453    ANTWOORD OP DE AANT IJ GINGEN VAN DEN HEER B U R K Ea TEGEN DE HEEREN COOPER en WATT I AANGEVOERD) IN HET HUIS DER GEMEENTENS, OP DEN 30 APRIL 1792. DOOR THOMAS COOPER. Naar de tweede uitgaave uit het Engehch vertaald. Te AMSTERDAM, Mtj W. WYNANDS, MDCCXCHI.   VOORREDEN. Het werk van den voortrefelijkenMenfcheniriend paine, ter aankondiging en voorbereiding van 'het befaamde werk der opmerkingen van edmund iurke gediénd hebbende, zoo was het tegen, woordige gefchikt om bij de uitgaave van het zelve ten Mededinger en Wagthouder te verftrekken! Dan , daar het zelve tot noch toe niet uitgegeven is, en meer andere onvoorziene hindernisfen de uitgave, van die werkje vertraagd hebben, zal deszelfs belangrijken inhoud deze verwijling (vertrouwt men) rijkelijk vergoeden; terwijl de waereld bij het niet uitgeven van hei bovengenoemde Werk van edmund burke weinig verliest; zedert het door de kundige en ZB-  iv VOORREDEN. waarlijk belanglooze fchriftenvandeHeerenvan alphen, meerman, en den Naamloozen a?tderen Bollandfchen Staatsman in zijn curieus ftuk de rechten van den Mensch geen gewaande Rechten in de Nederlanden, is voor" gekomen en vervangen. ANT-  ANTWOORD OP DEAANT IJ GINGEN VAN DEN HEER B U R K E j TEGEN DE HEEREN COOPER en WATT AANGEVOERD, ÏN HET HUIS DER GEMEENTENSj OP DEN 30 APRIL 1792. Bij mijne terugkomst voor omtrent veer* tien dagen uit Frankryk, wierd ik met zeer veel bevreemding gewaar, dat het addresi aan de Jacobijnèn door mij en den Heer \vatt , van wegens de conftitutioneele Sociëteit van Manchester aangeboden> een zaak van een Parlements.onderzoek was geworden. Ik las de debatten hier over na4 echter zonder het minfte oogmerk, om open» lyk iets daar op aan te merken, dewyl ik be* A greêp»  i coo.pa's ASTWOORD greep, dat, aangezien de achting-, waarin de Heef bur'ke zich thans bevindt, zijne befpottelijke vrees, en onbefcheiden aantijgingen geen genoegzaame redenen waren, ofn openlyk ter verdediging van rayn gedrag voor den dag te treden, als het welke, mij voorkwam , geerie apologie nodig te hebben. Maar vindende, dat de lompfte onwaarheden, en de klaarbljjkelijkfte verdraijingen in zekeren graad bijval vonden, en uitgevent wierden door een hoop Parlementaire Redenaars, (die tèn minften dién Heer genoegzaam dienden te kennen, om op hunne hoede te zijn, van hem niet te volgen, waar hij goedvind hun te leiden), zoo vinde ik mij genoodzaakt, de pen op'te vatten, ter verdeediging van mijn gedrag en waare oogmerken. Ik onderneem die taak echter met tegenzin, ook zal ik zulks onvolkomen doen < daar zaaken van meer gewigt voor mij, thands en mijn tijd en mijn aandacht genoegzaam bezig houden: waarom ik verpligt zaT^ijn om uuren, tot andere oogmerken gefchikt, hiertoe uitte brecken (*). By den cerfte aanblik van die debatten wierd ik niet weinig geftreeld met het nimmer verwacht hebbend aanbelang, waarin ik mij, benevens den Heer watt, vond gefteld, en bet deed mij maar het meeste leed , dat het caraéter van den Heer uurke tot zoo een laag- (*) Daar ik ondernomen heb mij te verdeedigen in deze,zo kondeik zulks niet afzonderlijk doen ,en ouitea den Meer w a t t en de Manchester - Sociëteit: doch ii fdirijve echter buiten hunne kenws of medeweeten.  AAN DEN HEER BURKE. 3 laagte vervallen was, dat 'er uit zijne belediging geene eer noch voordeel voor ons te raapen was. Gevreesd van zijne vrienden, 't blind werktuig zijner vijanden, de plooijer van ieder ftaatszaak aan welke hij zich verbind , zoude de Heer burke niet in ftaat geweest zijn, mij iets te zt ggen, dat mij thands overreed zoude hebben, om he* publiek met een enkeld woord van wederlegging lastig te vallen. Maar anderen hebben met hem, in het aanheffen van den kreet der onkunde en onbedachtfaamheid famengefpannen. En nog eenmaal, (en waarfchijnlijk voor 't laatst) heeft de Heer burke het ge* noegen , de ignis fatum van een partij te zijn, welke ook weldra onder zijn loflijk beftuur-in den een' of anderen Staatspoel zal wegzinken , of het publiek zoude zich geweldig bedriegen. Om mij dan nu maar tot het tegenwoordige te bepaalen, durve ik zeggen, dat de redevoering van den Heer burke de gevoeglijkfte text voor mijne uitleggingen in deezen is. Volgens het berigt van de Morning Cromcle tn de General Evening- Post, heeft die Heer zich in dezervoegen uitgelaaten: — ,, Dat men hier te lande menfcben vond, diegeen- zins fchroomden om met een hoop der erg9, fte verraaders en vorftenmoorders, daar „ immer van gehoord is; in Frankrijk, met de club der Jacobipien in verbindtenis te tre„ den. Men had afgevaardigden uit deze lan,, den gezonden, om een foederatie met deze godlooze club aantegaan; en dit waren nog A * „al  4 cooper's antwoord „ al mannen van eenig aanzien hier in 't rijkj j, de naamen der mannen die hij bedoelde, warenthomas cooper en james watt, (hier las de Heer burke het addres voor, „ door de bovengemelde aan de club der Ja,, cobijnen op den 16 April aangeboden). Hy zeide, dit waren geen vindingen of zaaken „ van verbeelding, maar een erkend echt ftuk , „ dat het clubs hier te lande waren, welke met „ deze vorftenmoorders eene foederatie had„ den aangegaan, om hun gedrag goedtekeuren, en vereenigdfaamtewerken. Hier hield „ hij zich verbaazend lang bij op, hefciglijk „ daar tegen uitvaarende. Ook konde hij nog „ andere noemen,zeide hij,die mede dezelfde „ of gelijke denkbeelden koesterden, onder „ anderen, de Heer walker van Manches„ ter\ en wat deed dit volk, bepaalden of hiel„ den zij zich alleen bij hunne eigene gevoe„ lens? Neen; bij 't antwoord der Jacobijn„ fche club, bleek het, dat deze waardige van „ Manchester zich aangematigd hadden, (op „ wat gronden uit wat gezag betuigde hij niet ,, te weeten,) om geheel Engeland te verte„ genwoordigen; zij fpraken, en waren in „ de foederatie, namens het volk van Enge„ land in eed genomen. Dit leidde hem op, „ om vast te mogen ftcllen dat, hoe oprecht de beweeggronden van die edele, recht eerzaame Heeren, met hem zitting in de Ver„ gadering hebbende, ook zijn mogten, zij „ zich om hun oogwit te bereiken, met de „ fnoodfle menfchen in 't rijk zekerlijk moes„ ten vei-ëenen." Dit zijn de verklaaringen, dia  AAN DEN HEER BüRKE. 5 die men algemeen erkent als door den Heer burke te zijn ingebragt; en in waarheid geloof ik zulks zonder het minftehier aan te twijfelen , want dezelve behelzen zo veele onwaarheden en verdraijingen, als wel met mooglijkheid in een en hetzelve beftek kunnen bijeengefteld worden. Het zoude van mij teftreng met mijnen ouden Antagonist gehandeld zijn, van hem af te vorderen, dat zijne bewijzen ook zijne befchuldigingen of verklaaringen moesten verzeilen; hij is in 't geheel niet voor die claufule in zijne wijze van controverlie. Misfchien begrijpt hij het zoo kwalijk niet. wellicht heeft hij 'er de proef van genomen met geen gunftigen uitflag, en wraakt dus geheel de verdere uitoefening: ze waarfchijnlijk als een kwalijk vereend paar vindende , die geftadig met elkander twisten, heeft hij de fcheiding best gedacht. Onder dusdanige omftandigheiden toedragtvan zaaken, kan ik niet beter doen, dan te ontkennen, en wel te ontkennen op eene wijze die men best kan beoordeelen, en aantoonen Dat de befchrijving die hij van de Jacobijnen geeft, als van „ een hoop der ergfte verraders en vorftenmoorders die 'er ooit geweest zijn ," een grove onwaarheid is. Dat noch de Heer watt, noch ik , immer, gezonden zijn van hier, uitdrukkelijk met het oogmerk om met deze club in foederatie te treden, offchoon ik in zodanige maatregelen, indien al genomen,geen de minftezwarigheid kan zien. Dat de Manchester focieteit, zich noch door haar gedrag of uitdrukking aan den Heer A 3 watt  6 COOPERS ANTWOORD watt of aan mij last gegeeven en verantwoordelijk hebben geffceld, om algemeen het gedrag der Jacobijnen goed te keuren of met eikanderen overeenftemmig faam te werken, Dat wij ons immer onderftaan hebben om geheel Engeland te vertegenwoordigen, zoo als deze Parlementaire ., Waardige" goedvind te willen doen gelooven als of wij onder eede tot die foederatie waren toegetreden ; daar wij niet gefproken noch gehandeld hebben, dan in de hoedanigheid van afgevaardigden van de Sociëteit van Manchester. Misfchien zal het niet ongefchikt, ook niet zeer moejelijk zijn aan te toonen, dat een correfpondentie tot de onderlinge verbetering en gemeenfchappelijkc mededeeling der politieke kennis tusfehen Sociëteiten van onderfcheidene Natiën , verre van berispingen te verdienen, ten hoogften nuttig is. Dat de correspondentie van de Manchesterfocieteit wel verre vandeeerfte te zijn geweest, veel meer niets dan dat geene herhaald heeft, dat haare loiiijke voorgangfter de RevolutieSociëteit yan London vooraf reeds vastgefteld had. Dat wij valfchelijk befcbuldigd worden met gevoelens en oogmerken, welke aanrandende voor de Conftitutie zouden zijn. En dat de Heer burke waarfchijnlijk zich vergist met de veronderftelling, als of wij de fnoodfte menfehen in 't rijk zouden zijn, dewijl hij zelf nog leeft om dit te verklaaren. Wat nu de jacobijnen betreft, die zoo. vaak bet voorwerp der domheidsbelediging zijn ge-  AAN DEN HEER BURKE. f reweest, is de eenvouwige waarheid deze: Reeds vroeg, en in de eerfte beginfels der l ranfche Revolutie,wierden op verfcheiden plaatfen Patriottifche Sociëteiten opgerigt, en zusks wel onder onderfcheidene benaammgen, om en ten dien einde de Staatkunde des tijas te ontvouwen, en de beginzels der algemeene Vrvheid voord te planten. JEen dezer Sociëteiten genaamd de Vrienden der Conflitutie, vrij talrijk wordende, huurde. tot het houden haarer biieenkomften een gedeelte van 't gewezene klooster der Jacobijnen te Parijs. De Verhandelingen die aldaar gefchiedden, en de daar uitvloeijende algemeen bekendmaaking en verfpreiding, maakte de publieke aandacht zoodanig gaande , en ftrookte zoodanig met de gevoelens des Volks, dat de Conftitutionecle Sociëteit bij ^Jacobijnen Cof in dit klooster,) welhaast een der grootfte en de alleraanzienliikfte Patriottifche Sociëteit in lyanknjk wierdt. Soortgelijkende correspondeerende biieenkomften onder dezelfde benaanung yan Vrienden der Conflitutie," wierden ook in de voornaamfte fteden des rijks opgerigt. De Jacobijnen, derhalven, (zoo als ze genoemd worden naar de plaats hunner bijeenkomst.) beftaan uit een zeer groot gedeelte van het Franfche Volk, ftrekkende ten voldongen bewijs van hunne waarde en verdienften, en ten volkomen wederlegging der lasteringen hunner vijanden. q De Heer burke noemt hun Verraders en Vorftenmoorders: wat denkbeeld , (misfehien geen j hij toch wel hecht aan deze benaammgen,  8 cooper's abtwoorb betuige ik niet te weeten; in de gewoone be«. tekenis der woorden is de verklaaring volftrekt onwaar. De Societeitsleden bij de Jacobijnen bekleeden geen openlijke bedieningen < ze zijn geen dienaaren van Staat: of als StaatsMinisters, 't zij in de wetgeving, in de uitvoerende magt, of in die des rechts Zijn aan hun geen zaaken van 't algemeen aanvertrouwd zij doen niets dan over politieke onderwerpen te debateeren, en nu en dan de een of andere Staatkundige verhandeling in 't licht geven. Wel be, fchouwd, derhal ven is aan de Vei klaaring van den Hr. burke geen, dan een valsch denkbeeld te hechten. Zij kunnen ook geen Verraaders zijn, want als Jacobijnen, hebben zij geen Posten, Ampten,Bedieningen , of PJigten te betrachten of te verraaden. Als Indivi dueel zijn ze even als de famengefteide deelen van alle andere Maatfcnappijen , goed en kwaad en tusfchen beiden: maar indien het goede van hun niet grootlijks overwoog , zouden zij zekerlijk nimmer de kragtdadigo onderfteuning hunner medeburgeren ondervonden , of de aantijgingen van den Hr. burke weggedraagen hebben; ook nimmer waaren zij het voorwerp van den haat en verfchrikking der despotieke Regeringen hunner nabuuren geworden. Even valsch of onbetekenend is de benaaming van Vorftenmoorders door den Hr. b u r k e gebezigd , toepasfelijk op de Jacobijnen. De Koning der Franfchen is immers nog in 't leven, en kiest zelvs zijne Ministers uit leden de-  aan den heer burke. 9 dezer Sociëteit — die — hem tot heden toe niet van zijnen Troon gebonsd(*) hebben (f). Ook wierd de Hr. watt noch ik, immer uit dit Rijk gezonden met eenige der geringfte oogmerken , om , hoegenaamd ook , eene Correspondentie aantevangen. Hij vertrok van hier voor commercieele belangens van 't huis tot het welke hij behoort, ik vergezelfchapte hem bij wijze van uitfpanning mijner zoo langduurige en drukkende bezigheden, en ook dewijl ik mij verheugde om Parijs te zien met een man, dien ik hoogst waardeere, en wiens verkeringen in de famenleving even van dezelven aart als de mijnen zijn. De omftandigheid zelve, dat wij ons te Parijs bevonden, was juist de oorzaak dat ons de Commisüe van Manchester wierd opgedragen en toegezonden, en wij hadden reeds een Maand te Parijs doorgebragt, voor dat wij dezelve ontvingen. Dit zoude der moeite niet waardb zijn , om aantehaalen , dan om het onnauwkeurige , en de fystematifche buitenfpoorige vergrootingen van een man aan te toonen, die de taak op zich genomen heeft, ons te befchuldigen. v Men <*) De Heer burke bediende zich van deze woorden in zijne Redevoering over het Regentfchap, geduurende de krankzinnigheid des Konings van Engeland. veit. (+) Zedert dat dit gefchreven ia, heeft de handelwijze van dien onbegrijpelijken Monarch, het Volk gedwongen hem van een Troon te ontzetten, dien hij beKleedde. " A 5  io coopex's antwoord Men brengt ten onzen laste in „ van ons door een Foederatie met deze Vorftenmoorders verbonden te hebben, hun gedrag te hebben goedgekeurd , en om verder gemeenfehappelijk met dezelve te handelen." — Het is in zoo verre waar dat wij dit gezegd hebben , t. w. „ onze Sociëteit zal zich gelukkig ach„ ten haare poogingen met de uwe te mogen „ verëenen, om die gewigtige beginzels van „ Vrijheid voord te planten, waardoor, en „ waardoor alleen,het Rijk des Vredes,en 't „ geluk van 't menschdom op een vast en on„ wrikbaar grondftuk kan gevestigd worden." In onze geheele aanfpraak is anders geene zin of uitdrukking te vinden, waar men de befchuldiging op zoude kunnen toepasfen. Dit dan is 't waare en uitdrukkelijk oogmerk dat ons bewoogen heeft, om famenftemmende met de Jacobijnen medetewerken. De Hr. b u r k e , die zoo fmertelijkover deze foederatie klaagt,is, volgens zijn eige belijdenisfe de openlijke vijand van alle ondernemingen, om „ de algemeene beginzels van Vrijheid voord „ te planten, en om het Rijk des vredes en „ 't geluk van 't menschdom te bevorderen." Ook onderwonden wij ons niet om geheel Engeland te vertegenwoordigen. —> Noch hebben wij immer uit naam van hec Volk van Engeland gefprooken, maar wel en volftrekt het tegendeel. Deze befchuldigingen zijn dus klaarblijklijk de gevolgen van een gekrenkt verbeeldingsvermogen: het zijn meestal Burhiaanen; verklaaringen zonder blijk of proeven, en aantijgingen zonder bewijsgronden. Daar  aan den heer burke. ii Daar zijn geen ftukken noch bewijzen, hoe ook genaamd, te vinden (wijl ze 'er nimmer zijn geweest) dat wij bij de Jacobijnen iets anders zouden gezegd of gefprooken hebben, dan de aanfpraak door ons openlijk in 't licht gegeven, waarin geen enkel woord te vinden is, om de gewaagde verklaaringen van den Hr. burke te ftaaven , maar wel een uitdrukkelijke betuiging 5dat wii onsaan de Sociëteit der Jacobijnen aanmelden, dan enkel en alleen als de afgevaardigden van de Manchester Sociëteit. Het antwoord des Prefidents, en den brief aan de Conftitutioneele Sociëteit alhier, zullen wij irïededeelen zoo als wij die ontvangen hebben, ons niet bevoegd noch het raadfaam oordeelende (indien wij al zelve eens geneigd daartoe geweest waren) om hierin eenige ae genngfte verandering te maaken, of ons, voor de daarin vermelde gevoelens, op eenigerlei wijze verantwoordelijk te ftellen. Maar in geene van deze fchriften kan ik ook iets vinden,dat aan de befchuldigingen van den Hr. burke eenigen fchijn van bewijs geeft. Dit ingebragt bezwaar Cindien hetzelve naauwkeung is opgegeven) is iets dierhalven, dat het lompfte be. drog kenfehetscht, dat immer gepleegd is aan het Huis der Gemeenten , 't welk men misleid heeft met het in zoodanig licht daarin voortedragen. 't Is een aanval op het carafter van den Hr. watt en van mij - zonder dat ons gedrag hiertoe eenige aanleidende reden gegeven heeft en niet anders dan een eerroovende onwaarheid. Ik daage den Hr. burke uit en eisen, van hem zijne ge- daa-  12 cooper's antwoord daatie verklaaringen, zoo als zij hem zijn aangefchreven of te herroepen of te bewijzen: zoo hij (zelfs maar naar zijn eige gevoelen) nog eenig cara&er van eer en goede" trouw te verliezen heeft, daar ik hem door deze bij het publiek als onder crimineel arrest ftelle ter zijner rechtvaardiging. Misfchien echter zal deze „ Edele, recht eerzaame Heer'' zich willen dekken met het ingebeelde aanzien van het carafter dat hij bekleed. Misfchien be- fchouwthij deze verklaaringen bloot als uiterlijke gedaantens en fchetfen van Redevoeringen — verneringen van welfpreekenheid — proeven van bevallige beledigingen, waarmede hij de Vrijheid had van te handelen en zich te vergasten, flechts maar ten kosten van gemeene ftoffe — van waarheid — of mis. fchien heeft hij gewoogen hoe zwaar hij zich zelf bevond, en hij, in onzen toeftand zijnde, zoude gehandeld hebben, en naar dit zijn eigen gewigt ons ongelukkiglijk gewoogen, en voor het overige de gevolgen van verantwoordiging maar op de koop toe gewaagd. Het gefchreeuw tegen het Aanweezen , en de onderlinge Correspondentie der Staatkundige Sociëteiten, het zij vreemde of hier thuis behoorende, is geen geringe bewijsgrond van derzelver nuttigheid. Men kan het bijna ftellen, of als een bewezen waarheid aanmerken , dat de middelen om op die wijze de» kunde onder 't Publiek mede te deelen., waar-' fchijnelijk met de heilzaamfte gevolgen voor de waare belangens zullen verzeld zijn, zonder dien zoude het geen zoo ontrustende zaak voor  aan den heer burke. 13 voor den bezoldigden Advocaat der Aristocratie zijn. Het Volk ziet reeds het groot gewist van Staatkundige onderzoeken , en den uitftrekkenden invloed der grondregelen van Regeringen, die middelbaar en onmiddelbaar ieder oogenblik van ons aanwezen op ons leven en beftaan hunnen invloed en werking hebben. Zij worden gewaar, dat ze nog veel te leeren hebben, maar nog meer te ontleeren in zaaken der burgerlijke regeringen; zij berinnen het als een recht aantemerken, een vrije toegang te mogen hebben tot alle vreedzaame middelen en wijzen van onderzoek, en dat ze met gegronde reden uitroepen „ wij „ draagen de kluisters van het blind en on" bepaald geloof niet langer." Hoe duidelijk, klaar , en eenvouwig de waare beginzels van Regeering ook wezen mogen,zoodra ze maar ontflagen zijn van die omflagtipe en geheimnis vollen tabbaard, daar Staatslist dezelve, als 't waare, in bedolven had, is het toch zeker, dat door die geenen, die over dit onderwerp zich als fchnjvers of opmerkers opgeworpen hebben, nog niets bepaaldelijk door hun is vastgefteld geworden. De beste hedendaagfche Staatkundige Schrijvers , zoo Engelfchen als Franfchen, verfchillen nog zeer over punten van het allergrootst gewigt; ook heeft de Hr. burke zich geen geringe moeite gegeven, om demoelelijkheden die een tak van zoo veel kennis noodzaakelijk moeten verzeilen, ten breedften uitte meeten,en voor derzelver ontwikkeling vreezende, onmiddelbaar ten fterkften derzelver na-  1-4 cooper's antwoord navorfching en openlijk onderzoek bevorderd Zonder tegenfpraak, zijn 'er zwaarigheden; en wel van zoodanigen aart als die door domheid en hst veroorzaakt zijn : maar indien ze er plaats hebben (van wat aart ze dan ook wezen mogen) waarom ftruikelblokken in den weg van onderzoek gelegd, en de middelen ontzegd of te keer gegaan om deze zwaarigheden op te ruimen ? Ten minften had de Hr. b u k k u, die nu. geduurende twee* jaaren, voornaamenlijk bezig is geweest met het uitgeven van Staatkundige geheimvolle (mystieke) verhandelingen, de laatfte moeten geweest zijn, om te fchreeuwen tegen het oplpooren van onderzoek in een zaak of onderwerp die hij onvermoeid getracht heeft ■ duister te houden; — Even zeer overtuigd' zijnde, dat openlijke onkunde het belang der Hoven, en openlijke onderrigting en uitbreiding van kunde, het waar belang van 't Volk is, beleiden de Patriotifche Sociëteiten dezelvde algemeene grondbeginzels van gelijke vrijheid, en beöogen volmaaktelijk hetzelve algemeens oogmerk, t. w. de verbetering en voortplanting van politieke kennis. In Frank rijk, zoo als het natuurlijk is. verhandelen zij de voorkomende tijdsomftandigheden en toedragt van hun eigen Vaderland; wij, doen zulks der onzen; maar dezelvde wetenfchap' en dezelvde beginzels zijn voor beide landen van denzelvden diensten even zeer toepasfende Deze Sociëteiten , in ieder Rijk, derhalven een en hetzelve algemeen oogmerk koesterende, om de grenspaalen der kennis van het al'  aas den heer burke. 15 allergewigtigfte onderwerp van onderzoek uit te zetten, is de vraag of het zoo oneigen of ongevoeglijk is, dat ze over een gemeene zaak en oogmerk onderling met eikanderen in onderhandeling treden? Is het zoo oneigen, dat de Wijsgeerige Sociëteiten van Londen, Parijs, Stokhohn^ of Haarlm met eikanderen Correspondentie houden , ter verbetering der Schei-kunde, of proefondervindelijke Wijsgeerte ? Integendeel moedigt en koestert men de Correspondenten niet aan , als de wezenlijkite en vverkdaadelijkfte middelen om onderrigting en kennis te verfprciden 2 En waarom zouden of moeten Sociëteiten , gefticht ter bevordering van politieke kunde uitgeflooten, en van de gewoone middelen ter verbetering beroofd blijven? Indien bet een misdaad is om het Volk te verlichten in zaaken en politieke onderwerpen, waarom zeggen die van de tegenpartij dit maar met ronduit? en beter dan op dien voet hunne befchuldiging gedaan : indien het geen misdaad is waarom ontzegd en te keer gegaan de gewóone manier en wijze van mededeehng in alle andere takken der menfchelijke Wetenfchappen geoorloofd en gebruikelijk ? Indien men zegt (ten opzigte van den Hr. watt en van mij) dat onze Correspondentie met de i Kobiinen geheel iets anders beoogde, en andere oogmerken, en wel van een oproengen aart ten doel had, dan beroep ik mij opfaiïa. Ik lochene openlijk, waarmede men onsbezwaare, en Ik daag blijken en befcheiden op. Dat hem, die naderhand weder in dezen als befchuldiger  ï 6 c o o p ê r's antwoord voortreed, en naar deze uitdaaging agterlijk is met bewijzen, dit hierbij ten antwoord diene, Mentiris impudentisfime. Maar, van waar bij uitnemenheid onder de Regeringen van Europa (de onze even als alle anderen) zoo veele angstvalligheden, om de voordgangen van kennis te keeren en de bronnen van politieke onderrigting en kunde aftefnijden? Van waar die verfchriKking, of zoude het zijn, dat men vreest dat het Volk (de zwijnen hoop , zoo als hun Vriend de Hr. burke hen noemt) te veel mogt denken,' en over hunne rechten en belangens fpreken ? Of dat het dikke gordijn van geheimnisfen die Staatslist voor de kunst van Regeringen heeft laaten vallen. bij verandering eens mogte opgehaald worden , en de verrigtingen en gedraagingen der Hof politieken in een klaar daglicht aan de opmerking van het publiek ten toon mogten gefield worden ? Indien dê grondzuilen van die praaiende uitftekendê gebouwen flegt zijn, is ligt de reden der gedragingen optemaaken : maar indien Regeringen weldoen en handelen; indien hunne beginzels en daaden onderzoek veelen kunnen, waarom die algemeene fchrik voor navorfching ? Waarom reden van vermoeden gegeven, dat „ De Menfchen de duisternisfe boven het licht beminnen — om dat hunne werken boos zijn." Deze Correspondentie der Manchester Socie. teit met de Jacobijnen is niet alleen te rechtvaardigen , zijnde niet meer dan een eenvouwige navolging van dezelvde middelen en wijze,  aan den heer burke. ij» ze gebruikelijk bij alle andere Europifche aan» genomen, en gebruikelijk ter verbetering en uitbreiding van derzelver gewoon oogmerk van navorfching, maar word daarenboven gerugfteund door gelijkbedoelende voorgangers , die, voor zo veel mij bekend zijn,geen vreeze of argwaan veroorzaakt hebben , als in het harsfenfchimmig brein van den HeerBURke, i/e communis Rixator in die gevallen.— De overledene Dr. price en de tegenwoordige Graaf stanhope, hielden in 't jaar 17 8^ een correspondentie van den zelfden aart, (volkomen dezelfde gevoelens toegedaan, en bevattende , als door den Heer w a t t en mij, in onze aanfpraak zijn uitgedrukt,) uit naam en van wegens de Revolutie • Sociëteit in London y met de Nationaale Vergadering van Frankrijk en met onderfcheidene Patriottifche Sociëteiten van dat Rijk. Deze correspondentie heeft zich vervolgens verder uitgebreide met de volgende Jacobijnfche Sociëteiten Als met de vrienden der constitutie te Parijs, Aix, Alais, Arras, Au\ xerre, Amiens, Bourdeaux, Br est, Bayonney Bourges, Bergerac, Calais, Chalon fur Saonc> Creysfey , Cherburgh , Clermont - Ferrand % Chartres, Cognac, Dyon, De Marennes, Gre" fioble, Honfteurs, Havres, Hier es, Lille, Lifieure, Limoges, Largon , La Rochelle, 1'Oriënt, Montargis, Montpeillier, Marfeilles, Nantes> Nimes, Orleans, Pontoife, Poitiers, Rouen, Rennes, Stratsburg, St. Servan, Tours, Touiou/è, Verfailks, Valence, en Vire; de brieB vea  iS cooper's antwoord ven aan en van allen die Sociëteiten zijn re^ gelmatig ter onderrigting van 't publiek, in 't licht gegeven. Ook wat nog verder gaat, de ontrolde Franfche Vlag, wapperende geduurende de hooge feesten die de Revolutie - Sociëteit vierdt, is het gefchenk van een dezer Jacobifnfche Sociëteiten, en, (zoo als ik gehoord heb,) is de Britfche Vlag, vereenigd hangende met de Franfche en Amerikaanfche vlaggen in de zaal der Ja» cobifnen te Parijs; zinnebeelden in ieder Land van onderlinge vriendfchap en toegenegenheid , de gif te van de Revolutie - Sociëteit. Was, Groot-Brittanje en Frankrijk met elkander in vijandfchap, ftaande deze correspondentie, ( zoo als het geval plaats had met den Heer burke, die correspondentie hield met Doctor franklin en den Heer laurens geduurende den oorlog tusfchenGroot-Btittanje en America) dan kond^- men iets aangevoerd of gezegd hebben tegen het or eigenlijke van zoodanige verkeering; offchuon de onderhandelingen van bijzondere Sociëteiten, ten oogmerk om de Theorie der politieke Wijsgeerte te verbeteren, naauwlijks, in wat tijden en omftandigheden, te laaken is; en vergeleken met de correspondentie ten tijden en omftandigheden , zoo even gemeld, hoogst aanmoediging en alle lof verdient. Maar ook zeer gelukkiglijk voor beide Landen. Groot-Brittanje en Frankrijk zijn niet in oorlog, maar in vrede met eikanderen. Dat voor hun beider  aan den heer burke. der heil, dat voor het heil van het geheele menschdom dit moge duurzaam zijn! Onze onderhandelingen met de Jacobijnen hebben dus geenen zweem van het verdachte voorkomen der correspondentie van den Heer burk e , hier voor gemeld. Maar de onbegrijpelijke vergetelheid, en de ftoute en onbefchaamde veranderlijkheid van dien man is bijna ten fpreuke geworden: zedert lange heeft hij reeds opgehouden fchaamrood te worden: dat dan zijne vrienden, indien hij nog vrienden heeft, over hem fchaamrood worden! Het fyftema van 't voormaalige Hof van Frankrijk (even als dat van alle andere, door het Volk onbepaald gelaatene Hoven) was oorlog; hier door had men zelfs hier te lande zoo ongerijmd als godlasterend geleerd van de Franfchen te fpreeken, als van onze natuurlijke vijanden, als of de weldaadige Schepper der Natuur met opzet,en voorbedagtelijk de zaaden gezaaid had van twist, tusfehen zijne gemeenfchappelijke kinderen! Maar dit denkbeeld is Godöntëerend: indien wij vijanden zijn geweest, zijn wij nimmer natuurlijke, maar door konst gewrochte vijanden geweest. Uit de natuur waren wij broeders en nabuuren; door de kunstenarijen der Hoven en van ftaatsdienaaren zijn wij wederzijdsch roofdieren geweest. De Franlchen, het eerfte van allen, in de dwaasheid en de boosheid van dit zoo lang voortgeduurd hebbende fyftema van beurtelings, en van op gezette tijden plaatshebbende oorlogen en bedriegelijke vredens, inziende, hebben gezegd: „ Wij willen B 2 „Biet;  2© coopsr's antwoord „ niet langer uwe vijanden zijn; dit ftrookt „ noch met onze Belangens, noch met onze „ Genegentheid; wij zien eindelijk* dat in „ deze wederzijdfche ftaat van verbittering „ tusfchen natie en natie, de aanvoerders» de oorzaaken onzer onheilen . eenig en al- leen de vrugten daarvan plukken , terwijl „ het zwaard, en hongersnood en pestilentie „ het rampzalig lot van het misleide Volk is." Tot eeuwige eere der Revolutie» Sociëteit van London, kan gezegd worden, dat zij het eerst den Franfchen 't offer van gelukwenfching over het aanneemen van dit weldaadig fyftema toebragten. En ten eeuwige eere van de Sociëteit van Manchester (zoo als het mij voorkomt") dat zij dit zelfde voetfpoor gedrukt, en haar in dezelve gevoelens heeft geuit. Maar indien het een misdaad is ernftiglijk te wenfchen ,om „ den broederlijken Eèn„ dragt onder alle menfchen , om het Rijk des „ Vredes, en het geluk en heil van het geheele Menschdom." Zoo moet de Manchester Sociëteit uit kragte van dit ten haaren laste, fchuldig verklaard worden. Echter komt het mij verwonderlijk voor, CDm mij van de woorden te bedienen van Dr. price, en den Graaf de la rochefaucoult, ten opzïgte van de Revolutie ■ Sociëteit van London en de Patriottifche Sociëteit van Frankrijk (*„ Dat „ iemand nog maar een vonkje vrijheiden van heil en geluk voor het menschdom bezit» „ ten- (*) Appendix op de Redevoering van Dr. price, over de liefde tot het Vaderland, p. 20.  aan den heer burke. 2€ tende, in ftaat zoude kunnen zijn, deze gefchriften te leezen, zonder verrukking van büjdfchap. Wij zien hier reeds de ' kimmen van een' heilrijken dag, (zoodra in Groot-Brittanje gelijkaartigegeyoe ensals ! inFrankrijk,zullenzegepraalen;) als twee natiën aan het hoofd der wereld overtuigd " van de dwaasheid desOorlogs ,alle wantrou" wen afleggende, en als broederen elkander " omhelieSe. een vertrouwelijk verbond " te faam zullen aangaan; met met het laag en " verachtelijk oogmerk van vrekke hebzucht " en overwinningen, maar om de kennis der " menfchelijke rechten voord te planten, de " leningen van Rechtvaardigheid en Vrij" heiduit te breiden, en te bevorderen vre" de op aarde, en aan de menfchen welbeïiaagen. "Dit zijn de eenige en waare oogmerken, voor zoo verremijbekendis,derPatriottifche ?odeteiten, zoo in Frankrijk als Engeland, waar in k immer heb verkeerd of mede hetend ten geweest: en ook in de daad zijn het deze oogmerken, die wij hebben bedoeld , en Semk ziin uitgedrukt in onze aanfpraak, tl zoo veel aanftoots aan den Heer bur. Te gegeven, en de lofreden z.jner beledigmg he^rvrwItteStc of gefleldheid moet de geest van een Man zijn, die tot een trap van politieke dolheid verbitterd ophethooren der Kukkingen van vriendfchap en toegenegenheid voor onze Nabuuren en Natuurgen ! Die ziek word, op het denkbeeld eener Xosduurende Vrede, en broederhjk Ver-  22 cooper's antwoord bond tusfchen twee natiën, voormaals mede dinglters van eikanderen! Die geen gevoelens van medelijden koestert, als voor de rijken en grooten, voor Koningen en Edelen der aarde! Die het vooruitzigt der flagting en het vermelen van millioenen voorgefchikte fla alle hinderpaalen om ver te haaien." Alle reden heeft men om te gelooven, dat tegenwoordig omtrent 70 of 8® Perfoonen in ïtaat zijn, om een beflisfende Meerderheid van Parlementsleden in het Huis der Gemeentens af te kunnen zenden, zoo dat dit Huis in de daad, beftaat uit de Vertegenwoordigers van die braave en deu^dzaame bende van Ariftocratifche Kiezers. Het is dierhalven een volftrekte onwaarheid, als of onze Regeering beftond uit een Regeering van Koning, Edelen, en Gemeentens, want de Gemeente of het Volk word niet vertegenwoordigt. ■ „De Gemeentens van Engeland te faam ineen Parlement vergaderd," is eenfpreekwijzezoo valsch als ongerijmd; liefst moest gezegd worden , de afgevaardigden der Ariflocratie te faamm een Parlement vergadert i Indien een wensch, om dit openlijk bekende misbruik te hervormen, hetzelve betekend -als het voornemen om de Britfche Conftitutie om te keeren, zoo moet ik de bezwaren, tegen mij ingebragt, als gegrond en mij als fchuldig erkennen; doch ik ben ook oprechtelijk en bepaaldelijk van gevoelen, dat, in den tegenwoordige» toejland van ons Vaderland', geen mensch met recht verder mag gaan, dan tot een volkoomen en wezenlijke hervorming in de Vertegenwoordiging van het Volk , en in de duuring der Parlementen^ Zie daar mijne gevoelens: zie daar de gevoelens mijner Staatkundige vrienden, met wien ik in eenige hetrekking ftaa, het zij in of buiten  aan den heer burke. »9 ten de Patriottifche Sociëteiten van dit Land. fndien dus wederom mijn gedrag of gevoelens de openlijke overweging of opmerking zulle* mogen wegdragen, zoo hoop ik, dat na deze mijne verklaariog met meer met bedekte kwaadaartige verzinningen van mijne vijanden zal geplaagd , noch van hun zonder bewijs Schffl worden, van plannen teberaamen die ik dus openlijk ontkenne. Twijfelende en al aarfelende, kan ik mij nauwe ijks overreeden, om eenmaal met den Heer burke in denkwijze overeen te Hemmen, te zeer overtuigd zijnde van zijne gewoone draaijerijen in denken , en van zijne doorfiaande neiging om Haag de dwaaling. in het aanlokkelijk kleed van weerfprekende declamatie op te tooijen, en ze dus bednegelijk, in plaats van waarheid der wereld op te dringen. Echter kan ik thands niet nalaaten om met hem toeteflemmen, dat „ de last t der bewijzen, zoo zwaar die geene drukt, die de gantfche vorm en famenftellmg ' van hun Vaderland tot Hukken yan een >' ^en. Dat geen Mensen voor ziin eigen politieke inzigten het recht " heeft om het politiek welzijn van het "tegenwoordig geflagt geheel en al bui- ten verfchil te Hellen. Ook dat een \[ pijnlijk en drukkend kwaad eerst wegge,, noomen, en een groot en ontwijfelbaar ' goed meer dan een waarfchijn ijke zeker" held zijn moet, voor dat voor het welzijn van het grootst gedeelte onzer medebur„ geren een Revolutie wenfchelijk zij . ~  §0 COOPER's ANTWOORD j, Indien wij immer trachteden Oeconomisten *5, te willen worden, zelfs tot in het vrekki. „ ge, zoude zulks niet anders dan een voor„ bedacht en vrijwillig kwaad voordbrengen. „ Ieder Revolutie brengt met zich een zeker „ foort van kwaad." Deze Omftandigheden verdienen zonder twij» fel zoo zeer de aandacht en de ernftigfte Overweging, zijnde ongemeen toepasfelijk op den tegenwoordigen toeftand van dit Land, dat wijze mannen niet nalaaten kunnen dezelve te wikken en te wegen. Zij fpreken ten fterkfte voor een verbetering van het tegenwoordig fyftema, in plaats van een geheele Revolutie ,i waarvan het kwaadfmartelijk, groot, uitgebreid, en onvermijdbaar zoude zijn. Ook in de daad wat goed en recht in de Theorie is, is meenigmaal in praétijk niet zeer gefchikt en uitvoerlijk. Als een ftuk van enkele befpiegeling en afgetrokken onderzoek, is het verfchil over de ftaatkundige nuttigheid van bevoorrechtte ordens , eene afgedaane zaak (*). Men kan die geenen , die onpar- tij- ' (*) Hier te lande hebben milton, harrinq. ton en sidney in 't bijzonder, over het gevaar en de nutteloosheid -der Monarchien gefchreven; maar dit onderwerp is nu zederr. twee jaaren wat dieper ingezien , en meer overeenkomftig des Volks rechten onderzocht. Die zich de moeite willen geven te Ieezen, Esfay Jur les Privileges, en het aanhangzel op hetzelve: Oiïestcequa le Tiers-Etat, van de Abt sieyes, pain** Rechten van den Mensch, ifte en 2de deel; barlows Raadgeeving aan de gepreviligeerde ordens; en osw ald, overziening der Conftitutie vanGxoot-Brittanje, za!  AAI« DEN HEER BURKE. 31 ttWif over dit onderwerpgefchrevenhebben, niet tegenipreken dat een crftelijke Monarchie, e n erfelijke Adel, en erfFelijke Wetgevers en erffelijke Rechtere voortreffelijk en bij uitnemendheid gefchikt zijn om het geluk en welvaard der menigtens aan den hoogmoed en eigenbaat van eenige weinigen onderdaan.g te manken, maar ook een uitgemaakte neiging hebSi om het groot oogmerk van alle regeerman het welzijn des Volks, tegen te werken. Afzonderlijk befchouwd, of betrekkelijk gemaakt tot een nieuw opterigten Staat, zijn er genoegzaame voldoende reden en bewijzen, om ze als zoo veele ongerijmde nuttelooze gevaarlijke en onrechtvaardige hmdermsfen aan te zien en te houden. Onderfteld eene geheel nieuwe Couftitutie te willen vormen, en dan die van Groot-Bmtanje toteenModel nemen: een zodanig voorftel heeft men eens in America gedaan, en word thands werklyk gedaan door de Franfche Misnoegden. De eerfte ongerijmdheid, die ons aandoet, on het gezigt van zoodanig een voorftel, is Se verdeeling der Natie, (d. 1. het Volk) in drie onderfcheide clasfen of corporatien, waar van de eerfte beftaat uit één Man, de tweede uit eenige honderden van menfchen, en de derde uit eenige millioenen! terwijl in tuslchen maar één orden van menfchen in de Natie be. llaclü y at bijna alles tot het onderzoek over dit onderwerp af. Sandeld en bewezen vinden. De May Jur Frmlegts is in het Èngelsch overgezet, de andere opgeroeide verdienen dit niet minder.  32 cooper's antwoord ftaat, t. w. het Volk; en ook maar een gemeen belang in die orden hebben, d. i. van het geheel: volmaaktelijk dat geenen en het groot oogmerk zijnde, waartoe burgerlijke Regeeringen worden ingefteld, en ondergefchikt zijn, of toe moeten dienen. Maar indien de twee andere ordens hervoordgebragt worden, en met uitfluitende privilegiën en bijzondere Belangens overdragtig, door eeuwig en altoosduurende erffelijke opvolging, afgefcheiden zij n van de groote masfa van het Volk, zal het oogmerk der Regeering, in dit geval, niet zijn het groot en eenvouwig Belang der Natie of van het Volk, maar dat der ingewikkelde en tegenfbrijdige Belangens van de drie onderfcheide ordens. De afzonderlinge Belangens van deze drie ordens zullen behartigd worden naar mate den geëvenredigden graad van magt en invloed die ieder derzeive, door de Conflitutie is toe gekend geworden. Indien nu het maaken, het uitleggen, het uitvoeren der wetten, der Zee en Landmagt ter verdeediging van den Staat, eenig en alleen aan één dezer drie ordens worden aanvertrouwd, is het zigtbaar, dat weldra de twee andere ondergefchikt en dienstbaar aan de derde zullen gemaakt worden. — Indien deze openbaare Ampten en Bedieningen onder twee dezer ordens verdeelt zijn, zal het Belang van de overige andere orden opgeofferd, en ondergefchikt zijn aan de Belangens dier beide andere ordens. Dit is zoo zigtbaar, zoo ongetwijfeld zeker, om niette zeggen onvermijdbaar zeker, uit de natuurlij'  aan den heer burke. 33 lijke neiging die ieder mensch, en ieder corpora van menfchen hebben, om hunne eigen belangens, boven die van anderen, te bevorderen, dat men geen gedraagingen aan daadzaaken, nog bewijzen noodig heeft. In Groot-Brittanje is het uitfluitend voorrecht des beftuurs van de landmagt en 't zeewezen erffelijk in den Monarch; zoo ook de magt, om over vrede of oorlog te befchikken; om een derde der wetgevende magt van dit land uit te maaken; de aanftelling der Magiftraatsperfoonen en amptenaaren, zoo in de rechtbanken, als die der uitvoerende magt van dit rijk te hebben. De Adel van ditland, onder meer andere privilegiën, bezit het recht van erffelijke Wetgevers en erffelijke Rechters te zijn, en maakt een ander deel uit der wetgeving van dit koningrijk. En het Volk (d e millioenen) gedeeltelijk overreed , gedeeltelijk gedwongen, moet zich te vrede Hellen met den fchijn van het ovrige derde deel. der wetgeving, die de beflisfende uitfpraak of de vertooning der beflisfende uitfpraak over alle benoodigdens hebben, te verkiezen i Onder zoodanige gefteldheid en toedragt van zaaken , is het bijna overtollig te vraagen, welke belangens waarfchijnelijk wel het meest behartigd en waarvoor zo gezorgd moet worden? Het antwoord op deze vraag kan gevonden worden gedeeltelijk, met zich maar te gedraagen aan de civiele lijst, het Roode boek vati wedde, pennoenen en donatien, in het articul der gelden voor geheime diensten, in C de  34 cooper's antwoord de ondeugende rampvolle lijst der nationaale belastingen , in de nationaale fchuld, in de wetten van erffenisfe en in het crimineel wetboek. De naastvolgendeonbeftaanbaarheid, Waarlijk voorkomende in zoodanig een ontwerp, is, dat het Volk, 't welk natuurlijker wijze wenfchen en verlangen zoude, dat het Regeringswezen met een enkel oog tot hun welzijn beftuurd wierd, dewijl zij, beroofd zijnde, of geen gelegenheid hebbende zelfs een Regeeringswijze te kiezen, de last daarvan moeten toevertrouwen aan perfoonen, die zij, wegens liegt gedrag, niet kunnen afzetten, of over wien zij van allen bewind of oppermagt afftand doen! Begeer ik, dat mijne zaaken ten mijnen beste voordeel zullen waargenomen worden, zo behoude ik aan mij het recht, en blijve meester om mijne bediendens en gemag. tigden aftezetten, zoo dra zij trouwloos of nalaatig in hunnen pligt worden — maar maak ïk hun onaf hangklijk van mij, dan kan ieder een vooruitzien , dat mijne zaaken of verwaarloosd , of beftuurd zullen worden , niet tot mijn, maar tot hun eigen voordeel. Van zoodaanige ongerijmde wijze van handelen, vind men nauwelijks voorbeeld in 't gemeene leven. Maar veel grooter is de ongerijmdheid om dit te doen met de daagelijkfche, ja ieder oogenblik afwisfelende, bezigheden en * zaaken eener Natie! Echter is dit allerweegs het geval, waar bevoorrechte ordens onherroepelijk met uitfluitende tituls en bevoegdheid  AAN DEN HEER BURKE. 35 heid op ampten en bedieningen , zitting in den Staat hebben, en vcortduurende zijn uit kragt van erffelijke opvolging. Een andere zwarigheid en tegenwerping tegen deze ftichtingen, is derzelver kostbaarheid. Arbeid is de prijs die de natuur gefteld heeft op het onderhoud en de genoegens des levens, „ In 't zweet uwes aanfchijns zult gij „ uw brood eeten." Daar nu de kosten derhalven , een gedeelte van het kwaad uitmaaken, natuurlijk verknogt en gepaard met burgerlijke Regeeringen, zoo is het de zaak des Volks, te zorgen voor hunne eigen zaaken, niet alleen om alle bronnen van buitenfpoorigheden en nuttelooze geldverfpillingen aftefnijden, maarzoo weinig oorzaaken van kosten te hebben als mooglijk is. Waar men dit werk aan het Volk heeft overgelaaten, zoo als in America, hebben zij zorg gedraagen , om de meesten der Staatsverrichtingen binnen de paaien van maatigheid te houden, „degeheele kosten der vereenigde Regeeringen van „ America (*), gegrond zijnde op het fijste„ ma van vertegenwoordiging, en zich uitftrekkende over een land, bijna tienmaal „ zoo groot als Engeland, beloopt maar 3„ 600,000 Dollaars of omtrent oC 1,35000 fterling." In Groot - Brittanje, waar men 't Regeerings werk niet aan het Volk heeft overgelaaten , maar verbleven blijft aan de erffelijke amptenaaren van't koningrijk, beloopt het Totaal voor de publieke zaaken ge. he» (*) Rechten van den Mensch, II. deel, p. 38» C 2  36 c o o p e r's antwoord heven, de Idems door den Heer j o h n s i nc l a i r in zijn historisch verhaal der inkomften van 't rijk hieronder gerekend, tegenwoordig weinig minder dan de fommavan 25 Millioenen ponden fterling (*') ! Veel zoude over en weér kunnen gezegd worden, hoe veel op een direfte en hoeveel op een indirecte wijze hefteed is geworden aan, voor, en tot het beftuuren van die gepriviligeerde ordens , eeuwigduurende op hetzelve, voor een halve eeuw aangenomen plan voortwerkende: maar dewijl mij en de noodige tijd, en behoorlijk onderrichtingen ontbreekt, zal ik zulks ter aanmerkingen van anderen overlaaten, en mij vergenoegen , om dit onderwerp met eenige facta op te helderen. De inkomften van zijnen Majefteit george de derde, die men althans, en maar naauwelijks, toereikende oordeelt tot het handhaaven der Koninglijke waardigheid, kunnen, door malkander genomen (t) , 'sjaarlijks berekend worden op twaalf maal honderd duizend ponden fterling. Genomen nu, over 't algemeen berekend, de dagloonen in Groot-Brittanje van eenmensch, op een Engelfche fchelling per dag, zoo verteerd zijn Majefteit, of wel de kosten van zijn onderhoud verflindt den arbeid van festig duizend menfchen. Voor ons is dit een kleinigheid, en geen zaak van belang, maar indien zoodanige ftichting wierd voorgefteld aan (*) Rechten van den Mensch, II. deel, pag. 164. (f) Hier onder gerekend de penfioenen, aan de Koninglijke famielje toegeftaan, ook mede de voorgefchoots gelden, ter afbetaaling der civiele lijst.  aan dsn iteer burke. 57 aan een Volk, dat een nieuwe conftitutie zou willen famen Hellen, zouden zij misfchien wel eens kunnen vraagen, of de publieke diensten die de Koningen van Groot-3nttanje zoo gewoonlijk en geregeld waarnemen, geëvenredigd zijn, en de zwarigheid kunnen opwegen om den arbeid van festig duizend zielen des Volks, als 't waare, hier voor aan een kant tefchuiven? Volgens 22 Geo. III. cap. 8», vind men de geregelde verdeeling van ae civiele lijst, waarbij blijkt, dat *C 32,955 «*■ ling, dienen ter betaaling van den Lord Lanfelier van den fpreeker van 't Huis der Ge. meentens , en van alle - de Rechters van Engeland en Walles, wier amptgelden &c. op die fomma te ftaan koomen; en dat J_ 80,799—2|d. op die lijst gebragt worden ter betaaling van de geringere dienstboodens yan zijn Majefteits huishouding. Zie daar! (op Parlementair gezag) de vergelijkende ftaat van 't nut en van — praal en vertooning in uit rijk! En een andere ongerijmdheid in het fijstema van erffelijke amptenaaren, is, dathetopenliik verklaard een erffelijk bezit van hoedanigheden, die niet erffelijk, maar perfoneel — niet bij overdragte. maar te verkrijgen zijn. Dewijl de uitoefening en het werk van Re" geeringen, talenten en bekwaamhedenvordert, en daar talenten en bekwaamheden " geen erffelijke af komst hebben, zoo blijkt *'< ten klaarften, dat men tot het feilen van ' erffelijk opvolging. een geloof ineen mensch " vordert, welke zijne reden niet erkennen C 3 » *an»  3?> cooper's antwoord „ kan, en zich dus alleen vestigen moet op „ onkunde. Hoe onkundiger en dommer dus „ een Jand is, hoe beeter gefchikt voor dit „ foort van Regeeringen." Waarbij nog"te voegen is, dat tot Regeringen niet alleen talenten en bekwaamheden, maar ook kennis, ondervinding en eerlijkheid noodzaaklijk is, 't geen in het geval van erffelijke opvolging geheel en al aan het geval wordt overgelaaten. Hier te lande zien wij, dat de geheele handel der natie, negotie, fabrieken &c. gedreven word, door lieden die niets aan hun voorouders verfchuldigdzijn, maar zich zelve tot dien top van grootheid verheven hebben, die de vuigheid en domheid der betitulde ordens nimmer bereiken kunnen. Het fijstema der gepriviligeerde ordens, en erffelijke waardigheden en bedieningen onderftelt a priort, en zonder de ondervinding, een eeuwigduurige opvolging van deugd, kunde en bekwaamheden in zaaken en gevallen, daar het onmooglijkin beftaan of plaats kan hebben; maar 't handhaaft die hoedanigheden echter, en geeft ze een aanwezen en beftaan, in weerwil der ondervinding en gebeurtenisfen zelve; want het is te overbekend, dat Koningen en Edelen niet bevrijd zijn van kindfche jaaren en krankheden, van zwakheden en ondeugden. & De erkenning van erffelijke amptsbedieningen in een' Staat is wijders zoo ongerijmd, als ongegrond en onbeftaanbaar, dewijl 't in zich bevat een volmaakt te keer gaan en- tegenwerking van bijna alle aanfpooringen, noo-  AAN DEN HEER BURKE. 39 t3ïg in den mensch, ter aanmoediging van verbeteringen en verkrijging van kunde, tot de uitoeffening der vereischte werkzaamheid, ter vervulling der beftemming en Hand, waartoe hij gebooren en gefchikt is. Zoekt een mensch naar eere en belooningen, zoo zijn ook even deze de gefchiktfte middelen, dienende hem ten fpoorflag, om zich de middelen tot derzelver .verkrijging eigen te maaken; en allerweegs, waar deze ter belooning vanbuitengemeene talenten en groote en fchoone daaden, wel en behoorlijk aangebooden en uitgedeeld worden, zullen die geene, die daar naar zoeken , ook trachten en zorge draagen dezelve te verkrijgen. —• Neemt deze aanmoedigende oorzaak, dezen fpoorflag weg, met ze voorloopig weg te fchenken, en gij keert den groei van bekwaamheden en kunde, en gij nijpt wijsheid en deugd in haaren uitbottenden bloei af. De Adel oogst reeds in zijn kakftoel, en verkrijgt belooningen, alleenlijk toebehoorcndc aan een braaf, aan een wel en nuttig befteed leven , en aan, bij aanhoudenheid, aan t publiek gedaane diensten; en geen beweegoorzaak ter verkrijging blijft 'er overig, als •de beruchtheid of de roem, die uit het zonderlinge der daad of onderneming voortvloeit. Ook zelfs is deze afgezonderde en op zichzelf lïaande beweeg-oorzaak van weinig invloeden niet vc Moenend meer, en ook heeft de Roemzucht meer dan de helft van haaren invloed op den Adel verlooren; want de huichelende fchijn van openlijk bewijs van eere en achting, gemeten zij toch, en buiten dien de vertooning C4 vol-  40 cooper's antwoord voldoet, en is even waardig bij hun voor het wezenlijke. Derhalven in den gemeemn famenloop der dingen en gebeurtenisfen is het bijna niet;te wachten, dat publieke of vaderlandfche deugden, onder de gepriviligeerde ordens zullen voortfpruiten , ten zij uit de fchraalen grond van verarmde verkwisting of uit onverzaadlijke heerschzugt. Verders ook nog, zijn Koningen, Vorsten en Edelen niet alleen in een' ftand geplaatst, die de uitwerking van alle de gewoone beweeg - oorzaaken tot goede en fchoone daaden beletten, maar onvermijdlijk zijn en worden zij opgevoed in de hebbelijkheid tot, en in alle wellusten en ondeugden. Van een ieder, van welke zij omringd zijn, ook aan hunne kindfche jaaren die hulde en eerbewijzing toegebragt wordende , die zelfs afgodisch zoude zijn voor de manlijke jaaren van bekwaamheid of deugd — ieder hunner lusten vervuld, ieder wensch verkregen, ieder gunstbewijs als om fèrijd toegebragt — geene bezigheden als hunne vermaaken, geen aandrang hebbende om zich te oeffenen, dan in de opvolging hunner driften — in de gezelfchappen , waarin zij verkeeren, en in den gemeenen loop van zaaken, in't leven ziende, dat arbeidzaame bezigheden als fchandelijk aangemerkt, en dat werkzaamheid zelfs den aandacht des Adels niet waardig is —■ dat de man van geleerdheid en kunde flegts gefchikt is tot een' nedrigen onderwijzer, of tot den man van gezelfchap van het een of ander aanzienlijke flegt-hoofd — en bij hun zelve over»  AAN DEN HEER BURKE. 41 overtuigd, reeds in het bezit te zijn van alle mooglijke genietingen, daar de groote hoop van 't menschdom zich zoo onophoudelijk en angstvallig om kwelt. — Aldus opgevoed, wat anders is veel van hun te wachten, dan de geftadige involging aan hunne ondeugende lusten en begeertens, en een gewoonte om de publieke gevoelens te verachten? En, ik durf vraagen, bij welke natie op den aardbodem heeft de Adel deze ge woone verwachting te loor gefield ? .... Hieruit volgt voort een ander vrij ernftiger zwarigheid en tegenwerping tegen erffelijke tituls, privilegiën en ordens ^- dat ze uit hunnen waaren aart en neigingen, bewezen door daaden en de ondervinding, de broeigronden der wellust, der ijdelheid, vuigheid en zedeloosheid zijn. —— Gelukkig waare het voor de maatfchappij, dat deze verderfelijke hoedanigheden binnen den kring van deze ordens dus gepreviligeerd, maar bepaaldelijk bleven. Maar, ongelukkig! deze zijn het, die de „ fatfoenelijke waereld" uitmaaken. ■ Helaas! behoeft eenig mensch, van'tgeringfte verftand of de minfte opmerking, wel te vraagen , wat de fatfoenen van deze „ fatfoenelijke waereld!" zijn. Wat de cara&eristieke daaden en handelingen zijn van deze Syrene clasfe der Maatfchappij, die den onfeilbaaren toon van den dag geven en overheerfchen, en hierdoor noodlottig de vrijwillige hulde der algemeene navolging beloeren? Het is klaar en openbaar genoeg bekend, dat dit de voornaame bron is der dartele pracht, C 5 en  42 cooper's antwoord en van fchandelijke overdaad, welkers vergiftige ftroom de grootfte menigte der gemeen, te befmet, de burgerlijke deugden en huifelijke genoegens bedorven heeft; het is hier uit, dat de droefgeestige verzoeking en onweerftaanbaare zugt tot tooi en opfchik hervoorkomt , en de wanftaltigheid der ondeugd zelf een vernis van luister ontvangt, doorliet heerfchend voorbeeld dier geenen, die, zonder fchaamrood te worden, ook bij uitfluiting alle moogelijke aanfpraak van en op bedorven deugd zich durven toeëigenen. Voor eenige jaaren was 'er een drinkfpreuk (Toast) bij de fatfoenlijke waereld in gebruik, ftrekkende: „ dat blinkende ondeugd op ftroc„ ve deugd moge zegepraalen." — misfchien is die drinkfpreuk nog in gebruik, want de Heer burke (de openlijke advocaat der gepriviligeerde ordens) betreurt bitterlijk het verlies van „dieaandoenelijkegewaarwording, „ dat alles wat het aandeed veradelde . en „ waaronder de ondeugd zelfde helft van haar „ kwaad verloor, door het verliezen van deszei'fs „ boersheid" De lezer maake de uitlegging op den text! Het fijstema der gepriviligeerde ordens fluit, wat meer is, in, de openlijke dwaasheid der onderfcheidingen, die zich niet gronden op, maar regtftreeks aandruisfchen tegen de natuur, fterkte, wijsheid, talenten en goedegefchiktheden. — Uitftekender vermoogens naar 't lichaam of den geest —- uitftekender werkfaamheid en nijverheid, doen, en moeten de geëvenredigde onderfcheidingen doen geboren wor-  AAN BEN HEER BURKE. 43 worden, en haare eigen belooning met zich brengen. Deze maaken het verfchil, en wel het eenigfte verfchil en gunstige onderfcheidingen , die. de Godheid! de God der geheele natuur goedgedacht beeft, onder zijne algemeene fcheplélen te fcheppen; en haare doorflaande neiging bewijst openiijk het goede dat ze onder het menschdom bevordert, dewijl de heilzaame uitwerkzels, die zij voortbrengt, altoos ten getuigen ftrekken" van derzelver aanwezen. Maar de mensch heeft goed gevonden om andere onderfcheidingen te fchep, pen, en zich onderdaanig te maaken, aan eene onderfcheiding van een verfchillende gcfteldheiden tegenftrijdige neiging; de Vorsten en de Edelen der aarde , de kindsheid der Maatfchappij bedriegende , hebben listiglijk tituls in plaats van hoedanigheden, naamen in plaats van zaaken gefteld, en zich zeiven en - hunne nakoomlingichap als eeuwigduurende afgoden der openlijke hulde en vereeringen opgeworpen. Het fijstema van erffelijke Monarchijenerffelijken Adeldom met derzelver , zich zelf aanftellende toeërkenning van erffelijke wetgeving, is ook verder ten hoogffen ongerijmd, als een andere ftelling van baarblijkelijke onbeftaanbaarheid bevattende. Indien een Volk zich in drie clasfen verdeelt, en het voorrecht om wetten te maaken aanvertrouwt, en daar bij verklaart de grillige wil, dien één man heeft en van 500 menfchen, en de vertegen.woordigers van 5 millioenen menfchen, ééne te faamen vereeniging te zijn, zoo verklaaren zij  44 cooper's antwoord zij bij die acte, niet alleen dat weinige gelijk Haan met de menigte, het mindere met het meerdere, maar ook, dat de Natie de Natie, niet is dat de wil der meerderheid de wil der meerderheid niet zal zijn — en zij beveelen in hun onnatuurlijk fijstema van politijke arithmetica, dat een en vijf het getal van vijf duizend uitmaaken zal! De Abt de Seijes heeft zich op dit Huk zoo wel uitgedrukt, dat ik die plaats, waar hij hier over fpreekt, woordelijk zal uitfchrijveri. „ Aujourdhui ., nous avons non feulement une Conftitution, mais ü 1'on en croit les Privilegies elle ren„ ferme deux dispofitions excellentes & in „ attaquables. La primiere c'est la divifion ,, pair ordres deCitoyens; laücondec'estl'ega. ,, lité djnfluence pour chaque ordre, dans Ia „ formation de la Volonté nationale. Nous avons bien affer prouvé deja qu'alors même que toutes ces chofes formeroient notre Conftitution, la nation feroit toujour mai„ tresfe de les changer. II reste a examiner plus particulierement la nature de cette „ Egalitè è Influence que 1'onvoudroit attri,, buer achaque ordre fur la Volonté nationale. Nous allons voir que cette Idéé eft la plus „ abfurde poffible, & qu'il n'y pas de Nation qui puiffe rien mettre de pareil dans faCon. ftitution. „ Une focieté politique ne peut etre que „ 1'enfemble des Affociés. Une Nation ne „ peut decider qu'elle ne fera pas la Nation; „ ou qu'elle ne le fera que d'une maniere 5 car ,j ce feroit dire qu'elle ne 1'est point de toute „ au«  AAN DEN HEER BURKE. 45 „ autre. De même une Nation ne peut fta,' tuer que fa volonté commune cesfera d'etre fa volonté commune. II est malheureux „ d'avoir a enoncer des ces propoütions dont „ la fimplicite paroitra niaife , fi 1'on ne fon„ geoit aux confequences qu'on veut en tirer. „ Donc une Nation n'k jamais pu ftatuer que lesdroits inherens a la Volonté commune, „ c'est adire a la pluralité pasferoient a la Mi- non'té. La Volonté commune ne peut pas fe " detruite elle meme. Elle ne peut pas changer la Nature de chofes, & faire que 1'avis de „ la Minorité foit 1'avis de la Pluralité. On „ voit bien qu'un pareil ftatut au lieu d'etre „ un a£te légal ou moral feroit un acte de Demence. „ Si donc on pretend qu'il appartient a la „ Conftitution Francoife, que deux eens mille „ Individus fasfent fur un nombre de vingt „ millions de citoyens les deux tiers de laVo„ lonté commune, que repondre fi ce n'est qu'on foutient que deux & deux font cinq? Les Volontes individuelles font les feuls „ eiemens de la Volonté commune. On ne „ peut ni priver le plus grendnombre du droit d'y concourir, ni arrêter que dix volontés '„ n'en vaudroit qu'une, contre dix autre qui „ en vaudroient trente. Ce font la des con„ tradiclions dans les termes; des veritables „ Abfurditcs. „ Si 1'on abandonne un feul inftant ce prin,, cipe de primiere evidence, que la volonté „ commune est 1'avis de la pluralité & non „ celui de la Minorité, il est inutile deparler „ rai-  46* cooper's antwoord „ raifon. Au même titre on petit decider que „ la volonté d'un feul fera dite la pluralité, „ & il n'est plus befoin ni d'Etats Generaux s, ni de volonté nationale &c. car fi la volon„ té d'un Noble peut en valoirdix, pourquoi „ celle d'un Miniftren'en vaudroit-il pas cent, „ un Million, vingtfix Millions? Avec de pareilles raifons on peut fort bienrenvoyer 3, chez eux tous les Deputés nationaux et „ etouffer toutes les Reclamation des peu» ,i Ples(*)." En wat meer is, indien deze tituls, privilegiën en erffelijke bedieningen van geen de minfte aanbelang voor de maatfchappij zijn, hoe kwalijk geplaatst is dan de verwaandheid, trots en hoogmoed, die derzelver bezitteren zich hierop aanmaatigen; hoe befpottelijk 't ingebeeld gewigt, dat zy hier aan hegten, en de openlijke fchatting van hulde en dienstbaarheid, die zij hier voor eisfchen en vorderen! Indien integendeel, zij van zoo veel aangelegenheid zijn als de algemeene verhouding der gepriviligeerde ordens fchijnt te willen aanduiden, hoe onbegrijpelijk ongerijmd is het clan, dat een kind of flegt hoofd in veele gevallen toch daarvan de pligten bekleeden, en alle de eere, aan dezelve verknocht, genieten kan ?r— dat kunde en braafheid geen meerder bevoegdheid geeft, ook dat pligt verzuim noch de ondeugd iemand ongefchikt of onbekwaam in deze maakt ? Vraagt de Dichter „ Wie (*) Qjfest ce que le Tiers Etac — p. 126. TroifiemeEdicion, 1789.  AAN DEN HEER BURKE. 47 ,, Wie veradelt toch gekken, fielten, la/aarts." Het antwoord is de Echo — gekken, fielten, lafaarts. Met droefheid valt hier bij aan te merken, dat opmerkingen als deze, door de historiën van vroegere dagen ten vollen gefbaafd, en geenzins door de algemeene gefteldheid des tegenwoordigen toeftands van zaaken, in welk gedeelte des aardkloots, waar bevoorrechte ordens onder menfchen zijn gevestigd, worden tegen gefprooken. Het is onloochenbaar, dat erffelijke onderfcheidingen van rangen en bedieningen in hunnen aart en famenftelling openlijke neigingen hebben, liet menfchelijke cara&er te verneederen in plaats van 't zelve te verëedelen; met alle beweeg-oorzaaken de drijfveeren weg te nemen, kwalijk befteedende de belooning van edele en deugdzaame daaden , maar zelfs onftraf baarheid en aanmoediging gevende aan ondeugende involgingen. Misfchien, ten vollen overtuigd, hunner onbekwaamheid, om de openlijke eerbewijzen en achting door den algemeenen toon en verhouding hunner daaden te kunnen verwerven, hebben de gepriviligeerde ordens, in alle tijden en bij alle Natiën listiglijk middelen weten uit te vinden, om de oogen der menigte te blinddoeken, door den door kunstig gewrogcen luister en glans van Eere Thuis en onderfcheiding van dragt en kleeding(*). Ook zorgeloos (*) Ja zelfs hebben ze een fijstema van ingerigte en verflindende gulzigheid aangenomen, om zich van het Volk te onderfcheiden; dus zijn de walvisfchen en de fleuren bij ons Koninglijke visfchen.  48 C O O P E RS ANTWOORD loos eh onverfchillig omtrent wezenlijke en waare verdiensten, zijn ze de Monopolisten van alle fchijndeugden, welke verbeeldingskragt en vleijerij te faam vereenigd, immer voortbragten; en door alle eeuwen heen, en in alle landen hebben zij, door najaagingen en onvermoeide poogingen, zich zelve weeten toe te kennen en aan te eigenen eigenfchappen der meest befpottelijkfte buitenfpoorigheid, der laffte en walgelijkfte vleizugt en pluimftrijkerij, doch wezenlijk en in de daad der fcherpfte, bitterfte en grievendfte befpotting. De taal bij ieder Natie is, als 't waare, gepijnigd geworden, om de hoogdravendfte en opgefmuktfte benaamingen uit te vinden, om hunne laatdunkendheid te voeden , en onverzaadelijke hebzugt naar onverdienden roem te verzaadigen. Ja zelfs heeft men de geheiligfte eeretituls van godsdienst-plegtige aanbidding afgefchaft en den eeredienst van blinde en onbepaalde vleijerij als met geweld ingedrongen , en de Vorsten en Edelen der aarde hebben niet gefchroomd, inbreuk op het recht der Majefteit des Hemels te doen! Het is meer dan fpottens lust, het is verontwaardiging en verfoeijing die de gefchiedenis in den geest van den verbaasden lezer wekt en gaande maakt, wanneer zij die weldoende carafters van deze allerheiligfte, allerchristelijkfte, edelfte, hoog en moogende Souvereinen en Regeerders-des Aardklootson'tvouwd, en in hun waar daglicht voordraagt. Het is deze clasfe van 't Menschdom, welke de volkomenfte blijken der verbastering ende zede. loos»  AAN 'DEN HEER BüRKE. 49 'ïoosheid van den raenfchelijken geest oplevert, en welke zich hehben fchijnen te beroemen, om de vrijwillige werktuigen der wraak des Hemels voor de zonden van 't Menschdom te zijn. Het getal der rampen door den trots, de wraakzugt, onkunde en heerschzugt der Vorsten voortgebragt, gaat dcuiterfte kragten der menfchelijke berekening verre te boven. De gevoellooze fystematifche vernieling van het menfchelijk geilacht, door deze clasfevan wezens zoo onafgebrooken en onmededoogend achtervolgd, is bijna ongelooflijk, zelfs voor die geenen, die met verbaazing de ontegenfprekelijke bewijzen der zaaken en gebeurtenisfen lezen, welke de voornaame en hoofdzakelijken inhoud der oude en hedendaagfche Gefchiedenisfen uitmaakt. Alle de ingebeelde nuttigheid van Monarchen en Monarchien, van hun begin tot op den huidigen dag, kan niet vergeleken worden bij de masfa kwaads , door de Souvereinen van Europa gefamentlijk , geduurende deeze halve eeuw (*), bedreven en veroorzaakt, noch is zelfs te evenredigen met de berooving van het menfchelijk geluk, op dit oogenblik door de famenfpanningen der Europifchc Despooten, zoo Koninglijke als Edelen, tegen de vrijheden van Polen en Frankrijk beraamd en ontworpen (f). De (*) Dit is een onderwerp dat wel eens afzonderlijk diende verhandeld te worden. (t) Een weinig verder zal ik den Lezer mededeelen de wezenlijk helfche Raadgeving van den Heer curkj: in deze.  5"0 cooper's antwoord Bs dolle Wraak beft uit een dikke en duistre wolk Haar' roden arm om hoog, en dreigt zich met haar' dolk Een weg door 't hart van die rampzaligen te baanen, Gedoemd door 't noodiot, dat fteeds Juicht in bloeden traanen. [collibs.) Dus, dusdaanig zijn de bevoorrechte ordens; het getitulde ras, voor'twelke de natiën hunne knieën buigen, endeflaaffche dienstbaare hulde , van afgodisch voor hun neder te vallen, bewijzen. Ik heb zeker en in de daad getracht om de dwaasheid en onbeflaanbaarheid, welke dit fystema van bevoorrechte ordens in een' ftaat in zich bevat, en aan het welke tituls en voorrechten van eer, en ampten en bedieningen van aanvertrouwen, inkoomen, en voordeeJen erffelijk en algemeen uitfluitende verknocht zijn, aan te toonen: doch het is niet wel mooglijk, om dit alleen op een befpottelijke wijze te behandelen, of afzonderlijk hunne innerlijke ongerijmd en tegenftrijdigheden te ontleden, zonder aan de gevoelens van verontwaarding en afgrijzen ovei*de laatdunkende vorderingen, die zij voorwenden, en 't nadrukkelijk onheil, dat zij berokkenen , den vollen loop te geven; de befchouwingen dier onuitputbaare en ftaadig wellende bron van menfchelijke rampzaaligheden en elende, is een te treurig onderwerp; en fmarte bedekt weldraa de fluitende en walgelijke glimplach van fpotternij. Ik zal echter met deze ónaangenaame taak voortvaaren, en aantoonen, hoe wel en te recht de andere door mij toegepaste benaamingen op de aangenomene Theorie van erffelijke privilegen van rangen en bedieningen gegrond zijn. In  AAN DEN HEER BURKE, ££ In de praótijk zijn ze van geen nut, ze zijn nutteloos: een ftelling , waar mede men thands op goede en de beste gronden mooglijk zou durven ten voorjfchijn treden; de meest bloeijende Natie op den aardbodem, America, heeft de proeföndervinding, om buiten dezelve voort te gaan, op een' vrij uitgeftrekten grond en maatftok, zedert twintig jaaren, volkomen beantwoordende aan de vuurigfte verlangens hunner toegenegene vrienden . ondervonden. Op die wijze drukken wij meer dan het voetfpoor der befpiegeling. — En America heeft eindelijk door daadzaaken, welke onwederlegbaar zijn, de voorfpraken der •Vorsten en Edelen verftomd. Hij, die navorfchen wil, leze; en deeze alleen zijn het die niet zien kunnen, die voorbedacht de oogen fluiten voor het licht; en vergenoegd en wel te vrede zich krimpen en wringen onder de prac. ticaale wederlegging , dewijl zij moedwillig de overtuiging verwerpen. De Conftitutien der Americaanfche .Staaten geven mij ftoffe aan de hand, tot eenige opmerkingen op de algemeene befchouwing (Theorie) van Staatkundige Maatfchappijen., welke ik denke nog al van eenig aanbelang te zijn. Ik heb altoos gedacht, en denke nog, dat men bij een ftipt onderzoek (het zij dan alleenlijk als Befchouwende, of met de gctuignisfen ge•ftaafd van afgeloopen zaken en gebeurtenisfen) vinden zal, dat ieder Regeering altoos is, en altoos zal beftuurd worden, eerst en voorna. -.Hienlijk tot nut en voordcel van As Regenten 3 D 2 (Oou-  5» cooper's antwoord (Gouverneurs) hoegenaamd en wie zij ook wezen mogen; en dat het groote geheim hier nu maar ingefiooten ligt, om de zoodanige en die geene tot werkelijke en daadelijke Regenten te maaken, welkers Belangens en Wel. vaart het hoofdoogmerk der Regeering bedoelt. Alle Regeeringen kunnen afgeleid en gebragt worden, tut die der weinigen het meerderedeel regeerende, of dat het meerdere zich zelve regeert; deze laatfte manier en wijze dient, of rechtftreeks door het volk perfoonlyk te famen komende, (hetwelk in een groote enuitgeftrekte gemeente zedelijk onmooglijk is), of onmiddelijk , door verkoorene gemagtigdens of vertegenwoordigers , die door het Volk kunnen af- en aangefteld worden, te gefchieden. Tot heden toe, America uitgezonderd, zijn de zaaken der Natiën op dien voet beftuurd geworden, dat jde Menigte, door de Weinigen bekleed met een fteeds voortduurend gezag, dat ze als in erfpagt, of als een erffenisfe bezaten , geregeerd wierden; en het Volk heeft algemeen onderworpen geweest (uitgenomen in de Republieken, zoo als ze genoemd worden) aan Vorsten, of aan Edelen, of aan beiden. De gevolgen in dusdaanige Regeeringen zijn geweest, dat Vorsten en Edelen gebloeid en welgevaaren hebben ten kosten van het Volk, hetwelk algemeen befchouwd wierdt, als de voetbanken van hunnen trots en hoogmoed, en als de middelen ter vervulling hunner wenfchen en begeertens. De erffelijke ordens hebben altoos de bloedzuigende dieren der gemeente geweest  AAN DEN HEER BURKE. fft weest, bet uitwas, de wennen en wratten'onnatuurlijk wasfende , welke het fchoon Staatkundige lichaam misvormd hebben. Op algemeene Hellingen of regelen zijn ook algemeene uitzonderingen, maar op deze, weinige of geene. In de Republieken (zoo als ze ten onrechte genoemd worden), als die van Griekenland en Rome, van Holland, Venctien, Genua, heeft altoos een Adelftand plaats gehad, en de Rederingen hebben daar altoos in handen geweest van een voortduwende Ariftoctatie, te faam vereend met een zeker gedeelte alleen van het Volk, min of meer uitgebreid, en min of meerder onderworpen. De ce volgen hier van zijn geweest, dat de Anftocratie, hunne Belangens behartigende, aan de eene kant, en het Volk zulks doende aan de andere kant, hier door een eeuwigduurende neiging tot inwendige oeroertens ; tot twisten en krakeelingen tusfehen de Regeerders, en de geregeerd wordende ontftaan zijn. Zoodanige Regeeringen zijn kwaad en erg voor de weinigen naar mate van het aandeel der magt, door de menigte bezeten. . Kwaad en erg voor de menigte , in vergelijking der meerdere magt door de erffelijke weinigen bezeten. Het gemeenebest van Rome ftrekt ten treffende opheldering van deze aanmerkingen. Om ten bewijs derhalven aan te voeren de mingefchiktheid der Republikeinfche regeeringen, met aan te toonen , den onzekeren en nimmer gevestigden toeftand van Staaten , welke Republieken genoemd worden, alleen dewül ze geen Koning hebben; hoe vaak ditD 3 ook  cooper's asïwook9 ook wordt bijgebragt, gefchied zulks meestal uit grove onkunde, of uit onvergeeflijke misleiding en bedrog. De meerdere geruste gevestigde en min woelige toeftand van Monarcbaale Staaten, met en benevens een erffelijken Adel, is enkel en alleen het gevolg of t uitwerkzel eener famenfpanning en uitfluitend bezit van Magt, waar door men best in ftaat is de klagten des Volks te fmooren, hunnen geest en denkvermogens te knakken en te onderdrukken , en hen aftefchrikken van de geringfte onderneeming tot lchraaging van hun. He eige Belangens. Indien, derhalven het heil en welzijn desVolks, hec doel, het groot oogmerk van Regeeringen zal moeten uitmaaken, zo moeten zij hun eigen regeerders 2ijN zij moeten werkelijk en in de daad? de regeering der menigten door de menigten (allen door allen) aannemen. Maar in een' Staat van een groot en wijd uitgeftrekt grondgebied, of van een talrijke menigte inwoonders bewoont, kunnen zij alleperjóonlijk niet hun eigen Regeerders zijn; hun getal belet, hun bijeenkomsten bij eikanderen wanneer het noodzaakelijk is , en verhinderd hunne kragtdaadige werking wanneer zij te faam vergaderd zijn. De proef hierop werdt te Athene op een klein beftek genomen, doch de uitflag was zoodanig, als natuurlijker wijze hierop konde verwacht worden. De menigte derhalven, kan zich dus alleen maar regeeren, door middel en bij wijze van hier toe verkozcne en benoemde gemagtig- den  AAN DEN HEER EURXE. 55 den of vertegenwoordigers;, zo toch, dat deze gemagtigdens of vertegenwoordigers waarlijk zoodanige zijn — dat zij niet weder allengskens werklijk de andere manier en wijze van Regeering invoeren, t. w. die der menigten door de fteeds voortduwende; ( permanente) weinigen — ze moeten derhalven in hunnen dienst kunnen gefchorst worden naaf welgevallen, of naar een zeker verloop van tijd ofdoor|bepaalde en beurtswijze uitfluiting Dit fystema van Regeering, bij vertegenwoordiging met en benevens de, op zekere bepaalde tijden en tourbeurtehjke uitfluuing der publieke dienaaren en amptenaaren van ftaat, (welkelaatfte, offchoonalnietnoodzaakelijk, ten minlten zeer gefchikt is), wierdt nimmer wel begrepen, als zedert eenige weinige jaaren; en America is het eenigfte land, dat ons vrij goede voorbeelden , ter beoordeeling van derzelver gevolgen en uitwerking aan alle andere Natiën des aardbols opgeleverd heeft. Het Eenvouwige, het Bedaarde, fhlle, vreedzaame, minkostbaare van dit iysteraa, is openlijk en onwederfpreekelijk genoeg in. dat waerelddeel bekend, offchoon het aldaar zelfs nog niet tot zijne volkomenheid en rijpheid is gebragt; waarfchijnelijk voortfpruitende uit de bijblijvende erffelijke vooroordeelen van het Volk voor de Britfche Regeeringsform, toen zij de tegenwoordige allergewigtigfte verbetering omhelsden en aannamen. Ook zelfs de Franfche Conftitutie, oflchoon van laatere tijden , is zigthaarlijk onvolmaakt, door den heerfchenden invloed van tijdelijke D 4 nIfl' !  SÖ c o o p e u's a n t w 0 o r d' hindcrnisfen, en de misfchien noodige toegeyenheid aan vooroordeelen en waarfchijnelijke infchikkelijkheid van en onder die anderzins verlicht: Volk. Zoo lang hun tegenwoordig Conltitueerend aandeel bewaard word en in zijn geheel blijft, zal het ook, zoo als het altoos was en nog is, een eeuwigduurend voorwerp des invloeds van wederzijdfche Jaloufie en mistrouwen tusfehen het Hof en het Volk blijven; en een patriottisch Burger , zal, wanneer hij tot Minister verkooren is, een te regt verdagt voorwerp zijn en blijven, zoo dra hij maar geplaatst is of in den maalftroom geraakt der civiele Lijst . Hinc HU Clades(*Y Wanneer het Volk (even als in de Americaanfche Regeeringen) door hunne gemagtig. den of vertegenwoordigers wel en behoorlijk verkoozen uit de groote masfa der gemeente, bunne Staatsdienaaren maar voor een' gezetten tijd, of tot nader wederopzegging der gemagtigdens, aanflellen., kan en zal "'er ook maar één heerfchend Belang , namenlij k dat van het volk, plaatshebben; daar kan bepaaldelijk ook maar een foort van Regeerders zijn, het volk voor zich zelf beveelende. * Indien integendeel, zoo als het geval min of meer bij andere natiën is, de wetgevende en de uitvoerende magten van den.Staat, en al- (*) Zedert dit gefchreven is, hebben zij deze waarheid maar al te duidelijk ondervonden; en het Iaat zich bu wel aanzien , dac ze een Conih'tutie zullen famen flel. Ifen, geheel ontflagen van mutelooze Amptenaaren, e& ontheven van onnoodige hezwaaren.  AAN DEN HEER BÜRXE. ST alle de groote ampten en bedieningen der Magiftrature, zich bepaalen of toebehoren aan zekere famicljen i dan heeft het Volk , Meesters in plaats van Dienaars; m plaats van hunne eigen Regeerders te zijn, worden zij geregeerd; in plaats van onderlingeonat hang> lelijkheid en gelijkheid, worden zij verkeerd tot en in een eigendom, en worden m den eieenliiken zin Onderdaanen; in plaats dat de welvaart der Gemeente de heerfchende beweegoorzaak van alle en een ieder te nemene maatregel van den Staat zal zijn, zullen er zich een menigte altoosduurende corporatien met uitfluitende voorrechten , die een afgezonderd Belang van het Belang des Volks hebben , en een ieder hunner zoo wel de magt en middelen als de genegenheid en neiging bezittende, om zijne eige Belangens, ten kosten van die des Volks, na te jaagen, vestigen. ■ Voor hun eigen welvaart kunnen dus de bevoorrechte ordens zeer noodzaakehjk zijn; doch voor den welvaart van het Volk, verre het tegendeel. De Americaanfche Republikeinen hebben ons proefondervindelijk geleerd, dat natiën zeer wel kunnen bloeien en gelukkig zijn, die „noch Bisfchoppen, noch Edelen, noch Vorsten," hebben. De erffelijke ampten zijn verder nutteloos voor het Volk, dewijl het door daaden en bewijzen blijkt, dat het werken de verrichtingen , aan de erffelijke bedieningen verknocht , zelden door hun zelf worden waargenomen , maar wel door hunne aangefteldens. Een zeker foort van menfchen doen gewoonlijk het D 5 werk,  58 cooper's antwoord werk, volbrengen 'er depligten van, terwijl andere de eer en de voordeden dier erflijke ampten en bedieningen-genieten. Laat ons bij voorbeeld eens onderzoeken, hoe het hier mede gelegen is, en de zaak zich in ons eigen Vaderland toedraagt. Het is een grond-regel bij ons, dat de Koning geen kwaad kan doen — dat hij perfoonlijk niet verantwoordelijk is, wegens eenige daad of Staatszaak, maar dat zijne Ministers alleen verantwoordelijk en voor het kwalijk beftuur ftrafbaar zijn. Bij het verhandelen dierhalven van den een' of den anderen maatregel, _ zeer waarfchijnlijk van wegen zijn Majefteit komende, word 'er geregeld hier over gefproken en gehandeld, als van en over een zaak, welke de Ministers aangaat, en zij al. leen worden als de daaders en bewerkers aangezien ; behalven in een Volks welgevallende zaak, als wanneer men zijn Majefteit de complimenten bewijst, als befchouwd wordende mede aandeel te hebben, en in de eer met zijne Ministers , zijne raadgevers, te deelen. Zoo dat waarlijk en in de daad de pligten van zijn Majefteit, als eerfte dienaar van Staat, zich alleen bepaalen tot het doen der keus van zijne Ministers, die de Staatszaaken verrichten en afdoen; ook deze nog worden hem maar al te dikwerf opgedrongen, door de bovendrijvende politieke partij des tijds. Toen ter tijd, omtrent dat de Heer burke voor 't eerst in dienst der Ariftocratie tradt, gaf hij een zekergefchrift in 'tlicht, ten titul voerende: „ Gedachten over deoor- zaa-  AAN DEN HEER BURKE. „ zaaken der tegenwoordige misnoegens , het klaarblijkelijke en {trekkende oogmerk van 't zelve was, tot het doen eener inbreuk op de voorrechten der kroon , en om aan tetooBen en te bewijzen, dat zekere groote en voornaame hoofden van de famielje oer Anftocratifche Oppofitie partij, uitfluitende en voor altoos het recht, moesten gemeten, dat ziin Majefteit uit het midden hunner, zijne Ministers, zoude hebben te kiezen. In de daad is dit ook de hoofdoorzaak der eeuwigdurende twist tusfchen het Hof en de oppofitie partij des Koningrijks, van dien tijd af tot heden toe geweest; het Volk waaren de toevallige gebruikelijke fchuilpaartjes , waar achter men zijn prooi beloerde, en om de belangzoekende oogmerken van beide partijen des te beter te verbergen (*)• Voor welke partij de praaiende talenten en de fchitterende welfprekendheid van den Hr. burke al te werk zijn gefield geworden, is van weinig of J D geen <•*■) Le Gouvernement est en Angleterre Ie fujet d'un combat continuel entre le Miniftre & l'AriftocratieJde I'oppofition. La Nation & le Roi y paroisfent presque comme fimples fpeftaieurs. La Nation redoute egalelement 1'un & 1'autre parti. 11 faut pour fon falut que le combat dure, elle foutient donc Ie plus foible pour 1'empecher d'etre tout a fait ecrafé. Mais fi Ie peuple au lieu de laisfer le maniement de fes affaires ferv.r, deprix dans cette lute de Gladiateurs, vouloit s'en occuper lui memepar des veritables Reprefentans, croit on de bonne foi que toute 1'importance que i'on attaché aujourd hui a la Balance des pouvoir ne tomberait pas avec un ordre de Chofes que feul la rend necesfaire! West ce que ,c tiersEtat, pag. 99.  6o cooper's antwoord» geen belang, buiten het nadeel daardoor aan de zaak zijner vrienden toegebragt; zijn politiek caraéter is reeds te zeer bekend en algemeen en eenpaarig beoordeeld geworden, fatis eloquentie, fapientiaparum: maar nog treurt de Vrijheid om dezen politiekenafvalligen, over een man, op wien de hoop des Volks te lang en te buitenfpoorig zich had gevestigd; over een man, die, vergetende, wat hij aan zijne voorige belijdcnisfe en aan de achting, die hem verbeidde, verfchuldigd moest zijn, ten laatfte, in weerwil van zich zeiven, toch nu en voor altoos onherroepelijk zich, in deze ontluisterende zaak, fchijnt verftrikt te hebben. Het blijkt dienvolgens, dat in Groot-Brittanje een Koning indedaad niets of bijna niets, te doen heefc; dat alle de ampten en bedieningen , waartoe hij benoemd en aangefteld is, werklijk bediend en waargenomen worden door anderen, welke voor het nakoomen en vervullen derzelver, even als voor hun eigen zaak en fchuld, verantwoordelijk zijn Laat ons nu eens verder onderzoeken naar de nuttigheid en 't gebruik van onzen erffelijken Adeldom. Zij zijn, uit kragt hunner seboorte, erffelijke Wetgevers en erffelijke Rechters; de maakers en de uitleggers der wet. Ik durf echter zonder fchroom te ftellen, en als een openlijke bekende zaak ftaande houden, dat wel verre, als of de erffelijke wet- ge- (*) Ik meen wettiglijk en conftitutioneel — draagen» de zij te goede zorg, dac ze zulks in de daad niet zijn.  AAN DEN HEER BURKE. 61 gevers de werkdaadige wetgevers zouden zijn, llt zi dan ten opzigte van voorftellen te doen, eenige geringe uitzonderingen befchouwd, veelmeer de nieuw verkooze wetgevers zijn... de Mmister des tijds, te faam met die edelen, d?eeen plaats in 'c Hoogerhms, niet door erffeliike afkomst bezitten, maar voor bewezene diensten verkregen hebben. Dat myne Lezer m zi n gedachten nagaa, wie de daadlijk werkliike leden van 't Hogerhuis zijn, en overweJl daarbii , hoe zelden aldaar oorfpronklijk wattenw den voorgefteld, zoo zal hij onTrvinden, dat bijna negen tiende der ftemmen niets meer dan doode ftemmen zijn. In 't geval en zaak van Rechtsgeding, bij overziening (revifie) (*), is het immers openHik genoeg bekend, dat de rechters uic de onderfcheiden Hoven en Rechtbanken, aan t beneden einde der kamer, het beftuurdermtïpraaïc hebben; de erffelijke Rechters. vinden zelden goed hun gevoelen over het onder wei p of de zaak des verfchils uit te brengen. En ?n waarheid, bet is voor Rechters bijberoep, die jaaren, ja hun leven lang, ai de ftudie der wetten hebben doorgebragt, bijna zelfs onmoogliik,inverfcheidengevallentebepaalen wat de Wet zegt, en verfchillen dikwerf onder (*-\ Het Hoozerhuis in Engeland wijst uit ter laatfter inLncie bij redfie); ook fpannen zij de vierfchaar over b .nne medeleden en derzelver fainielje: zoo dat geen S of Edele van't Rijk, noch aangehooriRen elders inden! dan voor het Hoogerhuis kan te reeht gefield worden. v e r t.  62 cooper's antwoorb eikanderen, zoo wel over de wetten van 'sKonings bank, als, over alles Hoe ongerijmd en dwaas is 't dan niet, om 'de vereischte kennis in menfchen te vorderen of te kunnen verwachten, die geene reden noch aanfpoorende oorzaak hebben om zich kundig te maaken ? Dit is niet meer dan een natuurt lijk gevolg, en zal altoos plaats grijpen, als men , om zoo te fpreeken, verdiensten in voorraad betaald. Het is een oude opmerking en gezegde in 't gemeene leven, dat die geene de ongelukkige betaalmeesters zijn en wel het ilechtst bediend worden , die vooruit betaalen. Door het fystema van bevoorrechte ordens, maakt men erffelijke Wetgevers en erffelijke Rechters , reeds daadlijk en in de allereerfte plaats onbevoegd en ongehouden om dat te worden, dat zij dienden en moesten zijn. Echter geloof ik ter goeder trouw, dat de Engelfche Adel, in 't ftuk van verdiensten , kunde en bekwaamheden, den Adel van alle andere Natiën der geheele waereld verre overtreftmaar even daarom ook heb ik hun, ter meer! der bijlichting en bewijs mijner ftelling , aangevoerd; en indien hunne vergelijkende of de waarde hunner nuttigheid zoo gering en klein tot onzent is, wat hebben wij van de noodzaakelijkheid van dit Systemaelders te denken ? Verders ook nog, indien de bevoorrechte ordens der Maatfchappij de door hun zoo uitfluitend begeerd en benijd wordende onderfcheiding, niet met moeite behoeven te verkrijgen en in te oogfien, noch aanverknochte  AAN DEN HEER BURKE. 63 nligten, uit aanmerking van hunne privilegiën, te vervullen, zoo is ook hunne nutteloosheid klaar en openbaar, en op dien grond de zaak des verfchils ten vollen uitgemaakt. — Indien zii in tegendeel, zoodanige pligten waar te nemen en te vervullen hebben, zijn deze ordens toch nutteloos, want één Gemeene (zoo als de trotfche taal der Ariftocratie eene van het Volk, of die niet van Adel is, verachtelijk noemt) kan even zeer bekwaam en gefchikt zijn tot een ampt en het waarnemen van bedieningen, hoe ook genaamd, als een ander man, die men Hertog of Lord noemt; en privilegiën of voorrechten aanvertrouwd , uit aanmerking van nog te bewijzene diensten, hadden zeker immer beeter befteed geweest daar. en wanneer verdiensten fpraken , als m voorraad a priori weggefchonken op een mooglijkheid, of op een los misfchien van dezelve te zullen verdienen en zich waardig te maaken. Daarenboven is het Volk in het eene geval bepaald in hunne keus tot een, in vergelijking van het klein getal perfoonen, met weinig of geen grond en reden om de noodige kunde en bekwar.mheden te verkrijgen; terwijl zij, in het -egenovergeftelde geval, den geheelen kring en ommetrek der geheele Gemeente voor zich heeft, en het vergenoegen, van het aan niemant dan aan zich zelf te wijten, zoo zij kwalijk gekoozen, en de troost, van het m hun magt te hebben om hunne gedaane miskeuze te herftellen. Het fchijnt diensvolgends, dat dezeerfrelyke onderfcheiding niets ter aanbeveling heeft bij  6*4- cooper's antwoord bij te brengen, of iets bezit van eenigen nuttigen dienst voor de Maatfchappij, zelfs indien ook de proef-ondervinding, om "hun te verwerpen en geheel te kunnen ontbeeren, al niet gegrond en te recht genomen waare.— Maar de "proef is genomen, en daadzaaken, fprekende bewijzen, zijn in deze met de befpiegeling volmaaktlijk overeenstemmende. Maar wat meer is, deze bevoorrechte ordens fchijnen mij niet alleen en blootlings nutteloos, maar ook voor den algemeenen welvaart der Maatfchappij — voor de zeden der Maatfchappij — voor de vrede, rust en zekerheid der Maatfchappij regtftreeks tegenftrydig, nadeelig en zelfs gevaarlijk. Voor den algemeenen welvaart zijn dezel« ve regtftreeks tegenftrijdig en nadeelig, dewijl ze één geheel offamenfpanning van corporatiën vormen, onderfcheiden van die der groote masfa der gemeente; hebbende afzonderlijke Belangens van, en meenigmaalonbeftaanbaar met die der gemeente. Het is van 't belang en de zaak des Volks, om de voordeelen der burgerlijke Maatfchappij, in de volfte uitgeftrektheid , zoo min kostbaar, en met zoo weinig omftandigheden van kunstgewrogte ongelijkheid tusfchen wezens van een natuur en clasfe verkrijglijk te maaken en te genieten, als maar eenigzins moogliji: is. Het is van 't belang der Vorsten en Edelen zoo veel onderfcheid van rang, zoo veel kunstgewrogte hoog gezag over hunne medeburgeren, zoo veele erffelijke voorrechten voor zich zelve en hunne afftammelingen, in't kort, zo veel magt, zoo veei  AAN DEN HEER BURKE. Af Veel eere, en.zoo veel voordeelen en inkomen ■> met zoo weinig verpligting van zich te bekwamen, en talenten en hoedanigheden te bezitten, met zoo weinig befteeding van tijden moeite, te verkrijgen, als hun maareenigzins mooglijk en doenlijk is. Èn waar en wie is de'man, die ter goeder trouw zoude durven zeggen, van , in denzelven ftand geplaatst zijnde, niet door dezelve beweeggronden aangedaan, of door denzelven geest te zullen worden gedreven? Door omftandigbeden van zaaken zijn ze nog wel eens verpligt, deels omdenfchijnte bewaaren, en anderdeels, om dat het Volk de noodige werktuigen en de middelen voor en tot hunne rijkdommen en grootheid z\]x\; eenige en een zeker foort van aandacht te flaan op den welvaart van het Volk ± mits dat het den hunnen niet geldt. Dit echter komt onlochenbaar flechts in de twede plaats het laatst in aanmerking. Te ongelukkig voor de menigte, voor de groote hoop van 't menschdom , zijn deze bevoorrechte ordens, de magt meestal in handen hebbende, algemeen maar al te wel geflaagd, in 't najaagen en verkrijgen van hun doel. Van bun eerfte en voornaame oogmerk; da^r'het Folk door het verwerpen der magt, en het overgeven derzelve uit hunne handen , niet alleen aart perfoonen, maar aan geheele Famieljen, hier door bok de middelen verwierpen, om hunne eigen belangens na te jaagen en te bevorderen, en dus in den uitgebreidften zin, den welvaart der gemeente , die het eenige voorwerp E der  <55 coope a's antwoord der burgerlijke Regeering behoorde te zijn, uit te maaken. . Deze ordens zijn ook verders tegenftnjdig en nadeelig voor den algemeenen welvaart der gemeente, dewijl uit déze erflijke Monopolie der openlijke ampten en bedieningen van t grootst vertrouwen en aanbelang, volgt, dat ze bekleedt worden door perfoonen, die de pligten, daaraan verknogt, niet kunnen vervullen ; en wat nog wel het ergfte van allen is, door perfoonen die algemeen , noch om phgtverzuim, noch wegens onbekwaamheid, van hunnen posten kunnen worden afgezet; want zij doen daadlijk hun erffelijk recht en aanfpraak tot en op die posten gelden; en, een deel van een zeker lichaam uitmaakende, ontftaat bij hetzelve, even eens als bij alle andere corporatiën , een broederfchappelijk gevoel voor een van hun eigen orden, waardoor het, uit kragt en door een algemeenen invloed van Esprit de Corps, altoos werken zal en haare leden befchermen. Voorts nog beledigen en benadeelen deze ordens de Maatfchappij , door het flegt en mismoedigend voorbeeld, dat zij aan de nuttige bezigheden, aan de werkzaamheid geven. De Adel en de rijken, het uitfluitend voorrecht van ledigheid en luiheid bezittende, eri de gewoontens, modes en manieren des tijds haar hun welgevallen en grilligheid fchikkende, geraaken de flaaffche kudde hunner navolgers mede in de verzoeking, om, even als zij, de arbeidzaame werkzaamheid als verachtlijk, als  AAN DEN HEER BURKE. 6? als vernederende te befchouwen; niet overeenkomftig flegts, maar-zelfs tegenftrijdig met bet fatfoenlijke (Gentilitif) zoo wel als met den Adeldom. Hier vloeit uit voort dat trotfche, die beledigende en fchaamtelooze verachting, zoo gemeen omtrent de werkzaame inwoonders in die landen, waar erflijke Monarchen* of Vorsten en Edelen de Corintifche capireelen (zoo als de Heer burke het hier of daar aldus heeft uitgedrukt) der Staatkundige colom verforen. Al verder, zijn deze ordens tegenftrijdig en nadeelig voor het algemeen welzijn, om dat het verwoestend fystema van 't Eerstgeboor* ie recht (Primogeniture) als noodzaakelijk voor derzelver in ftandhouding, met en benevens dezelve onaffcheidbaar gepaard gaat: noodzakelijk voor derzelver in ftandhouding , om ten tegenwigt te dienen, tegen de natuurlijke overhelling en neiging dezer ordens tor zelfs vernietiging , uit de gevolgen hunner wellusten, buitenfporighedenen verkwistingen. De ongehuuwde ftaat , dus alleen ten toevlugt voor de jongere kinderen overig blijvende; zie daar! de bevolking onderdrukt in plaats van aangemoedigd. Ook nog, in ieder gemeente moeten de zodaanigen, die nietdaadlijk werken of arbeiden , onderhouden worden door den overvloedigen of den meerderen arbeid van anderen; de bevoorrechte ordens, de Capellen of de Hom. mels der Maatfchappij zijnde, fruges confumere naü, vermeerderen de lastdrukkende clasfe van nimmer vrugt voortbrengende inwoonders, E 2 en  6S COOPER'S ANTWOORD en brengen dus een vermeerdering of meerdere noodwendigheid van arbeid aan en ten lasten der werkzaame clasfe. Deze bevoorrechte clasfen veroorzaaken de ongelijkheid van Rijkdommen, zoo wel als van Rangen, in een' ftaat; en hebben een doorflaande neiging (waarvan de gevolgen, indien 't niet word tegen gegaan, zich doen gevoelen) oni eene Natie in twee groote deelen te verdeden, in Rijken en Armen. Dusdaanig is het geval en de toeftand in Rusland, Spanje en Portugal; w*as ook het geval in Frankrijk; ook zoude dit het geval bij ons hebben geweest , indien niet een verfcheidenheid van oorzaaken en toevallige gebeurtenisfen hier te lande de volle uitwerkzels van deze kwade overhellende neiging der bevoorrechte ordens gekeerd hadden. En zelfs tegenwoordig nog, de buitenfpoorige fchatten en vermoogens van een rijken, gemeenen of burger, fleepen hem altoos in den draaikolk des Adels, die hem weldraa wegfleept en inzwelgt. — De verdrukking, de (laavernij, de dienstbaare vernedering en laagheid van den geest ter eener zijde, de hooghartige en verwaatehouding en het onderdrukkend gedrag ter andere zijde, welke deze fystematifche ongelijkheid van rangen vermogens nimmer nalaat voort te brengen, zijn te zonneklaar, te duidelijk en openlijk bekend, om meer dan het te meldene voor bewijs aan te voeren. Het is van de eene kant eene vrijwillige, en van de andere kant een verkragtende .ontëedeling van 't menfchelijk Seflacht- Maar  AAN DEN HEER EURKE. 69 Maar ook zijn deze ordens verder tegenftrijdig en nadeelig voor de Maatfchappij, om dat zij bloeijen en groeijen op de nationaale Onkunde. Indien de menigten, de groote hoop die de berieden clasfe der gemeente uitmaaken, wel en genoegzaam onderwezen en bekend waaren met de eenvouwigfte beginzels der Staatkunde, ook genoegfaam bekend met de duidelijke en klaare middelen, om hunne eigen en waare Belangens in acht te nemen en te behartigen; nimmer omhelsden zij een fystema, dat zoo fluitende, tegenftrijdig en nadeelig in derzelver befchouwing voor beiden is. Het is derhalven van het alleruiterfte Belang voor deze ordens, dat de masfa der maatfchappij zorgvuldig geleerd worde , van zich te wachten en te onthouden van alle politieke verhandelingen, onderzoeken en gefprekken — dat ze hunne uuren beter kunnen belleden, om maar braaf en naarstig, van den vroegen morgen tot den fpaden avond, te werken, en voor hun geen tijd overfchiet, tot verbetering hunner zielsvermogens ■ dat ze moeten leeren de getitulde ordens of'die in rang en hoogheid boven hun gefield zijn, als een clasfe van verhevener weezens te gehoorzaamen , en de politieke Geloofsbelijdenisfen van de door deze ordens voortgebragte Regeeringsbefchikking met de blindiïe en onbepaaldfte onderwerping aan te nemen. Dus worden de vermogens, van den geest geketend, de kindsheid der maatfchappij voor eeuwen lang voortduuiend gemaakt, en de vordering en voortgang makende verbetering E 3 der  jro cooPer's antwoord der foortcn en gedachten op de onnatuurlijk, fte wijze gekeerd. — De Hr. burke fchijnt genoegzaam en ten vollen bewust te zijn van de volftrekte noodzaakelijkheideenernationaale onkunde, tot de handhaving en in ftand houding der geprivüigecrde ordens, blijkens de aanmerking waardige note, pag. 85, in sir brookboothby's, Opmerking op de Gedraagingen van denHr. burke. „ Ineen' s, brief aan een' zekeren Yrnnkhen Emigrant, „ fprekende van de Nederlanden, word onze . Autheur tot een zeer zonderling uiterfte „ gebragt. En zich verpligt vindende een uit„ fpraak te doen en vonnis te vellen tusfchen „ een' Monarch, den Keizerlijke Monarch en „ zijne monniken, in dezen opzigte, ilfug»> gei"e C) Cwanc het is in 't Fransch dat deze „ brief (*) Ik denke het de moeite wel waardig is, om de meening dezer Machiavelfche plaatfeden Lezer, minkundig in de Franfche taal, vertaald mede te deelen. ,,Hii, (deHeer BUS.KE) dient de Raadslieden des Keizers heimlijk " van'bericht, om vooral de vooroordeelen , waarvan een geflepen Staatsman zich met zoo veel nut voor een Regeering kan bedienen , niet uit te rooijen: om de " menfchen niet op te wekken, om met ernst de gronden ' der oude gevoelens te diep te onderzoeken, uitvreezo dat de groote hoop derzelver niet fpoedig zou komen \, te ontdekken, dat de Monarchen van geen meerder nut " voor de Maatfchappij zijn dan de Monniken; maar liefst , eens vooral die uitgeftrekte Encijclopedie en Boekerij ' der CEconomisten aan een kant te helpen en te verge. ten, en welmeenend tot de oude beginzels terug te ' keeren." De Economisten maaken een zekere clasfe van wijsgeren uit, dusgenaamd, die met den gunstigften uitflag mooglijk gewerkt hebben, om Europa in het algemeen, en de Franfchen in 't bijzonder te verlichten in de Theorie der Staatkunde en politieke (Economie,  AAN den HEER BURKE. 71 brief in 't licht is gekomen) aux confeillcrs *' de l'Empereur de ne pint detruire lesprefagès H dont mi homme habile fait tirer parti pour h ', pomemement: de ne pas exciter les hommes a ? fouiller trof fcmpuleufemem dans les bajes des Janciens opimons DE PEURjae la plupart ientrc eux ne voient bientot quelesMonarqv.es '\ ne font pas plus utiles a la Societé que les Motnes : mais d oublier un fois pour toutes ' Cimmenfe Encyclopedie &> Bibliotheque des V Oeconomistes. & de revemr tout bonnement eux ! anciennes principes (de beginzels van het ' Monnikendom en volftrekte Opperheerfchappij). Dat het ten nutte en voor het " belang der Vorsten en het Priesterdom zou" de ftrekken om de waereld wederom in on!! kunde en barbaarsheid te dompelen, kan „ zeer wel waar zijn; maar als die geleerde , Heer de Vorsten aanraadt, om alles tever" geten wat zij geleerd hebben, fchijnt hij ï zoo verre niet intedenken , dat zij te gelijker tijd hunne onderdaanen niet kunnen gebieden , om te ontleeren wat zij eens " kennen en geleerd hebben. Zoc» dra de Menfchen eens voor zich zei ven hebben be" ginnen te denken, als zij de ftoutheid heb" ben durven gebruiken om te vrydenken, misfchien zelfs zoo verre van te onderftellen , dat Natiën zoude kunnen beftaan, '! zonder Monniken of zonder t ij r a n ken , !, is het reeds te laat om Boeker yen en Wijsgeeren te verbranden. Ziet lettre de Mr. Burke fur les affaires de France & des Pais. E 4 f bas >  74 cooper*s antwoord. bas, addresfée d M. le Fleemte de Rcvaroi\ „ Traduit de l'Jnglois." Ik kan niet voorbij om een andere aanhaa» ling eener plaatfe te doen en optegeven, ftrekkende, om de volftrekte noodzaakelijkheid der openlijke Onkunde, ter bevordering van misleiding en bedriegerijen, aan te toonen, alhoewel dezelve voornamenlijk ziet op een clasfe van bevoorrechte ordens, waarvan ik nog niet in 't bijzondere gehandeld of gefprooken heb. Kan deze echter ten wedergaê dienen van de beruchte plaats in de opmerkingen van den Hr. burke, waar hij. op zoo een hooffche wijze, melding maakt van „de ,, hoeven der Zwijnfche menigte.'' (d. i. het Folk). Henrijknijghton, eenCanonicusvan Leicester, klaagt hemel hoog over wickliff (den Hervormer) zijn nabuur en tijdgenoot. „ Dat hij uit het Latijn in het Engelsch het „ Euangelium had vertaald, daar Christus hetzelve aan de Geestlij kheid en Kerkleeraars „ aanvertrouwd had, op dat zij het aan de Leeden en de meerdere zwakken, naartoe3, dragt van zaaken, tijden en de onderfchei„ de omftandigheden, zouden kunnen mogen toedienen: zoo dat nu hier door en door deze middelen, het Juweel der Openbaaringen of Euangelifche paarel gemeen was gemaakt, weggeworpen om met Zwijnen „ pooten te worden vertrapt, (Lewis Hist. „ of Translations of the Bible, p. 20. 172,9. » Sylva, p. 319)." Dus  AAN EEN KEER BURKE. Tl Dus vinden wij, dat openlijke onkunde de Tiras der zoo geroemde verëemging van-Kerk en Staat is; en dat bedriegerijen, zoo Staatkundige als Geestlijke, zich niet kunnen ftaande houden , zoo dra kennis en onderzoek zich den weg eens regt tot dc Zmfnfche Menigten baanen. Hier is het kluwen nu, dat ons tot de waare bron leidt van 't vervolgen der Libellen, en der openlijke afkondigingen tegen de Conftitutioneele Sociëteiten . en oproerige Correspondentiën ! Maar geheimnislen en verborgendheden kunnen niet altoos en voor eeuwig duuren; haar dag fpoeit teneinde, en wij hebben nu de toetsfteen, de Schibboleth, waaraan wij de waare vrienden des Volks altoos kunnen kennen en erkennen : zij, die het met het Volk welmeenen, zeggen: „ denkt zelf, leest zelf, oordeelt zelf, en „ bellist voor U, onderzoekt alle dingen en „ behoud het goede: tot en in zaaken, die uw zelve aangaan en betreffen, hebt gij „ zélf ook het meest belang, en is het dat gij een blind en onbepaald vertrouwen, in \, wien het ook wezen mag, ftelt^zult gij u vroeg of laat bedrogen vinden." In tegendeel roept men van de andere zijde u toe, en men predikt dezen text en leeringen U voor: „ Gij, (het Volk), hebt niets te doen met het '„ politieke; laat dit aan uwe Regeerders over, „ zij weeten wat het beste voor u is; gij „ moet, gij behoeft zelf niet te denken, be„ taalt maar ftil en gerust uw fchot en lot, „ en zij zullen wel zorg draagen voor u te „ denken." _T ■ E $ Mede-  74 cooper's antwoord Medeburgers, op die wijze worde gij gelief koost! Zwijnen noemt men u, en Zwijnen 5 in verftand en begqppen, zouden ze uw gaarne willen maaken ; her. is uwe eigen fchuid indien bun zulks gelukt. Voor de Zeden van een Volk zijn deze ordens ten hoogften gevaarlijk, daar het door en in hun blijkt, dat eer en belooningen niet hefteed worden aan deugden en verdiensten; wat meer is dat dezelve geenzins met de ondeugd en onkunde ftrijdendezijn, maar zelfs zeer wel met elkander kunnen gepaard en famen gaan. Zij verheffen de toevallige omftandigheden van rijkdommen en geboorte ver boven het bezitten van hoedanigheden, die van 't meeste nut voor het menschdom zijn. Dus word de algemeene bewondering van zoodanige voorwerpen afgeleid , waar het oog zich alleen moest op gevestigd houden, dat men nu greetiglijk werpt op perfoonen, die nimmer iets inoogften of door moeite en verdiensten verkrijgen. Is het dan niet te verwonderen, dat zoodanig een vorm van regeering nog verdeedigers vindt, zelfs nog onder die geenen, die Volksdeugden achting toedragen? EenRegeeringsvorm, daar waare verdiensten fystematisch in vernederd, en van het rechtmatig en hen toebehoorend aandeel der openlijke goedkeuring en achting listiglijk ontzet en beroofd worden. Ook zijn deze ordens verdsr nadeelig voor de zeden, dewijl ze de perfoonen, die deze ordens uitmaaken , op en aanleiden tot die ondeugden en nadeelige buitenfpoorigheden, waar  AAN DEN HEER BURKE. 75. -vaar toe rijkdommen en vermogen , ook buitcndien verzoekingen en de middelen genoegzaam opleveren. Hunne erffelijke aanfpraak op de openlijke hulde en eerbewijzing dient, hen ten fchutzel en fcherm tegen den afkeer, die de ondeugd anderzins zoude moeten verwekken ; ook weten zij door de ondervinding, dat een zeer gering gedeelte van wezenlijkeen waare verdiensten den Adel gerechtigd en aanfpraak geeft op een groot gedeelte der openlijke toejuiching. Het is hier mede geleden , even eens als met alle andere genoegens debs levens, waarvan de waarde toeneemt, naar maate van 't ongemeene en derzelver zeldzaamheid. Het is niet alleen, dat onder de bevoorrechte ordens zelfs de drijf veeren tot ondeugd verfterkt, en die der deugd verlamd worden, maar tot meerder ongeluk, flaat het Volk op hun het oog, als op een beter tuk en geflacht van wezens, tn.de mindere clasfe en rangen der gemeente hellen overal en allerweegs over, om het voorbeeld te volgen dat hun gegeven word door hunne beetere ■ de on- gebondendheid der taal zeggen meer dan boekdeelen, en ftrekt genoegzaam ten bewijs op zich zelve van de verwoestende uitwerkzels en de gevolgen op de openlijke zeden, welke dit fystema onveranderlijk en onvermijdbaar veroorzaakt en voortbrengt. Aldus word de wellust, ledigheid en de overdaad ingewijd en geheiligd en aan het publiek, met alle de tooi en verlieringen, die de Deugd alleen toekomt, vertoont. Geen wonder dierhalven dat de oogen  f6 cooper's antwoord oogen der menigte fchemeren, en verblind? aldus opgeleid en aangevoerd worden, om de uitfpattende eigenfchappen en hoedanigheden hunner meerderen na te volgen. Verders ook nog, vernietigen deze ordens dien geest van onaf hanklijkheid en zelfswaardi)\ zoo hoogstnoodig tot een ftandvastig en zich zelf gelijk blijvend deugdzaam gedrag, als vrugtbaar en gefchikt tot groote en fchoone daaden: daar deze ordens die hebbelijkheid en gewoontens van kuipereijen , laagheid , vernedering en flaaffche dienstbaarheid doen gebooren worden en aankweeken, welke de heilzaame bronnen der deugd vergiftigen en de edelfte gevoelens der ziel onderdrukken* Zelfs tot ook de geleerdheid, kunde en talenten van alle Natiën zijn, met dien verpesten geest van openlijke flaaffche onder werping be-, fmet, en hebben vernederend medegewerkt, de kluisters om de meer en meer verlaagde en verbasterende denkvermogens vaster te knellen. Gefchiedfchrijvers en Redenaars , Dichters en Priesters hebben aan alle oorden en door alle tijden en eeuwen heen, onder deze ontluisterende banieren gediend, en dq groote naamlijst dier geenen, die (zoo als e velijn (*) zich zeer wel en eigenaartig uitdrukt.),, Godlasteringen fpreken om brood," van tijd tot tijd vermeerdert. Wij behoeven ter opheldering van deze aanmerkingen niet buiten de tegenwoordige tijden, noch uit ons Vaderland te gaan; maar het is te hoopen., voos;. (*) Discourfe on Medals, p. 82.  AAN DEN HEER BURKE. ?? voor de eer van 't menschdom, dat het opvohrcnd geflacht, met een blos van fchaam^d, dil verfoeielijke kruipende loftuitingen van Engelschmannen in hunne a^praaken, onder andere bij gelegenheid van deherMlmg des Konings, zullen lezen. Wel mag die gebeide Monarch met riBERiusuitroepen, 0 homines ad Servitutem paratos! VoTde Rust en de zekerheid vaneenNatie, ziin deze ordens allergevaarlijkst, altoos met 1 iandeien, of met het Volk of methunne nabuuren twistende; ik durf zeggen, dat het SorlX^binnenalsbrntenlandschjalleeaaan de bevoorrechte ordens toe te fchnjven is. Het oorlog wierdt door hun gebooren, uit het oorlog wierden zij gebooren ( ^ (*) „Wat den Adel van het tegenwoordig Europa be- tót * wat was hij anders in z.jnen oorfprong AU meest al de Hoofden van woeste Krijgsbenden, d e de ' -barbaarschheid van overwinningen ^bij ba baarscn heid van zeden voegden ; wiens eerfte rechten over heerfchine en plundering waaren, en die hunne pre % vestigden naar mate derang, vanbe ' vel, dat zij in den oorlog hadden. Dus was, hö: vbw " van Batai He de wieg en bakermat van dezen Adel, " een zonderling treffend „«rustende trek van overeenl fom-ft, die de order van c i n c t h n a t u s met geene " h Hier borst fals 't waare) uit voort, die zwerm van Hanogen, lïraven, Marquifen, die geheel Europa " afliepen en plunderden. Alle die tituls der menfchelnke " rots en IJdelheid, waren ifi hu»nen oorfprong niets " meerdanMilitairetituls, betekenendedeonderfcheidcn * „Iaden van gebied; doch welhaast wierden »] blin;;7!ende onderfcheidingen en voorrechten in het burger- " ^WdS'leide het de grond van dat barbaarfche leen-  18 cooper's antwoord Daadzaaken voor bewijzen der krijgstwis* ten van deze erffelijke Monarchen en Edelen, behoeven wij bulten dit rijk niet te zoeken5 de lezer flaa flegts een oog op hét register des verdeelings-inhoud, van welk gefchiedverhaal en tijdvak ook, van Engeland, en in weinig oogenblikken zal hij tallooze blijken ter flaving mijner thands aangevoerde Helling vinden. En wezenlijk behelzen de Jaarboeken, van alle en een ieder Natie op den aardbodem, nauwlijks iets anders dan gefchiedverhaalen van het oorlog en 't bloedvergieten door Koningen, Edelen en Priesteren veroorzaakt, Waarvan het Volk altoos de rampzaalige flagt* offers der heerschzugt en vervolging waaren. en onbarmhartig en zonder het minfte mededoogen even als beesten ter flagtbank werden gevoerd. Zoo deeze erffelijke geesfels van het menfchelijke geflagt in hunne onderlinge twisten indedaad hier maar bepaald bij gebleven waaren en zich maar onderling verdelgd hadden, zoude het menschdom hier aan niets verlooren hebben; maar het Volk heeft in alle tijden en bij alle gelegenheden de rampzaalige fpeelballen van hunne heerschzugtige voor- „ ftelfel, dat eeuwen lang het geheele Menschdom onteer„ de, geheele Natiën verkeerde in een hoop Haven, en „ eenige weinigen in een zamenbroedzel van tijrannen." (Mirabeau, aanmerkingen op de order van Cincinnatus, p. iij Dit boek diende ik niet vergeten te hebben onder en bij die gene, waarvan ik la een vorige Note gefproken heb.  AAN DEN HEER BURKE. 79 voorgangers en leidsmannen geweest, en door alle eeuwen heen de waarheid der opmerking des dichters bevestigd Quicquid delkant Reges, phBuntur Achivi. Maar in deze als in alle andere gevallen , zullen de gedragingen en verrichtingen, die in ons eigen Vaderland plaats hebben gehad, overvloedige en genoegzaame opheldering aan deze mijne opmerkingen geven; en behoeve ïk geenzins het bloedig voetfpoor der Helden C*) en groote Mannen van vroegere dagen, of van andere Natiën en Volken te volgen , noch mijne lezers te wijzen op die menigte van Vorstelijke en Edele plunderaars, welkers verwoestingen de blaaderen vullen der oude en hedendaagfche gefchiedenisfen, cn de treurige chronijk der rampen van 't menschdom uitmaakt. Het zal meer als genoegzaam zijn, zoo als ik te recht reeds heb aangemerkt, het oog flegts te flaan op het register of den verdeelings-inhoud, van welk gefchiedverhaal van Engeland ook; ennauwlijks Zal men eên capittel onaangeroerd vinden, dat geen berigt of eenig verhaal geeft of van inwendige verwoestingen , of buitenlandfche twisten , door de heerschzugtige oogmerken der Vorsten en Edelen regelmaatig en gemeen, lijk berokkend. De (*) Van Alexander tot den Dollenman van Zweden, Is fteeds der Helden ftoet elkaêr in foort gelijk J Hun aller doel, ontbloot van reden, Gaf in hun leven elk daarvandegrootftebhjk: (ten Daar al hun roembeftond, dat zij in dwangzugt blaakEn 't gantfche Menschdom zich ten eeuwgen vijand maakten. Cp 0 * E-)  %o cooper's antwoord De twisten en oneenigheden (en in meest alle gevallen de bloedige en vernielende oorlogen) tusfchen Willem van Normandien en Haroid; tusfchen Hendrik de Jde en zijn broeder Ro« bert; tusfchen Stephan en Macilda; tusfchen Hendrik den Ilden en zijne Kinderen; tusfchen Ricnard'den i.ffpn en Prins Jan; tusfchen Koning Jan en den Franfchen Prins Lodewyk; tusfchen Richard den 2den enden Hertog van Lancaster , onder de regeering van Hendrik de 6ae en Edwardde 4de; tusfchen Eduar j den sden en den Hertog van Gloucester; tusfchen Richard den 3 Jen en den Graaf van Richmond; tusfchen Hendrik den 7 Jen en Lambert Simnel; tusfchen dezelfden Monarch en Perkin Warbeck; tus. fchen Maria en Lady Jane Grey; tusfchen JacÖbus den 2den en Monmoutb; tusfchen William den 3den,Georgeden iftenen 2denea de familie van Jacobusden 2den j fprooten alle voort uit betwistende vorderingen op en omdeMonarchij van Engeland, en komen ook alle neer/ op verfchillen en oneenigheden der Vorsten en Prinsfen onder eikanderen. Ziet hier! dusdanig zijn bij ons de vreedzaame gevolgen geweest van een erffelijke opvolging, zoo geroemd, door derzelver bezoldigde voorfpraa.ken. Maar de Naamlijst is hier nóg niet geëindigd ,wantditzijnde verfchillenderKoninglijke kampvechters onder malkanderen, bloot ten aanzien en om de Kroon Van Engeland. Geduurende de Regeeringen van Willem den iften, Willem Rufus, Stephan, Hendrik den 2 den • Rj_ chardden ilenjohan, Hendrik den 3jnen tegenswoordigen Majefteit tot den throon, ziindebuitenlandfcheoorlogen, waar in de Natie ingewikkeld is geworden, veelvuldig bloedig en kostbaar geweest. De aanleidende oorzaaken tot dezelve zijn, zoo na waarheid als beknopt, door cuthrie(*); in (*) OutrieGeograpifcheGrammatica,8vo.i73s-P- 2PSF 3  84. COOPER's ANTWOORD in eene Volksbegunstigende verzameling van Itukken, ten klaarften uitgedrukt, en offchoon de plaats tot en op een ander onderwerp betrekkelijk, en met een ander oogmerk, en wel door een' Monarchaalen fchrijver gefchreven is, zo zal ikegterdezelve,zondereenigen fchroom tot meerder opheldering van mijn tegenwoordige bewijsftelling bijbrengen. „Ten einde een begrijpbaar en duidelijk Inzigt '3, der Nationaale fchuld te, bekoomen, dient vooraf wel opgemerkt en ten grond gelegd j, te worden, dat wij, nadeRevolutie , toen „ onze nieuwe Betrelddngen met Europa ook een nieuw Systema van buitenlandfche Staatkunde voortbragt, niet alleen ter vesti„ ging van een nieuwRegeerings bcliuur, maar „ ook dat het voeren als eigen en voornaam „ deel nemende van langduurige oorlogen op „ het vaste land, tot zekerheid der Hollandfche „ Barrières , om de Franfche Monarchij te ,, vernederen ; het vast ftellen der Spaanfche fuccesfie; het onderfteunen van'r Huis van „ Oostenrijk; de handhaving der Vrijheden van het Duitfche Lichaam, en andereoog,, merken meer, de kosten der Natie tot zoo 3, een buitengewoonen trap vermeerderden, 3, dat men het niet raadzaam oordeelde, om 3, de kosten van ieder jaar in'tbijzonder, ook ieder jaar door nieuwe fchattingen te heffen, uit vreze dat de buitengewoone last 3, te zeer drukken en morringen mogte verwekken." —— Dit is in 't kort gezegd, dat onze voorvaders, na zoo veel als zij goed vonden van hun eigendom ter verfpilling in de.  AAN DEN HEER BURKE. 85 d ^ze Don Quichotfche ondernemingen te misfen, ook de Vrijheid namen, om de eigendommen van 't nagedagt te verfpillen. Echter naar de voorgaande getrouwe opgave der oogmerken van dsonderfcheide oorlogen, die wij federt de Revolutie gevoerd hebben. is het niet wel mooglijk te twijffelen, aan we» wij daarvoor verfchuldigdzijn. Deze véruitziende oogmerken en bedoelingen, kunnen alleen maar in de harsfens van een' Hollandfchen Stadhouder of van een' Duitfchen Keurvorst gebooren worden; want het Volk van Engeland aan zich zelve overgelaaten, zoude met in ftaat geweest zijn om te denken op zoodanige verre inzage, of te dwaas om ze te omhelzen of aan te nemen. Thands komende tot de tijd der Regeering van zijnen tegenwoordigenMajefteit, moetik mijne taal fchikken eninrigtenovereenkomftig en volgends de conftitutioneele wetten des lands, en van de oorlogen van dit tijdvak fpreken, als geenzins door den Monarch veroorzaakt , maar wel zulks aan den Minister toetelchrijven. De gefchiedfchrijvers der afgelopen tijden geen vreeze geftaadig voor oogen houdende der ex officio Informatien tegen de LibeUen, mogen de waarheid ongeftraft zeggen, en zich vrijheden ten opzigte van het publiek aanmatigen, waarvan de opmerker en ontleder der verrigtingen des tegenwoordigen tijds om de wille zijner eigen zaak zich zorgvuldig wagten en onthouden moet. Doch is in 't geval F 3  86 cooper's antwoord in dezen ook indedaad niets te vrezen. Zoq verre mogen wij gaan, om te verklaaren en te Hellen, dat Koningen die Ministers kiezen, insgelijks ook het een of ander bijzonder gevoelen koesteren, omtrent zodanige maatregelen, die klaarblijkelijk hunne eigen magt en Belangens betreffen, dat het noodwendig een fterke aanbeveling, tot het doen der keus van Ministers, zoo wel als voor het aanblijven in hunne posten en bedieningen moet zijn, dat derzelver gevoelens ftrooken met de gevoelens des Souvereins ; en dat, welke ook hun eigen gevoelens wezen mogen , zij gereedlijk het gevaar der openlijke verantwoording zullen waagen, om de maatrcgulen, welke de Monarch als individueel goed keurt, te helpen bevorderen. Indien nu zijn Majefteit het recht heeft, (zoo als hij het heeft) om zijne Ministers te kiezen, zoo zal hij zekerlijk in zijne keuze beftuurd worden door de eene of andere bewecg-oorzaak, en geen duidelijker en klaarer beweegoorzaak kan men immers aantoonen, dan een overeenftemming van gevoelen (*). Geduurende de verfchillen en de debatten over den Americaanfchen oorlog, verklaarde Lord geoege germain op zekeren tijd openlijk, en Lord north op een andere tijd vrij fterk bedektelijk, dat, alhoewel zij de Ministers van zijne Majefteit waaren, zij toch niet hunne eigen, maar de maatregulen des Monarch? op- (*) Et fapis, & mecum fentis, & Jove judicas jequq. 'i O R A T.  aan oen heer burke. 3? opvolgden. Een taal, waarlijk bij uitnemendheid inconftitutioneel, alhoewel en hoe anders dezelve ook indedaad waar en waarachtig kan zijn Had de Hr. burke een crimineel arrest verklaaring tegen deze Mannen uitgebragt, in plaats van tegen de Hr. hastings (en hij heeft Lord north even zoo grievendbeledigd als den Hr.hastings) zoude hij ten miniten den fchijn bewaard hebben van eenige beftendige gelijkheid. Maar thands is de Hr. burke de recht eerzaame vnend en coadjutor van den Edelen recht eerzaamen Lord met de blauwe ridderband, met wien hij enden Heer fox op zekeren tijd zich met in een ka-« mer dorst vertrouwen, zijnde een allerfchoonüc opheldering der Systematifche onbertendigheid, welke de zoo uitftekende trek in 't csracter van den Heer burke uitmaakt. De Americaanfche oorlog dan, die zwarte vlek op het carafter van de Natie , en welke de regeering van ceorge den derden als het fchandelijkfte tijdperk in de Bntfche Jaarboeken zal kenteekenen, word door mij verhandelt als een oorlog van den Minister. Een oorlog, duidelijk en zonneklaar begonnen, alleen met het oogmerk van amptsbefchikkingen en het vermeerderen van Inkomften; nietalleen regt ftrijdig tegen den geest der conftitutie, maar tegen de eenvouwigfte beginzels der burgerlijke vrijheid en ftaatkundige fchikkingen, ook kwaadaartighjk hierin bhj« vende volharden, en dit verzeilende met om. Handigheden van beraade en voorbedachte onmenselijkheid, voor en tot op dien tijd F 4 0J1'  88 C O O P E R1S ANTWOORD onbekend (*)! In den, als 't waare korten, maar droevigen tusfchentijd van zeven jaaren, wierden bijna één honderd en veertig millioenen ponden fterling verfpild (f), en ten minften één hondert en twintig duizend zielen (§) om. gebragt, ten einde aan de heifche driften der gierigheid, heersch-en wraakzugt te voldoen ! Ook dit is het nog niet alles, voegt hierbij, het wederzijdsch verlies, door de Engelichen en de Americaanen in hunnen koophandel en fchcepvaart geleden, en de fteeds grievende rampen, welke beide Natiën nog drukken, door den langen ftilftand der land-, akkerbou w,koophandelj en bevolking geleden. Dus heeft het in de raagt van eenige weinige menfchen door de Kroon verkoozen, en waarvan verfcheiden nog in leven, in 't wellustig genot van het loon der Ongerechtigheid geftaan, om den na? tuurlijken loop der toenemende verbeteringen in Groot-Brittanje en America tegen te gaan, en ten minften voor een halve eeuw te vei> tragen. Kan men zeggen dat deze zaaken en gebeurtenisfen niets gemeens met mijne bewijsreden hebben; dat de Americaanfche oorlog niet de oorlog des Konings, maar die der Mi- (*) Ik bedoele hiermede het middel, in 't werk gefield om de Indiaanen op te rokkenen, en de Americaanen te doen beoorlogen; als ook het genadig Manifest, waarbij de Americanen bedreigd wierden, met Aeuiterftenl des Oorlogs. i\) Het geldverlies of de kosten der Americanen hier pnder niet berekend. ($) Be Americanen berekenen hun verlies op 70,003 inan. Goïdon hist. v. 4. p. 104.  AAN DEN HEER BURKE. s9 Ministers was, ftaaikgereedlijktoe, dat voor zoo verre van den Koning als individueel gefprooken wordt, het mij niet voegt noch mijn zaak niet is te beflisfen, of in 't geheel, of wat voor aandeel, het zij dan rechtftreeks of heimelijk ten laste der Monarchaak form der Redering van dit land kan gebragt of aan 't zelve toegefchreven worden. Doch daar de optellingen der oorlogen van Groot-Brittanje niet volleedig zouden zijn geweest, zonder mede een gebeurtenisfe van die verbazende grootheid aan te merken, konde ik dezelve niet ftilzwijgende voorbij laaten flippen. De lezer maake de gevolgtrekkingen op uit de daadzaaken en gebeurtenisfen. Ik denke het de moeite bijna niet waardig te zijn, om over de beuzelingen van kwaad en de misflagen, geduurende het beftuur van den Heer pitt, met betrekking het articul der buitenlandfche oorlogen, lang uit te weiden. De koophandel van dit land is indedaad tot drie herhaalde reizen, op een baldaadige wijze geftremdgeworden; men heeft, zonder het minfte mededoogen, door geweldige maatregelen , door presfing van Matroozen, vloo» ten bemand, afgedankt, weêr bemand, om ze daadlijk in de haven wederom te ontflaan, en dit alles zonder aan eenig oogmerk van openlijke en wezenlijke nuttigheid te hebben beantwoord; een vermeerdering van eenige Millioenen (*) hebben den last der nationaale fchuld f+N Zoo omtrent tusfchen de 70 a 80 Millioenen, euduurende eene 8 jaarige vrede; want volgens het 11 de F 5 be*  c o 0 p e r's antwoceb fchuld maar vergroot, en het nationaal carac. ter is door onuitgevoerd gelaatene bedreigingen en ongeftrafte beledigingen voor 't oog van geheel Europa ontëerd geworden. Dit zijn de Lauwren, die de ons van den Hemel gefchonken Staatsdienaar geplukt heeft! Maar deze zijn als 't waare en bij vergelijkenis maar beuzelingen van kwaaien. En Jeugd en Onkunde en Laatdunkentheid aan het roer der Regeering geplaatst zijnde, mogen wij ons geluk dank wijten, dat het met ons en met onze zaaken nog niet erger is afgeloopen. Wij hebben listigheid voor verftand verkeerdelijk genomen , verwatenheid voor kunde en bekwaamheid , en hooge toonen voor kennis en ondervinding ■— geen ondeugden onderftelden wij in hem uit kragt van gebrek aan behoorlijke ouderdom, en Staatkundige eerlijkheid uit reden van openlijke betuigingen, en alle zijn wij door onze ligtgeloovigheid misleid geworden. De Heer pitt heeft de Natie verfchalkt, maar ik zal mij zeer bedriegen, indien hij in 't eind niet zich zelf verfchalkt. Dat berigt van de Commisfie tot de publijke fchuld, in 1784 ingeleverd, blijkt, dat LordwoRTii eene ongevestigde fchuld agterliet van iSi Millioen. De tegenwoordigs ongevestigde fchuld, kan weinig minder dan 15Millioenen zijn, zoodat het eene zoo wat het andere vervangt.' De Heer pitt heeft 9 Milloenen der publijke fchuld afgelost, doch daarentegen heeft hij de jaarlijkfche belastingen vergroot, als blijkt bij „ de verlof-cedullen ,, van heffing" met een fomma van e£ 2,663,000ponden fterling. Indien nu een annuiteit van 3 pto op dC 90 word gerekend, hoe veel bedraagt het capitaal om «e 2,663,050 Jaarlijkfche Intrest, afcelosfen?  aan den heer burke. q| Dat de oorlogen voornaamenlijk aan de bevoorrechte ordens zijn toe te fchrijven, kan alleen uit deze toedragt, indien er geen andere waaren om dit te ftaaven, volkomenhjk worden afgeleidt, doordien Europa aan hun de oorfprong van een staande lege rma c- t verfchuldigd is; zijnde dit begunstigend fystema eindelijk en ten laatften eeuwigduurend verknocht geworden aan de Monarchaale RegeSngen Wetijken Adel. De Koningen op die wijze de werktuigen der Heerschzugt altoos ter hunner befchikking hebbende, zijn maar veelal aan de aanhoudende verzoeking om van dezelve gebruik te maaken, bloot gefteld; en de droevige ondervinding heeft aan Europa te zeergeleerd, hoe dat een fchoone legermagt onder goede tugt, maar al te dikwerf de oorzaak van 't oorlog (•), welke anders nimmer plaats gehad zoude hebben , is ge- weest Het is niet te verwonderen, dat met e'-n lichaam van Menfchen, dat altoos bereid is, en welkers handel vegten is, waarvan de allerwerkzaamfte geesten als t waare branden naar;! gelegenheid , om zich in dit eerzaam beroep te doen uitmunten, de verzoeking, over 't algemeen genomen, bijna onweerftaanbaar is. Indien men deze daadzaak zoude willen lochenen, namen. lijk, / r*> Vermoedelijk hadden wü in Engeland het nimmer de moeite waardig geacht, om de magt van tipr-oo slin fn de Indiën te vernietigen, indien ons Leger en onze Militaire Gouverneurs aldaar, zulks niet voor ons hadden uitgedacht.  pa cooper's antwoord lijk, dat ftaande legers onderhouden worden ter zaake en om oorlog te voeren, zoo dra de gelegenheid gunstig is; en in tegendeel, dat men Hellen zoude willen, dat men ze alleen op de been houdt, met het oogmerk ter zelfverdediging, is de zaak des verfchils ook volledig ten mijnen voordeele beflist; want hier door bewijst men ten fterkften, dat de verzoeking, om hunne nabuuren aantevallen, bij de Monarchen zoo geweldig is , dat ieder een verpligt zij, om met verbazende kosten beftendig een legermagt in gereedheid te houden, om zich tegen de heerschzugt der overigen in zekerheid te Hellen. ; Daarenboven, de Adel zichontëerdachten, de door de gewoone en vreedzaame najaaging en voortzetting eener eerlijke werkzaamheid, en de Kanzei en de Balie ten minften een fchijn van ftudie, een veronderftelling van kunde, en een uiterlijk zedig gedrag vorderende; waar mede jonge lieden van hooge geboorte zich immers niet wel kunnen ophouden; zoo blijft 'er nauwlijks eenige toevlugt tegen de vermoeijing der luiheid en ledigheid voor de gunstelingen der eerstgeboqrenen of tegen de berooide verecniging der Hoogmoed en Armoede van derzelver flagtoffers overig, dan de Militaire Dienst, Geen wonder derhalve , dat de ftaat der Legers van alle en een ieder Mogenheid van Europa zo groot en op zoo een* goeden voet is gebragt; daar hij tot zulke nuttige eindens der bevoorrechte ordens, in welkers handen de Regeeringen van Europa ftaan, dienen moet; en daar bij zoo een  AAN DEN HEER BURKE» 93 een fterken fchakel van onderlinge betrekking tusfchen de Souverainen en hunnen Adel maakt. Hier te lande, waar men het Staatkundige altoos nog beter heeft begrepen, voor den tijd der Americaanfche en Franfche Revolutiën , dan zulks' door een eenig Natie der waereld gefchiedde, heeft het Volk altoos een te recht gegronde vrees voor ftaande Legermagten gekoesterd, en het welke, van Carel den iften tot op den tijd van Georgeden Hden toe; het onderwerp geftaadig van betwistingen tusfchen het Hof en 't Volk geweest is. Maar de bevoorrechte ordens hebben eindelijk een volkomen overwinning behaald, en de ftaat van oorlog van Groot - Brittanje is door de volftandige poogingen onzer Koningen en Ministers thandsgebragt, eningeftemd als een afgedaane zaak; offchoon het Volk nog geftreeld word met de parlementaire klugt van Jaarlijkfche voortduuring. Dat ftaande Legermagten^ zeer gevaarlijk zijn voor de rust en zekerheid van elk land, waar ze in wezen zijn en gehouden worden, blijkt ontegenfpreeklijk uit de afgeloopene daadzaaken en gebeurtenisfen, welke de gefchiedkunde, zoo oude als nieuwe, ons deswegens opleveren. Pifistratus te Athene, Tyndaridas te Sijracufa, Matho en Spendius te Carthago, bragten op die wijze verwarringen voort, en hun vaderland inflavernij. Te Rome was het Leger 't afwisfelend werktuig der Heerschzugt van Marius en Sylla , zoo mede van Ca?far en Pompejus. Augustus bewerkte, dat hij tot Landvoogd benoemd wierd van  94 c o O P e r's ANTWOORö Van alle die provinciën, waar ftaande Legers op de been gehouden wierden, uit vreze voor op' fland. Het overige der gefchiedenisfen des Romeinfchen Staat door, genomen zoo wel in het oosten en westen, vinden wij het rijk onophoudelijk met bloed als 't waare overllroomd, door het LegerendePrretoriaanfche Lijfwachten veroorzaakt, die naar goedvinden den geenen op den throon plaatfte en onttroonde wien zij wilden (*). Dat de lezer zich keere tot de hedendaagfche gefchiedenisfen, en de oorlogen nagaa der Florentijnen met de Hoogduitfche losbandige en afgedankte Legermagt; de verwoestingen en plunderingen der Spanjaards in de Nederlanden, de middelen door Gustavus voormaals en de laatst overleden Koning van Zweden in 1772 gebruikt, en in 't werk gefield, om dit land in en onder flavernij te brengen; waardoor Maurits zulks ook ondernam in Holland; waardoor de Franfchen geboeid en in burgerlijke kluisters zijn geflagen van Karei den VIL en LodewykXL tot op den huidigen dag hunner flaaking; om niet breder uit te wijden en te fpreken van onze hedendaagfche Pratoriaanlche Lijfwachten de Janitzaarên van het Turkfcbe Keizerrijk, en hij zal geen oogenblik over dit ftuk meer in twijffel ftaan; twijffelt hij nochtans , dat hij de gefchiedenisfen van Engeland nagaa, om 'er zich geheel en al van te ontdoen,als waarin hij een regelmatig fystematifche toe- (*) Van de 26 Keizers, zijn 'e; 16 vermoord of ons. ttoond.  AAN DEN HEER BURKE. 95 toeleg van de kant onzer Monarchen en hunne Ministers zal ontdekken, om fteeds een noodloos ftaande Legermagt in tijd van vrede op de been te houden, als het beste middel om hunne magt ftaande te houden, om voor hunne af handelingen te zorgen,en om hetVolk te verpletten. Het volgend korttafrecl der historie van ftaande Legerma^ten in ons vaderland, hetwelk ik ,met hulpe van t r e n c h a r d , uit de historiën des tijds te faam heb gefteld, vertrouw ik dat niet geheel ten onnuttefnoch ter opheldering van het tegenwoordig onderwerp vrugteloos zal zijn. Richard de twede fchijnt de eerfte geweest te zijn, die een vaste Militaire magt op de been heeft gebragt; hij wierf 400 Boogfchieters in de provintie van Chester, en hier mede omcingelde en overweldigde hij het Parlement; ook liet hij hun den vrijen teugel, om op den buit en ten kosten des Volks televen , en zag de roof, fchending, plundering, moord en alle buitenfporigheden, die zij van tijd tot tijd bedreven, oogluikend aan. Tot vergelding van deze diensten , verhief hij de provintie van Chester tot een Prinsdom: maar genoodzaakt zijnde een reize naar Ierland te doen, maakte het Volk zijn afwezenheidzich ten nutte om hem te ontthroonen. — Dedaarop vol» gende venchijning van een ftaande Legermagt was ren tijde van Hendrik de VII. die zeer te. en de zin der Natie een Lijfwacht Helbaardiers oorichtede en op de been hield. — In Engeland vierd geen nieuwe aanval van dien aart gedaan dan onder de Regeering van Karei den i^n, die, zoo het fchijnt, het voor-  9<5 COOPÏR'S ANTWOOO voorbeeld voor allerlei foor ten van Despotïsmus gegeven heeft. In Ierland wierd tocli beftendig, zelfs in vredenscijd, een Legertje op de been gehouden. Ten tijde van Eduard den IV. beliep dezelve op 200 mannen; en 1535 op 300; in 1543, op 380 mannen te paard en 160 voetknechten. Onder Maria op xooo; en wierden onder Elizabeth vermeerdert tot op 1500 en 2000, op welk getal het bleef tot op den 15de van Karei den ito. In het jaar 1627 verdeelde en legerde deze Koning zijn gantfche Legermagt, van Cadix terug komende, over geheel Engeland, dezelve inkwartierende tot in bijzondere huizen, zoo als zulks of met zijn belangens of met zijn wraaklust best fïrookte; bijzonderlijk belastte hij daar mede die geenen, die de betaaling der willekeurige heffing, om zijn Leger te onderhouden , weigerden. Maar de algemeene kreet en 't gefchreeuw des Volks, zoo ook het oorlog, waarin hij zich weldraa inwikkelde , voorkwam de voortduuring van dit kwaad. In 1628 deed hij ioco (Trenchard zegt 3000) Mannen Hoogduicfche Cavallerij overkomen, om ze allerweegs door geheel Engeland te inkwartieren, om zijne willekeurige maatregelen te handhaaven; „ en men „ moet bekennen" zegtHUME(*) , „dat de „ Koning het in zoo verre te recht begreep, „ van eindelijk en ten laatften tot de eenigfte „ werkdaadige en van wezenlijken dienst zijnde „ wijze en middelen te koomen, om zijne „ Pre- (*) Historie van Engeland, v. ö. p. 258.  aan den heer burkè. 97 5i Prarogativen te handhaven; maar ter gelijj, ker tijd diende hij ook verftandiglijk overwoj, gen te hebben, dat voor den tijd, en tot dat i, hij mee een genoegzaame militaire magt zou>. de voorzien zijn, alle zijne ondernemingen jj tegen den aangroeijenden geest der Natie in ,) 't eind vrugteloos en kwalijk moesten uitval. i-, len." De gemeentens deeden hem dit jaar vertoogen> over de onheilen die het land drukten j door het inlegeren der foldaaten en deijslelijke buitenfporigheden , waaraan zij zich ïchuldig maakten: om dit kwaad te heelen, wierden on» der dezelve door hem op eigengezag krijgswetten ingevoerdt. Hieruit ontftond een vertoogfchrifc van Recht, hetwelk dit jaar wierdt ingeleverd, klagende niet alleen over de bovengemelde onheilen, maar ook over de onwettige uitbreiding der Koninglijke Magt. Volgens trenchard(*J , is 't eerfte regelmaatig plan tot een ftaande Legermagt beraamd in't jaar 1629, bij hetwelk",, maar „ 3000 voetknechten in vaste foldij gevraagd wierden; om de ftoutheid der Parlementen „ te beteugelen ; om bet Parlement en de ,, Natie te verbaazen, om de edicten in wet,, ten te verkeeren; om het Volk overtollige lasten en fchattingen optedringen; kortom, om de geheele form van deze onze edele 3, Engelfche Regeering omtekeeren. Hij, die lust heeft om dit gevaarlijk Ontwerp te 5, overzien en nategaan, in rushworth s> Ap- (*) Bewijsgronden tegen ftaande Legermagten, irda ieeh G  98 c o o p e r's antwoord „ Appendix, p. 12, ook wat hij verder hier „ van zegt in zijn Historie, zal voldoende en „ genoegzaame ftoffe en bewijzen vinden." In Ierland vermeerderde Lord strafford grootelijks de ftaande Legermagt, en waaren de Schotten kar el niet voorgekomen , zoude men 9000 Ieren van daar naar Engeland gezonden hebben: en een der befchuldigingen tegen strafford ingebragt, was zijne Raadgeving aan Karei, om Engeland door middel van de ftaande Legermagt uit Ierland*, te onder te brengen; want de verftandige en welberaade patriotten van dien tijd verkoozen geenzins den Koning een vaste en ftaande Militaire magt in Engeland aantevertrouwen. Deze kundige en bekwaame Staatsdienaar eenes despotieken Souvereins, zag te zeer het nuttig gebruik van een ftaande Legermagt in , en gat' zijn verlangen te kennen, om hetzelve ook op een' vasten voet of ftaat van oorlog in Engeland te brengen, als blijkt uit zijne Brieven, v. 2. p. 60. In 1641 verklaarde het parlement zich tegen de aangemaatigde magt, om , onder wat voor voorwendzel en voor wat voor dienst ook, op eigener gezag Volk te werven, ingevolge uitgevaardigdecommisfien des Konings, om 2000 man te voet en 203 man te paard voor zijne lijfwacht in Chester te ligten. Karel deed hierop het voorftel, om 10000 man vrijwilligers voor den dienst in Ierland aan te werven Het Parlement echter zag het ontwerp te zeer door, en wierdt volftrektlijk afgeweezen. In 1642, omreden en ter oorzaak der klagten des Konings tegen vijf  aan den heer burxe.7 'r"c)j Vijf Leden van het Muis der Gemeentens * kwam hij, verzeld van 300 gewapende Lijfwachten, hetzelve bezetten; maar dit onffcaatIcundig gedrag diende tot niets anders, dan orri het Volk tegen hem meer en mee,r te verbitteren, en de Burger-oorlog, welke dit jaar uitbrak , maakte Legermagten wederzijdsch noodzaaklijk. Niettegenftaande alle de voorbeelden en bewijzen van eigendunkelijke en willekeurige magt des Monarchs, behield hij echter (zoo als hume aanmerkt) verre de groote Meerderheid in 't Huis der Edelen, zelfs na dat men 'er de Bisfchoppen had uitgejaagd. De Koning krijgsgevangen gemaakt zijnde, gevoelde het Leger weldraa zijn magt en waarde, en begon het Parlement, dat het oogmerk had (zoo als braave patriotten voegt) om een goed gedeelte der troepen aftedanken , de wet voor te fchrijven. Deze derhalven zich de perfoon des Konings meester gemaakt hebbende, marcheerde op tegen het Parlement, gaven het een nieuwe form en gedaante naar Welgevallen, en ftelde een wetgeving aan naar zijn eigen zin en keuze. Deze geweldaadige maatregelen wierden het volgende jaar andermaal hervat, tot dat eindelijk in 1653 cromwell, dien het Leger als 't waare van de hand vloog, het Parlement geheel vernietigde, en zich van de ïlegeering meester maakte. Het gewoonlijk fystema van despotieke Heerfchers op het fpoor volgende, verdeelde hij het rijk in zoo veel gelijke militaire Rechtsgebieden. Bij de opvolging van zijn zoon Ga Ri-  ico cooper's antwoord richard, wierd een ander Parlementte faam geroepen; dat insgelijks door het Leger ontflagen wierd, en dat niet rustte, voor dat zij den niéuwen-Protector hadden afgezet. Het langduurende Parlement wierdt door de Militaire magt weder in derzelver plaatfen en bediening aangefteld, doch de Militaire, monk toevallende, riepen en plaatften Koning Karel den ILden op den throon. Deze verftandige Monarch kende te zeer de nuttigheid eener ftaande Legermagt voor het willekeurig gezag, en had dus bij uitftekgaarne de troepen, dié hem op den throon geplaatst hadden, op de been gehouden. Doch clarendon echter, zonder deze zijne algcmee» ne gronden tegen te fpreken , deed den Koning begrijpen, dac een leger, zoodanig gewoon zich met zaaken van 'slands^ Regeeringen te bemoeijen , geheel niet tot zijn oogmerken zoude dienen. De Koning ftemde dit volmaaktlijk toe, en het Leger wierdt afgedankt, uitgezonderd 4000 voetknegten en 1 ooo ruiters, het eerfte regelmaatig ftaande Leger hier te lande. Karei was ook van gedachten om de Forten en Sterktens, doorcromwel opgerigt, onder het gemeen voorgeven om 't Volk in dwang te houden, tebewaaren; maar Lord lauderdale (Anno 1660) bragt hem onder het oog, dat crom wel dezelve had laaten oprigten wegens de Koningsgezindheid der Schotten, en dat de tijd ftond „ te „ koomen, dat waarfchijnlijk de Koning, in „ plaats van Engelsch garnilben in Schotland, „ blijde zou zijn om Schotfche garnifoenen in „ En-  aan den heer. burke. lol Engeland te hebben; die, op Engelfche „ foïdïj gefteld, zeer gaarne den oproerigen geest van die rijke en vermogende Natie „ onder dwang zouden houden; en dat een „ Volk, als de Schotten , hetwelk, door „ eenige weinige Edelen geregeerd word, 5, gemakkelijker tot onderdaanigheid onder „ een Monarch kon gebragt worden dan „ een Volk als de Engelfche, het geen niet „ dan een geest van Democratifche gelijkheid ademde." (Hume, v. 6. p. 365) Dezeraad eens hovelings waardig, wierd overeenkomftig opgevolgd; en ingevolge van dien , bewerkte eenigen tijd hier na lauderdale en middl et on een acïe, waarbij de Schotten zich verbonden, om 20,000 voetknegten en even zoo veel Ruiterij aan te wervt-n, om in 't gebied van zijn Majefteit te dienen, waar hij zulks zoude goed vinden. Het geld, aan den Koning, door het Parlement , ter voortzetting des Hollandfchen oorlogs toegedaan, door hem, terbetaalin^ zijner fchulden gebruikt en aan zijne vermaaken verfpild wordende, had zulks tengevolge , dat de ruiter den Theems opzeilde, eenige fchepen te Chatham verbrandde , Portsmouth , Plijmouth en Harwich bedreigde. De Koning deed zijn voordeel en maakte gebruik van deze algemeene fchrik en verbaazing, geenzins om een vloot uit te rusten, maar om een Leger van 12000 mannen op den been te brengen. Het Parlement wierd opgeroepen, in hoop, dat ze wegens de algemeene verflagenheid de genomene maatregelen zouden goedkeuren •— G 3 zo  io2 c o o p e r's a n t w o o r n ze kwamen te faam; —•— en de eenige zaak, waarover bij de Gemeente wierd geraadpleegt en overwogen, was een vertoogfchrift aan den Koning, om het Leger uit een te doen gaan en aftedanken. Het Hof dacht best in dezen eenigzins toetegeven, deed het Parlement op nader byeenroeping fcheiden tot den volgen-s den winter. De vrede wierdt fpoedig te Breda getekend, in Julij 1667. Karel was echter te zeer overtuigd, dat hij met een Leger beter naar zijn zin en wilkonderegeeren, dan met een Parlement, hoe anders getrouw en Koningsgezind de geest der Natie ook mogt wezen; overeenkomftig hetzelve moest dus een voorwendzel gezocht worden, dat dan ook in 1670 vereend metFrankrijk gevonden,en Holland op nieuws den oorlog aangedaan wierdt. DeKoning de vertoogen van het Parlement vrezende, Helde de byeenkomst des Parlcmcnts al van tijd tot tijd uit, en zoo als hume opmerkt, dat „ Ieder flap, die hij in deze zaak deed, „ aan ieder Man van doorzigt een bewijs op3, leverde, dat het oorlog meer tegen de Re„ ligie en Vrijheden van zijn eige onderdaa* „ nen, dan wel tegen de Hollanders gefchikt ,, en ingericht was." De Koning had inmiddels al van tijd tot tijd zijn Lijfwacht tot omr trend 5000 mannen vermeerderd; en diende deze oorlog , ten voorwendzel om een Leger van 12000 man , onder den Oeneraal Schomberg, op de been te brengen, met het geld, door de Gemeentens ter afbetaaling van bet voorige Leger, en ten algemeene zaakö gp oogmerken van Regeering hem toegeftaan. Dit  aan den heer burke. IO3 Dit Leger onder Schomberg , in plaats tan overgefchikt te worden , om zich te vereenigen met zijne Geallieerden deFranfchen (met welke hij 1670 een Alliantie hadgeflooten, waarbij aan hem cC 200000 fterling 'sJaarlijks wierdt toegeftaan, benevens 6000 mannen onderftands troeppen, ingeval van eenigen wederftand in 't rijk) liet hij bij Blackheath(*) te famen trekken , en fteunende op de hulp des Franfchen Konings, waagde hij het om een hoogen toon tegen het Parlement aan te nemen. Maar naauwelijks was 'er de vredebreuk, of zijn moed verliet hem; en zijne Pairs (hetHoogerhuis) rieden hem, om in den wensch en de begeerte zijner Gemeentens inteftemmen. Shaftesbury, zelfs die de willekeurige inzigten des Monarchs had aangevuurd, verliet hem op dit oogenblik, en openbaarde de oogmerken van hem ook aan de hoofden der Gemeentens. Onder andere vertoogfehriften aan hem ingeleverd, dringen zij op nieuws ter afdanking zijner troepen, zoo dra den oorlog zoude geëindigd zijn; kakel niet van meening zijnde dit verzoek intewilligen, gaf p,en dubbelzinnig antwoord; maar zijn armoedige toeftand, en geenzins zijne goede wille, deed hem eindelijk hierin toeftemmen, want zijne troepen dankten zich zei ven af door gebrek aan betaaling. Spoedig hierop (Febr. 1674) wierdt de vrede met de Hollanders gellooten, maar ftrijdig met de gemaakte overeen- (*) Een Heide in de nabuurfchap van London, even als Waasdorp bij 'sHage vmt. G 4  ïoa cooper's antwoord eenkomst, hieldt Karei beftendig io,ooq man in Franfche dienst, om, des noodig, tegen zijn eigen onderdaanen te dienen. Het Parlement kwam nimmer te faam, zonder fteeds vernieuwde en aanhoudende klagten over zoodanig gedrag, en Helde geftadig vertogen op, tot het te huis roepen en afdanken der troepen; het geen men langen tijd ontdook door herhaalde verfchuivingcn van derzelver famenkomst. Eindelijk vaardigde de Koning een Proclamatie ten dien einde uit, dochwelr ke hij onderhands op allerlei wijze zoo veei mooglijk tegenwerkte. Ter zeiver tijd omtrent, en na dat de Koning van de zijde van Engeland de vrede had gemaakt, boodt hij ook zijne bemiddeling aan tusfchen de Franichen en de Geallieerden, en met Sir william temple raadplegende, is het gevoelen van dezen bij die gelegenheid zeer aanmerkingswaardig „ Hij verklaarde zijn Majefteit" zegt hume, v. 8. p. 7. „ongeveinsd hoe ten uiterften bezwaarlijk, zoo niet onmooglijk, hij het vinden zoude, om in Engeland '„ hetzelve fystema van Regeering en Religie, „ even als in Frankrijk gevestigd was, intevoeren ; dat de algemeene aarc en gefchikt? heid der Natie tegens beiden aandruisten.—• Dat in Frankrijk alle omftandigheden, als 't waare, famen geloopen, en tot het „ vestigen van dit fystema van Regeering ingerigt waren , zoo mede tot derzelver „ handhaaving en onderfteuning: dat de Bur33 ëerij (de Gemeente) algemeen genomen, arm s, en moedeloos, en als een niets gerekend wierd; 33 den  AAN DEN HEER BURKE. 105 ' de Adel, ingenomen door "het vooruitzigt „ of door het bezit van een onnoemelijk getal van, „ ampten en bedieningen, zoo in 't burgerlijke als in H krijgswezen , was geheel en al het 3, Hof toegedaan en aan hetzelve verpand; en t, de Geestelijken, al mede door dezelve beweeg-. oorzaaken verbonden, drukten het zegel der „ Religie op de beginzels der burgerlijke policij." Deze, en zoodaanig waaren de opmerkingen van dezen vroeden Staatsman, en des Lezers ernftige en nadriikkelijkfte overweging dubbeld waardig (*> In de maand Januarij 1678, wierdt, na eenige en onderfcheidene uitftehen, het Parlement bijeen geroepen, het kwam te faam, en de Gemeentens Hemden toe ter onderfteuning van een oorlog tegen Frankrijk; onder anderen- gaven zij hunne toeflemming tot een Leger van 30,000 man ; maar groote zwarigheden wierden weldra uit dit leger gebooren, en 't zelve door het huis gewantrouwd, op vermoeden van meer tegen Engeland dan tegen Frankrijk tezijningerigt, ook waaren hunne vermoedens niet ongegrond; want alhoewel binnen weinig weeken tusfchen de (*) In 1675 wierdt het voorftel gedaan, en in omviage gebragt in het Hoogerhuis, om den eed van zuivering door alle de Leden van het Parlement&c. te laaten doen, (trekkende ter begunstiging van een volftrekte en lijdende gehoorzaamheid en onderdaanigheid aan den Koning en glle die onder hem in Magt waaren aangefteldt. — 'n 't begin vau 1677 wierden de Gemeentens voor het eerst regelmatig verdeelt in een Hof en in een Oppofitiepartij; het was Lord Clifford die het eerfte geregelde fystema van kuiperij en omkooping begon, om de Magt van het Hof te vergrooten.  io6 cooper's antwoord de 20 830 duizend man waaren aangeworven} zond men naauweiijks 3000 over naar Vlaanderen, onder het bevel van den Hertog van monmouth; en kwamen hier bij de nog onafgedankte Regimenten nu daartoe uit Frankrijk opontboden. Het Parlement in 't midden van dezen zomer weder te faamen koomende , waren de gemeentens te recht en met grond verbitterd over dit verraaderlijk gedrag, en na» men het befluit dat alle troepen, geworven ingevolge dat van den 29 September 1677, zouden worden afgedankt; de Koning nam de Edelen in den arm, om de Gemeentens in flaap te wiegen en te overreeden om het Leger , toen fterk omtrend 24000 man , in dienst te blijven houden , maar zonder eenige vrucht. Het Parlement, kwam weder te faam in November, en de Gemeentens vindende dat 'er 57 Brevetten aan Pausgezinden ter werving van troepen waren gegeven, tegengetekend J. Williamfon, zonden zij Williamfan hier over, als mede over het zeggen, dat de Koning het recht had om Gardes te houden als hij ze betaalen kon, naar den Towr. Zij gaven hunne toeftemming, of wel befloten tot een zekere fomme voor de kosten ter afbetaaling en afdanking van het Leger; en dewijl de Koning reeds een voorige fomme, hier voor en ten zelve einde gefchikt, tot het tegendeel en om het Leger in dienst te houden had gebruikt, beitelden en gaven zij nu de ordre, dat de afbetaaling aan hunne kamer te London, en niet bij de Threforie zoude gefchieden. De Edelen ziende hunnen Monarch in zijne bedoelingen  aan den heer burke. i©7 gen te loor gefield, wendden bekommeringen voor en zogten met de Gemeentens te twisten. De Gemeentens hielden, als 't waare, voet bij ftuk, kiaagden op het zeerst over de nog in dienst zijnde krijgsmagt in Frankrijk , en namen het befluit „ dat het in dienst houden van eenige andere ftaande krijgsmagt „ onder deez'Natie, buiten de Land-Militie, „ geheel onwettig was, en alleenlijk ftrekte ,, tot grieving en kwelling des Volks." De Koning zond hierop ook geen recruten meer naar Frankrijk, maar liet de Regimenten zoo van tijd tot tijd uitfterven. Maar de grond van dit alles was voornamenlijk zijne misnoegd» heid tegen het Franfche Hof, want volgens Sir william temple, toen hij in 1678 in een bijzonder verdrag zocht te treden met Frankrijk, bepaalde hem de Franfche Koning tot het houden van maar 8000 man troepen in Engeland, en niet meer; waarop ka ree dus uitvoer „komen alle zijne beloften, die „ hij mij gedaan heeft om mij volftrekt mees- ter over mijn onderdaanen te maaken, hier ,, op uit ? of denkt hij dat iets van dien aart kan gedaan worden met 8ooo man?" Op 't eind van 1678, wierdt het langduurig (of bezoldigd) Parlement vernietigd. In 't jaar 1679 wierdt een ander Parlement te faam geroepen, waarvan de Gemeentens een befluit uitbragten, en de ftaande Legermagt, en de Garde des Konings beiden als onwettig verklaarden. „ Een nieuwe eisch en vordering," zegt hume, „ maar noodzaakelijk ter beeter a, en volkoomener vestiging der Vrijheid, en „ van  Io8 rdOPU's ANTWOORD van een gevestigde bepaalde Conftitutie." (v. 8. p. 106.) Hu me (bekend zijnde als Monarchaale fchrijver, haale ik aan zoo menigmaal ik kan ) noemt op een andere plaats „ de Krjjgsmagt een doodlijke kwaal in 't Britsch Regeeringswezen, waar het onvermijdlijk „ eens aan fterven moet." Na dit, wierden nog drie andere Parlementen, onmiddelijk het een het andere opvolgende , ontflagen, als nier gelchikt of ten öogmerke (*) des Konings willende dienen: en geduurende de laatfte drie Jaaren zijner regeering, befchikte hij zonder hetzelve. Geen onderftand in gelden van de Gemeentens kunnende bekomen tot betaaling van hetgarnifoen en onderhoud van de fterkte van Tanger, wierd hetzelve geflegt, en het garnifoen naar Engeland overgevoerd, waardoor de Armee in 1683- 4tot 8482 gemeenen wierdtgebragt, behalven de officieren. In Ierlandiwlerd de ftaat desoorlogs vermeerderd, en tot op 7700 mangebragt. Kort na de komst van jacobüs óp den troon, maakte de Hertog van m o n» mouth aanfpraak en vordering op de kroon, maar de 6 a 7000 man ongeregelde troepen onder zijn bevel, wierden door 3000 man verflagen; ja co bus, die nimmer het geliefd. (*") De Edelen, als naar gewoonte, waaren de vrien.' den en de Monarchij ten fterkften toegedaan; dus wierdt de Bill van uitfluiting, welke bij de Gemeentens met een groote meerderheid was doorgegaan, bij de Edelen door een meerderheid van tweederde (63 tegen 32) verworpen. Alle Protestante Riskhoppen, uitgenomen drie, ftemden tegen dezelve.  AAN DEN HEER BURKE. IOQ liefdkoosd plan zijner voorgangers uit het oog verloor, nam deze gelegenheid waar, om dit ten zijne nutte te doen dienen, en vermeerderde zijne Armee tot op 15000 man, daarbij aan het Parlement verklaarende. (dat in 1685 (*) was te faam geroepen"') dat, over 't algemeen genomen . de Land-Militie van geen dienst en geheel nutteloos was. De Gemeentens, hoe ootmoedig ook vertoogende, waaren toch van gedachten, dat, daar het Rijk tot heden wel zonder hulp van een ftaande Legermagt was verdeedigd geworden, zulks verder kon gefchieden; en dat, zoo de Land-Militie van geen nut was, zij dezelve wel van nut en dienst zouden maaken, en vaardigden onmiddelijk een bill uit om hier aan te beantwoorden. In weerwil hiervan deed jACOBUsde bijeenkomst van het Parlement fcheidden, en, geduurende zijn geheele regeering, geen ander famen roepen. Tot dat in zijn laatften tijd de ftaande Legermagt tot 20000 in Engeland, en tot 8700in Ierland was aangegroeid, Toen het Conventie-Parlement onder Koning william te famen kwam. verklaarde hetzelve, dat „ het houden van een ftaande ,, Armee, in tijd van vrede, zonder toeftem- ming van 't Parlement, ftrijdig en tegen de 9, wetten was." Geduurende de gantfche re- gee- (*) Dit Jaar en dit Parlement was zonderling aanmerkingswaardig, wegens tegenkantingen tegen' de Maatregelen van het Hof, die in het Hoogerbuis begonnen, en door een Bisfchop.' (de Bisfchop van London) het eerst wierden voorgefteld.  liö cooper's antwoord geering van william, was echter hier over een onophoudelijke ftrijd tusfchen hem cn zijne Gemeentens; en toen zij hem in 1698 eindelijk noodzaakten zijne troepen aftedanken, klaagde hij bitterlijk over mishandeling, en dreigde zelfs van den troon afftand te zullen doen. En wannser hij zijne toeftemming tot de Bill hiertoe dienende , geven moest (welke bij de Gemeentens met 185 tegen 148, onder welke 116 amptenaaren zich bevonden , was genomen) kon de Koning niet nalaaten, zijn gramfchap bij die gelegenheid te toonen. Welftaanshalven, en oogenfchijnelijk naar deze maatregelen zich fchikkcr.u.:, :. , '. Volk afgedankt, maar de Offkicrtn in Hemt g liouden. Dit aanvuurende en o;x r ij!: b: van den kant des Monarchs, was ccaccr gees zins voldoenend aan het Volk; w i ii om daadlijk eenige Regimenten geheel werden a£ gedankt, en de overige naarlerland gezonden, om, als de gelegenheid gunstiger z m.!.: zij 1, gereed en bij de hand te wezen. Mur ook dit beftek wierdt doorgezien; cn de Gemeentens vorderden een Lijst der afgedankte troepen , dat william toezeide te doen , zoo dra als hij gevoeglijk en met mooglijkheid konde, en een maand hierna was reeds het Parlement vernietigd en uit een gefcheiden. De Koning ontbood hierop andere vreemde Regimenten, die hij alle in Ierland op de been hielde. En waarlijk , deze Roemrijke Ver losfer , zoo als men gewoon was hem te noemen, was niet veel beter dan een Dwingland en Verraader, Ziet zijn brief aan Lord galway wegens de Ar-  AAN DEN HEER BURKE. UI Armee, gedagtekend Kingfton, 27 Jan. 1698' (Ralpjïs vervolg op Guthrie, v. 2. p. i-o8.) Deze Monarch, als Ralphte recht opmerkt, (v. 2. p. 760) „ In zijn verklaaring als Prins „ van Orange, daar hij de genegenheid en het „ vertrouwen van het Volk inroept, wendde „ voor , dat zijn groot oogmerk was , om ,, hunne Vrijheid zoodanig te vestigen, dat 'er geen gevaar om wederom in flavernij te „ vallen, zoude overblijven: en dat, zoo „ dra dit gefchied was, hij alsdan daadlijk alle zijne vreemde Krijsmagt zoude terug „ zenden. Met dit alles twistede hij thands (1697") niet alleen over een ftaande Krijgs* „ magt, welke geenzins ftrookte met de ze„ kerheid dier Vrijheden , maar over het vermengen en onderdeken van Vreemdelin,, gen, het geen den argwaan, welke reeds door een verfcheidenheid van oorzaaken en „ omftandigheden bij het publiek had grond ,, gevat, buiten maate en hoe langer hoe meer „ aanzettede. Want van deze Vreemdelingen had „ hij een corps te paard, beftaande uit 220 „ man, en een Regiment Lijfgardes, beftaan- de uit vier Bataillons of 2670 man. Die waaren Hollanders. Insgelijks had hij nog „ een Schotsen Regiment van 1656 man. „ Twee Regimenten Dragonders, bedragende „ 1400 mm, en drie Regimenten voetvolk, „ meestal beftaande uit Franfche vlugtelingen, die alle hun Hoop en Vertrouwen in hem „ ftelden, en die met een weinig hooffche ,, omzigtigheid in 't vervolg van tijd, voor foortgelijke Pratoriaanjche Lijf bende zou- „ den  112 c o o f e r's antwoord „ den aangebragC worden en dienen kun,; nen, als die voormaals de fnoodfte oogmer„ ken der fnoodfte Romeinfehe dwingelanden „ fchraagden; of even als de Tarkfche Jamt„ zaaren, die geen eigendommen dan hun „ zwaard bezitten , noch vrienden, noch „ maagfchap, noch betrekking op eenig fter„ veling hebben, dan op hunne officieren, „ die hun den dienstleeren, en zijn Hoogheid „ het hoofd dat hun betaaldenhet bevel over „ hun heeft." In den Brief hier boven aangehaald (aan Lord g al w a y) ftelt w i l l i a m voor, om heimelijk 18 Bataillons Voetvolk* S Regimenten volk te Paard en 5 Regimenten Dragonders naar Ierland te zenden* In de eerst volgende zitting deed hij herhaalde poogingen om zijne Hollandfche gardes bij zich te behouden, en de Hofpartij fpande hunne uiterfte kragten bij de Gemeentens in, doch zonder bijval, want het Huis ftelde over dit onderwerp vertoogen op aan den Souverein ; waarbij zij hem aan zijne herhaalde gedaane beloften herinnerde en verzochten oni dezelve hun affcheid te geven; waarin de Koning niet dan met tegenzin bewilligde. Op die wijze eindigde de onderfcheidene verfchillen en twisten tusfchen william en het Huis der Gemeentens wegens een ftaande krijgsmagt, de laatlte bedektelijkin (1698-9) komende tot een overeenkomst èn bewilliging tot 6000 man Voetknegten en 4000 te paard en Dragonders , als waartoe het bedraagde eC 350,000 fterling toegeftaan, op berekend wierdt, en zulks in plaats van 17656,11^ Infan-  aan den heer burke. "3 fanterij en 6876 man Cavallerij', waaruit de Engelfche Legermagt thands beftondt. De Koning voegde evenwel hier bij nog 3000 Mariniers, onder voorgeven dat dit geen Mi. litairen waren. Geduurende de regeering van Koningin anna, tot op de vrede van Utrecht, bevond zich de Natie in geduurige oorlogen op het vaste land ingewikkeld, om redenen reeds gemeld; de ftaande Legermagt beftond in 't rijk toen op 9 a 10000 man , na den vrede in 1713 werdt dezelve vermeerdert tot op omtrend 12,000 man (de invalides hier onder gerekent). Onder de regeering van george den iften, geduurende de rebellie in 1716, wierd de ftaat van oorlog vermeerderd en gebragt tot op 32,000 man, waar tegen de Minderheid der Edelen een Protest inleverde. Ter demping van dezen opftand, wierd die befaamde (onliefst infaame) zevenjaarige Bill(*) voor. gedragen, beflooten en vastgefteld. In 171? was de Armee 16,347 man fterk, (waarfchijnelijk buiten de Invalides, want walpole voer dit jaar geweldig uit tegen het gevaar van een ftaande Legermagt van 18,000 man. In 1718 was hij een heftige tegenkanter tegen de Militaire Rechtbank of hoogen Krijgsraad) In 1721 en 1722 protesteerde men op nieuw - te- (*) Voormaals was de duuring der Parlementen in Engeland maar voor drie jaaren, na welken tijd de Kening verpligt was een nieuw Parlement te faam te do3 2 239 ?2 — onder gerekend. J Bedraag der vre-) dens ftaat voor* 45937,274 — het vervolg J Zoo dat onze Vredens ftaat (ftaat van Jaarlijkfche kosten) zedert de Regeering van Koning william, meer dan drie millioenen ponden sterling'sJAaRLIJKS! vergroot is geworden, tot welke hoogte het in 't vervolg loopen zal. is God bekend • De kosten of het bedraag der onderfcheiden oorlogen zedert de Revolutie, hier onder begrepen de onderftandgelden of de Jaarlijkfche be- (*) Historie der publieke inkomften, 4to. v. 2. p. 98.  aan den heer burke. 117 belastingen bij de opgenomene gelden gerekend bedraagen, en geevt hij aldus op (*): Onkosten desoorlogs. geduurende de Regeering van Willem III. ^30,447-382 — Koningin Anna : 43i36°>'-°3 — George I. . : 6,048,267 — Onkosten des oorlogs, begonnen Anno 1739 • : 46,418,689 — Ditto des oorlogs , begonnen Anno 1756 . : 111,271,996 — Ditto des Americaanfchen oorlog . . : 1395I7I3S7Ö — Ditto der laatfte toerus. tjngen , . : 3i*->3%5-^377»°29)598 — Dat de Lezer hierbij ccn weinig ftilleftaa, en eens die verbazende fomme nadenke ; ook daarbij nog voege de niet geacht nog geteld wordende doch onberekenbaare fchadens en nadeelen, welke deze oorlogen aan den Akker- en Landbouw , Manufacturen, Zeevaart, Koophan- del, Bevolking, hebben toegebragt. Dat hij nagaa en overwege, wat en in welken toeftand de Natie konde geweest zijn, en hij maake zelf de gevolgtrekkingen. Vande 15000 man, in vollen vredenstijd in Groot-BritCanje op die wijze op de been gehouden , waar is de noodzaakelijkheid tot één eenig enkel man? f*) Historie der publieke inkomften, 4to. v. 2. p.90. H 3  il8 cooper's antwoord man? Indien onze Zeemagt was zoo als zewezen moest, konde 'er geen inval van buiten plaats hebben. Indien de Regeering was zoo als ze zijn moest, was 'er geen opHand van binnen te duchten. En heeft zijn Majefteit gardes noodig, waarom niet, even als zijne voorzaaten, het gantfche Volk befchouwd als zijne Lijfwachten? Toen de Hertog van alencon naar Engeland overftak en het Hof van Koningin elizabet bezocht, flond hij verwonderd over de praal en luister van dit Hof en het gedrag en wijze haarer Regeering, en vroeg „ maar waar zijn „ haare Majefteits Gardes ? Deze vraag beantwoordde zij eenige dagen laater, wanneer zij met hem in haar koets door de ftad rijdende, door de menigtens bij aanhoudendheid wierd toegejuicht, „ Mijnheer, zeide zij,zie tl daar mijne Gardes." Geduurende de Regeering van Koning william , toen de magt des Franfchen Konings op zijn flerkfie was, toen l o de w y k de XIV. de heerschzugtigfte Monarch van Europa, een Leger van 450000 mannen op de been hield, en wel verre van vriendelijk tegen GrootBrittanje te zijn, den Monarch op den throon even zoo zeer haatede als de Natie zelf, waren 10,000 man het hoogst dat het Parlement ter befcherming nodig oordeelde; en waare het niet geweest om aan de volhardende poogingen des Konings, om een Militair fystema in tijd van vrede optevolgen, een einde te maaken, zouden zij de helft voor genoegzaam ge-  AAN DEN HEER BURKE. IIQ geoordeeld hebben. En thands, daar wij in vrede met de geheele waereld leven (*), thands daar dë eenigfte Magt, die oorzaak geven of ten voorgeven voor een ftaande Legermagt dienen kan, alle redenen en voorgaande voorwendzels van hunnen kant weggenomen en opgeruimd hebben, moeten wij echter nog 18ooo foldaaten in Groot-Brittanje op de been houden ! Het Volk, het bezwaarde en belaste Volk, heeft recht te vraagen, en te weten waarvoor zulks zij? en het is te hoopen dat men zorgen zal dat zij dit weten. Indien wij dierhalven, noch voor buitenlandfche , noch binnenlandfche vijanden iets te vrezen hebben , .waartoe moet dan een zwerm en drom van Krijgsknechten het land afloopen? en waarom die edele en conftitutioneele verdeediging, ik meen de nationaale Land-Militie , tot zoo een' trap verlaagd, en zoodanig verwaarloosd. Of is het om dat de Krijgsmagt fde Armee) een afzonderlijk lichaam, afgefcheiden van het Volk, uitmakt , dat het een bijzonder belang en Esprit di Corps heeft, en blindelings dienstbaar en onderdaanig is aan derzelver Leidsmannen en Opperhoofden? terwijl misfchien de LandMlitie, die een gedeelte der Natie uitms.akt, gevoelt, dat ze zoo wel Burgers als Krijgs» lieden zijn, en niet wel verkeerd kunnen worden tot en in werktuigen der willekeurige Magt? (*) Dit werk is gefchreven voor de Oorlogs Declaratie lufchen den Koning van Engeland en het Franfche Rijk. V E R T. H 4  120 cooper's antwoord Magt? Zekerlijk, het fystema datmenthands opvolgt, geeft gelegenheid tot het doen dier vraagen en tot deze vermoedens Maar de kosten van eenen Militairen ftaat iswel verre van de eenigfte zwarigheid te zijn, die zich tegen dezelve opdoet; en al eens toegegeven, dat ze geen oorzaak zijn of tot die overhellende neigingen geen gelegenheid geven noch dezelve voortbrengen. Zoo beloopt onze ftaande Legermagt, zoo binnen als buitenlandsch, te faam op omtrent 40000 man. Meestal dezelve dienen te beftaan , en beftaan over 't algemeen uit jonge lieden, in den bloei van hun leven, die, volgens den gemeenen loop der zaken, indien ze geen foldaaten waaren, vaders van Famietjen zouden kunnen zijn, en 't hunne mede toebrengen tot den algemeenen kring van nuttige Werkzaamheid en Bevolking. Maar hun beroep als foldaat maakt, voor twee derde van derzelve op zijn minst gerekend, een Faraïclje, niet alleen ten last, maar als iets onverdraaglijks. Dus veertig duizend foldaaten mo. gen gerekend worden als een verlies voor da nationaale Bevolking van 50,000 kinderer; en (buiten de kosten van hun onderhoud) vormen en brengen zij boven dien, van de eerfte tot de laatftevan dezen ftand, een'aingroei en totaale vermeerdering van bedorven en nuttelooze inwoonders voort. Want de ongehuwde ftaat rooit de gewoone infpraak der natuur niet uit; diensvolgens is een ftaande Krijgsmagt noodwendig een altoos duurende ftand en kweekfchool van nationaale do.  AAN DEN HEER BURKE. 121 debauches, daar niet de foldaat, veelmeer de Regeering over te befchuldigen is en voor verantwoordelijk ftaat. Ook het beledigende tegen de zeden is niet het eenigfte ftootende en aandruisfchende van het Militaire fystema, meenigmaal heb ik mij van verbaazing en van aandoening, als 't waare , verlooren , en gedacht hoe het mooglijk zij , dat een mensch vrijwillig een beroep kan verkiezen , zoo ftrijdig tegen het gezond, menfchen verftand en de algemeene menfchelijkheid; een beroep, dat zoo flaafsch is in deszelfs grondbeginzels als in derzelver uitöeffening, en welkers diensten zoo flegt en kwalijk beloond worden. Het is maar al te veel het gebruik en 't gebrek van fchrijvers, de zaak van 't Vaderland en der Vrijheid toegedaan, om zoo wel tegen de Bedienaaren, als tegens de Bediening of het Beroep, tegen den Soldaaten ftand als den Soldaat zelf uit te vaaren. Te angstvallig en met de uiterfte bekommering vreeze ik maar, dat men mij ook van dit voornemen verdenkt. Doch ik betuige oprechtelij k, dat ik onder onze Natie hier te lande, waar de krijgsmagt niet door tijrannifche presfmg, maar veel meer door vrijwillige dienstneeming wordt famengefteld, de foldaaten befchouwe, als te beftaan uit den bloem der Natie, niet alleen ten aanzien van hun form, leest en lichaam, maar ook ten aanzien van hunnen geest en zielsvermogens. De jongeling, die gewoonlijk in dienst treed, word ontegenzeggelijk tot het verkiezen van een verleidend Militairen leven aangezet, door H $ eer.  122 c o o p e r's antwoord een fterker dierlijk vuur en omloop van bloed, door een grooter aandeel van moed, door een brandende en vuuriger begeerte om Uit» temunten, en door een verhevener en meer werkzaamen geest en Gefteldheid dan anderen. Zij bezitten meest alle die hoedanigheden, die wij in jonge menfchen, ja! in hooger graad, als wij in dien eerfte lentetijd der jeugd op die jaaren, en aan zich zelfs overgelaaten, zouden kunnen verwachten; het is ook daarom en uit die reden, dat ze veelal losfer van zinnen, en niet bedachtzaam genoeg en te min nadenkende zijn omtrent hunne eige waare Belangens en zedelijke verpligting. Te ongelukkig voor hun, dat op het oogenblik dat ze foldaat worden of in dienst treden, zij uit kragt van hun beroep verpligt zijn, om niet meer te denken. Men leert hun in handen ' hunner Hoofdlieden Machines te zijn, en om de laagfte onbepaaldfte ftilzwijgende gehoorzaamheid aan het bevel hunner Meerderen, van wat aart of natuur die beveelen zijn, te bewijzen. Dus worden de edelfte zielsvermoogens onderdrukt en verdooft, en alle de goede hoedanigheden van den mensch zinken of verdwijnen weg in de Machine. Was dit de zaak, het geval, de waare reden niet was het niet, dat de denkvermogens, het nadenken en opmerkingen of geheel aan een kant gezet, of met allen vlijt en ernst onderdrukt wierden, hoe waare het mooglijk dat een Man een Soldaat zou kunnen zijn? Want dat men mij zegge, in het oog der rede cn opmerking, wat, wat is toch een foldaat? Iemant  AAN DEN HEER BURKE. 123 lemant die verklaart, van alle Bewindmanfchap eenes vrijen, van alle vrije doen en handelen afftand te doen, geen eigen vrijen wil volftrekt meer hebbende, maar met lichaam en ziel zich aan den wille van anderen te onderwerpen wiens handel en neering bijzonderlijk is, zich te oeffenen, op den eerfte wenk klaar te zijn om zijne natuurgenooten, het zij vriend of vijand, burger, inwoonder of vreemdeling, op het bevel van iemant anders, zonder te onderzoeken na de redenen of de billijkheid van het Bevel, om hals te brengen en te vermoorden; (want degeloofsbelijdenisfe, de Hoofdfomme en Inhoud aller gebooden eenes Soldaaten-pligt is blinde en onbepaalde gehoorzaamheid; zijn zaak is het doen, en laat het denken aan zijne Bevelhebbers over) een, die vergenoegd en wel te vrede alle Famieljen gelukzaligheden en huislijke en zamenlevende genoegens afzweert — een, die het caraéter van burger aan de hem meer achtingswaardige voorkomende titulvan zijn Majefteits Dienaar te wezen, opoffert— een, die in de betrachting van zijnen pligt, omtrent zijn' Bevelhebber influit en alle denkbeeld en pligt voor 't Vaderland verliest, daar het hem ontzegt word, om in 't recht of onrecht der orders, die hij ontvangt, te treden en onderzoek te doen ; een, die bij zijne intrede in dezen vrijwilligen ftaat van altoosduurende Dienstbaarheid, afftand doet van dat grootfche, van dien trots, waar een Engelschman met recht op roemen kan, het Rechtsgeding door gezworene vrije mannen, zijns gelijken  124 cooper's antwoord en zich, wanneer hij aangeklaagd is, onderwerpt aan het vonnis en de uitfpraak, niet van zijn's gelijken, die over en van zij. nen toeftand en omltandigheden best zouden kunnen oordeelen en voor en met hem gevoelen, maar aan 't oordeel van zijne Meerderen, die vaak en al te dikwerf vonnis vellen over mis» flaagen en overtreedingen, waarvan zij de aanlokzelen en de bekooringen om ze te begaan nimmer ondervonden hebben. De ftraffen van een' gemeen' foldaat zijn ftreng en vernederende; zijn pligten flaaffche gehoorzaam, heid, en ter bekrooning van het gantfche werk, zijn foldij veel te klein om zich eenordentlijk Beftaan en Onderhoudteverfchaffen, ja! over 't algemeen genomen, zelfs minder dan het dagloon van eenen nijvrigen arbeiden Aldus afftand doende van de pligten der Mensch- lijkheid ■ van zijne Rechten als Engelsch» man aldus in een' eeuwigduurenden ftaat der vernedering zijner zielsvermogens voortlevende ■ altoos flegt betaald, naar maa- te en in vergelijking van zijn' Arbeid, en menigmaal maar al flegt verzorgd als zijn taak des daags is afgeloopen gehuld met den titul van „Heerfchap" op dat zijne verbeelding (*) De Schepensbanken hier te lande zijn een overblijffel der oude Graaflijkheid, en Schepenen waren, eigenlijk Graven Mannen die gefalarieerd wierden. De, Trial bij Jurij in Engeland, is. een vonniswijzing van zijn's gelijken en eigen vrije Medeburgers; ook zijn 'er noch ampigelden, noch tituïs, noch gunsten aan den'pos: ran Jurij verknogt. vjsrt.  'aan den heer burke. 125 ding dienstbaar zij en ten nutte mogeftrekken zijner Hoofden en Leidslieden om als een flaaf gegeesfeld te worden, als hij een beroep verlaat-, waar mede een man vaneenig verftand en nadenken zich bezwaarlijk kan verëenen leeft hij dus fteeds onvergenoegd en kommerlijk voor z;ch zelf, en van geen de minste nut voor de gemeente > een caraóïer, min te laaken, maar dat veel meer te beklagen is. Ik twijffele echter geenzins of de tijd nadert, dat de Natiën van Europa hun eigen en waar Belang in 't zagte en milde fystema van vrede op Aarde en den Menfchen een welbehaagen eens zullen inzien; en dat een foldaat een onnoodig en onbekend wezen zal worden. Tot en eer die tijd kome, zoo waare het te wenfchen, dat de toeftand der Militairen min verneederende en meer genoeglijk gemaakt wierdt, dat ze een beter foldij en toelaage hadden, ook beter gevoed, onderhouden en onderwezen wierden: dat het hun mogte geoorloofd zijn te weten, dat een Soldaat ook een Burger is, en dat, offchoon wel een aitoosduurende dienstbaarheid van den eenen JVIensch aan den anderen iets vernederend voor het Menfchelijk caracler in zich fluit, evenwel de dienstbaarheid van een'Burger aan zijn Vaderland, van alle ftanden en bedieningen, en van alle pligten toch wel de heiligfte is. Uit den grond mijner ziele wenfche ik, dat het in dit land nimmer gebeuren mag, dat een nationaale twist en ftrijd tusfchen den Onderdrukker ter eenre, en de Vrijheid ter andere zijde, door het lot der wa-  126 c oop er's antwoord wapenen moge beflischt worden — Ookftelle ik mijn uiterfèe poogingen naar mijn beste weeten en kunde te werk, om 'er de mooglijkheid zelve van voortekomen; door op een hervorming intijds van alle die misbruiken en gebreken in de Regeering des Lands, die te openlijk en te klaar zijn, om te kunnen geloochend of tegen gefprooken te worden, ten alJerfterkften aantedringen: doch mogte de tijd der Nationale rampen en tegenfpoeden komen, zoo vertrouw ik, dat deSoldaaten vanGrootBrittanje hunne rechten als Menfchen en hunne pligten als -Engelschmanneh zullen ontwaaren en gevoelen, en geenzins de flaaf - maakers, maar de Voorftanders en Befchermers van hun Vaderland zijn. Ik heb wat breed uitgewijd en bij dit ftuk en onderwerp eener ftaandeLegermagtTM)vn) lang opgehouden, dewijl ik hetzelvebefchou. we als een zaak van 't uiterfte gewigt en aanbelang, en waaromtrent het Volkftaapt. Wat mij betreft, ik zou verlegen ftaan één eenige goede reden te kunnen uitdenken, om één Regiment Volk tegenwoordig in Groot-Brittanje, thands in dienst, op de been te houden, terwijl men het intusfchen voor en als een afgedaane zaak befchouwt, het niet minder te kunnen doen dan met 18000 Man (*). De (*) Ik geloof dat de Militairen gewoonlijk in dienst voor hun geheele leven genomen worden, terwijl de Almee maar voor één [aar wettig is en 's jaarlijksch moet bevestïgjd.'worden. Of nu het aanneemen van een' Soldaat voor langer tijd of langer als de Bill tegen de Muiterij duurt, wettig is? Zoude het de moeite der Soldaaten niet wel waard zijn om dit te onderzoeken ?  AAN DEN HEER BURKE. 127 De voorige daadzaaken en gebeurtenisfen, betrekkelijk een ftaande Krijgsmagt, leiden mij ongevoelig verder op om aan te merken, dat deze bevoorrechte ordens insgelijks ten uiterfte gevaarlijk zijn voor de algemeene rust en zekerheid, teroorzaake en uit reden hunner fystematifche verzetting en tegenkanting tegen de vorderingen, eisfchen en rechten des Volks, en tegen alle vreedzaamë voor/lellen van Verbetering en Hervorming Voor het grootst gedeelte, en meestal, de magt van Staat in handen, en een gemeen onderling belang hebbende, om zich tegen alle Nieuwigheden, dan de zulke die zij zelfs maaken en'met hunne belangens en éigenbaat best overeen komen, ten fterkften te verzetten, achten zij zich bevoegd , om met de fchaamteïöoste verachting of gemaakte verontwaardiging de welgegronde eisfchen der menigte te behandelen . en om alle poogingen van den kant des Volks, om hunnen toeftand te verbeeteren, aftelieuren en te onderdrukken, of nog wel om den ftroom van't publiek verderf hoe langer hoa meer op te zetten. Dus gaat men voort tot de onderdrukking, ten hoogften top gereezen, niet langer kan getorscht worden , enhetverfchrikkelijk hulpmiddel eenes binnenlandfchen oorlogs de laatfte toevlugt eener Natie is. Meestentijds, en veelal bij die gelegenheden j verwisfelde gewoonlijk het Volk maar van Tijranncn, en ging van de eene dwinglamlij over'tot de andere! America en Frankrijkdienen ten voorbeeld aan de gantfche waereld Wi eene Revolutie, tot een Revolutie een Volk  128 cooper's antwoord Volk waardig,geenzins ten voordeele van dezen of geenen Vorst of Prins of eenige weinige individues : een Revolutie een Volk waardig, geenzins om bijzondere Menfchen, maar voor 't a l - GEMEEN, VOOr BEGINZELS en GRONDWETTEN. „ Want voor een Natie (zegt de Hr. de la „ Fayette) om vrij te zijn en de form hunner ,, Regeering te veranderen, is het genoeg dat „ zij zulks willen." Wat betreft het recht zelf, is dit een algemeene waarheid en niet tegen _ te fpreeken, maar de uitöeffening, de praclijk is met zeer veel gevaar en moeielijkheid verzeld; overal en allerweegs waar aanrandende en vijandige corporatien van bevoorrechte ordens tegen de publieke Vrijheid waaken, en fteeds klaar en gereed ftaan om hunne onbillijke onrechtmaatige Vorderingen en Eisfchen , tegen de welgegronde Vorderingen en Rechten des Volks te handhaaven en te verdeedigen (*). In America, alwaar het Volk geen (*) La Conftitution Anglaife que vous vantez par des. fus tout, est elle autre chofe qu'unComplicationdechairies asfez artistemenc combinóes asfez adroitement deguifées, pourque le poids en foic presqu' infenfibleau Peuple? Mais repondez-moi appelez, vous.Liberté un etat dont le peuple r.e pourioit fortir que par Violence, fi telle etoic fa Volonté? Une Nation est elle libre, quand 1'Infurrection est la feule voye qui lui foit ouverte pour changer le forme du Gouvernement au quel elle est asfujettie? Jl yatrès-loin deh Volonté óela Majoritéal'aSe de l'Infurrection. II faut que le befoin du Changement foit extreme, pour que cette Volonté fe manifeste bien hautement, pour que les hommes eclairés puisfent enjugerles effets, & pour que les plus hardis donnent le fignaldela Rupuure. Le Gouvernement qui a en fa posfesfion Ia for«  AAN DEN HSËR BURKE. I2p geen kudde Qndcrdaanen van gepriviligeerdé ordens zijn; waar zij niet geregeerd worden door erffelijke bevelhebbers of regenten, die een bijzonder Belang, geheel afzonderlijken afgefcheiden van dat der Natie, hebben, maar waar ze veel meer beftuurd worden door 'hunne eigen onmiddelijke gemagtigden , afgevaardigden en vertegenwoordigers , die zij niet langer aan laaten en behouden als dat ze hun piigt betrachten, gefchieden en hebben 'er dikwerf en zeer gemakkelijk zoodanige veranderingenen verbeteringen, zonder tegenkantingen en beweegingen in de onderfcheide (vegeeringen, als de tijd en omftandigheden zulks vorderen en noodzaakelijk maaken,plaats; offchoon fomtijds van zoodaanigen aart, die in Europa geheel onbekend is en aldaar de Natiën op hunne grondzuilen zoude doen daveren. Terwijl bij ons de bevoorrechte ordens voor het gevaar van Nieuwigheden fidderen en beven; en befchouwende ieder vordering en voort- force pubüque, z tous les moyerts d'arrêter le primieres fecousfes , & de prevenir un eclat general. Entre la Volonté d'une Nation pailible & legalement interogée et Ie coiere d'un peuple qui briie vioiemment un Gouvernement infupportable, la distante est immenfe. C'est la difFerence qui existe entre un homme jouisfant de fa liberté naturelle, & un esclave furieux, qui rompt fes fers pouir les reprendré. Vous conviendrez bien que fi Ta majorité du peuple Anglois ne vouloit plus ni Roi ni Chambre-haute, il faudroit verfer dix fois plus de Sang pour détruire ces deux Inftitution Ariftocratiques que ppur renverfer a Conftantinople toute la puisfance du grand Seigneur. (De Ia Proprieté dans fes Rapports avee ló Droit poütique, i8mo. p- XII.)  Ï30 c o o p e r's antwoord voortgang tot politieke kunde met een wan gunstig oog en dreigende houding, zich rondom' de hoonendite en uitftekendfte gebreken flingeren. en aan dezelve als aan de geheiligfte rechten blijven vastgekleefd. Geen Mensch van opmerking en nadenken ziet terug op de afgeloopene eeuw, en flaat te gelijk op de waarfchijnelijkheid der gebeurtenisfen in de opvolgende helft het oog, of ontdekt zonneklaar de Revolutie die op handen is en Europa bejegenen moet. In dit land, even als in alle andere landen, zal de Revolutie daagen. De waare vrienden des Volk» cn 't Vaderland, dugtende en op hun hoede zijnde tegen het dreigend gevaar , dat onvermijvllijk uit een langere bevoorrechte halftarrighi-id moet losbarsten , verheffen hunne ftemmen en roepen luid om een in tijds vreedzaame Hervorming. Zaaks wille dezer ordens zelL is het te hoopen, dat ze niet te vergeefs hunne ftemmen verheffen en toegeroepen hebben : op dat niet een verbitterd Volk der aangroeiende onderdrukking moede , en krommende onder den last van openlijke Dienstbaarheid , de herftelling hunner lang verlooren rechten eens vordert; en Vorsten, en Bisfchoppen, en Edelen voor altoos en onherroepelijk in de verfchrikkelijken Aroom der openlijke wraak worden weggefleept en van den aardbodem gedelgd. Verder is dit erffelijk fystema der bevoorrechte ordens zoo onrechtvaardig als het gevaarlijk is. Het Volk heeft en kan het recht niet hebben, al verkoos, al wilde hetzelve ooka  Aan den heer burke, rgt cok, om een magt te fcheppen.en aanteftellen, die:vanhaar onaf hangklijk zoude zijn-;zij kunnen dat gezag en vermogen, dat zij zeivert niet bezitten, aan geen anderen overdraagen. Men moet toeftaan en erkennen (het geval van ufurpatk uitgezonderd* als hetwelke het onrechtmaatige der voorrechten daadlijk beflist en buiten twijffei fielt), dat deze ordens niet anders kunnen gefchapenof voortgebragtzijn, dan door de ftem der Meerderheid en voor het goed en 't welzijn der Meerderheid: zoo dra dezelve nu niet aan de beftemrning en 't oogmerk hnnner fchepping beantwoorden, zoo houd de reden, de grond, de "oorzaak hunner voo'rtduuring en böflaan van zelve op en vervalt geheel en al; en diensvoigehs ,wel verre dat ze als een recht vorderen en eisfchen durven om onaf hangklijk, op zich zelve en buiten den wil van het Volk te beftaan, moesten eri dienden zij geheelcn al-niette beft'aan. Ook of zij aan het oogmerk hunner fchepping al of niet beantwoorden, kan en moet alleen beflist worden door de gevoelens der Meerderheid, voor welkers goed en welzijn zij gefchaapen of ingefteld zijn. Zoo dat m alle gevallen zij wel te recht verantwoordelijk ftaan aan den wil der Gemeente, als de eenige Rechter der al of niet bevoegdheid en grond hunner voortduuring. „ Ik zoude gaarne weten (zegt een }, Franfche fchrijverj alreeds aangehaald (*) ) hoe te raade en te werk gegaan, om dezö onafhangkelijke magten te fcheppen of voort ï> te (*) De Ia Propriete. I 2  I32 COOPER's ANTWOORD „ te brengen ? Van wat foort van elementen „ of ïtuffeiijkheid is het Volk te famen ge„ field, dat het uit hun lichaam uit zich zelve „ wezens van magten kan voortbrengen, die „ geheel onaf hangklijk van hun kunnen zijn ? „ Hoé kan hetzelve eenige Hoogheid (Pre„ éminence) aan iemand geven, dat zij het „ recht niet zouden hebben om intetrekken „ en terug te nemen?" In 't kort., waardoor „ mooglijkkan een minderbeid, van wat aart ,, en natuur ook, een Onafhanklijkheid van die „ meerderheid,waarvan zijoorfpronklijkhaar Magt en Aanzien ontleend heeft, beko„ men ? „ Gij kunt niet loochenen, dat men -ten „ einde en om deze magten onafhangklijk van „ het Volk ■ te Hellen^ tot iets verhevener „ boven het Volk zijn toe vlucht nemen moet; „ want nimmer zult gij hetzelve overreeden, „ dat het aan een magt een wezen en beftaan „ zoude gegeven hebben, hetwelk zij niet „ weder zoude kunnen vernietigen. Der. „ halven moet gij een Godlijk recht of eenige » andere Magt van inbeelding, als een grond „ voor deze onafhanklijke ftichting of infteltt ling inroepen, omeentitul en voorgewend „ Recht te hebben, om bet:tegen de Natie „ ten allen tijde te ftellen, als het oordeelen ,/ zoude om deze gefielde en gewaagde onaf„ hangklijkheid te betwisten. Vorsten en „ Ariltocraten mogen zeggen en woelen wat zij. willen, zij moeten hunne Rechten of „ op een uitdrukkelijke aanftelling ofvolmagt „ der Godheid , of op de keuze des Volks n grond.  AAN DEN HEER BURKE. I33 ■„ grondvesten. In 't eerfte geval zal ik gaar„ ne hunne onafhangklifkheid daadlijk erken. „ nen; doch oiHer deze onvermijJlijke voor„ waarden van hunne benoeming en aanftelling „ van om hoog te hebben aangetoond en ge„ zien in 't andere geval gijn zij niet meer » dan Gemagtigdens van de Democratie. ,, Maar Van alle tijden hebben zij tegen „ dezen laacften titul zoodanigen fchrik en af„ fenuuw gehad, dat zij niets onbeproefd „ gelaaten hebben, om andere tituls aantene„ men en voortewenden; en tot meerdere „ zekerheid in dezen, hebben zij altijd God ,, en den Degen te faam vereend. Deze twee r;, woorden behelzen volmaakt de geheele ,, gefchiedenis der Menschheid, van de eerfte „ Jaarboeken der waereld af tot op dezen „ huidigen dag; en de gewapende Priesterlijke „ regeering (Theocratie) (*~) indringende op het „ eeuwigduurende gevoelen der natuurlijke „ gelijkheid, maaken het kort verhaal uit van ai„ le de omwentelingen van Rijken en St?.aten." Maar indien het Volk het recht nit-t heeft om Magten en Voorrechten onherroepelijk en onaf hangklijk van zich zeiven te fcheppen of aanteftellen, veel min hebben zij een recht om zoodanige Magten en Voorrechten, bij erffelijke opvolging afdaalende, te fcheppen, voor, en ten koste, nadeele en onafhanklijk van de Nakomehngfchap. Alle Regeeringen zijn gefchikt of moeten gefchikt zijn tot het ge- (*) Of de Regeering onderfteund door de Priesterfchap of Geestlijken. I 3  f34 coop-er's antwoord geluk van het Volk , dat zich onderwerpt .om beftuurd te worden ; maar dewijl het .voor hec tegenwoordige geflagt onmootlijk is om zich in den tOwftand van 't volden .le 'geflagt te ftelien, zoo kan het tegenwoordige ge\l-.Dt geen bevoegde en gefckkte Rechter zijn , noch beoordeekn wat rot welzijn engeluk 't volgende geflagt dienen kap. —— Dé iN'akümeliriglchap, de noodige fa&a bezittende om over de middeien ten dien einde te kunnen oordeelen, zoo is ook het nageflagt bes' cn alleen ook maar bevoegd in dezen uitfpraak te doen. Dierhalven en om dezelve redenen,dat het tegenwoordige geflagt ook het recht heeft, om zijn eigen zin en wil te volgen, zoo zal het volgende het recht ook hebben om die eveneens te doen. En tot nog toe is 'er g-.en één goed Bewijs bijgebragt noch eenige gronden aangetoond , waarom dat alle opvolgende geflagten tot het einde der eeuwen door het tegenwoordige geflagt zouden moeten geregeerd wor. den , al eens veronderfteld entoegeftaan zijnde dat Kennisfe en Ondervinding uitgeput zijn en geene verdere vorderingen zouden kunnen maaken. Diensvolgens belpiegelend naar de reden geoordeeld, zoo zijn alle erffelijke privilegiën, ampten en bedieningen ab initio nul en van geene waarde, ais zijnde, nog op zijn best genomen, door onbevoegd gezag gefticht en ingevoerd^ Deze bevoorrechte ordens zijn insgelijks een onrecht in, en een onrechtv?ardi:jheid aan de Gemeente, daar dezelve een uitfluitend recht hier  AAN DEN HEER BURKE. hier en daar, min of meer uitgebreid, op al. le openlijke ampten en bedieningen hebben en maaken : én het maar al te wel bekend is, dat alle zaaken best en beter waargenomen worden , daar zulks als 't waare als om ftrijd gefchisd, en ieder bevoegd is en 't recht heeft om hier naar te mogen dingen; daarentegen en in vergelijking zeer flegt en kwalijk door die geen?n, die omtrent de openlijke goedkeuring onverfchillig zijn, en doordien ze van dczelven onaf hangklijk, met het publiek niets te doen hebben. Hier door berooft men het Volk van 't nut en voordeel datuitdeaanflelling en benoeming van menfchen van beproefde kunde en bekwaamheden, tot posten en bedieningen, nu vervuld door erffelijke eisfchen, zoude voortvloeijen. En in die gevallen van erffelijke voorrechten , waar geene bedieningen waar te nemen — noch pligten te betrachten zijn — waar het loutere plaats bekleedineen , zorgelooze vette ampten en commisfiën; giften des Ariftocratifchen trots, lui en ledigheid zijn, in deze gevallen herzeg ik, is de onrechtvaardigheid des te klaarder en treft te meer. Z'j zijn insgelijks onrechtvaardig voor den man van kennis en bekwaamheden , die op die wijze, der gewoone kans eener rourbeurte in en tot de publieke amptsbedieningen, waarop zijne ftudiën en talenten hem een bevoegde aanfpraak gaven, is uitgefloten: en dus van de rechtmaatige belooningen zij. ner verdienstvolle bekwaamheden ontzet en beroofd wordt. - I 4 Ik  1%6 COOPER'S ANTWOORD Ik gaa dus verder „dewijl het verftand niet „ erffelijk is, diende de Magt of 't Bewind „ ook niet erffelijk te zijn" want de eenige grond of reden, waarom het eene wordt opgedragen , komt voort en rust op de onderfteliing, of het vermeende Beftaan en aanwezen van 't andere. Maar in 't geval van erffelijke opvolging, wraakt zulks het gemeen menfchenvei ftand, en deze veionderftelling, zoo ze al niet mogt regtftreeks tegenftrijdig zijn tegen hetzelve, wordt door de gewbone ondervinding volftrektelijk tegengefprooken. i Verders wordt dit fystema der bevoorrechte ordens gefchraagd door die verfoeijelijke verkragting der eenvouwigfte infpraaken van natuurlijke liefde en toegenegenheid, van rechtvaardigheid en menfchelijkheid, door de wet van 't Eerstgeboorte recht. Een wet, waardoor de banden van huislijke vereniging van eikandercn worden gerukt, en ieder kind, behalven het eerstgeboorene, onmeêdoogend tot gebrek en ut i ongelijkheid gedoemd, op dat de oudfte den Famieljetrots in al den Juister van overdaadigenverkwistingen, mooge ophouden. Onmooglijk is het de maate van hoi cn voordeel, hier door belet, en 't kwaad, door dit heerfchend onrechtvaardig fystema berokkend, te berekenen. De masfa van nijverheid cn werkzaamheid zoude door eeri geëvenredigde cn gelijke verdeeling van uitftektnde rijkdommen onder de kinderen van vermoogende Famieljen reeds voor lang cck den weivaard en 't geluk van Europa 'ge*  AAN DEN HEER BURKE. I37 geëvenredigd en in een dubbelde proportie vermeerderd hebben. Het zoude reeds en het zal fteeds de ciasfe der vrugtbaare in plaats van die der on vrugtbaare Inwoonders, die der Beijen in plaats der Hommels vergrooten; het zoude welhaast lui cn ledigheid ontfatfoenhjk, en wellustigheid onmooglijk maaken; hetzoudj medewerken, en tot het wezenlijke en waar genot des levens ten fterkfte toebrengen door een algemeene vervanging van ge. makkelijk-heden en genoegens in plaats van praal en pracht; het zoude van de Bronnen des Kwaads den af keer voor het Huwlnk af. fnijden en de bevolking aanmoedigen , dewijl nijverheid en werkzaamheid voor ieder een bevoegd ouderlijk erfgoed is; het zoude het -huislijk geluk doen aangroeijen; want toegenegenheid , en niet de gierigheid, zoude het jeugdig paar naar 't hüuwlijks echt-altaar geleiden, en de zaaden van nijd en afgunst, van kinderlijke ongehoorzaamheid en broedertwist zouden niet meer gevoed, opgekweekt en ge. koesterd worden; de wakkerheid . de krachten en fterkte des lichaams, de nationaale fchoonheid zouden den voorrang bekoomen en bij deze verandering winnen, want vrede, overvloed en een maatige arbeid zouden hun fris en bloozend kroost aan den Staat vertoonen, en de vrienden van 't menschdom zouden voortaan denaare, bleeken en den fchimmen gelijkende afzetfels der dartele, verwijfde en uitgeputte genietigingen, debauches en ongemakken , niet behoeven te bejammeren en te betreuren. Dus en op die wijze zouden 1 5 on-  138 cooper's antwoord onze Braaken en Heivelden bebouwd , de Land- en Akkerbouw ondenleund, do Fabrieken e;. Trafieken verbeterd en de Zee- en Koophandel uitgebreid kunnen worden. De bijl wierd indedaad aan den wortel des Ariftocratifchen Gefiachtbooms gfelegd; en erffelijke voorrechten treurden over 't verlies van haare rnedehelpfter, en kwijnden enftierven, indien niet geruggefteund door de zusterhulp van 't Eerstgeboorte-recht; tegen övergefteld , zoude het opvolgende geflagt, öntflagen van dezen invreetenden kanker der Maatfchappij, dit tijdftip van innerlijken welvaart en geluk en uitwendige vrede met blijfchappelijke verrukking vieren , en met den Dichter uitroepen: 3 s> Progenies, &> r er urn, nascitur „ Ordo;' De zoodaanige zyn de tegenwerpingen en zwarigheden in de befpiegeling en omtrent de beschouwing der bevoorrechte Ordens; en 't is aldus om redenen, en op voorige deezer blaadéren opgegeven, en om meer andere allen ten zelve einde ftrekkende, in de boeken door my aangehaald vermeld, dat ik voorze* ker myn flem verheffe tegen het nieuw in. voeren van dit fyftema, het zij in 't geheel of ten deele allerweegs en aan dien oord waar ftien een nieuwen vorm van Regeering wilde invoeren, en het mijn lot zijn zoude om 'er mede Burger van te weezen. De voorbeelden ter opheldering, heb ik bij voorkeur uit de Engelfche Gefchiedenisfen aangehaald; de-  AAM OEN HEER BURKE. 139 dewijl de bevoorrechte Ordens-, indien ze ergens van eenig nut, en min fchadelijk en nadeelig zijn, zulks zekerlijk hier te Lande is, en ook, zoo dezelve de proef van onderzoek kunnen doonlaan, het volftrekt onder die zoo geroemde Britfche Conftitutie moet zijn. Het is derhalven nog in dit Land,daar ze zich in 't beste daglicht vertoont hier, hier, waar wij ons verheugen in 't bezit eencr bepaal ie Monarchie re zijn, 'er onzen trots uit maaken en ons beroemen vanerflijke bedieningen en onderfcheidingen te beperken , in evenwigt te houden en te onder- ichikken en geenzins den vrijen loop aan hunne baarbiijkelijke en doorflaande neigingen, welke men anderzins in de befchouwing in hun meent te ontdekken, word ingewilligd en toegeftaan; maar integendeel beperkt zijn, zoo verre als de politieke vooruitzigt dezelve heeft kunnen beperken en binnen de grenzen van publieke nuttigheid bepaalen. Ik ftaa toe, naar maate dezelve ondergefchikt, ze ook naar evenredigheid min nadeelig en fchaadelijk zijn \ dan in andere Landen, en misfchien ruim zoo vrugtbaar, van zoo veel toevallig nuc en voordeel , als hun aart en natuur mooglijk toelaat. Maar het komt mij voor, dat zij hier zoowel als elders meer invloed bezitten, dan de noodzaakelijkheid vordert en waarborgt; en hunne voortduuring en aanwezen zijn ze nog voornamenlij k verfchuldigd aan den vreedfaamen aart, gefteldheid en alles plooijende en fchikkende geest des tijds. Het zoude mij in 't geheel niet verwonderen,  140 c o ó p e r's antwoord ren, (ook wat mijne zaak betreft,) geenzins bekommering geven, indiende tegenwoordig ge aanëengefchakelde aanvoering van daadzaaken en gronden en bewijzen der Regeeringen bij befpiegeling en befehouwing g-jpijnigd, en als en tot een libe l tegen de Britfche Conflitutie te faamgewrongen wierdt. Zelfs ter wijl ik dit Verweerfcnrift der frappen door mij gedaan, en der maatregelen door mij genomen, die ik altoos als verëerend en roemwaardig zal befchouwen, opftelle word de naam van onzen minnelijken engoedgunftigen Souverein (indien de openlijke ftelling en 't ontwerp te recht en gegrond is,) op alle fchaamtelooze en beledigend/Ie wyzen misbruikt en verkeerd tot het laag oogmerk van lastering en bedrog, (in de laatst uitgekomeneProclamatie) zoo omtrent mij als den Heer watt. Te wel ben ik overtuigd en ten vollen verzekerd, dat in de tegen woordigeConftitutie van Groot- Brittanje geene openlijke maatregelen, hoe ook genaamd, genomen worden, die men aan Zijn Majefteit perfoonlijk zouden kunnen toefchrijven ; ook fchrijve ik hem geene toe; anderzins zoude ik mij fomtijds nog gedrongen vinden om zelfs deze boosaartige, maar te verachtenswaardige handelwijze eenigen eerbied en achting bewijzen ; doch zoo en in diervoege verdient dezelve niet hetminfte. Jat ik noem dezelve boosaartigen verachtenswaardig; want wat anders dan de boosaartigheid zelve, kan een Publikatie als deze, ontwerpen, die zoo zigtbaar gefchikt was ter benadeeling, verongelijking en opruijing van het  aan den heer burke. iai het publiek, van en tegen daaden, welke niet anders, dan billijk en recht, en niet door de Wetten verboden waren, en tegen Perloon.n van een open lijk en onbelpraakt karakter * en die de beste en zuiverfte oogmerken handelden. Verachtenswaardig is dit gedrag , dewijl het, en de zwakheid zoo wel, als de kwaadamigheid van derzelver ontwerpers en famerftellers kentekent; ook heeft het zoo volmaaktelijk deszelfs eigen en waare oogmerk tegengewerkt door het vertier der lchriften, die hetzelvebedoelt, te bevorderen, en de achting dier perfoonen, welkers karakter hetzelve aantast, zoo merkelijk te vergrooten, dat ik geenzins twijfele of de Heer burke is weêr in 't geval geraadpleegd. Hadden de Correspondentien, die men bij de Proclamatie in 't oog heeft wezenlijk en indedaad oproerig geweest, zoo als zij ter jfwaader trouw in dit gefchrift genoemd worden, behoeit men niet te twijfelen of de werktuigen der Wet hadden reeds voor lang in beweeging geweest: en ten aanzien der correspondentie door den Heer watt en mij begonnen, zal de Lezer genoegzaam gelegenheid hebben om hier van re kunnen oordeelen. De tijd nadert , denk ik, met rasfe ichreeden , dat het Volk, hoe thans ook misleid, en m een verkeerd denkbeeld , dees daad zal befchouwen, zoo als wij tnands doen; namenlijk en als een eerbewijs den Heer watt en mij aangedaan, en de publieke uitbrenging enaanklagte,mdit geval, onze naamen rangfchikt, vereend en * lot.  ïAi c o o p e r's antwoord lotgemeen maakt, met dien van thoma^ paine. ■ Ook begintde waereld reeds in't vermoeder! te geraaken of die teedere zorg, welke men Voor de britsche coNSTiTUTiEfchijnt te'nebben, niet toe een onffdcaniwoordelijto ten minften tot een onvoorzichtige buiteilfpoorigheid gedreeven wordt. In't gewoon gebruikelijk fyftema van Staatkundige Botanie • der groote en fatzoenlijke waereld word de constitutie gehouden, als een met gevoel be iclde plant, die daadelijk fchrenkt en zich famentrekt bij het geringfte windje van onderzoek; en dienvolgens ten fterkfte diende omheind , en voor de befchouwingvan nabij door de doorns en braamftruiken der wetten afgefchut te worden; terwijl intusfehen de Procureur Generaal even als de ftraffende Engel aan de deur van 't Paradijs den ingang naar dien heiligen grond bewaart, en met zijn vlam* mend ex officio Informatie-zwaard rondom zwa?id om fchrik en verbarzing in 't hart van iederen ftouten en ongenodigden gast te jaagen. Men vordert flechts de verborgenheden van deeze wijdberoemde Conftitutie ter goeder geloof aan te neemen; de Staatkundige onfeilbaarheid te onderfchrijven, niet alleen van de Staatsdienaars dezes tijds, maar ook van die der Voorvaderen, „ zelfs van deonheugbaarfte tijden der Menfchen, en vooral hier niet tegen aantedruisfehen." Dan hoe uitzinnig en tadoos de ongerijmdheden ook zijn, die wij gelooven moeten, hoe grooter (zegt  aan den heer burke. I43 (zegt men ons) ook de verdiecften, die wij daardoor hebben; en ons word geleerd, dac in Staat en Kerk, het Geloof begint, wanneer, en waar de rede eindigt. Maar Ketters zyn ze (de Heer burke „ noemt hun Atheïsten) zoo wel in 't Staat„ kundige als in den Godsdienst." Die op overtuiging alleen willen gelooven en ook, ook alleen willen overtuigd wordendoor behoorlijk onderzoek die denken dat het algemeen recht heeft tot het volle genot van navorfching en onderzoek in zaaken, die het algemeen zoo hoogst en nadrukkelijk betreffen. Voor zodanige Mannen, ook voor de gantfche waereld is 'er iets meerder, en gegronder Bewijsgronden noodig dan verbitterde Manufcripten eener Informatie in cas van Libellen. Die heeft en zal geen ander uitwerkfel hebben, als alleen maar bet kwaad vergrooten, het onderzoek aanwakkerende en even als de gronden en bewijzen der oude Geestlijken, brandftapels en takkebosfen, nimmer flaagende, maar ook nimmer nalaatende het getal der ketterfche ongeloovigen te vermeerderen. Wat mij betreft, ik kan niet begrijpen waar een Conftitutie goed voor is en toe dient, welkers beginzels de proef van onderzoek niet kunnen doorftaan; noch hoe men dat Land vry kan noemen , daar de menfchen geftraft worden, die op een vreedzaame wyze demisflagen en gebreken der Regeering, waaronder zij leeven, aan hunne medeburgeren aantoonen: Ik kan niet begrijpen, hoe 'er immer eenige verbetering had kunnen plaats gegree- pen  144 c o o p e r's antwoord pen hebben, zoo dit fyftema van Staats Inquïfitie voormaals en altoos ten ftrengflen waa opgevolgd geworden,of hoe dat 'er ooitin'c ver» volg eenige verbetering tot ftand zoude kunnen gebragt worden , zoo alle bronnen van onderzoek op die wijze voor eeuwig en altijd geflopt en afgefneden worden. Iemant die zyn' medeburger aanzet tot oproer, moet de gevolgen zijner ftoutheid of roekeloosheid draagen; maar indien hij hem blootelijk aanport tot navorfching en onderzoek, is het Despotismus,is het de Despoott en niemant anders die hem als fehuldig kan verklaaren. Ja! zelfs offchoon hij al eens van de misflagen en gebreken met een eerlijke verontwaardiging, en overeenkomftig derzelver ijslijkheden mogt fpreeken, zoo komt het mi} voor, dat hij niets meer doet dan eert zekere opregter geloofsbelydenis der gewaarwording, die de blijkende bezwaaren in hem verwekken, afteleggen j en daar hij de vreedzaame middelen van hervorming , die de wetten en de Conftitutie geregeld toeftaan, aan de hand geeft, en aanbeveeld; vraag ik, wie hem zijn Patriotismus ten misdaad kan reke< nen en hem befchuldigen ? Die, en die alleen zyn oproer kraaijers,deze zijn de Libelmaakcrs der Conftitutie, die 't Verhandelen van zaaken verbieden; die onderzoek en navorfchingen ftraffen; die daadzaaken door breuken en beboetingen, en gronden en bewijzen door het fchavot wederleggen; en die als waare en afgerigte flaavendryvers van hetDespotismus, fteeds klaar en met de roede der wet gereed ftaan.  AAN DEN HEER EUR K t.i Ï45 ft/aan om de ftoute kinderen van onderzoek te geesfelen en rot de doodlykfte gevoelloosheid en ftiifte onderwerping en vernedering te brengen. Maar, alhoewel ik dus ten fterkfte de zwarigheden 5 die mij in de Refchouwing der bevoorrechte ordens en hunne invoering in een nieuw te vormen ftaat , voorkwamen, heb voorgeftel J en aangetoond, is het verfchilftuk en de groote vraag wijd verfchillende en geheel onderfcheiden , met betrekking tot dit Land, waarin dezelve van tijden af in aanwezen zijn geweest en beftaan hebben, en nog onder omftandigheden beftaan, (zoo als ik gere-dlijk reeds erkend heb), min nadeelig voor de publieke Vrijheid en nationaalen welvaart dan in eenig ander Rijk van Europa. Onze voorouders, die het nimmer konden droomen noch in gedachten kwam, om ze aan een kant te ftellen en geheel aftefchaffen (uitgenoomen geduurende het korte tijdftip der Republiek) hunne neiging voorziende, om hunne magt ten koste van die der Gemeenten te vergrooten, verdeelden de conftitutie in drie onderfcheide corporatien; op dat een ieder, een onderfcheiden en afzonderlijk Esprit de Corps hebbende, een verzetting of tegenkanting teeen elkanders vergrooting of tegen inbreuk op elkanders masjt en gezag zoude en diende te Zij», en het Volk de gelegenheid bezitteom ter Vaatfter inftantie in dezen uitfpraak te doen en te beflisfen. Ongelukkig word het Huis der Gemeentens befchouwd als van eenerlei betekenis en een en hetzelve als 't Volk te zijn 5 iets dat met de fprekende daadzaaken, bewijK zen,  I46 C O O f U'S a N T w o O « D zen, en de gezonde rede wederlegd en bevonden is lij>rege mee eikanderen te ftrijden. .Het is te over betend, dat het Huis der Gemeentens geenszins de vertegenwoordigers des Volks is; het is aldaar niet, dat zich deftem des Volks doet hooren ; dit huis beftaac meer uit vertegenwoordigers der Edelen, dan uit de Gemeente van Groot-Brittanje; en de heilzaame tegenwerking tegen de bevoorrechte ordens. door den geest der Conftitutie bedoeld en geplaatst in de Democratie van dit Land, is gevolglijk bijna geheel vernietigd. Vorderde men van deze openlijke bekende waarheden bewijzen op, dezelve zijn in menigte in wtlls Parlementaire Aanrekeningen, in burghs Staatkundige ontleeding, en meer volkoomen in oldfi3ld5 gefchiedenisfen der Burgten van Groot-Brittanje, nu kortelings uitgegeven , te ^ vinden , en die geen mensen van rede en 't minst gezond verftand en fJechts gewoone eerlijkheid , kan overzien en na" gaan, zonder de dwaasheid of de fchurkerij dier geenen te doemen en te vloeken, die het tegenwoordig fystema van bedrog, omkooping, kuiperijen en verfchalking, zonder fchaamrood te worden, trachten te verdedigen. Om en ten einde den onvolmaakten ftaat en toeftand van parlementaire vertegenwoordiging weder fn derzelver conftitutioneele kragt teWftel- len de fchepping, de inftandftelling van iets, dat men in dit Land nimmer gezien heeft; van een geheel volkoomen , zuiver en welmgerigte en geë^enredigde vertegenwoordiging des Volks in 't laager Muis, (zoo als de ' fehaam.  Aan den heer burke. 147 fchaamtdoosheid der Bevoorrechten hetzelve verachtelijk noemt) van 't Parlement — om In alle gevallen en omftandigheden verzekerd te zijn, dat de ftemme des Volks endeftemme van 't Huis der Gemeentens een en hetzelve zal zijn, en dat de vertegenwoordigers van het Volk onder de behoorlijke ondergefchiktheid en overziening van die geene, die hun afzenden door middel of bij wijze eener twee of drie jaarige verkiezing, zullen ftaan 2 deze zijnde oorzaaks-eindens, het doel, het geheele ooglijn der vrienden van de Britfche Vrijheid, algemeen en zonder eenige uitfluiting. Waare het, dat deze hervorming kragtdaadig, door middel van vreedzaame maar manlijke vertoogcn, aan het Parlement en door famenkomften des Volks ten dien einde ën oogmerken ftrekkende en ingerigt, konde in ftand gebragt en uitgewerkt worden ; zoo zoude ik wel voldaan zijn en mij te vrede Hellen, dat, alhoewel onza conftitutie ver van volmaakt te wezen, hierdoor echter aan het Volk de wezenlijke voordeden van Regceringen Vast en duurzaam zouden verzekerd worden; en dat alle zwarigheden en tegenwerpingen tegen dezelve, uit kragt en reden van 't beftaan en aanwezen der bevoorrechte ordens, zulks echter geen vriend van zijn Vaderland bevoegd maakt noch gerechtigen zoude, om onder^zoodanige omftandigheden en tegenwoordige töedragt van zaaken een revolutie te ondernemen of te beginnen. Door eenKRAGTDAADiGE Hervorming verftaa ik geenzins die beuzelende verrigtingen, £2 ons  14-8 c O O p e r's antwoord om Burgten vrij ce maaken en 't getal der leden uic de Graaffchappen te vermeerderen; noch het even gelijk verwerpelijk middel, om de fchot- en lotdraagende inwoonders alleen recht van ftemming te geven , offchoon ik voormaals hier anders over dacht, en over dit ftuk in twijffel flond. Maar men kan vol. ftrekt niet tegenfpreken, dat door dit middel het grootfte gedeelte der Gemeente , het gedeelte van de Gemeente van 't grootfte gewigt en aanbelang , de meest onderdruktfte het wc-kzaamfte gedeelte der gemeente, zij die het meest te klaagen hebben , het minst hunne klagten kunnen doen hooren; de Hutbewooner. de- Ambagtsman, de Daghuurder, (of zoo als-die ingekankerde vijand van t menschdom de Heer burke hen Doemt, de Zmjnenhoop) worden hierdoor ge» bragt tot een eeuwigduurende onderwerping aan een corporatie — Ariftocratie van eigendommen min of meer uitgeftrekt. Neen , dit is geenzins mijne meening. Onmooglijk is 't het fystema te verdedigen , om een' vrijen medeburger tot een' on vrijen te maaken , om dat hij zoo rijk niet is als zijne meer begunstigde Buurman. Hoe en in welken ftaat eene Maatfchappij ook ingericht zy, zullen de eigendommen altoos genoegzaam en meer als te veel invloed hebben, en in een gezonde Staatkunde is het een te grove onkunde, om onder het menschdom bij de natuurlijke ongelijkheden nog meerdere kunstgewrogte ongelijkheden te voegen. En ik ben wel verre af om te gelooven, als of de nationaale geest, de geest van onafhangklijkheid, van vrijheid zich  AAN DEN HEER BURKE. ÏAQ zich tot den rijken alleen bepaalde; veelmeer voor zoo verre mijne ondervinding gaat, ujwc het tegendeel waar, en bijna verbeeld ik mij dat een kabeltouw gemakkelijker door het " oog van een naald gaat," dan dat een man van vermogen een door en door goed Patriot zii Neen, het is mij niet mooghjk te gelooven dat de nationaale geest niet tot de deugden des armen burgers zoude behooren.Ik weet zekerlijk wel, en moet in dezen toeftem men dat de verzoekingen, waarin hij dikwerf S g wordt, hem zijn politieke gevoelens aan zijn daaglijks brood, aan z.jne broodwinSng doen opofferen; doch zoo verre ikmoog. li k in ftaat ben van te mogen oordeelen, 3 het niet uit beginzels, maar veel meer uit gebrek van kunde, dat de arme toegeeft. §oor dc rampzaaligfte onkunde omtrent zyne politieke rechten, waarin men hem houdt — Lngèmoedigd om maar braaf te werken (een goede flok te nemen en eens helder te drinken) braaf te zuipen, maar weinig te denken en niets te leezen. Geen wonder dus , dat ze als 't waare hun geboorterecht voor een fchotel Linzenmoes, waarvan ze van t laatfte de waarde en geenzins van t eerfte kennen fomtiids veil hebben en verkoopen. Echter e s onderfteld, dat het gebrek van onafhangkUjkheid ftaêg en onaffcheidbaar met de armoede gepaard gaat, is 'tniet klaar en openbaar, dat men het middel om afhankelykhe.dzoo die met beftaat, te weeg te brengen, vervolgens het ftempel of dit zoo is 'er op te drukken, meestal vooTeen algemeene toeftemming van c geval en Iv 3  ?5© COOPEi's antwoord als een bewezen zaak, dat zulks plaats heeft wordt aangenomen ? Helaas! onder meer andere openlijke en bedekte diefftallen , die men om trent den armen pleegt, worden zij nog'boven dien van hunnen goeden naam, en braaf en eerlijk caracter door trotfche en bevoorrechte wetgevers (Regenten) beroofd. „Vers, trekt (dus fpreekt indedaad het Minder te„ genhet Meerder tal), vertrekt van hier, gij 9> vee, gij Hoop Zwijnen, gij uitvaagzei, gij „ fchmm van de aarde; gij zijt fchuldig aan ?, de hoofdfomme van alle kwaad, kortom, 53 aan alle misdaaden van beide tafelen der >» wet, gij zijt overtuigd van armoede! ,i wat recht, wat aanfpraak kunt gij maaken, „ gij, die geen duit in den zak hebt"? Scheert „ U voort! naar uw aaklige wooningen en „ ichaamele beeten ; gaat werken en zijt maar „ wel te vreede. " Hoe tegenovergefteld en tegenftrijdig is 't gevoelen der heilige fch riff met die der gevoelens van onze hedendaaofche Staatkundigen! De Bijbel (in den text hier boven aangehaald) verklaart, dat het bezwaar, luk is dat de rijken het Koningrijk der Hemelen kunnen beërven , daar intusfehen de Europeaanfche wetgevers oordeelen en zeggen, dat Armoede en Deugd niet kunnen "faamen gaan 1 vernedert een Man in zijne eigen denkbeelden, tekent hem door een zeker gewettigd mistrouwen , houd als voor afgedaan , dat hij geen carafter te verliezen heeft, en weest verzekerd, dat gij van hem ook maakt, 'dat gij van hem onderfteit Op die wijze en dusdaanig zijn wij met de Jooden te werk gegaan.  AAN DEN HEEK. BURKE. I$I gaan. Dat hij integendeel weete , dat gij vertrouwen op hem ftelc.dat hem bewustz-j , dat hij door een Hecht gedrag een caraclet heeft te verhezen, en dat gij diensvo gen, verwacht , dat hij handelen zal zoo als t behoort ^ het gevolg daarvan is, dat hij daadlijk zijn eigen waardigheid gevoelt, en de bekrag* tiJmg-van zijn goed gedrag op eene verwach. ting drukt. Wetten maaken g^woontens en zeden. Het is een misdaad ja waarlijk! een diep duistere, fnoode misdaad,, om openlijk en in 't oog van 't algemeen, m hun eigen denkbeelden de ongelukkige armen zoo laag, zoo diep te vernederen. ■ £n ook die geencn, die weinig hebben, verdienen des te meer en zorgvuldiger befchermd te worden,hoe weiniger een man bezit, hoe minder hij van zijn bekrompen nooddruft misten kan: dan ook genomen, hoe men het wil, de armfte zelfs zijn bezitters van de onwaardeerliikfte panden van eigendommen , Sn! vrijheid en hunne arbeidzaamheid. Om rechtftreeks of bedektelijk zonder toeftemming van derzelver eigenaars hier op een inbreuk te maaken, is niet veel beter dan tijrannij in de Wet die werkt en flaverm] omtrent het voorwerp dat zich moet Onder. werpen. , . . i Het kan ook ter goedertrouw niet gezegd worden, dat de armen geen lasten bemalen; integendeel de hedendaagfche articulen van Belastingen drukken het meest de noodwendigheden des levens, en koomen dus op het geld dat hy verteert, op 't zweet en bloed  15*1 eooPEi's ahtwoord zijnes arbeids neer. Het vuur waarbij hij zijn verkleumde leden warmt, en zijne fchraale beete bereid — het licht, dat aan zijn vrouw en kinderen tot fpinnen, en hem aan 't weefgetouw of aan eenig ander werk dienen moet, an die uuren, die de middelclasfe aan haare uitbanningen wijdt en de Grooten als 't toppunt van den loop hunner vermaaken houden—, het dunne bier, dat zijn fober en huislijkmid^ dag of avondmaal, affpoelt — ieder beet die hij in den mond fteekt, zijn kleederen, dek-, zei, ja zelfs de geringe en bekrompen meubeltjes van zijn hutje of laage wooning; alles heefc den wreef, en is aangedaan door de buiten* ipoongheden en flechte huishouding dier geenen die regeeren. Hoe zwaarder de belastingen zijn, hoe meer uuren hij te werken heeft, en hoe meer en hoe verder de voomitziVten der genoegens en verkwikkelijkheden des le-' vens van hem verwijderd worden. Hoe weinig word 'er gezorgd voor de belangens der armen en de behoeftige clasfe der Gemeente, en hoe noodzaakelyk zoude het zijn, dat de ftem des armen Mans met nadruk en ernst in 't Huis der Gemeentens zich konde doen hooren ? de menigvuldige Aflens van Arrest zijn drukkende en dringende voorv beelden, waardoor, even als in de parabel, het Lam des armen man geroofd wordt om de tallooze kudde zijnes rijkeren en vermogenden nabuur te vergrooten. Daar, in plaats van «an-de Rijken de heiden, braaken, duinenen Wildermsfen weg te fchenken, de rechtvaardigheid en goede Staatkunde ons leeren zouden .  AAN DEN HEER BURKE. 1$$ den, om dezelven onder de Armen te verdeden r*> Maar vvü draagen te wel zorg, om met de naauwgezetfte orthodoxie den text der fchriftuure te vervullen: „ Want wie s, heeft, dien zal gegeeven worden, en hij „ zal overvloedigiijk hebben: maar wie niet „ en heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft." Een nog treffender voorbeeld van wreedheid en onrechtvaardigheid , die men omtrent de Armen pleegt, is de manier en gebruik van te pres/en. De arbeid maakt den geheele rijkdom uit van een' armen Man; en zijne huislijke panden en betrekkingen bijna zijn geheel en eenigfte geluk; maar op 't alleronverwagst» onder een twijfelachtig gezag van een Presbevel word hij van zijne vreedfaame wooning, en huisfelijke famenleeving afgefcheurd, en gewelddaadig naar boord eener drijvende gevangenisfe van een werffchip gefleept: alwaar hij verpligt word te arbeiden en te werken in het verfchriklijk ambagt om zijne natuurgenooten te vermoorden, en zulks alleen op het bloot bevel zijner hoofden, en voor zodanige bekrompene maandgelden, niet als hij verdienen kan, maar als het knevelend fyftema der Regeering en derzelver Finantie goedvind hem toe te leggen. Terwijl intusfchen zijn vrouw en kinderen, die hem befchouwen moe- (*) Men vind een Boek van zeer veel gewigt over dit onderwerp, offchoon algemeen te weinig bekend, ten, tijtel voerende: „ Proeven over 't Recht der Eigendom,,/men in Landerijen, door Dr. ooilvie. Ks  ÏS4- C O O P E R's ANTWOOJD moeten als hun heil en troost en broodwinner, angstvallig, zijn te huiskomst verbeiden, en op 't bepaalde uurtje wachten ; - veelal hangt hun fober avondëcten af van zijn daghuur, of 't geen hij dien dag verdiend heeft; maar ziet, het gewoone uur van t'huiskomen bij vrouw en kinderen fjaat, ieder flap des voorbijgangers, ieder ovcreenkomïlig-gerucht van verre word verlangend maar vergeefsch afgeluisterd; de hoop'rekt zich , met een langduurigen en pijnigenden avond, tot eene flaapelooze nagt van jammerklagten en wanhoop de akelige droefgeestige uuren van afwisfelende teloorflelling en vruchrelooze afwachting opvolgt. De naaste of een der volgende dagen brengt de tijding zijns noodlots; en laat de weduwvrouw (lomtijds een zwangere moeder) niets meer overig, dan om haar behoeftig beftaan onder den aangroeijenden druk van nooddruft, gebrek, arbeid, rampen, en ellende nategaan en aftemeeten. Talloos zijn de gevallen van dien aart, en welke natuurlijker wijze op het presfen van foldaaten en zeelieden volgen moeten. Maar de rampen der mindere clasfe van de Maatfchappij worden met een bijna gevoelloozeftilzwy. genheid en geduldige onderwerping gedragen. De zwakke ftem der leidende armoede doet zich zeldzaam buiten de bekrompene grenzen haarer laage wooning hooren, verre dat het de lachende en vrolijke verblijven en paleizen der Grooten vervullen, of tot dc gewigtip-praalende bezigheden des Staatsmans zoude doordringen — buiten dien zoude men ten min-  aan den heer burke. 155 minden moeten onderftellen, dat offchoon oorlogen noodzaakelijk zijn mogen, dit dvvinglandsch fyftema van geweld en roof echter zoo noodzaakelijk niet is. Het is een uitbroedzei van Staatsvrekheid. Waarom de foldijen niet een vierde of de helft vergroot — waarom niet? Dewijl het de last, die vocrnamenlijk op de uitftekende Rijken, de vermoogende Geërfdens, eigenaars vangroore Landgoederen, en de Monopolisten der Heiden , Braaken , Duinen en Wildernisfen ,( als dan een naauwlijks merkbaare vermindering in hunne inkomften zouden ondervinden. Dayir door het goede oude gebruik van de Armen, door middel van te presfen, geweldaadig wegtevoeren, geene meerdere lasten door de Rijken cn vermogende behoeven gedra>agen . te worden, en ook van tijd tot tijd een goed gedeelte van de zwijnenhoop,het fchuimder aarde als voedfel voor 't buskruid weggevaagd wordt. Deze zijn eenige weinige der zoo menigvuldige onderdrukkingen, waar over de arme Brit te klaagen heeft. Armoede en gebrek is mijns bedunkens reeds een genoegzaame plaag voor een inwooner, een lid der Maatfchappij, zonder dat men dit nog in een misdaad verkeerd, en als een verwijt, als 't ware, voor de fcheenen werpt. Waarom verzwaart men dan de armoede door de flavernij ? waarom de Rechten van den Mensch in den poel van rampfpoeden des Burgers gedompeld en verfmoord? burger is voor den armen (de  Ï5Ö cooper's antwoord (de niet Rijken) een onetge ben'aa- minc; de arme of min v er mo o' gende, is geen burger ! want volgens den geest der Conftitutie , word hem het recht van vertegenwoordig ging ontzegd en belet, hij is een onderdaan, onderdaanig en afhangende van den wil van die geene, die wetten maaken, breeken, en ter uitvoer brengen; op zijn best genomen, is hij Hechts Ingezeten in zijn Vaderland, op zijn eigen geboortegrond voor en ten behoeve en voordeele van i— zijnen rijkeren vermogender of magtiger nabuur. Het is daarom, dat ik alle plannen of ontwerpen van hervorming , als niet>beduidende befchouwe, (zonder zich met beloften en fchoone woorden voor het toekomende te paaijen) om niets erger te zeggen , 't geen in deszelfs beftek niet eenige kragtdaadige middelen influit om den ftaat des minvermogenden burgers en de geringere clasfe des volks te verbeteren. Patriotten, zoo als Dr. j o h n s o n op een bedenkelijke en Hekelachtige wijze te kennen geeft en opmerkt, zijn bij uitftek om voor zich zelfs ais 't ware een gladde baan te maaken, en bij andere de ftruikelblokken en hindernisfen te vinden, opteruimen en te effenen; doch zelden doen zij zulks kjzkh zelf. Te recht, en 't is niet meer als billijk; dat de voorftanders eener goede zaak dit verwijt doen ophouden. Het is het Volk, de minvermogende clasfen der maatfchappij, welke het  AAN DEN HEER BURKE. l$f het Gros (*)'de voornaam (le en grootfte. hoop van 't Menschdom famen (lellen, die masfa van uitgeftrekte omvattingen 't groot en wijd begrip formeeren, en aan den Staatkundigen het allergewigtigst voorwerp van nationaale verbetering opleveren. Eene hervorming zoude mij weinig of niet aandoen om de lasten en imposten der Rijken en vermoogenden te verminderen, of eene hervorming om aan de begeertens en inzigten van eenige Senatoorfche Redenaars of naar Plaatsdingende Staatsmannen , het zij in of buiten het Parlement te voldoen. Weg, weg met zoodanige eene hervorming ten halve; weg, weg met zodanige hervormers , mannen van rang en geboorte, Lieden van fatfoen , zoo als zij zich dikwerf noemen; die geene verdere hervorming zoeken, dan om de ariftokratifche monopolie van magt en bewind tot den kring en in banden van die clasfe en partij, waartoe zij behooren, overtebreneen en in dezelve te verzekeren; die het Volk tot het beloeringpaardje van hunne oogmerken gebruiken , of ten hangladder doen dienen om tot de posten en bedieningen, die zij beoogen , te kunnen geraaken; die fteeds van bedaard te werk te gaan , van bemiddeling preeken , en trots , hoogmoed en heerschzugt in hunnen boefem voeden; die de kreet aanheffen van geweld van nieu- wig- (*) Chalmers Berekening des vergelijkenden Staat van Groot Brittanje, pag. 195, bepaalt het getal der huizen in belasting op 721.000, en dat der fchaamele wooiringen en hutten op 865,000.  Ï5S C O O P E a's ANTWOORD wigheden, regeeringloosbeid, heethoofden $ tegen elk en een ieder, die verder opziet* dan om de nietige belangens eener faclie te fchraagen en bij zijne begrippen yanPatriotis. mus ook een begeerte voed, niet om de voorrechten van deze of geene bijzondere corporatie voorteftaan, maar Om de algemeene belangens en Rechten van den Mensch te bevorderen. Het verwondert mij dus geenzins, dat het Volk, dé menigten, zoo weinig belang ftellen en aandeel neemen in het gefiadig gefchreeuw om een Parlementaire Hervorming, daar de kwaaien die hun drukken niet eens aangehaald of daar van gerept worden, en men van voordeden opgeeft en uitvent, daar het hun niet lust gebruik van te maaken. Wie < tot nog toe heeft gefprooken, om de braakleggende landen, heiden, en wildernisfen te verdeelen — de tiendens aftefchaffen —— de bevolking aan te moedigen en te onderfteu- nen (*) behoortijk te zorgen voor den ouden en behoeftigen landman, visfcher, zeeman, weever, ambagtsman of konftenaar • om den armen van de bedekte belastingen, die zij zonder hun weeterfbetaalen, te ontheffen, als (*) Be voortreffelijke en overbekende vriend van 't menschdom en bewonderingswaard:>,e fcforijver de Heer paine, zii van deze vraag in verfchil uitgelloten, zo mede de fchrijver der overziening van de Conftitutie van Groot Brittanje , de Heer o s wal ö, die ons een nieuwe uitgave van dac doorwrochte ea welbefchrevsn werk beloofd heeft.  aan den heer burke. I59 als om hun te verligten van de openlijke be« zwaaren waarmede de Staatsdienaaren hen heimelijk drukken — boven alles, om de noodige voorziening en behoorlijke middelen van en tot openl ijk o n d e r w ij s . en de arme Burger, zoo op 't platte land, als in de fteden weete wat zijne Rechten, en wat het groot oogmerk der Regeeringen, en wat de pligten der dienaars van het Volk zijn. Op dat,zoo zij zulks verkiezen, redelijke fchepfelsmogen worden en geen Machines blijven; en de' bekwaamheden en zielsvermogens aan hun, door deszelfs fchepper gefchonken mogen verbeteren, en de talenten hem toevertrouwd nuttiglijk en zoo als 't behoort van dienst te maaken- En waarom gezwegen, waarom de waarheid geen hulde gedaan ? Ja! daar is te veel ongelijkheid van Rijkdommen(*_) —ook te (*) Ik bedoele hier geenzins mede wat de werktuigen der Regeering ons gaarne wilde diets maaken,-en ten bezwaare van de Vrienden des Volks brengen; mmcnlijlc of zij, een gelijke deelïng van eigendommen beoogden. Neen; uitfteekender talenten, uitftekender kundigheden en uitfteekender werkzaamheid dienen en behooren ook uitfteekender belooningen en voordeden te genieten. Wie zoude anderszins wïHèn werken indien een vreemde de vrugten zijner arbeid plukte? Wie zoude-zich oeffenen en benaarltigen willen, indien de voordeelen zijner werkzaamheid en fpaarzaambeid door aan lüizafe of fpilpenning konde worden aangetast? Dit was juist het zekere middel om de vorderingen en verbeteringen in alle takken van konften, manufaóhmren, landbouw, koophandel en zeevaart te keere" en tegentegaan; ja, om de maatfchappij zelfs te vernietigen. Ik heb hier bij in 't oog , dat men rechtftreekfe of zijlingfe middelen ( hec zij dan of bij wijze van een ontwerp vaa Akkerwet (Agra- riaj  i6o c o o p e r's Antwoord' teveel ongelijkheid van arbeid, werk eri moeite. De Armen werken te veel en weeten te min: onophoudelijke arbeid dooft de vermoogens van den geest , en brengen die geneigdheid voort, om de eerfte aandrift, de prikkeling der natuur boven de behoeftens en noodwendigheden der natuur te voldoen. Hier door zijn de vermaaken der Armen zoo grof en ruw; hunne uuren van uitfpanningen zoo buitenfpoorig en degewoontens van dron» kenfehap, verfpillingen, doorbrenging en fchuldenmaaking, ongevoelig voordgebragt, tot de man, geheel en al verlaagd, zich ontëert, alle aandrift van edele gewaarwording verlooren heeft; en onkunde en armoede, geduurende zijn' gantfehen levenstijd, met hem hand aan hand gepaard gaan, Wenfchelijk ware het, dat de ondervinding' niet bewaarheedde,dat men deze hebbelijkheid eerder aanmoediging gaf, dan tegenging, op dat negentiende gedeelte van de Natie Machines mogten zijn om te arbeiden en te werken, ten einde het overige tiende gedeelte hier van de vrugten plukke. Wat derhalven mijne begrippen zijn, en wat ik meene met een kragtdaadige Her- vor* ria) als door Dr. ögïlYie of door een regelmaatije belasting als door den Heer Paine voorgefteld) zouden beraamen en dienden aangenoomen te worden, om de verbaazende vermeerdering en aangroei van Landerijen en vaste goederen, in dezelve handen, of in dezelve fa. mielieh voor te komen. Daar onze tegenwoordige wetten integendeel zulks uitdrukkelijk bevorderen.  Aan dén heer burke. i6i vorming in de Vertegenwoordiging des Volks* zoude volmaakt dat geenen zijn en trooken met het denkbeeldvandenVerzaaker der Aristocratie, den Hertog van richmond in zijnen Brief aan den Collonel sh a rman Ik vordere dat de Man, wiens aandeel in de Ge. meente beftaat uit lijf en leven, vrijheid en arbeidzaamheid met geen duit in zijn zak, een even gelijk recht en ftem in de keus der Wetgevers, welke zijn aandeel befchermen moeten, hebbe, met den Man, die lijf en leven, vrijhei!, arbeidzaamheid en honderd duizend ponden fterlings bezit Met de drie eerstgenoemde Articulen der Naamlijst aan alle Menfchen toebehorende, en die de middelen zijn om 't andere te verkrijgen vergeleken, zoo is het laatfte van een nietsbedmdend belang; een gering Hofje aan de weegfchaal; een aanwezen en beftaan bij toeval; door kunst gewrogt en geenszins van natuurlijk aanbelang en gewigt; en gewogen tegen de wezenlijke gefchenk-m die de natuur aan alle hare kinderen gem.enfchappelijk uitdeelt, vermogen zij niets, daar zij te ligt zijnde met de fchaal naar de lucht rijzen. Ook zoude mijnes bedunkens, het Volk vooral niet moeten vergeeten, om als een grond van alles te leggen, en 't als 't eerfte en voornaamfte articul van Berigt, van allerplegtigften last aan derzeiver Vertegenwoordigers te ftellen, dat Zij rijpelijk, doch ionder verwijl, en zoo fpoedig mooglijk, eert ontwerp maaken, en aan het oordeel van't rubliek, geduurende een zekeren bepaalden L tus?  IÖ2 cooper's antwoord tusfchentijd onderwerpen, een heilzaam famenftelzel enGrond Wet van nationaale opvoeding. De God dei Natuur heeft aan den Mensch niet alleen handen om te werken, maar ook een hoofd om te denken gegeven , hij heeft aan hem vermogens gefchonken ter vermeerdering zijner kennis, ter verbetering zijner zielsverrooogens, en voor de maatfchappelijke famenleving. Een der grootfte nuttigheden en taak der Maatfchappij is, om alle wijd uitgeftrekte omvattingen in beweging te brengen ; dat niet alleen ieder individue, maar ieder Gemeente van individues, kortom het geheele menfchelijk geflagt, door middel van wederzijdfche en onderlinge mededeeling in den roemrijken loop van wederzijdfche en onderlinge toenemende verbeteringen mogen voordgaan Zoo als het thands is ingerigt, wordt het grootfte deel der redelijke fchepzels door volftrekt gebrek aan opvoeding beroofd van de middelen om eenige kunde, van wat aart ofratuurdiezij, dan die volftrekt tot deszelfs beftaan en onderhoud noodig is, te kunnen verkrijgen. Ook houd men zelvs voorbedacht en listiglijk het grootfte gedeelte in een ftaat van dierlijke onkunde en verdrukking zijnes verftands, op dat hij dus best kan geleid en in 't denkbeeld gebragt worden, om zijne Regenten en Beheerfchers als wezens van een verhevener clasfe te befchouwen. De Staatsmannen, de Priesters en Geestlijken weten te zeer, dat kennis de doodlijke vijand van Staatkundige Bedriegerijen en Priesterlist is; en hebben dienvolgens  AAN DEN HEER BURKE. l6g gens in alle rijken en door alle eeuwen heen alcoos en regelmaatig zich tegen navorfching en onderzoek verzet. Dat mijne lezers (bijzonder die der minvermogende clasfe, indien dit werkje hun in handen mogt koomen,) hier opletten; ditisdeklaauw waar door het monfter zich verraad en waar aan men het kenne; dit is de Bokkepoot van 't Despotismus, waaraan, wat gedaante het ook aanneeme en in wat vorm het zich vertoone, men het erkennen kan. „ Vertrouwt de zorg uwer zielen maar aan „ mij," fchreeuwen Priesters en Geestlijken; die van uwe Vrijheden en Eigendommen „ aan mij," zegt de Staatsman; „ betaalt „ uwe Tiendens, uwe Imposten, Schattinge „ en Lasten,en laat voor het ovrige de zorg ons „ maar aanbevoolen; doch vermijd zorgvul„ diglijk alle gefchriften, iamenkomften en , gelprekken over de Articulen des Geloovs, der Rechten van den Mensch: deze zijn j, heterodox en oproerig. De middelen en de „ wegen die tot kennis leiden, zijn godlooze ftrikken en famenftellingen van Atheistij, fche , Patriotifche , en Republikeinfche , „ Rampzaaligen, die de heilige leer der On■„ feilbaarheid van Kerk en Staat verachten.' Onder dezen toedragt en algemeenen gefteldheid van Nationaale Onkunde onder dé mindere clasfen der Maatfchappij, is mij geen ontwerp j zoo wel gefchikt om de duurzaamé gronden eener Hervorming voor het toekomende te leggen, bekend, noch ftichting en ihftelling* als een daad van Nationaale Rechtvaardigheid noodzaakelijk, voorgekomen , als L % BeÖ  i6± cooper's antwoord een wel famengefteld Plan der publieke op* voeding. Ons geheele gedrag ten opzigte der Armen, fchijnt mij een lyftema der beledigenfte Onrechtvaardigheid te zijn. Wij Hellen hun buiten vermoogen om kunde te kunnen verkrijgen, doordien hunne bckrompe en fchamele broodwinning hun nauwelijks de middelen van beftaan voor 't huishouden verfchaft. (*) Dus en op die wijze medege. ..(*) DeL'eWe en Zondagfche Schooien zijn iftens. Eenzijdige en geene algemeene hulpmiddelen; gevolglijk 'een daadljk onrecht. 2de. Is wel het groot oogmerk , voor zoo veel ik heb kunnen nagaan, in die Schooien, nee lecren van Pfalmen zingen, en om kruipend en laag beleefd te zijn, en om kattebogchels voor ieder voorbiiganger, die net gekleed is, te maaken. 3de. Worden de kinderen zorgvuldig onderwezen en aangekweekt in de rewoon ten van eene bijgeloovig eerbewijs voor de leeraaren der Kerken in de onbegrijpelijke wartaal der Orthodoxie. Het zij verre van mij als of ik deze aanmerking uit bij*, zondereinzigten, om degronden en leerftellingen van een andere Religiefecte in te voeren, zoude willen maaken Ik wraake alle betrekking op Religiefectens, van wat aart en benaamingen ze ook zijn mogen, ten vollegewaar wordende en bewust zijnde, dat alle, en een ieder van dezelve op zich zelve zekere beuzelachtige kleine, Iaage, belangens voorkeurig voeden, en den voorrang boven alle andere overwegingen gev-en; ook dat een ieder hunner een bijzonder lichaam uitmaakt, bezield door een faftiegeest, zelden, ja nimmer, faam vereend met de belangans der Natie. Met het uitgeftrekst verlangen, hoop en wensch ik eens één groot Lichaam te moogen zien één alleen duurzaam Lichaam, namenlijk dat der ' gemeente: ook das eens zal ik een groot duurzaam een alleenheerfchend belang zien , t. w. die der g eme en te. Dit tijdftip vrees ik (offchoon deszeb-s toe" komst zeker is) zal ik.niet. beleven; toch zal die tijd t;ens dagen, ventent annis Jaculaferis, en offchoon ik al de komst van dit tijdperk onder ons niet zal mogen toe- j , jui-  AAN DEN HEER BURKE. 165 gewerkt hebbende om hun te vernederen, door onzen pligt ten hunnen behoeve te verzuimen, na hun arm gemaakt en onkundig te hebben gehouden, verklaaren wij hun buiten ftaat om vertrouwd te kunnen worden, en ftooten hun uit van eenige mededeeling of aandeel in de gewigtigfte en wezenlijkfte Rechten van den Mensch en van Buger. Hier bij bepaalt het zich niet, ons Crimineel Wetboek is een oneer en belediging zelvs voor 't gezond verltand en voor de menfchelijkbeid; word verkeerd in, en tot een wettig moorden en ombrengen des Armen. Men verhaalt, voor zoo veel ik mij herinneren kan , vaneen' der Tijrannen van Sijracufa, dit hij zijne Wetten met oogmerk in zoodanige kleine caracfers laaten gravecren , en zoo hoog en verheven ten toon gefield had, dat den inhoud derzelve door het Volk niet konde worden gelezen ; en dus boetterie hij zijne wreedheid met de ongelukkige overtreders van bevelen, die zij volftrektlijk niet weten konden, te'ftfaïfen; want zijn ftelregel was even aks bij ons: Ignorantia Legis neminem excufat. Dus handelen wij met een' armen ongelukkigen, dien wij ter dood verwijzen , wiens ftaat en juichen, zoo zal ik echter niet nalaaten mijn ledige uuren daaraan te wijden, en mijne uiterfte vermoogens iurpannen deszelvs komfte te vervroegen. (*) Wanneer de Milords en Rechters verfchillen over de famenfchikking of zin eener pcenaale Wet, of over derzelver toepasfing op een uitgebragie zaak, (en niets gemeender dan dit) hoe dan met den ftehegel 4er Wet gehandeld? L 3  i66 cooper's antwoord en toeftand hem nimmer toeliet om zelve de gewoone en eerfte beginzelen der Spraakkunde te leeren, en wiens armoede en verachtelijk leven misfchien hem tot die misdaad tegen de Maatfchappij, en voor welke onze Wetten zoo ftrengelijk ftraffen, gebragt heeft. Een wel doorwrogt en rijp fyftema van nationaale opvoeding, waar door aan de Armen de eerfte beginzels van kunde zouden toegereikt en medegedeeld worden , zoude hun in ftaat ftellen hunne pligten te leeren kennen, en de middelen zijn om kragtdadiger het heilzaame en de eigenfchappen derzelver betrachting in te planten; het zoude hun geheel andere Vermaaken na 't afioopen bunnes arbeids en dagwerk inboezemen en doen nemen, in plaats hunner nu gewoone onmaatigheid en buitenfpoorigheden ; het zoude de nu dood en begraven liggende bekwaamheden als in 't leven doen verrijzen, nieuwe kragten aan de werkzaamheid geven, en den mensch geheel en al verheffen, en in de kring der redelijke wezens terug brengen en herftellen. Groot, ja! verbaazend groot zouden wezenlijk en in de daad de voordeelen zijn, die uit een algemeene uitbreiding van Jjennis onder de Natie voor dezelve zoude voortvloeijen: en de dag van derzelver ftichting zoude voor het Despotismus het tijdftip van plegtigen rouwdragt en treuren zijn. Zoo lang 'er zoodanig fyftema van openlijke opvoeding nog niet behoorlijk is vast. gefield , kan de middel en arme clasfe der Maatfchappij niet beter doen dan bijeenkom- ften  AAN DEN HEER BURKE. j6j ften en clubs oprigten, (*) niet om famenrottingen en beroeringen'te verwekken, veel min tot verraad en muiterij, maar om té lezen, en met eikanderen te verkeeren en te fpreken, ten einde zij trapswijze leeren, wat hunne rechten, en wat de pligten eenes Burgers moeten zijn; van welke voorrechten, waarop zij een gerechte aanfpraak hebben , mens hun al beroofd heeft; en in war opzigte hunne onderfcheiden toeftan den , door een wijzer* verftandiger en billijker fyftema van Wetgeving , noudig waaren verbeterd te worden. Drze Sociëteiten zouden weldoen, door het geheele Rijk met eikanderen in onderhandeling te treden en gemeenfchappelij.k te werk te gaan. En wanneer, bij het nazien en overwegen van zoodanige gefchriften, als die welke de groote zaak in verfchil, het Staatkundige, verhandelen, het Volk geleerd en onderrigt is dat zij geen hóóp zwijnen, maar redelijke wezens zijn . en gelijke rechten, en gelijke vermoogens'bezitten, en voor verbetering hunner onderfcheidene beftemmingen vatbaar zijn,even en gelijk die mannen ..die hun regeeren en verachten; dat zij zich tot en als_ in een middenpunt verëenen, tot een manlijk vast en bepaalend, doch befcheiden en achtingvol Beroep-Vertoog aan de Wetgevende Magt, voor en om die Rechten en Vorderingen, als op welke het Volk een gerechte aanfpraak heeft (*) Eenige zeer goede fchetfen en ontwerpen tot bij. eenkomften° kan men vinden in den ai^nchestjs* herald van J6 Junij 1792. L 4  jfé<3 cooper's antwoosb heeft om aan te dringen : geen zins door kort, itondige hulpmiddelen,overeenkomft; r ,lcnik, kingen, halt ontworpen (moddei) plans van her-, vorming; niet mer toe te geven of iets at te ftaan om reden, belang of rust voor zich zelve, neen } niet alleen voor zich zeiven ge/.orgd, maar de Z^ak van 't.-Nageflagt zij met nunne zaa* onafIcbei baar verknogt. en men blijve onveranderlijk volharden , tot het doen nemen van zoodanige maatregulen en middelen wc;ke aan de groote masla der Natie eene fpoedige herftelling van haar lang verlooien Rechten, ten vollen en in den uitgebreidftenzin, kragtdaadig zal verzekeren. (*) Dit CV Een of twee bijzonderheden zijn 'er, weike, offchoon niet volftrekt noodzaakelijk, mij tot het bellek eener Parlementaire Hervorming van veel gewigt voorkomen. % Een gezette rondgaande uitfluiting; namer.lijjt zoo, dat indien 'er Jaarliikfche tfurlen.enten .plaats ffadden, niemant ooit langer dan in drie opvolgende Paiienemen zoude mogen zitting hebben, en bij het vierde Parlement moeten rusten bij een tweejarig zouden de Leden alleen vermogen in twee Parlementen zitting hebben en met het derde moeten rusten; ook zoude jhet Volk het recht hebben ten alle tijden om hun te weeren en uit de zitürg des Parlements terug te roepen op dat de Vertegenwoordigers zich niet mogten verzekerd houden, als of zij gerechtigd en bevoegd tot de verkiezing waren 2. Hei goede oude gebruik om Daggelden aan de Leden te geeven, dient herfteld: het maakt een gedeelte der oude Britfche Conftitutie uit, en is ook in Frankrijk aangenomen Indien het Volk hunne Vertegenwoordigers niet betaalt. za( her Hof zulks wel doen Kene Natie moet aan geen individueel verpligting voor bewezene dienden, die zij vergelden kan, hebben. Het is duidelijk en ten klaarde de belangens der Natie het van 't belang hunner Vertegenwoordigers te maaken, om bunpen pligt te betrachten. Waarom zij ook behoorlijJc dien-  aan den heer burke. l6') Deze en dusdaanig zijn de Staatkundige gevoelens van een man, die, volgens het gezegde van den Hr. burke, „ een der flegtfte menfchen van het Rijk is;" en aangezien de begrippen der Staatkundige deugd van denHr. rurke, zoude het mij leed doen, indien ik zijne loftuitingen had mogen wegdraagen. Van de Jaarwedde, die deeze belangelooze Staatsman op een anderen naam uit het fonds op den Staat van Ierland zoude trekken, en waar meede men hem openlijk befchuldigt, zal ik verders niet fpreeken; daar ik haast zijne ftitzwijgendheid voor een bewijs der befchuldiging in dezen zoude moeten houden. Ookzal ik niet uitweiden over zijne lievderijke voldaane en voldonge zuc'it en genegenheid, die hij betoond heeft voor. de Koninginne van Frankrijk , welkers caraóter anderzins met de zwartfte verwen van aanklagte en verwijfingen is afgemaald; want zipie Denkbeelden der Deugd fchijnen hemelsbreed met die der Menigtens (van 't groote gros) onderfcheiden; zij zijn niet van 't gewoon Alloi, noch ftemmen ovuëen met de gewoone denkbeelden en gevoe'ens, die de Menfchen van de Deugd hebben : misfchien eveneens en zo als goiters fchoonheden voorgeevt en meent te vinden onder de Invvooners der Aldienden betaald te warden, niet bij het Jaar, maar geevenredigd en naar maate hunner vacatiën en 't waarnemen hunner posten in 't Parlement. Indien het Vok hun betaalt, zullen zij de Dienaars van 't Voik zijn; indien net Hof hun betaalt zullen ze ook de Dienaars yan 't Hof zijn. L 5.  170 coopjsr's antwoord Alpifche Gebergtens, zoo kunnen veelal re. delijke wanltaldgheden voorwerpen van vereerenswaardige bewondering in de begrippen en volgens 't oordeel van den Hr. burke zijn. Ik treede ook geenzins als zijn befchuldiger op, over zijne ruuwe en ongunftige behandeling de Koningin aangedaan noch over zijn gebrek aan lievde en trouw aan zijnen Koning, in het treurig tijdftip toen de Bricfche Souverein door een kortftondige krankzinnigheid bezogt wierdt: offchoon de Hr. burke, zonder de verfchuldigde eerbied en achting, die men aan eene Vrouwe, aan eene Moeder verfchuldigd is bij die gelegenheid in acht te nemen, verklaarde dat de Almagtige den Monarch van zijnen lroon gebonsd had. Niets zal ik ten dezen opzigte en zijnen laste brengen, wellicht heeft hij voor gedaane zonden en ongerechtigheden boete gedaan , en bij het Hof zijne genade uitgewerkt, alwaar hij vergiffe. nis voor de Misdaaden, tegen zijne Majefteit gepleegd, kan verkregen hebben, en zijne Staatkundige Overtredingen uitgedelgd zijn. Noch zal ik in 't breede opnaaien de gantsch onedele recht Eerzaame en hoonendfte belediging, zijne Elele recht Eerzaame Vijanden, thands zijne Edele recht Eerzaame Vrienden, Lord north, den Hr. pitt en den Hr. dundas, aangedaan: dat hij zich vermaake in zijne vriendfchappen en vijandfchappen: in deze gevallen handelde hij volftrekt niet overhaastende en grillig, maar met behoorlij. ke voorbedachtheid; en wel na hun met zeer veel  AAN OEN HEER SURKE. 17I veel moeite en onophoudelijk tot alle de wandaaden van een Nero naar zijn fmaak te hebben afgerigt, toen, en niet eerder als toen, nam hij hun voor lijne medemakkers aan, en fchonk hun een plaats in zijn Harte. (*) Noch valt veel meer te zeggen over de „ poten der zwijnenhoop(f) noch ook over zijn kiesch Haaltje van mededeelzaame Rechtvaardigheid en billijkheid, waar mede hij de waereld bij uitftek begunftigt; met aan de Bisfchoppen, zoodanig als die van Durham en Winchester eene nietsbeduidende belooning van meer dan tien duizend ponden fterling 's Jaarlijks, (§) zoo als hunne tegenwoordig inkomen , toe te kennen , terwijl hij intusfchen de Armen zorgvuldig aanbeveelt, die „ Eigendommen, „ waar zij toch nimmer eenig deel aan kunnen „ hebben, te eerbiedigen. Dat ze maar braaf „ arbeiden en werken moeten, om te ver- „ die- (*) „ Hebt gij nimmer Lord north gezegd," vroeg een Lid der Revolutie Sociëteit, en welzoo ik meen de Majoor s c o t t aan den Hr. burke, „dat hij den Oorlog zoude doorzetten, zoo lang hij geld konde vinden om de ,' Heeren om te koopen, die zeggen zouden alle ver, trouwen in hem te Hellen. Hebt gij aan de Heeren ' pitt en dundas niet gezegd, dat ze een voorflag " gedaan, en de meerderheid een Sijftema aangenomen ", hadden, die de heillooze Regeering van nebo met ' de zwartfte vlek zoude gebrandmerkt hebben? Ik zal u met geene meerdere vraagen ophouden, offchoon ik * 'er meer dan honderden zoude kunnen doen: en '„ deze gezegdens zijn niet gefchied tusfchen vier Muu„ ren, maar zijn allerweegs door middel uwer Schriften „ veifpreid." Brieven aan de Edele, Recht Eerzaam» den Hr. b u rke, p. 18. (•f) Opmerkingen, p. 117, (§) Ibid, p. 154.  Ijl c o o p e r's a n t w oord „ dienen wat door arbeid verdiend kan wor„ den; en indien zij mogten ondervinden, zoo als zij gewoonlijk doen, dat de uitflag „ niet geëvenredigd is noch beantwoordt 3, aan hunne poogingen, zij alsdan noodig ,', hebben te weten, dat hunne troost zij de ,', eindelijk geevenredigde maa5, te-en belooningen der eeuwige „ rechtvaardigheid! (*) Neen, over geenen dezer hoofdzaakelijke onderwerpen zal ik mijnen Lezer ophouden; mij hier meede alleenlijk vergenoegende en te vreede Hellende een befchrijving en aftekening van de Menschlijkheid en 't Patriotismüs van den Hr. burke in zijne eige beantwoordingen te geven. ; Van de perfoonen fprekende, die door de Menigten in 't begin der Franfche Revolutie zijn omgebragt, zegt hij: Indien zij niet door een openlijke jlrafoejfening ontkennen, dat die kunstgrepen, zoo ook mede de bedreigingen, geenzins een deel hunner policij uitmaaken ; (een kunstgreep waar van zich de Natie nimmer bediende noch aan fchuldig maakte, en een bedreiging die zij nooitgebruikte) zoo moet men, indien ooit een vreemd Vorst Frankrijk inrukt, hetzelve inrukken als in een Land van Moordenaars. De wijze van befchaafden Oorlog kan en moet omtrent hun niet in acht genomen worden} ook zijn de Franfchen, die op en volgens het tegenwoordig fystema te werk gaan , hier niet toe gerechtigd Zij, welkers bekende policij is tok (*) Opmerkingen, p. 351.  aan den heer burke. i?3 ieder Burger te vermoorden, die zif wantrouwen misnoegd te zijn over hunne Ticrannij, en de Soldaaten van ieder hunner openlijke vijanden omkoopen , moeten geenzins eenige vijandelijke inschikkelijkheid verwachten. Neen! de gantfche Krijg , welke geen Veldjlag zal wezen, zal militaire executie zijn. Dit zal daaden of 't recht van wedervergelding te weeg brengen, maar ook ieder dezer daaden zal nieuwen wraak ver... fchafen. De helhonden des Oorlogs zullen ongemuilband ontkoppeld van alle kanten losgelaaten worden. Dusdaanig zijn de raadgevingen van den Hr. burke: zekerlijk voordkomende uitde melk der Menfchenlievde zelve door hem afgezoogen! Te bejammeren is 't maar voor hem dat zijne jatla nergens te vinden zijn dan in'c fraaije hersfensgeftel zijner eige poë-. tifche verbeelding! In tegenoverftelling van de voorgaande plaatfeftellen wij de gevoelens van Dr. pa r r , die., met eene rechtmaatige verontwaardiging uit-vaart tegen „ de raadflaagingen van deze „ bloeddorftige Geestdrijvers , die , zonder „ fchaamrood te worden , gevoelloos het „ niets fpaarend zwaard der vreemde Mo-, „ gendheden, zonder beledigd en aangeval,, ien te zijn , zonder voorafgegevene reden, „ zonder form en fchijnrecht, gaarne uit de fehede hadden getoogen en in't-hart der „ Franfchen geftoten; alleen met Franfchen „ den krijg willen hebben, alleen op Fran„ fchen grond, alleenlijk wegens Frankrijks rechten, Franfche wetten, en om en we- gens een Franfche Regering. „ Wan-  X74 cooper's antwoord • „ Wanneer men bijbrengt, dat Vorften, „ uit kragt hunner betrekking tot Vorften, „ één gemeene zaak hebben, (en zeker ook „ maar één zaak word in dezen beoogt, die , wel en als deugdelijk den voorrang boven i, de rechten van onderdaanen en van dert „ mensch gegeven wordt,) zoo is het antwoord ook zonneklaar, dat zij, die geen e» Vorften of Prinfen zijn, insgelijks ook een , gemeene zaak hebben, en de zonneklaare 3, gevolgen van het antwoord zijn, dat indien m deze. laatfte niet ontrouw aan zich zeiven, », noch aan hunne nabuuren, noch aan ri 't nageflacht willen zijn , zij confederatie „ tegen confederatie moeten verwekken en „ ftellen;en dus wordteen nieuwe zondvloed, „ en wel van menfchenbloed over den aard„ bodem gebragt. - „ Indien wezenlijk en in de daad de drei„ gende Kruisvaart van Despootifche Roffi* „ aanen ondernomen wordt, zoo zal zulks „ naar mijn gevoelen een beledigende inbreuk „ op de Wetten der Natiën zijn; het zal een „ woeste barbaarfcbe famenzwering zijn te„ gen de befchreven en onbefchreven Rechten „ des Menschdoms ; en dierhahen bid ik in de oprechtheid mijnes harte den recht. „ vaardigen bestuurder van'tge- ,, heelal; den Schepper van den mensch, a en den koning der Koningen; ik bid hem „ den trots te verneederen, de boosheid en „ alle de Aanflagen van alle die partijen, het „ zij heimelijk of openbaar, in dit famenfpan», nend toneel van euveldaaden en ijsfelijkhe- j; d@n  AAN DEN HEER BURKE. 175 „ den ter neer te liaan ! deze belediging tegen „ de waardigheid der menfchelijke natuur, N dit verraad gepleegd tegen de Majesteit van „ Gods Evenbeeld den redelijken en onfterf„ felijken. Mensch te verijdelen en te fchanda „ te maaken!" (*) In zijn „ Beroepfchrift der oude Whigs op ,, de nieuwe" (p. 33) zegt de Hr. burke, fprekende van zich zelve , (f) Dat hij de eerfte man was, die in de raadfpanningen eener Volksverkiezing, het gezag der Berigtfchriften van Co:iftituenten verworpen heeft, of die 'er aller'weegs zoo tegen geijverd heeft. En wel mooglijk is 't mistrouwen en verval, waarin het lecrftel* zei van gehoudenheid aan Berigtfchriften in onze Conftitutie gevallen is , grootelijks toetejehrijven, dat hij', bij die gelegenheid, 'er zich op die wijze zoo tegen verzettede. Tegen de hervorming in de Vertegenwoordiging en tegen de BUI om de Duuring der Parlementen te verkorten, heeft hij zich regelmaatig en voljlandig federt een menigte van Jaaren verzet, zelvs in weerwil en tegenfpraake zijner beste vrienden. ******* Tegen het: gevoelen van verfcheidene zijner goede vrienden, ja zelvs tegen de aanzoeken van fommige derzelven, verzettede hij zich tegen de Geestlijken der Openbaar e Kerk en derzelver Ver100geu aan 't Huis der Gemeentens gedaan, om van de (*) Vervolg op het gedrukte Nieuwsblad, p. 73. (f) Offchoon dir Gefchrift zonder naam is, echter daar men het algemeen houd en aanhaalt als van den Hr. burke, en ook de innige bewijzen draagt des Autheurs, fchrooms ik ook niet bem hetzelve toe tefchrljven»  1^6 cooper'santwoor.0 de Ondertekening (der formulieren van eenheid*) ontjlagen te worden. ******* De aangehaalde weinige Voorbeelden, onder zoo veele anderen, dienen ten antwoord en wederlegging der opdringingen ; als ef hij hoogst en grootlijks mede den Volksftroom gevolgd haddei doch welke hij als 't waare eerst in zijn laat ft e boek (de Opmerkingen) zoude verlaaten en verzaakt hebben. Deze en zoodanig is de befchrijving, die den Hr. u ir rk e van zijn eigen Caraéter geevt. Het flauwe masker van Huichelaarij afrukkende treed hij ftoutlijk en onbeichaamd de waereld in 't ge/ut, als de openlijke Leeraar en Belijder van Staatkundige Guiteftreeken, als de Sijstematifche tegenftrever van allerlei foort en aart van hervorming, minnende zelvs de overvloeijendfte maate der ongerechtigheden, het opeenftaapelen van zonde op zonde. Andere overtreeders en zondaars der Rechten van den Mensch 'en der Verbetering van de Maatfchappij hebben ten minften met een zeekere foort van zedigheid hun zaak bepleit, met het voorwenden der algemeene verzoekingen , of hunne misdaaden geplooid met gewoone verontfchuldigingen; hetzij verleid door het heerfchend voorbeeld van anderen, het zij door dorst naar rijkdom, of door zugt naar magt, of om te regeeren ; allen hebben hunne beweegraderen ter verontfchuldigingen ter dekking hunner euveldaaden. Maar verontfchuldigingen ftrooken geenzins met de hoog verlichte en laatdunkende Onrechtvaardigheden van des Hr. burke's Staatkun*  AAN DEN HEER BURKE. ïff de, en ontbloot van alle eer en fchaamte, dringt hij door tot onder het verachtend oog van 't publiek , zich aan 't zelve vertoonende in alle naaktheid en wanftaltigheid van Staatkundige Ondeugd* Gevallen Cherubs.' Ja, 't zou hoogst rampzalig weezen, Indien uw zwakheid uit uw daên en lij Jen bleek; Het zij uw vast befluit, dat ge altijd, zonder vreezen, Ü nooit door goed te doen , maar wel door kwaad doeri wreek', Dit ftrijdt met de oppermagt van hem, dien wij weêr-» ftreeven! M I 1 T O H Dusdanige is onze Befchuldiger; de opefl* lijk belijdende beitrijder der Rechten van den Mensch! Dat wij nimmer zijne Lofredenen mogen wegdragen. ? Ë I N D E. M AAN*  i?8 AANHANGSEL. Manchester 8 Maij 1792. constitutioneel!; sociftftt van manchester vernomen hebbende, dat twee haarer leden ter verrigting van hunne byzondere bezigheden zich in parys bevonden, dachten het van hunnen pligt te zijn, dezelve te verzoeken om met de Patriottifche Sociefiten van Frankrijk 111 onderhandeling te treden, ten einde „ een correspondentie aantegaan in alle de gevallen en omftandigheden , waarin de rechten, belangens en 't geluk van 't Menschdom betrokken mogten zijn." Eene zoodanige correspondentie, van wegens de Manchester Sociëteit voorgefteld, is door „ de Sociëteit der Vrienden van de Conftitutie'' in Parijs, gewoonlijk bekend onder de benaaming van de Club der Jacobijnen omhelst en aangenomen. Daar de constitutioneele sociëteit van manchester geen geheime correspondentie heeft,noch begeert,om haare gevoelens of gedragingen verborgen te houden; ook ter voorkoming, dat men haare onderhandelingen met de Franfche Sociëteiten in 't algemeen of met die der Jacobijnen in 't bijzonder, 't zij toevallig, 't zij voorbedacht, niet in een kwaad of verkeerd daglicht mogte plaatfen, heeft zij de volgende vertaaling van het Addres door haare leden aan de Jacobijnfche Sociëteit aangeboden , zoo mede van net Ant-  AANHANGSEL» i~9 Ahtwntird des. Prefidents, en van den brief der Societeir van Manchester; openlijk in 't licht ge> geven. tiiomas walker, Prefi lent. samuel Jackson, Secretarisi Vertaaling van 't addres door de afgevaardigden van de constituti- oneele sociëteit van mancheste^ aan de sociëteit der vrienden van de constitutie, haar zitting hebbende inde jacobijnen te parijs, aangeboden op den 13 April 1792. broeders en vrienden! . Met het zuiverde en oprechtfte gevoelen heB> V>eu wij het genoegen ul. het befluit onzer broederen der Conftitutioneele Sociëteit van Manchester, waar bij zij ons als hunne Afgevaardigden bij de Patriottifche Sociëteiten van Frankrijk benoemen, hierbij bekent te maaken. Thands daar inen onder de despotieke maften van Europa eene famenfpanning fmeedt, om de zaak der vrijheid te verpletten en de rechten van den mensch te vernietigen en uit te delgen, kan het u l. ongetwijfeld niet dan tot een bijzondere blijdfchap (trekken, te vèrneemen, dat allerweegs en aan alle oorden, (zelvs onder die natiën , die door de bedekte en listige kunftenarijen der Vorften en Hovelingen maar al te dikwerf gedwongen wierden toet eikanderen vijanden te zijn), zich menfchen bevinden , die ten fterkften gevoelen en deden in uwe zaak — de zaak niet alleen der Franfchen s snaar die des geheeleu menschdorris. Het licht, 't welk gij verfpreidt hebt over de waare beginfels van Staatkunde, over de natuurlijke Rechten van den Mensch, (een licht dat in de duisternisfen van burgerlijke onkundein Engeland flauwelijk vonkelt), dient ons mede ter opklaaring M 2 en  ISO AANHANGSEL. en overtuiging te .(trekken, dat eindelijk het tijdflip gekoomen is, om alle nationaale vooroordeeïen afteleggen, geheel te vernietigen, en dat vrije menfchen eikanderen als broederen begroeten mogen. — Tc lang hebben de kunftenarijen der Despooten, in geduurigen tweeftiijd met de nitlpraak der natuur,de natiën geleerd om eikanderen als vijanden te befchouweh. Befchouwende de Club der Jacobijnen niet blootlijk en alleen als de vrienden der Conftitutie van ' Frankrijk, maar veel meer onder de achtingwaardig, fte benaaming van vrienden van 'i menfchelijk geflagt, zoo verzoeken wÜ, uit naam der Conftitutioneele Societeir van Manchester, in een vriendfchappeliike onderhandeling en correspondentie met dezelve te treden, en zoo al niet als eerfte grondleggers en aanvangers, ten minften als opvolgers, die het fpoor drukken van een opteristten algemeen verbond tusfchen de Parriottifche Sociëteiten van Europa , ten doelwit hebbende de broederlijke vereeniging van alle menfchen. Onze Sociëteit zal zich gelukkig achten haare poogingen met de uwe te mogen vereenen, om die gewigtige beginfels van Vrijheid voord te planten, waardoor, en waardoor aileen, het Rijk des Vredes, en 't geluk van 't menschdom op een vast en onwrikbaar grondfttik kan gevestigd worden. Wij wenfehen de Club der Jacobijnen geluk met de afgedwongene hulde door een der despotifche hoven van Europa haar alreeds bewezen, met haar bij uitftek uit te zonderen , en als de geflaagenfte vijanden der willekeurigfte magt als met den vinger aan te wijzen. Vervolgt Broederen den loop uwer menfchevriendelijke poogingen en verrigtingen — vaart voord de vervloekingen der dwingelanden , en de zegeningen van 't menschdom weg te draagen. (was geteekend) tiiomas cooper.. james watt Jun. ant*  AANHANGSEL. l8l antwoord van M. caera, Vice-Prefident, bij 't afwezen des Preftdents, Het is nu juist honderd Jaar, dat de Engelfcha een verheven voorbeeld aan 't heelal gaven in den despotieken hoogmoed der Vorften tcverneederen, en de eerfte fch'emering eener verklaaring van de Rechten van den Mensch in hunne Conftitutioreele charter deeden voorkomen en vertoonden. Te dier tijd waaren de andere natiën des aardkloots nog omringd door dikke en duistere nevelen der onkunde, en gekromd onder het juk der fchandelijkfte dienstbaarheid. Thands heeft Frankrijk uw voorbeeld nagevolgd, en, nagevolgd tot en in een zoodaanigen graad van volmaaktheid, als waaraan men ongetwijfeld voormaals nauwelijks? durvde denken, doch het geen eenvouwig niets anders is, dan de ontwikkeling en de fteeds toenemende vordering der menfchelijke rede. Thands ook zijn het de Ëngellchen , die het begin maaken der algemeene verbintenisfen met alle natiën, verbintenisfen , welke wij ons verzekerd houden , dat eens van 't gantfche menfchelijk geflagt één eenige en enkelde famielje zullen maaken. — Ja, broederen en vrienden , de Engelfchen en Franfchen voor tiltoos door de banden van rechtvaardigheid, menfchelijkheid en broederlijkfte toegenegenheid faaravereend , zullen vereenigd voor de handhaving hunner onderlinge en gemeenfchappelijke vrijheid, en ter verbetering van hunne wederzij dfche regeringen ftrijden. Vergeefsch vleidt zich de opwellende despootifche woede, der tijrannen van Europa, om wederom, als voormaals, het eene votic tegen het andere in 't harnas te jaagen , om 't getal hunner flaaven te vergrooteu, of om hunnen wraak te voldoen: de tijd, het uurdezerdwalingen en beguichelingen is voorbij — de nationaale verbitteringen, aangeftookt door bedekte kunstgrepen en bedriegerijen der Hoven, beginnen nitgedoovd te worden. Het Fransen volk, de M 3 Fran-  l8ü AANHANGSEL. Franfche foluaten en de Franfche zeelieden zien, niet dan broederen en vrienden in dezelvde clasfe, van Engelfchen, en wenfdien niets hartelijker dan hun te omhelzen en op 't heilig Euangelium der Rechten van den Mensch een eeuwig verbond van; vrede en vereenigïng te maken. Reeds wapperen de Engelfche, de driecouleurige van Frankrijk en de dertienïtreepige vlaggen der braave Americaanen ontrold door eikanderen aan de gewelven van bijna alle de Patriottifche Sociëteiten van Frankxijk; reeds worden de burgerfeesten door meest alle de departementen des Rijks gevierd,'om de verbintenisfen, die wij met alle de Patriotten in de perfoonen der afgevaardigden van de wijdbeTocmde fkde Manchester op nieuw bezvvooren hebben, te heiligen. Vrienden! zegt uwe Medeburgeren, die mannen, wier verftand, werkzaamheid en vaderlandsliefde zoo dierbaar is aan allen die de kunfien , den koophandel en de menlchehjkheid v aardeeren. — Zegt henüede, dat gij hier Fianichen hebt ontmoet, welkers natuurlijk calader, zoo lang door de liavernij onderdrukt nu als herrijst en zich ontwikkelt door wakkere en nadrukkelijke gevoelens der Rechten van den Mensch en van Vrijheid; die nu een geest van algemeene menfeheniievdc ademen, — niets dan broederen in de menfchen, en aanverwanten in de volkcu befchouwen. Nog eens, zegt hun, (dat offchoon de tijrnnnen van Europa hunne woede verdubbelen}, ae ft2atkunde der waare Patriotten van Frankrijk, en van de Jacobijnen, zoo gevreesd door de verraders en cte vijanden der Vrij. heid, niet bellaar in den roem en welvaart natejaagen van het land dat h un geboorte gaf,maar veel meer den luister, den welvaart en de vrijheid van alle. natiën. Ja, dit zal het eeuwigduuiend en onalicheidbaar oogmerk der Jacobijnen, dat is te zeggen, eéner tallooze meerderheid der natie zijn, en ïiit kragt deezer gelukkige befchikkiiig verbinden zich de vrienden derConltitutie te Parijs zoo voor ziqh.  AANHANGSEL. 183 zich zelven als in naame van alle de Patriottifche Sociëteiten van 't Franfche Rijk, met de onverbreekbaarfte geloften aan de 'Conftitutioneele Sociëteit van Manchester. De Vergadering verzoekt ut. tot het bijwoonen derzelver bijeenkomften, geduurende uw verblijf te Parijs. Bij de order om deze te doen drukken, gelast de Sociëteit te gelijk de rondzending dezes aan alle derzelver faamverbondene Sociëteiten, als medë aan de Conftitutioneele Sociëteit van Manchester. (getekend) tarra, Vice Prefi jent. ducos en saladin, Gedeputeerden ter Nationaale Vergadering. DUPfEREY, roi, doppet, Secretarisfen, Vertaaling. van den brief der sociëteit van de vrienden der constitutie te parijs, aan de Conftitutioneele Sociëteit van manchester. vrienden en broeders! Het toegenegene Addres aan ons door uwe Afgevaardigden , de Heeren cooper en watt, ter band gefteld, heeft het hart van ieder braav' Franschman, en van ieder waar vriend der mensch» heid en wijsgeerte verheugd. Het uur is eindelijk gekomen, het welk de onkunde als herfenfchimjnig belchouwde; dit uur, waarin de natiën, tot nog toe in vijandfcliap met eikanderen, beginnen te zien, dat het in de orde der natuur en die der reden gelegen, en het van ons eige en waar belang is, om als broederen faamen te leven, en om welmeenend en ernftiglijk ons tegen de dwinglanden en onderdrukkers van 't menschdom te vereenigen. Gelukkige Revolutie van 1789! Het is aan de2e Revolutie aan welke wij de onwaardeerbaarë voordeden verfchuldigd zijn. Waardoor wij twee M 4 Na«  j8a aanhangsel, Natiën, als om ftrijd, zich zien fpoeden tot het aan, gaan van die verhevene verbintenis, die eens alle de brwooners des Aardkloots vereenigen zal. Neen, het zal niet meerindemagtdergebeurtenisfen ftaaq pm deze banden van aanverwantfchap en broederlchap door ons met de goede inwoonders van Engeland , en bijzonderlijk met onze Vrienden der Conftitutioneele Sociëteit van Manchester Aangegaan, te verbréken. • De brief van plegtige yermaaglchapping, dien wij ul. van wegen de ■waare Sociëteit der Vrienden van de Conftitutie, hunne zitting hebbende teParijs, toezenden, ftrekt ten vast en zeker onderpand onzer beginfelen en gevoelens. — Hij zal ten eeuwigen gedenkteken onzer onderlinge algemeene menlchenlievde, ten onuitwisbaar bewijs der vorderingen en voordgang der menfchelijke rede, en weldra ten voorbeeld van navolging aan de andere gedeeltensuwes Rijks, aan Schotland en Ierland verftrekken. Wij twijffekn geenzins of het oogenhlik naden haastiglijk dat duizende patriottifche afgevaardigden namens hunner onderfcheidene natiën op een daar toe befiemde plaats in Europa faamen zullen koomen, em aldaar de groote belangens eter algemeene men* fchelijkheid, des vredes, van vrijheid in alle ge. westen en alle oorden , te overwegen en te bepaalen^ Deze nieuwe, en alle andere kragtdadige fcederatien, welkers oogmerk volmaakt het geluk, den welvaart van de groore famielje des menfchelijken geflagts bedoelen, zullen geheel en al die kleine, laage, verachtelijke fitlrerijen en bedriegerijen van dejiomaLifche aanflagen en kunftenarjjeii , niets anders beoogende ais om verdeeldheden ander de Natiën aan te ftooken en te koesteren, om hun des te beter e-n gemakkelijker te kunnen onderdrukken, verbannen, Maar't is uit, en die tijd voorbij; de zonderRedefchietallerweegseninalle oorden haare ftraalen, en zal weldra met middags luister praaien; ook in weerwil van 't eedgefpan der tijanuen tegen ons » zal de zegepraal der vrien-  AANHANGSEL. 185 vrienden van rechtvaardigheid en menscbheid. onbétwislbaai ztkerziju. Waardige Buigers van Manchester-,: gij zult deeien in onze zegepraal. Wij zijn met de diepftfi gevoelens van broederlijke toegenegenheid , uwe Broederen en Vrienden D u e P e r e y en DOffE t, Parijs 14 April 1791. Secretarisfen. Het 4de Jaar der c a r. r a, « Vrijheid. Vice-Prefident. Dewijl de volgende correspondentie van even dezelvde natuur als de voorige is, en in fommige opzigten eei.ige betrekking met dezelve heeft, zoo hebbe ik het niet ongevoeglijk geoordeeld om ze hier bij te voegen. De lezer, vertrouwe ik, zal met mij wel willen toeftemmen, dat dezelve verdiend gelezen, en, om derzelver innerlijke en wezenlijke verdienden, overwogen te worden. De societeit ter cons; tityt.ióne'ele onderzoeking den 18 Maij 1792. In een Vergadering, heden gehouden, is befloten het volgende a d d r e s aan de v r i e m n e n der con stitutie te Parijs, gewoonlijk nu jacobijnen genaamd, volgens befchikking der Sociëteit hun toegezonden, te doen drukken en openlijk uit te geven. De hartelijke en toegenegen wijze, waarmede ul. twee onzer waardige Landgenooten, de Heeren thomas cooper Cn james watt, Leden der Sociëteit van Manchester, met de onze vereend, ontvangen hebben, is ons door onze correspondentie met die Heeren medegedeeld." ,, De hulde onzer gelukwenfching over die roem en luisterrijke Revolutie, door uwe Natie tot (land gebragt, toebrengende, volgen wij alleen de taal en de zuivere en oprechte infpraak onzer harten." ,, De gewoone pligtplegingen van Hoven ftrekken ons geenzins ten voorbeeld. Om onze denkM 5 beel-  %%6 AANHANGSEL, beelden recht te doen; het is ons hart dat wij niet langer kunnen weêrhouden, en dat vrij en onbepaald deelt in uwe vreugd, en aldus juichen wij ui. toe als onze Broederen." ,, Voorzeker dit is niet het geringde der Revolutien, die de tijd aan de verbaazende waereld ont* vouwd; een Revolutie als deze, waarin twee Natien, wederzijds in bitteren haat tegen elkanderen, door heillooze li sï aan ge (look t, onverwacht en als met een (lag hunne gemeenfchappelijke verfoeijelijke ketens breken en een verbond van vriendfchap fluiten. Het begin(èl, dat eene zoodanige uitwerking baart, is zeker geen fpruit van eenig aardsch of waereld lijk Hof; en daar het ons de kostbaare ongerechtigheden der voorige (taalkundigen doet zien, bemoedigt zulks ons om met een ftoutmoedig geluk te zeggen — wij hebhen niet meer met hen te doen." „ De ftaatkundige toeftand der Natiën befchouwende, zoo kunnen wij geen helfcher fystema van Regeringen uitdenken, dan die geene, welke algemeen in de waereld waaren uitgedacht en plaats, hadden. Om de gierigheid en fnoode heerschzugt te voeden is de broedermin des nu-nschdoms geïmoord geworden : even als of de onderfcheidene Naden des Aardbodems door Goden, mèdedingers van eikanderen, gefchapen waaren. De Mensch befchouwdde den Mensch niet als het werkttuk van een en dezelven Schepper, van den Schepper ook die hem g.-fchapen nadt „ De (taatkundige ftigtirJgen en inrigtingen, waar hij onder leevde, waaren lijnregt ftrijdig tegen dien Godsdienst, hoe en welke dezelve ook waare, dien hij beleed. In plaats van die toegenegenheid en algemeene welwillenheid welke de zedekunde van alle bekende Godsdienften erkennen, wierdt hij ftaatkundig opgevoed om zijnen gelijkflachtigen, zijn evenmensen, als zijnen na. tuurlijken vijand te befchouwen , en deugden en ondeugden wierdèn naar een landkaart afgemeten en befchreven." De  AANHANGSEL. l8? ,, De beginfels, die wij bij dezen openlijk erkennen, bepaalen zich niet tot en in den kring dier Sociëteiten , welke zich door hunne addresfen bij u u hebben doen kennen, maar veel meer breiden dezelve zich uit door ons gantfche Vader-? land met alle aanwakkerende fterkte,en ze ontvangan geltaadig nieuwe kragten door een famenloop van zaaken, die alle andere beginfels derven." „ De Godsdienftige menfchenvriend van welke benaaming ook, past en eigent zich dezelve toe; zij bezielt en bemoedigt den vriend eener op rede gegronde vrijheid; en flreelt het hart der armen, nu gekromd onder den last van fchattingen en bezwaaren, door de hoop van verligtingen en uit- komst." , "... „ Wij hebben een en dezelven vijand tegen ons, welke de vijand is van Rechtvaardigheid in alle landen , een hoop hovelingen zich vet mestende van den roof van het Publiek.' „ Dat wij ui-, nog met grootfcher zegepraal hadden mogen begroeten , indien de gelijke Rechten van den Mensch, (zijnde de gronden waar gij uwe Rechten opbouwt), door alle Regeringen die u l. , als 't waare omringen , door uwe nabuuren waaren erkend geworden en de rust en vrede bij u l. gevestigd waare. Maar indien het despotismus zich als nog voorbehoud en bepaald blijvt om door eedgefpan en famenzweeringen een verder voorbeeld van eerloosheid en wandaaden voor d* opvolgende eeuwen ten toon te ftellen; zal ook die magt, die de lotgevallen en gebeurtenisfea beÜuurd, volmaaktlijfe die middelen weeten, om ook dit voorbeeld tot heil en 't geluk zijner fchepfelen te doen uitloopeii." „ Wij hebben aanfchouwers geweest, en uwe vredelievende gevoelens door despotifche onkunda zien aanranden en de rechterhand zien verwerpen, die gij aanbood aan de geheele waereld, en wel door die geenen, die op derzelver roof hunne, oproerfeesten vieren." „ Wij  l88 AANHANGSEL.' „ Wi] befchouWen ul. dus thands als een getergde en tot verdediging gedwongen Natie ; eu wij kennen voor u c. geen beetere wijze en voor u l. bewaard, als die, om de algemeene vrijheid van Europa te vestigen." „ In deze goede, ja, beste zaak, wenfchen wij u L. den gelukkigften uitflag. — Onze harten zullen ul. fteeds op zijde zijn. En deze uitdrukking is ook, zoo wij zeker vertrouwen, de ftemme van millioenen." „ Getekend op order der Sociëteit," „ john cakthwrisht, Prefident. „ i>. aoams, Secretaris." Voorstellingen, ten aanzien de gronden eener burgerlijke regeering; door thomas cooper. Voorgelezen in de Letterkundige en Wijsgeerige Sociëteit van Manchester, op den 7 Maart 1787, eerst openlijk in 't licht gegeven in de Verhandelingen van de Sociëteit, vol, 3. pag. aRi. Anno 1790. Ik heb al meenigmaal gedacht, dat de natuurlijke rechten van den mensch en de billijke en rechtmaatige beginfels der burgerlijke Regering niet wel korter en beknopter, als ik dezelve tot nog toe gezien had, konden omfchreven worden. Met dit inzigt heb ik dit volgende gefchrift opgefield, bevattende het voornaame en 't wezenlijklte van verfcheidene gewigtige onderzoeken ennafpooringen wegens de groote omtrekken of eerfte denkbeelden der burgerlijke vrijheid. Het is volgens mijn gevoelen van 't uiterfte gewigt', dat een onderwerp, waar bij ieder lid der maatfchappij zoo onmiddelijk en daadlijk belang heeft, op de eenvouwigfte wijze om algemeen wel te verftaan, en zoo beknoptelijk mooglijk om wel en vast in 't geheugen tc blijven, dient behandeld te worden. Ik  AANHANGSEL. I 89 Ik kan en durve echter niet zeggen ,dat ik in mijne denkbeelden in deze opzigten , geheel gedaagd ben , en dezelve tot volmaaktheid gebragt heb; doch waar ik te kort koome, hoop ik, dat andere zulks met gelukkiger gevolgen zullen doen. Dan , hoe dit ook befchouwd, de onderfcheidene wijzen oni over een en dezelvde punten te handelen kunnen niet nnders dan hunne nuttigheid hebben, bijzonderlijk over een onderwerp van zoo veel aanbelang, en van zoodaanige rechtftreekfche en uitgebreid (le toepasfing. ifte Voorftelling. Het recht om politieke magt uitteoeftenen is of moet alleen van de toeftemming van het volk, over het welk die magt word geoeffend, voordkomen , of beftaat niet. Zoo uit niet ^ van waar dan word die magt ontkend of afgeleid? Tien antwoorden kunnen werkelijk en in de daad op deze vraagftukken gegeven worden : als waar van reeds de meeste een ieder en iu 't bijzonder zijn voorgefteld geworden, doorfchrijvers,die afzonderlijk over die onderwerpen gehandeld en dezelve verdedigd hebben. i. Men geejt voor dat ze van een godlijke inzetzetting, of aanftelling — van God zelve ontleend en voorgekoomen is. Maar welke Regering afzonderlijk is dan van godlijke inzetting of aanftelling? (*) Welken vorm in 't bijzonder heeft hij benoemd en vastgelleld? Aan welk mensch of aan wat geflagt of foort van menfchen heeft hij dit ftaatkundig gezag in handen gefield of toevertrouwd? Wat waaren de voorwaarden der gifte of overdragt? Was het tot hem, (tot een zoodanige) of tot hun, (tot meerdere) dat oorlprongklijk de gifte overdragt of toeerkenning (*) Somtijds heb ik het medium van 't bewijs maar daadlijk gelteld.en fomtijds wederom bij vorm of vraagswijze, zoo als het mij best voorkwam. Doch de laatfte wijze geef ik de voorkeur, als zijnde de kortfte en ge« meenfaamfte.  lOÖ AANHANGSEL; ning gefchiedde, of was zulks ook betrekkelijk op zijn of hun nageflagt? Over hoe veele menfchen , over hoe veele natiën moet deszelvs of derzelver heerfchappij ftrekken? Wat bewijzen hebben wij van en voor het in wezen zijn en de beftaanbaarheid over 't algemeen genomen dier gifTe, overdragt of toeerkenning? Komt het recht der tegenwoordige Regeerders over den geheelen Aardbodem, en een ieder derzelven in het bijzonder, voord, of heeft het zijn eerfte' oorfprong uit eene rechtfixeekfe of heimelijke, uit eene middellijke of onmiddelijke wijze van aanftelling? Kan veelal een geweldenaar of van een overweldiger niet even hetzelvde gezegd worden als van den wettigden monarch: „ dat de magten die 'er zijn, van God geordonneerd zijn!" Alle deze vraagen kunnen gedaan en dienden opgelost te worden, voor dat dit antwoord door ons als voldoenend kan aangenomen worden; maar tot nog toe heb ik geene oplosfing op een van alle deze vraagen gezien. En hier bij dient wel opgemerkt te worden, datgeen eisch noch vordering van dien aart als wettig kan erkend en aangenomen worden, dan de zulke die klaar, diptlijk bepaald en onwederlegbaar zijn. Het zij ook verre dat de zaak te bewijzen en ten laste des volks koome ; geenzins. Indien een mijner medefchepzelen mij zegt, dat ik en alle mijne nakoomlingen verbonden zijn om zijne bevelen te gehoorzaamen, zoo is het mijn zaak niet om te bewijzen, dat ik hier toe verbonden ben, veel meer is het aan hém om te bewijzen dat ik hier ioe verbonden ben. a. Uit het aardsvaderlijk gezag en de opvolgende benoeming (of aanjlelling bij opvolging) der aardsvaderen. Dit is de uitgewerkte hijpothefis door Sir r. filmer reeds wederlegd ; maar eens vooreen oogenblik toegedaan, dat echter nimmer met grond kan gedeld worden, t. w. het recht der aardsvaaderen om oppermagtig te zijn geduurende het tijdvak  AANHANGSEL. ijtf vak van hun aanwezen of voor hun gantfche leven ; dan nog is de vraag, wie dat een recht in hun kan bewijzen om deze hunne rnagt aan ande« re over te draagen, aan andere die geenzins onder deze eerwaardige betrekking en omfchrijving kunnen gerangfchikt worden, of de onafgebrookene afdamming of opvolging van die geenen die tegenwoordig zich die overdragt aanmatigen en toeeigenen, aantoonen. 3. Uit kragt van het vaderlijk gezag; het hoofd ^ van een famielje, die het eerst zich in een land nederzettede, het recht der regeering over zijne nakoomlingen heeft. Dit is een bijna eveneens of een met de voorige veel gelijkenis hebbende oorfprong en bron van opperbewind echter in den derkden zin genomen zoo kan dit gezag zich toch maar alleen uitdrekken over de afltammelingen des nog in leven zijnde vaders; de aanftelling of benoeming des oudlf en broeders bij voorbeeld, of van eenig anderen perióon komt in deze befchrijving geenzins in aanmerking* Maar ook dit recht van benoeming- in 't hoofd eener famielje mede al eens toegedaan, tot hoe veel opvolgende gedagten moet zich dit (trekken of op nederdaalen ? of hoe en op wat wijze dit mooglijk toepaslijk te maaken op de tegenwoordige onderfcheide gedeldheid en omdandigheden der daatkundige zaaken van wie, of welke natie zulks ook wezen mögeV Wat meer is, dewijl de voornaame, zoo niet de eenigde goede, reden der gehoorzaamheid én onderwerping in diergelijke gevallen aan 't vaderlijk gezag te geven, zeker is, uit kragt der meerdere en grooter ondervinding van jaaren, en uit de derkere aandrang der ouderlievde om voor het heil en welzijn van hun kroost geheel en alleen te werk te gaan zo vervalt dit gezag en houd op bij 't ophouden van 't bedaan, dat is verfcheiden des vaders, dewijl ook deredenen van onderwerping en gehoorzaamheid ook dan vervallen en van zelv ophouden: want| zonder de bovennatuurlijke gaa- ve  lyi AANHANGSEL. ve van toekomende dingen te voorzien, kan geéri mensch zeggen wat nieuwe gevallen of zaaken iri de volgende geflagten zullen voorkomen of gebeuren : of wat foort of van wat aart des bevelhebbers onmiddelijke opvolger wezen zal : en met ieder nieuw opkomend geflagt verflau. wen en vernappen alle banden van toegenegenheid voor ouderen. Maar gaan wij verder, op wat voor grond zelvs kan een Ouder geduurende , zijn gantfche leven het volftrekt bewind of 't beftuur over de gedragingen en handelwijze ziines zoons, "bij voorbeeld een man van veertig jaaren, eisfchen? Onderfteld eens, dat de zoon, gelooft dat zijn vader onrecht en dat hij ze'f recht heeft. zoo is de vraag of hij volgends de infpraak van zün geweten moet te werk gaan , onnaar de bevelen van zijn vader , fomtij'ds een man van minder doorzigt of kunde of veelal van afgeleevde en uitgeputte denkvermoogeu , gehoorzamen ? Doch ook dit is geen punt van verfchil meer. 't is een afgedaane zaak, en algemeen ftaat men thands toe, dat 'er in de daad gevallen,zaaken, en tijden zijn , dat bet ouderlijk gezag ophoudt volftrekt en oppermagtig te wezen, en overgaat en verandert tot en in vriendfchaplijke raadgevingen. 4. De toetreding, toeflemming en bewilliging dei vaders tot en in een zeker gevestigde regeering verbind zulks ook zijn famielje en kinderen. (0) Dit heeft niets gemeens met den oorfprong en grondlegging van burgerlijke regeeringen, want 'er konde geen zodanige toetreeding, toeflemming en bewilliging zijn, voor dat de regeefing in verfchil eerst kwam en een beftaan, of aanwezen had. (3) Een vader kan zijn zoon niet tot de altoosduurende onderwerping en gehoorzaamheid van het vaderlijk gezag zelvs verbinden noch verpligten, veel min tot die van anderen, (c) Indien deze oorfprong van gezag te recht en wel gegrond was, zo zoude de toetreeding, toeftem- ming  AANHANGSEL. I93 tntng en bewilliging des vaders tot, in, en onder de tijrannij en de willekeurigde magt ook kleven op den zoon, en hem tot blinde gehoorzaamheid en de volftrektite onderwerping verbinden (J). Het is een erkende waarheid, dat geen vader zijn kind van zijne perfoneelc rechten kan ontzetten of berooven ; hij kan befcbikken en bepaalen over den overdragt ziiner eigendommen naar eigen welgevallen; maar 'hij heeft geen recht zulks te doen over zulks en het geene aan zijn zoon of kind toebehoort, (e) Deze oorfprong van magt of regeering zoude de befhiurende magt na de dood des vaders, van eenige vermeerdering of vermindering van gezag volftrektelijk uitfluiten, want tot en in zoo verre kon de toetreding, toeftemming enbewilligingnietaaan, ofmetmooglijkheid op toe.' paslelijk gemaakt worden, en dus die regeering in der tijd ook niet wederzijdsch verbinden, (ƒ) Alle de Verdere tegenwerpingen en wederleggingen kunnen uit de voorige op het derde antwoord, als voorna, fnenlijk en wezenlijk hier ookoptoepasfend , worden overgenoomen. (jf) Dit antwoord, als alle vorige, is een gratis dictum, een onbewezen itelling. 5. De perfoneele toetreeding, toeflemmingenbe* williging van die geenen die geregeerd word, tot, in , en onder de gevestigds regeering. Indien zoodanige toetreeding, toelfèmming en bewilliging het gevolg van dwang, geweiden overmagt en van onvermoogen om wederftand te kunnen bieden, is, zoo bewijst dit antwoord volltrekt niets, en is geen wezenlijke toetreeding. Indien vrijwillig, fluit zulks een ingewikkelde veroorloving in, en dus worden dan , die geregeerd wordende perfoonen geregeerd op een wijze en manier naar hunen eigen en vrije goedkeuring. Maar dit te willen toepasfen op en als de oor/^reflg-eenigerregeering, zoo word de bron en grond, waaruit dit gezag word afgeleid, verworpen, wantgeeuehadden'erplaats, noch aanwezen of beltaan. N 6. Toch  194 AANHANGSEL. 6. Toch kan gezegd worden , dat 'er menfchen zijn, die wezenlijk rfboore onderdaanen van zekere bijzondere landen of ftaat en zijn, en dat deze, ingevolge van dien , eeuwigduurende trouw en gehoorzaamheid aan die regeering verfchuldigd zijn. (<7)Dit heeft men veelal gezegd en nog zegt men zulks, doch nimmeris zulks bewezen. (£)Dit gefielde heeft geen betrekking noch klimt op tot den oorfprong der regeeringen, en voor dat de bijzondere ftaat in verfchil was famengefteld: oók eens vooral is hier bij optemerken , dat daar geene natie op den aardbodem van alle eeuwigheid als een politieke gemeente beftond, ieder zoodaanige politieke gemeente een oorfprong of een begin van den eenen of den anderen aart of natuur en wezen moet gehad hebben; en indien het politiek bewind ten onrechte, of opeen onrechtmaa. tige wijze door'derzelver beftuurders of bevelhebber ooifprongkelijk verkregen zij, zoo is de ge« weldaauige voortduuring van derzelver opvolgers, wel verre af van hun gezag te wettigen. Eene lange voortduuring verandert geenzins de natuur van onbillijkheid en ongerechtigheid, en verkeert dezelve in rechtvaardigheden en recht. (V) Deze wijze of bron van bewind zoude de ichaamtelooste dwingelandij en despotismus bekragtigen. (<0 Volftrekt is te loogchenen, als of'er bloot en aileen in de omftandigheid en toedragt der zaaken en dingen , 't zij in deezeof geene gedeeltens de3 aardkloots gebooren te zijn, het geen iemand billijkerwijze of met recht onderdaanig aan de eeuwigduurende regeering zijner medefchepzelen zoude maaken: en indien men het op de omftandigheid zoude willen brengen, dat de ouders onaerdaanen zijn geweest, zij ook de voorgaande tegen» werping tegen ouderlijke toeftemming hierop toegepast, (j) Dit antwoord verkeert en maakt van redelijke wezens een looit van eigendom. (/_)Het zelve is tegerjitrijdig tegen den gewoonen ltelregel, dat  AANHANGSEL. 10J dat de pligt van onderdaanigbeid en van befcherming wederkerend en tegen elkander overftaan; want een mensch kan afftand van befcherming doen. (g) Het doet het volk voor regeeringen gebooren worden, in plaats dat regeeringen zouden gefchaapen zijn voor het volk. 7. Word dezelve niet afgeleid^, komt ze niet voor door en uit kragt van .verjaaring, uit derzelver lengte van tijd en voortduuring? Neen: want het kondezeker geenszins vaneen' langen duur hebben geweest, toen het eerst wierd uitgeöeffend of een begin hier meede gemaakt, en indien zulks hierdoor al kon gefchieden, geeft verjaaring geen recht dan alleen in en door een duidelijk Uitgedrukte bepaaling eener ftedelijke of bijzondere landwet, en zelfs hieromtrentferies non confecrat errorem, 8. Geeft de werklijk daadige overmagt, het be. zit en de in handen zijnde magt en vermogen geen grond van recht? Neen": want indien dit zoo was, zoo zoude ieder man ook gerechtigd zijn om een ander maar te berooven en te ontzetten naar welgevallen, mits eerst fterker zijnde. En verder ook, indien moogen en magt te gelijk recht geeft, dan dient een festig of ïeventig jaarigen vader volftrekt onder» daanig en gehoorzaam aan zijnen magtiger' en fterker' dertigjaarigen zoon te zijn. 9. Uit kragt van overwinningen V Tenopzigte, enbetrekkelijkgemaaktopdeeerfte en oorlpronglijke herkomst van burgerlijke volmagt, zoo is eisch in dezen nul en van geene waarde : overwinningen zijn van laatere dagen dan gemeentens, zonder dit konden 'er ook geen overwinningen plaats hehben. Overwinningen echter, zijn in alle gevallen (cafés), 't zij dan in gevolgen (a) of om aan 't bloot oogmerk van eerzugt of heerschzugt, ter uitbreiding van grondgebied te voldoen (jb~), of ter voortzetting van den «orlog aan de zijde des overwinnaars, in zekere opN a zig'  I96 AANHANGSEL. zigte onrechrvaarriiglijk begonnen : (c)of om zich voldoening te verfchaffen wegens eene gëdaane nationaale belediging; ofwel (d) ter voorkooming van verdere ondernemingen van denzelven aart, waar reden zijn om verderefoortgelijke voornemenste kunnen en mogen onderdellen. En , in zaak der gevallen (a) en in die der overwinningen (b) zelfs, fchraagen zij geen van beide het recht of eisch in verfchil, want een onrechtvaardige daad legt nimmer grondflag tot een gegrond en wettig recht. In 't geval (c), indien de overwonnen Natie voldoening geeft, is 'er geene verdere eisch of vordering tegendezelve, en zelden ja nooit gebeurt het, dat 'er geene voldoening zoude kunnen of gegeven worden j zoo niet, is niet tegen te iprcken dat de zegevierende Natie kan befchikken of zoodaanig gedeelte van 't grondgebied van de overwonnenen hun toeëigenen ter vergoeding van geledene fchaadens. Maar zoo dra de perfoneele tegenweer ophoudt, is 'er geen verdere eisch oï aanfpraak tegen de overwonnen perfoonen, veel" min a fortiori op derzelver kinderen en nakoomlingfchap. Dit geval, derhalven, geef1; geen grond voor eenig recht van Staatkundig gezag, of altoosduurend bewind, of opperheerfchappij. Ten aanzien der in bezit genoomen landen, en derzelver oorlprongkelijke inwoonders die verkoozen te blijven , of anderen die gedeeltens daarvan bekwaamen of aankogten, wierd zulks op zekeren voorwaarden gedaan, zoo dat de magt over hun uit een zeker verdrag, r. w. hun eige bewilliging is en moet zijn voortgeiprooten. Deze opmerking is ook toe te pasfen op 't geval (cafés'), (d) io. Maar geven uitftekender vermogens of hoe' danigheden geen recht tot regeeren ? Neen, want (a j dat niemand zich met mijne opeutlijke zaaken zoude willen bemoeijen, is even zo  AANHANGSEL. 197 zo zeer gegrond, als dat hij znllts zonde doen met opzigt mijner bijzondere huislijke; onder voorwendzel, dat hij 'er meer van zoude weten dan ik zelve. O) Maar wijders, wie heeft het recht om hiervan te oordeelen of over te beflisfen, de gemeente, of de individues, of de bijzondere perfoon ? Zeekerlijk geenzins de Iaatfte , of de eisfchen en vorderingen zouden dan oneindig zijn; zoo het de eerfte zijn, verfchilt het niet om welke redenen zij dan ook het gezag aanvertrouwenen opdragen , daar zulks met haar goedkeuring als gemeente gefchiedt. (c) Tot de openlijke verrigtingen en 't waarnemen van zaaken, zijn maar gewoone talenten noodig. Een man van een daaglijksch verltaiid met ds vereischte toelegging op de des benoodig» de ftudien, is, in de openlijke posten en amptsbedieningen, volmaakt van 't zelve nut als hij zeker is in de bijzondere posten des gemeenen le vens. Cd) Dit plan zoude al het kwaad , dat uit het mededingerfchap en betwisting voortkomt, ook doen gebooren worden, (e) Betrekkingen van familjen als anderzins; rijkdommen , zou Jen eeuwiglijk zich indringen, alleen onder voorwendfel van vermogens en hoedanigheden, zoo dat de keuze ondoenlijk zoude worden, (ƒ) En in een groote uitgeftrekte gemeente is 't ook onmooglijk om te beflisfen wie op dien voet de meeste aanfpraak heeft. Buiten deezen weet ik niet dat 'er andere oorfprongkljjke gronden van eeriig politiek ge^ag of oppeimagt worden opgegeeven; en dewijl geene der opgenoemde genoegzaam voldoenend in hun eisch en aanfpraak, maar alie aan onoverwinnelijke zwaarigheden en tegenwerpingen onderhevig zijn, zoo word het bcüuitin dezen opgemaakt, dat het recht om politiek gezag uit te oefenen, het zij dan ern een nieuw te begmnene of m een gevestigae regeering, dit gezag alleen van tiet Volk moet voortkomtn. Gevolglijk, allerweegswaarzoodanig gezag or magt uitgeoeitend worü, buiten en niet N 3 uit  IjS AANHANGSEL. uit kragt van een uitdrukkelijk gemaakt verdrag, fteunende op goede en voldoende gronden, zoo is en blijft zoodanige uitoeffening tijranni-t. II. Maar ook zelfs het Volk (t. w. demenigtèns van individueelen) hebben geen recht, om magt, gezag of heerfchappii over een hunner medefchepfelen, uit kragt hunner bijeengebragte vermogens uit te oeffenen , uitgezonderd in die gevallen, daar xij dit vermogen of bevoegdheid ook als indivi» dueele en een ieder in 't bijzonder bezitten. Het woord Volk is een manier en wijze van fpreeken , om een famenvoeging van individueele uittedrukken ; en de rechten des Volks (voorloopig het verdrag) zijn niet anders dan een famenvoeging en onderlinge erkenning der rechten aan individueele, die het Volk uitmaaken, in 't gemeen toebehoorende. Indien men aan 't Volk eenig ander recht toerchrijft, van waar is 't zelve voortgekomen? Echter zijn hier van uitgezonderd de volgende gevallen , t. w. het recht van 't ouderlijk beftuur tot den tijd van mannelijke jaaren ; het recht van daad Jijke tegenwerking en verzetting om een dreigende belediging , fchade of nadeel voortekomen ; het recht om kragtdaadig eenefchadelijkeonderneming of aanval te keer te gaan en afteweeren; het recht van op voldoening, van belediging, fchaade of nadeel aantednngen en te noodzaaken: uit deze en de voorgaande voorftellingen, blijkt het dus, dat geen magt, gezag of heerfchappij te rechtover eenige individueel kan uitgeoeffend worden, hetwelk niet vooraf met zijne eige toeftemming isbekragtigd en uit dezelve voortkomt. Gevallen van kindsheid, verdwaazing, krankzinnigheid, beroving onzer zintuigen , en andere diergelijke, zijn klaarblijkelijk in de voorige uitfluiting begrepen, zijnde zoodaanige perfoonen, natuurlijker wijze of' bij verdrag, fut incompotes buiten Haat zich zelf te kunnen beiluuren. Ten aanzien van ongetrouwde vrouwen tot jjareu van onderfcheid gekoomen^ koon  AANHANGSEL. Ip() komt mij het gewoon gebruik der Natiën, ten haaren opzigten gevolgd, als zeer onrechtvaardig voor, en misfchien wel befchouwd ook zelfs omtrent de getrouwden(*> (*) Zedert deze voorftellingen openlijk zijn uitgekoomen, heb ik dikwerf dit onderwerp van 't Recht der Vrouwen overdacht, en ikmoetzeggen, volkomen buiten ftaat te zijn, omeenigen Bewijsgrond te vinden ter (laving des Staatkundigen Voorrangs, die het Manlijk gellagtzicn aanmaaiiet, welke men niet even zeer kan toepasten en zich van bedienen in alle fystema's van Despotisuius van Mensch op Mensch. De eerde dezer mijne voorstel- lingen over burgerlijke r e g e e r i n g e n , kan juist en eveneens voor Vrouwen als voor Mannen dienen en daarop worden toegepast. Dit 18 maar te zeer het a-val, dat wij ons omtrent de Vrouwelijke Sexe veelal en evenseens als omtrent de Armen gedraagen Eerst binden wij hunne denkvermoogens en naderhand houden wij hunne perfoonen in onderwerping. Van haare kinds, heid voeden wij de vrouwen alleen voor r Huwh.ik op, en wel op zoodaanige wijze als zoo wel (trekkende■om[haar lichaam als zielsvermoogens te verzwakken. Al.e haare volmaaktheden leeren wij haar niet tot haar eigen toekomend heil en geluk in t leven, maar tot tijdverdrijf tot de vermaaken der Mannen te betluuren; en naar hun een reeks van Taaien geilaadig en veelal met zeer veel kosten en geldverfpHlingen onbekwaam tot eenige ernflige zaaken of bezigheden gemaakt te hebben, zeggen wij, dat ze ongefchikt en onbevoegd zijn, zich zelve te kunnen reseeien, en maatigen ons het recht aan om haar voor en geduurende haar gantfche leven tot flavmnen te maaken. Dus maar al te dikwerf huuwen wij met poppego-d, en geenzins met waare Vriendinnen, met Medelezellinncn onzes levens, waarvan wij ook zoo menigw-rf op onze beurt de verfchalkte van misleiding, listen •bedrog, en deflagtoffers worden van dieklemdere, kinderachtige en lage driften, tot een te rechte belooning der Tiirannieke grondregelen haar als 't waare met zoo veel moeite ingeënt. Ik heb de fchriften van Mevr. M Gra. ham, vanjuffr Wollfloncrofft, van Mevr. SaréawW, van Mevr. Mmtogue, van Juffr. Carter, Juffr. Aewara. Mevr. Dobftn, Juffr. H. W. Williams Ctc. in Engeland gele* * 4 N 4 zen  200 AANHANGSEL. lil. Het gezag der bevelhebbers of regenten» fpruit voort uit de toefreirjmii't; dier peenen. die geregeerd worden. Maar redelijker wijze kan men nier vermoeden, dat een menseli vrijwillig eenig bewind of heerfchappij over zich zelf aan een ander zal overdragen en hier van afftand doen, dan tot en voor zijn eigen welzijn: en in de verwachting van iets als een tegengaave, ten minften ev£n ■waardig de gedaane vergunning en inwilliging, te erlangen, fsiocli kan men geenzins onderftellen , dat een «nens-ch den (laat der burgerlijke maatfchappij zai voor vei kiezen, dan en alleen met het vooruitzigt, om over 't geheel beter en gelukkiger te leven, met lid ernes zoodaanigen ftaat te worden , als hij anderzins zouden kunnen doen. Het geluk dei gemeente, (t, vv. dat der individueele, een ieder in 't bijzonder die dezelve uitmaaken) is dus 't groot doel en eind oogmeik eener burgerlijke maatfchappij; en de aangenoomeinrigtingen, vormen en wijzen , zijn anuers niet dan de middelen, die tot dit oorzaaks-eind dienen of moesten dienen. IV. Ook verders, daar men uok mede op gezonde reden van geen mensch veronderltellen kan eenen vrijwillige afftand van eenig recht te hebben gedaan , zen. Ik heb met Theroigne, met Mevr. Condorcet, Mevr. Robert, Mevr. Lavoijier &c. in Parijs verkeerd. En wat deze vrouwen zijn, kunnen andere vrouwen wor- " den. Ik heb meenigmaa! mijne geringheid en minderheid ten haaren opzigten gevoeld , en zoo wel onze onrechtvaardigheid en allerongerijmdfte begrippen over hes ftuk en onderwerp der ongelijkheid der Sexen moeten beklaagen. Ik heb met Staatkundige gefproken, en Staatkundige gefchriften gelezen, maar nimmer heb ik ruimer en opgeklaarder en regelmaatiger en waarlijk patriott-ifcher uitzigten gevonden, of doordringender Staaikundiger redenkavelingen en fteiker en kragtdaadiger bewijsgronden gehoord,dan in degefprekken vanLaï!iercigne,en de fchriften van Mifs Wolhioneroft Dat de verdedigers van 't manlijk Despotismus (indien zij kunnen) de rechten Per yïouweb van Mifs IVolUuncroft beantwoorden,  AANHANGSEL. 203 .Kin. dat hij niet vooraf zoude gekend, gefmaakt of genorten hebben , of vrijwillig zich aan onderfchikking onderwerpen, anderzins als in die hoop en verwachting; dat hij met zoo te doen, over t geheel geroomen, in 't totaal van geluk niets verEen zoude: Zoo völgt van zelve, dat geenzins te véronderftellen is. dat van eenig recht afftand is- Gedaan, of eenig bewind benoemd of opgedraagen anders en alleen, als in zoo verre hetze ve noodzaakelyk was, om het groot oogmerk der burgerlijke maatfchappij, t. w. zijn eige geluk onderling en in 't gemeen met dat yan andere individues, die evenbher zelve opofferden, te bereiken, anderzins zouden wij een vnjwi ligen afftand van rechten ten behoeve en voordeele van anderen en een vrijwillige onderwerping van anderen, zonaer eenige te liriope ofte verwachtene evenwaarde in derzelver plaats moeten véronderftellen: hetwdk, uitgezonderd in een famielje betrekking of in t geval en als eengunMbewijsof in zaaken van bijzondere vriendfchap als ietsongenjmd,alseendwaas. lieid aan te merken zoude zijn. V. Aldus, waar het uitden aart en natuur der burgerlijke maatfchappij meer als waarfchijnlijk blijkt, dat dezelve maatfchappij geen evenwaarde (emiivalenOvo™ een zeker veronderfleld afgedaan recht vermoogend heeft of ftellen kan, moogen wii wel en gegrond het befluit opmaaken, datzoodaihi* recht nimmer is of kon afgedaan worden. Op d!e wijze b. v. het recht van een man tot het uitfluitend bezit en lamer.leving zijner vrouw, het recht van ouderen om hunne kinderen naar hun eisen zin en fmaak op te voeden 3 het recht om de infpfaafc van ons geweeten in zaaken van godsdienst op te volgen; het recht om een overhaaste of geweldaadigen aanllag en aanval op ïemants leven te keer te gaan, &c. zijn van'zoodaanigen aart, dar. voor zoo veel mij bekend is, de maatlchappij niets bezit, dat ze als een evenwaarde hiervoor zoude kunnen dellen. Billijkerwijze kan dus niet vermoed N 5 wor-  202 AANHANGSEL. worden, dat, met lid der politiekemaatrchappijte worden, dusdaanige rechten zijn afgedaan , noch veronderfteld, dat de maatfchappij" een afdand van iets zoude kunnen vorderen , waarvoor zij geen evenwaarde heeft te-dellen of 't eigendom zich dus toeëigenen kan. VI. Volgens voordel III en gevolg: dat waar immer de benoemde en aangedelde magt of heerfchappij bevonden wordt met het groot oogmerk der burgerlijke maatfchappij, waar voor dezelve alleenlijk is benoemd en aangedeld geworden, niet bedaanbaar te zijn of meede te drookeh, moeten die perfoonen, die tot het benoemen en aandellen bevoegd zijn , ook het recht hebben om geheel of gedeeltelijk, naar maate de omdandigheden zulks vorderen, die magt, welke niet langerbeMntwoort aan 't eind-oogmerk van deszelfs fcheppiug, te herroepen of te vernietigen. Ces/ante ratione cesfat & ipfa kx. Zoo volgt hier uit voort het behooilijke en voeglijke der herhaalde revifien van politieke conditutien. Want de ondervinding alleen kan den aart en de graaden der magt voldrekt noodig, en ook niet meer, tot het eiud oogmerk der burgerlijke maatfchappij, best beoordeelen en bepaalen. En omtrent welke onze kennis nog in haare kindsheid fchijnt te zijn. VII. In zaak of geval van eenig verfchil omtrent het recht of aanfpraak op gezag ot magt, zoo leid het bezwaar des bewijs wel degelijk ten lasten der eisfchers. Want ieder mensch ligt onder de allerderkde verpligting voor dat hij iets doet, van zeker te zijn, dat hij geen onrechtvaardige daad pleegen moge, bijzonderlijk en vooral, zoo dra aan hem maar de minde wenk gegeven word, dat ' zulks hier van de gevolgen zouden kunnen zijn. En ligt in geenen deele die verpligting, dat zoodaanig gezag of magt op onbillijkheid en onrecht zoude deunen, ten lasten dier geenen, die de onderwerpen zijn, waarop en over weken het gesag ea magt uitgeoeiiend wordt j want hetis onbetwistbaar  AANHANGSEL. 203 baar en een uitgemaakte zaak, dat niemant verpligt is een ontkenning te bewijzen. De ondervin. ding verders toont ons maar al te zeer bet mooglijke misbruik, waaraan toevertrouwd gezag onderworpen is, en gevolglijk het behoorlijke en voegelijke om op de beantwoording dier verpligting aan te drinsen. VIII. Eveneens, en om dezelve reden ook, waar immer de afftand van het recht van de geregeerd wordende door de bevelhebber of regenten, als noodzakelijk tot hetoorzaakseind der maatfchappij, geëischt wordt, zi jn de laatften onder de verpligting (vooral zoo dra zulks wordt gevorderd) om duidelijk en klaar de gefielde noodzaakelijkheidaan te toonen. Waar bet bevoegd recht tot het uitoeffenend gezag gevorderd en niet aangetoond worde, is het eveneens als een onbevoegd onwettige (Tijrannieke) uitoefFening. De non apparentibus £f non exiftentibns eadem est ratio. IX. Noch kan de afftand van eenig recht eenes individueels afgevorderd worden, waaraan een andere niet evereens onderworpen en door elk en een-ander individueel eveneens geëischt kan worden, anderzins zoude de maatfchappij zich ten kosten eener onrechtvaardige daad be voordeden; want men moet volftrekt véronderftellen, dat ieder lid der gemeente, op gelijke voorwaarden, nevens alle anderen, met en tot en in dezelve treed; zijnde 'er geen reden in den aart en natuur der dingen te vinden , om te kunnen of te moogen véronderftellen, waarom eenige zich vrijwillig met bijzondere nadeelen in een maaifchappij zouden begeven, of toeftaan dat andere in dezelve uitfluitende voorrechten boven hun zouden genieten. X. Voorts indien, door bijzondere omftandigheden het nut en 't welzijn der gemeente vordert, dat zeker gedeelte haarer leden eenige opofferingen haarer rechten doet, of in 't genot vaneenigen derzelve in zeker opzigte bepaald word, zoo kan zulks alleen gefchieden en aangedrongen worden , bij ma-  204 AANHANGSEL manier en wijze van aankoop en verdrag, en een volle en geëvenredigde evenwaarde komtaau dien geenen, welke op die wijze een meer dan gewoon aandeel van nut en welzijn dan de ovrige leden der gemeente tot en in dezelve toe en aanbrengt. Gevolglijk, waar de maatfchappij geen evenwaarde wederkerend als een tegengefchenk voor den afftand of weerhouding van eenig recht aan die haarer leden, waar men zulks van vordert, te ftelien of aantebieden heeft, zoo kan zoodaanige afftand ofweerhouding van recht geëischt worden , zonder een daad van onrechtvaardigheid te pleegen. Xt. Noch kan veronderiteld worden, dat wij bij onze toetreeding tot, en in de maatfchappij van dat recht zouden afltand gedaan ihebben , hetwelk wij , onaf hangklijk en voorloopig het aanwezen en beftaan der maatfchappij, verpligt waren te betrachten. Een fchuld van A en B kan nimmer afgedaan worden door A en C , zonder dat B 'er in gekend zij. Het is (bij voorbeeld) een pligt, die op een ieder , het zij lid of geen lid der maatfchappij, rust , namenlijk om god ieder naar zijne wijze en beste begrippen te dienen : en noch eenig verdrag, hetzij rechtftreeks en uitdrukkelijk, 't zij ingewikkeld tusfchen hem cn andere zijner medefchepzelen , kan eenige inbreuk , hoe en welke ook, die hij, op den pligt aan zijne fchepper verfchuldigd, zoude willen maaken, rechtvaardigen. XII. Als verder ook, het oogwit of eind-oorzaak der maatfchappij is de bevordering van 't geluk der individueelen, die dezelvenuituiaaken, en daar de voordeelen der maatfchappij zich alleenlijk uitltrekken of genooten worden, ilechts maar geduurende een gedeelte van ons aanweezen en beftaan moogen wij algemeen een belluittrek- king maaken, dat de middelen, om ons geluk in de maatlchappij te bevorderen; t. w. de ïnrigcingen, waaraan wij ons in dezelve onderwerpen, volmaakt dienden te ftrooken met de middelen die wij gebruiken en nuttig oordeelen, om het geluk van ons  AANHANGSEL. 205 ons geheet aanwezen en beftaan, wanneer de Staaatkundige maatfchappij ren onzen aanzien niet meer zal zijn, te bewerken. Anderzins zoude demaatfchappij in plaats van ons geluk, in zijn geheel genomen, te vergrooten, her zelve verminderen, en daardoor het "eenige en waare oogmerk dierinrigting geheel vernietigen. XIII. Echter valt hier ook nog bij optemerken, dat het ook niet geoorloofd is kwaad te doen, ot> ■ dat 'er goed uit tnooge voortkomen; wint de y*felijkfte wandaaden zouden onder dit voorwend* fel kunnen gerechtvaardigd worden. Dus indien iemant, in het denkbeeld eener pligtsbetrachting van hooger beltemming dan die der maatfchappij, een belediging, nadeel of fchaade aan denperfoon of eigendommen zijnes nabuurs toebrengt, zoo ftrookt het volkoomen, ja 't eind-oogmerk der maatfchappij vordert het, dat zoodaanige perfoon geftraft worde; niet om zijue begrippen, van de infpraak zijnes geweten te hebben gevolgd, tekeer te gaan ofte willen vernietigen, maat op algemeene gronden, om alle belediging en nadelige gedraagingen voor te koomen en te onderdrukken. Want zonder dit, wierd het eind oogmerk der maatfchappij nimmer bereikt, noch kon de maatfchappij zelis niet beftaan i want de perfoon, die de belediging toebrengt, om andere redenen te willen ïtraffen, t. w. als of de Infpraak zijnes geweeten' dwaalde, zoo zoude dit een groove daad van onrechtvaardigheid zijn, en even zeer op ons als op hem toepaslende kunnen gemaakt worden. Daar veel meer het recht, om aan belediging weêrltand te doen, aan aen beledigden perfoon, onder wat voorwendfel h j mogte beledigd zijn, behoorde en toekwam, offchoon de Maatfchappij ook nimmer beltaan had. Deze manier en wijze van redening komt zeer wel overeen met het gewoone Axioma fic utere tuo ut alieno non itedas. En rechten onbeïtaanbaar metelkander, of zich onderling verwoestende , kunueu met beltaan. De  20f5 AANHANGSEL. De zes Jaatfte voorrtellingen, zijn meestal toepasfelijk en betrekkelijk het onderwerp der Godtsdienstige Vrijheid. XIV. Maatfchappij is 't oogmerk, de bevordering van het heil en welzijn der individueelen, die dezelve uitmaaken. Aldus zijn de belangens (d. i. betgeluk)dermeerderheidvoorverkiezelijkvoor die der minderheid. Anderzins zoude de maatfchappij een vermindering in plaats eerer vermeerdering van tijdelijk geluk aanbrengen. Het zoude echter mooglijk kunnen zijn , dat met de belangens der minderheid te bevorderen, in eenig bijzonder geval, een graad van geluk zoude kunnen voortgebragt worden, die gelijk ftond met het getal van tien , daar men met de belangens der meerderheid te bevorderen, maar een graad van geluk zoude bereiken, dat gelijk zoude ftaan met het getal van negen. In zoodaanig eenig geval zoude de graad van tien hoogstwaarfchijnlijk voor verkieslijk zijn. Maar dewijl 'er geen genoegzaam aantal van voorbeelden en bewijzen in den tegenwoordigen toeItand der menfchelijke zaaken voorhanden zijn, om 't punt des gefchils te beflisfen en op de laatIte (telling het zegel te drukken, zoo moet hetzelve niet proefondervindelijk of in gebruik zijnde als onopgemerkt gelaaten worden. Zoo dat de algemeene regul deezer voorftelling doorgaat en zich bevestigd. XV. Dus, buiten enbehalven, die rechten ^elke met het eindoogmerk dermaatfchappij niet zoude overeen komen, te moeten afltaan , of dezoodaanige, die geen van 't minde voor 't oogmerkseinde de maatfchappij, of verknogtmet pligten van vroegerer oorfprong ofgrooterer en verhevener betrekking, dan die der maatfchapij moeten de belangens van elk en een ieder of alle te faam, doch.de minderheid uitmaakende, zich naar de belangens der meerderheid gedraagen en onderwerpen. XVLfDus ook, in en bij ieder daadlijke uitoef-  AANHANGSEL. ZO? ©effening en gebruik is 't woord meerderheid, hetzelve en gelijk duidende (fynonimous) met dat van maarfcbappii. XV[I. 'Er hebben ook dezelve redenen plaats , ten aanzien van en in alle die gevallen , waarin de gevoelens der individueelen, die de maatfchappij uitmaaken, gevorderd worden, betrekkelijk alle en een ieder der middelen, noodig om de eindens en oogmerken der maatfchappij aftemeeten en te berekenen. Want indien de gevoelens der wei* nigen in alle gevallen van even dat gewigt en aanbelang als die der meenigtens geoordeeld wierden , zoo zoude het oogmerk der maatfchappij geltaadig te loor worden gefield , nutteloos gemaakt, en de maatfchappij zelf kou niet lang als zoodaanig beftaan. : XVIII. Wijders ook, in alle gevallen waarin de gevoelens der meerderheid niet hoofd voor hoofd (numeratim~) of individueellijk worden opgenomen ofbhjken, moet noodzaakelijker wiize vastveronderfleld worden , dat eene werkdaadige (aftive') meerderheid de wezenlijke en waare meerderheid is; want waar ieder een werkdaadig zijn kan, die zulks verkiest, zoo is de vermoeding of grond van te (lellen wegens die geene, die lijdendedi onzijdig blijven voor beide partyen even flerk. Dus wanneer aan allen gelegenheid gegeven wordt, om op algemeene zaaken in verfchil, het publiek betreffende, hunne gevoelens te kennen te geven, zoo dient die meerderheid, welke dus werklijk hunne gevoelens te kennen geeft, voor de meerderheid van 't geheel gerekend worden. XIX. Maar daar het voor de meerderheid eeucr Sociëteit onmooglijk is, indiviuueelyk werkzaam te zijn , zonder zoodanige verwarringen te veroorzaaken , die het eind en oogmerk der Vergaadenng of Saamenkomst zouden nutteloos maaken en geheel vernietigen, (kleine Gemeentens hier van uitgezonderd) zoo moeten noodzaakelijk en volltrekt eenige weinige afgevaardigd worden , om  208 AANHANGSEL. om voor de menigte te handelen , en te werk te gaan. De voordellingen noopens de meerderheid ge» volgelijk blijven, evenwel waar en te recht gegrond ook betrekkelijk deze (veronderdelde) weinigen. XX. De weinige, dus afgevaardigd, om voor de meenigte te handelen, ontvangen al bun gezag en magt, alleen van die geenen , die hun aanftelt en magtigt, want geen andere bron of oorfpronk is er, die ftrookt met den reeis ontvouwden ftelregel, of is bettaanbaar met den Zei ven. XXI. Daar dit gezag of magt voor een zeker einde of oogmerk is afgedaan en aanvertrouwd geworden, moet het gevolglijk in uitgebreidheid duurzaamheid en lengte van tijd naar het eind en oogmerk , waar voor het zelve gefchaapen en voordgebragt is, bepaald zijn: dus moeten de Perfoonen die magtigen en aanflellen, een bijblijvend recht hebben en bezitten, om dit aangefteld gezag te verneerderen , of te verminderen, te doen voortduuren en vernietigen, naar maate da omdandigheden , waar voor het zelve toegedaan is, zulks van tijd tot tijd zouden kunnen vorderen. Dewijl dus, het geluk der gemeente, en geenzins alleen dat der vertegenwoordigers, of af'gezondene perfoonen het groot oogmerk der Jvlaatfchappij uitmaakt, zoo moet de meerderheid der gemeente, d. i. die perfoonen die aandeden en magtigen, het recht hebben om over deze omüandigheid te oordeelen en te beflisfen. XXII. Indien dierhaiven de aigevaardig !e perfoonen hun gezag in de voortduuring of graaden uitbreiden en vermeerderen , het zij dan buiten de paaien der toedragt enoindandigheden, waarvoor en waartoe zij aangedeid waaren; of buiten en tegen den zin en wil der meerderheid , buiten en tegen die pafooiien die hun aangedeid engemagtigd heb-  AANHANGSEL. 209 hebben, zoo worden de rechten der laatften verkrast , en zij gehoond en beledigd. XXIII. Maarhiidie een ander een hoon, belediging , nadeel of fchaade doet of toebrengt, van wat aart of natuur, van wat uitgebreidheid, 't zij klein of groot, die ook zij, is des wegens aanfpraaielijk en verantwoordelijk aan debeledigdepeifoonen, die de herftelling en voldoening mogen vorderen. Aldus, wanneer de afgevaardigde perfoonen hun gezag onbeftaanbaar en tegenflriidig het eindoogmerk, waarvoor het hun was aanvertrouwd, uitoelfenen, worden ze fchuldig en verantwoordelijk aan het Volk, hetwelk hun dit gezag toevertrouwde. Maar ook daar het Volk, dat magtigde en toevertrouwde het recht van beoordeeling, of dit gezag al of niet behoorlijk, wel of kwalijk wordt uitgeoeffend, bijblijvend behoud, zijn de perfoonen , aan wien het vertrouwen is gefield aan 't Volk algemeen verantwoordelijk. Dat is in 'tkort, dat bevelhebbers of regenten, van wat benaaming zij ook zijn mogen, en waar en in welke maatfchappij op den aardbodem, volftrekt verantwoordelijk zijn aan die geenen die geregeerd worden. XXIV. Volgens Voorftellingen I en II, kan geen perfoon met recht eenig gezag, magt, bewind noch heerfchappi? uitoeffenen, dan hetgeen voorloopig bepaaldelijk van den anderen voortvloeit: ook kan geen eigenaartiger befchrijving of dewaa» re aart der slavernij beeter uitgedrukt worden dan „die staat of gesteldheid, „ waarin zich een mensch bevind, diebuitenen 7. onder (*) z ij n e t o k- stem. (*) Niet „ tegen" want dit kan zeer wel met vrijheid gepaard gaan, als b. v. in geval van eene minderheid. Toch 't is genoegzaam, dat in de zaak des verfchils, waarvan de maatfchappij moet kennis drragan, de meet^erheid uitfpraak doe en beflisfe. O  2IO AANHANGSEL. „ STr,\IMIMG GEREGEERD WORDT." Somtijds kunnen indedaad de gevallen zoo gering, en de graad en zoo klem zijn, dat dezelve ongemerkt doorflippen.,, Maar dat de geest, het wezenlijke der flavernij van dien aart is, als hier boven gemeld en omfchreven is , zal aan een ieder, die zich de moeite wilgeven, over dit (luk en onderwerp te denken, ten klaarde en duidelijk fte blijken. Dus, indien een lid der maatfchappij beroofd en ontze t is van de middelen, het zij in perfoon zelve, of i» die zijner vertegenwoordigers , o.ndeinrigtingeH en te mtemeneinaatregtfleo djermaarfenappij, in welke hij ter gürjker tijd (luikend en verachtelijk is geworden, te kunnen goed keuren of afkeuren; of indien omftandigheden en toedragt van zaaken de individuee'e in 't gemeen zoo wel hem bijzonderlijk niet aandoen (als niet in betrokken wordende); of hem de gekgerifeid benomen wo*d, om voorloopt over een zaak zijn rnceetiing te kennen te geven en dns zijne goed- oï afkeuring van geen nut en kragteloos is, een zoodaaïirg perfoon is zonder tegenfpraak ouder een heerfchappi' of bewind; het geen volftrekt niet van hem zeifis voortgekomen : en zijn (laat, ten aanzien der inrigtingen en omtrent de uitvoerende amptenaaren, is een volkoomen (bat van sl.vvi spw 'j, en de opdringingen en de VBTpfigtmigeti vsn en tot die inrigtingen, zijn ten zijnen opzig'te ma.it«gtfleh van t3jrann1j. De natuur o- aart dei? ding-n veranderen hier door niet i:i 't mia te; dat afïderen , eveneens als hij, hier onder Hj beo noch om dat de r i j r a n x r ] maar in een kleineren gm? n tot een zeekerehoogte wordruitgeoeflend. XXV. Het geval eenes vreemdeling», die geein alroosduuiend verblijf daar ter plaatfe heeft, aamevoeren , koint nauwelijks omtrent het vóórgaande voordel in aanmerking, want volgens de bepnalir.gen, is een zou.'aa^igc geen lid dier ma'tlchappij, in verfchil, maar van een andere. En, indedaad zijn vrijwillig verblijf of zijn doortrek-  AANHANGSEL. 2tt trekking door 't land van de een of de amleremaatfchappü, buiten de maatfchappij waaraan hij toebehoord* kan als een toefremming der inri slingert dier mnatfcbappij, welke hij dus vrijwillig intreed , gerekend worden. XXVI. Een vraag in verfchil, toch vrij wat bezwaarlijker om te beflisfen, is; of het recht vart ftemming, in een' zekeren graad geëvenredigt of gegefchikt zoude moeten worden naar de bezitting der eigendommen, of alleenlijk befchouwd als een. recht, geheel en alleen verkriögt en behorende aan den"perfoon. Wat mij aangaat, na-zeerveel överweegingen hierover, zoude ik overhellen té denken, dat 'er een regel van uttfluiting zoude 'tnoogen Worden voorgefchreven, en men geen onrecht doet, om die geene van dé keuze en (lemming van nationaale vertegenwoordigers uitte fluiten 'en te weeren, die uit kragt en reden hunner armoede- van de betaaling van alle fchatringen en lasten bevrijd zijn. Want, vooreerst kanniemant Vorderen of aanfpraak maaken, om m'*de de be> fchikking in 't maaken der wetten te hebben, die niets toedraagt tot de kosten van derzelver ili (iandvoering , houding en onderfteuuing. Noch, in de twedeplaats, kan iemant zulks vorderen, om dat hij geen openrijk en blijkbaar pand tot waarborg der uitvoering of naakooming derzelver te (lellen heeft. Ten derde, verre het grootfte en meeste deel der wetten, hebben haare betrekking op zaaken en voorwerpen, in welke of waarbij hij geen belangens heeft, want bij voorbeeld, het is ongerijmd aan iemant een recht van wetgeving wegens eigendommen toe te kennen, die geen eigendommen bezit; endusniets in de Weegfchaal Helt, noch iets te vreezeh heeft omtrent den goeden of kwaden uitflag zijnereigen inrigtingen , mnatregulen of fchikkïngen. Ten vierde ; Een zeekere hoeveelheid van grondbezitting is 'er hoogst noodig, als een wezenlij ; v\rtisehte tot de inftandhouding, aanweezen en beO 8 ftaau  212 AANHANGSEL. fiaan eener politieke gemeente; en het ftaat ter vrije keuze derzelver bezitters, om iemant als lid der gemeente . volgens bepaalingen, waaraan zij zich zeiven onderworpen hebben , toetelaaten, te verwerpen of aftekeuren, die geene eigendommen of recht uit kragt van nut en voordeel'aanbrengende bezittingen heeft, mits het ook aan de vri[e keuze der ïaatfte gelaaten worde, om het lidmaat* fchap, onder die voorgedekte bepaalingen, aan te nemen of te verwerpen. Ten vijfde; Daar een zoo groot gedeelte der wetten van ieder gemeente beftaat uit inrigtingen , maatregulen en fchikkin» gen, alleen betrekkelijk eigendommen, zoo diende het recht van ftemming wel befchouwd te worden, als in verband te (laan , en met de beide voorwerpen der wet, te weten perfoonen en eigendommen» verknogt te zijn. Zelfs,indien 'er twee onderfcheiden wetgevingen wierden ingefteld, de eene voor het Burgerlijke en de andere ten aanzien van het Crimineele, zoude echter de voorgaande tegenwerping en zwaarigheid ten aanzien der laatlte blijven. Ten zesde. De uitfluiting, opgronden als boven gemeld , zoude over zoo een klein gedeelte der maatfchappij zich maar uitftrekken en bepaalen, dat allerweegs, waar de vertegenwoordiging overeenkomdig, recht en billijk was, 'er ook weinig te duchten zoude zijn, of de aangenoome inrigtingen , maatregulen en fchikkingen volkoomen zullen ftrooken met de genegenheid en wille der geheele gemeente. Tot de voorige redenen kan nog gevoegd en bijgebragt worden de moeilijkheid , die 'er zoude zijn, om aan te toonen wie al of niet, in dit of das district, geftemd zoudehebben, in geval perfonaliteit, bloot en alleen aatifpraak op dit recht van ftemming gaf het meer als waarfchijnlijk vermoeden van gebrek aan kunde, en van vrij en onafhankelijk te zijn in dezeclasfe van het Volk—. de overweging, dat de zoodaanige, die het recht in verfchil genooten, op gelijke voet zouden (taan en  AAN HA NGSEL. 213 en geen meer belang hebben dan de uitgeflootene , met betrekking dier wetten, waarin de Ïaatfte alleen eenig belans kunnen 'ftellen te weten de drijf¬ veer tot oeffening en bekwaaming, die doormiddel van de uitOuiting zoude aangevuurd worden — en eindelijk, de bij uitftek gemakkelijke en de meerdere gefchiktheid ter opneming der ftemmen , alleen tot en in de huiszittende, fchot en lot betaajende, (zoo als de manier van fpreeken in Engeland is) zich bepaalende. Niettegenftaande dit alles, en ik over 't geheel genoomen de gegrondheid van zoodaanige uitfluitingen , als.hier voor gefteld, erkenne, en tot dezelve overhelle, denke ik echter, dat dit Huk en onderwerp nog meer verhandeld en naauwkeuriger diende onderzogt en overwoogen te worden; en om de uitfluiting dés te billijker te maaken, zoude immers geene ftraffe alleen de uitgeflootene clasfe moetea bedoelen , veel meer algemeen, en op elk en een ieder die dezelfde misdaadbegaat, ook even gelijke ftraf moeten beklijven? ook meede, dat geene iurigtingen, maatregulen en fchikkingen omtrent en ten aanzien de individneele der uitgeflootene clasfe, en die vaneenig anderen zoude dienen gemaakt te worden, welke niet wederzijds en voor beiden heil zaam en gelukkig moesten zij n -, en eindelijk toeteftaan een vrije verhuizing of 't verlaatert der gemeente aan alle die geenen, die ongezind of onwillig zouden zijn om langer in en bij die gemeen» te te blijven; op die wijze konde men een ingewikkelde toellemming dier geenen, die dus vrijwilligbleven, als openlijk gegrond erkend, terecht vermoeden en vast véronderftellen (*). XXVII. (*) De lezer heeft zekerlijk opgemerkt, dat ditfluken onderwerp door mij wat nader en rijper overdacht is, en dat ik mijne gevoelens daaromtrent om redenen opgemeld geheel en al veranderd hebbe. Ik laat deeze plaatfe, zoo als door mij eerst gefield, hier in haar geheel, om dat dezelve een aantal en de hoofdzaakelijkftc bewijsgronden voor de tegen overgeftelde en door mij veriaatene zijde der zaak in verfchil in zich bevat. O 3  SI4 AANHANGSEL. XXVII* Deze laatfte voorwaarde, wel is waar, is tegenrtrijdig een grondregul (zoo ik geloov') bij miinicipaale wetgevers algemeen aangenomen , t. w. ,, dat natuurlijke gebooren onderdaanen van ,, een ftaat tot eene altoosduurende gehoorzaambeid, trouw en onderdaanigheid aan hun land verpligt zijn," een grondregul (zoo als reeds door mijn Voorftel I is opgemerkt) zonder tegenfpraak zoo dwaas en ongerijmd als tijranniek —: dwars en ongerijmd voor zoo verre, dat al wat burgerlijke maatfchappij fs, gegrond is op verdrag; én geen verdrag is deugdelijk wettig, ten zij door partijen , in liaat van verdragen tekunnen en genegen om tc 'l:,:ten, aangegaan: maar de bloot toevallige om. Aardigheid vaii hier of elders in deezen of geenen ftaat in de waereld te zijn gekoomen, is iets dat niet \an den wil of beftuur van die geene, die op dien grond gebooren word, afhangt; noch doende veimocgens om te kunnen, of de wil en genegenheid in en omtrend hem zich hoeren; ook kan, ggeneins eenig recht in een' Ouder aangetoond worden, om een onverbreekbaar verdrag van de zijde des kinds teil uiten, dat het nog verbindend zal werken als de laatfte onder bet opzigt en beftuur der eerfieniet meer zijn zal: deze ftelregel is tijranniek om rlat hoe ook een regeering wezen moge, hoe despotiesch cok in hunne grondregulen of in derzelver uitocffering, het vnn en over de geregeerd wordende perfoon een eeuwigduurende en onverbreekbaareheerlchappij vordert en aanmaatigt, die geenzins voortvloeit uit deszelfs rechtftreekfche of ingewikkelde toeftemming. Ditbijzondere verfchilftuk zal ik afzonderlijk, breedvoeriger in zijn geheel bij eene volgende gelegenheid verhandelen. XXVIII. De voorgaande voorftellingen zijn afgetrokken , en, zonrier'één eenige Maatfchappij afzonderlijk te bedoelen , gemaakt , veel meer ichijnen zij gegrond en op al wat Maatfchapriij is tcepasfelijk; en dierhalven, waar reeds een Bur- ger-  AANHANGSEL. 21$ gerlijke Maatfchappij is famengefteld , moeten dezelve dienen en befchouvvd worden als de voorwaarden en de gronden betrokken en ingewikkeld , in het verdrag door derzelver leden reeds aangegaan ; zijnde alle tegenovergeltelde en hier mede ftrijdende voorftellingen, ook ftrij. dig n et recht en billikheid. Dus , het zij dan dat een mensch voor het eerste , als Lid eener Staatkundige gemeente in dezelve zoude of mogte treeden; of het zij (toevalliger wijze ten zijnen opzigte) dat hij reeds Lid is van zoodaanige gemeente, zoo zijn daarom echter zijne rechten even zeer gegrond, en dezelve , als ook alle bewind over hem moeten volftreklijk uit zijne eigen vrije toefremming , of op een rechtmaatige cn billijke ingewikkelde wijze gegeven, voortvloeien. XXIX. Waar derhalven zich dus eene Staatkundige Regering bevind, die niet mogte famengefteld of uitgeoeffend worden , volgens en overeenkomftig dezen grooten grondregel,, dat alle magt van het volk komt," en derzelver klaarblijkeljjkfte , en onbetwistbaarste gevolgtrekkingen , die uit dezen Grondregul voort, vloeien ——- worden die geene die geregeerd worden gehoond en beleedigt; en van hunne rechten beroofd, welke zij zouden kunnen aantoonen hun toetebehooren. Zoo dat het volk bij alle Natiën op den aardbodem, met recht en billikheid mag vraagen, dat de Regeeringen waar onder zij leven naar en op dezen Grondregel daar zulks nog niet mogte gefchied zijn, worden verandeid en ingerigt. XXX. Maar algemeen word erkend en toegedaan, dat waar en wanneer'er, een recht plaats heeft, bij het zelve ook een verzeilend of mede werkend recht der middelen ter verkrijging plaats heeft, zonder dit zoude het recht zelve beuzelagtig , onnut en van geen de minste wa.irde zijn. Zoodat indien op eenige rechten aan't volk toebehoorende , eenige inbreuk mogie gedaan zijn, of de O 4 zcl-  Zl6 AANHANGSEL. zelve op een geweldaadige wijze verkragt, of door Bevelhebber of Overheden der gemeente hun onthouden worden , zijn de laatfte, na herhaalde vriendelijke en vreedzaame aanzoeken tot herftel gedaan te hebben, gerechtigd, om dezelve kragt» daadiglijk te trachten te verkrijgen , en doorfterke middelen zich hier van te verzekeren. XXXI. Dus volgens voorftel: VI en XXI algemeen kunnende afgeleid en aangetoond worden, dat wanneer de meerderheid des volks eenige hervorming of verbeetering in den vorm der Regeering , of verandering in derzelver Dienaaren of Amptenaaren verkieslijk oordeelen, zij het recht hebben op zoodaanige hervorming, verbeetering of verandering aantedringen, het zij dan , dat die Dienaaren of Amptenaaaren voorloopig voor een tijd, of ook zelfs erflijk mogten aangefteld zijn. Want de beöordeeling en de uitfpraak , of het ampt of bediening zelf, aan 't oogmerk van deszelfs inftelling, dan of de Amptenaaren en Dienaaren aan het oogmerk van derzelver aanftelling beantwoorden, behoort of aan de zoodanige die regeeren , of wel aan die geenen die geregeerd worden. Dit recht van beflisfing dan, kan zeekerlijk de eerste niet toebehooren , dewijl zij niet alleenlijk een tegenftrijdig belang met den welvaart der gantfche gemeente kunnen , maar algemeen ook gewoonlijk, daadlijk hebben de eer- bewijzingen, de magt en aanzien, het vette en voordeelige, verknogt aan Regeeringsampten en Bedieningen, allerweegs en algemeen gewenscht en zoo nagetracht wordende, zo zullen de hier van zijnde bezitters eeuwiglijk hunne uiterste poogingen aanwenden, om zich in 't voortduurende genot derzelve, het zij dan voor het eindoogmerk der Maatfchappij nuttig of niet, te'handhaven. Het volk echter, ka» geen ander belang hebben , dan dat der gemeente in den ruimsten zin (d. i. van hun eigen zelve) en bijgevolg geen ander oogmerk in de beflisfing of uitfpraak bedoelen, als  AANHANGSEL. SI? als het oogmerk zelf, waar voor de Maatfchappij wierd gevormd enfamengefteld. De wil derhalven des volks, (d. i. der meerderheid) zo naauwkeurig opgenomen , als de aart en natuur der zaaken eenigzins toelaat, is op zich zelve genoegzaame reden voor verandering, hoe en welke die ook weze moge, het zij dan in en omtrent de Conftitutie des Lands zelve, of wel met betrekking der Dienaaren of Amptenaaren van 't Reeeeringswezen. XXXII. Daar het volk nu dit recht bezit, bezitten zij niet minder het recht tot de middelen, welke hun magtigt en in ftaat (lelt tot het uitoeffenen dier rechten : anderszins (zoo als ik reeds heb opgemerkt) is hun recht betrzelagtig, onnut en van geen de minste waarde. Diensvolgens naar alle vreedzaame middelen ter verkrijging eentr Politieke hervorming, verandering en verbetering vrugteloos aan den kant en door het volk beproefd te zijn, zo hebben de laasten een gewettigd recht om op te (laan, en gehoorzaamheid aan derzelver beveelen eu gebooden te eifcben. XXXIII. Maar dewijl niet verondenleld kan worden, dat de meerderheid des volks op een en het zelve oogenblik, als 't waare kan opftaan, zoo moeten noodwendig eenige derzelve de eerste zijn. Zoo dat indien de gewoone vreedzaame middelen ter verkrijging van voldoeningf op's volks vorderingen, bij herhaaling vrugteloos mogten zijn, zoo hebben eenige weinige mannen , hoe klein ook hun getal weze mogen, het recht om een begin te maaken, allerweegs waar een begin noodig moet gemaakt worden: noch een algemeene beredening, noch daadzaaken en bewijzen der gefchiedenisfen wederfpreken dat immers zoodanige hervorming, verbetering of verandering op eenen losfen grond wierd ondernoomen: de last in de daad moet zwaar en drukkend zijn waar een geheel volk zich vereend , om het zelve aftefchudden. XXXIV.  Si 8 AANHANGSEL* XXXIV. Maar daar ieder Lid der Maatfchappij het welzijn der gemeente diende in 't oog te hoüden , en gevolgelijk het groote overwigt van 't goede , op 't geheel genooröen , moet trachten voord te brengen ; zoo dient j in geval van eenige hervorming , verandering of verbetering $ hoe ook door de meerderheid der Natie gewenscht, door kragt en geweld te ondernemen, die waar. fchijnelijk een' verbaazenden weerftand van de dienaaren in bewind, het gezag en magt in handen hebbende, zal ontmoeten, wel gewikt en gewoogen te worden , of het goed door de altcratieu hervorming, verandering of verbetering verkrijgbaar , vergeleken en opwegen kunne tegen de. rampen en onheilen uit de ontweldiging voort fpruitende ; en indien de laaste ten duidelijkste en ongetwijffeld zoude overweegen, zoo zoude niemant te rechtvaardigen of te verontfchtildigen 2ijni die zoodaanige hervorming of verbetering , bij zoodaanig geval en gelegenheid door geweld ondernam. Echter in alle gevallen valt toch hier bij op te merken, dat in den vergelijkenden ftaat, het hier uit voordvloeijend kwaad alleen het tegenwoordig geflagt zon treffen; het goed integendeel zal meer als waarfchijnelijk onberekenbaar, ten lengte van daagen voör de nakoomelingfchap zijn en dezelve verduuren. Op die wijze geniet Engeland tot op den huidigen dag, de voordeden der heldhafte poogingen des volks onder hunne Tijramen Jan, ka rel en jacobü;: terwijl de rampen en onheilen dezer poogingen zich niet verder dan tot één of twee geflagten hebben uitgeftrekt* Dusdaanige zijn de voornaame afhandelingen, des grooten grondregels, de eenige waare hoekfteen van wettige Regeeringen, dat alle ma gt van het volk voorkomt. Een ftelregel, die de Regeerders der aarde zelden hebben willen toeftaan en erkennen , dewijl zij ter vernietiging ftrekt van overheerd gezag. Maar de zoodaanige die op  AANHANGSEL. 2fQ op zulke rechten inbreuk hebben gedaan, en ze verder meenen ie verkragren , of'oie door het een of 3 iere belang gedreven worden om toe te baten, en zeïfs te verdedigen, dat zulks gefchiedc. die, die n'!;en zijn het^ die tegen de uitbreiding der burgerlijke rechten van her Menschdom aandruifchen. Befcbuldigingen van oproer tegen de hooge Overigheid, de Dienaaren der Regeeringen is een vrugtbaare bronwelle van crimineele rechtsgedingen: terwijl onroer tegen de Majefteit des volks eene in 't crimineele wetboek onbekende misdaan is, en door de dienaaren des volks bif meest alle Natiën des aardbodems qn geftraft niet alleen gepleegd, maar,met den ftoutften trots in taltoofe gevallen als eeu recht aangemaatigd word. Niettemin begint het Staatkundig gebouw van onderdrukking te wagelen, zijn fchoone dagfpoeit ten einde : de uitbreiding van kennis heeft deszelfs grondzuilen ondtrmi'ind, en ikhoope dat de tijd, in Europa ten minste, niet ver meer af is, dat van dit G;bouw de eene fteen op den anderen niet zal worden gelaaten! 1 ' EINDE.