H 173   FELIX EN LOUXSE,   FELIX ENT LOUISE, OF DE OUDERLIEFDE, T O 0 NE E \L S P EL. IN ÉÉN BEDRYF. UIT HET FRANSCH VAN C. J. D E M 0 U S T I E R, DOOR Mr. J. C. V. S. Te AMSTERDAM, Bj GER.B11AND ROOS, i 7 9 9.  De gevoelige Dochter is altyd goede Moeder, De gevoelige Zoon is a/tyd goed Echtgenooi.  VOORREED E. Ik vind my verpligt, emtrend dit Stukje, de volgende ophelderingen , ten mynen opzichte, te geeven. JJat de rede , waarom ik hetzelve vertaald fob, daarin geleegen is, dat de Ouderliefde daarin eene zeer-voorname plaats bekleed, en alleruitmuntendst gefchetst is in de characters van felix w louise; dat echter de Va. ders, die daarin voorkomen , ook geene mindere gewlgtige rollen vervullen ; de les/en en voorbeelden dus, die daaruit te halen zyn, zo wel voor ouders, als voor kinderen, zyn allernuttigst en leerrykst. Ik ben, in het eerst, zeer wiegen geweest, toen ik hei» zelve ter vertaling onderhanden nam, omdat hetzelve een Opera, of Zangfpel, was; maar,toen ik befloot, om (niet in ftaat zynde, de Zang-Coupletten in behoorlyke termen te vertaaien) het geen daarin gezongen wierd, in profa, of onrym, te doen reciteeren, dacht my alle zwarigheid te zyn verdweenen: ik heb, echter, het tegendeel, onder het afwerken, anders ondervonden, zo dat ik byna van voorneemen was geweest, hetzelve niet verder te vertaaien, of niet uit te geeven; danmyne moeite en tyd, daaraan befteed, hebben my tot het tegenovergeftelde aangezet, en ik breng het dus , zo gebrekkig , als het is, onder het oog myner Mede-Landgenooten ; verzoekende verfchooning wegens het gebrekkige, dat daarin voor mogt komen, als wel ovettuigd zynde, het niet zonder gebreken is. de vertaalek. ■ • Amfteldam, den 2ü, Maart, 1799. A 3 PER.  PERSOONEN. ir mand, oud krygsman, vader van Pelix. germon, oud hygsman, vader van houife. t tiix. L o ü I s E. Het Stuk fpctlt in Zwitferland, bj Néfe/d. T E-  ËELlX ËN LOUlSE, OF DE OUDERLIEFDE, TOONEELSPEIl. Het tooneel verbeeld, in let verfchiet,de Bergen in Zwitferland, meer digte by, Bergen, die minder verheeven zyn. Aan de rechter, zyde, eené kleine hut, waarvan men het binnenjle ziet; inliet midden van het tooneel, eene boom , die een bank befchaduwd, en een tafel van groene zoode. EERSTE TOONEEL. iRHANO) /Japende onder de boom. felix. fel ix. Hy flaapt noch. Wat is zyn flaap gerust! Myn vader, gy glimlacht! welligt denkt gy aan my; of veeleer,overdenkt gy eeuige braave daad; zoo geniet de eerlyke man, zelfs in den droom, en het goed, A 4 dat  S FELIX EN LOUIS E, dat hy verricht heeft, en het goed, dat hy wil verlichten. Hy befchouwd hem van meer naby. Hoe bezielt de vreugde zyn Helder voorhoofd! ' Hoe ftreeld de zoele wind zyne witte hairen! Ik ga ze met bloemen kroonen. Ontwakende, zal hy ze op zyn voorhoo'd voelen; ik zal glimlachen, hy zal aangedian zyn, en wy zullen eikanderen omhelzen. Hy plukt bloemen , en maakt 'er een kroon van. „ Jonge Vryërs, pluk vry bloemen, om ze op „ de boezem van uwe herderinne te plaatfen, de lief9) de, door haare tedere gunften, belooft 'er u eene „ aangenaame vergelding voor; maar ik, vervuld door » een zoeter hoop, pluk, zodra de zon ons verlicht, „ bloemen, even als gylieden , d.>ch, om 'er het voor5) hoofd van myn vader rneede te verflereu. Hy h oond hem. „ Uwe hand bereid bedden van Varenkruid, aan n den oever der beeken; gylieden maakt ronde wan„ dellaanen, om tot een geheime fchuilplaats te die„ nen. Ik buig, even als gylieden, de ligte ftruiken „ van deeze heesters. Hy maakt een ronde krans op het hoofd van den ouden man. „ Eu  TOONEELSPEL. 9 „ Eu,door haare buigzaame takken, befchaduw ik „ het voorhoofd van myn vader. Als hy wakker „ word, beweegen deeze takken, wat zal hy dan „ wel zeggen ? Wel, dan zal myn vader tegen my „ glimlachen. Armand ontwaakt, word zyn zoon gewaar, en flrekt de armen naar hem uit „ Alle morgen ontfang ik de eerfte kusch van myn „ vader. Ily omhelst hem. , ARMAND. Goeden dag, myn lieve Felix! goeden dag. Dat lieve kind! altyd vrolyk, altyd guitachtig... Hy ontlast zich van de bloemen, Altyd een goede zoon! De kroon ziende. FELI X. Altyd een gevoelig vader!... maar, wat zyt gj frisch en blozend! ARMAND. Wat wilt gy, myn vriend: ik ben oud en arm9. maar gelukkig. Het is hier, by Nefeld, dat ik, juist heden, over 37 jaaren, flaags geweest ben. Het is daar, dat ik, overdekt met wonden, waarA 5 van  io FE L IX EN LÖÜISE, van ik de lidceekens draag, voor dood gelsten wierd. Het is, aan den boord van deeze beek, daï een jong foldaat my te hulp kwam, en5 misfchien, als het flagtoffer zyner menfchelykheid, omkwam: eenige vyanden kwamen hem aantetasten; hy had myn jeeven gered; ik heb het zyne niet kunnen befchermen. De vyanden vervolgden hem , verre van my... Zoo hy bezweeken is, verwyt ik my zyn dood; zo hy nog leeft, weet myne erkentenis niet, waar hem te vinden : ziedaar myn eenige hartzeer. Voor het overige, leef ik vergenoegd. Gy hebt onze hut op het flagveld komen te ffigten; ik ben 'êr Vry, en hoop 'er nog oud te worden. Myn vriend, niets verfterkt een oud krygsmrui, zo zeer, als de roem en de vryh-jid. f e l i x. Ach! Myn vader, mogt gy 'er noch lang genot van hebben! uw geluk zal het myne uitmaaken. armand. Myn lieve Felix, ik ken uwe tederheid voor uw vader: gy kend de zyne voor u. Zyn vader te beminnen, 'er van bemind te zyn, dat is, buiten tvvyfel, een groot geluk; maar, op uwe jaaren, myn vriend, is dat geluk niet voldoende. Ti-  TOONEELSPEL. n FEU X- Myn vader, gy hebt myne kindsheid gevoed, myne jongheid opgebragt, myn hatt gevormd, myn verftand verlicht. Ik geniet de fchoonheeden der natuur, die gy my hebt doen kennen, de bevalligheid der deugden,, die gy my-ingeboezemd hebt: de braave, de deugdzame Armand is myn vader, myn broeder, myn vriend; wat kan 'er aan myn geluk ontbreeken? armand. Eene echtgenoote. F e l i x , tederlyk. Gy geloofd het? armand. „ Eene vrouw is eene vriendin, wier verftand, „ wier zagt humeur, wier aangenaame omgang het „ vermaak van hef leeven uitmaaken. F e l 1 x. „ Een goed vader ii een vriend, die ons leid en » verlicht. Achl welk vriend, op aarde, kan men n lief hebben, zo ais hem! armand. „ Zo de vriendfchap genoegzaam is vooï de ou. „ der*  12 FELIX EN LOUISE, „ derdora, de jongheid heeft een weinig liefde van, „ nooden. felix. ö Myn vriend! doe my wedervergelding, uwe „ vriendfchap is voldoende voor myne jongheid. armand. „ Gy bemind my. Zo de HéJiel u kinderen „ vergunt, hunnen gevoelens zullen dezelfde zyn. Zy » zullen u beminnen... felix, verflomd. „ Zy zullen my beminnen. .. a ït m a n d , met Itevèndigheid* « „ Zo als gy my bemind. Teder tyk.< „ En hunne moeder. felix, meer verflomd. „ Wel nu?.. Hunne moede... armand, met vuur. „ Verbeel u haare deugdzaame liefde; haar geluk „ zal zyn, u te behagen; uw pligt zal zyn, geluk„ kig te weezen. Felix ontroerd. M Wat denkt gy 'er van... f e„  TOONEELSPEL. 13 felix, aangedaan. Na een wyl ftilzwygen. „ ... Helaas! myn vader, ik geloof, dat de lief„ de, welke ik voor 11 gevoel, de aangenaamfle is. armand, hem in zyne armen fluitende. „ Myn zoon, hoe aangenaam is my die bekente. „ nis! felix. Maar het is reeds volle dag. Ik ga vruchten plukken voor ons ontbyt. Die groene coupel zal de 'gastzaal zyn; "die groene zoode de tafel, en gy, myn vader, het gezSlfchnp. Ik fta 'er niet voor in, ' dat de maaltyd heeriyk zal zyn, maar wel 11a ik in voor de vriendfchap der gasten. TWEEDE TOONEEL- armand, alleen. Hy fpreidt éène hieze mat over de tafel, en plaatst 'er cenige mandjes op. Dat lieve kind, hoe bemind hy my ! ik beklaag wel die geenen, die dat geluk niet kennen. „ Wat „ ben ik gelukkig, vader te zyn! Myn zoon is myn „ vertrooster. Tot myn laatfte uur, zal myn lieve zoon s, myn geluk uitmaaken. Zyn hand zal my de oogen „ flui'  TA- FELIX EN LOUISE, „ fluiten. Maar, wat zie ik daar gindïch?... Eéiie vrouw! Is zy üefï... Zy naderd... Ik zal wel weeten, waar aan my te houden. DERDE TOONEEL. loüise, armand. ï-ouisE, met „verhaaste fchrceden komende aanloop en. „ Ach! goede man, neem deel in myne droefheid!... a r m a n D, ter tyde. „ Wat is zy lief! l o ui s e. „ Uit vriendfchap heb deerenis me; het verdriet „ van een ongelukkig meisjea. armand. Spreek, fpreek. • l o v i s e. f> Hebt gy ook een ryziger voorby zien gaan? armand. t, Wat is hy gelukkig die ryziger! l o uj.  T O O N E E L S P E L. ij l o ui se, met ongeduld. „ Zeg, hebt gy geen reiziger zien voorby gaan? armand. » Gy bemind hem dan? l o ü i s z. „ Meer dan my zelve. armand, lagchende. Ach! het is de onfchuld zelve! louise. „ Lach niet met myne fmart. Men verliest, he? „ laas! al zyn geluk, wanneer men hem verliest, „ dien men bemind. armand, vrolyk. Pat weet ik ; maar ftel u gerust , myn kind; ik heb hem voorby zien gaan. louise. Hoe was hy gekleed ? armand, verteeg en. Maar... hy had, geloof ik, een kleed... een kleed... louise. Rood? s armand,- Juist. '10 ui-  16 FELIX EN LOUISE, LOUISE. Gy geeftemy het leeven weder! naar wat kant is hy gedaan? armand. Naar dien heuvel. l o u i j e. Vaart wei; ik volg hem. armand, haar tegenhoudende. Gy zult hem nooit kunnen innaaien, want hy liep, met eene fnelheid ,... Louis E, droevig. Hy li:pï... hy is het niet. armand. Inderdaad, de wyze van loopen, wanneer men zich van u verwyderd! louise. Dat is de rede niet, maar het is, dat hy een houte been heeft. armand. En gy bemind hem. louise. Hy is 'er my des te liever om; het is het gevo'g ,van een roemryke woud, die hy, weleer, bekomen •heeft. JLR-  r O O N E E t S P E L Ijr armand, Weleer? maar hy is dan niet jong? louise. Hy heeft de zestig janren bereikt. armand. Het is dan uw minnaar niet? louise, de oogen nederflaande. Zou ik hem nalopen ? en gist gy niet, dat het myn Vader is? armand, aangedaan. Uw Vader ? Wat is hy gelukkig ! Ach! Ui ken dat geluk... maar zyt gy zeker, dat hy in deeze gebergtens is? louise. Zo hy 'er noch niet is, kan hy niet vertoeven, te koomen. armand. Dat arme kind !... gy fchynt, ten uiterrte, vermoeid, rust wat. Uw Vader zal hier voorby koomen , want wy zyn op den weg naar den Berg. Kom in myne hut, neem een weinig rust; ik zal voor u waaken. louise. • Ik Item 'er in toe, want ik bezwyk van verB raoeid;  IS FELIX EN LOUISE; moeidheid; maar beloof my, van my wakker te maaken, zodra gy myn Vader zult gewaar worden. armand, haar in de hut doende gaan zitten. Ja , myn kind, ik beloof het u , deeze hut is niet cierlyk ; maar zy befluit twee zeer zeldzaame fchatten in zich. louise. Twee fchatten? armand. Ja, de onfchuld en de deugd. Hy komt weder uit de hst. VIERDE TOON E EL. armand, louise, in de hut. armand. , Ach! myn lieve Felix, zie daar de echtgenoote, die u, wel, voegen zou. De Kinderlyke Liefde heeft uw geluk begonnen ; de Huwlyksliefde zal het volmaaken. Twee deugdzaame Echtgenooten , hunne deugden vereenigende, zyn dubbelvouwig gelukkig-., gaan wy hem haaien. Hy verwyderd zich. V V F-  TOONEELSPEt. t5> VYFDE TOONEEl. louIse, alleen, in de hut. „ Myne oogen vallen, my'ns ondanks , toe... n Myn Vader , ik ben verre van u:... Maar do „ flaap zal my uwe beeldtenis wedergeeven. Zy //aapt. ZESDE TOONEEL. louise, f/aapende ,in de hut; f e lix , een mandje met vrugten dragende , en het onthyt gereed makende; armand, een eogenblik na hem, opkomende, en hem gadeflaandei . felix1. „ De vriendfchap zal, onder deeze fchaduwés „ by onze maaltyd, voorzitten. armand, ter zyde, lagchende. „ Het is de liefde, die, onder deeze fchaduwe* to de eer van de maaltyd zal ophouden. felix, in de hut gaande, om zyn Vader te zoeken. # Myn Vader... Hemel!... B 2 **•  «» FELIX EN LOUIS Ej armand, ter zyde, „ Hy is geraakt. F e li x.' „ Welke bevallïgheeden I a r m a nd, hem voorkomende. „ Wel nu, myn vriend, wat dunkt 'er u van ? felix. „ Maar... armand. „ Gy bloost? felix, blooscnde. „ Geenzints. armand, hem, by de hand, neemende. n Uw hand beeft. felix , beevende. „ Neen. A r mand, glimlagchende. „ Kan ik noch uw geluk volmaaken ? felix , zyn Fader en Louife , beurtelings, befchouwende, « Ja"« gy kunt myn geluk volmaaken. armand. „ Ziet ééns, welke bevallïgheeden , wat fchoon„ heid! fe-  TOONEELSPEL. %i felix, aangedaan. „ Uit* medelyden, fpaar myn hart ; gy verfcheurt vi het! armand. n Ik verlicht het. louise, in den flaap. „ Myn Vader! felix, tegen Armand. „ Zy roept haar Vader I louise, de armen uitjleekende. „ Myn Vader, verlaat my niet. • 1 felix, tegen Armand. „ Zy fleekt de armen naar haar Vader uit! armand, vrolyk. „ tiet is naar u, dat zy haare armen uitfteekt. louise. „ Waarom my te verlasten? Ik bemin u. felix. Ik bemin u! armand, tegen Felix. „ Ik bemin u ! welk eene zoetheid ligt in dat „ woord opgeflooten! felix, zyn hand, op zyn hart, leggende. „ Ach 1 hoe beandwoord haar ftein aan myn w hart! 15 3 loui-  ?, FELIX EN LOUISE; louise, ontroerd. „ Hy ontvlugt my ! Wie zal hem 'tmy weder-? „ geeven?... felix, Louife naderende. „ De liefde zal hem weder by u brengen. louise. j „ Geloof gy het ? felix. s, Welk eene hevige ontroering!... Tegen Armand. „ Zy andwoord t , louise, de armen uitfteelende. „ Myn Vader, zyt gy daar!... Zy raakt Felix aan, en word Vlakker. „ Ach! Zy (laat, seer fchielyk, op. felix. „ Stel u gerust, verwaardig u, my te hooren l louise, verfchrikt. v Neen. FELIX. 3, Luister raar my. louise, Maar der. „ Neen.  tooneelsfel. as armand, ter zyde, vrolyh „ Zy zal hem hooren. felix. i? Gy betreurd eén teder Vader: blyf in dit ge. „ lukkig verblyf, en ik zal hem u wel weder kun„ nen geeven. Hy toond zyn Vader. louise. „ Ja, ik betreur een teder Vader , en ik zal „ hem de tederfte liefde betoonen, die my hem kan „ wedergeeven. armand , ter zyde. „ Hunne harten beginnen zich te verftaan. Op „hunne jaaren, is het gemakkelyk, van de liefde ,, fpreèkende, zich 'er na te fchikken. louise. Edelmoedige vreemdelingen, ik ken ulieden niet, ,dan zeden één oogenblik ; en ik zou reeds moeite hebben, ulieden te verlaatten , zo het niet wbs , om myn Vader op te zoeken. armand, haar tegenhoudende. Maar, voor en aleer gy vertrekt , laaten wy, te zamen, onder deeze fchaduwe, ontbyten; de Vriendfchnp zal onze gast zyn. B 4  24 FELIX È N LOUISE, felix. De Liefde zal onze g.ist zyn. louise, zitten gaande. De Vriendfchap zal de gast zyn. felix, een mandje met vrugten aanbiedende. Zie hier de fchoonfte vrugten van onze boomgaard1. armand, aanbiedende. Zie hier.... (JLouife aarsfelt.) felix. Kies die van myn Vader. louise. Ik kies het een en ander. Zy neemt eenige vrugten uit het mandje van Ar[mand , vervolgens, uit dat van Felix , die haar de hand kuscht. armand. Vrolyk, ter »yde. hard op tegen Ltuife. Dit gaat zo heel kwaad niet. Mag men vragen na de oorzaak, die n in onze gebergtens gcbragt heeft ? louise. Het is eene Bedevaart, die myn Vader, zeden: lang , voorgenomen had. armand, vrolyk. De goede man is dan een weinig vroom? LOCI-  TOONEELSPEL. aj louise. De braave Germon , is , zonder twyfel, vroom; maar hy bezit, misfchien , minder vroomheid, dari moed, en zyne Bedevaart was aan den roem gewyd. 'armand. Aan den roem! die brave man! felix, tegen Louife. Dus is het de roem, die de liefde by ons gebragt heeft. louise. Zeg, de erkentenis en vrieadfcliap. armand, ter z^de. Van de eene zyde beleefilheeden , van de andere verlegendheid.. ik geloof, dat ik, hier, te veel ben. Qiy ftaat op.~) Myn lieve kind, gy gaat uwe weg vervolgen; de wyn is de melk der ryzigers; ik zal u een fles gaan halen, die... LOUISE. Ik drink nooit geen wyn. a r m a n d. Eén kleine teug verfterkt het hart, en het uwe heeft het, geloof ik, dit oögenblik nodig. louise, ontftsU, Geenzints. B 5 ar-  35 FELIX EN LOUISE, armand. Daarenboven , het is myn zoon , die ze u zal fchenken, en gy kunt op zyne befcheidenheid ftaat maaken. louise. Op zyne befcheidenheid ? felix, tederiyk. Zoud gy 'er aan twyffelen? louise, tegen Armand. Welaan , ik verlaat my op heml... of, veeleer, op u. armand, ter tyde. Ik geloof, dat ik niet kwaad zou doen , een weinig lang beezig te weezen , in het zoeken naar {3ie fles. Hard op. Vaart wel , myne kinderen. ZEVENDE TOONEEL. louise, felix. louise. ïïoe bemind uw Vader u ! fel i Z. En hoe word hy weder bemind { l o u i-  TOONE ELSPEL. 2? louise. Ik kan het zelfde van myn Vader zeggen.., Droevig. En uwe Moeder?... felix, aangedaan. En de uwe? louise. Helaas! felix. Ik begryp u. Louise, huilende. De ongelukkigen verftaan zich. felix. En beminnen eikanderen... louise, huilende. Ach! vergeef my de tiaanen, die ik u doe Horten. Niemand, minder dan ik , zou u verdriet willen veroorzaakeu. f e l 1 x. Die traanen zyn aangenaam, en, vooral, wanneer een ander 'er mede deel inneemt. louise. Dat doet gy my ondervinden, FE.  aS FELIX EN LOUISE, F ELIX. „ Myn Moeder ftierf in de bloei van haar lee„ ven, by myn geboorte. louise. „ De myne ook. Ach! welk ééne overeenkomst „ van ongeluk en liefde. fe l ix. „ Myn Vader, ée'ne getrouwe echtgenoote be« „ treurende, erfde de liefde, die ik voor haar zou „ gehad hebben; dat gevoelen heeft^tot deèzen dag, „ het geluk van myn leeven uitgemaakt. louise, ter zyde. „ Ach! welk ééne zoete overeenkomst! Hard op. ,, Maar, mogelyk, gaat, welhaast , de Vyandige „ ouderdom, my, zonder herllel, van een lieve Vader „ berooven. Ach! die vrees vergiftigd myn leeven. felix, ter zyde. „ Helaas! Hard op. e, Groote God: zo ik myn Vader verloor! louise. s> Ik zou alléén op de waereld zyn. t r-  TOONEELSPEL. 8J felix. „ En ik, ik zou kwynen. Had ik noch maar eene „ zuster, die myne droefheid met my deelde. louise. . „ En ik dan; was ik zo gelukkig, dat ik noch „ een broeder had, dia myne fmert verligte. felix. „ Ach! waarom zyt gy myne zuster niet! louise. w Helaas! waart gy myn broeder! ja, zo gy uw va. „ der verloor, zou ik uwe zuster zyn ; ik verbeel „ my, reeds die te zyn; myn tedere broeder! felix. „ Myne lieve zuster! ACHTSTE T O O N E E L. louise, felix, aan den tafel; armand, met een Jles in de hand. armand, ter zyde, hen gereed ziende , tm eikanderen te omfrelzen. Best! Waarfchouwen wy hen vriendelyk, f/j hoest, en fchreeuwt, van verre. Hem! hem! Geduld; ziedaar kom ik; Te.  3o FELIX EN LOUISE.» Tegen Lonife, vro'yk. Vergeef my, mejuffrouw, dat ik uw heb doeri wagten. LOUISE. Doen wagteu? integendeel. armand. Het kwam,dat deeze fles, zo wel, geborgen wasj dat ik, byna, honderd flesfen heb moeten omhaalen , om deeze te krygen; en dat heeft my, meer, dan een groot quartier-uur, opgehouden. felix , tegen Louife. Een quartier.uur? Zoud gy dat gelooft hebben? LOUISE. Niet meer, dan gy. armand, de fles ontkurkende. Ik weet niet, mejuffrouw, of gy van dit jonge mensch te vreeden zult geweest zyn. l ouise. Zekerlyk. armand. Het is, dat hy, om zyn hof aati de vrouwen te' maaken, nog zo geen zekere trant heeft. LOUISE. Ach! zo veel te beeter ! AR-  TOONEELSPEL. 31 ARMAND. Hy heeft het verftand en hart geheel nieuw. louise. Dat is, ongelukkig, een zeldzaam gebrek. a 1». mand. En, daaiby, is hy van geen vrolyke natuur. felix. Ach ! Myn vader... armand, Louife naar de oogen ziende. Ziedaar, ik wed, dat hy u niet heeft doen lachen. louise, ontroerd. Het vertrouwen is beeter, dan de vrolykheid. armand. Wel nu ! ik, op zyne jaaren, zou de dertien landftreeken hebben doen lachen. Dc fles aan Felix ter hand ft'ellende, die infchenkt. Dit herinnerd my noch myne goede inborst. Zy drinken. Welaan, myne kinderen ! ik drink op uwe goede reis. louise, ieeyendig; Zult gy niet met ons gaan ? Alt-  3a FELIX EN LOUISE, armand. Ziedaar, myn fchoone kind , alhoewel ik geen home been heb, ik voel wel, dat ik niet meer myn vyftienjaarige beeneu heb. Myn hut is op den weg naar het gebergte; ik zal beeter doen,geloof ik, uw vader hier af te wagten, terwyl gy hem, daar boven, met myn zoon zult gaan zoeken. louise. Maar, alleen met een jongman?;.. armand. ó! Ik (la u in voor zyne voorzigtigheid; ik ben zyn borg by u. Hy is uw vertrouwen waardig, en, ik geloof zelfs, dat gy hem die niet geheelenal hebt geweigerd. louise, aarsfelende. Maar... armand, haar in de reden vallende. „ Welaan, geef hem den arm, om u op weg te „ begeeven. felix. „ Ja, kom aan. louise, „ Welaan. CS ar-  TOONEHSPÈL, j3 armand. j, De vriendfchap zal uwe fchreeden vergezellen. felix, ter zyde. „ ó Liefde! verwaardig u, onze fchreeden te geleiden. armand, tegen Louife. „ Zo gy uwe Vader, op uwe ryze,niet ontmoet, ' „ kom dan in myn kleine kluis té rug. louise. „ Ik beloof het ü. Felix en Louife geeven eikanderen den arm, eh verwyderen zich. drmand roept hen terug. armand, ter zyde, tegen Felix. „ Vooral, myn Zoon! gedraag u wysfelyk* felix. „ By de deugd is men wys'. armand. ,, Vermoei u niet, vaartwel. Rust wat, van tyd „ tot tyd, in de fchaduwe der boomen, onder het „ groeii. louise eil felix. „ Ja' P wel. Terwyl de kinderen zich verwyderen, en dat Armand in de hut treed, komt Germon aan den voet van den herg te voorfchyn, C H&  34 FELIX EN LOUISE; NEGENDE TOONEEL. germon, alken, hebbende een houte been, en op een ftok fteunende. H oe moede en ongerust ik ook ben, ik voel myne moed hernieuwd op het zien van deeze plaats. Het is hier , dat ik myne eerfte overwinning behaald heb; het is hier, dat ik, door een goede daad, het eerfte van alle goederen bekomen heb, de zelfsagting. Men kan behoeftig zyn, maar nooit arm met dat goed... Maar, daar is een ander, dat myn hart beklaagd : Louife , myne lieve Louife!... het is myne fchuld ook!... ik heb alleen dit gebergte willen doorloopen, ik heb den jongman willen uithangen, en ik heb den fteun mynes ouderdoms verloorer,... Zy zal, misfehien, vermoeyenis ondergaan, ca het noodige ontbeeren, terwyl ik zelf, verzwakt door de jaaren en den honger... rusten wy wat. ify zet zich onder den boom neder, en ziet het entbyt gereed. Maar, wat zie ik? een ontbyt in gereedheid!... alzo laat de Hemel nooit een goede daad onbeloond: hes  TOONEELSPEL. 35 her is hier, dat ik het goede gedaan heb; het is ,hicr, dat het goede my word aangebooden. Vrotyk. Inderdaad, maaken wy 'er gebruik van. Hy eet gulzig. Zie daar, aangenaame vrugtea.... hoe nuf ook wyn? Hy ■ drinkt. Maar hy is uitneemend. TIENDE TOONEEL. germon, armand. armand, ter zyde, uit de hut komende. Wat zie ik? germon. Maar uitneemend! het is, in waarheid, jammer, die wyn alleen te drinken... armand, ter zyde, zyn houte hen iefchouwende. Hy is hetl germon. En geen vriend te hebben, met wien men drinkt, C % AK.4  35 FELIX EN LOUISE; armand. Ha! zyt gy het! Weest welkom; ik verwagte a met ongeduld. gekmon, met verwondering opgaande. My? armand. U. germon, vrolyk. In dat geval, drinken wy te zamen. armand, zitten gaande. Gaarne. germon. Vergiffenis, zoo ik my, alleen, aan tafel gezet heb; maar, zo waar, ik twyffelde niet, dat gy my wachtte. armand. Myn zoon is u gaan zoeken. germon. Gy hebt een zoon ? Ach! verlaat hem nooit. armand. Ik bemin hem te zeer, om hem te verlaaten. germon. En hy? ar-  TOONEELSPEL. 37 armand. Hy heeft my, even zo zeer, lief, als uwe Dochter u bemind, germon. Als myne dochter!... hoe weet gy dat? armand. i Zy was ftraks hier. germon. I, Hemel 1 armand. Gy zit op haare plaats. germon. En waar is zy nu ? rAi armand. Zy zoekt u met myn zoon. | germon, Uevendig. Met uw zoon? armand. Ja, een jonge, zo wys, als ik, die grenadier ben, zedert veertig jaaren: hy zal haar u wederbrengen. germon. Weldra? armand. Binnen een uur, mogelyk. C 3 cer.  38 FELIX EN LOUISE, germon, droevig. ■ Binnen een uur ! armand. Kom aan, drink een teug, en neem geduld. Hy fchenkt. Dat verdryft den tyd. g er mom, vrolyk. Ja, de wyn en de liefde. armand. Wat de liefde betreft, ik geloof, dat dat voor ons eene oude gefchiedenis is- germon. Het is nu de beurt van onze kinderen. armand. Wel nu 1 myn zoon begeerd niemand te beminnen, dan zyn vader. germon. En myne dochter, zweert zy my niet, zonder ophouden, 'dat haare tederheid voor my haar geluk volmaakt. Te zanten. Die lieve kinderen! armand. Op myn eer, myn zoon ftrekt my tot een goed voor-  TOONEELSFEL. 3S> voorbeeld; hy is beier, dan ik, zonder verwaandheid. — GERMON. En myne dochter dan, doed zy my geene aanmerkingen maaken op myne kleine guiteryën? armand. . Het goed gedrag der kinderen is, niet dan al te dikwyls , een les voor de vaders. „ Toen ik op de jaaren van myn zoon was, „ was ik myn vader onderdanig. Ik beminde, ik » eerde de ouderdom; maar myn hart zonderde 'er „ een weinig liefde voor de fchoone Sexe af. Ik „heb de tederheid wel genoegen gegeeven... wan„ neer ik 'er de gelegendheid toe had. Maar, tegen „ myn zoon, zeg ik 'er niets van, germon. Gy doet wel. Ik... zie hier myne redenee„ ring: dewyl men tederlyk lief moet hebben de geenen, aan wien men het leevenslicht' verfchul„ digt is, zo laat ons de liefde niet verwaarloozen; j, zy zyn de oorzaak van ons. leeven. armand. Zeer wel. germon. Ik was verliefd op de bruinetten. C 4 ' ' AR-  4a FELIX EN LOÜISE, aejund. „ Ik had meer behagen in de blonden. gewon , aanaedaqn. „ Welk een aangenaame herinnering! arm and, insge/yks. „ De traanen koomen 'er my van in de oogen, germok. „ Gy zegt my uwe gevallen. ar ma nd. Gy de uwe. gekmon. „ Maar, dat dit onderhoud, tijsfchen ons Hecht?, „ zy: en dat onze kinderen 'er niets van te weeten koomen. ELFDE TOONEEL. armAnDj germon, vooraan, ep het tooneet; feljx, op het gebergte verfch-jnende , en Cermon, met zyn vader, gewaar wordende; lo ui se] een oogenblik na hem, koomende. f elix , roepende. Louife! AR-  TOONEELSPEL. 41 ae iiand, luisterende. Ik hoor de item van myn zoon. cermom. En myne dochter? arm and. Zy is met hem. germon, omziende. Ik zie haar niet. armand, luisterende. Stil dan! felix, roepende. Louhe! % armand. Hy roept haar. loujse, zonder gezien te worden, Felix! germon. Zy andvvoord! l 0 u 1 s e , naderende, zonder gezien te worden. Felix! felix. Kom dan! ', ouis 1;, buiten adem, op het gebergte, te voor-, fchyn komende.s Hebt gy myn vader gezien ? felix, hem haar, vau verre, wyzende. Zie, daar is hy. C 5 GE8"  4a FELIX EN L O U I S E, "cermon en ar mand, haar ziende aankoonien, Daar is zy! jGermon, door Ar'mand otiderft'tund, loopt naar zyne dochter, en Jlruikeld, by ieder flap. Louife loopt, haastiglyk , naar haar vader, en valt, verfchciden maaien. Felix brengt haar, tot in zyne armen. arm and, tegen Felix, Wat zyn zy gelukkig, myn vriend! felix, in de armen van Armand. Wel! Zyn wy het ook niet? germon» # Hoe veel geluks te gelyk! ik vind myne dochter weder, en ik befehouw, by haar, deeze plaats, getuige van myn eerjte rtryd. armand» Caineraad! het is lang geleeden, dat gy, voor de eerfte maal, geftreeden hebt. g e r m o n. Het is, heden , zevenendertig jaar. • armand, driftig. Zevenendertig jaaren! Zou het, in de (lag, by Néfeld, geweest zyn? g er'  TOONEELSPEL. 43 GE.ftM.Ofl. Ik flreed, op dezelfde plaats, waar wy, nu , zyn. armand. En ik, twintig fehreeden, hiervan daan. g E r m on. Ik zie noch de order, het plan, en den marsch van den veldflng... Luister eens hierna, myna kinderen ! en, wanneer gy de aangenaamheeden der Vryneid geniet, vergeet nooit, dat gy ze aan het bloed uwer vaders verfchuldigt zyt... de vyanden waaren gelegerd naby den punt van deezen heuvel. Hunne linkervleugel ftrekte zich uit langs deeze roifen. armand. Juist. By het dal, rukte onze raiddelhoede voorwaards; daar, onze rechter vleugel; hier het afgezonderde gedeelte. g E r m o n , ddftig. Net zo... Ik was Sergeant. armand, zyn hoed afneemende. Sergeant! en ik, Corporaal. germon, zyn hoed afneemende, en,'Op de kinderen , wyzende. 1 Corporaal!... Ziedaar kinderen van braave Lieden. a Et-  44 FELIX EN LOUISE, armand. Ja, Braven! des niettemin deed ons de meenigte bezwyken, en wy waaren genoodzaakt, op de eerfle aanval, te wyken. Ik zelf, viel voor dood, g e r m"0 n. Ja, maar het afgezonderde gedeelte was daar. armand. Het was ons behoud. g e r m o n, met vuur. Aan wien zegt gy het?... op het gezigt van onze ten ondergebragte Broeders, vervoerde ons de woede; wy vielen als de büxera,- alles week, alles ging te niet voor ons gezigt; maar de opgehoopte ligchaamen van onze vyanden belemmerden onze voetftappen, begunftigden den terugtocht der vlugtenden, en de meenigte dooden, redde het overfchot der lee. venden. armand, zeer verheugd. Ik zie dat alles noch. Gy verjongt my zevenendertig jaaren. germon, zich in er de jlelleddeïk verfloeg 'er veertien aan myne zyde. armand. Veertien!... En ik dan!... Zoo ik niet gewond •waar geweest. ger-  T O O N E E L S P E L. 45 gf.rmon. Maar ik deed noch beeter. armand. Beeter! Hoe dan? germon. Daar, redde ik het keven van een meedevaderlander. armand. Noch jong? germon. I • Van twintig jaar. armand, leevendig. En het was daar ? germon. Dat ik het bloed ftelpce, dat uit zyn borst vloeide, en dat een hoop vyanden uiy overviel, en ver, volgde tot aan het gebergte. armand, ter zyde. Hy is het! \ germon. Ik wierd gewond. armand. Gewond i... germon. Ja; maar, tot vergelding myner daaden, heb ik de  4ö FELIX EN L O ü I S E, de eer, zeedert dien tyd, een houte Been te draa. gen.. . armand, zieh in zyne armen werpende, Mya waarde Verlosfer! germon, felix, l o u i s e. Hemel! armand. Die Jongman... die doodelyke wond... germon. Wel nu ! armand, zyn horst ontblvotende. Herken het lidteeken. germon, driftig. Ja, ik herken het... laat my het befchouwen. myne traanen beletten my, het te zien. Zj omhelzen eikanderen. Myn braave Cameraad! fel ix. Helaas! waarom moet het behoud van myn vader u zo duur te ftaan koomen! germon, Myn vriend! het leeyen van een eeilyk man kost nooit zo veel, als het waardig is. armand. Maar die zwakheid... ce r-  TOONEELSPEL, 47 germon. Is voor my een bron van onophoudelyke geneugtens, vermits ik geen ftap kan doen, zonder my te herinneren, dat ik het geluk gehad heb, myn mede. burger en vriend te redden. armand. Ja, uwe onaffcheidbaare Vriend! Myn beflaan ben ik u verpligt; ik hecht het aan het uwe, en volg u tot in den dood. Helaas! voor de eerde keer, betreur ik de gaaven van het geluk. Zoo het lot my 'er meede begunftigd had, met welk eene vreugde, zoude ik ze met u gedeeld hebben! germon. Ach, myn Vriend! zyn wy niet ryk genoeg , de een en den ander, met deeze twee fchatteu? Hy toont/ de Kinderen. ar ma nd. Het is waar. felix. Wel nu! om uw geluk te vermeerderen, verëeaig uwe rykdommeu. l o u 1 s e , ter zyde. Ach! armand, ter zyde, tegen Gcrmott. Maar hoe zullen wy dat maaken? «ER-  48 FELIX EN LOÜISfe, cermon, ter nrjde, tegen Louife. Myne Louife! wat raad gy my?... Wel nu, myn kind! gy zegt dan , dat... l o u i s e. Ik bedenk een middel. f e l i z. Wat is dat? l o u i se. Zoo wy onze hut naast de uwe konden oprigten? armand. Wy zoudeu een dertiende landflreck uitmaaken. germon. Ja. Wy zullen 'er de grondleggers van zyn. Froljk. Wat ulieden betreft, myne kinderen, het overige gaat ulieden aan. armand. ,» By gevolg, myne lieve Kinderen! vereenigd „uw; gylieden zult gelukkig zyn, hoope ik. De ■ ■ gevoelige Dochter, is altyd goede Moeder, de ge„ voelige Zoon, is altyd goed Echtgenoot. Uit uwe n verbindtenis zullen, denkelyk , jonge fpruiten voort- ■ koomen, die ulieden de aangenaamheeden der Kin„ derlyke Liefde zullen doen fmaaken." EIND E.