444 L BB* 131     HET KLADBOEK VAN M IJ N jj A R T* A TOT. VERBETERING van het MENSCHLIJK H A & T É » D K SCHAADELIJKEVOOROORDEELEN, om D e wITtEBROODSK.ND^KN, e n D « T e d f n VAN het schootsvel, alle natiën op oewaeke.o, gelukkis te maken. IN VIJF AFÖEELINGEN. GEVOLGD KAAK p I E TER P A Ü L U S, DOOR ' j, VAN BRONKHORST, —^rJi^TTTTirTM, bij t i van LAAR MAHUET/ Boekverkooper in de Nes, 1795- , Hit Eerfle Jaar 4gr Batatff'M VrtjhM  Salomom zegt: daar en is geen menfche die heerfchappije heeft over den geest, om de geest in te houden : ende bij en heeft geen heerfchappije over den dag des doods: ook geen geweer in deze ftrijd: ook en zal de godloosheid haare meesters niet verlosfen : daar is een tijd dat de Teene] menfche over den [anderen} menfchfen heerscht, hem ten quade. Prediker 8: 8, 94  Zeer geëerde LezerI Qüümg te wezen U een '^^M fM meen iede\ geraaken kan als hij wil. Hfgeuk Iftaat niet & oppermagt, in vermogen ofg^ ft*In en teelijk wezen, het welk de hoovaaraij */ohr*r>!xen Die-, in wat Jtaat uij om. g« ZrlX hTian of ),t fundament van het gelouw nkt°oed legt heeft nooit een gelukkig uur Z ziin kvtl alwaar het, dat hij heer van de ge; h JZaereTd'was. Nimmer heb ik mijnen geestitit Zker in mij gevoeld, als wanneer mj het fchanen, verboden waren. Langen tijd Me * WM èeh liefhebber dier loffelijke WeetenfcUppen Uii gehouden } en daar het mij Tas , dat dit door aanraading van geestelijke Huu h 'aars, die de hel in H hart, en den hemel op ZTlippen hebben, afïmftig moest »,« , namjk. iïiJtm de menfehen, mijne medebroeaers, met TJZeld, haar aardfche Vaderland, te leven handelm. En daar het edele ver (tand, P ie ter PiULüs, een tweede Huig de Groot, over de Gelijkheid der Mevfckn, zijn arbeid aanZwend luidt , nam ik mij voor , waereld en ienfchmkenntn te maken, om de fchaadelijke voorLrdeelen met eeneti ijzeren pen dantevallen. Ik ï^^^ ^M»» tm, mijnen arbeid mogen volgen, op dat het *g£  iv houden mogtgoed worden. Het is enkel maar 2171 fj^ftaat dat ik mijne leedige uuren befleed heb m de boeken der brave IVijsgeeren ver lichters van haar medebroeders, die hun van natuure gelijk zijn; ik hebSc mij niet voorgenomen, over een woord tien bladen te bekladden; daar het mij met onbekend is, dat veele menfehen, over weinig woorden, veele dagen lesren moeten, eer zijze Hennen , om tedere her s/enen aan h mijmeren te maken. - En daar ik de Prcedeftinatie voor een burgermans temtatie houde , heb ik, zoo veel in mij was , wiskundige les/en zoeken te betooeen , tot verbetering van het menfchelijk hart. De menfchen zijn zoo Jlegt niet, behalven de Huichelaars, net is onkunde bij veelen, dat zij Jlegt zijn, en dat elk al wijs wil wezen. In één woord; daar is geen mensch ongelukkig gefchapen; daar is de Vader der menfehen te goed toe. Du is geen droomen, dit leert ons de gantfche fchepping. Indien elk van zich zelf begint, om een nuttig lid in de Maatfchappij te worden, kan het huishouden goed worden. Eindelijk , volgt de vernuftige bijen , en vergader zulke zaken uit de bloemen als u nuttig, en naderhand dienftig. kunnen zijn. Een o?cd •waereldburger is een goed hemelburger. Indien u mijne lesfm, met die van den Wijsgeer Pa ulus gelukkig kunnen maken, zie ik al mijn arbeid rijklijk beloond. J Vaar wel! Oordeel niet'over het Kladboek van mijn hart! voor gij het einde ziet. Ik blijve met achting, U medeburger van hef Schootsvel, J. van BRONKHORST. EER-  EERSTE AFDEELING. over de Godsdienst. geen Godsdienst is,ee^_olf hi= vooreen kor" de vertoon'ng van eenWat maakt, ver- «oeverzoo wez '«g»^ een MMj. behooren te zorgen , dat er gccu « fpreuken: van GoHdS e fpreekenzonder licht, i^£|fdi Wii weten dat het Opperwezen volmaakt is, maar Ta weten wij buiten dat, hoe verre wi] ook ge. helaas ' deze zekere kennis verkregen . dat wij wettn: wat moet men dao verwachten van Geestelijken, daar mets in zit als da* *J ™J£ fchenhaaters cn weetnieten van de menicnen mfndïn?gU begeert te weten hoe groot uw begrip (O Daar zijn dweepers, die met amlers tahen als haar «edemensen verwerpen en tchelden. A 3  C 6 ) is _ omwend de diDgen hier boven, overweegt wat gij van u zelf weet, namentüjk, wat de ziel is van wat ledematen u lichaam is te faamen ^elteld l en wac de beweeging is van ijder lid, het welk piemand recht verftaat, volgens de bekeridcenis yan kundige Mannen, die gevoelen en betooeen Kunnen. , ° Daar is geen Religie of hij is opgeworpen. De zin van alle Godsdienst is; God lief te hebben boven al, en uw naasten, (Heidenen en Jooden) als u zelf te beminnen. Het beste hart is. de fchoonfte Godsdienst; want geen mensch kan dégeujk godvruchtig wezen, die niet voorrechter, waarheid is. Heiligheid en liefde is het krachtigfte intrest in de waereld; want de Vader van alle menfehen is Liefde; en aan'die zijde, in één woord, ik wensch mijn waereld toe, eenigheid in de Godsdienst, waare broederfchap in de zamenleving, en liefdadigheid in alle dingen. Ik weet wel door onderzoek, dat veele zaaken als Godlpraken uit den hemel worden opgedrongen, die niet veel te beduiden hebben, en louter bedrog zijn; maar de verftaridige Wijsgeeren zien uit hun eigen oogen, en zijn niet langer door raaderen bezig te houden : daar de Vader der natuur gezegd heeft: daar zij licht. Daar is niets heerlijker en vermakelijker dan de Godsdienst ; doch twist en gefchillen over een lettergreep te maken is dezelve oiueeren. Laat elk God biJde als hij geleerd heeft. Vijf woorden die goed zijn, doen meer af als honderd die niet deugen. Een verftandig vader is met geen chaos van woorden gediend. God zal niet vragen wac wij gelooft hebben, — maar hoe wij gehandeld hebben. Het heeft mij, wanneer ik openhartig fpreke zal., meenigmaal verwonderd, dat een zaak, die gefchikt is tot behoudenis van der menfehen ziele, verkeerd zoude worden, tot het wegnemen van hun leven. In één woord: ik heb geen zin in een Godsdienst daar de Wetten, in plaats van met inkt, met bloed gefchreven zijn. Men  ( 7 ) Men moet nooit «en , om .dat hnvao een andr J^w natuurgenoo; van Religie,", fn lusters Het vuur en zwaard teQ, uw broeders en zu ters ne d ^ g(j> beeft geen mensch ooit ° eeQ weten werd door gee^1^,^, alle die tm j terpen. £ S •Hoo^Wto^ .enade «1 wezen. j„ w van den erooten FbkdkrikHet was de les van den gi w. a,s h bij »nij kao e k:een f lo°DVeeDCodsd;.enst beftaat m maar een eerlijk man «■ Wanneer ik open- daaden, en niet in woorden menfchen- bartig fP«ken zal, heb k noo f koorenennoe- haaters gevonden, als cue ziui ht u msn' ^ Tollend |f^Si^?au ziin waare menfchen" gij verftandiger.hetf ™aa' Se£Ebe, indien men fiefde voor zijn ™?^egfaX; het welk door denkt beter te zijn dan een ana , die Prasdeftihatie v^f ontUaa u ^ hebb grooten Meester , i , als b 31 | n hebt als gl] wat gi moet doei , met ™^ /Menfchenkenner, fchuldig zijt te doen. I£eV00 , niet aan dat voor de Vader van alle Tnenlcnen Z,e ^ ^ oogen is, gelijk^ menfchene,mavoim eQ de pro?f/i ; Vader op weinige gebreken met. zijn. ziec die Vadei op • ^ * ver uw medeJHet beste middel, om nooit uegj. zoo iets mensch te denken , »;/^V^doen en niet om geestigs bêzig te h°udenr'pweten God heeft de fe zien , geeft een gerust geweten L* ^ menfehen niet gefchapèn,,lat wij mensch ven ongelukk.g zouden ^^X^mcnsch wil die over het geweten **n zijn * Men kaQ heerfchen, is een monfter m de natuur  ( 8 ) nooit een geestig, man worden, in hVn m„„ vrolijk mensch eS een rnenfbhenv tebjlg^ g*Cq Cicero, Romeinsch Orateur, een [leiden zegt: de menfehen zfjn genegen lij K©  ( io ) lijke eerbied verfchuldigd is, moet men de Regenten, die God prefenteeren, - wanneer zij 't ver. dienen, een eerbiedenswaardige achting toedragen* Nedrig te wezen tegen alle menfehen, zonder vleijerij, is pligi.; de fortuin mag iemand groot maken, maar de deugd en wellevencheid moet hem daar in houden, geboorten is maar toevalligheid, — verdienlten maaken de mensch edel. Daar is geen mensch geboren, of hij heeft een zucht tot eer in 't hart, een mensch die de eerzuchtgeen paaien fielt, is ongelukkig, de mensch die op de grootheid van zijn medemensen ziet, zouden, wanneer hij in 't hart van hen die dezelvenwanneer hij het befchöuwen konden , ziende, verbaast ftaan ; daar te vinden die ijzelijkfte zor<* en angst die daar heerscht, want is men rechtvaardig, zij het Édele verftand van de Wit(i), men mis' haagt de menfehen, onrechtvaardig God, daar werden meerder menfehen om haar deugden dan om haar ondeugden bedorven, wat een droevig nootlot zeide hij, wat gevaar loopt den mensch niet — om groot te werden , moet men boos en fnood zijn, en vroom zijnde, werd men vervolgt Een iegelijk die uitfteekt in de waereld van onkunde, behooid te bedenken dat groote rentten , dat hooge posten gevaarlijk zijn , èn dat het ni êtlijkisop glad ijs lang vastte (laan , dat in ge illcn zijn voet begint te glijde, zijn eigen wjgc J m gal nedertrekken; dat hij niet zoo haas zal , v: zijn of een geheelen laag van faefchuldiginsr) ?al op hem ios gebrand worden, er. da misdaadeu zal hooren als hij begaan beeft: dil a het dat de historiën van Mannen van verdienitc opleveren. De volheid van macht is de voH efd vu 0 m 6r, kan men niet lagchen zonder Regent te Rijn, een man CJ Jan de Wit was zoo een edel verftand, dat hij Eeuwe dtnS !" ' 3e',a3CclUS v8li *1!e biaave menfeheq zal gdioiide wor.  rfP Vad"r van alle menfehen, en is geen aanneemet Irrnnn* een Bedelaar is niets minder in zijn toen ik niet wist dat ik moest weeten, was ik een v wi zijn; indien de menfehen., wan- Jcer 5 de waarheid zal zeggen die Sdf0 da S«"gt: het is geen flech» tildV5 zouden op hun twintigfre Jaar verftandicet inals zij nu gemeenlijk op hun vijftigfte zijn. Menigmaal verhef ik mijn geest tot zoo een grJotSige top in mijn hut dat de hemel «elf nier te hoog voor mij fchijnt, ik kan meteen ge daït» de gantfehe AaVdkloot vatten , om tokken van dewelke de onkundige groote zoo onophoude- lijEeVnCVom zucht zoo wel in zijn Paleis, als een Ambachtsman in zijn hut, als een gevangenen m S kerken zucht van den morgen tot den avond Pu gij zult U eerder mal dan veriiandig maafcen,faec f,i snloniüii 7t«i hit is niets nieuws onder de Zonne , liet «fel, wa" Is Sfeen flecbu tijd, ontito bij veele menfehen uit ónvergenoegdhuid.  ' C 12 ) besten is U geest opteheffen van de Aarde <«, TT tot weetenfchappen te oeffenen ' °n U Dank zij mijn geboorteftad, dat ik weet mii zelf te vermaaken, daar zijn weinig menichTd™ wee ten wat een gerust hart, verftand in '^00^00 £ tooneel van de waereld waardigis, het is vru? teloos, indien niet hooger geest dan de onze fn t dit leven ons geleid, het zuivere verftand en goed oordeel ,s zulk eene zeldzaame gift. Als hefvan de Hemel daalt, dat van de duizend die 'er na gnipen , naauwhjics een is die het machtig wordt en dan z.jn 'er miellioenen kinderen, die "et VeZ waardige de hand na de beste aller weeze? Dk te fieeken; onder de gelukkige op deze aarde te k die geene die met deze hemelgift begaaft zi n èn ze recht weeten te gebruiken, waar over mij nie? vnj ftaat te oordeelen, om dat elk zoo veH a," maar of ken Alle menfehen groot en klein hebbe hun gebreeken, d.e met weet dat hij zwak is, is zwak van kennis, een rechter over het volk die veel volmaakthede heeft, kan dwaale, om dat hét dwaale menfehehjk is; indien mij twee wegen, de eene tot het graf en de andere tot Koning voorgel 3^ 20ude door onderzoek L hrSfEVnnlUK- 1V- KoninS der Franfche, een v u ÏÏlÏT^.di Zeide: wa™eer hij de ftem des Volks hoorde, hoorde hij de ftem van God, nog meer, wanneer ik de dag mogt beleven Rosn v(,f dat elk Landman een hoen op zijn tafel mogt hebben, zich 'er m verblijven zou; hij was een beminnaar van de vrouwe; geleerde mannen zegge van. tem dat h,j een fchrandcr Vorst was. De Pol ten hebben zijn naam op het tooneel van de waesejj gebragt,. zoo als die braave mannen eigen is I roonen zijn: ongemakkelijke Stoelen, het is en fcujft de eigenfehap van het menschdom.zich dooide gewoonte ce ïaaten regeeren; men kan een ver- C*J RoiNY, een ffekeSa Raa* die de Kmlng opWcht diende,  C i3 ) ftandia Regent, een braaf Volksvriend geen achtin" :fnoeg toedragen , door de arbeid die er vetScht wordt, om het te worden , Milton zeiSe - wanneer hij aan de Rechten van den Mensen dicht, aan die edele ingefchapen kennis , hi;) naauvyli k 7 in oogen dorst opheffen, na die Vader! die ï in kinderen met zoo veel wijsheid bedeelt heeft, en die hem 'er niet eens dankbaar voor zijn. Het is van de eerde tot de derde ftand, deugd en oprechtheid {hekken tot zekerheid en goede bomen; indien de weetenfehappen bij de groote niet veracht waren geworden de maatlchapWi had nooit zoo veel menfehenhaaters opgeleverd wat is geboorte ? toevalligheid. Aristinn zeeft het is een beest onder de menfehen die niet en weet dat hij moet meun. Het Recht kan niet liegen, de waereld veranderd ijder dag van gewaaide ftaat.dewelke niet in getrouwheid beftaat, kan nooit lang duuren in macht, regt en gerechtigheid te doen, is beter voor .God en aangenaamtr iri ziin oogen dan offer. Een goed Beftierder van het Volk moet een wijs man, een man van gevoel zijn; geen dweepef, dat is, dat hij denkt heiliger te zijn dan zijn medebroeder ; geen huichelaar of jabroêr ; een menfchenvriend; die een misdadiger als een mensch handelt ; een waereld- en menfehenkenner , die de eerlte tot de derde ftand kent; die alle menfehen, wanneer hij hun ftem hoort, recht doet; die met de armen medelijden moet hebben, om dat zij door haar ouders veeltijds tot den bedelzak worden opgevoed. Nog meer: een man die geen mensch omzijn gevoelen haat, wegens zijn Vaderlasd. In één woord: dit is de zin van Pa u los over Rom. XIII: 1. Alle zielen zij den magten over haar gefield onderworpen; want daar is geen magc dl i11 mijn Godsdienst zeg ik, het geweten wordt door geen Ar^ondevs of een werkbuis overtuigt; men tribest; zei mij een' Wcheiaar, die vei lichters bij de Maire ineen weifchms zeirenl Ik vaut hem, en zag hem niet verontwaardiging aan.  C U ) niagt dan van God, en de magteo die 'et zün Au zjjn van God gefield (i). * Z,JD' dle De Godsdienst is altoos het éenigfte hemellicht nÏÏI-.ri '£S inJi0ed °P der Grenen geSSd heeft, en ndien de grooten , met eemVe han-T worsten, niet allen, maar met eenigemfnfchen bedervena, kragt krijgen, zullen zij flecfns een zwakke heerfchappij over haar perfooi enhebben rW^TV dlrhaiVeri een goed boSan e vvo?: den; maak: gebruik van de tijd, indien gii eS. k.g w,It zijn. Het kind van den minisïer£ ht den van den ambachtsman die niets wist L,fl een monfter in de natuur worden ; da^ het k nd van den ambachtsman, in handen van de minister een goed Staatsman zou worden. In één wóórd' daar ,s geen Maatfchappij die beftaan tan jaai geen recht plaats heeft. Een man van gevoel ee voelt het onrecht, dat zijn medebroed!r in de na tmt ingedaan wordt, of het aan hem zelf ge WitÖ8h h me2idien^ü u van "atuure gelfjic Wij hebbe allen ééoen baas , en wij werken aan eene winkel. Het huishouden is zoo /egt niet Laat het u van mij gezegd zijn : in een land daar" Vrijheid van denken. Gelijkheid in geboorte. Edel door verdienden, Broederfchap in de famenlee ving plaats heeft, daar de Regten van den Mensen" geëerbiedigd worden, tan hec nageflach we gaan. Ik zegge dit als een jongeling , d e het algemeen belang meer ter harte gaat dan zijn eigen En daa ,| mij zelf niet voortgebracht hebbe hebbe ik ditmct aan de fchaafbanfc geleerd, en pooit van mij kunnen afwerpe, welke middelen Ik nier toe in 't werk gefield hebbe ; het zatter in, en moest 'er uit: ik ben 'et wel bij de groo en laars, die met beter weten, ja en amen kunnen fpee- iw^^L^t^f16 Van "e ettelijken; niet allen, Burger.  ( 15 ) feeelën • die het recht onrecht durven noerhen, Knieet' het .maar met hun belang overeenkomt, •nmlc zii m n geboortefter , dat IK geen gem zuehug ha™hebbe! Volg dus. mijn les", het uur SSt voort: daar gij heden zijt, rijt gij op het nnirpnhlik vereeten; ja al ware het dat gi] aue taaien ^raaktfen de liefde niet gehad zult hebbe vo r uT Vaderland en uw ««^^ broeders en zusters, is het fchande op de waereia geleefd te hebben. DERDE AFDEEL1NG. om een goed borger in het huishoude te worden. Al wie op het tooneel van de waereld, daar elk •ftcrveïmg zijn rol fpeelt, geworpen wordt of komt te treeden , heeft het geluk een goede of kwaade pas te u aken. God h°eeft de menlche met gefchaSen dat hij het hoofd zou laaten hangen als een EfèVe - neen , God heeft den menfche gelchapen dat'wij elkander het leven gelukkig zouden maken. De mensch wordt door wellust gebooren. De: Jood fche Wijsgeer Salomon zegt: daar is een tijd om te Iagchen, een tijd om te kermen, een tijd om op te fpringen,een tijd om te omhelzen} men maatt nTaaltijdenÖom te Iagchen, en de wijn verheugd de levendige, het best is dat de mensch zich verblijde S zijn leven; door weelde beftaan veel menfehen en het doet de rijke eer aan : daar zijn veele menfehen die de Schouwburg verachten,daar zijn er die tdet bij de vrouwen loopen, daar zijn er die tegen tfe weelde uitvaaren, daar zijn 'er die zich Wijseeere noeme, die op den Ambachtsman neder zien, of hij mal gebooren is, het welk nooit over gaat, fchoon 'er weinig menfehen zijn, of zij verbeelde zich wijs te zijn; in één woord, Dweeperij — en Huichelaarij is de grootfte rol en de oprechte wijs-  C (6 ) begeerte, vind zoo veel achting bij groot en fclnn dat veele liever hun tijd met een ander bSaSn ik mij zoo eens uitdrukken mag; bij 'sgat omte Ja jen of zijn k ad boek te leezen. Priesters roePen" • de Heere niet m het midden van ons, o°?zaI Etó^T^* ^ Sr°°Ce Lcs in ^bSÏ Al wat gij wilt dat U geiehiederi j Doet ook zoo aan andere Lieden. De menfche zijn zco flecht niet in het huishou den van de waereld het is onkunde d " ! lchen flecht zijn D,ar zijn veele ouders van de eerlle tot de derde ftand, die'er altoofb ijve za • die elk zijn eer met weeten te geven d.e hem Se! komt: wat moet men , vraag ik, van de kindere verwachter,, laat ons zien wat Ar isti des ze- • het is een beest onder de menfehen die niet en weet dat hij t moet weeten; onkunde of dé Mammon zijn het bederfvaDhetmenschlijkhart.inêénwoSd! herkan geen mensch gelukkig maafcen, indien elk zich Jeerde fatzoetere, om te wceten dat hij moest weeten de waereld zou een hemel kunnen zijn, terwijl God wil dat alle menfehen gelukkig zullen wezen. De Geleerdheid, welke de Waereld veele Eeuwe heeft opgehoude, is, den eene mensch den andere door vooröordeelen, welke zij van Ouders en , Mees! ters) geleerd hebben, te haaten, het is onder de meeste ouders als de kinderen maar wat van Godsdienst weten te fpreken - man- het tweede Gebod, gij zult u naaste liefhebben, het welk een menigte van zonde bedekken zal, wordt nooit om gedacht m één woord: de geldzak is de grootfte wetenfch'ip' wanneer men de Godcin de kist heeft, wordt men vroom, wanneer men de grootfte menfehenhar-ter wordt (2); nog meer, gij kunt nooit een gelukld" uur JM?/ V*T, Z7 °P miJ'n Öwre pen, tegen de voor- ooideeléii ol volksdwaalingen (i) Dit zijn de mentche die door onkunde de naam van A.lieïotv van de Huichelaars Mflokkeor, of het een duit bolle ie  uur op de waereld hebbe, indien gij geen menfche. vriend zijt. . Daar is geen beter Academie van Opvoeding en Geleerdheid als de verkeering met Mannen van verftand en goed oordeel. De redeneering van wijze luiden geven ons vermaak, en haare ommegang vervuld ons met edele en verhevene Befpiegelinge; laat derhalve . indien ik ü raade zal, U verkeering zijn met de zodanige waar van gij best leeren kunt, want de deugd komt nooit met zoo een rijke lading t'hui* , als wanneer haar Schip uit zulke lande komt. De genegentheid tot gezelfchap is natuurlijk, en de waereld zou een bittere woestijn zijn. De Vader van alle menfehen is geen tiran, neen, God is liefde, fchoon de Huichelaar met beter weten, hem een tiran noemt, hij is beter als onze aardfche Vaders (i>. het is niet fraai in verkeeringen ommegang, over een woord te knibbelen én muggezifte, wat raakt ons hoe veel kwasten Hercules in zijn knods had, en of men Hoofd met een (d) of met een (t) fpelt, het i^art is de Man, wanneer ik openhartig ipreken zal, heb ik weinig jongelinge gevonden daar men wat van ieeren kon, in één woord, veracht niemand die meerder weet dan Gij, maar hebt medelijde met die minder weeten ; alle menfehen zijn geen wijsgeeren , verkeer eerder met menfehen die boven dan die beneden U zijn; daar zijn menfehen — en menfehen — bij de Egaliteit, moet de wellevendheid niet uit het oog verboren worden , een goed Vaderlander, een Patriot , moet geen mensch om zijn begrippen haten, het is een Patriot die God als zijn Vader en zijn naasten, dat zijn alle menfehen tot de wilde toe, als zijn broeder erkent (2). Het is onkunde die de eene mensch den andere doen haten, zijt gij bevoorrecht van de Natuur, weest (1) Men behoorde die Geestelijken in een werkhuis te zetten } die 't Opperwezen voor eeH Tiran uitmaakte, en de zarnenleeving verbieden. . (ï) Leest d.e tweede Apostel Paulus over aijn Gelijkheid der Menfehen, die edele meufebenvriend» B  C 18 ) weest een menfcbenvriend, het is enkel maar ge» luk. — Daar zijn menfche die met tijdelijke middelen gezegend zijn, dat braven menfehen zijn. een gemeen man kan zich zoo verdientlijk maken dat de groote voor zijn geest moet zwigte, het is onkunde van de groote en van de eenvoudige man dat hij zijn medemensen, die in gelijke betrekking ftaat met hem in de Natuur veracht, de H. Schrift Jeerd ons Malach II: 10. Hebbe wij niet alk eene Vader, en heef t niet eene God ons gefchapen, enz. Gevoeglijkheid zijn fchulde die gij een iegelijk mensch van alle Natiën betalen moet, opregte reden en minnelijke behandelinge zullen fj voor altoos, geduurende Geloofbrieven verftrekken; anderen deugden moeten iets hebbe om haar te onderfteune,als rechtvaardigheid en deugdvermogen • zijt gij van het laatfte in het huishouden ontbloot," zoo zullen uw woorden, bij veele geacht worden als de Koekkoek in de Maand Junij, maar kwek 'er U niet over, gij moet met de waereld kunnen Iagchen , of gij komt *er niet goed door. De Waereld is een Zee , waarop zommige fchipbreuk lijde en te gronde gaan, die teen gülde wint kan geen daaler verteere, het is bij veele menfehen., wat is 't een Hechte tijd, daar elk mensch recht heeft op de waereld alles te mogen doen wat hij wil, al wat eerlijk is, al wat U hand vind om te doen,heeft geen mensch het recht om tegen te gaan. De waereld hoort ons alle en wij hebbe 'er alle eigendom aan , den Ambachtsman mag zoo wel koophandel drijven als den Regent, dit kan geen Regent beletten (•_), wanneer 'er iets is dat TJ kwelt of U ontrust, vraag U zelf, of de zaak van die waarde is.dat gij 'er U over zou kwellen, hebt gij een glas houdt het voor een glas , en denkt dat het breeken kan, zoo zult gij nooit kwaad werden als het gebrooken is. Het is de les van onze groote Wijsgeer! het is in (i) Die zin van P ie te h Pa ulu s is een gedfpraak ! Dit ie geen vleijerij, maar waarheid.  fi a ( 19 ) in de overvloed ^Pjg^^SS^ f "IfgfrTeerdefgoeo" vïngerf a,o gedaan , en^eerdfn ?w ad gldaan, dan geleden hebt, in lén woord, ziet op'ü minder en gU zult altoo. VeK°1f geen" winst op aarde zonder eenig ver r p„ ,m is 'er geen verlies zonder eenige t s't, wanneeJ gi olerweegt dat gij een^ensch S zal U ongeluk U niet nieuw overkomen, ndien gij acht flaat op ongelukken van anderen .zullen U eigen U licht fchi nen, m één wooid, een verftandil man mag de waereld ongelukkig maSn - maar hij kan hem niet elend.g maken. zn hebbe willen dat men denken zal, voor verwerpelingen uitmaken, het is een verftandig man d e die dat boven genoemde volkje uit zijn huis houdt, behaWe d°eV golde, in één woord, de Vader van de waereld, is wijs , goed en liefde , - en die ge7:woo ren heeft dat hij nooit lust gehad heeft .n net menfchenkind , maar hierin , dat hij zien meae Sukkig maakt, daar is licht genoeg; van brave Minnen een boek gehuurd voor een ftuiver per week, k n U veel keren , de weerenfehappen komen altoos te pas, is het niet om Priesters, AardsWiechelar «^Rechtsgeleerden te worden , ik Ve ü dat gij tweederde van ü capnaal zult vernezen, indien gij van niets weet,onthoudt dity en gij zult 'er mij voor bedanken.  C 20 > VIERDE AFDEELING. over de Lastering en vooroordeelen. De lasteringen en vooroordeelen zijn het, waar door gij u bij alle brave menfehen onbemind maakt. ludien uw Kladboek hier voor vatbaar is, zult gij noait een goede rol op de waereld fpeelen. Daar is geen flegter kwaad als zijn evennaasten te lasteren. Pa u lus zegt: dat een gierigaart en lasteraar nooit gelukkig zullen zijn. Daar zijn menfehen die, van den morgen tot den avond, door onkunde en flegte opvoeding van ouders , hun medemensen berispen en lasteren • zien zij iemand uit eenen geringen'ilaat met veele' volmaaktheden begaafd, en zij kunnen Hechts eene fout in hem befpeuren, dat moet de eer van al zijn hoedanigheden doen verdwijnen. Een lasteraar is een monfter in de natuur, en is ■niet waardig dat men hem een mensch noemt, al is hij een man van geboorte (1). Wij hebben een iegelijk van ons zoo veel gebreken , dat wij nooit een ander behooren te berïspen , of wij moeten het ons zelfs meest doen. Men doet kwalijk, in een ander te beftraffrn het geen men m zijn eige Kladboek heeft, — en de Epicurist te fpeelen, terwijl men. tegen de weelde uitvaart, of zelf trouwloos te wezen, en een naauwkeurige getrouwheid van zijn evennaasten te vorderen. Daar.is niemand zoo onfchuldig dat geen kwaad van hem gefproken wordt, niemand zoo liegt, dat hij (1) Een Regent, beftierder v«n een Ma»t(*ch»ppij, behoorde t^mimü^ Volk te|eu 16 gaaD' indieQ li> 'er zicbMB  C 2* ) W geen voorfpraak verdiend. Men moet al veel zaken weten, alvorens men wel en rechtzinnig wil oordeeien; een vonnis te vellen over zijn evenmensen, indien men geen jabroer is, is een harde Zaak vóór een man van gevoel, - om dat natuur hem toeroept , ik heb geen recht om mijn medemensch te veroordeelen. - Het is onder veel menfehen, wanneer zij zegge, die is dit of dat, en die heeft niet gelooft dat men hem tegenwerpt, om het rechte wit te treffen, men hem voor een ongeloovigen uitmaakt. , .. ,, „„„ Daar is niemand zoo gelukkig, dat hij alle menfchen kan behaagen, en van geen een benijd te worden. Wie is zoo goed onder de zon, dat memand over hem klaagt. Het duurde lang eer dat Democritus vooreenen uitzinnigen wierd gehouden, en een vader Socrates achting in de waereld verkreeg, zelf wierd hij gehoond, verwezen, en men kende zijn waarde niet, voor dat men hem verlooren had. Al het lasteren ontflaat meest, dat de menlcnen niet weten dat zij moeten weten. Een lasteraar is een gevaarlijk mensch. Het is een wijs man die hem nog kan hooren ; maar het best van hem houdt. In één woord: het lasteren is bij veel menfehen eigenbelang. <' / Een jong Philolboph verhaald weraende , dat een befaamde lasteraar kwaad van hem gefproken had, zeide: ik wil mijn kop verbeure dat men hem gezegd heeft, dat ik dood ben; want hij kan van geen°levendig mensch goed fpreken. Daar is geen fundament zoo flegt, of het kan goed gemaakt worden Daar zijn Wijsgeeren die zeggen: dat een moorman zijn huid niet veranderen kan; — maar, het fundament van het gebouw kan wel zwart zijn, offteen, dat is, het hart mag zoo flegt zijn als het wil, het kan goed worden (i). Ken % fZ,wils, want wat kan een ood helpen . CLVhei' uk aS re ouders geboren is dan ik, ik herd C,ÏÏ het nog eens, God zal niet vrage wat wij ZC& hebbe , dan beklaagde ik de flaven van !eele ChrisVenèn op haar Plantagiën,inéén woord: men moe a ie menfehen tot Haven toe een opregmen mot: a het tweede Ge- ïf ffi ü nïa.Sn liefhebben als U zelve , 5 hier ziln de flaven ook onder begrepen ; dit kerd ons de tweede Apostel Panlus in zijn gelijk- ^D/meï^^êndfehap der menfehen is eigehrlan»? die geld heeft ontbreekt geen tafelvrien?en fcdaar zijn veel ouders die wel denken, door dweenerii, dat haar kinderen verwerpelmgen bij tvïdl -der Liefde zonde zijn, indien zij tijd, t tiiden vonden, om de lesfe van de vr.endfchap in de Schouwburg te bezigten 5 daar zijn veele (GeleerdeS die nimmer zwaarigbeid gemaakt hebbe de Schouwburg te verachten , daar het beter feweest was zedefeuode te leeren, daar zijn Zedelukken op de waereld , daar menig. dweeper vL eer Geestelijke, al ftond hij op zijn hoofd, die Poée niet verbeteren zou; het verftand zit in 5een gerna kerde pruik van 70 krullen of laat het minder zijn; het verftand om een goed Poëet te wrd^n, Soort een Poëetifche geest; liefde tot de w Sbegeerte, een waereld en menfehenkenner, eÏÏ weEe geest; men vinde Poëten die het uit de fteene hallef een goed Poëet moet zijn geest opheffen van de Aarde, en niets in 't geheel alaten voorbijgaan, wanneer hij goed dromen zal, in één woord: het is geen zonden wanneer men ren rol leeren kan, dat men die in gezelfchap, tot nut en vermaak, zijn vrienden mee di verteelt, de waereld is een commedij , een mensch heeft het recht om hem in alles het leven gelukkig te maken, men kan , met bezorgd te zijn .indien men zich op de fchaalen van het getond verftand weegt, niet beter bidden, als, vcrvuldt onze monde met  C 28 ) fpijze, onze harte met aangenaams vrolijfcèeW. daar zijn veele Wijsgeeren die zirh Ph ur , 5 noemen, die de nAllte.ïS^^g^ff geer moet van a es weeten d^ p™1 Js" wel veel licht tot het Ken var^en ^pS °n' m«r de kennis van de waerel/leeTt^^de^wl Waare liefden is op de overeenkomst van «re l^&^S °P d« uitdee,,'DS v?n si} hfn6: nStband nrVergeIdinS V£n goede dienfte is nogtnanos prijslijk — en men vind menfehen di> het waardig zijn; de groote Wijsgeer zegt maak? Ln P T"den Uit de «nreehtvaa^dfpè mm rnon, daar door vermanende, wanneer J?i„ daan hebt (hoop) heeft weder w?l gfdU ?uk worden, dit erkend een man van gevoel, een on dankbaar mensch is een monfter in de na uur dSet" hem in alles goed, wanneer gij ophoudt Val hl? U met kwaad belopnen, de kw^de^eS te veel ontzien, om dat 'er weinig goede zijn, liefde en eerbied v,nd men zelden ih vervallene fo ruiten en de tegenfpoed ontmoet bijna nooit erkeniS.' van vnendfchap, wanneer U dit mög? oveSen hoe wel ik ü van harte beter wensen. Denk la n den les van Aristenes, den Atheneënffer, «n leerling van Socrates, deze gevraagd /inde wat zijne Wijsbegeerte, hem nadt toegebracht' antwoordde, zij maakt mij bekwaam oia S zei ven te leven, het vergenoegen lijdt in 't har? de ziel is al te edel, als dat hij over de raSiïï van de waereld zich zou kwellen, die in w'?^1 vaaren hem treffen, de moed niet verliest "/een gelukkig mensch op de waereld. C-ourag.e zegt de Fransman, al heeft hij geen dun n de waereld, men kan met een Fransen hart ver ,n de waereld komen, menigmaal verwondef ik mij , dank uit een Filofooph in Turf, gebooren ben daar PAüLuazegtral wat uit Geest getoreï w dat ,s Geest; dat js Latijn voor mij W3E Vader wist van Tur£, en niet van Reden 1 Ein-  ( 29 ) maken 'het lezen zonder denken is ook IJdelheid; het bes^ is dat de Wijsgeere zig verblijden fn hun leven, want dat is hun deel, elk behoort van z"in zelf te beginnen; Vrijheid, zonder orde Kbïndfgheid , In het kan geen maatfehappr weVgaan daar geen orde is; wij zijn alle broedera. kinderen van eene Vader, die de liefde zelis is, Se wü dat alle menfehen gelukkig en tol, kennisfe der waarheid komen ; ik zeg U dit met al i een dweeper of huichelaar , neen , daar ben k. nooit voor bekendt geweest; ik zeg u dit en dn: i ^mn arbeid geweest; oprechte broederfchap en waare befde tot mijn Vaderland; mijn jeugd, mijn ftaat hebbe mij dit nooit voorfpelt, het is enkel maar eduk; - daar ik nog geen 3 maal 10 ben, op het fooneêl te verfchijnen; een tooneel, daar zoo veee edeleverftande zijn; ik hebbe de vernuftige Eijë gevolgt:dit behoord gij broeder van tSchootsvel ook te doen, ons leven is een kleineMijd, aar wij heden zijn, kunnen wij op t oogenblik. iet meer weezen. De laatfte verandering daar gij m U leven zoo menig verandering gezien hebt; ik verzeker U die zijn gedachten op dingen aan deeze zijde des-Hemels vestigt, zal op het einde een flecht treurfpel fpeelen; vaart wel daar mede. uedenkt aan U ohfterffelijkheid en het Eeuwige Leveu. E I N D E.