443 H 57   VERHANDELINGEN .-...< v OVER HET DIERLIJK MAGNETISMUS, DOOR DE HEEREN 13. FRANKLIN, MAJAULT, LE ROY, SALLIN, BAILLY, D'ARCET, DE-BORY, GUILLOTIN, LAVOISIER. - GEOFFROY, DESPERRIERES, JEANROI, DEFOURCROY, CHAMBON en VICQ D'AZYR. LEEDEN VAN DE KONINGLIJKE ACADEMIE DER. WEETENSCHAPPEN, EN FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE PARYS, EN DOOR DEN KONING GECOMMITTEERD TOT HET ONDER. ZOEK WEEGENS DEEZE ZOO BELANGRIJKE ZAAK. Vervattende zoo wel de wijze van meededeeling vvan het Magnetismus, als de uitwerkzelen, welken men daar van te wagtert heeft,-met zeer veele proeven bevestigd. NAAR DE ENGELSCfJE VERMEERDERDE UITGAAVE' VERTAALD DOOR H. A. V A K E, M. D. TE L E T D E N, B IJ A. en J. H O N K O O P, M D C C X C I.   VOORBERIGT. fëtie daar, onderzoek lievend Leezer! een Werk' je, dat u een volkomen berigt kan geeven, wee.' gens het Dierlijk Magnetismus, het -welk ook aan onzen heemel der Weetenfchappen als een nieuw lucht •verfthijnjèl op hei onverwaglst is koomen opdaagen, nadat hetzelve in Duitschland en Frankrijk zijnen loop genoegzaam fchijnt voleindigd te hebben; deverbaazing verwekkende Proeven, hiermeede te Rotterdam genomen, zo wel als de uitmuntende Reedenvoering van den fchranderen Hoogleeraar Vol telen, hebben gewisfelijk uwe weetlust gaande gemaakt. In dit Raport, gedaan door Mannen, wier huidigheden, zoo wel in de Geneeskunde als Wijsbegeerte, hen volkoomen in fiaat/lelde, om nauwkeurige waameemers te zijn, zult gij uwe begeerte cm weegens de meededeeling van het dierlijk Magmismus, en de uitwerkfelen die hetzelve te weegebrengt, onderrigt te worden, volkoomen kunnen bevredigen , de menigvuldige en naauwkeurhe proeven hier in vervat, zullen u dit zoo wonderdoend vermogen op deszelfs waaren prijs keren fchatten. Nog  VOORBERIGT. Nog een woord weegens de vertaaling, ik heb mij hier toe van eene Engelfche overzetting bediend, bij voorkeuze aan de oorfpronglijke Franjche uitgaave, dewijl die verjcheide zeer fraaije aanmerkingen uit het, in het eerste rapport vermeld Werk, van den Heer Thouret en andere Schrijvers bevat , die in de Franjche uitgaave niet gevonden •worden. Ik heb, daar ik wist, hoe zeer men in het algemeen verlangend was, naar een Werkje, waar door men van dit thans bij ons zoo veel geruchts maakend vermoogen , een juist denkbeeld kon bck.mmen, met de vertaaling den mee>t mougelijken fpoed gemaakt, deeze heeft mij ook verhinderd om hierbij eenige aanmerkingen te voegen, waar toe egter dit Stukje mij bij het vertaaien , zoo wel met opzigt tot de daar in verhaalde proeven, als de daar uit afgeleide befluiten en reedekaavelingen nu en dan •wel eenige flof opleeverde, veelligt laat ik die binnen kort volgen. H. A. BAKE, Med. Do&. Leyden den 15 April 1791.  INLEIDING. jFïFet onderwerp van het volgend Stukje hieid reeds voor eenige jaaren in Duitschland en Frankryk de aandagc van elk een beczig en week- en dagbladen waaren daar meede opgevuld» Bij fommige ontmoette hetzelve de uitbundigfte loftuitingen, als de belangrijkfte ontdekking, bij andere wierd het als voor het gochelfpel van een on* weetend kwakzalver uitgekreeten. De Heer Mesmer, de uitvinder van het Dierlijk Magnecismus is een Duitsch Geneeskundige; het, eerst waar door hij zich bekend maakte, was eene door hem uitgegeeve verhandeling over den invloed der Sterren op het menschlijk lighaam, te Weenert gedrukt in 1766, en aldaar door hemj openlijk verdeedigd. In het jaar 1774 wierd het gebruik der magnrec in de geneeskunde door de Duitfche Geestlijke Hell, ten fterkften aangepreezen; weldra wierd Mesmer een voorftander deezer leer en beoeffende dezelve met een zigebaar gelukkigen uitflag 2 terA wijl  i INLEIDING. wijl hij op dit zoo nuttig gebruik der magneet zijn* aandagt vestigde, wierd hij gebragt tot het aanneemen van andere (tellingen, die hem toefcheenen belangrijker en van een meer uitgebreid gebruik te zijn; ingevolge daarvan ftelde hij het gebruik deszeilfteens geheel ter zijde en ftelde eene genees-wijze in het werk, welke hij daarna der waereld bekend maakte; deeze afvalligheid bragt hem met vader Hell, en den beroemde Ingenhouz, die voorheen zijne voorlhnders waaren , in oneenigheid ; daar zij te Weenen een zeer groot gezag hadden, en zij hem onvermoeid vervolgden , vervielen zijne Hellingen weldra in eene algemeene minagting. Ten einde deezen weederftand af te weeren, beriep hij zich in 1766 op de Academie der Weetenfchappen te Berlin, alwaar egter zijne leer verworpen wierd, „ als van alle grond ontbloot en demin„ fre aandagt onwaardig " door zoo eene gevoelige teleurftelling ter needergeflaagen, deed hij eene reis door veele Iteeden van Duitschland, overal ftelde hij het Dierlijk Magnetismus in het werk, en van tijd tot tijd deelde hij het algemeen den gelukkigen uitflag zijner proefneemingen meede, zijne vijanden lieten egter niet na hem overal na te fpeuren en zijne feilen te ontdekken: Intusfchen zoo het fchijnt vastelijk bcflooten hebbende , om zijn vaderland van de vrugten eener zoo dierbaare ontdekking niet te berooven , keerde hij naar Weenen terug, alwaar  ÏNLEÏDINGv 3 waar hij, hoewel men geen gelukkiger gevolg dan te vooren, zijn geluk andermaal beproefde. Door zoo eene onafgebrooke reeks van misluk* kingen afgefchrikt, nam hij het befluit om Duitschland te verlaaten, en begaf zich naar Parys in het jaar 1778. Hier was een zijner eerste bekenden de Heer A. J. S. D., Schrijver van een werk getijteld Diclienaire des merveilles de la Nature, uit welkwerk de meeste der volgende bijzonderheeden ont* leend zijn» Decze Schrijver heeft aangemerkt, dat in weef* wil van dc oogfchijnlijke on:zigcigheid en agterhoudenheid van den Heer Mesmer, in weerwil zelf van den ongelukkigen uitflag zijner eerlte proefneemingen , hij hem egter den lof van opregtheid in zijn gedrag en bondigheid in zijne reedekaavcling niet kon weigeren, hij was, zeide hij^ overtuigd, dat den ongelukkigen uitflag in geenen deele aan den uitvoerer. maar aan eene ongefchiktheid der voorwerpen > waaraan de proeven in het werk gefield wierden, moest toegefchreeven worden,* in April 1778 begaf Mesmer zich met de bij hem verzaamelde lijders haar Creteil en binnen weinige maanden keerde het grootste gedeelte derzelver volkomen herfleld naar de Hoofdftad terug; onder deezd was de geneczing van eene verlamde het aanmerkenswaardigfte, daar zij te vooren van het gebruik haarer Ieedemaaten beroofd was, wandelde zij nu A 2 mee  INLEIDING. met veel gemak en eenen vasten tred: in November bragt hem de Heer A. J. S. D. in een huis van aanzien, alwaar men de grootfte weetlust toonde met opzigt tot die ontdekkingen , welke het welzijn van hunnen eevenmensch ten doelwit hadden; de proefnecming, welke Mesmer hier in het werk ftelde, verdiend ecnigfints breedvoeriger gemeld te Worden. Er bevond zich in de zaal een vrij talrijk gezelfchap, de Heer Mesmer raakte verfcheide hunner de een na den ander aan, zonder, zelf op de zodaanige , die een zeer gevoelig zenuwgeftel hadden, eenige uitwerking van zoo veel belang te veroorzaaken, dat men die als een uitwerkfel van het Magnetismus konbefchouwen, hoe zeer hij ookdekonstbewerking herhaalde, de uitflag was altoos dezelfde. De gouverneur der kinderen in dit huisgezin, een man van een fteevig lighaamsgeftel, niets minder dan bijgeloovig en daar en boven in zijn ongeloof door den ongelukkigen uitflag der voorafgegaane proeven nog bevestigd, deeze man had federd eenige dagen weegens pijn in de fchouders geklaagd, daar hij buiten teegenfpraak de minst vatbaare perfoon van het geheel gezelfchap was, ftelde hij zich zelf bij wijze van uitdaaging voor, om daar op de proef te neemen. De Heer Mester weigerde hem aan te raaken, maar ftemde toe, om hem op eenen geringen afitand het magnetismus meede te deelen, op begeerte  INLEIDING. 5 geerte van de Heer Mesmer keerde hij hemden rug toe, en de Magnetifeur Hak op den affland van 7 of 8 voeten zijn vinger na hem toe, dit duurde twee minuten , gcduurende welke tijd de gouverneur op de herhaalde vraagen van Dr. Mesmer, of hij niets gewaar wierd, boertige en bcfpottende antwoorden gaf, de Doétor wenkte het gezelfchap op eene veel beteekenende wijze met het hoofd toe, en bewoog intusfchen zijn vinger op en neèderwaards en eenigfints kringsgewijze; de lijder zeide nu een foort van huivering in het bovenfle gedeelte van den rug gewaar te worden , hetgeen hij egter aan de uitwerking van het vuur, nabij het welk hij ftond, toefchreef; men begaf zich dus naar een ander gedeelte der zaal , en hervatte de proefneeming, dit gevoel hielt egter ftand en vermeerderde dermaate, dat de gouverneur zeide , hetzelve bij niets beeter te kunnen vergelijken , dan bij een ftroom van kookend water, welke in de vaten van zijn rug en fchouders rond liep : Het gevoel wierd eindelijk zoo heevig, dat hij weigerde zich verder aan deeze proefneeming te onderwerpen; hij wierd egter hier toe overgehaald, de Heer des huizes hield zijnen eenen arm en ik zelf zijnen anderen vast, bij de verdere voortgang egter deezer proeve wierd de hitte zoo onverdraaglijk, dat hij zich met geweld aan onze handen onttrok; deeze hitte wierd dooreen overvloedig zweet van het aangedaafie deel gevolgt. A 3, Mes-  INLEIDING. zijner leerlingen, maakte geene zwaarigheid om zijne grondbeginfelen aan hen meede te deelen , en hen m hun onderzoek de behulpzaame hand te bieden; hun berigt maakt een voornaam gedeelte van dit Stukje uit; de Heer Mesmer heeft egter van het hier uit opgemaakt befluit na het Parlement van Parys geappelleerd. Mesmer heeft zich bij het Parlement beklaagd, weegens het door de Koninglijke Gecommitteerden uitgebragt berigt, en verzogt, dat zij eene andere Commisfie benoemen zoude, teneinde niet zijne theorie en practijk te beproeven, maar een door hem gevormd ontwerp te onderzoeken , behelzende de eeniglijk moogelijke middelen ter ontwijflelbaare betooging der voortreflijkheid en nuttigheid van deeze zijne ontdekking; deeze eisch wierd door den druk gemeen gemaakt, veele dagten dat het Parlement hier aan geen gehoor zoude verleenen , doch hetzelve heeft de Heer Mesmer bij zijn woord gevat, en hem verpligt om van alles opening te geeven, ingevolge der volgende Refolutie. Kefolutis van den 6. September 1784. Het Parlement beveelt, dat Mesmer verpligt zal zijn voor vier Doctoren der Geneeskundige Faculteit, twee Chirurgi, en twee Apothekars, zijne lecrltellingen, die hij voorgeeft ontdekt te hebben,  INLEIDING. if ben, bloot te leggen, alsmeede die middelen, die hij opgeeft, dat in het werk gefield moeten worden, om deeze zijne Hellingen te beoelfenen; het beveelt teevens, dat van het meerder gedeelte een berigt in handen van den Procureur Generaal zal gefield worden, ten einde hetzelve het Parlement voor te leggen , en daarop deszelfs uitfpraak te verwagten. Daar men nu niet langer daar aan twijffelen kan, of het geheel famenftel van het Dierlijk Magnetismus moet als eene bedriegerij aangemerkt worden, kon me.i wel ligt vraagen, waarom men dan deeze ftukken van zoo veel aanbelang agt te zijn, dat men die, ook in onze taal, het algemeen meededeelt, daar zij toch eigenlijk alleen van eenig belang zijn voor hen, die van dit gochelfpel ooggetuigen geweest zijn; hierop kan men meer dan één gepast antwoord geeven. Vooreerst, en dit hebben wij hier voor reeds bedoeld, heeft het DierlijkMagnetismus te Parijs aller aandagt beezig gehouden, en de algemeene opmerking van de zoo beroemde en onvergelijklijke ontdekking des Luchtbols afgetrokken, gewisfelijkzal eik beminnaar der Weetenfehappen onder ons ten hoogflen begeerig zijn, om eenig nader berigt te erlangen van een zaak, die bij onze Nabuuren zoo veel gerugts gemaakt heeft, daar doch hunne vorderingen in de Weetcnfchappen , eeven zoo wel een opmerkzaamo aandagt waardig zijn als hunne Staatkunde. Ten  *a INLEIDING. . Ten tweede, kan men het berigt der Gecommitteerden tot het onderzoek van het Dierlijk Magnetismus, in het algemeen befchouwen , als niet flegts betrekking hebbende tot eene ongegronde en weldra weederom verdwijnende hypothefen , tot eene verheeveling aan den wijsgeerigen hemel, maar tot eene in het algemeen belangrijker vraag betreklijk het vermoogen det verbeeldingskragt op het dierlijk lighaam, een vraagltuk, het welk zoo wel voor den Bovennatuurkundigen als Geneeskundigen van zeer veel gewigts is, over dit onderwerp fchijnt het berigt een nieuw licht te verfprciden , en aan onze denkbeelden des wegens meer juistheids bij te zetten. Maar ten derde, en hier op wilde ik de aandagt gevestigd hebben, is dit berigt van een weezenlijk aanbelang in de bijdraagen tot het menschlijk vernuft, en in de daad zoude veelligt het gefchiedverhaal der menschlijke dwaalingen , alles wel overwoogen zijnde, van geen minder aanbelang, van geen geringer nut zijn , dan die van de door hen gedaane ontdekkingen , de waarheid is zich zelf altoos gelijk, en binnen eenen engcn kring bepaald; de dwaaling neemt allerlei gedaanten aan, heeft geen beilaan, dan alleenlijk in de fcheppende verbeelding van hem, die dezelve heeft voortgebragt; in zoo een onbeperkt veld heeft het vernuft geleegenhcid, om uit te weiden, en de onbegrensde ver- moo-  INLEIDING. 13 moogens der verbeeldings - kragt den ruimen teugel te vieren, in het vormen van de buitenfpooriglte denkbeelden; men heeft meermaalen de burgerlijke gefchiedenisfen aangemerkt als de gedenkfchriften der rampen van het menschdom, de kerkelijke historie als dc archiven onzer dwaalingen, eene wel gefchreeve kerkelijke gefchiedenis, zoude dtis veelligt uit dcezen hoofde een der leerzaamfte boeken des waerelds zijn. Hier komt nog eene andere reeden bij, die het Dierlijk Magnetismus een bijzonder regt op onzen aandagt geeft , namelijk , dat eeven deeze zelfde dwaasheid, gelijk de Heer Thouret aanmerkt, voor twee eeuwen veeier geeften beheerschte; het is derhal ven onzer opmerking overwaardig te onderzoeken , welke verfchillende beweegoorzaaken 'er vereischt wierden , om het menschdom te begochelen in eene eeuw van onweetenheid , en in onze zoo verligte tijdkring, in het begin der zeventiende, en bij het einde der agriende eeuwen ; met één woord, om eene linie van vergelijking te trekken, tusfchen de opgewarmde (tellingen van eenen Mesmer , en de oorfpronglijke van Paracelsus, Maxvvel, Digby en andere. Daar men nu, ten einde in de befchouwing van het Dierlijk Magnetismus beeter te flaagen, de zaak zoo veel mogelijk in een helder daglicht moet Hellen, zal het volgend berigt daarvan, door eenen Frank-  l4 INLEIDING, Franklin, en andere beroemde mannen aan dö Koninglijke Maatfchappij der Weetenfchappen te Parijs , aan den Koning zelve meedegedeeld, den weetgierigen onderzoeker tot eene gevoeglijke bandleiding dienen. B E-  BERICHT der GECOMMITTEERDEN van DE koninolijke maatschappij der GEneeskunde te parijs, tot het onderzoek van een werk, getijteld: NASPEURINGEN en TWIJFFELINGEN aangaande het DIERLIJK MAGNETISMUS. door den heere T H O U R E T, M. D. regent der geneeskundige faculteit van parijs, en lid van de koninglijke maatschappij. Met ingevoegde Aanmerkingen van den Fertaaier, voornaamlijk getrokken uit het Werk van den Heer thouret. D e Ondcrgeteekende waaren door de Koninglijke Maatfchappij der Geneeskunde gelast tot het onderzoek van een Werk van de Heer Thouret, Lid dier Maatfchappij, ten tijtel voerende: Onderzoek en twijfelingen, aangaande het Dierlijk Magnetismus. ■ Bij  i6 VERHAND EL INGE N: over het Bij eene opmerkzaame befchouwing valt het terHond in het oog, dat hetzelve twee zeer verfchillende oogmerken heeft; het eene, hetwelk men eenigermaate gefchiedkundig zoude kunnen noemen, bedoelt eene vergelijking van het Dierlijk Magnetismus , zoo als hetzelve bij de ouden bekend was, met dat, hetwelk wij bij de nieuwer Schrijvers vermeld vinden; het ander gedeelte bevat oordeelkundige aanmerkingen en teegenwerpingen teege» de bewijzen, waarop deeze Hellingen gebouwd zijn, welker onzeekerheid de Heer Thouret op zich neemt te betoogcn. , . Wij zullen tragten de Maatfchappij een fchets van dit werk onder het oog te brengen. Het Dierlijk Magnetismus bekleede eenen zeer aanmerkelijken rang onder de leerftelfels van dat tijdperk der letterkundige gefchiedenis, toen vooronderltellingen de plaats van beweeze waarheden, van facta, vervongen, en deeze hypothefen verdween zoo wel als veele anderen, zoo dra de proefondervindelijke Wijsbegeerte de begocheling der verbeeldingskragt deed verdwijnen , en toen men de Konften en Weetenfchappen naar hunne juiftè waarde begon te fchatten. Het onderwerp van dit leerftelfel was eene bij uitneemenheid fijne vloeifloffe, aan welke de pragtigfle, dégrootschfteeernaamen, van ziel der Waereld, geest van het Heelal, algemeene Magnetifche Vloeifloffe, en  DIERLIJK MAGNETISMUS. jf ten dicrgelijfce, wierden toegekend, en we! ke men veronderftelde door het gantfche vak der gefchaatièd weezens verfpreid te zijn, het geheel famenftel der natuur te bezielen, en in alle zelfftandigheden doof te dringen, men ftelde, dat door dezelve aan allé bezielde weezens in het algemeen, en fommige deelen derzei ver in het bijzonder, een zeeker vermoogen van aantrekking en afftooting wierd meedegëdeeld, waar door men in ftaat was den aart der moeite natuurlijke verfchijnfelen te verklaaren. Zij hielden zich niet te vreeden met de zoo eêvengemelde vloeiftoffe als aanweezig te ftellen, of zich dezelve als zodaanig te verbeelden, maar zij vleiden zich, om door zeekere konstbe werkingen zich van deeze zonderlinge vloeiftoffe meefter te maüken , en deszclfs werking te beftuuren j ja zelfs hier beperkten zij het hersfenfehirnmig denkbeeld hunner magt niet, zij beweerden, dat deeze vloeiftof, waarin zij eene foort van ebbe en vloed aanweezig fteldcn * een verbaazend vermogen op ons zenuwgeftel be* zat, en zeer veel overeenkomst had met het leeVens- begin fel; dat derzeiver uitwerkfels, door verligte en kundige lieden beftuurd zijnde, zich, zonder tusfehenkomst van vreemde lighaamen, tot op eenen verbaazenden afftand uitftrekten, dat het moo* gelijk was daarmeede zeekere poeders, op eene door de Heer KenelmDigby in het werk geftelde wijze, te bezwangeren, of die van andere vloeiftof B fen  »8 VERHANDELINGEN over het fen of dierlijke deelen te doen overgaan; dat dit vermogen door fpiegels teruggekaatst, en door muiicaal geluid aanmerkelijk verfterkt wierd. De voorftanders van het Dierlijk Magnetismus, die in de zee ventiend e eeuw fchreeven, bepaalden zelf binnen deeze grenzen hunne verwagting niet; de konst om deeze vloeiltoffe, die zij uit de heemclfche lighaamen hadden afgeleid, en welke op het menschlijk lighaam zoo eenen vermoogenden invloed had , te kunnen beftuuren ; deeze konst moest gewisfelijk in de beoeftening der Geneeskunde van een uitmuntend nut zijn , of liever, zij moest de plaats dier weetenfehap, zoo als dezelve tot hiertoe was beoeffend, bekleeden. Men aarfelde dus niet om vastteftellen, dat men, door de omloop deezer vloeiltoffe op eene gepaste wijze te beftuuren, een onfeilbaar middel gevonden had, om het gebrek der dierlijke werktuigen te herftellen , of de gezondheid van hen , die door geene ziekten aangetast waren, onafgebrooken te doen voortduuren. Offchoon de voorgegeeve uitwerking van het zoogenaamd Magnetismus toen en in laater tijden grootendeels overeenkwam , zoo kan men egter niet ontkennen, dat de wijze van meededeeling derzelver aanmerkelijk verfchilt, de ouden befchouwen, zoo wel als Mesmer, deeze vloeiltoffe als door het heelal verfpreid, als in alle dierlijke lig- haa-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 19 haamcn aanweezig, ais een middel ter daarflelling der heilzaamfle uitwerkfclen ; maar zij eischten, ten einde die te doen plaats grijpen , geene onmiddelijkc aanraaking , zelf geene nabijheid van den lijder, gelijk de Heer Mesmer noodig oordeelt; hunne methode beilond in eene geheel andere konstbewerking. Ten einde aan deeze algemeen verfpreide geeftige vloeifloffe een tot het oogmerk gefchikte rigting te geeven , waren zij verpligt zich te bedienen van weezenlijkc beflanddeelen, natuur* lijk of door konst afgefcheiden van dat individu, waarop men voorhad deeze magneetifche kuur in het werk te Hellen; de verfchillende vochten van het menschlijk lighaam, hetzij natuurlijk in hetzelve voortgebragt, als het bloed, de urine, de uitwerpfels, of teegen natuurlijk als de etter in wonden geformeerd; ook wel de vaste deelen, als het haair, de nagels, het vleesch van het lighaam afgefcheiden, verfchaften, volgens de leere der ouden, gefchikte hulpmiddelen, ten einde het Magnetismus tot het bedoeld oogmerk af te leiden; alle deeze afgefcheide lighaamsdeelen wierden veronderfleid , zoo lang zij tot geen Haat van bederf overgingen, met opzigt tot een algemeen leevensbeginfel vereenigd te blijven met het lighaam van hem,vanwien zij genomen waren, deeze vereeniging gefchiedde door tusfchenkomst van de meergemelde algemeen verfpreidde geestrijke vloeifloffe , en wanneer de B 2 Ge-  ao VERHANDELINGEN over het Geneesmeester op deeze afgefcheidde deelen zijne Magnetifche konstbewerking in het werk ftelde, oordeelde men die op den perfoon, van wien deeze deelen genomen waren, de bedoelde uitwerking te moeten hebben, eene uitwerking, die, daar zij onafhanglijk was van alle onmiddelijke aanraaking, daar zij door geenen afftand verhinderd wierd,-als Magneetisch wierd aangemerkt. Dit was nu de oorfprong van eene uitwendige en algemeene Geneeskunde, eene Weetenfchap van eenen geheel nieuwen aart, waarbij men zich beroemd, het vermogen te bezitten, om de hardnekkigfle kwaaien te geneezen , zonder dat de lijders verpligt waren walgchelijke geneesmiddelen door te zwelgen. Niet lang daarna ontdekte men, dat ook het menschlijk lighaam zijne poolen had, waardoor men zoodaanige deelen verftond,naar dewelke men ftelde dat de werking van deeze ingebeelde vloeiftoffe gerigt moest zijn , men bragt zonder het gebruik van Artfenijen geneezingen en ontlastingen te weeg , men veroorzaakte den lijderen verfchillendc aandoeningen, en jn weerwil van de zoo veel vermoogende kragt van dit Geneesmiddel, beweerde men egter, dat de zwakfte, de teeder gevoeligfte lijders zich zonder eenig gevaar aan hetzelve konden onderwerpen. Deeze konstbewerking had daarenboven nog deeze nuttigheid, dat zij diende om de zitplaats eener kwaal te ontdokken , iets het welk dikwerf zoo moei-  DIERLIJK MAGNETISMUS. »j' moeilijk is met zeekerheid te bepaalen , doch het welk door deeze vloeiltoffe als het waare met oordeelkunde en zeekerheid aangeweezen wierd; de bereiding der vochten wierd hier door verbeeterd, zenuwziekten konden deszelfs vermoogcn zeer zeldzaam weederdaan , het bevorderde de uitwaa* feniing , eindelijk , en deeze waarneeming is wel van het grootde belang, had dezelve eene veel vermoogende werking op onze zeedekundige grondbeginfels ~ de lijders betuigden eene bijna onweederdaanbaare geneigdheid tot dankbaarheid en verknogtheid te hebben jegens hen, die deeze geneeswijze aan hen in het werk gefteld hadden. Veele hunner, en onder deeze was ook Maxwell, gaven te kennen, dat het moogelijk was, om in fommige omdandigheeden van dit vermoogen een liegt gebruik te maaken; het zij verre van mij, zegt Maxwell, dat ik u tot onbehoorlijke daaden aanleiding zoude geeven , indien gij door het leezen mijner fchriften met zodaanige middelen bekend mogt worden , welke u hier toe in ftaat konden Hellen , zoo doe mij hier in dit regt , dat gij dezelve niet algemeen bekend maakt, ik hebbe, voegt hij er bij, van een regtmaatig gebruik deezer geneeswijze , de verbaazendde , de nuttigde uitwerkfels gezien, ik hebbe meede door derzelver misbruik de grootde onheilen zien ontdaan — en het »s in de daad uit hoofde der gevaaren, die hier m B 3 ont-  fcS VERHANDELINGEN over het ontdaan kunnen, niet zeer voorzigtig zodaanige onderwerpen te behandelen; indien wij ons op eené voor elk een verdaanbaare wijze uitdrukten , zouden de vaders nimmer van hunne dochters, de mannen van hunne echtgenooten verzeekerd zijn, de vrouwen zelf zouden , in weerwil van alle haare ingetoogenheid en den kloekmoedigden weederdand aan de verleiding , ligtelijk overwonnen worden , daar zij van zich zelf niet meer meesteresfen zijn zouden. Deeze fchets van het Dierlijk Magnetismus, gelijk hetzelve door de ouden ontdekt, en door deszelfs voordanders geroemd wierd , is getrouwelijk uit het Werk van den Heer Thoüret getrokken, de voornaamde Schrijvers, welke door hem in zijn onderzoek aangehaald worden , zijn, Areolus Philippus Paracelsus Theophrastus Bom bast us van Hohenheim, deeze man tooet voor de uitvinder van het Magneetisch zamendel gehouden worden : Hij was gebooren in éen dorp nabij Ztirich in Zwitferland , in het jaar 1493, hij was van beroep een Geneesheer, en behaalde , door het gebruik van het kwikzilver en opium, zeer veel roems, daar deeze geneesmiddelen te dier tijde onbekend , of ten minden niet in gebruik ware, hij was daarenboven zeer beroemd in de konst van goudmaaken , derrcnwichelarij' en tooverkgnst , de deen der wijden en het algemeen  DIERLIJK MAGNETISMUS. 23 geneesmiddel waren hem bekend , hij vond een Elixir uit, door welks gebruik men niet misfen kon om duizend jaarcn te leeven , en ftierf in zijn agt en veertigfte jaar. Joannes Baptiste Helmont was , met betrekking tot de Magneetifche geneeswijze, de onmiddelijke opvolger van Paracelsus, en fchreef eene opzetlijke Verhandeling over de geneezing der wonden, door middel van de Magneet, de Magnetica vulnerum curatione, de overige fchrijvers zijn Goclemtjs, Burggraavius, Libavius, Wirdig, Santanelli, Tentzel, Kircher, Borel en Maxwell, aan de laatstgenoemde hebben wij eene uitvoerige Verhandeling over dit onderwerp te danken , waarin hij de daalende agting voor het dierlijk Magnetismus getragt heeft in ftand te houden , door dezelve toetefchrijven aan die geest van het heelal, welke hij van de Wijsgeeren der vroegfte eeuwen had overgenoomen, en in welk opzigte wij in den Heer Mesmer eenen volkomen navolger van hem ontmoeten. Eene andere geheimzinnige geneeswijze wierd door eenen anderen Engelsman, den geleerden en vermaarden Kenelm D1 gbij, uitgevonden, deeze beftond in eene Sympatherifche Poeder, het was flegts noodig dit Poeder te ltrooijen op het linnen of wapentuig, dat met het bloed of de etter eener wonde befinet was, om , indien fiegts in dien tusB 4 fehcn-  VERHANDELINGEN over iiet- fchcntijd de wonde zuiver gehouden en van de lucht bewaard bleef, zonder andere heelmiddelen, de geneezing daarteflellcn. Nog in het jaar 1745. wierd een Sympathetisch, Zweetpoeder uitgevonden; om dit te gebruiken behoefde men hetzelve flegts met de urine van den lijder te vermengen, en over het vuur te doen kooken, zoo lang als men verlangde dat de uitwaafe-. ining duuren zoude; intusfchen moest de lijder in, het bed warm gedekt gehouden worden, en eenige groote komme thee drinken, dit Zweetmiddel mis-, \e nooit het gewenscht uitvverkfel voorttebrengen. Men ziet ligtelijk hoezeer de hier befchreeven geneeswijze met het Dierlijk Magnetismus van de. Heer- Mesmer overeenkomt; ten einde deezo overeenkomst ten vollen te betoogen , heeft de Heer Tiiouret elk der Hellingen, door de Heer Mesmer openlijk uitgegeeven en voor de zijne erkend, ter toetfc gebragt, zij zijn zeven en twin-, tig in getal, en het hier uit opgemaakt befluit is, dat elk derzelver bij een of ander der hier voorgemelde Schrijvers uitdruklijk te vinden is. Elk deel van het fy ftema van M e s m e r vond de Heer T11 o uret in de wei ken van deeze Schrijvers,., zelf de door hem i.n het werk gefielde proeven rnct. den deegen en de ring; deeze proeven vind men in Kirgiiers werk, getijteld: Magnes fïve de Ane Magqetica; de proef met den deegen beflaat hier in, dat. men,  DIERLIJK MAGNETISMUS. aj men met deszclfs punt op een der vingers balanceert, indien de perfoon behoorlijk Gemagnetifeerd: is, zal dit eene fnelle rond draaijqnde beweeging van den deegen ten gevolge hebben. De konstgree» met de ring is deeze: dat een Gemagnetifeerd perfoon de ring, hangende aan een draad, in een wijnglas houde, deeze zal dan het uur van den dag, door teegen de zijde van het glas te Haan , onfeilbaar aanwijzen. Dit is zeeker, dat de door de Heer Mesmer als zijn eigen Hellingen opgegeeven, geenfints de zijne, zijn, en dat dit fyfihema, verre van nieuw te zijn, een oud gevoelen is, hetwelk door de geleerden reeds voor honderd jaaren agter de bank geworpen was. Wanneer wij tot de oorfpronglijke Hellingen opklimmen , ontmoeten wij niet anders dan van alle bewijs ontblo.ote Hypothefen , waardig der vergeetelheid toegewijd te worden , en die door geen anderen band , dan die van eene verhitte verbecldingskragt , den een aan den ander gehegt. worden. De middelen , ter flaaving van deeze geneeswijze gebeezigd, zijn dezelfde , die men ter bevestiging van door bezweeringen en tooverïjen veroorzaakte geneezingen heeft aangewend ; deeze heeft men altoos door ondervinding , en het bijbrengen van getuigenisfen getragt te bewijzen, indien c 5 eg-  *6 VERHANDELINGEN over het egter zodaanige bewijzen genoegzaam zijn, zoude men de buitenfpoorigfte toover- en fpook - historiën weldra onwrikbaar bevestigd zien, de gezonde redeneerkunde weigert te regt hier aan geloof te geeven, eeven min als aan het Dierlijk Magnetismus, gelijk hetzelve door Maxwell, Goclenius en Santanelli betoogd, en door ons in het voorgaande gedeelte van dit berigt opgegeeven is. Maar heeft het Dierlijk Magnetismus van Mesmer wel een gegronder regt op ons vertrouwen? Zonder deeze vraag regtftreeks te beantwoorden, heeft de Heer Thouret in het tweede gedeelte van zijn werk eenige aanmerkingen betrekkelijk hetzelve geoppert, welke hij flegts als twijffelingen opgeeft, en alleenlijk betrekking hebben tot dat geen, hetwelk de Heer Mesmer opentlijk heeft gemeen gemaakt; men zoude hem teegen kunnen werpen zegt de Heer Thouret. Voor eerst, dat eene in deeze methode dikwerf en geduurende eenen aanmerkelijken tijd in het werk gefielde aanraaking, aan deelen, die met eene groote maate van gevoeligheid begaafd zijn, als, bij voorbeeld, de maag, op zichzelf in ftaat is, om, door eene werkzaame indruk op de aldaar te faamcnloopende zenuwen , die met het gantfche zemiwgeftel in een naauw verband ftaan, aanmerkelijke uitwerkfels voort te brengen; dat hier van on^ wraak-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 27 wraakbaare getuigenisfen voorhanden zijn, en dat dus die aandoeningen , door zoo eene aanraaking te weege gebragt, in geenen deele het aan weezen van zoo eene bijzondere vloeiltoffe betoogen. Ten tweede, de warmte, door de hand voortgebragt, de beweeging in de lucht veroorzaakt, kunnen op zeer gevoelige perfoonen, en wier zenuwgeflel als het waare in een foort van fpanning is, de aanmerkelijkfte uitwerkfelen te weeg brengen, zonder dat hiertoe de hulp van eenig ander vermoogen noodig is. Ten derde , de verbeeldingskragt word door plegtige toebereidfelen , door buitengewoone en fomtijds omflagtige verrigtingen, door grootfche beloften, en een hierdoor ontftaan vertrouwen, tot dweeperij toe opgewonden, en daar dus het geheel zenuwgeftel als in een ftaat van fpanning gebragt word, kan,door het aanleggen der handen, de loop der vogten naar fommige bepaalde werktuigen gerigt, en door dezelve eene ontlasting te weege gebragt worden, zonder dat hier toe eenig ander te vooren in de Geneeskunde of Wijsbegeerte onbekend vermoogen vereischt word. Ten vierde, de voorftanders van het Dierlijk Magnetismus kunnen die ftuipagtige toefland , welke zij crifis noemen, niet voortbrengen, dan bij zodaanige voorwerpen, welke ten hoogften gevoelig van zenuwgeftel zijn, en vooral bij vrouwen, wier ge-  28 VERHANDELINGEN over hrt gevoeligheid te vooren door de zoo eeven gemelde middelen in beweeging gezet is. Ten vijfde, onder de voorbereidende oorzaaken wordt zeer veel vermoogen toegefchreeven aan de teegenwoordigheid van een perfoon, die reeds tot den flaat van crifs of zeer nabij denzelven gebragt is; eeven gelijk een door een iluipachtig toeval aangetast deel deeze aandoening zeer Jigtelijk aan de andere deelen overbrengt, dus deelt ook één niensch, die op dezelfde wijze ligtelijk aan een ander meede; wij hebben geen reeden om verwonderd te zijn , indien in die zaaien, alwaar de Magneetifche proeven genomen worden , de ftuipagtige toevallen als een loopend vuur van den een tot den ander overgaan ; leeveren ons de gefchiedenisfen geene talrijke reeks van voorbeelden op, dat ftuipagtige beweegingen geheele fteeden en dorpen befmet hebben , op eene wijze niet minder verbaazend, dan wij in het Dierlijk Magnetismus waarneemen, men denke flegts op zeer veele gewaande wonderwerken, en bekeeringen, op de bezeetenen en diergelijke. Ten zesde, wij vinden in de gefchiedenisfen zeer veele voorbeelden aangeteekent van geneezingen, door vreeze, vreugde, fchrik of andere heevige gemoeds beweegingen veroorzaakt, ten onwraakbaaren bewijze van het vermoogen der aandoeningen van het zenuwgeftel, op kwaaien des lighaams. Ten  DIERLIJK MAGNETISMUS. *g Ten zevende, twee beroemde dweepers Valentine Greatrakes uit Ierland, en G^ssner van Regensburg, bragten op verfchillende tijden bij zeer veeleperfoonen uitwerkfels te weege, die op het eerst aanzien elk een verbaasden; zij maakten geen gebruik van eenig werktuig, dan alleenlijk de bloote aanraaking, hetzij aan de wervelen van den nek, of aan het aangedaane deel; en men was weldra algemeen overtuigd, dat zij alleenlijk op de verbeeldingskragt hunner lijdeis werkten, het is wel der moeite waardig met deeze twee in hunne verrigtingen zoo beroemde mannen eenigfints nader bekend te zijn. De Heer Valentini Greatrakes , was geboortig van Alfane in het Koningrijk van Ierland; men verhaalt, dat hij op zeekeren dag in zich zelf eene wonderbaarlijke inwendige omkeering gewaar wierd, en ter zeiver tijd een item, die hij die van zijnen befchermengel waande te zijn, hoorde, welke hem zonder ophouden toeriep: ik geeve u het vermoogen om ziekten te geneezen; door deeze herhaalde begroeting bij aanhoudenheid lastig gevallen, die hij zich niet uit het hoofd kon Hellen, befloot hij de waarheid of onwaarheid van deeze ingeeving te beproeven. Deeze item had hem voor eerst de gaaf toegekend om het Konings-zeer te geneezen, hier trieede nam hij zijne eerste proeven , en deeze gelukten naar wensch; daarna raakte hij ook perfoonen  3o VERHANDELINGEN over het nen aan, die door eene in zijne nabuurfchap heerlchende koorts, waaren aangetast, ook deeze genas hij, daar hem dit door zijne ingeeving geopenbaaad was; eindelijk bevond hij zich in ftaat allerlei ziekten te geneezen; alleenlijk zonderde hij die gevallen uit, waar in de kwaal te diepe wortelen gefchooten had, of wanneer de lijder eene bijzondere ongefchiktheid tot deeze geneeswijze had, het uitwendige van deezen man was zeer eenvoudig, zijne geneezingen waren met geen de minde plegtigheid of wijdluftige toebereidfelen verzeld, ten zij wij hier toe wilde brengen, dat hij zijne gelukkige geneezingen alleen aan God toefchreef, zijne dankbaarheid aan hem openlijk betuigde , en zijne herftelde lijders aanmaande, om ook hunne dankzeggingen met de hunne te paaren. De aanraaking was zijn eenig werktuig van geneezing in alle ziekten, de ziekte vlood, als het ware, voor hem, en hij was in daat om de kwaaien van zitplaats te doen veranderen, en naar de minst eedele deelen af te leiden, indien hij in eenig deel een min gelukkig gevolg befpeurde , verdubbelde hij zijne wrijvingen, ten einde de hindernisfen der gcneezing uit den weg te ruimen , het fchijnt dat in deeze konstbewerking de natuur door zodaanige wrijvingen opgewekt wierd, om heilzaame ontlastingen te weeg te brengen , men zag ten minden meermaalen ftoelgangen,braakingen en zweetingen daarna ontdaan. Gre a-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 31 Greatrakes genas nietflegts inwendige kwaaien , maar ook uitwendige, als wonden en zweeren. De Hertog van Bückingham, de tweede Villier s, bevond zich onder zijne lijders, zijne getuigfchriften waaren door Boyle, Wilkins, Whicdhert, Cudwort Hen P atrick, geteekend. Hij was gebooren in het jaar 1628, ontvong de gaave van ziekten te geneezen in het jaar 1662, en kwam na London in 1666. De geneezingen door Gassner te weege gebragt zijn van laater tijd; deeze Duitfcher, in zijn jeugd mee een zeer ongezond lighaamsgeftel gekweld zijnde, het welk al het vermoogen der Geneeskunde teleurftelde, kreeg vermoeden, dat deeze zijne kwaal van eene bovennatuurlijke oorzaak oorfpronglijk en eea kwaadaartig werk des duivels was; deeze zijne gisfing wierd bewaarheid, daar hij door eene bezweering in den naam van Jefus Christus deezen duivel uitdreef, van dit oogenblik af genoot hij geduurende zestien jaaren eene volmaakte onafgebrooke gezondheid ,* door dit gelukkig gevolg aangemoedigd , wierp hij de ftudie der Geneeskunde, waarop hij zich, uit hoofde van zijn zieklijk geitel , had toegelegd , geheel agter den bank, en verfchafte zich alle Schrijvers, die ooit over de bezweeringen de pen gevoerd hadden. Hij aanvaarde den loop van zijne duivelfchegeneeskunde , met het onttooveren van de leeden zijner gemeen.  32 VERHANDELINGEN over het ïneente, in een klein onbekend fteedje op de grenzen van Zwitferland, en het Tirolfche; zijne roem befteeg zoo hoog een top, dat zich, geduurende de twee laatfte jaaren van zijn verblijf aldaar, tusfchen de vier en vijfhonderd lijders bij hem vervoegden; hij omwandelde daar na fommige der ZwitferfcheCantons, en zette zich needer te Regensburg in den jaare 1774. Zijne lijders onderfcheidue hij in twee rangen, de eene clasfe was van de zodanige, welke met natuurlijke kwaaien gekweld, de andere van die , welke met door den duivel veroorzaakte kwaaien bezeetcn waren, de laatste was verre de talrijkfte, over de eerfte erkende hij geen vermoogen te hebben. Zijne geneezingen waren met zeer veel ftaatfie en plegtigheid vergezeld , men nam waar dat hij geduurende dezelve bij aanhoudenheid zijne handen over zijne gordel en zakdoek (treek, alvoorens hij zijne lijders aanraakte; hij deed zijne geneezingen in den naam van Christus, en door het geloove aan deezen heiligen naam, zoo dit geloof wankelde had ook de geneezing geen plaats; hij gaf aan zijne lijders, wanneer hij hen weg zond, balfem en olij, deeze befchouwde hij als geestlijke geneesmiddelen , eeven zoo wel als fommige waters en poeders, en eene kleine ring waarop den naam van Jefus gefneeden was, en die dienen moest om de weeder inflorting voor te komen. Thouret befchouwd het famenftel van Gass- ne R,  DIERLIJK MAGNETISMUS. 3$ Ner, als op dat van Mesmer grooten invloed gehad hebbende, de fterrewigchelarij, en het duivelbannen wierden in Duitschland zeer algemeen, en daar G a s s n e r van de laatste tak bezit genomen, endie reeds uitgeput had, nam Mesmer zijn toevlugt tot den eerden; men merke egter wel op, dat Mesmer zijne Hellingen betrekkelijk de Astrologie gefchreeven en opentlijk verdeedigd heeft voor dat men iets van Gassner vernomen had. D ucze voorbeelden worden door Thouret bij gebragt als doorflaande bewijzen van het vermoogen der aanraakings- en verbeeldings - kragt; ter flaaving van de voortgang der ftuipagtige aandoeningen , kunnen de convulfionarisfen van SaintMEDARD, en de bezeetenen van Loudun dienen; het eerstgemeld geval had plaats in den jaare 1732, en deeze Huipen openbaarden zich zodra een der geestlijken het graf van hunnen heiligen Patroon naderde, zij wierden op de befpottendrte wijze ten toon gefleld door IIecquet in zijne Natuurlijke Historie der Convulfionarisfen. De zoogenaamde bezeetenen van Loudun in 1740 hadden hunnen oorfprong aan een fchandelijk ontwerp , door gierigheid en wraakzugt teegen den ongelukkigen Urbanus Grandier, Reftor te Loudun gefraeed, te danken , die eindelijk het (lagtoffer zijner kwaadaartige vijanden wierd, de Geneeskundigen van Montpellier, wien het onder* C zoek  34 VERHANDELINGEN over het zoek deezer zaak was opgedragen ontdekten weldra dat het gantfche geheim der zoogenaamde bezeetenen in niets anders beltond, dat in geveinsde ftuiptrekkingen. Ten agtfle , in zeer veele gevallen fchijnt het oogmerk der Magnetifeurs meer te zijn, om bij de aanfchouwcrs verwondering, dan om geneezmg bij hunne lijders te weeg te brengen, daar doch de ftuipen, die hierdoor verwekt worden, gewisfelijk nadeel moeten véroorzaaken , al was het niet anders , dan het verkrijgen van eene hebbelijkheid van zoo eenen ftaat, zonder eenig hier aan geëevenreedigd voordeel. Ten negende, er zijn fommige plaatslijkekwaaien , waarin het Dierlijk Magnetismus kragteloos is, er zijn, gelijk Mesmer zelf erkend, lieden die Voor hetzelve niet vatbaar zijn, zoude dit ook een agterdeur zijn , welke de voorllanders deezer konstbewerking ten hunnen nutte open houden, ten einde reeden te geeven van de mislukkingen hunner konst in fommige gevallen ? Ten tiende, de beroeming van een algemeen en voor alle kwaaien gefchikt geneesmiddel uitgevonden te hebben, is eene fnoeverij, die deeze verligte eeuw geheel en al onwaardig is. Ten elfde, de zoo bekende uicwcrkfels van een gevoelig zenuwgellel, zijn zonder eenig buitengewoon bijkomend vermoogen, genoegzaam, om reeden  DIERLIJK MAGNETISMUS. 35 den te geevcn van alle die vreemde verfchijnfelen ^ welke Mesmer voortbrengt, door eene methode4 welke hij tot nog toe niet algemeen bekend gemaakt heeft. ■ . > Ten twaalfde, den Heer Mesmer heeft, daar hij een bijzonder werkend vermoogen ftelde, eenen weg ingeilaagen geheel ftrijdig met het belang zijner ontdekking, daar hij de vöetftappen gevolgd heeft van hen, die al hun vermoogen in het werk ftelden, om geloof bij te zetten aan een gevoelen, hetwelk in alle opzigte der vergeetenheid waardig was , waarin hetzelve zich met regt bevond. De Koninglijke Maatfchappij oordeele uit dit uit* trekfel over het geheele werk, zij herinnere zich, dat zij, daar den ijver en onvermoeibaare naarftigr heid van den Heer Thouret , in het doen' van naauwkeurige nafpooringen, betrekkelijk het Magnetismus haar bekend was, in'haare zitting van den 11 Maart 1784 hem gelastte, om uit oude en beedendaagfche Schrijvers alles na te fpooren , wat over het Dierlijk Magnetismus in het licht gegeeven was; het is deeze verzaameling, die genoeg volleedig is om de reedelijke begeerte van elk weetgierig onderzoeker te bevreedigen , die.het eerste gedeelte van zijn werk uitmaakt, en hctwelk: ars zijn berigt aan de Maatfchappij, noopens dit onderWerp befchouwd kan worden, wij zijn van gevoelen dat dezelve aan hem desweegens ten.hoogften vefC 1 pligf  <%6 VERHANDELINGEN over het pligt is, net tweede gedeelte behelsd oordeelkundige aanmerkingen en fchrandere tegenwerpingen. Het geheel werk oordeelen wij waardig om met goedkeuringen der Maatfchappij gedrukt te worden. De Maatfchappij doof den Koning gelast tot her onderzoek van alle nieuwe uitvindingen en geheime hulpmiddelen , ter geneezing van ziekten, befchouwde niet zonder ontrusting het Dierlijk Magnetismus, als tot eene heerfchende mode gemaakt, hetwelk aan de lijders wierd toegediend , zonder alvoorens ingevolge de wetten door de Geneeskundige Faculteit ondcrzogt te zijn; een misbruik, waarteegen de Maatfchappij, volgens haare pligt, van het begin af zich getragt heeft te verzetten. Zij meent regt te hebben, om zich veel te laaten voorftaan op eene zoo geleerde Verhandeling door een haarer Leeden in het ligt gegeeven, weegenseen onderwerp , hetwelk tot hier toe niet anders dan in naamlooze gefchriften , meer tot een vermaaklijk onderhoud, dan een weezentlijk onderrigt, behandeld was. Het Werk van den Heer Thouret vol van geleerde en fchrandere aanmerkingen , zal de onbevooroordeelden in hun onderzoek licht bij zetten , en zeer veel bij brengen tot het oplosfen van een vraagft.uk, welk het algemeen belang eischt d.it»  DIERLIJK MAGNETISMUS. 37 dat, hoe eer zoo beeter in een helder dag - licht gefield worde. Louvre den 9 July 1784. Was geteekend Geoffroy. Desperrières. Jeanroi. Defourcroy. Chamb on. Vicq d'Azyr. C 3 DE-  BERICHT der GECOMMITTEERDEN uit de geneeskundige faculteit en academie der weetenschapj?en WEEGENS HET DIERLIJK MAGNETISMUS. J3e Koning benoemde op den 12 Maart 1784 vier Geneesheeren van de Faculteit van" Parys, de Heeren Borie, Sallin, d'Arcet, Guill 0 t in, ten einde het Dierlijk Magnetismus, zoo als hetzelve door den Heer Deslon aangewend wierd, te onderzoeken, en hem het verflag daar van voor te leggen ; op verzoek deezer Geneesheeren vermeerderde de Koning de Commisfie tot dit onderzoek met nog vier leeden der Koninglijke Maatfchappy der Weeterfchappen de Heeren Franklin, le Roy, Bailly, de Borie en Lav 01 s 1 e r. De Heer Borie in den aanvang deezer commisfie overlecden zijnde, benoemde Zijn Majefteit den Heer Majault om des ovcrleedenen plaats te vervullen. De Heer Mesmer heeft het werkend vermoogen , hetwelk hij erkent , ontdekt te hebben , en waai  DIERLIJK MAGNETISMUS. 39 "waar aan hij den naam van het Dierlijk Magnetismus gegceven heeft, op deeze wijze befchreeven: „ Het „ is eene algemeen verfpreidevloeiilof, het voermid„ del van eenen onderlingen invloed der heemelfche „, lighaamen op elkander, op de aarde en op de lig- haamen der bezielde weezens; het vervuld alles „ derwijze, dat daar in geen leedig ruim plaats „ heeft ; het is uit hoofde van deszelfs fijnheid ,, onzigtbaar ; het kan alle de indrukfelen , welke „ door beweeging veroorzaakt worden, ontvangen, „ voortduwen en meede deelen, het kan een foort „ van ebbe en vloed ondergaan. " „ Het menschlijk lighaam is aan de uitwerkfelen ,, van dit vermoogen onderheevig, en deeze wor,, den onmiddelijk door deeze vloeiftof, die zich „ in de zelfltandigheid der zenuwen indringt, voort„ gebragt. " , '. . „ In het bijzonder ontdekken wij in het mensch,, lijk lighaam zodaanige hoedaanigheeden , welke „ met die des Magneets overeenkoomen ; wij om• „ derfcheiden in hetzelve vcrfchillende en teegen „ elkander overgellelde poolen : de kragt en wer- king van het Dierlijk Magnetismus kan van het ai een tot het ander lighaam overgebragt worden, „ hetzij hetzelve bezield of onbezield is; het ocf„ fent zijn vermoogen op eenen aanmerkclijken „ afitand, en zonder eenige hulp van tusfehenkoo„ mende lighaamen; de werking word door fpieC 4 „ gels  Ho VERHANDELINGEN over het „ gels vermecderd en terug gekaatst, dezelve word „ meedegedeeld , voortgeleid en verfterkt door „ het geluid; en kan in een eenig lighaam opge„ hoopt worden. „ Offchoon deeze vloeifloffe algemeen is , zijn „ egter niet alle dierlijke lighaamen in eene gelijke „ maate daar voor vatbaar, men vind er zelf, of „ fchoon zeer weinig , van eene zoo teegenftrijdigen „ aart,dat derzelver teegenwoordigheid alleen genoeg„ zaam is, om de werking van het Dierlijk Magne,, tismus, op nabij geleegen lighaamen te beletten." „ Het Dierlijk Magnetismus is in (laat, om on„ middelijk zenuwziekten te geneezen , en ook „ andere ziekten middelijk teegen te gaan , bet „ verbeeterd de werking der geneesmiddelen , be„ vordert en beftuurt de heilzaame en ziekten fchei„ dende ontlastingen , ten meesten nutte der lij„ ders; door derzelver hulp komt de Geneesheer ,, tot eene juiste kennis van den ftaat der gezond„ heid van elk individu, cn kan met zeekerheid de oorzaak , den aart en voortgang der meest faam„ geftelde kwaaien beoordeelen , het voorkomt „ derzelver toeneeming cn roeit die geheel uit, zon„ der de lijders , hoedaanig ook hunne jaaren , „ kunne of lighaamsgeftel zijn moogen , aan eenige „ onaangenaamegewaarwordingen, ontrustendc toe„ vallen en hagchelijke gevolgen bloot te fteilen. " „ Door den invloed van het Magnetismus, bied » de  DIERLIJK MAGNETISMUS. 41 „ de natuur ons een onfeilbaar hulpmiddel aan ter „ beveiliging onzer gezondheid en verlenging van „ ons aanvveezen. " Zoodaanig is het vermoogen, met welks onderzoek de Gecommitteerden gekist zijn, en welks zoo eeven opgegeeven hoedaanigheeden door den Heer Deslon erkent worden, daar hij alle de ftellingen van den Heer Mesmer aanneemt. Deeze theorie dient ten grondflag eener memorie op den 9 Mey ten huize van den Heer Deslon, in teegenwoordigheid van den Lieutenant der Police en der Gecommitteerden voorgeleezen. In deeze memorie fielt men dit ten bafis , er is flegts ééne natuur, ééne ziekte, één geneesmiddel, en dit geneesmiddel is het Dierlijk Magnetismus. Deeze Geneesheer na dat hij de Gecommitteerden met de Theorie van het Magnetismus had bekend gemaakt, onderwees hen ook in 't beoelTenen van hetzelve door hen de onderfcheide poolen te doen zien, en hen de wijze aan te toonen, welke men in het aanraaken der lijders in het werk ftelde, ten einde de Magnetifche vloeiflof eene voor hunne kwaal gefchikte rigting te geeven. De Heer Deslon nam op zich om voor eerst, de Gecommitteerden te overtuigen van het beflaan van het Dierlijk Magnetismus, ten tweede, om aan hem het geen hem van de ontdekking daar van bekend was, jheede te deelen, en ten derde, om het C 5 nut  42 VERHANDELINGEN over het nut te bewijzen, het welk men van deeze ontdekking en van het Dierlijk Magnetismus in het geneezen van ziekten te verwagten had. Na zich dus met de befchouwende en beoeffenende kennis deezer konstbewerking bekend gemaakt te hebben , was het ook noodzaaklijk om deszelfs uitwerkfelen waar te neemen ; ten dien einde begaaven zigh de Gecommitteerden gezaamentlijk, en elk hunner in het bijzonder , herhaalde reizen derwaards, alwaar de Heer Deslon in het oopenbaar zijne konst in het werk ftelde. Zij zagen in het midden van een ruim vertrek eene ronde bak of kuip , gemaakt van eiken hout, en omtrent één of anderhalf voet diep , dit noemde men het bacquet, het dekfel deezer kuip is met verfcheiden gaten voorzien, door welke ijzere ftaaven, met beweegbaare geleedingen voorzien, doorgongen. De lijders worden in rijen rondom dit bacquet geplaatst, elk heeft zoo eenen ijzeren ftaaf voor zich, welke hij door middel der gemelde geleedingen op het meest aangedaan deel plaatst, om hunne lighaamen gaat een band, die hen aan elkander hegt, fomtijds voegt men hier nog eene tweede aaneenfchaakeling bij, door met de vinger en duim, den duim der naast gezeeten perfoon te vatten, dus vat ik bij voorbeeld met den duim en vinger van mijn regtehand, de opgefteeken duim van mijn buurmans lin-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 43 llnkehand , en op deeze wijze word de gantfche keeten aaneengefchakeld, en de Magnetifche kragc door dezelve aan alle de rondom geplaatste lijders meede gedeeld. In een hoek van het vertrek is een piano forte geplaats , waarop verfcheide muziek -ftukkeh nu eens langzaam, dan weeder fchielijker gefpeeld worden, fomwijlen worden hier wel eens zangitukken bij gevoegd. Dé perfoonen, die de konstbewerking beftuuren, hebben elk eene ijzere ftaf in de hand van tien of twaalf duimen l?ng. De Heer Deslon gaf de Gecommitteerden de volgende uitleggingen. Foor eerst, dat deeze ftaf een conductor van het Magnetismus is, en het vermoogen bezit hetzelve aan deszelfs punt bij een te trekken. Ten tweede, dat het geluid, in gevolge de fteiling van den Heer Mesmer meede een geleider is van het' Magnetismus , en er, ten einde deeze vloeiftoffe aan het piano forte meede te deelen , niets meer noodig is , dan om den ijzere Haf aan hetzelve te doen naaderen ; dat de perfoon die dit inftrument befpeelt, meede een deel deezer-vloeiftoffe verfchaft, en dus het Magnetismus door het geluid aan de rondom geplaatste lijders word meede gedeeld. Ten derde, dat dekoort, waarmeede de lighaamen der lijders aan elkander verbonden zijn , zoo wel als  U VERHANDELINGEN over het als hunne vereeniging, door middel hunner vingeren, gefchikt is, om de uitwerking door zoo eene aaneenfchaakeling des te kragtiger te maaken. Ten vierde, d.t het inwendige van het bacquet zodaanig gemaakt is, dat het Magnetismus daar in, als het waare , bij een verzaameld word, dit dient derhalven als een vergaderbak, waar uit deeze vloeiltoffe door middel der in het dekfel geplaatste itaaven alom word meede gedeeld. De Gecommitteerden onderzogten bij hunne verdere nafpeuringen dit bacquet door middel van een eleétromeeter en eener naald, die op de zeiliteen niet geftreeken was, doch konden in hetzelve noch electriek noch magnetiesch vermoogen befpeuren; en uit hetgeen de Heer Deslon hen aangaande het uitwendig maakfel, van dit werktuig heeft meedegedeeld, konden zij geene natuurkundige oorzaak in hetzelve ontdekken, waaraan men de uitwerkfelen van het Dierlijk Magnetismus zoude kunnen toefchrijven. De lijders derhalven, in een aanmerklijk aantal in rijen rondom het bacquet geplaatst , ontvangen dus de Magneetifche vloeiitof van alle deeze hulpmiddelen te famen genomen, van de ijzere ftaaven, die de in het bacquet bevatte Magneetiloffe meededeelen, van de koord, waar meede zij aan elkander verbonden, van hunne vingers, waar meede zij aaneengefchakeld zijn, en van het muficaal geluid van het piano  DIERLIJK MAGNETISMUS. 45 piano forte of der Item, waar door deeze vloeiftoffe door de luchc vcrfpreid word. Daarenbooven worden de lijders onmiddelijk Gemagnetifeerd door middel van een vinger of ijzere (laaf, die met in agt neeming der poolen over hec aangezigt , boven en agter het hoofd, of over de oppervlakte der aangedaane deelen bewoogen word; zelf door het aanzien, cn het hier op vestigen van hunnen aandagt, kan men op de lijders werken, maar vooral worden zij Gemagnetifeerd door hec aanraaken en betasten met de handen, en de drukking der vingeren op de bovenbuiks zijden , beneeden de ribben, of op de laagere deelen des onderbuiks; eene betasting, waar meede fomwijlen gcduurende eenen aanmcrkelijken tijd , jaa wel eens verfcheiden uuren word aangehouden. In dit tijdftip vertoonen de lijders, naar maate van hun verfchillend lighaamsgeftel , zeer verfchillende aandoeningen , fommige hunner zijn ftil en gerust, en worden niets gewaar , andere hoesten, fommige fpuuwen , andere gevoelen eene geringe graad van pijn , eene algemeene of plaatslijke hitte en uitwaafeming; er zijn er die ten hoogden onrustig zijn, en zeifin ftuiptrekkingen vervallen, deeze fluiptn-kkingen zijn als dan, uit hoofde van hunne veelvuldigheid, hunne heevigheid en langen duur, zeer opmerkenswaardig. Zoo dra één perfoon daar door word aangetast, bevinden zich weldra verfcheide au-  46 VERHANDELINGEN over het andere in deezen toeftand; de Gecommitteerden zagen foortgelijke toevallen , welke meer dan drie uuren duurden, en vergezeld waaren door ontlastingen uit de borst van een dik taaij vocht, het welk met de geweldigfte poogingen opgebragt wierd. Somwijlen was hetzelve met eene geringe hoeveelheid bloeds gemengd ; onder andere lijders bevond zich een jongeling, die herhaalde keeren eene aanmerkelijke hoeveelheid bloeds opbragt. Deeze ftuiptrekkingen worden gekënteekend door fnelle en onwillekeurige beweegingen van alle de deelen des lighaams, door eene famentrekking in de keel, door fchielijke aandoeningen in de bovenbuiks zijden, (hypochondriaj en het herte kuiltje(epigaftriumj; door eene verwilderdheid in de oogen, door gillingen , hikken, gefchreii of onmaatig gelag; zij worden voorafgegaan of gevolgd door een ftaat van kwijning en gepeins, door een foort van neerflagtigheid, en zelfvan flaaperigheid , het geringst onverwagt geluid doet hen met fchrik opfpringen, en men heeft waargenoomen, dat eene fchielijke verandering van maat en toon der op het piano forte, gefpeeld wordende muziekftukken, op de lijders eene zigtbaare uitwerking had, zoo dat zij door een rasfer maat in fneller beweegingen gebragt wierden, en hunne ftuiptrekkingen daar door geweldiger en fneller wierden. Er is een vertrek van rondom, met een genikt be-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 47 bèhangzel bekleed, hetwelk gefchikt was voer zodaanige lijders, bij wieh het Magnetismus ftuiptrek kingen ten gevolge had, en dus ook het vertrek der crifis genaamd word; maar de Heer Deslon heeft het niet geraadeh gevonden hier van gebruik te maafcen, en alle zijne lijders, hoedaanig ook de toevallen mogen zijn, die bij hen het Magnetismus vergezellen, worden bij elkander in de algemeene zaal der openbaare proefneeming geplaatst. Niets is verbaazender, dan het gezigt van deeze ftuiptrekkingen, hij, die hier van geen ooggetuige geweest is, kan hier van geen denkbeeld hebben ; en in het bèfchouwen der toevallen van het Magnetismus ftaat hij niet minder verbaasd, weegens de diepe rust van een gedeelte der lijders, als weegens de geweldige beweegingen, maar meede een ander gedeelte is aangedaan; hij neemt met verwonderingde bij zoo veele lijders zoo mcenigmaalen herhaalde, en egter zoo verfchillcnde toevallen cn de overeenkomst, (fympathie) die tusfehen deeze lijders" plaats heeft, waar; hij ziet fommige hunner elkander met drift zoeken, glimlagchcnd elkander naderen, en met allerlei blijken van 'toegeneegenheid elkander onderhouden, en geduurende de crifis op alle moogelijke wijze bijftand doen. Zij ftaan ge-' heel en al onder het beftuur van hem, die hen de Magneetifcht- kragt meededeeld, zij moogen als iiT een ftaat van bedwelming bedolven liggen , zijn ftem,  48 VERHANDELINGEN over hbt (tem, eene enkele aanblik, een wenk van hem^ wekt hen op: het is onmoogelijk in deeze regelmaatig plaats hebbende toevallen , geene buitengewoone invloed te herkennen , die op de lijders werkt, dezelve geheel en al overmeeftert, en welke in de magt fchijnt te ftaan van hem, die deeze konstbewerking beftuurt. Deeze ftuipagtige aandoeningen worden in de befchouwing van het Dierlijk Magnetismus zeer oneigen met den naam van crifis beftempeld ; wel is waar, dat zij als heilzaame ziekte-fcheidingen worden aangemerkt, en dus in zoo verre van den zelfden aart zijn, als die, welke door de natuur worden te weeggebragt, of die een verftandig Genees-, heer, ter bcgunltiging van de geneezing zijner lijders , weet te veroorzaaken.. De Gecommitteerden zullen deeze uitdrukking in het vervolg aanneemen, en wanneer zij het woord crifis gebruiken, willen zij dat daar door verftaan word die ftuipagtige, verdoovende en flaapzugtigegewaarwordingen, welke het gevolg zijn van het Dierlijk Magnetismus. De Gecommitteerden befpeurden dat onder het getal der lijders , die zich in de crifis bevonden, altoos een groot getal vrouwen en zeer weinige mannen waaren; dit het een of twee puren duurde eer deeze crifes zich begonnen te vertoonen , en zoo dra die bij één begonnen waaren, volgden weldra alle de anderen, de eene na de andere, zonder eene aanmerkelijke tusfehénpoozing. Na  DIERLIJK MAGNETISMUS, 49 Na deëze algemeene waarneemingen, waaren de Gecommitteerden weldra overtuigd, dat deeze openbaare proefneemingen in geenen deelen gefchikt waaren , om het Dierlijk Magnetismus van nader bij te onderzoeken; een der voornaame hindernisfen is het groot aantal der voorwerpen, welke zij aldaar onder hec oog hebben; men ziet te veel in eens, om hetzelve behoorlijk te kunnen waarneemen ; daar en boven zouden lieden van aanzien, die zich ter hcrilclling hunner, gezondheid derwaards begeeven, teonvreeden zijn, ja zich veelligt beleedigd agten , indien zij door de Gecommitteerden zoo naauvvkeurig gaade geflaagen en ondervraagd wierden ; en de gedagte hier van zoude ook aan de andere zijde de Gecommitteerden in hun onderzoek belemmeren. Zij befloten dus,, daar het onnoodig was de openbaare proefneemingen zoo aanhoudend bij te woonen, dat het voldoende zijn zoude , indien fommige hunner van tijd tot tijd, ter bevestiging der voorige algemeene waarneemïngen , zich derwaards begaaven, en alle geleegenheeden waarnamen , om nieuwe waarneemingen, te doen, welke zij alsdan aan de Vergadering der Gecommitteerden zouden meededcelen. Na deeze hier voorgemelde uitwerkfelen bij de openbaare konstbewerking te hebben waargenomen; dagt het hen noodzaaklijk hunne poogingen in het werk te ftellcn tot het onderzoek van dje proeven, D waar  50 VERHANDELINGEN over het waar door men zoowel het aanweezen, als de nuttigheid van het Dierlijk Magnetismus tragt te ftaavcn. In de eerfte plaats komt'gewisfelijk in aanmerking de zeekerheid van het beftaan. deezer zoo veel vermoogende vloeiftoffe; daar het doch'geheel onnoodig zijn zoude deszelfs nut te onderzoeken, zoo lang men van het aanweezen daar van niet volkomen verzeekerd was, het Dierlijk Magnetismus zoude beftaan kunnen zonder nuttig te zijn, het kan egter niet nuttig zijn zoo bet niet beftaat. Ingevolge derhalven hiervan moest het eerfte voorwerp van het onderzoek der Gecommitteerden, het hoofddoelwit hunner eerfte proefneemingen zijn, om zich van het beftaan van zoo een vermoogen, hetwelk door den Heer Mesmer, en deszelfs navolgers het Dierlijk -Magnetismus genoemd is, volkoomen te verzeekeren, en dit zelf was een zeer uitgebreid onderwerp, hetwelk noodwendig alvoorens binnen enger grenzen moest begrecpen worden. Het Dierlijk Magnetismus, zegt men , vervult den gantfehen kreits der gefchaapen weezens, het is het voermiddel des invlocds, welke van de heemelfche lighaamen tot ons afdaalt; de Gecommitteerden zijn van gevoelen dat zij, in de eerfte plaats, deeze meer uitgebreide invloed buiten den ftaat des gefchils ftellen moeten , en alleenlijk dat gedeelte dier fijne vloeiftoffe in aanmerking neemen, hetwelk over den aardbol veripreid is, zonder zich met deszelfs  DIERLIJK MAGNETISMUS. 5, Zelfs oorfprong of afkomst in te laaten; met één woord om eerst de uitwerkingen, die hetzelve in en rondom ons te weege brengt in een helder daglicht te ikllen, alvoorens zij op zichneemen, desZelfs werking op het heelal te verklaaren. Dé zeekcrfLC wijze om van het aanweezen eener Magneecifche vloeiftoffe overtuigd te worden, zoude gewisfelijk zijn , indien men die door de uicer-' Iijkë zintuigen gewaar konde worden , doch men behoefden niet veel tijds of woorden te verfpillen, om' de Gecommitteerden te overtuigen, dat de fijnheid der/, lve niet toelaat , om door deeze uiterlijke werktuigen onderzogt te word.n; zij is niet, als de elearieke vloeiltoffe lichtgeevende en zigtbaar; deszelfs werking is niet, gelijk de aai,trekkingskragt der Magneet, een voorwerp voor ons gezi;;r; ffl kan niet gerooken of gefmaakt worden, derzelver voortgang is ongemerkt, zij omringd ons, zij dringt door in ons geheel lighaams - geftcl zonder dat men derzelver aanweezen door het zintuig des gevocls gewaar word , indien hec derhalven in en om ons aanweezig is, zoo gefchied die op eene volkoomen ongevoelbaare wijze; er zijn onder de voorftanders van hec Magnetismus, dieVoorgéeven, dat men hef zien kan, wanneer het van de toppen der vingeren, die aan hetzelve tot geleiders dienen, ontlast word/ dat zij het gevoelen, wanneer de Magnetifcur zijn Vinger langs hun aangezigt of hand 'beweegt, in' D a hef  5a VERHANDELINGEN over het hec eerfte geval is het gevoel, hetwelk men gewaar word, niet anders dan de doorwaafeming, die volkoomen zigtbaar word , wanneer wij die door een zon-microscoop befchouwen; in de tweede plaats gevoelt men bij de beweeging der vingeren langs het aangezigt eene aandoening van eene koeler lucht, die des te duidelijker is, naar raaate de lijder, die dezelve gewaar word, warmer is, en veroorzaakt word door de beweeging der lucht, welke de vinger volgt, en welker graad van warmte altoos beneeden die der dierlijke warmte is; indien aan de andere zijde de vinger naar het aangezigt gebragt word op een tijd wanneer hetzelve merkelijk kouder is dan deeze vinger , en die bij hetzelve ccnigen tijd ftil gehouden word, zoo ontftaat hier uit een gevoel van warmte, dat niets anders is dan een uïtwerkfel der dierlijke warmte. Men heeft meede voorgegeeven aan deeze vloeiftof eene bijzondere reuk gewaar te worden, welke men befpeurd, wanneer men de vinger van een gemagnetifeerden of eenen ijzeren conductor onder de neus brengt, men zegt zelf dat deeze gewaarwording verfchilt naar maate de rigting van zoo een vinger of conductor met of Eeegen de aspuncten gerigt is; de Heer Deslon nam de proef op versheiden der Gecommitteerden, en deeze hebben die op vcrfcheide andere voorwerpen herhaald, niet één egter heeft iets diergelijks gewaar konnen worden ; indien  DIERLIJK MAGNETISMUS. 53 dien men naauwkeurig oplettende eenige reuk gewaar wierd , zoo was het wanneer de geleidende ftaf heet gemaakt of gewreeven zijnde, gerooken wierd; bij de vinger was hec de reuk der uitwaafeming, die daarenboven meermaalen door een van den ftaf oorfpronglijke ijzer-reuk vergezeld was; deeze uitwerkfelen heeft men ten onrcgte aan het Magnetismus toegeichreeven, daar zij in de daad zeer ligcelijk door natuurlijke, en voorhanden zijnde oorzaaken kunnen uitgelegd worden. De Heer Deslon heeft ook nimmer deeze vlugtige indrukfelen als Bondige bewijzen voor hec aanweezen van het Dierlijk Magnetismus aangezien of opgegeeven , in teegendeel verzeekerde hij wel uitdruklijk de Gecommitteerden , dat hij niet inftaat was hetzelve op eene andere wijze te betoogen, dan door de uitwerking deezer vloeiftoffe en de wondcrbaare verfchijnfelen , die dezelve op bezielde lighaamen voortbrengt. Dit aanweezen is des te bezwaarlijker om overtuigend betoogd te worden, indien dit gefchieden moet door onbetwistbaare uitwerkfelen, en die van geene andere oorzaak afgeleid kunnen worden,dooronloochenbaare/tf&z, ingevallen, waarin zeedelijkëomftandigheeden geenen invloed hebben kunren; met één woord door zodaanige bewijzen , welke gefchikt zijn om het verftand te overtuigen cn overtehaalen, geene andere doch kunnen voldoende zijn bij D 3 man-  54 VERHANDELINGEN over het mannen, die reeds in de befchouwing der natuur vorderingen gemaakt hebben. De werking van het IVlagnetismus op bezielde lighaamen kan op tweederlei wijze befchouwd worden; voor eerst, als beilaande in eene geduuren 'e langen tijd aangchoude werking , welke de gelukkige geneezing van veele ziekten tengevolge heeft; cn ten tweede, in deszelfs fnellijk voortgebragte en kortftondige uitwerkfelen op het dierlijk lighaam, en de hierdoor te weege gebragte zigtbaare verfchijnfelen. De Heer Deslon wilde dat de eerstgemelde wijze van werking voornaamelijk, ja bijna alleen, en met uitfluiting der andere, in het werk gefield wierd; de Gecommitteerden waaren egter van een ander gevoelen, om de volgende reegenen: De meede ziekten hebben hunne zitplaats in ons inwendig Hghaan sgeftel, en bijeen gevoegde ondervinding van verfchcide eeuwen heeft ons de toevallen doen kennen , waardoor wij die van elkarder kunnen onderfcheiden , deeze zelfde ondervinding heeft ons de wijze, op welke wij die behandelen moeten , aan de hand gegeeven. Wat is nu het doelwit der poogingen van den Geneesheer in deeze geneeswijze ? hec is geenfints om zich teegen de natuur te verzetten, en dezelve onder te brengen, het is om haar in haarc werkingen de behulpzaam© fcand te bieden, De Natuur, zege de Vader der Ge,-  DIEPvLIJK MAGNETISMUS. 55 Geneeskunde, geneest de ziekte, zij ontmoet egter fomwijlen hinderpaalen , die haar in haaren voortging fluiten , en haar vrugtcfoos haar vermoogen doen verfpillcn; de Geneeskunde is de dienstknegt der natuur, als een aandagtig waarneemer fpeurt hij haaren voortgang oplettend na, indien deeze reegelmaatig, vast, onafgebrooken en wel belluurd is, blijft de Geneeskundige een leedig aanfchouwer, en draagt wel zorge , om haar door geene geneesmiddelen te ftooren, die, op het best genoomen , nutloos zijn zouden; zoo zij hinderpaalen ontmoet, trage hij die uit den weg te ruimen, hij verhaast of vertraagt haaren voortgang , wanneer hij befpeurt dat zij te traag of te haastig in haarc werkingen is; fomwijlen bepaalt hij zich alleen tot het voorfchrijven van eene nuttige leevcnsreegel; fomwijlen maakt hij gebruik van geneesmiddelen. De werking van een in het dierlijk lighaam gebragt "geneesmiddel is een bijkoomend vermoogen , hetwelk bij ons leevensbeginfel gevoegd word, indien zoo een geneesmiddel den zelfden weg volgt, welke de natuur ter uitdrijving der ziekte aangeweezen en gebaand heeft,zoo is het heilzaam en nuttig' indien het deeze werking verijdelt en andere weegen tragt in te liaan, zoo is het fchaadelijk; intusfehen moet men egter toeftemmen, dat deeze heilzaame of gedwarsboomde invloed der natuur, alhoewel die indedaad aanweezig is, dikwerf een gewoon waarneemer ontfnapt. D 4 De  5d VERHANDELINGEN over het De natuurlijke historie van den mensch verfchafc ons ten deezen opzigte de zonderlingfte verfchijpfelen. Wij zien immers lieden van eene geheel verfchillende leevenswijze den hoogden trap van eenen gezonden ouderdom bereiken; wij zien lijders, volgens alle reekenen met dezelfde kwaal aangetast, door geheel teegenovergcftelde geneesmiddelen en eene teegenftrijdige leevensreegel geneezing erlangen ; in zodaanige gevallen is de natuur vermoogend genoeg, om het leevensbeginfel , in weerwil van eene ongefchikte leevensreegel en nadeelige artfenijen, ilaande te houden; en zoo wel over de ziekte zelve, als over de verkeerde geneeswijze te zeegepraalen, indien nu dit leevensbeginfel vermoogend genoeg is, om de werking der geneesmiddelen te weederitaan, gewisfelijk kan hetzelve dan ook in andere gevallen zonder geneesmiddelen de ziekte overwinnen. Er blijft dus altoos eene onzekerheid over, of men het geneezen eener ziekte aan de werking der geneesmiddelen , dan wel aan de goedgunftige natuur moet toefchrijven , en deeze onzekerheid is met opzigt tot het Magnetismus nog grooter, daar deszelfs aanwezen nog niet volkoomen beweezen is. Hoe kan men derhalven uit de geneezing van fommige ziekten een befluit opmaaken aangaande de werking van een vermoogen , welks beftaan nog in {wijffel word getrokken , daar de uitwerking der ge-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 5? geneesmiddelen, van wier beftaan wij volkoomen overtuigd zijn, nog aan onzeekerheeden onderheevig is. De geneezing, welke ten voordeele van het Dierlijk Magnetismus het meest word bijgebragt, is die van de Baron *.*:*; wij zullen desweegens ons in geen gefchil inlaaten met opzigt tot de waarheid van het verhaalde, wij zullen niet onderzoeken, of ook de te vooren gebruikte geneesmiddelen iets tot deeze herftelling hebben toegebragt, aan de eene zijde erkent men de zorgelijke toeftand, waar in de lijder zich bevond, en de vrugtloosheid van alle tot nog toe in het werk geftelde hulpmiddelen , men heeft tot het Dierlijk Magnetismus den toevlugt genoomen, en de Baron is volkomen herfteld. Zoude ook deeze herftelling een eenvoudig gevolg kunnen zijn eener natuurlijke ziekte-fcheiding, eener crifis? ■ Eene allerbehoeftigfte vrouw van de laagfte clasfe, woonende au gros Caillou, wierd in den jaare 1779 van eene kwaadaartige koorts en al deszelfs toevallen aangetast, zij wees ftandvastiglijk alle hulp van de hand, cn begeerde alleenlijk dat een pot, die zij bij zich had, van tijd tot tijd met water gevuld wierd, zij bleef ftil op het ftroo liggen, het welk haar tot een bed diende, en dronk bij aaoKoudenheid water zonder iets anders te gebruiken of in het werk te ftellen; de ziekte ontwikkelde zich zelf, doorliep haare D 5 ver-  58 VERHANDELINGEN over het verfchillend: tijdperken , en eindigde in eene volkoom e geneezing, dit geval is door de Heer Bou rdols de la Mo the Geneesheer van hec hospitaal van Sc. Sulpice, die de lijdcres eiken dag bezogt, waargenomen en meer omflandig de geneeskundige Faculteit te Parys voorgelegd. Mejuffrouvv G * *, had in haar regter borst twee verhardingen, die haar zeer veel pijns veroorzaakten; een Heelmeester raadde haar aan, het Eau du Veintre te gebruiken , als zijnde een uitmuntend oplosfend middel, haar ter zeiver tijd waarfchuuwende, dat, indien dit middel binnen een maand geen' gelukkigen uitflag te weeg bragt, men zoude moeten befluiten om deeze verhardingen door middel der heelkundige konstbewerking weg te neemen ; het meisje door dit vonnis verfchrikt pleegde raad met de Heer S a l l i n , die van gevoelen was, dat de verhardingen nog wel losgemaakt konden worden, deeze uitfpraak wierd door de Heer Bouvart, die men deswegens meede om raad vroeg, bevestigd, alvoorens egter tot het gebruik van geneesmiddelen over te gaan, raadden zij haar aan, om door vermaaken verftrooijing van gedagten te weeg te brengen; vijftien dagen daarna wierd zij in de Opera van eene geweldige hoest en eene zoo verbaazende opwerping uit de borst overvallen , dat men genoodzaakt was haar naar huis te brengen; zij ontlaste door deeze weg in den tijd van vier uuren om  DIERLIJK MAGNETISMUS. 59 ömtrend drie pinten van eene taaije flijm, een uur daarna onderzogt de Heer S allin de borst en vond geen'fpoor van eenige verharding; de Heer Boijvar t des anderen daags geroepen zijnde, bevestigde meede het gelukkig gevolg deezer door de natuur te weege gebragte crifis; die gewisfelijk aan het Eau du Peintre zoude toegefchreeven geweest zijn, indien de lijderes hetzelve, op raad van den Heelmeefter gebruikt had. De onafgebrooke ondervinding van veele eeuwen heeft betoogd en de grootste Geneeskundigen hebben het bevestigd , dat de natuur alleen, zonder onze hulp, een groot aantal ziekten geneest, indien het Magnetismus geheel en al zonder werking was, zoude men de lijders, die zich aan deeze geneeswijze onderwerpen , als geheel aan de natuur overgegeeven , kunnen aanmerken: Het zoude ongerijmd zijn, om het aanweezen van dit vermoogen te beflisfen, volgens eene methode, welke, door alle de door de natuur veroorzaakte geneezingen, aan hetzelve toe te fchrijven, zouden tragten te betoogen dat hetzelve eene nuttige en geneezende uitwerking had, terwijl hetzelve indedaad veelligt geene uitwerking hoe genaamd had. Ten deezen opzigte zijn de Gecommitteerden van het gevoelen van de Heer Mesmer, hij weigerde om ter ftaaving van het nut zijner uitvinding de geneezing fommiger lijders door hetzelve te beproeven,  6o VERHANDELINGEN Over het ven, gelijk hem door een Lid der Academie wierd voorgefteld. „ Hec is ten onregte, ancwoorde hij, „ dat men zich verbeeld dac zoo een foorc van be, „ wijs voldoende zijn zoude, daar men immers niec „ overtuigend betoogen kan, dat de herftelling van „ eenig' lijder in de daad door de Geneesheer en „ deszelfs hulpmiddelen is te weege gebragt.0 Het gebruik maken van het Dierlijk Magnetismus in de geneezing van ziekten, kan nimmer eenig ander dan een onzeeker en bedrieglijk bewijs opleeveren, en deeze onzeekerheid kan niet anders opgeklaard en de oorzaaken der misleiding uit den weg geruimd worden, dan door een oneindig aantal van geneezingen, veelligt door de herhaalde ondervinding van veele agtervolgende eeuwen. Het onderwerp en het gewigt van dit onderzoek, eisfehen eene fpoediger beilisfing; de Gecommicteerden waaren derhalven verpligt zich alleenlijk tot natuurkundige bewijzen te bepaalen, namelijk tot het oogcnbliklijk uitwerkfel deezer vloeiftoffe op hec dierlijk lighaam , hier van uicfluicende de misleiding , welke daar meede gepaard kon gaan, en geene andere verfchijnfelen aanneemende, dan die zij verzeekerd waaren , dac uic geene andere oorzaak, dan uic het Dierlijk Magnetismus ontftaan konden. Zij fielden voor dien aangaande proeven te neemen, op zodanige voorwerpen, die gewillig waaren ,  DIERLIJK MAGNETISMUS. 61 rtn, om zich aan zodaanige proefneemingen te onderwerpen, welke zij noodig zouden oordeelen , en die, fommige uit hoofde van hunne eenvoudigheid, andere door hunne fchrandere opmerkzaamheid ia ftaat waaren om een naauwkeurig cn getrouw verflag van hunne gewaarwordingen .te gecven ; wij zullen ons niet bepaalen, om deeze proefneemingen volgens de orde van tijd op te geeven, maar zullen daar in die orde der vraagftukken volgen, welke zij door deeze proeven verlangden opgelost te zien. In de eerfte plaats beflooten de Gecommitteerden om de eerfte proeven op hun zeiven te doen neemen cn de werking van het Dierlijk Magnetismus in hun eigen lighaam te beproeven: Zij waarenten hoogften begeerig om door eigen ondervinding die uitwerkfelen gewaar te worden, welke men aan dit vermoogen toefchrijft. Zij onderwierpen zich derhalven aan deeze uitwerkfelen, met zoo eenen ijver voor het algemeen belang, dat zij zeer gaarne eenige toeval, eene gedeeltelijke wanorde in hunne gezondheid zouden ondergaan hebben, hetwelk eene duidlijke uitwerking van het Magnetismus zijnde , hen in ftaat konde ftellen, om dit zoo gewigtig vraagftuk terftond, en door eigen ondervinding te bedisfen. Eén voorbehoedfel agtten zij egter, daar zij zich op deeze wijze aan de uitwerking van hec Magnetismus blootftelden, noodzaaklijk te zijn. Er  6i VERHANDELINGEN over het Er is geen mensch, zeifin den ftaat der bloeijencV fte gezondheid, die, indien hij eene ingefpanne aan-: dagt op zich zelf vestigt, geene meenigce van inwendige aandoeningen, het zij van eene ligte graad van pijn, hitte of diergelijk, befpeurt, gewaarwordingen , die geheel en al onaf hanglijk van1 het Magnetismus zijn. Deeze bepaaling van onzen aandagt, geheel en alleen op ons zelf, kan veelligt, op zich zelf befchouwd, op ons lighaam eenige uitwerkfelen hebben ; er is een zoo naauw verband , van welken aart ook het werktuiglijk middel hier van zijn mooge, tusfchen de geneigdheeden der ziel, cn de beweegingen van het lighaam, dat men niet ligtelijk bepaalen kan , hoe verre het vermoogen van eenen aanhoudenden aandagt, op een of ander uit- of inwendig lighaamsdeel zich kan uirftrekken , deeze aandagt op een bijzonder deel fehrjttt niet anders te zijn, dan eene geftaadige en onafgebrooke werking van onzen wil , bij aanhoudenheid op een en het zelfde voorwerp gerigt. Wanneer wij in agt neemen hoe de arm door den wil bewoogen word, kunnen wij dan wel verzeekerd zijn, dat onze aandagt op een of ander deel onzes lighaams gevestigd zijnde, daarin geene beweeging kan veroorzaaken, de dierlijke warmte derwaards rigten, en in deszelfs toeftand zodaanig eene verandering veroorzaaken, welke in ftaat is andere aan-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 63 aandoeningen en uitwerkfelen daarin te verwekken. De Gecommitteerden moeiten derhalven, voor eerst, wel in agt neemen, dat zij met geene al te naauwkcurige oplettenheid dat geen gaade lloegen, wat inwendig in hen omging. Indien het Magnetismus indedaad een werkend vermoogen was, het zoude als dan voorzeeker niet noodig zijn, dat men zijne aandagt zoo zeer infpande; om deszelfs aanweezen en werking na te fpeuren. Het moet zelf zich van o-ze denkbeelden meefier maaken, en zich duidlijk doen gewaar worden, offchoon ook de gedagten anderwaards afgeleid wierden. Maar beflooten hebbende om op zich zelf deeze proeven te neemen, beflooten tcevens de Gecom«j muteerden eenpaariglijk , dat zij deeze proeven in het geheim neemen zouden, cn zonder bijzijn van eenig vreemdeling, uitgezonderd de Heer Deslon, die de konstbewerking verrigten moest, of zodaanige perfoonen, als zij verkiezen zouden; hierom vonden zij het niet raadzaam , zich bij de openbaare proefneemingen aan het Magnetismus te onderwerpen, zij wilden vrij zijn in het doen hunner waarneemingen, en hoedaanig ook den uitflag mogte zijn, wilden zij, zoo niet de eenigtte , ten minden de eerde beoordeelaars der daar door te Weeg gebragte verfchijnfelen zijn. In gevolge van dit befluit wierd in het huis van. den  64 VERHANDELINGEN over rot den Heer Deslon een bijzonder vertrek en bac* quet , ten gebruike der Gecommitteerden gereed i gemaakt, wcrwaards de Gecommitteerden zich eenmaal in elke week begaven: bij elke proefneming wierd met deeze konstbewerking, gcduurendc twee en een half uur, aangehouden, de ijzere ftaf raakte het linker hypochondrium, zij waaren met een koord aan elkander gehegd, en vormden van tijd tot tijd de hier voor befchreeve aaneenfchaakeling met de vingers cn duimen. Zij wierden door den Heer Deslon , of, in zijn afweezen, door een zijner aankweekelingen gemagnetifeerd , fommige hunner onderwierpen zich meermaalen cn geduurende langer tijd aan de werking van het Magnetismus , en dit waren voornaamelijk zij , die uic hoofde van hun lighaamsgeftel hiervoor het meest vatbaar fchcenen , de konstbewerking gefchiedc fomwijlen met de vinger en de ijzere ftaf langs verfchillende lighaams deelen afgeleid, fomwijlen door het aanleggen der handen, en drukking met de vingers, zoo op de hypochondria, als op het epigastriitm. Fsiet een der Gecommitteerden wierd eenige aandoening gewaar, ten minften geene, die aan de werking van het Magnetismus kon toegefchreeven worden , fommige derzelver zijn van een fteevig lig» haams-geftcl, andere zijn minder fterk cn zijn wel eens aan ftremmir.gen in hunne gezondheid onderhee- vig>  DIERLIJK MAGNETISMUS. 6§ vig, een deezer laatstgemelde gevoelde eene geringe graad van pijn aan het harte-kuikje (epigastrium^ ingevolge van eene ondergaane heevige drukking op die plaats ; deeze pijn hielt dien geheelen en den volgenden dag aan, en was vergezeld van een gevoel van vermoeidheid; een ander wierd in den namiddag van een der dagen, waarop de proefneemingin het werk gefield was, eene ligte prikkeling der zenuwen gewaar, waaraan hij zeer onderworpen is; een derde met een nog grooter gevoeligheid begaaft* en voornaamelijk gekweld met eene onrustigheid in het zenuwgeflel, gevoelde eene meerdere graad van pijn en eene heeviger prikkeling ; maar deeze geringe toevallen zijn niet anders dan de gevvoone aft wisfeling in den ftaat hunner gezondheid , en dus in geenen deelen als gevolgen van het Dierlijk Mags netismns aan te merken, of zijn op het meest genomen niet meer dan gevolgen der ondergaane drukking op de maag, het is alleen eene naauwgezette getrouwheid, die de Gecommitteerden aanzet, om in dit berigt van deeze beuzelingen gewag te maaken ^ daar zij zich zeiven als eene onverbreekbaare wet opgelegd hebben , om altoos en zelf in de geringfte omftandigheeden de waarheid hulde te doen, Hec verfchil tusfchen den uitflag deezer bijzondere , op hun zelf genoome proefneemingen, en van die openbaare , waar van zij ooggetuigen gewcesé Waren, moest gewisfelijk de Gecommitteerden in E kt  66 VERHANDELINGEN over het het oog vallen; in de eene was alles ftil, bij de andere zag men niets, dan beweeging en onrust; daar zag men veelvuldige toevallen, geweldige met ftuipen vergezelde crlfes, de gewoone toeftand en werking van lighaam en ziel geitoord, ja zelf geheel en al het onderlle booven gekeerd , het zenuwgeflel tot den hoogften trap van fpanning gebragt; bij hen leed het lighaam geen fmert, de ziel geen angst, de natuur behield in alles haaren gewoonen loop, met één woord, men zag niet een bijzonder verfchijnfel; die wonderdoende invloed, welke bij de openbaare proefneemingen elk een van verwondering buiten zich zelf voert, verdwijnt geheel en al , en het Dierlijk Magnetismus van deszelfs kragt beroofd , fchijnt volkoomen werkeloos te zijn. De Gecommitteerden bij den aanvang zich flegts eens ter week aan deeze proefneeming onderworpen hebbende , waaren begeerig te wee ten , of eene meerdere herhaaling derzelver ook eenig uitwerkfel te weeg zoude brengen; zij ondergingen dus deeze konstbewerking drie agtereen volgende dagen, maar bleeven daarvoor eeven ongevoelig, het Magnetismus was ten hunnen opzigte ten eenenmaale kragteloos. Deeze proef gelijk - tijdig op agt verfchillende onderwerpen zonder uitwerking genomen, fommige welker wel eens aan hebbelijke ongemakken onderheevig waaren, geeft ons regt om hier uit te befluiten, dat hec  DIERLIJK MAGNETISMUS. 6f hec Dierlijk Magnetismus in eene gejonde ftaat of zelf in eene geringe graad van ongezondheid geene de minfte werking doed, wij beflooten dus op zieke perfoorien onze proeven te herhaalen, hier toe verkoozert wij lijders uit eene laagere clasfè van menfehen. Men bragt zeeven zieke perfoonen te faamen te Pasfy, ten huize van Doétor F r a n k l i n ; de konstbewerking wierd ook hier verrigt door de Heer Deslon in teegenwoordigheid van alle de Gecom* mitteerden. De Weduwe Saint- Amand eeneengborftige, met gezwollen buik, beenen en dijen, en Vrouw An* Jeaume, die een gezwel aan de dije had, gevoelden geene de minfte aandoening. ■ De kleine C.'aude Renard, een kind van zes jaaren, met kliergezwellen QScrophula^) gekweld, omtrend uitgeteerd , met g;zwolle knien, binneh> waards geboogen beenen en wiens gewrigten bijna onbeweeglijk waaren, een meedelijdenswaardig voorwerp , hetwelk een meer dan gewoon en aan zijne jaaren geëevenredigd verrtand bezat , die kind wierd meede niet gewaar; eeven min gevoelde bok Geneviève Leroux , een meisje van 9 jaaren $ aan ftuiptrekkingen en eene kwaal onderworpen die zeer veel overeenkomst had, met de Sint Vitusdans. Frangois Grenet befpeurde hiervan eenige uitwerkfelen , hij had een ongemak aari zijne öogeii $ E s Vöbfs  68 VERHANDELINGEN over het Voornaamelijk aan zijn regeer oog, waaruit hij naauwh'iks zien kon, en waarin hij een aanmerkelijk gezwel had; wanneer het Magnetismus naar zijn linker oog gerigt wierd, door den duim geduurende een langen tijd voor en agterwaards tot digt bij het oog te beweegen, gevoelde hij pijn in de oogbol en het oog traande; wanneer men de konstbewerking naar zijn regter oog rigtte, hetwelk het gebrekkigst was, had hij daar van geene aandoening; hij gevoelde alleenlijk de voorgemelde pijn in zijn regter oog en in geen ander gedeelte van zijn lighaam. Vrouw Charpentier die twee jaaren geleeden door eene koe teegen een blok houts wierd gefmeeten, ondervond hier van de droevigfte gevolgen , zij verloor haar gezigt, hetgeen zij egter daarna gedeeltelijk weederom kreeg, maar altoos in eene gebreklijke toefland bleef, zij zeide twee breuken te hebben, haar buik was zoo gevoelig, dat zij de drukking van de banden haarer rokken daar op niet verdraagen konde; deeze gevoeligheid moest van eene al te groote prikkelbaarheid der zenuwen afgeleid worden; de minfte drukking op de buik is in ftaat om deeze aandoening te vermeerderen en door het meede-gevoel der overige zenuwen in alle deelen des lighaams toevallen te veroorzaaken. De konstbewerking wierd aan deeze vrouw eeven als aan de overige door het betasten en drukking met  DIERLIJK MAGNETISMUS. 69 met de vingers in hec werk gefield; deeze drukking was voor haar zeer fmercelijk ; coen daarna de vinger naar de breuk gerigc wierd, klaagde zij weegens hoofd-pijn, coen de vinger voor haar aangezigc geplaatsc was, zeide zij, dac zij geen adem konde haaien. Bij eene herhaalde op- en needer-waardfe beweeging der vinger, klaagde zij over onverwagte fchokken in hec hoofd en de fchouders, even gelijk die , welke door een opfpringen van fchrik veroorzaakt worden, bij voorbeeld, bij hen, die onverwagt mee koud water in het aangezigc gefprengd worden; foortgelijke opfpringingen fcheen zij zelf gewaar te worden, wanneer haare oogen geflooten waren; wanneer men haar met geflooten oogen de vingers onder de neus hield, klaagde zij over een foorc van flaauwce, zoo lang zij daar gehouden wierden. De zeevende lijder Jofeph Ennuyé, ondervond foortgelijke aandoeningen, offchoon in een minderen graad. Van deeze zeeven lijders gevoelden vier volflrekc niets, drie alleen hadden hier van eenige gewaarwording; deeze uitwerkfelen fcheenen den aandagc der Gecommicteerden waardig te zijn, en vorderden een naauwkeuriger onderzoek. De Gecommitteerden, ten einde verder licht hier in te erlangen, en hunne denkbeelden ten deeE 3 zen  fo VERHANDELINGEN over het zen opzigte nader op te helderen, beflooten hunn© proeven te herhaalen op lijders, in andere omflandigheeden geplaatst, en gekoozen uit eene meer befchaafde clasie, die men van geene flinkfche oogmerken verdenken konde , en wien verftand hen in ftaat ftelde, om reeden te vraagcn en van het geen zij gewaar wierden een getrouw en naauwkeurig verflag tegeeven; Mevrouwen B— en de F—de Heeren M— en R - wierden met de Gecommitteerden tot dit bijzonder bacquet toegelaaten, men verzogt hen , hetgeen zij gewaar wierden op te merken, zonder al te aanhoudend en ingefpannen daar aan te denken. De Heer M— en Mevrouw 4e V—, waaren de eenigften , die eenige buitengewoone gewaarwording hadden, de Heer M—had een onpijnlijk gezwel in de geheele geleeding der knie, en eene aanhoudende pijn in de knie-ichijf, hij verklaarde geduurende de konstbewerking , dat hij in geen gedeelte van zijn lighaam iets gewaar wierd, dan alleenlijk in dat oogenblik, wanneer de vinger langs de aangedaane knie gebragt wierd, hij meende dan in dat deel, waarin hij gewoonlijk pijn had, eene geringe warmte gewaar te worden. — Mevrouw de V — door eene ziekte der zenuwen aangetast, was meermaalen op het punt, om geduurende de bewerking in ilaap te vallen; na dat men geduurende één uur en 19 minuuten , zonder tusfchenpoozing , daar meede aangehouden had, en dan  DIERLIJK MAGNETISMUS. fi «3ac wel grootendeels door hec aanleggen der handen , gevoelde zij niets dan een foorc van prikkeling en vermoeidheid, deeze twee lijders ondervonden flegts eenmaal hec Dierlijk Magnecismus, de Heer R — wiens ziekce in hec overblijffel eener verpopping in de leever ontdond , en het gevolg was van eene zeer heevige en onvolkomen geneeze ziekte van deeze ibort, ondergong de konstbewerking driemaalen zonder iets gewaar te worden. Mevr. de B — zeer met verdoppingen aangedaan, beproefde bij aanhoudenheid dit geneesmiddel teevens met de Gecommitteerden, en gevoelde niets; men moet opmerken, dat zij zich aan het Dierlijk Magnetismus onderwierp met eene koele onverfchilligheid, die van den hoogden graad van ongeloof, met betrekking tot het wonderdaadige van hec Dierlijk Magnetismus, haaren oorfprong had. Men nam daarna de proef op andere voorwerpen, doch zonder behulp van het bacquet; een der Gecommitteerden zogt teegen eene heevige hoofdpijn hulp bij het Magnetismus; de Heer Deslon ftelde die, geduurende een half uur, op hem in het werk; een der toevallen van dit ongemak was eene heevige koude aan de voeten, de Heer Deslon bragc zijn voec bij dien des lijders, deeze bleef egter eeven koud, en de hoofdpijn duurde zoo lang, als gewoonlijk dit toeval bij den lijder plaats had. Hijplaacfte zich bij het vuur, en had daar van het E 4 zelfde  f2 VERHANDELINGEN over het zelfde heilzaam ukwerkfel , als hij altoos van de warmte ondervonden had, zonder geduurende dien of den volgenden dag eenig ukwerkfel van het Dief' lijk Magnetismus te belpeuren. Dr. Franklin, ofl'choon door zijne zwakke gezondheid verhinderd, om zich naar Parys te begeeven, en de proeven die aldaar in het werk gefield wierden, bij te woonen, was egter door de Heer Deslon aan zijn huis te Pasfy Gemagnetifeerd, de vergaadering was talrijk , en elk der aanweezende onderging de konstbewerking. Sommige lijders, die met de Heer Deslon gekoomen waaren, hadden van hec Dierlijk Magnetismus eeven zodaanige uitwekfelen, als bij de oopenbaare proefneemingen-, maar Mevr. B —, Dr. Franklin, twee zijner nabeltaanden, zijn Secretaris, en een Amerikaansch Officier, hadden hier van geene gewaarwordingen, offchoon een der nabeilaanden van Dr. Franklin van eene ziekte aan het beeteren was, en de Olmder op die tijd eene reegelmaatige koorts had. Deeze hier voor verhaalde proefneemingen verfchaffen een aantal van facia, gefchikt, om , met elkander vergeleeken wordende , de zaak op te helderen, en waar uit het de Gecommitteerden vrijftond fommige gevolgen af te leiden; van de veertien lijders wierden llegts vijf eenig ukwerkfel van de konstbewerking gewaar, neegen gevoelden niets: de Gecommitteerde verkreeg door hec Magnetismus £een.  DIERLIJK MAGNETISMUS. 7$ geen verligting van zijn hoofdpijn, zijne koude voeten wierden niet warmer; dit vermoogen is dierhalven niet in ftaat om, gelijk men dit daaraan tocgefchreeven had, warmte aan de voeten meede te deelen. Men heefc meede gezegd , dat [het Magnetismus het vermoogen heefc , om den aart en vooral ook de zitplaats eener kwaal te ontdekken, doormiddel van de pijn, welke de aandrift der vogten noodwendig in dat deel te weeg brengt; zodaanig een voordeel zoude indedaad van zeer veel aanbelang zijn, en de vloeiftoffe die dit kon uitwerken, zoude indedaad in de hand des Geneesheers een allerheilrijkst middel zijn, hoe vaak doch word de kundigfte Artz door twijffelagtige verfchijnfelen in onzeekerheid gebragt en gehouden; maar Frangois Grenet gevoelde geen pijn dan in dat oog , hetwelk het minst aangedaan was, indien de roodheid en zwelling van het ander oog geene uitwendige teekenen verfchaft had, zouden wij alleenlijk uit de werking van het Magnetismus befluttende, hebben moeten opmaaken dat die oog gezond was. De Heer R — en Mevr. de B — beide met verftopping gekweld , vooral de laatstgemelde , konden , daar zij van hec Magnetismus niets gevoelden, dus ook door dit middel geen lichc noopens den aarc of zitplaats hunner kwaal ontvangen , en egter telt men de verftoppingen onder die kwaaien, waarE 5 op  74 VERHANDELINGEN over hèt op het Dierlijk Magnetismus voornaamelijk een heilzaam vermogen heefc, daar volgens deeze nieuwe befchouwende kennis de vrije en fnelle beweeging deezer vloeiftoffe door de zenuwen een middel is ter oopening der buisjens, en ter wegneeming dier hinderpaalen , welke den vrijen loop der vochten beletten, dat is der verftoppingen. Men zegt daar en booven, dat het Magnetismus de toetsfteen is der gezondheid; indien derhalven de Heer R — en Mevr. de B — die wanordens en ongemakken, welke de verftoppingen onaffcheidelijk vergezellen, niet befpeurd hadden, zij zouden met het grootfte regt zich zelf als de gezondfte menfchen des aardbodems hebben kunnen befchouwen; eeven dit kan men zeggen mee opzigc coc den Amerikaanfehen Officier. Het Magnetismus faalde dus geheel en al in hec ontdekken der ziekten, eene eigenfehap die hetzelve door deszelfs voorftanders zoo ruimfchoots word toegekend. De warmte, welke de Heer M — in de knie gewaar wierd, is een te gering en te fpoedig voorbijgaand verfchijnfel, dan dat het ons regt zoude geeven hier uit eenig befluit afteleiden ; veelligc zoude men kunnen vermoeden, dat hetzelve van eene hier voor reeds aangeftipte oorzaak moesc afgeleid worden, eene ce groote opletcenhcid op het geen binnen in ons omgaac; zoo eene aandagc zoude  DIERLIJK MAGNETISMUS. 75 de veelligt eeven hetzelfde ukwerkfel zonder het gebruik van het Magnetismus op eenen anderen tijd veroorzaaken; de flaaperigheid van Mevr. de V. —• moet gcwisfelijk toegefchreeven worden aan de eentoonigheid en de vermoeijing om altoos in dezelfde houding te blijven; indien zij eene geringe graad van opftijging gevoelde, moet men wel in agt neemen, dat het eene bekende eigenfchap van alle aandoeningen der zenuwen is, om zeer veel af te hangen van de meerdere of mindere acht, die men daar op geeft; om de zodaanige op nieuw te veroorzaaken, is het fomwijlen gevoegfaam, dat daarvan gefprooken, ja zelf daar aan gedagd worde; men kan ligtelijk nagaan , welke verfchijnfelen men te wagten heeft bij eene vrouw wier zenuwen ten uiterilen gevoelig zijn, en die, geduurende één uur en 19 minuten Gemagnetifeerd wordende, in die tijd niet anders te doen had , dan haare gedagten te vestigen op die kwaaien , die haar gewoonlijk eigen waren ; wij zouden geen oorzaak gehad hebben om ons te verwonderen , indien zij veel geweldiger toevallen ondergaan had, dan hetgeen wij hier befchreeven hebben. Er blijven dus ter verklaaring flegts alleenlijk die verfchijnfelen over , welde wij van het Dierlijk Magnetismus in Vrouw Ciiarpentier, Franco i s Grenet enJosEPH Ennuyé, veronderftellen kunnen waargenoomen te hebben: deeze drie  76 VERHANDELINGEN over hit drie gevallen met de overige vergelijkende, waaren de Gecommitteerden verwonderd, dat drie voorwerpen van eene laagere clasle de eenigfie zouden zijn, die van deeze konstbewerking iets gevoelden, daar die van een hooger rang, meer verligt verftand, en dus ook beeter gefchikt, om van hetgeen zij gewaar wierden eene befchrijving te geeven, niets befpeurden; zonder twijffel gevoelde Frangois Grenet een pijn en traaning van het oog, wanneer men met den duim digt aan hetzelve naaderde ; Vrouw Charpentier klaagde, dat bij het aanraaken van den buik op de hoogte der maag, deeze drukking op haar breuk uitwerking had ; deeze drukking zelf kan zeer wel oorzaak geweest zijn van hetgeen zij gewaar wierd, egter vermoedden de Gecommitteerden dat deeze gewaarwordingen door andere zeedelijke oorzaaken vermeerderd wierden. Laaten wij ons den toeftand voorftellen van iemand van eene laage clasfe, en dus onweetend, aangetast door een kwaal, waarvan hij wenscht geneezen te worden, hij word met eenige plegtighcid ingeleid in een gezelfchap, gedeeltelijk uit Geneesheeren beftaan de , alwaar aan hem een ten zijnen opzigte geheel nieuwe konstbewerking in het werk gefteld moet worden, eene konstbewerking , van dewelke hij vooraf bij zich zelf overtuigd is, dat hij wonderbaare uitwerkfelen zal ondervinden, voeg hier bij, dat hij voor deeze zijne goedwillige onder-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 77 derwerping betaald word, en hij dus meent ons des te grooter voldoening te zullen verfchaffen, als hij voorgeeft fommige gewaarwordingen te gevoelen; en wij zullen weldra de bepaalde oorzaaken gevonden hebben, waaraan wij deeze uitwerkfelen kunnen toefchrijven, waaromtrent wij eindelijk met het grootfte regt zullen kunnen twijliëlen, of men het Dierlijk Magnetismus wel voor derzelver waare oorzaak hebbe te houden. Men zoude daarenbooven kunnen vraagen, waarom het Magnetismus deeze uitwerkfelen te weege bragt, bij de zodaanigen, die te vooren wisten wat men met hen voor had, en die zich konden verbeelden belang te hebben om datgeen te zeggen, hetwelk zij voorgaaven , terwijl hetgeen het minfte vat had op de kleine Claude Renard, op een lighaams ge (lel zoo geheel en al met de teederheid der kindsheid begaafd, zoo gevoelig, en wiens gezond verftand en openhartigen aart voor de waarheid van zijn getuigenis borg waaren ? waarom bragc hetzelve geen ukwerkfel voorc op Geneviève Leroux, die in een ftuipagtige toeftand was? haare zenuwen waaren gewisfelijk gevoelig genoeg, welke is de reeden, waarom het Magnetismus hier op geen vermoogen had, door deeze ftuipagtige aandoeningen te vermeerderen, of te verminderen; haare onverfchilligheid en ongevoeligheid doen ons gelooven, dit de reeden, waarom zij niets gewaar wierd, was, omdat zij uic  VERHANDELINGEN over Het uit domheid niet wist dat zij iets voelen moest. Uit deeze gevallen neemen de Gecommitteerden de vrijheid om af te leiden , dat het Magnetismus geen aanweezen fchiint te hebben met betrekking tot zodaanige lijders, die zich met eene zeekere maate van ongeloof daaraan onderwierpen; dat de Gecommitteerden, zelf zij, die een zeer gevoelig zenuwgeftel hadden , voorbedagtlijk hunnen aan- t dagt op andere onderwerpen vestigden, en zich wa* penden met die wijsgeerige twijffeling, welke altoos het onderzoek moet vergezellen, en aldus geene dier gewaarwordingen ondervonden hebben, welke die drie lijders der laager clasfe zeiden te gevoelen; zij meenen dus regt te hebben, om te vermoeden, dat deeze aandoeningen, indien men die voor waar aanneemt , de gevolgen waaren van eene voor ingcnoome overtuiging en alleen door de vcrbeeldingskragt daar gefield wierden : dit vermoeden bragt haar tot het in het werk flellen van een ander foort van proeven. Hun volgend onderzoek was dus op een ander onderwerp gerigt, het was noodzaaklijk, ten einde htm eens opgevat vermoeden te bevestigen of uit den weg te ruimen , dat zij bepaalden hoe groot het vermoogen is, hetwelk de verbeeldingskragt op onze aandoeningen bezit en aantoonden of dezelve geheel of gedeeltelijk oorzaak zijn kan van zodaanige toevallen, welke aan het Dierlijk Magnetismus toegefchreeven worden. De  DIERLIJK MAGNETISMUS. ?9 De Gecommitteerden wierde te dier tijd onderrigt weegens proeven, welke ten huize van den Deeken der Faculteit door den Heere Jumelin M. D. verrigt wierden, zij waaren zeer begeerig om hiervan ooggetuigen te zijn, en ontmoetten gezamentlijk de Heer Jumelin ten huize van den Heer Majault, een hunner Meedegecommitteerden. De Heer Jumelin verklaarde hen, geen leerling van Mesmer, cn ook niet van Deslon te zijn, dat hij van hen niets met betrekking tot het Dierlijk Magnetismus geleerd had, maar zich zelf zijne leerftellingen gevormd en zijne handelwijze gerigt had naar hetgeen hij weegens dit onderwerp had vernoomen. Hij befchoude de Dierlijke Magnetifche vloeiltoffe als eene in hetmenschlijklighaam omloopende, en van hetzelve uitvloeijende ftoffe, doe. welke indedaad dezelfde was , als het grondbeginfel der dierlijke warmte, hij was van gevoelen, dat hetzelve, eeven als alle vochten , zich trage in eeven wigt te (iel-' len, en dus van dat lighaam, hetwelk daarvan overvloed had, overging in dat, hetwelk minder daarvan bezat. Zijne handelwijze kwam met die van Mesmer en Deslon grootendeels overeen, eeven als zij maakte hij gebruik van zijn vinger en eene ijzere ftaf als geleidende lighaamen en betaste zijne lijders met de handen, hij maakte egter geen onderfcheid van verfchillende poolen. Agc  8o VERHANDELINGEN over hei* Agt mannen en twee vrouwen onderwierpen zien aan zijne proefneemingen, en wierden in het eerst niets gewaar; ten laattten zeide eene vrouw, eene oppaster in de gehoorzaal van den Heer Alphonsele R o y , ha dat zij, zonder egter aangeraakt te zijn, aan het voorhoofd Gemagnetifeerd was, dat zij eene hitte gewaar wierd, de Heer Jumelin bragt de vijf toppen zijner vingers over haar aangezigt, zij zeide als het waare een vlam gewaar te worden , die van plaats tot plaats voort gong; op de hoogte der maag Gemagnetifeerd zijnde, zeide zij meede eene hitte te gevoelen; dit getuigde zij meede toen men haar op den rugMngnetifeerde, zij zeide warmte in elk deel haares lighaams te gevoelen en dat zij hoofdpijn had. De Gecommitteerden waarneemende, dat van elf perfoonen, die de proef ondergingen, flegts eene voor het Magnetismus van den Heer J umelin gevoelig was, waaren van gevoelen, dat zij veelhgt deeze gewaarwordingen had, om dat haare verbeeldingskragt ligter in beweeging gebragt wierd, dan die der overige lijders; men had nu eene gunftige geleegenheid om deeze twijffeling uic den weg te ruimen; men had nu overtuigend ondervonden dat het deeze vrouw in geenen deele aan gevoeligheid mangelde, men moest dus alleenlijk alles afweeren wat haare verbeeldingskragt begochelen kon , of dezelve ten minften geen voorwerp geeven, waarop zij  DIERLIJK MAGNETISMUS. Si fcij Werken konde; de Gecommitteerden floegen dus Vioor om haar het gezigt te bedekken , ten einde waar te, .neemen hoedaanig haare gewaarwordingen zijn zouden, wanneer zij den loop der proefneemingen niet met het oog konde nagaan; ingevolge hiervan wierd zij geblinddoekt en andermaal Gemagnetifeerd , nu beantwoordden de verfchijnfelen niet meer aan de plaatfen werwaards het Magnetismus gerigt was; nu eens aan de rug, dan aan de borst Gemagnetifeerd wordende, zeide zij alleenlijk eene hitte in het hoofd, een pijn in beide de oogen en in hec linker oor gewaar te worden. Men deed nu de band van haare oogen, de Meer Jumelin zijne handen aan de hypochondriagelegd hebbende , zeide zij eene warmte gewaar te worden , en dat zij op het punt Mond om flaauw ce worden , gelijk zij ook na verloop van weinige minuten indedaad flaauw wierd, wanneer zij omtrent tot zich zelf gekomen was, wierd de proef herhaald, zij was geblind, de Heer Jumelin begaf zich aan een zijde, alles was ftil, cn de vrouw meende dac de konstbewerking voortging, de uitwerkfelen waaren bij haar volkomen dezelfde , offchoon noch aan haar, noch in haare nabijheid het Magnetismus ■in het werk gefield wierd, zij gevoelde dezelfde hitte, dezelfde pijn in haare oogen en ooren, en daarenboven zeide zij eene hitte in haar rug en lendenen gewaar te worden. F Een  ti VERHANDELINGEN over het Een quartier uurs daarna gaf men aan den Heer Jumelin een teeken , om haar op de maag te Magnetifeeren, zij had hiervan geen gevoel; op de rug, zij wierd meede niets gewaar; integendeel verminderden haare gewaarwordingen, in plaats dat die heeviger zouden worden , de hoofdpijn bleetaanhouden , terwijl dc hitte in de rug ea lendenen ophielt. In dit geval zien wij fommige uitwerkfelen te weeg gebragt, die gelijk waaren aan die gecnen, welke die drie lijders gewaar wierden, wier gevallen hier voor breedvoerig verhaald zijn , dat deeze proefneemingen volgens verfchillende methoden ingerigt waaren, maakt, zoo wij meenen, geen verfchil in het daar uit afgeleide gevolg , die van de Heeren Mesmer en Deslon bragten dezelfde verfchijnfelen te weege, als de hier aan tegen overgehelde van den Heer Jumelin; men kan hier uit opmaakcn , dat het verfchil der poolen flegts een herfenfchim is. Het is opmerkens- waardig, dat de vrouw, zoo lang zij de wijze der konstbewerking met haar oog volgen kon, haare gewaarwordingen juist plaatfte in dat deel, werwaards het Magnetismus gerigt was, dat inteegendeel, toen zij de bewerking niet zag, zij die flegts bij gisfing aanwees, en deelen noemde , die van de plaats van het Magnetismus ver verwijderd waaren, men kon dus veilig hier uit be»  DIERLIJK MAGNETISMUS. 83 befluiten, dat deeze gewaarwordingen, het zij die in waarheid of geveinsd waaren, door de verheel-, dingskragt veroorzaakt wierden. Hiervan waaren wij des te meer overtuigd, toen wij zagen dat deeze vrouw, na dat zij geblind was, alle de gewaarwordingen had; offchoon alles uil was , en het Magnetismus haar niet wierd meedegedeeld,- maar deeze proef wierd ten vollen beflisfend, toen die vrouw, na dat haare verbeeldingskragt door een ftilftand van een quartier uurs verkoeld, en als het ware verftompt was, deeze uitwerkfelen , in de plaats dat die weederom opgewekt zouden zijn , Voelde verminderen , op het oogenblik dat men weederom aanvong haar te Magnetifeerem Zij ■wierd door eene flaauwte overvallen , hier aan zijn de vrouwen door eene naauwe kleeding wel eens onderworpen, het aanleggen, de drukking der handen op de zijden, was zeer wel vermoogend om dit uitwerkfel te veroorzaaken bij eene zeer aandoen* iïjke vrouw; maar wij behoeven ter verklaaring van dit verfchijnfel hier toe onzen toevlugt niet te neemen; het weeder was buitengemeen heet, de vrouw had gewisfelijk bij het begin der proefneeming eenige aandoening gevoelt, zij had zich zelf'bemoedigt tot het ondergaan van eene konstbewerking , die voor haar geheel nieuw was, er is dus niets buitengewoons in, dat zoo eene pooging langer aangehouden , dan een zeer gevoelig zenuwgeitel verF - draa-  84 VERHANDELINGEN over het draagen kan, eindelijk eene flaauwte ten gevolge heeft. Zoo eene bezwijming kan dus eene bekende natuurlijke oorzaak hebben, maar die aandoeningen, welke zij zeide gewaar te worden, op een tijd dat aan haar niets verrigt wierd, kunnen niet anders dan als de gewrogten der verbeeldingskragt befchouwd worden. In foortgelijke proefneemingen , welke de Heer Jumelin op dezelfde plaats, des anderen daags, 'in teegenwoordigheid der Gecommitteerden in het werk ftelde , op een man die geblind, en eene vrouw die niet geblind was, befpeurde men denzelfden uitflag 5 men befpeurde klaarlijk , dat zij hunne antwoorden rigtten naar de vraagen die aan hen gedaan wierden, zoo dat de vraag hen in den mond gaf, welke plaats zij als aangedaan zouden opgeeven; door hen te Magnetifeeren, deed men dus niets anders, dan dat men hunne verbeeldingskragt in beweeging bragt; een kind van vijf jaaren, Gemagnetifeerd zijnde, gevoelde niets anders, dan de warmte, die hetzelve kort te vooren door het fpeelen verkreegen had. - Deeze proefneemingen fcheenen de Gecommitteerden toe van een genoegzaam aanbelang te zijn, om te begceren dat die herhaald wierden, ten einde over het onderwerp een meerder ligt te verfpreiden, en de Heer Jumelin had dc vriendlijkheid, om du hun verzoek intewilligen. Het  DIERLIJK MAGNETISMUS. 85 Hec zoude hier niets ter zaake doen aantemerken, . dat de methode van de Heer J umelin niet goed was, daar hec teegenwoordig oogmerk niet zoo zeer was om hec Magnetismus, dan wel om de verbeel- dings - kragt ter toetie te brengen. De Gecommitteerden kwamen over een, die perfoonen , welke de magneetifche konstbewerking reeds ondergaan hadden, te blinden, hen voor hec grootde gedeelte in het geheel niet teMagnetifeeren, maar hen op zoo eene wijze te ondervraagen, dac hen de antwoorden als het waare in de mond gelegd wierden; deeze wijze van doen wierd niet in hec werk gedeld om hen te bedriegen, men misleide dus alleenlijk hunne verbeeldingskragt, en indedaad, wanneer men hen niet Magnecifeerde, moesc hun eenig ancwoord zijn, dac zij niecs gewaar wierden; en wanneer men de konstbewerking aan hen in het werk delde, dan moest hunne gewaarwording, en niet de gedaane vraagen,hen het antwoord in den mond gecven. De Gecommitteerden kwamen bij een, ten huize van den Heer Jumelin, zij begonnen hunne proefneemingen met de knegc van dien Heer, zij maakten een blinddoek om zijn oogen vast, die hiertoe met voordagt op de volgende wijze vervaardigd was, zij bedond uit twee holle bakjens van eladieke-gom, wier holligheid met eene wollige ftofë gevuld was, en die in twee ronde lapjens genaaid zijnde, naast F 3 el-  «6 VERHANDELINGEN over hm elkander en op een behoorlijken afftand op een band waaren vastgemaakt, wiens twee einden op het agterhoofd vastgeftrikt wierden, deeze bakjens op de oogen geplaatst zijnde , laaten eene genoegzaame ruimte voor de neus overig en belemmeren dus in gcenen deele de ademhaaling , daar het egter den geblindden onmoogelijk is de geringde fcheemering van licht gewaar te worden; deeze voorzorgen in het werk gefteld hebbende, maakte men de knegt wijs , dat de konstbewerking nu aan hem verligt wierd ; hij gevoelde nu eene algemeene warmte en eenige beweegingen in den buik vergezeld van eene algemeene loomigheid, bij trappen wierd hij meer en meer flaaperig, zoo dat hij eindelijk op het punt was van geheel en al in flaap te vallen, deeze proef bewijst hetgeen wij reeds gezegd hebben, dat die flaaperigheid het gevolg is der vermoeijing gepaard met eene eentoonige houding en gerteldheid , en niet van het Magnetismus. Dezelfde perfoon daarna met ongefloote oogen Gemagnetifeerd wordende, en eene ijzeren ftaf aan zijn voorhoofd gebragt wordende, gevoelde eene prikkeling, de oogen met den band geflooten zijnde, had hij van eeven deeze zelfde proefneeming geene gewaarwording, na dat de ftaf weggenoomen was, wierd hem gevraagd of hij niets aan zijn voorhoofd gevoelde, hij antwoorde dat hij iets heen en weeder van de eene zijde van hetzelve naar de andere zijde voelde beweegen. De  DIERLIJK MAGNETISMUS. 87 De Heer B — een geleerd, en vooral in het vak der Geneeskunde, een kundig man, wierd geblind, en verfchafce ons in die ftaat eeven dezelfde verfchijnfelen, voelende fommige gewaarwordingen op een tijd dat men aan hem niets in het werk ftelde, en op een ander tijd niets gewaar wordende, wanneer de konstbewerking aan hem in het werk gefteld wierd; deeze gewaarwordingen gingen zoo ver, dat hij, voor dat men begonnen was hem te Magnetifeeren, in de verbeelding zijnde , dat die konstbewerking reeds tien minuuten geduurd had, zeide eene hitte in zijne lendenen te gevoelen, die hij bij die van een kagchel vergeleek. De Heer B — moet gewisfelijk van deeze gewaarwording een zeer leevendig gevoel gehad hebben, daar hij het noodig vond, zoo eene vergelijking te gebruiken; deeze gewaarwording was egter alleenlijk de vrugt zijner verbeeldingskragt. Ter betooging van het vermoogen der verbeeldingskragt, en ten bewijzen dat de kragt van het Dierlijk Magnetismus geheel en al van dezelve afhangt , nam de Heer S1 g a u l t , weegens de doorfnijding van de kraakbeenige famenvoeging der fchaambeenderen zoo beroemd , de volgende proeven, en deelde dezelve aan een der Gecommitteerden in een brief van den 30 July 1784 meede. Aan lieden, zegt de Heer Sigault, in een groot huis au marais woonende, te kennen gegeeF 4 ven  38 VERHANDELINGEN over het ven hebbende, dat ik een leerling van Dr. Mesmer was, bragt ik bij de vrouw van het huis verfcheide zonderlingen uicwerkfelcn te weege, demeesteragtige toon en ernllige houding, die ik aannam, gepaard met eenige gebaarden , maakten op haar zeer grooten indruk, hetwelk zij in het begin voor mij wilde verbergen, maar mijn hand aan de plaats van haar hart brengende , voelde ik eene teegennatuurlijke klopping, ook toonde de ftaat van beangstheid, waar in zij zich bevond, genoegzaam aan, dat haar de borst wierd te faamen getrokken; dit ging gepaard met andere verfchijnfelen, haar aangezigt wierd ftuipagtig , haare oogen wild, eindelijk verviel zij in eene ilaauwte, had braakingen en verfcheide buiks-ontlastingen, zoo dat zij eindelijk in eene ongelooflijke ftaat van zwakheid en needergeflagenheid zich bevond; deeze klugt herhaalde ik bij verlcheide perfoonen, met eene meer of min volkomen uitflag, naar maate van hunne verfchillende gevoeligheid en ligtgeloovigheid. Een beroemd konstenaar , de teekenmeester der kinderen van een onzer Prinfen, klaagde mij voor eenige daagen over eene heevige hoofdpijn, het was op de Poni-reyal dat hij mij zijne klagten meededeelde , hem wijs gemaakt hebbende, dat ik bekend was met de geheimen van den Heer Mesmer , verdreef ik tot zijne groote verwondering zijn hoofdpijn, bijna oogenbh'kkelijk door eenige gebaarden, Eeven  DIERLIJK MAGNETISMUS. 89 Eeven zoo eene uitwerking bragt ik in deeze kwaal bij een hoedenmaakers jongen te weeg , de knaap voelde niets geduurende mijne eerde gebaarden , ik leide mijn hand op zijne valfche ribben, en gebood hem teevens mij derk in het aangezigt te zien; hij wierd terdond een fpanning in de borst gewaar, gepaard met hardkloppingen, gaapingen en eene algemeene loomheid; hij trok het vermoogen, hetwelk ik op hem bezat, niet langer in twijffel; ik bragt mijn vinger over het aangedaane deel, en vroeg hem wat hij gewaar wierd, hij zeide mij dat de pijn van plaats veranderde en neederwaards zakte , ik verzeekerde hem dat ik dezelve langs zijn arm zoude afleiden, en door zijn duim doen uitgaan, die ik teevens zeer gevoelig neep; hij vertrouwde volkoomen op mijne verzeekering, en was geduurende twee uuren volmaakt gezond, na verloop van die tijd fprak hij mij op de draat aan, en zeide mij dat zijn pijn weederom gekomen was; dit ukwerkfel fchijnt hetzelfde te zijn, hetwelk men wel eens bevind dat fommige tandmeesters op de ziel hebben van de zoodanige, bij wien zij geroepen worden om een kies te trekken. Onlangs in de fpreekkamer van een klooster Rus du Colombier Fauxbourg Saint Germain zijnde, zeide mij eene jonge Dame, ik heb gehoord, mijn Heer, dat gij een kweekeling van Dr. Mesmes, zijt, dat is zoo, zeide ik, en ik kan u het MagneF 5 u's-  9© VERHANDELINGEN over met rismus meede deelen in weerwil der traliën , die zich tusfchen ons bevinden, dit zeggende, ftak ik mijn vinger naa haar toe , zij ontflelde, begon te beeven , en verzogt mij in Gods naam niet verder voorttegaan, haare ontroering was zoo heevig, dat ik niet twijffel of ik zoude bij haar, indien ik voortgegaan had, fluipen veroorzaakt hebben. De Heer Sigault verhaalt zelf het vermoogen der verbeelding ondervonden te hebben; een Magnetifeur ondernomen hebbende, om hem het Magnetismus meede te deelen, ten einde hem van het aanweezen dcezes vermoogens te overtuigen , gevoelde hij op het oogenblik dat de konstenaar hem zoude aanraaken eene beklemdheid op de borst en hartkloppingen, doch oogenbliklijk zich bedaard hebbende, wierd den geheelen toéftel te vergeefsch aan hem befteed, het had op hem zelf den minften invloed niet. De Gecommitteerden , vooral die der Geneeskundige Faculteit, deeden op vcrfchillende voorwerpen een oneindig getal van proeven, waar in zij zelf het Magnetismus meede deelden of de lijders tot het ondergaan deezer konstbewerking overreedden; zij deeden die nu eens met in agtneeming der poolen , dan weederom in eene tecgenovergehelde rigting met dezelve, dan eens regthoekig daarop gerigt, alle deeze gevallen hadden egter hetzelfde uitwerkzcl, zij ondervonden daarin geen ander verfchil dan naar  DIERLIJK MAGNETISMUS. or. naar maate de verbeeldingskragt der lijders meer of min leevendig was, zij waaren derhalven overtuigd, dat de verbeeldingskragt alleen in ftaat is verlchillende gewaarwordingen van pijn en hitte , tot in eenen aanmerkelijken graad, en in verfchillende lighaams - deelen , voort te brengen, en dat dezelve derhalven een aanmerkelijk deel heeft in de aan het Dierlijk Magnetismus toegefchreeven gewaarwordingen. Men moet daarenboven toeftemmen , dac het aan een dierlijk lighaam meedegedeelt Magnetismus in hetzelve verwonderlijker veranderingen en ongefteldheeden te weege brengt, dan die, welke wij zoo eeven verhaald hebben; geen der lijders wier gevallen wij tot hiertoe befchreeven hebben, verviel nog in ftuipen, dit was dus een nieuw onderwerp voor het onderzoek der Gecommitteerden, of men door de bloote werking der verbeeldingskragt in ftaat was zodaanige crifes te veroorzaaken als die, welke wij in de openbaare proefneemingen hebben zien plaats grijpen. Men ftelde ter beflisfing deezer vraag verfcheiden proeven voor. Wanneer een boom volgens de ftellingen en handelwijs der Magnetifeurs aangeraakt is, moet elk die daar onder ftil blijft ftaan in eenen meerderen of minderen graad de uicwerkzels van die vermoogen ondervinden, fommige zelf z'jn in flaauwten gevallen , of hebben ftuipen gekreegen ; wij deelden onze  92 VERHANDELINGEN over het onze denkbeelden weegens die onderwerp aan deri Heer Deslon meede, die van gevoelen was, dac deeze proef zeeker gelukken zoude , indien hec voorwerp vatbaar genoeg was ; men kwam overeen dat men te Pasfy , in teegenwoordigheid van Dr. Franklin hier van de proef zoude neemen; de noodwendigheid van eene genoegzaame vatbaarheid van het voorwerp, waarop de proef moest genomen worden, deed de Gecommitteerden begrijpen, dat het noodig was hier toe door den Heer Deslon een perfoon te doen uitkiezen, van wiens vatbaarheid voor het Magnetismus men door voorige proeven overtuigd was; de Heer Deslon bragt met hem een jongeling van twaalf jaaren; men bepaalde zich in den boomgaard van den Heer Franklin bij een abricoos-boom, die op eenen aanmerkelijken affland van de overige boomen ftond, en zeer wel gefchikt was om de Magneetifche kragt aan dezelve meede gedeeld te bcwaaren; de Heer Deslon wierd alleen derwaards geleid om den boom te Magnetifeeren, terwijl de jongeling met een ander perfoon in huis bleef; wij wenschten wel dat de Heer Deslon bij het overig gedeelte der proefneeming niet tegenwoordig was, maar hij verklaarde voor het welgelukken derzelver niet te kunnen inftaan, indien hij zijn rotting en gezigt niet naar den boom rigtte, ten einde de werkzaamheid van het Magnetismus te vermeerderen; men beuoot dus dat de  DIERLIJK MAGNETISMUS. og de Heer Delson op den verst moogelijken afïïand blijven zoude , en fommige der Gecommitteerden zich tusfchen hem en de jongeling plaatfen zouden, ten einde het onmooglijk te maaken, dat hij van die Heer eenige teekenen ontvong of eenige gemeenfchap tusfchen hen plaats had. ■ Deeze voorzorgen waaren onvermijdelijk in eene proefneeming, wier uitflag belangrijk was, en het welk dus volkoomen geloofwaardig z'jn moest, hij derhalven, die tot het doen of ondergaan van zoo eene proeve gebruikt wierd , konde zich desweegens niet beleedigd achten. De jongeling wierd dus met geblinde oogen in den boomgaard geleid, en gebragt bij vier hoornen, óc een na den ander, op dewelke het Magnetismus niet in het werk gefteld was , men deed hem elk deezer boomen , geduurende twee minuten, omhelzen , deeze wijze van meededeeling was door den Heer Deslon zelf voorgefchreeven De Heer Deslon was aanweezig, eu flrekte op eenen aanmerkelijken afftand zijn ftok uit naar die boom, welke door hém Gemagnetifeerd was. Bij den eerlten boomwierdtde jonge, nadat hij een minuut bij denzei ven geweest was, ondervraagd, hij zeide dat hij met groote druppen zweette, hij hoestte , bragt ftoffen uit de borst op, en klaagde weegens eene ligte hoof'pijn ; de afuVd van dien boom van den Gemagnetifeerden, was omtrend zee ven en twintig voeten. Bij  94 VERHANDELINGEN over rtet Bij den tweeden boom wierd hij dofheid en hoofd* pijn gewaar; den afiland was hier zes en dertig voeten van den Gemagnetifeerden boom. Bij den derden boom namen de dofheid en hoofdpijn aanmerkelijk toe ; hij zeide dat hij meende tot den Gemagnetifeerden boom te naderen , de afftand van dezelve was egter van omtrend agt en dertig voeten. Eindelijk, bij den vierden Ongemagnetifeerden boom koomende, die omtrend vierentwintig voeten, van den boom, die de konstbewerking ondergaan had, ftond, verviel hij in eene crifis, hij bezweek, zijne leeden wierden ftijf, hij wierd op een nabij geleegen grasperk ncedergelegd, werwaards de Heer Deslon zich ter zijner hulp fpoede, die hem ook wel dra wederom tot zich zelf bragt. ■ De uitflag van deeze proefneeming is geheel en al ftrijdig met de theorie van het Dierlijk Magnetismus, de Heer Deslon tragte hier van reeden te geeven , door aantemerken, dat alle boomen uic hunnen aart deel hadden aan het Magnetismus, en dat dit hun vermoogen door zijne teegenwoordigheid nog verfterkc wierd; indien dit waar is, zoo is het voor iemand, die vatbaar is voor het Magnetismus, niet raadzaam in een tuin te wandelen, indien hij geen gevaar wil loopen van door ftuipen over» vallen te worden, eene Helling, die door de ondervinding van eiken dag omvergeworpen word. De tegen-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 95 tegenwoordigheid van de Heer Deslon had in dit geval geen grooter vermoogen, dan toen hij in de koets, te ftmcn met den jongeling, naar Pasfy kwam, die teegen over hem gezeeten was, en egter niets gewaar wierd; indien hij zelf onder den Gemagnetifeerden boom hier van geene gewaarwor-, ding gehad had, men zoude hebben kunnen zeggen, dat hij , ten minden op dien dag, daar voor niet vatbaar was, maar hij verviel in crifis onder eenen boom, die niet Gemagnetifeerd was; deeze crifis was dus geen uitwerkfel eener phyfique, eener uitwendige oorzaak , maar moest alleen aan den invloed der verbeeldingskragt toegefchreeven worden; de proefnceming is derhalven ten vollen beflisfend ; de jongeling wist dat hij naar een boom geleid zoude worden , waar aan het Magnetismus was meedegedeeld zijne verbeelding wierd hier door aan den gang gezet, en daar en booven door de trapswijze voortgang deezer proeve meer en meer opgewonden; bij den vierden boom was dezelve tot die hoogte- gebragt, dat eene crifis hier van noodwendig het gevolg zijn moest. Men deed nog andere proeven, ter onderzoeking van het voorgemelde, den uitflag was altoos d<; • zelfde. Op een dag dat de Gecommitteerden alle te faamen te Pasfy waaren, ten huize van Dr. Franklin» in gezelfchap van den Heer Deslon , verzogten zij  po* VERHANDELINGEN over het zij vooraf den laatstgemelden om fommige zijner lijders met hem te brengen, de zoodaanige uitkiezende, Welke van eene laagere clasfe, en het meest vatbaar voor het Magnetismus waren. De Heer Deslon bragt twee vrouwen, en terwijl hij beezig was met de konstbewerking aan Dr. Franklin en andere perfoonen in een ander Vertrek te verrigten, wierden de twee vrouwen van elkander afgezonderd en in bijzondere vertrekken geplaatst. Een derzelve; vrouw P — had vliezen op de oogen, daar zij egter iets zien konden, wierden de oogen met den hier voor befchreeven band toegebonden , zij was overtuigd dat de Heer Deslon in het vertrek gekomen was om de konstbewerking te verrigten, men beval Itilte, 'er waren drie Ge wonderenswaardigfte befchrijving. „ Ik zag daar, zegt hij, voorvallen van deezen „ aart, die ik nimmer zoude geloofd hebben, in„ dien die niet onder mijn oog gebeurd waaren, „ ik zag een vrij aanmerkelijke Had, welkers in„ wooneresfen alle zonder uitzondering fcheenen „ van den duivel bezeeten te zijn, zij hadden bee„ vingen en propheteerden langs de ftraaten, eene „ haarer had de ftoutheid om in mijne teegenwoor„ digheid geduurende een uur te ftaan beeven en „ propheteeren , maar van alle deeze buitenfpoo„ righeeden was er geen, die mij meer verbaasde, „ dan die mij door den Bisfehop van Alais verhaald „ wierd, en die ik aan den Heer de Chamil,„ lard in een brief op deeze wijze mcededeelde. „ A. M. de Mandag ors, Heer van een lancV „ goed van dien naam , hoofdfehout van Alais , „ een man in bezit der eerfte ambten in de ftad en ^ het graaffchap, geduurende eenigen tijd onder*  DIERLIJK MAGNETISMUS. iaï "„ gemagtigde van den Intendant den Heer de Baville, „ was het onderwerp van deeze waarneeming. Hij „ was festig jaaren oud, zeer gemaatigd van leevens„ wijze, was een man van een fchrander oordeel, „ en die verfche'ide ftukken gefchreeven en uitge„ geeven had , fommige van dewelke ik geleezen „ hebbe, die mij, vóór dat ik dat geen wist wat ik „ onlangs van hem vernoomen hebbe, agting voor „ hem inboezemden, ik befchoude die als door eene „ zeer leevendige verbeeldings-kragt in de pen ge* „ geeven. „ Eene prophetesfe zeeven of agtentwintig jaaren „ oud, wierd omtrend agtien maanden geleeden in „ hegtenis genomen en voor den Bisfchop van Alais „ gebragt, Hij ondervroeg haar in teegenwoordig„ heid van verfcheide geestlijken ; dit vrouwsper„ foon, na gehoord te hebben wat hij te zeggen „ had, antwoorde hem met eene zeedige houding, „ en vermaande hem, de waare kinderen Gods niet „ langer te kwellen, en eindelijk, voerde zij ge„ dmirende een geheel uur eene redenvoering tot „ hem , in eene onverftaanbaare taal, waar van „ hij geen woord begreep. ,, Gij zult ligtelijk gelooven, dat de Bisfchop dit ,, meisje in hegtenis zond, na verloop van eenige „ maanden fcheen zij door de oplettenheid en raad„ geevingen van den Heer Mandagors, geheel „ en al van deeze haare buitenfpoorigheeden gence- H 5 » z«  122 VERHANDELINGEN over het „ zen te zijn, daar hij haar herhaalde maaien in de „ gevangenis bezogt, zij wierd dus in vrijheid gelteld, niet lang daarna kwam zij van eene vrugt ,, der heilzaame vermaaningen van den Heer Man„ dagors in het kraambedde te bevallen; dit heeft „ niets wonderdaadigs, maar veel zonderlinger is „ het, dat de Heer Man dagors , van alle zijne „ ambten, ten voordeele van zijn zoon afftand deed; „ terwijl hij te dier tijd aan verfcheiden zijner be„ kenden, en onder deezcn ook aan den Bisfchop „ zeide, dat hij, op uitdruklijke last van God, „ vleeschlijke omgang met deeze prophetesfe gehad „ had, en dat het kind dat van haar zouden geboo„ ren worden, de waare Zaligmaaker der waereld „ zijn zouden. „ Het gevolg van dit alles, zoude in een ander land, als Frankrijk, alleenlijk geweest zijn, om „ den Heer Hoofdfchout, teevens met zijne heilige, „ naar een gekkenhuis te zenden. „ De Bisfchop gaf mij te kennen, dat hij dat paar „ gaarne in hegtenis zag , ik ftelde voor, om al„ voorens met den Heer de Baville, Intendant „ dier Provincie, raad te pleegen, intusfchen be„ veelende, dat hij en de próphetes zorgvuldig in „ het oog gehouden wierden, zoo dat zij niet kon„ den ontfnappen; mijn gevoelen was, dat men in „ een land, alwaar deeze dwaasheid heerschte, van „ al het geen dat een dolleman van zoo veel gezag „ en  DIERLIJK MAGNETISMUS. 153 „ en aanbelang aanging, zoo min als moogelijk „ gerucht moest maaken, dat men hem op de zagtst „ moogelijke wijze uit deeze landftreek moest zien „ te lokken, en hem dan in bewaaring neemen; ,, ingevolge hiervan wierd hij door zijne kinderen „ naar een zijner kasteelen gebragt, aldaar in heg„ tenis gehouden, terwijl de propheces van hem „ afgenomen en gevangen gezet wierd." Zoo verre kan een verhitte verbeeldings - kragt een in alle andere opzigten verftandig man vervoeren, te meer wanneer de uitwerkfelen van zoo een dwaasheid zoo algemeen zijn ; teregt derhalven verbied men dan in oproerige fteeden de talrijke vergaderingen, ten einde de zoo ligtelijk overilaande geest van wanorde te ftillen; in alle gevallen, alwaar de voorbeelden op onze zeeden, en eene werktuiglijke navolging op ons lighaamsgeftel eenen zoo kragtigen invloed hebben, moet men de gemoederen der bijzondere perfoonen tot ftilftand brengen, door hen van elkander te verftrooijen. Eeven dit zelfde middel dient met zeer goed ge» volg ter ftuiting van ftuipagtige toevallen, die altoos in haaren aart befmetlijk zijn; binnen weinige jaaren hebben wij daarvan een voorbeeld gezien in de meisjens in de kerk van Sc. Roch. Op den dag van de plegtigheid der eerfte Communie, die in de parochie-kerk van Sc. Roch in dm jaare 1780. gevierd wierd, nadat de avondgods-  1=4 VERHANDELINGEN over het godsdienst geëindigd was, deeden de kinderen volgens gewoonte hunne procesfie langs de llraaten , naauwlijks waaren zij in de kerk terug gekeerd en bevonden zich op hunne plaatfen , of een hunner, een jong meisje , bevond zich niet wel en kreeg ftuipen; dit toeval verfpreide zich zoo fnel onder de overige, dat men binnen den tijd van een half uur vijftig of zestig meisjens van 12 tot 19 jaaren telde, die door foortgelijke toevallen aangetast waaren, namelijk eene famentrekking 'der keel, opzetting van de maag, benaauwdheid, hik en meer of min aanmerkelijke ftuiptrekkingen, deeze verfchijnfelen openbaarden zich weederom eenige maaien geduurende die week , maar op dé volgende zondag bij een zijnde met de geestlijke dogters van Sc. Anna, wier beezigheid hec is deeze meisjens te onderwijzen , wierden weldra twaalf daarvan met ftuipen overvallen, die gewisfelijk door meer zouden gevolgd zijn geweest, indien men niet terftond de voorzorg gebruikc had, om alle de kinderen naar hunne huizen cerug ce zenden, men was verpligt dezelve in verfcheide fchoolen te verdeden, hierdoor kwam men die kwaad binnen dr}e weeken te boven. Men ontdekt dus het Magnetismus of liever de werkingen der verbeeldings - kragt, zoo wel in den fchouwburg, in het leeger, en in talrijke verzame* hngen, als aan het bacquet, alwaar dezelve wel is waar  DIERLIJK MAGNETISMUS. 125 "waar door verfchillende middelen werkt, maar egter dezelfde uitwerkfelen voortbrengt; het bacquet is met lijders omringd, die hunne aandoeningen geftaadig aan elkander meedcdeelen, men zoude verwagten, dat de zenuwen hier door eindelijk verftompt zouden worden, zij hebben dus eene nieuwe prikkeling noodig, en die vrouw welke het gevoeligst is, geeft hier toe als het waare het teeken; daar nu bij alle de aanweezige de fnaaren hunner zenuwen in denzelfden graad gefpannen, en tot op éénen toon opgewonden zijn, worden de crifes meenigvuldiger, zij deelen zich die dc een aan den ander meede, en deeze worden dus van tijd tot tijd heeviger; intuslchen deelen de mansperfoonen die getuigen van deeze beweegingen zijn daar in, n?ar eevenredigheid van hun meer of minder gevoelig zenuwgeltel, en zij, die het ligtst tot zoo eene trap van gevoeligheid gebragt worden, vervallen meede in eene crifis ■ Deeze vatbaarheid voor die prikkeling word in beide de kunnen weldra hebbelijk, een of meermaalen deeze aandoeningen gevoeld hebbende, hebben zij nu flegts de herinnering van het te vooren door hen gevoelde noodig , om op nieuw de verbeeldings - kragt tot die hoogte op te winden, waar door dezelfde uitwerkfelen te weege gebragt worden, en dit zal niet moeilijk zijn, wanneer hij, die het voorwerp van zodaanig eenen konstbewerking is, weederom in dezelfde omftandigheeden geplaatst word. Men  tt6 VERHANDELINGEN over hét Men heefc nu niet meer den toeftel der openbaare? konstbewerking noodig , men behoeft alleenlijk de kypochondria aan ce raaken en de vinger of ijzere ftaf voor hec aangezigc ce beweegen om de toevallen, te weeg te brengen , eh dit zelf is fomwijlen niec noodig, het is voldoende dat men de lijders blind, en hen wijsmaakt dat de konstbewerking aan hen gefchied , weldra worden de voorige denkbeelden weederom opgewekt, dezelfde uitwerkfelen te weege gebragt, en de verbeelding fchept weldra weederom dezelfde uitwerkfelen. Drukking , inbeelding en navolging zijn derhalven de drie waare oorzaaken dier verfchijnfelen, welke aan dit vermoogen, dat men Dierlijk Magnetismus noemt , worden toegefchreeven , eene' vloeiilof, die men voorgeeft dac door het menschlijk lighaam omloopt, en van de eene individu aan de andere meede gedeeld word: Zoodaanig is den uitflag der door de Gecommitteerden genoomen proeven en der waarneemingen, die zij hier uit afgeleid hebben. Dit vermoogen, deeze vloeiftof heeft geen weezentlijk beftaan, hoe zeer hetzelve een hersfenfehim. is, zoo is het egter geen nieuw denkbeeld. Sommige Schrijvers, voornamentlijk fommige Geneeskundige der voorige eeuw, hebben hier over uitvoerig gefchrceven , de belangrijke en fchrandere nafpeuringen van den Heer Thouret hebben her alge-  DIERLIJK MAGNETISMUS. ia7 algemeen overtuigd, dat de befchouwende kennis, de bewerking , en uitwerkingen van het Dierlijk Magnetismus, zoo als hetzelve in de voorige eeuw voorgelleld is, bijna hetzelfde is, als het geen teegenwoordig weederom als iets nieuws ter baane gebragt word, het is dus niets meer, dan eene oude bedriegerij ; deszelis befchouwende kennis is nu, gelijk het eene meer verligte eeuw voegt, met eenen meer opgefchikten toeftel voorgedragen, het blijft daarom niet minder eene oude onwaarheid , het is der menfchelijke natuur eigen begrippen aan te grijpen , te verwerpen, en zoo dra die zijne begeerte vleijen, het verworpene weederom op te vatten. Er zijn dwaalingen, die in die ondermaanfche altoos de geliefdfte fpeelpoppen geweest zijn , hoe dikwerf is niet de fterren - wigchela rij verworpen , en weederom ter baane gebragt: het Magnetismus is zeer wel gefchikt, om ons weederom hierop t'huis te brengen , deszelfs voorllanders hebben getragc hetzelve met den invloed der heemelfche lighaamen te verbinden, ten einde hetzelve des te meer verleidende te maaken, en den mensch te vleijen met twee ftreelende vooruitzigten , die hem altoos na aan het hart laagen , het vermoogen, namentlijk , om in het toekomftige door te zien, en om zijn aanweezen te verlangen. Men heeft reeden te gclooven, dat de verbeeldingskragt de voornaamfte der drie oorzaaken is dier toeval-  ta8 VERHANDELINGEN over het vallen, welke wij aan het Magnetismus hebben toege-» fchreeven,het blijkt uit veelvuldige door ons in het werk gefielde proeven, dat deeze alleen genoeg is, om crifes te doen gebooren worden', de drukking en aanraaking fchijnen alleen voorbereidende middelen hier toe te zijn, daar door de aanraaking de zenuwen opgewekt worden; de geest van navolging breid deeze indrukfelen verder uit en deelt die aan anderen meede; maar de verbeeldingskragt is dat zoo werkzaam, zoo verfchriklijk vermoogen, waar door die verbaazende uitwerkfelen te weege gebragt worden , die de aandagt van het algemeen zoo zeer op deeze konstbewerking gevestigd hebben. Deeze uitwerkfelen doen de geheele waereld verbaasd daan, terwijl derzelver oorzaaken in de duistere fchaduw der verborgenheid opgeflooten liggen. Indien wij nagaan dat deeze verfchijnzelen in voorige eeuwen mannen, die door hunne verdienden, door hun verligt verftand en fchrandcr vernuft de achting der laatere eeuwen zelf verdienen , eenen Paracelsus, van Helmont, Kircher verleid hebben, dan houden wij' op ons te verwonderen, dat geleerde, verftandige mannen van onzen tijd, ervaaren Geneeskundigen, zich door de leerftellingen van Mesmer hebben laaten meede fleepen. Indien de Gecommitteerden alleenlijk de openbaare magnetifeering bijgewoond hadden, alwaar nog tijd, nog geleegendheid is, om eenige bellisfende proef-  DIERLIJK MAGNETISMUS. 129 proefneemingen in het werk 'te Hellen , veelligt waaren zij meede in die dwaaling weggevoert; het was noodzaaklijk vrijheid te hebben, om elk deezer uitwerkfelen op zich zelf te befchouwen , ten einde derzelver oorzaaken na te fpeuren ; men moest de werking der verbeeldingskragt nagaan , en deeze haare uitwerkfelen het een na het ander zien voortbrengen, dan eerst konde men zich een denkbeeld vormen van de hoogte, tot welke dit haar vermoogen geraaken konde , van de wonderen, die hetzelve kon uitwerken , zoodaanig een onderzoek eischte eene opoffering van een'aanmerkelijken tijd; en een groot aantal reegelmaatige proeven, die men niet altoos geleegenheid heefc aantewenden, wanneer het alleenlijk om ons bijzonder onderrigt of ter verzaadiging onzer nieuwsgierigheid te doen is, men heefc ook dikwerf geen gezag, om deeze behoorlijk te vervolgen, indien men niet, gelijk de Gecommitteerden met beveelen van den Souverein belast, en door het vertrouwen van het algemeen vereerd wierd. De Heer Deslon is van dit ons gevoelen niet zeer vervreemd ; hij verklaarde in een onzer vcrgaaderingen, gehouden ten huize van Dr. Fr ankli n op den 19 Juny , dat hij meende, dat men als beweezen konde vast te Hellen, dat de verbeeldingskragt het grootste deel in de uitwerkfels van het Dierlijk Magnetismus heeft; hij zeide dat dit I nieuw-  i3o VERHANDELINGEN over het nieuwlings ontdekt vermoogen veelligt niets anders was, dan de verbeeldingskragt zelve, welkers kragt doch zoo uitgebreid, als voor ons nog geheel onbekend is; hij erkende dat hij altoos in de behandeling zijner lijders de werking van de verbeelding in het ocg gehouden had, en verzeekerde ons met het grootste vertrouwen, dat onder deeze zijne beituuring zeer veele lijders of geheel herilelt of ten minsten merkelijkverb -eterd waaren; hij deed de Gecommitteerden op:.,e: ken dat de verbeeldingskragt op deeze wijze beftuurd door de hand der Geneeskunde een der dierbaarste hulpmiddelen ."oor onzen lijdenden natuurgenoot zijn konde; hij zeide zelf reeds in den jaare 1780 in zijne Waarneemingen over het Dierlijk Magnetismus , „ voor een oogenblik toe„ geftaan zijnde, dat de Heer Mesmer geen ander „ geheim bezit, dan dat, om de verbeeldingskragt op „ die wijze te doen werken, dat deszelfs uitgebreid „ vermoogen dc heilzaamste uitwerkfelen te weege „ brengt, is het dan niet waar, dat deeze zijne uit» „ vinding allerheilzaamst is ? want indedaad indien „ de geneeswijze door middel der verbeeldings„ kragt heilzaamer uitwerkingen doet, dan die, die „ door andere geneesmiddelen werkt , welke ge„ gronde reeden kan men dan bijbrengen , waar,, om men hetzelve niet bij voorkeur in een alge„ meen gebruik zoude brengen.- " . Daar hij nu van het vermoogen der inbeelding over-  DIERLIJK MAGNETISMUS. overtuigd was noodigde hij de Gecommitteerden om de geleegenheid waarreneemen , welke zijne proefneemingen hen aanbooden, om de werking derzelven na te fpeuren. Indien de Heer Deslon fteeds gehegt bleef aan zijn eens aangenoomen denkbeeld, dat wij deeze uitwerkfelen aan de werking van eene vloeiftoffe, die van het een individu tot het ander, door aanraaking of door eenen geleider ovcrgebragt word, moeten toefchrijven, hij moet egter aan de Gecommitteerden toeftaan, dat eene uitwerking flegts ccne oorzaak nodig heeft, en dat, indien de verbeeldingskragt hier toe voldoende is, het nutloos zijn Zoude eene magneetifche vloei/loffe te onderftellem Men kan niet ontkennen, dat wij bij aanhoudenheid omringd zijn door eene vloeiftoffe, die eigentlijk tot ons behoort; de ongevoelige uitwaafemin* vormt eenen onzigtbaaren dampkring rondom ons'* maar deeze vloeiftoffe heefc geene andere Werking dan die van andere dampkringen, en kan door aanraaking niet dan in een oneindig klein gedeelte ovcrgebragt worden; men kan dezelve door geenen geleider beftuuren veel minder door het gezigt of dert wil; deeze word door het geluid niet voortgeftuuwd of door fpiegels terug gekaatst ; deeze is dus in geenen deele vatbaar voor die uitwerkfelen, welke' men aan de magneetifche vloeiftoffe tocfchrijft. Er blijft ons nu nog over te onderzoeken, of I 3 die'  132 VERHANDELINGEN over het die crifes of ftuiptrekkingen, welke bij het mecdedcelen van het zoogenaamd Magnetismus in de openbaare vergaaderingen rondom het bacquet plaats hebben, gefchikt zijn om van eenig nut te zijn , in het herftellen of verligten der lijders. Het is onteegenzeglijk, dat de verteelding der lijders een aanmerkelijk deel in hunne geneezing heefc; hoedaanig derzelver wijze van werken is , is ons niet dan door eene algemeene ondervinding bekend, het is een bekend fpreekwoord, dat zoo wel in de godsdienst als in de geneeskunde de menfchen door het geloof behouden worden ; dit geloof is een voortbrengfel der verbeeldingskragt ; in deeze gevallen werkt dit vermoogen door zagte middelen ; door eene gerustheid in de zinnen te verfpreiden , door de lighaams verrigtingen in eene eenftemmige reegelmaatigheid te brengen ; en door de heilzaame invloedeenerilreelende hoop elk deel van hetlighaamsgeftel in werking te brengen ; de hoop is een onaffcheidbaar vercischte van 's menfchen leeven. Maar wanneer de inbeelding ftuiptrekkingen verwekt, als dan werkt dezelve door geweldige middelen , en zoodaanige middelen zijn altoos nadeelig ; ten minsten zijn die gevallen , waar in dezelve van weezentlijk nut zijn , ten uiteriten zeldzaam, het is alleen in zoodaanige hoopelooze ziekten, wanneer het noodig is om het geheel zamenftel het onderite boven te werpen, ten einde, waare het moogelijk, eene nieuwe orde in te voeren. Zoo-  dierlijk magnetismus. ï33 Zoodaanige beflisfende middelen moeten in de geneeskunde met dezelfde voorzigtigheid als de vergiften gebruikt worden , nood moet dezelve vorderen , en omzigdgheid die toedienen , men heeft die flegts in een oogenblik nodig, de fchok moet dus flegts eens in het werk gefteld worden; verre van die te herhaalen fielt de verftandige Geneesheer alle zijne kundigheeden in het werk om het hierdoor veroorzaakt nadeel te herltellen; maar bij de openbaare konstbewerking worden deeze crifes eiken dag herhaald, zij zijn aldaar langduurig en geweldig; daar nu den ftaat, waai- in de lijders door zoo eene crifis gebragt worden , fchaadelijk is , kan eene' hebbelijkheid door een geltaadig gebruik daar van niet anders dan doodlijk zijn , indedaad hoe kan men zich voordellen, dat eene vrouw, die bij voorbeeld met eene borstziekte aahgetast is, zoo eene crifis Zonder nadeel ondergaat, welke doorgaans door eene ftuipagtige hoest en gedwonge opwerpingen uit de borst vergezeld is , kan een vermoeiende beweeging , waardoor de longen geweldig gefchokt worden , aan de teedere en reeds gewonde zelfftandigheid der longen geneezing bezorgen? hoe kan men zich verbeelden dat een mensch, laat zijne ziekte zijn van welken aart men wil , tot zijne herftelling de tusfehenkomst eener crifis noodig hebben, waarin het gezigt vernietigd fchijnt, de leeden verdij li:, waarin hij zich met geweldige i 3 en  i34 VERHANDELINGEN over-het en ftuipagtige beweegingen op de borst flaat; eener crifis die door eene overvloedige opbrenging van taaije vochten, en zelf van bloed geëindigd word? het bloed dat op deeze wijze geloosd word, is niet bedorven of befmet, het vloeit uit vaaten, waar uit het met geweld en teegen het oogmerk der natuur gedreeven is; men kan deeze uitwcrkfels dus als een weezenlijk en geenfints als een heilzaam kwaad befchouwen, een kwaad, hetwelk het ongemak, hoedaanig het ook zijn mooge, nog erger maakt. Dit is niet het eenigst gevaar, hetwelk deeze geneeswijze vergezeld , de mensch word weldra een flaaf der gewoonte; da natuur ontaart zich niet dan trapswijze, zij kan egter wel eens eene zoo geheele verandering ondergaan , dat men die naauwlijks herkennen zoude. Wie kan ons verzeekeren, dat deeze Haat van crifis in het eerst met voorbedagtheid veroorzaakt,, geene hebbelijkheid worden zal? en indien deeze hebbelijkheid zodaanige toevallen teegen den wil en zelf zonder eenige aanleiding van de verbeeldingskragt voortbrengt, hoe rampzaalig zoude niet het noodlot van zodanig een ongelukkige zijn, die aan geweldige toevallen bloot gefteld, bij aanhoudenheid door de vrees, om daar door overvallen te worden , gekweld is, die zijne daagen in vrees en beaaauwdheid doorbrengt, wiens leeven een aanhoudende  DIERLIJK MAGNETISMUS. 135 dende ftaat van lijden is; zenuwziekten van deezen aart zijn de teekencn van het onvermoogen der geneeskunde, hoe zeer moeten wij ons dan wagcen om die voort te brengen. De konst, die dus teegenftrijdig handelt met alle de verrigcingen der dierlijke huishouding, die de natuur uit haaren gewoonen loop doed wijken., en de flagtoffers van een ongereegeld lighaamsgeftel vermeerderd ,• zoo een konst word met regc voor verderflijk gehouden , deszelfs uicwerkfels zijn des te meer te vreezen, daar dezelve niet flegts naauwlijksgeneesbaare zenuwziekten bij een individu voortbrengt , maar die ook tot andere doed overgaan, en ons blootftelt om die in openbaare bijeenkomften dc overhand te zien neemen, en zelf in een volgend geflagt voort te planten. De Gecommitteerden zijn overtuigd, dat de magneetifche vloeiftoffe door geen onzer zintuigen befpeurd kan worden, en dus op dezelve ook geenen invloed heeft, en geen het minfte uitwerkfel had, noch op hen zelf, noch op de meenigvuldige lijders, waar aan zij de proeven hebben in het werk gefteld; zij zijn verzeekerd, dat de drukkingen en aanraakingen, die bij het magnetifeeren in het werk gefteld worden, zeer zeldzaam gunftige uitwerkfels in het dierlijk lighaam voortbrengen, en dat de indrukken, die dezelve op den geest, veroorzaakten, voor de verbeeldings - kragt altoos nadeelig is. I 4 Ein-  i36 VERHANDELINGEN over het Eindelijk meenen zij door overtuigende proeven aangetoond te hebben, dat de verbeelding zonder Magnetismus ftuipen voortbrengt, en het Magnetismus zonder de verbeelding niets. De Gecommitteerden maaken hier uit met algemeene ftemmen dit befluit op, dat het beftaan der' magneetifche vloeiftoffe door geene weezenlijke proeven kan bevveezcn worden ; dat dezelve niet aanweezig zijnde, ook van geen gebruik kan zijn; dat de geweldige toevallen, welke men bij de openbaare meededeeling van het Magnetismus heeft zien ontftaan , moeten toegefchreeven worden aan de drukking van fommige zeer gevoelige lighaamsdeelen, aan de in beweeging gebragte verbeeldingskragt, aan die geneigdheid tot werktuiglijke navolging, welke ons eigen is, en ons aanfpoort, om, in weerwil van ons zelf, dat geen na te bootfen, hec welk op onze uiterlijke zintuigen eenen kragtigen indruk maakt. Zij meenen teevens verpligt te zijn als eene belangrijke waarneeming hier bij te doen, dat zodaanige herhaalde drukkingen en gedwonge werkzaamheid der verbeeldings - kragt, ter voortbrenging deezer crifes in het werk gefteld, zeernadeelig zijn kunnen; dat het zien van daar in plaats hebbende toevallen gevaarlijk worden kan, uit hoofde van de ftraks gemelde geneigdheid tot navolging, welke de natuur in ons fchijnt gelegt te hebben , en dat het gevolge- ilijk  DIERLIJK MAGNETISMUS. 137 lijk niet misfen kan of het opentlijk meededeelen van het Dierlijk Magnetismus moet noodwendig eindelijk de noodlottigfle gevolgen na zich fleepen. Parys den 11 Augustus 1784. Geteekend B. Franklin. M aj ault. Le Roy. S allin. B ailly. D'A r c e t. De Bory. GulLLOTIN. Lavoisier. Men wierp de Gecommitteerden teegen, dat zij deeze beflisfing vellen over het Magnetismus in het algemeen, daar zij flegts oordeelen konden van het Magnetismus, zoo als hetzelve door den Heer Deslon in het werk gefteld wierd, zij antwoordden, dat het het oogmerk desKonings was, om hun gevoelen over het Dierlijk Magnetismus in het algemeen te weeten, en dat zij derhalven de paaien hunner last niet waaren te buiten gegaan, daarenboven zeiden zij dat de Heere Deslon hen toeI 5 fcheen,  138 VERHANDELINGEN over het fcheen, in het geen men de grondbeginfelen van het Dierlijk Magnetismus noemde, kundig te zijn, dat dit ten minllen zeeker is, dat hij in ftaat was, alle de daaraan toegefchreevenuitwerkfelen, devolkoomenfte crifis, te veroorzaaken. De grondbeginfelen van den Heer Deslon zijn dezelfde, welke vervat zijn in zeevenentwintig Hellingen, door den Heer Mesmer, in het jaar 1779. door den druk gemeen gemaakt, offchoon hij nu voorgeeft eene meer uitgebreide theorie te bezitten, was het egter onnoodig voor de Gecommitteerden, om hier meede naauwkeuriger bekend te zijn; ten einde weegens het aanweezen en de nuttigheid van het Dierlijk Magnetismus COn beuuit op te maaken , was het genoeg deszelfs uitwerkfelen te onderzoeken , deeze doch moeten het beftaan eener oorzaak aantooncn, deeze moeten voor deszelfs nuttigheid bewijzen opleeveren. De Theorie des zeilfteens is als nog onbekend, egter zijn deszelfs uitwerkfelen en nuttigheid door de ondervinding van veele eeuwen reeds bevestigd. De Theorie van Doélor Mesmer is in dit geval iets overtolligs en zeer onverfchillig; de middelen hoe deeze bewerkftelligd word, de uicwerkfelen, die zij voortbrengt, zie daar:het geen ons te-onderzoeken ftaat. jeo n* ,'i Het is zeer ligtelijk te betoogen , dat de Heer Deslon, met het weezenlijke der meededeeling van  DIERLIJK MAGNETISMUS. 139 van het Dierlijk Magnetismus zeer wel bekend was. De Heer Deslon, was geduurende verfcheide jaaren een leerling van Dr. Mesmer, dag aan dag was hij geduurende dien tijd ooggetuigen deezer konstbewerking, hij ftelde dezelve meermaalen in teegenwoordigheid van Dr. Mesmer in het werk, in wiens afweezen hij egter meede volkomen dezelfde uitwerkfelen te weege bragt; na met hem verzoend te zijn, bragten zij hunne lijders bijeen, en namen, nu den een dan den ander zonder onderfcheid de Magnetifeering derzelver op zich, hunne handelwijze was derhalven volkomen dezelfde , de methode die de Heer Drt.on in agtnam, was dus geene andere dan de methode van Dr. Mesmer zelf. De uitwerkfelen kwamen niet m-indër met elkander overeen , de crifes waaren eeven veelvuldig, eeven heevig, en met dezelfde toevallen vergezeld aan het huis van den Heer Deslon, als aan dat van den Heer Mesmer; deeze uitwerkfelen, moe'ten dus niet van de handelwijze vm een of ander bijzonder magnetifeur, maar wel van het Magnetismus in het algemeen afgeleid worden. De door de Gecommitteerden genoome proeven, toonen, dat de uitwerkfels, door den Heer D e s l o n verkreegen, toegefchreevcn moeten worden aan de drukking, verbeeldings - kragt en geest van navolging»  14© VERHANDELINGEN over het ging, deeze zijn dus ook de oorzaaken van het Magnetismus in het algemeen. De waarneemingen der Gecommitteerden hebben hen overtuigt, dat deeze ftuipagtige crifes, en de geweldige toevallen, waarmeede die gepaard gaan, op geene andere wijze in de geneeskunde van nut kunnen zijn, dan eeven gelijk de vergiften , zij oordeelen, dat het verwekken van ftuiptrekkingen, op welk een Theorie dit ook zoude moogen zijn, altoos gevaarlijk is, daar deeze ligtelijk tot eene hebbelijke ziekte worden, zich verder en verder verfpreiden, ja tot het nagellagt kunnen overgaan. De Gecommitteerden moeten derhalven hier uit befluiten, dat niet flegts de een of andere bijzondere handelwijze, in het meededeelen van hec Magnetismus, maar het meededeelen van hetzelve in het algemeen, eindelijk de verderflijkfte gevolgen moet na zich fleepen.