in zyn toonbank, een ambachtsman by zyn fchootsvel, een party jonge windbuilen in een koffyhuis geformeerd hebben, of liever, die deeze of gecne heerschzuchtige groote aan deeze lieden in het hoofd gebragt heeft.- Bedenkt eens, welk eene verkeerde wereld men maakt, de wagen voor de paarden: l De Gildens reprefenteeren (in Commisfie) de Burgers : - dus zyn de Gildens minder dan de gemeene Gildebroeders. 2. Die Gildens worden gereprefenteerd doof de Vroedfchappen, dus zyn de Regenten minder dan de Burger-Gildens. 3. De Stcedelyke Vroedfchappen worden weder gereprefenteerd door de Staaten, dus is eep Lid der Staatsvergadering nog minder als een Steedelyk Regent. 4. En die Staaten worden gereprefenteerd door den Stadhouder. Dus is een gemeen timmerman, loodgieter, kraamer, bakker &c. drie trappen hooger als een Edel Moogend Heer^ en vier graaden boven den Prins van Oranje. Als nu iemand zulke gallimathiasfen, zulke verkeerde ' tropooften voor goede Staatsregels wil doen doorgaan verdient hy zeeker eene goede Dofis Nieskruid, en by provifie een plaats ih de voorhoven der bewaaring. 30 Oh»  X 17 X 3.) Om u echter gemaklyker te misleiden, eh dit onVerdeedigbaar fysthema ftaande te houden, beroept men zich op het geluk van Gemeenebesten, daar zulk eenewyze van Regeering gevonden wordt: en men declameert over het geluk en den zegen van die vrye Zwitjcherfche Cantons daar alle de Burgers gewapend zyn , de hoogjïe Vergaderring eene Vilks-vergadering is, en de Regenten, als uitvoerders van de Wet en Magt des Volks, worden aangezien. Ik misgun u uwen gelukftaat niet, 6 edele Zwitfer! uwe vryheid heeft iets verrukkends in zich. — Maar men mis* bruikt uwe vryheidsrhiri, Bataven .' en men verblindt uwé Reden, terwyl men op uwe aandoenlykheid werkt. In de grootfte Cantons kent men deeze Regeerwyze niet zy heeft alleen plaats in de kleinlle, cn die derhalven in geene vergelyking koomen met eene Republiek, zoo geconftituëerd als de onze. Als daar de Volksvergadering plaats heeft, dan koomen 'er niet alleen eenige Corpfen, die zich een wetgeevend gezag over-hunne Medeburgers aaninaatigen, maar tot de Volksftem is elk Burger gerechtigd, de arme zoo wel als de ryke, zoo rasch men tot zeekere Jaaren is ~ ceven eens was het te Athenen, en tc Romen, als 'er Volksvergaderingen gehouden wierden: - maar by ons wil men eene zoogenaamde Volkftcm doen gelden, waar in riauwlyks een vierde gedeelte der Ingezeetenen flemrecht heeft. Maar is dit dan eene Volksregeering? - of is het eene Ariftoeraüe der voornaamften '~ of liever eene nieuwe ongefchikte Regeeringsform, die men, om de Burgers te ligter aan het lnocr tekrygen, eene Volksregeering noemt, daar in de daad flechts eenige weinige gelukzoekers alles regeeren willen:- Men zegt, moet dan de Stem van het gemeen gelden?- Ja zeeker, in eene Volksregeering: in Zwitferland, daar het voorgemelde plaats heeft, kent men geene Edelen* geene Souverainen, maar men heeft 'er ook geene mindere Burgers, die men vee en canaille noemt: - En in de daad als het Volk moet regeeren.. dan heeft het minfte Lid van de Maatfchappy zoo veel recht om zyn ftem te verheffen als de gegoedfte:.betaalt hy minder kiften, hy trekt ook .minder, hy heeft minder inkoomften, hy betaalt, voor een brood zoo B ve@i  X is X veel aan het Land als de ryke, en hy heeft nooit het voord>el om ryke Commisfien en andere profyten vanhetgemeene Land te trekken, en daar de aanzienelyke voor 's Lands Celd ruim en pragtig leeft, en, naar rato zyner bez tt.ngen, eene maatige belasting voor zyne weelde betaalt, die hy gemaklvk mislén kan, daar betaalt de fraalle gemeente, van 'sharten-bloed, de zwaare belastingen op rogge, tarwe, .bier brand en zuivel, die dikwils metbezweete lichaamen gewonnen en met fchreïende oogen gegeeven wordt. Wie doet 'er dan meer voor het Land, de arme of de ryke? wie betaalt 'er gemaklyker, de ryke fabrikeur of de zuchtende daelooner' de generaal of de arme foldaat ? en echter betaalt de laafte voor een pond brood of vJeesch zoo veel aan *t Land als dèëerfte, en helpt dus zich zeiven betaalen. - Het «at 'er mede als met defchatkist, waar van j e s u s omtrend arme weduwe die twee peuningskens gaf, getuigde-. Voorwaar ik zeg u, dat deze arme weduwe meer mgeIZoen heeft, dan alle die in de fchathst geworpen hebhen - want zy allen hebben van hunnen overvloed daar tn leworpen, maar deze heeft van haar gebrek al wat zy hadt daar in geworpen, haarengantfehenleeftocht Mare. %. . 44 Is het dan billyk, zoogenaamde Volks- tienaen' alle deeze braave lieden van uwe Volkftem uit )lZten>-~- zyt gy u zeiven wel gelyk? — Als 'cr Strens een braaf man uk den Burgerftaat is, een timmerman, v feschhouwcr, bakker, of iemand meer uit de gemeente, • IZ 7ich tegen u lieden verzet, die voor het Oranje-huis u tkoomt, dan noemt men die oranje-vee, gepeupel, opgeruid canaille, die niets in de gemeene zaaken te zeggen fcÏÏen ■ - maar is 'er een ander van het zelfde beroep, of noVsemeener, een veerman, een lastdraager, een Ambachtsgezel, of een fchraal jonker, een ledigganger, d emt debedelbos een nieuwen rok gekreegen heett, een Ooftindifch gelukzoeker, of iemand, die het om zync losW in den krygsdienst niet houden kon, een melkboer £ft of "ócglier, die gereed is om met deeze tuimeSrsmedc te werken, dan worden dat aanftonds weldenkende Vaderlanders, de regte Souveraincn , en dat zyn ae i'ieden wier fchreuwende volksitem Regenten moet k.ezen, afzetten, wetten maaken, en dc conftitutie veranderen van  X *9 X een wel eer gelukkig volk O). Zo gy dit maar alleen aandagtig overweegt, myne Burgers! dan behoef ik 'er niets meer by te doen, om u de oogmerken dezer Lieden te doen tasten, hunne misleidende list te doorzien en u te overtuihen, dat men zelfs het echte denkbeeld van de Zwitferfche Vryheid en Volksregeering verdraaid, en naar zyne booz© oogmerken verknoeid heeft. Meent intusfchen niet, dat ik dit alles zegge om die Regeeringsvorm voor te ftaan, die de daadelyke invoering eener Volksregeering dryft. — Ik heb het reeds gezegd, en zeg het nogmaals, zo 'er by ons eene Volksregeering moet plaats hebben , dan is het lieve Vaderland onherftelbaar voor altoos verlooren , dat alleen beftaan kan by onze oude en wettige Conltitutie van een Eminent hoofd, de Edelen des Lands en wettig gekoozene Vroedfchappeh des Volks, die te zaa- men den waaren Souverain uitmaaken. Indien dan ooit een Stadhouder alleen Souverain zyn wilde, of indien de andere Staatsieeden den Stadhouder afzetten, fufpendeeren, zynen invloed krachteloos maaken, of indien de invloed en rechten der Edelen verkort worden, of de Vroedfchappen niet behoorlyk gekend worden, of indien het Volk de teugels der regeeriflg in handen krygt, en de eene gelukzoeker den anderen den bal toekaast, dan wordt in alle die gevallen 's Lands conltitutie gelchonden, en het braave Volk wordt rampzalig. Laat ik nog een weinig de geltcldheid der Democratifche Zwitfers bezien, en 'er die van onze Republiek mede ver-geiyken! Hoe gebrekkig eene Volksregeering is, zy kan voldoende wezen voor een Volk, als dat in die Cantons, daar dezelve plaats heeft. Vetbeeld u eene natie, die zeer weinige dingen heeft, die het gemeene Bondgenootfchap raaken; daar C<0 Of heef: men niet gezien, dat braave Kooplieden , van den eerften rang in hunnen Kring , zich de wet moeiten laaten geeven door hunne eigent Comptoir bedienden , door niets beduidende Jongelingen, die met fle monteering van een Viycorps opgecierd, alles meenden naar hunnen zin te moogen zetten. —— En dat was dan de Volkftctn van de vooinaamltenl door zulk klatergoud,lieten zich braave, goedhartige Btujcri verblinden. B 2  X 20 x daar dus geene politieke, en op de ftaatkunde van Europj Soedhebbende Unie met eikanderen plaats heeft daar elk Canton voor zich zelf eene afzonderlyke Republiek >s; omtrnnd eelvk de oude Republieken van Griekenland, daar elk Canton afzonderlyke verbintenisfen maakt en aangaat met de andere Cantons, of met Buitenlandfche Moogenheden.— Verbeeld u daar by een Cantott, dat niets heeft dat de hebwt van vreemde Vorften tot zich trekt, dat geen invloed n dc Cabinctten der Hoven heeft, dat geene buitenlandfche bezittingen, geene Commercie, geen vrees voer Oorlogen heeft daar alle dc Ingezeetenen arm, ten minden zonder de* Rvkdom onzer Kooplieden zyn, daar alles van den landbouw leeft, zonder vermenging, byna zonder omgang nlc andere volkeren: daar dus dc belangen van allen voltrekt dezelfde zyn : — in zulk een Land kan eene VolksJLeerine, daar allen opgeroepen worden, voldoende, zelfs nuttig zyn. Maar kan dat plaats hebben in eene Republiek als de onze, daar zeeven vrye Staaten door eene plegti.re Unie één Lichaam zyn, dat vaste wetten, en eene gevestigde Regeeringsvorm heeft, die de grond zyn waarop onder de Moogenheden eene aanzienlyke rang heeft: m Zn land dat altoos het voorwerp van de nayver van andere Vorftcn is, dat dikwils de Balans van Europa hieldt, dat een uitecbreiden handel, zeevaart en Colonien bezit, dat da-elvks bloot ftaat voor Oorlog te Water en te Land: daar dePro' intien Steden en Ingezeetenen verfchillende belanden hebben, en echter het algemeene welzyn door eene Staatkundige overeenftemming moet bevoorderd worden, en de Eendragt magt maaken : met één woord, dat in alles 700 verre onderfcheiden is van een Zwitferfch Canton dat >pt «ene eelykheid ter weereld tusfehen be.den plaats Zjt eevolgelyk hy die hier de Regeerwyze op dien voet brengen wilde, is onkundig in het waare welzyn van zyn Vaderland, en een armhartig politiek. — - Hetzelfde is waar, ten aanzien van de Land-militie, en gewapende Burgeryen, zonder een ftaande Leeger. —- In een Land dat geene Oorlogen voert, daar de wapenen alleen de binnenlandfche rust bewaaren en flrooperyen beletten moeten is het genoeg, dat Landlieden hunne ruft-faifoenen aan den Wapenhandel b.el]edeh: Maar kw dat zoo zyn in  X tl ):- eten Land als het onze, dat door Fabrieken, Zeevaart en Commercie beilaan moet ? hebben de Zwitzers ook Vrycorpfen, die zich boven hunne Medeburgers verheffen , en zich alle recht en moedwil aanmaatigen ? ■ En wat men in eenen gereegelden oorlog met eene Zwitferfche Land-militie uit zou voeren, kan men ligt opmaak en als men ooit Zwitferfche Recruuten by onze Regimenten heeft zien koomen, die ook Landfoldaaten in hun foort zyn, cn ech- I ter veelal in het leeren exerceeren zoo dom zyn, dat men van hunne lompheid fpreekwoorden gemaakt en fprookjes :: om te lachen verteld heeft. 4.) Ik zou nog verfcheidene drogreedenen voor het nieu- ' werwetsch, alles omwroetend plan, kunnen ter toetfe brengen, maar, om niet al te lang te worden, zal ik de voornaamfte middelweg, waar door men u misleide, aantallen, | ik zal die wat breeder beredeneeren, en dan overitappen, om in het byzonder die voorgeevens te overweegen, waar door men u teegen het Stadhouderlyk bewind heeft voor ingenoomen. De klank der woorden doet zeeker veel op het algemeen: Vryheid \s naast het leeven het dierbaarfle op aarde, en zomtyds zelfs boven het leeven te verkiezen : maar dat tóen met een dol gefchreeuw u wys maakt dat alles gefchiidt om de lieve vryheid te herjïellen, te bewaar en, elks recht en privilegiën te verdeedigen, en dat alle die dingen, die gebeurd zyn, daar toe gefchikt waren, is eene list, die, hoe frivool, eehter te wel gelukt is, en tefTens eene misleiding, zoo tastbaar, dat ik nauwlyks weet, hoe iemand u niet zou willen te regt brengen, en dan nog een eerlyk man weezen. Ta c 1 t u s en andere oude fchryvers hebben reeds aangemerkt, dat, by aldicn men de dewooners dezer Landen Hechts door febyn van Vryheid weet te verblinden, en hen in den waan te brengen, dat men voor hunne Vryheid zorgt, zy dan geduldig dc haatelykfte flaaffche jukken zich laaten opleggen, en de ondraaglykfle lasten gewillig draagen.— Ik heb, alj ik dit las en het in de gefchiedenisfen bewaarheid zag, dikwils gebloosd over de ligtgeloovigheid onzer goedhartige Voorouders, zoo veele eeuwen geleden: maar dat men in de achttiende Eeuw nog niet meer verlicht is, B 3 dat  éta2 xc aatürekt tot onze eeuwige fchande, en maakt ons by andere volkeren belachlyk. Trouwens het bevestigt zich doorgaans, dat de menfchen nooit meer in het duiftere dwaalen, dan wanneer zy zich van verlichting beroemen, en onze m'eefte Landgenooten ■ flikken met verrukking de gifpillen door als zy maar fchoon verguld zyn, en eeten met fmaak de ongezondfte franfche Ragoüts, als zy maar met geurige kruiden fterk zyn aangezet. Laat ik onderfcheiden en duidelyk antwoorden. «O Noemt my eens een éénig voorbeeld van een Oproer, Rebellie, Burgeroorlog of Staats-omwenteling uit de gewyde of ongewyde gefchiedenis, daar de hoofden en aanvoerers niet hebben voorgewend, dat het voor de Vryheid was en om Tyranny te weeren. Doorloopt de gefchie- 'denisvan alle de Griekfche ftaaton, en gy zult het bevestigd zien. Laat het Romeinfch Gemeenebest getuigen: de landverrader catilina, wiens verraad zoo gelukkig door cicero ontdekt wierdt, dat hy'er den naam van Vcider des Vaderlands door verkreeg, gebruikte het zelfde voorwendzel. In dc heilige gefchiedenis blykt het zelvde. Als Korah, Dathan en Abiram teegen Mofes opftonden Ceen oproer, dat God zoo zichtbaar ftraftc) wat was het voorwendzel ? 't is te veel voor u: waarom verheft' 1* u over de gemeente des Heeren? Num. XVI: 3. Als Abfalom tegen zyn Vader opftondt, maakte hy het volk wys: uwe zaaken zyn goed en recht, maar gy hebt geen verhoorer van 'i Konings weegen. Och dat men my tot Richter ftelde in den Lande &c. 2 Sami XV: 3,4.— Als Seba oproer maakt, dan is het wy (de leeden der andere ftammen behalven Juda) hebben geen deel aan David een iegelyk naar zyne tenten, ê Israël.' Cap. XX: i. . met één woord, alle Oproermaakers misbruiken den fchyn van Vryheids-liefde, en dat het met onze verleidende geeften eeven eens gefteld is, zal uit de nadere overweeging blyken. Ken ik niet als gy, Bataven! liefde tot de Vryheid doet mynen boezem kloppen: voor die dierbaare leef ik, vóórhaar ben ik bereid te fterven: niemand zou moeilyker een flaaf zyn als ik: maar de Vryheid, die jk bemin, moet de waare Vaderlandfche Vryheid zyn: "• ' ~ ' Een«  X 23 X Eene hoer, die de gedaante myner fehoone aanneemt, eene valfche Vryheid, kenbaar aan haar blanketfel en fraafcHeü tooi, zal nooit myn hart verdienen. b) Waar in heiraat de Nederlandfche Vryheid ? i Nergens anders in, dan dat, eik Ingezeten geene andere wetten kent, dan die der Natuur, der reden en derbdlykheid neevens die rechtmaatige Burgertwisten, die, naar de gefteldbeid dezer Republyk, het algemeene welzyn bevoorderen en den grond uitmaaken, waar op wy eene vrye, afzonder,yke, bekende, en geconftitueerde Natie zyn, en voor het overige, in alles wat teegen dezelve en Jiet algemeen belang niet Jïrydt, mag denken, fpreeken en doen wat hy wil: al verder, dat iemand, die zich daar aan niet wil gedraagen, ongehouden is m het land te blyven, en vrymet het zyne, en behoudens alle recht op zyne bezittingen of erfwagtingen, mag gaan waar hy wil, naar het bekende : Vade foras Ji non vis uti moribus noJiris: — dat elk burger van Nederland vry meefter is van zyne confeientie, zynen perfoon en zyne bezitting gen: — dat elk meefter is van zyne kinderen, die tot geen zeedienst, militie of diensten kunnen gedwongen worden ; —— dat elk in alle gevallen voor zynen wettigen Rechter moet betrokken worden, volgens het recht de non' Evocando en voor geene Raaden van Beroerte, gedelegeerde Rechtbanken of andere incompetente Vierfchaaren aanlpreekelyk is; - dat de minfte Burger geleegenheid heeft om zyn goed recht teegen den aanzienlykften en rykften te kunnen vervolgen; dat aan de Confti- tutioneele wetten de hoogfte Vergaderingen zoo wel als de laagfte rangen der Maatfchappy verbonden zyn; eiks Rechten befchermd worden; En Staats- en Ftads-Re- geerders dezelfde wetten gehoorzaamen, dezelfde belastingen betaalen als alle hunne Medeburgers. —i Ziet daar onze waare, Neêrlands adeloude VryJieid. . c.) Kan men nu ihooder liegen, dan wanneer men nu voorgeeft, dat de Nieuwmodifche Patriotten deze onze Vryheid, aller burgeren Vryheid, befchermden? Laat ik alleen de dingen' optellen, A'e. 'er in de Troubelen gebeurd zyn, niet met oogmerk tot verwyt of verbittering, God weet het! -— maar alleen, om dat ik u, B 4 die  X U X die misleid zVt, zoo gaarne de hand wilde ryken, en de harmonie, de orde, het geluk der Maatfchappy bevoorde- ren-. TJw eigen hart is te edel, gy denkt te wel, om, wanneer gy onbevooroordeeld op myne gezegdens let,voor goed te keuren die dingen, die gy tot dus verre met een min verlicht oog befchouwd , en daarom misfchien gepreezen hebt. Men heeft, zonder voorkennis, tegen genoegen der Regenten, flrydig met de Regeeringsvorm en 'sLands wetten, gewaapende Genoodfchappen opgericht; de Vaandels en eereteekenen der Militie en der Schutteryen veranderd; nieuwe Burgeroverheden, Gemeensmannen met den barbaarfchen naam van Gecommitteerden en Geconftitueerden verkoozen; Confcederatien zelfs van Regenten ter verandering der Conltitutie aangegaan; Provintiaale Vergaderingen van gewapende Corpfen, tegen 's Lands wetten , gehouden; men is tegen zyne wettige Overheden opgeftaan cn heeft Regenten afgezet, om dat zy hunne Eeden niet verbreeken wilden, of zelfs alleen onder voorgeeven, dat zy niet naar den fmaak des volks waaren, gelyk te jimfterdam en Rotterdam: men heeft oude eer¬ waardige Burgervaderen met bloote zwaarden op hunne ziekbedden bedreigd, naderhand van het Raadhuis geftooten, met fteenen geworpen, en bemorst met bloed en gruis langs ftraat doen vluchten, gelyk te IVyk by Duurfiede:— men heeft te Rotterdam cn Amfterdam de l urgerwapencn misbruikt om het bloed van Medeburgers te ftorten, waarvan men fchreeuwen zou, zoo het door 's Lands wettige Militie gefchied was, en dat zelfs op de laatfte plaats alleen om dat de een den ander befpotte en uitlachte: — men heeft te Utrecht de koets van den Burgemeefter La ... met geweld aangerand, de paarden tegengehouden, hem gevloekt en gefcholden, en hem nauwlyks door zyn zoon uit leevensgevaar laaten redden ; den Oudburgemeefier v d..Du een man van ruim 80 jaaren oud, uit eene der oudfte en aanzienlykfte geflachten en van beproefde trouw, op de fmaadelykfte wyze mishandeld. men is van ftap tot ftap voortgegaan. Waaren 'er Lieden, dien dit werk niet aanftondt, men belette hun het uitgaan uit de Heden, of men arrefteerde hunne goederen, gelyk den Heer Fryk. ... en den Baron P e r p ..., wedervoer: — Ge-  X *5 X Gebeurde 'er de grootfte ongeregeldheden hier en daar, dan hieldt men de zaak voor Domeftiek, maar waaren 'er Magiftraaten, die de nieuwigheden niet genoeg voorbonden , gelyk hier te Rotterdam, dan benoemde men Staats. Commisfien, die tegen het recht en de vryheid der Burgeren aan, een nieuwe Rechtbank maakten : den gerichtshoven bondt men de handen en men richte een nieuwe inconftitutioneele en incompetente Rechtbank op, nieuwe Fiscaal, ïloedfchryvers en Gerichtsdienaars gingen elk met looden fchoenen na, die voor het gezag der Overheid, voor Oranje, voor de oude Vryheid durfde fpreeken; en die in vercierfelen, gefprekken of gebeden Oranje-zucht, zoo eigen aan onze zalige Vaders, liet blyken, werdt ge- lïraft. Men dwong Burgers en Landlieden tot Wapen- oeffening en Krygs-becryven, en vondt men 'er die niet wilden , deeze wierden gevangen , gebannen, ui tuchthuizen opgeflootcn,defcbavotten zelfs hebben van bloed geftroomd.— Regenten zelfs van de eene Provintie ftyfden den moedwil en het oproer in eene andere, men liet zyne Ingezeetenen gewapend vertrekken om de oproerigen in eene andere Provintie teegen den Souverain te onderfteunen en men nam de oproerigen in protectie en befchermïng : men gaf aan zyne Troupen last om in eene andere Provintie in ce rukken, zelfs zonder Territoir te ontzien. men ont- floeg van de plegtig gedaane Eeden, veranderde de Conltitutie, benam allen invloed aan den Stadhouder, den vriend des volks: men waapende zich met Militairen , die men door een nieuwen eed verbondt: men belette de burgers op ftraat teegen elkander te fpreeken, men ontbloote 's Lands frontieren, en veronachtzaamde het gemee- jie wrelzyn, om zich door Troupen fterk te maaken. Myne ziel ontroert! myn hart bloedt veelte fterk, om de Jyst deezer akelige gebeurtenisfen verder uit te breiden. Dit alles, oneindig meer is 'er gebeurd, myne urgers: Staaten van byzondere Provintien, nabuurige Koningen Willem, uw medeburger, uw bloed, uw vriend, de Stadhouder, die voor uwe vryheid fpreeken moet, de hooge Gerichtshoven,'s Lands Edelen, Magiftraaten, Burgers, Landlieden hebben 'er over geklaagd, vertoogen tegen gedaan ; -— maar men heeft 'er mede gefpot, en wat de B $ burgers  X *<5 X wers betreft, geweld, fchimp, vervolgingen beuls.handen" hebben hen doen zwygen, en hunne ftem gefmoord.Oordeelt dan nu, welke verdeediging uwer waare vryheid gy van de geenen, die gy zoo hoog geacht hebt, te wag- ren hadt. ■ Ik beken, myne taal is fterk, maar zy is de taal der waarheid , die, onvernist, naar ouderen zeeden, een boot een boot noemt, de taal van een hart, dat geen ander belang heeft dan het lieve Vaderland vty en gelukkig te zien, en geen ander doelwit, dan u voor bedrog en vallenen fchyn te waarfchuwen, cerlyke burgers, die misleid zyn, en nog in verblinding voortgaan, op het fpoor der waarheid te rug te brengen, en dus de eendragt, de liefde, de zaamenleeving, het vertrouwen, het genoegen en den welvaart te her- ftellen. 6-1 Gaf het God wat zou ik biydfchap finaa- ken, hoe verrukt in de armen vliegen van misleiden, die myn'vrymoedig uitkoomen gehaat hebben, en die ik nog bemin. , d.) Men fpreekt van Vrijheid en het belang des volks 1 en waar is die gelukkige plaats, daar de Vrijhetd waarlyk prooter, en daar het volks-belang meer behartigd is, dan voor den aanvang dier rampzalige troubcleu, waar door zoo veelen reeds arm en ongelukkig geworden zyn ? - Noemt my Overysfcl niet en de afgefchafte Droftendienften: was bet gevraagde biliyk, kon men de afkooping bewyzen, en waaren de gronden duchtig, waar op men bouwde, (al het geen nog aan tegenbedenkingen onderworpen is) dan zouden 's Lands vaderlijke Souverainen de ftem der gerechtigheid gehoord , en de waarheid zou gezeegepraald hebben, ook zonder de Inconftitutioneele middelen, doorzommigen aangewend, en die altoos de bewustheid van ongefundeerdheid verraaden : Nooit was byonze gelukkige Regeeringsform de weg van Juftitie voor iemand geflooten, die zyn goed recht den Rechter convaincantelijk bewyzen kon. — Noemt mij nog veel minder de.poogingen die men aangewend heelt om de Bcwooners der Dorpen, Heerlykheden en Landlieden op te «Bijen teneinde de rechten en Regalia der oude Edelen en der Heeren van die plaatzen tc vernietten, en (zoo als men het noemt) zich vryte maaken: — ■ B hoe  X 2? X hoe reedelyk dit fchijne, hoe men het vernisfe, tan'er iets onreedelijker zijn ? kan 'er iets bedagt worden, dar meer ftrydig is met de goede trouw? 'heeft men uook gezegd, dat die heerlykheden met zwaare koften bedykt, de dorpen aangelegd, en de kerken en karspels gebouwd zyn met die uitdruklyke voorrechten voor den Eigenaar, ftichter, en aanlegger, dat zy vervolgens met die gerechtigheden aan de Nakomelingen zyn nagelaaten, of naar rato van het gewigt dier voorrechten, door de tegenwoor-r dige bezitters zyn ingekogt ? Kan 'er dan iets onrechtvaardiger zyn dan iemand met een dol gefchreuw te bcroo- ven van Rechten, die hy Jufto titttlo bezit? heeft men u wel doen opmerken, dat de eerfte bewooners van die plaatzen vrywillig op dezelve gekoomen zyn , onder mits «n conditie van de Rechten der Heerlykheden te voldoen ? dat de laatfte Op-, en Ingezeetenen hun op denzelfden voetzyn opgevolgd? dat iemand die daar aan niet voldoen wil, niet gehouden is daar te blyven, maar elders kan gaan woo- nen? En gevolglyk, dat zy, die zulke welverkreege- ne Rechten (het zy onder den naam van Heerendienftcn, Jus patronatus, of onder wat naam het ook weezen mag, bekend) beftryden , opcnlyk zondigen teegen de goede trouw, onrechtvaardige dieven zyn, en zo zy het met geweld (gedreigd of gepleegd) doordringen, gelyk zyn aan de ftraatroovers, die dc openbaarc wegen ontveiligen? Of zult gy my zeggen, dat de Vryheid en het Volks-belang bevoorderd is te Utrecht te Amfterdam en Rol ter dan, daar men zich eerst van een groot deel des volks heeft weeten te bedienen, om wettige Regenten aftezetten, en andere zoogenaamde Volksvrienden in hunne plaatzen te verkiezen? Onderfcheid toch, 6 myn Vplk! den naam van de daad, en ziet hoe men u misleid heeft. — Is het volk vry geworden, daar het elkvry ftondt op Prins en Prinsgezinden te raazen, te fchelden, hen te belpottcn, uit de Eerampten te ftooten en te mishandelen ; cn daar men aan de andere zyde niet mogt /potten met deeze raar zende Roelanden, of aanftonds was hun geweer geveld en het bloed hunner Medeburgers verwde de ftraaten gelyk aan Rotte en Anrftel beide gebeurd is ? Js dit > Vry-  X 23 X Vryheid* Zo eens in een oploop een Prinsgezinde een niewerwetsch Patriot gedood hadt: hemel! wat zou het gantfche Land 'cr van gedaverd hebben, maar als aan den anderen kant een gewapend man eenen ongewapenden omverre fchoor, dan roemden 'cr de nieuws-fchryvers op, als waare het een heldenftuk, dan durfden 'er de Rechtbanken niet naar omzien, de boosheidgroeide^rngeitïsft, en bloedfchulden raakten aan bloedfchulden :. het zwahrd der gerechtigheid zweeg en Hiep en misfchien ook de dwaalende gewetens. maar waar blyft de Vryheid en Veilig- hCEn heT^olks■ belang! laar ? waar ergens is het bevoorderd? In Amfterdarft* daar men reeds daags te vooren een Declaratoir in naam van eenige duizenden had oprefield, reeds voor het Raadhuis de Burgery hadt doen versaderen , en de Vroedfchap Maande gehouden en toen no? eerft dat Declaratoir aan de Burgers moeftvoorleezen en de ftemmen vraagen, toen de menfehem geen tvd hadden van overleg en beraad, veelen het niet verftonden en dc groote meenigte in een blind vertrouwen op l-uinne aanvoerders hunne toeftemming gaf? — Is dat oodebZerte des Volks? — een Dagblad - fcliryver van In fmaak een fVybo Fynje heeft de onvoorz.gt.gc onStSeid gehad om deeze byzonderheid zelve m zyn Cour n c plaatzen: ziet gy dan niet, bedroogenc Burgers! ho men'misleid, cn hoe dit gantfche ftuk ontworpen cn w overeyling van de meenigte doorgezet is door eenige w^ilc aanvoerders,'die vleiers waaren van Vader Hoojd, w imgc aai omftandigheden meer tl van een welwikkend oordeel en redenecrende Volks2"> — ging het hier in Rotterdam met eeven zoo? Sn men, onder aanvoering van dc geenen die zulks het Se pafte, de wettige Regenten (in wier herftel ing en 7Zbefuiur wy ons nu weder verblyden) van de kusfens Seef hadt m2n de meenigte vergaderd, fine tndtStone raufae, zonder dat het mecrendecl wist wat 'cr moeit gedaan worden, heeft men niet iemand, die vooraf daar omtrend wilde onderricht zyn, het geweigerd? hebben deeze en geene zich hier naderhand niet over be" klaagd ?  X 29 X klaagd? zy zyn nog niet ontflaapca, die dit getuigen kunnen en willen. — was dat dan Volksftem ? of was het moedwil van aanvoerders, die den grooten hoop als machines gebruikten? — opent toch uwe oogen. Is des Volks belang bedoeld in Utrecht, daar de belangen van Stad en Academie verwaarloosd, de Diaconie onherftelbaar bedorven, de Burgery uitgeput en honderden, by verloop van Negotie, by verzuim van handwerk, tot den beedelzak gebragt zyn ? of ergens elders ? bloeide de Negotie beeter ? was het drukker in de Fabrieken ? waaren de Zeeden voortreflyker? de laften verminderd? is de binnelandfche voorfpoed toegenoomen, het buitenlandfch crediet vermeerderd? Juist het tcegeodeel van dat alles is waar. wat heeft dan het volk toch gewonnen ? ■ • dit dat men het gebruikte om Regenten naar den zin der Volksverleiders aanteltellen, en anderen te verjaagen, en dat men het door nietsbeduidende plegtigheden en formaliteiten zand in de oogen wierp. .—- En waarom ? wat won dan het Volk? dit, dat hunne heerfchzuch- tige aanvoerders eerlï hunne vrienden, die hun opzet fteeven, en naderhand zich zeiven op het kusfen zogten te helpen, om de Staatsvorm te veranderen, de Vryheid te onderdrukken, zich zeiyen tot Tyrannen te maaken, en het Land te doen verzinken: Terwyl het Volk zyne waare Vrienden, zijne kundigfte Regenten verloor, die het booze doelwit doorzagen en teegenftonden, en wier zinfpreuk was het bekende zeggen van Horatias. Jujium et tenacem propofiti virum Nee civium ar dor prava jubentmm Nee vultus injlantis Tyranni Mekte quatit Jblida. Dat is: Een Rechtvaardig en Jlandvafiig man verandert zyn welgegrond fyfthema zoo nïrn op het dol begeeren der bi/rge. ren, die onreedeiyke dingen vergen, als op het dreigen van een dwingeland. Och 1 myne medeburgers! hoe deerlyk heeft men u misleid 1 . mogt gy het nu nog merken ! almagt'ig God van  X 3° X van onze Vaderen! open de oogen dezer mannen, dat zy tóen ' -- En gy wie gy weezen mogt, 6 Braaven ! wier rocd hart door valfchen fchyn verleid is, keert in tyds te rug, en ontheiligt niet langer het bloed der braave Vaderen, waar uit gy zyt gctprooten en wier fpreuk het was, voor God, en Vrylieiden Oranje'. e ) Man- zult gy zeggen, moet men dan niet zorgen voor onze Privilegiën ? zorgen ? myne Burgers 1 daar is niets, dat ons dierbaarer weezen moet, zy zyn de grond van onzen welvaart, en een eerlyk Nederlander, wien het grootouderiyk bloed door de aderen ftroomt, waagt leeven en goed voor derzei ver behoudenis, en het kan alleen een Spanjaard zyn, die ons toeduwt: Non curamus veftros Prmlegios: wy bekreunen ons niet aan uwe Privilegiën. Maar zo 'er een ftnk intusfehen is, dat met bedaardheid moet befchouwdworden, en waarover men oordeelen moet tiaar dien gouden Reegel, dat het algemeen belang de hoogfie wet is, dan is het zeeker dat doldriftig geroep op Privilegiën, die men zelve niet verftaat; Ik kan thands elk der byzondere Privilegiën van zoo veele onderfeheidenc LandenSteden, Collegicn en Perfoonen niet afzonderlyk befchouwen, maar ik zal eenige algemeene aanmerkingen maaken, en het flot, de coneluile, zal weer klaarer dan de zon zyn, dat men u misleid heeft, en onder den naam van de Privilegiën voor te ftaan, het geheele lieva Vaderland te gronde geholpen zou hebben. _ I ) Hoe zyn een groot aantal Privilegiën in de weereld opaekoomen? men verwyt by onze moderne Patriotten dikwils aan den Adel, dan zom.nige Edellieden, zelfs door wandaaden, tot den Adelyken ftand geraakt zyn: het 5s v™ eenige weinige waar, fchoon evenwel alle de afgetrokkene wysgeerige befchouwingen, dichterlyke voorftellen en zwellende dedamatien nooit de weezenlyke voorrechten van'sLands Adel, even eens als de Eigendommen op Erfrecht gegrond, en door het Staatsrecht gefterkt, op losfe fioeven zullen kunnen zetten. ■ Maar hebben veele Privilegiën wel een becter oirfprong? men weet, dat dié van tyd tot tyd door de Landsheeren gegeevcn zyn , Ts nu een weelderig welluftig Vorst eenige onderftandgelÏn noodig hadt, of als 'er binnenlandiche oorlogen te voc-  X 31 X ren waaren, dan bedongen zommige Steeden aanmerkelyks Privilegiën: daar voor onderfteunden zy door geld der Vorlten weelde, bezorgden maitresfen of vielen deeze of geene party toe, gelyk zeer veele Privilegiën verleend zyn in de Hoekfche en Cabeljaauwfche beroerten: De Vorlten nu, in het nauw zynde, en geen ander middel ziende om hunne oogmerken te bereiken, verleenden die gevraagde Privilegiën, zonder nadenken, of die met het algemeen belang lirookten, en of het eene gedeelte des Lands ook benadeeld was door de Privilegiën van het andere. Veelen waaren ook van dien aart, dat zy alleen konden dienen in dc coenmaalige Conltitutie van tyden en zaaken, toen het Land verdeeld was in verfcheidenc kleine Souverainiteiten, dikwils onder verfchillende Heeren, die dus niet alleen gee,ne Unie met elktinder hadden, maarniet zelden zelfs elkander beüorioogden, inzonderheid de Hollanders, Zeeuwen, prielen cn Utreehtfchen. Van daar, dat, zomen alle die oude Privilegiën met malkanderen vergelykt, de eene dik_ maal lynrecht met de andere ftrydig is. — Moeten dan nu nog alle die oneindig verfchillende Privilegiën gelden, cn moet elk, die ergens eene oude giftebrie opfchommelt, die in zyn byzonder voordeel fpreekt, daar mede het Land beroeren ; moeten die allen letterlyk nagekoomen worden zeden alle die Landen, tot één Lichaam, tot eene geheel andere Conltitutie gebragt, en tot ééne Republiek Geünieerd zyn, dan is het gedaan met het algemeene welzyn, en wy zuilen eeuwig moeten wroeten in elkanders ingewanden, waar door de Unie verbrooken, en de gantfche Repu. bliek te grond? geholpen worde. Is dat Vaderlands- lielde? is dat Voiks-belang? - H. Wat is het oogmerk, het bedoelde in alle wettige Privilegiën? Zeeker niets anders, dan het geluk enden bloei van de gepriviligeerden te bevoorderen, overeenkoomstig met de Conltitutie, waar in zy gegeeven zyn, en welke verandering zoo min de vraagende Ünderdaanen als geevende Vorsten in dien tyd konden voorzien. Maar, daar dit zoo is, kunnen dan die Privilegiën nog van fa-acht zyn , wanneer de gefteldheid der Regeering en der Lauden geheel veranderd is? ook dan nog, wanneer zy niet alleen het geluk, den bloei en den voorfpoed niet meer kunnen  X 32 X kunnen bevoorderen, maar zelfs voor dat alles, ffl de tee> genwoordige gefteldheid van zaaken, hoogst nadeelig zyn? beantwoordt zulk eene Leer aan het belang des Volks? UI.) Wie heeft die Privilegiën gegeeven? gewis de toenmaalige Souverain, de rcgeerende Vorst. Dus volgt dan voor eerft, teegen de Leer, die men nu zoo inltampt, dat die dingen geene oiriprongelyke Rechten van het Volk zyn , maar alleen vergunningen van den Souverain aan het Volk by verfchillende gcleegenheden, meest al in Troubclen, verleend. Maar dan volgt ook, dat die Privilegiën altoos aan het goedvinden van den Souverain onderworpen bleeven; 1— dat bleek, wanneer men dikwils van een volgenden : Graaf de bevestiging verzogt van de privilegiën, door zyne Voorzaaten verleend: dat bleek , om dat zulke opene brieven zoms door de geevers zelve, zoms door hunne Nazaaten zyn ingetrokken, veranderd, verminderd , bepaald of vermeerderd. Gcvol- gelyk, zeedert onze Regeeringsform veranderd is , wy eene Republiek geworden zyn, en onze Staatsgefteldheid op een vasten voet gebragt is, kunnen geene Privilegiën gelden, die tegen laatere vastftellingen van den Souverain des Lands ftryden, en dus door die vastftellingen met de daad ingetrokken, gealtereerd en vernietigd zyn: alleen met dat onderfcheid, dat in eene vrye Republiek de Souverain geene Privilegiën veranderen kan, die teegen de vastgeltelde Regeeringsform niet ftryden, en dus door haar, als zoodanig bezwooren zyn, maar wel deegelyk daar'en teegen voor vernietigd houden moet alle Graaflyke Privilegiën, die voor eene andere Conftitutie gefchikt waaren, en de teegenwoordige zouden het onderfte boven heeren. IV.) Gelden nu alle de Privilegiën, die met onze teegenwoordige Regeeringsform beftaanbaar zyn, dan moeten die ook allen, van elk, ecven eens bewaard, gemainti- neerd en befchermd worden. L us zyn de Voorrechten en privilegiën van het huis van Oranje en van de DoorL Vorsten uit het zelve eeven heilig als die van de fteeden, Gildens, byzondere Genoodfchappen en Perfoonen. - Dus heeft zyne Hoogheid het zelfde recht en dezelfde verpligting mn zyne Rechten en Privilegiën voor tc ftaan met dezelfde  X 33 X dezelfde middelen als alle anderen. De Souverain is gehouden de Rechten eeven zoo goed te befchermen als die der Burgeryen. — En iemand, die inbreuk maakt op de Privilegiën van zyn Hoogheid, is eeven ftraffchuldig, als die de Rechten van een ander fchendt. Ja veel meerder, om dat de Rechten van dien Vorst, als Erfftadhouder van de gantfche Unie, betrekking en invloed hebben op de gantfche Natie, en alle andere Privilegiën alleen op de Ingezeetenen van eene byzondere Stad of DTtrift, en dus alleen op een zeer klein gedeelte van die Natie. Wat volgt nu natuurlyk uit deeze vier gronden, die geen eerlyk braaf man ontkennen kan. Zeeker deeze twee dingen. «O Dat geen weldenkend mensch, geen eërlyk volksvriend, geene vaderlandlievendeBurgery, geene verftandige Vroedfchap ooit eenig Privilegie zal zoeken te gebruiken, het geen in geheel andere omftandigheden der publieke zaaken gegeeven is, en zomtyds wel in tyden die inconftitu- tioneel waaren. en die derhalvert in de teegenwoordige gefteldheid, nu de zeven Geünieerde Provintien, Landfchappen, Steden en Leden maar één'lichaam uitmaaken, daar het algemeen belang de hoogfte bedoeling en wet moet zyn, aan het algemeene nut en de rust en voorlpoed van allen meer nadeelig dan nuttig zyn. — En, gevolgelyk, dat geene Privilegiën thands gelden kunnen, dan die niet ftrydig zyn met onze teegenwoordige wettige Conltitutie, met de Souverainieteit der Hooge Staatsvergaderingen, met de Eminente Charges van Zyne Hoogheid als Erfftadhouder, Erf-Gouverneur, Erf-Capitein Generaal en Admiraal der geheele Unie en elk der Provintien in het byzonder, met de Burgcrlyke en echt Republikeinfche Vryheid der Ingezeetenen, en met dc Prarogativen van den heerfchenden zuiveren Gereformeerden Godsdienst, of met andere woorden, met het belang van Land en Kerk. — En dat mitsdien alle Privilegiën , Keuren, Coftumen enz. die teegen dat algemeene belang van alle de Leeden der Republiek en teegen de vastgeftelde Conltitutie ftryden, die laatsmaal is vastgefteld in het Jaar 1747.cn 1748. onder de zoo algemeene toejuiching van de gantfche Natie, moeten gehouden worden als door C . den  X 34 X den Souverain vernietigd en door de teegenwoordige gefteïd. heid der Republiek Re ipfa vervallen. Maar onder deeze bepaal ing, waakt, myne vrye Medeburgers ! waakt altoos, waakt zorgvuldig voor uwe welverkreegene en conftitutioneele Rechten, die de grond van uwe Vryheid zyn- - Houd hem voor een wargeest, die uw bederf zoekt, die u door afgefchafte en nuttelooze Privilegiën misleidt, maar houdt teffens hem voor een Verrader, die uwe wettige voorrechten durft vertrappen, vooral dan», als hy den heiligen naam der lieve Vryheid misbruikt: toont' dan, dat het vrye Land geene flaaven voedt, dat Bato's leeuwengeene keetens kusfen, al zyn ze met franfch Satyn bewoeld, en dat een echt Bataal zich geene wettige Rechten laat ontneemen, die 's Lands Souverain moet befchermcn, die de Stadhouder des volks moet verdeedigen, die uwe Vroedfchappen moeten voorftaan, en die elk Burger bezwooren heeft. fi.) Het tweede gevolg uit het beredeneerde is, dat alle Ingezeetenen, de groote met de kleine, het zelfde recht hebben, en dat, zo het waarlyk om het behoud der Privilegiën te doen is, die van den eenen zoo heilig zyn als die van den anderen. Opent dan uwe oogen, en ziet, myne Landgenooten! hoe valsch men u bedriegt. — Hy, die zich een Patriot durft noemen, zal ftaande houden, dat elk Privilegie, dat voor twee, drie of vier eeuwen, in eene geheel andere gefteldheid van zaaken, aan deeze of geene Stad gegeeven is, naar de letter moet onderhouden worden, hy zal u oprokkenen om met de waapens in de vuist uwe Regenten, die met Eede aan de teegenwoordige Regeeringsvorm verbonden zyn , daar toe te dwingen, al zou daar uit ook de grootfte verwarring in de Republiek, en uit die verwarring de ondergang van Land en Kerk gebooren worden: — en dat zal den naam draagen van bedaarde en cordaate Vaderlandsliefde. — Maar teffens zal u dezelfde man dag aan dag beduiden, dat alle aanzienlyke in den Lande geene Privilegiën, hoe wettig ook, behouden moogen: — hy zal u inftampen, dat de Privilegiën van den heerfchenden Godsdienst keetenen zyn, die alle de getolereerde gezindheden eenpaarig moeten affchudden: dat dc voorrechten der  X 35 X dér Edelen moogen gelasterd, verbrooken en vernietigd Worden door de fchraalfte burgers, die uit bedelbusfen leeven , en die ondraaglyk weezen zouden, zo zy zelve Edellieden waaren. - Dezelfde Scbyn-patriot zal u voorgaan om geduurig nieuwe inbreuken te maaken op de Privilegiën van den Stadhouder, van een Vorst, die ten minften de aanzienlykfte, de rykfte en de weldaadigfte Burger van de geheele Republiek is. op Privilegiën, d;e aah dien Vorst op de ftaatelykfte en plegtigfte wyze door Staaten, Stads-Regenten en Burgers bezwooren zyn , die door den wensch de toejuiching en blydfchap van het gantfche Volk zyn bekrachtigd , en zo 'er al de Burgeryen in moeften itemmen, (zo als men beweeren wil) die bevestigd zyn door de eerbetooningen, gefprekken en daaden van alle Burgeryen , en teegen welker opdragt in veertig Jaaren lang geen één Gilde, Genoodfchap, Regeering of Burgery geprotefteerd of zich immer verzet heeft. Privilegiën, die de grond zyn van 's Lands Conltitutie, binnen en buiten 's Lands, die invloed hebben op het algemeen belang van alle de Leeden der Unie, en die (zoo lang ze in kracht gebleeven zyn) ten gevolge gehad hebben den kuiter, den bioei eri den welvaart van het gantfche volk. Die privilegiën niet alleen zyn door uwe misleiders gefchonden, maar zelfs de rechten, die de Vorst met den gemeenften Burger gemeen heeft werden vertrapt: onbeweezene verdenkingen werden befehuldigingc-n : zyne befchuldigers noemden zich zeiven of gedelegeerde Commisfien tot Rechters: de gewoone Rechtbanken, op welke Z. H. zich meer dan eens beriep, moeften zwygen: Eerlyke Raadsheeren, die voor het belang des Rechts fpraken, werden met afzetting gedreigd : Regenten, die voor den Vorft fpraken, van het kusfen gebonst! zyne verdeedigingen niet beoordeeld maar verworpen; zyne verklaaringen befpot, en de befcherming der wetten hem geweigerd. — Ziet daar de wyze, waarop men handelde, en oordeelt nu zelfs 6 Burgers! of dit een Eerlyk voorftaan was Van ieders Rechten , dan of al dat roepen van Privilegiën niet eeven eens als het gefchreeuw van Vryheid alleen ten oogmerken gehad heeft u te verblinden, u door den klank der woorden te betooveren, op dat gy u by deeze lieden voegen zoudt, C 2 en.  X X en hun geleegenheid geeven, om hunne boosheid, waarvan zy de gevolgen vreesden, op uwen naam en die eener Volksftem, te bereiken. f. Kan men nu dit alles niet ontkennen, dan bedient men zich nog van ééne wanhoopige uitvlucht, zy is deeze: „ Het is waar, dat door de va/telling onzer teegenwoordige Conftitutie, door de wyze waarop het hond genoot fchap beft aat, en door de voorrechten die aan het huis van Oranje, volgens dié Conftitutie, zyn verleend, veelen van onze oude Rechten, die wy by eene andere Staatsgefteldheid gek/regen hebben, met de daad vervallen zyn ; maar. dit houden wy (pféudo- patriotten) voor zeeker, dat onze Voorouders geen recht gehad hebben om onze Privilegiën weg te geevCn, en zo zy dat gedaan hebben, dat wy dan nu aan hunne verbonden, en bezwoorene vcrbintenisfen niet langer gehouden zyn; dal het doen onzer vaderen de Nakomeling fchap niet verbindt, en dat wy het recht hebben om dat alles te veranderen en te vernietigen, zoo als ons goed dunkt. ö Valfche Machtavel chHobbes, die in uwe ftaatsreegels van Eigenbelang zulke grootmeefters waart m het maaken van valfche pasfen! zoo verre hebt gy nog nimmer durven koomen , zulk eene ontrouw hebt gy nog nimmer durven verdcedigen , nooit de onbefchaamdheid gehad van openlyk aan te pryzen. hillyk dan heeft men u weg gejaagd, 6 jefuiten! gy waart flegts botterikken en kerjongens by onze nieuwerwetfehe Vaderlanders: gy waart lomp genoeg om ftaande te houden, dat men aan ketters geen woord behoefde te houden, en daar mede verdeedigde gy het, dat "Vorften en Staaten hunne plegtige verbonden fchonden: en die ftelling reekenden onze Vaderen zoo gevaarlyk dat zelfs de Roomfchgezindcn in ons land zweeren moeften dezelve te verwerpen. Lompaarts, daar gy waart! hadt gy geleerd, dat verbintenisfen, waar door iemands voorig recht vervalt, niet behoeven gehouden te worden, en dat, by voorbeeld, de Koning van Spanjen geen recht hadt om voor zyne nazaaten het recht, op deeze Landen af te ftaan, en dezelve voor een vrij volk te verklaaren, dan zou men u misfchien patriotten genoemd hebben, en men hadt u mogelyk fcandbeelden opgericht als Voorftanders van de Oude Rechten! Ter  X 37 X Ter goeder trouw, myne Burgers! I,) Hebt gy de gevolgen wel nagedacht, die uit zulk een Staatsregel voor het algemeen belang der wereld, en voor ons Vaderland in het byzonder , voortvloeijen ? —■ Let eens op: - als dat doorgaat, dan kan 'er geen Tractaat, geen verbond met een eenig volk, of met eenige Natie in de weereld van kracht zyn : — dan kunnen wy niet zeggen , dat, by voorbeeld, de Engelfchen bondbreekig met ons gehandeld hebben, want zy in perfoon hebben met ons geen Traöaat geflooten, en de verbintenisfen van hunne voorouderen konden, (naar dit Syftema) de Nakoomelingfchap niet verbinden, — ik weet niet of het Franfche Hof, daar men zoo veel mede. op hadt, wel zeer gediend zou zyn met dien Staatsregel; wy hebben met U eene Alliantie geflooten: maar over 20 Jaar en zyn onze Kinderen daar niet meer aangehouden. — Dan heeft de Keizer zeer wel gedaan, dat hy niet alleen de achterftalligc fchulden aan deeze Republiek niet betaald heeft, maar ons ook uit de Barrière - fteede heeft verdreeven, ons de gewigtigfte Forten op de Schelde heeft ontnoomen , en dan nog, (fchoon zyne eigene provintien oproer dreigden, zyn krygsvolk verliep, en wy, zo wy eendragtig waaren, veel minder te waagen hadden dan hy) eene allerfchandelykfte vrede voor eenige Millioenen heeft doen koopen , want het Barrière-traöaat, dat van Munfter, en alle anderen, waaren door zyne voorzaten gemaakt, en hy, als hy begreep dat zy zyn recht verkorten, behoefde dieniet te houden. — Ja, ik zal meer zeggen, door zulke grondbeginzels fielt men de dierbaare Vryheid van het gantfche lieve Vaderland' op losfe fchroeven. Als Spanjen, het zy alleen, het zy door Alliantien, fterk genoeg was, om zyne oude Eifchen te doen gelden (of liever de Keizer, als wettige Erfgenaam van het Huis van Oostenryk) cn eens voorgaf „ HetTraöaat van Munfter, waar „ by de Republiek vry verklaard is, was gedwongen door „ kracht van wapenen , en onze voorzaten hebben geen „ magt gehad om het recht van My, hunnen Nazaat, op „ die Landen aftcllaan, vooral niet, om dat het patrimo„ nieele goederen zyn, die niet moogen vervreemd worh den." — dan zouden wy, naar deeze Hellingen, moeten C 3 zeg-  X 38 X zeggen: „ De Keizer heeft gelyk, hy redeneert billyk." — En wanneer Jofephus dan goedvondt dat recht met de wapenen in de vuist te doen gelden, dan zouden wy de vruchr van eenen tachtigjaarigen Oorlog, de vrucht van het bloed onzer Vaderen, moeten overgeeven; want een oorlog zou onbillyk zyn, om dat die eifchen op den^elfden grond zouden fteunen, waar op men in ons Land zelve te werk gaat. Ai! braave Nederlanders! opent toch uwe ocgen, lang genoeg bedroog men U. — ziet hoe men de gronden van uwe Vryheid ondermynd heeft, en deeze zullen dan de Lieden zyn, die, zo gy hun geloof geeft, uwe Vryheid, Onafhangelykheid en het belang van Neêrlands volk bevoorderen zullen. II.) Strydt eene ftelling als deeze niet met alle gezond Staats - recht, met het recht der Volkeren ? hoe kan dan ooit eene Eeuwigduurende Vrede, een vast verbond geflooten worden? — dan behoeven thands de Provintien het verbond van de Unie, da' voor 200 Jaaren door onze Vaderen gemaakt is, ook niet meer te houden: — dan zyn geene Reglementen , Regeeringsformen , Inftru&ien een halven duit waardig. — en hoe maakt men het dan met de Privilegiën ? die kunnen dan ook niet meer gelden, want de toenmaalige Souverain mogt het recht niet weggeeven van die geenen, die naderhand in de Souverainiteit zouden opvolgen. Ziet gy wel, hoe men, dooralledie draai- jeryen zich zeiven teegenfpreekt! Volgens alle reegelen van het Recht wordt een Volk befchouwd als een zeedelyk perfoon, daar geene voorouders of Nazaaten te pasfe koomen T — dat is: een Volk hlyft aL toos het Volk, al beftaat het uit andere perfoonen, de Nederlanders ten tyde van Vader Willem I. en de Nederlanders ten tyde van Willem V. zyn het zelfde Volk, al zyn het dezelfde Individueele perfoonen niet, gevolgelyk de verbintenisfen onzer Vaderen ook aan het Huis van Oranje, zyn verbintenisfen van het Volk, die dc nakomeling'fchap eeven zoo zeer als de voorouders verbinden, en welker verbreeking eene Volks -fchuld en eene Nationaale ontrouw is. Begrypt toch booven dat, dat alle verbintenis, die uit verdrag  X 39 X verdrag beftaat, wederkeerig is, leeft wat de groote Puffendorf, Barbeyrac en Grotius over de Verkonden gefchreeven hebben, en gy zult zien, dat als twae partyen een verdrag aangaan, en de eene party verbreekt dat, daar door de andere party,- ipfofa&o, van alle verbintenisfen aan zyn kant ontflagen is. — dat fteunt zelfs op Natuur-recht. - maar wat volgt daar uit? — dit, dat als de Staaten en Burgeryen een Verbond hebben met den Prins van Oranje, dat, van weêrzyden bezwooren is, en dat de Staaten of Burgeryen dat verbond en dien Eed fchonden, daar door onbetwiftbaar die Vorst ook ontflagen is van dien Eed, die hem aan de Hoogheid der Staaten en de Privilegiën der Ingezetenen verbondt. Rampzalig Vaderland! dankt den God uwer Vaderen, die den braaven vorst eene veel te eedele ziel gegeeven heeft, dankt het zyner Vorftelyke deugden, zyner Godsvrucht die het God in handen gaf, zyner-Edelmoedigheid en Vaderlandsliefde, die u bemint al waart gy ondankbaar, dat hy van dat zyn billyk recht geen gebruik gemaakt heeft. —Neen, Oranje, de mcêwaarige Willem kon nooitzyn ondankbaar Vaderland haaten: - en God, God die recht doet, wou den Rechtvaardigen met den Godloozen niet verdelgen. III.) Zoo ftrydig als die Helling is met het recht der Volkeren , de zeekerheid der Staaten, het nut en de vryheid van het Vaderland, en met de publieke Trouw, even zeer is zy gefchiktom alleeerlykheid, deugd en trouw uitteroeijen in de zamenleving en in de Maatfchappy. Stel eens, myn Vader hadt eenige patriomoniè'ele goederen by donatio inter vivos, of met een vooruitzicht op het nut zyner Familie, weggefchonken, en de overdragt was wel cn wettig gefchied: zou het billyk zyn, dat ik, meteen Degen of Piftool in de Hand, dezelve van den nu wettigen Bezitter te rug eischte, en hem daar uit verjoeg? myn Vader hadt een fchuld gemaakt by een zyner Buuren, en een Verbandbrief geteekend, maar ik zou ( hebben wy niet zoo iets zien gebeuren ?) de fchuld weigeren uit de Erfenis te betaalen, ik zou zelfs dien Buurman dwingen de Heining die zyne Erve van de myne fcheidt, eenige Voeten agteruit te zetten, ik zou hem zelfs met myn. Snaphaan dwingen eene C 4 fomme  X 4o ):( fomme Gelds aan my te betaalen, om dat ik hem het over- ichot van zynen eigen grond liet houden: en dat zou Recht zyn 1 want de verbintenisfen van myn Vader raaken my niet. Handelt men niet eeven zoo ? Willem I. verkogtzyn goed, leeverde op eigene kosten Soldaaten, zorgde voor onze Vryheid, verloor zyne Broeders en Neeven in Veldflagen voor ons behoud, en werdtzelve vermoord voor onze Vryheid: dit deedt hy (zeggen 'sLands Staaten) in een tyd, dat Hy geen eer of voordeel van deeze Landen trekken konde, maar toen dezelve al hun Aanzien en Welvaart van Hem ontfingcn. Daar voor bekende men zich fchuldig, men beloofde de Eer, Welvaart en Glorie van zyn Huis op alle moogelyke wyze te bevoorderen. En men fmaadt, fchendt, vervloekt, drukt en verdervt zyn Nazaat, die, uit eene Dochter van Fredrik Hendrik gehuuwd met Willem Fredrik, rechtlynig van hem afftamt, en aan wiens Vaderlyk Huis van Jan van Nassau" wy dezelfde verpligting hebben : En dat alles noemt men rechtvaardig, dit verdedigde men met zulk een eerlooze ftelling. IV.) En (om nader te koomen) liegt men niet tegen de waarheid! 'zyn de rechten van Oranje wel het werk onzer Vaderen ? of zyn ze het eigen werk der geenen, wier ontrouw hunne Eeden brak? Hoe veelen uwer heb¬ ben reeds geleefd in het Jaar 1747 en 1748 ? hoe veelen hebben toen door gebeden, dankzeggingen, vreugdebewyzen deherftellingonzer wettige Regeeringsform goedgekeurd?—. -wie heeft 'er teegen gefprooken tot het Jaar 1766. toe? . en in dat vreugde Jaar 1766. hebben wy niet byna allen toen 'sVorften rechten bezwooren, zyn ze niet in onzen naam bezwooren ? hy, dien ook toen nog niet leefde is nog een Jongeling, wien het medefprecken niet voegt.— en zeedert dien tyd tot voor pas zes of zeven Jaarcn wie heeft 'er teegen gefprooken ? zyn van zommigen, die zich nu Patriotten noemen, de openbaare toejuichingen, zelfs tot vleitaal toe, niet voor handen ? Liegt gy dan niet teegen u zelven? en blykt het niet, dat hy die inbreuk maakt op 'sVorften rechten, niet de verbintenis der Vaderen, maar zyn eigen geftaafd verbond ontheiligt, zynen eigen Eed met voeten  ):( 41 X voeten trapt ? v/el aan dan, ik zal met u een contract maaken, ik zal het met een plegtigen Eed, met aanroeping van Gods heiligen naam, bevestigen, en na weinig tyd zal ik 'er myn voordeel in zien om dien Eed te brcckcn, ik zal ons contraót fchenden, en ik zal juist doen het geen de zoogenaamde Patriot dagelyks deet. En zoudt gy het eerlyk en rechtvaardig kunnen noemen ? g.~) Ja, maar zult gy zeggen: wy zyn van den gedaanen Eed ontjlagen. ■ Die misleiding is nog grooter dan de voorige. Daar men dat ontflag gedaan heeft, is het genoeg gebleeken hoe gedwongen veelen zich hebben laaten ontdaan: — vraagt het dat edel Corps, dat tot Lyfguarde voor den Vorst gefchikt is: wat is nu toch een Lyfwagt, die men ontllaat van den byzonderen Eed, die dezelve verpligt ter befcherming van het lyf en leeven des geenen, wiens Guarde dit Corps dezelve is, en die men dwingt tot eenen Eed aan een ander, en wel byzonder'aan den geenen, die zich openlyk verklaart de party te zyn van den geenen, wien die lyfwagt moet bewaaken ? vraagt het die Lyfwagt, die meerendeels uit Jongelingen van de fatzoenlykfte Burgers bcftaat, en welks bevelhebbers de Elite zyn van 's Lands Adeldom. Vraagt het de zoo zeer aan zyne Hoog¬ heid verpligte Haag feite Schuttery, daar het geheel Dome ftiek is of zy, ondergefchikt aan 'sLands Staaten, trouw zweert aan den Stadhouder, die midden onder hun woont, en die echter meerendeels gedwongen, alleen ten believe van weinige wargeesten, door de meerderheid der Staaten van dien Eed ontflagen is. Vraagt het te Utrecht, daar men de Menfchen door bedreiging van'afzetting en verlies van hunne bedieningen, heeft moete dwingen om hnnne nieuwe onwettige Regenten te erkennen vraagt het te Schoonhoven, daar men het eerst de propoiitie gedaan heeft, om de Stafofficieren, die zwaarigheid maakten om teegen den Eed aan het gemeene Land te handelen, en het vry Territoir van andere Provintien, zonder Attarhi in te rukken hun Commando te ontneemen, en het te geeven aan anderen, die geene zwarigheid maaken zouden hunne Eeden te verbreeken. Kan 'er wel iets harder Worden uitgedagt, kan 'cr wel grooter dwang plaats hebC S ben,  X 42 X ben, dan een fatzoenlyk man in zulk eene Engte te bren- fen , dat hy kiezen moet, of zyne confeientie te bezwaaren, door zyn Eed te breeken, of de middelen van beftaan voor zich en zyne familie te verliezen, En dat op het zelfde oogenblik als men van Vryheid en van Recht fchreeuwt ? Gyzegt, gy zyt van dien Eed ontflagen! — door wien toch? hebben de Leden der gewapende Vry- corpfen zich zeiven onder malkanderen ontflagen ? is dat voldoende ? Als eens een 'party losbollen zich zeiven van den Eed der getrouwheid aan hunnen Koning of Souverain ontfloeg, en naderhand wilde ftaande houden, dat zy geene Ryksweerfpannelingen waren en niet konden geftraft worden, om dat zy zich onderling van den Eed ontflagen hadden: hoe,veel gewigt, meent gy, zou 'er wel in die armhartige uitvlucht zyn ? Of hebben u de Staaten of de Stads-regceringen van dien Eed ontflagen ? > kunt gy daar op gerust zyn ? hadden die het recht daar toe ? Zyn die zelfde Staatsleden en Stadsregenten ook niet met Eede aan de Conltitutie en aan den Stadhouder verbon- denj en wie heeft hen dan van dien Eed ontflagen en het recht gegeeven om 'er anderen van te ontdaan ? zegt gy het volk, dan maakt gv den belachlykften kring, de Re. genten hebben het volk ontflagen en het valk de Regenten, dus is het eene onwettige collufie van weêrzyden. Volgens alle gronden van Recht ben ik gehouden aan mynen Eed, die ik aan iemand doe, tot zoo lang dat die geene ten wiens behoeve de Eed gedaan is, my zelve ontflaat dus kan geene particuliere Provintie iemand ontdaan van 'den Eed aan de Generaliteit gedaan, en even weinig deeze van een Eed aan de Provintie. En al waaren alle de Inwooners van de Republiek by malkanderen, dan kunnen zy echter iemand, die een Eed gedaan heeft aan den Stadhouder, van dien Eed niet ontdaan, veel min tot dat ontflag, door middelen van Conftraincte, dwingen. /Is die Eed ooit moest vernietigd worden, dan zou de Stadhouder zyne ampten moeten neerleggen, of de Staaten van hunnen Eed, aan hem gedaan, ontflaan, met niagt van dit verder in zynen naam te doen, en dan eerft zouden dcc-  >( 43 X ze het recht hebben om de Ingezetenen van dezelve te ontheffen. Deeze billyke grond, dat niemand een ander ontfJaankan van een Eed, ten behoeve van een derden gedaan, heeft onze Vaderen altoos de onbillykheid doen ftaande houden van die ftelling, dat de Bisfchop van Romen zyne Geloofsgenooten dilpenfeeren kon van den Eed, aan hunne Overheden of aan anderen afgelegd. Gy ziet dus, dat in het zamenftel der Patriotten, de leugen by de dwaaling, de ontrouw by de leugen, en de myneedigheid by de ontrouw gevoegd is. h. ) Daar is niets meer overig, dan dat gy u beroept op het doen onzer braaven Voorouderen, die zich van den Eed des Spaanfchen Konings hebben ontflagen, en zich vry gemaakt hebben, fchoon zy door Eeden van getrouwheid aan hem verbonden waaren. Deeze is hunne roem Bataven! en, zoo lang wy van hun niet ontaarten, is deeze roem ook de onze. — Ja, God lof! zy hebben het gedaan, zy hebben het door het beleid, de trouw, de koften en het bloed van Oranje en van Nassau kunnen doen, en zy hebben billyk gehandeld. Philips was een Dwingeland — niet dien men 'cr voor fcholdt, maar die het toonde. . Een Eedbreeker, die zich door den Paus van zynen Eed , aan her Land gedaan hadt laaten ontflaan (.«)—■ een Tyran, die juist deedt, het geen nu de Oranje-haaters doen, die de gewoone Rechtbanken deedt zwygen en een Raad van Beroerten oprichtte, die de vryheden der burgeren fchondt. die on- draaglyke lallen en fchattingen vorderde , die zich met Spaanfche Soldaaten fterk maakte, en, tegen de vertoogen der Staaten, dezelve in de provintien hieldt, die geene Vryheid van Confcientic gedoogde, den Hervormden Godsdienst poogde uit te rooyen , die geen einde maakte van bannen, verbeurtverklaaren, hangen, en verbranden, en, zonder de duizenden die het oorlog vernielde, meer dan 80,000 O) Op liet voetfpoor van den kundigen Heer Mr. N. C. Ljmbrechtsen heb ik de wnaibekl hiet van bevveezen. in inync Gsjihie4enis en CujiutiHii vnn /ixcl, l. Deel, bl, ioz, in Notk,  X 44 X 8o, ooo menfchen door beuls - handen ombragt, die O r a n1e liet vermoorden, en die door geene langmoedigheid, toegeeflykbeidof ootmoedige fmeekfchriften was om te zetten: die vooral, zonder uitzondering, verklaarde alle de Ingezetenen Goed en Leeven verbeurd te hebben, (è) alle en een iegelyk, en het gantfche lichaam zonder aanzien van Sexe of Ouderdom. Heeft dat eenige gelykheid aan Willem, aan Willem den goedaartigen? aan den meêdoogenden, den getrouwen, den voorftander der gewoone Rechtbanken , die 'er zich zeiven op beroept, en 'er meer dan eens zich aan onderwierp, den godsdienftigen, den verzorger der onnoozelen en armen, den wel- doender zyner vyanden? zoo rasch Willem een Philips is, verbreekt dan uwen Eed, ö Burgers 1 maarzoo lang hy uw broeder , uw Vriend is, vertrapt hem dan niet, — En dit zal hy altoos zyn. Och of het geen wy dus verre befchouwden u reeds de oogen hadt beginnen te openen! och of gy gevoelen mogt het geen ik met zoo veel licht, gevoel! Ik heb u ten duidelykften beweezen, dat Volksregeering altoos uit oproer is gebooren, — dat het dc rampzaligfte Regeeringsform voor een Volk is, dat zy van voor Chriftus geboorte af tot nog toe nooit by ons heeft plaats gehad, ■ dat dus in den nieuwerwetfehen zin de Regenten geene Reprefentanten van het volk zyn , — dat men de Zwitfert/che Regeeringsform niet verftaat, — dat zy voor deeze Republiek niet gefchikt is, ■ dat onze Vryheid, in plaats van beveiligd te worden, geheel vermoordt wierdt. ■ Dat het volk niets zou winnen maar alles verliezen by dc nieuwigheden, die men heeft willen invoeren, — dat het geroep van Privilegiën ydel is, dat de waare Privilegiën verkracht zyn, dat de aangegaane verbintenisfen, ook met het huis van Oranje, dat onze Conltitutie niet kan nog mag veranderd worden, of dat 'onze geheele Vryheid gevaar loopt, dat niemand van den Eed, daarop gedaan, ontflagen is, of ontflagen worden kan. —- En Dit Bloe'dplataat vr.n 25 Febr. 1568. is, behalveü elders, ook te vinde in myne Gefchitdenis en Coftumtti van Axel, U. Deel. bl. 194.  X 45 X En ik hei in dat alles een penfeel gebruikt, dat niet vleit, en de rondborftige maar te gelyk minzaame taal.gefprooken, die een vryen Nederlander, een vriend zyner medeburgers voegt. Metéén woord, gy zyt bedroogen, Burgers! be- droogen onder het misbruik der heiligfte woorden, die u betooveren. bedroogen ten korte van uwe eerlykheid , uwe rust, uwen welvaart, uwe Confcientie, en by gevolgvan uwe- zaligheid zelfs: bedroogen eindelyk ten geheele ondergang van het lieve Vaderland! — (hadt God het niet verhoed.) Bemint gy dat Vaderland, hoe zoudt gy Ichreien, wanneer ik u in de werkelooze Fabrieken, de neeringlooze Winkels, en de befpinrachte Werkhuizen bragt! Ik zou u brengen by voorheen welgefteide burgers ; daar eene fchreiende Vrouw en fmachtende kinderen hec uur vervloeken waar in de Man, aangetast door eene politieke dweepery, zyn gereedfchap voor het geweer wisfelde, ~ ik zou u lieden toonen, daar alles verteerd, verpand of verkogt is, en de kinderen de broodkruimen uit eene leedige kas opzoeken, uitgeputte Famijien — verleegen armkas- fen, — verzinkende Steden zoud gy vol aandoening be. weenen. Bemint gy de Orde, hoe hebt gy dan kunnen verdraagen, dat gewaapende Burgers de Raadhuizen bezetten als waren het vyandelyke Kafteelen; dat het recht moest buigen onder het geweld der wapenen; dat men de Overheden in de vengfters gedreigd heeft dood te fchieten, , ftandvaftige, geweetenvolle Eed - bewaarers als het laagfte fchuim mishandeld, en vleiers van het gewapend gemeen op ftoelen en tafels kinderachtige eer beweezen heeft ? . Hebt gy op de ftraaten de lyken der Burgeren niet gezien, Jiraffeloos door hunne Medeburgers niet de wapenen vermoord, — de fchavotten, daar het bloed van eerlyke burgers , enkel om gefchillen van burgerlyke partyfehap, langs de hand der beulen vloeide? Bemint gy den Godsdienst: verbeeldt u dan de tempels, daar de godvrucht kwynde en de half gewapende Leeraar alle deeze dingen verdeedigde, en met het heilig zegel van den godsdienst bekrachtigde: — de huisgezinnen voorheen vry  X 46 X rry godsdienftig, daar toen de Bybel zelden of hooit werdi ingezien, cn plaats heeft moeten maaken voor Post en Kruyer en een meenigte leugenachtige Couranten, —- ik zou u op dc Sociëteiten en de Exercitie -plaatfen leiden, — herinnert u vol verwondering hoe het meerendeel dier Vaderderlandfehe Staatsveranderaars beftondt uit jong.; losbollen, zonder indruk van God of Godsdienst, deïstifche fpotters met de openbaaring, en een mengelmoes van allerlei gezindheden , verguizers en vyanden van den zuiveren Godsdiens , die onze Ouderen zoo veel bloed gekost heeft. — Telt in uwe gedachten in alle Steden de eerfe hoofden en aanvoerers der party by naamc op, en ik zal alles herroepen , zd 'er drie onder zyn , die,- indien zy eenig geweten hebben, harte'yk zouden hebben durven zeggen of onder Eede konden verklaaren , dat zy, voor zich zeiven , geloofden de waarheid van alles wat m de publieke Kerken deezer Landen, overeenkoomftig de bepaalingen der Dortfche Vaderen geleerd wordt. Hebt gy eindelyk nog cemge zucht voor uw opluikend kroost; -- vol ontroering zult gy dan de grondllagen zien van eene volflrekte Ariftocratie, ongematigd door den invloed des Stadhouders, of liever van eene Oligarchie, eene regeering van eenige weinigen, die rasch ontaarten zou in eene Anarchie eene Regeeringloosheid, waarin elk zyne driftige invallen opvolgt, en misfchien een dolk ftooten zou in het hart desbraaven, die het bloed der oude Belgen, die met Oranje leefde en ftierven, niet zou willen ontheiligen, en de heilige afch zyner zalige Vaderen nier befpuwen wilde. Keert, in Godsnaam! keert te rug, myne Landgenooten! helpt het lieve Vaderland behouden, en drukt met ons der ouderen voetfpoor, dat fchyn u niet langer verblinde, hebt de waare Vryheid lief, behartigt den Godsdienst, behoud uwe heilzaame Conltitutie, en vervult uwe Eeden, dan zal het Oranje fnoer uwe vrye nu hereenigde pylen veilig bewaaren, eer en rust zal in het land woonen, de voorigé zeegen wederkeeren, en God, de rots - fteen onzer Vaderen, zal met ons zyn, ,,, DERDE  X 4? X DERDE HOOFDSTUK. Over het voorgeeven, dat het ons Land eevenwel, zo al niet beter, ging indeStadhou derlooze tyden. Tegen alles, wat ik in het voorige hoofdftuk heb aangemerkt, is geen fterker vooroordeel in den weg, dan het geen men teegen alle onpartydig onderwys der Vaderlandfche Gefchiedenisfcn, elkander heeft wysgemaakt: te*weeten: dat in die Jaar en, waarin men geen Stadhouder hadt, alles wel ging, dat de zaaken van het Gemeenebest, zo al niet beter, ten minjlen eeven goed/tonden, dat men nimmer J'chjoner overwinningen op 's Lands vyanden behaald heejt, en dat Nederland nooit grooter, nooit, beter geregeerd, nooit geduchter was dan in de Stadhouder looze tyden. 6 Misleide Landgenooten! zegt liever, dat nooit meer verwarring heerfchte , nooit 's Lands Conltitutie meerder last leedt, dan wanneer de Tegenftreevers en Vyanden van Oranje alles naar hunnen zin beftuurden : — Toen Ba rn e v e l d , fchoon in de daad Hechts een minifter, en wel alleen een Mnifter van ééne Provintie, alles befuiurde in Holland, daar hy wethouders deedt aanftellen , die van zyne handen vloogen, en zelfs by den Raad van Staaten en ter Generaliteit een byna oppermagtig gezag voerde (en zulk een man noemd men de zuil der Vryheid) — Toen deeze, om zyne heerschzuchtige doelwitten te bereiken, en vooral den Godsdienst om te keeren, A". 1600. deleegertocht in Vlaanderen doordrong, waar aan, naar het oordeel van Maurjtz en Willem Lodewyk: (devoor- naamfta  ):( 48 X naamfte Helden van dien tyd) de geheele Republiek gewaagd werdt: Toen hy alom M a u r i t z in verderi- king bragt van naar de Souverainiteit te liaan; iets waar voor hy zelve zeer wel wist, dat zoo weinig grond was, dat hy zelve zeide, dat zulk een vrees en /chroom in een oud man ten beften verftaan moest worden: Toen door zynen invloed A°. 1614- door de Staaten eene belydenis en Leerregels voor de Predikanten ontworpen wierden, dLe weinig van geweetensdwang verfchilden: Toen hy A°. 1617- eene Refolutie in de weereld bragt, waar door de Vryheid den bodem werdt ingellagen, de Hoven van ]uftitieen Competente Vierfchaaren buiten werking gefteld, ïn de Steden een willekeurig gezag ingevoerd, Krygsvolk aangenoomen buiten eed aan de Staaten, de Generaliteit en dcn&Capitein Generaal, en de gewoone Militie aan de Sub- ordonnatie ontrokken. Toen overal de Predikanten uitgeleid, de burgets ' gevangen of ontpoorterd werden , die zich naar deeze Vryheidfchendendc nieuwigheden niet wilden fchikken. Zyn deeze dan de gelukkige tyden die men zoo zeer verheft? zyn deeze de daaden, die de partydigheid en onbezonnenheid aanvuurt om een man als Barneveld, die zeeker een groot man was en veel nut gedaan heeft, maar wiens heerfchzucht geene paaien-.kende en die alles aan zyhe oogmerken opofferde , een Vader des Vaderlands en een Martelaar van ftaat te noemen? Of was Jan de Wit in laater tyd de man, die het belang van zyn Vaderland ter harte nam ? Hy, die na een gelukkigen oorlog .tegen Engeland gevoerd te hebben, echter met dat Ryk A°. 1653. eene fchandelyke vrede floot, aaneenuitgeputten vynnd alle eifchen inwilligde, de yJEte van Cro mwel in (land liet blyven, en daar en boven eene AcJe van /eclufie inwilligde, waar by de Prins van oranje van alle zyne hooge waardigheden wierdt uitgeflooten, het geen alleen het oogmerk van de Wit was- Vcrgelykt eens de daaden der Stadhouders; na een oorlog van 80 Jaaren, onder hun beleid gevoerd, in de ongclukkigfte tyden, onder afwisfeling van voor en tegenfpoed, bezorgen zy aan het Land een Vrede, die Vryheid en onafhangelykheid op vaftc voeten ftelde , en zy worden  X 49 X Worden getetterd; en de Wit, na een oorlog van twee jaaren, in de bloeiende tyden, allergelukkigst gevoerd, maakt met overwonnene vyanden een fchandelyke vrede, die voor het Land allernadeeligst is, enden eerften grond legt tot het verval van den koophandel en de Fabrieken des Vaderlands, èn hy wordt gepreezen en vergood. Hy was de man, die maakte, dat de Landmilitie zonder Chef bleef, cn dus onbekwaam en ongeoefTend. Toen de¬ zelfde man, die te vooren de Acte van feclufie hadt doorgedrongen, om een fchandelyke vrede te koopen, naderhand A'. 1664. weigerde die Aöe te vernietigen, om het Land buiten eenen nieuwen oorlog te houden. Die 't is waar, eene grootfche vertooning gemaakt heeft met zyn broeder Cor nel is de Wit inden laatften Engelfchen oorlog, maar waar by men vergeet, dat het bevel gevoerd wierdt door den braaven de Ruïter, en dat C o rnelis de Wit, alleai teegenwoordig was als Gedeputeerde wegens Holland op de Vloot, en dus 'er zoo veel toe deedt als een pasfagier tot het werk van den Stuurman, cn echter Werdt de Wit voor de verovering van Chattam, die geen nut, maar alleen roem aanbragt, met Eer en Lof, en koftbaare gefchenken overladen, en de vrede werdt gellootcn, zonder dat de a&e van Cromwel vernietigd wierdt. Toen vervolgens Jan de Wit, om zyne heerfchzucht ftaande te houden, Conftitutie en Vryheid veranderde door het haatelyk Eeuwig Edill 5 Aug. 1667. * Hy, die de Landmagt onbruikbaar gemaakt, en de kunst des oorlogs niet geleerd hebbende, zulk eene geborneerde Staatkunde en fiegte direftie hadt, dat binnen weinige dagen drie provintien in handen van Frankryk vielen, en de Raadpcnfionaris , geen redding meer voor' oogen ziende, dewanhoopigfte voorflagen ter Vergadering deedt, en zelve zyn ontflag verzogt, na 19 Jaaren alles naar zyn zin beituurd, en- 1405 Tonnen gouds verfpild te hebben tot ondergang des Vaderlands. — En zulk een Man ( ó onbegryplyke verblinding der Partyzucht 1) is de afgod der geenen , die zich Patriotten noemden. Of moeten wy dat welvaaren der Republiek zoeken in dien tusfehentyd, die 'er verliep zedert den dood van Koning William AJ. 1702. tot op de verheffing van W1 lD l £ m  X so X lïM IV, in de Jaaren 1747 en 1748? in een tyd, waar in hun Ed. Groot Mog. hunne neerflagtigheid betuigden over het verlies van dien band, waar door de Leden van haare Provintie, en de Unie van de refp. Bondger.ooten titan één waaren gefchakeld en gehouden wier- was men toen billyk , toen men A°. 1707. To»i'an Willem Friso, fchoon Erfftadhouder van Friesland, by eene ftaatsrefolutie van Holland, zitting weigerde in den Raad van Staaten? aan een Vorst, die fchoon Hechts 23 Jaaren oud, in denflag by Oudenaarden, in 't winnen van St. dmand en Montagne, in dc Bataille van Malplaquet, in het neemen van Bergen in Henegouwen, Douay en andere plaatfen, zich een onlterflyken roem verwierf? was het eerlyk en beftaanbaar met recht en vryheid, dat men A»: 1723. het Marquifaat van Vlisfingen en Veere poogde te vernietigen, teegen den infpraak der Voogden , de tegenkanting van vier Provintien ert het advys der Stad Veere zelfs? en, bedwong my de achting voor de nog leevende gedachten niet , welk eene reeks van Ariftocratifche dwingelandyen, verdrukkingen , rechtverdraaijingen en ongereegeldheden zou ik niet kunnen melden ? — geenegenoegzaame Landmagt, geen Zeemagt in 't geheel, die'noemenswaardig was (en toen haperde het aan den Stadhouder niet) Steeden, Sterkten, Frontieren onvoorzien, de Geldmiddelen verfpild, deRaadzaalen verdeeld, het Volk beroerd, en het lieve Vaderland ten prooie voor Vrankryk. Ziet daar het geluk der onzalige dagen, die men zoo hoog verheft. Laat men dan eene Stadhouderlooze Regeering zoo hoog verheffen als men wil, wy zullen elk beantwoorden met de eigene woorden van de Heeren Staaten van Holland , in derzelyer Refol.van 16 Nov. 1747. zeggende: Dat de ondervinding van vroeger en hater tyden klaarlyk hadt doen zien, dat deeze Republiek onmoogelyk kan befiaan en behouden blyven zonder een Eminent Hoofd, zoodanig, dat dezelve, daar van ontbloot zynde geweest, tot op den oever van ha ar en ondergang meer dan eens is geweest; waar uit dezelve door geene andere middelen heeft kunnen gered worden als door de verkiezing van een Stadhouder, Capi- tam 'en Admiraal Generaal. Kan men duidelyker ver-  X 51 X Verklaaring begeeren ? en voegt 'er de verklaaring van dezelfde Staaten byA°. IÓ74, betuigende hun Ed. Groot Mog. Dat aan de pogingen, om den Prins van Oranje uit het bewind te weeren alle de in- en uitwendige rampen waaren toetefchryven, die het Vaderland zedert het Jaar 1650. waren overgekomen. En laat eindelyk Hu go de Groot, wien ten minften onze Patriotten niet mistrouwen zullen, het ftuk voldingen, fchryvende: de ant.Reip. Bat. C. 7. Hanc aptisfimam esfe nobis perpetua tot fèculorum experientia demonftrat. Ea dum manjit tranquilla omnia. Quoties contra hum eft orti motus & turbae, nee ante fanati, quam fua imperio facies refituta. Dat is: Dat deeze regeeringsvorm voor ons de gefchiktfte is heeft de befendige ondervinding van zoo veele Eeuwen befveezen. Zoo lang dezelve befondt was alles in rust. . Zóö dikwils men daar tegen aanging, ontftonden 'er beroerten en bewegingen, die niet gejüld zyn voor dat de regeering haare oude gedaante weder gekreegen hadt. D 5 VIER-  X 5* X VIERDE HOOFDSTUK. Waarin onderzogt wordt of de Stadhouder meer is dan eerjle Dienaar van btaat. Men heeft de vafte beginzelen, in het twede Hoofdftuk gelegd, en in het derde verdeedigd, meest poogen te ontwtïkkèn , door het Stadhouderfchap te doen confidereeren niet als een wezenlyk deel der Conltitutie, maar als eene minifteriaale post, zoo dat de Stadhouder op dien voet ondergefchikt zou zyn aan de Staaten, 'dat zy daaromtrend zulke bepaalingen kunnen maaken, als zy goedvinden, zonder dat de stadhouder, als atriptenaar van ftaat, zich daar tegen mag verzetten, en zoo, dat alle Ingezetenen, dit teoendie veranderingen zich aankanten, moeten befchouwd worden als oproermaakers tegen den Souverain, en begaande de misdaad van gekwetfte Majefteit. De gronden, waarop men gebouwd heeft zyn deeze : de Stadhouder is alleen de eerfte Dienaar van den Staal, en gevolgelyk raat het aan de Staaten, die boven den Stadhouder zyn, en wier dienaar hy is, volkoomen vry, om zulke be(luiten omtrend hem te neemen, en zyn gezag zoo veel te befnoeijen, als zy zullen noodig vinden: en de Dtenaar heeft geen recht om met zynen meefter te twiften. Daar heerfcht in dat voorgeeven zulk eene onbegrypelyke onkunde in, of moedwillige verdraaijing van de gronden onzer Conltitutie, dat 'er eeven veel onwaarheden als Hellingen in de gemelde bedenking tc vinden zyn. Ai! myne Burgers! let eens op! en laat u niets misleiden. J ° a.) De  X 53 X a.) De Staaten zegt gy zyn boven den Stadhouder! daar is, in een gezonden zin, niets waarachtiger dan dit: « daar is niets, dat de braave Vorft in alle zyne Memorien, Deductien , Brieven , Aanfpraaken en Propofitien zelve hartelyker erkent. Waar is toch ergens het bewys, dat ooit Z. H. naar het'bewind geftaan of de Souverainitait van 's Lands Staaten betwist heeft? —- Verwyt dit vry aan hun, die de wettige Overhe;d tot gecommitteerde Reprefentanten van eene gewapende Bende maaken, die, teegen 's Lands Placaaten, politieke fteedelyke en provintiaale Vergaderingen houden over Staatszaaken, en die, met wapens in de hand, de Refolutien van den Souverain bedillen, en aan derzelver befluiten de wet voorfchryven. Manr waar ?. wanneer? en hoe heeft ooit Willem de geduldige de billyke bevelen der Staaten, vooral die, welke op Conftitutioneele gronden fteunen, wederftreefd ? of immer zich een gezag aangemaatigd boven den wettigen Souverain ? ■ leest 's Vorften Memorien, Mislives en andere ftukken, en ik zal alles gewonnen geeven, zo iemands betuigingen ronder en meer beflisfend zyn dan de zyne. lk beroep my op de zoo vaderlyke Publicatie van zyne Hoogheid C die altoos wel moet onderfcheiden worden van een Souverain Placaal) geprojecteerd in 's Hage, den 31 Januarv 1785. waar in de Vorst met ronde woorden zegt. „ Alzo wy niets aanzien als gevaarlyker en nadee- „ liger voor de waare belangen van het dierbaar Vaderland, „ dan partyfehappen, onderling mistrouwen , verdeeldheden ,, en ongehoorzaame wederfpannigheden aan de bevelen van „ 's Lands wettige en gebiedende Overheid , en 'er ons „ aan den anderen kant ook ten hoogften aan gelegen ligt, „ dat wy noch verdagt, noch met grond befchuldigd wor„ den van den toeleg om eenige fchadelyke en oproerige „ bewegingen te willen favoriferen, veel min te doen ge- „ booren worden; ■ Zoo is 't, dat wy ten uiterlten „ nuttig en nodig geoordeeld hebben, alle de Ingezetenen „ dezer Republycq by dezen te informceren van onze waa„ re gevoelens en bedoelingen, daar henen gaande, dat „ wy niet alleen geene grootere maate van gezag verlan„ gen, dan aan ons wettelyk conpeteert, en door de Hee„ ren onze Pnedecesfeuren is geposfedeert geweest, maar. D 3 zelfs  X 54 X ' zelfs dat wy, den uiterften afkeer hebbende Van het " doen' van inbreuk op de Souverainiteit en Vryheid vari " een Land , wiens vryraaaking en onafhangelykheid de " grootfte eertytelis van onze Voorouderen, die geenen, " die op de eene of andere wyze, heimlyk of in 't open" baar zouden moogen trachten eenige onwettige vermeer" dering van dat gezag aan ons te doen defereeren en op" draagen (byaldien waarlyk, tegen ons vermoeden, zoo" daanige inzigten by den eenen of anderen zouden moogen huisveften ) niet zouden kunnen aanzien als onze " waare Vrienden, noch als de waare Vrienden van den " vryen ftaat der vereenigde Nederlanden." En waarOm toch moest het publiek maaken van deeze ronde veN klaaring verhinderd worden ? waarom anders. dan om dat men vreesde, dat de oogen van zoo veele misleide • urgers te vroeg zouden opengaan ? ■ Ik beroep my op de Mis- five, door zyne Hoogheid gezonden aan hun Hoog Mogende 'de Heeren Staaten Generaal, gefchreeven op 't Loo. den 10 06t. 1786, waar in deeze hartelyke taal voorkoomt. Wy kennen onze vcrpligtingen, wy. weeten waarin onze ' waare grootheid en geluk geleegen is, niet daar in, dat "n wy zouden trachten, met verkorting van 's Lands Hoog^ heid en Privilegiën, te empieteeren opderegten der Sou" verainiteit, maar inde agting vertrouwen en genegenheid " van Regenten en Ingezetenen tot ons. Wy zyn be- " reid ons leven, ons goed en bloed op te offeren tot wel" zyn en behoud van het lieve Vaderland, ter handhaving " van Vryheid en onafhangelykheid in Godsdienst en Bur" gerftaat. In die gevoelens ftaan wy, cn zullen wy al" toos tot het laatfte oogenblik onzes leevcns blyven, in " die gevoelens wenfehen en hoopen wy onze Kinderen, " met Gods hulp, onder het opzicht van eene waardige cn " verftandige Moeder, onze Koninglyke Gemalinne, op te " leiden." Ik zou vergeeffche moeite doen, zo ik deeze, zoo ik nog fterkere betuigingen, zo uitMisfivesaan de Staaten van Holland als uit andere ftukken, wilde vermeenigvuldigen. Zy zyn openlyk herhaald voor de gantfche Natie! de welmecnende , dc waarheidlievende heeft ze gezien enzuchte: de misleide heeft ze niet opgemerkt: de drieftheid floot de oogen: en de moedwil-  X 55 X Jige booze heeft ze-befpot, en grimlachte gelyk een- Sa» 'lan grynst. Ach! myne nog misleide mede "urgers! laat uw oor de woorden proeven, gelyk het gehemelte de fpyze fmaakt: is dit de Taal van een Tyran ? zyn deeze de woorden van een Overweldiger ? Is dat de weg, om naar de oppermagt te dingen? - opent uwe oogen, fchuift den blinddoek weg, die U verblindt, erkent aan deeze taal Oranje, en vindt 'Willem, uw vriend, uw broeder weder, wiens edel, wiens vorftelyk hart ook voor de Ondankbaarfte zyner LaHdgenooten klopt. b.) Maar, al is de Stadhouder niet boven de Staaten, hy hy is echter niets minder, dan de eerjle Dienaar van Staat, de voornaamfte Mini f er van den Souverain. Laaten zy, wier eigenbelang 's Vorften vernedering vordert, die onkundige trek verzinnen, laat een Post, vol valfche tydingen, een Kruier, die allerlei vuilnis op zyn Kruiwagen fchept, of een gehuurde Fransman, die (wie moet niet lachen? ) den Batavier zyne pligten en rechten leeren wil, die onbewysbaare Helling aan eene verbyfterde Natie, als eene Godfpraak opdringen. de bedaarde Burger, die de oogen in zyn hoofd heeft, ziet klaarer dan de zon, dat'er tusfchen de betrekkingen van zyne Hoogheid en die van een eerften Staats-minifter eeven zoo veel overeenkoomst is als tusfchen Menno Simons en een Schermmeefter. Laat ons eens zien! Als Capitain Generaal en Admiraal is de Vorst zeeker alleen de Eerfte, de opperde Officier van den Staat, en hy, dieiftaandehieldt, dat de Prins, in die Qualiteitenniet ftondt onder de orders van de Staaten als Souverain, züu in de daad de volkoomenfte dwaas zyn. En echter beweer ik, dat de post van Capitain Generaal en Admiraal meer is dan eene enkele Minifteriale post, in den verneede-. renden zin van dat woord genoomen. Daar is veel onderfcheid tusfchen een Generaal en Chef, zelfs een Veldmaarfchalk en tusfchen eenen Capitain Generaal, aan deeze Post moet men reekenen, dat de Souverain een gedeelte van dat gezag en die magt heeft afgedaan, welke hy zelve niet zonder de grootfte inconvenienten kan uitvoeren, i In eene alleenheerfching wordt de Souverain ook D 4 i"  in den wapenhandel opgevoed, maar in een Gemeenebest, als het onze, daar de Leden der Souveraine vergadering meeft of Rechtsgeleerden of Kooplieden zyn, en van den Krygsdienst geene de minfte kennis hebben, al waaren zy zelfs C Kelyk in de dagen der verwarring ) honoraire Leden van Exercitie - genoodfchappen, wier gantfche krygskunde zich tot de manoevers vaneen Exercitie-plein bepaalt, daar is het Krygsweezen in den deplorabelften toeftand, en de Stadhouderlooze regeering heeft dat in ons Vaderland altoos beveftigd, en de volftrekte noodzaak van een Capitein Generaal beweezen. Gevolgelyk een Capitein Generaal en Admiraal is geen Souverain, maar alleen de hoogde Officier, en daat in die hoedanigheid met dc gantfche Armee, Waar'van hy het hoofd is, onder de Conditutioneele Orders van 's Lands Hooge magten. — En echter is die zelfde Capitein Generaal meer als een gemeen Minider, en in zynen boezem rust een gedeelte van dat Souverain gezag, dat 's Lands Staaten in zyne handen delden, om dat zy zelve het niet kunnen uitoeffenen, of men zou moeten vooronderdellen, dat een jong Advocaat, zoo rasch hy inde Regeering komt, met éénen verdand wordt ingeftort van de Taflica, de Mathelis, de Vedingbouwkunde, de kunst van Oorlogen, en met één woord van alles, wat tot den Krygsdienst betreklyk is. - Om deeze reeden koomen den Vorst, in die hoedaanigheid, de hoogde Militaire honneurs toe: daar is zelfs op deeze Poden nooit eene Indruc- tie verleend , en dewyl Z. H. dien post erflyk bekleedt op den voet zyner Prasdecesfeurcn , kan 'er ook , zonder zyne toeftemming, nooit eene Indrudie opgemaakt worden: ■ Als Capitein Generaal heeft hy het opperbevel over alle Troupes van den Staat in Oorlog en in Vrede : het verleenen der Patenten koomt hem toe, als die best kan weeten, waar en welke troupen noodig zyn: de Officieren zweeren hem gehoorzaamheid ondergefchikt aan de Staaten Generaal, Hy maakt en verandert de Krygsreglementen! begeeft de Militaire ampten tot Collonels incluis; ftelt in de Vedingen de Gouverneurs en Commandeurs aan: bevedigt of verzacht dc Vonnisfen der Krygsraaden: recommandeert tot Generaals - perfoonen, en heeft aan het hoofd van den Raad van Staaten het opperbewind over alles wat den Krygsdienst betreft. —  X 57 X betreft. Als Admiraal - Generaal is Z. H. of in per- foon, of door een Reprefentint, voorzitter in alle Admiraliteits - Collegien, heeft met dezelve het bewind der Zeezaaken : wordt op de Vloot door Lieutenant - Admiraals verbeeld: benoemt de Zee - krygsraaden , welke in naam van hun Hoogmogende en Zyne Hoogheid Vonnis wyzen, het geen de Vorft voor de uitvoering bekrachtigen moet. — Doch, wat men ook oordeele van deeze hoogstaanzienlyke posten, wier ondergefchiktheid aan 's Lands Souverain wy, zoo min als Zyne Hoogheid zelve, immer zullen ontkennen, niets is echter zeekerder dan dit, dat m?n geene grooter onkunde toonen kan in onze Regeerings-vorm, of liever, dat men ze nooit moedwilliger verdraaijen kan, dan wanneer men ftaande houdt, datZ. H. als Stadhouder, een Minister, Dienaar en Knecht der Staaten is. Wiens Stadhouder is de Prins ? - is hy die der Staaten ? — zou dan eene Staatsvergadering, prefent zynde, nog een Stadhouder, een plaatsbekleeder noodig hebben, om in hunne teegenwoordigheid hun perfoon te verbeelden? wyst iny eens een gezond verftand, dat zulke tastbaare ongeryind- heden durft ftaande houden. En, zo men dat gevoelen al wilde omhelzen, dan zou men althans geene eerbewyzingen aan den Stadhouder moogen belettèn of verbieden, want dan zou men altoos in zyn perfoon den geheelen souverain gereprefenteerd zien, en hoe meer men hem eerde, hoe meerder de Staaten zelve zich moeten vereerd reekenen. Wiens Stadhouder is hy dan? Die van de Natie, de plaatsbekleeder van het gantfche Volk: die teegen eene (_a~) Men begrypt inmiddels wel, dat ik hier niet van het Stadhouderfehap fpreek, zoo als het onder de Graaflyke Regeering betrekking hadt tot de Graaven, als plaatsbekleeder van de Graaven; noch ook zoo als het na de Republikaanfehe legeerhig) blyvende den naam, meeftf) geconfidereerd is als Gouverneurfchap, eerlte beftuurder, uitftekend hoofd van regeering; noch ook, zoo als de Stadhouders by de Unie en vroegere of laatere verdragen, dan eens meerder, dan eens minder, voor zich zeiven Contratlserende voorkoomen. — Deze dingen zouden my in eene meenigte discnffien en gefchillen voeren, die ik niet kan beflisfen, of nu niet beoordeelen; men leeze: van Son, disf. de Naturel r> 5  X 58 X eene Ariftoeratifche, willekeurige Regeering waaken? ea de Natie teegen eene onverhoopte onderdrukking van den Souverain befchermen moet. Die Volks - voorftanders waaren de StaaLen zelve ten tyde van dc Graaven, en nu de naaten de Graaflykheid en het oppergezag in handen hebben, is dit het werk van den Stadhouder. Dat is de reeden, waarom beerschzuchtige Regenten tegen het Stadhouderfchap zyningenoomeu, en waarom het volk, inzonderheid de arme, de hulpelooze, die het meest onder de verdrukking der grooten zuchten moet, altoos op de herftelling en bewaaring van de rechten des Stadhouders nebben aangedrongen- Men verwondert zich dikwyls, waarom de grooten, de Regenten, de ryken meest teegen, en de mindere furgers en de finalle gemeente meest voor den Stadhouder zyn, en de geenen, wier oogmerk het is te misleiden, maaken in hunne ichriften daar meest gebruik van, als een bewys, dat het alleen het gemeen is, dat 'sPrinten zyde kiest: maar dit is 'er de waare fleutel van. Overal en altoos zoeken de meeste grooten de kleine te onderdrukken, de gefchiedenis aller eeuwen en volkeren bevestigt dit: Nu de Stadhouder verheelt in zyn perfoon de gantfche Natie: verfchynt hy in cte Vergaderingen, hy ver. beeldt het gantfche Volk, dat in en door hem kennis neemt van de handelingen der hooge Overheid. Verkiest hy de Regenten, hy doet het als de Stadhouder, de perfoons- verbeelder der Natie. Zyn hem door de Staaten eenige dcclcn der oppcrmagt overgelaaten! hy oeffent die uit in naam des Volks. — Hoe meer zyn invloed het willekeurig gezag van Ariftoeratifche Regenten , en listige Penfionarisfcn in banden houdt, zoo veel te meer vindt de aanzienlyke, de t-ira et indole Curia Hall. Sub. Comitibtis. Kluit 'prim. Lin. & Ora. tio &c. en men vergelyke (die in deze dingen gcocffend is, beflisfe reeven») T. G. T. Duvai, Disf. de vera meute fned. Traj. circa Gu- bent. Hall. & Zet:. ■ Maarikfpreek alleen van het Stadhouderfchap, zoo als het volk het in de Siadhouderlooze tyden gemist beeft, zoo als -bet, in Eücfte tot welzyn des Lands te flade koomt. zoo als het Volk een Stadhouder begeerde , en , op deszeU. begeerten , vcikrecgc» heeft.  X 59 X de groote, die gaarne elk voor zich doet bukken, in hem een teegenftand, een Volks-befchermer, die de baktanden des onderdrukkers verbreekt. De I urger weet wel, hoe trotsch hy dikwyls behandelt wordt door een hovaardigen Burgermeester, een jongen winderigen Regent, of Zelfs een Penflonaris, die niets meer dan een Minister is, en diezelfde Burger weet wel, dat geen Stadhouder, geen Prins van Oranje, de trotsheid en de inbeelding ooit anders dan by naam gekend heelt, en dat de geringe braave Nederlander, die dikwyls uuren lang in het voorhuis van een Regent of gegoeden Medeburger moet ftaan wagten, altoos een vryen toegang tot, en een open oor by den Volkslievenden Oranje gevonden heeft ? hoe grooter derhalven zyn eer en invloed is, des te meer vindt de verdrukte, de Arme, de Weduw, de Wees en Vreemdeling, zowel als elk Burger in hem een Vriend, een Toevlucht, een Vadér, en zo ooit iemand door Oranje kon denken gedrukt te zyn, het is ajleen hij, die zyne mindere Medeburgers zoekt te onderdrukken. 't Is waar, de Vorst heeft zyne Inftruöie; maar wat volgt daar uit? niets anders, dan dat zyn gezag zoo min willekeurig is als dat van den cou- veram, of eenig ander gezag in deeze vrye Republiek . In 't kort, de Stadhouder, als de Man des volks, moet zorg draagen, dat het gezag der taatslieden niet worde uitgeftrekt tot willekeurige üurgerdwang, veranderingen in de Regeeringsvorm, en zaaken van Juftitie, en tot zulke ongefchikte behandelingen der urgers, die in den Stadhouderloozen tyd de oorzaak waren, dat men zoo zeer haar een Stadhouder rekhalsde. Aen den anderen kant moet de Stadhouder des Volks, in naam der Natie, al zyn vermogen befteeden, om dë vastgellelde Regeeringsvorm te handhaaven, de eer, Majefteit cn het Oppergezag van den fcouverain ftaande te houden teegen allen, die op de Souverainiteit inbreuk maaken willen, hy moet de rechten voorftaanvan eik der Staatsieeden; en van alle hoogc en mindere Collegien; en met pén woord zyn werk is allen inbreuk op 'sLands Conftitutie teegen te gaan: en byzonder zich aan te kanten tegen ajle Corpfen, Genoodfchappen en Partyen, die geweld van wapenen pleegen, zynde by zyne Inflructie gehouden bet land te bewaaren in ruste, en te bévryden i van  X 6o X van alle geweld van wapenen, krygslieden en neerboze knechten: Gevolgelyk, wanneer de Vorst, getrouw aan Eed en Vaderland, de Vrycorpfen teegen was, dan handelde hy juist volgens zynen pligt, dan voldeedt hy aan het oogmerk van het Stadhouderfchap, en aan den letterlyken inhoud der Inftruótien, welke hy als de Stadhouder des Volks by den wettigen Souverain des Lands bezwooren heeft — Keert dan, keert te rug, bedroogene Landslieden! gy handelt teegen U zelveri: al wat den Stadhouder benoomen wordt, wordt Ons ontnoomen : de willekeurige Ariftocraat verheft zich ten onzen koste, hoe meer gy zelve den invloed helpt betwisten van een Vorst, wiens invloed de onze is, die zyne rechten bezit en zyne posten bekleedt niet in naam der Staaten, maar in onzen naam, in den naam der Natie, daar hy in de Vergadering der Staaten onze Stadhouder, onze befchermer, onze plaatsbekleeder is. — De magt des Stadhouders beftaat niet zonder de Staaten, om dat die alleen onze Souverain zyn, doch bepaald door 'sLands Wet en Rechten; maar ook de Vergadering der Staaten zonder den invloed des Stadhouders, is onwettig, geeft hun de'magt tot een despotiek gezag, en benadeelt onze vryheid. Gy noemt hem den Dienaar der Staaten, en ftelt hem jn betrekking als een Knecht met zynen Meester. ■ Opent uwe oogen, en ziet. Gy hebt zeeker wel in Vergaderingen geweest, daar Leden der Vergadering en Ministers tegenwoordig waaren: zegt my eens, waar zaten de Ministers? zeeker altoos zoo, dat men zien konde, dat zy geene Leden, maar Beampten waaren der Vergadering. — Gaat dan in de Vergaderingen der Staats-Collegien, en ziet, waar de zetel ftaat van uwen Erfftadhouder: •— dc plaats, waar hy zit, vertoont hem als aan het hoofd der Vergadering geplaatst: "de eerbewyzingen, waar mede men hem ontfangen moet, de form zelfvan zynen Vorstelykcn Zetel vertoonen iemand, die niets minder dan een Minister, maar het Eminent Jwofd der Republiek is, en die door den ouverain geëerd wordt als de Stadhouder van een vry Volk, welks rechten hy verdeedigen nloet. _ Dit fchynt wel eene niets beduidende omftandigheid te zyn, en echter is zy zoo gewichtig, dat hun Hoog Mogende in derzelver Relblutie van den 8 Maart 1766, waar  X 6i X waar by hoogstdezelve kennis geeven van het in fuilftie treeden van Zyne Hoogheid, met duidelyke woorden opzetlyk aanteekenen, dat Z. H. ter Vergadering gecompareerd zynde, eerst gezeten was in een fluweelen fioel met armen, doch, na het afleggen van den Eed, geleid is naar den Stadhouderlyken Jtoel, aan het opper einde van den Tafel. Spreekt men ooit zoo van, of' handelt men ooit zoo met een Minister in eenige Vergadering? Hebt gy wel ooit gezien, dat een Minister uitfpraak doen moet over de verfchillen van de Leeden zyner Vergader.ng, ol'een Knecht over de gefchillen van zynen Heer ? —i cn echter is, wanneer dezelve door minnelyke gefchillen niet kunnen vereffend worden, de tadhouder de Rechter dei geiciiillen tusfchen de Provintien en de byzondere Staatsleden, volgens Art. 9, 16 en 21 der Unie van Utrecht en dus, volgens eene grondwet der Republiek. ( a) is net het recht van een Minister, of dat van een Lid, het welk tot de Vergadering behoort, en zonder wiens invloed en medewerking zy Jnconftitutioneel is, waar door Z. H. op de gezegde wyze zitting heeft, en de eerfte en aanz.en.ykfte piaats bekleedt inde Staatsvergadering van elke Prov mie, en ook in die der taaten Generaal? — is niet zoo wel de Prefident van hun Hoog Mog. als de Raadpenfionaris van Holland verpligt hem dagelyks kennis te geeven van alles wat in de Vergadering voorvalt ? moeten onze Ambasfadeurs aan vreemde hoven niet aan den Vorst verllag doen van de handelingen en alle gewigtige en geheime gedeelten van hunnen last? zyn 'er zelfs niet Ambaslaueurs van vreemde Hoven by deezen taat, die zoo wel credentiaalen aan Zyne Hoogheid hebben als aan hun. Hoog Mogende? Voegt 'er by dat de S adhouder het eerfte Lid is van den Raad van taat, en Prefident van het Hof van Holland en de Hoven van Juftitie m de andere* Provintien; dat hy in de meeste misdaaden het recht heeft tot fa~) Het geen zelfs niet geloochend wordt door den Heer Piet er Paulus, die dit ïecht des Stadhouders erkent, ferhl. der Unie van Ulr. ade D. f. 271. Notis. men Vergelyke het Edidt van Keizer Carel V. 7 Oei. 1531. By Wagknaar, Vaitrl. Hij}. 5, O.p.zS.  X 62 X tot het verleenen der brieven van Gratie, Pardon en Abolïtie; dathy Opperbewindhebber en Gouverneur Generaal van het Oosten en Westen is; Oppercurator van verfcheide Academiën, Opperhoutvester en Opperjagemeester in verfcheidenc Provintien: dat hem in Holland en Zeeland toekomt de verkiezing van Scheepenen, in de meeste Steden ook der Vroedfchappen, in veelen ook van Burgemeesteren: dat zyn werk is het doen adminiftreeren van Recht en Juftitie, het doen verleenen van Provifien van Juftitie: het bewaaren van Steeden en - terkten: het handhaaven van de Leer en Voorrechten der publieke Kerk: en dat hy, neevens zyne Gemalin en Kinderen, op last van den Souverain, eenebyzondere plaats heeftin de openbaare voorbeden der Kerk: en zegt my dan, of dat alles overeen te brengen is met den tytel van een Minister, een Dienaar en Kneciit der staaten? Mogelyk zult gy, aan verdraaijingen gewoon, nog uitzonderingen poogen te maaken op al het gezegde; doch alles, wat gy in ftaat zyt te bedenken, vervalt wanneer gy u herinnert, dat, buiten en behalven al het reeds gemelde, Zyne Hoogheid in meest alle de Provintien een integreerend Lid is van dc ouveraine Vergaderingen, en in dezelve ten minften zoo veel te zeggen heeft als iemand der andere Leeden» 1. ) In Holland is hy de Voorzitter der Ridderfclftp en Edelen van Holland. 2. ) In Gelderland insgelyks het hoofd der Edelen, behal¬ ven het gezag hem wettig toekomende door het vrywillig aangenoomen en bezwooren Regeerings-Reglement, van 1674, en eeven vrywillig vernieuwd 1748. 3. ) In Zeeland is Z. H. eerfte Edele, en voorzittend Lid in de Vergaderingen der taaten, van Gecommitteerde Raden en der Admiraliteit, beneevens Markgraaf van Vlisfingen en Heer van Veere, twee der zes steden, die ftem in i.taat hebben. 4. ) In Utrecht insgelyks eerfte Ridder: buiten het Regie- ment van 1674 en 1748. 5. ) In Friesland hadden de nazaaten van Graaf Jan van Nasfau reeds groote rechten, voor de algemeene herftelling van het Stadhouderfchap, die nog merkelyk vermeerderd zyn in het Jaar 1748. 6.) In  X 63 X é.) 1° Overysfel worden de Leenen verleend in naam van Zyne Hoogheid, en zyn invloed in de Regeering fteunt op een eeven gelyk Reglement als in de Provintien van Gelderland en Utrecht. 7.) En eindelyk in Stad en Lande op een Reglement van 1749, om nu van het Landlchap Drenthe en de Generaliteits- Landen niet te fpreeken. Gaat dan nu heen, arme verblinden! verkoopt uwe eigene Voorrechten, vertrapt uw eigene vryheid door uwen Stadhouder een Dienaar der Staaten te noemen: zyne waare eertytel is, en zal, in fpyt van heerschzuchtige en broodfchryvers, blyven die van het Eminent hoofd dezer vrye Republiek. — De vermaarde Hügo de Groot fchreef derhalven met recht: dat wy met de Israëliten, ten tyde der Richteren, dezelfde Regeeringsform gemeen hebben dat by de magt der voortrefykfe gevoegd wordt een Vorstelyk gebied, met wetten gelimiteerd. De Staatsrefolutien geeven den Stadhouder deezen Eernaam uitdrukkelyk , ziet die van Gelderland 12 Jan. 1748. Holland 16 Nov. 1748. Zeeland Mey 1748. Utrecht 27 July 1747. Overysfel 23 Dcc. 1747. Groningen 2 Dee. 17,49. ja zelfs de Heer OudFiscaal Paulus, die althans genoeg bekend is als geen vleier van Oranje, noemt hem in zyne bcrugte Verhandeling over het nut der Stadhouderlyke Regeering met geenen anderen naam dan die van ons Eminent hoofd. c.~) Maar, hoe duidelyk ik nu reeds beweezen heb, dat de grond valfch is, waar op men zyne Hoogheid alleen befchouwt als den eerften Dienaar van Staat, zal ik echter het al eens voor een oogenblik toegeeven, en dan nog zal het blyken, dat het gevolg, het welk men daar uit afleidt onwettig en valfch is. Stelt eens (het geen ik echter nooit zal toeftaan) dat de Prins niets meer is , dan een Staatsdienaar van dc Republiek; zou het daarom aan de Staaten vryftaan telkens zoodaanige befluiten omtrend hem te neemen, als zy zouden moogen goedvinden ? is het genoeg, dat een Souverain de magt heeft, of moet dezelve ook billyk en rechtvaardig handelen ? —— moeten elks rechten, zelfs ook die van een Minifter, niet gehandhaafd worden, en kan men willekeurige verminderingen doen van die voorrechten, waar op zco iemand zyne Minifteriaale posten  X 64 X boften heeft aangenoomen? Myn tong, myn pen bedwingt S gewis zou Ik de Ilias na Homerus zingen t denik dkbreederwi.de uitbreiden na de meefterlyke wvze waarop haare Koninglijke Hoogheid, >7 VorfteiGemalin, dit ftuk betoogd heeft ,n hoogstdesze s MisSe aan den Graaf de Görts op de onoordeelkun^fvoorflagen van den Heer de Ravneval, waar toe ik alle myne medeburgers verzeilde. -—- Is uw hart nog vatbaarbaar voor eenige fchaamte, bloost d,„ pv, die eerftinuwzoogenaamden^vo^^^eene Koninllvke Princes godloos belasterd hebt, die na- iïïffii. voor/eeven, dat de get— Gemalm m uwe omwerpen getreeden was, en den besten Vo st hielp ïèroordeden en die nu, door haare verftand.ge pen C Sec Êuropa als lafteraars gebrandmerkt, op nieuw uwèn tocvlugt neemt tot lafteren van dat geene, het welk pv niet in ftaat zyt te wederleggen. gyJ \ 7cn dan vry, dat een knegt met zynen meefter met 'rntg tmjlen; deeze Koninglyke Schryffter zal u leeren dafeen knecht, die van zynen meefter onderdrukt wordt, da de minfte Ingezeten, wiens recht door den Souverain Skort wordt, vryheid heeft, om in een vry land de ftem der wetten en der rechtvaardigheid met al zyn vermoogen Z, rr roeoen hoe-Veel te meer een Souverain Vorst, d c zonder ons. gemaklyk cn in luiftcr kunnende leeven, „et s Lands souverain een verdrag heeft aangegaan om goed en leeven voor het welzyn dezes Landde,Wtak*> niks zeekere voorrechten genietende; zou zulk een Vorst! wanneer dat verdrag gefchonoen wordt, fchoon van wederzyde bezwooren, geen recht hebben, om door alle goVckrniddelen zyne ontnoomene voorrechten te herkrygen en voor zich cn zyn huis te verzeekeren? " T is waar, door zo.nmigejongfte Refolut.cn van Holland heeft men den aan God en 't Vaderland getrouwen Vorst behandeld zoo als een edelmoedig Heer zynen knecht met zou behandelen; dan hoe kunnen wy beter antwoorden dan met de eigene woorden van zyne Hoogheid in deszclfs Declaratoir van 26 Mcy 1787. . Door allerlei Ufurpatien en overliccrfchenden inyloed is de orde en de wew.g Itdde^hoogjStaatsvergaderïng van Holland op de vreemd  X és X Jle wyze omgekeerd en verwaarlaosd: van wegen eenige Steden toch werden zelden meer ter Vergadering gebragt de vrye /temmen van derzelver Vroedjchappen, die de eenige Volks - reprefentanten zyn, welke als waare Leden van Staat door hunne afgevaardigden ter Vergadering kunnen ftem voeren; maar in tegendeel deedt men 'er dé willekeurige begeerte gelden van eenige weinige Ingezetenen, welke zich met onrechtvaardig geweld een oppergezag over de Raadpleegingen hunner Regeering hadden aangemaatigd." VYFDE  X ^ X VYFDE HOOFDSTUK. De Stadhouders ftonden nooit naar de Souverainiteit. „ T Ter zy zoo (zal my misfchien een of ander misleide s, ll toevoegen) laat het Stadhouderfchap, onder de gezeg„ de bepaalingen nuttig zyn, en een deel van 's Lands Confti- tutie uitmaaken : de affchaffing, tenminftende befnoeijing „ van het gezag des Stadhouders was noodig ter bewaa„ ring van de Vryheid; want men heeft ons altoos deze „ ftelling ingeftampt: De Stadhouders hebben telkens toegelegd op de Souverainiteit en een onbepaald gezag in de Republiek. ■ En waar, 6 navertellers van Barneveld! die het eerft deeze onwaarheid ter baane bragt, waar zyn de bewyzen ? losfe gezegden en kundige declamatien doen hier niets uit, een lafterende Poft van de Nederrhyn, en een franfche Bernards, die een vreemdeling was en ons Land niet kende, en in zyn zoogenaamden Batavier, het oproer aanblies, mag week op week deeze laftering in geftampt hebben; maar waar is ooit de waarheid beweezen van een voorwendzel, waar door de Louvenfteinfche Factie altoos een aantal onnadenkende Burgers misleid heeft ? 'T is waar, dat Willem de Eerste, zo een verrader hem niet vermoord hadt, waarfchynlyk den Graafly- ken hoed van Holland zou bekoomen hebben: ■ maar hadt hy ongelyk ? a.~) Men  X 6? x Men was het nog niet eens over deform der Regeering, men hadt wel den Koning van Spanjen, als Graaf, , maar nooit de Graaflyke Regeering afgezwooren; men wilde zelfs volftrekt weder een Graaf hebben, en, was 'er dan iemand, die recht hadt daar naar te dingen, hy was het zeeker, die alles wat hy bezat, zyn goed, zyne Landgenooten, zyne rust, zyne eer en zyn bloed voor het Land hadt opgeofferd in een tyd, waar in hy 'er volftrekt niets als fchade en fchande by konde winnen. #.) Indien men al kon bewyzen, dat de Prins het graaffchap zou aangenoomen hebben, over welks opdragt men delibereerde , toen hy om onzent wil gedood werdt, dan zou het nog eene vrywillige keuze van de Staaten van Holland en Zeeland geweest zyn, die toen beflooten hadden zeeker een anderen Graaf voor Philippus te verkiezen, en 'er was nog geene de minfte reden om den braaven Vorst te befchuldigen van een aanflag op 's Lands Vryheid, die aan hem zélven meer dan aan iemand, gekost hadt. *. ) Ja, ik zal meer zeggen, al hadt vader Willem naar het Graaffchap gedongen, dan hadt hy nog niets gedaan, dan het lieve Vaderland voor den ondergang bewaard, daar men toen in deliberatie bragt, om den Hertog van Anjou rot Graaf te huldigen, van w'en het fpoedig bleek, hoe weinig nut 'er de Republiek van zou gehad hebben : of zou men beter gedaan hjebben met het land aan een Franfchen Hertog weg te geeven, dan het ter beftuuring op te draagen aan Oranje, die 'er zoo veel voor gedaan en geleeden hadt ? d.~) En cindelyk, wie zal, daar 's Vorften dood den uitilag heeft verhinderd, wie zal beflisfen, of hy wel meer bedoeld heelt dan de eer der opdragt, en of hy niet den roem van de Opperheerfchappy van de hand vs Wyzen, naar zyne diepe Staatkunde, zou verkoozen hebben boven de aangebodene oppermagt zelve ? Onder de volgende Prinfen is niemand fterker befchul- digd van naar de Souverainiteit geftaan te hebben , dan M a u r i t z. En welke zyn de bewyzen ? < O l- E 2 »ej»  ):( 68 ):( denbarneveld, heeft liet gezegd; — dat zy zoo, maar om zyne doelwitten te bereiken hadt hy dit uitftrooizel noodig, en waarom heeft Barneveld, die zoo ongaarne fchuld bekende, dan naderhand gezégd, dat het een Soupgon, eene fchroomvalligheidwas , die men aan zyne iwoge Jaaren niet kwalyk neemen konde, 'Tis waar, de franfche L. Aubery, een Zoon van dien franfchen Ambasfadeur, die zoo veel moeite deedt om Barn e veld te verlosfen', fchryft in zyne Gedenkfchr. p. 169 — 176, dat zyn Vader hem verteld hadt, dat Mauritz door de princcsfe L o o 1 s a de Colligny, wed. van Willem den Eersten, aan Barneveld hadt laaten verzoeken om hem de Souverainiteit te bezorgen, doch dat deeze het den Prins hadt afgeraden, en dat de Princes dit zelve aan den Vader van Aubery verhaald zou hebben. ■ Ziet daar al het bewys, maar moet men niet half blind zyn, om de leugens niet te tasten? want a.) Als dat waar was, zou dan Barneveld ooit zulk een flauw excus over zyne uitftrooizels gemaakt hebben, als eene achter dogtigheidvan den ouden dag? #0 Hoe komt het, dat wy dit verhaal by geen één van onze eigene Schryvers hebben, en dat het alleen een vreemdeling, en wel een Franfchman is, die dit verhaalt? — c. ) Kan men dan wel geloof geeven aan het verhaal van een vreemdeling, die zulk eene zwaare befchuldiging doet zonder ecnig ander bewys, dan dat hy het hadt hooren zeggen van zyn Vader, aan wien het de Princes zou verhaald hebben ? en die dat inportant nieuws eerst te bock ftelt 60 Jaaren na dat het gebeurd zou zyn, en dus lang na dat en de Princes, en Barneveld en de oude Heer Aubery overleden waaren, en men dus nergens meer navraag doen kon ? d. ) Zou men daar en boven kunnen vermoeden, dat een Princes alsLouisA de Colligny, en zoo wys, zoo voorzichtig en zoo Staatkundig , als Aubery zelve haar befchryft p. 164. zoo los en onvoorzichtig zou geweest zyn, om zoo een geheim geval te vernaaien aan een vreemdeling , aan een Ambasfadeur van een Koning, dien zy witt haar huis niet zeer geneegen te zyn,  X 69 X zyn, en die daar zoo veel misbruik van maaken kon ten nadeele van haaren eigen Zoon Frederik Hendrik, den halven broeder van Mauritz? *\) En indien alles waar is, wat Aubery van dit geval gefchreeven heeft, dan was Barneveld, in plaats van een waar Patriot, een voorftander van de Vryheid geweest te zyn, in teegendeel de flegfte knaap, die immer leefde; want men legt hem dit antwoord in den mond: dat hy niets ter weereld met zulk eene vuurige begeerte wenschte, als de aanwasch van eer en van vergrooting van het huis van Oranje, en dat hy 'etvan zyn bloed voor wilde Jlorten, om 'er aan te moogen verfchaffen NB. niet alleen de opperhoofdigheid van deeze Landen, maar de heerfchappy over de gantfche aarde, maar dat zulks voor als nog met het belang van Mauritz niet over een kwam. Is dit de taal van een waar Patriot, of toont het, dat Barneveld (zo niet het geheele verhaal een Roman was) gaarne de vryheid aan :v1auritz zou opgeofferd hebben, als hy begreepen hadt, dat het met het belang van dien Vorft frrookte? Zoo verwart men zich in zyn eigen gaaren. Van de volgende Stadhouders zal men het eeven weinig kunnen beroogen. Frederik Hendrik was gewoon te zeggen: dat hy zoo veel hadt als eenig wys Prins in dien ftaat zou kunnen wenfchen. V. Temple, aanm. over de Nederl. C. 2. Of moet Willem II. ook al geoordeeld worden aanflag gemaakt te hebben op de vryheid, naar de befchuldiging van denzelfden Aubery /. c./.279? — hy, die met zulk eene onbepaalde Refolutie van alle de Pondgenooten, ter beteugeling van het eïgendunkelyk en Unie-fchendend gedrag van Holland voorzien was, wiens gedrag door alle de Provintien is goedgekeurd, ja, die door alle de Provintien ( Groningen alleen uitgezonderd ) plegtig bedankt is. Conf.BloemhertZ. 4. C. 1. Men lastere voorts van de aangetygde heerschzucht van Willem III. zoo veel men wil, men geeve zelfs voor Com toch alles in een haatelyk licht tc plaatzen dat hy de aangeboodene Hertogelyke waardigheid van Gelderland alleen uit doorllcepcne E 3 Staat-  X 7° X Staatkunde heeft geweigerd; dit is echter zeeker, dathy, toen Amfterdam hem het oppergebied over haare Stad aanboodt, ten antwoord gaf: dat het niet noodig was zich over zyn antwoord te beraaden, dat hy ten eerjlen beftoo» de eer, die men hem deedt, te weigeren, dat hy vermogengenoeg hadt en niets meer zogt: Conf. L. C. L. 4. C. 6. — hadt hy naar de Oppcrmagt geftaan, hy hadt ze gemaklyk kunnen krygen, byaldien hy maar onze belangen hadt willert verlaaten, toen Frankryk, het zoo aangebeden Frankryk, hem niet alleen groote fchatten en den tytel van Generalisfimus der Franfche Legers, maar ook de Souverainiteit der Nederlanden, onder de guarantie van Frankryk en Engeland aanboodt: doch welk was zyn edelmoedig antwoord? Dat hy nooit zyne eer en trouw zou verraadcn, nooit de vryheden van een land verkoopen, dat zyne Voorouders zoo lang befchermd hadden, en dat, zo liet land al verlooren ging, hy dan nog liever in Duitsland op zyne goederen wilde gaan leeven en met de Jacht zyn leeven verftyten^ als zyn Vaderland of deszelfs Vrylieid aan Frankryk te verkoopen, voor wat prys het ook weezen mogt. Of kan 'er beter verdcediging van dien Vorst zyn, als het geen hun Hoog Mog. aan den Franfchen Afgezant zeiden, op den 8ften April 1702, dat zy by het leeven van Zyne Majefeit diezelfde vryheid gehad hadden, die zy nog hadden, en dat deszelfs raad altoos geftrekt hadt tot confervatie van hunne Religie en Vryheid. Diezelfde beginzelen bezielden den grooten Frifo, die openlyk verklaarde zyne Kinderen voor Batsaarden te zullen houden, indien zy ooit in ftaat waren aanftag te maaken op de vryheid deezer LandenEn hoe onze Vyfde Willem dc liefde der Braaven, van deeze fentimenten niet'ontaart, hoorden wy reeds te vooïen, uit zyne betuiging van 31 Jan. 1785, dat hy geen grooter maat van gezag verlangde, en denuiterften afkeer hadt van het doen van inbreuk op de Souverainiteit en Vyyheid van een Land, wiens vrymaaking en onafhangelykheid de grootfe eeriytel is van zyne Voorouderen: en uit die van 10 Ofl. 1786, dat zyne waare grootheid en geluk geleegen was, niet, om met verkorting van 's Lands hoogheiden Privilegiën, te empieteeren op de rechten der Sou- veraini-  X 7i X verainkeit, maar in de achting, vertrouwen en ge nee* genheid van Regenten en Ingezeetenen. Waarlyk men moet zeer oppervlakkig denken, om iemand, die voor zyn goed recht fpreekt, van heerschlust te befchuldigen, en moet zeer weinig geleezen hebben, zo men zich zand in de oogen laat werpen door de oproerige fchryvers van zoo veele weekelyke Pmtphlets. E 4 , ZESDE  X 7> X ZESDE HOOFDSTUK. Of de Stadhouders niet dikwils misbruik gemaakt heihen van hun gezag. Niets is 'er, waar mede men de befchuldiging, in het voorigeHoofdftuk wederlegd, ftelliger meent te kunnen bewyzen, dan'door twee of drie gevallen.uit het leeven der voorige Stadhouderen in een haatelyk licht te plaatzen, die, zoo lang de Zoon niet draagen moet de ongerechtigheid zyner Vaderen, niets voor het teegenwoordige zouden uitdoen, al was alles waarachtig, maar die, daar en boven, geheel gerukt worden uit den zamenhang der omftandigheden, waar in dezelve gebeurd zyn. De tegenwerping is deeze: dat dikwils door voorige Stadhouders misbruik gemaakt is van hun gezag, vooral door Mauritz in het geval van Barneveld: door Willem den tweeden, in den aan/lag op Amfterdam: en door W illem den derden in liet ongeval van de gebroeders de Wit? Ik weet, hoe men over deeze gevallen gefchreeuwd heeft, nog dagelyks fchreeüwt, en welke valfche confequentien men daar uit heeft afgeleid: maar, indien wy niet willens verblind zyn door den blinddoek der partyfehap, indien wy de Vaderlandfche hiftorien geleezen hebben, zoo als zy naar waarheid door onze oude en geloofwaardigfte gefchiedfehryvers geboekt, en niet zoo als zy door dc Louvenfteinfche faQie en door partydige Franfchc pennen befchrceven zyn, dan zullen wy fpoedig zien, hoe onwettig de gevolgen zijn, die men uit deeze byzondere gevallen «O Zoo  X 73 X *.) Zoo dwaas zal wel geen denkend weezen zyn, dat hy zou willen ftaande houden, dat alle dc Vorsten uit het Huis van Nasfau, in een tydvak van 200 Jaaren, geen één eenigen misflag zouden begaan hebben, en ophoudende menfchen te zyn , die in eene onvolmaakte Weereld leeven, de gaave van onfeilbaarheid of onzondigheid gehad hebben, daar leeft geen Mensch, daar regeert geen Vorst, of hy heeft willens onwillens gebreeken, vooroordeelen, misvattingen. — En hy» die daarom het Huis van Oranje zou willen haaten, zou geen eene Regeeringsform moeten willen, behouden; elk zal voorbeelden van misllagen hebben, en ik fommeere al wie wil, dat men my een Vorftelyk Huis aanwyze, waar in de nydige laster in zulk een reeks van tyden een kleiner getal van misfagen heeft kunnen optygen , en waar van men grooter getal van goede daaden en diensten moet erkennen. Derhalven , al was de misflag in de gezegde gevallen beweezen, dan zouden het nog maar byzondere gevallen zyn, die van geenen invloed zyn op de algemeene waarheid. h.) Al was alles zoo, gelyk men voorgeeft, dan komt het in geen vergelyking met dc misdagen, die, in Stadhouderloze tyden of dagen, waar in de haaters van Oranje aan de bovenliggende party waaren, gedaan zyn door die geenen, die men als halve goden vereert. . liet verliezen van Brazilien, het brengen van de Republiek op den oever van haaren ondergang, het deplorabele weezen van den Krygsdienst , de Compagnien •waaren dikwyls niet half compleet, wegens de menig, vuldige mortepayen, die by de monftering wierden over liet hoofd gezien, veele waaren Soldaten, die niet meer als Biljetten hadden en fervies trokken tot 4, 3 en 2 f. ter week. Veelen wierden voor Soldaaten opgegeevpn, die voor 20 & 30 Jaaren waaren overle. den: Valckenier T. IJ. p. 255. — en p. 254. veele vaillante en getrouwe Officiers , die met hm zweel en bloed de vryheid en Religie van deze Landen hadden helpen grondvesten, wier den afgedankt, de. welke daar door genoodzaakt wierden , zo zy zelf} k £ niet  X 74 X niet van vermogen waaren, met wyf en kinieren te. gaan beedelen. Sergeanten, die het Land 40 Jaaren en langer gediend hadden, zag men met de Hellebaarden op den fchouder gaan beedelen. Jongelingen , die nooit gediend hadden , werden Gouverneurs en Commandeurs der gewigtigfte plaatzen: men hadt Officieren, die nog in de wieg lagen, en Livereibedienden werden Vaandrigs of > ajoors en Commifen in de Frontierplaatzen. Vid. Valken, ver». Europ. T. 2. p- 252- T, 3 p. 474,zelfs Au b erxged. v. Holl. P 2g5> En wat men ook onder de Stadhouders mooge klaagen over misflagen in't Militaire weezen, doorgaans meer aan ;de Hoofdofficieren dan aan den Prins te wyten, zoo erg als in Stadhouderlooze tyden ging het nimmer, Voegt men daar by zoo veele gevange- nisfen, waar in de partyfchap haare flagtöffers opfloot, 200 veele van bloed ftroomende fchavotten, daar men van tyd tot tyd de onfchuld den hals gekorven, den rug doorgegeesfeld of gebrandteekend heeft, en men zal reeden vinden om van éénen Barneveld te zwygen > en wie durft van het oproer fpreeken waar in eene getergde I urgery den moed aan de Witten koelde, zints men, onder den naam van Patriotismus in zoo veele plaatzen medeburgers vermoord, huizen geplondert, familien ongelukkig gemaakt, Regenten verdree- ven en Steden overrompeld heeft ? <:.) En tot nog toe voorönderftelde ik, het geen ik niet behoeve toe te ftaan, dat de ingebragte befchuldigingen weezenlyke misflagen der Oranje-Vorsten behelzen: — en wie zal dat toch duchtig bewyzen. A.) In de zaak van Barneveld? 1.) Was hy een groot man, die veel goeds verricht hadt: kon hem dat ftrafloos maa- kena wanneer hy uit heerschzucht het Land beroerde, en waarheid en vryheid uit den Godsdienst poogde te verbannen ? a.) Was hy een oud man: — dat mag ftof geeven tot declamatien, die van invloed zyn op zwakke vrouwelyke zielen: dat hadt in eene andere omftandigheid van tyd en zaaken ver- zach-  X 75 X zachtmg kunnen te weeg brengen: — maar als een oud man misdaadig wordt, moet hy dan ftraffeloos blyven? 3. ) Is Barneveld niet op zyne eigene confesiie veroordeeld ? hebben zyne vrienden de Staaten van Holland in dien tyd oom getoond, dat zyne befchuldigingen valsch waaren ? heeft men ooit zyne onfchuld beweezen ? 4. ) Heeft Mauritz hem geen Pardon'verleend; heeft hy dat niet zoeken te doen vraagende den Leeraar, die hem ter dood bereidde, of Barneveld niets hadt laaten verzoeken? ■moest hy het doen, daar de gevangene het hoofd nietwilde bukken om gratie te verzoeken? — konde hy het doen, zoo lang Barneveld ftaande hieldt, dat hy in alles wel gedaan hadt? diende hy het te doen, om zich zeiven van lafheid te doen befchuldigen, de faétie nieuwe krachten tc geeven , en het Land cn de Kerk op nieuw in gevaar tc brengen ? -— mogt by het doen ? in die omftandigheden ? naar gronden van het Staatsrecht? in een buitengewoon geval? kan een nieuwerwetsch Patriot dat vorderen, die dit recht van den Stadhouder betwist, of'weigert te erkennen, gelyk teLeyden gefchiedis? B.) Of in den aanflag van Willem II. op Am- ' fier dam? 1.) Heeft Holland niet de eerfte grond gelegd door maatregelen, - die by alle de Bondgenooten geoordeeld werden ftrydig te zyn met de Unie en het belang van het lieve, het algemeene Vaderland ? 1.) Zyn niet alle vriendelyke weegen vooraf beproefd ? 3. ) Is het niet by alle de Provintien, by Holland zelve, goedgekeurt ? 4. ) Is de Prins niet plegtig door alle de Eondge- nooten, except Groningen, bedankt? 50 Was de Vorst niet gelast by de Vergadering van  X 76 X van hnn Hoog Mogende, om dat 'er volftrekt geen ander middel overig was, om het Vaderland te behouden ? 6.) En is zelfs na zynen dood het gedrag, door dien Vorst gehouden, niet verdeedigd in Staatsvergaderingen, en door Refolutiën van meer dan ééne Provintie ? (a) C.) Of eindelyk in de moord van de Witten? i.) Waaren zy dan geheel onfchuldig? waarom ging dan het Land te gronde? waarom verliet dan de Raadpenfionaris het Roer, toen hy het fchip van taat in het riet geftuurd hadt ? of waarom was de Ruwaart gerechtelyk gebannen ? l.) Was het wonder, dat de Haagfche Burgery, en het Volk in het algemeen gebeeten was op de oirzaaken van zoo veele verliezen, en de hoofdige doorzetters van het fysthema hunner eigene heerschzucht ? 3.) En,zyn zy al onrechtvaardigomgebragt, gelyk niemand zal ontkennen, voor zooveel de wyze betreft, waar op het gefchied is, ■ geen eerlyk man zal tumulten en oproerig indringen in het Richterlyk gezag der Overheid voorfpreeken , — maar waarom pryst men dan de onmenfchelykheden der zoogenaamde befchaafdeFranfche Natie, die, niet flechtstwee, maar zoo veele flachtoffers, op naam van herftelling en Vryheid, aan haare tomelooze woede heeft opgeofferd? — en, in allen gevalle, wat kon dat Willem VIX helpen? ■ men befchuldigdej hen van voorgenooruen Vorstenmoord, laat het waar zyn, dat men dit Ca-) Men leeze vooral (cn men zal volkoomen voldaan zyn) het mttrekzel uit den Brief, door de Ed. Moog. Heeren Staaten van Zeeland aan de relbeffive Bondgenoot™, hier omtrend gelcbreeven, A: .166Z endoor my opgegeeven, in myne G&hUi, yan Atft l. Dcd U. i29 cr. 130 in Notis,  X 77 X dit niet volleedig heeft kunnen bewyzen, hunne handelwyzen omtrent den Prins gaven echter waarfchynelykheid aan die befchuldiging; maar waar is het bewys, waar is de waarfchynelykl heid, dat hunne ombrenging door den Prins aangeftookt of voorgefpfooken is? — ik weet wel, dat men voorgeeft, dat de Vorst een jaargeld heeft toegelegd aan Tichelaar, die hen befchuldigt had van op 'sPrinfen leeven te .hebben toegelegd, maar ik weet ook, dat men eerst dit fprookje onder den man geholpen heeft met een men Zegt, en dat men het teegenwoordig, in de Eeuw der onbefchaamde leugenen, Heilig fchryft: maar heeft het wel ooit iemand beweezen ? en zou dan Tichelaar in zynen ouderdom wel hebben behoeven te beedelen ? En het zy eens zoo, dat men uit eene of andere oude Reekening eene gilt aan hem bewyzen kon • dan is het nog alleen een bewys van^ ontferming voor een arm man, die de Witten befchuldigd hadt van een aanflag, waar van de valschheid nooit gebleken is. Met één woord, men misleidt malkanderen door befchuldigingen, waar in de misdaad niet beweezen is, en die, al waaren ze beweezen, niets zouden aantoonen, dan alleen dat de Nasfauwfche Vorsten, zoo wel menfchen geweest zyn als anderen, en ook misfagen gehad hebben, 't geen niemant loochent; maar echter misflagen, die in geene vergelyking ftaan met de honderdmaal meerdere en zwaardere ongerechtigheden , die gepleegd zyn door hun, die vyander waaren van Godsdienst, Vaderland en Oranje teffens. ZEVENDE  X ?8 x ZEEVENDE HOOFDSTUK. Waarom de Stadhouder juist een Prins van Oranje zyn moet. D aar ik gecfi ander doelwit heb, dan mynen misleiden T-anHo-pnnnr re overtuigen, en door de ftem der waar¬ heid en der billykheid, geftaafd door gefchiedkundig getuigenis, te winnen, moet ik nog nader koomen, en eenen anderen fchuilhoek aantalten, waar in men zich, met dub- -bele list verfchuilt. Een en ander woelziek Schryver, niet meer kunnende ontkennen, dat het Stadhouderfchap een wezenlyk deel van »s Lands Conltitutie, en een waarborg voor den Godsdienst en de Vryheid van den Staat is, en dat alles, wat men tegen de voorige Heeren Stadhouderen heeft ingebragt, van geen belang is, om het teegendeel ie bewyzen, heeft, ja, toegeftemd, men behoefde het Stadhouderfchap niet af te fchaffen; men hadt zelfs voor den listigen Salm, of anderen, vooruitzichten op het zelve; en de vraag, waarover mengefleepen declameerde, bleef: als men dan volftrekt een Stadhouder hebben moet, waarom moet dat juist de Prins van Oranje zyn ? — waaren 'er geene andere Edelen of grooten-eeven gefchikt toe? heeft Brederode hebben andere Edellieden, heeft de groote de Ruiter in zyn tyd minder voor het land gedaan, dan Willem!» dan andere Nassauwsche Vorften f e. ) Verre zy het van my onbillyk te zyn of ondankbaar. — wie is'er, edele Brederode! die uwen yver, uwe / poogingen , uw werk voor de dierbaare Vryheid onzer Vaderen, voor de Vryheid teffens van uw eigen haard en geweteni ontkennen, bevitten of verkleinen kan» en  X 79 X en die dan nog zou willen fchynen een recht Neder, landfch hart in zynen boezem te voelen kloppen» Ja, myne Burgers! Brederode (en voegt 'er vryno" duizend Oud-Vaderlandfche naamen by) heeft veef onbedenkelyk veel voor onze Vryheid gedaan en tre' leeden, maar by Oranje, by vader Willem, haalt zyn roen, (hoe billyk hoog gereezen) in eeuwigheid niet: nooit heeft zelfs Brederode, nooit een ander braaf Edelman aan Vader Willem den welverdienden Voorrang in dien tyd betwist: nooit hebben 's Lands Vaderen, nooit hebben onze vrygeflreedene Voorouders nooit hebben de getrouwe Hiftorie Schryvers van d.é dagen deeze naamen in denzelfden rang geplaatst Brederode en zyne braave Medeftanders waaren Nationaale Edelheden, die elk voor zich zeiven in Neêrlands vryneid belang hadden, die hun eigen recht en goed veraeediguen, aie door Vaderlandfche moedermelk opgekweekt dit Land als hunnen geboortegrond moeften befchermen, die geene grootheid buitenlands hadden, die Biet dit Land alles verlooren, die voor hunne perfoone dappere Ridders en Krygslieden, of ten hooglïen roemwaardige bevelhebbers onder Oranje waaren en Wien, by het misfen van Willems raad, doorzicht en beleid, allen moed ontzonk Stelt daar tegen Willem den Eersten over, en bewondert dan een Vorst, die souverain in zyne eigene "taaten, zonder ons een ruim, grootfeh, wellustig leeven in zyne efee ne landen lyden konde, die, een vreemdeling zyrde aan het Hol des vyands opgevoed, en aan het huis van Ooftcnryk zeer veel verpligt was, die, zco hy ons ver laaten hadt, Schatten, Eerampten en waardigheden zou hebben opgehoopt, en die met dat al zyne rust zyne grootheid, zyn genoegen verliet om ons te helpen ineen tyd (zoo zeggen's Lands Staaten zeiven ) byzonder die van Holl. in de verdeediging van de Aöe van Seclufie A°. 1654. dat hy van deeze Landen geene eer of voor deel trekken konde, maar deze in teegendeel alles aan hem verfchuldigd waaren, die zyne goederen verzet, zyne kleinoodien verkoopt, zyne eigene Landgenoote-i herwaards brengt, om, tot zyne eigene fchade, ons der  ):( Sb X der Dwingelandy te ontrukken, die beroofd in zyne goederen, gefchonden in zyne eer, vogelvry verklaard, gejaagd, gebannen en eindelyk verraderlyk vermoord wordt o'm onzent wil, om onzentwil alleen; en zegt my dan na dat alles, wie is de ander, die zoo veel, . die half zoo veel gedaan heeft, en die daar en boven in alle andere dingen nog het zelfde gedaan heeft als alle de Edelen, die gy noemen kunt? en kan dan een Brederode, Kan veel minder een de Ruiter, of een ander Officier, die, hoe braaf ook, echter alleen zyneed e 1 pligt betracht heeft, hiermede m vergelyking koomen? Maar ik zal meer toegeeven dan billyk is, al was het zoo, dat men Vaderlandfche Edelen noemen kon, wier perfoneele verdienden volmaakt gelyk donden met die van Vader Willem, is dan ook hun geheel geflacht eeven verdiendelyk voor het Vaderland geweest als dat van Nassau en Oranje ? heeft men in hunne huizen ook een Joan van Nassau , die A°. 1568. zyne heerlykheid ten zelfden einde verpande ? die verfcheidene Provintien tot de Unie overgehaald hebbende, ze de eerde onderteekende ? heeft men een 1 - au- ritz die, behalven het nut aan den zuiveren Godsdienst toegebragt, 40 Steden en nog grooter aantal fterkten voor den Staat gewonnen heeft? een Willem Lodewyk, na zoo veele overwinningen by Koeverden voor 't Vaderland deerlyk gewond en in alles Mauritz lot- en roem-genoot? een Frederik. Hendrik, wien de lader zelve verfchoont, en wien de Staaten zelve A°. 1629 verzoeken moeden zich zorgvuldiger te wagten, om dat van zyn leeven het belang van 't Vaderland afhing? een Ernst Casimir , na tallooze dienden, £ v Roermonde, voor onze vryheid, Anno 1632. gefneuveld? een Hendrik Casimir, wien het zelfde lot trof by St. Jam-fteen A°. 1640. — een Willem de II. die in zyne eerde Jeugd in de Aöie met Cantelmo by Antwerpen A\ 1643. reeds den roem kreeg van een volmaakt Veld- overfte- te zyn? een Willem Frederik die in Staatsvlaanderen zoo veel roems verwierf en A°. 1664. door zyn eigen pidool zoo ongelukkig om 't leeven kwam? —  X «i X kwam? — een Willem de III, die tonnen fchats, eer-ampten, huwelyken, de Souverainiteit zelfs, hem door Frankryk, ten kode van's lands welzyn aangebooden, edelmoedig van de hand wees. En waar zou ik gedaan werk vinden, by aldien ik alle de groote mannen, die uit dat huis geiprooten zyn, optellen, en de verdienden ook der laatere daagen, die by veelen nog in geheugen zyn, vermelden moest ? ■ maar, zegt mytoch, 6 Belgen! wie onder u durft zich vermecten een gefJacht tc noemen, dat den roem van Oranje, Neêrlands glorie, eevenaart? ) En nog zal ik meer toedaan : al was 'er een adelyk gedacht, tot welks eer men alles zeggen kon, wat'er van Oranje te zeggen valt, dan nog zou het zeeker zyn, dat de Stadhouderlyke waardigheid (om nuttig te zyn) ineen doorluchtig gedacht, en dat Neêrlands Stadhouder een gebooren Prins moet zyn. De rampzalige gevolgen der ecuwig- woelzieke afgunst zoude onvermydelyke beroerten dag op dag veroirzaaken, by aldien een byzonder Edelman of adelyk gedacht deeze eminente waardigheid bezat: ■ onze Natie vooral is ongefchikt om zulks te verdraa- gcn. de opvoeding van een Vorst, tot regeeren gefchikt, kweekt hem in de wetenichappen , formeert hem tot een Held. Dc rei der doorluchtige Voorvaders drekt hem ten fpoor om dezelve niet te ontccren. Dat meer is, een doorluchtig per¬ foon, vol van rykdom en eer, zet aan 's Lands regeering, by buitenlandfche Hoven, luider by, voert binnenslands de pracht, aan zynen daat voegende , zonder benijding, vermaagfehapt aan de grootfte Vorsten helpt hij den Vrede en de rust bewaaren, handhaaft den invloed zijner waardigheden, en bevoordert de Verbintenisfen , het aanzien en den invloed van de Republiek. ) Ja om meer toetegcevcn, dan iemand vraagen kan; en de vooronderdellingen te laaten gelden tot in het onmoogelijke toe: delt eens, dat'er in de Republiek een ander Prins was, wiens huis eeven veel voor 't Vaderland gedaan hadt als dat van Oranje, dan nog zou F dit  X X dit huis verre de voorkeur hebben. Nassabs dam. vereenigt in zich oudheid, edelheid, aanzien, dapperheid godsdienftigheid , rykdom en dienden aan de Republiek: de uitgedrekde vermaagfchapping verbindt het aan de roeede hoven van Europa: wij hebben 'er, naast God, Vryheid en Godsdienst aan te danken: de zucht voor dat huis is van de grondlegging van dit gemeenebest af, van kind tot kind voortgeplant: en daar kan niemand zyn, die in ons Land moer eigene goederen bezit, en dus voor zich zeiven meer belang heeft in den weivaart en den bloei van het lieve Vaderland. ACHT-  X 83 X ACHTSTE HOOFDSTUK. Of het Huis van Oranje niet genoeg beloond is. TV/Tcn zou alle Hiftorifche waarheid moeten verwrikken, ±VA by aldien men de echtheid der dienften aan Nederland , door het Doorl. Stamhuis van Oranje en Nasfau beweezen , zou willen ontkennen ; maar men heeft een ander middel gevonden, om de dankbaarheid voor o r a n j e uit de harten van veelen uitteroeijen, door, by alle geleegenheden het volk wys te maaken: Dat, ja, het gemeene best eenige verpligtingen heeft aan het huis van oranje, maar dat dit veel meerder verpligtingen aan de Republiek heeft, die de Princen van oranje heeft groot gemaakt, en reeds genoeg beloond heeft voor het geene zy ten nutte van liet Vaderland gedaan hebben. Ach! misleide Burgers! laat uw oordeel, door de kennis der gefchiedenis geleid, rechtvaardig zyn, en laat uw hart fpreeken. *0 Welke is dikwils de belooning geweest dier braave Vorsten? ■ dat de baatzucht en heerschlust zulk een twistvuur ontftak tusfchen Edelen en Steden, dat Vader willem zelve, in het Jaar 1574. byna zyne waardigheden hadt nedergelegd, waar door het voor altoos met onze Vryheid en Godsdienst zou gedaan geweest zyn ? datzommige dwarsdryvers , buiten kennis van Prins en Staaten, een Vreemdeling, den Aartshertog matthias van Oostenryk tot Gouverneur. Generaal der Nederlanden inriepen, in het Jaar 1577 ? -— dat men een Franschman, den. Hertog van anjou tot Graaf wilde huldigen? dat «ie valfche pen van eenCAREL Roorda naauwlyks door F 2 's Land s  X 84 X 's Lands Staaten kon bedwongen worden, om A3. 1590. doof het lasteren van het huis van Nasfau, het land door twcefpalt ten gronde te helpen ? - dat de Zoon van barneveld, dat een slatius, en andere roervinken onder de ArminiSnen meer dan éénen moordaadigen aanflag op het leeven van mauritz maakten ? dat een vondel en anderen de laagfte lastergeest in fchimpdichten openbaarden,. dat Eigenbelang de Krygsverrichtingen van mauritz en frederik hendrik tegenflondt verhinderde, verydelde? dat een willeM de Tweede met zoo veele onaangenaamheden en beroerten te wor telen hadt, dat 's Lands Staaten A°. 1674- daar aan billyfc alle de rampen toelchryven, die het Land twee en twintig Taaren lang gefolterd hebben? dat men na dien tyd de liefhebbers van Oranje met tuchthuizen, geesfelingen, banntsfementen, met den dood zelfs geftraft heeft ? — dat men bv Atle van fedufie de nakomelingen van Vader wille m van alle waardigheden in de Republiek uitfloot, en de Regenten deedt zweeren om die Aöe nimmer te herroepen, dat een jan rothe, die in een fimpelhu.is op- eeflooten wierdt, het gantfche Land met fchimp en laster teo-en den onvergelykelyken willem den Derden vervulde", dat men , voor en na zyne verheffing, C ;n Vorst in allerlei moeielykheden inwikkelde? dat men joan willem friso zyn wettig eigendom, zyne eigene Heerlykheden van Te'ere en Vlisfingen, op de laagfte wyze, met geweld zogt te ontneemen? —— dat men willem den Vierden, voor de herftelling der Stadhouderlyke waardigheid, allerlei laagheid aandeedt? dat men den tegenwoordigen Heer Erfftadhouder verkort, gehoond, beloogen, vervolgd heeft, dat men voorflagen heeft durven doen om hem vogelvry te verklaaren en zyne Goederen te Confisqueren , dat men den weg van Rechten, die voor een Bedelaar moet open zyn, voor hem, voor oranje alleen, tocfloot, dat men in een vry Land ( onder fchyn van recht 1) op fchavotten het bloed zyner liefhebberen deedt ftroomen, dat men zyne Koninglyke Gemaalin, op eene binnenlandfche reize, tot 's Lands welzyn ondernoomen, door een deel muitende en gcdcfcrtcerde Soldaaten, met een aantal misleide gewaapende Burgers, gevangen nam, cn dat zelfs de  X 85 X de invloed der cabaal dit door de meerderheid der Hollandfche Statten wist te doen goedkeuren? dat geheele ballasten van fpotprenten, lasterfchriften , verderfelyke weekbladen en fchelmfche Courantiers de gevestigde liefde der jNatie voor oranje, ongeftraft ontwortelden ? ■ Ziet daar een gedeelte van die heerlyke belooning , waar mede men de daaden dier helden , geduurende een paar eeuwen heeft vergolden. Daar voor hebben de Oranje-vorsten alies vergeeven , duizenden welgedaan , het Vaderland geholpen , de Vryheid gevestigd en gered, den Godsdienst befchermd , hunne goederen opgeofferd, hun bloed geftort, en hun leeven verlooren. #0 Of reekent men voor belooning de Jaargelden, waar voor het werk gedaan wordt, de eerbewyzingen, die uit het hooge der bekleedde waardigheden van zeiven voortvloeien, of de betooning van achting en liefde, door zoo veele treflyke daaden en beminlyke hoedaanigheden meer dan verdiend? Dan is het voor altoos afgedaan met alle zeedelyke verpligtingen en betrekkingen, indien een Leerling geene verpligting aan zynen Meefter heeft, om dat deeze voor zyne lesfen betaald wordt, indien alle betrekkingen omtrend Overheden, Leeraars en verdienftelyke Mannen ophouden, om dat elk het fchuldig loon voor zynen arbeid geniet, dan is de :bodem ingeflagen aan alle zedekunde, en het ongelukkig eigenbelang zal de eenige fpil blyven, daar alles in de weereld op zal draaien. c.) Wederfpreekt men dus doende niet het gevoel van elk eerlyk hart? de beftendige taal der Vaderen , wierfchrifteu niets dan verpligting aan oranje ademen ? de herhaalde betuigingen van alle de hooge Collegien des Lands ? en de plegtigfte verklaaringen van 'sLands Staaten zelfs, die meer dan eens, zelfs by de uitfehryvingen der Bededagen verklaard hebben, dat de ,, verdiensten van datillufterHuis „ altoos in dankbaare erkentenis blyven zullen by elk braaf „ Nederlander, die zyne Vryheid en den welvaart van zyn „ Vaderland bemint: " Eén van beide is nu vast waar, of, dat men ongevergd en vrywillig voor.jhet oog van God plegtig de gcvloekfte leugens in handen van de Natie getfopt heeft,- of, dat waarlyk ons Land aan het Huis van F 3 oranje  X 86 X oranje verpligtingcn heeft, die met alle die zoogenaamde belooningen lang niet afbetaald zyn. 5.) Of zult gy met de laage kunstgreep van de Post van den Neder-rhyn gaan op fommen hoe veel in 40 Jaaren een Stadhouder aan de Republiek gekost heeft, en daar uit opmaaken, dat het affchaffen van het' Stadhouderfchap een loflyk Jluk van bezuiniging voor de Kas van het gemeene Land weezen zoude ? a.) Waar is dan het geld gebleeven in die tyden, wanneer men 's Lands Conltitutie verkracht en het Stadhouderfchap vernietigd hadt ? hadt die uitfpaaring dan toen 's Lands Schatkist zoo ongemeen doen zwellen? of was het juist het teegendeel ? moet men niet altoos een hoofd- beftuur aan het krygsweezen hebben, en heeft men dat dan zonder geld ? verftondt men zich ook op reekenen, wanneer 'er vreemde Vorsten, of Afgezanten van Vórsten, moeiten ontfangen worden op koften van den Staat, het geen nu op die van den Stadhouder gefchiedt ? hebben een deWit, en andere, ook het voordeel behartigd van 's Lands Schatkist, by het ontvangen van zoo veele bui- tengewoone gefchenken? ■ kostende Waardgelders, de in bezolding genoomene Vrycorpfen, de Oorlogfcheepen aan buitenlandfche Moogenheden prefent gedaan, de Tafellerviefcn aan Minifters, de Goudene Degens aan vreemde Officieren voor het bewaaren vaneen Kust, die door niemand aangevallen is, kosten deeze en duizend andere dingen niets aan de Kas van het gemeene Land ? dagt men ook op bezuiniging, als onder de Minderjaarigheid van Willem den Derden, onder het beftuur van den zoo ver-r goden Jan de Wit, eene Som van 1405 Tonnen Gouds verfpüd werdt. die men alle hadt kunnen befpaaren? ■ dagt men daar aan, toen noodelooze Commisfien overBrest, Rotterdam , Hoorn en het zoogenaamde Defenfie - wezen de Schatkisten tot den bodem toe uitputten ? als men in- conftitutioneele Rechtbanken en een Raad van beroerte oprichtte, en Fiscaals, Secretarisfen, Schryvers, Drosten en Dienders, ten koste van het zweet der belaste Ingezetenen, ruim bezoldigde? 6 myne Burgers1 hoe verblindt men u, wanneer men , na zoo veele noodelooze kosten , den febyn aanneemt van bezuiniging 2 b.) Hebben  X 87 X *>.) Hebben dan ooit de Oranje-vorsten, heeft dan ooit de Vyfde Willem bewyzen gegeeven van dien gierige» cn inhaalige inborst, dat zy zouden begeeren's Lands Schatkist boven vermogen bezwaard, en uitgemergeld te zien, op dat het Huis van Nassau daar door verrykt en vetgemaakt zou worden ? heeft dat W i l l e m I. heeft dat Jan van Nassau getoond, als zy voor hun eigen Huisraad, Zilverwerken Geld, de Troupen aanwierven, dieden Spanjaard beftreeden? deedt dat Willem 111. toen hy de fchatten, eer en bewind, hem door Frankryk aangeboden, om onze belangen te verraaden, vol edele verontwaardiging van de hand wees ? deedt de braave F r i s o dat, toen hy, hoe verfmaad ook, in het dreigend gevaar van Zeeland, zich aanboodt, om het Vaderland, en die Provintie, op eigene kosten, by te ftaan? of toen hy de aan hem opgedraagene Pofteryen zoo edelmoedig ten voordeele van de Provintie van Holland afftondt? deedt Willem de Vyfde dat, toen'er, in het Jaar 1769, eene zwaarigheid ontftondt by de iiewindhebberen der Weftindifche Compagnie, Kamer Amfterdam, over eene toelage voorden Reprefentam van Zyne Hoogheid, en toen die Vorst, om dezelve weg te neemen, afftand deedt van het genot der uitdeeling, hem als Opper-Bewindhebber toekomende ? toen hoogftdezelve op de beste beantwoording der vraagen ter verbeetenng van het Zee-weezen, in het Jaar 1781, Pranu'en uitloofde elk van 100 Ducaaten, en die naderhand tot 1000 Ducaaten verhoogde? En wat behoeft dit breeder ? vraagt het aan tien duizenden Armen, vraagt het zoo veele ongelukkige Weduwen en Weezen, vraagt het zelfs meenig Regent of' Minifter, wiens verarmd, dikwils zelfs fchuldig geflacht, die, dat meer is, in eigen Perfoon, de voorwerpen geweest zyn van 's Vorsten medoogende mildheid, en waar van zommigen hunnen weldoender gefmaad en verdrukt hebben; en oordeelt dan of gierigheid en baatzucht ooit den geringften trek misvormd hebben in het beminlyk chara&er van den vriendclykften, den besten der Vorsten. c.) En waar, ó Burgers 1 waar leeft de Man, die eenige Bediening, eenig Ampt, eenige Commisfie, zonder Geld, zonder eene dikwils zeer aanzienlyke belooning waarF 4 neemt?-—•  X 88 X reemt ? — hebben de zoogenaamde Patriotten door al- lerleie Infchryvingen, Bedelbusfcn en 'Fondfen niet reeds onbereekenbaare fomrhen getrokken ? zyn 'er geene Ampten, dikwils van weinig belang, wier inkomften tot 4, 6, io of 20 duizend Guldens beloopen? en is het da'n billyk, is het eerlyk, te klaagen over de belooning van Ampten, zoo noodig, zoo uitgebreid, zoo zorgelyk, en bekleed door een Vorst, die van zyne inkomften zulk een gebruik maakt als Willem, de Vriend, de Vader van alle de ellendigen des Land^? is het eerlyk nog eens, die inkomften door eene reeks van Jaaren op te fommen, ten einde her. facit zoo .veel te grooter te maaken, zonder te bedenken, dat zelfs een middelmaatig ampt, door zulk eene laage kunstgreep, eene aanmerkelyk hooge fom beloopen zal ? d.) En, zegt my toch, welke zyn de inkoomften, over welker bezwaar men zoo veele klagtcn doet ? — men xeckent den Post van Stadhouder der Vereenigde Provintien en van Drenthe op ruim drie Tonnen Gouds, en, als Capitein Generaal van de Unie, van Vriesland en Groningen op nog ruim anderhalve Ton: Reekent men hier by nog eenige mindere profyten, de Vrydommen.van belastingen en het aandeel in den Buit en de Pryfen in tyd van Oorlog , dan zal het geheele inkomen door elkander tusfchen de vyf en zes Tonnen Gouds beloopen : is dee- ze nu de fom, die het Land verarmen zal, dat door zoo veele noodelooze geld fpillingen wordt uitgeput? is deeze fom zoo onmaatig? verdeelt eens de verrichtingenen amptsbeezigheden van den Vorst, byzondert de onderfcheidene Departementen van zyn beftuur, en vergelykt dan daar mede de byzondere ampten; de Emolumenten derRegeeringsposten ; de Jaargelden der gewoone en de Declaratien der extraordinaire Commisfien; de ampten zelf der particulieren en in den Burgerftand ; en de reekening zal fchielyk opgemaakt zyn, wie in ons Gemeenebest, naar rato van het werk, het gewigt, en de geënclaveerde uitgiften, het grootfte inkoomen heeft, de Vorst of zyn bedillers Als, een Raad van beroerte aan haaren Minifter een Jaarlyks Appojntement geeft van ƒ 6000-0-0. om tegen dc Conltitutie , tegen der Steden recht en het priviilegie de non evo- candv,  X 89 X CMido, de menfchen met loodene fchoencn na te gaan en Perfoonen en Familien aan verachting en fmaad over te geeven ; wat moet dan de belooning zyn van elk ampt, elke verrichting van uwen Stadhouder, 6 myn Volk wiens invloed alleen voor uwe Vryheid en uwen Godsdienst ten plegtanker en ter befcherming is ? e.) En eindelyk, welke fchade doet gy met deeze Uitgave, die u zoo zwaar dunkt? worden dezelve buiten 's Lands verteerd, of vaaren 'er onze eigene Burgers wel van? ■ zoekt de Vorst fchraapzuchtig zyne Schatkamers te verryken of verteert en fchenkt hy alles ten nutte van de Ingezetenen des Lands? heeft oranje ons of hebben wy hem noodig ? men reekent het inkoomen van 's Vorlten Staaten en eigene Goederen op ruim 13 Tonnen Gouds; kon hy met dezelve niet in een ongemeenen luister leeven in zyne eigene Souveraine Staaten ? behoefde hy onze verguizing, den hoon van een ondankbaar Volk , te verdraagen ? - wordt het zweet en bloed zyner DuitfcheOnderdaanen, die, voorliet grootfte deel, hunnen beminlyken Vorst nooit gezien hebben, worden zyne eigene Revenues niet onder ons verteerd? wanneer hy by de 5 a 6 Tonnen Gouds, die hy van deeze Republiek geniet, 'sjaarlyks nog 12 a 13 Tonnen van zich zeiven voegt, en daar van onze Burgeryen welvaarcn cn onze Armen gevoed worden, doen wy dan de minftc fchade? of in tegendeel genieten wy niet van 200 tot 250 perCento voordeel vai de Hofhouding der Prinfcn van Oranje en Nasfau in ons Gemeenebest ? Maar, zult gy zeggen, moet het dan daarom Erfelyk zyn f Zegt my dan, ö Burgers! heeft de rampzalige ondervinding van vroegere dagen u nog niet genoeg geleerd, welke ongelukkige gevolgen het teegendeel voor Land en Volk gehad heeft: ■ is het zeeker, dat het Stadhouderfchap noodzaakelyk is, dat de Stadhouder een Doorluchtig Perfoon, en wel een Vorst uit het Huis van Oranje-Nasfau weezen moet, gelyk ik dit alles reeds beweezen heb, dan fpreekt het van zelf, dat deeze waardigheid in dat Huis ook ' Erfelyk behoort te zyn: en kan niemand inftaan voor het verftand en het hart van zyne Nazaaten, dan is dit ten minften zeeker, dat, blyft de ondervinding van zoo veele F 5 eeuwen  X 90 X eeuwen waarborg, blyft de ftandvastige en nogfkndboaden-. de wyze van opvoeding der Nasfaufche Telgen behendig, blyft 'sLands heilzaame Conltitutie ongefchonden, blyft.de Oranje-zucht, ons door onze Vaderen nagelaaten, by het nakroost voortgekweekt, blyven de gebeden der Oprechten gelyk voormaals, voor dat Huis, ten beste van Vaderland en Kerk, even vuurig, en blyft de Almagtige onze God, gelyk hy de God geweest is onzer Vaderen, dat dan, zeg ik, van geen geflacht, blyder en gegronder verwachting is dan van het Huis van oranje. En, fchoon het ons onder Koning willem wel ging, nog is, op dat het nooit zou kunnen kwalyk gaan, by de Erfelyk-verklaaring gezorgd, dat geen Erfftadhouder te gelyk Koning of Keurvorst weezen kan, en onze Vryheid nadeelig zyn. NEGENDE  X 91 X NEGENDE HOOFDSTUK. Behelzende een onderzoek, of de ingeboezemde vrees voor overheerfching, nadeelig voor het gemeene Vaderland, en ondergang van Vry. heid en welvaart, eene voldoende reden was, om de party der zoogenaamde Patriotten te volgen. Ik ben vollcoomen overtuigd, dat veelen niyner Landgenooten, die tot dus verre van de echte oudvaderlandfche gevoelens, en van het geen ik tot hier toe beredeneerde, verfchild hebben, fteeds aangetast zyn aan eene zwakke, op zich zelf eerlykezyde, te weten, veelen hunner waaren braave echte liefhebbers van hun Vaderland: een Nederlander wordt met liefde tot het zelve gebooren: . zou men dan voor de Party hupfche lieden winnen, men moest hen in een denkbeeld weeten te brengen, dat het oogmerk van het nieuwerwetfche Patriotismus was het welzyn des Vaderlands te bevoorderen , dat men van de zyde der voorftanders van Oranje, van Regenten en Conltitutie niets anders te verwagten hadt dan overheerfching, voorflagen cn handelingen, die den ondergang van vryheid en welvaart ten gevolge hebben zouden. En, daar dit bedrog by zoo veelen gelukt is, die door hunne hoofdigheid ter goeder trouw meenen het Vaderland een dienst te doen, moet ik, om te kunnen overreeden, duidelyk aanwyzen, dat men waarlijk in denzelfden draaikolk ylde, dien men wilden vermyden: ik moet de momaangezichten der aanvoerders en moetwillige misleiders afligten, en bewyzen, dat overheerfching cn onkunde juist  X 92 X juist aan de zytje der Patriotten was, en dat de voorflagen der heethoofdigen zoo dwaas waaren, datzyde dicpfte onweetenheid in 's Lands waare belangen aan den dag lagen, en zo zy immer waaren uitgevoerd, den geheelen ondergang van 's Lands welvaart, en van de algemeene en byzondere Vryheid, zouden veroirzaakt hebben. Laat ik het by de nukken doen zien. Overheerfching en Nadeel voor het gemeene Vaderland zyn doorgaans de misflagen, die men het Stadhouderlyk bewind tc lafte legt, en waar door men de Ingezetenen met een Terreur paniqué, eene ydele fchrik, vervult. Maar let eens op en ziet op het geen u omringt, en oordeelt dan, of overheerfching en Nadeel voor het gemeen belang ooit duidelyker plaats hadt, dan toen de zoogenaamde Patriotten meefter waaren, en wat de gevolgen zouden geweest zyn, zo de zaaken op dien voet gebleevcn waaren, waarop men ze in dien tyd, gefield heeft, of heeft willen ftellen. In een tyd, waar in Josefus, of zyne Minifters (hoe veeje Miilioenen fchats reeds aan hem waren weggegeeven ) lang na nog niet gerust waaren ; in een tyd, waar in men zorgvuldig voor het volk verborg dat de differenten met den Keizer over de Limietfcheidingen, wel verre van vereffend te zyn, dag aan dag neetcliger wierden en toenamen, in zulk een tyd nam eene Provintie de Vryheid om het grootfte gedeelte der Troupen binnen de provintie te trekken, de frontieren van de Republiek te ontblootcn, dc rykvoorzienc Magazynen op de grenzen, te Sluis, Philippine enz. als ten prooye tc laaten, en zoo wel alle de andere Provintien als de Generaliteits-Landen buiten alle defenfie te ftellen. en waar toe dat? uit hoofde (zeide men) yan het gevaar der Provincie: maar nog nooit heeft men (gelyk de Staaten van Friesland billyk aanmerkten) kunnen zeggen, waar in dat ingebeeld gevaar beftondt: en, al was 'er dat, moet dan alles ten prooye zyn, zo eene Provintie maar alleen bewaard blyft? en wel die, daar men zoo gefcholden hadt op de noodeloosheid van befoldig- de Krygslieden daar men 'er zoo veel zeide teegen te hebben om zich in binnelandfche onluftcn van den Militairen - arm te bedienen cn daar het overal zoo vol was van Winkeliers en Ambachtslieden, die een Soldaatcn- pakje  X 93 X pakje aantrokken en'zich Vryheids-helden noemden, die aan drie man wel zeeven armen aflaan zouden. Moest men ten minften niet alle de Bondgenooten openhartig kennis geeeven, hunne toeftemming vraagen eer men alles ten prooije gaf om zich zeiven geducht te maaken. Waar toe was het dan ? om ongeftoord de wet te kunnen ftellen aan het geheele Bondgenoodfchap , om dagelyks nieuwe ftappen te kunnen doen die cegen de Unie, tegen demeermaalcn plcgtig herhaalde Relblutien van alle de Bondgenooten, tegen de wettige Conftitutïe, en de rust, orde en veiligheid der andere provintien ftreeden, om gedelegeerde Rechtbanken te handhaaven, om de onwettige demarches van Steden buiten de Provintie te Iterken, en andere geünieerde Staaten met een inval op hun Territoir te dreigen , en met den woord, om voor te koomen, dat zoo min de hooge Bondgenooten, als de meerderheid der Ingezetenen der Preventie zich teegen alle de fchadelyke nieuwigheden, die men invoerde, zouden kunnen verzetten. En waar door handhaafde men zulke onwettige ftappen ? alleen door overheerfching en doordryven. Maakte men in de algemeene vergadering zwarigheid om toe te ftaan dat het gezag van eene Provintie over dc Troupen, ter haarer Rcpartietie, zich zoo verre uitftrekte om orders te geeven op eens anders grondgebied, en de Frontieren te ontbiooten, dan dreigden de toenmaalige Gedeputeerden aanftonds de Vergadering te zullen verlaatcn en zich af te fcheiden. Beklaagden zich de andere Bondgenooten over zulke verre uitziende ftappen, gelyk meenigmaalen die van Zeeland cn Utrecht, nu cn dan ook die van Overeyfel en de Groningers, of verklaarden zy rond uit zichnooitaan de overheerfching der Hollanders te zullen onderwerpen, gelyk die van Friesland en Gelderland, dan antwoorde men die op den hoogen toon, die onder Bondgenooten wanvoeglyk is, men declameerde op vooronderftellingen, die wy reeds gezien hebben dat valsch en frivool zyn, of zo men niet kon of durfde antwoorden, dan wierden de brieven der Bondgenooten , die raeefterftukken van Redeneer- en Staatkunde zyn , met verontwaardiging gefeponeerd, cn ondertusfehen wist men door het misleide gedeelte des volks, en in andere Provintien door eenige malcontente Ridders cn Stce- delyke  X 94 X delvke Regenten, de genoome maatregulen te doen goedkeuren : toonden ergens in de Steden de Meerderheid der Raaden of des volks van Oud - vaderlandfche denkbeelden te zyn, dan wist men middel ( gelyk in onze Stad gebeurde) om Commisfien en Gedelegeerde Rechters, ten koste van de Vryheid, te benoemen, en zommige Regenten wisten zich van gewapende Burgers te bedienen, om hunne mederegenten van het kusfen te helpen; maar gefchiedden 'er de grootfte wanördens onder den naam van Patriotisme, dan noemde men de'zaaken Domefiek, en de Souverain kon Qijafi vero zich daar mede niet bemoeijen. ■ En wie deèden dat alles? Niet het volk, maar in alle de Steden Hechts liet kleinjle gedeelte der Inwoners, dat met geweld de andere Burgers onderdrukte ln de Vroed- lchappen de meerderheid der Regenten, die de anderen als Arilïocraaten en voorftanders van dwingelandy wiïten haa- tclyk tc maaken. ln de Staatsvergadering alleen eenige Steeden, teegen het Protest van 's Lands Edelen en veele anoere Stceden, zoo dat dikwils veranderingen, ten nadeele van het algemeen, wierden doorgedrongen met de meerderheid van één of twee Jtemmen , in het kort* Hechts vier of vyf Penlionarisfen, die flechts Stedelyke Minijiers zyn, oerfenden een byna despotiek gezag in hun* ne, en door hunne over alle de Provintien. En wat moest het gevolg zyn van dat alles? hadt God het niet verhoed, voor de Provintie zelve niets anders, dan dat de verwarringen van dag tot dag grooter zouden geworden zyn, dat geen Burger meer vry zou zyn , maar elk die het verbond der Vaderen niet wilde vernietigen, elk vooral , die in den boozen tyd zou durven pal ftaan en uit de borst fpreeken, het rampzalig voorwerp weezen zou van den moedwil der gewapende Volksberoe- rers en van de Tnquilitie der gedelegeerde Rechtbanken: ■ dat men vervolgens, na van ftap tot ftap inbreuk gedaan te hebben op het Staatsrecht en de Conltitutie, eindelyk het geheele Stadhouderfchap zou vernietigd hebben, op nieuw eene verderflyke Ariftocratie ingevoerd en middel gevonden , om C als men omtrend Oranje zyn oogmerk ten vollen 'bereikt hadt) het misleide volk dien yzeren fcepter te doen gevoelen: —— Dat men vervolgens, zelve geene directie  X 95 X directie van zaaken in het krygsweezen hebbende, vreemdelingen moest inroepen, aan trotfche Nabuur-en opening van ons zwak en fterk geeven, hun het beftuur over de inrichting onzer Militie in handen geeven, en zich, met één woord , Slaaven van Vreemden maaken. ■ Ik ('ommeer de heet hoofden ^zo zy nog eenig geweeten eneerlydbcid overig hebben) of dit niet hun Plan, hun doelWit was, dat zich reeds dag aan dag meer ontwikkelde? —. En gy goede Burgers! laat u verblinden. En wat zou daar uit volgen voor de gantfche Republiek ? dit, dat zy hoe langer hoe meer afhangelyk worden en de eene Bondgenoot alleen alle anderen regeeren zou. dat by den minften teegenftand deeze voor het gezag, het vermoogen , den invloed en dikwils voor den gewaapenden aanval van eene Provintie zouden moeten beeven, die zich niet mi zag haare Troupes te ordonneeren, Qm geen Territoir te ontzien. dat hier uit verbreeking van de Ume, ondergang van alle bloei, zou gebooren worden met het totaal verval van Crediet en Commercie, dat zich reeds aanvangelyk zoo liet gevoelen , dat het onderfcheid te Rotterdam (volgens het getuigenis van de onpartydigfte Kooplieden en Schippers) tusfchen het Jaar 1785 en 1786. alleen in den graanhandel was van 45 tot 15, en te Amfter- \dam, in zes weeken van 50 tot 30. nog meer, dat de Troupen, ter repartitie van eene Provintie ftaande, en, :naar hun Syfthema, alleen aan de bevelen van Betaalsheeren onderworpen, ook dan zelfs, wanneer zy in andere Provintien guarnifoen houden , niet meer zouden kunnen dienen , om die Provintien tegen buiten- en binnenlandfch geweld te befchermen, maar veel eer tot eenen gewapenden arm om de Bondgenooten in onderdaanigheid te houden, en zelve meefter van alles te weezen. Vooronderftelt eens, dat een nabuurig Verst de Repu. bliek beoorloogde. dat wy voor eenen vyandelyken laanval te vreezen hadden. ■ Dan zou een of andere Provintie, volgens de toen bovendryvende begrippen, het recht gehad hebben om de troupen, ter betaaling van die Provintie ftaande, afzonderlyke orders tc geeven, onafhangjyk van de Generaliteit, den Raad van Staaten, den Capi- ■ tein Generaal, en tegen den wil, op het grondgebied zelfs s der  X ?ö X der andere Bondgenooten: luftebet hun, dan hadden die Troupen zonder attaché vryheid om op het grondgebied en in de Steeden van andere Provintien in te rukken, terwvl men in écncn adem ftaande hieldt, dat Aq eigene Staaten dier Provintien geen recht hadden om hunne eigene Troupen te leggen in hunne eigene Steden: Vondt men het goed', dan kon men de Troupen die de Generaliteit en andere Provintien bewaarden, opontbieden, en onder deeze of geene voorgewende Noodzaaklykheid, in dc Provintie houden, en dus zouden alle de overige gedecltens der Republiek geen voorderen ftaat op hunne veiligheid maaken kunnen , dan alleen voor zoo verre men poedvondt die als Barrières voor zich zelvcn tc befchouwen, en buiten dat ten prooije gclaatcn worden voor den eerden, die 'er ccnen aanval op zou willen waagen. Eeven ellendig zou het 'er uitzien, zoo ooit het leeger te velde trok, de andere Provintien zouden het bewind over hunne troupen, naar billykheid, kunnen toevertrouwen aan den Vorst, onder wiens Vaderen onze braave Voorouderen de roemrykfte overwinningen behaald hebben, en aan wien het Capitein - Generaalfchap door alle dc Bondgenooten en alle dc Leden der Souverainiteit in alle de Provintien Eenpaarig is opgedraagen : doch eene andere provintie alleen, fchoon aan dezelfde verpligting gehouden, zou afzonderlyke orders geeven, alle opening van die orders aan het algemeene Bondgenootfchap weigeren, alle gezag aan het algemeen Legerhoofd ontzeggen, en welke andere gevolgen kan dit hebben, dan dat de Militie zonder Krygstucht het Leeger zonder eendragt weezen zou, dat mistrouwen alle nuttige verrichtingen ondoenlyk maaken zou, eeen Battaille kunnen geleeverd worden, elke Aftie zou verlooren worden, met één woord, het leger verloopen, overwonnen, afgemaakt, cn voor het geheele lieve Vaderland vryheid en welvaart onherftelbaar zou verlooren ^Kan 'er grooter dwingelandy bcdagt worden, dan dat men de eerlykfte Soldaaten ontwapent, de braaffte Officieren dimittcert, om dat zy zwaarigheid maakten hunne heiligde Eedcnte fchenden, de Bondgenooten te helpen beoorlogen , en zich van dien Eed niet wilden laaten ontdaan ö ' door  X 97 X door die geenen, die 'er geen het minfte recht toe hadden? Antwoordt my dan naar waarheid, 6 myn Volk! heeft ooit een cenig Oranje Vorst half zoo veel geweld gepleegd ? ooit op dien voet de Conscientien overheerscht ? was hy niet te wys, om ooit zulk een onftaatkundig zamenftel goed te keuren ? te godvruchtig om zoo met Eeden om te fpringen, en te edelmoedig, om zoo de conscientien der menfchen, door het benemen van dc middelen van beftaan, te dwingen ? Wie heeft u dan betoverd, ö misleiden! dat gy moedwillig uwe oogen voor het licht der waarheid gefloóten, uwe ooren voor de taal der billykheid geftopt, en uwe consciëntie teegen de kracht der overtuiging verhard hebt ? - waar zyn de gronden , die uwen haat, uwe verguizingen j uwe onrechtvaardigheden tegen Oranje billyken ? Ik moet 'er dit ééne nog by voegen: dc voorllagen, door heethoofdigen gedaan , waren zoo onftaatkundig, zoo in het oogloopend onzinnig, dat zelfs de verftandigften onder die, welke de party toegedaan waren, het bedrog begonden te merken. Ik heb nog onder my de Copie van een Brief, door een Patriotsch Heer uit 'sHage, in dien tyd aan een vriend gefchreeven, en die my toen, nog Predikant te Axel zynde, door een voornaam Staf-Officier is medegedeeld. Daar is zoo veel oordeel in, zoo veel gc- fchikt, om misleiden de oogen te openen, dat ik niet kan nalaaten dezelve hier by tc voegen, om myne Medeburgers^ wier verlichting en heil ik bedoel, te doen zien, hoe de doorzichtigfte onder hunne Party zelve over het ftuk ge. dacht hebben. COPIE &c  )•■( 98 X COPIE van een Brief uit'sHage, van DEN 26. JüNY I787. MTN HEER! "pen voornaam Uitlandsch Rechtsgeleerde heeft voor byna eene Eeuw gefchreeven; In de Republicq der Vereefiigde Nederlanden heerfchen twee factiën, de eene, die het Stadhouderlyk bewind, en wel dat uit het Huis van Oranje, als hunne verlosfers van Konings Philips dwinglandy, zyn toegedaan: de andere faclie, die men aldaar gemeenlyk dc Loevefteinfche, of, beter gezegd, de Barneveldlche factie noemt; die factie zal nooit rusten om zoo menigmaal als 'er zig maar de occafie toe opdoet de Republiek te veranderen, te verwoesten, en te vernietigen. Saturdagden liften ben ik van Amfterdam in 'sHage te rug gekomen, gift er en Vry dag nademiddag had 'ik nog het genoegen, my in een ge zei fchap te bevinden van Heeren van het nieuw licht, of van de nieuwe Republikainjche fiudie, doch over welker verftandige en al vry onparlydige denk- en redeneerwyze ik my niet genoeg konde verwonderen ; byzonder één uit dezelve deedt zulk eene verftandige en teffens welbefpraakte redevoering, dat ik niet wist, tot wat clasfe van de thands heerfchende partyfchappen ik dien Heer en anderen zoude fhuis brengen: en terwyl Uw Ed. daarmeede in betrokken werdt, denk ik Uw Ed. geen ondienst te doen dezelve, dog maar gebrekkig en zakelyk» mede te dcelen: Het geen eigentlyk aanleidig tot de redevoering gaf; was hel leezen der onderfcheidene Couranten; die Heer las mede, onder het rooken van zyn pyp, de Vrydagfe Haag feite Courant van den 22 Juny, en fchudde onder liet leezen, al grimlachende, zyn hoofd, waarop de Heer B . . d hem vraagde hoe zit het, myn Heer 1 zullen het onze Penfionarisfen nog kalfateren kunnen? hy antwoorde: het zit gek, en liet ziet 'er nu zoo verward uit, dat drie of vier katten het gaar en zodanig in de war gcfpeeld hebben , dat 'er geen end, om liet wederom regt te brengen f meer  X 99 X meer aan te vinden is, en dat men, na veel haspelens i j geen kans ziende om het te her ft ellen tot een bef uit moet kome om het maar doortefnyden. Ik heb het oog Heeren ! op het geene ik hier leeze aangaande de de f per at e propofi* , tie van de Gedeputeerden der Stad Leyden ter Staats Ver- , gadering van ons gewest gedaan. Om eene Deputatie aan de Vergadering der Heeren Staaten Generaal te zenden ten einde dezelve te fommeeren* om binnen tweemaal 24 Uuren intetrekken alle Refolutien welke zedert drie weeken ten nadeele der Souverainiteit van Holland genomen waren, en by gebreken van dien plechtig te verklaaren: NB. dat de Provintie van Holland de Unie met de drie'Provintien, welke opcntlyk een Syfthema ftrydig met de Republikainfche conltitutie hadden aangenomen voor vcrbrooken hielden enz. Trouwens het blykt, Heeren!. uit het geen 'er door Vries/and dadehyk opgevolgd is , dat die Gedeputeerde van Leiden de Rekening zonder den Waard gemaakt hebben. Maar, wat duiden tog zulke onzinnige Propofitien aan , als dat men voor zich zeiven red- en radeloos begint te worden, en, ten aanzien van het plan dat men zich voorfelde, geen kans meer begint te zien om het zei _ve te vol tooi jen, ten zy 'er de geheele ondergang der Rcpublicq, en daar by onze geheele vryheid en onafhankelybheid aan worde opgei'ijferd- Lalen wy nu ons zeiven , en de een den ander maar bedaard afvraagen, Heeren! of van den beginne aan tot nu toe, dat wy om eene verbeetering in de Confitutie gewoeld hebben, ons waare oogmerk wel ooit geweef is , en nu nog is, dat de Unie zal voor verbrooken gehouden worden? ik wil, op zyn bef genomen, van die Heeren gelooven, dat ze met de zaak verlegen beginnen te worden, om zich zeiven en het land op eene geregelde en confitutioneele wys te redden, en als dollemans te veel beginnen1 voor uit te loopen, zonder de gevolgen te konnen of te willen everweegen en overzien, welke het verbroken houden der Unie wel zouden konnen na zich feepen, en lette men op de gevolgen, dan moet men zich ten hocgften verwonderen, lioe het in gezonde en wel beradene herfenen kan opkomen, om zoo lichtvaarelig ter Staatsvergadering zulke landverG 2 dervende  dervende ftrafbaare Propofmen te durven, niet alleen voorftellen, maar aandringen, dat dezelve ter uitvoer gebragt worden. Als de Unie verbroken is, wien behoord dan de Heerfchappye en bezitting der Oost- en Westindifche Landen, Colonien enz. want die behoor en gemeenfchappelyk tot de Unie, en dus alle de Zeeven Verëenigde Provintien toe; en zouden als dan volgens het natuur- en i olksrccht als gemeenfchappelyke eigendommen, of moeten verdeeld of by publieke veiling verkogt worden, of voor de fehulden, waar mede dezelve bezwaard zyn, aan de Crediteuren overgelaten worden. Om nu niet eens te onderzoeken, wie tot boelredders zot/den moeten gefeld worden ? enz. Als de Unie verbroken is, Iwe zal het als dan met de Generaliteits Landen gaan, want die behoor en al mede tot de Unie, en dus gemeenfchappelyk de Zeven Provintien toe, tdie moeten al meede worden verdeeld of verkogt, of wegens de fehulden waar mede die Landen of Steeden bezwaard zyn, aan de Crediteuren overgegeeven, of door parate Executie aan de meef biedende geveild en verkogt worden. Maar eens genomen, men wilde die ver- deelen, zal over die verdeeling zelve geen gefchil, zo niet 'een Oorlog, onder die van een gefcheurde Provintien ontJlaan? enz. Als de Unie verbroken is , wie zal dan de tollen en licenten op de Rivieren in de Generaliteits Landen gelegen enz. zetten cn ontvangen? want die behoor en ook tot de Unie. Als de Unie verbroken is, dan is Zyne Doorl. Hoogheid, de Prins van Orange, volftrekt meef er van zyne Landen, Steeden, Dorpen, Heerlykheeden enz. in de Generaliteits Landen geleegen, en gevolglyk ook volftrekt meefter van de tollen en licenten en van de rivieren en wegen, waar aan dezelve geleegen zyn, om die te zetten en te ontvangen, liet zy.naar eigen willekeur, of by verdrag te bepaalen. Als de Unie verbroken is, dan is het al mede, naar rechten zeker, dat daar by verbreeken en eindigen alle verbondfehappelyke Verbonden en Contrablen: dan zouden ook de gemeenjchappelyke Huizen, Stallen, Magazy- nen,  X X Itten, zoo tot de Admiraliteit als tot de Generaliteit behoor ende en gebruikt wordende, zoo binnen als buiten de Pr'ivlntlén, op het vaste Land geleegen, al fnede moeten verdeeld of verkragt, of door beêedigde Tauxeermeefers moeten getauxeerd worden, want die beliooren al mede tot de Unie, voor zoo yeele die uit de Generaliteits Kas of zyn gekogt, gebouwd, of worden onderhouden enz- Als de Unie verbroken is, dan is hel al mede, naar rechten, zeker dat ook de Meubelen, Hul scler aden en Gereedfchappen , zoo lot de Scheeps- als Huishouw die zoo binnen de Provintien als ln de Generaliteits Landen voor handen zyn, voor zoo veel die al mede door de Generaliteit zyn gekogt, gemaakt en onderhouden, moeten verkogt, gedeeld of getauxeerd door de beêedigde Baazen of i fendumeefters. Als de Unie verbroken is, dan moet ook de Ammunitie, Canon, Kogels, Bomben, Kruid, Lood enz. verdeeld • worden, zoo als die tot een Land en Zee Oorlog uit de 5 Generaliteits Kas al mede zyn gefabriceerd en gekogt en ook onderliouden zyn. Als de Unie verbroken is, dan Is al mede, naar rechten, zeker, dat ook de Oorlogfcheepen, Fregatten, Kotters , enz. verdeeld of verkogt worden, want die behooren ook tot de Unie. Als de Unie verbroken is, dan is Gelderland, die meester is van de vier Rivieren, Maas, Waal, Rhyn en üTsfel, ook volftrekt meefter, om ons al de Comlefen enz. ■ op ons dak ( om zoo te fpreeken ) te huis te ft uur en, andei ren van haar eigene Landaart oj Provintie aan te ft ellen , en onze Oost- en Westindifche produSen, die nu byna niets betalen , zoo hoog met jollen en llcenten te belasten , en, om de balans te houden, anderen te verminderen, zoo dat daar door onze Koophandel naar Dullschland, gedeeltelyk geruïneerd worde. Als de Unie verbroken Is, en de Generaliteits Landen verdeeld zyn, dan is de Provintie Zeeland zoo verre meefter van de Schelde, dat die onzen Handel en Comr merci e op Brabaud en beneden frankryk mede gedeeltelyk kan, en uit weerwraak zal bederven. « . G 3 Al:  X 102 X Als de Unie verbroken is, dan zyn onze beste Zeehavens voor onze Oorlogsvlooten in tyden van Oorlog zoo verre weg, dat, wegens de Zandplaten, die voor onze Havens liggen, de Vyand met 20 fcheepen, een Piloot van 100 fcheepen zoodanig kan geblokkeerd houden dat de ftoutfte en ervarenfe Zeeheld niet bekwaam is om 'er uit te komen, om nog niet eens te zeggen, dat Zeeland, van •wegens haare ligging, in cas van Oorlog, met Engeland famenfpannende, ons niet alleen gedeeltelyk maar byna geheel kan bederven. Als de Unie verbroken is, hoe zml het dan gaan met ■ alle onze Ambasfadeurs, Agenten enz. die, in naam en yan wegens de Unie, aan alle Ltoven, zoo binnen als buiten Europa, refldeéren: of zal ons gewest die alle voor haare rekening houden, zoo binnen als buiten Europa alleen de figuur van een Monarch flaan, en by die Hoven als zoodanig erkend en ontzien, geëerd en gerefpe&eerd •worden ? Als de Unie verbroken is, dan is ook teffens te gelyk het onlangs aangegaan Verbond met frankryk, daar wy hemel en aarde om bewoogen hebben en geen listen ontzien om het tot fand te brengen, ook verbroken, alzoo dat Verbond niet met die en die Provin/ie, maar mët de geheele Unie, gemaakt en gefloten is. Als de Unie en gevolglyk ook als dan het Verbind met frankryk ook verbroken is, dan fiaat het die andere Provintien in 't gemeen en een ieder in 't by zonder vry, naar hunne byzondere ligging en fltuatie, met andere Mogendheeden en Vorsten naar welgevallen Verbonden en Alliantiën te maken , die ons Gewest merkelyk kunnen benaauwen, en dan zitten wy, om zoo te fpreeken, als de Rat in de val, het is waar, wy kunnen des noods ons Land gedeeltelyk onder water zetten, maar dan zetten wy ons zeiven ook onder water, en zouden daar door ons zeiven meerder bederven, dan de Vyanden ons by mogelyklykheid bederven zouden. Ah de Unie verbroken is, wie zal dan de enorme fehulden of "interesfen daar voor overneemen en betalen, wegens té fehulden, die, als gezegd is, op d$ Unie rusten? zal dit  X *°3 X dit al niet mede ten gevolge hebben, dat duizenden Capitalisten in den grond geheel, en ten deele, zullen bedorven iveezen? Die Heer hier mede zyne redevoering wegens de gevolgen , die het verbreken der Unie ten gevolge zouden hebben, befluitende , voegde 'er een ander Heer van het ge. zelfchap nog by: Myn Heer! gy hek* onder anderen nog iets, dat niet minder gewigtig is, dat mede een gevolg van liet verbroken houden der Unie wezen zal, vergeeten op te geven , te weten : Als de Unie verbroken is, dan is ook ten onzen opzigte, behalven de Unie, ook de Munfterfche Vrede, ook de fteunpylaar waar ons gemeenebest in 't gemeen en ieder Provintie in 't byzonder op gebouwd is, mede verbrokendie Munfter fche Vrede, als gezegd is, de grondfag waar op de zekerheid en onafhankelykheid van ons geheel Staatsgebouw rust, en die ons voor alle aanfpraak op dezelven beveiligt, die heeft haar,opzigt niet op één è twee Provintien ; neen: maar algemeen op de voorheen Geünieerde Zeven Provintiëntmet de bekende zoogenaèmde Generaliteits Landen daafcby annex: die, Qik her zegge nog eens ) is ten onzen opzigte mede verbroken,en wat zullen ofjunnen daar van de gevolgen zyn? om nu, wegens dat de tyd verlopen is , niet te fpreken van de aanfpraak die als dan of in 't vervolg van tyd kan en als dan zal gemaakt worden , zal ik nu maar alleen zeggen, dat ik van gevoelen ben, dat indien de Unie, zoo als de Gedeputeerde van Leyden gewild en geproponeerd hebben, verbroken is, dat als dan alle die onoverkomelyke zwarigheeden, die Uw Ed. van wegens het verkopen en verdeelen der Generaliteits Landen geopperd hebt, heel gemakkelyk door anderen zullen beflist worden, en met een de fehulden, waar mede dezelve bezwaard zyn, zonder veel omflag geliquideerd, en zullen daar door die van een gefcheurde Provintien bevryd worden, dat onder dezelve, wegens het verdeelen dier Landen en Steeden , geen nieuwe krakeelen en nog veel minder een Oorlog entflaan zal, en zoo zal het met onze Oost-en Westindifche bezittingen ook wel gevonden worden; of zouden die 'Gedeputeerden van Leyden nog daar en boven onbedagt genoeg zyn, dat ons vooronderfeld G 4 afSe'  X 104 X afgefcheurd Gewest, die bezittingen, in weerwil der andere Provintien, zal behouden en op den duur tegen allen aanval, van andere veel vermogende Zeemogendheden, beveiligen en maintineeren ? Plet verbroken houden der Unie, is door voornoemde Gedeputeerden van Leyden gebouwd op eene loutere herfenfchim, op iets, dat in waarheid zelfs in dit Gewest nog niet aanweezig is, namentlyk eene zoogenaamde Republikainfche Conftitulie, welke de andere Provintien, met welke zy de Unie voor verbroken houden, niet liebben aangenomen. De ongerymdheid, waar op die Gedeputeerden het voor verbroken houden der Unie vestigen, zal voor ons nader blykbaar worden, indien wy ons zeiven en die Gedeputeerden met ernst afvragen, waar is by ons die Republikainfche Confhulie, en waar, en wanneer is dezelve in ons Gewest tot ftand gebragt ? zouden zy, indien hun die vrage door de andere Provintien gedaan wierdt, niet verfiomme?i,en van fchaamte over hunne onkunde moeten bloozen? by zonder indien de Provintien hun verder te gcmoet voerden: is ook dat een vereischte in de Republikainfche Conflilutie, dat het 'Volk eene onbepaalde vryheid in Uw Gewest bekomen heeft, om naar welgevallen met hunne Regenten te mogen handelen, om die geweldadig uit de Regeering te ftooten en 'er andere, naar hunne eigene zinnelykheid aan te zetten? het is juist die Conftitutie, die wyniet hebben aangenomen, lerwyl wy een Jyfthema voeden , dat daar mede geheel tegenfr) dig is. liet is waar en kan niet ontkend worden, dat men ons,. en 't Volk in 't algemeen, gevleid heeft, byzonder door die bekende Propofilie van Haarlem om eene Republikainfche Confilutie te bezorgen; maar dit is ook waar, dat de eerfe aanleg daar van voor een voorzigtig en verftandig Vaderlander al de kenmerken droeg dat het vleyery, 'bedrog en geen emft was, en dat men het Volk uit de Goochelias voorfpeelde! men benoemde daar toe kwanswys eene Commisfe van acht Leeden, of felde die voor, daar men immers wel wist, dat, behalven de Ridder fchap, in ons Gewest achtien Stemhebbende Steeden waren, e?i dat ''et; natiutrlyk eene oppoftie, fterker dan die, zoude tegen  X i°5 X gen opkomen , gelyk ook gebeurd is, dog waar tegen men zig, om voor het Volk eene uitterlyke vertooning, dat het hun ernst was, te maken, en 'er ons zelfs toe aan te zetten, geprotefeerd, en door eige gefingeerde Requesten verzet heeft, dog op zoo eene wyze als ik gezegd heb, dat het alles de kenmerken droeg, dat die zaak hun geen ernst was, ons eene Republikainfche Conftitutie te bezorgen, waar in ons eenen genoegzamen invloed en aandeel in en aan de Regeering zoude bepaald en toegeftaan worden. Nu Heeren! gelyk ik nu nader betoogd heb, dat die Republikainfche Conftitutie waar van bewuste Gedeputeerden fpreeken, niets anders dan een loutere hersfenJ'chim, bedrog en veinzery is, dat niet alleen in ons gewest nog geen aanwezen bekomen heeft, maar ook verfcheide ftemhebbende Steeden in ons gewest zeiven een fysthema hebben aangenomen, ftrydig met die ingebeelde Republikainfe Conftitutie, en terwyl de Gedeputeerden van Leyden het verbroken houden der Unie met die Provintien daar op gronden, zo moet naluurlyk volgen, dat zy ook de Unie met die Steeden in ons gewest voor verbroken moeten houden die een fysthema, ftrydig met het haare, Itebben aangenomen. De gevaariykheid, bedrog en onzinnigheid van die propofttie, zal nog duidelyker in het oog loopen, als men daar by nog in overweging neemt het zeggen dier Gedeputeerden: dat de andere Provintien opentlyk een fysthema, ftrydig met de Republikainfche Confifutie hadden aangenomen &c. want. Ei lieve is ieeler Provintie, by zonder in dat opzigt, niet in den haare Souverain ? Zo ja, wat raakt het U en raakt het ons wat ieder Provintie in dat opzigt als Souverain doen wil of niet? dit door woorden van bedreiging, als voortegeeven dat de Unie verbroken is indien zy dat zelfde fysthema in haar eigen boezem, in de welke zy Souverain zyn , niet invoeren , is een volftrekte inbreuk gemaakt in den boezem van een anders Souverainiteit, dat aller gevaar- lykst is. Daar is geen een van de andre Provintien die het in voeren en tot ftand brengen eener Republikainfche Conftitutie binnen in onzen eigen boezem betwist heeft en nog veel minder ons gedreigd dat zy daar voor de Unie G 5 voor  voor verbroken zullen houden: maar ook hierin zit liet bedrog van onze Hoofdpatroonen, om onder dat bedrieglyk voorwendzel, van die Ingebeelde Conftitutie ook Inde andere Provintien te doen aanneemen, liet werk by ons op de lange baan te houden, en ons zachtjes om den Man te lelden. Maar wat Is 'er nu aantedoen? Onze hoofden hebben zig zeiven en ons bedrogen, en wy hebben daar door duizenden onkundige en onnozele menfchen verleid, bedrogen en bedorven, en zien voor onze oogen, dat onder al liun gekunfal de eene onheilen voor en de andere na, worden op één geftapeld, en dat door hunne verdwaasde ftappen de geheele ondergang van ons Land, met fnelle fchreeden, (Zo God geen wonderen doet) nadert. Dat wonder heeft God gedaan, myne Burgers! — onze oogen hebben het gezien, en ( wat ongereegelheden ook mogen hebben plaats gehad, die niemand goedkeurt,^en die, tenminften by vervolg, veel al uit zommiger hoofdigheid en fpottende farringen zyn gebooren) veelen der oplettendftc en gemoedelykfte Patriotten hebben in die omwending da hand van God erkend. Slaat dan aandachtige oogen op het geen wy u getoond hebben. Erkent de waarheid, beleid hoe gy misleid waar, keert weder, en wordt met ons één hart cn ééne ziel, en wy zulle uwe liefhebbende Broedcis zyn. ■ Zyn wy niet één vlecsch ? Om u daar toe ernftig op te wekken heb ik het volgende laatfte Hoofdftuk gefchikt. TIENDE  X io7 X TIENDE HOOFDSTUK. Opwekking aan Misleiden, op het voorige gegrond. Het is lang genoeg gedwaald! lang genoeg heb ik met de merkwaardigfte aandoening gezien , hoe menu onder het misbruiken der geheiligde naamen van Vryheid en Vaderland, misleid en, onder eene bedrieglyk voorgewende volks-ftem, tot den fpeelbal gemaakt heeft van de vooroordeelen, de verdichtfelen en de heerschzuchtige bedoelingen van eenige weinigen, die zich, door land, — orde — en recht — verdervende middelen, den weg zogten te baanen , tot eene grootheid en roem , waartoe zy, langs geoorloofde middelen, en in de kalme rust der gemeene zaaken, als wet en Recht, en geen geweldig gefchrecuw het gemeene best beftuurt, hunne onbevoegdheid en onbekwaamheid leevendig gevoelden : Lang genoeg hebt gy het flachtofTer geweest van de list der aanvoerers eener Party, die eerst het middel gevonden hebben om mistrouwen aan te ftooken tusfchen den Erfftadhouder en de overige Regenten van verfcheidenc gedeelten des Lands; die van dat mistrouwen vervolgens gebruik gemaakt heeft, om verfcheidene Regenten in een denkbeeld te brengen t dat men hun gezag, hun aanzien en vermogen wilde uitbreiden ten koste van den Vorst, wien men hun geleerd hadt te verdenken als een vyand van hun aanzien, die te gelyk het opperbewind en den ondergang zogt van zyn eigen Vaderland; die vervolgens zich van den invloed, het gezag, en de magt van jonge of heerschzuchtige Regenten, die men door loozen febyn en vleiende beloften misleid hadt,  X io8 X hadt, bediend heeft, om den Vorst in alles te bedillen, verdenkingen , lafteringen en onbewysbaare befchuldigingen teegen denzei ven te verfpreiden, in verniste dag- en weekbladen in te boezemen, en op allerlei wyze de oude welgewortelde liefde voor Oranje uit het hart der Natie uit te rooijen; die, na dat het hun met'behulp van die Regenten gelukt is den Vorst haatelyk te maaken, te onderdrukken , in zyne wettige en aan hem bezworene Voorrechten te verkorten, en tot het voorwerp van fmaad, verachting en vloek te ftellen, op dat heilloos voetfpoor voortgegaan zyn om een groot deel der Natie te verpesten: ■ Eene meenigte listig opgeftelde gefchriften, vol declamatien, die niets bewijzen, vol fchoonfchynende redeneeringen, uit valfche beginzelen afgeleid, en met zwellende onbefchaamdheid vol vertrouwen (zo het fcheen) en ineen inneemenden ftyl gefchreeven, liepen over van aanfpooringen tot Vryheids-liefde, daar rïien de waare Vryheid zogt te vertrappen , van zucht tot het Vaderland, dat men te gronde hielp, en van de plegtigfte betuigingen dat men het belang des Volks zogt, het geen men befpotte, cn de eene leugen na de andere in handen ftopte. Zoo rasch ge¬ lukte het niet door deze helfche middelen veelen aan hun fnoer te krygen, die of fchitterende vernuften fchynen wilden, door het nieuwe ingenoomen, en zich van het gemeen onderfcheidende: of goedhartige ondoordenkende menfchen, die ter goeder trouw meenden dat al, wat men hun vertelde , waarheid was, en dat deeze lieden het waarlyk wel met Land en Volk meenden: of zoogenaamde fatzoenlyke Burgers, wier zaaken verliepen, die geenen weg tot aanzién open zagen en nu meenden, dat 'er middel was om door gunst, onderftand-gelden of andere wegen voordeel te doen -en in het beroerd water te visfen was of onvergenoegde, die door deezen of geenen waarlyk of ingebeelde beledigd waaren , en nu kans zaagen zich op hunne beurt te wreeken: of jonge Losbollen, die, verhit door het vuur der jeugd, vervoerd door een verhittend Enthufiasmus, gefterkt door het leezen van partydige Schriften, en zich ftrcelendc met droomende vooruitzichten op eer en fortuin, meenden dat alles goud was wat'er blonk: of eindelyk fchrandere lieden uit dc getolereerde en geconniveerde gezindheden , die zich  ):( io9 X Zich verbeelden, dat, by de ontworpene plans voor zich en hunne Geloofsgenooten een voordeel zou te haaien zyn, dat hun tot dus verre door 's Lands wyze cn heilzaame Conftitutie, en de voorrechten van den zuiver hervormden Godsdienst, waar van zyne Hoogheid de magtige en yverige voorftander was, geweigerd wierden. Zoo rasch gelukte dit niet, of, uit vreeze voor het wraakzwaard der gerechtigheid, zo de zaaken mogten kentelen, maakte men 'er eene gemeene zaak van, men verbondt zich eikanderen te onderfleunen, en teegen de juftitie (die men geweld en onderdrukking noemde) te verdeedigen. men wist zelfs middel om zich eerst by oogluiking der Regeering te waapencn, en naderhand, toen deeze billyk voor geweld bedugt was, derzei ver goedkeuring en zoogenaamde legaüfatieuïte dwingen, die niet meer moeilyk viel, zedert zoo veele jeugdige Regenten zoogenaamde Honoraire Leden dier gewapende Genoodfchappen geworden waaren. — Zedert men nu gewaapend was, groote God! welke beroeringen welke landverdervende wegen is men ingeflagen : wy hebben de Burgers verdeeld, de Familien onééns, de Vriendl'chappen verfcrooken, de Huisgezinnen uitgemergeld, de Handwerken en Studiën verwaarloosd, de Rust, de Vrolykheid , het Vertrouwen verbannen gezien. • De Regenten zelve, wier heerschlust door de eerfte vleiery misleid was, hebben te laat de oogen geopend; de gewapende moedwil heeft hen, die het volk niet blindeling in alles te wille waaren , van de kusfens geftooten, hunne naamen gefchonden , hunne perfoonen mishandeld: men heeft de aanvoerers, begunftigers en hoofden der Cabaal, Bodens zelfs en geweezene lieverybedienden- de plaats der kundigfte cn aanz-ieiilykfte lieden doen inneemen: — — 's Lands Staaten, die de oude Conftitutie wilden handhaaven, voor Tyrannen en Landverraders gefcholden, en, zo deeze de Militaire magt, die zoo wel teegen Binnenlandsch als Buitenlandsch geweld gefchikt is, gebruikten of wilden gebruiken, heeft men in het gantfche land bedelbdsfen geopend, om dien moedwil te ftyven, men is van alle kanten gewaapend toegefchooten, om oproerige Ingezeetenen teegen den wettigen Souverain te verdeedigen: en men heeft listen en uitvluchten gevonden, om dat alles niet  X "o x den naam van Grondwettige herftelling en bedaarde Vader lands liefde te blyven benoemen. De gewapende bende, frout op hun vermoogen, fchoon verre de minfte in aantal, durfde zich den naam geeven van de Volksfem, en betwifte zelfs den Staaten, die dezelve zedert de afzweering van Philippus bezeeten hadden, de Souverainiteit. En hoe heeft men deeze herfenfchim verdeedigd? ■ enkel door geweld, Sprak iemand hunne handelwyze teegen, aanftonds was een drom van Schryvers gereed om hem te hoonen en te lafteren: in zyne bezittingen, omgang en beezigheden werdt hy getrapt, gekweld, verkort: ■ verzette zich iemand met de daad, hy werdt of door hunne wapenen bedwongen, of, men vondt middel om nieuwe Vierfchaaren op te rigten, Commisfies te benoemen, buitengewoone procedurus te houden, die onnoemelyke fchatten aan het Land gekost hebben, men rnogt bewyzen, dat 'er geen grooter bewaarmiddel voor de Burgcrvryheid is, dan dat niemand van zynen gewoonen burgerlyken rechter worde afgetrokken; de hooge Gerichtshoven , aan welke de bewaaring der wetten is 'toevertrouwd, mogten 'er vertoogen teegen doen, leeden van Staat 'er in de Notulen ter Staatsvergadering teegen protefteeren en aanteeke- ningen laaten maaken, het hielp niet: De befchuldig- de werdt gedaagd voor eene Vierfchaar van Gedelegeerde Rechters, by welke hy reeds voor zyn verhoor veroordeeldWas, en de befchuldigde, de kwetzer der ingebeelde Majefteit van de nieuwe Staats-hervormers , werdt in boeijen geflooten, als een muitemaaker gebannen, als het ftioodst geboefte in Rasphuizen verzcekerd, of als het fchuim der booswigten door beuls-handen geftraft. Verbod op verbod en reegel op reegel bepaalde het kleed, de bycenkomst, de verfierfels en de woorden der Voorftanders van 's Lands oude Conftitutie, maar liet den vryen loop aan de leufen de monteeringen, de oproerige vergaderingen, de fchriftcn en gefprekken dier weinige verleidende of verleide weezens, die zich Vrycorpfen noemen: hy, die het hoog gezag der Staaten eerbiedigde, de bctaamlykeondergefchiktheid van Burgers aan Regenten voorftondt, niette teen Oproermaker, en hy, die ftaande hieldt dat de Staats-en Stads. Regeer-  X m X Regeerders zich fchikken moesten naar den wenk van deeze wargeesten , hy, die met zyne gewapende Manfchap de Raadhuizen bezette, de deliberatien voorfchreef en zyne Regenten dwong en dreigde, hiete een waardig Vaderlander: hy, die zeggen durfde: Oranje leeve ! werdt gebannen of gegeesfeld, en hy, die den Vorst fmaade, lasterde, Verguisde, hem dreigde een dolk in 't hart te ftooten, zyne verdoemenis dronk, was een vriend van de Vryheid, en zyn naam werdt vereeuwigd als een voorftander van rust, en billykheid. En wie was 'er die het waagen durfde voor den verdrukten Vorst vrymoedig te fpreeken! was hy een Regent, dan noemde men hem een Landverrader, eenTyran, voor't minfte een Ariftocraat. Was hy een Leeraar, dan was hy een Oproermaker, een Oranjekraaier: een Militair, dan noemdee men hem een Burgerbeul, een huur-> ling: een Burger, dan werdt hem alle werk en neering benoomen: en met één woord, alle de voorltanders van Oranje noemde men weetnieten, lands-pesten, en wat niet al. . Ik weet het geliefde Medeburgers! die nog op de zyde zyt van hun, die zich Patriotten noemden, dat myne taal uwe vooroordeelen, en de indrukken, die men u heeft ingeboezemd , beftrydt: ik weet dat ik fchyne te declameeren; maar zoo ik voor een onbevooroordeelden niet betoogd heb dat men u misleid, zo ik alle de drogreedenen, die u beletten van uwe misleiding weer te keeren, niet volkoomen beantwoord heb, ftelt my dan vry in den zelfden rang met dat haatelyk foort van Schryvers, dat u beguicheld heeft om hun doelwit te bereiken, God, de alweetende, de God van onze Vroome Vaderen is myn getuige, dat niets my zoo dierbaar is als het geluk, de bloei en Vryheid van myn Vaderland. — daar heb ik alles, wat ik bezit, myne aanzienlyke bediening, myn goed, myn kroost, myn leeven hartlyk voor over. maar dat dierbaar Vaderland, duizenden myner rampzalige medeburgers, onder den naam van vryheid, flaavente zien van ,eene bende, die alles het onderlte boven zou keeren liever dan hunne heerschlust te breidelen, enden wrok der Loeveiieinfche factie, die deeze Republycq zoo dikwils op den oever  X "» x over van haaren ondergang gebragt heeft, niet te volvoe* ren, ■ zoo veelen als een roof vervoerd, en door allerlei konftenaary liftig tot dwaaling gebragt te zien, en na nog zoo veelen, daar elk braaf man aan eiken misleiden de hand toereikt, weigerachtig te zien om weer te keeren, en dan nog langer te zwygen, niet ernftig tepoogen, om myne lieve Medeburgers, al Waaren zy my ook nog zoo vyandig, op den weg der billykheid te rug te brengen, en braave lieden voor misleiding te beveiligen, dit meen ik met de liefde voor mynen geboortegrond te ftryden: God, myn hart, myne kinderen, myne Landgenooten! zoudt gy het my vergccven kunnen! Eigenbelang, dat de beste dingen in verdenking brengt, beftuurde nooit iemands pen minder dan myne, ik zoek, ik heb geene de minfte perfoneele verpligting aan den ■braaven Vorst of aan het Doorluchtig huis, dat ik verdeer ' lk verheffe my wel niet op myne kunde, maar ligt zal ze zoo groot zyn als die van een aantal gehuurde fchryvers, die het verftand en hart van u, myne lieve Medeburgers 1 verpest hebben : ik heb de gefchiedenisfen des Lands, zelfs de partydigfte, geleezen, en, in myne betrekkingen moeten leezen, ik heb de daaden der voorige Oranje-Vorsten, zoo wel als van den teegenwoordigen Heer Stadhouder, onbevooroordeeld overwoogen : de befchuldigingen, verdeedigingen, omftandigheden vergeleeken; ik heb de voorgeevens, gefprekken, gefchriften befchouwd, nagedagt, gewoogen, en, ik verzeekere my, zo de liefde tot de waarheid U bezielt, zo geene moetwillige vooroordeelen uwen geest verblinden, zo geene heimolyke doelwitten uw hart bedorven hebben, dat ik u middagklaar getoond heb, dat men uwe ligtgeloovighcid misleid, en de vuilaartigfte oogmerken, ten uwen koste, gezogt heeft te bereiken. Ik heb in den welvaart myns Lands het zelfde belang als gy: Boven veelen van U, van ouders tot ouders uit Neêrlandsch bloed gefprooten, ben ik een Burger neevens U, uwe Vaders zyn de myne, uw Volk is myn Volk cn uw God is myn God: Kan ik dan anders dan uw welzyn en het myne, den voorfpoed van ons kroost bedoo- len? ~  X H3 X leri? «*— Ja Bürgersl de hand hieuw ik af, dé tong beet ik aan ftukken, zo ik my bewust was iet te fchryven, iet te fpreeken, waar van ik niet, na een bedaard onderzoek, door en door overtuigd ben. Dat de Vryheid my nooit een éénige Jonk toewerpe , zo ik eenige bedoeling hebbe dan om myn Vaderland Vry en U gelukkig te zien; zo my een éénig woord ontflipt, dat den vryjen Republikain, den braaven Nederlander onwaardig is , en met het algemeen belang niet ten volle overeenftemt! Eendragt is myn doel. Is 'er niet een tyd geweest, Bataven ! dat ieder werkte in zyn kring, getrouw aan zyne beroeping, dat Neêrlands vrye ftaat een welgeregeld lichaam was, daar elk lid in eigen werking bleef en geene verwarring kende. — Daar is een tyd geweest, dat onderling vertrouwen de Maatfchappyën verbondt, de Overheden geëerbiedigd wierden, de naam van oranje heilig, en de braave Vyfde w i l l e m de liefde van het Volk was. Toen woonde de welvaart in deeze ftreeken, de eendragt in den Raad, de Godvrucht in de Tempels, de drukte in de Werkplaatfen, de rykdom in de Huizen, de Vergenoeging op het Gelaat, en de Vrolykheid in de Gezelfchappen der Burgers. Zo het waar is, dat Vryheid te bevoorderen het doelwit Was, waarom mogt dan een Burger, die eeven vry was als zy, ook niet eeven vry fpreeken zoo als hy dachrj zich zoo wel met oranje, de geliefde coleur onzer Vaderen , verderen, als zy met hunne zwarte ftrikken, veelverwige Monteéringen, eigenwillige Echarpes en zwierige Panaches ? waarom mogt de eene Burger zich zoo wel niet waapenen als de ander? Waarom werdt het eene Corps vernietigd en het andër gelegalifeerd ? waarom mogt gy Vreugdefeesten houden ter eere van Vrankryk, en uwe Sociëteiten Illumineeren op uwe Feesten ? en wraarom mogt een ander het zelfde niet doen ter eere van oranje? waarom mogt gy ongeftraft uwe lasterfchriften verfpreiden, en waarom mogt men voor uwe misleiding niet waarfchuwen en voor's Lands oude Conftitutie fchryven ? Waarom mogtgy, om uwe doelwitten te bereiken, u in de Haag, te Rotterdam en te Hoorn van den Militairen arm bedienen ? en waarom mogten de Staaten van Gelderland hetzelfde niet doen te Hattem en te Elburg ? waarom werden Leeraars en Priefters B ver-  X "4 X verheemeld en toégejuicbd, die uwe begrippen op den Leerdoel voordonden, indampten, en op oranje fmaalden ? en waarom mogt een ander Leeraar niet voor oranje, voor de Souverainiteit onzer wettige Staaten en voor de beginfelen onzer Vaderen fpreeken ? Maar waartoe zou ik langer aan. uw gezond verftand of aan de welwillenheid; uwer harten twyfelen?— 6 waardfte Landgenooten! om der rust, der vergenoeging, des Vaderlands wille, laaten wy eendragtig en fterk zyn voor ons Volk en voor het Huis van onzen God! de redding isgekoomen, de welvaart begint te herleeven, de zamenleeving wordt gevoeglyker, en alle de vooruitzichten (zo God met ons blyft) voorfpellen heil. — Zo gy moedwillig de oogen fluit, zo trotsheid u doet weigeren dwaaling te erkennen , zo gy byalle geleegenheden haatelyk u gedraagt en de vooroordeelen, welker ongegrondheid ik u beweezen heb, blyft koefteren: wat moet dan van de Eendragt wat van het Land, wat van u zeiven en van uwe kinderen'wor den?— Maar, zo gy, op der Vaderen fpoor, met óns wilt zyn; in naam dan van alle waare Prinsgezinden, voor eeuwig zy onder ons al het voorledene vergeeten, de liefde" zal onze harten verbinden, wy zelve zullen uwe vrienden uwe befchermers, uwe bevoorderaars zyn, en ziet daar dan onze rechtehand: — Nu, Bataven! wie gy zyn moogt: vreest God, eert de Overheid en hebt eikanderen lief, en laaten wy elk onzer TCinderen deeze Grondwet leeren : Myn zoon! vreest den Heere en de Over. jïeid, en vermen ct u niet met hen, dienaar verandering staan, want hun verderf zal haastig ontstaan, en wie weet hunner beider ondergang? Spf. XXIV: 21, 22. De geest, die in ons woont, Iweft die ook lust tot nydigheid?