448   TOEPASSELIJKE X* % M D M M M JT, van den [itt/itf PREDIKANT £.6j JOHJNNES WILHELMUS BUSSINGH; Gezongen, TEN VOOKDEELE VAN DE NOODLIJDENDE "DOOR DEN WATERVLOED, Op Maendag, den 25 van Lentemaand, 1799, in de Episcopale Kerk, Te ROTTERDAM, DOOR HET GODSDIENSTIG ZANG - GEZELSCHAP , TEN SPREUK VOERENDE: DOOR IJ V E R NUTTIG. Te ROTTERDAM, Bij N I C O L A A S CORNEL, Drukker en Bcekverkoopcr, 1799.  Zalig zijn dó Barmhartige: want hen zal Barmhartigheid gefchieden. 3 E S ü S.  Z A N G, MET DE GEMEENTE, Zangwijze: Pf. 68. VOORZANG. A E N GOD. Ons klaeg-gezang mishage U niet, Verheven Majefteit! Gij, die den nood van 't menschdom ziet, Hoor *t hart, dat tot U fchreid! Hoor 't hart, dat tot U fchreid! — Ét Wij delen in het aek'lig lot Van onzen medenmenschf En fmeken voor hem. — Groote God! Hoor gunstig onzen wensch! Hoor gunstig onsen wensch! ~ * 3 Mersch-  C 4 ) Menschlievenheid bracht ons bij een5 In dit gewijd gerucht: Wij paren de offers, met gebeên, Tot Uwen troon gericht, Tot Uwen troon gericht. —- Dat onze toon het harte treff'! Uw Geest bewerke dit'. — Dat ieder 's naesten leed bezeff' Dan treffen wij ons wit, Dan treffen wij ons wit. — * Dan wordt, door eeüe ruime gift, Ook in dit uur getoond, Dat onzer Vaed'ten eed'le drift In 't hart van 't nakroost woond, In 't hart van 't nakroost woond. —• KORTE VOORREDE. ZAN-  ( 5 ) ZANGEN. EERSTE ZANG. ÏCnielend op Uw voetbank neêr, Groot, aenbidd'lijk Hemelheer! Slaen wij Uwe daden gade; Smekend redding en genade, Door Uw liefderijke hand, Voor ons gefolterd Vaderland. — Help, ö God! Verlos en red, 6 God! Verlos en red, ó God! Verlos en red, Ach, verhoor ons fmeekgebed! Ach , verhoor ons fmeekgebed! Ach, verhoor ons fmeekgebed! — • 3 ö Wat  ( 6 ) ö Wat treurig, ijslijk lot, Vreeslijk, maar rechtveerdig God! Treft zo menig Landgenoot, Van al zijn have en gosJ ontbloot, Van al zijn have en goed ontbloot; En die aen ftorm en watervloed, Tot eenen prooi verftrekken moet, Of hulp'loos klachten doet. Help, Help, ö God! Verlos en red! Verhoor, verhoor, ons fmeekgebed, Verhoor, verhoor, ons fmeekgebed.' Dan is ons Land gered. Verhoor, verhoor, ons fmeekgebed! Dan is ons Land gered. Help, Help, ö God! verhoor en red! Verhoor, verhoor ons fmeekgebed! Ons fmeekgebed! Verhoor, verhoor ons fmeekgebed! Ons fmeekgebed! Dan  C 7 ) Dan is ons Land gered: Dan is ons Land gered. — Help, Help, ö God, verlos en red.' Verhoor, verhoor ors fmeekgebed ( Ons fmeekgebed! Dan is, dan is ons Land gered. —■ TWEEDE ZANG. Hoe groot, hoe groot, hoe groot, Hoe vreeslijk is de nood'. Hoe klopt het hart! -— Waer 'toog zich wenden mag, 't Is niet dan wee en ach! 'tZiet niet dan ramp en fmart; Dan ramp en fmart. — Hce groot, hoe groot, hoe groot, hoe groot, Helaes is Neêrlandsch nood'. Hoe vreeslijk groot! «*é * 4 6 Storm  C 8 ) ó Storm en Watervloed, Die alles fidd'ren doet! —. ö Golfgeklots.' Door 't ftootend ijs verzeld, Bezwijkt voor uw geweld, En dam, en huis, en rots: En huis, en rots Hoe groot, hoe groot, hoe groot, hoe groot. Heiaes, is Neêrlandsch nood! Hoe vreeslijk groot! — * ö Ja; hier beeft Natuur, Voor 't fchitt'rerd blikfemvuur. Jt Gelaat verbleekt, Daer de aerde fchud en trilt, 't Gebergt wordt opgetild, Terwijl Gods donder fpreekt, Gods donder fpreekt. Hoe groot, hoe groot, hoe groot, hoe groot, Heiaes! is Neêrlandsch nood! Hoe vreeslijk groot! -—> Ach,  C 9 ) Ach, ach, — wat naer gegil! Help, Help, om 's Hemels wil! Is 't wat men hoort. »t Wanhopend mer.sch, — het dier, Wordt, onder 't woest getier, Door golf bij golf verfmoord. Heiaes, verfmoord! Hoe groot, hoe groot, hoe groot ,^hoe groot Heiaes, is Neêrlandsch nood! Hoe vreeslijk groot! — f De troosteloze Weeuw, Ziet, met een naer gefchreeuw, Haer wedergaê, De Man zijn Vrouw en troost, En 't hulpelooze Kroost, Zijne Ouders, ftervend', na: Ach, ftervend na. — Eoa groot, hoe groot, hoe groot, hoe groot, Heiaes , is Neêrlandsch nood! Hoe vreeslijk groot'. —— * 5 De  ( io ) De teed're zielsvriendin, Wordt, aen de kuifche min Des vriends, ontroofd. De levensloop der Jeugd, Der grijsheid; — 't Licht der deugd, Wordt door den vloed gedoofd; Altoos gedoofd.' Hoe groot, hoe groot, hoe groot, hoe groat, Helacs, is Neêrlandsch nood.' Hee vreeslijk groot! DERDE ZANG. ./Ven , wat akelige tonen.' . Kom, weldadig Menfchenvrind» Tom, dat duizenden hier wonen, Waer men troost en redding vindt. Hallelujah! — Hallelujah!— Hallelujah.' — Ja, hier woonde de Menfchenvrind.  C ii > Hoe gelukkig zrjt ge op aerde, Die aen Jesus dienst u bindt; Dan, bij Jesus rijst ge in >vaerde, Volgt gij Hem als Menfchenvrind. HaUelujah'. — Hallelujah.' — Hallelujah.' — Ja, hier woondt de Menfchenvrind. —- Komt dan, komt dan, kleenen, grooten.' Zalig die zijn' Broeder mind; Nu terftond de beurs ontfloten; Ieder zij tot hulp gezind.' — Hallelujah.' — Hallelujah.' — Hallelujah.' Ja , hier woondt de Menfchenvrind. (Z) Hier, hier heeft God gewoond; — Want, daer men Liefde toont, — Beloofde Zijne Majefteit, Haer tegenwoordigheid. — Aen God zij de eer'. — Hallelujah'. — Aen God zij de eer.' — Hallelujah'. - Hallelujah! - Hallelujah'. - Hallelujah'. — Aen God zij de eer.' — V IJ F D E ZANG. Ji, hier heeft Menschlievenheid, Hallelujah'. Hare kracht ten toon' gefpreid. Hallelujah.' o Wat wellust voor het hart, Hallelujah'. Hulp te zijn in leed en fmart.' Hallelujah! Hoe  C 14 ) Hoe 't ook ga met Nederland; Hallelujah! t Hart blijft aen dees deugd verpand. Hillelujah! En dan keert ouk onze Heer, Hallelujah! Met genade en zegen weêr. Hallelujah.' 0 Amen, Amen, Amen, Ja! Hallelujah! Jesus liefde flaet ons gaê, Hallelujah! En die liefde houdt nog ftaud; Hallelujah! In 't gefolterd Nederland. Hallelujah! — ZANG, k e t de gemeente. Zmgwifzè: Ff. 65. SLOT-  SLOTZANG. II M dank, hebt dank van 't zuchtend hart; Hebt dank van 't Zang'renchoor: Voor 't delen in den ramp en fmart, En voor het luist'rend oor. — Hallelujah! — Hallelujah'. — Lof, prijs en eer; — Hallelujah! — Hallelujah! — Zij onzen Heer.' —; De Godheid zag, van 's Hemels troon, Uw Mededee'zaemheid: En heeft gewis het heerlijkst loon, o Bravên.' U bereid. Hallelujah.' Hallelujah.' —• Lof, prijs en eer; — Hallelujah.' — Hallelujah.' — Zij onzen Heer! Wie  C 16 ; Wie immer deel in rampen nam, En daed'lijk bijftand boodt, Uw roem, weldadig Rotterdam.' Is, boven alles, groot. Hallelujah.' Hallelujah.' Lof, prijs en eer, Hallelujah.' — Hallelujah.' Zij onzen Heer! — Hebt dank, hebt dank van 't zuchtend hart; Hebt dank van 't Zarg'renchoor: Voor 't deelen in den ramp en fmart, En voor het luist'rend oor. —— - Hallelujah.' Hallelujah 1 Lof, prijs en eer; — Hallelujah! Hallelujah! Zij onzen Heer! —