d e SPANJAARDEN in PERU, of de DOOD van ROLLAa TREURSPEL. Naar het Hoogduitsch VAN A. von kotzebue. & * -■• —-^f ; —;• Te jTm»9 È'l JJl'.'Jff Af, b y de wed. j. d o l l. i 7 p 6.   DE SPANJAARDEN IN PERU, o f de DOOD van ROLLA. TREURSPEL. Naar het Hoogduitsch van A. von KOTZEBUE.  PERSOONEN. ata li ba, Koning van Quito. ROL la, . . . alonzo de molina j^ Peruaanen. co ra, Gemalin van SJlonzo. pizarro, Legerhoofd der Spanjaarden. elvira, Ffiendin van' Pizarro. alm azRq,-j GONZALO, I DAvila \ Re'sSezellen yan Pizarro. GOMEZ, J VALverde, de Geheimfchry ver van Pizarro. las casas, een Dominicaner Zendeling. een oude cazicque. JEEN grysaard. een jong knaapje. twee gewaapknde peruaanen. een spaans che veld wacht. twee verdwaalde spaansche soldaaten. Peruaanen, Priesters, Vrouwen en Kinderen,    DE SPANJAARDEN IN PERÜ» - = o V 1 . de DOOD van ROLLA, TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. De tent van Pizarro*, in het Spaanfche leger? van binnen te .zien. EERSTE T O 0 N E E L. elvira. valverde. ELViRA. Qn mannenkleecling, op een rustbed fuimerende.) Valverde. (komt zachtjes binnenfluipen, befchouwt haar met een -wellustig gelaat, knielt eindelyk naast haar neder, en kuscht haare afhangende hand.~) : elvira. (ontwaakt, en ziet hem met afkeer s ... ,■ aan.') ; \5 15j ,-. , 4r-f '- valverde- LV ergeef het vermogen uwer bêkoorlykheden! . A Eir-  2 Dï DOOD VAN ROLLA, ELVIRA. Foei! — met den tyd waart gy mogelyk nog wel in ftaat om een wonder te doen. VALVERDE. En wat dan? ELVIRA. Eene vrouw met haar eigen fclioonheid ia onmin te brengen. VALVERDE. Gy zyt zeer bitter. ELVIRA. Waarom ftoort gy myne liefelyke droomen? VALVERDE. Wat droomde gy dan ? ELVIRA. Dat ik u zag hangen. VALVERDE. Hoe lang zal Elvira met myne liefde fpotten? ELVIRA. Met uwe iiefde? Ei, wie gaf toch uwe bastaarddrift deezen eerlyken naam ? Onder ons gezegd, Valverde! als ik u van liefde hoor fpreeken, dan, dunkt my, hebt gy veel het voorkomen van een zakkenrolder, die om een milde gifc bedelt, en, terwyl hy zich van uw beurs zoekt meester te maaken, Gods zegen in den mond voert. VAL-  TREURSPEL. $ VALVERDE. Wat durft een fchoone vrouw toch niet al zeggen! ELVIRA. Wat durft een gek toch niet al doen! Wie verlloutte u myn flaap te ftooren? Is het niet genoeg, dat my ieder .nacht de trommelen wekken ? doch ik Jieb liever dat men myne ooren kwelt, dan myne oogen. VALVERDE.' Ik moet zeggen, gy verftaat meesterlyk de kunst om iemands geduld op den toets te (tellen. ELVIRA. Zal ik Pizarro vertellen, hoe listig gy vrouwen in haaren flaap weet te befpieden? VALVERDE. Zeg my liever, door welke betoveringen deezë Pizarro u geboeid houdt? — Een woest ftierengezicht, een ougekemde baart, een huichelaar iri de vriendfchap, een tiran in de liefde.... ELVIRA. Hou op! die lykpredikatie komt wat ontydigj hy is immers dog niet dood? VALVERDÉ. Onbefchöft en lomp naar lichaam én ziel; itt zyne jeugd een varkenshoeder, in zyn meer ge, vorderde jaaren, met menfchen, als zwynen, omgaandei A 3 fe&  + DE DOOD VAN R O t L A, ELVIRA. Ha, ha, ha! Mogelyk kent hy u beter, dan gy zelf wel denkt. VALVERDE. Onweetender dan een Andalufifche ezeldryver — de held kan immers niet eens leezen of fchryvere. ELVIRA. • Denk toch, lieve Vriend! dat een vrouw, die Hechts liefde vordert, weinig daarna vraagt, of haar beminde ook leezen en fchryven kan , want de liefde laat zich alleen uit de oogen leezen en 1'chryft zich fiechts in het hart. Dapperheid boeir het hart van een vrouw veel ilerker dan geleerdheid. Pizarro vecht met het zwaard, gy met de pen. Hy vergiet bloed; gy Hechts inkt. VALVERDE. En nog heeft ons beiden weinig geholpen. ELVIRA. Maar met al uw gefchryf had Nugnez Balboi nooit de zuidzee ontdekt; met alle de wysgeerige ftelregels van uwen Ariftoteles zou Pizarro en Almagro nooit een fchip hebben uitgerust. Gy waart veelligt nog wel fchoolmeester, en ik — was mogelyk eeii non. VALVERDE. . Ja, maar de vraag blyft nog, of wy daarby zouden gewonnen of verloren hebben? . . \ EL-  TREURSPEL. j: elvira. Een kloosterlyke eenvormigheid, de flaap van een mormeldier. valverde. Zo beftaat gy vrouwen, gy wilt fteeds fchitteren. Een luisterryke ellende is u aangenaamer dan de rust en een ftil geluk. elvira. Weet gy, wat wy het meeste haaien? den onaangezochten fuapper, den ontydigen zedeuprediker. valverde. Goed!- fpot maar zo lang de zon fchynt, en Gdder als de donder rolt. Dat ogenblik is mogelyk niet verre meer af. elvira (fpottende.*) Ei, is Valverde een propheet! en waarop (leunt toch uwe duistere voorfpelling? valverde. Zyn wy niet in een vreemd land, alwaar de dood uit ieder nieuwe plant, uit ieder onbekende vrucht ons aangrynst? Al wat het zwaard van den vyand fpaarde, derft door de ongewoone luchtilrcek. Het getal van de onzen nepmt van dag tot dag af. elvira. Des te beter. Zyn wy niet de erfgenanmen van al wat fneuvelt? A 3 val»  6 DE DOOD VAN ROLLA. VALVERDE. Ha, daar hebben wy het al! Slechts roofzucht uw doel. ELVIRA. En het uwe niet minder, vriend Valverde! — Denkt gy, dat ik den wolf niet ken, omdat hy het geblaat van het fchaap nabootst ? Zoekt gy voor de oogen van een vrouw den fchalk te verinommen ? Ga, in het gantfche leger is 'er niet een, die zo fpreekt als hy denkt, den ouden Las Cafas uitgezonderd. VALVERDE. Noem my toch deezen dweeper niet! Hy droomt altyd van menfchelykheid *en verdraagzaamheid. ELVIRA. Weet gy wel, dat 'er ogenblikken zyn, waarin de dromeryen van deezen grysaard myn hart geweldig treffen? dat ik zyn gryzen baart dikwils liever wilde kusfchen dan uwe bruine wangen? dat ik my gantfche nachten moet verftrooijen, om één pynelyken indruk uitte wisfchen? VALVERDE. Schaam u! ELVIRA. (met een kalven zucht.') Had ik deezen grysaard vroeger gekend, wie weet wat van my geworden ware! VAL-  TREURSPEL. 7 VALVERDE. Een vroome dweepller voor de zogenaamde jnenfchelykheiJ; want voor niets dweept men zo Jigt, dan voor woorden, die geene bepaalde beteekenis hebben. De verbeeldingskracht gaat zwanger, en de martelaar wordt geboren, ELVIRA. Is Valverde ook een Wysgeer? VALVERDE. Mishaagt u dit? Welaan, laat ons uit de nevelige wolken der Wysbegeerte op de lachgende velden der Liefde afftygen! ELVIRA. Zy verdorren onder uwe voeten. In 't kort, vriend Veinsaart ! werp de pen weg, gryp het zwaard asn, en doe iets groots, als Elvira u minnen zal. VALVERDE. Noem my toch Pizarro's daadenf ELVIRA. Vraag de oude en nieuwe waereld! Door eigen veerkracht verhefte hy zich uit den laagen ftand eens zwynenhoeders tot den verheven kring vaa een krygsheld. Toen hy met een klein fcheepje, flechts van honderd matroozen vergezeld, Panama verliet, om eene onbekende waereld te veroveren, toen fluisterde myn hart zachtjes: Welk ';en dapper man! Toen hy op het kleine eiland Gallo ,A 4 met  8 DEDOODVANRO-LLA. - met zyn degen een lyn in het zand trok, een ie* der toedond hem te verlaaten die deeze lyn overfchryden zou, en niet meer dan dertien beproefde mannen hem zweerden te volgen , aan welker hoofd hy den dood trotfeerde, toen fprak myn hart luid: welk een groot Man! VALVERDE. Ja, groot, als hy wel flaagt; doch mislukt zyn ontwerp, dan noemt hem de waereld een dwaas. ELVIRA. Dat is het noodlot van ieder held. Kinderen zien met open mond een vuurpyl naar de hoogte ftygen, en lachgen als hy nederploft. VALVERDE, Gefteld eens, hy deeg zelf tot boven de wol? ken, wat had gy daarvan te hoopen? ELVIRA. Eens vice-koningin te worden. Pizarro zal dit ruuwe volk regeeren, ik zal het vormen, VALVERDE. In de daad? Dan kent gy Pizarro's listige eerzucht niet. Voert het geluk hem ten hoogden top, dan reikt hy zyne hand aan een meisje, wier geboorte de vlekken der zyne bedekt, wier maagfchap asn het hof hem tot een fchutsmuur dient; en- de arme Elvira is vergeeten! vergeeten alles wat zy deed en leed! EL-  TREURSPEL. 9 elvira (by zich zelvenJ) Ha! dan — doch'fchuifel flegts giftige worm! valverde. Aan den anderen kant daarentegen ziet gy Valverde, nu zekerlyk nog maar Geheimfchryver, doch wel ras mogelyk Kanzelier, Elvira, zyne Vriendin. elvira; Onbefchaamde! valverde. Gy treedt den bloem, dien gy plukken kunt, om eener vruchts wille, die u te hoog hangt. Geloof my, zolang deeze Alonzo de Molina den vyahd in onze kunften onderwyst, zolang zal ook Pizarro kaf voor koorn dorfchen. elvira. En zolang deeze Pizarro myn gunst verdiént, zullen geene treekejS in flaat zyn my van hem te fcheiden. Keert het fortuin hem den rug, dan reikt Elvira hem de hand. valverde. Het berouw hinkt, doch achterhaalt echter den dwaas. — Stil! Ik hoor zyn ftem, elvira. Schielyk een eerlyk gezicht, afgerichte huichelaar ! AS TiVEE-  to DE DOOD VAN 10 li L A. TWE EDE TO O NE E L. pizarro. de vorigen. pizarro. (flaat verbaasd, zo als hy Valverde en Elvira by eikanderen ziet. Hy befchouwt beiden met een donker argwaanend oog. Valverde buigt zich, Elvira lacht.) Waarom lacht gy? elvira. Lachgen en weenen, zonder juist te kunnen zeggen waarom, is het voorrecht der vrouwen. pizarro. Ik wil het weeten. elvira. Ik wil! ik wil! — maar ik wil nu niet. valverde Donna Elvira fpotte met myn vrees. pizarro. Welke vrees ? valverde. Dat de ryand door eene aanmerkelyke overmacht, en van Alonzo aangeftookt.... pizarro. (met bitteren fpot.) Niet dan een vrouw, en wat een vrouw gelykt, Jcan deezen jongen vreezen. VAL-  TREURSPEL. ti valverde. Gy hebt gelyk. Het was kinderachtig, het was kleinmoedig. Hy, de leerling onder uwe (landaarden, moet nog op zyn meester leunen. pizarro. Aan mynen disch heeft hy gegeeten, op myne fpreijen heeft hy geflaapen. valverde. Die ondankbaard pizarro. Ik beminde hem. Hy was my door zyne moe,der aanvertrouwd Zyn moeder was eene trotfche vrouw. En in den boezem van haar Zoon glimde een heldenvonk, die ik tot eene fchitterende vlamme hoopte aanteblaazen. elvira. Vrouwen alleen kweeken helden aan. pizarro. (fpotachtig.} Zo ? — ik heb echter nooit bemind. elvira. (gevoelig.') Dan waart gy ook nooit een held. pizarro. (tegen Valverde!) Dikwils, als ik hem van onzen eerften tocht verhaalde, hoe ik met een handvol menfehen ze; ventig dagen lang moest omzwerven; hoe bulderende Itormen en opgeruide baaren ter zee; moerasfen, rivieren, ondoorgangbaare bosfehen op het vaste land , ons ieder fchrede tot een dagreize maak-  12 DE DOOD VAN R O L L A. maakten; hoe ras de woeste kustbewooner en zelfde verbolgen hemel tegen ons ten ftryde trokhoe oorlog en honger, een drukkend zoel klimaat" en kwaadaartige ziekten den kleinen hoop daag lyks verminderden, totdat de nood my dwong deeze met vloek bekaden kust te verlaaten, en aan gindfche zyde der paerel-eilanden in een'onbewoonbaar oord myn leven te flyten; wanneer ik hem dat alles zo eenvoudig afmaalde, dan fioot hy my vol verwondering in zyne armen, en een traan fehoot in zyne groote blaauwe oogeu. VALVERDE. En wiens voet verdelgde dat zo veel hoop ffee. vende zaat? PIZARRO. Las Cafas verfcheen met zyn gladde tong, voerde hem in de hooger kringen eener verhitte ver beeldingskracht,bedwelmde zynveriland door dwee pery, en van dien tyd af aan was al myne moeite vergeefs, om hem uit zyn luchtkasteel op de wezenlyke waereld terugtebrengen. VALVERDE. Hy vluchtte* en wierd uw vyandR verraadde zyn Vaderland ? J Eerst beproefde-de dwaue jongen de grondtellingen van een man te doen wankelen. Hy bmg met traanen aan myn hals, wilde het getrokken  TREURSPEL. 13 ken zwaard my uit de vuist wringen, noemde de Peruaners onze broeders.... VALVERDE. Die verftokte heidenen onze broeders! Hier aan erken ik Las Cafas. PIZARRO. Toen hy zag dat zyne traanen op koud marmer vielen, ging hy tot de vyanden over, maakte verraaderlyk gebruik van hunne overmacht, van myne lesfen, zyne kundigheden, onze zwakte en fterk. te, en dwong my — ha! — tot een fchandelyken aftocht. VALVERDE. De wraak zweeft boven zyn hoofd. PIZARRO. Met eene verfterkte macht ben ik weérom gekeerd, en de jongen zal weeten dat Pizarro leeft. VALVERDE. De vraag is maar of Alonzo nog leeft? PIZARRO. Zo even heeft men Zyn wapendrager gevangen genomen. De vyand, zegt hy, is twaalfduizend' mannen fterk. Alonzo en Rolla zyn hunne aanvoerders. Zy offeren heden h unne Goden. Van deeze hunne gewaande veiligheid moeten wy gebruik maaken, en het offer met menfcheubloed begieten. EL»  H DE DOOD VAN ROLLi, elvira Verrasfching? Slachting? Neemt gy my mede Pizarro ? pizarro. Wy gaan niet ten bal. elvira. (gevoelig.") Ik verzogt ook geen danzer. pizarro. Als gy in myn flaapkamer een zwaard vindt, ligt genoeg voor een vrouwenvuist, kom dan en bekleed myne zyde! elvira. Zoudt gy my daarom liever hebben? pizarro. Ja, en weet gy wel waarom? het krygsgewoel is my borg voor uwe trouw, elvira. Gy dwaalt. Een vrouw, die lust heeft om té bedriegen, bekreunt zich aan ftormen noch aardbeevingen» pizarro. Ik bedanke u voor uw goede les, en fchryf zé in myn geheugen op. elvira. Gy kunt immers niet fchryven, pizarro. (met een grimmig gelaat/) . Elvira! J él-  'TREURSPEL is elvira. Is het dan myn fchuld? pizarro. Gy weet, wat ik niet hooren mag. elvira. Als uw voedfter u een been had gebroken, zoudt gy u dan fchaamen mank te gaan? pizarro. Genoeg! en nooit weder daarvan. elvira. (by zich zelve!) Achïlles' was flechts aan de verfenen te verwonden. DERDE T O O N E E L. las casas. almazro, gonzalo, davila4 en anderen komen binnen. las casas. Gy hebt ons hier ontbooden.,.. pizarro. Gaa zitten, eerwaardige grysaard, zet « neder, myne Vrienden! Het ogenblik is geboren, waarin wy de vruchten onzer dapperheid moeten inoogiïen. De vyand, in gewaande veiligheid fluimerende, offert heden zyne Goden. Myn raad (si hem onverwacht te overvallen, de gewapenderi neertevellen, en de weerloozen in ketenen te flaan. al-  iö DE DOOD VAN ROLLA. ALMAZRO. Dood ieder Peruaan , gewapend of ongewapen, dat is het zelfde! GONZALO. De vrouwen en kinderen moet men verfchoonen. I ALMAZRO* Het ware beter het gantfche gebroed op eenmaal uitteroeijen. VALVERDE. Ter eere van het geloof! LAS CASAS, Laster niet! ALMAZRO. Wy hebben lang genoeg aan deeze kusten leeggelopen. LAS CASAS. En moorden noemt gy werken? ALMAZRO. Ik heb tot nog roe geene vruchten gezien va* de groote kosten, die wy verfpild hebben. PIZARRO. Wy lyden gebrek, en de foldaaten morren. GONZALO. Terwyl Alonzo in weelde met ons fpot. PIZARRO. Verraderlyke jongen! LAS CASAS. Ik gevoel aan myn hart, dat Alonzo een zwaa.- ren  TREURSPEL. l? ren ftryd tusfchen menfchelykheid en vaderlandsliefde te kampen heeft. almazro. Uw hart pleit voor uwen kweekeling. las casas. Ja, hy is myn kweekeling, en ik ben trotsch op hem. almazro. Genoeg! Hy zal ons lceren kennen! pizarro. De macht van den vyand wast aan, de landftreek is ons onbekend, het gebrek wordt van dag tot dag grooter, en al het draalen verllapt den moed. Het eenigfte middel tegen alle deeze dreigende gevaaren is een veldflag allen, (buiten Las Cafas.~) Een veldflag! Een veldflag! las casas. Welk een vreesfelyke weergalm! Een veldflag? tegen wien ? tegen een Koning, die nog voor weinig dagen u de hand van vriendfehap bood, tegen een volk, dat met een' vrolyk hart zyne velden bebouwt, en in zuivere onfchuld der zeden den Schepper van het Geheel-Al naar zyne wyze eert en dient? valverde. Een Heidenfche Koning, die de Zon offert, en die door het zwaard moet verdelgd worden! B las  18 DE DOOD VAN R O L L A. LAS CASAS. Is de bloedmaate uwer wreedheden dan nog niet vol genoeg? Hebben dan deeze kinderen van vroome onfehuld, die u zo gastvry ontflngen, nog niet genoeg geleden? — Almachtige God! wiens donder de rotfen verpletteren, wiens zon de ysbergen kan doen wegfmelten; leen myne woorden uwe alvermogende kracht, gelyk uwe oneindige goedheid mynen wil bezielt. — Werpt een blik van mededogen op die millioenen onfchuldige ilachtoffers, door uwe roofzucht moedwillig omgebragt. Als Goden heeft men u ontfangen, als duivels verkeerde gy onder hen. ' Met een vrolyk en goedwillig hart'gaf men u geld en vruchten; tot hunnen dank fchendde gy hunne vrouwen en dochteren. De getergde Menschheid wierd tot muiten aangedreven;, de onderdrukten morden; toen richtte men honden af, om hen te verfcheuren. Al wat van deeze helfche jagt nog overig bleef, wierd voor den ploeg gefpannen, om zyn veld, zyn wettig eigendom, voor u te bouwen, of in de goudmynen begraven , om uwen nooit verzadigden gelddorst te bevredigen. PIZ'ARROy Cy zyt uitfpoorig. LAS CASAS. Ik uitfpoorig?— Ach! gave God, dat ik reeds alies gezegd had! Neen, al'wat nog overig is-, ZOU  TREURSPEL. 19 zou zelf uit tygeroogen de traanen kunnen lokken, 2wyg droefheid! weg traanen! laat my fpreeken! Men ging weddingfchappen aan , wie een mensch op de vlugfte wyze van één kon fplyten, ■wie een hoofd het behendigfte kon afhouwen'; men fcheurde de kinderen uit de armen hunner moeders, en verpletterde ze tegen de rotfen. By een langzaam vuur braadde men hunne aanvoerders, en wanneer hun gehuil de beulen in den flaap Hoorde, dan flopte men hen een bal in den mond Aan dertien galgen hing " men dertien Indiaancn op — Groote God! ,mag ik het uiifpreeken! — ter eere van Christus en zyn twaalf Apostelen ! Myne oogen hebben deeze gruwelen gezien, en ik leef nog! — Gy weent Donna Elvira ? Heeft myn ysfelyk tafereel dan u alleen getroffen? ALMAZRO. Omdat wy geene andere vrouwen onder ons' hebben, dan Elvira en gy. PIZARRO. Al wat gy vertaalt, raakt ons niet. Wat gaaö ons de wreedheden van een Columbus, van een Óvando aan? LAS CASAS. Zyt gy niet van voorneemen die te vernïeU? wgn? B 2 VAL-  *e DE DOOD VAN ROL LA. valverde. • En al was dat zo, het is immers nog onbeflist, of deeze Indiaanen menfchen of aapen zyn. las casas. Wee u, dat de Paus eerst een bul moest geeven, om u menfchen te leeren kennen! valverde. Hy heeft ons deeze nieuwe waereld gefchonken, om ze onder het juk te brengen, met behulp der Godlyke Genade. pizarro. 'AI onnutte woorden genoeg' De tyd verloopt, de gelegenheid gaat voorby. Wilt gy vechten* allen. Ja! dat willen wy. la* casas. O zend my vooraf nog eens naar de vyanden! Laat my de woorden des vredes fpreeken, onzen heiligen Godsdienst met zachtmoedigheid prediken! Valverde. Laat deeze helden eerst vechten, en onze leer den weg baanen! las casas, Met bloed? almazro. , . Gy kunt dat bloed daarna met vroome traanen wel weder wegwasfehen. Op, myne Vrienden! fammelt^niet! Op, ten ftryde! LAS  TREURSPEL, At la casus. God, gy hebt my niet tot uwen dienaar gezalft om te vloeken, maar om te zegenen Doch hier zou myn zegen een lastering zyn. Ik vloek u, broedermoorders! ik vervloek uw voornemen! over u en uwe kinderen kome het onfchuldig bloed, dat heden zal vergoten worden! — Ik verlaat u voor altyd, om nooit weder getuige uwer razerny te zyn. In holen en digtbewasfen bosfchen zal ik my begraaven, tot tygers en luipaarden zal ik fpreeken; en wanneer wy eens daar — daar voor Hem ftaan, wiens zachtmoedige leer gy heden verloochent, fiddert dan voor myne aanklachte! (Hy wil heengaan!) elvira. (in een onwillekeurige ontroering.) Neem my met u, Las Cafas! las casas. Blyf, en red menfchen, als gy kunt! Ik heb hier geen invloed, geen vermogen; maar 1 de bekoorlykheden eener vrouw zyn machtiger dan de welfpreekendheid van een grysaard. Mogelyk zyt gy verkoren om den fchutsengel van deeze ongelukkigen te worden. (Hy gaat heen.) pizarro. Wat wilde gy doen, Elvira? elvira. Ik weet niet, maar deeze oude man kwam my B 3 in  £2 DE DOOD VAN ROLLA. jn dit oogenblik zo boven het menfchelyke verheven voor, en gy , gy allen zo diep beneden de menschheid weggezonken. A lmazrq; De oude gryskop zuft. valverde. Hy fchept zich een Platonifche waereld. pizarro. Hy is niet meer in ftaat om te genieten, enfpeeit nu den boetprediker. elvira. Gy rnoogt zeggen, wat gy wilt p ik gevoel iets in my dat u weer/preekt. ■ gonzalo. Het mededogen ftaat een fchoone vrouw altyd wel. elvira. Gelyk de menfchelykheid den overwinnaar. pizarro. Het is my lief dat wy van den zedenprediker ontflagen zyn. almazro. Wy zullen minder geeuwen en meer vechten. pizarro. Tegen den middag is de vyand gemeenlyk gewoon te offeren, dan moet gy, Almazro, links af door het woud trekken. Gy, Gonzalo, zult ter rechter zyde den heuvel beklimmen. Ik ga rechtftreeks op hem  TREURSPEL. 23 hem af. Zo wy zegepraalen, dan liaan de poorten van Quito voor ons open. almazro, En wy begroeten u, Pizarro, als koning van I Peru. pizarro. Geenszins, myne vrienden! Wie langzaam gaat, ! gaat zeker. Ataliba blyft in fchyn koning, ik regeer ronder hem, huuwe zyne dochter, en verzefcere my het bezit der troonopvolging van dit ryk, gonzalo- Een goed plan. almazro. Pizarro is held en ftaatsman. valverde. (zachtjes op een fpottenden toon. j Wel nu, Elvira? elvira. Een allerliefst plan. En waar blyft Elvira? pizarro. In 't huis van liaaren vriend. elvira, Als koninglyke maagd? pizarro. Ik geef de erfgenaame van Peru wat men ge» woonlyk aan Princesfen geeft: de hand; ElYH* behoudt myn hart. 13 4.  24 DE DOOD VAN ROLLA. elvira. En als ik ouder worde, maakt gy my tot Gouvernante uwer kinderen? Niet waar? pizarro. Gy zyt gevoelig, Elvira. Denk toch dat een Hoon my wenkt. elvira. Ik gevoelig? ó, neen! ik ergerde my Hechts dat deeze domkop verder zag dan ik. pizarro. Wat zal dat beteekenen? elvira. O niets! Loutere wisjewasjes! Vergeef het de praatzucht der vrouwen, zy zal de baan der helden niet langer in den weg ftaan. (Met vuur!) Welaan! Het gerammel der wapenen roept u reeds, voort, voort gy dappere mannen! p1za rro. Zult gy my vergezellen? elvira. Ja zekerlyk; ik zal de eerde zyn, die den nieuwen Schoonzoon des konings huldigt. VIERDE T O O N E E L. g o m e s, (treedt binnen!) almazro. Wat brengt gy, Gomes ? go-  TREURSPEL- 25 gomez. Een gevangenen. Op gindfchen heuvel, onder die palmboomen, vonden wy een ouden Cazicque, die ons leger fcheen te befpieden. Ontvluchten kon hy niet, hy liet zich gewillig boeijen. Doch ieder woord uit zynen mond is bitterheid en hoon. pizarro. Breng hem hier! (Cornet gaat uit de tent, en komt terftond met den ouden Cazicquc weder terug.-) pizarro. Wie zyt gy? decazicque. (alt00% zeer bedaard, doch zonder eenige verwaandheid!) Waar is de aanvoerder der rooversbende? pizarro. Ha! almazro. Zyt gy dol? (tegen Pizarro,) Laat hem dè tong uit den mond fnyden. de cazicque. Recht zo, dan blyft my de waarheid in de keel fteeken. davila. (zyn dolk trekkende.) Vergun my hem den dolk in 't hart te ftooten! de cazicque. (tegen Pizarro.) Hebt gy nog meer zulke helden onder uw leger ? B 5 PI"  36 DE DOOD VAN ROLLA. pizarro. (met een vonkelend oog.) Sterven zult gy, oude ftyfkop; doch beken eerst wat gy weet. de cazicque, Dat heb ik reeds gedaan', doch een ding leerde ik nog van u. pizarro. En wat dan? de cazicque. Dat ik fterven moet. pizarro. Door minder ftyfhoofdigheid kunt gy mogelyk uw leven redden. de cazicque. Myn leven is een dorre boom; het is de moeite niet waardig hem te verfchoonen. almazro. Onze wapenen kunnen u tot den eerften van uw volk verheffen. de cazicque. Myn volk kent den ouden Crozimbo. Hy wasnooit de laatlle. pizar.ro. Wy trekken op om uw leger flag te leveren, Wees onze leidsman door het woud, en wy overlaaden u met fchatten. de cazicque, Ha! ha! ha! tl-  TREURSPEL. 27 pizarro. Lacht gy? pe cazicque. Ik ben een ryk man, ik heb twee dappere zooleh, en zal boven dien mynen landgenooten de [herinnering van menig een goede daad, door my verricht, nalaaten. pizarro, Hoe fterk is uw leger? de cazicque. Tel de boomen des wouds! almazro. Waar is de zwakfte zyde van uw leger? de cazicque. Onze rechtvaardige zaak dekt het aan alle kanten, d avila. • Op welk uur offert men de Zon? de cazicque. Wy offeren haar ieder uur onzen dank. v 1 z arr 0. Waar verbergen zich uwe vrouwen en kinderen? de cazicque. In de harten van hunne mannen en vaders. a'lmazp> o. Kent gy Alonzo? de cazicque. Zou ik hem niet kennen? hem, den weldoener, onzer Natie? pi-  «8 DE DOOD VAN ROLLA. pizarro. Waardoor verdient hy deezen naam? de cazicque Dat hy u in geenen opzichte gelykt. almazro- Onzinnige ! fpreek met eerbied. de cazicque. Ik fpreek de waarheid met God, wat zou ik dan met de menfchen fpreeken? valverde, Gy kent God niet. de cazicque, {zyne armen uitbreidende, met een godsdienjlig vertrouwen.) Ja, ik ken hem! valverde. Wy brengen u den cenigen waaren godsdienst. de cazicque. Die is in ons hart gegraveerd. valverde. Gy zyt Afgodendienaars. de cazicque. Laat ons het oude geloof, dat ons vergenoegd ieeven enjvelgemoed derven leert. da vil a. Verftokt gebroed! de cazicque. Joage roover! wy rooven den eigendom van anderen niet. ba-  TREURSPEL: davila. Zvvyg of beef! de cazicque. Ik heb nooit voor God gebeefd, waarom zou ik dan voor menfchen beeven? Waarom voor u, die minder dan een mensch zyt? DAvila (zyn dolk trekkende-") Geen woord meer heidenfche hond! of ik floot u den dolk in het hart de caczicque. Stoot toe! dan kunt gy u in uw land nog beroemen. Ik heb ook een Peruaner vermoord. davila. (hem den dolk in het hart ■ftootende.) Vaar dan ter helle! . pizarro. Wat doet gy? davila. Hoe kondt gy zyne finaadredenen langer dulden? pizarro. Zou hy zonder folteringen flerven?. de cazicque. {die zich dobdelyk gewond voelt.") Jonge mensch! gy verliest eene fchoone gelei genheid om lyden te leeren, elvira. Gy zyt onmenfchen. (Zich tot hem keerende) I Arme grysaard! de  30 DE DOOD VAN R O L L A. DE CAZICQUE. Ik arm? — zo naby myn geluk? — Myne Gade wenkt my — de Zon lacht my aan — God verbetere uw hart — en zegene u — (Hy flerft.) ELVIRA. Valverde! kan een Christen wel ooit fchooner frerven? VALVERDE. De macht van den Satan verfterkte hem. PIZARRO. Sleept het lichaam weg! — En gy, Davila, nooit weder zo voorbaarig! - DAVILA. Vergeef het my, myn bloed begon te lieden. PIZARRO. Volgt my, Vrienden! een ieder op'zyn aangewezen post. Voor dat de God der Peruaners in zee duikt, doen wy de muuren van Quito vallen. (At. tnazro, Davila, Gonzalo en Gomes, volgen hem.) FT F D E t O O N E E L. VALVERDE. ELVIKA. VALVERDE. Wel nu, fchoone Elvira? myn hoop neemt toe1 inet Pizarro's trots.  TREURSPEL. 3t ELVIRA. Ach, ik ben wonderlyk te moede! — Deeze ysfelyke afwisfeling van tooneelen van wreedheid — deeze onbefchaamde bekentenis van den eeren hebzuchtigeu.... VALVERDE. Werp u in myne armen! ELVIRA. Wee my, als uw arm myn laatlte toevlucht zyn moet! VALVERDE. ' Vertrouwt gy my geene krachten toe, omeenen dolk met zekerheid te bellieren? ELVIRA. Ve'rradclings, ja! Hoe duur verkoopt gy wel een moord? VALVERDE. Slechts voor een hoogen prys, maar die voor ligt zal te betaalen zyn. ELVIRA. Ligt ? Gy vergist u.- Een beledigde vrouw koopt de wraak nooit te duur. Ga, laat my aK leen, gy zult van my hooren. VALVERDE. De dolk is gefleepen, de arm opgeügt. Eén' woord, en hy zieltoogt aan uwe voeten. (Hy gaai heen,-) EL*'  32 DE DOOD VAN R O L L A. ■ elvira. (alleen.) Neenl al ftond ook de moord in myne ziel op» gefchreven; niet deeze wraak! niet dit werktuig! Foei, geen gemeenfchap met deezen ellendeling! Als Pizarro my ver-ftoot, my, die hem myn deugd en eer opofferde — Dan — wat zeg ik: my verftoot? ■— (met gevoel van eigen waardigheid.') Neen! ik verftoot hem. Wat beminde ik toch aan hem? Zyne grootheid! Hy is een gering mensch geworden — weg is myne liefde! Maar — flnagc dan alles wat een man befluit? — De Eerzucht bouwt kaartenhuisjes, en de Liefde blaast ze om. —- Beproef hem nog éénmaal Elvira, en bevind gy hem uwer onwaardig, veracht hem dan, en treed hem in het ftof, waaruit hy zich verhefte. * C^y 8aat heen!) Einde van het eerfte Bedryf. TWEE-  TREURSPE I."W33 TWEEDE BEDRYF. Het Peruaanfche Leger, digt by een dorp, waarvan eentge huizen in *t verfchict zichtbaar zyn* Op het midden van het tooneel is een altaar geplaatst. Op den achtergrond een heuvelt op welken een boom ftaat. EERSTE TOONEEL. cora. alonzo cora zit op een bank van zooden, met eeti kind op haar fchoot. alonzo ftaat voor haar, en ziet met een inwendige verrukking op haar neder. cora ziet met een minzaam lachje nu eens op Alonzo, dan weder op het kind. Lieve Alonzo! hy gelykt op u. alonzo. Neen, op u. cora. Ach! laat my toch dit ftreelend denkbeeld! - alonzo. Heeft hy geen zwarte hairen? cora. ja, maar ook blaauwe oogeu. Q alon-  34 DE DOOD VAN ROLLA. alonzo. En Sis hy lacht, lacht hy dan niet even gelyfc gy? cora. (het kind aan haashart drukkende.) liet is ons evenbeeld. alonzo. Gy bemint den vader minder, zedert de zoon op uwen fchoot dartelt. cora. Gy fchertst. alonzo. Ily ontfïeelt u menig een kusch, die my toebehoort. cora. Ik kusch u in hem. alonzo. De jonge zal my jaloers maaken. cora. Ik leef flechts in u en in hem. Onlangs droomde ik, dat de witte bloezems zyner tanden reeds voor den dag kwamen. alonzo. Dat zou voor ons een feestdag zyn. cora. En als hy voor de eerftemaal begint te loopen — van my naar u.,,, ALON-  TREURSPEL. 35 ALONZO. En als hy voor de eerftemaal met ftamelende tonge roept: — Vader! Moeder!.... CORA. O Alonzo! daaglyks zullen wy den hemel danken. ALONZO. God en Rolla. CORA. Gy zyt gelukkig! niet waar? ALONZO. Vraagt Cora dat? CORA. Maar waarom werpt gy u des nachts fomwylen zo onrustig heen en weder op uw leger ? Waarom hoor ik dikwils uwen beklemden boezem de bangfte zuchten flaaken? ALONZO. Moet ik niet tegen myne broeders vechten?, j CORA. Zoeken zy onzen ondergang niet? Alle menfchen zyn uwe broeders. ALONZO. En als de Spanjaarden zegepraalen., welk een noodlot ftaat my dan te duchten? CORA. Wy vlieden naar het gebergte, C 2 AL ON-  3« DE DOOD VAN ROLLA. alonzo. Met een zuigeling op den arm? cora, , Waarom niet ? Meent gy, dat een •vluchtende moeder voelt, hoe zwaar haar kind weegt? alonzo. Ook zou ik met vermaak u die zoete last verligteu. cora. (fchertzende.) Hy bleef niet by u, hy zou fchreijen. alonzo. Lieve Cora ! wenschte gy my niet gerust te zien ? cora. Zekerlyk wenschte ik dat. alonzo. Vlied dan nog heden in het gebergte naar uwen ouden Vader, daar zyt gy veilig en zeker. Dan het ga, zo het wil, ik kom 'zelf om u de zege te verkondigen , of om in een zaliger vryplaats der Natuur myn leven met u te ilyten. cora. En om onzen Zoon tot een wreeker van ons rampzalig Vaderland aantckweeken. alonzo. Dat zullen wy döen. cora. Ja Alonzo, maai-vluchten kan Ik niet-, nu rrog niet.-  treurspel. 37 „iet Het denkbeeld alleen, dat gy in gevaar zyt, zou ieder myner fchreden ftremmen. Myn Alonzo mo-elyk gewond, overgelaaten aan de zorg van menfchen zonder gevoel - neen, ik kan dat denkbeeld niet uitltaan. ALONZO. Blyft Rolla niet by my? CORA. Ta zo lang gy vecht. Rolla kan wel wonden toebrengen, maar niet heelen. My zal u wieken, maar niet redden. Neen, waar de man is, moet ook zyn vrouw zyn. Ik zweerde u getrouw te blyveu tot in den dood. ALONZO. Blyf dan, getrouwe ziel! en God verleene ons de zege! CORA. Is onze noodweer niet rechtvaardig? De befdierming der Goden zal met ons zyn. ALONZO. Zo niet, dan vindt de dood my door uwen arm omflingerd. CORA. Neen, niet fterven! Zedert ik u en deezen kleinen heb, denk ik niet dan met fiddering aan den dood. q 2 . ALON-  $8 DE DOOD VAN ROLLA. alonzo. (omvat knielend zyn | vrouw en kind.-) Liefderyke vrouw! voor my gebooren, en door ' een half wonder de myne! Wee den eilendigen, die het geluk zoekt en de liefde voorbygaat.' cora. (zyne lief koosingen j beandwoordettde.-) De liefde is ftil; wie het gewoel naarftreeft, vindt haar fpoor niet. alonzo. Myne Cora! myn waereld! cora. Myn Alonzo! myn alles J TWEEDE TO O NE E L. rolla. de vorigen. rolla. (die onbemerkt nadert, en hunne lief koosingen van verre befchouwt ) Dank zy de Goden voor dit ogenblik! al onz o. Ila Rolla! gy hier? r olla. Ik nam deel in uwe verrukkingen, alonzq. Het is uw werk. ROL-  TREURSPEL. 29 roi.l a. Hoe gelukkig voor my! cora. Goede Rolla, gy b*1* W onuitfprecklyk ge. lukkig gemaakt. Cora gelukkig ^ Koningen des -aardbodems, wie van u zou my durven aanbieden met my te ruilen? alonzo. Onze broeder! cora. Meer dan broeder, onze vriend! rolla. Tuist zo! Maak er my trotsch op! Laat my het vermaak van UW geluk in al zyn volhetd te gevoelen. cora. Als dit kind eens minder voor u mogt doen, dan voor zynen vader, zo treflé hem de vloek zyner moeder! rolla. Genoeg! wat ik deed, gefchiedde voor Cora. Zy is gelukkig, ik ben beloond. - Volg nu de raad van een vriend. Vlied met uw. kind diep in het woud, of in het gebergte, gy zyt hier niet langer veilig. C 4  4a DE DOOD VAN ROLLA. ALONZO. Ik heb er reeds om gefmeekt, maar vruchteloos, CORA. Een ik dan niet zeker by u en Alonzo? ROLLA. De vyand zoekt ons te verrasfchen, CORA. Al ware dit zo; zyn wy niet op onze hoede? j ROLLA. De zege ftaat in Gods hand. CORA, Met u te ontvluchten, zal my altyd ligt vallen. ALONZO, Befpaar u den angst in de nabyheid van het gewoel des oorlogs. CORA. Ik kenne geen angst, dan alleen verre van u. ROLLA. Helpen kunt gy toch niet, maar wel fchaaden. CORA. Schaaden! Hoe zo? ROLLA. Moet ik u dat verklaren ? Gy weet hoe wy u beminnen, Blyft gy ons zo naby, dan zouden wy met angst vechten; wy zouden altyd vechtend omzjen naar de plaats waar gy u ophield. Een ver, lief-  TREURSPEL, 41 liefde kan dan alleen Veldheer zyn, wanneer hy :weet dat zyne beminde in veiligheid is. ALONZO. Rolla heeft gelyk. Hoe konde ik voorwaard» :op den vyand ftormen, zo lang er Hechts een [Spanjaard by of achter my was, die tot Cora kon doordringen? CORA. (Jachgende.) Gy zoekt de wufte vrouw omtezetten, maar de 1 minnende gade hoort u niet. ALONZO. En zelf de moeder is doof. ROLLA. Poe wat gy wilt, ik heb gezegd wat waar is. ALONZO. ' Alle onze vrouwen veriteeken zich, flechts gy I alleen.... CORA. f Ik (lel myn vast vertrouwen op de Godheid en op u. Doch als het uwe rust vordert, dan wil ik' gaan waarheen gy wilt. ALONZO. Goede vrouw, ik bedank u. ROLLA. De Koning treedt nader om te offeren. ALONZO. Hebt gy gezorgd, dat wy voor alle verrasfching beveiligd zyn? C 5 R0L-  42 de;dood van rolla. rolla. Alle onze posten zyn uitgezet, alonzo. Ik mis myn wapendrager. Hy is wel geen verrader, maar een onnozel mensch. r o l l a. Vrees niets, wy zyn op alles bereid. DERDE T 0 O N E E L. ataliba, (van foldaaten, hovelingen, priesters^ en vrouwen omringd.-) de vorigen. ataliba. Welkom Alonzo! — Uw hand, Rolla! — (tegen Cora.-) God zegene u, blyde moeder! cora. God zegene den vader zynes volks! ataliba. Een vader vindt zyn hoogfte geluk ia het welzyn zyner kinderen. Hoe Hart het, myne Vrienden? Hoe maaken het onze braave oorlogshelden? ' 'alonzo. Zy roepen vrolyk: De Koning is in' ons midden! rolla. Hy deelt gevaar en gebrek met ons! alonzo. God en de Koning! ROL-  TREURSPEL. jj.3 rolla. Zege of dood! ataliba. Ik ken myn volk. Als dit fchild doorboord wordt, dan leent my ieder onderdaan zyn borst. alonzo. Kies dan de myne ! rolla. Vergeet Rolla niet! cora. (haar kind omhoog heffende.') En hier groeit een vriend voor uwen zoori op. ataliba. Uwe liefde is myn rykdom, en ik gevoel dat Ik ryk ben. — Maar, fpreek! Houdt de vyand zich nog iïeeds ftil? rolla. Hy vertoont zich als een donderwolk. ataliba. Dan zy bedaarde moed onze fchuilplaats! rolla. Zy vechten om het fnoode goud, wy voor het vaderland. alonzo. Hen voert een gelukzoeker ten ftryde, ons een 1 Koning, dien wy beminnen. ataliba- En een^God, dien wy aanbidden. — Komt ' Vrienden, laat ons den Goden offeren! (De pries- ters  44 DE DOOD VAN ROLLA. ters achter het altaar, de koning en het volk aan beide zyden van hetzelve!) choor van priesters. Godheid, bron van ons bedaanJ Zie dit offer gundig aan! het volk. Hoor de beê, die Kind en Gryzen, Staamlend, vroom, tot u doen ryzen! Strengel, door een vasten band, Vorst en Volk en Vaderland! choor van priesters. Zonnekroost! zend, neergebogen, Uw' vereende zuchten naar den hogen! het volk. (knielende.') ■ Vroom en fchuldloos brengen wy u, bly te moé Hier het offer onzer harten toe. Terwijl de Koning nadert, en welriekende krui. . den op het altaar ftrooit, zingen de Priesters ■met opgeheven handen. Zend, ó Godheid' zend uw draal, Daar wy u ootmoedig eeren; Laat zyn gloed dit offermaal, Tot een blyk van gunst, verteeren! JEen blikfemftraal komt van boven en ontjlcekt het offer. Triumf! ons lot verkeert. Het offer is verteerd. Uw  TREURSPEL. Uw pyl zy fcherp van fneê! Het flagzwaard uit de fcheêl Men vall' den vyand aan! Wy zullen hem verdaan. Het offer is verteerd. Triumf! ons lot verkeert. VIERDE T 0 0 N E E L. een indiaan, (buiten adem.~) de vorigei&. indiaan. De vyand.... ataliba. Hoe, reeds naby ? rolla. .Waar? indiaan. Van de fpitfe des heuvels heb ik het leger ge» zzien; Hy rukt aan..,. rolla. Wy weeten genoeg. ataliba. Breng de vrouwen en kinderen in veiligheid! i cora. Ach, Alonzo! alonzo, Wy zien eikanderen ras weder. co« 2zien; Hy rukt aan..,.  46 DE DOOD VAN ROLLA. cora. Zegen uwen Zoon! alonzo. God befcherme u en hem! ataliba. Voort ten ftryd! de ogenblikken zyn dierbaar. cora. Vaarwel Alonzo! (De vrouwen kangen aan haare mannen , de kinderen aan de knieën hunner vaderen!) alonzo. Ga! maak my niet moedeloos! cora. Ik ga. Wees held — maar fpaar uw leven zo veel gy kunt! rölla, (droevig!) Niet één woord voor my, Cora? Cora. (hem by de hand vattende.) i .Breng my myn Alonzo weder! ataliba. God zy met u en ons! cora. God zy met u! (Zy ontvlucht met de priesters en overige vrouwen!) ataliba. (trekt het zwaard!) ) Op, myne Vrienden! rolla, Wy volgen u. ata--  TREURSPEL. ttf ^ ataliba. Gy Alonzo verdedigt den engen weg in het gebergte, gy , myn Rolla, ontfangt den vyand ter rechter hand in het woud. Ik ftaa in het midden, en vecht tot dat ik 1'neuvele. rolla. Gy fneuvelt niet Zonder ons. a t a l i b a. Gy leeft voor mynen zoon, myn zoon leeft voor de wraak. alonzo. De zege bekroone den rechtvaardigen vader! rolla. Van avond danken wy de Goden. ataliba. De wapenkreet is: Voor Godsdienst en Vaders land ! QHy gaat heen. Rolla wil hem volgen. Alonzo trekt hem ter zyde!) alonzo. Rolla, nog één woord ! r o l l a. Vechten is de leus. (By wil heengaan.'} alonzo. Eén woord van Cora. rolla. Van Cora? fpreek! alonzo. Wat brengt ons het naaste uur? ROÏf.  4? DE DOOD VAN ROLLA. ROL LA. De zege of den dood. ALONZO. ; U de zege, my den dood. Mogelyk ook om- I gekeerd. Wie kan het weeten? ROLLA. Wy kunnen beiden fneuvelen. ALONZO. : Sneuvelen wy beiden, dan zyn vrouw en kind ] God en den Koning bevolen. God mag heul troosten, de Koning hen befchermen. ROLLA. Dat zal hy! ALONZO. Maar fneuvel ik alleen, Rolla, dan zyt gy myiï erfgenaam. , ROLLA. Wat wilt gy daarmede zeggen? ALONZO. Cora zy uw vrouw, myn kind het uwe! ROLLA. liet zy zo! ALONZO. Geeft gy my uw hand daarop? ROLLA. Als Cora Wil. ALONZO. Zult gy haar myn laatften zucht brengen? ROL-  TREURSPEL. 45 rolla. Ta! dat zal ik doen. alonzo. En myn vaderlyken zegen den zuigeling aan 1 haaren boezem. rolla. Genoeg, Vriend! In het uur van den ftryd 'hoor ik liever het woeste veldgefehrei, dan den laatften wil van een echtgenoot en vader. alonzo. Ik weet niet, welk voorgevoel my drukt. Zo i was ik nooit te moede. rolla. Voort naar den ltryd! alonzo. Slechts nog dit alleen! Myn lichaam begraaft 'gy daar onder die palmboomen, alwaar wy des avonds plagten te zitten, en dan wandelt gy, geIvk voorheen, onder het loof dier palmen,, en zet u met myne Cora op het graf van uwen Vriend. Wanneer dan myn jongske een bloempje van dit graf plukt, of de zoele avondwind door de bladen fpeelt, dan gedenkt gy uwen Alonzo.... rolla. Qgetrofen.-) O weg met die grillen! jj a l o n-  50 DE DOOD VAN ROLLA. alonzo. (zyn hand vattend^!) Dan gedenkt gy myner? r o.l l a. Ja, ja! (Hy drukt hem de hand.) alonzo. Nu voort, naar den (lag! rolla. Gy links, en ik rechts. Wy zien elkanderen weder. alonzo. (zwaarmoedig!) Hier of daar! rolla. Hier! hier! al onzo. Dat geve God! ' rolla. Het flagzwaard uit de fcheê! (Hy trekt zyn zwaard.) alonzo. (insgelyks zyn zwaard trekkende!) Voor den Koning en Cora! rolla. Voor Cora en den Koning! (Beiden van verfchillende kanten!) FTF-  TREURSPEL. 5! VT F D E T O O N E E L. Niemand blyft achter, dan een oude blinde Grysaard en een Jongen. GRYSAARD. Zyn zy vertrokken? DE JONGEN. Zy zyn allen weg, de een bier, de ander daaf I heen! GRYS A ARD. Ach niyne oogen! Als ik maar zien konde, 1 dan had ik nog een zwaard in de hand gevat, en ■ was eerlyk geftorven. DE JONGEN. Wilt gy naar de hut? GRYSAARD. Neen, myn kind! Breng my naar het altaar! (De jongen leidt hem naar het altaar.) Laat my hier ftaan! Zyn wy gantsch alleen? DE JONGEN. Zy zyn allen wcggeloopen. De vaders zyn naar het leger, de moeders ik weet niet waar. GRYSAARD. Ach, ik ben om u zo verlegen, arm kind! DE JONGEN. Ik blyf by u, lieve Grootvader! D 2 GRYS-  53 DE DOOD VAN ROLLA. GRYSAARD. Wat zult gy doen, als de vyand komt? DE JONGEN. Ik zal zeggen, dat gy oud en blind zyt.. GRYSAARD. Zy zullen u wegfleepen. DE JONGEN. O neen! zy zien immers wel, dat gy zonder my niet gaan kunt, (Men hoort van verre geraas.) GRYSAARD. Ach, zy vechten reeds. — Gaa kind, beklim den grafheuvel uwèr Grootmoeder. Klauter dan op den boom, dien ik daar plantte, en die nu reeds zo hoog. is opgewnsfen. Vandaar kunt gy het geheele flagveld overzien. DE JONGEN. Durf ik u hier alleen laaten liaan? GRYSAARD. Ik llaa by het. altaar. God is om en nevens my. Gaa, en verhaal my dan, wat gy hoort en ziet. {De jongen gaat heen, en klautert op den boom.) GRYSAARD. ' Dat is de eerde flag, daar ik niet by aanweezig ben. Nog voor weinige jaaren kon ik een boog fpanhen, zo goed als een der Incas, Nu pluk ik boomwol met de vrouwen. Nu moer ik .hooren hoe de zwaarden kletteren, en de fchilden klinken;  TREURSPEL. $3 ilten; maar kan my noch anderen helpen. Doch ;sby ieder wapenkreet, by iedeij hoorngefchal, gervoel ik eene hevige trekking in myne vuist, die ;.haar ras naar die zyde rukt — waar nu geen zwaard meer hangt. — Wel nu, Jongen ! wat ziet gy? DE JONGEN. Veel ftof en rook. GRYSAARD. De ftof ken ik wel, ik heb ze meermalen ingeademd; maar die rook komt zekerlyk uit de i vuur-roeren, -die vlammen braaken en donders ibrullen, even als de vreesfelyke berg Catacuuga. '(Den jongen toeroepende.") Verhaal verder! DE JONGEN. Als de rook zich verdeelt, zie ik de onzen. GRYSAARD. Gaan zy voorwaards? DE JONGEN. Zy (laan. -GRYSAARD. Ook al goed. Ziet gy den Itandaard der Incas? DE JONGEN. Die waait in het midden. GRYSAARD. Dank zy de Goden! de Koning leeft. DE JONGEN. Nu zie ik ook de vyanden; hunne wapens blik\ keren. D 3 GRYS»  54 DE DOOD VAN ROLLA. GRYSAARD. Verder! verder! DE JONGEN. Zy zyn anders van gedaante dan wy. GRYSAARD. Hoe zo, myn kind? DE JONGEN. Veel grooter en vlugger. GRYSAARD. Ja, zy ryden op moedige dieren. DE JONGEN. Nu zyn zy met de onzen handgemeen. GRYSAARD, Eu fneuvelen? DE JONGEN. Het blikfemt en rookt. GRYSAARD. Blikfem gy wreeker uit uwe donderwolk op hen neder! DE JONGEN. De ftandaart der Incas verdwynt. GRYSAARD. O, wee! DE JONGEN. De onzen wyken. GRYSAARD. Myn zwaard! myn zwaard! Ik wil heen! Ik wil vechten! — Lieve Zon, Iaat my flechts nog eenmaal uw licht aanfchouwen! DE  TREURSPEL. SS" DE JONGEN. Een dikke wolk verbergt hen allen voor 't oog. GRYSAARD. Wee my! Moet ik deezen dag nog beleeven! kan ik dan niets meer voor myn Vaderland doen! — Ja, ik kan nog bidden. (Hy knielt neder en ' omvat het altaar.") Gy Goden, wier toorn ons verdrukt, laat af een volk te vernietigen, dat u met het oprechtfte hart, met den zuiverden eerbied dient. Befchermt uwen Zoon, den goeden Inca ! Laat hem toch niet door roovers handen ■omkomen! DE JONGEN. Een kleine hoop volks komt hier naar toe. GRYSAARD. Zyn het vyanden? DE JONGEN. Ik zie niet dan dof. GRYSAARD. Vlucht, lieve Jongen! vlucht naar het gebergte! • DE JONGEN. De fpitfen der lani'en fchemeren. GRYSAARD. Dan zyn liet Peruaners. DE JONGEN. Zy komen ylings herwaards. GRYSAARD. 'Klim fchielyk af! D 4 DE  56 DE DOOD VAN ROLLA. de jongen. In de verte zie ik alles door elkander. grysaard. De onzen vechten? de jongen. En wyken langzaam. grysaard. Maar wyken! — Wreede Goden! Kom Jongen, kom fchielyk hier! de jongen, fvan den boom klimmende.') Zullen wy moeder zoeken? grysaard. Het graf, myn kind.' het open graf! ZESDE T O O N E E L. ataliba. (gewond, van eenige krygslién vergezeld.) de vorigen. ataliba. ■ Laat my hier rusten •—; en fterven als het zo zyn moet. de soldaat. Wy blyven by u. ataliba. Geenszins. Keert te rug! men heeft u daar noodig. de  TREURSPEL. $T de soldaat. Maar uwe wonde.... ataliba. I is „iet gevaarlyk. Gaa, wreek uwe gefneuvelde fbroeders! Gaa, ik beveel het u! (Zyne geleiders ï gaan keen.) ataliba (op het altaar leunende.) Gerechte Goden! waarmede heb ik toch misdaan ! grysaard. Ik hoor een ongelukkigen;, maar ik zie hem niet. Wie zyt gy die klaagt? ataliba. Een verlatene, die om den dood fmeêkt. grysaard. Leeft de Koning nog? • ataliba. Hy 'leeft. grysaard. Dan zyt gy ook niet verlasten. Ataliba beI fchermt den geringlten zyner onderdaanen. ataliba. En wie befchermt hem? grysaard. De Goden! ataliba. Hun toorn rust zwaar op hem. g r y's aard. Dat kan niet zyn. Nooit heeft hy het recht D 5 ver"  58 DE DOOD VAN ROLLA. verkracht, nooit den zwakken onderdrukt; hy heeft nooit met het zweet der landlieden zyne hovelingen gemest; hy heeft nooit voor de armoede zyn hand, nooit voor de klachten zyn oor gellóten. ataliba. (ter zyde.) Groote God! gy hebt in de bitterde Honden mynes levens een der zoetlte ogenblikken irigeweeven! — Lieve Grysaard, kent gy den Koning? grysaard. Ja zekerlyk, ik heb hem dikwils gezien; nog voon weinige jaaren vocht ik aan zyne zyde tegen Huascar. > ataliba. Hoe lang diende gy? grysaard. Vier en vyftig jaaren. ataliba. Heeft de Koning u beloond? grys aard. Geniet ik niet de rust in den fchoot der mynen? ataliba. Andersjiiet? grysaard. Is dat niets? ó, een Koning heeft veel gedaan, als hy de rust zyner onderdaaiien verzekert, ataliba. Hy was u meer fchuldig. GRYS-,  TREURSPEL. 59 grysaard. Zeg dat niet. Daaglyks vernaaien my myne Kleinzoonen, hoe hy zyn volk gelukkig mankt. Eb hoor ik met aandacht toe, en verheuge my in myn hart. ataliba. (getroffen.) Denken- alle uwe broederen zo als gy? grysaard. Zy denkeu allen zo. ataliba. Hoe ureelt dit myn hart! waarom zou ik den dood vreezen? ik gevoel myne wonde niet meer. grysaard. Zyt gy gewond? Jongen! haal myn Kruidenfap i uit de hut. (De Jonge gaat keen.) ataliba. Ik bedank u. Slechts myn arm.... grysaard. Gy moest toch den Koning niet verlaaten hebben. ataliba. 'Er is een fpier gekwetst, ik kan niet vechten. grysaard. Dan had gy het zwaard in de linkerhand moe. ten ncemen. ZE-  DE DOOD VAN ROLLA. ZEVENDE T 0 0 N E E L. Vluchtende Indiaanen komen fchielyk over het I tooneel. de indiaan. Alles is verloren' red , red uw leven! a t alib a. Ctegen een der laat/ren.) \ Sta! ik beveel het u. (De Indiaan gehoorzaamt.)) ataliba. Waar is Alonzo? de indiaan. Ik zag hem niet. ataliba, Waar is Rolla? de indiaan. Midden onder de vyanden. ataliba. En gy hebt uwen veldheer verlaaten? de indiaan (befchroomd!) Ik heb myn zwaard verlooren. ataliba. Daar, neem het myne, en fterf als een zoom des vaderlands! de indiaan, (met het zwaardylings weggaande.) De dood alleen kan my dit gefehenk ontrukken.. grys- ■  TREURSPEL. •  TREURSPEL. 63 ataliba. Geef het my, lieve Grysaard! Ik bedank u. grysaard. Had ik toch meer dan dit en myn gebed! —■ Loop Jongen' klauter den boom weder op. (de Jongen gehooorzaamt. de indiaan, (zich aan\ Ataliba's voeten werpende.) Zoon der zonne! —. zegen my —. ik fterf. —. ataliba, Gy fterft voor uw vaderland. God zegene u! de stervende indiaan, God zegene — den goeden Koning — (Hy fterft.') ataliba. (met aandoening op het lyk nederziende.) Bloed mijner onderdaanen! dierbaar, my toeveritrouwd pand! Ik heb u niet moedwillig opgeofI ferd. grysaard. Spreek, Jongen! wat ziet gy? de jongen. Vriend en vyand, alles door elkander. grysaard. Wie wykt? de jongen, Geen van beiden. A TA-  «4 DE DOOD VAN ROLLA. ataliba. Goede Goón! wilt gy een flachtoffer, hier ben i Ik, maar befcherm myn volk! de jongen. Hier en daar verdwynt een hoed met een veder- ■ bosch. grysaard. Dat zyn de Spanjaards. Slaat hen, dappere broeders! flaat wakker toe! de jonge. Ik herken Rolla. ataliba. Staat hy? de jongen. r Zyn zwaard flikkert als een blikfem heen end weder! grysaard. Hy is de lieveling der Goden. ataliba. Der Goden en der Menfchen. de jongen. Zy wyken. grysaard. Wie? de jongen. De vyanden. Gr y s a a r d, ' in verrukking!) Nu komt het 'er op aan! Laat nu niet af! Ha, hier \  TREURSPEL. ©~5 hter ligt er een , daar weder een ander! Voort maar over hunne lyken heen! Geen ontferming, geen mededogen! Houwt alles neder! Zo gaat het goed. Altyd meer voorwaards! ataliba. Welk een jeugdig vuur! de jongen. Zy vluchten. grysaard. (zich van het altaar verwyderende, en rondtastende.) Ha! zy vluchten ! zet hen na! Vernielt het gantfche gebroed! — Waar ben ik! Waar ben ik! de jongen. (luid fchreeuwend.) Triumf! zy vluchten! ataliba. (aan het altaar nederknielende.); God, gy hebt myn vertrouwen beloond! de j on gen. (van den boom afklimmende.') Ik zag duidclyk, hoe zy vluchtten. De ftandaart der Incas waait hen na. (Hy leidt zyn Grootvader weder naar het altaar.) grysaard. Zoon der Zonne, laat my uwe hand kusfchen! Daar gevoel ik nog een traan in myn oog, een traan der vreugde. Zoon der Zonne! laat ze my op uw hand weenen! . * E ATA-  èó DE DOOD VAN ROLLA' ataliba. Qopftaande, en hem de' hand reikende.) Laat ons de Goden danken! grysaard. Vreugdetraanen zyn het fchoonfte dankoffer. de indiaan, (komt met Ataliba''s zwaard, buiten adem, op het tooneel.) Wy zegepraalen, ataliba. Bode des hemels! de indiaan, (het - zwaard aan 'sKonings voeten ncderleggendej) Hier is uw zwaard, ik heb het niet onteerd. ataliba. Behoud het, en gedenk deezen dag. de indiaan. Laat my, goede Koning, deezen dag vergeeten, en neem uw zwaard terug! Ik zou het myhen kindskinderen toch nooit durven vertoonen. ataliba (pp het zwaard wyzende.) Is dat niet het bloed van den vyand? Staa op! Gy hebt de vlekken weggewasfen. Nu verhaal my, hoe verkreegt gy de zege? de indiaan. Rolla wrong de zege uit des overwinnaars handen. Rolla lebeen bezield door een hooger macht. Toen alles vluchtte, en het gefchut der vyanden de vluchtende achterhaalde, tervvyl hun Zwaard  r TREURSPEL. 6?ï zwaard moede was van het moorden, wierp zich Rolla midden in den weg, hy'fmeekte, hy dreigde, uit zyne oogen fchooten blikfemftraalen, van zyne lippen rolde de donder, dan weder zachte woorden als van een zwaanenzang. Nu eens keerde hy zyn zwaard tegen de vluchtelingen, dan weder tegen zyn eigen boezem. Dus hield hy aan, riep de blooden terug, vergaderde de verwarden rondom zich, greep den ftandaart der Incas in zyn linkerhand, en itormde vooraan. De Spanjaards, die reeds van hunne zege waanden verzekerd te zyn, plunderden de verflagenen, hunne digte ryën waren gefcheiden. Rolla en de Goden aan ons hoofd, een ogenblik beflistte de ze»e. Hier vielen de vyanden zonder tegenweer;0 daar vluchtten zy met een angftig gefchrei. Het flagveld bleef ons. Halt! riep Rolla. Triomf! juichte het leger, en ik begaf my ylings herwaards. ATALIBA. Waar is de held des Vaderlands? Waar is myn Rolla? DE INDIAAN. Hy nadert. ATALIBA. Nu gevoel ik, dat ook Koningen arm zyn. e i • MM  &? DE DOOD VAN ROLLA. 4 GT STE T O O N E E L. rolla. de voorigen. rolla. (met den ftandaart der Insas, waarop een Zon flraalt, en van een talryk gevolg vergezeld.) Ataliba. (gaat hem te gesmet.") polla. (knielt neder, en legt den ftandaart aan zyne voeten!) Gy zyt overwinnaar. ataliba. (hem omhelzende!) Myn vriend, myn befchermgod! het volr. Lang leeve Rolla! ataliba. (neemt een zon van diamanten, (tie aan een gouden keten op zyn horst pronkte, en hangtze Rolla om den hals!) ' ' In naame des volks, wiens redder gy zyt. Draag dit teeken van myne dankbaarheid. De traanen, die daarop gevallen zyn, zeggen u beter dan woorden , wat uwe Koning op dit ogenblik gevoelt. rolla. (opftaande!) Ik was Hechts het werktuig der Goden. grysaard. Wee den blinden man , die de helden Hechts kin hooren.. ata-  TREURSPEL. ïJ> ataliba. Voort naar de Vrouwen, die met angst op ons wachten. rolla. Waar is myn Vriend Alonzo? ataliba. (droevig.') By de Goden! rolla. Ach ik ellendige! een indiaan. Hy fneuvelde. een andere. Hy wierd gevangen. de eerste. Ik heb hem zien vallen. de tweede. Ik zag hem wegfleepen. rolla. Arme Cora! ataliba, Al te dirur gekochte zege! de eerste. Hy viel, maar hy leeft. de tweede. Ik hoorde hem van verre om hulp roepen, E 3 KQlr  £0 DE DOOD VAN ROLLA. rolla. En Rolla hoorde de ftemme van zynen Broeder niet ï ataliba. De Goden wilden een offer. De Vriend is verlooren, het Vaderland is gered. Het gejuich des Volks verdooft onze klachten. Voort naar de vrouwen, die nu weduwen, naar de moeders, die nu kinderloos geworden zyn! Het drogen van traanen is de fchoonfle plicht van een Koning. rolla. (in vertwyfeling.~) Ik zal Cora wederzien zonder hem! (De Koning gaat keen, alles volgt kem ) Einde van het Tweede Bedryf, DER-  TREURSPEL. (I DERDE BEDRYF. Eett open veld in het woud. EERSTE TO O NE E L. Cora. (met haar Kind', verfcheiden Vrouwen en Kinderen grocpswyze verdeeld.) cora. (heeft den kleinen Fernando oP een bed van mos onder een boom gelegd, en de takken om hem heen geflagen. Zy vip Zit» naast hem neder.) Altvd (ln.pt gy, Hcve Jongen! Wilt gy uw Sne blaauwe oogjes nog niet eens opflaan, opdat Uw moeder zich verbeuge over uws vader* bh* we oogen? (Zich ^rmoeaig waar zyn uws vaders oogen? zien zy nog mvn Alonzo nog? — 1 een der vrouwen. (In de verte naai heuvel ziende.) Xuliqua! ziet gy niets? een vrouwelyke stem. (achter het tooneel.) Ik zag groote Hof wolken, nu is het weder voorby. een vrouw. Het moet zich toch ras beflisftn. r' E 4 EEN  fa DE DOOD VAN ROLLA, een andere. Toen ik op den heuvel Hond, hoorde ik duidelyk het geklikkak der wapenen. een derde. ■ Een dof geluid klonk in myne ooren. de eerste. Dat waren de fchilden der onzen. de derde. Wy hoorden allen de vuurroeren der Spanjaards. de tweede. De Goden befchennen onze mannen! cora, (by zickzelven, de handen om hoog heffende.) God zy met u, Alonzo! de eerste vrouw, (digt by het tooneel.) Xuliqua! ziet gy niets? xuliqua. (in de verte.) De Zon verblindt myn oog. de vrouw. Onzer aller vader ziet van zyn hogen hemel; de kinderen der zonne zullen zegepraalen. cora. (naast kaar kind.) Zie, daar heeft u een mug geftooken. Die booze mug! (Zy bedekt kent met een tak.) ê Alonzo! uwe ongelukkige vrouw kwelt zich hier over etn muggenbeet; daar u mogelyk in dit oogenblik een vyandelyke pyl het hart doorboort. ï d3  TREURSPEL. 7% de eerste vrouw. Xuliqua! ziet gy niets ? xuliqua. (achter het tooneeK) Ik zie een mab, en in het verfchiet nog een anderen. Zy komen buiten adem hier naar toe. de vrouwen, (onder eikanderen.') Gy, goede Goön! Laat ons toch eene blyde tyding van onze mannen doen toekomen! xuliqua. (te voorfchyn komende.) De eerfle verdween achter de boomen; hy zal wel terftond hier zyn. cora. '(pdderende,~) Myn zwellend hart wil zich door den boezefla dringen! een vrouw. Daar is hy! Brengt gy vreugde of droefheid? een peruaaner (ademloos ) Wy zyn geflaagen. Red u! (De Vrouwen jammeren; Cora valt naast haar Kind neder.) peruaaner. Red u! Alles is verlooren! De Koning gewond — mogelyks reeds dood — de vrouwen, (weenende!) O dag van droefheid! cora. (met een zwakke jlem.~) En Alonzo? peruaaner. Ik zag hem niet. E 5 M  :>4 DE DOOD VAN ROLLA. de vrouwen. Waar vluchten wy heen? peruaaner. Dieper in het woud. de vrouwen. Voort, Zusters! raapt alles by een! vlucht» vlucht! Ct) ra. Ik kan niet. (De Vrouwen willen vluchten, een andere Peruaaner komt op het tooncel.) peruaaner. Waar heen? 'Er is nog hoop. d e Vli o uwen. Hoop! waar? waar? peruaaner. Rolla heeft de vluchtelingen byecn vergaderd. Rolla woedt en raast, als een gewonden leeuw, onder de vyanden. de vrouwen. Rolla! de lieveling der Goden! cora. En Alonzo? peruaaner. Ik zag hem niet. , de vrouwen. Is de Koning gewond? - • l' re-  TREURSPEL. 75 peruaaner. Men bragt hem uit het gewoel van het ilagveld. de vrouwen. Waarom niet hier by ons? peruaaner. My wankelde; ik zag zyn heldenbloed vloeijen. een vrouw, (valt op haar knie!) Bidt! bidt voor het leven des Konings! alle vrouwen, (knielen neder!) Gy Goden ! befchermt den Zoon der Zonne! cora. (afgemat op haar knie vallende!) Eenige God! Behoud mynen Alonzo! Jongen! vouw uw kleine handen -te famen, en bid voor uw vader en vaderland! een derde peruaan, (komt fchielyk op het tooneel.) Geluk! wy zegenpraalen! de vrouwen, (allen opfpringen-de!) Wees welkom, bode des heils! (Zy omringen hem, en overlaaden hem met liefkoozingen!) peruaaner. Laat my los! — ik kan niet meer, —> de vrouwe n. Leeft de Koning? peruaaner. My leeft. CE  DE,DOOD VAN ROLLA. de vrouwen. ■ Spreek! vertel! peruaaner. Rolla heeft de zege bevochten! de vrouwen. Zegen over Rolla! cora. En Alonzo? peruaaner. Ik zag hem niet. de vrouwen. Weg, weg! Laat ons heen vlieden , naar onze broeders, naar onze mannen! p eru aaner. Blyft, zy zullen terftond hier zyn. de vrouwen. Zy komen? zy komen? peruaaner. Zy volgen my op de hielen. een vrouw. Op, gy zusters! breekt takken van de boomen, en vlecht kransfen voor de overwinnaars! allen. Kransfen! kransfen voor de overwinnaars! (Zy breeken de takken af.) , cora. (zwaarmoedig.') Niemand heeft hem gezien! O, myn zoon! hebt .4 gy  a TREURSPEL. 7T>. gy nog een vader? (Men koon op zekeren af ft and een marsck,~) een vrouw. Ha, zy komen! — Hier zusters! Ziet de moet dige helden in zegepraal hier naar toe trekken! Heft uwe kinderen omhoog, opdat zy den over-" ' winnaaren met flamclende tonge toejuichen! Weest ; vrolyk en juicht! (Zodra de marsck nader by komt, ■ kef en de vrouwen een triumfgefekrei aan- ) Heil de kinderen der zonne! Vrecde Rolla, den verwinnaar! Zegen Ataliba, den verlosten, onzen vader en koning! T IV E EDE TO O NE E L. de koning. rolla. een gedeelte van het leger. de vorigen. de vrouwen, (mengen ziek onder het vrolyk gejuich onder de komenden, en bekransfen Ataliba en RoIIa.~) ataliba. Ik dank u, myne kindereu! eenige vrouwen. Goede koning! gy zytgekwetst. Waaris uwe wc*, i de ? Wy hebben heelend zap uit kruiden geperst. ATA-  •8.DE DOOD VAN ROLLA. ataliba. Ik bedank u. Wees niet bevreesd! Myn wond ïs ligt. De zege heeft 'er balfem in gegooten. rolla (ftaat geheel [omber en diep in gedachten verzonken.) cora, (die met haar kind op den arm de gantfche ■ ftreek doorliep om Alonzo te zoeken, keert' nu vol wanhoop naar Rolla terug.) Waar is myn Alonzo? rolla. (wendt zich van haar af, en zwygt.) | cora. (valt voor des Konings voeten!) ) Geef my myneu gade, geef dit kind zynen vader r weder! a t a l i b a. (zich vermommende.)) Is Alonzo nog niet hier? i. / : cora. Verwacht gy hem ? ataliba. (haar opbeurende.)) Met het hartelykst verlangen. co R a. Is hy niet dood? ataliba. De Goden zullen myn gebed verhooren. cora. ïs hy niet dood? ataliba. ' ily leeft in myn hart. co-)-  TREURSPEL. 79, •cora. O Koning! gy martelt my ysfelyk. Neen, niet langer deeze dubbelzinnige woorden! Verpletter myn liever met één flag. Ben ik weduwe? Is dit kind een vaderlooze wees? ataliba. Waarom, lieve Cora, wilt gy door droeve voorgevoelens de weinige hoop, die wy hebben, nog verminderen ? ! cora, Weinig! - maar echter nog hoop.' — Wat is dat? fpreek Rolla! Gy zyt een vriend der waarheid, fpreek de waarheid! rolla. Alonzo wordt vermist. cora. Vermist? Ik ken dat woord niet, en gy fpreekt dubbelzinnig. O laat uw oog geen uitweg zoeken, maar zonder vermomming op my nedcrzien! Spreek niet van vermisfen, zeg fterven! rolla. Moet ik liegen? cora. Dank zy de Goden, als het een logen is! Maar is 'er dan geen onder u zo barmhartig, om my uit deeze onuitlpreekelyke fmart van onzekerheid te rukken! Strek uwe handjes uit, arm kind! mogclyk is uw geftamel welfpreekender dan de fmart uwer moeder! ata-  to DE DOOD VAN ROLLA.] rolla. Alonzo ïs gevangen. cora. Gevangen? — Van de Spanjaards? — O, dan is hy dood! ataliba. Waarom dood? Ik zende terltond een heraut af, om een aanzienlyk losgeld voor zyne verlosfing te bieden. cora. Een losgeld — waar zyn myne kleinodiën? (Zy haalt een kasje van achter den boom voor den dag.) Waar is de heraut? ataliba. Wil Cora my niet de vreugde gunnen, om het leven van myn Vriend te koopen ? cora. Een losgeld voor myn Gade? En ik zou meer overig houden dan dit kleed ? eenige vrouwen, (nadat zy onder eikanderen flil gefluisterd hebben, brengen ieder hunne kasjes.) Hier Cora, zyn onze kleinodiën, die wy dachten te redden, neem gy ze, wy geeveu ze u uit goeder harte. cora. (haar om den hals vallende.-) O, myne Vriendinnen. ata-  TREURSPEL, gf ataliba. (tiaar den hemel ziende!) Ik dank u, God.'gy maakt my tot een heeffcher over menfchen. cora. Dank zy de ftamelénde lippen van dit lieve kind! Neem, neem dit Ataliba, eh zend uwen heraut naar den vyand, ataliba. Zonder uitftel! (Hy geeft alle de kleinodiën aan zyn gevolg over.) cora. Ik Zelf zal hen vergezellen, en, zo de glans van het goud den vyand niet bekoort, dan zullen hem myne traanen treilen. ataliba. ' Neen, Cora, dat kan ik u niet toeftaail. Gy Zoudt u en uwen gade flechts aan grooter gevaaren blootflellen. Wacht de wederkomst van den heraut af! cora. Leer my zo lang te leevert! ataliba. Vergeet de moeder niet om der gade wille* Wilt gy uw kind aan vreemde handen toevertrouwen? Of moet het ten prooi der woeste Span. jaards worden? — Gy zelf! — Gy met uwe bekoorlykheden onder deeze monfters! Gy waagt uW leven, uw eer, het leven van uw kind, en, in F plaats  8* DE DOOD VAN ROLLA. plaats van Alonzo te redden, zouden zy, op uw aanblik, zyne boeijeus flechts nog vaster klinken. — Moet ik duidelyker fpreeken? — Blyf, lieve Cora! — gy zyt Moeder, vergeet dat toch niet! cora. (tegen haar kind.) Neen, ik zal u nooit vergeeten. ataliba. Ik ga den Goden afteren, danken voor myn vaderland, en bidden voor Alonzo. c ora, Gy gaat. O, geef my vooraf uw koninglyk woord, dat nog deezen avond Alonzo zal terug keeren. ataliba. Kan ik dat doen? cora. Niet? Dus is zyn dood toch mogelyk? Waarom zo ftil, arm weesje? Schrei, fchrei luid.' Eisch van deezen man uwen vader!.Voor deezen man is hy geftorven. ataliba. Gy verfcheurt myn hart. Zou ik minder treuren dan gy, zo Alonzo niet weerom keert? Ik had dan een vriend verlooren. Een vrouw vindt nog altoos wel een minnende gade weder, maar waar vindt een koning ooit een vriend weder? (Hy gaat heen met zyn gevolg en het grootfte deel der vrouwen.') pER-  TREURSPEL. ' «3 DERDE T O O N E E L. CORA. rolla. eenige vrouwen. cora. Een droevige troost! Arm kind, wat zal'er van u worden? rolla. Niet deeze wanhoop, Cora! Vertrouw op de Goden! cora. Ach! my hebben zy verlaaten. rolla. Zy vormden de vriendfchnp tot eenen balfem voor de wonde van gevoelige ftcrvelingen. cora. Voor my niet. rolla. Zy plantten den bloem der hoop op den grond van het ongeluk, cora. Voor my is die bloem verwelkt. r olla. Uwe wanhoop vernielt haaren bloei. De droefheid maakt u ondankbaar. Wat de Goden u op eene wonderbaare wyze fchenkten, kunnen zy ook op eene wonderbaare wyze behouden. cora. . En zo niet? Als Alonzo — ach! ik kart het niet uitfpreeken! F 3 rol*  84 DE DOOD VAN ROLLA ROLLA. Is uw kind vaderloos, zolang Rolla leeft? CORA. Kunt gy ook de plaats van moeder by hem bekleeden? of denkt gy, dat ik Alonzo's verlies zon overleeven? ROL LA. Om uws kinds wille, ja. CORA. Moet hy dan het .bloed uit myne borllen zuigen? Moet hy zich inmoederlyke traanen baaden? ROLLA. De hand des tyds, die de grievendfte fmarten leenigt, de vriendfchap van den koning, myne liefde... CORA. Weg met uwe vriendfchap! weg met uwe liefde ! Geef den bedroefden landman, wiens opkomend zaat de hagel vernielde, geen handvol gras tot ver- ■ goeding weder. ROLLA. Hoor dan Alonzo's vriend, als gy den uwen van i de hand wyst. CORA. Alonzo's vriend! Ach, wie was zyn vriend niet?? ROLLA. Zyne laatfte woorden voor den aanvang van hett gevecht... CO-)-  ' TREURSPEL. |g cora. (met angst.) Zyn laatfte woorden? — fpreek! rolla. Hy vertrouwde my twee dierbaare panden toe, de zorg voor zyn kind, en — zyn zucht voor u... cora. Voor my — zyn zucht voor my ? — den laatften! — fpreek! rolla. (ernftig en fomber!) „ Als ik fneuvele", zeide hy, en vatte beevend myne hand, „ dan zy Cora uwe vrouw!" cora. Uw vrouw? rolla. Ik gaf myn woord, en wy namen affcheid van elkandereu. cora. Ha ! welk een afgryzelyk licht gaat daar voor my op! Alonzo! Gy wierdt een offer van de zuivere oprechtheid van uw hart. Ach, had gy maar gezweegen, in plaatfe van deeze ellendige bekoorlykheden aan een op haar loerende erfgenaam te vermaaken... rolla. Welk een vreeslyke argwaan beftormt uwe ziel! cora. Ik bemerk het maar al te duidelyk. Gy hebt hem op eene der gevaarlykfte posten geplaatst, alF 3 waar  U DE DOOD VAN ROLLA. waar de dood onvermydelyk was, zyne gewillige dapperheid liet zich door uwen list verfchalken. — Hy ging, hy vloog — hy ftortte zich onder de vyandelyke wapenen — gy zaagt hein van verre, en lachte... rolla, (geheel verbaasd!) Cora ! cora. Ach, beken het maar; gy had hem ligt kunnen redden; maar deeze erf gift zweefde voor uw oog! Hy fueuvelde — gy xvendde uw gelaat., • p oll a. O Zon! moet ik dit belecveu? cora. Gy hebt hem zelf niet vermoord; Neen! de hand, die gy my aanbiedt, druipt niet van het bloed van mynen echtgenoot. Gy hebt Hechts den moord aangezien, wat heeft de arme weduff dan te klaagen ? rolla. Cora! Dat is te veel! cora. En die laatfte wil, die laatfte zucht — wie weet of die ooit van Alonzo's lippen vloeide? De dooden kunnen zich niet verdeedlgen. rolla. Cora! Neem dit myn zwaard, en dood my! cora Waarom zoudt gy niet leeven voor de liefde ?cene Kof-  TREURSPEL; t>f liefde, wier bloemen uit het graf van uwen vriend ontluiken. ■— Maar, hoor ook mynen eed, even gelyk gy Alonzo's laatlfen wil uit zynen mond vernaamt; eer zal myn zoon vergift uit deezen boezem zuigen, dan ik u echtgenoot, dan hy u vader zal noemen! ROLLA. Noem my dan uwen vriend, uwen befchermer... CORA. Weg van my! Ik ken geen anderen befchermer dan God! Mét dit kind op den arm zal ik het flagveld op- en nederkruifen, ieder verpletterd lyk jnet eigen hand omkecrcn, in ieder gelaat, dat de zieltoogende fmart misvormde, nog een overblyffel der zalige lachjes van mynen gade zoeken! Zyn naam zal ik uftföhreeüwen, totdat de aderen in myn borst te bnrfte fpringen! en zo 'er flechts nog één enkele levensvonk in hem glimt, dan zal hy my hooren, en zyne oogen nog eenmaal voor het lieve licht der zonne opflaan: Doch vind ik hem niet, welaan myn zoon! dan ftorten wy ons midden onder vyanden, De Spanjaards zyn toch ook menfchen. De onfchuldige lachjes van dit kind zullen my door duizend zwaarden den weg baanen. Wie zou een moeder terug ftooten, die haaren gade zoekt! Wie een onfchuldig kind van zich werpen, dat met ftamelcnde' tonge zynen vader roept! Kom, myn zoon! wy zyn overal veilig. F 4 Een  8& DE DOOD VAN ROLLA. Een kind aan de borst van zyn moeder is een vrybrief door de waereld van de hand der natuur onderteekend Kom! kom! wy zullen uw vader zoeken. (Zy gaat yllings heen.) VIERDE T O O N E E L. rolla. (alleen.) (Hy ftaat langen tyd, met een [omber diepdenkend oog naar den grond ftaarende. Slechts eenmaal gaat zyn gevoel in weemoed over, en hy roept met een ftem van aandoening;) Heb ik dat verdiend! (Daarop wordt hy weder ernftig, en nadenkend; zyne oogen rollen in zyn hos>[d, en hy [preekt op een vasten mannelyken toon.) Ik wil haar dwingen my hoog te achten. (Hy gaat heen.) VT F D E T O 0 N E E L. Het Spaanfche Leger. pizarro. (alleen.) (IVaesi en [omber op en neder wandelende ) Fortuin, gy boeleerder van een Jongen! Een mannenarm is u te ruuw, Wie nog vlas aan de kin, en on-  TREURSPEL. 89 ongefchroeide wangen heeft, wordt van u geliefkoosd en gcltreeld. Doch waar dapperheid en moed des mannen voorhoofd fronzelt, daar keert gy uwen rug toe. Gy geblanket wangedrogt! Rol, rol uw rad over myn verpletterd lichaam ! Maar wraak! Wraak! over Alonzo! — Lach flechts nog eenmaal om my, en uw' lachgen zy Alonzo's dood!- ZESDE T O 0 N E E L. ELVIRA. PIZARRO. PIZARRO. Wie is daar? Wie verftout zich u binnen te laaten? Waar is myn wacht? ELVIRA. O, uw wacht heeft gedaan, zo als een braaven wacht betaamt. „ Wie daar?" — Ik, Elvira.— „Terug!"— Waarom?— „Pizarro wil alleen zyn. Hy heeft op het allerltrengst verboden..." toen glydde een zachte blik van myn oog langs zyn borftelig hair tot op zyn ruuwen baart neder; de hellebaard flreek, en — hier ben ik. PIZARRO. Wat wilt gy ? F 5 EL«  $ó~J> E DOOD VAN ROLLA. ELVIRA. Ik wit zien hoe de heid zich in zyn ongeluk gedraagt. PIZARRO. Zaagt gy my dan niet in het' vluchtend leger, toen deeze vuist den blooden vluchteling nederlliet? Zaagt gy my niet voor het geflagen leger, waar, onder duizend neergebogen hoofden, myn hoofd alleen nog ongebogen zyn noodlot trotfeerde ? ELVIRA. Ik zag u hier en daar; doch om den held geheel te leeren kennen, moest ik hem ook hier in zyn tent zien. Wie groot is onder de- menfchen,, is niet altyd groot in zich zeiven. Menig een i fiddert in den eenzaamen nacht, die, als duizen-den hem aangrynzen, den dood kloekmoedig het: hoofd biedt, PIZARRO. Nu, hier ziet gy my. Heeft het verdriet my • eenigzins ontltelt? Hoort gy een vruchteloos geween ? ELVIRA. Foei! Weenen! Dat doen geen rephtgeaarte man-■ nen, dat doen flechts paapen en vrouwen, maarr gy knarst van fpyt, en dat deugt ook niet. PIZARRO. Moet ik dan aan uwe hand een bal openen,, om-i-  TREURSPEL. oi omdat het zwaard der vyanden de dapperften in 't leger wegmaaide? et.vtra. Koel en bedaard moet gy zyn, even als de nacht, wanneer een onweder heeft uitgewoed. Koud en ftil, als het graf aan den avond voor de opftanding De morgen breekt aan, en de held treed met vernieuwde kracht en luister, door eene nieuwe zon beftraalt, glansryk te voorfchyn. pizarro. Vrouw! Waarom waren op deezen dag niet alle myne mannen, vrouwen als gy? elvira. Dan had' myn hand u heden tot Koning van Quito gekroond. Maar zie, wy Haan nog aan den oever. De Kroon, die daar voor ons in een ftroom van bloed zwemt, is ons oog nog niet ontrukt. Wy fcheppen weder frisfchcn moed, en fpringen fchielyk nog eenmaal in den ftroom. pizarro. O Elvira! Myn hoop glimt Hechts zwak, zolang deeze Alonzo, deeze geesfel van myn leven, aan het hoofd der vyanden ftaat elvira. Ach, dat vergat ik u te zeggen! Alonzo is gevangen. pizarro. Hoe? el,  j>a DE DOOD VAN ROLLA.' elvira. Zo even heeft een onzer benden hem door het gantfche leger in zegepraal omgevoerd. pizarro. (haar omhelzende.') Vrouw, welk een tyding brengt gy my! — Alonzo gevangen? O, dan ben ik overwinnaar, dan heb ik den vyand geflagen. elvira. Waarachtig gy maakt my nieuwsgierig den man te zien, voor wien Pizarro beefde. pizarro. Waar is hy? —• Wacht! (De wacht treedt binnen.) Breng den gevangenen Spanjaard terftond hier. (De wacht gaat heen!) elvira. Wat wilt gy met hem doen? pizarro. Sterven moet hy! — Uuren lang— dagen lang. — elvira. Foei! Schaam u! Wat zal de nakomelingfchap zeggen ? Pizarro kon niet zegepraalen, voordat hy Alonzo vermoord had. pizarro. * Dat is my hetzelfde ! elvira, Welk een woord in uw mond! Handel niet üeeds edel, maar handel ook altyd groot! pi-  TREURSPEL. 93 PIZARRO. En wat raadt gy my? ELVIRA. Geef hem een zwaard, en daag hem ten tweeftryd uit. PIZARRO. Hy heeft zyn Vaderland, mogelyk ook zyn God verraaden. De Heldendood is niet voor den Verraader. EL VIR A. Doe, wat gy wilt, doch als gy hem vermoort, dan is Elvira voor u verlooren. PIZARRO. Welk deel neemt gy toch in het lot van een onbekende? — Wat raakt hy u? ELVIRA. Hy? niets. Maar uw roem alles. Meent gy dat ik u beminne? Neen, ik bemin uwen roem. PIZARRO. Niet naar roem, naar wraafc dorst myn hart! Ik heb ze hem gezwooren, en ik ben een Spanjaard. ZE-  54 DE DOOD VAN ROLLA. ZEVENDE T O 0 N E E L. alonzo de vorigen. alonzo. (geboeid, treedt binnen.-) elvira. (befchouwt Alonzo met eene mengeling van bewondering en nieuwsgierigheid. ) pizarro. Ha! Welkom Don Alonzo de Molina t Wy hebben eikanderen in lang nier gezien. i alonzo. Wy zien eikanderen nog altyd te vroeg. pizarro. Gy zyt dik en vet geworden. alonzo. Ik wierd echter met geen bloed of roof gemest.. pizarro. Ook gehuwd, gelyk ik hoor? Zelf wel reeds i vader ? alonzo. Is het u leed, dat gy het kind reeds voor; .zyn geboorte niet verdelgen kost? pizarro. (met een vonkelend oog)) Jongen! elvira. U gefchiedt niet meer dan recht, waarom fpot; gy met hem? p ti>  • TREURSPEL. 95 pizarro. Wie heeft u tot zyn vooripraak benoemd? elvira. Den overwonnenen te fmaaden is laag. pizarro'. Ga heen! jêlvira. Ik wil niet. pizarro. . Moet ik geweld gebruiken? elvira. Geweld? QZy trekt een dolk.) x alonzo. Edele Jongeling! wie zyt gy? Ik zag u nooit voorheen. elvira. Als ik edel ben, wat ligt u aan myn naam gelegen ? alonzo. Spaar u zeiven; my te verdedigen is zo veel als den tyger zyn buit te willen ontrukken. pizarro. En deeze tyger is de geregtigheid. ' alonzo. Welk een naam ontwyden uwe lippen? pizarro. Cy hebt uw vaderland verraden. / alon-  96 DE DOOD VAN ROLLA. ALONZO. Een ik dan onder roovers gebooren? PIZARRO. Gy afvallige van God en Godsdienst! ALONZO. Dat liegt gy. PIZARRO. Uw vrouw is een heidin. ALONZO. God kent het hart, en vonnist niet naar het geloof. PIZARRO. Doch loont naar verdienden. ALONZO. Ja! dadr! PIZARRO. Uwe ogenblikken zyn dierbaar. Verdeedig u als gy kunt. ALONZO. . Waar zyn myne rechters? PIZARRO. Vraagt gy dat nog? ALONZO. Zyt gy hier alleenheerfcher? PIZARRO. Beroept gy u op eene vergadering van den ; Krygsraad? ALON-  TREURSPEL 9? ALONZO. Als Las Cafas onder hen is, ja. Zo niet, dan fean ik myne woorden wel befpaaren. PIZARRO. Dat toch de onbezonnenheid zich zo gaarne op de dwaasheid van anderen beroept! ALONZOi Is Las Cafas een dwaas ? O verfchoon my dan toch met uwe wysheid! en gy, heilige God! laat my fterven in de dwaasheid van Las Cafas! PIZARRO. Gy zyt het doel mver wenfehen naderby» dafl gy wel denkts ALONZO. Meent gy my te verfchrikken? PIZARRO Als Las Cafas hier op myn plaats zat, wat zoudt gy hem zeggen? ALONZO. Aan zyn hand zou ik de velden van Quito dooi» kruizen. Dan zou ik hem zeggen: Zie hoe alles groent en bloeit, hoe hier het pïoegyzer de onbebouwde velden opdelft, en daar het veelbelovend zaad een ryke oogst doet verwachten, dat is myn werk; zie hoe het gulle vergenoegen op : ieders gelaat ons aanlacht, daar gerechtigheid en milddadigheid barbaarfche wetten verdelgde, dat al|es is myn werk; zie hoe hier en daar reeds G d«  $8 DE DOOD VAN ROLL A. de een en ander een blik vol eerbied en dankbaarheid naar den eenigen waaren God ten hoogen hemel heft; dat alles is myn werk. En Las Cafas zou my in zyne armen fluiten, en een traan, 'vol van Zachte weemoedigheid, zou een milde zegen op m'y doen afdruipen. Begrypt gy nu,hoe men den dood lachgend kan trotfeeren? PIZARRO. Gy zyt nog (leeds, zo als gy altyd waart, een dweeper. ALONZO. Ach, als deeze dweepery my ooit verlaaten i konde, dan was ik waardig — Pizarro's vriend te heeten. PIZARRO. Ja! trotfeer my maar, Jongen! Hier zitten gee-> ne oude wyven in den raad,hiervonnisfenmannen.. ALONZO. Ik ken uwe manhaftigheid, en ben daarop reeds? gevat. PIZARRO. Zo veel te beter voor u! want gy hebt flechtss weinige oogenblikken meer te leeven. Ga, en bereid u tot den dood! ALONZO. Ik ben bereid, PIZARRO. Heeft uwe hooge dweepery eok vrouw en kin-1deren uit hart en zin verdrongen ? ALON-v  TREURSPÈta $ alonzo. Ër leeft een God! pizarro. Veel geluk met deezen trotlclien waan! Ga eti bid! De eerfte Zouneftraal is voor u een bode des) dood3. alonzo. Uw vwa,akzucht maakt fpoed. ïk bedank li daarvoor. Qly wil heengaan.) 3.lvjra, Elyf Alonzo! — Ik zeg u, Pizarro! deezê Jongeling zal niet iferven. pizarro. Zyt gy döl? elvira; Ik eisch geen deugd of grootmoedigheid van ü \ doe Hechts wat gy der eere fchuldlg zyt! Stel hem in vryheid, geef hem een zwaard, en ftryd met hem! — Zo niet, dan moet ik u verachten, pizarro. Hem de vryheid fchenken? om op nieuw zyn Vuist in het bloed zyner broederen te kunnen verwen? Alonzo. Roovers waren nooit myne broeders. pizarro. Hoort gy wel? — Ga heen, Alonzo! gy weet uw vonnis. —• G s al on-  -too DE DOOD VAN ROL LA. ALONZO. Ik weet het, en veracht u. — Gy, goedhartige Jongeling! u betuig ik mynen dank! Gj~ voegt niet onder deeze menfchen. Ga naar de zogenaamde Wilden, daar zult gy uw waare vaderland vinden! (Hy gaat heen.) A C T S T E T O 0 N E E L. PIZARRO. ELVIRA. PIZARRO. Ja, veracht my maar, en giet olie in den gloed myner wraak. Dat zyn de zuuré vruchten van Las Cafas lesfen! ELVIRA. Ik bewonder deezen Alonzo! PIZARRO. Binnen weinige uuren zult gy zeggen: ik heb hem bewonderd. ELVIRA. Denkt gy dan hem te doen fterven? PIZARRO. Zo zeker als de Zon ftrnks ondergaat. ELVIRA. En de wyze van zyn dood? PIZARRO. Daarover bedenk ik my nog, hoe veele folte- rin- /  TREURSPEL. IÖI ringen men in het tydbeflek van eene öonde wel zou kunnen byeenvoegen. elvira. Ik weet een marteling, die den gepynigden eeuwig plaagt, en den pyniger wellust verfchaft. pizarro. Ei, noem ze my! elvira. Zy heet befchaaming. pizarro. Ik verftaa u niet, elvira. Vergeef het hem. pizarrq. Al weder! elvira. En nog duizendmaal. — Wees my deezen lof verfchuldigd, want ik befpaare u den vloek der nakomelingfchap. Zy zal uwe daaden leezen: hy landde met een handvol menfchen in een vreemd waerelddeel, hy verfloeg den Koning van een machtig ryk, hy was dapper! — Hy fchonk den trotfchen vyand, in ketenen geklonken, vergifnis en vryheid. — Ha! hy was groot! pizarro. Qachgende!) En myne vermolmde gebeenten zullen dan ia bet graf vrolyk klateren! niet waar-? G 3 Et-  ;?aa DE DOOD VAN ROLLA; elvira. De roem der nakomelingfchap is een zeepbel, en de held een kind. Doch dit fpeelwerk knoopt juist den halfgod aan de menschheid. pizarro. En als ik nryn rechtvaardige wraak voldoe, wat ?egt men dan? elvira. Hy drukte den wcerloozen geboeiden een dolk in het hart — hy was een mensch van een laage -.ziel. pizarro. (Jialf lashgenêè.) Hercules verflikte den reus, en Apollq heeft eens Marfyas gevild. elvira. Ha, ha, ha» Bravo! Wy zouden hdm Villen? Hy blaast immers de fluit beter dan wy! pizarro, Qgemeljk.'} Genoeg, Elvira! elvïra. Gy hebt gèlyk,wie zou cederen planten in een moeras? ~ Laat ons ernftig over de zaak fpreeken. Roem cn eer zyn redelooze dingen. Een weinig rpók, een weinig Vlam, hót Warmt niet, het verzadigt niet. Maar ons Voordeel? — Wat dunkt u, Piznrro? als wy door een goedkoope grootmoedigheid ecu kostbaare zege konden koo» P?1?? pi-  TREURSPEL. 103 PIZARRO. Spreek duidelyker! ELVIRA. . Alonzo zal en moet de lesfen van Las Cafas verzegelen, of meteen grootmoedigen heldendood, die ons weinig baat, of met eene dwaasheid, die ons van veel nut is? De keus ftaat aan u. PIZ ARRQ» Hoe dat? ELVIRA. Wy zullen den dweeper in zyn eigen hersfenfchimmen vangen. Dat onding, het welk de menfchen verheven deugd noemen, is zyn afgód. — Kom hem voor, en zeg: Alonzo, gy hebt my beleedigd. Ik vergeef het u, gy zyt vry. Ik wed, de Jongen zal in uwe armen zinken, en u, uit gevoel van dankbaarheid, den troon van Quito in handen leveren. PIZARRO. Meent gy dat? Daar twyfel ik toch aan.1 ELVIRA. Is dat kunstftuk u alleen te zwaar? welaan, ik help u. Wien trekt de liefde ligter dan den dweeper, zo wel ten goede als ten kwaade. — Ik ben fchoon, ik heb bekoorlykheden, verftand, kan my naar de luimen der mannen vlyen. Gy weet, Pizarro! duizenden gehoorzaamen u, d«n held; gy gehoorzaamt my, de vrouw. G 4 vï'  t&t DE DOOD VAN R O L L |, i PIZARRO. Ik ui ELVIRA. Geen woord, de tyd is kostbaar. Ik gaa naar Alonzo, Heb ik niet reds als Jongeling hem het hart getroffen? — En wanneer ik nu als vrouw voor hem treed, als myne hand de zyne drnkt, myne oogen fineekend op hem rusten — als de beeldfprake der deugd van myne lippen ftropmt; meent gy dan dat hy nog zou weêrftaan? PIZARRO. Uwe ydgle verwaandheid vermaakt my. ELyiRA, Maak fpoedig gebruik van de goede luim myner vriendfchap, eer het my berouwt. PIZARRO. Laat het u dan altyd berouwen, want myn befluit is reeds genomen. ELVIRA, A!on?o fterft? PIZARRO, Hy fterft! ELVIRA. En als Elvira in 'het uur zyns doods u vpor altyd verliet, dan ook nog? PlgARRQ, gejffc dan.  T R EU R SP E L.~* ~ lo$ elvira. Als zy, tot een edeler Vriend haar toevlucht neemende, met Alonzo aan het geluk der Pe~ ruaaners arbeidde? pizarro. ~ 'Er zyn nog kerkers en ketenen. elvira. Niet voor eene vrouw, die, ook zonder de les» fen van Las Cafas, den dood leerde verachten. pizarro. Ook die kan u geworden. elvira. (teder.) Pizarro, gy bemint my niet meer! pizarro. Als gy uit den veldheer een herder zoekt te vormen, dan vergist gy u. elvira. Ondankbaard gy hebt vergeeten, dat ik vader* land en ouderen om u verliet; dat ik alleen ia uwe armen of in den fchoot der woeste golven, my wilde begraaven. pizarro. Heb ik u niet gelyk met gelyk vergolden ? waarover beklaagt gy u?. Deelt gy niet myne macht zo wel als myne vermaaken? elvira. Vergeet niet, dat ik ook uwe gevaaren deelde. Wie was op deezen vreesfelyken dag u het naaste G 5 ia  io6 DE DOOD VAN ROLLA. in het gewoel van den flag? Wie heeft zyn boezem, aan het yzeren harnas niet gewend, u tot een fchild geleend? pizarro. Goed, Elvira! Gy zyt verliefd als eene vrouw, en dapper als een man. Daarvoor komt u ook een geheel hart en halve buit toe. elvira. Een halve buit? Welaan! dan is Alonzo myn gevangene. pizarro. Geenszins! De deeling behoude ik aan my. elvira. (hem liefkoozend omvattende.') Ook niet, als ik u op eene minzaame wyze daarom fmeeke, uwe wangen met fiiyne traanen befproeije? pizarro. (koel.) N*en! ook dan niet! (Na eene tusfchenpoozing) Wat moet ik van u denken? Hebben de zachte wangen van den Jongen u bekoord? elvira. O neen! nog bemin ik u. Maar weei myner iièfde waardig! Een enkel toeval kon u de zege over de vyanden betwisten; beftryd u zeiven, en uwe nederlage zal tot een fchooner zege ontluiken. Dan z;t gy weder de held, en niet dan den held kan Elvira minnan.  TREURSPEL. lof PI0ARRO. Vergeefs! Hoed u, Elvira! dat geen argwaan zyne klaauwen in myn hart flM, Gy kent da Spanjaarden, gy kent my. ELVIRA. Ja, ik ken ü. Gy zyt yverzuchtig op vrouwengunst, maar nog yvcrzuchtiger op uwen roem. Gy Wilt immers dien eenigen band niet verbrei» Keu, die Elvira aan u boeit? PIZARRO. Ieder uwer woorden vermeerdert zyn fchuld, ELVIRA. Welaan, die band zy dan verbroken! verbroken voor eeuwig! Ga, en wet uw kling voor den nek van den gevangene, wiens ketenen u vw dierbaar leven verzekeren moeten. Gaarne had ■ Elvira haaren held het ftof en bloed na ieder flag van het voorhoofd gewischt, doch niet het ftof der vloek, niet het bloed van den laagen ver«chtelyken moord. — De arm, die een weerloqzen vyand het hart doorboort, moet nooit weeder eene edele vrouw omflingeren. De lippen, die koel en fchertzend een doodvonnis uitfpree-. ken, moeten nooit weder de myne drukken. -* O, ik weet ook zeer wel, dat wraak een zoet : ftreelend gevoel is; maar flechts zolang als de vyand trotsch voor u ftaat; hy valt — en weg  TroS DE DOOD VAN RÓLLA. weg is de wraak. Wie anders gevoelt, dien be« ■ treur ik; wie anders handelt, dien veracht ik pizarro. (befchouwt haar [pottende ett i lachgende Na eene korte • tusfchenpoozing.) Gy zyt een Vrouw! (Hy gaat heen!) N E G Ê N D E T O 0 N E E L. elvira (alleen.) Een vrouw? — dat weet gy en fiddert niet? — gy weet, dat ik even fterk haat als ik bemin, en i gy fiddert niet ? — Welaan, gy ! wien niet de I ftryd der elementen, niet de woede van den vyand verfchrikte, uw verderf wordt u door een vrouw gezwooren!— —Alonzo zal leeven! — en ik hem bemin. . jien— niet om dat bevalligheid en jeugd zyn gelaat een frisfcher blos verleenden —• neen! omdat de afgod, dien ik in Pizarro eerde, flechts een ge- • brekkig broddslwerk was, omdat dat gene, 't welk in de verte een marmeren tempel geleek, flechts een overpleisterde poppenkraam was! — Ha, Pizarro! tot nog toe had ik het u vergeeven, wan- • neer gy om een troons wille flechts trouwloos ge- ■ handeld had, maar gy handelt eerloos— en Elvira I is voor u verlooren! (Zy gaat heen.) Einde van het derde Bedryf, VIER- •  TREURSPEL. io> VIERDE BEDRYF. Een tent in het Spaanfche legér1. EERSTE T O O N E E L. alonzo. (alleen. Het is nacht*") » eracht den dood! — Zo fpraken de Romeinen en Grieken, heidenen met de wypheid gemeenzaam. Schaam u, Christen! Gy fiddert, — Wat deezen flechts van verre gisten, is voof u zekerheid — een beter waereld! -- en gy fiddert? — Worftelt de jeugd met haare (terke fpieren tegen een vroegen dood ? — Wat is een vroege dood? — Moet Alonzo zyn leven naar de jaaren tellen? — Bezat hy niet Cora? — Cora! — Ach, daar tokkelde ik aan den rozenband, die my onwederftaanbaar aan de waereld boeide! Vrouw en kind! Hier bindt my de traan der liefde, en daar de lachjes der onfchuld. •— Ja, Casfius, gy waart nooit echtgenoot! Seneca, gy waart nooit vader ! Luid roept de ftem der Natuur, Lc^f! Luid weergalmt myn hart dien toon, Kan deeze wensch den man en held onteeren? — Heer van myn noodlot! ik wenfch te leeven. TWEE-  %io DE DOOD VAN ROLLA, TWEEDE T 0 O N E E L. alonzo. een spLDaat met twee vies* fchen wyn. soldaat. Hier Alonzo de Molina , Zyt welgemoed eri j drink! alonzo. Wie zendt u? soldaat. Jk hield de wacht voor uwen tent. alonzo. Heb ik deeze verkwikking aan uw medelydea i te danken? soldaat. Neen. Uw toeftand gaat my wel ter harte,, «naar helpen kan ik niet; want ik ben arm, al onzo. Wie gaf u dan deezen wyn ? soldaat. Iemand, die wel zoeter dingen geeveu kan dans deezen wyn! (zachtjes) Donna Elvira. alonzo. Wie is die Donna Elvira? soldaat. Hebt gy nooit van haar gehoord? — De Vrieri-i din van onzen Veldheer. ALOIVi  TREURSPEL. 111 ALONZ O. Zyn Vriendin? SOLDAAT. Nu ja! gy verftaat my immers wel? ALONZO. En deeze Elvira, zegt gy... SOLDAAT. Zend u den wyn. ALONZO, Kent zy my? SOLDAAT. Dat geloof ik juist niet. ALONZO. Ga, en bedank haar. SOLDAAT. Zeer goed. ALONZO. Den wyn kunt gy wel weder medeneemenv SOLDAAT. Wilt gy hem dan niet drinken? ALONZO. Ik dronk federt jaaren lang geen wyn. SOLDAAT. Ja maar gy hebt thans dat verfterkend vochê wel nodig om uwen moed optebeuren. ALONZO. Goede Vriend l Ik beklaag den ellendeling, dia dit nodig heeft, SOL-  tti DE, DOOD VAN ROLLA* s old aat. Ja maar, het benevelt toch de zinnen en verflompt de fmart. alonz o. Laat my met vrede De dood is voor my geen fpook, voor wien ik het hoofd in een oorkusfen verbergen moet. Drink den wyn zelve. Het is een koude nacht. Het zal u goed doen. soldaat. Wel nu, ja, waarom niet? Zo als het u belieft. Waarlyk gy zyt een echte brave Ridder. Met is maar jammer dat gy een heiden geworden zyt! Ik zou wel over u willen weenen, als het geen zonde was. (Hy gaat heen.') DERDE T O O N E E L. alonzo* (alleen.) Arm mensch! Hy weet niet wat hy zegt. GodS gy fchiep den wynftok voor den Spanjaard, en de Patana voor den Peruaaner. Uwe-rivieren bevochtigen 'de velden aan den voet der Pyrenaeê'n, even gelyk aan den voet der Cordilleras. Gy hebt het kruis op onze altaaren tot een zinnebeeld van uwen eerbied geplant; doch gy lacht ook de Zon aan, die op de borst der Iucas fchittert. FIER-  TREURSPEL. H3 VIERDE T O O N E E L. elvira. alonzo. elvira. (aan den ingang roepende.) Don Alonzo! alonzo. Treed nader. Wie zyt gy? •elvira. (ridderende.) Kent gy my nog? alonzo. Ja wel, herken ik u, goedhartige Jongeling! gy waart het, die den wreedaart Pizarro durfde tegenfpreeken, toen myn dood van zyne lippen vloeide. Uw gedaante is diep in myn hart geprent. elvira. Leef, want ik bemin u! alonzo. Het is edel, maar .gevaarlyk een ongeïukkigen te beminnen. Gy zweeg my voorheen uw naam* Wie zyt gy, jonge adelaar onder de gieren? e l v i r a. Dat raadt gy niet? alonzo. Hoe kan ik dat raaden? elvira. Waar (lichtte de menschlykheid ooit een felioöII nef  H4 DE DOOD VAN ROLLA. ner tempel, dan in het hart van een vrouw? Wie durft het zo ftout waagen, zelf tyrannen .te frotfeeren, als een vrouw. alonzo. Ik fta verbaasd. — Zyt gy een vrouw? Mogelyk Donna Elvira? elvira. Gy fchynt toch veel met den naam op te hebben? —- Ja, ik ben Donna Elvira. . alonzo. Zulk een bezoek — en dat in dit uur? elvira. Wie de verdrukten ter hulp fnelt, telt de uuren niet. alonzo. Het is het laatrte van myn leven. elvira, Ik zeg u: neen! alonzo. Pizarro zwoer myn dood. elvira. En ik uw leven. alonzo. Ik bedank u, maar ik weet te Iterven. elvira. Altyd dood en flerven om het andere woord. Gy zyt één van die zeldfaame menfchen, die aan den rand van het graf zich gemakkelyk aflaaten, om  TREURSPEL. ti$ om met vermaak in den afgrond te kunnen nederzien, ALONZO. Ik lyde wat ik moet. elvira. Gaat gy met genoegen ter dood? alonzo. Ik zou u en my bedriegen, als ik ja antwoordde. elvira. Vlieg dan yllings heen! Vlucht! alonzo. Vluchten? Gy fchertst. elvira. Dan had ik myn tyd voortrefiyk gekozen. alonzo. Deeze boeijens — myne wachters.... elvira. Boeijens te ilaaken en wachters te verblinden, is voor de liefde flechts een fpeelwerk. alonzo. De liefde? | elvira. Noem het, zo als gy wür. Ik gaf my nooit de moeite de gevoelens van myn hart op eert fchoolfcheh trant uittedrukken. Ik zag u geboeid voor Pizarro ftaan, en hoorde'u daar als een oud Romein fpreeken. Op dit oogenblik glydden de H s boei*  Hó" DE DOOD VAN ROLLA. boeijens van uw hand, en omflingerden myn hart. Ik gevoelde de behoefte om u te redden. Voorneemen en uitvoering zyn by my het werk van hetzelfde oogeublik. Ik gevoelde — en handelde. ALONZO. Gy my redden? ELVIRA. . Ik u, gy my. Gy moet my uit den dwarrelftroom rukken, die ieder pooging naar roem in.'t bloedig fchuim verflindt; weg van de baan, waar de hebzucht ieder lauwer met voeten treedt. Ik ben geen gemeene vrouw, ik wil niet minnen, om in den kring myner kinderen fprookjes aan 't fpinnewiel te vertellen; van de daaden myns beminden moeten myne lippen overvloeijen. Kinderen! Ziet gy die marmeren beelden wel? Zy worden voor uwen vader opgericht! Hoort gy dat gejuich wel dat de bewondering doet opgaan? Het weergalmt van den naam uwes vaders! Reikt uwe Jdeine handen den verzoenden vyand toe, uw vader heeft hen door dapperheid en edelmoedigheid overwonnen. Ha gelukkige vrouw, die deeze taal kan voeren, die alleen zich beroemen durft: Myne liefde is geene alledaagfche zwakheid ! Jongeling! behaag ik u zo; wilt gy my zo de ellende doen vergeeten, eene vrouw geboren te zyn; geef my dan de hand, ik red u. A L O N-  TREURSPEL. II? ALONZO. Als ik u wél verftaa, fchoone Vrouw! dan rekent gy op eenen dank, dien Alonzo u niet geeven kan. Ik ben gehuuwd. ELVIRA. Met een heidin. ALONZO. Dat zy zo! Zy is myne gade, en de liefde alleen is het, die onder ieder luchtftreek den huwelyksband heiligt. ELVIRA. Beaudwoordt zy met gelyke trouw uwe tederheid ? ALONZO. Slechts met gelyke trouw? — Donna Elvira kent haar Sexe, onnavolgbaar in liefde en in haat. ELVIRA. En met dat al wilt gy haar tot weduwe maaken? ALONZO. Myn noodlot en het haare ftaan in Gods hand. ELVIRA. Zo fpreekt een ieder, die niet vry kan handelen. Hebt gy kinderen? ALONZO. Eén pand der zuiverfte liefde. ELVIRA. En dat pand wilt gy tot een weesje maaken? H 3 • ALON»  118 DE DOOD VAN ROLLA. alonzo, O myn Fernando! elvira, Voegt het den held te klaagen, daar hy moedig handelen móet?— Hoor my! wanneer gy voor het hart uwer gade alles zyt, wanneer zy uw leven voor geen prys te duur koopt; dan zal zy gewillig haare aanfpraak opófferen, en den geredde overlaaten aan haar, die hem verlost heeft, alonzo, Dat zou zy, elvira, Welaan! alonzo; Nooit ! Myne boeijens zal de dood fpoedig flaaken, haar verdriet zou Hechts een langzaam fterven eindigen. Zy zou met opgekropte traanen my in uwe armen zien, ik zou luid aan uwen boezem fnikken. Elkander minnende harten kunnen alles opofferen, doch Hechts haare liefde niet! Zy kunnen alles ontbeeren , alleen haare liefde niet. Ik ben myne gade alles, zy is voor my meer dan myn leven. Om fchatten te veroveren kwamen wy in dit land, den kostbaarflen fchat heb ik gevonden, een minzaame vrouw! En ik zou haar verlaaten, om een ellendig leven daar voor te koopen, dat zonder haar voor my geene «ratote bttftf ~ O Cora! in uwe armen heb ik 'h§t  TREURSPEL. n? het geluk des levens leeren kennen, uit uwe armen alleen zal ik in het graf ftygen! — Ga, ga heen , Signora ! als gy geen ander middel kent om my te redden; vaar wel dan, ik bedank u. ELVIRA. Ha! zo behaagt gy my. Laat my dien trotfchen waan, dat ik uwe liefde zou verdiend hebben, als uw hart nog vry ware. Zou ik uwe gelukkige vrouw benyden. Foei! weg met dit on, edel gevoel! Terftond Elvira, verdik het door eene belanglooze daad! Hier, Jongeling! neem deezen dolk, en volg my. Ik breng u in Pizarro's flaapkamer ; gy doorboort dat trotfche hart; de fchrik breidt zyne vleugelen uit over het gantfche leger, en in de eerfte verwarring, by het eerfte moordgefchreeuw, als alles door elkander en tegen elkander inloopt, dan vluchten wy tot de uwen over. Daar zal ik de vreugdetraanen van uwe vrouw op myne wangen voelen, daar zal ik het geftamel van uw kind hooren, en alle myne trotfche ontwerpen vergeeten. Welaan, volg my! alonzo. Zou ik een mensch in den flaap vermoorden? Neen! al ware hy myn verbitterdfte vyand. ELVIRA. Ik haat deezen Pizarro, omdat hy my verraderiyk behandelde, en ik veracht hem , omdat hy H 4 den  lao DE DOOD VAN ROLLA. een overwonnen vyand met voeten trad. Edelmoedigheid is flechts. voor edele zielen: Vernie. tig den booswicht, gelyk hy anderen doet. Verlos, de aarde van een monfter, dat van de oude ■waereld wierd uitgebraakt, om de nieuwe te overheerfchen. Uw tweede vaderland zal ,u een dankbaar vreugdegefchrei toejuichen, en een roemryke rust in den fchoot der uwen zal uw zalig lot zyn. Welaan, bellis! alonzo. Ik heb myn befluit genomen. V elvira. 1 Volg my dan! alonzo. Geenszins! Zoek u een ander werktuig uwer wraak. Er was een tyd, dat deeze Pizarro my beminde, dat hy alle zyne roemryke gevaaren op het flagveld, en alle de genoegens zyner tafel met my deelde. Honderdmaalen heb ik gerust aan zyne zyde geflaapen, en deezen Man zou ik in den flaap vermoorden? elvira. Heeft hy niet alle banden tusfchen u en hem verbroken ? alonzo. Ja, maar niet den band zyner weldaaden. elvira. Dweener! Ik Iaat u alleen. De eenzaamheid zal  TREURSPEL. lil zal de rede uit haaren flaap opwekken, de fchrik des doods zal u nuchteren maaken. Weet gy wel, dat men een groot losgeld voor u geboden heeft? Pizarro" heeft het afgeflagen, U blyft geen andere redding over. v alonzo. Dan weet Ut, hoe ik derven moet. ELVIRA. Zie het morgenrood in het Oosten reeds daagen, het verkondigt u uwen aanftaanden dood. Pe oogenblikken vliegen heen; nog maar zeer weinige zyn de uwen, en de gelegenheid keert nooit terug. Ik laat u tyd van bedenking. Binnen een vierendeel' uurs ben ik weder by u, om uw laatffe befluit te haaien. (Zy gaat heen.') FT F D E T 0 O N E E L. alonzo. (alleen.) Spaar u dien yruchteloozeu gang, het is vergeefs. De dood is een bittere artzeny, maar de ondeugd een zoet vergift. — God zy met myn Vrouw! God en Rolla! — Ach! mogt zy vlieden in het gebergte, waar onfchuld en vrede woonen! Mogt myn Ongelukkig, kind nooit ervaaren, uit welk bloed het afftamt! — Gy, Jehova! of Zonne! — Het is 't zelfde hoe ik u noem — fpaar de mynen in gezondheid en zuivere zeden! H 5 , Het  122 DE DOOD VAN ROLLA. Het overige is kinderfpel. (Naar buiten uitziende!) Zie daar, de eerfte morgenfchemering maalt ons de bergen in het verfchiet, Nog een enkel uur is my overig. Ik wil beproeven den doods- j angst in haaren tol te verkorten, ik zal my ter 1 flaap leggen. (Hy legt ziek neder) Gy myn 1 zuiver onbevlekt geweeten, wenk uwen vriend, ! den flaap, dat hy myne oogen luike. — Myne krachten zyn uitgeput, — De matheid drukt my | de oogen toe. — Kom lieve fluimer, bereid my tot eene gemeenzaamer kennis met uwen jongften broeder. (Hy flaapt.) ZESDE T 0 0 N E E L. rolla de wacht. de wacht. (Men ziet den wacht aan den ingang van de tent op en nedergaan. Na eene korte tusfehenpoozing roept hij:) Wie daar? ~ Geef antwoord! Wie daar! rol la. (nog agter het tooneel.) Een Priester. s o ldaat. Wat wilt gy, eerwaardige Vader? rol-  TREURSPEL. U3 rolla. (treedt te voorfchyn in monnik: kleeding.') Zeg my, Vriend! waar wordt de gevangen Spanjaard Alonzo bewaakt? soldaat. Hier in deeze tent. rolla. Hier? — Laat my dan binnen-! soldaat. Terug! Ik mag niet. R O l l a. Hy is myn Vriend. soldaat. Al waart gy zyn broeder. rolla. Welk noodlot is hem befchoorcn? s oldaat. Met Zonnen - opgang moet hy ïterven. rolla. Ha ! dan kom ik nog juist van pas. s oldaat. Om getuigen van zyn dood te zyn. rolla. Ik moet hem fjpreeken. s oldaat. Terug! rolla. Is hy alleen? SOL-  134 DE DOOD VAN ROLLA., soldaat. rolla, Ik bid u, laat my by hem! s oldaat. Vergeefs! Het bevel was geftreng. rolla. (haalt de diamanten Zon voorn den dag, die hem de Koning, tot een gefchenk gaf.) Zie deeze kostbaare diamanten! soldaat. Wat hebt gy daarmede voor? rolla. Zy zyn voor u. Laat my maar by hem. soldaat. Zoekt gy my omtekoopen? Ik ben een oud«» Castiliër. rolla. Neem ze, en doe een goed werk! soldaat. Terug! ik ken myn plicht. — rolla, Zyt gy gehuuwd? soldaatrolla. Hebt gy kinderen? sol- -  TREURSPEL. il$ soldaat. Vier kleine jongens. rolla Waar liet gy hen? soldaat, (ep een zachter toon ) Te huis in myn Vaderland. rolla, Bemint gy uwe vrouw en kinderen ? soldaat, (aangedaan.') Myn God! zou ik ze niet lief hebben? p o l l a. Als gy nu in dit vreemde land nerven moest? soldaat. . Dan zouden myne kameraads hen myn laatften groet en zegen te huis brengen, rolla. En als dan iemand zo wreed geweest ware* om uwe , kameraaden den toegang te ontzeggen? s oldaat. Wel nu? rolla. Alonzo heeft ook vrouw en kinderen. Zyne in droefheid gedompelde gade zendt my herwaards, om den laatften groet en zegen van hem af te haaien. soldaat. Loop maar binnen! rol-  Ï26 DE DOOD VAN ROLLA. rolla. (terwyjl hy nader by komt.) O heilige Natuur! nooit verloochent gy u zel-l ve. — Alonzo! waar zyt gy? — Daar ligt h# en fluimert — (hy fchudt hem by den arm.) Alonzo! Ontwaak! alonzo. (uit den flaap omwaaiende.)] Komt gy my nu reeds haaien? (Hy beurt zich'i op ) Ik ben gereed. rolla. Wees welgemoed! alonzo. Welk een ftem! rolla. Ik ben Rolla. alonzo. (in zyne armen ylende.)) Rolla! — ben ik in de daad ontwaakt? — IIoc komt gy hier? rolla. Het is thans geen tyd om te vraagen en te and*woorden. (Hy werpt zyn kleed af.) Dit bedrie-gelyk gewaad nam ik het lyk van eenen priester r af, die heden in den liag fneuvelde. Neem gy^ het, en vlucht! alonzo, En waar blyft gy dan? rolla. Ik blyf hier in uw plaats. ALON-,-  TREURSPEL. 127 ALONZO. Nooit! ROLLA. Ik bid u, geen bedenkingen ! Kleed u en vluchtL ALONZO. Gy derven voor my? Neen, liever een tweeivoudige doodl ROLLA. Wie zegt u dat? Ik zal niet derven. Alonzo is hier gehaat, ik niet, Slechts een korte gevani genis, waaruit uw arm my ras verlosfen zal. A L O N Z O. Dan kent gy het bedorven hart van Pizarro niet. Gy ontrukt hem zyn'buit, hy zal knarstanden van fpyt, en u aan zyn wraak opofferen. R O L L A. Geenszins! een aanmerkelyk losgeld.... A I.ONZ O. Zyn bloeddorst is nog onverzadelyker dan zyne geldzucht. ROLLA. En al v/are dat zo, wat zou dat nu afdoen? — Ik ben alleen in de waereld, een op zich zeiven bedaand wezen, dat aan niemand verbonden is, een druik in de zandwoestyn. Houw hem af, wie zal er naar vraageu ? Gelukkig als een paar goede menfchen zich nog by zyn vuur verwarwen. — Gy, daarentegen, zyt echtgenoot en1 va-  is8 DE DOOD VAN ROLLA. vader. Aan uw leven hangt het welvaaren of dé ellende van een brave vrouw, van een ftamelend kind. Voort, voort! neem dit gewaad en vlucht! ALONZO. Wilt gy my tot een laffen moordenaar van myn Vriend maaken? — Wilt gy my een leven fchenken, dat onophoudelyke rampen geduurig zouderi verbitteren? ROLLA. Alleen in Cora's armen zult gy aan my gedenken Een traan in de kelk uwer vreugde, dat is het alles. Ik heb vruchteloos in de waereld geleefd. Vergun my de laatlte vreugde, dat ik ten miniteii niet Vruchteloos Iterve. ALONZO. Kan een Vriend my zo martelen! Myn fterfuur valt my zwaar. ROLLA'. Ik kan u niet eens een groet van uwe lieve vrouw brengen, want zy is volftrekt buiten kennis. Zy valt van de eene zinneloosheid in de andere. ALONZO. O myn Cora! ROLLA. Als gy u niet yllings by, haar begeeft, dan vrees ik voor haar leven. AL ON- •  TRÈURSPËL. IÏ9 alonzo. (ver/hkrikt.) Voor haar leven? rolla. Gy fterft, zy fterft, uw arm kind wordt een wees. alonzo. Rolla zal zyn vader zyn. rolla. Rolla?— Meent gy dat Alonzo?— Roüa zou Cora's dood overleven? alonzo. o God! geef my fterkte in deezen ftryd! rolla. En wat baat u toch uWe hardnekkigheid? Gy wilt niet vluchten? — Welaan! ik ook niét. Ik blyf hier. Geen geweld zal my van u fcheiden. Gy zult het vermaak hebben my aan uwe zyde te zien fneeven. Dart is Cora geheel ver* laaten. alonzo, Mensch! gy öiaakt my ylhoofdiga rolla. Als gy volhardt, dan is alles en zeker verloren* Doch vlucht gy, dan is 'er nog uitkomst mógelyk. Men zal my zo fchielyk niet ter dood veroordeelen. Ik zal Pizarro met gewigtige oncdekkingen vleijen, ik zal tyd zoeken te winnen; gy vliegt naar het leger, verfamelt onze jonge l man-  .130 DE DOOD VAN ROLLA. tnanfchappen by elkander, koomt in den aanftaanden nacht als èen onverwachte donderbui opzetten, en brengt uwen Vriend in zegepraal te rug! — Op, Alonzo! de dag breekt aan. Sammel niet! Vlucht in Cora's armen! red haar leven! Keer dan weder en red het myne! alonzo, Rolla! waartoe verleidt gy my? rolla, Heeft Rolla ooit een onedele daad van u begeerd? — (Hy werpt hem het priesterlyk gewaad om.) Trek &t kleed aan, houd uw keten wel vast, dat ze geen geraas maake; vermom u, zo veel gy kunt! — Nu — ga dan! — God zy met u! — (Met aandoening.) Groet Cora! — en zeg haar — dat zy my onrecht deed. alonzo. (hem aan zyn hart drukkende.) . Vriend! — ik heb geene woorden.... rolla. Gevoel ik niet die warme traan, die op myn wangen druppelt? Ga heen, ik ben beloond. alonzo. Binnen weinige uuren keer ik weder om u te verlosfen, of met u te irerven. (Hy g4>at, zonder tegengehouden te worden, keen.) ZE-  TREURSPEL. t$t ZEVENDE T O O N E E L. rolla. (alleen.') (Hem naziende, na eene korte tusfchenpoozing.) Hy is heen! — Voor de eerftemaal heb ik een mensch bedrogen. Dat zal de God der waarheid my vergeeven! — Hy vleit zich met de hooji van my wedertezieri. — Ja daar mogelyk, daar, waar Cora my minnen zal! — Baatzuchtig mensch! Beken maar openhartig voor u zeiven: gy fterft met de gedachte dat, wanneer ook Cora eens naar ottZen algemeenen Vader gaat, haar eerfte vraag zal zyn: Waar is Rolla ? — Wie komt daar ? A GT S TE T O 0 N E E L. rolla. elvira. elvira. Wél nu, Alonzo, hebt gy u nu beter beraaden? (Zodra zy Rolla ziet.) Wat is dat? Wie zytgy? Waar is Alonzo ? rolla. Wat wilt gy eerst weeten? elvira. Waar is Alonzo? rolla. Voort! I 2  i3a de Dood van r ö l l a,- el vira. Ontvlucht? rolla. J». elvira. Ha! men moet hem terftond achterhaalen. (Zy wil heengaan.') rolla. {houdt haar tegen.) Blyf! ik laat u niet gaan. elvira. Vermetele! ik zal den wacht roepen. rolla. Doe wat gy wilt, zo Alonzo maar tyd wint. elvira. (weder voort willende.) Zo gy my aanraakt.... rolla. Niet van uw plaats! (Hy fluit haar in zyne armen.) ELvira. (haalt een dolk voor den dag.) Ik zal u met deezen dolk doorfteeken. rolla. Stoot toe! maar nog in het vallen zal ik u in myne armen klemmen, elvira. Waarlyk? denkt gy zo? — ei, dan was hef wel der moeite waardig u nader te leeren kennen. — Laat my los, ik blyf. rol-  TREURSPEL. 133 rolla. Qtaar loslaatende.) Het is volbragt! Nu is hy ver genoeg. elvira. Is Alonzo door uw hulp ontkomen? rolla. Door de myne. elvira. En dat durft gy my zeggen? rolla. Waarom niet? elvira. Wilt gy den dood in zyne plaats lyden? rolla. Ja- elvira; Gy zyt een zeldzaam Vriend. rolla. Ik deed het niet uit vriendfchap. elvira. Wat anders? p oll a. Dat is u hetzelfde. elvira. Ik merk gy zyt zuinig op uwe woorden. rolla. Ik handel, zo als gy ziet. elvira. Wie zyt gy? I 3 &0l-  f34 DE DOOD VAN ROLLA; ROLLA. Myn naam is Rolla. ELVIRA. De Veldheer der Peruaaners? ROLLA, Dat was ik, ELVIRA. Is het mogelyk! Gy in onze macht? ROLLA. Volkomen, ELVIRA. Heeft.men u mogelyk verwaarloosd? Dreef de wraak u herwaards? R OLLA. Hoe verllaar gy dat? ELVIRA. Heeft uw Koning u mogelyk niet naar verdienfte beloond? . ROLLA, O, zelf boven verdienden. ELVIRA, En gy zyt toch hier? — niet uit wraak? — niet uit vriendfchap? — en echter hier? — ROLLA. En echter hier. ELVIRA. Dan ken ik flechts nog één hartstocht, die dit Wagfiuk pnderneemen z^u. ROL'  TREURSPEL. 135 ROLLA. N ' Wel nu? ELVIRA. De liefde. ROLLA. Gy hebt het geraden. ELVfRA. Gy bemint? — en wie? ROLLA. Dat is u het zelfde. ELVIRA. En gy hoopt door deezen ftap.... RQ.LL A. Ik hoop niets. ELVIRA. Nu verfta ik u. Uwe beminde is dood. Wanhoop, verdriet in het leven bragten u hier. ROLLA, Zo als gy wilt. ' ELVIRA. Ik beklaag u. ROLLA. Ik bedank u. ELVIRA. Was uw verlies door niets te vergoeden? ROLLA. Door niets. I 4 Ei>  i$6 DE- DOOD VAN ROLLA. elvira. Gy zyt nog zo jong, en wilt reeds de waereld en het genot van uwen roem vaarwel zeggen? rolla. Roem is flechts een gefchenk der nakomelingfchap. elvira. Maar hoe, als gy uw vaderland nog gewigtige dienften kou betoonen ? rolla. Dat zou ik doen, als gy my niet ombrengt, elvira. En op welke wyze? rolla. Met tegen u te ftryden. elvira. En dat durft gy my in 't aangezicht zeggen? rolla. Het fpyt my, dat gy Pjzarro zelve niet zyt, elvira. , Waarom ? rolla, Dan zou ik het hem zelverj in zyn aangezicht gezegd hebben. e l v ir a. Ha! gy zyt een man, zo als ik de mannen wensch. rol LA. Evenaar my dan, als gy kunt, 9 Mr  TREURSPEL. n7, elvira., Ik u evenaaren? Ik'ben immers maar een zwakke vrouw! rolla. Gy een vrouw? elvira- Verwondert gy u daarover? rolla. O neen! elvira. Recht zo, de held moet zich over niets verwonderen. rolla. .. Althans niet over een vrouw. elvira. ■ Ook dan niet, als zy voor eene ftoute groótQ daad vatbaar ware? rqlla. Ook 'dan niet. elvir'a. Gy hebt immers eerbied voor onze Sexe? rolla. ' Gy zyt beter en flegter dan wy. elvira. Wanneer ik u uw vaderland en den vrede wedergaf, zoudt gy my dan onder die beteren tellen? rolla, Mogelyk. I 5  138 DE DOOD VAN ROLLA. ELVIRA. Slechts mogelyk? ROLLA. Is hét dan genoeg te weeten, hoe gy handelt? kan ik gisfen, waarom gy dus handelt? ELVIRA. Hoogmoedig Man! hoe wint men uwe vriendfchap? ROLiA. Door vriendfchap. ELVIRA. Welaan, ik zal het beproeven. De dag breekt pas «an, het is nog tyd. Neem deezen dolk, volg my. ROLLA. Waarheen? ■ / ELVIRA. Ik breng u in Pizarro's flaapkamer, gy floot den dolk in zyn hart, wy vluchten; uw vaderland is vry, gy zyt vry. ROLLA. Wat deed Pizarro u? ELVIRA. Zyn roem lag in de armen myner liefde; zy Vielen beiden in één flag. ROLLA. Gy beminde hem voorheen? ELVIRA. Zo dacht ik, toen ik hem hoorde bewonderen. R.Ot-  TREURSPEL. 133* rolla. (zeer koel.) • En gy begeert, dat ik hem nu jn den flaap zal vermoorden ? elvira. Wilde hy niet Alonzo geboeid ombrengen? Wy betaalen hem met gelyke munt. De (lapende en de geboeide zyn beiden weerloos. rolla. Geef my dan den dolk. elvira. Hier is hy. rolla. Ga vooruit! elvira. Den wacht voor de tent moet gy eerst nedervellen. rolla. Moet ik? elvira. Hy zou ter wapen roepen. rolla, Neem dan uw dolk terug! elvira. Waarom? rolla. Deeze wacht is een mensch. elvira. Ptu ja. ROL-  i4o DE DOOD VAN ROLLA, ROLLA. Een mensch! verftaat gymy wel? Niet alle menfchen zyn menfchen. ELVIRA. , Wat wilt gy daarmede zeggen? ROLLA, Deeze wacht, die door geen geld was omtekoopen, wierd door zyn gevoelig hart omgezet. Hy is myn broeder, ik doe hein niets. ELVIRA, Welaan, wy zullen beproeven hem te bedriegen. Verberg uw dolk. Hedaar! Wacht! NEGENDE T O 0 N E E L. DE SOLDAAT. DE VORIGEN. S OLDAAT. Waar wilt gy heen? ELVIRA. Waar is uw gevangene ? S OLDAAT. Waar anders dan hier? (Hy ziet Rolla.) Wat is dat? (Hy ziet rondom zich.) Heilige God! Alonzo is ontvlucht. ELVIRA. Gy zyt verloren, SOL-  TREURSPEL. 14I soldaat, (jegen Rolla.) Gy hebt my bedrogen. Ik moet fterven. Ach myn vrouw! Ach myne kinderen! rolla. Wees onbezorgd! Pizarro heeft by den ruil niets verloren. Hy zal u verfchoonen. Ik geef 'er u myn woord op. elvira. En ik ook. Doch wy moeten terftond den Veldheer van dit voorval kennis geeven. Ik breng deezen Man by hem. Vergezel ons! soldaat. Hy zal my ter dood veroordeëlen. elvira. Ik fta u borg voor zyne genade. rolla. En ik. s oldaat. Ach, fchoone Vrouw! om myner arme kinderen wille!... elvira. Kom, kom maar voort; u zal geen hairleed gefchieden. — Welaan, Rolla! hebt. gy u beraaden? r olla. Ik volg u. elvira. De doods-engel der dwingelanden zweeve voor onze fchreden! (Zy gaan beiden heen ) TIEN-  142 DE.DOOD VAN ROLLA* TIENDE T O O N E E L. pizarRö*s tent. {Pizarro alleen, wentelt zich in een rusteloozeri jluimer op zijn rustbed, en /preekt in zyü I flaap afgebroken woorden!) Bloed — bloed — geen genade — wraak '~* Wraak — houwt hem neder — zo — daar ligt: de romp. — Ha! ha! ha! — Die fchoone blon- • de lokkeu —■ met bloed geverwd — ELFDE T O O N E E L. elvira. rolla. (komen zachtjes binnen!) elvira» Daar ligt hy. Nu fchielyk! rolla. Ga, laat my met hem alleen! elvira. Waarom? rolla. Ik moorde niet in tegenwoordigheid van een: vrouw. elvira. Maar...» rolla. Ga, of ik wek hem. el-.  TREURSPEL. ti$ elvira. Roep my dan, als de zaak volbragt is. rolla. Wacht daar buiten. elvira. Schielyk toch, eer hy ontwaakt. (Zy gaat heen,,/ TWAALFDE T O O N E E L. rolla. pizarro. (flaapende.) rolla, (treedt met over elkander ge/lagen ar* men voor hem, en ziet op hem neder.) Dit S dan de Verftoorer onzer vrede, de Roover, die een vertoornde Godheid ons ten geesfe! zond? Hy flaapt in de daad. Kan zulk een .mensch ook flaapen? pizarro. (in zyn droom) Laat my — laat my — Weg gy Geesten. O! O J rolla. Ik vergiste my — hy kan niet flaapen. O alla gy booswichten, ziet op dit rustbed neder! Zo flaapt de misdaadige mensch. pizarro. (ryst verfchrikt pp ) Wie daar? Wacht! rolla. (den dolk trekkende!) Geen woord, of gy zyt een man des doods. pi-  j"44 DE DOOD VAN R O L L A. pizarro. Verraad! rolla. Spreek, zacht, ik beveel het U. pizarro. Wie zyt gy? rolla. Eén Peruaaner» gelyk gy ziet; myn naam is Rolla. Uw leven ftaat in myn hand. Gy roept vergeefs om hulp, deeze arm zal fneller zyn dan uw wacht. pizarro. Wat begeert gy? rolla. Niet uw dood. Ik had u in den flaap kunnen Vermoorden. Ik deed het niet. Stel u daarom ' gerust pizarro. Spreek dan! DERTIENDE T O O N E E L. elvira. de voorigen. elvira. (fchielyk binnenkomende.) ' Wel nu? — Wat is dat? (tegen Rolla.) Verrader ! rolla, Rolla moordt niet. pi-  T R E U R S P E L ijjiï PIZARRO. . Wie dan? (E/)'/r« firak aanziende.) Gy? Gy?-1 Laaghartige! ELVIRA. Ware ik dat, uw dood zou nooit myn plan zyn geweest. Neen,niet myn wraak, niet myney verzucht, was het, die my wenkte. Myn dolk wierd door; de menschheid beftuurd. Hy doelde den Kroonen-, roover, den overheerfcher van een onfchuldig vqlk, Peru den vrede wedertegeeven, dien gy dit land ont*. Heelde, dat was het waarom ik,uwen dood belloot* ROLLA. Ware die daad zo edel geweest, als haar doel, ik zou u bewonderen. ELVIRA. Zy is edeler dan eene die ik ooit deed. Waarom voerde ik ze niet zelf uit? waarom vertrouwde ik ze aan u? Weet, ontydigc Menfchenvriend 1. dat myn moord barmhartiger was -ian uwe ver" fchooning. PIZARRO. , Zwyg, dolle Vrouw! Die barmhartigheid zal u duur te Haan komen. (De wacht komt binnen?) Gryp deeze Vrouw,aan, zy wilde uwen Veldheer vermoorden. Werp haar- in de diepfte gevangenis, f— Peins op nieuwe folteringen! ELVIRA. r. .Gy blyft Pizarro, gelyk ik Elvira. De dood is K W  Ï46 DE DOOD VAN ROEL A. my welkom, daar my deeze flag mislukte. Maar eerst moet gy my nog hooren. (Woedende.) ƒ3, ik wilde uit barmhartigheid u zonder fmartén mi de waereld zenden; maar gy zyt door het lot gedoemd, om door berouw en knagingen van uw geweten langzamerhand dood gemarteld te worden, Welaan; vermoord ook my, gy moordenaar der volken! Herinnert gy u nog, hoe uw gladde tong myne onfchuld ondermynde, my van myne zaligheid beroofde ? Hoort gy nog de laatfte woorden myner oude ftervende moeder, hoe zy den verleider van haar kind vervloekte? Ziet gy nog wel de laatfte flüipen myns broeders, die de eer van zyn zuster wilde wreeken, en door uw moordend Maal fnetivelde ? — Kom —• kom, verwaaten booswicht! volg my, kort of laat, in den killen fchoot van 't graf; de muziek tot uw óntfangst is reeds ge* reed: de vloek van myne moeder! de zieltoogende kreet van mynen broeder! en het akelig gefchrei van tallooze, door u vermoorde en om wraak fchreeuwende, volken! pizarro. (zyn ontroering verbergende , tegen den wacht.) Zult gy myn bevel ter uitvoer brengen? elvira. Gy, Rolla! hebt my bedrogen, ik vergeef het u. Laat uwe verachting my niet volgen in het graf. Ik was voorheen een deugdzaam meisje, vroom eu  TREURSPEL* \t,f en onbefproken van zeden. Als gy eens Wist* hoe deeze huichelaar myne onfchuJd bedrogen, hoe hy myn geloof aan de deugd langzamerhand ondermynd, hoe hy my van trap tot trap in den diepiten afgrond der ondeugd galton heeft, gjf zoudt my betreuren. tlOLLA. Ik betreur u. E LVIRA. Een verzachtende droppel In dert gloed van myn geweeten. Vaarwel! — en —gy reeds,leevend Verdoemde! Zondig er maar vry op af! Zondig maar! Ha! Wy zullen eikanderen ras wederzien! De folteringen, die gy voor my uitdenkt, veracht ik. Myn verheven wü zweeft Iteeds voor my. Het noodlot belette my groot te leeven, dgch groot te fterven kan hft tny niet beletten. (Zy gaat heen!) VEERTIENDE T 0 O N E £ L PIZARRO. ROLLA. ROLLA. Ik Zou niet gaarne in uw plaats Willen zyri. PIZARRO. Maar nu, verklaar my het dubbelde Wonder U hier te zien, en wel als myn Befehtringod. Ü 3 XOL"  D E DOOD VAN HÓL-LA. rolla. Ik kwam om myn Vriend Alonzo te redden. pizarr o. Dan kwaamt -gy vruchteloos. Ik ben u hoogen dank fchuldig, eisch alles wat ik heb, doch niet het leven van deezen man. rolla. Hy is in veiligheid. pizarro. Wie? rolla. Uw gevangene. pizarro; Ontvlucht? rolla. Ja! pizarro. Hel en duivel hoe is dat mogelyk? rolla. Hoe? Waarom niet? Gy houdt ons voor Barbaaren; leer nu van my, dat wy ook de vriendfchap kennen. . pizarro. Hoe? Gy waagde.... rolla. Ja. Ik was vermomd in een priesterlyk gewaad, en drong door tot in zyn tent, gaf hem het kleed over; hy ging heen, ik bleef.  TREURSPE L. 140 . pizarro. Ha! Gy hebt my den fchoonden buit ontrukt. rolla. Hy is Veldheer, ik ben het ook. Moord my in zyn plaats! pizarro. ' Man! Gy dwingt my u te bewonderen. rolla. Ik moet my waarlyk fchaamen, dat zelf een ■ vrouw deeze bewondering met my deelt. Kwam Elvira niet met het zelfde oogmerk by hem? pizarro. Deed zy dat? — Die vervloekte Vrouw! — Waarlyk, alles wel ingezien, moet ik u bedanken, dat gy ter rechter tyd Alonzo's vlucht bevorderde. Had zy hem gevonden, hem tot haar werktuig verkoren, dan ware de verraderlyke moord reeds aan my volbragt. rolla. Dat is niet waar. Alonzo zou even zo gehandeld hebben als ik. pizarro. Meent gy dat? Daar twyfel ik toch aan, en houde my ten hoogden aan u verplicht. Spreek, waarmede kan ik u beloonen? y - rolla. Vraagt gy dat nog? . K 3 pi-  'ISo D £ DOOD VAN ROLLA, ^ pizarro. <ïy zyt vry. rolla. Zonder twyfel. pizarro. Beken maar, dat uwe vyand « Jn grootmoedigheid geJyk is. Rolla. Gy doet uwen plicht. pizarro. Ga heen, en als wy elkander weder met de wapenen in de hand mogten aantreffen-.*. rolla. Dan vechten wy als braaven Mannen voegt. pizarrq. Ik zal u altyd verfchoonen. rolla. Doe dat niet; want nu ik u kenne., zyt gy de eerfte, dien ik op het flagveld zou opzoeken. Vaar intusfchen wel. God verbetere uw haft! (Hy gaat heen en keert wederom.) Nog eens, Dq Wacht aan Alonzo's tent heeft zyn plicht gedaan, hy is onfchuldig aan de vlucht van myn Vriend. Vergeef het hem! „ pizarro. Gy Vordert veel. rolla. Is myn begeerte onbiilyk, dan blyf ik hier, en lyde wat hy lyden moest. pi-  TREURSPEL. 15* pizarro. Hoe ! gy wilt voor een gemeen Soldaat uw lfle ven waagen? rolla. Hy is een mensch, dien ik in het ongeluk ftortte, pizarro. Trek heen in vrede, ik vergeef het hem. rolla. Geef my uw hand daarop. pizarro. (hem de hani-geevende) Laat ons vrienden zyn ! rolla. Leef vreedzaam onder ons, dien uwen God, gelyk wy den onzen, w«es de vriend der deugd, en gy zyt de myne! pizarro. . Als gy het edele doel myner daaden, den trooa van Quito, my inruimt.... rolla. . Nu is het genoeg! Vaarwel! (Hy gaat heen.) pizarro. (na eene korte tusfchenpoozing.)En ik laat hem in vrede heentrekken? — Het is gevaarlyk een dweeper aantehooren, men word tegen wil en dank in zyne dromeryen .ingewiegd. — Doch hy heeft myn woord.— Myn woord? — Moet ik den Kapellaan vtaagen, of men een heiden ook woord moet houden? — -Maar deeze  *S* D Ë 6 0 0 D VAN R O L L A. heidenss een held, en de helden hebben overal flechts ee'n geloof. (Hy gaat heen.) , FT F TIENDE TO O NE E L, (Een open plaats, niet verre van het Peruaanfche leger.) ataljba. (rust onder een hoorn.) C Hoe uil en eenzaam is de gantfche Natuur rond. em my! Is het niet na .eene zege, als na een af. gaande koorts? Men verheugt zich over het uit«eftaane gevaar, en heeft naauwlyks zo veel kracht flver.om zich te verheugen. Het lachgen zwemt in traanen, en het juichen is met zuchten omgeeven. - Waarlyk! De zege is een kostbaare waare; de gefchiedefiis noemt flechts de verflagenen, en moest de ongelukkigen tellen. pe afgedrukte" pyl fchynt flechts éej hart te treffen, en doorboort dikwils honderden. - Ach! hoe gaarne milde ik a} myn zege voor, één vrolyk oogst•feest.. — ■ £ £ S T I E N D E TO O NE E l. een hoveling, (treedt te voorfchyn.) hoveling. Be heraut keerde zonder troost ■ terug. ■ ATA'  T R E U R S P E L. \ 153 .ATALIBA. Is Alonzo dood ? HOVELING. Hy leeft. Maar de Spanjaards verfmasden.-het losgeld. Uwe fchatten, zeiden die trotschaarts, behooren ons. Binnen weinige dagen zyn wy uwe heeren. Het recht huisvest in onze fterkte. ATALIBA. Ha! nog niet vernederd? Wast deeze flang, die om myn kroon fchuifelt, dan geduurig aan?, — Waar is Alonzo's gade? HOVELING. Zy vluchtte met haar kind; waarheen weet men niet. Het leger is in een fombere droefhejd, gedompeld ; want ook Rolla is verdweenen. » ATALIBA» . ■ . f Rolla? Onmogelyk.' — Hy my verlaaten, daar gevaar en ellende my omringen? — God! is 'er dan niemand, die lust heeft om zynen Koning aftelosfen, Hoe gaarne wilde ik met den geringftea van myn volk ruilen. ZEVENTIENDE T O O N E E l. ALONZO. (in priesterlyke kleeding!) DE VORIGEN. ALONZO. Myn Koning! ik zie u weder. j K 5 ATA»  IJ4 DE DOOD VAN ROLLA* ataliba. Alonzo, zyt gy het ? alonzo. Waar is myn Vrouw? ataliba. Heuchelyke verfchyning! alonzo. Waar is myn Vrouw? ataliba. Hoe zyt gy ontkomen? alonzo. Een half wonder heeft my gered. ataliba. Spreek! alonzo. Wie anders dan Rolla kon den verheven gloed der vriendfchap dit offer brengen? Wie dan Rolla 'kon, in dit gewaad vermomd, tot in myn kerker dringen? Hy was het, die myne ketenen verIjrak, om zich zeiven daarmede te belaaden. ataliba. , Rolla Jn de macht ,des vyands? Ach! ,gy brengt jny een nieuwe wonde toe. alonzo. (zyn kleed afwerpende.) Geef my een zwaard en vyfhonderd welberaaiön mannen, ik ga hem redden. ataliba. Zal ik in u myn laatfle toeverlaat waagen ? ALOir-  TREURSPEL. t& alonzo. De vytnd is moedeloos; het leger aan de Techterzyde zwak verfterkt; door wreedheden heeft Pizarro zich gehaat gemaakt; de fokSaanen morren ; laat hen geen tyd over om zich te bezinnen. Nog eene zege, -en wy jagen hen allen in Zee, dat de baaren onzen nood met hunne roofzucht verflinden. atat.iba. Kom, ik 'zal zelf hun leger befpieden, ik zal zien, hoe en waar een aanval mogelyk is. alo'nzo. Stel u -minder aan het gevaar bloot. Gy zyf Koning.... ataliba. Waar de hinderen gevaar dreigt, daar gaat dt vader zelf. alonzo. Zo laat my flechts vooraf myn lieve ViOUïT omhelzen! ataliba» (verlegen,) Uw Vrouw! alonz'o. Zekerlyk heeft Cora veel geleden. ataliba. Daar kan ik van getuigen. alonzo. Eén ogenblik, «n ik ben weder .by -tij ATA-  • VS/S DE DOOD VA N ROL L Ai ataliba. Waar wilt gy haar zoeken? alonzo. (verfchïkl,) Is zy niet hier? ataliba. Haar angst dreef haar elders. alonzo. Waarheen ? ataliba. ! . Weet ik het? Mogelyk in de gebergten by haar vader. — a'lonz o. . j God! welk een kille huivering omvangt alle myne leden! hoveling. iji Op het flagveld heeft men haar gezien. Uwen tiaam riep zy, totdat het duister wierd, alonzo. n En toen? hoveling. Toen is zy. in het woud verdweenen. alonzo. In het woud, dat van vyanden wemelt! Cora! Cora! (Hy wil heengaan!) ataliba. Alonzo! waarheen? alonzo. Daar de angst en wanhoop my dry ven.— Goede  TREURSPEL. | 155- - 1 de Inca! gy zyt in. veiligheid; de overwonnen vyand durft geen aanval waagen. Gy, befchermer van ieders recht! eer het recht der Natuur! Myn Vrouw, myn'Kind, myn alles is verlooren. Ontflaa den Veldheer van zyn plicht, opdat de echtgenoot zyne verdwaalde gade zoeke. ATALIBA. Ik gevoel uwe fmart. Ga, doch vergeet onzen Rolla niet! alonzo. Cora! Rolla! welk een goede Engel leidt myne onzekere fchreden! (Hy gaat heen.) ataliba. (tegen den Hoveling.!) Leen my een ogenblik uw zwaard. (De Hoveling geeft hem het zwaard over. Ataliba beproeft het om het te zwaaijen, doch moet den arm ras laaten zinken ) Het gaat nog niet. — Ongelukkige Koning!— Wat baat de fchranderheid van vernuft, en de moed van het hart, als het ligchaam haar weèrftreeft. (Hy gaat heen.) YYF*  159 DË DOOD VAN ROLLA. VYFDE BEDRYF. Een d/gtbewasfen woud. Op den achtergrond, tuifchen de boomen, ziet men in het verfchiet een van takken gevlochten hut. Het blikfemt en dondert. EERSTE T O O N E E L. jongslee wind: — ha nu fchuifelt die giftige worm -— daar boort hy zyn angel in het hart van myn Kind. ALONZO. Lieffte Cora! wees toch bedaard! CORA. Daar klapwiekt de wreede vogel hoog in de lucht, hy fchiet greetig op zyn prooi neder, en vat de weerlooze duif in zyne verflindende klaauwen — daar loert 'een bloeddorftige tyger —• met een fprong komt hy van achter het heestergewas te voorfchyn — daar ftroomt het bloed — (zy werpt zich op de aarde neder) Help! help! ALONZO. ■Myn Vrouw ! myn Zoon! LAS CASAS. Zelf in deeze eenzaame woestyu vervolgen my de jammerbeelden der ellende. ALONZO. Geef ons troost, Las Cafas! Gy myn Leeraar, myn weldoener! verlaat ons toch in dit fchriklyk uur niet! LAS CAS AS. Ik blyf by u. Doch wy zyn hier digt by het leger der Spanjaarden. Vlucht naar de uwen; ik zal u vergezellen. ALONZO. Hoe zullen wy het onmagtige fchepfel voort- krygen? L 4 LAS  t6& D E DOOD VAN ROLLA. ■ ' ■ - las casas. ' Zie of gy haar kunt opbeuren. alonzo. Kom, lieve Cora! laat ons gaan! cora. Gaan? Waarheen? alonzo. Naar de onzen vvederkeeren. cora. Ik deeze plaats verlaaten? deeze plaats, waar myn Kind ftierf? alonzo. De vyand is zo digt by ons. cora. Wreede: zal ik dan niet de beenderen van .myn Kind mogen opfamelen? alonzo. Uw Vader en Broeder zyn in het leger aangekomen. cora. Ik hab geen Vader, noch Broeder! ik had flechts een Kind! alonzo. Wy zullen het zoeken. cora (fckielyk opfpriugcnde.') Zoeken! zoeken waar? waar? alonzo. Deeze Grysaard zal ons helpen. co-  •TREUR SPEL. 169 cora. ■ Help ons, goede Grysaard! help ons zoeken! las casas. Gaarne, lieve Cora! wees maar gerust! cora. Hebt gy ook Kinderen? las casas. Neen! cora. Dan vergeef ik het u dat gy dit van my vordert. Geef my eerst myn Kind weder,, en leer dan de rust van eene moeder kennen! (Zy gaat 'ylings heen.) las casas. (haar ylings nalopende, tegen Alonzo.) Zoek haar meer rechts af te leiden. alonzo. Uwe ontmoeting is my de verfchyning van eeu engel. VT F D E T O O N E E L. rolla. (word gebonden door eenige Soldaaten binnen gebragt.) soldaat. Hier, gy Afgodendienaar! rolla. Pizarro heeft my. vrygelaaten. L 5 sol-  170 DE DOOD VAN ROLLA. soldaat. Daar weeten wy niets van, By ons komt er nooit een Heiden met zyn leven af, ik laat Haan dan met zyn vryheid. Voort, zeg ik, naar de tent van den .Veldheer! een andere soldaat. Stil, Kameraad! de Veldheer komt. pizarro. (treed te voorfchyn.') Wat is dat? — Zie ik wel? Rolla? rolla. (fchimpende!) Het is ook waarlyk om te ontroeren! pizarro. En geboeid? rolla. Zo vast, dat gy volkomen gerust moogt zyn. pizarro. Wie heeft zich onderwonden, den redder vaiu jinyn leven op zulk eene wyze te mishandelen? soldaat. De man bekent zelf, dat hy veldoverlte by zyn volk is; hy zogt door onze voorposten heen te fliripen. rolla. (met verontwaardiging ) Heenfluipen? soldaat. Wy hielden hem aan, en Almagro gaf last om hem in boeijeu te flaan. pizarro. Nu hoort gy zelf dat het buiten myn fchuld is. Meu  TREURSPEL. 171 Men ontbinde hem! (dit gefchiedt) Het vernedert my een Held als Rolla ongewapend te zien. (Hy geeft hem zyn zwaard.) Neem dit zwaard! Leer de Spanjaards beter kennen! Zy weeten de edelmoedigheid, van een vyand te eerbiedigen. rolla. (het zwaard aanneemende.) En de Peruaners wectcn beledigingen te vergeeten. Ik vergeef het u. pizarro. Vergeef het my flechts dat ik niet ernftig op myn volk kan verbolgen zyn, daar ik dit toeval het geluk te danken heb van u nog eenmaal te zien. rolla, Al vleijende woorden genoeg. Laat my gaan! pizarro. Doe naar uw welgevallen; doch vergun my de zoete hoop, dat dit toeval ons mogelyk nader by elkander zal brengen. Rolla en Pizarro zyn de mannen niet om eeuwig vyanden te blyven. r o l.l a. Ik beloof u vriendfchap —■ zodra de zee ons van eikanderen fcheidt. pizarro. Maar als een gemeenfchaplyk doel ons eens verbond? Gy wierd voorheen gemelyk, toen ik van myn hoop op den troon van Quito fprak. Ik zie 'er van af. Onderwerp u aan den troon van Span. ie»  tft DE DOOD VAN ROLLA. je,'zweer het Christengeloof hulde, en de vrede; is tusfchen my en u gefloten. ROLLA. Waarlyk, zeer grootmoedig! PIZARRO. Van Pizarro's vriendfchap hangt de befcherming van een machtig monarch af, en deeze Pizarro biedt u zelf de hand. ROLLA. Rolla is geen verrader. PIZARRO. Gy wendt op eenmaal alle de rampen van uw vaderland af. ROLLA. Ik ben het vaderland myn leven, niet myn eer verfchuldigd, PIZARRO. Gy berooft een zwakken Koning van eene plaats, waarvoor hy niet gefchikt is. ROLLA. Ataliba een zwakke Koning? — Doch al was dit zo, een Vorst, die zyn ryk gelukkig maakt, is fterk door de liefde van zyn volk. PIZARRO. ■ Gaa met u zeiven te raade. ROLLA. Myn ge weeten heeft reeds lang uitfpraak ge. . daan. pi-  I TREURSPEL. 17%' pizarro. Bedenk toch, dat verfmaadde vriendfchap even heftig woedt als verfmaadde liefde. rolla, Ha, daar heb ik u reeds lang verwacht. Waarom doet gy toch u zeiven geweld aan? Werp het masker af! pizarro. (zyn gramfckap verbergende.') Rolla , misken my niet! rolla. Mag ik gaan? pizarro. (na eenigen ftryd met zichzelven.) Gaa! rolla. Zal niets my tegenhouden? pizarro Of het berouw moest- u terug voeren. rolla. Dank zy de Goden! Rolla heeft nog nooit berouw gehad. ZESDE T O O N E E L. de voorigen. de beide soldaaten. (met het Kind.) de eene soldaat Mynheer, wy hebben een Kind gevonden. pizarro, Wat raakt my dat? fchielyk uit myne oögen! SOL-  i;4 DE DOOD VAN ROLLA. s oldaat. Niet verre van het leger, in het heesterbosch. pizarro. Smyt het dan in den eerften gragt den besten. rolla. God! Het is het Kind van Alonzo! pizarro. Wat zegt gy? rolla, (tegen de Soldaten!) Geef hier dat Kind! pizarro. (daar tusfcken treedende.) Zacht wat! — Het Kind van Alonzo, zegt gy? Voortrefiyk! Welkom, kleine Jongen! gy zult my als Gyzelaar borg ftaan voor uws Vaders dwaas- ■ heden. rolla. Voert Pizarro dan oorlog met kleine Kinderen? pizarro. Dat begrypt gy niet. Ik heb met Alonzo nog een oude fchuld aftedoen. Ik kon dit Kind een dolk in het s hart ftooten , en had de fchuld vereffend —■ maar ook niet meer dan vereffend —: en Alonzo bleef my niets fchuldig. rolla. Gy.hebt gelyk, ik begryp u niet. pizarro. Verbeeld u eens dien kleinen ronden kop op de 2 punt van een lans, en den Held Alonzo, zo als hy f met t  TREURSPEL. 175 inet uitgetrokken zwaardc op den vyand inbreekt; hoe hy als een alles wegfleepende ftroom voortrent, wien niets in zynen loop kan fluiten dan — een kinderhoofd. — Ha, daar ftaat hy als verfteend, en laat het zwaard uit zyn hand vallen, en ziet met een ysfelyken blik naar deeze bloedende baniere, waarvan nog de droppelen langs de lans afdruipen. Ha! ha1 ha! rolla. Man! zyt gy een mensch? pizar ro. Als hy dan naar huis komt, by de reikhalzende Moeder , die haare blanke armen om zynen hals Hingen, en met heur zyden hairlokken hem de bloeddroppelen van de fchouders Veegt — niet zo haastig, fchoone Vrouw! —- gy meent, het is het bloed van den vyand? — Ha! ha! ha! Neen, het is het bloed van uw Kind ! rolla. Zie eens, hoe dit Jongske lacht. Kunt gy deezs lachgende onfchuld vermoorden? pizarro. Kunt gy een duif den hals omdraaijen? ro lla. Begeert gy losgeld? Ik zend u zilver, tienmaal zo zwaar ais dit Kind weegt. pizarro. Laaf'er een ftandbeeld van gieten, en plaats het öp zyn graf! rol-  i76 DE DOOD VAN ROLLA. rolla. Pizarro, gy hebt my uw leven te danken, fchenk my daarvoor het leven van dit Kind! . pizarro. Wilt gy my door zulk een geringen eisch verné- \ deren ? rolla. Zend dit Kind terug, ik ben uw gevangene. pizarro. Gy zyt vry. rolla. • Mensch! het is niet mogelyk dat de natuur u zo geheel en al zou verwaarloosd hebben, 'er moet : toch ergens in uw hart nog een vonk van menschlyk gevoel verborgen zyn. Zie my aan uwe voeten! my, den redder van uw leven! my uw (laaf, als > gy my dit Kind uitlevert. pizarro. (zonder op hem acht te /laan.') ) Dit Kind blyft hier. rolla. (woedende.') Pizarro! hoor my! pizarro. Gy Vafal van Spanje — of dit Kind blyft t myn gevangen. v rolla, (opfpringende.) Nu dan! (Hy ontrukt den Soldaaten het Kind,, houdt het in zynen linker arm gekneld, en trekt t met zyn rechter het zwaard.) Dit Kind is myn! !  TREURSPEL. \j? Ik kreeg het zwaard niet vergeefs Wie my volgt, is een man des doods. (Hy gaat fchielyk heen.) PIZARRO. Raazende dolkop! — Vliegt hem fchielyk na! Brengt hem, zo mogelyk, leevend terug. (De Soldaaten ylen hem na.) Welk een duivel bezielt deezen mensch! Waarom gaf ik hem een zwaard! (Hy ziet naar buiten!) Zie hoe de uitzinnige zich verdedigt! — Hy rukt al verder voort. — God! hy ontkomt hen nog. Voort! zet hem fchielyk na! men moet hem niet langer verfchoonen. Houwt hem neder ! (Andere Soldaaten volgen hem na!) De heuvel verbergt hem voor myn oog. — Geef my de fchuld van uwen dood niet, uitzinnige! Gaarne had ik u gefpaard; u grootmoedig myn fchuld voldaan. (Men hoort eenige fchotten!) Sterf! gy waart een edeler dood waardig! — Wel nu? EEN S OLDAAT. Stel u gerust, Mynheer! de Heiden zal niet ver meer loopen. Ik zag hem vallen! De kogel trof hem, als ik het wel heb, in de rechter zyde. PIZARRO. Gaarne had ik hem leevend weder gehad! Die trotfche, my hier in myn leger te komen braveert! M sotv-  i'jS . D E D O O D VAN R O L L A. SOLDAAT. Uw last om hem te fpaaren heeft vier van myn Kameraads het leven gekost! een ander SOLDAAT, (komt,) Hy heeft 'er doorgeflagen, en de vyandelyke posten gelukkig bereikt! pizarro. Qmet de voet [tampende.) Vervloekt! SpLDAAT. Maar den dood zal hy niet ontlqopen, hy wa$ zwaar gewond! PIZARRO. En toch doorge(]agen? SOLDAAT, Mynheer! Nooit heb ik zo zien vechten! Qnze minnefprookjes yan de Mqorfche Ridders zyn ?er maar kinderwerk by! Vier van ons, die hem leevend vatten wilden, fneuvelden door zyn zwaard. Een fchot deed hem op den grond vallen, maar hy beurde zich onbegrypelyk fchielyk weder op, leunde tegen een boom, lag het Kind naast zich neder, eg f]qeg rondom zich, als de Engel met het vlammend zwaard, tot dat twee van ons in 'j gras reeds uitgeftrekt lagen, en drie anderen naar hunne fnaphaanen greepenj toen vloog hy, al§ fen Pyi "it een boog, met het fchreeuvvend Kind yan daar, en .overal, waar hy geftaan had, was aarde met bloed bevlekt, en de boom, wanr- te»  tREURSPÈL. i7$ tegen hy leunde j en dë weg, dien hy langs ging; alles was met bloed befprengt. Wy zonden heiri eenige kogels na, doch hy verdween achter deri Heuvel; pizarro. Waarom werp'te gy u niet terrtond óp het paard? soldaat. De paarden graasden achter het legen pizarro. Ha! Vervloekte Heiden! En mét dat al kan ik hem myne bewondering niet ontzeggen. Geef my duizend zulke mannen, en ik verover de waereld. (Hy gaat driftig heen.') Z È F E N D E T O O N E E L Een open plaats, digt aan hit leger der Peruanen. ataliba. (niet de armen over eikanderen ge/lagen , het hoofd op de horst hangende j: komt peinzende op het.toonecL') De Vyand houdt zich ftit — myn leger flaapt — het onweder trók voorby — geeri windje ruischt in de toppen der boömen — rondomi heerscht eene diepe ftïlte — overal rust — alleèrt hier niet! (op zyn hart wyzende.) Waarom aïlceri hier niet? — Moet ik het dan zyn, wien hei fehrikbeeld der verflageneri vervólg?? —• Moet ffc U 2 itié  l8o DE DOOD VAN ROLLA. het zyn, wien de ftuiptrekkingen der ftervenden kwellen? — Trok ik niet het zwaard voor Godsdienst en Vaderland? A GT S T E T O 0 N E E L. ataliba. cora. Kort daarna alonzo en las casas. cora. (Krankzinnig op het tooneel kantende!) Waar voert gy my heen? — Waar is het graf van myn Kind? — (Den Koning ziende.) Gy Zoon der Zonne! geef my myn Kind weder! ataliba. Cora! hoe komt gy hier? cora. Uit het graf van myn Zoon — diep onder de aarde — daar is het klam en vochtig — foei, wat ben ik koud! ataliba. Welk een fchrikbeeld vertoont zich in haar gelaat! > alonzo. {Cora fchielyk nalopende.) Ongelukkige! waar dryft de ramp u heen? - cora. Stil, Alonzo! wy naderen ons doel. Hier ftaat de Zoon der Goden, de Zon is zyn Vader; het heeft hem flechts één woord te kosten , en het graf geeft zyn prooi terug! (Zy omhelst Ataliba'1's knieën.) O, myn Koning! fpreek het toch uit-l fpreek  TREURSPEL. iS* fpreek het toch uit, dat kragtige woord! Ontferm u toch over het verfcheurde hart van een moeder 1 ATALIBA. Hemel! wat is dat? ALONZO. Zy verloor haar Kind. ATALIBA. Arme Moeder! ik kan u niet helpen! Ach! ik ben maar een Koning. k , . CORA, Kunt gy my niet helpen? Wie kan my dan hel- > pen? — Wien hebben de Goden ons leven toevertrouwd ? — Waart gy het niet, die de Peruaners naar het flagtveld voerde ? Heefc myn Alonzo niet voor u geftreden? — En gy weigert my thans het eenige loon zyner daaden, het leven van een Kind, dat ook eens voor u zou ftryden? ATALIBA. Goón, het is te veel! Verdelg my liever! Ik zwigt voor het noodlot* C OR.A. Tieran! wien myn benaauwd gefchrei niet deert i Heeft 'er dan nog geen bloed genoeg geftroomd om uwe eerzucht te verzadigen? Zie, aan ieder uwer diamanten hangt een lillende droppel! Moesc gy ook nog de Kinderen van de borst hunner Moeders rukken, en ze de verfcheurende dieren voorwerpen? Ha! wat raakt my uw diadeem? Wat M 3 he-  182 DÉ DOOD VAN R O L L A. bekommert zich een Moeder om den troon vari Quito? Komt hier. gy Moeders! wien de zege' kinderloos maakte; helpt my vloeken, dat ons jammerend gehuil te gelyk met het vreugdegefchrei van deezen barbaar ten hemel opklimme! en als hem daar de zielgrievende fmart flechts van één ongelukkige kinderlooze Moeder voor eeuwig foltert, dan is hy genoeg geftraft. (Zy valt, uitgeput van krach, ten, op de aarde neder!) alonzo. (haar in zyne armen vattende, tegen Ataliba.) Vergeef de onzinnigheid eener Moeder! Ataliba. (een traan uit zyn oog wisfchende.) Ach! de troon heeft geene vergoeding vöör zulk een traan. cora. (lachgende.) Alonzo;, ik gevoel pyn in myn borst, geef my het Kind, dat ik het zooge. (Uitgeput van krachten.) Gy zyt wreed, Alonzo —• gy ziet dat ik fterf, en wilt niet dat de Moeder zich nog eenmaal verheuge in de lieve lachjes van haar fchuldloos Kind. alonzo. Ach, deeze klachte verfcheurt myn hart nog grievender dan uwe woede. Ja woed, arme Moeder, gy hebt geen Kind meer. cora. Arme Moeder, gy hebt -üem Kind meer! N E  TREURSPEL. 183 NEGENDE T O O N E E L. de v0rigen. een peruaner. rolla (volgt^ hem terftond na ) de peruaner. Rolla komt. ataliba en alonzo. Rolla! rolla, (komt wankelende op het tooneel. pe doodkleur vertoont zich op zyn gelaat. In zyn rechterhand houdt hy het bebloedde zwaard, in zyn linker arm het Kind.') ataliba. Hemel! wat is dat! (Allen flaan verbaasd.) rolla. (doodelyk gewond, valt eenige reizen Op zyn knie, eer hy de machtelooze Cora kan naderen. Hy roept met eens zwakke ftem) Cora! — uw Kind! — cqra. (ontwaakt. Het gezicht van haar Kind geeft haar nieuwe kracht. Zy flrekt de armen naar het zelve uit.) Myn Kind! — met bloed bevlekt —» rolla. Het is myn bloed. (Hy geeft haar het Kind'over cora. (/1'uit het in haare armen.) $lyn Kind! — Rolla! &ol°  1*4 DE DOOD VAN ROLLA. rolla, , Jk beminde u ■— gy deed my onrecht aan —— ik kan niet meer. — (Hy valt neder.) alonzo. (zich op hem nederwerpende.) RoJIa! gy fterft! ° rolla. Voor Cora! — (Hy fterft) cora. (droevig op het lyk nederziende.) O, wie had ooit zo bemind als deeze man! — Kind 1 gy zyt duur gekogt! alonzo. Las Cafas! help my aan God gelooven! las casas. Zyne wegen zyn duister. Onderwerp u, en bid Tiem in ftillen ootmoed aan! Einde van het vijfde en laatfte Bedryf.