GELOOFS-BELYDENIS, V A ft JACOB ABAS, ÜITGEGEEVErï DOOR J. F. MARTINET, PREDIKANT TE ZUTPHEN, &C TE AMSTERDAM, B? JOHANNES ALLART. MDCCLXXXII.  ,444 5  Kerklyk goedgekeurd*  Jacob Aba$, een Joodse/: Koopman, en tevens geen ongeacht Voorleezer > geduurende den tyd van agt jaaren, in de Joodfche Hoogduitfche Kerk van het zo genaamde Collcs.it der Doodgraveren te Amfterdam, ftortte, vóór zes jaaren, in ecne zwaare ziekte Gelukkiglyk daar uit herfteld, geraakte' hy, by het leezen eener Verhandeling over Gods Eigenfchappen, door éénen zyner Natie gefchreeven, in geene geringe twyfeling. Deeze werdt gevolgd van eene andere aangaande de Komst van den Messias, en eindelyk van eene allerzwaarfte omtrent de Goddelykheid van het Oude. Testament, met één woord, omtrent den geheelen Godsdienst. Dit duurde lang, en het liep hoog. Dan hy werdt, door het beftel der gunstryke Voorzienigheid, uit deezen deerlyk maalftroom • van gedachten verlost door eenen aanzienlyken en kundigen Heer van onzen Godsdienst te Haarlem, in wiens Huis hy door den Koophandel ingang hadt verkreegen, eu A van  van wicn hy geene kleene blyken van edelmoedig vertrouwen ontving. —. Van dien tyd af belloot hy (zich intusfchen heimlyk toegelegd hebbende op de kennis van het Christendom') hetzelve openlyk te belyden.Dan, zulks te doen onder het oog van zyn Geflagt wilde het bevreesde Hart, door de voorige ftormen nog niet volkomen bedaard, niet gehengen. Des nam hy voor naar Engeland te gaan, en daar in volle vryheid zyn oogmerk uit te voeren. ■ Hy frak dan derwaards over, begaf zich by de Weleerwaardige Heeren, Putman en van Effen, beide Vaderlanders, die de Leer der Hervormden in onze Taal te Londen prediken, en verzogt, om verder in dezelve onderweezen te worden, en daarop den Doop te onvangen. Daa deeze Leeraars tragtten deszelfs vrees te verwinnen, en keurden best, dat hy naar het Vaderland wederkeerde, en aldaar dat werk verrigtte. Abas volgde deezen raad, en kwam te rug. Maar toen welde de angstvallige fchroom met nieuwe kragt wederom boven , en hy, geene plaats ter omhelzinge van het Christendom voor zich veilig oordeelende, nam een befluit, om naar Bazel te reizen, aldaar JBelydenis van het Evangelie te doen, en 'er te blyven, willende daar den kost winnen met  fiièt het geëveri van Öndervvys in de He~ brccuïvfche Taal. Hy toog dan heenen met eenen jood, die hetzelfde voorneemen hadt; doch te Straatsburg gekomen zynde, en aldaar verneemende, dat zulk eene kostwinning te Bazel niet wèl gelukken zoude, Haakten zy hun voorneemen, en keerden te rug, elk langs eenen onderfcheiden weg. -— Abas, zynen hertogt door Munjlcrland neemende, trof, op den weg, éénen Jood van Bredevoprt aa^ die hem riedt zich te Aalten, een Dorp iri het Graaffchap Zutphen, neêr te zetten, waar hy gelegenheid zou vinden, om Joodfche Kinderen te onderwyzen. Hierin liet hy zich gezeggen, oordeelende, dat zulk eene afgeleegen Plaats regt gefchikt zou weezen tot volbrenging van zyn geheim gehouden oogmerk. Daar gekomen zynde, ontdekte hy hetzelve aan den Weleerwaardigen Heer de R o y , der Hervormden Leeraar aldaar. Deeze oordeelde te regt, dat hy dit werk in meer rust te Zutphen tot fïand zou kunnen brengen, en riedt hem derhalven aan, om zich herwaards te begeeveft. Hy volgde dien goeden raad; kwam, den 12. December des verleeden jaars, hier aan; zogt myne Araptgenooten nevens my op; gaf een openhartig en zeer naauwA a keu-  keurig verflag van alles; en verzogt Onderwys, om daar op den Doop der Christenen te ontvangen. Wat hierop ten onderzoeke deezer zaak gedaan zy, behoeft hier niet breedvoerig gemeld te worden. Alleen zeg ik, dat wy ons over 's Mans reeds verkreegen kundigheden in den Christelyken Godtsdienst verwonderd hebben , en door deszelfs openhartige belydenis van goed en kwaad overgehaald werden , om medelyden met hem te oefenen, en het verzoek in te willigen. Terwyl wy zeiven de hand niet van hem aftrokken , gaven wy hem, op goeden grond, over aan het Onderwys van onzen bekwaamen Katechifeermeester, Hendrik Jan Beüsekamp, die het zo ver met hem bragt, dat de verzogte opcnlyke Belydenis en de Doop werden vastgefteld en verrigt op den 2.6 Maart deezes jaars 1782.. In de vol¬ gende gedaane Belydenis zyn zulke ftukken, die voornaamlyk tusfchen ons en de Jooden in verfchil zyn, behandeld, en de bewyzen, tot ftaaving der Waarheid zo ingerigt, dat zy voornaamelyk tegens de gevoelens dier Natie gelden. De Belyder hadt ook zyne drangredenen voor de Leerftellingen onzes Godsdienst uit het Nieuwe Testament kunnen ontleend hebben, cm  om dat hy deszelfs Goddelykheid beweezen heeft: dan dit is agter gelaaten, deels om dat de bekrompen tyd het afleggen eener wyd uitgebreide Belydenis niet toeliet; deels om dat de L,eerftukken vaa den Christelyken Godsdienst zo wel in het Oude, als in het Nieuwe Ttstament geleerd worden. A 3 GE-  6 GEMEENTE van ZUTPHEN' /"Nntvang thans het geen Gy van my " begeerd hebt, de Geloofs-Belydenis van Jacob Abas, een' Vaderlandfchen Jood, en mynen Janfpraaken, zo aan U, als aan Hem , by geleegenheid van den bedienden Doop, gedaan; te zamen gedrukt ten zynen voordeele door den Boekhandelaar Allart. Verpligt zynde, in den Avond-Godsdienst van den 16 Maart 178a, den Tekst der Bcenbreeking van de twee Moordenaar en en de Door/leeking van Je sus zyde, uit Joh. XIX: 31—37. te prediken, kon ik, om de Belydenis, die de gemelde Man openlyk verzogt hadt af te leggen, U niet meer dan eene Schets, ter ophelderinge dier Gebeurtenisfe, met ingevlogten toepasfelyke Aanmerkingen, voorftellen. Gezegd hebbende, wat de laatfte woorden van den Tekst: Zy zullen zien, in welken zy gefleeken hebben, betekenen, ging ik, in myne Leerreden tot U dus voort: „ Op dien veragten, op dien doorjleeken Je sus zouden dan zodanige Jooden, die zich zouden bekeeren, met Goddelyke eerr bied zien: dien te vooren gehaaten Nazare- nc  A a n s f r a A K. 7 eer zouden zy met vreugde belyden, cn in Hem gelooven. Zacharias hadt, gelyk Gy weet, vóór veele Eeuwen zulks voorfpeld. Jo hannes herinnert ons, by deeze gelegenheid, die groote Voorzegging: hy fchreef en onderwees dus, toen Je sus niet meer op aarde predikte. Welk eene verwonderlyke verandering zou men dan daarna verneemen in Joodfche Harten, op deezcn verdienstelyken dood vaa Je sus, door den magtigen Geest van God! —- 't Getal der geenen, die, weinige weeken na *s Hcilands derven, op den doorfteeken Jeïus zagen, dat is, in Hem geloofden, was groot; drie duizend ep éénen dag! Sedert de eerste tyden van het Evangelie is 'het getal der Bekeerden uit de Jooden zeer verminderd: want de meesten hebben de prediking deiApostelen verfmaad, en het verfchriklyk Oordeel van God rustte op die Natie, welker Voorvaders geroepen hadden: Zyn bloed home over ons , en over onze Kinderen! Die rampzalige wensch wordt, in het algemeen, tot op deezen dag vervuld. De Nakomelingen dier Vaderen, welken Jesus gek;uist hebben, Hemmen in derzelver bedryf overeen, en keuren dien dood goed: geen wonder dan, dat Gods Oordeel over hen duurt. Eenï- A 4 gen  8 Aanspraak. gen wagten thans nog op de komst van den Messias: fommigen blyven volftrekt ongeioovig. en gceven de hoop op: anderen twyfelen geheel, en ftortten in het grootfte bederf, ik meen , in de Vrygeestery : en weinigen, van zagteren aart, weeten niet , wat zy doen zullen. ■ Ondertusfchen blvft de joodfche Natie over de geheele Waereld verftrooid, en, hoewel zonder Koningen, zonder befcherming, zonder wapenen, en zonder voorfpraak , verwonderlyk bewaard. 'Er is, nu en dan, maar één uit dezelve, die op Je sus ziet, welken zyne Voorvaders doorfteeken hebben. Dan, hierin erkennen wy Göris hooge Voorzienigheid, naamlyk , dat Hy iets grootsch met dit Volk voor heeft, het geen, gelyk Gy weet, ten beftcmden dage het Evangelie zal aanneemen , en gansch Israël zalig worden. Eénen dier Natie, op Je sus ziende , mogen we, als een voorteken, houden van het geen ontrent dezelve gebeuren zal. —— De treurige Ondervinding heeft ons wel geleerd, dat allen, die in onze tyden het Evangelie aannamen , niet uit God waren; want anders zouden zy by ons gebleeven zyn : dan, hoe veelen ons, of liever zich zeiven, allerdeerlykst bedroogen hebben, 'er kan, on-  Aanspraak. 9 onder nieuwe Aankomelingen, één of meer Opregten weezen, die het Evangelie hartelyk omhelzen: want de belofte van God ligt daar: zy zullen zien, in welken zy ge- fieeken hebben. De Christelyke Wys- heid gebiedt de Voorzigtigheid; maar zy verbiedt 'tevens op den duur te verdenken. De Liefde denkt geen kwaad. Zy hoopt ten minsten alle dingen, en wil liever, hoewel met eenige vrees, aanneemen, dan geheel verftooten. 'Er mogt ééne Ziel, door Jesus vry gekogt, onder de Aankomelingen \veezen, al blykt ons zulks niet volkomen: Jesus is ook voor Jooden geftorven, voor Jooden doorjleeken. Gy weet, myne Vrienden! Eén uit die Natie is tot ons gekomen, van ons allen onbekend, en ongezogt. Noch door ryke giften, noch door groote beloften hebben Uwe Leeraars, en, zo veel ik weet, ook niemant der Gemeente getragt hem tot ons Geloof over te haaien. Niet éénen onbedagtzaamen, onvoorzigtigen flap hebben wy, zo veel ons bewust is, hierin begaan. Dit, meen ik, openlyk te mogen en te moeten zeggen. Ondervvys heeft hy begeerd, en dat kon hem niet geweigerd worden, 't Is hem gegeeven, en meer dan eens heeft hy, de inlyving in onze Kerk begeerende, aan my, in tegenwoordigheid A 5 van  iO G E l o o » s van Getuigen verklaard: „ dat hy, uit eene zuivere overtuiging, zonder aardfche inzigten, het Evangelie van den gekruisten Jesus wilde omhelzen, en wenschte gedoopt te worden." Dat af te flaan, ftondt ons niet vry. Op dat hy dan tot uwe ftichting en vreugd den Naam van Jesus verheerlyke , zal ik hem de Belydenis des Geloofs „ in Uwe tegenwoordigheid,, afvraagen," (Vraagen aan Jacob Abas hierop gedaan en door Hem beantwoord.') Vraag. Welken van de vier HoofdGodsdiensten, die in de Waereld zyn, belydt Gy de waare te weezen.? Antwoord. De Christelyke. V. Welke gronden hebt gy dan voor de Waarheid van den Christelyken Godsdienst? A. Verfcheiden, by voorbeeld, de Waarheid der Gefchiedenisfen van het Nieuwe Testament— de Voorzeggingen, die in het zelve gevonden worden de Wonderwerken, waar mede het bevestigd is de Uitbreiding van den Christelyken Godsdienst— en de Rampen, die den Jooden zyn overgekoomen, federt dat ze Jesus van Nazareth verworpen hebben. V.  Belydenis- xï. V. Oordeelt Gy dan, dat de Gefchiedenisfen van het Nieuwe Testament wgaragtig zyn? A. Ja, een Jood heeft den minsten grond niet, om dit te ontkennen: want de Gefchiedenisfen van het Nieuwe Testament hebben vóór zich zo veele bewyzen van Waarheid, als de Gefchiedenisfen van Moses: het is toch zeker, dat de Gefchiedenifen van Moses alle kenmerken eener gefchiedkundige zekerheid hebben. Men kan immers bewyzen, dat Moses de Waarheid heeft kunnen, willen en moeten getuigen ; als mede dat de Gefchiedenisfen, welke hy verhaalt, door gedenkftukken, en getuigenisfen van Heidenfche Schryvers vereeuwigd zyn. Maar dit alles kan men ook bewyzen omtrent de Gefchiedenisfen des Nieuwen Testaments. Zyn 'er toch wel meer bewyzen voor de Wetgeeving op Sinai, als voor de Uitftorting van den Heiligen Geest? Ja ik durf zeggen , dat de Gefchiedenisfen van het Nieuwe Testament meer bewyzen van waarheid hebben, dan de Gefchicdenisfeu van Mosrs: want 1. Hadr Q1os.es wel zo veel rampen te dugtcn, als de Apostelen van Christus? 2. Was Moses wel zo zeer in alles onder het oog van zyne Vyanden , als j p z u s en zyne Apostelen ? 3. In  T2 geloofs 3. In Moses tyd was men nog zo ver niet gevorderd in de Wysbegeerte , en het Volk, waar onder hy verkeerde, had zig weinig op wysheid toegelegd. 4. En fchoon 'er Heidenfche Schryvers zyn, die getuigenis geeven van de Waarheid van Moses Gefchiedverhaal ; zo zyn 'er egter veel meer, die de Gefchiedenisfen van het Nieuwe Testament bevestigen. Zal een Jood nu zeggen, dat de Schriften van het Nieuwe Testament naderhand zyn ondergedoken? Dit zegt een Deïst ook van Moses Schriften: en een Jood kan dit zo weinig bewyzen van de Schriften des Nieuwen Testaments, als een Deïst van Moses Schriften. V. Vind men ook Voorzeggingen in het Nieuwe Testament ? A. Zeer veelen: doch ik zal my alleen beroepen op de Voorzegging van Jerufalems. Verwoesting, die te vinden is. Matth. 23. en 24. enz. Deeze ontfaglyke Gebeurtenie kon door geene Staatkunde voorzien worden: want de Romeinen waren niet gewoon een overwonnen Land en Volk geheel te verwoesten.-— En wie weet niet, hoe zeer het verbranden van den Tempel Titus mishaagd hebbe! Men wendt, zonder reden, voor, dat deeze Voorzegging na de uitkomst verfierd zy: dit was toch voor de Christenen een  Belydenis. 13 een zeer gevaarlyke onderneeming geweest: hoe ligt kon zulk een bedrog ontdekt zyn geworden, het geen voor het Christendom een doodelyke (lag zou zyn geweest. Ware het ook wel mogelyk, dat de Christenen, die toen reeds overal verfpreid waren , zo konden zamenftemmen, dat deeze Voorzegging in alle Affchrïften wierd ingevoegd? En zouden de Christenen, die men in dit geval, als fchrandere Bedriegers, gedwongen is voor te ftellen, zo dwaas geweest zyn, om 'er by te voegen, dat Jerufalems Huis zoude woest gelaaten worden; gelyk men vind. Matth. 2.3. 38? Dit kon geen Mensch voorzien, en evenwel is die Voorzegging vervuld tot op deezen dag. V. Is het Nieuwe Testament ook door Wonderwerken bevestigd ? A. ja, met zeer veelen: want de Euangelisten verhaalen eenftemmig, dat Jezus zeer veele Wonderwerken gedaan heeft; en dit verhaal word bevestigd door het getuigenis van Heidenen, van Muhammedanen, ja van de Jooden zelfs: want in den Talmud word zeer dikwils van Jezus Wonderwerken gefprooken, hoewel dezelven daarin aan verkeerde oorzaaken worden toegefchreeven. Heeft nu Jezus deeze Wonderwerken gedaan door een geheime ge-  14 G e L o o f s gebruikmaaking van de kragten der Natuur, Of door Toverkunst? Dit kan heen Jood voorwenden: want zulk eene bedenking zou men met het zelfde regt kunnen maaken tegen de Wonderwerken van Moses, En zo een Schepfel Wonderwerken kan doen, dan vraag ik een' Jood, hoe kan Gon dan op Wonderwerken geloof eisfehen? Men leest ook, dat God alleen wonderen doet. Pf. 72. 18. Zou dan Jezus zyne Wonderwerken gedaan hebben door de kragt van den naam Jehova? Dit is een louter verdigtfel ; en waarom hebben de Jooden, door die gewaande kunst, hunne Stad en Tempel niet beveiligd tegen de woede der Romeinen?—— De Jooden ftaan toe, dat Moses ook zyne Wonderwerken gedaan heeft door de kragt van den naam Jehova, welke, naar hun voorgeeven, op zynen ftaf geftaan heeft: dus zou ons bewys, naar hun eigen onderftelling, noch niets van zyn kragt verliezen. Zal men dan zeggen: God heeft, om zyn Volk te beproeven, ten gevalle van eenen Bedrieger, Wonderwerwerken gedaan? Dit te, ftellen, is de ongerymdheid zelve: want t. Het zou met Gods Goedheid ftryden, dat hy den Mensch zou ftellen in zulk een groot gevaar van misleid te worden. ï. Het  Belydenis. 15 ï. Het zou met GoDs Wysheid ftryden: want dan zou hy zig zelve het regt beneemen, om ooit op zyne Wonderwerken geloof te vorderen. 3. Het zou ook met Gods Heiligheid ftryden, zulk eenen kragtigen fteun aan de Afgodery te geeven. 4. Zo een Jood deeze tegenwerp :ng maakt tegen de Wonderwerken van Christus; dan kan men hem dezelfde tegenwerping maaken tegens de Wonderwerken van Moses en de Propheeten. V. Maar is 'er ook een bewys voor de Waarheid van den Christelyken Godsdienst in de uitbreiding van het Christendom, gelegen? A. Ja, 'er is een bewys in gelegen, dat eene zeer groote kragt verkrygt, wanneer men de volgende ftukken uitbreid. 1. De eerfte Uitbreiders maakten een klein getal uit. fl. Zy waren onbekwaam om list of geweld te gebruiken. 3. De inhoud hunner Prediking was zeer ftrydig met de vooroordeelen van Jooden en Heidenen. 4- De tegenftand, dien de Christelyke Godsdienst ontmoette, was zo geweldig als ze zyn kon. 5- De Uitbreiding ging egter zo fchie- lyk  16 geloofs 3yk voort, dat, binnen 30 jaaren, het Euangelie van Christus, allen Volken onder den Hemel gepredikt was. Col. 1: 23. 6. Andere Godsdiensten heeft men zien verdwynen, maar het Christendom is beftendig gebleeven tot op deezen dag, in weerwil van alle aanvallen, die op het zelve gedaan zijn. V. Kan men de Waarheid van den Christelyken Godsdienst uit de Rampen, den Jooden overgekomen, bewyzen? A. Ja: want waarom zyn hun zo. veele Rampen overgekoomen, zo het niet is, om dat ze Jezus van Nazareth, als den Rotfteen des heils, verworpen hebben? 1. De zonde immers die de oorzaak deezer Rampen is, moeten zy vóór XVII Eeuwen gedaan hebben: want toen hebben hunne Rampen een begin genoomen. Dit is zo duidelyk, dat fommige Jooden het zelfs erkend en daarom gefteld hebben, dat de Joodfche Natie, federt de tyden of na den dood Jezus van Nazareth, zo ongelukkig is geweest, om dat veele 'Jooden in hem geioofd hebben. 2.. Het moet een Natiönaale Zonde geweest zyn: want de ftrafFen zyn over geheele Natie gekoomen. 3. Het moet een zonde geweest zyn, zwaarder, dan de Jooden ooit te vooren ge-  Belydenis. 17 gedaan hebben: want nooit is hun zulk een geweldige en langduurige verdrukking overgekoomen. 4. Zy hebben die zonde gedaan, juist toen dé tyd van 's Messias komst verfcheenen was : want dat die tyd gekomen was, wierd van de Jooden ten dien dage algemeen erkend.' Josephus getuigt, in het zevende Boek van den Joedfchen Oorlog, Hoofdft. XII. „ dat niets zo zeer hen tot den Oorlog tegen de Romeinen opwekte, dan dat ze in dien tyd, volgens de Voorzeggingen der Propheeten, den Messias verwagtten." Het lag zo vast in dén zin der Jooden,, dat de Messias onder den tweeden Tempel zou geboorcn worden, dat veele, na de verwoesting van denzeïven,' geloofd hebben, dat de Messias gekoomen ware op denzeïven dag , toen Jerufalem verwoest wierd, volgens het zeggen van Bereschith Rabba op Genef. 30. 41. Het is ook' opmerkelyk, dat zig nooit vóór, maar wel na de komst van Jezus, valfche Mesfiasfen hebben opgeworpen. De laatere Jooden hebben ook beleeden, dat de komst van den Messias voorby zy ; maar dat hy zig om hra'èh zonden niet openbaart.; Men kan B ook  ï$ GELOOFS- ook onmogelyk ontkennen, dat de Scepter en Wctgeever al lang van Juda zy gewecken. Gene/. 49, of dat de LXX Jaarweeken , hoe men die ook neemt, lang voorby zyn. Dan, 91 De vierde Monarchie is daarenboven1 reeds lang verdweenen. Dan. 2. 5. Het was ook, voorzegd, dat de Jooden, om de verwerping van den Messias, zulke rampen zouden overkoomen: Jef. 8: 14, 15. En waarom worden anders , in verfcheiden Propheetien, groote Rampen, die de Joodfche Natie konden overkoomen , met de komst van den Messias zamengevoegd? Jef. 61. 1, 2. Jcr. 30. by wien men, vers 21 , de belofte vind van 's Messias komst, en, vers 2,2, een belofte aan hun, die in hem gelooven zouden; ja, vers 23, 24, eene bedreiging van een langduurend oordeel, waar omtrent zy zeer onagtzaam verkeeren zouden, tot in het laatfte der dagen; maar dan zoude de Heer alle de gejlagten Israèls tot een God zyn, en hun Verlosfer , gelyk in het volgende Hoofdeel beloofd word. Zie ook Dan. 9. 24—27. Dus zyn dan die dagen gekoomen, waar in Israël zit zonder Koning, en zonder Forst, en zonder offer; om dat ze hun niet bekeeren tot den Hee-  Belydenis. ïg ffeerc 'hunnen God, en David, hunnen Koning. Hof. 3: 4, 5- V. Maar men kan op de Gefchiedenisfen van het Nieuwe Testament weinig ftaat maaken: want men heeft wel 40 Evangeliën gehad, en de Christenen, in laater tyd, hebben 'er alleen vier behouden , die best met elkander overeen kwamen ; en wie weet nu, welken de waare zyn? A. Het is niet vreemd, dat zig veele Lieden hebben opgeworpen, om mede de Schryvers van zulk een Gefchiedenis te zyn: en veelligt hebben 'er hunne Vyanden ook de hand in gehad, om dus de ganfche Gefchiedenis onzeker te maaken : maar kan men ontkennen, dat de Christenen, in den eerften tyd, in ftaat waren, om te oordeelen, welke Evangeliën waar, of valsch waren ? En zyn 'er niet genoegzaame redenen om vast te ftellen , dat ze hier in geenzins ligtgeloovig te werk gingen ? Men kan ook met zekerheid bewyzen , dat de eerfte Christenen nooit meer dan die vier Euangeliën hebben aangenoomcn, welken nog van de Christenen erkend worden: byvoorbeeïd, Ireneus verklaart in zyne Roeken tegen de ketteryên ,, dat 'er geene andere Euangeliën onder de Christenen waren aangenoomen, dan deeze vier, Mat- Bi theus,  20 G e l o o f s- theus, Markus,Lukas en Joannes^ En Ireneus leefde niet alleen kort na de tyden der Apostelen, maar was ook een Leerling van Po.licarpus, die een eigen Leerling van Joannes geweest is. V. Dan, men is verpligt te erkennen, dat 'er valfche Historiën, en Wonderwerken verzonnen zyn , om het Christendom te bevestigen ? A. Zyn dan daaróm de waare Historiën en Wonderwerken onwaaragtig? Hoe veel Fabelen hebben niet de Joodfche Meesters verzonnen, die in den Talmud te vinden zyn! En hebben zig veele Geleerden niet beyverd, om al het onwaaragtige te ontdekken en te verwerpen? V. Maar het Euangelie" beveelt dingen te gelooven, die niemand gezien heeft: by;voorbeeld, de Verzoekingen van Christus in de woeftyn, en in Gethfemane.- A. Die Gefchiedenisfen kunnen evenwel waaragtig zyn: want Jezus heeft dezelve naderhand aan zyn Dicipelen bekend gemaakt. De Israëliten hebben ook veele dingen geloofd, 'die Mosesalleen gezien heeft. V. Men kan U tegenwerpen, dat in de Gefcbiedenis van Jezus ongeloofly- ke  Belydenis. si ke dingen voorkoomen; by voorbeeld, dat Jezus geboorte veel beweeging in de waereld zou' gemaakt hebben, en, 3° jaaren daar na, zou Joannes de Dooper, ' zyn eigen Bloedverwant, hem niet gekend hebben. Joan. I. 33. A. 1. Ik antwoorde, dat God wilde, dat Jezus eenigen tyd lang tegen de woede der Jooden zoude beveiligd blyven : hierom kreeg hy öok by zyne befnydenis eenen Naam, die by de Jooden zeer gemeen was. 1. Misfchien dagt men ook, dat Jezus mede in Bethlehems Kindermoord was omgekoomen: dit fchynt te blyken uit Jer. 31. 15. Rachel weent over haare kinderen, zy weigert haar te~haten troosten over haare kinderon, em dat ze niet en zyn, eigenlyk ftaat 'er: om dat hy niet is, namenlyk de Messias. 3. De aandagt der Jooden bepaalde zig weinig tot Jezus Geboorte: want ze ftonden in dat begrip, dat de Messias eerst aan hunne Overften moest geopenbaard worden. Joan. 7. 48, 49. 4. Jezus is te Nazareth opgevoed, een zeer gefchikte. plaats om verborgen te blyven, dewyl die Stad weinig in het oog liep. Dit is waarfchynlyk de reden, waarom Joseph en Maria, al te voo- B 3 ren,  sc geloofs- ren, hunne woonplaats te Nazareth hadden , om aldaar veilig te zyn voor de onderdrukking van Herodes. Luk, 2. 4. Dus is het niet te verwonderen, dat veelen Jezus niet kenden, vooral niet Joan nes, wiens verblyfplaats zo ver van Nazareth verwyderd was, V. Maar weet Gy wel, dat Jezus begeerde, dat men zyne Wonderwerken verzwygen zoude: dus wilde hy ze niet voor Godlyk aangezien hebben? A. Dit heeft Jezus in byna 50 gevallen niet gevorderd. En hy beval dat nooit zonder gewigtige redenen. Somtyds deed hy het, om de woede der Jooden niet gaande te maaken; en fomtyds had hy 'er nog byzondere redenen voor; althans, in de geneezing van den Melaatfchen. Matth. 8. 4. De Priester moest eerst het Wonderwerk erkennen, op dat zyn vooroordeel niet gaande zou gemaakt worden. V. Maar men zal U tegenwerpen, dat de Euangelisten leeren , dat Jezus fomtyds geene kragten kon doen. Mark. 6, 5. Dus kan Jezus geene wonderdoende vermogen gehad hebben. A. Het ontbrak Jezus niet aan kragt, maar wel den Nazarethers aan geloof, Matth. 13. 58, Hy kon te Nazareth  Belydenis. *g geene kragten meer doen, om dat zyne Landgenooten hem daar toe geene gelegenheid gaaven: en daar hy elders meer voordeel konde doen, zo kon hy zig te Nazareth ook niet langer ophouden. V. Men zal mogelyk tegen U aanvoeren , dat het Euangelie voortgeplact is door Staatkunde: want de Apostelen namen Jooden en Heidenen aan. Dit was een gefchikt ontwerp, om zeer fchielyk een groot getal van Belyders te krygen ? A. Hierop kan ik antwoorden, ï. dat de Roeping der Heidenen lang te vooren voorzegd was. 2. Dat ook het Euangelie zo wel den Heidenen een dwaasheid, als den Jooden een ergernis ware. 3. Eindelyk, dat de aanneeming van Jooden en Heidenen eer gefchikt fcheen te zyn, om den loop van het Euangelie te ftremmen, van wegens de vyandfehap, die tusfehen die beide Volken plaats had. V. Maar men zal zeggen, dat de Apostelen het geloof met gezag afeischten op zwaare bedreigingen, waar door eenvoudigen verbysterd , en jdus door dwang tot het geloof zyn gebragt geworden. A. Hierop antwoorde ik, 1 • dat de Apostelen geen geweld gebruiken konden. B 4 s. De  ^4 G £ J, ü o F S- a. De Joodfche Leeraars ftelden 'er zelfe hunne bedreigingen tegen. 3. En de Waarheid mag en moet, op Gods gezag, ernftig aanbevoolen worden : want dit deeden ook Moses en de Propheeten. V. Maar de Apostelen hebben geyverd, om het Euangelie uit te breiden, vermids zy de Beftuurders der gemeenfchaplyke goederen waren, cn dus veel belang daarin hadden. A. 1. De gemeenfchap van goederen ftrekte zig zo ver niet uit, als men fomtyds opgeeft: waarfchynlyk bepaalde die zig alleen tot zulke goederen, waar van de Christenen geen gebruik konden hebben wegens de aanftaande Verwoesting van Jeruzalem: althans zy ging niet tot allen. 1. Cor. 16. 1. 1. De giften waarin ook geheel willekeurig. Hand. 5. 4. 3. En die gemeenfchap van goederen bleef Ook niet op den duur. Bygevolg is die tegenwerping van geene kragt. V. Maar veele Menfchen werden tot het Christendom gebragt zonder redelyke overtuiging: want de Apostelen gaaven den Menfchen geenen tyd tot onderzoek. A. 1. Het laatfte is volkomen valsch; want  Belydenis. a- want de Apostelen preezen zulken , die de Schriften onderzogtcn. Hand. 17. n. 1. Het is waar, dat fommigen in dien tyd fchielyk tot het geloof gebragt werden ; maar men kon in dien tyd met eigen oogen zien het geen wy nu, door een' lange redeneering, betoogen moeten. En God wrogt' toen byzonder mede, zo dat de kragt der overtuiging zo groot was, dat zy meer deedt, dan een lange Redeneering. V. Maar was de Christehke Godsdienst in zynen oorfprong zo blykbaar Godlyk, als de Christenen naderhand voorgewend hebben ; dan zoude de aandagt der oplettende Romeinen tot denzelven bepaald zyn geworden: en hunne Gefchiedfchryvers zouden Jezus Voorzeggingen en Wonderwerken vernaaien. A. Hierop kan men met regt antwoorden, dat het niet vreemd zy, dat zy van Jezus Voorzeggingen en Wonderwerken zweegen; want 1. Het was een trotfche Natie, die de Jooden met veragting aanzag, en de Chris ■ tenen met deze! ven gelyk ftelde. 1. De gewaande -Wonderen gingen by de Romeinen zo fterk in' zwang, dat ze aan de berigten van Wonderen, die elders verrigt waren, weinig geloof gaven. B 5 3- De  o<5 G E L © O F S- 3. De Staatkunde belette hun ook gunstige getuigenisfen van Jezus te geeven: want, zo men dit gedaan had, dan zou men een • fchyn gegeeven hebben, als of men Jezus hield voor den Perfoon, die door de beroemde Oosterfche Voorzegging beloofd was. V. Maar wat zoudt Gy antwoorden op deeze bedenking, dat naamelyk de Christelyke Godsdienst vol verdeeldheden is, en hoe kan dan dezelve de waare zyn? A. 1. De Godsdienst zelf leert die verdeeldheden niet, maar wraakt dezelven ten hoogden. 1. De 'Jooden moeten zulk een tegenwerping niet maaken : want in hunnen Godsdienst worden ook verftheiden Secten gevonden. V. Maar, het Euangelie kan niet volmaakt zyn: want Jezus beloofde aan zyne Apostelen, dat de Heilige Geest hun naderhand nog veele dingen leeren zoude? A. De Heilige Geest zou hun naderhand indagüg maaken, het geen Jezus hun geleerd had. Joan. 14. 26. En het byzondere, dat ze nog door den Geest geleerd hebben, hebben ze ons in hunne Schriften nagelaaten. V. Maar, volgens de Leer van het nieuwe Testament, heeft men geen Euangelie noo-  Belydenis. 27 noodig: want Jezus of de Heilige Geest zou met de Kerk zyn tot aan de voleinding der Waereld? A. Dit is niet te verftaan van een geduurige ingeeving; maar van eeri byzondere leiding en bewaaring: en dit is, ten bewyze, dat de Chrisiclyke Godsdienst de waare is, in vericheiden lotgevallen der Christenen genoegzaam gebleeken. V. Maar de Messias is aan de Jooden beloofd; hy moest zig daarom ook duidelyk aan dezelven openbaaren : dan, als wy het Nieuwe Testament inzien , verneemen wy, dat Jezus zeer duidelyk vóór Pilatus beleedt: wie hy was; ma&r tot de Jooden fprak hy zeer bedekt, A. Wy ftaan toe, dat Jezus fomtyds niet klaar fprak: dan dit deedt hy niet zo zeer in het begin, als wel in het laatfte van zyne bediening , om de woede der Jooden niet meer gaande te maaken.— Jezus heeft zig anders door zyn Leer en Wonderwerken duidelyk genoeg aan de Jooden geopenbaard.— Hy heeft zo duidelvk aan die Natie ontdekt, wie hy ware, dat ze hem gekruist hebben, om dat hy zeide, den Messias, Gods eigen Zoon, te zyn. V. Maar zo men U tegenwerpt, dat Je-  S3 GELOOFS- Jezus en de Apostelen nu eens de Leer der Jooden gebouwd, en dan wederom afgebrooken hebben , naar dat hun dit te pas kwam: by voorbeeld, Jezus is befneeden, hy heeft het Pafcha gegeeten, en de Feesten ibygewoond: dit laatfte hebben ook de Apostelen gedaan, zelfs na den dood van C hristus : evenwel beeft men dat alles daarna weerfprooken en afgefchaft: des ik vraage: hoe zal men dan op zulke Grondleggers der Kerk ftaat maaken ? A. i. Ik antwoorde, dat Jezus en de Apostelen zig, voor eenen tyd, aan de Joodfche Wetten moesten houden, tot dat den dag der affchaffing daar ware. s. En. fchoon het Nieuwe Testament met Jezus dood begon, zo is egter de geheele affchaffing van den Ouden Godsdienst , eerst door de verwoesting van Stad en Tempel , als openlyk, van den Hemel vernietigd verklaard: want in de helft van de week des Romeinfchen Oorlogs, deed de Messias het Jlagtoffer en het fpysofer ophouden. Dan. 9. 27. 3. En genoomen, de Apostelen hebben, nog na den dood van Christus, den Ouden Godsdienst uit verkeerde toegeeflykheid te veel begunstigd; dan kan een Jood hier uit nog geen zwaarigheid ont-  Belydenis. ontkenen: ivant men kan A-Sron en Salomon ook van verkeerde toegeeflykheid befchuldigen. V. Maar kan een redelyk Mensch gelooven, dat alle Leden van den aanzienlyken Raad der Jooden zo buitenfpoorig godloos waren, dat zy iemand zouden gekruist hebben, die duidelyk bleek de Messias, Gods eigen Zoon, te zyn? Is 'er wel zulk een voorbeeld van Godloosheid te vinden in alle de Eeuwen der Waereld ? A. Ik antwoorde, dat het in de daad een Godloosheid was zonder voorbeeld! De rampen, die 'er op gevolgd zyn,hebben ook haar weergae niet. Dan men waane egter niet, dat het onmogelyk ware, dat de Jooden tot zulk een boosheid .vervallen konden. Zie de Voorzegging in Pf. n 8. ca. Zach. ik 10. Ik voege hier by, dat het gros der Jooden vrywillig blind is geweest: want, hadden zy Jezus gekend als den Heer der heerlykheid, ze zouden hern niet gekruist hebben, i Cor. 2. 8. Maar zy lagen onder het oordeel der vetblinding Jef. 6. 9, io. 'Er . waren ook onder de Leden' van den Raad, die niet mede inftemden in het vonnis over Jezus. Luk. *$■ §i\ V.  30 geloofs- V. Maar zo Jezus onfchuldig geweest is, waarom heeft Pilatus hem dan veroordeeld? Pilatus was immers een Stadhouder der Romeinen, die groote agting hadden voor het Regt, en hy was verpligt van zyn Stadhouderfchap rekenfchap te geeven. Of vreesde hy den oproer der Jooden? Dit fpreekt het Nieuwe Testament zelfs tegen: want het leert ons, dat Pilatus geenzins, op het verzoek der Jooden, het Opschrift boven het kruis wilde veranderen; en ten hunnen fpyte liet hy toe, dat het Lichaam van Jezus door de Vrienden begraaven wierd. A. Hierop kan men antwoorden, dat Pilatus den Heere Jezus vyfmaal onfchuldig verklaard heeft, en hy zou Jezus niet veroordeeld hebben, had hy het ongenoegen van Tiberius niet gevreesd, waar mede de Jooden hem bedreigden, zeggende : indien gy deeze loslaat, zo zyt gy des Keizers vriend niet, een ïegelyk , die zig zeiven Koning maakt, weder/preekt den Keizer. Joan. 19. 12. Uit de gunst,, die Pilatus aan Jezus Vrienden bewees, bleek, hoe zeer hy door zyn geweeten befchuldigd wierd.— En is zyn rampzalig uiteinde niet een fpreekend bewys, dat hy zig had fchul- dig  Belydenis. gr dig gemaakt aan het bloed van den onfchuldigen Jezus? V. Dan, het Nieuwe Testament fpreekt het Oude tegen, by voorbeeld: Jesus zegt: dat David van de toonbrooden gegeeten heeft ten tyde van Abjathar, Mark. a. 25, 26. maar dit is gefchied ten tyde van Achimelech i Sam. ar. 6. A. 1. Misfchien heeft Abjathar ook Achimelech geheeten. a. En het blykt ook, uit 1 Sam. 23. 6. dat Abjathar te gelyk met zynen vader gediend heeft: ook zyn 'er meermaalen twee Hoogepriesters te gelyk geweest, a Sam. 8. 17. V. Men kan tegenwerpen, dat fommige plaazen uit het Oude Testament in het Nieuwe verkeerd worden aangehaald : byvoorbeeld, men vindt Matth. a. 17, 18. de plaats uit Jer. 31. 15, 16. 0p den Kindermoord van Bethkhem geduid, en Jeremias fpreekt geenzins van Bethlehcm, maar van Rama. Had hy op den Kindermoord van Bethlehem gezien, dan zou hy niet Rachel, maar Lea weenende hebben ingevoerd. '£r is ook niets in het geheele verband van dat Hoofdeel te vinden, dat ons doet denken aan een geval van Bethkhem. A.  ga GELOOFS- A. Dat deeze geheele Voorzegging m de dagen van den Messias vervuld moest worden, is aireede getoond. (Bladz. ai.) Men wyze ons één geval aan, waar op' deeze Propheetfie beter geduid kan worden , " dan op den Kindermoord van Beih- 'icb'gni. Én kon dit moordgefchrceuw van Bethlehem niet gepast, als zeer groot, vertoond worden, zo dat het tot Rama o verklonk? Of heeft Rachel, niet zo wel als Lea, het huis Israëls gebouwd? Rutb. 4. 11. Lea's Kinderen kunnen zo wel Rachels Kinderen genoemd worden, als Lea de Moeder van Joseph. Gerief. 37. 10. Rachel wordt weenende ingevoerd, om dat zy by Bethlehem begraaven is. Genef. 35. 19. Het is waar uit het geen (Bladz. ai) gezegd js, dat deeze Voorzegging op Israëls herftelling in het laatfte der dagen ziet ; maar kon God de zekerheid van die gebeurtenis niet bevestigen door eene andere, die in vroegen tyd was voorgevallen? God had den Messias tegen alle verwagting wedergebragt uit 's Vyands land, hoewel men dagt, dat hy was omgekoomen in den Kindermoord van Bethlehem: en alzo was 'er dan ook verwagting voor Israëls Nakomelingen. Zulks vind men ook vers a, vérgel. vers 4 en 5. V. Cy  B e i y d e n ï s. 33 V. Gy kunt niet ontkennen, dat >r fomtyds plaatzen in het Nieuwe Testament worden aangehaald, die in het Oude niet te vinden zyn: want nergens is, by voorbeeld, voorzegd, dat de Messias Nazarenus zoude heeten. Matth. i. 23. A. Men meent, dat deeze Naam niet alleen een afgezonderden, maar ook een veragten en verworpen Mensch betekene : ten minsten is dit zeker, dat de Jooden deezen naam in dien zin aan Jezus gegeeven hebben, en men kan niet ontkennen , dat de Propheeten voorzegd hebben, dat de Messias zeer veragtelyk zoude behandeld worden. V. De Messtas moet uit David* Geflagt zyn, en dit is Jezus van Nazareth niet: want, naar der Christenen gevoelen, was Josepii alleen maar de Pleegvader van Jezus; en offchoon Maria al uit Davids Geflagt zy, het Geflagt der Moeder is geen Geflagt, om daar naar de Kinderen te rekenen. A. Waarom kon dit in den Messias geene plaats hebben? Die moest immers wonderdaadig gebooren worden, naar Jef. 7. 14. Dat men hier aan een Maagd moet denken, blykt; om dat het zwanger worden hier voorkomt, als een wonC der-  34 C e l o o f s- derteken. Vcrgelyk Gene/. 24. 16". ets: Spreuk. 30. 19, 2.0. word duidelyk onderfcheid gemaakt tusfchen een Maagd, en een overfpeelige Vrouw. Dus blykt tevens, dat men deeze plaats van den Messias verdaan moet. V. Maar hoe kan Jezus de Messias zyn: hy heeft immers niet geiïreeden tegen Gog en Magog, gelyk van den Messias voorzegd is, Eztch. 38. en 39? A. Deeze zwaarigheid is van geen gewigt: want de Propheet leert niet, dat de Messias dit in eigen perfoon zoude doen. V. Maar Eli as , voorheen beloofd, Mal. 4. 5. is nog niet gekoomen, en dus kan Jezus de Messias niet zyn. A. Hy is gekoomen, die door den Propheet daar bedoeld 'is, te weeten Johannes de Dooper, waar van Josephus een voortrefFelyk getuigenis geeft in het VII Hoofdft. van het XVIII Boek der Jood/che Oudheeden. En Johannes de Dooper kan immers zo wel Elias heeten, als de Messias David. V. Maar 'er is evenwel nog geen derde Tempel gebouwd, gelyk voorzegd is. Ezech. 40. 47.? ef  BE lyden is. 35 A. Het is onnoodig te onderzoeken, ©f E zee hiel den Tempel van Salom on aldaar befchryft, op dat de twede Tempel daarnaar herbouwd mogt worden; dan of hy den Geestlykcn Tempel van het Nieuwe Testament bedoelt. — Het is dus genoeg, alleen te' zeggen, dat 'er geen derde Tempel té wagten is: want de tweede Tempel word de laatfte genoemd. Hag. i; 10. V. Maar de tien Stammen zyn egtef nog niet uit Atfyrtèn gekoomen , naar de voorzegging Jef. -a.fi 12,- 13. A.- Het is genoeg hier Op te antwoorden/ dat men niet bewyzen kan, dat deeze Voorzegging, voor of by de komst Van den Messias, vervuld moest worden. V.- Laat ons dan nu, na zo veele Opgeloste zwaarigheden , tot den Godsdienst zelve overgaanén zeg ons, wat Gy van denzelven belydt. A. Ik belyde, dat alle Menfchen daar toe onveranderlyk verpligt zyn: want Go de komt, wegens zyn hoogheid, de dienst van het Schepfel toe. —- De Mensch is, ook wegens zyn afhanglykheid van God, uit ontelbaare inzigten tot den dienst van God verpligt. — En God heeft ons, in Adam, onzen Vader, «aar zyn Beeld, dat is, heilig cn wys, € * er*  36 Geloof s- en dus bekwaam tot zyn dienst gefchaa-pen. Genef. 1. 26. V. Heeft de Mensch dat Beeld nog? A. Neen: Adam, en in hem het ganfche Menschdom, zyn door den val dwaas en boos geworden. Dit is zelfs van fommige Jooden erkend, en wy kunnen in dit geval , van hunne verklaaringen over fommige plaatzen gebruik maaken: by voorbeeld, Menasse ben Israël fchryft over Genef. 8. 21. aldus: „ lk zal voortaan den Aardbodem niet meer vervloeken, om des Menfchen wille: want de lust des Menfchen is boos van zyne Jeugd af, dat is, van dien tyd af, dat hy uit het lichaam zyner Moeder voortkomt: want, zo dra hy de borsten zuigt, volgt hy zyne begeerlykheid al, en nog een jong kind ,zynde, word hy van toorn, nyd, haat en allerlei ondeugden ingenoomen, waar aan die tedere jaaren onderheevig zyn." Dezelfde Menasse ben Israël drukt zig over Pf. 51. 7. dus uit: het zy men dit verftaat van Eva, die de gemeene Moeder geweest is, 't zy David dit alleen van de zyne gezegd hebbe ; hy heeft daar door te kennen willen geeven , dat de zonde, af-  B e l y d e n i s. 37 nis 't ware natuurlyk, en van ons onaffcheidelyk in dit leeven zy. Hierom heeft Eva, na de bedreeven misdaad, in zonde ontvangen, en zo veelen, als 'er naderhand gebooren zyn, zyn niet voortgebragt volgens den regel, die met de regte Reden overeenftemt, maar naar de beroerde en begecrlyke geneigdheden. " Aben Ezra zegt over Job 14. 4. De zin van die plaats is deeze : „ ik ben in ongeregtigheid gebooren, om dat een Mensch uit een onreine zaak gevormd word." Dus is dan de ganfche Waeretd voor God verdoemelyk. Pautus heeft dit beweezen tegen het Joodendom uit de Schriften des Ouden Testaments. Rom. 3. 9—19. Het voorftel vers 9. word beweezen vers 10—18. Een Jood raogt foms voorwenden, datalle die plaatzen uit het Oude Testament op andere Volken zagen : maar deeze bedenking gaat Paulus zeer voorzigtig tegen vers 19. V. Is het zo ellendig met het Menschdom gelegen, dan kan niemand zalig worden. A. Niemand kan zalig worden, zonder voldoening aan Gods Geregtigheid en zonder vernieuwing naar Gods Beeld. C 3 V. Moet  58 Ge e o o f s- V. Moet 'er dan volftrekt aan GoDf Gerechtigheid voldaan worden ? A. Ja: de Wet moet gehoorzaamdworden in alle haare deelen, trappen en geduurzaamheid. ■—, En de Straf moet ook volkoomen gedraagen worden, en wel zo, dat God onder het lyden der ftraffe verheerlykt worde. V. Zou het niet genoeg zyn, zo men Go o, in het vervolg gehoorzaamde; of moet ook de verzuimde Pligt daarenboven herfteld worden? A. De verzuimde Pligt moet noodzaaklyk herfteld worden: anders zou God het Schepfel, voor een gedeelte , van de yerpligting tot zynen dienst ontheffen; en kon dat gefchieden', dan kon. God ook, om die zelfde reden, het Schepfel, geheel en al, van de verjpligting tot zynen dienst ontdaan. V. Maar als een Schepfel zyn' verzuimden Pligt eens herftelde, en Gode in het vervolg gehoorzaamde, zou het Godlyk Regt dan volkoomen voldaan zyn? A. Neen : want de Zonde is meer dan een pligtverzuim : zy is eene wederfpannigheid tegens God, eene verlochening van alle zyne Deugden; en daarom moet God tegen dezelve zyn, on-  Bel y d e n i 6. 30 •ongenoegen opeabaaren, dat is, hy meet dezelve ftraffen. V. Hoe kunt gy dit gewigtig ftuk bewyzen'? A. Ik kan dat bewyzen 1. Uit Gods Wysheid , die altoos vordert, dat hy de beste middelen beraame lotl ftaaving van zyn hoog gezag, 't welk door de zonde gefchonden word. 2. Uit Gods Heiligheid, die wil, dat hy, op alle mogelyke wyzen, zyn afkeer van de zonde toone. 3. Gods Goedheid eischt ook nimmer het ftraffen, zo zyn heilig Regt dat niet vordert. 4. En kon God nalaaten de zonde te ftraffen, dan kon hy ook nalaaten dezelve te verbieden; en kon liy nalaaten dezelve te verbieden, dan was het onderfcheid tusfehen Goed en Kwaad niet anders, als een denkbeeld zonder weezen. 5. Het behoort eindelyk tot de verheerlyking van Gods Naam, dat hy den fchuldigen niet ontfchuldig boude. Exod. 34. 5-7- V. Maar weet Gy, wie een volkomen Voldoening daar kan ftellen? A. Niemand anders als een Godlyke C 4 Borg,  4D G e e o o f s- Borg, die tegelyk een waaragtig Menseli is. Hy moet toch een waaragtig Mensch zyn, anders kan hy noch de Wet gchoorzanmen, noch de ftraf draa- gen. Hy moet ook een waaragtig God zyn: want hy moet aan zyne gehoorzaamheid «en oneindige waardigheid kunnen byzetten: de gehoorzaamheid van een blood Schepfel reikt toch niet toe, om tegelyk den verzuimden Pligt te herüeïlen. Hy moet de Straf op eene wyze, die God verheerlykt, kunnen draagen, zonder daar onder tot wanhoop te vervallen. Hy moet cinde- iyk ook aan het lyden der Straffe een oneindige waardigheid geeven, op dat het lyden van eenen zekeren tyd voor de fchuld van een eeuwig lyden voldoen kunne. V. Van waar zou toch zulk een Borg te wagten zyn ? A. Van God zelf, die, door een onuitfpreekelyke Goedheid, zulk eenen Borg beloofd heeft: want Davïds Sptuite zou Jehova, onze gcregtigheid', heeten Jer. 23. 5 , 6. De Talmud zelf verklaart deeze plaats aldus: (zie Baba Bathra, Hoofd ft. 5.) „ De Messias, van welken gefchreeven ftaat Jer. 23. heeft deezen Naam, met welken men hem  Belydenis. 41 hem noemen zal, de Jehova, onze Geregtighcid. De oude, en by de Jooden zo zeer beroemde Chaldeeujche Overzetting, ftemt hier mede ook volkoomen overeerr. V. Maar zulk een Borg is immers onmogelyk: want 'er is maar één God? A. Zulk eenen Borg zou in de daad onmogelyk zyn, indien de eene Godheid niet beftondt in drie Perfoonen, die in den Bybel genoemd worden, Vader, Zoon en H. Geest. V. Ik moet U toeftemmen, dat deeze Waarheid uit het gezegde noodzaaklyk voortvloeit: maar kunt gy dit ftuk nader bewyzen ? A. Ik zou verfcheiden bewyzen kunnen aanvoeren; doch ik zal my alleen bepaalen tot ééne nadruklyke plaats uit Jef. 63. 9, 10. Hy, wien hier de benaauwdheid word toegefchreevcn , wurd vers 7. Jehova genoemd. De Engel zyns aangeztgts word ons hier ook bcfchreeven , als een Godlyk Perfoon: want wie anders, als God, kan door liefde en genade vcrlosfen? Wie anders, als God, kon Israël opneemen, en het draagen alle de dagen van oudsl En uit het geen hier aan deezen Engel word toegefchreevcn , blykt, dat hy dezelfde C 5 ' Ui  i2 geloofs- is; van welken God zegt: „ hoed u voor zyn aangezigt, en zyt zyne femme gehoorzaam, en verbittert hem niet. enz. Wie kan nu dit alles op eenen gefchapen Engel duiden ? Van deezen Engel wenschte Jacob den zegen over zyn twee Klein - Zoonen Genef. 48. 16, Dit zoude Jacob niet gedaan hebben, zo die Engel niet de waare God was. Zie Jef. 63. 16. — De Heilige Geest word ons hier befchreeven, als de derde Perfoon, en zo hy ook geen Perfoon was, dan kon hy niet van God gezonden worden. Jef. 48. 16. Hy komt ons hier ook voor als de waaragtige God, als Israëls Leidsman; want zo leezen wy vers 14. Gelyk een beest dat afgaat in de vallyen, heeft ze Geest des Heeren ruste gegeeven. Wie was nu Israëls leidsman ? wie anders, als Jehova, de waare God. Zie Deut. 93, 13, V. Maar waarom word dan de tweede Perfoon, de Zoon genoemd? A. Om dat hy, op een onbegrypelyke wyze, uit den eerften Perfoon beftaat, het geen de Bybel Geboorte noemt Spreuk. 8. 24. De Wysheid, die hier, fprcekende, word ingevoerd, is geenzins de wezenlyke Wysheid van God, die een  Belydenis. 43 een Eigenfchap van zyn Weezen is: want die is wel zo eeuwig als God zelf, maar niet gebooren. Men wyze ons eene plaats, waar in van een Eigenfchap Gods gezegd word gebooren te zyn. En indien hier de Wysheid van God gemeend wierd, hoe vreemd is dan de uitdrukking in vers 35. Dit zou veel beter van Gods Genade, dan van Gods Wysheid kunnen gezegd worden. Het is naauwelyks der moeite waardig, te toonen, dat hier de Wet niet bedoeld word: want men kan zo weinig van de Wet, als van den Mensch zeggen, dat die eeuwig is 5 yergelyk Spreuk. 1. 2.0—26, en vers 28. V. Waarom word de derde Perfoon, peest genoemd ? A. Om dat hy, op een onbegrypelyke wyze, uit den Vader en den Zoon beftaat. Daarom word hy in het Oude Testament genoemd de Geest van Gods mond. Pf' 33- 6* de Adem des Aimagtigen. Job. 33. 4. en in het Nieuwe Testament word dit een Uitgang genoemd. Joan. 15. 26. V. Dus zou 'er dan een Godlyke Borg mogelyk weezen ? A. Niet alleen mogelyk; maar hy is ens ook beloofd en gegeeven ! Het is Jezus van Nazareth., gebooren uit de Ma-  44 geloofs- Maria. Hy is de groote Propheet, die ons beloofd is. Deut. 18. 15. En uit Hoofd. 34. 9. befluiten de Jooden ten onregt, dat men hier JosuA verftaan moet: want vers 10. word geleerd, dat men het 9 vers geenzins als een vervulling van Deut. 18. 15. mooge aanmerken. Hy is de groote Hoogepriester, die ons beloofd is. Zach. 6. 13. Hy is de beloofde Koning, die wel in een armoedige geftalte verfcheenen is Zach. 9. 9, doch naderhand zeer verhoogd, om over allerleie Volken heerfchappy te voeren. Pf. 72. V. Kunt Gy dan betoogen, dat Jezus volkomenlyk voldaan heeft aan Gods Gerechtigheid ? A. Ja ; dit kan ik betoogen ; want, als Priester, heeft hy, door lyden en gehoorzaamheid, aan beide eifchen van Gods Geregtigheid, volkoomen genoeg gedaan; en in deeze betrekking houden wy hem, voor het waare tegenbeeld van den Hoogenpriester, en van de Offerhanden des Ouden Testaments. V. Maar Moses Wet is eeuwigduurend, en hoe kan dezelve dan een fchaduuw van toekoomende dingen zyn? A. Moses Wet kan, voor zo ver zy zedelyk is, niet afgefchaft worden. Dit be-  Belydenis. 45- beweeren de Christenen zo fterk, als de Jooden. Matth. 5. 17. Maar voor zo ver als Moses Wet ceremonieel was, zag dezelve op den Messias, en moest by zyne komst worden afgefchaft. Dit bewys ik dus: r. De Godsdienst kan beftaan zonder die uitwendige Plegtigheden : want ze hebben niet altyd, van het begin der Waereld, plaats gehad. a. Anders zou ook zulk een Inftelling met Gods Wysheid ftryden. 3. God betuigt dik wils, dat hy aan offer, op zig zelf befchouwd, geen welgevallen heeft. 1. . Sam. 15. 22. 4. In Jer. 31. 32, 33. vind men de ' Voorzegging van een Nieuw Verbond; derhalven zoude, het Oude eens worden afgefchaft: want Jeremias fpreekt van geen vernieuwing des Verbonds, gelyk Samuel van een vernieuwing des Konïngryks , 1. Sam. 11. 14. maar hy fpreekt van een geheel Nieuw Verbond, dat geen gelykformigheid heeft met dat Verbond, 't welk God met de Vaderen gemaakt had. 5. De Messias moest Priester zyn naar de Orde van Melchizedek; dus zou hy de Orde van Aüron affchaffen. Pf. 110. 4. Ik weet wel, dat men hier aan-  40 G e l o o f s- aanmerkt, dat het grondwoord ook een' Prins of Vorst betekenc, en dan meeneri fommige Jooden, dat Abraham^ en anderen, dat Davio het onderwerp vari deezen Pfalnï zy. Dan, de egte betekenis van het grondwoord is een Priester; en offchoon het fomtyds eenen Prins of Vorst uitdrukt, zo betekent het egter • nooit een' Koning; maar wel eenen, die minder dan een Koning is. En dat men hier by de gewoone betekenis van het grondwoord blyven moet, blykt, om dat hy, die hier word aangefprooken, vergéleeken word by Me lc in ze dek. Anders zegge men ons, in welken zin en met welken nadruk kan Abraham of DAvid gezegd worden, een Vorst te zyn naar de Orde van Melchizedëk? JBehalven dat ook de Inhoud en het Verband van den geheelen Pfalm duidelyk aantoont, dat dezelve op den Messias ziet. Het eerfte vers kan niet met eenigen nadruk van iemand anders, dan van den Messias, verklaard worden: want 'er is geen voorbeeld, dat God ooit tot een' Engel, veel minder tot een' Mensch gezegd hebbe: „ Zit tot mxne regterband. Deeze aanmerking heeft Panïus vóór ons gemaakt. Hebr. i, 13. 6. De Messias ftelt ook zyne gehoorzaamheid in de plaats der Offerhan- deno-  B e l y d E n i S„. 47 den. Pf. 40. 7, 8. En zyn lyden word ons dik wils afgefchetst met fpreekwyzen, die van de Offerhanden ontleend zyn. Jef. 53. 10. De Messias zou de ongeregtigheid verzoenen,- en eene eeuwig geregtigheid aanbrengen , en daarom het fpysofer en Jlagtoffer doen ophouden. Dan. 9. 24, 27. Dit is de reden, dat alle Offerhanden den Heere een gruwel zouden zyn, wanneer hy het aardfche Heiligdom zoude verlaaten., en zynen Thrqon in den Hemel gevestigd hebben. Jef. 66. 3.- vergel. vers r. V. Maar de Wet des Heeren word' volmaakt genoemd, Pf. 119. en Pf. 19. 8. en hoe kan dezelve dan afgefchaft worden? dit is immers onmooglyk! A. David bedoelt in die twee Pfalmen de gantfche Leer der Zaligheid, en niet de Wet der Ceremoniën : want hy ftelt dezelve tegen de Leer der Natuur —• En genoomen , David bedoelde de uitwendige Wet; die zou men in zo verre volmaakt kunnen heeten, om ons te leeren, dat ze zeer gefchikt is, om aan haar oogmerk te voldoen. V. Maar Moses Wet moet eeuwig duuren, volgens Deut. 29. 29. en dus kan 'er geene affchaffing plaats hebben. A. Het woord eeuwig betekent dikwils eenen  4^ G e l o o f s- eenen bepaalden tyd, gelyk Exod. 21. 6, het geen men op de Ceremonieele Wet moet toepasfen. V. Maar God belast, dat men van de Wet niets af, of toe zal doen, Deut. 4. 2 , en dat daar de geheele Wet bedoeld word , blykt uit vers 1; bygevolg moet de Ceremonieele Wet ftand houden ten allen tyde. A. Dit Gebod gaf God aan fsraèï, en niet aan zig zeiven. Hy behoudt de magt, om, ten aanziene der uitwendige Wet, verandering te maaken of die af te fchaffen naar zyn goedvinden. Dit moet een Jood zelf toeftemmen, of hy kan Deut. 12. 13, 14. n0oit vereffenen met Mal. 1. 11. en Jef. 19. i9. V. God 'beveelt door Maleacru, den laafden Propheet, by Moses Wet te blyven. Mal. 4. 4. A. Dat blyven by de Wet van Moses zegt alleen zo lang, tot dat de Messias zoude koomen : daarom laat hy 'er aanftonds op volgen: Ziet ik zende u lieden den Propheet Elias» vers 5. V. Zagen dan alle de Offerhanden des Ouden Testaments op den Messias? A. Neen : want de Dankoffers zagen op den Godsdienst der Geloovigen, die daar-  Belydenis. 49 daarom dikwils onder het denkbeeld van een Dankoffer voorkomt. Pf. 50. 23. V. Welke Offerhanden zagen dan op den Messias? A. De Spysoffers en Zoenoffers. De Spysoffers zagen op de daadelyke gehoorzaamheid van den Messias, waar door een eeuwige Geregtigheid is te weege gebragt: alzo de daadelyke gehoorzaamheid altyd met lyden gepaard ging, gelyk het Spysoffer met het Slagtoffer. Maar de Zoenoffers zagen op het lyden van den Messias, waar door een waare Verzoening met God verworven is. Dit fchynt Gabricl te bevestigen, wanneer hy het Slagtoffer en Spysoffer overftelt tegen de ongeregtigheid te verzoenen, en een eeuwige geregtigheid aan te brengen. Dan. 9. 24, 27. V. Kunt gy in eenige byzonderheden aantoonen, hoe het Zoenoffer op den Messias zag? A. Het Offerdier , op het welk de zonde voorbeeldig gelegd wierd door het opleggen van de hand op het Hoofd des Diers, verbeeldde den Messias, als belaaden met de zonde zyns Volks. Jef. 53. 6: Het flagten en verbranden van het Offerdier fchetlte al het lyden van dés Messias lichaam, waar door D hy,  50 G E l © o f g hy, als een lam , wierd ter flagting geleid, vers 7. Het plengen van het bloed der Offerdieren was een voorbeeld van Messias zielslyden, waar door hy dezelve, als een offerbloed, in den dood heeft uitgeftort, vers 12. -— Met dit bloed ging hy, als de groote Hoogepriester, in het waare Heiligdom, door het gefcheurde voorhangfel van zyn vleesch, op den grooten verzoendag van zynen dbod, ftellcnde zyne ziel ten fchuldoifer, vers IO- Op den derden dag na zynen dood, kwam hy, als de groote Hoogepriester, uit het Heiligdom terug, verkondigende, dat de zonde des lands verzoend was. Zach. 3.. 91 jyus js de Messias geftorven en opgewekt naar de Schriften: want dat Je s ai as in het 53 Hoofdftuk op den Messias ziet, is door zeer veele' Jooden erkend, zelfs in den Talmud, in het Tractaat Sanhedrin. Cap. 11. Het is waar, dat de laatere Jooden van gedagten zyn , dat Jeremias, of de Jooden in hunne tegenwoordige verdrukking, het onderwerp zyn van deeze Propheet»* e: dan , om niet meer te zeggen, ik weet niet, hoe het 9 en 11 vers, met eenigen nadruk, van Jeremias, of van de Jooden in hunne tegenwoordige verdrukking, verklaard  Ë Ê; f, Y D ËN i s. §f kl'aaïd kan worden. Wy zouden ons ook nog op andere plaatzen kunnen beroepen, die ook zeer duidelyk van Mesias lyden, dood en opftanding fpreeken, by voorbeeld, op Pf. 8. 6. en 16. 10. V. Maar is de Messias na zynè % opftartding altoos op aarde gebleeven? A. Neen: hy ging wederoirt in het Heiligdom, niet om andermaal verzoening te jdoen ; maar ten vertoogë* dat hy, als de waare' Hoogepriester <, de' verzoening had te weeg gebragt., en daar dooiden weg I tot het' Heiligdom gebaand ; dus ging hy in,- als de voorloopér' zyris Volks. Hebr. 6. aö. -—— In dit Heiligdom is hy verhoogd aart Gods regterhand, niet alleen1 als Koning óm over Sioh té regecren, maar ook als Priester',- om altyd voor zyn Volk te bidden : beide deeze Ampten worden zamengevoegd in Pf. no. i, a. ert Zach. 6.- 13. Zo is hy tdan Verhoogd ten Vorst en Zaltgmaaker, om Israël te geeven bekeering én vergiffenis der zonde. V. Dus zien wy, hoe aan' Gods Geregtigheid voldaan is : maar de zondaar behoort ook naar Gods beeld vernieuwd worden, zal het hem eeuwig wel gaan. A. Ja; dit is ook noodzaaklyk: daar©m wordt aan elk uitverkooren zondaar D' 3 de  55 G e ïi 6 © f s» de Heilige Geest, als een vrugt vair Jezus Geregtigheid, gefchonken. Die Geest verlicht het verftand, en heiligt den wil door een almagtige werking, die allen tegenftand overwint; zo dat de zondaar hierdoor tot God getrokken word, Hoog/, i. 4. vergel. met Jer. 31. 18. x\llerdüidelykst word . dit geleerd. Ezech. 36. 16, 27. Dus word de Mensch door deeze kragtige werking een nieuw Schepfel , bekwaam tot geestlyke werkzaamheden : want ' zyn hart word daar door bereid tot een goede aarde, gefchikt om het zaad des wooids te ontvangen, en dat geloovig aan te neemen, Matth V. Wat is het Geloof? A. Het Geloof is een levendige toeltemming van Gods getuigenis. Jef. 53. 1. De voornaamfte inhoud van Gods getuigenis is tweeledig God ge¬ tuigt , dat de ganfche Waereld voor hem verdoemelyk is ; gelyk voorheen is beweezen. God getuigt ook van zynen Zoon, dat die de eenige, algenoegzaame en gewillige Verlosfer is, dat ook al te vooren ij getoond. Het getuigenis van onze ellende te gelooven, zegt alleen de waarheid van dat getuigenis te erkennen : maar wanneer die er-  ïee'ydeni g. ,jg| erkentenis op de regtc wys gefchiedt, dan zullen 'er uit volgen, fchaamte , droefheid en bekommering over de on- geregtigheid. Het getuigenis van God omtrent den Verlosfer te geloooven, zegt dat getuigenis levendig toeitemmen: maar zo de toeftemming levendig is, dan volgt 'er uit een toevlugtneemen tot dien Verlosfer, om door hem alleen en geheel gezaligd te worden. V. Is de Messtas dan een voorwerp van Geloof en Godsdienst ? Dit word immers nergens in het Oude Testament geleerd. A. Het is immers reeds geblecken, dat de Messias een Godlyke.Borg is. — En hy word ons in het Oude Testament dikwils, als een voorwerp van Geloof en Godsdienst, voorgefteld. Pf. 1. ii. Jef. 1. 13. 14. Jer. 30. 9. ff„r 3. 5. In welke twee laatfte plaatzen God en de Messias worden aangemerkt, als de voorwerpen van denzelfden dienst. Men wyze ons maar eene enkelde plaa-ts aan , waar in G 0 n en een Mensch op die wyze worden zamengevoegd. V. Maar is de Messias geen Mensch? Hy is ten minsten zodanig naar uw eigen gevoelen: en dan weet Gy de beD 3 drei-  54 ,G e l o o F afdreiging : Vervloekt is de man , die op eert Mensch vertrouwt. Jer. 17. 5. A. Ik vertrouw niet op den Messias als op een enkel Mensch, in het afgetrokkene befchouwd; maar ik vertrouw op hem 'als op eenen Godlyken Borg, en is dat niet regt? V, Wat vcrkrygt men dan door zulk een Geloof? A. Men word uit, of door het Ger loof voor God geregtvaardigd: men verkrygt, uit genade, vergiffenis van alle zonden, en het regt ten leeven, om de geregtigheid van den Messias, die door het Geloof word aangenoomen, gelyk zulks volledig en zeer nadruklyk geleerd word. Jes. 53. n, En hier word niet alleen van eene Regtvaardiging ge