HET LEVEN VAN F. L. KERS TE M A N9 PROFESSOR HONORAIR EN DOCTOR DER BEIDE RECHTEN. betrekkelijk tot alle de onderscheidene jijdperken, waaronder zijne wonderbaare lotgevallen, in verschillende gelegenheden, ge•ï beuxd zijn: DOOR. HEM ZELVEN BESCHREVEN. EERSTE DEEL. Te AMSTELDAM, bij j. B. E L W E» M D C C S C I «.   VOORBERICHT. jVlijne levensgevallen verdienen befchreven te worden, niet alleen om de beruchte rol die ik in de wereld gefpeeld heb, maar wel voornaamlijk uitoorzaake van de flrijdende gisfingen , welken ten dien opzichte, gemaakt zijn, en die, zo ten voordeele als ten na^deele, grootendeels buiten de waarheid fpringen : hoedanig ook de gunftige of ongunftige bazuinenklanken geweest  mogen zijn, die aangaande mijne veel geruchtmaakende avantuuren, en verblazende gebeurtenisfen zijn uitgeblazen geworden , heb ik befloten x>m buiten den minlïen fchroom zo wel mijne kwaade als goede bedrijven openhartig en ongevleid te befchrijven , zonder de allerminfte bekommering , dat dit natuurlijk fchilderij mijner lang bewonderde wederwaardigheden,welken de proef van navraag zullen kunnen doorftaan, mijn fortuin in eenen hoogklimmenden ouderdom dwarsboomen zal: ondertusfchen wil ik daaróm geen borg blijven voor de echtheid van de levensbijzonderheden van zodanige perfoonen, welken betrekking tot mijne lotgevallen hebben; en in deeze mij* ne levensgefchiedenis gekenfchetst ftaan, dan voor zo veel ik die zelf heb bijgewoond, of waarvan mij de waarfehijnelijkheid uit geloofwaardige berichten volkomen gebleken is — zie daar alles wat ik bij wijze van Inlii* ding te zeggen zoude gehad hebben,  ( v. ) indien beweegredenen van noodzaakelijkheid, mij niet verpligtte nog eenen voorloopigen uitflap te moeten doen. Ik heb voor eerst de befchrijving mijner levensloop begonnen , met dien ouderdom waarin ik de kinderfchoenen uitgetogen had, om dat ik begreep, dat de vertoning van de meeste kinderdaaden van weinig aanbelang voor een Leezer zijn ; ik heb mij vervolgends met eene bijzondere zorgvuldigheid bepaald, tot de onderfcheiding van alle die vakken van ouderdom, waarin ik mij als Klerk, Student, Reiziger, Militair Officier, Advocaat, Au theur, Profesfor, Astrologht, en meer andere verfchillende omftandigheden bevonden heb gehad, met een uitvoerig en getrouw verhaal, van mijne gedenkwaardige ontmoetingen te Parys, geduurende mijn tweemaalig verblijf aldaar, van de belegering en beflorming van Bergen op den Zoom, van de bijgewoonde veldtogt van het jaar 1748, * 3  van mijne zeldzaame minnehandelingen, en opgevolgd huwelijk hier te Lande van het crimineel proces , en mijne langduurige gevangenis binnen de Stad Rotterdam; van de gelukkige opgangen van het Schrijversberoep, en van de gelegenheden waarin ik zo mijne Rechtsgeleerde , als mijne andere Mengelwerken gefchreven heb: om kort te gaan , van alle die niet onaartige omzwervingen , verfchiet van vrolijke levenstooneelen, belangrijke, en wonderbaare uitkoiifien van zaaken, mij in den omloop van ongevaar eene halve eeuw, en dus federt den ouderdom van vijftig jaaren gebeurd; eene verzameling van gefchiedverhaalen, waarvan een talrijk gedeelte bij de Tijdgenooten bekend, niet onder de verdenking kan vallen van een opgepronkte Roman te zijn , hoewel het zo voor mijne eigene reputatie, als voor de eer mijner familie te wenfchen ware, dat ik ze als zodanig konde voordraagen.  Ik ben geboren van Ouders die geen van de minften in den burgerftaat wartin: zonder hovaardig op mijne afkomst te zijn, dien ik, om hulde aan de waarheid te doen, voorlopig aantemerken dat mijn Grootvader maternel , van het oud en doorluchtig Huis van bredbrode afruimde, en terwijl hij geene manlijke nazaaten in huwelijk verwekt had, uit die oorzaak volllrekt begeerde dat zijne kleinzoonen den overbekenden naam van kersteman voor zig en hunne nakomelingen voortaan zouden blijven voeren, gelijk wij I, ueeu A  ( 2 ) met behoud van d?n vaderlijken naam ook federd gedaan hebben. Het huwelijksleven van mijne Ouders werd door lbmmige huiskrakeelen aan beide kanten zo onaangenaam gemankt 3 dat er ten laatften eene echtfcheiding op volgde; ik weet niec wie van hun beiden gelijk of ongelijk heefc gehad, maar dit weet ik, met eene volflagene zekerheid 3 dat na den afloop van een zwaar proces, ik, nevens een ouder Zuster, en jonger Broeder onder de beftuuring van mijn moeder geraakte, waartoe waarfchijnelijk de verfchillendheid van Godsdienst aanleiding gegeven zal hebben. Ik zal van mijne kinderlijke bedrijven niec gewaagen, om dat dezelven bij weldenkende verltanden doorgaands weinig in aanmerking komen ; ondertusfehen verdient het als iet merkwaardigs aangeftipt te worden dat ik in den ouderdom van zes jaaren, volgends liet verJiaal van mijne Moeder, met mijne eigene doodkist gefpeeld heb, na dat ik alvoorens van eene gevaarlijke krankheid, waarin de Geneeshecren mij voor dood verklaard hadden, was herftéld geworden. Mijn Moeders Zuster trouwde vervolgends met een rijk en aanzienlijk man, die naderhand den ftoel der Regeering binnen de Stad Rotter-  ( 3 ) dam bekleed heeft, toen ik ongevaar den oti derdom van elf jaaren bereikte, en het waa deeze aangetrouwde Oom, die bij geluk geenë kinderen geduurende zijn huwelijk verwekte t welke zig met mijne opvoeding belastte, en aan wien ik, (om zijne nagedachtenis recht te doen,} alles verfchuïdigd ben geweest; na dat ik drie jaaren voor zijne rekening in een fransen kostfchool te Voorburg had doorgebragr, gaf hij mij op mijn veertiende jaar de ken* waarin ik Wilde fludeeren, dat is t&zeggen , dat ik mij bepaalen moest om Advocaat, Predikant of Ge* neesheer te worden: ik verkoos het eerde als met mijne kleire geestvermogens en natuurlijke neigingen ftrookende, en het was in gevo'ge van die verkiezing dat ik door ziine beftelling als klerk op een voornaam Procureurs Comptoirin mijn geboorteplaats, 'sGraavenhaage, geraakte, om er alvoorens de eerite grondbegin* zelen van de Praóïijk te leeren, eer ik tot de Academifche ftudie werd opgeleid, terwijl ik ten zelfden tijde in de Latijnfche taal onderweezen zoude worden. Mijn Patroon, aan wiens zorg ik aanbevolstï werd, was een kundig man, en een der voornaamfle Procureurs welks destijds voor de bei* de Hoven van justitie in Holland gevondert werden> want hij had altijd 30 of 40 loopenda A a  C 4 ) pfocesfcn en zeven klerken op zijn cornptoic; ik maakte, geduurende den tijd dat ik mij aldaar bevond, door vlijt en oplettendheid zo veel opgang in de allereerfte gronden der rechtspleging, en ik wist mij behalven dat, door kleine gedienftigheden zodanig in de gunst van mijn verflandigen befchermheer te wikkelen, dat ik binnen het verloop van twee jaaren tijds door denzelven tot de post van tweede klerk bevorderd werd — zijn zonderling charakter en niet onaartige levenswijze, verdienen, uit louter vermaak, hier kortlijk gefchetst te worden. Mijnheer van n*** was zedert den ouderdom van ruim veertig jaaren weduwenaar gebleven ; -hij had drie beminnelijke dochters, aan welken een aanmerkelijk capitaal door zijn overleden' Broeder in Engeland gemaakt was, en waarvan hij alle jaaren de inkomften trok, door behulp van welken, gepaard met de grootte winllen die het Procureursfchap hem bezorgde, hij rijklijk ja zelfs overvloedig,als een fatzoenlijk man, had kunnen beftaan; maar noch het een noch het ander van deeze jaarlijkfche geldmiddelen was op verre na toereikende om zijne prachtige en verkwistende levenswijze te kunnen goedmaaken; want behalven dat hij fteeds eene gekamerde maitres in den Haag, en pog eene andere op zijne buitenplaats bij den  ( 5 ) Leydfchen Dam met groote onkosten onderhield , begon hij zig naderhand zo fterk in dronkenfchap te verloopen dat zijne zaïkendaar» door genoegzaam in den war geraakten, en hij, ter oorzaake van dien, zijn weibeklanten Practijk grootendeels verloor: alvoorens echter zijne omftandighcden nog openlijk den kreeftengang gingen, had hij mij bekwaam gevonden om de vertrouweling van de geheimen zijns bedekten minnehandels te zijn , en het was achtervolgends zulke eene gevleide voorkeur van vertrouwelijkheid, dat ik dikwijls bet gezantfchap bij zijne maitresfen, zo binnen als buiten den Haag, moest bckleeden, om geheime brieven van hem aan haar te beftellen, waarvan ik fomtijds geene geringe voordeden trok: hoe jong en onbedreven ik ook moge geweest zijn, begon ik nogthans al behaagen in de verkering met de vrouwlijke fexe te fcheppen, ten minften was het bij eene van die gelegenheden dat ik voor de eerde maal in het fchool van den Mingod kwam te ftruikelen , zonder dan ik er mijn' Patroon, gelijk te denken is, kennis van gaf. Op een' tijd dat ik wederom een' minnebriefjen beftellen moest , aan één der gekamerde Dames, door wie ik beleefd verzocht werd, haar eenige uuren gezelfchap te houden, kwam A3  C 6 ) Mijnbeer van n * * * in den laaten avond onverwachts opdaagen , om zijne beminnelijke maitres een nachtbezoek te geeven, zo dat mij «aauwlijks den tijd overbleef om mij in een kleerkast te verbergen, waarin ik waarfchijnelijk den gantfehen nacht zoude hebben moeten blijven , in gevalle de volgeestige Dame niet fchielijk een middel gevonden had om mij onder een welverzonnen voorwendzel ongemerkt te doen ontfnappen: ondertusfehen dat deeze onvermaaklijke ontmoeting voorgevallen was, waardoor ik geen klein gevaar gelopen had ora van mijn gezantfebap ontzet te worden, gebeurde kort daarna een raar geval van eene andere natuur, 't welk aanleiding gaf dat ik, nevens twee mijner confraters, welhaast het comptoir van mijn' Patroon verlaaten moest, qn waarvan de bijzonderheden zig aldus toegedragen hebksn — Eens een plaifierpartij met twee mijner medeklerken willende bijwoonen, waartoe iiet ons altemaal aan het benoodigd zakgeld ontbrak, beraamden wij een kluchtig hulpmiddel dat in den eerden opflag w èl uitviel: wij voorzagen ons van een paar boeken papier, lak, en rcod krijt., m&akten daarvan meer dan honderd gtflotcne brieven waarin niets gefchreven Jlond, en waarop wij van buiten de adresfen aan voomaame bekende perfoonen gefteld, cn  C 7 ) de porten met rood krijt gemerkt hadden, waarna wij vervolgends alle die brieven door een boodfchaplooper, onder belofte van eene goede vergelding daartoe omgekocht, decden beflellen-, dan, bij ongeluk de bommel uitgebroken zijnde, werden wij wegens dit bedrijr door een aanzienlijk inwooner bij onze ouders aangeklaagd , daarover na terugbetaling van de ontvangene portgelden fcherplijk bcftraft, en bovendien in de noodzakelijkheid gebragt om onze paspoorten als klerken van Mijnheer N * * * te moeten neemen: het fpeèt mijn Oom geweldig dat ik op zulke een ongehoorde wijze mijn' Patroon verlaaten moest, terwijl hij befloten had om, in plaats van mij te laaten ftudceren, een Procureurs Comptoir voor twintig duizend Guldens voor mij te koopen, zo dra ik bekwaam in de praftijk zou zijn, en de vereischte bepaling van ouderdom daartoe bereikt zoude hebben, doch de ondervinding heeft in laateren tijd oogfchijnelijk aangetoond, dat ik tot wonderbaare avantuuren voorbefchikt, of liever tot het zwerven geboren was. Men oordeelde mij in den ouderdom van pas zestien jaaren nog veel te jong om na de Hooge Schoole gezonden te worden, derhalven werd er met algemeen overleg van mijne A 4  bloedverwanten beraamd en goedgevonden, mij eerst een kleine reis na Frankryk te laaten doen , ten einde mij aldaar op kosten van mijnen Oom verder in de kunstregelen der werkzaame rechtspleging te oefenen: dit voor mij zo aangenaam als nuttig befluit werd kort daarop begunftigd en verhaast, door de toeAfcüiige gelegenheid dat een zeker Fransch Heer, B.o.ugkmont genaamd, die een vriend van mijn' Latijnfchen Leermeester was, reisvaardig dond om binnen weinige dagen met zijn' Neef na Parys te vertrekken: mijn Oom bediende zig volvaardig van deeze gunllige aanbieding om mij derwaards te zenden; hij voorzag mij van verfcheidene brieven van voor* fchrijving zo aan den Hollandfchen Ambasfadcur, als aan meer andere aanzienlijke perfoonen te Parys, «en, het geen mij het meest genoegen gaf, met een wèl gefpekte goudbeurs, om een ordentelijken (laat daar te Lande te kunnen voeren, weshalven wij na ons van goede paspoorten voorzien te hebben, zonder uitftel na Braband vertrokken, en midden door het leger der bondgenoten, (als zijnde het ten tijde van d?n oorlog tusfehen Qosterryk en do Franfche Kroon,') ons regelrecht tra Brusfcl begaven, alwaar ik, onder . gelei'.'e van mijn' opzichter hougemoni,  C 9 ) behouden en in een vrolijk humeur aankwam. Wij vertrokken na een kort verblijf te Brasfel met een koets, befpannen met vier paarden, en van de voorverhialde paspoorten voorzien, na Gent, met oogmerk om vandaar over Rysfel na Parys te gann, doch door een zamenloop van onvoorziene gebeunenisfen bevonden wij welhaast buiten den waard gerekend te hebban; het Franfche hoofcquartier was toen te Ahit, half wegen tusfchen Gent en Brusfel, en maar vijf uuren van de laustgemelde plaats gelegen, in den omtrek van welke een leger van tagtig duizend krijgsknechten, onder het opperbevel van den wereldberoemden Graave van Saxe geposteerd ftond: alvoorens wij te Alost aankwamen , werden wij door verfcheidene Oostenrijkfche en Franfche partijgangers die in de bosfchen en flruiken verfcholen waren, op een weg tegengehouden, maar de gangbaarheid van onze paspoorten reddede ons uit alle gelegenheid: bij onze aankomst in het Franfche Hoofdquartier, begaf rougemont zig aanflonds na zijn' bloedverwant, die de waardigheid van Adjudant Generaal bij den Marfchalk Graave van Saxe bekleedde : ondertusfehen dat ik met zijn gewaanden Neef mijn jonge ReisgeA5  noot william, van wien ik toen nog gesn de minfte verdenking had opgevat, en , op hoog bevel, ter inquartiering bij een* winkelier in kruidcnierswaaren befteld werd. "Als men jong is wil men altoos dartel, vrolijk, en fpeelziek zijn; in den ouderdom tusfchen de 17 en 18 jaaren waarin ik mij toenmaals bevond, beginnen de driften in eenjongman eerst fterk werkzaam te worden , en fchoon ik destijds nog maar een aankomelirg in het minnefchool was, bleek het dat ik mij niet ongevoelig voor de liefkozingen van de fraaje dienstmaagd van ons logement betoonde te zijn: william, die zulksbefpied had , gaf er in ftilte kennis van aan zijnen oom; wij geraakten zamen over zijne verklikking'in verfchil, en ik gaf hem, uit misnoegdheid over die trek, een goede fouflet in het aangezicht; hij beklaagde zig daarover aan rougemont, die het met een kleine berisping onder een glimplach liet afloopen, terwijl de overrompeling van Gent, die kort daarop voorviel, eigenlijk de gelegenheid aan de hand gaf, dat de geheime betrekking tusfchen hem en zijnen gewaanden Neef william, ontwikkeld werd, en waarvan de omftandigheden de volgenden waren. Na geduurende tien dagen lang in het Fran-  ( ii ) iche Hoofdquartier te Alost verbleven te zijn, vertrokken wij na Gent, daar wij onzen intrek in den gouden Appel, (een der voornaamfte logementen van de ftad,) namen; de bezettingvan die plaats, en van het kasteel, beftond toenmaals ten hoogden gerekend uit twaalf of dertien honderd Engelfche foldaaten, die de ftad zorgeloos bewaakten : rougemont kreeg, ftaande ons verblijf aldaar, verfcheidenmaalcn heimelijke nachtbezoeken van franfche Officieren, die, onder verbloemde naamen, en in een Engelsen gewaad, binnen geflopen waren: dit deed mij, hoe jong en onbedreven ik nog ware, rasch begrijpen dat achter dien handel eene bedekte correspondentie verfcholen moest zijn; het bleek welhaast bij ondervinding dat mijne verdenkingen in dit geval niet geheel ongegrond waren geweest, want den zesden dag na onze aankomst te Gent,werd die ftad in den nacht bij verrasfing door de Franfche troepen ingenomen, zonder dat rougemont er de minfte verwondering over betoonde : bij die gelegenheid fneuvelde alleenlijk een Engelfche Trompetter, die zig als een wanhopend mensch wilde verdedigen; de overige bezetting trok door eene andere poort de ftad-uit, zonder vervolgd te worden. De toeloop van Franfche Officieren in onze  C ™ 5 herberg was aanmerkelijk, zo dra de ftad van het Engelsch Guarnifoen ontbloot was ; wij werden door rougemont in het midden van onze flaap geftoord, die ons beval optellaan, en deel in de algemeene vreugde te neemen: inderdaad , mijn reisgenoot william en ik, waren het overige van den nacht tot aan den morgenftond zo vrolijk met de overwinnaars, als of wij een bruiloft biigewoond hadden, doch tegen den namiddag overviel ons de flaap, en terwijl een Fransch Stafofficier een van de kamers die wij betrokken tot zijn logement verkozen had, moesten wij ons met de andere kamer, alwaar twee ledikanten geplaatst waren, behelpen; rouge mont raadde mij op een van dezclven wat te gaan uitrusten, onder voorwendzel dat hij met zijn' Neef op het andere ledikant een middagflaapjen zoude doen; ik had dien gantfchen dag, zonderde oorzaak daarvan te weeten, mijn hoofd vol muizenesten, zo dat ik, onaangezien de ondergaane vermoejing, wakende bleef, en bij die gelegenheid ontdekte dat rougemont zig met zijn' Neef, onder het drinken van een kop kofiij, in een heimelijk mondgefprek gewikkeld had : dit verdubbelde mijne oplettendheid, en veinzende in een geruste flaap te zijn, beluisterde ik hunne r,edewisfeling — „ Hoor mijn waarde  C 13 ) „ charlotta," zeide hij, met een Zachte ftem , als beducht zijnde dat ik ontwaaken mogt ; „ niemand weet tot nog toe dat gij een meisjen zijt ; ik zorg dat de groote •„ toclcop der Fianfche Officieren fomtijds „ gelegenheid zal geeven dat onze minnehan„ del ontdekt wordt, derhalven heb ik beflo'„ ten, u beiden, onder geleiden van mijnen gsrrouwen knecht robbert, van deezen „ avond met een befloten rijtuig, na Sas van „ Gent te doen vertrekken, om aldaar zo lang „ te verblijden tot dat mijne zaaken gefchikt „ zullen zijn, om ons na Parys te bcgeeven; „ ondertusfchen moet ik u inzonderheid aanbe„ velen uwe fexe zorgvuldiglijk voor onzen 9, Hollander bedekt te houden, want dat dar„ tel fnaakjen is bij de. jonge meisjens weinig „ te betrouwen." — dit vertrouwelijk mondgefprek ontwikkelde mij een geheim dat mij in eene foort van verrukking bragt, en zonder te laaten blijken dat ik het beluisterd had, veinsde ik fchieiijk te ontwaaken, en plaatfre mij aan de theetafel alwaar rouge mont mij vervolgends van zijn genomen beöuit kennis gaf: ik maakte voor de leus in den beginne eenige zwaarigheid om zijn ontwerp goedtekeuren , doch op zijne nadrukkelijke vertoogen, welke de noodzaakehjkheid daarvan aantoonden, liet  C 14 > Ik mij ten loatiten overreedcn, van in zijne hê* raamde fchtkkingen te zullen berusten. Oogenbiiklijk na onze gehoudene redewis* feling maakten wij ons reisvaardig, en ik vertrok in gezelfchap van den gewaanden wil* liam, onder het opzicht van den vertrouwden robbert, dat een oud en grommig lijfknecht was, die 30" jaaren lang onder de familie van rouge mont had gediend, en die volgends den bekomen last van zijn' meester alle onze gangen zorgvuldiglijk moest befpieden, met een rijtuig na Sas van Gent, alwaar wij des avonds laat aankwamen, en gelogeerd werden in de Toelast, het welk destijds het beste lo« gement van die onaangenaame plaats was. Ik had het geduld niet van lang te kunnen zwijgen,en dit fchijnt het bovendrijvend zwak Van de meeste jonge lieden te zijn; want den zelfden avond van onze aankomst aldaar, met haar over tafel zittende, begon ik het gefprek zo dra wij alleen waren, en robbert zig na het voorgediend desfert in de keuken bevond — „juffrouw william", zeide ik met een vrolijk gelaat, „ mag ik het geluk hebben u deeze fchoone perzik aantebieden" ? de gewaande william hierover ten uiterften verbaasd, vroeff mij met eene gemaakte misnoegdheid, of ik itapel zot was * dat ik hem  ( i5 ) voor een vrouwsperfoon verfleet: zonder lang te draalen, ontwikkelde ik ha3r openhartig het geheim, het welk ik dien namiddag toevallig onderfchept had: deeze onbewimpelde ontfim.ting van zaaken was van dat gevolg, dat zij mij openhartig beleed waarom de vermomming van haare fexe plaats moest hebben, ni.amlijk daarom dat rougemont., haar minnaar, federc .een jaar wettig aan haar verloofd, voorgenomen had kort ra zijne aankomst te Parys haaf heimelijk te trouwen; doch dat hij, beducht zijnde voor de vervolgingen van den Raadsheer zijnen vader, welke dat huwelijk tegen den zin was, en door zijn gezach alle pogingen aanwendde om hetzelve te dwarsboomen, zij zig in de noodzaakelijkheid bevonden had, een dergelijke voorzorg te neemen: charlotta, voegde, na zulk eene onverbloemde verklaring , op eene bevallige wijze daar bij , dat de ontdekking van haare fexe denkelijk de gelegenheid aan de hand zoude geeven, dat wij voortaan in eene betere verlicndhouding zamen zouden leeven, en beval mij uitdrukkelijk niets, aangaande dit onderfchept geheim, noch aan haar' minnaar, noch aan zijn1 knecht robbert, te doen blijken, gelijk ik haar plechtig beloofde, ea ook getrouwhjk nakwam.  ( - „ testantfchen godsdienst toegedaan bleeven , „ verviel dat aloud Hamhuis in ongenade, en „ vervolgends in een diep verval: de vader van ,, brittonville ftierf in de fleur van zijn leven, nalatende eene behoeftige weduwe, „ en zeven kinderen, waarvan hij de jongfle was; hij bevond zig in den ouderdom van „ 18 jaaren vcrpligt, al zwervende, zijn fortuin 9, te zoeken," Behalven eene welgemanierde opvoeding, ,, had hij, geduurende zijne jeugd, eentameliji, ke voorraad van kundigheden in de weeten„ ichrippen opgedaan , die al verder aange#i kweekt werd door de zorg van een' vriend  ( *3 ) „ van zijn overledenen vader, welke zig te Parys „ bevond, en aan wien men de beftuuring van ,, zijn perfóon, {taande zijn verblijf in deeze „ beroemde doch federt vervallene wereldftad „ opgedragen had, en het was aldaar dat de „ jonge erittonville binnen het verloop „ van.3 a 4 jaaren tijds ongemeene voordgangen „ in de ftudie maakte, welke hem na de al„ lereerfte Eerampten in de geleerdheid had,, den kunnen doen dingen, en waartoe hij „ waarfchijnelijk ook geraakt zoude hebben, „ toen een losbandige ftap van de jeugd, ver„ oorzaakt door een ongelukkigen minneban„ del, alle zijne ontwerpen omver wierp, en „ de zon van zijn' gelukftaat in den morgenftond van zijn besten levensperk krachtdaa„ diglijk bewolkte." „ Op zekeren morgen dat brittonv ille „ belust werd een kop chocolade, in het ver„ maardekoffijhuis van deuberuchten marin, s, te gaan drinken, zag hij voor de eerftemaal „ de overbekoorelijke dochter van deezen kofSj-. „ fchenker, die toenmaals onder de Pary zenaars „ voor een fchoonheid van de eerfte clasfe verfleeten werd; uit dien hoofde ontbrak het de „ beminnelijke antonia niet aan een zwerm -„ minnaars, die, op hoop van avantuur, haar hart kwamen beftormen, waartoe, behalven B 4  C 24 ) „ de bekende galanterij der Fran/chen , hee v_ beroep van haaren vader onwederfpreekelijk „ veel aanleiding gaf; ondertusfeben had a n,. ton ia tot hier toe niet alleen alle de aan,, zoeken waardoor haare eer fcheen belaagd ,, te worden, met eene onbefchrijvelijke kloek,, hartigheid afgeflagen, maar boven dien ver„ fcheidene ordentelijke huwelijkspartijen die ,, haar van tijd tot tijd voorgekomen waren ,, van de hand gewezen : in diervoege Honden de zaaken gefchapen, ten opzichte van defchoo.„ ne antonia, die niet minder door haare „ deugd dan door haare bekoorelijkheden be„ wonderd werd, wanneer brittonville „,, door de uitftralende bevalligheden van dit „ pronkftuk der vrouwlijke fexe als betoverd „ geworden zijnde, bij het eerile gezicht op haar verliefde; misfehien was het ook vöor 9) de eerftemaal dat deeze jonge maagd, de ,, werking der liefde van haar' kant gevoelde; om kort te gaan, zij bleeven beiden den gants, fchen morgen fpraakloos, alleen door hun- ne oogen te kennen geevende wat er in „ hunne harten omging." „ brittonville vertrok droefgeestig en met ingefpannene gedachten uit het koffijhujs „ van marin, doch ging den volgenden mor* gen weder blijmoedig derwaards, bij welke  C =5 ) „ gelegenheid hij middel vond om a n t o n i a uil „ een minnebriefjen in de hand te floppen, „ waarin de grootheid zijner uitblinkende lief„ de na den eerften fmaak verklaard was, ter„ wijl hij om zijne oogmerken beter te doen „ gelukken, federt dien tijd alle pogingen aan„ wendde om zig in de gunst van haaren va,, der te wikkelen, waarin hij door behulp van zijn beminnelijk voorwerp zo volmaakt „ flaagde , dat marin , die behalven dat ,, hij voor een hartig en gulhartig man bekend „ ftond, zodanig een behagen in den geestrijken, ongedwongen en aangenaamen omgang van „ brittonville fchepte, dat hij hemver„ volgends dikwerf op het middagmaal noodig,, de: om het verhaal van zijne levensgevallen „ te bekorten zal het genoeg zijn met weinige „ woorden te zeggen, dat de bedekte minne,, handel tusfehen brittonville, en an„ tonia binnen weinige weeken zulke on- begrijpelijke voordgangen maakten, dat zij beflooten zamen heimelijk het hazepad te „ kiezen, en deeze roekelooze onderneeming, 3, welke den eerften grondflag tot het ongeluk „ van den jongen brittonville gelegd „ heeft 7 ook ten uitvoer bragten, na dat an„ tonia zig van de meeste contanten van haa„ ren vader voorzien, en zo wel haare juwceB 5  C 26 ) ,, len als beste kleederen in een koffertjen ge» pakt, medegenomen had." „ Zij begaven zig na Engeland, en kwamen „ in London, juist op het tijdftip, dat Mylord chesterfield, bekend zo door zijne on„ mee tbc are rijkdommen, als door zijne opge„ volgde iiaatsgevallen, maar wel voornaamlijk „ door zijne onbepaalde verkwisting voor de „ vrouwlijke fexe, aldaar een verwonderens„ waardige rol -fpeelde; Mylord had zo dra „ antonia riet in den fchouwburg gezien, j, of hij werd zodanig door haare fchoonheid „ getroffen, dat bij befloot, het koste wat het w wilde, haar in zijn bezit te krijgen: ingevolge van dit gefmeed ontwerp , waagde hij het „ op een zomeravond dat zij met haaren min* naar in het park van St. James een wande„ ling was gaan doen, om antonia door ,3 vier vermomde en gewapende mansperfoonen te fchaaken, en haar na een zijner lusthuizen, „ 30 mijlen van London gelegen, overtevoeren; „ brittonville die zig kloekmoedig te„ gen de aanvallen der fchaakers verdedigd, en „ ter gelegenheid van deeze geweiddaadige aan„■randing een ligte kwetfuurbekomen had,was in den beginne wanhopende over het verlies „ zijner minnaaresfe, doch hij vertroostte zig  C v ) „ welhaast toen hij den vierden dag na deeze „ gebeurtenis een eigenhandigen brief, ver„ zeld van tweehonderd ponden flerlir.gs, van „ antonia bekwam, onder nadrukkelijke „ waarfchouwing dat hij wèl zoude doen, zo „ rasch mogelij\Engelandmverhaten.indien hij „ geen gevaar wilde loopen, van door bewer„ king van Mylord chesterfield, die een ,, onbegrenst vermogen aan het hof bezat, al„ daar in hechtenis gefield te worden: de „ Franfche Avanturier verontwaardigd door „ de trouwloosheid van deeze wispelturige „ vrouw die hij weleer zo lterk bemind had, „ befloot de geheugenis van deezen onbezonne„ nen liefdehandel te vergeeten , en maakte vervolgends gebruik van haare waarfchou„ wing, om fpoedig het Brilfche Ryk te ver„ laaten, en vandaar met de eerfle paketboot na Holland overtefleeken". „ Hij kwam in den Haag, daar hij binnen wei„ nige weeken al zijn ge'd met het dobbehpel, en in het gezelfchap van ligtvaardige vrouw- lieden, verteerde: zig door deeze uitfpattin„ gen in eene raadlooze omfhndigheid bevin„ dende , geraakte hij vervolgends als onder„ meester in een Fransch kostfchool; doch die n vlieger almede niet willende opgaan, zag  C 28 ) ., hij zig tot de noodzaakelijkheid gebragt om na een andere kostwinnig te zoeken: bij ge* ,, luk kreeg hij kennis aan den Diredeur van de Franfche ccmedie', die zijn landgenoot „ was, en die hem een post van 50 guldens „ per maand, in den. fchouwburg aanbood; „ brittonville bediende zig volvaardig van deeze aanbieding , en bekleedde ge„ duurende anderhalf jaar lang met veele lof„ tuiging zijne nieuwe waardigheid, zo dat hij „ door zijne vlugheid van geest, en door het „ talent van zijne welfpreekendheid welhaast „ onder het ge-al van de beste TooBeelfpee. „ Iers gerekend werd: het was ongevaar twee „ jaaren na zijne aankomst in Holland, dat Mylord chesterfield als gezant van we„ gen de Engtlfche Kroon bij de Staaten Ge. „ neraal benoemd werd, bij wien de fchoone „ antonia fleeds als maitres gebleven was: „ zij zag buittonville*op het Franfche „ tooneel de hoofdrol in een treurfpel fpeelen, „ en haare voorige genegenheid, ontwaakte op „ ditaanfchouwen zodanig, dat zij hem den vol„ genden dag een welvoorziene goudbeurs „ zond, onder voorwaarde dat hij den fchouw-. „ burg verlaaten, en zo fpoedig mogelijk na „ Frankryk te rug kceren zou , als beducht  r 29 ) '3, zijnde dat zijne langer tegenwoordigheid in den „ Haag de liefde van Mylord voor haar perfoon verkoelen zoude. brittonville gehoorzaamde en ver,, trok; echter droeg hij wel zorg van ditmaal niet door Parys te trekken, ten einde niet het „ flagtotTer te worden van de gramfchap van „ marin, wiens dochter hij ontvoerd had, „ en dien hij wist dat uit oorzaak daarvan niet „ gemaklijk te bevredigen zoude weezen ,• hij „ begaf zig regelrecht mNantes, een Franfche „ zeehaven,alwaar hij aan boord ging van een „ zeilvaardig fchip het welk na het Eiland Mar„ tinique beftemd was: zeven jaren aldaar ver„ bleven zijnde, geduurende welken hij de post „ van Secretaris bij een voornaam amptenaar „ op dat eiland bekleedde, het laatfte jaar van „ zijn verblijf aldaar, kwam britt.onvil* „ le, met een bejaarde weduwe van zestig „ jaar te trouwen , die zes maanden daarna „ ftierf, weshalven hij met een redelijk capi„ taal, waarvan hij erfgenaam geworden was, we„ der na zijn vaderland terug keerde." „Zie daar brittonville dan terug in ,, een luisterrijken ftaat, maar die vreugde duur„ de niet lang, want behalven dat hij, te Parys „ wedergekeerd zijnde , van zijn overgebleven „ capitaal een prachtig figuur floeg, met groo-  » te onkosten een gekamerde maitres ondeT„ hield, en door zijn losbandig gedrag zulks „ aanmerkelijke verteeringen maakte, dat zijne• „ meeste goederen binnen drie jaaren tijds ge„ noegzaam gefmolten waren , zo werd hij door zijn' knecht, op welke hij een volkomen „ vertrouwen ltelde, deerelijk beftolen, en ten „ laatften wegens gemaakte fchulden die onbe„ taald gebleven waren, door zijne crediteuren „ in de gevangenis van het chatelet opgeflotenj „ hij fchreef terflond, onder couvert van een,, vertrouwd vriend, een' brief aan antonia, „ die onlangs te Parys getrouwd was, waarin „ hij haar zijnen deerniswaardigen toefland be„ kend maakte, en deeze goedhartige vrouw „ redde hem andermaal uit de ongelegenheid waarin hij zig destijds bevond." „ Sederd zijn ontflag uit de gijzeling begon brittonville zijn gedrag te verbete,, ren, en van zijne uitgeftrekte geestvermo„ gens een betamelijk gebruik te maaken; hij „ ontwierp vervolgends twee voortreffelijke too„ neelftukken voor den Franfchen Schouwburg „ die algemeen hij de Parijzenaars geroemd , ,, toenmaals een onbedenkelijken opgang maak„ ten ; doch voor de derdemaal een treurfpel „ ontworpen hebbende, leed hij fchipbreuk en verloor als Dichter eensklaps alle zijna  ( 31 ) verworvene achting, ondertusfchen bleef „ hij nog zes jaaren op een ordentelijke jaarwedde van twaalfhonderd livres als too„ neelfpeeler op den Franfchen Schouwburg, „ tot dat hij naderhand in een zwaaren woorden„ ftrijd met een der tooneellisten geraakt, hem „ uit haastigheid met zijn' degen doorftak, en daarop terftond de vlugt na Braband. „ nam." Voor zo veel uit zijne fchriftlijke aanteke„ ningen gebleken is, heeft brittonville Hechts twintig maanden te Brusfel vertoefd; „ in het begin van zijn verblijf binnen die Had „ won hij zijn kost met bruiloftsverzen en an„ dere foorten van Dichtftukken voor een „ maatigen prijs opteftellen, doch erlh aanzien* „ lijk en bemiddeld Regent welke zijne kun- digheid waardeerde, nam hem aan zijn huis „ om de post van Gouverneur of Leermeester over zijne beide zoons te bekleeden , en „ haar in de Lanjnfche taal, de Historie, en Aardrijkskunde te onderwijzen , tot dat de „ voorenllaande tijd verftreeken zijnde , het „ huwelijk tusfehen den Dauphijn van Frank- rijk en de Infante van Spanje kwam voor„ tevallen, ter gelegenheid van welke brit- tonville zo wel als alle andere vlugte„ lingen pardon verkreeg, en zig onmiddelijk  C 32 j n na hët zelve weder na Parys begaf, alwaar hij federd geen arider middel van bed: aan gö„ vonden hebbende dan het Schrijvers beroep, }, in laater tijd nog verfcheidehe niet ongees„ tige werkjens naamloös heeft uitgegeven; doch onaangezien alle zijne talenten eindelijk „ tot zulk eenen foberen ftaat verviel, als Wij „ hem aan het huis van berge r ontmoet heb* „ ben: waarfchijnelijk zal men van de bedrij- ven van deezen rampfpoedigen man nader ge„ waagen, daar zulks betrekkelijk tot mijne le'« i, vensgevallen zal kunnen worden gedaan." Het verrukkelijk gezelfchap van charlotta, die ik nog voor eerst den naam van william zal laaten behouden, werd merkelijk vervrolijkt door de avondbezoeken die wij regelmaatig van de beide dochters van berger geftooten , en bij welke gelegenheden wij volgends een beraamd overleg onze hoofdrollen van minnaars bij dezelven meesterlijk fpeelden, terwijl het gebrek aan ondervinding in het minnefchool ons geen vooruitzicht aan de hand gaf, om te begrijpen hoe gevaarlijk de uitvindingvan zulk eene zinftreelende klucht kon afloopen: j e a n n e t t e die de oudfle was op wie ik het gemunt had, en welke ik waarlijk beminde, bezat meer verflands dan haar jongde ruster loüiza, die met meer fchoonheid pronk*  t 33 3 ■pronkte, doch daar tegen van een driftigcrt etl verliefden aart, en boven dien ongemeen Ver^ flaafd aan de zintuiglijke vfcrmaaken was s brittonville die wij als onzen vriend en raadgeever aangenomen hadden, vereerde ons alle avonden met zijne bezoeken, wanneer1 hij door zijne geestige vertellingen de aangenaamheid van onze tijdkorting verdubbelde \ dan, toen de liefdehandel tusfchen die gewaan-> de william en louisa ten hoogften top geflegen was, ontflond er ongelukkig een ge* beurtenis die alles aan het. huis van berger in rep en roer bragt; zie hier waariri eigenlijk de zaak beftond* Op een nacht dat wij allen in een gérusteti flaap gedompeld lagen, ontflond er plotslijk * tegen even na middernacht, zulk eenverfchrikkelijk geraas in de flaapkamer.van william, welke naast de mijne was , dat ik niet alleen met veel verbaasdheid ontwaakte, en vervólgends fchielijk uit mijn ledikant fprong, gewapend met een blanken degen in de eene, en met een brandende kaars in de andere hand, waarmede ik mij vaardig tot haar hulp fpoedde, maar ten zeiven tijde onzen huiswaard berger nevens Brittonville, en nog een Zeeofficier, aldaar gêlogeerd zijn-*de, die insgelijks op het gerucht kwamen toe* I. deel, - C  C U ) fehieten, ieder in het hemd met een kaars in de hand op de trappen ontmoette : wij hoorden verfcheidene maaien moord en brand roepen, en dit akelig geroep ontzettede ons in den eerften opflag niet weinig, doch daar op, zonder lang te draalen, binnen de kamer getreeden zijnde, zagen wij louiza plat op de vloer in een ftaauwte liggen, terwijl-de gewaande william op zijn bed was,. en zonder een woord tc kunnen fpreeken , zig alseen wanhopend mensch beide de handen wrong: wij wisten niet wat wij van deeze onbegrijpelijke vertooningen denken moesten, tot dat de laatfte bij het volle gebruik van de fpraak geraakt, en de eerlie van haare bezwijming herkomen zijnde, wij uitfluiting■ van zaaken verkregen, william verhaalde ons hier op dat hij zijne kamerdeur hebbende hooren ontfluiten, in de verbeelding was geweest dat het dieven en moordenaars waren,die hem om. het leven zochten te brengen, en daarom luidkeels om hulp gefchreeuwd had, maar dac louiza het ledikant genaderd zijnde, en bij die gelegenheid haare fexe ontdekt hebbende, van ontrteltenis in flaauwte op den grond gevallen was; de goede berger, over dit fchandelijk bedrijf van zijne dochter ten uiterften vergramd zijnde , deed haar op ftaandea  C 3*5 ) Vöet in een vertrek opfluiten, en nadérharii na" een klooster voeren , ondcrtdSfchcn dat rouge mont , van dit geval verwittigd, charlotta den volgenden avond met eeri koets kwam af haaien, en haar in een burgerhuis bragt, op een kamer die hij voor haar afgehuurd hadj zo dat ik van haar aangenaam gezelfchap verdoken, federt in het logement met brittonville, die over de herfchepping van william niet weinig ontfteld ftond, genoegzaam alleen bleef, behalven dat mij door deeze onverwachte gebeurtenis de pas ter voordzetting van mijn' minnehandel met jeannette glad afgefneeden werd. Ik ging van tijd tot tijd den ouden Heer dechambre, vanwien ik tot nog toe weinig heb kunnen gewagen, bezoeken gee/en? in een Van dezelven gaf hij mij kennis dat mijn Oom mijne maandlijkfche vcrreeringsgeiden verdubbeld had, ten einde ik voortaan een ruimer ert minder bekrompen leevenswijze te Parys zoude kunnen onderhouden : federt dien tijd floeg ik een beter figuur, kleedde mij prachtig na de ;franfche mode ; nam een jongen lijfknecht van agttien jaaren, die ik een kroonftuk van zes livres ter week gaf, en die, het geen merkwaardig is , mij veertien jaaren daarna , toen ik mij voor de tweede- C 3  C 36 ) fnaal te Parys bevond , in dezelfde hoedanigheid bjjdiend heeft: vervolgends verkeerde ik van dien tijd af met lieden van de groote wereld, en ging dikwijls volgends de aanbieding welke de Hollandfche Gezant van ho e ij, mij meermaalen gedaan had , "aan de tafel van zijn eerften Secretaris liet middagmaal houden. rougemont, met wien ik een fteeds» duurende vriendfchap onderhield, en die nevens charlotta mijne belangens toegedaan bleef, bragt mij in kennis met verfcheidene geleerde perfoonen welke zig toenmaals te Parys bevonden , en door midde van die begon ik fmaak in, de letterkundige weetenfchappen te krijgen, waarvan ik destijds de allereerfte grondbeginfelen bekwam, en die naderhand in mijn vaderland tot meerder volmaaktheid geraakten , gelijk de uitgaaf van eene menigte werken in laater tijd door de drukpers wereldkundig gemaakt, en waarvan ik op zijn tijd gewagen zal, getuigenis kunnen draagen. In dien tijd maakte zeker Herbergier ramponeau genaamd, dat een vrolijke en kluchtige fnaak was, die een half uur buiten Parys een drinkhuis opgericht had, zo onbedenkelijk veel opgangs, dat men er tomtijds  ( 37 ) meer dan twee, ja tot drieduizend perfoonen van allcrleie ftaaten, en verfchillende rangen allen nademiddagen ontmoette; deeze ongewoone toevloed van menfehen welke dagelijks derwaards kwamen , om zig met de grappen van rawponeau te yermaaken, baarde eenig nadenken bij de hooge Regeering, die, in het denkbeeld dat zulk eene talrijke volksvergadering meer met andere bedekte oogmerken gefchiedde, dan om aldaar eene vermaaküjke uitfpanning te zoeken, uit voor» zorg zodanige nadrukkelijke maatregelen beraamde, gefchikt om allen oploop en fchandelijke gevolgen voortekomen, zo dat het huis van den beruchten wijnfehenker rampoNeau, op hoog bevel, met een lijfwacht van honderd gewapende foldaaten , alle middagen tot des 's avonds, ten tien uuren bewaakt werd: mijn vriend massau en ik begaven ons eenmaal uit nieuwsgierigheid na deeze buitenherberg om mede, aanfehouwers van zulke eene zonderlinge vertoning te zijn; wij vonden inderdaad voor dat huis eene onbegrijpelijke zamenkomst, van eene ontelbaare menigte perfoonen van beide fexen, zamengefteld uit den adelftand en den burgerhaat, die op banken in het groen gezeten waren, doch voor het overige zagen wij niets het welk onze opletC 3  r 38 ) tgndheid verdienen kon : men verhaalde dat men aan ramponeaü honderd Gouden Lomzen aangeboden had, indien hij zig maar een half uur op het tooneel van den Franfchcn Schouwburg vertoor.cn , en aldaar den rol van hospis in zijn gewoon gewaad fpeelen wilde; dat hij zulks gedaan hebbende, federd al den toeloop van zijne drinkcalanten daarT door verloren had ; men verfpreidde toenmaals te Parys een liedjen , dat op hein gemaakt was, en het welk openbaar langs de ftraaten gezonden werd, waarvan de twee laarfte regels van ieder couplet, altijd hier op uitkwamen: Allons chez Ramponeaü, Boite du vin nouveau. In het midden van alle de behaagelijke tijdkortingen welken men te Parys overvloedig vinden kan, begon het vuur des oorlogs eerst recht te ontbranden , en daar werden bij de Franfche Kroon, zulke onzachlijke toebereidzelen gemaakt, die oogfehijneiijk te kennen gaven, dat de opvolgende veldtogc zo belangrijk als beflisfende zoude weezen; want behalven dat de» Graaf van Saxe in het ftrengüp van een winter het beleg van jirysfe} on-  C 39 ) dernam, maakte de Pretendent van Engeland zig gereed om met behulp van den beloofden onderrtand van Frankryk en Spanje, in het aanftaande voorjaar eenen inval in een der Britfche Rijken te doen: ik zag den Prins stuart, anders Ridder van St. Joris genoemd, dat een uitneemend welgemaakt Vorst was, voor de eerftemaal aan het huis van den Bankier oursel, bij wien ik een wisfel ontvangen moest: hoorende dat ik een Hollander was, vroeg hij mij al fchertfende, of de Hollanders nog in het denkbeeld waren dat hij een Molenaars Zoon was? — Ik weet niet Prins, wat mijne Landgenooten van uwe Hoogheid denken, antwoordde ik onbefchroomd, maar ik heb reden om te gclooven dat zij Heyer zouden zien dat u perfoon zig te Romen, dan in Engeland bevond: hij glimplachte over dit knorrig befcheid , en de Bankier oursel wist mij naderhand te zeggen dat hij over mijn vluggen geest bekoord was geweest, hoewel ik, om recht aan de waarheid te doen, zodanig een loffpraak niet verdiend had. Op zekeren avond dat ik met mijn' vriend brittonville uit de Opera kwam, en wij te voet na ons logement keerden, werden wij aan den uithoek van een kleine fteeg, die op de ftraat St. Martin uitkwam, door C 4  C 40 > Vier kareis aangerand; wij trokken beiden onjzen degens en verdedigden ons dapper, doch terwijl ik destijds zo bedreven niet in de fcherm» kunst was dan toen ik Parys verliet, zouden wij zekeFÜjk te kort gefchoten hebben, indien de dille paardenwacht niet tijdig tot ons ontzet was komen opdaagen, waar na onze aanranders met overhaasting de vlugt namen, ondertusfehen ik met brittonville in het eerde wijnhuis, door een glas wijn, de fchrik van het hart gingen affpoelen : onderwijlen dat wij bezig waren over dit voorval met de Waardin te praaten, hoorden wij van achteren uit een kamer brand roepen, en in een ogenblik üjds dond het huis in volle vlam; deeze tweede fchrikachtige ontmoeting deed ons fchielijk van daar vertrekken, en op dat geen meerder onbehaagelijke avantuuren ons dien avond belemmeren mogten, namen wij een huurkoets, waarmede wij ons zonder verder uitdel na berger lieten brengen. Door middel van den Secretaris van den Hollandfehea Amhasfadeur, gefchiedde , geduurende de drie laatde maanden van mijn verblijf te Parys, mijne kennismaaking en vei-keering aan het huis van Mijnheer hevne, een geboren Hollander, die eertijds onnoemelijke fchatten met het Baukierfchap overg-e.  < 41 5 wonnen bad, en na een jonge Franfche vrouw, in een hoogbejaarden ouderdom getrouwd te hebben, federd dien tijd als een rentenier was gaan leeven, deeze man was verrukt van vreugde als hij een Hollander van een ordentelijke familie te Parys aantrof, en hield genoegzaam open tafel voor alle zijne landslieden, die hem kwamen bezoeken ; vermids hij tusfehen de dertig en veertigduizend Franfche Livres jaarlijkfche inkomllen verteeren kon , voerde hij eene prachtige (toet, want behalven verfcheidene livereibedienden, een' kok, en een kamenier voor zijne vrouw, onderhield hij koets en paarden: Mevrouw heyne welke onder het puik der eerfte fchoonheden kon geteld worden, en deezen haaren zestigjarigen echtgenoot ter oorzaake van zijne onmeetbaare rijkdommen aangeklampt had, ontving de vreemdelingen die van haar' fmaakwaren, en haar' Gemaal kwamen zien , met dezelfde vriendlijkheid als hij; en, in gevolge van dien, werd ik ten haaren huize zeer minzaam bejegend, zo dat ik mij beroemen kon het geluk te hebben van begrepen te zijn onder het getal van die geencn, welken aan Mevrouw heyne behaagde: ondertusfehen beftond het charakter van Mijnheer heyne in als een Epicurist te leeven, dagelijks met zijne vrienden vrolijk  C 4* > te zijn , èn met allerhande misfelijke denkbeelden van zijne eigene uitvinding over geleerde onderwerpen, die hijzelf niet verftond, te willen pronken: ik moet bekennen dat niets mij meer vermaakt heeft, dan de boertende redentwisten van dit gehuwd paar. over tafel bijtewoonen; waarlijk men kon zig niet bedwingen luidkeels uittefchateren, wanneer men de kluchtige redevoeringen van den ouden man met zijne Gemalinne aanhoorde, voornaamlijk wanneer hij met eene gemaakte deftigheid zijne belagchelijke herfenfehimmen voor ongehoorde wonderfpreuken, of liever voor nieuwe ontdekkingen poogde uittevemen. Ik zal tot overtuiging van dien hier gewaagen van een koddig gefprek, dat ik, nevens meer andere Hollanders, eens onder de maaltijd' bijwoonde, en dat niet onvermaaklijk in zijne foort was — „ Ik zeg u voor de vuist „ dn gij een zot zijt", zeide Mevrouw hryjs.e tegen haaren man, die een nieuwe ontdekking van zijne uitvinding op het tapijt bragt: „ Geloof vrij dat ik u niet om uw „ verftand, noch om uw aanvallig postuur ge„ trouwd heb , maar om de goudene fchij„ ven die gij bezat, en die mij al te fterk in „ de oogen blonken" — „ Ik weet het zeer 5, wel, mijn lieve kind , dat gij mij omdedukeu  < 43 ) „ genomen hebt", beantwoordde hij op eenen kortswijligen toon, „ maar dat belet niet dat „ ik gelijk heb, als ik zeg dat de aardbol „ meer driekant dan rond is; dat de volkrijk„ heid van de maan die van de benedenwe,, reld, welke wij bewoonen, verre overtreft, „ en dat ik eergisteren nacht in de volle maan „ nog een koets met zes paarden heb zien j, rijden": wij vroegen hem vervolgends op hoedanig eene wijze hij zulk een merkwaardig wonder had kunnen onderfcheppen ? —- „ Met „ het zelfde vergrootglas", hernam hij niet ongeestig, „ waardoor ik befpeurde dat mijne Gemalinne dien nacht met den jongen Marquis van Nhernois op een bal danste, ' „ en gisteren avond in haar flaapkamer een „ heimelijk bezoek van hem kreeg." Behalven dat de vriendfchap van' Mijnheer heynb mij van veel nut was, in zulke omHandigheden waarin ik fomtijds penningen te kort fchoot, wanneer hij mij altijd met zijne gewoone goedwilligheid zo veel gelds leende als mij tot mijn gebruik benodigd was, zonder andere bepaling van wedergeeving dan tot de wisfelbrief op den Bankier oursel aangekomen zoude zijn, was de gastvrijheid welke ik bij Mevrouw zijne Gemaalinne genoot, een sittdyeelend vermaak, dat bijzonder met d§  C 4+ ) verliefde driften van mijne jeugd ftrookte; om kort te gaan, ik wist mij zo diep in de gunst van deeze overbekoorelijke Dame te wikkelen, dat ik alle morgen wanneer zij gekapt werd aan haar toilet, onder het drinken van een kop chocolade , verfchijnen moest: ondanks alle dergelijke gunstbewijzingen had ik zulke aanmerkelijke verteeringen te Parys gemaakt , federd ik in de groote wereld verkeerd had, dat er mijne finantie eene geweldige fchok door onderging, en ik ongemerkt in diepe fchulden geraakt was. 'Op de aanrading van mijn getrouwen vriend brittonville beraamde wij zamen een ontwerp van herftelling, dat volmaakt wèl uitviel, en waartoe eougemont mij ook de behulpzaame hand bood: achtervolgends dit overleg fcbreeven zij beiden aan mijn' Oom te Rotterdam, dat ik in eene gevaarlijke krankheid geftort zijnde, zij alles tot mijn behoud zouden aanwenden, in gevalle de onkosten daartoe noodzaakelijlc, betaald werden: zij kreegen daar op met de eerlte post een onbepaalden last van zulks naar goedvinden te kunnen doen ; eenige weeken daarna, toen ik van mijne gewaande ziekte welihanshalve herfteld was, bezorgde brittonville mij twee rekeningen, van Geneesheer en Apothecar , voorbedachtlijk door perfoo;  C 45 > tien van de kunst opgemaakt, en die zamen ver over de zes honderd Franfche Livres beliepen , welken ik heet en warm na Rotterdam zond; ik bekwam na verloop van korten tijd niet alleen de voldoening van deeze rekeningen, maar daar was boven dien in den brief van mijn' oom voor mij ingefloten, een wisfelbricf van dubbelde waarde, met uitdrukkelijk bevel dat ik binnen veertien dagen tijds na Holland vertrekken moest. Ik nam affcheid van alle mijne goede vrienden , waarmede ik te Parys verkeerd had, en na vervolgends deeze aangenaame hoofdftad, na een verblijf van agt maanden, met de traanen in de oogcn , verlaten te hebben , begaf ik mij voor eerst na Brusfel, alwaar ik in de jbominikanerflraat een voornaam logement ging betrekken, bij een' Waard die voordeeze kamerdienaar bij den Generaal van massaü geweest was: aldaar was het dat ik op een wonderbaare wijzecen' Oom aantrof, die, mijn eigen vaders broeder zijnde, de Roomfche Religie toegedaan was , binnen de Had Brusfel woonde, en wegens den voornaamen rang welke hij bij den toenmaligcn Gouverneur Generaal der Oostenrykfchc Nederlanden, Prins karel van lotharingen, bekleedde, ia groot aanzien bij die van den burgerftaat fcheeis  C 4 zwalken: esselink, die zijn kamer naast de mijne had, opende een kleerkast waarin ik mij verbeeldde dat zijne kleederen opgefloten waren ~, maar welke ik in plaats van oie be. Vond aaiigevuld te zijn met csn menige WJfJ teremmers, ketels, luiwagens, koperen voor" deurknoppen, en andere vfouwlijke gereedfchappen, Waarvan de dienstmaagden zig bedienen: ik vroeg hem waartoe de verzameling van zult een hoop onnutte werktuigen voor een ftudent dienen moest? hij wist mij vervolgends te zeggen, dat hij zulks niet deed met het oogmerk om zig daarmede te ver-* rijken , maar veeleer van die list gebruik maakte om wanneer hij faturdags die inOtu* menten van de Hoepen genomen had s da dienstmeisjens daardoor op zijn kamer te lokken , gelijk hij inderdaad meest alle dagetJ morgenbezoeken van jonge en fraaje vrouwen kreeg, welke de verloorene goederen bij hem kwamen af haaien , wanneer er nu en dan wel eens een kortswijl voorviel waarvan geen trompettengeklank geblazen werd, Het geheugt mij eene raare ontmoeting mei I. d e e U, R  hem in een gezelfchap van ftudenten' bijgewoond te hebben, die ik eerst vernaaien moet, aleer ik tot de affchildering van mijne eigene losbandige bedrijven kan overgaan: er bevond zig destijds op deeze vermaarde Academie een zeker rijke faletjonker, die in de Rechten ftudeerde, en die altijd zo proper gekleed was dat hij in pracht van gewaad boven alle zijne medemakkers uitftak: deeze pronkzieke adonis behandelde alle de overige ftudenten waarmede hij zo in de collegiën als coffijhuizen verkeerde, met zulk eene groote verachting dat hij hen altemaal, gelijk men zegt, als over den fchouder aanzag: zodanig een ondraagelijke hoogmoed of liever kwalijk geplaatfte verwaandheid, ftak verfcheidene weldenkende ftudenten zo fterk in den krop, dat zij beflooten dien hovaardigen faletjonker van zijne hoogdravende kuuren, het koste wat het wilde, te geneezen; men wierp daartoe het oog op esselink, die de hoofdrol in deeze welbedachte klucht fpeelen moest, en er werd op zekeren avond een bijéénkomst van tien of twaalf ftudenten aangelegd , welken aan het logement van een derzeive, montanus genaamd, zoude verfchijnen, en waarbij de welgekleede floris, welken nam hij droeg, insgelijks verzocht werd, die, hoe zeer hij  ( 5i ) zig zelden verwaardigde om de gezelfchappën van zijne Academievrienden bijtewoonen, zig echter uit eene bijzondere gunst ten beftemden tijde aldaar liet vinden: het was toen een ftrenge winter, en ovzë gastheer montanus had om zijne genodigde vrienden te verwarmen, een vuur van ten minden een ton turf doen aanflookeh, het geen in alle opzichten gunflig was voor de onderneeming van Esselink, die van onzen huisheer een ongemeen lange paruik3 vet van pomade en zwaar gepoederd gekregen hebbende, die op zijn hoofd zettede, daarmede in het gezelfchap verfcheen, en zig naast floris bij het fel** brandende vuur plaatfte, waar door de pomade aan het fmelten geraakt zijnde, van alle kanten over zijne klederen droop , zo dat floris* beducht dat zijn pronkgewaad gevaar liep daardoor befmet en bedorven te Worden, teritond van het vuur afweek, van Welke gelegenheid esselink zig bediende om met hem voorbedachtelijk in verfchil te geraaken, en die woordenÜrijd had deeze grappige vertooning ten gevolge, dat esselink, den hoogmoedigen faletjonker met de druipende paruik wakker over zijn hoofd en kit deren floeg; op die wijze werd het groo pralend gewaad van floris zo jammerlijk be? P 2  C 52 ) Vlekt, dat het ten eenenmaale onbruikbaar was: de degens daarop van beide kanten getrokken wordende, fchoten wij tusfchen beiden, om de zaak byteleggen, en de twistenden werden verzoend, onder voorwaarde dat floris den aanvolgenden avond het gantfche gezelfchap op oesters en een anker wijn onthaalen zoude, het geen ook gefchiedde: door dit geval genas hij van zijne wanfehikkelijke inbeelding, en verkeerde federd zeer gemeenzaam met alle zijne medeftudenten, die hij voor deezen zo onwaardig behandeld had. De Paruikemaakers baas bij wien ik gelogeerd was, gelijk ik aangeftïpt heb, had een dochter van 1» jaaren, hansje genaamd, die voor een uitgelezene fchoonheid bekend ftond , waarop veele ftudenten bij mijne aankomst op de Univerfiteit te Leiden vruchtloos jagt maakten, de uitfchittcrende bevalligheden van hansje troffen mij aanftonds zo fterk dat ik mijne liefde voor haar niet ontveinzen kon, zo dat ik mij opentlijk voor haar minnaar verklaarde, en welhaast het geluk had de overwinning van haar hart weg te draagen, doch ik moest eerst tweemaal met een paar mededingers die mij haare beminnelijke perfoon wilden betwisten, voor de kling, eer ik het veld behield: haar vader, die niet ongaarne  C 53 ) gezien zoude hebben dat ik zijn dochter na het aflopen van mijnen fludietijd en opgevolgde Promotie getrouwd had, gedoogde onzen minnehandel met veel toegeevendheid, en als bij oogluiking, zo dat niets mij belettede in het harder-uurtjen over haar zwak te zegenpraaien; het gevolg daarvan was dat hansje ra verloop van dertien maanden van een dochter beviel, die c a n o l i n a genoemd werd: mijn Oom dit geval in zijne geboorte willende fmooren, als zeer wel begrijpende dat het met mijn bedoeld fortuin glad gedaan was, zo dra ik haar in den loop van mijne ftudie kwam te trouwen, befloot ik deeze zaak met haar' vader voor een fomme gelds fchielijk aftemaaken, gelijk hansje vervolgends op die wijze, zo voor haare eer, als voor de kraamkosten en 't onderhoud van het kind op eenmaal ten volle voldaan werd: ik heb federt mijn natuurlijke dochter carolina, niet alleen in haar ongetrouwden,'maar zelfs in haar huwelijken Haat, verfcheidene maaien weezen bezoeken , als hebbende haar altijd eene vaderlijke tederhartigheid toegedragen. Men weet dat de meeste ftudenten doorgaands van geld voorzien zijn als een pad van veeren, wanneer de vacantietijd kort op handen is; aangezien men volzeker vertrouwt D 3  C 54 ) dae de ledige beurzen als dan weder gevuld moeten worden ; wij bevonden ons juist in die ongelegenheid toen ik met mont anus , Esselink en nog drie anderen mijner medemakkers, in dit fchrale tijdsgewricht befloot, eene onderneeming van belang te waagen, ten einde ons eens heerlijk, ten koste van een aanzienlijk inwooner van de ftad, te vergasten : op zekeren morgen toevallig in een koffifhuis ontdekt hebbende, dat er dien zelfden avond een kostbaare maaltijd aan het huis van Mijnheer en Mevrouw van der velde, aan een talrijk gezelfchap van Meeren en Dames itond gegeven te worden, maakten wij gebruik van die fchoone gelegenheid om met fikander te overleggen, hoedanig wij met ons zestal ftudenten, geholpen door nog vier andere goede vrienden, deeze lekkere buit best zouden opligten, zonder dat onze aanflag mislukken kon: op het bericht dat wij bekwaamen, dat er bij een' kok een ftuk kalfsgebraad, bij een' banketbakker twee confituurtaarten , bij een' oesterkooper driehonderd oesters, en bij een' wijnkooper een anker rhijnfche wijn befteld waren, posteerden wij ons, twee aan twee, aan de hoeken der ftraaten, fangs welken wij wisten dat de draagers van het beitelde,bij het vailen van den avond pas-  ( 55 ) feeren moesten; ik trof met esselink bij loting de post om het ftuk gebraad aftezetten: wij zagen tegen half negen uuren door het maanlicht een dienstmeid, die met beide handen een braadpan droeg, verzeld van een koks jongen, tot ons naderen — esselink verjoeg aanftonds den jongen met zijn blanke degen, terwijl ik van mijn' kant de meid met geweld dwong om het gebraad overtegeeven, doch vermids zij een fterke moffin was, die goede knuisten had, ging dit werk niet zeer gemaklijk, want zij verdedigde zig als een heldin; om haar bang te maaken trok ik insgelijks van leer; hier door inderdaad bevreesd geworden, en geene andere uitkomst ziende, deed zij drie groote flappen voorwaards * Zie daar het vleesch, zeide zij, maar gij moei de faus er bij neemen: ten zelfden tijde met een ongemeene vaardigheid mij de kookheete braadpan over het hoofd werpende, waardoor niet alleen mijn nieuw gegaloneerd fchatlaken kleed bemorst en onherftelbaar bedorven werd, maar waarvan het ergfte was, dat het heete vet het welk al druipende langs mijn aangezicht op mijne handen en beenen afliep, mij zulk een ondraagelijke pijn veroorzaakte, dat ik uit vermoeidheid de vlugtende meid met den ontbloten degen naliep, rot in een bakj D 4  C 5* )1 kers winkel, daar zij met overhaasting inlloop, teiwijl ik de kling van mijn degen door een iloot die ik haar meende toetebrengen, op de post van de voordeur aan drie fTukken verbrijfelde: ondertusfchen had essel ink het gebraad van de itraat opgeraapt,, en na onze vergaderplaats aan het logement van montanus gebragt, alwaar bereids de wijn, de oesters, en de confituurtaarten in behouden haven aangeland waren; ik begaf mij der waards, en werd nog braaf uitgelagchen over den trek dien men mij gefpeeld had: behalven de vrolijke fpotternij die ik opkroppen moest, ging de tafelvreugd mij door de gevoelige pijn welke jk onderging toen zeer weinig ten harte,want ik was genoodzaakt om nog dien zelfden avond mijn verbrande hairen te doen affnijden, mijn hoofd met pleisters te Jaaten omwinden, en vervolgends van kleederen te verwisfelen: mijn Oom dit geval door de tweede of derde hand vernomen hebbende , kon zig niet bedwingen daarover luidkeels van lagchen uittefchateren, gaf mij nogthans een kleine berisping over* *ulk een roekeloos beftaan, doch voorag mij evenwel van de noodige penningen oirf een nieuw fcharlaken kleed buiten weeten van mijne Tante te laaten maaken. - Sedert dat mijn minnehandel met hansje  C 57 ) afgebroken was, en ik een ander logement dat mij minder beviel , had moeten betrekken, verdroot mij het ftudentenleven waarin ik echter, geduurende twee jaaren dat ik op de Academie verbleven was, onberoemd gefproken, zeer goede voordgangen in de Rechtsgeleerdheid gemaakt had , en dit was voornaamlijk de oorzaak: waarom ik bij den opkomenden oorlog, zo als ik reeds aangemerkt heb, als cadet dienst nam, en mij ra het land van Ter Goes begaf, daar deitijds het regiment van den Collonel thierry, buiten het dorp Waardengecampeerd Hond: ik werd met opene? armen in de lijfcompagnie verwelkomt, en de Colonel had de goedheid mij een kamer bij een timmermans baas van het dorp te bezorgen , en aan het opzicht van den oudden Sergeant, dat een getrouwd mftn was, mijn perfoon aantebeveelen ; ook werd ik aanftonds van een Offieiersmonteering voorzien. Na de bloedige actie van den Sandberg daar het Regiment van thierry wonderen van dapperheid bedreven heeft, en waarin met verlies van elf Officieren, genoegzaam de helft der manfehappen van het zelve fneuvelde, bleeven wij nog zeven weeken lang, nevens vier andere regimenten voetvolk in het land D 5  C 58 ) van Ter Goes gelegerd, zonder dat de Frani jche krijgsmagt die in het land van Cadzand ingedrongen was, de minfte poogingen deed om ons te ontrusten, of van daar te verdrijven , waartoe de verfchijning van een Esquader Engelfche oorlogfchepen, en een menigte welgeïnde Hol/andjche Uitleggers, die rondsom de Zeeuwfche Eilanden kruisten, niet weinig toebragten om de vijandlijke oogmerken te leur te Hellen: op een middernacht dat de Opperofficieren er het minfte op verdacht waren, kregen alle de vijf regimenten die zig tusfchen de dorpen Crabbendijk en Waarden bevonden, bij patent uitdrukkelijk bevel, om zig hals over kop in den vroegen morgenftond mtefcheepen op de vaartuigen, welken altoos op de kusten gereed lagen, ten einde ons daarmede te begeeven na Berge op den Zoam , vermids deeze bijna onoverwinnelijke vesting, volgends ingekomene berichten met eene aan* ftaande. belegering gedreigd werd: ondertusichen heb ik vergeeten Qp zijn plaats aantemerken, dat Prins wiuem de IV, die korte. weeken te vooren tot Stadhouder van de Urne verkoren was, ter vergoeding van het verhes m den flag aan den Wegdeden, behalven 150 recruten, twee kostbaare witte  C 59 ) vaandels aan ons Regiment, als een eereteken van derzelver betoonde kloekhardgheid , op zijne eigene kosten gefchonken had. Wij trokken door de Steenbergfche poort, onder geleide van den Collonel thierry, pas drie dagen te vooren door den Stadhouder tot Generaal Majoor aangefteld, als moedige zoonen van Mars binnen die ftad, daar wij alles in beweeging vonden , om klaar te maaken dat noodzaaklijk was of het geen dienen kon om den vijandlijken aanval gerust te kunnen afwachten; de fteenen uit de ftraaten werden weggenomen, de kelders en benedenhuizen met mest bedekt, om de uitwerkingen der bomben te fmooren, de batterijen met geladen gefchut, en de palisfaden van alle kanten, zo met zandzakken, als met fafien voorzien, boven dien bekwam het guarnifoen nog dien zelfden avond van onze aankomst een verfterking van drie regimenten Schotten, die, binnen de vesting gerukt zijnde , de bezetting met elkander gerekend tot het getal van zesduizend weerbaare manfchappen bragten, zonder daar onder te be-, grijpen een Corps van vijftienduizend mannen, welken onder het opperbevel van den Prins van Saxen Hilburghaufen, ter bewaring van de lienie na bij het dorp Halteren geposteerd ftond, en die niet alleen den vrijen toegang door de  C 60 ) Steenbergfche poon na Berge op den Zoom behield maar ook wel voornaamlijk gefchikt was om de belegerde ftad, in gevalle van noodzakelijkheid te onderfteunen, en dezelve geduurig met verfche krijgsbenden bij verwisfdinr van andere regimenten, die ftaande het beleg aldaar te zwak bevonden werden, gelijk ook met nacht - piquetten te verzorgtn. •Men had de verdediging van deeze ontzachhjke frontierftad,waarvan de buitenwerkendoor den wereldberoemden vestingbouwer coehoorn waren aangelegd, en de verwondering van alle bedrevene Veldheren wegdroegen, toevertrouwd aan het beleid van den ouden en afgeleefden Generaal cromsïrom, een geboren Deen, die voor deeze zo d0Qr zjjne kundigheden aJg heldenmoed in het krijgsfchool wel uitgemunt had, maar toenmaals niet minder door zijnen hoogklimmenden ouderdom, als door zijne hardhoorendheid volftrekt ongefchikt was om het oppergebied te voeren, ter defenfie van een plaats, die als het voornaamfte bolwerk, of lie. ver als de neutel van Holland en Zeeland aangemerkt werd, en aan wier behoudenis degoede uitflag van de krijgsoperatiën der Bondgenoten onwederfprekelijk afhing, waarommen hem denkehjk den Prins van Hesfen Philipsthal tot een tweeden Bevelhebber, geduurende de  belegerirg van Berge op den Zoom had toegevoegd. Na dat alle welberaamde toebereidzelen tot een dapperen en krijgskundigen wederftand gemaakt , en wij ongeveer zesendertig urnen tijds met de overige hulpbenden ter verfterking van de bezetting, binnen de ringwailen van de ftad gerukt waren, ontdekte men, ter middernacht, de'(voorposten van het Franfche leger, dat zig allengskens in den omtrek van de glacis der buitenwerken vertoonde; men deed oogenbliklijk honderd Dragonders, onderfteund door driehonderd man Infanterij , de Wouwpoort uitrukken, om dezelve te verjaagen; doch na eene hevige fchermut'eling, waarin wij 23 dooden en gekwetften bekwamen, moest het uitgetrokken'piquet door de overmagt der vijanden weder binnen de vesting terug keeren: onderras, fchen befpeurde men zodra de dag aanbrak * dat de Franfche lcgermagt, fterk tagtig duizend koppen, zig in drie colommen verdeelde, en naar den kant van het dorp Wouw marcheerde, alwaar zij hun hoofdquartier betrokken. De gantfche nacht verliep zonder dat men eenig verder toeftel aan de zijde der vijanden zag maaken, om de ftad van alle kanten te berennen , hoewel het hun volilrekt onmogelijk viel, deeze vesting aan den kant van de Steen-  ( 02 ) hergfche poort te kunnen Muiten, zonder alvoorens de Linie van communicatie, die rijklijk met zwaar gefchut beplant, en met ge noegzaam krijgsvolk bezet was, overmeesterd te hebben; ja hoe zeer zij het geduurende de belegering verfcheidene maaien waagden , om de Linie met tienduizend grenadiers te heitormen, werden zij telkens met bebloede koppen en aanmerkelijke verliezen afgeflagen; tegen het vallen van den avond ontdekte men, door middel van fommige uitgezondene veldfpionnen, dat zij aan het maaken van hunne ver afgelegene loopgraaven, en het opwerpen Van gemaskerde batterijen, begonnen te arbeiden; doch onze heele en halve kartouwen" fpeelden zo treffelijk, en zo wèl gemikt op hunne nog onvolmaakte verfchanfingen, dat zij genoodzaakt werden bij het aanbreeken van den dag, hunnen arbeid te ftaaken: intusfchen duurde dit werk der beleegeraars, om zig tot de tanden toe in den grond te begraaven, tien dagen lang eer het voltooid was, en in den vroegen morgenitond, de klokke vier uuren, van den elfden dag, werden op bevel van den Veldmarfchalk , Graave van lowenth al, welke teFranfcheheirmagt gebood, de loopgraaven met eene algeraeene losbranding van al het vijandlijk kanon eq hunne morde-  r 63 ) ren geopend, het geen eene ijfelijke vertooning ter aanfchcuwinge gaf; want zij wierpen binnen een half uur tijds door hunne mortieren , zo veele gloejende kogels in het middenpunt van de fiad , dat er de kerktoorn , en dertien digt bijftaande huizen door in brand geraakten, en ten eenenmaale door de vlamme vernield werden. Dit zo vreeslijk als onvermaaklijk oorlogfpel, kon mij , om de waarheid te zeggen, bij den aanvang van het beleg juist niet heel breed behaagen , zo dat ik met plaifier mijn cadetfchap tegen het ftudcntenleven zoude hebben willen verwisfelen, in gevalle ik met fatzoen uit den militairen dienst hadde kunnen ontflagen worden; maar terwijl daar geen kans toe was, moest ik mij ongevoelig aan het onbchaagelijk geklank van het donderend gefchut gewennen; inderdaad, dit gelukte , tegen alle verwachting , zo wèl, dat ik, na verloop van agt dagen tijds, op het geluid van het kanon, cn van het klein geweer, geen acht meer floeg, en naderhand, als er gelegenheid kwam om eenen uitval tè doen, altijd onder die geenen was, welken zig als vrijwilligers daartoe aanbooden, gelijk ik ook gelukkig genoeg geweest ben, om negenmaal het gevaar van dergelijke voor-  ( «4 ) Valleri ongekwetst te ontfnappen : ondertüs» fchen was de oorzaak waardoor de lust voor de oorlogsbedrijven begon aantewakkeren, niet alleen gegrond op de betaarnelijke eerzucht , om tot Officier bevorderd te worden, maar ik gevoelde , ter bereikinge van dat oogmerk j mij krachtig aangemoedigd, door de onderwijzingen van den oudften Sergeant van onze Compagnie , een kundig Onderofficier , van veélè oii dervirtding in den krijgsdienst, ert die mij als een openhartig vriend, (leeds goede lesfeiï gaf, hoedanig ik mij in allerleie voorkomende gevallen moest gedraagen; inzonderheid raadpleegde ik hem, toen men mij, te midden van de belegering, het gebied van een Setgeantspost over twaalf foldaaten , aanbetrouwde, en in welke hoedanigheid ik dikwijls ongemaklijke wachten van 48 uuren achtereen, voornaamlijk aan de Sortis de Bruinvisch, heb moeten uitftaan: onder anderen gebeurde het eens dat, daar ik met een' Corporaal en twaalf man, als Onderofficier, op den uithoek van een Ravelijn, de wacht hebbende, mijn post midden in den nacht fiil werd bekro* pen, door een vijandlijk Sergeant, en zes Franfche foldaaten, die ons meenden te overrompelen, doch welken ik gevangen nam, en vervolgends na de hoofdwacht zond. De  C 65 ) r De drie laatfte maaien van de belegering vari Berge op den Zoom, begonnen de koorcfetl en andere kwaaien, zo door de ondraagelijke; hette, als door gcleedene ongemakken, zodanig onder het krijgsvolk te woed in, dat de hospitaalen vol geraakten, en den dienst daardoor bijgevolg hoe langer hoe zwaarder voot1 de gezonde foldaaten werd: op een' avond, afgelost zijnde van een post, die 48 uu* ren geduurd , en mij krachtig afgemat had, werd ik insgelijks door deeze betoverende ziekten aangetast, zo dat ik niet langer op mijne voeten kunnende ftaan, genoodzaakt was eenigen tijd op mijn matras te gaan uitrusten i de jongfte zoon van den Generaal thier.u.y, die mij een blijde boodfchap bragt, kwam mij fchielijk uit den flaap wekken: Hoe kerste man! zeide hij, met een vrolijk gelaat, is Tiet tijd van jlaapen als men een vaandel ge~ kregen heeft! ik fprortg gezwind van mijn matras , omhelsde den Lieutenant van vreugde, kleedde mij aan, en begaf mij vervolgends* naar den Generaal, om hem mijne pligtü.huidige dankbetuiging voor de aanftelling te doen r na dat deeze edelmoedige en onvercfaagde krijgsman mij als Vaandrig in zijn regiment gei uk gewenscht had, befchonk hij mij boven dien" met een zilveren Officiersdegen, fjerp , ea I, DEEL. E  C 66 ) ringkraag, zo dat de opeenftapeling van zö veel geluk en genotene weldaaden, binnen zulk een kort tijdvak, voor ditmaal de koorts verdreef, en ik blijmoedig na mijn ouden Sergeant keerde, die verrukt fcheen over mijne bevordering. Onder de befchrijving van alle de merkwaardigheden betreffende de belegering van Berge op den Zoom, die ik of zelf bijgewoond heb, of waarvan ik ooggetuige geweest ben, zou ik door onoplettendheid haast vergeeten te ver" haaien, eene verfchrikkelijke gebeurtenis, met alle derzei ver akelige bijzonderheden, waardoor ik mij waarlijk in het allerzichtbaarfte gevaar bevond, en door zulk eene uitlaating mijne gefchiedenis niet weinig van zijn' luister beroofd hebben: zie hier hoedanig zig dac geval heeft toegedragen: na ik meermaalen met een gelukkig gevolg het gewoon nachrpiquet, fterk 80 man, onder bevel van een'Capitein, en een' fubaltern Officier, in de kafamatten, als cadef had bijgewoond, welk piquet doorgaands tegen het vallen van den avond zijne aangewezene post betrekt, en omftreeks agt uuren in den morgen, door een dagwacht van gelijke fterkte, afgelost wordt, gebeurde ' het dat mij, met een Capitein van het regiment van deuiz, die als een bejaard enonvertfaagd  ( * ) krijgsheld genoegzaam grijs onder de waponcil geworden wasj eens een dergelijk nachrpiqucrte beurt gevallen zijnde, wij bij die gelegenheid tegen 9 uuren des avonds, een bezoek in de cafamat kregen, Van den Ingenieur d u moulin, die niet minder door zijne overbekende kundigheden in den Vestingbouw, als door zijne beproefde kennis van de mijnwerken, werkelijk tot de waardigheid van Lt. Generaal in 's Lands dienst geltegen was; hij bleef na zijne volbragte vifltatie van de Mijnen, ruim een quartiers in onze cafamat , en ik hoorde dat hij bij zijn afscheid den Capitein van het piquet met een zachte ftem, doch luid genoeg om van mij gehoord te kunnen worden, in de Franfche taal, het volgende zei de 2 i, Vaar wel Mijnheer! ik hoop dat zig alles 5, ten besten zal fchikken, maar ik vrees dat „ de Franfchen met hunne floddermijnen, ons j, in de voorbaat zullen zijn; en dat een ge„ deelte van deeze cafamatten gevaar loopt van „ in den nacht of tegen den morgenftond te „ fpringen, doch laat er niets tegen uw volk „ van blijken". De Capitein, hoe onvervaard hij anders wezen mogte, verbleek&e zo> danig van ontftekenis op dit bericht, dat de Sergeant, die hem zijne bevelen kwam vraagen, zulks klaarlijk bemerkte, terwijl ik Vao E 2  f 63 ) fchrik geen purgatie noodig had, om de hard-» lijvigheid te verdrijven; de Sergeant riep mij daarop apart.: Jonker, vroeg hij, wat is er toch tusfchen den Ingenieur en onzen Capitein omgegaan, dat hij er zo neêrjlagtig uitziet? Ik vertelde hem wat ik gehoord had, zonder de minfte achterhouding: hij begaf zig vervolgends bij den Capitein, om met hem te overleggen wat in zulk een netelig geval, waartegen de kloekhartigheid van den besten krijgsman niet beltand is, behoorde gedaan te worden , om 80 menfchen het leven te behouden, na mij alvoorens zorgvuldig aanbevolen te hebben, van noch aan de foldaaten die met ons beneden in de cafamatten waren, noch aan den Lieutenant die met 30 man boven op de buitenwerken post gevat had, deswegens de allerminfle opening te geevcn: men befloot dat het ten hoogften noodzaakelijk was, iemand na zijne Excellentie, den Generaal cr.onstr.om, aftezenden , en hem van de grootheid van het gevaar te verwittigen; dan, terwijl noch de Capitein, noch zijn Lieutenant hunne aanvertrouwde posten- mogten veriaaren, en de Sergeant noodwendig bij het volk van ons piquet blijven moest, werd mij bevolen een bciloten briefjen bij den Generaal croijst hom te brengen, waarin onze Capitein  C 69 ) den voorflag deed, en verlof verzocht, om op een zekeren verren afltand, buiten het bereik van de floddermijn der vijanden zijnde, met zijne onderhebbende manfchappen post te vatten, en echter op alles een waakzaam oog te blijven houden: ik had voorgenomen als de zaak niet wèl bij den Generaal afliep, te gaan drosfen, doch toen ik bij hem kwam, zeide zijne Excellentie, met een bars gelaat: Zeg aan den Commandant van het piquet, dat hij zijn post in de cafamat moet blijven houden-, dat fpringt, dat fpringt —en zond mij met een Ordonnantic-fergeant mede derwaards, zo dat mijn oogmerk bierdoor verijdeld werd— zulk eene onaangenaame boodfchap verpletterde ganschlijk den moed zo wel van den dapperen Capitein, als van onzen braaven Sergeant , die nogthans alles voor de foldaaten verborgen hielden: toen dï dag aanbrak begon men een weinig moed te fcheppen, fchoon het gevaar daarom nog niet verdweencn was, en zodra het uurwerk van den Capitein zeven uuren wees, verzocht ik de dagwacht die ons aflosfen moest, te mogen af haaien: dit verkregen hebbende, verwijderde ik mij van onze post zo ver ik kon, om buiten fchoot te blijven, doch ik keerde met de wacht te rug: afgelost zijnde was de blijdfchap uic onze aauE 3  r 70 ) gezichten te leeven, maar onder het weder* kcercn na de ftad , naauwlijks de Sortie de Bruinyisch gepssfeerd zijnde, hoorden wij een vervaarlijken flag, gelijkende naar dien vin een fpringende Mijn, en wij vernamen kort daar op, dat het onze cafama: was geweest , die met de geheele wacht in de lucht gefprongen was , weshalven wij reden hadden ons ever zulk een wonderwerk tot ons behoud ge&hikt, dubbeld te verwonderen, en er dankbaar voor te zijn. Onderwijlen dat het beleg van Berge op den Zoom hoe langer hoe fterker door de belegeraars voordgezet werd, had de Prins van Waldek het Veldhcerfchap over het Hollandfche leger nedergelegd, en was in het gebied opgevolgd door den Graaf van Swartzenburg, die met zesendertigduizend krijgsknechten tot ontzet van de belegerde vesting een' aanval op het dorp Wouw ondernam : wij waren van deeze onderneeming verwittigd, en ftonden allen in de waperen, om hem bijtefpringen; doch zijn aanflag mislukt zijnde, verdween daardoor op eenmaal al onze hoop, dat de Franfche Veldmarfchalk Lowenthal, het beleg zoude opbreeken *J onaangezien deezen ongunftigen uicfiag van zaaken, zal ik hier ter loops g§.vag maaken van eene niec onaarügo  ( 7» ) bijzonderheid , welke {taande de belegering voorviel, aangezien zij tot de krijgsoperatiën, raakcnde de verdediging van de ftad, meer of min betrekking heefr. Men weet dat de verjaardag van wijlen den Stadhouder Prins willem den IV, op den ecrften September inviel; bij die gelegenheid kwam het gantfche guarnifoen , tegen den avond, in de wapenen, om dit vreugdefeest met luister te helpen vieren: acatervolgends dit voorneemen, maakten wij den gcheelen nacht zulk een ontzachlijk vuur, zo met het klein geweer, als door met de mortieren, mandjens gevuld met granaaten, fpijkers en fteenen, in de vijandüjke loopgraaven te werpen, dar er een menigte Franfche foldaaten fneuveldcn en anderen gekwetst werden: lowenthal, in de verbeelding dat er een algemeene uitval van de bezetting op dit ongewoon vuur ftond te volgen, bleef insgelijks den gantfchen nacht met zijn leger in de wapens, doch tegen den morgenftond ontdekt hebbende dat zulks het oogmerk niet was geweest, en door fommige overloopers, aangaande de oorzaak van dit voorval onderricht geworden zijnde, vergenoegde hij zig met de wachten in de loopgraaven te doen aflosfen, en van E 4  C 7a )• Hieuw krijgsvolk in plaats van de gelheuvel* den te voorzien. Verfcbrikkelijk was de munt waarmede het vijandlijk Legerhoofd ons de voorenftaande trek betaald zettede, zo dat de bekende fpreuk: Na lijden komt verblijden, in een toepasfelijken zin, omgekeerd hier diende opgevat te worden; want na dat de belegeraars ecnige dagen achter elkander bres gefchoren hadden, welke fchoon zij nog tot die volkomenheid niet geraakt was, om er eene algemeene florm op te kunnen wangen, als waardoor, gelijk met volle zekerheid gebleken is, geen vier mannen in front konden pasfeeren, zo ondernamen zij, onaangezien het zelve, om na een hardnekkig cn bloedig beleg van negen achtereenvolgende weeken, op faturdag den 16 September , de ftad Berge op den Zoom aan vier kanten te gelijk te beltonnen: het gelukte bun in een deezer aanvallen de Lunette Zelandia, en het Ravelein Bedem te overrompelen, en na de verovering daarvan, langs den bedekten weg door de S >rtië Vileneus met een paar duizend grenadiers, binnen de ftad te rukken: het was in het krieken van den morg'enftond, de dag begon pas aantebreeken, «jen zij onder, een vervaarlijk oorlogsgekreis  ( 73 ) en geraas regelrecht na de markt marcheer Jen, en aldaar met de bajonetten op de fnaphaanen verrcheenen, tot groote verwondering van het Hollandfchc regiment van deutz, het welk als een wonderwerk, gelijk men het van achteren befchouwd heeft, juist dien zelfden morgen heel vroegtijdig met geladen geweer op de markt gefchaard ftond, om op haar tour na de linie te trekken; want zonder dit gelukkig toeval zoude misfehien het gantfche garnifoen in de pan gehakt zijn geweest : om kort te gaan, dit heldenregiment het geen, geduurende de belegering, wonderen bedreven had, werd door het aanfehouwen van zulke eene onbegrijpelijke vertoning, in gecnen deele afgefchrikt, maar hield met eenen onverfchrokken krijgsmoed, na losbranding van hunne geweeren, de heltonners zo lang tegen, dat de overige bezetting, in dertien regimenten beftaande, daardoor tijd had om in de ■wapenen te komen: dit gefchiedde met zulk eene ongemeene vaardigheid, dat binnen tien minuten tijds al ons krijgsvolk, reeds op de been gebragt zijnde, met de vijanden flaags waren, en de Franfche», niettegenftaande dezeiven bereids ten getalle van twintigduizend man, zo op de wallen als binnen de ftad waren gerukt, met eene weêrgaêlooze onvertE 5 \  C 74 ) faagdheid de ftraaten van voet tot voet, bijna vijf uuren lang, betwistten : middelerwijl dat de zaaken aldus gefchapen Honden vleide men Zig algemeenlijk dat het klein legcrtjen van vijftienduizend combatanten, welke tot nog toe binnen de linie en den omtrek van Halmen gebleven was, tot onze hulp zoude hebben komen opdaagen; doch zodra de oude Generaal cronstrow, in het hevigite van het gevecht zig met zijn draagkoets buiten de Steenbergfche poort liet brengen, verdween alle onze hoop in rook, en de foldaaten, bemerkende dat zij te leur werden gefteld, begonnen den moed te laaten zakken, terwijl de vijanden den hunnen verdubbelden, om ons uit de ftad te verdrijven : men moet nogthans recht doen aan het nooitvolprezen krijgsbeleid en de zorgen van den wakkeren Prins van Hesfen Philipsthal, die, te paard zittende, zig overal midden in het vuur vertoonde, en alle menschmogelijke pogingen aanwendde, om onze vechtende foldaa:en aantemoedigen, wordende dit. lofwaardig voorbeeld gevolgd door alle de daar tegenwoordig zijnde Generaalsperfoonen , en dc meeste Stafofficieren welken als helden ftreeden: dan, ondanks alzulke bewonderde gedragingen moesten wij echter ten laatften voor de overmagt der heltonners  C 75 ) bukken, met een zodanig ongelukkig gevolg, dat de vesting Berge op den Zoom , na van vier tot regen uuren tegen de Franfchen geftreeden te "hebben, veroverd werd, en het groottte gedeelte van de bezetting, naauwlijks 'nog dertienhonderd mannen flerk, door de Steenbergfche poort, na Halter en trok , terwijl het klein overfchot van tien of twaalf pelottor.s, waaronder ik mij bevond, door de ftraat van Onze lieve vrouw, langs de haven, en van daar door de Wttèrpöbrt na de Wat&fchans de retraite namen , hebbende ik van mijn pelotton Hechts een' Sergeant, en vijf foldaaten overbehouden. Wij waren nog geen half uur binnen dé Waterfcham geweest of er vertoonde zig voor de palisfaden een Franfche Colonel, welken uit naam van den Marfchalk lo went hal de overgaaf van dat fort kwam opeisfehen: de Commandant van het zelve, die geen woord Pranscli verftond, en Capitein onder het regiment van holstïn go th no r f was, verzocht een uur uitftel om zig te beraaden, onder belofte dat men een* Officier met het genomen befluit na de ftad zoude zenden, als de capitulatie plaats had: inmiddels kreeg de Colonel eenige Franfche Deferteurs die op da wallen ftonden in het oog, welken hij al  C 76 3 fpottende toeriep, dat zij nog vóór den avond zouden opgehangen worden; deeze bedreiging maakte hun zo verfchrikt en wanhopend, da*? zij aandrongen om terflond mee één der gereedliggende fchepen te mogen vertrekken; alle de Officieren die, na de verovering van Berge op den Zoom , met het overichoc van hun volk in de Waterfcham geweeken waren, verklaarden uitdrukkelijk aan den Commandant, dat zij blijven zouden, als hij het fort wilde verdedigen; maar dat zij niet krijgsgevangen begeerden te zijn, indien hij tot de capitulatie befluiten mogt. Na dat er met overhaasting een' krijgsraad gehouden was, weid ik als de cenigfie Officier die de Franfche taal fpreeken kon, gelast, om mij op ftaanden voet met een' tamboer na Berg» op den Zoom te begeeven, ten einde aan den Franfchen Veldheer den voorflag te doen , van vrij met alle krijgseer te mogen uittrekken, of anders te hooren, welk verdrag zijne Excellentie wegens de overgaaf van het fort wilde maaken: ik moest tegen wil en dank gehoorzaamen, vermits zulks *s Lands dienst betrof, maar ik kan betuigen dat ik mij nimmer in grooter gevaar bevond, dan ftaande deeze bezending ; want de nog toomelooze overwinnaars, die aan het pluqde-  jen waren, begrijnsden en bedrijgden mij van alle kanten op de ftraaren, waar ik door pasfeeren moest, nicttegenftaande mijn tambour, volgens krijgsgebruik, geduurig appèl floeg: eindelijk kwam ik gelukkig bij den Graaf te? wenth al, die mij, na mij een korten poos aangehoord te hebben, met een ftreng gelaat dee- ze weinige woorden toebeet Mijnheer! zeg aan uw Commandant, dat hij binnen drie vuren tijds het fort op discretie moet overgeeven, of dat ik de gant/che bezetting over den kling zal doen fpnngen: met zulk eene onaangename boodfchap in de IVaterfchans wedergekeerd zijnde, onder geleide van ttWFransch onderofficier, die men tot bewaring van mijn perfoon tot buiten de ftad medegaf, ftak^ de Bevelhebber van dat fort welhaast het witte Vaandel op den wal, en werd met drie Officieren en 150 foldaaten krijgsgevangen gemaakt, na dat ik nevens de andere uitgewekene Officieren, met onze onderhoorigc manfehappen en negentien Iranfche deferteurs, met drie gereedliggende fchepen onder zeil was gegaan: wij landden nog dien zelfden dag in het zogenaamde Prinfeland, en begaven ons den volgenden morgen gezamentlijk vandaar na den Ouden Bosch, alwaar wij vervolgends tegen den namiddag behouden aankwamen, niet  C 78 1 weinig verwonderd fhande bij onze aankomstbtdaar, niet alleen het legertjen van den Prins van Saxen Hiiktrghauzen, dat in de linie ge. legen had, maar zelfs de geheele uitgetrokkene bezetting van Berge op den Zoom, en onder anderen mijn regiment, in de nabuurfchap van deeze plaats aantetreffen. Onmiddelijk nadat deeze rampfpoedige campagne in diervoege afgelopen was , ging ons regiment, of liever het mager overfchot van dien, binnen Thiel garnizoen houden, alwaar wij geduurende den winter het zelve ten naastenbij weder voltallig maakten: in het volgende voorjaar bevonden wij ons onder hetge^ tal van die Hollandfche regimenten, welke beHemd w;iren om de aanftaaude veldtogt bijtewoonen, en wij betrokken in het laatst van de maand April onze legerplaats op de Gildfche Heide, in den omtrek van Breda, terwijl de Franfchen Maastricht belegerden. Om mij door rijkheid van Hof niet voorbijteloopen, en dus alle de gebeurtenisfen haar rangfehikking van de verfchillende tijdperken waariii zij voorgevallen zijn, naauwkeurig te befchrijven, kan ik met geen fh'lzwijgen voorbijgaan, de koddige avantuuren, waartoe de werving geduurende den voorigen winter , dat wij ons te Thiel in garnizoen be-  C 79 ) Vonden, aanleiding gegeven had; ift was, onder'het getal van die Officieren, welken toe voltalligmaaking van het regiment van denGsneraal thierry' benoemd waren, ter recruteering van het zelve, na Duitscldand enverfcheidene Hollandfche plaatzen afgezonden geWorden: ik begon eerst, en vervolgends nog twee ar deren, te Geeryïkd, en in Oud Beijer. land opterichten, 'en bekwam eene tamelijke toeloop van jonge recruten, om dat ons regiment door derzelver bedrevene heldendaden over al beroemd was, en wij zwaar handgeld gaven, hoewel de Waardgdders welken destijds binnen die ftad aangeworven werden , mij krachtig in den weg waren, om mijn oogmerk op zulk een volkomen wijze te kunnen bereiken als ik mijn voorgefteid had, Behalven mijn Broeder, die naderhand Cadet onder het regiment van Orange Nas/au werd, had ik ten dienfte van de werving een Sergeant, een Corporaal, en een paar Grenadiers medegenomen; mijn Oom en Tante, verblindop bet gezicht van zulk een ontzachiijke vertoning van geknevelde krijgsknechten aan hun huis te zien, en bereids vooringenomen met mijne bevordering tot her ofïïcierfchap, waardoor zij begrepen dat ik mijn' pligt in de belegering van Berge op den Zoom betracht moes-:  t I» 5 hfbben, verwelkomden mij zeer vriendlijk bij mijne aankomst te Rotterdam, zodanig dat nier alleen alle mijne voormaalige misdagen als ftudent, in 't vergeetboek gefield werden, maar ik moest twee maanden lang, dat ik aldaar op werving was, bij hun blijven logeeren; ook betaalde mijn Oum alle de onkosten die op mijne aanfteiiing als Vaandrig gelopen warenj voorzag mij op zijne kosten van eene nieuwe riionteering, onbepaalde voortaan tot mijn onderhoud alle zes weeken eene gelijke fomme, a;s ik van het Land trok, weshalven, mijne gagie daardoor verdubbeld zijnde, ik federd ■gen beter figuur floeg dan fommige Capitei-» 1 , die door de menigte deferteurs bedor• i, en in den grond geboord werden. Op zekeren, avond dat ik mij niet in het werfniiis bevond, kwam een dronken matroos, ver/eld van mijne Corporaals, aan het huis van mijn' Oom, om dienst als foldaat te neemen, doch zo dra hij in de gang was, trok hij zijn mes, en liep daar mede onfluimig het achterfalet in: mijn Oom en Tante vloogen van ichrik de kamer uit, en vielen van de trappen, vlak op een mand met eieren die zij kort te vooren gekregen hadden, terwijl ik met behulp van den Corporaal en mijnen broeder, werk had dien fnaak te beteugelen en het mes  ( 8i ) més uit de hand te flaah; ik zond hem op jïaahde voet na het ftadhuis in arrest, daar hij 24 uuren water en brood moest eeten, en vervolgends door den Schout aan boord vanher vaartuigen waar hij weggelopen was,gebragt werd Dat de duivel den matroos, de werving, en de gantfche kraam van jou vergulde bedelaarsberoep w'egfta, rep mijn Oom toornig uit; zie daar mijn beste fatijnen japon en mijn vrouws fak, als ook mijn paruik door die verbruide eieren bedorven! — Hoor fr<\Ns, vervolgde hij, al fpottenJe, gein werving meer aan mijn "huis! de eieren zijn te duur ren;jen. Terwijl ik mii nog op do ^erving bevond, begaf ik mij van tijd tut tijd na den Haag, om bij mijn moeder en zuster d we gn^kt recrut, die de vallende ziekte had, het geen met geen mogelijkheid bij de dienstneming te oeTnwr lig betoonde, hij mij zonder verdere complimenten het arest in mijn tent deed aanzegen i ik bragt deeze zaak ter onderzoek vïden Hoogen Krijgsraad, en won^kos - en Ichade-loos mijn proces, echter verdroo mr dat onverdiend arest gedurende e n ^n dat het opgeraapt gcfchilnog onbeffit b t, 70 fterk, dat ik verfcheidene maaien m bera.a zo item, u verzoeken, wan- ftond om mijne demrsfie te ve „eer wij de tijding bekwamen dat de piel mi aire aniculen tot een Aken getroffen, en de overgaaf van Maafi.icht ik door den Overfte stygkR, toenmaals ne oppercommando over ons regiment voerende,  C 84 ) fn zijn tent ontboden , met aanzegging dat de Graaf van suppenbach, die als Lieutenant Generaal de ruiterij gebood, en zijn hoofdquartier bij het dorp Terheide- betrokken had, mijn perfoon had gevraagd, om hem behulpzaam in het fehrijvcn, en als Galopin of derde Adjudant te zijn, onder verklaring, in dat verzoek te bewilligen indien ik belust was dien post te bekleeden: ik begaf mij zonder de minfte bedenking derwaards, en verbleef het overige van die veldtogt, dat federt een plaifier-campagne werd, in de voorverhaalde hoedanigheid hij. den Graaf van slippenba ch, bij wienik, behalven de vrije tafel en logement nog een dueaat zakgeld per week genoot; zo dat ik met deeze voordeden, gevoegd bij mijne dubbelde gagie als Officier, die ik zo. van het Land als van mijn' Oom trok, niet alleen rijklijk maar zelfs prachtig kon beftaan, zonder dat onder die inkomflen gerekend waren de buitenkanfen welken mi} menigmaal van den Generaal pretorius toe» vielen, wanneer ik het een of het ander gefchrift voor hem opgefteld had. Het Hollandfche leger, Merk twee-en-veer;, tigduizend, koppen 't welk tot nog toe op de Gildze heide gebleven was, wegens de menigvuldige zieken genoodzaakt zijnde van leger-  r &5 ) plaats te verwisfden , ging de laatfte maand van den veldtogc in de zo genoemde LangeBraat* nabij het dorp Waalwijk campeeren, en onmiddelijk na de vredensftuiting te Aken, dat in de maand Oótober van het jaar 1748 voorviel, brak het gantfche leger op, en fcheidde van elkander, om zig vervolgends na de beftemde gamizoenplaatfen te begeeven , wanneer ons regiment de ftad Deventer als zodanig te beurt viel: in die plaats waren wi] Zeer gezien bij de burgerij, uit oorzaake dat het regiment, vóór dat de oorlog opkwam , daar zeven achteréénvolgende jaaren in bezet, ring gelegen had, en verre de meeste aangeworvene manfehappen vfoDeventenoarenh&onden: niet lang hadden wij er ons bevonden, of er ontftond binnen die ftad eene geweldige opftand over de affchaffing der pachterijen, invoege dat men reeds toeftel begon te maaken, om de huizen der pachters te plunderen,' het welk ten gevolge had dat het gantfche garnifoen, beftaande in drie regimenten voetvolk, en een regiment ruiterij in de wapenen moest verfchijnen; onder anderen werd ik met een piquet van 36 foldaaten afgezonden, tot ontzet van een pachters huis, dat door het gemeene volk beftormd werd, en fchoon ik met een hagelbui van fteenen begroet werd, had F 3  ( 86 ) ik echter het geluk, na dat er een paar fchoo ten met los kruid gedaan waren, het gefpuis met de bajonet op den fnaphaan te verjaagen, en twee van de voornaamfle belhamels gevangen te neemen. Die opfland was naauwlijks geflild, of de geest van oproer verfpreidde zig wegens gelijke oorzaaken, als te Deventer, over het ge» heele landfchap van Twem, dat onder de Pro, vincie van Overijsfel gehoorende is: wij werden met een detachement van 300 Musquettiers en 80 Ruiters derwaards gezonden, om deezen nieuwen opfland insgelijks te dempen, en men verdeelde dit getal krijgsknechten om daarmede Goor, Oortmaarsfen , Enfchede, Oldcnzaal en meer andere kleine plaarfen van dit landfchap te bezetten , alwaar de muitzucht het allermeest woedde: ónder bevel van den Capitein monnet, rukte ik met 80 foldaaten van thierry, met het krieken van den dag in de laatstgenoemde plaats, daar wij ten kosten van de pachters, geduurende zes weeken, die v ij te Oldcnzaal vcrbleeven , heerlijk onthaald werden, en alles weder tot' de voorige rust bragten, zonder dat wij van het hulpmiddel der krijgswapenen behoefden gebruü- te maaken. Qndertusfch.cn vermaakte ik mij in gezel.  ( 87 ) fctap van mijn' vtiend de Ctptóin "gLenwel, in deeze kleine plaats d^ aJdlto den vrijen toegang tot alle aanzien S Hiéenknmfte» van die ftad verlcreegen beWven dat de aangenaamheid van ons verHM ia deeze verrukkelijke todftreek nog verderopgeluisterd werd, door den overvloed van allerhande eetwaaren en ren van gevogelte, welke desu.ds . » » coedkoon waren dat men ons aanbood voor !e dg guldens 'siaata in de kost te « z b B .. j • asi we-k gebrade hoenmits dat wij dnemaal ter week g ders moesten eeten: monnlt kceme zijn onderhebbende manfehappen op den be galden rijd weder na «««£5 bleeven onaffcheidelike vrienden, zo lang w j zien gediend hebben: ik zal van het chaSS en de zonderlinge leverbedrijven van dt; n vermaarden partijganger alhier met gewaagen, vermits ik dezelve volledig m de hts- "^k had bij mijne wederkomst te Deventer ftatfli k. een kamer in een burgerhuis g • Wd toen wij onverwacht patent bekwamen met het regiment binnen Kampen bezet- F 4  C 83 ) bij afwezenheid van mijn Lieutenant de vacante en nogonbegevene corr/pagnie waa^ £d, wn. k verp% de eerlle drien;aanden » dat garmfoen te verblijven, eer ik op mijn beurt het gro0r verlof bekwam, van mij na den Haag te mogen begeeven; aldaar aangekomen zijnde, begon ik op nieuw door het voeren van een prachtige levenswijze uittefpatten, waardoor lk op eene overtuigende wijze toonde, dat ik, om zo te fpreeken vorstlijke inkomncn te verteeren had, en keizerlijke fchul'. de;n m aken kon; want behalven dat ik een &eTf°^ mijne kostbaar* kleedmg floeg, en hierdoor voor het prhjk voorkomen beter na een Stafofficier dan na een Vaandrig ge]eek, had & h d een paar rojale kamers in het best van den Haag gehuurd, en mij voorzien van een livrei diende, «ART1Nüg genaamd een . jonge van l8 jaaren oud, die bijzonder me ST d£'nkw]ize *"okte, en door de VW hejd van zijnen geest mij uit verfcheidene on gelegenheden wist te,redden: het geval deed m ? poren komen dat in de buurt, ^ f mfe kamc" betrokken had, een'niet m n *r bevallige dan bemiddelde bofgS^" Wde, die ik meermaals voorbij L*^  C 89 >• ning had. zien wandelen, zo;:d:r jjaar te kennen, of de ;t.i ifle acht op haar perfoon te flaan, maar zoura had ik niet vernomen dat haar vader voor een fchatrijk man bij zijne medeburgeren te boek ftond, of ik beval mijn knecht martinus, die ik altijd van minne briefjens voorzag, om terftond jagt op zulk een vetten vogel te maaken: hij ondernam op een. avond dat zij uit de Franfche kerk kwam, haar een van dezelven in de hand te Hoppen,, doch zij weigerde ditmaal die aanteneemen: martinus die van zesfen klaar was, liet het daarbij niet berusten, want toen hij haar dienstmaagd een gouden ducaat, op mijn' last, in de hand gedoken had, met verzoek van den brief op het ledikant van de jonge juffrouw te werpen, v?as de baan klaar, dat is te zeggen dat ik verlof verkreeg om den volr genden avond bij de beminnelijke francina een heimelijk bezoek te mogen doen, zo rasch haar vader was uitgegaan, waarvan m a rtinus mij tijdig verwittigd hebbende, ik vervolgends geen oogenblik verzuimde om van zulk eene fchoone gelegenheid gebruik te maaken. In deeze kluchtige ontmoeting moet ik zekerlijk verbijsterd, geweest zijn, nademaal ik haare oudfte zuster saartje, die toenmaals F 5  ( 9° ) haar minnaar ook opwachtte, bij vergisfing voor haar perfoon nam, en in die verbeelding haar zulk eene zielroerende iiefdensverklaring begon voortepreêken, dat men er fchier traanen over geftort zoude hebben: zij vroeg mij al boertende of ik ftapel zot was, dat ik mij verliefd veinsde, zonder te weeten op wie ik het gemunt had, en ging daar op, zonder mijn antwoord aftewachten, haar zuster roepen, die, in het voorfalet getreeden zijnde, mij al fpottende eene vriendlij ke berisping over mijne onbezonnene minverklaring gaf, doch ik wist dien beiagchelijken misfhap bij de jonge francina zo wèl goed te maaken, onder voorwendfel dat de grootheid der liefde mijn verfiand genoegzaam bedwelmd had , dat ik niet alleen pardon verkreeg, maar dat ik mij beroemen kon dien avond haar hart en wederliefde gewonnen te hebben: ingevolge van onze onderlinge affpraak werd er beflooten dat ik den volgenden dag haar' vader zoude gaan fpreeken, en hem met alle mogelij. ke beleefdheid verzoeken, de verkeering bij haar te willen toeftaan, terwijl ik intusfchen bij mijn' oom te Rotterdam, op den voordgang van ons voorgenomen huwelijk zoude aandringen; dan, in het eerfte geval geraakte ik bij den vader van francina zo onbe-  C 9i ) flagen ten ijs, dat ik in dit eerfte bezoak met befchaamde kaaken afwijken moest, gelijk uit het navolgende verhaal, raakende het mondgefprek over dit onderwerp met hem voorgevallen, en het geen ik hier tot vermaak wil fchetfen, blijken zal. Mijnheer b * * * ontving mijn bezoek in den eerden opflig met zo veel onverfchilligheid, dat ik al aanftonds aan den goeden uitflag daarvan begon te wanhoopen: hij bekeek mij van 't hoofd tot de voeten, met zulk eene verontwaardiging, dat ik daaruit noodzaa. kelijk begrijpen moest, dat mijn gegaloneerd Officiers-gewaad van een Hechte reuk bij hem was, en het dus;mijn oogmerk, ten opzichte van de bedoelde verkeering met zijne dochter francina, weinig itond te beguniligen: zonder eenig misnoegen te laaten blijken wegens de kleinachting waarmede hij mij, be« fchouwde, gaf ik hem, na dat wij gezeten waren, met veel vrijpostigheid, of liever op een' krijgsmans toon, operir.g van zaaken: na dat Mijnheer van b * * * mij een poos met geduld aangehoord, en de oorzaak van mijn bezoek begrepen had, begon hij zo hartlijk te lagchen dat er zijn zwaarlijvige buik van fchudde, zo dat ik, in het denkbeeld dat hij den fpot met mij dreef, mij niet bedwingen  C 92 ) kon hem vrij fchamper te vraagen , of hij het zig tot fchande rekende, dat een Officier ïn dienst van den Staat, om zijn dochter uitkwam? — „ Gantsch niet", antwoordde hij, al fchertfende, „ maar ik zoude het voor een «,, groote zotheid, ja voor een dollemans werk „ aanmerken, dat ik mijn dochter, door haar s, aan een' Vaandrig uittehuwelijken, naderhand „ gebrek het lijden, en haare kinderen tot „ fatzoenlijke bedelaars maakte; en ik zoude ?, liever verkiezen haar met een' ambachtsman 9, te laaten trouwen, dan haar een militair Officier, die geen capitaal bezit, en flechts j,, van zijn foldij leeven moet, tot man te „ geeven — Mijn lieve mannetjen", vervolg-: de hij, met een fpottend gelaat, „ hoe wilt gij toch van uw qpnozel Vaandrigs tracte. „ ment, dat gij rijklijk voor uw perfoon al» „ leen benodigd hebt, een huishouden met j, vrouw en kinderen onderhouden? of gij „ moest op de fchijven fluiten die zij ten hu» „ welijjtkrijgen mogt — hoor", befloot Mijnheer van B * * *; „ terwijl ik weet dat uw „ Oom in Rotterdam rijk is, laat hij u eerst „ een compagnie, of een profijtelijk amt in den burgerihiat bezorgen, dan zal ik zien „ waartoe ik belluiten moet, want gij beitf ^en ZÜC nog jong genoeg, om een half  C n ) douzijn jaaren met trouwen te kunnen waca° „ ten". Met zodanig een ontroostelijk antwoord was ik verpligt onverrichter zaake heen te gaans ondertusfchen liet ik mij door de mislukking van deezen eerflen ftap niet affchrikken, zodra ik, onaangezien het zelve, fteeds eene bedekte verkeering met de fchoone frawctna onderhield, het welk ons door de uitvinding van mijn' knecht martinds, die op alle fielterijen ongemeen afgericht was, gemaklijk gemaakt werd, want hij bezorgde ons in het huis van zijne ouders een vrije kamer daas wij twee of driemaal ter week elkander heimelijk fpreeken konden: het bleef daarbij nies berusten, aangezien ik, ter bereikinge van mijn doelwit, een keer max Rotterdam ging doen* en mijn' Oom, door het vooruitzicht van een fchatrijk huwelijk, zo fterk wist te begochelen, dat ik hem ten Iaatften overhaalde van den Vader van francin> in perfoon te gaan fpreeken, en zulks was van die gelukkige uitwerking, dat Mijnheer van b * * *, op verzoek van mijn' Oom, in de voorgeftelde verkeering met zijne dochter vooreerst bewilligde, onder die uitdrukkelijke voorwaarde, dat ons voorgenomen huwelijk zo lang uitgelleld soude blijven, tot dat ik eene compagnie in*  C 9\ ) fanterij, of wel een burgerlijke bediening van toereikende inkomiten vóór den trouwftaat bekomen zoud^ hebben. Hoe dit beraamde huwelijk met. francina naderhand tweemaalen, zo in haaren vrijsterlijken ftaat, en vervolgends als weduwe afgeraakt is", zal ik op zijn' tijd befchrijven, hoewel in het eerfte geval de waarfchijnelijke beweegoorzaak daarvan is geweest, de ge* meenzaame verkering met zekere Mevrouw westenberg, een uitmuntende fchoonheid', en toenmaals weduwe van een Capitein, die in het beleg van Berge^ op den Zoom gefneuveld, en alwaar de eerfte kennismaking met haar voorgevallen was; deeze jonge Dame, wier opfpraaklijk gedrag in den Haag ruchtbaar werd, bemerkte dat de Officieren die met haar omgingen, zeer koel ten Hove bejegend werden, en gaf gelijktijdig aanleiding dat ik mijn fortuin verfpeelde , den verderen toegang tot francina verloor, en mij in verfcheidene onbetaalbaare fchulden kwam te wikkelen: onderwijlen dien ik hier een kluchtige gebeurtenis aantehaalen, welke eene bijzondere betrekking op hear perfoon heeft. Ik had op een' tijd dat mijn goudbeurs nog voorzien was, behalven Mevrouw westenberg, een' Officier van mijn regiment met  C 95 ) zijn vrouw, nevens mijn' Broeder aan mijn lo> gement op het middagmaal genodigd, en, om mijne gasten wel te onthaalen, alles door een kok doen vervaardigen, toen wij onder het desfert de grillen in het hoofd kreegen, om met twee afgehuurde rijruigen een plaifierpartij te gaan doen : volgends de affpraak die tusfehen ons genomen werd , moest ik met Mevrouw westenberg, de rol van een Prins en Prinfes in deeze vermaaklijke togt fpeelen, terwijl de Officier en zijn vrouw , die van Adjudant en Staatsdame bekleedden , en zo wel mijn broeder als martinus de hoedanigheid van kamerdienaar en lijfknecht verbeelden zouden : wij begaven ons met dien prachtigen ftoet na een' voornaam logement, nabij de Woerpoort te Leiden, daar ik allerleie ververfchingen liet voordienen, wat het jaargetijde opleveren kon; doch wij bemerkten oogfchijnelijk dat onze aankomst eenige verlegenheid bij den waard en waardin verwekte , zonder dat wij in dat tijdltip de reden daarvan begreepen, en ik werd niet minder ongerust, toen verfcheidene ftudenten die mij nog fcheenen te kennen, op het gerucht dat er zig een gezelfchap van aanzienlijke vreemdelingen in die herberg bevond, uit nieuwsgierigheid voorbij de fchuifraamen kwa-  irien wandelen, ten'einde de gewonde Prins èn Prinfes van Stolberg te zien: om niet be= kend te geraaken , befloot ik derhalven met een ftille trom te vertrekken, welk befluit wij op (taande voet volbragten, na men ons alvoorers het verteergelach vorstlijk had doen bétaalen: korre dagen daarna vernamen wij dat de Waard met zijn gantfche huisgezin dien zelfden nacht na ons vertrek, bankroet gefpeeld had, en dat eigenlijk zijne bekommering wegens onze komst aldaar, voordgefprotcn was uit de ongegronde verbeelding dat wij Van hooger hand gezonden waren, om zijn per-foon en ingepakte goederen, uit last zijner crediteuren, te arresteren, en vervolgends na den Haag te voeren. Het gebeurde de laatfte maanden van mijn verlof, die ik fteeds in mijn geboorteplaats bleef doorbrengen,dat mijne zaukon, zo door de kostbaare verteering met Mevrouw wtbiEtvb ! rg als door méér andere geldverkwisteride verriiaaklijKhëden , Zodanig den kreeftengang begonnen te gaan, dat ik bijna geen kan? ag , om mij uit zulke eene angstvallige bekommering te redden; want behalven dat mijn Oom, ten uiterfte gebelgd over mijn lichtvaardig gedrag, volflrekt weigerde mij fnet het benoodigd en te konfehietend geld voor*  C 97 ) Voortaan bijtefpringeh , zo Was de fchrahderè* jvIaRTINUs, als uitgeput om nieuwe vindingen, raakende de herftelling van mijne kwijnende finantie, te verzinnen 5 er moest evenwel raad gëfchaft worden, eer ik mij weder na het regiment begaf, en zie hier de vondrijke list waarvan ik mij met een weêrgaêldoS gevolg bediende, om eene aanmerkelijke fomme gelds in handen te krijgen ; en waartoe de gelegenheid zig genoegzaam als Van zelve: aanbood: federt mijne vérkering met francina ruchtbaar geraakt was, had men óveral in de Haagfche gezclfchappen verfpreid , dat ik eerstdaags met deeze bemiddelde burgerdochter Hond te trouwen, want ik had wel zorg gédrageh om aan niemand te vertellen dat ons huwelijk afgeraakt was, weshalven de goc~ de gedachte welke men van mijn toekomcr.den gelukftaat in dit opzicht opgevat hkd , juist tot een hulpmiddel diende om rrnjnch ontworpenen aanflag te onderfchraageri. Ik had , kortlings geleeden, toen ik alle hoop tot een fchielijke uitkomst aangaande mijn -.'erwarden toeftand begon öptegeeven; de Vriendfchap hernieuwd met eert mijner gew^-' zene .fchoolmakkers vart het Franfche fto9tfchool te Voorburg, die men onlangs als leerling bij den juwelier thombze geplaarsr I. DEEÏi; G  C ps ) had, om in dat beroep grondig onderweezen te worden: zijn Patroon, die eerst uit Parys kwam, werkte naar den finaak der Grooten, en, goed van vertrouwen zijnde , kreeg hij welhaast een ongemeene toeloop van kalanten, welken hem zijne juweelen op credit kwamen afkoopen: ik bevond mij onder het getal van -die geenen welken van zijne goed willigheid ten rechten tijde gebruik wisten te maaken,waarin ik merkelijk geholpen werd door de voorfpraak van mijn' vriend die mijn aanflaande huwelijk met de jonge juffrouw francina, fmaaklijk bij zijn' Patroon had weeten voortedraagen 7 zo dat Mijnheer thomeze hier door geene zwaa. tigheid maakte om na voorgaande ontbieding, het welk ik om meer luisters aan de zaak bij— tezetten, door mijn" knecht martinus voorbedachtelijk had laaten doen, op een' morgen met een doosjen, gevuld met juweelen van allerhande foort, al zingende, op mijn kamer te komen — ,, Zie daar mijn braave Officier", riep hij in verrukking uit, „ zie daar kostbaarheden naar den eerlten Paryfchen fmaak, die „ uwe bekoorlijke bruid, fans doutc zullen char„ meeren f — befchouw met aandacht die fuperbe coulant — admireer dit overheerelijk „ paar orlietten! — let met attentie op de i, fchitterende glans van deeze fimrpaarlm!—  c 99 y 5, eü Wat dunkt u" , vroeg hij vervolgend*, onder het maaken van twee fprottgen in mijri kamer, „van dien briljanten trouwring? Zou. „ een Vorst zig wel fchaamen om zijn bruid „ zulk eeneonfchatbaare vereering te doen"?— Zoet Mijnheer t home ze, die dingen zullen te hoog in prijs loopen, viel ik hem in de rede, en boven dien moet gij mij drie maanden, na de voltrekking Van mijn huwelijk, credit geeven, eer ik u betaalen kan - „ Parbleu! is het anders M niet"! hernam de juwelier, mij het doosjen overreikende, „koop ze altemaal tnon cher Anul 4, daar zijn voor zesduizend guldens aan waar„ de hier in beflooten, en ik zal ü zes maasden lang uitftel van betaling vergunnen", Welftaanshalven floeg ik die aanbieding belcefdlijfè ■van de hand, zeggende dat terwijl de kosren van zodanige prefenten voor mij te hoog zou* den loopen, ik mij dienvolgends vergenoegen zoude met voor de waarde van 2500 guldens aan jüweelen te koopen, waarvan terftond een Contract opeen zegel gemaakt, en de betaling van dien op zes maanden bepaald werd: de juwelier Was naauwlijks na de gefloten koop uit mijn kamer vertrokken, of ik liet de gekochte juweelen door martinüs in de bank van ketting brengen, en aldaar voor 1350 guldens beieenen, van welke fomme ik oogenblikUjk G s  ( ICO ) mijne gemaakte fchulden voldeed, en nog eet} welgeftoffeerde goudbeurs van bijna honderd ducaaten overbehield, met behulp van welken ik den derden dig na deeze welgelukte onderneeming, mij,ingezelichap van mijn'knccht, na het garnizoen begaf, laatende aan de zorg van mijn' Oom over, om Mijnheer thomeze wegens de betaling gerust te Hellen, gelijk die fchuld dan ook naderhand, echter wel twee jaaren daar na, buiten mijn weeten, door hem voldaan geworden is. De exercitietijd te Campen afgelopen zijnde moest het'regiment, op hoog bevel, zig na Zeeland begeeven, om aldaar volgends een vastgefteld gebruik agt maanden lang te verblijven: wij betrokken in die Provincie drie bijzondere garnifoenplaatfen , en na dat de verdeling daarvan bij looting gefchied was , kwam de compagnie waaronder ik mij bevond binnen de ftad Tertholen in bezetting te leggen, alwaar mijn vriend monnet als Commandant het gebied voerde: die bepaalde tijd verflreeken weezende, verzamelde ons regiment te Berge op den Zoom, en marcheerde vervolgends na Breda, in welke niet mirw der aangenaame dan onverbeterlijke garnizoenplaats wij beiïemd waren, om twee jaaren te moeten verblijven: ik had ruim anderhalf jaar  in die vermaaklijke ftad, daar ik federt lang bekend was, en veel vriendfchap van het deftige burgerfehap genoot, zonder tusfehenpozen, en zondereen verlof van zes weeken te kunnen verkrijgen , doorgebragt, wanneer in de maand maart van den jaare 175a, alle de Vaandrigs van de infanterie in 's Lands dienst zijnde, volgends refolutie van de Staaten Generaal der vereenigde Nederlanden, overeenkomftig het voorgeflagen plan van Mcvrouwe de Prinfesfe Gouvernante, op penfioen gefteld, en boven dien alle de Nationale Regimenten van tien tot zeven compagniën gereduceerd en verminderd werden: achtervolgends deeze militaire omwenteling begaf ik mij terftond nu den Haag, alwaar ik in hoedanigheid van gepenfioneerd Officier, nog een half jaar in dienst bleef, alvoorens ik mijne demisfie verzocht. Het was in den tijd dat ik als Vaandrig nog met het regiment te Breda lag, dat het allereerfte tijdperk van het fchrijversberoep bij mij een aanvang genomen heeft, het geen van te veel aanbelang is om het verhaal daarvan in de vergetenheid te begraaven: ik ontwierp aldaar, op aanzoek van twee voornaame Generaalsperfoonen, een Projeft tot invoering van een Contra-Auditeur in de Nationale troepen van den Staat, het welk, gedrukt zijnde, aan G 3  C ioa ) ien Prins Erfftadhouder ter goedkeuringe werd overgeleverd; doch door het ontijdig fterfgeval van deezen Vorst bleef zulks zonder uitwerking; hierop gebeurde het, bij gelegen» beid dat zeker vrouwsperfoon als grenadier onder het regiment van feltman diende, en jnct een Sergeants dochter getrouwd was, dat ik vervolgends de Bredafche Heldin, of het leven van Maria van Antwerpen befchreef, het welk , wegens de zeldzaamheid, eene onbe» denkelijke aftrek had, en mij een fraaje Huiver gelds in den zak bragt, waardoor ik mijne fchulden te Breda betaalen kon. Geduurende deeze zes maanden dat ik in een zee van onberaadenheid dobberde of ik in den krijgsdienst blijven , dan denzelven verhaten zoude, was ik genoodzaakt, bij gebrek aan geld en door mangel van de toegelegde jaarwedde , waarvan mijn Oom federt het geval van den juwelier thomeze mij verltoken had, mijne tot nog toe gevoerde levenswijze in verfcheidene opzichten zodanig intekrimpen, dat ik riet alleen uit noodzaakelijkheid mijns getrouwen knecht m artinus. afdankte, maar behalven dat, mijn goud horologie, zilveren degen, en beste kleederen verpanden Bqest; om krrt te gaan mijn gantfche overleven equipage beftond in een jas* kami-  r I03 ) zool, en drie hemden, waarmede ik ia den fchemeravond op een afgefchoten zolderkamertjes en in een gemeenen achterhoek van den Haag gelegen, zonder dat het iemand merkte, ftil opkroop: dit bedelaarsvertrek, verlicht door een vengfter met vier glazen, en alleenlijk van een houten bank en een tafel voorzien, geleek volmaakt na een duivenhok, daar ik mij vier weeken lang onder den naam van hendrik compas zorgvuldig verborgen hield: ik had mij aldaar voor drie guldens in de week, de kamerhuur daar onder begrepen, in de kost bedeed, bij een vrouw die haar beroep maakte van potten en pannen te verkoopen, en te gelijk de post van befteedder der dienstboden waarnam: deeze hos* pita had twee dochters waarvan de oudde een groote bogchel op den linker fchouder, en een' Corporaal van de garde tot vrijer had: de jongde, leent je genaamd, was zachtzinnig van humeur, wèlgemaakt, en buitengemeen fchoon: wij geraakten zamen eens in een vriendlijk mondgefprek, dat den grond tot een kleinen liefdehandel begon te leggen, en binnen korte dagen zodanig toenam, dat zij mij ftil het kostgeld verfchoot om haar moeder te betaalen. Vrouw smit, aldus was mijn hospita ge-  saamd, kwam mij op een 'morgen een bezoek ïn mijn duivenhokgeeven; „ wel hendrik", vroeg zij, „ war. komt gij toch hier doen, „ en wat is uw beroep?" —— Ik zoek een' dienst als lijfknecht, gaf ik haar ten antwoord: fJ zeer wel hernam zij, ik zal u die haast be* „ fchikken": zij ging daarop weg, en ik floeg weinig acht op haar laatfte woorden-, doch tegen den avond kwam Moeder smit weder boven, belastte mij fchielijk met haar mede te gaan, zeggende dat zij haar verbeeldde een goeden dienst voor mij gevonden te hebben: ik beefde van angst, als beducht zijnde dat zij mij misfehien brengen zoude bij die mijn perfoon en de gelegenheid mijner zaaken kende, hoewel ik in dat geval belloor ten had haar te ontloopen; maar bij geluk werd ik bij een Zwitfers Stafofficier gebragr, welke na een' knecht zocht, die óe fcheerkunst verftpnd; zo dat wij onverrichter zaaken terug kwamen: ondertusfehen had ik voor den laatftcn fchelling die ik overgehouden had een boek papier gekocht, waarop ik in * minder dan vier weeken tijds een klein werkjen, in den fmaak van een Roman vervaardigde a het we{k ik door moeder smit aan een' boekverkooper zond, die er mij aanftonds 30 .dukaten voor het aanbieden: moeder sjsiiTf  C i°5 5 ftond verbaasd dar Hendrik compas zo veel geld winnen kon, en ik hoorde op een namiddag, dat ik op mijn kamertjen zat, dat zij, daarover met den Corporaal fpreekende, van hem tot antwoord kreeg: Waarlijk moeder, ik geloof dat onze hen drik een knaap van goeden huize is: zodra ik deezen kleinen onderftand bekwam, begreep ik dat het tijd begon te worden om door middel van denzelven mijne beflommerde zaaken te redden: in dat denkbeeld voldeed ik mijn gemaakte fchuld rijklijk bij vrouw smit, betaalde aan haar dochter leentje haare uirgefchootene gelden, onder bijvoeging van een zilveren fnuifdoos, die ik voor haar kocht, en vervolgends mijne verpande goederen gelost hebbende, begaf ik mij met het overige gold na Rotterdam , daar ik mijn' Oom in een logement ontbieden liet, met • oogmerk om buiten kennis van mijne Tante met hem alleen te fpreeken, en ware het mogelijk weder in zijne gunst te geraaken. Hij kwam ten beftemden tijde op de aangewezene plaats, en na mij een half uur lang braaf over den hekel gehaald, en het zwart register van mijne menigvuldige mis flappen van üuk tot Huk ordentelijk voorgehouden ce hebben, befloot hij zijne redevoering ten laaiG5 -  ( io6 ) ften aldus ,, Wel nu Sinjeur! heeft het „ vergulde bedelaarfchap nog niet lang ge* „ noeg geduurd; en zou het niet haast tijd „ worden om uwe afgebrokene ftudie opdeAca„ demie te hervatten"? — Ik zou niets liever wenfchen dan daarvan ontflagen te zijn, en mijn geluk op eene betere wijze, metjaanneeming van een onberispelijk gedrag, in den burgerftaat te zoeken, beantwoordde ik met een bedeesd gelaat: mijn Oom fcheen voldaan met een verklaring welke ditmaal van mijn' kant oprecht gefchiedde], en die hem eenige hoop tot verbetering van mijn gedrag deed opvatten; hoe het ook zij, dit is zeker, het gevolg van ons mondgefprek bewerkte, dat ik nog dien zelfden avond met zijn koets afgehaald, en aan zijn huis gelogeerd werd; bij voorzag mij daarop van alles wat ik noo» dig had, en mijne toegeftemde demisfie als Vaandrig verzocht en verkregen hebbende, werd ik zes weeken daarna naar de Hooge Schocle van Utrecht gezonden om mij verder in de oefening der Rechtsgeleerdheid te bekwaamen. Door die nieuwe verwisfeling van omftandigheid zag ik mij, om zo te fpreeken, als in een element gebragt, waartoe ik eigenaartig gehoorde, waarom men mij het recht niet  ( 107 ) heeft kunnen weigeren dat ik federt mijn verblijf aldaar door vlijtig te ftudeeren mijn beperkten tijd zo wel waargenomen heb, dat de Profesforen, onder welken ik de Collcgien in de Rechten bijwoonde, mij dikwijls, uit aanmerking van mijne gemaakte vorderingen, aanraadde om mij als Candidaat te doen Wfchrijven; doch dit voorneemen, hst geen misfehien gelukt zoude hebben, werd welhaast verijdeld, door het overlijden van mijn Oom, dat omtrent twintig maanden na mijn aankomst te Utrecht voorviel. Nademaal ik aan deeze betreurenswaardige gebeurtenis niet zonder ontroering kan gedenken, te meer om dat ik door het verlies van zulk eenen grootmoedigen weldoener te nud' den in de renbaan van mijn toekomenden fortuinftaat plotslijk geftuit werd, zal ik, om tegenwoordig de treurige nagedachtenis optefchorten wegens de belangrijke gevolgen welke dit fmartlijk fterfgeval naderhand voor mij te weeg bragt, mij thans verledigen tot verhaaien van een vrolijker aart, en waarvan de bijzondere onderwerpen eigenlijk nog tot de rangfehikking van het laatfte tijdvak mijner {tudentfehap gehoorende zijn. Van den aanbeginne dat ik mij te Utrecht op de Academie bevonden had, en zeer zei: t  C 108 5 den van de gewoone vacantietijden gebruik maakte, om mijne ftudie afcebreeken , of mijne vrienden in den Haag en te Rotterdam te gaan bezoeken, begaf ik mij echter, tot uitfpanning van den geest, in gezelfchap van mijnen vriend mont anus, die destijds aldaar ook fludeerde, na Amfierdam: het gebeurde onder anderen ter gelegenheid van zulk een vermaak - togtjen dat ik voor de eerftemaal in vriendfchap geraakte met den wereldvermaarden Doftor en Astrologist, johan chistophorus luoeman, welke vriendfchap geduurende bijna elf jaaren hoe langer hoe meer aangekweekt zijnde geworden, van die uitwerking is geweest, dat ik van tijd tot tijd niet alleen van deezen beroemden eeuwe' ling de hoofdzaaklijke grondbeginfelen der Astrologie kwam te leeren, maar dat men voornaamlijk daaraan te danken heeft alle de Astrologifche Werken van dien grooten Wonderman, welke ik federt onder de benaming van Meester franciscus befchreven heb, en vervolgends op zijn uitdrukkelijk bevel, vóór zijn' dood mij gegeven, wereldkundig geraakt zijn, en van welke ik naderhand ieder afzonderlijk op zijn plaats zal .gewaagen, Hoe, en op wat wijze ik op een midderi nacht dat jk na gewoonte aan het huis van  C 109 J Doctor ludeman zo laat verbleven was j volgends zijne waarfchouwing dien geheelen nacht bij klaar maanlicht aan het dwaaien geraakt ben, zonder vóór den vroegen morgenftond mijn logement te kunnen wedervinden, zal ik hier niet herhaalen, aangezien men zulks volledig befchreven kan vinden in de gedrukte levensgevallen van deezen kundigen Astrologist, welken ik in den jaare 1784, eerst uitgaf; ondertusfchen zou ik aan de grootheid zijner weetenfchap merkelijk te kort doen, indien ik twee gedenkwaardige zaaken verzweeg, die eene volftrekte betrekking zo tot zijn perfoon, als tot zijn kunst hebben; als, in de eerde plaats, hoedanig de voorzeggingen zijn geweest toen hij mijn eigen Horoscoop getrokken heeft, en in het laatfte opzicht een zon^ derlinge ontmoeting tusfchen hem en een aanzienlijk Inboreling van de ftad, welke ik aan zijn huis heb bijgewoond, en die ik verzuimd heb in één der uirgegeevene werken van lui deman te verhandelen. „ Hoor Meester franciscus" ! zeide ludeman op zekeren tijd dat ik vierdagen lang bij hem op zijn buitenplaats te Stoterdijk gelogeerd was; „ terwijl ikonleedig blijven wil, en van daag geen Astrologifche onderzoekingen verrichten moet, heb ik bellooten uit vriend-  fchap uw Horoscoop te trekken, als gij riaf goedvind: ik liet mij deezen voorflag welgavallen , Tvaarop hij vervolgends aan het werk ging, en in minder dan een half uur gedaan hebbende, vermaande hij mij, om met oplet» tendheid .de navolgende planeetkundige voorzeggingen raakende mijne toekomende lotgevallen te wiilcn aanhooren Gij zult ge- „ duurende veertig jaaren verfcheidene won- derbaare wederwaardigheden ondergaan ;wan5, neer de gelukken en ongelukken die over u „ befchoordn zijn, zig telkens als bij verwis-s „ feling zullen vervangen; onder anderen ver- toont uCv geboorteplaneet klaarblijklijk dat „ gij tweemaal op eene voordeclige wijze, i, trouwen moet, maar onder alle de ramp- fpoedige gebeurtenisfen, welke u ter oor- zaake van gehouden wangedrag (laan te „ treffen, is er geen die meerder opmerking j, verdient, dan een zwaare gevangenis van dertien achteréénvolgende jaaren, waaruit gij ,, nogthans zegen praaiende zult ontflagen wor„ den: om intusfchen met korte woorden de proef op de fom te maaken, zal ik u met it goedvinden van mijne vrienden de planeeten, zonder bewimpeling zeggen, Meester franciscus," befloothij, „datuwegants> fehe levensrol eene onophoudelijke of lig-  C «1 ) ^ ver ontusfchenpozelijke eb en vloed vari „ wereldfche worflelingen zal weezen; dat gij „ geduurende de fleur van uwe levensdagen „ geen rijkdommen vergaderen, echter in ee„ nen ongemeen hoogklimmenden ouderdom „ rijk fterven , en een grooten naam nalaaten „ zult". De zeldzaame ontmoeting welke ik volgends mijne belofte nog verhaalen moet, en mijn perfoon eigenlijk niet betrof, was van een geheel verfchillende natuur, hoewel zij daarom onder den kring der uitgeleezene Horoscooptrekkingen van dien bewonderden planeetkenner begreepen kan worden: een ijsfelijke donderbui, verzeld van een geweldige regenvlaag , die op een' zomerdag voorviel, noodzaakte de meeste ftraatloopers, om hier en daar fchielijk hun toevlugt in fommige openftaande winkelhuizen te neemen, wanneer lüdeman, in zijn voorkamer met mij een pijp tabak zittende te rooken , Onderwijlen voorbij zijn fchuifraam een deftig Heer, met veel overhaasting, zag loopen, die desgelijks na eene bekWaame fchuilplaats omkeek: de diepdenkende Astrologist deed hem door Britta beyer binnen roepen, plaatfte hem aan de tafel, en fchonk hem, om hem van de ontfteltenis te bedaaren, een glas wijn: m  C tti ) het onweder beiaard was, begon men óngë-* voelig over veifcheidene onverfchillige zaaken in gefprek te treeden, het geen het onbeken* de Heerfchap na een poos in gepijns gedaan te hebben, fehielijit afbrak, vraagende daarop als in eene foort van verwondering: Ben ik „ hier niet bij Doétor ludeman ?" —Hoe kunt gij daar aan twijfelen, voerde deeze hem te gemoet, daar mijn naam aan de post van mijn deur ftaat, en het is immers de eerdemaal niet Mijnheer dat gij aan mijn huis komt? — „ Gij heb waarlijk gelijk vader lu- de man" hernam hij, „ voor drie of vier „ jaaren geleden ben ik nog eens hier ge- weest, en het geheugt mij dat gij toen da „ Horoscoop van mijn overledene vrouw trokt, bij welke gelegenheid gij mij (lil in „ het oor beet, dat zij aan haar longkwaal zoude fterven, en dat ik binnen twee jaa- ren weduwenaar zoude ziïn, gelijk ook ge„ beurd is" — Op dit bericht gng ludbman eens uit de kamer, zonder dat men wist waarom, en geduurende zijne afwezenheid, die al vrij lang duurde, bleef ik met Mijnheer van p * * * alleen in het vertrek, wanneer onze redewisfeling bepaaldlijk gevallen zijnde op de onbegrijpelijke voorzeggingen die de Astrologist lüdeman zo dikwerf met eene  C ïï3 ) ne' beproefde kundigheid gedaan bad , Mijnheer van p***uit hoofde van die overdenking, mij verklaarde zig belust tè gevoelen om ditmaal ook zijn eigen horoscoop te doen trekken: luöeMaNj in het vöorfalet wedergekeerd zijnde, werd hem zülks voorgeflagen, en op hoop van eene goede belooning, voldeed hij gewillig aan dat verzoek: nog geen twintig minuten hadden zijne Astrologifche onderzoekingen geduurd, toen hij ijlings het werk daakte, fchielijk van zijn' doel opdond, en vervolgends zijn planeetmuts op den grond wierp, roepende tweemaal, overluid: Pak u van hier Mijnheer! — Ga terftond na riw huis, want uw woonplaats {laat in den brand! Wij verbeeldden ons in den eerden opflag dat de planeetbefchouwer begon te raaskallen, of dat hij Mijnheer P * * * door zijn woest gefchreeuw bang wilde maaken, maar wanneer hij daarop even fterk' bleef aandringen , begreepen wij dat het ernst moest zijn, en terwijl Mijnheer van p * * * van fchrik zonder hoed wegliep, om de waarheid van dien te onderzoeken , hoorde wij ruim een half uur daarna dat er in het huis van een Suikerrafinadeur op de Prinfegracht brand ontdaan zijnde, hetzelve voor een gedeelte door de vlamme ver- i. deel.  C in ) Honden was, doch dat menden verderen voordgang daarvan nog tijdig gefluit had. In een van deeze plaifiertogten mij wederom te Amfhldam bevindende , bekroop mi) de lust om voor de eerflemaal het fpeelhuis van den beruchten coo de slaaf, het welk te dier tijd voor het prachtigfle van alle de fpeelhuizen der Had gehouden werd, te gaan befchouwen: ik moet zonder achterhouding, en zonder mij met het kleed van veinzerij te bedekken , rondborstig bekennen dat ik nietsbehaagelijks, bekwaam om mijne zinnen te ftreelen in deeze vertoning vond, en dat, hoe zeer ik altijd een beminnaar van de vrouwlijke fexe geweest ben,mij federtmijnejongelingfchap fteeds de walg geftoken heeft gehad van zulke gerievelijke meisjens welke haare bekoorelijkheden aan de meestbiedenden te koop veilen: ondertusfchen Hond ik verbaasd optekijken van in deeze verzamelplaats der Amfleldamfche zwierbollen den makelaar fremyn, dat een neef van mijn overleeden Oom, en een bejaarde vrijer van ruim 55 jaafen oud was, te vinden ; hij was niet minder verwonderd dan ik, van mijn perfoon aldaar zo toevallig te ontmoeten, en fcheen daar over eenigzins verlegen te zijn: na dat hij mij ter loops het  f ii5 ) rouwbeklag wegens het flerfgeval van mijn Oom gedaan had, vroeg hij met zijne aangeborene vrolijkheid, onder anderen, hoe ik het als ftudent maakte, en of ik haast tot Advocaat gepromoveerd ftond te worden? Ik gaf hem daarop te kennen, dat ik mij voor het tegenwoordige nog in de onzekerheid bevond hoedanige befchikkingen mijn Tante in het vervolg, ten opzichte van mijn perfoon, zoude gelieven te maaken: wij fcheidden van elkander onder affpraak dat ik hem den volgenden morgen een bezoek aan zijn huis zoude creeven, vermids hij voorwendde dat hij mij noodzaaklijk fpreeken moest: ik verfcheen dan op het bcltemde uur, en na 'dat wij lang al fchertzende over het ftudentenleven gepraat hadden, zo dat hem daaruit mijnen beknelden toedand van geldloosheid ten volle blijken kon, haalde de makelaar frbmyn een groene zijde beurs, gevuld met goudgeld, uit zijn japon: Z« hier vriend kersteman, zeide hij op een gulhartige toon, 80 dacaaten die ik u noch geef noch leen, maar welke gij zo lang behouden kunt, en mi] niet eerder zult wedergenen voor dat gij als Advocaat een paar vette boeren geplukt zult hebben. Ik was zodanig verrukt van blijdfehap wegens zulk een edelmoedige weldaad, dat mij uitdrukkingen te H 2  C n6 y kort fchooten om hem mijne fchuldige dank-betuiging daarvoor evenredig te kunnen doen: met deeze gevonden fchat ogenbliklij k na: Utrecht vertrokken zijnde, ging ik bij mijne aankomst aldaar een bezoek geeven aan mijn' vriend montanus, dien ik in een zeer mistroostig humeur aantrof, uit oorzaake dat hij door den kok en zijn' hospis,voor zestig guldens gemaand werd: zonder lang te draalen fchoot ik hem dat geld, en wij vermaakten ons vier dagen lang in een chais met tweepaarden befpannen , na Maarsfen, Breukelenf Loenen, en meer andere omliggende dorpen te rijden, tot goedmaaking van alle welke plaifierpartijen ten minden honderd guldens van de ontvangene gift van den makelaar fremy n fpringen moesten. De overige tijd dat ik nog op de Academie te Utrecht verbleef, gevoelde ik wel degelijk de uitwerking van de verregaande zuinigheid mijner Tante, in alle de bijzondere betrekkingen welke tot het voeren van een ordentelij»ke levenswijze als iTudent noodzaakelijk waren; want zij befnoeide niet alleen van alle kanten de manndlijkfche inkomilen of het gewoone zakgeld dat mijn Oom mij toegelegd, en dat ik ook geduurende zijn leven genoten had, maar zij deed mij boven dien aanzeggen dat  < »7 ) piïjne promotie voor eerst nog uitgefteld zoude blij yen, tot dat zij nadere fchikkingen aangaande haare huishoudelijke zaaken gemaakt had, onder bijgevoegde verklaring, dat ik inmiddels voor mijn eigen beftaan . moest zorgen : zodanig een onverwachte aanzegging klonk mij als een donderdag in de ooren, en ik kan, zonder mijne toenmaalige omltandigheid door de verzonnen uitvlugten te beglimpen, onmogelijk verzwijgen dat zulks de voornaamfte oorzaak is geweest waar door mijn hoofd op den hol geraakte, het geen van dat gevolg was, dat ik buiten verlof of toeftemming van mijne Tante de Academie xerftond verliet, en mijn verblijf voor de zes zomermaanden in het vermaaklijk dorp Maarsfen nam , alwaar ik middelerwijl het fchrijversberoep weder hervattede; want ik befchreef aldaar, behalven de levensgevallen van den Ridder de vial, die van jacob camp 9 weyerman, en van den Graave van slippenbach, welke mij goede winften aanbragren, en onbedenkelijk veel aftrek hadden; nog een maandwerkjen de Reizende Staatsman genaamd , voor een' Boekverkooper te Utrecht, dat geen minder opgang maakte, en door middel van welke jk bij aanhoudenheid ordentelijk zoude hebben kunnen beltaan, indien mijn BoekverkoQH3  ( n8 ) per tot mijn ongeluk onder het afdrukken van het derde ftuk niet ware komen te overlijden. Zo dra de zomer vcrfhreeken was , befloot ik mijn vaste woonplaats te Rotterdam te gaan neemen, en ik ging vervolgends'als commefaal inwooneri, bij een' Doctor in de Medicijnen, die nimmer door zijne kunst een patiënt vermoord had, als nooit geen kranke perfoonen bediend hebbende; ondertupfchen was Mijnheer overschuur een hups flag van een man, die buiten zijn beroep groöte kundigheden in de taalgeleerdheid en wijsbegeerte bezat, weshalven wij zamen in eene vertrouwelijke vriendfchap leefden: hij was tot den ouderdom van 52 jaaren ongetrouwd gebleven, om erfgenaam te worden van een hoogbejaarde Tante die hem overleefde: geduurende 24 jaaren huisgehouden hebbende met zekere juffrouw celius, met welke hij wettig verloofd was , en waarbij hij een kind verwekt had, dat destijds als dienstmaagd bij hem woonde: ik zal in het vervolg meer gelegenheid hebben om het charakter van dit ondraagelijk fchepzel, dat doorgaands tweemaal daags door dronkenfehap half zinneloos fchecn, nader aftefchetzen ; terwijl ik voor het tegenwoordige behoor aantemerken dat, mijn Tante, federd mijn verblijf aldaar, te Haarlem her- i 1 (TH 1  C ï!9 ) trouwd zijnde, v_n de voorgemelde promotie tot het Advocaatfchap niet meer gefproken werd, hoewel ik, onoangezien het zelve, zo veel opgang te Rotterdam met de practijk begon te maaken, dat ik, fchoon ongepromoveerd zijnde, rijklijk mijne verteeringen daardoor vinden kon , doch ten laatfte in een Rechtsgeding van aangelegenheid met eenen weêrgaêloozen voordeeligen uitflag onder de hand gewerkt hebbende, was het uit aanmerking van dien dat de welgeftelde koophandelaar die ik bediend, en welke zijn proces met de kosten gewonnen had, mij uit eigene beweeging en zonder daartoe aangezocht te zijn, 500 guldens eer leen voorfchoot, onder voorwaarde dat ik hoe eerder hoe liever mijne bedoelde promotie tot Doftor in beide de Rechten moest gaan voltrekken. Ik verzuimde geen oogenblik tijds om te voldoen aan een beding dat volmaakt met mijn oogmerk ftrookte, en ingevolge van dit beraamd ontwerp, begaf ik mij na Harderwijk, daar ik na zes weeken Candidaat geweest te zijn, en dagelijks twee uuren lang de private ïesfen bijgewoond te hebben, vervolgends door den Hoogleeraar p a o e n s t e c h e r , dien ik tot mijn' Promotor verkozen had, als Do&or Juris gepromoveerd werd. H 4  t 120 ) Tot bier toe waren mijne lotgevallen van, dat aanbelang niet geweest om er het vooruitzicht van een aannaderenden gelukitaat, die beflisfende was, op te kunnen bouwen; maar. lèdert dat ik de waardigheid van Advocaat voor. de Rechtbank wettig bekleedde, geheel andere denkbeelden dan voorheen aangenomen hebbende, begon ik eerst te begrijpen hoe noodzaakelijk het was, om mij voortaan te bepaalen tot het vlijtig waarneemen van een beroep, 't welk ongemeene voordeden beloofde, als men op eene geichikte wijze van zijne talenten en verkreegene kundigheden in de Rechtspleging gebruik weet te maaken:. wat zal ik meer zeggen! mijne bedoelingen in zulk een oogpunt befchouwd, geleeken nog verder te gaan, want ik voorzag, als door een vergrootglas,dat in deeze roemverkriigendeloopbaan de deur tot een goed huwelijk raisfchien ten zijnen tijde ontflooten zoude worden: befluurd door foortgelijke overweegingen welke onwederfpreekelijk ter bevordering van mijn fortuin moesten zamenlopen, is het dienvolgends niet te verwonderen , dat ik federt mijne voltrokkene Promotie, alle mijne geestvermogens infpande om in mijn aangenomen beroep een vèrklinkenden naam buiten den kring der gemeene verftanden te maaken, te.  C Ï2I ) rneer om dat ik van dien tijd af, op mijn eigen wieken drijven moest. Qm den zamenhang mijner aaneengefchakelde levensbijzonderheden te vervolgen, zal het niet ongefchikt zijn te verhaalen alle de merkwaardige ontmoetingen welke, geduurende ruim, twee jaaren dat ik als praftiferend Advocaat te Rotterdam woonachtig was, aan het huis van Doctor overschuur, mij bejegende: juffrouw celius die zo lang zij niet dronken was krachtig de gezelfchappen beminde, werd dikwijls door een' voornaam burgerman en zijn vrouw, gelijk ook door hunne twee bekoore» lijke dochters bezocht, en de goede overschuur was nooit beter in zijn fchik dan wanneer hij met zijn Bijzit een tegenbezoek aan deeze vertrouwde vrienden moest gceven, als verzekerd zijnde dat zij er op de avondportie treffelijk onthaald werden: een winteravond dat ik nevens onzen Doftor en juffrouw celius ten huize van deezen burgerman genodigd was geworden, zag ix voor de eerftemaal het beminnelijk jansje, zijne jongfte dochter, wier verrukkelijke fchoonheid, betoverachtige boedanigheden, en vlug verdand, op het eerHe aanfehouwen mijn hart zo geweldig overmeesterden , dat ik van dat oogenblik af fmoorlijk op haar perfoon verliefd werd, en hier? H5  ( ui ; door in eene foort van bedwêlmdheid verviel„ waaruit ik fchier den gantfchen avond , wat moeite ik ook aanwendde, niet geraaken kon, zo dat Doctor overschuür, in de verbeelding dat ik een hartbevanging gekregen had, mij al een aderlating begon aanteraaden: hoe bekneld en zwaarmoedig de werking der liefde mij ook maakte, moest ik inwendig lag* chen over de kwalijk geplaatfte voorzorg van deezen onbedreven Esculaap, die mij, t'huis gekomen zijnde, nog tegen wil en dank dwong om een paar lepels conferf van vlier met een kom heeten rhijnfchen wijn tot een zweetmiddel te moeten gebruiken : ondertusfchen veroorzaakten de muizenesten die mij het hoofd overlaadden , dat ik een flapeloozen nacht doorbragt; doch den volgenden morgen heel vroeg opgeftaande zijnde, fchreef ik daadlijk aan het be. vallig jansje, een wijdloopigen brief, houdende hartroerende uitdrukkingen , welke de. grootheid van mijne liefde voor haar perfoon onbewimpeld afmaalden, en ik trof het geluk van haar die zelf ftil in de hand te kunnen floppen, toen zij een morgenbezoek bij juffrouw celius kwam doen; dan,alhoewel die brief onbeantwoord bleef, verklaarde ik mij mondeling vrij nadrukkelijker bij gelegenheid van een wandeling die wij met haare Ouders en  C «3 ) ons huisgezin op St. Nicolaas avond deeden, om het vermaak te hebben van de opgefchikteKoekebakkers winkels te bezichtigen, en dit mondgefprek viel zo gunftig uit, dat zij mij verlof gaf om de toeltemming van haare Ouders nopens onze voorgemelde verkeering te mogen vraagen; ik vroeg, en bekwam na een kort beraad den verzochten toegang tot haar perfoon van haaren vader, gelijk ook naderhand de bewilliging van mijne moeder, ten einde mij door fchriftlijke trouwhelofte aan jansje te kunnen verbinden, dat onmiddelijk vol* bragt werd. In zodanige voordeelige zaaksgefchapenheid Hond het geval van mijnen liefdehandel met het beminde voorwerp , terwijl ik hoe langer hoe meer opgang in de practijk begon te maaken, zo dat ik geld genoeg won om ordentelijk en onbezorgd van mijne behaalde winden te kunnen betlaan, wanneer mij twee buitenlandfche bezendingen , het laatfte jaar van mijn verblijf te Rotterdam werden opgedraa» gen, welke beiden aanmerkelijke vergeldingen beloofden, en ook opgebragt hebben; de eerfte, in het vóorjaar ingevallen zijnde, was een reis na Parys, en had tot oogmerk om er een zeldzaam proces van een voorbeeld-  C "4 ) ïooze natuur voor het Parlement aldaar t« hooren bepleiten, en daar van nauwkeurige aantekeningen te houden: de laatstgenoemde bezending die ik in het najaar volbragt, was na .Groningen gericht, en beftond om wegens het, verfchil dat tusfchen, die Provincie en Holland over de zo veel geruchtmaakende zaak van den Koopman roeters voorgevallen was, een plan van vergelijk met de Gecommitteerden van Groningen te beraamen. Alvoorens ik mij ter voldoeninge van de op? gedragene lastgeeving, voor de tweedemaal na Parys begaf, had ik mij, onaangezien het Advoeaatfchap te Rotterdam van tijd tot tijd fterk toenam, en mij veelvuldige bezigheden verfchafte, ftaande mijn verblijf aldaar niet minder op het beroep van Autheur toegelegd, want ik ontwierp de iaatfte wintermaanden, belialven de Historie van den Pretendentvw. Engeland, en levensbedrijven van den Ridder de pollion, kort na het overlijden van Doctor ludeman, de Spiegel der Wereld, of de Geheime Waarneemingen van deezen bewonderden Astrologist, beitaande in twaalf Brieven, waarvan de eerde druk ten getal? yan aaoo Exemplaren binnen vier maanden djds, niet alleen verdebiteerd werden, maar  welk gefmaakt werk in laater tijd zulk een onnoend'jken aftrek had, dat het nog zesmaal is herdrukt, en uitverkocht geworden, Ondanks een verloop van meer dan veertien jaaren, federd ik mij de eerftemaal te Parys bevond, fcheen ik er echter bij mijne aankomst geen onbekend vreemdeling meer te weezen, nadien mij nog alles geheugde wat ik in mijne vroege jongheid aldaar befchouwd en waargenomen had, hoewel ik in eenen rijper ouderdom van bijna 3 a jaaren alles met een meerder bedaarde oplettendheid onderzocht; mijn eerfte werk beftond om bij mijn ouden vriend rouge mont en charlotta, die Za* men lang getrouwd, en bereids verfcheidene kinderen verwekt hadden , een pligtfchuldig bezoek afteleggen : zij waren verblijd van mij andermaal in deeze hoofdlïad te zien, en Mevrouw rougemon-t noodigde mij om een gedeelte van den zomer op haar landgoed, dertig uuren van Parys gelegen, te gaan doorbrengen, maar mijn üjd was ditmaal te bepaald om van haare beleefde aanbieding gebruik te kunnen maaken: ondertusfchen fpande ik mijn uiterfte vermogen aan, om de beide Holland» fche Advocaaten, welken mij in deeze reistogt vergezelfchapt hadden, ten einde nevens een menigte buitenlandfche Rechtsgeleerden, daar  gekomen om het beruchte geval voor het Parlement te hooren bepleiten, alle mogelijke tijdkortingen te bezorgen, geduurende dat wij te Parys verbleven , hun gelijktijdig waarfchouwende voor de gevaarlijke ontmoetingen waaraan de vreemdelingen fomtijds door een losbandig gedrag, in deezen vermaaklijken zetel van het Franfche Rijk, blootgefteld zijn. Ik moet hier als bij herhaaling gewag maaken dat, toen ik op mijn aankomst te Paryt een paar geftoffeerde kamers bij een' kleermaaker van het Hof, in de wijk van St, Eujlache, betrokken had, ik mij daadlijk voorzag van een van die huurknechten welke door de Regeering van de ftad aangefteld worden, om de vreemdelingen te bedienen, en dat het mij daaromtrent als een zonderlinge zaak toefcheen, dat men mij in die hoedanigheid een perfoon ter oppasfinge bezorgde, welke mij voorftond meer gezien te hebben ; hij bekeek mij ook van zijn kant met veel aandacht, en vroeg mij vervolgends of ik niet die zelfde Hollandfche Heer was, welke hij over veertien jaaren nog eens had bediend? op deeze vraag herkende ik niet zonder verwondering mijn geweezen lijfknecht louis, welke, volgends zijn verhaal, federd getrouwd zijnde, deeze ftadsbe-  ( «7 ) diening waar van hij ordentelijk beftaan kon, door voorfpraak en bewerking van een En~ gelfchen Milord had gekreegen: nademaal ik mij alle dagen regelmatig in de Raadzaal van het Parlement des morgens van negen, tot des namiddags ten drie uuren bevinden moest, bleef er gelijk gemaklijk nategaan is geen anderen tijd overig, dan na het gehouden middagmaal om de avondvermaaklijkheden bijtewoonen, waartoe inzonderheid de ingevallene vastenavondsverlustigingen, van welken de Pary. zcnaars doorgaands ongemeen veel weiks maaken, onze oogmerken in dat opzicht kwamen te begunftigen: men zal ligt begrijpen dat de Opera, de Franfche en Italiaanfche Schouwburgen, gelijk ook de gemaskerde Bals, als onder de voornaamfte uitfpanningen behorende, destijds niet vergeeten werden , en het was ter gelegenheid van het laatstgenoemde divertisfement, waarbij ik, in gezelfchap van Mijnheer en Mevrouw rougemont, en mijne twee jonge reisgenooten, den gantfchen nacht in een vermomd gewaad op verfcheidene Bals verfcheen, dat ons het navolgende aanmerkelijk geval ontmoette , het welk ik waardig oordeel hier omlhndig te verhaalen. Alle of liever de meeste deftige huizen van de voorftad St. Girmain, alwaar de beste verza-  C 128 ) rhelplaatfen der vastenavöndsvrolijkheid fcHeeneri gehouden te worden, het grootlte gedeeltë van de nacht afgelopen hebbende , kwamen wij ten laatften in het Motel van den Spaanfcheh Gezant, alwaar wij zulk een talrijke toeloop van gemaskerde perfoonen, in drie bijzondere danszalen, aantroffen, dat er bijna voor èen aanfchouwer geene mogelijkheid was om in een van dezelven eene gefchikte zitplaats te kunnen krijgen; wij beflooten derhalven hoe eerder hoe liever vandaar te vertrekken, en met onze gereedflaande huurkoctfen, die wij op den hoek van de flraat Ds baak gelaten had'en, na de wooning van rougemont te keeien, toen ik met hem en zijne Gemalinne door de menigte rijtuigen aldaar vergaderd zijnde, bij vergisfing in een verkeerde koets flapte, waarvan het portier openflond, terwijl mijne twee jonge reisgenoten zig met de hunne na hun logement begaven: de koetfier in het denkbeeld van zijn eigen volk ingeladen te hebben, en zo min als wij dien misflap befpeurende, bragt ons na meer dan een half uur verfcheidene firaaten fnel doorgereeden te hebben, eindelijk voor een aanzienlijk huis, daar hij ftil hield: uitflappende bemerkten wij te laat onzen misflag, gelijk ook de koetfier die terug moest rijden, om het  C ) het achtergebleven gezelfchap te gaan afhaa* len: onderwijlen werden wij met veel beleefdheid in een prachtig vertrek geleid, van alle kanten met brandende waschkaarfen verlicht, daar wij een uitgekipte bijéénkomst van Hee* ren en Dames arn fpeeltafels vonden zitten: men kortswïjlde, een poos lang, over de vergisfing welke ons derwaarts gevoerd had, en na dat ons ver volgends allerleie verversfchingen voorgediend waren, bewoog men ons aldaar zo lang te blijven vertoeven, tot dat het verwacht wordende gezelfchap der jonge lieden zoude aangekomen zijn , ten einde ons van die zelfde huurkoets ter wederkeeringe naar het huis van rougemont te kunnen bedienen; om kort te gaan, de koets kwam, en twee Heeren met hunne vrouwen traden daarop in de ■ zaal, alwaar zig het overige gezelfchap bevond. Onuitfpreekelijk was mijne verbaasdheid, eii niet minder die van Mevrouw rougemont, toen wij in een der twee binnen getredene Dames aanftonds louiza, de jongde dochter van mijn gewezen Hospis berger herkende: zij floeg een nijdig oog op haar, die zij voor deeze order de benaming van william zo fterk bemind had, en wij vernamen van iemand van het gezelfchap, dat zij federd vief I. deel. I  C »30 ) jaaren met een rijken Fabriqueur te Parys getrouwd was: de trotfche behandeling en de fpijtige uitdrukkingen waarvan louiza zig niet bedwingen kon uit weerwraak gebruik te maaken, om Mevrouw rougemont te mishaagen, verhaastten ons vertrek; ik ging haar den volgenden namiddag een bezoek geeven; zij ontving mij bovengemeen vriendlijk,. en wist mij te zeggen dat brittonville en haar vader overleeden waren, en dat haar ©udlte zuster, jeannette, die van haar verftand ongelukkig beroofd geraakt was, nog werkelijk in een krankzinnighuis opgefloteri zat. Het wonderbaar en onvoorbeeldelijk pleitgeding waarom ik na Parys gezonden was r «n waarvan men alle de zamenlopende bijzonderheden in een van mijne Rechtsgeleerde' Werken volledig aangetekend kan vinden, genoegzaam ten einde gelopen zijnde, begon ik,, fehoon wat ontijdig, te bedenken dat ik tegen de wetten der vriendfchap zoude handelen, •indien ik langer verzuimde om onder andere bij mijne voormaalige vrienden Mijnheer en Mevrouw heyne, een pligtfchuldig bezoek afteleggen, en het was ingevolge van zodanige overdenking, dat ik op een avond mij met een. huurkoets derwaards liet brengen  t 131 ) örri aari deèze Dame en haar' mah eene ortverwachte vifité te geeven, ter beglimpinge van mijne onachtzaamheid voorwendende, dat ik pas twee dagen mij te Parys bevonden had: Mevrouw heyne verwelkomde mij met opene armen, en haar rouwgewaad deed oogfchijnelijk blijken dat zij weduwe geworden was, hoewel zij mij mondling verhaalde, dat haar Gemaal nog maar korte maanden geleden in eenen hoogen ouderdom geftorven zijnde, haar tot univerfeele erfgenaame van zijne Fchatrijkc nalatenfchap had benoemd: het geen in deeze opmerkelijk is, beitond voornaamlijk hierin, dat Mevrouw heyne mij haar huis, de vrije tafel , en bovendien een jaarwedde van duizend Franfche Livres aanbood, in ge» valle ik bij haar, zo lang zij ongetrouwd bleef, tot gezelfchap wilde inwoonen; doch ik bedankte haar voor die vriendlijke aanbieding, als andere oogmerken hebbende, en nog wettig met jansje te Rotterdam verloofd gebleven zijnde. Parys verlaatende, zodra mijne zaaken aldaar verricht en geheel afgedaan waren, vertrok ik daarop met mijne beide toegevoegde reisgenooten, met de gewoone postkoets na Rysfel, om ons vervolgends vandaar na' Holland te begeeven: onderweg gebeurde ons eene ontmoeting I 2  r 132 ) die van te veel belarg is om onaangeroerd te blijven, aangemerkt wij daardoor in zulke onaangenaame omftandigheden geraakten, die veroorzaakten dat de voordgang van onze reis 36 uuren opgefchort bleef: om tot de worteloorzaak van dit zeldzaam geval opteklimmen, dient men vooraf te weeten dat de Franfche Kroon zig toenmaals op nieuw met Engeland in oorlog bevond, en dat geduurende deezen zevenjaarigen oorlog, waarin de meeste Mogendheden van Europa gewikkeld waren , de Republiek van Holland de neutraliteit aangenomen had: men wantrouwde in dit tijdsgewricht de meeste reizende vreemdelingen, vermits men volzekere berichten gekregen had dat er verfcheidene vijandlijke fpionnen op weg waren, om de krijgstoerustingen die in Frankryk gemaakt werden, heimelijk te befpiedeu: in dat denkbeeld werden zulke vreemde perfoonen tegen welken men eenig achterdenken opvattede, nauwkeurig onderzocht , en dit bragt waarfchijnelijk ten wege dat wij bij onze aankomst te Rysfel, altemaalein ons logement gearresteerd, en met een gewapende wacht van krijgsvolk na het Raadhuis' gevoerd werden : ik had mij uit voor» zorg van een paspoort van den Hollandfchen Ambasfadeur bee.kenr.ode, voor nnja  ( -"33 ) perfoon , en mijne bijhebber de reisgenot ïen voorzien , doch dit kon niet beletten dac wij driemaal achter elkander fcherplijk ondervraagd werden : na dat deeze onderzoekingen afgelopen, en wij onfchulliig bevonden waren, volgde ten laatften onze ontflaging die wij kost- en fchade-loos verkreegen, hoewel twee buitenlandfche Heeren van ons reisgezelfchap, op welken fterke verdenking viel van ftaatsverfpieders te weezen , aldaar in hechtenis , tot nader bevel van het Franfche Hof moesten verblijven, zo dat wij alleen onze reis over Gent, en Antwerpen , naar Holland vervolgden. Men kan gerr.aklijk begrijpen dat onmiddelijk na mijne wederkomst te Rotterdam, mijn eerfte werk was om jansje en haare ouders te gaan bezoeken, en ik ftond niet weinig verlleld van te verneemen, dat haar oudlle zuster, ftaande mijne afwezendheid, de bruid geworden zijnde , na haar voltrokken huwelijk eerstdaags met haar"1 man naar de ftad iVymegen in Gelderland ftond te vertrekken: het was mij echter niet heel aangenaam te ondervinden dat mijn practijk als Advocaat, federt de Paryfche bezending, merkelijk verlopen fchecn , zo dat ik al berouw gevoelde van mij uitlandig begeeven te hebben:- met dit alles 1 3  C 134 ) U deeze verflauwing in mijne beroepzaaken de aandrijvende oorzaak geweest, welke mij tot het befluit deed overhellen, om de voorgeflagene commisfie naar Groningen aanteneemen, waartoe voorzeker het lokaas ter behaalinge van groote vergeldingen, wel de voornaamfte drijfveder was: achtervolgends een plan van vergelijk tusfchen de Provinciën van Holland en Groningen, dat ik met behulp van een Haagsch Prattiiijn ontworpen had, en waarop wij ontboden waren , begaven wij ons zamen na de Hoofdplaats van Stad en Lande, alwaar wij bij onze aankomst, hoe zeer de Hollanders destijds aldaar in geen goeden reuk waren, nogthans zeer minzaam ontvangen werden : ondertusfchen dat men ter bijlegginge van de gereezene verfchillen, onophoudelijk werkzaam bleef , en het gefloten verdrag eerst na verloop van 27 dagen zijn vollen beflag verkreeg, wanneer de betwistwordende zaak voor 50 percent, waarvan volgends beding de betaling bij termijnen gefchieden moest, ten behoeve van de Hollandfche Crediteuren werd afgemaakt, geraakte ik door middel van Mijnheer mendez, een omgevallen Portugeefche jfeod, die een doorfleepen verftand bezat, toevallig in kennis met de alomberuchte vrouWenbeoiinnaar sichterman, gewezen Pi-  f 135 ) rccreur Generaal van Bengalen, toenmaals mee zijne familie verblijf houdende in de Wilder yank, in de nabuurfchap van Groningen gelegen, alwaar hij op zijn prachtig buitengoed een vorstlijke floet onderhield, en dagelijks voor allerhande vreemdelingen, die hem aldaar kwamen bezoeken , behalven vrij logement , toegang tot zijn tafel gaf: hij bewoog mij om •eenige dagen op zijn Landgoed te verblijven, terwijl hij mij wegens verfcheidene nog onbe■fiisc hangende procesfen fpreeken moest, hoewel zijn voornaamfte oogmerk eigenlijk daarin beftond om met mij te raadpleegen, hoedanig men de losmaaking zoude kunnen verkrijgen van vier tonnen gouds, welke ten behoeve van zijne beide kinderen op de weeskamer te Amfleldam vastftonden, en almede, geduurende het verfchil tusfchen de beide Provinciën, als eigendommen, behoorende aan ingezetenen van Groningen, door de fchuldeifchers van Holland in beflag genomen waren: na mij met alle zijne befloramerende zaaken beiast te hebben , die naderhand ook naar zijn genoegen afgedaan werden, kon ik met weivoegelijkheid aan zulk een vette kalant, die mij binnen korten tijd meer dan een half duizend guldens falaris in den zak joeg, niet weigeren om hem tien dagen in dat aangenaam buitenI 4  C 13* ) leven gezelfchap te houden , ra het welke Mijnheer sichterman mij in perfoon na Groningen verzelde , bij welke gelegenheid hij de goedheid had mij zijn kostbaar en overheerelijk gebouw, dat na een klein Koninglijk paleis geleek, en op de osfcnmarkt ftond, van binnen te doen befchouwen. Een zeldzaame gebeurtenis die flaande mijn verblijf aan het huis van mendez voorviel, én waarlijk van gewigtige gevolgen had kunnen zijn , 'levert mij tegenwoordig ftof tot een boertend verhaal, het welk denkelijk aan den leezer noch onaangenaam, noch onverichillig zal voorkomen, aangezien er de vrouwlijke heldenmoed van Mevrouw mendez op eene doordraaiende wijze in uitgeblonken heeft: wij werden eenmaal in gezelfchap verzocht bij een' Officier en zijn vrouw, met welke zij in eene vertrouwelijke vriendfchap leefde, en wij verbleeven aldaar, na de avondportie genoten te hebber?, tot middernacht: de dienstmaagd van mendez die alleen t'huis gebleven was, en gelijk het naderhand bleek wat laat op de ftoep met haar' vrijer gepraat had, (liep op een achterkamertjen in een afgelegen hoek van het huis, terwijl onze beide flaapvertrekken naast elkaêr zijnde, ïlechts door een dunnen muur afgefcheiden waren, zo. dat men gemak-  C 137 ) ïijk verdaan ken wat er in het naastgelegen vertrek gefproken werd: hoewel wij ons daadlijk ter rust begaven, bleef ik nog een geruimen tijd wakker li. gen , en na verloop van een half uur , hoorde ik duidelijk dat Mevrouw mendez, haar' man gewekt hebbende, tegen hem zeide, dat zfj meende iemand op den zolder te hooren loopen; ik luisterde op mijn beurt, wanneer het mij toefcheen als of er boven mijn ledikant met zachte flappen op de kouzen gelopen werd, maar in de verbeelding dat het katten of rotten waren, floeg ik in den eerden daar weinig acht op: om kort te gaan het gerucht begon, na een' dildand van weinige minuten, zodanig te vermeerderen, dat wij elkander toeriepen dat er onraad op den zolder moest zijn, en in dat begrip fprongen wij alle drie uit ons bed: Mijnheer mendez ontftak al beevende twee kaarfen, die op de tafel flonden, onderwijl dat zijn vrouw de aschketel met het ingerekende vuur uit de keuken ging haaien, en ik van mijn kant, na fchielijk mijn' broek en kamizool aangetrokken te hebben , mij met een blanken degen wapende: Mevrouw mendez was de eerde welke, onaangezien onze afrading, met een onverfchrokken moed en met haar aschketel voorzien de trappen opklom, 15  ( 138 ) terwijl wij haar' man met de brandende kaars bezwaarelijk konden overhaalen om ons voortelichten •, want met traage fchreden tot de on« dertrap genaderd zijnde, bleef hij daar ftil ftaan, zeggende met een zachte ftem, dat wij ons leven in de waagfchaal ftelden, indien er veele gaauwdieven boven op den zolder waren; in het midden van die onberaadenheid rukte ik hem een van de kaarfen. uit de hand, en aldus met een ontbloten degen de trappen opklimmende, kwamen wij op den zolder waarvan wij alle hoeken doorfnuffelden, zonder iet te befpeuren dat naar eenig onraad geleek; doch ten laatften, wanneer wij op het punt ftonden van heentegaan , viel het oog van Mevrouw mendez toevallig op een groote waschmand, die het onderfte boven lag; zij fchopte de mand omver, en toen zagen wij met veel verbazing een karei op zijne beide knieën daar onder verborgen liggen: ik zetlede hem oogenbliklijk mijn' degen op de borst, onder bedreiging van hem terftond te zullen doorfteeken, in gevalle hij niet bekende of er meer dieven in huis gellopen waren: „ Houd „op Mijnheer", riep Mevrouw mendez, „ het is onze buurman de fchoenlapper, die ne„ gen levendige kinderen heeft"! zo dra haar man dit hoorde kwam hij met een verroesten  C i39 3 hartsvanger na boven loopen, om den gevau* gen dief daarmede den kop te doorkloven , doch toen deeze hem om lijfsgenade fmeekte, liet hij zig gezeggen, en wij bewilligden vervolgends daarin, dat hij met ons na beneden zoude gaan, na alvorens zijne zakken onderzocht te hebben, om te zien of hij ook moordgeweer bij zig droeg. In de voorkamer gekomen zijnde, ondervroegen wij hem fcherplijk over de oorzaak van zijn misdrijf; de arme man beleed ons openhartig dat hij met zijn fchoenlappen voor zijn vrouw en negen kinderen niet meer de kost kunnende winnen, tot dien gevaarlijken ftap befloten had, met oogmerk om maar een gering ftukjen goed te fteelen, en daar voor brood, waarvan zijn huishouden in geen drie dagen voorzien was geweest, te gaan koopen; verhaalende al verder dat hij zig behendig van de gelegenheid had weeten te bedienen om heimelijk in huis te fluipen, terwijl de dienstmaagd in den donkeren avond een druk mondgefprek met een onbekend manspeifoon op de ftoep hield, en dat hij de voordeur open gevonden hebbende, den zolder opgeklommen was, zonder het minfte kwaad voorneemen om iemand te beledigen of gewelddaadig te overvallen, nadien hij zig  geheel ongewapend bevond: wij namen mi deeze geloofwaardige verklaring niet alleen volkomen genoegen, onder belofte van zijne misdaad zelfs voor de dienstmaagd, die nog te flaapen lag, te zullen verzwijgen, maar het fraaiüe. van de historie was, dat men hem een fehotel met gebak, die nog op de tafel itond, en den voorigen morgen van het ontbijt was overgebleven, liet opfmullen, om zijn uitgehongerde maag te itilien, behalven dat wij hem ieder met een ftuk geld befchonken, ca daarop in den vroegen morgenftond, onaange klaagd, na zijn huis lieten gaan, niet zonder voorgaande nadrukkelijke vermaaning, van zig voortaan omzichtig te wachten om dergelijke misdaadige bedrijven meer te begaan: ondertusfchcn dat bij Mevrouw mendez. goedgevonden werd om nog dien zelfden dag haar dienstmaagd, die-uit onvoorzichtigheid aanleiding tpt dit geval gegeven had, onder een ver zonnen voorwendzel van opgevat misnoegen, haar dienst optezeggen, en daadlijk te doen vertrekken. Niettegeniraande mijne opgedragene lastgeeving raakende de bewuste zaak van Groningen , aldaar met een gelukkig gevolg voibragt was, begaf ik mij andermaal na de Wilder* yank, eer ik na Holland vertrok, omaffcheid  f I+1 ) van Mijnheer ën Mevrouw 'sïchtermamV gelijk ook van zijne beminnelijke dochter te neemen; zijn Edelheid bewoog mij tegen wil en dank om nog drie dagen in zijn verrukkelijk zomerverblijf te logeeren: ik was ten deezen tijde nog geheel onkundig aangaande de bedekte gevoelens van de jonge Juffrouw sichterman, ten opzichte van mijn perfoon, fchoon ik geduurende mijn verblijf in de IVildervank altijd gemeenzaam met haar hadde omgegaan, en ook buitengemeen vriendlijk door haar bejegend werd ;• maar Mevrouw mendez, die haare vertrouweling was, en mij naderhand met haar' man een bezoek te Bommel kwam geeven, wist mij te zeggen, dat indien ik destijds bres op het hart van deeze jonge dame gefehoten had , ik waarfehijnelijk veel velds zoude gewonnen hebben, doch ik was te befchroomd om zulk eene wiSfelvallige onderneming te waagen, en boven dien nog al te verzot op jansje, om zodanig een haatelijke trouwloosheid ten haaren opzichte re begaan. Sedert mijne laatfle afwezendheid waren verfcheidene aanmerkelijke veranderingen te Rotterdam voorgevallen, die mijn perfoon betroffen; want behalven dat Doctor overschuuk.  C 14* 3 Inmiddels aan de gevolgen van een beroertè fchielijk overleden was, en bij mijne aankomsc in die ftad nog onbegraven lag, werd mij door een aanzienlijk perfoon voorgeilagen, oni te Middelburg in Zeeland als Advocaat te komen praclifeeren , en gelijktijdig aldaar als LeÜor private lesfen in de Rechtsgeleerdheid te geeven: deeze aanbieding hoe voordeelig ook, afgeflagen hebbende, geraakte ik vervolgends in kennis met zekeren Boekverkooper, KANNEMAN,te ZaltBommel, voor wien ik naderhand de Historie van de Hertoginnè yan Pompadour, en de levensgevallen van den Graave yan Totlében fchreef, zijnde met betrekking tot het eerstgemelde werkjen opmerkelijk, dat terftond na de uitgaaf genoegzaam alle de onverkochte exemplaaren, op last van den Franfchen Gezant, tegen den vollen prijs opgekocht werden: de kennismaaking met dien Boekverkooper had onder anderen ten gevolge , dat ik op zijn aanhoudend verzoek overging tot het befluit om in het volgende voorjaar een plaifier-reisjen na Zalt Bommel te doen, wanneer ik eene week bij mijn' vriend gelogeerd was, en mij middelerwijl door een' Re-gent van die ftad, den voorflag werd gedaan, ,om aldaar te komen woonen, en de jeugd  C -43 J zo de Historie, als de Aardrijkskunde, én de Franfche taal te onderwijzen; een voorflag dien ik zonder bedenken aannam. Mijne goede vrienden te Rotterdam waren zeer verwonderd over het befluit dat ik genomen had om de practijk- als Advocaat, in tent voornaame koopftad, te verwisfelen tegen een post van weinig aanbelang, diè in één der kleine fteden van Gelder/and geen vooruitzicht tot een beter fortuin beloofde; te meer daar ik in vroeger tijd vrij voordeeliger aanbiedingen van de hand gewezen had; ja, hec geen nog verder ging, jansje' en haare Ouders fcheenen niet minder misnoegd dan verontwaardigd over de partij welke ik in dit opzicht verkozen had, en het fcheelde geen duimbreed of onze verkeering zoude daardoor afgeraakt hebben, doch ik deed haar begrijpen dat deeze ftap misfehren den grondflag tot mijne verdere bevordering zoude leggen, en mijn perfoon langs dien weg tot een hooger beroep, het zij vmLe&or ilProfesfor, op andere plaatfen in aanmerking k on komen: om jamsje ïe vreden te Hellen beloofde ik, haar, in de zomer-vacantietijden, te Rotterdam, of anders bij haar getrouwde Zuster te Nymegen, te zullen komen bezoeken , gelijk ik desaangaande, volgends onze genomene affpraak, nim-  ( *44 ) mei* in gebreken bleef: ondeitusfchm had raijrï Vriend kanneman, bij mijne aankomst te Zalt Bommel, een ordentelijke kanier gehuurd , cn mij voor een maatigen prijs in de kost be. zorgd, bij een' Grutter, daar ik zestien-maanden gewoond heb, tot dat ik vervolgeads al* daar kwam te trouwen. Ik begon in de maand Mai van den Jaare 1761 aldaar mijne lesfeh te geeven, en ik had geen reden om mij te beklaagen over den goeden opgang van mijn avondcollegie, geduurende de wintermaanden, als van een tamelijk aantal deftige leerlingen voorzien zijnde, invoege dat ik van die behaalde voordeelen, onderfchraagd door de winden van het Schrij* versberöep, waarin ik (leeds bleef volharden, en dat ik in mijne uitlpanningsuuren waarnam, onbekrompen leeven konde; ook moet ik voor de vuist bekennen dat ik nimmer aangenaamer of geruster levensdagen gefleeten heb dan in deezen afgezonderden gelukflaat, waartoen niet Weinig geholpen heeft de vriendlijke behandeling van mijn' Hospis van ark el, en zijn vrouw , die zeer gefchikte en. gedienlïige lieden waren, bij welken 'ik mij als commefaal volmaakt wèl bevond: zo dra de groote vacantie ingevallen was, begaf ik mij na Nytnegen alwaar ik wist, jansje en haar vader te  C 145 ) te zullen vinden, en na drie weeken in dié ftad doorgebragc te hebben, fcheiddenwij,onder afïpraak dat de voltrekking van ons voorgenomen huwelijk het volgende jaar zijnen voordgang zoude hebben; Het was mee een zonderling vermaak dat ik bij mijne aankomst te Bommel aan het huis van den Boekverkooper kanneman mijn ouden vriend van Tviassau ontmoette, die federd aldaar met de Dochter van den Richter gores getrouwd was ., en zig hierdoor in eene welgeftelde omïïandigheid bevond, het welk gelegenheid gaf dat wij onze voorige vriendfchap hernieuwden, en doorgaands alle weeken met elkander in gezelfchap waren: ik had nog geen halfjaar bij van ark el gewoond, of ik kreeg bericht van het bezoek dat twee goede vrienden van Rotterdam mij eerstdaags ftonden te geeven 5 waarop mijn Hospita, op den bepaalden dag van hunne aankomst alle noodige toebereidzelen maakte, om hen wèl te ontvangen, terwijl ik dien zelfden morgen een wandeling ging doen na de Kluit, een herberg ongevaar een klem half uur buiten de ftad gelegen, om te zien. of de Rotterdamfche beurtfehipper aankwam; doch na een paar uuren aldaar vruchtloos vertoefd te hebben , keerde ik met langzaame fchreden I. deel. K  ( 146 > Weder ftad waards, alwaar ik bij het inrreeden* van de poort niet alleen alles in beweeging vond, maar met veel' verwondering de brandklok hoorde kleppen ; dan, nog met grooter verbaasdheid en ontfteltenis vernam ik , datr het achtergebouw van van ark el, in volle vlam ftond : in het midden van dit ongeluk belpeurde ik met veel genoegen dat door de zorgvuldigheid vair*mijne Leerlingen alle mijne boeken en papieren behouden waren i afbleven, terwijl onder deeze verfchrikkelijke verwarringen dat de brand nog niet volkomen uitgebluscht was , mijne beide Rotter damfche vrienden kwamen opdaagen , waardoor ik mij in de noodzaakelijkheid bevond van met hun naar het dorp Aaht te gaan , aangezien mijn kamer, door den brand onbruikbaar geworden zijnde, eerst moest herfteld worden. Binnen zes weeken dat alles door herbouWing in mijn logement tot zijnen voorigen ftaar geraakt was, hervattede ik, met nog meerder opgang dan voor deezen, mijn eollegie van onderwijzing dat door dit ongelukkig toeval zo lang had moeten afgebroken worden: zodanige gunftige uitflag federt de aanvaarding van dit mijn nieuw beroep verhinderde mij echter niet* dat ik mij in de navolgende zomer vacantie, andermaal naar Nymegeu begai^  C 147 } teh einde op de voltrekking van het huwelijk met jansje nog aantedringen; doch ik kreeg van haar' vader tot beicheid dat ik mij getroosten moest nog twee jaaren daarmede te wachten: dit langwijlig uitftel dat mij begon te verdrieten, mishaagde mij op zulk ^ eene wijze, dat ik ditmaal zeer onvoldaan mijn affcheid van hem nam: het geen ondertusfchen wel het meeste de bewerkende oorzaak was, Waardoor de plechtige trouwbelofte, drie jaaren geleeden met zijne Dochter aangegaan, na. derhand kwam verbroken te worden, was het overlijden van een' burger Capitein der ftad Bommel, bekend voor een welgegoed ingezeten, die een zijner nichten, welke lange jaaren zijn huishouden had waargenomen, bij testament tot zijne eenige erfgenaame had benoemd , uitgezonderd fommige legaaten die zij aan zijn overige familie moest uitkeeren,en het was op aanrading van kanneman, en zijn vrouw, welken federt lang een fteedsduuiende vriendfchap met deeze jonge dochter onderhielden, dat ik befloot een kans bij juffrouw van der linden te gaan waagen, onaangezien zij toenmaals reeds door een menigte Pretendenten ten huwelijk aangezocht werd. Alvoorens tot dit befluit overtegaan fchreef ik voor het laatst nog een' brief aa* den vaK 2  C M8 ) der" van'jansje, te Rotterdam, waarbij ik hem vriendlijk verzocht om het huwelijk mee zijne dochter binnen zes maanden tijds zonder/ langer uitltél te willen gedoogen, onder verklaring dat bij weigering van dien ik van alle mijne gemaakte verbintenis/en. afzag, nademaai ik nu volgends alle waarfchijnelijkheid, de gelegenheid meende gevonden te hebben, om op eene voordeelige wijze te kunnen trouwen j hierop een onbeflist en weigerachtig antwoord, met terugzending van de fchriftlijke trouwbelofte bekomen hebbende, wa3 die zaak daar» inede eëns vooral glad afgedaan. Ik liet onmiddelijk na de voorverhaalde uitfluiting die ik van Rotterdam bekwam, mes meer nadruks mijne gedachten gaan om juffrouw van der linden ten huwelijk te verkrijgen, te meer vermits ik haar overleedenen vader, eertijds Procureur en Auditeur Militair te Zalt Bommel geweest zijnde, voorheen gekend, en verfcheidene maaien in den Haag gezien en gefproken had; om kort te gaan, door de goede dienfte en veelvermogende voorIpraak vatumijn' vriend kanneman, en zijn vrouw, kwam ik in. den jaare 1762 na eene voorgaande verkeering van tien maanden met haar te trouwen, een geluk da: mij door Ibmmige wangunftige benijders misgund werd:,  C ) gelijk ik vervolgends, ten blijke daar van,eett itaaUjen zal vernaaien. Zekeren Commis van het Admiraliteits Colfcgie te Rotterdam, die een Bommder van geboorte was, met wien ik nooit had omgegaan, en die misfchien mijn perfoon ook nimmer gezien had, vernomen hebbende dat ik met een jonge dochter van zijne geboorteplaats eerlang ftond te trouwen, beving de lust om zonr ^er°ander oogmerk dan kwaad tusfchen onzen vergevorderden liefdehandel te ftoken , een naamloozen brief aan de moeder van mijn vrouw te fchrijven, waarin hij mijn gediag in zo een haatelijk daglicht ftelde, en met zulke zwarte kleuren affchilderde, alsof ik, een befaamd lichtmis zijnde, geheel onwaardig was over een fatsoenlijke burgerdochter verkeering te maaken; dan, terwijl ik ftaande mijne verkering aan het beminde voorwerp mijn ganfche levensloop openhartig, doch naar waarheid, verhaald had, bleef zijne boosaartige toeleg daardoor buiten de bedoelde uitwerking; mijn vrouw ontdekte.mij die zaak eerst na dat wij zamen een paar maanden getrouwd waren, .en ik onderfchepte naderhand, door middel van een1 Boekverkooper, aan wien de zot zijn geheim vertrouwd had, dat niemand anders dan de gemelde Commis de fchrijver van deezen naamloozen brief was K 3  geweest: het gebeurde een geruimen tijd daar-! na dat hij, te Bommel gekomen zijnde, zig met mij en veele andere perfoonen op een* morgen in het koffijhuis bevond, wanneer ik mij van die gelegenheid bediende, om hem, wegens zijne betoonde laagheid van charaéter in dat opzicht, zo wakker doorteltrijken, dat hij met befchaamde kaaken het kofr fijhuis uitliep, zonder dat deeze fnoode bloodaart, de uitvoering van mijne gedaane bedreigingen durfde afwachten. Zie daar mij dan eindelijk getrouwd! een nieuw tijdperk van mijn leven, voorwaar aanmerkelijk genoeg om er met een bedaard oordeel rijpe overwegingen over te maaken: ik befchouwde in den eerften opflag den trouwllaat als iet dat noodzaakelijk den doodfteek aan mijn voorgaand zwerven moest geeven, en dus als een gefcbikt middel om het gordijn te fchuiven' voor alle de fpoorlooze daaden welken ik tot den ouderdom van vier-en • dertig jaaren ontusfchenpozelijk bedreeven had , en mijne voornaamfte overdenkingen bepaalden zig inzonderheid tot de herfchepping van een levensgedrag, dat ik als een getrouwd man voortaan opvolgen moest: ik begreep vervolgends, dat ra zulke veelvuldige fukkelingen en omzwervingen beproefd, en eene braave vrouw  ( »5I ) raet middelen ren huwelijk verkregen te hebben, het in deeze overgelukkige verwisfeling van ftaat hoog tijd werd, om door eene geregelde levenswijze mij tot een nuttig werktuig in de burgerlijke maatfehappij te maaken, hoewel de ondervinding mij op eene overtuigende wijze heeft doen zien , dat de beste voorneemens der uervelingen wankelbaar zijn , en door onvoorziene toevallen dikwijls te leur gefteld kunnen worden. De Leftorplaats te '« Hertogenbosch inmiddels opengevallen zijnde , werd mij dezelve onder aanneemelijke voorwaarden aangeboden; doch, ten gevalle van mijn vrouw, die niet te beweegen was om haar geboorteftad te verlaaten, moest ik voor dien. aangeboden post bedanken: ondertusfehen bleef ik het eerite trouwjaar volharden in mijn Collegie te Bommel vlijtig waarteneemen, en ik ontwierp aldaar vervolgends, behalven de Boere Studeerkamer, het Nieuw Oefenfchool der Notarisfen, de Academie der Jonge Praclizijns- en het Rechtsgeleerd Woordenboek , waarvarf ik nader gewaagen zal: de achting en vermaardheid welke mijne rechtskundige werken bij het geleerd publiek verworven, was van dien gelukkigen uitflag dat ik'na ruim. anderhalf jaar getrouwd geweest te zijn, tot Profesfqr K 4  r 15= ) lonorair en Le&or Juris door den Magiitract der Stad Beusdeg beroepen-en aangefteld werd, juist in cenen tijd dat mijn huisvrouw kort te vooren, voor de eerftemaal, van een' soon bevallen was. Na dit beroep, onder zekere bepalingen te hebben aangenomen, aanvaardde ik deeze luisterrijke waardigheid, met eene redevoering, die ik in de maand September van het Jaar 1764, in de franfche kerk te Heusden openbaar uitfprak; onder een grooten toevloed van hoorders van alle nabuurige lieden derwaards gelokt : niettegenftaande het zelve, verbleef ik daarom bij aanhoudendheid te Bommel woo. nen, nademaal, gelijk ik zo even gezegd heb T mijn vrouw niet beflujten kon, van woonplaats te veranderen ; hoewel dit hoog beroep mij verpligtte federt met het geeven van lesfen in de laatstgenoemde ftad, te moeten uitfchei, den. Daar ontftond in het volgende jaar 1765 eene merkelijke gisting en verdeeldheid tusfchen de regering en de gilden te Zalt Bommel , ter oorzaake van de aanftelling van eene opengevallene Regentsplaats binnen die ftad, geduurende de minderjaarigheid van den Erfftad-. houder, waarvan het recht van weerskanten hevig betwist werd: ik had mij in die zaak  C i53 ; ten voordeele van dm jongen Advocaat laurens cox, die een jaar lang mijn leerling was geweest, zodanig gewikkeld, en in het midden van deeze hooggaande partijrchap, in de Boert Studeerkamer zulke vinnige penftree» ken gegeven, dat ik bij het meerder getal van de Magiftraatsperfoonen , daardoor den haat op den hals haalde : dan, aangezien het burgerfchap, of liever de gilden, fchoon de onderliggende partij zijnde, op den Landdag te Zutphen over de tegenkantingen van de Stadsregering zegepraalden, met dat gevolg, dat de bovengenoemde Advocaat cox, tot Regent van Bommel aangefteld, en vervolgends met allerleie openbaare- vreugdetekenen, door de Burgerij aldaar ingehaald werd, bleef ik federt tegen allen bedreigden overlast gedekt: niet lang daarna bekwam ik een' brief van Mevrouw rougemont, uit Parys, waarbij zij mij kennis gaf van het fterfgeval van haaren man, met bijgevoegd verzoek om eene annmerkelijke fomme gelds, die haar overleden man een geruimen tijd van jaaren geleden, aan een' Hollander van aanzienlijke geboorte, te Parys opgefchoten bad, voor haar te willen invorderen; en na in deeze opgedragene last* geeving geflaagd te zijn, eenige maanden op haar vermaaklijk landgoed te komen doorbrenK5  C *54 ) gen: met de eerfte post beantwoordde ik haaren brief, onder verzekering dat ik zonder verzuim mijn werk van haare zaak zoude maaken, maar dat ik, federt omtrent drie jaaren te Bommel getrouwd zijnde, het mij volitrekt ondoenlijk viel, om aan haar laatfte verzoek te kunnen voldoen, hoedanige gegronde verfchooning zij haar liet welgevallen , vermits mijn huwelijk tot nog toe aan die Dame onbekend gebleven was. Ik onderfchepte welhaast de toenmaajige ge ■ tegenheid-en woonplaats van den fchuldenasr, welke van mijn overledenen vriend rougemont, drieduizend guldens ter leen opgenomen had; hij bekleedde destijds een voornaam krijgsamt in Hollandfchen dienst, en had federt zijne aanftelling tot de waardigheid van Generaal Major, zijn vast verblijf in den Haag genomen: ik begaf mij ter voordzettinge van deeze zaak eens derwaards, doch terwijl hij die gemaakte fchuld, onaangezien zijn daar van gepasfeerd handfchrift,. Hout bleef ontkennen» was ik genoodzaakt, hem wegens de voldoening daarvan voor den Hoogen Krijgsraad te roepen, eer ik de betaling verkrijgen kon: zo dra mij het volle capïtaal met de verfchenen intresten en de daar op gelopen zijnde onkosten, waarvan ik rijklijk mijn falaris bekwam s  ( %S5 ) ter hand gefteld waren, bezorgde ik aan Mevrouw rougemont haar geld, doormiddel van een' wisfelbrief, welke den bankier molière op een zijner Correspondenten te Parys trok: ondertusfchen dat ik na afdoening van dit gewonnen rechtsgeding, nog eenige dagen in den Haag verblijven moest, viel er betrekkelijk tot mijn perfoon zulk eene zonderlinge gebeurtenis voor, waarvan het verhaal overwaardig is om in mijne gedenkfchriften geplaatst te worden, Men had mij overgehaald om op een fraajen zomerdag in gezelfchap van verfcheidene goede vrienden een wandeling na het dorp Schevelitigen te doen, alwaar wij, na ons een poos op het ftrand verlustigd te hebben, een glas wijn in een herberg gingen drinken: het ver» trek in 't welke wij ons bevonden was zo opgepropt van volk, door de menigte wandelaars wegens het aangenaame weêr dervvaards gelokt, dat wij met ons gezelfchap, beftaande in zes perfoonen, hezwaarelijk zitplaatzen konden krijgen: onder anderen bemerkte ik da: twee Heeren, die vlak over ons gezeten waren , en aan hun gewaad vreemdelingen geleeken te zijn, mij eenen geruimen tijd met ongemeene oplettendheid bezagen, het geen mij te meer verwonderde, vermits ik mij niet her-  mtieren k*n, een van deeze beide perfoonen immer gezien of gekend te hebben: na dat die onbegrijpelijke vertoning, geduurende welke zij van tijd tot tijd met een ftuurs gelaat vreczelijke blikken van misnoegdheid op mij wierpen, wat al te lang naar mijn' zin geduurd had, naakten zij ten laatften hun gefprek binnensmonds dat ik niet verftaan kon — Ziedaar, zeide de oudlte van hun, die aan zijn fpraak een Brabander fcheen te zijn, zie daar juist den knaap dien wij zoeken : gelijktijdig met zijn vinger op mij wijzende — Ja, ja, dat is waarlijk dezelfde guit die ons onlangs bedrogen heeft , en dien wij nu in de knip hébben! riep de andere zo overluid dat het door de kamer klonk: ik kon mij niet bedwingen, terwijl ik mij onfchuldig gevoelde, om over deeze koddige uitdrukking eens te glimplagchen; maar een van mijne tegenwoordig zijnde vrienden die zo bedaard niet was als ik, verloor op het aanhooren van die hoonende tsil al zijn geduld — Hoe Heeren! vroeg hij hun , vrij fene zijt gij dronken of gek, van een fatzoenlijk man op zulk eene fchandi.ijke wijze in een openbaar gezelfchap ten toon te (lellen? — Ja. -vel menig fatzoenlijk man voorbij gfgaan, -vilt gij zeggen, viel de Brabander hém al fpottenas in de rede; ef  ( 157 ) is u onbekend- dat die deugtniet nog geen vier weeken geleeden mij voor twaalfhonderd patacons aan gekochte goederen, waarmede hij gevlagt is , op eene bedtiegelijke wijze opgeligt heeft gehad? alle mijne aanwezende vrienden aan welken deeze nadere verklaring begon te mishaagen, fprongen fchielijk van hunne {loeien op, zeggende, dat zulks gelogen was; dat hij mij denkelijk voor een ander welgelijkend perfopn aanzag ; dat zij mij jaaren lang gekend hadden; dat ik tegenwoordig de waar», digheid van Profesfor te . Hemden bekleedde, en dat ik te Bommel getrouwd en aldaar woonachtig was: dit alles, hoe onwederfpreekelijk hierdoor mijn onfchuld bewezen werd, kon echter geen geloof bij hen verdienen , want de Brabander beriep zig, tot meer bewijs van de zaak, op zijn' vriend, die een logementhouder te Brusfel was, en deeze hield volmondig llaande, dat ik dezelfde .bedrieger Was, welke drie weeken bij hem onder, den naam van walman had t'huis gelegen, en zondes de verteering te betaalen (lil was weggegaan: op die laatlte logen, waraan fomuiigen der toehoorders, welken zig in de,kamer bevonden, albereids geloof begonnen te (laan, gevoelde ik mijn bloed aan het gisten te raa. ken, en zonder het gevaar te overdenken waar*  C 158 ) aan ik mij buiten noodzaakelijkheid blootftelde , trok ik uit verwoedheid mijn* de; gen , waarmede ik hun« bedreigde op ftaande Voet te zullen doorfleeken , indien zij niet terltond hunrte verzonnen logens herriepen; doch ik werd door dé rusfchenkomst van mijne bij hebbende vrienden zeer fchielijk in mijn voorneemen gefluit-, terwijl de Waard, op het gerucht toegefchoten * insgelijks verklaarde mij federt lang gekend te hebben, en dat hij derhalven zeer wel wist dat ik niet walman maar kersteman genaamd was: op Zulke ovcreenftemmende verklaringen lieten zij zig overreeden, verzochten mij verfchooning wegens hunne betoonde onbedachtzaamheid, zeggende dat ik als twee druppels water na walman geleek, en onthaalde ons ver volgends ten hunnen koste op zes bottels rhijnfchen wijn om de twist aftedrinken, Beloften maaken fchuld, zegt het fpreekWoord; het geheugt mij hier vooren beloofd te hebben nader van fommige mijner Rechtsgeleerde en Mengelwerken te zullen gewaagen, en ik vinde het niet onnoodzaakelijk om door eene oplosfende verklaring ten dien opzichte mij thans van deeze verpligting te kwijten: wat de Baere Studeerkamer dan betreft, waarmede-ik in het-jaar< 1763 een' aanvang maakte,  ( -59 ) in eenen gantsch nieuwen finaak, öf lievef tot hiertoe onbekende trant van eigen uitvinding , en vervolgends van drie tot driemaanden bij aparte ftukjens uitgaf, hetzelve beftond meest al uit echte gebeurtenisfen, welke hier te lande voorgevallen waren, en mij van alle kanten door naamlooze brieven toegezonden werden, uitgezonderd zodanige merkwaardige tijdgevallen die ik zelf ontdekt of bijgewoond had: ik fchetfte zo wel de cha. raéters als de berispelijke bedrijven van veele beruchte Landgenooten, die ik onder toepasfelijke zinfpreuken al boenende verhandelde„ en met levendige kleuren affchilderde ; waardoor dit vrolijk tijdfchrift fmaaklijk en aanprijzelijk gemaakt zijnde , hoe langer hoe meer aftrek kreeg: ondertusfchen verwekte de algemeene gispingen welken in dat fatiricq werkjen vervat zijn, mij meer viïanden dan vrienden, hoewel het ,aan den anderen kant ook zijne vermogende befcbermers vond; het geen waarfchijnelijk de oorzaak was waarom het niet verboden werd, behalven alleen re Utrecht $ alwaar de Boekverkoopers, op last van de Regering, aangezegd werd het zelve aldaar niet verder te verkoopen."denkelijk op de klagtert van twee voornaame Burgers, wier k'.ichdge eharakters en bedrevene zotheden , daarin naar  zij meenden op eene fpotachtige wijze dooi"* geftreeken, waren; doch die was juist het aan* prikkelend middel waardoor dit behaagelijk werk nog vrij fl/erker aftrek binnen die ftad verkreeg, zo dat het Vertier van de Boere Studeerkamer , of Rariteitkrqam der Zotten en Zottinnen , onbelemmerd voordging , binnen korte jaaren zevenmaal herdrukt •> en geheel uitverkocht is geworden. Mijne drie aangeroerde Rechtsgeleerde Werken, waren van vrij meer aanbelang dan het laatstgemelde, die ik Hechts tot tijdverdrijf gefchreven had: men begreep, wel is waar, dat er een menigte Rechtskundige traétaaten over de Theorie, of befpiegelende kennis' uitgekomen waren, maar dat zulken welken over de pracYijk handelen, veel te onvolledig be* vonden werden om tot een bekwaame handleiding ,ter onderwijzinge van Leerlingen te kunnen dienen, en dat het -derhalven nog ontbrak aan zo eene bevatbaare leerfchetst, gefchikt om .de allereerlle grondbeginselen der bewerkende Rechcspleeging voor Aankomelingen meer ge* maklijk te maaken; reden waarom verfcheidene kundige' Rechtsgeleerden zig beklaagden dat tot nog toe niemand onder . onze tijdgenoten de pen had opgevat, om, ten gebruike van jonge Advocaaten, die .eerst van de Academie kwa-  t iÓ-i ) kwamen, en nog geen denkbeeld van de Practijk hadden, gelijk/ ook tot behulp van zodanige Klerken, welketi zig tot de waarneming van het Procureurs Ampt wilden bekwaamen, een voorfchrift van dien aart te ontwerpen: om aan dit algemeen verlangen té voldoen, beiloo: ik mijne geringe krachten, óp de on* dervinding gegrond ziinde, in dit opzicht te willen beproeven, en tén einde in deéze gewigtige önderneëmirtg gfeen fchipbreuk te lijden, volgde ik het voetfpoor dat de kundige Notaris arent lybrechts, in de befchrijving van zijn rracraat over dè Notariaaie Praftijk, gehouden had; wéshaVen ik mijne Acadcniie der Jonge PraBizijns, als de eerIteiing van alle mijne Rechtsgeleerde Werken, in vraagen en antwoorden, ontwierp, en ten dienite van leerlingen met een menigte Vöorfchriften vart gebruikelijke inltrümenten, tot de Judicieelc praclijk behorende, voorzag, eh dit werk vervolgehds aan den geleerden beminnaar van deeZe loflijke wetenfehap, wijlen Mr. johan anthony van kinshot, fa zijn leven Raad in de Vroedfchap der ftad Delft opdroeg. De uitgaaf van dit bovenftaande proefwerk, behelzende een zamenftel over de fundamenteele oefening van de Praclijk in de behan» I. deel. L  deling van alierleie foorten van rechtszaaken » had zo een gelukkigen uitflag en ónbedenke* lijke grooce aftrek, dat ik daardoor aangemoedigd werd om twee jaaren daarna , op het fterk aandringen van verfcheidene bedrevene practifijns een volledig Woordenboek over dat zelfde onderwerp in de Hollandfche taal te befchrijven, het welk in het begin van het jaar 1768 voor de eerltemaal uitkwam-, en de algemeene goedkeuring van verre de meeste rechtsoefenaaren zodanig wegdroeg , dat mij meer dan eens is verweeten geworden, dat ik een Ezelsbrug had gelegd om onkundige perfoonen in deeze uitgeflrekte wetenfchap, zonder veel kosten of arbeidzaamheid geleerd te maaken, gelijk de uitkomst van dien, doorliet tweemaal herdrukken van dit uitgebreid werk, waarvan de eerfte uitgaaf met een talrijke menigte aanzienlijke Intekenaaren pronkt, nader* hand ten volle betoogd heeft gehad. Men zal deezen kleinen uitflap gelieven te verfchoonen uit aanmerking van het overgelukkig gevolg eener onderneming die naar mijne verbeelding in den eerften opflag, mijne begrensde kundigheden fcheenen te boven te zullen gaan, en waarvan ik, ten opzichte van de aandrijvende beweegredenen, de noodige opheldering geeven moest; dan, om yan de infehik-  'C 103 ) keliikheid-mijner lezeren geen misbruik te maa* ken, zal ik het ditmaal daarbij laaten berusten, en onmiddeiijk overgaan tot het verhandelen van vrolijker onderwerpen, die hemelsbreed daarvan verfchillen , fchoon ik daarom hiet verzwijgen kan, dat zo Wel de Boeren Studeerkamer, als de Wereldfpiegel van r.ubeman , al vrij wat onaangenaamheden, en kluchtige ontmoetingen, niet alleen in postwagens en trekfcbuiten, maar voornaamhjk m logementen, en gezelfchappen alwaar ik mij onbekend bevond, hebben opgeleverd gehad, gelijk ik op zijn' tijd vernaaien zal. Alhoewel de levensmanier in de kleine Heden van de Provincie van Gelderland niets aantrekkelijks hebbe voor iemand die, in bevolkte plaatfen van Holland geboren, gewoon is in de groote wereld te verkeeren, kon ik mij echter federt dat ik te Bommel getrouwd was, zonder mijne zintuiglijke neigingen geweld aantedoen, zeer gemaklijk tot de landgebruiken aldaar gewennen; want behalven dat ik nooit een vriend geweest was vandatonfluimig gewoel waarin de meeste onzer tijdgenoten van den hoogen fmaak doorgaands behaagen fcheppen, zo heb ik altijd begreepen dat de verkiezing van een klein getal vertrouwde en weldenkende vrienden, die best met onze geaartheid L a  C * *4 ) ftrooken, de meeste aangenaamheden ïn de burgerlijke zamenleving kunnen bijzetten, en dit was de oorzaak waarom ik mij in den dagehjkfchen omgang tot onderhouding der vriendfchap met den Ritmeester van massau, den wijnkoper schuil, en eenige andere weinige perfoonen bepaalde; intusfchen gmg ik regelmaatig alle jaaren, omftreeks het midden van den zomertijd, een bezoek van eemge dagen geeven aan mijn ouden vriend fontanus, die, voor de tweedemaal te Lekkerkerk getrouwd zijnde, in dat vermaaklijk dorp woonachtig gebleven was: op zekeren tijd dat ik, volgends jaarlijkfche gewoonte, het zomerverblijf bij hem kwam houden , werd hij door een' deurwaarder van wegen den Procureur Generaal, in perfoon, voor den Hove van Holland gedagvaard, ter oorzaake van een crimineel geval, waarin hij zig onbedacht gewikkeld had , en het welk ontffaura was uit de voorgewende onwettige beroeping van een' Predikant te Lekkerkerk, waarover bereids twee valfche getuigen met een opeirbaare geesfeling geftraft waren, en zekere oudenaarde, die voor de roervink van dit berokkend fpel gehouden werd, op de gevai*. genpoort in hechtenis zat: hij verzocht mij hem te verzeilen., en wij namen in de Mar-  ( 1-55 ) clal de Ti:rer,ne, zijnde het voornaamfte logement van den Haag, onzen intrek, met oogmerk om op kosten van ongelijk te teeren; doch terwijl onmiddelijk na onze aankomst het rijtuig met, welke wij derwaards gekomen waren gcarestcerd werd, begaf ik mij; terftond na den Fiscaal,, en verkreeg, onder verklaring dat ik het afgehuurd had , ogenbliklijk het ontflag daarvan ; ord^rtusfchen onderging montanus, geduurende drie afzonderlijke verhooringen, zulke een fcherpe ondervraag'ng, dat hij op het punt ftond van na de gevangenpoort gebragt te worden; doch ik wist met behulp van den kundigen Procureur van der kop te bewerken, dat hij onder handtasting ontflagen, en tegen verwachting, of liever tot fpijt van alle zijne vijanden welke zijnen ondergang bedoelden, weder behouden te Lekkerkerk aankwam: onaangezien wij toenmaals geen vergoeding van kosten wegens dit geval verkrijgen konden , was de verteering in ons logement in drie dagen tijds al vrij hoog gelopen , en het was bij die gelegenheid, dat ik mij tot vermaak van de uitvinding bediende om montanus, die met zijne ronde hairen en zonderling gewaad volmaakt naar een oudvader van den fmaak der voorgaande eeuw geleek, voor een fchatrijken, doch gierigen ' L 3  C 166 ) Noordholiander tè doen doorgaan, waardoor de castelein in zodanige verbeelding geraakt zijnde, zig met het ophaalen zijner fchouderen niet bedwingen kon, verfcheidene maaien al kortswijlende tot mij te zeggen: Het is •waarlijk jammer, Mijnheer! dat zulke gierige vrekken zo veel fchatten bezitten! de on^ verbreekelijke vriendfchap tusfchen montanus en mij, zo veele jaaren plaatsgehad hebbende, en die eené bijzondere betrekking tot mijne levensgevallen heeft , verpligt mij een beknopt verhaal van de voornaamfte zijner avantuuren hier te laaten volgen. „ Meer dan twee Eeuwen is het Gedacht' „ register en de n;,am van de mqntanus„ sen hier te Lande bekend geweest, ja „ zonder hunne nagedachtenis door onnoodige „ loffpraaken te bewierooken, zal het ge„ nóeg zijn te zeggen, dat de roemklinkcnde „ geleerdheid der voorouderlijke ftamvaderen „ van deezen gerardus montanus, fe„ dert onheugelijke tijden tot dé buitenland. „ fche volken zijn overgevlogen, in voegen „ dat de nagelaatene werken van die kundige ;, mannen nog getuigenis kiinnen draagen, hoe. „ danig zij \+ allerieie taaien en weetenfchap„ pen uitgeblonken hebben gehad: zijn groots? vader die iq de Qosierfche taakn bijzonder  C ï67 * „ uitmuntte, lefirftfi! als Historiefchrijv^ " onder anderen het leven van Pms drik-hendrik, u^ zuu Vader, ««« , niet minder geleerd, had op verre na zulk een' gunüig lot niet dan zijne voorouders, en lïïerf zonder hooger beroep te bekomen dan Predikant te Lekkerkerk, alwaar l bijna 36 jaaren lang zijn ftandplaats is geweest: montanus die van zijn moeders „ kant aan Mevrouw blotenburc ver, maagfchapt was, trof het geluk van door " haare bLrking op een beurs tot Predikant ' te kunnen ftudeeren, terwijl zijne Ouders, als " meteen talrijk huishouden van kinderen bel zwaard zijnde, de kosten daarvan niet konden draagen". ,Het is onbetwistelijkdat montanus weer, galooze voordgangen in de taalgeleerdheid en „andere noodzaakelijke wetenfchappen maak' te , ftaande den tijd van zes jaaren dat hi \ geftudeerd heeft, maar het is daarom niet minder zeker dat hij alle de overige ftu" denten in het bedrijven van allerhande foor'' t n van fielterijen te boven «reefde, en dat " men dikwijls in beraad heeft gedaan om " hem wegens zijn uitfpoorig gedrag en on" bezonrene misfhppen de Academie te on:n zeggen: het gebeurde eens dat hij, halfheid 4  C i63 ) P jonken zijnde, onder het geeven van een openbaar Collegie kwam influiven , Z " Fi0fefr voor een botmuil fchold, en hem n vervolgend met den blanken degen bed 5 de aantevallen, waarover hij door den Se» naat gevonnisd werd om een maand lang in J5 de ftudentenkamer opgefloren te zitten, en " den t\ I6n S™ Z6kere S^Wboete den gehoonden Hoogleeraar verfchoning te -> vraagen : onder anderen floeg hij in don . vroegen morgenstond, dat het nog don- " ZvT'T^*™ den ker nlede. . makkers alle de buitenglazen van de huizen, „firn* ftaan, aan ftukken; ontweldigde de „ zogenoemde Stoepjem, welken 0p het ce„ rucht kwamen toefchieten, hunne wapenen en, wterpen dezelven in het water: daar„ mede nog geen genoegen neemende, be^a ven zy zig al wandelende na een nabuurig „ dorp, ruim een unr van de ftad gelegen drongen met geweld in de kerk, en lufdden „ dekloK, waardoor alle de boeren op de been „ geraakt zijnde, hun met hooivorken en ftok3, ken vandaar dreeven. * Het laatfte half jaar Van zijn ftudenten» leven dat er toebereidzelen gemaakt wern den om hem tot Proponent te doen aan-  C 1*9 ) t, neemen, waartoe de Profesfooren onder weiken „ hij geftudeerd had, hem volkomen bekwaam „ oordeelden te zijn, kwam momtanus in „ den vacantietijd, volgends gewoonte, zijn' „ vader te Lekkerkerk bezoeken: eene altege„ meenzaame verkeering met de dochter van den „ Koster aldaar, gemaakt hebbende, geraakte „ zij van hem bevrucht, en terwijl hij op „ uitdrukkelijk bevel van zijn' vader haar trou„ wen moest, was hij verpligt om, gelijk men „ zegt, den mantel op den tuin te hangen: „ bij deeze zijne eerde vrouw verwekte hij „ twee dochters , die naderhand beiden geftor„ ven zijn: hierop weduwenaar geworden en „ zijn vader almede overleden zijnde, befloot „ montanus voortaan te Rotterdam te gaan „ woonen , alwaar hij geduurende een paar jaaren zig in zulk een foberen flaat behel„ pen moest, dat hij om te beftaan brieven „ voor een halven fchelling fchreef, voor al„ le de geenen die hem daarvan werk gaven: ,, ondertusfchen bewerkte de baldaadigheid waarvan hij ten opzichte van Mevrouw „ blotenburg en zijne verdere bloedvrien» „ den gebruik maakte, om haar tot het af„ geeven van een groote fomme gelds te dwin;l gen, dat bij, ten verzoeke en op koste van ., zijne familie, voor een paar jaaren in het L5  r ) „ verbeterhuis te Rotterdam, het Padua ge* „ naamd , opgefloten werd , doch eer dien „ tijd verftreeken was, met nog drie andere „ jonge Heeren welke zig in dat verbeterhuis „ bevonden, uitgebroken en ontvlugt zijnde, „ ging montanus, na lang hier en daar ge„ zworven te hebben, in het rechthuis te Lek„ kerkerk woonen, en trouwde kort daar na voor „ de tweedemaal met de dochter van zijn1 huis* j,- waard, welk meisjen pas agttien. jaaren oud „ was, en met welke hij 25 jaaren lang ge„ lukkige levensdagen gefleeten heeft, tot dat „ hij , den hoogen ouderdom van bijna 78 „ jaaren bereikt hebbende, in het jaar 1785 „ aan een uitteerénde ziekte ftierf, nalaatende „ uit dit tweede huwelijk, een' zoon en eene n dochter, welke van een gefchikt gedrag en „ bevallige manieren zijn, terwijl zijne over* geblevene weduwe fteeds in het Dorp-rechts, huis van Lekkerkerk woonachtig bleef, en „ naar men beweert de onfehatbaare manufcrip. „ ten die haar overleden man in zijn' levens„ tijd over de taalgeleerdheid en fommigë ze3, dekundige onderwerpen gefchreven heeft ge„ had , nog onder haar berustende zoude „ hebben". Aangezien ik te Hemden geene vaste woonplaats had, vermits ik, ondanks mijne aanftel»  ( ITI ) ïing tot Profesfor en Lettor aldaar, te Zalt Bommel was verbleven, en ook genoegzaam geene inkotnften van deeze waardigheden trok, die toereikende waren om de onkosten van de heen- en weder-reizen goedtemaaken, bedankte ik de eerstgenoemde ftad voor de waarneeming deezer beide posten, met behoud van den eertijtel daaraan verknocht, en federt die bedanking verledigde ik mij alleen tot de behandeling van de hollandfche Rechtsgedingen. Behalven Gorinchem, Leerdam , en meer andere omliggende plaatzen, alwaar ik de voot^ vallende procesfen doorgaands als Advocaat bediende, en welke praétijk zodanig toenam , dat ik naderhand genoodzaakt werd, om mij van een afgehuurde kamer in de laatstgenoemde ftad te°voorzien, was ik menigmaal verpligt, ter voordzettinge van mijn beroep, mij na Amfteldam te begeeven, daar ik niet zelden door drukke bezigheden twee of drie maanden achter elkander verblijven moest; gewoonlijk begaf ik mij bij diergelijke gelegenheden over Utrecht, als de naaste weg zijnde , na die vermaarde koopftad, wanneer ik mij eens in den boekwinkel van mijn' vriend ten bosch bevond, en aldaar toevallig een zeker grootfpreekenden Dorp-predikant aantrof, die het, zonder mij te kennen, krachtig op den fchrij-  CC'17* } ver van da Boeren Studeerkamer geladen had ter oorzaake van eene ontmoeting onlangs in een ^ trekfchuit voorgevallen, en die roet alle zijne omftandigheden uitvoerig in dat werk befchreven ftond, waarin hij meende dat zijn perfoon en charakter op eene befpottelijke Wijze afgefchctst waren gevonden: de Boekverkooper, bij dat geval in de trekfchuit tegenwoordig geweest zijnde,, gaf mij een' wenk, waar door ik aanftonds begreep dat hij de man moest zijn die het bedoelde voorwerp van mijne fcherpe gfcphg geweest was: na ik lang genoeg de fcheldwoorden van deezen verwaanden manteidraager geduldig aangehoord, en, nog onbekend blijvende, het recht der drukpers tegen zijne . opvliegende gevoelens verdedigd had, begon mij ten Jaatften zijne onbefchofte fchimptaal zodanig. te verdrieten, dat ik mij in de noodzaakeiijkheid gebragt zag, om mij voor den fchrijver van de Boere Studeerkamer te.verklaaren, het geen dermaate zijne' gramfchap ontftak, dat hij al morrende den Boekwinkel uitliep, onder bedreiging van mij daarover te zullen aanklaagen: ik bekreunde mij zeer weinig aan eene dreigcaal die, gelijk ik destijds wel voorzag, ook federt zonder uitwerking gebleven is, en vervolgde gerust mijne reis na 4mfteïdam: ondertasfehen kan men,  C m ) tot nadere opheldering van zaaken, alle de bij* zonderheden, raakende dit berucht voorval in de trekfchuït, wijdlopig verhaald vinden in het tweede deel van dat fterk getrokken werkjen, onder de zinfpreuk: 't zijn altemaal geen koks die lange mesfen draagen. Geen minder raare ontmoeting bejegende mij naderhand te Jmficldam, in een' tijd dat ik mij verfcheidene dagen aldaar in een voornaam logement ophouden moest, om er den uitflag aftewachten van een zaak van groot aanbelang, waarover ik met fommige Pracltzijns, ter bijlc^ginge van dien, in onderhandeling was getreden; wanneer ik, zo wel des middags als des avonds, aan de gemeene tafel in gezelfchap van verfcheidene pasfagiers fpeisde : bij één van die avondmaaltijden waarin wij ten getale van veertien perfoonen onder welken zig vier Amjieldamfche Heeren bevonden, recht lustig waren, kwam, in het midden van onze vrolijke gefprekken, de Boeren Studeerkamer op het tapijt, zonder dat ik bij iemand van de aanwexende tafelvrienden als fchrijver van dat werk bekend ftond; om die reden befloot ik de ftilzwijgendheid te onderhouden, en mij vooreerst in het gefprek over dat onderwerp niet intewikkelen, tot er een weddingfehap van drie goudene rijders tusfchen twee  C m ) perfoonën van het gezelfchap gemaakt werd, wie eigenlijk de Autheur van dat werk jen was, en hoe zeer verfcheidene perfoonën, waaronder ik ook begrepen was, als zodanig opge* noemd werden, zoude deeze weddingfchap waarfchijnelijk onbeflist gebleven zijn, indien ik de beide Heeren niet aangeraaden hadde, zig tot uitiluiring van zaaken naar den Boekhandelaar baaldk te begeeven: zij volgden mijn' raad , gingen terftond na zijn huis, en bewogen hem om in ons gezelfchap te ko-> men: zo dra hij mij zag, en de onderlinge begroeting tusfchen ons gedaan waren, noemde hij mij verfcheidene maaien bij mijn' naam, en verklaarde mij voor den fchrijver van de. Boeren Studeerkamer, als toen het recht van Copij daarvan gekocht hebbende, te kennen: de weddingfchap daardoor beflist zijnde, werd mij vervolgends door de perfoon die dezelve gewonnen had, den volgenden morgen de drie gouden rijders heimelijk aangeboden, onder voorwaarde dat ik twee merkwaardige gevallen, onlangs binnen de ftad Amfteldam gebeurd, daarin moest plaatzen , gelijk ik in dit opzicht ook naderhand mijn woord gehouden heb. Onder alle de kraambevaJlingen welken mijn vrouw geduurende den trouwftaat te beurt wa-  ren gevallen en waarvan de kinderen geilorven zijn, beviel zij in hec midden van het jaar 1767, wederom van een' zoon, die, nevens zijnen oudften Broeder, nog werkelijk in het leven zijn: in dat zelfde jaar ging ik, in den zomertijd, zo als ik meermaals gewoon was te doen, een bezoek bij Profesfor de gorter, te Wyk bij Duur/lede, afleggen, hij • ' was met een mijner Nichten uit Nuordholland getrouwd; had voor deeze zeven jaaren lang de gewigcige post van Lijfarts bij de laatst overledene Keizerinre van Rusland, met veel roems bekleed, en door dien weg een aanmerkelijk kapitaal verzameld: ik .bleef hem verfcheidene dagen op zijne prachtige en aangenaame lustplaats gezelfchap houden, wanneer hij, ftasnde mijn verblijf aldaar, brieven uit Petersburg ontving, waarvan hij mij den inhoud met een blij gelaat mededeelde, zeggende onder anderen dat de Vorftin van het Rusftfche Rijk, beflooten hebbende een Nieuw Wetboek voor haare onderdanen te doen vervaardigen, zig derhalven nu een fchoone gelegenheid voor mij aanbood, om, als Profesfor in de Rechten, na Rusland te gaan, en met de gewoone jaarwedde van tienduizend Roebels daartoe ftaande, bevoordeeld te worden; hij voegde tot meerder verzekering daar bij, dop  C 176 ) hij Zig fterk maakte van door middel vüü zij** ne invloedhebbende vrienden ten Hove, deeze hooge en voordeelige waardigheid voor mij te .zullen kunnen verkrijgen; dan, aangemerkt ik toenmaals niet beiluiten kon om zeven jaaren met achterlaating van vrouw en kinderen, uit* landig te blijven, was ik dienvolgens genoodzaakt een' voorflag aftewijzen, dien ik, ongetrouwd zijnde, gretig zoude hebben aangenomen. Het was in den tijd dat ik mij te Leerdam bevond, alwaar ik op de raadgeeving van deri Predikant jan cla assen een kamer bij den Chirurgijn van rvssel afgehuurd had, dat er een menigte gefchriften voor en tegen de belizarius van den beroemden marmontel wereldkundig geraakten, waartoe de bekende Rotterdamfche Profesfor hofstede, die dat werk naar zijn' fuaak al vrij fcherp en onbefchaamd beoordeeld had, de aanleidende oorzaak gaf: wij ontwierpen zamen een plan van een zonderlingen aart, dienende om de twistende partijen te bevredigen, of liever het geruchtmaakende gefchil op een vriendelijke wijze bijteleggen, tusfchen zulke eene menigte heetgebakerde Letterhelden, die uit een verkeerde eerzucht eikanderen geen voetbreed wilden wijken ; volgends deeze gemaakte fchets  C -TT ) Ibhets befchreef de Predicant clAasSeN een vrolijk werkjen, dat tot tijtel voerde * het Witte Vaandel, of hét Congres over de be* lizarius, terwijl ik het zelve met een opdragt aan beide de Heefen makMontel en hofstede voorzag: de buitengewoone invloed welke de volzaaklijke inhoud Van dat geestrijk werkjen bj de twistende partijen vond, gelijk ook de onbedenkelijke aftrek die hét dóór den behaagelijken llijl van den fchrijver hier te lande maakte , was inderdaad zo aanmer* kelijk, dat tot algemeene verwondering, federt' den uitgaaf van dien, deeze letteroorlog daar* door glad afgedaan was, zo dat men van de gefchriften voor en tegen den belizarius fchier niet meer hoorde fpreeken. Ik ontving in het midden van de winter * te Bommel zijnde, een' brief gefchreven door' een aanzienlijk en bemiddeld burgervan Utrêchif ■ die ik niet wist voor deezen gekend te hebben, houdende het verzoek dat ik mij Zonder tijdverzuim derwaards zoude begeeven, om met mij te raadpleégen over een proces raakende eert ervenis die hem te Amjleldam te beurt gevallen was: hoe ongunftig het weer ook ware j alzo de wegen tusfchen Bommel en Utrcchi door de dik gevallen fneeuw genoegzaam om bruikbaar geworden waren om met rijtuigart. I. deel. M  C ??8 ) te k urmen pasfeeren, voldeed ik echter met de' uiterlïe volvaardigheid aan zijn verzoek, en begaf mij den volgenden morgen te voet derwaards, alwaar ik bij hervallen van den avond zo vermoeid aankwam, dat ik aanilonds mijn gewoon logement in de Zwaan buiten de Tolftecgppor: betrok , cn aldaar bij mijne aankomst mijn onbekenden meester liet ontbieden , dw. aan zijn' kant ook geen tijd liet verloortn gaan om zig na dat logement te vervoegen: ca een raadpleging van ruim twee uuren, met hem over zijne zaak gehouden te hebben, overhandigde hij mij alle de papieren die tot zijn proces betrekkelijk waren , en daarmede vertrok ik den volgenden dag met de postwagen na siir.jleldam, dewijl de rrekfehuiten tusfchen de-beide lieden door de de Uren ge vorst toenmaals ftil lagen: ik was nauvvlijks op de postwagen geklommen of een bejaarde Matroona die vlak over mij zat, en uit nieuwsgierigheid alle de tegenwoordig zijnde pasfagiers zo wegens hunne naamen, als ten opzichte van het oogmerk van hunne, reis nauwkeurig ondervroeg, begon ten laatften het gefprek tegen mij opt-evarten, en. zie hier de kluchtige ondervraagingen weiken zij mij ontusfchenpozelijk deed, gelijk het befcheid dat ik haar telkens op haare lastige vraagen gaf — Is Mijnheer;  c m 5 zijn naam niet kersteman? — Ja Juffrouw — Item, is Mijnheer niet te Bommel getrouwd? — ja Juffrouw — Item, is Mijnheer de fchrijver mei van de Boere Studeerkamer? —'Neen Juffrouw —hem, heeft Mijnheer de twaalf Brieven van ludeman niet gé' fchreven ? — Neen Juffrouw — Item, heeft Mijnheer niet voor deezen te Rotterdam gewoond, en aldaar verkcering over een jonge Juffrouw" van mijne kennis gemaakt? ik verloor op deeze lratfle vraag al mijn geduld, en om haar te beletten van mij meerder dergelijke zotte ondervraagingen te doen, viel ik haar plötzé1lijk in de reden — Hoor Juffrouw, zeide ik, met een barfe ftem, ik heb met al die items ■■niet van doen, bemoei u niet met mijne zaaken, en 'ik beloof u dat ik mij aan de uwen ■niet zal laaten gelagen liggen! waar op zij bot ftïïzwée'gj Amfleldam, gehjk alle andere groote ftederi Van Europa, leveren dagelijks nieuwe ontmoetingen en vervvonderenswaardige gebeurtenisfen uit: het overige van den wintertijd bragt ik in deeze handeldrijvende ftad door,zo ter oorzaake van het voorverhaalde proces waarmede ik mij te Utrecht belast had , en het geen vervolgends door een geflooten verdrag ten voordeele van mijn' meesM 2  C 180 ) ter uit de wereld werd geholpen, als met betrekking tot de voordzetting van meer andere rechtszaaken die ik als Advocaat bediende, wanneer ik gewoonlijk alle avonden tot diep in den nacht mij in de gezelfchappen van eene menigte goede vrienden vermaakte, en verlokt door de groote geidaanwinningen van mijn beroep, mij drie maanden lang zodanig te buiten ging, dat de behaalde winften op verre na niet toereikende waren om mijne gedaane verteeringen te kunnen goedmaaken, zo dat ik mij om uit die beflommering te geraaken, tot de noodzaakelijkheid gebragt zag, om een gedeelte van het toevertrouwd capitaal dat mij voor mijn' meester k Utrecht, ter waarde van twintig duizend guldens, bij het getroffen accoord in handen gefteld was, te moeten gebruiken: om deeze misftap te be. glimpen, vertraagde ik zo lang het mij mogelijk viel, of andere aanneemelijke voorwendzelen eenigzins door den beugel konden, hem kennis te geeven dat zijn zaak te Amfteldam afgedaan was: ondertusfchen beftond eigenlijk de kunst om een bekwaam middel uittevinden , ten einde die bekommeriijke breuk ongemerkt te herftellen, en terwijl het genoeg bekend is dat het in deeze vermaarde koopflad niet ontbreekt aan een talrijke menigte  ( i8i ) van zwendelaaren, die zig tot bederf van ongelukkige perfoonën op eene onwettige wijze zoeken te verrijken, nam ik, met overleg van eenige tafelvrienden welke zig in de zelfde fchraale omftandigheden bevonden, mijn toevlugt tot een van de voornaamfte zwendelhandelaars: het verdient in dit geval een zonderlinge opmerking dat mijn toenmaals nog gevestigd credit te Amfteldam, de bewerkende oorzaak is geweest waardoor onze onderhandeling volmaakt wèl gelukte , dat is te zeggen dat ik onder afgeeving van eenen geaccepteerden wisfel van mijne handtekening, ter waarde van zesduizend guldens, voor zes maanden een contract met den zwendelaar aanging , volgends 't welke bedongen werd dat hij aanftonds twee derde parten aan goederen, en het overige in contant geld moest leveren: zo dra de verdeeiing van het een en ander tusfchen ons gemaakt was, waar van ieder de betaling op den bepaalden tijd moest opbrengen, voor het aandeel dat hij genooten had , bevonden wij, bij flot van rekening, ten opzichte der gekochte goederen, waarvan mij een derdepart te beurt gevallen was, ten minfte voor de helft bedrogen te zijn; onaangezien dit alles zag ik mij door dat hulpmiddel volkomen in (baar gebragt, om mijn' meester te Utrecht de lang vertraagde uitkeering van zijM 3  C 182 ) ne ontvangenè gelden te kunnen doen, waar? voor hij mij tot een blijk van zijne weltevredenheid behalven het verdiend falaris met een vereering van tien gouden rijders befchonk, en door middel van welke onderftand mijne verloopef.e zaaken eene gunftige omkeering verkreegen, te meer toen ik, de gelegenheid ger vonden hebbende, om bij den beruchten zwendelaar adrianus eemmp.,teUtrecht, mijne opgekochte goederen voor vijfhonderd guldens te verkoopen, deeze eerlijke man die naderhand wegens zijne gepleegde woekerzucht het treurtooneel der booswichten beklommen heeft gehad, mij beven dien tegen den maatigen intrest van drie percent 'smaands, zeventienhon? derd guldens voor een half jaar tijds ter leen fchoot, waarvan ik vervolgends op zijn' tijd den Amjtcldamfchen zwendelaar, de gemaakte fchuld voor zo veel mijn aandeel betrof voldeed, en dus nog redelijk voorzien van geld weder na Zalt Bommel terug keerde, zonder aan mijn huisvrouw, die met de ingebeelde voordeden bijzonder in haar fchik was, van de voorgevallene geldopneeming zo te Amfteldam, als te Utrecht iet te doen blijken. Ik heb mij dikwijls moeten verwonderen boe het mogelijk is dat een mensch, begaafd met e en redelijk oordcel, en dien van alle kanten  C 183 ) het fortuin als toelacht, zo ver van het fpoor der gezonde reden dwaalen kan, om met verzaaking van zijn zelfbelang een verkeerden weg inteflaan: mijne voorledene wederwaardigheden hadden, gelijk men door het verhaal van dien bemerkt zal hebben, in een onafgebroken fchakel van gelukken en ongelukken bedaan, waarvan de laatfte meestal door mijn eigen fchuld veroorzaakt waren : waar van daan, vraag ik', komen tog diergelijke verbijsteringen waardoor wij ons menigmaalen zulke onaangenaame lotgevallen moedwillig op den hals haaien? indien men de wortelcorzaaken van zodanige vrijwillige verftandberoving met de bedaardheid van een' IWijsgecr onderzoeken , en rijpelijk overweegen wilde, zal men buiten alle tegenfpraak bevinden, dat naast de ontevredenheid wegens onzen tegenwoordigen gelukfiaat, de kwalijk geplaatfle glorie om een hooger aanzien, of liever een beter fortuinhe-. klimming in de wereld te verkrijgen , doorgaands onze zinnen met herfet:fchimmige denkbeelden van een ingebeeld geluk benevelt, op zulk eene wijze dat men zijn wezenlijk geluk niet gevoelt, en genoegzaam geheel uit het oog verliest: aan foortgelijke vergrijpingen heb ik mij in de worfrèlende tijdperken van mijn. leven bovengemeen I-huldig^»M 4  maakt, en ik kan, zonder de zaaken te verbloemen, alle mijne opgevolgde rampfpoeden daar aan onbefchroomd toefchrijven, want de waare vergenoeging beftaat, zo als een geleerd Schrijver zeer wel heeft opgemerkt, Hechts in het denkbeeld van het te zijn; ondertusfchen brengt de voorgaande overweeging der menschlijke wispelturigheid, ter verbeteringe van een onzekeren gelukftaat, die heel zeldzaam verkreegen wordt, hier in gedachten het vertaalde lijroversjen van den Latijnfchen Dichter HORATIUS; Niemand roepe van zijn levenslot te luidj Voor dat een zqrk zijn graffieé fluit. Onder de vrolijke avanturen welken in deeïe bladen nog verhandeld Haan te worden, dien ik inzonderheid te befchrijven, een der allervermaaklijkde ontmoetingen die mij federt de bediening van het Advocaatfchap bejegend zijn, en waarvan de omftandigheden hoofdzaaklijk hierin bellond: een zei ere onbekende zotskap die, zo als naderhand bleek, van de bolwurm geplaagd werd, had bij mijne afweeenheid te Bommel verfcheidene maaien aan mijn huis na mij komen vraagen , zeggende dat hij mij fpreeken moest over een zwaar pro-  C 185 ) ces dat hij genoodzaakt was voor den Hove van Holland aantevangen, wegens agttien tonnen gouds, die hij zo van den Prins van Orange, als van andere voortreffelijke Amptenaa» ren deugdlijk intevorderen had, en dat hij zes uuren ver was komen loopen, om mij mondling te verzoeken van hem in deeze gewigtige zaak als Advocaat te bedienen: ik iloeg, om de waarheid te zeggen, op de voorlopige boodfehap die er mij van gedaan werd, zeer weinig acht, te meer vermits ik geduurende twee of drie maanden niets verder van deezen groodfpraakigen fnaak vernam; doch op een tijd dat ik mij ter verrichting van eenige zaaken na Gorinchetn en Lm dam begeeven moest, ontmoette ik in de eerstgemelde ftad aan mijn logement bij de Waterpoort, daar ik gewoon was mijn nachtverblijf te houden, op eene toevallige wijze dien kluchtigen pleitzoeker, zonder hem te kennen, of van hem gekend te zijn: ondertusfehen had de Waard mij zo rasch niet bij mijn' naam genoemd, of hij vloog mij van blijdfehap om den hals, en zonder mij tijd van fpreeken te geven, riep hij overluid, en als in éénen adem: Welkom Advocaat! ik héb lang na u gezocht wij moeten pleiten dat het kraakt, want hef is een proces daar de wereld van beeven zal — Hoor Advocaat! M 5  C 186 ) vervolgde hij, als wij de zaak met de kosten gewonnen zullen hebben , en de 19 tonnen gouds in behouden haven beland zijn, zal ik v een halve ton daar van prefent doen, om daar voor eene heerlijkheid te koopen, en boven dien beloof ik op mijn woord van eer,van u een vette bediening te zullen bejehikken, in het Graaffehap Nasfau Dietsz, dat de Prins bezit, en mij rechtvaardig toekomt: hij gebood vervolgends aan den hospis zes ficsfehen wijn tegelijk op tafel te brengen, om op het gelukken van zijn proces eens een helderen teug te drinken. Ik kon uit alle de voorverhaalde omfhndigheden gemaklijk begrijpen met wat flag van man ik opgefcheept was; doch om mij ten zijnen koste te vermaaken, befloot ik hem zijn rol naar welgevallen te laaten uitfpeclen, waartoe voorzeker niet weinig geholpen heeft de aanporring van den blijgeestigen Hospis, vleeshouwer, bekend onder den naam van jan baptist van complimentenbürg , die mij ftil in het oor beet dat men zulk eeren vetten vogel rdet mcest.laaten ontflinpen, rtnar zo kaal plukken als mogelijk was: ingevolge van dit beraamd overleg, beloofde ik goudene bergen aan mijnen pleirzuchtigen' meester, indien hij maar eenige voldoende be»  wijzen konde vertoonen, waar uk de wettigheid van zijn voorgewende fchuldvordering bleek : hij haalde daarop zijn brievetas uit zijn'' zak en vertoonde mij inderdaad eer. eedrukte obligatie van twaalfduizend guldens ten laste van het Graaffchap Nasfau Dietz, welke zijn Grootvader tagtig jaaren geleden ter gelegenheid van een geldbdeening op dat Graaffchap gefchoten had: hoewel dit veel van 18 tonnen gouds verfchilde , welke hij zig volftrekt verbeeldde dat hem toe'- '\ lAi , raadde ik hem zig tot dat einde na dsnlJaag te begeeven, en voorzag hem van een' brief van aanbeveling aan een' voornaam Procureur van mijn kennis aldaar, die zijne zaak met de uiterlie voorzichtigheid onderzocht heb'. :nde, vcrvoïgends wist üittewerken, dat hij naderhand nog drieduizend guldens van het gefchooten geld zijner voorouderen verkreeg; ondertusfehen fcheen hij zodanig voldaan we* gens mijne raadgeving, dat hij mij aanflends uit eigene beweging vijtig guldens in voorraad van mijn falaris ter hand ftelde, en bovendien de gemaakte verteeringen in het logement, die al vrij hoog geloopen waren, zonder de minlle beknibbeling voldeed, het geen den logementhouder met mij Hof gaf om de  C «88 ) zotheid van deezen roekelozen pleiter te be: lagchen. Ik heb dat geval noodzaaklijk moeten ophaaien, om met gefchiktheid te kunnen befchrijven eene andere gebeurtenis welke kort daarna aan het huis van den logementhouder yleeshouwer voorviel, en eene bijzondere betrekking tot mijn perfoon had: op een' tijd dat ik aldaar volgends gewoonte wederom verfcheidene dagen achter elkander gelogeerd was, had ik ter voldoeninge van de gemaakte ver* teering een asfignatie van gelijke waarde op den Boekverkooper van rooye, te Rotterdam, getrokken, die mij wegens verdiend fchrijfloon van de brieven van ludem an, nog honderd guldens fchuldig was, doch welke asfignatie door zijn opgevolgde infolventie onbetaald ^bleef: vleeshouwer, die verzuimd had mij daarvan op zijn' tijd te verwittigen, bediende zig eens van de gelegenheid dat ik mij te Gorinchem bevond, en juist gelogeerd was bij een' Waard in zijn buurt, voor welken ik destijds een proces tegen een militair OfEcier bij den Hoogen Krijgsraad gewonnen had , om mij wegens de betaling] van dien fchuld door een' gerechtsbode te doen arresteren ; men kan wel denken dat ik niet  C 189 ) verwaarloosde van zijn gepleegden misflag aangaande de onbetaald gebleven zijnde asfignatie gebruik te maaken , ten einde hem te verpligten van op ftaande voet het arrest kosten fchade-loos aftedoen, het geen vervolgenda op zulk eene gemaklijke wijze verricht werd , dat ik met kwijtfchelding van de voorgaande verfchuldigde verteering vrij geraakte: ondertusfehen liet ik het daarbij niet berusten,want terwijl hij kort te vooren volgends verhaal aan mij gedaan, door eene onbekende Dame voor een aanmerkelijke fbmme gelds aan kostbaare juweelen, die hij van zijn overleedenem meester den gevangen Generaal la rocque, bij wien hij als kamerdienaar te Loevefiein, gediend had , was beftoolen geworden, be i fchreef ik in de Boere Studeerkamer, dit ver-; maaklijk geval, waartoe hij zelf aanleiding gegeven had, met zulke eigenaartige trekken, dac hij federd als koflij huismeester de welgetroffene benaming van jan baptist van com- flimentenburg bij zijne kalanten behield. Ik werd nog dat zelfde jaar in een voornaame ftad ontboden om, nevens drie andere Advocaaten, met opzicht tot een doodflraflijke misdaad geraadpleegd te worden, ten voordeele yan een gevangen perfoon, die zijn huisvrouw  ^op eene r.'oordaadige wijze omgebragt bad, doc:i aangezien er geen middel tot zijn beIvmd kon uitgedacht worden moesten wij het ep^ecven, ik maakte gebruik van den korten 'tijd' dién mij nog overbleef alvoorais na Xórnmel wedenekeer en, om eene zekere Dame - ?SSff buitenplaats,' in den-omtrek van de ftad ^ëlégè'n, éèn-'fcézóek te gaan geeven :: bij mijne 'aankomst vond fit' haar druk bezig met ecni-ge zakken geld te tellen, die op 'de tafel' lagen, en dat de:vroctueri waren van 'cea' prijs a::n' vijftienduizend guldens, dién''zij onlangs ui: de Generaliteits Loterij getrokken had, waarmede ik'- haar, ra voorgaande begroeting, 'geluk wenschte: zij fcheen ongemeen verblijd over mijne komst en bewoog mij op zulk eene minzaame wijze eenige dagen " op haar aangenaam buitengoed doortebrengen, dat ik 'zonder de paaien van wel voege! ij khcid té overïcfireiden, haar zulks onmogelijkwèfcerea kon: op zekeren avond dat wij over tafel zaten Viel onder anderen ons gefprek over de noodlottigheden van haar twee huwelijken, welken beiden wonderlijk uirgevallen waren, gelijk ook' over de vermaaklijke kluchten die 'Wij eertijds zamen hadden aangevangen: dee-  C 191 ) ze rcdewis&lmg die bijna to; middernacht geduurd had, werd afgebroken door het voorftel dat zij mij deed om haar Horoscoop te trekken, en hoe weinig werks ik toenmaals van de Astrologifche wetenfchap 'ook maakte, voli deed ik echter oogenbliklijk aan haar verlangen, zeggende dat zij volgends mijne onder* fcheppingen binnen korte dagen met haar ge* fepareerden maa verzoenen, en voortaan een gelukkig leven met hem {lij ten ..zoude ; zij merkte dit als een onmogelijke zaak aan, en verweet mij al foottende dat ik een waarzegger op fchillen., was: maar den volgenden morgen ftonden wij verbaasd te kijken, van. haar' man te paard te zien aankomen;, en na. zig aan haare voeten geworpen te hebben, zulk een hartroerend berouw wegens zijn voormaa* lig gedrag ten haaren opzichte betoonde, das ik, onaangezien alle haare tegemporrelingen, voor hem inde bres fprong: om kort te gaan , het verfchil tusfchen dit paar gehuwde werd bijgelegd, en ik genoot het vermaak van nog vier dagen lang ooggetuigen van de hernieuwing hunner huwelijksliefde te zijn, na verloop van welke die clame bij het affcheidneemen mij een aanmerkelijk gefchenk aan geld, nevens een goud horologie voor het trekken tan haare Horoscoop heimelijk in de hand  < m ) flopte , men zal mogelijk vraagen wie was deeze onbekende Dame? welnu, ik wil haar' naam niet langer verzwijgen; het was M«« vrouw westenberg, wier eerlre man, de Capitein, in het beleg van Bergen op den Zoom te fneuvelen kwam, en welke ftaande ons verblijf in den Haag in een plaifierreisjen na Leiden, de grappige rol van Prinfes van stolberg fpeelde; zij bekwam, na eenige jaaren ■in een verbeterhuis te Delft, door bewerking van haaren familie opgefloten te zijn geweest, eene rijke ervenisvan eene Tante, en kwam na* derhand voor de tweedemaal te trouwen met den man van welken ik hier vooren gefproken beb, zo dat in dit geval ten vollen bewaarheid werd de overbekende fpreuk: Bergen en dalen ontmoeten elkander nooit, maar menfchen altijd. Daar was een andere pot voor mij te vuur, toen ik van de buitenplaats van Mevrouw westenberg weder te Bommel gekeerd was; mijn vrouw verhaalde mij dat geduurende mijn afwezenheid de zwendelaar adrianus bei», me, driemaal van Utrecht overgekomen was, om de betaling van zijne gefchootene zeventienhonderd guldens te vraagen, en dat, fchoon zij haar met de voldoening van dien belast hadde, onder beding dat hij nog een maand uit*  C 193 ; uitllel van betaling geeven Moest , hij de laat' itemaal «zo oploopersd en kwaadaardig van humeur: werd uat hij atlefleie haatelijke fcheldwoorden tegen mij had uitgebraakt; ook vernam ik onder de ha.rd dat hij mij in een zekere herberg van de tiad, ten bijweezen van verfcheidene perfoonën , voor een' bedrieger had.te boek gefield: in het voorneemen om hem die part. wel degelijk betaald te getten, wachtte ik 'zijn vierde komst gerust af; hij kwam vervolgonds weinige dagen daarna aan mi.n huis, verzeld door een zijner goer •de vrienden .hij voorlje ^ehtlijk a}s getuige -rafed^eo.ömen. had; jk gaf'hem met korte woorden, ta-.kennen dat-.zijn geid gereed waSv, maar dat ik-eerst,een andere, appel met.hem fch ellen moest, wegens de> hoonende uitdrukkingen waarvan hij zig in de herberg tegen mij bediend had,. en terwijl zij toen beiden half befchorsken ,-waren-, begonnen zij. mij op nieuw wakker uittefchelden, waarop' ik' aanftonds hunne hyde perfoonën en hun medegebragt rijtuig door - een- Stads bode deed ar. resteeren, .en op gronden van goede verklaringen . die ik inmiddels ingewonnen had, vervolgends een proces in cas van injurie tegen . hun aanving, het geen van dat gevolg was, dat meer dan de helft van de fchuldvordeI. ueel. N  r 19 -t ) ring door de oplopende proceskosten in de pan bleef hangen. Ondertusfchen kon ik federd dit voorval met den zwendelaar bemme klaarblijkelijk befpeuren, dat mijn goeden naam daardoor bij het deftige burgerfchap van de ftad Bommel merkelijk gedaald was: men begon mij zelfs te verdenken dat ik deezen ganr.fchen handel opzettelijk bekuipt had, om den zwendelaar in het net te lokken, en dus door middel van zodanig beraamd bedrog, mij ten zijnen koste te bevoordeelen; dit ging zelfs zo ver dat toen ik eenige jaaren daarna te Rotterdamgevangen geraakte, de bedriegelijke woekeraar zig openlijk beroemde, dat dit ongeluk, ten zijnen opzichte, loon na werk was, ja wat meer is, zig van die gelegenheid bediende om eene verklaring tot mijne bezwaarnis aftegeeven, welke hij vervolgends door zijn' Procureur maüritsz, die hem te Zalt-Bommel bediend had, aan den Hoofdofficier der Stad Rotterdam zond: onaangeziea zulke fterke pogingen om mijn perfoon bij de rechters zwart te maaken, (fchoon het maar muizen zonder ftaarten waren,) verdween de nadeelige verdenking die men daarover tot mijn bezwaar had opgevat, heel fchielijk, door de opgevolgde -gevang'enneeming van adrianus bemme,  ( 195 ) die wegens zijne veelvuldige gepleegde bedriegerijen, zo als ik elders aangemerkt heb, het fchavot te Utrecht bekiom, en tot eene vierjaarige gevangenis in het tuchthuis aldaar verwezen werd , vanwaar hij door behulp van een' daar toe omgekochten huisknecht naderhand ontvlugtte, en met zijn gewonnen of liever geftoieh kaf kaal na Kleef ging vvoonen. Alle deeza voorver aaide zwarigheden gelukkig te boven gekomen zijnde, waardoor ik zo wel mijne bede. te als opetibaare vijanden trotfecren kon . had tk voer mijne toeneemende practijk cs Amfttldam^ vermits mij de vertering in de logemente • te kostbaar viel , een kamer in een burgerhuis gehuurd: middelerwijl het verblijf aldaar was ik dikwijls verpligt om mij na de gijzeling order het raadhuis te moeten begeeven, ten einde met verfcheidene perfoonën, die er zig bevonden, en ter oorzaake v.:n gemaakte fchulden opgefloten waren, over de befchikking van hunne zaaken te fpreeken; wanneer ik op een morgen met eene onuitfpreekelijke verwondering den jongen Advocaat gockinga, geboortig van Groningen, die vóór zijne pn motie bijna een jaar mijn leerling te Bommel was geweest, in een der gijzelkameren namrd': hij bevond zig destijds in zulk -enennooddrufrigen toeN 2  C 196 ) ftand, dat ik, bewogen met zijne beklaagelijke omftandighcid, hem niet alleen van levenson» derhoud en geld voorzag, maar daadlijk het befluit nam om hem uit de gijzeling te hel.pen, waartoe ik, nevens den Advocaat münniks, zulke krachtige hulpmiddelen in het werk ftelde, dat hij binnen drie weeken tijds omflagen werd: gockinga mij een gedeelte van den winter behulpzaam in het waarnemen van mijne Amfteldamfche Pra&ijk geweest zijnde, vertrok vervolgends in het voorjaar als Onderkoopman na Batavia, zonder dat ik federt aangaande zijn perfoon eenige tijding, höe genaamd, vernomen heb. Gewoon een vast wintergezelfehap te Am* fieldam, regelmaatig, alle avonden, bijtewonen, zo lang de pligten van mijn beroep mijn verblijf in die ftad noodzaakelijk maakten, werd, daar er bij gelegenheid van den invallenden verjaardag van een der aanwezende perfoonën , tot middernacht een fterk glas wijn gedronken werd, onder meer andere divenisfante redenwisfelingen, het onderwerp raakende de huwelijks makelaardij op het tapijt gebragt, waaruit de vraag ontftond, of een Rechtsgeleerde de post van Makelaar in dit geval wettig be» kleeden mogt? na dat ik, onderfchraagd met twee andere Advocaaten die daar tegenwoor-  C % ) dig waren, zulks door verfcheidene voorheelden , èn bijzonder door een Gewijsde van den Hogen Raad, volgends de aantekening van dai wereldberoemden Prefident van bijnKkrshoek, op eene overtuigende wijze aangetoond, en bewezen had, werd mij door een lid van ons gezelfchap voorgeflagen , of ik mij met die foort van Makelaarfchap ten dienfte van zijn oudiïen zoon belasten wilde, om een jonge Dame, op wier rijkdommen hij niet minder dan op haare fchoonhcid bekoord was, ten huwelijk te zien verkrijgen: ondertusfchen dat ik deeze voorftelling onder belooning van vijftig gouden rijders aannam, als de zaak gelukte, werd ik na gedaane onderzoeking van meer dan éénen kant onderricht, dat de Vader van die bevallige Dame zo onbedenkelijk geldgierig en tegelijk zo ongenaakbaar was, om met hem over foortgelijke zaaken te handelen, dat hij niet alleen de uitkeering van eenig huwelijksgoed aan zijne dochter volflxekt weigerde, maar boven dien alle haare pretendenten, hoe voordeelig ook hunne omftandigheid ware, heel fchielijk affcheepte, en zijn huis verbood., Zodra ik alle die zwaarigheden onderfchept had, begreep ik, dat er eenen buitengewoonen weg moes: ingeilagen worden, om N3  C 198 ) deezen geldgierigen vrek aan den angel te doen bijten: met zodanig welberaamd overleg begaf ik mij op een morgen na het Franfche koffijhuis , daar ik wist dat men hem vóór beurstijd alle dagen vinden kon, en hem onder voorwendzel van over zaaken van koophandel te willen fpreeken, in een apart vertrek geroepen hebbende , begon ik met een fmaaklijk verhaal te doen wegens eene ongemeen voordeelige huwelijkpartij die zig voor zijn dochter opdeed, als hij haar wilde laaten trouwen met een perfoon die zo veel fchatten bezat, dat hij geen huwelijksgoed met een voorwerp het weik hem behaagde fcheen te verlangen, ja dat hij zelfs zonder zijne zaaken daardoor te verkorten, of het minfte nadeel aan zijne ftaatvoering toetebrengen, een paar tonnen gouds voor zijne toekomende bruid als een Douarium voorbefchikt had: in den beginne toen ik van een huwelijk ten opzichte van zijne dochter repte, vertoonde zig aan het voorhoofd van deezen geldbeminnenden koophandelaar eenige rimpels van onvergenoegdheid, maar zo rasch ik vau de beloofde bruidsgift van twee tonnen gouds fprak, was de baan vooreerst in zo ver klaar, dat de vrek een vriendlijker gelaat begon aan te* neemen — „ Hoor Mijnheer", zeide hij,  C 199 ) „ kom van deezen avond aan mijn buis, ik „ heb een flcsch wijn voor u ten beste, als „ wij op die wijze onder goede verzekering ,, de zaak van het voorgeftelde huwelijk ééns „ geraaken zullen!" ik verzuimde niet om mij op den beftemden tijd aldaar te laaten vinden, wanneer hij mij terftond na den naam vroeg van de perfoon die zijne dochter op zulke aanncemelijke voorwaarden ten huwelijk begeerde ? „ Zacht Mijnheer, zo fchielijk niet", viel ik hem in de rede-, „ gij moet mij eerst „ een fchrifdijke toeftemming van uwe hand „ geeven dat zo dra er borg voor de huwelijks„ gift gefield zal zijn, gij in de voorgeflage,, ne echtverbintenis van uwe dochter bewilligen ,, zult, en dan zal ik u haar pretendent noe^ 5, men'' — Kostelijk Advocaat! riep hij, mij van blijdfchap de hand geevende, als er borg gefield wordt heb ik niets te zeggen , en ik zal u een gouden rijder voor u moeite $rezent doen als de zaak gelukt is; wij verkregen zonder veel waters vuil te maaken binnen korte dagen, voor een maatige vergelding, de gevorderde borgtocht, als genoegzaam in de gantfche ftad bekend zijnde, dat de jonge Da. me, na het overlijden van haaren vader, univerfeele erfgenaame van zijne onmeetbaare fchatten moest weezen, zo dat door middel van zulk N 4  C 2ö ï.Em'd e v , in het laatst van den Jaare 1767 met eene Prinfes van ' Pruisfen te trouwen  C 201 ) kwam, en dat, gelijk bij zodanige heuchëlijke gelegenheden doorgaands gebruikelijk ' is, niet alleen in a'le de fteden en dorpen van 'de zeven Provinciën, maar bijzonder in de vorstlijke refidentie-plaats van 's Graavenhaage, daarover orgemeene vreugdebedrijven zijn vertoond geworden: ik bevond mij op dien tijd juist toevallig in den Haag, om met verfcheidene voornaame Rechtsgeleerden een fchrifclijk advis, in een geval van groot aanbelang, te hel* pen ontwerpen^ wanneer ik van die voorvallende gebeurtenis gebruik maakte, om op een' avond de overheerlijke illuminatiën en het kostbaar vuurwerk, nevens eengrooten toevloed van aanfchouwers, te gaan bezien: het oiigunftig weer of liever de zwaare regenvlagen welke in de maand cctober van dat jaar voorvielen , benam als in één oogenblik tijds voor het gezicht de verrukkelijke vertooning van de geheele illuminatie, voor zo veel de gebouwen betrof die van buiten verlicht waren, en het geen wel het meeste te bejammeren was, bluste eensklaps duizende van brandende lampions uit, die op den Vijverberg geplaatst Honden, waardoor de talrijke menigte van wandelaars verpligt werd, hier en daar in de huizen en heibergen eene fchuiiplaats te zoeken, ten einde voor den aanhoudenden regen gedekt N5  r soa ) te blijven: onder dat getal was ik, nevens twee goede vrienden, die mij in de afgebrokene wandeling vergezelfchapt hadden, al mede begrepen, en om niet langer de bemorfte ftraaten te doorkruifen , begaven wij ons na het eerfte wijnhuis dat wij op onzen weg ontmoetten, alwaar wij genoegzaam alle de vertrekken zó bezet vonden, dat wij genood, zaakt waren ons voor eerst in het voorhuis te moeten behelpen, alvoorens wij bekwaame zitplaatfen in een der bovenkamers konden verkrijgen. Een burger Juffrouw, zo het mij voorkwam omtrent zes-en-dertig jaar oud, die zig met haar zuster en nog twee Heeren in het zelfde vertrek daar wij gebragt werden , gezeten waren , begroette mij zo vriendlijk dat het geleek als of ik bij haar bekend was; doch niet hoeveel oplettenheid ik haar op mijne beurt aanfehouwde, kon ik mij in den eerffen opflag onmogelijk haar perfoon of haaren naam •te binnen brengen; waarfchijnelijk begreep zij den maalftroom waarin ik mij destijds ten haaren opzichte bevond, en om mij fchielijk uit deeze onzekerheid te helpen, gaf zij mij eep' wenk om de tafel te naderen, waaraan zij met haar bijhebbend gezelfchap geplaatst was,yraagende mij vervolgends, in de Franfche taal,  C 203 ) of ik francina niet meer kon, waar over ik 15 jaaren geleden, als Officier verkeerd had? ik herkende bezwaarelijk haar periöon, voor mijne eerfte minnaresfe, met wier vader, gelijk ik hier vooren volledig befchreven heb, ik eertijds zulk eene potzierlijke ontmoeting, bij den aanvang van onze verkeering geheugde gehad te hebben; want behalven dat francina federt zulk een merkelijk verloop van tijd, door haare toegenomene zwaarlijvigheid genoegzaam als onkenbaar fcheen, kwam zij mij toenmaals nog vrij bekoorelijker voor, dan zij in haare jeugd geleken had: ik beging (ik weet niet meer door welk een gril,) de on» voorzichtigheid, of liever, uit louter vermaak, de dwaasheid, van mij als ongetrouwd optedoen, en beloofde haar den volgenden dag eetf; bezoek aan haar huis te zullen geeven, na dat zij mij alvoorens verhaald had van federd ruim twee jaaren weduwe gebleven te zijn; ik hield mijn woord, begaf mij tegen den avond derwaards, en werd bij mijne aankomst zo ongemeen minzaam door Juffrouw francina verwelkomd, dat ik er over verbaasd ftond; om kort te gaan, wij vernieuwden niet alleen onze oude kennis, maar ik moest op haare volftrekte begeerte des avonds aldaar eeten, en tot middernacht in haar gezelfchap blijven: ondertusfchen ge-  C *°4 J veelde ik mij niec weinig bekneld toen e~ a! heel ipoedig van de voltrekking van ons huwelijk 'gefproken werd, en ver volgends het aangaan van een fehriftlijke trouwbelofte tusfchen ons op het tapijt kwam, want mij eenmaal voor ongetrouwd verklaard hebbende , dorst ik, uit vrees van haar te mishaagen, mijn voorig gezegde niet weder herroepen: francina dwong mij, half van blijdfehap, een welvoorziene goudbeurs tegen wil en dank aanreneemen, bood mij nog tweeduizend guldens aan, als ik geld te kort fchoot, en vereerde mij boven dien een zilveren tabaksdoos op trouw; om haar te paajen, beloofde ik van mijnen kant den volgenden morgen twee zegels te zullen koopen, om daarop de wederzijdfche trouwbelofte te fchrijven, doch ik Helde deeze zaak zo veele dagen achter elkander uit, dat zij wegens deeze geduurige vertraaging erg begon optevnten , en welhaast in het denkbeeld geraakt zijnde, dat er een angel in het gras verborgen lag , daarop , buiten mijne ker.i.,s, i een' brief aan den Broeder van haar overledenen man, leHeusden, fchreef, ten einde aangaande mijn perfoon nader uitfluiting te bekomen; zij ontving met den eerften post tot antwoord, dat wel 's waar, ik in het jaar 1764, aldaar tot Profesfor was aangelleld g«-  C 205 ) worden, maar dat ik al verfcheidene jaarerl te Zah-Bommel getrouwd was: vervoerd door fyijt van op zulke eene wijze in gevaar geweest te zijn om bedrogen te zullen worden, werd zij overmeesterd door haare driften, en liet mij op (bande voet aan haar huis ontbieden; dan, terwijl ik niet beter wist of de zaaken tusfchen ons Honden nog even fraai als voordeezen, want ik was onkundig van de part die zij mij gcfpeeld had, begaf ik mij in een vrolijke luim, en in gezelfchap van mijn'broeder, teritord na haar huis; maar helaas! wat ftond ik verplet, toen ik hoorde dat de bommel uitgebroken was; de verwoedheid blonk uit de ooien v&n francina, en zij beval mij op een gebiedenden toon al het toevertrouwde geld en goed het welk ik tot nog top getrouwlijk bewaard had, oogenbliklijk weder aan haar ter hand te (lellen: ik voldeed zonder de minfte zw.arigheid aan dit onvriendlijk bevel, en mijn broeder haar verder tot bedaaren gebragt hebbende, deed haar begrijpen dat de zorgvuldige bewaaring van dien fchat, gelijk ook mijne fteedsduurende vertragingen om de fehriftlijke trouwbelofte optefteil.n, en de zegels daartoe op haar verzot k intekoopen , fpreekci.de bewijzen tot mijne verontfchuldiging waren, dat ik haar niet had zoe-  ( zot ) ken te bedriegen, en hiermede liep die onvermaaklijk geval nog bi| geluk zonder dimmer gevolgen af, zo dac het onder den dekmantel van eene onfchuldige grap doorging. Meer of min befchaamd over het gebeurde geval met francina, waarin mijn gehouden gedrag, hoe zeer het voor een klucht aangemerkt wierd, niet zuiver vrij te pleiten was, kon ik ditmaal geen langer behaagen in mijne geboorteplaats fcheppen, weshalven ik met veel overhaasting vandaar vertrok, na alvoorens mijn ge weezen knecht maktinus, die inmiddels in den Haag met een burger dochter getrouwd was, zorgvuldig aanbevolen te hebben, om mij eens te fc rijven of deeze zaak veel geruchts ter benadeeling van mijn perfoon gemaakt had: ondertusfehen keerde ik over Rotterdam en Dordrecht na Zalt-Bernmei terug, als in welke beide eerstgenoemde fteden ik nog verfcheidene onderhandelingen, rakende de praftijk', noodzaakelijk verrichten moest, en dit verpligtte mij om vervolgends eenige dagen te blijven ten huize van mijnen langibekenden en edelmoedigen vriend, van der werf, te Dordrecht, welke toenmaals als logementhouder in het Zwijnshoofd aldaar woonde , doch naderhand als Castelein de Stads Doelen betrokken heeft: genoodzaakt om alls  ( «07 ) morgen uittegaan, ten einde met fommige Praftizijns over een nog onbeflist Rechtsgeding de raadplegingen bijcewoonen, liep mij, op zekeren morgen, dat ik beducht was van te laat te zullen komen, een bedelaar geduurig in den weg, en zo kort op mijn lijf, dat ik hem met de rotting nfkeeren moest — Ik ben een arm man Mijnheer, die om een -aalmoes verzoekt, zeide hij — „ Die zal ": u „ geeven, maar gij moet mij nier oprvid-m, ,, wafet ik heb vafi dr?g zad-en van meeraanbelang te doen", gaf ik hem ten antwoord— Wel ik denk Jat ik u over zaaken van vog grooter aangelegenheid te j'preeken heb, hernam de bedelaar , de mij vervol i>;ends beloofde te zullen opwachten, om mij nadere verklaaring van dat onbegrijpelijk geheim te doen: ik was voor de voorbijgangers verlegen om met deezen knaap een langer mondgefprek te houden, derhal ven verliet ik hem fchielijk, zonder hem verder te woord te willen ftaan. Onmiddelijk na dat de onderhandeling met de Prattirijns, in onze gehoudene zamenkomst, afgelopen was, meende ik weder naar mijn logement te keeren, wanneer ik door dien zelfden bedelaar, op den boek van een ftraat, andermaal aangefproken werd: ik kon mij niet bedwingen om mijne onvergenoegdheid daar-  C SOS ) over op eene zichtbaara wijze ce doen blijken; doch zo dra hij mij een befloten briefjen ter hand gefield had, met verzoek van hetzelve op mijn gemak eens te willen naleezen, en diarop heel gezwind uit mijn oog verdween, bedaarde ik welhaast van het befluit om hem wakker, wegens zijne altevergaande vrijpostigheid , doorteftrijken; en begaf mij vervolgen ds in een nabijgelegen koffijhuis, terwijl ik, gedreven door nieuwsgierigheid, de ontwikkeling van dit bedenkelijk voorval zonder verdere opfchorting begeerde te weeten: zie hier het geen zaaklijk in dat verzegelde briefjen vermeld Hond. mijnheer kersteman! Er bevind zig tegenwoordig iemand in de herberg de Engel, op de kkdijk, binnen deeze ftad, die u niet onbekend is, en u over'een geval van de uilerfte aangelegenheid wenschte te fpreeken. waarvoor gij, als de zaak wblgelukt, rijklijk beloond zult worden. In de onzekerheid wie de perfoon was door welke ik ontooden werd, ftond ik lang in beraad hoedanig ik mij in dit geval gedragen moest, en om daaromtrent voorzichtig te handelen, gaf ik aan mijn' vriend van der werf iet daarvan bedektlijk te kennen, zonder  ( zo9 ) der hem echter het naamloos briefjen te ver* tooncn , het welk mij dien morgen door een bedelaar in de hand geflopt was geworden: hij verzekerde mij met die oprechtheid welke heiri aangeboren fcheen, dat federt zijn huisvrouw het logement de Engel als Casteleinesfe verlaten had, het zelve voor een befaamd bordeelhuis door de gantfche flad te boek ftond i waarom het door alle fatzoenlijke perfooneri zo inborelingen als reizigers, gefchuwd werd: onaangezien zulke eene trouwhartige waarfchou* wing, befloot ik daarvan eens de proef te gaan neemen, terwijl ik mij niet verbeelden kort dat ik met een kwaad opzet aldaar ontboden was, gelijk bij de ondervinding ook gebleeken is: dan, nademaal de bèftelder van den brief mij eenig nadenken gaf, en ik bovendien niet wist naar welke perfoon ik in die herberg moest vraagen, nam ik het befluit óm vooreerst, onbekend, aldaar een halve fksch wijn te gaan drinken: ik had naaüwlijks tien minuten tijds daarmede in de gemeene haart bezig geweest, of ik hoorde de flem van een mansperfoon aan de trappen, die de waardin zachtlijk toeriep-— Dat is nu de Advocaat kerstbman, laai Tüj maar boven komen ! en na dat zij die boodfchap mij gedaan had, maakte ik vervolgends geene zwarigheid om mij na het aangeweézeri I, DEEL. O  C £io ) bovenvertrek te begeeven: met geene mindere verwondering dan genoegen ontmoette ik aldaar den zoon van een bekend koopman te Rotterdam, dien ik geduurende mijne inwooning binnen dezelve ftad gemeenzaam gekend had : volgends het verhaal dat mij aanftonds aangaande hunne zaaken gedaan werd, was deeze jongeling met het beminde voorwerp dat hij mij vertoonde, op een nacht heimelijk doorgegaan, vermits de ouders aan die jonge Dame , welke onder de welgeftelde inwooners van den deftigen burgerftand geteld werden, en in hun voorgenomen huwelijk niet wilden ftemmen, zig tegen den voordgang daarvan verklaard hadden, zo dat zij, na te zamen het hazenpad gekozen te hebben, om beter ver* borgen te blijven, in de herberg op den Riedijk waren komen logeeren: na dat zij mij om raad gevraagd hadden, hoedanig zij tot bereik van het voorgemelde oogmerk hunne zaaken best moesten fchikken, beftond het geen ik hun daaromtrent aanbeval, onder anderen daarin, dat zij om het gevaar van opligting te ontwijken , zig voor eerst na Kleef zouden begeeven , en aldaar haar bedoeld huwelijk laaten voltrekken , onder belofte dat ik ondertusfchen bij hunne wederzijdfche ouders zoude poogen te bewerken, dat de zaak tot  algemeen genoegen gefchikr werd: het liep echter^ meer dan vier maanden aan, alvoorens ik alle de hinderpalen raakende dit trouwgeval te boven kwam, om dat de rijke ouders van de bruid in den beginne volilrekt niet wilden befluiten hunne toeftemming daaraan te geeven; doch ten laatften, na veele vruchtlooze reizen wegens die zaak na Rotterdam gedaan te hebben, gelukte mijne onderneming in dat opzicht zo volmaakt wèl, dat, de weggelopene Gelieven daarop uit Kleef ontboden zijnde» de voltrekking van hun bereids gefloten huwelijk hier te Lande bij hernieuwing gefchiedde: in weerwil van deezen gunlligen uitflag mijner onderhandeling, kon ik noch van mijne gedaane verfchotten, noch van het verdiend falaris eenige voldoening bekomen , wat pogingen ik daartoe aanwendde, zo dat ik mij genoodzaakt zag mijne wettige fchuldvordering naderhand in handen van een' Solliciteur te moeten overgeeven, die mij eenige jaaren daarna, f-en ik te Rotterdam onder het Raadhuis gevangen zat, dat geld ook bezorgd heeft gehad. Men dient zig te laaten welgevallen dat ik hier van batterijen verander: behalven dat zulke eene orophoudelijke aaneenfchakeling van weetenswaardige gebeurtenisfen en niet onvermaak- O 2  C 2Ia > lijke avantuuren , welken mij tot hiertoe te beurt gevallen waren, genoeg doen zien, dat ik geen ledige of bedrijvelooze aanfchouwer op 'swerelds fchouwtoonccl gebleven ben, zo kunnen nogthans alle mijne voorverhaal de belangrijke ontmoetingen, welken fchier alleen tot de eerfte tijdvakken van mijne lotgevallen behooren, noch in zeldzaamheid noch wegens de opmerkelijke gevolgen die zij, ten aanzien van mijn perfoon, gehad hebben, op verre na, volgends mijne verbeelding, niet opweegen tegen dat gedeelte van mijne gedenkwaardige levensloop, dat nog te verhandelen ftaat: wel aan goedgunltigeenvermaakzoekende lezer' maak u dan gereed om zodanige ongehoorde en waarlijk gebeurde gefchiedverhaalen, in het vervolg van dit werk, te zullen aantreffen,waarbij de Oosterfche Vertellingen, hoe opgepronkt en hoe bewierookt, echter niet anders dan een bloot kinderfpel zullen fchijnen. Het is zeker dat de wetten der vriendfchap tusfchen weldenkende perfoonën van een' onbedenkelijk vermogen zijn, en dat, hoe voordeelig ook de wereldlijke tijdsomftandigheden uitvallen, de waare en oprechte vriendfchap onwankelbaar blijft, zig nooit beter dan in den uiterflen nood of verlegenheid doet kennen a en doorgaands voor geene andere beweegoor-  C =13 ) zaak wijkt, dan voor de liefde onder perfoonën van de beide fexe, dar een vrij fterker hartstocht is; onder zodanig oogpunt was het dat mijn vriend van massau, en ik, de verpligtingen befchouwden welken tusfchen twee vertrouwde vrienden altijd behoorden plaats te hebben, en ingevolge van dien, gebeurde het dat hij bij mijne wederkeering te Bommel, als door hoogdringende gelegenheid geperst zijnde, mij een noodzaaklijk bezoek kwam geeven, ten einde gezamentlijk te raadpleegen over een voorkomend geval dat zig ter bervorderinge van zijnen gelukftaat toenmaals opdeed: men had hem op last van den Baron van borssele, die destijds de eerfte Edele van de Provincie van Zeeland, en zijn bloedverwant was, fchrifdijk kennis gegeven, van eene aanzienlijke bediening die in een der Zeeuzvjche Steden opengevallen was, en waarvan de verkrijgbaarheid alleen afhing van de veelvermogende aanbeveeling van den bovengenoe.nden Premier Noble, welke eenen onbepaalden invloed ten Hove bezat, zo dat hem, om dit oogmerk te bereiken, uitdrukkelijk gelast werd, een uitvoerig request, bekleed met zulke drangredenen, die zijne follicitatie aanneemelijk konden maaken, voor den Prins Erfftadhouder door een kundige hand te doen opltellen, en vervolO 3  C 2I4 ; gends zig in perfoon na V GraavenTiaagen te begeeven , ten einde aldaar door den Baron van borssele aan den Stadhouder geprefenteerd te worden: ik maakte terftond een wel uitgewerkt request, nevens meer andere daartoe behoorende gefchriften, voor hem in gereedheid, en verzelde hem op zijn verzoek na den Haag, alwaar hij meende zijn hoogen Befchermheer te zullen vinden, en daar ik hem misfchien van nog meer nut zoude kunnen weezen tot het opftellen van alzulke inftrumenten welke bevonden zouden worden tot zijne zaak betrekkelijk te weezen: wij vernamen op onze aankomst aldaar dat de Baron zijn bloedverwant, door een onverwachte krankheid overvallen zijnde, te Middelburg had moeten verblijven: op dit bericht, dat ons niet weinig in verlegenheid brn.gt, begaven wij ons zonder de minfte uitftel, na de Hoofdftad van Zeeland-alwaar wij deezen groothardgen Staatsbewindsman genoegzaam zieltogende vonden , echter nog in zo verre bij het gebruik van zijn verftand, om zijn ongelukkigen neef van massau met een korten brief van voorichrijving aan den Prins Erfiladhouder te voor. zien: onaangezien het zelve, mislukte de voorverhaalde follicitatie, rakende het bedoelde amt in Zftland, door het opgevolgde fterfgeval  ( 215 ) van den Baron vaw borssele, hoewel mijn vriend van massau in plaats van dien, tot de waardigheid van Ritmeester, zonder een compagnie te verkrijgen, werd aangefteld. De zaaken aldus te Middelburg afgelopen zijnde, verbleef ik, na het vertrek van mijn» vriend, nog verfcheidene dagen op het aanhoudend verzoek van eene nichte , die met een' Procureur van die ftad getrouwd was, aldaar vertoeven; ik geraakte door middel van haaren man, die mij in alle gczelfchappen bragt, welhaast in kennis met fommige voornaame amtenaren, welken den eerften rang onder het burgerfchap bekleedden, het geen vervolgends den grondflag kwam te leggen tot de aanneemelijke aanbieding die mij van wegen een regeerend Burgemeester gedaan werd,omnaamltjk hetLeéïorfchap, kort te vooren openge vallen door het overlijden van den Profesfor reitsz, op een fortabel traétement, binnen de ftad Middelburg waarteneemen : zodanig een voorflag beviel mij zo wèl, dat ik tijd van beraad nam, om mij deswegen nader te verklanren, en op de aanrading van mijne Neef en Nicht, befloot, daarover een' brief aan mijne huisvrouw te fchrijven, ten einde haar te polfen of zij, zonder haare neiging geweld aantedoen, kon befluiten om van zulke eene voordeelige aan04  C 216 ) bieding gebruik te maaken, haar huishouden te Bommel optebreeken, en in Zeeland te ko* men woonen ; doch terwijl ik met de eerfte post tot antwoord kreeg, dat zij in het geheel geen behagen in de ongezonde luchtftreek van dat geweest had , moest ik voor die aangeboden post bedanken, en, onder vrindlijke affcheidneming van mijne familie, onverrichter zaake uit Middelburg vertrekken. Inmiddels dat ik met nadruk mijne gedachten liet gaan hoe ik best uit Zalt-Bommel zoude geraaken, nadien mij deeze klapachtige en kwaadfprekende plaats, daar de wangunst zijn' zetel gevestigd heeft , federt het geval met den bcruchtcn zwendelaar adrianus b e m m e , zo fterk begon te mishaagen, dat ik er geen drie dagen verbleven zoude hebben wanneer ik nog ongetrouwd geweest ware , te meer , aangezien de burgerman aldtar door fommige hoog /liegende Regenten meer onderdrukt dan, gelijk in andere fteden, de hand boven het hoofd gehouden word; ik ben niet beducht om bet ter loops te zeggen, dat deeze ocgevleide aanmerking mij fchadelijk kan zijn, uit oorzaak dat ik hierdoor geen braave Burgervaderen bedoel, of hunnen goeden naam zoek te bezwalken; trouwens, die de fchoesta pasfen? kunnen ze aantrekken.  ( 2t? ) Groote zwaarigheden ontmoette ik om dit mijn voorgefteld oogmerk in dat opzicht te bereiken, want er verliep nog bijna wel anderhalf jaar, eer ik met vrijwillige goedkeuring van mijne huisvrouw, mijne vaste woonplaats te Amjlcldam kwam te neemen, onder affpraak dat zij haar huishouden opbreeken, en mij met onze beide kinderen volgen zoude, zo rasch zij de verzekering bekwam, dat ik aldaar van mijn Fraclijk als Advocaat ordcntelijk beftaan kon: ondertusfchen dat dit tijdperk met groote fchreden begint te naderen, behoor ik eerst gewag te maaken van tweederleie aanmerkenswaardige gebeurtenisfen, mij alvoorens bejegend, en die van zulk eene voorbeeldlooze natuur waren, dat het inderdaad zeer ongefchikt, of liever buiten de paalen van eene echte levensbefchrijving gefprongen zoude zijn, indien dezelve in de vergetelheid opzetlijk bedolven werden: men zal onmiddelijk gaan zien waarin het ecrile dcezer twee zonderlinge gevallen hoofdzaaklijk beftond. Ik was op een1 zomerdag eens na Vianen gegaan, om er op voorgaande ontbieding van den Castelein, in het logement de Roos, een proces over het koopen van een huis, tegen een welgeftelden jood, aldaar, te bedienen, 05  ( =i8 ) waarom ik een paar nachten bij deezen logementhouder tot uitvoeringc van zijne zaak als vriend verblijven moest; wij hadden den eerften avond van mijne aankomst met den Procureur hammius, in een apart vertrek een comparitie, ten einde onderling te beraamen hoedanig die twistzaak in de rechtbank zoude behooren behandeld te worden, wanneer wij, geheel onverwachts, in onze raadpleging geftoord werden, door de overrompeling van drie Pasfagiers, die kers vers van Utrecht aankwamen, om in dat logement hun nachtverblijf te houden: na de allereerfte begroeting tusfchen ons en deeze aankomende reizigers gefchied waren, herkende ik een van dezelven voor iemand met wien ik mij voordeeze veelmaalen te Amfteldam in gezelfchap bevonden had, en dus, vanjweerskanten verblijd wegens die aangenaame ontmoeting , bleeven wij als gemeenzaame tafelvrienden tot middernacht den tijd met vrolijke gefprekken doorbrengen, geduurende het welk wij niet vergaten om onze gevulde wijnglazen ledig te maaken, het geen ten laatlien zo ver liep, dat wij allen, zo wèl als onze Castelein, volgends het bekende fpreekwoord, wel degelijk over de huizen geraakten: maar wat gebeurde vervolgends in die verwarde bijéénkomst ? zo dra ons verftand in de  C 2Ï9 ) flesch gedaald was, ^ ^£ * tal aangekomene pasfagiers, welken het m door de dampen van den wijn bevangen waln een hooggaand vetfchil, wegens de verSm over -tere AmfteMa^ burgerdoc te waarvan zij elkander als medevrners den voorrang betwistten; wij deeden ons best om It krakeel, dat met een' woordenftnjd, gep ard t fcbeldwoorden, zijn begin genomen had zo veel ons doenlijk ware tusfchen d e v lede mededingers bijtebeggen, maar ad was ten dien opzichte vruchtloos, z.j werp.n Ilkander de tafelborden, de w, ^; zelfs de brandende tabakspijpen en de ft.elen " het hoofd, zo dat wij werk hadaen om ons lijf te bergen; om kort te gaan, torn z j bunnen wrevelmoed met alzulke geweld , ; dgbeid niet meer wisten te t,n laatften de degens uit de fcnede, waar de jongfte van deeze be;de ka,pv^hters en doodlijke wonde in de hn.er borst , i Jrr- Poede raad was hier duur, werd toegebragt. go de r houwi doch aangemerkt wij door tu a ° nn A\r r*euriz toeval heel ibhielijk nuchteren ZZ Zl werd er met gemeen overleg ^ ct nons befloten,dat men de gekwek perf nn door een vertrouwd heelmeester zou laarvel en oP een achterkamer zo lang  C 220 } ïorgraldig verheden, tot nademaal de gefehreiklanken hoe langer hoe meer toenamen , belloot ik eens na beneden te gaan, ten einde met zekerheid te ontdekken wat er omging: ik bevond de algemeene verwarring zo groot te zijn, dat er in den eerlïen dpflag geen mogelijkheid was om aangaande dit zonderling kluchtfpel iets te kunnen onderfcheppen: behalven de eerfte vertoning welke mij in het oog fprong, van een wanhopend man, die geheel bebloed door het ver* trek wandelde, bepaalde zig mijne befchou* wing het allermeest op den gewaanden jongen Heer, die zig, fchoon in mansgewaad gekleed, voor een vrouwsperfoon verklaard hebbende, bij aanhoudenheid de vrouw van martinus fmeckte, om zonder uitftel een vroedvrouw tê ontbieden, terwijl zij gevoelde dat haar kraambevalling nabij was: mijn vriend de Castelein riep mij in een' hoek van de kamer een oogenblik apart, vraagende hoe hij zig in dit geval gedraagen moest, na mij alvoorens onderricht te hebben dat deeze bezwangerde juffrouw die van een ordentelijke afkomst fcheen te zijn, haar Minnaar twee ileeken met een knipmesjen zonder dat hij of zijn vrouw zulks bemerkte, toegebragt had: ik raadde hem vervolgens om dit onaangenaam voorval zo ter vermijding van alle opfpraak, als om zulks bui-  C 238 ) ten handen van den Drosfaard te houden, zotv. • vuldig te bedekken, en met dat oogmerk niet alleen de jonge juffrouw welke daadlijk geholpen moest worden op een ledikant in een afzonderlijke kamer te verbergen, maar bovendien'; haar wanhopigen Minnaar, zodra hij wat tot bedaren geraakt zoude zijn, teritond uit zijn huis te doen vertrekken: na dar zodanige aan* geraadene febikkingen door hem opgevolgd waren, beviel de jonge Dame in den namiddag van een wc-lgefchapen zoon, en tegen het vallen van den avond, kwam een Gerechtsbode, uit last van den Drosfaard, onderzoek na dit geval doen; doch martinus fcheepte hem af, met te-zeggen dat zij volgends haar verhaal een getrouwde vrouw was, die zig van Brabandop reis begeven hebbende, haar'man te Groningen ging opzoeken , en inmiddels buiten verwachting aan zijn huis door een ontijde kraambevalling overrompeld geworden v/as: de Drosfaard liet zig door dit voorwendzei niet blinddoeken, zo dat ik op aanzoek van de verloste Dame, gelijk ook op den Herken aandrang van martinus en zijn vrouw, bewoogen werd om die zaak zo goed als ik kon voor een kleine geldboete afiemaa1 ken: dit gelukte mij volkomen naar genoegen , want na een korte vooraffpraak werd  C 239 ) het verdrag ten dien opzichte voor 25 ducaaten getroffen, en er waren, na dit gefchied was, geen drie uuren verloopen, of wij zagen een koets met vier paarden befpannen aankomen, waarin de ouders van die jonge Dame gezeeten waren, welken, ten hoogden voldaan over onze aangewende zorgen, niet alleen martinüs, maar ook mij, rijklijk daarvoor voldeeden, en hunne dochter onmiddelijk na haare herftelling vandaar afhaalde, terwijl de Drosfaard, dit gehoord hebbende, van boosaartigheid ihmpvoette, dat hij het verdrag voor zulkeenen kleinen prijs afgemaakt had; ondertusfchen vernamen wij naderhand dat haar bebloede Minnaar door bewerking van den veelvermogetiden invloed van den Staatsminister, haaren vader in zorgvuldige bewaring gehouden werd. Ik ging! ik kwam! ik verbleef! . . . waar zo fchielijk na toe? zal men misfchien vraagen; zo regelrecht van Zalt-Bommel na Amfleldam, alwaar ik mij federd mijn aankomst niet ophield met vliegen te vangen; behalven dat de volkrijkheid van deeze handeldrijvende ftad voor derzelver ingezetenen, welken den koophandel verftaan, of die zig met de borst op de kunften en wetenfchappen toeleggen, een ruimer beitaan van geldwinning aanbrengt, dan in fommige kleine en onbevolkte Heden, alwaar de  C ) goedkoopheid der levensmiddelen zonder het behaalen van toereikende winften,, de inwooners niet zelden tot een uitteerende armoede doet vervallen, of ten minden, zonder hoop van verbetering, in den kring van een zeer fchraale levenswijze in den burgeriïaat beüooten houdt, zo had mij bovendien federd bijna twintig jaaren dat ik mij van rijd tot tijd te Amfleldam had bevonden , die wereldberoemde Had zo ten opzichte van haare aangenaame burgerlijke levensmanier, als wegens de verrukkelijke gastvrijheid die men aldaar ontmoet, boven • alle plaatzen van de zeven Provintiën bij uitzondering bevallen: in een tijd dat ik volgends mijne verbeelding mij vleien kon hierin het lang gewenscht oogmerk bereikt te hebban, hoe zeer ik daarom mij fomtijds nog wat bekneld gevoelde van mijne huisvrouw en kinderen afgefcheiden te zijn, bevlijtigde ik mij onophoudelijk om als Rechtsgeleerde, Autheur, en als Astrologist, tot welk laatstgemelde beroep de bloote naam van Meester franciscus, ter aanbevelinge voldaan kon, rijklijk mijn onderhoud te winnen, gelijk het in den zamenloop van mijne gefchiedenis, door verfcheidene opvolgende gevallen, niet onduistcr Haat betoogd te worden. Een bejaarde Dame, woonachtig in de nabuur-  buurfchap van Amjleldam, welke ik voorheen in verfcheidene procesfen als Advocaat bediend had, en die met drommels geweld van haar' man gefcheiden wilde zijn, alfchoon haar ongemaküjk humeur doorgaands de meeste aanleiding tot de huiskrakeelen gaf, verzocht mij eens op een nademiddag dat ik haar in een goede luim aantrof, om haare Horoscoop te willen trekken; ik verontfchuldigde mij haar in dit opzicht ten dienst te liaan, als niet zonder reden beducht zijnde, dat ik haar gunst welligt verliezen kon , zo waaneer ik door onaangenaame voorzeggingen, die met de waarheid ftrookten, mij haat ongenoegen op den hals haalde; doch zij bleef eerst door vriendlijkheid, en daarna op een bedreigende toon zo ilerk op haar verzoek aantedringen, dat er geen mogelijkheid was, zonder eene geheele verbreeking van onze vriendfchap, mij daar van te kunnen ontflaan: toen ik mijnwerk verricht had, begreep ik volmaakt dat de Astrologifche ontdekkingen niet te breed na haar' fmaak zouden weezen, en daarom belloot ik de zaak voorzichtig te behandelen Mevrouw heeft thans een' knecht, daar zij meer werk van maakt dan van haaf man! zeide ik met neêrgeflsgene oogen — Kom, kom, dat komt hier niet te pas! beantwoordde zij driftig — Me- I. DEEL. Q  C 242 ) vrouw heeft onlangs een zéker kapitaal aan iemand van haar familie, buiten weeten van haar man, gefchooten ! volhardde ik te fpreeken — Dat is iets dat u niet raakt Mijnheer! voerde zij mij gramtrorig te gemoet — vervolgends begon ik haar alle de onderfchepte voorzeggingen, rakende de getrokkene Horoscoop , van Huk tot (tuk, bedaard voorteleezen, maar zo dra ik tot die merkwaardige ontdekking kwam, dat zij het proces tegen haaren man zoude verliezen, vloog zij fchielijk van haar' ftoel op, rukte met een onbedenkelijke verwoedheid het papier uit mijn handen, fcheurde het aan kleine brokken die zij mij in het aangezicht wierp, en beval mij op ftaande voet haar huis te ontruimen; naderhand vernomen hebbende dat dit boosaartig fchepzel zig van een ander Advocaat in het aangevangen Rechtsgeding tegen haar' man bediend had, zond ik haar de rekening van mijn verdiend falaris, doch zij liet mij weeten dat zij geen betaling wilde doen voor dat de zaak afgeloopen zoude zijn; ik moest derhalven zo lang geduld hebben: eindelijk het proces tot haar nadeel uitgevallen zijnde, gelijk ik wei voorzien had, liet zij mij aan baar huis ontbieden , en na mij op een vriendlijke wijze verfchooning gevraagd te hebben wegens de  C 243 ; cnheufche behandeling ter gelegenheid van de Horoskooptrekking voorgevallen, betaalde zij meer-dan mijne rekening bedroeg, onder plechtige belofte van nimmer in alle haare voorkomende procesfen een' ander Advocaat te zullen gebruiken dan mijn perfoon; ook had ik het genoegen van te zien dat zij federd meer handelbaar in de vrouwlijke pligten ten aanzien van haaren man geworden was. Men behoeft zig niec te verwonderen dat diergelijke ontmoetingen meer gebeuren aan iemand die zijn werk maakt van planeetkundige voorzeggingen te doen, want,behalven dat de Astrologie een rijke bron is, die onbedenkelijk meer zeldzaame ontmoetingen oplevert dan de bediening van het Advocaatfchap, waarin men zig amptshalven alleen toelegt om de zaaken van zijné meesters getrouwlijk te behandelen , zonder dat hunne cbarakters , of lotgevallen daardoor kenbaar worden, zo fpreekt het van zelf dar de Planeetbefchouwingen zulke eene ongemaklijke wetenfehap is , dat tegen een paar honderd nitmuntende Rechtsgeleerden, fomtijds maar drie vermaarde Astrologisten, geduurende het beloop van een gantfche eeuw gevonden worden: ondertusfehen neemt deeze bedenking niet weg dat de Rechtsgeleerdheid, zo ten opzichte van haare voortrefQ2  C ) felijkheid als noodzaakelijkheid, verre boven de Astrologie te waardeeren is : om van deeze aanmerking afceflappen, zal ik mij gaan verledigen tot het verhaal van alzulke gedenkwaardige gebeurtenis fen, die het tooneel van mijne levensloop zullen kunnen opluisteren. Mijn hospita, alwaar ik mij als commcfaat bevond, en die op haare manier een geleerde vrouw willende zijn, haar' men wonderlijk naar haar pijpen wist te doen danfen, kwam op een vroegen morgen, dat ik nog te bed lag, mij een bezoek in mijn kamer geeven; ik was, om de waarheid te zeggen, niet bijster in mijn ichik met het morgenbezoek van een vrouw, die den naam had van na den fmaak der galante wereld te zijn, en deeze overdenking maakte mij in den eerden opflag zo gemelijk van humeur, dat ik hierdoor genoegzaam te kennen gaf hoe weinig ik belust was om haar te woord te daan: dit niet ongeestig vrouwtjen, zonder haar aan mijne on« vergenoegdheid te bekreunen, ging naast mijn ledikant op een' doel zitten, zeggende dat zij mij over een zaak van de uiterde aangelegenheid te fpreeken had, en dat, terwijl ik binnen de ftad Amjieldam als Advocaat practifeerde, ik haar denkelijk van een ongemeen behulp tot het gelukken van haar oogmerk zoude kunnen  C *45 ; weezen : op zodanige verklaaring verdween, groocendeels mijne onweltevreedenheid, tem:er toen zij mij, onaangezien mijne volftrekte weigering, een toegelaktpapiertjen, waarin zes gour den ducaaten befloten waren, ter hand ftelJe; ik vroeg haar daarop wat zij van mij begeerde? — „ Hoor Advocaat"! zeide zij, ., ik „ heb voorleeden week met mijn' man aan het ., huis van een' Notaris, hier in de buurt, een testament gepasfeerd, waarbij wij elkander „ over en weder tot erfgenaam benoemd heb„ ben, dat is te zeggen, dat de iangstlevende 5, van ons , beiden in het volle bezit van onze „ nagelaatene goederen blijven moet ; maar „ vermits ik misnoegd ben dat ik geen kin- deren bij zulk een Jan Hen van een' man „ krijg, en hem boven dien niet bevoordeelen „ wil, zo. heb ik, op aanraading van een' Sol„ liciteur, eergisteren avond voor een anderen „ Notaris alleen een testament gepasfeerd , „ waar bij ik mijn' man voor de eene helft a, en m.ijn zuster voor de andere helft tot erf„ genaam van mijn goed, zonder dat hij het „ weet, heb aangefteld, zo dat dit uilskuiken., „ na mijn' dood, fraai gefopt zal weezen; „ maar het geen de deur toefluit, is, dar. ik „ een kleine koperen doofpot, gevuld met 7Ah veren ducatons en drie guldens fmkkej, ia Q 3  „ dan grond verborgen heb, die volgends mijri ,, begeerte aan mijn zusters kinderen • bij mijn „ overlijden ten' deel moet vallen: nü is de „ vraag", befiooc zij, ,, of die laatde. testa„ ment kan beftaan of niet'? Ik beantwoordde deeze vraag met te zeggen, dat, fchöon zulks bij de wetten niet uitdrukkelijk verboden ware, zij echter daarmede betoonde ten opzichte van haar' man bedriegelijk te willen handelen terwijl zij hem op eene onwettige wijze wilde verfteeken van die voordeden, welken de langstlevende van hun toekwam, en die zij elkander bij den eerden uiterden wil over en weder gemaakt hadden: zij fcheen wegens deeze mij ■ ne openhartige voikktar-ing niet al te voldaan te zijn, doch zonder iet van haare onweltevredenheid te laaten blijken, beval zij mij de geheimhouding van de zaak:'■ maar wa* gebeurt er vervolgends? de man, korte weeken daar ra krank en bedlegerig geraakt zijnde, verdroot de dechte oppasfirvg, óf liever de koeizkinige behandeling van zijne vrouw, zo derk, dat hij op zijn ziekbed berouw gevoelde van zijne nooddruftige famiile om haarent wille verkort te hebben, weshalven hij zig niet ongenegen betoonde om zijn gemaakt testament in zo verre te herroepen, dat zijn vrouw voor -de eene helft, en zijne twee broeders voor de andere  ( 247 ) helft ui: het aandeel van zijne nalatenfchap tot zijne erfgenaamen werden aangefleld: ik bediende mij van die gunftige gelegenheid om hem zulks aanteraaden, cn ingevolge ons overleg , bezorgde ik op een avond, dat zijn vrouw van huis was, een' Notaris, die het testament met alle mogelijke vaardigheid aldus heimelijk pasfeerde, terwijl men geduurende het zelve de dienstmaagd voorbedachtlijk om een boodfchap uitgezonden had: vier dagen daarna kwam de man te overlijden, en zijn bedriegelijk vrouwtjen ftond niet weinig op haar' neus te kijken, dat haar gefmeed bedrog met gelijke munt op de voorverhaalde wijze was betaald gezet; voornaamlijk toen men haar uit het testament van haaren overledenen man onder anderen voorlas, dat alle geheim verftokene gelden , of goederen, waar die ook gevonden werden, tot den gemeenen boedel behorende wa ren, en de benoemde erfgenaamen in gelijke .portiën moesten volgen: hierop werd door de broeders van haar' man nauwkeurige huiszoeking gedaan, en de verborgen fchat, die in de koperen doofpot befloten was, welhaast in de kelder gevonden; zij hield mij, gelijk ik klaar bemerken kon^ verdacht van haar deeze trek' gefpeeld te hebben, doch ik bekreunde mij Q4  ( 248 ) weinig aan haare onvcrgenoedheid, en betrok fedcrd twee andere kamers in dezelfde buurt. In de gewoone vacantietijden begaf ik mij doorgaands na Zalt-Bommel om mijn vrouw aldaar te gaan bezoeken; maar wanneer het buiten de vacantie was, vermaakte ik mij fomtijds met des zaturdags en zondags hier of daar in de nabuurfchap van de ftad, het buitenleven te gaan zoeken, inzonderheid als ik door het aangenaam jaargetijde daartoe uitgelokt werd; ook gebeurde het menigmaal dat ik met het zelfde oogmerk twee of drie zomerdagen achter elkander te Haarlem of te Utrecht bleef doorbrengen , wel te verflaan als de zaaken, raakende mijn beroep, daardoor niet verwaarloosd werden: eens te Haarlem, in den Hout, gelogeerd zijnde, hoorde ik den eerden avond van mijne komst, in het naastgelegen vertrek, zulk een gejuich van vrolijkheid, dat mij de flaaplust geheel en al benomen werd; ik vrceg den Castelein na de oorzaak van deeze onbegrijpelijke vreugde ? hij antwoordde dat het een gezelfchap Amfteldammers was, welke op de nabruiloft van een jong getrouwd paar verzocht waren; ik kan gemaklijkIngrijpen Mijnheer, zeide hij, dat gij door het gedruis van die vrolijke baazen, en van het geklank der  C 249 ) fpeelinltrumenten, die zig rasch over bet desfert ftaan te doen hooren , een faaploozen nacht zult hebben, en daarom-, als gij een kennis onder een van de bruiloftsgasten had, zoude ik u met plaizier willen aandienen: ik bedankte hem voor zijne vriendlijke aanbieding, doch intusfchen dat wij nog bezig waren met elkander daarover te fpreeken, werd de Castelein binnen geroepen , en kwam na verloop van een paar minuten weder in mijn kamer: „ Advocaat!" riep hij, met een vernoegd gelaat, „ daar bevinden zig in dat ge„ zelfchap wel drie goede vrienden die u ken„ nen, en die, zo wel als het jong getrouw„ de paar, verlangen dat gij binnen komt!"— Ik liet mij niec lang nodigen om te verfchijnen: zo dra ik in de bruiloftszaal getreedea was, werd ik tusfchen mijne bekende vrien? den aan de tafel geplaatst, en ik moest vervolgends , of ik hoog of laag fprong, aanftonds tot gelukwenfching van onzen pas getrouwden gastheer, een bocaal rijnfchen wijn van een halve flesch drinken. Het meerendeel van de nacht door de aanwxzende tafelvrienden met danfen en zingen doorgebragt zijnde, ging men vervolgends aan de koffijtafel zitten eer men tot een algerneene wandeling in den Hout befloot; daar werQ5  C *5° -) den, gelijk bij dergelijke gelegenheden doorgaands gebruikelijk is, allerhande vermaaklijke tijdkortingen, tot uitfpanning, door de jonge Dames, welken zig aldaar bevonden, op het tapijt gebragt; onder meer anderen verlustigende zaaken waartoe men het meest fcheen overtehellen, werd er van vader ludeman, en zijne onbegrijpelijke horoskooptrekkingen gefproken — „Zie daar," zeide een van mijne tegenwoordig zijnde vrienden, „ Meester „ franciscus, dat een tweede lude„ man, en geduurende zijn levenstijd een „ vertrouwling van hem geweest is:" onmidlijk op deeze verklaring werd ik van alle kanten door de bruiloftsgasten aangedrongen, om eens een proef van mijne bekwaamheid in de voorzegkunst te geeven, waartoe de Horoscoop van een der zusters van de jonggetrouwde vrouw, het allereerst in aanmerking kwam : na ik mij onder verfcheidene aanneemelijke voorwendzelen, daarvan had getracht te verfchoonen, bevond ik dat mijne uitvlugten ten dien opzichte flechts vruchtlooze pogingen waren; ik was derhal ven genoodzaakt, om, zonder verdere tegenkantingen, handen aan het werk te daan; en aan het algemeen verzoek met een vrolijke kunstbewerking voldaan hebbende, verklaarde ik, zonder de minde ver-  ( =5*- j bloeming, aan 'de jonge Juffrouw bella, dat zij tegenwoordig een' Fretendent had die wettig verloofd was aan eene fchatrijke weduwe, met welke-hij binnen korten tijd zig ih het huwelijk ftond te begeeven, zonder dat ik wist dat deeze trouwloöze minnaar van die jonge Dame, zig in ons gezelfchap bevond: bella verbleekte op het aanhooren van zulke eene Astrolögifche uitfpraak , terwijl haar Pretendent zonder de minfte ongerustheid daarover te doen blijken, mij op zijn' beurt verzocht, zijn Horoscoop te willen trekken , zeggende dat hij met het uiterfte vermaak een gouden rijder verfpillcn wilde, indien ik hem zijne voorledene gebeurtenisfen en toekomende lotgevallen naar waarheid zeggen kon: het eerfte verlangen viel niet ongemaklijk te doen, voor iemand die federd lang zijn perfoon gekend had; dan, nademaal hij en zijne voorgaande levensbedrijven mij ten eenenmaale onbekend waren, moest ik het noodzaaklijk door de kunstgeheimen van de Astrologie onderfcheppen — Mijnheer! zeide ik, gij hebt in vroeger tijd uw vaders geldkas zo fterk aangefproken, dat hij toen verpligt is geweest u, ter oorzaaken van dien, twee jaaren in een verbeterhuis optefluicen; vervolgends hebt gij verfcheidene  ( «5a ; maanden uidandig geweest, warneer gij door eene gevaarlijke ontmoeting met de vrouw van een' tooneelfpeeler, bij geluk de doodfrraf ontfnapt zijt; tegenwoordig maakt gij niet alleen verkering over eene jonge Dame, die volkomen uw hart bezit, maar ook tenzelfden tijde, over een bemiddelde weduwe, van een onlangs overleden rentenier, met welke laatiïe gij binnen drie maanden tijds getrouwd zult weezen: ondcrtusfchen blijkt het uit alle planeetkundige ontdekkingen volkiaar, dat gij een Geneesheer van uw beroep moet zijn, en dat gij gevaar loopt van vóór. den ouderdom van 38 jaaren, uw eigen leverf te zullen verkorten , wegens een geval van overfpel , waarover men u voor den rechter aanklaagen zal: men begon zulke eene rondboritige voorzegging toenmaals zodanig in den wind te liaan, dat er al kortswijlende overheen geftapt werd; doch na onderzoek van zaaken geraakte zijne verkeering met bhlla geheel af, en ik vernam naderhand uit den mond van deeze jonge Dame, die mij geduurende mijne gevangenis te Rotterdam verfcheidene maaien kwam bezoeken , dat alle de voorverhaalde voorzeggingen ten opzichte van haaren bedriegelijken minnaar, na dat hij eerst met 4e rijke weduwe getrouwd was geweest, vol-  ( 253 ) komen bewaarheid waren geworden, op zulk eene wijze dat hij zijn leven door het gebruik van vergif verkort had. Wat maakt die koperflagers baas, aan wiens huis ik thans mijn leven befchrijf, een vervaarlijk geraas met zijn hamer! zijn karretjen fchijnt op een zandpad te loopen, als hij met voordeel op zijn aambeeld kloppen mag: door de weerklank van dit verbruid kopermuziek, zou mij haast ontfchooten zijn, een der aangenaamfte avantuuren die ik beleefd heb en hier verhaaien moet: ik kwam np zekeren avond, ten agt uuren, uit het franfche koffiehuis, door de Kaherftraat gaan, van voornemen zijnde om alvoorens ik mij naar huis begaf, nog eerst een' vriend te gaan bezoeken, die federd ee« nige dagen onpasfelijk geworden was : een vrouwsperfoon, die na een dienstmaagd geleek, en vlak over het koffijhuis voor de trapdeur van een bovenhuis ftond, hield mij tegen, vraagende of ik niet de Advocaat was? zonder mijn' naam te noemer, waar op ik juist geen acht geflagen had: na haar vraag met ja beantwoord .te hebben, verzocht zij mij na boven te gaan, zeggende, dat haar Heer en Juffrouw mij wenschten te fpreeken : zonder eenige verdere woordenfpraak met de dienstmaagd te maaken, klom ik de trappen op.  C 254 ) fchoon ik mij niet kon herinneren, aldaar iemand van mijne kennis te hebben woonen, met wie ik eenige zaaken had uitdaan: op de kamer gekomen zijnde, vertoonde zig het al* lercerst een oud man, met twee brillen op den neus, die, na mij met een kaars in de hand van het hoofd tot de voeten fcherplijk bekeeken te hebben, vroeg, wie ik was P die vraag verwonderde mij zodanig dat ik, in het denkbeeld dat men de fpot roet mij dreef, uit misnoegdheid, een poos in beraad ftond om mij fehielijk vandaar wegtepakken; doch, nadien hij mijne doordraaiende verwondering voor bevreesdheid opnam, vroeg hij mij andermaal of ik niet de Advocaat was, die dagelijks in het franfche koflijhuis kwam, en die z'g, om zijne dochter te bedriegen, bij een valfche trouwbelofte, onder een verkeerden naam, voor een zogenaamde Franfchen Baron had opgedeld'? ik beantwoordde dit laatde, met neen, en noemde vervolgends mijn' naam — Tut, tut! dat is maar aapenkool! riep een dikke Mama, die aan de tafel zat, ik zal aanftonds mijn dochter binnen roepen, om u van de waarheid te overtuigen: hierop verfcheen uit het naast gelegen vertrek een jonge Julfrouw van een ongemeene fchoonheid? die, na mij met veel oplettendheid befchouwd te hebben, verklaar-  ( 255 ) de mijn perfoon niet te kennen: haare ouders, verlegen over. hunnen begaanen misdag , maakten daarover allerhande verfchooning, behandelden mij daarop met de uiterde vriendlijkheid, en verzochten mij op eene beleefde wijze, om met haar de avondportie bijteweonen , onder betuiging dat terwijl deeze gelukkige vergriiping oorzaak tot onze onverwachte kennismaaking gegeven had, zij zeer verblijd zouden zijn, in gevalle ik haar als Advocaat in de zaak, tegen den ge waanden Baron, wilde bedienen : zij vertoonden mij twee handfehriften van deezen gelukzoeker, waaruit bleek dat hij, onder voorwendzel van haar Dochter te zullen trouwen, die goedhartige lieden voor meer dan tweeduizend guldens, zo aan geleend geld als gekochte goederen, had opgezet: ik belastte mij met die opgedragene zaak, cfa-i der biigevoegde verzekering van 'Mijnheer den Baron, wegens deeze gemaakte fchuld, in de geizeling te zulltn doen plakken, indien zij de kosten daarvan draagen wilden: zij namen hiermede genoegen, doch nademaal die iiuige vogel met de noorder zon na elders verhuist was, moesten zij haar dit aanmerkelijk verlies getroosten. In het midden van het jaar 1770, ontltonden eenige onlusten raakende de zaaken van  C 256 ) den koophandel, tusfchen den Keurvorst van de Paliz en de Staaten Generaal, die eene völflagene vredebreuk tusfchen deeze beide Mogendheden te kernen gaven; de opgenoemde Keurvorst had het voornaamlijk gemunt op de lteden Rotterdam en Dordrecht, welke ten opzichte van de invoering der koopmanfehappen in zijne Staaten, door drukkende belastingen., merkelijk bezwaard, en ter oorzaake van dien in hunne vrije fcheepvaart langs den Rhijnftroom krachrdaadig belemmerd werden, terwijl de ftad Amjleldam, voor zo veel haare fcheepsladingen betrof, van de betaling van zodanige buitengewoene , zo inkomende als uitgaande belastingen, op Keurvorstlijk bevel, bij uitzondering verfchoond bleef: de aanvang van dit geruchtmaakend verfchil, 't welk nog bij geluk in zijne geboorte gefmoord werd, gaf aanleiding tot zulke fterke verdeeldheid en opgevolgde bewegingen, dat men van weerskanten reeds krijgstoerustingen begon te maaken, en vervolgends veroorzaakte dat er op hoogen las: van de Overheid deezer Landen, door bedrevene Rechtsgeleerden, onderzocht kwam te worden, of de bijzondere betrekkingen welke de Hollandfche kooplieden met eikander hebben, een dergelijke uitzondering, van wegen eene buitenlandfche Mogendheid, al of niet ge-  gedoogde: wij waren aangaarde dit gewigtig onderzoek ëèöpaarig van begrip,dat terwijl de Keurvorst van de Paltz door de weigering van de Heden Rotterdam en Dordrecht, om de nieuw opgelegde tolgelden van de invoerende goederen te betaaien, hun handel en fchcepvaart in zijne Landen volllrekt verboden had, de Had Amftddam mitsdien voor het algemeene welzijn der inborelingen, onvermijdelijk gehouden was, om j zonder zig met deeze ftaatkundige uitzondering te bevoordeelen, die ftremming van koophandel en fcheepvaart langs den Rhijn, als een gemeene belanghebbende zaak, zig te moeten aantrekken, en derhalven ftaande het verfcbil geene goederen hoegenaamd na de Keurvorstlijke Staaten aftezenden, het geen van dat gevolg was, dat onder de invloedvindende bemiddeling van een ontzachlük vorst,'dit opmerkelijk geval tot wederzijds genoegen beflist werd, en mij geduurende de beraadflagingen, waartoe ik mede, ex profesfo, gebruikt was geworden, nogal redelijk voordeel aanbragt. Sedert dat ik meer of min als Schrijver van de Boere Studeerkamer bekend begon te raaken, vielen daarover, van tijd tot tijd, verfcheidene zeldzaame ontmoetingen voor, welken overwaardig zijn befchreven te worden, aangezien zij eigenlijk begrepen zijn onder I. DEEL. R  f 258 ) dat tijdperkfchap mijner levensbijzonderheden , waarin ik mij destijds te Amfteldam bevond: zekere garrison, door zijne buitenfporige verkwistingen , van een welgefteld Koopman , waarvoor hij eertijds te boek Hond, tot een' avanturier of liever tot een' geldzoeker van den. nieuwen fmaak geraakt zijnde, nam zijn toevlugt tot de zwendelarij, en geen kans ziende om een' wisfelbrief, van vijftienhonderd guldens , die op hem getrokken was, op den vervaldag te betaalen, floot ten dien opzichte een contract: met den beruchten zwendelaar van wenzel, waarvan ik voorheen verbloemd gefproken heb, voor de dubbelde waarde van dien, onder beding dat hij dien wisfelbrief op zijn' tijd betaalen, en drie maanden, na de voldoening van het gefloten contract,, wachten moest; dan, aangemerkt garrison inmiddels door een menigte fchuldeifchers aangevallen werd, en dus in gebreken bleef den zwendelaar van wenzel zijn bedongen drieduizend guldens op den beftemden tijd te betaalen, werd hij wegens die fchuld in de burger geizeling gezet: de vrouw van garrison, onderfteund door haare familie, befloot met gemeen overleg, een proces over dit woekerachtig contract tegen den voorgemelden zwendelaar te waagen, en terwijl ik altijd een  C 259 ) vriend van haar' man was geweest, mij in die zaak als Advocaat Ié gêMsiKërï i dit proces, 111 voor het Coilegie van Schepenen bepleitte z'jn,werd door van wf.nzêl met de kosten verlcoren, en Garrison vervolgends mS«rinaame vertrokken zijnde, werd ik, door zijnen Oom' aangezocht, óm hem in een zaak van meer belang te bedienen , bij welke gelegenheid ik mij, op een avond aan zijn "huis ontboden geworden zijnde, in de verbeelding dat hij P-ij over zijn proces fpreeken moest, terftond derwaards begaf, doch aldaar zo onvrienilijk onthaald werd, dat ik er in deneerften opflag de oorzaak niet van kon begrijpen; ra'dat deeze koophandelaar mij, zonder een' ftoel aantebieden, met een ftuurs gelaat ondervraagd had, of ik de Schrijver van de Boere Studeerkamer was? vroeg ik op mijn beurt of ik verpligt was hem daarvan rekenfehap te geeven? „ Ja wel degelijk," beantwoordde bij,',,want. „ in die eerrovend werk hebt gij mijn eigen „ zuster met zodanige zwarte en haatelijke „ kleuren afgefchilderd, dat er eene echtfehei,,, ding met haar' man op gevolgd is, en derhalven heb ik zulk een vijandfehap tegen u „ opgevat, dar gij niet alleen mij voortaart „ als Advocaat niet meer zult bedienen, maar „ dat ik boven dien u in alle voorkomende R 2  ( »6o -) „ gevallen daar het mogelijk is door mijn geld „ of vrienden dwarsboomen zal": op deeze verklaring begon ik dit geval al fpottende te behandelen, zeggende, dat het mij geheel onverfchillig was of ik zotten bediende of met, en dat hij aan zijn znster uit mijn' naam vrijmoedig zeggen mogt, dat indien zij iets tot lasten van den Autheur van de Boere Studeerkamer intebrengen wist, zij mij daar over ten allen tijde, wanneer het haar gelustte, kon aanfpreeken v hiermede liep voor ditmaal deeze ontmoeting zonder verder gevolg af, maar toen ik wegens mijne overgeleverde rekening van verdiend falaris, met den ouden garrison, in verfchil geraakte,, werd het geval van den leêten Broekenmaker,, dat zijne zuste? betrof, hoe langer hoe meer ruchtbaar, en door dien weg bekwam ik op eene gemaklijke wijze het geen ik als Advocaat verdiend had, zonder van zijne aangebodene vriendfchap naderhand gebruik te hebben willen maaken. Men heeft niet veel ondervinding noodig om te begrijpen, hoe gevaarlijk de verlokzelen tot de verleiding zijn, wanneer men zig in het geval bevindt van dagelijks te moeten verkceren met zodanige perfoonën, welken de vrolijkheid en de wereldfchc vermaaken ber  C aft J minnen: mijn beroep verpligtte mij menigmaal foortgelijke gezelfchappen bijtewoonen, waarin fomtijds de losbandigheid op eene meesterlijke wijze zijn rol fpeekie, en men dient bijdiergelijke voorvallen altijd zorgvuldig op zijn hoede te zijn, ten einde tegen de klippen der ongebondendheid geen fchipbreuk te lijden ,voornaamlijk als men nog in de fleur van zijn levenstijd is, waarin het vuur der ongeregelde hartstogten ligt ontvonkt: alles wat ik tot nog toe, geduurende mijne inwooning te Amfteldam, bedreven had, was ten opzichte van mijn zedelijk gedrag wel geheel onberispelijk geweest, maar zodra het lokaas der verleidinge onder een uiterlijken fchijn van bekoorelijkheid, mij overwonnen had, geraakte de molen door den vang, en het hinkende paard, dat doorgaands de naloper van alierleie ongebondene vermaakiijkheden is, kwam welhaast achter na: ik zoude merkelijk te kort doen aan die oprechtheid waarmede ik tot hiertoe mijne levensdaaden befchreven heb, indien ik, door het blanketzel van eigenliefde, opzettelijk fommige gevallen verzweeg, die onwederfpreekelijk zui•Jen^aantoonen, hoe gemaklijk iemand in de allergelukkigfle omflandigheid, of, om mij beter uittedrukken, in het midden der voorfpoeden van het fpoor der reden verdwaalen kan R3  ( z6ï > met dat beklaagclijk- gevolg, dat hij daardoor zijne' zelfbelangen glad uit het oog verliest: zekere, zwierbol die zig frank lijn liet noemen, kwam mij op een morgen in mijn kanier b?zoeken, terwijl ik bezig was mij met overhaasting aantekleeden, als denkende mij zo rasch mogelijk na het ftadhuis te begeeven, ten einde aldaar een zeldzaame zaak , door twee ttaagfch& Advocaaten, te hooren bepleiten; doch fr ank lijn,-die (leeds op het bijwoonen van zijne plaifierpartijen bedacht was, wist mij door alle bedenkelijke aanzcekingeo overtehcalen, om met hem,mede te gaan, na dat hij, onder voorwendsel van met een aanzienlijk gezelfchap Hoeren en Dames het middagmaal te .R-jikfloot te zullen houden, mij alvoorens de tanden waterachtig gemaakt had; doch in plaats van ons derwaards te. begeeven, bragt' hij mij in. een prachtig gemeubileerde kamer, op de eerde verdieping van een bovenhuis, alwaar wij drie zijner goede vrienden en vi,f bekoorelijke juffers vonden: in de verbeeldlng,. dat deeze perfoonën tot bet gezelfchap behoorden, 'twcl'k met ons dien middag te Builfiiot de maaitijd mqest houden, zonder dat ik in het eerile half uur daar iets van hoorde reppen, vroeg ik ten laatflen aan franklijn, met wat fchuit wij zouden ver-  C *f ) trekken ? „ Wij hebben geen fchuit van „ doen," antwoordde een van die jonge danies, „ want wij kunnen hier na alle havens „ zonder fchepen of fchuiten vaaren!" benieuwd hoe dit bezoek afloopen zou, in eene plaats daar ik geheel onbekend was, wachtte ik twee uuren lang met veel gedulds de uitkomst van die zaak af, doch ziende dat er niets gefproken werd, bet welk • na een plaifierreisjen geleek, maakte ik vervolgends toeftel om mijn affcheid van -het ■gezelfchap te neemen, toen ik-door franklijn en zijne drie vrienden kt dat voornemen- belet werd, als welke mij dwongen daar te moeten blijven, onder verzekering van ons dien dag wèl te zul. len diverteeren. Toen de klok twee uuren geflagen had, begaven wij ons altemaal na een ander, doch niet minder prachtig, vertrek, alwaar men een kostbaren maaltijd voor tien perfoonën opgedischt had; de tafelvreugd regeerde tot laat in den namiddag, wanneer de fpeelkaarten op de baan kwamen , en ten gevalle van het jufferfchap een ombre-partij aan drie tafels om hoog geld gefpeeld werd , waarbij ik ten roinften een paar ducaaten verloor; om kort te gaan, na dat wij den geheelen avond tot laat in den nacht wakker vrolijk geweest en allerleie loorten van R 4  ( ; wijnen gedronken hadden, verdween allengs-, kens de] eene Heer men eene Dame voor, en de andere na, ongemerkt uit het vertrek , zo datik met eene jongejuffrouw die goed Fransch fprak, alleen in die kamer bleef zitten: zij vroeg mij, na een poos mijn uitftralende verwondering daar over afgewacht te he'oben, of ik mij ook genegen gevoelde om met haar na boven na haar flaapvertrek te gaan, om aldaar een uurtjen vermaaklijk tijdverdrijf te zoeken? ik weigerde zulks volftrekt, onder verklaring dan ik een getrouwd man was; hier op trok zij de kamerfchel, en een zwaarlijvig mansperfoon van een vervaarlijk uitzicht, verfcheen aogenr biikiijk in de kamer ; z*ij beval hem terltond mijn rekening optemaken, waar door mijne verwondering nog merkelijk toenam — Mijnheer is voor het gastmaal, den wijn, en yoor de eer welke de Datnes hem aangedaan hebben, net zeven ducaaten Jchuldig, zeide die zwaarlijvige vent, ter zeiver tijd met een grooten ftok die hij onder zijn arm droeg op de tafel fiaande : op dit veldteken begreep ik ra«ch dat alle tegenfporlingen hier vruchtloos zouden weezen , betaalde vervolgends zonder het minfte ongenoegen te doen blijken de gevorderde verteering , en verwenschte wel honderdmaal f rank lijn, welke mij deezen pare gefpecld  C 2*5 ) had, hoewel ik naderhand gelegenheid vond om in een geval waarin hem het vaderfchap van een onecht kind opgedrongen werd, en dat ik bij verdrag voor hem afmaakte, mijne verloorene negen ducaaten rijklijk betaald te krijgen. Alles zou zig mistèhien te Amfieldam wonder wel gefchikt hebben , voor zo veel de voordeelige gevolgen van mijn uitgeftrekte practijk betrof, want ik begon inderdaad veel opgang als Advocaat binnen die ftad te maaken, zo dra men mij voor den Schrijver van de Academie der Jonge Pra&izijns, en bijzonder van het Rechtsgeleerd Woordenboek aldaar begon te kennen: ondertusfchen was het grootendeels aan mijn eigen bedrijf toetefchrijven, dat ik in deeze veelbeloovende loopbaan van mijn fortuin gefluit werd; geen wonder waarlijk! want behalven dat ik door de dagelijkfche bijwooning van allerhande vrolijke gezelfchappen hoe langer hoe meer fmaak in de geld verkwistende vermaaken kreeg , waardoor ik mij welhaast met ontelbaare fchulden ovcrlaaden zag, zo bewerkte de verwaarlozing van mijne zaaken, dat ik op nieuwe uitvindingen van herftelling noodzaakelijk bedacht moest zijn, en langs dien weg mijn toevlugt tot zodanige hulpmiddelen nam, welke niet weinig R 5  C 266 } het tijiftip van mijne aannaderend ongevallen verhaastten: onder de oorzaken die daartoe voornaamlijk aanleiding gaven, was inzonderheid begreepcn de verkeerde flap waarbij ik befloot. mij onder een genootfchap van zwendelaars te begeeven, om, gelijk de meeste avanturiers doorgaands gewoon zijn te doen, mijne verïoopene zaaken door geldopneeminge oppervlakkig te verbeteren : de dwaasheid die ik daaromtrent beging, is niet verwonderlijk in een ftad van koophandel daar verre de meeste Windnegotie, op die manier, tot bederf van een menigte huisgezinnen, gedreeven word; hier bij kwam nog dat ik met fommige perfoonën die door hun opfpraaklijk gedrag zig bij het deftige burgerfchap verdacht gemaakt hadden , als medepligtige van hunne fpoorlooze levensmanier vriendfchap. onderhield; alle zodanige drangredenen bewoogen mij om door gepaste maatregelen het gevaar te ontwijken, waarmede ik van alle kanten door mijne fchuldeifchers bedreigd werd, zo dat ik mij vervolgends tot de aoodzaakelijkheid gebragt zag om met een ftilIe trom, en zelfs buiten weten van mijne huisvrou w, uit Atnfteldam te verhuizen en na Utrechi te gnan, hoewel ik daarom mijne afgehuurde kamers in de eerstgenoemde ftad voor de leus bleef aanhouden, tot zo lang mijne beflommer-  ( 267 ) 4e zaaken aldaar, door het geneesmiddel van pinkende goden, eene betere gedaante zouden aangenomen hebben. Nimmer heb ik geduurende mijne levensdagen zo verbaasd fe hiel ijk de waarheid van het bekende fpreekwoord ondervonden, dar er nooit een ongeluk gebeurt zonder met een onver-, wacht geluk verzeld te gaan, en ik heb mij dikwijls bij nadere overdenking billijk moeten verwonderen, dat er, de zonderlinge ontmoeting met den Boekverkooper el we, die na mijnontflag uit de gevangenis voorviel, en waar* yan ik op zijn tijd handelen zal, medegerekend, maar twee zodanige tijdperken van onbegrijpelijke verbetering in mijn gantfche levensloop , zo gelukkig als onvoorziens, voorgevallen zijn; want bebalven dat ik mij nog geen drie dagen te Utrecht bevonden' had, of ik werd door den voornaamllen Bewindsman van de Monopolisten, aldavr, tot hunnen Advocaat op:een jaarlijks inkomen van^duizend guldens, buiten de voorvallende Emolumenten, die aanmerküjkj waren,, aaugefteld, zo betrok ik door zijne aanbeveling bij een tabak^ vet koper een paar weêrgalooze fraaie vertrekken,, waar van mij.«!• den eerden opilag het aangenaam gezicht en 'di verknochte gemakken aanlfends èi het oog fprongen, en alwaar den Mor.opdiist zorg droeg dat mij al-  Ie dagen voor een matige prijs door een' kok het middagmaal gebragt werd: ondertusfchen behoor ik dienaangaande nog aantemerken, dat hoe zeer er niets profijtelijker noch vermaaklijker voor Praétizijns uitgevonden kan worden dan Pachters te bedienen., zulks nogthans aan verfcheiden zwaarigheden onderworpen fchijnt; eensdeels vermits men daardoor in èen kwaade reuk bij het burgerfchap geraakt, of liever van de behandeling hunner rechtshaiv gende zaake-geduurende dat men de Pachters bedient, uitgefloten blijft, en ten anderen ter oorzaake dat men fomtijds gevaar loopt om gig een wakker pak flagen van de boeren bp den hals te zullen haaien , wanneer men óc Monopolisten in de eene of andere expeditie van aanhaling, of in de afvordering van geldboeten over betrapten fluikhandel verzeilen moet: het geheugt mij daarvan een niet minder onfmaaklijk dan belagchenswaardig avantuurtjen bijgewoond te hebben, waarvan het verhaal hier niet overtollig zal zijn: in een der lentedagen met twee Pachters na het Rinfeyce/i, dat nog op het grondgebied van het Sticht van Utrecht ligt, gereeden zijnde, om met een aldaar woonachtig zijnde ingezeten , die wegens bedreven fmokkelarij door de Landsbedienden achterhaald geworden was,  C ^9 ) die zaak in het vriendiijke aftemaaken ,• kon* den wij onaangczien alle mogelijke toegevendheid, en na dat er veel woordenftrijd over gevallen was, geen verdrag met hem fluiten a terwijl hij onwillig bleef om de gevorderde geldboete die zeer dragelijk gefield werd te betaalen: de beide Pachters hier over ten uiterflen onvoldaan , bedreigden hem niet alleen met een proces, maar zo dra hij te Utrecht kwam, zijn perfoon te zullen doen arresteren: op deeze bedreiging kwamen welhaast tien of twaalf boeren , gewapend met knuppels en hooivorken, op de been, die ons op een gevoelige wijze uit de kamer dreven, en wij ontfprongen nog gelukkig deeze onvermaaklijke ftokkendans door fchielijk op het gereedflaande rijtuig te flappen, bij welke gelegenheid de eene Pachter zijne {rotting, de andere zijne lange paruik, en ik mijn hoed in de loop moest laaten, fchoonwij alle die verloeren goederen bij de dagvaarding, welke wij daarover aan hem lieten doen, rijklijk vergoed kreegen; behalven dat de fmokkelaar wegens deeze geweldpleging tot eene driedubbelde geldboete verwezen werd ,waarvan ik mijn aandeel trok, volgends het beding dat ik met de Pachters gemaakt had. Meer gedenkwaardig, of ten minflen niet minder opmerkelijk dan het laatst voorgaande  geval was • de wonderbaare gebeurtenis die korte weeken na mijn aankomst te Utrecht voorviel , aan het huis alwaar ik mijne kamers betrokken had, en waarvan ik niet vergeten moet als betrekkelijk tot mijne historie zijnde, hier tér plaatze te gewaagen: ik heb bereids voorlopig met korte woorden aangetlipt, dat ik binnen die ftad bij een tabaksverkoper gelogeerd was: om zijn charakter wèl te kennen, dient men alvoorens te weeten, dat hij voor deezen een koetzier van zijn beroep geweest zijnde, in den ouderdom van 52 jaaren te trouwen kwam met een kamenier van een Dame, bij welke bij gediend had, en die, ten allerminften twintig jaaren jonger zijnde dan hij, er gantsch niet onbevallig uitzag: men wist mij te zeggen dat deeze tabaksverkoper door zijne zuinigheid of liever fchraapzucht, een paar duizend guldens geduurende zijnen dienstbaaren ftaat' overwonnen had, waarmede zijne negotie begonnen was; doch mét de jonge kamenier getrouwd zijnde, bleek het welhaast, door de gevolgen van dit huwelijk, waarfchijnelijk uit noodzakelijkheid of door belang gefloten, en 't welk alle kanten droevig uitviel, dat het in alle opzichten een van de ongelukkigfte was die men bedenken kan; want behalven dat de man* van een ondragelijk humeur zijnde onbefchrij-  f 271 > velijk jalours fcheen, en Reeds al grommende door het huis liep om dat zijne zaaken hoe langer hoe meer achteruit gingen, waardoor hij zijn aangebragt kapitaal genoegzaam verfmolten zag, zo was zijn vrouwtjen daar tegen altijd blijgeestig en dartel, doch echter niet minder misnoegd dat zij geen kinderen kreeg \ alle voorvcrhaalde beweegoorzaaken bewerkten door een zamenloop van verfcheidene andere foorten van rampfpoeden, dat de huishoudelijke twisten tusfchen het getrouwde paar , gelijk te denken is, van tijd tot tijd, erger werden, en ten laatften tot die hoogte fteegen, dat de knorrende tabaksverkoper op een vroegen morgen, zonder zijn vrouw iets te zeggen, met een berooid hoofd het huis uitliep, en tegen zijne gewoonte, dien nacht, en vervolgends nog twaalf dagen lang uitbleef: men vernam onder de hand dat hij zijn' broeder te Woiibruggen den eertten dag was gaan bezoeken, maar niemand wist waar hij federd geltoven of gevlogen was-, en om uit deeze onzekerheid te geraaken liet ik, op verzoek van zijn huisvrouw, ter ontdekking van dien, een advertentie in de courant plaatzen; om kort te gaan, na verloop van den dertienden dag werd zijn lijk uit het water opgevischt, en tot onze aller verbazing half vergaan t'huis gebragt; het bleek volgens 't be-  ( 27» ) richt van éen ftads Geneesheer dis hét lijk geichouwd had, gelijk in diergelijke gevallen gebruikelijk is, dar, hij zig zeiven moedwillig had verdronken, hoewel op groote voorfpraak rj bij den Hoofdofficier bewerkt werd;, dat hij een openbsare en eerlijke begravenis verkreeg, terwijl zijn overgeblevene weduwe, onaangezien haare verloopen zaaken, door mijne bemiddeling, bij de Pachters aan welke haar man wegens impost 400 guldens fchuldig was geweest, de tabakswinkel bleef aanhouden. Ondertusfchen heb ik dit geval voorbedachtlijk aangehaald, uit oorzaake van de nadeelige verdenking die men tegen mijn perfoon had opgevat, toen ik, na het overlijden van den tabaksverkoper, mijne twee gehuurde kamers aldaar bleef aanhouden, en federt dit tijdftip mij bij zijne weduwe in de kost befteldde; men verfpreidde openlijk zo te Utrecht als elders, dat wij zamen zo gemeenzaam als man en vrouw leefden, en dat ik haar op mijne kosten onderhield, terwijl zij onmogelijk uit de winften van haaren tabakswinkel kon beftaan, aangezien verfcheidene zamenlopende onhandigheden de zaak waarfchijnelijk, of liever deeze ongegronde verdenkingen meer geloofbaar maakten ; als voor eerst dat ik borg voor de verfchuldigde impostgelden voor haar bij de Pachters  ters gebleven was; ten tweeden dat ik eenmaal met die vrouw na Arnfteldam gereisd zijnde, on haar uit eene beflommerde familiezaak te redden, zekere Stadsbode van Zalt-Bommel, welke zig destijds aldaar bevond, mij met haar or.der den arm had zien wandelen, het geen hij getrouwlijk aan mijne huisvrouw overbragt, en ten derden dat wel de meeste klem aan die lastertaal gaf, dat deeze weduwe, fchoon nim-j mer kinderen gehad hebbende , bevonden werd op het overlijden van haar verdronken man ruim twee maanden zwanger geweest te zijn, en dat het voldragen kind waarvan zij vervolgends op zijn' tijd kwam te bevallen, zo men voorwendde volmaakt, ja als twee druppelen water, naar mij geleek; hier bij kwam nog als een vierde oorzaak van waarfchijnelijkheid om het verfpreide gerucht nog meer velds te doen winnen, dat wij, als beide vrolijk van geest zijnde, zamen onbedwongen leefden, zonder daaromtrent eenige menfehenvrees te hebben, of iemand te ontzien: ik ben altijd een van die gelukkige wereldlingen geweest welke mij nimmer aan het zwadder der vuile kwaadfpreekendheid van laage zielen bekreund heb gehad, wanneer ik volkomen overtuigd was, dat de gevolgen der waarheid, mijn onfchuld naderhand klaarblijklijk moesten aantoonen, I." DEEL. S  C 274 > hoewel ik daarom niet ontkennen wil, dat ik menigmaal mij door het aangenaam gezelfchap met dit aanvallig weeuwtjen in eene foort van verzoeking bevonden heb, voornaamlijk als ik bij de pachters, gelijk dikwijls gebeurde, een halve roes gedronken had, en dat ik meer dan ééns op de fprong heb geftaan eene zwakheid; naar de mode van de galante wereld, met zulk een beminnelijk voorwerp, (welks git zwarte oogen van eene betoverachtige kracht waren,) te begaan. Terwijl'dit mijn eerfte logement, in een burgerhuis te Utrecht, tegenwoordig het onderwerp is dat ik bezig ben te verhandelen, kan ik daarvan zo gemaklijk niet affcheiden, zonder alvoorens nog een raare klucht optefchotelen die wij zamen bedreven hebben, en dat meer of min den naam van eene bedriegelijke uitvinding kon wegdraagen: op een' avond dat ik mij, met mijne vrolijke hospita, alleen in mijn kamer bevond, beklaagde zij zig onder meer andere drukkende noodlottigheden van het wis« pelturig fortuin, inzonderheid over de fchraale winften die er van de verkochte tabak en fnuif, ter oorzaake van de zwaare imposten, overfchoten: ik nam daarop zonder een woord te: fpreeken twee turven uit een bak, die naast mijn zitplaats ftond, verzocht haar met eene  ( m % ftemmige tronie een rarp en een fnuifzeef te gaan haaien; dit gefchied zijnde raspte ik ongevaar een pond gewigt van die turven af, en het zelve vervolgends door de zeef gehaald hebbende, liet ik haar die onder een pond gemalen rappe mengen; dit, zonder de minfte zwarigheid uitverkocht geworden zijnde, werd zij daarop zodanig verlekkerd, en herhaalde volgends de voorgaande proef, dit kunst- en vlieg-werk, zo veelvuldigmaal, dat zulks haar, doch voor een korten tijd, een redelijke goede geldaanwinning aanbragt; dan, aangezien de fnuivers hunne neuzen door deeze nieuwe uitgevondene turffabriek rset eene foort van zwarte verw befchilderd werden ,waardoor zij veel naar Grenadiers fnorren geleeken , veroorzaakten dit klein bedrog zo veele klagten en onbedenkelijke opfchudding onder den gemeenen burger, dat zij welhaast verpligt werd haar' winkel optebreeken : zij ging naderhand als kamenir in den Haag dienen, en hertrouwde vervolgends aldaar met een bejaarden weduwenaar die de post van Staatenbode bekleedde, waardoor zij, behalven een voordeelig huwelijk gedaan te hebbenj nog boven dien de verzekering bekwam, van na het overlijden van haaren man , het gewoone weduwetraétemem S %  C ) van tweehonderd guldens 's jaars te- zullen genieten. Zodanig eene omwenteling van huishoudelijke zaaken bewoog mij, onmiddelijk na haar vertrek, oen paar andere kamers bij een' rentenier te Utrecht voor eerst te gaan betrekken , doch ik bemerk dit het hoog tijd wordt om tot de befchrijving van gebeurtenisfen van meerder aangelegenheid te moeten overgaan, gelijk ik mij niet ongenegen gevoel van mij daadlijk daartoe te willen verledigen. Men weet dat een Advokaat die het Monopolie bedient, zig veeltijds in de noodzaake* lijkheid bevindt om, ten opzichte van zulke zaa» ken, v/elke met crimineele gevolgen verzeld gaan, met een' Hoofdofficier, die daarbij een zonderling belang heeft, tot het neemen van bekwaame maatregelen in onderhandeling dient te treeden, ten einde tot fchadevergoeding der pachters zo veel mogelijk zamentewerken: het gebeurde dat ik mij met zodanig oogmerk eens op een morgen bij den Grave van nassau* la lecq bevond, om met hem te raadpleegen hoedanig men zig in het geval van een gevangen zittende fmokkelaar gedragen moest; zodra dit mondgefprek afgelopen, en met gemeen overleg dienaangaande een befluit gene  C *77 ) anenwas,vroeg bij mij al fchertzende, naden uitfhg van de ontmoeting welke mij drie jaaren geleden mee den beruchten zwendelaar ■adrianus bemme bejegend was, op een vrolijke trant daar bijvoegende, dat ik mis-fchien wegens de ontijdige kraambevalling van de tabaksverkoopers weduwe in zijn fchuldboek aangetekend geweest zou zijn, bijaldien de zamengevoegde charakters van Profesfor en praftifeerend Advocaat, mij in dat opzicht niet gedekt hadden — Hoor Mijnheer de Graaf, beantwoordde ik op geen minder fpottenden toon, als gij het durft waagen om mij over deeze beide gevallen in rechten te betrekken, zullen wij zien, hoe wij die fchuld te zamen belmoren te vinden: Ik bedank u hartlijk voor dat onzeker buitenkansjen, hernam hij, mijn voorzaat heeft in zijnen tijd als Hoofdofficier van deeze (hd, met den Advocaat van Cuknburg zulk een fterken proef ondergaan, dat ik mij in geene andere procesfen hoegenaamd met Advocaaten inwikkelen wil: het geviel ruim twee maanden daarna, wanneer ik inmiddels mijn zomerverblijf andermaal te Maarsfen genomen had, dat ik, door een voornaam logementhouder te Utrecht, aldaar ontboden werd^ om met een perfoon van hooge geboorte, die eene aanzienlijke waardigheid in het StaatsbeS 3  ( *?3 ) wind bekleedde , rijplij!? te overleggen hoe men best de bedreven misdaad van een' ftudent, zijn bloedverwant zijnde, en die wegens deeze oorzaak in handen van den Hoofdofficier gevallen was, afmaaken zoude: ik was van begrip dat terwijl zijn Neef de ftudent daarover bereids in hechtenis zat, wij, om geen onnodig geld te verfpillen, voorzichtig moesten te werk gaan , te meer, aangemerkt ik bij oLdervinding wist dat de Graaf van Nasfau , in foortgelijke voorvallen geen onhandelbaar of bloedgierig Hoofdofficier was; doch in het midden van onze raadpleeging kwam de onverwachte tijding, dat de perfoon met welken den gevangen ftudent in duël met den degen gevochten had, aan zijne bekomene wonden binnen den negenden dag was komen te overlijd den, waardoor dit ongelukkig geval, het welk anderzins ten opzichte van gevaarlijke gevolgen niets te beduiden had, toen volgends de wetten , volftrekt doodfchuldig moest worden verklaard. Ongeacht zodanige onaangenaame vooruitzichten liet ik mij daardoor niet affchrikken om , ter behoudenisfe van het leven van den gevangen ftudent, een kans bij den Hoofdofficier te waagen: „ Ik weet de oorzaak waarom gij bij „ mij komt", zeide hij, zodra ik in de kamer  ( m > getreden was : hoe is het mogelijk Mijnheer de Graaf dat gij zulks zo net raaden kunt? vroeg ik rnet een nagebootfle verwondering: „ Wel!" hernam hij, „ ik kan wel denken dat gij komt om over de zaak van den ongelukkigen ftudent te fpreeken; het fpijt mij waarlijk dat een jongman van zulk eene deftige fa. mille in de fleur van zijne jaaren zijn leven verliezen moer; want fchoon er in al den tijd -dat ik het Hoofdofiicierfchap bekleed heb, nog geen doodrecht voor de ftad gefchied is, zo moet ik echter in dit geval mijn' pligt betrachten" : nademaal ik begreep dat mij de pas daardoor afgefneden werd, wendde ik het gefprek opeen anderen boeg, zeggende, dat hoe zeer ik juist niet gekomen ware, om met hem over het geval van den gevangen ftudent te fpreeken, en daar toe ook met geen bijzonderen last voorzien ware, ik gaarne zesduizend guldens voor dat klein ftukjen fchilderij, dat vlak boven zijn hoofd hing, zoude willen verfpillen, indien er een middel ter ontvlugtinge voor deezen jongeling kon bedacht worden: „wat het eerfte betreft", beantwoordde de Graaf, „daar moet gij de Graavin over fpreeken , want ik ben geen fchilderijverkooper, en aangaande het laatfle, kan ik niets doen, om dat het buiten mijn magt is, en, behalven dat, tegen mijn' eed S 4  ( ; en pligt als Hoofdofficier ftrijdt:'' na vervolgends nog een poos over onverfcbillige zaaken, raakende de Crhnineele rechtspleeging, mee hem gefproken te hebben, verzocht ik nadrukkelijk om het geluk te verkrijgen , van Mevrouw de Gravinne eens alleen te mogen fpreeken ; zonder de minfte bedenking ftond bij mijn verzoek toe, en na affcheid van mij genomen te hebben, gaf hij zijne Gemalinne daar van kennis, die daar op welhaast in het voorfalet kwam , het geen van dat gevolg was, dat wij na een onderhandeling van een klein half uur, de koop van het bewuste fchilderij; hoe ongemaklijk zij daar van fcheen te wil. len afflappen, voor vijfhonderd goudene rijders ééns werden: zodanigen grondflag met een vooruitziend oogmerk geheel gelukkig gelegd hebbende, verfpreidde zig den volgenden morgen heel vroeg het gerucht door de gantfche ftad, dat de opgefloten ftudent door de achtloosheid van den knecht van den Cipier, uit zijn gevangenis ontfnapt was: de knecht van den gevangenbewaarder over dit pligtverzuim weggejaagd zijnde, werd zo wel door den Hoofdofficier als door de-Regeering alle mogelijke pogingen aangewend, om den ontvlugten ftudent te achterhalen, maar vermits zulks vruchtloos afliep, bleef de zaak daar bij berus»  C *8l } ten , terwijl ik geen reden had mij over de fchrale beloning te verheugen noch te be-* klaagen. Behalven dat zulke eene verwonderlijke gebeurtenis veel opfpraak onder het burgerfchap veroorzaakte, ver ivorf ik door dien weg een verklinkenden naam, die, hoe gunftighij destijds ook voorkwame, mij naderhand in fommige tijdperken van mijn leven zeer nadeelig is geweest: ondertusfehen bragt dit geval ten wege dat ik na de Monopolisten geduurende een jaar als Advocaat bediend te hebban, voor de verdere waarneming van hunne zaaken bedankte, en na mij drie maanden lang te Zah-Bommel opgehouden te hebben, andermaal weder na Amfteldam begaf, om aldaar op nieuw de Practijk die ik voorheen door mijn eigen fchuld verloren had, te aanvaarden , het geen toenmaals zonder de minfte verhindering gefchieden kon, nadien ik zorg gedragen had, dat alle beflommerde zaaken rakende de zwendelarij binnen die ftad uit den weg geruimd waren. De toorn van Bommel beefde van fchrik, toen ik het befluit nam om op nieuw binnen de ringmuuren van die koophandeldrijvende ftad te gaan woonen; geen wonder waarlijk! want behalven dat mijne huisvrouw, door alle de S 5  voorverhaalde gebeunenisfen afgefclirikt werd, om, gelijk zij voorheen befloten had, mij na Amfleldam te volgvn, zo maakt ik geene zwaarigheid volmondig te bekennen, dat deeze (tap waarfchijnelijk den allereerlten grondflag tot mijn bederf gelegd heeft: laat ik dit eens door fommige zinfpeelende voorbeelden ophelderen! — Wij bevinden ons in de onderfcheidene levensperken dikwijls door zulke ongunftige wederwaardigheden overrompeld, die wij met geene mogelijkheid ontwijken kunnen, gelijk, bij voorbeeld, onverwachte fterfgevallen, langduurende krankheden, en drukkende ramp» fpoeden, die buiten onze fchuld gebeuren, maar bij tegenoverftelling van zodanige onvrijwillige ongelukken, ontmoeten wij op het wereldsch fchouwtooneel verfcheidene nadeelige lotgevallen, waarvan wij zelfs de bewerkende oorzaak zijn, en dit doet de ondervinding meer dan al te veel blijken in alle die gelegenheden, waarin een .burger van de wereld, door opvolgingjvan een kwaade levensmanier, op den doolweg geraaken, of, om het eigenaartig uittedrukken , de verwonderenswaardige geluk, ftaat welke iemand in een hoopelooze omHandigheid te beurt gevallen is, als met ds voet fchopt: het is aan deeze laatfte foort van vrijwillige vergrijping, dat ik mij misfehien  meer dan tienmaal toe mijn ongeluk fchuldig gemaakt heb, en het is op die gevaarlijke klippen dat de meeste wereldlingen welken het aan een verftandige en voorzichtige overdenking ontbreekt, doorgaands in het midden van hunnen voorfpoed fchipbreuk moeten lijden; dan, hoe berispelijk dit aanltootelijk gedrag ook uitgekreten moge worden, gelijk het inderdaad met zulke zwarte kleuren, met veel gronds, bij alle weldenkende verhanden aldus befchouwbaar voorkomt, zo heeft dit nogthans een bijzonder nut, dat van eene onbedenkelijke invloed ter belluuringe van de menschlijke daaden is, om dat er niets krachtwerkender rot verbetering van een ongebonden levenswijze kan zijn, dan de tegenfpoeden en de laagheid van Haat, waarin wij door onze eigene misfïappen geftort worden : ik begrijp zeer wel dat deeze aanmerking juist niet naar den fmaak zal zijn van fommige onzer tijdgenootcn, welken zig nimmer in dergelijk geval bevonden hebben,en men behoeft van geene groote infchikkelijkheid gebruik te maaken, om zulk een geringe misgreep te verfchoonen, aangezien iemand bij gebrek van genoegzaame ondervinding in dit opzicht volftrekt onbekwaam is, om de tweede beweegoorzaak van de eerlle te kunnen onderfchciden; zonder mij als een  tfoorftanier te willen verklaaren 9 die de ondeugden fmaaklijk, of liever aanprijzelijk zoekt ïe maaken ,. heb ik door de levensbedrijven van eene menigte vermaarde Eeuwelingen ondervonden, dat hun wangedrag, 't welk hen in een jammerpoel van ongelukken geftort had, het rechte fpoor tot hun fortuin gebaand heeft, zo dra zij door eene gelukkige overdenking van levensmanier verwisfelen. Andere zaaken te befchrijven dan die eene afzonderlijke betrekking tot mijne levensgevalJen hebben , zoude mij voorzeker al te ver van het rechte fpoor afbrengen, want anders ontbrak het mij aan geen rijke Mof om mijne levensbefchrijving optevullen met zulke merkwaardige gefchiedverhaalen, die in dit tijdvak van mijn leven binnen de Itad Amfteldam voorvielen, en door welberaamde voorzorgen grootendeels verborgen gebleven Z'jn : oridartusfchen kan ik van mij zeiven niet verkrijgen om ten eenenmaale in het vergeetboek te laar ten, eene keurige en verrukkelijke historie,waarvan ik ooggetuige was, en die misfchien geduurende deeze eeuw op zulk eene wijze ner'gens voorgevallen is: twee goede vriendinnen die federt haaren fchoohijd een gemeenzaamen ommegang onderhielden, en eikanderen tot vertrouwelingen van haare onderlinge gehel-  ( «85 ) men gemaakt hadden, eenmaal toevallig in eene kortswijlige redewisfeling zo over de vrijerij als over de aangenaamheid *ran het huwelijk geraakt zijnde, ontdekten elkander dat zij op denzelfden dagen uur, iedereen'Pretendent gekregen hadden, doch het geen verwonder, lijk voorkwam, die volgends de befchrijving, welke zij van weêerskanten daarvan gaven , wel dezelfde perfoon geleeken te zijn; om uit deezen maalftroom van onzekerheid te geraaken , gingen zij voor de klucht zamen een weddingfchap aan, dat die geene van haar beiden, welke naar bevinding van zaaken de fraaifte of welgemaaktfle minnaar te beurt gevallen zoude zijn , de kosten van een klein gastmaal , betraande in gebak, wijn, en meer andere foorten van verfnaperingen zoude draagen, en om haar oogmerk te doen gelukken, beftemden zij den volgenden zondag, wanneer zij wisten dat hunne Ouders uit de ftad gingen, om haare beide Pretendenten aan hec huis van Juffrouw flora, daar ik toen t'huis lag, te ontbieden, en aldaar het voorgemelde gastmaal te houden: dit kluchtig ontwerp, onder goedkeuring van mijn hospita en haaren man, zijn vollen beflag gekreegen hebbend®9 verfchenen eerst de beide juffers, en vervolgends een der ontbodene minnaars, die niets  ( 286" ) vaiï de aanftaande komst van den anderen ver" wacht wordende Pretendent wist, maar hoe verbaasd (tonden zij optekijken, toen zij bij zijne intreeding in de kamer, meenden dezelfde perfoon te befchouwen , die zig als minnaar aan haar beiden had verklaard! het fcheelde niet veel of het beitelde gastmaal zoude vruchtloos afgelopen zijn; want de beide vertorende Dames begonnen bereids den jongen Heer wakker uittefchelden, zeggende,onder anderen, dat hij een bedrieger was, die een paar ordentelijke burger dochters zocht te misleiden, terwijl hij, verdomd van verwondering, over zulk een onbegrijpelijk onthaal, geheel fpraakloos bleef: inmiddels dat deeze verwarde vertoning in de kamer gebeurde, werd er fterk aan de huisdeur gefcheld; mijn hospita, die van alles ver-* wittigd was, kwam fchielijk met een kaars in de hand toeloopen, om de voordeur te ontfluiten, maar zo dra zij een' Heer, met een rooden mantel omhangen, zag binnentreeden, liet zij de kaars uit de handen vallen, en viel van fchrik op den grond neder, zo dat de nieuwe aankomende gast, hierdoor ten uiterlten verbaasd, en niet weetende waar hij zig in het donker bergen zoude, om hulp begon te roepen: wij kwamen op dit gerucht altemaal toefchieten, bij welke gelegenheid onze verwon-  C 287 ) dering nog vrij fterker vermeerderde, wan* neer de beide jonge Dames, die de bewuste weddingfchap hadden aangelegd, op het aanfchouwen van deezen tweeden minnaar, al mede in bezwijming vielen, tenvijl de beide Pretendenten elkander de hand van vriendfchap gaven, en hunne fchouderen optrokken: men moest waarlijk.al de doordringendheeid van een' avanturier bezitten, om de oorzaak van dit kluchtfpel in den eerden opfiag, met eene volflagene zekerheid te kunnen onderfcheppen; te meer toen ik nevens mijn' hospis, die bij geluk nog bij, zijn verftand bleef, met oplettendheid de beide Minnaars bekeeken hebbende, in de verbeelding viel, dat deeze ontmoeting een toverwerk was, aangezien er geen het minne onderfcheid, noch in hunne wezenstrekken, noch in hun postuur, noch in hunne fpraak te vinden was; maar welhaast ontwikkelde zig dit voor ons ondoorgrondelijk geheim, na dat de beide jonge Dames en mijne hospita, door behulp van aangebragte reukwateren, van haare vrouwlijke flaauwtens herkomen waren: men ontdekte naamlijk, na eene korte redenwisfeling, dat de beide welgelijkende Minnaars tweelingen waren, die vervolgends ook naderhand met hunne beminde voorwerpen kwamen te trouwen, wel te verdaan  C 288 ) na dat ieder van hun, zig nog dien zelfden avond verklaard had ,■ op welke van deeze twee jonge Dames zijne hartgevoelende liefde zig bepaalde. • Ik begon in dien tijd op mijne manier ook kasteelen in de lucht te bouwen, gelijk doorgaands de gewoonte is van zodanige geestrijke fortuinzoekers, welken uit beweegredenen vannoodzaakelijkheid, dikwijls verpligt zijn hunne toevlugt tot diergelijke behendige hulpmiddelen te moeten neemen; aldus heeft bij voorbeeld de zo vermaarde avanturier van der heij, die door middel zijner vernuftige uitvindingen en prachtvoerenden ftaat, van bedienaar der gemeene-lands collecte, binnen de ftad Rotterdam, eerst tot bewindvoerend Directeur van verfcheidene Weduwenbeurzen te Amfleldam, en vervolgends, door het geld der Deelnecmeren, tot de waardigheid van Hofraad van den Koning van Pruifen geraakte, aanmerkelijke fchatten in handen gekregen, waarmede hij, in gezelfchap van eene zekere Hoogduitfche Graavin , zig zonder trompettengeklank , heimelijk na elders begaf, waardoor alle de kapitaalen der inleggeren genoegzaam verloren gingen, of liever in eene ongenaakbaare zinkput vielen: alfchoon nu mijne oogmerken grootlijks van de zijnen verfchilden, ten  ten minden op zulk een voorbedachtlijk bedrog niet gebouwd waren , begreep ik nogthans zo wel als hij, dat de aangeborene talenten van een' wereldling, bedreven in kunften en weten fchappen, of die zig door zijn natuurlijk verftand doet bewonderen, niet voldaan kunnen, om een glansrijk fortuin te maaken, zo lang de tijdgenooten zig aan de uiterlijke vertoningen van pracht en luister blijven vergaapen , en dat ik mitsdien behoorde bedacht te zijn om door eene uitblinkende ftaatvoering, waarmede ik bevond dat de meeste kleine verftanden te begochelen waren , het rechte doelwit moest befchieten, om in een koophandeldrijvende ftad gelijk Amfteldam-, alwaar de weelde en de hoogvliegende levensmanier op den troon zit, voor een perfoon van aanzien, credit, en vermogen verfleeten te worden: met dat inzicht fchaamde ik mij niet tot het gelukken van het plan dat ik bij voorraad in zijne geraamte gebragt had, verfcheidene kundige zwendelaars, en wel bij voorkeur de meermaals aangehaalde van wenzel te raadpleegen, die genoegzaam altemaal van oordeel waren, dat ik, om voor een voornaam Advocaat te boek te ftaan, niet langer op afgehuurde kamers moest blijven woonen, J, deel. T  C =90 ) maar, r:a een aanzienlijk huis in een der beste, oorden der ftad gehuurd te hebben, het zelve van kostbaare meubelen moes: voorzien , en boven dien, om door zodanige kiatergouden vertoning nog meer in aanmerking te geraaken, behalven een paar dienstmaagden, een' lijfknecht houden moest: een dergelijke niet ongeestige en welgcvondene raadgeving viel ge« roaklijk.aantehooren, doch met een ledige beurs ongemaklijk te volbrengen, wanneer het vondrijk genootfehap der raadplegende zwendelaars, als de beste Geneesheeren voor foortgclijke kwaaien zijnde, welhaast oekwaame proefftuktan hunne onuitputtelijke vindingen wisten uittedenken, om alle deeze gemaakte zwarigheden te boven te komen: er werd dan vervolgends in een langduurige Raadsvergadering onder deeze roemruchtige en behulpzaame geidfehieters ten dien opzichte eenparig befloten dat ik, hoe eerder hoe liever, na een deftige wooning, gelegen op een der voornaame Üads grachten zou omzien; dat men mij om te beginnen een paar duizend guldens tegen één percent 's maands zoude voorfchieten, ten einde daarvoor de meest noodzaaklijke meubelen aanrekoopen, onder beding dat ik dit gefchooten capitaal, ge. duurenie de twee efirfte, jaaren, met behoefda.  c m ) afteleggen, Wanneer ik zorgvuldig op de betaling van de bedongene intrest paste, en, dat, in één woord, alles wèl overwogen zijnde, het niet ongeradelijk voorkwam , dat ik mijn gantfehe huisgezin van Zah-Bommel herwaards liet ombieden , zo dra ik klaarblijkelijk befpeürde dat ik langs dien weg meer opgang in de Practijk fals Advocaat begon te maaken. Ingevolge zulk een welberaamd beiluit, dat echter op geene andere vooruitzichten van zekerheid berustte, dan op de voordeelige gedachten die de zwendelaars daarvan hadden opgevat, en waartoe mijne eigene dwaaze verbeelding misfchien niet weinig geholpen heeft, om mij in de ftrikken te doen vallen, welken zij voor mij gefpannen hadden, huurde ik, zonder verdere bedenking, een huis op de Prin* fegracht, voor zeshonderd guldens 's jaars ; voorzag mij van fommige kostbaare , • doch meest uitblinkende huiscieraadjen, en terwijl ik bij flot van rekening bevond dat het gefchooten capitaal op verre na niet toereikende was, om de reeds aangewende onkosten goedtemaaken , zo nam ik andermaal nog twaalfhonderd guldens , tegen den bepaalden intrest, van mijne goedwillige zwendelkasfiers op; ondertusfehen dat ik mij zo ongelukkig koesterT a  C a92 ) de met een herfenfchim van eenen toekomen» den gelukflaat, die waarlijk, gelijk de gevolgen naderhand deeden blijken, op niets anders uitliep dan om mij buiten noodzaakeiijkheid in ontelbaare fchulden te wikkelen, viel er een gebeurtenis van een andere natuur voor, welk dit hoogdenkend doch nog onvolvoerd ontwerp, ten eenenmaale in duigen wierp. Er werd op een nacht, tot driemaal toe, fterk aan het huis gefcheld, daar ik destijds gelogeerd was, maar, Juffrouw flora, en haar man, in een diepe flaap gedompeld zijnde , werd er geen toeftel gemaakt om de huisdeur op zulk een ongelegen tijd te ontfluiten: ik zat nog in mijn {kapkamer eenige procesfiukken natezien, wanneer ik door het geraas van deeze ontijdige belklanken, daarin verhinderd geworden zijnde, uit nieuwsgierigheid mij in mijn japon na de voordeur begaf, om te vraagen wie deeze lasrige nachtbezoekers waren ? men riep van buiten dat ik maar open zoude doen, want dat men den Advocaat noodzaakelijk fpreeken moest, over eene zaak van aangelegenheid, waarbij veel winst te behaalen viel: hoe ongefchikt de tijd mij ook voorkwame om iemand in mijn beroep met raadgeving te bedienen, kon ik wel  ( 293 > denken dat zulks over een geval van het uiterfte aanbelang moest weezen, en in dat begrip begaf ik mij terftond na het vertrek van mijn' hofpis, om hem te wekken, en den neutel aftevraagen, waarmede ik vervolgends de huis» deur ontfloot. Wie denkt men dat binnen trad ? zoude het misfchien geen Gedeputeerden van den zwendelhandel geweest zijn, die berouw gevoelende van hun gefchoten eapitaal op zulke losfe fchroeven in de waagfchaal gefteld te hebben , mij in het midden van de nacht kwamen waar* fchouwen, dat,ik hun ogenbliklijk zekerheid voor hunne geleende penningen moest ftellen , of dat ik anders gevaar liep van in de geizeling te zullen geraaken? dit was juist zo kwalijk niet geraaden, maar het was eigenlijk de oorzaak van het nachtbezoek niet: om tot ontwikkeling van zaaken te komen, dient men te weeten dat drie zwendelaars, vergezelfchapt van een' jong heer, dien ik niet-kon, en naar den eerden fmaak gekleed was, op mijn kamer gekomen-zijnde, mij zo nadrukkelijk verzochten van op {taande voet de horoscoop van deezen onbekenden perfoon te willen trekken, dat ik, om reden van welvoegelijkheid, dat verzoek niet afflaan kon: ik onderfchepte T 3  C 294 > vervolgends onder de horoscooptrekking wel < rasch dat de gewaande jongeling een vrouwsperfoon in mansgewaad was, die, na haare ouders heimelijk ontlopen te zijn, en na hun van een capitaal van ten minften vijf-en-twintigduizend guldens, zo aan geld als juweelen, beroofd te hebben, voorgenomen had den navolgenden morgen met het openfluiten van de poort zig na Luik te begeeven, waar hun haar minnaar, om buiten gevaar van vervolging te zijn, vooruitgereisd was: zo dra ik kennis van zodanige Astrologifche ontdekkingen aan mijne nachtbezoekers gegeven Jiad, bekenden zij niet alleen openhartig dat ik in dit opzicht den' bal niet misgeflagen had, maar bewogen mij boven dien, onder toezegging van eene groote vergelding, dat ik de jonge Juffrouw in haare ontvlugting tot 's Hertogenbosch verzeilen zoude, terwijl de zwendelaar van wenzel , haar verder vandaar over Maastricht na Luik, met een befteld rijtuig, volgends affpraak, moest geleiden : ondertusfcheo dat alles aangaande deeze gevaarlijke onderneeming met eencn gelukkigen uitflag afgelopen was, begaf ik mij na affcheid van de jonge Dame te 's Hertogenbosch genomen te hebben, voor eenige dagen na Zalt'Bommel, ten einde aldaar  ( m ) de gevolgen van deeze volvoerde en wèlgeIukte zaak aftewachten, doch men berichtte mij met de eerfte post, dat dit geval als eene foort van fchaaking aangemerkt zjinde, te Amfteldam zo veel gerucht begon te maaken, dat ik voorzichtig zoude handelen mij zo lang afwezig te houden, tot dat alles bellis t en afgedaan was: het bleef daar bij niet berusten, want behalven dat ik hierdoor in mijn beroep als Advocaat om zo te fpreken in een bemorfte faam gevallen fcheen, werd ik in de noodzaakelijkheid gebragt, om wegens dit toeval mij uit de beflommering met de Amfteldam* fche zwendelaaren , zo goed als ik kon, te redden: bij geluk kwam ik nog zonder fchade van het afgehuurde huis op de P-rinfe,gracht af, maar op mijne aangekochte meubelen moest ik negenhonderd guldens verliezen , die mijn huisvrouw naderhand, buiten mijn weeten, voldaan heeft, behalven nog-zeshonderd guldens verlopene intresten, van het yerfchoten capitaal , die men , bij vergroo» trog, van mij vorderde, doch die ik wel zorg droeg dat aan den woekeraar van wenzel, als geheel buiten den haak, niet betaald wer•den. 0*1 Ik was ter oorzaake van de voorverhaalde T 4  C »9<5 ) ontmoeting gedwongen, om, genoegzaam den gantfchen wintertijd, te Bommel te moeten verblijven, doch in het navolgende voorjaar gelegenheid gevonden hebbende, om, gelijk mij van verfcheidene kanten aangeboden werd, eene niet minder aanzienlijke dan profijtlijke bediening binnen de ftad Schoonhoven te zullen bekomen, verzuimde ik geen' tijd om mij derr waards te begeeven, doch ik kan plechtig betuigen, dat ik nimmer, geduurende mijn' trouvvftaat, zulk eene hartroerende aandoening bij de affcheidneming van mijne huisvrouw, als destijds gevoelde , gelijk dit ook de laatftemaal is dat ik haar gezien en gefproken heb ; ik kwam veryolgends te Schoonhoven, daar de braave en verftandige Burgemeester van solingen, met wien ik lange jaaren vriendfchap onderhouden had, en onder anderen ook 4e edelmoedigeVroedfchap van dersluijs, 4ie mijne belangen bijzonder toegedaan fcheen, alle mogelijke pogingen aanwendden om mij niet alleen als Profesfor, maar als een Lid van de Regeering binnen die ftad te doen aanftellen: ik was tegen mijne verwachting verpligt een week lang mij te Schoonhoven te onthouden, aangemerkt ik ondertusfchen den uitflag van mijne onderfteur.de follicitatie aldaar  C a97 ) daar moest afwachten, wanneer, na eene zon» derlinge en aanmerkenswaardige droom van waarfchouwing gehad te hebben, daarop tot algemeene verwondering eene niet minder onbegrijpelijke dan zeldzaame gebeurtenis, die ik vrij onder de voornaamfte van mijne lotgevallen tellen kan, kwam te volgen. Sedert verfcheidene jaaren, dat ik te Schoonhoven verkeerd had, was ik doorgaands gewoon geweest, bij den Kastelein tiggelman, in het ftads koffij- en wijn-huis aldaar, te logeren : de laatfte nacht dat ik aan zijn huis fliep, droomde ik., tegen den morgenftond, dat ik mij in eene akelige gevangenis bevond, alwaar ik door mijn overleden oom, mijn gewezen weldoener (van wien ik zo menigmaal gefproken heb,) bezocht werd; ik verbeeldde mij, al droomende, dat hij was gekomen om mij uit die angstvallige plaats te verlosfen , waarom ik voor hem op mijne knieën viel, demoedig fmeekende, dat hij mij door zijne voorfpraak toch uit de gevangenis wilde helpen F/aar toe zou dat dienen? vroeg mijn oom'? want gij zult, ten lang* ften genomen, binnen vier • en-twintig uuren tijds weder gevangen zitten / ik ontwaakte daarop van fchrik, echter zeer verblijd zijnde dat I. deel. V  C *9S ) het maar een droom was geweest: na mij ver-, volgends aangekleed te hebben, verhaalde ik, onder het ontbijt , aan Juffrouw tiggelman, en haar dochter, deeze wonderlijke droom, die van begrip waren dat het een voor • teken tot mijn geluk was; vooreerst om dat men de droomen, ten aanzien van haare gevolgen, altijd verkeerd moest uitleggen, en ten anderen vermids het iet goeds voorfpelde, als men van doode menfehen droomde: wij waren nog bezig aan de koffijtafel daarover te praaten , toen de Hoofd-Balliuw braat in de kamer trad, en na de eerlte begroeting verzocht, mij in een apart vertrek te mogen, fpreeken: zo dra wij in de gemeen e koffij kamer gekomen waren, vond ik daar een Gerechtsbode klaar (laan , die verklaarde mijn perfoon te arresteeren, zor.der dat de Hoofdfchout braat mij toenmaals eenige opening van zaaken gaf; hij had nogthans de beleefdheid van mij in perfoon na het Raadhuis te geleiden, aldaar de burger-geizelkamer tot mijn gevangenis aantewijzen, en mij geduurende drie dagen , dat ik nog te Schoonhoven verbleef, niet alleen van beddegoed maar zelfs van overheerlijke wijnen en fpijzen, van zijne eigen tafel , te voorzien: den derden dag werd ik van  daar, door den Onderfchout van driel met een rijtuig afgehaald, na Rotterdam gevoerd , en er bij mijne aankomst in de crimineele gevangenis opgefloten: het verder be. loop van deeze alomberuchte zaak, met het belangrijk proces, en mijne langduurige gevangenis, daarop gevolgd, zal ik in mijn tweede Deel volledig verhandelen. einde van het eerste deel.