B IJ DE HERVATTING VAN DEN EUANGELIEDIENST, DES HOOGEER WA AR. DIGEN ZEER GELEERDEN HEEREN S: S.- T II E O L: DOCT. IN DE GEMEENTE VAN ROTTERDAM, Op den a3 Moest uw tedjr Spruitje fterven, Zonder dat uw vaderöog 'timmer, op deeze aarde, Lende, 6, Gij kent het eens omhoog! Daar, als Gij de reden inziet Van 't geen hier Gods Wijsheid doet, Zult Ge zeker, dankbaar zeggen: Hier ook was mijn Vader goed. God is goed: Hij bragt U weder In 't verlangend Rotterdam, Daar het. vriendenhart reeds klopte, Toen 't een ftraal van hoop vernam, ö Ons lang geflingerd hoopen Wordt, door't wederzien, vergoed; En 't gebed nu afgewisfeld, Met den danktoon: God is goed. 't Heiligdom, waar uw Gemeente, Vaak, zoo ievrig, voor U, badt, Zal, van haar gejuich, weergalmen, Nu Ge uw dienstwerk weer hervat. Gij, die haat en wrevel koestert, Weert van deeze plaats uw' voet . . . Neen, — koomt liever, en gevoelt er: God is, voor de zijnen, goed. , A 3 ö Mija  < # > ö Mijn Vriend! leef fteeds gezegend, Vrij van nieuwen ramp en èruk', Met uw Gade en Kroost, g:s:-gend, Als in de avmen van 't geluk ! Dat de tegenfpoed U vliede, Of,« zoo zij U treffen moet, Ondervindt dan: ook in 't lijden, Is mijn Vader wijs en goed. Leef, tot dat de eerwaarde grijsheid • U, met zilv're lokken, ciert: Kan het zijn, tot dat Ge 't jubel Van deez' blijden feestdag viert! En als Gij natuur heur fchatting, 't Zij tog fpade! geeven moet, Dat dan nog uw veege lippen Roemen: God is eeuwig goed. Eeuwige! die met één oogwenk Het gefchaapen iil bewaakt, Van de wolken uwen wagen, Van den wind uw voertuig maakt! Gij, door wien de Aartsengelen leeven, En die 't kleinst infectje voedt, Gij bebt onze beê geg' even God! Gij zijt oneindig goed. Hebt  < > Hebt Gij door uw Godlijke Almagt Onze droefheid afgewend: Ai verhoor ook de gebeden Die men, elders, troon waards zendt Zie in gunst op die Gemeentens Die 't gemis nog treuren doet : Doe alom iuv vrienden juichen: Halelujah! God is goed! Geef dat wij, bij 't fomberst uitzigt, Steeds vei trouwen op uw magt, En gerust uw licht verbeiden, In den allerzwmtften nacht! Geeft dat wij bij 't grievendst onheii, Dat ons hier, zoo vaak, ontmoet, Uwe Wijsheid fteeds aanbidden, En gelooven: God is goed! J. G. TEN BROEX