448 J 15   Z E L M I R E.   Z E L M I R E, T R E U R S P E L. Gevolgd naar het Fransche van den he ere DE B E L L O Y. Abfiulit hum tandem Rufini porno, tumultum Abfolvitque Dtos. Te AMSTELDAM. Ey J. HELDERS en A. MARS, in de N«s, Met Privilegie, 1783,   T O E TV T I N G, AAN DEN HEERE JACOB van STAMHORST, BEMINNAAR EN OEFENAAR DER D IC IITK UNS T. fteeds de fchoone Poè'zy By haar Meceenen blyde ontfangen, Wier oordeel, van vooi oordeel vry, Hen yvren doet voor haar belangen, Waar vind zy echter meerder gunst Dan by een' Oefnaar-zelv' van haar verheven kunst? In die bewustheid durft zy 't waagen U, Stamhorst! Febus echte Zoon! Een Vrucht naars arbeids op te draagen; U, wlen reeds tweemaal de eerekroon Wierd door Melpomené gefchonken, Toen gy den Schouwburg deed met dichtjuweelen pronken. A 3 Zy  Zy leid een wëêrgaêloo'ze Vrotiw, Verdrukt door bange tegenfpoeden, Zelmirf., wier onfchatbre trouw Het heerlykft' blinkt in 't bevigfV woeden Der Kroonzucht, die haar' Stam verraad, Op 't hooge Treurtooneel in 't Nederduitsch gewaad. Zy wyd die Baak van deugdwaardeering, Dat achtbaar Wonder der Natuur, Der Huwlyksliefde en Vaderè'ering , Bezield door zeldzaam heldenvuur, Dat waardig Voorwerp van ontferming Aan uwe heuschheid toe , gerust op uw befcherming. Z el mi re iloort zich aan geen' fmaad, Waarmee de Nyd baar durft befpringen; Aan geen Anthénors, die uit haat Haar poogen haaren roem te ontwringen; Die, met een loosvermomd gezicht, Haar * licht misgunnen en zelf fchuw zyn voor het licht. Uw Naam zal haar ten fchild verftrekken, En , zo in druk als zegepraal, Voor d'aanval van den Laster dekken; Des vreest ze onheusch noch bitsch onthaal, Maar zal den Amftelaaren leeren Hoe hoog men Gade en Kroosten Ouders moet waardeeren. OEFENING BESCHAAFT DE KUNSTEN. VOOR.  VOORBERICHT, Jf^üarfchynlyk zal het den meesten Dicht- en Schouwburgminnaar en hekend zyn dat reeds vóór drie jaaren eene Navolging der Zelmire, door den Heen De Belloy in Vrankryk ten too~ neele gevoerd, in onze taak gedrukt is; en veelen van hen zullen mooglyk denken dat wy van gedachten waren die Navolging zodanig te kunnen verbeteren als de oude berymingen van Porapejus en Horatius wezenlyk door Dichters van onze eeuwe verbeterd zyn. Doch opdat men tegen die Vertaaling en ons oogmerk geenenadeelige denkbeelden opvatten, of onheufche aanmerkingen verspreiden zou, zo hebben wy in dit Voorbericht rechtstreeks de oorzaak willen melden, die ons tot deeze nieuwe Navolging der Zelmire heeft aangezet. De Wel-Ed: Heeren Regenten van het Weesen Oudemannenhuis, en uit dien hoofde tevens Regenten van den Schouwburg, ons in den jaare 1764 te kennen gegeeven hebbende dat hun Wel, Ed. gaarne wenschten eene Ver taaling van dit Treur/pel, ten voordeele der twee genoemde GodsA 4 hui-  Huizen, uit handen van ons Kitnstgenootfehap te zien, hebben wy, het ftuk der moeite wel waardig oord'ielende, niet willen nalaaten aan dien wemelt te voldoen, en hunne Wel-Eds: vriendelyke uitnoodiging met eene daadelyke toe/lemming te beantwoorden. Wy hoopen dat onze arbeid den Armen tot nut en den Leezer en Aanjchouwer tot genoegen zal Jlrekken.  De Gecommitteerden tot de zaken van den Schouwburg hebben, volgens Oóhoy door de Eïceren Staten van Holland en Westvriesland, den s^en November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie, alleen voor dén tegenwoordigen Druk van ZELMIRE, Treur/pel, vergund aan j. h e l d e h s en a. maks. Amflcldam, dm 6. Augustus, 1783. Geene Exemplaren zullen voor echt erkend worden, dan die "door éénlder gemelde Gecommitteerden omiatteekend zyn. /CL/ A „ / > PER-  PERSOONEN. Polidoor, Koning van Lesbos. Zelmire, Dochter van Polidoor. Ilus, Trojaansch Prins, Echtgenoot van Zelmire. Anthenor, Prins van den bloede der Koningen van Lesbos. ... Rhamnes, Opperbevelhebber der Lesbiaanfche Legerbenden. Ema, Vertrouwde van Zelmire. Etjriales, Trojaansch Krygsöverjle. Een Thracische Soldaat. Priesters, Burgers en Soldaaten van Lesbos. Trojaaniche en Thracifche Soldaaten. Het TOONEEL is te LESBOS, En verbeeld eene genoegzaamé-uitgeftrektheid van grond, ter wedtrzyde met Bomen, en verders met Rotfen, aan den oever, der Zee, by de Jlad Mitylene. Aan de eene zyde vertoont zich een Tempel, tegen over welken de weg naar de l Stad ligt; en in 'i verfchiet ziet men een Graftombe.  Z E L M I R 'E, TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Zelmire, Ema. Zelmire, Ema volgende, die naar den \Vf kant des Tempels vlied. (klagten! W aarde Ema! gy ontvlucht me? ik volg. 11; hoor myn Achllaatmyn'traanenvloed uw grimmigheidvcrzachten! Hoor uw Pnnfes! Ema. Kan ik u hooren zonder fchrik? Ontiiarde Koningstelg! Zelmire. Redaar een oogenblik. Myn'Brocdcrs Vadermoord is door deGoóngewroken... E m a. Het heeft zyn wreedheid aan uw'byftand nietontbroken: Zyn wanbedryf en dood zyn me, op myn komst,gemeld. Maar, beef! dewyl zyn val u't zelfde lot voorfpelt. Slaa toe, ó Goden ! (Z3/ doet nog eenige fchreden naar den Tempel.) Zelmire, haar wederhoudende. Blyf! ken my te recht, Verblinde! ó Gy, die, fints myn jeugd, zo teder my beminde! Acht gy dit hart, waarin ge uw deugd vond,uwo trouw, Zo  12 ZELMIRE, Zo eerloos, dat het zich met moord bezoedlen zou? {Met eene zachte ftem, en rondom ziende.) Achlverr' van 't middel tot myns Vaders val te (trekken, Ben ik het, die hem 't woén myns Broeders wist te ontTT , _ ,., Ema. (trekken. Hoe! Polidoor.... Zelmire. Uy leeft. E m a. Myn Vorst!... Wat grootsch beftaan !.... Zelmire. (aan. Bedwing uw driftruw vreugd jaagt me angst en liddring Eénwoordbaait zyn bederf... Wat dorstikuontvouweu? Helaas 1 myn beevend hart doemt reeds zyn dwaas verE m a. (trouwen. Zelmire! vreest'ge my? Z E l m i r Ei ó Ja, in dit geval, Vergeeft my, vreeze ik u, myne Ema! ja 'theelal. Ik zou u, zo ge my niet moest tot hulp verftrekken , Ondanks uw trouvv,'tverblyf mynsVaders nooitontdekken: Maar'k waakte alléén vergeefs voor zyn behoudenis. Ik merk te klaar dat my uw byftand noodig is. Zie,by deez'Tem'pel,daar uw afkeer my deedweenen, Dit-i'uime grafgewelf, niet verr' van Mitylenen , Omringd van menig rots, die 't woén der zee weêrftaat, En oud cipresfenloof, der dooden droef fieraad. Daar eert men de asfchen nog van Lesbos Opperheeren. DaarmoetmynVader'tlicht,offchoonhyleeft,ontbeeren. ó Heldenfchimmen, die hy allen llreeft voorby! Uw Zoon verzelt u reeds, fchoonhynogleevendzy. Gy fpaart zyn' ouderdom,van 's moorders woede ontheWerblyfderdooden is een vryburg voor zynleven.(ven. Ema. Door welk een wonder hebt gy 't moorders rot misleid, En  TREURSPEL. *g En elk doen denken dat uw woeste onmenschlykheid..? Z Ë L M I R E. *k Zal, in dit eenzaam oord, u die verborgenheden, Die myne vadermin vernuftig wist te fmeeden, Vertrouwen, en een reeks van Wondren uontleen, Die zelfs het Godendom myn' Vader fchuldig icheen. Uw teerheid groeije als ik de myne u af zal maaien ; Ik wil u, ongeveinsd, myn hartsgeheim vernaaien. 't Lot, dat te Saroos u een' tyd vertoeven deed, Bragt Lesbos, verr' van u, terwyl in 't doodlykst'lcedj Als llus, myn gemaal, door Tros , uitdeeze (treeken Te rug ontboöu wierd, om zyn Vaderland te wrccken: Zyn.afzyn, 't wreed begin van onzen tegenfpoed, Gaf fnooden Azor en zyn' aanhang nieuwen moed. Die Booswicht,door de Goön ten Broeder my gegceven, Dorst roekloos dingen naar zyns Vaders troon en leven; In 't wanbedryf volleerd door hen , wierd fnood gedrag Zich (treek met grooter ftaat, by d' omkeer van 't gezag. Vergramde Polidoor wilde op dien Staatsverrader De rechten wreeken van natuur en kroon te gadcr: Doch 't vaderlyk gemoed, alleen geflreng uit nood, Had hem wel (traf bereid, maareischte nooit zyn'dood. Die trotfche, wien het heir gelyk een' afgod eerde, Terwyl 't, door zyn beleid, drie jaaren triomfeerde, Die God van't wuft Gemeen, die, in zyn Vaderltad, Een' heilftand moede was, dien hy onwaard bezat, Had reeds de Thraciërs met hem doen faamenipannen , Die lints , tot moord gehuurd, ons handlen als tirannen, Als vrekke ontëerders van 's Lands zeden, ons verraên, Schoon zy betaald zyn om getrouw ons vóór te (taan. Arglistige Azorhad elks hart in 't kwaad gewikkeld. Dy veinsde dat de Vorst, door argwaan aangeprikkeld, Hem wilde opöflren aan zyn woede en grimmigheid; Dat reeds vergif of (taal was tot zyn' val bereid. ' Zyn Volk rukte, op die maare , in Mitylenes wallen: Hier wierd ik met myn' Zoon en Vader overvallen , En  u ZELMIRE, En moest, op't wreedst' gedreigd metgrooterramp en Myh'rouw en tederheid verkroppen in myn hart.(fmart, Em a. Rampzalig Koning! dorst, in alle uwe ongelukken, Uw eigen Telg de kroon uw achtbaar hoofd ontrukken? Ziedaar den lchandprys van d' ondankbren ünderzaat, Voor dertig jaaren deugd en zorgen voor den Staat! Tegen Zelmire. Kost gy ten minften niet, voor een' gevangen Vader, De woede ontwaapnen van dien fnooden Ryksverrader? Z e lmi r e. Neen;doormyn droefgeween wierd hynogmeerverhard. 'k Moest hem misleiden, toen hy doof'was voor myn fmart. (gen. Wy doen een' Booswicht recht wanneer wy hem belaaMyn vadermin deed myeen'nutten aanflag waagen. Ik ftemde in Azors woede; ik prees zyn fnood beftaan: Dus kwam ik d'uitllag vóór van zyne gruweldaên. Elkftervling,'t zy oprecht, of vol van boezemvlekken, Waant zyns gelyken fteeds in anderen te ontdekken: Dus dacht my Azor zo ontiiard te zyn, als hy. 'kOntwrongbem een ontwerp't geen hyverborgvoormy. De wreedaart,die den Vorst zyn vryheidhad ontnomen, Wilde in het heimlyk hem door honger om deen komen. E m a. Goon! Zelmire. In den hoogften nood keerde ik het misdryf af. 'k Vond een' Soldaat die tot den Burgt my toegang gaf: Doch, wreed door zwakheid, trouw door laffe pligtbe. tooning, Ontnam hy my de fpys, die 'kaanbragt voor den Koning. 'kTree echter in:ikvind hem liggen opdengrond:(mond: Het doodzweet breekt hem uit, de droefheid fluit zyn' lk druk hem in myn'arm:hy,moedloos,fchier bezweken, Zieltoogde. zuchtte3weende,en kon byna niet fpreeken. 'kGaf  TREURSPEL 13 5k Gaf toen Natuur gehoor: zy wilde datniyn trouw, Tot haar nog groqter roem, haar wet verandren zou. Dc^rootfte onfteïtenls zal nimmer haar doen zwichten. Natuur kan wondrcii in den hoogften nood verrichten, 'k Heb , met myn borst,den melk,het voedfel voor myn' Myn'droevenVader tot verkwikking aangeboón:(Zoon, Myn wanhoop, zyn gevaar, de traanen die myn wangen Afvloeiden, dwongen hem die achtbre hulp te ontfanEma. (gen. Zelmire! ik ftaa verrukt door onverwachte vreugd. Duld dat ik tl omhelze, en juiche om uwe deugd. Verwondring, tederheid, ontroering, mededongen, 'tPerst all' cèn'traanenvloed van blydfchap uit myne ooT Zelmire. (gen. • Een Thraciër wierd zelfs ontroerd op dat gezicht. Zyn komst verraste my in 't oefnen van myn' pligt:(ken, Maar'tonbeweeglykst'hart,wanneer'tNatuurhoort fpreIs, eer men 't denkt, vermurwd,en op haar ftem bezweken. Hy Tclieen als door den God, die me aanbhcs,overmand, En bood me,om myne deugd verbaasd,ftraksonderftand. Myn Vader,doorzyn hulp den kerker zynde ontvloden, Vond tot zyn veiligheid een fchuilplaats hier by dooden. Dit was nog niet genoeg :'k moest Azor, eer hy'twist, Van dit geliefde pand verwydren door myn list. Ik moest zyu wreedheid aan een ander oord bepaalen , Ênginghemzelf de vlucht mynsVaders'teers.t'vernaaien. Ik veinsde dat de Vorst , door vrienden ftout gefchaakt, In Ceres Tempel was in veiligheid geraakt, Alwaar Cloanthes, die den Koning hoog waardeerde , Met weinig Krygsvolk zich nog wczentlyk verweerde. Goón ! wie voorzag die nieuwe en wreede gruweldaen? Men brengt van allen kant ontdoken toortfen aan, En woedende Azor doet, door eervergeten handen, Datgroot,dattroschgebouwtot puin en aschverbranden. Heeft een ontmenscht gemoedopit eerbied voordeGoön? Maar  Ü ZELMIRE, Maar dees geheiligde asch,waarindie fnoodeZoon(wén, De naare grafplaats van zyn'Koning waant te aanfchouKon myn godvruchte list het best verborgen houên. E ma. Dus word gy, daar hy u het leven is verpligt, Als de oorzaak van zyn' dood,door ieder valsch beticht. Ach! laat my aan uw kniên een drift, die onrechtvaarZelmire, haar opheffende. (dig...* Nu ze onrechtvaardig is, is zy te meer roemwaardig: lk eerde een gramfchap, die my heimlyk ftorte in rouw. Uwhaat gaf my terftond verzeekring van uwtrouw.(ten: Mynramp heeft my ten prooije aan'twreedftelotgelaaMyn grootlte vreugd is hen te minnen die my haaten; En ik verfoei het Volk, welks laageziel my acht, Omdat het 'waant dat ik myn' Vader heb geflacht. Wil,op myn voorbeeldzin die dwaaling elkverfrerken. Tracht, nevens my,het heil uws Meesters uit te werken. De zon heeft driewerf reeds gepraald aan 'shemels trans, Sints hem dit duister graf verbergt voor haaren glans, En ik zyu'ouderdom bedekt kom onderfchraagen C Op den Tempel wyzende.) Met giften, die in fchyn den Goón zyn opgedraagen. Bewaak deez' plaats rondom: de fchrik ontroert myn Nu'kAzors ondergang aan hem ontdekken moet.(bloed, 'kZal, buiten 't aaklik graf, dit vooral hem ontvouwen: Ten minften zal hy 't licht dén oogenblik aanfchouwen. Kom, nadren wy. (Zy doet eenige fchreden achterwaarts, houdende Ema by de hand.) E ma. Gy beeft! 'Zelmire, (lilftaande, Ach ! zie , hoe fin ts het uur Van die gewyde dnad, dat wonder der Natuur, Myn liefde en tederheid vergroot zyn voor myn' Vader. Ik voel op zyn gezicht, zyn' naam en ftem te gader, Een  TREURSPEL. 17 Een zachte drift ontftaan in myn gefolterd hart, Mynbloedgeheelontroerd,myn zinnen gantsch verward. Een nieuwe zucht,dietot zynhulp my aan komt fpooren, Maakt de infpraak derNatuur veel fterker dan tevooren. (Zy treed in de Graftombe.') b. ma, heengaande. 6 Goón , die zelfs de deugd uw' toorn doet ondergaan! Verdient ze, als zy u volgt, uw draf ten doel te liaan ? TWEEDE TOONEEL. Polidoor, Zelmire. Polidoor, uit de Graftombe komende, Men ondersteund door Zelmire. yn Dochter! onderfteun myne afgematte leden. Schraag, fchraag myn'ouderdom ; bellier myn zwakke (Hynadert langzaam.) (fchreden. Ik flaa mynfcheemrend oogvergeefs naar's hemels trans. Voor myn bedwelmdgczicht verbergthetlicht zyn'glans: 'küntdek het eindlyk:'k magu nogmaalsdank bewyzen.. Achl'tleven is me een last,waarvoor ik thans moet yzen. Neen,'kmoet het minnen,wyl'teen gift is van uw deugd. Kan ik my immer wel herinnren , zonder vreugd, Het uur, waarin ik , door gebrek byna verflonden, Een tweede moeder in myn Dochter beb gevonden ? Ik zie in u verdénd, door 't voorbeeld dat gy geeft, De rechten, die Natuur altoos gefcheiden heeft. Zy, die ik 't leven gaf, en 't licht my heeft gefchonken , Zal (leeds mynteedrezielin dubble liefde ontvonken. Welk een vertroostend heil, welk een onfchatbaarzoet Stort uwe godsvrucht uit op all' myn' tegenfpoed I Zelmire. Verdient zo kleen een dienst by u zo veel belooning? Weet dat die vadermin , die teedre pligtbetooning, Den naamvangodsvruchtwaard'by eikdie deugd bemint, li Door  i8 . Z F, L M I R E, Door keur bet edelfte is , daar ik vermaak in vind. '" Myne eerftehuldeis aan deGoön, wier gunst wy roemen: Maar'k zal myn'Vaderfteedsmyn'Godopaarde noemen. Doch ipaaren we onze vreugd tot beter' tyd,Myiihecr!. De Hemel vleit ons met een' blyden ommekeer: Wyzien zyn fellcwraak reeds oiizenwenschvóórkomeu: 't is uit met Azor. Polidoor. I Goón !•,,.,..', . . Zelmire. ■ (men; Men heeft hem 't licht benoIJem,metdriewbnden,in zyn tent deez'nacht vermoord; En vruchtloos word als nog zyn moorder nagefpoord. Polidoor. Goden hnoet myn Zoon, myn hoop in vroeger dagen, My ? nu hy ftcrft /Hechts zyn geboorte doen beklaagen? Ik zie in'teind van myn'Vervolger my bevryd! (ftryd!... Maar, ach: hy was myn Zoon!.. .Wat omkeer!welk ecu Ach ! kon ik deuken,toen gy hem my gaaft voordeezen , Dat ik u veor zyn' dood daarna zou dankbaar weezen? ( Zelmire. Zyn dood dreigt u elk uur met nieuwen tcgenfpoed. Het'Leger hêëft hem wraak gezworen: 't is verwoed* Gy weet hoe hy van't Volk" alüm wierd aangebeden. Poli d oor. Wiê'was zö wel gevormd om't hart des Volks telnieeden Als hy, wiens zacht gelaat de koelheid van 't beleid Steeds wist te paaren met het vuur der dapperheid; Metgaaven pronkende, die'ons- in Helden ftreeien , Doch ,k\vaiyk aangelegd , de fnóodfte gruwleu-teelcn; Hy wist de kunst ."waardoor men 't edeHï'hart verkracht. Ach ! heeft een zelfde Ham u-beiden voortgebragt! (ken. MaB.PH is nu tyd,Ze!mire! om ons dit'oord te onttrekLantoushctwncvlig Volk dewaarheidftraks ontdekken, -"f-; • • n i Zelmxre., . j (ziet. Vcrgtiefsch ontwerp,waarvifa myuvreesnietsgoedsvoor- Ilec  TREURSPEL r9 Het Krygsvo.lk is ontzind : braveer die wrcedaarts nfet. Zo ge u vertoonde aan'tVolk,dat Azor heeft gehuldigd, Wierd ge,als zyn moordenaar,door elk van hen bei'chulHun haat zou waanen dat gywaarlyk had verricht(digd: Het yslyk gruwelftuk, waarmee gy word beticht., De looze Booswicht , die, liuts Azor is doorftooten, 't Staatzuchtig doel verbergt van zyne vloekgenoten, Zal metdenwaan des Volks zyn voordeeldoen,en,valsch, Het feit, door hem verricht, u fchuiven op den hals. • Zode enkeleargwaan,dien myn Broeder wist tekweeken, Het Volk in drift ontftak om zich op u te wreeken, Wat zou het niet beftaan , indien het waariyk dacht Dat gy, fchi'er rahütiri' arm,nem wreed had omgebragt? Myn Vader! laaten we ons dat groot gevaar onttrekken. Anthénor zal de kroon ten trouwen fchutsheen'trekken: Zy fchynt hem toegefchikt om zynen heldeniiart. Ik acht hem aU' den rocm' zyns eedleu damhuis waard', 'k Doe -, voor myn' Zoon en my, thans afitand van deez' Staaten, Door Azor fnood bevlekt, door 't Godendom vcrlaaten. Anthénor zal gewis my toeftaan dat ik by Myn' Egaê my vervocge , en voer' myn' Zoon met my. 'k Zal onder'taantal Volk, dat in dees tegenfpoeden Als balling my verzek,u voor't gevaar behoeden. Polidoor. Maar gv, wier heldenmoed de deugd zo verr'doet gaan, Dat zelfs het Godendom daarvoor verbaasd moet ftaatjl Duld gy dat allen, die rechtvaardigheid betrachten , U medepligtig aan den moord uws Vaders achten ? Zelmire. Wat fchaad een kwaade naam ,als'thartde daad ontkent? Ih vrede met ons-zelv',weerltaan weall'wat onsfehend; Daar anderszins eengoedeons doet vanfchrikverbleeken, Als 't hart in 'thcimelvk zvn vleitaal moet weÊrfpreeken. My dunkt ik hoor gerucht. Zou iemand ons befpiên? Ba DE R-  2£> ZELMIRE, DERDE TOONEEL. Polidoor, Zelmire, Ema. MEma. (ïiÈti, evrouw! 't fchynt dat van verr', by eenige ÓyrjygiDe Legerhoofden met Anthénor ons genaaken. Zelmire, verbaasd. Vlucht, vlucht, Mynheer! tree in. (Zy verbergt Polidoor in de Graftombe.) VIERDE TOONEEL. Zelmire, Ema. Ema. uwe ontroering (haken. Zy treeden tempelwaarts; en 't Volk, naar allen fchyn, Herdenkt in 't einde dat 'er waarlyk Goden zyn. Dit'svan Anthénors deugd een grootsch,eenheerlykteeZelmire, (ken. Ik laat u hier: myn hart zou door myn.aanzicht fpreeken: Myn oog zou my verraén, Blyf,Ema, volg uw'pligt. Slaa alles gade; en als Anthénor heeft verricht A.H"tgeene u kalmte baart, en my thans maakt verlegen, Zal ik hem fpreeken , en tot ons vertrek beweegen. Goón ! dat myn Vader door uw goedheid zy bewaard! Spaart, fpa&rt uw evenbeeld op dees rampzalige aard'! Laat ous die groote gunst in onzen nood erlangen, Offchoon het waereldrond nietwaard'is diete ontfangen! (Zy vertrekt aar en weg neemmde tusfehen) den Tempel en de Graftombe.) V Y F-  TREURSPEL. af VYFDE TOONEEL. Anthénor, Rhamnes, Legerhoofden, Lesbiaanfcheen Thracifche Soldaaten; E m a by den Tempel. ~\/f Rhamnes, tegen Araliénor. IVlynheer! 't roept alles u op deez' doorluchten troon. Anthénors deugd en ftam verwerven hem de kroou. Anthenok. Gy,Lesbiaanfche Schaare en Thracifche Oorlogslieden! 'kVerlaat metfmart een'troondien gymy aankomtbieden. Hoe zoet is 't als ons't Volk den fcepter waardig acht! Maar ftaat het geeven van deez' troon in uwe magt? De Hemel fchenkt U in Zelmires Zoon een' Koning. Hem op te voeden voor zyn Volk , zy myn belooning: Een'goed',een deugdzaam'Vorstte vormen,zal veelmeer Myne achting ryzen doen dan dat ik zelf regeer'. Treed allen tempelwaarts om't offervuur te ontrteeken. En voor uw'nieuwen Vorst deGoón om gunst tefmeeken. Ik volg u,: maar't is nut dat ik aan Rhamnes meld Wat achterdocht myn ziel om Azors moord bekneld: 'k Zal, zo myn y ver u den daader aan kan brengen, HetbloeddesVorftenbeulshaastmetuw traanenmengen. ( Zy treeden allen in den Tempel. Anthénor geeft Ema een teeken om te vtrtrekken.) ZESDE TOOOEEL. Akthenor, Rhamnes. MRhamnes. ynheerlduld dat ik hier voor uw belangen pleit'. Myn yver tot uw heil verfchoont myn roekloosheid. Uw weigering verbaast me; ik kan 't u niet verzwygen. Uw recht, der Burgren ftem doet u ten rykstroon ltygen, En gy, gy ftaat dien af voor't kroost van een' TrojaanI Eens Vreemdlings zoon ontrukt u't loon voor uwe daên! 'kVVisteertyds,naarmy dacht,uw hartsgeheim teontdekken: B 3 Dat  22 Z E L M I R E, T Dathartfchynt nietgevormd om u'-t gebied te omtrekken. 'kMerk dat in uw ontwerp iets groots, iets heetlyks is. Verlicht my,bidde ik in dees diepe duisternis.. Anthénor, ter zyde naden by Rhamnes een tee- . ken gsgeeven heeft om te zien of iemand hem befpied. Hy merkt myn list... Ik moet een' Medeftander zoeken: Maar hy, dien ik verkies, mag wel die keur vervloeken. Tegen Rhanwes. Ik zal u toonen dat ik me op uw trouw verlaat. Gy fproot uit duister bloeden tracht naar hooger ftaat: Uw roem, in 't kiezen van de middlen onverfchillig, Maakte u tot alles in uw' Meesters dienst gewillig, Dewyl het zelfbelang, bedekt met fchoon vernis , Alléén de waare deugd der hovelingen is. Ten doel aan de yverzucht vanAzors trotfche vrinden, Zoud 'ge u reeds, zonder my, in ballingfchap bevinden. Ik was het, die voorlang u Helde in ftaat en eer: Dus zyt gy niets, zo 'k diene; en alles, zo 'k regeer, 'k Zal,op dees borgen,umyn oogmerk mededeelen, (len. Ja,Rhamnes!fintsmynjeugd konmy deftaatzuchtllreeDen troon ontbeerend',fchoongeteelduitVorstlykbloed, Verduurde ik fteeds dien hoon in myn getergd gemoed. Ik kon door geen geweld ooit tot myn oogmerk komen, Dies moest het alles zyn door ftaatslist ondernomen, 'k Heb Azors hart allengs tot woede en haat gebragt; Bewerkt dat door den Zoon de Vader wierd geflagt; En Azor-zelv', dien ik vervoerd heb tot trouwloosheid, Veréénde ikdeezen nacht metde offers van zynboosheid. . Rhamnes. Hoe! Gy? Anthénor, Hy fteunde altoos op 's Krygsvolks hart en eed, En wierd nooit van zyn Wacht gevolgd, gelyk7gy weet. Hy deed zyn legerplaats ,maar nooit zyn tent bewaaken. Daar was hetdat myn haat,door ongeduldaan't blaaken , Zieh'heeftnaarwenschverkoeldinzyn njisdaadig bloed: " Maar  T R M ;U" R S P E L. 23 Maa'r'khoorde'tnadrenvan eenbende :ikweek niet fpoed; En naauwlyks had ik tyd my aan haar oog te onttrekken. •Lint wist haarAzor,vóór zyn'dood,myii'naarnte ontdek.] )ie vreesalléén kan myn ontwerp verydleu 5 maar (ken. .Om dat te (haven-, heb ik reeds de middlen klaar, 'k Maak,door het weigren vanhet opperde vermogen , Elk, die-my ooit beticht* voorat verdacht van logen; .En lias Zoon, nu.Vorst, geleverd inmyn hand, Strekt my, ih 't minst- gevaar, een zeker onderpand. .Ge acht my te omzichtig'om zyn' levenshoop te rekken Tot hy zichzelven kenne , of vrees in my kan wekken. „Hy (trekk' my tot een borg in 'tnypen van den nood : Maar 't uur van myne rust zy 't uur ook van zyn' dood. R H A M N E Si .Zult gy Zelmire niet naar haar' Gemaal docnkceren? •-Een vreemde troon A NT HE NOR. Zy moet in Pergamum regecren. I Haar Vader is geflagt door haar onzinnig woên. Een hart, my zo gelyk, zou hier myn'argwaan vnên. 'k Zal weeten wat haar heeft to-rdeeze daadbewogen.... 'k \ViI,Rhamnes!u terdond tot hoofd van'tFieir verhooVóór eedlcr kieze ik u, wyl ik me op u verlaat. ( gen. Befpcur, door deeze proef, wat u te wachten (laat. üe Burgery en 't Heir. doen reeds, in allé-hoeken , Met hevig ongeduld naar Azors moorder zoeken. Men toone een zelfde drift ,en volge in fchynhun fpnor; Betichten wy daarmede een' Vriend vanjolidoor. I Laat ons (toutmoeaig een'geringen dervliog noemen-, Wiensonfchuldweerloos.zwjcht',alswyter'ilrafheindo&Maarkeeru'teerst',doordist enfchrandre veinzery, meiï. Tot hen, die in zyn tent getreeden zyn, na my. - [ Ik-zelf, hen zoekende, moet-uijMelks oog onttrekken-, Een, min ontzien dan ik, zal hen het best ontdekken. . 'k Verlaat me op u'we vlyt; Denk wat gy hierby winti, Indien 't misleid Gemeen my als voorheen bemint. [£.7/1 B 4 Der  24 ZELMIRE, Der Burgren achting moet my dus myn grootheid ichenken. Geen nutter Raatslist wist ooitDwingland uit te denken. Ik veins een'troon te ontvliên,daar ik metdrift naar haak. 'kEervooreiksoog deGoón,fchoon ikzein't hartverzaak. Gy ziet het Volk, het Hof en 't Heirin yverblaaken Om door hunn' lof myn' naam alöm beroemd te maaken. Men noemt my naauwlyks, of men Helt myn deugd in 't Menrukk'denblinddoeknietvanhunmisleidgeiicht.(licht. 'k Bedroog den tydgenoot: 'k wil naar iets grootfcher trachten: 'k Wil dat dees dwaaling duur'door al de nagedachten; Dat elk in my befchouweeen'deugdzaam'Onderdaan, Wien 't lot ten troon verhief om zyn beroemd beftaan. Dit gtootsch ontwerp tracht ik met u hier uit te voeren. *t Belang bind ons aanéén met onverbreekbre fnoeren: Die God des Hovelings verbind u aan myn zy'. Die God der Koningen verzekert u van my. (Anthénor treed in den Tempel.) ZEVENDE TOONEEL. HRhamnes, alleen. oe! is 't des Hemels wil dat hy ten troon zal ftygen ? Zyn voorbeeld voert my weg; doet my verwonderd zwygen... Zal ikthanszwichtenvoordewroegingmynsgemoeds?... Baart ons de deugd in dees bedorvene eeuw iets goeds? Wat vrucht heeftPolidoorvan zyne deugdverkregen ?... Indien myn ziel tot rang, tot grootheid is genegen , Wilde ik die waard'zyn door eene eedle heldendaad.... Neen; gruwlen baanen hier den weg toteere en ftaat. Laat ons myn' Meester in zyn vaste ontwerpen fty ven. Gy,Goden,die hemkroontldwingt mytot wanbedryven. De mensch tracht die te ontvliên j maar ach! voor 't zwak gemoed Word hun gelukkig einde een rasverleidend zoet. Einde des Eerjlen Bedryfs. TWEE*  TREURSPEL. 25 TWEEDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. (Anthénor, de Legerhoofden, de Lesbiaanfche en Thracifthe Soldaaten keeren uit den Tempel naar de Stad.) Zelmire, Ema, Polidoor. TZ e l m 1 r e , tegen Ema. s all' den Tempel uit-en naar de Stad getoogen. 'kSloeg (leeds op dit verblyfvanverre oplettende oogen... Men melde llraks den Vorst deez'grootei? ommekeer. (Zy opent de Graftombe, en Ema gaat achter het Too- ntel om toe te zien dat niemand hen overvalle.) Wy zyn hier veilig: gun me een wyl gehoor, Mynheer! (Polidoor treed uit de Graftombe.) Verneem wathoop de vreugd doet in myn ziel herleeven. Anthénor, wiens verdand gy altoos hebt verheven, Al de achting waardig, die gy ooit hem hebt betoond , Verwierp den fcepter;wü myu'Zoon hier zien gekroond. Hoe vuurig zal zyn'trouw zich llraks voor u verklaaren , Op't hooren dat myn liefde u't leven wist te fpaarcn ! Myn Vader! vind gy goed dat ik aan zyn beleid Ons beider lot betrouwe , om zyn grootmoedigheid? Polidoor. ó Ja:men hoope op hem om onze elend' te (luiten, Hy heeft my 't eerde ontdekt uw'Broeders fpooi loos muiten; Doch had zulks,tot myn' ramp, helaas ! te laat verdaan. En zo hy federt, als een deugdzaam Onderdaan, Ligt zuchtende om myn'dood,myu'Zoon ten troondeed ftygen, _ (gen. Moest hy zyn' nieuwen Vorst gehoorzaam zyn, en z wGaa, del myn leven in zyne eeJle hand: vliei heen. B 5 Maar  q6 z e l m t r e, Maar die gevaarlyke eer bewyz' men hem alléén. Schenkt hy uw' Zoon den (laf, hy zal uw' Vaderfpaaren. TWEEDE TOONEEL. Polidoor, Zelmire, Ema. VE ma. orst! die Soldaat, die u,in 'r barnen dergevaaren De boeijens heeft onttrukt, door uw' Tiran gefmeed, Zoekt u in deeze tombe, en, klaagendeom'uwleed, Moet hy, gelyk hy zegt,u 't naarlr.' bericht doen hooren. Polidoor. Wat rampen,Hemel! heeft uw toorn my nog befchoren ? Zelmire, driftig. Hy nader'vry. De fchrik bedwelmt me in't nieuw gevaar. (Ema geeft een teeken aan den Soldaat om toe te treedenen gaat binnen, als hy uitkomt.') DERDE TOONEEL. Polidoor, Zelmire, een Thracisc he ' Soldaat. DDe Soldaat, Tegen Zelmire. (kiaar? e Piemel, die me uw deugd getoond heeft midcfag Deed my een feit zien , dat geen fterVling zou gelooven. 'tIsAzorsvloekverwant3die't licht hem dorst o'ntrooven; Het is Anthénor-zelf. Zelmire. Anthénor! Polid oo r. HyJ De Soldaat. Mynheer! Gy weet wat-fchrandre list, watmisverfland, weleer . * Uw  T R' E: U' R S P' ES L. Ö? Uw vluchtbewimplend'voor uwsvyands tróïsch vermogen, (gen. 't Gedrag van uwe Wacht verfchoond heeft in zyueoo* Sints, willende uw behoud niet Hellen aan 't geval, En Azors lyiïtalhers verzeilende overal, Wilde ik zyn gruwzaam hofeot in den grond befpieden. 'k Zocht, maatig y vrende, u te wisfer hulp te bieden ; Totdat ikeindlyk eens myn' wensch- voldaan mogt zien, En uit dit oord met u naar Trojes wallen vjien. . 'kZochtAzor deezen nacht,0111 hem berichtte gceven Van d'uitllageens bevels,door hem my voorgeschreven; Ik vond hem, van zyn bed geworpen op den grond, Zich wendende in zyn bloed , en doodelyk gewond* „ 'k Eisch, (kermt hy,)geenehulp in deezedoodsgevaa-» ,, Dan om myndeerlyklot aan ieder te openbaaren.(ren, „ Dat de aarde een monlterdicr leer' kennen van naby; ,, En myn gefchrift daarvan 't Onfeilbaar teeken zy." Straksfchryft hymet een hand.gefterkt door zynewoede, 'J en oubetwistbren blyke,een' brief met eigen bloede. „Vlucht,(zegthy;)nusftaal,dooreedlentoorn ontbloot^ ,, Wreeke op Anthénor al myn gruwleu en myn' dood." Hy nuemtir.'kzie'den angst hem tot .het uiteilVbreugen; Zyn traanen,als een beek,zich met zynbloedvermengeu.' Ik meld hem uw behoud; en dat getrouw bericht • Schetst nogeen'ltraalvanvreugd op zynverbleektgezicht. Dus was zyn einde ; en ik , die alles had te vreezen , < Ik vluchtte, om met zyn' moord niet valsch beticht té Polidoor. (weezen, MynZoonïdit's dan de hand,die't licht uws levens dooft! Anthénor heeft uw deugd en leven my ontroofd! (ncn.. Twee rampen, die me om Ifryd tot bittren rouw vermaaSchreit droevige oogen! fmelt in vaderlyke traanen! : Zelmire. Goón! heeft Anthénor zo veel yslykheên bedacht! E i ik, myn Vader, wilde u leevren in zyn'miigt! 1 ■ . ' Po-  23 ZELMIRE, Polidoor, tegen den Soldaat. Geef my 't gefchrift: ik wil 'r,in 't byzyn der Soldaaten, Op dat gezicht door fchaamte en woede als uitgeiaaten, Met de eene hand doen zien aan d'oorfprong van myn Met de andre deezendolk hemdrukken inliet hart. fmart, Z e l m i k e. Mynheer! bezadig u. De Soldaat. Wat wilt ge u onderwinden? Gy zoud geflagt zyn, Vorst! eer gy gehoor kost vinden. Ik-zelf, die telkens my omringd van moorders zag, Beducht dit waard' gefchrift te brengen aan den dag, Ik heb't voorde achterdocht van all' wat leeftverborgen, En zal het aan Zelmire in deezen nacht bezorgen. Weet ook dat Rhamnes, dat Anthénor, afgericht Op list, uw Vriendenfchaar' met deezen moord beticht. Men zegt dat ge oorzaak zyt dat de Afgod deezer Volken, Dat Azor nederdaalde in de onderaardfche kolken; Voorts dat ge,daar ge uw'Zoon van uit het graf béltryd, Uwilinkfche ontwerpen dusvolvoerd hebt door den tyd. De Legerhoofden zelfs, die hem als heilig achten, Staan als om ftryd naar de eer om zynën beul te Aagten: En Rhamnes, 't Opperhoofd,door dapperheid beroemd, Is door de wetten tot dien wreeden dienst benoemd. Zelmire. Myn Vader! zou het hen aan list en moed ontbreeken Om u te dooden, eer hunne ondaad zy gebleken? Zy zullen u 't gefchrift ftraks rukken uit de hand. Men zal het moordziek Volk doen waanen dat dit pand Met valfche trekken door 't bedrog is uitgevonden. Ik heb by Azor reeds, om u, myn' eed gefchonden. Elk zal geloovcn dat ik Azor heb misleid, En, dienende uwe wraak, dien flag heb voorbereid; Dat wy te faamen reeds voorlang dien aanflag fmeedden. Men zoeke eee' veilger weg,met min verhaaste fchreden: Dat niets ens eerst ontwerp in zynen loop bepaal'! Men  TREURSPEL. a9 Men vluchte met den brief naar Hus, myn Gemaal. Gy weet reeds dat die Held, met glori overlaaden , De vrede in Troje heeft herfteld door dappre daaden. Men wyke,en koom'methem,die nooit wierd overmand, De waarheid toonen met den blikfem in de hand. Polidoor. Maar hebbenwe indie vluchtgeen'tegenfiand tevreezen ? De Soldaat. Myn laage ftaat,een ramp, die fomtyds nut kan weezen, Helpt my u dekken voor des Dwinglands achterdocht. Mevrouw! de kielen, daar gy Azor om verzocht, Zyn vaardig, en gy zult, na morgen, hier niet beiden, 'k Volgu naar Troje, alwaar myn bende u zal geleiden, 't Schyntdat de Hemel,door't verwekken vandien fpoed, In onze ontwerpen zelfs uw haaters werken doet. Ach! gafhy, door't verlies van myn verachdyk leven, 't Welk door een'braaven dood-alléénkan zyn verheven, Dat ik , geringe (laaf, het roemryk werktuig waar' Om een' doorluchten Vorst te redden van 't gevaar! VIERDE TOONEEL. Polidoor, Zelmire. TVT Polidoor. >V at eedle ziel, Zelmire ! in zulk een' laaggeboren'! Wat les, die Koningen ongaarne willen hooren! Wat Vorst vernedert zich voor't arm en Hecht Gemeen ? Gedenken we ooit aan hen in hun rampzaligheên ? Zyn ooit onze oogen op hunn'duistren ltand geflagen ? Hun yver durft nogtans voor ons het uiterst'waagen , En toont ,verr' dat die fmaad by hen ftrafwaardig fchyn', Een menschlyk hart voor ons, als wy in lyden zyn. Maar laat ge dus uw' Zoon, zo teder opgetogen, De vreugd myns ouderdoms ,den wellust myner oogen, By onze rasfe vlucht ten prooije aan 't wreed gezag Eens  Z" E' L M I R El * • Eens Tygers,'Wien ditVölk zyn' Vorst betrouwd heeft?" 'k Zou minder liddren zo hy in bebloede holen, (Ach 1 By 'tLybiaansch gediert',waar'voor elkjtoóg-verfcholen. Moe ! fpreeken liefde en pligt thans met de klaarde Item Tot u voor my-allëén, en zvvygen zy voor hem ? Ze l mili e. Ach! zóu myn vaderliefde, in zo veele ongelukken ,Ue (terke neiging van een Moeder my ontrukken? Natuur bete honk my niet het tederst'hart, Mynheer!' Gm 't iil het zwaarst' verdriet te domplen , keer op keer. Wat wreede keur!.* Ik zal myu'Zoon of u doen fneeven! Hier ftaat de-rede (til; hier moet het harte beeven. Myn Zoon is almynlust: 'k aanbid myn'ügaê : maar Zyu ze al hun bloed u niet verfehuldigd, in't-gevaar? Myn leven is het uwe; ik heb 't tl opgedraagen. Zy moeten mede , als ik, voor u hun leven vvaagen: Dees is dóór eigen keur, die door geboorte uw Zoon : 't Voegt dus dat elk van ons U zyne erkentnis toon'. Polidoor. Uw Zoon om my...! Zelmire. Hy!.. Eerhy 't leven zou verliezen.... Wat misdaad,grooteGeÓn!muet ik in 't eind' verkiezen? Po l 1 d oor. Zyn fchoone levenszon, nog naaüwlyksopgegaan, Voor 't nietig overfchot myns avonds af te liaan ! De hoop van't gantfche Ryk dus in de wieg te fmooren, Ommy van't grafte ont(laan,mytóch in't kortbefchoren! Denk,daarNatuurop'tklaarst'haare infpraak u verleent, Dat ze al haar rechten tot behoud uws Zoons veréént. Ze ontfluit zyn loopbaan pas:ik moet u haast begeeven. Ach! voegt het Polidoor zyn telgen te overleeven? Zelmir e. Wy worden beide , ó Vorst! door 't harteleed verblind. Hoe toch behouden wy dit ongelukkig kind? Zo die Tiran, als hy 't de rykskroon heeft gefchonken , Slechts  T B' E U R' S P E L. 31 Slechts door dat.tooifel tracht zyn offer op te pronken , Zal dan uw dood myn telg min lferven doen ? ó Neen I Ik ken.Anthénor; 'k zie door al zyn loosheid heen. lly", vreezend' dat de tyd die gruwien zal ontdekken, Wil tegen lias 't kind ten gyzelaar doen (trekken. 6Ja, myn Zoon! hy zal u redden van den dood: Zyn wreed belang zal voor u waaken in deez' nood. Men zal ,als llüs keert,en 't wraakzwaard gord op zyde, Den Dwingland zien gevloekt, wieu 't Volk korts offers Wydde; En 't fchuldloos voorwerp van zyn laatftc gruweldacn Zal dan door onze hulp zyn magt gewis ontgaan. Het thalj't verraad,het vuur,'t mag all'ons opzet ityven. Het goud,hier telkens't loon der ihoodllewanbcdry ven , Kan 't Volk misleiden weiééns de deugdomhelzen doen. Kom, laaten we,in die hoop ,ons naar myn' Egaê fpocn. V Y F D E TOONEEL. Polidoor, Zelmhie, De Tiiracisciie Soldaat. VD e Soldaat , tegen Polidoor. erbergu voor het laatst': 'verberg u, zonder beiden, 'k Zal wederkeeren, Vorst! om u aan boord te leiden. Tegen Zelmire. Anthénor wilde u zien * maar Ema fm'ak hem aan, En tneft h'e'rï) op den weg verlet in t herwaarts gaan. ikhoorhemreeds,Mevrouw: vergun myhemteontwyken. (Hy vlucht, en Polidoor rei bergt zich " ' in de Graftombe.) Z È lMikte. (ken! Acldwelk een rflétiwe fehrik doet all' myn'moed bezwyMyn oog! ontveins vnor hem myn woede en felle fmart. Verberg voor dat Gedrogt de ontroering van myn hart. ZES»  32 ZELMIRE, ZESDE TOONEEL. Zelmire, Anthénor, Ema, Wachten. MAnthénor. fchaaren en wil door my, Mevrouw! den wensch derLegerEn 't oogmerk van het Volk u heden openbaaren. * 'k Merk dat men u hier by deez' Tempel zoeken moet, Waar een te traag berouw u (leeds vertoeven doet. Gy tracht hier van de wraak der Goón te zyn ontheven; Maar gy deed gruwien die hun gunst te boven ftreeven. Uw dierbrc Vader, dien ge arglistig hebt verraên, En onder 't gloeijend puin eens Tempels deed vergaan , Noopt uwe ziel tot rouw om onherltelbre treken, Waarvan een fchuldig Volk vergeefs u vry wil fpreeken. Ikmoest,toenAzorheerschte,ondanksmy-zelv','t ontBewaaren, en ik floot het oog voor zyn gedrag: (zag Maar'k zal, nu anc'e:en zyn woede dorlten ilraffen, Schoon ik zyn leven doem', zyn' dood thans wraak verfchaifen. Wat aanbelangt den Prins, betrouwd aan myne vlyt, En onbewust dier lchand' dat gy zyn Moeder zyt, Ik kan niet dulden dat uwbyzyn, 't welk wy haaien, Een fchandlyk votrbedd aan zyn jeugd geeve indees Staaten. , _ Doe uw doemwaarde fchuld aan uw'Gemaal verdaan. De fchepen zyn gereed: gy zult op morgen gaan. Zelmire, verflagen. Met recht grieftmeuw verwyt,zobitsals onrechtvaardig. (Haare fierheid herneemende.) Maarneen;een'Onderdaanachtikgeenanrwoordwaardig. 'tVolk is myn R echter niet, noch gy, wiens taal my (art: 'k Erken geen Rechters dan deGoón,myn'Gade en hart. Anthénor. Uw' Gade, zegt ge!.. Ikweet dat eene oprechte liefde , Door uwe valfche deugd, hem te ongelukkig griefde. wy»  TREURSPEL. 3,3 Hy , vreemdling, en verlokt door fchynbekoorlykheên, Was naauwlyks nog met u in't echtverbond getreén , Wanneer zyn dapperheid, zo menigwerf gebleken, HemriepnaarTroje,omdaarzynsVadershoonte\vreeken. Maar als zyn teedre liefde, onsmedelyden waard', In 't einde eens recht befeft met wie hyis gepaard, (fen, Zalhy, befchaamd,vergramd,uw"Vader wraak verfchafEn,döor iiwlchandeontéerd,u voor uw gruwien ftraffen. Zelmire. 'k Beef op dat denkbeeld i Ach ! ligt zal zyn minnevuur Door een te wreed bericht gebluscht zyn in dat uur. Maargy,wienLesbosthans doet opden rykstroon ftygen, Bedien u van ons recht, nu 't bloed 11 'tdoet verkrygen. Duld dat ik Ilus toom verzocne, en aan zyn kniên Hemtevens,metmyn'Zoon ,myntraanen aanmoog'bien! A .. ï H e n 0 R. Die Zoon is onze Vorst, en van uw magt ontheven. Z e lm i k e- 't Volk zou hem , zogy 't ftemde, aan Ilus wedefgeeven. Welk een geheim belang doet u een -kroon verfmaên, Die thans grootmoedig ü door ons word afgeftaan ? Maar'k zalvan u, voor'tvoll^my op myn beurtbeklaagen. Ik durf met billyk recht om andre gunden vraagen: Getrouwe Vrienden ,die ,geraakt door myn verdriet, Met my eene andre kust.... Anthénor. Neen, neen ; verhoop dat niet. Hetfnoodbeleidvanhem.dieAzorsblocddeeddroomen, Nam ftraksdattydftipwaar,omonze wraak teontkomen. 't Gevolg , de febepen , die gefchikt zyn tot den togt, t Zal alles door my-zelv' op 't naauwd' zyn onderzocht. Zelmire, ter zyde. Helaas! myn Vader! A n t ii e nor. Hoe! wat fchrik doet u ontroeren? TrnchfeeonsdeuMooTdenaar in veiligheid teontvoeren ? C Zel«  3-t ZELMIRE, Zelmire. Hoe gaarne zou myn hand ,van magt, helaas! ontbloot. Op Azors Moorder woên, ter wraak van zynen dood! Maarhy, hy leeft gerust, daar ik,van angst benepen.... ZEVENDE TOONEEL. Zelmire, Anthénor, Ema;Rhamnes, met een groot gevolg van Thracifche enLesbiaanfche Soldaten, Wachten. Rhamnes, uitkomende tusfchen den Tempel 'YV7 en de Graftombe. W y zien, naby den wal, zes Phrygiaanfche fchepert: Een ligte boot,Mynheer!fpoeit hen voorüit naar'tftrand; En aan den voet dier rots treed Ilus-zelf aan land. anthénor. Hoe! Uns? Zelmire. Ik heileef. Anthekos. Juist nu te rug te koomen! Rhamnes. 't Is pas twee maanden dat dees togt wied ondernomen. Doch 't is onmooglyk dat hem iemand hebb'verklaard Watramp hier,fints een week, zo veel verandring baart. Hy brand van yver om zyne Echtgenoot' te ontmoeten. Ik zie hem. A G T S T E TOONEEL. Ilus, Euriales, Zelmire, Anthénor, Ema, Rhamnes; Thracifche en Lesbiaanfche Soldaaten; Wachten. *\Y/Z e l mi re', naar Ilus toefchietende. W aarde Prins!... Ilus.  T/R 'E U R S P E 1. 35 ÏLUs, uitkomende lusjehen dm Teirpel en de Graftombe, en '/.elu.ire ombekende. Duld dat ik aan de voeten Van 't voorwerp myner min mynhartenlauwrenwy'! 'c Verlangen dreef my voort: ik vloog myn Volk voorby. Zelmire, yerfchrikt, ziende by Ilus niemand dan Euriales. Hoe!... fchier alleen 1 Ilus. Mevrouw! myn bende volgt my fpoedig, Om,maatigin getal, doch echter overvloedig, Een' Vorst u aan te biên , verwonnen door myn kling, Die 'k wenschte dat door u zyn vryheid weêr ontfing. 'kScheukücfst myn giften door de hand van mynfiemin- dc, • Maar gaanwy n.raks,mynLief!daar ik inv'Vadervindej Opdat ik in dat pand, hergeeven aan myn trouw, De grysheid en dedeugd mynsVadersweêraanfchouw'... Maar hoe! gy zwygtf gy Haat bedeesd , met fchreijende oojren...! Zelmire, verflagen, het oog fiaande op Anthénor en de Wachten die hem omringen. Ach! Ilus. Spreek. Anthénor, ziende dat Zelmire geen antwoord geef t. Myuheer! gy zyt in uwe hoop bedrogen. De Koning leeft niet meer. Gebonsd van Lesbos troon, Verbannen van zyn Volk, gedoemd door zynen Zoon, Ontkwam hy by'taltaarvergeefs derWreedaarts handen. Des Overwinnaars haat deed zyn verblyf verbranden. Ilus. Wat hoor ik ? grootc Goón! wat vreesfelyk befluit! Nooit braakte de algrondzo veel fchriks op'taardryk uit. Laat ons, myne Egaèldees gevloekte kust ontweken.... Rampzalia Vader! 'k zal uw' dood op 't felfte wreeken» C 2 (Jty  3  TREURSPEL. 41 ó Schynheil ,'t welk mynziel te veel hield opgetogen ! De waarheid opent thans myn langverbysterde oogen: 'k Wend myn gezigt te rug: het fchrikt wanneer t haar ziet: , Ik kan niet twyflen, en, helaas! 'k begryp haar niet. 'f Valthardeen dwaaling,die zoftreelendis,te ontbeeren; Zo groot een liefde in zo veel haat te doen verkeeren, En thansin't voorwerp,'twelkmynGodheidwas opaard , Een fnood gedrogt te zien dat niets dan affchrik baart. Eu uia les. Mynheer! ik twyfelde ofmen haarmoest fchuldignoemen: Maar eindlyk dorst Zelmire op haarefchande roemen ! Wy bloosden beide, toen het Volk , in 't algemeen, Met zo veel drift by u haare onfchuld wilde ontleen; Haar prees omdat zy, door verwoedheid aangedreven, Haar' dierbrenVaderhad aan 'tRyk ten prooij'gegeeven. Kan 't zyn , ó Goden! dat die kunne, zacht van aart, Zo groot een wreedheid ooit met haar befchroomheid Ilus. (paart! Alsdiebefchroomdekunneop'tfpoordespligtswil treeden, De zachte neiging volgt, natuurlyk aan haar zeden, Dan loutert zulk een kalmte,allengsdoor'thart verfpreid, De deugd van dag tot dag, door haare tederheid. Maar als die minzaame aart met moeite is afgezworen ; Wanneer eenVrouw zich éénsdoor'tmisdryf laat bekooDan,door de fpyt vervoerd om't roekeloos beftaan, (ren, Neemtzy,metmeerderkunst,ookmeerderwreedheidaan. Achifpoeden weonster vlucht. Watkan hier't klaageu Euriales. (baateu! >k Weet Emaasinzichtniet:maarzy,die langs de ftraaten Der Stad my volgde, en u in 't woest gedrang verloor , Verzoekt dat gy Zelmire in 't heimlyk geeft gehoor. Ilus. Wie ? ik! dan maakte ik my aan haare misdaên fehuldig. Ik wacht mvn' Zoon hier; wees voor hem-alleen zorgvuldig. C 5 Bc"  W ZELMIRE, Bevorder zyn vertrek; gaa heen. (turiales vertrekt naar de zyde, die tegen oyer den Tempel is.) DERDE TOONEEL. Ilus, Anthénor. Ilus. R-ampzaalge Zoon, Wien 't-levenslicht eerlang verltrekken zal tot hoon ! Ach! kon ik, voor uw oog verbergende uwe elende, Bewerken dat gy nooit uw Moeders gruwien kende! 'kMoet zörgen dat myn roem haarfchande van u weer'; Myn deugd verdubblen, tot herftelling van uwe eer. (Hy rust tegen een' der pylaaren des Tempels.) Anthénor., die geduureiiu e de voorige regels uit zyn' Jchuilhoek is gekomen, en Euriaies met de oogm najpvtrt, Euriales is reeds uit ons gezicht geweken, En Ilus door 't gewigt van- all' zyu' ramp bezweken, 'k Heb eindlyk 't oogenblik getroffen tot den llag. Niets kan hem redden: dat hy lterv'! (Hy trekt zyn' pook, en heft zyn' arm op, om Ilus te doorflooten. VIERDE TOONEEL. Zelmire, Ilus, Anthénor. Zelmire, tusjchen den Tempel en de Graftombe uttkomende, grypt met beide haa^e handen Anthénor s arm, en -ontweldigt hem zyn' pook. "Verrader! Ach! (Anthénor, met Zelmire worfiehnde, vat haare linkerhand , tenvyl zy met haare rechterhand den pook vasthoud. 1 l v s.  TREURSPEL. 43 Ilus, hem in deeze gejlalte gewaar wordende. Wat zie 'k ? Anthénor, na een weinig Jlilzwygens.Een fnoode Vrouw, die, zo ik 't niet verhoedde , Gewis haar' Echtgenoot vermoord had in haar woede. Zelmire, vafchrikt. 6 Hemel! Hemel! 'k fterf! (Zy bezwykt op de trappen des Tempels.) Ilus. Afgryslyke euveldaad! Had dan haars Vaders bloed haar woede niet verzaad! Dit was dan 't onderwerp ,'t misdaadigdoel dier fnoode , Waarom zy heimlyk tot een mondgeiprek my noodde i ■ Anthénor, met eene groote ontroering. Mynheer! dees aanflag baart ons billykniéuwe ichroom. Myn Wacht is hier naby; 'k wil dat dieherwaarts koom'. (Hy toont door zyne gebaarden een heimlyk voornemen te hebben.) VYFDE TOONEEL. Ilus, Zelmire. BIlus. (trekken. ezwyk...EendoodlykeangstmisvormthaarwezensWie zou in haar gelaat een gruwelftuk ontdekken? (Hy nader: Zelmire.) ó Minzaam ,doch meteen wieedaartig Voorwerp! kom , Doorftoot my 't harte, of geef me uw'Vader wederom. Zelmire, by zich-zelve komende. ■ Wat naamiöGoón! word ikvan'tdaglicht nogbefchenen ? Gy leeft! Ilus, driftig. Gy wilde my met Polidoor veréénen! De moord des Helds maakte uvoor myne wraak beducht. Rechtüarde Zuster van den fnooden Azor! vlucht! Om-  44 ZELMIRE, Ontvvyk myn' toorn! Zelmire, zich oprichtende. Ach! hoor!... Ilus, haar van zich weerende. Wat durft gy u vermeeten ? Zelmire. Weet dat dees Tombe... ZESDE TOONEEL. Anthénor, Ilus, Zelmire, Thr aders. Anthénor, fchielyk naderende, en zich voegende tusfchen Ilus en Zelmire. ~n JL/at menftraks Zelmire keten'! Men (leep' haar naar den Burgt! houd alles wel bezet. Dat ieder, wie 't ook zy, de toegang zy belet. Ilus. Denkniet, Mynheerldat ikdeOntrou wevóórwilfpreeken. Maar 't voegt me, als haar' Gemaal, alléén dien hoon te wreekeu. 'k Staa toe dat gy haar op den Burgt in boeijens fluit; Maar fpreek nog over haar geen verder vonnis uit. Anthénor. (ken. 'kTracht,dooreen'kleinendienstmynmagtnietmtteftrekIk kwam het misdryfvóór: gy kunt de flraf voltrekken, " Zelmi re , tegen Anthénor. Doemwaardig Huichelaar!... Tegen Ilus. Hy-zelf viel op u aan: Myn arm weerhield zyn vuist, gereed om toe te liaan. Anthénor. Wie ? ik ? Watwoede!..Zou'tbelangmyhemdoerivellen? Goön! moet de laster nog haar'vadermoord verzeilen! Te-  TREURSPEL. 45 Tegen Ilus. Ik die het weiflend Volk , toen 't my verhief ten troott, Gefterkt heb in hun trouw, ter liefde van uw' Zoon, Zoude ik my tegen u thans waapnen als verrader...! Tegen Zelmiere. Vaarvoort:befchnldigme ook alsmoorder van uw'Vader. Zelmire, willende fpreeken, doch zich bedwingende. Wat antwoord geevc ik hem?.. Tegen Ilus. Roep hier uw Wacht terftond. Beef,zó ge eendierbaar pand,daarge all'uw'lust in vond, Dat my nog waarder is, en't welk de Goden haaien, (Zy wend de oogen geduurig naar het Graf.) Tenprooije aan nieuwen rampdurft roekloos overlaaten! Draag zorg dat Ema 'tu deez' dag nog ftell' ter hand. QOverflelpt ^-an droefheid.) Achüaat my fterven: vlucht!voer 't met u van dit ftrand. Il u s , terzyde. Hoelgrieft haar Zoon-alléén haar thans het angffigbarte! Tegen Anthénor. (fmarte. Men breng' haar uit myn oog: haar rouw vergroot myn Anthesor,« Zelmiere en de Wachten vertrekkende. Men graav' den valftrik op, die nog verborgen ligt. (Zelmere heengaande, ziet met oplettendheid telkens om, of Anthénor by Ilus blyft.) ZEVENDE TOONEEL. TBT lus, alleen. W at poel van yslykheên, waarvoor myn rede zwicht! 't Verraad , wie 't ook beftond, is weêrzyds zo affchuwlyk.... ElkroemtAnthénorsdeugd..Kon'tzyndathy zogruwlyk Zich als mynMoorder..?Neen;hy fchonkmyn'Zoon den ftaf. Maar  45 ZELMIRE, Maar wat bedoelde toch Zelmire met dit Graf? .ZyÜoeghaarfchreijend oog lieeds derwaards; fcheen vol vreezen.... Jkwil datdoodsch verblyfdoorzoekenj'tkon ligt weezen. Dat één van 't Vloekgefpau .. yHy nadert de Grajtombe , en houd (land.') Ach ! mogtge in 's aar.iryks nacht Hier rusten , Polidoor ! by uw aelöud Gellacht! Ach! mogt ik op uwe asch een Mont'ter om doen komen 1 \Vatvrcugdwaar't,fchoon myn bloed moest by het zyne liroomen! , We'üfin!.. Wat vreemd gedruis!... Is't waarheid V of is't Hoe l 't Grafontfluit zich !... (fchyn? (Hyflaat de hand aan zyn geweer.) ACÏSTE TOONEEL. Polid oo r, lm s. Polidoor, de Graftombe openende. 't Is zyn (tem: 't moet Ilus zyn* {Hy treed uit het Graf.) t Is oiyli Verlosier, dien des Hemels gunst zorgvuldig Behoed heeft. Ach, myn Zoon ! Ilus, «ttiruitt van rreugd. Goou! 'k vindZebuireoiifchuldig. (Hy omhelst Polidoor.) Ziedaar 't geheim verklaard van all' haar angst en vrees! Zierfaarhet dierbaar pand, waarop haar droefheid wees! Laat ons haar redden!.Maar waar dwaalen myn gedachten'? Is'thaar behoeden,als ge uw'dood hier hebt te wachten? Gy zyt in meer gevaar dan zy; en zoud, verrast... N E-  T R E U R S P E L. 47 NEGENDE TOONEEL. Polidoor, Ilus, Euriales. ï""\ Ilus, tegen Euriales, terwyl hy nadert. oe mynTrojaanen flraks ontfcheepen.volguiyn'last. Euriales. Hoe! Polidoor... 1 Ilus, met de grt ntfle drift. ó Ja; myn Vader is in 't leven ; En zo 'k aan de infpraakvanmyn hart geloofdurfgeeven, Is 't door Zelmires zorg. Maar 't misdryf en de dood Vervolgen hen; laat ons hen redden uit dien nood, En ook myn' Zoun. Euriales. 'k Had reeds het Wicht in myn vermogen , Maar door Anthénor is 't myne armen weêr onttoogen. Hy volgde uwe Egaê, die in keetnen was gekneld. ?, 'tVertrekvan'tTrooifcheVolk is(roepthy,)uitgetteld. Ik heb verhinderd dat Zelmire uw'Prins deedfneeven. „ Men moet my van dit feit éérst nader oopning geeven. Polidoor. Wat nieuwe toeleg.. ? Goón 3 Wat wil die ftoute taal ? Ilus, met de zelfde drift. Die Veinzaart dacht my 't hart te grieven met zyn ftaal, En dorst,doorhaarbelet,baarmetdienmoordbezvvaaren. k Gaf hem geloof... Verfchoon me... 6 Moed, nooit te evenaaren! Uit overmaat van deugd zich maakende verdacht, Verklaarde ze opentlyk dat ze u had omgebragt. Wat hoon , wat fmaad verduurt ze !Ik-zelf,ik dorst haai? doemen, Haar d4affchrik der Natuur ,den hoon van 't Menschdora Polidoor. (noemen. Hoe! haar, myn Zoon! zy is 'er 't wonder van eu de eer. In-  48 ZELMIRE, Indien gy wist....Maar neen ,men redde haar,Mynheer! Tegen Euriales, die daarop tusfchen den Tetnpel en de Graftombe vertrekt. Gaa; wapen 't Trooifche Volk. 'legen Ilus. Laat ons den ftryd beramen. ' TIENDE TOONEEL. Polidoor, Ilus, Ema. tpt Ema, komende van de zyde der Stad. W at wonderbaar geluk,oPrinsfen! voegt u t'faaracn! Tegen Ilus. Ik wilde u in het einde uw dwaaling klaar doen ?ien , En kwam bier om myn' Vorst zyn' Wreeker aan te biên. De Memel komt my vóór. Nu wil één der Soldaaten, Die by de poort van Mars zich ftraks zal vinden hiaten , 't Gefchrift u geeven , 't welk hem Azor ftervend'had Ter hand gefield, en 't lot des gantfchen Staats bevat. Polidoor. Dit is 't onfeilbaar pand , dat haast ons zal herltellen; De blikiem en de dood , die 't Moufter zuilen vellen , 't Welk Azor ombragt , en in fchyn zyn wreeker is. Maar wat weêrvaart Zelmire in al haar droefenis? Ema. (ken. De Burgt,niet vcrr'van't Hehynoet haar ten kerker lïrekAnthénor doet zyn Volk de tenten wéér betrekken. Hy keert naar Mitylene, en zyn geveinsd gelaat Vertoonteen'doodfch'enfchrikvoor't ongehoord verraad. Hy wil aan 't Hof, daar 't Volk den troon hem heeft befchoren, Den raad van Ilus, aan het hoofd der Grooten , hooren. Ilus. Dit ftaal geev' hem eerlang myn antwoord, en zyn loon. Hv zal bcfchaamd ftaan , als ik Azors fchrift hem toon. 3 Waar-  TREURS PEL, p WaardeEgaêi'k vreesnumindathy uwbloed zal plengen. Hy durft in't openbaar die misdaad niet volbrengen. Tegen Polidoor. Gelooft ge, daar hy my hier opbond tot myn' val, Dat by, tot haar verderf een' aanllag waagen zal? óNeen;ik moetu't eerfte onttrekken aan zyn woede.. . Tegen Ema, die daarop vertrekt. Gaaheen;zegdienSoldaatdathyzichltrandwaartsfpocde. ELFDE TOONEEL. Polidoor, Ilus. ZI lus. 'al op myn vloot,Mynheer! u redden van t gevaar. Ik keer terftond te rug met myne Vriendenfchaar'. Ik wil eene Egaê, wier gedrag ik fchyn te wraakeu , Vcrrasfen op den Burgt en haare keetnen flaaken; En ruk, als ik 't gefchrift der wraak vertoone in 't licht, Anthénor 't momtuig af, voor's Volks misleid gezicht. Polidoor. Hoe ! zou ik door de vlucht my dat gevaar onttrekken ? Myn Dochter drong my aan myn' levensdraad te rekken: Zou. ik, daar zy zich durft voor my ten offer biên , Een leven, 't geen ik haar verfchuldigd ben , ontzien ? Neen; fchoon my de ouderdom reeds door zyn koude griefde, _ (de. Mynmoedontvonkt op nieuw donr't vuur der kinderliefOndanks myn' zwakken geest en uitgeteerde magt, Iioudzichmynhartinftand,herneemtmynannzynkracht. Helaas! die teerire zorg olu zyn geflacht te hoeden Kanzelfsden ftoutftenmoedin'tzwakfte fchépfel voeden. Natuur! ik leerde zulks van u en van myn Spruit. Wy rtreeven , tot uw' roem, uw wetten verr'vooruit. VocruwSoldaaten aan:'k wilmeaan hunhoofd bcgeevcn; Uwe Egaé redden, of kloekmoedig met haar fneeven. J ' D 1 L u s.  jo ZELMIRE, Ilus. Gy doet my fiddren. Ach! gy ftelt al te onbedacht V zelv'tenprooijeaan'twoênvanhaarbarbaarfcheWacht. Gy zult, word gy herkend, u't fpoor ten val zelf baanen. Polidoor. Men kleede en wapen' my als een'van uw Trojaanen. 'kBegeerzulks :urydendeaanuwzyde,ontblootvanftaat, Ben ik , onttroond Monarch, Hechts een geringSoldaat. MynDochter Idoor wat ramp ziet ge u om mybeftryden! Myn leven weegt de fmartniet op,die'tu doetlyden. Einde des Derden Bedryfs. VIER-  TREURSPEL. 51 VIERDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Zelmire, Ema, Euriales, Trojaanjche Soldaaten, van den kant der Stad tusfchen de hoornen aankomende. WZ e l m 1 r e. (fpoeds, aar leid ge op 'taaklig-ftrand my heen met zo veel Langs zo veel llapels doón,langs zo veel beeken bloeds? Euriales. Volg ons terplaats,daar zich uwVader houd verfcholen. Prins Ilus heeft ons dit nadrukkelyk bevolen. Uw Wacht, die hem vervolgt, door zyne list misleid, Liet my den toegang tot den Burgt in zekerheid. De eer is aan hem dat ik uw ketens heb verbroken. Kom nu, terwyl die Held , in eedlen moed ontftoken, Zich weêr een'doortocht aan den voet der wallen maakt, Alwaar zyn Telg word, by de poort van Mars,bewaakt, En hy dat laatfte pand rukt uit uw' Dwinglands handen, Ontwyk, op onze vloot, deeze akeligeftranden. Gy vind daar Polidoor: men wederhoud zyn fchreên. Zelmire. Is hy op uwe vloot!.. 'kVlieg aanftonds derwaarts heen. Myn Vader!.. .Ema!kom.. Wat kreet heb ik vernomen! Euriales. WataantalRuisters breid zich uit langsgindfcheboomen! Prins Ilus word omringd. Zelmire. Vlieg, ftraks tot zyn ontzet. Goon ! zou ik, tot zyn' val, zyn van den dood gered ! (De Trojanaen vertrekken langs den zelfden weg> vanwaar zy gekc?nenzyri.~) Da TWEE-  $2 Z É L M I R E} TWEEDE TOONEEL, Zelmire, Ema. Zelmire, langs den zelfden weg by tusfchett* Opoozing uitziende. (ven... . ntdek van verre een'itryd,die my deziel doet beelloe, Ema ! zou de moed den Vyrnd-rceds begeeyen ? Zie, de aanval des Trojaans verydelt zyn beleid. Goón! voegt ueindlyk aan de zy' der billykheid'. (heid. Mars zal zyn'byftand bieên aanTemmers der trouwloosDe zegepalmen zyn te dikwyls'tloon der boosheid. Kom , volg me...ó Hemeü'k zie onsVolk,van allen kant, Door nieuwe benden weêr verftrooid en overmand. Prins Ilus tracht vergeefs de zynen t'faam te rukken.... Myne oogen fchemeren door zo veele ongelukken. (Zy valt in de armen van Ema.) (Een Trojaan keert te rug, dwars over hut Too~ Heel, houdende een gebroken zwaard in de hand : by ziet met nadruk naar den kant vanwaar by gekomen is , den rug naar Zelmire wendende , en zich naar het Graf fpoedende.) E ma. Ach ! 'k zie dat een Trojaan , die niet fchynt overheerd; Meteengebroken zwaard op'tfpoedigst'grafwaartskeert. Z e l mi re , uitziende. Ik kan niet zien wie 't zy... Hy treed 'erin... 6 Goden? Is hier geen toevlucht voorrampzaalgen,dan bydooden? E m a. Mevrouw! hy word vervolgd: zyn fchuilplaats isontdekt. Zelmire. Wat heil, dat Polidoor zich elders 't leed onttrekt! DER-  TREURSPEL. 53 DERDE TOONEEL. Zelmire, Ema, Rhamn.es, Leshiaanfche Soldaaten. ZR h a m n e s , na overal rond gezien te hebben. elmire is eindlyk dan in myne magt gekomen, (men. Maar'tTrooifcheLegerhoofd heeft reeds de vluchtgeno'tGaatvastdathy myn wraak tracht op devlootteontgaan. Men (teek' den brand'erin;brengt aanftonds toortfen aan. Gaat, haast u. (Een gedeelte der Soldaaten vertrekken. Zelmire, ter zyde. Welk een lot, myn Vader! dreigt uw leven! Ach! vvil men u alöm aan 't vuur dan overgeeven ! Tegen Rhamne.-. (vergiet. Zorg, Wreêdaartidat ge op nieuw geen fchuldloos bloed HetKrygshoofd,dat gy zoekt,week naar de (chepen niet. Ikhebhem ftraksgezien...Maarachtgyhemltrafwaardig, Wanneer hy voor zyn'Vorst zich trouwbetoont en vaar' dig? Geef hier geen voorbeeld,dat elk affchrik baart en rouw: Dewyl der wreekrcn (taal eerlang zulks volgen zou. Rhamnes. Dat hy zich overgeev': hy moet zich kluistren laaten. 't Is myn gevangene : ik heb recht om hem te haaten. Hctfcheen dat hy my zocht in 't hevigst' van 't gevecht. Ik merkte dat zyn moed op my 't had toegelegd. Waar'hy een Lesbiaan,ik zou hem niet verfchoonen Maar't is eenVreemdling,die zyri'Prins' moetbyftandtoonen. (zicht, Wys my zyn fchnilplaats aan : 'k wil, in myns Volks geWel zweeren,mits dat'hy myn ketens draage en zwicht', Dat ik myn handen nooit zal niet zyn bloed bevlekken, En 't recht der zegepraal nift verder uit zal (trekken. D 3 Zel-  5l ZELMIRE, Zelmire. Earbaarükzou dan dien rampzaalgen,totmyn fchand'...! Ter zyle, tegen Ema , met de g,ootfte drift, ziende de Soldaaten met taortfen te rug kamen. Maar ,Hemel! 'k zal terftond defcbepen zien in brand. Myn' Vader... Tegen Rhamnes. 'kGaa voor'theetft'der vlam,in myn vervoering, My werpen. .. Rhamnes, tegen twee Soldaaten, die Zelmire wedei heulen. Dat zy blyv'...Mevrouw!aan uwe ontroering Bemerk ik dat hy op de vloot is. (Hy wil vertrekken.) Zelmire, telkens door de Soldaaten wederhoudenden Neen; in't Graf.... Rhamnes, zich ophoudende, tegen andere Soldaaten. (ftraf! Men rukk' hem llraks daaruit! Hy zwichte, of vrees zyu (/,y treeden in dé Graftombe.) Zelmire , ter zyde; zich op den voorgrond van het Tooneel begeevende. Myn Vader! zou ik, met eens anders leed bewogen, Om zyne vrybeid thans uw'ondergang gedoogen ?... Maar hoe ! vanwaar komt my die onverwachte fchrik? Wat wreede fiddring treft myn hart, op 't oogenblik ? VIERDE TOOJNEE L. Polidoor, in een Trojaansch kleed; Zelmire, Ema,Rh amnes, Lesbiaanfche Soldaaten. Polidoor, uit het Graf treedende, en zich met Zzyn gebroken zwaard verweerenie. al,Laffen!udit duur doen boeten: treed niet nader'. Zelmire. Wat hoore ik! R h a m-  TREURSPEL. 55 Rhamnes, naar Polidoor kopende, en hem den arm vasthoudende. Geef me uw zwaard! Zelmire, mede toefchietende. Staa! Rhammes, den Koning herkennende, wiens helm hem afgerukt word. Polidoor J Zelmire. Myn Vader! Polidoor, haar in zyne armen ontfangende. Ach! myne liefde bragt ons beiden in deez' ftaat. Zelmire. Ik ben 't, die u verried. Ziedaar de gruweldaad, Waarmeêmynzuivrezielfteedswierdbeticht voordeezen, Op 't oogenblik volvoerd door myn ontydig vreezen. Uw Beulen weeken reeds door 's Hemels wysbeftier: Ik bragt ben, onbedacht, tot uw bederf weêr hier. Ik dacht dat ge op de vloot,gedreigd door 'sVyands woePolidoor. (den... Ik veinsde, op Ilus raad, my derwaarts heentefpoeden. Hy wilde my aldaar weerhouden met geweld; (fneld. Maar 'k ben hem , eer hy 't merkte,op't fpoor weêr nage'k Ben hem , in d'aauvalvan uw\Vacht,te hulp gekomen. Ik hoorde dat de Burgt alreeds was ingenomen, En kom, terwyl ik my met andren werk verfchaf, Uw' Egaê volgende, u verwachten in dit graf. Dit ftaal verraad myn' arm... Zelmire. 'k Voel myn gefolterd hafte Op ieder oogenblik geprangd door nieuwe fmarte. Hoe! wapende myn nood uw zwakke hand met kracht, Toen ik u in den drang van wreede Moorders bragt? R h a m n e s. Soldaaten ! gaat hen aan Anthénor overgeeven. Wy-allen zyn misleid : 'k ben van myn woord ontheven. D4 Zel-  $6 ZELMIRE, Z el mi re, met drift* en naar Rhamnes' . kopende Soldaaten! Rhamnes! hoort; hoort myne reden aan! Ach! voegt het u tlians naaruw'Koningsvalteftaan? Gy, Lesbiaanen, tot menschlievendheid genegen! Hebt nog de wreedheid niet der Thracié'rs verkregen. Oflchoon dit toomloos Volk uw trouw verbasterd heeft, 'k Weet dat de menschlykheid nog in uw harten leeft. Dat haar,in's K.oningsnaam,dewroegingdoeontwaaken! -Zyu wonderbaar behoud uit 's afgronds duistre kaaken , Zyn rampen, zyn gevaar, zyn jaaren, wier gezicht Den toorn ontwapent en tot achting zelfs verpligt, 't Geween, de wanhoop van zyn Telg, fchier nergens veilig, 't Maaktalles voor uw trouw zyn hoofdte merden heilig, ó Rhamnes ! hooger rang heeft uwe ziel gevleid ,• Maar 't misdryf wierd in u nog geene bebblykheid. Anthénors voorbeeld, zyn doemwaard' geluk tot heden, J leeft u verleid om ook zyn dwaalfpoor in te treeden. Wat loongeook,naar u w'wensch,van zynegunst geniet, Zal 't onze minder zyn, zo ge ons uw' byftand'bied ? Maak dat uw grootheid van haar vlekken worde ontheven. Verkryg doordeugdal't geeneu't misdryfplagt te gcevcn, 'Ier z jde, zich naar haaren Vader wendende. Mynheer! hy word vermurwd. Tegen Rhamnes. Ik werp my voor u néér. Herdenk aan uwen eed: vervul dien: wreek onze eer! Gyzwoertonsdatgyzoudmyn'BroedersMoorderdooden, 't Is... Goón! 't Gedrogt verfchynt. V Y F«  TREURSPEL. 57 VYFDE TOONEEL. Anthénor, met een talryk gevolg van Thracifche Soldaaten; Ilus, Eurialesc» e enige Trojaa-. nen, allen geboeid; Polidoor, Zelmire, Ema, Rhamnes, Lesbiaanfche Soldaaten. Anthénor, tegen Rhamnes. ^iellus , zie dien fhooden, Die tegen al myn zorg zich trotsch heeft aangekant, Door onze Thraciërs heldhaftig overmand. Gy deednietmimuw moed,dicfteeds heeftuitgeblonken, Verwon het eerst'; heeft my Zelmire weêrgefchonken. Rhamnes. Mynheer! zo gy myn' dienst vergelding waardig acht, Ciede ik u grooter gift, die gy het minst' verwacht; Die zelfs by 't aanbod my doetfiddrenenverbleekcn. Zie deez' Trojaan. (Hy toont hem Polidoor.) Anthénor. Kan 'tzyn! Ilus. Ik kan van fchrik naauw' fpreeken. anthénor. Leeft Polidoor! Ilus. ó Goon! Polidoor. Ja, 'k ben 't, dien gy verried. Slaa de oogen neêr, en beef, nu gy uw'Koning ziet. Gevoel de fchaamte en fpyt ,die fchieralleoogenbhkkcii Een' Moorder pynigt, wien zyn Rechter doet verfchnkken. D 5 'k Spreek  5S ZELMIRE, 'k Spreek als Verwinnaar, fchoon 't geluk myn' wensch niet vleit. Gekroonde Boosheid vreest geboeide Onnozelheid. (Anthénor tracht hem met een onver tzaagd wezen aan te zien.) Uw angst is met een' glimp van trotschheid overwogen. 'kZie uw gelaat verbleekt,terwyl gy dreigt met de oogen. Anthénor, met eene gemaakte bedaardheid. Mynheer! waarom zou ik bevreesd zyn of verftoord ? De fcepter is een last, die weinig my bekoort. Ik heb den rangverfmaad,diengeeertydsmogtbekleeden: Gy kunt, zo 't Lesbos duld , hier weêr ten zeteltreeden. Maar 'k twyfel billyk of het wreekend Volk, tot hoon Van Azor, ooit zyn' Beul zal vesten op zyn' troon. Driftig tegen zyn Gevolg. (ken MynVrienden! onze zorg was'vruchtloos om te ontdekWie't was,die u de vreugd u ws levens dorst onttrekken. Is 't vreemd dat onze vlyt onnut was, keer op keer? Gy ziet hierPolidoor... Wat vraagt, watzoekt men meer ? Polidoor. Hoe! Monter!... Anthénor, floutmoedig. Alles kan me uw misdaad kenbaar maaken. Men zag u voor dien Zoon alreeds natuur verzaaken. Wy hebben, tot zyn heil, uw list weêrftaan met kracht, En gy. gy hebt fchierin onze armen hem geflagt. (ken, Watvalfche aanminnigheid, wat vond,die elk doetfcbrikKon,doorzynZusters hand,hem in 't bederfverftrikken! Zy dient zyn' toorn in fchyn; neemt deel in zynen nood', En dus misieid ze al'tRyk door uw'verdichten dood; Terwyl die jonge Held, op 't uiteind'van zyn leven , Wyzende op Polidoor. (fneeven. Den Booswicht waant ontzield,die zelf hem wreed doet Tegen zyne Soldaaten. Nogmeer.in't tydftipzelfs,wanneermenhem vermoord, Land Ilus, door Zelmire ontboden, in dit oord. Zy  TREURSPEL. 59 Zy veinzen beide dat ze elkander doodlyk haaten, De een vloekt zyn wreede Gade, als dol en uitgelaaten , Daarde ander haar' Gemaal door 't zwaard wil doen vergaan. Hy-zelr'doetdoormynWachthaar ftraksin keetnen flaau. Ik, dien men 't offer van dat yslyk fpel doet weezen , Verweerhem,alsikdienondankbren'tmeestmoetvreezen. ö Lange fchakel van de laffte onmenschlykheên, Om Azors Wreekers en zyn volk op 'thart te treên. 'k\Vil,Snooden!dat bet Volk u hoore, op myne klagten ! Komt,ondergaat de (lraf,die'tmisdryf heeft te wachten; De foltring, die men u bereid heeft tot uw fchand'. Zelmire Goón! blyft dedonderthansnog werkloos in uw hand ! Gy fpant met hem te faam': gydoet hem triomfeeren; En wilt gy nog dat de aarde uw heilig recht zal eeren! Ilus, driftig. Hun recht verdedigd ons: het houd hunn'blikfemfchicht Nog in een dichte wolk bedekt vooi ons gezicht: Maar hun verborgen arm, alreeds omhoog geheven , Met bedreiging wyzende op Anthénor. Verblind het offer, om 't een' wisfer (lag te geeven. 6 Slang die telkens u in nieuwe bogten krult ! Waan nooit dat ge ongetlraft hun wraak ontkomen zult. 'k Verwonder me om uw list, die tevens my doet fchrik. Het rasfe en zeekre fpel van uwgereede (frikken, (ken, Maar beef in't diepft' des nachts,waarin gy weet te vlien, Als ik u 't yslyk licht der waarheid ftraks doe zien ! Zich bedwingende, en op de Thraciërs wyzende. (pen, Neen,'k zou vergeefs op hulp van fnoodeVreemden hooDie, handlende in verraad, aan u hun ziel verkoopcn. Gy daagt my voor al 't volk, opdat ik my verweer': Ik daag u op myn beurt daar ook: beef zelf veelöêr! Gy,die met Azor heulde,en wreed hem hebt doorflokenf (Anthénor veinst de groofle verwondering.) Gy,diezynbloedwreekt,daaruwhanden nog van rooken! Kom,  6o ZELMIRE, Kom , voel nu zelfs den flag, die uw misbruikte magt, Uw laffe kunstnary, ons hoofd had toegedacht! Anthénor. (dooven, Geveinsde! ik AzorsBeul? Wyt me,om myn'roem te Ten minde een misdaad, die men beter kan gelooven. Wierdimmer myngezigt verblind door'tgoud derkroon? Myn deugd Hond die reeds af ten nutte van uw'Zoon. Wat argwaan..? Waar zyn uw getuigen..? Toon my naIlus. (der.... Kom , volg : die twyfling is uwe eerde firaf, Verrader! Anthénor. Gy hoort het, Rhamnes! al die fmaadreên, zo vol gal, Zyn voorbeduidfels van een' aanflag tot myn' val. Ontdek en peil de bron, die, in dees daatskrakeelen , Hunne onbedachzaamheid , hunn'trots, met hoop kan ftreelen. 'k Zal by den muur myn Volk vergadren: gy , gaa heen , En ondervraag eerst zelf dees Moorders, één'voor één'. Ik moet vooraf, eerzy's Volks vicrfchaar nog genaaken, My daar vertoonen ; haar hun misdryf kenbaar maaken. 'kMerk wat hunne uitvlucht, hun verborgen aanflag zy. Om dien te fluiten Hoor myn oogmerk: gaa metmy. Gy , Thraciërs! zult firaks hen van elkander feheidcn. 'k Zal hen heréénen , als wy hen ter flrafplaats leiden. Slagt, dierbre Vrinden van Vorst Azor! flagt deez'dag Hen,van wier haat ge,alshy,verwachte een'zelfdenflag. (Hy vertrekt met Rhamnes en een deel der Soldaaten.) ZESDE TOONEEL. Zelmire,Polidoor, Ilus,Ema, Wachten. Zelmire, tegen Ilus, op haaren Vader Ïr wyzende. Ven almvn rampen: dit gewaad had my bedrogen. Ik gaf myn' Vader zelve in 's Dwingeiands vermogen. Ilus.  TREURSPEL. 61 Ilus. ê Goón! (De Thraciërs grypen Ilus en Polidoor aan.') Zelmire, hen beiden by de hand vattende. Myn dierbreGade!...Ach,Vader!...I3ittre (mart! Men rukt hen van my af... Hoe yslyk klopt my 't hart! üm hen te volgen lyd myn ziel de wreed fte plaagen. (Men fleeptlien weg, ondanks haar' tegen/land.) Bloeddorftigen! Ilus, zich van zyne Wachten ontjlaande, en Zelmire omhelzende. Houd ftand!... Myn Lief! myn welbehaagen! P o l i d o o r , het zelfde van zyn' kant doende. 'k Omhels u andermaal... Vaar wel! (Men leid hen beiden weg.) Zelmire, vallende in de armen der Wachten, die by haar gebleven zyn. 't Is dan gedaan. Ik zwicht voor myne elende en onbedacht beftaan. Het was onwillens, en doet me echter alles vreezen : Hoe zwaar moet dan de ftraf van een', die fchuld heeft, weezen! (Men leid haar weg, en Ema volgt haar.) Einde des Vierden Bedryfs. V Y F-  Cz Z E L M I R E, VYFDE BEDRYF. EERSTE TOONEEL. Ilus en Euriales, geboeid; Wachten. Euriales. »V y worden clan voordien bebloeden troon gedaagd , Waarvan 't verachtlyk Volk hun Koningen verjaagt! Waar is de hoop, die ons in 't leed wasbygebleven? Ilus. Die laatfte hoop, helaas 1 heeft ons geheel begeeven. Zelmire en Polidoor, ten prooije aan's Vyands dolk , Zyn reeds ter dood gedoemd door 't loosverleide Vojk. Anthénor wist hun woede op 'tbevigfte aan te kweeken. Zyn ftaatkunde, afgericht op list en fnoode treken, Legt dus, terwyl hy-zelf de deugd fchynt vóór te Haan , Op ons de fchuld en ftraf van al zyne euveldaên. LletThracieschKrygsvolkjWelks trouwloosheid is voldongen , rieeftmy.metRhamnesaanhunhoofd.in'theirbefprongen. Die laffe ontrukte my 't gefchrift, door 't welk in 't kort Het Volk ontdekken zou hoe 'tlhood bedrogen word, Wyl Azor-zelf daarin aan elk op 't klaarst' berichtte; Dat hy voorheen denVorstuitmuitzucht valschbetichtte. Zyn' dood verwytende aan Anthénor, noemde hy Dien fnooden de oorzaak van zyn woede en razerny; En dus die yslykheÊn ontdekkende allerwegen, Verzocht hy elk om wraak, en had die ook verkregen. Zelmire! Ach! moesten wy, gereed ter dood te gaan, Ons-beider fchuldloos hart met wroeging nog belaên! 'k Hield u verdacht!... Word me ooit dat fnoodbettaan vergeeven ? En, totnoggrooterfmart, gy doet uw'Vader fneeven! E u-  TREURSPEL. 63 Euriales. Kan ze om een' misdag zichbezwaaren,dien zy wraakt ? Ilus. Vergeeftmen'tzich,wanneermenzelfzyn'rampvolmaakt? Haar onbevlekt gemoed pleitvruchtloosinhaarvoordeel: Offchoon haar rede zwygt, haardenkbeeldftrykthetoordeel. TWEEDE TOONEEL. Ilus, Anthénor, Rhamnes,Euriales, Wachten, Thracifche Soldaaten. GAnthénor. y, Thraciërs! bezet dees plaats aan allen kant. Gy zult het gantfche Volk verfchynen zien aan 't ftrand , Metdieontmenschten,die't gedoemdheeft omtefterven. Zo moog'Vorst Azors fchim door't recht hier wraak ver. 'kBeveel metfiddering den toedel tot die draf. (werven. Tegen Ilus. Gy, Phrygiann! gaa .heen, en wacht uw vonnis af.Myn eerrang zou my hier uw' Opperrechter maaken; Maar 'k zal, by u verdacht,dien hoogen rang verzaaken. 'k Laat de uitfpraak over ons aan't Volk in't algemeen. Hoe ftreng ook 't vonnis zy, wyt zulks u-zelv'alléén. Zo gy me had vergund het meê te moogen vellen, Deed ligt de deernis my tot zachtheid overhellen: En k zal, na all' den hoon, door u my aangedaan, Inwendig zuchten, zo de wraak te verr' mogt gaan. Ilus. Neen;niets zal ooitden loopvan zyne valschheidduiten ! De oprechtheid-zelf zou zich niet anders kunnen uiten. Door alle uwe euveldaên heeft eindlyk uw gemoed De rust verkregen, die de deugd gevoelen doet. Maar, Snoode ! beef! Zo de aard' het ysfelyk vermogen Van Roovers, door 't geluk begunftigd, moet gedoogen, Ten minden eischt de wet van 't Noodlot, (die Tiran , Wi#nsbhndemagtgeenmenschzichooitonurekkenkan,) Dat,  64 ZELMIRE, Dat, daar hun {tellingen welhaast zyn aangenomen, Door andre gruwelen hun grüwlen irraf bekomen. Gy zult uw voorbeeld eens gevolgd zien , tot uw l'chaé. Die lallen zullen , i'choon ze u dienen, als daarna Een andre Anthénor hentot fnood verraad zal noopeil, Aan hem hun razerny, gelyk aan u, verkoopen. Alle uws gelyken, die ge in list en inoodheid nu Volleerd maakt, zullen haast die oefnen tegen u; Op 't önverwachtfte u van den zetel nederltooten, En uw bebloede kruin van 't kroonfieraad ontblooten. Ik <*aa , en wacht vol moeds het vonnis van myn (traf. Schoon 't leven my voorheen het grootst'gonoegen gaf, Nu maakt de Hemel dat my 't daglicht moet verveelen. Kan iets, waarin gy deelt, ooit onze zinnen ftreelen ? {Hy vertrekt met Euriales en eenige Wachten.) DERDE TOONEEL. Anthénor, Rhamnes, Thracifche Soldaaten. HAnthénor. y zal niet fterven; neen: het wigtig zelfbelang* Van myn' verkropten haat verhoed zyn' ondergang. Hy met de zynen blyve aan ons geweld ten proouf, Omhiermy in te (taan voor't woên van'twreekend i foje. Zelmire en Polidoor zyn reeds gedoemd ten val. Ik wil dat hun verderf zyn ftraf vcrftrekken zal. Terwyl ik droevia: fchvn , omdat zy 't leven derven, Ben ik deonzichtbre ziel van'tVolk,dat hen doetflerven. Dus blyft myn misdaad, die my onrust heeft verwekt, Met hen voor eeuwig in het duister graf bedekt, C.eeu menschzal,nadewraakaanAzorsbloed befchorcn , Een misdaad , reeds geboet, ooit trachten na tefpooren. Gyhebtmysrooter dienst,dan'khadverwacht,gec'.aan: jvfyn weldaêïi' zullen ook uw' wensch te boven gaan. R !i a m-  TREURSPEL. 65 Rhamhe s. Myrllieer, geen boopoploon kan ooitmynzielbeleezen. 't Gelukken van myn zorg zal myn belooning weezen. Maar vreest gy niet dat ligt het Volk, door dit geval Vermurwd ,de weeklagt van't berouw verhoeren zal? 'k Heb reeds de trouw gezien,de onwillige eerbetooning, Waartoe elk word genoopt door't kenmerk van een' KoAnthfJor. (ning. Hy wierd te fel gehoond om niet te zyn gehaat. Men mint geen'Vorst meer,dienmen tergdedoorverraad. Zyvvaanen door zyn'dood zyn gramfchapvóór te komen; Eens wreekers magt te ontgaan, die hen voor draf doet By hen is Polidoor als eenTiran onttroond; (fchrooroen. En Azor was tot Vorst in zy-ne plaats gekroond. Hun blinde liefde voor dien Prins kent paal noch perken, Waarin hen 't bygeloof doldriftig fchynt te fterken. Der Goden "', olken , door uw goud alreeds verleid; Het oud gebruik , vernieuwd door hunne listigheid , 1 Waarrioorze in'topenbaardiefchandflxaf,zonderbeeven, Den valfchen eernaam van een plegtig offer geeven ; Dewet,doorwelke aan'tHoofdderKrygsliênwordgeboón Der Vorften moordenaars op 's Vorften graf tedoón» 't Houd alles 't weiflend Volk aan myn belangverbonden, 'tSterktall'hunwoede,enbouwtmynheilopvastegronden. Dus legt men 't ligtverleide en laffe Volk aan band, 'tWelk,blyvendein denplooidicn'tkreegdoor onzehand, Als'twerkruig van denHeld,die't leid naar zynbehaasren. Steeds, met een' zwakken geest5ftoutmoedig't all' durft waagen; *i Welk.in den naam desStants, verleid word tot verraad, En, in den naam derGoón , een' Koningsmoord begaat. Maar 'k zie deBurgersreedseerbiedigherwaavskomen. Zo dra de Priester heeft zyn plaats by 't graf genomen , Aanvaard dan 't Offermes , en flagt hen met elkaêr. Verzuim geen oogenblik. (Hy [preekt verders in fiiite met Rhamnes.") . E VIER-  66 ZELMIRE, VIERDE TOONEEL. Anthénor, Rhamnes, Polidoor, Zelmire, Ema, Thracifche Soldaaten, Gevolg van Wachten en Burgers. (De Thraciërs fchikkên zich langs het geboomte, aan de zyde der Stai; het Volk by den Tempel, en de Soldaaten by de Graftombe.) Zelmire,,^ Graftombe aanziende. , dit is dan 't altaar, Alwaar deGoden,thans befchermers der trouwloosheid, Ue onnozelheid ten prooije opöffren aan de boosheid ï Dit, ach, myn Vader! is het loon der deugd in't end'. De fmaad , de fchande is op haar droef gelaat geprent. 'tVoorfpoedig wanbedryf bekleed zich met haar'klister, Eu zy , in fchaduw van het misdryf, blyft in 't duister ; Zy fterft, en , ach! men (laat de fchraale gunst haar af, Dat haar doorluchte naam haar byblyv' tot in 't graf. Polidoor. ó Neen; verheven deugd behaalt geen fchande op aarde: Zy juicht in't midden van haar beulen;kent haar waarde. De fchande valt alleen op de ondeugd, hoog van (laat; Op haar, die zonder fchrik haar hart nooit gadeflaat. ö Volken, door myn' (lam met weldaênoverlaaden! Waarom wilt ge u in 't bloed van myne Dochter baaden? Voldoet uw' haat aan ïny: velt my voor'touterneêr, Maar zend haar'Gade enZoon met haar naarTroje weêr: Laat mv nog éénmaal hen omhelzen vóór myn (lerven: 'k Zal van uw wreedheid dan nog eenig zoet verwerven. Anthe nor. ü Neen; Zelmire word met u ter dood gebragt; Eh 'c lot van Ilus en zyn' Vriend (laat in myn magt. Zel-  TREURSPEL. 67 Ze lm i rf. 'kBenMoeder,Dochter,Gade;ór;mp!die naamentevens Zyn myne beulen,in het uiterite uur myns levens ! (Zy gaat wanhoopende he>.n en weder.) Tirannen van uw' VorstlMoorddaadig Volk,dat fnood, Zelfs op 't gezag derwet, uw' Koning brengt ter dood! De vlek, u door dien moord voor eeuwig aangewreven , Zal 't erfdeel weezen van den laatften uwer neeven. Maarneen;dat Troje eerlang,gewapend tot myn wraak, Uw Steden omwroete, en tot ruime graaven maak'! Dat pest en hongersnood , de fchrik derftervelingen, Met al de rampen van den oorlog u befpringen! Uw kroost zy,daar gy zelf op 't doodlykft' ligt gewond, Uit zyne wieg gefchcurd, verpletterd op den grond! De gloeijende afgrond jaag' de golven uit haar kolken , En zwelge uw Eiland in, tot fchrik van alle Volken! Opdat dit Monfterdier verdelgd zy, 't welk de hoon , De grootfte fchandvlek is van'tMenschdom en deGoón! (De Priesters verfchynen en blyven op de trappen des Tempels ftaan.) A n t h e N o u. 't Is tyd, ó Rhamnes! die ontzinde drift te ftooren. Volvoer de wraak, die aan de wetten is befchoren. Aanvaard het fiaal,en (lort op 't Graf het fchuldig bloed: Dat is het offer, 't welk alléén de Goón voldoet. Rhamnes, liet offermes aanneemende, '{ welk de Opperpriester hein aanbied. (gen.Ja,Burgers!'k moet dien pligt,dien ftrengen pligtvolbren't Gebied my alles hier 't misdaadigbloed te plengen, 'k Voldoe dus aan uw keur,'tgebruik,myn' eed en de eer. (Hy heft den arm op tegen Polidoor, terwyl Zelm:re , die zich tusjchen beiden wil werpen, door eenige Soldaaten werd tegengeho uien,: doch den volgende regel uitfpreeker.de, keert hy zich onverwachts om, endcrrjloot Anthirvr.) Doemwaardig Moordenaar! flort voor uw' Koning neêr! E 2 A £  68 ZELMIRE, Anthénor, vallende in de armen eens Thraciïrs. Verrader! (Jla Vdk, de Soldaaten en de Thraciërs maaken eene beweeging om Rhamnes aan te vallen; d'ch houden fland, ziende dat de Priesters hen door teekens trachten te wederhouden, en dat Rhamnes een open Gefchrift vertoont. De voorige Thracifche Soldaat weder houd de andere Soldaaten van zyn Landèiart.) Rhamnes, met het Gefchrift van Azor in de hand. Priesterfchaar'! hy heeft alléén misdreven: Dit fchrift zal u een blyk Van al zyn gruwlert geeven. Zelmire. Myn Vader! achlkan't zyn?...Wat heil, na zo veel hoon! Polidoor. Myn waarde Rhamnes !.. ach , myn Telg! Anthénor. 'k Sterf... Daar zyn Goón": Zelmire. Gy kent hen dan in't eind', nu hen Uw dood verdedigt. Uw leven heeft te lang hunne eer en magt beledigd. Sterf,Snoode!fterfinfchaamte,invvoede,in fpyt en fmart, Nu't licht derwaarheid fchynt in d'afgrond van uw hart! {Men bréngt Anthénor weg.J Rhamnes, met yver ,tègen de Thraciërs. Hy wierudoor'tOlfer-zeif gedoemd,dathy deed fneeven. Beeft,Volken! Azor heeft dit met zyn bloed gefchreven. (Hy ik fit?) 'k Sterf door Anthénors hand: hy is het, die myn jeugd Door vallche vriendfchap heeft verleid van'tfpoor dtr deugd: Ik wierd lol vadermoord vervoerd door dien Verrader. Gy, door wier hulp ik tot myn doelwit ben geraakt, Misleide Volken, die 'k misdaadig heb gemaakt! ï>eeh in myn wroegingen : beweent en wreekt myn'Vadert (Met  TREURSP EL. C9 (Met vervoering, en den brief aan den Opperpriester overgeevende.") Hy is gewroken.. Schreit, vermeetleBurgers! fchreit! Beweent met affchrik uw gevloekte fpoorloosheid! Ziet,daar gy 't 1'peekuig van twee Snooden moest verftrekken, Wat ramp het trotschverzuim derwetten konvcrwckken! Terwyl Jiy J"preekt, ontboeijen de Priesters Polidoor en V.elmire. Gy, die het recht der Goón u ftout toeëignen dorst, En u tot Rechters zelfs verklaard hebt van uw' Vorst! Gy wilde aaneen Gedrogt,in gruwien lang bedreven, De oprechtfte deugden-zelf ontzind ten offer geeven; Een' Held, een' Vader , een' roemwaardig' Opperheer ; Een'Koning die den troon en't menschdomflrekt tot eer; Een Dochter... Goón!ze is 't eêllt' gewrocht van uw vermogen: (gen. Ge aanfchouwt,verrukt,inhaar,uwbeeldtnisuit den hooZelmire... Zou haar deugd u niet aan 't harte gaan? Wyzende op den voorigen Soldaat. Dees Thraciër zag haar iets ongehoords beftaau: ö Ja: toen op den Burgt haar Vader was gevangen , Deed haare godsvrucht hem de vreemdlte hulp erlangen, Hem reddend', daar hy (tierf van hongeren van dorst, Door 't zuiver voedfel uit haar deugdelyke borst: Het heerlykll' wonder,'twelk alle eeuwen zullen looven. Hier zegepraalt Natuur, en ftreêft zich-zelf te boven. Ik zie uw harten reeds bewogen door myn reên: De liefde en 't waar berouw vermengen hun geween, Onbuigbre Thraciërs! gy-zelf zyt ook bewogen. Achlbloost nietlfchaamt u niet om zulkeen mededoogen! Door 't waar berouw ontëert een heldenhart zich niet. Komt, Volken, die deez' dag uw heil bevestigd ziet! Erlangt vergiffenis van uwen Vorst: treed nader, Eh werpt met my u neer voor een'toegeevend'Vader. E 3 (Alle  7o ZELMIRE, TREURSPEL. (Alle de Soldaaten en 't Volk vallen, benevens Rhamnes, den Koning te voet. Polidoor, Rhamnes omhelzende. Ach ! 'k fterf vernoegck'k hervind uw harten:'t ftreelend Van deeze zegepraal heeft al myn leed vergoed, (zoet Wat Vader,hoe gehoond,zou zyn verdwaalde Zoonen, Wanneer de liefde hen terugbrengt, afkeer toonen? Zelmire, met drift. Maar, Rhamues! myn Gemaal, myn Zoon,thans in geR ham nes. (vaar.... Ik heb voor hen gezorgd,Mevrouvv!Uw vrees bedaar'. UwEgaê is ontboeid: hy zal... Ik zie hem komen. LAATSTE TOONEEL. Polidoor, Zelmire, Ema, Rhamnes, Ilus, Euriales, Priesters; Gevolg van Wachten, Thracifche Soldaaten en Burgers; Trojaanen. OIl us. nvenvacht geluk! Wat maar'heb ik vernomen ? Hoe! 'tMonfter... Z li lm ir e. 't Leeft niet meer. Omhels hierLesbosHeld, Myn' Wreeker. Ilus, Rhamnes omhelzende. Die my weCr in vryheid heeft herfteld. Zelmire. 'k Heb alles van zyn vlyt en wys beleid ontfangen. Kom, volg me,om't loon voor zulk een fchoon berouw te Polidoor. (erlangen. **> GoÓn ! uw gunst beuraal' mynüochter,dagaan dag! Haar weldaÉn zullen my niet lang meer ftreelen : ach! Neemt zelf op u de zorg yan myne dankbetooning: Zy vinde in 't hart haarsZoons haar grootfte deugdbelooping! EINDE.  NABERICHT. De Heer De B e l l o y heeft in het Jlot van dit Treurfpel aan zyne Leezers reden willengeeven waarom Rhamnes de zyde van Anthénor verlaaten heeft ,entot zynen pligt wedergekeerd is: doch hy heeft onnooaig geacht dit verhaal te doen uitfpreeken; oordeelende dat de Aanfchouwer met eene naauwkewrigheid, die zyne aandoening verftaauwt, even zo min gediend is a's dezelve voor den Leezer behaaglyk is, waarom wy goedgevonden hebben dat verhaal liever achter het Spel den Leezeren mede te deelen, dan in het Stuk-zelf intelasfchen. Zie hier dan de Vertaaling des laatjlen Tooneels in zyn geheel. OIlds. n verwacht geluk! Warmaar' heb ik vernomen? Hoe! 't Monfter... Zelmire. 't Leeft niet meer. Omhelst hier Lesbos Held, Myn' Wreeker. ( Ilus, Rhamnes omhelzende. Die my wéér in vryheid heeft herfteld. Zelmire. ó Goón! na 't hevig leed, waaronder ik moest zwoegen , Verliest myn hart zich in een' ftroom van waar genoeeen. Gy, Rhamnes, dien ik thans als 's Lands Veriosfer eer! Meld ons wat de oorzaak is van zulk een'ommekeer. Rhamnes. Toen 'k my den Vorltenmoord, als reeds volvoerd, verbeeldde , En ge in de fchand', naar 't fcheen, van zulk een' gruwel deelde, Tracht-  Trachtte ik, niets ziende dan voorfpoedige euveldaên , Uit zuch't tot grootheid, ook dat vloekfpoor in te liaan. Maar 't onverwacht geval van 's Konings wedervinding Deedme aarzien in'tliefluit.gevormd in niynverbünding. Pe vrees weèrhied my nog; wyl ik geen middel zag Om klaar Anthénors doel te brengen aan den dag. Maar door 't gefchrift.dat ik Prins Ilus heb ontwrongen, Wierd in myn wankle zielterltondde llryd voldongen. Ik volgde de iufpraak yan de Goón, wier mogendheid 'tWèrfpannig menschlyk hart weérhoud,bee,wingten lèid. 'k Verleidde.in fchyn;doorgoud,het Hoofd der Priesterfchaaren, (ren. Eu dorst hem myn be .''ui^tot 's Dwinglandsval,verklaalk moest Anthénor. die myn wrapk ligt kon ontvfiên, Doonvonden, eer ik hem zyn gruwien klaar deed zien. 'k Heb zuiks verricht. Wat heil?uu't bloed van dien verwoeden Myn misdaên uitwischt en myn fchande kan vergoeden! Nu Vorst en Volk, elkaêrhergeeven , thans verheugd My jyeêr zien keeren op het glorlfpoor der deugd ! ZELMIRE, 'k Heb alles van uw vlyt en wys beleid ontfangen. Kom,volg .ne,om 't loon voorzulk een fchoon berouw te Polidoor. (erlangen, 6 Go' n! uw gupst bettraal' myn Dochter , dag aan dag i Haar weJdaérf zullen my niet lang meer ffreelen: ach! Neemt zelf op u de zorg van myne dankbetooning: Zy vinde in 't hart haars Zoons haar grootlte deugdbelooning! EINDE.