JET JL JLG S C M JE EERSTE DEEL. Te BEKOMEN, 6y KLAAS MOMUS, meesterknect van F. Gcsre Junior. ■ , ■; - -jJ?XA ■ ' . , • - •••• iJ — ■'. ■ i • mV,   1 N H O U D Der Vertoogen van het Eerfie Deel, W. I. Inleiding van Claas Momus.. e. Vervolg op No. i. Erief van Ysfelftyner aan P. Gosfe euReliu ' van 't voorgevallene te Ysfelftyn den 8 Maart 1786. 3. Vervolg en Slot van 't Relaas. 4. Brief van N. N. en van Hester, de Byzit van Jan Knor te Ley* den en Antwoord- 5. Brief van Vligelius aan P. Gosfe. 6. Misfive van een Heer uit Amfterdara.aan zyn Vriend te Leydes en Antwoord. Staatkundige Rarekiek. 7. Vervolg van de Staatkundige Rarekiek. 8. Vervolg van No. 7., Brief van N. Rotterodamus aan P. Gosfe, 9. Droom van Liberius Gelrus. 10. Misfive aan P. Gosfe. XI. Vervolg van de Staatkundige Rarekiek. 12. Brief aan Gosfe van N. N. ,3. N. N. 14. Vervolg en Slot van No. 13., Briei van Kakelarius aan Gosfe. en Antwoord van K. Momus. 15. Brief van Oranje Leidenaar aan K. Momus, aan Zeeland een Dichtftukje. lö. Brief van Auriacus aan Gosfe en van een Uitersman aan dezelve. 17. Brief van K. Momus. 18. Liberius aan Gosfe en van N. N. aan dezelve. 19. . Ultrajeftinus aan Gosfe. so, Cornelis de Kwaker aan dezelve en zyne Co/respondenten. 21. Brief van Manzon aan Gosfe en van Arie Kulk. «2. Antwoord van P. Gosfe aan Manzon. — Advertentien. — Brief van een Uitersman aan Momus en Antwoord. 33. Voorbericht van K. Momus. Brief van de Stigtfe Filofoof en Antwoord. Troostzang voor en atn den Ariftocraat. N.24.  I ■ N H O O 1>. K24. Berigt van Momus wegens Hattem en Elburg. — PRINS WILLEM nbem\k niet. 25. Vervolg van 't Berigt van Momus. 36. Brief van P. Gosfe aan Manzoü. 27. Vervolg van 't Berigt van Momus. 28. Singulieren Droom van Momus. — Het Pleydooy tusfcben het Volk van Nederland en Willem de Vyfden. 29. Vervolg van No. sS. 30. Vervolg van No. 29. 31. Vervolg van No. 30. 31. Het Slot van No. $ii 33. Brief van Jan vin den Akker en Berigt van MomttS. 34. Brief van Klaas Kwefel aan Momus. ' t.j. Antwoord van Manzon aan P. Gosfe. 36. Brief van N, N. aan Momus. 37. Brief van Klaas Joosten aan P. Gosfe en Gevonden Brief vaü Joost aan Willem de Konynendryver. j8. Berigt van iYTomus. 39. Brief van een ütregtfen Oranjeklant aan P. Gosfe. 40. Vervolg van No. 39. 41. Treurgalm aan W. de Vyfden door P. Hoffteede. 40. Vervolg van No. 41. 43. Vervolg van No. 42. 44. Brief van P. Snap aan P. Gosfe. Antwoord van Momus. Brief van Klaas Droogfchierder aan Momus en Antwoord. 45. Brief van N. N. aan P. Gosfe. 46. Brief van J. Kraak aan Gosfe en Antwoord. 47. Brief van Jesn Parenthefe aan Momus. 48. Brief van C. Vreesal aan P. Gosfe en Brief van Jaap van Fulpen aan Gosfe en Momus. 49. Brief van een Lid van de Uiterfche OrangeSociteiraan P. Gosfe. 50. Vervolg van No. 49. 51. Brief van Nehalennia aan Gosfe &c. &c. 52. Brief van Drikkie Snapagtig aan Gosfe. —~ Bekendmakingen,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 3 — Ik vraag nog eens, als men beledigen wil, of men dan Biet alle middelen moet in 't werk (tellen om dat doel te befchieten? Wanneer ik iemand als een fcbelm, als een — ik weetniet wat voorftel, — wanneer ik hem rnisdryven aantyf, van welke hy de minde bewustheid niet draagt, zyn 'er dan egter niet duizend tegen één van dia luiden, die hem niet kennen, die myn lusertaa! geloven? zyn 'er niet honderden, die hem graag kwaad gunnen, die myn laster met een Iagchend weezes verfpreiden, en heb ik dan niet het geer» ik beoog? Hoe gaauw heeft. men ook gedaan, wanneer men niets dan waarheden van onze vyanJen aan den dag legt; wanneer men den Leidfchen vrank en vry, vooreen overfpeligen Dronkaard, den Utregtfchen ilikziende Profesforaalen Sterrekyker voor een geleerde Gek, — den Leidfchen haas vcor een Volksberoerder, den Rotterdam fchen Exprofesfor voor een medgezel van Judas Iscarkth, (om van anderen thans tezwygöi) heeft verklaard, kan men weinig meer van hen ve: haaien, hetwelk hierin zyn grondflag niet heeft. Het zy hier mede hoe het wil, vast gaat het, dat myn Baas dobbelde reden had , en meer dan dubbelde reden had, om zyne couranten optevullen met Misfives. ExtractMisfives &c &c. &c. die niets in zig bevatteden, dan het aan de kaak zetten van de yverig (te Patriotten en Landea Volksvrienden. primo , omdit hy van de vriendenen aanhang van het Doorlugtig Orange Huis geheel afhangt, en door tan* merkelyke gunstbewyzen zo aan hetzelve is verbonden, dat die vuurige verkleefdheid de liefde tot waarheid, deugd, eer, geweeten en zaligheid by hem te boven gaat: — Daar dus de beminnaars des Vaderlands door den aanhang van dat Doorlugtig Huis als de pest, ja nog erger, worden A 2 gehaat,  4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. gehaat en verfmaad , kan myn Baas, zyne verkleefdheid aan dat dierbaar Huis niet beter tonen, dan door het fchelden fmaden en lasteren der verftandigfte voorvegters der vry- heid;— en en — dit legt hem ook geenewind- eijeren. item door hit plaatfen van die lasterbrieven heeft myn goede Baas gelegenheid, om het plaatfen van Vaderlandfche merkwaardige Refolutien van de Souverainen des Lands en andere zaaken en gebeurenisfen, welke Zyne Doorlugtige HoogheiJ, onze Heer Erfitadhouder, en zyn aanhang, liefst verduisterd hield , te ontduiken, als daartoe geen plaats hebbende; hetwelk hy anders niet met eenige welvoeglykheid zou hebben kunnen doen. item — (en dit trok de knoop wel allermeest by hem toe) de courant van myn Baas, of anders gezegd de Haaglche courant, was in eer.e algemeene veragting-— men noemde die of fpottende de Ojevaars -Courant, —. of de Beuzel Courant, of de Leugen Courant, . het Haagfcbe Vod, — de Pruik Winkel, —— het Schuid Papier , het Hof Paskwil, —— het Oproer- B\ad en dusdanige Godlooze naamen al meer, die elk mensch, die maar een fpel 's waarde eerlyk gevoel heeft, behalven myn Baas gosse, fcfiriklyk zouden bebbén ge- fioken en gefloten, dog dit was niets, maar hetgeen voor myn Baas niet was te verduwen, beftonddaarin,dat het debiet van die courant van dagtotdng verminderde, het ging 'er mede onder de directie van myn Baas, gelyk de Patriotten zeggen, dat het met 't Vaderland ging onder het Stadhouderfchap van onze Teergeliefde, Doorlugtige Hoogheid; — en gewis zou het binnen kort 'er geheel en al meê zyn in het riet gelopen; — doch hebt dank! duizendmaal danka'.IerdierbaarfteMisfives en Extract mis-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 5 lives Schry vers.' inzonderheid gyRorterd:mfche en Utregtfche! want ieder jéést nog al graag een celletje, een grapje en pasquilletje .' van ogenblik tot ogenblik verrees het debiet van de courant van mijn Baa? uitdendroe- viyflen doödfla'p, en ach.' was het nordouig uur niet d.iar geweest, dat mijn baas, nv'jn ongelukkuen Baas door Hun Ed. JVlog. Gecommitteerde Raden, als een fchip vel contrabande was aan de ketting gelegd^ ras zou 'er zo min één Dagpirpiér zyn geweest, hetwelk iri d biet teg£n dat van mijn Bansaankon, als 'er een eenig Vader, lander, het zy Staatsperfoon of n:et, zou geweest zyn, die nier als de groot fte fchutkinde Haagrchj courant eerlang zou zyn afgefchilderd. Die ditnumetaandagt overweegt, zal graag inftemmen metmy, dat myn Baas dubbelde reden had, om fcynDag. papier tot een fchavot, en zig zeiven en zyne Coir«=p >ndeiitcn tot feberpregters voor de dromvenke'fche Patriotten te maaken, het nra;dan waar of niet waar, lastercf geen laster, ditr.iaktniet; zy trekken party voor het Vaderland tegen Zyne Doorlugtige Hoogheid ,den Heere Ilrffladhouder, &2. tonen, kort en goed maar: al was het zo klaar als de zon, dat al die rampen geheel aan Zyne Doorlugtige Hoogheid, in haaren oorfprong, te wyten waren , ( want met dat te willen weerleggen met iets an. ders dan het is niet waar! zou ik zekerlyk 7.0 liegt afkomen als myn Baas en alle de anderen myner waardige Orange-broeders) dan nog zeg ik, en hou ftaande, dat Zyne Doorlugtige Hoogheid daar mede aan natuur en ■pligt heeft voldaan! — Is Hoogstdezelve niet op het naauwst door de teder/te bloed verwantfchap aan het Hof van Engeland verbonden ? was zyne Vrouwe Moeder, hoogloftelyker en glo. rieufer gedagtenis, niet eene Dogter van den Overleeden Britfchen Koning; — is het anders te denken, dan dat Hoogstdezelve ïlaare Koninglyke Hoogheid, die zo edelmoedig, zo liefderyk, zo minzaam jegens haareLandgenooten dagt, dat zy die in vreede zelfs met het merg enbloedderNederlandfcbe Kooplieden zag vetmesfen, ó wonderbaare liefde tot haare Natie! haaren waardijen Zoon van jongs afde liefde tot de Engelfchen zal hebben ingeboezemd, en Hem hebben ingefcherpt, datderzelver belangs boven alles te begunftigen en te behartigen, niet anders was dan het geen het Bloedverwantfchap en zyn eigen Vorstlyk belang van hem vorderden, dewyl eene nieuwe verbinding van zyn toekomend Vorstelyk Kroost met dat van het' Britfche Hof zeer waarfchynlyk was? nu vraag ik, was dan het luisteren van zyne Hoogheid Tiaar de doordringende Hem van zyn Bloedverwantfchap en eigen inzigten geen natuurt was het ge. heorsaamen [en eerbiedigen der leslen van zyne Hoogloffeh/ke Moeder geen pligtl—— en zyne Hoogheid zoa dit  8 DE . HAAGSCHE CORRESPONDENT. dit alles hebben opgeofferd aan deklagten en fmeekingen van 's Lands Kooplieden, de bevelen van den Seuverain en de verwagting der Natie? — ha, ha! het is om te la gen., wat of die Patriotten zig niet al durven inbeelden. Wat verejer het gefchreeuw der Patriotten asngaat.dat onze Teergeliefde Stadhouder inbreuk op inbreuk, op 's Lands en 's Burgeren Vryheid en Voorrechten heeft gedaan; dati-, (men vergeef my myn drift! ik kanmyop zulke gcrafineerde laftertaal niet inhouden. J de —de—— (hoe zal ik het noemen,) de buitenfporigfteonwaar. he:d, die men kan bedenken; dat hebben de Vrienden van zyne Doorlugtige Hoogheid voor hem gedaan! ieder die zyne Doorlugtige perfoon van nabykent,weet ook, da; Hoogstdezelve geen ver Hand genoeg heeft om kwaad te doen; het eeniglte dar de Patriotten kunnen zeggen, is dit wanneer de Voorzienigheid zyne Doorlugtige Hoogheid had befebjonken met meer veritand, meer doorz;gt, meer kennis van s' Landj belang en cerlykcr raadslieden, hy zeer veel goeds had kunnen doen. Ik heb dit kleine uitftapje moeten doen, zo om dat ik op het fujet van zyne Doorlugtige Hoogheid, het Eminent Hoofd van myn baas my, en zyne guns.genooten, zeer delicaat ben, zo als ik met kragt en magt zal doen blyken, als om te tonen, dat myn Baas cum fuis zowel als een ander kan mag en moet fchelden; — en al was het Hat de patriotten aan hunne zyde, gelyk zy zeggen, rede en waarheid hebben, zo vee! te meer ftoutheid en drift.betoonenwy, dat wy met flegter wapens voorden dag durvenfpringenen onze party onder de oogenzien. Het H>L, der Inleiding in 't volgend Nummer. Word'sweekelyksalomme by de meeste Boekverkopers i\ Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT, "N0. 2. Vervolg op No. j, Nu word het eindelyk tyd, dat ik van twee zaaken gewag maake, zaaken, by welken myne lezers een ysfelvk groot belang hebben; en die zyn Primo, wie ik ben? Vervolgens, wat de reden is , dat ik dit papier in het licht breng? Ik ben klaas momus, Winkelknegt van den Wel. Edelen Heere, Mynen Heere, pterre gosse, Haagsch. Hof Courantier! het fchynt my toe , dat eenige viesneuzen van Patriotten my al den rug met veragting toekeeren; — ftaat nog wat Vrienden ! — „al is uwe „ vriendfchap en genegenheid my geen duit waardig, geen „ heller, geen penning, ba! ik wilg 'eraf; nogthans om jf myn eigen zelfs wille, die my nader is dan tienduizend „ miljoenen Patriotfche fchreeuwers , zeg ik u, dat ik E „ geen  lo DE HA AGSCHE CORRESPONDENT. „ geen hair, geen vezeldje minder ben dan myn Baas, en in fommige opzigtcn behaal ik hemelshoog den prys, „ want ik ben uit geen bastaard, uit ge&i orfagt bed voortgefproten , verftaat gy dit ? en op de geheele „ winkel van myn Baas, (ik zeg het zonder eigen roem) „ is 'er geen een, die in myne fchaduw ftaan kan, nooit — en uii moet uheden, tegen uw wil endank, agting „ voor my d ei hebben, — nooit heb ik op de winkel ,, de nrthem mi ra e Patriotten gedronken, als'er „ eene of andere Staatsrefolutie, die onzen Tedergeliefden ,, niet beviel, genomen was, — wat tog meer is, ik heb „ voor dat bekende St. Nicolaas Vrolykheidje van dien , 6. December geen penningje genooten, — ik heb my met de anderen niet meê verbonden, om door ged en „ drank graauw aan de hand te krygen, om aan die faam,, gezwooren vrolyke party dat gewigt by te zcien, ,, waartoe zy alleen was gefchikt, en waarnaa myn Baas met de andere verbondene vrienden van onzen Teergeliefden brandend ver langden, — Nu woud gy wel, dat „ ik zo maar ramlend en onbedagt uit myn mond liet val,, len, of'er toen ook geen opzet was geweest, om onder „ dat Frolykheidje een Paryfche Bruiloft in het klein „ te vertoonen! ei, ei, zo lang zult gy op uw duim „ fluiten! — dit alleen kan en wil ik u wel zeggen, dat 'er „ turcquen zyn, die zo verhit zyn op den verrader„ lykften moord, als op dronkenschap en valsch- „ spel', ziet zo, dat heb ik 'er nu uitgeflapt: —— „ toe Patriotten ? toe mannetjes van deus aas! fchreeuwt „ nu uit al uw magt, elk vaderlander wagte „ zig voor den godlozen moo.rdzug.t1gen ,, turcq! — wy ftoo-en ons niet aan uw^gefnap, — „ al zyt gy voer ons niets dan een Doornenbosch, myn tf Baas,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. it „ Baas en zyn aanhing sgten zig vei'ig onder het lommer „ van een Roozendaal\" — Myn Jezers weten nu al genoeg van my , en nu moet ik nog maar zeggen, waarom, dat dit blad in de wereld komt. Myn Baas p. gosse, (want dit moet men weten, is meester van de Fabriek) is ongelukkig, zo als bekendis, de handen gebonden, door dat vervloekt oproer, of door het mislukken, zo als men 't nemen wil, de man ligt met 7.yn Haagjche courant aan de ketting; — hoe is het nu mogelyk, dat hy kan genoegen geven aan zyne Correspondenten, vooral aan de verklikkers en Judasfen van da Patriotten, (zo als zy ze noemen) die zig In Patriotfche Sociëteiten, gezelfchappen &c. hebben weten in te dringen , alleen om ons te berigten, wat 'er omgaat; daarom zal hy door my alles plaatfen , wat hy nu niet mag of durft doen. Secundo, zo zeer de courant van myn Baas door het plaatfen inzonderheid van de Uitregtfche Misfives (welker zenders hy door my by dezen nog intiem laat bedanken, en welke Heeren ik de eer zal hebben nader aan myne lezers te doen kennen) in trek geraakte, en (zo als ik boven alreeds melde) uit den doodfiaap verrees, zo zeer is het gewis, dat die r.u weer vallen zal, en van ieder worden afgezegd, — zy-e zo ais de Patriotten he: durven noemen) Pasquil correspondentie zal ten einde raken : — dog daarom is die tk var* Negotie thans verlegd, cn myn Baas heeft my in die affaire!! gefield, zo om debvzondere vrienden vat, Zyr,e "/ooiluerig.- Koogheid , den Heere Etfftadhouder alle ger.< egen en <. mtentement te blyyen geven , als om zyne voortrrflyke correspondentie op de been te houden, en vooral, om her geen hy door de vermindering van het debiet der Ha- giche courant, die van nu af B 2 al.  12 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. al zeer aanmerkelyk is, fchade ]yd, door dit dagpapier weder te winnen, want om het poen is V hem te doen. Des wy ons recommandeeren in de gunst van alle Heere» en Dames, zuliende een ieder naar flaac en rang compleet worden bediend, zo als wy vertrouwen, dat reeds uit deeze inleiding blykt. Wel Edele Heer PIER.RE G O S S E! Och , myn goede man, hoe is het u tog in het hoofd gekomen, om het gebeurde te Ysfelftyn, op den jonglïen Geboortendag van onzen hartelyk Tedergeliefde Doorlugtigheid, zyne Hoogheid, de Erfftadhouder, &c. &c. &c. in zulk een miferabel licht te plaatfen, als of alles in de volmaaktfte rust en bedaardheid was toegegaan, — hoor, ik ontzie zoo min als gy, ter eere van onze geliefde Hoogheid , de waereld Knollen voor Citroenen te verkopen, maar myn goede G o s s e , zaaken die zo openbaar en klaar zyn, als de zon op den middag, te willen verduisteren , is den moriaan gewaslen, en dat word zo min geloofd , als of wy aan de Patriotten wilden opdringen, dat Zyne Hoogheid regt vaderlandsgezind, zyne raadsmannen eerlyke lieden, zyne beminde Geestelyken, als Eofjleede, Haak , den Leidfchen de Haas &c. geen Schriftverdraatj.nde volksberocrders waren! geloofme, het geen openbaar is te fterk te ontkennen, beneemt ons alle geloof, en werkt doorgaansch uit, dat hetgeen nog gelukkig verborgen bleef, openbaar word; — met het St. Nicolaas vrolykheidje was het anders gelegen, ■ het kwam  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. kwam daar niet mede tot het bedoelde oogmerk, en of de Patriotten toen al raaskalden van oproer, of' mislukt oproer , wy noemden het een Vroiykheidje, op het loflj k fyoor van or;/en TedergeliéTden, en het bleef een Froiyk. hetdje by ons, in fpyt van al hun raazen tieren. Neen, myn lieve Vriend Gosse, wy zyn ineen en derzelfden dienst, wy worden van een en het z^'fde comptoii betaa'd, (het we k nog lang tot onderhoud van onze waardige Orange party moet i;i ftand blyveh, want raakt die cas leeg, en is 'er door al ons woelen en werken n:et dan het fchavot te verdienen, dan is het met onze party gaauw gedaan) maar waarlyk wy moeten met overleg werken, met ftyve kaaken ontkennen dat niet kan beweezen worden, dat is goed, maar anders moeten Wy die waarheden, die ons niet finaaklyk zyn, verdraaien en ploojen; wat hebt ge nu uitgewerkt, met onze Prinsgezinde Y*felftyners naar uw mening een pluim optezetten ? niet anders myn lieve man, dan dat de Pariotten nu al het gebeurde op de keper zullen uitpluizen, man en maagd met naam en toenaam noemen, — en, zeg eens, zo wy dan gelukkig niet onder de magtige befeherming van onzen Te. dergeliefden ftonden, waren wy dan door u , als eerfte oorzaak, niet in het gevaar, in het grootfte gevaar, om de geesfelpaal te zullen kusfen! — ik bid u daarom, zo lief als ik u heb, zo lief u de eer is van zyne Doorlugtige Hoogheid en de behoudenis van zyneluidrugtige, vrolyke vrinden, van den fchoenlapper af tot den bedelaar en fakkerolder incluis, wees voorzigtiger op andere tyden en plaats zo fpoedig gy kunt, het nevensgaande verhaal, het welk naar waarheid is opgefteld , gy fchrikt op de klank van het waarheid , — maar Vriend , het kan nu niec helpen, — iaat voor eer.iv.aal uw dagpapier daarB 3 mede  j4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. mede pronken, het moet zo zyn , wy hebben alles van de verbruide Patriotten te vreezen; - Och, myn lieve gosse, der.k om uwe arme Ysfelftynfche, Prinsgezinde, Confraters, — wy droomen zedert uw verhaal, en 't geval van onzen byzonderen vriend mourand niet rjan van galgen en geesfelpalen ! — ik heb, zo als gy kunt denken , alles in de beste plooi gefchikt, en zo mooi en on" fchuldig voorgedragen, als 't maar mogelyk was; '• nu ik verlaat 'er my op; - groet alle onze byzondere Vrienden inzonderheid den eer ly ken Casmeester R n , ook onze byzondere vrienden van het gemortificeerd Orange corps; — wat is het jammer, dat daardoor zo veele fchone en gewigtige ondernemingen verydeld zyn; — ik dagt wel, dat als de eerfte mislukte, de andere ook zouden in 't riet lopen. Je fuis &c. &c. YsSELSTYNER. r Het is fpytig, — het is om zyn reufel te fcheuren, dat myn goede Baas 'er niet af kan, om dat verhaal publiek te maken, — patiëntie! hy heeft het my aanbevolen, en daar is het, zo klaar of troebel, als het van het vat geko- men is. Kort Relaas van 't voorgevallene te Vsfelftyn op den 8 Ma,irt 1786, ter eere van Zyne Door ïugtigfie Hoogheid „ Ik zal geen gewag maken van het geen te voren by „ ons beraamd, en wat door ons bedoeld wieid; hier „ ligt weinig aan gelegen, — 't zy genoeg , dat wy Prins„ g?zinden alhier , ter eere van onzen Tedergeliefden, zo „ ondernemend en ftoutmoedig zyn, als onze broeder „ Mourand en zyne medepügtigen durven denken; „ mislukt iets, dat is onze fchuld niet." Des  r DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. iS Dss morgens tusfchen 8 en 9 uuren waren wy al wakker en in de weer, en de Patriotten zagen aan onze bewegingen reeds , dat wy iets tegen hen., ter eere van onze Doorlugtige Hoogheid in den zin hadden. ten 10 uuren marcheerden al eenige van onze party, door de Stad met Burger, of Schutters geweeren, hebbende fommige dezelven met 2 en meer curieufo fchoone Or:»njeftrikken vercierd , en pronkten met Oranje Cocardes op hunne hoeden: — 6 Gosse! dit was zulk een fchoon en heerlyk gezigt, dat ik zelfs wel om een ducaat uit myn zak wilde dat Gy en andere bestige voorvegters van onze party 'er geweest waren; Gy zoud zelve hebben moeten bekennen, dat van ons op dien heuglyken dag alles was te wagten, wat eene ito ut onderneeming kon bedenken; — was 'er onze geliefde Vader Munting van Bede geweest, hy zou zo wis als 2 maal 2. 4 is, al biddende en onder het uitfpreeken van de dierbaar/ie Zegeningen handen vol geld onder ons hebben uitgedeeld, om door drank onzen yver en moed in volle vuur en vlam te zetten ; — maar ik moet my bekorten. Eenige van onze gewapende benden gingen, onder anderen, aan het huis vau een Burger. Sergeant, eisfchende Geld ter eere van den Prins; wel is het niet waar Mynheer Gosse, is 'er wel iets rcdelyker dan dat elk geld geeft, op dat de voortreflyke liefhebbers van het dierbaar Orange huis zig uit een ruime beurs kunnen bezuipen? — en was het dan wel wonder, dat wy, zier.de daar toe de traagheid van dien vent, als met een heiligen Orangen yver uitfchreeuwden , Donderfche Patriot! hoorn maar buiten, wy zullen u wel vinden'. Ten 1 \ uuren was onze troep zeer vermeerderd, gelyk niet anders zyn kan, daar men ter eere van Zyne Dood. Hoog.  i5 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Hoogheid vry te zuipen heeft; en het wierd rugtbaar , dat wy des avonds van voorneetuen waren 8 Pik of Teertonnen aftebranden ; — hier over keeken de Patriotten op hun neus, — en raad eens waarom, myn goede Gosfe! om dat zy voor eene geheele verwoesting van de Stad vreesden, uit hoofde van de menigvuldige brandftoifen van hennip en vlas! — wel nu, al was dat eens zo geweest, zyn niet fomtyds geheele Steden van groter aanzien afgebrand , door bakker, fmit, of door ik weet niet wat voor beuzelingen, — en nu zou men zulk eene Stad als Tyfelftyr. is niet in gevaar van omkeeren mogen Hellen ter eere van Zyne Doorl. Hoogheid! van Hem, wiens voorvaders goed en bloed voor de Republiek hebben overgehad! — man kan eens zien, hoe weinig die verbruide Patriotten voor den Heer Erfftadhouder over hebben. En dat de Patriotten nog meer deed beven , was, dat veelen van ons marmers of knikkers wilden kopen, om op de geweeren te laden, waarom zy befloten krygsraad te beleggen, gelyk gefehiedde; daar refolveerde men, eene commisfie uit denzelven naar den Schout te zenden, in overweging gevende, of het niet hoogstnoodzaaklyk was, om ten eerften den Magistraat te vergaderen, en eene Publicatie te doen, dat'er geene Piktonnen mochten gebrand, noch gefchoten mocht worden; moer ge 'er niet met my hartelykom laggen, lieve Baas! — net als of wy daarom wat zouden geven! — weeten dan die Patriotfche zotten niet, datwy, op het voorbeeld van onzen groten genadigen Patroon, ons niet itooren aan bevelen, Refolutiè'n, Publicatiën, &c. &c." — Het vervolg in 't volgend Nommer. Word 's weekelyks alömne by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. fenolg op No, 2. Toen die fraaje Commisfie was te rug gekomen, en men gereed Hond , om te fcheiden, kwam 'er een hoop van ons braaf en hups Orange-Corps aan , met fchie'tgewe. ren voorzien, en aangevoerd wordende, dooreen verlof hebbend foldaat, (men moet my hier wel verfïaan baas! Ik meen niet, dat hy ver/of heeft gehad, om, zo als de Patriotten zeggen, oproer te verwekken of Burgerbloed te Horten, dit kan ik niet zeker zeggen, want ik weet niet of het een foldaat van Douglas was,) en bleeven voorden Stads Doelen, waar de Krygsraad vergaderd was,'Haan, fehaarden zig , vo! vuur en couragie, in gelederen , en gaven vervolgens vuur, dat het daverde; - het was'dan een heerlyk gezigt voor alle Orange. Vrinden , - ja ik geloof, dat toen de Haagfche Burgers gereed Honden, om de Gebroeders de TVitten, ter eer van zyne Doorlugtige Hoogheid te vermoorden, zulks niet fchoner heeft geflaan, eindelyk waagden het de leden van den Krygsraad heen te gaan, en ons Corps voorby te trekken, terwyl wy,  18 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT» als egtePrinsluiden , met eene fchrikbarend; Stem fchrecuw» den, Oranje boven! de Patriotten in de Goot! Ten i uur vergaderde de Magiftraar; ten 2 uuren had dezelve de couragie, om een Publicatie en Verbod, als boven gemeld , te doen ; maar wy, als kloekmoedige Orange helden, ftoorden ons aan niets, en gingen onder het afkondigen derzelve voort met fchieten en laden, hoe langer hoe meer; — wat zegt ge, baas Gosfe'. was dat niet cordaat? — Orange mannen zouden zig aan Publicaties of Verboden van Regeeringen flooren? — ha! hal De Patriotten, die uylen dagten, dat de Schout, die op 't Stadhuis was, goedgevonden zou hebben zuiks te beletten, — maar wy kennen den Schout! — om voort te gaan; den gantfeben dag bleven wy volharden, met fchieten en fchreeuwen, dat de lugt weergalmde; en ons kloekmoedig Corps groeide fterk aan , dewyl veele buiten lieden, meest uit boeren betraande, uit naburige dorpen en buurten, met hunne geweeren zig by ons voegden; zie deeze waren heimelyk daar toe genodigd; wy hadden die onnozele halzen wys gemaakt, dat de Patriotten onzen lieven Prins wouden afzetten en uit het Land jagen, — en dat de Prins, als de Patriotten maar eerst den hals waren gebroken, alle lasten van Landeryen &c. &c. zou af. fchaften ; kyk die luiden waren toen voor ons gewonnen, en lieve deugd, als men zulke knollen voor citroenen niet overal verkogt, zou'er in onze Orange • Corpfen van de 10 man wel negen naar huis keeren , en ons laten flaan kyken als een exter op een fchoorlreen. Ik kan u niet zeggen, myn üeve Baas! hoe verblyd wy waren met die adilftentie! Wy maakten nu vast flaat, dat ons doorlugtig Vsfelftein zyn naam zou hebben vereeu* wigt, met het eerst, teil diende van zyne Doorl: Hoogheid  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. i? heid de ilagting der Patriotten te hebben begonnen, — de verbruide Patriotten beefden, waarom zy met voorkennis van den Magiftraat goedvonden, de Burgery in geweer te roepen, gelyk dan ook ten 5 uuren de Officieren; en een groot gedeelte der Schutters van beide de Compagnien vergaderden voor het huis van hunne Capiteinen, en te gelyker tyd naar den Doelen marfcheerden; maar Baas Gosfe! nu kwam het best eerst aan; jammer dat gy 'er niet by zyt geweest! onder het marfcheeren dier Compagnien, fchreeuwden wy uit alle onze magt, Orange boven! de Patriotten tn de Goot, &c. onder het genadig afbranden onzer geweeren ; voor den Doelen gefchaard zynde, ontfing een Officier door een onzer beste gerefolveerdfte knapen een fchoot, dar. zyn hoed afviel, — kort daarna een twede in zyn paruik, dat de ftukken van de patroonen 'er in bleven hangen, en zo veel kruid in zyne oogen, dat hy byna den gantdhen nagt blind was; —— wat zegt ge 'er af, Baas! was ons begin niet heer» lyk ? — Zie, als we eerst de Officieren van kant hadden gekregen, dan waren wy het fpel meefter geweest; een ander Officier kreeg mede een fchoot in zyn paruik; eea derde Officier fnorde een kogel voorby zyne ooren . (ja Baas Gofse\ het was geen kirj.derfp.el, wy hadden mannen met ruggen by ons) — de Capit :Lt: van het Witte, — en de Capit: Lt: van het Roode Vaandel wierden met eenige manfehappen byzonderlyk afgezonden, om te patrouilleren , dat kolfje Hond vlak naar onze hand, — nauwlyks waren zy vertrokken, of wy floegen ter deeg handen aan het werk, zo dat de aangegrimde en aangevallen Patriotten, den laatften Capit: Lt: toefchreeuwden, Mynheer! keer te rug, de twee Capiteinen worden vermoord'. jammer, yslyk jammer was het, dat dit door hem wierd C 2 ge-  ao DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, geboord, anders waren 'er die 2 Capiteins voor vast om kond geweest; men Hond met gevelde geweeren en bloote degens, zoekende malkander de geweeren te ontrukken; men toet, floeg, fchold en tierde; ~ kortom, wy gedroegen ons als helden, onzen Tedergeliefden waardig ; - maar de Capt: met zyne manfehap terftond op het gefchreeuw te rug gekeerd zynde, wierd by ben order gegeeven, om icherp te Jaaden, het welk ook gezwind gefchiedde; waar op wy, gelyk ge denken kunt Vrind Gosfe \ een weinig moeiten afdeinzen, egter vol courafie en brandende , om ter eere van zyne Doorlugtige Hoogheid, op Hoogstdeszelfs heuglyke Verjaardag, onze handen in het bloed der Patriotten te wasfchen; 'er waren 'er onder ons, die zelfs fchreeuwden, doe julluy nu watjekan ; — wy. zullen nu ook doen, wat wy kunnen! de Patriotfche Patrouiljes gingen toen voort, en de dromvenkerfche Schuttery befloot, om van wegens de bekrompenheid der Wagtkamer van den Doelen, de Compagnie van 't Roode Vaandel, met voorkennis van den Magiftraat het Stadhuis te doen betrekken, zynde de Schout reeds lang naar huis, - nu wat had die goede man ook met al die wisjewasjes nodig? doch konden wy die Pa- triotten den nek niet omdraaijen , wy wilden egter onzen zin hebben, en vióttorie branden, al was 'er huis en hof meê gemoeid; reeds ftond 'er een Pikton in volle vlam, wanneer de Comp : het Roode Faandefdervnam rukte, om die te blusfehen; eene groote menigte van ons Corps ftond daar rontom, van welke fommige nog brandende flambouwen hadden; en of die Comp: nader, de, wy wagtten dezelve zo gerust af, als onze Doorlugtige Hoogheid de Commisfie der H.ollandfche Heeren, om hem van de direöie van den Eng; Oorlog opening te vra-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. vragen, — niemand onzer week, oflchoon de Capitein ons toeriep van te wyken tot dat wy door de gevelde geweeren der Schutters voor hen ruimte moeften ma. ken , en zy eur kring rondom den brandenden pikton maakten, dien zy door ze omtekeeren, en met fneeuw te bedekken trachtede uit te blusfen , terwyl wy ons best deden , door aandringen , om de Officieren , die midden in den kring Honden, in bet volle vuur te flooten , en met (heeuwbaÜen, in welke wy fteenen &c hadden gel wrongen, op hen inwierpen, onder het gefladig afbran. den onzer ibaphaanen en pistolen , en het aanhoudend geroep van Fhat Oranje! zo dat de Schutters gecom. mandeerd wierden met het front naar buiten te ftaan: — men had om Dienaars der Juiïitie verzogt, om de brandende ton te blusfen, doch de Schout was zo mal niet, om die te geven, dus deden dat de Burger Officie- ren ; Sommigen onzer wierden hier over zj verwoed, gelyk ligt te begrypen is, zo dat zy de flambouwen boven de Trompen van de Suaphaanen der Schutters hielden, op hoop, dat het invallen van vonken in de loopen de fcherpè patroonen zouden hebben doen branden. Zo rasch die ton met veel mocyte en gevaar was gebluscht, (ha, ha \ -het is om te laggen , dat'er je dc lever van fcheort, ) zagen die olyke Patriotjes, dis zo gewurmd hadden , om den eerften uit te krygen, van verre den 2 den in volle vlam ; - ja Baas! wy gaven geen krimp, al was er de geheele Stad mee gemoeid geweest; welk hedendaags opregt Oranje- Vrind is 'er, die niet liever de gehele Republiek als Sodom en Gomorra, door vuur en »iam zag vernielen, dan dat de haan van onze Doorlugtige Hoogheid geen Koning kraaide boven alles! - terftond rukten de Patriöttifche Schuttertjes 'er weer op aan, Cfc D-5 toch,  as DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. toch, die Baazen moesten 'er weer by zyn ) en dempten dezelve op gelyke wys als deancere; — doch Vïcoriel Wy gaven geen krimp. terftond itaken wy'er een vlak voor het Stadhuis in brand, om 'er meê te toonen, dat wy wat lagten met de Refoluties van den Magiftraat, en ondcrwyl men bezig was dezelve, gelyk de anderen te blusfehen, herhaalden wy nog ftetkcr dan te voren, ons eefchreeuw, gevloek en gedrang, fmeeted met alles wat ons voor de hand kwam; een Officier van de Schuttery kiee"- onder anderen van ons een Duig van de Pikton op zyn hersfenpan, dat hem hooren en zien verging; —— kortom wy hadden de fchoonfte pret van de waereld, 1'ehoon wy tot ons Oogmerk niet konden komen; — nu naderhand beter fchryft de Almanach. De Patriottifche Schutters knersten van kwaadavrtigheid od hunne tanden, daar wy, gelyk ge kunt begrypen, zo wel meê lagten en den fpot (taken, als met de Reioluüe en Publicatie van den Magiftraat ; ja hunne Officieren hadden genoeg te doen. om hem te weerhouden, dat zy op ons niet losbranden; dat ondeugend Volk is als woedend tegen hen, die zo dapper en kloekmoecig zyn als -wy, om de Overheid in her aan'ezigr te fpouwen; dog hunne gramfchap is ons vermaak ; ondertusl'chen bemerkten zv tot onze f'pyt, dat de Dienaar der Juftitie, die een van onze bende is, onder en by ons was , in zyne daag. lykfche kleding of kieltje . welke door eenen der Officieren genoodzaakt wierd mede handen aan het werk te flaan het welk hy, zo als gy wel kunt denken, zeer fchoorvoetende deed, doch de goeden man moest 'er aan ; — men had aan de zyde der Patriotten door herhaalde en herhaalde verzoeken aan onzen zeer genadigen Heer Schout, een man, voor wien wy alle de grootfte agtirig hebben, en riet zonder gewigtige rede, het zo ver-ebracht, dat onze Confrater , de dienaar der Juftitie , als mede de zakTcedragers wierden gelast , op het -tadhuis te gaan, en onze overheerlyke Piktonnen, wanneer die weder door ons werden in brand geftoken, (want wy gaven het nog niet op, ") te.blusfchen, want de Officieren der Schuttery h dden verklaard, dat zy genoeg te doen hadden met hunne C-mmandoos . en dat het blusfehen van die Piktonnen in dit geval hun werk niet was, — zo dat de Schout 'er willens of onwillens aan moest; ——— doch ik wou  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 23 wou die heertjes wel eens vragen, of het in ernft de zaak der Schutters niet is, by oplopen als anders, de Brandftigters te keer te gaan? was ik Schout geweest, ik zou die fnaaken op hun verzoek om adfiftetitie, hebben bediend, dat het hun zou geheugd hebben. Myn lieve Gosse! hoe zeer ons aan alle kantende pas wierd afgefneeden, wy gaven het nog niet op; zeker Officier van het witte Vaandel bezig zynde met zyn manlehap te patrouilleeren , zond berigt op het Stadhuis, dat 'er al weer een Pikton in brand was ge- ftoken , CHey za , Vivat! kosten wy zo alle drommelfche Pariotten ook eens inde vlam (leken en hen ter eeie van zyne Door! Hoogheid tot asch verbranden!) en dat hy niet in (laat was , om die te blusfehen, waarom hy adfiftentie veizogt, die hem ook wierd bezorgd, alwaar een Officier met een Detachement ter zyner verllerking wierd gezonden, die dan ook tot onze fmert, en in fpyt van ons raazen , fcherdtn en vloeken , deeze gelyk de drie voiigen blusten. Wat zouden wy toen doen ? — Wy moeften wel uit elkander fcheiden, want wy zagen, dat 'er tot onze fpyt zulke maatregelen waren genoomen , die ons beletteden , ons vroiykheidje en voorgenoomen plan ten uitvoer te brengen. De Patrouljen bleven den gantfehen nagt duuren ; wy attaqueerden 'er wel een van, doch een van ons complot een (teek van een bajonet ontvangende , ontzonk ons den moed; — verfcheiden van ons volkje hebben ligte kwetzuuren ontvangen, dog dit houden wy zoo uilals wy maar kunnen. Niet alleen verteeren wy van fpyt, dat onzen aanflag tot vernieling van de Patrioiten zo jammeilyk is mislukt, maar het is, om zig zelfs aantetasten, dat wy moeten zien, dat al wat fatfoenelyk is, en voor braaf en eerlyk tes boek ftaat, zo verheugd is, dat de Schutters zig zo wel hebben gekweten, en wy 'er met l'chande zyn afgekomen ; men verfoeit en vervloekt ons, als eerlooze fchelmen, als oproermakers, zonder in overweging te ne. men , dat wy alles doen en onderneemen ter eer en verheffing van zyne Doorlugtige Hoogheid, ons Eminent en dierbaar Hoofd, &c. &e. &e, Wat  04 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Wat fpyt het ons, dat ome geliefde herder en Ieeraar Ds. rosterk, zo ongelukkig afwezig was! och' niet al een zou die dierbaare man ons zo wel als onze beminncJyke Schout en zyn Schoonvader, de Burgemeefter trakanen, met een milden drinkpenning, op de Gezondheid van onzen Teergeliefden Vorst , hebben vereerd maar ook met troostryke woorden en christelyke vcrmaaningen hebben aangezegt, om tog volftandig en vuu- rig ons voorgenoomen werk ten einde te brengen - Och! die Biddagspreek! _ wat was die dierbaar'"- of fchoon de zogenaamde braaven , de Patriotten , 'er zig zeerover ergerden ; wy fmaaktcn 'er de gezegendfte lesfen uit, en zonder die ailerdierbaarfte en gewigtigile Predicatie zouden wy geen moeds genoeg gehad hebben, om op dien gezegenden dag ( 8 Maart) de Patriotten aantetasten. Vaar wel, waardige vriend Gosse, volhard in het goede, Ik ben uw vriend. ysselstyner. P. S. Ziet eens , vriendlief, hoe de Patriotten verbitterd worden , wanneer de openbaare rust ter eere van zyneDoorl: Hoogheid word gefchonden ; het nevensgaand verduiveld pasquil hebben zy op onze blokzylsche Broeders gemaakt, Op het vieren van de Verjaardag van wiuem den V den te blokzyl, met het branden van piktonnen, &c. W*t moet een patriot geen fmaadly^heên aanfehowmeu, Thans mots Nederlan.1 v.in Neèrlands Weerparty! Men xfe 't nr.0KZYi.scH gespuis des Prmfen faaiiag heuèn , Door 't yna]tn van de v/a?; — Zo maakt een zot zig bijl jEïZ'e, hoe zy h «Jgt en toorts en ftkton branden, Tot eer Va» willem, en tot s c h a n d der z t v e n l a n d e n ! N. B. De ondergetekende bied zig aan, ah MeeJlerknegt van Gosse, o/72 ook Advertenttën te plaat, fen, dog abjblut van geen Patriotten, met dat Volk, wil hy niets te doen hebben. P, S. De Brief van h e s t h e r , byzit van janvxank en vry, aan P Gosse, zal by een myhèr eerfte Nom. mers plaats hebben, Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers 2i 1 i Stufver uitgegeven..,  D E HAAGSCH E CORRESPONDENT. N°. 4. Lieve! TV el Edele Heer Gosse! Jk ben een vrouw, maar een vrouw, die u zo hartelyk bemind, als of zy uw moeder was, om dat gy zo regt mannelyk yvert tegen alle die boeven, die meer agting ei liefde betonen te hebben voor het Vaderland en de Vryheid. dan voor onze Teergeliefde Hoogheid, en de kleine Hoogheidjes, en waarom zou ik niet, want myn man zaliger, die van Westphalen geboortig was, rook nauwlyks de Hollandfche lugt, of hy wierd door den Almogenden Heer Hertog en onze Doorlugtige Hoogheid zo voortgeholpen, dat de Burgers van fpyt op hunne tanden knerften ; en daarom lees ik ook uwe courant met zo veel plaifier; dat het niet om te zeggen is. — Maar daar ik op wou komen, gy moest maken, dat de fchuit zo wat by de wal bleef, ik wil zeggen, dat gy u niet [al te partydig moest toonen, en fomtyds ook al meê afkeuren, het geen elk, hy is dan een Prinsmm of een Vader' lander, als hy maar geen volmaakte fchurk is , afkeurt.; — ziet ge , dat zou uw crediet by de luiden beter D op-  46 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ophouden; gy ruikt al, waar ik heen wil; toen Onze Orange - Vrinden tótst hun oogmerk, om de Heeren Staten te vermoorden, wat te openilyk en te voorbarig toonden, waart gy de enigfte, die u hield in uw courant, als of gy nergens van wist: - niettegenlhande het onder uw oog was gebeurd, en gy 'er misfehieti zo veel van hebt geweeten als de deelnemers in dat oproer, zweegt gy 'er in uw eerstvolgende courant zo fiil van, als of 'er niets waar aan was, - en vervolgens, toen gy met fatfoen het niet durfde laten, zi-ide gy opentlyk 'et niets zekers van te wetens, en dat gy wagten zoud met het verhaal meê te delen, tot dar gy goede , egte berigien daar van had; — en dat verhaal hebt gy ook maar ftilietjes by uwe hakken laten neerzakken; zie, dat fpyt me, myn üeve Gosse! ik weet zo wel als gy, dat toen dieaanflag mislukte , het voor onze party niet plaifierig viel, en dat wy graag dat heele werkje zouden hebben weggemoffeld, als wy hadden gekunnen ; — ik wil graag geloven, dat gy van uwe Hoof. fche Meefters fterk zyt aangezogt, om 'er zo Uil van te zwygen a's een muis; en misfehien hebr gy voor u zei ven nog wel eene geheime rede gehad, om 'er niet van te reppen; maar myn aileriiefile Heer Gosse! het ley 'er toe^ en gy moest nu met de wolven in 't bosch maar meê hebben geheuld, dan zou uw crediet zelfs by uwe vrienden zuik een krak niet hebben gekre. gen, en men u ook niet als een mede complice zo heb. ben verdagt gehouden: het lei 'er toch toe, myn goede man! de aanfLg was jammerlyk, mislukt, en als men zyn rok féhsurt, dan is het beter 'er een lap op te zetten, dan met een gat 'er in re lopen. Gy zoud her niet kunnen geloven, wat ik nu al heb moeten hooren; de een zei, — „ bjykt het nu niet ten „ vol-  ■ DE HAAGS]CHE CORRESPONDENT. 27 „ vollen, dat die Gosse een eervergeten fehelm is, die „ zig tot leugens en het verderf van 't Vaderland heeft „ verkogt, daar hy zo beestagtig asfurant is, om de be„ wustbeid van een geval te ontkennen, dat reeds overal „ in zyne openbaare omftandigbeden bekend is: — het ,, toont, dat zo die lage kaerel al geen deelhebber aan „ dien godlozen moordadigen aanfiag is , waar aan ik ,, twyfel, hy nogtbans voor die Godvergeten booswigten „ party trekt." Een ander liet aanltonds uw courant afzeggen, niettegenftaande hy een onzer waardigfte Prinsfemanmn is; „ die partydigheid gaat te ver, zei hy; omftandige berig„ ten van verre afgelege plaatfen ons te geven, als ze „ maar zyn ingerigt, om de Patriotten als zotten en fchel„ men ten toon te hangen, — en ftout te bewéeren, dat ,, men niet weet, het geen al de waereld weet, om dat „ men een oproerigen hoop gemeen gefpüïs en moorde. „ naars, die de zaak van den Stadhouder den grootiten „ ondienst doen, met zwygen tragt te verdedigen; — ,, dit gaat lever; — Gosse deugt niet, — hy moet „ oorzaak zyn, dat men cns"allen als zulke oproerige ,, fchelmen verdagr houd en haal". Ziet, zo praat men al van u. lieve Heer Gosse! en daarom zo lief als ik u heb, bid ik u, wagt u op een an> der tyd voor zulke fouten; - fcheld en lastert de Patriotten , zo veel ge wilt, aan dat volk is tog niet gelegen; zwyg en bedek dc geheime{fchelmftukked cn aaifhgan onzer vrienden, zo veel gy Kunt, maar als iets zo onlochenbaar is, als 'er geen zalf is aan te ftryken, doet dan, juist als of gy de onpartydig fte man van ons Land zyt, gelyk anderen, en weiger de waarheid aan uwe courant niet. *J Da' lt ■  38 DE HA AGSCHE CORRESPONDENT. Ik ben na groetenis van my en myn dogter Caatje « en ook van onzen zo eerwaardigen Dominéé Munting, (og, wat fpyt het die vrome man, dat, dat geval in den Haag zo is afgeloopen.) Uwe liefhebbende dienaresfe. N. N, Hoe later op den dag, hoe fchoner gezelfchap! — ik heb lang in beraad geftaan, of ik dien kwezelagtigen brief zou plaatfen of niet? — wat henker! of men nog al langer van myn Baas zou willen hebben 1 ——• Myn Baas zou een verhaal, een omftandig verhaal mededelen van eene gebeurtenis, aan welke hy niet denkt, of het klamme zweet komt op zyn aangezigt; —— dat men my wel verflaa, men moet hem niet verdenken, dat hy onze party heeft verlaten en Patriot is geworden, verre van dat, — dit komt niet, om dat hy zulke aanflagen tegen den Souverain verfoeit of mispryst, maar, om het met een woord te zeggen, die eens zyn voet heeft verfluit , heeft fchrik, om naderhand hoog te fpringen ; is dit gebeurde, waar in} onze Mourand in de vinken is gevlogen , wel iets anders dan het geen op dien heerlyken berugten St. Nicolaas avond, zo vrolyk wierd begonnen, doch zo ver niet heeft kunnen worden uitgevoerd ? —. Hoe veel deel had myn Baas niet in die historie ? — en zo zyne intieme vrienden Undeen en Vermeulen niet fchielyk waren verdwenen, wie weet hoe het met myn Baas was afgelopen? ■ de fchrik zit hem zo in het bloed, om dat 'er door zulke historietjes fterk om de Galg word gedobbeld, dat hy rüd als een blad, wanneer hy maar een balk ziet; — en men zou van hem vergen, dat hy breed en wyd over den mislukten aanflag van zyn» Haagfche Vrinden had gaan uitweiden! —U ik kan niet begrypen, hoe dit die goede floof in 't hoofd is gek». me»  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 23» men? — was die ftoute onderneming gelukt —— was zyne Hoogheid daar door op den throon geraakt, —— dan was het wat anders, — dan zou men in de Courant van myn Baas, verhaalen op verhaalen van die wonderlyke ge- beurtenis hebben gevonden; 6 wat zouden daar niet fchoone Aanmerkingen en ftigtelyke lesfen van onze Gee£telyke vrienden, over de wonderwegen des Hemels, &c. &c. &c. in hebben uitgeblonken; —— en wat al rymen van Jan le Francq van Beekhey, — want dat moet men van myn Baas zeggen, hy betaalt nog al wel voor een Rympje, al is het nog zo Armzalig, als het maar tot lof van Oranje is; en zulke brootrotten, als die nette ,LeSor is, doen nog al wat om een kruimpje: — maar zie daar net ter fneê, juist dat ik daar over fchryf, kryg ik een Brief van myn Baas, om den Brief van Hesje terftond te laten volgen; daar moet haast by het werk zyn. Brief van HESTHER, de byzit van J AN KNOR. te Leiden. Myriheer! PIERRE GOSSE! Og myn goede Heer, kom rog eene arme Sloof te hulp, die anders onder haar verdriet zal bezwyken en fmelten als een Slak in een Soutvat! og, die Patriot. ten, die Patriotten, die maken het my en onzen Jan zo bang en bitter, dat wy, Oen minden ik) geen raad meer weeten, — onzen Jan heeft nog wapenen , om zyn chagryn te verzetten of zig te defenderen, dan eens met zig fmoor dronken te drinken, als hy in de eerfie woede is, dan eens met alle de Patriotten al huilende zo yslelyk re vervloeken, dat ik beef en ridder, vreezende dat we D ? nog  ij? DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, nog eens mee huis en al zullen verzinken; — het hes£ is nog, als ik hem ruim half dronken naar zyn Kamer kan dommelen, om zyn Gal al rymende uittebraken in een fnerpende hekelroede, of zulk een ding — Dog nu begint het 'er waaragng over heen te gaan, wyl ik in zvn doiligheid óf als hy bezopen is, mee elendig moet aanhouden ; arme floof als ik ben, was ik nog in myn vorigen (iaat! — het is wel waar, ik was toen maar eene arme fletvink , van het gemeende rapalje, maar ik had nog rust, en dond zu:ke djodsgevaaren niet uit. Ik moet 'er u, myn lieve Heer Gosse, eens een daaltje van opleveren, en oordeel dan zelve wat ik moet uitdaan- Voor enige dagen was 'er aan ons huis een godloos pasquil aangeplakt, — foei, ik beef nog, als ik 'er aan denk, — het was dus: Hier -woont de dronl^en Batayier, Die op zyn vranke en vrye lier, Niets doet dan oproer graaien; Die nveedragt , moord en dollen haat, Om 't goud, in . 't hart Man onzen Staat, By Furoers, zoekt te zcaten. Ik liep, zo bitter ontdeld als de dood, toen ik het zag en gelezen had, aanftond ra onze Jan toe, en die kwam als een dollen 'er na toe lopen, fcheurde het met bevende vingers af, onderwyl by op zyn tanden knerde, zuike woedende blikken opfloeg , en allerhande dreigèride wezens trok, dar men 'er van ysde: die honden van Patriotten, „ zo begon hy" , „ die fchelmen"! met een liep hy na binnen, daar ik hem bevende volg- de ; greep een doel, fmeet die op den grond, —■ nam een tweede, op weike hy ging zitten, nadat hy ten minden twintigmaal in een ogenblik zyn japon had ver-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 31 verfchikt, dat altyd een kwaad teken is; na een alleryslykfle vloek viel hy weer uit. „ Die gauwdieven als ze zyn! Hesther, wat ,, drommel hoort ge niet? fieekt ge ook al de lpot met „ me, caronje, geef terflond de geneveifïes en een glas. —— Wel wat zal me nog al lauger van die ca„ nai'jas , die d fchelmen gebeuien ! fchenk in vroumensch , wat dekfel fcheelt u ? — ba . dat is een ,, hartige (lok ; die fchelmen zullen nog maken, dat ik me ,, dood zuip! toe Hesther fchenk nog eens in!" —. (het tweede glas ging terflond ook in een (lok binnen;) ,, als ik het niet zo wat wist te verzetten, dan moest ik ,, me verhangen! zulk een vcrdoenieiyk, ditendats „ pasquii, die weer en windfche jakkers als ze ,, zyn! — Hesther geef nog een vollen! — dat ver,, doemde ding is door niemand faamgeflanst, als door „ ... . die b Patriotfche fcbelm heeft het ook al „ op me geladen!" dit draafde alzo op dien toon voort, onder de ysfèfykfte vloeken, die ik voor geen geld van de wereld zou willen naazeggen, terwyl hy, een vloek agt of tien met een kelk genever doorfpoelde : een oogenbük bad hy al weer een anderen Patriot by de koD, zo wel Retrerten als anderen, op wier vervloeking een vol glas wierd gezet, eirdelyk naa lang fchelden, vloeken en zuipen, raakte hy in dien (laat, als waarin hy dat allerlieffte rympje ter verjaaring van de Vorftelyke Spruite Willem George Fredrik gemaakt heeft, in uwe courant No. 2i. van vrydag den 17 February 1786. ö Ik was zo bly , dat die florm wat aan het bedaren was; alles, kinderen, kat en hond was naar boven ge vlugt, en ik was zelfs dikmaal in gevaar geweest, om de drankfles naar myn hoofd te krygen: toen begon onze Jan in een anderen luim te raken; hy verzwoer zig wel fes. maal in een adem, dar hy in fpyt van de Patriotten, van 't Vaderland cn de drommel en zyn moer .rympjes op zyne Doorlugtige Hoogheid zou maken, al zou de onderfte (leen Doven flaan , en na dat hy nog tweemaal regthartig o-e. klodderd had , begon hy al huilende te rymen, 'zo mooi, zo mooi, van uw leven zo niet; het was niet sis van lieve Wimpies, op zonnewageties, ma brullende leeuwties en alie zulke mooie dingen meer; — ó de heele digterlyke poppekast wierd voor den dag gehaald, maar in  s2 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. in 't end raakte het fpu] weer miferabel verbrod want het laaide glas uitilorpende, viel hy onder het uitfchreeuwen van dat is Orge! met doel, tafel en al den bras urn ver, — de koffykan en al de kopjes, zo wel als de lege fles en het glas, vlogen door de kamer, het meede goed aan gruis, — myn brywerk doof in het vuur; -—wat zou ik doen , ik arme floof, ik sjorde Jan, zo goed en kwaad als ik kon na zyn bed, en liet hem daar met grommen en onverdaanbaar vloeken en fchelden zo lang zyn gang gaan als hy wou. Z'et nu eens, Mynheer Goss e zo ben ikgefehoren: —■ en daar ik nu nog meer voor begin te vrezen, is dat zyn Confcientie eens wakker zal worden, die zig tot nu toe nog zo ftil heeft gehouden als een muis, — en wat zal 'er dan van worden, myn goede, lieve Mynheer Gosse'. -— een kwaad end, een kwaad end, anders niet. Ik bid u tog geef my wat raad; hy word zo kwaadaartig als of hy bezeten was —« kunnen dan die henkerfche Patriotten hem niet maar laten begaan, en met rustlaten? Jk ben uw genegene Vrindin. HESTHER. ANTWOORD. Lieve ZUSTER! Ik weet alles; ik heb den Dodor over onze Jan ge. fproken, — hy is van een zeer driftig gedel, zwart gala'gtig bloed, waar aan zyn onmatig zuipen veel kwaad doet, de hersfenen zyn ontdeld; de Doflor heeft uit zvne laatfte Rymen, en meest uit de fnerpendehekeïroedt zyn kwaal ontdekt, 'er is misfchien nog hoop, om voortekomen, dat hy niet geheel razend word. eerst 24 uuren lang Suurdeeg aan de voeten , en vervolgens in plaats van derke niets dan bloedzuiverende dranken. InJB. Hy moet abfolut geen VaderlandfcheGefchie- denisfen, of eenige oude of hedendaagfche Vertogen over deVryheid en Regten van de Republiek en der Burgeren lezen; abfoluut niet; - dit zou hem of een beroerte of eene zware bloedfpuwing kunneo baren : — voor het ontwaken van zyn confcientie atgt de Dodor, is do mmfte vrees niet voor. Adieu Hesje! ^rd'sweekfclyksaiomme by de meeste Boekverkopers a 1 'i Stuiver uitgeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 5. Goede Baas PIERRE GOSSE! ^0 moet het gaan, — dat begint 'er nu na te lyken; ~de Post van den Nederrhyn, dat door ons zo gehaatte, vervloekte, en vervolgde Weekblad, die afgod van de-Patriotten is zo heerlyk te Arnhem te gast geweest, wel wel, het doet me regt deugd, en u ook, niet waar goede baas? Gy zyt ook al met uw courant meer dan eens aan den dans geweest, — dog.zie, dat was maar voor de Staaten van Holland en Westvriesland, of laat.ik zeggen voor Gecommitteerde Raden en derzeiver denkwys en die van onze iieve Arnhemfche Regeering ftaat zo ver van malkander als de Hemel van. de Hel! Og, wat is 'or een biydfchap by alle onze vrienden, dat dat Nummer 43 3 zo door handen van den fcherpregter op het fchavot is verbrand, lieve goede vriend, wy allen en gy gewis ook, wenschten van harte, dat men niet alleen alle de Nummers van dat weekblad had verbrand, maar ook den fchryver van dat Nummer, en den fchryver van de Post, en alle die verhenkerde Patriotten, aie zo onverdraaglyk veel op hebfcen met het Vaderland, met hunne Vryheid, met hunna E Voor.  34 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Voorregten, en men weet niet wat al, zonder dat men hei een mond hoort opdoen van onze Doorlugtige Hoogheid.-— Og! myn goede baas Gosse, myn hart krimpt weg, als ik denk, hoe die alom — alom — verfpreide post van den nederrhyn het zwaerd is, het welk het eerst tegen onze zo dierbaare party is getrokken, en het welk alle onze zo heerlyke oogmerken den bodem heeft ingefla- gen; dat weekblad, — 6 ik zou het wel met myne tanden tot flof willen ryten, heeft aangetoond, wat men met den Engelfchen oorlog beoogde, - Waar die gefmeed was, hoe het 'er mede zou gaan, hoe de Natie wierd om den tuin geleid, —— en zo al verder, puur of de kaerel, die dat verbruste papier fchryft, eerfle Cabinets minister van de zo waardige Doorlugtigheid ; onze Heere Veldmar'fchalk, en Geheim-raad van onzen Tedergeliefden was ; og, og, zonder de post van den nederrhyn zou immers denklyk het grootde gedeelte van het volk zo flapend zyn voortgegaan zonder te denken om vaderlandfche Vryheid of Regten, «? en wie weet, myn lieve Baas! wat voor luiden wy nu al waren geweest, — misfchien waart gy nu al een geheimraad of kamerdienaar van zyne Konioglyke Majesteit van Holland, en ik ten minden Spion van zyne Doorlugtigheid den Heere Hertog van Wolfenbuttel, want onze byzondere vrienden de Heeren Motman en Boffiede zouden dan al vee! hoger in rang geplaatst en gebruikt worden Daar derhalven alle de Oranje.vrienden het mislukken van hunne groötfche ontwerpen en het verydelen van hunné verwagting, het meest aan de post hebben te wyten, moet ieder onzer van harten hooglyk verblyd zyn, dat de zo loflyke Regeering van Arnhem met dat Nummer maar heeft doorgeflagen, en het doen verbranden; het was tdg al.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 35 tl, wat zy 'er aan konden doen: — hoe aangenaam moet de reuk van den opgaanden rook van dat Nummer aan het Hof op het Vorlielyk l 00 zyn geweest, zo aangenaam het voorheen die van het geplengde bloed van den üidenba rneveld en de de witten! Maar myn goede baas gosse! gy zoud niet geloven, wat de verpeste Patriotten hier al niet van zeggen; —-— fommige zeggen, „ volgens regten kost de Magiftraat dat „ niet bevelen en dat Nummer zo vervolgen, (NB. net „ of de Magistraat van Arnhem niet al kan doen, wat ze wil) „ want 'er was nog niets beweezen, of daarop geïnfor. ,, meerd; dog misfchien (ik bid u baas gosse! let eens „ op zulk een vervloekte kwaadaartigheid) ,, misfchien zal „ de fcherpregter zig ten hoogfte hebben beklaagd, dat „ door het vrylaaten van fchelmen en moordenaars hem ,, het brood uit den mond wierd geftooten, en dat hy „ djrhalven verzogt, dat men hem die fchade gunftig wou ,, te gemoet komen; en dat men daarom dat Nummer van „ de post had aangegrepen, en aan hem ter executie ,, overgegeven, op dat hy 'er een duit aan zou verdienen." Anderen zeggen fpottende, „ men heeft te Arnhem ge„ hoord , dat niet alleen de burgers van die Stad , maar ,, zelfs het ganïche Land, klaagden en fchreeuwden over „ gebrek aan Juftitie, en nu heeft men misfchien wiüen ,. toonen , dat men by gebrek van Juftitie nogexecutie „ kan doen, en dat men , hoe doof voor de burgerklagten , ,: tog hoort, en opmerkzaam let op hunne voorfpraken, ,, om die het klagen en plyten voorde burgers te beletten;" kyk myn lieve gosse! zo praten en fnappen de Patriotten, maar het fcheeltniet, —regt — ofonregt.zy * hebben die hap tog weg. Ik heb 'er gehoord , (maar het bloed klom uit myn teeE 2 , nen  3ó" DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. tien naar myn hoofd van kwaadaartigheid) die zeiden, — „ ho, als men dat Nummer van de Post infamie had wil„ len aandoen , dan had men daartoe niet nodig gehad , „ zo veel water vuil ie maken, dan behoefde men ,, juist daartoe geen fchavot op te flaan, of had geen „ fcherrregter nodig; — men had een ganrsch anderen ,, weg moeten inflaan, men had het alleen voor den „ Magistraat moeten brengen, en die had het opentlyk ,, moeten 'goedkeuren en pry'zen. — De feherpregter kan immers een eerlylc man vveezen! Ja fommige Patriotten zyn zo overgegeven boos en ondeugend, dat ze durven zeggen, — ,, dat mets of nie,, mand door'de Magiftraat van Arnhem kan geï'nfameerd „ w°rden door Vondsfen over Vaderlandfche zaken." Het is niet om te verdragen, wat mèa niet al moet hooren, en iemand, die zo verzot is ais ik op de Amliemfche Regeering, word bykans dol en razende, myn buurman "de Snapper, (niet die Jan le Francq, van het kwaad zeer heeft willen geneezen ) -zei met een onbefchaamd gezigt tegen me, "wel buui ! watzegtgenu ,, van uwe lieve fraaije Arhhemfche Migiftraat? —■ wel ,, dat zyn bollen! zeg eens, denken zy, dat men hen „ niet kent, al geeven zy hun naam niet openbaar ? ■ ,, mogeiyk is men bevreesd geweest, dat een andere Ma. „ giftraat met die mooije Schildery zou willen pronken, „ en daarom hebben zy maar aanfronds zig die hecr'ykc „ ticuTs van N°. 433 toegeëigend! — hoor buur, had» „ den zy liever hun mond digtjes toegehouden, en het ,, z'g niet aangetrokken, zy zouden beter en wyzer heb„ ben gedaan ; men had dan mogen gisfen, maar gisfen „ kan misfen , zegt het fpreekwoord " Ik keek hem eens aan en wou hem niet eens antwoord geven, want die zotte klap was het niet waardig Myn  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 37 l\1yn lieve Gosse! is het niet om zyn verftant te verliezen, dat men nog fchreeuwers vind, die zu'ke taal voe* ren, die zot genoeg zyn, om met een Opgetrokken neus te vragen, "wel wat Was het nodig, dat de ,, Magiftraat van Arnhem zig die aanfpraak aantrok? —„ die op alle (legte Regeringen toepas.yk w is f Is de meening van den Sonryver dier aar.fp'aak niet zo handtastelyk , ais dat de Soldnen van Douglds en de Dragonders wel weten waarom en waarao.ir zy de Patnotfehe Burgers zo gehant en gehouwen hebben? — op wie tog en op welke Regeering zou.hyof wv: het ook is, die fchone fraaije titels va;i Ontmtnschtett, en dergelyke ysfeiyke Woorden die 'er al meer in moeten {laan, (.want kyk, ik lees dat hènkérsch' Gefchrift riet, ik mogt anders ook, al zo gek worden, kunnen toepasfeii! Wat is het jammer Baas Gosse, dat die zo gewigtige als ons en onze party zo aangenaame Refolune maar genomen is, by de meerderheid van llcgts ÉÉne S'em ; regt jammer voorwaar, — en was onze brave medevoorve^ er Ecic niet in de Magiftraat verfchenen, dan hadden de Stemmen geftaakt, en het heele werk had in den as gelegen. Og, wat moet diegoedaman , die brave heer Eck hier ook al niet voor lyden van die Sinjeurs Patri >ttei"! ze razen op den man, dat het niet om te zeggen is: „ dat ,, komt 'er van, Schreeuwen ze, „ wanneer Regenten „ tegen het regt en de privilegiën vau Stad en Burgery ,, wórden ingedrongen; zuke (naken, zo laag van ziel, ,, als hunne onregtveerdige indringers, zien dan niet wat „ hun pligt hun dicleert, maar alleen wat hun Begunfri„ gers behaagt, — de wil van hunne laaghartige Patronen „ is da flagtbank, waar op regt en volksbelang de keel „ worden afgeftoken: - w as die Eck niet een bloot Mi„ nister der Regeering te thi el? en is hy inéér. Iprong ,, op een ongehoorde manier, tegen al wat regt en privjJe„ gie is, niet flegts in de Regeoring \an Arnhem gefchopt, „ maar ook aanftonds, tot piaeiudicie van de (Vettige „ Raden tot Burgemeefter gecreëerd: — 6" Dat die tog de „ Burgers de og. o mogt openen, dat zy hier uit en uit ,, al het dezer dagen cebeurde , moge geleerd worden, „ om zulke onwettige aang« ik.d wordende Raden ré weK 3 »>ren, —  3» OE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ren, — hun eer, hun welvaart, hun vrybeid, de vet* ligbeid van hun leven gebieden het hun!" Het blyft hier nog niet by, neen tog niet Baas! zyn geheele historie, die van zyn geflagt worden 'er by ge. ijeept, om dat zeggen ze, alle rege;s van discretie omtrent zulken man ophouden; dan zeggenze (pottende, „ de man moest meer agiing voor p o s r en k r u y e r heb„ ben, om dat het de ambagtsnaam van zyn vrouws va,, der is, die zyn beftaan heelt moeten vinden , inscn u ite„ post, en pakjes kr ui je r te zyn, daar hy om een „ duitje te verdienen, de pasfdgiers, uit de fchuiten ko„ mende, fmeekte, hunne pakjes te kruijen of te dra„ gen; - en of dit dien man minder tot fchande verflrckt, ,, dan de roi, die hy iij het berugte onweersjaar 1748 ,, fpeelde, behoorde zyn behuwde zoon tog meer hier op „ te denken, en niet te vergeten, wat hy aan de Burge„ ry fchul jg is" Maar jk (tap 'er af; zou ik hier al zeggen en vertellen wat die Patriotten al babbelen van die allerdierbaarfle gebeurtenjs, dan liep my het hoofd wel om: — ik moet u rog maar wat verhalen van de executie aan dat verpeste Nummer van de post, en wat de Burgery , die over het geheei genomer, mêe al als de rest is, dat is Patriotlisch, daar al over dagt en fprak. Er was, tot myn fpyt, weinig volk by die plegtige historie ; de eene Burger zei, „ zou ik naar zulke zaken gaan ,, kyken. neen dat niet; als zy, welker flagtoffers wy ,, zyn, verbrand wierden, dan zou ik met blydfchap gaan „ kyken, en God danken voor zyne redding!" — een milder weer, ,, wel war fiooft men zig uit; - kon men „ al de geweldadigheid en Godvergetende boosheid dezer „ tyden hier mede uit het geheugen verbannen, dan mogt „ men het doen; maar het laatfle nakroost zal daar aan ,, met fchrik en yzing gedenken! een derde zei weer, „ het helpt niet, ik moet tog eens gaan kyken, en myn ,, best doen, dat ik wat as van die heilige post kryg, (zo noemde fommigen dat blad) die ik zo lang hoop te ,, bewaren, tot dat God ons heeft gewroken!" Het hield met de boosheid van deeze fpotters en wraakroepers hier niet by op; de minlte zaak, die 'er by geval gebeurde, gaf hun, (lof tot allerwonderlykfte aanmerkingen ; een hond kwam onder de executie op het fcha- vot,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 39 vot, „ ha, ha," fchreeuwde 'er een, „ ziet ge niet, het ,, is hondenwerk!" — een ander zei, ,, dat het dier „ Goosfen Geurt was, (wie die kaerel is, weet ik niet,-) „ maar Joost at Schipper w^s 'er fchriklyk over geraakt, „ en zei, dat het veel beter was geweest, dat men hem „ by een Tyger had vergeleken, dat ten minften nog „ een mooi beest is " 'Er ftond by de executie plaats een kwakzalver, daar over moeiten de Patrioten zig al mêe laten horen; de een zei, „ baas, komt ge hier eens kyken, of 'er con- „ fraters van u zyn? » wagt maar een ogenblik, en dan m Zlllt ge wel zien, dat wy u hierin Arnhem niet nodig „ hebben!" een ander riep; „ baas! verftaatgede „ kunst, om fchurfde koppen te geneezen, beter als de „ Post van den Nederrhyn, dan kunt ge hier goed werk ,, vinden, maar wees voorzigtig, of uw kraam gaat ook *, ten vuure!" — een derde vroeg, „ ef hy geen Oranje„ watertjes had, voor kwade, brandende ogen? ,, en zo al voort". — Dat me fpeet, was, dat toen de executie gedaan was, de kwakzalver fimpel begon te trompetten zo als hy gewoon was! — ik veffta geen mufiek, maar een timmerman daar ftaande begon hartig te laggen, zeggende , dat het een foort van kwakzalvers retraite was; — do0, de Heeren van de Magiftraat hadden, zo me dunkt, die con. frater moeten gelasten, om terftond na de executie, Wilhelmus van Nasfouwen op te deunen, dat zou 'er weergaloos by gevoegd hebben; dog waar denk ik om , dit is het werk van hunnen roornwagter. Gy weet zeker Baas Gosse! dat de Heeren van Arnhem één premie van honderd Zilvrcn Ducatons gefield hebben, op de ontdekking van den Schryver van dat Verloog, -— is dat niet braaf, toont dit niet dat zy voar hunne eigeeer, hunne eige veiligheid zoeken te waken? — maar og myn lieve Baas de henkerfe Patriotten hebben 'er ook al den mond tot aan den hals toe vol van: sy vragen, "of het uit dit executeeren van een onnozel „ brokje papier en het uitloven van zulk een premie J5 op den Schryver niet blykt en bevestigd word, dar het „ geen in die Aanfpraak fïaat, waar en waaragtigis! —— ,, of het niet honderd duizendmaal beter, voeglyker, », burgerlievender zou zyn geweest, indien zy zulk een t, pre-  40 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ premie ludden gefield, op de ontdekking van die by alle ,, brave verv Oekte rust vérltoord'ers, Burgerheren en Moor„ denn.ars, door' welke de gantfche Burgerv zo lang, zo ., Wreedg.'kweld is , dooi Welke zo "eel onfchuldig bloed „ ii, géftort?' — of het hier uit niet b'yfct. dar veeie Le„ den v-n'de''Migiftraat éetre gewaands belediging aan n hunne^i ;zo' ais zy zig verbeelden) g.;edcn naam, vji ,, groter aanbelang fchuteo, dan bet le^ê'fi hunner Bu>-„ geren? — of z> , indien zv zo vcei belang gefield had„ den, in bet ilraffen d'.r gt-m hebben guIchreven 'aa". die van d'.h Gercgté Van Ülregt, om is rt moge'\ k Seri Schryver van die helfche Aanfpraak te ontdekken: — Nu vragen de Patriotten , of die van deh Gerég e yin Ütregt dit riet als eed groot affront mogen aanmerken, daar dié van jirrihem eerst een premie van honderd Ducarons, op de ontdekking van den Schryver {teller!, en naderhand het ÖePegtvan Utregt. tot die ontdekking Aan (en ry ven; 'en dat dus die van Utregt, zig konden beled'gd houden . daar men Hun Ed: Groot Agtb: rqt deia'ie en het verdienen dier premie zegt overtenalen? ' . en als rnch met gelyke munt wilde betalen, of dan dé Misfive van Arnhem, ook niet met regt ten vuure mogt worden gcdoemi! kvk zulke kwaadaartige Aanmerkingen maakt men al, zonder te willen begry. pt-n, dnr her een net zo als het ander moet zyn; — is het met meer gebeurt, dat men eerst ophangt, en dan het proces opmaakt? Ik ben goede Baas Gosse! Uw Genegene V L LG E L I U S. -Mi . b>. 'U fU3titev3dl- tK> tj^ .'.d Jöifl "saw'r-'iiöw — — , , Word 'sweekelyks aómme by de meeste Boekverkopers i i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. rv. 6. MISSIVE van een Heer uit Amsterdam, aan zyn Vriend te Leydj-n. Het fchynt my toe, dat onder onze getrouwe OrangeVrinden vele zaken gebeuren, uit welke wy voordeel voor onze Party denken te trekken , dog die vlak het tegengeftelde werken: - waarlyk myn Vrind, wanneer wy bis* torietjes verzinnen, gei de Patriotten zwarter dan roet en btr het dom gemeen gehaat te maken, dan moeten zy niet te lomp zyn , zo dat elk terflond kan voelen en tasten , dat het logens en eerrovende laster is, want dan verliezen wy daar by, en onze oogmerken worden ontdekt. Zo vind ik het onverbeterlyk, dat men, om het onkundig gedeelte van 't volk zand in de ogen te werpenj, den Godsdienft tot een fpeebopje gebruikt; het is ailerfynst gevonden , om onze Party veld te doen winnen , dat wy ft)f en fterk (taande houden , dat de Patriotten niet anders zoeken, dau den zuiveren Gereformeerden Godsdicntt uitteroejen, en de Reaionltrantfchen intevoerea, waar vaQ eik Vaderlander een afiteer heeft; dit verciigtibl kunnen I vvy  42 DE H'VAGSCI-IE CORRESPONDENT. wy zo. fchoon bemantelen, dat de onkundige domme Gemeente of ftikzlepde dwepers het geloven: wy wyzen rum met vingers aan, hoe zy eenen Oldenbameveld', Hugo de Griot cn meer anderen tot de fterren verheffen , om dat zy yverige Voorltaanders der Retnonilranten waren; fchoon het ons bekend is, dat de patiiottenhen Verru ffen, om dat zy zig toonden Voorftanders van s'Lnnds vrv heid en welvaart, en Tegenftaanders van dwinglandyen overheerfching, voor welke zy eindelyk hebben moeten bukken : — fchoon de Patriotten die Vaderlandfche Helden hoog fchatten als Martelaars van s'Lands Vryheid, wy boezemen de byge'ovige dweepzieken in , dat zy hen hoogfchatten als Martelaars van den Remonjlrantfchcn Godsdienst: en hier uit hebben wy een gelyktydig dü:;bei voorled, dat wy dan alle de Prir.fen van Orange fc hi'.deren als die HeLlen die als koperc muuren voor den zuiveren Gereformeerden Godsdienll hebben geftaan, aai we:ke alleen wy moeten denken, dat de Roomfche en R^monfirantfche Godsdienll 'niet op den Tioon zitten: —ó wat worden dan die eenvoudige tedere harten niet aangedaan .' — die Godvrugtige Prinfeni-die mannen Gods !——die Helden Israëls! -—Zie lieve Vrind, dit alles l eeft een febyn, door welke wy het domftedeel des volks begogelen en verblinden: —-'t is wel zo,dat zy, die de Gefchiedenisfen onzer Republiek kennen , beter weten , tn dit wy net zo min in (laat zouden zyn, om te bewyzen, dat Mausits, die Oldenbameveld voor het zwaard des bculsdeed knielen, eenige kennisofdenkbeeld van Godsdienll had, als wy zouden kunnen bewyzen, dat WittHM de III. den Gereformeerden Godsdienll befchermde, om eenige andere rede, dan om daar mede de herten der Engel.che Natie te winnen , en de Kroon van Grcot-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 43 Groot-Brittsnje op het hoofd tekrygen, Enwaariyk wy zouden met al die mooje deuntjes en praatjes van de zuivere Godsvrugt van dePrinsfen wei: ig uitvoeren, wtft men hoe aan het Hof geleefd wierd: —waarmen aan tafel gaat zitten, ■ en van tafel opftaat, zonder God te bidden ofte danken, heeft de Godsvrugt geen woning.--Het doet 'er niet toe;wy verkrygenby veel menfchen hier door het geen wy wenfchen : de booze, ongelovige Patriottfn zoeken niet anders dan de zuivere Gereformeerde leer uitteroeien; wy fchelden hen uit voor Papillen, Arinin.ancn; Godverzakers, en wat niet al; men gelooft ons, men befchouwt ons als iveraars voor Gods Heiligen naam, en het dom Gemeen doet ons de eer aan, blindehng ons als Propheten, als Heilige Waarheid-Predikers te geloven en te volgen, Ziet myn Vrind, hier mede winnen wy, want van tien geen een heeft gelegenheid , om door onderzoeken wyzer te wordsn , en het geen zy nog zouden konnen onderzoeken, daar tegen zyn zy door ons zo vooringenomen, dat dat een doodzonde zou zyn. Maar fommige van onze vrienden gaan te ver, en be. derven door grof verzonnen leugens meer, datwy door onze fyne misleidingen winnen: — zeg myn Vrind, kan 'er iets maller worden gepraclifeerd dan het rotte ver- telfel by u te Leiden? „ een zeker Burger, die als „ een groot Patriot daar word geagt en bemind, ge„ naamd G. Wagteveld, zou onzen Do. de Haas „ gefcholden en Godloos uitgejouwd hebben. op t welk zo den mantel van Geloof en Godsvrugt omhangt, niet alleen zo grof en Godloos word gelogen en gelasterd, om de Patriotten zwartte maken, en alsmonllersten toon te (tellen , maar zy zien met yzing, datDominé de Haas zodanige Godlasteringen niet opentlyk en van den Predik. floel te keer gaat, daar hy dat vertelfel moet weten: hier door zyn zeer vele van onze beste iveraars overreed, d/t men den Godsdienft misbruikt tot Godloze eindens , -én twyfelen zeer, of zyn wel Eerw: van die fchriklyke /zonde wel vry is. I Dus myn lieve Vrind! ik bid u, zorg tog, dat onze j Leidfche Broeders zulke dwaasheden niet meer verzinnen, | men  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 45 men verliest daar door, in plaats dat men daar medfl wint. Ik groet u N. N. MISSIVE en antwoord van een Hier uit Leiden ? aan zyn Vrind te Amstesea'm. Gy hebt gelyk Myrheer, dog vergeef 'tmy, niet in alles; dit historietie. hoe ma! het luid, is uit goede oogmerken van onze Orange - Vi inden bedagt: — men meet, wil men voorzigug h;:ndelen, net ais de kwakzalvers tewerk gaan. en allerhande foorten van kruiden in zyn pakketten hebben: het crediet van onzen zo dierbaren Dominé dk Haas was zedert den laatften Biddag en wel meest zedert zyn ptediken over 't geven van valfchs getuigen:'-je, in de Lootskerk , ze'-'r gedaald; om dat doorzig,igen klaar bemerkten, dat de man omtrent den Souveram en haart befluiten onder bedekte termen lasteringen beging , die hy omtrent den Stadhouder als de groot te zonden en misdaden, intieParriotten gispte: en begonden te twyfelen, of 'er wel iets eerwaar2fjcr aan de man was, behalven zyn mantel en bet. —— Men wis dus zeer juist van begrip, dat 'er iets moest gepractileerd wonden„ om hem daar weer op te helpen, hem het medelyden en de verwondering doen worden vnn alle zyne aanhangers, en dan koft 'er niets mooier beciagt worden, dan even dit. Öy weet ook myn vriend: hoe wrak het met onze part;/ gefchapen Raat, ei; dat wy zonder oproer het nooit kunnen te boven komen : Gy werpt mv gewis voor, dat dat al zo dikwvls vergsefsch is beproefd; dog eens kan het lukken; -het domfte grauw, dat bier te Leiden door de ftigteiyke Predikatiën van vader De Haas,ende or.^erhaudfe aanvuringen van onzen Jan Le Franr.q, als vuur en vlam op de Patriotten is verbitterd , heeft voor eenigen tyi met zware vervloekingen gedreigd, hgt huis vaniiien Pairiot Wagteveld, by de eerfïe gelegenheid de b.'ste. te zul,en omhalen; kan'er nu wel iets gefchikter worden bedaitt, om her grauw rot zulke daden aan te vuren , dan het historietie , daar gy het zc op geladen hebt?—het is maar fpytig, dat het geen virur heeft gevat, zo als het F 3 moest. ——  46 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. moed: do;r fchoon de kragten ontbreken, nog- thans is de ml te pryzen. —- Zo wy het ooit of ooit 'er eens ophalen, dan zullen wy de rekening metdePa» triotten in eens afioen; -—wee.'wee! dan de Patriotten! de zagtmoeuigfie onder ons zyn zo furieus, dat zelfs de Geeltelyken van onze party wel voor hunne beulen willen ageeren : onze vriend Domine Hertog zei onlangs in het byzyn van andere Predikanten in Gelderland, toen *er over het verbranden van de Post van den Neder Rhyn wierd gefproken, „ dat hy wenfchte dat de Schryver van dat weekblad levendig verbrand wierd! " diegoede man , —og het is zulk een trouwe yveraar voor ons dierbaar Orange! men vreeft zelfs dat als de vryheid van de Republiek het hoofd 'er geheel en al zal boven halen, dat hy zig aan zyn mantel za! verhangen: zoud ge tu wel konnen verbeelden, en het is nogthans waar, een ander Predikant., daar ook tegenwoordig, idorft hem om dat zeggen nog met de rotting re dreigen , of hem met voeten de kamer uittefchoppen: — nu hy zal wel loon naar werken krygen, Onze luidjes zyn hier re Leiden gedwongen heel ftil te zyn , zy zyn zo bang voorde Voorftanders van 's Lands Vryheid en Voorfpoed, ais de duivel voor het kruis,— ftil famenrotten, — een Orange liedje heimelyk te zingen, de zogemamde btave Regenten en vooral hetGenootfchap voor Weegluizen te fcbelden, en onder hartelyke verag- tingen tot in bet diepft van de hel te vervloeken; dat is alles wat die goede luidjes nog kunnen doen. Ik zend UE. hier een aardig Orange fchopje: (gy weet de Godlooze Patriotten noemen ons Schoppen) onze oude Dragonder in het Dolhuis, of Ceciliia Gafthuis maakt die, om daar door te verbeelden .dat wy de fchelmfche Patriotten nog a's met fchoppen zullen uitwerpen .• Og, dat die tyd haart daar ware! wyd en zyd worden deeze fchop- jes tot prefenten onder onze Orange-vriendengezonden, daar de Patriotten maar den fpot meê Heken: ,,Gy doet ,, wel", zeggen ze tegen ons, ,, dat ge bytyds voor eenige „ Orange reliquien zorgt, want het Orange zal haaft zo „ fchaars worden, dat men met lantaarns 'er na zalmoe„ ten zoeken "-■ - Groet onzen broeder bekend onder de „ naam van vader Pieter: --■ men heeft hier hetgerugt doen gaan, dat hy het ongeluk had, van geheel zot te zyn ge- wor-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 47 worden; dog de vrienden, die hem van naby kennen, verzekeren, dat dit onmogelyk is, dat hy daarvoor al voor jaaren geleden bevryd is. Ik ben Uw vriend N. N. Hoe later op den dag hoe fchooner gezelfcbap! — ik moet zeggen myn baas krygt al rare correspondenten en wonderlyke ïToffen! een verfchil cusfcheneenboeren een rarekieksman, —het komt hoe langer hoe mojer. Sinjeur GOSSE.' Ik heb op myn derp gehoord , dat jy de her kranteman bent, die zo henkersch Prinsman is, ers kyk, dat ben ik ook, want ik was nooit blyjtr als dat ik toen ik nog maar een beuling van een jonge was een kakkarde van Oranjepapier op myn bonet had , — gans bloed , geen etn dan 20 mooi als ik , en kyk daarom hou ik zo onma- nierlyk veul van de Prins. Maar om je nu te zeggen, waarom ik ze fchryf, — zie dat is een dispuut tusfchen my en een rarekieksman, een feldermentfcbe Luikerwü-al, die my geloerd heeft voor een paar fesjes, - wy hebben het verfchil aan jou oordeel overgelaten Sinjeur, en zo jy het wil wyzen zeilen wy het pryzen. Zie dan Sinjeur, die man kwam op ons derp met zyn rarekiek, daar met groote zwarte letters op Hand te lagen STAATKUNDIGE RAREKIEK. Ik was verdord nieusgierig, en kyk ik verdibbecbeer geen duit, en daarom wou ik et 'er nu eens afnemen:—— wel waeltje, zelik, wat heb je voor raersiin jou marsje? daarop antwoorde hy, dat hy kon laten zien , alle de daden van Prins 'Willem den Vyfde, zoo ter Zee als te Land, en dan nog meer andere Hukken, die alle zo curieus en fraai waren, dat 'er noit zedert dezunJvloed tot nu toe weergae van was getoond. Dat hy had de fchoone vertoningen van het bevryden der ƒƒ«£. landj'che koopvaardy, de redea van den Engel- fcben Oorlog, het groote Paleis, in 't welk de oor-  48 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. aorl-gsdeclaratie tegen Halland wierd beklonken, de j'chotne en kunjiige bouwing der Oorlogsjchepen, - de menigvuldige zee/lagen enlfchermütfelir.gen, die over- pragtige groot e Jcheepskrygsraad, om de Engelfche koopvaar- dyvloot te neemen, de roemrugtige expeditie naar Bfest, en nog meer andere curieufe en fraaie vertoningen, die hy alle niet noemen kon. Onder meer andere was 'er een zo hy zei, verbeeldende de fchatkamer der Privilegiën en oude wel herge- iragte cestumcn , ook nog de heuglyke berjlelling der vertiapte Vryheid. • Gy kunt «rel begrypen, Sinjeur, dat ik van meieven zo veel mooie dingen niet had gezien: want by ons op het derp horen wy daar niet van , als we daar maar klaar zyn met pitjes voor den fchout, dan zyn we zo ryk als keuningen: —-— fakkerloots was ik verzot om alle die grote mooie daden van onzen lieven Prins te zien , daar ik zo veel van heb horen vertellen, en daar onze koster me van zeit, datje Sinjeur in je kerant zo veu! van weet te praten, 1 kyk toen de rarekieksman zyn glaasje van de kast open dee, dorft ik maar pasjes myn ogen openhouwen, wantik verbeelde me zo vaft als een muur, dat ik daar zo wat Engelfche n en Franfchen door mekaerzou hebben zien hakken als huspot. — en zo wat vyandelyke Oorlogschepen tot flenters zien fchieten: zo waar. ik verbeeldeme puur, dat ik al tot myn enkels in het bloed ftond; - . maar jemi, het liep zo fchraaltjes af, zo als Je zult komen te noren, Sinjeur Het vervolg in 't volgend Nummer. Word 's weekelyks alommeby de meeste Boekverkopers a i l Stuiver uitgegeven,  D E HAAGSCH E CORRESPONDENT. N°. 7. Vervolg van No. 6. ^jo als ik je dan gezeid heb, Sinjeur! ik was zo graeg, om al dat mooi te zien : dat ik het je niet zeggen kan; — geef wel agt, riep de duikerfche Waal, zie maar regt uit, daar zie je alle de grote daden van Prins Willem d* Vyfde; zo ter zee als te land', met een hy een plankje van voor een glaasje weg fchoof Wel verdort Sinjeur, of ik ook gaauw met myn kykers voor dat glaasje was; maar ik ftond als een bok voor het hek, — geloof me ik zag geen zier; ik dogt, dat het me aan myn ogen fcheelde, waarom ik die wreef, dat 'er het water uitliep, maar het was niets en bleef niets; ik zei Waeltje, jou glazen in de kast deugen niet; wryf ze eens af maet! — hy deed het, maar met geen hair beter geluk; l— ik zag niets dan een flaepftee, en een lekkere gedekte tafel, en een paerd, en zo wat andere fnorrepypery, die geen olikoek om te kyken waerd waren: «— ik wierd onmanierlyk boos: — rottige Wael, zei ik, laat me al de heldendaden van onzen lieven Prins zien, zoo ter land als ter zej, of de henker zal uw rok naajen! — G geduld  SO DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. , geduld mynheer de boere! riep de vent. — geduld! ———. je zult het nu wel anders komen te kyken, — kyke nu maar regt toe! — hierop trok hy aan een rouwtie van de kast, en fnip, fnap, een, twee, drie, daar zag ik eene heele mooje, curieufe, fraaje kamer; en daar in een hele troep Heeren, die alle kosteiyk waren gekleed; — nu dagt ik, zal 'er tog wat gebeuren; — kyke maar regt uit, riep de Waal; maar nooit had ik verwagt te zien, het geen ik zag: — ik was dan verfehriklyk bedrogen met te geloven, dat het mynheer de Prins en zyne Raaden , of — hoe noemen ze die dingen ook — Hovelingen waren, — en te droes, het waren anders niet dan fchoenfineerers. en kleermakers; zo als ik je zal laten horen Sinjeur! Onder alle die grote fnaken was 'er één, voor welken zy een miferabel groot ontzag leken te hebben, niettegenftaande die één zich voor hun boog en u'tterïyk hen als boven hem fcheen te eerbieden: — doch inderdaad was het heel anders; — zo dra hy maar een vriendelyk, laggend cog op den een of ander wierp, viel die gunfteling terftond aan zyn voeten, en veegde hem in de onderdanigfte houding de fchoenen met zulke kostelyke mooje doeken, dat 'er myn hart zeer pver deê; maar dat ik me niet kon begrypen , was dat boven aan die mooije doeken met grote rode letters ftond gedrukt of gewerkt, 's lands en stads regt; ik vroeg het aan de Wael, maar die haspe'aar wist van tuten of blazen. Die perfoon, die dus zonder ophouden, en van alle kanten de fchoenen gepoest wierden, fcheen daarmee onminierlyk in zyn fchik , en was magtig verzot op die mooje doeken, maar daar ik geen mouwen aan wist te zetten, dat was, dat hy. in plaats van die findelyk op te vouwen, zo als onze Claertie doet, en ze in een kastnetjes te  DE HAAGSCHE CO RESPONDENT, si te bewaren? 'er net zo flordigme omfprong alszynfchoenpoetfers: hy plakte een hele boel van dezelve maar romp Homp cp een groote ftoel, op welke hy nu en dan zat, waardoor hy hoe langer hoe meer verheven wierd, —— fchoon het ook waar is, dat Hy hoe langer, hoe losfer zat, en zelfs zo waggelde, dat ikmaerbang was, dat hy hals over kop van de ftoel zou buitelen: — dit gevaar bemerkte hy niet, en die fnaken, die rondom hem ftonden lagten van blydfchap, op ieder haairbreedte dat hun lieveling klom. Ik dagt zo met myn boereverftand, wel te Droes, —— in dat Land moet het mooie goed in overvloed zyn, — zy moeten 'er gemaklyk aankommen, dat daar zo flordig me word geleeft, — Maar ziet zo ftraks bleek het, hoe die klanten daar aan kwamen, Twee mannen in een deftige burgerlyke kleding,, bragten een ftapel van dat koste, lyke goed met eene Matige en eerbiedige houding aan eenige van die vorftelyke fchoenvegers; uit hun gelaat kon ik met myn boereverftand ten naastenby opmaken, dat zy die als een fchat van aanbelang of een groot heiligdom hielden, en dat zy dezelve maar alleen tot bewaaring en ter verzekering overgaven: en zy die z« aannamen, fcheenen op dit ogenblik 'er ook zulk een onmanierlyken prys op te ftellen, want met het opfteken hunner vingeren, — het bedaard en eerbiedig flaan hunner ogen op het geen hun wierd overhandigd , — etcetera, — etcetera, fchenen zy te kennen te geven, dat — zy de waarde daarvan ook kenden! —— Dog het was, geloof me Sinjeur, allemaal maar kwakzalvery, want aanftonds gingen zy 'er de fchoenen van dat eenen Heerfchap, van wien ik ftraks zei, me poetfen, in prefentie van die twee burgermannen; — ik dogt wel te droes, die mannen zullen onmanierlyk boos daarover worden, en hun goed weer na zig nemen; — dog ik ftond of Ga ik  S2 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ik voor me kop was gefiagerj, toen ik zag, dat ze allebei in flaap [waren gevallen, en zo vast fliepen als osfen. Hoe mooi en curieus dit ook was, zo wou ik tog zien de daden van onzen lieven Prins, waarom ik al weer aan de bel trok» toe Wael, zei ik, lustig laat ik nu de daden van onzen allerliefften, teergeliefden Prins zien ! — Wagte hum wat, mynheer de boeré! riep de Waal, hum zal zien! daarop Sinjeur, zag ik zulke wonderlyke dingen, kyk het is niet om te geloven, maar het is tog waar. Alle die Heerfchappen waren uit die kamer in een andere gegaan, Ovant kyk ze verftonden mekander net als dieven op een kermis, zonder gelykenis gefproken, want, dat zou me zo leet zyn als me zonden,) boven welker deur ftond Kabinet der overheersciiing; toen ze 'er uit kwamen, was het de pynewaerd, om te zien, je zoud 'er voor in geen kooredanfers fpel hebben willen gaan; een vent, zo dik als een Bremer bierton ging voor, hebbende een dik touw in de hand, aan hetwelk de regterhand van dat Heerfchap was gebonden, die zyn fchoenen wierden gepoetst; — en dat Heerfchap had weder alle zyne fchoenvegers op dezelve wys geboeid in zyn magt: ze waren alle zo bly, dat het niet om te zeggen is, alle waren beladen, de een met dit, fommige weer met wat anders, — het groote, geëerbiedigde Heerfchap had ia zyn hand een verfchriklyke groote fchaar, terwyl allé de fchoenpoetfcrs overheerlyke (lukken dof op hunne fchouders hem na droegen; op de fchaar (lond met groote gouwe letters , deeze fchaar is gemaakt door p h i l i p s de tweede;"-: fchoon ik, Sinjeur, dien mesfemaker niet heb gekend, moet de fchaar tog van goed eloi zyn, want hy was al over de aoo aar oud, zo als ik aan 't jaartal daarop, zag. . De  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 53 De Rukken Stof waren niet minder zonderling en raar. . Zy waren met Goud en Silver doorweven, en zo kostelyk — zo kostelyk, dat het niet om te zeggen is; alle waren zy getekend met het woord Pri vil eg ie n, in overheeriyke Goude Letters; en aan ieder ftukjhing een naam van een Hertog of Graaf, en het Jaargetal, in het welk het gefabrifeerd was, waar by bleek, dat 'er ftukken onder waren, die 3 en 4 honderd Jaren oud waren. Zy gingen de Kamer rond, zo trots kykcnde, als of ze Koningen waren ; —- in het voorby gaan moesten die arme flapende Burgers aanhouden, ——> de dikke vent fchopte hen zo kwaadaartig, als of het honden waren, »» en het Heerfchap, het welk hy gebonden hield, trapte hen al buigende en met de grootfte beleefdheid en vriendelykheid van de waereld zo allemanies op hun nek, dat ze kaekten, of ze zig verflikt hadden; en de ge- dienftige Schoenvegers toonden, hier zo zindelyk te zyn op hunne eige Schoenen, als op die van hunnen genadigen Patroon, want zy veegden en ftreeken hunne beffikte voeten aan de Burgerluiden zo onzagt af, dat hun de ribben kraakte als een mand gebroken pypen. Een van de Burgers keek met een allerdroevigst gelaat een klein weinigje op, als of hy zig over a) dat geweld wou beklagen ; doch een van die Heerfchappen floeg hem met een almeugende breede plank, waar op aan den eenen kant Rond Publicatie, en aan den anderen Resolutie, zo drom venkers hard voor zyn troniewerk, dat zyn oog terflond zo digt als een pot gefloten was, en hy zyn bloedende neus weer op den grond, en in het flof liet zakken; waar over allen bizonder te vreden en in hun fchik waren. Het groote Heerfchap klom weer op zyn verhoogde G 5 Stoel 1  54 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Stoel, en hy, die hem gebonden hield, wees hem, dat hy nog al hoger en hoger moest klimmen , terwyl die dikke Vent, op een Stoel naast hem Klom, om hem te onderfteunen en nog hoger te helpen, — fchoon ze allebei onmanierlyk begonnen te waggelen, zo dat ik dikmaals dagt, dat de geheele bras vanboven i;eer zou zyn gekomen. Thans begon de kiugt hoe langer hoe moijer te worden; die Heerfchappen, die, die mooije ouwe ftukken Stof droegen, leiden dezelve met eene allerönderdanigde buiging voor die groote Perfonaafie, op een ouwe rottige Tafel, die vol met Bioedviakken was, — en zo veel-'ik kon lezen aan een Ouwerwets befchreven plankje, was het die zelve Tafel, daarin die Godloze Spaanfche tyden de Bloedraad aan Vergaderd zat , daar ik myn Grootje Zaliger zo veel van heb horen vertellen. Die groote Perfonafie lei 'er zyn almeugende groote Schaar by, en die dikke Vent lagte, dat hem het water met draaien uit zyn ogen liep: — ik merkte uit al zyn minen en gebaarden, dat ,hy die groote Heer aanzette, om maar dout de Schaar in die kostelyke doffen te zetten : • ik dogt, die dikke Sinjeur zal wis ook op een goede lap vlasfen; nu het fpreekwoord zeid, het is goed Riemen tefnyden vaneen anders leer; maar ziet Baas, op het ogenblik, dat de Schaar in die mooije Stof wierd gezet, wierdeen middelfchot uit de Kamer weggenomen, èn 6 jemi! toen zag ik eerst wat! daar waren twee grote mooije banken, net als in ons Derp in de Geregtskamer, die vol zaten met deftige, heel aanzienlyke Mannen ; — boven de eene Bank liond met bloedroode letters Aristocraten ; boven de andere dond met Goude letters volksvrinden, zo ik zag, fchenen fommigen van hen in het geheel maar geen zin te hebben, dat, dat grote Heerfchap de Schaar in die curieufe Stoffen zou zatten, ze trokken onmanierlyke viefe gezigten, fchudden hunne hoofden, en wezen met handen en voeten, dat, dat werkje niet naar hun zin was, — maar zo het my leek, met dit onderfcheid, dat zy die op de bank, boven welke ap isto cr aten, dond, zaten, met handen en voeten beduiden, dat die mooije dukken Stoffen een goed was, dat hun toebehoorde, en dat zy en niemand anders 'er de Schaar in mogten zetten: — doch zy die op de bank zaten, boven welke volksvrinden dond, fchenen  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 55 fchenen klaar te beduiden, dat die ftukken Stof aan niemand anders dan aan die op de Grond gevelde en getrapte Burgers behoorden; en dat niemand 'er de Schaar in mogt zetten, hy was wie hy was, of hy wierd een GeWeldenaar en een rover: — maar Baas! toen kwam het moot nog eerst regt aan , die dikke vent fcheen dat te zien, en wierd onnianierlyk boos, hy ftiet driftig een kist open, die zo op het oog het mooifte Meubel leek, dat in het hele Vertrek ftond , en op welke ftond gefchreven, de ge weer kas van Duc d'Alba, en haalde 'er heel knappies een almeugende grote Yfere Handfchoen uit, die, die grote Perfonafie op zyn raad heimelyk aantrok: — toe moest je eens gezien hebben; elk van die mannen, die op die banken zaten , die maar zuur keek, kreeg terftond van dat Heerfchap een peer, dat hy pof, paf, met de benen in de lugt, als een kloot van de bank tuimelde, en als een dooije by de arme verfnokkelde Burgertjes bleef leggen. — 't was 'er nog niet meê gedaan : 't Jykt 'er niet na; 'er kwam een onmanierlyke grote zwarte, lelyke hond in de Kamer; ik fchrikte 'er zo van , dat ik myn oog met een fnap van voor het Kykglaasje , weg frok , om dat het beest 'er krek uit zag , zo als myn Vaer Zaliger me wel had verteld., dat Joost uitzag , als hy de menfchen kwam plapen : dog de Wael zei me, dat ik geen nood had, waro'm ik dan maer Weer regt toe regt aan keek; ik zag dan dat die hond vvaerlyk een hond was, en dat hy behoorde aan het grote Heerfchap, die hem een wereldfchekostelykegouwe halsband omdeed, op welke ftond luitenant stadhouder, dat is wis de naam van het beest geweest; toen zag ik verder dat dat beest wondere kuureu had; hy bewees geen mensch vriendfchap, dan zyn baas, en die dikke vent, deze likte hy het ftof van de voeten, — waarvoor hy van die Heerfchappen, dierontom de tafel ftonden, en die fchone ftukken ftof aan het grote Heerfchap hadden aangeboden, met premisfie het agterfte wierd gekust: — foei, dagt ik, dat is vies, zoo'n ftinkenden hond zo te kus- fen en telikkon, foei! nou, ze zullen 'er zeker rede toe hebben gehad: dat beest, zoals ik zei, was heel vrypostig, en wierd onmanierlyk ontzien: — zelfs, die op de bank van de aristocraaten zaten, bogen zig voor hem, en caresfeerden hem, dog, zo als ik kon zien, ging het hun niet van harte; ik geloof, dat zy het maar dedcr,  S6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. deden, om dat het beest hen niet zou byten, want hy leek vergiftig boos, en had ogen als bloed; het fcheen, warappeta, als of de hond het bemerkte, dat zy hem uit vrees en niet uit liefde of vriendfchap caresfeerden, want hy liet zig ongevoelig drelen, en liëp van hen weg, zonder eens te kwispeldaarten, of hen aantekyken. Het beest keek die Heeren, die op de bank der volksvrienden zaten , met een woedend gelaat en al brommend aan, zo dra zy maar een oog op hem wierpen ; en als'er een van hen maar keek naar de privilegieltoffen, dan vloog hy hun naar de keel, zo dat ik 'er van ysde: — waarom zy ook hunne ogen digt toeknepen , puur of ze fliepen, Ik zag al verder de parten van dien hond; het was niet om te verdragen; ik dogt by me zelve zo, als onze kees zo by ons de banken (lelde, zou ik hem met een hooivork zo lugtigies afwasfen, dat 'er de vlokken van zouwen duiven. Hy kreeg die mooje curieufe doffen in het oog; terdond vloog hy 'er woedend na toe, en fcheurde 'er lappen uit wat benje me groot; — 't is zo, zyn baas nam hem die wel weer uit zyn bek, en lei ze op die doel, daar ik draks van zei, — maar het was tog onmanierlyk jammer, dat ae zo wierden gehavend! hy drentelde vervolgens het hele vertrek door, dak overal zya zwarte, dinkende muil jn . en toen hy by die arme burgers kwam, die zo mishandeld en gekneveld waren, liep hy 'er al om en om, befnuffelde hun van het hoofd tot de voeten, haalde met zyn morsfige poten en bek hun-alles uit de zakken , en eindelyk, foei, ik fchaam het me haast te zeggen , ligte hy zyn poot op, en bepiste hen van top tot teen zo-vuil en Hinkend, dat al wat die arme ongelukkige menfchen aanhadden , in den grond bedurven was; alle de Heer- fchappen die by de grote perfonafie donden lagten hier over, dat ze fchaterden, en fchsnen in de kuuren van den hond veel vermaak te hebben: — Lieve heertie, dagt ik zo by me zelve, kunnen 'er menfchen gevonden worden, die ongelukkig genoeg zyn, om door den lelykden aller honden, en de veragtelykften aller menfchen zo mishandeld en befpot te worden! Het vervolg in 't volgend Nommer. Word 'sweekeïyks aiömme by de meeste Boekverkoper! a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 8. Vervolg van N". 7. Jk zag verder, dat men aan de Stoffen, die op de Tafel lagen, de handen floeg; — dia Heerfchappen, die0111 de Tafel Honden, boden die al buigende en fommi^e al .knielende aan het grote Heerfchap aan, ondervvyl de dikke Vent hem die yslyke Schaar in.de hand gaf, en zo a's ik aan zyn weezen kon zien, ftond hem dat onmanierlyk wel aan ; - gansch bloed, wat zette hy 'er die verfchtiklyke Schaar diep in! jurt mannen, lappen wat ben je me groot: ha ik met myn dom verftand zoo wat kon bemerken, was die dikke Vent bedagt; om die grote Perfonaiie van al die kostelyke Lappen een Koningiyken Mantal cindelyk te doen maken, want hy paste ze hem, en rïarh zoo nauwkeurig de maat ais óf hy de b»ste Snyer van de buurt was ; leggende dan die fchrikiyke grote Lappen maar weer op die Stoel van dat Heerfchap, — myn lieve Sinjeur, wat zat de Man hoog! Daar kwam een Kaerel in het Vertrek, die 'er wreed en fuur uitzag, en die ik kon merken dat door die dikke Vent v/as geroepen ; — ik denk, dat het een Snyer of H Kleer.  58 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Kleermaker was, fecuur om die kostelyke Koninglyke Mantel voor het Heerfchap te maken; 't is fecuur een Engelsman geweest, want dat zyn Snyers, die beter kunnen uitkleden als aankleden: Gantsch bloed, wat Relde die Kaerel de banken; hy keek elk even fuur en lelyk aan , en dat niet alleen, hy Rooi als een rave , of hy een gebooren beurfefnyder was ; den een ontpoeste hy dit, een ander we )r dat, Mantels, Rokken, &c. &c. &c. zo dat fommige in hun Camifooltje Ronden; — die arme halfen van Burgers, ö die kregen ter deeg van de taart, ze wierden tot op het'hemd uitgefchud, en blond en blaauw geflagen en gefchopt Dit (pulletje verveelde alle die in het vertrek waren, behalven dat ik aan het wezen van die dikke vent en zyn lieveling, en dan eenigen van zyn voetwisfers, geen kriefel ongenoegen kon bemerken: contrarie, ik fcheen aan hun oog te kunnen zien, datzy het die arme geplunderde menfchen gunden; — de hond zelfs was onmanierlyk bly, hy fprong en kwispelftaarde, puur of die rover van zyn Familie was. Maar dit ging zo grof, dat de op den grond liggende Burgers niet alleen het hoofd opbeurden, en door tekens van wanhoop en woede te kennen te gaven, dat zy tegen zulken onverlaat en geweldenaar moeften befchermd worden; maar die Heeren, die op die banken zaten, wezen ook met handen en voeten, dat die vent het Vertrek uit moest worden geranfeld; en beduiden dat, aan dat groote Heerfchap, puur of dat zyn werk was: — dog die deed niet anders, dan op een heel eerbiedige wys buigen en complimenten maken, en dat was het al. Sinjeur! wat wierden toe die Heeren en die Burgers onmanierlyk boos ; — kyk ik fchrikte 'er van, — de ver-  DÈ HAAGSCHE CORRESPONDENT. 59 vertrapte Burgers Ronden op; hun fiaperig oog was op. gebelderd; — ik kon aan hun mond zien, dat zy fpraken, — dog 'er niets van horen, zo als je wel zult kunnen begrypen : — die Heerfchappen op de banken, floegen oogen op die Perfonafie, daar ik van fchrikte, en daar hy ook bang voor leek te zyn, want hy Relde zig in portuur, om dien bravademaker weg te boenen! hy zette zyn hoed fchuins, en keek verdord bars, — floeg met zyn hand zo hard op het gevest van zyn degen , dat de mollem uit de fchee Roof, (want het fpulletje leek wat bejaard:) —• te droes, dogt ik, nu zal je 't hebben, • een, — twee, — drie, — dan is die Engelfche Virke» plukker al een myl vyf, fes, aan de andere zy van de Eeuwigheid, maar Sinjeur! kyk, zie, ik moest 'er om laggen, zo waar ik leef; hy trok aan zyn degen, of hy een koe uit de floot moest haaien, jurt! — al weer een hortje! — al weer een hortje! - intusfehen ging die droelifche plunderaar zyn gang, plunderde, floeg en fchopte, dat 'er myn hart zeer van dee; — kyk ik wou wel door het glaasje van de Rarekiek hebben gekroopen, om die brutale Engelfche Vent met myn b'oerefakpiftool eens te leren, hoe men op zyn Hollands Rerft; — ten langen lesten kreeg hy evenwel met een hondert of anderhalf horten en rukken , den degen uit de fchee: —— Sta vast nu, Engelfé drommedaris, dogt ik, nu moetje 'er aan: maar og armen! het was en bleef fout; — hy kon hem met vinden, of fcheen hem niet te kunnen vinden; — was de Engelsman aan de eene zy van 't vertrek , dan zogt het Heerfchap hem aan de andere zy; — ik dogt, de man moet blind en doof zyn, want was ik 'er geweest, ik zou hem gauw by zyn kraag hebben ge. had; — eens by ongeluk liep hy hem op 't lyf, waar H a door  Co DE HAAGSCHE CORRESP ÖNDENt. door de andere een fcbram in zyn gezigt kreeg, daar hy voor vast al zyn leven een litteken van zal houwen; maar kyk daar bleef het by. Ik zag , dat dat alles maar apefpul en lorrendrajery Was, waarom ik weer eens riep, ■ ,, toe Waeltje, nu het leven en de daden van onzen lieven Prins!" —. hier op trok de vent aan een ander toutje, ■— ,. kyke „ maar rekt toe," tiep hy, „ kyke maar rekt toe, hum ,, zal zien die skone dappere Voijage van Mynhere de „ Prinfe naar Tesfele." Ik dogt , ha daar zullen we 't hebben; — maar zo waar ik leef, ik zag 'er niets, dan zo wat Schepen , die voor piefier gantfe tonnen met kruid verfchoten en in brand ftaken ; het ging al pof, paf, dat horen en zien verging; vorder zag ik een grote tafel, daar alles lekkers op Rond, wat je maar kunt bedetiken, daar een Heerfchap aan zat, die krek op een duit leek naar hem, die met die almeugende Schaar door die Burger Stoffen veegde , en dan nog zo veel andere Heeren , met wereldfche mooie rokken , vol goud die uit een Kamer kwamen , waar boven ftond h o lt. Jongens, wel jemi, dogt ik, de Hou of Weesjongens in jdmjlerdam of Leyden zien 'er niet tiende gedeelte zo kostelyk uit! — maar dogt ik, dat zyn Houjangens van een enkelde Stad, en deze Snaeken zullen misfchien Houjongens van 't ganfche Land zyn ; — kyk zie' dat zou een óhderfcheïd maken. Het was een piefier om ze te zien eten en drinken, want daer fpeelden ze raek in: — maar dewy! ik 'er niets anders van had , als dat me 't waeter de mond uitliep, fchreeuwde ik al weer; „ kaerel > „ word je zot? - dat kan de domfte boerejongcn zo goed als een van die Snaeken, geld vermorsfen, en zyn cor. j» pes, vol Rouwen, is geen kunst; ik zeg je nog eens, n de  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. <5i „ de daadert, de heldendaden van onzen lieven Prins „ meet ik zien, of myn geld weerom! eens zogoed als ., tienmaal, en dan al het atideie datje me hebt beloofd!" „ hebbe keduld Mynbeere!" riep hy, „ hebbe keóuld! — „ hum zal'nog zten, dat hum zal .verbaasd ftaam" Maar Sinjeur, kyk ik word al een dagje ouder, en door het lang Ichryven, begind myn hand zo miferabel loof te worden, dat ik hoop dat je't me niet kwalyk zult nemen, dat ik de rest van dat wonderlyk Spectukel u op een an dere tyd mededeel. Je zult nu ook misfchien wel wat aiaders hebben om in je Krant te plaatfen, want ik heb gehoord , dat je meer nieuws krygt als je 'er in durft zetten. ■ Ner geraden Huisman , myn Baas heeft het vo.'gende ftaal van doorkneed vernuft en fmaak , reeds voor eenige dagen ontfangen, -om in zyn Courant te plaatfen. IVel Edele Gebore Heer! PIERRE GOSSE Junior. Het is tog droevig, dat de patriotten het zo op ons en de onze hebben geladen, vooral hierin Rotterdamen kyk, om dat we eens hebben geprobeerd, hen de oren te wasfen , dat toen zo 1'chandeJyk mislukte, om dat Zwyndrecht met zyn manfehap ons te knap was; en zy overgegeven, boos genoeg Waren,, om ons den'nek te breken , veel liever dan door ons vermoord te worden, ru haten ze ons als de pest, ze noemen ons Oproer. makers, Muiters, Moordenaars, en of'er al een Predikant drie visr onze party trekken, die door allerdisrbaarfte Predikatiën en gebeden ons voor zyne zo harteüyk geliefde Hoogheid, tegen den Souverain en alle Patriottiiche Burgers en Ingezetenen ophitfen, het helpt al meê niet; die befchouwen ze als de ergfte en Godlooste Hui<*èlaars en Volkverleiders, ja Godiasteraars — Op de Wethouders en Regenten, die ons voorfpreken en befchermen op allerlei manieren tegen de vervolgingen der Patriotten zyn ze ontzaggelyk verbitterd, zonder te willen begry* pen, dat die goede Heeren het niet doen , om onzent wil , - wel ja tog, zulke grote luiden ftoren zig wat aan volkje, zo als de meeften van ons, maar dat doen H 3 zy,  6'i DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. zy, om vette ampies voor hun of hunne kinderen, om lekkertjes en wel te kunnen leven , en by Mynheer de Prins gezien te zyn , nu op die Heeren varen zy uit, dat 'er de hairen van te bergen ryzen: eerloze eigenbelangzoekers, •— Volkverdrukkers, en dergelyken zyn de doopnamen, diezy van de Patriotten verkrygen; die maar voor zotten worden verklaard, komen 'er nog al genadig af. — maar om nu eens klaar en opentlyk voor de hele waereld te tonen, dat al hun gebabbel maar lasteren is, zal ik een Haaltje leveren, dat zy niet zullen verwagt hebben, die fnorkers als ze zyn. Gy kent onzen Waardigen en dierbaren Heer H....r 6 Wat dienden heeft die man, als Schepen niet aan 'ons en onze Vrinden bewezen, toen de Patriotten na ons mislukt pogen , ons als haring wilden kaken ! Wat zetten heeft hy niet gebruikt, onr onzen hals te bevry. den, —■ uw lieve Vrindin Kaatje Mos/el is veel aan hem gehouden, zoudt ge 't wel denken, Heer Gosse , dat het best, dat de Patriotten van dien Godzaligen Heer zeggen, is, dat hy een Uil is, die beter in een kinderdoel met rinkels, dan in een Schepensbank past, maar hoe 'er dat voor hun leugenagtig hoofd fpringt, kan blyken uit de volgende Brief, door dien fchranderen Heer aan zyn Vrienden gefchreven , by gelegenheid dat zyn Vrouw van «en Dogter was bevallen, — dat meederduk verdient het ligt te zien, op dat de laster van de Patriotten gefluit. en s' Mans ongemeen fchrander oordeel en verdand aan den dag gelegd worden. HET LUID WOORDELTK ALDUS, Behaagde het der onberlspelyke Vrymagt , ons onlangs in bitteren rouw te dompelen , wegens het afjlerveu van eene Moeder , welkers wedergae 'er genoeg/aam niet bekend is: beweenen wy dit verlies met reeden, en is zulks te treffender voor my , daar Haar Ed's voorneemen was, tn het laatst van de nu jongst afgelopen maand herwaar ds te komen, om haar Ed s Dogter, die zy te gelyk met alle haare Kinderen een ongemeen tederlyk hart toedrneg, in haare omjlandigheden te hulp te komen, en ik nu dat aangenaam Gezelfchap mis/en moet, ben ik ze der t nog te  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 63 te meer_ bedroefd door het verlies van een myner Waardigfte Nabeftaanden , die my van der jeugd af aan als heeft opgevoed, en dus zeer lief geworden was. hebben deeze beide Sterfgeval/en veel treur ensJlof veroorzaakt. thans egter vind ik my in de blyde gelegenheid, om UEd: te Communiceren, dat hy die bedroefde, zich nu ook ontfermd heeft, naar de Gr00; heid zyner Goedertierenheden. Myne hartelyk geliefde Huisvrouw is doch gisteren even na 9 uuren zeer gelukkig verlost van eene Welgejchapene^ Dogter ; en hoewel zy met my bitter lyk bedroefd is over ons verlies, dankt zv met my de Hoogde Goedheid, dat het in deeze omjlandigheden zo gezegend met haar Ed: gefchikt is : — Trouwens ik mag hier by, berigten, dat de Kraamvrouw en Jonggeboorne zich ongemeen welvaarende bevinden. Wy recommandeeren ons zeer in UEd: Geëerde Vriendfchap, en ik heb de Eer met alle achting te zyn. &c. . . Zie daar Heer Gosse, laten nu de Patriotten eens opkomen, zo ze 't hart hebben, om dien fchranderea Heer nog eens voor een Uil te fchelden! hebt ge van uw leven wei ooit verdandiger Brief gelezen ? - hoe aardig, hoe vernuftig heeft hy zyn vrienden, aan wie hy die al» lerheugelyklte bevalling van zyn Vrouw communieeerde, gefopt, — want fecuur moesten ze denken, op 't Jezen \m het eerde derde gedeelte van dezen Brief, dat het een doodbrief wegens het zo droevig derven van de Vrouwsmoeder was; — en by het lezen van het tweede derde gedeeite, moesten zy perfors in het denkbeeld vallen dat het een doodbrief was, wegens het zo fmertlyk overlei- den van een ander zyner Nabedaanden; en ondertus- fchen komt het uit op eene heugelyke communicatie van het beyallen zyner zo hertelyk geliefde Huisvrouw van een Dogter; — wel, wel, het is een Meederduk; het is maar regt fpytig, dat onze dierbaare man niet 'er nog tusfcben heeft gevoegd een communicatie, van het Huwen van een zyner Naastbedaanden, of het vieren van een Zilveren of Gouden Bruiloft; dan was de Brief volmaakt, regt vo.maakt, want dan was in dezen het model voor alle com-  64 D.E HAAGSCHE CORRESPONDENT. communicatie- brieven ingeflotén, en elk die maar ecu communicatie-brief van Kraamhevalling, Trouwen of Sterven had opteflellen, was terflond klaar, als hy maar een deel uit dezen fchranderen Brief uittrok. Een vitter zou misfchien nog wel reflecteren, dat als 'er tu-fchen beide nog zo iets Staatsnieuws was gevoegd, dat 'er dat nog veel fieraad zou hebben by gebragt, of eeü kort verhaaltje van de welvarentheid der Vorstelyke Familie, maar het Was na my dunkt zo wel. Om alles in eens van dien heorlyken Brief te zeggen, ik geloof niet, dat 'er een weerga van' is in de gantfè weereld, zo kort, zo beknoptelyk, alles in eén eens. ■ lk verzoek het U inftantelyk Heer Go.sse, dezen in Uw ontzaggelyk bemind Dagpapier te plaatfen, op dat de fchranderftë man niet meer voor de grootfle Gek word gehouden. —— Met alle veneratie noem ik my. Uw Be wondaar NlCOLAUS RoTTERODAMUS. Rotterdam, tl May, 1786. P. S. Zo terflond word my Narigt gedaan, dat een weerga van dezen Communicatie - Brief, onder de Archiven van het Lazarus Huis, te Amfterdam bewaard word. Word'swcekelyksalömme by de meeste Boekverkopers i ii Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N\ 9. Droom yan Liberius Gelrus. Sinjeur! wat benikontlteld!—-öIaat ik watbeda. ren! - ik kan van fchrik niet aan myn adem komen .' — is dat fchrikkeni voor geen duizend gulden zulken droom weer neen zo waar voor geen duizend gulden zulken droom weer! Ik zal ter zaak komen Sinjeur! Ik had gelezen het Request van de Gezwore Gemeente der Stad Arnhim, aan den Hove ?rovintiaal van Gelderland, inhoudende, klngte tver de Geweldimryen der Militairen binnen de btad van Arnhem gepleegd: ik raakte dan door bet lezen van dat boekje verfchriklyk aan het mymeren zo by me zeiven: — dan dagt ik, ,, zou onze teergeliefde „ dierbaare Erfïhdhouder by zyn Corps Lyf'gardt s , nog ,, een Corps Moordenaars mteten hebben, om oud en „ jong, man en vrouw, ter eer van zynen doorlugtigen „ haam in koele bloede verraderlyk te vermoorden ;"foei, I foei; .  66 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. foei! dagt ik zo, dat lykt nergens na, een Qrangetje haven) een Oproertje vyf, fes, dat gaat er me door, en sis het daar mtê was te ha!en voor on-'en lieven Prins, dan was 'er geen kriefel aan gelegen, wy zouden dan ook nog een vetten brok kry- gen, maar een bende Burger-moorders zLe Sinjeur Goosse, dat was nog honderd duizendmaal erger als het werkje van de aristocratische Regenten, want die begpren, ten mii.ften voor als nog wel, de Vryheid magt en gezag vart de Burgers geheel en al, maar die dor- ften nog niet naar hun bloed, ik zeg, voor als nog — gy vat me wdl, Sinjeur! maar om maar weer ter zaak te komen. Loop , loop , dagt ik , dat hec-le boekje is wis een verfindfel, want de Heeren van Arnhem, die zo grif zyn, on: te exechteren, zouden daar zo veel werk van hebben gemaakt, dat al enigen van die fielten op het rad tot eu- wigdurende fterrekykers waren gepramoveerd: is het niet zo! wel Arnhem word immers zo het te wen- fchen is, |niet geregeerd door Cannibalen? (*) Her denken en pra&ifeeren bragt my aan 't flapen, en ik geraakte aan 't dromen, dog een droom Sinjeur Gosse, die my al myn leven zal aanhangen. Ik (*) Cannibalen zyn de wreedfte aller Volken, en men fchen. eters,- men vind 'er twederlei zc-ort zulken, die zeiven hunne mede-menfehenAagten,verfcheurenenopvreeten; -enzulken,die dit door and-.ren laten doen; het laetfte foort van mon ftei s word ook in Europa, en inzonderheid in Nederland gevonden. N B. Dteze Aanmerking is van my Janus Momvs.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 67 Ik was dan ir eene onderaadfcheplaats, die niets dan jslykheden had, en den befchouwtr een fchrik aanjoeg; een plaats, gelyk aan die, welke de oude Dichters als het rampzalig verblyf der verdoemden befebryven; — eene mer.igte volks ftond voor een hol, als wantende, dat daar uit iets te voorfchyn zou komen: mynenieawsgierig. heid, hoe bevreesd ik was, deed my aan iemand der toekykers vragen, wat 'er moeft gebeuren? „hoe", „ antwoorde hy, „ zyt gy een Nederlander, en weet „ gy niets van geweldagdigbeden door fommige Mili„ tairen aan onfchuhh'ge brave Burgers ftrafioos gepleegd ? -„ weet gy niet, dat die booswigttn verdedigt en befchermt ' Zyn? weet gy niet, dat de oorzaakeu dier grouwe- „ len fpotten met de klapten en fmekin^en ';er Burge- reu? dat zy die maken tot voorwerpen van hunne verwachting en vervolging? «een van die vervloekten is „ overleden, —■ en gy kunt hier zyn begraving zien ,—— „ wat eer, dat men hun koud en zielloof rif aandoet!—— , ag! ;(vervoigde hyzugtende) ag! data'le Regen- ten, die doof zyn voor de biliyke Hem des Volks, „ thans hier waren , op dat zy afgefchrikt wierden van „ tyrannen te zyn 1'* Ik zweeg doodftil Sinjeur! gelyk ge wel kunt begryp-n , want ik zag, dat ik met een Patriot te doen had,— alleen vroeg ik maar, of het mo gjyk het lyk was van den Hoog Edelen zeer Geftrengen Heer een ys^yk gekraak, gehuil en geloei deed myn vraag in myn keel fmoren; ——de ysren deur ging open , en de lykftaatfle begon. Eerft kwam een piksfwarten ezel, gedekt met,een dito bokkevel, - Hier op volgde Gy Sinjeur Gosse ! Gy waart ook in dit fpel Vrind 1 —— I 2 Zo  68 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Z" n'ra m.';i u in 't oo* kreeg, rirp een gedeelte der tbekykers; ,, ha, daar is de Amfprelïef a!; het zal „ begimen, het zal tcginnen!" zo fliy ook wierd ge. zegd moefl gf dien poll bckleeden , cr. wel op den pikzwarten ezel. Wat keek ik op, toen ik den ezel hoorde fjreken; . hy weigerden op te nemen, zig beklagende, dat hy van een ou.i beroemd geflagt zy.de, tot zulk een laas veragtelyk werk was veroordeeld, om den H-iagfche Courantier, te dragen , hy zweer duizendmaal vcortref- lyker te zyn,. dan Gy, daar hy in .eene re^te linie af. flamde van den wyd beroemden ezel van Beliam, en dat Gy niet in ffaèt■waartom u>v over-Grootvaderte noemen. Doch de < ptellinc; van zyn geflagt had eene tegengeftelde uitwerking;„ liO,(riep 'er een,) dat geflagt is ge" „ woon, valcbe Profeten en Leugengeeften te dragen;—— ,, gy hebt h.er uw regt- viagt! ' en met een wierd gy Sinjeur fchryelings op den ezel .geplakt. Terflond daar op voldoe her wapenbord, hetwelk voor ha lyk wierd gedragen, door twee Geeflen, die verfchriklyk waren om aan te zien , en die, gelyk men my op myn vragea be:igte, de onzalige Schimmen waren van Duc a' si bi. en Do'i Vergas, D.t vvapenbord was gemaakt van de deur van een Kerkerhol ; het wapen daar op was een klauw van een Gier, houdende een Turkfchen Sabel op een bloedrood veld ,• het wapeafchild wierd vastgehouden door twee woedende Tygers, -— en onder het zelve ftond De Volks- Verdrukker. Staakt volgde het Lyk, wordende gediavcn door festien Gcefien, zo fehriklyk als vreemd van gelaat. „ Goede Hemel! febreuwde ik, wie of dit monfler zy,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 69 „ het welk niet alleen de vloek en verontwaardiging van ,, zyne Medeburger&n, maar ook de befpotting der ra )p. „ zaligen doemelingen is?" door eene medeh de ide. nieuwsgierigheid gedreven, waagde ik het, eenen der Byftaanden vragende aantefpreken; „ Mynheer, ik zie ' „ wel dat dit elendig Lyk van een man van geboorte is; „ gewis een Hoog Edel, Gebooren of wel Edel. Geltien- „ gen Heer, of misfchien beide; - maar wie ishet?'' ik kreeg geen antwoord:- ik begreep niet beter te kunnen doen, dan zodanige Perfonen optenot-mtn, die ik naar myn begrip zulke Lykftaatfien waardig keurde; „ is het ook de Hoojr Ed: Heer: ... • • • vraagde „ ik?" ik kreeg al weder geen antwoord; ik noemde agter een volgend zeven Hovelingen, negen - enfestig Staats en tweehondert en dertien Stads Regenten op, telkens vragende, of het 00'* die ware? -——- de man of Geeft, fchudde grimlaèi;ende het hoofd; „ die alle, *' riep hy, , die alle, en nog meer van dat foort zyn van die vervloekten, die het ;, zei e lot zyn ondergaan; een Regent, die l; alleen M gezag beoogt, de Stem des Volks veragt, , en met de traanen der onderdrukten fpot, Ü W God „ en menfchen vervloekt! dit is een dier ;ampzali- ' gen, dier flaven van een dwingeland, die alle geroet van ware eer, aHe liefde voor de hem aanbevolen Bur'', peren, alle geüneek van onfchuldig vervolgen en ver„ drukten, alle cefchrei van mishandelden, heett veragt, „ en verwaarloosd, die verradelyk en eerloos opofferende aan het fchandelykft "eigenbelang en de gunlt van een „ Tyran" ,. , „ Ik liddeide! —Myn God.' welk bejammerwaardtglot, Regent te zyn, en het Volk te verasten.'! —-ódat het Opperwezen zig over hen hadde ontfermd, ennenby hunne komft in de Waereld reeds den adem ontnomen VA. Over de kift lagen in plaats van een doodkleea met anders dan zakdoeken , doorweekt van Burgertraanen; —- fommieen waren met bloed bevlekt; dit was een al- ierïandoenlykft gezigt; op de kift zaten twe onge- meene grote Ravens. die zeer tc onvreden fchenen over deze Lykftaatfie , cn door krabben en byten in de kilt, als mede door een aanhoudend gekras, fchenen te kennen te geven, dat hun onregt wierd gedaan, en dat het Lyk hunne prooi was, ^ To-n  70 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Toen begon deOptogt; die ongemeen talryk en Aan» merkelyk was. Zynde de rouwgenoden de volgende • I. de Spaanfche dloedrand, uitgezonderd Don Vergas die mede het Wapenbord voor het Lyk droeg .gekleed ir! Zwartlakenfe TabDeroe met vuurrode kragen en opflaaen 1 I. De gedelegeerde Regters van Oldenbameveld'. met hunne omkoper aaT het boifd. I 11 De berugte Struikrover Cartouche; benevens v'er hondert van zyne bende. I I I I. Reu gedeelte van het Regiment Soldaten van D-.uglas. met hunne Commandant en eenige Offirlüren asm het hoofd, gaande ibroraige gekleed in hun Uniform, andere in Jasfen of linnen Kielen, zo als wy gewoon waren, op onfchuldige Burgers los te gaan Tusichcn de bende van Cartouche en die van Doualas ontftond een hevige twift; bewerende den Jaatlten dat zy den voorrang dienden te hebben, niet alleen om'datzy zo veel verpligting aan den Hoog Geboren overledenen hadden, die hun genadige btfcherirer en aanhitfer was geweeft, maar om dat zy Milüiren en geen StruiK- overs waren. Cartouche begon luidkeels te laggen, zeggende, dat zo 'er iers by deze Lykltatie hem tegenfloo™ bet Was, d^t hy in den zeiven train moert gaan , met hetfnoodfte gefpuis, dat ooit of immer in menfchelyke gedaante tot verdriet, van den mensch was voortgekomen: dathy, of de zyaen, zonder noodzaak'niemand van het leven hadden beroof!, veel minder 't onfchuldig bloed hunner vrienden hadden vergooten.. ,, Wie weet Karei", .fchreeuwde de Commandant van de Soldaten, . „ Wat gy zoucit gedaan hebben ,, indien zy, die nu uwe vervolgers en Regters geweeft „ zyn, u^e b-gunfligers en befchtnners waren geweeft"! Een der boze geesten, die het Opperbevel van deze Lykftaatfie fcheen te fhebben, een einde van dien twift willende maken, floeg met een yferen Scepter zo verfchriklyk hard op de kirt, dat 'er een ftuk af vloog;-, ieder zweeg, en volgde m de voorgefteide order. Het ftuk van de Kift was afgeforongen, was zo 't fcheen befchreven, waarom ik, zo dr;f de train eeneind- wegs voort was, het opraapte; met fchrik zag ik dat er op ltond Groot Privilegie, dog wat het verder be-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 71 behelsde, was onleesbaar, door verwaarlozing en ze'.l's door uiifcrabbing. Is het wel mogelyk, is het wel mogelyk riep ik", 1 , een doodkist van die heilige berden* °P weikconze fchoone Privilegiën ?yn gefchrevenl zyt gy een „ Nederlander", fcbreide een der Geeften my toe, en '„ verbaaft u dit ? dan moet gy een onkundige hais „ zyn in de Hirtorie van uw Vaderland! ,, Uwe Voorvaders, zo dapper en Vryheid - minnend „ zy waren, begingen een Ongelukkigen nusflag dat zy „ dien Yfren Scepter van Spanje niet verbraken; zy ont„ weldigden dien aan Philips, om rienzelven in handen van anderen te fteKen; — hadden zy dit moordtuig hun'„ hèr Vryheid in dien iyd verbryfleld , nott zouien Stad„ houderlyke Despo.eu of Adelyke Aristocraten met het „ zelve uwe Privilegiën gefcho;.den htbben! en ver- „ baaft her u. dat men die heilige Tafelen, r,p welke u„ we Privilegiën ftaan gei'chreven, tot zulk een laag werk, „ als doodkiften, gebruikt; wel, wei, doe dan raad „ ik u eens een Geldench reisje, en gy zult op^erfchei„ de hoogadelyke kartelen 'er tegenswoordig hondenhok„ ken van zien maken; —— en wanneer gy dat reisje „ volbragt hebt, doortrek dan vry de andere Provintienj het is 'er niet vee! beter mede gefield"! —— ik verliet hem zugtende, om de I.ykftatie te volgen. Toen ik weer daar by was gekomen, zagt ik dar naaft het Detachement van Douglas, een Detachement grimmige Geeften ging, om 'er een wakend oog op te houden, en te zorgen dat zy niet uit den band fprongen, die knaapen leken daar over verftoord, waarom een van hen ftout genoeg was, om te vragen, waarom mea hen zo veel meer bewaakte als bende van Cartocbel om dat gylieden zo veel minder te vertrouwen zyt"l antwoorde de Ccmmandant van het Detachement Geeften, zeggende verders, ,, ik *aade u den mond te fnoe. „ ren, en u ftil te houden: —— denk, dat gy in my „ den Overften van Quadt niet voor hebt, of dat gy hier in Arnhem zyt"! Men kwam onder het krasfend treur-mufyk der Ravens en anderen roofdieren , aan een groot bad. gevuld nut bloed en traanen , (het fcheen, dat hier de oude gewoonte van bet wasfender dode lighamen nog in zwang was) hierin wil-  72 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. wilde men het Lyk wasfen. Doch de Geeft , die het be» velderLykftaatfie hadiagte hartig, verklaarendeditgeheel onnodig te zyn , nademaal het iLyk 'er geheel van doorweekt was. ■ i delyk kwam men aan den Graffpelonk; diewasvari buiten zter pragtig met wapens en andere ornamenten behangen, dog ook al gefchilderd en gebeeldhouwd op planken en tafelen, waar op oudtyds de Privilegiën, Cofiumen en Ujantien , 'der Burgeren waren gefcbreven: - dog hoe fchoon het var. buiten was, toen het geopend wierd, was het niets dan een akelig, Hinkend krengengat,waar in het rampzalig Lvk des Volks. Verdrukkers met verfmaading en vervloeking gefmeten wierd. Terftond daar na wierd het wapenbord opgehangen én daar onder deze lnfcriptie gefteld, ' De Volks - Verdrukker , de vervloeking aller Braven in naam Regent, in dajd de lafften aller ilaven ' De geesfel van de Maarf'chappy , De regterband derdwinglandy, De plaag en vloek derBurgery, Die de onfchuld heeft van een gereeten Die wezen voorregt heeft verkragt', DieiandeRavens wierd verwagt,' Word hier vervloekt in Piuto's nag't, Van'tftinkenft ongediertgevreten.' Hierop ging een!driewerf Hoezé op van de santfchr Lykftaatfie.dieklonk'als de fchriklykfte moordkreet ___ ik ontwaakte, en 't was een droom: Word's wsekelyks alomme byde meeste Boekveikopers a i\ Stuiver uitgegeven.  D E H AAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 10. ïfc zou op het hartelyk verlangen van alle myne lezers en aan de eerzame hoogfchatters van myn Meesters dagpapier liet vervolg van de Staatkundige Rarekiek van daag hebben gegeven, om dat fchoon wy nog niets hebben gezien van onzen hartelyk geliefden Prins dat goed of groot is, het nogtans niet onmogelyk is, dat we het zullen zien: maar daar is een brief aan de winkel gekomen, die aller iroportantst is; zo waar een regt importante brief, en die alle de fchreuvvers over Vryheid en Voorregten in eens een flot voor de mond gooit of het 'er voor gemet- fJd is: wat was het hartelyk te verlangen, dat alle de fchryvers (van myn baas zal ik zwygen, want wiens brood men eet, wiens woord men fpreekt,) die zo Prinsgezind of zo Ariftocraatsgezind zyn, zulke bondige taal tegen de Patriotten aanvoerden, in plaats van al het fcbel- den zonder bewyzen ; zie dan had hun Ryk fpoedig uit. — Ik beveel my alleronderd irn'gst in ce curieuïè correspondentie van dezen Heer en ben aityd dezelve KLAAS MOMUS. K M Y N-  74 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. MYNHEER GOSSE! Tot nog toe heeft het gegaan, redelyk wel gegasn, met het befpotten van de pogingen der Vaderlandsgezinden J dezen en dien in een befpotlyk of odieus ligt te dellen vind in den eerden opflag laggende Wezens en lezers-; ik geloof dus, dat gy 'er uwe rekening excellent by hebt gevonden, n dat haalt de knoop toe; —- maar het is, op de keper befchouwd, voor de bedoelingen van ons Antipatriotten zeer nadelig, want als men eens gelaggen heeft, en het oppervlakkige zyn fraai heeft verloren, dan zegt men, „ ja, het is aardig, maar het is tog maar ongezouten fchel- den zonder bewys". En dit behaagt ook aan zeer veelen, die met ons eene lyn trekken, om dat het de Patriotten dyft, en niets uitdoet; vat ge het Heer Gosse? Laat ik rens probeeren, of het niet met ronde bewyzen is aantetoonen, dit de Patriotten met al hun geroep verfchtiklyk wyd van honk zyn. Gy weet waarde gosse, dat de Heeren Staten van Gelderland eene publicatie hebben afgekondigd en aanegplakt, die zo cord.iat is, en zo helder uit den hoek komt, dat onze Waardigde vrienden zeive 'er verdomd over daan: De couragie van den Koning Philips, voor ruim twee eeuwen kan 'er zi niet by halen, zeggen ze : te weten, dat een gansch voik, om zo eens te fpreken, klaagt, roept, herftelling van regten b'-geerr , en verbitterd de wapenen in de vuist heeft, fkgts een aanval van hunne party wagter.de , om als een vuurdroom op hen te valtan, en dat eenige weinige mannen, op welken zy alreeds tot wrekers toe verbitterd zyn, moeds genoeg hebben, om hen metgeweldte d.;enzwygen: 't is mannenwerk, roept men, maar als men weet, hoe op een flaavenfehip eenige weinigen,  DS HAAGSCHE CORRESPONDENT. 7s Weinigen , honderden in teugel houden, dan is dit zo niet te bewonderer; en dan nog te minder, daar die Heeren eu andere Regenten in hunne manier van denken groot gelyk hebben, en de Bu:gers en Inwoonders groot ongelyk; ik zeg het nog eens en ik zal het duizendmaal zeggen , het abuis is aan den kant der Patriotten, en duar van komt al het haspelen en malen. Ik weet niet of. k 'er my kwaad om zal meken, dan of ik 'er hartelyk om laggen moet? —- niet alleen een Edel. man, niet alleen een ryk bemiddeld man, maar de geringde ingezeten, ten minde, zyn vroouw en kinderen zouden hec wel zeer kwalyk nemen, indien men hen wilde veróor» deeJen , em de in zwat g zynde mode niet te volgen, dezelve klederen te dragen, en dezelve huislïeraaden te gebruiken , zo lang die goed en bruikbaar waren- En men wil zig nu dellen tegen de veranderingen, die 'er gemaakt zyn in de Conftitutie des Lands en de RrivilêgiSn des Volks! hoe kan het tog d.e Heeren Patriotten in het hoofd komen? -- moet men niet uitfehateren, als men hoort, dat Burgers, die geen kleed, dat drie jaicn, of huisraad, dat dertig jaren , oud is, willen dragenen gebruiken , — nu begeeren Pnvl eliën, Costumen , Kegten en Ufantiën, die derdehalf honderd en meerjaren oud zyn? zal men de mode in de beftiering van zyn huis volgen, en die in de bediring van Siad en Lard willen weren? ~ het is te dwaas, waarlyk het is re dwaas'. Laat ik tot verlating van die onkundigen, hun de verandering der modens in het Staatswezen van Neder, land eens ontvouwen, en zy zullen dan afzien om aan dat ouderwetfche te blyven hangen. Om niet al te vroeg en tot het wire vo'pn v3n «en vry Volk op te k'immen, wanneer men nutuur iykf- PriK 3 tile-  ?6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. vilegiën bad, zal ik maar melding maken van de tyden der Hollandfche Graven en andere Heeren des Volks, zo Biifchoppen als Viyheeren ; deezen eigenden zig de natuur- lyke Privilegiën des Volks toe, egter ze, nat zy daar mede leefden als Meesters met hunne onderhorige kinderen, welke zy van hunne lekkernyen; wanneer zy wel oppasfen , nu en dan een flukje toereiken , als een mild gefcheuk: wanneer Steden of Landfchappen zig wel en verdienftelyk omtrent hunnen Graaf of Heer hadden gedragen, verkregen zy bet een of ander gezag of Vryheden, bekragtigd met brieven en zegels, en dit wierd dan genaamd, Privilegie van &c. aan &c. . dus wierdeu natuur lyk Privilegiën veranderd volgens de mede van dien tyd in gefchonkene Privilegiën. Dit flenterde zo met horten en floten voort, tot de tyden van Karei den Vyfden, wanneer de opkomende Reformatie dien Vorst bedagt maakte, om zig aan dezelve alleen riet meer te bekreunen , maar zyn wil boven de zelve te doen gelden, — toen wierden, volgen de Mode van dien tyd de gefchonkene Privilegiën veranderd in gekreukte Prtvilegiën. Zyn Zoon Philips de Tivede, gantsch geen beminnaar van al dat ouderwetfche, begreep, dat de Privelegiën, in de magt van Landfchappen, Steden of Burgeren, gevaarlyke Inflrumenten waren, om zyne willekeurige Hoogheid te dwarsboomen, — (en welk Koning of Stadhoader kan dit tog verdragen, ) zond Duc de jllba naar de Nederlanden, die , willens of onwillens, met yfren knuisten hun al dat ouderwetsch goedje afhandig maakte, en het voor zynen Koning eigende ; —— toen wierden , volgens die nieuwe Mode, de Volks• Privilegiën, 'sKmingsPrivilegiên. Het  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, rf Het Volk even zo onrustig in die tyden als thans, fchoon het 'er geen hair meer rede toe had dan nu, wilde met hand en tand hunne Privelegiën niet overgeven, maar afkeerig van die nieuwe Mode, (nu, het was toen nog toetegeven, men was toen nog zo niet belust op nieuwe Modes als nu, ) greep de Wapens aan, tegen den Magtigtten Vorst vau Europa, en met behulp van de grootfie helden van dien tyd, onder welken Willem den Eerjlen, Prins van Oranje, uitblonk, rukten zy hem het gezag over hun uit de hand, en te gelyk hunne Privilegiën, die door een onverftandig vertrouwen in handen van Willem den Eerjlen geraakten; dus verander¬ den naar de Mode van dien tyd de OoTpronglyke Volks, dog nu Konings ■ Privilegiën in Prinfelyke of Stadhouderlyke Priveligien. Het is onnodig hier van ftuk tot ftuk nategaan, of onder de Stadhouders die Privilegiën oit anders befchouwd of behandeld zyn, hy, die weet, dat de Hertog van uinjou, de Graaf van Leicester, dezelve oogmerken hadden als alle de andere, die weet ook, dat geen Stadhouder ooit of ooit]zo gek geweost is, om voor Privilegiën van Burgeren alles te wagen: hou wat, eigan gezag, grootheid, migt, luister, vermogen, deze waren de Paerlen, die gezogt wierden, alfchoon men dit met den naam van lever voor 's P'olks Privilegiën vergulde; —— en hoe groot is niet het geial der Doorlugtigen en Hcoggeboorenen, die meer genegeuheid hebben voor een goed Rypaard, als vocrr een miüoen Buagers ! —— men leze maar de Gefchiedenisfen van Nederland tot Willem den Derden incluis , ( of wil men Willem den P'ierden, en Willem den Vyfden 'cr by nemen , ik heb 'er mets tegen, — de historie van de luatlïen zou 'er een heerlyk K 3 ligt  7* DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ligt over verfpreiden) en dan is de rekening knap gemaakt! Misfchien denkt de een of ander, dat sis een Stadhouder ftierf, of het Stadhouderfchap wierd vernietigd, dat dan het Volk zyne Privilegiën weder te rug kreeg ? — niets minder als dat; de Regenten, de Regenten waren dan de Erfgenamen; — eu dus deed de Mode van die tyden dePrinfelyke Privilegiën verandenen in RegeeringsPrivilegiën. Dit is zo af. en aan- gekomen, hy het verniet-gen en wederom invoeren van het Stadhouderfchap, net gelyk de Vragtfchuiten, en Postwagens, die heen en weer, of om op de manier dej Postmeesters te fpreken, vice ver/a varen en ryden; dan waren het Prinfelyke, dan weer Regeer ings - Privilegiën, — en het Volk was bly en lustig met de verbeelding, dat alles gefchiede, om hunne Privilegiën, dog te blind, om te zien, dat zy 'er niets van hadden als den blooten naam. Het is wel zo, dat wanneer men in de tyden der Prinsïyke Privilegiën was, die dan moesten werken tot groot, making van Mynheer den Prins en den bloei van vreemden, en dat wanneer zy Regeerings- Privilegiën waren, zy dan werktuigen van de grootheid der Regenten waren, tenvyl nogthans den bloei van 's Lands Ingezetenen wierd behartigd en doorgezet; — maar met dat alles werkten zy niet voor het Volk, zo als hunne irrigting was; ■ • het was 'er mee gelegen als met een flaaf, die in dienst van den eenen meester met eeu linnen kiel, en in dienst van eenen anderen met een gegalonneerden rok gaat. Dit zyn zo ruw gefchetst de opgevolgde Modens in de Privilegiën : en nu, nu wil men die door Prinfen, Graven, Baronnen, &c. &c. ingevoerde Mode van het ver»  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 79 veranderen van de Privilegiën zo maar eensklaps de deur uit zetten; men wil dingen, die meer dan driehon- derd jaar oud zyn , weer uit de kast halen en 'er mee pronken: — kom, kom, ik weet niet hoe het tog de Burgers in 't hoofd komt I ik denk, dat de Heeren van Gelderland, en ook van andere Provintiën het net zo begrypen als ik, en dat zy daarom te vuur en te zwaard dat tegengaan, en publicatiesdoen, die klinken als klokken, al is het een geluid in da ooren van de Natie als de doodklok hunner vryheid. Als de burgeryen nu nog maar zo geduldig wilden zyn. dat ze nog maar de invoering van eene, — nog maar van eene enkele Mode in hunne Privilegiën, Costumen &c. &c. niet goede oogen wilden aanzien, dan was alle zwarigheid over, — en dan konden zy verzekerd zyn, dat men geen Modes daaromtrent meer zou invoeren, — Wat wil, na zo veel Privilegie-Modes, de in voering van nog eene zeggen ! — „ Kom Burgers! voeg u by de Rillen in „ den Lande, wier zorg zig alleen maar bepaalt in den ,, omtrek van hun maag'. — wees tog ootmoedig en ge- duldig! — als ge nog maar een paar jaarties u alles laat s, welgevallen, ó dan zal ailes gefchikt zyn!" „ Vraagt ge, op wat wys ? — wilt ge weten, welke „ nieuwe Mode'erdoor uwe Heeren ftaat ingevoerd te „ worden ? Wel aan, ik kan dunkt me uit de handelingen ,, van uwe Heeren, en inzonderheid uit zulke Publica,, tiè'n opmaken, dat inzonderheid en meest de nieuwe ,, Mode, of de intevoerene verandering gaan zal, over „ zulke zaken, daar ge nu *t meest den mondvol van hebt". ,, Privilegiën zullen worden aangemerkt als Con„ trabanden, en de aandrang op dezelver herfteiling als e, inbreuken op het Souverein gezag, magt en hooghed „ van uwe Doorlugtige, Hoogadelyke of Hoog Edele Ge„ (benge Heeren, die zig wel zu.'en willen vernederen, „ om uwe Meesters te zyn, en u de eer zullen aan,, doen om over u te heerfchen". „De Vryheid zal niet meer zo uitgebreid zyn, dat „ zy voor al het Volk genaakbaar is, maar voortaan be,, perkt zyn binnen den omtiek van den wil der Regeerders". „Het Volk zal voortaan niet meer zyn, alle de „ Burgers en Ingezetenen, of de meerderheid derze've, i, maar alleen beftaan uit Zyne Doorlugtige Hoogheid de „ Heer  te DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 1 „ Heer Erfftadhouder, &c. &c. &c. En nit de Regenten, „ terwy] de Burgeren en Ingezetenen, buiten Regeering „ zynde, zu"en gerekend worden ais het grauw, her. „ gepeupel, het gemeen, het canaille, &c. &c". ,, Requestem, wanneer dezeiven niet regtftreeks „ (trekken tot vergroting der Regenten , maar in het minst „ reppen of gewag maken van uwe Regten, zullen niet „ anders gerekend worden dan mmtzugt, oproerige „ bewegingen van onruistige geesten, gefchikt en in. „ gengt, om de ftille en goede Cgekke) Burgeryèn tot „ feiteykheden en ongehoorzaamheid jegens hunns ge.. „ rrouwe Regenten aantezetten ; een (taan naar de „ Opperheerfchappy, hoogstftraf baar en mfsdadig". „ De Volksstem, zal voortaan het zelve zyn met „ de woorden Refolutie en Publicatie ; zo dat „ idere Refolutie en Publicatie, met of regenden zin der „ Burgery genomen en geafngeerd, alleen zal zyn de „ wettige o.ntegenzeggelyke Volkjlem , aan welke men „ zig willer.s of onwiilens zal moeten onderwerpen". „Dit kleine (taaltje, waarde Burgers, is genoeg, om u „ te doen zien, welke nieuwe Staatsmode, men wil „ zou wi\len invoeren: ■ zoud ge u hier tegen ver- „ zetten? dan behoort gy ook niet onder de (lillen „ in den Lande ; — ei laat dit nog maar eens over uw „ kant gaan! deeze eene Mode nog, en dan zult gy „ nooit meer bang behoeven te zyn, dat daar in eenige „ verandering zal komen; — wat kan het u fchelen? ~ „ leeft een Turk en een Venetiaan niet zo wel als gy? — „ Zo gy nog mogt twyfelen, leest dan het zo nuttitre „ boekje, de Sonvereiniteit der Staaten van Holland » verdedigd tegen de hedendaagfcha leer der Volks„ regcerii.ge: ieest ook dat fchoue fttukje van Zillefen; »» °g • die twee waardige Schryvcrs hebben wat „ anders op hun hart gehad dan 's Voiks Vryheid en „ Voorregten, en zulke beufelingen"! Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a ii Stuiver uitgegeven.  T> E HAAGSCHE CORRESPONDENT. Nc. n. Vervolg van de Staatkundige Rarekiek. ÏS[u Sinjeur, zal ik weer met myn verhaat voortgaan Ik was dan zo onmanierlyd boos op de waal, dat ik eindelyk zei, als je menu noglanger voor de gek houd Vent, en met de daden van onzen lieven Prins niet laat zien, fmyt ik jou ea je Kast in.de floot! —ó riep by, niet te driftig Mynheere de Boere ! zie daare dan, dat is alles in eene keere.' —- hier op trok by asn een anuer toutje, en toen zag ik een mooije Kamer, daar een mooije Slaapplaats op was, waar op een Heef fchap gerust lag te flapen, en dat was het al. Ik zag, dat il: met die Vent gebruid was, waarom ik zei, kom, kom, gd maar voort, laat me de andere ltukken dan maar zien. Ha, ha, fchreeuwde hy, allons kyke maar regt uit zie daar de fchone Hollandfche Koopvaardy Schepen! dat begint 'er na te lykea. dagt ik Sinjeur, Sirjeur, ik zag de Zee met Hollandfche Koopvaarders bedekt, een heerlyk gezigt.' —ook zag ik verfcheide Engelfche Ro. vets op hen loeren.— Ik was verlangfug om te zien, L hoe.  82 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. hoe het 'er meê af zou lopen , waarom ik weêrriep , laat ik zien , hoe onze Schepen voor die fchurken bevryd worden , zo als je hebt beloofd. Hy haalde toen een andere Vertoning op, maar Sinjeur, wat wierd ik henkers boos;—.ik zag die zelve Zee met Schepen, maar ter zyde zag ik twee groote Heren , ó zulke groote Heeren , de een leek op een prik een Engelsman en de ander een Hollander, die in onderhandeling van koop fchenen te zyn, zy floegen malkanderen in de hand, en einderyk fcheen de koop tot beider genoegen gefloten; daar zy nu aanhoudend op de in Zee zynde Schepen met handen en vingers hadden gewezen , dagt ik zo, fecuur is die Engelsman het hoofd van die Rooffchepen, en om alle kwestie en bakkelaien voor te komen, zal de Hollander hem een penninge beloofd hebben, om de Rovers .te doen verbuizen: maar ja, morgen brengen —'t was net contrarie; zo als de Koop "efloten was, gaf de Engelsman een wenk aan de Rovers, die terflond los gingen op de Holianafche fchepen;enzo één voor één weg fleepten, terwyl de Hollander dit met vreugd aanzag. Verdort kaerel, fchreeuwde ik, hoe zullen we'tlan. ger met malkaer hebben ? Zie je me dan voor heel flapel gek aan? is dit het bevryden der Hollandfche Koopvaarders , of is het de Verkoping daarvan ? -raasje? ——word niet kwaad, riep hy weêr, ik kan het niet ander vertonen dan het is. Ga maar voort, riep ik, ik zag tog, dat ik maar wat prullery te zien kreeg; ftraks haalde hy weereen andere Vertoning op, de Oorzaak van den Engeljcben Oorlog, ik. was zo nieuwsgierig, dat ik Wtêr als etn Os voor 't glas viel om te tyktn —wel verdort, wat  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 83 wat al fnotrepj'pery.' ik zag die zelfde Heeren, die ik als Engelsman en Hollander had befchouwd, by het verkopen der Hollandfche Koopvaardyfcbepen, in het midden van de kamer ftond een Throon, maar kyk, hy leek zo bouwvallig en zo hoog, dat ik 'er my niet op zou willen gewaagd hebben, in het verfchiet zag ik Ara- fterdam; ——-deEngelsman fcheen aan den Hollander te beduiden, dat, als hy die Stad door zyn Volk vry en geruft mogt afbreken, hy hem op die Throon zou helpen. — Toen kwam 'er een moedig Holhnder in, die het onmanierlyk op den Engelsman fcheen geladen te heb • ben, hy wou zyn degen tegen hem trekken, dog dat Heerfchap, dat met den Engelsmam handelde, was veel zagtzinniger, want ik floeg zyn hand op het Geveft, zo dat hy niets kon uitvoeren. -- Loop VVael! riep ik, b .n je gek, laat zulke vodden in jou land zien innar hier niet. Geeft agt op het groote Paleis, in 't welk de Oorlggs Declaratie' tegen Holland is beklonken! dat zal het Hof van de Koning van Engeland zyn, dagt ik, - maar hoe ftond ik met een paar ogen als Kaatsballen te kyken, toe ik zag, dat het een huis was, dat ik zeer wel kon, want kyk, ik kom veul in den.Haag, —- het was het huis van den Baron, — Baron, —het is om gek ta worden, dat ik nu op die naam niet komen kan, — maar dat ïs het zelfde:— zo Waeltje, riep ik, zo man, lieg.—— zo maar voort. Nog maller \vas het gelegen, met de Vertoning van de fchoone Konftige Bouwing der Oorlogschepen, want ia plaats van dat, zag ik dp Torenbouw van Babel, en dan eer.ig werkvolk, waar van fommige de Bouwftof naar de «ene plaats fleepten, terwyl de andere het weêr op de L 2 oude  24 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. oude plaats brasten. daarop zou hy my de menig' -juldige Zerflagen en Scbennutzelingen laten zien, maar hoe langer hoe Gekker, ik "ag eenige Schepen van de Hollanders voor Anker op de Reê leggen, terwyl de vyanden gerust voorby voeren. Maak 'er maar een end van een rottige Wael fchreeuwde ik, - 6 riep hy, wagte maar, hum zei op het lesiê , het fraiste, en het curieuste van de gantfche waereld zien — Voor de overpragtige grote Scheepskrygsraad, om de Engelfche Koopvaardyvloot te nemen, zag ik een Scheepskajuit met eenige Officieren, die met de Pyp in de hand zo valt (liepen, dat 'er geen wakker kiygen aan was. 't was goed te zien, dat de Kaere! een Wael was, die geen lugt van onze Hollandfche Histories had. Maar daar ik om laggen moed, fchoon ik 'er bitter kwaad om wierd, was, toen hy my de Vertoning van de roemrugtige expeditie naar Brest zou doen zien: —Ik zag een groote Kajuit vol groote en keine Officieren , die allerhande vieze gezigten trokken, over eenige brieven, die zy hadden gekregen, en die zo een gedaante van Staats - of Admiraliteits befluiten hadden ; fommige van die fnaken bromden als Hommels, andere ftampvoeten, weer andere fmeteu hunne hoeden tegen de grond, dat ze kwakten, -- het was potfierlyk om te zien, je koft klaar zien , dat die brieven hun fmaakten als mosterd zonder ham: eindelyk maakten zy ook een kort befluit, ze rolden al die papieren knapjes in één, en fmeten ze het raam uit in Zee; zekerlyk denkende, daar, *'il fylui nu naar Bïefr. gaan, dat kunje doen, wy zullen hier b'yvcn. en terflond waren ze wel te vreden, en zetten 'er een goede fles op. Toen zou ik Schatkamer der Piivilegien en oude wel  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 85 wel liergehragte Coiïumen zien: ik maakte me by vooraad al een denkbeeld, van een pragtig paleis, als oudtyds de Tempel Salomons, te zullen zien; maar onmanierlyk wat was ik bedrogen in myn gedagten; ik zag geen kriefel anders dan een ouwe , veimolmde E e^skaft, die men met een Oranieverfje nog wat had zoeken op te eieren, waarinde Roi ten nan ouwe Parkamenten en Brieven knaagden en knabbelde: denk eens Sinjeur, wat kool my die dromme'Kche Wael verkogt heeft. Dan het geen cie vent my toen liet zien,—kyk, dat was nog al bef-ykenswaardig, 'ie dat was deheuphke herftelling der vertrapte Vryheid; ik zou dan de beuglyke herftelling der Vryheid zien, let wel ! Ik zag een Hof, net ais het Hof van onzen Mynheer de Prins, 6 bet ging 'er ivonderlyk toe, men liep, men draafde door een als rospaarden; — in de tuin lei een allerfraaift. kostelyk vrouwebeeld, het welk ik aan de Hoed en Speer kon voorde Vryheid, vlak in demoader, r:aaft de pedeftal, op welke zy geftaan had;—— 'er wierd ver? fchrikiyk meegeleefd; de hofhonden gingen 'er niet voo plaats van de Vryheid, daar die twee Heerfchappen op vodden : dat 'er den Hertog op ftond , dat konden zy in het geheel niet verduusven, en dat nog wel alsmagr hebbence. L 3 Het  86 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Het eerft dat zy deden , was zoeken naar de Vryheid, zy zagen ze tot over deooren befiikt, vertrapt &c. liggen. ö Sinjeur! wat gloeicen deoogenvan die mannen van fpyt en verontwaardiging, dat hun dierbaarlt pandzomishandeld was.- Het gezigt dat zy op het beeld van den Hertog inzonderheid floegen, was verfchriklyk, Het eerlt, dat zy deden, was, dat zy met gefamentlyke kragten het beeld uit den flik opbeurden, het van buiten met alle zorgvuldigheid reinigden en fchoonmaaluen , de hofwormen, die 'er (aan alle kanten aan knaagden, met fcherpe borftels 'er affchrobbelden, zo dat het wederom iets van zyne vorige gedaante weder «reeg. Toen was het tweede werk, - Mynheer den Prins en Mynheer den Hertog de pedeftal te doen ruimen. Sommige driftige* wouden ze allebei maar van boven neer op het bellikte bed, dat de rutsplaats der Vryheid ge.veeft was, fmyten:— maar de meesten oordeelden dat niet goed, men fneed eerft de leyband aan ftukken , —« nam toen den Prins zagtjes en voorzigtig van de pedeftal af, en ('meet eindelyk onze arme, genadige Doorlugtigheid, een Mynheer Hertog, plomp verloren van boven neer, vlak op zyn maiefteus, dik aangezigt in de modder, dat de fop, wie weet hoe wyd, fprong. He wat lagten de Burgers, ik kon aan hunne mienen cn beduigingen zien, dat ze zeiden, daar leid nu die Landpeft! was hy voor vyftig jaar zo van den donder geHagen, dan was ons Land van één Monfter, vernielender dan de woedenfte peft, bevryd gebleven. Maar toen moeft de Vryheid herfteld worden,——— hier had men een nieuwe haspehng. De Regenten begrepen, dat zy nu het werk weikonden ten einde brengen zonder de burgers,. zy bedankten ze vriendelyk, en fchenen hen te beduiden , dat ze nu maar konden gaan, en dat zy zelve het geen 'er nog geda in moeft worden wel doen zouden; of de Regenten daar iets mee voor hadden, —ik weet het niet, dit is tog waar, dat hoe meer handen hoe ligter werk; dog de ïiurgers, of die ook lont in de neus kregen , bedankten hen op een zelve vriendclyke wyze; en uit hunne beduidingen en gelaat koft ik zien dat zy zeiden, dat, dat kostelyk beeld bun heiligdom en hun eigendom was; dat 'er tot nu tot zo wonderlyk meê was geleefd, als of het niet  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 87 niet een algemeen goed, maar het byzonder goed of van Mynheer de Prins! of de Regenten geweeft was,— dat zy het nu eerft gehe-I en al, fchoon gezuiverd en op zyn regte pl.rats begeerden gebragt te zien, waar toe zy verzogren, dat de Regenten met hen de handen wildrn in een flaan;en als het op zyn plaats, gansch in order wa^ gebragt, dan wilden zy de befcherming d::ar vangraa^ aan de Regenten overlaten, mits, dat zy 'er het oog op mogten houden, dar. het niet meer beichadigd, of weer in den drek gefmeten wierd. Goed raad was hier duur, men moeft van nood een deugd maken , waarom de Regenten refoiveerden, om met adfiftentie van de Burgers het beeld eter Vryheid op zyn plaats te brengen: dog toen kwam den Aap g uiw uit de mouw kyken. Je moet dan begrypen , Sinjeur! dat aan iedere zydc van des Prinfen tuin nog een tuin was, aan de regter zyde, die was de Burger - of 'i Lands tuin, en die was maar zeer eenvoudig weetje , net zo als ze op de Hollandfche duiten ward verbeeld; voorheen was die tuin in een magtig groot aanzien, maar zederd het jaar 1748, hebben de hovelingen die gebruikt, om 'er hun vee in te weiden en vet te mesten; aan de linker zydewas een heele pragtige tuin, de tuin der RegeBten, dog daar groeide haalt niets in als distels en groote ftinkrofen. Men zou dan het beeld opneemen, gelyk men deed, maar Sinjeur, wat moeft ik laggen, Regenten en Burgers Honden rug tegen rug, om dat de Burgers het naar hunnen tuin, dog de Regenten het naar den hunnen wilden brengen. Je kunt begrypen , dat dat een bitter haspelen gaf. Waar moet dat zo na toe, vroegen de Regenten? — Dat hopen we, dat de Heeren weeten, antwoorden de Burgers, naar 's Lands tuin: Og zeiden de eerften, die is zojgede- molieerd, dat die in 't geheel geen aanzien meer heeft, laatcn we de Vryheid maar na den tuin der Regenten brengen.' — Ze mogt weer in den modder raaken, riepen de Burgers, ook hoort zy 'er niet, zy is het heiligdom en cieraad niet van den tuin van den Prins, die ze ook, zoals we gezien hebben, niet als een kostbaar pand maar alsdrek befchouwd, — ookniet vanuliedens tuin, daar zyookniec dient, want de distels zouden 'er gauw weer zo hoog in ftaan, dat geen Burger de Vryheid zou kunnen zien,—» maar  88 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. maarzy is hec heiligdom en cieraad van onzen , van'sLandstuin, en daar in moet zy op het voetftuk ftaan -Zoals de Regenten dir hoorden, was alle iver by her. gedaan, z& trokken fagtjes hunne fcrouders onder het beeld weg. en lieten het maar weerglyën; men kon mejklyk aan hun gelaat zien , -ekelyksalomme by de meeste Boekverkopers, a Stuiver uitgegeven.  D E HAAG SCHE CORRESPONDENT» N°. 12. Myn lieve Mynheer GOSSE! "W'el wat ben ik bly, wat ik ben bly,— van myn leven zo niet, nu ik die regt verftandige Brief van de Edel Mogende, Genaiige Heren Staten van Gelderland heb gelezen , ik meen dien Brief niet, daar boven aan itaat P U- BLICATIE, waar by zy alle Ingezetenen, zagt ik verfpreek me, ik wil zeggen, alle hunne onderdanen, zo fraaitjes een Hot voor de mond hebben gefmeten, om op ftraf van Hun Hoogstgenadige Ongenade, geen woord meer te reppen of te roeren van Privilegiën' maar ik meen dien kostlyken, verftanfigen Brief, dien zy tot antwoord aan de Heren Staten van Holland en West-Friesland hebben gefchreven over de Aanflelling vanMr.H-J. van Olienhameveli, genaamt JVttte Tulling, tot Advocaat Fiscaal en Procureur Generaal van Brabanden Lande van overraaze. „ Komt nu hier gy weerbarftige fchreuwers, om de „ herllelling :uwer verdronkerde voorregten ! leeft de- „ zen Brief, en zo gelooft, gelyk ge als'gebore, nietige „ en veragtelyke onderdainen meet geloven.dat geen lid M van  oo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ van Staat kan dwalen, maar zo onfeilbaar is als den AI. ,, coran van Mahometh, danzolt ge voortaan wel zwygen „ van uwe Rechten en Privilegiën, maar volgens de zo „ regt beminnelyke leefvan de Beren Staten van Gelderland zeggen, aan myn Vaderen Grootvader zyn de Privilegiën „ a! onthouden, en daarom mag men ze my ook ontbou„ den; ik mag 'er niet om vragen." „ Komt hier alle gy beuzelaars en zerhelknopers! die „ niet gapen kunt, of gy reutelt van de heiligheid van „Contracten, Verbmtenisfen en Capltulatien; uit „ deezen brief zult gy zien, dat men niet verpligtis, zi" „ langer aan die vodden te houden, dan men wil!" Ja Vriend Gosse! die uitweiding rnoefï ik doen, want myn hart is bar Ren s vol, ik vrees maar, dat bet op die ongelovigen en verharden geen goede uitwerking zal doen, want zy geven voor, dat zy zo wel ergens over mogen oordeelen , als de Staten die halzen, als ze zyn. *t Kan niet helpen, ik moet hier de redenen van Mynheren, de Heren Staten van Gelderland'zelve aanvoeren, en die zig daar door niet laat overtuigen, zal zelfs door den Talmud der Joden niet kunnen overtuigd werden. Hun Ed. Mog. van Gelderland antwoorden dan , dat zy deBnef van de Heren State van Holland hebben ontvangen, dat zy zien, dat die Heren klagen, om dat de Gedeputeerden vas Gelderland ter vergaderir g van Hun Hoeg Mog. hadden geconcurreerd tot de aanftelling van den HeerMr. Tulling tot Fiscaal" &c. van Braband dat zulks ftreed tegen de Privilegiën des Volks, — en dat door de Regeering van 's Bosch op den inhcud van de Lands Privilegiën was aangedrongen, en Adresfen gemaakt aan H.H, Mog. tot reclame der oude Rechten en Privilegiën. — Dan op die klagten van de Heren Staten van Holland betuigen die van Gel-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 91 Gslderland, zo regt jnannelyk, dat daar in hun EJ. niets voorkomt, het welk hun enigen grondgeeft, om het gedrag van huune Gecommitteerdens in dezen aftekeuren. Kyk, dat is protnt voor de vujfjt, —hoe of ook de Heren Staten van Holland daar toe hebben kunnen komen, om hier te doleren aan de Saten van Gelderland over geïehondene Privilegiën en Capitulatiën des Lands?—Ze kenden immers die Heren, zo wel als htmne nobele denk. WyZe! Dat het nog was geweeft, om de Natie nog enige rechten uit de handen terukken, en die onzen allerteergeliefften Prins toe te floppen, met de zekere verwag. ting, dat dieHeren van dnt laken ook een nieuwe broek zouden krygen, dan had het 'er nog na geleken, en dan zou de vlieger beter hebben opgegaan ; maar zyn hoofd te breken met's Volksbelangen, en de herftelling van des. zelfs voorrechten, dat is volgens onze leer, nietwaar Sinjeur Gosse, geen piigt van een Regent, geen oude palen moeten verzet worden, al ftaan zy nog zofcheef en zo krom, en in gevaar, om u op de herfens te vallei:; een braaf Regent, een Regent, naar onzen fmaak,moet maar met alle ogen rond zien, waar meê hy zyne Doorlugtige Hoogheid, onzen Heer Erfftadhouder, kan behagen, daar moet hy aan Opofferen en overgeven alles wat hy kan grypen en vangen : — en de Hoge Heren van Gelderland zyn het, zo ik geloof, compleet eens met ons, want kyk, zy weten by ondervinding, dat als het op dier boom en zyn welige waterloten regent, het op hunnen akker wederom van hem ryklyk druipt. Maar om weer tot de historie te komen, Hun Ed. Mog. van Gelderland zeggen verder op hun beurt, dat zy even zeer verwonderd zyn, dat de Gecommitteerden van,Holland op aandrag van hunne en andere G ecommiteerden niet M 2 daadlyk  92 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT.! daadlyk zyfc overgegaan, om dien poft te begeven, aan iemand, geen geboren Brabander zynde, al is het, dat het een Privilegie van Eraband is, en de Staten by deCapituIatiegesworen hebben ,hen by hunne Privilegiën te zullen handhouden ,• en zv laten het niet by een bloot zeggen, maar geven zulke fufficientie redenen van hun fustenu, dan het te wonder en te byster is, en men 'er van top tot teen van moet verbaasd ftaan. Zy zeggen Primo, dat het incontestabel is, dat zeden een zeer geruiinen tyd. osGaoi het gereclameerd Privilegie, tot de bekleeding van dit Ampt is genomen de een of ander uit de Piovintiè'n, e) dus ook zeer natuurlyk, dat hetzelve thans wederom op een Provinciaal fuhject heeft mogen geconfereerd wor^e i Ziet daar, zo die rede niet genoeg wat zeg ik, niet alles afdoende is, dan weet ik't met; my dunkt, dat argument is zo kragtig, als men het van zulke Heren kan of durft vergen: het is meer gebeurd, en derhalven mag bet meer gebeuren Maar myn goede Sinjeur Gosse! gy moeft eens horen , wat de Patriotten hier op uitbazuinen, het is niet om te verdragen van dat volk, dat is bet niet Zy zeggen, dat zy geloven, dat vele van die grote Gelderfche Her e Af ftammen, uit die Leden van den Bloed* raad van Duc d' Alba, (dat zy nog zeiden uit den Koning Philips de Ilde, of uit Duc d' Alba zelve, dat kan 'er nog door,) om dat die ook gewoon waren te zeggen: Wy ftoren ons niet aan uwe Privilegiën. —— zy vragen, of de Heren van Gelderland van oordeel zyn, wanneer een dief verfcbeide Huisbraken had gedaan, dat hy dan regt heeft,' nog meer dergelyken misdaden te plegen, om  ' DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 03 om dat hy zedert een getuimen tyd daar in was voortgegaan, ongeagt de wetten daar tegen geëmaneerd 't is hier'1,ede niet genoeg —gantsch met. Zy > ragen of de Heren van Gelderland tot hunne hoge posten geroeoen zyn , om 's Lands Privelegiën tehsndhoudeii dan of zy geroepen zyu om die te onderdrukken, en te verdonkeren, zy zeggen, dat zy het laatlte duidelyk uit de woorden van de Heren van Gelderland moeten opmaken daar ze zeggen, te mier het gedrag hunner gedepu ■ teerden goed te keuren, om rede, datuiet tegenftaandede onderdrukte klagers al meer om hunne Privilegiën hebben gefmeekt, men egter daar niet na heeft gehoord, maar met het verdrukken derzelven is voortgegaan. Zy zeggen al verder, dat als 's Volks belang en kost. bare Privilegiën te befcbermen, het werk niet is van de Heren van Gelcerland, en dat tot hun post niet behoort, dat dan gewis hunne Ampten moeten belchouwd worden, als alleen ingerigt tot het vet m^ken van een magere Keuken en het overdierbaar maintien van Paarden en Jambonden Maar wie zou zyn hoofd willen breken, om die Patriüttifche Aanmerkingen alle te weerleggen, daar houden wy ons niet mtêop, is 't zo nietSinjeur Gosse! dit moet ik die k waadaartige vit ers tog nog onder de neus duwet)j— dat al fchoon eens hetgeen da Heren van Gelderland zeggen ntet billyk, nog ftrokende was met de ver. pligting van elk Regent, zy tog fpreken zo als het by hun leid, en zie dat is braaf, dat iemand net zegt zo als hy 't meent. Maar nog meer en dit doet alles uit; die Heren fpreken nog zo als al de Regenten, enige even wel hiervan uitgefloten, fpraken, toen de invloed van onzen dierbaren en zo hartelyk teergeliefden Prins nog alles en over al Regeerde; — toengeeii Regent vroeg: „ ls dtt volgens onzen eed? > komt dit overéén met het belang van het Land? ■ ftrookt of ftiyd dit, met of tegen 'sVolk rechten en privilegiën? "Maar toen de meesten miar vroeeen", " of her overeenkomftig was met het hoog wysadvis van " zyne Doorlugtige Hoogheid? of het ook was vol. „ gens den genadigen wil van zyre Doorlugtige Hoog- beid?" toen men geen zorg had, of bet volk by deze of gene Refo'utie of aanflelling fchnklyk in zyne Privilegiën wierd verkort, dat was tog maar het canaiiie, M 3 van  9\ DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. van hetwelk de Regent nog gunfl nog voordeel te hopen had, maar toen men alleen maarzorg had, dat men tog Mynheer de Prins niet zou mishagen , -—die was de boom daar men zyn vrugten van plukte. — En of nu dat liedje in Holland en elders is uitgezongen, in Gelderland nog niet:-- daar is het nog het Te üsum by die Heren, — maar de Patriottifche Uilen willen naar geen reden horen. Men moet daaróm niet denken , dat de Heren van Gelderland, zo dromvenkers verzot zyn op de Prins, dat ze dit alles uit pure liefde voor hein doen; neentogniet zo mal zyn ae niet, maar ze zien verdandig naar hun Intreft, en als zy morgen alles van het Volk te wagtea hadden, zouden ze weer door een vuur voor 't Volk lopen : —— kyk, dat is braaf', want niet zonder grond is het r-.'reekwoord, wiens brood men eet, wiens woord men jpraekr. Secundi zeggen de Heren, dat daor deze vervulling zo weinig {.rajudicie aan het eventueel befoigne over dit gere. trd Privilegie is toegebragt. als lioor alle de voorgaande soortgel yke be je vingen. j klaar dit ook is, de Patriotten kunnen 'er tog hun tanden niet uithouden; zy zyn onbefchaamd genoeg om • ragen, ot 'er ook wederom een tpidemique ziekte in ( eldéiland heerscht, die op de hersfens werkt? —— Zy rragen, of her, met het Nattiurlyk — ofBurgerlyk regt ui nat minfteofgeringilekan btilaa^datineen^efchilover Goederen,tusfehen twepartyen,geJurendehetrigterlyk onderzoek, een der partyen van die Goederen gebruik maakt ? en zeggen ze, d iar de Bosfchenaars met naam en toenaam, met dag en datum aangetoond en bewezen hebben, dat di'. door hun legtmatig te rug geëischt Privilegie hun wettig Erf en Regt is, is 'er geen befoigne overnodg, en het is een fchande, dat men alie flinkfche wegen inllaat, om een lang onlerdrukt Volk van zyn wettig eigendom verftoktn te houden. Al verder vragen zy, hoe of het een mensch, wiens •herfens niet vcrmolüid zyn, tog in het hoofd kan komen, om ia zef-gen, dat door de tegenwoordige vervulling zo pneejuditie aan het eventueel befoigne over dit geurt Privilegie is toegebragt, als door alle devoorL-eortgelyke begevingen. Kon,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. oj Kon, vragen zy, door voorgaande foortgelyke, fchreu. wend onwettige begevingen hinder of prsjudi'.ie worden toegebragt aan het' tegenswoordig befoigne? ——— neen, maar wel door de legenswoordige begeving. Nog honderd diergelyke praatjes fbian die Patriotfche fnappersal meer uit, daar wy ons zo min aan Horen als de Heren van Gelderland: —— hoe zouden Regenten niet al mogen doen wat ze willen, en zouden zy om Burgers gehouden zyn naar Privilegiën te zien? —wel men zal het hoe langer hoe mooier willen hebben,—— zedertNederland zo gelukkig Stadhouders heeft gehad, is die flaaffche mode uit de voeten geraakt. Maar op't geen'ei volgt, branden die klanten niet minder af; daar de Heren Staten van Gelderland zeggen : Tertio, dat Schepenen, Gezivoorens en Raden van 's Bosch zelve avoueeren, dat zo een reclame geen nieuwigheid &c. Nemen (vragen de Pariotten) de Heren van Gelderland dit tot een fteun en argument van hunne handelwyze? — dan zyn zy bitter van 't plankje af! integendeei toont dit aan , dat de ongelukkige Brabanders reeds lang vergeefsch gefmeekt en gebeden hebben, om de herftelling hunner wettige Privilegiën, maar dat zy tot noe toe aan een doofmans deur geklopt hebbende, eindelyk, nu eens hoopten, dat men aan hunne regtvaardige verzoeken gehoor zoude geven. Zy vragen, of het aan een fchuldenaar regt geeft niet te betalen, om dat hy zyn fchuldeisfcher meermalen zonder betaling had afgefchept, wanneer deze hem daar toe aanmaande? En zeggen ze eindelyk, dat men al vry vermoet gevorderd zyn, in het vergeten wat regt en bjllyk is, om zulke argumenten te kunnen aanvoeren. Zoud ge 't wel kunnen geloven Sinjeur Gosse, indien ik u niet verzekerde, dat die klanten zo veel fnaps hebben van zoo'n kostelyk ding, als die Brief van die Heren van Gelderland is'? Het blyft 'er nog niet by, in 't geheel niet; het geen de Heren verder argumenteren krygt ook al van hen met de lange zweep. Quarto, Dat, of fchoon het voor als nog de gepaste tyd, en ook [geenzints Ons voornemen is, vn in eenig  95 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. eenig onderzoek of detail van de merites der Gefustineerde Privelegiën te treden , &c. Wel onmanierlyk,wat barfthier het Pairiöttisch onweer op los! — die fnaken zeggen, niet te kunnen geloven, dat ditdetaalder Regenten is want dat vooreen braaf Regent geen tyd ongepafi: moet zyn , om de waarde en het legt van 's Volks Privilegiën te onderzoeken , en daar ze j»ekrenkt zyn, te herdeden : dat voor bet al die gepaste tyd is, wanneer het Volk ze te rug eischt, en dat te zeggen, niet voornemens te zyn, om in eenigonderzoek deswegens te trede, een zeggen is, dat een eerlyk hart doet krimpen. Maar ik zou geen einde vinden, zo ik nog honderd diergelyke vitteryen wou aanhalen: — beft is, dat die Heren , die zig aan het klagen van een gansch Volk niet kreunen, zig ook niet zullen floren aan die Patriöttifche kwispelingen. Ik ben uw zonderlinge Vriendï N. N. Word 's weekelyks alommeby de meeste Boekverkopers a i \ Stuiver uitgegeven,  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. el wat beleven we etn droevige» tyd .' — en wat was keteen'gelukkigen tyd, nog maar weinig jaren geleden! zie, ik ben maar een Bakker, maar als ik nög denk aan de vorige tyden, dan zou ik myn hairen wel uit myn hoofd trekken. Toen fprak niemand van de welvaart van 't Land, vah deszelfs roem of fchande, —niemand fprak van onderdrukking of overheerfching, — geen mensch fprak van Voorrechten of Burgsrlyke Vryheid, het eenigst, dat men nog al zo hoorde, dat was klagen over flegte tyden, verval van neringen en zo, maar watkostmydatfchelen.de luiden moesten tog eten, en Ik bakte niet minders myn Bakkcry ging goed, en dat was al genoeg voor my. Maar pas waren we in Oorlog met Engeland en onze Koopvaardyfchepen wierden als met Engelfche Schuppen van de Zeegefchupt, of daar had men de poppen aan 't danfen; — geen mensch kwam 'er haast aan myn toonê bank, of het was, " Wel lieve Hemel Buurman! wat hebN " ben Wel Edele Sinjeur GOSSE.' N°. 13.  08 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, ben onze Koopluiden wéér een fchade geleden ! de „ Engelfcbep hebben weêr zo veel Schepen genomen"! — we! war kon my dar. fchelen, ik had geen Schepen op Zee, en al flerven al de Koopluiden, dan heb ik nog geen Bra- bandi Oortje by erfenis van hen te verwagten: ik bakte tog Brood, myn Bakkery ging goed, en dat was ïny genoeg. Toen ginghet op esn fchelden op onzen dierbaren Prins, (kyk, ik hou zo veel van dien tedergeliefden Vorst, dat ik hem heb uithangen in een overmate fchoon Uithangbord, met een Fluwele Rok met Goude Galonnen, van uw leven zo niet; — de liefhebbers zeggen ook, dat hy zo precies net op onzen Prins in alles lykt, als twe droppeltjes water,) nu zo als ik zeg, ging het op een fchelden op den Prins, dat 'er myn hart zeer van deed; de een zei: —— " wel nu, men moest een Stadhouder, een Erffladhouder, en een Capitein en Admiraal Generaal „ hebben, nietwaar: —— dan was men bezorgd, 6 dan was geen Mogendheid in de wereld in Haat of „ had het hart, ons aantetasten, ——en nu, nu komt „ het afgemarteldEngeland, He we als haring konden kaken ,, en inpakken, en flaat en rooft en plundert ons, alsof „ hy in een verbeurd goed zit; hadden wy nu voor „ al die Miilioenen, die hy en den Hollandfen uitzuiger, „ met al hun gefnor gekost hebben, goede Oorlogfcbe„ pen, we waren 'er beter aan" — een ander zy weêr, „ kosten we 'er nog maar zo veel M^liioenen bygevea, „ dat hy in 't geheel niets deed, het was ons te raden". ,, een derde zei, " ik heb ook Poppen in myn huis, maar „ ze kosten zo veel geld niet". weêr een ander zei, ,, "Og Hemel! hadden we nu maar een halven de Witt, „ vooreen half douzyn Willem's, de Engelfehen zou- „ den  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 99 den ons zo niet op de kop zitten, dal zou ten z ■ niet" ! . ik vroeg die perfoon, of hy nni was, da hy zo praate, —— het leek nergens ra; de Witt was wao geen Engels bloed, of aan den Koning van Engeland ver- maagtfchapt. Ik kon het alles niet 'aaiibt ren , fchoon ik myn hart aan dat Volk riet dorst opte'ii'len , zo als ik wel wou, want zie ik ben Bakker, en m/n Ba! kory gaat boven al. Ik vroeg tog eens eindelyk aan een mm, die nog al heel bedaard was, en niet anders wou, dan Hertog, Raadsluiden, Hovelingen, Pages, en al dat Volk van .'en Prins wegjagen, en hem uit de Staten eenige tot Raadslieden toe voegen , wier raad hy zou hebben te volgen : ' "Wel Buurman, vroeg ik, wat wil men tog van de Prins „ hebben"? dat hy, was zyn antwoord, volgens zyn „ Eel en grote verpligting aan de Natie alles infpant, „ alle middelen aanvat, om haar en hare kostbare eigen,, dommen te verdedigen, en zo niet weerloos te hou^ ■'y den". i "Wel myn goede man, zei ik, zou dan „ de Prins tegen de Engelfchen gaan vegten ? wel „ dat zou 'er wel uitzien, en dat zo tegen zyn naas- „ te bloed, wel foei, dat wat een fchiïkiyke zonde; „ zie ik fprak als een eenvoudige Bakker ". " I at „ hoeft niet, fchreeuwde hy tegens my in, m r één „ oogwenk van den Prins is genoeg, om al watdrar aan ,, behoort, en dat door zyn invloed als een weerhaan ,, door de wind geregeerd word, te doen vliegen; 1 ,, word de ongelukkige Koopman, daar 't hele Lar.dvan „ afhangt, niet tot op het htmj u tgefchu I, zonder dat „ men hem wil befchermen "? Og Buurman, was myn „ antwoord hier op, laten we tog gezond praten; wie ., zal voor een ander het harnas aantrekken?— zie wat N 2 takeE  ioo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, raken onze Kooplieden den Prins? hy is immers „ geen Kocpman, en al flerven ze ryk of arm, hy zal'er „ immers geen duit te meer om hebben, — wel ik „ denk ook zo; als myn Bakkery maar goed gaat, ftoorik „ my aan de rest'. Gy zyt een Gek, fchreeuwde „ myn Buurman, ternyl hy de deur uitvloog. — zeg. gende met een verfchriklyke zugt.in 't heen gaan , ■ ,, dat komt van den vervloekten invloed, die alles „ regeert. " Zedert dien tyd noemen ze my in de gantfche Buuit, de Gekke Prinsjes Bakker; dat zou nog heên bruiden, maar ik verlies coniiderabel veel klanten, en datismy het grootfte kruis, want kyk, hoe lief ik de Prins heb, myn Bakkery gaat boven al. Nu heb ik 'er iets op gevonden, Wel Edele, Sinjeur Gosse, daar ik denk, dat die bui wel i»eè over zal gaan. Hoor, ik wil een vast plan opgeven, waar door als 'er weêr eens een Zee-Oorlog kwam, de Koopluiden, naar myn Gedagte, vast (laat konden maken, dat zy alle befcherming tegen den vyand zouden genieten. — Is dat niet regt mooi? Dat Plan zou hier in beflaan, luister, Gy weet, dat, al (lierven al de kooplieden, Mynheer de Prins nog geen kaneelftok van hen zou erven, — en of zy ryk of arm worden, zyntractementen zyn daarom geen duit meerder of minder; — dus of zy geplunderd worden of niet, de Prins (leekt 'er geen ftuk brood te minder om in den mond; het eige koetje likt het eige kalfje: maar wanneer onze dierbare Prins by de fchadens of voordelen der ksopluiden fchade of voerdeel had, ,ha, dan was het een anderezaak, dan kwam het bydeuTedergeliefden ook op Nommer één aan. ——m Der-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, ipi Derhalv.en wou ik zulk,'een accoord maken, datao dra 'er weêr oorlog kwam, dat. dan alle koopluiden, die zeehandelaars waren, van hunne jaarlykfezuivere winden, een derde aasden Prins zouden geven, volgens hun koopmans-boek opregt opgegeven: zie, dan had de Prins'er groot belang by , ditzy geen fchade leden, want dan was 'er byflot *aa rekening voor hemnulop 'treqtiest;en voor de koopluiden was het ook beter een half ey dan een legen dop; beter, dat zy een derde van hunne winden misten, dan dat zy capitalen fchade leden. Mannen, wat zou 'er.eeu convoy zyn, onbepaald convoy, het zou Oorlogfchepen en Fregatten regenen, net precies, of 'er weer een Willem de Derde tot Koning van Engeland moest gemaakt worden : — De Engelfche jakkers zouden 'er dan hunne handen wel afhouden, trouwens, ik denk niet, dat ze het dan zou len proberen, om op onze fchepen jagt te diaken, uit agting voor de Prins, en om zyn voordeel te behartigen, , Maar Sinjeur, nu zultge vragen, hoe dat men het dellen zou me: bet grootfte gedeelte .der Zeeofficiers, want dat die lieren, als 'thu.i niet gelegen komt, op de hoge Orders van den Souverain, gaan alseenflak, ~en dusofdePrins dan al zou willen, men iets zou moeten bidenlan, om hen ook vlug te maken; maar, daar antwoord ik op, dat die geen zwarigheid zou hebben, want dat één oog wenkje , een klein ooswenkje van de Prins by die Heeren is als een wet van Perfen en Meden: Maar om bet fecuurma die Heren te hebben , kosten de kooplieden hen ook wel den vyftigden penning van alle uitgaande en inkomende goederen toeleggen, zo lang de oorlog duurde. Ik bid u myn lieve Sinjeur, maak tog myn Plan publiek, opdat de Bakker weer in de «unflvan zyn Galanten mttk, N 3 want  io2 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. want ge weet wel, we gaan beide aan hetzelve euvel ziek, om geld en brood doen wy alles Ik ben uw allerdiendvaardigde Vriend en getrouwe Medebroeder in zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prince van Orange en Nasfau, Erfltadhouder, &c.&c. JocaEM be Bakker Monsieur GOSSE! Gy hebt zo menigmaal, zq geduurig gezegt, dat de Woerd-nfche of Zuidhollandfche Courant een leugen en fchan,'papier is, en dat heb ik ook altyd gezegd, fchoon ik, om 'e waarheid te zeggen, het zo min kost bewyzen als gy, dog dit onder ons meisjes; maar nu, nu,ikfpring we! dertig voet hoog van vreugd, nu kan ik bewyzen, dat de kaerel liegt, dat hy zwart word; wat zegt ge Baas, zyt ge nist zoo bly, als of gy thans uw Overgrootvader noemen kost? —— Hoor man, ik heb gelezen in die ieugenagtige Zuidhollandfche Couraat, dat toen zyne Doorlugtige Hoogheid, onze Heer Erfltadhouder, naar en in Middelburg trok, niet anders dan een party oproerige Walcherfe boeren, en eau hoop van het gemeende en.fchunnigfte caffidiie had geroepsn :Hoeze! Vivat Oranje ! Oranja boven 1 — Zie Baas, dat is onwaar, want ik heb 'er prefent geweest * overal, en heb het nauwkeurig opgenomen, want daar zyn Hoogheid blyft blyf ik opk. Niet alleen dat de Walcherfe boeren en het grauw van Middelburg zo ellendig bly en in hun fchik waren, en zo opge- flerd met Orange, puur of het Vastenavond was, maar, en kyk, datheeft die Courant kwaadaartig verzwegen, daar was in Middelburg nog een kaerel, die wel gemeen was, maar nogtans torensboogte verheven was boven dat gemene grauw, die kaerel dan was van boven tot onder toe behancen met Orange, ge kost nauwlyks iets van hem be-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 103 bekennen; en zyn Orange boven; en Vivat Orange! klonken als een onweêr. Jk kan het ü niet zeggen, Baas, wat genegenheid ik voor dien wakkeren Orange-Vriend verkreeg, — ik wilde hem een kleine vereering geven, (want dat heb ik naar myn vermogen zo wel voor die goede luiden over als de Prins zelve, ieder geeft naar zyn Raat,) maar hy keek my aan, of hy me wilde verfcheuren , en liep weg; en toen hoorde ik, tot myn bittere fmert, dat de man defperaat krankzinnig was. Ik heb over al by geweest, Monfieur , maar dat piefier dat ik gehad hebeis met geen tongen uit te fpreken, zo waren die Walcherfe boeren verzot op de Prins , of zo zeer niet op de Prins, als wel om dat zy de Rooms- gezinden een verfchriklyken haat toedraagen ; dit is geen wonder, want de peper van hun oproerig gedrag in dien tyd zit hun nog in de ogen: — " Lant de Prins 'er „ maar eens boven op komen, " fchreuwden zy, „ dan „ zullen wy onze hande» tot aan de ellebogen in datver,. vloekte Panpfe bloed wasfen." Van uw leven hebt ge zoo'n mooi gezigt niet gezien, als hun wagens, paarden en zy zelfs; ge kost nauwlyks de oren van de paarden zien , zo kostelyk waren ze met Orange behangen : het zwirrelde en zwarrelde voor uw ogen, of het weerligte: men zou zeggen, hoe kwamen ze zo aan zo veel Orangelint,——. men verhaalde my, dat een fmous '«reen goede fnaaiuitgefloten had, dat die in Holland een grote party van dat lint had gekogt tegen 10 duiten deel, dat in het jaar 1748 een gulden had gekost; — nu dat is het zelfde, maar het was curieus; en dan het Orange boven! en Vivat Orange.' daar by, dan kon men zig zo het jaar 1748 nakend voor ogen Rellen; ■ twe boeren, die hadden moeten vlugten, en vervolgens gebannen, dog reeds federt enigen tyd boven hun  ioi DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. hun bar.v.isfsment, wedergekomen waren, waren de drif tigften ;—— men ree, men vloog , men joeg als dol en uitgelaten, zo dat het wonder was, dat er geen ongelukken ge. beurden , want de meeften hadden zig uit liefde en agting voor de Stadhouderlyke familie defperaat vol gezopen. Maar niets kwam by die drift van het Volk, het welk handen meê aan de lyn floeg, om het Jagt binnen te fle. beri: de drift was zo groot, dat den één den ander verdrong, om handen aan den lyn krygen, en van zyne Hoogheid en de Doorlugtige Familie gezien te worden.* ik zag met een ontroerende vreugde dien yver van die armen menfchen, ik zeg arme, w-antkyk, het was vao hst zogenaamd Potjes-Volk , het welk aan bet Hof inet Potjes en Pannetjes komt, om wat Brood , een fchepje mengelmoes, of Soep, en een beentje toe: Ogwat waren die menfchen al by voonaad verblyd; de een zei tegen den ander , ,, Nu zullen we evenwel „ wat'warms in het lyT krygen, Ogwatfnak ik al naar een Lepeltje"! een ander antwoordde daar weêr op» " ja nipt alleen wat warms in 'tlyf, maar ook dub„ beitjes en Testhaiven in de Sak"; ——— een oud Wyf dtê Biets als baar gryzen baard aflikken, zogroot was de graagte, en dan had men weêr een Hoezée! dat het klonk: Ja foaityds kregen ze uit hevige drift ruüe, wanneer de één den anderen verdrong, om aan de Lyn te zyn, want dan was het, " Zoek jy een dubbelde portie „ te krygen"? Het was onmanierlyk om te zien, hoe liefderyk zyn Doori. Hoogheid dat Volk bejegende, krek ofj het Broers waren: — wel geen wonder, moet het den Prins niet honderdmaal aangenamer zyn, van het egte bedelgefpuis Gehoezeette worden, dan dat een paar deftige Burgemeeters, hem van wegen hunne Stad komen aanzeggen, dat zy ontwaar zyn geworden, dat derxelver Rcgten in handen van zyne Hoogheid zyn, en dat zy die wederom aan zig nemen. Het geen myn verfchrikkelyk verveelde was, dat me» de minde Oranje - drift niet in de Burgers befpeurde: een vroeg my, wat 'cr te doen was; ik zei, weetje dat niet? zyn Hoogheid word ingehaald! Ó zei hy, koelties, is 't anders niet? hy keerde my terflond den rug toe en vertrok. Het vervolg in 't volgend No-.nmer. Word 's weekelyks alomme by de meeste Boekverkopers a r \ Stuiver uitgegeven,  D Ë HAAGSCHE CORRESPONDENT. ïsh 14. Vervolg en Slot van dm voorgaande Nummer. Ik ftond in beraad, om die Karei een graeuw te geven, en hem te vragen, of hy ook al behoorde tot dat Patriottisch gebroed? — maar ik dagt zo by me zelve, laat ik den Uil maar laten lopen, daar is tog geen eer by te behalen. ■ Een ander deftig Burger kwam met een laggend gelaat uit al zyn magt lopen, om te vernemen wat'er gaande was, „ myn Viiend, (zei hy tegens my) wat is „ 'er te doen > ik dagt, by dezen braven man zal onzen haring beter braden: ,, Mynheer! antwoorde ik, „ zyne Doorlugtige Hoobefd arriveert zo aanftonts, die „ vrienden, die gy daar ziet, liepen het jagt met de hoog „ vorftelyke familie binnen." — Hy fchudde terflond het hoofd, zeggende alzugtende : „ ik heb het wel gedagt: — „ daar ziet [men het begin van het fpel al; als de „ zwaluwen zo laag beginnen te vliegen, volgt'er gemeen. ,, lyk onweer." ■ Ik was tot aan de keel toe vol, ik ftampte van kwaadaardigheid, maar ik moest zwygen , want ik was bang om de pot te trekken. O Met  ioö DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Met een balorig hoofd liep ik daar van daan naar een hoop burgers, die ik by malkander zag (laan, en lugtig lagten, die vrinden (zo dagt ik) zyn van een beteren fmaak, dat kan ik aan hunvrolyk gelaat zien: maar was ik ooit bedrogen het was nfu, die Vagebonden vermaakten zig met h»t befpotten van die brave lieden, die het ] gt van zyne Doorlugtige Hoogheid binnen fleepten' daar zyn al enige duizenden aan die lynen , (zei 'er een) „ 'tiswonder, dat bet jagt niet met meer fpoed als binnen ., vliegt." — Ik zag hem eens aan, niet wetende of hy raasde of wel zig verfprak, en vroeg als verbaasd, „hoe „ Mynheer, eenige duizenden?"- Ja, ja, (aatwoorde hy) „ 'enige duizenden ; gy rekend niet te grof, als „ ge ieder perfoon op duizend rekent; dieOrange- „ vrinden, hoe arm zyzyn, houden zo wel als hun grote „ Patroon open tafel, — en al is hun gezelfcbap zoaan„ zienlyk niet in naam of geflagt, nog zo groot in perfoon », als dat van hunnen hoog genadigen Heer, nogtans zyn „ zy minder fchadelyk, want het gezelfchap van dat ge. peupelconfumeert flegts een klein gedeelte van het bloed „ vanhunren gastheer, daar delaatften het bloed van ,, uiülioenen burgers, ja het gantfe land verteren." Hier wierd door die andere kwanten yslyk me gelaggen en gefpot: — wat zou ik arme ziel doen, anders dan eenszegteneffyan dat zondige, godloze volk heen gaan. Ik heb ook met de gantfe Vorftelyke familie in de Kerk geweest by Ds. Gravesande, maar Moe fleur Gosse, gy vyfeit dien man zo op, als of dat een xvare en egte Orange preker zou zyn, en of zyn WelEerw. tot ons volkje behoorde; maar Vrind, niets minder dan dat; neen, neen, die Heer heeft van de Uoffiedisanfe garflenbroden niet gegeten, het lykt 'er niet na:——ik kon klaar bemerken  DE 'HAAGSCHE CORRESPONDENT. 107 merken, dat hy de waarheid en godzaligheid ver boven de loftuitingen (lelde: — kom, kom , het was maar gantsch niet naar myn zin; — daar de Doorlugtige, Vor.tely ;e , Stadhouderlyke familie hem de eer aandeed om onder sjrn gehoor te komen, moest hy daar voor niet allerdankbaarst geweest zyn ? — moest hy zyne Doorlugtige Hoogheid niet als ten Hemel hebben verheft, zyn onvergelykelyk ver- ftand, zyn ongemeen fchrander, nauwwikkend en diep denkend oordeel, — zyne ontegenzeggelykeVaderlandsliefde, - zyne onmeetbare en ondoorgrondelykeStaukunde, om van twe a driehonderd andere deugden numaartezwygen, moest van dit alles hem de mond niet zodanig hebben overgelopen, dat dehersfenszyner toehoorders *er als een tol vin hadden gedraaid. — En wat moest hy niet hebben ultgeweJ li idenlofvan'ï Prinfen Voorvaders,— , ! v de ■ »fke« van Heerfchappy in Willem den Eerjlen, den^tmoedigheid en nederigheid in Maurits, het diep Otltsaf »0©r den Souverain in Willem den Tnetitn, en du dankbaarheid voor genotene dien- flcn in miim dm Hrrdsn hebben uitgetrompet van den picdikiloel.'— Met honderde fchriftuurplaatfen had hy moeter i U alle de Piinfen van Orange, tot den bMftontoe, MuntiC-] Gods waren, welker gekken zelfs onder de beste der Koningen inlfraëlen Juda niet gevonden wierden : wat had hy zyne toehoorders op hunne confcientie ja zaligheid moeten aanbinden tot de hoogde liefde voor den Prins van Orange: hy had zo klaat als den dag moeten aantonen , dat zy zonder dat diep vervallen zondsa; s waren en bleven; en had hy dan alles wilien volmaken , moest hy een breed Orange lint onder zyn bef hebben gehad, en doende, als of hy de bef eens verfchikte; dat lint aan zyne toehoorders in de ogen hebben laten fchitteren, O 2 dan  10S DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. dan had men gezien , wat de man in zyn fchild voerde: maar nu niets van dat alles, 't was voor een Orange toehoorder niet (e verduwen: ó was dr.ar Vader Hollede eens geweest, en had die die Preek moeten doen, wat zou alles hebben uitgeblonken, wat al bloemen zouhymet fcböppen vol van den preekttoel onder de Voifielyke familie hebben gefmeten ! Honderde, wat zeg ik, duizende Schriftuurplaatfen zouden als was in zyne herderlyke handen hebben moeten zyn, om die te kneden tot to pjslyke loftuitingen voor onzen tedergeliefden Erfltadhouder! 6 hoe zou hy Willem den Vyfden in wysheid gelyk hebben gefield met Salomon, in tedere Godsvrugt met David in dapperheid met Gidton: dat zou andere kost voor onzen mond geweest zyn. Nu kreeg zyne Doorlugtige Hoogheid in plaats va-e zulke vleyende loftuitingen niets anders dan zogenaamde zegenwenfehen, die men met alle regt wel mogt aanmerken als lesfen'-- dat hy mogt bekwaam gemaakt worden, om aan zyne hoge verpligting te voldoen; en diergelyke taal, die aan alle Orange vrinden miferabel in de oren klinkt. Maar dit ongenoegen wierd ryklyk vergoed, zo als ik u zal verhalen. Toen de Collegien, en daar onder ook de Predicanten, een Compliment bydeHoogvorflelyk familie gingen afleggen , kwam een der Predicanten alleen: - ó wat was die man dierbaar allerdierbaar uitgedost; hy was voorzien en behangen met Orange, wat ben je me fchoon, behalven zyn verfchriklyke grote Cocarde, was zyn grote ronden hoed nog omzwagteld , dat het een aart jhad , maar de goede dierbare man moest 'er ook al bitter om lyden; om dat dat Orange zo een weinigie wonder lyk en.raarflond op zyn wel eerwaardig kleed, fchreuwden fommige onder. gende  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 109 gende belhamels van jongens: — „ uit.! -- uit! — kom „ uit! - hier is een hansworst, een hansworst!" . Zo ging dat al zyn gang; —— andere fehreuwden, ■ „ te dromvenker, hou vast, daar is een zwart ,, bles paard van de Walcherfe boeren op hol. " — Zo vergeleken die fchurken den weleerwaardgten bef van den dierbaren man by de bles van een paard : maar og de vrome ziel Hoorde 'er zig zo weinig aaa, dat men kon zien, dat het hem lief was, om den naam van zyne Hoogheid fmaad- heid te lyden: en wat was die dierbare man zagt, moedig en nederig, want, dat ailerfpyiigst was,men wilde hem den toegang tot zyne Hoogheid niet vergunnen, zo ik hoorde, om dat men hem aanzag voor een mensch, die van zinnen beroofd was: — ó dit nam de man niet eens kwalyk, hy boog zig en ftreek het eene been voor en het andere na uit voor den domeftick, die hem den ingang weigerde, puur of hy zyne Doorlugtige Hoogheid zelfs voor had, ja ik wed, dat hy zo nederig zou geweest zyn, dat hy zelfs voor het rypaard van den Prins dezelfde com. plimenten zou hebben gemaakt, en zeker het dierbare zaal hebben gekust, op het welk onzegezegendeËrfftndhoudcr ryd. — Ik zeg rog, 't was jammer dat de man zo vrugte: loos moest wederkeren, daar hy zo kostelyk was verfierd en behangen ; ———. Ik maakte me nog vcrfchriklyk moeilyk op twe Burgers, die hem afwagten, om te zien , wie hy was; — zo dra kreeg d» een hem nier -onder het oog, of hy riep met een duidelyke vera^ting, ,, ó is het „ die, dan verwondert het me niet, die Theologife Weer„ haan is tot alle zotheid bekwaam." Zo dra ik meer byzonderheden verneem , Vrind Gosse zal ik ze u terflond mededelen. Ik ben Uw tcegenegere Middelburg 23 Juny 1786. N. N, 3 2 Sik-  iio DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Sinjeur GOSSE! Hoe langer hoe fraier: hoe of het nog zal moeten gaan? ik weet het op myn eer niet. —— Na ik hoor, zal dan het Commando over het Haagfche Guarnifoen niet meer aan zyne Doorlugtige Hoogheid, onzen Heer Erfltadhouder, worden toevertrouwd! —— dat ziet 'er mooi u;t! — ha wat een fpyt voor cns, en ook inzonderheid voor u. Sinjeur Gosse! ons Volkje in den Haag is tegenwoordig zo vol vuur, zo gefchikt, om iets van gewigt te ondernemen, zo net op zyn hoogte gebragt, om door te ftaan, was nu het Commando over't Guarnifoen maar in handen van onzen Vorst, en Hy zelfs in den Haag, welke grote zaken zouden 'er niet gebeuren! Maar Vrind Gosse, ik weet 'er nog geen mouwen aantezetten, dat men om dat Commando zo veel water vuil maakt; ttc vraag, is 'er wel iets, of op zyn minst, ptagt'er wel iets te wezen, daar Mynheer de Prins het Commando niet over had? Hoe was hetgefchapen en hoe is het nog gefchapen meteen groot aantal Leden van Hun Hoog Mog ? Hoe met een confiderabele party Staats en Stads Regenten en Regeringen ? Vlogen die niet van de hand van Mynheer den Prins, als een foldaat van den wenk aan zyn Capitein? Heeft men niet gezien in den vorigen oorlog met Engeland, dat of de Staten of Admiraliteits Collegien orders gaven, dat het net zoveel was als aan een doof mans deur geklopt, en dat Mynheer de Prins de fpil was, die alleen het uurwerk deed draien, zo als 't hem behaagde? Kan daar van een. heer- lyker blyk zyn als de Historie van Brest? Gaan, zeiden de Staaten, gaan, zeiden de Admiraliteiten» Ja morgen brengen! de regte wenk was 'er «iet, om die Sinjeurs te doen vliegen! — om in een woord alles te  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. in te zeggen, zyne Doorlugtige Hoogheid had het Commando over de geheele Republiek. Moet men zig dan niet verwonderen , dat men zo op het Commando van het Haagsch Guarnifoen valt? Ik heb al eens zo hy my zei ven gedagt, wat of hier tog de reden van zyn mag? zou het ook fomtyds wezen, dat men bevreesd is geworden, dat zyne Doorlugtige Hoogheid het eene Commando te weinig; en het ander te veel zou obferveren ? ——■ of zou het fomtyds wezen, dat men bevreesd is, dat zyne Doorlugtige Hoogheid nog te jong en te onervaren zou zyn , om onderfchied te maken tusfehen Oproeren en gepermitteerde Frolykheidjes? of zou het ook zyn, dat men bang is, dat zyne goedhartigheid en mèdelydenden aart, niet zouden kunnen overgaan , om met de militare magt het woedend gepeupel tegen te gaan, wanneer dat ter eere van Hem aan 't moorden en plunderen ging? ——• Ik weet het niet, maar 'er moet tog zo wat aan zyn. Ik bid u, Sinjeur Gosse, —» gy woont in den Haag, en dus weet gy het wel, onderrigt'ermy eens van, hier mede zult gy zeer verpligten uwen ftandyastigen lezer. Kakelarius Klaas Momus aan Kakelarius. Meester, myn Baas verzoektu zeer vriendelyk, dat gy hem nooit vraagt naar dergelyke Berigten uit den Haag, — myn Baas weet wel, wat 'er gebeurt in verre en afgelegene plaaften als, Utregi, Wyk, Amersfoort, enz. ten minften hy wil het weten; — maar wanneer hier in den Haag Oproeren ik wil 2eggen Vrolykheden, voorvallen, of andere gebeurtenisfen , die ons en onze party niet  ïi2 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. niet fmaken, dan weet hy het niet, ten minfte daniaif hy het niet weten, en daar heeft hy groot gelyk in, dus kan hy op uw vragen niet antwoorden: ook hy is een veel te gemelyk humeur, om dat het zo wrak met het Commando Raat. Uw Dienaar K. Momus. Og wat beleven we niet al, wat beleven we niet al! het begon hier zo mooi te gaan; —. wy waren zo gerugfteund door die nieuwe uitvindingen van Oranje-dragen, we beginnen weêr zo regt lief faam te rotten, myn Baas deed weêr ogtenden avond zyn best, om onze vrinden van onder de Uilebomen, Turfmarkt, enz. een riem onder het hart te Reken , wy (leunden zo op onze grote vrinden , wy hoopte alles van het Hof en Magiftraat, de brave Oranje-Dominees Nieuvoland en Frieswyk, deden zo hun best, om ons Volkje optewinden, en hen den draad te doen opvatten, daar zy dien hebben laten zitten; en nu, nu word ons nieuw vrolykheids- plan zo hartfteken den bodem ingeflagen; deSouverain, die wy dagten, dat zig 'er niet tegen durfde verzetten, leid 'er de plak op; Hof en Magiftraat, moeten willens of onwillens gehoorzaam zyn; 't Oranje is weêr tot de duisternis gedoemd; geen hoop of Vrolykheidjes; . het is gedaan, ó tyden! 6 zeden! —— Word 's weekefyks alommeby de mees:e Boekverkopers a i \ Stuiver uitgegeven,  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. Nc. 15. Mïnheir! KLAAS MOMUS! z Ie, ik fcbryf nu maar regt toe regt aan aan u, in plaats van aan uw Baas , want ik begryp al, dat gy 'er zo wel boven op zult komen als hy, en raak jy ook eens in de gunst van het Doorlugtige Stadbouderlyke Hof, mits dat je net zo als je Baas 'er ziel en zaligheid voor overhebt, dan zal je nog groter Hans worden als hy, want kyk, zo ik hoor ben je geen vreemdeling nog uit een hoer voortgekomen, ■ maar dit doet 'er niet toe, ik zal maarkrek op de zaak komen , en daar meê uit. Ik was dan in de voorlede week in een Orange- kroeg hier in Leiden, daar ons volkje komt, en daar wterdtcen krek gefproken van de Stadhouder: poon, daar zo veel rumoer om geweest is; ó wat wierd 'er afgedaan! onze vrinden branden vreeslyk af, op het doorryden van de Staten door die poort, dat alleen aan onzen genadigen, Doorlugtigen Heer Stadhouder toekomt, en zy zeiden tegen my, ,, daar lees dat overheerlyke No. 18 van de Vader„ landfehe Byzonderheden, daar zal je het zo overtuigend „ bewezen vinden, dat 'er maar geen kikken tegen is; men P ,,' kan  ii4 DE HAAGSCHE, CORRESPONDENT, ,, kan eens zien , hoe dat de Prins, onze lieve Prirsinzyne' „ regten verkort word. " Ik hs dat, en ik Was zo dadelyk overreed, dat ik myn kop 'er onder had willen verwedden, dat "er zo min iet tegen was intebrengen, als tegen den heiligen Aicoran. Nu dagt ik was ik ter degen gefcherpt, cm een Patriotren Keer, die over die S.adhouders poort met my had gefproken, en by die gelegenheid wyd en breed had uitgemeten over de verregaande inbreuken der Stadhouders en de miuzugt onzer Orange vrinden, waar op ik zwygen moest, den mond te fnoeien, en op myn beurt eens regt Victorie te b'azen; — ik gong na hem toe, reeds tot in myn in gewanden bly, dat ik hem ook aar;dekettingzou leggen, met No. 1-3 van de Vndsrlaraijcht Byzonderheden, in myn hard, maar og, myn lieve Meester Klaas! og, ik rekende onmanierlyk buiten den waart. Ik had hem nauwlyks gezegd, dat ik na beter onderrigt was, en tot bewys myn No 18 getoond, of hy begon op een toon , da; ik 'er van beefde • „ Wat, fchreeuwde hij, „ wat, komtgy met zuik een vervloekt blad voorden dag ?— kyk, hier uit datzelfde blad, zal ik u tonen, „ dat defchiy-er daar van een eerloze deugniet is, die heet ,i en koud uit eenen adem blaast, en dat gy een gek zyt, „ die zulk een booswigt gelooft, en dat dat geen „ praatjes zyn, zal ik u uit dat beestagtige Nummer aan„ tonen" ,, De hu'gelaar raast en brand op een hooggaande manier „ cp de b.rgers en ingezetenen van de Piovintie van „ Utrecht, dat zij niet fprakeloos berusten in het geen de „ Sinten dier Provintiegoeddunkt;—— hy vloekt ais eeir „ bezetene op de beste Vaderlaudfche Nieuwspapieren, „ niet flegta ern elat zy's Lands inwoners niet hebben laten „ rusten  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, ji5 „ rusten op den rand van het graf, in een ftikduisteren ,, nagt van blindheid, flaverny en ondergang. m:nr ook, ,, om dat zy inzonderheid de Overysfe'fche Riddt-rfchap in „ haar egt en regt ligt hebben gefteld, en hetgebreïkkigê „ in de befluiten en denkwyze van andere Staatsvergade- „ ringen hebben aangetoond : üitisoproerig byden „ man, or.gcöorlofd, —— het is volgens nem een misdaad „ van geltwetfte Majefteit, daar God wrake over zal doen: ,( maar let nueens verder, hoe die onverlaat zig zelve „ vergeet, en dat geen in den hoogden trap pleegt, w; ar„ van hij die brave Vaderlanders befehuldigt. " ,, Is het niet zeker, dat in een Land, hoedanig het ook zy, geen Minister eqn uit/lekend gezag of „ voorregt kan of pag genieten boven zynen Souvcrain?" ' Hebben de Heren Staten van Holland en Westfriesland ook dit zodanig niet begrepenV en, ( in volle overtui„ ging, dat het eigenen dier poort voor den Stadhouder ,, een inbreuk was , welke onder honderd anderen nog van „ de Spaanfe tyden was overgebleven, wanneer de Srd„ houder hy af zyn van den Souverain al die eer genoot, „ welke anders den Souverain voor zig behield, ) balloten, ,, dat het ryden door die pooi teen regt was. het welk den „ Souverain alleen toebehoorde?" ,, Is hy, die zig tegen dit wettig befluit hei'melyk of „ openlyk durft aankanten , niet éen Hebei, een oproerige „ wederflrever van den Souverain, en derhalven in den ,, hoogden graad drafbaar?" „ Daar derhalven de verfo.èlenswaardige Schryver van „ die Vadsrlandfcbe Byzonderheden, door het q .ans,. wys plaatfen van een uittrek fel uit de Mercurius voor „ het jaar 16S2, zynde een' Extract uit dj Rcfolutien van „ de Staten Generaal, tragt te bewyzen en te overreden, P 2 „ dat  ii6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, dat het ryden door die poort alleen dea Stadhouder „ toekomt, en dus by gevolgtrekking, dat de Staten van „ Holland en Westvriesland den Prins van Orarge in zyne „ regten hebben verkort, is hy dan niet een Rebel tegen „ zynen wettigen Souverain, een fnode onder myner van „ hunne wettige befluiten, en een ophitfer van 't'oproerig „ Orange gefpuis, om andermaal zig geweldiger hand „ tegen den Souverain te verzetten?" „ Is hy niet als de grootfte huigelaar, die anderen mis„ daden aantygt, die by op dienzelven ftond pleegt, elks „ veragting, en als ichuldig aan het critam lefa Majes3) tatU, de zwaarfte ftraf waardig?" Dat is altemaal wel waar, Mynheer, zei ik, maar de „ man komt uitdruklyk met een Extract van deRefolutien „ van Hun Hoog Mog- van den 20 Aug. 1682 voor den dag, ,, en daar weigeren de Staten Generaal aan denFran- „ fchen Ambasfadeur, denGrave d'Avaux, het ryden door „ de Poort, die op het Buitenhof uitkomt, alsdoorwelke „ zyne Hoogheid, den Heer Prins van Orange alleen „ pasfeert" 5, En wat bewyst dit, vroeg hy knorrig? — „ geen gryn anders, dan dat de Heerfchzugt van Willem ,, den Derden ook alle palen van betamelyk gezag had ,, overfchreden, en dat geheel de Republiek naarzyn oog ,, en wenk moest zien; waarom hy met zeer groot legt „ de Koniv.g van de Republiek wierd genoemd: ■ „ het bewyst niets anders'; — dan dat de Staatsvergade„ ringen ook in dien tyd door eigenbaat, en vuige lafhar„ tigheid zo befmet en verpest waren, dat elk zyn best,, deed, om op het laagst en diepst voor den Prins van „ Orarge te kruip: n " — „ 'Er kan noit belag'yker en dwazer bewys worden aan- gevoe/d  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Ï17 „ gevoerd dan even dit, het welk niets anders dan de fchan„ de en laagheid dier tyden ontdekt: zoud gedenken, dat „ als Willem den Vyfden het eens in 't hoofd kreeg, „ om eens een voordeel voor zig te verkrygen, daar hy al het genot, en de Republiek niets dan fchade van had te „ verwagten, dat de Republiek verpligt zou zyn,om daar „ toe niet alleen zig van krygsmagt en geld te ontbloten, ,, maar zig ook in een ruineuslyken oorlog te Reken m=t de „ twe magtigfte Koningen? — dit zal niemand, die niet „ dol is, durven zeggen; en dit heeft nogthans plaats ,, gehad omtrent Willem den Derden; om dat die zin „ had in de Kroon van Groot-Brittanie, en brande , om „ zyn vader Jaabus van den Troon te Roten, daarom „ moest de Republiek hem met onnoemelyke fommen „ gelds, en met een kostbare zemagt onderfteunen, en „ zig een zwaren oorlog met Engeland en Frankryk getroosten." ■—Zou het nu niet een fchoon en dugtig „ bewys opleveren , als men uit dit voorbeeld van Willem „ den Derden wou aantonen, dat men hetzelfde aan „ Willem den Vyfden fcfauldig was, indien die -ook eens „ zin had in zulk een onderneming?" ,, Weg dan met zulke laffe bewyzen van een Euwterug,, waards; die fchryver hoefde zo ver niet te gaan, hykon ,, dito foort genoeg in dezen tyd vinden; wat dunkt u, „ indien daarover het Advis van de tegenswooröige S^ten „ Generaal, of van het Hof van Holiand, of van den „ Magiftraat van 's Gravenhage wierd gevraagd, wat ,, dunkt u, zoo her wei anders zyn, dan men van te vo„ ren wist, dat zyns Hoogheid plaifier zou doen? —— „ Hoor myn vrind, van alle tyden zyn 'er Helden in het „ Staatsbeftier geweest, maar ook zulken , die zig 5, niet bekommerden met 's Lands onafhanglykheid , eer P 3 » en  ji8 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ en luister, als hunne tafel maar van vet druipte,— en die niets te laagagtten, óm hunnen Gunstbewyzen „ te behagen , -en zulken zyn 'er, dat God zy ge- ,, klaagd, nog, en zul|en 'er altyd zyn. " „ Indien gy derhalven wat wilt bewyzen, moet gy „ met betere en eerlykere Anteuren voor den dag ,, komen." Myn lieve Mynheer Klaas, daar lei al myn hoop en verwagting in de as, ik ftond te kyken als een jongen wiens vlieger los breekt; ik kost geen woordje hier op zeggen, -en ik vertrok met een hangend hoofd. Zo gy'er iets op weet, je zult me plaifier doen, my en de Schryver der Vaderlai.dfcbe \Byzonderheden, uit de konkels te redden, zo waar, de man heeft het zo wel nodig als ik. Ik ben met veel vertrouwen en achting! Uwen Dienstwilligen Grasje Leibenaai. P.S. Wat was ik van de week verfchrikt, toen ik hoorde, dat uw Baas in zyn Krant iets had vaneen Threfaurier, d:e een hem toevertrouwde kas wakker had ge- {heten: ik dogt zo waar als ik leef terftond op den braven, door en door eerlyken, en getrouwen Threfaurie»; van zyn Hoogheid Reigersman, maar toen ik hoorde , dat het maar zulk een geringe fom was, begreep ik terftond, dat het die eerlyke Heer niet kon zyn, om dat die de gewoonte niet heeft, zig aan kleine fomraen te laten kennen.  D'E HAAGSCHE CORRESPONDENT. jio Wèl Eblle, Hooo Geboren Heer.' P1ERRE SOSSE Junior, &c. &c. &c. Wat verheugde me dat lieve dierbaar Vaarsje, dat gy in uw Courant van den 28 Ren Juny, als uit Middelburg, geplaast hebt: het was zo regt uit myn hert gefproken; ik ben zo klaar als den dag overreed, dat alle befchuldigingen tegen onzen Doorlugtigen Vorst en Heer, den Heere Prince van Oranje vals en onwaar zyn, en dat Hy de volftandigfte voorftander geweest is: en nog is van '3 Lands welvaart», want ik heb voor ruim fes jaren een Commisplaats van Hoogstdenzelven gekregen. — Ikzogt gants Middelburg door, om dat Vaderlands Gezetfchap te vinden, het welk u dat overheerlyk puikfiukje heeft toegezonden, maar myn moeiten was vrugtloos, eindelyk bragt men my in een Vaderlands Gezelschap, gelyk men zeide, en toen ik vroeg aan die Heren, of zy dat overdierbaar vaarsjein uw Courant hadden doen plaatfen, begonden zy te ;laggen, zeggende, " Mynheer, dat „ is uit geen Vaderlandfe Koker gekomen, —— maar „ wy hebben het een weinigie veranderd , met behou. „ ding van de Rymklanken; zie daar 'er een Exemplaar „ van, en nu zal niemand ontkennen, dat het een Vader,, lands Vaarsje is ". Ik nam hét aan, en na'myn compliment te hebben gemaakt, ging ik heen: «—— maar denk eens, Wel Edele Heer Gosse, hoe ik van myn Ruk af was, toen ik het volgende las; plaats het in uw Dagpapier tot fchande van hen, die de Vryheid der Republiek boven onzen dierbaren Prins, Vorst en Heer agten. AAN  i2o DE HAAGSCHE CORRESPONDENT AAN ZEELAND- Gelukkig Zeeland! - dat geen Vorst, Op uw te zwakke fcbouders torst, Of Dwingland moet aanfchouwen! Uw Zugt voor Vryheid, hoe ook Nyd, Met fel ver gif te tanden byt, Zal nimmer u berouwen'. & $ $ Zo lang by u de braafheid woont*, En dankbaarheid het weldoen loont, Zal ook uw Vrïheid bloeijen; —— Haar naam, waar deugd en Godsdienst woend, Hoe zeer door Dwinglandy gehoond, In eer en aanzien groeijen. & $ $ Eens keert, door Gods Almogendheid, Het oordeel tot Geregtigheid, Het regt moet Zegepralen! Dan vloekt men 's Dwinglands valfche trouw Aan Neeüands wanklend Staatsgebouw, Op Bergen en in Dalen! Wat dunkt u van die kool, WelEdei Heer Gossa ? Is het niet om razend te worden, en uit zyn vel te fpringen. Ik ben uw halsvrind LIBERIUS. Word's weekelyks alomme by de meeste Boekverkopers a V2 Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT, N°. i<5. Monsieur en Vrind GOSSE! 2üo menigmaal ik uw allerdierbaarst dagpapier in myn banden kryg, verheug ik my tot in het kuiltje van myn hart, wanneer ik myn oog maar flaa op het artikel van Utregt: hoe aardig, hoe geestig weet gy die zoekers naar hunne Privilegiën den mantel uitteb „ dat het altemaal logens' zyn , dan is hy nog nutt'g. " „ Primo, voor Mynheer de Prins, als die in een ver„ drietige luim is , om dat hy de gunst van , om zo te zeg„ gen, het gantfche vol!: verloren heeft, om ïedencn , wat q 2 ,, kan  124 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, kan 'er dan verkwiklyker voor hem zyn, dan zoo'n „ Haagfche Krant onJer zyn ogen te krygen, daar hy in ,, tot den hemel word opgevyfeld, deugden en hoedanig,, heden hem worden toegefehrevcn, die hy op zyn best „ in naam kent, èerbewyzingen hem aanged.tanruimtwin„ tigmaal vergroot; ziet—dan word het verdriet ver. ,, geten en de eigenliefde doet geloven, dat de grootfte „ leugens heilige waarheden zyn. Nog meer, wan- „ neer hy daar by tot zyne grote blydfchap de grootfte ,, voorftanders van deregten der Natie ziet befpot, gefmaad „ en gelasterd, — wel het is dan waar of niet waar, het „ moet Mynheer de Prins kittelen, dat zulke onwaardigen, „ die zyn uitgebreid gezag binnen de palen zoeken te bren„ gen, door Gosse, als fcherpiegter van de Vorftelyke „ lami!ie,'deerlyk gekwispeld worden: menkan die krant ,, cigenaartig aanmerken als de Hof har van zyne Doorlugtige Hoogheid den Heere Erfltadhouder." Stamde-, hy is ook. allerdierbaarst voorde Prinsgezinden en Ariftoeraten , want deze fchoppen eerst de logens in de waereld , ut zo zy dit niet doen, dan vergroten zy die ge» beurtenisfen zodanig, —- verdraien en verwringen die geheel, voegen 'er otnjlandigheden by die geheel onwaar |vn i en wanneer ze dan in 't ligt komen, ha man- pen, dan h 'er een blydfchap, dan loopt men daar meê rond, als of'er een grote victorie is bevogten, dit is nug niet genoeg, men zoekt die als heilige waarheden den eenvoudigen interenten , en deze laten zig wegliepen door de verzekeringen dier verleiders. ' Gy kunt eens denken, hoe/ik my daar verveeld heb, , 1*1, ik zal u by een nadere gelegenheid de namen van dië Venten* eens opgeven, met het geen haar rarkt, Gy zelf, cn dan uw knegt, die uw Krant • ''• " fehryft,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 125 fchryft, zult 'er dan wel genoeg by doen, pm hem als fchelmen en deugnieten te doen pronken. Vale, ik ben uw getrouwen Vrind AURIACUS, Hpe langer hoe zotter, — ziet hier een tweden brief, ... myn Baas wenst, dat men hemmetdiergelyk foort niet lastig valt, ■ wat hoeft de hele waereld te weten , hoe hy in zyn fchoenen ftaat, en hoe zwaar zyn Krant weegt,- gelukkig dat hy klein is, zo wel als de volgende, die geen gryn zwaarder weegt. Myn lieve Heer GOSSE Ik ben een Uiters Burger, niet van de Patriotten, neen dat niet, ik behoor tot het Complot van Ros, Las enz, die ons niet bekreunen aan vryheid of regten, wat kan het ons fchelen, of wy als Haven moeten kruipen. als wy maar een duit daar door kunnen verdienen ,1— nu, dan zo als ik zeggen wou, het heeft ons bitter lang verveelt, dat 'er zo een goede harmonie tusfchen onze Burger- Of (kieren en de Schuttery was, en ik kan het u met geen woorden uitdrukken, wat een blydfchap dat 'er by ons was, toen wy zagen, dat gy uw best deed en zo listig deed, om die harmonie te verbreken, door de Schutters aantezetten tot het prefenteren van een Request, dat hun ■ ne Officieren tot den ouderdom van feStig jaren moeten dienen, of even gelyk zy betalen de jaarlyks vastgeftelde fom, maar myn lieve Gosse, daar haperen twee dingen aan, eerst, dat het voordel zelfs hieronder de Schutrers als een (taal van domheid en zotheid word uit, gefchieuwd en befpot, om dat zy weten, gelyk zy zeggen, dat een Officier in agt jaar dientns zo vele onkosten Q 3 h.eit,  U6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. heeft, daar wel twe en driemaal die jaarlykfe uitkooppenningen als lyfrenten van konden worden betaald: njaar dat het ergfte nog is, dat het in uw Krant ftaat, -rkyk al plaatste gy een ftuk uit het Euangeliumdaar in,het zou hier niet.worden geloof.i; — gy kunt het zo nie: begrypen, het ergfte fchandfchrift,het intaamfte libel,het ondeugendst pnsquil, dat oit in de waereld is gekomen , word nog heilig gehouden by uw Krant. Kyk, men leest het, als 'ergeest in fteekt, met graagte, jner lagt 'er om, net als om .een aardig pasquil, maar daar is het meê gedaan, het maakt geen indruk , contrarie,het moet maar m uw Krant ftaan, om allen indruk weg te nemen. Zoudt gy derhalveR, wanneer gy het een of ander aan de hand hebt, dat regt dienftig kon zyn, om de verwarring en twedragt hier meer en meer aan te ftoken, geen m'.ddel hebben om dat buiten uw Krant te doen? Zie het ftuit zeifs nu uw goede Vrinden, dat gyineen en dezelfde Krant als de baarlyke duivel uitvaart tegen de ver. Warring en twedragt, cn tegen de ftokers van dezelve,— en dat gy het zelfs openlyk en op een listige wys tragtte doen. Mag ik u tog bidden, myn lieve Gosse, denk hier eens op, of fpreek 'er eens over met uw boefemvrind H. Asikds, te Amfterdam;— die goede man zou u wel a^n het plaatfen van het een of onder kunnen helpen of fpreek 'er eens over met onzen boezemvrind Jan Le Francq van Bsrxhsy, als gy eens een bui kost waarnemen , dat hy by zyn vcrlbnd wat was, --dat is ook een knevel, die hier en daar door en door op geraüneerd is. Ik verlaat my hiex op, en noem my met refpect Uw goede Vrind. N. N. Sin-  DÉ HAAGSCHE OORRESPONDENT. 127 Sinjeur PIER. GOOSSE! Ik ben een Voorvegter van uw kostelyke Haagfe Krant, om *Uik weet, dat gy in dienst van onzen Hoog- Genadigen Heer den Heer EtfitadhouJer ftJuyft, en daar doet gy allerbraafst aan ; inlaat geen tyd of gelegenheid vooiby gaan, om uw Krant optevyfelen, dat zoudt ge niet kunnen geloven, nog onlangs gaf ik een Vry-Corpet een felderments pak flaag, om dat hy zei, dat de Haagfe Krant het groot kabinet was van alie leugens en lastere, zou ik dat verdraagsn Sinjeur Goosse ? neen dat niet, honderdmaal liever wou ik het voorbeeld volgen van onze Zee-Officiers van Brsst, en vegten me dood; maar daar ik dan nu op komen wou, is, dat ik voor een tl«g of wat hier in Uitert in een gezelfchap was, en daar men uw Krant alle fmaad aandeed , — ik SWtSg in het eerst nog al een poos BA; maar eindelyk kon ik niet langer, toen een zei, dafgy loogt, dat het tegen uw kop weerom Ruitte. -- ik tartte hem, om my een leugen in uw Krant te wyzen, want ik dogt, dat ik al heel vast in myn fchoenen ftond:-• nnar Sinjeur! denk eens hoe ik verfchrikte, toen die Vent met een item als een onweer tegen my zei,,, ken je lezen? ftaat dan je Haags „ Gezigt eens op dit Schandpapier (uw Krant) en je „ bent de grootfte lorapert, zo je niet terftond ziet, „ dat Gosse een leugengeest is, fesmaal zo groot als „ de Antichrist! " Met een las hy daar in, dat gy verzekerde, dat de Officieren van de Compagnie, de zwarte Knegten, s' maandags morgens een Request aan de Vroed'.chap zouden prefenteren, om hun onillag.,, en zie eens, fchreuwde. „ hy , hoe euwig ver het 'er vaa daan is, daar die Oiïïcie- „ ren  128 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ ren niet alleen niet om hun ontflag hebben verzogt, maar ,, zelfs des maandags middags by de exercitie van het Genootfehap hebben geadfifteerd en afgekeerd" — Dit is ook de waaragtige waarheid Sinjeur, - myn mond was geflopt, en ik moest de vlag ftryken, mag ik u derhalven bidden Sinjeur, in het toekomende zo lomp niet te liegen, kleine flaters kunnen 'er nog door, daar weten we nog raad toe, om dat wat te lappen en te ploien, zo als dat van de Broeders de Vtttl en Hange, maar grover moet het niet gaan of het is fout. Ik ben uw toegenegene Lezer en Vriend. een UITERSMAN Word 's weekelyks alomme by de meeste Boekverkopers a i \ Stuiver uitgegeven,  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 17. I~j[a! noit blyder als nu: ik zou haast roepen, ,, Kom uit, liefhebbers van onze oude gezegende Conjlttutte !" — Ziet nu eens Lezers, dat bid iku, ziet nu eens het onderfeheid tusfchen de tegenswoordige fchreuwers van herflel der Burgelyke vryheid en regten, — die moeitemakers, die willen, dat hunne Regenten in geen banden of kluisters van Mynheer den Stadhouder —— ik verfpreek nre ik wil zeggen van den Doorlugtigen Heer Erfltadhouder, geboeid zyn, die roervinken, die zo veel voor het dierbare Huis van Orange niet over hebben, dat zy den Prins gunnen of toelaten willen met de Republiek en de Natie te leven, zo als het hem hoogsfgenadig goeddunkt ; ik zeg Lezers, ik bid u nu eens het onderfeheid te zien tusfchen de geruste, onbezorgde liefhebbers onzer sude gezegende Conjlttutte, en de hedendaagfche Vryheid (chreuwers! Niets kan dat beter aan den dag leggen, dan het geen itiyn Baas in zyn Krant van Woensdag den 12 July uit Middelburg heeft geplaatst, en men mag het geloven of niet, |iet is nu de zuivre waarheiden geen flipje vergroot; R ik  ï3o DE HAAGHE CORRESPONDENT. ik zal het berigt uit zjn Krant zuiver en gaaf overnemen of ik Lezers mogt hebben, die de Haagië Krant niet lezen : dus Raat het woordei}k. Middelburg den 6 Juny. fm°et Ju!/ zyn) ,, Heden „ is alhier door den vet maai den Liefhebber van Paarde Ryden, de;* Heere Pensionaris B. Cattau, eene , voor ons nog nooit geziene daad in die kunst vertoond. ,, Gemelde Heer heeft ons het genoegen gegeven, om zon,, der Voorryder met agt Paarden gelpannen voor een open ,, Wagenfjeen losfeLylten, de geheele Stad doort Ryden-, ,, zonder demoeilykfte draaijen te ontzien , hebbende zyn „ Wel-Ed ten aanzien van het Vorflelyk Huis, onzeAbdye ,, viermaal rond gereeden, niet tegerrftaande eene meniete ,, van Koetzen dietergelegenheid van eene Aflemblé, ardaar in en uit moesten Ryden". „ Men moet zyn Wel Ed. d'Eer geven dat fchoon onder de agt Paarden 'er Hechts vier van zyn Wel Ed. zyn ge- „ weest, (zynde de overige vier nooit door zyn Wel Ed. ,, gereeden,) echter alles indejuifte ordre is gefchied en ,, zoo ongedwongen, als of men maar een Koppel zag „ Ryden". ,, Mogelyk werd dezen Liefhebber aangeprikkeld om in ,, het kort nog eene daad in die kut.st te verrichten, welke „ men nimmer in de Nederlanden gezien zal hebben". Ziet daar liefhebbers! ziet daar dierbare bemin¬ naars van het kostelyk Orange huis, — dit is nu het Werk vaneenen waardigen Pensionaris van eene vermaarde Stad, een regte en egte beminnaar van het Oranjehuis, een voorftander van de oude gezegende Conjlitutie: — welk een gewigtig onderfeheid tu.-lchen dezen dier. baren man, en een groot deel der Hoilandfche Penfionarisfen! —-— waarfchynlyk zou een De Gïzelaar en atv  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 131 anderen Zyne Hoogheid bitter lastig hébben gevallen^ met hem aantetonen de inbreuken, :ot verderf van Land en Stac| t met hem voortehduden den inhoud van Stads Archiven, en hoe veël d ar van was en wierd vertrapt, tot ver Je. t der Burgery, op wat w)s de Burgery in hare wezenlyke regten kon herfteld wórden — hoe Zyne Hoogheid grooter dienst ibarcs aan Land en Stad kondoen, dan iemand zyner Voorgangeren ooit gedaan had ; en der. gélyke beufeiaryen, daar de Prins geen ogenMikkie plaifier van had; maar deze Pensionaris deze eerde Pikeur van de Républi fc was wyzer, hy wUt wel anders waar hy (laan moéSt, wég mét regten of inbreuken, — een wagéntie met ;>gt Paarden zolder Poftillon te mennen, — jurtóm Keesje ! — dat is de trant; — wat moet die man krek dén fmaafc van Zyne Doorlugtige Hoogheid hebben geweten , en dat zulk éen grapje hem veel aangenamer was, dan een millipen burgerlyke b< zwaren : en aan den anderen kant, wat moet Zyne Hoó h-id met óvertu gd zyn geweest, dat de z.aken van dïeStad overheeflyk wei Wierdén befiierd, daar de Pensionaris zo kunftig ryden kan. Gaat men zo de oude Coufiitutie naa, toen geen mensch , Regent of Burger , raar Privilegiën of dcrgeiyke vodden vroeg, wat was het toen een gezegende tyd : Zyne Hoogheid bad niets aan de hand dan een piaifiertourtie: — de Regenten kwamen maar eens effen de neus in de Raads. kamer deken , en knap weer weg,J— men behoefde geen Adresfen of Requesten der Burgery te lezen, veel minder over dezelve te delibereren en refolveren, daar de kostelyke tyd nu zo msde verfpild word ; — alles wat men te doen had, was nmr met een nederige buiging uit den mond van den Lt: Stadhouder den wil var» Mynheer den Erfstadhouder te vernemen, en voor oe . a . plaifier; — 6 dia  132 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. oude Conftitutie, die dierbare Conftitutie; — hoe vermaaklyk was het voor een Regent, wanneer hy kwam aanryden, dat de Burger niet wist, hoe hy onderdanig en ne» derig genoeg zig zou aanftellen , terwyl de Regent zig niet verwaardigde hem aantezien, — het behoefde ook niet, hy had met den Prins alleen maar te doen, a;s hy die maar het ftof van de voeten likte, dan was alles wel. Gelukkige voormalige Conftitutie! gaat men eens na, nog maar weinige jaaren geleden , hoe alles in de beste orde, ftilte en eendragt wierd geregeerd! Binnen de muuren van hetStadhouderlyk en Hertoglyk Hof was de Regering van het gantfe Land befloren : en welke Vorfte- lyke vertoningen! wiens hart ontroert nog niet, die herdenkt aan die heldhaftige krygsvertoningen te Waasdorp? hoe Vorftelyk zat Zyne Hoogheid te paard, en zonder grootfpreken zou ik 'er den Heer Pensionaris Cattad tegen durven zetten. Een vitter zal mogelyk ftout genoeg zyn, om te zeggen , wat nuttigheid heeft het Land tog gehad van al die TVaasdorpfe fratfen ? —— Eilieve godloze Veragters van onze oude gezegende Conjiitutie, hoe rampzalig zou het 'er hebben uitgezien met onze Armé, nu met den Keizerlyken oorlog, was 'er geen exercitie te Waasdorp geweest, nu was alles in de beste order. Wat een onderfeheid, ik moet het al weer zeggen, tus. fchen de woelingen en beweringen der Patriotten, en die der dierbare minnaars hunner oude gezegende Conjiitutie • men hoort nu van dingen daar men te voren niet van wist; men hoort nu fpreken van een magt des volks; — men beweert nu, dateigenlyk de Majefieit by en in den boezem des Volks oorfpronglyk is, (niet by elk hoofd voor hoofd, kyk, al roept en fchreuwt myn Baas zo van de JHa-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 133 Majejleiten, hy weet wel beter, en is zo wei als ik overreed ,< dat 'er in ons Land geen zes gevonden worden, die zot genoeg zyn , om te ge'ogen , dat de Majejleit des Volks by hen berust , ) en volgens onze oude gezegende Conjiitutie, was die Majejleit Zyne Doorlu rtige Hoogheid , den Heer Erfltadhouder, die alleen maar boven zig had de Hoogstgenadige Hertoglyke Maejleit; toen wist men van geene Majefteit van Staten of Stadsregenten , die waren alleen maar de nederige en dienstvaardige aanbidders van de Prinslyke en Hertoglyke Majejleiten,' en het Volk, de Natie, was niets meer dan het lastdragend beest het welk de Prinslyke en Hertoglyke Majejleiten moest dragen, fchoon het onder dien kostbaren last bitter vermagerde: hoe aangenaam was het voor de Regenten, die de oude Conflicutie beminden, zy hadden maar blindelings den wil van de Prinslyke en Hertoglyke Majejleiten te volgen, en voor het overige met het beftier van Land of Stad hun hoofd niet te breken; vermaken, ryden, gastmalen , &c. &c. was her enigst daar men maar voor had te zorgen: — en welk beminnaar dier oude gezegende Conjiitutie zou niet even als onze brave Pensionaris Cattaü liever de Hansworst van het dierbare Orange-huis willen zyn, dan met moeite en zorg zig te bekommeren over —. en zig toeteleggen op de herftelling van 'sVolks regtmatige bezwaren, en 's Lands regten en welvaart. Hoe zal dit voorbeeld van onzen dierbaren Pensionaris onze jonge luiden, die, volgens de oude gezegende Conjiitutie, geboren Regenten zyn, niet aanprikkelen! —— zy ziende, waarmede men de verwondering en goedkeu* ring van zyne Doorlugtige Hoogheid kan winnen, zullen zo dwaas niet zyn, om hun hoofd te breken met te ftuderen in het ouden hedendaags Regt, veel min in de Gefchiede. R 3 nisfeii  134 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. riisfên van ons Land: (trouwens volgens de oude Conjlttutte heeft een Regent ook niets va;: dat aiics nodig , dewyl de almagtige Prinslyke Majejleit alles regeert,) en met welk een drift en ambitie znlieuzy zig toeleggen , om vaardig te paard te ftygen, in een goed postuur te ryden, chaifen en wagen te mennen; er wat zyn Burgers niet gelukkig, allergelukkigst met zu.ke bekwame, oud Conaïtutionele Regenten! Zo 'er iets behoorde vastgefteld worden, het was naar myn dunken, een ry-academie voor die jonge luiden, die door de Prinslyke verdienden hunner vaderen, van 's moeders lyf verordend zyn, tot Staats- of Stads Regering ; niemand zou dan over hunne domheid te klagen hebben, dewyl zy, hoe gek anders, ligt in Raat zouden zyn om te leren ryden ; in die ry-academie zou ik tot Pikeurs aanltellen , den beroemden Meefter Balp, en den Penlionaris Cattau, egier zo, dat zy eikanderen zouden afwisfeien, om dat het gewigtig Ampt van PenJionaris , niet zoude in 't riet lopen, en dat dus de eene mtartd de Heee Balp Penfionaris zou zyn, en Cattau Pikeur, en zo weer her tegendeel: hier door zou zelfs de oude Conjiitutie aanmerkelyk bevorderd worden, dewyl een Regent het fprin^en en voltigeren in den grord verftaande, nog veel dieper voor zyne Doorlugtige Hoogheid zou kunnen buigen dan voorbeen. Nu wilde ik de 'e-ifen op de ry.academie, in de vol» gende order gefchikt hehhen. Wanneer een voo'fc'iikt Reg?nt, volgers de lyst van. den Lt: Stae'houder, in eene adem kon laggen cr huü-n, vrtendelyk zyn cn knorren, en hy djs volgens de oude Gezegende Conjiitutie, door der tyd moest Burgermies., ter worden, dan zou zulk een ablbiut moeten leren ryden  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 135 den, ten minden met vier paarden, om wanneer de Vorfteiyke Familie hem de eer aandeed, hem op zyn buiten te bezoeken, hy in ftaat zou zyn, om mat dezelve een tourtje te maken, tot heil van Land en Kerk, en zig zelven verne'eren om haren Koetlier te zyn, — ook zou het zyn voordeel in de Raadzaal hebben, dewyl menig een, die nu geen woordje van hunne Burgers, derze;ver toeftand en belangen kunnen fpreken, dan ten minfte nog' van hunne paarden zouden kunne,^ fpreken. ben Pet liona-is, k)k, daar is ongemeen veel aan gelegen, en daarom zou dezelve ten aller minden met fes paarden zonder Postillon moeten kunnen ryden, op dat. hy in de Vergadering komende, terftond door zyne makkers zou kunnen aonyefproken worden, „ wc; Mynheer, wat ryd „ ge fuperbe , gy ment als ten Engel; — wat Jopen uwe „ biesfen hard!" &c. <&c. Hier door zoude*) v ie onnnutte geiprekken over s'Lands zaken worjen voorgekomen; terwyl zyne Hooghcd na het fcheiden der Vergadering, eene algemeeiie revue over het ryden der Penfionarisfen houden kon, en hy zeive de bedelling van ele publieke zaken, vorens de oude Conjiitutie zig kon vocibehouden ; welk een nut zou hier uit voortvloeien in tyden van Oorlog! — het is niet om uit te fpreken; Een Vroedlchap zou kunnen voldaan met vaardig te paard tefpnngen, en'er af te fprirgen, flerlyk den teugel te houden, en fraai en vast in 't zaal te zitten, — dan konden zy volgens de oude Conflitutie de Vordelyke Familie , wanneer die hunne Stad naderde , enige uren ver te gemuet ryden, en door hef naken van allerhande cabriolen en fprongen vermaken ; daar uit zou zyne Hoogheid kunnen zien , welke Raden van zyne hand zouden vliegen, en wat hy met zulk een Stad kon uitvoeren. E81l  I3<5 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Een Schepen zou meer kunst moeten bezitten, en te gelyker tyd een groot en klein paard moeten kunnen fceryden , want die Schepens, die de oude Conftitutie aankleefden , en alleen het oog hielden op den evenaar van het Hof, verftonden deze kunst meesterlyk , en wisten zulk een onderfeheid tusfchen groot of klein te maken , naar den Hof evenaar doorfloeg , dat 'er nog duizende Burgers van weten te fpreken. Ik draag dit myn denkbeeld maar voor , fmaakt het niet, ik kan het niet helpen; — ik doe het maar, om ■dat ik door en door een liefhebber van de oude Conftitutie ben , en die graag weer wcu herfteld zien; — en volgens de Conftitutie van het jaar 1747, mogten en moeften de Regenten zig meer bemoejën met hunne paarden en honden, dan met hunne Burgers. KLAAS MOMUS. Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkoper* a 11 Stuiver uitgegeven.  DE HAAGSCHE correspondent. n°. j8. Goede Baas GOSSEl ïk dagt, dat ik 'er al oud agter was, onderdaags met een Patriorover's Lands zaak redenerende, en hein zeggende, dat d: Republiek ond-r de srezeeende Stadliouderlyke Regeering het beste voer, kreeg ik den wind zo voor in, dat ik op het laatst geen woord anders wist te zeggen, dan dat ik het my fchaamde, om my in een gefprek in te laten met een vent van de Loevejieinfche Fa&ie. Hy nam beleefd zyn hoed af en bedankte my, my te gelyker tyd vragende, ,, of ik niet een Piinsman W;s?" met hart en ziel antwoorde ik; — ,, dan heeft de Prins „ weinig verpügting aan u, hernam hy, dat gy hem zyn „ vuil in 't aangezig*: werpt, en hem fmaadheid aandoet!" —— Ik zei hem met drift, dat ik niet onzen dierbaren Prins maar hem uitmaakte voor een van de Loevejieinfche Fa&ie, „ Dit weet ik wel, was zyn antwoord, maar weet, dat „ die naam een eernaam voor ons is, en ons zo veel eer „ aandoet, als zy de Prinfenenuen uw cabaal met fchande t, bedekt! Wanneer uw vader een fchandelyke diefftal had » ge-  ï3<5 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ gepleegd, of een onnatuurlyke moord begaan, en gy de ,, kind-Ten van den beftoienen of vermoorden verweet, ,, dat zy afdamden van een beftoienen of vermoorden, — ,, ei zeg me, op wien zou de fchande nederdalen, op de „ kinderen van dien ongelukkigen, of op u , den zoon van den dief of moordenaar?" „ Wel dat fpreekt van zelfs , zei ik, zekeriyk op den laatften; maar wat wilt „ gy daar toch medezeggen?" - „ Niet anders, zei hy, „ dan dat wy van de Loevejieinfche Fa&ie dat waardige „ nakroost, die brave, manmoedige navolgers zyn van die ,, Vaderlandfehe Mannen, die de heerschzugt van 's La.ids ,, geweldenaars kloekmoedig tegenftonden, om welke voortreffelyke deugd zy van uwe party godloos vervolgd y „ in de akeligfte kerkers gefmeten, of vermoord zyn. —,, Ik hoop, dat gy nu myne gelykenis zult begrepen heb. ,, ben? — en ik twyfel geen ogenblik, of gy zyt over» ,, reed. dat zo menigmaal gy de Patriotten voor die van f* de Loevejieinfche Fa&ie fcheld, gy een (teen opneemt, „ en dien u zeiven voor het hoofd fmyt". Ik kon hier geen aasie tegen inbrengen, en daar ik nog nader onderngt ben , dat al zyn gezegde waarheid is, was myn vrindelyk verzoek, Baas Gosse, of'gy niet kuntbe. Werken, dat het woord Loevejieinfche Fa&ie geheel uit de waereld geraakt; wat behoeven wy ons zeiven fneden in het aangezigt te geven ? Ik weet wel, wy moeten de Patriotten een fcheldnaam geven, maar zouden wy geen kunnen bedenken, die ons zeive niet voor het hoofd fprong ? ' Vryheids, zonen (maakt my ook niet, want daar me dopen wy ons zeiven als kinderen der Jlaverny; — Verraders zou wel ^oed zyn , was het maar dat wy onder hen even als onder ons zulken vonden , die moedwillig 's Lands belang  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 139 belang en Vryheid vertrapten.om hun eigen bifonder belang : Rebellen, dar kan ook niet wel gaan, want 'er zyn geen raar Br est gedestineerde Officieren onder hen: —• Oproermakers, dit was best, maar al weer ongelukkig, dat die alleen onder ons Volkie gevonden worden: —— Souverain fchenders, overheei lyk , maar alweer ongelukkig, dat onder de Patriotten geen zyn, die de hoogheid en onafhanglykheid van den Souverain aan den Prins willen opofferen: ——Godslasteraars, dit was fraai, maar het jammerst is, dat onder hen niet, zo als onder onze partyliedeu wo;den gevonden, die de vuilfte en ondeugendfla oogmerken met den fchyn van Godsdienstyver bekleden : — Huigelaars, deze fcheldnaam was treffend, was'er maar een HoIJlede, of zulkfoort, gelyk wy in menigte hebben, onderhen: — ik ben ten einde raad Vrind Gosse, —en evenwel zy moeten een fcheldnaam van ons hebben^ want zo wy dat niet tegen hen hebben, dan zyn wy het eeniglte wapen , waar mede wy hen kunnen aanvallen , kwyt, en moeten maar zo lli! zitten als muizen, gy weet het zeive wel, als men uw fchelden op de Patriotten uit uw dagpapier wegnam, was het niet lezenswaardig- en bleef'er niets in; eiiieve, gy hebt zulke goeda Correspondenten aen de hand, die zo grif in het fchelden zyn, en uw Schryvertie kan het meesterlyk, bedenk'er u eens op, gyhebt 'er ook zo veel belang by, en practifeer eens een nieuwen fcheldnaam voorde Patriotten, die ons niet voor het hoofd fpnr.gt. Ik ben uw diensvaardige Dienaar LIBERIUS. S * My>t-  140 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Mynheer en Goede Vrind GOSSE! D ar de Natie zo deerlyk gekweld word van Defpotcn en Ariftocraten, vermoeide ik my zeiven, om tog te weten wat voor dingen het tog waren, want kyk ik weet niet veel van Staatkunde: — ik lei 'er zo over te malen, dat ik'er 'snagts van droomde; ik was in een groor veld, zo me dagt, daar ontmoete ik twee Beesten, 6 zo verfchriklyk om aan te zien, het een' leek krek een Leuw» en het ander een Tyger, en hun geluid was yslyk, hard en wreed, ik gaf eèn fchreuw. want ik dagt, nu ben ik een dood man , en wou het op een lopen zetten, maar een bejaard Man , hield my laggend tegen* "Loop niet myn Vrind , riep hy , loop niet , die / twe beesten zyn zo verfchriklyk niet als zy fchynen, ,, en alleen maar vreeslyk voor hen, die ze ontvlugten", •— hier op ging hy na hen toe, rukte hun het Leuw's en Tygersvel af, en ziet toen warén het een paar lompe Ezels, die hy met fchoppen en fiagen weg joeg. ——— Ik Rond verltcmd, en vroeg hem, wat dat tog voor iompe Ezeis waren , die zig in zulk een vreesfeiyke gedaante vertoonde, en wat de rede van deze hunne nutteloze Vermomming was? "Het zyn, zei hy, geiykgeziet „ Ezels; men noemt ze hier Despoten en Aristocra„ ten; en datzy zig zo vermommen, is een idele heersch,, zugt, dat zy gaarn wouden zyn, het geen zy fchynen, ,, —— dog dan was 'er geen leven in dit gantfche veld ,, te vinden, dewyl zy veel boosaaruaer en wreder zon„ den zyn, dan geboren Leuwen en Tyge s. „ Goede He?r! riep ik, zvn dat die dingen, welke ik ,, zo verlangd heh te zien en te kennen! — maar myn „ vrind, hoe komen die Beesten tog in het Staatswezen n te  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 14* „ te pas, dat men 'er den mond zo vol van heeft"' ■ „ Gy moet het wel verltaan, zei hy, deze dieren zelve „ zyn geen Defpoten of Ariftocraten, mtar zy worden „ zo genaamd, om dat zy met dezelve in aart en geneigd,, heid alleu overeenkomst hebben". „ Een De/poot en Arisftocraat zyn de trotste , heersch„ zuchtigfte maar te gelyk de laf ha*tigfle fchepfels van den „ gantfchen aardbodem ; zy zyn verfchnklyk , wanneer „ men hen van verre ziet of ontvlugt, maar wanneer men „ hen moedig onder de ogen ziet, dan ontzinkt hun alle „ kragt en luister: ■ zo lang Mynheer den Prins op den troon der heerfchappy zat, en zyn invloed fprak, „ zo lang niemand in de Staatsvergaderingen durfde fpre„ ken, of kikken tegen dien invloed, was die verfchnklyk, „ en vervulde hetg-mtfche Land met een kruipend ontzag, „ maar zodra 'er Staatsmannen opftonden, diemoeds genoeg hadden, om dien invloed tegen te gaan, zo dra „ verloor zy ook al hare verfchrikiykheid, en 'er bieefniets „ over, dan verwondering by de aanfchouwers, dat men „ zig zo lang door een niet had laten vervaren, en had „ laten regeren door een gebroken rietltaf, die van verre een ,, yfren fcepter had geleken, om dat men geen moeds ge„ noeg had gehad, dien van naby te bezien en te beproeven," ,, De magt van een Ariftocraat is nog honderdmaal „ zwakker en geringer, deze barst van fpyt, dat de magt „ des ganfehen Volks niet op hem dadelyk is overgegaan, „ hy begeert en beweert zulks, — het Volk is een mag. „ teloos dier in zyn oog, het welk niet kan of mag den „ mond opdoen, hy begeert niet bemind te worden ,, van het Volk, maar van hetzelve gevreesd te worden, „ en als een magtig weezen geëerbiedigd te worden, — ,, om zyne trotfche oogmerken te bereiken, om de zodaS 3 „nigen,  14- DE HAAGSCHE CORRESPONDENT*? „ nigen, voor weike hy met het flaafagtigst gelaat nederig ,, kruipt, onder zyne voeten te krytten, is het Volk hem „ goeds genoeg, — hy gebruikt het dan gelyk een timmerman of metfelaar een Reiger gebruikt, om te bouwen, „ dog aan zyn oogmerk voldaan hebbende, die afbreekt „ en veragtelyk weg ligt, tot dat hy die wederom tot het ,, zelve einde nodig heeft, — de daden en woorden van „ hetVo.k zyn dan wel en goed, dezelve mogen niet tegen . „ gedaan worden, om dat de magt by't Volkoorfpronglyk „ beiust, — de Volkdem is heillig; maar, maar be- „ geert het Volk iets voor zig, — begeert het een zeker „ pand regende heerschzugt der vertegenwoordigers , — „ eischt het een waarborg tegen hunne willekeurige hande„ lingen, — dan is het een dom, onwetend gepeupel, — „ dan is het een oproerig canaille, dat verdiende gehangen „ en gebrand te worden, — dan moet en mag men het ,, geen gehoor geven, - dan is de Arijlocraat als een tyger, — hy blaast vuur en viam, de eene bedreiging „ volgt op de andere, — maar laat het Voik zig daar door „ niet verfchrikken , of in de fchuur jagen; - begrypt „ het Volk, dat het wel Vertegenwoordigers heeft, om ,, zyne belangen te behartigen, maar geen dwingelanden, „ om door hen overheerscht en gedrukt te worden, ■ „ laat het zyne ftem horen , en des noods met meerder „ kragt horen, — dan krimpt de Aridocraat in a's een „ Hak, — de tygerhuid zakt hem van de bevende ribben, „ en 'er blyft niets over dan de bulkende dog niet bytende „ ezel t - zie myn vrind, dit is de rede, dat gy den Def„ poot en Aridocraat hier in zulk een gedaante ziet". Met een begon de Aridocraat, de ezel wil ik zeg* gen, zyn keel optezetten, met zulk een vervaarlyk gejoel , als of een ganfche Burgery hare regten weder- eischte:  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 143 eischte: — ik raakte daar door uit myne fluimering en droom, die by my eene ontevredenheid naliet, die ik u niet verbergen kan. Wel dagt ik zo by my zeiven, een Defpoot een Ari. Roeraat by ezels te vergelyken, ik had by my zei- ven tot hunne verdediging de volgende redenering. He: is waar dat een Defpoot en Ariftccraat overheerfchers zyn, merfchen, die zig alleen als Doorlugtige, Hoog Edele, Hooggeboorne, aanzienlyke, fatfoenlyke lieden befchouwen , en de Burgers als gepeupel aanzien en behandelen : maar is het zonder rede ? neen, og het heerfchen en overheerfchen is zo zoet: is het niet by uitftekendheid plaifierig voor zulk een Regent, dat hy regeert, dat hy heerscht: ■ wanneea hy zig nu moest herinneren, dat hy met die magt, met dac aanzien bekleed is, uit naam, uit magt des Volks, dat zou zyn plaifier in het heerfchen verfchrikkelyk den kop in duwen, — het zou hem beletten, dat hy die lieden , op welke hy nu als gemeen Volk van eene ongenaakbare hoogte nederziet, — niet met brutaalheid behandelde. — wat is het kittelend voor zulk een Regent, dat als een Burger hem ontmoet, die niet weet, hoe hy gaauwgenoeg uit den weg zal komen, en met eene diepe buiging en de hoed in de hand. hem afgodife eer zal bewyzen, terwyl de Regent met een flauwe wedergroet hem als een God voorbyflrykt: hoe vermakelyk is het, dat als een Burger zulk een Regent iets heeft te verzoeken, hy rilt als hy aan de bel trekt, uit vreze, dat Mynheer de Regent mer het een of ander zal bezet zyn, en dus zyn komst ter ongelegener tyd zyn zal , en wanneer hy eindelyk tot op de floermat genaderd is, na een ootmoedig verzoek aagt Mynheer den knegt, om Mynheer den Regent zo het mo- ge'yk  144 "DE HAAGSCHE C0'RRESPONDENT. gelyk is, te fpreken, dat dan de Regent hem nadert, al* or hy een doodfchuldige naderde; — hoe verheft het zyne uitltekeiide gio i'heid , waaneer dan de arme , veragte Barder de ene buiging op de andere voor hem maakt, zo dra hy maar de fchaduwe van den Regent ontwaar wordt, en èincfelyk, na dat de Hoogstgeradige Heer hem heeft aang f.'r.cken met een vrindelyk, wel wat moet ge heb ben? met een bevende (tem zyn verzoek, met honderdmaal meer eerbied en ontzag dan aan 't Opperwezen voordraagt. Zie als men dit alles wel overweegt, dati is het niet te verwonderen, dat 'er Defpoten en Ariftocraten nt en als de Burgeryen zulke kleine zwakheden konden dragen, zou 'er naar myn gedagten meer harmonie wezen. Wat dunkt 'er u van Baas? Ik ben uwe N. N. Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. JN°. 19. Mynheer en zeer waarde Vrind GOSSE! I~ïet is u meermalen onder het oog gebragt, dat gy in uwe overheerlyke Courant nu en dan of liever doorgaans van 't fpoor holt en knollen voor citroenen verkoopt: ik weet wel, dat gy, om het debiet van uw papier op de been te helpen, twe zaken moet onder het oog hebben, als voornaamlyku bezig houden met Utregt en Wyk, en dan van defituatiederzakenaldaarknapHilop knapuil verhalen, om voor Charletan te fpelen, — wat kan het u fchelen als uw Courant maar druk verkogt word. Ik kanuzeer wel gunnen, dat gy fpotmet de verkozene e» nu beëdigde en in functie geftelde Burger Gecommitteerdens of Gemeenslieden, ook met deJ lyst van de nieuwe Raden, welke zig verklaard hebben die post te zullen aanvaarden , wairom zoudt gy uw gal op die lieden niet eens uitbraken," myn hond bhft wel tegen al wat zyn hok nadert, en ligt dat gy zo goed zyt als myn hand, . fchoon ik u moet verklaren, en dit weet ge misfchien zo wel als ik, dat in uw ganfche janhagelfche, ik wil zeggen, s Gravenha3gfche Magistraat, zo veel mannen niet worden T ge-  t 146 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. gevonden, die in afkomst, verftarid, vaderlandsliefde en rykdom kunnen halen by die Utrehtfe Gemeensmannenof nieuwe gédefpicieerde Rjden : niet dat ik ditzeg , om uwe voor't gemeen bizonder iverende Magistraat te veragten , tog niet, ik weet, wat otibakken en muf brood meê op't venfter by den bakker ligt. Maar Vrindje, gy begaat fomtyds zulke rnisflsppen , die verTch'riklyk na de mosters rutken, geiyk in uw Courant van 26 Ju!y No. 91 — daar zegt gy „ het is te wen- „ fchen, dat, onaangezien de menigvuldige onaangenaam., heden , welken een braaf Regent in deze tyden van ver„ warring en oproerigheden moet one'ergaan, zig moedig „ in hunnen post zullen blyven verdedigen, zonder zig „ door het gefchreuw van hardblazers te laten verfchrik,, ken; vertrouwende op God, die hem indien post heeft „ geplaatst, op de regtvaardigheid 'der zaak, en op het ,, aan eed en pligt getrouw gebleven aanzienlyk en beste ,, gedeelte van Utrechts Burgery." Zie daar, myn lieve Vrind, een geheel verhaal, daar geen woord waarheid van is; het fpyt me, dat ge zulke dingen plaatst, want ik ben een te groot vrind van u en van uw dierbaar weekblad, om u niet teverligten , ten jnjnflen uwe lezers, en om dit niet by blote woorden te laten berusten, zal ik het bewyzen. i°. Het is onwaar, dat hier een enig braaf Regent onaangenaamheden ontmoet, 6 Gosse! zaagt gy eens de agtingj den eerbied , de liefde, welke de ganfcheBur» gery heeft, voor die mannen, die helden , die als palen ftaan voor deregten der Burgery ;.gyzoudt verdommen;—— hoe veel agting, (of liever fchynagting, want het verraad word wel bemind, dog dc verrader nooit,) menu ook van den kant van 't Hof mag bewezen hebben , of nog bewyzan wan-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. i47 wanneer gy Sr. Nicolaas Vrolykheidjes helpt aanvangen of doorzetten , ja al fineed gy mede aanflaizen tegen den Sou. verain en deszelfs dierbaar leven, — geloof my als uw vrind, het beeft geen zweem naar die heilige lief le der ■Utregtfe Burgery voor haare brave Regenten : _» gy begrypt derhalven, datdiewaardigemannengenedegeringfte onaangenaamheden hier ontmoeten. 2C. Hier zyn ook geen tyden van oproerigheden, het lykt 'er niet na, myn Vrind, onze UtregtfeBurgery is geen Haagsch, Rotterdamsch of Leydsch gepeupel, het welk met geweld hunne beste Medeburgeren enden Souverain zelve naar 't leven dingt, zy vordert het herftel harer gefehondene regten, dit vordert zy met bedaardheid, maar teffens met Rand vastigheid en moed; het lykt niet naar oproerigheid of naar de Godvergeten tyden van 1674 of 1743 , wanneer een aanhang van den Prins van Orange een driest omgekopt opgeruid gepeupel met den moorddolk in de hand binnen drie dagen de brave Overheid dwong, de Conftitutie, de ware oude Conftituiie omtekeren, daar de Burgery alhier by de 3 jaren met de grootfte lankmoedigheid en gedu'd hare Overheid hesft gebeden om die te herltellen; ó waart gy gistren hier geweest, en was uw ziel vatbaar voor waren helden moed. gy zoud u verwonderd hebben over de ftlile en bedaarde,maar tevens ontza^geiyke Burgery, daar zy onder aanroeping van het Opperwezen tot getuigen harer onfchuld zig zelve dat regt verfchafte, het welk God en de natuur van haar befta.in haar heeft toegekend, en zy die Raden, die weigerden aan haaibiilyken eisch te veldoen , den ftoel der eer metene Majesteufeen aandoeneiykeplegtigheid ontzeide: —gy zoud het onderfeheid hebben gezien tusfchenuwHaagsch Orange-gepeupel en tusfchen brave, bedaarde dog ftandvastige en moedige Burgers. T 2 Het  9 i43 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Ket is wel waar, dat 'er veel verwarring is geweest, dog myn lieve Gosse , daar van zyn alleen die Raden, oorzaak, die gy zo verkeerdelyk braaf noemt: het weigeren , aan de Burgery in hare billyke vorderingen gehoor te geven, is oorzaak van die verwarring geweest; zeg eens Vrindlief, als gy weigerde aan uw knegts hun verdiend weekgeld te geven, zou dit gewis een grote verwarring op uw winkel geven, dog wie zouden nu de oorzaak van die verwarring zyn, gy of uwe knegts, buiten twyfel gy; —— zo is het ook gelegen met onze door u braaf genoemde Raden, fof tegen swoordige OudRaden , zy begeerden den Burger niet te geven, dat des Burgers wss: ik weet wel, dat na uwe leer ,de Burgery maar alles moest overgeven, en meteen laggend wezen het juk van het godloos en verraderlyk Reglement van Regering var* 1674 op den vryen hals nemen, maar Vrindje, gy moet onderfeheid maken tusfchen een kruipenden bandrekel van Mynheer de Prins en een Burgery, die hare Vryheid, als het hoogde gefchenk van God, hoog agt. 5°. Hoopt gy, „ dat zy zich moedig in hunnen post „ zullen verdedigen, zonder zig door het gefchreuw van „ hardblazers te laten verfchrikken." Hoopte gy dit ook, toen het grootfte gedeelte van die Raden het harnas tegen den Prins aantrok, en als helden, egter met alle regt en regtmatigheid, zyne inbreuken op de onafhanglykheid der Regering paal en perk Helde of wierden zy toen ook van u gevloekt en befpot? het laatfte is maar al te Waar. Maar laat ik uw islele hoop eens wat ontleden. Zeg my tog eens, hoe zullen Regenten zig in hunnen , of veel eer, in den hun aanvertrouwden post verdedigen ? alleen myn Vrind, door de belangens der Burgery boven hun bifonder belang, valfche grootheid of beerschzugt te be-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 149 behartigen, en aan derzelver billyke verzoeken een gunftig ©or te lenen: ■— doen zy dit niet, dan houden. 3°. Zy in waarheid op Regenten te zyn; — dan zyn zyonregtvaardige Rentmeesters, die zelfs door hun geweten worden veroordeeld; ei myn lieve vrind Gosse, zeg my tog eens hoe zullen enige weinige mannen, die in zig zelfs geen magt hebben, zig verdedigen, zig (taande houden tegen eenige duizend brave Burgers, die hunne regt eisfende Principalen zyn? Foei ,fcbaam u,zoge kunt, den rol van een razenden Roeland, of Don Quichot te fpelen; men droomt immers nu niet meer van Reuzen en betoverde Xastelen, — of het moest nog aan het Hof van Mynheer den Prins zyn Gy zegt verder, „ dat ze zig niet moeten laten ver- „ fchrikken, door 't gefchreeuw van hardblazers;" hier hebt ge gelyk in myn lieve vrind Gosse, maar dat heeft hier geen plaats ;al wederom wensehte ik wd om een liefding , dat gy gisteren hier waartgeweest, dan zoud ge gezien hebben, dat de Utregtfe Burgery niet beftaat uit fchreuwcrs of hardblazers, — gy ZOud gezien hebben, dat zy huB woord weten geftand te doen, zonder fehreuwen of razen, maar met eene bedaarde Majesteit, die eer- bied en ontzag verwekt, ziet eens Vrindje , hoe gy van 't fpoor dwaalt, het is ook wat te zeggen voor u en «ws gelyk en, te moeten zien, dat een Burgery het eerlooste en flaafagtigfle juk van den Prins afwerpt. 4°. Maar nu, myn arme Gosse, nu begaat gy een fchriklyke misdap; gy toont daar mede, dat gy niets,geen gryntie weet van onze oude Utregtfe zaken , daargy zegt, „ vertrouwende op <3od, die hen in dien post heeft ge- „ plaatst, " wel, myn lieve Gosse , dat lykt nergens caa; God, het zy met eerbied gezegd, hééft geen deel aan 'F 3 de  i5o DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. de aanftelling van die Regenten, even min ais hy deel heeft aan de berigten, die in uw Courant dagelyks te vinden zyn ; of denkt gy, dat die heilige Majesteit de bellierder is van gruwelen en ongeregtigheden ? Neen Vrindlief, Willem de Derde, ongelukkiger gedagtenisfe, heeft wel zorggtdngen, dat de Voorzienigheid geen Regenten alhier in Utregt in hunne posten ftelde. misfchien weet gy het niet, en daarom zal ik u e.-ns zeggen, wie die Regenten in hunne posten heeft gefield, — het is nog al eens waerd, die wonderen te hooren. Wy hebben hier een ding gehad, het welk LuitenantStadhouder wierd genaamd, dat ik u niet beter kan be. fchryven, als dat het in allen delen net een mensch geleek, behalven het gemis van 't gebruik der rede. Dit fchepfel nu had een groten invloed en gezag, door den miferabelen groten invloed van den Prins , en was zo veel als 's Prinfen handézel, daar alles op geladen wierd, wat in de-Stad en Piovincie omging; ieder boog en kroop voor dit fchepfel, als voor een afgod, die hen gelukkig of ongelukkig maken kost, maar gotdvinJen, De jonge lieden nu en anderen, die begeerden Vroedfchappen cf Raden in onze Regering te worden, zogten op allerhande wyzen ingang te krygen in 't huis van zyne Excellentie Den Luitenant-Stadhouder, en door de laagfle kruipiagen en believingen, gelyk ook door het verdragen van allerhande foort van laagheden, zyn gunst te winnen: zag nu de Luitenant Stadhouder, datzyhanielbaar waren, dat het klanten waren, die fpyt eed en verpligting,alleen van den wenk van den Prins, die door hem aan hun zou gegeven worden, zouden afbangen, die gapen zouden, zo als men het wou hebben, en onvatbaar zouden zyn voor het belang, het regt en het verzoek der Burgery, dan wa- ren  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 151 ren zy krek luidjes naar de Haagfche finaak, wondcrlyk wel tol Raden gefchikt, — en dan — luister nu Vrind Gosse , dan wierden die handelbare lui op een iyst gezet, die de Luitenant Stadhouder daar van maakte, netals een boerenfchout van de beesten onder zyn district, allemaal na rang en order , zo dat de Luitenent - Stadhouder, niet alleen die voorgefcbikte Raden, maar ook de Bumery jaren en tyden van te voren wisten, wie dat 'er in de Vroedichap komen moest: men zei tejren elkander byeen Vacatwur ,,. nu moet die.... Raad worden, en de „ volgende keer die .... en dan die " Kyk na eens ter deeg uit uwe ogen Vrindje, en oordeel of God die Raden in hunne posten heeft gezet, óf wel den invloed van den htimeiyken Souverain der Provincie, ik meen Mynheer den Stadhouder? Nogthans zyn 'er enige weinige Raden, weike nietdoor die dievendeur, maar iangs een eerlyken weg in den Raad zyn gekonlen. 'Er was nog een middel, door welk men in den Raad alhier kost komen; luister Vrindje Gosse! het zyn zaken van gewigt, en die iets meer ten haren faveur hebben, dan uwe Courant grapjes, en wel de waarheid; — luister dan bid ik u. Gy hebt wis 'in 's Hage wel gekend, zekeren bejaardeVryer, namenslyk den Heer, Heriogus, Veldmarfchal. kus, Ontmannus, Agtkantus, (hy had . verfcheide namen, want zo onfatzoenelyk hy was in zyn Cara&er en daden, zo fatzoenly.k was hij in zyn geboorte, ) dezen Heer nu was ongemeen verliefd op het HollanJs Goud, en dit was niet te verwonderen, wast toen hy de Gals in een vreemd Keizerryk ontvlugt, met open armen hier wierd ingehaald, was hy zo ryk als een uifgeveend Land; wanneer nu iemand, naar een' Ampt dorftende, een goudregen op het dak van dien Heer Hertog-as Agikantm wist te doen vallen, die dan door een vuile goot, die Secretaris wierd genoemd, in de Regenbak van Mynheer Agtkantus afliep , dan verkreeg hy het geen hy negeerde: wat zegt gy 'er van vrindje? —denkt ee dat als een Heer duizend halve Goude Ryders voor zyn Raadsplaats geeft, en dan zweert, dat hy 'er riemand om heeft aangezogt, veel min die gekogt, dat het dan een heilig, zuiver werk is? wie oordeelt gy, dat zulk een  i5* DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. een Rand in zyn post field, God of de Duivel? — gewis de laatlle. Maar misfchien zyn de Prins, Agtkantus,de Luitenant. Stadhouder en aergelyk foort uwe Goden, dan hebt gy regt gefproken, Eindelyk zegt gy, " dat die Raden ook moeten vertrou„ wen, op het aan eed en pligt getrouw gebleven aan- :, zienlyk en beste gedeelte van Utrechts Burgery" wel Gosse! wel Gosse! waar zyn de herfens van nw Correfpondent geweest toen hy dit fchreef ? ts het voor- zigtig en wys, of is het herfenloos, iemand te raden, t-j vertrouwen op zyne regtmatige vyanden? verftaat ge my wel, vrind Gosse?— het aanzienlyk, het grootst, of bykans geheel, het beste gedeelte der Utrechtfe Burgery, is verbitterd, is billyk verbitterd cp die Raden, welke gy, tot hunne fchande verheft! of zyn die weinige, on- geagte Scrioenfraeerders det Arillocraten het aanzienlyk, het beste gedeelte van Utrechts Burgery by u? — of zyn die weinige Laödiceers, die Rillen in den Lande, die zig nergens mede bemoeien, om genist zig te kunnen voegen by die party, die zal boven dryven . by u het ^aanzienlyk en beste gedeelte onzer Burgery.' — og Vrind, dan dwaalt gy bitter van huis, want dat handje vol is hy ons het veragtfte gedeelte, het uitfchot dor Burgery, maar het zal zo uw fmaak zy Kyk nu een waardige Gossir., hoe gy of uw Correspondent in maar weinige regels, van woord tot woord, van honk gedwaald zyt? foei, foei, maak op een ander tyd het tog zo grof niet. Ik zal u het plaifier doen, van nog zo iets uit uw volgende Couranten te fnipperen, om u te tonen, dat uwe Corresponten vaisa>isfen en fchelmen zyn. of ligt weet gy dat zowel als wy hier te Utrecht, nu tot weerziens Vrindje! Ik ben uw Lezer ULTRAJECTINUS Word's weekelyks alomme byde meeste Boekverkopers a i\ Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT, N°. 20. BRIEF van CoRNELlS DEN KWAKER AAN P. GoSSE fottf en zyne Correspondenten. , myne Vrinden, myne waarde Broeders in onzen beminden Willem den vyfden! og, wat is alles dierbaar in uw Courant! ik word 'er zo door verkwikt; het is alles zo wonderlyk de taal van myn hart, by welka elk gunfteling 'en waar minnaar van onzen dierbaaren Erfltadhouder zig zo kan neerleggen , ——— zy is my net als Tiet Martelaarsboek ; aandoening op aandoening krygt men onder het lezen van dezelve, blydfehap op blydfchap, wyl men een liraaltie van hoop, een üaauw uitzigtieopred. ding en verlosfing ontvangt, niettegenltaance onze zaakvan het hoofd tot de voetzolen geheel en a' melaats is; hoe aardig, hoe vernuftig befpot en belastert gy de Utreehtfts burgery! ik weet we!, dat men zyn evennaasten, zelfs de dwalende, welken het aan het nodige Haaglche ligt ontbreekt, niet mag befchimpen of belasteren , en als ik na den aart der liefde zal fpreken, dan was het beter, een innig medelyden te hebben met dezulken, die onzen hoogen, geliefden Erfltadhouder, of de hoog, zeer hoog V ver-  154 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. verhene Aristocraten niet als hunnen Meester of Meesters willen erkennen, niet voor dezelve hunne knien bui- geu, en als aardwormpies in het ftof kriupen: maar lieve Vrinden! onze Utrechtfe medemenfchen zyn voor alle * vermaningen en leringen onvatbaar, zy verharden zig zo. danig in het kwade, dat zy zelfs, o fchande en ongeregtighied'. met de troostlyke, liefderyke, welmenende en Godvrugtige lesfen van onze Haagfe Courant opentlyk den fpot dTyven, en daarom Broeders moeten wy iveren met enen iver als de Haagfe Hofapostelen, Hofjïede, Haak* Niemvland en anderen; wy moeten de Utrechtenaars uitwerpen uit ons hart, en dit te meer, daarzy Godsdiensthaters en bejagers van idelheden zyn, wy moeten dit deen wel met een levendige fmert wegens hunne verhardheid , maar nogtans met eene Hefffediaanfe iver en ernst-, voor de eere van onzen goedertieren Heeren Willem deti Vyfden, en voor die der zo nederige , allermenslievenfte Aristocraten! Het zy zo. Ik heb daar zo gezegd, dat de Utrechtfe Godsdiensthaters en bejagers van idelheden zyn; mogelyk is uw gedagte, Broeder Gosse, dat dit lastertaal is , want ik Weet uwezugt, uwe tedere liefde en brandende genegenhied voor de gantfe Utrechtfe Burgers; - maar Broeder! — maar Broeder! zoud ge zulke gedagte van my uwen vromen en regtvaerdigen Broeder vormen? Het geen ik van hen heb gezegd, zal ik, zo ik nederig hoop en Haat maak, bewyzen, egter met een medelydend hart en fmerte , dat ik dit zo luidkeels moet doen, want, om de waarheid te zeggen, myn verbeterd hart flagt u in het alfints bedekken van 's naasten gebreken, en is zo wel als gy of uwe Correspondenten geneigd in de bresïe te fiaan voor de eer en gecden naam van onzen evermensch; wy volgendaar in,  JDE HAAGSCHE CORRESPONDENT. js$k jtl, fchoon gebrekkig, egter als van verre, de voetiïappen van Vader Hofjlede, blykens zyne Apologien. —— Og, die man, wat is hy dierbaar! Zy zyn Godsdiensthaters, in de eerfte plaats, om dat zy zo verblind, verhard en dwaas zyn , dat zy de allertederfte en naauwgezetfte, innige Godsvrugt van onzen dier. baren, van den Hemel zo vurig en zo wys en voorzigtig afgelmeekten Erfltadhouder, Neêrlands vreugd, ja laat ik 'er met dankbaarheid by voegen, Neêrlands heil, niet erkennen, hoogfchatten en bewonderen; —■— og, zo zy nog mogtenhooren, na het getuigenis van den Rotterdamfchen Apostel Hof/lede, deze zal getuigenis geven, gelyk hy gedaan heeft van de Godsvrugt van onzen geliefden Erf» itadhouder: laten die ongelovigen maar eens het Hof bezien ; ö! wat heerscht daar niet een tedere Godsvrugt! — daar niet zelden in andere Hoven de fpyzen worden aangeraakt en genuttigd, zonder dat men over dezelve den Hemel om een zegen fmeekt, of die genuttigd hebbende- daar voor. dankt, word dit noit verzuimd aan 't Hof van Neêrlands vreugd, dan zo by gelegenheid; wat hoort men niet al aan't Hof? 't weergalmt als van Lofzangen: og, het is'er alles zo dierbaar, zo verkwiklyk! —- en dit is alleen de rede, waarom Vader Hofjiede het zo dikwyls heeft bezogt; —■ zyne vyanden en hateren, welker getal het zand der zee gelyk is, zeggen Godlooslyk, dat hy dit deed, om menfchen gunst te bejagen, als een zoeker van idele eere, en dat hy gevolgelyk een gewittede wand is, en de graven gelyk, van buiten cierlyk, maar van binnen vol Rank en doodsbeenderen! — dog dit zyn addertongen vol venyns; wy BroederGossE, wy weten , dat die dierbare Man het heeft bezogt, alleen om verkwikking voor zyn begerig toart, 't welke alleen ook de bronwel is van de heilbegerige V a ryms.  ÏSö DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, ramelaryen van den gants eerwaardigen en deugdzanun Vrind Le Francq van Berkhey. Ik weet wel, wat fommige tegen de Godvrugtigheid van het Hofgezin inbrengen: zy vragen, hoe daar mede kunnen beftaan, die menigvuldigheden der idelheden, om niets ergers te zeggen, welke als onafgebroken aan het Hof en by den Tederbeminden plaats hebben, Voux hallen, Cotnedien, wulpfe gastmalen en wat dies meer is; en zeg» gen daar by, dat ai waren Commedien &c. geheel onzondig, dat dan nogtans een Gogvrugtige zig zoude wagten zyne Broederen enige ergernis te geven. Ik voor my wil wel bekennen , dat dit zeer bezwaarlyk is optelosfen, dog voor Vader Hof/lede, die Neêrlands van den Hemel afgefmeekte vrei.gd, zo gul en mild, God» vrugtig heeft genoemd, en gewis nog noemt, zal dit zeer geringe moeite zyn; zou die man iets' zeggen, dat tegen de waarheid aanliep? neen, dit zy verre; zyne openbare gedragingen zedert 6 jaren, zyne handelingen met wylen Vader Bareuth, getuigen dit anders: men kan hier over nazien den Ongelovigen, dog waarheid fprekende Brhixma% Ik voor my ys voor Comedienen dergelykegruwelen, de naam daar van doet my zelfs beven, —- maar ik ben ook geen Vorst, — en — en — Neêrlands vreugd is ook een mensch als anderen, — wie weet hoe al die iieiheden hem doen gebukt-gaan? —— dog ik zal my hier niet dieper infteken ; ik ben overreed , dat ik die tegenwerping al zo grondig heb opgelost, ais gy Broeder G o s s b gewoon zyt, alle de tegenwerpingen der Patriotten optelosfen ; ' en al was 'er eens een klein vlakje, dat die Godsvrugt een weinigia yerdinkcrde,-*moeten wy dit ophalen , of naar den aart der liefde bedekken ? gewis bedekken, daar zig zo YQÜ[fominfykkedexmiQDZeö jgewigtigeu Erf.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 157 Erfltadhouder opdoen! — Ja, lieve Broeder, hoe verkwikte het myn diep gezonken hart, toen ik in uwe Coulant zo by herhaling op herhaling las beminlyke Prins, het was als of 'er een kokende bal fan op myne ingewanden wierd uitgeftort! „ Bem'tnlyk, riep ik met luider ftemme, ,, beminiyk\ ja dat is hy, — dat is hy!" — dit getuigde zelfs een Engelsman in 't heetst van den oorlog, en welk getuigenis kan er zekerder zyn, dan het geen ons zelfs door onze vyanden gegeven word t ■- ■ cit getuigen zyne eerlyke Hovelingen, zulke onpartydige, deugdzaame lieden, die aan alle zelfsbelang zo verlogend zyn , en niets op hun hart hebben dan waarheid en opregtheid, en het waar geluk en het heil van Neêrlands vreugd met hetzelve teder gewigt, iever en nadruk behartigen, als de pligten van den Godsdienst! • dit getuigen zyne Amptenaren , die door dien geliefden in Hoogheidengewigtige, voordelige ampten gezet zyn , alle luiden , zo opregt en eerlyk, dat men des wegen moet verbaast ftaan ! ■«■» dit getuigen de door den Prins beminde en gezegende Geestelyken, en deze zyn immers vry en onbefmet van vleyery en idele loftuitingen, gelyk blykt aan den lieflyken Hof- Jlede, Nieuzvland en anderen ! Ja menfchen zonder enig aanzien getuigen dit, van enen Undeen af tot onze geliefde Zuster Juffrouw f'ermeulen alhslXaat Mos fel toe: ——- dit getuigen de iverige Godvrugtige Walcherfe boeren, die mannen, die als kopere muren liaan, en geleerd hebben zodanig verlogend te zyn, aan al het aardfche en ondermaanfche, dat zy niet allenig hunnen evennaasten, maar ook , ó wondere cordaatheid \ de wetten van den Lande, en den wettigen Souverain, minder agten als drek op de ftraten, waar van die door Haagfche en Hooffche Godvrugtigheid doortrokkené zielen voor enige jaren zulk een wonderbaar blyk gegeven hebben! —— Niet te verwonderen, niet te verwonderen, Broeder Gosse, dat gy zo dikmaal herhaalde de dierbare woorden beminlyke prins: maar ik moet het met fchaamte bely. den, op diten tyd toen ik het las in uw waarheid-zedigheid opregtheid en eerbied voor Overheden lievend dagpapier, had ik nog het nodige ligt niet, om Neêrlands vreugd in alle zyne volmaaktheden en dierbaarheden te kennen: „Ogja", riep ik zo by my zei ven uit, „ dat dierbaar, dat onwaardeerbaar van den Hemel zo duur V 3 „af.  ia8l.DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. s, afgefmeekt gefchenk is voor Nederland zo beminlyk, „ maar ai my dwaas als ik ben , dat ik dit niet zowel in „ allen delen zie en weet, als Broeder Gosse! — zou hy zyo Hoog Edele beminlyk hebben genoemd om zyne „ fraie en dierbare ligbaams geflalte? og, dit kon ., wal, maar, maar daar moet nog iets meer zyn geweest, „ dit kan het hem alles nog niet zyn." ]fc dagt al verder, „zon Broeder Gosse, ofzynHoog„ geleerde Zeeuwfche Correspondent die beminlykheid „ hebben gevonden co 's Prince dapperheid en beleid in het „ oorlogen?" —— Qgja, dit kon wel, maar het is nog al niet genoeg. H Misfchien noemt hy , " ( dus redenkaveide ik in ene bedaarde gemoedsgeftalte) ,, misfchien noemt hy dien „ JNoach van ons Nederlands Arkie , beminlyk, om zyne 8, kunde in Staatszaken?" ■■■■■■ & ja, maar, maar, daar bleef nog zo ene ontevredenheid by me, —- me dogt zo, het was het hem ook nog niet. Ik viel zo van den enen gedagten op den anderen! ein« delyk was het puur of 'er een tem in myn hart kwani;, ó zulk een nadruklyke tem, als of het hard op aan myne oren wierd gezegd: — „ De Landheer van dezen Lande " C zo noemt gy ook Neêrlands vreugd regt eigcnaartig, en zo begryp ik het ookBroertie, dat hy Heer en Meester van alles is, als dat waardige Eminente Hoofd, aan wel' ken de Staaten en Stads Regeringen ondergefchikt zyn, ge« lyk de Piaiieeten aan de Zon) ik zeg, die zoete Rem klonk my dus in de oren, „de Landheer van dezen Lande, 9, Cornëwüs is beminlyk als de dageraad en liejlyk „ gelyk de noordewind, om alle volmaaktheden, maar wel „ meest, om zyne verwonderlyke zagtzinnigheid, zo dat ,, hy zelfs 's Lands bateren niet heeft vervolgd, gelyk in ,, den laatften oorlog zodanig klaar is gebleken, dat het „ garïtfche Volk daar over ten tederflen is aangedaan gei, woest". Ik moest hier op Amen zeggen; het is zo,—■ *a Zelfs voor den oorlog ging die beminlyke zagtmoedigbeid zo ver, dat al was het dat Engeland ons al trapte en vernederde, Neêrlands vreugd tog nederig genoeg was, om den post van deszelfs Minister waar te nemen , en deszalfs klagten tegen Amflerdam by H. H. Mog. intebrengen, ~ Ö wonderlyke zagtmoedigheid. Om kort ie gaan, ja Broertie Gosse , * hy is zo dierbaar, zo  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 30 beminlyk, als die verkwiklyke, nederige, handelbare en gemoedeiyke Aristocraten, die uit pure vrees voor hun teder en nauw gewisfe zig aan een Godlozen, onregtvaardigen eed willen houden, of de onderdrukking, het geweld, de zugt om te heerfchen, de veragting hunner Burgeren en wat dies meer is, in hunnen boezem opwekken, alleen» volgens hun eigen zeggen, uit befchouwing van hunnen pligt en ter beiragting"van 's Volks heil, — 6 ja Broeder ï Laat ik nu overgaan tot myne twede afdeling, ter nuttige en ftigtelyke betoging, dat de Utrcgtenaars door hunne handelingen betonen, haters te zyn van Godsvrugt. Wat is al hun bejag? wat is al hun geroep? —— wat eisfen zy ? — waarom vermoeien zy zig dag en nagt ? — ag< ag, myn lieve Broeder! — ag, wat fmert het my dit dieper in te treden, ik vraag nog, wat zoeken zy ? — wat begeren zy! is het hun alleen en geheel te doen om geestelyke gelchenken? —— zoeken zy hunnea Godsdienst uitgebreid, of verbeterd te krygen ? — is het om Predikanten te hebben, welke zo zuiver, zo dierbaar, zo opregt, zo eerlyk, zo afkerig van idele ere, zo weinig menfehen-gunst zoekende, zo wars van vleiery, zo haters van twedragt zyn , als onzen onwaardeerbaren Pieter Nieuwland en zynen Haagfchen medeftryder in Willem den Vyfden, den zoetmondigen Frieswyk, mannen die voor het huis van Orange zo pa] en onwrikbaar ftaan, als andere eenvoudige Christen predikers voor Gods kerk, — is het hun hier om alleen en geheel te doen, vraag ik? — is het hun te doen om alle hunne geestelyke vyanden, en inzonderheid de Roomfchen, als eertyds Ifraëi deCauaniten, te vervolgen en tc verjagen, — gelyk onze dierbare firf. ftadhouder, Neêrlands vreugd, voor twe jaren in zyn Hoog wys voordel ter Staatsvergadering, om de Roomfclje Burgers van alle Burgerlyke voorregten uittefluiten, gedaan heeft? — ik moet met fmart en tranen zeggen, „neen, „ neen, neen, neen! — og, zy zoeken aardfohe dingen, dingen van dezen tyd! ■ Het is te bejammeren, dat al hun tegenwoordig wroeten en tobben is, om verloren, gedolen en.gefehonden Bur- gerlyke voorregten wedertekrygen: hun woelen en werken is ter wederopregting hunner ondergedrukte, vertrapte vryheid : zy tragten eenen invloed te fnuiken , «ie het gantfe Land byna heeft omgekeerd: — zy begeren, dat  ï6o- l»E haagsche c 0;r&espondent. dat hunne Regenten vry zyn van een flaaffche, kruipende afbanglykheid en het daar aan verknogte pligtverzuim: alles niet anders dan aardfche dingen, welke, hoe zeker< met de waereld eens vroeg of laat zullen en moeten vergaani Is het nu niet klaar, dat zy dingen bejagen, die van deze waereld zyn, en zy zo betonen, den Godsdienst niet op het hart te hebben. —— Og de bsminlyke Prins en de nederige Aristocraten trekken het zig ook zo aan, dat zy tans beginnen te geloven, dat Utregt voor hunne heerszugt verloren is. Wees gegroet Broertie, groet alle de vrinden, ook by gelegenheid Vader Hofjïede; hy moet nog al bizonder gefterkt worden, en nog een gezonde gal hebben, dat hy zo ruimborftig en dierbaar kan fchelden, als blykt by zyn laatfte Apologie. Nu Broertie vaar maarzo voort, doet ge geen nut aan anderen, het fchelden zal u tog nut doen. Ik ben uw heilwenfchenden Broeder C O R N E L I S.' p. S. Zou Vader Hofjïede, die zulke fchone bloemen heeft geftroid op het Graf van Willem dm Vierden, nu ook niet eens een hand vol bloemen kunnen flroien op het Graf van de Nationale agting voor het Orange-huis? •ii ziet het eenfies. — Word'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers i i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE Correspondent, N°. 21. Waards en Hoggeagte Heer en Vriend l Neemt my niet kwnlyk dat ik UEdGeb. voor een ogenblikje in deizeifs zwam wigtige door my hoogftgevenereerde bezigheden £oore, Periculum enim in mom e[i, dat is ie zeggen voor UEdGeb. die geen Latyn dan by inblaafing van UEJGeb. eerbiedenswaardige Correspondenten kent, Jt gevaar is naby, de Japon is half in brand! Waarde Heer Hof Leugenaar, wat zal 'cr van U, van my, wat zal er van ons beide komen? De Retraite van den Hertog, de zaak van 't Commando a; de Utrechtfe zaaken, de aannaderende wezentiyke onderzoeking van de Breil Expeditie, dewaahoop van het Eminente Moofd , de waardige Prins Stadhouder , fait t>*ur itjfer tous fes Ayeux, (*i&c. &c. &c. (en wat al etcstera's kun- (*) Een domöot zou mitfehien'dit zo vertalen, gefcheptn , om zyn' Voorouders ecrlykt hy te maken, ■— man liettt zet ik |et dus ovei', gefthapei, om zyne Voorouders voo/by te flreven. Vertaling en toe ligting van My din P&ÜIFC«81SCT»V  ï62 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, kunnen 'er niet nog volgen, en (taan 'er niet nog voor zeker] te > o!gen) waarde Gossb waar wil dat heenen? —■ Myjfl Vriend, nous fommts comme Henri quatre Jur le Pontt fuguf. Gy verltaat my. Sapienti fat ditlum. (*) De1 Patriotten triurnpheeren, jonge lief, dat kan nog gy,I nog ik, nog Charles Bieot onder geen Roeien of bankcn| verfebuiien, en wat word "er dan van ons, Cameraatje? — Ik zonder TraftemCBtj zonder debiet, nog kaalder als ik nu ben, en dat is veel gezegd. Gy Gosse, Uw winket) zonder Cliënten, Uw Exhof Courant aan de ketting, ett| feboppen voor UEdGeb. agterkwartter. 't Is waar, zult gy zeggen, maar wie waaren wy, wie waaren onze Voorouderen vau te vooren? (wam ik weet Jon^eliff. dat gy met UEdGeb. geboortcrekenirg nog tot, UEdGeb. Heer vader kunt opklimmeu, daar ik nimmer enig narigt van den mynen bekomen heb.) datzy deeden, dat ey in vroeger'yd gedaan hebt, laatcn wy dat weêr aanvangen', want 't is het werk van een groote zielzig te wapenen tegen de wederwaardigheden. Deg Heertje lief, is dat wrs cn voorzigtig? is 'er eer voor ons te behaalen? dat vraag ik UEdGeb,. Want siet, ónder ons, vrinden en vyanden weeten, wat voor' gallen wy zyn, en voor drie dagen, roem van honger te' iterven , dat lykt myn Snvojaardfe buik in 't geheel niet. —■ En boven dien, Gosse lief, 't valt een man van ambitie ook hard, zig zo wederom te vernederen, want ziet eens nu ik al zo lang met Lubbes op myn handen geloopen hebr zou 't my tog zuur te verduwen zyn, zo ik weer verpligï was met marmotten rond te wandelen; in 't Klooster weder te kruipen, daai ik uit gevlugt ben, of weder Lakey tcy £*) Een falf woord is voor Mn virflandig man genoeg.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 163 , te worden in 't hu's van de zalige Mevrouw Gowdan te Farys, en wie weet, of die Mevrouw wel weêr zoo te beitelen zou zyn, zie myn Vriend, 'tl zouden nu geen broodje voor myte verdienen wezen. En gy, waardeGossE, hoe openhartig ik ook op myn eigen fujer ben, zal ik egter uwe eergierigheid Ipaarcn , want ziet eens Vrind, hoe weinig zou UEdGeb. 't beroep , van uwen Baftard Grootpapa lyken? die viefe nsgt- expedities .... Vrindje lief ik zeg niets meer, en dat pa met Eeelluy, met Exyroedfchappèg en Profesforen in de heilige Godgeleerdheid te hebben geconvtrfcerd. Ziet alle die gewaande grootmoedigheid is dan maar eene inbeelding, fwms et umira, (*) ™ar ^vcn ilJoc£cn w? en goed leven, want hoe wel UEdGeb., entre nous maar half plat is, ik ten minflen heb te veel verftaad, om maar half te leven, fine venere ÏJ Bacho. (**) Dus Gameraat hoort na 't geen ik u voor gaa (tellen, amtt nures afine l Entre nous, de Hertog, de Prins, de Courtifans. &c% zynby my, eu vaft ook by U, thans netzo veel waard, als een pyp, daar zevenmaal uit gerookt is. Maar, Vrindje, gy zult vragen, of vierhondert en twintig guldens vaile gngic van 't Eminente hoofd, een brokje is, om te verprullen? en uw jaarlyks pen- - lioentje, uw deibietje aan 't Hof, etexter?., is dit allesons niets waard , vvnut ziet, inde yentri rotun#MS- (T) Maar» (*) Rook en fchaduwe. Zonder n'ynljt en Trynt:e. Hierop teeren en Rncercn wy.  f64 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, Masr, myn waarde Collega, wylonze haat en liefde dan rnnar wezentlyk een oiTerbande aan de mecitbicdende is, wajrnm zouden wy zo gek zyn om ze te he.vaaren voor een kas, die denkelyk in 'tiert zal ophouden te betaalen, Heen, laatcn wyvcrlundig handelen, enthans op eerlyke voorwaarden met de Pntrintte-n accordeeren. —— Ik heb al gehoord van ene Nationale kas van dat volkje, daar gezegd word, wel vyftien of ic»t:en honderd- duizend guldens ir; te vinden zyn; Diable I Monfieur Gosse, daar zou nog wel een PenfioMvtje voor ons uit te haaien wezen; zo een kasje man isiog op 't gantfche Looniet tc vinden; dat gy dan zo goed was om dien Kas - Director eens op te, zoeken, en ons als nieuw bekeerde, nu eerlyke om der goede zaak noodlydende perfoonen aangaf, met verzoek van eene jaarlykfe te gemoedkooming, onder belofte, van ons voor de Patriotten re laatea villen en branden, als'tnoodig is, dan was 'er nog hoop, dat wy 'tboven water hielden, - en anders, Monfieur Gosse , dan kan jy 'er voor zorgen; ik heb je nu goeden raad aan de hand gegeeven, en volgt gy ze niet op, dan zult gy ook de last draagen van my ïe moeien onderhouden, want de Courier word vrak, mm Ami, en nog één Burgerytje dat triompheert, dan tuimeld hy plomp ycrlooren in de Eas-Rlnn. Ge zult mc zeggen, waarom kom je zelf niet over, cn fpreekt met den Kas Director? — Maar Pier re Gosss. begryp eens, dat myn bruine en eenigfte rokje zo flegt Word, dat ik vrees het niet wel tegens het dreunen van de _Poftwagsn zou kunnen, ïn dan prime, welk een tafreel van Vorftelyke Elende zoude myn plunje en geel opge-. droogd Bakhuis in Holland niet maake* ? zouden ze Biet zeggen, „ ei, is dat die Orange Hof Courantier van ,, Cleef ? je kunt wel ziea, dat de man flegt betaald word,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 165 „ en veel chagrin heeft."—Dan komen wis rfe jongens in't fpel, „ kyk, kyk, daar is de Cleefc^e Hoorendraager! —,, voorts aan rok en linnen te trekken , en zig te verwon„ deren , dat myn jabot cn manchettes maar aan de rok „ genaaid zyn, en ik geen hemd draag, dat egter geen „ Cleeffche mode is." En dan eindelyk de rifico die myn Bas Rhyufchepokkei loopen mogt. Ziet, waarde Gosse, dit zyn allemaal incommodueiten, daar een hmftt hetnme (*) zig voor wagten kan. Zo als 't dan gezegd en herhaald is, fcbik jy die zaak tot ons beider genoegen, en verander dan dadelyk in gevolge van dien den inhoud van je geëerd weekblad, rekent af met Hofjïede , Biiderdyk , de Hats , le Franc en die andere vriaden, die je die Dolhuis raifonnementen in uw Courant bezorgen, en doet zo als ik, fprcekt van gcma. tigheid, begint te draajen, zonder dat juift op een bof te doen; houd je als ik, net als of je alleen 't op de Aristocraten, niet op "t Volk gelaaden had; dat goede Volk, dat wy zo mooi met zyn exercccren &c. hebben geridiculifeerd, dat wy 'er zelfs den buik van't iagchen over vast hielden! - Ik tekene my met alle verdiende hoogagtiag Hooggcagte en veelgeëerde Heer en Vriend, UEdGeb. Onderdanige Dienaar CtEEF den 12 August 1786, M A N_Z O N. Myn fi) Ee» man van fitfeen, X 3  fti DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Myn Adres is An den HochEdelen , Wohlgebohrnen Herrn Herrn V O N MANZON, Ober Ncquitice- Raad C L E V E. (NB. Onder een Enveloppe) Aan de Post Secretaris de Fockert tot Nymwegen. P. S. UEdGeb. die zo wel ftaat by de DoimrterevAN din B-... in s' Hagc, zoude niet mogelyk zyn myne waarde Vrouw (daar de honger my van Separceren moet) by haar Hoogwelgeb. in dc kort te bertceden, niet als MedePnesteresfe var. Venus, daar word't goede menfeh te oud toe, (dat was goed toen de Paruikemaker nog leefde) maar om jonge Dames aantcbrengen, en verder , in tyd van nood, als 't Hof eens weer kwam, &c. &c. &c. —• •4& •& Myn Baas bedankt zyn hooggeëerdea Correspondent, en verzoekt om de Continuatie, in dc volgende Week zat hy zyn Hoog Edelen Welgeborer.ea antwoorden. SiNjEUt, Baas van di opreute, owver- valscht* Co u e an tier.' lyk, ik ben, verftajewel een onnozel Utregls Burgertje, een man, die niet heel veel weet, maar die tog nog al wat hoort, want op Wagten, Exercitiën en zo, worden we, verftajewel, nog al zo eens onderregc door  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, tóf de Kundigffen en door onze Officieren, —— maar om den draad maar eens net aan de knoop af te byten, zo moet ik je dan zeggen, dat je in dc Krant; daarin ftaat van onzen Oudraad Voet vin Winssbn, verftaje wel, groot ge!yk'"hebt; og ik heb den goejen haspel nog mee na 't Stadhuis gebragt, toen hy Vroedfcbap tot genoegen van de Burgerye en op haar ootmoedig verzoek gemaakt was, — Og jemi wat waren we b'y,- net as ©nze Regenten, toen de Burgerye van niet andere fprak dan van hen vry en groot te maaken , en ze zig maar' vaft hadden veroeeld verftaje wel , dat we o?.s zeiven voor een klein prysje zouwen hebben ver"'ogt; —— nuf dat is het zeiven, ze hebben het gebak al weg, zo als ik je dan zrfi , ik heb hem mee na 't Stadhuis gebragt, want ik was onder zyn Coinpenie, maar ik wou nu wel, dat myn broeksband, zo als ik een voet met hem verzette, gebroken was, dat wou ik wel, vatje het, want fpoedig had zyn rokje een heel andere kleur; maar om op den text tc komen Sinjeur, hoor dan, zo als ik gezegd heb is 't het gebeurd; ik had de wagt krek aan de Pcort, toen die Heer kwam aanryden, cn we befloten, hem niet door de Poort te laten, verftajewel, niet dat het ons was verboden, wel zie dat lykt er niet naa, al hadden die Heertjes allemaal willen wegvliegen as een konpel wilde duiven, we zouwen 'er niet eens met deri hoed na gefmeten hebben, om ze te houwen, want het is nog veel beter opteblyven, als zig op een bed van brand, nekels te flapen te leggen; — maar nu zelje wis vra« gen, wel waarom Het je hem dan niet door ryjen? dat zei ik je zeggen , uit klinklaar zuiver melyjen, een van myn Cameraats zei, „ jongens, hy mot'er niet deur, dn leid s, op geen goeje moer met hem, —- as hy eens ccnonge- »luk  158 D'E HAAGSCHE CORRESPONDENT ,. luk kreeg, en pardoes in 't water ree, want kyk, ik „ vertrouw hem niet alleen, zeden ;k gisteren gehoord heb,' „ dat hy te gemoedelyk was, om van een eed aftegaan 4 i, die hy nooit gedaan heeft". Ik moet je tog zeggen , dat 'er anderen tegen waren, diezeiën dat 'tgeen nood had, want dat hy beter Koetlier as Regent was, nu zie ik weet 't niet, . maar zyn fijemie is nog al niet kwaad. Adi, zo je myn Zeun kent in den Haag, doet hem dan de groetenis. Ik ben uw gehuorzaame Vriend en noem me ARIE KULK. P. S. Weet je wel Sinjeur, dat men de Ariftocraaterï tegenswoordig vergelykt by de dwalende Planeeten , he ? zeg weet je 't wel? en weet je wel waarom ? jemi je zelt 'er om motten iaggen, net als of je jou gagie by den Treforier R ontvangt.' om dat zé net as de Stadhouwers van den hak op den tak fpringen, dan na en dan weer van het Volk dwalen, altyd na die kant daar ze 't meeft van hopen en denken te krygen, ik vind die vergelykenis of comperitie nog al nier onaardig, he? Vat je 't? een hoop van onze ouwe Regenten zyn op Gezag van de ganfche Burgery nu zo moer- eri vaers aan't dwalen, dat ik niet geloof dat ze ooit wees te regt kommen. Adi Sinjeur!!! Word 's weekelyks alomme by de meefte Boekverkoper? a 2 en één halve Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 22. Antwoord van den WelEdelen , Geftrengen Heer pierre Gosse Junior. Aan den Hoog, Welgebooren Heer Manzon. Te Cleve. Hoog Wel Gebooren Heer; • Regt bly , regt b'y ben ik, dat (Haïti daar had ik haast iets vergeeten , dat myn bedrukte goede ful van een Baas me zo heeft belast, te weten, tm de volgende Advertentien voor te laten gaan.') lfte Advertentie. Met permisfie van den Wel Ed: Geftr. Heer P. Gosse Junior, heb ik Klaas Momus de eer, aan alle Utregt se Heeren en Dames en het verdere Publiek bekend te maken; dewyl uit zyne hoogloffelyke Couranten, en wel meest uit zyne extra Couranten blykbaar is, dat zyne Ut regtse ordinaire en extra - ord-naire Correspondenten zo uitgeput zyn van geest, als van eerlykheid en geld , en in de noodzaaklykheid zyn, om de laffle en kinderagtiglte fpreukies van 't rood kou/te voor gangbare y munt.  ï?o DE HAAGSCHECORRESPONDEN T. munt uitteventen, waar uit met zekerheid moet volgen de totale ruine en Doping van* zyne met Hoogstgenadige permisfie gedebiteerd wordende Haagfche Prinslyke, Hafcourant; waarom myn zeer geagte Baas P Gosse Junior zig in de noodzaaklykheid vind , om zig van an. dere Correspondenten te voorzien, en by deze Advertentie uitnodigt alle Utregtfe Geesten, die niet uitgeput zyn, het zy Exofficieren der Bu'geren, mus zy nog niet onder myn Baas hebben gewerkt, Damlustiaanen, except de Oudraden de cette Cabale, wier esprit et bon fens een vast Logement in de maag hebben; Practifyns, hoe •gewetenlozer hue liever , het zy Aayocaten, of Procureurs,Petitmaitres Gasconjers, Milordfiaanfe Schoen, poetfers, Drajers, Tafetfchuimers Bedriegers, Stellers van valfe A&ens, va/fe Spelers, (myn Gaas verzoekt zeer inftantelyk, dat de Heer Procureur van der Wel zig dit niet gelieft aantemkken, want zyn Wei Ed: Geftr: is te magtig van hem bemind , om goed of kwaad van zyn Wel Ed. Geftr. te fpreken) en voorts alle andere ■ uitftekende vernuften, die het geluk hebben, de. Utregtfe Burgery, en alles 't geen haren Staat kan verbeteren, als den duivel te haten, en ootmoedig de voetzolen te kusfen van de Geweldenaar, van wie zy een ftuk en brok verwagten; belovende myn Baas na ra'o van hun werk hen genereuslyk te zullen betalen. NB. NB. men verfta hier myn Baas niettegenftaande hyzo mild en ruim fpreekt van Advocaten en Procureurs , bevat hy hier onder gants niet den Wel Ed: Geftr: Hoog Geboren Heer, Procureur Generaal zynde 't myn Baas bekend, dat zyne nederigheid te veel is bezet, met de Historietjes van Wyk en Utregt, •- zo waar,mendienteen Salomon Secundus te zyn, om nu op der Steden voorregten met fucces ftorm te  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 171 te lopén! ook in 't geheel of ten dele niet den Procureur Hoevenaar, die vent is geen handelen me, hy ftaat als een muur, en lagt met al de zetten van de [uitgeputte Damlustiaanen, —— zeg het voort. INe Advertentie. Van wegens den We! Ede'en G-ftrengen Heere, den Heere Pierre Go se Junior , Ge-dmi'teerd en Ge» priviligeerd , Hoogstgen'adig begun(li„d , Hof Courantier m 's Hage, w brd bekend gemaakt, dit zyn Ed:, aangezien de importante doorknede veritandige Utregtfe Brieven in zyn Courant , zints enigen tyd gevonden wordende, 't voornemen heeft, om die, met permisfie van den Edelen Agrb: Magiftraat van j' Hage , in groot octavo by een te doen drukken en uittegeven, op 't zelve formaat als de Catechismus van 't Stadhouderfchap 9 om daar by te kunnen gevoegd worden , en dezelve, onder den Tytel van Utregtse Fabelen en Ver. telsels, den lief hebbers voor een zeer Modique prys aantebieden. Aan dit important en nuttig Werk zullen geen kosten worden gefpaard, en daar toe geëmploieerd worden best Engels Scheurpapier en een meuwe Letter , ook zal de Uitgever daar toe laten vervaardigen alle de Pourtraiten van de Scbryvers en Zenders dier Brieven, in fraie houtfneden, die aan dit Werk zo veel luister zullen byzetten als de Schryvers zelve aan hunne Stad en Mede-Burgers. Dit Werk zal ook zeer gefchikt zyn voor St. Niclaas perfentjes, voor kinderen en onnozele luidjes. Indien het vertier van het eerfte deel de hoop en ^erwagting van den Uitgever voldoet, zal op dit eerlie ¥ a een  i72 DE HAAGSCHE CORRESPONDENTE een tweede deel volgen , zo ras het doenlyk zal zyn, H'tstoriesch Verhaal van alle de Voortrcjlyke, Dappere Daden, en Vaderlandsgezinde Be/luiten, door zyne Doorlugtige Hoogheid, Wtllem den Vyfden, inden Engelfchen Oorlog, voor't oog der gantfche Waereld, genoomenen uitgevoerd; als mede Hoogstdeszelfs -Staatkundige Bedenkingen , ter her ft el en opbeuring der Burgerlyke Vryheid en Stedelyke Voorregten , en kragtige Demonjlratien over de oorfpronklyke magt des Volks , te gelyke met Hoogst deszeifs Bewyzen der Voortreflykhied ener ware Republicainfe Conftitutie, tevens met aantoning van de nadelen en menigvuldigheid der inbreuken daar op &c. &c. &c.!! gefclireeven in denzelven fmaak als Hoogstdeszelfs Juflificatoire Memorie, en met dezelve bewyzen van egtheid voorzien ; ■— zeer fraai om te lezen , en extraordinair gefchrikt om de winterfche avonden te pasferen; — dit deel zal uitkomen onder den Titel van Haagfche Fabelen. Dit important Werk zal werden befloten met een derde deel , bevattende de wonderbare Historie der JSlederlandfche Hottentotten, oïhet leven en de bedryven der Hedendaagfche Arifocraten. Myn Baas verzoekt ieders gunst en recommandatie. Zeg het Voort. Nu zal ik met den Brief van myn Meefter aan den Heer Manzon voortgaan, laat ik eens zien, waar ben ik gebleven , —ja, regt bly ben ik,dat..gy my met ..of ik wil of niet, myn goede lieve Lezers, ik moet hier de brief van myn Baas laten (leken; daar valt niet op, — ik moet hem laten deken tot het volgend Nommer, fchoon het  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 173' het me alzo fterk fpyt, als het myn Baas fpeet, toen hy hoorde, dat de Engeifch'tm op Doggersbank door de Hollanders op een falaadje van brandnetels waren getracteerd ; nu, dat is om 't even niet waar, met dat al denkt myn Baas, zo zuiver Vaderlands, als Mynheer de Prins of den Hertog of de Aristocraten durven denken; ja, men mag 't geloven of niet, het fpyt me, dat ik die brief van myn B^as nu niet van de Werf kan laten lopen, zomooi is hy, — dog lang borgen is geen kwytfchelden , en al kwam die brief nu al eenfies met ftukken en brokken 'er uit, of bleef heel in de loop, wie dromvenkcr kan my dat kwa'yk nemen? — Zou het niet een gek in folio zyn, d:e me wou betwisten, dat ik met een brief van myn Baas leefde zo als de Doorlugtige Prins cum fitis (*) met de Refoluties van de Heren Staten leeft? — Wel dat zou fraai zyn; al ben ik maar een klein nutteloos beest, in vergelyking van die grote Heren, ik heb tog mee wat intebrengen. Vraagt iemand , wat is de rede ? — Niet anders dan eigenbelang . en wie kan in de waereld my becritifeeren of bars kyken, om dat ik maar een brief van myn baas daar aan opoffer, daar 'er geen één van onze party is, die daar aan niet Vaderland, Vryheid, Medeburgers, ph'gt, geweten, ja ziel en zaligheid opoffert, van het Eminente hoofd van die party af tot myn Baas Pierre Gosse Junior incluis toe? of zou ik arme Klaas Momus alleen meer deugd en eerlykheid moeten bezitten, als zy allen famen? —-— Maar (*) Dit Woord is vu» verfcheide uitlegging; sommigen vtten het over met die van zyn cabaae ; ~ andere vertalen het; met zyn' saamgezworenen; dogmen verlamt bet ook\dus, fclKT de :ïnek, y 3  3 74 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Maar om de koe maar in eens vlak hy de hoornen te vatten, zeg ik, dat ik den brief van myn Baas nu aan myn Lezers niet geven kan of geven wil, want koppig ben ik, als of ik een Aristoeaat geboren was , en al ben ik niet als de Hoog Edele, Erenifefte of Agtbaarhedens gefchapen, om Burgers de knie op den nek te zetten, ik ben tog mans genoeg, om myn Lezers te plagen, en koppig genoeg, om 'er myn Courant of Correspondent zo wel aan te wagen, als zy het Kusfen, fchoon ik 'er, onder ons gezeid, van agteren krek zo veel fpyt van zou hebben als zy, want de Ravens, die Elias hebben ge- fpysd, zyn al lang dood. Maar met al dat babbelen raak ik van de coers. Zo als ik dan zeg, ik kan of wil nu den brief van myn Baas niet geven, om dat ik eeu Brief moet voorlaten gaan, die my by myn ooren trekt, met myn antwoord daar op, dat klinken zalalsdegoudbeurfen van enigen onzer Utregtfe Correspondenten, of, om duits te praten, als een leere. klok met een linne klepel. — Ik zal tog bedaard biyven„' en hoe kwaad en gramftorig ik ben, niet fchelden of blameren , zo min als myn Baas, want dat laten wy aan de Patriotten over. Monfieur Klaas Momüs. Ben je gek Vent of heb je de kolder, dat je ons leugens wys maakt, of ze Juftificatoire Memories waren, je voor de kop te rug fpringen ? — in jeu Seldermentfe Correspondent van verlede week, zeg je, dat een Burger van ons üitert jou' een Brief heeft gefchreven , „ dat „ hy zelfs de Wagt heeft gehad aan een der Stadspoorten, en den Oudraad Voet van Wmsfen mede had belet „ hef  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. j*« „ het rycien door de Poort". Wel Vent hoe kan je 't verzinnen? — haal je gezegde teiftond in den hals, of je bent Jyveloos' 21 Aug. 178Ö. een UITERSMAN. Antwoord van Klaas Momus. Hoe la:er op den dag, hoe fchoner Gezelfchap ! . Wei man , wej man,— heb ik het zo met u verkorven', dat ge myn zo op het lyf valt? het is zo, ik heb daï geplaatst, fchoon ik Wist, dat het een fpreukie van '\\rood koufie vvns; maar weet ge dan niet, dat myn Baas mé daar in was vcor gegaan, fchoon hy en zyn Correspondent, zo we! als ik en gy wisten, dat alles verzonnen en gelogen was, — en het vertelfelrje alleen maar was gepraCiifeerd om de Utterfe Burgers veeg up veeg te geven, jan en alle man tegen hen opteftoken, en zo" al wat zy doen zo .zwart te maken als de nikker, en in duigen te doen val- Jen? wie dromvenker zou denken, dat een van Schappen courafie ger.oeg zou hebben, om door eene gelegtiKkc- Inlinuarie aan den Oudraad P'oet van tVinsfen een D.e'aiatoir van dan Heer te krygen, dat alles wat in de Courant van myn Baas ten zyi.cn'opzigten ftond, ge. hte! en al gelogen was? Kon myn Baas en zyn Cor¬ respondent ooit of ooit verwagten, dat, dat alles zo properties in de Utregtfe Courant zou worden gezet, en zy dus een veeg door het gezigt zouden krygen , van het eene oor tot het ander? Schoon myn Bras 'er zig weinig aan ftoort, daar hy maar fchoon gelyk in heeft, want hy begrypt, dat élk redeïyk mensch weet, dat de tytei van logen en laster Schryver voor hem zo min fchande is als zyn Doopnaam; - waar zou hy anders zyn Courant me vol krygen, als hy niet mogt liegen, want Buitenlands nieuws heeft hy met, en onder zyne Correspondente, in de Republiek is geen een enig eerlyk fcheplè! te vmd»n een party Utregts fchokkermoks goedje, dat vroe<* af' gewaaid en vroeg rot is, is het onnozel kurkie daar hy nog op dryft: ■ of zou myn Baas, om een party muesret lifters piaifier te doen, van puren honger moeten fterven ? — wel dat jasje zou hem niet kwaalyk ftaan I neen liegen mae hy, en liegen zal hy, dat hem de kop zwelt, L. fovt dien 't leed is. ^ 'Er  ï?6; DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 'Er is geen Christenziel tegen opgekomen, al plakte hy in zyn Courant dingen die kant nog wal raakten; geen mensen Hoorde 'er zig aan, dar hy ineen en het zelve moment de Vaderlandfe Gewapende Corp/en der Burgeren Schutters of Vrymlligers, met de grootfte Iwaadaartigheid befpotte, ze oproerig tegen de Flooge Overighei i noemde, niettegenftaande zy door dezelve waren ot n-ewettigd of opgeregt of verbeterd, en contrarie die Gewapende Corp/en , die als opregte hedendaagfche Prinsgezinden zig hadden gewapend tégen den Souverain, gelyk het Corps van Hess, dat van Overschie, het Stokk'e Genootfchap van H a a s t r e g t, &c. &c. &c.!!! prees, en hunne exerciten ten Hemel roemden! — geen mensch bekreunt zig, dat hy byna in eike Courant betuigt, een afg'yzen en gruwel te hebben van het fchenden van Overheid en Regeringsleden, - terwyl hy weinis,' regels te voren of lager, de beste Regeringsleden met de infaamfte beesagtigfte leugen en laster aanvalt, blykens Courant op Courant. NB. De plaats ontbreekt me lieve Lezers; ver- wafft het vervolg aan/taande Zaturdag; ik moet ook eens een Extra Nommer geven, want ik heb al zo na gis voor een hinderd Nommers vyf fes Jlof in voorraad, en kan 'er niet door komen, tk zal tor maken dat myn Extra - Nommer nog al ruim ZO remarcabel is, als die van myn Baas, ZVJ 'Er zal met uw believen zo wat tn ko- men, daar veel luiden, om zullen laggcn , puur $f ze op de pynbank lagen* Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers \ i i Stuiver uitgegeven.  DE HAAGSCHE Correspondent N°. 23. VOORBERICHT. van den eerzaam'en KLAAS MOMUS. ïn myn vorig Nummer heb ik u , waarde Lezers, eeri Extra Nummer toegezegd , het geen ik op voorgaande Zaturdag zou Uitgeven , dog heb myn woord niet gé« houden, zo als ulieden allen bekend is; ■ gy zegt ligt, dis is bedriegen! goed ,' denkt dat ik een egrn Prinsman ben, zou ik een hair beter zyn dan myfe Baas, ot een van onze party? Vraagt gy de rede, waarom ik aan my» belofte niet: heb voldaan? ■ die weet ik zo min als' gy: —— Iaat ik u maar te vrede Hellen, dat ik u meer Extra Num. mers denk te geven, als u mooglyk lief zal zyn; —— èn voorzeker het fpoor van myn Baas zal inflaan, (mits gylierien aan dat haakie maar wilt byten ,) wanneer ik u een Nummer elke week meer in de hand zal flop. pen, ■ en dat wei om een zeer intresfante rede, want va» de Uitgave van twee Nummers komt krek twee snaai Zo veel Voordeel als van een Nummer; zie in' •dat Gasthuis legt myn Eaas Gosse ook hard ziek. Uwe nederige Dienaar. KLAAS MOMUS.  i78 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Vervolg vervolg van de Misfivt van Klaas Momus Geen menfeh vci?c: zig tegen myn Baas, of recmt de geringde moeite cm hem als de Opper-Baas van alle Hof. leugenaars en Valsarisfen aan 'dc kaak te plakken, al brult hy als een Haagfe langorige Dommcdaris tegen al wat braaf hiet in Utregt. — al zeelt hy het aan Utregts Burgery perfent gezonden geld voortedoen als geflookcn en wegge» moffeld door hen, die hef voor de Burgery hebben ontvangen, om die Heeren dusbyde geheele waereld als bedrit. gers en dieven te doen doorgaan, ■ fchoon hy wiff, dat voor dat geld, op verzoek en keus der Schutters, Gedenkpenningen zyn gcflagen , en die twee of drie dagen na die Itvgentyding aan de Schu'ters zyn uitgedeeld; niemand wryft hem de ooren , om dat hy de nieuw a.mgeilelde zowel als de aangebleven Kaden va» Utregt op een becstagtige wyze fcbeld en lastert, fchoon ieder weet, dat zy in afkomff, caracber en zeden, eenige duizen.ie ponden zwaadcr wegen dan myn Baas; wie is 'er die hem aantaft, om dat hy, door zig zeifs en zyn Courant als waarheid — Vaderland — en Vryheidlievend veortedragen , (ieder is tog dc naaste om zig zelfs te pryzen,) Heeren Gecommitteerde Raden heimelyk. • en door moedwillig te doen, het geen hem door Hun Ed: Mog. fcherpelyk verbooden is, openlyk als dwazen en enregtvaardice Rcgters lastert. ■■■ en wat zou ik niet nogal meer hier van kunnen zeggen, als ik wilde' — Laat men dit myn Baas en zyn Correspondenten vry, dan vind ik het onredelyk, onwettig, illegaal, irregulier, prefentelyk, feditieus, famenrottend, oproerig, ftrydig, met de eens vafrgefte'de Conftitutie en de Hoogheid dezer Lande &c. &c, &c. &c. &c..'.' / ( Kyk ik verfta me nog al die Stadhuis woorden zo goed niet als zyne Doorlugtige Hoogheid of de Heeren Staatenvan Gelderland of va  1 F" DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 173 V Utregt) dat men aan my. wil bejtwitfejs, dat ik maar een Klein leugentje myn Lezers op de mou foei, daar inyn 2 Baas die met zakken en manden vol opdist; hoor, tik lag wat met al ais Vttters, ik wil fchryvcn wat ik wit ■zonder iemand te ontzien, die het niet aapftaat, kan'er ' ïme ieven als de Geboren Regenten met de verz..er>en Ijler Burgeryen, en plakken die aan een zy., Myn Heer Klaai Momds! I. Indien uwezwaarwi^ige bezigheid in uwes Meesters zaak jen belangen he; u toelaat, vergun dan een ogenblik gehoor laan eene twyiïehng, welke by my door het lezen van ene • Courant van uwen braven Meester p. G.ossu Junior is < ontftaan, en los die op, zo uwe kunde cn wysbegeerte zo jtycr ftrekfeen. L Ik ben ecu Fllofoof, en laat niets ongemerkt pasferen* ■ verwonder u daarom niet, dat ik u onderhoude over eers ■ term, die ik in dat dagpapicr heb gevonden. I Ik zag in hetzelve in deze maand, dat uw Meester of |zyn Utregtfe Correspondent, fprekende van de nienwa IRaden van Utregt , dezelve noemt het schuim van Uktuwt Raden, l Denklyk fcheelt het aan my, dat ik den waren zin hier Ivan niet vat; (want uw Meester is immers niet gewend «leugens te plaatfen of brave lieden fe lasteren,) dre nieuw faangciteldc Raden kunnen met geen goed lucecs fchuim I worden genaamd; fchoon niet alle even luisteiryk van ge|boorte, kundigheid en gedrag, zyn zy nogthans te fteMen fbaven de Prinslyke gedimittcerde Raden: ik ging aan het ITcdenkavelen over zulk een zaak van gewigt; — dog hoe jak het paste of meette, ik kon na ene accurare maftematifchs ^berekening niet ander? benutten, dan dat in die Haigfe Cotu ïjant (hetjuiste Nummer isme ontfehoten,) een grote druk. 2 2 fei»  1 jge DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, feil geflopen is, en dat men in plaats van het fchttim van g nieuwe Rieten, moet lezen het fchuim van oude Raden. Maar hier valiktn ene nieuwe zwarigheid: want behalvcn I dat ditgants niet toepasiyk is, op een aantal van die oude I Raden, zo kan ik het met het fyftema van uwMeefter en I zyne hoogstgeveaereerde Correspondenten niet overeen- I brengen, dat zy hunne zwadder zouden braken op mannen I vaa hunne Cabaal, voor welke zy den fabel hebben getrok«| ken, — dat zy die oude Raden een schuim zouden! willen noemen , om dat verfcheide van dezelve niet flegrs I afkomftig zyn , de een van een Bakker, de ander van een I Smit, &c, &c. ! ! maar zelfs van Bankroetiers , Koet' I fiers, &c. &c. ! ! —— dat verfcheide van dezelve gere. I 'nomcerd zyn, door fterk zuipen, of door het gekamerdl houden van gerierflyke meisies, zo dat men 'er door I euderdom op Hokjes ziet gaan, die het nog den bestenI ftier (*) in geilheid niet toegeven, dat enigen van dezelve I in kundigheid de leiband nog niet ontwasfen zyn, &e. &c. > 11 o— en wat al etcetera's zou men van veeledier oude Ra- I den hier niet nog kunnen byvoegen. Ik bid u, Myn Heer Momus, help my uit den droom I gy weet best wat uw Meeftcr meent. de Stigtse Filosoof. Antwoord. Meester Filofoof, hier heeft geen drukfcl plaats gehad; I zelfs de ergften van die Utregfe Oudraden zyn geen ligt en I los fchuim te noemen, want zy hebben de Burgery als loot I op het hart gelegen. Adi mon Ami\ Daar. I <♦) Dh beest wnd in Utregt en omliggende flreeken ook Bu\\ genaamd.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. i8ï Daar heb ik op de beurs flus een rympie gevonden. Lezers, dat me zokwaadaartig heeft gemaakt, dat ik de brief van myn Meester vergeten heb te plaatfen; nu lang borgen is geen kwytfchclden, —— Wel foei , wel dat is een beestagtig rympie, TlOOSTZANG VOOHIN AAN DEN A R1STOCRAAT, &j> de Wys van Pantalon door kunst gedreven &c Wat haat u uw kragtloos woeden Mugtelooze Aristocraat'. Zoek uw nut in tegenspoeden, Zyt te vreden met uw jïaat! Moet uw magt, uw dwangzugt zwigten, • Dit viel Koningen ten deel; 'ï Noodlot laat zig niet verpligte»; Elk zyn hemt is niet u veel, bis. 'S Goed  ï8i de haag;sche corresspondent. 'f Goed Fortuin t de Zon der Groten Ziet men ondergaan en op ; Dan verheven, dan verlieten; Etrst ten Trom, en dan de fchop! Duld dat alles eens verander', Want op 't Nederlands Toneel Voegt geen jlaaf af Altxander : Elk zyn beurt is niet te veel', bh. & élh Nero's, die de' Kronen torjle::, Dwingelanden zonder tal, Die na 'tbtoed der Bwgers dorjletu Raakten eindelyk tog ten val: Gy, een worm by die Tyrannen, Zy een flip by 's Volks geheel! Staak des 't reedloos /amen/pannen! Elk zyn beurt is niet tsr-vsel. bis. a?4 g&A Denk, hoe etrtyis Phlipj van Spanje- Met zyn Overheerj'chen voerl Toen een Eb istjh van Oranje Metjler wierd van Jchip tn roer] Maar de Tweede, niet te vrede, Dong naar alles, r.aar 't geheel; Hy verloor het al daar mede; Elk zyn b,'urt is niet te veel, bis. Z 3 DiRBg  DE HAAjGSCHE CORRESPONDENT. Derds Willem trots enmagtig, Was voor Nederland wat grtot, En wat al te Koningigtig; Dog die Afgod jaakte ook dood. Toen zag elk u rollen J)elen Op ons Vaderlands Toneel; Alle magt het Volk ontftelen ; 't Was uw beurt —. maar agj te vee}t ^ Om uw Dwingelandy te fnoeren Offeule zig 't blind Gemeen, Dat door fchyn zig laat f ervoeren, Toen genoegzaam op aan Een Een , dien eik toen Moest verkiezen, Een, dien 't Alles viel ten deel, 't Geen zyn Zoon nu Moest verliezen; Elk zyn beurt is niet te veel! bis. 't Denkbeeld, dat men u zag voeden , Vryheids Beul! Ariftocraal! Is gemist en doet u woeden, Magtelozcn Onverlaat! 't Is geen grauw, dat temt de Wet flelt; 's Is de Volksflem, 't is 't geheell Gy zyt Uns als afgezet geld; Elk zyn beurt is niet te veel! bU, WaSi  iU dèhaagsche corrésp ordent. Wagi eens as?t en dertig (*) jaren, Mogelyk is 't dan weer uw beurt, Maar vraag nooit geen Volk? bezwaaren; Dit dient tot uw dood betreurd. Zyt maar met uw lot te vreden; Denk eens BarNevei. d's zyn deel, Hee de Witten Jchuldloos leden; r Was 't uw beurt, was 't wel te veel? Nederlander. C*) De prtciefe ouderdom v»ri Willem «en Vyfder„- Word 'sweekelyks alomme by de meefte Boekverkopers; a i en één halve Stuiver uitgegeven.  DE H A A G S C II E CORRESPONDENT. N°. 24. 3HLet is tog raar, dat ik het Antwoord van myn Baas aan den Hoog Gebooren Manzon, nog niet kan plaatfen : die Historie van Elburg en Hattem, is te Singulier en Cifueel, om niet voor te gaan. Nu ziet men hoe wy Victorie blazen ; • zo moet het gaan, wat zouden tog de Patriotjes, die Ventjes van deus aas doen ? he mannen! wel het is wonder en te byfter, zy zullen drie man zeven armen afhakken! — ja, morgen brengen, — wat baat hen nu hun Exerce-' ren, wat rigten zy 'er me uit? Kom, kom, laten die Snaphaan-mannetjes hnn geweer maar aan de zolder hangen, voor het minst zy die in Gelderland en Utregt woonen, — die Exercitiën waren goed in de tyd dat hunne Vaders geen bloedhonden waren, toen de Staten van die Provintien geen Land- en Volkverraders waren, toen zy hunne vrye, onfchuldige, brave, moedige Burgers, niet op de Slagtbank bragten, om een Verflandeloze Tiran te behagen, en zyne gunden voor hun Uitgehongerd Geflagt te bedelen, maar contrarie zig en hun geflagt moedig en cordaat in de Waagfchaal A a ftel-  J8<5 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Helden en opofferden, om hunne onfchuldige, brave, moedige Mede - Burgers, voor het geweld van een Biocdhond te fparen, —— maar toen was toen, en nu is nu. e 't Is zo, 't is hard en wreed, menfchenblocd te plengen, en vooral Burgerbloed, (want de ongelukkige fneuvelende Soldaat is zo wel een Lid van Nederlands Maatichappy, is zo wel een Burger of Ingezeten als ik of een ander Burger! maar dat fcheelt niet; — is het niet beter dat een duizend twe drie Burgers en Soldaten den hals worden gebroken, als dat één Regent zyn zin en bedoeling moet misfen? — wel wié zou 'er niet van horen, dat een Turcq, een Sulder as, en, en (og Hemel, ik ken al die namen van die brave Heeren niet noemen, die Cartouche tot een eerlyk man en menfchenvriend maken, ) hun plaifier, hun vermaak en bevordering van kinderen of neven zouden laten agterilaan aan de behoudenis van een gansch Land of Volk? 't Is wel zoo, dat onder die Gunfteüngen van den Stadhouder en de door hem , om redenen, bevorderden «t die Geflagten, Hooge Amptenaars zyn, die te zot zyn om een hond te regeren, maar is by den Heer Erfltadhouder, by die Gelderfe en üiterfe Regenten, een Burger wel meer gefchat als een hond? Het doet 'er niets toe, dat men zal zeggen, dat dio Burgerbeulen de grootfte Lacie's van de wereld zyn, -want zy voeren het immers zelve niet uit, maar laten het uitvoeren, — Zy zyn immers Meefters van Burgers en Soldaten, krek als fommige kroeghouders van hunne hanen, en waarom zouden ze dan ook niet mogen dezelve net ais hanen tegen malkander laten vegfen ? — en ,jurft men mgen J ^ fa >e. geeQ onderfcheid  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. 187 „ tusfchen een beest en een mensch" ? — aan die bedil, allen durf ik vragen, „Is 'er geen onderfeheid tusfchen „ een Prins en een dronke zot? — of tusfchen een Volk- hatend Regent en een meinedige Moordenaar"? —— kyk, als het op vragen aankomt, dan kan ik het zo goed als een ander. Maar ik moet aan al de Patriotten eens vragen, „hebben de Edele, Mogende, Almagtige Heren Staten van Gel„ derland, Utregt, of het groter deel derzei ver, met „zyne Elburgse en Hattemse Majesteit, „ geen regt, om te doen, hetgeen ze hebben gedaan, te ,, weten, troupen tegen Eiburg en Hattem aan te voeren, „ Burgers met Burgers te vermoorden, teroven, branden „ en plunderen"? Ik zeg ja, ja, ja, in fpyt van allen, die een kriefel eerlykheid, deugd, geweten, men- fchenliefde, of Godsdienst bezitten, dit zal ik proper en klaar bewyzen, en die dit durft ontkennen, ftel ik by die foort van luiden, die beweren, dat Nero en Caügula tot fchaude en verderf van Vaderland geboren zyn , ——• kom laat ik dit eens demonltrercn. De meerderheid der Genadige Heren Staten van Gelder, land approbeert ene Publicatie van hun Hof Provintiaal, op welke door de grootfte Patrictfe Regenten van hunne Vergadering niets meer wierd aangemerkt, als dat zy ftreed tegen de Voorregten van de Burgers en Inwoners van die Provintie, dat. zy den bodem infloeg van de betame. lyke Vryheid der Drukpers, —- dat zy aanliep legen de Unie en de Republicainfche Conftitutie, — om met een woord alles te zeggen, dat die Publicatie eenBloedplaccaat was, die de gruweldaden van een Philips of Duc! d'Alva, ver te boven ging, ■ dit was ook alles, wat men tegen dezelve kon inbrengen, en buiten dn was ze A 2 2 niet  J88 DE HAAGSCHE CORRESPOMD EN'T, niet minder als een Boerebiljet van Verkoop van Beesten: — en ziet de Magiftraat, gezworen Gemeente en Burgery van Elburg vinden goed, zulk een Publicatie niet te doen Publiceeren en Affigeeren, is dit niet een Godloze daad in de ogen van zulke Gelderfe Staten, is dit niet een klaar bewys, dat die El burger s , (geHk ook die vag Hattem,) meer eerbied en ontzag hadden en hebben voor een God, by wien de Groten der Aarde minder dan een ftofje, — de Tirannen een gruwel zyn, meer liefde voor hunne Burgers, dan ontzag voor die Heren Staten hebben? — En zouden die Heren Staten zulks gedogen, Mannen, by wien Burgerbloed en vuil water op eenzelfde prys ftaan ? En wat onzen Dierbaren, Tédefgelfefdeu Stadhouder, en Ex ■ Capitein - Generaal van Holland aangaat, — og wat is die goede ful niet een tort aangedaan door die van Hattem? — 'Er was een Raads en Schepensplaats in die Stad vacant; volgens de Handvesten dier Stad en Burgery moeteen Vertegenwoordiger des Volks aldaar zyr» een gezeeten Burger, Jïaande ter goeder Naam en faam, gegoed en eender vermogendften, welgezind en kundig om Stads en V Volks belangen te behartigen, &c. &c. &c en om dat zyne Hoogheid hun een fmiege kaerel, een zyner foldaten, een Garde du Corps, tot-Regent toezond, — om dat die Vent niet daar toe gequalificeerd was, en niets bezat van 't geen in en by een Hattems Regent wierd verè'ischt, daarom durven zig de Hattemers daar tegen verzetten, en willen hem niet als hun Regent erkennen foei, dat kan 'er niet door, — en wie weet, wat andere qualiteiten hy bezit,— volgens'gerugten, kan hy een paard zeer wel regeren, en loopt fuperbe op klompen in de mistwagen: — en zulk een  tJEJHAAGSCHE CORRESPONDENT. 1S0 een man zou niet wei de Stad kunnen regeren? —— loop, loop, dit is te gek om 'er aan te denken; ik denk, ja ik ben overtuigd, dat hy daar toe precies zulk een nuttig, kundig meubel zou zyn, als 'de lieer Doorlugtige Hoog. hetd is. Kr. Zou nu zyne 'federgeliefde of de Heren Staten zulks maar zo gedogen? wel zie dat kan niet aankomen; —— en ofwel die Stadhouderlyke aanftelüng ftrydig was, niet alleen met de Repubiicainfe Conftitutie van ons Land, maar zelfs met dat Reglement van Regering, dat zyne Doorlugtige Hoogheid in die Provintie heeft bezworen , en dat hy zelfs zegt, dat moet bly ven ftandhouden, — dat doet 'er niet toe, — de Reglementen van Regering zyn wel verbindende en van kragt, ten opzigt van de Burgeryen, Steden en Landen, die moeten 'er zig aan houden, of zy verdienen galgen rad, maar niet ten opzigt van zulke Staatsleden, zo als de meesten van Gelderland en Utregt, en ook niet ten opzigt van den Heet Stad. houder, — zuike grote Heren zyn boven de Wetten, en kunnen me; de wetten des Lands, zo wel als met dein» woners, leven , zo ze willen. Op deze historie had ik gistren nagt een Cafuelen Sin» gulieren bezonderen droom, dien II IH myn Lvzefi moer vertellen, luidende woordclyk aldus: Ik droomde dan, dat zyne Doorlugtige Hoogheid en de meerderheid van de meerrrodagte Staien, fchnklyk g^mfto* rig waren, dat Burgers zi^ durfden oi^detwindei: hunne willekeurige onregtmatige en iVhnrulciyke dijpoiiticu tegen te gaan, dat zy bellnten hen op zyn Dragonders ic bckccrcn; —* ua gehouden raadlhg op nsdflag in eene leperbe B oedraad , daar die van Doe. r/A lua maar kinderwerk by was, en waar in zyne Hoogheid, door z\n Subliem veilomd, Aa 3 alle  ioo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. allo zwanghcideo van ben, die nog een kriefeltje eerlykheid of geweten hadden, volgens de tesfefl van den Gemoede]yken Hertog, had opgelost, befloot men eenparig tot den optogt; na dat Hoogstdezelve zyne genadige Hoogheid eerst een aanfpraak gedaan had aan d;e Heren Stalen , die rondom hem als Getrouwe Slaven nederknielden, die toonde, dat hy niet minder dapper en weldenkende was, dan Nero, toen die Vorst Romen en alle zyne Medeburgers ten vuure had veroordeeld, en by welke bleek, dat zyne Hoogheid niet dus handelde ten dienfte en op opentlyke order van de Staten, maar dat de Staten dus handelden ten dienst en op heimelyke order van zyn Hoogheid : — dat dit gehele werk zo bekookt was, om eene aanzienelyke magt by een en in handen te krygen, en was 't mooglyk Holland met het zwaard iu de vuist te verövereu, den Souverain te vernielen en alle de Patriotten of te mafacreren, of aan zyn Scepter te onderwerpen. En wie kan dit aan zodanige Staatsmannen als die meerderheid van Gelderland en Utregt is, kwalyk nemen ? hebben zy niet meer plaifier van zyne Hoogheid dan van de Burgers ? — Als zy hem maar volgen en voldoen, dan eten zy aan zyn Tafel, worden gelief koost, en de vette bedieningen zyn voor hun en hun Geflagt, — en daar aan is hun meer gelegen, dan aan een Miilioen Burgers —— —— he! — wie of daar zo hard aan myn deur — _ _ _ Het was een kleine jongen, die op ftraat een klein rympje had gevonden, en 't my bragt, of ik 'er ook iets me kon doen; die knapen weten , dat ik zo wel als myn Baas zo wat druk en uitgeef, en om een duit of vier tot loon te krygen, zoeken en fnuflen zy overal : ' ik zal het rympie hier laten volgen, (fchoon ik nie  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, lor niet weet op wien het ziet, denklyk op den Pretendent, ) en geven in 't volgend Nummer den droom, —• ö die is zo mooi ï!: Prins Willem noem ik niet. Wie is het, die zyn Stam langs rood bcbhede trappen, Van Tzvist en Heerschzugt na zuil flappen , Tot dc Opperheerfchappy in dit ons vry gebied? Prins Willem noem ik niet! Wie is 't, die met den Brit trouwlooslyk aan dorstt /pannen, Om onze Vryheid te overmannen, Maar nu zyn yd'le hop in rook' vervlogen ziet t? Prins Willem noem ik niet! aft Wie is 't, die om het Volk wéér op zyn zy te haaien, 't Oproerig Graauw graag wil betalen, £n zig door Schelms gefpuis wat Vivat's! zwajen] liet 2 Prins Willem noem ik niet: Wie is het, op tuiens wenk, tot heil der bange Britten, Het eene Schip op 't Strand bleef zitten, pen ander Rotten moest, een derde aan /lukken flict? Pri ns Willem noem ik niet? Wis  102 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Wie 's 't, die jiout en trots den Souverain durft honen , En zig zo graag als Graaf zag kroonen, Zo graag in 's Burgers hart den wreedcn Moorddolk (liet? Prins Willem noem ik niet! Wie is het, die in plaats van met de Kroon te pryktnt Nu zo Rampzalig zit te kyken, Pat hem geen uitkomst dan te fierven overfcbitt 1 Prins Willem noem ik niet! EX TEMPORE. Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a. 11 Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 2J. Vervolg van V vorige Nommer. 'Zn als ik dan heb gezegd, ■— ik droomde, dat de Prins en die Heren, die zo graag ten plaifiere van zyne Doorlugtige Hoogheid, alle brave weldenkende Burgers wilden uitreeijen, zig ten ftryd gereed maakten, en uittrokken. Voor af reden een grote menigte wagens, geladen met allerhande foort van delicate wynen, flesfen, bocalen en de verdere zuip. Ammunitie; ik vraagde aan een kaerel, die by my ftond, waar die confiderable menigte wyns en al 't geen daar by hoorde, toe diende? „ Zyt gy een i, vreemdeling in Jeruzalem, (grauwde hy my toe) en „ weet gy niet hoe het met de optogten en reizen van „ die Heren gaat? —- denkt gy, dat zyne Teergeliefde Hoogheid ooit na Texel is gereist op een droogie? — „ of dat die Gelderfche Landjonkers of Stads Gecommit„ teerden ooit in commisfie gaan, zonder dat zy alle zor» gen in den beker begraaven ? het lykt 'er met naa; myn i, goede man, als gy eens op de maaltyden van die B b Land.  194 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ Landfchaps klanten kwaamt, zoudt gy wonder en by. „ Her óp kyken, en ligt in dé'gedagten komen, dat die ii fnaken daar aljcen vergaderden, om in Compagnie het „ gehele -Land doortezweigen: — og, als men zo twe„ maal half zat is, dan is 'er niets, of men kan 'ér toe befluiten ; moet men s'Lands magt en rykdom verraden, „ millioenen fchus in s'vyands handen doen vallen, of „ doen zinken, duizende ongelukkigen ontzielen; Burgers „ door Burgers doen moorden, Steden en Landen ver. „ pletteren en ontvolken; dan is [by die Heren dat wei„ nigje eerlykheid zo zoet als een lam, en de wenk van „ een Tiran, van een Land- en Volkverrader is by hun de „ wet, daar zy zig naar moeten rigten." Ik bedankte den man voor zyne onderrigting, en zag met aandagt naar het geen 'er vo!gde, i9. Het kanon, met ander fchriklyk moordtuig, zo dat ik van angst en fchrik krek zo beefde en fidderde,alsmyn goede Baas P. Gosse, wanneer hy voor Heren Gecommitteerde Raden word ontboden: — iets was daar by zeer aanmerkly'k, te weten, 'er wierden enige boere-paarden aangebrajt, o m het kanon te trekken , dog ze flcigerden en floegen, dat men niet wist, waar zig te bergen, en ïoonden, dat zy het kanon niet wilden Hepen : — dat is »1 aardig, dagt ik zo by me zelfs, — het fchynt of de boere-paarden hier meer consciëntie bezitten als de Tedergeüefde, Doorlugtige Hoogheid, en die Staatsmannen, die maar praten van S.eden plat te fchieten,en de Burgers door Militair geweld te dwingen , en het ook ondernemen. 2?. Volgde de Heer Prins van Oranje, zittende op een Triumphwagen, getrokken door Ezels, Wolven, Apen „ &c, &c, &c. En de Voerman van die Wagen was een grooten Uil; — wel, wel, riep ik zo uit in myn droom, djt  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 105 dat is al een aardig gcfpan, om te Veld te trekken, — eu cat voor onsen Tedergeliefden ! ik vroeg den man , die my de eerfte ondsrjrkting had gegeven, hoe of het kwam, dat Neêrlands- Vreugd, door zulk een mislyk gefpan van Ezels, Wolven, Apen en Uilen, wierd , voortgefleept ? — ,, Zyt ge mal? (antwoordehy,)het geen „ gy voor zulke redenloze, zotte en Bloedgierige Bees„ ten aanziet, zyn Schepzeis, die een Menfchelyke gedaante hebben, het zyn de Raadslieden van onzen „ Tedergeliefden; — dog ik vergeef het u, want de ,, grootfte verftande.n van ons Land, verklaren in de men,, fchelyke gedaante van die Heeren niets anders te vin. 3, den, dan de door u opgenoemde Beesten, en beklagen „ den onnozeler*- Prins, dat hy door zulk een liegt tuig „ word gevoerd, en dat hy, niet ziet of begrypt, ten „ minften niet wil zien of begrypen, dat hy met dat fpul „ eindelyk den hals zal moeten breeken". Ondertusfchen zag ik, dat 'die Oranje . Triumphvagen miferabel flegt was, en zo bouwvallig, dat ik elk ogenblik dagt, dat Mynheer de Prins 'er een groten val "meé zou doen; ~ „Myn vriend, (fchreuwde ik myn Onder„ rigter toe,) die Wagen is zo vermolmd en verrot, .„ dat ik 'er my zelfs niet graag mé zou willen wagen ; — „ ik vrees, dat die boel in de war zal raaken"! „ Gy „ hebt gelyk, (antwoorde hy,) de Oranje-Wagen is „ oud en flegt; hy is in het Jaar 1748, door het gemeen „ eens opgeverfd, en toen leek her nog al wat, maar ze„ dert Willem de Vyfden, zïg van zulk een mis„ lyk Gefpan bedient, die hem door dik en dun flee,, pen, is 'er dar deurtje en het vernis afgeraakt, en „ men begint te zien, dat die Wagen vermolmd en verrot P is'alleen de P^ns,- en de zynen zien het niet,fchoon Bf> » ze,  ïoó DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ ze, a's ze niet willens blind waren, het gemaklyk had„ den kunnen zien, want zedert een Jaar vyf zes, zyn „ 'er al verfcheide ftukken en brokken afgevallen; —— „ nu, het is geen wonder, want de Wagen is oud, „ Prins Willem den Eersten, heeft hem op P h i„ l i p's van Spanje veroverd; hy heeft het lang uitge„ houden , maar nu Willem de Vyfden,'er begint „ mede te Ryden zo als Duc de Alba 'er meê reed, „ nu zal het Liedje haast uitgezongen zyn ; ■ dog laat ,, maar voortgaan". — Hier op volgden: 3°. Alle de Staatsleden, die tot dien geweldigen Optogt hadden befloten, dog, 6 wonder! — ik zag dat ze aan dien vermolmden Oranje • Triumphwagen waren geboeid, krek zo als Krygsgevangenen of Slaven; myn vrind zag ook myne verwondering hier over, en kwam die te gemoet , door te zeggen , ,, ik zie dat dit verfchynfel u niet ,, minder vreemd is, dog weet, dat deze gehelen Op„ togt tot verovering van die Steden niet anders rust, dan „ op den wil van zyne Doorlugtige Hoogheid, en dat „ dit is gelchied, om hem een magt in handen te bezor„ gen, groot genoeg, om de gantfe Republiek te dwiru »» gen" ? „Zo, (zei ik) maar waarom dan hen niet ge„ bonden aan den Tedergeliefden, in plaats van aan die „ oude Oranje-Triumphwagen?" — ho, ho, (riep de ,, man weer) vrindjelief, die Heren hebben zo veel ag. „ ting en liefde voor den goede flokkert van een Prins, „ als een jood voor het Euacgelie; en als de Triumpfr„ wagen van den Tedergeliefden in de flik zakt, enge„ heel uit malkander fpat, dan zullen ze den Vorst tus„ fchen de fpaanders laten liggen,en houden zig zo vreemd „ van hem, als of ze hem nooit hadden gezien, dat , zweer ik u, want ik ken die Geid:rfche Tafelfchuï„ mersi — zy dienen de Goden om de Broden. 4*t  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 19? 4". Een Legerbende, betraande uit enige weinige naar redelyke lieden zwemende Mannen, voorts uit Moorde. naars, Plunderaars, Dieven, Vagebonden, Beurfefnyders, met een woord, uit Volkie, dat geheel naar s'Prinfe fmaak was, en by 't welk zo weinig geweten, menschlievendheid en deugd was te vinden, als of zy aan 't Hof van Willem den Vyfden waren geboren en op. gevoed% Die Leger kwam eindelyk voor de Stad Elburg, en nam dezelve, ten fpyt van de Burgery, kloekmoedig marfólter enderhand in, tot groote blydfchap van den Dap. peren Prins en de Moordenaars, en indien zy niet buiten alle Godsdienst waren geweest, zouden zy over deze glorieufe overwinning, een folemnelen Dankdag hebben gehouden ; misfchien ook dat zy dit geheel onvoeglyk waanden, om dat dit Krygs.ontwerp geheel en al aan den duivel was toe te kennen. Nu nam de Prins van zyn nieuw Koningryk bezit, (iets waar naar hy altyd heeft gehaakt) en de dag tot zyne Kroning, aanftelling van Cabinets - Ministers, Raden, &c. &c. was gekomen. Voor hem heen wierden gedragen de door zyne dapper, heid overwonnen Privelegiën der Stad Elburg, welke hy ftormenderhand had veroverd: ■ agter dezelve volgde de Stedemaagd, zwaar geboeid, houdende een klagend en fmekend oog ten Hemel geflagen, zynde het enigfte dat haar nog was vergund. Straks daarna, zag ik een groot houten bord, wordende gedragen door vier blinde Raadsheeren; op dit bord las ik de volgende woorden. TER  Ofi DS 11AA.GSCHB C O R RE SP ONDEN T. T.c7£ EEUWIGE GEDAG TE N IS EN TER EER aVnV* v ; v a i* ( ^..j, , WIL L E M DEN V T F D E N, Welke na vele en bloedige Veldflcgen, door zyne onverfdirokken Dapperheid, zyne Vyanden, de Voorjlanders der Vaderlanfche. Vryheid en Regten des Volks, voor zyn Lleldenzwaard heeft doen bukken, de Burg ers dezer Stad voor zyn ontza^lyke Legermagt heeft doen vlieden, en haar met het Zwaard In zyn onverv/lnlyke Vuist heeft veroverd; heeft zig alhier tot Koning doen Kroonen en Uitroepen , op den 4 September, 1786. Dat Zyne Majesteitelyke Regering Lang en Gelukkig zy'. Agter dit bord volgden de nieuw aangedelde Amptenaars en Bedienden van het Hof van zyne Majefleit, waar van ik enigen kon, die ik hier zal laten volgen, in hunne nieuwe Charges. De Hoog Edele, Welgebooren Heeren Plgot, Turcq, Sulder as, Athlone, Spaan en KheU tot Vuur aanlegger s en Aanblaazers van het Hof. De Heren van Balferen en Groten Ray, met nog andere Heren, Stedelyke Gecommitteerden, tot Schoenfmeerders van den Elburgfen Monarch. De Heren Douglas, van der Hoop, &c. tot Scherps-egi?rs. De  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Uj} De Heren Hofjïede, Haak, de Haas, Asfendeïft, &c. tot Straatvegers en Vullmsïidalders van het Hot'. Dog wat behoef ik al dat goed optenoemèn, het is genoeg als ik zeg, dat myn vriend het my in 't oor blies, dat deze mannen zeer gefchikt waren, tot den dienst van den nieuwen Monarch, want dat 'er niet één eerlyk man onder den helen hoop was te vinden. Hier op volgde de Monarch zelve, dien ik verwagtendu was in een allerprachtigfte toeftel, en zittende op een nieuwe Tiiümphwagen: — maar, maar, wat was ik verwondert, toen ik zag, dat de Elburgfche Majefieh niet alleen op dezelve oude, verrotte, Oranje* TVa*en zat, maar dat ze ook zo veel, zo elehdig veel met deze Triumphantcn togt had geleden , dat ze geheel uit malkari. der was gezakt, en zo wrak was, dat die Gelderfe Hee. ren, die eerst agter die Wagen geboeid gingen, r,u vft* alle kanten die moesten onderlïeunen, daar in geholpen wordende door enige Utregtfe Bollen: ó ik moest my flap laggen, dat die Snaken, om den Prins, den Koning wil ik zeggen , op de Oranje Wagen te hcu. den, die onderfteunde met handen, ellebogen en fchouders , kruipende fommigen d:iar onder ais Hofhonden, en ook was de bedruk theid ui: aller ogen klaar te lezen, als vrezende, dat zo hunne moeijchke onderneming mis. lukte, zy , de Majefteit en'de Wagen, alle om een lugtje waren. Ik dagt ook, dat het zo niet lang kon lukken, maar myn Onderrigter zei my, dat die Heren het kruipen en knielen voor en onder die Oranje-Triumfwagen zo ge. wend waren, — dat zy alles zouden opzetten , om hem op de been te houden. Ter-  poo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Terwyl ik nog op dit apefpel ftond te turen, zag ik fchielyk een helder en Godlyk ligt! — de Vryheid kwam uit een donkere Wolk te voorfchyn met een glans, die den Monarch en zyn gevolg deed zwymen, z;y had een ontzaggelyke Lyfwagt van Gewapende Burgers by zig; — vatte met een vergrimd gelaat en een ftalen Vuist den Oranje • Wagen aan , en voerde den fidderenden hoop toe. 2V» gy met vuur en K"waard myn Burgers tragt te ontzielen, Zal u Gods Blixemvuur, vervloekt geffuis , vermelen! Hierop daalde een allerfchriklykstBlixemvuur op den Wagen, de Monarch en de Wagenvoerders neder: alles kraakte, en een yslyke gil der nedergeploften deed my Uit myn Droom ontwaken, en ten Bedde uitvliegen. vYord 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers \ iï Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. Eindelyk en ten laatften komt Harmen in het wammes; — vergist u met myn Lezers, dat gy zoudt dekken, dat ik dit zeg op zyne Tedergeüefde, — 6 dat lykt 'er niet na, — de goede ziel is 'er in plaats van in, omtrent uit, en nog een ïukkie of twee, dan ftaat hy in zyn camifookje , — maar ik meen daar mé, dat ik nu den Brief van myn zeer geëerden Baas Pier re Gosse Junior, aan den Heer Manzon zal laten volgen; verltaat me wel, het is • een naderen Brief, — myn Baas fchynt wat knorrig op me. Haog Weïgebooren Heer MANZON! Ik had onlangs een Brief aan u opgefteld, en aan myn gedienftigen knegc Klaas M omus ter bezorging gezonden, maar de Borst flagt precies onzen dierbaren Erf. Stadhouder , hy is, om zyn Meefter te gehoorzaamen, juist de haastigfte niet, ik had in dien tyd alle hoop, dit onze zaken fchoon ftonden, en had ondernomen u moed in te boezemen ; de Correspondentie van Mynheer den Hertog ging fterker dan oit; zonder menagement hoorde Cc en N°. 26.  soa DE HAAGSCHE, CQRRESPONDENT. enzag men hier onze party, de aanhang van den Dierbaren willem de vyfden, (in navolging vam haaren Prim. cipaal') den Hogen Souveram des Lands honen en' weerftreven; 'er was geen gebrek aan geld, zo min onderdo Milita.ren als het Gepeupel; - men zong en dronk van den morgen tot den avond; - men begon de Patriotten niet alleen ten fpyt van den Souverain met moorden en plondererrte dreigen, maar men rande hèh zelfs by klaaren dag op ftraat aan; — wie kon anders verwagten, of onze aanvürïng van het Canalje zóu, hier een aanvang hebben gemaakt, om een nieuwe Prolykhieds Kreet opte. heffen* Mynheer de Prins ftyfde deeze zyne byzondere Vrinden door zyn Brief aan de Staten van Holland , die zo fbut was, dar het Volk, dat nogïnwar een gryn twyfeling had, in de vaste verbeelding geraakte, dat de Prins godloos wierd verongelykt — Wy wisten dat de meeste Staatsleden van Gelderland en het Stig17 met den Tedergeliefden aanfpanden, om een Coup van gel weid te wagen, en dat velen dier Heren zo gedienftig en . gehoorzaam aan hem waren, dat ze gaarn tot zyn dienst en verhoging alle hunne Mede Burgers de keel wilden' doen affleken , want dat ik dat tusfen beide zeg, Vriend Manzo., Elburg. Hat tem, Wyk of Utregt waren de koten niet, diemenzogt, neen, onze Dierbare Willem m test, zonder fchyn van Rebellie, en ais op Jast van die Staten, een Legermagt in zyn handen hebben, met welke hy zonder tegenftand tot op de Grenzen van. H .'land kon rukken, - dan het Mom aüigten, - die Provint.e overrompelen, - zonder dat die dan weêrftand kon bieden, - de beste Patriotfche■ VoorfUnders ontzielen, - of kerkeren . of doen vlugten, - zyne yverigfte Guufteiingen op het kusfen in hunne plaats verheffen t die  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 203 die even als aan Willem de Derden, het gantfche Land, het gantfche Volk aan hem als een tribuit zouden hebben verkogt en geleverd, — en dus als in een ogenblik door overrompeling verkrygen, het geen onder het beftuur van Mevrouw de Gouvernante was beklonken, — Waar toe een Oorlog met Engeland vergeefsch was gezogt', Waartoe s' Lands Zeemagt vrugteioos onwerkzaam is ge. houden, of in 's Vyands hand gelevert, of vernield, * - waar toe oproer by oproer, zo in Steden als op 't platte Land is aangevangen; ziet eens lieve vrind of ik ook rede had, om vergenoegd en alles goeds voor onze party hopende te zyn! - het ging met my ooi uitwekend wel, myn Courant wierd om de daar in gevonden wordende pasquillen met graagte .gelezen, —_ ffc be. diende my van die kostelyke voordewind, om nog behalven myn Extra-Couranten, wekelyks nog een Ordinaire" Courant meer uittegeven, myn Oranje karrenereed op eenfandweg, —. het fcheen of myn Correspontenten groote Privilegie hadden , om te liegen , te fchelden te lasteren, hooge en laage Pe.foonen zonder onder! feheid, ik betaalde hen ook wel, want in UWt had ik een paar arme drommels, waar van den eene een voornaam zwendelaar, en de ander een leugenaar by uit ftek was, Cwant zulke zyn handelbare luiden, en overal klaar toe) behalven nog een ftuk of wat Gedebaucheerde Oud Officieren, &c. metéén woord-alles gezegd; ik had uit de omlopende omftandigheden de beste hoon van de wereld, dat uw Vrind Pierre GosseJünior eerlang op zyn minst Geheifnfihryver van zyne Aller, •verjïandigjle Majejleit, Willem de Vyfden Koning van Holland en aangrenzende Ryken Z01i' geweest zyn, —- dat zou wat beter hebben gefchikr, Cc 2 Vrind  JC4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Vrind Manzon, als het vieze nagt - amlagt van myn Grootvader te exereeren , en gy 'zoudt ook nies .vergeten zyn geweest, dat beloof ik u, of zoudt gy denken , dat de man, die u tans voor uwe Penne-diensten, en het onderfteanen van zyn kwade zaak zo rykelyk betaalt,- u dan zou vergeten? —- neen, ——— hoewel ik wil hier myn neus niet onder verpanden , want als fchelmen hun bedoeling verkregen hebben, dan vergeten zy veekyds hunne helpers en medepligtigen; nu, dat is tot daar toe. Tans Vriendlief, —— og , og Manzon, uw arme Vrind, uw ongelukkige piés re Gosse Junior, is tot in zyn zestigflc Lid geruïneerd en bedorven, zo wel als zyn Hoge Patroon, den Tedergeliefden , en hem fchiet niets over, dan met dien Doorlugtigen Patroon, Vrouwen, Kinderen, zak en pak het Land te ruimen, — of — Og arm! hoe eer hoe beter zig te verhangen! — Wie dromvenker zou hebben gedagt, dat de Staaten varr Holland de fchelmfen aanfLg zo fchielyk zouden hebben in den neus gehad? wie zou hebben gedagt, dat Burgers, die men voor weinig tyds kon follen zo a's men wou , en die, hoe 'er geregeerd , gedrukt en gefloten wierd, 'er zig zo min over bekreunden, als over de uitlegging van* den Alcoran, nu moedig in (laat, en gewillig zouden geweest zyn, om zig tegen Mynheer de Prins, en de andere Heeren Moordenaars met geweld te verzetten, en hun bloed zo duur te verkopen, als ze maar konden ? wie zou hebben gedagt, dat die Utregtfe Burgers, (dat is tog een dit en dats Volk, daar niet meê te handelen is, ) zo doof als ze geweest zyn, om .zig tot de dolfte ftappen, die hen zouden hebben bedorven, te hebben Iaten'overhalerj en verleiden, waar toewy niets  DE HAAGSCHÉ CORRESPONDENT. 205 niets verzuimd hébben, nu zo moedig, zo gerefol. veerd , zo werkzaam zouden zyn geweest, om aan zyne Hoogheid en hunne andere Moord^ugtige Bloedhonden het hoofd te bieden, en hen af te kloppen ? — Wie zou hebben gedagt, dat het hedendaags Patriötismus dezelvcn kenmerken en hoedanigheid had, als dat van onze Voorouders, dat de geheele Natie als een eenig Man niet alleen met woorden, maar met de Wapens in de Vuist toefchiet, cm het gedreigd dregt, ten koste van haar laatften droppel bloeds, ter hulp te komen? — Og! og! Manzon! — is dat nu hst Soldaatje"fpeelen, zo als wy altyd hebben gefchreeuwd? o Hemel, als de Patriotten zulk een voornemen hebben t dan is het met ons gedaan, dan is het best, dat wy de hoed in' du ogen trekken, en met een ftille trom afmarfcheren. Gy zult mooglykook al zeggen, zo als hier de verftan. digfte van onze party doen, Mynheer de Prins, en Myn» heeren de Staatslieden , hadden voor het aanleggen van die Myn, moeten weten, hoe die moest fpringen, — zy hadden moeten begrypen, dat zy met een Volk te doen hadden, dat wel lang zig laat trappen , dog in 't laatst opvliegt en zyn geweldenaars vernielt; ■ dog dat is een zeggen, daar ik dol en defperaat om word; wie kan uit èen vat tappen, daar niet in is; — dat zeggen was goed, als onze Tedergeliefden een Opvoeder had gehad, die een eerlyk man was, die, in plaats van hem tot een vergulde fop te maken, hem door wyze lesfen had gevormd tot een redelyk denkend weezen, dat zyne pligten als Christen, als mensch, als eerde Amptenaar had leren kennen en boven alles waarderen, hem als eerfte Burger des lands zyne Medeburger en had Iecren agten en eerbiedigen, als geIproten ui: de grootfte Helden der waereld, en hen beC c 3 min-  io6 DE HAAGSCHEGORJIESPONDENTi minnen als de Weldoeners en Grootmakers van zyn Huis, — en hem zo gemeenzaam met de verdandigden uit dezelven had gemaakt, als tans met zyn Hof ezels en Ry paar den. En even zot is het, te zeggen, dat die Gelderfe of Stigtfe. Heren de Burgeryen beter moesten hebben gekend; eer zy de bloedvlag hadden opgedoken; —- kan men dit verwagten van Gelderfe Landjonkers of Stigtfe Milords, die niets meer weten, dan de qualiteit van een goedejagthond, en in een particulier gezelfchap, laat daan dan in den Raad, geen twe gezonde woorden agter elkander kunnen fpreken ? en wat men nu praat of niet, het kan niet helpen, het kind isin de Goot gevallen, en wy moeten maar alle raar een goed heenkomen zien. Wat raad nu myn lieve Manzon ? Wat raad, Vrind ? Zullen wy wagten, dat de Tedergeliefda, zig en zyn geknakt crediet zal tragten op te beuren, door van deukwys, ten minden van plan, te veranderen? Og; Manzon! dit is zo onmogelyk, alsdatwy eerlyke luiden kunnen worden; hét was nu het best, zo voor hem als voor ons, dathy op goede voorwaarden capituleerde, — maar, beste maat, weet ge ook een winkel, daar men gave, onbefchadigde hersfenen, en een eerlyk, deugdzaam har^ kan koopen, weet ge ook een middel, om de Raadsmannen van den dierbaren Pri.js, van geveinsde bedriegers tot welmeenende Raadgevers, tot ware vrinden van den Stadhouder te hervormen ? Gy wilt dat wy tof de Patriotten vlugten, — dat wy ons als op genade en ongenade zullen overgeven; ——• dat wv onze hoop zullen vestigen op het nieuw opgerigte Nationale Fonds, in het welk alle Vaderlanders delen; — jk d • . het u toe, myn lieve Manzon! dat die rettraite fuperbe zou zyn, maar Vrindlief, de Patriotten zyn geen klanten  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. klanten, die men brandnetels voor falade kan voorzetten; -L ?y kennen ons, en zy kennen ons als afhangelingen van het allerlaagile en lafhartiglte eigenbelang; zy onderfteunen geen anderen dan eerlyke luiden, en zouden zy dan ors aannemen? : Hermaakt nog een groot onderfeheid Vrind, tüsfen u en my; gy zyt altyd aIs efin gemfine ^ merkt, terwyl ik «hans het figuur van een aanzienlvfc Burger maak; gy kunt nog tot uw oud a'mbagt wederkeren, _ gy kunt nog weef onder een bende Strujkro_ vers raken; de tyd verleert geen ambagt ; maar voor rny, og Manzon! Manzon! ik ben despe- raat! en hoe zou ik het met myne arme Correspon¬ denten fte.len? —. nu over dle broodwormen ^ £ u eens nader onderhouden , zy verdienen het, Vrind Manzon! 3 Ik krimp ondertusfen van pyn en fmert over al de jammeren, die men onzen Tedergeliefden toevoegt, fchoon hy niets dan ondank en minagting aan de Republiek moge hebben verdiend. , Sommige zeggen, dat die Dierbare Vorst zyn roem Zwn ~~ Wd Z2g' ^ * ^^n.Lïerabel geregen, want zyne .Doorlugtigheid heeft nooit eenige re~'ofgehad'' - hoe'kan * * * Maar a]ler,ieffle Manzon, „„ ^ ^ • dat men Briefjes en Verlies aan my zend, net al a/n Meesterknegt Klaas Mom'us; ~L zo * hoor, komen de dingen van de Prinsgezinde Vr'in- onzen D.erbaren niet wel meenden; ü ik Zai >er ^ eenige van laten volgen: ■ i™j' Is  a93 DE H'AAGSCHE CORRESPONDENT- Js de Prins van Oranje niet een misferabel dapper Held? , , Verklaart hy niet de Natie den Oorlog, zonder Manfchapof' geld? En zalhy, word hy geen Graaf, naar zyn dolzinnig begeren. De gehele Republiek niet mot bouteNies Bombarderen! fT"*' p - ' Js 't land door de Pr'mfen van Oranje niet veehyds bedorven'? Was het best, dat zy deden niet, dat zy vroeg zyn geftorven ? # m % 7S 'tvtaar , dat by den Prins en veel Leden van Staat, ZoinGelderland ah Stigt, de Burgery wordgehaa^. En zy het herfiel van 'i Lands grootheid vervloeken? Dan » 't ook waar, dat men Uilen by Uilen moet zoeken (*> f f Niets kan 'er meer tot 's Volks ondergang verft rekken» Dan het dolle Bewind van Schelmen en Gekken-. _ Men keere met geweld, 't geen inGelderlandenStigt, Met overleg van den Prins, tot 's Lands va, word. verrigt : Zie eens Vrind Manzon ! zo (preekt, — zo denkt men. • Tot wederziens, Amice. Ik ben uw wanhopende Vrind, &c. (•) Df*e fpreuk. 'is van Griek\fen afkomst; men Vertaalt het t,o{ i>el, Schurken hy Schurken. Word 'sweekelyks aJömme by de meeste Boekverkopers i i i Stuiver uitgegeven.  DE « HAAGSCHE CORRESPONDENT, N°. 27. Is het niet bedroefd, —■ is het niet regt ongelukkig, dat vraag ik eens, dat de Patriotten zo bitter uitvaren op die Gelderfe Staatsleden ; die order hebben gegeven om Hat tem en Elburg plat te fchieten, en te plunderen; en om dat die pot over s'Prinfen vuur geftookt en gekookt is, om dat het aitemaal een werkie van onzen Dierbaren Willem is, daarom moet hy ook al aanhouden, en het minst dat hy na zyn ooren krygt, is, Tiran, Volkverdrukker, Burgerbeul, Dwingeland, 'Pest van de Republiek, &c. &c &c.!!! krek of die van Zot nog niet genoeg was. Kom ik zal zo wel die Gelderfe Heren als Mynheer de Prins eens regt knap verdedigen, zy verdienen het, want nu ze zien, dat ik de Patriotten ook by de lurven gryp, nu kryg ik zo wel een ftuk en een brok als myn Baas. Die Gelderfe Staatsleden hadden dan een Publicatie gezonden naar Elburg, om daar Gepubliceerd en aangeplakt te worden: —— en ziet dat wilden ze maar voluit niet doen ; — en waarom niet ? — om dat zy zeiden dat het een Bloedpublicatie was, door een BloedD d raad  aio DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. raad ontworpen, ftrydende zo wel tegen de Menschlykheid als tegen de Rechten en Privilegiën des Volks! ~ nu vraag ik, is dat een rede voor een Elburgfen Magiftraat, om die Publicatie, door die af te doen lezen en aanteflaan, niet a)s hun gevoelen te willen ei kennen en bekragtigen? — wel het is om te laggen, — dan moeten zy met alle de Publicatien van die Heren zo leven, want zy zyn in dat opzigt alle van het zelfde alloy; en Wat tog kan men van het Hof Provintiaal van Gelderland en van de Momboirs anders verwagten ? —— De Patriotten zeggen, God zal wraak oefenen over zodanige wrede Monfters, die naar 't bloed, naar 't onfchuldig bloed der Burgeren dorsten, en die genen doen plunderen en beroven, welke zy op hunner Zielen Zaligheid verbonden zyn te befchermen en te handhaven : — maar ik neem de gantfe waereld tot getuigen, dat die Gelderfe Heren niet bloeddorilig zyn, blykens ■al het gebeurde te Arnhem; — zyn daar de Gruwelyklte Booswigten, de moordenaars van Douglas niet ongeftraft gelaten, fchoon zy moordenaars en dieven waren ? — Zouden die fchelmen in enig ander gedeelte der Waereld, d-iar zelfs naauwlyks het flaauwlle redenligt een ftnaltje van goed en kwaad geeft, niet met den fmadelykften dood zyn gefiraft? — en evenwel hebben die Gelderfe Heren zorg gedragen, dat hun geen hair van het hoofd is gevallen! — ó Wonderbaare zagtmoedigheid! —• wat hadden zy, was alies geftreng onderzogt en geftraft, niet ai moorders. bioed kunnen doenftromen, dat nu za miferabei barmhertig gefpaard is! Ik weet wel, wat de Patriotten hier op weer zullen zeggen, name'yk, dat het gruwelyk is, aantezien eu ftraffeloos te gedogen, dat de Burgers het ilagtoffer zyn van woe.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 211 woedende, beest.igtige Krygs'ieden! — dog myn antwoord is gereed, en ik vraag, is de dankbaarheid niet zeer te pryzen, is zy niet een der grooifle deugden? ja! — wel nu, dan moet men al dat ftrafloos moorden en plunderen van Hattem en Elburg befchouwen, als eene dankbaarheid, als eene edelmoedige dankbaarheid van die Gelderfe Heren. ik bid u vrinden , trekt tog de neus zo hoog hier niet van op: — ik zal het bewyzen, ten minde zo goed en kwaad als ik kan. Hebben die Gelderfe Heren niet alles te danken aan onzen Tedergeliefden Prins', zouden fommigen niet buiten hem, arme jakhalzen, Gedebaucheerde deugnieten, &c. &c. zyn, — en nu zyn zy Edele Mogende Heeren, — wel zeker het fcheelt geen klyntje!! — Om nu die zaak eens duidelyk te verklaren, en daar door de Gelderfe Heren zo fchoon te maken als zilver, moet men begrypen, dat de Burgeryen van Nederland altyd by Myne Heren de Heren Prinfen van Oranje, zyn befchouwd, als zyne lastdragende, wol en melkgevende Beesten, welke in Zyne weide (Neerland naamlyk) liepen en geweid wierden; — deze Gelderfe Mynheers, moet ge weten, hebben of van Willem de Vierden, of van zyne nagelaten Weduwe, of van Willem de Vyfden, verkregen het opzigt over die Burgerlyke Beesten, met het groot verlof, om ze te mogen beryden, — hen te doen trekken voor hunnen Staatfiewagens, dat hun de tong den hals uithing, —— hen te fcheren en de wol aftefchrapen, met huid en met al» hen zweet en bloed aftemelken, &c. &c. &c. mits dat zy [niet karig waren, om Mynheer de Prins ook te laten fchrapen en villen, wat hy kon en mogt; daar door zyn veel van die Gelderfe Heren, die zo kaal waren Dd a als  212 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. als rotten,gemest,en leven 'er van als vro'ykeFranfie; — is dit niet regt kostelyk? — is dit niet een groten dienst, d;en de Prins hun heeft bewezen? en zou het niet fchandelyk en ondankbaar zyn, dat ze hem nu wilden dwars, bomen, nu hy een party van dat Burgerlyk Vee uit de weide wil Hepen, en den hals affteken? hoor de Prins, (fchoon hy juist zo. regt uit den naam niet ge. had heeft) is Baas van de weide geweest, en hy wil het nu ook eens promt tonen, en die Gelderfe Heren zyn zo dankbaar voorde bewezen gunden van den Prins, dat zy hem in alles de behulpzame hand bieden, en nog ver. der zullen bieden, om zyne oogmerken te bereiken , boven eed, pligt en al, fpyt dien het leed is, — welja, van wie hebben zy hunne Regerings- Posten, van de Burgers of van den Prins? — zeker van den Prins, en daarom Oranje boven! — en Burgers onder. Maar nu is de vraag , hebben die Gelderfe Heeren dan Hattem en Elburg doen aanvallen en plunderen tot genoegen en op begeerte van den Prins? of heeft de Prins dit laten doen tot genoegen en op begeerte van die Gelderfe 'Staatsleden? Beiden is volkomen waar! — dit fchynt u wonderlyk en ftrydig; — neen Lezers, ik zal 't u aantonen, ik zeg nog en blyf het zeggen, beiden is volkomen waar, Elburg en Hattem zyn met Militair geweld veroverd en geplunderd, tot genoegen en op heirnelyke begeerte van den Prins door die Staten, — en tot genoegen en op opentlyke begeerte van die Staten door den Prins; — die Staten hebben dit zo opentiyk begeerd, om dat de Prins het heimelyk begeerde. Vat gc nu de kneep ?' Zegt men, „ zy konden wel dankbaar aan den Prins zyn, zonder dat zy tot zuike uiterflen kwamen, om » goed.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ai$ „ goedfchiks Burgers door Soldaten te zien en te laten ti vermoorden;" dat is maar mailepraat, want de Burgers zyn kinderen van de Staten, waarom zy Vaderen des Vaderlands worden genoemd, en zulke Bloeddorftige Soldaten, die belust zyn, om de beste Vaderlanders te vermoorden , zyn kinderen van den Prins ; is het nu niet mooi, dat zy zo edelmoedig dankbaar zyn; dat zy uit pure liefde voor den Prins, (zagt, ik verfpreek me, ik wil zeggen voor de vette brokken, die zv van den Prins hebben en nog verwagten) hunne eige kinderen opofferen aan de kinderen van Mynheer den Prins ? My dunkt zo, dat ik nu die Leden van de Gelderfe Staten kant en klaar heb fchoongemaakt, en aangetoond, dat zy alles hebben gedaan, nog doen en vei der zullen doen, om dankbaar te zyn aan Mynheer den Prins ; —i 6 v/at is dankbaarheid tog kostelyk. Nu moet ik onzen Teergeliefde, dierbaaren Erfltadhouder en Excapitein Generaal nog afborsteien; waarlyk de klant heeft het nodig, want hy zit thans zo diep in den drek, als hy voorheên in dé regering van'tLand heeft gefioken; — kom ik zal hem tog zo fchoon maken als myn Gelderfe Heertjes, "wel ( zeggen de Patriotten,) het is „ crimen iefi Majejlatis, ( dat is te zeggen, de Vent „ verdient de Galg, volgens uitlegging der geleerden) „ dat hy Troepen tegen Burgers durft aanvoeren, in plaats, ,, dat hy op verzoek van verfcheide Staatsvergaderingen „ alles moest hebben ingefpannen, om dat heilloos befluit , van fommige Gelderfe Staatsleden te doen veranderen; »» en zo Mynheer de Prins dat had gedaan, dan zou „ hy gewis die droevige doodflagen en plunderingen zyn „ voorgekomen; en dan had hy ten minste in dit opzigt „ getoond, dat hy, zyn post als Stadhouder was nageko„ men, en dat hy nog ergens voor diende, en daar die „ Gelderfe Bloedzuigers God zouden verzaken, om den ,, Prins te behagen, zouden zy gewis van hun Moordbe» ,, fluit hebben afgezien". Wel eilieveis 't waar, wel arme.halzen, wel Patnötfche domoren, als gy zyt, — moest onzen dierbaren dat hebben gedaan ? moest hy om de dood, van een honderd twe, drie, de plundering van een j ■ paar rottige Steden; en de ruineering van eenige honderd Burgets voc-rtekomen.zyn heerlyk, kostelyk, fchoon plan, Dd 3 on:  i\i DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. om de Republiek geheel en al te overweldigen, hebben laten varen? ■ moest hy om het heil, het geluk en het belang van de geheele Natie, de overheerlyke LeiTen van zyne zagtmoedige en nedrige Moeder, en van zyneu Godvrugtigen Oom van Wolfenbüttel ,"in den wind hebben geflagen? welja zeker! — onze Prins is wel wyzer, weet ge dan niet, dat een Aas trotsheid en fchyngeluk.meer wegen by hem en de zyncn dan duizend ponden ware grootheid en s Volks .belang? >» Maar kom laat ik eens van 't gewoone Plan onzer party afgaan , en u met reden overtuigen, dat het geen gy van den Prins vergt onmooglyk was, het was onmo'gelyk, dat Neêrlands Vreugd, de geliefde Erfjladhouder , door zyne tusfchenkomst en mediatie die Geiderfe Heertjes deed afzien van htin befluit tegen Elburg en Hattem. Primo, om dat zy dat befluit Hemels vast hebben genomen op heimelyke infligatie van Mynheer de Pnns, tn zy noir zulk een daad anders zouden hebben beflaan, daar zy niet durven gapen zonder goedvinden en toeftemming van Mynheer den Prins, welke de Dagoii is, voor welke zy ootmoedig knielen C*), zou het met jammerlyk gek zyn geweest, indien de Prins naderhand het Bioedbelluit had doen intrekken? dan had hy zyn medecomplicen in her hembd laten liaan, en hen voor de geheele zaak alleen laaren opdraaijcn. Secundo. Mynheer de Prins was en is , fchrikkelyk verbitterd op Elburg en Hattem , zo v/el als op andere Landfchappen, Steden en Dorpen, die's Lands Vryheid en welzyn, en de herftelling van 's Burgers Regten en Privilegiën begeeren , ik zeg hy is 'er zo op verbitterd; dat hy ze wel met zyn tanden van een zou willen fcheuren, en * dat is niet te verwonderen, want al het geen zy te rug bc- (*) Men moet hier niet vallen of vitten, ah of ik: bier die Gel. dcrfe Heeren te na fprak_, 'Want hier door ga il{ die Lasteraars te 'keer , die'hen Moor Atheïsten fchelden, om dat zy met Eed en fligt lagten; en ik_ bewys hier mede, dat fchoon zy de God des Hemels ■ niet vrezen, zy tog ten miilfien een zAfgod eer en, en dat zy dus .fihoon niet gelyk_ te [lellen {-met het oude Volk van God, «ogthans %eer gelyleen naar deszelfs vervolgers, de Philiflyncn.  DE HAAGSCHE CORRESPO NDENT, ais begeren, zat Spykervasr in de kluiven van zyne Doorlug- tigheid Nero den Fyfden, men werpt tegen, dat hy die regten onwettig bezit; dat het gellolen goed is; — goed zo, laat het gellolen goed zyn, Mynheer de Prins heeft het egter, en by hem en zyne Voorvaders was het hebben, aityd de wettigheid zelve: En wat Hattum belangt, kan zyn Doorlugtigheid verdragen, dat een Stem in Staat hebbende Stad gelyk Hattum, het zig niet tot eene hoogstgenadige eer rekent, een rotti°;en Guarde du Corps tot hunnen Raad en Schepen, uit zyne Vader- lyke handen te ontvangen? kan zulk een Doorlugtig Perfonaadje, die de Nederlanders de eer aandoet, om hen als eenmergpyp uittezuigen, verdragen, dar men een minagtend onderfeheid maakt, tusfchen den Mistwagen vw zyn Stal, en het Raads Heer lyk Kuffen, van % Lands Saaten? — Elburg en Hattum moesten dus, om 'sPrinfeu wraak te vo doen , met Moord en Plundering °edreigd en Verwoest worden; en het Zju den Prins gants niet hebben gefmaakt, indien men door tusfehenkomst h^t verëideld had, ik laat dan liaan dat by het zelve zou hebben verëideid. Tertio, En dit is een verfchriklyke groote Tertio,—. als Mynheer de Doorlugtigheid van Oranje en Nasfau, op verzoek van de andere Staten zig had aangeboden, om de zaak in questi te helpen bemiddelen, dan had hy zyn eice kar in de floot ge'm?ten, en zelfs een fpaak in de wielen van zyn Gloriewagen geftoken; dan was het uit geweest met al zyn fchone desfeinen, om met den Graa■■ïyken mantel te pronken; en dat om een Republiek, die hy de eer aandoet, om voor een tonne gouds tien twaalf jaarlyks, haar den voet op den nek te zetten! — weg, weg, het lykt 'er niet naa, moet dan, vraa^ Jk , al.es voor onzen goeden lobbes van een Prins misluk. ken? Wil hy een klein ruilebuiltje doen van Hollands Koopvaardy en Zeevaart, tegen een Engelfchen Krooni rins , of een dito Prmces voor zyn Familie , het is mis,de Hollanders weten dat te ontduiken, en meteen klein veriieüe van een drie-vierhonderd Millioenen guldens den hun beraamden ondergang te ontfnappen; — Wil hy een vrolysheidje, om de Patriotten den nek te bre. ken, doen doorzetten, ze zetten hem den voet dwars en maken, dat hy 'er afkomt, als een kwaje jongen! wiens  3i6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. wiens vlieger fchoot gaat: ■— Wil hy door zyn getrouwde Vrinden, het dierbare Oranje - Schuim, s'Lands getrouwde Vrinden uit den weg ruimen , — het word verhinderd, en men doemt zyn regterhand, zyn getrouwe Voorvegter tot de galg; moet dan , vraag ik nog' eens, alles mislukken, en moet hy het niet eindelyk op haaren en fnaaren zetten, om van een Stadhouder eens een Majefteit te worden ï —— Wel het is een flegt Soldaat, die geen Kapitein zoekt te worden! en daarom de Mynheer Prins van Oranje — kon en moest maar de knuppel in de glazen fmyten, en ten langen lesten over den dam fpringen, en maar publiek tonen wat hy in zyn fchiid voerde; —— veinzen kon niet langer helpen: en is't mislukt, wel nu, de weg, waar over den Hertog de Republiek is uitgemarfcheerd, is niet opgegraven. Zie zo, ik denk dat ik nu de Gelderfe Vrinden en zyn Doorlugtigheid eens proper in 't gelyk heb gefield, en dat is al geen gering zaakje, want die pesten van 't menschdom als eerlyke luiden wil voordoen, heeft handen vol werk. Toekomende week, zal ik de Stigt- fe Vrinden niet minder bedenken, Milord Athlone êum luis zou anders denken, dat ik kwaad op hem was. Word 'sweekelyks alomme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 28. Eergisteren nagt had ik een heel fingulieren droom, die me als een kyfteen op het hart ligt; het kan zyn, dat het niet veel te beduiden heeft, maar ik ben wat zwaar, «moedig, krek als myn goede Baas P. Gosse, wanneer hy met drank en geld het Orange-canaille, in commisfte, tot oproer opruid. Jk droomde dat ik in een heelegrote mooie zaal was» welke vol was van allerhande foort van menfchen, Fransfchen, Duitfchen, Engelfchen , 'kortom van alle Natiën van de waereld : — in het midden ftond een grote kostelyke troon ;— ö wat was ik bly ! „ zal het dan eindelyk gelukken! (riep ik,) „ zal eindelyk onze zo bizonder geliefde, teder be„ minde Erfftadhouder, Neêrlands vreugd, den troon be„ klimmen, en dat gewenste goed ten laatfte verkrygen! — „ o wat zal ik en myn Baas onder anderen dan meê dikke ,, ftukken fnyden! want dan is het vast, dat onze geliefde „ Willem de gehele Republiek niet anders zal be„ fchouwen als de plunderaars van Hattem die onge„ kikkige ftad by het innemen hebben befchouwd, — „ als zyn eigendom, het welk hy op de Vryheid heeft verEe >, overdl  2,iS DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ overd! — ik boude al Kastelen in de lugt, en was al „ in myn gedagten zo ryk als Crefus, maar het liep „ bitter dun .met me af." Een van de omftanders, die myn blyde uitroep hadt aangehoord, (wantik liet my vry luid horen, denkende, dat onze Orange party het te boven was, en dat de wetten en bevelen van den Souverein al waren vernietigd,) nam zeer bedaard zyn hoed af, en vroeg my vriendelyk of ik dol of dronken was? — „ hier zal wel wat anders gebeuren, (fchreuwde hy,) „ het geduld is uit; het Volk wil niet „ langer de fpeelpop van een Schelm en Tiran zyn ; „ het ziet wat men voor heeft; hoe men nu zonder be„ wimpeling, haar als beesten wil binden, en den keel „ affteken, en de man zou in die drift nog al meer zulke iiefelyke taal hebben laten horen, maar hy wierd gefluit, door dien de deuren der zaal open gingen, en Vrouw Geregticheid, met fchaal en zwaard voorzien en gewapend, binnen trad. Voor haar gingen enige bodens en deurwaarders, dog welke een geheel ander aanzien hadden , als fommige, d;e ik hier in den Haag ken, zo van het Hof ais van den Ma., gistraat; —-— dit zal misfchien komen, omdatzy, die ik hier ken, niet anders zyn dan Dienaars van het Ge re g t, en zy, die ik de zaal zag inkomen, Dienaars waren van de Geregticheid. Een dei Deurwaarders riep by het inkomen van de zaal, meteen harde flem, „ maak ruimte daar! - Geregtigi, heid zul met partyen binnen tieden! — heden gelchied HET  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 219 HET P L Y D O O Y, T Ü S SC H EN Het VOLK van NEDERLAND E N WILLEM den VYFDEN. 6 JTJlsmel! dagt ik, ó moet dat gebeuren , — en zal Geregtigheid vonnis wyzen, — dan is het met onze Oranje party gedaan, en onze Hoogstgenadige Patroon; i en wy zullen 'er al heel wel at komen, zo wy met een 1 ontzetting uit alle Posten en Bannisfement vry raken! Straks trad de Geregtigheid binnen, in een houding zo fier als ontzagiyk, elks hart wierd op hare aan- fchouwing met eerbied vervuld: agter haar volgde een i Jeugdig fterk gewapend Man, die het Volk wierd ge. moemd, en niet minder ontzagiyk was, hy had in de eene , hand een Musquet; en iq de andere een Speer met een Hoed 'er op; waar aan vast gebonden was een Bos van Zeven i zaamgebonden Pylen, hebbende over de Borst een Gordel ihangen, welke glinfierde als de Glans der Zon, op dien Gordel las ik het woord! Majesteit. Maar eer dat ik voortga, om hei vervolg van die Proces. 'Staa.fte te verhalen, moet ik r.og iets zeggen, van het jgeeu ik me ip myn-droom vei >ee!de, dat op de verfchysing van die twe Doorlugtige Perfrnaaajes in de Zaal gebeurde. | Aan een hoek ,van de Zaal ftondeu een groote Party Ora-je. Vrinden, gelyk Jan le Frank, myn Baas P. ÏGosfe, de Bosfe. Courantiet Bres/er, en nog veel andere £ e 2 , rfm.  220 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Huigelaars; — zodra nu de Geregtigheid binnen trad, v/as alles by die klanten in de grootue confufie en verwarring; fommigen wierden door haar ontzagiyk gelaat als ter aarde geveld, leggende met het doodzweet op het aangezigt geheel en al buiten westen , niet anders verwagtende dan hun doodvonnis, waar onder myn arme Baas,— de Rotterdamfe Hofjïede, de Bredaafe Haak, de Haas , Asfendelft, Munting; en zulk foort van Geestelyke Antipatriotten fchreeuwden op hunne kniën leggende, niet anders dan Genade! Gende! dog waar op een vry algemeene Stem zig liet horen, ja, het loon van Judas l fommigen fprongen de Vensters uit, en braken ai men en benen, om maar wat korter te zyn, ik zag wel, dat alle die knapen banger waren voor DeGeregtigheid, als de Drommel voor het Kruis. Maar nog moorjer g-ap: zo dra trad de oritzagge* lyke Man , het Volk genaamd, niet in de Zaal', of 'er ■was een verfchnklyk Alarm, op het zien van zyn Gïansrvken Gordel en hst woord Ma j ests it, wart een honderd drie, vier, Ariftocraten wierden als woest, ——' fchreeuwden uit al hun magt, " Wy kennen geen Majej Jieit, dan onze Maje/leit," Ik Zig klaar, dat zy dien glans in 't geheel maar niet konden verdragen, want zy knepen hunne ogen zo digt toe a's potten, dog hier door liepen zy elkander zelfs op 't lyf, nieten elkander over hoop, of drongen den ontzagiyken Man n et Volk zo verfchriklyk en kwaataardig, dat die, fchoon hy eerst zeer beleefdelyk en met gemak dat gedrang afkeerdef eindelyk zyn üerke vuist opbeurde , en die Arijlocratife Mannetjes die bedroefd zwak ter been waren , zulke Suf. «Tante klappen gaf, dat de een hier en de ander daar floof, en voor dood bleef leggen. Ik  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 22S Ik had zelfs fchik in dat fpel, en lagte dat my het water over de wangen biggelde, want ik kon de trotsheid en de hovaardy van die Aardmannetjes niet verdragen, waarom ik maar bang was, dat zy wel ras weer zouden opftaan, en dan nog kwader fpel beginnen; maar men verzekerde my, dat de Man 't Volk zulke grote kragten had, dat zo dra de neergevelden het hoofd maar weer eens wouden optieken , hy ze neer zou kollen als osfen , en dat'er voor die Aristocraten niets te hopen was, zo lang hy niet in flaap viel, en daar door de fpeer met den hoed'er op uit zyn hand liet glyden, en in den drek vallen ; doch hier voor was, zo ik hoorde, geen zwarigheid , want hy had zelfs zyn bedienden , die hem den enen flaapdrank voor en den anderen na hadden ingegeven, en hem gezoid zo als zy wilden, weggefchopt, en anderen in haar plaats gefield, Nu zal ik voortgaan, om de Proces-jlaatfte te verhalen. — Nevens den Gewapenden Man heiVolk kwam een perfoon, dien ik Willem den Vyfden hoorde noemen, —— maar myn lieve Lezers, let eens bid ik u, hoe dromen van den dyk kunnen rollen, en wat ftaat 'er op is te maken; de perfoon van Willem den Vyfden was dan zeer lang, hebbende hy een uit/lekend hoofd boven alle die daar in de zaal waren , dog het zelve was fchrikiyk mismaakt , zynde het linker oor confiderabel groot, zeer overeenkomende met dat van den groten Kunstregter Midas ; en contrarie het regter oor zo klein, zo elendig klein en gefloten, dat 'er zelfs het geluid van een enkeld verflandig woord niet kon indringen; (*) de ogen waren (*) Myn buurman, de Vruikemaker, dien ik, myn droom ver-, telde , geloofde, dat dat grote Mi das-oor gebruikt "Was en »og •Wierd, door den Hertog en ai.dcre* van onxe party , om Wiiiï Kl vhti Vyfden raad te gceven, maar dat dat k^'ne regter oortje gedestineenl tvas voor de vermaningen der ïStierlaniers,  222 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. waren zo klein, precies als Mollen oogjes, en zo bynet ltikziende, dat zy alle voorwerpen verkeerd befchouden,— by voorbeeld, zy zagen, zo als in het vervolg bleek, de voorgaande eerbiedenswaardige heilige Geregtigheid aan voor een wasfen beeld, — den Majestueufen Man het Volk voor een rypaard, — enfin, alles na rato. — Dat Prinslyk uitftekend hoofd had hierby een wydgapende mond , daar de allerflinkendfie adem uit voortkwam, die oit is geroken, en die veroorzaakt wierd, (zo als een Docter zei) uit een inwendige kwaal, die ongeneeslyk was, en in het hart haar zitplaats had; voor het overige zag dit uitftekend hoofd 'er zo mager en ongedaan uit, en ruste op zulk een zwakken hals, dat het gedurig en onopboude. lyk knikkebolde, ais of het van boven neer zou tuimelen. Onder dit magerhoofd en lange hals zag men een lighaam, het welk allerhande bogten had, en niet liegt geleek naar een Duitfe fakpyp, of doedeltak, welke word opgeblazen en geluid geeft, naar die gedrukt word. Dit ganfche winderige lighaams-gebouW wierd gedragen door een paar lange miferabele fchrale benen, die waggel, den enheen en weer flingerden, als een pas lerende fchaatferyder; dus dat het gehele postuur van Willem den Vyfden een jammerlyk figuur was, dat alle ogenblik dreigde iriteitorten, of omver en aan gruis te vallen. Men verhaalde my zo tusfen beide, dat die Ste-ke Man, het Volk, den zwakken hals tot hier toe had onderfieund, en niets gefpaard, om hem lekker en vet te voeden, op dat hy een gezonde en betere gedaante zou hebbe'1 gekregen, maar dat hy (zo als boven door my gezeid is, dien dapperen en ontzaggelyken man voor een rypaard aanziende , door gebrek aan gezigt,) de kragten, die by daar doorbad gekregen, had befteed, om zyn onderhouder en wel-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 223 weldoender, het Volk, te fchoppen en te trappen, — dog dat die kerk nu uit was, dat zyn onderhouder, na alle mogelyke zagtmoedigheid en goedheid, hem had leren kennen, als een ondankbaren, als een trotsaart, als * een monfter , het welk hem onverhoeds tragte te vernielen, ge;yk uit het Plydooy, dat ik myn lieve waardige Lezers zal meêdelen, zal blyken. Met dat al was de miferabele figuur van Willem den Vyfden zo trots op zyn ingebeelde fchoonheid en wankel, bare grootheid, dat hy flappen deed, of, liever zeg ik, Wilde doen als een reus, fchoon het waarlyk kinderftapjes waren; hy keek by he: inkomen van de zaal zo bars, als hy maar mogt; - maar toen hy dien troon, dien fraien kostelyken troon onder zyn mollen-oogjes kreeg, o toen was hy onmanierlyk bly, en riep, „ ha, ha, zo, zo, ben * ik hierom gedagvaard, om ten fpyt van Mynheer het „ Volk bezit van den troon te nemen, wel, we!, „ dat is puik; ikzou ook anders my hebben laten gelden', „ want het bloed van Willem den Tv/eden en Willem „ den Derden fpeeït door myne aderen; ik ben 1. voor den troon gefchapen, zo wel als het Nederlandfe >. Volk gefchapen is, om voor myn troon te knielen; het „ word in 't eind eens tyd, dat myn Doorlugtig Huis zyn „ wenfehen en bedoelingen voldaan ziet ï" met een Wilde hy voorby (lappen en bezit van den troon nemen; dog de fterke Man, het Volk, greep hem zagtjes by zyn kraag, en deed onzen lieven dierbaren, met goedkeuring van Vrouw Geregtigheid, allli uikelende enige treden agter uit marfcheren, hem met een toeduwende, „ zagt wat Willem! ik heb u hier gedagi, vaard, niet om my nog geweldadiger en met opent. lyker gezag te overheerfchen en te onderdrukken, maar  224 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ maar om van uwe geweldige, godloze mishandelingen, „ aan my zo opzetlyk gepleegd, rekenfchap te geven." Straks daarop beklom Vronw Geregtigheid haren Troon, en eene eerbiedige ftilte heerschtedoor de gantfche Zaal; alles zweeg, Willem zelfs repte niet eens van een Justificattire Memorie, hier tegen in te willen leveren. Bet vervolg in het volgend Nummer. Word 'sweekelyks alomme.by de meeste Boekverkopers a i i Styiver uitgegeven. .5  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 29. Vervolg van bet Nommer 28. Toen dan , zo als ik zei, Willem de Vyfde binnen iwas, en hy zag, dat die troon niet voor zyn perfonaafie gefchikt was, maar dat de fterke man, het Volk, hem wat onzagt had terug gezet, zette de hals een keel op, als een varken, dat by de oren word getrokken, huilebalkende van uw leven zo niet, hy fehreuwde van geweld, van verkragting, van zyne regten, van zyns voorouders, met een woord, hy fchepte zulk een verward mengelmoes op, dat ik myn buik van laggen moest vasthouden, en dagt dat zyn kruidkamer was gefprougen: — «aar het hielp hem niet, de Man, het Volk, zag hem met een veragtelyke en alles beduidende glimlag aan> en Geregtigheid duwde hem toe, dat geen idel gezwets, geen geklag zonder rede, maar Waarheid en Deugd by haar zouden gelden. Met het mismaakte postuur, Willem de F\fde, traden ook verfcheide andeie pcrfonaafies binnen, die geen minder wonderlyk figuur hadden; onder die ganfche hoop waren «nige weinige my kenbaar, als Türck, Spaan, AthFf lone  226 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. lone &c, deze hadden ter nauwer nood een voet in de kamer, of zy fchreuwden, dat alles dreunde en daverde, „ hier zo, hier zo! wie heeft nu op zyne hoogst- „ genadige Doorluchtigheid wat te zeggen? Wy zyn „ zyne Advocaten , en de eerlte, die nu maar een woord „ kikt, zullen we " „ zagt, zagt, (viel Geregtigheid hun in de rede,) „ denkt gylieden, dat gy op „ uwe (lallen of by uwe hondehokken zyt, dat gy zulk „ een geweld maakt ? " Met een keek zy die f.aaken eens aan, en zei al laggende, „ wel nu, ik maak geen „ grote gedagien van het verftand van Willem denVyf* „ den, daar hy voor zyn Advocaten Knapen heef: verko„ ren, by wie men alles behaiven deugd en verftand kan zoeken" Zo waar zy had geen groot ongelyk, want niettegenftaande die Heren bekend (laan voor doldriftige hersfenloze domoren, was hunne uitrusting van dien aart, dat ieder, die hen zag, genoodzaakt was te vragen, of 'er in het Land van die Hoog Edele Heren geen Gekkenhuizen waren? Turck was gekleed in het zwart, dog van alle kanten beplakt met kaarten, die met kneepjes, als op andere msm'eren, kenbaar waren gemaakt, houdende in zyn regterhand etn zak met valsfe Dobbel, ftenen. Spaan had eeu Helm van een Ezelsvel op zyn hoofd, met hoog uirftekende oren daar op , en een pluim van TJilsvedereh; — Athlone was omhangen met een Man. tel, Gefabrifeert uit Tyger en Hazevellen, gewis, om te beduiden, dat hy zo wreed als lafhartig was: en de rest was niet minder potfierlyk. Geregtigheid beklom thans, ondereen algemeen gejuig van braven, haren Throon, dagvaardende partyén, zo befdhuldiger a's befchuldigden, om hunne zaak voortedragen en te verdedigen. Waar op de fterke Man, hei Volk,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 227 Volk, aan haare Regterzyde, en da dierbaarc W1 lle m aan hare Linkerzyde , zig voor den Throon plaatften ; ■ dog toen de Hoog Edel Gebooren — en Hoog Edel Geftrenge Uüskuikenfe Advocaten zig nevens Willem den Vyfden, hunnen genadigen Patroon, vervoegder, om voor hem te fpreken, begon de Man, het Volk, dus zyn aanfpraak en Pleidoy: „ lk verblyde my, Heilige Geregt igheid! dat tans ,, my gelegenheid is gegeven, om ( vry van die kluisters „ en banden, die myne Zintuigen belet hebben te werken, ,, en door we.ke ik als een doof, blind en Hom fchepfel, „ de drukkende vernedering van een Tiran en zyn faamge,, zworen Schelmen heb moeten ondervinden, ) voor U „ myne zaak bloot te leggen, en tegen myne Vyanden, in ,, het vast vertrouwen , dat Gy, door een gepast billyk i, Vonnis, my op die Monflers! zult doen Zegepralen. „Alleen fpyt het my, dat ik ais Advocaaten van myn „ party zulken hier moet dulden, die zig aan my aller,; boosaardigst hebben vergrepen, die my hebben gezogt „ te vermoorden, ten dienst van een Tiran, weike hoe ontaart, boos en onwaardig, nog te goed is, om van ,, zulke Monflers gedient te worden , —— dog uw wys », en goed vonnis zal buiten kyf dien godlozen hoop ver„ pletten". Naulyks had de cordateMan, het Volk, dit gezegd, of die lafhartige Advocaten weken met een ontroerd gezigt uit de Pïytzaal, en lieten hunnen verbleekten Pauoon Willem alleen ftaars, daarmede bevestigende, da', het, het werk van Schelmen en'Bioodaarts is, verradelyk aante vallen en lafhartig te vlugten. Na dat Geregtigheid door een eerbied verwekkende wenk de beweeging, veroorzaakt door de vlugt van die F f 2 troep  228 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. troep Adelyke Uilen, had doen bedaren en ophouden, vervolgde de Man , hsiVolk, dus zyn Pleidooy : „ Aan wien is het onbekend, dat de Ondankbaarheid „ aan zynen Weldoener, de Ongehoorzaamheid ,, aan zynen Meester, en het zoeken van 'beider on„ dergang, te gelyk met die van zyn Vaderland, „ de grootfte en ftrafwaardigfte misdaaden zyn? — dat „ myn party hier aan fchuldig ftaat, ö heilige Geregti«. „ heid! zal ik klaar en voldoende bewyzen. ,, Ik ben het, die aan het Huis van Willem den Vyf„ den de grootfte, de gewigtigfte dienden heb bewezen: „ Ik ben het, die het uit den drek hebbe opgebeurd, „ en het beveiligd heb tegen de vernietiging, fchande en „ armoede, met welke het wierd gedreigd ! Ik ben ,, het, die deszelfs fpruiten tot myn verderf heb opge- ,, kweekt; Ik ben het, die ook van dat Huis, en ,, van ieder lid van hetzelve, die de eer genoot, door my „ uit het ftof verhoogd, en in aanzien gefield te worden, „ de fmadelykfte vernedering, minagring, ondankbaarheid, „ en ongehoorzaamheid heb ondervonden. ,, Ik zal hier niet fpreken, Dooriuchtigfle G e r e g t i g. „ meid! van Willem den Eerjlen, die als balling van „ Spanje niets deed, dan myn huis, onder den naam van „ het ene vrye woning voor my te zullen maken, tot een „ fchuilplaats voor zig te deftineren , en myne moeder d r ,, Vryheid 'er uit te dryven, — die, om my tot zyn „ oogmerk en veiligheid te doen dienen, my de vryheid „ van geweten, die hy verfoeide, deed omhelzen en „ voorftaan; die niets fpaarde, om de Spaanfe ketens van ,, myn hals te rukken, en my te kluisteren in zyn Orange„ ketens, ——— die, had een geweldige dood hem niet „ weggeruktrf my, in plaats van een VryMan, als een m °P  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 229 „ op Filips van Spanje veroverden fljaf voor zyn Graaf„ lyken Glon'ewagen had gefchikt, tot welke vernedering „ ik my uit blindheid en ene verkeerd geplaatste liefde ,, ongevoelig liet leiden. „ Ik zal hier niet fpreken van zynen driftigen, onbera» „ den,dog kiygskundigen en dapperen Opvolger Maurits, „ die zo wel mj ne woedendde vyanden als myne getrouwde „ vrienden en voorftanders den hals brak; en die de pila. „ ren van myn wankelend huis omver rukte, om op des,, zelfs grondflag , tegen her Graaflyk gezag van Spanje zo „ moedig verdedigd,het Paleis zyner grootheid te bouwen. „ Ik zal zwygen van Willem den Tv/eden, die my „ met geweid den ftaf der Regering ontrukte, my, in „ fpyt van myne goedheid in het aangezigt fpuwde, en ,, myné Helden als geboeide flaven ketende, zig niets ,, ontziende, zelfs niet; om my met vuur en vlam te „ dreigen, en den geflepen dolk op het hart te zetten, „ alhoewel ik hem niets dan liefde en agting toedroeg, en „ hem met weldaden overhoopte. „Wat was Willem den Derde zonder my ? — „ een wezen , het welk in den kring der Waereldvorften, „ na den dood zynes Vaders, minder was geagt, dan een >f Stofje aan de Kroon van Europa: wie verhefte hem, wie „ deed hem uit de vergetenheid opklimmen ? — Ik! - ik „ ben het die hem groot en lusterryk maakte; — en „ welke was myne beloning? — de grootde ondankbaar„ heid, —- om my als een flaaf te boejen, bragt hy my jt wond op wond toe, en verminkte myne nuttigde lede- „ maten. Ik ben het, die myne fchatten in zynen „ fchoot heb uitgedort, om hem de Kroon van Groot. „ Brittannie op het hoofd te zetten, en welke verheffing „ hy deed dienen, om my te honen, te verarmen en my. aen Koophandel en Zeevaart te knakken. F f 3 „ Blind.  j>30 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ Blindheid en wanhoop deeden Willem den Vier. „ den, de hand krygen in de beftiering van myne zaken; „ en daar uit alle het gebeurde in die dagen paalvast is, ,, dat de fnaren tot myn ondergang wierden gefpannen, », had ik alle reede van blydfchap, toen de dood hem aan „ zyne oogmerken — en my aan zyne heerfchzugt ontrukte, „ Maar ag! — ag Mevrouw! myne kwaal wierd hier , door niet wegenomen, myne rampen wierden niet lig„ ter gemaakt! ik viel als een arm, blind en vertrapt Man, in de handen van een Vrnuw, die elk ogenblik verloren rekende, in hetwelk zy my geen nieuwe linerten aan, deed, en myn totalen ondergang niet verhaafte, waarby ,, nog kwam, dat deze Wil lem "de Vyfden, ter op,, voeding wierd vertrouwd aan een Schep fel, dat zulk een „ groot vyand en onderdrukker van my was, (fchoon ik „ te blind en te ongevoelig was, door vernedering en fla„ verny, om myne elenden te bemerken,)als hy een vrind », en begunftiger was van Vremdelingen, die my beroofden », en uitmergelden. „ Alle die zigtbare en tastbare mishandelingen, verne. „ deringen, berovingen myner vermogens waren niet mag,, tig, om myne genegenheid voor het Huis van myne „ Onderdrukkers uittewislen: — met biydfehap zag ik ,, het tydftip naderen, dat deze ondankbaare man, deze Willem den Vyfden, de luisterrykfte bedieningen in „ myn huis bekleedde, wanneer ik hem met meer we'da„ den, met meer fchatten overhoopte, dan iemand zyner „ Voorvaderen; — ik beken, ik deed hier door meer dan „ ik had behoren te doen, dog de hoop, dat hy myné , welvaart, myn geluk, myn belang, met hart en ziel ,', zou behartigen, dat hy daar voor, volgens zyn eed en ' pligt, zig zeiven, de nood het vorderende, zou opöffe_ „ ren, deed myne goedheid en milddadigheid hem fpore, loos worden. „Hy  DE HAAGSCHE CORRESPO NDENT. 231 ,, Hy is het, die door zyn inkruipend gezag, velen „ van myne Hu'sbediende aan zig en tegen my ver- bond; — hy wist hen van hem af hanglyk te maken; — „ hy ondernam my te verzwakken, myn gezag te krenken, „ tot dat hy in 't eind zyn kragt en gezag groot genoeg „ rekende, om my als een Siaaf te ketenen, en myn Huis „ omtekeren- ,, Een tydbeftek van maar fes verlopen jaren, heeft dit ,, in alle delen bevestigd; wist de Ondankbare niet, dat „ myne Grootheid de zyne uitmaakte? — wist hy niet, dat ,, myne milddadigheid jegens hem met myn vermogen en „ welvaart groeide ? — waarom my dan zo trouwloos en „ ondankbaar behandeld ? „ Toen Engeland, ademloos en afgemarteld doorNoord„ America, Vrankryk en Spanje, zyne zware verliezen ,, edgzins hoopte te vergoeden, met het roven van myne „ kostelyke fchatten, met het plunderen van myne ryk „ geladen fchepen, heeft hy toen zyne verontwaardiging „ daarover getoond? • Heeft hy volgens zyn pligt, „ en het ambt hem in myn huis opgedragen, alle zyna „ kragtcn ingefpannen en aangewend , om dat te beletten, „ en my op mynen onderdrukker te wreken? Neen; „ contrarie , hy en zyn aanhang verontfchuld/gden myn „ vyand en regtvaardigden hem , als of die plundering niet ,, aan myn onderdrukker, maar aan myne hebzugt ware » te wyten; hy zelf liet zig gebruiken, om voor „ myn vyand myne huisgenoten, myn beste huisgenoten „ om hun waken voor myne welvaart als misdadigers te „ befenuidigen en ftraf over hen te vorderen: — toen ik ,, aandrong, ter behoudenis van myne ryke kielen, om ,, een onbepaald Convooi, de beste teugel, om myn „ vyand in ontzag te houden , moest ik magteloze gedogen, 1, dat het verideld wierd en 'er niets van kwam; en door  a32 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. door wien? —— door dezen ondankbaren en zyn heb- '„' zugiigen aanhang: toen my de beste gelegenheid „ wierd aangeboden, om door een gewapende Neutral. • teit ter zee mynen koophandel op zee tegen myne rovers „ te verzekeren en te beveiligen, was hy toen die geen ; „ gelyk hy moest zyn , die opentlyk dat voordel begun„ftigde en alles aahfpande, om het fpoedig tot ftand te „ brengen, wanneer de fehatten der waereld in myn fchoot „ zouden zyn geftort? • neen; contrarie, hy en z>n ,, aanhang wisten zo vele fcbynzwarighedcn daar tegen in „ te brengen, en door zyn onwettig gezag op en over velen „ myner huisbedienden het zo tegen te houden, dat gantsch. „ Europa, het welk de manier van myn bedaan kende, „ daar over verbaasd ftond, en, onkundig van de banden, '„ die my knelden, oordeelde, dat ik te lafhartig was, om ", myn voordeel te behartigen. Toen eindelyk de bes. ten en moedigden myner huisbedienden deze zo voor" treflyke zaak met alle magt, onaangezien allebeletfelen, wiiden doordringen, wist de aanhang van dien ondankbaren het egter tot zo lang uitterekken, tot dat myn be. rover my door ene trouwloze en openbare oorlogsverklaring van de gewapende Neutraliteit en de daar aan " gehegte voordelen verftak! •— ene Oorlogsverklaring, " welke het ademloos Engeland zig noit zou hebben onder1 wonden, daar myn kleine vingerdikker kon en moest zyn, , dan de middel van myn vyand, ware het niet geweest, ,, dat myn vyand verzekering had, dat deze ondankbaren "„ my door overheerlching gekluisterd had, en hy middelen „ zou weten, om my, onaangezien myn klagen en kermen, weer en wapenloos te houden. Het Vervolg in Numero 30. Word 'sweekelyks alomme oy de meeste JJoaknKopsn a 1 i Stuiver uitgegeven.  O E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 30. Vervolg van het Nummer 29.. kunt eens denken Lezer, hoe boos ik my zei ven maakte, op al die mooje historietjes, die de Man, het Tolk, van onzen Teergeliefden opfneed; ik ftampvoettc van kwaadheid, en wou de vent wel voor zyn kop heb. ben geflsgen, maar ik vreesde zyn kragten, en dat ik, ak ik hem wat te naa kwam, net als de Ariftocraatjes zon tuimelen als een kaatsbal; — '■ ,*, nu, (dagt ik zo) nu ,5, heeft die kaerel veel praats, om dat hy voor de G e r e g,, tigheid ftaat zyn zaak te bepiyten, maar was hy voor het Geregt van Arnhem, hy zou zyn kaken wel „ gefloten houden, of hy wierd voor 't minst levendig „, verbrand ;" en dat zou ik al zo graag hebben mogen ïyden, als onze lieve Teergeliefden, die mee , net als ik, allerhande vieze gezigten trok, en geen wonder, niemand lagt, als men maar zo lomp en plomp zulke doopzelen leest. De Man, het Volk, ftoorde 'er zig zo min aam; fchoon hy het wel zag, als of 'er in Ysland een Beer van 'dien berg tuimelt, en vervolgde zyn Plydooi aldus: s, Nu was ik gewikkeld in een Oorlog, die, hoe zeer G g voes1  as4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, „ voor my te myden, hoe zeer van my gehaat, nogthans „ roemryk voor my had kunnen zyn, zo myn party, ds flang, die ik met zo veel zorg en liefde in myn boezem „ had gekweekt, myne magt door zyn inbrekend gezag „ niet had gebonden; men klaagde over gebrek aan „ fchepen, terwyl men zich niet wilde bedienen van die, ,, die voor zo een geringen prys waren te bekomen, als „ met geringe kosten en fpoedig waren te appropriëren „ en te equiperen; de timmering van fchepen tot „ myne befcherming ging zo jammcrlyk, zo traag voort, „ dat de geheele waereld van verbaasdheid de handen in een floeg ; onderwyl ging myn vyand zo onge- „ ftoord voort my te mishandelen, en my met niet noe4, menswaardige magt fïagop fiag te geven, dat het bleek, „ dat hy verzekerd was, dat hy van myn kant niet had 8, te vrezen ; men nam zodanige verkeerde maat- „ regelen, dat men zot moest zyn, om niet te bemer- ken, dat het met opzet gefebiede ; daar men den „ vyand had kunnen benadelen, bleef men zorgvuldig van „ daan ; » op de zigtbaarile wyzen wierden myne „ kostbare fchepen aan de woede myns vyands blootge» „ field ; —— fommigen vernield ; myn kostbaar „ Zeewezen wierd in plaats van verbeterd van tyd tot tyd „ verflimmerd ; en dit alles gefchiede, niettegendaande „ het aan dezen ondankbaren was aanbevolen, daar tegen „ zorgvuldig te waken; wanneer zy, aan wie ik „ de Opperbediering myner zaken heb toevertrouwd, by „ hem wilden onderzoeken, wat de rede was van die aan- houdende werkeloosheid en pligtverzuimen, op dat zy „ rigoureufe maatregelen daar tegen, tor' myn behoud, s, konden nemen, wierden zy van hem trots ontvangen, „ weigerende hy aan hu» verzoekend bevel te gehoorzamen,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 235 men, wetende, dat hy zig niet konde ontfchuldigen;— \, Snoodaarts, die de hevelen van rnyne Opper beftierders opentlyk weerfireefden, en zig aan de ftraf'baarfte on,, gehoorzaamheid fchuldig maakten, wierden van hem, '„ in plaats van befchuldigd en ter flraf gedaagd, verdedigd, „ en zy, die myne belangen ve"wur!oosden , waren eri ,, bleven zyne bégunftigden en vrienden; door al ,, zulks Wierd ik, afgemat en uitgeput, genoodzaakt, den •„ Vrede van myn Vyand aantenemeri, zo als hy my die „ wilde geven, ik zeg, ik was genoodzaakt, die „ aantenemen , om dat ik bemerkte, dat het ingebreken gezag van dezen ondankbaren my geboeid hield, en'er ,,, geen twyfeling overbleef, of ik zou geheel en al aan ,. het verderf zyn opgeofferd; —-ik bemerkte het na„ deel van myne toegevendheid en buitenfporige geregen,, heid voor hem, en wilde dien misflag verbeteren; — !„ ik wilde myne boejen verbreken, en myne regtyaardige „ Opperbeftiefders 3an zyne or;regtvaard;ge overheerfching „ ontrukken, dog dit verbitterde hem dermaten, dat hy nj, alle ont?ag en eerbied voor my varen liet, en zig flout ,, en trots tegen myne bemoeijingen heeft verzet, z:%„ gende , dat ik hem geweld en onregt aandeed , als of ik ,,, zyn geboren fljaf was, en de magt niet behoorde te , „ hebben , om V n y te ?yn, ,, Het bleef niet lang by deze fïoute woorden ; „ esn vuig gefpuis, door geld ömgekogt, en het welk ,i hem, dezen mynen dienaar, opentlyk boven my durfde „ verheffen, zonder dat hy zulks tegenfprak of keerde, ,, (het welk hy had kunnen doen, indien hy gewild had, 1 „ daar het aan zyn wil en begeerte blindelings was ver. „ flaafd) viel my bitterlyk aan met fcheldwoordtn en las- , ,s tertaai,^_en dreigde my met een opgeheven arm, Gg 2 „ welk  43.5 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, welk door dezen ondankbaren dienaar wierd veront„ fchuldigd en een Gepermitteerde Frolykheid ge„ noemd; en zyu ondankbaarheid, agteloosheid en trots„ heid zyn tegen my en myne verdienftige Opperbeftier„ ders, die my getrouw zyn gebleven, na mate ik my van m zyne gewekLdige banden los maakte, zodanig toegeno„ men, dat hy nu zig verftout heeft, om met zyn famen. 99 zweerders my met het flagtmes in da vuist opentiyk aan„ tevallen;. —— dog God lof! zyn heifchen aanflag is mislukt; ik ben daar door te meer ontzaglyker gewor„ den, en heb hem hier voor uwen troon gedagvaard,. „ om zyn gehouden gedrag omtrent my te verdedigen, zo „ hy kan, of zyne welverdiende firaf te ontvangen. „ Zou ik by dezen overmaat van ocgeregtigheid nog „ voegen, zyne aanhoudende inbrekingen op myn wettig ., gezag, op myn toebehorend eigendom, tegen zynen ,, eed en zyne verpligting, tegen den raad van wyze en cordate mannen, tegen myn ootmoedig gefmeek of „ mannelyk eisfchen , -— ik zou geen einde vinden ! — ,, menzwyge, dat Willem den Vy fden zelve gene „ inbrekingen op myn gezag, op myne voorregten hebbe 99 gedaan, maar die uit handen van myne flegtlïe en trouw„ looste huisbeftierde-s heeft ontvangen, Cfchoe-n dit het. „ zelve in wezenlykheid is,) hy zelfs is een eedvergetende „ ondankbare inbreker op myn eigendom, op myne kost„ baarfte fchatten, op myne heilige rechten, waar van „ myn ongelukkig, myn beklagenswaardig Hattem het „ bewys thans oplevert, daar hy een \r~emdling, een fol. „ daat, een alieronbekwaamfte kaerel, tegen Rechten, „ Privilegiën en Costumen, met het bloedig moordzwaard m 'n vuist, en met verdry ving en plundering myner 99 brave, geruïneerde Burgeren in het Raadhuis en op het „ kusfen  BE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 33? „ kusfen heeft gedrongen; '■ ö finaad! ó ondragelyk „ leedl Waarom heb ik een flang aan myn hart „ moeten koesteren, welke my nu doden Wil! „ ik heb thans vee! gezegd, het geen ik tot laste van „ dezen fnoden ondankbaren heb, Mevrouw; maar het is „ het niet alles, — het is het honderfle gedeelte, naauw„ lyks, myn geheel huisbeliuur was door hem bedorven, „ daar hy zo behendig ais met het bocs-aroigfte opzet ve„ len myner huisbeltuurders aan zig heeft weten te verbin„ den, zodatzy zyne oogmerken boven myn belang be„ gunlligden, - vreemdelingen, ja fchelmen, polirons, valfe „ fpelers, hoerevoogden en andere gai?;evcgeis, zyn door den < „ vervloekten aanhang van dit fnood Monfier voorgetrok. ,, ken voor myne Burgeren, aan de egte Ledematen van „ myn Lighaam; men heeft my het brood uit den mond, „ en myn kas genuien en geplunderd, om aan dezen ón. „ dankbaren dienstbaar te zyn. ,, lk neem hierom tot umynetoevlugt,HeiligeGereg. „ tigreid! myne banden heb ik verbroken, en het is „ my even gemakiyk, mynen vryën adem te halen, en „ dit Monfter.deze ondankbare Willem met myn vuist „ te verpletteren; - maar op dat myn ligt rontöm fchy„ ne, op dat geheel Europa wete.dat ik niet onregtvaar. „ dig of onbillyk tegen hem zy, heb ik hem hier voor ,> uwen Heiligen Troon gedagvaard, op dat hy zig verant„ woorde en verdedige, of door uw alwys Vonnis zyn „ ftraf ontvange!" Hier zweeg de Man, het Volk, en 'er hcerschte eene plegtige en fombere ftiïte, - het donker Ocgder Geregtigheid, dat zonder ophouden met een kencelyke veragting op onzen dierbaren Willem was gevestigd, — het na» zugten van de bekendfte Oranje. Vrinden", - de huigel. G g 3 , agtjge  338" DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. agtige tocknyping der ogen en faamvouwen der handen van Hofstede, cn dergelyk foort van Volk; fchenen my te beduiden, dat de Teergeliefde elerxl g de pot zou trekken; onder anderen huilde myn arme Baar: Pierre Gosse Junior fnot en kvvyl,klagende en ziigtende, dat hy, als 'er regt gefchiedde een arm bedürven man was, — want dat men dan mogelyk wat meer en wat dieper zou gaan onderzoeken, wanneer hy zig nooit zou kunnen vry plyte'n van de allergruwelykfte aller misdaden, te weten Hoog Verraad! — „de enigfte hoep ,, (balkte hy my zagtjes toe) myn allerlieffle en gctrouwfle Klaas Momus,die ik heb ,is dat ik nog de gunftige occafie zal hebber, om my te kunnen verhangen". Om alles in eens te zeggen, een diepe en dodelyke verflagenheid was op alle de gezigten van onze Vrinden gefchilderd. Wie egter niet courafieus was, onze Willem was zo vol courage, ftoorde zig zo min aan het een en het ander, als of niet hy; maar de Mogol van Indie bier zo zwaar en ftout befchuldigd was; hy zat agteloos met 't ene been over 't andere geflagen, - floot het Stigtelyke deuntje, Wilhelmus van Nassouwen, knipte tusfen beide zo wat op zyn vingeren, en ftond ten laatften zo lugtfgies op als een haas, die men koe hiet, - zeggendeal gen. wende en zig uitrekkende, „ wel wat moet een mensch, „ die niet doof is, al hooren? — hey fa, hola! f, Hoor je niet, zeg Poltrocs! — hei! hola! waar „ drommel benje of blyfje, getrouwe Oranje-Advocate0? — nog eens hoorje niet, Athlone, Turcq, „ Spaan, Suideras en al myn andere Ly f trawanten, die „ om me te behagen, den duivel zelfs wilt dienen ! „ benje dood, of gek, - dat je niet opkomt? — waar „ zit  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 239 „ zit je nu jy Hofjïede, die om het genot van je geestc„ lyke recommandaties met God en Godsdienst zo jarmant „ hebt gefpot, dat 'er geen profaner beest onder de zon „is, — waar zit je nu, met al jou geestelyke klanten, „ die onder hst ruime manteltje van Godvrugt u aan myn „ wil hebt verbonden? — hoor je niet, wisjewasjes „ als je bent ? — hoe of 't hier nog gaan zal ? s, zeg Le Frank van Berkhey, halfgeleerde windmaker „ „ waar zit je ? houd Wyntje en Tryntje je in 'c „ cachot, dat je niet op komt? - jy hebt zo gedurig om ,, een Profesforaat gebedeld, dat je waaragtig al lang zou „ gehad hebben, verliond je jou taak en de Academietaal „ zo goed als fuipen en hoereren, je hebt al lang ,, in 't wild gebabbeld, net als in jou natuurlyke historie „ en broodrymery, maar dat doet niemendal uit, bf„ fchoon myn Oranje.zaak met fchelden en blameren ook ,, al moet volgehouden worden , maar hier is het te doen „ om fpykers met gezonde koppen te flaan! —- hoor ik „ niemand niet? — Gosse! Gepriviligeerde Haags Hof„ Oproermaker, waar zit je nu? — kom wees nu zo » gauw, om me te verdedigen, als om ducaten te ont. „ vangen, om een Haagfe Vrolykheid te beginnen ! - waar biyfje nu ? — hoor ik niemand niet ? a la bon heure, dan zal ik ook myn mond maar toe hou. „ den; — als'myn beste Lyfwagten de vlugt nemen, dan „ is het ook tyd voor me, dat ik de chamade fla, . „ wat drommel — chamade neen dat niet, — „ ik wil me aan het gereutel van het Volk precies zo „ veel iloren, als aan het verzoek van de Staten, in „ den laatften Oorlog — om Engeland te kloppen: ider „ moet weten wat zyn zaak is." — Hier op ging Wille.m weer zitten, en tot myn blydfchap, met zulk een trotfs  i4o DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. trof fe houding, als of 'er geen VoLKofGEREGTiGHE ï& in de Zaal waren te vinden. Myn Lezers zullen misfchien hier reflexien maken , en zeggen, ó wat een onderfeheid tusfen de gezonde taal van«het Volk, en de ongezonde taal van den dierbaren "Willem; maar allcrbeïtigfte Vrinden, denkt tog, dat het maar een droom is, en dat onze Tedergeliefde Wil» 1ÉM wel inpeninent en brutaal is tegen die Heren Staten, die begrypen, dat zy uit naam van liet Volk Meesters zyn, en by dienaar is, maar dat hy zig in't geheel niet (toon aan het Volk, dat hy aanmerkt als een hoop canalje, het welk of zyn huis en geflagt moet dienen, om het groot te maken of ftom moet zyn; — zo als verder wel blyken zal. Om met myn droom voorttegaan: 't Scheen ncgtans, dat Madame Geregtigheid met ait Preludium van orzen lieven Heer Willem niet wel gemutst, of gereed was, om zig daar mee te laten pajen, of het Prgces te laten (teken, want zy voegde hem toe; „, het komt hier voor myn ontzaggelyken Regtbank niet „ te pas, fchelmen tot uwe Verdedigers opteroepen, die „ goddeloosheid, ondeugd, en meineed beminnen, maar „ om u tegen de door het magtige Volk ingebragte be„ fchuldigingen te verantwoorden;" fpreek en verdedig u, zoo gy kunt'. Hier op ftond de dierbare Willem op, en begon zyn verdediging, die ik by het volgend Nummer zal geven. ■ ■ Word 'sweekelyks alëmme by de meeste Boekverkopers a i 4 Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 31. Vervolg van het Nummer 3 e. iZfo als ik dan heb gezegd, onze dierbare Willem 1 zou zig verdedigen , en dat deed hy ook zo promt als een klok, was elk 'er maar zo mede te vredengeweest als ik. ,, Ik zie we! (zo begon hy) dat de wagen verfchrikke„ lyk met me agter uitloopt; 6! — ó! ö! rampvolle ry- den! — ben ik het nakroost van die Doorlugtige „ Oranjehelden, die niet dan eene wet eerbiedigden, te „ weten de vermeerdering van hun gezag, en de aanwas f, van hun vermogen! — ben ik een Spruit uit die Stam, „ welke zig heel de waereld door liet gelden, - die den „ Oorlog of den Vrede maakte naar goedvinden, en die „ om over de Nederlanders het gebied te krygen, en hen „ op hunne kniën te doen vallen,het zwaard van vreemde *, Mogendheden kon gebruiken, om hen te tugtigen, af0, tematten en wanhopig hunne Verdelgers, als hunne m Redders, tusfchen de armen te vliegen „ O! 6 rampvolle tyden,waar is die magt myner Vade* „ ren, voor welke alles fidderden! — zouden zy zig „ hebben laten ter verantwoording dagen door het Volk , ti!i „ dat  I 142 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, dat zy deden knielen en kruipen! — dat zy minder „ telden dan drek op de ftraaten! — zouden zy het „ niet tot ftof vermorfeld hebben! —— dat Volk, dat „ ik hier tot myn fpyt moet zien , dat zig durft verftoute, ,, zl'S myn Meefter te noemen, — dat my als een on„ dankbaren durft fchelden, — dat my durft drygen!—' „ 6 fpyt! — ö ondragelyke fpyt! — dat Volk, zeg „ ik, was niet anders dan het ftomme beest, het welkt „ hunnen G'oriewagen voorttrok, dan het onge« », voehg dier, dat hunre lasten dropg! en gy zelfs, „ gy Me .'rouw Geregtigheid! wat waart gy by hen ? ,, iets minder dan niets! — zouden zy zig voor u heb„ ben laten dagen ? — zouden zy u als Regter hebben „ erkend? nooit, wsaragtig niet, —■ myn geflagt, myn dappre, onverfchrokke Voorouders, hebben zig „ te hoog, te waardig, geagt, als dat zy zulk een oude „ afgeleefde Matrone, voor hunne leidsvrouw, en nog „ veel minder voor Regter over hunne doorlugtige daden „ zouden erkend hebben! — 6 lieve Grootvader M a u« „ritz, toen gy uw Tegenftrever Oldenbarne„ veld, (die gezworen had .dat hy h e t V o l kzou hand,, haven en befchermen tegen uw gelmeed opzet, om dat veelhoofdig Monfter voor u te doen bukken, — die „ gezworen had, zolang hy leefde te zul en waaken.dat „ de Vryheid, voor welke het Volk zo dapper ftreed^ „ niet door u verraden en overmeesterd wierd) toen gy „ dien Oldenb-arneveld woudt doen vallen, hoe „ flegt zoudt gy 'er bygeftaan hebben, als gy die zaak „ aan Geregtigheid had moeten voordragen! — met „ welk een lange neus zoudt gy onverrigter zaak zyn af„ gewezen! — gewis, de f]ag, dien gy dien Vader„ landlievenden Grysaard woudt en zoudt toebrengen, 't „ mog:  DE HA A'G SC HE CORRESPONDENT. 143 mogt dan kosten wat het wilde, zon u hebben getrof. ,, fen! — neen, geen Geregtigheid, maar Ver. „ raad en Eigebelang moesten die Vierfchaar fpanl „ nen, en daar voor moest Oldenbarneveld vallen. „ ó dierbare Vader Willem! den Tweden van dien „ naam , og wat ben ik nu maar als een wisjewasje by >» u! het Volk moest in uW tyd het eens heb- n ben geprobeerd, om uwe Nederlandfche Majedeit over „ fchouder maar eens aantezien, iaat daan den mond te„ gen u optefparren, of u te befchuldigen, — gy zoudt „ het de kragt van uw onverwinlyke vuist hebben doen ,, gevoelen, gy zoudt het te barden hebben ge. „ trapt! en Geregtigheid zoudt gy die over uwe daden hebben laten oordeelen ? — nooit! „ neen gy hielt die bedilal buiten alles, gy bezat de kunst, ,, om uw Meesters te doen eerbiedigen en goedkeuren, „ dat gy uw Meefters de wet delden, en hen ais boos* ,,, wigten deed gevangen neemen en draden ! — gy Groote „ Willem trokt uwen onverwinlyken degen tegen de „ Steden van Holland, welker befcherrtiing gy had ge„ zworen , en wist die rebellie door de Steden van Hol„ land zelfs te doen approberen, by openbare refolutien „ en verklaringen! gy waar te ontzsggelyk, dan „ dat zig het geheele Land tegen u zou hebben verzet, en „ nu moet ik dulden, dat ik aan h et V olk verantwoor„ delyk gedeld, en voor Geregtigheid gedagvaard „ word! - 6 fpyr! — 6 duldeloze fpyt! — Is dan de „ onweerdaanbaare kragt van het Oranje - Huis glad en al ,, vernietigd! „ Zalige fehlm van Willem den Derden, —■ „ ei ontrust u niet! — laat u niet in deze Zaal vinden! — „ gy die oordeeide, dat het Nederland tot een uitfbkende Hh 1 „ eer  144 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ eer moest ftrekken, dat gy uwe Doorlugtigheid had ,, willen vernederen, om haar Stadhouder te zyn, —— „ gy zoudt woeden van gramfchap, — maar myn voor,, zorg is onnodig, — gy liet u nooit by Geregtigheid ,, vinden, zy diende u niet! —— en!!.... „ Al genoeg, al genoeg van al die fraaje luiden, (zo viel Geregtigheid onzen lieven dierbaren Teerge» liefden in het woord) „ al genoeg van dat Volk! —— „ hebben zy my niet gezogt of willen zoeken in hun leven, ,, — ik heb hen nogthans tot hun euwig leedwezen ge„ zogt en gevonden in hun fterven; —:— de fchimme» „ van uwe voorouders doen hier niets meer ter zaak als „ de Uithangborden van Kroegen en Herbergen, op welke ,, men hen plagt te fchi'deren; het is hier de vraag nier, wat zy hebben gedaan; dit weet ik helaas! en dit mis„ bandeld Volk heeft het tot zyn fmert gevoelt, — „ maar het komt hier aan op het geen gy gedaan hebt, ,, en 't geen gy had moeten doen. — Spreek en ver„ dedig u! „ Wel, hoe later op den dag hoe fchoon der gezeifchap, (fchreuwde onze lieve Wille m,) „ zcud gy me dwingen „ om te fpreken ? ~ gy ? wel, wel, wel 1 dat „ hebben de Staten van Holland niet kunnen doen; —— „ a! heb ik op geen veertig parten na zo veel verftand of „ oordeel als die opgenoemde Orange helden, tog heb ik „ in myn hart zo veel veragting voor het Volk, als zy „ met mogelykheid durfden denken; en om het u maar „ kort en goed met weinig woorden te zeggen, declareer „ ik u, dat ik u en het Volk voor bagatellen hou, die ,, by my geen aas wegen, en daar ik me wel voor wagten zal, om me tegen of voor te verantwoorden." Maar goede lieve Lezers! — kyk toen fchrikte ik on« ma-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 545 manierlyk, want Geregtigheid beurde haar gewapenden arm op, met een zo gramftong gelaat, dat ik 'er van ii de en beefde, en niet anders dogt, of het hoofd van Willem zou van den romp zyn gevlogen, als of 'er een kurk van een lege fles wierd geknipt. Willem fcheen dit ook te begrypen, want met een. fchriklyke gil fchreuwde hy , Pardon! Pardon ! op het welk Geregtigheid haar arm liet zakken, en hem weer toeriep, „ fpreek en verdedig u!" Goed raad.was derhalven duur, de man moest'er aan, of hy wou of niet, daar was geen bidden voor. en ik was maar bang, dat hy zig'Iacieus zou gedragen, dog dat had geen nood; hy fprak als een Hejd-, zynen Stam waardig, en verdedigde het fyfterna van zynDoorlugtig Huis zo capiraal, dat geen een Orange-Vorst, wat praat ik, de Doorlugtige Hertog van Wolfenbuttel zelfs hem niet zouden hebben kunnen de loef affteken.- ,, Mevrouw dewyl ik dan moet fpreken, zal het nodig ,, zyn, dat ik rond oir verklaar, dat al het geen die Man, „ het Volk, myn party hier als hoofd- en hoogstftraf,, bare misdaden heeft durven aanvoeren, niets als beufe„ lingen zyn; en als gy 'er geen doekjes om wilt vouwen,. „ weet ge dat zo wel als ik; v/ant al was alles „ waatheid, dat hier tegen is ingebragt, dan zyn of ,, waren het nog geen misdaden, om dat ik een Vorst „ ben geboren,.en het huisgezin van myn party berlaat „ uit Burgers, zo wat kooplieden , en andere (cnpoES,, velmanneties of burgerpak, die geen. oortje waard zyn. ,, Gy zelfs weet, Mevrouw, dat men geen aanzien,, lykeu moet gelyk (lellen nvt de gemenen,—- met „ dat canalüe, dat alleen gefchapen is, om onze groot. „ heü ie onderhouden, en op dat onze luister en Ma*. Hh 3 jefteit  I4<5" DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ,, jefteit te beter zou afïïeken en fchitteren; — ieder, ,, die kennis draagt van myne waarde, van de waarde „ van myn Huis, van de waarde myner Doorlugtige ,, Voorouders, weet dat het ons Orange.Vorften toe„ komt te gebieden, en dat de pligt des Volks is te „ gehoorzamen, of dat het ons toekomt, dat Volk daar toe te noodzaken ; dat dit door ons tot nog „ toe niet ten vollen is uitgeoefend, is geenfins te wy„ ten aan onzen wil, maar aan onze magt. „ Waar zou het heen moeten, indien de feilen der ,, hoogden, (zo zy fetlen kunnen bedryven,) aan hetoor- „ deel der laagften ftonden ? dan gewis was het be- ,, ter een onaanzienlyk Bnrger dan een V o r s t te zyn, ten „ zy men het Volksbelang in waarheid en niet in fchyn ,, voor zyn eige belang zou willen trekken; — en tot „ zulk een laagheid is Willem de Vyfden zo min be„ kwaam als iemand van zyn glorieufelyke Voorouders. Het is waarheid, dat het de pligt der Vorsten is, „ de gebreken der onderdanen te ftraffen, hen in een ,, fcherpen teugel te houden; — maar het is ook waar,, heid, dat het de pligt der onderdanen is te zwygen weit gens de gebreken der Vorsten, welke nog aan hun, ,, nog aan de Wetten des Volks zyn onderwo-pen; het ,, is onvergeeflyk, het is misdadig en draf baar, dat het „ y o l k zig op de Wetten tegens my durft beroepen, en „ dat het myne daden durft bedillen; ik merk dit „ aan als een geweld tegen myn hoge perfoon, en als een „ oproer, dat men tegen my aanvangt. „ Al was dit alles waarheid, 'tgeen het Volk my in „ 't aangezigt werpt, dan nog begryp ik, dat al het ge,s zegde en gezogte tegens my hier niets uitdoet, en ik „ denk, dat ik niets meer behoef te zeggen, om my te ,, verdedigen." En  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 14? „En ik begryp, (antwoorde Gere&tighed,) dat „ gy nog niets gezegd heb; om u te verdedigen, en dat „ al da: gerammel van Vorsten hier niets voor u uit„ doet! — het is genoeg geweest, om u daar uit te. „ leren kennen, maar niet tot uw voordeel; — Gy Wil» „ l e m , Gy verzaakt of ontkent uwe jammeriyke Op„ voeding niet! — een Vorst, gelyk gy dien befchryft, „ is een Monster der menschheid — een Tiran, in 's He„ mels ongenade, tot verwoesting en omkering van Land „ en Volk geboren! en wat fpreekt Gy ? wat „ verbeeld gy u, dat Gy Uzelven op dezen vryën Grond „ Vorst durft noemen! indien Gy als Vorst wilt , heerfchen, verlaat dan dit Vry Gewest, deszelfs Grond ,, is voor uw ongewyden Voet te heilig! verlaat het en „ vertrek naar dat plekje Gronds, het welk in Duitsland „ u als zynOppetheer moet erkennen! ditgoedhertig „ en grootmoedig Volk kent in u niet zyn Voïst! ,, maar zyn Dienaar! „ Hebt gy niet anders tot uwe verdediging ? kom tot de „ door het Volk voorgedragen zaak, — of wagt uw vonnis"! Myn goede lieve Willem zag dat het menens was, des keek hy zo benauwd en pynlyk, of hem een Visboer op de toonen trapte; zugten was geen gebrek; omkyken naar hulp — eindelyk begon den arme hals, met te hemmen en te kuggen, dat ik 'er zelfs me verlegen Wierd, want ik en myn Baas P. Gosse! weten by ex. perientie, hoe iemand te moe is, die voor zyn Rechter moet fpreken en antwoorden, als 't van binnen niet klaar is. „Hm! hm! hm! Mevrouw, het is, dat - ge - het„ zo — hm! begrypt, — maar myn onfchuld is — zo — „ klaar— !... hier ontftond een groot gerugt, net of 'er een ftorm op een Vesting zou gefchieden, en ftraks daar  ï84 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. daar op ftoof 'er een kaerel de Plytzaal in, zo nat bezweet, of hy Pakdrager van den afgrond Was, hebbende een groot boek in folio in zyn handen, en verfcheide reis- fakken met kleine boekies om zyn hals; hy fchreuw- de alsof hy bezeten was; „ Hier is ontzet, hier is „ ontzet, Doorlugtige Vorst en Heer! — laat nu maar ,, komen wat wil! het moet zwygen; hier Gy Geres. „ tig«EiD is een Jujlificatoire Memorie voor myn „ Hoogsrgenadigen Patroon en Meester Willem de „ Vv f den, die van fesfen klaar is, en die daar aan niet gelooft, is nog erger als een ongeloovige Jood." ■ Terwyl flopte hy die Memorie de Geregtigheid in handen , die ze terftond weer te rug gaf aan dien Schreeuwersbaas , met een hem vry fpytig toeduwende, „ ik heb „ die Ulemorie gelezen vrindje, maar dat ftuk is niet ge,, fchikt voor Geregtigheid , maar voor Haar Hoog »> Mogende; en wanneer ik in die Vergadering zal ,, komen en voorzitten, dan zal ik 'er myn gedagten op ,, uiten, wanneer het zal b'yken, dat die Mantel te klein „ is, om de ongeregtigheden van uw Meester te dekken. 't Vervolg en flot van myn fonderlingen droom, zal ik myn Lezers mededeelen in 't volgend Nummer, dat ik aanftaande Zaturdag zal uilgeven. Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 32. ' Het Jlot van den Droom van' KLAAS MOMUS. J[s het niet een aardige Droom Lezers? Zeker een mensch kan al aardig'dromen ; en ik hoor tot myn blydfchap dat myn Droom u ook zo aardig voorkomt: — hoort dan voorder: De Pakdrager van Wiilem^« Vyfden zag zo gauw iriet die grote Juftificatoire Memorie weet in zyn handen geflopt, en dat Geregtigheid 'erde neus van optrok, «is of het een ftinkend kreng was, of hy keerde haar den nek toe, zeggende tegen Willem, „hoor eens Patroon, of „ wyhier langer in .kwaad water visfen, dat is moeite en „ tyd verloren , Geregtigheid heeft by ongeluk „ twe ogen te veel, men kan haar geen knollen voor ci« ,, troenen verkopen, en daarom, dewyl de markt hier zo 5, laag is, is het maar 'tbest, dat wy opkramen." ,, Og C/prak W1 lle m, 11 kon ik maar,ik zou haar, het ,, Volk, en al hun aanhang wel laten fluiten, maar „ myn kaart is hier verkeken; — want testen wy het „ Volk 'er maar meê in flaap fusfen, dat dat de mond hiel, „ en weer alle vertrouwen in my ftelde, dan lagte ik wat li „ met  tjo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ met Ger egtigheid, en ik zou fecuur myn oogmerk ,, bereiken.'' — Bravo, fchreuwde de ander, bravo, en met een wendde by zich tot het volk; en zei, hier „ vrienden , deze boekjes doe ik u uit lief hebbery prefent, laat elk in uw huis ze lezen, en als ge dan uw Vrind „ Willem niet weer als voorheen de hand geeft en alles ,, aan hem vertrouwt, zeg dan dat ik een fchurk ben!" — i, Daar heb ik u buiten dat al voor leren kennen, (grauwde de Man, het Volk, hem toe, terwy 1 hy die prulleboekjes in 't vuur f neet,) „ en ik zou u raden , met uw Jeugen„ vragt fchielyk te vertrekken, zo ge niet belust zyt, om ,, zo plat geknepen te worden als de boekjes zelfs zyn."—■ Meer woorden waren niet nodig, om den Pakdrager met boekjes en al te doen verdwynen. Nu ftond Willem weer alleen en keek nog veel benauwder als te voren; hy begon te huilebalken als een kleen kind, verklarende, dat hy het Volk en zyn Huisbeftuurders zo hartelyk beminde, als het mogelyk was, dat hy deszelfs best altyd had gezogt, met verzaking van zyn eigebelang, en met waging van zyn bloed en goed; — dat hy zulk een behandeling niet had verdiend, en al kon hy dat zo krek niet bewyzen, dat het tog waar was; —— tog toen hy fchreuwde, dar God en 't Volk zelfs getui. gen van zyn onfehuld waren, en dat hy zig tegen al 't geweld , dat hem wierd aangedaan, zou weten te handhaven, &c. — toen fcheen Geregtigheid al haar geduld te, verliezen: „ zwyg, (voerde zy hem toe) zwyg ontaartel, ,, zult gy tegen uw kennis en bewustheid van uw misdadig ,, beftaan aan, God tot getuigen uwer onfehuld aanroepen» „ en daarenboven ftout genoeg zyn,om uw verongelykten, ,', mishandelden Meester te drygen! — Gy toont zo in, „ het een de lesfen van uw geestelyken Voogd Hofstede» „ als in het ander van uw Verderver den Hertog gretig in- „ gezogen  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 15s | „ gezogen te hebben! — doch 't is genoeg ; pynig u niet meer, om u te verontfchuldigen daar uw fcbuid my klaar ,, is gebleken, en voor God en de waereld bloot ligt." Dat Partyen buiten ftaanS .Zo ras het Volk en Willem den Vyfden buiten de zaal waren, zag ik naast den throon van Mevrouw Geb egtigheid een bank, in welke vier zeer luisterryke Perfonafien zaten, en welke ik tot op dien dond niet had bemerkt:- ik vroeg aan een man, die naast me ftond, wie ze waren, en hy zei me, dat het vier Regters waren, die mede moesten oordelen over het Piydooi van het Volk met Willem, dat de eerfte was Liefde, de twede Waarheid, de derde Voorzigtigheid, en de ivierde Kloekmoedigheid. Geregtigheid vraagde aan Liefde de gedagten over het geen door Partyen ter wederzyde was gezegd. Waar op Liefde antwoorde, dat Zy niet In twyfel kon blyven hangen, of de befchuldiglng door het 'Volk tegen Willem den Vyfden gegrond was of niet, dat Willem fchuldlg en Jïrafbaar was In aen hoog ft en graad, — evenwel dat de vrede en zagt» moedigheid de oorzaak zyn van de bloei ener ft aatfchappye, en dat men de getreken , die uit de on'ïolkomentheld van 't menschlyk ge/lel ontjlaan , behoort aantezien als verzoenlxk, en dat men den besten weg ter herftelling van het kwade en 't onvolmaakte moect Inflaan; - dat zv Jus van advis was, dat men primo, de Raadsmannen van Willem als Slali 2 ven  15- DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ven tót de werken van 't gemet 'ie Land moest veroor. delen, om aan het Land, gedurende al hun leven eniv gned te doen, voor al het nadeel dat zy aaar aan hadden toegebragt; en dat men Willem voor twe jaar en op 't Kasteel Loevenstyn zou zetten, met goede Leermeesters, op dat hy ter eenre zvde zou ondervinden, hoe zwaar het hem viel'als Minister een schuldig gevangene van de Sr at en te zyn, en hoeveelJlimmer het moet geweest zyn voor Staatsp e k s o n e n, aldaar ^onschuldige gevangenen vOn hunnen Minister te wezen. Ter andere zyde, op dat hy binnen die twe jaren van zyn amteloos en opgejloten leven zig onderwierp aan de lesfen van zyn Leermeesters, en aan dezelve gehoor gaf, waar toe de vrye lugt en zyn Hooffche levenswys niet der/gen, want die maken hem verwaand en onhandelbaar: — op deeze manier dagt zy, da: van Willem niet alleen nog een Mensch, maar ook een nuitigeerjle Minister zou te maken zyn. . Geregticheid vroeg toen aan de Waarheid haare gedachten. Deze antwoorde, dat, fchoon Fr ede en Zagtmoeaigheld voortreflyk waren , en de oorzaken van alle heil nïigten genoemd worden, indien hare oorfprong zuiver was; dat men, egter, om den Vrede te behoziten, geen zwart wit moest noemen, en tèu aanzien van het wezen der zaken opregtelyk moest oor. delen , zonder aanzien des perfoons. en dat het voor al de phgt van gn:Je Rigters was, om de daden met de verpligting nauw te wikken en te wegen; dat 'ao fchu/d 'en de daar dan verknogte Jlraf moest befchouwd en  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 153 en gerekend worden na de misdaad en niet nÜ 'de perfoon, die misdadig was: dat zy even om die reden van begrip was, dat Willem als een ongehoorzaam en ongetrouw Dienaar moest worden geftr aft, na den vollen eisch der Wetten. Wanneer daar op Geregtigheid het advis van de Voorzigtig heid eiêchte, gaf die haar ten antwoord, dat, hoe kragtig de Wetten fpreken, en dewanbedryven naakt en bloot zyn, de Wysheid der Regering nogtans gebied op alle gevolgen te letten : — dat, dewyl de Wetten niet anders zyn dan tot het heil des Volks, eenwys Rigter alle omftandigheden niet alleen van het tegenwoordige maar ook van het toekomende moet in agt nemen, en zyne uitjpraak moet rigten ; dat men om een kwaad te Jirajfen en te weren geen groter onheil moet veroorzaken; dat zy derhahen van ge dagt en was, dat men Wil. lemdenVyfden zyne fchuld kon en behoorde onder het oog te brengen, en hem voorhouden, dat hy zig had fchuldig gemaakt aan een hoogstftrafbaar. pligtverzuim en ongehoorzaamheid, en dat het met de Veiligheid en Welvaart des Volks, die de hoog/ie Wet was, in genen opzigte kon beft aan, dat hy eenig amt meer bleef bekleden; dat men nogtans, om hem te f paren, en niet votr de gantfe -waereld als een misdader ie feilen, men hem voorftoeg, om zelfs dl zyne amten neerteleggen, en zo voor hem zelfs als voor zyn Geflagt afftand te doen van alle Commisflën in Nederland: wanneer men hem al zyn Jaarwed' dens, voor zyn geheel leven, zou laten behouden, li 3 Zo,  U4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Zo, zo, dagt ik by me zelfs, dat kan nog aankomen, en als de Tedergeliefde van al zyn leven nog eens een wyze daad wil doen, moet hy die koop maar toelLan, wan: het is tog zo veel geboden, als oit van zyn leven dagen het verken gelden zal; als onze Dierbare zyn verfchriklykgroore amtgelden maar behoud, wat bruid hem dan de rest; een Koningryk, Hertogdom of Graaffclaap zit 'er tog voor hem niet meer op, — en dan kan myn arme BaasPiERRfi Gosse zyn randfoen van het Hof ook nog blyven behouden , den armen drommel heeft het nodig: - voor my was het ook een fuperieur uitzigt, want, dagt ik zo, als Ke me t'avond of morgen ook eens by me kladden vatten, om dat ik zo voor onzen dierbaren Willem fchryf en vryf en party trek, en ik word ook eens in de boeten geflagen, net als de Uitgever en Drukker van de Post na den Nederryn , dan weet ik ook, zo wel als zy, waar ik de pitten halen kan, — Rygersman is nog niet dood, en de Treforde van den Dierbaren niet gtfloten, zie, zo dagt ik zo by me zelfs. Na de Voorzigticheid ontfloot Kloekmoedigheid haar Spreek werk, — maar zie daar, daar was ik niet half zo over geftigt, en al aanftons zag ik klaar, dat de muts haar miferabel op zy ftond, en dat zo het aan haar ftond de koek te verdelen , onze Dierbare Neêrlands Vreugd met een hongerigen buik na bed zou moeten. Ze zei dan, dat het gewigt der zaak getrouwelyk moest opgemerkt worden ; dat daar de fchuld van Willem; klaar en duidelyk was, en door zyn laat/le ergerlyke •woorden nog meer was bevestigd, geen barmhertigJieid hier te pas kwam, want dat zulk een barmhertigheid niet alleen lafhartig was, maar ook een on- barm.  i DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. barmhertigheid en wreedheid tegens het Volk; —' dat geen kundig en ervaren Chirurgyn, een arm of been, dat verdorven is zal /paren, tot verderf van 't gants lighaam ; dat men in een zaak van zo een gev/igt manmoedig moest handelen, of dat mem zou tonen, dat Geregtigheid en haar heilige Regt. bank nog onder het juk van Oranje gekromd en gedrukt was : — dat hoe aanztenlyker de Perfoon was, hoe gewtgtiger zyn s/mpten waren , hoe ftrafwaardi» ger zyn Pligtverzuiming was. &c. &c. &c. Na dat Geregtigheid zig een ruimen tyd met een, ingefpanne gelaat had bedagt, liet zy Partyën weder binnen komen, en vroeg aan den Teergeliefden, of hy nog iets tot zyn verdediging had te zeggen; - en na dat hy met de grootfte verlegenheid nog zo wat gerafeld had van Onfehuld, — liefdevoor 't Volk, — Getrouwheid,— Juftificatoire Memories, '— Praëminenties, — en zo wat andere fnorrepypery; fprak Geregtigheid dit Vonnis uit. SENTENTIE. Naukeurig gelet hebbende, op het voorilel van Partyën, en 't geen ter befchuldiging en deferrfre is voorgedragen , gelyk ook gehoord hebbende het ad vis van dezen Eerwaar» Jigen Raad, fpreke ik voor onherroepelyk Regt. Dat men Willem den Vyfden, uit aanmerking van zyne hooge Geboorte en aanzienlyke Ampten, niet zal ftraffen aan den Lyve, maar wegens Misdaden en Pligtverzuiming  155 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. zuiming ontzeg ik hem voortaan hier alle Ampten , Gezag en Waardigheid, hem expresfelyk verbiedende zig met de Bediening daar van in 't meest of minst intelaten. Willem gaf toen zulk een onmanierlyfce fchreuw, dat ik, door dat Vonnis meê bitter ontfteld, regt over end in myn bed vloog, en zo onzagt myn hoofd tegen de bedplank ftiet, dat ik perdoes wakker wierd. — Wat 'er van myn droom zal worden weet ik niet, — maar ik kan 't niet verbergen, ik heb 'er niet veel zin in. Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE [CORRESPONDENT. N°. 33- C3gi geen mensch kan geloven, wat een ongelukkig fchepHl een Courantier is, en wel zulk een Superieur Courantier als myn Baas, — het is nog erger of hy een dollen hor.d is, zo fmyt men hem alles na 't hoofd; Landpcst, Logenfchryvcr, Oproerkrayer, en wie weetniet wat al, — en dat finpel, om dat hy in zyn Courant 'er zo wat van St. Anna laat onder lopen, en aan de arme halzen tfvan onze Party zo wat knollen voor citroenen verkoopt, — wel lieve deugd! — doet wel iemand van onze Party anders, of moesten wy zo zot, zo byfter zot zyn, dat wy waarheden fpraken , en ons zelve zo voor 'c hoofd ftieten ; hoor, eens voor al, die 'er kwaad om wil worden kan 't doen, dat raakt ons niet; myn Baas kan nog wil geen waarheden fchryven, wel foei, zou hy zo ondankbaar zyn aan onze lieve Hoogheid, dat hy hem in de modder zou laten (leken, en door waarheden in zyn beminde Courant te plakken , mêe al een Ermbardeer Irattery tegen de Stadhouderlyke Overheerfchingen en inbreuken optewerpen, — neen tog niet, dan was hy zyta f\l£ jAAfc.  ISS DE HAAGSCHE CORRESPONDENT* Jaargeld zo min waard, als de hsimelyke liefde van zyn zoet Snoepjïertje. Één woord dan zo goed als duizend, myn Meester zal zyn oud fpoor volgen , en die hem waarheden wil melden en zenden, moet niet zuur zien, dat hy ze aan my zend, — zie , het is hem onverfchiliig hoe hy geld wint, maar het moet niet te veel in 't oog lopen, want dan zou hy om een fpiering een cabeljaauw motten misfen , en zulk een fcheef roer past in 't geheel niet aan zyn Vaartuig. Nog iets — men houd myn goede Baas niet alleen voor een kwaadaartige fchurk, maar vo,or den overgegevenften ValsSris, dewyl hy in ene dezelve Courant pro en contra, voor en tegen Pchryft, da! hy ui-vaart fchelt en tiert op de Burger- Wapening, Burger Viy-Corpfen en Exercitie - Genootfchappen , die uitbrakende voor Oproervinken , Rebellen, Soldaatjefpelers en wat niet al» fchoon die Burger-Wapening is op bevel van de Hoge Overigheid; en dat hy m een fprong de V'uring en Exercitiën van het Moordrot van Ovf. rschie met letters van een halfduim lengte uittrompet in Advertentien, fci*oon het een Corps Oproermakers is, dat de Wapenen heeft opgevat voor den Openbaren Vyand van den Staat, tegen de Hooge Overigheid ; — dit is het nog niet al ï dat hy uitvaart als een dolleman op de Patriotten, hun benoemende fchenders van de Hooge Overigheid, terwyl hy zejfs geen gelegenheid zig laat ontglippen , om de Hooge, Overigheid van ter zyde of opentlyk met befpotting en lastertaal te attaqueren 1 dat hy het Gruwelyk, Godloos, Atheïstisch, Vrygeestig, en zo voorts, noemt, dat fommige Predicanten door de Vaderlandfe Nieuwfchryvers over den hekel worden gehaald, om hunne Predicatien eri gebeden tegen de Patriotten j en voor de oogmerken, po,. gin-  DE H'AAGSCHSE CORRESPONDENT. 159 gingen en belangens van Landverraders te bidden, — terwyi hy maar weinig regels later zelfs vloekt en raast op de beste Vaderlandfche Predicanten, om dat zy voor die Vaderlanders hebben gebeden, die met goedkeuring en toejuiching van den Hooge Overigheid naar Utrecht zyn vertrokken, om die Stad tegen eene venaderiyke overrompeling te verdedigen. Kyk, zu'ke en nog wél duizend andere Haaltjes van dubbelhartigheid, leugen en valsheid, voeren ze aan tegen myn goede Baas P. Gosfe. Junior. Maar die hem aan 't kloppen van de gekken ftoort» moet nooit een Vader in een Dolhuis worden : op al die befchuldigingen zou ik kunnen voifhan en myn Baas verdedigen, met te antwoorden, dat hy zo wel als een ander heet en koud in enen adem kan blaazen, en dat hy ten dezen respect in het voetfpoor van onze lieve Hoogheid wel mag lopen, die in zyn overheerlyke, fraaje, decente Misfives aan de Staten, z.g voor God, de gantfe Waereld en de Natie beroept op zyn gehoorzaamheid aan hunne bevelen, en zyn liefde voor de Republiek, en terftond daar op zig tegen de bevelen van de Staten verzet, en de ware Republicainfe Conftitutie een goede fuffifante kol om de oren geeft. maar, om maar de haak terftond in de paal te liaan, de gantfe befchuldiging tegen myn Baas vervalt, wanneer men in aandagt neemt zyn gehuurd of gekogt Politiek Systema, dat is, dat de Patriotten, de Heren Staten als de Hooge Overigheid des Lands aanzien en erkennen, en dat myn Baas Mynheer de Prins van Oranje daar voor erkent, - dat hy hen die zig voor de Heeren Sta»ten Wapenen, en voor hun bidden, &c. &c. hoüd voor Oproermakers, en contrarie hen, die voor den Prins teKka SdQ  260 DE HAAGSCHE C 0'R R[E SPON D'E N T. gen de Staten zig Wapenen, en bidden, dat de Teer» geliefden op de Staten mag triumfeeren, houd voor fleunfels van de Oranje- Conftitutie ; —• maar genoeg van die voorfpys, ik kryg daar van myn Baas een boerebrief, rakende den alom berugten Heer Putman, — een man zo goed als falm, — zo als blyken zal, die den Verjaagden Hertog de voeten wel zou hebben gelikt, al waren ze nog eens zo beflikt, —— men kan wel zien, dat het een boerebrief is, want de Vent fchryft dan bitter. Sinjeur Pire Go si! Kyk Sinjeur, daar je me ummers Comifie gegeeven het, van jou al 't moye Prinfe nieuws te vertellen dat hier al zo in oiize buurt van Gelderland voortvalt, kyk dan was ik ook maar een flegte als ik iou niet vertelde zoo een prinfepaale k'ugt als we hier in 't kort be'eefd hebben. Der woont hier in onze Buurt een weerdig man een waar voorflander van Orange , en de fles, maar dat is om 'teeven. Die Man daar ik jou van fprak die niet Put man, die canalje Burgery vm Deventer zeyt hy, het urn afgezet, want kyk hy was daar zo veul als Burgemeystcr, 't is een deur en deur eerlyk man, want hy is ook een gerinnemeerd afvocaad. hy heit zig vergange voorjaar moetje weeten, zo veul als twee Steeken in de onderbuik met zyn Deegen gegeeven , dat kwam zey hy, dat hy de hond wou liaan, en toen viel hy zo veul als in zyn Deegen. De Patriotten zeggen, hy wou urn zelf verdoen, om zen quaaje Konfenfi , maar dat liegen ze dat ze zwart worden , want Burgemeysfter zeyt krek 't contran, en hy dient et ummers et beste te weeten, maar ik raak al weer van me Tex af. Nou  DE HAAGJSCHE CORRESPONDENT. lGÏ Nou i die Burf/emeyster die woont dan 'oy ons op een Boer. huis, de Keezen, die zeggen, hy moet wel: want hy heit zyn gat vol fchulden: maar dat is onwaar, want as er maar de mirifte goeje tyding van onze Prins zen zaken komt, dan geeft hy een maal, en dan deilt hy geld uit om Oranje te roepen en dan Huillemeneert hy. ó Piregost! et is zoo'n Cadet, en hy is zo moedig, zo beleeft, dat, kyk hy zou voor jou, voor een hond, of voor wie dat 't was, al was 't de duivel zelfs, mits hy goed Prins was, de hoed afneemen. Nou we hebben dan ook regt deeg van hem hy heit ons gantfche dorp Oranje gemaakt, die eer het hy, want we hadden hier andeis Keezen genoeg, want kort hierby, woont een groote Blaffert, op Aan Engelenburg, of ge 't weet, en dan nog eene de Wakker van Zon, en een Burgemeyster Verjlegè van Zutphen, maar dat Volkje, og heer, dat agten we net zo veul als fchuim, en as we niets te doen hebben, dan gaan we, met Burgemeyfter aan't hoofd, Oranje boven! Capeilen in de Hel! tot op den Engelenburg toe roepen, dat 't een piefier is : \ Nou dat wou ik dan maar zo veul. als je zeggen, als dat Burgermeyster vergange week 25 Jaar heit getrouwd geweest, met een Baronesje van ,t gezegend huis (*), jy kent ze wel, want je plegt te Uytert ommers altoos btiyten de Waterpoort te lofieren. Nou hy had dan zo veul a's ien Zilvere Bruiloft. Jonge wat en tier hadden we doe. 'T ganfe Dorp is 'er te vifite geweest, allien (*) Dat Geflagt wierd te Uytert het Gezegende Huis betiteleerd, om dat de Familie van deuze Mevrou Putman be« ftond uit een ganüc Schaar Onegtel.i.gen, by een zi-kerta Baron. Kk 3  tfe DE H A'A G S C H E CORRESPONDENT; allien onze Cafteleyn Cremhout zey, dat hoe wel hy dé Paarden voor 't Gefchut tegens Hattem bad geleeverd , en dus goed Oranje is, hy op dat maal niet kommen wou, nou dat is al weer even veul; nou moetje weeten dat zyn Huis gants onder water leyd, zo dat we met de Aak na de Bruiloft gingen, daar had je dan de Officier van de Karrebeniers Dakket, die overal komt daar te fmullen valt. en de Smit Ros yn van Zutphen, die waaren Stroojonkers, en die ftrooiden, daar ieder die binnen kwam, en doeje doe op 't deel kwam, want Lofiment heit hy niet veel, doe quamen Menheer No yen, de Appeteeker van Wagenhigen en de Vrouw van de Ritmeefter P abs, die de Prins nou een Company gegeeven hebt, en die waaren zo veel als Sirremonimeyster en Sirremommeysterin, en die zeyen je waar je zitten moest, om de konfuzi voor te komen, en om de rangshalve, de ien op een vat, de ander op een bank, en de Iuy van kwallifecatb as onze Snyer en de Ritmeester Hulsebos, die zaaten op Stoelen. Doe hadje 't leven gaande. Je zat nog niet, of je had alen glas Jenever binnen, en doe Bier, en 's avonds over Tafel rooje Baay, Man'. De Zilvere Brui. gom hebben we juist niet gezien, want die had em fogtens alzo geproeft, dat de Bruid urn na bed gefrommeld had; nou daar was niet aan verbeurd. En doe aan 't danfen P i R e G o o s! de Barones opende 't Baal met Setroen , de Moor van zyn Hoogheid, want die was ook van't maal, jonge, asje die Pasfe vojés gezten had, je had 't heiturven van piefier. En doe ieder de zyne, de Meyden dansten ook nu, en waarom niet, want die waaren ommers zo goed als Mevrouw's Moeder, en neederiger menfch als die Barones is heb je nooit gezien, hoe gcmeender hoe liever Nou dat wou ik je dan maar zeggen, as dat we om neegen  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 163 ncegen uuren 's avonds allemaal geen ien uitgezondert, al vol waaren, en doe aan 't Eeten en Condities drinken, op de verdoemenis van de Patriotten, op de ovewinning van zyn Hoogheid, op de vermeerdering van de Familie van Burgemiefter, op Hansje in de Kelder van Mevrouw* en van de Jonge Juffer, op de aanftaande herroeping van den Hertog en wa; ja maar meer moois prakkezcren kent, want je kent wel begrypen , dat me alles nies heugt, want de pofetieven gingen zagjes op de vlugt. Smorgens pakte een ieder zyn fpullen op, en ging na huis, na alvoorens de Burgemiester die weer prefent was, met een boordevoldertje te hebben gcfinfiteert, het fpeet hem weerels, dat hy niet in zyn vocativus geweest was, maar dat was nou te laat, hy zou als hy goude Bruidegom wierd (dat d; Hemel dien waardigen man toeftaa!) dan wou hy zig voor fecuriteyt liever s'avonds van te vooren befu pen! _ Dit verfoek ik je nou Pire Go si, dat iy in jouw Ojevaars Krant eens netjes in plakt, maar past tog op dat jouw opperman, die Momus 't niet kryet, want dan komt 't in die Haagfche Correspondent, en dan had Burgemiester geen plezier van zen tractemer.t, want die best hy der k ik niet. Ik groet je Sinjeur. En blyven die zig noemt mv Vriend JAN van den AKKER. Brummen 18 0&; 17SCÏ. P. S. Jonge, wat heit de Heer Rostn een plaifier gehad, met de Dogter van een Ritmeester, van Poes, daar hy mee na de Bruiloft is gerejen, nou waarom niet. Ros y n  s6\ DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Rosyn is wel een gemeene kaerel: maar je hebt ummers wel in de Kranten gezien, dat hy nou zo veul als ■Martelary Meester van zyn Hoogheid geworden is: en dan mag hy ummers met zoon lievertje tusfen oeyde wel eens martelen: jy hebt ummers ouw Mieke ook.bouja PIRE G O S1! Ik kan niet zeggen, wat die brief over het fujet van den waardigen Heer Putmam my al chagrin heeft gekost! — kyk ik ben maar een dienaar vrn myn baas Pierre Gosse, en daarom moet ik gehoorzamen, al wat hy me gebied, krek gelyk hy moet gehoorzamen, het geen hem zelfs door de Hoeren van de Gunstelingen van zyne kostelyke Hoogheid word belast, maar zou ik zulk een brief plaatfen, en dat om dat hy zeker goed aftrek zal hebben, en 'er weer een duit van in de laa komt, — neen waaragtig zo befta ik niet: — wat leit er een arider aan gelegen, dat Putman door zuipen en zwelgen alles heeft doorgebragt, — dat zyn vrouw zo flegt van siel als flegt van geboorte is, dat u'Acqi'et meest alle dag zo vol is als een Canon, en al die tierelantynen jneer? —- wat hamer, hoe gek we ook zyn, de duim moet niet helemaal van 't laatgat.' Daar kryg ik zo even terftond op het ogenblik een drommelse vuilaardige brief tegen den allerzoetmondigften Dominie Andries van der valk, Rustend Predekant te Laenen op de Veluwe, onder de Hooge en vrye Heerlykheid 't Loo,_ over zyn pred'ken te Elburg en zyn Ad. vertentie in de Courant van myn Baas van 25 October paslato: 6 bitter, wat word die goede man gehavend, dat zelfs de honden geen brood van hem zouden willen eeten'; . nu ik zal de brief aan myn lezers geven, om djt myn Baas het zo hebben wil, maar ik zal Domene Andries verdedigen dat beloof ik u, — die goeje man zal men hier als een fchorrempirieofv/ujewasje behandelen, daar de man van zuik een oud geflagt is, dat veel luiden, die hem van naby kennen, ronduit zeggen, dat hy zelfs in een allerregtfte linie en betrekking afftamt uit de kinderen van Sodom — wagt maar, ik hoop, dat ik maar tyd za' fie&béri, (haar dan zal ik die Patriotten de oren fchuren, dat het hen heugen zal, dat zal ik. Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a 1 i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE: CORRESPONDENT. N°. 34. Brief van een Boer uit A me rong en aan KLAAS MOMUS. Wel wie hamekater Monfieur Klaas Momus, geeft jou de correctie, om in je Haagfe Krispendent onzen goejen lobbes van een heer, Maliord Atlone zo van dea aardakel te geven ? —■ bet is kwanfuis een droom , maar broer, al ftaat me de muts nog eens zo op zy, tog vat ik die knepen wel; al dat dromen is maar fut, en 't 'geen men als een droom wil uitventen, zyn puure waarheden, en al was jy met je dertigen, zou je me dat niet wit myn kop praten; de Boeren hier te land weten, ook onderfeheid tusfchen distels en andyvie, — hoor je dat? Jk weet wel, waarom de Uiterfen zo op de man gekipt jsyn, dat ze hem wel op een Scheepie zonder masten in Zee zouwen willen fturen, net of hy een Heiden of Tutk Was, —— om dat hy in Amersfoort by die Allemeugende Heren , die daar een fpecie van een S.taatevergadering hou. wen, zou hebben willen hebben, dat men Uittrt maar te vier voet anpakte, en as de Burgers de Soldatery niet goedwillig en met hangende pootjes wouden inlaten., dan ze Kk ie  2S8 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ' te fchieten, dat de dimp hun de keel uitvloog, al raakte de heele Stad in vuur en vlam en ten onderften boven en dan al wat in de Wapenen was puur as verkens de keel aftelteken ; — kyk zie, ik weet 'et wel, dat is et; en zyn Coufyn, de Heer van Zuilen, ó daar vallen ze eok op, as een hond op een zieke koe, fchoon dat, dat nog zo erg niet is, om dat ze zeggen, dat hy van een kind of al veuls te gek was, om alleen te lopen; en die Ze nog het meest verfoeteren is dat kleine mannegie, dat altyd zo beknepen langs ftraat loopt, -— kyk, hoe hiet hy nou ook? ja Perrepencher, ze zeggen, dat die te veul verftand heeft,om zo de Burgery te vervolgen» en een heel andere perfonafie heeft gefpeuld, toen hy Boekemaker was, en toen hy de Patriot uithing, en dé Prins by de Burgery zö zwart rmakte as de Nikker, —— «n daarom, om dat hy een Pnols Edelman is, zeggen fom> migen voor vast; dat Judas Iscariot, ook een Pool van geboorte is geweest, kyk, dat zou kunnen wezen, dat weet ik zo niet; — maar om tot myn Genadigen Heer Atlone te komen. Zie het was al eens waar, dat hy zulk een proppefide van in brandfchieten en den hals breken, en zo al voort, gedaan had, dan durf ik nog vragen, waarom zou hy het laten? - om de Uiregtfe Burgery? wel ja, dat zou 's\' fchoon uitzien. Kyk Baas Momus, ik weet wel, dat et juist zo jouw fchu'd niet is, wantje bent zo wel as myn goeje Maliord raee een Vullesveger van de Prins van Orange, maar om al die Uiterfe Bollen en al die anderen, die gek genoeg zyn, om zig die Historie antetrekken, en d:e gezworen hebben, hy kris en kras, dat onze goeje Prins nooit hier' te Land op een Tjoon zal zitten, maar dat ze vrye lui  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 259 Miea zyn, of zig dood vegten, -- kyk die lui zei ik nou eens tonen, dat myn Maliord zulk een proppefitie mogt doen, - en dat hy die most doen, dat het maar net zyn fbui was, want as men geen goeje kaarten in de hand heeft, dan is het best, de kaart te vergeven; — nu verzoek ik je, dat je niet denkt, dat ik Maliord zei diffenderen, om giften of gaven, waarlyk niet, dat zou me zo leed zyn as me zonden, verda je ? Ik zeg je dan, hy mogt zoon proppefitie doen, om dat hy een Staatsman is, dat is vat je 't, dat hy as een Edelman in de Staatevergadering zit, en mee een Se- VEryn is, krek as de anderen; vraagje me, mag hy als Staatsman doen wat hy wil, dan zeg ik je, ja, want de Heren die op de Staatekamer zitten, zyn Meesters en Heren van de Burgers en van de Stad, en al wat 'er in is, en daar kunnen ze me leven krek zo als ze willen, want daar zyn ze groote Heren voor: ~- dat zeg ik je Meester M omus dat waar is ; -— en wil j'e bewyzen ? kom, hebben de groote Heren van de Staatekamer met Manheer de Prins zyn dooHuatige Hoogheid Willem de Derde, genadiger ged^gtert-fe, in 't J-rar 1674 te Li.ert niet de heele Stad en Burgeuy met haare Privilegiën verkwanfeld en verkonke'd, z---.dedat ze de Burgery daar toe opgeroepen, of in erk nen hebben, en ga maar eens knap na, wat ze al fédelÜ hebben gedaan , ja. ja nog in deze dagen ; heoben ze niet tegen de Burgery zo goed as gezegd, we ver- daan niet, dat je de correöie zult hebben, om een „ kriefel buiten ons en onze toeftemrmng in je Stads„ huishouden of beduur te veranderen ofte verbeteren; — „ we verdaan niet, dat je in jou Stadsbeftuur, hetgeen è Je voor je zekerheid nuttig en noodaaakiyk denkt, zult Kk 3 ti m>  26o DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ invoeren, zonder onze goedkeuring; we verdaan „ niet, dat je omtrent de verkiezing van je Regenden je „ zin zult doen, maar aan onze leiband lopen!" en al wat de Burgery deed, hebben ze dat niet de kop ingedoven en 'er de doodklok over geluid? wat drommel, die dat doet of durft doen, is die geen Baas van 't gantfche huis? —- kyk, ik ben maar een loinpert van een Boer, maar as ik over myn buurmans Bou. wery zo veel te kediezen heb, dat hy geen akker van graan durft veranderen, geen Bouwmeester aandellen, geen knegts huren, geen paard of koe van of op dal brengen, zonder myn orders of toedemming, dan mot ik ook geheel Baas over de Boerdery zyn, en kan den Boer daa* af fchoppen , de Boerdery aan een ander verhuuren of af. branden, zo als ik wil, vat je 't? Zegje, "De Burgery heeft zo as ze gelyk heeft, zig „ daar aan zo min gedooid, as de Vaêr van't Dolhuis, „ (zonder corprifon gefproken,) aan 't kloppen van de „Gekken, en is met haar zaak voortgegaan, zonder zig door die heren in de luijers te laten pakken;" . , goed, hoe miserabel boos zyn die heren daar ook over geworden, ze hebben de dad, de burgery, -de datekamer en al den bras puur as aan Joost overgegeven, en zyn na Amersfoort vertrokken , om daar te gaan daten kouden, net zo as ze te Uitert hadden gedaan; — daar hebben ze nog de oude —nog de nieuwe Raad toe geroepen, tot een duidelyk bewys, dat zy met of zonder dad ea burgerye evenwelde daten zyn, en dat de Stad Uitert maar ao veel is as een o in 't cyffer is, Vat je 't? — daar hebben ze peblecaties en hoe hiet al dat drommelse moordtuig gemaakt, vlak tegen de ftad en burgery en — zie maar, —■ de iïad pebliceert, dat zy non nog in euwigheid niet  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 261 niet zai tocftaan , dat er Me!it:e op de bojem van de Prövintie zal worden gebragt, zonder haar toeftemming, — en wat doen de ftaten te Amersfoord? kreunen ze zig daar aan ? — ja wel is 't koud: — nieitegenftaande ze maar beftaan uit anderhalf man en een paerdekop, (zo as me zeit) of uit anderhalf man en een ezelskop, 't welk ik voor beter keur, om dat men onder die Heren wel ezels, maar geen paarden vind, ontbiejen ze egter de melitie van de Provintie, laten ze op den ftigtfen bojem komen, en destrueeren ze over 't hele platteland.— Kyk, ken dat een wisiewafie van een heer drie vier doen , waarom zouwen ze dan ook de Stad van Uitert met al wat 'er in was niet kunnen laten plat en in brand fchieten! — die 't een ken en mag doen, heeft ook de magt en permis, fie om het andere te doen; —— en daarom mogt Maliord , zonder as vyand van de Stad zyn kop te verbeuren, zulk een preppefitie vlak doen, en 't is maar jammer, dat 'er nog Heren onder zyn gevonden, die nog een kruimeltje menslykheid of confenfle hadden, gans Joosren, wat zou de afbraak goedkoop zyn geweest! —— dan had een arme boer nog eens zo wat fnorrepypery van ramen, platen, Schoorftenen en anderen bras kunnen krygeD» Dat is nu zo klaar bewefen, als jou Baas Pire Gosse oit bewezen heeft, dat an zyn genadige Mogendheid Willem de Vyfde onregt gefchied. — nu zal ik je plat en goed tonen, dat Maliord Jithne zo een proppefitie most doen, ••» he, Baas, wat zeg je 'er van? Maliord most het doen, eerstelyk, om zyn hoogstgenadige Patroon W1 l l e m te plailieren, wat die wil, moet Maliord ook willen, of 't goed of kwaad , krom of regt is, want wiens brood men eet, wiens woord men fpreekt; xu weetje Büas Momus, dat het Heerfchap, de Prins, Kk 3 god.  W DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. godloos verbittert en gebeten is op de Burgery, en de Stad Uitert. om dat die koppige Burgers maar perfors wilJm en dry ven, dat zy of heur Regenten geen ioopjongens en (iofrekels van zyn Eskelentie de Prins voortaan meer zyn , of van zulke domkoppen as Maliord en zyn Baas Pbssers, want zie, die geven ze ook al voor een tooi an de Nikker; — en zo als ik je kom te zeggen, zou zyn Eskelentie of Majefteit — (ik weet zyn Titels zo net niet) van Orange en Nasfau, Uitert, dat koppig Uitert, wel willen omkeeren as Sodom en Gomorra, —-. en daarom Maliord ook, vat je 't. Maar Principaal is onze Heer Maliord , zo op Ukert gebeten, om dat de Burgers hem weêrgaas by de oren heb- ben getrokken, « hy was Hoofdofficier van de Prins gemaakt, voor al zyn leven, en alhoewel de Man het bitter nodig heeft, om dat hy met ryen, rosfen en parlevinken zyn zelfs onmanierlyk heeft gekraakt, zeyen de Burgers neen, zo niet; de Vent mot geen Hoofdofficier boven de 3 jaar bly ven, — hy is er ook zo min toe bevoegd of gekwallefeceert as een aap tot wafeibak" „ ken" — en warentelyk, ze hebben de flokkert ook de bons gegeeven, wel wie zou dat vérdraagen ? —Voort voort maar met zulke burgers, die de Pn^ilegipn van heur Stad hoger Schatte as een armen jakhais van een Maliord, en was ik in zyn plaats, ik zou ze ook met vuur en Zwaerd agrer de Vodden hebben gezeten, dat zou ik En nog al boven dat heeft hy miferabele groote reden om verwoed kwaadaardig te zyn op de Uiterfe burgers» want zo als ze met hem hebben geleefd, kyk, dat fchreeuwt; —. om dat de goeje man timmerde, netfet> de, en bons jours maakte, of hy in een Konings goed zat,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. a6$ en geen drommel betaalde, vielen ze hem as osfea op liet lyf, - timmerlui, metfelaars, lootgieters en wie weet niet wat al, wilden na maar agt of tien jaar wa?tens na heur geld perfors betaald zyn, en zeyer, dat zy om heur zuur verdiend geld, om Malbrds wil, door geen ' Steeff- of houtkoopers uit heur goed wouden geilden zyn, - en zo dwongen zy nem , om heur ten minsten een Stuk of een brok te geven, om zig zelfs Uit de konkels te helpen, g,e is dat mooi ge. daan, en myn goeje baas momus, dat getalm hout nog niet op, - het js of het fchuldenaars van Mallorij regent; daarom was 'er maar niet beter op, dan haar en al den brui de nek gebroken, de Stad in brand en al den dromvenker ten o .de-ften boven, zie, dan was precies de vaatdoek op de ley gefmeten, en in eens het fcryi door ai zyn Schulden gehaald, - dat was het zo. Nou zul je zeggen, „heeft dan Maliord ook geen vaste en andere goederen in Uitert, en als de boel ver. disteiue-rd wierd, was dan dat ook niet weg?" ho. ho, was 't anders niet, zie broer Momus, dat is zwaarder bebailast as 't dragen ken, en daar mogten de Geidfchieters om huilebalken zo veul as ze maar wouwen, Maliord hoef. de daar geen zugf om te laten, dat hoefde hy niet; _ des te beter zelfs, wanr dan waren zyn lastige Crediteurs, die hem nou zo hard vallen, regt weerelds gefopt, dat waren ze, en Maliord had een mooi excuus, hy kon maar zeggen, „haal jou geld van de puinhopen, of loop voor den drommel!» en daar mee was »t liedje uit, e» hy zou er geen fcha by Jyjen, want zyn Eskelensie de Prins zou hem wel weer dubbeld en dwars in zyn zaal zet. ten; —  aft DE HAAGSCHECQRRESPONDENT. ten; - en ligt dat er zo veul van de puinhopen van de ftad en de plundering der Burgers overfchoot, dathy weer as een Keuning'kon pronken met Versulverde jagers op zyn Koets, en fes Bruintjes er voor. Nou hoop ik begryp je klaar, dat onze Maliord prefiss zo veul reden had, om de Uiterfe Burgery te mollen, als het Heerfchap de Prins, om de hele Repebliek te nek- ken. Vaar wel Vrindfchap, ik ben de Vrind van Mallord. KLAAS KWESEL, van Amerongen. tien eerjlen November, -jen '1 Seltrikkeljaar, 17 2 6. Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boek verkopers a i i Stufver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT N°. 35- ï~ïet is wonderbaarlyk, dat iemand zyn eige fchande niet kan bedekken, de volgende curieufe historie van den Hooggeboren Heer Manzon, Schryver van de fraaie en fchone Cour ter du Bas-Rhin, is maar al te waar, ze is compleet egt, en al ben ik maar een arme knapzak van een Courantiers knegt, ik daag tog Sinjeur Manzon en zyn complicen, om de courafie te hebben, om het te ontkennen, dat doe ik: nu, zo als ik zeg, 't is wonderbaarlyk, dat een fehurk zyn eige vuil niet kan bedekken ; is de vent dan ten enemaal zot, dat hy zulk een brief aan myn Baas fchryft, en daar zyn eigen vuil op klad? of dagt hy imisfchien, Pierr b Gosse Junior zal dat niet rugtbaar maken, om de fchande van de Bazen van de Orange-party niet te ontdekken , - og dan is de Cleeffche Satyr magtig bedrogen, want al was hy de eige Vader van myn Patroon eou die zyn fchande niet verzwygen, als hy daar maar een Huiverde mee kon profiteren. Het is een antwoord van den berugten Manzon aan myn Patroon Pierr e, en luid ais volgt: LI Wel  %66 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. WelEdelgeboren Heer GO SS Ei Om te zeggen, dat ik content van u ben, ■ neen» dat kan ik niet. Een eerlyk man fpreekt zo als hy't meent, ik ben een eerlyk man, O) Ergo, ik ben niet content! Monfieur Pierre Gosse, eerst maakt ge my de kop Warm van alle de politieke rampen, zedert mynen laatlten, aan onze party overgekoomen ; gy fielt my daarnaa uwe en myne elendige fituatie voor ogen , en gy eindigt met my te raaden van maar weer onder eene bende Struikroovers te gaan. Tyd verleert geen ambagt, zegt gy: — neen, dat is waar, maar welde weelde, - de pragt, - de over. daad, daar een Prulfchryver zelfs in koomen kan, „ weelde, „ pragt, overdaad, zegt ge wis Monfieur Pi erre, en ik '„ meende, dat ge naauwlyks een hemd aan 't lyf had !"Dat is waar Pierre, maar daarentegen houde ik thans een Secretaris! Lieve Hemel! Manzon een Secretaris - Ja Manzon heeft een Secretaris, Jongen ! en die een Secretaris heeft word geen Struikroover; word gy dat zelf, die u met het ergfte fchuim behelpen moet! ün malheur ne viert jamais feul! - Zonderdebiet dus zonder veel inkomst, wierd ik neerflagtig, van neer% flagtig wierd ik luy, en door die luyheid verloor ik nog meer Calanten; 't Spreukeboekje, dat ik heb, en daar alle die fraaie (*) Getuigen myn taal en handel, want ik zeg met veel geest ïn eene van myne Couriers, l'honnète homme va feul, mats le toquin fait bande. Fn om zulks, te bewyzen loop ik altoos alleen fcruisfen door Bosfchen en Heyden, als iemand, zeggen de Patriotten, die door den Dui/cl voortgedrecvea word. Mm q*e m'imfortent ces guenxl  'JE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 267 fraaie quinkfhgen in opgefchreven daan, wierd niet meer geopend ; de Lezers zeiden, ,,'c is de Cour ter wel, maar „ Paliasfe is weg, en Paliasfe maakt de enige waardy „ van de Courier" Erkentenis voor gedane dienden , meende ik, brengt beloning mede. Ik adicsfeerde my aan 't hoogloffelyke Colle» gie, met verzoek van een Adjunct: dit wierd my bloot toegedaan. En ik was wel te vreden, wyl ik wel wist op myn (lag te raaken. Hier bevond zig een Fransmannetje, zo geestig als ik zelve, & c'eft beaucoup dire, een manpetje als een vlag. Houd uw rotting nog zo hoog.hy fpringt 'er over, een aardig Ventje. Maar dit was de pot aux rofes nog niet, dat ventje had een aardig wyfje, nog aardiger als hy en ik. Ik dogt; Manlief had ik u eens voor Geheimfchryver, dan was 'er misfchien kans om de geheimen van uw vrouwtje ook eens te onderzoeken. Ik gaa na den man toe, en ik val met de deur in huis: ik zeg, vriendje wilt ge myn Secretaris worden, van my de Courier dti Bas Rhin, een man zo bekend, zo geagt, zo aangebeden, zo gedugt, dat myn gezigt alleen Legioenen van Patriotten doet laggen — beven meen ik. De man keek me aan met een bedaard' gezigt, „ dat ge een verwaande gek waart, „ dat wist ik zedert lang, (zei hy,*) daarom ben ik in 't „, minst niet verwondert van uw fierlyke aanfpraak. Maar '., laten wy verdandig met malkander praaten; ik ben in ene berooide fituatie. Ik had de Directie over d'Efprii „ des Journeaux, maar zedert dat ik daar meê bezig ben, „ zeit 't Publiek dat 'er geen Efprit nog bon fens meer „ in te vinden is, dus ik daar uitgeraakt ben, en een „ broodrot zynde, moet ik evenwel gelyk als gy ooklee„ ven, hoewel een ander zeggen mogt, dat zulks volkomen ., onnodig is: wat zoud gy een Secretaris durven bieden ?'* hl a **  268 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ]k, die riet karig val, bood den fhaak direcl 100 Daalders; dog ik vreesde, dat hy my den hals zou gebioker» hebben , zo keek hy my aan, das ikgaauw wat hooger begon te belooven: eindelyk Pierr e ik had zo een goer oog op zyn boutje, en Madame des Journeau t fprak zo lieflyk, dat ik gekken aap hem voor twee jaaren aannam, roor 1200 guldens 'sjiars! Nu koomtde Comedie eerst aan, — ik zond'tSpreukehoek aanftondsaan myn Secretaris, en zie de kragt van dat overheerlyke boek, nu fchryft hy al netzo goed als ik. Dat is ook een boek Pierre, als gy 'er zo een had, je wierd nog ryk! Wilt ge met de uiterfte fmaak liegen, flaa maar op letter L. van den Duivel af tot op my toe de fraaifle leugens die 'er ooit gefabriceert zyn, de manier van nieuwe te bedenken , ze intelasfen in een Courant, &c Satyr en, zoek letter S. al wat Jan de Groot, Boileau of Voltaire ooit geestigs bedagt hebben, met de differente verfchikkingen om ze weer als nieuwe gedagten te doen voorkomen. B. Bon mots by honderden , meest uit de nagelaten Werken van myn Collega Zal: de Heer Carel van Gusfum. P. Politieke Extracten uit oude Couranten, Juflificatoire > eniorien van den Prins, Reflectiën uit de Almanakken van 1747 en 1748 , Politiek Vertoog, Annales de Liw guet Compere Mathieu, Gelderfe Staatsrefolutiën, Portier des Chartreu f, Memories van 9'ork,&c, Enfin, om niet van 't difcours af te nken , ik ging da,.g!yks by myn Secretaris, en begon zagtjesaande attaque by Mevrouw:woorden waren goed, alles ging wel, — maaropeendag.dat hy zat tefchryven, wilde ik iets meer dan woorden bezigen, de handen kwamen in't fpel, maar og Pierre , ik vergeet't nooit, en de Hemel bewaar 'er u vooral, alsgyby »w Nimfje, by graauwe Mietje op 't Sieken zyt; net toen ik  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 20$ >k haar met woorden meende overhaald te hebben, en de loopgraven dagt te beginnen, gaat dat duivelsch wyf aan 't fchreuwen, vilain bouc I vieux coqu'tn!'vifage de Satan! met zo een vreeslyk geweld, dat myn Secretaris binnen kwam, en 't fpel ziende, my, die op 't gerugt alleen van zyn komst (want courage heb ik als een Leeuw) met de broek in de hand meende te vlugten, zodanig met fchoppen en trappen bejegende: 't Bitterde van alle, my met myn eigen Glosfarium zo vreeslyk op de kop gebeukt heeft, dat ik voor half dood op de doep ben bly ven leggen, en 'er nog mis'chien liggen zou, zo niet een mededoogende Bedel, voogd my opgenomen, in malkander gevouwen en t'huis gebragt had. Dat hebt ge 'er van als ge een Secretaris hebt. Maar dit is nog niets: want myn vader, die geen moeite tot myn opvoeding gefpaard heeft, plagt altoos te zeggen, zorg maar hoe 't met uw beurs gaat, zonder om uw rug te denken. En ziet Pierre, nu is 'er tyding gekomen van Berlyn, dat myn Adjunö maar voor één jaartevens f 6oo •: zal betaald worden, en thans heb ik een Secretaris voor a jaaren voor f 1200-:- 'sjaars aangenomen. Of een Deficit van f 1800.:. my ook interesfeert, begrypt ge, daar ik nooit ƒ 1800 -:- by malkander gezien heb. Hier is geen redres op, — de boedel is infolvent, en ik zal maar maken, dat ik myn biezen pak. Maar gy Monfieur Pierre, nu kom ik by u in • den Haag, —— helpt me daar in Gods naam. By de Patriotten is geen kans, dat is maar gekheid, daar zit de boel thans niet na, en ik moet evenwel weg, ik ben geruïneerd. Hoor eens hier, — gy zyt nog al met Amderdamle ploerten bekend, zoudt ge my niet gezamentiyk met myn lieve vrouw een Officie kunnen bezorgen: ik heb nog al verdand LI ï vac  320 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. van muzyk, en ik kan hard genoeg fchreuwen als 't 'er op aan komt, daar byzte ik'ernet alsdeDuivel uit,zou ik dan niet zo een baantje vanOppasfer en Adjunct Capelmeester in de Bremerun, Hagedoornbos &c kunnen verkrygen, te meer zoude my zulks aangenaam zyn, vvyl myne waarde Huisvrouw aan dat leven gewoon is; wylhaar Ed.geb. als Meid by V r u g t wonende, by, op en onder 't Biljard plagt te fungeeren. UEd. begrypt, dat zo hier toe occafie was, dit een mes zou zyn , dat dubbeld fneed. Boven dien was ik uit de rulle, — ik leefde op myn muilen; — en ik beloof v, zo't lukt, mynSpreuke boek, — en de zorg voor de betaaling van myn Secretaris! Adieu lieve Pierre! Ik omhels u in gedagten. Toui a Vous VON MANZON. PS. Zo ge acquiefeert in myn verzoek, en kans ziet, huurt dan maar by provifie een Appartement voor my te Amllerdam, by den Heer Dieman, den Hofmedicus van myn Vrouw en van my. N. B. Zo by geval UEd: niet mogt flaagen in 't gerequireerde officie, zoude dan ook wel capaciteit in my bevinden, om s'nagts in een Bleek optepasfen, - daar ik met voor niet den naam van fchreuwer heb, en uitneemend blaffen kan; myn vrouw zoude dan 'c wasch» weezen kunnen by de hand neemen. Vaarwel Pierre Lief, aan PIERRE GOSSE! Myn waarde Collega.' Zeedert eenige tyd vernoomen hebbende, dat de Correspondentie eenigzints onveilig geworden was, en ik evenwel niet gaarne had, dat neevensgaande Brief in andere handen dan zyn Adres kwam, neem ik de vryheid ze  pE HAAGSCHE CORRESPONDENT, ajrf- ze per Enveloppe aan UEd Geb: te zenden, wel verzeekerd , dat 'er op de Brieven aan een vuylik, zo als UEd. Geb: geen agt zal worden geflaagen. Ik blyve met Broederlyke en Vriendnabuurlyke Liefde Uwen waaren Vriend. MANZON. Hoogwelgebooren Heer! Ik neeme de vryheid UHWGeb: onder 't oog, mits dee. zen te brengen, dat volgens 't accoord laatst door ons by Mevrouw UE: Moeder wederom aangegaan, ik my geflatteerd had, dat UHWGeb: thans in s'Hage refideerende, wat nieuwer en voornamelyk wat authentiequer nieuws zoude meede deelen .alsikthanselke Postdag van UHWGeb: ontfange: 't zou UHWGeb: zekerlyk fpy en, om der Orange • zaaks wille, dat ik niet in ftaat Weve, mynen Courier op de been te houden, die egter, zo ik nog lang zo door UHWGeb: werde gedupeerd , eene wisfen val te verwagten heeft. 't Fyne van de Mis, Hoogwelgeb: Heer, begin ik al reede te bemerken; tusfen ons gezegd en geblee^en, hoe verwaand UHWGeb: dan ook weezen mag, plat is dezelve op lang na niet, en dit is wel denklyk de reeden, waarom gy uw woord niet houden kunt, van namentlyk de Patriotten met verftand en dunheid te befpioneeren, en my dan alles overtebrieven; maar zoude 't dan by UHWGeb: onvermoogen, door een ander die zo hersfenloos niet was ais UHWGeb: niet te bedistelen zyn? laat daar uwe gedagten eens over gaan, pour Vamour de tiotre caufe! UHWGeb: vind misfchien myn ftyl niet geè'venreedigd aan 't respect, dat een Cleeffe Broodrot, aan een Ge'.dersch Edelman verfchuidigd is, maar Splintertje! ge weet, dat de gaauwdieven niet van ma'kander klappen moogen, en dit maakt my ftout, Zo gy 't niet wist zoude ik UHWGeb: konnen herinneren, al die uitftaande Reekeningetjes, die wy nog met malkander hebben: en wel voor eerst, toen ik de vryheid nam, UHWGeb: ronduit te zeggen, dat gy een onbefchaamde leugenaar waart (14 Juny 1783.) en ik UHWGeb: daar over vergramd', en my fcheldende voor den deegen eischte, dog door UHWGeb, voorzigtig geweigerd wierd in  «92 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, in gezelfchap van 7 perfoonen, met byvoegïng, dat Uw HWGeb. nimmer de gewoonte had, zig infultes aante-trekken, nog uitdaigingen aanteneemen. Ook ftaat het UHWGeb: wel voor, dat ik op 't ar. tykel van de verwaande gekheid van UHWGeb: nog een agterdeurtje heb, die UHWGeb: beletten zou, myne vrypostigheid ten kwaade te duiden. UHWGeb: weet immers, dat wy eens met elkander diicoureerende over 't Erfftadhouderlchap, UHWGeb: zig met bittere traanen beklaagde, dat de lendenen van Willem de V. in zo verre gezegend waren, dat Mevrouw de Princes kinderen had mogen voortbrengen. En wel kwibusje! om dat UHWGeb: pretendeerde, dat by gebrek van dien't Erfftadhouderfchap direct op U HWGeb: neederdaalen zou : als zynde Mevrouw uwe nederige Moeder, eene afiïammeling dueole gauche van de ontugtige rustkoets van Prins Maurits, en haar Hoo°geb: boven, dien dikwerf door Willem de IV. Zal: Mem: gevjfiteerd. UHWGeb: begrypt wel, dat deeze aanhaalingen uit geene haatelykheeden voorkoomen, maar alleen om myn gezegde te prouveeren: hoewel 't my egter leed doet, dat ik vernoomen heb. dat dit laatfte avontuurtje al zo rugtbaar door UHWGeb: verwaandheid geworden is, dat de jongens op ftraat UHWGeb: Willem de Zesde noemen. Ik beveele my in UHWGeb: protectie en teekene my met veel agting Hoogwelgeboore Heer! Chef 4 Nov: 1786. UHWGeb: Onderdaanige Dienaar Ct Adres was) MANZON. Hoogwelgeboore Heer! Den Heere Willem, Baron van Splinter, Heer van Weekejïein. Burgemeefter der Stad Maathurg, Gr ooi - Vinkenier van Gelderland, &c. &c. a s'H A G E. Word 'sweekelyks alö mme by de meeste Boekverkopers i 1 k Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT, N°. 36. We, myn lieve Klaas Momus» wat is uw Baas een Koning van een man ; —■ hy en zyn Correspondenten zyn bollen;— de Schryver, de miferabele verftandige Schryver van de Aanmerkingen op de Schets van eenige Hoofdartykels van 'sLands Verbetering &c. is voor al een uitmuntende kaerel, en weec zo listig de Natie by de neus om te leiden, of by een geboren fakkerolder was: — ik moet 'er om laggen, dat me de lever fchud, zo knap en met onbefchaamde kaken verkoopt hy den eenvoudigen Lezer, (vooral de Devotarisfen van de Haagfche Courant,) knollen voor citroenen : ik moet zeggen, 't is een Cliefd'osuvres, — als die fabeltjes maar ingang kosten vinden, — nu dat is het zelfde, kunnen wy met geen Heilige waarheden voor den dag komen, en fpykers met koppen Haan, dan tonen wy tog ten minften onze lepigheid, als wy aan onze zaak een fchyn van waarheid kunnen byzetten, en door die in duizend lamme bogten te wringen, het oproerig grauw maar nieuw vuur en leven kunnen inblazen ; voor het oproerig gepeupel is het tog alleen, dat wy onze pennen ftomp fchryven, want aan de weldenkende en meer verlichte Burgeryen is niets te doen, ■ dat Volk wil niet bedrogen wezen. Vraagt nu iemand : „ waar meê tog bewyst gy de listigheid van den beroerden Schryver vao die Aanmerkingen, ,, om de Lezers van de Haagfche Courant eet Ezel vooreen „ Leeuw te doen aanzien ?" dat bewys ik daar meê, dat Mm d:e  I"?S DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. die eerde fpringer van de troep van Sieur PierreGosse, in de 's Gravenhaagfche Courant van Vrydag den 3 November 1786 zegt: „ De verdenking, onder welke de Stadhouderlyke invloed „ op de Leden van Regeering, door onze Staatsherdellers „ gebragt word, als of zulken, die inde gunst van't Hof ,, van Oranje daan, daarom geen brave, eerlyke en echte ,3 Patr ioiten konden zyn , is, wanneer men die van naby inziet, een arglistige dreck, uit een valsch voorgeeven ,, opgemaakt, om mm verlichten te verfchalken Ten einde evenwel geoordeeld moge worden, wat daar van zy, ea ,, om aan de goede Gemeente omtrent eene zaak, die haar „ onbekend is, wat lichtte geeven, zal ik een ftaaltjetwee» „ diie, van dien invloed, van welken onze Grondwettige „ Herftellers de Staats-Vergaderingen gezuiverd willen heb-» „ ben, hier te berde brengen " Hier uit ziet men , dat de man beweert, dat de invloed van den Stadhouder op de Leden van de Regering niet fchadelyk is, en dat dit niet anders is dan een voorwendzel en valschheid van onze Staatsherdellers, en om dit zyn gezegde te da ven zegt hy, dat hy bewyzen zal aanvoeren, die klinken zullen als een klok. Nu verwagt zekerlyk elk kundig en opregt mensch, dat de man zal bewyzen, „ dat de invloed van den Stadhouder op de Regenten nooit ,, in daat is geweest, of gediend hebbe, om de befcher^ „ ming van orze koopvaardy (die zo godloos door het door 9, den Stadhouder geliefd Engeland geplunderd wierd,") te ,, doen tegenhouden, — dat dezulken der Regenten, „ die in de gumt van 't Hof van Orange ft aan, en tot. „ nog toe zyn bly ven daan.de fmekingen der verarmd wor„ dende kooplieden, om onbepaald convooi, niet ,, hebben veragt, en tegengehouden om den Stadhouder te „ behagen, die doorfliande blyken had gegeven, dat hy „ zo wel als zyn Moeder geneigd was om de Republiek aan- „ Engelands wil en belang opteöfferen :" Maar lieve deugd, dan zou onze waardige Schryver een bitter flegt fpel hebben gefpeeld, en zig zelfs voor de kop hebben geHagen, want dan zou het klaar by de ftukken blyken, dat die Regenten, die in de gunst van het Hof van Orange fionden en nog ft aan, de fchelmen zyn, die het onoefaaldConvoti hebben tegengehouden» het welk de eerste bron  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 179 bron van 'sLands rampen, vermagering en vernedering geweest is. , Men verwagt, dat de Haagfche Spaanderraper zal bewyzen, dat de invloed van den Stadhouder op de Regenten noit in ,, ftaat zy geweest, om ons buiten de aangeooden Gewa„ pende Neutraliteit te houden, door wake Gewapende Neutraliteit onze Republiek tegen een Ooriog metRo„, vers gedekt was, en haar koopvaart, in ftede van ge* „ ftremd en vernietigd, ten hooglïen trap van grootheid en „ welvaaren zou geklommen zyn :" - Dog dit was net zo min de man zyn zaak als 't vorige, want by dat onderzoefc zou hy ai weer eeu flegte fchaats hebben gereden,en't zou klaar gebleken zyn, dat de Prins en alleen die Regenten, op welken hy een ombepaalden invloed had, en-die in, de gunst van 't Hef van Orange fionden en nog Jlaan, tegrn die Gewapende Neutraliteit zyn geweest, en deze;ve onder Godloze Pretexten hebben weten te veryde'en,, het welk de tweede bron van 'sLands rampen, vermagering en vernedering geweest is. . Men verwagt voorts, dat de doorlugtige famenflanfer dier Aanmerkingen zal bewyzen, „ dat de invloed van den„ Stadhouder op de Regenten niet de oorzaak zy geweest „ van èe Ina&iviteit, die ons Land op het punt van ver, ,;, woesting en totale ruïne heeft gebragt". 6, ó,Öi aan dat touwtje moest de Man vooral tog niet trekken,, of de he!e Rarekiek kast van onze Oranje party l viel ais ftof in malkander; - ik kryg een rilling over al myn leden , van 't hoofd tot de voeten, als ik 'er maar om denk ! als de Man daar aan had getornd , dan, zou het zo klaar als de zon op den middag blyken, dat d invloed van den Stadhouder op de Admiralireits CoUegiè'n zri groot was, dat daarin wyd en breed de meerderheid beft®ndj uit zulke Regenten, die in de gunst van 't Hof van Orange fionden, uit zulke,Regenten , die de pourafie n et hadden om tegen den wil van den Stadhouder zuur te zien, die zonder zynen bepaalden wil geen vinger in den as durfden (reken: — dan zou het blyken, dat men om ni;t: te doen, en tog te fchynen iets te doen, of om goed rond goed Zeeuwsch te praten, om de verbeteringe»> fier/telling van onze zeemagt tegen te houden, die fchepen, die met wei. nig moeite ten oorlog konden getimmerd worden, of die m er. voor een kleinen prys kon kopen, niet heeft willen koper. Mm a miuf  lüö DE HAAGSCHE CORRESPONDE.NT» maar met grote moeite en onnoembre kosten nieuwe fchepen heeft op ftapel gezet, om den tyd te verfpillen : -—dat men de daggelden van het Volk niet gelyk andere Mogendheden heeft willen vergroten, om hen daar door als te dwingen 's Lands werven te verlaten ; gelyk ook gebeurd is; —— dat men de timmerlieden van het Land, in ftede van met allen fpoed en yver aan het bouwen van nieuwe en het repareren van oude fchepen te zetten , heeft gebruikt, om oude fchoeijingen &e. &c &c. te repareren: — dat men bet werkvolk zware ftukken houc van de ene plaats naar de andere liet (Iepen, — en ftraks daar na anderen emplojeerden, om die op haar vorige plaats weer te brengen, &c, &c. over al 't welk zyn Hoogheid als de eerfte perfoon der Admiraliteits Collegiën noit geklaagd, noitzuur gezien heeft, maar't welk alleen isgefchied, om hem te behagen, en door het gezag van zulken, die in de gunst van V Hof van Orange Jlonden en nog Jlaan. Had men zig hier ingelaten, dan zou het hebben ge. bleken, dat s'Lands Schepen, die men nog met enig goed fatfoen niet durfde of kon laten verzeilen, of aan den Vyand verraden, (aan weiken men berigt zond,waar hy onze Schepen kon en zou vinden, en veroveren,) zo landverraderlyk misbruikt zyn, dat men haar op de Reden en in de Havens liet verrotten, als 'er buit op den Vyand te halen was, — en dat men die in Zee zond , alss'Vyands Overmagt elk ogenblik en zeker verwagt wierd; —- van welk alles zyn Hoogheid zig in zyn Memorien van excufèn en voorgewende onkunde zo laaghartig en fchandelyk heeft moeten bedienen, dat een verbitterde Patriot met een effen tronie zou zeggen, ,, dat zyn Hoogheid zig zelfs en de „ Zee-Bevelhebbers tot een troep Weetnieten en zotten „ heeft moeten maken, om het gruwlykst landverraad „ met een tamelyk fchyntje van den hals te fchuiven:" —. dan zou het hebben gebleken, waarom Mannen van verdienden, kunde en beleid, gelyk den kundigen, ervarenen en verdienftelyken Capitein ter Zee Hoogwerf, wel zo wigtig als tagttg legioenen van Hartzinks, Bylands, Rietvelds en zulk Volk, door zyn Hoogheid zyn agtergefteld aan jongere en onkundige Officieren; dog die van de hand des Prinfe als fchimmen vlogen : -— dan zou het hebben gebleken - door wiens invloed het eene Lands Schip moest zinken, een ander aan fpaanders ver- 90&4  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 181 zeild worden: -i— dan zou het hebben gebleken, wat rede de Prins had, om Schelmen en Landpesten voor te fpreken, welke op den Invloed van den Stadhouder, op nog een zeer groot aantal eerloze Regenten fteunende, zig niet ontzagen, om zonder bewimpeling de Orders van den Souverain niet uittevoeren, maar van weke een, eeiloos en aafurant genoeg was, om in 't openbaar te zeggen; dat hy liever zyn Kop wou verliezen, dan die Orders gehoorzamen! — dan zou het hebben geble. ken, dat zyn Teergeliefde weigerde aan zynen Hogen Souverain en Meesters de begeerde opening van zaken te geven, alleen door het vertrouwen op zynen Invloed, welken hy had op een menigte Regenten, Had onze waardige Aanmerkings - Maaker de koe op zulk een wys by de hoornen wulen grypen, -— wel lieve deugd, dan had hy de Haagfe Orange-Kar Ielyk in de modder gefmeten, want dan had men met vier in plaats van twee ogen gezien, dat het oproerig Graauw is aangezet tot alle de gepleegde muiteryë'n enaanvaiienops'Lands Hoogheid, den Souverain en de Patriotten door zulken, die alleen luisterden, fpraken en deden, zo als de Invloed van den Stadhouder hen deed fpreken en doen; « dat, dat oproerig Canaiije die geweldige fytelykheden gedurig heeft hervat en nog daag!)ks hervat,om dat het fteunt en leunt op dien Stadhouderhken Invloed, en op het gezag vau zulke Regenten, die door den Stadliouderlyken Invloed als ftomme machines belherd wordende, de Geregtigheid op den mond kloppen, de Stedelyke rust met vreugd zien vernietigen, de Burgerlyke Vryheid vertrap, pen, en alle Gruwelen, die naar genoegen van den Stadhouder worden bedreven, begunftigen en beamen. Om het maar kort te maken , als de Courante Man G os se of zyn Hanalanger, de Aanmerkings - Schryver, hadden willen in traai heid onderzoeken , of de Invloeb» van den Staphouder op veele Regenten zo Schadelyk was voor de Natie als de Staatsherjlellers, (zo als de man de verligte en werkende Patriotten noemt, daar ik miferabel boos om ben,) beweren en met ftyve kaaken vo!houden, dan zoude,n zy tot hun en uwe bittere zielefmert hei-ben moeten bekennen,dat alle de rampen van de Repub'iek, alle de Schelmftukken en Gruwelen, die zedert het Stadhouderfchap zyn gepleegd in het Staatswezen Mm 3 vaat  ï8a DE HAAGSCHE CORRESPONDENT» van Neêrland, alleen en tenVollen de uitwerkfels en gevolgen zyn van den Invloed van den Stadhouder, welken met zo veel kragt en moed, tot ongeluk en on. dergang van onze Party, door de Staatsherdellers beitreden en vernietigd word: - men zou vinden Verdienltelykfle Regenten uit de Regeering verlaten , door dien Invloed aes Stadhouders, Huurlingen, Weetnieten,. Booswigten en Verraders in hun plaats gefte.d, die laag van ziel genoeg waren ,. om alleen door den Invloed des Stadhouders zig tot s'Lands ondergang te laten beheerfchen: — men zou vinden Lt: Stadhouders, a's de eerfte raderen, die door het groote rad van den Stadhouder, lyken Invloed wierden bewogen, tot verderf en ondergang van alie Burgerlyke Privilegiën, Stedelyke regten, en s' Volks pligtmatige Vryheid. Gy begrypt nu ligt Kfonsjeui Klaas Momus, dat die boog verligte en eerlyke Schryver van die Aanmerkingen, als een zot, a's eenriTorBvenJcerfe zot zou hehben gedaan, zo ny van den kant der waarheid gepoogd had te beijKsyzen, dat de Invloed van den Stadhouder op de Leden der Regering n i etfchadelyk was; wel foei, dat had nergens na geleken, en dat zou zo veel zyn geweest . als of hy het zegel had gezet op het werk der Pa» triotten ; neen Vrind, de man moet he? fyner overleggen, hy moest primo zeggen, dat die Invloed'niet fchadelyk was'. Secundo, dat hy dat zou bewyzen. Tertio, moest hy tot bewys aanvoeren zulke zaken , die 'er niets betrekking op hadden, en 'er op pastens, als een tana: op een verken; — en kyk, dat heeft de man regt proper gedaan, want tot bewys van de on. fchaadlykheid van dien Invloed des Stadhouders, ftopt hy de volgende brieven zyne eenvoudige Lezers in de handen: ik zal 'er maar twee van de drie nemen, de laatfte is wat lang; — nu de goede Slokkert is Wel wat voor 't langd';-dige A. MISSlFE van Z D. Hoogheid, van de Ede. Jen en Ridaer/chap , reprefenteerende den. tweeden Staat van den Lande van Utrecht-, in 't Nieuwe Diep den 9 September, 1782. EDELE MOGENDE HEEREN BYZONDERE VRIENDEN! „In perfoon.niet;zullende kunnen verfchynen ter Vew  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 183 » gaderinge van Uw Ed Mog. op den 71 deezer, heb„ ben wy niet willen afz)', Uw E 1 Mog. in antwoord op s, derzelvei Misfive van den ^den aer loopende maand by „ deeze re_ refcnbeeren , dat uy ziende de generaals j, inclinatie der Staats Leden, nopens het beraamde „ Tra aat v,m Commercie met de fere-e^igde Staa„ t'n van Noord America, OJ\S DAAR TEGEN NIET ,. ZULLEN OPPONEER EN". 1 B. Ml SSIV E van Z. O Hoooheid, van de Edelen en Ridderfrhap , reprefenteet enie den twee ten S\iat van den ■' ande van Utrecht; 'S kage den 4 Mey 1783. EDELE MOGENTE HEEREN, BYZONDERE GOEDE VRIEND flN! „ Wy hebben niet willen afzyn, Uw Ed. Mog. in ant. „ woord op derzelver Misfive van den 24 April laatffjeeden, „ by deeze te relcribeeren , dat wy ons conformeer en „ met het rapport, door de Heeren G?committeerden „, tot dmjïaatvan oorlog, ter Staats Vergadering „ uitgebragt op de genetaale Petitie en ftaat van „ Oorlog, zoo ordmarts als extraordinaris voor deegen „ 'Jaare, EN ZOO VERRE BY HET GEMELDE RAP s, PORT GAAF WORD GECONSENTEERD IN DE STA ATEN VAN OORLOG". Waar meede &c. Begin niet te laggen Meester Momus! begin niet te laggen, — wat hamekater, 'er zyn meer gekken as uw Baas, — ik weet wel, wat de Patriotten op deze brie ven zullen zeggen, „ is dat om te bewyzen de on" „ fchade.ykheid van dien Godvergeten Invloed, dat Wit,- „ lem de VïFDEZegt, dat hy zig niet zal oppo. „ neeren tegen iets, w^ar tegen hy en zyn aanhang als 9, hellche geesten, door allerhande machïnatien en oretex„ ten, hebben gewoeld en gewerkt, tenplaifieie va-En- „ geland ? dat hy zig niet openlyk zal Opponeren „ tegen iets, het welk hy, ziende de Generale Incli. „ natte der Staatsleden, niet weren kon, en waar te„ gen zyn Oppofitie zo veel zou geweest zyn, als of hy " e6u L0Utje 111 de s°ot morste» en niet meer of an„ ders hebben uitgewerkt, dan dat de geheele Natie „ dan weer openlyke blyken had te meer gehad, dat „ hy niets dan s'Lands ruïne zogt. n Even  ïS4 de haa'gsche correspondent; „ Even zot en razend is het (zo zeggen de Patriot» „ ten ) om in den tweeden brief, van dezen razendeo. „ Roeland bygebragt, iets te willen vinden tot ont„ fchuldigigg van den Stadhouderlyken Invloed op de ,, Re o-enten, en zo men het Caracler van Willem den „ Vyfden uit zyne brieven wil opmaken, dan zal men „ de grootfte Contrasten in de bovenftaande brieven in „ menigte vinden, als waar in hy zyn Meesters tegen. „ fpreekt. hen van onregt befchuldigt, zelfs gelyk nog „ korts geleden, hunne Staatsbefluiten van nul en on„ waarde verklaart!" Maar lieve Momus zo praaten de Patriotten maar, en dat is een Volk, dat regt door Zee gaat; waar aan wy ons niet ftooren; 't is genoeg, als wy ons dom en bygelovig Oranje-Vokie maar iets tot verfterking van hunne Wanbegrippen kunnen opdtsfen. Wees gegroet Vrind! Groet uw Baas en zyn Aanmerkingsmaker ; in myn volgenden Brief zal ik u weer iets van hem opdisfen, 's Hage den 14 Nov. 1786. n. n. A DiV E R TENTJE. KLAAS MOMUS, maakt bekend, dat by hem is gevonden een Brief van JOOST , de Waasdorpfe Boer aan WILLEM, de Konynendryver; die hem verloren heeft, of, die hem mist, kan dezelven by hem, of zyn Baas P. G O S S E Junior, te rug ontvangen, mits het Cachet medebrengende, en zo dezelve binnen agt dagen, niet word afgehaald, zal Sjeur KL A AS MOMUS, dien Brief openen; en tot elks Narigt in zyn Haagfche Ctr* respondent, plaatfen. Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a 1 i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 37- Monsieur PIERRE GOSSE Junior! Jk ben een aarts liefhebber van uw kostelyke krant, zo waar, ik moet altyd laggen als ik hem lees, want gyhebt zo veel Snorrepyperyen en klugjes, dat de beste Hansworst het niet by u haien kan, zo waar niet; gy weet waarheden kurstig te verdrajen, en de ernftiglte zaken befpotlyfc voorteltellen, net zo wel als beuzelingen, in een deftig kleed te (teken , kort om, gy en uw Correspondenten zyn kasrels als vlaggen, gy leeft met de Staatsgebeurtenisfen van d^ze dagen als met een wasfen neus, die gy drait en buigt, zo ge wilt, — en waarom zoudt ge niet? Hoffiede en uwe andere Theologifche Medecomplicen leven wel 20 met de Hei'ige Schrift. Maar Vriendjelief, fomtyds (het fpyt me) maaktgezulke flaters, dat iemand, die (legts voor vier duiten verftand, of iets meer dan gy heeft, meesmuilt, en dc Patriotten, dat henkerfcheVolk.dat tog met al wat tegen'tVacerland word gefchreven en gewreven, den fpot fteekt, zonder enig bezwaar van hun Confcientie wel voor een Paspoort naar 't Na Del-  ï85 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Dolhuis voor u zouden wi-len tekenen: —foei lieve Gosse !-~ ik bid u om de liefde vah"0 r a n g e , houd een klein beetje meer fpoor, waaragtig onze wagen loopt nog fcheef genoeg : kyk eens een (taaltje, dat ik u uit pure liefde, en met om te vitten, onder het oog breng. In N°. 152 van uw kostbare Krant plakt gy quafi een brief van een Haarlemfen Wever, die van top tot teen ook regt weveraijtig is. In dien Bi ef zegt de Wever, of gy, onder anderen: wa??t fchoon ik een liefhebber van Orange ben, zou ik egter dien forst niet gaai n souverain zien, en ik geloof met, dat zyn Hoogheid die eer begeren zou, al •wierd ze hem opgedragen > Z.e myn lieve man, dat is wel ons oude liedje, maar o^ze party zo wel als zyn Hoogheid brengen ze mede, die dit ons voorwendfel om ver floten; — dit bJykt zelfs uit dezen zelfden weverag:igen Brief, want enige regels hoger lees ik van de Rege ing der Stad Haarlem: onze Regenten, gelyk bekend is, dagten zeer Patriottisch, maar elk. bköeffende de les van het vyfde Gebüd, al dagt men eens wat anders; die les van het vyfde Gebod, is zyne Overheid te gehoorzamen! maar Vriendje, wie is de Overheid d*.r Regenten ? wie verftaat gy daar door ? fecuur niemand anders dan onzen allerlieflten lieven Willem den Vyfden: — en dat die Doorlugtigfte Hoogheid ook begrypr, dit hy Souverain moest wezen, is paalvast, Want anders zou zyn hart en zyn beurs niet openftaan voor zulk Voik als gy en uw foort, die hem, of bedekt of opentlyk, als den Souverain voordoen, en zyne weerfpannige daden verdedigen en regt noemen. Gy moet niet denken, dat ik tegen de Souverainiteit van Mynheer den Pnns ben, het lykt 'er niet na; gants bloed, kosten  DE HAAC-SCHE CORRESPONDENT. iS> Rosten wy het zo ver brengen, jongen, wat zouden wy dan tot de kneukels in het vet tasten, de gehele Republiek was dan voor ons en onze party een verbeurd goed: — maar ik wenschte wel, dat wy niet langer ons behielpen met die falivouwery, dat wy den Prirs van Orange niet rot ten Souverain van den Lande begeren ,• ïaten wy cordaat fpreken zo als wy denken, en het voorbeeld volgen van den zeer Eerwaarden en in de Heren Pesters gelovigen Heer Ds Roggaer Predikant te Bunnik by Zeyjt, die voor de zaak van Zyn Hoogheid zo getrouw uitkomt, dat hy opentlyk heeft gezegd, te wenfchen, dien dag te beleven, dat zyne Hoegheid Souverain van den Lande wierd. Na dit alles moet ik wat nader komen , dat is te zeggen, dat de rede van myn fchryven aan 11 is, dat ik in de Haagfche Correspondent, dat ding, dat uw Knegt Klaas Momus wekelyks uitgeeft, een Advertentie geleezen heb, dit hy een Brief gevonden heeft van Joost de tVaasdorpfe Boer aan Willem de Konynendryver,~ wel nu die brief is van myn buur, en die kan het niet fche« len, dat hy gedrukt word, om dat hy zo geen ccofia heeft om die zelfs aan Willem te bezoigen, want hy heeft gehoord, dat die het thans zo druk heeft met de ^taten van Gelderland, en die wisjewasjes van het St'gi, om zo wat op zyn fmous te leven, ik meen, vat ce 't, om zo wat Steden, Burgers en Privilegiën re verharfelen tegen vette Commisliën en Ampten : nu dat raakt niet, een ieder is een dief in zyn nering. Wees gegroet Monfieur Pierre Gosse, groet uw* Knegt Klaas van my ook. Ik ben uw dienaar en Vriend Klaas Joosten van Waasdorp. Nn 2 Ik  z88 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT; Ik dagt het wel dat 'er iemand voor dien Brief zou opkomen, maar ik had wei gehoopt, dat de man 'er bj had gezet, wien hy door Willem de Konynendryver verftond, want onze hane.yk ge.iefde PrLs van Orange kan het niet wel zyn, hoe vee! spparentie het wei heeft, want zou die geen aanfpraak hebben op veel hoger titels, gelyk die van Privilegies ver dryver, Rustver dryver, Burgerver dryver f &c Nu net fchee,) my niet, ik zal hem geven zu hy is , de Brief is plat en eenvoudig, maar verstaanbaar. Hoog Geboren, Doorlugtige Eskelentie (*) WILLEM! ,, Wat fpyt het ons Waasdorpfe B?eren, dat de HereB „ van den Haag uw Eskelentie zo miferabel de japon heb„ ben uitgetrokken , dat uw Eskelentie de Soldatery aldaar ,, niet meer commendeert; en zo wy horen is dat aileen „ maar, om dat uw Eskelentie het voor een pure vrolyk„ heid aanzag, als het Jat h'gei in den Haag, als uwe „ Eskelenties goede Vrirden en Bondgenoten , de Heren ,, van den Haag me; fchelden en dreigen a?ter hêr zaten, „ of hen den hals wouden breken; wy begrypen zeer klaar „ en gezond, dat daar die Heien van den Haag meer »» fige- (*) Zo de Boer den tegen^oordigen Prins van Oranje hier mee meent, dan is hy yorl ter ittin ee.'voudi? en een man na den enden trant, Want de Stadhouders hadden alleen den Titel van Excellentie in die tyden , to°n zy no^ enig nut aan de R^eptibliek, aanbraden, doch sedert zy Verkoren zyn, om de Schatten en bet Befluan van de Rjpttb.lfjf, infi^y/elgen en te verfden, hebben Zf den Titel van Doorlugtige Hoe üheid gevoerd!  £>É HAAGSCHE CORRESPONDENT. i8f/ a figeleerden voor de behoudenis van het Land, dan om „ uw Eskelentie plaifier te doen, het ook zeer natuurlyk ,, is, dat uw Eskelentie het met vrolykhpid of voor een „ vrolykheid moest aanzien, dat uwe bizondere goede ,„ Vrinden, het noodlydend en broodkrygend Gepeupel, „ die Heren van den Haag den nek wouden omdrajen ; en „ daarom vinden wy het miferabe! onredelyk, dat men „ zulke miatregelen tegen uw Eskelentie geb'uikt, dog ,, wat zullen wy zeggen , het Eigenbelang ,wa' de Patriot ,, ten ook al mogen blaffen, heeft by hen ook zo veel ,, veld gewonnen, dat 'er geen onder dat Volk is, die „ zig ten plaifiere van uw Eskelentie zou willen laten „ vermoorden." ,, Maar zo als we nu wilden zoggen, — het fpyt ons dan mifèrabel, dat uw Eskelentie niet meer. in den Ha^g ,, komt, om te Commenderen, en dat uw Eskelentie nu „ maar in Gelderland zal biyven, om by de Genadige He* M ren Staten van Gelderland het Comnrindo te voeren, ,, want nu zyn wy verftoken, en zullen na gedagten ver„ ftoken biyven, van die jaarlykfe Exercitiën te Waasdorp „ waar van wy en mogelyk niemand anders, het groot en „ gewigtig nut en voordeel kennen en ondervonden hebben, ,, Wy fioren ons niet aan die ezels van Patriotten, die me»;. „ een opgetrokken neus den draak (teken metdieoverhcer„ lyke Manoeuvres van Waasdorp, die zeggen, dat dat niet „ anders is geweest, dan om de Natie zand in de ogen te „ fmyten, op dat zy niet zou zien , hoe zy door uw Eske„ lentie ec uw lieven Wolfenbuttelfen Oom gefopt wierd ; -jj ,, en die al verder vragen, of door al dat fchynfchoon, de „ Armée van den Staat, voor één penningswaarde verbe» ,, terd is, en of niet contrarie die Armée zo fchelmagtk is „ geruïneerd, dat geen gezworen Vyand van de Republiek N n 3 „ het  l^o DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ het erger zou hebben kunnen maken? dog dit doet „ 'er niets toe, laten ze by ons komen, dan zullen wy „ hen beter leren, wy hebben het nut van die heeriyke ,, Exercitiën ondervonden, en zo uw Eskelentie 'er geen „ raad voor weet te fchaffen, zyn we bedurven, dat „ zyn wy. ,, Zo 'er een ftreek in ons Land is, die door de hen* , kerfe konynen wierd geplaagd, het was Waasdorp; —• „ by honderden en duizenden marsgeerden zy links en „ regts over onze duinen, attakkeerden al avancerende of „ retirerende onze kostelyke Veldvrugten, en plunderden ,, onze Akkers; wy ftroopten hen wel zo veel wy ,, kosten en durfden, maar het hielp niet veel, doch toen uw Eskelentie met de Soldatery in onze kartieren verfcheen , „ toen had hun Ryk gaauw uit, het gedonder van de Ca, nonnen, het gepif paf, van de Snaphanen, het neer, halen van ophaalbruggen met fchuitehaaken, en het op,, vliegen van Mynen met firooie mannetjes, was voor ,, onze vyanden de konynen zo verfchriklyk, dar zy te ,-, viervoet afmarsgeerden, en men in Jaren van dat gebroed „ by ons niet heeft gehoord. ,, Maar zedert uw Eskelentie door de Heeren van den ,, Haag op het Stinkbankje is gezet, is het puur of da: Duin. „ Vee nieuwe courafie heeft gekregen, ja't is nog asfuramer „ als dat van den Haag, Leiden of Rotterdam, het we'k „ by wyze van onderfcheiding door de wandeling het „ Oranje Pee genoemd word , want de konynen zwer» „ ven by ons weer by de dikte, en rafeeren onze Velden j dat 'er elk , die het ziet, zo bedroefd over is, als uw ,, Eskelentie over het Verlies onzer Kooplieden by den ,, Engelfen Oorlog; ja geloof mê, ze zyn zo vergiftig „ asfurant, dat zy tot in onze fchuren lopen, en ons „ koorn  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. ïv; s, koorn roven; nog onlangs knipte ik 'er een, een ding „ als een kalf, myn Zwager wou , dat ik hem weer zou „ laten lopen, „ Joost (zei hy) laat het beest lopen, die goedheid zal misfchien maken, dat die beesten tot inkeer komen, en ophouden ons te plagen, en te vervolgen.'» „ Dog ik was aan dat oor doof, en na een touwetje uit „ myn zak te hebben gehaald, hong ik het fpartelend en „ fchreuwend konyn op aan een Elfen Struik, zeggende „ tegen myn Zwager,,, hoor Kees, de konynen zyn net „ zulk een onredelyk Vee als het Haagfe Gepeupel, niet „ vatbaar voor edelmoedigheid en genade, maar alleen in „ toom te houden door vrees en affchrik , — en hadden 9, de Heren van den Haag net zo geleeft met den Pruikerra„ ker Mourand, als ik met dit felderments konyn, ia ,9 plaats van hem een al te genadige genade te bewyzen, hec ,, Grauw zou door het geheele Land van verdere oproeren 9, Wei afgefchrikt en weerhouden geworden zyn." • „ Nu hadden wy Waasdorpfe Boeren een Vrindelyk ver„ zoek aan uw Eskelentie? en dat is, daar wy gehoord s, hebben dat uw Eske.'enties kostelyke Cent Siusjes zyn afgedankr, en uw Garde-Corps, zo ze niet de regten weg „ op willen, misfchien zullen volgen, of uw Eskelentie „ nu dat Volk wel volgens uit gewoon hoog wys advys „ zou willen emploieeren, om de konynen uit onze duinen „ te verjagen, dat zou ons miferabel veel plaifier doen; „ wy begrypen wel, dat uw Eskelentie mogelyk nog een „ groot getal van die manfchap zal nodig hebben, om 'er „ Bjrgemeeiters in de Gelderfe Steden van te maken, t> gelyk als te Hattem, maar, we denken tog, dat 'er i, nog een goed aantal van zal overfchieten die werelds „ kostelyk onze duinen van ongediert zouden kunnen zui. „ veren,  ïoa DE HAAGSCHE GOkR E SP O N O EN T. „ veren; ten zy uw Eskelentie voortaan de Skaten van Gei„ derland ook uit Sold ïten wüde Completeren. In deezj vetvvagting ben ik met groete van onze j£nierye uw Eskelenties Dienaar. Joost de Waasdorpfe Boef Word'sweekelyksalómme by de meeste Boekverkopers \ 1J Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE [CORRESPONDENT. N°. 38. Vy^"el 20» we^ 20 > wat oen ^ in myn 'ch'k» ~ zie alle !de Patriotten Haan of ze den mond vol tanden hebben, zedert de laatfte Refoiuticn van de Heeren Staatjes van Gelderland, — og, ik heb ze zo lief, dat ik ze van kün. klare liefde wel dood zou willen drukken, als ik ze tusfen myn armen had, want ze tonen, dat ze 't voor de Natie en de Burgeryën, en al het Volk- niet op zullen geven, al zou 'er geen fienter aan de Republiek meer biyven: want zie, het is niet te verwonderen, als onze goede i Wrilemlief, (dat ik me zo eens bedien van een dronkemans-fpreekwoord) de kaart verliest, dan is hun Scheepia - inee miferabel in den grond geboord, want zy leven van ifcet fmeer, dat van zyn vingers druipt, als hy de vette brokken uit s' Lands fchotel haalt. Het kittelt me zo, dat ik 't niet zeggen kan, dat zy ieo cordaat aan de Heren Staten van Holland en WestFriesland hebben gefchreven; wel eiiïeve, wat hebben éie met de zaken van Gelderland te doen ? ieder ziet tog wel, dat die Hollandfe Heren maar zoeken de overhaerfching en het geweld uit het Land te jaagen, en de Privi0 9 legios  194 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. legies te helpen handhaaven, wel dat zou 'er moo; uitzien, ah dat maar zo doorging; — zo doende zouden ze maken, dat een Buiger nog meer geëstimeerd wierd als de hond van een Gelderfchen Edelman ; — dan zouden zy genoodzaakt zyn , om eerst en boven al zig zelfs te vragen, „ wat gebied my myn Eed ? — wat eischt „ myn Pligt van my? — is dit overeenkomende met „ 'sLands belang? — ftrookt dit met de Rechten des „ Volks ? — zal uit deze myne hande wys heil en voor» „ fpoed voor myne Mede-Buigers, die ik ve; tegenwoor„ dig, volgen? —" —_ en nu hebben zy met al die Plageryën en Confcientie. Temtaties niet nodig, en maar alleen te vragen , „ wat belieft zyne Doorlugt:ge „ Hoogheid?" zie, de wil van onzen Doouug-ige Vorst is voor hun genoeg, dat is hun Rooms-Natuurlyk en Burgerlyk-Regt, dat is hunne Staatkunde, — dat is hun alles in allen. Het behaagt my zo zonderling, dat ik het niet kan zeggen , dat zy zo regt charmant iveren tegen de Vryheid van de Drukpers, want dat is tog ook een drommels ding, — welk braaf, goed, hedendaags Prinsman kan gedogen, dat die verbruste Patriotten maar met vingers aanwyzen , wie Schelmen, wie Landverraders zyn ,— dat zy met ronde en gezonde woorden de geheeie Natie uit den doodllaap hebben opgewekt, — dat zy het Volk aanwyzen, waar uit de onge-ukkige Staat van het Land zyn oorfprong heeft, wat het Voik moet doen om uit de kluisters van Geweldenaars, Volksmoorders en Reentverkragters te raken ? • Is het te verdragen, dat de Patriotten in hun Schryven zo verfchriklyk hekelen , dat geen, dat ons zo veel plaifier doet, dat zy woedende Soldaten en bloeddorstige Dra.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. i§s Dragonders Burgerphgers, dat ze hen, die ten plaifier van onze Heeren, en ter eer' van zyn Hoogheid Burgers vermoorden, hunne huizen en goederen plunderen, Moordenaars en Dieven noemen, — wel foei, — en dat Vrinden van onze genadige Heeren? Js het te verdragen, dat ze maar regt uit flappen , dat 'er een party Militair Volk voor Hattem gefneuveld is, 't geen onze lieve genadige Heeren Staten , op order van de nog veel lievere Doorlugtige Hoogheid ontkennen, en moeten ontkennen, wiilen ze niet voor Bloedhonden en Burgerbeulen uitgekreten en gehavend worden: — wat ben ik bly, uitermaten bly, dat de Patriotjes dat lelike verken niet meet by de oren trekken, want dan zou het knap biyken, dat 'er al heel wat voor Hattem is gebleven, — z.) ze dat niet geloven, moeten het tog onnozele halzen zyn, want anders konden ze wel uit het Rapport van den Heer Generaal Majoor Spengler, aan de Staten van Gelderland, opmaken, hoe de vork in de fteel zat, want die hamekaterfe zot, zeid daar in: dat de Hatlemers met grote Wolfs-hagel, of kleine Loopkogels, hebben gefchoten, het welk Mèn op de Bajo« netten van zyn onderhorig Volk was cewaar gewordei\ : — Wei was de Vent dan Gek of Dol toen hy dit fehreef ? — ik begryp klaar, dar hy gewaarlchoud is om peen kn'efel te reppen van gefneuveld Volk, maar waarom liet den Uil dan ook die zotte pasfagie niet agter, of denkt hy, dat de Patriotten Zo dom zyn, dat zy niet begrypen , dat als de Kogels onder en door dc Bajonetten fnorren, de koppen van de Manfchappen ook in dat fop mi-deelen? ook blykt het klaar, dat 'er heel wat is gefneuve'd, uit het getuige».is van meer dan een geloofwaardig Lid van het L^ch. mfe Genootfchap, die de Lyken Oo z hebben  io6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. hebben gezien, —— ook ftaat nog tot een bewys, een Doorfchooten fnaphaan van die Militairen te Appeldoorn» welke in het midden met een kogel van de Hattemers is doorboord, en daar tot een eewige gedagtenis bewaard word, —— daar en boven zyn de Ruiters met bruine paarden uitgetrokken naar Hattem , en by hun wederkomst van daar zyn zeer veel bruine paarden in zwarte verwisfeld: — dog genoeg hier van, wy weten het, dat 'er heel wat voor Hattem gebleven is, dog we zullen zo gek niet zyn van dat te vertellen, of aan de klok te hangen ; —— ik wil 'er maar mee zeggen dat de Patriotfe fchryvers dat alles uitbrommen , om onze party voorteftellen zo als ze is, en dat lykt in onze kraam niet, endaarom maar voort, voort met dat Volk! Dat is het nog niet alles, neen, die gasten zyn asfurant genoeg om de Refolutien en Placcaten van onze genadige Heren Gelderfe Staten, die tegen 's Volks Rechten en Vryheid inlopen, Bloedpiaccaten te noemen, net als of zy met hunne Burgers en Ingezetenen nietmogten leven, zo als ze willen, — en dan nog tot overmaat van boosheid noemen ze onze hoogstgenadige, Hoog Geboren, Edele Landjonkers, en de Wel Edele, Gefttenge, Groot-Agtbaarhedens, in Stede van onafhanglyke Meesters van het Volk, — de Vertegenwoordigers van het Voik; — welke Gelderfe Potentaat zou dit verdragen ? derhalven maar voort, voort, met dat Volk, dat zo befcheiden niet is, om ten plaifiere van zyn Doorlugtige Hoogheid en onze Genadige, Discrete, Gelderfe Staten, voor een redelyk ialaris te liegen, dat hun de damp boven de kop uitvliegt. Ik ben derhalven met reden zeer verblyd, dat zy over êc licentie der Patriotfe Drukpers , by de Heren Staten van  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. i$7 van Holland hebben geklaagd, — dog om de waarheid eens te zeggen, ik had wel gewild, dat zy daaromtrent zo wat excepties hadden gemaakt, want als de Heren Staaten van Holland, als ook de Heren Sraaten der andere Provintien, eens goedvonden, nadruklyk het drukken van alle Gefchriften, tegen de Hoogheid dezer Landen aanlopende, te verbieden, waar zouden dan die fchoone en heerlyke Relblutien en Placcaten van de Hoogstgenadige Heren Staaten van Gelderland biyven ? —- dan waren wy van die voortrcflyke Stukken verdoken, want het is niet wel te denken of te prachfercn, dat de Heren Secrcta» risfen zo veel Exemplaren 'er van zouden affchry ven, als Mynheer zyn Hoogheid 'er graag van publiek heeft. Myn Meester Pierre Gosse Junior is 'er ook niet best om te vrede , want die wou hebben, dat de Staten van Gelderland maar op een volle galop hadden doorgefiagen, en alles wat maar naar Parriottisch rook, in hunne Provintie hadden verboden, „ want (zei hy) de luiden ,, moeten tog iets lezen, en dan hadden myn Couranten „ de Correspondent zo veel te beter getrokken;" hy rekende zelfs al op zyn duim en vingers uit, hoe veel profyt hem dit jaarlyks zou geweest zyn? maar naar myn dom begrip, hebben de Staatjes van Gelderland het aan het regte eind gevat, want d»n mogten hunne Burgers hen ook eens voor Paskwillen in groot folio hebben aangezien, — hoe zou het dan met hen zyn vergaan? —— rampzalig, want als Burgers Paskwillen aantasten, dan zien zy 'er niet na, of ze in Marokyne Banden, verguld op fnee, gebonden zyn of niet, dan moet dat vuile goed op 't vuur, daar helpt geen bidden voor. Maar boven al, en by uitflek doet my hun Ed. Mog. Oo 3 Re-  ïqS de haagsche correspondent. Refolutie omtrent dén Admiraal Byland plaifier, _ kyk zo 'er iets is, dat my deed beeven, het was het geregi teyk onderzoek omtrent de IVederfpann'tge Brestianen; 6 toen ik hoorde, dat men daar aan met ernst zou gaan tomen, zonk my het hert in de fchoenen, nagt op nagt droomde ik 'er van, — dan eens, dat die oude Hoveling voor zyn Regters ftond, met het hoofd op zy, en tranen op zyn wangen, (want men weet tog dat hy een Poltron is) en dat hy openbare belydenis deed, dat hy het bevel der Hooge Overheid had weer{treeft op inltigatie van Prins Willem den Vyeden ; — dan weer kwam me als voor myn ogen, dat Byland tusfchen eenige Hapfcharen, onder het fecuur geleide van Schout en Scherpregter, het Straftoncel optrad , en met de dood op de bleke lippen zyn laatfte woorden tot de toekykers uitftamerde en zwoer dat alleen Willem de Vde de oorzaak van zyn dood was, als die hem, om zyn rol met buitenlandfen Vyand des Lands te voifpelen, tot die weerlpannigheid had misleid!!! &c. &c. 6 wat was ik dan benaauwd in myn droom ! „ Arme „ Willem \! onbedagte Willem !! (zo liep ik „ dan in myn droom) hoe zal 't nu met u vergaan! — „ 6 als een Landverrader voor de geheele waereld ver* „ volgd te worden!!" begrypt eens allerheffte lezers, hoe beangst ik dan was ! Maar nu, nu is 'er geen kwaad meer by, hebt dank, d izf'dmaal dank getrouwe Raadslieden, van onzen Teergeliefden , die om zyn hoofd (zo lang 't wil lukken) te tparen, de midde'en vin Justitie zo veel gy kunt, tragt kragtelöns te maken, — 6 wat is Willemlief, nu capi'sa! gedénkt tegen de vervol'ing van de Justitie, wat moethy bly zyn , want hy moet meê, toen hy zag, dat het  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. j*?a het meenens wierd. gerild hebben a's een kat op een weerhaan van een kerktoren; het is tog regt prompt van de Heren Strren van Gelderland dat zy maar zo cordaat een Lands delinquant in hun protectie te nemen, maar wat zouden zy niet doen op een verzoek van s'Prini wege, en om hem te fauveren ; ó ze zouden de Duivel zelfs in hun protectie nemen: 't is wel waar dat de Natie 'er op wrokt en mokt, maar dat kan niet fchelen; laat eens horen wat ze hier op heeft te reflecteren. Primo. omtrent de Prins van Oranje zeggen ze, ,, — ha ha „ nu hebben wy geen k'aarder bewys nodig, dat Mons„ jeur de Prins de oorzaak van die hoogstltrafbare rebe!„ lie der officieren is, die order hadden na Brest te zei,, len ; elk, die niet gek is, kon het uit alle omftandig,, heden en al het te voren gebeurde, wel opmaken, „ maar nu word 'er het zegel compleet opgezet; — want „ nu het op het nypen aankomt, nu onttrekken de „ Staten van Gelderland den doodfehuldigen Byland zyn „ wettigen Regter; om wien doen zy dat ? om niemand dan „ om Willem den Vyfden te dekken, - voor wien zy ,, Land en zand, ziel en zaligheid over hebben: - zo „ de Prins niet de beftoker was van dat geheele Ver,, raad. da • was het zyn belang en zaak, dan was 't „ het belang en zrak zyner Cabaal, om alles intefpan,, ne ror naakte ontwikkeling van dat Verraad, op „ dat zyn onfehuld bleek; dan moesten zy alles beproe„ y m , om de Hoofd Misdadigers ten ïtrengite te hel. i) pen en te doen ftraiTen, in plaats van ze voor „ hunne Regters tragten te verbergen, onder het vals „ voorwenden, dat zy voor hun Competenten Regter 99 niet worden getrokken .omdat de Admiraliteit van Amtïer, t, dam van dat onderzoek is, uitgefloten , even of zy niet wisten dat  aoo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. „ dat die ook party in deze importante zaak was, ■ „ dog (zeggen ze verder) dat is maar een doekie voor het „ bloeden, eh elk moet nu volmaakt overreed worden, „ dat Willem den Fyfden het rad heeft gedraid, dus „ zal dit fcmeuwend geweld hem niet helpen, nog ook „ dien ouden Schelm en Landverrader Byland, want het „ zy hy in handen zy of niet, zyn Vonnis zal fecuur )) worden opgemaakt, en hy geinfameerd worden". Zo praaten de Patriotten, dog ik moet 'er om laggen, wel nu laten nu door deze protectie een duizend menfchen , overtuigd worden dat de Prins waaragtig fchuldig is, en dat hy agter het fcherm zit, is dit dan nog niet veel beter als dat hy voor 't oog van de vier Wareld delen door der Regter Schuldig word verklaard en als een Landverrader gevonnisd? en wat Byland betrefd, die 'is zo aandoenlyk voor lnfamie als 't hem maar geen zeer doet , als een bedelaar voor 't verwyt van luiheid; — hy denkt gewis, „ 't is beter in fchildery opgehangen te worden, als op zyn goedkoopst, het koude ' daal door den nek te krygen, — !! Secundo omtrend de Heren van Gelderland zeggen ze, „ wel, wel. „ dat is al een Volkje'. zulken, die Vooronders \', zyn van s'Lands grootheid, wclvaaren, en magt, —— , Voorftanders van Recht en Vryheid, Vrienden ' des Volks en hunne Privilegiën, gelyk een Capellen " tot de Marfch, worden door hen gehaat, cn ver' vol^d; en Schelmen, Rebellen, Landverraders, een '.' man a's Byland worden door hen in protectie senonien • —- wei waarlyk, dat Volk is flegter als Nero , *' GaTtgalen Philips, Duc cPAlba, ja nog erger als fommige van de Hollandfe Ridderfchap !! L " Dog we moeten de Patriotten maar laten praten, dst Volk weet niet beter, — 't is een proper teken, dat die Gelderfe Heren zo zoeken te eindigen als zy begonnen zyn, en volgens attest Je van wevers geeft een gelyk fpinfel het beste linnen. Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 39. 1 Brief van een Utregtfen Oranjeklant aan Pierre Gosse, Junior. Myn Vrind! . ben een Prinsman, en wel een der voornaamfte in (Utregt, geep Sinjeur Mulder, geen Confrater Odé, geen Confrater de Vaal, geen fyne Zwendelaar Hagen, of andere Schurken komen by my te pas; ik raas en [tier als een bulhond, op al wat eenigzints Vryheid of , Burger - Regten genoemd word, — ik waardeer onze ilieve Prins zo hoog, dat ik met plaifier zyn onderdanige ! Slaaf wil worden, en hem Heer en Meester zien van 'c ■geheele Vaderland, —- want ging het dan duizenden kwaI lyk, het zou my tog welgaan, en wat bruit my de rest: — ! maar om tot de zaak te komen, dat gy leugens op leugens : in uw Courant, als de beste paarden uit de Oranje Stoetery aan elkander koppelt, dat kan nog gaan , — dat gy, terwyl gy de Voorftanders van s'Lands Braave Regenden belbhuldigt, van weerfpannigheid tegen den Souverain, P p aelfs  «02 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. zelfs de eene lastering voor en de andere na op hen uit. braakt, dat mag door den beugel, — Dat gy de Patriotten , die de Oranje-Predikanten op het lyf vallen, om die rede begroet met de eerwaardige namen van Deïsten, Atheïsten, Socinianen, haters en vervolgers van den openbaren Godsdienst, terwyl gy zelfs in uw Courant de heerlykfre lasteringen en treffelykfte fpotterneijen uitbraakt, op zulke Geestelyken , die niet flout genoeg zyn, om Gods Heilig Woord teverdraajen , totfchoonmaking en verheffing van onzen regt Tedergeliefden Prins, gelyk gy daar van in uw Courant, van Woensdag den 29 November ook een heerlyke preuve gegeven hebt, rakende den Predikant van Zoest, dit mag 'er ook nog door, — men weet tog, dat men geen leugens, lasteringen, verdraajingen, en andere Godtergende godloosheden moet fpaaren, wanneer men zig heeft verpand tot dienst van een Landverrader, een gewetenloos Tiran een ondankbaar Monlter, een Landpest en Vloek van Engelen en menfchen, en tot fchoonmaking van een party beëdigde Schelmen, die s' Lands Heil, s' Volks Vryheid en s' Burgers Rechten aan den Dwingeland voor een vetten brok voor zig verkogt hebben. Maar Vrindje, zal dit liegen en lasteren enigen winst aanbrengen, het moet met overleg gefchieden, het moet gefchieden op een wys, dat de leugens ons niet als ky- fteenen voor de kop fpringen Waarlyk Gosse, uwe Correspondenten deugen niet, zy fmyten het werk zelfs in den asch ; — byzonder uwe Utregtfe klanten; gaat zelfs mair eens na, of het een volk :s, daar gy Raat op kunt maken ? zyn niet de meesten van die knapen geboren fchurken? klanten, die eerst vuur en vlam tegen Mynheer den Prins hebben gefpogen, die niets on- be-  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 2O3 beproefd hebben gelaten,om de Burgery van Heer te doen veranderen, en haar te bewegen om in plaats van voor één Tiran, voor veertig Dwingelanden te kruipen; — kwaadaartig zyn zygenoeg.dat wil ik wel bekennen, maar door overmaat van kwaadaartigheid weten zy zelfs niet wat zy fehryven of wryven; bezie eens uw VVoensdagle Courant van den 29 November laastleden,daar ik zoeven van fprak; ■ gy meld daar, volgens een brief van Utregt, „ dat aldaar een Expresfe van MUord Gordow „ uit Engeland aan den Commandant van 't Utregts „ Exercitie-Genootfchap Gordon was aangekomen, met eene optelling van perfoonen en gevallen , die in En„ geland met de Vryheid zo omgefprongen hebben, als „ de Prins van Oranje met deeze Republiek, — dat in die „ tyden groote mannen 'er zig tegen hebben verzet, —* „ en dat hy Gordon ook moet volharden, om den Stad„ houder tot zyn pligt en gehoorzaamheid aan de Staaten „ van Holland te brengen." Zo men nu die Historie als een waarheid wil uitgevend hebben, fpringt ze dan ons niet voor de kop, en moet niet ieder vragen, of ons de bolwurm fleekt, dat wy Reenen uit de ftraat lisgen ? — en zo het een fpotterny moet hieten, kan 'er dan wel iets laffer en geeftelozer worden bedagt? — ik Rem toe, dat 'er eene ware ftelling in is, namentlyk, dat 'er in Engeland mannen zyn geweest , die net gelyk de Prins van Orange in onze Republiek, Godvergeten met de Vryheid hebben omgefprongen, — maar lykt het in onze kraam, dat wy zulke waarheden Verkondigen? -—— foei, foei, die Correspondent moet maar 't Dolhuis. Nog lomper is de noot op de Vergadering van 't Genootlchap hier in Utregt, — elk weet hier, dat het P p 2 püM  204 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. onwaar is, dat de Vergadering van dat Genootfchap dart' hier, dan daar, word gehouden; derzelver Ofiicieren en Directeuren hebben een kamer, in welke zy alle hunne Vergaderingen houden; maar al was dat nu eens zo, dat zy dan hier, dan elders Vergaderden, wat ftof tot befchuldiging of fpotterny (leekt dan daar nog in? is het niet evenveel of uwe Correspondenten in de Sociëteit op den hoek van den trans, of op Dam lust, of aan de Malibaan, of by den af - en uitgekookten domheer Grote Vergaderen ? — wat kan het fchelen, of zy incognito by den boekverkoper van den Brink, of by een ander famenkomen ? is 'er onderfeheid in, of de Heren van de voorftemmende Leden, om mefures te nemen tot onderbrenging van de Stad Utregt en de goede Burgery , te Amesfoort, of op den Heyligenberg by Jonker van Natewisch, of op Schonauwen by Caf ellen* Vergaderen ? ———* Nu zulke laffe leugens pasferen nog, om dat men niet wel in ftaat is, dan met veel moeite, om 'er meer dm 2 regels van te lezen; — maar vrindje, waar moet het heen met die miferabele zogenaamde Anecdoten uit de Hedendaagse Geschiedenis der Helden, tot Verdediging van Utrecht dienende: zo waar als ik dezen aan u fchryf, myn al'.erlieffte Gosse, 'er is geen waar woord aan alle die mooje Historieties. Aan N°. i. van die Uiterfe vertelfeltjes is geen waar Woord aan; zo min als aan N°. 2. en N". 3. — en hoe kunt gy zo dom zyn , te geloven, dat men in onze Stad zou dulden, dat een Dragonder de Poort zou komen inryden, dat de aldaar geplaastte Wagt, hem na een pas vragende, (volgens de aan haar gegevenordcre) in plaats van die te vertonen, zyn Pailas zeu trekken  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. iöS ken en tegen wil en dank de Stad inryden, en voor een Herberg, in 't gezigt der Wagt, een kan bier drinken? - Myn Vrind Gosse, ik wil niet logenen, dat 'er onder de OranjeMilitarenzulke brutale beesten zyn, die de Souverein zo wel als Hoostdeszelfs wetten en be. velen, ten plaifiere van Myn Heer onzen Tedergeliefden met voeten trappen ; maar geloof net, dat zulk een brutaal beest den dans hier niet zou hebben ontfnapt, en volgens regt en rede eens lugtigjes zou opgeknoopt zyn geworden; al was 'er geen touw in de Stad geweest, dan had men zulk een kaerel aan den toom zyn paard opgehangen,— ten ware men de Voorkeur had gegeven aan de fmerige halsters, met welke de Oudraad Falk, onder het favuur van het habiet van een ftalknegt, de Stad uitfchap. peerde dog die zig als een held door flegts één Schutter een kwartuur buiten de Poort liet keeren en opbrengen. Aan No. 4 is geen flipje waarheid; en wie zou gek genoeg kunnen zyn , om zulk een gapende leugen te geloven ? Doch No 5. is van een anderen aart: 't is gebeurt, dat een Dragonder, ,, dat een Wagtmeerster der Dragondeis „ de witte Vrouwenpoort uit willende ryden, de fchild- „ wagt hem vroeg waar hy naa toe wilde? dat hy „ daar op brutaal genoeg was, om te antwoorden , — dat „ raakt u niet? ■ dat hy daar op zyn Pallas trok, „ zyn paard de fporen gaf, en de wagt ontvlugte, onder „ het uitbrommen van de verfoeielykfle en (trafwaardigfte „ insultes; — dat eenigen van de wagt hem willende ver,, volgen, daar van wierden te rug gehouden, om dat „ men begreep, dat het vergeefsch was, daar hy te paard „ was gezeten, en dus alle vervolging kon ontvlugten". Myn goede Go?se, wat moest de fchildwagt hebben gedaan als die wagtmeefter hem niet zo fehielyk (gelyk Pp 3 hel  206 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. het geen kunst is) ontsnapt was? moest hy hem, toen hy na zyn Sabel greep, de bajonet, door de ribben hebben gefloten, en hem van het paard geligt? > 't is waar, die kaerel had niet meer ais zyn verdiende loon gehad: — maar wat gefchreeuw zoud gy en andere Satyrs C vei geef my deze familiaire uitdrukking, wy zyn tog vrinden onder malkander) daar van niet hebben gemaakt! dan zouden die wagthebbende fchutters in uw zo heerlyke Courant hebben moeten blinken met de namen van bloeddorstigen, Moordenaars, vervolgers van de onfchuld'ige Militairen, — die eenen ongelukkigen Wagtmeefler, om een klein abuifie, in koelen bloede hadden neergeveld; — niet waar vrind Gosse, het is tog kunflig, om uitroer en tegen vergif te zuigen. Maar vrindjelief, als eens die gefingeerde Utregtfe verteTelties waarheid waren, wat was 'er dan nog voor onze party me gewonnen door die publiek te maken? niets; contrarie, wy fneden ons zelfs daar door in 't aangezigt, want daar uit moest elk befluiten, dat de Militairen, die tot de Oranje party behoren , niet anders waren , dan 'Muitemakers, Oproerigen , Twistmakers, Bloeddorftigen , Strafwaardige vertreders van de bevelen der Regeeringen, haters van tugt en goede orde &c. en dat wy in zulke brutaliteiten onze kragt en heerlykheid moesten zoeken. Waariyk Gosse, de defenfie van de Haagfe Oproerklanten heeft ons al zwart genoeg gemaakt, al gloriè'eren wy niet op de weerfpannigheid en baldadigheid der Militairen ; De Elburgfe en Hattemfe historie heeft ons Óranje gebroed al hatelyk cn verdagt genoeg doen zyn, al doen wy 'er geen foortgelyke beestagtigheden by. Gy wiit C'k begryp uw goede mening wel) met al die fabelties maar te kennen geven, dat de gewapende Hol- iandfe  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 207 landje en Utregtfe Schutters, maar een hoop kwade jongens zyn, die geen moed hebben, en die een douzyn of meer fïeik; door één of 2 Militairen worden op de vlugt gejaagd; —- maar jongelief, die beusclpraatjes zyn immers te zot, om 'er na te luisteren; —- geeft de Militaire rok zo veel Courafie? of zyn Burgers, door verontwaardiging over onze party, en door ambitie vervoerd, minder moedig, dan Sommige Oranje- moffen, die na een korst droog brood vyf voeten hoog opfpringen? — 'c lykt 'er niet na, Vrind Pierre. Er is tog iets hier gebeurd, tusfchen Militairen en Schutters , en dit kan den volle toetst doorftaan. Twee Soldaten teZeystGuarnifoen houdende, waren door lust bekropen; om de Utrechtfe Burgery eens te komen railleren ; op de Biltftraat in een kroeg zittende, opende zy het toneel met het lieflyk Oranje Boven! dog hier wierden die Zeister - Helden door één perfoon, een jager, door allerhande foort van klappen de deur uitgebonsd: onder een hagelbui van vloeken en fcheldwoorden op de Utregtfe Burgers, en de Auxiliairen kwamen zy tot aan of by de Gildbrug, wanneer daar één — Nota bene — één — let wel Vrind Gosse! één — flegts één Schutter Rond van de Auxiliairen van Amflerdam, die niet kunnende verdragen, dat den Souverain des Lands en het Volk door een paar Onverlaten gehoond wierden, die klanten onder de ogen keek, dog toen namen de beide Militaire Helden hals over kop de vlugt, fpringende de een over de floot; dog dit hielp hem weinig, want de Schutter fprong hem na, greep hem by de keel, en bragt hem gevangen op: zie Vriend, dit deed één Schutter, . die Histoiie is egt, en rot- een bewys ' van  aoS DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. van egtheid, zult gy binnen weinig tyd de eer hebben, Cten minden dit verlangt de Burgery) te horen dat die Soldaat , benevens zyne oproerige Confraaters , die hier gevangen zitten, op het fchavot voor hun Oranje - moeite warm en wel zullen betaald worden. Ik rade u derhalven als een Vrind, myn lieve Gosse, fchaft uwe oude Utrechtfe Correspondenten af, zelfs hem, die leden zyn van het Gezelfchap, onder de flatterende zmfpreuk, tot herjlel der Eensgezindheid en Burgerrechten C want in dat mooje manteltje van die Heeren is een miferabel groote fcheur gekomen, daar de lelyke Antipatriot door kykt) en zoekt nieuwe , die wat minder kwaadaartig, minder valsch, en meer oordeelkundig zyn; — zo gy zulken onder onze cabaal niet kunt vinden, probeert het dan eens met enigen, die ik u zal opgeven, en die op myn woord eerloos genoeg zyn, om uwe Correspondenten te wezen: ik zal ze u hier nauw¬ keurig opgeven , want gy mogt 'er anders in dwalen, net 20 als met de zaak van de Republiek. Het Vervolg in 't volgend Nommer, Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCH E CORRESPONDENT. N°. 40. Vervolg van '( voorgaande Nommer. JEn waarom Gosfelief, zou ik u die Snaaken eens krek en accuraat opgeven? — we), wel, onze goede vrinden en bekenden, de waardige Oranje-Klantjes worden zo jaloers, dat het eind 'er van weg is; de luidjes zeggen , (en ze hebben gelyk) „ 't is of onze Vrind Gosse ons ,, geheel en al vergeet, en of by alleen maar zig ophoud E, met de wisjewasjes van Patriotten; die laggen dat „ za fchaateren, en rekenen zig 'er zeer mêe vereerd , „ wanneer hy in zyn leflyke Krant hunne doopceelên , 'c „ is dan raak of mis , zo propertjes opleest, dat 'er de „ fpaanders af duiven , — en wy, die zo hups Prinsge,, zind of Anftocratiich zyn, wy krygen niet eens een „ beurt, of fchoon by en onder ons de fchoonfte ftof „ voor zyn Krant is; zyn Meesterknegt Klaas Momüs „ denkt nog wel eens om ons, maar het is zo maar ter „ loops, puur of wy niet waard zyn,'dat wy worden „ aangeraakt: — en wat fchoone Sujetten zyn wy niet, „ men behoeft om onze Pourtraiten in een mooi dagligt te zetten, geen valsfe kleuren te nemen, of om onze Qq Ge.  aio DE HA AGSCHE CORRESPONDENT. „ Geboorte, Daaden en Caracter op een hairbreedte na „ uitteduiden, geen manden vol leugens by een te „ fprokkelen." Ziet, neemt het me niet kwaalyk Gosse, zo praaten onze Oranje-Confraters , en zo waar als ik leef, ze hebben gelyk,- ieder hoort zig al eens graag verhellen. Maar jongen, wat komt uw Utregtfe Correspondent, die in uw Maandagfe Courant van 11 December van 't lopende Jaar, in een ExtraSl van een Brief uit Utrecht ons een Lyst opgeeft, van geprefumeerde of gewaande Tekenaars van dat mislukt Oranje- Declaratoir alhier, ons bestig ia de hand; van zyn leven nooit beter; — dat is een fuperbe ftreek, om een party Draajers, Tuimelaars, en Labdiceërs uit hun hoek te haaien, en party te doen kiezen, want fchoon ze" bykans allen zo bang zyn, om voor Oranje - Klanten of Antipatriotten te boek te ftaan, als de duivel voor het kruis, zo zyn 'er nogtans zeer veclen onder,'die om by elk de mooie man te zy", met alle winden waaien, en van welken ik, (om een Zeemans Spreekwoord te gebruiken, zo als men zegt, de Wind is Oost- Zuid -Oost ten Oosten,) ook zeggen kan, zy zyn Slegt, zeer Slegt ten Slegtjlen, Kyk, die Correspondent van u, Sinjeur Gosse, moet. vast nieuw op de Winkel zyn gekomen, want uw voorige Correspondenten zyn geen pyp tabak waard; —— jongen 'er zyn onder die vermeende opgegeven Tekenaars, die u en uw Courant vervloeken, en geen van allen heeft zyn kneukels ooit op dat Sopoms Gefchrift, ik meen dat Declaratoir gezet, ja, jongen daar ftaan 'er op die Lyst, die zelfs Kiezers van de Nteuwe Raaden zyn geweest» enandren, die zig by 't Geregt over  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, zit ever u hebben beklaagd, — dog dat doet 'er niet toe, zy moeten z:g by 't Publiek tegen u regtvaardlgen, en zo zy dat niet durven doen, (gelyk'er veel zullen zyn, die om by elk de mooie man te zyn, gelyk ik ftraks zei, niet durven kikken,) dan heeft onze party een moii fehyntje, als of het hier in Utrecht neg krielt van Oranie-Klantjes, en dat zal onze goede Slokken van een Willem, en onze ftervende Cabaal weer een riem onder 't hart fteeken ; — daarom uw Correspondent moet die Lyst maar vervolgen alle weeken, raak of niet raak. Lieve tyd, wat een voorraad ! wat een Collectie van Correspondenten zult ge niet krygen ! geen gebrek Vrind Gosse, houd maar goede moedl kyk't is wel zo, dat onder de Effeclive dertien Teekenaars van dat Oranje- Deciaratoirtje in 't geheel niets, en uit de 50, in uw Lyst opgegeeven, zeer weinig goeds en nuttigs voor u te haaien is, want de dertien beftaan uit een derde Farifeën, bekend voor Bedriegers, een derde u t arme Bedeelden , en de rest uit Zuipers van de laagfte kiasfe ; en onder de door u opgegeeven 50, zyn 'ef geen tien, die een rcedelyk goed verftand hebben; —— dog dat zegt niets, ik denk dat onder de Klanten, dié in uw Lyst nog zullen volgen, bollen genoeg zullen zyn. Dog Vrindlief; — ik zal u en uw Correspondent, a's een getrouwe Confraater, te gemoet köomen, — daar legt ons miferabel veel aan geleegen, dat gy en alW onze "Medebroeders, onze vrinden en helpers in den grond ken: het is niet genoeg, dat de Oranje - Waereld (aan de Patriotten is geen dromventer geleegen, of ze 't weten of niet) de nanen onzer lieve Vrinden, de gewaande Teekenaars, weet, maar zy moet'ze ook in Perfoon^ Geboorte, Cara&er, Denkens-tn Leevenswys kenQq a nen, rst  212 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT.' ren , — en dit zal myn taak zyn'. ■— wat zegt ge broer Gosse? — my dunkt, ik zie u en die Heeren al laggen en gryr.fl-n, als bokkies, die brandnetels kauwen, nu geen Complimenten, — het vereist geen dankbaarheid! Dog om niet altemets mistetasten, en Patiiotten voor onze Confraters te houden, zal ik telkens na uw opgaaf van de naamen en toenaamen dier gewaande Teekenaars, veertien daagen wagten, eer ik die alie of een gedeelte daar van , een kriefeltje nader befehryf, en hen met een heel puntig, fcherp Teekec.-pennetje op 't papier, na 't leeven afbeel; kyk, zulken, die door Advertenties zig van de Lyst afzonderen, zyn niet waard, dat we ons met hen bemoejen , maar die door hun (lilzwygen toonen, dat zy tot onze hoogloflyke Antipatriotje party behooren, of laffe zielen zyn, die zig, uit vrees, van mis» fchien een klantje of een patroontje te zullen verliezen , fehuil houden, die vrinden zal ik in uw Courant, of in de Correspondent van uw Meesterknegt Klaaj Momus netjes na 't leven afbeelden ; ik hoop, dat de vrinden myn openhartigheid my zullen vergeeven. Provifionee! zal ik een .begin maaken met een Heertje , dat de eerfte plaats op uw Lyst had moeten bekleeden, een allerbeste Oranje-Klant, en die zo vuil is als een fpin op de Patriotten , warentig Gosse, een beste Correspondent voor u, de man is handelbaar, en om een duitje re verdienen tot alles in ftaat; het is de Hoogwyze, Natuurkundige Heer Oud-aad, van de Zeeuwfe Stad V, genoemd P. Bod. .. t, door de wandeling genaamd, het Nekje, of de Joodfe IVandelaar, of de Geleerde Gek, of Pietje houd uw broek vast, — een Ventje met een woord, uit wiensFifionomi ahe mooglyke ondeugden zyn te ontdekken, atqud ergo, een man, die capita»! tot  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 273 tot dienst van onze party gefchikt is, en gefchapen om een Prinsman te zyn. Het is ook een plaifier om te hooren, hoe hy op de Patriotten afvuurt, en hoe hy ze by millioenen te geiyk verdoemt, ophangt, en wie weet niet wat al meer; — hy is ook zo afkeerig van dat Volk, dat hy om Water of wind niet met haar zou verkeeren, ten waare het, dat zig de gelecgendheid prefenteerde, dat hy hen op de een of andere wys kon opligten, — want dat kunstje verftaat ons krom Ventje in de grond. Gy behoeft niet bang te zyn, dat hy niet in fbat zal zyn, om iets te kunnen fiellen, zo waar niet, want de Sukkel heeft al-eenige werkjes vertaalt,en met voorredens en nooren voorzien; daarenbooven kunt gy rooit een gefchikter Correspondent krygen dan hy is, want: Primo. Is hy zo kwaadaartig als de duivel zelfs, en byt uit puuren haat tegen de Patriotten, zyn vingers en lippen cpntinueel aan ftuk. Secnndo Vals tot in den vierden graad, zo dat hy capabel is, om u, al had hy al zyn leeven zyn brood van □ gehad, voor een klein ftuivertje te lasteren, (hoewel dit is niet wel mogeiyk) en te verraaden. Laat het op my aa..koomen, hy zal u bedienen als een Vorst ; - og Vrind Gosse, gy moet het doen, gy zult 'er een goed werk aan doen , de Vent is ongelukkig, hy is Prodigus gemaakt, en dat alleen om zyn kwanfelen en fwendeien, waar mee hy zig heeft geruïneerd, en dat by alleen dêe, om een duitje in de zak te hebben tot heimelyke fnoepreifies, want al is het Ventje getrouwd met de Zuster van een Dccloraalen Draier, een man van uw Teekenlyst, en zo leelyk als een aap, hy is tog een aards-liefhebber Qq 3 van  214 DÉ HAAGSCHE CORRESPONDENT. van de Sexfe, en geeft u Vrind Gosse in die fmokkeïpartytjes geen hairbreed toe. Toe doet het, ik recommandeer hem, want ik hou byster veel van hem, om dat hy een puure Oranjeklant is, want zo veel ik weet, heeft hy nog geen werkjes aan den Teder, geliefden opgedragen, en toegewyd, om een vetten brok voor hem of zyn zoon te krygen, gelyk onze Domine Hin- lopen gedaan heeft, en de fukkel is in nood, want hy kan by niemand een penning meer trekken, — boeken by den eenen Boekverkoper te kopen op crediet, en by eën ander weer terfto'nd te verkopen voor een derde of vierde van de waarde, om contant geld, dat wil ook niet meer vlotten; — zyn boeken ftil uit zyn boekenkast te moffelen, en voor de helft der waarde aan Pieter en Paulus te verkopen, vlot ook niet meer, want die kerk is gefloten flits Salomom, de bekeerde fmous, zyn Makelaar enCotnniisfiunair, door de Justitie alhier is by de kladden gevat en voor ^eenige jaaren in het tugthuis geplakt; ■ enfin.de man is ten ende raad, en zo gy hem niet voorthelpt, weet ik geen (tellen voor hem, want hier is geen een eenig eeriyk man , die met het ventje wil te doen hebben. Ik hoep, dat ik u deeze man nu na genoeg zal befchreven hebben, om u geen kat in de zak te doen kopen; ik be. gryp, dat ik als een best puikspuike Oranjeklant dit aan u en den Heer P.Bod t verfchuldigd ben, want Confraters moeten elkander helpen, en ik begeer daar voor nog van u, nog van hem de minfle dank niet; en ik durf wedden , dat onze Confraters de Antipatriotten nu regt in hun knopies zullen zyn, dat ik een begin heb gemaakt, om hun aan de waereld wat nader te doen kennen, wat, wat, de Patriotten hebben zo mooi in Laterms Magtques en andere  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 215 dere fchoone Werkjes gepronkt, en om ons Volkje wierd in perfoon weinig of niet gedagt, — ze zullen nu ook eens lekker een beurt hebben : — Jk wagt met ongeduld, om de vrienden, op uw lyst ftaande, denzelven dienst te doen: — Ik moet eerst zien, wie dat zig door Advertenties of andere middelen, van die lyst zullen afzonderen, —— aan die leid ons geen flip gelegen. Weest van my en alle onze Vrienden gegroet. Ik ben uw heilzoekende Vriend N £*. Ik kan zien, dat die Brief gefchreeven is door een best Vriend van myn Baas, de duiker, die klant hoeft niet voor hem te wyken, ik zou haast geloven , dat het een Koster of zo iets is in Utregt, want hy heeft een goede fljg van Doopfeelen te maken; de Vrienden die ^ de lyst ftaan in de Courant van myn Baas, zullen ai in voorraad laggen, dat haar de oogen overlopen. Hei — hei, is dat bellen 1 Ha ! de Brieve- beftelder, dat is goed, laat eens ziëfc wat nieuwe ftof ik kryg ? Een Brief uit Utregt, wel miferabel dat is flegt fchrift, Dankbetuiging aan Jufvrouw — Klui — Klui - KJuife — (ik kan dien naam niet leezen, al kost ik toveren,} voor haar Ede les fraai Pasquil op Utregts nieuwe Vroedfchap. - Kom die Brief zal ik gauw laten volgen. - Wat al meer, — een Brief van den Exprofeflbr Hofjïede, myn ouden besten Vriend, - Wat of dat is? Treurgalm aan Willem den Vyfden.wwm het ontydig enfmertelyk afjlerven zyner Agting by de Weldenkende Natie, in den laai f en Engelfchen Oorlog door een kwynende en jleepende ziekte aangetast, in na eene aanhoudende en daaglyks toeneemen-  2i E H A A G S C H E CORRESPONDENT. N°. 41. TREURGALM aan WILLEM DEN'VYFDE N, Wegens het ontydig en fmerteiyk affterven zyner Ag ting by de Weldenkende Natie, in den laatften Engelfchen Oorlog door eene kwynende en fleepende Ziekte aangetast, en na eene aanhoudende en daagiyks-toeneemende vermindering van kragten, zagtelyk voor Hattem en E l b o r g in de Heeren Staaten van Gelderland ontflaapen. Anno MDCCLXXXVI. door PETRUS HOFSTEDE, Bxprofesfor van Rotterdam , gemartelde Hoveling, en Iiloemeiiftrojer «p de Graven van het Doorlugtige Huis van Onnge, begim» ftigde Slaaf van den Beminnelvken, Tedergeliefden Prins WILLEM DEN VYFDEN. jj^ï'gt het my voorheen gebeuren, rrikmcfen en ty len na den vroegtydigen dood van dien Doorlugtigen Orangeboom, Uit welks lendenen gy nog Doorlugtiger zyt voortgefproten, Rr zy»  218 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. zyn fmertlyk Affterven, op de wys der Geestelyke Bachanten , re bedingen, en met manden vol van allerlei zoort van Veldbloemen deszelfs Grafzerk te beftroojen, — ik moet thans op nieuw myne droeve fnaren fpannen, nu nog een veel troostelozer (lag de grondflagen van het eertyds alles gebiedend Orange • Huis treft, zo dit deszelfs posten beven, gelyk voor vier of vyf jaaren die van de Republiek, Wanneer die, onder toeverzigt en begunftiging van U, myne beminiyke Wilhelmus Quintus , door onze dierbaare Geloofsgenooten,uwe Vrienden, Bloedverwanten en famenfpanners, onver wagt wierd bedreigd, overvallen en ter neder geflagen. Uwe Agting, reeds by de Natie gebooren voor u, mya rampzalige Willem! toen gy nog in het duister van uws moeders ingewanden omzworf, als een verdwaald reiziger jn deWoestynen van Arabiè'n, is helaas! voor uwen aanhang te vroeg gefret ven! Zy is niet meer! Strooide ik voorheen een handvol vilde bloemen op het Graf van uwen, door my zonder eenig Appèl of Protest zahg verklaarden Vader, hoe veel meer ben ik dat nu verpligt, dewyl gy, o Orangelpruit, op de Gebeden van my en andere Regtvaardigen aan ons reeds gefehonken waart, en dus uit die dierbaare asfe eenen anderen Fenix, gelyk een made uit een aangeftoken kaas, was te voorfchyn gekomen ; zo zegt ook een der oude Filofoophen, dat het ééne bederf of kwaad uit het andere voortfpniit: — in plaats van dien 's Lands Cederen overfchaduwende Orangeboom Willem den Vierden, (*) zag men u, o Willem den Vtfden, (*) Ja, ja, men praate wat men wil, Willem de Vierden wis tnur krek Souverain van dc Republiek, enten minnen wel 2:s~en dertigmaal zo veel als de Heeren Staatjes, hy lui  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 21c) Vyfden, aan alle zyden de voor ons verrukkc-iykfte takken uitfchieten, die ons deeden hoopen , dat eerlang uw Kroon de Wolken zoude bereiken, dat gy niet alleen'sLards Cederen zoud overfchaduwen, maar ook onderdrukken, en hen voor uwe takken zoud doen ncderbuigen. Gy wierd door uwe Moeder en Voogd opgekweekt tot eenen jdbimelech, tot eenen Doornenbosch voor Nederland! —- daartoe waart gy door hunneHeerschzügtgeplant , — door hunnen alles dwingendèn Invloed natgemaakt , en de Agting des verblinden Volks gaf u den Wasdom ! Gy waart op onze Gebeden ons in de plaats van uwen Doorlugtigen Vader gefchonken, by opvolging, even zo gelyk de plagen van Egypte elkander opvolgden ; — dog helaas, driewerf helaas! waar mede zullen wy het affterven uwer Agting vergoed zien! helaas! de Agting der Natie voor uwe Doorlugtige Hoogheid, — dat gouden Windaas, door uwe Vrouwe Moeder voorgefchikt om u ten troon te heffen, — die ysren hand, waar mede uwa Hoog- had de magt om ze te regceren net zo sis hy wou, pereks gelyk een Captein van een Oost-Indies-Schip zyn Cajuitjongens: en dat dar geen geiifurpeerde of onwettige magt was, zo als die vodden van Patriotjes zeggen, maar een w uige magt is zo zeker 3 als dat tweemaal rjvce vier is, want myn V'tiend P. Hofstede heeft het gezegd, en die is nog geen Judas genoeg, om onn'cr den lef van Willem den Vierden diefïlaJJcB en inbreuken te phatfen. luister wat die Heilige Rotterdamfchc Apostel in dc voorretds ma zyn Prinslyk, Bloemenflroo fel z?gt: „ van een Prins, die cle ,, eerde geweest is, die als de Zon, de Zeevtn Nedtrhmdfehe „ Planeeten Geregeerd heeft". Goede woorden voorwaar, wi overwaardig , om met een g'oejcnd goud br.wdyzer voor dc voorhoofden van alle Prinsgezinden gedrukt te worden!!! Rr 2  2ro DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Hoogheid 'sLands Grooten in ketenen klonk, dat 6)11 fcerid aambeeld, op 'twelk uwe Raadslieden hunne ontwerpen tot' uwe Monarchaale Regeering fmeedden, ■ is niet meer, ■ die Agting zinkt in het duister ftof, en in eeuwigheid zal die dierbaare, die a.les dwingende, niet meer voor het Doorlugtig Huis van Orange verryzen en het hoofd ter Grafspelonk uitbeuren ! Stort Traanen - beeken d myn Ongen ! Des forsten Agting daalt in 't Graf. 6 Prins die Agting was by alle Braaven in den Lande, zo lieflyk als de Knoflook in eenen Specery • Winkel; aangenamer dan Edik in eene versfe wonde, begeerlyiter dan een Dienaar der Juftitie by een hoop Simikroovers! Ik zal die Agting bezingen, ik Zdl B'oemen cp haar jeugdig Graf ftrooien, — op dat de Nakoomer gfchap wee:e, dat het Dierbaare Huis van Oranje m de voortnaaüge daagen van blindheid en onkunde Agting gehad hebbe! Doch myne Bloemen zullen eenvoudig, mvne Ljkzang zal zonder vleijen zyn, Hofstede doch, cc Rotterdamfche Petros , die zo meenigmaal het ftof van uwe Hoogheids reine voeten heeft gelikt, is tot geen vleijen gebooren ! £*) Myne (*j Dat de jroote man hier waarheid fprcekt, is zo klaar urr eyne werken te bewyzen, als de Zon op den middag ; principaal uit zyne gulde K'einoodie, Bloemen gtttrooid np het Graf van Willem Carel Hendrik, Frifo, alwaar de Sukkel dc moeder van zyne Hoogheid, f die alles behalvcn Sehoon was, en van welke de tegen woord'ge Hoogheid zyn bolle war.gerjcs en dikke lippies lthynt ontleent te hebben,) zonder bluozen ia 't aanzigr zegt, hy efii ligehaanugeflalte, ' te weeten van moeder Anna,) ï° ree. gelmaatig, dat Paris, %f> hy u gekend hadde, nooit den Gouden trippel  DS HAAGSCHE CORRESPONDENT. 221 Myne Bloemen zuilen zyn, als die ik op het Graf van. uwen Vader heb geflrooid, we ke zo k.rngtig en lieflyk waaren, dat ieder in. twyfie! fiond ; welke geur en reuk aangenaamer was, die van de daadep uwer Voorouderen., of die van 't rottend rif nwes Vaders, of die myner ge. ftrooide.-Bloemen? — gewis, ik heb dezelve niet zonder mit geflrooid!!!. (*) De Ouden ftrooiden Bloemen op de Grafplaatfen van voornaame Perfonaadjen, en wel byzonder de Crocus, de Lelie, de Violier, de Roos, (*•) ik heb nog eenen voorraad van Roofen van den- tyd uwes zaligen Vaders, dfte geene ondeugden gekend heeft, (f) overgehouden c^fple'., 'aan de I\oningranc Van Cyprus, (VenusJ zoude gegeeven hibbcn; eigo was de oude Princes fchooner, dan de Hei. dencn Vcnus afmaalden: en dit is immers geen vleijen ! (*; Hier hveü de groote man compleet gelyk in; want men verzcekert, Jjr aan het in.'« honderd Imyten van'zyne geytyde ■ en ongetyyde B'ocmen, liet aan-en door elkander leggen der Engelfche Tuinen en Eoifcben, zyn oorfprong vcrfcliuidigd is. (**)• Zie pogl 1 van de Bloemen geflrooid op het Graf van Frifè door P. Hofjïede. ■ (f) Vader Hofjïede- zegt in zyn Voorrede op pag 6 van Prins JTtliem den Vierden, Dat hy önfyindg van zyn eige deu^d "Was, „ aangezien hy van %een ondeugden wnt," toen de man ditfehreef, waren zyn hersfens zeier- ontlkld door den verwilderden geur van zyne heidenfche en gewyde Bloemen, want niet alleen dat die Prins dan in 't geheel niet gelchikt was aan 't hoofd van Po'itieen Juftitie ( ot w Ike lieden behooren, die deugden en ondeugden kennen,) m.ar hoe kon hy dit famenknopen met de Leer det Zjlighcid , daar de gronJcn derzelve zyn berouw en bekeering? — Zolder kennis nu. van ondeugden of zonden kan geen berouw of bekeering plaats hebben. AANMERKING VAN DEN LUTERSCHEN KOSTERj Rr 3 Bad"  222 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. gehouden, en nïettegenftaande zy zo fpoedig verdord, — als zy gewasfen waren, des te beter zyn ze thans gefchikt, om op het aaklig Graf uwer afgeftorvene Agting geflrooid te worden: Zy kunnen u, o beminnelyke Vorst! leeren, dat hetgeen fpoedig groot word, ook fpoedig vervalt! — dat roem en Agting, op ydelheid of logen gegrond , verdwynen als dunne rook! — dat het geen door dwaasheid eertyds is aangebeden , door waarheid ras vertreden word! - ■■ Uw Agting is in 't Jiof gezonken, Gelyk een /chip door 't bruisfend nat, Zo jel ten afgrond word geklonken, Dat 't fchuim tot aan de wolken fpat'. —— Ik zal egter dezelve niet verhaten Myn verdorden geest zal om en by het Graf uwer afgeftorven Agtins zweeven, als een oude Rave om een dood aas! — (*) Naauw» Had de Luterfebe poster een weinig verder gekeken als zya neus lang was, en al die Bloemen eens nagezien, dan zou hy ontdekt hebben, dat Vader Hofjïede Prins Wdlem den Vierden boven de menfchen verheft, — dit is op zyn minst den ftaat der Engelen, en die hebben geen berouw of bekeerin^ noodis. nadere aanmerking of protest vax klaas momus. (*) De hoogwyze Vader Hofllede gebruikt die Allegorie in zyne op Vader Trifo's Graf geflrooideBloemen, anders, zeggende op pag, 2, dat by met zynen Geest omtrent dat dierbaare Graf VWeefde, even gelyk maria magdalena eertyds met haak X.igchaam deede omtrent de speeonke , waar in men haaren heere geiegt haddE; ik geloof, dat dc Bloemenftroojsr jp plaats van de laatfle de eerfle ea bovenftaande ^Allegorie heeft gc»  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 223 Naulyks ontfloot gy uwe lieffelyke ogen — naulyks liet gy uwe beminnelyke fchreiende Item horen, toen gy uwen duifierlyken, moederlyken kerker verliet of de Agtino des Volks was het beminlyk wiegkusfen, op 't welk uw teder vorstlyk hoofd rustede: de reyen der hongerige groten van Nederland bogen zich voor u neder, gelyk de Philiffynen voor hunnen dagon! — „ deze is het," riepen zy, ,. deze is het, van wien wy alle begunstigingen heb„ ben te wagten; — deze is die Oranje fpruit, wiens r> top de wolken, zal bereiken, en van weiken wy da „ lieffelykfte en fchoon de vrugten zullen plukken! —-— „ laaten wy hem 's volks vermogen rechten en welvaart „ opofferen, — dan zal het ons welgaan! — dan zullen „ onze tafels even als de klederen der vilders druipen van „ vettigheid! ■ dan zullen de burgeren en ingezetenen „ de ïlagtbeesten zyn, met welker vleesch en bloed wy onze hongerige jongen zullen fpyzen! „ De reyen der dwalende Burgeren fprongen op van „ blydfchap, „nu, riepen zy, zal geen bloedige Oorlog ons ,, meer ontrusten, nog onze goederen het aas zyn van „ roofgierige wolven!" die ongelukkig verdwaalden wisten niet dat gy als een verterend vuur voor hen zoudt zynl Het gebruikt, om dat fommigen 'er eene gaaping of tegendrydigheid in meenden te vinden, en vroegen of 'er eenige overeenkomst was tusfchen den heer van maria en Willem den Vierden, daar de eerde tot 's Volks behoud, •— de laatde tot 's Volks ondergang misfchien in de Waereld was gekomen: Zo ook tusfchen maria en den £xprofesfor Hefpede, daar de eerde een voorbeeld van nederigheid en opregthad was, en de !a2tfle een pronkftuk van trotsheid ea huiglary is.  «24 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Het gepeupel huppelde, en fprong met de drankfles in de hand, vervloekende 's Lands Hooge magten! ——. „ hier is hy, riepen zy, hier is hy geboren, die ons de „ belofcen, by de verheffing zyns vaders aan ons gedaan , „ vervullen zal, aile imposten, alle lasten, zullen opgehe- ,, ven en vernietigd worden". • De E igelfehen zefs uwe Hoogheids Bloedverwanten, onze tedere en dierbare Geloofsgenoten, dansten van vreugde, „ nu fchreuwden zv; is het fchild geboren, agter „ 't welk wy veilig die Hollandfe honden tot op het „ hemd zullen kunnen uitkleeden, beroven en plunderen ! *m „ nu is Hollands ondergang Grootbrittanjes bloei en grootheid geboren! " Het vervelg hier na Word 's weekelyks alöinme by de meeste Boekverkopers \ ij Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCH E correspondent: N°. 42. Vervolg van Nommer 41. Jk Zal voortvaren te zingen: Laat men my begrimmen, — kat waarheid en opjregtheid — my niet ogen, woedende van gramfchap, aanzien, ik vreze dezelve zo min als uwe Doorlug¬ tige Hoogheid de dreigende blikken van 's Lands Vryheid vreest; ik trekke my derzelver ontzaggelyke infpraak minder aan, dan uwe Vorstelyke genade den eifch des volks om hunra Privilegiën; onder het Lommer van den Oranjeboom gezeten vrees ik de blikfems van de AardJche Jupiters C*), zo min als uwe Prinslyke Eminentie de (*) Op pag. 4 van Vader Hofsteds's Bloemen geflrooid op het Graf van Frifo, zegt de vroome fukkel, ■ ■ „ n>3ar ik weet zeer wel, dat ik de blixems van geene aardfche Jupiters s, vreeze, daar ik gezceten ben onder het lommer van den Or a nj, JINboom.' Sommige geleerde Uitleggers vcrfchillen over deeze woorden zeer aanmeikelyk; eenige zyn van gedagten, dat Zyn Hooggeleerdheid Hofstede door de woorden aardfche ^ ufiters raflaat dat ;rmj:aïtig foorc ran Ongedierte, dat brpodS S fthryvcsf  326 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. de Refolutien der Heren ftaten of myn broeder P- Gosse Junior de bevelen van Heren Gecommitteerde Raden Jk zal voo-tvaren te zingen : Ik zoude nu gelyk eertyds, wel wenfchen; dat een geHSflte van uwe Hoogheids geest myne aderen doortrokke (*) ware 't niet, dat >k wist, dat uwe Hoogheid d; uwe te hoog nodig had, dan, dat gy er iets van zoud kunnen mifl'.n! •—- ik zoude, om uwe Agting hare "Wasdom, Stepkte, ZieKTEenVroegen Dood, te bezingen , gelyk voorheen wenfchen , om eene der fcbachten der hemelsche Seraphim's, by het lyk en de Grafzerk uwes Vaders, — dan helaas! myne wenfchen waren toen vrugteloos; het zy dat de hemelsche Seraphims myn zang voor hunne fchachren te onwaardig keurde, het zy, dat zy myne hersfenen te verwilderd, myne handen te onrein achten om een hunner he. melfche fchryver? genoemd word, gelyk een Vader le Franccj van Birkhy} en zulk volkje-, maar zulk foorr lykt meer na een -A^d mol dan m een ,Jirdfhen fupiter , want J.ipiter dc Opper (le der Heidenf; dVden kan in geen comparatie komen by den mmjlen der ïrul • en. Pasquilfchryvers Andere U t'eqgers verftaan door de woorden ^iardfehejupiiers |y .Jarlf be Goden, — de Hooge ÖvemtJen, — de Souveryne *falkjvertegcm»oordigèrs; en dan zou de Hooggeleerde Bloemen, ftroojer met deeze woorden willen z ggen, dat hy O r a n g f. zou rerii ;"rtèii ert h^m boven Souverain en al allen lof toezwajen , — Jat hy frtiso ma roemen als Je Zon, die de zeven Planéten, dat is de zeven Provinciën, regeer de, en dat hy het zig weinig iou bekreunen, of die wal den Hoogen Souverain mishaagde 'ofnië, want da! hv, door de Gunst van het Orange huis gedekt, den Souvervn zo v?.l k * agten als een O in 't CyfTsr. (*) Zh ïïoemen geflroeid &c pag $ (**) Zie Bloemen gepoaid &c. pag. 6,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 227 tnelfche fchachten te beftuuren; — althans ik verkreeg dezelve niet op myne wenfchen, en ik z'ag my genoodzaakt, om in het bezingen van den Lof uwes Vaders, en het beftrojen zyner Grafzerk , my , in plaats van eene Hemelfche Seraplxinï s- Schacht , te bedienen van eender kostelykjle Uilevederen. Een dergelyke Veder zal thans genoeg zyn, om de Doorlugtige trékken uwer Agting aftemaien; zy zal 'er het best toegefchikt zyn , om dat die Agting door Uilen gekweekt en opgevoed is. Zong ik by den dood uws Doorlugtigen Vaders, wat myne Bloemen , die myne vleijende har d op zyne Grafzerk ftrooide, beteekenden. Haare uitlegging zal nu zeekerder en gepaster zyn dan toen: — „ de Crocus door „ de gryze oudheid met den naam van 'blnedroode be„ ftempeld", (*) verftrekke den Leezer tot eene afbeeldinge van het Nederiandfche bloed , in denjongften Engel, fchen Oorlog, onder de toelaating van uwe Doorlugtige Hoogheid geftort! — de fpierwitte Leliën verdrenken ten getuigenis van de onfehuld der regtvaardige Nederlandfe Natie, die door uwer Hoogheids Getrouwen 15'oedverwant, tot volmaaking uwer Grootheid, jammerlyk ge^ plonderd en beroofd is! — de Vèélvërm'ge Vioolen draagen het kenmerk van uwer Hooghei.'s veelverwire Jnjlificatoire Memoriën en Misfiven'. en di ras verdwynende Roofe geeven te kennen, d-it de verleidende raad van Schelmen en de heerschzügt van eenen Tiran kort van duur zyn ! — alle, deeze myne R « v.y.i kunnen heijjnejyk aanduiden, waar aan het, kw,men uwer Agting zy toeieichryven, — weike de oorzaaken van haaren vroegtyoigen dood zyn ! A£B (*) Zie Bloemen geflrooid &c pag. j. Ss z  aaS DÉ HAAGSCHE CORRESPQND E«?» Aan uw kinderlyk wiegje vertoonde zig reeds de Ag. ting der Natie voor u in aüe haare kragt en fchoonheid ; gelyk alle de deugden uwer Voorouders zig in uwen Vader vereenigden, (volgens myn onfeilbaar getuigenis, waar aan niet kon of mogt getwyfeld worden, dewyl uw Doorlugtige Vader te vroeg was geftorven, om den Lande meer dienst te doen, dan hy by de aanvaarding van het Stadhouderfchap reeds gedaan had,) (*) zo vereenigde zig ook de Agting van alle Blinden, Ontzinden, Baatzugtigen en Dweepers voor u! — geen wonder ó Vorstt ik en anderen uwer Geestelyke Onderdaanen bemerkte teen reeds, dat, gy door den tyd zo verflandig zoudt zyn als de Leeuwen aan Salomons Troon, — zo vooriigt'tg als Nabal, — zo Felk- en Vaderland-Lievend als Rehabeam ! Vergeleek ik, in die dagen der Bloetnenjïroojing* uwen Doorlugtigen Vader by het Zwaard vanGoliath, (**) her (*) Zie Bloerhen geflrooid &c. pag' o. (**) Zie Bloemen &c. pag. 6. Het is opmeikelyk , dat Vadci' Hofjïede van Willem Carei Hendrik Friso zeide, dat hy even als het Sweerd Van Goliath xyns gelyk.en niet had; — ik kan hier de uitlegging niet wel van maaken, — zo het op deszelfs K'ldztamheid moet toegepast worden, dan heeft de Hooggeleerde man geraaskald, want Vorflen, gelyk die van Orange, kan men in Italië, Spanje en Duitsland by de hoop mee fchepnetten vangen: ■ . zo het ziet op deszelfs Grootheid, dan is het, zo ik denk, ook mis, want Willem de Vierde was klein van postuur: —— dan, zou het te met ook zien op deszelfs fcherpte en alverflindendheid'1 ■ ik weet het niet, dit is dan too zeker, dat het met het Zwaard van Goliat gegaan is gelyk met Wllem den Vierden, ■ beide zyn fchielyk aan de Vesfe dervende hand ontrukt! —  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 22$ het welk, ware het niet vroegtydig hem uit de handen gerukt, gantslfraël zoude beroerd en verbroken hebben,—, ik zeg niets te veel, wanneer ik thans uwe Agting, en uwen Invloed, uit haar gebooren, vergelyk by eene alles overftroomende Zondvloed\ —— Wie zou voor haare Grootheid niet hebben geridderd ! «—- Wie kon haii wederftaan zonder te vallen en omtekomen! Zoude het uw dierbaar, Doorlugtig geflagt, zoude het u aan A g t 1 n g hebben ontbroken, daar de Orangezon elk in de oogen fchitterde, daar den gloed der Grootheid van uw Prinslyk Huis verteerender was dan de felfte der Blixemftraalen! Wat tog kon by de Grootheid en ontzaglyke Majefteit van het Orangehuis haaien, het welk naar myn onfeilbaar getuigenis reeds 18 Eeuwen be. kend was; (*) het is dus wonder, dat het geheel waereldgefïel onder den last van deszelfs Grootheid niet is plat gedrukt, daar Nederland, het welk naauwlyks twee Eeuwen onder het zelve is gekromd geweest, niettegenibande geduurige ademhaalingen en tusfchenpoozingen van Stadhouderlooze tyden, millioenen mylen gezakt en tot op den kant des afgronds gedaald is! Zoude het u, ó Doorlugtige, aan Agting hebben ontbrooken, daar de naam van uw Geflagt zo beroemd en gezegend was by alle Weidenkenden als den Oorlogsgod Mars oudtyds by de beminnaars van Vrede en Geregtigheid. (♦) By het lieflyk opklimmen uwer jaaren, klom ook uwe Agt!ng, juist gelyk een papieren Vlieger, door kinderen gemaakt, opgelaaten en bot gevierdI De hongerige Grootss <*) Zie Bloemen Sec. pag 6. Zie Bloemen Sec pag. 7. S s $  433 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Grooten zagen uw wiegje aan als hunnen troon, voor welken zy moesten knielen, — als hunnen Altaar, op welken zy het fmeer, en de ingewanden des verblinden, gevild wordenden Volks moesten offeren: uw naam vervulde elks ooren, en was aangenaamer voor het misleide Volk, dan de Crocodil eertyds voor de bewooners van den oever des Nyls, welke met eerbied verflonden wierden! Waar gy uwe treeden wendde, waart gy als de ryzende Zonne voor de bewooners van de Rivier de Gang-es; men aanbad, men bewonderde u; — elk agte het zig eene eer, in uw gelaat nieuwe deugden te ontdekken, • de Wysheid van Salomo, de Dapperheid van Gideon., en alle andere volmaaktheden wierden door de blyde Blinden op uw gelaat wiskunftig befpeurd ! - uwe Agting verzekerde hen , dat het Vaderland van u alle Trouwe, Liefde en Byfiand had te wagten ♦ - En helaas! ware de nood nimmer aan den man gekomen, ware het Vaderland nimmer in de fatale omftandiijheid geweest, om uwe Trouwe, Liefde en Byffand zigtbaar van u te vorderen, — nooit zou die heerlyke, die gelukkige Agting, door een kwynende en dodelyke Ziekte aangetast, of in het Graf gefleept zyn, maar op uw kroost zyn overgegaan, van Geflagt tot Gefljgt, even als de Landziektens by fommige Americaanen. Naauwlyks was uwe Koninglyke Moeder deeze aarde ontweeken, gelyk de akellgfte onweerswolk het fiddrend oog des Landmans ontwykt, — of alle de Agting des Volks vereinigde zig in u; - elks hart huppelde van blydfchap, als de Egyptifche Kikvorsfen, toen gy tot uwen Opvoeder een man verkreegt, zo gewenscht voor onze Republiek als de pest voor 't oude Rome, — en hier by Raadslieden, zo gezegend voor ons Nederland als deFihs- tynea  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, ast fynen voorheen voor Ifraël, in. welke Mannen uwe Door* lugtige Hoogheid en wy ons nog mogen verlustigen! Uit deeze verkwikkelyke Agting des Volks kreeg uwe Invloed de volledigfte kragt ; — 6 zie ik ie rug na de voorige daagen, — herdenk ik het groot vermoogen van uwen Invloed op s'Lands Regee;ing en Regenten,., dan fmelt myne ziel als een Slek in een zoutvat! — uw Invloed, door die nu in 't Graf rustende Agting geruggelieund , was zo magtig en voor 't Land zo nu tig; als een Heirleeger Sprinkhaanen! veele Regeeringen wierden niet alleen door dien Invloed zo voorfpoedig en wel beftierd, gelyk een hollende waagen door een kunstejoozen voerman, — maar die Invloed fpeelde ook kun(tig met alle groote en kleine Bedieningen, trots den besten Gogelaar! - daar van weeten nog te fpreeken een tallooze meenigte hooge en laage Vreemdelingen, die als zo veele pypies en BuiïfMs zyn, door weike den blinde Nederlanders het bloed is afgetapt! Wy Geestelyken, die om byzondere redenen het huis ven Oranje boven 't Vaderland agten , daar wy onze trotsheid en baatzugt door gevleid en gegoed zaagen, * wy waaren als de Soogvrouwen , die de Agting des Volks voor uwe Hoogheid aankweekten, — als de blaasbalgen, die het liefde-vuur voor uwe Hoogheid aanbliezen, — de heilige mantel, die de gebreeken van uw Huis bedekten, — ja de Orakelen, dre die gebreeken als pligtig of noodzaakelyk uitfpraaken! Wat heb ik en myne Mede Arbeiders in de Prinsfen van Oranje niet gewormd en ons afgefloofd, om de toe» necmende trotsheid van Oranje, de Konmglyke Praalteekenen , den uiterlyken verbyfterenden 'ms'er te verdeedigen, op dat Oranje het Al, den Souverain Niets zou zyn,  aja BE HAAGSCHE CORRESPONDENT. zyn, op dat het Volk, getroffen door die Grootheid, voor u zou biyven knielen, en rer ah geen geest meer in haar zou zyn! — (*) wie zou ooit hebben gedagt, dat die Agting en die Invloed zouden worden als drek op de ltraaten! — het is egter zo, — uw Agting, helaas| is niet meer! ■ Ik zal voortgaan met zingen! — ik zal my voegen aan het fmertlyk krankbed dier Agting, en haar tor fcaaren laatften fnik byblyven! — Het Vervolg hier na. (*) Zie pag.' 19 der Bloemen &c. daar ftaat iets, daar dc heilige Man onbedagt den Aap uit den mouw heeft laaten Ipringen: •— de fukkel zegt,fpreekende van de pragt vanFmso, „dat (volgens ',, den bekenden regel,) de dingen van Staat luisterryk moeten zyn. „Het Voik is gewoon zig aan het uiterlyke 5, te vergaapen." Hoe moest het Volk dan bedroogen zyn ? Mogt het de Stadhouders niet op den keper befchouwen? — Moet het den waren aart van het Stadhouderfchap niet weeten? •—Wel, wel, dat ziet 'er mooi uit! — Word 'i weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers k ij Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCH E CORRESPONDENT. N°. 43- Vervolg van Nommer 42. ~\k zal hier niet brommen van uwe deugden en volkomenheden , door welke wy die Agting des Volks dagten bevestigd te zien , een woord zy daar omtrent genoeg: zong ik by heiheiligeO Graf van uwe Vader, „dat zode over0, huizinge der zielen uit het eene ligchaam in het andere, „ geen verdigtzel was, men zoude vermoeden, dat het ,, Beste van alle de zielen zyner Voorouders, in hem „ was overgegaan; " (**) ik kan en moet nu getuigen op my- (*; Dus noemt de Auteur het Graf van Willem den Vierden, pag. 3 zyner Gejlrooide Bloemen; en waarom niet ? want volgers onzen heiligen Auteur, die zo onmogelyk kan liegen als ylyen, was die l'rins zo volmaakt, zo deugdzaam, zo heilig, dat geen David , geen Salomon, wat praat ik , geen één Bybelheilige op voeten en vademen na, met hem gelyk konden ftaan: want die Mannen hadden ook ondeugden gehad, dog Willem de Vierde niet, • zo als Hofjlëde zegt. £**) Zo zegt de Auteur op pag. 9 van de Gejlrooide Bloemen,— Tt  234 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT.' myne Eerbaarheid, Nederigheid, en Opregthsid, (*) dat dia zelve overgang van extract van deugden op uw Doorlugtige plaats heefr, -~— ja dat zelf het beste der deugden uwer Voorouders zig in u vertoont, gy tog hid den grootlten eerbied voor de lesfen en bedoelingen uwer Moeder , die niets dan het belang van haar Land en Huis zogt, en (lelde die u zelfs voor als het Rigtfnoer aller uwer toekomende verrigtingen , gy leende een luisterend oor en gehoorzaam hart aan de vermaaningen en dit is een zeer duistere pasfagïe, ik heb tot verfcheide keren toe, met geleerde Luiden daar over gefproken, als Nieicwland in den Haag, de Haas te Leiden, PJeter Havik^, Oefenaar te Amfterdam, en dan nog met Diri, een heel goed en bekwaam Oppasfer uit een Speelhuis, maar niet een, die me daarvan een voldoende uitlegging gaf, meest allen kwamen daar op uit, dat Vader Hofilede meende, „ dat alle de zielen der Voorouders „ met malkander genomen , zo veel gord* niet hadden gehad, als „ die van Wdlem, Carel, Hendrik_, Frifo, alléén, —— nrnr dan moet men befluiten , dat zy geen ftip goeds hebben bezcetcn, (te weeten voor onze Republiek,) want uitgezonderd het brengen der vier Provinciën onder dc (Liaverny , weet ik niet, dat eWeFrifa iets goeds ain de Republiek gedaan heef;; doch ik begryp het anders, want door het beste dier Mannen verltaat nu onze Party, en derhalven ook Vader Hofilede,hunne zugt mar overheerfching, hunne vertreeding van het gezag van den Souverain, hunne toeëigciing van 's Volks Privilegiën, en wat dies meer zy, —— want hoe kon hy anders zeggen, dat het beste der zielen van alle de Orange.- Vörfteq op Wllem den Vyfden was overgegaan ! ,———» (*J Dit getuigenis en verzekering is zo fecuut als een valfe Wis-s fèlbrief.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 235 en voQrfchriffen van uwen Doorlugtigen Oom, die neederig genoeg was, om den last der Regeering des ganfchen Lands, op zig geheel ie willen neerhen, - gy hadteea af keer van wantrouwen te Rellen in uwe Raadni.annen, die u omringden en vleiden om best wil, dat is te zeggen, niet uit Eigenbelang-, neen, maar om de Geu igtigfte en Grootfte Posten, Ambten en Commisfien, niet in vreemde maar in hunne eige handen te zien, — en wie is 'er, die niet het meeste vertrouwen in zig zeiven fielt? Hoe zeeker waart gy agter deeze Gouden Schilden , die u veilig dagten te bedekken tegen den fcherpen Speer van s'Lands Maagd! — hoe zeker dagtcn ik en de andere myner Medebroederen, de,Nathans, de Gads, de Je' remiasfen (*) deezer waereld, die met de brokken van uw (*) De Exprofesfbr vergelykt de Predikanten, die gemeenzaam met den Orange Vorst verkeercn, by die Profeeten, ». het is compleet zo, alleen is'er maar cenwisfèwasfitje of wat onderfeheid tusfchen die Profeeten, en zulke heilige knaapen als Hofilede, en dat ;s, primo, dat de oude Profeeten hun Volk en Vaderland hooger fchatteden dan den Koning, daar de laatften den eerden Dienaar des Volks boven Volk en Vaderland waardeeren. Secundo , dat de oude Profeeten de Vorftcn onderfchikten aan de taaie der Waarheid, tot eer tn dienst van God , — daar zuike Profeeren als Hofpeie, \tctrwlend, de Haaf, ^yi fendelft, van der Valk, Muntmg en andere van hunne Cabaal, de taaie der Waarheid onderfchikken aan de begeerte van eenen Vorst, tot eer m dienst van zig zeiven! Tt ? dltrtio,  236 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. uw Hoogheids vette taafel verzidigd wierden, dat gy als in triumf door de Agting des blinden Volks ten Troon zoudt worden opgebeurd, — dat nu het tydftip daar was, in het welk myne begroetinge, myne wensch aan uwen Vader zoude vervuld worden! £*) wy befchouden u reeds als een Arend by een dood ligbaam! (§) Dan Tertio, dat die oude Profeeien zig niet hebben ontzien om de eifchen der Goddelykc en burgerlyke Wetten, op het bevel van het Opperwezen, en in fpyt van den vergramden Vorst, aan het Volk voortehouden en aantedringen, _ daar de laatfte gefalarifeerde Profeeten de eifchen der Goddelyke en burgerlyke Wetten in een valsch ligt zetten, naar den wil en de begeerte van eenen Vorftalyken Minister, in fpyt der bevelen van het Opperwezen! Qiarto, dat die oude Profeeten, om hunne openhartige Waarheid, en het betragten van hun pligt, in 's Vorflen kerker zyn gefmeeten, daar de nieuwe Nederlandfche, gelyk Hojtlede Sec. orn hunne vlyagtige vcinzery en lófttHungfen, in 's Vorflen gunften gedeeld, en aan 's Vorflen tafel gelikt hebben. (*) Zie pag. 8 der Geüroo' Zo dra zag de Natie niet, wat gy myn Prins, in den fchild voerde,of uwe verkregene Agting wierd krank, — zy begon te waggelen als een pasleerende Schaatferyder, — og die Agting wierd van dag tot dag kranker en zwakker, na mare men meende te befpeuren dat uwe Hoogheid zo min lust had, om het Vaderland te helpen verdedigen als onze byzondere goede vrind van Byland gezind was, het hoog bevel van 's Lands fouveryne te gehoorzamen 1 Wierd in de daagen uwes Vaders; Gods Woord op de erbarmelykCe vyze Gerabraakt, (*) (waar van ik het fpreekendfle bewys gaf,) uw Agting moest by het ■voortduuren des Oorlogs in geen minder pynlyk lot dee]en; — s'Lands- Zee- Officieren, veele uwer lieve Gunstelingen , deeden met het verzuimen van hun Pligt, en uwe Voorfpraak, al meede hun best, om die kranke' Ag- r*) Dit zyn ie eige cierlyke woorden van den lieflyken Redenaar,  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 330 t Agting te trappen en te martelen, — zo'dat zy in vyf jaaren tyds, haare voorige gedaante geheel had verlooren; — zy was gefmolten als fneeuw op een warme mistbak; dog gelyk het laat ft e van uwen Vader, Tiet aangenaamjle voor s'Lands Weldenkende Ingezee. tenen was, zo was ook de toeneemende krankte uwer Agting voor al het Volk heilzaamer, dan haar voorigen Luister en Welvaart! —— Js het gewis, dat de Wespen het meest vallen op lighaamen vol lemten en zweeren, wie verwondert zig dan, dat de Patriotten, die tog als Wespen al het fchuift opzoeken en verteeren, uwe kwynende, van dag tot dag krankcr wordende Agting, met handen en tanden verfcheurd hebben! Aaklig Toneel! —- uwe Agting door de ylère vuist des doods aangetast, zwymt! — neen zy fluit haare Ogen voor eeuwig! — uwe Agting 6 Vorst is by de Vaderlanders niets meer dan een rotte kool in een groen- winkel! ó verzuim van Pligt! 6 fchending van Eden! 6 ongehoorzaamheid aan den Souverein! — 6 verdrukking des Volks! — ó Hattem! — 6 Elburg! —<' helaas te kan niet meer! myn Geest ontvlugt me als een Struikrover! myne hersfens zyn ontroerd als drek; in een vuilnis - vat!.... (*.) (*) Hier wierd de vroome Vader in zyne mymering gefloord, en dc Lezer zal niet raaden wie met een droevig gelaat en hcèrgeflagen oogen de Kamer intrad. — 't Was myn oude Baas Pierre Gossï Junior, die kwam verzoeken of den Heer Ex-  34® DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Expro'csfoi een goed woord voor h:m aan het Hof zou willen doen om de Be&tqolmetafyngs-brief van het voor onze Cabaal zo fmenclyk Overlyden van WILLEMS AGTING, alsook de Lees Ceditl en het B:fraafenis-briefje, te mogen drukken.— Wel driemaal herhaalde hy zyn verzoek, eer den armen lukkel van een Bloemenftroojer merkten dat 'er iemand by hem in dc Kamer ftond; — eindelyk was het als of hy uit eene aakelige droom ontwaakten, terwyl het klamme zweetdhem langs het aansezigt liep; zy omhelsden elkander tederlyk, en beklaagden elkander wederzyds den rouw, onder een'vloed van Crocodillentraanen; myn Baas deed op een treurige toon zyn beklag over zyn aakelig vooruitzigt, dat, daar de cj-^ing van zyn getrouwen Verzorger, Willem den Veroveraar, de geest had gegeeven, fm ook welhaast zyne Magt om zyne Creatuuren voort te helpen, van het beste gedeelte der Natie onbeweend, in het Graf zou daalen, en dat het dan met hem gedaan zou zyn, hy hoopte ten minden dan nog dit fmoutje, (zo als wy Drukkers die dingen noemen,; te mogen hebben, hier mede zou hy nog éér Jaartje zien rond te fchieten, eer hy tot zyn minder aanzienlvken ftand terug moest keeren. — Wy zullen ze by elkander haten zitten, terwyl zy met een glaasje Bouraonje, die Vader Pieter nog onlangs tot een proelje van zyn Tedergeliefden Vorst, rot verfterking in zyn ouden dag, ont£ng, de fchrik een weinig van het hart drinken, en zo myn Baas zyn verzoek erlangt, twyfel ik niet, of die ftukken zullen cok wel waereldkundig worden. Word 'sweekelyks alöinme by de meeste Boekverkopers k i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCH E CORRESPONDENT. N°. 44. BRIEF van P. Snap te Utrecht, aan zyne Doorlugtigheid P. GOSSE Junior. "Vy^el Doorlugtige Baas word je dan heel mal , zie je dan niet, dat men je met open ogen fopt, daar men je dingen opgeeft, die kant nog wal raaken, hoorje, men zoekt je kostelyke Krant om kroofies te helpen, want jy myn goeje ful hebt te weinig verftand of oordeel , om maar een kriefel te diliibereeren, of bet waar of niet waar is, als het maar kwaadaardig is, dan is het jou gading, — Blaar zie jongelief, dan komt het hinkend paard agter an, en kyk , dan zeggen onze luidjes, „ ja, of ik die Krant al lees, wat heb ik 'er an, want tien tegen een zo ,, het waar is", — zie die Lyst, of hoe noem je 't, van die Uiterse luidjes,die dan zo jou Crispendent zeid, braaf zyn, al is die zo rot as een mispel, dat ken 'er nog deur, (want tusfen ons gezeid en gebleeven, daar ftaan 'er wel de helft op, en meer, die 'er niet op hooren. zo als Leeden van't Genootfchap en de Schuttery, di«mêe op de Neu het nieuwe Reg ement hebben bezwu»ren, V.v Vroti-  *4- DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Vrouwen, die 'er net zo veel te pas kwaamen, als eea liereman in een kraamkamer, — ook blinden en Jammen, ja luidjes, die al over jaaren dood zyn O zie, dat doet 'er niet toe, want wie weet buiten Ujtert daar van? en wie zal 't onderzoeken? - maar dat veel erger is, je plakt dingen in jou Krant, daar vlak het wéér in Haat, zo als dat verdigte Historitje van den Heer Ravee, dat die za gebritst zou zyn, om dat hy in het Pruisfies Gebied niet veel tot lof van onzen lieven Prins van Oranje zou hebben opgezongen: maar jonge zo het waar is, waarom verdien je dan die honderd gouwe ryjers niet, die 'er op gezet zyn ? — je hebt wel zo half en half beduid, dat je 't doen zoud, maar daar komt niet van, — en kyk we behoeven 'er immers geen doekies omtewinden, voor geld doe je alles, — en honderd gouwe ryjers, — te blits, daar kon een mooi nieuwejaartje voor je m itresje overfchieten, — nou dat liverrje heeft meer werk als van jou winkel; — maar dat ik dan zo zeggen wou, om op de tekst te kommen, — merk je niet, dat je van jou Crispendenten met neus en mond gefopt word? en wel van die Sinjeur, die die dingen in jou Krant maakt, hoe hieten ze ook, — kyk, het is zo verward en langdradig> ja,die Aanmerkingen op de Schets van eenige Hoofd-ArrrKELs van s'Lands Vekbeetering , kyk, die vent is zot, of hy is een groote vyand van onzen lieven P.ins, —- want onder fchyn, dat hy de regten van onzen TeJerbeminden verdedigt, en al die veranderingen en verbeteringen, de de Patriotten willen hebben, te keer gaat, doet hy krek het tegendeel, en bewyst, dat ze groot gelyk hebben, — wel waar hamekaater moet dat heen? — zie, als onze Hoogheid door wisjewasjes en prullen moet veidedigd worden, dan kan Jan ie Frank het  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 243 liet te Lyjei wei af; ■— de vent zeft in jeu Krant, — laat ik eens zien, de hoe veelfte? -— nou dat is het zelfde : — Dat Vr tas/en den tegenwoordigen Heer StadhoU' der en de tjoïiandje Natie zulk een verband is geboren, 't[welke noch door den Prins , r og door de Natie kan gebroken worden , (kyk, zo ver gaat het we), en kwam werelds in onze kraam te pas, maarden Uil kat 'er op volgen ,) ten zy daar toe Wettige Redenen heb3ende, (kyk dit verbruid,,.al den dromvenker, want de domrte boer moet zo redeneren, — „ as de Prins eens „ dee, dat hy doen most, as hy eens zyn pligt as een „ eerlyk man dee, en de boel niet in de war had ge„ ftuurd, — en het Voik zei dan eens, Myr h er Prins, „ wy vinden goed,om je jou Sa'aris eens nietse geven ; — „ dan zou de Prins Wettige Redenen hebben, om te „ zeJ,Ten, „ loop jy Hollanders voor fint feiten, ik be„„ das k je, om langer jou knr-gt te zyn, en ik ga op„„ drosfen, na myn eigen Staaten !"" —• Als men nu het blaadje omkeerd , dan is het net krek zo, want a!s de Prins niet na k ,111 , dat hy dotr moet, dan heeft immers het Vo k ook -eg- om te zeggen, ,. Sinjeur Prins, — kyk dat is Gécohdil oneerd, dal ie ons „ zelt behandelen als een eerlyk man, volgens jou Eed „ en Pligt, en daar je dat nie: doet, geven we den brui „ van je, — je kent geen heiier of penning meer van „ ons trekken, en we casfeeren je voor nu en voor ,, eeuwig". Zo veer loopt de kar met jou Aanmerking-Maaker nog maar mifèrabel fcheef, maar ftraks daar op finyt hy hem plompverlooren in de floot, daar hy zeid: Hy, (te weten onze Allerdierbaa.iïen) heeft zig by 't Vv 2 aan-  244 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. aanvaarden van Ho»gstdeszelfs Commisfie, met die. ren Eede, (au! au!)' verplicht voor te staan, te Bevorderen en te Bewaaren, de Hoogheid, Geregtigheid, Privilegiën en Welvaaren van den Lande, Leden , Steden en Ingezetenen van dien. Daar ]yd het myn lieve Gosse! Dat die kaerel de kramp in zyn vingers had gekreegen toen hy dir fchreef! s hy dan alleen een Vreemdeling in jerufalem, of denkt hy dat de heele Natie gek is ? —-- Daar, vraagt den Boer, die maar iets verder kykt alszyn neus lang is, heeft- de Prins voor dien berugten Oorlog met Engeland van 't Jaar I766 af tot dien Oorlog toe, volgens zyn dieren Eed, 's Lands Hoogheid, Gerechtigheid, Privilegiën en Welvaaren van den Lande, Leden, Steden, &c, &c. voorgestaan, bevorderd en bewaard? ,, Neen! neen! neen! (zal de Boer fchreeuwen,) hy heeft die gebreeken, die 'cr reeds waren, en ftrecden „ tegen 's Lands Hoogheid, &c. &c. &c. niet verbeterd, „ neen! neen! in het Staatsbewind zyn op nieuw in„ breuken op inbreuken gebooren onder zyn opzigt, • ■ „ hy heeft geduurig al meer de Privilegiën des Volks na „ zig getrokken, — 't welvaarenvan 's Lands ingezee„ tenen is van dag tot dag vernietigd, door ft verwaarloo. ,, zen van de bronnen van 's Lands beftaan, en het begun» „ ftigen van vreemdelingen boven den ingezeeten: „ in het Krygsbewind is 't niet minder miferabe! flordig „ toegegaan, de Zeemagt is van dag tot dag vervallen en „ meer en meer geruïneerd, — de Landmagt dito, dito, „ die alleen maar gehouden is voor de broodkast, om de ,» hongerige knapfak van een party vreemdelingen, ten ,, kosten van inboorlingen, te vullen! -— En om maar „ met drie woorden alies te zeggen, de beste Vriend van ,, Orar>  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 245 „ Orange, zou als de Prins voor 't jaar tagtig w s geftor„ ven, geen beter Graffchrifr op hem hebben kunnen maa„ ken, als: Hier Leid TVillem de Vy de, hv is ge. ,, boor en, heeft gegeeten en gedronken , en is gcjior„ ven ; en zie, clan ,;ou het zyn beste rok al aan hebl e", „ want danfl.-e^ men om fatfoens halve de kwaaje naamen „ maar over " Kyk Gosse, dat zou je een Boer zeggen, — en ac ie hem dan eens vroeg , hoe de Prins die Hoogheid, Geregtigheid &c van den Lande, en het Welvaaren der ln(?e- zeetenen had vootgeltaan in dien Oorlog ? o ! o ! o! daar durf ik niet om denken ; laaten we die pot maar toedekken; — de dood is 'er in! Als men nu de konke.'ufie of de gevolgtrekking uit de woorden van jou Aanmerking - Maaker zal maaken , — wat dan? — og Pierre liet! — og lieve Gosse, — myn ogen ftaan zo vol traanen , als uw kostelyke Krant vol leugens; — Og! me dunkt zo, dat dan or^ze Dierbaare al in de koets zit, en, al wie weet wat mylen op rys is na — og! — og! — dan zullen onze ogen hem nooit weerzien. *" Hoor eens, jou Baas Aanmerking- Maaker zou het nog zo wat kennen rippareeren, — en dat mot hy doen, zo waar als we leeven, of hy geeft de baamvenfcersfe Patriotten net het mes in de hand, om ons de huid eer de oren te ftroopen ; ~ hy mot eens zo klaar en akkeraat, als al on::e Sprookjes zyn, bewyzen, dat wel de Natie verbonden is , om alles wat ze onze lieve Prins heeft belooft, te houden, tot het minfte tutteltje toe, en dat, daar geen krieiel mag afgaan, al hong 'tr galg er' rad an, — maar du de Prins van zyn kant ro' nes verpligi is, en om dat hy Prins is, met Land Stad tn Volk , mag leeven \ v 3 7'9  245 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. zo als hy wil; — te d'oelie Gosse lief, dat zou mag. niefiek in onze kraam te pas kommen, he? — Nu denkt 'er reis op, — jonge, waarlik, wees waÊ voorzigtig, ik begryp klaar, datje al wat maar Prinslyk liegt en lastert in uw Krant plakt, maar je ziet, dat uit die Oranje-Rokken de Haagfe konkels hangen. Ik ben jou Vriend PIETER SNAP. 't Antwoord van KLAAS MOMUS, Lieve PIETER SNAP! Myn Baas zou u zelfs wel geantwoord hebben , msar hy is erg van zyn ftuk, want de Heer Raveè , weet je , daar hy dat Historetje van in zyn Krant heeft geplakt, daar onmanierlyk over gelaggen is, zit hem agter de vodden, De arme ziel weet niet in wat gat hy het gieten za!, nu hy daar over voor Gecommitteerde Raden is aangeklaagd en Geactiöneerd. 'T is tog wat te zeggen , dat die klugt hem als ccn Molenfteen op 't hart valt, — wel lieve deugd, ais mea hem om Laster of Injurie zal ASiüneeren en aanklagen, wel dan komt 'er geen een Haagfche Courant uit, of hy moet zyn rug al fchrap zetten, — en dan voorzie ik, dat hy op zyn best zyn dagen in rust en vrede, in het een of ander's Lands Werkhuis zal flyten : —— Voor een Maand of zes -— ftond in een der Duitfe Niuwspapieren dat zelve Historitje, te weten: Dat een Ho'lands Heer, om zyn verachting van onzen Genadigen Heer Prins, lekker ge. brits was, — ( zo als die meeste Duitfe Papteren liegen, dat, ze barsten, ) en myn Baas dagt, dat 't nu een regt  DE HAAGSCHE CORRESP OND ENT 247 regt pieiierig grappie was , om een Utregts Burger dat rokje aantepasl'en, daarom zette hy dat daar in, ais gebeurd aan den Heer Raveè, een Utregts Koopman; — hoe dromvenker kon hy denken, dat hy met dien hamer zyn zelfs zo ongelukkig op zyn duim zou flaan, — daar hy tot hier toe zo ongeftraft de geheeie Utregtfe Burgery Üeliegf en belastert? KLAAS MOMUS. Eerzame KLAAS MOMUS! Ik lees vat je 't zo gedurig in de Kranten, dat de Scherp, regters plaets, des Furftendoms Gelre en Graeffehaps Zuiphen, vacant is, op een fchoon Tractement, en dat 'er dus vatje 't, een goejen duit meé is te verdienen; — Dewjl 'er nu, zo 't fchynt, geen mensch lust in heeft, of toe op komt, (dat me vatje 't zeer verwondert, dewyl dat Ampt zeer gemaklyk is te bedienen , in een plaats daar geen Juftitie gedaan word, ) zo had ik 'er iemand toe om te recommanderen, en dat is de berugte Liclor, te Leiden, J, le Francq van Berkhy; een Man dié met de Patriotten zou omfpringen als de Kat met de Muis, vatje 't , (en andere worden immers in dat Furstendom en Graaffchap niet getortereerd of gecapotteerd ,)— nu, zie het zou me zulk een plaifier zyn, want, daar het blyklyk is, dat de Heeren van den Lande, op de Finantiën, beginnen te letten, en de onnodige uitgaven beginnen te fpaaren, is 't klaar, dat onze Jan ook haast op Stal zal gezet worden, en dat ze geen Li&or lar.ger zullen betaalen, die tot zyn post onbekwaam is, en daarom ook geen een Discipel heeft, ,| en waar zal dan de armen drommel heen? . Nu  148 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Nu Baas Momus , jy bent nog al zo wat bevrind met die Heeren van Getdei>and, toe denk eens om onze j A N t het zou myn Vrinden veel plaifier zyn, en onze Patriotten zelfs verlangen 'er na, want ze begrypen, dat als Jan Hek op Hay' (zo noemt men de M,n, om dat hy te Warmond Tollenaar, of Hekkeman was , ) niet knap uit Leiden raakt, het weer runtom gekheid zal zyn, — en 'er eerdaags weer een Oproer zal gebeuren, want myn goeje Baas , je zoud van je leeven ' ier gelooven, hoe dat de man voor Oranje werkt. en her Graauw tegen de Hooge Overheid aanhist; — nu denk om hem ik ben je Vrind KLAAS DROOGSCH1ERDER. 't Antwoord van KLAAS M O M U S. Vrind Klaas! Zo 'er iemand is, die die waardige man zou willen voorthelpen, dan is het myn Baas en ik, - hy verdient nog al een duitje aan mvn Baa< zyn Courant, maar 't kan al niet helpen, - Hesje is ook al te oud, om iets in 't huishouwen re brengen, en onze lieve P.ir.s dagt de R. omfe Keizer met de Raaf van den Schoenmaker, die heeft meer zuike Vogels ' Maar om Scherpregter in Gelderland te worden, fchoon ik geloof, dat by 'er beter toe zou dienen, als tot Leer meester in de natuurkunde, z>e ik met veel kans, want zo het waa- is dar me: vertelt, zyn 'er heel veel Solliiltanten toe, die 'er worder wel toe zouwen dienen; als de Ofiic-ers van Don glas, die te A niem hebben ge'eeg n ,en nog confiderab-l veele andere, — maar zo ik hoor, zyn 'er vier Heeren. die 'er heel fchrap na (laan,dat zou zyn Burgemeester Wolf vzw Lochum, met die twee andere Geiderfe jonkers. die Oomine Langerak zo hebben mishandeld, - en dan de General Spengler, die Hattem heeft veroverd; nu, a's ik het zeggen zal, die Hee- ien hebben 'er reeds hun proef in gedaan , en getoond dat 'er hu" hand.n na ftaan; het best is, dat zy 'er onder malk " ' r 'in' ^oteu Word 'sweeneiyks aiofhme oy de meeste UoeKverKopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 45. Doorlugtige Majefteit P. GOSSE jj^oezé | — Hoezé! — Hoezé ! — en nog eene Hoezé! 'er boven op! — Viva Oranje! wel de duiker , noit iemand blyder als ik, — zie zonder ftorm of enweêr zyn wy 'er boven op , dat is zo vast als een paaL — onze lieve Prins zal het hoekie te boven zeilen, al ging de Patriotfe zee nog zesendertig maal zo onftuimig, * gegt ge, „ het ziet 'er al mooi naar uit, Holland behandelt „ hem met reverentie of hy een Harlequin is, en rukt hem „ de eene lap voor en de andere na, van zyn pakje; n _ de patriotten zyn als zo veel draken, die vuur en „ vlam op hem fpuwen; — de Vryheid zelfs houd haar fpeer „ op hem gekeerd!" 'tKanniet helpen Haagfetf/rai — onze Teergeliefde, zeg ik u nog eens, zal het hoekje te boven zeilen, — dat is't niet al, neen, da Winderige Patriotten zullen zelfs zyne zylen doen zwellen, — en — en — C Jonge lief! — kyk ik kan me niet bedwingen van ■vreugde, ik ben omtrent zo razend als onze waardige gebriftgeleerde Ds.be Haas, wanneer hy den Hoogea  iSo DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 1 ' Souverain op den Predikftoel van ter zyde, en de overige Patriotten openlyk aanvalt;) zy zelfs zullen het OrangeTriumf Schip in de haven van Overbeerfching ftuuren. Gy ftaat verbaasd, — zo verbaasd, als of u door uwen Regter naar ouder gewoonte, de pruik word uitgekamt, — gy kunt het niet geiooven; wel aan arrige aures ajme! Onze bittere, verhenkerde vyanden, de Patriotten, zouden ons al lang als haring hebben gekaakt, zo zy alle eendragtig, opregt, voorzigtigen wys waren,- want ze zyn op zyn minst tegen ons fterk tien tegen écn, — maar wat is het, veele van dat volkje breeken met de ecme hand af» dat zy met de andere gebouwd hebben, fommigezyn 20 dol, razend, dat ze alles te gelyk in een fprong, in ecc adem, willen hervormd hebben, zonder te luisteren wat verftandige met oordeel yverende Patriotten zeggen, waardoor zy dien hebzugtigen boer gelyken, die meer op Zyn wagen had eelaaden, dan zyn paard kon trekken,, ■ en dierhalven als Lots Vrouwe moest biyven |taan, fommigen voor het nut, dat zy hebben gedaan, invloed en achting op hunne Medeburgers heb. fcendc, zyn daar op zo trots, dat ze elk voor zig wel zouden willen een Staandbeeld zien opgerigt, krek zo als dat van Duc a"/4lba, te Antwerpen; zy denken, dat zo zy 'er niet waren geweest, het met het Land al gedaan geweest zou zyn, en die daarom wanen, dat 'rgeen zy denken, het geen z y zeggen, het geen z y doen, het Patriottis Evangelium is, het welk een ieder moet beamen, en volgen, en die daar tegen iets mogt inbrengen, is een Scheln, een Schurk, een Draier, een eigen JJeiangzoe- ker, die het met het Land riet wel meent. Zia §iere! dat is puik van Tarwe op onze Molen, want daar  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, ast daar door worden de beste en verftandigfte Patriotten ver» bïtterd, of afkerig, of bevreesd, om de dwingelandy verder te verjagen. Sommige van de Patriotten hebben een iever, maareen jever zonder verftand, zonder oordeel, - zy Aagten de Timmerman, die een dekfel op een oude Stoof te maken krygende, en geen bout by de hand hebbende, een deur van een Kabinet aan ftukken zaagde, om de Stoof te re. pareren t . zy hebben het hoofd zo verwerd vol van Vryheden en regten, dat zy met overhaasting elke particuliere zaak, die haar voor komt als met Leeuwsklauwen aangrypen f zonder te overwegen het Verband van 't geheel, en of de algemeene zaak door die overhaaftende drift zal lyden of gevaar lopen; — Zy wikken niet, of het beter en gelukkiger zou zyn, om 't zelfde doelwit te befchieten, een voordeliger tydftip aftewagten, Communicatief te handelen met luiden van doorzigt, en een ander fpoor in te flaan ; - neen, zy hebben het zo begrepen, Zy zyn verzekerd, dat hun begrip fuperbe is, — en van hunne begrippen af te gaan , — ö dat zou lacieus, dat zou onvergeeflyk zyn; ieder weet, dat zy de room der Patriotten zyn, — en die geen compleet onfeilbaar vertrouwen in hun Hellen, tonen, dat zy niet veel achting hebben, voor Vaderlandfe verdienden, —— dat zyn flegtdenkende, &c &c. &c. !!! "Braaf zo, ~— „ Goe reis Heeren Heethoofden! — Goe reis Despotihe „ en Arijlocratife beftryders van het Despotisme, en „ de Arijlocratie! — Goe reis Heeren, die door ver„ waandheidenondraaglyketrotsheid.de heerschzugt denkt „ te bevegten ! Goe reis, — Goe reis, Heeren! „ den Vyand, dien gy den hals wilt breken, dien gy met gloeijende iever zoekt, is de Stuurman van uw Schip,—* Xn Hy  2£2 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT, „ Hy zal u wel brengen, daar hy wil, —— Nog eens „ goe reis! ei lieve Heeren! vaart maar voort rneï „ blazende Trompetten,— gang maar! wat Reus, wat „ voor een Don Qjtichot, wat voor een Roeland, wat voor een Arnaais zou het zyn, die voor u JafonS, „ van Nederland niet zou zwigten! gang maar! — „ Laat zyl en treil van boven neder fcheuren, — gy toont „ tog courafie te hebben ! — maar Heeren! — een wy- „ nig voorzigtig als 't uwe Grootheid kan behagen, „ denkt, dat 'er eenige Miiioenen Pasfagiers aan Boord „ zyn! " Halt! Halt! — Og myn lieve Gosse! daar wes^ ik net zulke Patriottife Heeren, Die niets -willen leereii, Maar alles regeer en, En 't goede verkeer en, al een heel hoekie van de Wal afgeftoken, — maar ik hou tog veel van hen, want fchoon ze 't niet weten, — fchoon ze 't niet denken, — fchoon ze 't niet voorhebben zyn ze tog onze onbekende vrinden! — Jongetje lief, ze doen ongemeen veel voordeel aan onze zaak, — en gewis, zo onze Tedergeüefde 'er ok boven opkomt, daar ik niet aan twyfel, dan heeft hy alles te danken aan die Heertjes, — niet dat ik wil zeggen, dat Mynheer de Prins die klanten dan tot zyn Gunlïelingen moet maker,—* 't lykt 'er niet na, zy moeten zelfs 't eerst over de kling, want het voordeel en avancement dat onze party van hen trekt, is niet te danken aan hun goed hart, of genegenheid voor ons, maar aan hunne heethoofdigheid, onvoor- zigtigheid en onverftand, en daarom t'avond of mor^ jen ook «d patibulum, ad patibulum met dat Volk. Daas  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 253 Daar ik maar bang voor ben, is dat ik gehoord heb, dat ihet Logement van Vader S w 1f t tegenswoordig leeg is, om dat men tot nog toe verzuimd heeft, krek ais met alle an. dere zaaken, dat huis tot zyn beftemd einde te doen dienen, en dat onze lieve Prins oorzaak is, dat de Vaeatuuren in dat Dolhuis niet vervuld zyn, om dat hy daar eenigzins zo wat in geabufeerd is geweest, en veel klantjes, die de eerfte aanfpraak opdat Legaat van den nobelen Swift hadden, in de plaats van in een Dolhuis in een Raadhuis heeft geplakt, —- nu onze lieve Teêrgeliefde heeft wel eens meer hier in een abuifie, en de Raadhuizen gehouden en geadminiftreerd als Dolhuizen, — dog, dat is tot daar en toe; — nu, zo als ik zei, vrees ik, dat de Natie, die de Vryheid zoekt te herftellen, en 'er alles krek als de Dollemannen onze Voorvaders, in de tyden van Filippus den Tweeden, den Koning van Spanje, aan waagt, om geen Slaaven meer te zyn van Doorlugtige ofHooggeboorene, of aanzienelvke Zotten of Schelmen, maar die alles voort wil zetten met zo veel bedaardheid en oordeel, als flandvastighetd en moed, die onbezonnen heethoofden, of eigenbaatigs Patriotten, in dat Huis van Vader Swift zuiien zetten , om hen daar in tot andere en betere gedagten te brengen,—" en hen te leeren, dat het Patriotismus beftaat in een welmeenenden, bedaarden dog ftandvastigen moed, om het algemeen welzyn en de aigemeene Grootheid desganfehen Volks te bevorderen en doortezetten, maar niet om eigen welzyn en Grootheid legen dat des ganfehen Volks te bejaagen, —- of zyne bezondere begrippen als Souverein te adoreeren. Warentig Vriend Gosse, dat zou een zwaare flagvoór ons zyn, want dan was onze Party buiten adem, endaar zat geen kanfie meer voor ons op, — dan was het hok geflooten Vriendje! X x 3 Zo  2ö4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Zo my gezeid is, zou de fchikking dier Heeren zyn als volgt: N°. i. 2. 3 ]n NQ. 4. de Vreemdelingen, die hier nog haver nog klaver hebben, — die, hoe mal ook de hiftorie mogt loopen, zig voor 't onweer kunnen bergen, het hoedje afnee. men, — het linker beentje vooruitzetten, en met een ik groet u kunnen en gewis zullen afmarfeeren, en hunne Mede-Patriotten in de pekel haten zitten: — die, onder een aanhoudend gebrom en gebulder op al wat Regeering is, wanneer die zig niet eerbiedig voor hunne fentimenten en hoogstgenadigen wil willen buigen, toonen, dat zy de geweldigfte Overheerlchers zyn, die alles willen regeeren,— die, fchoon de pap hun nog om de kin, en 't vlas"nog op hun lippen zit, zot genoeg zyn, zig voortedoen, alsofzy alle Staatkunde en Vaderlandsliefde alleen bezaten , en fpotten met mannen van vermogen, aanzien, kunde, eerlykheid en Vaderlandfche trouw; die door fnorkeryen en gezwets het ligtgeloovig gemeen aan hun fnoer hebben weten té krygen, die daar door de bedaarde, voorzigtige, wel beredeneerde en gewisfe poogin- v gen van waare Patriotten te meermaal hebben geknakt, en ons Antipatriotten de kostelykfte dienden hebben gedaan, —> zie Vriend Gosse, het opfluiten van die knaapen zou een zwaare ü?g voor ons zyn, want wy hebben al de tweedragt en fcheuringen onder de Patriotten aan hun hoofdzaakelyk te danken. Ik heb ook gehoord, dat dit hok van alle kanten met fpiegels zal behangen zyn, op dat ze tog, als na gewoonte, niets anders als zig zelfs zouden zien. N'. 5- zal die Dollemannen bevatten, die men de Houzaren van het Patriotifme noemt, en die denken , dat niets goed of heilzaam,kan zyn, of het moet met de fabel in de vuist  ' DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 2SS vuist worden veroverd, — die daarom op goed en kwaad maar zouden willen inhakken , — en waarom ? - we! is dat vraagen, — om dat onze Voorvaders de Vryheid ook zo op JpDfs wnSpanje hebben veroverd, — door Vrede zonder Vrees,- door Eendragt zonder Lafheid 's Lands Vryheid te vestigen , is zo briliant, zofehitrerend niet, als met vuur en zwaard! — zo men zegt, zullen ze in dit hok rug aan rug worden gekeetend, uit voorzorg, dat ze elkander nic£ zullen byten, verfcheuren en opvreeten. N». 6. zal het Logement zyn van die knaapen, die eers; als vuur en vlam voor hetPatriotifme hebben gcïverd en gewerkt, dog die misnoegd op de Volksvrienden, om da; fommige onvoorzigtig hen hebben beledigd, het rokje hebben omgekeerd, en nu of voor onze party of voor dejefuiifehe Arifrocraten zo manhaftig tegen de Patriotten werken, als wy maar durven deuken; de Heer Ultra- jeïtimis - Sincerus zal om zyne bizondere dienden, gelvfc ik hoor, Cipier van dit hok zyn: — en zo zullen de ve'rdere fchikkjngen volgen. Vraagt gy my, Monfieur Gosse! waarom dat zulke, Patriotten niet worden geplaatst in N«. i. 2. en 3? , hoor, die zyn voor heel andere lieden geordineerd. No. 1. Is voor zulk een Stadhouder, die niettegenitaande hy overreed is, van de onregtvaardigheid zyner inbreuken op's Volks regten, van zyne ongehoorzaamheid aar, het gebod van den Souverein, •- van zyne liefdeloosheid jegens Volk en Vaderland ; - niettegenffaande hy overreed is, dat al het verdriet hem aangedaan is te wyten aan zyne onverzettelyke flyfhoofdigheid, en dat daar uit zyn completen val zal ontftaan; - nogtans naar goeden raad niet wil luisteren, - in gene billyke fchikkingen wil komen, maar flyfhoofdig zyn val en die van zyn Huis te gemoet vliegt,  056 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT» v]jEgt, — het praatje gaat, dat hy aldaar een lyfwagt ea corps raadslieden zal krygen uit gedimitteerde Raden, om hem te leren, dat het beter is, tenhahente keren, dan heel te dwalen. No. 2. Js voorde Aristocrate», die vlam fpuwen tegen den Dwingeland, — maar die te zot zyn om te begrypen, dat zy zonder de magt des Volks aan zig te verzekeren , door den invloed des Volks op hen en hunne Regering, niet tegen dien Dwingeland beft >d zyn, maasvoor hem en zyn complot binnen korten tyd zullen moeien vallen. No. 3. Schiet er nu nog over, - dog wat Volkje daar in zou moeten weet ik niet, misfchien is het voor U Vrind Gosse en voor onzen aanhang gefchikt, jonge, dat zou fchoon zyn, dan waart gy gelogeerd naast No. 4. die Heerties, hebben u meer als eens braaf werft Verfchaft. \ Dio Signoro lk ben uw gemeenomen Vriené N. N. Word'iweekelyksalÖmme by de meeste Boekverkopers a ii Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 4> zeggen, dan dat, dat purum, purum is, dat is de „ proef op de fom, vat ge 't? " „Jan! (fchreeuwde hy, ) Jan! ik word razend, als „ ik daar aan denk, — ik ftampvoet, als ik zie, dat men ,, onder fchyn van Godsdientigheid zig een oproerigen „ Aanhang zoekt te maken, en Land en Volk te verra„ den ; — denkt ge , dat Godsvrugt de dryfveer van zulke „ daadenis? Arme Jan, laat uw verftand, uw oordeel „ fpreeken ! —— onderzoek alles! —■ Denkt ge, dat uit ,, ontrouw, verraad, rebellie, overfpel en dronkenfchap ware „ Godsvrugt word gebooren? — Leer Jan! wat het Hof is, „ en zie, dat dat het Moordtooneel is, op het welk de Wet „ van God deerlyk gemarteld word"! „Buur, (riep ik,) maak u tog zo driftig niet, maar „ is het immers niet waar, dat de Patriotten de Hooge „ Overheid hebben verzogt, om Voorregten voor die van „ andere Gezintens als de Gereformeerden zyn, zo dat de „ Gereformeerde Patriotten hiertoe meö hun best hebben ,, gedaan; — hebben ze niet verzogt, dat de Roomfen, „ en andere als de Remonftranten , Luterfe, Menisten, „ ook de Butgerlyke Voorregten zoude genieten , met „ Ampten te kunnen krygen, en Gildens te kunnen wfn„ nen, — en'k hebben de Staten van fommige Provinties Yv j dal  3ö2 DE HA AÖSCHE CORRESPONDENT. „ dat maar zo niet toegedaan, he? —= en is dat niet een „ bewys, dat ze die van een anderen Godsdienst zyn als „ als de Gereformeerden, ook zoeken piefier te doen „ he? — en blykt daar niet uit Buur, dat die klanten het „ flegt voor hebben met onzen gezegenden Gereformeer- „ den Godsdienst?— he"? nu dagt ik, dat ik het gewonnen had, maar myn lieve Sinjeur, het was bitter mis; ik kreeg de wind weer vlak voor in. • "Dat ,, is een teken, (zei myn Buur,) dat zulke wa REPatriot„ ten zyn, die niet zig zelfs, maar het Algemeen wei. „ zyn beogen, — daar tonen zy mee, dat zy niet beha. ,, ren tot dat Complot Schelmen en Landverraders, die „ eigen grootheid, eigen voordeel, tot nadeel van hunne „ Medeburgers zoeken, maar dat zy zyn van dien egtén „ tuk van Batavieren, die willen, dat het, het gantfche „ Volk welgaa! — daar door bewyzen de Gereformeerde „ Patriotten, dat zy betragters zyn van Gods hoog bevel» „ heb uw Naasien zo lief ah u zeiven \ dat zy de les „ van den hooge Je sus eerbiedigen; die ons dit Godlyk „ bevel in de Parabel van den medogenden Samaritaan, „ voorftelt eri aanpryst; —— Jan! als ge 't geen gy op „ 't voetfpoor van een Haagfen Schurk napraat, regt over„ denkt, moet ge dan niet bekennen, dat dit een verdigtfel „ is, van die Schelmen, die hun als een Steen voor de „ Kop te rug fpringt ? want ik vraag u, worden de „ Artikels van het Dortfe Sinode, of het Formulier van ,, enigheid ontfenuwd, wanneer de niet Gereformeerde ',, Burgers, ook deel krygen aan de Burgerlyke Voorreg,, ten ?— fteunt de kragt van den Gereformeerde Godsdienst, op de haatelykfte vervolging van onze even* ,, mensch ? ■ Itryd de Algemene vryheid en welvaard v des volks, tegen de,Leerftellingen] van de Heerfchende Kerk?—-  HAAGSCHE CORRESPONDENT. 263 ,9 Kerk ? — neen, J a M — neen zeg ik u, Schelmen en '„ Landverraders mogende Patriotten met dien lak bezwal„ ken , — maar elk eerlyk Man weet beter". ■ „ Ja Buur, (hernam ik weer, want kyk Gosse, ik ilagt „ u, al ben ik overtuigd ik geef het tog niet op,) daar n zyn tog zo veel Patriotten die niet Gereformeerd zyn, „ en na rato gerekend, zyn 'er veel meer Gereformeerden 9, die Anti-Patriotten zyn, als Roomfen, Luterfen, Me„ nisten en Remonftranten; —— kyk Buur, dat is even- wel de proef op de fom". — „ Dat is fchande genoeg voor die van ons Gereformeer„ den, (voegde myn Buur nay grauwend toe,) dat andere „ Gezindtens hun voorbyftreven, in liefde voor 't Vaderj, land en de Vryheid,'die kostelykften der Goddelyke „ Gefchenken, dog dit is hoofdzakelyk te last te leggen, 9, aan die vermomde Geestelyken, die Discipelen van Ju» ,, das Iscariot," van welke we ftraks fpraken. Maar „ Jan! is het ongeoorloofd, dat een Roomsgezinden of „ Remonftrant een goed Burger zy ? —■ is het beter dat ., hy zyn Vaderland verraad, dan dat hy het bemint en „ verdedigt? — is 'er eene Christenleer, welke de liefde „ tot het Vaderland verbied? — neen Jan ! het is elks „ pligt, en die dit niet doet, van den Stadhouder af tot „ den minsten bedelaar toe, is een Schurk, die als een „ Vagebond het Land moest worden uitgejaagd; verftaat „ ge 't ?" Ik flapte daar maar af, myn lieve Sinjeur, want onder ons gezeid en gebleven, ik moest het opgeven, en hem alles toeftemmen, om dat ik geen een enig enkld voorbeeld van 't tegendeel wist; — maar om hem tog t'avond of morgen de mond te fnoeren, moet gy me helpen,en daar kom ik u nu lastig om vallen, vat ge 't ? ik verzoek, dat ge maar in uw eerfte Krant de_ beste, maar zo wat voor-  S(J4 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. voorbeelden inlast, dat de Patriotten niet een hair anders, zoeken, dan onzen Gereformeerden Godsdienst te rooieren; — gy hebt het gezegd, en derhalven is 't ook waar, en gy hebc daar van de bewyzen, want liegen zyt ge nooit gewend, dat weet elk. J Nu Sinjeur wat gaauw als 't u belieft, want anders ftaa ik of ik de mond vol tanden had. Ik ben uw goedgunftige Vrind JAN KRAAK. Antwoird van KLAAS MOMUS. Eens voor al gezegd, myn Baas Pierre Gosse Junior, wil volftrekt niet meer aangemaand zyn, om het geen in zyn Krant ftaat te bewyzen ; dat is zyn zaak niet, hy verhaalt zo wat fprookies van 't rood kousje, om zyn Lezers met een grappie en gelletje te diverteren, en nieuwe Lezers te winnen, dat is de hoofdzaak, — en voor 't overige trekt hy het zig niet aan, al zou hy driehonderd,vyf en festigmaal in een jaar worden ingedaagd, net als voorleden zaturdag te Utregt, om eene infaame injurie aan den Heer Raveé ; daar kan Jan Kraak zig na reguleren. P. S Met de hoogfte blydfchap kan ik myne Vrinden en die van myn Baas Adverteren, dat ik een groote uitgeftrekte buitenlandfe Correspondentie heb gekregen, nog groter ais die van den Hertog Louis in ons Land: - indevoigende Correspondent zal ik de brieven uit ConfiantinopoIent Venetië , Africa, &c. &c. plaatfen. — Zeg het voort. Word 's vveekelyks alómme by de meeste Boekverkopers a i 1 Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 47. V^el dit en dats nu ben ik eerst kwaad op myn Baas,— de ondergaande Brief heeft hy al voor twee maanden gekreegen, bevattende de vrolyke inkomst'en 't onthaal van en aan onzen Lieven, Dierbaaren Teergeliefden; en niettegenftaande die Brief linea reöe aan my is geaddresfeerd, houd hy ze te rug! —— wel foei, dat is, moet ik m zeggen , drommels brutaal; — ik geloof, dat hy denkt, dat hy Postmeester te Alphen is, en met de Brieven kan leeven zo als hy wil. — Wagt, dat zal ik hem betaald zetten. Maar om maar tot de zaak te komen, evenwel eindelyk heb ik de Brief gekreegen, myn Baas is gedrongen om ze me te Ituuren, en te plaatfen, al is het wat laat; daar is nog al zo iets goeds voor onze Oranje-Party in. Om die r-eede, kan ik niet dan met het volgend Nummer de Brieven uit Conjlantlnopolen, Venetië, IVuest - Arable, &c. &c. &c. als ook den Brief van Jannetje, oudefchoonmaaklter van den Eerzaamen, Godvrugtigen, HoogGeleerden Profesfor H e n n e r t uit Utregt, aan myn Lezers en Lezeresfen mededelen. Zz Aan  266 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Aan den Meesterknegt van den Hof- Courantier PIERRE GOSSE. Monsieur! Wat duivel Vent fchort je, tot nog toe heb ik, en alle braave Vyf-en Veertigers hier ter Steden gemeend.dat je het met ons lieve Prinsje (thans door de Godlooze Pa» triotten, in de wandeling Willem van Hattem genaamd :) wel meende, dan waarlyk, men zou haast beginnen te •geloovren, dat gy ook al onder de keezen behoort, egter zegt een onzer waardigfte Meede - Leeden, welke men na geeft, voor heen, den Mantel op den Tuin gehangen te hebben, en als Americaanfchen Spion te hebben gediend ; (dog 't zyn leugens Vriendje lief, net zo wel als men onzen Tedergeliefden van flegte directie befchuldigt,) dat,dit maar voor de leus is,om de Patriotten te foppen, en wy willen dat dan maar eens zoo gelooven. Nu moet ik u egter waarfchouwen, van tog voorzigtig te zyn, en zulke infaame leugens, van de braave Voorftanders van 't Oranje - Huis, in uwen Correspondent niet meer te zetten » de keezen maaken daar doOr grooten ophef van uw blad , en leezen 't met graagte; nu Vriendjelief! ik bidde u tnt naam van alle de Hoogagtbaaren, en uit de aanzienlykfte van den Volke, beltaanoe uit Vyf- en Veertigers, (dit zullen die duivelfche Patriotten nooit toeftemmen,) van tog alles aan te wenden, om de goede zaak van onzen bemin, de Willem, bemind is hy tog, te doen zegepraalen: (myn buurman de Zilverfroit lagt my uit, als ik van zegepraaien fpreek,) ik ben teevens als Secretaris, van 't Hoog Aanzienlyk Gezelfchap, aan welkers Hoofd Jesaïas Clycteer zig bevind, (a propos, 'er was laast haast fcheuring onder ons ontdaan, wyl onze Advocaat, die NB, nog nooit geen  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 267 geen Proces verboren heeft, den voorrangpraetendeerde 0 gelast uw een verhaal te doen, van de komst van onzen Dierbaaren Willem hier te Arnhem, en van de byzon- , dere buiten gemeene vreugde bedryven, daar by voorgevallen. Die braave Oranje Vorst kwam dan met zyne Gemalinne, (ik weet waaragtig niet of men haar wel kan betrouwen, men zegt dat zy nog al wat Patriottisch denkt, en ook zoude meenen, dat de waagen niet regt gaat,) en zyn Gevolg de Velperpoort inreiden, voorts de Konmgltraatdoor, na 't huis van deszelfs Adjudant Bentinck, om te dejeunneeren, (een onzer Leeden meent, dat zuiks beduid ontnugteren, dan dit kan ik niet gelooven; want onze Vorst is nooit vol,) wat was 't een genoegen voor ons Vyf- en Veertigers, om de fttaaren als opgepropt te zien met menfchen, welke alle ten uiterften beleefd voor dien Vorst groeteden (die dit en datfe Patriotten zullen zeggen dat 't. leugens zyn, en zeggen, dat niemand den hoed byna voor hem heeft afgenomen:) de menigte Volks, (hier door verflaan de keezen een party Militai. ren en wat kwade Jongens:) was ontzaggelyk: Echter moet ik u in 't oor luisteren, dat ik wel meer honden voor dezen by zyne Hoogheids komst op ftraat gezien hebben, dan thans menfchen. Onze beminde Willem afgeftapt zynde, wierd kort na dejzelfs komst door ons Hof Provintia?!, (met permisfis Vriend , als ge dit ieest, ne^mt dan uw hoed af:) en die van de Rekeningen en corps zeer flatteus in I'oe-fi-n gezeten, verw-vekooit, en door den Piaefident van 't Hof, de Raadsheer van Engelen, Gec 'mplimenteerd. — Men zegt, dan di: durf ik nier bepaalen, dat de Harangue alleraandoeniyksr is geweest, zocauig dat diverfe Leden uit vrees van Jaggen : Zz 2 (ei,  268 DE HAAGSCHE C ö R R E S P O N D E Iv T (ei, hier verfchryve ik my, ik meen van Schreyen'.J voor hun moesten kyken : vervolgens zyn die Heeren wederom met veel ftatie, ( apparent dagten ze nog te Hattem en Elburg, te zyn: ) na hunne Vergaderingen geretourneerd ; het geen ons van die Ceremonie 't meest bolde, was, dat verfcheiden van die Heeren , fchoon in hun hart Patriotten zynde, egter verpligt waren voor onzen Baal Peor, neder te knielen, waar van ftraks nader, toen is onze Magiftraat, aan 't hoofd hebbende hun Pitcfident de Burgemeester Gaymans :(ook al eendrommelfche Kees ,)medeby den Vorst, dog te voet verfcheenen: onze zogenaamde Americaanfche zegtrdat zulks om de/laat' fie zo moet zyn , want de Magiftraat alhier, is de nederige dienaar van den Hove geweest, om eene diepe Salamalec te maken , waar in onze Vrienden, Heintje Souverein, —Gemoed, — en de Lamme DoSior, — (ik moet ze nu wel onder die namen melden, want anders kent ze niemand : hebben uitgeblonken, daar na is 't Hof en Rekenkamer, met den Prtefident der Stad op 't dejeune verfchenen; en is dat hoogst, allerhoogst, boven alles verhoogd Gezelfchap, na dat inmiddels de beide Vorftelyke P.-infen van Cleeve, alwaar zy de inhuldiging van Fr e dri k W i ll e m , de Twede , ( die ons vreze ik, in de pekel za! laten zitten,) als Hertog van Cleve hadden gezien, onder geleide van hunnen Gouverneur, en vergezeld van den Overfte Siramfort, Cdeeze leert die Vorstjes de Genie, want in ons Land hebben wy tog daar toe geene bekwaame lieden, 't moeten alle maar vreemde wezen:) en zekeren Baron, die ook van de Familie is, dog de kwaadfpreekende wareld noemt dat du Coté gauche, ( dat is volgens de uitlegginge van onze Vriendin du H... van de Hoeren kant: ) andere noemen hem Commies van 't Ar- /  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 269 Arzenaal van Manzon, (wat dit beduid kan geen Christen mensch verftaan, ) waaren aangekomen, verfchenen, alwaar mede eenige voornaame Leden r.a den Landdag rei* zende gecompareerd zyn, en onder de Gasten bevond zig de Eerwaardige: ( met permisfie Eerwaardige ) Grysa'ard , onze vortreffelyke Willem Reinier : ( deze word ook al door die (modderige Patriotten Hannibal genoemd : ) en onze Franschman Gavanon , (myn Vriend de Kleeremaaker,) kaalkop is boos op hem, en zegt, d.,t hy zig airs geeft tegens hem, daar Dominees Vader niet beter is geweest als hy : deeze waaren zeer in hun fchik, met de Familie van den Dierbaaren Oranje Vorst te zien. Toen heeft. 't Gezelfchap 't Hof en de Rekenkamer (alwaar niet veel byzonderheeden te zien waaren, of 't moest de groote Kaggel in de Raadkamer van 't Hof, de Stoel van den Hertog van Gelder, en wat oude Papieren zyn,) bezigtigd, en van daar zig hegeven na de Kerk, alwaar op 't Orgel gefpeeld is, door onze Organist van der Dus/en, 't deed ons goed dat hy zulks moest doen, ter eere van onzen Willem, want 't is ook al een van de Patriotfe Oproermaakers. Dan Vriendje lief, by die gelegentheid hebben wy een bizonder genoegen gehad, door dat een zekere Raadsheer en een Griffiier, beide voor groote keezen bekende, genoodzaakt waaren den Vorst nade kerk te geleiden ; — in alle gevallen heeft de Dierbaare Willem tuffen hem beyde gegaan; dit was ons tot grote vreugde, en wy dagten ey knapen gy moet tog mede of anders Hola vriend hunne naamen zal ik nu niet zeggen, dcg de broeder van den eerfien is Drost eener in deeze Provintie liggende Heerlykheid, van zyne Hoogheid, en den tweede is uit de Utrechtfche Courant van den 25 September laastleden bekend. — Zz 3 Dan  370 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Dan toen begon de regte vreugde eerst, want de Vdrftelyke famielje ging van daar na 't huis van onzen waardigen Vriend en voorftanders, den jongen Raadsheer Bramzen, best bekend onder den naam van Biechtvader, daar diverteerde men zig als Koningen (niet van harten fchoppen, Ruyten of Klaveren, neen vriend als Koningen van Tyrus van Sidon s) dog onze dierbaare afgemat door de fatigues van den voorigen nagt, (die dit en datze patriotten willen met alle geweld hebben, dat onzen Vorst affcheid by Crisje op 't Loo heeft genomen, en eerst om vyf uuren fmorgens na bed is gegaan, dog gelooft'tniet:) heeft dert meesten tyd flapende doorgebragt, en is eindelyk om fes uuren na Nymegen vertrokken, om zyne Refidentie te houden. Ik hadde haast vergeeten, (trouwens hier ben ik wat aan onder heevig:) uw te melden, dat 'er diep in de tien fatfoenlyke lieden, en wel verre over den veertig andere menfchen, (dog alle opregte Oranje vrienden ) in de kerk waren; onder deeze blonken uit de nigtjes van onzen lammen Doctor, apropos myn buurman de zilverfmit, eenquaeye keerel; zegt my, dat hun Vader (in de wandeling, kyk in de vtsnd genaamd") een koets met zyn en zyn Vrouws wapen heeft laten maken, verbeeldende 't eene fchild een Wagtmeejlers Panaschen 't andere een Roeyfpaan, wordende gefupporteerd door een jutschen oscïs en Wesphalings verken, dit moet overheerlyk ftaan, daar 't tevens een Sprekend wapen is, en eenige Zoortgelyken ( de keezen noemen ze 't franfche gebroed ) onze vriend Jaarsveld , zeer misnoegd dat hy de Vorst niet ten eeten konde krygen heeft zig weinig iaten zien, alleen by 't vertrek, (onder ons, ik hadde gedagt dat 't daar by vol volk zoude geweest zyn, dog helaas weinig of niets:) heeft  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 371 heeft hy van den Tedergeliefden hartelyk affcheid genomen , 't geene ik mede uyt naam van ons genoodfchap hebbe gedaan, dog 't kwam my voor, dat onze Patroon flegt te fpreken was, Dit nu alles Vriendje lief, zyn voor ons aacgenaame dagen, dan helaas! (en terwyl ik dit fchryven begin ik te beven als een juffers Hondje:) gy weet al uit de Kranten, ('t geen, zo 't niet belet word alle onze hoop zal doen vervliegen als een Waterbel:) dat de Ambasfadeur Brantzen, onlangs is hier geweest,déze heeft zig.'t is waarlyk zonde en fchanden , in de Vergaderingen der Mageftraat, over de gehoudene directie durven uitlaten als of die: C daar die tog altyd geweest is om den Prins te believen,) niet na zyn zin was, en dat hy vermeende, dat (Shet Reglement van 1750: ( 6 dierbaar Reglement, hoe durft iemand 't zelve aanranden! ) moest worden veranderd, en let wel: (6 gruwelyke misdaad, ) dat de Mageftraat van Arnhem op de Landdag tot Revifie en veranderingen van dat Reglement eene propofitie diende te doen: en Helaas! of dit nog niet genoeg was: ( de hairen ryzen my ten berge als ik 'er om denke:) onze tot dus verre getrouwe Oranje Vrienden, voor al de Souverain en 't Gemoed waren laag genoeg: ( van da andere Keezen verwonderd my zulks niet,) om zig niet alleen daar tegen te verzetten , maar zeiden volmondig, dat zy nu de zaken uit een ander Oogpunt befchouwden; en 't Reglement: ( Wy bidden dagelyks dat 't zelve mag worden bewaard,) veranderd moest worden; onze Lamme Commandant van Vloijenburg was beteuterd zo men zegt, dan hy liet zig al mede overhalen , de andere van onze Cabaal moesten hunne Generaalen volgen; en nu beven en vrezen wy, dat die hatelyke propotitie zal worden gedaan: dog Egter zyn  272 DE HAAGSCHE COR RESP ONDE NT. zyn wy nog niet buiten hope; en de brave Oranje Caianten hebben ons verzekerd, dat alles maar voor de leus was, enzy evenwel den afgod zouden aanbidden ,en zy wel wisten dat zulks by de andere Staatsleden geen ingang zoude vinden, of altyd op de lange baan konde gehouden worden, zonder dat die hatelyke Patriotten, van de Marsch, Nyvenheim, van Lynden, van Zuylens en andere, 'er iets tegen zouden kunnen doen , dit beurt ons nog wat op, anders ligt alles in den asch, en ons Fortuin , terwyl wy nog hoopten op 't Kusfen te raaken, valt in duigen. Nu adieu Vriendlief! alle de Leden van onze Vergaderinge groeten uw, en ik blyve met al'e opregte gevoelens van aankleevinge voor onzen Door. lugtigen Patroon.. MONSIEUR! Uwen Ootm: Dienaar Arnhem Deer. 17 86. Jean Parenthese. P. S. Stoor uw aan myn Fran- Secretaris van 't Hoog fche Naam niet, want dit niet Aanzienlyk en Agtbaar tegenftaande, ben ik -van ouder Lighaam Vyf- en Veertot ouder een Engelschman, en tig, Reprefenteerende de by gevolg een Prinsgezinde. Gantfche Burgery van Arnhem. A Propos, is 'er geen moogelykheid onze betninne. lyke Hertog Louis weder in 't Land te krygen. Laat dit geen kees va handen krygen, bewaar tog de ftriklie ge. heimhouding. Word 'sweekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a 1 J Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. IVJet uw verlof, dat ik ook eens een Brief aan u Fchryf , ik ben maar een Simpele agtenveertiger, en van ouwer rot ouwer een Prinsman in myn hart, myn Vader zei altoos tegen me, "Jongen de Prinfen van Oranje, dat zyn zul,, ke lui, ze doen zo miferabel veel goed aan ons Land, ,, want als zy 'er niet waren geweest, dan waren we nu „ al voor lang onder de flaverny geweest van de Turken, „ of de Francoifen" en kyk, dat geloof ik voor vast, en ik ben daar in zo bevestigd, zedert dat ik gezien heb, wat 'er al zo is gebeurd in een jaar zes of agt, want toen onze lieve , kostbare Geloofsgenoten op een haartje na ons heele Land in hunne klauwe hadden, zej ik aanftonds tegen myn Wyf, "Trïn, ikgeloof, dat men ons Land met al den Santekraam in handen van onze „ Vrinden, de Engelfen zal leveren, om onze Vryheid te„ gen de Turken, of Francoisfen te verdedigen, want „ als de Engelfe ons weg hebben, zullen die vremde Gas„ ten op hun duim moeten fluiten" : — en dat de Prinfen van Oranje onmanierlyk veel goed aan ons Land doen, A a dat N°. 48. Sinjeur PIERE GOSSE.  374 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. dat begryp ik ook zo klaar als den dag , zedert ik van myn. Buur, die dat verfierde Patriottife Blaadje: De Post van de Nederryn leest, gehoord heb, hoe onnoemlyk veel geld onze lieve Prins, Jaar op Jaar, van 't Land trekt ,— ■want zie, anders zou men moeten denken , dat ze zot waren geweest, die hem zo veel Salaris gaven voor niks, — is 't niet waar? - Maar dat ik nu zo zeggen wou, — myn Buur, die de Kranten en al den bras leest, had me, zowaar, haast aan het wankelen gebragt Sinjeur, — hy heeft me verhaald, al wat 'er zo gebeurd is, in enige jaaren, hoe (zo als hy zei) dé Prins van Oranje en zyn Party, maar niets anders hebben gezogt, dan om baas van de heele boel te eyn , en te likken en te fmeéren van ons zweet en bloed, dat wy Burgers]van het Land,beroofd wierden van al wat ons maar dierbaar moest zyn, en ik weet niet wat al meer; — ïcyk Sinjeur, zo gy hem had hooren praaten, gy zoudt 'er wel tien Kranten meê hebben gevuld. Nu, zo als ik gezeid heb, ik ftond warentig in beraad, om ook Patriot te worden, want hy bewees me, dat onze geheele Prinfeparty, Hoofden, Handlangers en Bedienden, niks waren als Eigenbaatzoekers, Verraders, Schelmen eii onnozele halzen, en daartoe had hy zo veel ftukken om te bewyzen, dat men zou zeggen, waar haalt de Vent het van daan? — ik dagt zo by me zeiven, „ wel hoes „ wat behoef ik me langer onder een troep Schelmen te „ forteeren ? — 't is een gek, die een Beurfefnyder word, ,, zonder dat 'er één dubbeltje voor hem overfchiet: —' „ ik ben geen Staatsman, die myn Eed en Pligt behoeft „ te verzaaken.om een vette Commisfie voor my, of één „ Ampt voor myn Zoon: — ik behoor ook niet tot dat „ Ca«aille, dat om een fbk genever, en om dag aan dag n vry  'DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 275 „ vry labis op s'Prinfen naam te hebben, van s'morgens „ tot s'avonds in de kroegen zit, krek als in den Haag, „ daar aliemeugende groote Kommen vol Herken drank, „ met Oranjelinten en Kwikken opgefierd, voor den gaan„ den en komenden man klaar ftaan, voor rekening van „ de groote Oranje-Kas, - ik trek ook geen weekelyks „ of jaarlyks penfioen uit de Treforie van den Prins, om „ Canaille voor hem te werven en opteruiën, — neen, „ geen duit, - en waarom zou ik dan een Schelm zyn, „ en 't Land al meê helpen verraden?" — kyk, zo re,, deneerde ik by me zeiven. Kyk, ziet ge nu wel, dat ik geen groot ongelyk had, maar nu, nu Sinjeur! nu ben ik voor vast gerefolveerd onder de Oranje factie te biyven; en weet ge waarom?- luister! Ge weet welk een vermaliendraaid Oproer 'er te Goes, in Zeeland is geweest, en zoudt gy dat niet weten, die dat Vuurtje zo werelds hebt helpen aanftoken, gelyk ook te Staphorst; - Jonge, wat hebben de vrinden van onzen lieven Prins daar huis gehouden onder de patriotten, ze hebben alles vernield en geftolen, wat maar breekbaar en wegvoerlyk was; — en 't zyn altemaal zulke brave Prinsgezinden geweest, Volkje, van uw leven zo niet; ■ kyk Sinjeur, de alderdierbaarfte Prins Willem de Derde, mag Volkje op zyn hand hebben gehad , om de de Witten, te vermoorden, — Willem de Vierde, de berugte Agt-en-Veertigers, die met Snaphanen, Sabels, Pistolen en Mesfen, de Regenten agter de vodden hebben gezeten, maar ter duiker Willem de Vyfde, heeft ook eerfte Bazen in zyn dienst. Kyk, al koste die historie hem een halve Milioen, 't is 't hem waard. Nu zo als ik zei, ik ben gerefolveerd, om onder de Orange- fa&ie te biyven; ik vind het raadzaam, want al  276 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. komen de Patriotten, zo als 't wel zeker is alles te boven* en al moet de Orange - factie 'er onder, dan hebben we nog geen kriezel zwarigheid, om vervolgd, mishandeld, geplunderd of vermoord te worden, want de Patriotten zyn , zo ik hoor , en ook by de ■ Rukken blykt , niet bloedgierig nog roofgierig, zy willen hunne Regten herfteld hebben, niet door moordadig geweld, maar door bedaarde regtmatigheid en ftandvastigen moed; zo dat ik, met Prinsgezind te zyn, 'er niets by te verliezen of te wagen heb, — moet onze Party 'er onder, dan keer ik het rokje maar om, en zeg haju Piero! tegen de Prins, en daar mee ben ik weer kant en klaar, vat ge 't? —• Maar kwam onze Oranje-Party eens boven, — wel wevers, of zy dan ook zig vergasten zal met het bloed en goed van de Patriotten, — dat zien we, wat ze in haar fchild voert, ons volkje komt 'er ook voor uit, en zeit maar vigelant weg, dat ze dan alle de drommelfe Patriotten, ter eer van onzen lieven Prins, en om te toren, dat ze zyn vrinden zyn, den hals zullen affteken, en al hun goed na zig fleepen; apparent zal dan al dien rykdom gedeeltelyk na de Prinfekas gaan, om de tégenswoordige hooge uitgaven te vergoeden, en de rest, tot een prasmie voor de Oranje-Oproerftigters; dat is best zo, want een arbeider is zyn loon weerdig, niet waar? —— Kyk Sinjeur, ortze Oranje - Vrindjes zyn maar eens net van fins, om met de Patriotten te leven, zo als ik u zeg, als zy het maar eens te boven kosten komen: voor een dag of wat fprak ik nog een allerbeste Oranje-boer, die onder Lelden in Holland woonde, op een plaats van de Heer — de Heer — kyk ik zou hem anders wel duizendmaal kunnen noemen, —de Heer, — van •*• Ster - Sterk —  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 277 Sterks...., het is bedroefd, dat ik 'er zo niet "op kan komen , zo als ik wel wou , — zie, het is een Heer van die Vorstelyke Leden van Utregt, (*) vat ge 't? nu dat is 't zelfde; die boer wns ook als de blits op de Patriotten gebeten, (en ik kon wel hooren, dat hy het van niemand vreemds had,) — hy zei, dat men de Patriotten, als de Prins weer Baas wierd, van kant moest maaken met galg en rad , en dat men de nagelaaten Vrouwen en Kinderen van de Patriotten moest berooven, van de helft van al hun geld en goed. Zo als ik dan zeg, ik blyf nu een Lid van de PrinfeFaótie, want dan heb ik geen zwarigheid om den hals te worden gebroken, en anders wel; wat zegt ge Sinjeur, is 'er nog wel één argement ooit van ons opgegeeven, om Prinsgezind te zyn, dat zo kragtig als dit is? dit geloof ik niet. Ik ben Sinjeur uw Dienaar CLAAS VREESAL. Mynheer PIERRE GOSSE! benevens Sinjeur KLAAS MOMUS. Je moet weeten.dat ik een allerbesteOranje- Klant ben, want ik vraag zo min als onze Prins, onze genadige Patroon , na de Wetten en Beveelen van de Hooge Overheid , — ik laat 'er zo nu en dan, als ik by onze carnuiten ben , en wy onder ons glaafie zitten, nog al eens een Oranje Boven, en de Patriotten naar de die en die', cnderloopen, en Oranje-lint, — kyk niemand te na gefprooken, dat heb ik zo mooi als 'er een in de wereld is, en alles by me in huis grimmelt van Oranje,— Jtrek zo als by me Coufyn de Molenaar, die zelfs zyn Ezel op ftal van kop tot pooten met Oranje - Kwikken heeft behangen: jonge, ik wou dat je 't eens zag ,'t is-nu zoon werelds mooi beest, puur of 't de Prins zelfs was. Maar om dan maar kort te zyn, — ik heb een jonge die vaart, daar heb ik voor een dag of wat een brief van gekreegen, heel van het eindje van de wereld, van Coniiaotinopolen, dat is een Stad moetje weten in Turkyen: en die brief heeft me zo allemanjes veel plezier (') yborpcmmcnde Leden ïrtdert bet Artikel van het Wyn- drinkcr, dal in Turkycn alicrftrengst verboden is; dog dal 1*0, onze Prins heeft in een Jaar of Wit, al w veel veranderingen moeten leren, dat hy zig ook h::r na wel zal kunnen ibhikken. * word 'sweekeiyks aiomme by de meeste Boekverkopers a i i Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 49. BRIEF, 'van een Lid van de opregle Uitersclie Orange-Societeit aan P.Gosse Junior. W el Meester Pieter, wat zegt ge nu van ons Uiterfche Oranje-bollen? — nu hebt ge eerst Stof, niet waar, om te Schuimbekken tegen de Patriotten ; — nu moet ge maar vuur en vlam, galg en rad trompetten, — wel hoe, zouden dan de Uiterfchen altyd fchoot vry biyven tegen de aarshitzingen en opflookingen, die onze voomaamite Oranje baazen alhier zedert meer dan drie jaar hebben te werk gefield; - dat zou de dromvenker doen. Maar ik moet de heele Historie eens van 't begin opvatten, Gy weet Amice, dat jal 'er voor Mynheer den Prins iets opzitten, hy het met oproer zal moeten halen, dat daarom over al, en in aile Plaatfen daar toe word aangevuurd; en zoo ons dit wat in de handfjvalt, dan kunnen wy, het zy dan op den Achtflen Maart, of wat later, een algemeen Oproer door 't gantfche Lind, te gelykertyd , aanvangen, — en wee dan de Patriotten! Het fpyt me maar vinnig, dat de Patriotten daar al zoo watvaaia. :. tftn , en dat menfchen die van toeten nog L ia is Wceten. 't Is waar, die bagatel van dat Opgil M éatt, heeft nog al hier en d-iar een mensch jeen.St'ad of men vind het door een enkc'de eiverig* Patriot onderteekent. Middelburg en :.. ; teti levtefl daar van aanmerkelyke bewyzen uit, ii 'ei ui liet Viyheidminnend VU sfingen, een droll;,;en Apotheker, die als een tweede Sauhts tegen de l;.ng. rcwen»e:,tL- Overhcerfching van onzen Teergeliefden Patróón mèoiÓ èn brand dreigde, die zig voor de Vryheid zoude hebben laaien vierendeelert , die ohs Dank-Adres met de zwartfte kleuren afmaalde, en die niet zoo ras van de Goefche Comedie onderrigt wierd, of een kille fchrik beving hem, en geen wonder, want dit onweer overwaaiende, (.het geene ons dit maal niet heeft mogen gelukken,) wat droevig Schouwfpel zou 't geweest zyn, wanneer zyne aanzienlyke collectie van Potten, Doozen, Glaazen, Vlesfen, Vyzels, Scrualen en Klisteerspuiten tot den Raat van een knippelfpulletje zouden gebragt zyn, en deeze begreep dus, dat het beter is ten halve te keereo, dan ten heele te dwaalen, hy deed zyn naamsondeneekening en infehryving op het Vaderlandfche Fonds uiilchrappen, en onderteekende het D^nkAdres met de lydelykfle onderwerping, het geene hem mogelyk op zyn kraam van Tincturen geen aifhg geven zal, want dunkt u ook niet Gosse ! dat wy zulk volk tog niet vertrouwen moeten, en als wy 't aan den gang kunnen krygen, dat wy dan het eerst by die klanten weezen moeten. En zoo zyn 'er om weer op myn tekst te komen, meer enkelde Onderteekenaars; en met dat al om maar een exempel te neemen, in Vlisfingen geen 60 lngezeetenen, al en al; die het endertcekent hebben. Het is zeker jammer voor onze Gabaar, maar Wat wil men doen, als de luiden niet wii'en gelouven, dat zwart wit is. Wat in de 2de plaats de Propofitie, om a> dat kraam Dd 3 van  •Boa DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. van Genootfchappen, Sociëteiten, &c., het hart in te drukken, dat hebben wy 'er ook nog niet door. Wy hebben zeker een Bol in ons faveur, die gaar is , en die het zoo droog zeggen kan. Men luistert malkanderen in 't oor, maar ik kan niet gelooven dat het Waar is, dat een voornaam Lid van de Sociëteit te Middelburg, op het hoorei) van het vernederend verwyt, dat een Staatslid zig met zulke dingen ophield, zyn broek zou hebben vol geleid, jonge liefi het is niet te gelooven, maar dit is evenwel waar, dat hy zyn Prefidentfchap zedert heeft neergelegd. Dat is immers een mooie zet! maar weetge wat het ergfte van dat Spul is, dat zy niet allemaal zoo lacieus zyn, en wy mogen dus woelen en wurmen , ik vrees toch, dat wy 't niet meester worden. Zoo wy het geluk hebben, dat wy die Acte van verbindtenis door de Meerderheid in de Steden geteekend krygen, dan zou 't nog kunnen lukken. Veel zyn 'er al verftrikt, en die 'er al weer berouw van hebben, want de liefde voor de Viyheid en het verlangen naar eene Grondwettige Herftelling, heeft hier al dieper wortelen gefchooten als ge wel zoud denken, en de meeste begrypen evenwel, dat als zy het dan geteekend hebben, dat zy dan mondje toe moeten houden. Ziet eens wat 'er onder ons in Tholen omgaat. In 't begin van myn Blief fprak ik van onze grootfte Steun, dat is den Oorlog met een Buitenlandfche Mogendheid. Gosse! dat is afgedaan. Sedert moet men van u zeggen.dat gy u daar in hebt gekweeten als een getrouw Voorftander van ons Systhema. Zeker, geen van al de voor Oranje Gekleurde Schryvers, hebben zoo aanhoudend en flyfhoofdig als gy , de Natie zoeken bang te maaken,' met het verlies van onze Colonien ,door de Óf ei magt van onzen verbonden Geloofsgenoot, het ons eeuwighaatend Engeland, met de onmagt, de onwilligheid en bedriegelykheid van het Franfche Hof, (het js allemaal contrarie gebleeken, maar dat is uw fchuid niet, en ge wist het ook zelfs wel beeter,) het kan niet meer herpen om de Natie een fchrik op 't lyf te jaagen , met een party Hoefiaren, Croaten, Pandouren en Scherp Schutters van den Keizer. Gosse lief! dat is afgedaan'. Het fchelden op Hollands Lands Vaderen, op Vrankryk en op al wie me. delyden heeft met onze mishandelde en gefolterde Repupliek, dat kan niet meer helpen, jonge lief! dat paard is kiea.  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 303- Icreupel, en bet heeft 'alles verkeerd gewerkt, want hoe 'meer gy en de Courier du Bas Rhin fchryven en Vryven, hoe meer het volk leest en onderzoekt, en hoe meer dat zy ontdekken, dat gy een Leugenaar, een Bedrieger en een Landberoerende Deugèniet zyt Het kan niet meer helpen om te pronken met de Brieven van den Koning van Pruisfen , met de overkomst van myn Heer van Goertsz, het is mosterd na de maaltyd, en'als wy niet door Op.oeren en door het Muitend Janhagel gered worden, wat zal 'er van ons worden, en wat is her janhagel als het niet word opgewonden! ge ziet voor uw oogen dat het uitttrooifel als of de Patriotten onder malkanderen een zekeren ted zouden hebben, niet kan doorgsan , dat was ook te befpotteiyk en te gek, de domfte Prinsman wil daar geen geloof aan Haan, en zoo ge voor uw Famielje, en voor uw eigen Courant een aasje liefde hebt, zoo zwygt van dien eèd toch bot Rit, want ik zweer u by al myne nachtkappen, dat zoo ge van dien eed nog een woord rept, dat ik geen kans zie, om uw Courant, zelfs onder onze Oranje- Klanten, aan cien gang te houden. Als je kwaad zaat wilt zaajen, dan zult ge nog meer vorderen met het voorwendzel van den Godsdienst, om dat 'er nog Oranje Dominees zyn, die het daar ook nog op gooien, dat Vader Willem alleen de man is, om ons by onze vastgeflelde Be'ydenis te handhaven, en dat het hem daarom alleen te doen is, Clet wel!) en dat men niet minder zoekt dan om het Re. monflrantendom daar weer boven op te helpen, maar dit loopje is ook te vreezen, dat ook niet lang meer Reek zal houden, althans zoo 't waar is, daar men van begint te mompelen, dat 'er een overleg is, dat ai de Patriottilche Predikanten in de Republyk een Acte van Verbindtenis of Declaratoir zouden gaan onderteekenen, waarin zy te gelyk met hunne Vader'andfche en Vrjheidlievende Sentenienren daar voor teekenen zouden, dat zy niets in hun hart of ziel hebben, dan den vastgeftelden Godsdienst met leer en leeven te helpen vasthouden, voorfhan en bevorderen. Hoor Gosse! of wy kort of dat wy lang talmen, daar zit niet meer voor ons op, dan het ftoken van Oproer, want- hoe- zeer dat- het' Goesche Spul niet heeft voldaan, aan de verwagting, ge ziet evenwel, dat 'er veelen door in de Schulp kruipen, en geen boom valt met den eerften fl3g — ieder is evenwel bang voor ; yn Por-  S04 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. porceleinglazen en fptegels, voor het leven moet men niet benaauwd wezen, of het Volk zou eens door een tnisverftand buiten haar ordre moeten gaan, en dit moet tot lof van de Goefche weldenkende Oranjeparty gezegd worden , dat zy wel op dc brutaalfte wyze alles heelt kort en klein geramenast, wat los en vast was, maar/ocft met ordre, en dat zy niemand aan het lyf of esnig lid geraakt of verminkt hebben, want dat de luiden hebben gefchrikt en adergelaten zyn, en dat'er by zyn die'er hunne gezondheid, misfchien het leven by zullen infchieten, dat ziet men ordinair in zulke troublen, het eenigfte ongemakje is, dat men nooit geen huizen kan plunderen, nog dergelyke verwoeftingen sanrekten , of de Orange-Vtier.den weeten het zo wel als de Patriotten; en vermits het gefchied om de laatstgenoemden in baar kot te krygen, zo moest het tellens geen kwaad effect doen by de Oranje party, waar onder dat 'er veelen zyn, en zelfs van de ieverigffe, die het werk van ter Goes in hun hart verfoejen, en als dat begint door te gaan, Gosfe Hef! dan is het ook met u afgedaan. Z\e daar, myn lieve man, een langen brief van ons Strand1 Ge zult wel opmerken dat ik niets melde van die Concept.Misfive aan FI. H, Mog. Jongen lief. Of wy van één of'van tien ftukken fpreeken, het komt alles tog op één punt neer, om 'er onzen Patroon weer op te helpen, evenveel hoe. Ik heb u in vertrouwen gefchreeven, onder de toos, en als ik door de plaatzing van deezen brief onder die van uwe andere Correspondenten in uw dagblaadje, ziea zal, dat ^v djgt zy, en dat gy zwygen kunt. dan zal «er over dat punt nog wel eens een lettertje volgen. Biyve met de Complimenten. ... . ^ * uw liefhebbende Tante Domburg, den 15-van NEHALENN1A. V ZeeJands Verraad, 1787. Y*"ord 'sweekelyks alörrfme by de meeste Boekverkopers a 1 i Stuiver uitgegeven»  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 52. N. B. Myn goedgunltige Lezer, moet het excufcren, dat ik in de gepasfeerde week hem geen tydrerdryf heb verfehaft; met dien Gelukkigen Agttten Maart, hebben we op de Winkel by de Baas zo plaifierig Prinsjesdag gehouden, dat ik nög niet ter deeg ben ui geflaapen;wc zouden nog twintigmaal meer pret hebben gehid , waren die veVhenkerde Soldaaten en Dragonders niet gekomen, — 't is dan regt onmanierlyk fpytig! — nu, evenwel courafic, wy zyn het alleen niet die Hip hebben gevangen; dat biykt uit de Brief di. volgt. Uitert den 1 o Maart 1787. MONSJE GOSSE! (jfy ontvangt ook hoop ik, wel Brieven van Vrouwen, want anders zou het my verweerd fpyten, ik heb nog nooit een Brief aan u of aan een andergelchreeven,— maar nu , nu moet ik, want als onze Mans onder de ouden vodden hooren, dan moeten wy Wyfjes voor den draad komen. Ik en onze anderen Vrinden van WUlemVief, leggen hier beifter in de konkels, om dat het 'er voor onze OranjeParty hoe langer hoe gekker begint uit te zien. Wat deed het ons aan ons hart goed, dat ge zo onmanierlyk hebt losgebrand op de Uiterfche Burgery, wy hadden nog al hoop, dat ze uit kwaadheid en defperatie het herftel van hunne Vryheid en Regten zouden laten varen, — maar ja , morgen brengen, — het was o.'y in 't vuur; «■» uw Lyst van ftille Burgers had geen beter lot, — dat anders zo regt aardig verzonnen was, — maar Vrindjehef, daar we vast ftaat op maakten, dat de Burgery zou doen E e e cm.  goö DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. omkeeren, en de Hoed der Vryheid voorde Oranje Ketens weer zou doen verwisfelen ; was uw beklag van onze Stad en Burgery, dat ze van dag tot dag armer wierd, — geruineerd was, — en dat alle fatzoenelyke luiden de Stad zouden verlaaten, en hun geld elders gaan verteeren, — dat dogten we, kon niet misten, — en wel te meer, om dat da luiden van onze Gahaal al wat zy maar van elders kosten bekomen, van daar lieten komen , om den Burger en Ingezetenen al;es te onttrekken, en hen zo arm te maken als job, — 't is wel waar,die Hoog Edele Geftrenge, Wel Geboore, Agtbaare etcetera Prinsgezinden cn Ariftocraaten, hebben altyd, al wat zy maar kosten, den Burger onthouden, om dat ze zeer wel begreepen, dat een Burger niet veel beeter was als een hond, gelyk 'er nog onder de uitgezette Raaden zyn, die hebben gezegd, en fecuur als opregte Heerfchers nog zeggen, dat het al genoeg is, als een Burger een linne kiel op zyn huid heeft, maar nu verdoemden zy het een enkelen duit by den Burger of Ingezeten te belteeden; — dat dagt men , zal dat Burger-Rapalje wel modes leeren; - maar jaa, 't was zo veel, of men haazen met koejen wou van. gen ; — eindelyk zag men wel, dat men met dat Volk geen deeg kon doen, en daarom moest de laafte roe gebruikt worden ; — 'er waaren van die fatfoenelyke luiden, die hunne huizen ;e koop hingen; — nu, dagt men, zal men zien dat het meenens is, dat wy de Stad willen verlaaten , nu zullen de Burgers met hoopen kommen , en verzoeken dat we hun tog niet ruïneren, dat we tog biyven, en dat zy dan alles naar onzen wil en zin zullen doen; og lieve man, — og dat is zo bitter fout; — ik kan u het duizendfte gedeelte niet zeggen, — van groot tot klein alles lagte daar mee, en gaf  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 307 gaf zyn blydfchap te kennen, dat de Stad van een deel van die draajers, tuimelaars, &c. &c, zou worden verlost; en dat nog het ergst van al den bras is , dat is, dat 'er geen huis van aanzien te koop komt, of 'er zyn verfcheide liefhebbers van andere plaatfen toe, en ze worden tot veel hoger prysverkogt, dan voorheen.— Het huis van den Ex-Raad van D iel en, die in vroeger tyd ook een boekjesmaker■ was, precies als P erpon cher, is Veel duurder verkogt dan het hem kost; en daar komt een buitenheer in, die wel viermaal zo veel gek! zal verteeren, als den Ex-Raad; ge kunt nu eens begrypen, hoe dat dit de Burgery verharï in hun boos opzet, om hunne Voorregten te vestigen, — ze zeggen rond uit, -— „ zie daar (zeggen ze) voor „ één rotten appel komt een beste meloen in de plaats; — j, nu zullen we hier luiden ter woon krygen, die Stad en ., Burgerv beminnen , en ze zullen doen bloejen, in plaats ',, van een party knapfchinkels, die het geld, dat zy van den Burger trokken , buiten de Stad hebben befteed!" Worden 'er aanzienlyke inboedels verkogt, — het goed gaat 'er zo fchreuwend duur, dat het niet om te zeggen is; ge ziet dus klaar Gosse , dat dat kanon van u en uw Correspondent ook mifcrabel vernageld is. Wel, 't is om disperaat te^worden. Dit is het alleen niet, og goede man, — het ziet 'er hier bitter met onze Party uit, — onze Mans, onze Oranjemans zelfs zyn een party vodden en leut en, die geen knip voor hun neus waard zyn. Ge weet, hoe dat men hier veel weeken bezig is geweest met Pauwen en Schalken, om een Oranje-Sociëteit op te zetten, — om een Reglement te maaken,— om met de Vrinden van Zeyst den ondergang der Stad te beEee a kon-  jo8 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. konkelen, en nu, nu men 'er gebruik van zou maken , laten ze zig door enige jongens bang maken , en a!s (breeuwen uit een kersfenbogaard verjaagen, het Reglement is aan een kant, — de Sociëteit hangt lang ea breed te huur, — en ze laaten den kostelyken Agtften Maart, die heugelykfte aller dagen, voorbygaan, zonder dat ze ééne hand uit de mouw fteeken, - geen keersje, geen lir.dje of kw:kkie zelfs voor onzen Dierbaaren, •— foei, foei, — 't is fchande, wat zou onze WllïemUef toch met zulke lacies uitvoeren? — zo dat ik maar zeggen wil, met onze Mans is 't maar gekheid, maar nu, nu zullen wy Wyfjes beginnen, en eens zien, of wy den boel niet kunnen kkaren tegen de eerfte Verjaardag die in het Prinslyke Huis zal voorvallen, kaerel, ik vlas 'er zo op! Ge weet zo wel als ik, dat de boel voor onzen Dierbaaren Pnns, op een of uiterlyk twee eerstkomende Verjaringsfeestjes moet gered zyn, of by vak glad van de leer, en komt 'er in eeuwigheid niet weer op, — en als we 't dan met een Oianje-Oproertje in Uitert niet klaar krygen, dan mogen ze in Zeeland tn Gelderland 'er ook wel met de viiegelap na Qaan ; — nu hebben we een Plan onder ons Wyfjes gemaakt, — een Plan , — ik kan het niet langer zwygen, — ik moet het u medeelen, — maal jongen, bekje toe! — • Ge moet dan weten Gosselief! als dat wy wyfies by malkander zyn geweest, om ons Plannegie te overleggen en daar in hebben we Gerefolveerd, om op den eerstkomende nieuwe Verjaardag van hare Hoogheid, of de kleinere Hoogheidjes, ons allemaal, geen een enkele uitgezonderd (want we zyn wel diep in de dartien flerk) klinklaar in het Oranje te kleden, en zo twe aan twe langs de  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 303? de ftraat te lopen, eerst in de Agterhoeken, om door het firoojen van liedjes en duitten aanhang te maken, en dan door de hee'e Stad niets anders te roepen, als Orange boven! de Patriotten In de geut gedoven! en zo al voort; en daar toe hebben we 'er een uit ons gekozen, die voor uit zal gaan: —- ja (hoepen, nu zyt ge al nieuwsgierig wel dat is, want jongen, ik weet als het wyfi.es rankt,' dan, zyt ge regt in uw knopies! — ó Piertje! het is zulk een beeld! —— als gy ze zaagt, ja zie daar, ik wed, dat uw gekamerd Maitrefie in geen agt dagen deeg met u zou kunnen doen, 1 ze is op een klein beetje na zo fchoon als de Vrouw van den rymelenden mandemaker J. De Vaal, kom , ik zal het u maar zeg. gen, — het is de Vrouw van dien drie en driemaal omgewentelden, uitgefabriekten Fabrikeur, een bazin als Tryn van Lempen, — weet ge, nukent ge ze wel;—— o Baas! het is zulk een goeje Vrouw: kwaadfpreeken, fchenden, agterklappen, iemand benadeelen, dat doet ze nooit, en daar by is ze heel goed van leven; •-— 6 Man, ze is zo vroom, ze heeft dien eigen avond, toen haar Man uit het Pausfelyk Sociëteit t'huis was gebragt, en door toedoen van den omgekeerden Arminiaan Weppelman, eenige fteenen door de glazen rinkelden , nog den 34Pfalm hard opgezongen: — ge kunt wel begrypen, dat wy ook by ons Corps een Trompetter moeten hebben, — v> ie kosten wy daar gefchikter toe vinden als de Vrouw van den houten Apostel, die is toch gewoon, op de hoeken der ftraatcn te bidden, en deeze zal voor 't front met haar gewoone lieflyke Rem eenige geestelyke liederen ter eere van onze lieve Prins gemaakt, opdreunen, —— zy zal geaccompanjeerd worden door de Juffrouw uit de Bedde winkel, door de wandeling genoemd de 'Natanlelfs E e e 3 ^Kruk-  iio DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Krukvogel, — die op denzelfden liöörn, die de Orange. Fabrikeur voor de doofheid in zyn ooren houd, die liederen toeten zal, om te meer het Volk by een te roepen: we had. den ook tot onzen Mufikant verzogt den Heer KrentenMuller, dog zyn Wel Kd. excufeerde zig, dat hy regens woordigniet tracteerde als de gewyde inflrumenten, Clavier en Orgel, en dat hy, fints hy de Livryrok had afgeleid, met een Burgerdogter getrouwd, en in een Winkel gezeeten was, Lier en Dcedelfak geheel was vergeeten, niettemin heeft zyn Wel Ed. tog aangenomen, om met zvn gewoone nederigheid als Adjudant op zyn blesje voor ons Corps heen en weer te kruisfen! — Jongen, denk eens wat een pret! ——— De Dogter van den Orange-Grutter zal, als ze op dien dag niet met Studenten geoccupeerd is, (want kyk ze kan haar klanten niet laaten loopen,) voor Vaandrik lpe- len, ze zal een groot Vaandel in de hand hebben,dat beftaan zal uit (maar jongen tog voor al onder ons, want ik wil 'er om de dood geen praat van hebben ,)een groote lap van een ouwe japon van DomineBachus, die hy op zyn kosten fterk Orange zal laaten verven, aan een bezemdok rondom geflingerd met Orangepapier, en met een werelds mooi ornament van blik, dat Sinjeur Osli daar aan foldeeren zal. Nu , vriendjelief, ik bid u, kom tog in de Stad, — gy moet 'er tog zyn, om de honderd gouden Ryders van de Weduwe RavÉ te ontvangen 4 zie, dat ge het fchikr, dat ge op den dag van onzen optogt komt, dan zult ge eens zien, wat de Uiterfe Wyfjes kunnen, maar ge moet uw fatfoen houden: zo als dan gezegd is. Ik ben uwe Orange • Dienaaresfe Drikkie Snapagtio. B E  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 311 BEKENDMAAKINGEN. * Aan de Broederen en Zusreren, Collegianten van den krytenden Kasteinaaker binnen Utrecht, word bekend gemaakt, als dat hy, om zeer gewigtige redenen, zyne ftigtelyke maandelykfe oeffeningen, uit het Schoonhuis op het Steenweg heeft verlegd in de Herberg het Rad van, Aventure , buiten de Wittevrouwe Poort, verzoekt een ieders gunst en rekommendatie. ** Met Permisfie van den Edelen, AgtbaarenMagiftraat der Stad Z e word bekend gemaakt, dat alhier is gearriveerd, de wydberoemde nooit meer geziene Heer L....n v.nB k benevens een zeer fraaije troep Acteurs en Actrices, ontwerpers eo tekenaars derZeeuwfe acte van verb1ndtenis. Welke de eerzuilen hebben te vertoonen, aan alle Heeren Liefhebbers en Dames, op Maandag den 19. Maart, WILLEM van HATTEM, of de hedendaagse verlooren zoon. Treur fpel, in vyf Be dryven. Nooit alhier vertoond. En na het zelve IEMAND en NIEMAND, of de Tekenaars van het Zeeüwsche Dankadres. Klugtfpel, mede nooit alhier vertoond. Tusfchen beiden zal door een vermaard Italiaansch Springer, op een Cittersdraad, een fraai Ballet worden gedanst. De  gia DE HAAGSCHE QO,RR«ËSjPONDENT. De Prys is in de Loges . f 2 -:- ïO in den Bak . - 1 10 op de Gaïïery . - - •:- ia. op de Staanplaats • - :■ 6 • KB, Dia Plaatzen gelieven te befpreeken , adresfeeren zich in de Herberg het gemeene Landshuis te M ,. g, daar de Vergulde Drommedaris uithangt, en een Spiegel in de Geve! Raat. *** Alzo in een zeckere voornaame Koopftad is ver. loeren, een Aristocratisch-Regeerings-Handboekje, gebonden in opregt Turksch, leer, met fraai gewerkte ftaale (lootjes voorzien, zo word by deeze beloofd een Premie van Duizend Dukaaten voor die het zelve heeft gevonden , en te regt brengt by Meester Joch em, inde Glazen Troon, fchuins over het Gasthuis, daar de Val van lcarus uithangt. Word 's weekelyks alömme by de meeste Boekverkopers a ii Stuiver uitgegeven.  D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. N°. 52. N B. Myn goedgun(lige Lezer, moet het excuferen , dat ik in de «epasfe'erde week hem geen tydrerdryf heb verfchaft; met dien Gelukkigen Agtilen Maart, hebben we op de Winkel by de Baas zo plaifieiig Prinsjesdag gehouden, dat ik nog niet ter deeg ben uiigeflaapen-we zouden nog twintigmaal meer pret hebben gehad, waren die vérhenkerde Soldaaten en Dragonders niet gekomen, — 't is dan regt onmanierlyk fpytigï — nu, evenwel courafie, wy zyn het alleen niet die flip hebben gevangen; dac blykt uit de Brief die Uitert den 1 o Maart 1787. MONSJE GOSSE! Cjy ontvangt ook hoop ik, wel Brieven van Vrouwen, want anders zou het my verweerd fpyten, — ik heb nog nooit een Brief aan u of aan een andergefchreeven,maar nu , nu moet ik, want als onze Mans onder de ouden vodden hooren, dan moeten wy Wyfjes voor den draad komen. Ik en onze anderen Vrinden van TVlUemllef, leggen hier beider in de konkels, om dat het 'er voor onze Oranje-, Party hoe langer hoe gekker begint uit te zien. Wat deed het ons aan ons hart goed, dat ge zo onmanierlyk hebt losgebrand op de Uiterfehe Burgery,wy hadden nog al hoop, dat ze uit kwaadheid en defperatie het herdel van hunne Vryheid en Regten zouden laten varen, — maar ja , morgen brengen, — het was oly in 't vuur; -» uw Lyst van ftille Burgers had geen beter lot, — dat anders zo regt aardig verzonnen was, — maar Vrindjelief, daar we vast Raat op maakten, dat de Burgery zou doen Eee cus-  3o6 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. omkeeren^en de~Hoed der Vryheid voor de Oranje Ketens weer zou doen verwisfelen ; wjs uw beklag van onze Stad en Burgery, dat ze van dag tot dag armer wierd, — geruineerd was, — en dat alle fatzoenelyke luiden deStad zouden verlaaten, en hun geld elders gaan verteeren, —i dat dogten we, kon niet misfen, — en wel te meer, om dat de luiden van onze Cabaal al wat zy maar van elders kosten bekomen, van daar lieten komen , om den Burger en Ingezetenen allee te onttrekken, en heu zo arm te maken als Job, — 't is wel waar,die Hoog Edele Geftrenge, Wel Gaboore, Agtbaare etcetera Prinsgezinden en Ariftocraaten, hebben altyd, al wat zy maar kosten, den Bur. ger onthouden, om dat ze zeer wel begreepen, dat een Burger niet veel beeter was als een hond, gelyk 'er nog onder de uitgezette Raaden zyn, die hebben gezegd, en fecuur als opregte Heerfehers nog zeggen, dat het al genoeg is, als een Burger een linne kiel op zyn huid heeft, maar nu verdoemden zy het een enkelen duit by den Burger of Ingezeten te befteeden; — dat dagt men, zal dat Burger-Rapalje wel modes leeien; — maar jaa» 't was zo vee!, of men haazen met koejen wou vangen ; — eindelyk zag men wel, dat men met dat Volk geen deeg kon doen , en daarom moest de laafle roe gebruikt worden ; —- 'er waaren van die fatfoenelyke luiden, die hunne huizen te koop hingen; — nu, dagt men, zal men zien dat het meenens is, dat wy de Stad willen verlaaten , nu zullen de Burgers met hoopen kommen, en verzoeken dat we hun tog niet ruïneren, dat we tog biyven, en dat zy dan alles naar onzen wil en zin zuilen doen; og lieve man, — og dat is z» bitter fout; — ik kan u het duizendRe gedeelte niet zeggen, — van groot tot klein alles lagte daar mee, en gaf  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 3C7 Paf zyn blydfchsp ie kennén, dat de Stad van een deel van die diaajers, tuimelaars, &c. &c, zou worden verlost; en dat nog het ergst van al den bras is , dat is, dat 'er geen huis van aanzien te koop komt, of 'er zyn verfcheide liefhebbers van andere plaatfen toe, én ze worden tot veel hoger prys verkogt, dan voorheen. — Het huis van den Ex-Raad van Die l en, die in vroeger tyd ook een boekjesmaker was, precies als P erpon cher, is veel duurder verkogt dan het hem kost, rn daar komt een buitenheer in, die wel viermaal zo veel geld zal verteeren, als den Ex-Raad; ge kunt nu eens begrypen, hoe dat dit de Burgery verhart in hun boos opzet, om hunne Voorregten te vestigen, — ze Zeggeti rond uit, „ zie daar (zeggen ze.) voor „ één rotten appel komt een beste meloen in de plaats; — „ nu zullen we hier luiden ter woon krygen, die Stad en „ Burgery beminnen , en ze zullen doen bloejen, in plaats ,, van een party knapfchlnkels, die het geld, dat zy van den Burger trokken , buiten de Stad hebben hefteed!" Worden 'er aanzienlyke inboedels verkogt, — het goed gaat 'er zo fchreuwend duur, dat het niet om te zeggen is; ge ziet dus klaar Gosse, dat dat kanon van u en uw Correspondent ook miferabel vernageld is. Wel, 't is om cisperaat te worden. Dit is het alleen niet, og goede man, — het ziet 'er hier bitter met onze Party uit, —- onze Mans, onz© Oranjemans zelfs zyn een party vodden en leuren,die geen knip voor hun neus waard zyn. Ge weet, hoe dat men hier veel weeken bezig is geweest met Pauwen en Schalken, om een Oranje - Sociëteit op te zetten, — om een Reglement.te maaken,— om met de Vrinden van Zeyst den ondergang der Stad te beEee a koo-  308 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. konkelen, en nu, nu men 'er gebruik van zou ma. ken , laten ze zig door enige jongens bang maken , en als fpreeuwen uit een kersfenbogaard verjaagen, het Reglement is aan een kant, - de Sociëteit hangt lang en breed te huur, — en ze laaten den kostelyken Agtftea Maart, die heugelykfle aller dagen , voorbygaan, zonder dat ze ééne hand uit de mouw fteek-en, - geen keersje, geen lindje of kwikkie zelfs voor onzen Dierbaaren, — foei, foei, — 't is fchande, wat zou onze fVillemlief toch met zulke lacies uitvoeren? zo dat ik maar zeggen wil, met onze Mans is 't maar gekheid, maar nu, nu zullen wy Wyfjes beginnen, en eens zien, of wy den boel niet kunnen klaaren tegen de eerfte Verjaardag die in het Prinslyke Huis zal voorvallen, kaerel, ik vlas 'er zo op! Ge weet zo wel als ik, dat de boel voor onzen Dierbaaren Prins, op een of uitcrlyk twee eerstkomende Verjaringsfeestjes moet gered zyn, of hy valt glad van de leer, en komt 'er in eeuwigheid niet weer op, — en als we 't dan met een Oranje.Oproertje in Uitert niet klaar krygen, dan mogen ze in Zeeland cn Gelderland 'er ook wel met de vliegelap na flaan ; — nu hebben we een Plan onder ons Wyfjes gemaakt, — een Plan , — ik kan het niet langer zwygen, — ik moet het u medeelen, — maar jongen, bekje toe ! — Ge moet dan weten Gosselief! als dat wy wyfïes by malkander zyn geweest, om ons Plannegie te overleg, gen en daar in hebben we Gerefolveerd, om op den eerstkomende nieuwe Verjaardag van hare Hoogheid, of de kleinere Hoogheidjes, ons allemaal, geen een enkele uitgezonderd (want we zyn wel diep in de dartien fterk) klinklaar in het Oranje te kleden, en zo twe aan twe langs de  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 309 de ftraat te lopen, eerst in de Agterhoeken, om door het flroojen van liedjes en duitten aanhang te maken, en dan door de heele Stad niets anders te roepen, als Orange boven ! de Patriotten in de geut gedoven! en zo al voort; en daar toe hebben we 'er een uit ons gekozen, die voor uit zal gaan: —- ja fnoepert, nu zyt ge al nieuwsgierig wel dat is, want jongen, ik weet als het wyfies raakt, dan, zyt ge regt in uw knopies! — 6 Piertje! het is zulk een beeld! als gy ze zaagt, — ja zie daar, ik wed, dat uw gekamerd Maitrefie in geen agt dagen deeg met u zou kunnen doen, ze is op een klein beetje na zo fchoon als de Vrouw van den rymelenden mandemaker J. De Faal, kom, ik zal het u maar zeg- gen> het is de Vrouw van dien drie en driemaal omgewentelden, uitgefabriekten Fabrikeur, een bazin als Trïn van Lempen, - weet ge, nu kent ge ze wel; o Baas! het is zulk een goeje Vrouw: kwaadfpreeken, fchenden, agterklappen , iemand benadeelen, dat doet ze nooitf en daar by is ze heel goed van leven; 6 Man, zeis zo vroom, ze heeft dien eigen avond, toen haar Man uit het Pausfelyk Sociëteit t'huis was gebragt, en door toedoen van den omgekeerden Arminiaan Weppelman, eenige fteenen door de glazen rinkelden , nog den 34Pfalm hard opgezongen: ge kunt wel begrypen, dat wy ook by ons Corps een Trompetter moeten hebben, vue kosten wy daar gefchikter toe vinden als de Vrouw van den houten Apostel, die is toch gewoon, op de hoeken der ftraaten te bidden, en deeze zal voor 't front met haar gewoone lieflyke Rem eenige geestelyke liederen ter eere van onze lieve Prins gemaakt, opdreunen, — zy zal geaccompanjeerd worden door de Juffrouw uit de Beddewinkel, door de wandeling genoemd de Natanielfe Eee 3 Kruk-  |io DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. Krxhvogel, — die op denzelfden hoorn , die de OrangeFabrikeur voor de doofheid in zyn ooren hoed , die liederen toeten zal, om te meer het Volk by een te roepen: we had. den ook tot onzen Mufikant verzogt den Heer Krenten Muller, dog zyn Wel Kd. excufeerde zig, dat hy tegenswoordig niet tracteerde als de gewyde inflrumenten, Clavier en Orgel, — en dat hy, fints hy de Livryrok had afgeleid , met een Burgerdogter getrouwd, en in een Winkel gezeeten was, Lier en Doedelfak geheel was vergeeten,— niettemin heeft zyn Wel Ed. tog aangenpmen, om met zyn gewoone nederigheid als Adjudant op zyn blesje voor ons Corps heen en weer te kruisfen! ■ Jongen, denk eens wat een pret! ——- De Dogter van den Orange-Grutter zal, als ze op dien dag niet met Studenten geoccupeerd is, ( want kyk ze kan haar klanten niet laaten loopen,) voor Vaandrik fpefén, — ze zal een groot Vaandel in de hand hebben, dat beftaan zal uit (maar jongen tog vooral onder ons, want ik wil 'er om de dood geen praat van hebben ,)een groote lap van een ouwe japon van Domine Bachus, die hyop zyn kosten fterk Orange zal laaten verven, aan een bezemltok rondom geflingerd met Orangepapier, en met een werelds mooi ornament van blik, dat Sinjeur Osti daar aan foldeeren zaL Nu , vriendjelief, ik bid u, kom tog in de Stad, —— gy moet 'er tog zyn, om de honderd gouden Ryders van de Weduwe R A v É te ontvangen , — zie, dat ge het fchikr„' dat ge op den dag van onzen optogt komt, dan zult ge eens zien, wat de Uiterfe Wyfjes kunnen, maar ge moet nw fatfoen houden: zo als dan gezegd is. Ik ben uwe Orange - Dienaaresfe Drikkie Snapagtjg. B E  DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. 31 ï BEKENDMAAKINGEN. * Aan de Broederen en Zusreren, Collegianten van den krytenden Kastemaaker binnen Utrecht, word bekend gemaakt, als dat hy, om zeer gewigtige redenen, zyne ftigtelyke maandelykre oeffeningen, uit het Schoonhuis op het Steenweg heeft verlegd in de Herberg het Rad van Aventure , buiten de Wittevrouwe Poort, verzoekt een ieders gunst en rekommendatie. ** Met Permisfie van den Edelen, Agtbaaren Magiftraat der Stad Z e word bekend gemaakt, dat alhier is gearriveerd, de wydberoemde nooit meer geziene Heer L....11 v.nB k benevens een zeer fraaije troep Acteurs en Actrices, ontwerpers ea tekenaars der Zeeuwfe acte van verbindt en js, Welke de eer zullen hebben te vertoonen, aan alle Heeren Liefhebbers en Dames, op Maandag den 19. Maart, WILLEM van HATTEM, of de hedendaagse verlooren zoon. Treurfpel', in vyf Bedryven. Nooit alhier vertoond. En na het zelve IEMAND en NIEMAND, of de Tekenaars van met Zeeuwscme Dankadres. Klugtfpel, mede nooit alhier vertoond. Tusfchen beiden zal door een vermaard Italiaansch Springer, op een Cittersdraad, een fraai Ballet worden gedanst. De  Sis DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. De Prys is in de Loges . ƒ 2 ■;■ 10 in den Bak . - 1 •:- 10 op de Gallery . - - ■:- 72 op de Staanplaats - - ;. 6 NB. Die Plaatzen gelieven te befpreeken , adresfeeren zich in de Herberg het gemeene Landshuis te M....,..g, daar de Vergulde Drommedaris uithangt, en een Spiegel in de Gevel ftaat. *** Alzo in een zeekere voornaame Koopftad is ver. loeren, een Aristocratisch - Regeerings - Handboekje, gebonden in opregt Turksch leer, met fraai gewerkte ftaale flootjes voorzien, zo word by deeze beloofd een Premie van Duizend Dukaaten voor die het zelve heeft gevonden , en te regt brengt by Meester J o c h e m , in de Glazen Troon, fchuins over het Gasthuis, daar de Val van lcarus uithangt. Word 's weekelyks alömroe by de meeste Boekverkopers a ii Stuiver uitgegeven.    D E HAAGSCHE CORRESPONDENT. (*) Nc. i. nieuws! Een haagsch blaadje! Wel nu Vrienden, verwondert u daar zo niet over! zo 'er ergens een plaats van Correspondentie, zo geheim als openbaare is. het is den Haag, — en myn Baas pier se cosse Junior Cwant ik ben;maar knegt) heeft zcdert eenigen tyd het zo druk , zo druk, dat het niet om te zeggen is: het regent van alle kanten berigttn op zyn winkel, zedert hij het van zyn belang heeft gevonden, om, zonder bewimpeling of ontzag van perfoonen, die verjjenkéide pateioithn inet naam en toenaam aan de kaak te Hellen, die zo overgegeven boos zyn, dat zy liever devryheid, den bloei, en onafhanglykbeid van de Republiek tot den hoogftentop zouden willen gebragt zien, dan dat zy die uit puure genegenheid voor het Allerdoprlugtigfte Huis van Orange, door Zyne Dooriugtige Hoogheid, den Heere Erf ftadhouder &c. &c. zouden willen zien verminderen of vernietigen! ' :J .. - r v' ... V. (*) Meesterknecht van't. gosse Junior, dwjtten'i disblad word uitgegeven. A  2 DE HAAGSCHE CORRESPONDENT. gen! Ik zeg nog eens zulke verhenkerde patriotten, die het gezag van 's Lands Staaten , in naam desgantfchen Volks, als het hoogfte en Souverain gezag boven dat van onzen TedergeliefdenErfitadhouder zouden willen geQeld en geëerbiedigd hebben,*-maar ik Hap van dat volk af; ■ik ben juist als myn Baas gosse, ik word als vuur en vlam, als ik hen maar hoor noemen , al heb ik 'er zo veel vette brokken niet voorgetrokken als myn Baas en anderen. Zo als ik dan heb gezegd, het regent van alle kanten, op den Winkel van myn Baas, berigten; en geen won« der - zedert hy zyn courant of winkel daartoe alleen heeft gcfchikt, had ieder, diewysgenoeg was, om zynbyzon. der belang boven dat van het gantlche Vaderland te Hellen, en op niets anders was bedagt dsn het bedelen van gunst' bewyzen van het Hof en derzelfs aanhang, de kostelykfte gelegenheid, om die Patriotten , die aan zyne oogmerken hinderlyk waren , te geesfelen, ,dat 'er de lappen affloven, zonder dat men zigbehoefde bloot tegeven voorregterlyke of andere vervolgingen. Het is waar, dat die berigten, die als brieven in de courant van myn Baas pronkten , juist niet met hetzelfde oog overal wierden befchouwd; men vond lieden,die het als een verraad aanmerkten, iemand opdiewys aan te vallen; anderen verfoeiden en vervloekten het als laster, als loogen; — maar dat is om dul te worden, wat doet 'er dat toe? Is het niet duizendmaal veiliger, ais ik my tog wreeken of beledigen wil, dat ik iemand onver» wagst voor de kop flaa, dan dat ik zulks voor de vuist onderneem, wanneer ik my in het gevaar ftel, dat myn vyand niet flegts myn flag af keere, maar in tegendeel'er my een toebrenge! En wat de tegenwerping van laster of hogen aangaat, die raaktjioch kant noch wal; Ik