V AD E RL ANDSCII HUISBOEK, O F DE VERKLAARINGEN, BETUIGINGEN, EN BELOFTEN VAN DEN STADHOUDER DER VEREENIGDE NEDERLANDEN 9 VERGELEEKEN MET ZTNE DAADEN, MEESTAL GETROKKEN UIT ECHTE STUKKEN, EN VERRTKT MET DE CHARAKTERS DER VOORNAAMSTE PERSOONF.N, DTE IN DE STAATSGESCHILLEN DEN BYZONDERSTEN ROL GESPEELD HEBBEN. DOOR EEN GENOOTSCHAP VAN LIEFHEBBERS DER VRYHEID. TWEEDE DEEL. 1 7 9 3.  Dit volk was het, dat met den wind, dien ze in het hoofd hadden, de fprankelen van ongeneugte tot eenen brand opblies, die, 'voortgejlagen van gewest tot gewest, Jlad tot Jlad, huis tot huis, met ééne fpraay van vlam den gantfchen Staat overjlolpie. Deeze quanten draaiden van lorren , en leugenen de lyn, die waande de beften des Lands te verftrikken , en de wettige regeering te wurgen. Zy maakten zig pykn van allerlei hout, en met der haast eenen weldigen aanhang. Al wat de opgaande zon aanbad; wie, ftaühde naar emig am.pt, verworp: n was, of afgezet van hst zyne, hoewel, uit billyke reedenen; wie om gefchil ,tusfchen zig,en de Staaten gereezen,een kwaad hart op hen droeg; wie zyn haave verkwavfeld, of in kliffen, en kroegen had omgehagt, en in hachlyke lyden zyne meefle veiligheid ftelde ; wie zyne reekening op visfchen in drabbig water maakte; vlydde zig onder die vlag. Maar de glimp, en klem der party waren een deel predikanten, en andere luiden, die ,gedreeven van blinden iever, en onervaaren in waereldfche zaaken, zig aan de fchynheiligheid des .Graaven vergaapten.— De deftigjle, bedagu zaamfte, enzugtvrye vêrftanden, verfoejende dit gefpan, hielden het met hunne Overheid. By ie fcheurmaakers, (gelyk de meefte heevigheid doorgaans het onregt verzeld,} werd elk, hoe hy luider, en leelyker kreet, hoe louterder liefhebber van den waar en godsdienst geagt; hoe iemand zyne bitterheid bet uiierde met fchempen, enfchelden op de Staaten, hoe hy vroomer voorftandervan de agtbaarheid des landvoogds moest heeten, onder welken naam aan die zyde alle deugden begreepen waren. Hier cp fliepen de r'alfche vrienden, en huurlingen des vyands niet; maar, ziende zo fchoon eene geleegenheid, om, zonder zorg van ftraf, het vuur van tweedragt te jlooken, ja dank toe te begaan, en met eere den fchelm tefpeelen, ftrooiden zaat van oproer onder de genieenten, van muitery onder het krygsvolk, al met dezelffte reedenen, die men daagelyks uit den mond van leeraq^s, en geloofsverwanten hoorde. P. KZ. HOOFT, Nedtrl. hijior. XXIII. beek, hl. 1052. en volg,.  VADER LANDSCII H U I.S B O E K, HPhans treeden wy een ander vak in, waar in wy moeten opg. even, welke ysfelyke oproerigheden, van tyd tot tyd geduurendé de oneenigheden, geftookt zyn, "en bewyzen, dat zy, hoe zeer meC verandering van voorwendzels, en omftaudigheden 9 altydeenerleierigting,en oogmerk gehad hebbende > de ftadhouderlyke party ook beftendig tot oorzaakj en begunftiger gehad hebben. Eenigen tyd ftonden wy in beraad, of wy op de verhandeling van de eerfte oorzaaken der oneenigheden, dat is, van de bron onzer weerloosheid , en den fchandelyk gevoerden, en eeven fchandelyk geëindigden, oorlog met Engeland , onmiddelyk zouden laten volgen een verflag van de algemeeue'begeerte tot eene noodzaakelyke ftaatsher vorming, en van de poogingen, daar toe aangewend, dan wel eene aanvvyzing van dien gruwel van oproer, en plunderziekte, die zo wreedelyk in het hart van de fmalle gemeente, en 's Lands militie opgewekt is. L)og wy beflootcn eindelylc tot het laatfte, deels, om dat de eerfte beginzelenvan het opmer onmiddelyk gevolgd zvn van , en verbonden waren met die berugte juflificatoire me. morie van den ftadh., welke enkel en alleen in de waereld geftooten is, om am eene volftrekt onverdeedigbaare zaak door een faamenraapzel van verdraaiingen , en ongerymdheden eenen f'chyn van overtuiging by te zetten, deels, om dat 'er uit II. DEEL. 1 A ' Uy.  & VADERLANDSCH blyken zoude , dat de ftadh. zig van dit verfoeje* lyk middel reeds heef}; begonnen te bedienen op eenen tyd, toen 'er nog geene ftaatshervormingen begonnen, en 'er nog geene zweemzels van aanleiding waren , om die boovenmaatige klagten des ftadh. over verTcöïting van zyne vermeende regten eenigszïns te wettigen, waar meede wy hem zo dikwyls zullen zien te voorichyn treeden. Hier uit dog word overvloedig beweezen, dat de ftadh. den geest van oproer enkel daarom opgewekt heeft, op dac hy zig zoude handhaaven by het onbepaald misbruik van een gezag, waar van hem in dien tyd de wettigheid nog niet betwist werd. Ook blykt 'er genoegzaam uit, dat diezelfde geest van oproer eene der voornaamfte meedewerkende oorzaaken geweest is, waar door, en regenten, en burgers aangemoedigd zyn , om zig op eene mannelyke wyze te verzetten tegen dien algemeenen geest van oproer, die niet anders , als door eene welgereegelde waapenoeffening , kan bedwongen worden , en om het overdreeven gezag te fnuiken, tot welker beveftiging , of vergrooting dat oproer dienen moest. De aanhangers van het huis van Nasfau mogen op de gevolgen der vrye drukpersfe geraasd, en uitgevaaren, en daar aan vooral het verlies van 's volks gunst voor den ftadh. toegefchreeven hebben ; hun geweeten overtuigde hun genoeg, dat niet de aard, of inrigting dier gefchriften, immers in dien tyd , maar wel de ontvouwing der ontelbaare onheilen , aan het Land, en deszelfs ingezeetenen toegebragt , het misnoegen aankweekte* dat reeds door zo veele, in het oog loopende, daaden, of verzuimen gebooren was. De zeeofficieren mogen op 8. maart 1783. by de aanfpraak van den luitenant admiraal van Wasfenaar, waar van wy op het llot des voorigen deels gewaagden (a)r voorgewend hebben , dat men toen reeds eene verandering in de conftitutie bedoelde; zy waren zelfs te wel overtuigd, dac het eisfehen van ver- antwoor- (a) I. deel, II. 212. en volg.  HUISBOEK. o antwoording over het tergend, en trouwloos voeren van den oorlog dien naam geenszins verdiende. 'Er waren immers toen nog geene de allerminfte hervormingen ondernoomen : maar zo ver ging de heerschzugt van eenen ftadh., en van eenen hoop officieren, die de agting , en het vertrouwen niet alleen van de natie, maar zelfs van den Souverain, verbeurd hadden, dat zy dat vorderen zelfs van verantwoording voor eene begeerte tot verandering der conftitutie durfden uitventen. Indien die officieren zo veel belang gefteld hadden in het behoud hunner eer, zy zouden zig voorzeeker gefchaamd, hebben, om den roem, en ambitie, om hun vaderland getrouw te dienen, op te offeren aan de vcrderfelyke heerschzugt van eene eerlooze kabaal, hok de eerden geweest zyn, om zig, door het aanheffen van eene fchandelyke oproerkreet, met hec laagfte gemeen gelyk te ftellen. Geduurende den Engelfchen oorlog, waar in de dagelykfche tydingen van het neemen onzer bezittingen, en fcheepen, en van het mishandelen onzer zeelieden de gemoederen zelfs van het gemeen geweldig aandeeden, en het gemis van kostwinningen den handwerksman, door het ftilftaan der zeevaard, nog gevoeliger trof; deelden de geringfte ingezeetenen met de meer gegoede burgery , en 's Lands Staaten het misnoegen , en wantrouwen over de algemeen bekende , en verfoeide werkeloosheid. Zy geloofden toen ligtelyk, dat de klagten der Staaten, en regenten, van welker weezenlykheid zy dagelyks de blyken zagen , gegrond, en billyk waren. De begunftigers der werkeloosheid moeften dit geduldig aanzien , daar het zintuiglyk gevoel van alle de rampen des oorlogs de kragt van loogens , en Lifter van zelfs zoude gedoofd hebben. Het gemeen, aan zyne eige overweeging, en overtuiging gelaten , 'was derhal ven ft.il, en vreedzaam, terwyl de braafheid der vaderlandsgezinde party eenen opftand tegen den ftadhouderlyken aanhang , in dien tyd zo ligtelyk te bewerken, tegenhield, en de openbaare veiligheid ongeftoord bewaarde. De onwederftaanbaare kragc A 2 dey  * VADERLANDSCH der waarheid had de innige overtuiging van eec moedwillig verkeerd beftier zo diep ingedrukt in het hart zelfs van hun, die naderhand de grootfte voorltanders werden van het onbepaald ftadhouderlyk bewind, dat zelfs de berugte Katharina Mulder, die feedert te Rotterdam zulk eene ftrafbaare hoofdrol fpeelde , onder de voornaamften uit de heffe de« volks geteld werd, die geduurende den Engelfchen oorlog hun misnoegen over dat verkeerd beftier duidelyk te kennen gaven. Zonder twyffel zoude dan het graauw, welkers bcmoejingen met 'sLands zaaken, in alle Landen, en vooral by ons, beftierd moeten worden , zullen zy eenig uitwerkzel hebben , zig verder ftil gehouden, en het openbaar beleid aan de regeering geruiteiyk overgelaten hebben. Maar men had zig, in voorige tydvakken, waar in het huis van Nas/au veeg ftond, met eenen zo gelukkigen nitflag van den dwang , en het toomeioos geweld van het gemeen bediend, dat het niets minder, dan verwonderlyk, was te zien, dat, toen het zintuiglyk gevoel der Engelfche wreedheid, en ftadhouderiyke werkeloosheid door gewoonte wat verdoofd was, men datzelfde hulpmiddel wederom te baat nam , hoe veragtelyk 9 verfoejelyk, en firafbaar dat middel ook wee/en mogt. Eenige oproerige geetlelyken, welker oordeel, vooral ook over lfaatkundige onderwerpen, by het gemeen zo zeer geëerbiedigd word, en eene bende hongerige onverlaaten van allerleie rangen, moeffen de werktuigen zyn , om de gaande gemaakte woede van het gemeen over gebrek van kostwinningen, en over de mishandelingen van deszelfs naastbeflaandcn, of bekenden eene rigting te geeven, welke de reedenen van klagten niet moest verkleinen, miar de fchuld daar van op de Staaten werpen; en den ftadh. doen voorkoomen als iemand, die, met hun lot bewoogen, buiten ftaat was geweest, om den oorlog voor te koomen , of met den vereischten nadruk te voeren. Hier van moest het onvermydelyk gevolg zyn, dat het gemeen zyne woede van 'den ftadh., en zyne kabaal keerde tegen die ftaatsleeden j en regenten, welker oneenigheden mes dea  HUISBOEK. 5 den fta.lh. algemeen bekend waren, en, zyne ingekankerde zugt voor het huis van Nas/au her neemende, in het denkbeeld geraakte, dat de ltadh. door die ftaatsieeden* en regenten onderdrukt, en b -nadeeld werd , en 'er voor het heil des vaderlands geen ander middel overig was, als om den eerden tegen de laatften met alle magt te handhaaven. Wanneer men des ltadh. geheel gedrag omtrent die_ oproerigheden overweegd , word "meer dan waarlchynlyk het gezegde, dat de fchryver des brief's over de waare oorzaak, van 's hands ongeval hem in den mond legd: ,, laat ze maar begaan: zo lang j, de oorlog duurd, verbeelden zy zig, my klein ,, te zullen maaken: zo dra 'er vreede is, zal ik wel weeten , hoe ze onder malkanderen te ver- deelen, en dan kan het niet mislenen, of rnynè „ magt word grooter" (b). Wenlchelyk was het geweest, dat de weidenkenden zig hiertegen dooide heiligde eendragt vroegtydig gewaapend hadden! Laat ondertusfehen de ftadh. zig by zyne aangehaalde ftukken vry beklaagen over het, zo'valfchelyk, als kwaadaardiglyk, uitftroojen , dat door hem, of ,, van zynen weege de goede gemeente wierd ppge„ ruid , en aangemoedigd tot oproer , met het dwaas , en alleszins befpottelyk oogmerk, orn „ het gezag, wettig op hem gedevolveerd, op eej, ne onwettige wyze te vermeerderen, ja zelfs te „ verwisfelen voor de Souverainiteit deezer Lan„ den, en dat uit zodanige geheime aanblaazincen „ van hem, of van zynen weege zouden gefproo„ ten zyn die beweegingen, welken, hier en daar, „ in fommige plaatfen van de Republiek, van tyd „ tot tyd, befpeurd waren." Wy roepen niet fe min den aard, en bedoelingen van die oproeren, de leuzen, waar meede zy gepaard gingen, de middelen, waar door ze aangezet werden, en de perfoonen, die ze bedreeven, of daar van de openlyke begunftigers waren; deeze allen roepen wy tot getuigen, of ze niet door den ftadh., of van' zynen. (*-) Zie W. 30. A 3  fS VADERLANDSCH nen weege zyn aangeftookt. Vooral roepen wy tot getuigen zynen eigen, het zy zydelingichen,' het zy meer openbaaven voorftand, en begunftiging van het oproer in het gemeen, of van deszelfs hoof; den, of uitvoerers. Wy beroepen ons op het geweeten van zo veele duizenden, die, de een van aanzienlyker kant, de ander door meer geringere werktuigen, aangezet zyn tot oproer tegen 's Lands Staaten, of fteedelyke regeeringen, tot mishandeling van perfoonen, tot plunderen, en berooven van huizen, het zy door drank, of geld, of op beloften van aanzienlyken buit, of ook van bedieningen; die bepaalde daggelden bekoomen hebben, om op bepaalde plaatfen hunne helfche oogmerken uit te voeren; of aan wie, mondeling, of by gefchreeven' lyften, de te plunderen huizen aangeweezen, en geweeren, ot andere werktuigen daar toe gegeeven zyn. Hoe veele fnoode aanfiagen, indien deeze lieden fpreeken wilden, of konden, zouden hier door ontdekc, en hoe veele gepleegde gruwelen tot op derzei ver eerfte vuile bron opgefpoord worden ! Hoe zouden derzelver voornaam ftc aartleggers , die fteeds met den dekmantel van liefde tot het vaderland, zugt voor het algemeen welz\n^ bedugtheid voor onrust, en wanorder, en andere diergelyke fraaiklinkende woorden , onbelchaamd voor den dag treeden; in hunne waare gedaante, als het uitfchot van het menschdom, als lielfch'e raazernyen, voor het oog der zonne worden ten toon gelteld! Men moge zig hier op, a's op eeneri fynen ftaatkundigen trek, heimelyk beroemen ; men moge dit voor het aangezigt van alles overheerfchende grooten als beu/elingen, en aardige vonden doen voorkoomen ; men moge zig van agteren verblyden , aan zyne tegenparty de vryheid van fpreeken, en handelen daar door duur betaald géSet , of voor het vervolg verleerd te hebben. God, die alles weet , en ziet , voor wien zelfs de geheimfte raadflagen, en werken der duifternisfe niet verborgen zyn, kan dit alles gemakkelyk op duizenderleic wyzen te huiszoeken op deeze waereld, fcea minften zal het namaals niet ongellraft la-en. Hoe  H U I S B O E K. 7 rïoe wreedaardig zyn ondertusfchen alle poogingen om oproer te ftooken van de zyde van hun, die hetzelve bewerken ! Wy willen niet eens in aanmerking neemen, hoe onbegrypelyk fnood het is, dat men van hun beftaan , en goederen, van hunne gezondheid, van hunne perlboneeie veiligheid, laat berooven lieden , waar van men in zyn hart overtuigd is, dat zy niets van dat alles verdienen, maar zig in tegendeel van de natuurlykfte, en bctaamelyklte pligten vanmenfehen, en burgers kwyten. Wy willen niet eens aandringen, hoe godloos het is, dat men onlchukiige lieden al/.o de flagtoffers maakt van de ontdekking, en tegenwerking van euveldaaden , waar aan men zig zeiven lchuldig kend, en dus de eene boosheid de andere Itapeld. Want, fchqon dc werktuigen deezer gruwelen nu en dan in de goede trouwe verkeeren mogen, de-hoofden weeten nogthans wel, d.at httpj>e eige misdaaden, waar tegen die braaven z;g verzetten, niet ingebeeld , maar weezenlyk zyn. Dit zyn zaaken, die geen betoog behoeven. Maar wy bepaalen ons tot de wreedheid 5 waar aan men zig ichuldig maakt omtrent die voorwerpen eer verleiding zeiver.. Immers, fchoon men bewust is, dat deeze lieden meest al valfchclyk waanen voor eene goede zaak te ieveren, en vervuld zyn van geneegenheid voor hun , dien zy denken eenen dien«t te doen; eevenwel begaat men tegen hun eene driedubbele trouwloosheid. iG. Waagd men hun veeltyds aan eene fchandelykc , en Yrnartelyke ftraf, doorgaans aan eene volftrekte armoede voor het overige van hun leeven, en altyd aan den onuitwisbaaren haat, en veragting hunner mecdeburgers. i'. Doed men hun ieveren tot het bederf van hunne waare, dog miskende, vrienden, en weldoeners, die door hunne bemoejingen vooral ook het lot der fchaamele gemeente poogen te verzagtcn, en doed hun dus blindelings ylen naar hun onvermydelyk bederf. 3°. Maakt men hun tot befchcrmers der ondeugd, der trouwloosheid , des verraads, tegen welken zy, werden hunne oogen geopend, hunne woede gewisfelyk met meerder regt A \ keeren  8 VADER LANDSCH keeren zouden. Orn nu niet te zeggen, dat men in koelen moede voor den burgerftaat den gvootflen, en eindeloosten poe! van ellenden, en jammeren opend, die op aarde te bedenken is, de teederite , en heiligde banden eter menfchelykheidj der vriendlclv'p , en bloedverwmtfchap voor eeuwig verfcheurd, de onverzoenelykde haatdraagend-> heid, en afgrysfelykde ondaaden veioorzaakt, waar voor het eene fchepzel te-gen het ander immer vatbaar is , en het vonrnaamfte oogmerk van alle burgermaatfehappyen geheel vernietigd. Wy beroepen ons gerudelyk op de rampzaalige ondervinding , die ons ongelukkig vaderland van deezeiï geeslel gehad heeft, en die verfcheide huisgezinnen, en hunne nazaaten al tyd met heete traanen, en met vervloeking van derzelver bewerkers, beweenen zullen. Hier meede koomen wy tot de be-i fchouwing van die oproerigheden zeiven. De erndige flappen van de Staaten van Holland, Zeeland, en Friesland, en de mannelyke adviezen, en voordellen van verfcheide regenten in die, en andere geweften; dc onzeekerheid, wat 'er meer van dien aard gebeuren konde; en de onmogelykheid, om het gehotiöfn bellier in den oorlog by eerlyke. en v'ërftandige regenten, of burgers met ■vergezogte drogreedenen , en onvoldoende b, wyzt n te wetngen ; dronarn den iladh. met zynen aanhang elV op hèft fterkftë, om door middel van oproer, hpt eenige, dnr 'er ovevichoot, dè ftem der ■waarheid, en der rèèdéri te ovcrfchreeivwen. 7y drongen hem, otn een dom, en byna reedenloos genven, de heffe der ratie, door flerkrn drank, door opror-leuzen , Hoor 6nttènfpgWr"tg getier in wnedp ontflooken , toe zvn eigen bederf te dflftfl voorthollen. Met c'?n word men moest aagten, de tooneelen van i iets anders , dat tot bevordering der vfybeid was aangelegd. Mfefchtejp had men van den kant der va»Mzigtïgh«d beter gedaan, om dit tooneel in eenen aigek-egen hoek , of in eene der volkryklte 11 'eden , meer verwyderd van het ftadhouderlyk vevblvf, aan te vangen, igelyk in 1747. de verhei, fmg van Willem IV. re ter Veere begon. Maar het fchynt, dat de bewerkers van oproer zo min kiesch zyn' in het uitkippen der gefchiktfte plaatfen, of in het bèraafnen van andere voorbehwedzels, als in het gebruik maaken van dat middel zelfs. Althans voor' her eerde tooneel was 's Haga gefchikt, Ichooa onmiddtlvk geleegen onder het oog van den Souverain van Holland, en onder dat van de vertegenwoordigers der algemeene Staatsregeering; en het onmiddelyk bedryf moest zelfs digt by de wooning van den ltadh. aangevangen , en daar, door rulke beweegraderen aan aen gang gebragt, en op zulte eene wyze voortgezet worden, dat nimmer een oproer zynen oorfprong, bewerker, en begunfiiger met meerdere klaarheid konde aan den dag brengen. Kn, toen men het eens geworden was over het middel, was 'er ligtelyk eene aanleiding te vinden , om de brandltoffe aan te fteeken, en het vuur aiom te verfpreiden. Wy zullen dit b:kend oproer kortelyk afmaaien met de trekkep, ontleend uit het voorliet der freedeu Doré,echt, en Am\leU'am. Op 9. december 1782. droegen de twee gem. fteeden in eene boitengewoone byeenkomst der Staaten voor, ,, dat eenige lieden in het begin der ,, voorreeden week" (dit wa» de 4. december) ,' in 'sHage zeeker dankadres aan den ftadh., des an' derendags in delLiagfche courant bekend gemaakt, langs de huizen van partikuliere perfoonen ter '', ceekening hadden rondgedraagen, rnec byvoeging ,, van zodanige reedenen, die meer dringende, dan overrcedende, geweest waren , ten einde daar door }; dc gemeente tot het teekenen van gem. adres te noodzaaken : dat men, hier door waarfchynly.-C ,, zvn oogmerk niet hebbende kunnen bereiken, ,, tót het°uiterlte was overgegaan, en getragt had te bepróeven, om door oproer, eu openbaar ge5 A 5 ,? weid  i© VADER LANDSCH weid daar toe te geraaken , in zo verre , dat men, laatstleeden vrydag in den avond, eene troup volks op de been had gebragc , beftaande .,, voor een groot gedeelte uit bedienden van den gelchutgierer deezer provintie, en den boekver ,. kooper Pierre Gosfe, voorzien met flambouwen, „ en vuurwerken, en opgefchikt met oranjelinten, ,, zingende, en roepende langs de ftraat, houzé, vivat oranje, enz. en tragtende een' ieder, dien zy 3, ontmoeteden, te noodzaaken, om zig bv hun té voegen, en den aanhang te vergrooten: dat zy „ onder anderen verfcheide lieden van meerderen, en minderen rang, en in het byzonder ook offieieren van het guarnizoen, op liet buitenhof met 5, geweld gedwongen hadden, om de kokarden van de hoeden af te neemen, en oranjekokarden in de ja plaats te ftellen , met hun te dansfen, en den gem. zang op te heffen: dat een groot gedeelte dier oproermaakers zig ook , zeer laat" in den », avond, aan het huis van den raadpenfionaris," (ook van den heer van Noordwyk, baljuw van 'sHage, en anderen) ,, vervoegd, en aldaar op eene zeer >, indecente wyze, by herhaaling aangebeld had." Die lteeden droegen verder voor, ,, dat, hoe zeer deeze beweegingen met de voorfz. brutaliteiten, v en ftraatfehenderyen waren geëindigd, zonder dat hier uit eenige verdere ongereegeldheden gevolgd „ waren; dit echter waarfchynlyk daar aan alleen moest worden toegefchreeven, dat zy geen volk ,, genoeg in hunnen weg hadden kunnen met zig fleepen, en dat de geest van oproer tegenwoor,, dig niet algemeen genoeg was, om de ingezeetenen uit hunne huizen tot diergelyke feitelyk,, heden te lokken; dat zy gedeputeerden niettemin hadden geoordeeld,dat deeze gebeureni? door den Souverain met geene onverfchilligheid kondq worden aangezien, r°. om dat dit oproer, als on., der het oog, en met befpotting van den Souve3) rain , was begonnen, en i°. om dat de baldaadigheden, niet agter af, in den eenen, of anderen hoek van 'shage, maar op liet binnen - en buitenhof, j} geleegd, met alle bedaardheid warm aangezien, zon- „ der  HUISBOEK. ii „ der dat dit faamengerot gefpuis tegengehouden, ,, verftrooid, of van weege den fiskaal van het hof „ van Holland, of baljuw van 'sHage, eenige flap ter deezer zaak was gedaan, en men dus i'cheen „ te mogen zeggen, dat de juftitie hier omtrent „ buiten werkzaamheid was geweest, en gcblee,, ven." Op grond nu deezer, in het oog loopende, ómftandighedèn gaven zy in overweeging, „om prefident, en raaden van het hof van Holland aan „ te fchryven , • om , zonder tydverzuim, onder,, zoek naar het voorn, gepasfeerde te doen, en in ,, het byzonder naar de be.lhamers, en aanftookers „ van het voorfz. begonnen oproer, en waarom, „ ter zaake eener gebeurenis, die, zo waereldknn- dig, en in den mond van een' iegelyk' was, nog ,, door den fiskaal , nog door den baijuw, eenige crimineele vervolging was gevallen" (c). Het b( fluit van Holland viel overeenkomftig dit voorftel; en de vlugt der drie meest fchuldigen, de beide Vermeulens, en Undeen, die met het dankadrcs rondgeioopen , en alle die beweegingen aan den ging geholpen hadden, toonde alaanftonds, dat de voordragt van den ftadh. omtrent dit voorval bezyde de waarheid was. üeezedog, altyd waakzaam, en ieverig, als het op zyne cigc grootheid, of op de veiligheid van zyne vrienden, en begunftigden aankwam, verfcheen ook in die buitengewoone vergadering met een berigt, en voorflel, waar uit wy zien zullen, in welkeen valsch, en regt tegenftrydig licht hy dat mislukt oproer zogt te ftelien , en hoe hy nogthans ook zelfs niet heeft kunnen ontveinzen het verband tusfchen het dankadres, en het gebeurde op 6. december. Hy droeg dan voor, „ dat hy, in de voorleeden week vernoomen hebbende , dat in 'sHage ter onderteekening werd geprefenteerd zeeker dankadres , dat hetzelve door een aantal ,, perfoonen was geteekend, dog dat anderen zulks ontweeken hadden, of niet geneecen waren, om „ heu 0) Nederl. jaarb. 1782. bi. 1573—15"6.  is VADERLAND SC II „ hetzelve, zo als het lag, te teekenen; hy den „ heer van Noordwyk, als baljuw van 'sllage, had verzogt (d), aan den magiftraat te betuigen, „ „ dat hy , hoe zeer alleen toefchry vende aan „ eenen goeden iever voor hem, en zyn huis den „ ftap, door die perlbonen gedaan, niet gaarne }, ,, zoude ontfangen een dankadres, waarover het ,, ook zoude mogen zyn, ten ware, dat allen, „ „ die het onderteekenden, zulks deeden met ge3, ,, noegën, en uit overtuiging; en, dewvl het ,, hem byfconder leet zou doen, dat over het al, of niet teekenen daar van ongenoegen ontftond ,, „ onder de ingezeetenen van 'sHage, het hem „ aangenaam zoude zyn, dat door den magiftraat „ ,, de noodige maatreegelen, om alle ongenoegen ,, ,, voor te koomen, en tot handhaaving der rust, ,, ,, genoomen wierden:"" dat daar op de magi. „ ft raat had goedgevonden, om geregtelyk te doen ,, verbieden het verder ter onderteekening bren„ gen, of leggen van het voorgem. dankadres; dog „ dat delkrygsraad der Haagfche fchuttery, befloo. „ ten hebbende, om een bl'vk te geeven van des- zelfs geneegenheid voor hem, en zyn huis, door ,] den burgermeefter Slicher (e), als kolonel, aan „ den magilhaat had doen voordraagen een ander ,, dank- (d) Hoe tiaa? echter dit verzoek door hem gefchied, hoe hetzelve aileen door zeekere welvoegelyl-heid aan hem afgedwongen, en hoe veele aamnaaningen, dagen iang, by hem befteed waren, eer hy 'er toe te brencen was; Mykt in't de beëedigde verklaaring van den kolor.el der Haagfche fchuttery, J. Slicher, te vinden in het 1*5. deel van de zaaken van jlaat en oorlog, by f. Allart, bi. 1 — 24. (?) Blykens de beëedigde verklaaring vim Hen heer Slicher hl. 13., is dit voorftel door d'jnzelven zeer fchoorvoetende gedaan, daar hy zelfs bevoorens aan den heer •san Noordw\k betuigd had , ,, dat het hem dog geweidig „ tegen de borst ftuitte, hetzelve ftuk als aanneenielylc te moeren voordraagen." Deeze verklaaring behoord in haai! geheel geleezen te worden, om daar uit het gedrag van den ftadh. , en van den heer van Noordwyk, als baljuw van 'sHage, volkedig op te fpeuren.  HUISBOEK. 13 ,., dankadres, welkers inhoud door gem. magiftraac „ was goedgekeurd , heeden in de Haagfclie courant geplaatst, en aan een' ieder' de vryheid ge„ laten, om hetzelve te teekenen; hebbende ik ge. „ meend" (dus eindigde- hy zyne voordragt,) ,, dat ,, ik dit blyk van geneegenheid van de burgers, en inge,, zeetenen van myne geboorteplaats niet behoorde af te ,, keuren, en dat ik, het geluk hebbende van in eene ,, vrye Republiek te keven, geen hinder, of beletzel ,, aan dat voorneemen , dat voor niemand beleedigenfi j, konde zyn, behoorde toe te brengen" (ƒ). Vol onbelchaamdheid , list, en onwaarheid is deeze geheele voordragt , maar vooral de laatfte bewoording. Waarom bemoeide zig de ftadh. met dit dankadres, en waarom verzosrt hy de Haagfche regeering om de noodige maatreegelen tot liandhaaving der rust in het werk te dellen, indien of in dat adres, of in het geen desweegens verrigt werd, niets onbehoorlyks geleegen was ? Waarom , in plaats van in fchyn voor de rust van den Hage te waaken door het boovengem. voordel aan de rerxeering dier plaats, niet liever dat geheel dankadres voorgekoomen? Waarom, al was het eens buiten des ltadh. meedewerking in de waereld gebragt, hetzelve niet - terltond van de hand geweezen ? Waarom een tweede in de plaats gefield van het eerde, toen men zag, dat hetzelve, in wederwil van dwangmiddelen , 'er niet in wilde? Waarom ?.ulk een afgebeede'd dankadres vooraf zelfs onder de oogen genoomen, en, in tegenwoordigheid van den heer van Noordwyk, en den kolonel Sikh er, daarin met eige handen veranderingen gemaakt, gelyk laatstgem. naderhand onder eede verklaard heeft? Waarom 'er dan, niettegendaande deeze gemaakte veranderingen, een diep dilzwygen in gelaten van 's hands hooge regeering? Waarom 'er eene uitdrukkelyke melding in gelaten van hun goed, en bloed te willen opofferen, en te waaken voor de voorregten, en privilegiën zo van Z. H., als van hunnen magiflraat, er, (ƒ) Nederl, jaarl. 1782. 1/, 1568—1573*  VADERLANDSCH en burgery? Tegen wie anders moest deeze waakzaamheid, en opoffering werken, als tegen de hooge regeering van het Land, die over des ftadh. verrigtingen te onvreeden was? En bleek juist dit laatfteniet allerduidelykst het waar oogmerk van den ftadh. te zyn, daar hy aan den heer Slicher zelfs gezegd had, waarom zoude het hier zo wel niet mogen gedaan worden, als te leiden (g ), en daar elk weet, dat het dankadres der Leidfche burgery aan de regeering regt het tegengeftelde behelsde van het geen met het Haagfche dankadres bedoeld wierd? Of was die uitdrukking , of konde dezelve voor niemand beleedigend zyn, vooral , daar de ftadh. het adres vooraf onder zyn oog, en pen gehad had, en van den geheelen inhoud \meefter was? Of was dit dankadres , bepaaldelyk vervattende ,, eene hart„ grondige dankzegging voor al het geen Z. H. in ,, deszelfs aanzienlyke poften tot weezenlyk wel„ zyn van dit Gemeenebest had aangewend , en ,, eene berusting in al het geen hy met opzigt tot ,, 'sLands zaaken verrigt had;" was dit dankadres niet eene reegelregte tegenftelling van der onderteekenaaren gevoelens tegen die der Staaten; liep men daar meede de raadpleegingen van den Souverain niet zigtbaar voor uit; en was het daarom niet hoogst beleedigend voorden Souverain ( h ) ? Waarom eindelyk dit blyk van geneegenheiè niet zo wel afgekeurd, als naderhand de bemoejingen der braaffte, en deftigfte burgeryen met 's Lands zaaken, toen na de revolutie de befte burgers aan den ftadh., volgens zyne eige begeerte, vergiffenis verzoeken moeften voor foortgelyke dankadresfen, aan den Souverain geprefenteerd, maar over maatreegelen ter beveiliging des Lands tegen zyne heerschzugt ? Of mogt dit aanbieden van dankadresfen maar alleen gefchieden, als zulks hem te ftaade kwam, en niet, wanneer het hem mishaagde? Dit alles voor een oogeu- C") Verkl. van J. st.icnnn, M. 6. (h) Deeze zonderlinge dankadresfen vind men in de Nedtrl. jmb. 1782. bi, 1558—1561.  HUISBOEK. 15 oogenblik daar gelaten, was het immers verre beneeden de waardigheid des eerltcn amptenaars vau den Staat, om een adres aan te neeraen, of te bevorderen, het welk, gevloeid uit de pen van eenen advokaat Lulius, rondgedraagen door twee boekwurmen , en eenen Zweedjchen gelukzoeker uit de laaglte klasfe des volks, en eerst, en voornaamelyk onderteekend door drukkers - en gefchutgietersknegts , welker meefters voor blinde voorll:anders van het huis van Nas/au bekend, en voor eeu groot gedeelte van hem afhangelyk waren; in alle opzigten de gedaante had van met een opzet in de waereld gebragt te zyn, om op te weegen tegen hcï Leidfche dankadres, door de notabelfte, en meefte burgers dier (tad geteekend, tegen de bykansalgemeene overtuiging der geheele natie, en vooral tegen de bekende gevoelens der Souverainen van ver de meefte geweften. Ook was het benenden de waardigheid van elk cordaat mensch, die eenigen den minften rang in de maatfchappy bekleed, en aanfpraak maakt op de agting zyner meedeburgers r om een dankadres, over welk een onderwerp, en in welke omftandigheden dan ook, zelfs te bellieren, herontwerp daar van voor af te onderzoeken, en deszelfs uitdrukkingen naar zyne eige denkbeelden voor te fchryven, wanneer hy wist, dat zulk een dankadres aan hem zelfs zoude worden aangebooden. Wy zwygen van de laagheid, om zaaken van zulk eenen ingewikkelden aard te willen laten beflisfchen door lieden, volftrekt onbevoegd om dezelven te beoordeelen, Dan genoeg van deeze on» betaamelykheden : hooren wy zyne verdere voordragt. ,, Inmiddels is het op vrydag avond, ra dat reeds met het prefenteeren van het eerstgemelde ,, dankadres was opgehouden," (het tweede was dan nog in de wandeling,) ,, voorgevallen, dat eenige ,, ingezeetenen zig, met het pleegen van vreugde* „ bedryven, zo op het binnen - en buitenhof,'a's ,, op eenige andere plaatfen , beezig hebben ge,, honden, dog zonder, zo ver my bewust is, zig ,, fchuldig gemaakt te hebben aan eenige daadelyk„ heden, of aan iets, dat als een oproei kan worden  10 VADERLANDSCH den befchouwd. Zo ras als ik vernam deeze tee* kenen van vroolykheid, liet ik den commandeerenden officier van de hoofdwagt by my koomen, en belastte hem wel toe te zien, dat de wagt ,, in order by een gehouden, de patrouüjes regu„ lier uitgezonden, en aile desoiders* en moleilen „ wierden voorgekoomen; dog teffens , zo lang die int;ezectenen niet anders deeden, als vioolykheid te tonnen, hun ongemoeid te laten, terwyl ik met „ raadzaam oordeelde, de militie van den Staat te gebruiken, om deeze ingezeetenen in derzelver vreugde „ te jiooren, zo lang als zy zig aan geene feitelyklie,, den fcbuldig maakten. Geïnformeerd, dat, het geen tot deeze byeenkomst van H. E. G. Mog. „ aanleiding gegeevën heeft , de bovengem. om„Handigheden zyn, heb ik nóodig geagt , H. E. 3, G. Mog. van het voorgevallene verflag te doen, en teffens daar by te moeten voegen eenige conïideratien, die my van het uiterde belang voor,, ge'koomen zyn voor den dienst van het vader,, land, en voor de eer, en den luider van deeze hooge vergadering." Zo onwaardig intusfehen, als de Souverain by de gem. voordragt door zynen eerften dienaar beleezen, en misleid werd, zo ongerymd w;.s ook het voordel, waar in het vaderland , en de eer van de Staeten zo veel belang hebben moeden. En, (wie zal het ge!onven?J dat voordel bedond eenvouwdig in een beklag over beleedigingen, die de dadh. zeiven, veele andere regenten, en miniders, en een aantal zeeofficieren ondergaan hadden, en het hulpmiddel al weder in eenen voorfiag, om de vryheid, of, gelyk het heette, de licentie der drukpersfe te bepaalen. Als of die be-.eedigingen niet ophielden zoodanig te zyn, zo lang zy, die 'er de voorwerpen van waren, zig dezeiven op den hals haaiden , en als of het Land behouden was, indien men de verwytingen, door middel van de drukpersfe aan hun gedaan, deed opi,ouden. Verre van daar was het V/el zeeker, dat de drukpersfe, en deszelfs gevolgen misfehien meer invioeds hadden ter voorkooming van verdere wan» fiaaden, dac de vree* voor het misnoegen van den Souve-  HUISBOEK. t? Souverain. Hoe gelykluidend was dit vooriïel van den ftadh. met het voorig request der zeeofficie, ren, het welk hy zo gedienftig by H. H. Mog. onderfteunde! Maar welk verband had tog dat zogenaamd misbruik der drukpersfe met een mislukt oproer van een deel zvner afhangelingen ? Was c ,voorfteI van dcn ftaüh. niet eeven zo veel, als of hV gezegd had : „ bedwingt de vryheid der „ drukpersfe, of ik zal mv wreeken door het ftoo„ ken van oproer" (O? Voorcs zag men klaar uic deq CO Hoe ree! verfchild hier de taal van eenen ftadh. van Holland, van eenen eerften ftaatsdienaar, die zelfs in alle opzigten zo beftrafFenswaardig was, van die, welke de Roomschkeizer, Jojeph II , by zyne verordening ov&r da boekenfen/uur voerdeI „ Cntieken, ( zegd by,) indien het „ geene fchnnpfchrifren zyn, zy mogen den Landvorst, of den genngllen treffen, moeten niet verbooden worden, „ vooral , wanneer de fchïyver zig noemd, en dus voor " ff £aarheid verpand. Het moet eiken waarheidminnaar' „ blydfchap geeven , wanneer hem zulks op deeze wyza „ overkoomt." En, hoe verregaande ook het misbruik geweest is, dat men in de Ocjhnrykfche Nederlanden, geduurende den opftand vau 1789., en 1790., van de viyheid der drukpersfe gemaakt heeft , een misbruik, ten minften ruim zo groot, en haatelyk, als waar over Willem V ziff naderhand weegent perfooneele fchotfehriften beklaasen konde; Leopold II. heelt nogthans, na het heroveren dier Ne. derlanden, met geaarzeld, om pok de fchryvers, diukkers en uitgeevers derzelver, fchoon veeien met naamen bekend waren, onder eene algemeere amneftie te besiypen. Niet minder verfchild van dit beuzelagtig gedrag des ftadh de denkwyze van den tegenwoordigen kroonprins van Deere' marken, welke in eene der msandblaaden (*), aldus word opgegeeven. „ De kroonprins betuigde, dathy, hoe ze-r „ het hem fmartte , zyn gedrag blootgefteld te zien aan ., een onderzoek onder zulke ongunftige teekenen niet „ konde nalaten te erkennen, hoe het misfehien cpfchied„ de zonder eenig onregt te begaan, dewyl dwaalen het „ tot van alle menfehen was: dathy zig al tyd meer geneigd „ vondj  38 VADERLANDSCH den overgang van het dankadres tot de beweegin* gen van 6. december, dat de laatften gelyktydig warera „ vond, om zyne verpligtingen te erkennen aan de zo- '„ danigen , die moeds genoeg hadden, om ze aan hem te ontdekken, dan aan de partydigheid dier zwakke vrienden, die liever zyne misfiagen wilden verheelen, en \, verdonkeien : dat hy in het toekoomende zig zoude bel', vlytigen , om op zulk eene wyze te handelen, dat hy, „ zo min mogclyk, reden gaf tot openbaare klagten : en dat „ hy zo verre'was van den koning te willen aanmaancn '„ tot het beteugelen van de vryheid der drukpersfe, dat ',, hy veel eer bereid was, om zig eenen verdeediger te be„ toonen van de wet, door Z. M. desweegens gegeeven, dewyl hy zig verzeekerd hield van derzelver heilzaame " ftrekking voor de onderdaanen." Meer zulke voorbeelden zouden wy* uit de laatere gefchiedenisfen kunnen bybrcngen, indien wy niet begreepen, dat de zaak van zelve fpreekt, en dat wy misfchien te veel eer doen aan eenen Willem V., door hem één oogenblik te vergelyken met mannen, in welker fchaduwe hy zelfs niet verdiend te ftaan. Wy moeten 'er eevenwel nog byvoegen, dat niets huichelagtiger was, dan deeze zyne klagt over de vryheid der persfo, daar hy juist in dienzelfden tyd eene dborfteekehde pooging deed, om juist door de drukpersfe 's Lands Staaten, cn andere braaven te doen hoonen, en (afteren , wanneer hv, naamelyk, aan den gedeporteerden predikant P. Verbru'gge op 6- december 1782. by eene afte $00. guldens jaarlyk'sch penfioen gaf, zo lang hy zig die gunst ten opziqte van Z. H. zoude waardig maaken, dat is, zo lang hy het lafterfchrift, de post naar den Ncderrhyn, en anderen van dat foort, zoude uitgeeven, waar over hy niet lang daar na te Delft in hegtenis geraakte (*). Dit was regt eene daad, WillemV. waardig, en kenfehetst boovcn alles de waardy zyner klagten, ter Staatsvergadering over de licentie der drukpersfe gedaan. (*) Copien van echte (lukken, betrekkelyk zeehre onderbande, linnen tu'fchen Willem V., prins van Oranje, en P. Verbrugge, gewezen predikant te Koedyk, fchryver van de post naar mm iiederrhyn, tn den hartlooper van staat, in Holland 1787. De Hukken, hier voorkoomende, zullen elk eeilyk merkels v-rbaasd doen ftaan.  HUISBOEK. ip waren aan het ter teekening leggen van het tweede dankadres. Vreugdebedryven, en teekenen van vroolykhtid, moeiten hier heeten, het maaken van verre-» gaand geweld op 'sheeren ftraaten,op eene der woe~ ligfte jaarfeeften, op het leevendigfte van denHage, in de nabyheid, en onder het oog van den ftadh. Met deezen naam moeften beftempeld worden hec roepen van houzé , vivat oranje , het draagen van oranjeteekens , die altyd in ons land oproerleu. zen waren op buitengewoone tyden , het noodzaaken van anderen, om ook zo te roepen, en die teekens te draagen, ja zelfs van officiers, om hun gewoon veldteeken af te leggen., het beleedigea van den boode van Dordrecht, het fchellen aan de huizen van fommige zeer bekende perfoonen, en dat alles op hetzelfde tydftip, waar op zo veele beweegingen in 'sHage over het dankadres ontftaan waren, dat de ftadh. meende, zig daar meede zelfs te moeten bemoejen. Was het zo vreemd om op de gedagten te koomen , dat het rondloopen tot hec teekenen van dat adres, dat alles, wat daar over zo kortelings gebeurd was, ja dat de bedenkelyke inhoud van dat adres zelfs, den fleutel uitmaakten van deeze nagtbeweegingen ? Indien de ftadh. zelfs waarlyk niet begreepen had, dat die beweegingen oproerig waren, waarom ontbood hy dan den, officier van de hoofwagt, en waarom gaf hy hem zulke orders, die niet te pas kwamen, indien die beweegingen niet buitengewoon, en niets meer waren, dan vroolykheid, en vreugdebedryven? En wat zal men van die orders zelvcn zeggen, daar zy op de militie van geen goed uitwerkzel konden zyn, zo lang zy zag, dat de ftadh. die beweegingen onder zyn oog haaren gang liet gaan? Het ging hier meede, gelyk met zyne werkzaamheid in den oorlog, alles beftond in woorden, en vertooningen, die Hechts dienen moeften , om zyne heimelyke oogmerken veiliger te bereiken. Öndertusfchen fchaamd zig hier de ftadh. niet, om den Souverain in het aan» gezigt te befpotten, onder anderen door een voorgeeyen van zyne fchroomagtigheid omtrent het gebruik der militie van den Staat om ingczeetenen in B 2 hunne  20 VADERLANDSCH hunne vreugde te ftooren; daar hy naderhand brandeis van begeerte, om diezelfde militie tegen de braafs fte ingezeetenen te gebruiken, die, verre af van hem, en zyn huis wierook toe te zwaajen, in tegendeel hem, en zyne daaden ten hoogften verfoeiden. Eindelyk, indien die beweegingen waarlyk onfchuldig geweest waren, en indien hy geen belang gefield had, om dezelven door zyne voorfpraak aan te moedigen,by zoude het dan ver beneeden zvne waardigheid gereekend hebben, om daar voor "in de hooge Staatsvergadering, als meedelid der regeering, zo zigtbaar party te trekken. Wy befluiten dan, dat die beweegingen waarlyk oproerig geweest, en door den ftadh., eeven zo wel als het zogenaamd dankadres , begunftigd zyn. Dit befluit is te wettiger, om dat de ridderfchap, die beftendig zyne echo was, des anderen dags wel deed aanteekenen, „ dat zy geenszins had toegeftemd, „ dat zulks door H. E. G. Mog. voor een oproer zoude worden verklaard, terwyl zy meende, zon£ der een attentaat te doen tegen de Hoogheid, en „ Souverainiteit van Holland, in twyffel te mogen „ trekken, of, het geen op dien dag voorgevallen „ was, met den naam van oproer kon beftempeld ',, worden;" maar voor zo ver echter van des ftadh. verklaaring verfchilde, dat zy dat werk niet volftrekt verfchoonde , en hetzelve veel min enkele vréugdebedryven, en vroolykheid noemde, dog voorpaf van begrip te zyn, „ dat het oordeel over de vraag, of 'er een" oproer al, of niet, had plaats ,, gehad, aan het hof behoorde te worden overge- laten" (k), toonende dus, dat zy zelfs des ftadh. verklaaring niet voor geheel voldoende aannam. De uitkomst 'beveiligde dit ons befluit genoeg , verrnids de drie gevlugte belhaamers voor het hof van Holland by herhaaïlng werden ingedaagd , en alle *->oogingen zo van dat hof. als van de Staaten, om ■hunne overgaave van de Kleeffche regeering te erhn°-en , vrugteloos waren. Na gedaan onderzoek n van (<0 Ncderl. jaarb. 1782. W. 157?-  HUISBOEK. ', 2| van dit geval door het hof van Holland, waar van hetzelve by eenen brief van 6. juni 1783. met overzending'der papieren kennis gaf, kwam 'er ter Staatsvergadering een rapport desweegens in, waar by de volgende vyf byzondei heden , als zo veele zaaken, waaromtrent commisfarisfen, by het onderzoek der ftukken, voor zig zei ven ten vollen overtuigd waren, worden opgegecven: i*. ,, dat het ge,, pasfeerde op 6. december, in zynen oorfpiong, ,, en faamenhang befchouwd, en vergeleeken met de omftandigheden, ontwyffelbaare merkteekenen ,, droeg van een oogmerk, 'dat, ten mintten by de eerfte aanleggers, en onderneeiners van dit werk, „ toe flooring van de openbaare rust moest hebben plaats gehad : 2". dat hetzelve een onmiddelyk ,, verband had gehad met het vervaardigen, en doen .,, teekenen van zeekcr dankadres aan Z. H., waar „ van het eerfte opftel maar al te veel verraadde „ de verkeerde gevoelens, en bedoelingen van hun, ,, die het ontwierpen: 3°. dat derhal ven de gede„ pureerden van Dordrecht, en Amfteldam, met de ,, grootfte reeden, uit de hun bekende omftandig„ heden aanleiding genoomen hadden, om daar op een naauwkeurig*onderzoek te vorderen, cn dat H. E. G. Mog. by derzelver befluit die poogin. gen bekragtigd hadden: 4°. dat by het hof, des- zelfs commisfarisfen , en den advokaat Luiken, „ alles was aangewend , om deeze zaak in haare eerfte beginzelen naar te gaan: 50. dat alleen aan de vlugt van drie perfoonen de reedenen waren ,, toe te fchryven, waar om die zaak nog niet vol- leedig had kunnen afloopen" (/). De gefchutgieter Maritz verklaarde naderhand aan gecommitteerde Raaden, ,, dat op december twee onbe,, kende perfoonen zyne knegts het dankadres Ia- ten teekenen, hen een dukaat voor drinkgeld ge„ geeven, en hem des anderen dags, (op den 6.) verzogt hadden, om zyn volk in eene herberg te mogen trakteeren." Ook bleek het, dat die zogenaamde vroolyke lieden zig des nagts in eene her- (D Nedid. jaarb. 1784. bi. 12+9. B3  a% VADERLANDSCH herberg in de hofftraat, en dus digt by des ftadh. wooning, hadden opgehouden. Zal iemand dan nog ilaande houden, dat deeze beweegingen geen opzettelvk oogmerk gehad hebben, en niet oproerig gewee'st zyn? Of deed 'er niets toe, het geen de Neder landje he jaarboeken verhaalen, „ datden4.de„ cember , wanneer men in de herberg, de goude „ leeuw, de reekening opnam van de hof - of paerela, buurt, (welke nog weegens de koften van eery, boogen,tergeleegenheid van demeerderjaarigheid „ van den ftadh. in 176Ó., een kwaad flot had van „ 1200. guldens,) de thefaurier van Z. H., Reigers3, man, aldaar verfcheen , en aan die buurt,uit naam s, van Z. H., eenen gouden beeker, en 7*. goude 3, ryders ten gefchenke gaf" (wi)? Wy weeten wel, dat zulks by een, daar nagenoomen, befluit van die hof buurt geheel verdraaid word. Dog, behalven dat de dagteekening van dat befluit eerst is van 12. feptember 1783., en by gevolg neegen maanden daar na; brengt dat geheele ftuk zyne eige wederlegging meede, vooral, daar hetzelve, dat gefchenk verplaatfende in het jaar i772-> echter inhoud , dat Z. H. nu die buurt befchonken had: waarop de fchryver der jaarboeken zeer wel-aanmerkt, dat dit nu 'beteekenen moet in het jaar 1772., en derhalven duidelyk toond, dat dit enkel woord de valschheid van dat geheel befluit verraad («)• Volgende gebeurenisfen duidden ook genoeg aan, dat oproer nu het geliefkoosde middel geworden was, om den ftadh. van alle verantwoording te doen ontflaan, en het gemeen tegen de regeering op te zetten , en dat men zig door de eerfte mislukking niet liet affchrikken, om daar toe herhaalde pooginaen te doen. ' , Hier toe brengen wy onder anderen het drukken, en overal voor niet uitdeelen van een ftukje in 8., tot titel hebbende zaakelyke inhoud van de misfive, en memorie, door Z. H\ aan H. H. Mog. J den (m) Nederl. jemrb. 1782. hl. T5S7-' {n) Nederl. jaarb. 1782. hl. 1679»  HUISBOEK. 23 den 7. oStober overgegeeven , te Rotterdam by bennet, en hake; de prys is twee jtuivers. Ditftukje, groot 52. bladzyden- van zeer kleinen druk, was iïiet opzet zo ongemeen laag in prys gefield, en meldde den prys op den titel, op dat" elk een, zelfs het gemeenfte volkje, zig hetzelve kondc eigen maaken. Het beftond vooral in een uittreksel van die gedeelten der memorie , waar by des ftadh; zogenaamde poogingen , om het zeèweezen te herftellen, breed werden uitgemeeten, en van die fterke betuigingen , en aandoenlyke verklaaringen , waar in men hem by die memorie zo ongepast deed uitweiden. Hier van was het oogmerk niet duifter, om, naamelyk, den gemeenen man, en eenvouwdigen burger voor in te neemen, en tot meedelvden mee den ftadh. op te wekken. Dit werkje werd door de boekverkoopers Bennet , en Hake niet alleen vóór niet in Rotterdam uitgedeeld, maar de regeering van Gouda beklaagde zig ook by eenen brief Van 7.. april 1783. aan die van Rotterdam", dat de eerstgem. ,, zig ,, onlangs opgehouden had in de ftads doelen te Gouda, en als toen niet alleen van zig had kun,, nen verkrygen , om aan deeze, en geene inge- zeetenen gratis uit te declcn zeekcre liedjes, tot ,, de tegenwoordige tyden betrekkelyk, maar by,, zonder zig ook niet had ontzien, om eenige van ,, derzelver ingezeetenen by zig te ontbieden , en ,, by anderen vifites aan hunne huizen te maakeh, alleenlyk, en opzettelyk, ten einde hun aan te „ pryzen de leezing van zeeker naamloos boekje, ,, geintituleerd zaakelyke inhoud enz., en het welk ,, hy opdischte voor de memorie zelve, met b'yge,, voegde belofte, om aan hen, ren fpoedigfren, „ en meede gratis , een genoegzaam getal exeni,, plaaren van hetzelve boekje toe te zenden, op ,, voorwaarde, en aanhitfing, dat zy hetzelve on- der den volke zouden verfpreiden ; zo als hy dan ,, ook, kort daar aan, een ruim aantal derzelver ,, boekjes, met de daad, gratis, aan de voorn, hun- ne ingezeetenen hebbende afgezonden, hierdoor „ gedeeltelyk in zyne liftige handelwyze was ge,j flaagd." Zy voegde 'er by, „ dat zy, verontB 4 „ waar-  &4 VADERLAND SC H 3; waardigd over alle verfpreiding van naairJocze gefchriften enz., tot de tegenwoordige tydsomft.andigh.eden betrekking hebbende, welkén niec s, anders, als twist, en tweedragt, bedoelden, en 3, daar de wyze, waar op het verfpreiden van dit 3, boekje door dien boekverkooper was aangelegd, >, met zig ten duidelyklten meedebragt het kenmerk j, van zodanige kwaadaardige intentie; H. E. G. A. s, verzogt , dat zy hunnen burger de wettigheid haarer verontwaardiging over dat geval geliefden te doen gevoelen.'' Het antwoord der R'tterdamfche regeering toonde overvloedig de billykheid der aanklagte, daar zy in eenen brief Van 22. april Aan de regeering van Gmda meldde, dat, ,, ver3, mids zy, eenigen tyd geleeden, den gem. boekj, verkooper , weegens foortgelyk gedrag binnen 3, haare ftad , alreeds berispt had , zy denzelven s, als nu de alleszins billyke verontwaardiging van 3, H. E. G. A. niet alleen, maar ook van haar, over dit misdryf, en de aanhouding van dien, s, onder het oog gebragt had, met bedreiging^ {) enz. Te Gouda derhal\ en , en ook te Rotterdam, waar op men van toen af reeds het oog fchynt geworpen te hebben, om ook daar de oproerkreet te doeu aanheffen, had men de gemoederen door dit boek. je, doorgaans den geest der memorie genaamd, tragten in te ncemen , gedyk men ook in december 1782., juist op hetzelfde tyd flip, als in 'sHage, aldaar een foortgelyk dankadres aan de zakkendraagers had willen fmaakelyk maaken. Dog, fcho muitery binnen de flad rotter9kl\< dJSJ°"en ds reSeeri^S ontfiam is, mitsgaders vm het peen IL DEEL. c ■  34 VADERLANDSCM beide fchandvlekfcen der vrouwelyk kunne waren niet alleen alle geregtelyk onderzoek geheet ontgaan, rot dat de Staatscommissie by haare komst te Rotterdam bewerkte, dat zy in hftgtenjs gezet werden; maar de ftadh. wilde zig'da.vrenboo■ven wel verneederen , om dit uitfehot van volk, niet «eer lang te vooren ,onderfcheidende blyken van zyn genoegen te geeven. Immers deeze vrouwsperfoonen begaven zig met eenige-anderen van haar foort, met voorweeten van zeekere juffrouw de Lange van Rotterdam, en op aandrang van eenen luitenant ter zee, Jam/en, die ook de reiskoften betaalde, op zondag 13. juni 1784. van Rotterdam naar 'sHage, plaatften zig aldaar, met oranje verfierd, voor het front van de parade, en reeden daar van daan naar de oranjezaal. Het oogmerk, en de byzonderheden deezer zogenaamde plaifierreize kwamen den Staaten van Holland zo opmerkelyk voor, dat gecommitteerde Raaden gelast werden, daar naar on- onder» • hoofdofficier Verboom zig niet gefchaamd had , om een van de fecretarisampten voor zynen zoon te yraageB , tot zo \ verre toe, dathy, onaangezien ?yn ampt, het geen hem " daar van ten minilen had moe'en wedérhóuden, op zee*' keren tyd te raade gewoiden was, om zig in het gezell', fchap van eenige muicemaakers te vervoegen, éet dat hy ,\ verftaan had, dat dezelven in zeeker request, het geen J zy vair voorneemen waren aan de vroe.lfchap te prefenteeren, onder anderen hadden doen invloeien, dat geer. i' zoon van eenen officier deezer ftad het fecretariaat derzever fcad zoude mogen bedienen, verzoekende, dat zy «, het gem. artikel, als ten eenènmaal onrecdclyk , en voor >t zynen zoon zeer prejudiciabel zynde, uit het voorn„ request geliefden te ligten," tmtrent de perfoonen van eenige voornaam regenten aldaar vaorgt vallen is feedert juni 1672.' tot de publikotie van hst plokaat ven a.nneflie van. 27. feptember daar aan volgenden, ter goeder trouMt befilireeven door iemand,die van gem. muiten kennis gehad heeft, 11.23. dit werkje is in *jg$., misfehien wel vour het eerst, gedrukt.  HUISBOEK. 35 ierzoek te doen : en ziet hier , wat zy vernamen, Zeeker onbefprooken perfoon, burger van 'sHage, verklaarde onder anderen by een beëedigd getui'gfchrifc : ,, dat hy , het Bosch ingaande langs het kerkpad, gezien had, dat Z. H., verzeld door ,, twee heeren, voor hem uitging tot aan de oran,, jezaal; dat, Z. li. aldaar gekoomen zynde tot op de hoogte, alwaar de tenten liaan, die zoge„ naamde Kaat moffel by die tenten ftond , en Z. „ H. door dat gezclfchap beleefd gegroet werd; ,, dat Z. H. toen dat gezelfchap had aangefp-ooken, ,, dog dac hy niec gehoord had, wat Z. H. zeide, ,, maar van andere menfehen, die 'er digt by fton5, den, dog die hy niet kende, en hem voórkwa„ men te weezen fatzoenlvke lieden van Rotterdam, „ verftaan had, dat Z. H. zoude gevraagd hebben ,, aan die Kaat mpsfel, of aan haaf gezelfchap , rf „ zy niet van Rotterdam waren, en of dat haar waa- gen was, daar zy meede aan de parade geweest wa„ ren: dat hy verder gezien had, dat een der twee ,, heeren, die Z. H. verzelden, na dat Z. H. reeds „ een Itap of vier van daar was voortgegaan, nog s, eenige korte woorden tegen Kaat mos fel , of ie" „ mand van haar gezelfchap gefprooken had, zon„ der dat hy wist, of gehoord had, waar in die „ woorden beftaan hadden; dat Z. H. de trappen „ van de oranjezaal was opgegaan ; dat Katt mosty fel, en de twee vrouwsperfoonen van haar gezel- fchap heen en weder voor het huis gewandeld had,, den; dat hy, nadat zulks omtrent een kwartier „ uurs geduurd had, een gaaze valgordyn voor een fchuifraam van het huis had zien opnaaien, en „ dat hy toen voor dit raam gezien had eene da» „ me, die hem voorkwam H. K. H. te zyn, en ,, een fchuifraam verder toen'ook gezien had de „ twee jonge prinfen met den heer, die altyd by „ hun was, als zy wandelden; dat Kaat mos fel, ea „ de andere vrouwsperfoonen toen de jonge prin„ fen beleefd hadden gegroet; dat daar op de heer, die by de prinfen was, aan die vrouwsperfoonen gevraagd had, of de jonge prinfen niet braaf groeiJ3 den, dat daar op die vrouwsperfoonen geantwoord Ca „ had-  36 VADERLANDSCH ., hadden, dat de jonge homiheidjes \ Jints zy haar voor,, leeden jaar te Rotterdam hadden gezien, zeer wel „ gegroeid waren; dat daar op de jonge prinfen we- derom van het raam waren te rug gegaan, en dat ,, die vrouwsperfoonen, na aldaar nog omtrent een kwartier uurs vertoeft te hebben, met haar gant„ fche gezelfchap weder op den waagen waren gaan j, zitten, en de bezuidenhoutfche weg opgereeden, en dat hy getuige het Bosch wederom ingewan3, deld was" (x). Wy zullen hier niet ftilftaan by de onbegrypelykè laagheid, dat heden van geboorte, en aanzien, die zig" door koninglyke pragt zo verre verheffen booven hunne meedeingezeetenen, zig met zulk uitfchot van volk, met een mosfelwyf, en haar ruuw gezelfchap, zo gemeenzaam maaken, en daar voor zo veel toegeevendheid betoonen, als zy voor verfcheide fatzoenlyke lieden niet zouden over hebben. Het fchynt tog der heerschzugt , die alles aan zig onderwerpen wil , door eene onbegrypelykè tegenftrydigheid eigen te zyn, dat zy den eerlyken regent , den deftigeu koopman,den aanzienlyken burger veragt, en echter in ftaat is, om voor eenigen tyd, ter bereiking haarer oogmerken, het onzienlykfte fchuim van volk am te haaien, toe te juichen, en zig daar meede op het gemeenzaamfte aan te ftellen, hoe zeer zy inwendig den grootffen walg, en afkeer van deszelfs ontyg - en onbefchoftheid hebben moet. Wy zullen ons ook niet ophouden by de aanmerking, m:t welke gevoelens, met welke zigtbaare begunftiging voor een oproerkraajend gemeen de kinderen van den ftadh. door hunne ouders groot gebragt zyn, en wat 'er van die godvrugtige, en vaderlandlievende opvoeding zy, waar van wy zo dikwyls hoorden gewag maaken op de preedikftoelcn, en (x~) Nederl, jaarb. 1784. M. Ufio —1262.. en Zaak. van (laat, en oorlog, 22 deel, hl. 18—55. Uit deeze laatfte ftuk£en kan onder anderen btyken, hoe moejelyk het hof van Holland toen reeds te brengen was, om naar oproerige beweedingen onderzoek te doen.  HUISBOEK. 3? en waar op wy zelfs eenen Frederik II., en eene ïVilhelmina van Pruis]en by vervolg zo hooglyk zullen zien roemen. Maar wy zullen liever onze leezeren bepaalen tot de vraag, of'er ooit een natuurlyker tafereel kan afgemaald worden van iemand, die in de perfoonen van bekende oproermaakers de muitzugt zogt aan te moedigen, dan hier, in eene beëeaigde verklaaring van eenen ooggetuige, gemaald word het gedrag van den ftadh., van zyne vrouw, en verder gezin ? Dat opzettelyk ter zyde gaan by het opkoomen van het boschhek om zulk tuig van volk te zien, dat aanfpreeken, dat vraagen naar haare woonplaats, dat toonen, dat haar verblyf op de parade zynen aandagt getrokken had, dat mompelen van eenige woorden met dat volk door iemand van zyn gezelfchap by het heengaan, die opzettelyke vertooning eindelyk van zyne vrouw, en kinderen voor de raamen , dat gefprek van den gouverneur Euler met die vrouwsperfoonen; dit allesmoest deeze laatlten als van vreugde doen opfpringen, haar in de verbeelding brengen , dat zy door hec genot van zulk eene onbegrypelykè eer verre booven anderen van haar foort verheeven waren, en haar in eenen ievergloed ontvlammen, om voor zulk eenen minzaamen prins, en prinfes, en voor zulke lieve kinderen te ieveren. Hier kwam by, dat zy zig vleien konden, van derzelver milddaadigheid in hec vervolg nog vry wat grooter bewyzen te zullen ont* moeten, daar zy op dien dag zo veel eer, en plailier buiten haare kollen genooten. Van den anderen kant moest deeze gebeurenis het vermogen, en den invloed deezer vrouwsperfoonen by haare gelyken in Rotterdam verbaazend doen reizen, en anderen, die zulks hoorden, op andere plaatfen doen haaken naar gelyke eer, en voorregt. Ziec daar ondertusfehen het gevolg van dien betooverenden luider, en grootheid, waar toe-zig een vreemd Duüsch geflagt, ten kofte van den wèlvaard der ingezeetenen , zonder waare verdienften heeft weeten te verheffen, en waar voor de belangelooze deugd, de onvermoeide v]yt, en best beftierde vaderlandsliefde van neederige ftaatsmannen, welC 3 ker  3* VADERLANDSCH ker zorgen in de dilte hunner wooningen, of bin* nen de muuren der raadzaalen voor den onkundigen hoop verborgen bly ven, beftendig moeten onderdoen. Dan wy behoeven ons niet af te pynigen, om, uit het geen wy hier den ftadh. daadelyk zagen verrigten , zyne goedkeuring voor diergelyk voik, en bediyven af te leiden, vermids de voorafgaande byzonderheden deezer reize , en de bedoelingen van dit veragtelyk gezelfchap in 'sHage, uit andere berigten blykbaar, ons verzeekeren, dat hy zelve de eerlte geheime aandryver deezer reize geweest is (y). Althans het berigt van den procureur-generaal, wien men niet verdenken kan van eenige partydigheid tegen den ftadh., behelsde onder anderen, ,, dat Kaat mos/el in het begin van „ juni aan het huis van zeekere juffrouw Huisman ,, te Rotterdam, (eene volkhoudfter,) was gekoomen , en aldaar ontmoet had Ignatius Jansfen* luitenant ter zee (z), die haar vraagde, of zy 3, wel naar 's Hage zoude willen gaan, dat hy wet alle de onkoften zou willen betaalen, en denkelyk met een ander rytuig in perfoon zou volgen r „ dat Kaat mos/el daar op gezegd had , derwaards „ niet te willen gaan , ten zy zeekere Kornelr$ „ Swenk meede ging, en dat zy aannam, hetzelve „ aan haar te zullen voordellen ; dat zy beiden „ vervolgens op 9. juni gem. Jansfen beloofd had„ den zig naar 's Hage te zullen begeeven ; dat Jans- (.y) Wy laten in hst midden, wat 'er 7j van fommigs vcrhaalen weegens het gezegde van twee grenadiers der Hollar-dfche guardes, die op dien tyd de wagt op de oranjezaal hadden, „ dat aan Kaat mosfel, en haar gezelfchnp, ., by haare verfchyning voor het huis in het bosch, geld' zoude gegeeven zyn," fchoon het echt fchynt, dat dis twse lieden daar over in arrest genoomen, en ftrengelyic geftrafd zyn. Nederl. jaarb. 1784. bl. 1266. Zulke zaaken mogten dog wel gefchieden, maar het bekend maaken daar Tan was eene misdaad. (z) Het was dan al wederom een officier, en wel een zeeofficier, die hier als aanvoerer te voijrfchyn kwam.  HUISBOEK. S5> „ Jansfen haar daar op voor de waagenvragt had ,, betaald neegen guldens, met byvoeging, dat zy ,, dan ook den daar op volgenden zondag vast moe» ,, ften gaan, vermids 'er een heerwas, die haar gaar,, ne zien wilde, en dac hy des zaturdags zeeker be,, fcheid zoude geeven, of hy in perfoon zou mee,, degaan ; dat hy anders zorg zou draagen, dac zeeker tweede fcheepschirurgyn haar op de pa» 3, rade in 'sHage ontmoecen zoude, om haar dien, heer, die haar wenschte te zien, te wyzen" (a)» De vrouw van zeekeren V Avoine, liverybediende des ftadh., had onder eede voor de regeering van 'sHage getuigd, 31 dat zy eenen brief, door Kaat ,, mos/si aan haar ter hand gefield, had verbrand, ,, dog dac die door zeekere juffrouw de Lange van ,, Rotteidam onderteekend , en ook door haar , of j, van haaren weege gefchreeven was; dat, voor ,, zo ver zy zig kon herinneren, deszelfs inhoud ,, was: ,, ,, dac zy aan Kaatje wel aanbevoolen had „ zig toe rullig te gedraagen, en dat zy (de Lan- „ ge) 'er niet voor was, dat Kaatje 'm den Hage ,, ,, kwam (b), en dat zy aan haar (getuige) hief ,, neffens in den brief toezond een gedrukt graf» ,, „ fchrift op den heer van der Capellen, met ver3, zoek om hetzelve te laten leezen aan den heer 3, ,, Luier, den welken zy hoopte dat geleegenheid „ ,, zou hebben om Kaatje mos/el te zien" " (c). Men voege hier rog by, dat dit zogenaamde graffchrift, het geen Euler leezen moest, een fchimpf'chrift was op den braaven ridder, te Rotterdam uitgegeeven , en verkogt ; en dat Kaat motfel mee haaren aanhang, by haare komst in den Hage, hec eerst by 1'Avoine aanreed, zig daar van daan naar de parade liet brengen , en ten zynen huize heE mid- (a) Nederl. jiarb. 1784. bl. 1263. en volg. (b) Dit gevoelen van juffrouw de Lange toonde vol» doende aan , wat zy over het aanzoek van den luitenant Jansjen tot die reize dagt, en wy zullen niet gisfeben, wat by dat aanzoek, of deezen brief meer verhandeld is. (c) Nederl. jaarb. 1784- bl. 1262. C4  $» VADERLANDSCH middagmaal hield. Welk eenen keeten van opzettelyk overleg, faamenfpanning, en heimelyke onderhandelingen vormd dit geval, en hoe na waren l"Avoine, en Kuier, door hun dagelyks verkeer met, of verblyf aan het huis des ftadh., aan den agterdogt^ dat zy de Rotterdamfche vrienden van Kaat mos/el de reis naar 'sHage hadden ingeblaazen? Wat voores de bedoeling van deeze laatfte, en haar gezelfchapmet dit togtje geweest zy, en wat zy zig door alle die bemoejmgen, om naar 'sHage te gaan, hebbe laten voorltaan, blykt eindelyk uit hel berigt der Haag/die regeering, houdende, „ dat juist op dien„ zelfden zondag een party van agt menfehen, een mansperfoon , en zeeven vrouwen , zeggende ,, van Rotterdam te koomen , zingende langs de t, llraat geloopen hadden, en door eenen geregtf- dienaar van den Hage , by de nieuwe kerk de wagt hebbende , gewaarfchouwd zynde , zulks ,, wel gelaten hadden; dog dat zy,. een oogenblik daar na, aan hem voor de deur van het kerkhof" ,, gevraagd hadden, of zy wel in de kerk mogten 5, gaan, waar by de mansperfoon-, al vloekendej ., voegde ; ik wenschte, dat ik liever naar leiden , als naar den haag, gegaan was, daar zou ik zi ,, helpen" (d). Was het dan wel vreemd, dat dit geval den aandagt der Staaten wekte, en aan de regeering van Rotterdam deed gelaften , om nopens het gedrag deezer lieden onderzoek te doen , en desweegens aan hun berigt toe te zenden ? In de daad dit geheel geval, en het tydftip vooral, waar op het gebeurde, was te zonderling, om deszelfs doelwit niet te kunnen raaden. en de uitkomst heeft geleerd. (d) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1165. Het verdiend vry wat opmerking , dat 'er op dienzelfden zondag te Leiden een gerugt verfpreid werd, dat Kaat mo'fel op dien dag aldaar koomen moest, en wel ligt is het ontwerp deezer reize, op de tyding der genoomen maatreegelen aldaar, onverwagt afgeraakt. Hoe het zy, men ziet 'er uit;, dat men alle fnaaren fpande, om in twee, zo naby eikanderen g3leegerj, plaatlen een gedugt oproer te verwekken.  HUISBOEK, 43 leerd,hoe veel moei te, en koften'er byna tevergeefs zyn aangewend, om dcor eene ltaatscommisfienaar de? oorzaaken van een oproer te doen onderzoeken, hec welk zulk eene fchoone (tad zo lang geteift'erd, en de befte ingezeetenen, en rykfte kooplieden voor hunne perfoonen, en goederen zo lang heeft doen beeven. Het is tog aan het huis van Nas/au, dac alleen door oproer groot geworden is, en in het algemeen aan de duifterlingen , die hetzelve als werktuigen beezigd, eigen, dat zy, niet ongelyk aap den b'.ixem, haare uitvloeizeis weeten te verfpreiden zonder dat men duidelyk kan aanwyzen , wie der eerfte aanvoerers zyn , fchoon elk derzelver bemoeiingen van (tap toe ftap ligtelyk volgen kan, Want, (om cot het doelwit van die reisje weder te keeren) eer dit op zondag 13. juni voorviel, was 'er op woensdag, den 9. bevoorens, een oproer te Leiden ontftaan , dat tot den 12. duurde > en men mag dus veilig gelooven, dat, hetgeen te Leiden in het begin zo wel geflaagd was, nu ook in den Hage moest beproefd worden, hoe zeer de geest van oproer in laatstgem. plaats toen zo gering was , dat dit ontwerp wederom in rook verdween, en alleen verftrekte tot fchande der uitvinders, en werktuigen. Laten wy de aanitooking van het oproer te Rotterdam , en de aanwyzing van deszelfs werkmeefter befluiten met de aanftipping van hec gunftig ontflag van Kaat mos/el uit haare gevangenis door het hof van Holland terftond rra de omkeering, en van de uitlteekende eerbewyzen, die naderhand door den ftadh. aan dit veragtelyk fchepztï betoond zyn , wanneer hy haare koekenkraam , waar meede zy feedert op de jaarmarkten reisde, op eene onderfcheidende wyze bezogt , fchoon anders niet gewoon , om zig met het koopen van diergelyke waaren op te houden : van welk een en ander wy naderhand breeder zullen moeten fpreeken. Te Leiden waren ook feedert lang popgmgen. tot oproer aangewend , dog de ftadh. had te vergeefs getragt, daar toe het zyne toe te brengen, door zig met zyne familie op de jaarmarkten, of C 5 00  42 VADERLANDSCH op de monftering van het toen zo aanzienlyk guar* nizoen, nu en dan, te vertoonen, fchoon 'er by die geleegenheden reeds eenige geweldenaaryen voorvielen. Naderhand had men daar toe het voorwendzel gezogt in het genoodfchap van waapenhandel, het geen aldaar in het voorig jaar was opgeregt. Dog te vergeefs had eene hongerige le Francq van B'erkhey het gemeen, al in dat voorig jaar, daar tegen zoeken op te zetten door een helsch gefchrift, onder den naam van aanfpraak aan zyne meedeburtreren. Te vergeefs had ook een liftig advokaat Boers, van wien wy, om dat hy overleeden is, niets anders zullen zeggen, als dathy gelyktydig de onichuldige weduwe van der Meiden aan de valfche befchuldiging van haaien eerloozen koecfïer zogt op te offeren, en dus den naam, dien hy voerd, wel waardig was; te vergeefs had deeze fommige braave, maar min doorzigtige, leeden van den burgerkrygsraad tegen dat genoodfchap vooringenoomen, en zo ver gebragt, dat zy op hun beurt de geheele fchuttery daar tegen zogten in het harnas te jaagen. Deeze leeden van den krygsraad, tot inkeer gekoomen, zagen naderhand den ftrik, die hun gefpannen was, en leenden de hand tot eene inlyv'mg van het genoodfchap in de fchuttery, waar van hec gevolg was , dat zy zeiven met eenige fchutters daar van ook leeden werden. Dit konde de nyd niet gedoogen. 'Er moest dan een oranjecorps' opgeregt, en oproerleuzen van de kouleuren der vaandels , onder de heimelyke begunftiging van eenen Hubrecht, vanHeusden, en Gaal, uitgedagt worden, om hec werk aan den gang te brengen. Dog dit oranjecorps niet rae genoeg toeneemende, en die oproerleuzen door de meerderheid der wethouderfchap ernftig verbooden zynde, liep men kort daar na met lyften rond , om te verzoeken, dat die leuzen, als veldteekenen, nu eevenwel mogten worden toegeftaan. Dog de meefte onderceekenaars werden door hec aanbieden van papieren zonder boovenfchrift in den waan gebragt, dat zy tot vernietiging van het genoodfchap verzoek deeden. Reeds m hec begin der week was de onrust begonnen door hec  HUISBOEK. het pleegen van ongereegeldheden by het inkoomen van het oranjecorps in de ftad na het einde van deszelfs waapenoeffeningen , door het belecdigen van fommige perfoonen des anderen dags by het exerceeren van eene burgercompagnie, en door het in de ftad marcheeren onder het opdeunen van een oproerig liedje, alles onder aanvoering van den muitzieken burgerkapitein Brender, thans vroedfchap van den Briel, die tot dat einde vergezeld werd van den berugten bakker Trago* En, toen dit alles ongeftoord zynen gang ging, begon men op 9. juni geweld te pleegen aan een huis, juist op de oranjegragt geleegen, en de oproerleus werd aan dien hoek der ftad teffens opgezet. Daar dit werk dien geheelen dag , en nagc onverhinderd voortging, werd het oproer des anderen clags meer algemeen , en men dreigde, om het genoodfchap, het welk op dien avond exerceeren moest, weg te jaagen , het geen echter, door deszelfs moedig verfchynen op het veld, onderfteund door een aantal ftudenten, met zydgeweer, en piftoolen gewaapend, verhinderd werd. Dog de maatreegelen der wethouderfchap, onder welken men de voornaamfle begunftigers van dit werk vond, waren, en bieevenilap, verkeerd, en volflrekt onvoldoende. Na vyf uuren raadpleegens konde de braave fcheepen Snoek in de vergadering der wethouderfchap hec volftrekt niet verder brengen dan om een verbod te doen, dat niemand tot het draagen van oproerleuzen mogt gedwongen worden. Maar men hield hardnekkig ftaaude, dat het draagen van oranje niec mogt, of moest verbooden worden, om dat 'er geen plakaat der Staaten tegen was, en bedreigde dien waaren burgervriend , dat zyn hoofd los op zyn lighaam zoude jtaan, indien hy het laatstgem. wilde doen verbieden. Dan, hoewel hv zig des niet bekreunde, befeften echter de hoofden der muitelingen zeer wel de heimelyke oogmerken van fommige regenten, en dit had tot gevolg , dat het geweld aan perfoonen algemeen werd, en de huizen der goede ingezeetenen op den derden dag ook gevaar begonnen te loopen, om aangevallen te worden, of daa- delyk  44 V AD ERLANDSCH delyk aangetast werden (e~). Met één woord Leiden flond gefchaapen, om een tweede Rotterdam te worden, indien niet de moed, en ïtandvaftigheid van de groote vroedfchap zig deeze zaak had aangetrokken. Want zy vorderde op 12. juni in eene, opzettelyk belegde, vroedfchapsvergadering de wethouderfchap, welke zy in haare waare gedaante als de uitvoerende magt befchouwde, ter verantwoording, en nam zelfs de ernltigfte maatreegelen , om de rust te herftellen. Dit gefchiedde als in één oogenblik na het fcheiden van den raad door het doen van eene geltrenge publikatie, waar by niet alleen het dwingen van anderen om oranje té draagen, maar ook het draagen dier leuze zelfs, als meede het pleegen van eenig ander geweld aan huizen, of perfoonen, met den dood, of andere bepaalde (traffen, naar eevenreedigheid der misdaaden verbooden werd. Door deeze, en andere fchikkingen , welken meestal werden toegefchreeven aan den onverfchrokken moed van den heer Blok, eenen der jonglte raaden (ƒ_), werd de rust aldaar zo geCe) Nederl. jaarb. 1784. bl. tit8—mo. (ƒ) Dus ■ elukte het deezen heer beier, dan aan den heer ?. de Groot in 1672. in den raad van Rotterdam, toen hy, over diergelyke geweldenaaryen adviézeerende, zeide : ,, d t de muitery met couragie moest tegengega.ni worden , en ,, twee, of'drie van de principaalfte belhaamers anderen ten ., exempel geftraft; dat hun de lust tot muiten wel haast ver. ,, ,^aan zoude; dog dat, in geval de regeering daar toe ni t ., heiluiten wilde, de iufo'entien van het volk hoe langer ,, hoe grooter worden zouden." Op het voetfpoor van zulke leeden der regeering, die te Rotterdam in 1672. ,, demuitery niet alken toegedaan waren , maar zelfs daar toe groo» ,, te aanleiding gaven , en van de ieverigften waren , om den „ heer de Gro^t beloften van veiligheid voor zyn huis, vrouw, en kinderen te doen erlangen, wanneer hy zig wederom, „ op het verzoek der regcering, in dienst van den Staat liet gebruiken, om d"n koning vari Frankryk tot eenen eerlykcn :, vree.le over te haaien ;" ontbrak het ook toen in den LeidJêhèn raad niet aan foortgelyke menfehen, die zig, toen zy zagen, dat het voor hun vcrleoreu was, beieverden, om toe fluiting  HUISBOEK. 45 geduurzaam beveiligd, dat ze feedert tot de revolutie toe nimmer weder gefïpord konde worden, welke poogingen daar toe ook by herhaaling werden aangewend. Een der gevolgen van de genooraen .-maatreegelen beftond in het afzetten van den oproerigen hoofdman der fchuttery, Brerider, en het in hegtenis zetten van verfcheide oproermaakers. Dan ook in dit geval toonde de ftadh. zo fterk, als ooit, dat het oproer, ter zyner eer, en voor zvne belangen aangevangen, hem zeer aangenaam was, en hy zig niet fchaamde, om de werktuigen daar van onder zyne zigtbaare befchermir.g te neemen. Immers, toen men eenigen der ichuldigen op 5. november daar na openlyk zoude,, ftraffen , waar onder ook de zo eevengem. bakker Trago was, die zig zo mcenigmaalen voor zyne gevangenis naar 'sHage begeeven, op de gunst 'des ftadh. beroemd had, en telkens met meerdere woede was wedergekeerd; keverden deszelfs naafte bloedvrienden, onzeeker op welken dag, aan den ftadh. een verzoekfehrift in om pardon. De welvoeglykheid had gevorderd, dat de ftadh by tyds aan de regeering bekend maakre, het geen hy hier omtrent meende te moeten, of te kunnen doen, indien hy al niet geoordeeld had , dit request daadelyk te moeten van de hand wyzen. Maar hy vond in tegendeel goed, om, eerst des namiddags ten drie uuren voor den dag der uitvoering van het vonnis, toen het fchavotreeds volgens gebruik tegen den volgenden dag was opgeregt, eenen brief aan den hoofdofficier ter hand te. doen ftellen, waar by hy deszelfs berigt vorderde op hetzelve verzoekfehrift, en hem gelastte , om de ftukken van het geding aan hem over te zenden, en de uitvoering van het vonnis te ftaaken. Kon 'er iets meer beleedigend voor de re- ftmting van het oproer meedè te werken, „ ten einde men „ hunde- te minder aanzien zoude voor begunfligers van de " oproerige gemeente, en ieveraars voor een werk , waar van " het fucc-s als toen nog onzeeker was." Waaragt. verlu van de mót. Van. dAfioil Roturd. bl. 30. en volg.  VADER LANDSCH regrering , iets meer fchaadelyk voor de juflitic1, iets meer hmderlyk voor de bpenbaare rust zyn ? Immers moest zulk eene aanfchryving, en eene zo zeer vertraagde kennisgeeving van zyn voorneemen, re weeg brengen, dat het gemeen van het gebeurde niet konde onkundig blyvcn. Het moest zig daar door niet alleen in het hoofd brengen, dat de ftadh. de ftraffe der oproermaakers konde afwenden, maar ook zig zelfs voor het vervolg weegens ftraffeloosheid gerust ftellen, indien het zig in nieuwe oproerigheden vermengde. Dan dit in het aangezigt hooneri van de regeering, en de juftitie was het niet al. het geen de ftadh. zig in dit geval, ter aanmoediging van oproer, en muitery, veroorloofde. Zyn gedrag was te onverfchoonlyker, om dat hy zig bemoeide met eene zaak, waar over hy gecnc befchikking ha'd. -Had hy het regt van gratie, hem door de Staaten van Holland vergund, in dit geval niet overtreeden, men zoude hem dan alleen kunnen ten lafte leggen, dat hy misbruik van dat irë'gt gerrfaafêt had , door hetzelve te willen toepasfen op eene misdaad, die ten zynen voordeele gepleegd was, en dathy daar door zyne zugt tot aankweeking van oproer openlyk had willen aan dea dag leggen. Maar, vermids hem, by zyne commisfie, dat regt uitdrukkclyk verbooden was omtrent zulke misdaaden, die in geleider laage, en met opzetten wille begaan waren , misbruikte hy niet Hechts zyn gezag, maar overtrad daarenbooven de paaien, hem door den Souverain gefteld. Gelukkig voor de ftad, én voor het geheele Land, dat de regeering van Leiden moed , en doorzigt genoeg had, om eenpaarig te befluiten , dat de uitvoering van het vonnis des anderen dags zoude voortgaan, dat men den ftadh. daar van niet voor des anderen dags, en gelyktydig met de uitvoering van het vonnis, zoude kennis geeven, op dat hy geene middelen zoude overig hebben, om dat befluic op eenigerhande wyze te ftuiten , en dat eindelyk die kennisgeeving door den hoofdofficier gefchieden y.oude. Men wil, dat eene overgroote meerderheid van den raad, door den hoofdoffigier over dit be«  HUISBOEK. ^ bedenkelyk geval by een geroepen, en ftèeds aarzelende om haar gezag met gepaftén nadruk, en waardigheid te doen gelden , in de eerfte oogenblikken helde, om denzelfden avond eene plegtigc bezending aan den ftadh. te doen., ten einde hem te beweegen, om het request van de hand te wyzen, en dus zyne aanfchiyving aan den hoofdofficier in te trekken, en om die bezending verder te gelaftcn, ten einde, in geval van weigering, nog dienzelfden nagt de vergadering van Holland te doen byeen roepen, en van dezelve de nöödige voorziening te verzoeken. Dog men voegd 'er by, dat diezelfde raad Blok zo rondborftig, onbewimpeld , en nadrukkelyk aanwees de vrugteloosheid van het eerfte, en het waarfchynlyk ontoereikend gevolg van het laatfte middel, en zo duidelyk'aantoonde, dat niets anders, als eene cordaate ftap der regeering, de waardigheid der juftitie, de agtbaarheid der regeering, en de veiligheid der ingezeetenen konde handhaaven, dat volgens zyn ontwerp tot den eevengem. ftap beflooten werd. Daar dan de rust deezer groote ftad tot tweemaalcn toe voornaamelyk door den moed van éénen man bewaard bleef, hoe zeer hyook naderhand met zo veele andere braayen door fommige zyner meedeburgers miskend is, toen hy het ongeluk had, om in eene zórgelyke ftaatscommisfie met zyne amptgenooten voor onwederftaanbaare overmagt te moeten bezwyken; blykt 'er nogthans zo veel uit, dat het welzyn van een geheel gewest, of ftad, dikwyls van één enkel mensch kan afhangen, en dat meer devoorfpoed, en uitflag, clan ongeveinsde welmeenendheid, het oordeel van het gros der menfehen over de verrigtingen hunner overheden gewoonlyk bepaald. Hoe het zy, de hoofdofficier voerde, op last der vroedfehap, by zynen brief de volgende reedenen voor het niet involgen der aanfehryving aan 1°. ,, Dat Z. H., ,, by" nadere overweeging van het appointement op „ het request voor Trago, deszelfs inhoud zeer be„ denkelyk zoude vinden , vergeleeken met het „ 63. artikel van den ftyl van procedeeren in criminee„ le zaaken: 2*. Dat het verleenea van pardon, en » het  43 VADER LANDSCII j, het opfchorten der, reeds beraamde, uitvóerirw eene zaak van zeer kwaad voorbeeld, en gevolg s, zyn zoude in de misdaaden, oproer betreffende »? en *va;u' in °P bekentenis van den misdaadiger 3, werd regt gedaan ; misdaaden , die het welzyn 5, van ftad, en Lande in de waagfchaal fteldeii, „ en uit haaren aard niet, dan met opzetten wille, „ konden worden bedreeven : 3 . Dat hier uit „ voortvloeide de vraag, of, die zaak wel ingezien „ zynde, de bc wufte misdaad niet met de grootfte „ reeden zoude kunnen worden gefteld onder die, over welken de ftadh. het regt van gratie niet „ zoude toekoomen, aangezien by de commisfie, a, aan den ftadh. verleend , uitgezonderd werden enor„ me' aelvzlm, met opzetten wille gepleegd? Immers ,, oflchoon by het request gefteld werd, dat de misdaadiger geen boos opzet, of moedwillig kwaad 5, voorneemtn gehad zou hebben, konde hy H Z ,„ in faUo verzeekeren, dat die ftelling zodanig wasi 3, dat, uit dien hoofde alleen, hetzelve geen re„ euard had kunnen verdienen, als volftrekt tegen ,, de waarheid der zaak aanloopende. 40. Eindelyk ,, moest nog deeze ééne overweeging plaats heb3, ben, van wat invloed, en gevolg in die ftad, „ daar de gemoederen geduurig tot oproerige be5, weegrngen aangezet wierden, zyn zoude het on„ yerwagt opfchorten van eene executie, voor de „ oogen van het gantfche volk reeds beraamd, en 3, zulks op het bloot te kennen geeven van de fa- milie van den fchuldigen, dags te vooren aan Z. „ ti. gecaan, h6e zeer zy tot dien ftap bevoorens 3, genoegzaame gelecgenheid gehad had" (g). Indien deeze bondige reedenen overreedende geweest waren voor het verftokt hart van den ftadh., dermaate, dat hy berouw had kunnen krygen over eenen ftap , die eeven zo onteerend was voor zyn ampt, en charakter, als beleedigend voor den Souverain, voor de regeering van Leiden, en voor alle ingezeetenen, die belang ftelden in de bewaaring der si- f>) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1841-1843.  HUISBOEK 4$ algemeene rust", deeze zaak zoude daar by gebleevea zyn, en hy zelfs zoude ze in eene eeuwige vergeetélheid gecragt hebben De begraaven. Dan hy was te jaloers op zyne zogenaamde rsgten, zelfs als hy die te buiten ging, hy had zig te veel vermaak voorgefield uit het geen zyne aanfehryving, en het opfchorten van het vonnis, te Leiden, en door het geheel Land, konde te weeg brengen, en had te veel fpyt over de fchrandere te leurftelling in zyne fnoode inzigten ; dan dat hy niet heemel, en aarde zoude bewoogen hebben,, om zyne wraakzugr bof te vieren. Hier aan alleen is xoe te lchryven, dac hy , in plaats van zig in alle gevallen over deeze zaak te vervoegen aan de Staaten , die alleen bevoegd waren, om hunne, aan den ftadh. gegeeven, commisfie uit te leggen., en hem, des noods, daar by te handh iaven; dezelve in tegendeel aan het hof van Rolland overgaf .met het haatelyk doelwit, om den hoofdofficier door een crimineel proges te doen kwellen, terwyl hy zelfs eenen moedwilligen booswigc openlyk befchermde. Dit geregtshof, tuk op vermeerdering van gezag, 'en invloed op de fteedelyke regeeringen, en toen al meer of min doof voor reeden, en flaafag-tig toegedaan aan den ftadh., namj het berigt van den procureur generaal op zyne klagten in, en fehreef op 19. november den hoofdofficier aan, „ om zig binnen agt dagen fchriftelyk' te verantwoorden op het voorftel, door den pro3, cureur generaal gedaan , om voorts da3r op te ,, voorzien, als het behooren zoude." Maar de heer van der Marck beantwoordde de aanfehryving van het hof mannelyk, ,, beriep zig op het goed,, vinden van die vergadering, onder welker gezag „ hy gehandeld had , en verliet zig op de maat- reegelen , die H, fi. G. A., aan wie alleen de hanuhaaving der openbaare rust binnen hunne 3, ftad onder het gezag van den Souverain toekwam 9 ,, ter dier zaak zouden oordeelen noodig te zyn.'' De regeering van Leiden, zo min fchroornagtig voor deeze pooging van het hof tot inbreuk op haare ftadsregten , als voor de aanfehryving van den ftadh0 aan den hoofdofficier tot fchortfing van het vonnis, Ut DEEL, ■ P Ufu  5o VADERLANDSCH liet op 25. november desweegens een voorftel ter vergadering van Holland doen, waar in zy dit gehee! werk voorden Souverain openleidde, en verzogt, dat aan het hof mogt worden aangefchreeven, om zig met die zaak verder niet te bemoejen, en aan den ftadh. een copie van H. E. G. Mog. befluit toegezonden worden. Het gevolg was, dat dit voorftel gezonden werd aan het hof om berigt, blyvende de zaak van den hoofdofficier in ftaate, dat hec hof wederom het berigt vorderde van den procureur generaal, en dit berigt, by het zyne gevoegd, aan de Staaten zond, die alles commisforiaal, maar helaas ! voor de revolutie van deeze hoogwigtige zaak geene afkomst maakten, waardoor ten minften konde gebleeken zyn , dat op ver na H. E. G. Mog, aan eenen minifter geen regt gegeeven hadden', waar door hy de geheele Republiek konde over hoop werpen (h). Eene foortgelyke onderneeming dagt hy in het Groninger Oldampt te zien gelukken omtrent het hoofd der oproermaakers aldaar, G. E. Dikkers , niettegenllaande hem zulks 'sjaars te vooren in Holland kwaalyk bekoomen was. Hy ontfing van den broeder van deezen Dikkers een request om abolitie, en zond hetzelve aan luitenant, en hoofdmannen om derzelver confideratien, en advies: dog deezen namen de gedagten der Staaten in, en laatstgem. verklaarden, dat de uitvoering van het vonnis moest voortgaan , gelyk vervolgens gefchiedde CO. Mogt dan de fchryver aan het volk van Nederland niet naar waarheid zeggen? ,, dat het regt ,, van pardon, in plaats van een hulpmiddel tegen ., de ftrengheid der wet voor den ongelukkigen mis,, daadiger te zyn, in zyne hand geworden was eene toevlugt voor den boozen, voor den bedry-, ,. ver van enorme delicten" (&). Wy (lij Nederl. jaarb. 1784. II. 1844—1899. ( i) Zie de aanmerk elyke (lukken, deeze zaak betreffende, in de ver/aam. vanjlukk., by A. de Clmlm. 21. deel, bl. 277 : Ï04.. (*) Zie II. 56.  HUISBOEK. 5t Wy zagen tot dus verre, hoe de ftadh. vry duidelyk de oproerige beweegingen, in 's'Hage, te Rotterdam, te Leiden, ja zelfs tot in de Ommelanden toe, begunftigde, of door dezelven te verfchoonen, of door de oproermaakers merkbaare blyken van zyne goedkeuring te geeven, of door hun aan eene welverdiende ftraffe te onttrekken. Thans zullen wy hem in een ander daglicht zien te voorfchyn koomen, en wel in een zodanig, waar in hy de houding aannam van iemand, die van alle oproerige beweegingen den diepften afkeer heeft, en teffens de hartelykfte zugt betoond om alles voor het vaderland op te zetten; dog die in tegendeel onder de hand alles doed, wat aanleiding geeven kan tot onrust. Met één woord , wy zullen hem thans de veragtelykfte huichelaary zien voegen by de fnoodfte muitery, en opftooking der opgezeetenen. Elk weet, dat in 1784. door den nu overleeden keizer Jofeph II. eene ongegronde twist werd opgeworpen over den eigendom van zeeker grondgebied, omtrent de Generaliteitslanden van deezen Staat, en zyne Nederlanden geleegen, en dat deeze twist ee« ren zo allerernftigften keer nam, dat deeze Republiek alle reeden had, om zig eenen oorlog met dien keizer als zeeker voor te ftellen. Wy zullen hier niet onderzoeken, in hoe verre de ftadh., en zyne kabaal, of ook de, toen reeds uitgeweeken, hartog van Brunswyk, aanleiding tot dien gedugten twist gegeeven, of gezogt mogen hebben, om den Staat in dien oorlog in te wikkelen. Zo veel is zeeker, dat de waarfchynlyke flechte uitflag van dien landkryg dezelfde gevolgen ten voordeele van het huis van Nas/au zoude gehad hebben, welken foortgelyke landoorlogen doorgaans gehad hebben. Maar wy vinden geene genoegzaame gronden om vast te ftellen, dat juist aan zulke verfoejelyke oor- f zaaken, dat is, aan ophitfing van den ftadh., zonder eenige voorafgaande vyandelyke oogmerken van den keizer, de bewufte twist met denzelven is toe te fchryven. Dan wy ftellen aan de andere zyde vast, dat de gem. hartog, ter voldoening van zyn wraakzugtig gezegde , ik zal ten gronde gaan, maar D 2 " eek  52 VADERLANDSCH ook de Republiek met my, na het ontfhan van dien twist het zyn» zal hebben toegebragt, om des keizers vyandelyke oogmerken, zo veel in hem was, te bevorderen. De ltadh., wien wy zeeker uit de gevolgen onderftellen mogen, dat deezen twist als een gefchikt middel ter zyner redding befchouwd heelt, had ook by deeze geleegenheid de» mond wederom vol van de fchoonstklinkende bewoordingen , als bereid zynde, om, ,, op het voetfpoor zy~ „ ner voorouderen, hoe hoog de nood ook mogt gekoo- men zyn, alle zyne vermogens van lighaam, en ziel, ,, goed, en bloed, en al wat hem dierbaar was, onder ,, opzien naar den Goddelyken byfiand, aan het behoud, „ en de verdeediging van het vaderland trouwhartig ts s, bejleeden, en, zo het Gods wil was, daar aan op „ te offeren."' Maar welke waren dog wederom die voortreffelyke verrigtingen, waar meede hy de opregtheid deezer betuigingen voor het oog van 's Lands Staaten, of van de natie beveiligde? Hooien wy hier over het voorftel van den heer van der Capellen toP den Marsch, op 14. januari 1785. op dea Gelderfchen landdag gedaan , welke verfchrikkelyke denkbeelden moeten 'er dan in ons weegens hei: gedrag des ftadh. niet opkoomen! ,, Wanneer wy ,, in het byzonder onzen aandagt velligen'* (dus fprak die eedele vryheidsvoorltander) ,, op de ver- rigtingen van den kapitein generaal , wie van ,, ons is 'er, die in gemoede kan zeggen te vree„ den te zyn over deszelfs direktie, vooral met ,, opzigt tot het militaire weezen, enkel, en al- leen'hier door bedorven? Ik vraag alleen, welk ,, een denkbeeld zig de natie, ja geheel Europa, ,, moet vormen van Z. H. nalatigheid, om eene al- lervriendelykfte, en welmeenende aanbieding aan „ den Staat van een' kundig' officier, door zyne ,, Zweedfche Majefteit by misfive voorgedraagén, 5, zulk eenen langen tyd bedekt te houden ? Zal, ,, of kan zulk een gedrag van onreegelmaatigheid, 3, (om my maar van eene zagte uitdrukking te be3, dienen) vrygefprooken worden (O? Men ver- fchoo- (/) Dit zag op de ag'erhouding van eenen brief des ko- nings  HUISBOEK. 53 fchoone daarom deeze nalatigheid te vergeefs. Het niet beantwoorden zelve van deeze aaftbie- ding was genoeg, om eene Moogenheid, die het „ wei niet de Republiek meend, tegen dezelve te ,, indisponeeren. Trouwens die ftrekte voorzeeker, 3, om den Staat van 'skonings geneigdheid te over„ tuigen, waar van de opgevolgde aanbieding van 3, 6ooo. mannen zyner troupen ten bewyze ftrek- te" On). üe Staaten van Friesland lieten zig over een toenmaalig voorftel van den ftadh. over de landmagt dus uk: ,, dat zy, onderzogt hebbende het geen Z. H., op 7. juni by deszelfs aan wet ven ter ,, vergadering van li. H. Mog., had vermeend on,, der het oog te moeten brengen ,, ,, d\vt de nood„ ,, zaakelykkeid, dat aan 'rLands troupen orden ge. ,, j> geeven ivierden, om zig te voorzien van hè* noodige om marschvaardig te zyn, ten einde, wanneer de nood zulks vereisfehen zoude , te kunnen ,, ,, kampeeren, op dat met vrugt tot verdeediging van 3, ,, het vaderland gebruikt zouden kunnen worden;"" ,, met de uiterfte verbaasdheid gezien hadden, dat ,, de gecommitteerden met zo veel fpöed, (op 9. 3, juni daarna) hadden kunnen verflag doen van hun,, ne bevindingen, en gevoelens omtrent de armee ,, van den Staat; dat zy (Staaten) niet zonder ge,, voeligheid hadden moeten zien, dat hunne voor,, flagen tot herfte! der gebreeken van de armee, 3, in 1782., en 1783. gedaan, nu byna twee jaaren. ,, zonder gevolg geweest v/aren: dat zy met geene „ mindere ontroering,dan fmart, hadden vernoomen, j, dat de kapitein generaal zelfs moest erkennen, „ dat de armee van den Staat zig, door gebrek aan hec 3, noudige tot eene kampagne, buiten Jïaat bevond om j, den Lande dien dienst te bewyzen, waar toe zy, eigen- nings van Zweeden , by welken hy den heer Sprengportt tot der Staaten dienst aanbood, welke agterhoudine, in di-en tyd, en in zulke omftandigheden, wederom den bilJykften agterdogt tegen den ftadh. opwekte, en waar van hy nooit eene voldoende reeden segeeven heeft. (m) Mem. van den heer van den Matsch, byl. 20. bl. 279. D 3  54 VADERLANDSCH J} eigcnlyk, , en alleen, onderhouden wierd: dat zy „ derhalven hoe langer hoe meer overtuigd wieri} den, dat de onmeetbaare koften, van tyd tot tyd „ aan de armee befteed, voor de Republiek niet ,, waren geweest van eene eevenreedige nuttig„ heid: datzy, fchoon genocgzaame reedenen heb5, bende om niet toe te ftaan, om nog meerdere „ koften te doen aan een leeger, dat oogenfchyn,, lyk door een verkeerd beftier ten onbruik, en „ onnut gemaakt was,echter, om de hagchelyke, en 3, dringende omftandigheden, met de andere bond3, genooten wel wilden meedtwerken tot het maaj, ken van eene petitie door den raad van Staate tot het noodig redres : maar dat zy uit over3, tuiging, dat alte, door den Staat bezoldigde, lig. s, baamen ten allen tyde behoorden gereed te zyn 3, om den dienst, waar toe zy betaald wierden, „ aan het Land te doen, ten fterkften aanhielden» dat van weege H. H. Mog. aan den kapitein generaal wierd aangefchreeven , om op te geeven de reedenen, waarom de armee zig buiten ftaat 3, bevond om aan de orders, die haar van den Sou3, verain zouden gegeeven worden, te voldoen, en wie prefumtief aan dit pligtverzuim fchuldig wa3, ren" (n). In de daad, daar 'er zulke doorflaande blyken van die eige voorige werkeloosheid, en van dat fchandelyk beftier gevonden werden, behoefde men niet lang in twyffel te ftaan, of des ftadh. bedoelingen waren ook in dien gevreesden oorlog geene andere, als om, door dezelfde werkeloosheid, en door dezelfde fnoode kunstgreep om daar van de fchuld op de Staaten te werpen, den wreevel, en woedende wraakzugt over eenen rampfpoedigen landoorlog by een dom gepeupel te meer op te wekken, en om, in het midden der verwarringen, en rampen van het vaderland , in naarvolgjng zyner voorzaaten , over 's Lands regten, en vryheii te Zeegenpraalen. Wy beroepen ons daarenbooven op het ("«) Zie verf. van flukk, by $. A. de Chalm. 34. deel, bl, ft'75—278,  HUISBOEK. 55 het getuigenis der hoofdofficieren, die tot de verdeediging der grensplaatzen, én forten in Staatsbraband, en Staatsvlatmderen in dien tyd gebruikt geweest zyn , hoe ellendig zy van al het noodige voorzien, ja zelfs van het grootfte gedeelte van hec geen hun door den ftadh. toegezegd was , beftendig verftooken zyn gebleeven. Hier van kon vooral de generaal majoor van Rysjel, tot commandant van Sluis in Vlaanderen, en het land van Katzant aangcfteld, onder anderen de ongeioofelykfte berigten geeven. De Staaten van Holland, in dat hagchclyk tydftip eene commisfie benoemd hebbende, om naar den toeftand van onze grensplaatfen, en magazynen onderzoek te doen, hoedanig ook de ftadh., en raad van Staate zig in het eerfte daar tegen verzetteden, bekwamen door de generaais du Moulin, en Martfeldt, als opperhoofden van de genie, en artillerie, de allerongunftigfte berigten. Die commisfie verklaarde by haar verflag, ,, te vertrouwen, dat H. „ E. G. Mog., na gedaan onderzoek daar van, en van de daar by dienende bewyzen, ligtelyk met „ haar zouden overeenftemmen, dat eene, ten eenen,, maal onbegrypelykè, nalatigheid in het doen ter uit„ voer brengen van de p;ans tot het in behoorly„ ken ftaat van defenfie brengen van 's Lands fron,, tieren, alléén voor de oorzaak, en rceden kon worden gehouden van den ongelukkigen ftaat der,, zei ver: dat dit verzuim haar te onverfchoonely„ ker was toegefcheenen , om dat toe het in ftaat ,, ftellen der froncieren, zowel in hec gemeen, als ,, in hec byzonder, van tyd toe tyd, ja byna on,, ophoudelyk, door den heer du Moulin de noodi„ ge aanmaaningen aan den raad van Staate waren ,, gedaan, en de notabelfte concepten overgegee,, ven, zonder dat daar op eenige agt was gejlagen: ,, zo dat zy hier uit had moeten befluiten, dat liet ,, fyfthema van den geenen, wiens invloed in de voor„ naamfte deelen van 'jLands beftier, met naame ook ,, in den raad van Staate, aan de landzaaten, en aan de leeden der hooge regeering zeiven, nu zo lang tot eenen algemeenen fteen van aanftoot had geftrekt, in het generaal fcheen te zyn geweest, om. de Republiek , D 4 ii z%  gt> VADERLANDSC 11 i, zo wel ie land, als te weiter, in eenen voljlrekt lys, delyken , e.n van alle dejenfie onthlooten ioefiand te 3, houden , ten einde haare ingezeetenen, door de vrets: 3, voor buiienla.nd.sch geweld in de gewenschte onderwerj, ping aan deeten wetteloozen, en'onnatuurlyken invloed „ Jleeds gehouden zouden zyn: dat, betreffende den ftaat van 's Lands magazynen, en, arzenaalen, de 3, commisfie al meede,. tot haar hartelyk leetwee3, zen, uit de onderhandelingen met den heer Mart3, fetdt moest verklaaren, dat dezelven zig ook niet 3, i» zodanigen ftaat bevonden , als de zorgelyke 3, toeftand der Sepubdek we! zoude hebben doen s, hoopen : dat duidelyk genoeg zoude blyken uit 3, haar verflag , en de daar by behoorende bewy3, zen-, de oorzaak, en de reedenen van dat ver3, val, als hec welk haar oogenfchynlyk was voor3, gekoomen, te moeten gezogt worden in diezelfde dU 3, rektie van zaaken, en in datzelfde fyflhema , het 3, welk het verval van *s Lands fronti.er.en had weeten 3, te bewerken, ten minften,. dat de commisfie uit alle omftandigheden van zaaken voor zig zeiven daar van in haar gemoed ten vollen overtuigd was" (o). Diezelfde' du Moulin,- welke in dien tyd door de Staaten van Holland in hunne byzondere befcherming genoomen, van des ftadh. onderdrukking verlost, en met het vertrouwen der voornaamde ftaatsleeden van de vaderlandfche party vereerd was, dog zig naderhand toe de fchandelykfte, en trouwloofte dienften aan den ftadh., ter'begunftiging van deszelfs heerschzugtige oogmerken, gebruiken liet; diezelfde- man moest, toen ter tyd, tot eenen voornaamen ontdekker ver'trekker van die yerraaderlyke ^rerkeloosbeid, waar van de ftadh, het hoofd was» Hy moest verklaaren ,• dat niet alleen Staat>vlaan3,, deren, maar alle de frontieren van den Staat, zig Sy buiten ftaat van tegenweer bevonden, ja dat het Ss met allen zo fieeht gefteld was,. dat* van welk „ eene (o) Rapp. van gecommitt. van tï. E. G. Mog. de Staat, var. r.ott. en wmtf. nop. den jlaat van 'sLands front. mag. M a, 5  53 VADER LAN DSC H dcrneemen : d3t de uitvoerende magt, aan den ,, kapiiein generaal, en den raad van Staate opge,, draagen, niettegcnftaande de meehigvuldige rej, monftranticn , en zonder op de regtmaatige verontwaardiging der natie te letten, of onagtzaam bleef op het geen in dat hagchejyk tydftip tot het weczculyk behoud der vaderlands diende ge 3, daan te worden, of, het zy door onkunde, het zy door kwaadwilligheid , zig tot maatreegelen bepaalde, die, hoe zeer men ook al eens eenen werkzaamen toeftcl zag maaken, verre af waren, j, om de waare activiteit te bevorderen, maar in „ tegendeel al te dikwyls ftrekten, om de verwarring te doen toeneemen, en om 's Lands fchat,, kist tot den boodem toe uit te putten (q). Dan hoe biflyk deeze taal , hoe regtmaatig de verontwaardiging der Staaten van Holland ook was over des ftadh. gedrag omtrent dit weezenlyk deel van zyn gehouden beltier, en welke klagten, en vertoogen de Staaten der meefte andere geweften daar tegen ook inbragten; de ftadh. ging des niettegenftaande zyjjen ouden gang, en verdubbelde flechts zyne bemoejingen, om door oproer, en geweld alle dee?e klagten te fmooren. Met een, feedert lang toegefchroeid, geweeten, en zonder zelfs het hagcheIykst gevaar van eenen vyand, die op de grenzen was, in overweeging te neemen, deed hy diezelfde waapening der opgezeetenen van het platte land, welke aan de zwakheid onzer frontieren, en aan de gebrekkigheid onzer troupen eenigszins konde te hulp koomen , verftiekken tot eene nieuwe pooging, om den Staaten het wettig gezag uit de handen te rukken , en om misfehien, te midden van eenen buitenlandfchen oorlog, door diezelfde arme boeren, welken de waapenen ter hunner eige verdeediging weigerden op te neemen, zeegenvierende te doen verheffen booven alle onderzoek zyner ondaaden. Althans dit zyn godvergeeten doelwit ( ? ) Memorie van der. heer van den Marsch by'.ag. 20. bl. »7J. en wig.  HUISBOEK. 50 wit bleek genoeg uit het verfoejelyk opruien der ingezeetenen van het platte land door alle de zeeven geweften heen, na dat derzelver waapening, alleen ter afweering van vyandelyke ftrooperyen door de Staaten van Holland, en op derzelver voorbeeld door die der meefte andere geweften, beflooten was. Dit befluit,'waar toe de ftad Gouda in de vergadering van Holland aanleiding gaf, was daadelyk met eenpaarigheid van alle de leeden , zelfs de ridderfchap niet uitgezonderd, genoomen (r). En, daar men toen al zeeker wist, hoe fterk veele van die leeden tegen de waapenoeffening der burgers in de fteeden geieverd hadden, mag men van agteren uit die gereede toeftemming al vry duidelyk opmaaken, en veele doorzigtige leeden van Staat zagen ook toen reeds door , dat hier een adder in het gras fchuilde, gelyk ook de ondervinding fpoedig beveiligde. Wat mën den onnoozelen boeren wysgemaakt had, kan hoofdzaakelyk worden opgemaakt uit een zeeker adres , door de ingezeetenen van het kerfpel den Ham aan de gedeputeerde Staaten van Overysfel geprefenteerd , en inhoudende: i°. ,, dat het oog3J merk was, om alle de in - en opgezeetenen met ,, waapenen te voorzien, om als foldaaten gebruikt ,, te worden , daar het militaire weezen gantsch j, niet voegde aan ingezeetenen, die een ander be,, roep hadden, en nog veel minder een landman „ daar toe bekwaam, en gefchikt was: 1". dat de boer den landbouw zoude moeten verlaten, en „ zelfs ook geene knegts behouden , vermids de„ zeiven rondelyk verklaarden, van zig verhuurd ,, te hebben om boerenwerk te doen, maarniet,' „ om als foldaaten te dienen, en daarom ook zulks „ niet dagten te doen: 3°. dat het op de been bren„ gen van gewaapende mannen gantsch het eenig- ile niet was, om eenen vyand af te keeren, maar „ dat het doen beftaan van gewaapende manfehap- pen de voonïaamite zaak moest uitmaaken; en „ dat, zo ras alle ingezeetenen onder de waapenen „ by- (0 Nederl. jaarb. 1784. bl. 1734. en volg.  6o VADER LANDSC H s, byeen gekoomen zouden zyn, zy aanftonds, uit «,, hoofde van gebrek aan alles, genoodzaakt zou„ den zyn uit eikanderen te loopen; dat hunne kostj, winning te niet zoude geraakcn, en zy hunne vrouwen , en kinderen van gebrek zien vertee,, ren: 4°. dat zy ook vreesden, dat z'y niet anders a, te wagteri hadden, als om, in geval van eenen yyandelyken aanval, cn overheering, volgens oor., logsgebruik allen over de kling te moeten fprina, gén, en dus als het ware, op de flagtbank ge„ bragt te worden, of, al wierden zy als gevange,, nen van oorlog behandeld, in 'svyands land niet te kunnen boftaan, maar op zyn best daar te moe- ten gaan beedelen." En zo ver ging de ftoutbeid, waar toe een enkel onruftig, en boos mensch die lieden verleid had, dat zy 'er met zo veele woorden durfden byvoegen , ,, dat hun het ont,, werp ter waapening voorgekoomen was niet an- der* te zyn, als alle beleid in wanhoop te ver,, kéerén, dat zy niet op de flagtbank begeerden ,, gebragt te zyn, nog hunne vrouwen, en kinde3, deren door gebrek "dagtcn te laten vergaan, en 3, dat zy daar toe niet konden, nog zouden over„ gaan; teffens verzoekende, dat dit hun vast bc„ fluit gebragt mogt worden ter ktnnisfe van ridder3, fchap, en fteeden op de eerstkoomende vergade3, ring" (O- ^ct gev0'g van deeze ongehoorde uitdrukkingen, gevloeid uit de vergiftigde pen van den fcholtus van Ommen, en den Ham, F. C. A. Voerst, was al wederom, dat aldaar het draagen -van oranjelinten door eene faamengerotte mcenigte, en het gefchreeuw van vivat oranje, als beginzelen van oproer, plaats greep. Ook'had , volgens het berigt der gezwooren gemeente van Deventer, de gem. fcholtus in eenen brief , dien hy zelfs verzogt dat onder het oog van den Souverain mogt gebragt worden, ,, het draagen van zodanige leuzen, en het ,, geroep van vivat oranje, en het vrycorps onder, als eene onverfchillige vroolykheid opgegee- „ ven" i ^ (O Nd:rl. jaarb. 1784. bl. 1970-1976.  HUISBOEK. ft ,, ven" ( t ). Indien de ftoutmoedig - en onbeicheidenheid in dee?.e, meer afgeleegen, provintic, en onder derzelver, over het algemeen meer welgezinde, bpgezeetenen zo verre ging, hoe natuurlyk was het dan , dat dkzelfdè valfche uitftrooizels, en omruilende denkbeelden, ook vooral onder de opgezeetenen van Holland verfpreid, en die aldaar door een al te lang tydsverloop tusfchen de gegeeven beveelen, en rjèrzelyer uitvoering voedzel gekreegen hadden, eindelyk tot een allergeweldigst oproer uitbarlleden ! Want hec was te (vergeefs, dat gecommitteerde Raaden, ter uitvoering van de waapening der boeren , by de Staaten van Holland reeds op 18. november 1784. beflooten, op 11. januari 17R5. eene nadere aanfehryving dèeden, ,, om, by provifTe den derden „ man by looting te kiezen uit de weerbaare man,, 1'chappen , en dezelven in de waapenen se bren,, gen." Het was tevergeefs, dac zy daar van nog een groot aantal van lieden, wier beroep zulks volifrekt niet toeliet, uitzonderden (u). Toen de geregten der dorpen ter uitvoering van die beveelen de noodige aanllahe maakten, had zulks maar op weinige plaatfen den gewenschten uitflag, terwyl op ver de meefle anderen de groorffe ongereegeldheden voorvielen. Althans te Oegstgeest, Leiderdorp, Zoeterwoude, Rhynsbürg, Hoornaar, Goitdiiaan, Moerkapelle, Sliedrecht, en elders, zo als ook op verfcheide dorpen in het Sticht, en in het Oldampt in Groningen, waren die oproerigheden zeer verregaande. Men luidde de klokken, verjoeg de geregten, viel hier, en daar met geweld op dezelve^ aan', en overal gefchiedde dit onder het doen waajen van oranjevlaggen, en het draagen van oranjelinten , of papieren (v), ten blyke, uit welk eene bron die geest van muitery zynen ocrfp'crg nam. Hier (t) NeSerl. jaarb. 1785. bl, 354. en velg. (uj Nederl. jaarb. 1785. bl. 97. (v) Nederl. jaarb. 1785. bl. 49. 105. in. m r8o. 543- 758.  62 VADERLANDSCH Hier aan bragt geen hulpmiddel toe, dat gecommitteerde Raaden op 27. januari 1785. nog nader hadden goedgevonden , „ om; ten einde de goede ,, opgezeetenen te rug te brengen van derzelver verkeerd begrip , en van de goede meening van „ de Staaten te onderregten, te verklaaren, dat de gem. looting, en weekelykfche exercitie tot niets anders ftrekte, als om die geenen, die door het lot zouden worden uitgemaakt, met de vrywil,, lig zig daar by voegende in den waapenhandel te 3, oefFenen, met oogmerk, om hunne eige huizen, en bezittingen, in geval van onverhoopte nood,, zaakelykheid, tegen den vyand te kunnen bevei,, ligen, en verdeedigen" (w). Elk weldenkend ingezeeten zag hier uit ten klaarden , wat het eigenlyk oogmerk der waapening van het platte land in die gevaarlyke omftandigheden weezenlyk bedoelde, en Hoe verfoejelyk een misbruik zelfs van dit middel van looting, enkel uitgedagt, om den wederzin van veelen tegen die waapening te doen verminderen, gemaakt werd, om de ligtgeloovige meenigte, juist daar uit, de meerdere zeekerheid haarer aanftaande aanvoering tegen den vyand diets te maaken. Elk zal zig ook nog den akeligen toefland verbeelden kunnen , waar in het geheele Land, vooral de provintie van Holland, zig toen bevond, en hoe zeer de geweldenaaryen, ten platten lande gepleegd, ook voor de rust deriteeden, ja voor de geheele omkeering van den Staat, dceden dugten, zonder dat het noodig zal zyn, daar toe in meerdere byzonderheden te treeden. Maar wat deed de ftadh. in, en omtrent deezen tyd ? Zouden wy hem wel te kort doen met te zeggen, dat hy, ook weder by die geleegenheid, water, en vuur in dezelfde hand droeg, om te beter zyn heimelyk oogwit te bereiken? Hy fchreef op 17. januari 1785., en by gevolg maar weinige dagen, na dat G. R. hunne eerfte nadere aanfehryving gedaan hadden, dog vóór de begonnen oproerigheden, den Nedirl. jaarb. 1785. W. 103. en volg.  H U I S B O E K. 63 den brief aan de Staaten generaal, dien wy'onder an. deren tot eene nadere vergelyking met zyne daaden ons voorgefteld hebben. Wy laten thans geheel daar die vergezogte verdcedigihg van zyn gehouden gedrag omtrent 's Lands zcekerheid door eene aanzienlyke zeemagt, en wel ingerigte armee, welke hy by dien brief'zo breedvoerig aanhefte, en welker mannelyke wederlegging door de Staaten van Friesland wy booven plaatiten ( x ). Maar wy bepaalen ons enkel tot het geen hy in dien brief aanvoerde betrekkelyk tot den ftaat van's Lands verdeediging. Als eene'der twee middelen , om te voorzien in het gebrek van genoegzaame militie tot dekking van het Land, fteide hy in denzelven voor, ,, om ,, gebruik te maaken van den iever, feedert eenigen „ tyd door zeer veele van 's Lands ingezeetenen ,, betoond, om zig in den waapenhandel te oeffe„ nen, en dien te doen dienen ter verdeediging van „ het vaderland." Vergelykt men nu den afkeer, dien hy met zynen aanhang, reeds te vooren, zo allerduidelykst van die burgerlvke waapenoeffeningen getoond had, en het veel grooter, en omflagtiger ontwerp, het geen hy by dien brief aan die waapening wilde gegeeven hebben (y); vergelykt men, zeggen wy, dit een, en ander by het nader verklaarde oogmerk der Staaten; dan zal men ras zien, dat hy juist met deeze uitbreiding der voorgeflagen waapening geen ander doelwit kan gehad hebben, dan om daar door te meer vermoeden onder de boeren te doen gebooren worden, dat men hen als foldaaten wilde gebruiken. Van den anderen kant moest zyn voorftel voor het oog der Staaten generaal dc gedaante hebben van zeer welmeénend te zyn, en zelfs van zynen, te vooren getoonden, afkeer van den burgerwaapenhandel aan oen nood des Lands te willen opofferen. Wat deed hy verder? Hy liet zyne kwaadaardige,en gehuurde zen- (x) I. Deel, bl. 219—234. (y) Zie dat ontwerp in zyn geheql in de verf. van fl:dk. hy ,7. A. de Chalm. 34. deel, 11. 2g2 335.  64 VADERLANDSCH zendelingen alle hunne gal tegen de waapening, meer dan ooit, uitbraaken; en liet hun met eenen anderen brief, in groot 8vo. gedrukt, overal ten platten lande rondloopen, om ook by deeze geleegenheid by de onnoozele landlieden een grootsch denkbeeld te verwekken van zynen ie ver voor 's Lands welzyn, en teffens een hartelyk meedelyden met de rampen, hem drukkende, en met de verongeIvkingen, hem aangedaan. Dog hy wagtte zig wel zorgvuldig, om zig openlyk, en recgelregt, met dien ernst, en openhartigheid, welke alléén geloof konde doen flaan aan zyne gezegdens , over dit onderwerp tot de natie te vervoegen, en zig, door ontwyiTelbaare blyken van welmeenende werkzaamheid, aan het hoofd der gewaapende burgers, en landlieden te ftellen. Eerst dog moest hy beproeven , welke de uitwerking zoude kunnen zyn van den onwil der boeren tot de waapening, door zyne tweedragtftookende kabaal gaande gemaakt. Gelukte het ontwerp tot een algemeen oproer by die geleegenheid, dan moest de fchuld daar van, volgens zyne bereekening, op de Staaten koomen, en hy zoude in alle gevallen het genoegen hebben, om over zyne vyanden te zeegenpraalen. Maar, mislukte het , 'dan was 'er voor hem altyd nog tyds genoeg , om van zig af te werpen de fchuld van die beweegtngen , hoe zigtbaar ze ook van hem zelfs oorfp'iongelyk waren, uitwyzens zynen, vooraf betoonden , iever tegen den burgerwaapenhandel, en de oproerleuzen, waar meede die beweegingen verzeld gingen. 'Er was dan voor hem altyd nog tyds genoeg, om zig, door eene herhaaltng zyner voorige betuigingen , en klagten, en door eenen fchynbaaren iever voor de bewaaring der openbaare rust, buiten verhaal te houden, en intusfchen eene gunftigere geleegenheid ter bereiking zyner inzigten af te wagten. Vermids nu, door de ernftige maatreegelcn van de Staaten van Holland, en andere geweften, van de fteedelyke rederingen, en van derzelver gewaapende genoodfchappen, die oproerige beweegingen flechts korten tvd duurden, en de lust eerlang geheel verging, ora. J die  HUISBOEK. 65 die te hervatten; had tog de ftadh. het heimelyfc genoegen, om de waapening ten platten lande van toen af als een gevaarlyk middel op veele plaatfen te doen aanzien, en dus den iever der Staaten daar voor grootelyks te doen afneemen. Ook bleef hy daarenbooven niet in gebreeke, om de fchuld tieezer oproerigheden , was het mogelyk, van zynen hals te fchuivcn, en om gelykelyk daar toe eenen ftap te waagen, dien hy zig tot dien tyd toe nog niet veroorloofd had. Hy deed, naamelyk, eene zogenaamde publikatie op zynen naam , verzeld van aile zyne titels, vervaardigen, drukken, en aan de Staaten van aile de geweften rondzenden met verzoek, om dezelven overal aan te plakken. Uit den inhoud daar van, welken wy te vooren al meede hoofdzaakelyk hebben opgegeeven (x), was genoeg m het algemeen op temaaken, dat hv zelfs zeer wel gevoelde, hoe fterk zyne zaak, en'belan* gen in de ontftaane oproerigheden over de waapening ten platten lande betrokken waren. Indien men, voor het overige, door de ondervinding van vroegere gebeurenisfen al niet overtuigd was geweest van de weinige opregtheid , die in eenen vloed van welklinkende woorden was aan te treffen; ;a indien diezelfde ondervinding al niet geleerd had , dat onder de treffendfte bewoordingen , door hem gebruikt, meestal de verfoejelvkfte oogmerken verborgen waren ; moest eevenwel de brief, of hec voorftel O), diehy, ter geleegenheid van de over- zenr (at) I. Deel, bl. 8-12. fa) Dus luidde hoofdzaakelyk het voordel, door hem ter dier geleegenheid in de vergadering van Holland gedaan. ,, De grondbeginzels van gemaatigdheid, zagtzinnig„ hetd , en waare vaderlandsliefde , welken ik beftenclig „ getoond heb aan te kleeven, in weêrwil van de proot„ te , de langdiuirigheid , en het gewigt der beleedigin„ gen, met welken ik dagelyks verongelykt word , heb„ ben wy bepaald, om aan de natie bekend te maaken dc „ waare gevoelens van myn hart, en om alle 'sLandsin„ gezcetcnen te vermaanen tot rust, eensgezindheid, en ,',ê,eh°or|a™heid, Ik heb niet willen afzyn, U. E. G. II, DEEL. £ >y M%,  66 VADERLANDSCrl zending , of overgaave van dat ftuk,' aan de Staaten der zee ven geweften fchreef, of deed, voorts de inhoud van dat ftuk zeiven, en vooral het agterblyven van dat geen, het welk booven alles daar by had moeten op den voorgrond verfchynen, ontegenzeggelyk doen zien, dat niets minder daar meede bedoeld werd, dan het geen hy daar by voorgaf van zig te willen verwyderen. Waarom, by voorbeeld, fpreekt hy met zulke geringe blyken van goedkeuring van de „ voorzieningen, die de hooge Over- heid in fommige geweften noodig geoordeeld had „ te doen , tegen de uiterlyke vertooningen, die „ eenige van 'sLands ingezeetenen, welken zig door „ den ftroom der opgevatte vooringenoomenheid tegen zynen perfoon, en beftier niet hadden la,, ten weg'fleepen, zig hadden veroorloofd"? Waarom zegd hy niet ronduit, dat die voorzieningen hoogstnoodzaakelyk waren ? Waarom gebruikt hy de uitdrukking van 'ïLands ingezeetenen, die zig niet hadden laten wegjleepen door den ftroom van vooringenoomenheid tegen hein? Waarom noemd hy het draagen „ Mog. hy deeze aan te bieden een affchrift van het ftuk, „ het welk ik met dat oogmerk heb doen vervaardigen, met verzoek om hetzelve, zo ras mogelyk , ter publi- katie, en affixie te willen doen verzenden, en meene ,, van de landsvaderlyke zorg, en regtvaardigheid van U. E. G. Mog. te mogen verwagten, dat dezelven wel zid- len willen zodanige mefures neemen , dat het kwaad niet ,, verergere door het oejfenen van al te veel geftrengheid tegen de zulken, die niets anders verrigt hebben als daaden, die, „ op zig zeiven aangemerkt, nog misdaadig, nog ongeoorloofd j, zyn, maar alleen zodanig kunnen geworden zyn door bykoo- mende omftandigheden, tenzelfden tyde, dat eene vrye, era „ ongehinderde loop zoude gelaten worden aan zodanige rustverftoorende, en haat, tweedragt, en wantrouwen ver,, wekkende middelen , waar van het misdaadige niet afhangd van tyden , en geleegenheden , maar die uit haaren ei„ gen aard reegelregt ftrydig zyn tegen de goddelyke, zo ,, wel als menfehelyke, wetten, die in alle welgereegelde Landen, en Staaten in gebruik zyn." Nederl. jaarb. 1785. bl. 184. en volg.  HUISBOEK, 6f gen van uiterlyke vertooningen het zig veroorlooven? Waarom noemd hy alle de gepleegde oproerigheden, daaden, die, op zig zeiven aangemerkt, mg mis. daadig, nog ongeoorloofd waren, maar alleen zodanig konden geworden zyn door bykoomende omftandigheden% Of wist hy, en de zo liftige fteiler van dit een en ander ftuk niet, dat dezelfde daad geoorloofd, en zelfs prysfelyk, of ook misdaadig word, alléén door bykoomende omftandigheden? Wist hy niet, dat diezelfde manfiag , die toe zelfsverdeediging , of in eenen wettigen oorlog, of op bevel der juftitie gelchied, misdaadig word, als hy uit wraakzugt, uïc geldgierigheid, of andere fnoode hartstogten fpruit? Wist hy niet, dat diezelfde daaden, die in ftille tyden , en onder het genot der diepfte rust, algemeene eendragt, en vergenoegdheid, gepleegd worden, en aan niemand fchaadelyk zyn, of vree* kunnen inboezemen , dan waarlyk misdaadig worden, als ze, in het midden van binnenlandfche oneenigheden, na het veelvuldig pleegen van fooru gelyke ongereegeldheden, en na het herhaald verbod der wettige Overheid, herhaald worden juise om de uitvoering van derzelver billyk bevel tegen te gaan, en de ftille ingezeetenen vrees aan te jaa-, gen, of daadelyk te beleedigen? En, wist hy dit, waarom tragt hy die daaden dan te verfchoonen, door ze nog misdaadig, nog ongeoorloofd op zig zei. ven te noemen ? Waarom wil by , nu ze door by* koomende omftandigheden zodanig geworden zyn, dac niet volmondig erkennen , maar poogd ze" nog te verfchoonen door te, zeggen, dat ze zodanig kunnen geworden zyn? Waarom zegd hy juist, ,, daC ,, men daar uit aanleiding genoomen had om van „ hem uit te ftroojen, als bf hy door oproer onder de gemeente vermeerdering van gezag, of ,, zelfs de Souverainiteit, op eene onwettige'wyze „ zogt"? Waarom voegd hy hier niet vooral bv, dat men hem ten lafte leidde, dat hy door oproer ten minften zyn onwettig verkreegen gezag zogt te handhaaven, en zyne vcrantwoordelykheid over°zyn fchandelyk beftier vóór, en in den Engelfchen oorlog, door het gefchreeuw van eene domme? en on, E % fee.  68 VADERLANDSCH befuisde meenigte, te doen ophouden, waar toe onder anderen het dankadres, en oproer van december 1782. zigtbaar waren ingerigt ? Waarom beklaagd hy zig, ,, als over eene hem hoogstfmartelyke ., zaak, dat zyne landgenooten zig, om zynen wd , ., in gevaar brengen van fchaade, en fchande, en „ a le de geftrengheid der juftitie"? Waarom zwygt hy niet liever van iets, dat tog zeer zeeker voor zyne reekening liep, en om welk voor te koomen hy van alle oproerige beweegingen, en van het maaken van ongelukkige flagtoffers zyner heerschzugt, had behooren af te zien? Waarom beklaagd hy zig, ,, dat hy het hartzeer gehad had, om de kou - leur van zynen naam voor eene leus van oproer, „ en ongehoorzaamheid te zien verklaaren"? Waarom erkend hy niet liever openlyk, dat zulks ten vollen waar was, dan iets te ontkennen, het geen elk wist, van welke party hy weezen mogt ? Of was het niet booven alle uitzondering waar, dat 'e? geen oproer in dien tyd plaats had, het welk niet, of door het draagen van de oranjeleus begon , of daar meede beftendig verzeld ging? Waarom verzeekerd hy zo ftoutelyk, ,, dat hy nooit met ge- noegen iemand daar meede had zien pronken, ,, dan die zig onderfcheidde door liefde tot vry,, heid , eendragt, en gehoorzaamheid, en daar door ,, zig betoonde een' waar'vriend te zyn zo van hem, ,, als van het vaderland"? Was dit dan het geval van de oproerzugtige aanftookers van de beweegingen van december 1782.? Was dit het geval van net muitziek Rotterdamsch, en Leidsch graauw ? Was dit het geval van de oproerige boeren, waar over hy hier handelde ? Onderfcheidden deeze muitelingen zig, onder het draagen van oranjehuzen, door liefde tot vryheid, eendragt, en gehoorzaamheid , en betoonden zy zig daar door waare vrienden van het vaderland te zyn? Ging de lietde tot vryheid, eendragt, en gehoorzaamheid, en de waare vriendfchap voor hem , en voor het vaderland gepaard , of wel waren zy zo onderfcbeiden van eikanderen, als licht, en duifternisfe? Waarom by zyn voorfhl, en brief de Staaten op hun-  HUISBOEK. ÓQ ne landsvadèrlyke zorg, en rtgtvaardigheid verzogt, „ om hei kwaad niet te verergeren door het oeffe,, nen van al te veel geftrengheid"? Of was het, om dat hy nog onlangs gezien had, dat eene vertooning van zyne zyde, om den oproerigen, door een misbruik van gezag, kwycfchelding hunner misdaaden te bezorgen , de oogen zo zeer geopend had, dat dit middel hem nu zoude benoomen worden '? Of was het, om dat hy niet openlyk zeggen wilde, ik ben de eenige Jchuldige? Waarom betuigd hy hier, ,, geene gióottre maat van gezag te ,, verlangen , dan aan hem wettig toekwam, en door zyne voorzaaten was bezeeten geweest, en zelfs ,, den uiterften afkeer te hebben van het doen van ,, inbreuk op de Souverainiteit, en vryheid van een Land, wiens vrymaaking, en onafhangelykheid de grootfte eertitel was van zyne voorouderen" ? Waarom noemt hy dit gezag -wettig, daar, (om met de leeden van het kwarcier van Ooftergo in Friesland te fpreeken ,) ,, dat beftier, als een gevolg der ysfe„ lyke beroeringen, en verwarringen van 1747., ,, en 1748., aan hem was opgedraagen,'' ja daar het in 1672. op gelyke wyze aan Willem HL geworden was? Of waren die middelen , die hy hier veroordeeld, niet dezelfde, waar van zig zyne voorzaaten bedienden, om het beftier in handen te krygen? Of, zo neen, welk onderfcheid was'er dan in te vinden ? Was het gebruik deezer middelen niet waarlyk, en alleen, de grootfte eertitel va» zyne voorouderen, waar door zy het land van zig zeiven afhangelyk gemaakt hadden? Of kwamen het taai geduld, de onbezweeken moed, en heldhalftige dapperheid onzer voorouderen voor onze vryheid in geene aanmerking ? Waarom ontkend hy al verder, dat 'er geene lieden gevonden zouden zyn, die ,, op de eene, of andere wyze, heimelyk, of in ,, het openbaar, getragt hadden eenige onwettige ver„ meerdering van gezag aan hem te doen opdraa,, gen" ? Of waarom was hy met fommigen van zynen aanhang zo zeer gefield op den naam van eminent hoofd der Republiek; en waarom waren zy zo zeer gebeetcn op den naam van eerjlenftaatsdienaar, E 3 welke  fê VADERLANDSCH toelke hem door de doorzigtigfte regenten, en burgers naar waarheid gegeeven werd? Was dit niet een blyk , dat hy, en zyne vleiers het hem tot fctiande reekenden, de eerlte ftaatsdienaar van een, vry Gemeenebest te zyn (b;? Wist hy niet, dat 'er onder de bende zyner laage werktuigen, en flaaven oneindig veelen gevonden werden , die , Zo het mogelyk was nog veel grooter gezag aan hem zouden hebben willen doen opdraagen , indien zy het hadden durven beftaan, of gemeend hadden , hem daar door in de hand te werken ? Heeft hy zulken, die daadelyk poogingen tot vermeerdering van zyn gezag hadden aangewend, in gevolge van het geen hy hier verklaard, dan ook als zodanigen behandeld, „ die hy niet konde aanJ3 zien als zyne waare vrienden , nog als waare vrien* si den van den (vryen) Staat der vereenigde Neders, landen' ? Heeft hy ooit de allerminfte blyken van ^ongenoegen gegeeven aan eenen Reigersman, die hem met den kolonel van Stokkum het eerst aangeraaden heeft, om zig van middelen van geweld tegen fommige ftaatsleeden te bedienen op den voet van Maurits, Willem II, en Willem III? Heeft hy coic zyn ongenoegen betoond aan eenen Royer, die, als (b) D^t zy de uitfpraak van eendn koning, van Fredefik II., hooien, en fthaamrood worden, indien het mogelyk is! ,, De Souverain" (zegd hy, en bedoeld dus zelfs niet eens eenen (fodh., of doge,) ,, is de opperregter, ,, het hoogfte leegerhoofd, de voornaamlte fchatmeefter, U de eerfte ftaatsdienaar van de maatfehappy , niet om alle die poften te vertooncn, maar om met de daad waar te j, neerren al'e die pügten , welken die onderfcheiden naa,j men hem opleggen. Hy is niets, dm de eerfte dienaar van den Staat, en verpligt, om met die braafheid, voorzigtigkcid, en helangeloos^eid te handelen, als of hy elk o'ögenblik aan zyne bergers reekenfehap van zyn be>, tvmd moest geeven" (*). .(*) Zie prkve over de regeeringsf. tn pligt. der Souver. bl.  HUISBOEK. ?£ als fecretaris van G. R. eeven buiten de balie der vergadering van de 'Staaten van Holland ftaande, waar binnen hy toen nog niet verlchynen mogt, dat heiligdom onteeren durfde, door met eene vry hoorbaare ftem, ter zyde, en met aanduiding van eenige van derzelver waardigfte leeden, te zeggen, dat, zo hy in de plaats van Z. H. was, hy eenige van die fchreeuwèrs naar loevestein zoude laten brengen? Of heeft hy eenig ongenoegen betoond aan den kapitein van Byland, eenen zyner generaale :adjudants voor de marine, om dat hy onbefchaamd genoeg geweest was, om, in een openbaar gezelfchap, en onder anderen ten aanhooren van den braaven burgermeefter Geelvink van Kajlricum, te zeggen, dat het goed zoude zyn, dat de Republiek onder één hoofd gebragt wierd? Dit laatfte is openlyk in de nieuwspapieren, en in de n", 194.. en ao5. van de post van den Nederrhyn bekend gemaakt, nooit tegengefprooken, en niettemin kreeg die held kort daar aan het bevel over eene der fchoonfte fcheepen van oorlog. Of heeft men na de revolutie van i 787., geene regenten gevonden, laag genoeg, om hem de GraafJykheid van Holland op te doen draagen , indien het aan hun hadgeftaan? Waarom betuigd hy, ,, nu ts „ met meerderen iever te verlangen , dan eens we„ derom onder alle de inwooneren des vaderlands eensgezindheid te zien herlceven , allen lafteraaren ,, den mond te ftoppen,de waare liefhebbers des va- derlands te vereenigen, en alle zyne landgenooten „ te overtuigen van zynen iever, en opregte bcgeer- te, om het vaderland uit alle deszelfs nooden, ,, onderden byftand van God almagtig, te redden, „ en tot den hoogstmogelyken trap van luifter, „ voorfpoed, welvaaren, vreede, vryheid, en on„ afhangelykheid 'te brengen"? Waarom betuigd hy dit in een tydftip, waar in hy alle raderen te werk gefteld had,om zyne ondeugende oogmerken te doen gelukken ten kofte van het geheele vaderland, en om hetzelve tot een prooi voor eenen buiteniandfchen vyand, en te gelyk voor inwendig oproer te maaken P Waarom Gods allerheiligften naam hie:J by misbruikt, om hem tot eenen dienaar der zonE 4 de  f2 VADERLANDSCH de te maaken ? Moest muit - en plundcrzugt tot den hoogstmogelyken trap van luifier , voorfpoed , en welvaaren leiden ? Moeften vreede, vryheid, en onafhangelykheid bewaard worden door het affnyden der middelen , tot zelfsverdeediging , of door den vyand zyn voordeel te iaten doen met onze binnenlandiche oneenigheden? En hoe konde hy, die voorgaf, „ dat de liefde, en agting van zvne land3, genooten hem zo onontbeerlvk was, om hem te „ bemoedigen in den gewigtigèn post, waar in hy 3, door m de goddelyke Voorzienigheid geplaatst j, was; hoe konde hy die agting, en liefde, welke hy door zo veele voorgaande ondaaden by den bloem der natie verbeurd, en verlooren had, thans wederkrygen, door zig aan het hoofd der oproerige» te ftellen, door beftendig hunne voorfpraak by de Staaten te worden, en door hun ingewikkeld aan te moedigen , om dienzelfden weg te blvven betreeden ? Indien hy waarlyk die oogmerken had , welken hy voorwendde, waarom dan niet geheel van ï-aadslieden , en maatreegelen veranderd ? Eindelyk, waarom de ingezeetenen verzogt, vermaand, en gewaarfchouwd, „ om zig te onthouden van alle li» „ centieufe, en aanftootelyke gefprekken, en ge3, fchriften, mitsgaders van alle oproerige bcwVe„ gingen, en zig te gedraagen, gelvk hec aan ftil3,1e, vreedzaame , en gehoorzaamé ingezeetenen 3, tegen over hunne Overheden betaamd"? Waartoe deeze vermaaning in eenen tyd, waarin geheele benden van zyne fnoode huurlingen ftad, en dorp afliepen, om door het ronddeelen van oproerige gefchriften, die van hem zelfs hunnen ooifprong namen, en door allerleie muitzieke, en argwaan verwekkende gefprekken, de onnoozelfte menfchen, tegen hunne waare belangen aan, tot oproer, en wederfpannigheid aan te zetten? Maar, (hetgeen hier booven alles in overweeging koomt,) waarom vertelde de ftadh. niet by deeze publikatie, welk een voorftel hy, maar zo weinige dagen te vooren, omtrent de waapening der boeren niet alleen, maar zelfs der fteedelyke ingezeetenen, aan H. H. Mog. gedaan * en hoe hy by dat voorftel die waapening,' als  HUISBOEK. 78 als een der twee voornaame middelen ter verdeediging van het vaderland, voorgedraagen had? Waarom veroordeelde hy niet rondborftig die godlooze ftreeken, die overal op zynen naam werden in het werk gefteld, om de ingezeetenen van den waapenhandel af te fchrikken? Waarom wederleidde hy de loogens, en valfche gerugten niet, die den eenvouwdigen landman zo zeer tegen de waapening hadden doen aandruisfen? Waarom bewees hy hun niet uit den aard der zaak, dat genoodfchappen, opgerigt tot bewaaring der rust, en eeven daarom zig op den waapenhandel toeleggende, nooit tegen de wettige fchutteryen konden werken , daar het al tyd waar is, die niet tegen ons is, is voor ons? Waarom met één woord toonde hy niet, dat hy, eeven gelyk de Staaten, de waapening der ingezeetenen, ten minften in dien tyd, als zeer heilzaam aanzag ? Waarom floeg hy de handen niet daadelyk aan het werk, om de boeren, daar hy meende zulks van den meeften dienst te kunnen zvn, openlyk, in eigen perfoon, of door bekende lieden van zynen weege, daar toe aan te zetten ? Of zoude eene openhaare vertooning van zynen perfoon by de waapenoeffeningen der fteedelyke, of landelyke' genoodfchappen niet eeven zo veel vrugc gedaan hebben op de gemoederen zyner lievelingen, als zyne fpeelreisjes naar de vloot, of naar kermisfen, of op eet-en zwelgpartytjes, die de onrust, en de begeerte tot oproer telkens deeden aanwakkeren (c)? Mogen (c) Schoon de leuze tegen de waapening van genoodSchappen uiterlyk was ingerigt onder voorwendzel , dat daar door de geveftigde fchutteryen benadeeld werden in haare voorregten, behoefd men echter flechts te overweegeh, hoe haatelyk het waapenen, en exerceeien der fchutteryen met nieuwe geweeien in de oogen onder anderen der regeeringen van de Gelderfche fteeden befchouwd werd, om daar uit af te meeten, dat het eigenlyk de vrees voor de waapening was , welke al dat gefchiceuw tegen die genoodfchappen veroorzaakte. Zulks bleek zonneklaar uit de fehandelyke belemmering dier fchutterlyke oeffeningen te Nynwgen, Jrnhsm, Zutphen, Lochem, en andere E 5 Gelder»  74 VADERLANDSCH Mogen wy dan deezen, zo fraai klappenden, ftadh. fciet wel vraagen, of hy niet in zyn gemoed overtuigd was, dat fqortgelyke betuigingen, deklamatien, en vermaaningen verre af waren van zyne vrienden tot rust te brengen , maar in tegendeel dienden om hen te meerder aan te hitfen, /.o lang hy zelve van denk - en handclwyze niet openlyk, en ontwyffelbaar, veranderde? Mogen wy hem niet té gemoet voeren, het geen hy, in het midden zyner kibbelaaryen met den kamerheer van der Capellen., aan dien braaven man toeduwde? dat men in dien tyd op woorden geen ftaat konde maaken, maar dat de daaden fpreeken moeften (d). Want, vefligen wy het oog op het geen thans, by den aanvang des ooclogs met Frankryk, ook in dit opzigt gebeurd, blykt Grlderfch: (leeden. Te Arnhem mogten niet meer dan 5. fchutters te geiyk de poort uitgaan om zig te oeffenen; zy inoeflen in de werken, tot den waapenhandel gefchikt, hyoen kuoitien ; de waapenoffeningen geëindigd zynde, op dezelfde wyze Baïr de ftad keeren; geenen wyn, nog fterken drank op die plaats gebruiken; niemand tot den waapenhandel toelaten , ten zy hy zynen naam alvoorens op het fhdhuis onder opzigt des kolonels had laten opteekenen. Nederl. jaarb. 1786. bl. 308. Te 7Aitphen werden aan den braaven burgermee-lier van der Capellen tot Rysfelt allerleie haatelyke beiemmeringen toege.iragt , zo omtrent de vryheid, om zyne fchnttercompagnie te mogen exerceeren, als omtrent het voorzien der fchutters buiten ftads koften van waapenen, en omtrent de p'aats ter waapenoeffening. Nederl. jaarb. 1783. bl. 1840 iKrio 2033 2040. 1784. II. 31 37. 239 258 484 486. 519 521. De generaal maior van Heekeren eischte de zydgeweeren van eenige leeden van het vrycorps van Deventer af hy het inkoomen der poort, en de regeering van Zutphen fchaamde zig niet dit gedrag by die van Deventer te verdeedigen. Nederl. jaarb. 1784. bl. 1330 1336. 1455 1462. 1577 1586. Te Lochem ontzag zig de regeering niet, om zelfs de rreedewerking van het hof van Gelderland tegen de burgerwaapening in te roepen. Nederl. jaarb. 1785. bl. 797 805. 913. en volg 1239 1241. (d) Het gedr. van jonkheer A. P. van der Capellen, bl. 8»  HUISBOEK. 7$ blykt het dan niet doorfteekend, dat alle die heitnelyke woelingen tegen de waapening alléén van den ftadh. kwamen? Wy zagen immers al te voo. ren, dat diezelfde boeren van Katwyk, die in 1785. zig onder anderen zo geweldig tegen den waapenhandel verzet hebben, dac men het niet eens raadzaam keurde, om 'er hun toe op te roepen , thans daar toe zelfs een aanbod doen, en dat de ftadh. hun militairen bezorgd, om hen daar in te onderwyzen. Wy zagen immers , dac diezelfde Bentinck van Rkoon, die zig toen zo zeer beieverde, om 'er hun tegen op te zetten , nu alles in het werk fteld, om 'er hun toe aan te moedigen. Met het hoogfte regt mogt derhalvende heer van den Mand? by zyn voorftel van 14. januari 1785. zeggen, ,, dat de zulken , die den ftadh. tragteden te behaagen, de maatreege- len van zelfsverdeediging der ingezeecenen, die ,, te vergeefs fmeekcen om daar toe in ftaat gefteld te worden, tegengingen, en deeden veriedelen, ,, en dat men 'er op uit fcheen te weezen, om de ,, verdeeldheden te voeden, om, was het moge„ lyk, door eene misleide meenigte, die tot op„ roer aangehitst wierd, onze vryheid eens voorl, al de hartader af te fteeken" (e). Vol bondigheid, rondheid, en ernst was ook de taal, welke Schiedam over deeze pretenfe publikatie van den ftadh. ter vergadering van Holland deed hooren, zeggende, ,, dat de regeering met leetweezen had ontfangen dc waaragtige gevoelens van Z. H., ,, die al met vry wat omzigtigheid dienden ce wor,, den overwoogen , dewyl hec fcheen, als of Z. H. intentie had, om, openlyk , voor het oog der geheele natie, de beveelen van den Souve,, rain te taxceren, en het draagen van oranjejlrik„ ken, en linten, döor den Souverain verklaard voor ,, oproerleuzen, en eeven daarom ten ftrengften ver- booden , als iets onverfchilligs, veel min mis„ daadigs, of ongeoorloofds, te befchouwen, ja, ,, wat meer is , om de oranjekouleur, vlak tegen 9, het (e) Nederl. jaarb: 1785. bl. 2»,  VADERLANDSCH 5J het begrip van H. E. G Mog. aan, als een tee. 3, ken van onderfcheidene uitmuntende liefde voor 3, het vaderland te proklameeren ; terwyl zy met 33 byzondere opmerkzaamheid had gaade g'eflagen de vérzwyging der omftandigheden, door Z. H. be., doeld, die eigenlyk het misdaadige der beweei, gingen, naar het begrip van Z. H., zouden moe3, ten te weeg brengen , mitsgaders van de rust3, verftoorende, en haat, tweedragt, en wantrou„ wen verwekkende middelen , aan welken door s, den Souverain, als met een ftilzwygend genoe,, gen, de vrye loop zoude worden toegelaten: dat alle die bedekte gevoelens niet anders konden 3, vvorden befchouwd, dan als zo veele infinuatien, om het beftier van den Souverain re taxeeren, i, en dat de voorgeftelde waarfchouwing het middel mogt worden genaamd, om de harten der in3, gezeetenen van hunnen wettigen Souverain af te j, trekken, de beweegingen te vermeerderen, de 3, tweedragt te vergrooten, en de oproerige factie j, meer en meer te doen aangroejen: dat zy van godagren was, dat de waarfchouwing van Z. H, 5, ukdrukkelyk zoude behooren te worden afgek'eurd, en onwaardig verklaard, om met eene fanftie van weege H. E. G. Mog. te worden bekragtigd: en, gemerkt, dat zy we! wilde aanneemen, dat het ftellen van die propofitie, en 3, waarfchouwing, eeven als de bekende afte van confulentfvhap , zyne geboorte fchuldig was aan 3, de eigenbelangzoekende, en landberoerende raadgeevers, en het wenfchelyk zoude zyn, dat de.,, zeiven ontdekt , en eens vooral van den per3, foon van Z. H. verwyderd wierden; zy zig veri, pligt had geoordeeld in overweeging te geea, ven, ,, „ of H. E. G. Mog. niet zouden kun3, ,, nen goedvinden, in een befoigne te doen on3, ,, derzoeken , op welke befte wyze, en langs 3, ,, welke gefchikte weegen, en middelen, de aanvoererS , of opftellers van de gem. propo>, „ fltie , en waarfchouwing zouden kunnen ontti ,> dekt worden,"" ten einde als dan daar na zo- „ danig  HUISBOEK. 77 3, danig te refolveeren, als geoordeeld zoude wor„ den te behooren" (ƒ). Hoewel nu deeze zo heilzaame voordragt der Schiedanifche regeering hec gewenschte gevolg niet had ter vergadering van Holland, alwaar men (leeds te veel beicheidenheid, en gemaatigdheid omtrent eenen wederbarftigen ftadh. betoonde; weigerden echter de Staaten van Holland , en die van genoegzaam alle de provintien , om die waarfchouwing des ltadh. te laten publiceren. Die van Overysfel inzonderheid fchreeven hem daar over in april 1785. eenen ernftigen brief, waar in zy zig onder anderen dus uitdrukten: ,, het is geenszins ons oogmerk, om den in,, houd van die publikatie breedvoerig te ontvou,, wen, en wy zullen daarom maar alleen aanmer„ ken, dat, uit vergelyking van derzelver inhoud ,, met de daar by vergezeld gaande misfive , zo „ wel als met het vervatte in U. H. misfive aan ,, H.H.Mog. van 17. januari 1785., niet onduifter ,, kan worden afgenoomen, dat Ü. H. die bewee,, gingen, tegen welken de Staaten van verfcheide ,, geweften reeds geoordeeld hebben, als tegen ge,, dugte beginzels van oproer, te moeten waaken , ,, verkiesd te befchouwen als daaden, die, op zig ,, zeiven aangemerkt, nog oproerig, nog misdaa,, dig zyn, en het ftrengelyk (haffen van welken, tegen de regtvaardigheid zoude aanloopen ; als „ meede, dat U. H. de droevige verdeeldheden, ,, welken deeze Republiek nu feedert jaaren heeft „ moeten ondervinden , gaarne zoude willen toe,, fchryven aan den tegenftand, dien U. H. in des,, zelfs maatreegelen heeft moeten ondervinden van „ den kant der regeering, en niet aan die werke,, loosheid der uitvoerende magt, waartegen, nier, „ alleen door de regenten, maar ook door het bes,, te, en verlichte deel der geheele natie, zulk ., eene algemeene ftem is aangeheeven; eene (tem , „ die door het vergeefs verfpillen van zo veele millioenen in de,n Engelfchen oorlog, en den fchroorn- (ƒ) Nedtrl. jaarb: 1785. bl. 186—1£8,  78 VADERLANDSCH „ fchroomlyk vervallen ftaat van alles, dat tot on„ ze verdeediging aan de landzyde dienen moet, „ genoegzaam word geregtvaardigd; zonder dat wy ,, verkiezen te onderzoeken, in hoe verre de voor., gem. pubükatie, en over bet geheel de maatree„ gelen, door U. H. gevolgd wordende, gefchikt zyn, om bet, daar by opgegeeven, oogmerk te „ bereiken, te weeten, de rust, en harmonie on„ der de ingezeetenen van den Staat , en de gehoorzaamheid van de ingezeetenen aan hunne wet„ tige overheden te herftellen, of aan te kweeken. „ Dan wy hebben niet mogen nalaten , onze ver„ wondering daar over te betuigen, dat U. H. heeft „ kunnen in het begrip vallen, dat wy zouden con„ defcendeeren, om eene pubükatie, zonder onze „ meedewerking, of voorkennis ingefteld, waar „ over ons, door het drukken, en naar elders ver„ zenden door de gantfche Republiek, de delibe„ ratie was afgefneeden, en die den naam van U, „ H., tegen alle gewoonte, en tegen alle reegehnaatig3, heid van onze conftitutie, aan het hoofd droeg, te laten bekend maaken; en wy willen gaarne ver„ trouwen, dat U. H., by deeze verneemende, ,, dat wy door zulk eene toegeevendheid zouden „ agten aan onze waardigheid te kort te doen, in „ het vervolg zig met diergelyke voorflagen aan „ ons niet zal adresfeeren. Ondertusfchen nebben „ wy U. H. wel willen informeeren , dat wy de „ beweegingen, in andere geweften ontftaan, en ,, ook by ons, fchoon in eene geringe maat, be,, fpeurd, als eene zaak van dien aard befchouwd „ hebben, welke de ernftigfte, en ook wel deege, „ lyk ftrenge maatreegeïen van ons vorderden. Hartelyk wenfchen wy, dat de poogingen, zo ,, van ons, als van de andere bondgenooten, fteeds „ kragtig genoeg mogen bevonden worden, om die „ beweegingen geheel re veriedelen, en niet min„ der, dat het wantrouwen ten aanzien van U. H. „ verrigtingen, en bedoelingen, waar over U. H» „ zig beklaagd, eerlang moge ophouden, waartoe ,, wy oordeelen vooral te kunnen ftrekken, zo U. H., ingevolge het verlangen van de geheele na-  HUISBOEK. 79 „ tie, Mogt gelieven te verkiezen zig te ontdoen „ van die verkeerde raadslieden, waar aan wy in „ het byzonder deezen liap, neffens zo veele an- dere misbruiken, als waar over de natie gevoe„ lig is, toelchryven, en dat ü. H. daar tegen zig gebeide te voorzien van cordaate raadslieden, ,, die het gemeen belang booven hunne byzondere „ mzigten voortrokken , en het daar op toeieid„ de, dat de poogingen van ü. H. met die der „ Staaten der refpedtieve provintien inftemden, op „ dat alzo het vertrouwen f en de eendragt moge „ worden herfteld, en beftendig blyven, waar toe „ wy met al ons vermogen opregtelyk betuigen te ,, willen blyven meedewerken, om alzo het lieve „ vaderland nog. voor verdere onheilen te bewaa„ ren, en onder Gods zeegen wederom tot voori„ gen bloei te brengen" (g). Onze leezers herinneren zig hier het ongemeen cordaat antwoord der Staaten van Friesland van 26. februari op des ftadh. rondgaanden brief van 17. januari 1785., waar van wy bevoorens verflag gedaan hebben (h). Elk onzer leezers ziet uit deeze ftaatsftukken, uit verfchillende geweften ooriprongelyk, dat wy den ftadh., geen het allerminst onregt doen, wanneer wy, deels het oproer, over de waapening ten platten lande ontdaan, als zyner handenwerk befchouwen, deels zyne zogenaamde pubükatie als eene overmaat van muitzugt, en fchynheiligheid doen aanzien. Hoe weinig ondertusfchen diergelyke ernftige taal vermogt op het hart van den ftadh.; hoe weinig deel de opregtheid had in de betuigingen, die hy wilde voorkoomen aan de Staaten der zeevea geweften, en aan de geheele natie nopens zyne waare gevoelens te doen; en vooral hoe weinig hy gezind was, om die vertooningen met de kouleur v.ia zynen naam, en alles wat daar meede, totftooririg van de algemeene rust, gepaard ging, te verhinderen ; (g) Nederl. jaarb. 1785. bl. 717—719. (b) I. Deel, bl. 217—234.  Sc VADERLANDSCH ren; zal buiten alle tegenfpraak gefield worden door de volftrekt tegenllrydige maatreegelen, waarmeede hy beflond zig daar omtrent te onderfcheiden van het geen de Staaten van fommige geweften desweegen s noodig oordeelden te beveelen. De Staaten van Holland hadden naamelyk goedgevonden, om op 23. februari 1785. een plakaat vast te ftellen, waar by te kennen gegeeven werd, „ dat, „ onaafigfczien de ernftige voorziening van H. E. ,, G. Mog. van 31. januari te vooren tegen het ei,, gendunkelyk uitfteeken van vlaggen op de too,, rens der kerken, het openlyk draagen van leuzen van partyfchap, of oproer, waar toe byzon,, der de oranjekoaleur misbruikt was , mitsgaders „ tegen het noodzaaken van anderen om dezelven ,, te draagen, en wyders tegen het maaken van al„ lerhande oproerige beweegingen, en faamenrot,, tingen, meestal onder het uitzinnig gefchreeuw ,, van houzêe, oranje booven; als nog op verfcheide „ plaatfen, en vooral ten platten lande, deeze, en „ geene voorbereidzelen gemaakt wierden tot het ,, toeflellen, en begaan van luidrugtige, of in hec ,, oog loopcnde bedrwen." In gevolge daar van verbonden H. E. G. Mog. uitdrukkelyk „ het uit,, zetten van vlaggen, zo op de toorens, kerken, „ en moolens, als uit alle, het zy publieke, hec " 7r\ Pani!adiere gebouwen , mitsgaders van de „ fcheepen, jagten, en fchuiten, als meede hec „ doen van illuminatien, het draagen van eeniger„ hande teekenen, of leuzen van partyfchap, of ,, oproer , van welke kouleur die zouden mogen „ weezen, en in het byzonder het draagen van 0„ ranjekokardes , flrikken, linten, papieren, en van „ alle andere verfierfelen van oranjekouleur, voor zo „ ver dezelven tot hier toe niet naar behooren wa,, ren gewettigd, voorts alle getier, gefchreeuw, „ en getrommel, gelyk meede al het willekeurig, „ en eigendunkelyk fchieten langs de weegen, of „ flraaten , mitsgaders alle openbaare , of in het j> oog loopende bedryven, welken eenige aanlei35 ding zouden kunnen geeven tot het verwekken ■» vaa  HUISBOEK. 81 „ van bewecging, of onbehoorlyke faamenrottinsrcn „ van volk" (i). ■ Soort gelyke pub'ikatie oordeelden de Staaren van Overysjel ook nooriig op 24. maart 1785. te laten doen (k ). Onze leezers begrypen van zeiven, dat by deeze pubiikatien, vooral by die der Staaten van Holland, voornaamelyk bedoeld was, om tegen te gaan die zogenaamde vreugdebedryven, en vroolyklieden, welken op de verjaardagen van de familie van Nas/au, feedert het begin deioproerige beweegingen, hadden plaats gehad, en uit vrees voor welken, maar inzonderheid voor 8. maart, de overheden (leeds verpligt waren, alle mogelvke waakzaamheid tegen alle beginzels van oproer te gebruiken. Maar wat deed de "ftadh.? Bevorderde hy naderhand, zo veel in hem was, deeze heiizaame voorzorgen van de hooge Regeering? Beveiligde hy de betuigingen, nog zo kort te vooren aan de bondgenooten, en de vermaaningen, aan dc ingezeetenen gedaan , nu ter goeder trouwe door fpreekende'daaden? Toonde hy nu , dat, fchoon hv in het draagen van de kouleur van zynen naam op'zig zeiven niets ongeoorloofds, of misdaadigs zag, hy echter overtuigd was, dat hetzelve thans door byKoomende omftandigheden zodanig werd? Gafhy, hoe het hier dan ook meede geleegen ware, hes eerde voorbeeld van onderwerping, en gehoorzaamheid aan de wetten van den Souverain? Niets minder dan dit. Van fpyt barflénde over deeze zo ernflige, en bepaalde beveelen der gem. heeren Staaten, konde hy van zig niet alleen niet verkrygen, om dezelfde beveelen te geeven ter plaatfe, alwaar hy zig daar toe bevoegd agtede, rnair verftoutte zig ook, om in zyne heerlykheden , in Holland geleden , en bepaaldelyk aan de ingezeetenen van Ysfelftein , Leerdam, en Buren, door zynen zogenaamden domemraad toe te ftaan, om op 8. maart 1787. betaamelyke vreugdebedryven te mogen pleegen, dog kwans- wy§ CO Nederl. jaarb. 1785-. bi. 195—108. (fc) Nederl. jaarb. 1785. bl. 719—722. II. DEEL.  82 VADER LANDSCH wys met bygevoegd verbod ,' om geene ongeregeldheden te mogen aanregten. En het was aanmerkelyk, dat onder die geoorloofde vreugdebedryven juist al dat geene uitgedrukt werd, het geen by der Staaten beveelen als ongeoorloofd was opgegeeven (Z)Men behoefd niet fcherpziende te zyn, om hier uit terftond op te maaken, dat het heimelyk oogmerk deezer zogenaamde pubükatie niet anders bedoelde, als om, onder eene geveinsde houding van voor de bewaaring der openbaare rust te willen waaken, eevenwel openlyk te toonen, dat hy het daar voor hield, en bleef houden, dat het geen door de Staaten verbooden werd, nog misdaadig, nog on~ geoorloofd was, en om, door de tegenftrydigheid van beveelen aan ingezeetenen van eene, en dezelfde provintie, het vuur van twist, en tweedragt te geweldiger aan te blaazen, en by het dom gemeen de gedagten te doen gebooren worden, zo al niet van zyn grooter gezag, en vermogen, ten minften van zyne meerdere toegeevendheid , en van der Staaten ftrafFe beveelen. Dewyl nu uit deeze daad niet alleen zo veel nadeels vóór de openbaare rust konde ontftaan, maar daarenbooven het geeven van deeze tegenftrydige orders op het grondgebied van H. E. G. Mog. eene fchending was van derzelver fouverain Oppergezag, (uit hoofde waar van men gewoon was, alle pubiikatien, en plakaaten der Staaten van Holland ook naar alle des fUdh. heerlykheden, in die provintie geleegen, te zenden;) gaf dit aanleiding , dat door H. E. G. Mog. aan derzelver gecommitteerde Raaden aangefchreeven werd, om naauwkeurig onderzoek te doen naar het gepretendeerde regt des ftadh. om pubiikatien te doen in die plaatfen, welke onder de Souverainiteit van H. E. G. Mog. geleegen waren. Het was wel reeds lang te vooren bekend , dat de pubiikatien der Staaten van Holland, fchoon ook derwaards ter afleezing, en aanplakking gezonden , nogthans aldaar beliendig ter zyde gelegd, nimmer afgeleezen, of aan- (J) Nederl. jaarb. 1787. bl. 233.  HUISBOEK. .83 aangeplakt, maar door gelykluidende beveelen op zynen naam vervangen waren. Maar nooit was de ftadh. tot die ftoutheid overgegaan, om door zynen ge waanden domeinraad aldaar tegenftrydige beveelen te doen geeven. Zo blykt dan al wederom uit dit ft-al, dat hy veeltyds zelfs oorzaak gegeeven heeft, om naauwer onderzoek te doen naar den oorfprong, en de wettigheid der hoogheden, preëminentien, en prerogativen, die hyzig, meestal zonder eenigen titel , aanmaatigde, het zy dan door eenen geest van tegenftreeving , waar meede hy toonde tegen der Staaten beveelen bezield te zyn, het zy door eene ongehoorde uitbreiding van 'zyn gezag, en.ontembaare heerschzugt. Van deezen aard is ook de volgende gebeurenis , die aanleiding gegeeven heeft tot zo veele gewigtige gevolgen, en waar toe de order des tyds ons van zelve leid in het verder betoog van zyne zugt, om alle oproerigheden, zo veel in hem was, aan te moedigen. Met hoe weinig ernst hv de ingezeetenen by zyne eerstgem. publikatie van 31. januari 1785. rot eendragt vermaand, en alle oproerigheden afgeraaden had, en met hoe weinig vvelmeenendheid hy, by zynen gelyktydigen brief aan de Staaten generaal, een ontwerp van waapening der ingezeetenen had voorgefteld; bleek genoeg uit de onruftige beweegin°-en, welken, byzonder in 'sHage, geduurende datzelfde jaar, ter geleegenheid der oeffeningen van het genootfchap van die plaats, waren voorgevallen, 'indien 'er tog de minfte opregtheid in zyne voorftellen, en vermaaningen te vinden was geweest, en hy de geringfte zugt gehad had, om door zynen invloed die beweegingen te ftuiten , welken in zyne woonplaats, en dus onder zyn oog, uit haat tegen die waapenoefFeningen voorvielen ; hy zoude voorzeeker wel zorg gedraagen hebben, dat zyne zendelingen, in plaats van die beweegingen telkens aan te ftooken, dezelven onder het verbittert gemeen hadden tegengegaan, en dat het hof van Holland, en de regeering van 'sHage zig openlyk niet afkeerig getoond hadden van de opregting van een * 2 genoot.  o*4 VADERLAND SC H genootfchap van waapenhardel aldaar , waaf toé zelfs maar eene enkele wenk van zynen weege voldoende zoude geweest zyn. Eenen man, wien men het oeffenen, en afmatten der foldaaten door onophoudelyke exercitie», van zyne jeugd af, zo fmsakelyk gemaakt had, dat hy tot belagcheiykheid toe verkleefd was aan het bywoonen van die exercitiën; deezen man nimmer eenen voet te zien verzetten, om de burgerwaapenoefFeningen by te wooJaen, hem (leeds beezig te zien, om de militairen alle behulpzaamheid daar toe te doen verbieden;; was immers op zig zeiven bewys genoeg van zynen heerfcnenden , en onoverwinnelyken afkeer van eene welgewaipende,. en welgeoefende burgery. Het was derhalven geen wonder, dat het gemeen, niets van dien aard van zyne zyde ontwaar wordende, zig van tyd tot tyd verftoutede, om lieden, die hec wist tot waapengenootfchappen te behooren , openlyk te beleedigen , en aan te randen , onder anderen juist daarom, om dat. het meende, hem daar meede welgevallig te zyn.. Dog nimmer had heï gemeen zig nog dermaate aan fchending der openbaare rust vergreepen, dat het zig onmiddelyk onder zyn oog , en in zyne tegenwoordigheid daar aan fchuldig maakte. Van zodanige geweldenaaryen, tot eenen hoogen trap gepleegd, keverde nogthans zondag, 4. feptember 1785., een doorflaand voorbeeld'op, en teffens van het welgevallen , het geen d" ftadh. in die beweegingen toonde te hebben. Het zoude te lang vallen, om een voileedig verflag te geeven van het geen op dien dag, van des morgens ten elf uuren tot in den avond toe, in 'sHage voorviel. Wy zeggen daarom alleen maar, dat eeïiige lieden, tot de gewaapende genootfchappen van Leiden, Sclriedam? den'Hage, en Vlaardingtn behooyende, by het afgaan der parade, alwaar de ftadh. zelfs tegenwoordig was, door eenen zyner bedienden naargeweezen, en toen door het gemeen aangevallen, en van het eene huis in het ander gejaagd werden, en ook daarr zo min als de bewooners van die huizen , voor beleedigingen, en geweldige aanrandingen veilig wa- renï  HUISBOEK. 85 ren: dat die perfoonen, en hunne vrienden, waar hy zy in den Hage hunnen intrek genoomen had, den, dien geheeien dag door, zelfs in het wederkeeren van het hof van Holland, a'waar zy hunne klagten gedaan hadden, en in het byzyn van deszelts drost, en den onderfchout van 's Hage mee tenige dienaars , ter naauwer nood hadden kunnen, ontdaan den euvelmoed van verfchillende, zo militairen, als andere muitelingen , welke deeze lieden overal met de groorfte woede vervolgden: erj dat , niectegenftaande aile deeze aanhoudende geweldenaarytn, niet meer, dan ééne enkele moedwillige , door de juftitie in verzeekering gebragt was, en dac nog wel onder het werpen van fteenen naar hec rytuig, waar in de gevangen genoomen perloon met den drosfaart van het hof gezee'ten was. Men leeze fiechts het berigt van het hof aan de Staaten van Holland (m) weegens de °-ebeurenisfen van dien dag, en men zal te meer van de ver getrokken ftoutmoedigheid der muitelingen overtuigd moeten worden , naar maate hetzelve hof, weegens zyne doorflaande tegenkanting tegen hec Haagfche waapengenootfehap, en weegens de lydelyke gehoorzaamheid, die hetzelve toen reeds aan den ftadh. betoonde, buiten alle verdenking gefteld was , van de voorgevallen oproerigheden eenkszins te willen vergrooten. Aangezien den geest, die toen reeds deszelfs meefte leeden bezielde, is hce derhal ven ook geenszins te verwonderen, dat men by dat berigt geen enkel woord gerept vind van eene alleraanmerkelykfte omftandigheid, die in deeze zaak het meefte licht geeft, en voor H. E G Mog , by een berigt over eene zo aangeleegen zaak „ vooral niet had behooren verborgen gehouden te weezen. Het is, naamelyk, uit veele echte beri?» ten van dien tyd bekend, dat de ftadh., op het oogenbhk van het ontdaan oproer, zig nog maar zo weinig van de paradeplaats verwyderd had, dat hy fot (m) Nederl. jaari. 1785. bl, 1567-1275. F 3  S5 VADERLANDSCH bet gerugt, en de beweeging, door het verguizen, en uitjouwen van die heden ontftaan, zelfs hoorde, en iemand van zyn gevolg afzond, om naar de oorzaak daar van te onderzoeken; en dat hy, die oorzaak verneemende , met eenen glimlach zynen weg van de parade vervorderd had zonder eenige orders te ftellen. Zo zeer, als een onzydig leezer zig verwonderd zal hebben over de laaggeeftigheid van eenen ftadh., welke zig een groot jaar te vooren verneederd had, om een gemeen mosfelwyf, dat zig op diezelfde paradeplaats met haar gezelfchap, met oranjelinten uitgedost, vertoond had, kort daar op by de oranjezaal op te zoeken , en duidelyke blyken van zyne gunst, en goedkeuring te geeven; eeven weinig zal hy zig nu verwonderen over dit nieuw bewys van des ftadh. openlyke begunftiging deezer geweldenaaryen, genoegzaam onder zyn oog , en byzyn gepleegd aan ordentelyke lieden, die door hunne kleeding, en uitrufting toonden op verre na tot zynen aanhang niet te behooren. Was 'er ondertusfchen voor hem ooit een oogenblik geweest, waar op hy met meerderen iever, en ongezogt, zynen afkeer van alle oproerigheden had kunnen te kennen geeven , het was dit voorval, welkers voortgang hy, doorylings zig derwaards te begeeven, met gepaften nadruk de muitelingen te keer te gaan, en de beleedigden te befchermen, had kunnen fluiten, of daar toe voldoende, en onverwylde orders behooren te ftellen. Nu gaf zyn ftilzwygen, zyn heengaan, zyne glimlach genoegzaam te kennen het heimelyk genoegen, het geen hy daar in fchepte: want het nalaten van alles, dat by zulk eene geleegenheid iemands pligt mee» debrengt, word by het domfte gemeen zo wel, als by eiken opmerkenden, voor eene heimelyke begunftiging aangezien. Het is wel waar, dat deeze zo aanmerkelyke byzonderhetd in geene der legaale berigten, of handelingen weegens dat voorval word opgegeeven. Dog, behalven dat dezelve door honderd ooggetuigen naderhand beveiligd is, zal elk een van zeiven begrypen, dat H. E. G. Mog., hoe fterk  HUISBOEK. %f fterk ook verontwaardigd over den aard, en de langduurigheid van het oproer, geen befluit ten nadeele van den ftadh. by die geleegenheid, en over eene zaak, die hem zo zeer ter harte ging, zouden genoomen hebben , indien zy van deeze byzonderheid, den ftadh. betreffende, en van andere opgevolgde doorflaande bewyzen van zyn ftrafbaar gedrag in dat geval, niet op het allervolleedigst wa« ren overtuigd geweest, fchoon zy, volgens hunne gewoone , en mistenten al te ver getrokken, beïcheidenheid, de misdaad* van den ftadh. in hunne raadpleegingen, en befiuiten niet uitdrukkelyk gefpeld hebben. Deeze befcheidenheid belettede echter niet, dat het gebeurde van dien dag op 8. feptember het onderwerp werd van de raadpleegingen der Staaten van Holland. Want, naauwlyks hadden de gedeputeerden der ftad Haarlem daar van ter vergadering verflag gedaan, en de noodige voorziening der Staaten voorgeflagen; of H.E. G. Mog. beflooten terftond, om eene fterke publikatie te laten doen tegen alle faamenrottingen , infolentien, en geweld aan perfoonen, huizen, of goederen, en „ om voorts gecommitteerde Raaden te magti„ gen, en te gelaften, om naauwkeurig onderzoek te doen, wat de oorzaak mogt geweest zyn, dac „ het gem. oproer daar ter plaats zo lang ongeftoord had kunnen aanhouden, op wat wvze de ;, juftitie werkzaam was geweest om de rust te „ herftellen, en welke middelen tot bewaaring van „ de veiligheid aldaar verder zouden kunnen werk„ Heilig gemaakt worden, en om van dat alles aan „ H. E. G. Mog. rapport te doen." Meermaalen hadden H. E. G. Mog. zig reeds tot diergelyke maatreegelen gedrongen gezien, daar 'er, door "eenen noodlottigen faamenloop van omftandigheden, feedert eenigen tyd herhaalde aanvallen op de veiligheid hunner refidentieplaats gedaan waren, zonder dat de juftitie immer tot ftuiting daar van had meedegewerkt. Maar de byzondere omftandigheden jvan het geval voor handen bewoogenhun, om by dit hun tegenwoordig befluit den cordaaten ftap F 4 te  8ff VADER LANDSCH te doen, dat zy teffens „ bv provifie gecommit,-, teerde Raaden magtigden , ' en gelafteden, om, „ hangende H. E. G. Mog. raadpleegingen, van ,i tyd tot tyd, in den Hage de noodige patrouilles „ te laten doen, om alle onbehoorlyke faamenrot»' tingen te beletten , mitsgaders de overtreeders r> van gem. pubükatie op te ügten, en onder be„ warring van gecommitteerde Raaden te ftellen" (n). De ltadh., welke geduurende al den tyd, die 'er tusfchen 4t feptember, en tusfchen den dag van dit befluit verioopen was, in alle gevallen geene onkunde konde voorwenden van de verregaande onrust, die in 'sHage plaats had, hield zig volmaai2 VADERLANDSCII rende den korten tyd, dien hy na het neemen van dit befluit nog in 'sHage bleef, zyne militaire kleecling afleidde, en aan eenen fchildwagt, die hem de gewoone militaire eer bewyzen wilde , zulks verbood, onder voorwendzel, „ dat hy geen kapitein 3, generaal meer was," waar door hy, indien dit waar is, den foldaat eene volftrekte onwaarheid vertelde, en heimelyk tot ongenoegen fcheen te willen opzetten. Vast gaat het, dat hy kort daar aan, en wel op 15. feptember, zig uit 's Hat>e naar Breda begaf, en feedert dien tyd tot aan de geweldige omkeering van feptember 1787. daar niet weder verfcheen. Ëyna ongeloofelyk was intusfehen de moeite, die hy zig gaf, om dat zo geliefkoosd commando over het Haagfche guarnizoen weder meefter te worden, en hy'icheen zig liever een zeer onaangenaam verblyf op het Loo, zelfs geduurende eenen harden winter, te willen getrooften, dan, in 'sHage zig bevindende, hetzelve in andere handen te zien. Hy leeverde onder anderen op 4. december 1785. eene wydloopige memorie aan de Staaten van Holland in , waar by hy zyn zogenaamd regt tot dac commando tragtte te betoogen uit zyne hoedanigneid van kapitein generaal. Maar hy verkoos daar by uic het oog te willen verliezen, dat uit het waarneemen van dien post niet volftrekt volgde, dat hy ook bevel had over de onderfcheiden bezettingen der fteeden , en vooral van den zeecel der Souveraine vergadering, en dat H. E. G. Mog., ten blyke daar van, by befluiten van de voorige eeuw onder het ftadhouderfchap van Willem HL, het commando over de bezetting van hunne refil dentie aan zig zeiven uitdrukkelyk hadden voorbehouden. Indien ons doel meedebragt, om de bevoegdheid der Staaten van Holland tot, het afftaara van hec bevel over de troupen van 'sHag;e aan G. R„ in het afgetrokkene te bewyzen, het zoude ons 'niet rioejelyk vallen, om zulks te wettigen , deels uit derzelver befluiten,deels uit de zeer bondige fchriftuuren, door de minderheid der Amfleldamfche vroedfch3ppen met de meerderheid daar over gewisfeld. Dan*  HUISBOEK. 93 Dan, daar het ons alleen te doen is, om den ftap der Scaaten van Holland van onregt vry te pleiten uit hoofde van des ftadh. gedrag in verfchillende geleegenheden, waar in de rust van den Hage in gevaar was, byzonder op den voorigen 4. feptember, als waar door hy het commando over de HaagJoke bezetting, by inkruiping, en in alle gevallen uit eene byzondere gunst verkreegen, al lang dubbel verbeurd had ; verzenden wy onze leezers ten overvloede tot hec geen H. E. G. Mog. daar omtrent op de klagten des konings van Pruisjen in het breede gezegd hebbtn, waar van wy ter zyner plaatfe nog zullen gewagen. Wy zeggen hier derhalven alleen , dat alle die gronden ten uiterften voldoende waren, om de Staaten niet alleen te beweegen , om hem dat commando te ontneemen , maar ook, om op 27. juli 1780"., toen zyne boovengem. memorie overwoogen werd, G. R. op nieuw ce gelaften, ,, om zig voortaan nopens het guarni,, zoen van den Hage ftiptelyk te gedraagcn naar den inhoud van H. E. G. Mog. refolutie van 4., ,, en 5. maart 1672. met relatie tot alle poir.ten, ,, daar in vervat" (r). Zodanig viel dar befluit by meerderheid van tien tegen neegen (temmen , waar tegen heemel, en aarde bewoogen was, en om welk voor te koomen men onder anderen te Amfieldarn eerst den braaven vroedfchap van Leyden. heer van Hardingsveld, voor zyne (tem ten vnordeele des ftadh. met het bewindhebbersfchap der Oostindijche compagnie poogde om te konpen , dog het welk, door dien eedelen vryheidsvriend, moedig, en met verontwaardiging van de hand geweezen, het greetig lokaas werd, waar voor de vroedfehap Elias zyne ftem tot het te rug geeven van dat commando beloofde, en verkogt. Zo werden , en worden nog, (om dit in het voorbygaan aan te merken,) de voor* deeligfte, en gewigtigfte ampten, fchoon het eigendom des Lands, en die de belooningen behoorden te (O Nederl. jaarb. 1786. bl. 607. en volg.  94 VADERL A.N DSCH te zyn van kunde, braafheid, en ftandvaftigheid, 10 de handen van den ftadh. werktuigen van omkoopmg ter bevordering zyner byzondere bedoelingen, en belooningen van kruipende laagheid, van meineed , en van de allerftrafbaarfte misdaaden. Dan, het was den ftadh. niet genorg, zodanig laage middelen ter wedej-verkryging van zynen geliefden fpeelpop aangewend te hebben; hv bedwong zig niet, om, na dat dit herhaald befluit tot zvnV klnnisfe gckoomen was , den Staaten op 13. auguftus daar aan eenen brief te fchryven, wiens inhoud ten hoogften beleedigende was, en welke in ftoutheid van ongehoorzaame ftellingen alh. s , wat tot dien tvd toe van hem het licht gezien had, te booven ging. rly erkende daar by wel, „ zeer verre te zyn, om s, in het minst in twyffel te trekken het onperges, zag van H. R. G. Mog. over de militie zo wel j, m de gantfche provintie, als over het guarni„ zoen van den Hage, en het vermogen van den „ Souverain , om , in geval van nood , zelfs uit „ te oefteneu die deelen van het oppergezag, waar „ van hy de gewoone exercitie in zynen naam „ aan andere kollegien, of perfoonen had toever,, trouwd.' Hy verklaarde nog wel, gelyk hy in zyne memorie van 4. december bevoorens gedaan had, „ dat hy nooit zoude willen ftaande houden, „ dat aan hem een gelykftaande, en veel min een „ hooger gezag booven de Staaten over de militie „ zoude toe koomen, of dat hy desweegens, eigen„ dunkelyk, en onafhangelyk van den Souverain, „ tegen hoogstdeszelfs orders , en goedvinden , „ Icmkkmgen zoude kunnen maaken , waar door „ hoogstdeszelfs oppergezag, en befluiten zouden „ worden tegengegaan.'" Maar, zo fraai, en welluidende, zo betaamelyk, en fchuldpligtig zelfs, als deeze uitdrukkingen zyn, eeven zo tegenftrydig, zo onbefchaamd, zo ongehoorzaam, en volftrekt oproerig was de overige inhoud van deezen brief. Hy durfde dog daar by ter neder ftellen, „ dat, indien het onder de mogelyké gevallen wa„ re, dat een erfftadh., erfgouverneur, en kapi- tein  HUISBOEK. 95 tein generaal zig zo verre vergeeten konde, van ,, hec gezag, waar meede H. E. G. Mog. hem had- den bekleed, te misbruiken toe benadeeling van „ 'sLands waare belangen; H. E. G. Mog. als dan ,, ontwyffelbaar het regt zouden hebben, om voor j, hunne eige hoogheid, en veiligheid op eene }, kragtdaadige wyze orders te ftellen; en dat dat „ regt zig dan ook niet alleen bepaalen zoude tot de. orders over de militie in de refidentie van H. „ E. G. Mog,, maar over alle de militie op der,, zeiver territoir ; rr.aar dat zulks ook nooit ge„ fchieden konde, of mogt, zonder zeer gewigti,, ge .reedenen, waar door ten klaarften bleek van het misbruik van het toevertrouwd gezag; en dat „ zodanige reedenen ten zynen opzigte nooit waren, ,, en ook in waarheid nooit konden worden voor„ gedraagen, om dat hy het zig altyd tot eenen ,, pligt gereekend had, de oogmerken van H. E. ,, G. Mog. in zyne betrekking tot derzelver pro- vintie met al zyn vermogen te bevorderen; en „ dat, wanneer H. E. G. Mog. waarlyk een ge- grond ongenoegen , of wantrouwen desweegens hadden opgevat, hy had mogen verwagten, dac hoogstdezeiven niet zouden nagelaten hebben , ,, hem zulks onder het oog te brengen." Zo was het dan, naar zyn voorgeeven, ter naauwer nood onder de mogelyke gevallen te reekenen, ,, dat een „ ftadh., of kapitein generaal zig zo verre vergeeten „ zoude , om zyn gezag over de militie, als anders,, zins, te misbruiken tot benadeeling van'sLands „ waare belangen;" eeven als of alle zyne voorgangers dit niet, zo wel als hy, in meerderen, of minderen trap, herhaalde reizen, gedaan hadden. Herinneren wy ons flechts met een woord het gevangen doen neemen, het te regt ftellen, het onregtvaardig vounisfen van Oldenbarnevelt, de Groot, Hoogerbeets, Ledenberg, Vittenbo gaart; Trefel, en eene meenigte andere braave lieden door het geweld, en de wreedheid van Maurüs, die, fchoon ook ftadh. van Holland, en Utrecht, echter die eedele mannen op Hollandsen grondgebied, en in Holland,-  0 VADERLANDSCH land/eken , of Utrecht/eken dienst zynde, op naam van de Staaten generaal, door tot die zaak expres aangeftelde regters deed veroordeelen. Herinneren wy ons ook met een woord het inrukken van troupen op Hollandsch grondgebied buiten weeten der Scaaten van die provintie, hec vervoeren van ftaatsleeden uit derzelver vergadering naar Loeveftein, het beleegeren van Amjhldam, en het willekeurig uit de regeering zetten der voortreffelyke Bickers, door den gewelddryvenden , en doldriftigen Willem II. Herinneren wy ons de moord der braave ds Witten door Willem HL, en.zynen raad aan de Staaten van Holland, om geene geflrenge middelen te gebruiken tegen de voornaamfte burgers, waar door hec ftuk was uitgevoerd (s); het verzeegelen der papieren van de gedeputeerden van Amfteldam (t), het beleegeren van Goes, en het onregtvaardig doen vonnisten der moedige vryheidsvoorftanders Wefierwyk, Eversdyk, en anderen, door dienzelfden trotfehen, en niet min wreedaardigen Willem III. (u). Ja herinneren wy ons de meenigvuldigc ongehoorzaamheden , pligtverzuimen , en trouwloosheden van deezen zelfden ftadh., die hier deeze taal voerd. Wy zullen na deeze herinnering ras overtuigd worden van de onbefchaamdheid van deeze zyne voorgeftelde twyffeling, en dat hy in zyn hart moet gelagchen hebben, toen hy deeze uitdrukking onderteekende. Maar ziet daar eene tweede onbefchaamdheid in de volgende periode, inhoudende, dat de Staaten hun oppergezag om,, tr'ent de militie niet konden, of mogten doen ,, gelden, zonder gewigtige reedenen, zonder het klaarfte bewys van zyn misbruikt gezag; hier „ toe v/aren hem nooit reedenen voorgedraagen; „ dit (s) y. Wagen. varl. hifi. 14.. deel, bl 170. (t) J. IVaagen. vad. hifi. 15. deel, bl. i8r—188. (#1) J; IVaagen. vaderl. hifi. 16. deel, bl. 203—23®. Deeze gevallen zyn na genoeg dezelfde met die van Hattem, en Elhtrg, en verdienen daarom te meer herleezen te worden.  HUISBOEK. of „ dit konde ook niet gefchieden, om dat hy al tyd „ met al zyn vermogen de oogmerken der Staaten „ bevorderd had, en om dat, zo 'er een gegrond „ ongenoegen , of wantrouwen was opgevat, die 5, hem dan wel onder het oog gebragt zoude ge,, weest zyn." Hier maakte hy oogenfchyniyk misbruik van de befcheidenheid der Staaten, die, nog op 8- feptember 1785., nog op 27. juli 1786., eenig ftellig misnoegen, of wantrouwen weegens zyn gedrag uitgedrukt, maar eevenwel a'Ierduidelykst, en voor elk' een' Zeer verftaan baar, getoond hadden, dat zy, na Sfo meenigvuldige maaien het bevorderen, toelaten, of voorfpreeken van oproerigheden in hunne refidentie, en elders, door denftadh.befpeurd te hebben, geen vertrouwen meer fielden in de uitvoering der orders, die hy uit hunnen naam tot bewaaring der rust, en hunner eige hoogheid, en veiligheid bekoomen mogt, ja die hy verpligC was uit eige beweeging te geeven. Èn met dat alles waren zy nog zo langmoedig, om hem, als lid van G.R., niet uit te fluiten van het deelgenootfchap in derzelver maatreegeien tot beveiliging der openbaare rust, fchoon hy, als zig daar van den beften* digen vyand betoond hebbende, en als eenige oorzaak van het telkens verllooren van alle goede order, welverdiend had, om ook van dat deelgenootfchap te worden uitgeflooten. Hy wist dan genoeg de waare reedenen van hun befluit, maar hy ontveinsde die te weeten, niettegenftaande hy zag, dat men hem verfchoonen wilde. Toen hy op den avond van 8» feptember bewerkte, dat de vergadering van Hól* land byeen kwam, om zyne klagten over der Staa* ten befluit van dienzelfden nadenmiddag te hoaren , en H. E. G. Mog. dus met meerderen ernst hunne oogmerken moeften aan den dag Jeggen; werd hy nog gefpaard, en men trok de gemaatigdheid zo verre, dat men Hechts aan G. R. in algerneene bewoordingen gelastte, ,, om den commandeerenden „ officier te beveelen , geene orders, dan die hem 3, door G. R. gegeeven Waren, van wieo ook hem 3S tegenftrydige orders mogten gegeeven werdén, II. DEEL, Q te  93 VADERLANDSCH s, te gehoorzaamen." En , tot meerdere verzag-» tihg, werd hem het commando over de bezetting van 'sHage by het nader befluit van 27. juli 178Ö. al weder niet reegelregt ontnoomen; maar men vernieuwde daar by Hechts eene voorige, in onbruik geraakte, refolutie, waar naar G. R. gelast werden zig te gedraagen. Door zig onkundig te houden van den grond deezer befluiten toonde hy derhalven de Staaten als uit te tarten , dat zy geenen moed genoeg hadden, om hem onbewimpeld te befchuldigpn; en, terwyl hy dus aan den eenen kanc misbruik maakte van hunne, waarlyk al te groote, gemaatigdheid, befchuldigde hy hun heimelyk, en van ter zyde, als of zy hun befluit zonder toereikende gronden, ja willekeurig, genoomen hadden. Maar welke onbefchaamdheid daarenbooven, dat hy durfde verzeekeren, altyd, met aï zyn vermogen, de oogmerken der Staaten bevorderd te hebben > Daar tégen getuigden genoeg zyn bedryf in den Engélfchen* oorlog, en ook bepaaldeïyk zyn fnood gedrag, gehouden omtrent alle toen reeds gepleegde oproeren, en bepaalde'yk dat van 4. feptember, juist de oorzaak van der Staaten ernfligere maatreegelen. Etndefyk wat hielp het, dat de Staaten hem hun ongenoegen , en wantrouwen te kennen gaven ? Was dit niet genoeg gebleeken door de èrnftige befluiten, brieven, en commisfien, die, vooral door de Staaten van Holland, Zeeland, en Friesland, in den Engeychen oorlog genoomen, gefchreeven, en gemaakt waren, en die hy allen had weeten te ontduiken? Bleek dit niet genoeg, toen hy , tegen den wil der Staaten, den hartog van Brunswyk met 'al zyn vermogen poogde te handhaaven, en maar naar geene voordellen tot deszelfs gevoeglyke verwydering hooren wilde? Bleek dit niet genoeg door alle zyne onderhandfche poogingen om het draagen van oproerleuzen, van zogenaamde vmnlykheden , van muitzieke dankadresfen, en van alles , wat tot opftand aanleiding geeven konde, toe te laten, aan te ftooken, en zelfs voor h.et oog van den Souverain, en tegen deszelfs uit- drukke-  HUISBOEK. 99 drukkelyk begrip aan, te verdcedigen ? Na dit alles met zo veel onbefchaamdheid den Souverain ia het aangezigt geworpen te^hebben, behoefd men zig geheel niet te verwonderen over de ongehoorde taal, die hy daar op volgen liet. „ Daar die », nooit gefchied is," (dus ging hy voort,) ,, en „ U. E. G. Mog. echter hebben goedgevondena ,, door hoogstderzelver befluit ons te ontzetten van een regt, dat altoos aan de charges, die wy in ,, naam van U. E. G. Mog. bekleeden, is gehegc ,, geweest, kunnen, of mogen wy, behoudens allen eerbied voor U. E. G. Mog. beveelen, in het „ voorjz. befluit niet beruften, of daar aan fiilzwygen* j, de acquiefceeren, zonder ons zei ven openlyk te ver,, klaaren als eenen perfoon, die geenen prys fteld 3, op het-vertrouwen van U. E. G. Mog., nog op „ zyne eige eer, en zonder ons eeven daar door ongefchikt te maaken, om de overige, niet min „ gewigtige, deelen van de uitfteekende waardigj, heden, op ons gedevolveerd, zodanig waar te „ neemen, dat de gantfche natie zig, veilig, en „ met de noodige liefde, en agting, op ons zoude s, kunnen verlaten, ü. E. G. Mog. gelieven ons „ dus niet ten kwaaden te duiden, dat wy een befluit, zo verneederend voor de trouw van het 3, huis , waar uit wy gefprooten zyn , en wiens „ voetftappen wy altyd getragt hebben naar te vol„ gen, moeten blyven-aanmerken, ah of hetzelve ten 3, onzen opzigte nooit genoomen, of ingeroepen ware, „ behoudens nogthans den fchu'digen eerbied voor ,, alle befluiten van U. E. G. Mog., waar by onze 3, eer, en regten niet worden aangeraakt" (y). Dus mag dan een ingezeeten, een amptenaar, onder betuiging van eerbied, met ronde woorden aan zynen Souverain zeggen, „ dat hy in deszelfs befluit niet „ beruften kan , maar hetzelve aanmerkt, als of „ het ten zynen opzigte nooit genoomen was," dac is (y) Nederl. jaarb. 1786. bl. 804—809. G 1  2oo VADERLANDSCË is met andere woorden, dat hy den Souverain 02bevoegd verklaard om dat befluit te neemen, dat hy dat verklaard voor nietig, en van geene waarde, en dat hy 'er zig niet naar denkc te gedraagen. Dus kan dan een ingezeeten, een amptenaar de beveelen van zyne hooge Overheid rondelyk beoordeelen, goedkeuren, of verwerpen, gehoorzaamen, of vernietigen, en van alle verbindende kragt ontzetten. Dus kan dan een ingezeeten, een amptenaar zeggen, ik zal uwe beveelen eerbiedigen, maar ik zonder e daar van uit alle de zodanige, waar by gy aan myne eer, of regten te naar koomt. Wat zoude deezezelfde man aan eenen officier van de land - of zeemagt tegemoet voeren, indien hy zig in dienzelfden zin, al was het nog niet eens in diezelfde bewoordingen , tegen hem durfde uitlaten omtrent orders, die hy goedgevonden had hem te geeven, of omtrent de willekeurige fehikkingen, die hy over zodanigcn officier gemaakt had? Hy befüsfehe zelfs het gevolg. Is dit die eerbied voor den Souverain, die zugt voor de handhaaving van de hoogheid der Staaten, die iever voor de oude conftitutie, die liefde vöor de rust, en goede order, waar van wy reeds zo dikwyls de herhaaling gehoord hebben; en waar meede hy ook wederom deezen onbetaamelyken brief eindigd ? Laten wy hier üechts nog eene aanmerking byvoegen , (want de uitdrukkingen zyn te flerk, dan dat elk onzer leezers het verfoejelyke daar van niet uit zig zeiven gevoelen zoude,) dat, zo 'er in dit ftuk éér.e waarheid gevonden word, zy hier in beftaat, „ dat hy de voetftappen van het huis, waar uit hy gefprooten is, altyd getragt heeft naar te volgen;" ja, laten wy 'erbydoen , dat hy het daar in verre overtroffen heeft. Wen;fchelyk was het geweest, dat de Staaten van Holland zig deeze onbehooriyke taal door hunnen eerften officier niet ongeftraft hadden laten voeren, vermids hy dan misfchien zo ligtelyk niet zoude hebben durven overgaan- tot die geweldige maatreegelen in Gelderland, en Utrecht, die, flechts veertien dagen daar na, deeze fchending van het hoog gezag  HUISBOEK. iqï rag der Staaten van Holland vervingen. Diezei'de man, die op 13, auguftus 1786, aan de Staaten van Holland, welken reeds zo meenigrnaalen hun ongenoegen over zyne conduites getoond hadden, zulke ongehoorzaame, en wederfpannige taal durfde te gemoet voeren; diezelfde man behielp zig zo kort daar na, (toen hy gereed (fond om de eerfte geweldenaaryen met den militairen arm te pleegen, en toen hy door de tusfchenfpraak der aanzienlykfte ftaatsleeden van Overysfel, en door de vordering van zyn perfooneel gevoelen omtrent die geweldenaaryen door de Staaten van Holland zelfs, tot inkeer werd aangemaand,) met zyne verpligting tot gehoorzaaming der beveelen van de Staaten van Gelderland, die de onderdrukking der (leeden Raitcm , en Elburg ten doel hadden, daar hy nog zo onlangs diezelfde gehoorzaamheid aan de Staaten van Holland had beilaan te ontzeggen , als het op zvne vermeende eer, of regten aankwam. Dan laten wy de verdere blyken van des (ladh. zugt tot oproer om wikke» len. Onder alle de geweldaadigheden, die door deszelfs aanhang aangeregt zyn , was voorzeeker eene der voornaamfte, om de ftaatsleeden van Holland met geweld te willen betwiften den doortogt met rvtuig door de poort, die van het buiten - naar het* binnenhof leid , en die de heerschzugt der (tadhouders voor elk, en een' iegelvk', zelfs voor den Souverain , had weeten geflobten te houden. De oproerige faamenrotting op het binnenhof van een onnoemelyk aantal gefpuis onder het oog van den berugten Tork van Roozendaal, en onder aanvoering van de belhaamers Bou'ér, en Hesf, ten tyde, toen deeze doortogt voor het eerst gefchieden zoude, en de betrekking, die de befaamde Mourant, tot des (ladh. huisgenooten, en bedienden had, geeven wel allen fchyn om te denken, dat ook deeze onluflen door zyne meedewerking gedookt zyn. Maar, vermids zyn toenmaalig afweezen uit 'sHage hem de geleegenheid niet gaf, om zig openlyk daar in te mengen, en ons doel alleenlyk is, om onbetwistbaars G-3 b?y-  ios VADERLANDSCH blyken zyner begunftiging van het oproer aan te voeren; willen wy ons omtrent dit allertreffendst geval met geene waarfchynlykheden , en gistingen behelpen, en gaan hetzelve derbalven met flilzwygen voorby. Het begunftigen van den vaandrig van der Hoop met een commando by het Icegcrtje omtrent Sm!, na dat hy zig zo hooglyk verdagt gemaakt had, van het waapen van Holland op zyn vaandel door het opfchilderen van eene galg onteerd te hebben, terwyl hy zig door de vlugt aan een geregtelyk onderzoek onttrokken had, en by contumacie gekasfeerd, en gebannen was, kan met meerdere zeekerheid, als een bewys van des ftadh. doorftaande zugt tot oproer, worden bygebragt. Dog wy vergenoegen ons , met ook dit geval aan de oplettendheid onzer leezers herinnerd te hebben, en bepaalen ons tot niet minder duidelyke bewyzen van des ftadh. iever om oproer te ftooken. Reeds van het oogenblik af, waar op de oneenigheden tusfchen de Staaten , en hem eenen ernftigen keer begon? nen te neemen, had men opgemerkt, dat de laatst"gem. het 'er op toeleidde, om door openlyke vertooning van zynen perfoon, van zyne vrouw, en kinderen , verze'd van zyne pragtige uitrufting , •den aandagt, den eerbied," en de zugt van het gemeen tot zig te trekken, en op te wekken. Daar toe diende dat meenigvutdig reizen op kermisfen in voornaame Hollandjche fteeden , dat doorwandelen der kraamen , en dat rykelyk betaalen van eenige fnuifteryen, waar toe de man,door zo verfchillerde beezigheden elders geroepen,en zo veel ophefs maakcnde van zyne eminente charges, en hoogwigtige waardigheden , geene zwaarigheid maakte zig telkens te verneederen. Daar toe diende dat opzoeken van geleegen. heden ter bezigtiging van eene fcheepstimmerwerf, of van het afloopen van een, fchip , of ter viering van eenig feest, of tot het doen van fpeelreisjes, pf tot het bezoeken van andere provintien (w). Dit ging Óu ]o?elY*e regeeringen van Zie. nkiee, en Vhsfingen by derzelver adviezen daar over Cf U 2  na VADERLAND SCH te kennen gaven. Die van Zierikzee lieten zig derzelver advies van 26. februari aldus uit: dat 'ft zy zeer gevoelig waren over de rcgtmaatige goedkeuring van het volk , welkers waare belangen '3\ de onderwerpen hunner raadpleegingen altyd geweest waren, vooral in de kragtdaadige poogin, gen, door hun in, en na den Engelfihen oorlog *, aangewend tot redding van het zinkend vader3, land , tot weering van de werkeloosheid , van 3, den hartog van Brunswyk, van de militaire juris3dictie , en tot bewaaring der rust by de komst van Z. Ii. in de provintie; alle welke maatree3, gels genoomen waren met eenpaarigheid der ff aarsje leeden, den heer van Lynden, als reprefentant ?, van den ftadh., alleen uitgezonderd: dat, fchoon *, zy van de meerderheid hunner meedeftaatsleeden 3, verfchilden over het rapport van 16. oétober ,, 1786., hun advies tot nu toe door niemand we„ derlegt, maar in tegendeel door het befte, en 3, verftandigfte gedeelte der ratie toegejuicht was: „ dat zy zig zeer gaarne de goedkeuring van het 3, andere gedeelte des volks, aan hunne meedelee„ den betuigd, koiaden laten welgevallen, en zig „ zeer gemakkelyk met de algemeene uitdrukkingen van het voorgeflagen antwoord op het dank" adres vereenigen konden, indien zy niet wedeï3, houden wierden door de wyze, waar op hetzelve in de waereld gebragt was: dankadresfen moeften 3, uit eene bereedeneerde , verftandige , en regtmaatige overtuiging van zeiven voortvloeien, ,, wilden zy de welgeplaatfte harten der teekenaars, en de eer van hun , aan wie zy werden opgedraagen , aan den dag leggen: maar zy konden 3 die voornaame vereischten in dat dankadres niet ' vinden, nademaal hetzelve alleszins blykcn droeg 3' van met overhaafting, wanorder, en drift te zyn 3, aangebooden, en veele der teekenaars niet regt geweeten, nog verftaan hadden, wat zy onderfchreeven, daar de R. P. een groot getal van 500» / derzelver had uitzemonjkrd, om dat zy door dwang , .* en geweld genoodzaakt waren hunnen naamen te ** ° zetten,  HUISBOEK. 113 ,, zetten, het geen ook binnen Goes 'aan eenige ingezeetenen van Zierikzee, zig. daar toen bevin3, dende, was gebeurd, en waar van zy de legaale 5, bewyzen in handen hadden: dat zy daarenbooveu 3, genoodzaakt waren, hunne uüerfie furprife, en al. leszins gegronéi verontwaardiging te toonen over 5, het gedrag van den R. P., die van zig had kunnen yerkrygen , om op eene gantsch onreegeU 3, maatige wyze met vyf leeden het antwoord opliet „ dankadres te befluiten , en" op derzelver naam , ,, fchoon het aan de geheele vergadering van H. 3, E. Mog. gepreftnteerd was, af te geeven, en ,, publiek te maaksn, daar zy buiten de mogelykbeid waren om daar op te adviezeeren, alzo zy 3, de verzogte kopie van hetzelve nog niet bekooj, men hadden, hoe zeer hunne gedeputeerden her-' 3, haalde reizen daarom verzogc, en ter vergadering ,, verklaard hadden, dat deeze de eenige oorzaag 3, was , waarom het advies hunner committenten; s, niet was ingekoomen: dat deeze partydigbeid vaq, „ den R. P. ftreed tegen zyne inftruktie , meedebrengende, dat hy verpligt was, in alles te han~ delen zonder begunfliging van eenige ftad, de Chalm. II. deel, bl. 73 _8i' Men moet de onbefchaamdheid van eenen van de Spiegel bezitten, orn zo te durven reedeneeren. Want, terwyl men elders het aliernaauwkeurigst onderzoek naar de teekenaan der patriottiTche requeften gedaan had om dezelven te veriedelen, wilde hy Zulk een onderzoek in dit geval als onboodigdoen voorkoomeij, om dat de tcekenaais de proef niet jonden doorilaan,  HUISBOEK. iï5 „ dat hetzelve zodaanige beweeging in de gemoederen van genoegzaam alle de inwooners der provintie had te weeg gebragt, dat , daar men ,, roemen mogt , dat deeze provintie in het alge53 meen, althans zeer zeeker het eiland Walcheren ., in het byzonder, een zonderling voorbeeld in de „ geheele Republiek opleeverde van rust, en kalms, ce , juist , zo dra dit adres was in de waereld gebragt, de gemoederen van de, tot dien tyd toe bedaarde, ingezeetenen :dermaate waren onts, rust, en in zodanige agitatie gebragt, dat de partyfehappen zig openlyk begonnen te openbaa4, ren: al hec welk men moest toefchryven aan de 9, wyze, waar op hetzelve door eenige al tejieverij, ge perfoonen , om dat dankadres' onderteekend ,, te krygen, was rondgedraagen , mitsgaders het vreefetyk oproer, en de gewelcldaadige handelwv„ ze,welke binnen Goes, en Zuidbeeveland,s\ meede s, by het daar ter piaatfe bekend worden van dat ,, dankadres , en juist na dat kort te vooren het „ exercitiegenootfehap op het verzoek der re^ee„ ring vernietigd was, had plaats gehad: dat°het 3, genoeg bekend was , dat het gerugt van deeze 3, fchrikverwekkende onderneeming niet weinig, ,, zo niet in het algemeen, de burgers, in - en op,, gezeetenen van dit eiland in bekommering g'e„ bragt, en veelen derzelver door vrees aangemoes, digd had, om het dankadres te onderteekenen, .,, waar meede men aan de huizen, en wel in het v byzonder ten platten lande, was rondgeloopen" (m). Juist (m) V'rf. van JluXk. by f. A. de Chalm. n. deel, bl. 38. en volg Dat dit geadviezeerde van Vlisfingen nopens het v'eroorzaaken van beweegingen door het dankadres, en het uitmondden van 500. teekenaars door van de Spiegel van het adres van .Goes, en Zuidbeeveland alléén , waarheid was, moest hy zelfs by zyne verdeediging in zo verre erkennen , dat hy zeide „ aan den overbrenger der adres„ fen, waar van het aantal der teekenaars was 3492., ge,. vraagd te hebben, hoe verre dezelven geteekend waren, „ voor dat de desorders te Goes voorgevallen waren," en H 4 'dat  ïiS VADERLANDSCH Juist op denzelfden dag van het inleeveren deezer dankadresfen, dat is, op 12. februari, deed vande Spiegel rapport van eene commsfie, die op 1. februari op hem , en eenige andere ftaatsleeden geflagtnwas, om te onderzoeken naar de algemeene, en byzondere oorzaaken der onluften in dit gewest, en naar de befte middelen om' die te herftellen. Volgens dit rapport was het aan commisfarisfen voor» gekoomen, ,, dat de algtmeene oorzaaken der on„ eenigbeden alleen te vinden waren in de party3, fchappen, waar door de eene burger zig van den 3, anderen onderfcheidde; dat eenige der voomaam„ fte middelen tot onderhouding der partyfchappen beftonden in het draagen van teekens van ondeifchei3, ding, in de afzonder!'yke focieteiten, en gczelfchap3, pen, van gewoone burg'erlyke byeenkomften on„ derfeheiden door onderwerpen, en correfponden„ tie, in de gewaapende genootfchappen , en derzelver 3, exercitiën, in een zo genaamd vaderlandsch fonds , s, en in de onvoorbeeldige licentie der drukpersfe." Commisfarisfen meenden, ,, dat, den wortel des.kwaads j, ontdekt zynde , de hulpmiddelen te zoeken wa,, ren in de wegneeming van alle deeze aaöjeiden-f, de oorzaaken, en dat zulks best konde gcfchic., den by eene pubükatie, waar by H. E. Mog. aan ieder zouden kunnen aanbeveelen, om zig te onthouden van deeze , en diergeryke aanleidins, gen tot partyfchappen, en op hetftrengst ver- bieden alle faamenrottingen . en oproerige beS) weegingen" (b). Men kan ligtelyk begrypen, dac dat hem geantwoord was, „ zulks niet precies te weeten, „ maar te denken , dat 'er omtrent 500. na dien tyd wa„ ren bygekoomen." En, fchoon by ontkende, van uitmnlferen, van dwang, of geweld, of notdzaaken tot teekenen gerept te heliben; was het immers genoeg, dat die vraag, aan den overbrenger gedaan , in den mond van den opfieller, of degunll'ger dier adresfen gehoord w.'rd. («) Verf. van ftukk. by J. A. ie Chalm. 11. deel, bi 27 -32.  HUISBOEK. 117 dat dit rapport, het welk niet misfchen konde aanftonds aan de fubalterne hoofden van het gemeen bekend te w:;rden, als meede het voorftel van zodanig eene pubükatie, al werd ze niet weezenlyk gedaan, juist gelchikt was, om het vuur van tweedragt aan te biaazen. Want 'er behoefd niets meer, dan dat de regeerihg onverfchillige, of lofwaardige daaden der ééne party openlyk in een haatelyk daglicht field, om de andere party, vooral, als die tot oproer geneigd is, tot daadelykheden aan te zetten. En was het dan wel wonder, dat, daar ffaatsleeden zo fpraken, de hoofden van het gemeen, en het gemeen zelfs de haatelykhe.id, by dit rapport bedoeld, nog veel verder trokken? En konde een van de Spiegel dit niet duidelyk voorzien ? „ Zoud gy gelooven," (zegd de fchryver van meergem. brief (e),) „ dat ik in myne buurt men„ fchen kenne , die den naam vau patriotten verdiend hebben door een allerftilst, en deugdzaam „ gedrag, alleen om dat zy zig onderfcheidden van „ hunne buuren, die zig, in den drank, en andere „ buitenfpoorigheden te buiten gingen ? Zoud gy „ gelooven , dat lieden, die zig noemen voorftan„ ders van het huis van Oranje, deeze ongelukkigen „ geplunderd, en van alles beroofd hebben? Die „ is ondertusfehen gebeurd. Hoe veelen kreegen „ in deeze provintie den naam van patriot alleen door 3, het leezen van eenige blaaden uit de post van den „ Nederrhyn, de Delftfche hiftorifche courant, ofder„ gelyke fchriften ? Hoe veelen door enkel lid te „ zyn van èefc leesgezelfchao, waar in allerlei foort 3, van boeken geleezen werden? Hoe veelen door „ eene geringe contributie aan het 'nationaal fonds, of door een aalmoes aan de gevlngte burgers van Hattem, en'Elburg? Hoe veelen door de oeffe„ ning in den waapenhandel', niet in een exercitie,3 genootfchap , maar"als lid van eene fchuttery? „ Hoe (0) Verf van fiukk. by J. A. de Chalm. 42. deel, M. S?? H S  «8 VADERLANDSCH „ Koe veelen door eene pligtmaatige ondergefchikt-heid aan de wetten, en orders hunner fteedelyke „ overheid, of van den rerritoriaalen Souverain? „ Nergens door de geheele Republiek is hec pa?, triotisme met meer gemaatigdheid voorgedaan, j, dan in Zeeland, en nergens met meer woede ver3, volgd." Niet minder ernitig zyn de woorden van het advies der rcgoering van Vlisfingen over die ftaatsrapport , en voorftel tot eene pubükatie, op 17. februari uugebragt. Immers hun ed. achtb. verklaarden , „ dat zy geene kennis droegen van de Si afzonaerlyke fogieteiten, of gezet'fchappen, zo als zy 5, in het rappert befchreeven waren, en dat, zo lang niet aangetoond wierd, dat daar in onbe„ hoorlyke zaaken verhandeld wierden, zy oordeel„ den , dat het tegen de vryheid ftreed zodanige „ gezelfchappen te betwiften, ofte verbieden, ja hoonend, om zodanige byeenkomften onder de s, rustverftoorende oorzaaken te tellen: dat de ge. 5, waapende genootfehappen, wel verre van als eene „ oovzaak tot ongereegeldheden te hebben geftrekt, „ m tegendeel nog onlangs te Zierikzee gebleekea a, waren meer dan eens gediend te hebben, om des, zeiven tegen te gaan, terwyl hec verbieden daar „ van ftreed met het 8. artikel der Unie, en de grus, welyke baldaadigheden, onlangs te Goes voorge„ vallen, door eene welgeoefende burgery zouden 3, kunnen zyn voorgekoomen : dat de licentie der druk3, persfe wel groot was, maar dat eene beteugeling „ daar van moeielyk was overeen te brengen met 3, de vryheid der drukpersfe, als een bolwerk der „ burgerlyke vryheid : dog dat zy hunne verwon„ dering niet konden verbergen, dat de commisfie 3, geene andere, en vry dugtiger, en aan ieder in het oog loopende oorzaaken der agitatien, en beweegingen, byzonder binnen dit eiland, had opai gegeeven: dat zy daar onder meenden te moeten 33 opnoemen de bekende dankadresfen, de aBte van vers, lintenis van eenige leeden , en minifters van regee3, ring, en juftitie in zeeland, op eene heimelyke w wyze in de waereld gebragt in dienzelfden tyd» „ dat  HUISBOEK. dat men reeds onderregt was, dat dit dankadres \, veele teekenaars had, en volgens her. hoofd alleen maar voor eenige, en dus niet voor alle, re" genten, en minifters dienen moetende: dat zy " daar onder moeften tellen zeeker vuilaardig, op' roerig, en gedivulgeerd ftukje, tot titel voeren-. *' de, formulier van den patriottifchen eed, te meer *] aanmerkelyk, daar dat ftuk terzelfder tyd IQ Hoorn was bekend geworden, en de ftadsregee" ring de aanweezigheid van dien eed by publikatie had tegengefprooken (p): dat zy ten laatften daar ook onder tellen moeften de ftrafpeloosheid, welke die geenen by aanhoudendheid bleeven genieten, welken de aan - en nitvoerers ge\\ weesc waren van het oproer te Goes, en op Zuid* ,, beeveland, welke ftraffeloosheid het vuur van cp,, roer ook binnen dit, en andere eilanden zoude ,, doen overflaan : dat zy in tegendeel meenden, , dat vcrbooden moest worden, i°. het draagen van \\ alle teekenen van onderfduiding, i°. het beleedigen van byzondere perfoonen met woorden, of daaden op '[ openbaare ftraaten, of weegen, 30. het rondloopen aan „ de huizen tot het teekenen van eenige adresfen, of 3, fchriftuwen , 4°. het faamenrotten, en het maaken van gefchreeuw, of getier op ftraaten, of weegen, 5". het inflaan van gtaazen, en het herooven van hui. zen: zynde alle zaaken, waar door ontegenzeggelyk de openbaare rust, en veiligheid geftoord wierd, en 6°. dat het hof moest worden gelast, „ om van al het gebeurde te Goes informatien te „ neemen, en van alles rapport te doen, daar de „ regeering van Goes erkend had niet in ftaat te zyn, ,, om de juftitie aldaar naar behooren te handhaa„ ven" (q). Dit ernftig, en bondig advies van (p) Tegen deezen eed deeden twee burgers van Middel, burg eere opmerkelyke verklaaring, uit welke de valschheid deezer aantyging overboodig blykt. Zie verf. vanftukk. ly J. A- ie Chalm. 25. deel, bl. 50. en velg. (qj Verf van ftukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 33 -"44»  loo VADERLANDSCH Vlisfingen wederhield wel het doen van zodanige pabiikacie, als by het ttaacsrappoit was voorgeflaeen • dan men begrypt ook wei, dat het advies van Vlis, JingeneevèB weinig gevcigd werd. .Niet lang daar na, en wet op 24.. februari, deed de regeering van Middelburg juist eene pubükatie van inhoud, als by hec rapport was voorgeflagen op naam der Staaten te doen, en het fprak van zelfs, dat die pubükatie, anhans in de hoofdftad Middelburg, en op het gehaele eiland Walcheren, genoegzaam hetzelfde uittverkzel had, als of ze door de Staaten gedaan was. £iec was genoeg, onder anderen by die.pubükatie te Zeggen, dat, als men het oog veftigde op alles, het geen , overeeiikomftig het ftaatsrapport, als oorzaak der oneenigheden werd opgegeeven, „ de fterkfte „ party zig di'kwyls aan ouregt, en geweid tegen de zwakfte fcbuldig maakte , tot dat de zwakfte , „ op haare beurt de overhand krygende, het onregt, en geweld uit weêrwraal* verdubbelde" f»j' Was dit niet eeven veel, als of men openlyk gezegd had^ patriotten! gy onderdukt thans de óranjeparty, maar wee u, als aeeze eens de overhand krygt,want dan zal het onregt, en geweld, thans door u gepleegd, dubbel gewrookeu worden! Ook werd Middelburg het eerfte flagtoffer van dteze gedaane bedreiging. ^Aan den anderen kant zat van de Spiegel, die de aanraader was van deeze fteedelyke publikotie , om dat hy ze ter Staatsvergadering niet had kunnen doordry ven, geenszins ftil, om, door eene ftraffeloosheid aan de plunderaars te Goes te bezorgen , de oproermaakers nieuwen moed te geeven tot de'vercere plunderingen, die hy in Zeeland voorhad. Tot dat einde bragt hy op 21. mai ter Staatsvergadering wederom een rapportuit, het welkom deszelfs verdraaidheid in zyn geheel verdiend geleezen te worden. I3y hetzelve werd kwanswys beweezen, dat de onvoorzigtigheid eeniger burgers van Goes, en de licentie (r) Verf. van Jlukk. by J, A. de Chalm. u. deel, bl. 158  HUISBOEK. 121 petitie der c-mrantiers oorzaak was geweest der plunderingen, en dat de regeering, en militie haaren pli.t gedaan hadden om het oproer te (tuiten, maar da het zelfs toen nog, (en hec oproer was nu byna vier geheele maanden geleeden,) onmogeiyk was om het kwaad te (haffen; weshalven men hec rapport, juist overeenkomitig met de berigten der regeering van Goes, befloot met het voorfteilen van eene algemeene amneftie voor allen,die aan het oproer hadden deel gehad ( s ). Voor dien tyd bleef* echter het befluit der Staaten tot eene algemeene amneftie agter, om dat men geenen kans zag, om dezelve met eenpaarigheid van ftemmen 'er door te krygen, welke eenpaarigheid nogchans vereischc werd, om eenig middel van gratie vasc ce ftellen, Dan het oproer bleef niet te min ongeftrafc, en de regeering van Goes deed alles, wat in haar was, om de oproermaakers eene openlyke befcherming te betoonen. Wie zoude gelooven kunnen, dat zy onbefchaamd genoeg was, om op 21. mai 1787., ter geleegenheid van het zo eevengem. rapport, een beklag ter Staatsvergadering te doen ,, over het ge,, vangen zetten door de regeering van Zierikzee van }, eenen ingezeeten van Goes, genaamd Hendrik... 3, (O, als fchippersknegt gevaaren hebbende by IV. Zuidweg"? Wie zoude gelooven kunnen, dat zy, onder voorwendzel, dat men niet wist, dac hy onder de jurisdictie van Zierikzee iets misdaadigs bedree- (s) Verf. van ftukk. by A. ie Chalm. 11. deel, b. 145 ■-I54- (t) Deeze ingezeeten wjs van zulk flecht foort, en gemeenen doen te Goes , dat de regecring zelfs zynen toenaam niet fcheen te weeten : dog zy had hem nader kunnen befchryven met den naam van oranjebaljuw, die door het plunderend gemeen aan hem, als hun hoofd, gegeeven was, en om welke reeden de regeering van Zierikzee hem, uit vrees voor zyne gevaarlyke oogmerken, in hegtenis geliefd had.  122 VADERLANDSCH bedreeven had, als meede onder voorwendzel van de bewaaring der rust, de tusfchenkomst der Staaten by de regeering van Zierikzee verzogt om te bewerken , dat hy ontflagen werd, en wel verklaaren durfde, „ dat zy zig anderszins in de onaangenaa„ me ncodzaakelykheid gebragt zoude zien, om dé „ ingezeetenen van Zierikzee , te Goes vindende, ,', by wyze van represfailles op dezelfde wyze te „ behandelen" (u)7 Wie zoude gelooven," dat, toen de ftadh. , niet zeer lang na het oproer te Goes, aan het guarnizoen patent gaf, om van daar naar elders te marcheeren, en de ftad Vlisfingen aan. G. R. verzogt, om op dat patent geene attachés te verleenen, voor dat deszelfs gedragj, in het oproer gehouden, daar ter plaatfe onderzogt was; de regeering van Goes zig by eenen omflagtigen brief aan G. R. over dit verzoek van Vlisjmgen gebelgd toonde, en volftrekt begeerde, dat het guarnizoen van daar op het patent vertrekken zoude, kwanswys onder voorwendzel , ,, dat deszelfs gedrag beter „ elders, dan in Goes, konde onderzogt worden" (v)? En nogthans was by het opgem. ftaatsrapport, hoe zeer men het guarnizoen had zoeken vry te fpreeken van pligtverzuim omtrent de uitvoering der orders, echter een onderzoek voorgefteld naar de waarheid van zeeker gerugt, ,, dat eene groote y, quamiteit van geplunderde goederen gezien was „ in handen van militaire perfoonen, en dat, wan- „ neer (>) Verf. van lïiikk. by J. A. de Chalm. 25% deel, bl. T4: en volg. Hoe flordig de fchryver der jaarboeken in zyne vernaaien van de oproerigheden te werk ging, blykt uit zyne opgaave in de jaarb. 1787. bl. 14.79., alwaar hy hem den baljuw van Goes noemd, en door zyne geheele reedeneering toond, dat hy een geval, waar van hy geheel onkundig was , ten nadeele van Zierikzee tragt uit te leggen. (v) Verf. vanjlukk. by J. A. de Chalm. 25. deel, bl. 014.  HUISBOEK, iai 3, neer de jsftitie gepoogd had onderzoek te doen ,, in der foldaaten wooningen, zy daar in belem3, merd geworden was door de militie, zonder dat dé 3, commandant genoegzaame adfiftentie aan dejufticie 3, gegeeven had" (w). Waar konde nu een onderzoek naar die gefloolen goed beter gefehieden daa in Goes, ja in Goes alleen? Zodanig waren de toebereidzels tot een alge» meen oproer, door eenen van de Spiegel beraamd, Wanneer de, daar toe gefchikte, tyd zoude gékoómen zyn , en deeze viel in met de berugte reize van de graavin van Nas/au, naar 'sHage-, ' Al had men geen ander bewys-, dat dit een expres berokkend oproer geweest is, als de tyd, waar op hetzelve plaats had, te weeten, op 27. juni, en vol» gende dagen te Vlisfingen, en te Middelburg op 2p. en 30. juni, 1. en 2. juli; kan men daar uit genoeg befluiten, dat hetzelve met het gelyktydig oproer door geheel Gelderland, en met den verhoopten ?.'gemeenen opftand in Holland , één geheel moest uit* maaken. Wy vraagen aan den leugenagtigen jaarboekfehryver, gelyk wy by het verhaal dei" plundering in Gelderland nog eens zullen moeten doen , of die Zeeuwse!/ oproer toevallig, of veroorzaakt konde zyn door verbittering over het ophouden van deeze reize, daar immers het gemeen in Zeeland op 27., 28., of 29* juni by geene mogelykheid weeten konde , dat dit voorval in het hart van Holland op 28. juni zoude gebeuren? Dan men weet daarenbooven. dat'er tegen dien tyd opzettelyk plunderaars van Kattenburg op vast loon van 3. guldens dags naar Zeeland gezonden, en dat 'er lyften gemaakt zyn, volgens welken de huizen moeften geplunderd worden." Men had ook zorg gedraagen, dar 'er tegen dien tyd verfcheide valfche gerugten tegen voornaame weldenkende lieden in Middelburg verfpreid waren, waar van de burgermeefter Ghyfelin'le Sage zyn aandeel had , blykens zyne openlyke tegenverklaaring van 6. ja- 00 Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 11. deel,, bl *5T,  124 VADERLANDSCH li Cs). Aanleiding tot deeze plundering, die te Middelburg op 29. juni begon, en tot de geweldaa. digheden , te Vlisfingen gepleegd, werd genoomen uit de Staatenvlag, die waaide van een jagt, waar meede de burgermeeder van Dordrecht, W.B. yan den Santheuvel, te Middelburg, en Vlisfingen in die dagen verfcheerien was (y). Men begrypt ligtelyk, dat booswigten, tot zulk een fchelmftuk gehuurd, of overgekoomeu, al ras een voorwend/el tot oproer vinden konden. Hoe het zy, te Middelburg plunderde men vier dagen lang een aantal huizen (z), en te Vlisfingen, alwaar de plundering toen nog voorgekoomen werd door de wakkerheid der regeering, werd deeze echter genoodzaakt, om het gefchut, op de wallen geplaatst tegen den gevreesden aanval der Walcherfcheboeren, daarvan daan te laten haaien, en verfcheide andere laagheden te doen. Geduurende deeze plundering te Middelburg was de woede zo groot, dat zeeker perfoon, wien fommigen voor eenen vreemdeling houden, althans die by het plunderend gemeen niet bekend was, uit het boovenvengfter van een huis geworpen, met een touw om den hals iangs de„ftraaten geileept, vervolgens in bet water gcfmeeten, en daar zo lang gemarteld werd, tot dac hy den geest gaf. Alleigrüwelykst was ook hec noodlot van den beroem\ den (x) Verf. van fiukk. oy J. A. de Cha'm. 25. deel, bl. 47 (y) Men heeft de kwaadaardigheid gehad, om naderhand dien heer van eene roekelooze weddingfehap om die vlag in Zeeland te doen waaien, en van andere diergelyke ongelymdheden te béfchuldlgeri: dog , behalven dat dit zig zeiven wederlegd, heeft hy zig by eene advertentie, en een aanbod van 1000. guldens voor dien fteenen, die iets daar van bewyzen konde, genoegzaam gezuiverd. Verf van fiukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 107. en volg. (z) In de verf. van fiukk. by f. A. de'Chalm. 11. deel, bl, 169. en voig. word de lyst ütr "geblunderde huizen gevonden.  HUISBOEK, tjg den doctor L. van Steevening, wiens deerlyke mis* handeling wy hier eene omftandige plaats niet kunnen weigeren, en waar van wy met des te meerde-: te gerustheid verflag doen, om dat wy de byzonderheden daar van niet alleen hebben uit deszelf? eigen mond, maar ook uit dien van verfcheide andere zeer geloofwaardige ingezeetenen van Middel* burg, en Vlisfingen, in welker berigten wy ff eed? de volmaakcfte eenftemmigheid gevonden hebben, Dit ons verflag zal dienen kunnen om volleedig te loogenftraffen het zogenaamd volleedig, echt, mauw* keurig, onzydig, en van eene agtingswaardige hand afe komftig berigt, door den fchryver der Nederlandfiche jaarboeken (b) gegeeven. En hier uit zal dan ge!lykelyk kunnen blyken , hoe kwaadaardig hy, zo wel het oproer in Zeeland, als dat in Gelderland„ onder de gedaante van onzydige berigten, dog voorzeeker uit eene zugt, om die verfoejelyke gebeurenisfen op den hals der mishandelde patriotten te •fchuiven, gepoogd heeft te verdraaien, Eevenwei zullen wy kortheidshalve onze leezers tot dat berigf in de jaarboeken verwyzen, en flechts, hier en daar, iets uic hetzelve in de form van nooten plaatfen, on> de valschheid van hetzelve in vergelyking met ons verhaal te doen doorfleeken. Na dat de plundering eenige uuren in Middelburg ongeftoord geduurd had? vernam de heer Steevening, dat het plunderend gemeen het ook op zyn huis gemunt had, en plaatfte daar op terflond, flechts van twee mansperfoonea verzeld, welker eene ons ook dit verhaal beveftigd heeft, verfcheide gelaaden geweeren voor de openrgefchooven vengfters, zonder dat hy, vóór, of na, eenige bedreigingen deed, om zyn huis doof kruid te laten in de lugt fpringen. In deezen toeliand wagtte hy met ruftige gelaatenheid af, of hef gemeen zig voor zyn huis vertoonen zoude, zonder dat hy ook de onvoorzigtigheid had, om het? (i) Nederl jaarb. 1787. bl. 2026—2038» 11 DEEf,, 3  %i6 VADERLANDS CH «elve door heevige bewoordingen te tergen (c). Hec leed niet zeer lang, of hetzelve kwam uit eene enge ftraat, die fehuin over zyn huis uitkwam, aanhollen, en, zo dra hy bemerkte, dat hetzelve naby genoeg was om zig te kunnen doen verftaan, gaf hy door teekens, en woorden te kennen, dac hy voorneemens was, om, zo zyn huis aangevallen werd, heczelve te verdeedigen. Dit hielp voor eenige oogenblikken, dan, toen een opgefchooten jongen het waagde , om , met een aantal fteenen voorzien, op het midden der ftraat langs zyn huis heen te fluipen, en in het voorbyloopen eenen fteen door zyne glaazen te werpen, lofte hy een zyner geweeren, en trof hem zo wel, dat hy ter aarde ■viel. Wel verre echter van hem voor de tweedemaal te treffen , riep hy de meenigte toe, dat, vermids hy nog leefde, zy hem zoude wegbrengen, met belofte, dat, zo niemand zyn huis aanviel , hy ook op niemand weder fchieten zoude. Hy hield woord, en liet vreedzaam toe, dat de gekweclte door eenigen uic den hoop werd weggehaald. Dog niec lang daar na trof hetzelfde lot van zwaar gekwetst te worden eenen anderen , die het waagde, om ook met etnen ff een naar zyn huis te werpen (d). Het gemeen, ziende, dat het naderen (c) Votgens het lertgt bl. 2on. zoude hy de voorbygangers toegeroepen hebben, ,, waar blyven die oranjebl—, „ ik hebze al lang gewag*, ik wilde, datze maar kwamen, „ ik zalze wel ontfangen." Is het waarfchynlyk, dat een bedaagd, en verftandig man, die zo veel te verliezen had, in eenen tyd van algemeen gevaar diergelyke dolheid pleegen zal, indien hy niet van zinnen beroofd is? Of, wil men hem misfehien van bedwelmende dronkenfehap befchuldigen , hoe heeft hy dan met zo veel beleid zyne verdeediging beraamd, en zo juist gefchooten? ( d) Volgens het berigt bl. 2032. ,, vergaderde wel veel „ volks, maar niemand deed eenigen overlast, voordat hy de ontmenschte dolheid had, van eenen brouwersknegt, die met leedig vaatwerk voorby de deur ging, met koo„ gels door het been te fchieten, en, korte oogenblikken .. daar  HUISBOEK. taf ren van zyn huis gevaarlyk was, en eevenwel in deszelfs boos voorneemen volhardende, haalde toen een ftuk gefchut. Na dat hetzelve, onder opzigc van eenen welbekenden fchipper, tot aan de tromp toe vol gelaaden was met al, wat men maar grypen konde, fchoot men het af; alles, wat rondom zyn huis was, dreunde van den flag, en zo aan faetzyt. Be, als aan andere naastbygeleegen huizen, geraakte een groot aantal glaazen , door het fchot, of de dreuning, aan ftukken , dog hy bleef ongekwetst met zyne meedehelpers (e). Hier op fchoot hy op zyn beurt meteenen zyner meedehelpers, (wanc de andere floop in ftilte weg,) met dondcbosfchen op het gemeen, dat by, en omtrent het ftuk gefchut ftond, waar door zeekerlyk de eene, of andere gekwetst werd, of fneuvelde. .Dit veroorzaakte zo veel vrees onder den hoop, dat dezelve de enge ftraat over zyn huis inliep , en zig daar verfchuilde, zo dat hy niemand der oproermaakers meer zag;. Eenigen tyd daarna, en wel geduurende die ftilte, zag hy een fterk detachement gewaapende lieden op zyn huis afkoomen: dog, hoe zeef ny toen op ontzet hoopen konde, gaf hy eevenwel gelukkig aan zyne beangftigde dienstbooden bevel, om het huis voor niemand te openen. De officier van „ daar na, eenen jongen van omtrent 12. jaaren dood te ,, fchieten , of fchoon hy geen kwaad ter waereld deed." Kan iemand gelooven , dat een man, die vreesd voor da woede van het gemeen , by zyn huis vergaderd, twee menfehen, die hem geen leet doen, -goedsmoeds zal wonden, en daar door de woede buiten noodzaak aanzetten? (e) Dit zal waarfchynlyk dat ,, by aanhoudendheid ,, fchieten van den heer Steevening met vier mansperfoo,, nen, en zyne twee meiden, en dat jaagen der koogels „ by de overbuuren, regts, en flinks, door blinden, en ,, glaazen in de huizen" zyn, waar van het berigt bl. 2032. fpreekt. Maar wie kan het helpen, dat eene enkele koogel op eene verkeerde plaats treft; of konde de heer Steevening beletten, dat het fchroot uit het ftuk gefchut ook de buizen zyner biiuren, aan zyne zyde geleegen, t:oj£? I 2  i28 VADER LANDSCH van dat detachement, voor het huis gekoomen , fchelde, en eischte om daar binnengelaten te worden ; maar op hec te kennen geeven der dienstbooden, dat haar zulks verbooden was, en dat haar heer verzogt, dat men den hoop wilde verjaagen, begon de offigier bedreigingen te doen, om, indien men niet goedsichiks opende, met geweld te zullen binnen koomen (ƒ). Dit gaf aanleiding, dat de heer Steevening den officier zelfs toeriep, dathy het huis van buiten befchermen zoude, en het volk uit malkanderen jaagen. Dog, ziende, dat de offigier daar naar niet luifterde , en al voortging met bedreigingen te doen, zo men het huis niet opende, begreep hy ten vollen het oogmerk, om zig van zynen perfoon meefter te maaken (g), en befloot daar op, om door zynen tuin over den muur in eene der nabygeleegen tuinen de vlugt teneemen, en zyrt huis, en bezittingen ten prooi te laten aan het toomeloos geweld, waar tegen hy van weege de juftitie geene befcherming vond. Kort daar na, het huis met geweld geopend zynde, vernam hy, dat de offigier overal naar hem zogt, en hoorde, dat het gemeen, nu verwittigd van zyne vlugt, en gee- nen (ƒ) Dit heet in het berigt bl. 2032. „ dat hem door ee„ ne refoiutie van den magiftraat was aangezegd, dat hy van ,, fchieten zoude ophouden, dat men hem dan befcherming ,, zoude verleenen, maar dat hy door zyn fchieten de bur- gercompagnien, die aangerukt waren om hem te befcher,, men, belettede, om voor zyn deur post te vatten." Dan, hoe weinig die burgercompagnien , hoe weinig zelfs de militie vermogten tegen het gemeen, het zy dan, om dat zy het werk 'wel zo wilden zien gaan, het zy dan, om dat ze orders hadden, om geen burgerbloed te vergieten, blykt uit het geheel beloop van het berigt. (g) Want het fchynt , dat men toen al onder het gemeen verfpreid had, dat de heer Stee.vening door kruid zyn huis wilde doen fpringen. Indien hy dit oogmerk gehad heeft, Waarom heeft hy het dan niet vóór zyne vlugt uitgevoerd, daar hy toen wist, dac zyn huis tog verlooren was ?  HUISBOEK. 120 nen den minden wederfland van het detachement ontmoetende, met het ysfelykst geraas, en getier op zyn huis losging, en hetzelve zo geweldig verwoestte, als het akelig fchouwfpel daar van, tot heeden toe, aan elk voorbyganger vertoond (h). In deezen akeligen toeltand moest die, deerlyk mishandelde, burger kort daar na ondervinden , dat een zyner buuren, die hem op zyn erf ontdekte, na een weinig fpys, en drank verfchaft te hebben, hem, fchoon tot dezelfde weldenkende party behoorende, verzogt, om van zynen grond te gaan, „ om dat de regeering eene belooning van ioco. guldens beloofd had aan den geenen, die hem leevende in handen der po„ litie zoude weeten over te geeven, als (kwans„ wys)zig geweldig verdagt gemaakt hebbende, van „ te hebben meedegewerkt tot het vermeerderen der oproerige beweegingen" (i). Door deezen nood (h) De berigtfehryver, wie hy dan ook zy, heeft dog op bl. 2033. niet durven verzwygen, ,, dat de magiftraat toe„ ftond, dat men met brandfpuiten de kelders vol water „ zoude zetten, om den ramp van het in de lugt fpringen van het huis voor te koomen." Door dit bedryf toe te ftaan, zonder vooraf naar de geleegenheid der kelders te laten onderzoeken, toonde de magiftraat genoeg, dathy den gemeenen man dit lokaas tot verdere wanbedryven niet ontneemen wilde, zo maar de boosaardige wreedheid niet zo ver gegaan is, gelyk anderen willen, dat men den moedigen verdeediger van zyne wettige have in de kelders wilde doen verdrinken, waar in men dagt, dat hy zig verborgen had. (O Hoe ongeloofelyk het ook fchyne, dat eene regeering zig zo ver vergeeten kan, om 'het hoofd van eenen burger, die, aan bet geweld van een raazend gemeen blootgefteld, en beroofd van den fterken arm, en de hulp der regeering, zyn goed zo lang kloekmoedig verdeedigd, tot dat hy ontzet kan worden, op prys te ftellen, en dus het gemeen in deszelfs euvelmoed te ftyven; blykt echter, dat fommige leeden der regeering van Middelburg hier tóe in ftaat waren, uit derzelver publikatie van 30. juni 1787 te vinden in de Nederl. jaarb. 1787. bl: 2038. en velg. en ia de ver/aam. van fiukk. by j. A. deCMm. 11, deel, bl.'iya 1 3 Den  130 VADERLANDSCH nood gedrongen, moest hy, zonder eenig Voed»<»!, en zonder eenigen anderen drank,als koud water, van alle menfchelyke hulp , en troost verftooken,'verfcheide dagen lang in de tuinen, of andere af^elee-gen fchuilhoeken in den omtrek van zyn huist omzwerven , terwyl nog eenmaal een aantal militi» hem, lchoon te vergeefs, kwam zoeken op eene .plaats, waar hy zig in eenen veiligen fchuilhoek in ■hunne tegenwoordigheid vond. Eindelyk geraakte hy, eerst op het einde der volgende week, dood zwak , flaapeloos , uitgehongerd, en door eenen val van een afdak aan het hoofd gewond , met het affpringen van eenen hoogen muur op ftraat, en ter poort uit. Van daar begaf hy zig naar zynen tuin buiten de itad, dog werd, na dat hy zig aan de lieden, daar in woonende, bekend gemaakt had, door deezen verraaden ; zo dat, indien hy zig niet, op eenig vermoeden, des avonds van daar begeeven had, hy door een aantal militie, op order van den burgermeeff er de Bruin derwaards gezonden, zoude zyn opgeligt, en ongetwyffeld op het fchavot eenen fchandelyken dood ondergaan hebben, waar toe hy feedert onregtvaardig veroordeeld, en zyn geplunderd huis , ter meerdere verbittering van het gemeen , met een daagfeedel beplakt werd. Trouwens dit moesc natuurlyk het lot zynj van eenen burger, die, hoe zeer bewust van den bovengem. moord (k)s de Ben burgermeeftcr K Kien van Citters gaat ze'fs het gerugt naar, dat hy din-enbooven uit zyne eige beurs eene belooning van 40 Z'-enwjche ryksdaalders voor den ontdekker daar by gevoegd hebbe. En dit was onder anderen een der teekenaars van de berugte aFle van verbintenis van eenige Zeemvjche regenten, waar in zulke fraaie betuigingen gedaan weiden ! (k) Hier op zal het verhaal zien in het berigt bl. 2033.» ï( dat, wanneer des middags (van dien dag)'uit het huis „ van eenen notaris, door eenen daar toe gehuurden knegt, „ een boer wierd doodgefchooten, die knegt uit het zoly, dervengfter van booven nedergefmeeten ysfelyk ver- s, moord,  HUISBOEK. 131 de ftoutheid had, om zig op den avond van dienzelfden dag te verzetten tegen de faamenzweering, te Nymegen gefmeed, en door de meerderheid der Staaten van Zeeland , en der regeering van Middelburg zo gruwelyk onderfteund. Immers, al wiide men de zaak uit een gunfliger oogpunt befchouwen, kan men zig van deezen argwaan niet geneezen, wanneer men, aan den eenen kant, oveiweegd de pubükatie, tegen den heer Steevening gedaan, en de verklaaring van den commandeerenden officier weegens zyn voorgewend onvermogen tot het fluiten van het oproer, en daar by, aan de andere zyde, in aanmerking neemt de weigering van het aanbod ee- V niger moedige burgers, reeds in het begin van het oproer tot het fliilen daar van gedaan. Deeze omftandigheid kan niet verdagt zyn van onwaarheid, daar de fchryver van het berigt in èe jaarboeken verhaald, „ dat zy door den prefident bdrgermeefter afge.,, weezen wierden met het antwoord, dat hy geen ii ge- „ moord, en het, nog niet geheel doode, lighaam langs de „ ftraaten gefleept wierd, en dit, nicttegenrtaande 'er twee „ compagnieën burgers aangerukt waren, om het plunderen lt te beletten , en een detachement van 70. man Zwitzers „ 'er op inrukte met de gevelde bajonetten: niemand wil- de eenen voet verzetten;" (geen wonder, want de aan„ gehitfte, en bezoldigde hoop wist wel, dat hy niet ti.et ,, ernst geftoord zoude worden:) ,, de kapitein gaf einde„ lyk bevel om te vuuren; men fehoot eenen van dj plunr „ deraars overhoop, maar niemand ftoorde 'er zig aan, zo. ,, dat de commandeerende ofHc.er aan den magiftraat liet zeg. gen , dat hy , Z0?ider de jlad in een bloedbad te zetten» „ niets konde uitvoeren." Het zy eens zo. Maar wat was toen beter, onfchuldige, braave, en deftige burgers te laten vermoorden , plunderen , en doodsangften uitftaan , dan wel de allergeftrengfte orders te geeven tegen eenen hoop 011verlaaten, die alle menfcheiykheid, en fubordinatie hadden uitgefchud? Hoe fchuldig worden , door het gebrek deezer orders, niet de hoofden der regeering, en hoe regtv3ard;g niet de tegenftand van den heer Steevening i 14  fc|* VADERLANDS CH gewddpend corps meer kende, en zig op de hulp der burgery volkoomen verlaten konde: dat zy, hier mee* ,, de niet vergenoegd, desniettegenftaande in volle s, waapenen voor het ftadhuis verfcheenen » hun aanbod herhaalden om de rust te herftelien, al» i, les, wat 'er van zoude kootnen, voor hunne reeü kening willende neemen: dat zy ook toen door den magiftraat niet alleen bedankt, maar ook Si ernftig vermaand wierden , om terftond uit el3i kanderen te gaan, en zig een ieder te voegen by ü de burgercompagnien, onder welken zy behoor3, den : en dat zy, na een zeer hartstogtelyk ant* 3, woord van hunnen aanvoerer* onder het gejoel der y, onder de waapenen zynde burgers," (men oordeele hier uit, hoe volkomen de magiftraat zig op zulke turgers tot ftuiting van het oproer verlaten konde,) |j uit eikanderen gingen." Zodanige openbaare Onwil, om de deërlykfte plundering■, en moord te fluiten, maakt te meer geloofbaar , dat de burgermeëfter K. Kien van Citters, die dood vyand van alle braaven , in ftaat geweest is, om zig 'te begeevert bnder den hoop geweldenaars , welken in een der haafte huizen aan dat van den geplunderden predikant, J. de Fremery, by miftafting ook met dat werk beezia; waren* en hun van daar te doen vertrekken idoo' Het enkel gezegde, dat dit huis niet op de lysi fier Te midden derhalvcn van eene uiterste aanDoi.xirvG over het affchüwelyk tooneel van oproer, plundering, én moord, waar toe de jlad middelburg tens* klaps vHf-HUeti fa$ ■, die de Staaten by pubükatie van t. juli kwanswys voorWendederi, eh waar by ïy eene belöoning van iooo. guldens beloofden Voor tièi geeneti, die eenen plunderaar, of oproermaaker, (niet die g-plunderd had, maar) dien hy op heeter iaaJ gevat had, fin handen der juftitie zoude overlee* "yerm (')i als of iemand, en dan nog zonder belofte van feeretesfe voor den aanbrenger, het waa- gen (l) Verf van ftükk.by 'f. A. ie Chalm. tl, deel, bl. 171. en volg-.  HUISBOEK. 133 gen zoude, iemand met eige handen uit den plunoerenden hoop te rukken , en zig bloot te ftellen aan de godlooze laagen der meerderheid van zulk eene regeering, als die van Middelburg; te midden vin eene fteedelyke publikatie over het te regt brengen van geborgen, of geftoolen goederen, waar by beloofd werd , dat de dieven voor geene verdere aanmaaning, of flraf zouden behoeven te vreezen, indien zy het geroofde wedergaven (?»); te midden hier van kwam de adder voor den dag, die tot dus verre onder het gras gefchuild had. De regeering van Middelburg verklaarde by publikarie op 2. juli, ,, dat ,, zy zig, eenffemmig, en elk lid voor zig in het byzonder, had vereenigd, om voor haar gevoelen ,, te verklaaren, te zullen blyven aankleeven de Staats - fladhouderlyke - en ftadsregeering met den „ prins erffladhouder, bekleedende alle die voorreg- ten, enregten, die hem by voorige befluiten van ,, 1747., en 1766. waren toegekend, al hetwelk ,, zy bereid was ten allen tyde te handhaaven, en ,, aan hun , die daar toe behulpzaam wilden zyn, ,, de noodige adliftentie te verleenen; vertrouwen- de, dat deeze verklaaring tot genoegen van ee,, nen ieder verft rekken , en men zig voorts ftil, ,, en bedaard gedraagen zoude" (n). Het zoude te lang vallen om hier op te haaien den dwang, die door den burgerkrygsraad, in diezelfde dagen van verwarring, en geweld, tegen de braave meerderheid der regeering van Vlisfmgen werd uitgeoeffend. Onze leezers verzendende tot de echte ftukken, desweegens voorhanden (0) , zeggen wy alleen, dac de regeering door dien burgerkrygsraad genoodzaakt werd, om de oranjevlag van den tooren te laten waaien, (m) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. rt. deel, bl. 175. en volg. (n) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. ir. deel, bl. 172. en volg. (0) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 179 *>-2CO. ij  i34 VADERLANDSCH waaien, eene ketting voor de haven te leggen, het gefchut van de wailen te haaien, eene pubükatie in te trekken tot ontdekking van de eerfte aanvoerers , of daaders der ongereegeldheden van 27. juni , en eene foortgelyke vei klaaring, als die van Middelburg, te doen tot handhaaving der zogenaamde conffitutie. Bleek het door dit oproer Hiel onbetwistbaar, dat de regecringen van Zierikzee. en Vlisfmgen de waare oorzaaken der partvfchappen aangeweezen, met zo veel moed, en ernst op een onderzoek naar, en eene ffrafoeffening van hét oproer re Goes aangedrongen, en zig tégen eene algemeene smneftie met 7.0 veel billykheid verzet hadden ? En bleek het daar tegen ook niet, dat de overige ftaatsleeden niets anders met hunne woelingen bedoeld hadden, als een nieuw, en nog veel gedugter oproer? Nu zeegenpraalde van de Spiegel aanvange'ykover den goeden uitflag zyner heliche ftreeken. „ Hy wenschte op 9. juli' de Staaten ge'uk met deéie uitkomst, die hy wenschte, en bad, dac ,, door den zeegen van God almagtig beftendig mogt gemaakt worden! Hy wenschte eevenwel ook de gedagtenis van het gebeurde aan het nageilagt te kunnen onttrekken," ongetwyffeld om den verfoejelyken rol, door hem gefpeéld ! ,, Hy moest '„ de Staaten herinneren, hoe de bekommering van „ commisfarisfen by hun rapport van 12. februari ongelukkig bewaarheid was , wanneer zy meenden , ,j dat het cevenwigt van de eene party booven de anêe. re, of het exces van drift, of byzondere gebeurenis9, fen, de byzondere oorzaaken waren van het uitbarjten der oneenigheden op fommige plaat fen, eer, en meer, „ dan op andere. Het was echter verre van hem dit ,, op te haaien , om een verwyt te doen aan die ,, geenen, welken in dien tyd het gevaar nog ver,, re af reekenden. Maar men zoude zig te vergeefs ,, met de bcflcndigheid der tegenwoordige kalmte ,, vleien , indien de nieuwigheden nu nog langer gedoogd , de grondwetten van het bondgenootfchap nog langer met voeten getreeden wierden, i5 en de ftadh,, en het huis van Oranje langer hee voor-  HUISBOEK. i;.5 3, voorwerp van lader, hoon, en vervolging moest zyn: dan, vreesde hy, dat het ongenoegen der ,, befte ingezeetenen, en de drift der gemeente nog ,, op verre na niet geffild was. Maar, verkoozen de Staaten meede te werken tot de maatreegelen, ,, in de dankadresfen van februari gemeld, alle haa,, telyke nieuwigheden eens vooral te verbieden, „ eene zo ron■ ie provintiaale verklaaring omtrent hec ,, erfftadhouderfchap te doen, als door fommige lee,, den by deeze geleegenheid gedaan was; mogt „ die verklaaring daadelyk gevolgd worden door ,, eenen last aan de gedeputeerden ter Generaliteic, 5, om alle poogingen mee die der andere geweften, ,, die in dezelfde gevoelens ftonden, re doen, om ,, den ftadh. weder in den Hage ce roepen , en in 3, de uitoeffening zyner wettige vOorregten te her„ ftellen ; en mogten alle de rampzaalige twiften „ gefmoord worden door eene algemeene vergee3, telheid, en vergeeving, van al het gepasfeerde „ ter oorzaak van burgerlyke onluften van 1778. tot heeden toe, zonder uitzondering van iemand, ,, dan zulken , die zig buiten dat aan misdryven ,, hadden fchuldig gemaakt; dan, maar dan alléén, „ had hy hoop, en verwagting, dat de onrust zoude ,, bedaaren. Maar ook was het thans, daar de ge-, moederen zo geweldig aan het giften waren, geen ,, tyd, om langduurige raadpléègmgen over deeze ,, punten te houden, daar het u-itftel van het be,, fluit zoude doen vermoeden, dat het fehoorvoe,, tende genoomen was" (/>)•- Dit voorftel, het welk, in de gedaante van eene vreedebazuin , op .nieuw met moord, en plundering dreigde, had tot gevolg, dat nog terizelfden dage het fchandelyk gedrag der gedeputeerden ter Generaliteit, (dac is, van derzelver meerderheid, waar meede de braave grysaard, J. Cau, nimmer inftemde,) werd goedge. keurd, en hun een last gegeeven overeenkomllig het faamen» (p) Verf. van Jiukk. by J. A. de Chalm. ij, deel, bl. 207 210.  136* VADERLANDSCH faamenftel van overheerfching, het welk 'er toen plaats had , en wy naderhand befchryven moeten (qj Dog dit hielp niet, en het oproer moest ook niet eindigen, voor dat het oogmerk volkoomen bereiVt was. Nog voor het einde van diezelfde maand juli ontftond 'er op nieuw een oproer te Middelburg, en de befaamde predikant Krom van Middelburg, die in 1786., ten tyde van des ftadh. verblyf m Zeeland, zyn oogmerk niet had kunnen bereiken, verfcheen nu aan het hoofd van eenige ftookebranden op hec raadhuis, en vorderde, tot ftiiling van het gemor, het ontilag van den braaven penfionaris Ennerens, die des anderen dags met eene moedige aanfpraak zyn affcheid van de regeering nam, en op de meest vereerende wyze ontflagen werd (r). Men noodzaakte toen ook de fchutters van de Busfche, die, nog zo kort te vooren, dooreen mannelyk verzoek de regten hunner voorzaaten onder de graafelyke regeering hadden zoeken ce handhaaven (s), om in handen van den magiftraac eenen foortgelyken eed, als de voorige verklaaring der regeering bevattede, te doen op de conftitutie, en maakte zulks aan hec gemeen by pubükatie bekend (t). Dog hoe geweidig alle die eeden waren afgeperst, bleek genoeg , toen men na de revolutie eenen nieuwen, dog »elykluidenden, eed van regenten, en burgers vorderde. Eindelyk werd ook, op 13. augulfus, eene openlyke verklaaring door de Staaten van Zeeland gedaan weegens hunne gevoelens over de vastgeftelde conftitutie, en de regten van den ftadh., als meede een verbod van alles, wat; by het rapport van 12. febru- (q) VerJ. van flukk. by A. de Chalm. ir. deel, bl. 202 —?o5. fr) Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. n. deel, bl. 227 —233- (!) VerJ. van flukk. by J. A. de Chalm. n. deel, bl. 104 -167- (t) VerJ. van flukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 223 —22.6.  HUISBOEK. 137 febt uari, kwaadaardiglyk was opgegeeven , als oorzaaken van het oproer. Voorts werd alles beflooten met de lang bedoelde algemeene amneftie „ voor allen, „ die het eenigszins aangaan mogt, en uit hoofde waar „ van werden vergeeven alle woorden, gefchriften, 3, en daaden, feedert 1778. tot dien tyd toe verrigt, welken aanleiding tot het verwekken, of voor 3, zetten van onrust, verdeeldheid, misnoegen, eu „ geweld hadden gegeeven, met uitzondering alleen van doodflag , roof, en dievery, en van hun; ,, tegen welken de juftitie reeds gevonnist had («). Dog men weigerde gehoor te geeven aan het verzoek der ftad Flisjingen, die, hoe zeer toonende tot deeze amneftie genoegzaam gedwongen te zyn, echter meende, dat in dezelve behoorde ingelast te worden deeze periode, ,, en, vermids wy ,, onderregt zyn , dat de ingezeetenen grootelyks ,, ontrust worden door het verfpreiden van groove ,, befchuldigingen tegen fommigen hunner meedej, burgers, ongelukkige voorwerpen der vervolging „ in de jongtte troubles , en ons tot heeden toe „ niets van de waarheid gebleeken is; vermaanenwy 3, eenen ieder3 die eenige befchuldiging van dien 3, aard meend te hebben, dezelven aan te geeven „ aan den competenten regter , ten einde onder„ zogt, en de fchuldigen naar verdienden geftraft „ te worden, beloovende wy ieder een premie van „ 1000. Zeeuwfche ryksdaalders aan hem, die eenige „ bewyzen van verraad, ongeoorloofde corrêfpon3, dentie, faamenzweeringen, of andere diergelyks ;, misdaaden, in handen onzer officjeren, waar on,, der de fchuldigen behooren, zullen brengen, zo „ de befchuldigde van het fait zal worden over,, tuigd" (v). Zulk eene periode was waardig aan de braave regeering van Vlisfingen3 die ze voorftel- de, 00 Verf. van fiukk. by J. A. de Chalm. n. deel, 11. 235 —240. (v) Verf. van fiukk. by J. A. de Chalm. 15. depl, 11. 54 -56.  Ig8 VADERLANDSCH de, en zeer gefchikt, om alle verwydering, en wan- trouwen van het gemeen tegen de patriotten te doen verminderen. Maar ze was daar toe al te zeer geJchikt in de oogen van eenen van de Spiegel, en zyne meerderheid, en andersdeels konde ze te veel geleegenheid geeven, om zulke gevaarlyke oogmerken van hem, of de zynen aan den dag te brengen, die 'er toen reeds maar al te veel voorhanden"wayen, dan dat hy met zyne volgelingen daar in zoude bewilligd hebben. Niets meer, dan zulk eene algeineene amneftie voor alle de gruwelen . in Middelburg, en op Walcheren, in Goes, en op Zuidbeeveland gepleegd, was 'er noodig, om de ftoutmoeciigheid dier onverlaaten te doen reizen, welken nog voor hadden, om, by geleegenheid, de andere fteeden deelgenooten te maaken van diezelfde rampeni , waar onder toen een gedeelte van Zeeland reeds zugtte. Dog, hoe gruwzaam deeze amneftie ook was in verband met al het voorafgegaane, werd zy nog afgrysfelyker, om dat ze juist vastgefteld werd op denzelfden dag , waar op wy naderhand zien zuilen , dat van de Spiegel, en W. A. Van Citters naar Nymegen gezonden werden, om kwanswys over de zaaken der Unie te handelen, maar in de daad, om de inrukking der Pruisfifche troupen in de Republiek te bevorderen. Ja zy word nog afgrysfelyker, als men overweegd, dat het gedugt oproer van 1778. over het ftigten eener Rocmfctie kerk te Vhsjmgen, geene de allerminite betrekking had met de tegenwoordige ftaatsgefchillen, maar dat de amneftie daar over juist gefchikt was, om de woede van het gemeen, door valfchen iever voor den godsdienst, nog meer aan te blaazen. Men vernieuwde dus, doordeeze uitdrukkelyke in - of uitfluiting van de amneftie, den haat, tegen fommige braave regenten re Vhsfingen verwekt uit de betaamelyke vryheid van godsdienstoeffening, die zy denRoomsrhgezinde m - en opgezeetenen geeven wilden; en men had zelfs de kwaadaardigheid, om het gemeen daar by niet te herinneren, dat verfcheide der regenten, die thans in den haat der misleide meenigte om  HUISBOEK, 230 om hun patriotisme deelden, in 1778. nog geene regenten geweest waren. En, fchoon men kwanswys uit de amneftie uitfloot die geenen, welken ter zaake van hec oproer in 1778. reeds gevonnist waren, had men echter de onbefchaamdheid, om die gevonniften voor, en na die amneftie ook aan te zetten , om intrekking hunner vonnisfen te verzoeken. Trouwens , indien het oogmerk niet geweest was, om ook hun die gunst te bewyzen % en daar door de belhar.mers van dat oproer geleegenheid tot nieuwe buitenfpoorrgheden te geeven; waarom behoefde men dan eenig gewag van dat oproer te maaken , of waarom andere lieden buiten die belhaamcrs tegen vervolging gerust ce ftellen, die feedert neegen volle jaaren desweegens door de juftitie ongemoeid gelaten waren? Tegen deeze uitfluiting was het dan, dat de Franfche predikant van Vlisfingen, J. des Fontaines, als meede zeekere J. du Bois, W. Meeuwfe, L. Jngels, W- P. Lous, L. M. Calant, J. Fret, J. de Winter, J. Vannvus, en anderen onder die algemeene amneftie begreepen werden (w). Maar niets was in dit opzigt onverantwoordelyker dan hec volgend geval. Zeekere J. L Burggraaf, een timmerman, had zig in deezen godsdiensttwist , en by de invoering der nieuwe pfalmberyming in 1777., en 1778., vooral zeer onderfcheiden, en was door den magiftraat van West* kapelle tot herftel der rust in juni 17,77,1 de inwooning ontzegd. Niet ver van daar zig onthoudende, vonden eenige onruftige lieden van Westkapeiie goed, den magiftraat te dwingen om hun befluit in te trekken. Deeze eisch werd toeajeftaan, en hy, te paard zittende, in ocfober 1778. door eene grooce meenigte volks binnengehaald: dog de Staaten herftelden alles in november 177^8. Maar in juni 1787. noodzaakten zyne aanhangers de regeering van Westkapeiie, om hem weder in zyne eer te herftellen, met be- O) Verf van flukk. byj< A. de Ch ü 36. dn'.: V.. 9 13. 34. 35., en 11. deel, bl. 328 330-  i4o VADERLANDSCH belofte van fchaadevergoeding. Hy werd vervol' gens, als een martelaar der goede zaak, met flatje* en luidrugtigheid ingehaald, en door den magiftraat voor eeiiyk verklaard : ja , het geen nog hooger Joopt, hy' bedong voor fchaadevergoeding eene kleine fomme van 15000. guldens, waar van oooodoor, of van weege den heer van Westkapelle, en 6000. door de beide burgermeefters, uit eige beurs betaald zyn (x). Zo werd zelfs de handhaaving van regt,' en geregtigheid, onder den dekmantel van herftelling der rust, op derzelver handhaavers gewrooken, en elk braaf regent afgefchrjkt, om by vervolg met moed zynen pligt te doen. Misfchien denken onze leezers, dat nu de boosheid in Zeeland haar doel volleedig bereikt had , en dat wy nu aan het einde zyn van een zo fchrikbaarend verhaal : dog zy bedriegen zig geweldig. De twee fteeden Zierikzee , en Vlisfingen waren nog niec te cndergebragt, fchoon de laatfte genoodzaakt was geweest, om grootendeels toe te geeven aan den moedwil hunner eige ingezeetenen. Thans kreeg zy een ongehoord verfchil met de admiraliteit in Zeeland, die al meede door den boozen geest van van de Spiegel bezeeten was, over eene daad, die, geduurende de beweegingen te Vlisfingen, door de regeer ring met het befte oogwit verrigt was. De admiraliteit beklaagde zig op 9. juli aan deeze regeering, ,, om datzy, zonder haare voorkennis, en „ ook die van haaren equipagiemeefter, aan wien „ (zy zeide,) dat de zorg over 's Lands werf was toevertrouwd, had kunnen goedvinden, om, op „ zondag avond 1. juli, eene militaire wagt op de„ zelve te plaatfen, als meede, om dat zy op maan» ,, dag daar na van den equipagiemeefter Pruist had „ gevorderd eenige manfchappen, om de ftukken ,, kanon, liggende op den platten dyk, uit haare rolpaarden te ligten. Zy wilde niet ontveinzen, „ dat (x) Verf. van fivkk. ly J. A. de Chalm. 42. deel, bl 292 —294., en 2pc—300.  HUISBOEK. i4t ss dat deeze Jinguliere handelwyze haar ten uiterften „ vreemd voorkwam, en zy verzogt, dat die wagt ten „ fpoedigften van daar wierd geremoveerd, ten ein», de alle ongelukken voor te koomen." Al was nu die door de regeering zonder eenige bevoegdheid verrigt, was het dan niet genoeg, dat het in eenen tyd van algemeen oproer, en met een goed oogmerk gefchied was, en moest een aanzienlyk kollegie over eene diergelyke zaak moeite maaken aan eene ftadsregeering, die door het gemeen bereids zo zeer verneederd, en met de zorg ter bewaaring der rust zo zeer belemmerd was? Dan de regeering van Vlisfingen toonde daarenbooven, by haar antwoord, uit den aard der zaak aan, hoe onreedelyk deeze klagt, en dit verzoek was, ,, alzo de militaire wagt van haa„ ren weege geplaatst was op eene der ftadsba„ ftions , welke te -gelyk diende tot eene timmer„ werf voor de admiraliteit, en de daggelden der „ manfchappen , in ftads dienst gebruikt met ken„ nis van den equipagiemeefter, reeds voor den ont„ fangst van den brief der admiraliteit voldaan wa„ ren" (y\ Men voeld wel, dat de moejelykheid der admiraliteit over dit bewaaren der timmerwerf vooral te wyten was aan het beleid der regeering, om, langs dien weg, de fcheepstimmerlieden te verhinderen, om deel te neemen in het oproer. Nog fchreeuwender was het geval, het geen aan de regeering van Zierikzee bejeegende van diezelfde admiraliteit, en van de Staaten zelfs, om dat men op haar booven alles gebeeten was, vermids zy niet goedgevonden had, diezelfde afgeperfte verklaaring nopens de regeeringsform , en de regten van den ftadh. te doen, die men in alle de andere fteeden, zeer onlangs, gedwongen gedaan had. De Staaten van Zeeland hadden onder anderen op 9. juli verbooden, zo het heette tot gerusiftelling der ingezeetenen, en om andere goede reedenen, „ dat geene ge- ,, waa- (y) Verf. van jiutöe. ly A. de Chalm. 25. deel, 11. 5a -54- II. DEEL, K  VADERLANDSCH „ waapende manfchappen, burgers, of militairen, ,, van buiten de provintie in dezelve zouden mo„ gen trekken, doorpasfeeren, of van de eene plaats j, der provintie naar de andere trekken, zonder or„ der van de Staaten, of G. R., of patent van den „ ftadh., op ftraffe, dat zodanige manfchappen als „ vyanden zouden behandeld, en met de magt van het ,, Land tegengegaan worden; als meede dat geen ka. non, waapenen, of amunitie van oorlog, zo binnen , „ als naar, en van buiten de provintie, mogt ver,, voerd worden zonder permisfie van de admiraliteit, ,, op poene van confiskatie. Hier op werd de admi„ raliteit gelast, zo veel mogelyk , agt te geeven, en tot dat einde eenige gewaapende vaartuigen in dienst te ftellen tot beveiliging der zeegaten, en ftroomen" (z). Oppervlakkig befchouwd, zoude immers elk een gedagt hebben, dat dit verbod alleen diende, om voor te koomen het uittrekken van gewaapende burgers naar Utrecht, of naar andere plaatfen , of we! het intrekken van foortgelyke burgers in de provintie, of ook het ter hulp toefchieten van burgers aan eene, door oproer gedreigde , ftad , of plaats, of ook het toevoeren van gefchut, en amunitie aan zodanige burgers van buiten de provintie, of van de eene plaats in de provintie naar de andere, voor zo verre dit alles, buiten gezag der overheden, op het voorbeeld van andere geweften mogt ondernoomen worden. En dit verbod, aldus opgevat, was dan op zig zeiven reeds zeer haatelyk, om dat de gewaapende burgers, en de amunitie, die hier bedoeld werden, eenig'yk dienden tot voorkooming, of ftuiting van oproer. Maar wie zoude ooit geloofd hebben, dat dit verbod het fnood oogmerk had, om, na dat men de leeden van Staat daar in ondereen of ander voorwendzei had doen toeftemmen, 1 hetzelve tegen hun te misbruiken ter bevordering van het oproer ? Dit moest (s) Verf. vanftuth by J. A, de Citalm. ir. deel, bl. 213. en volg.  HUISBOEK. 143 jfloest nogthans de ftad Zierikzee ondervinden, toen zy aan de admiraliteit, verzogt, om den invoer van eenige amunitie toe te ftaan tegen den gevreesden aanval op haare ftad door de boeren van het eiland Schouwen. De admiraliteit fchreef by die geleegenheid aan de Staaten, dat zy zwaarigheid gevon„ den had, om het verzogt confent te verleenen, „ onbewust zynde, dat de ftad zierikzee eenige amu. nitie tot haare verdeediging noodig had , daar, Z9 3, veel zy (admiraliteit) wist, de Republiek in vreede 3, was met derzelver nabuuren (a), en dac zy be. „ vreesd was, dat de invoer van die amunitie arg,, waan , en onrust aan de verdere ingezeetenen, ,, voornaamelyk van Schouwen, eu Duiveland, ver„ oorzaaken zoude." Op het beklag der regeering van Zierikzee aan de Staaten over zulk eene ongehoorde weigering deed van de Spiegel deeze laatften aan de ftad antwoorden op 26. juli, „ dac, wan„ neer zy in aanmerking namen, het geen deezer dagen in de provintie was voorgevallen, de ver„ klaaring tot het handhaaven van het erfftadhouder„ fehap, en van de verdere prerogativen van het huis „ van Oranje, door alle de leeden van Staat, alleen „ met uitzondering van Zierikzee, gedaan; de blyd- fchap, waar meede die verklaaring door ver het grootfte gedeelte der ingezeetenen ontfangen was; en de bedaardheid der gemoederen , welke de„ zelve tot gevolg gehad had; zy dan moeften o„ vertmgd zyn, dat hec befte, ja het eenige middel, 3, om (a) De krygsraad van Vlis/ingen, die zyne ftadsregeering in deezenzelfden tyd zo onteerendverneederd had, en over den tegenwoordigen toeftand van zaaken eeven zo daar, als de admiraliteit, vertoonde echter, eenigé weeken daar na, zyne bekommering aan de regeering voor eenen onwr•wagten inval van vyandelyke troupen, verzogt daar tegen verzeekering aan den zeekant , en keurde goed het verzoek der regeering om gefchut , en amunitie. Verft van ftukk. by J. A de Chalm. 25 deel, bl. I08. en volg. Zo fprcekc ae boosheid zig zelve dikwerf tegen. K 2  344 VADERLANDSCH „ om het wantrouwen weg te neemen, beftond ï& „ het doen vaD zodanig eene openhartige, en op» „ regte verklaaring met agterlating van alle nieu„ wigheden, die zo lang in het oog geloopen had» ,, den, en waar door de burgeryen in eenegeduu„ rige onrust, en vrees voor verandering der wet„ tige regeeringsform gehouden waren (b). Zy s, verzogten daarom de regeering, om tot dezelfde ,, maatreegelen over te gaan; en, vermids alle ree3, den van partikuliere waapening, en verfterking van Zierikzee vervallen zoude, zo dra zy goedvond ,, tot zulk een befluit toe te treeden, en niemand ver,, hinderde in het vertoonen van zyne blydfchap door al„ le geoorloofde, en de rust niet verftoorende teeke* nen (O, weuschten zy der ftads antwoord op „ dit (b) Dit was immers eene, openbaar valfche, aantyging aan de oogmerken der regeering van Zierikzee, daar de angst der vreed/aame burgery van Zierikzee voor den oproerigen aanval der boeren van Schouwen nimmermeer konde beftempeld worden met den naam van vrees der burgeryen voor nieuwigheden , en voor verandering der wettige regeeringsform ; maar wel in tegendeel de aanval der boeren dienen moest, om de regeering te dwingen tot het toetreeden in de afgeperfte.verklaaring der andere fteeden. Konde men zelfs van de voorzigtigheid der ïegeering van Zierikzee wel verwagten, dat zy, zonder zeer gegronde vrees, zodanige aanftalte tot verdeediging in dien tyd zoude gemaakt hebben? En was zodanige weigering der admiraliteit, en zodanige raad, als hier de Staaten aan de ftad gaven, rdet reegelregt gefchikt, om den oproerigen hoop , voor wien dit een en ander niet verborgen bleef, tot de alieruiterfte poogimgen van geweld aan te hitfen ? (c) Deeze raad was niet minder lomp, en onbefchaamd, vooral uit aanmerking, dat, juist in diezelfde dagen, te Middelburg, den zeetel der Staatenvergadering, bleek, dat de verklaaring der regeering van die ftad, zo kort bevoorens gedaan, en de toelating van die teekenen van blydfchap, een nieuw oproer geenszins hadden kunnen beletten. Of wiften de Staaten, wist van de Spiegel niet, dat 'er niets gevaarJyker is voor de beftendigbeid der rust, dan het gemeen deszelfs eerfte vorderingen toe te ftaan?  HUISBOEK. 145 ,, dit voorftel te mogen ontfangen, alvoorens verder te raadpleegen op haar herhaald verzoek om ,, permisfie toe den invoer van amunitie van oorlog. Dog, zo 'er nog vrees mogt overblyven ,, voor de onveiligheid der ftad, onverminderd het 3, te neemen befluit op hun voorftel, zouden zy „ haar zeer gaarne van een genoegzaam aantal goe3, de, en gedifcipiineerde militie voorzien, waar ,, door de rust der ftad, en de veiligheid v3n ieders ,, perfoon , en bezittingen konde worden verzee„ kerd" (d). Het antwoord der regeëring behelsde flechts eene herinnering, hoe zy zig reeds ter Staatsvergadering verklaard had tegen alle nieuwigheden, en eene verklaaring, dat zydus geene rieden had om voor wantrouwen der ingezeetenen te vreezen, en afzag van haar verzoek tot invoer van amunitie, en buskruid (e): uit welk een en ander men genoeg kan opmaaken, dat'die regeering geenen kans meer zag, om tegen de meerderheid der Staaten op te zeilen door het neemen van cordaate reaanvegelen. Eene gelyke bejeegening onderging diezelfde regeering van Zierikzee, beneffens prefident, en 'sgraaven mannen beooften Schelde , van gecommitteerde Raaden, toen Zy zig beklaagden, deels over de onwilligheid des commandants van het guarnizoen van Zierikzee, om met een behooilyk detachement uit te trek- (d) Indien de regeering van Zierikzee uit de horst had kunnen fpreeken, hoe zoude zy aan hunne mcedeftaatsleeden, tot hunne febaamte, hebben kunnen voorhouden het ondeugend gedrag der toenmaalige guarnizoenen van Middelburg , en Goes by de plunderingen aldaar, of, zo dit gedeeltelyk toe te fchryven was aan het gebrek van goede orders der regeeringen , ten mir.ften het gedrag van het kwaadwillig guarnizoen van l'lisfmfren , alwaar het niet oncbrooken had aan gepafte orders der regeering! Hoe zoude zy hun hebben kunnen vraagen, wie thans voor het goe4 gedrag, en de difcipline van de troupen konde inftaan? (e) Verf. van fiukk. by J. A. de Chalm. 2$. deel, bl. 56— 58- en 60—66. K3  146 VADERLANDSCH trekken, om de juftitie by te ftaan in het voorkoo» men eener plundering te Dreifchor, Zonnemaare, en Noordgouwe , deels over het "onbetaamelyk gedrag der regeering van Brouwershaven , en van den luitenant Verdoom , commandant van een 's Lands vaartuig, die, naar het fcheen, zig tegen het heilzaam oogmerk van het detachement militie, het geen, des noods, onderftetind zoude worden door eenige vrywillige fchutters uit Zierikzee, meenden te verzetten. Oneindig bits, en zelfs beleedigend was het antwoord van G. R. op deeze klagten zo van'sgraavenmannen, als van de regeering van Zierikzee, koomende hetzelve f het welk wy om de langwyJigheid niet kunnen uittrekken,) hoofdzaakelyk neder op verwytingen aan die beide kollegien, alsof zy zelfs, en niet de ingezeetenen dier dorpen, aanleiding tot beweegingen gegeeven hadden, op haacelykheden tegen de gewaapende burgers van Zierikzee, op eene volftrekte weigering van patenten voor meerdere militie tot demping der zorgelyke beweegingen op die dorpen, en eindelyk op eene goedkeuring van het gedrag der regeefing van Brouwershaven, en den luitenant Verdoom (f). Wy hebben meer dan genoeg gezegd om te betoogen, dat de Staaten , G. R., dè admiraliteit, en de fteedelyke regeeringen van Zeeland, buiten die van Vlisfingen, en Zierikzee, het 'erom ftryd op toeleidden, om, onder fchyn van regt, goëde order, en voorzigtigheid, aan wanorder, en geweld in de hand te werken. Maar wy zullen, by het verflag van het deerlyk lot deezer twee fteeden na de revolutie, toonen moeten, welke bittere wraak een van de Spiegel in zyne heillooze gramfchap aan dezelven had toegedagt, en toen op de fnoodfte wyze uitoeffende. Naauwlyks was nu de Staatsvergadering dus overheerd , of de befaamde van Lynden, als verbeeldende den eerften eedelen, (die zig, by zeekere ge- (/) Zie deeze briefwisfeüng in de verf. van flukk. by jf, jS. de Chalm. 25, deel, bl. 96—— j.08.  huisboek. 147 geleegenheid, ook al eenen voorftander van oproer betoond had door de bedreiging, aan eenen Zierikzee. feiten regent gedaan , dat hy, zo voortgaande, een: zoude moeten geplunderd worden;) fneed het laatfte middel af aan de twee, nog weldenkende, regeeringen van Zierikzee, en Viisfingcn, om, door het overneemen van voorkoomende zaaken, fommige geweldige maatreegelen, immers nog voor eenigen tvd, te doen vertraagen. Want op 21. mai 1787. ftélde hy voor, om, „ uit hoofde van de langwyügheid in „ het delibereeren door het onbepaald uverneemen van, „ en het niet adviezeeren op allerlei foort van poin- ten , (waar uit gebooren was eene kompleete in„ activiteit in het afdoen van diverfe presfante zaa- ken , die fomtyds niet vry te fpreeken was van „ injuffitie, en het beftier van de fouveraine Ver„ gadering wel haast zoude doen vervallen in den „ ftaat van regeeringloosheid,) te hervatten de de„ liberatien op een nieuw concept van reglement op de „ order der vergadering, en inmiddels provifioneel ter „ conclufie te brengen het rapport van 21. decem„ ber 1780., volgens het weik binnen vier weeken „ ten langften eene overgenoomen zaak moest af„ gedaan#worden" (g). En men kan gemakkciyk begrypen, dat dit ook moest doorgaan (h ). Hoe veel deel van de Spiegel ook wederom hier in had, blykt duidelyk uit het geen hv daar van zegd by zyn aflcheid als R. P., zig beroemende, „ dat hy , ,, geduurende zyn miniftcrie , het genoegen gehad ,, had, dat de Staaten, op zyne ernfiige vertoogen, een „ nieuw reglement van order öp de deliberatien „ der vergadering hadden vastgefteld, waar door t, de (g) Verf van fiukk- by J. A. de Chalm. 25. deel, bl. 16. en volg. (h) Wat hier over ter Staatsvergadering voorgevallen en hoe het befluit deezer nieuwe verordening, in het eerst' tegen de gewoone order der vergadering genoomen zy' kan men zien in de verf. van fiukk by J. A. de Chalm. 25. deeU bl. 17-28. bl. 42-46., en bl. 67-77. kV  3E48 VADERLANDSCH s, de noodige klem in de regeering konde herfteld, en s, de arbeid van eenen minifler aangenaam, en nuttig in voor het Land gemaakt worden ' (i). Dan, hoe lofwaardig zulk eene zaak zoude geweest zyn, indien ze met een goed oogmerk was begonnen, en doorgezet, zy onrbeerde echter thans alle die verdienden , en werd in teg-ndeel een middel in des eerften eedelen , en zyne hand , om de fchaadeJykfte befluiten met allen fpocd door te dryven in eenen tyd, waar in alles, wat ter vergadering van Zeeland, of door de meerderheid-haarer gedeputeerden by H. H, Mog., zo ieverig werd doorgedreeven, enkel dienen moest, om tot bederf des vaderlands meede te werken , gelyk wy op zyne plaats zien zullen. „ De raadpenfïonaris " (zegd de fchryver van den meergcm. brief in de verf. van fiukk. by J. A. de Chalm. 42. deel, bl. c.86.) „ concludeerde met vyf (lemmer de vooreeftelde vernieuwing, tegen ., het protest der fteeden Zierikzee, en Vlüfingen, met byvoeging ec! ter boovendien , dat zulks ge3, fchiedde onverminderd de magt der leeden, om, .,, in zaaken van haast, eeven karteren termyn , dan 3, van vier weeken, tot afdoening te kunnen bepaa3, len. Dan, terzelfder zitting een rapport uitgej, bragt wordende omtrent eenige raadpleegingen by s, H. H. Mog., vonden de leeden goed, om de, s, zo eeven genoomen , conclufie al aanftonds te „ doen werken,, en bepaalden, dat de raadpleegin„ gen op dat rapport binnen tien dagenwouden worden geëindigd." Op dat men ons eevenwel niet verdenke, als of wy de zaak alleen van de zwartfte zyde befchouwden, zullen wy hier byvoegen, dat juist de eeifle eedele in een tydftip, waar op de andere zes Staatsieeden de heilzaamfte inzigten ten algemeenen nutte hadden , door eene onbepaalde 0. verneeming , en het niet adviezeeren op verfcheide ftukken, onder anderen de hervorming in het militaire weezén raakende , wist te veriedelen. Im- (»} Nederl. jaarb. 1787.-W. 5588.  HUISBOEK. 149 mers hier overontftond, in het laatst van 1783., en het begin van 1784., eene zeer ernftige briefwisfeling tusfchen de Staaten van Zeeland, en den ftadh. , na dat zyn vertegenwoordiger , diezelfde van Lyndei, die in .1787. zo ieverde, om de zaaken, door eene overylde afdoening, tot de allervolftrekcfle regeeringlopsheid ter Generaliteit te helpen brengen , e en ook geweigerd had, om zyn advies op de zeer gewigtigë. ftukken over de militaire jurisdictie, den militairen eed aan de provintie, het regt der patenten, en diergetyken, te uiten. By die geleegenheid moeften de Staaten zig, door de pen van den, zo dikwyls genoemden, van de Spiegel, als toen hunnen fecretaris zynde, by den ftadh. beklaagen, „ dat zy te vergeefs, herhaalde reizen, de dringendfte „ inftanüen by zynen reprefentant gedaan hadden, ren einde hy zig over die pointen weegens den „ éeiftep eedelen verklaaren zoude; fchoon zy het „ onderwerp van die raadpleegingen befchouwden ,, vau h-t hoogfte belang te zyn voor de Souveraine ,, regten der provincie, welken hy niet minder, „ dan de overige leeden van Staat, verbonden was met alle magt te handhaaven , en het overboo,, dig agteden aan te toonen , welke kwaade ge,, volgen het voor de behandeling van 's Lands ,, zaaken zoude meedebrengen, indien één lid van de „ Souve: air.iteit, enkel door zig niet uit te laten, een ,, ' tjluit van de gewigtigjle pointen zoude kunnen tegen,, houden." Zy m ieften derhalven hunne toevlugt neemen tot een middel, het welk de order der vergadering van ouds af had meedegebragt, naamelyk, ,, om henf te verzoeken, dat hy zyn advies tyds. ,, genoeg wilde laten inbrengen , om op de eerst„ aanftaande byeenkomst een befluit te kunnen nee„ men." Verre daar van daan, van aan dit billyk, en conftitutioneel verzoek te voldoen, liet hy die geheele byeenkomst verloopen , zonder de Staaten eens te antwoorden, en fchreef hun toen eenen vry fcherpen brief, waar in hy een hunner befluiten noemde , ,, informeel, pretens , en inconjlitutioneel, n ontzeggende daar aan alle kragt van wet, cn, zig  15© VADERLANDSCH ,, 'er tegen voorbehoudende zodanige conftitutios, neele mefures , als hy oordeelen zoude te behooren; terwyl hy vei klaarde, der Staaten brief, 3, en de gemelde pointen by provifie in advies te zul. „ len houden, en te verwagten, dat met de con;, clufie niet zoude worden voortgegaan." Uit verpligtte de Staaten om hem nader te ('chryven, ,, om ,, zyn advies te laten inbrengen uiterlyk binnen 14. dagen, na dat deeze vernieuwde inftantie tot zyne kennis zoude gekoomen zyn, of dat zy anders „ met het befluit zouden voortgaan." En, toen hy hier op al weder eenen brief, met onvoldoende reedenen, uitvlugten , en protellatien opgevuld, fchreef, befloocen de Staaten met reeden, om naar zyn overneemen niet langer te wagten, en (belden de refolutien over die gewigtigë onderwerpen eindelyk vast (k). Kan men, na zulke doorfteekende finalen , nog ontkennen, dat Willem V., fchoon hy de conftitutie fteeds inden mond had, zig echter daar aan niet bekreunde, wanneer het zyne vermeende regten gold? Zodanig waren ondertusfehen de voornaamfte dienften , waar op zig een van de Spiegel beroemen konde, en waar door hy de eer verworven heeft, om onder de voornaamfte raadslieden, berokkenaars, en uitvoerers geteld te worden van alle die heillooze, geweldige, en verraaderlyke aanflagen, waar meede men, in vereeniging met, en ter geleegenheid van de reize der graavin van Nas/au, eene binnenlandfche revolutie had gehoopt te bewerken. Moet men niet bekennen, dat één enkel mensch, die zo veele kollegien door zulk eenen geest van meineed, en trouwloosheid aan alles , wat dierbaar is , weet tc bezielen, en door allerleie kronkelpaden, tot bevordering van eenzelfde heilloos faamenftel te geraaken, onvermoeid werkzaam ,. (k) Zie deeze geheele correfpondentie tusfchen de Staaten, en ftadh., die in meer, dan in dit eene, opzigt, aanmerkeiyk is, in de Nederl. jaarb. 1784. bl. 392 401.^ en 599 604.  HUISBOEK. 151 zaam, maar ook booven alle verbeelding boos, en godvergeeten weezen moet? Dit wangedrogt, deeze faamenknooping van ongeregtigheid, was L. P. van de Spiegel, die weleer 1'prak, toen elk zweeg; die toonde te durven fpreeken, als hy daat meede bereiken konde zyne toenmaalige oogmerken, om eenen naam, en zig by de oranjeparty in dien ftillen tyd gevreesd te maaken; die toen zeggen durfde, ,, wanneer de burgerlyke overheden zig, en hunne ,, geflagten beginnen aan te zien, als eene byzon,, dere klasfe van menfehen, afgefcheiden van het „ gemeen lighaam der ingezeetenen, als zelfs ei,, genaars der wetgeevende magt; wanneer zy, uit inzigten van eigenbelang , of angst, of traagheid, „ zig laten overhaalen in de begrippen van ande,, ren , die het welzyn van den Staat niet nuttig ,, zyn; dan heeft men billyk te vreezen voor den aanftaanden ondergang der openbaare* vryheid, welke daar in geveftigd is" (/). Iemand, die de gefchikte middelen zo wel kende ter onderdrukking der vryheid, die hier ingewikkeld de akeligfte profetie deed aan zyn vaderland van deszelfs toekoomend lot , en die eevenwel naderhand het allervoornaamfte werktuig werd om al dat kwaad te doen , het geen hy in die woorden afmaalde; zo iemand moet waarlyk booven alle uitdrukking ondeugend, en tot allerleie fchelmff ukken vol koomen in ftaat zyn. En dit was diezelfde man, die, zelfs niet zonder tegenkanting, tot raad der ftad Goes werd aangefteld, uit hoofde van het gemis der noodige vereischten (m) , daar hy uit het ftof tot dien eerften trap van eer verheeven werd; die by eene andere geleegenheid, in vroegere jaaren, in de regifters der Staaten van Zeeland reeds met eene zwarte kool geteekend werd; die by de aanvaarding van het raadpenfionariaat betuigen, en op 9. maart 1787. herhaalen durfde, dat hy niemands gunst op eene laf e wyze (/) Satisf. van Goes, bl. 39—4.1. (m) Nederl. jaarb. 1759. bl. 38. en volg.  x5« VADERLANDSCH wyze zoude bejaagen , en niemands ongunst Jlaafagtig vreezen , dat hy niet dagt af te hangen van goed - of afkeuring , en ongevoelig zou zyn voor gevlei , of bedreiging (n~); die, den ltadh. ten gevalle, in 1783. fchreef de befaamde pro memorie, dienende tot onderzoek, hoedanig het Staatsregt zy der pi ovintie van zeeland omtrent de militaire jurisdictie, zo in het crimineel , als civiel (0) ; die, altyd wyffelende, en dubbelhartig , meer dan eens zyn gegeeven woord voor het meedewerken tot de begeerde hervormingen trouwloos brak; die nog in feptember 1786., toen de tydingen van het gebeurde teHattem, en Elburg e^isc in Zeeland kwamen, ten aanhooren van verfcheide ifaatsleeden zynen afkeer daar van duidelyk te kennen gaf; die, nog geen maand daar na, ter Staatsvergadering van Zeeland een allerliffigst, en zelfs van verre naar het inroepen van vreemde hulp zweemend, rapport uitbragt ter begunffiging van datzelfde Gelderfche geweld; die een der eerite werktuigen van den lfadh. geweest is, om vrugteloos te maaken de onderhandelingen tot fchikking tusfchen hem , en de verfchillende Staatsieeden, onder bemiddeling van de heeren Raineval, en Gbrtz begonnen; en dien wy uaderhand de zwaarfte flagen aan de provintie van Holland, en aan de onafhangelykheid der geheele Republiek, zullen zien toebrengen! Wee hem, die de begaafdheden der natuur tot verderf zyner meedemenfehen, de kundigheden omtrent de regten van zyn vaderland tot deszelfs onderdrukking, en de, hem aanbetrouwde, hoogstwigtige polten tot het toppunt van misbruik, waar voor ze vatbaar zyn , weet aan te wenden ! Wee hem , die, met de diepfte veragting van den godsdienst be- («) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. Sr; («) Hoe gedrongen, en teeenftrydig aan zig zelve deeze pro memorie is, word voortreffelyk betoogd in drie brieven van een' heer in holland , gejehreeven aan eeri heer van regeering in zeeland , te DorUrccht by A. Blwfé, en zoon, 1793,  HUISBOEK, 153 bezield, onder den dekmantel van uiterlyken iever voor de zuiverheid der Chriftenleer, de fnoodfte gruweldaaden voor het oog zyner meedeburgers tragt te bedekken, en, door heerschzugt bezield, door eigenbelang gedreeven , voor zyn talryk nakroost rykdommen , en eerampten zoekt te bejaagen, ten kofte van het heil, en den voorfpoed zyns vaderlands, ja van de gezondheid, het bellaan, en het leeven van duizenden zyner landgenooten! Wee hem, wanneer het eene regtvaardige, en alvermogende Voorzienigheid behaagen mogt, om de welverdiende ftraffe van zo veele aaneengefchaakelde, en hemeltergende fchelmftukken aan de billyke wederwraak zyner getergde, en aan de wanhoop zyner verarmde, ineedeburgers over te laten! Terwyl zyne euveldaaden hem thans by diezelfde menfchen tof een geduurig verwyt verftrekken , en in het aangezigt vliegen , ja zelfs veragtelyk maaken in het oog zyner begunftigers, en meedeffanders; zoude als dan de opperde Regter van het geheelal, hem,en zyn geflagt daarenbooventot een uitvaagzei, en'afgryzen van zyne tydgenoocen , en van de nakoomelingfchap ftellen kunnen. Het verflag der fchrikbaarende voorvallen, welken 'er in Zeeland, van het begin tot in den zoomer van 1787., plaats hadden, leid ons van zei ven ^tot een diergelyk verflag van het geen 'er in Gelderland gebeurde ter geleegenheid der berugte reize der graavin van Nas/au naar 's Hage. Het geen de boosaardigheid in eerstgem. gewest, door het domme graauw , door dweepagtige boeren, en door eene bende Hollandfche matroozen, en fcheepstimmerlieden, had weeten uit te voeren, datzelfde belfond zy in laatstgem. provintie , alwaar het gros der ingezeetenen beter gezind , en meer verlicht was, door de militie te laten verrigten. Getuigen van dit militair geweld zyn de Gelderfche fteeden Arnhem , Zutphen , Harderwyk , Doesburg , Lochern t Grol, Deutichem , Hatlem , Elburg , Bommel, cn Thiel, de Zeemyfche fteeden Middelburg, Zierikzee, Vlisfingen, Goes, en Thoolen, in het Sticht de Hee  154 VADERLANDSCH den Utrecht, en Amersfoort fj>), en het, booven al zo deerlyk geteifterd, 's Hartogenbosch! En hoeveel heeft niet het platte land , zo in alle de geweften in het algemeen , als byzonder in Gelderland, in het Sticht, en Overysfel, van den euvelmoed der militie geleeden ! Met hoe veel moeite is Breda, fchoon eene heerlykheid des ftadh., van dienzelfden ramp gered , daar het regiment van MönJler , een gedeelte van het guarnizoen uitmaakende, niet lang na de omkeering van zig gaf, dat aan hetzelve in het kampement by Seist beloofd was Utrecht te plunderen, en dat, by ontffentenis hier van, Breda het nu ontgelden moest.' En wat zoude 'er zelfs geworden zyn van Nymegen, van waar, als den toenmaaligen zeetel des ftadh., alle die gevloekte beveelen, en ontwerpen hunnen oorfprong namen , indien de regeering dier ftad niet een allergeftrengst, en gedugtst voorbeeld gegeeven had, hoe men, als het de waare bedoeling is, een oproer voorkoomen , of fluiten kan (4)? Schoon eenige deezer fteeden, reeds in 1785. , en 1786., deeze tooneelen binnen haare muuren gedeeltelyk zagen openen , en andere eerst na de revolutie daar van de ondervinding hadden; hebben wy nogthans, door deeze enkele opnoeming van alle die fteeden, welken in dit deerlyk onheil, vroeger, of laater, gedeeld hebben, onzen leezeren met éénen opflag van het oog willen herinneren, welk een aanzienlyk aantal onzer vaderlandfche fteeden door dit militair oproer geteifterd zyn. Dan , daar wy ons thans beezig houden met het verhaal der oproeren, en plunderingen, die ter geleegenheid der berugte reize van de graavin van Nasfau naar 'sHage voorvielen, (p) Nederl. jaarb. 1787. bl. 377. en volg. bl. 1617—1621. bl. 1611 1616. bl. 1624. en volg. bl. 1604. 1609. bl, 1601 1604. bl. 1616 en volg. bl. 2025 2048. bl. 2062. en volg. bl: 342. en volg. bl. 5766. bl. 1618. en volg. en 1786. bl. 1147. en volg. . ' (0.) Nederl. jaarb. 1787- bl. 5633.. en volg.  HUISBOEK. 155 ien ; bepaalen wy ons hier alleen tot die Gelderfche fteeden!, welken, in dattydftip, dac noodlot ondergaan hebben. Vermids ondertusfehen deeze gebeurenisfen, aan den eenen kanc zo openbaar , aan zo ontelbaar veele menfchen bekend, en nog in zo verfche geheugenisfe zyn, dat dezelven ongetwyffeld, van mond coc mond, van ouders tot kinderen, zullen voortgeplant worden, en aan den anderen kant zo meenigvuldig, en van gelyken aard zyn, dat met derzelver byzonderheden geheele boekdeelen te vullen waren ; zullen wy ons roet een algemeen verftag derzelver vergenoegen, en hebben daarom de plaatfen aangeweezen, alwaar men desweegens nadedere berigten , beneffens eene korte opgaave van de toegebragte fchaaden, vinden kan. Wy zeggen daarom flechts in het algemeen , dat dit oproer beftond in eene vreefelyke plundering der aanzienlykfte burgers, in eene geheele oncwaapening der fchucceryen, en in eene verdryving der voornaamfte ftaacsleeden, en regenten mc de provintie, alles onder het dronken maaken der foldaaten, het draagen der oranjeleuzen , het oproerig gefchreeuw van oranje booven, en meestal op het commando, cf ten minften onder de zigtbaare begunftiging, en aanmoediging der hoofd - en andere officieren van de onderfcheiden guarnizoenen. Zelfs moest het, in 1786. reeds zo deerlyk geteifterd , Hat, tem nu voor de tweedemaal, door een detachement van het regiment mariniers van Salm, die plundering ondergaan , als of men zig te vooren op derzelver ongelukkige inwooners nog niet genoeg gewrooken had fr). Liever zullen wy uit eenige bvzonderheden bewyzen, dat deeze militaire oproeren, waar by zig in enkele fteeden het graauw voegde, met een opzettelyk oogmerk gelyktydig gepleegd zyn, om geheel Gelderland in eens te onder te brengen, en aan de heillooze bedoelingen der befaamde reize naar 'sHage allen nadruk by te zetten, Of zoude men (rj Nederl. jaarb. 1787. bl. 2269.  S5<5 VADERLANDSCH men nog ontkennen durven, dat alle die gruwelen, nietflechts mee oogluiking, maar ook op uitdrukkelyke, fchoon onderhandfche, beveelen van den ltadh., van zyne boosaardige vrouwe, van de meerderheid der Staaten , en van het hof provintiaal, verrigt zyn ? Waarom begon anders de zo berugte Heekeren van Zuideras, voor het eerstop 24. juni 1787., te Zutphen, daar hy burgermeefter was, met eene oranjekokarde op de parade , en voorts op het ftadhuis, te verfchynen , waar door de militie aangehitst werd, om, nog op dienzelfden dag, aldaar de eerfte ongereegeldheden te beginnen ? Waarom anders beval de regeering van Doesburg reeds op 27. juni 1787., „ dat ieder fchutter zynen fnaphaan, zydge„ weer, en patroontas, voor des anderen dags mor„ gens ten 9. uuren, zoude hebben te brengen by „ den fergeant der compagnie, waaronder hy be„ hoorde , om voorts op het ftadhuis gebragt te „ worden"? Waarom verbood diezelfde regeering gelyktydig, om vooral geene zwarte kokardes te draagen , en verklaarde , ,, dat het haar aangenaamer „ zoude zyn, dat 'er een oranjeteeken aan den hoed, „ of in een knoopsgat gedraagen wierd"? Waarom anders verbood de regeering van Bommel op datzelfde tydftip alles, wat maar den zweem van vaderlandsliefde had ? Waarom anders ffond de ftadh. toe, dat, niet alleen ten tyde der algemeene plundering, en der geweldige ontwaapening der fchutteryen van de Gelderfche fteeden, maar zelfs al eerder in het kampement by Seist, de foldaaten, en fommige officieren openlyk met oranje kokardes liepen (O? Waarom anders deed hy die zelfs aan het krygsvolk in Gelderland uitdeelen? Waarom anders zeide een Wefierloo, toen hem, van weege de re- gee- (s) Wat 'er al, vdór de algemeene militaire plundering In Gelderland van juni 1787., in datzelfde jaar vooiaevalien zy te Arnhem, aan het Lekskens veer, en te Zutphen, blykt'uit de Nederl jaarb. 1787. I"- 377- v"lg- 35 7- "» 12 óp-  HUISBOEK. ï5f geenng van Hardenvyk, nog buiten de ftad verzogt wtrd , om met zyn volk alle oranjeleuzen af te leggen , ,, dat hy dit niet durfde doen , om dat zy ,, die van hunne hoogheden gekreegen hadden"? En waarom anders voegde hy'erby, ,, dac hy voor ,, hec bewaaren der rusc niet konde inftaan , indien het oianje door de burgers niet algemeen ged aagen wierd"? Waarom anders gefchiedden alle die plunderingen , en rooveryen volftrekt ongeftraf t ? Waarom werd een kolonel Verfchuur niet geftraft, die, aan het hoofd der plunderende militairen, met eene lyst in zyne beevende hand door Arnhem reed, en de ftraaten, of huizen aanwees, wti,r al, of niet moest geplunderd worden CO? Waarom anders moest de burgermeefter dier ftad, Van Spaan van Bouillon, (die in dit geval waare gevoelens van menschlievendheid toonde , en over? het geheel te braaf is, dan dac hy zig aan de oranjekabaai in zo veele andere opzigcen had behoorea over te geeven,; daadelyk na de, aldaar begonnen» plundering naar Nymegen gevloogen, by den ftadh» op hec Valkenhof zo langdüurig aanhouden, eer hy hem et nen brief voor den eevengem. commandanÉ van het Arnhemfcm guarnizoen tot ftuiting der plundering, als het" ware, konde afpersfen ? Waarorri anders werd een Beniinck niet geftraft, die zo veel deel had aan de plundering tè Zutphen ? Waarom -anders moest in tegendeel D Rynders, een ongelukkig Zutpheiiïch burger, om dat hy, in het verdeedigen van zyn huis, eenen pïunderenden foldaac op heeter daad had doodgefchooten, als een misdaadiger worden te regt gefteld, en meer dan vier maanden lang in doodsangften, weetende, in welke handen hy was , doorbrengen ? Waarom anders moest hy deeze zelfsverdeediging , fchoon hy 'er hee (O Te Arnhem fpreidde onder anderen éen welbekend officier een kleed aan bet huis van eenen zilverfmic, daar geplunderd werd , en pakte daar alles in, wat hem be- ii; DEEL, L  15» VADERLANDSCH het leeven af bragt, niettemin met eene langdon* rige gevangenis van 25. jaaren in het tugthuis te Arnhem op het onregtvaardigffe boeten (w)? Konde 'er wel iets meer gefchikt uitgedagt worden j om de militairen in hunne plunder- roof- en moordzugt aan te hitfen , dan het ftraffeloos laten van hunne misdaaden, en het tugtigen van burgers, die zig tegen hunne geweldenaaryen verzetteden op eenen tyd, waar op de juftitie, en al de magt, die tot derzelver handhaaving dienen moest, geheel fti! zat, ja tegen hun gekeerd was? Waarom gefchiedden deeze plunderingen door verre de meefte Gelderfche fteeden genoegzaam op eenen, en denzelfden dag ? Waarom juist meest allen dags vóór, £>f op den eigen dag der afreize van de graavin van Nas f au, en dus eer men van derzelver mislukking tyding had? Waarom tog dit alles, indien niet, om dat het uit de wreede , en landverwoeftende ontwerpen voortkwam, die te Nymegen gefmeed waren, om door een algemeen oproer, plundering, en moord, de noodlottigfte aller voorige ftaatsomkeeringen in ons vaderland te bewerken? Laat vry de ilinkfche fchryver der jaarboeken, by eene verminkte opgaave der toenmaals gepleegde gruwelen in Gelderland, en Zeeland, fteeds de oorzaak van die gebeurenisfen in elke ftad aan de onvoorzigtigheden, of tergingen , door zyne nieuwjlaatsgezind'en omtrent de militairen gepleegd, of aan het misnoegen van fommigen onder het Gelderfch gemeen over het ophouden der bewufte reize, en dus aan toevalligheden, willen toefchryven. Niemand, zelfs niet de gemaatigdfte oranjevrienden, zullen zig laten diets maaken, dat alle die onvoorzigtigheden, tergingen, en toevalligheden, door zo veele fteeden heen, genoegzaam op hetzelfde oogenblik , immers binnen het kort beftek van een paar dagen , zouden plaats gehad hebben, en dat binnen datzelfde tydftip de woede daar over zo algemeen onder de militie zoude los- ge- (u) Nederl. jaarb. 1787. bl. 1610-1613. en 5627—5630.  HUISBOEK. gebarften zyn. Niemand zal ge'ooven, dat de Gel* derjdie militairen, of ook het gemeen, daar hetzelve meedewerkte , in, taamelyk van eikanderen verwyT derde, fteeden, eensklaps misnoegen konden opl gevat hebben over een voorval , dat hun toen nog niet konde bekend zyn, Dit blykt uit eene een-youwdige yergelyking tusfchen den tyd der plunderingen, en dien van het ophouden 'van die reize? Of'konde de militie in Geldeiland, die reeds in hes begin der week geweld begon te pleegen, konden de regeeringen van fommige Gelderfche fteeden, die, gelyktydig zulke rustverftoorende befluiten namen, yóór 28. juni ook weeten, dat men op dien dagdej graavin van Nas/au, in het hart van Holland, zoude aanhouden ? Of konde het gemeen in Zeelanal hier van , of van het voorgevallene in Gelderland, reeds op 27., 28., en 29. juni iets weeten? 06 had dan ook diezelfde terging, en diezelfde toevalligheid plaats by de plundering te Helvoetjluis op 24. juni (v)? Schoon wy gaarne erkennen, dat de plundering te Leerdam op 6. juli (v), en die te .Oudbeierland, en in den omtrek van- Dordrecht op 12. juli, en volgende dagen, aan wederwraak kunnen toegefchreeven worden Of was dan ook die- (v) Nedtrl. jaarb. 1787. bl. 1287. en volg., en 1424 1 «426. . O) Nederl. jaarb. 1787- bl. 2oir 2018., en verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 22. deel, bl. 179 185. Uit deeze laatfte ftukken zai men zien, dat het oproer te Leerdam door de regeering zelfs geftookt is, vermids zy inwilligde het verzoek, by een oproerig request gedaan, oirj de vaderfandfche focieteit te vernietigen, om de vlaggen ter xïeie van den graaf yan Leerdam uit den tooren, en het ftadhuis te fteeken, om zulks ook aan de ingezeetenen toe te ftaan, als meede oai oranjelinten te draagen. Ook zalmen 'er uit zien,op welk eene gemaakte wyze de ftadh. aldaar door oene pubükatie, onder fchyu van de rust tebewaaren, de ppenlyke aanftooker van het oproer was onder de aanvoering van eenen Soey, Knyf, de Man, en andïren. ' (x) Nsderl. jaarb. 1787. bl. 1628—1638. L 2  ï6o VADERLANDSCH diezelfde terging, of toevalligheid oorzaak, dat het geheele regiment mariniers van Salm, en, toen dit door de regeering afgebeeden was , een bataillon van hetzelve , naar Harderwyk gezonden werd, na dat reeds zo veele andere Gelderfche fteeden door de militairen geplunderd waren? Waarom moest die ftad , welke te vooren geen guarnizoen gêhad had, en alwaar, volgens de erkentenis der oranjevrienden zelfs , geene onrust plaats had, opzette]yk met een geheel regiment, of bataillon van gedeferteerde officieren, en foldaaten bezwaard worden? Waarom moest zy, na dat elk zig, op begeerte van den trouwloozen Wefterlo , met oranje verfierJ (y), en hy met zyne meedeofficieren alle blyken van vriendfchap, geduurende de eerfte weeken van hun verblyf aldaar, van de weidenkenden genoten had , op het önVerwagtst ook het noodlot der overige Gelderfche fteeden ondergaan? Waarom durfde hy , daadtlyk na het begin der plundering door de regeering tot het . ftellen van goede orders aangemaand, ronduit zeggen, haar den rug toekeerende, dat hy zyn volk niet meejler was (z)? Waarom durfde hy eenige dagen daar na, door eenen der regenten gevraagd, of zulk eene deerlyke plundering van eene braave burgery nu zo maar ongeftraft moest blyven , hoofdzaakelyk antwoorden , dat zulks zo had 'moeten gefchieden volgens eene politie, ke order? Indien de voorige plunderingen door terging 9 (y) Zo onwaarngtig is, het geen de fchryver der Neder, landjche jaarboeken 1787- bl. 1625. voor reeden geeft van de plundering aldaar, als of ,, eenige nieuwflaatsgezinden niet ,, tot het oranje draagen wilden verftaan." fs) Hoe onwaaragtigookdit voorgeeven was, bleek onder andeien daar uit, dat de plunderaars, terftond fa het flaan van alarm, met de rest van het guarnizoen onder de waapenen kwamen, en euren lang daar onder bleeven. Dan, in p'aats van de fchuldigen terftond in arrest te zetten, liet hy het guainizom onder zyn oog zig zat drinken, hetzelve toen uit eikanderen gaan, en zig, den geheelen dag, en volgenden nagt, ongeftoord niet plunderen verluftigen.  HUISBOEK. 161 ging, of toevallig gefchied waren, waarom dan ten minffen deeze Weflerloo, en zyn guarnizoen niet geftraft? Of moest deeze ftad niet veel eer getugtigd worden, om wraak te oeifenen over de genoegzaame eensgezindheid van burgers, en regenten, die zo mannelyk geprotefteerd hadden tegen de geweldenaaryen , bevoorens te Hattem, en Elburg gepleegd ? Of was het ook door terging, of toevalligheid, dat, te midden van dien algemeenen ramp, het hof van Gelderland, in plaats van zig met het ftraffen der fchuldige oproermaakers beezig te houden, op 9. auguftus een groot aantal regenten, en burgers van Hattem, en Elburg crimineel indaagde, fchoon die dagvaardingen, zo men niet voor dè gewaapende fchutteryen bevreesd was geweest , al veel eer hadden kunnen gefchieden ? Men bereikte dus met dit gruwzaam geweld het drieleedig oogmerk, om den moed, en de kragten der burgeryen in Gelderland geheel te breeken, om door militair geweld aldaar alles aan zig te onderwerpen, en om de voornaamfte weldenkende ftaatsleeden uit dat gewest te verjaagen. De moedige van der Capellen tob eten Marsen, die het langfte ftand hield, na dat zyne overige braave meedeftanders reeds geweeken waren, moest eindelyk ook, door bedreigingen van anderszins op den Engelenburg door de Züi. pl/enfche militie aangevallen te zullen worden, en zelfs op aandrang van Heekeren van Zuideras, daar toe befluiten. In overeenftemming met het ontwerp tot een algemeen oproer, en verwarring in Gelderland, en Zeeland, beieverden zig de ftadh. , en Gelderfche meerderheid ook, om de vreedzaame provintie van Overysfel daar in te doen deelen, door de regeering, en gemeentslieden der kleine ftad Hasfeli feedert eenigen tyd tegen de Staaten dier provintie aan te hitfen. Deezen dog, hoe zeer geene ftem in Staat hebbende, fchroomden echter niet, om, op de aanblaazing , en door de pen van den verraaderlyken fecretaris A. Exalto d'Atmaras, (wiens Spaanfche naam, en afkomst ons al het gruwzame herinnerd * k 3 de*  !#5 VAÖERLANDSCH tiev trouwloosheid, door die natie aan deeze Lart» 'den betoond,) op i/L april 1786. eenen beleedigenÖen brief aan de Staaten van Overytfel te fchryven, welks ftyl, en uitdrukkingen, hoewel gefchoeid op 'den leësê van inroeping hunner oude regten, (zo wist zig de geest van wederfpannigheid in allerleie bogten te wringen,) genoegzaam toonden, uit welk fefcöe vuile bron hy voortkwam fa ). DeeZe beleetiigende taal durfden zy niet flechts op iö. ocfober Üeszelfden jaars , by eénen tweeden brief aan de Staaten, herhaalen (b); maar hunne woede, en onbefchaamdheid ging vervolgens zo verre, dat wy bok die aan de vergeetelheid niet onttrekken mogen. Immers zy beftonden, öm zig by eenen derden brief van .12. maart 1787 onder anderen dus uit te laten» 5, Wy hebben moeten ondervinden, dat de voorige „ inbreuken door andere , nog veel grootere , ge- volgd zynj en dat nu eindelyk de zaaken zo ver .,, zyn gekoömen, dat men met'eene pretenfe meer- derhëid de fegtelyke cOnflitutie des Lands ge3, heel om ver werpt, ja ztdfs Gods allergedugtften 3, naam , tot flipte naarkooming van dezelve zo pleg- tig aangeroepen, fchend, ten gevolge van dien 33 leeden van eenen pretenfen magiftraat, op te» j, ne onwettige wyze aangefteld, in U. E. Mog. 3, vergadering toelaat < en alzo , met yerbreeking j, van alle Wettige banden van eenigheid, en trou3, we, van alles, wat heilig is, ja met fchending 3, van den allervreefelykften naam van God alrnag3, tig, die 'eene bntw\ffelbaare wreeker van zoda5, nigë fchending zyn" zal, en dus, fchoon onder J5 flthyn van eenige voorwendzels , echter in dé 3, Ètéacl met louter geweld, alle welherbragte regten 9, Vernietigd , en de geheele conftitutie om ver •s, werpt, en verbreekt (c). Wy hebben dan nu, zicn- fS) Nedtrl. jaarb. 17PÖ. II. 500—51?. . \b, N derl. jaarb. 1786. bi. 1364—1366. t'e) Elk voéld , dat zy. het oog hadden 'op-de Zó heii%a*5e hervormingen, die' 'er in fommige def hoofdftecderi inge-  HUISBOEK. itfg 5, ziende, dat alle conftitutioneele middelen afge„, fneeden waren, en dat men als nu, onder het s, fchoonfchynend voorwendzel van vryheid, en voor3, regten, waar door eene onkundige meenigte tot ,, 's Lands , en haar eigen verderf weggefleept 3, word, door puur geveld alles zoekt door te drin3, gen, deeze gewelddadige handelwyze niet langer on3, verfchillig kunnen aanfchouwen; maar ons in de noodzaakelijkheid gebragt gezien, om onze toe3, vlugt in tyds tot onze nabuuren , en bondgenoo3, ten te neemen, en, overeenkomffig de unie van 3, Utrecht, hoogstderzelver kragtdaadige befcher- ming, des noods met lyf, en goed, daar toe in >, te roepen (d); geenszins twyffelende, of zy zul3, len, grondig doordenkende den eerbied, diende 3, aanroeping van Gods allerheiligff en naam meede3, brengt, niet nalaten, om hunne verpligting heilig j, naar te koomen , en alzo de goede zaak, en ge3, vejligde conftitutie te handhaaven. 'i erwyl echter, «, in een tegengefteld geval, en ons van alle con3, ftitutioneele middelen ontbloot, en aan ons zel„ ven overgelaten ziende, (het welk God almag„ tig genadig verhoede!) wy ons in de dringende „ noodzaakelykheid gebragt zullen zien , en ook 5, vast befloo'tcn hebben , om onze goede zaak , ge3, ftclionden regten , en wettige conftitutie met die gee„ nen, die ons zullen willen helpen, op diezelfde wyze „ te verdeedigen, op welke men ons, en onze wel her-,, bragte regten thans poogd te overheeren, en de wet. » tige ingevoerd, en by de Staaten goedgekeurd waren, van welken wy op derzelver plaats fpreeken zullen. (d) Deeze bondgenooten waren geene anderen, als dieZelfde Staaten van Gelderland, welker meerderheid in 1786. de onbetwistbaarfte regten der Hattemers, en Elburgers, ja der overige ingezeetenen hunner provintie, door puur geweld, en eene gesvelddaaiigs handelwyze, verkragt hadden. En in dit opzigt zullen wy vervolgens zien, dat fommige valfche patriotten in Holland de Hasfeltfche regenten, e» ^emeentslieden zeer naby op het fpoor volgden.  ï6"4 VADERLAND S C ÏI tige conftitutie, en eeden te vcrbrceke'n, te metr, daar 3, onze voorvaders het ondraagelyk juk der sPAANscfc« 3, dwingelandy niet hebbende kunnen, nog willen drda.-5 gen (e)> maar hetzelve tegen den landheer mei goed, 3, en bloed afgewend hebbende, wy zulks nog veel minder „ van onze gelyken, op zo eene verregaande wyze, met „ verbreeking van eed, en trouwe, zullen kunnen dul3; den. Wy vertrouwen in dat geval, dat de Almag3, tige onze goéde zaak met zynen zesgen zal doen ver3, zeilen, de onwettige aanflagen der' geener, welken 3, zynen geheiligden naam onteer en , in rook doen 3, verd%>ynen, en voorts van hunne handen eisfehen het 3, bloed, dat daar door zal mogen worden geplengd" (ƒ ). Indien de vaderlands - en vryheidsliefde zulke taal fprak tegen Gelderfche, of andere cfwing-elanden, Koude de overheerfching dezelve niet geduld , maar voor hoogstoproerig gehouden hebben. Thans , nu de ontrouw , en het verraad dus fprak tegen faurgerlievende Souverainen , en met de eene hand het wierookvat -kwanswys ter vereering der Godheid, en des eeds, dog met de andere her teek'>n van wraak, oproer, plundering, en moord hield; was het geen wonder, dat de Staaten, de bandeloosheid van diergelyke onverlaaten kennende, deezen brief fielden in handen eener commisfie, fchoon van eene zodanige, waar van verfcheide leeden niet gezegd konden worden zo zeer tor het herftellingswerk over te hellen. Des te onzydiger was derhalven hec rapport , het welk die commisfie over dien ftrafhaaren brief uitbragt, en hier op uitkwam, ,, dat zy deszelfs inhoud zeer beleedigend 3, bevonden had , dat dezelve alleszins de hoogfte verontwaardiging van ridderfchap , en fteeden 3, zoude verdienen; dat zy echter de hoonende uit- drukkingen, daar in vervat, eerder wilde toe- 3, fchry- («") Hoe is het mogeh/k, dat zu'ke taal vloejen konde Viït de pen van eenen , regt Spaanfchen, yoorftander der jtedhoüderlykë divlngelnndv ? (jft Nederl. jaarb. ijSj.'il. 597-600,  HUISBOEK. 16$ „ fchryven aan eene onbezonnen drift van den infleller, ,, dan aan de leeden van raad, en meente; en daar„ om van advies was, dac ridderfchap, en fteeden, „ U!c overweeging van de hoonende uitdrukkingen, ,, daar in vervat, gem. brief uit de notulen be,, hoorden te roojeeren, en aan de regeering onbe„ antwoord te rug ce zenden, met aanbeveeling, „ om zig van foorcgelyke beleedigende uitdrukkin,, gen m het vervolg naauwkëudg te wagten'' (g). Wel Verre' nogthans , dat deeze ongemeen zagte behandeling, waar toe de Staaten op dat rapport be. flooten , de hardnekkige hoofdbeleiders van dat werk tot bedaaren , of omzigtigheid gebragt had, beftonden zy naderhand, en" wel feedert het geweld ook tegen de ftad Utrecht was uitgebrookèn, en de Gelderfche, en Amenfoortfche meerderheden hec masker hadden afgelegd, eenen brief aan de Staaten generaal ce fchryven , en na een breed beklag over zogenaamde bezwaaren, en verongelykingen, en vooral over gevaar van overheerfching, en van een jlagtojfer te worden der ongelukkige tyden, die geweld, en regeenngloosheid naar zig jleepten , te verzoeken , „ om uit de nabuurige plaatfen de noodige verfter-' „ king van guarnizoen, artillerie, en amunitie van „ oorlog tot dekking van de ftad, en 'sLands maga„ zyn, zonder eenig verzuim, en eer het te laat zouV , ZY,?1,tC er,angen." Dan , gelyk de doldriftige Exalto dAlmaras deezen'brief, met het hoofd vol oproer, en brandende van wraakzugt tegen de Staaten van Overysfel, had afgevaardigd, en de leugen niet zo fnel is, of de waarheidagterhaald ze wel;zo bragc ook deezezelfde brief, by toeval, en te^en zyn oogmerk, zyne fnoode, en ftrafwaardige misdaaden openlyk voor den dag. Want by misvatting had hy in deezen brief ingeflooten twee anderen, door hem zeiven gefchreeven; en geteekend Hasfelt ^o.juni, den eerften geadresfeerd aan zeekeren Coulhout, kwartiermeefter, guarnizoen houdende te Elburg, en (g) Nederl. jaarb. 1787. bl. 600. en volg,  t66 vaderlandsch en den anderen aan Hcekeren van Zuideras, burger' nieefter van Zutplun, beiden inhoudende zodanig t ene ongeoorloofde , en verraaderlyke correfponeentie van hem, als ingezeeten van Overysfel, met renen militair, in Gelderland in guarnizoen, en met eenen, tot alle boosheid ovtrgegeeven , regent, waar uit men duidelyk opmaaken konde zyne ftrafbaare oogmerken, om aan de vyandelyke Gelderfche troupen voor fpion te dienen, fchoon hy daarenbooven, als hoofdfehout, en fecretaris, eene dubbele verpligting van trouwe aan de Staaten had (//). De gedeputeerden van Overysfel namen ter vergadering van H. H. Mog. den brief der Hasjeltfche legeering over, en verzogten, om de origineele byïigen in de hunne meede te deelen, hoe zeer desi.iettegenflaande de brief der regeering aan Ff. H. Mog., op de gewoone wyze, als of het een ftuk van 5,1'oot gewigt was, waar op noodzaakelyk au,t dien-de geflagen te worden , by H. H. Mog. met den 3 aad van Staate werd commisforiaal gemaakt (i). Dog ook deeze ontdekking konde den ondcugenden d'Almaras in zyne trouwlooze, en geweldaadige aan- flagen (/;) De brief aan Coulhout luidde vvoordelyk aldus: Weledele heer! Deeze alleen dienende om UF.d. te communiceren, dat san den mond van het vaaiwater na deeze Jlad een fchip met twee ftukken , en eenige manfchappen kruist : ook is van vqllenrtoVEN eenig volk gekoomen aan de Sluis, die aldaar batteryeti ■afwerpen: dus is de route thans n;et meer veilig : over bt.okêYl , dat thans nog goed is, zoude nog kunnen kikken: waar taeede met alle waare agting verblyve Weledele heer! VEd. ootmoedige dienaar A. Exa'to d'Almaras, (o Nederl, jaarb. 1787- bl. 1725—1729. 2194— 2197-  HUISBOEK. 167 flagen niet belenafneren, naardien een gedeelte der Gelderfche troupen uit Elburg, kort daarna, zonder pacent, althans zonder attaché der Staaten van Overysfel, heimelyk te Hasfelt binnenfloop, ten duidelyken blyke, wat de waare beteekenis was geweest der brieven van d'Almaras aan den burgermeefter te Zutphen, en kwartiermeefter te Elburg. Deeze willekeurige' indragt der Gelderfche meerderheid op de Souverainiteit van Overysfels Staaten , ingerigt om eenen hoop oproermaakers tegen hunne wettige, en weldaadige hooge Overheid te ftyven , onder voorwendzel van diezelfde bondgenootfehappelyke hulp, welke zy zo heftig in de Staaten van Heiland, omtrent hunne geweldig gedrukte, geplunderde, en vervolgde ingezeetenen van Hattem, en Elburg, hadden doorgeftreeken; toond aan den eenen kant, by voorraad, overgenoeg, hoe gewelddryvend, geveinsd , en waarlyk inconftitutioneel de ff aatkunde van die meerderheid was; en aan den anderen kant legt ze de verfoeilyke boosheid van een zo verderffelyk, en gevaarlyk werktuig, als d'Almaras, openlyk bloot. Want, het was 'er zo verre van daan, dat die troupen op de gewoone wyze , en onder den fchyn van bondgenootfehappelyke hulp, in Hasfelt gezonden werden, dat zy 'er in tegendeel fteeh"vvyze binnen geraakten, en "zelfs niet onder de gewoone benaaming van troupen, maar flechts vart waardgelders, wel eer aan fommige Holïan&fche fteeden, en Utretht door eenen Maurits tof misdaad gereekend, aangenoomen werden. Zo zactrnoedig ondertusfehen , als het gedrag der Staaten van Overysfel geweest was omtrent de hoonende brieven, door d'Almaras , op naam van raad, en meente van Hasfelt, aan hun gefchreeven ; eeveo zo gernaatigd waren de middelen, diezy, na de ontdekte iaamenzweering, en geweldige invoering van troupen in Hasfelt, ter hand namen. Want zy vergenoegden zig, om aan de regeering eenen briefte fchryven, "waar by zy eenige pointen aan dezelve voorftelden, f n onder anderen het in hegtenis ftellen van d'Alma- rai  168 VADERLANDSCH ras (£); dog welke brief, vnor.het overige, z© wel als de daar by overgezonden publikatie (1), geheel anders was ingerigt, als die, welken door de Gelderfche meerderheid aan de fteeden Hattem, en Elburg, fchoon in een merkelyk verlchillend geval , gezonden waren. En nog lieten de Staaten van Overysfel het niet by deeze zagtere handelwyze; maar zy verwaardigden zig zelfs, om met de regeering van Hasfelt, hoewel geene ftem in Staat hebbende, in onderhandeling te trcedcn door middel van afgevaardigden der ftad, met welke de zaak ook in der minne werd bygelegd. Toen bleek het eerst, hoe fchelmagtig d'Almaras zyne meefters bedroogen had, vermids de afgevaardigden verklaarden , ,, onbewust te zyn van de brieven, door den ,, fecretaris gefchreeven, en dat de re^eering aan de verzoeken, daar by gedaan, onfehuldig was" (m). D'Almaras, met den burgermeelier lioode ontvlugt zynde, had reeds te vooren, (gelyk tog zelden iemand ten halve een deugeniet word,) openlyk bekend gemaakt eene verklaaring van eenen burgermeefter, en twee gemeentslieden, met naamen H. Meyer, A. Breeman, en J. L. de Mann, by welke deezen verklaarden, „dat 'er door eenige gecommit,, ceerden van raad, en meente op 9. juni 1787, ,, op den burgermeefter H. Boode , en d' Almaras gepasfeerd was eene qualifïcatie , om uit naam der ftad zig te vervoegen by den ftadh., en by ,, de Staaten van Gelderland, of by gecommitteer,, den, of ftaatsleeden dier provintie, ten einde ,, met dezelven, en ook generaal met alle verdere ,, ftaatsleeden , waar zulks weezen mogt, en zy „ van dienst mogten oordeelen, in onderhandeling „ te treeden,van dezelven informatien van den waa* ren toeftand der zaaken, betreffende het vaderhand in het gemeen, en inzonderheid van Over* . »yfcU (k) Nederl. jaarb. 1787. W, 2194—2196. (/) Nederl. jaarb. T787. bl. 2197. (ijj) Nederl. jaarb. 1787. bl. 2198. en volg^  HUISBOEK. iéö y, yr/èJ, te bekoomen, en voorts met dezelven o,, verleg te maaken , wat, tot bewaaring van den ,, gemeenen welvaard des Lands, en wettige con„ ftitutie, behoud van rust, en vreede, en weering van alle geweld, en overheerfching, zoude ,, kunnen dienen, en voorts van hoogtsdezelven te j, verkrygen alle mogelyke onderfteuning, en be,, féherming ten voorl'z- einde" (re). Zo weet de ondeugd zig vaak te fteeken in het kleed der onichuld, en braafheid, terwyl zy, langs allerleie kronkelpaden van boosheid, fchynheiligheid, en verraad, misbruik maakt van het goed vertrouwen, en de onkunde van misleide meedeburgers. Wanc gecommitteerden van raad, en meente tot eene zo buitengewoone, en gewigtigë zaak hadden immers geene vryheid, om de hun verleende magt zoverre uit te breiden, en de uitoeffening daar van zo onbepaald, en blindelings aan anderen over te geeven ; en deeze laatften waren zelfs dan nog niet gemagtigd , om met bekende oproermaakers°onder regenten , en foldaaten faamenzweeringen te maaken. Elk voeld genoeg van zeiven het fnoode vau deeze handelwyze , en de opeenftapeling van gruwelft ukken van eenen ontaarden bederver zyner ftad, en burgery. Met de onderfteuning ondertusfchen der oproerige regeering, en ingezeetenen van Hasfelt was de Gelderfche meerderheid nog niet te vreeden , maar zy konde daarenbooven van zig verkrygen , om de braave ingezeetenen van Deventer ten prooi te ftellen aan den losbandigften euvelmoed der militairen , welken zy kwanswys op hun grondgebied, dog in de nabuurfchap dier ftad, deed verfaamelen , om de burgers den moed te beneemen, om met hunne regenren op eene gerufte, en eendragtige wyze, in wederwil van eenen hoop oproermaakers, het herftellinsjjswerk in hunne provintie te helpen voltoojen ? Immers de regeering der ftad Deventer fchreef op g. juli 1787. aan de Staaten van Cu) Nederl. jaarb. 17JI7, W. 1571—1573.  j7o VADERLANDSCH van Gelderland, „ dat zy zig, ten einde zig voor ,, haare goede burgers, en ingezeetenen onverant,, woordelyk te (tellen, verpligt agtede niet langer te ,, zwygen> maar H. E. Mog. te kennen te geeven, ,, dat zy, vernoomen hebbende, hoe H. E. Mog. ,, hadden goedgevonden , een corps troupen op de „ grenzen' der ftads jurisdictie , en als onder den ,, rook der (tad, te doen kantonneeren, al aanltonds ,, bedugt was geweest, dat eene militie, die binnen „ de eige fteeden van H. E. Mog. provintie zo ,, weinig in difcipline gehouden werd, en de groot,, (te baldaadigheden pleegde , op het platte land ,, gelegd, en dus nog minder in bedwang zynde, ,, zig vooral aan geene mindere geweldenaaryen ,, fcholdig zoude maaken : dat ook de uitkomst „ deeze haare vrees ten vollen beveftigd had, want ,, dat, (om niet eens te fpreeken van de werkely,, ke fchending van haar territoir, waar op zig van die manfchappen reeds eenigen gewaapend ver., toond hadden,) zy in het zeekere onderrigt ,,' was, dat de hoven haar er ingezeetenen, die op ve„ lcwsch territoir Voor haare Jlad lagen , als meede derzelver buitenplaat/en , verder op in vei.uwe ge„ leegen , dagelyks op de brutaalfie wyze wierden ge- plmderd, tn geruïneerd; immers dat, hoe zeer zy „ niet wilde verzeekeren , dat al dit geweld door „ de militairen alléén gepleegd wierd, maar zelfs ,, reedenen had , om vast te (tellen , dat dezelven ,, door eenige kwaadwillige uitgeweeken iügezeete,, nen haarer ftad, als ook waarfchynlyk door op- gezeetenen van H. E. Mog. provintie, wierden ,, geholpen, het echter zeeker was, dat het liggen ,, 'van die militie daar ter plaatze, als de eenige ,, oorzaak van alles , moest aangemerkt worden: ,, dat misfchien H. E. Mog. reeds onderregt waren van de zorgvuldige maatreegelen, die zy had in ,, het werk gefteld, zo door het afneemen der Ts,, felbrug, als anderszins, op dat haare ingezeete- "nen, (wier goederen geene betere behandeling on- dergingen , dan of ze door verklaarde vyanden overweldigd waren , en die voor hunne perfoo- nen  HUISBOEK; 171 „ nen zelfs geene vei!ighe;d verwagten konden , „ indien zy, ter bezorging hunner zaaken, zig op H. „ E. Mog. territoir begeeven wilden, ja die zig op „ den grond van haare eige jurisdictie geene ge„ noegzaame zeekerheid belooven durfden;) door ,, eene regtmaatige verontwaardiging gedreeven , de ,, verffoorers van hunne rust, en vernielers v.n „ hu nne have , niet met geweld te keer gingen , „ en van hun eigendommelyk land afdreeven: dan „ dat zy niet wilde onderftellen, 'dat H. E. Mog. „ van alles een getrouw, en onzydig verftag be„ kwamen, dewyl zy anders onmogelyk agtede, >, dat ff. E. Mog. dan niet aanlfonds order zouden „ ftellen , ten einde niet alleen de fchuldigen te „ doen ftraffen , maar ook de officieren, zo poli„ tieke , als militaire, onder wier oog alle deeze „ gruwelen zonder tegenffand gepleegd wierden, „ tot hunnen pligt te doen wederkeeren ; en dat het „ deeze bedenking was, die haar had doen befluU „ ten , om ff. E. Mog. dit echt narigt te doen „ toekoomen : dat zy geenszins voorhad te ontvein„ zen, dat de politieke denkwvze der Staaten der ,, refpedfieve geweften thans zeer verre uit elkan„ deren liep: dan dat, daar ridderfchap, en ifee„ den altyd getoond hadden, niets meer ter harte ,, te neemen, dan dat alle oneenigheden door bond„ genootfehappelyke fchikkingen mogten geëindigd ,, worden , zy meende , met regt te mogen ver„ wagten , dat H. E. Mog., thans naar waarheid „ onderrigt, wel ten eerften orders geliefden te ,, ftellen, dat de bovengem. troupen ten mfnften ,, zo verre van haare jurisdictie verwvderd wier,, den, dat haare ingezeetenen veilig konden ui: „ en ingaan, en hunne goederen gebruiken, die zv ,, zig , in vertrouwen op de befcherming van den „ Souverain, op H. E. Mog. grondgebied ve-xree-. „ gen hadden: dat zy meende, niets te vorderen, ,., dan het geen, naar de ftrikfte reegels van biltylc„ heid, niet geweigerd zoude kunnen woi den; dan dat, zo nog andere drangreedenen noodig wa> ei;, „ om H. E. Mog. ce overreeden, zy'er kond'j by-  j72 VADERLANDSCH ,, voegen, dat, daar alle deeze baldaadigheden, ondct ,, het draagen van okanjeleuzen, het gefchreeuw van „ oranje eooven , en het fpeelen van oranjedetjnt„ jks, gepleegd wierden, het zeer te dugten was, dat hier door onder hunne ingezeetenen, ja onder de geheele „ 'natie,, het denkbeeld zoude gevoed worden, dat het huis van oranje niet beter, dan niet fchending van de gelieüigdjle regten der ingezeetenen, konde worden 3, gediend , als meede , dat het nalaten van zodanige ,, maatreegelen het aanzien moest hebben, als of H. E* 3, Mog. troupen het voomeemen hadden om haare inge- zeetenen zo lang tc tergen, tot dat het uitgeputte ge„ didi tot wederwraak overfloeg, en dan daar uit een 3, vocrwendzel te neemen , o,n op haar territoir in te 3, bree., met genoegen, en een vriendelyk gelaat gegroeE >, had , en dat dit door hun op gelyke wyze beantwoord wierd. 2°. dat zyne knegts Zig ook by i, die meenigte bevonden hadden , met genoegen „ dat werk aanziende, en deezen, en geenen uit „ den hoop de hand toereikende. 3'. dat het volkj niets by den heer Verlooren krygende, al juichende gezegd had, hier krygen wy niets, wy moeten naar onzen heer van oosthijyzkn, en van straa5, lengaan, meenende daar meede aen burgermeefter van tioorn. 40. dathy het exerc'tiegenootCchap, 3, ten titel voerende tot nut van 'Rooms fchuttery , en beftaande uit leeden , welken die oproerigö i, beweegingen aanregteden, met zyne tegeuwoordigheid, neffens de heeren van Hoolwerf, Jager , Berkhout, de Hart, en anderen, vereerd had (O4 5'. dat hy, als bewindhebber, en gelast met de; ,, betaaling der arbeidsloonen aan de fcheepstimmerlieden, den optogt van dat volk naar den rooden jleen had kunnen beletten, ten minden daar na zyn ongenoegen over het gedrag vap den baas 3, timmerman, daar in gehouden, had kunnen be3, toonen, dog nog het een, nog het ander gedaan had. 6°. dat H. Beek , een der geapprehendeer3, de perfoonen , en géweezen direkteur van het ., oranjegenootfehap, door Oosthuyzen geprotegeerd j 5, op 22. maart des morgens aan iemand, die hem uit naam van J. van Benthem , meededirekteur ,, daar van, kwam waarfchouwen, om weg te gaan^ i, gevraagd had , of j. van benthem al order had „ van den heer van oosthuyzen om te gaan. 7" dac 3, hy, by deszelfs eerfte vertooning in de gecombi* 3, neerde vergadering,de ongerustheid betoond had, „ waajf O) Een duidelyk blyk ai wederom van de va'schheid der bef:huldiging, als of de vaderlandfche genootfehnppen tot benadeeling der ichurtcryen dienden. W.uit, was dit 70 geweest, waarom duldeden dan Zulke regenten oranje» corpfeji buiten de fchutteiyeu ? ... M3  178 VADERLANDSCH „ waar in hy zig bevond, van agteren ziende de 3, onheilen, waar in hy fommigen zyner ftadgenoo„ ten gedompeld had. 8°. dat hy zig geduurig uit 3, deeze vergadering afweezig gehouden had. 90. „ dat hy fpoedig naar 's Hage vertrokken was, om 3, fommige leeden van H. E. G. Mog. over te haa3, len, om met de gedeputeerden van Hoorn de ver„ rigtingen van het gecombineerd kollegie te doen „ ff remmen" (£). Zo verre ging (om dit ter loops op te merken,) de haat van deeze Hoornfche meerderheid tegen de patriotten, dat zy een aanbod van 600. guldens tot een gefchenk voor de vernieuwing van zeekere brug, ten nadeele van ftads finantien trotfchelyk van de hand wees, enkel, en alleen, om dat het van dien kant kwam, en dat zy liever verkoos, om de ftads kasfe te bezwaaren met eene geldleening van 20,000. guldens, om daar uit die onkoften te vinden. Het vaderlandsgezind gezelfchap bood 30,000. guldens aan tegen eenen maatigen interest om de haven uit te.diepen; dog die meerderheid verkoos ook liever,om eene fomme van 120,000. guldens van ftads rentebrieven te Amjleldam tegen eenen hoogeren interest te beleenen. Dit willen alle de burgers van Hoorn zeer wel, en nogihans miskenden veelen derzelver hunne eige waare belangen zo zeer, dat zy zig door dit ibort van menfchen zo fchandelyk lieten bedriegen, en benadeelen. Maar , indien men al dit oproer meerendeels wilde toefchry ven aan byzondere wraakzugt van be- kroni- ff) Mem. van Mr. E. Bink, hl. 63—77. Voor het overige, hoe deerlyk het te Hoorn reeds voor de plundering van maart 1787. met de juftitie gefteld was, en hoe veeie onvermoeide woelingen de meerderheid der vroedfchap tegen het onderzoek van gecommitteerde Raaden na dat oproer tot aan de omkeering toe in het werk gefteld heeft, kan men omftandig zien in de verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 5. deel, bl. 114 —191. het geheele 13, deel', en 14. deel, bl. 1—27. 31—51.  HUISBOEK. x?9 krompen geeften, die voornaamelyk zig zeiven bedoelden , men vond *er wei anderen, die, beter enderregt van de duiftere hoofdontwerpen der raddraaiers , meer in het groot tot den bedoelden algeroe enen opftand meedewerkten. Eenen diergelyken woelwater , als wy in de andere geweften hebben leeren kennen , vond men ook in Holland, die rufteloos beezig was , fchoon meer in de gedaante van eenen landlooper, dan van eenen eedclof ftaatsman , om voornaamelyk ook dat gewest in ligten laaien vlam te zetten. Deeze was W. Bentinck, heer van Rhoon, en Pendrecht, die, fchoon van een Engelsch geflagt, en nogthans in de order der HollandJ'rhe ridderfchap befchreeven , zig nieC fchaamde, om, op het voorbeeld van zynen grootvader 00, te Amfteldam, te Gouda, te Rotterdam, in 'sHage, en waar niet al? in de oranjefocieteiten te gaan, en, aldaar op eenen ftoel, of tafel geklommen, dan door laage vleiery, dan door andere treeken , niet ongelyk aan eenen kwakzalver, de liefde voor het huis van Nas/au, en de noodzaakelykheid van deszelfs herftel te preediken. Ook verfpreidden zig, in de lente van 1787., beftendig» en byna dagelyks , de gerugten , dat 'er, dan op dit, dan op dat'dorp, een jong heer gezien was» gekleed met eenen rooden rok, die de boeren, en andere opgezeetenen tot het teekenen van requeftcn ■voor de oude conftitutie door alle mogelyke drangreedenen had aangezet. Te weeten, had men hec werk in Zeeland zo meefterlyk door dankadresfen aan den gang geholpen, en hadden de ievcraars van Oranje geene geleegenheid, om langs dienzelfden weg in Holland hun doel te treffen; het was niet vreemd, dat zv de Staaten van dit gewest ook door adresJen» (u) Deeze ging in 1747., verkleed, in dc gemcenffs herbergen, en kroegen van Amfteldam, en op het bekende Kattenburg, om het graauw aan te zetten tot pooginren , om de regeerine. te dwingen tot de aanftelling van Willem IF. tot itadhonder. M 4  i8o VADER'LANDSCH fen; maar die onder eene andere houding in de daad hetzelfde beoogden , zogten vervaard te maaken, of, zo het gel uk-ken wilde, daadelyk te dwingen, Zo veel bleek 'er uit, dat de oranjekabaai diezelfde middelen, die, van het begin der ftaatsgefchillen af, door de keur der natie gebeezigd waren, om haare overheden moed in te boezemen tot welzyn van den Staat, en hun van derzelver hoogagting, en dankbaarheid voor loffelyke befluiten eerbiedigde verzeekeren , en die elders reeds zo geweldigen tegen11 and van diezelfde kabaal ontmoet hadden, nu'ook alom, daar 'er kans toe was, beproeven wilde, gelyk tog de fpin altyd fenyn zuigd uit de bloemen, waar uit de bye honing trekt. Ook moeften deeze fraaie ftukken dienen tot een eevenwigt van die overdeftige dankadresfen, welken gelyktydig, op het uitbarften der geweldenaaryen tegen de ftad Utrecht in mai 1787., van alle kanten, door de deftigfte, en meest verlichte in - en opgezeetenen van ileeden, en dorpen, aan de Staaten van Holland ingeleeverd werden, en waar van verkleefdheid aan If. E. G. Mog.; goedkeuring van derzelver maatreegelen, en afkeuring van des ftadh. gedrag, dea hoofdinhoud uitmaakten. Hoe het zy, die oranjexequellen waren veelal van denzelfden woordelyken inhoud, in dringende, en onbetaamelyke uitdrukkingen vervat, en behelsden hoofdzaakelyk niets minder , dan de volleedigftc herftelling van dén ftadh. in alle zyne vermeende regten, waar op men het jn Zeeland had toegelegd (v). Daar Bentinck zig tot bevordering hier van "zelfs niet vertoonen konde, had hy zendelingen van de ondeugendfte foort, die het werk voor hem moeften aanbinden. By alle deeze geleëgenheden vergat hy niet, om, of zelfs de heerlykfte voóruitzigterl van algemeenen welvaard, vermindering der laften, en bekooming van be- fv) Zie de Iyst derzelver , van wnar ze kwamen, en door hoe veelen ze geteekend waren, in de Nederl. jaarb, 2787. bl. 1201., en bl, 1216.  h u i s b o e k. i8ï bedïer.ingen, als de gevolgen der ftadhouderlyke zecgenpraai, aan de onnoozele flagtoffers te verkondigen, of om zyne zendelingen te beveelen, om hun vooral daar door op te wekken tot de onderteenmg; terwyl hy hun teffens tegen de. waarheid verzeekerde, dat die requelfen door alle de leeden gunftig ontfangen , en ingevolgd zouden worden. Dan, daar het gevlei, en de misleiding niet voldoende waren, kwam men die te hulp, by fommigen door hun tot het onderfchryven hunner naamen, of het zetten van kruisjes, te verlokken mee eene gift van een paar Jchellingen, of eenen gulde, en by anderen, die tegenftrydige gevoelens koefterden, door volflrekten dwang. En, vermids men het grootfte gewigt ftelde in het groot aantal der onderteekenaars van elk request, liet men, zo hec aantal van teekenaars van ééne plaats te gering was, de ingezeetenen van eene andere op hetzelfde papier teekenen- 'Er is byna geen dorp, of gehugt in Holland, alwaar diergélyke requeften ter teekening gelegd werden, of 'er zyn eenige blyken van •die veragtelyke, en fnoode middelen voor handen., of 'er hebben beweegingen van oproer, of daadelyk geweld , of hoogstgaaude bedreigingen tot die van brandftigting toe, plaats gehad. Te Amfteldam, booven al gaf dit teekenen der oranjerequeften de eenige aanleiding, om de openbaare rust dier ftad, alwaar dezelve tot dien tyd toe ongefchonden gebleeven was, te ftooren: dog hier van zullen wy by eene andere geleegenheid nader fpreeken. Men zag derhalven op deeze requeften, welker onderteekenaars, niettegenftaande alle die middelen, op verre na in aantai niet haaien konden by dat der vrywilligc teekenaars van tegenovergeftelde adresfen, een zonderling mengelmoes van naamen, zodat , onder eenige min, of meer ordentelyke burgers, verre weg de grootfte meenigte beftond uk «jiet geringfte uitfehot van volk, zakken - en turfdraagers, nagtwerkers, ja zelfs kinderen, en beedelaars, en eindelyk zulken, die openlyk weegens hunne tegenftrydige gevoelens bekend waren. 'M0': M 5 het  232 VADERLANDSCH het inleeveren van deeze uitvloeizels van; of aanhitfingen tot oproer aan den raadpenfionaris belafteden zig de broeder van den gem. Bentinck, van der " Hoek, Drognat, en Crevelt, drie hoofdmannen der i Haagfche fchuttery, en de oudfeheepen van Am/lel- t dam, en bewindhebber der O. I. C, J. K. Hart- >, fimk (w), waar uit alleen genoegzaam is af te nee- l men, wie de voornaamfte dry vers daar van waren. 1 De heer van Rhoon konde, uit een gering overfchot van welvoeglykheid , die niet wel zelfs overgee- f ven, om dat hy, op zvnewyze, daar over ter vergadering zyn advies uiten moest. Maar, indien hy, 1 en de zo eevengem. lieden onder zyn toezigt, daar van de hoofdbeleiders niet waren, hoe kwam het -dan, dat alle die requeften gefaamenlyk aan hun ter 1 hand gefteld , en niet elk afzonderlyk aan den R. t oyergegeeven werden ? Of hoe kwam het dan, i dat juist van alle die fteeden, en dorpen, daar Ben- c tinck zig het meefte zien liet, en die onder het be- i reik zyner dag - of nagtreizen waren, requeften in- i gekeverd werden ? Dan wy zouden vrugteloos werk c doen , indien wy hier breedvoerig wilden aantoo- i nen , dat deeze Bentinck de grootfte aanlegger was van deeze oproerige beweegingen, en requeften, daar de fchryver der jaarboeken (x) van zyne poo- 1 gingen, en van de eerfte hoofden, die onder hem \ de oproerkreet in Holland zogten algemeen te maaken, naar zyne, by de revolutie te rug gekeerde, oudftaatsgezinde fchryfwyze, zulk een getrouw, o- ï penhartig, en naauwkeurig tafereel geeft, dat dié \ geenen, wien wy hier te weinig mogten fchynen ï gezegd te hebben, zulks daar omftandiger vinden kunnen, terwyl niets van dit alles door die lieden, (zo groot was hunne fchaamteloosheid,) ooit is tegengefprooken. Het was intusfehen geen gering blyk, deels van de waarheid van het geen wy met'opzigt tot deezen Bentinck gezegd hebben, deels van'de ver,- rw) Nederl.'jaarb, 17-87. bl. 1204. (x) Nederl. jaarb. 1787. bl. 677—685.  HUISBOEK. 283 veragting, waar in hy zig gebragt had, wanneer de kwartiermeefter-generaal Bentinck, eer geleegenheid van het noemen van zynen naam by het aanhouden van de graavin van Nas/au, en van het gezegde van eenen der burgerofficieren, ,, dathy meende, hem „ wel in Gouda gezien te hebben," met zeer veel drift antwoorde, dat hy die bën'iinck niet was, dien hy meende (y). Geduurende het verhaal der ongehoorde beweegingen, en gruwelen, welken in 1787. plaars greepen in Zeeland, Gelderland, Overysfel, en Holland, fpraken wy flechts fpaarzaam van den ftadhouder. Niemand denke eevenwel, dat wy hem daarom onfchuldig hielden aan het geen 'er toen voorviel. Dan wy waren aan den eenen kant verpligt, om de ondaaden der voornaamffe werktuigen van die beweegingen te boek te flaan, en behielden ons voor, om aan den anderen kant den ltadh., als de voornaamffe oorzaak, en het byzonder voorwerp van dat alles , daar na aan te wyzen. Immers, al het geen ia die onderfcheiden geweften gebeurde, werd meestal verrigt onder de gewoone oranjeleuzen, en het bekende gefchreeuw van oranje booven; zaaken, die beften d tg , en op zig zeiven, haare dryfveeren, en bedoelingen onbetwistbaar kenmerkten. Het geen in Zeeland voorviel, liep eeniglyk uit op eenen dwang van regenten, en burgers, om den ftadh. te handhaaven by al zyn onmaatig gezag, en by de misbruiken, daar meede verbonden , en op eene vernietiging van den burgerwaapenhandel, als het groote bolwerk van de vryheid tegen de ftadhouderlyke overheerfching. In Gelderland diende het oproer der militairen niet flechts tot verftooring van dienzelfden waapenhandel , maar ook tot beveiliging van een regeeringsreglement, waar door hy in dat gewest alvermogend!geworden was. Diezelfde bedoelingen had men ook met het geen, door toedoen vas ()>) Nederl. jaasb. 1787. bl. 271 j  i84 VADERLANDSCH van de meerderheid der Gelderfche Saaten, uitgerigt werd op de grenzen van Overysfel, en byzonder in de nabyheid van Deventer, en in het oproerig Hasfelt, in welke beide fteeden de ftadhouderlyke party eenen merkelyken aanhang had. De oranjerequeften , die in mai 1787. in Holland met zo veel geweld vervaardigd werden, liepen eeniglyk uit op datzelfde uir.werkzel, het welk men met zulk een goed gevolg in Zeeland verkreegen had; een uitwerkzel, het geen juist datzelfde was, hetgeen de ftadh. naderhand door de inrukking der Pruisfi* fche troupen te weeg gebragt heeft. fn diezelfde dagen, waar in die ongereegeldhedert voorvielen, ontzag hy zig niet, om, door zyn deklaratoir van 26. mai, de woede zyner aanhangers, openlyk, zonder de minfte wederhouding, aan te blaazen. immers, hoe veel deel de ftadh. aan al dit werk, en byzonder ook aan het afpersfen , en koopen van teeke* Dingen op de oranjerequeften, en hoe veel fpyts hy had over de mislukking van derzelver doel, bleek handtaftelyk uit zyn beklag, by dat deklaratoir-gedaan, van deezen inhoud. ,, Nog voor wei* ntg tyds fcheen onze beftendige verwagting door de gplukkigfte uitkomst te zullen beveiligd wor,, den, alzo de kundigfte, en getrouwfte regenten, „ met verre het grootfte gedeelte der goede bur* „ geryen, en verdere in - en opgezeetenen van al„ le de geweften der Unie, inzonderheid van Holland, reeds, by onderfcheiden geleegenheden, de „ duidelykfte blyken gegeeven hadden van hunnen weerzin tegen die fchaadelyke ontwerpen, en onregtvaardige befluiten; en het oogenblik fcheen naby te weezen, dat men ter Staatsvergadering van Holland zelve zodanige befluiten ftond te nee„ men , om elk in zyne wettige regteö, en ons „ ook in de wettige, en volkoomen uitoeftening „ van alle onze waardigheden daadelyk te herftel- . len, en om voorts, met bedaard overleg, de meest ' „ gepafte middelen te beraamen tot het weeren van „ alle verder geweld, het welk aan vryheid, enva- 3, der*  HUISBOEK. 185 -„ derland, mogt gedreigd worden (z). Behalven zo veele nooit gehoorde belchuldigingen, en aanporringen, in dat deklaratoir vervat, liet hy zig onder anderen nog dus uit. „ In het byzonder vertrouwen wy , dat niet alleen de Staaten der an, dere geweften, maar in het byzonder die van 3l Holland , niet langer difticulteeren zullen , om hunne, zo overhaafte , als onwettige, befluiten ,, omtrent het commando over het guarnizoen van „ 'sHage , en omtrent het kapitein - generaalfchap ,, van Holland, ter onzer prejudicie genoomen „ „ aanftonds, en vooraf, te willen opheffen, met „ te nietdoening van alles, waar meede onze eer, „ beneffens onze zuivere bedoelingen, en fchuldelooze. gedraagingen, zo onverdiend, en onvoorbeel3, delyk bezoedeld, enter vergadering van dezelve 3, Staaten , door de fchandelykfte aanvoering van las,, ter,en loogen, zyn aangeklaagd; en om ons voorts 3, niet flechts van al dien fnooden blaam volkoo„ men te zuiveren, en te juftineeeren, maar ook ,, in het genot, en de exercitie van onze wettige 3, preëminentien, en regten te herftellen: ten einde "„ ons daar door geleegenheid te geeven, om, be3, hou den s de digniteit, aan onze hooge geboorte, ,, en betrekkingen verfchuldigd , ten fpoedigften in hunne provintie te rug te keeren" (a). Deeze taal was volmaakt eensluidend, en overeenftemmende met den inhoud der adresfen , welken in dienzelfden tyd in Holland rondgedraagen werden, en met de afpersfing van die verklaaringen, en teden, waar toe men de Zeeuwfche regenten, en burgers gebragt had. In geen ander licht befchouwden ook de Staaten van Holland deeze requeften, wanneer zy, wel verre van het voorbeeld van de meerderen s) Hoe veel bedaard overleg 'er plaats zoude gehad hebben , indien men door dat gewoel zyn oogmerk beieikt had, heeft de uitkomst drie maanden laater, by hc: inrukken der Pruisfifchc troupen, getoond. (a) \. Deel, bl'. 14. 19. en volg,  i8ó* VADERLANDSCH derheid der Staaten van Zeeland in het gunftig aanneemcn van een oranjeadres te volgen, in tegendeel hunne G. R. gelafteden , ,, om te onderzoe„ ken naar de qualiteit der teekenaars van het Haag,, Jche request, en naar de vvvze, op welke hetzelve in de waereld gebragt was , beneffens d'e beweegingen , welken door hetzelve veroorzaakt „ waren, en welken G. R. genoodzaakt hadden, „ om fterkere patrouilles, eeven als in tyden van „ tumult, te doen omgaan" (&). Geen minder blyk van zyn deelgenootfchap aan die oproerigheden, die 'er in alle die geweiten plaats hadden, keverden die byzondere gunstbewyzen uit, welken hy, terftond na de revolutie, aan derzelver voornaamfte beftierers, als belooningen hunner misdaaden, geworden deed. Immers zullen wy by vervolg eenen van de Spiegel, met verfmaading van"alle voörnaame Hollandfche oranjevrienden, tot het ampt van raadpenüonaris van Holland zien bevorderen. Wy zullen den landberoerenden vlasbaard, Bentinck, met voorbygaan van alle, veel oudere, en meer bezaadigde Hollandf'he ridders , terftond na de revolutie, en genoegzaam gelyktydig, zien verkrygen het baljuwfchap van 'sHage, het hoogheemraadfchap van Rhynland, en het ruwaartfchap van Putten , ter belöoning der dienftcn , welken hy in aile die ftreeken aan het huis van Nas/au gedaan had, en nog daarenbooven aangefteld zien tot eenen der commisfarisfen van den ftadh. ter uitvoering der afzetting van regenten. Eenen Heekeren van Zuideras zullen wy, om gelyke dienften byde eerstmogelyke geleegenheid tot eene der aanzienlykfle, en voordeeligfte ampten des kwartiers vmZutphen verheeven zien. Eindelyk zullen wy den verraaderlykendVÏ/roïnzr na de omkeering al meede de vrugten zien plukken van zyn afgrysfelyk eedgefpan, en verfpiederfchap, daar de regeering van Hasfelt op 27. feptember, en hy zelve op 17. odtober 1787. een verzoek aao de Staaten deed, dat het befluit, tegen hem genoomen, mogt wor- dea (b) Nederl. jaarb. 1787. bl. 1205.  HUISBOEK. 187 den ingetrokken, en hetzelve ook byhun op i8.oclober werd ingewilligd (c). Liever verkoozen dos de toenmaaüge ftaatsleeden van Overysfel met hunnen ftadh. eenen meineedigen fnoodaard voor zyne misdaaden ftraffeloos, en in twee openbaare poften te herftellen, die hy, tot onderdrukking der burgery, en fchande der regeering, nog heeden bekleed, dan moedig af te wyzen den eisch van voldoening, door de Gelderfche meerderheid gedaan tegen zulke regenten, en burgers van Zwolle, die, ten tyde van het gepleegd geveeld tegen Hattem, en Elburg, hunne wykende meedeburgers van het Overysfelsch grondgebied , zelfs op last der Zwolfche regeering, verdeedigd hadden tegen het geweld van bandelooze foldaaten. Eeven min kan het den aandagt van opmerkzaamen ontfnappen,dat alle de beweegingen in Zeeland, Gelderland, Overysfel, en Holland, of voorloopers van, of gelyktydig waren met dien roekeloozen ftap des ftadh., om aan het hoofd der Staaten van Gelderland , en ftaatsleeden van Utrecht , te Amersfoort vergaderd , een zogenaamd gecombineerd defenfieweezen op te regten , waar van wy ter zyner tyd breeder handelen moeten. Van dit werk, in het laatst van april beraamd, op 9. mai begonnen , en tot aan de revolutie voortgezet, was het zigtbaar doel , om aan den eenen kant, indien mogelyk , met openbaar oorlogsgeweld , of door de wederfpannigheid der officieren, en foldaaten tegen de beveelen der Staaten van Holland, en door derzelver verleiding tot overlooping naar het leegertje des ftadh., Utrecht in te fluiten, van hulp uit Holland te verfteeken, en alzo te overrompelen; en aan de andere zyde, om door diezelfde middelen, gepaard met een algemeen oproer in Holland , de Staaten van die provintie het jrezag uit de handen te ruk. ken, in Gelderland de burgers te ontwaapenen, en de regenten te verjaagen , alle weldenkende ftee- den3 (c) Nederl. jaarb. 1737. bl. 5826. en volg.  ïS8 VADERLANDSCH den , en ftaatsleeden de handen vol werk te geven, en alzo zyne helfche oogmerken te bereiken; Indien wy te vooren niet reeds beweezen hadden, dat de ftadh. de eerfte bron, en oorzaak der oproerigheden onder het graauw, de verontfchuldiser deezer beweegingen, en de patroon der veroordeelde misdaadigers was, zoude men misfehien nog eene fiaauwe verfchooning voor zyn ftilzitten daar omtrent kunnen uitdenken , daar hy, fchoon als ftadh. aan het hoofd der hooge kollegien van juftitie geplaatst, echter niet meer zoude hebben kunnen doen, zo hy zelfs geheel onfchuldig geweest was, dan als individu de hoven tot waakzaamheid omtrent s Lands plakaaten , en de prokureurs - generaal , hoofdofficieren , en baljuwen tot betra^ting van hunnen pligt, ieverig te vermaanen. Maar, versmds wy naderhand toouen zuilen, dat hv door inkruipingen volftrekt meefter was der jurisdictie over de militairen, en vermids hy niet céne enkele daad van gezag , en welmeenendheid tegen alie de gruwelen der militairen gepleegd heeft ; zouden wy daar uit alleen , al hadden wy geene andere bewyzen, zyne onmiddelyke opftooking, en begunftiging der militaire misdaaden ontegenzeggelvk bewyzen kunnen. Wie anders, als de ftadh., o'nttW de orgehoorzaame, of gedcferteerde officieren, erf manfchappen , die uit Holland tot hem overliepen ? Wie anders gaf hun dienst onder de troupen, die hy in Gelderland, en een gedeelte van het Sticht. ter beoorloging van Holland, en de ftad Utrecht, verfaameld had? Wie anders onthaalde die officie, ren aan zyne tafel? Wie anders ftcide zig aan hun hoofd? Wie anders moedigde hen door deeze zigtbaare blyken aan, om tegen pligt, en eed te handelen, en anderen, om hun voorbeeld te volgen? Wie anders weigerde, herhaalde reizen, aan den fis, kaal der Generaliteit, Tulling van Oldenbamevelt, zyne toeftemming, om vvf belhaamers van het regiment van Waldek , die hunne officieren met geweld hadden willen dwingen, en hunne meedefoloaaten verleid hadden, om uit de Wïliemjtadte de-  HUISBOEK. i8c) ferteeren, by den kop te vatten, zelfs na dat de prins van Waldek zig daar aan had laten geleegen Zyn, en gem. fiskaal, met eenen brief van den raad van Staate voorzien, hem daar toe in perfoon te Amersfoort zyn verzoek herhaald had? Wie anders toonde te haaken naar alle geleegenheden, om alle weldenkende Staats - en fladsregeeringen, ten kofte van alles, wat heilig, en eerwaardig is, te willen doen bukken onder het geweld van het graauw, en de militie? Toen men in 1786. te Hattem, en Elburg de Verlaten huizen der burgers door de militie, onder het oog van het hof van Gelderland, beiden derwaards gezonden om de rust,en goede order te herjlellen* liet plunderen, werd niemand der officieren, o£ foldaaten daar over te regt gefteld j en de ftadh. vergenoegde zig , om daar over flechts zyn ongenoegen te betuigen, en te beveelen, dat de geftoolen goederen te rug gegeeven, of de ichaade vergoed moest worden (d). Als of een dief, en plunderaar, al zondigd hy zelfs in zyne qualiteit vari officier, of foldaat, al pleegd hy geweldenaaryeri in (leeden, werwaards het den naam heeft, dathy tot handhaaving der wetten gezonden word, niet dubbel ftrafbaar was, maar volftaan konde met hec geroofde goed der ingezeetenen te rug te geeven, of defchaade te herltellen. En wie weet, wat'er reeds in mai, en juni 1787. in Holland gebeurd zou zyn, zo zyne aan (lagen niet gefluit waren, eerst door den moedigen uitval der Utrechtfche burgery Onder aanvoering van den eedelen vroedfchap d' Averhoult , vervolgens door de kragtdaadige onderfteuning in troupen,' door de Staaten van Holland aan die ftad verleend, en eindelyk door de benoeming der Hollandfché llaatscommisfie, die te Woerden haaren zeetel veftigöe P Regt tydig deed de vroedfchap van Amftel■üam, op 7. juni daartoe het voorftel, en de Staaten van Holland beflooten 'er ook al kort daar naop 12. juni toe. Ieder waarheidminnend mensen zal har- (d) Echte fiukk. van Hatt. en Elb. 2. afd. bl. 15. en voi Ih DEEL, N  iqo VADERL ANDSCH hartelyk inftemmen met eenen der voornaamile grotf» den, waar op dat voorftel geveftigd werd , en die onze, ten lafte des ftadh. aangehaalde, bewyzen niec weinig ophelderd ; terwyl men 'er ook uit opmaaken kan, hoe gevoelig zig de Staaten van Holland, door andere veel ernftigere middelen, over de hooggaande beieediging, hun door. den ftadh. aangedaan , hadden kunnen betoonen. Immers gaf die regeering te kennen, ,, dat de ftadh. van deeze provintie, ver,, geetende zyne duure verpligting aan Hollands in- gezeetenen , ondankbaar aan de grootfte weldaa- den, welken hy, en zyn huis van dezelve genosl ten had , en meer gehoor geevende aan kwaade raadslieden, dewelken als vyanden des vaderlands 3, behoorden te worden aangezien, dan aan de ver- maaningen van zulken , die bezield waren met waare liefde voor hetzelve vaderland; zig niet „ ontzien had, om, by een openlyk deklaratoir, of „ manifest, als ware hy een Souverain vorst, en onder eenige nietige, en algemeene befchuldigin,, gen tegen eenige, dog ongenoemde, leeden, en miniflers van de regeering , een gedeelte van vootn. ingezeetenen tegen 's Lands hooge Over3, heid op te zetten , en , door de befluiten van ,, den Souverain voor overhaast, Onwettig, en van on,, waarde te verklaaren , deeze verblinde ieveraars voor het huis van Oranje tot ongehoorzaamheid, ,, en oproer op te rokkenen , en zig, als een Imofd , en voorganger in disrefpet't , ongehoorzaam„ heid * en wederfpannigheid tegen zynen, en hunnen wettigen Souverain, te gedraagen." Niet minder ,, word de fchuldigheid van den ftadh. beweezeu door het gantsch buitengewoon, en onbegrensd gezag, dat dé Staaten van Holland aan deeze hunne commisfie gaven. Want zy beflooten ,, dezelve te ,^ voorzien met zodanige ampele magt, waar door ,, dezelve in ftaat wierd gefteld, om zulke, en vol,, doende maatreegelen te neemen, en ter uitvoer ,, te doen brengen, als, naar haar inzien, best ge3, fchikt zouden zyn, om alle aanvallen tegen de provintie van Holland, en de ftad Utrecht, kragt- ,, dadig  HUISBOEK. ioi .3, daadig te keer te gaan, alle geheime, of open,, baare machjnatien van haar , of haarer bondgc,, nooten vyanden te veriedclen; met verdere quali„ fikatie, om, tot kragtdaadige, en onverwylde uit„ voering van dit alles, zodanige perfoonen te falarieeren , en middelen te gebruiken, als zy ter be,, reiking van dien dienftjg zoude oordeelen , en daar toe gebruik te maaken van 's Lands pennin3, gen; als meede , om zulke onder de militairen , ,, die booven anderen in iever, en gehoorzaamheid ,, aan de beveelen van den Souverain, en van dee,, ze commisfie uitmunteden, te beloonen; en ein,, delyk tot het in dienst brengen , en befoldigen van zodanige corpfen van vrywilligen uit de fchutteryen, en genootfchappen uit de fteeden, en het platte land van Holland, als zig, ten dienfte ,, van het lieve vaderland, en defenfie van deszelfs ,, bondgenooten , wilden laten gebruiken: dat meer,, gem. commisfie, ten einde van het meest moge,, lyk nut voor den dienst des vaderlands tc kunnen ,, zyn, en de fpoedigfte expeditien aan derzelver ,, orders te kunnen doen verlangen, haare refiden,, tie zoude kunnen houden op zodanige plaats, als ,, zy oordeelen zoude van het meefte nut te kunnen „ zyn: én dat laatftelyk deeze commisfie ongehou3, den zoude zyn, voorloopige openingen te moe,, ten geeven van haare raadpleegingen, en beflui,. ten, maar zoude kunnen voldaan, om, na de te ,, werkftelling derzelver, wanneer de geheimhou„ ding zulks zoude toelaten, daar van ter vérga.,, dering van H. E. G. Mog. rapport te doen.' Zouden de Staaten van Holland, indien zy niet verzeekerd geweest waren van de allergeweldigftc inzigten des ftadh. , aan vyf ftaatsleeden wel zulk eene onbepaalde magt, die eenigermaate hun eieren «ewoon gezag te booven ging, hebben afgedaan? Deeze heeren, met zodanige magt bekleed, fchoon van tyd tot tyd door ongundige uitleggingen beknibbeld, en van alle zyden gedwarsboomd, doorden gedaadig de geheime, of openbaare ontwerpen van den dadh., zyne meededanders, en verdere N 2 werk-  0i VADERLANDSCrf werktuigen, die te vooren van alle maatreegelefr? door de Staaten te neemen , tydig genoeg onder:» regt werden om die tegen te werken, fneeden de correfpondentie tusfchen Gelderland, een gedeelte van het Stichtj en Holland af, namen de ponten weg, die gemist konden worden , of deeden de veeren bezetten,over welke de pasfagie niet geftremdkonde worden, beloonden de getrouwe officieren, ft uitten de verdere defertie, deeden eenige belhaamers van oproerigheden ten platten lande in ftilte opligten, verjoegen de overigen , verfpreidden den fchrik, en angst voor hunne waakzaamheid onder alle de Hollandfche opröerkraajers, en namen alle deeze maatreegelen ,. in de eerfte dagen hunner zittingen te Woerden, met zo veel geheimhouding, en fpoed, dat doorgaans hunne'Hagen niet- bekend werden, voor dat zy gegeeven waren. Dit deed den toeleg van den ftadh. met zynen aanhang geheel mislukken; en men zag, dat alle middelen, om een algemeen oproer in Holland door oranjerequeften te verwekken, en om de ftad Utrecht met geweld in te neemen, vrugteloos waren uitgevallen. 'Er fchooc dus nog maar één enkel middel ter beproeving over , waar toe het uiterfte moest gewaagd worden, om dat 'er , als het ware , die kwalyk geplaatfte eer van het huis van Nasfau , welke in het volftreks, doordryven van deszelfs ontwerp van overheeriching gereekcnd werd te beftaan, aan hing, dat hetzelve middel niet vrugteloos werd te werk gefteld. De ftadh. , zo lafhartig in het uitvoeren van eenige ftotite pooging, als ftyfhoofdig verkleefd aan zyne geliefkoosde heerschzugt, en aan de heiltoofte aannamen tegen de vryheid van zyn vaderland , was hier toe ongefchikt. Zyne vrouw nam dan de uitvoering hier van op zig. Zy moest op 28. juni eene reize naar 'sHage onderneemen; dog dit moest voor de vaderlandsgezinde party , vooral voor de Staaten van Holland, en derzelver gecommitteerden te Woerden, een diep geheim blyven, op dat men 'er geene maatreegelen regen neemen konde. Als een blixem moest zy in den Haag verfchynen, het op-  HUISBOEK. ips oproer aan alle kanten, daar zy doortrok, verfpreidende; alle de kollegien, aan haaren man, en haar toegedaan, de officiers van het Haagfche guarnizoen, en alle haare aanhangers moeften haar over haare jieucbelyke aankomst gelukwenfchen. Hier door moest de drom van gemeen, die haare aankomst op de oranjezaal verbeidde, aangezet worden tot eene alleruicbundigfte vreugde; tot het opzetten der oproerletis, en tot het pleegen van het allerfchroomelykst geweld, waar toe de afweezigheid van genoegzaam het geheele waapengenootfehap van 'sHa. ge de gunftigfte geleegenheid gaf. Dit moest op de fchuttery van 'sHage, en het grootfte gedeelte van de militaire bezetting, den fterkften indruk maaken. Nog de weldenkende ftaatsleeden moeften, in deeze algemeene wanorder, de vergadering van Holland , nog de weldenkende leeden van G. R. de vergadering van dat kollegie kunnen bywoonen, op dat ter eerstgemelde plaatie geene heilzaame befluiten , of ter laatstgem. plaatfe geene kragtige maatreegelen tot bewaaring, qf herftel der rust zouden kunnen genoomen worden. Het oproer, alzo fpoedig van ftad tot ftad, en van dorp tot dorp voortfnellende, moest niet alleen overal den fchrik, en het alarm verfpreiden, en door yoorbaarige, of yergroote vernaaien nog oneindig yermeer3eren ; maar de tydingen der afgryfelyke gebeurenisfen in Gelderland , en Zeeland, en dé vrees, om ook uit andere geweften hetzelfde te zullen hooren , van dag tot dag de maate der reeds bekende onheilen vergrootende, moeften het hart zelfs der ftoutmoedigften doen krimpen, en aan het behoud der vryheid geheel doen wanhoopen. Intusfchen moest het verblyf der graavin van Nasfau in 's Hage de yoegzaamfte geleegenheid geeven, om alle de wenfchen van haaren man , en haar voor te koomen, om het beraamde ontwerp volleedig uit te werken, om de Staats - en ftadsvergaderingen te dwingen tot het inwilligen der onmaatige, en gewelddaadige eifchen van het gepeupel, en om alzo eene fchroomelyke omwenteling in den boezem van het geN 3 ' heele  194 VADERLAND SC H heele Land, op de puinhoopen der geplunderde huizen, in hec bloed der verjaagde, of vernielde ingezeetenen, en in de afweezigheid, of na den moord der voornaamfte ftaatsmannen , te veftigen. De herüftelling eindelyk van den ftadh. in het commando over hec guarnizoen van 'sHage, de herroeping van zyne qpfchorting als kapitein - generaal, de vernietiging van hec Hollandsch kordon, de increkking van den beloofden , en geftaafden byrtand aan de ftad Utrecht, de affchaffing van alle voorige beiluiten ter bepaaling van zyn gezag, en alles, wat het toppunt zyner heillooze begeerten verder volmaaken konde; moeften beveftigd werden door ftaatswyze befluiten , waar van de inhoud met die der Gelderfche, Zeeuwfche , Friefche , en Amersfoortfche ftaatsleeden overeenkwam, en door de uitbundigfte loftuitingen van, en dankzeggingen aan de graavin van Nasfau voor haaren betoonden iever, en kloekmoedigheid, en door de herroeping van haaren fammelenden, en zig ichuil houdenden man. Ongetwyffeld was die, hoofdzaakelyk, hec ontwerp, en zoude ook de uitflag geweest'zyn van die befaamde reize, en maar weinige uure'n ontbraken 'er aan de voltoojing van een plunder-bloed-en moordtooneel, waar by misfehien alle voorige tooneeJen van dien aard zo veel minder in wreedheid, en algemeenheid zouden hebben kunnen haaien , als de blinde woede van een, door bedrog, en lafter misleid, gemeen nooit te vooren hooger opgewonden was ; als de voornaame beleiders van dit akelig fchouwfpel meer het einde dugteden van hunne heerschzugt; en als het ontwerp door eene vrouw werd gefmeed, die, de fchroomagcig - en zagtmoedigheid haarer kunne verzaakende, in list, in ftoutmoedigheid, en wraakzugt niets toegaf aan de berugrfte vrouwen der oudere , en laatere gefchiedenis. Weinige uuren zouden 'er nog maar verloopen zyn, en dit verfchrikkelyk onweeder zoude met de onbefchryffelykfte woede op de hoof' n der braaffte ingezeetenen losgebarften, en veelen derze'ver aan het wreedfte noodlot overgegeeven zyn. Dit alles zoude ontwyffelbaar gebeurd zyn si  HUISBOEK. 195 zyn , was het los gerugt van bedelde trekpaarden te Haastrecht tegen den namiddag van 28. juni, en van de verwagt wordende aankomst van een aanzienlyk perfonaagie aldaar niet, in den vroegen morgenHond van dienzelfden dag, eerst ter kennisfe van den heer de Lange, aan de Goejanverwelfche Jbiis met een detachement vrywillige fchutters guarnizoen houdende, en door hem ter kennisfe van de gecommitteerden te Woerden gebragt, en hadden deezen zig, ter liefde van het vaderland, niet tot eene bres opgeworpen voor de veiligheid, voor de bezittingen, ja voor het leeven zelfs van duizenden hunner landgenooten. Men moge by vervolg, toen deeze hunne pooging ter verhindering van den doodelyken flag voor de vryheid eenenrampfpoedigen keer nam, over deeze daad', en over hun verder beftier, (gelyk het gaat,) zeer verfchillend gedagt, gefprooken, en gefchreeven hebben (ƒ). Zy zyn echter in deezen tyd de (ƒ) Sommigen willen, dat der Staaten gecommitteerden deeze tyding ontveinsd, de ïeize niet verhinderd, en flechts zorg gedraagen moeften hebben , dat men daar tegen zig overal op zyne hoede hield. Anderen willen, dat zy de graavin van Nas/au niet op vrye voeten hadden moeten ftellen, maar haar in verzeekering houden tot waarborg van alle onheilen, -die door deeze reize, of ter zaake van r*a,are aanhouding, konden ontftam, en den ftadh. alzo noodzaaken, om tot een fpoedig vergelyk over alle de zweevcndc verfchillen te koomen. Indien het hier de plaats, of tot ons oogmerk dienftig was, om hier over in het breede re handelen, zouden wy weinig zwaarigheid vinden, om het gedrag dier heeren, van vooren befchouwd, (/.o tog moeten alle zaaken , en geenszins naar derzelver uitkomst, beoordeeld worden , ) te verdeedigen. Maar , om dit te doen , zoude te veel tyds vereischt, en de geheele toedragt, en faamenloop van omftandigheden, die toen plaats had, ons bekend moeten zyn. Wy zeggen 'er dus hier niets anders van, als voor zo verre wy begrypen, dat alle onzydige lieden , waare liefhebbers des vaderlands, en des tyds dankbaare erkenners van hunne trouw, nog vei pligt zyn, aan hunnen iever, moed, en voorzigtigheid hulde te N 4 doen.  196 VADERLANDSCH de eerfte ftaatsleeden in Europa geweest, die doorhunnen moed, en onverfchrokkenheid getoond hebben, doen. Indien zy de bekoomen tyding ontveinsd, de reize niet gedooid , en flechts overal gewaarfchouwd hadden, om op zyne hoede te zyn, zo dit laatfte al mogelyk was; is hec vry zeeker, dat het oproer op de meefte'plaatfen niet te ftuirsn zoude geweest zyn. Want de aankomst op de oranjezaal moest althans het oproer in 'sHage onvermydeiyk maken, en juist dit, bencfTens het vermoorden, pf verwyderen der voornaamfte ftaatsleeden, en het neemen van fpoedtge befluiten door de aanweczende oranievrien-; den, zoude den moed by alle weidenkenden uitgebluscht hebben, ja zelfs de,door de commisfie overal verfpreide, tydir.g van het geval , en de vermaaning om op zyne hoede té zyn, zoude de vrees, en wanhoop vermeerderd hebben. Het te kennen geeven dog van een algemeen gevaar, waar tegen de hoofden niets, dan eene vermaaning van dien, aard, hadden veeten in het werk te ftellen, zoude genoegzaam geweest zyn om te befluiten, dat alles verlooren was. En, indien dan de uitkomst zó geweest was , als wy die hoogstwaarfchyniyk mogen ftellen, aan hoeveel; verantwoordelykheid, aan hoe veele verwytingen zelfs van den kant van zulken, die hun nu weegens het ophouden der reize laaken , ja aan hoe veele wanhoopenóê verwenfchingen van het gros der weldenkende natie, zouden zy zig niet hebben hloofgefteld? Zoude elk een niet greetig de geleegenheid waargenoomen hebben , om alle die onheilen , en rampfpoeden op hunne reekening te ftellen, daar zy van deeze reize bewustheid hadden, derzelver bei 1looze oogmerken gisfhen konden, en zig daar tegen eevenwel niet verzet hadden ? Hadden zy eene tegenftrydige handelwyze gehouden, en de graavin van Nasjau, die zig by haare aankomst aan de Gtcjanverwelfche Jlnis liet noem: n de prinfes van proissen , in hegten:s gebragt, op welken grond zonden zy djt, toen ter tyd, hebben kunnen doen? Wat was 'er te vooren tot haaien lafie met eenigë zeekerheid bekend geweest? Met wat fchyn van billykheid konde dce^e haare reize, fchoon op dat tydftip ondernoómen, als misdaadig befchouwd . immers openlyk daar voor verklaard , en als eene genoegzaame reeden voor de herooVing van haare.vrgheid gegeeven Worden ? Kwam zy daar  HUISBOEK. i9? ben, dat geene geboorte, hoe aanzienlyk ook, in ftaat is, om waare republikeinen af te fchrikken van de niet geheel ongewaapend , en zonder eenigen uiterlyken fchyn van geweld? Of moest men haar vasthouden , om das zy de echtgenoote van den ftadti. was? En, al was deeze laatfte zelfs die reize koomen doen, welke recdenen, door de £taaten vooraf gewettigd, zouden 'er dan nog geweest zyn , om hem vast te houden? Maar, gefteld, de commisfie had haar vastgehouden , zouden de Staaten van Holland zulks goedgekeurd hebben ? Zouden zy niet veel eer daadeiyk orders gefteld hebben, om haar met alle eer te ontdaan, eji misfebien , (om de aangedaane verneedering , zo vcvL floenlyk, te beteren.) dan ook niet wel toegelaten hebben, dat zy naar 's Hage gekoomen was? En zoude dan het oproer niet nog oneindig heeviger,en met nogineerdere woede, zynen gang gegaan nebben, naar maate deszelfs, vooraf beftookte, heevigheid door die laatfte omftandigheid eenen meerderen fchyn van billykheid zoude verkreegen hebben? Of, wil men ftellen , dat de Staaten, zelfs dan , het verngte hunner gecommitteerden zouden hebben goedgekeurd , zoudede eisch van fatisfaélie dan niet veel meer reeden gehad , en zelfs by veelen, die nu wilden.dat men den geftrengftenweg van gevangenneeming in het werk gefteld had, deeze onvoorzigtigheid der gecommitteerden, als de eenige oorzaak der opgevolgde overweldiging van Pruisfifche troupen, uitgekreeten zyn ? En hoe zouden dan de Staaten van Holland hun eigen , en hunner gecommitteerden gedrag by het zo befchaafde Fravjche bof, zo weinig bewust van het geen aan hetzelve ,eenige jaaren daar na, in oneindig grooteremaat over het hoofd hing, ja by alle de hoven van Europa, hebben kunnen verdeedigen? Welke befcherming, en onderfteuning zouden zy van het eerstgemelde hof tegen de eifchen deskonings van Pruisfen hebben kunnen verwagten ? Ja , gefteld , dat de moed der Staaten zo hoog gereezen was, dat zy naar geene eifchen van dien koning gehoord, en de gevangenis zyner zufter als de zeekerfte waarborg verklaard hadden tegen alles , wat hy met geweld tegen, hunne provintie zoude willen onderreemen ; gefteld zelfs, dat de ftadh. , zyne vrouw, en derzelver geheele aanhang zig tot een vergelyk hadden laten overhaalen ; hoe lang zoude hetzelve geduurd hebben ? Wy durven geruftplyH N < ant.  iq3 VADER LANDSCH de behartiging van hunnen pligt, dat is, van het handhaaven van 's volks vryheid, en veiligheid. Het Entwoorden, niet langer, dan tot dat het huis van Nasfatt zyne perfoonen , en berte bezittingen m zeekerheid ge fteld had tegen nieuwe gebeurenisfeu van dien aard , en alzo de wraak in dubbele maate op dit ongelukkig Laud konde doen nederdaaien. Zoude dan aan al het verrigte. , aan al het toegeftaane , aan het geheel vergelyk de bodem niet zyn ingéflagen door het cenvouwdig vonrgeeven van geweld, waar aan men nu zelfs, nu 'er niets van deezen aard gebeurd is, de moedige flappen van eedelaardige.regenten , en gewaapende burgers heeft durven toefchryveri 1 Was het dan niet beter, alles wel ingezien, dat de gecommitteerden de beflisfching over deeze onverwagte, geheime, en zonderlinge onderneeming met op zig namen, maar, de zaak in haar geheel latende, na dat zy geene opening van de oogmerken der bewufte reize uit den mond der graavin van Nusjau hadden kunnen bekoomen, haar verzogten, om haare reize niet verder in Holland voort te zetten, dan na dat de Staaten dier provintie daar over zeiven geraadpleegd hadden ? En wat moeten zelfs de reedelykice lievelingen van het huis van Nasfau over dit geval oordeelen? Zo dra zy erkennen, dat de verantwoordelykhcid der ftaatscommisfie in hetzelve ten allerfterkften betrokken was ; dat de reize zelfs nog aan de Staaten, nog aan de weldenkende ingezeetenen van Holland, on»erfchilJig koude zyn ; en dat 'er geene andere keuze was voor de commisfie, als of de reize onverhinderd te laten voortgaan, en dus trouwloos te worden aan haare voornaamfte vernligting, of dezelve up eene befcheidepe wyze te doen ftaa'ken, of de graavin van Nasjau in verzeekering te brengen; moeten zy dan niet toeftaan, dat zy in haare moeje. lyke kenze den voorzigtigften , en befcheidendften weg ingéflagen is? Wat valt 'er dan, ook van den kant der oranjevrienden, in haar gedrag te berispen, indien zy zig voor een oogenblik in haare plaats ftellen ? Hoe het zy, wy voor ons beklaagen hartclyk het lot van mannen, die, in zulke neetelige omftandigheden geplaatst zynde, en byna geenen tyd van beraad hebbende, volftrekt verpligt waren eene keuze te doen van maatiecgelen, welken naderhand aan eene zo onzeekcre beoordeeling van hunne committen- ten ,  HUISBOEK. 199 Het is aan hunnen moed alleen dank te weeten, dat deeze doodelyke ilag, die het leeven van een oneindig aantal menfchen gekost zoude hebben, is afgeweerd ; dat mogelyk veelen, die hun, of van te veel voorbaarigheid, of van te veel gemaatigdheid befchuldigen, zonder dit hun bedryf thans niet meer leeven zouden ; en dat de woede over den mislukten aanflag, die zo wel overlegd fcheen, en de trotschheid van eene vrouw , die als dan aan haar beleid, en moed alléén, zonder tusfehenkomst van buitenlandsch geweld , de eer eener zeegenpraal over zo veele fchrandere ftaatsmannen, en gewaapende burgers zoude toegefchreeven hebben, naderhand voornaamelyk op het hoofd van die heeren fcheen te zullen losbranden. Immers aan de gevolgen van deeze woede lfonden zy bloot, toen de ko¬ ten, en van de verfchillende inzigten hunner weldenkende meedeingezeetenen blootgefteld waren , en eindelyk ftonden af te hangen van den uitflag, dien de kwaadaardigheid , en wreevel hunner vyanden daar aan al, of niet , zquden kunnen geeven. Wagt dit is in alle gevailen volkoomen zeeker, dat, eeven gelyk het kloekmoedig gedrag der Amfteldamfche regeering, en burgery tegen den gewaapenden optogt van Willem II. in 1651. tor heedèri toe algemeen geroemd word, om dat hetzelve geene zo nadicJige uitkomst had, of deeze althans, door den kort gevolgden dood van dien doldriftigen jongeling, van geenen langen duur was; zo ook het gedrag der gecorrimittc rdèn van Woerden allen lof waardig zoude gekeurd zyn , indien hunne verrigtingen niet alleen de rust , goede order , en het gezag der Staaten van Holland hadden bewaard, (gelyk ze tot aan de omkeering toe gedaan hebben,) maar indien daarenbooven de koning van Pruis/en deeze zaak op eene betaamelyker wyze behandeld had, of flechts genoodzaakr was geweest om van geweldige H'aatreegelen af te zien. Hier van was de uitflag in het tydftip, waar op de gecommitteerden tot een befluit koomen moeiten , eeven zo min door eeneenigen ftaatsman van geheel Europa, als door hun, niet eenige zeeker - of waarfchynlykheid te bepaalen.  aoo VADERLA'NDSC H koning van Pruis/en, by herhaaling, voor dip daad eene geëevenrectjigde fatisfaótie verzogt, en die op het laatst onder anderen uitdrukkelyk bepaalde tof 3, het Jïrajfen, op requifitie van deprinfes, van die geenen", weikeu zig zouden mogen fchuldig ge,, maakt hebben aan beleedigingen tegen haare dóor-, lugtige perfoon" (g). D>e vleiery vond terltond goed, om de eenvouwdige vordering der gecommir» teerden , dat de reize niet werd voortgezet, dan na de voorafgaande raadpleeging van hunne hooge committenten afgewagt te hebben, uit te febreeuwen, als een attentaat, als een heüigfchennis , en wel van eene hooge perfoon, waar omtrent de blinde, en flaaffche dwaasheid van voorige tyden zig een zeeker foort van heiligheid, en onfehendbaarheid heeft laten diets maaken, Zy zelve verklaarde naderhand wel, ,, vreemd te zyn van eenig ver- langen , om de eer , of goederen , en vooral het s, leeven van de aucfeurs, en meedewerkers haarer ., aanhouding te zien aangetast" (h); dog onderstelde eeven daar door , als of die verrigting de mogelykheid toeliet, om, ten fterkften genoomen, zelfs met den dood geftraft te kunnen worden. EnJ fchoon het eifchen Van zulk eene,eigenlyk gezegde, ftraffe, gevoegd by de ongehoorde gevolgen éener allernoodlottigfte o'mkeering van den Staat , al te ?eer vermeerderd zoude hebben de verontwaardiging, die zig door geheel Europa Weegens dit vreemd geval verfpreidde, en de byzondere wraakzugt van eene vrouw al te zeer zoude hebben doen in het oog loopen; blykt echter uit al het gebeurde by de revolutie genoeg, wat de gecommitteerden van Woetden zig van de gevolgen hunner verrigting hadden voor te ftellen, indien geweld, en overrriagt immer in ftaat mogten geraaken, om zig op hun te wreeken. Ook was de veiligheid der gecommitteerden van den kant vau een verbitterd gepeupel, (g) Nederl. jaarb. 1787. bl. 4515,. (h) Nederl. jaarb. 1787. bl. 517S-  HUISBOEK. col pcrjpel niet minder in een bedendig gevaar, al konden zy de verder uitziende wraakzugt der hoofden van de kabaal veriedelen. Om den wrok van her. gemeen tegen deeze hunne daad op te wekken, was men niet te vreeden, om zig te bedienen van den natuurlyken indruk , dien de aanhouding van eene vrouw "van die geboorte moest verwekken by eene bevooroordeelde meenigte; maar loogen, en lader, hec gewoon waapentuig der oranje oproermaakers, werd daar toe op alle wyzen te baat genoomen. Het geen fiog ontbrak aan de uitwerkzels der onwaarheden, die men zelfs in de plegtige memorien van het hof Van Berlyn moest leezen, werd onderhandsch door eervergeeten booswigten uitgebreid , en aangevuld. Indien men die vertellingen gelooven wilde, had men niet alleen op eene onbefchaafde wyze in haare tegenwoordigheid tabak gerookt, maar haar zelfs, of haar gevolg op de alleronwaardigde wyze kleinigheden aangedaan , welker morsfigheid de welvoegiykheid ons verbied hier te melden. En, of het nog niet genoeg was dit, mondeling, of door den druk, in de harten der ligtgeloovige meenigte ingeprent te hebben, kwam men daarenbooven de verbeelding te hulp door prenten , op week - of jaarmarkten, en overal elders uitgevent, waar by deeze vrouw afgemaald werd , als zittende in een corps de guarde van burgervrywilligers, die zig , niettegendaande haare tegenwoordigheid, op de wyze van eenen hoop dronken foldaaten, met allerlei geraas, getier, en gebaarden verludigden, en welker afbeelding , door haare plaatfing in eenen hoek van dezelve, allerweege de teekenen droeg van eene verneedering , waar over , indien ze plaats gehad had, het gemoed van elke vrouw van opvoeding, en geboorte ongetwyffeld diep zoude hebben moeten getroffen zyn. En ondertusfchen is niets meer waaragtig, dan dat zy in een behoorlyk vertrek van het huis van Leeuwenhoek, alwaar nog gewaapende burgers , nog geweeren , nog iets, dat naar een corps de guarde geleek, te vinden was, de komst der Hollandfchi gecommitteerden verbeid, ea door éi*  Q.C als rust - en vreedelievende beDELL- O „ doe-  -206* VA'DERLANDSCH haare aanhouding, dog voor de komst dier gecotttmitteerden aan de Goejanverwelfche jluis, by den burgerofficjer van het Goudfche waapengenootfchap zo fterk aan, om haar te laren voortreizen; en waarom fjoeg zy zyn voorftel af, om, indien zy dan vol, ftrekt haare reize wilde voorzetten, den togt over Weerden te neemen , om vooraf met de ftaatscommisfie te fpreeken ? Waarom liet zy , op haaren doortogt , hier en daar , een zeer oproerig gedrukt blaadje door fommigen van haar gevolg aan enkele omftanders uitdeelen ? Waarrm moest een Zuideias, na het oproer onder de foldaaten te Zutphen op 24. juni aangemoedigd , en begonnen te hebben, zig reeds op 27., of 28. daar aan met andere belhaamers in 'sHage, op eene vermomde wvze, onder het gemeen vertoonen ? Waarom had de heer van Toulon aan zyne meedegecommitteerden, by hunne komst aan de Goejanverwelfche ■Jluis, daar hy'eeven van Rotterdam over Gouda was aangekoomen, moeten berigten,- ,, dat, op het g_e- rugt van het doorpasfeeren van een groot perlo„ nagie, zonder te weeten welke, het gemeen in grooten getaie, in, en by de ftad Gouda, en voor» -„ al aan de Stoikwykerjluis, en den Haastrechtjchen dykwas te faamengerot" (0). Waarom hadden de officieren , aan de Goejanverwelfche Jluis geplaatstsan de commisfie van H.E.G.Mog. moeten berigten , „ dat de gerugten, eenige dagen te vooren, in die ftreek reeds onder de oranjeparty geloopen had,, den , dat eerstdags de ftadh. weder in de pro- vintie zyn, en die"party binnen korten tyd trium- pheeren'zoude, en dat de beweegingen onder de,, zelve, te Gouda, Haajirecht, en in dien omtrek, ,, de meenigvuldige , en heimelyke reizen van de 3, hoof- doelingen , had"; en de gecommitteerden meldden daar tegen by bun omftandig berigt, aan de Staaten gegeeven, ,, dat zy hunne vraagen 1-aar haare oogmerken, niet dan „' in algemeene termen , beantwoord had." Nederl. j'a«;&. 1787. ty. 1678- (0) Arederl. jaarb. 1787. bl. 4157-  HUISBOEK. 207 hoofden van die party, en van de oranjefocieteie ,, in Gouda, aanleiding gaven om te vermoeden, dac ,, 'er iets by dezelve op til was" (/>)? Waarom wiffen de belhaamers van het oproer, overal ten platten lande verfpreid, die komst vooraf zo wel, dat zy alom, waar langs zy trekken moest, lieten verneemen, of daar reeds oproer was , van welke byzonderheden wv elders een bewys melden zullen? Waren dan deeze omftandigheden , en aile die reeds voorafgegaane, of verzeilende beroerten in Gelderland, Zeeland, en Overysfel, welken wy ffraks aanvoerden, voorbooden van eene vreedzaame, van eene rust, en kalmte aanbrengende geneigdheid? Waren, deeze dan blyken van die waare ^ zugt voor het vaderland, van dien vuurigen wensch van haar hart, om door haare tusfehenkomst meede te verken ter verhoeding: van eenen dreigenden burgeroorlog, en ter vereffening der verjcfnllen, van dat heilzaam oogmerk, van dien iever, en getrouwheid voor het her (lel van rust, en vreede, era van die rust - en vreedelievende bedoelingen, die zo door haar zelve by haare ingebragte klagten, als in de brieven, en befluiten der andere bondgenooten, die het met haar eens waren, zo breed werden opgevyzeld? Waren dan deeze omftandigheden blyken van „ die geneigdheid tot geheimhouding haarer „ reize tot voorkooming van alle beweeging, en „ opichuddmg , welke de vreugde over haare aan,, komst mogt kunnen veroorzaaken" (q)l Of, (om dit geheel ontwerp ineens te ontmaskeren,) hoe zoude het haar, indien zy waarlyk die zuivere inzigten gehad had, van het hart gekonnen hebben, om een Land, en volk, waar omtrent zy zulke eedelmoedige gevoelens koefterde, en die zy voor beroerten, en burgeroorlog bewaaren wilde, aan de verwoeftingen van plunderende militairen, en van het graauw (p) Nederl jaarb. 1787. bl. 1709. (?) Zie dit voorgeeven in den rondgaanden brief, dien 2y ?v Ir !uh van NrmeSen a™ alle de bondgenooten zond, 10 dc Nederl. jaarb. 1787. bl. 1681. O 2  ■ftö8 VADËRLANDSCH graauw bloot te ftellen, en om die rampzaalighedeff nog te veigrooten door buitenlandsch geweld, enkel en alleen , om dat zy verhinderd was in een ontwerp van bevrecdiging, niet door het volk zelfs, maar door eenige weinige regeeringsleeden van flechts één gewest ? Wy zullen ook in dit opzigt naderhand zien , hoe geveinsd de rol geweest is-, welken zy, kwanswys ter betooning van zulke betaamelyke gevoelens, getragt heeft te fpeelen, toen de troupen van haaren broeder gereed ftonden, om, haarer wraakzugt ten gevalle, een regtvaardig volk te overrompelen , en van deszelfs dierbaarfte voorregten te berooven, maar vooral, toen die wraakzugt voor het grootfte gedeelte voldaan was. Zo zogt de befaamde Romeinfche alleenheerfcher, Nero, na dat hy Rome in brand had laten fteeken, en met -vermaak de overal verfpreide vlammen , en algemeene verwarring ten uiteinde toe befchouwd had, de fchuld van deezen gruwel op de onfchuldige Chriftenen te werpen. Dog, gelyk zyne tydgenooten deeze dubbele boosheid aan de vergetelheid hebben weeten te onttrekken, eeven zo zal het tegenwoordig geflagt wel zorg draagen, dat het toekoomend volleedige kennis hebbe, dat eene vrouw, eene vreemde vrouw, de vrouw van eenen eerften ftaatsminifter, die alle haare grootheid, en welvaard aan de Nederlanders te danken had, oorzaak geweest is van eene gebeurenis, waar door, in de jaarboeken van dit Land, en van deeze eeuw, haare nage. dagtenisfe met eene onuitwisbaare fchande gebrandmerkt word. Wy behoeven naauwlyks te zeggen, dat, hoe veel meer deel de graavin van Nas/au in de uitvoering van dit laatfte ontwerp gehad heeft, dan de ftadh., hy echter hetzelve met het uiterfte genoegen befchouw'd, de uitkomst met ongeduld te gemoet gezien heeft, en tot wanhoop toe verftoord geweest is over de mislukking. Voorzeeker zonder zyne bewilliging, en meedewerking zoude deeze vrouw, hoe zeer zy hem dan ook beheerfchen moge, dit moord - en bloedtooneel niet geopend hebben , daar het hem, zo hy daar van eenen afkeer gehad had,  HUISBOEK. 209 had, aan geene middelen ontbrooken zoude hebben, om haaren toeleg te verhinderen. Wy befluiten derhalven uit alle zyne voorige gedraagingen , dat hy ook dit verfoejelyk ontwerp, ter herftelling van zyne grootheid uitgedagt, met alle magt, zover zyn krank vermogen toeiiet, onderfteund heeft. i^iet daar dan het overfnood faamenffel van moord, plundering, en oproer, waar meede de ftadh., het zy afzonderlyk, het zy met behulp van zyne huisvrouwe, en met onderfteuning van een deel ontaarde landgenooten , of vreemdelingen , geduurende byna vyf volle jaaren , onophoudelyk getragt heeft zyn eige vaderland, ten kofte zyner eer, zyner duurgdtaafde eeden, en zelfs zyner eige waare beJangen, het onderfte booven te keeren. Dan, hoe fnood ook deeze aaneenfchaakeling van daaden op zig zelve, hoe zwart ook de kouleuren zyn , waar meede zy naauwlyks genoeg naar verdienften kan afgemaald worden , tot welk eene overmaat van onbefefbaare gruwelykheid rysd zy niet, wanneer men overweegd, welke middelen van langerhand uitgedagt, en onophoudelyk in het werk gefteld zyn, om een onbepaald beftier, het zy dan door den weg van oproer, het zy door dien van buitenlandsch geweld , hardnekkig ftaande te houden ! Wy vinden ons daarom genoodzaakt, fchoon ons met wederzin reeds zolang met deeze onaangenaame gewrogten hebbende beezig gehouden, om nog wat itu te ftaan by derzelver fnoode oorzaaken, en te doen zien, dat 'er geene voorwendzels, liften, of bedriegeryen, hoe afgryfelyk ook, gefpaard zyn, om het domme graauw, en de militie tegen de verrigtingen hunner meest welmeenende regenten, en meedeburgers , en derhalven tegen derzelver eigen waar welzyn, op te hitfen,en dk 'er gelyktydigaltyd gewerkt is, om de binnenlandfche muitzugt door de hoop op buitealandsch geweld aan te moedigen, 0 3 en  êio Vaderland sch en door den invloed, en zelfs des noods door de waapenen van Pruisfen, meefter te worden. Wy doen dit te liever ten gevalle van zulken , die of het ontwerp, daar meede bedoeld, niet volkoomen mogten doorzien, of welker twyffeiingen omtrent fommigen dier voorwendzels, liften, en bedriegeryen nog niet geheel zyn opgeruimd. Wy doen het ook ter befchanming van anderen , die eene party hebben blyven aankleeven , welke zig niet anders heeft weeten {taande te houden, als met zulke verfoejelyke middelen, welken door diezelfde aankleever» Veroordeeld worden. Omtrent de bemoejingen, om het gemeen oproerig te maaken, zullen wy hier niet herhaalen, het geen wy hooger op gezegd hebben van de tydjftippen, waar op de muitzugt het eerst begonnen, en vervolgens, meer en meer, naar maate van de meerdere verleegenheid, waar in de hoofden der kabaal zig bevonden, aangemoedigd is. Wy zeggen alleenlyk, dat men befloot, om de onregtvaardigfte zaak, die men door geene betaamelyke middelen wist te verdeedigen by 'sLands Staaten, en lieden van oordeel , warsch van eigenbaat, door laffer , en onwaarheden ftaande te houden. Niets was gefchikter in dat geval voor eenen ftadh., die zig in gevaar zag, om met zynen, toen zo geringen , aanhang het vertrouwen van alle die ftanden voor altyd te verliezen, dan om het byna reedenloos gemeen , altyd vatbaar voor de laatst ontfangen indrukzels, altyd geneigd om zig te ontfermen over den veroordeelden misdaadiger, wiens fchelmftukken het bevoorens verfoeid heeft, te winnen. En, om hier toe te geraaken, was voor eerst niets gereeder, dan in hetzelve eene aandoening van meedelyden over den toeft.and van eenen zo aanzienlyken heer, van eenen pnns van oranje, en nassau, te verwekken. Diezelfde middelen derhalven , welken tot waaraïtig welzyn des vaderlands ingerigt waren, werden door eenige omgekogte booswigten febeezigd tot waapenen, om aan den ftadh. de vereurde liefde, en het verlooren vertrouwen der ligt-  HUISBOEK. a|t ligtzinnige gemeente weder te bezorgen. Dan, toen nog het verfpreiden van geeften, of brieven , opgevuld met welluidende klanken, nog het uitdeelen van geld, drank, en oproerleuzen, derzelver gewoone, en bedoelde gevolgen had, en de vaderlandsgezinde party daar door in tegendeel regt tydig wakker gemaakt werd , om de waapenen ter weering van volgende oproerigheden aan te gorden; vervulde men het gemeen niet alleen, maar zelfs het gros der fchutteryen, eerst met afgunst, en daar na met haat, en afkeer, tegen de opregting van gewaapende genootfchappen, als of deezen de voorregten der oude, en geveftigde fchutteryen zogten te verkorten , en mislenden wel geheel te vernietigen; terwyl het gemeen, naar oproer haakende, van zeiven in die genootfchappen den fterkften hinderpaal vond tegen zvnen te pleegen moedwil , en geweld. Zo ooit, bleek het hier waarheid te zyn, het geen de heer d'Alembcrt ergens zeide: it n-y a que Vignorance, oulafone, qui pouvoit maintenir_ Verreur (r). Dit zaad van oproer, eens verfpreid , moest, naar den aard van alle volksvooroordelen, en ondeugden, onverwinnelyk aangroejen, en de iferkfte wortelen fchieten, Het was de ltadh. alleen niet, die hier zyn voordeel zogt; maar fommige regeeringsleeden , "wel bewust, "dat hun éénig ingebeeld geluk in het voortduurend onbepaald gezag des ftadh., en dat van den laatstgemeïden in de dweepery, en het geweld des gemeenen volks, geleegen was, wiften meefterlyk hun voordeel te doen met dit vooroordeel. ja zelfs voegden zig, helaas! in het vervolg hier by maar al te veele van die regenten, die vyanden van allen burgerinvloed op regeeringszaaken waren , en daarom ook den burgerwaapenhandel zogten te vernietigen , ten minften den voortgang der gewaapende genootfchappen , dien zy eertyds begunftigd hadden, te ftrem- (O Niets , dan onkunde, of geweld konden wanle gripten Jtaande houden, ° 04  212 VADERLANDS CH ftremmen. Terwyl dan deeze bitterheid van het bevooroordeeld gemeen tegen de waapengenootfchappen der burgers, waar onder ook eerlang betrokken werden, alle welmeenentle fchutteryen, als die van Haarlem, Amjleldam, Rotterdam, Alkmaar, Utrecht, en alle de Gelderfche fteeden, ffeeds van zelfs werd gaande gehouden"; werd ook de waapening van de opgezeetenen van het platte land, door de Staaten alleenlyk bevooien met het heilstaamfte oogmerk van zelfsverdeediging in een tydflip van gevreesden oorlog, aan die onnoozele menfchen voorgepreedikt als een middel, om hun tot foldaaten te maaken, aan huis, have, vrouwen, kinderen, en kostwinningen te ontrukken, tegen gereegelde vyandelyke troupen te veld aan te voeren, en ter flagtbank te brengen. Op deeze wyze verkeerde men de waapening der burgers, dat gedugtfte beletzei tegen alle heerschzugt, geweld, en oproer, in een geduurig voorwendzel van verdeeldheid , van onrust, en , daar men het maar waagen durfde, van daadelyk oproer. Dog, na dat alle middelen ter vernietiging van den burgerwaapenhandel te vergeefs veid'piïd waren, verzon de ftadhouderlyke party nieuwe ftreeken, en lafteringen , om den afkeer der misleide meenigte van alle waapenoeftening, dien men aan dezelve zo ievelig had ingeboezemd, te booven te koomen. Kerst deed men de fchutteryen , die tegen de genootfchappen gebeeten waren , ook van nieuwe waapenen voorzien, en in de behandeling daar van oeffenen, om de vertooning te maaken, als of men het niet tegen den waapenhandel op zig zei ven had. Dog alles, wat hier meede verzeld ging, was van dien aard, dat men met een weinig doorzigt wel bemerken konde, dat het flechts voor de leuze was. Ook heeft men , na de revolutie,alle die waapenoeffeningen ras geftaakt, ten blyke, wat men daar meede voorhad. Hoe konde ook eene party, die den burger fteeds blind zogt te houden omtrent zyne wiezenhks waardigheid, en regten, en het'gemeen als eenen teugel te gebruiken, om den regeiit, en  huisboek. £ï3 en burger beiden, naar willekeur van deszelfs hoofden , in beftendige vrees te houden; hoe konde zulk eene party ter goeder trouwe welgewaapende, en welgeoeffende fchutteryen begeeren ? Dan, op dat dié misleide burgers fchynen zouden zig niet reegelregt voor den ftadh., maar voor haare eige veiligheid , te waapenen , wreef men naderhand aan de gewaapende genootfchappen den lak aan, dat zy zig onderling door eenen verfchrikkelyken eed verbonden hadden, die, in het begin van 1787. in Zeeland, en gelyktydig te Hoorn, onder den titel van formulier van den patriottifcheh eed, in druk vërfpreid, te Goes op 20. januari, en te Hoorn op 14. maart, de bedoelde uitwerking tot een vreefelyk oproer had. Men maakte de onnoozele lieden daarenbooven wys, dat 'er door de patriotten moordgcweeren,_ flroppen, yzere handfclwenen, en diergelyke werktuigen in gereedheid gebragt waren, om den aanhang van Oranje te vermoorden. De ftadhouderlyke faclie , zig toen geheel niet meer bekreunende aan het voorgaande voorwendzel van de benadeeling der geveftigde fchutteryen, begon insgelyks oranjegenootfehappen op te regten, waar van die van Delft, Leiden, Brielle, Hoorn, 'sHage, en van verfchejden dorpen, leevendige voorbeelden waren; terwyl dat van 'sHage het monfter uitleeverde, het welk de leeden van Hollands vergadering fcitclyk aanrandde, en het middel aan de hand gaf om ze te vermoorden. Ten platten lande, alwaar men de waapening, nog zo kort te vooren, den opgezeetenen had tegengemaakt, deelde meii toen ook onder misleide, eh kwaadwillige boeren waapenen uit, waar meede zy hunne weldenkende meedeopgezeetenen, en de burgers der omliggende fteeden , die zig voor hunne , en ook voor hunner meedeburgeren vryheid in de bres ftelden, moeften te keer gaan, en den troon van eenen alleenheerfchenden ftadh., en zyne adelyke , of andere voornaame aanhangers veftigen. Dan de aanzienlyke, of deftig burgerlyke ftand der voornaamfte opregters van, en deelneemers in de gewaapende genootfchappen, der meeO 5 ften  2r4 VADERLAND SCH ften vcorig eerlyk , zeedig, en vreedelievend gedrag, de goede, en gereegelde inrigting deezer ftigtingen, de gefchiktheid, en voortreffelykheid haarer openbaare oeffeningen, de zeedigbeid, en goede order van haaren op - en afmarsch zelfs door de volkrykfte fteeden , de iever voor de handhaaving der openbaare rust, overal, en voor lieden van allerleie denkwyze, met één woord alles, wat, door eene ondervinding van vier, of vyf jaaren, aan vriend, cn vyand van deeze genootfchappen is bekend geworden, heeft dezelven genoeg beveiligd tegen'de haatelyke benaamingen van moordrotten, en foortgelyken, die aan dezelven, zo voor, als wel inzonderheid na de revolutie , zo mildelyk zyn toebedeeld, en waar aan de omgekogte pen van eenen woedenden le Francq van Berkhey, in zyne berügte aanfpraak aan zyne meedeburgers, het allereerst den toon gegeeven had. Men moge van de ongefchiktheid van fommigen van derzelver leeden, van de kostbaare inrigting der meeften van die ftigtingen, van het verlies van tyd, en van het verzuim, of verwaarloozing van kostwinningen van eenigen haarer leeden, het een en ander gezegd hebben, dat niet altyd geheel bezyde de waarheid was. Dit kan aan deiv.elver oogmerken, en verrigtingen over het algemeen eeven weinig benadeelen , als het zeeker is, dat 'er geen genootfchap, gezelfchap, maatfchappy, of byeenkomst van een aanmerkelyk aan-> tal menfehen ooit op de waereld beftaan heeft, of ooit zal gevonden worden, waar in geene ongeleegenheden, nuttelooze omflag, of zelfs misbruiken van de befte inrigtingen, of geene enkele onwaardige, of min geichikte onder de groote meenigte der voortreffelykfte leeden, befpeurd worden. Indien dit'onvermydelyk gebrek van alle menfehelyke ïnaatfchappyen op zig zeiven genoegzaam was, om derzelver ongeoorloofd - of fchaadelykheid te bewyzen, dan zyn 'er voorzeeker geene ongeoorloofder, en fchaadelyker, dan juist alle godsdienftige, en burgerlyke maatfehappyen , waar in het menfchelyk geflagt over de geheele waereld vereenigd is.  HUISBOEK. 2T5, is. Want hier door hebben juist in het godsdienftige, door alle tyden heen, losbandige, geveinsde, of heerschzugtige geeffelyke hoofden de grootfte ergenislën, dwaalingen, vervolgingen, en geweetensdwang ingevoerd : hier door hebben juist heerschzugtige , en bloeddorftige vorff en, en andere trotfche volksbeftierers de magt gekreegen, om door bloedige oorlogen vreemde volkeren, eft door wreede onderdrukkingen, rooveryen, en moorden hunne eige onderdaanen , of meedeingezeetenen , dermaate te verwoeffen , dat de jaarboeken der waereld, van de oudffe tyden af tot nu toe, byna geene andere onderwerpen hebben, als juist de gefchiedenisien van deezen aard. Daarenbooven durven wy met de grootfte openhartigheid , befte trouwe, en innigfte overtuiging verzeekeren, wy, die ook leeden, of beftierers van fommigen der gewaapende genootfchappen geweest zyn, dat 'er nooit iets, dat eenen zweem had van zulke misdryven» of wreedheden, als men haar valfchelyk toedig't, by dezelven voorgefteld , in overweeging genoomen, of beflooten is; ja, dat zelfs een enkel voorftel van dien aard, door een of ander lid gedaan, voldoende zoude geweest zyn , om aan hetzelve de veragting, en het afgryzen der overigen, en eene uitzetting uit dezelven, op den hals te haaien. Liep het niet in het oog van elk reedelyk mensch, dat genootfchappen , welker leeden, en uiterlyke verrigtingen op zig zeiven niets misdaadigs verraadden , en niets dan goede order, en bewaaring der openbaare rust bedoelden, (men ftelle dog de oproerigheden, tot ftooring-van derzelver waapenoeffeningen zo dikwyls door hunne vyanden aangeregt, niet op hunne reekening;) dat zulke genootfchappen zulke fnoode bedoelingen heimelyk koeiteren zouden, en dat nooit een van derzelver leeden, die of niet zwygen, of zyne drift niet maatigen konde, of uit misnoegdheid zyn affcheid nam , in den tyd van zo veele jaaren, ook zelfs na de omkeering , iets van dien aard zig zoude hebben laten ontvallen, waar uit men die helfchc oogmerken  èi6 VADERLANDSCH ken konde opmaaken ? Wie konde dan in goeden ernst gelooven, dat genootfchappen, welker ieverigfte poogingen, zo eeven gemeld, niet dan de bewaaring hunner dierbaarlte panden op het oog hadden, zig, onder aanroeping van God almagtig, zouden verbonden hebben tot de grootfte ondaadcn tegen hunne mcedeburgers, en mecdemenfchen ? Streed het niet tegen de ondervinding, dac lieden, die op verfcheide piaatfen in de daad de meerderheid uitmaakten, en althans door hunne waapenen het leeven, en de beziccingen hunner andersdenkende mcedeburgers volkoomen in handen hadden, immer iets overeenkomftig aan dien eed gedaan hebben? Streed het niet tegen de weezenlyke uitkomst van zaaken, dat de leeden der gewaapende genootfchappen, buiten hunne gewoone geweeren, nog moordgeweeren, ftroppen , en foortgelyk tuig in gereedheid gehad hebben, om de oranjevrienden van kant te helpen? Heeft niet het oproerig gemeen zelfs., na de omkecring , op verfcheide piaatfen de huizen onderzogt, die by hetzelve verdagt waren (j)? Is niet hetzelfde te Delft, en te Rotterdam door de regeering, en in 'sHage op 22., en 23. feptember 1787. gelchied door eene commisfie zo uit het hof van Holland, als uit den magiftraat, en wel op last der Staaten zelfs, met meedeweeten van den ftadh., en met bedreiging , om tegen de bewooners van die huizen , waar in een onbetaamelyk getal geweeren gevonden werd, te zullen procedéeren (O? Heeft niet het gemeen hier, daar wederom de regeering, zig meefter gemaakt van de aanteekeningen, en papieren der genootfchappen ? En by welk genootfchap, of in welke huizen heeft men moordgeweeren , ftroppen , of plans van moord gevonden ? Heeft niet, en de ftadh., en het hof, zig op 24. feptember daar aan genoodzaakt gevonden, om by eene pubükatie bekend te maaken, „ dat, uit de ,1 in- (s) Nederl, jaarb. 1787. hl. 4560. en volg. (O Nederl. jaarb. 1787. bl. 4607. en volg.  HUISBOEK. air ;, ingekoomen informatien aan den hove, nog niets „ vai ee waarheid der verfpreide gerugten, als of „ zulke moordgcweeren, ftroppen, en andere zaa„ ken, die een moorddaadig opzet zouden te ken,, nen geeven , in de huizen van lieden van het Maagjche genootfchap gevonden waren , gebleeken was, en dat zy een' iegelyk vermaanden, ora „ zig doqji geene ongegronde gerugten te laten opzetten, maar óm al het geen hem desweegens ken,, nelyk mogt zyn, of worden, ter kennisfe van „ den procureur-generaal te brengen" Qu) ? Zoude de ftadh., zoude het hof, beiden zo gebeeten op het Haagfche genootfchap , zoude de Haagfche fchuttery, of het gemeen aldaar, of elders, in de eerfte hooggeklommen woede, wel iets, hoe gering ook , van het geen hun daar van mogt gebleeken zyn, verzweegen, of de fchuldigen eenigszins verfchoond hebben ? Zo moest dan ditzelfde onderzoek, hoe nutteloos, ongewoon, en haatelyk ook,, dienen, om van dienzelfden kant, waar van het geragt zynen oorfprong had , geloogenftraft te worden , toen het oogmerk bereikt was, waar meede het was uitgeftrooid. Zo moest, dan al het geweld, en de woede , door de voorafgaande vei zinzeis onder het gepeupel verfpreid, voor reekening, en ter verantwoording koomen der hoofden , welken dezelven te vooren gewettigd hadden. Zo zagen deezen de waarheid van het gezegde van P. K~z. Hooft, „ daar de overheid zelve den onderzaateu „ een open geeft, om buiten het fpoor der gehoor,, zaamheid te treeden , al is het by oogluiking, ,, daar gebreekt het zelden aan opene oogen, die ,, het weeten te merken, en, by die geleegenheid ,, veld winnende , hetzelve in het einde vafter te „ houden, dan de geen, die het hun dwaaslyk in,, ruimd." De waapening van het platte land tegen den keizer , die juist door diezelfde vyanden der burgergenootfchappen den opgezeetenen zo haatelyk was •00 Nederl. jaarb. 1787. bl. 4612. en volg.  ai8 VADERLANDSCH was voorgefteld, hebben wy reeds te vooren, door de verklaaring der Staaten weegens hun waaragtig oogmerk, en door het eigen voorftel van den ftadh., verdeedigd gezien. Dan wy behoeven zelfs niet te ontveinzen , dat fommige genootfchappen van waapenhandel, en andere kollegien , in de laatfte maanden eenige ftappen gedaan hebben, die of met derzelver oorfpronglyke oogmerken niet geheel overcenkomftig , of zelfs met de ftrikfte reegelen van voorzigtig - en betaamelykheid omtrent het gezag der hoogere , of laagere regeering ftrydig waren. Wy hebben gezien, dat eene commisfie der gewaapende fchutteryen, en burgercorpfen, te Woerden geveftigd, zig aangemaatigd heeft het regt van patenten, den Souverain , of zyne gecommitteerden alleen toekoomende, en den ftadh. billyk betwist. Wy hebben diezelfde commisfie het wantrouwen tegen den Souverain zo verre zien verfpreiden, dat zy, ter handhaaving van haaren eigen invloed, by rondgaande brieven, aan alle fchutteryen, en burgercorpfen ingerigt, dezelven gewaarfchouwd heefc tegen een ontwerp, het welk, hoe zeer nooit aan■weezig geweest zynde , zy echter verklaarde, te zullen voorgefteld worden, ,, om, naamelyk, alle burgergenootfehappen in den eed der Staaten te neemen;" als of nier in iets ongeoorloofds, gevaarlyks, of tegen de vryheid ftrydig was, dat gewaapende lighaamen, onder de befcherming van den Souverain genoomen, ook aan denzelven , ten behoeve der algemeene zaak, eed van trouwe deeden. Wy hebben eene algemeene vergadering der gewaapende burgercorpfen van Holland aan de Staaten van dat gewest een deklaratoir zien doen , meer gefchoeid op den leest van eene magt, gelyk aan, of verheeven booven die van den Souverain, dan van een ondergefchikt lighaam van burgers, by het welk zy den Souverain haar ongenoegen betuigde over den „ onverctntwoordelyken ftaat, waar in de provintie ,, door zorgeloosheid, en inactiviteit, niettegenftaan,, de den nypenden nood, gelaten wierd," en verklaarde, „ dat 23? zelve haar behoud van haarq han- „ dea  HUISBOEK. 219 „ den wagten, en niet ruften zoude, aleer zy het ,, onfchuldig bloed van haare vaderlandfche meede„ (baders , en alle de, hen toegebragte, fchaaden ,, ten ftrengften gewrooken had, indien H. E. G. ,, Mog. niet konden goedvinden, om door buiten„ gewoone middelen, en byzonder door het be„ noemen eener ftaatscommisfie met eene onbc„ paalde magt tot herftelling der rust , en beteu„^geling der muitery, daar in te voorzien" (v). Wy hebben, door eene algemeene provintiaale vergadering van gecommitteerden van krvesraaden'der fchutteryen , genootfchappen van waapenhandel, geconftitueerdens uit de burgerven, focjeteiten, en corporatien der provintie van Rolland, een adres aan H. E G. Mog. zien inleeveren, waar by eene niet min fterke taal gevoerd, en verklaard werd, ,, dat, „ zo H. E. G. Mog. op de, daar by gedaane, verzoeken niet binnen den tyd van 14. dagen dis,, poneerden , zy dit zoude hóuden voor een wei,, 'gerend antwoord , en in dat onverhoopte geval „ aan zig behield zodanige middelen, als zy zoude ,, oordeelen te behooren, om haare belangen te be,, hartigen, en haare wettige begeerten daar te ftel- Ier." Deeze verzoeken ftrekten tot niets minder, dan tot ,. eene benoeming van eene nieuwe ,, ftaatscommisfie, om,met eene commisfie van bur,, gers van ftemmende fteeden, kleine fteeden, en het platte land, het plan te ontwerpen van eenen ,, gereegelden volksinvloed, tot eene daadelyke in„ trekking van alle plakaacen, en befluiten ter be,, paaling van de drukpersfe , en tot eene altyd„ duurende vry verklaaring van dezelve by eene ,, ftaatswet , behoudens de civiele adtie der belee„ digden tegen den fchryver0, drukker, of uitgee,, ver van een gedrukt papier, en met eene ver,, klaaring van vervallen te zyn van, en ifihabie! tot „ alle ampten voor den geenen , die immer iets „ tt- (v) Nederl. jaarb. 1787. II. 3044—3052.  VADERLANDSCH tegen die ftaatswet mogt onderneemen" Qw). Wy hebben, omtrent dienzelfden cyd, daadelyk een burgerleegertje zien verfaamelen op order der commisfie van de gewaapende Hollandfrhe burgercorpfen, zonder voorkennis, en befluit der Staaten van die provintie, en 'derzelver gecommitteerden te Woerden. Wy hebben hetzelve de provintie zien doortrekken, oranjecorpfen ontwaapenen, lieden in verzeekering brengen, en andere daaden van een openbaar gezag pleegen , ter onmiddelyke uitvoering van derzelver geclaane verklaaringen, of geprefenteerde . adresfen. Wy hebben de gedeputeerden uit fchutteryen , vrycorpfen , en genootfchappen van waapenhandel in Overysfel aan de Staaten dier provintie een adres zien inleeveren van eenen niet minder fterken aard, dan de voorgemelde, over de vergunde doortrekking aan de Pruisfifche troupen (x). Wy hebben gezien, dat de regeering van Heusden, aangevoerd door eenen F. A. van der Kemp, en J. C. de Koek (y), en onderfteund door een gewaapend genootfchap , de gemoederen van zeer veele Hollandfche regenten, en vooral van die der ftad Goringhem , ontydig ontrust, en tot tegenovergeftelde uiter- (w) Verf. van flukk. hy J. A. de Chalm. i. deel, bl. 185. fxj Nederl. jaarb. 1787. bl. 5044—5047. ( y) Deeze laatfte, een kweekeling van den eerften , begon zynen loop niet deu heer van der Does, heer van de Noordwyken, drost van Heusden, en te gelyk zynen eenigen weldoener , hoedanig deeze dan ook ware, met onheKbelykheid te vervolgen, en verfcheide van deszelfs daaden , waar toe hy, als zyn voorige vertrouweling, en .-rdvokaat, zelfs gedeeltelyk meedegewerkt had, openlyk in den palitieken kruier waereldkundig te maaken. Hoe zeer dfli ook dc liefde voor het vaderland de erkentenis van byzondere weldanden in openbaare zaaken uitfluit, behoud echter elk eerlyk man in zyn privé eene verpligting aan zyne weldoeners , en geen oudeiTcheid van denkwyze kan ooit iemand bevoegd maaken tot dc ontdekking van geheimen , die hy bevoorens als raadsman vernoomen heeft.  HUISBOEK. 221 uiterfl.cn gebragt heeft in een tydflip, waar in die regenten zig ter naauwer nood hadden laten ovcrhaalen, om met hunne weldenkende meederegenten de ftappen van overheerfching in andere geweften tegen te gaan. Wy hebben gezien, dat deeze regeering, na dat zy (het is waar,) al te lang vrugteloos had ingeroepen haar octrooi over de magiftraatsbeftelling, hoe zeer zelfs onder een ftadhouderlyk meedebefticr gegeeven; van die inroeping geheel is afgegaan , en zig zelve op eene willekeurige wyze geveftigd heeft in eene nieuwe regeeringsform, zonder af te wagten, wat, by de benoemde ftaatscommisfie over den invloed der burgeryen op haare regenten , desweegens zoude voorgefleld , of by de Staaten van Holland voor de gantfche provintie bepaald worden. Wy hebben gezien, dat deeze regeering, na dat de, uit haar geheel gebragte, zaaken door eene politieke commisfie uit G. R. op last van de Staaten aldaar herfteld waren, de gewaa,pende hulp van alle fchutteryen, en genootfchappen openlyk tegen haaren Souverain heeft ingeroepen. Wy hebben gezien, dat zy, hier meede niet te vreeden , de hulp der bondgenooten, en zelfs der meerderheid van de Staaten van Gelderland, en der Amersfoortfche ftaatsleeden, kwaadaardiglyk heeft ingeroepen, ten einde de Staaten van Holland voor het oog der natie ten toon te ftellen , als gelykftaande met de overweldigers van Hattem, en Elburg, en met de vyanden der ftad Utrecht , en hen alzo de gevoeligfte verwytingen van het min doorzigtig, fchoon welmeenend, gedeelte dier natie op den hals te haaien (z). Wy hebben gezien, dat diezelfde regeering een militair guarnizoen, waar om zy de Staaten van Holland zelfs verzogt had , geweigerd heeft te ontfangen, onder anderen op een voorgeeven, dat hetzelve geweigerd had eenen eed te doen, die op zig zeiven geheel verward , en onver- (2) Verf. van flukk. ly J. A. de Chalm. 23, deel, bl. 17* ~ If.' DEEL. P  222 VADERLANDSCH onverftaanbaar, en over het geheel alle paaien van onderhoorigheid aan den Holland/dien Souverain dermaate ovei 1'chreeddc, dat zelfs' de ftajtscommisfie van Woerden denzelven niet konde goedkeuren. Wy hebben gezien, dat diezelfde regeering andermaal dezelfde hulp, fchoon toen meest tegen den buitenïandfchen vyand, heeft ingeroepen, als of alles behoorde op te koomen, om eene enkele kleine ftad, die geheel buiten de linien der toenmaalige verdeediging gelei gen was, voor dien aanval te bevrydefl. Wy hebben gezien, dat de regeering der ftad Wyk , na dat zy met haare burgery een nieuw fteede'lyk reglement op de magiftraatsbeftelling ingevoerd had, met veragting van den raad aller bezaadigde lieden, onder de voorzitting van eenen Schilge, het blind werktuig van diezelfde lieden, en onderfteund door een jagercorps onder den naam van dood of vry , datzelfde 'reglement in veele opzigten omtrent eenen meederegent, en de geheele burgery verbrooken , alle burgerlvke vryheid verbannen , zig van de ftad Utrecht zowel, als van deAmersfoortfche ftaatsleeden, afgefcheurd, aan Holland allen mógelyken fpyt aangedaan, en die ftad in eenen poel van onbelëfbaare regeeringloosheid geftort heeft. De regeering der ftad AlLmuat , en daar onder een nooit' genoeg geroemde Paludanus , die van de allereerften was geweest, welke de fteedelyke handveften uit de fchendzieke handen des ftadh. had zoeken te redden, met een vooraf vasc bepaald oogmerk, om als dan met haare burgery eene billyke fchikking over de regeeringsbeftelling te maaken; deeze regeering, die, zo eenige andere, het genoegen had, om eene vreedzaame, en met haar eenftemmig denkende burgery te hebben, moest ook in die laatfte tyden de bittere frriart gevoelen, dat zy by diezelfde burgery in wantrouwen gebragt werd.' Immers, na dat de regeering op r. februari 1787., op verzoek van ruim 700. burgers, nitUegenftaande de inroeping der handyeften , en privilegiën omtrent ftads regeeringsbeftelling ivas te gengefprooien, en de regeering hier door neg zelYS niet weder in de oefening van dit regt gefteld was, echter  HUISBOEK. 223 echter eene commisfie van vyf leeden der regeering, en eenen fecretaris had benoemd, om met zes onderteekemars van dat verzoek over de regeeringsbeftelling _ der ftad in onderhandeling te treeden; vonden die zes gecommitteerden der onderteekenaars goed, om naderhand, buiten voorkennis der regeering, niet alleen alle die 700. onderteekenaars* maar ook alle andere burgers der ftad, in de groote kerk by een te roepen. Een derzelver beklom den preedikfloel, bragt heevige klagten in tegen de vyf gecommitteerde regenten, en ftelde voor, om nèffeas de zes gecommitteerden nog agttien anderen te benoemen, als raadslieden der eerst aangeftelden. Hoe beleedigend ook dit gedrag was voor eene zo welgezinde regeeriug, toonde deeze laatfte echter door de aanbieding, by pubükatie van 28. auguftus 1787. gedaan, dat zy haare regtmaatige gevoeligheid, om de bevordering der algemeene zaak, gaarne wilde laten vaaren, en ftond toe, dat 'er door „ de geheele burgery zes perfoonen mogten be„ noemd worden, om als nog met zes gecommitteer„ den uit de regeering in onderhandeling over der „ ftads regeeringsbeftelling te treeden" (z). Deeze geest van wantrouwen op de befte regenten , geftookt door perfoonen , die , misfehien met goede oogmerken begonnen zynde, echter naderhand maar al te zeer toonden behebt te zyn met die ariftokraatifche denkbeelden, waar van zy den mond omtrent verre de meefte regenten altyd vol hadden; was al vroeger werkzaam geweest, om onrust, en oneenigheid tusfchen burgers, en regenten te ftooken. Toen de goede regenten van eenige fteeden , na het inroepen der fteedelyke octroojen, en het affchaffen van des ftadh. aanbeveelingen , beflooten hadden zeekere overeenkomften over de begeeving der fteedelyke ampten, generaliteits-en provintiaale commisllcn aan te gaan, om ten minften alle onge- lyk- (z) VerJ. var; jlukk. by J. A. de Chalm. 23. deel, bl. 131 P 3  224 V A D E R L A N D S C II lykheïd, cn naariever over dc begeeying dier arnpten, en commisfien voor te koomen; preezeh diezelfde lieden die overoenkomften eerst heemelhoog, welken zy naderhand heftig bedilden, en, gis ariftokraatifche uitwerkzels, wilden doen voorJrooraen. Zo werd de geneigdheid der braave burgeryen omtrent hunne Weldenkende regenten onderifnynd, en vernietigd door lieden, die gaarne alleen wilden heerfchen. Dan men moer ook gereedelyk toeftemmen, dat deeze ffappen meerendeels gefchied zyn juist in eenen tyd, wanneer de bedoelingen der tegenparty tot een algemeen oproer, en tot eene gewelddaadige overheerfching van deeze Landen met tinnen - of buitenlandsch geweld , het allerergfte deeden vreezen , waar aan de uitkomst maar al te zeer beantwoord heeft; terwyl men vóór 17P7., ja zelfs vóór de uitvoering der wanhoopndfte flappen van de oranjeparty geduurende de vyf laatfte maanden voor de geweldige omkeering der Republiek, byna niets van dien aard aan de burgeryen, of gewaapende genootfchappen, of hunne beftierers heeft kunnen verwyten. Naauwfyks kunnen wy verwagten, dat iemand onheusch genoeg zal zyn, om ons hier tégen te werpen de gedraagingen van eenige onzer uitgeweeken landgenooten, welken, zo geduurende ' hun verblyf buitenslands , als byzonder by den inval der Franfchen, onder den naam van een Bataafsch commüté, zig veel af'den eernaam van patriotten hebben onwa'ardig gemaakt. Want, gelyk wy aan den eenen kant niets ontveinzen willen van alles, wat naar waarheid tegen hun kan worden in. gebragt ; gelyk wy innig betreuren , dat zulke fchandviekken zig immer onder den rang der liefhebbers van het vaderland gefteld hebben; en gelyk de uiterfte'n , die wy zo eeven aanroerden , meestal op hunne reekening mogen gebragt worden; zo zoude het aan de andere zyde ten hoogffen kwalyk voegen aan eene partv, die zelfs van wandaaden overvloeid, om ons verwytingen te doen, welken wy niet verdienen. Indien waanwysheid . trotschheid, en eigefeaat fommigen deezer" menfehen bezield heeft, en  HUISBOEK. 223 andere uit onkunde, vooringenoomenheid, of kwalyk beftierden iever hunne ff andaarden gevolgd zynj die waardige Itaatsmannen, en burgers nogthans, die weleer de algemeene agting, en het vertrouwen der geheele weldenkende natie in zig vereenig*» den, en die deeze overdreeven heethoofden waanden te zullen verbeteren, hebben immers, geduu-» rende den geheelen loop der omkeering, en byzonder jn het cydsgewrigt, dat wy thans beleeven, zigtbaar getoond , dat de heerschzugt, waar van men niec ophield hun te befehuidigen, zeer verre van hun charakter vervreemd was, en dac zy eenen afkeer hadden , om de natie, onder den valfchen fchyn van vaderlandsliefde , in een kleed naar de mode vermomd, de fchaduwe voor het lighaam te doem omhelzen. Die gedrag, zo iets anders, pleit de eerwaardige vaderlandsliefde geheel vry van al dien blaam, welken oneedelmoedige oranje vrienden aan dezelve, uit hoofde der gedraagingen van eenige weinige onberaaden menfehen voor, of na de revolutie, mogten willen aanwryven. Wat het ltooken van oproer onder de militairen, en derzelver haat tegen de waapengenootfchappen aangaac, hier van had de /ladh. hec meer onmiddelyk bellier op zig genoomen. Of het nieÊ genoeg was, om dezelven, feedert verfcheide jaa» reu , door geduurige verwisfeling der guarnizoeneil van den burger , zo veel mogeJyk, verwyderd te houden ; liet hy hun daarenbooven , kort na heC begin der burgerwaapening, in den waan brengen, dat dezelve niet alleen Itrekte tot oneer der militairen, maar ook byzonder tegen hen was ingerigt. Het viel niet moeielyk de militairen naarieverig te maaken tegen burgers, die hun of eeven» aarden , of te booven ftreefden in eene^n waapenhandel, dien de militairen oordeelden hun alleen toe te behooren, en over welker voorige gebreeken by de burgeryen zy zo meenigmaalen gelagchen hadden. Die weinige weldenkende officieren, of gemeenen, welken desniettegenflaande zig verieedig* P 3 de%  226 VADERLANDSCH den, om. de burgers daar in te onderwyzen, werden of verwyderd, of kwaalyk behandeld, of met vreefelyke bedreigingen daar van afgefchrikt. Toen men het hier meede niet konde meefler worden, en eevenwel beflooten had, om, gelykerhand mee de voorgenoomen oproerigheden van het gemeen , ook den militairen arm tot het geweldig overmeefteren der vryheid te beezigen; wist men de foldaaten tegen de gewaapende burgers, vooral In de Gelderfche fteeden, fchoon daar geene genootfchappen waren, op te zetten. Dan eens moest Arnhem, dan eens Amersfoort, dan eens Hattem, en Elburg, den deerlykften moedwil van 's Lands militie ondergaan, als of dezelve met het geld der burgeren betaald werd om de burgers te onderdrukken, en in de fteeden gelegd werd om dezelven te verwoeften. Alle deeze wanbedryven bleeven volftrekc ongeftraft, om dat men de foldaaten, door de vreefelykfte losbandigheid, en de moedwilligfte verwaarloozing van alle krygstugt, tot nieuwe, en nog groo. tere misdaaden wilde voorbereiden, wanneer mea die van nooden had tot het voltoojen van zyne ontwerpen. Officieren, en foldaaten, die, in ons Land, grootendeels door onkunde, luiheid, of wangedrag tot den dienst overgaan, moeften natuurlyk verlangen, om uit een gewest, alwaar de waapening der burgers befcherming vond by de hooge Overheid, naar eene andere provintie te trekken, alwaar hun zo goedertieren hoofd zig bevond, en zy geleegenheid zouden erlangen, om hunnen moed, onder toejuiching van Staaten, ftadh., hof van juftitie, en fteedelyke regeeringen, op de gedugtite wyze te koelen aan burgers, welker waapenhandel men in hunne oogen, feedert lang, zo haatelyk had weeterr te maaken. Stilzwygend had men tot in 1^87 toe de ongereegeldheden der foldaaten aangezien , toegelaten , en onder de hand opgewakkerd. Maar, toen de groote ftag voorhanden was, toen Utrecht moest te onder gebragt , en Gelderland verwoest worden, Haakte men alle banden, en liet de militie.,  HUISBOEK. 22? tie, als een hollend paard, breidelloos voortflaan naar eigen goeddunken. Wonder vreemd, dog ongemeen overeenkomftig met de gewoone ftreeken der oranjekabaai., was het tweede middel, hetwelk men, ncfrens den haat tegen de gewaapende burgers» tot dat heilloos plan dienftig oordeelde. Om hec Hollandsch kordon te vernietigen, en de beloofde hulp aan Utrecht ondoenlyk te maaken, zogt men een voorwendzel in den eed, door de militie aan de Generaliteit gedaan , waar van wy de omftandigheden by eene andere geleegenheid melden zullen. Over dit voorwendzel liet men ook de foldaaten tegen alle gewoonte, en fchoon men hen anders als reedelooze dieren behandeld, oordeelen» en, op grond daar van , weigerde een groot aantal officieren, om, op order der Staaten van Holland» naar Utrecht te trekken , zonder daar toe patenten van den kapitein - generaal, en attaché van de ftaatsleeden, te Amersfoort vergaderd, te hebben, hoewel de Staaten van Holland hunne hulp aan de ftad Utrecht alleenlyk hadden toegezegd , in geval zy met inlecgering, of influiting van troupen, tegen haaren zin, en dus tegen de Unie, mogt gedreigd worden. Men ontfing die officieren, welken weigerden aan die orders te gehoorzaamen, met blydfc hap onder de troupen, die in Gelderland, of hét kampement by Seist zig bevonden. Ook werden die gefneenen, welken met, of zonder hunne officieren, by compagnïen, troupswyze, of afzonderlyk, uic hunne guavnizoenen van den HollanaIfthen bodem defefteerden, aangenoomen, en met hunne officjeren tot den diénst gebruikt. Eene trouwlooze Balneavü zelfs, cie het gewaagd had, om een gedeelte van zyn geweezen regiment, en een detachement van een ander, met geweld uit Oudewater te doen deferteeren, en den overften vanCitters, met eenige andere officieren, op Hollandsch grondgebied, in eenen tooren gevangen te zetten, en op wiens hoofd de Staaten dier provintie eene bclooning van 2000. unkaaten gefteld hadden; werd onder die gedeferteerde officieren met onderfcheiding, als ware hy een held ■P 4 van  2^8 VADERLANDSCH van den eerften rang, ontfangen, en verfcheen aaö de ftadhouderlyke rafel (a). Daar tegen werd de braave kapitein Gilet, die geweigerd had den eed aan de Amersfoortfche ftaatsleeden af te leggen, en zyn ontflag verzogt, in de provoost te Zutphen gezet, en aan den krygsraad overgegeeven (b). Die alles gefchiedde in weêrwil van dienzelfden eed, welken de officieren, gelyktydig met den generaliteitsecd , aan de Staaten van Holland, als hunne betaalsheeren , en ook, voor zo ver zy zig op hun grondgebied bevonden , als territoriaale Souverainen, gedaan hadden; ja zelfs, zonder dat de Staaten generaal nog verklaard hadden , dat de militairen , die last kreegen om zig naar Utrecht te bcgeeven, iets anders moeften doen, als niet te gehoorzaamen. Dan, toen ook hier meede het oogmerk, om het Hollandsch kordon te vernietigen, niet volkoomen bereikt werd, befloot men by ff. H. Mog. met vier tegen drie ftemmen , „ om aan „ de commandanten der troupen in het kordon te ordonneeren , om , wanneer zy orders mogten krygen, om voort te marcheeren, daar aan niet ,, te voldoen , maar zig te retireeren naar zulke ;, piaatfen , waar zy voor allen dwang veilig wa„ ren" (c). Hoe zeer het nu op het minstbedenkelyk bleef, of H. H. Mog., zelfs in hun fyfthema, tot het geeven van diergelyke orders bevoegd waren , was dit althans onloochenbaar , dat regimenten, door Holland betaald, en zig aldaar bevindende , zelfs volgens dat befluit van H. H. Mog. zig niet van het Hollandsch grondgebied begeeven mogten , zo zy geene ftellige orders bekwamen, om naar Utrecht te marcheeren. En nogthans deferteerden , kort na dat befluit, drie geheele re- gimea- (a) Welk fnood verraad, en geweld hy gepleegd had, blykt uit zynen brief aan H. H. Mog., te vinden in de verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 22.deel, bl. 45—49. -Veder/, jaarb. 1787. bl. 1244. en volg. (b) Nederl.jaarb. 1787. bl. 856. ( VADERLAND SC H dm godsdienst weinig , of geen geloof had. Ja zelfs" verzeekerd de fchryver van de aanfpraak am het 'volk van Nederland , ,,' dat de ftadh., om hem aan te moedigen, hem door de curatoren liet aanV bieden, dat men hem, indien hy het profesfo- , raat wilde aanneemen, van het onderteekenen der l, formulieren van eenigheid zoude verfchoonen;" en befluit daar uit dus met reeden, „ dat het en- , kei te doen was, om van der Mark weg te kry- ', gen" (/)• Veel ra'n was nec iever voor "odsdienst, wanneer hy in 1783-» ter geleegenheid der Schiedamfche voorftelling ter Staatsvergadering, om voortaan geene politieke ampten, of bedie,5, ningen aan vreemdelingen, maar alleen aan inboor\, tinpen der zeeven vereenigde gewclten , Genera,, lireitslanden, en onderhoorige plaatlen te begee., ven," dags daar aan terzelfder vergadering een voorftel deed, „ om, by geleegenheid der delibe- ratien daar over, te befluiten, om tot alle poli- tieke ampten, en bedieningen, geene anderen te ,, nomineeren , dan leeden van de waare gcretor„ meerde Ghriftelyke religie , en die bewyzen kon- den daar toe aangenoomen te zvn" (k). Hoe óneedelmoedig was deeze trek met zo veele anderen , om of, onder eene gemaakte waakzaamheid voor de zuiverheid van den hervormden godsdienst, ren overgroot aantal burgers van andere gezindheden van hun billyk aandeel tot de burgerampten te verfteeken, of om, onder den vallenen fchyn van het voorftel van Schiedam nog te willen verfterken, in tegendeel hetzelve, ter bereiking van flinkiche oop-merken alleen, te doen in duigen vallen, en de landzar.ten, van welke godsdienftige gezindheid zy ook weezen mogten,te blyven berooven van hun uitfluitend regt tot die burgerampten ! Vreemdelingen tog, die doorgaans zo veel harts niet hebben voor de vryheid van een Land, waar in zy wel te vreeden ' zyn ('0 Bl. 45. er\ vnlg. (k) Nederl. jaarb. 1783- I6P7« en voig.  HUISBOEK. 237 zyn hun fortuin te vinden, waren beter gefchikt, om hem naar de oogen te zien, wanneer zy in den burgerffand, en vooral in de armée eenen voornaamen invloed behielden : vreemdelingen namen dus veele bedieningen in, die aan inlanders van allerleie godsdienstgezindheden toekwamen : vreemdelingen behielden dus aan hem de grootfte verp'igting : en dit alles verwekte hem nog den lof by min doomgtigen , als of hy zo zeer waakte voor de zuiverheid der hervormde leer. Maar ter goeder trouwe, wat had tog de godsdienst gemeen met de (taatkundige oneenigheden ? Welke gcv.iarlyke oogmerken had tog de ltadh. van de zyde der ieverigfte vaderlanders voor den godsdienst te vreezen ? Wat deed de regtzinnigheid in den godsdienst tot 1 afweering van fchaadelyke inzigten voor den burgerftaat ? Waar toe dat geduurig inmengen van de bewaaring van den zuiveren gei efoi meerden godsdienst, dat onophoudelyk gereutel van het gevaar voor denzelven, in het midden van ftaatkundige oneenigheden , waar in het, aan de eene zyde, om eene gereegelde conftitutie, om burgerlyke vryheid, en verdraagzaamheid , en,aan de andere zyde, om een hardnekkig vasthouden van ongehoorde magt, en eenen willekeurigen invloed te doen was ? Het was den ftadh. daar by om niets anders te doen , als om langs allerleie weegen,hoe oneedelmoedig ook, zyne eige belangen ftaande te houden. Het was hem om niets anders te doen , als om het gemeen ook den fakkel van bygeloof, en dweepery in de handen te ; geeven, om deszelfs landgenooten, die denzelfden ". - God op eene andere wyze dienden, te vervolgen, : en te verwoeften, en dienzelfden religiehaat weder , . in te voeren , die eenen der grootfte rampen uitmaakte van den oorlog onzer voorouderen met Philips. Het konde dog aan eenen man, die de voornaamfte, en eedelfte lesfen van den natuurlyken godsdienst, en vooral van een onfeilbaar goddelyk euangelie, nederigheid, liefde tot de naaften, zagt! moedigheid, opregtheid, en getrouwheid aan plegtige eeden , zigtbaar vertrad, en zyn eige vaderII. DEEL. Q 6 land  «233 VADERLANDSCH land met argwaan , onrust , oproer , plundering» en moord vervulde, onmogelyk ter harte gaan om de .egtzinnigheid in de ieer te-bewaaren. Wat konde" het eenen ltadh , in wiens huis allerleie ondeugden zo weelderig gevierd worden, die zo veele vrygeelten, ot fpotters met den godsdienst onder zyne hoovelingen, en vertrouwelingen teld, en begunftigd , verfcheelen, of de gereformeerde godsdiensc gevaar liep? Indien de patriotten niet bedoeld hadden, om eene burgerlyke vryheid te vestigen , die met eene volttrekte vernietiging der voorige haatelyke uitfluiting van andere gezindheden uit algemeene burgerlyke voorregten gepaard ging , en oude misbruiken deed verdwyntn ; indien zy daar door niet van zelfs vrienden, en meedehelpers gevonden hadden in de meelte beiyders van andere gezindheden ; wy zouden van gevaar voor den godsdienst niets gehoord hebben. Of, indien zy in tegendeel, door eene dwaaze tegenltrydi"heid in hunne vryheidlievende gevoelens, een ingebeeld gevaar voor den godsdienst onder hunne flaatkundige bemoejingen gemengd hadden ; dan durven wy vastftellen, dat de ftadh. met zynen aanhang dac gtvreesd gevaar voor den hervotmden godsdienst van den kant der patriotten, met de haatelvkfte kouleuren zoude afgefchilderd, en zig beiev'erd hebben voor Chrijlelyke verdraagzaamheid in het burgerlyke , voor afkeer van allen religiehaat, en voor zugt om alle braave ingezèetenen des Lands, van welke godsdienftige belydenis zy weezen mogten , deelgenooten van dezelfde burgerlyke voorregten te maaken zonder uitfluiting van iemand. En welke ohbillykheid, of welk zo weezenlyk gevaar voor den hervormden godsdienst, dien wy hoogagten, en onvervalscht wenfehen'bewaard te zien, zoude 'er zelfs uit eene gemengde regeering, a' had men het daar op al toegelegd, te vreezen geweest zyn ? Immers fleunde de bepaaling van eenen heerjehenden, ("of wil men liever publieken?) god-dienst , a^ een vereischte ter bekleeding van ftaats - en ftadsampten, tot de regeering betrekke- lyk,  HUISBOEK. 239 lyk, al'één op noodzaakelykheid by de inrigting van ons ftaatsweezeti, waar by hec verfchi- van godsdienst IHlig.iot een hoofdonde werp gemaakc was. Want in den grond was, niet het verfchil yan geloofsbelydenïs, maar de onderdrukking van, den hervormden godsdienst, en hec veriies der burgerlyke vryheid , de groote oorzaak van den opltand onzer voo'rouders, waar coe Roo:nfchen, en Onroomfchen zig vercetiigden; en daarom was by de pagifikaiie van cent bepaald, dat niemand om den godsdienst vervolgd , of van eenige burgerlyke voorregten verftooken zoude worden ( l). Had Willem ï. die billyk ontwerp niet wecten in duigen te doen vallen, zouden alle de zeeventien Nederlandfihe geweften onder eene algemeene verdraagzaamheid ver*enigd geb.léeven, en de vreede met den Spanjaard veel eer geflooten geweest zyn. Dan zouden ook de RoomschgezJiden, de Mennonieten, de Lutheraaiien, en zo veele leeraars van den hervormden godsdienst, in volgende tyden niet zo veele reeclenea van klaagen gehad hebben over eene onderdrukking om hunne godsdienftige gevoelens, over hec uickryten van Paapfche , of Arminiaanfche Jloutheden , die zy van eenen Philips II. niet hadden willen verdraa'gen. Wat hier ook van zy, wy houden het daar voor, dat, indien men, in meer verlichte tyden» waar in 'ef geene verfchillen over hec boovendryven van eenige godsdienftige gezindheid waren, alle ingezeetenen had tragten te bezielen met eene waare godsdienftige , en burgerlyke verdraagzaamheid ; 'er geene zwaarigheid zoude geweest zyn» om de regeeringsampten met de beiyders van verfchillende Chrifiengezindhedcii gemeen te maaken. Wy gebruiken mét opzet dit woord , op dat men ons niet telle onder die heedendaagfche wysgeeren, die den Chrifielyken godsdienst de dïepfle veragting, en den onverzoehlykften haat toedraagen, en waanen, dat de burgermaaefchappyen zonder denzelven be- ftaaa (j) P. Ks. Haoft Niderl. gefch. bl. 475. en volg. Q 2  640 VADERLANDSCH ftaan kunnen; terwyl zy zelfs den natuurlyken godsdienst, en het beftaan van een almagtig, fcheppend Opperweezen , zo al niet met woorden, ten minifen met hunne daaden, verloochenen. Zodanige grondbeginzels verfoejen wy met geheel ons hart eeven zeer, als hec misbruik van den godsdienst tot flaaczugcige oogmerken. Dan laten wy onzen aandagt nog kortelyk wenden tot zodanige verrigtingen van den tegenwoordigen ftadh., welken, deels in diezelfde oogenblikken , waar in hy de regtzinnigheid preedikte, deels ook na de revolutie voorgevallen, vry wat fchyn hadden van diezelfde verdraagzaamheid, welke hy den patriotten tot misdryf toereekende. Van langerhand was de ftadh., en zyne kabaal reeds ieverig beezig geweest, om de Joodfche natie, die te Amfleldam zo talryk, en waar van het groote gros (de weinige braaven niet te naar gefprooken,) toe allerleie fchelmftukken gereed , en daar op door haare liftigheid zeer gevat is, op zyne zyde te krygen. Daar toe vereerde hy, in, of na den Engelfchen oorlog, het drieëndertigste gedeelte der uitdéelingen van de O. 1. C., het geen in het oproerig jaar 1748. aan zynen vader met den post van opperbewindhebber was opgedraagen, aan de opzieners der Joodfche natie tot onderhoud van derzelver armen. Daar 'er, toen ter tyd, weinige, of geene uitdeeiing van weege de O. L C. gefchieden konde, om dat haare zaaken door dien oorlog oneindig ten agter waren, zoude hy vry eedelmoediger gehandeld hebben, wanneer hy voor die uitdeeiing voor altyd güheel bedankt, en de houders der actiën alzo een klein gedeelce der , door zyn toedoen alléén geleeden, nadeden vergoed had. Zeeker was het althans, dat de opoffering , die hy ten behoeve der Joodfche armen deed, hem weinig, of niets kostte, om dat hy toen van het *y deel der uitdeeiing niet veel bekwam, en voor het vervolg, toen 'er wederom uitdeeiing gedaan werd , dezelve voor zig behield. Maar de gemeene Jooden, van den waarert toeftand der zaaken onbewust, en door fommigen hun-  HUISBOEK. 241 hunner opzieners fraai beleezen, reekenden zig hier door, als dooreen blyk van ongemeene eedelmoedigheid, op hec duurfte aan den ftadh., en zyne belangen verpligt. Van deeze toe eneegenheid wist hy zig vervolgens te bedienen, door hun tot geheime dienften, in de laatfte tyden voor de omkeering, hec zy tot die van fpions, of tot het overbrengen van brieven , of van geld , of ook van verbooden waaren , te beezigen. Zo moest zelfs eene natie , die door het geheele Chïflendom byna algemeen veragt, gehaat, en althans gewantrouwd word, en die, gelyk hunne fchrandere geloofsgenoot, Pinto, ze'fs getuigd, ,, eene kameleon is, die ,, overal de kouleuren aanneemt van dc verfchillende „ geweften, die zy bewoond, van de verfchillende volkeren , met welken zy verkeerd , en van ,, de verfchillende regeeringsfórmen, onder wel'„ ken zy leefd;" de getrouwde lyftrawant van den regtzinnig gereformeerden ftadho'uder , en geteld worden onder de ieveriglte meedehelpers zyner oproerige poogingen. Wy zyn verre af, 'om het Chriftendom bevoegd te reekenen ter uitoeffening van den vloek, dien de oude Jooden, door den dood des Zaaligmaakers, op zig, en hunne kinderen zo wreedelyk gelaaden hebben. Zelfs willen wy gaarne erkennen , dat de wraakbaare behandeling der Jooden door het Chriftendom een groot gedeelte der verwytingen verdiend , welken het laatfte aan de eerften gewoon is zo rykelyk toe te voegen, en dat 'er nog tegenwoordig, gelyk voormaals, onder die natie lieden gevonden worden, die, op het voetfpoor van eenen Mozes Mendelszoon, goede burgers, doorzigtige wysgeeren, en beminnelyke menfchenvrienden zyn (m). Eeven verwyderd zyn wy van het denkbeeld, dat eene milddaadigheid, aan behoef. (m) Van zodanige eerwaardige Jooden leeverd de voorreeden voor de hiftorie der kolonie sükinaamen, befchreeven door een gezelfchap van geleerde Joodfche mannen aldaar, ja. dat geheele fraaie werk, fpreekende' voorbeelden op, Q3  242 VADER LANDSCH hoeftige Jooden beweezen enkel uit Chrijldyk meedelyden, in den (ladh. niet zo wel, als in elk ander mensen , zoude moeten gepreezen worden. Maar we'ke aanmerkingen zoude hy, en zyne aanhang niet wel over deeze zonderlinge daad, juist ten behoeve der JondJ he armen, van onze zyde verdier, d lebben? Hoe zouden wy die daad niet eeven zo wei un nadeêle zyner fegtzinnigheid , en ter vooilleiling van g;\aar!yke oogmerken voor de regeeiing van den Siaat kunnen aanvoeren , als hy mei zynen aanhang de burgerlyke verdraagzaamheid der patriotten omtrent andere Chrijiengezintil.eden ten nadee e der hervormde leer, en der regeer irgsform \an deeze La: den heelt zoeken te doen uitloopen ? En zoude men ten minsten niet hebben mogen verwagteti, dat hy deeze zyne milddaadjgLeid "ok uitgeftrekt had tot de armen var. anderen, vooral ook van den hervoimdtn godsdienst, die by den tngeljchen oorlog niet minder geleeden hadden, indien het dan al milddaadigheid heeten mag, dat hy iets alftond, waar van hy in dien tyd zo weinig trok ? Na de revolutie hebben wy niet mindere blyken befpeurd van begunftiging zo"van deeze natie, als van de Roomschgezinden , die, hoe billyk dan ook op zig zelvtn , echter aan valfche Maatkunde alleen toe te fchryven , en van diezelfde party, als nieuwigheden, en doorflaande blyken van aanvallen op den hervormden godsdienst, uitgekreeten zouden zyn. indien zv van de patriotten verworven waren. Immers te Utrecht werd na de revolutie aan de Jooden, die te vooren, zo we! hier te Lande, als overal elders, uit de gilden, en ambagten geweerd werden , het burgen egt , en de toelating tot de gilden gegeeven , terwyl men de Roomschgezinden te Deventer, en Arnhem daar van uit bleef fluiten (n ). Trouwens her was. volgens het getuigenis der gecommitteerden van H. H. Mog. (n) VerJ. van ftukk. by J. A. de Chaim. 12. deel, bl 95—  HUISBOEK. 243 tit de zaaken der O. I. C., deeze natie, die altyd geweest was , en nog was , een voornaame ftem van 'slands constitutie, en het onderjieuntn van derzelver behoeftige armenkas leeverde eenen der gronden uit, waar op zy aan de Staaten,by hun rapport van 8. juli 1790., eene herhaalde guarantie van eene nieuwe gtldleening voor de Compagnie aanraadden (0). Te Amtleldam omringen, by de revolutie van 1787., de Jcfüitsgezinde Roomschkatholieken verlof, om de gefloocen kerk te mogen openen , en om,eeven als alle andere leeden der kerk, hoewel bepaaldelyk alleen op die plaats, hunnen godsdienst te mogen waarlieemen (p): een verlof, het geen aan die gezindheid , al vóór de affch.ffing dier order, niet dan fpaarzaam gegeeven was. Op het einde van 1792. vergunde men aan den bisfehop B.anquadoro, als paufelyken nuntius, openlyk verlof, om het facraroent van het vo. mzel aan alle Roomschgezinden te mogen bedienen, fchoon hier van, zo lang de Republiek ffond , maar een enkel voorbeeld bekend was. Toen 'er zelfs , in 1732. onder eene Staatswyze regeering, ter vergadering van Holland geraadpleegd werd over de toelating van eenen vicaris des paufelyken ftoels, wiften de predikanten zig zeer wel in deezen twist te fteeken , zo wel door requeften, als door 'er op den preedikftoel van te gewagen: dog thans zyn alle die geeftelyke ieveraars voor de regtzinnigheid (lom, nu de'ftadhouderlyke party goedvind eenen diergelyken toe te laten (q). Dan dit gefchiedde juist in eenen tyd, waar in men zig verleegen maakte voor eene tegenomwenteling, en zig vleidde, dat dit gunstbewys, zo eenvouwdig/als het is, en de afgebeedelde vermaaning van dien hooveling aan die gezindheid, „om zig dee„ ze gunst door gehoorzaamheid aan de overheden, „ en onzydigheid in alle burgerverfchillen, waardig » te (0) N"ierl jaarb. T700. bl 2068- (p) Vtw op de befrhryv. van Am/leld. ro. [luk. i'q) J. Wangen, vad. hifi. 19 deel, bl. 80-90. Q4  244 VADERLANDS C H „ temaaken,'' iets 7011de kunnen toebrengen,om dee» ze heden te misleiden, tn hun de waardy te doen gevoelen van eene regeering, welke haar zo ongemeen weieeed, daar zy, by eenen mogelyken inval eer tranjcheri, miskhien voor de zuiverheid van Hunnen godsdienst te vreezen hadden. Uit hetzelf.de ftaaizugtig inzigt vetwaardigde men ook nu oh langs de bisfehoppen, of aatdspriefh rs der Room. jche kirken, voor het eerst na dc v eftiging dei Repub.ïek, met eie toezending der plakaaten tot het Houden van beededonden ter gi leegenheid van den oorlog met Frankryk. Dat uit al mei de eene onvrywilhge daad der orthodr-xe overheden is , behoeven wy met te bewyzen; maar merken op dit alles «echts aan , hoe zeer deeze belagchelyke flappen by verffandige hervotmdcti, ja zelfs by Rcomschge. zinden , moeften in het oog vallen , als nieuwe blyken van de zwakheid der regeering. Want, oordeelde men het in den oorlog met Engeland , van den kant van deszelfs vrienden, al wat ongerymd, om de Roomschgezinden door openbaar gezag aan te moedigen, om den heemel te bidden voor de waapenen van den Staat tegen onze geloofsgenooten, hoe zeer zy zig dan Ook 111 dien oorlog veel eer als woede barbaaren omtrent ons gedroegen; men moest het ten minden nu vry wat ongcrymder gereekend hebben, dat regtzinnige hervormde Overheden de Roomchgezin en openlvk uïtnoodigden , om by die openbaare gebeden voor de bewaaring van eenen godsdienst te fmeeken, die eertyds , als eene kettery, van dienzelfden kant gedrukt werd. Of, vond eene huichelachtige ftaackunde dit at meede niet ongerymd, wat moeften dan ten minden 'blinde ieveraars voor den hervormden godsdienst denken van zulk eeren voorbeeldigen iever van hunnen regtzinnigen ftadh., en regenten voor de voortduuring van eenen godsdienst . wiens beiyders zy voormals, uit naauwgezetheid van geweeten, niet alleen van de regeerirg, maar zelfs vr.n het genot van algemeene "-urgerlyk» voorregten, ja van eene ruime vryheid van godsdienst, verftooken wilden houden ? Is  HUISBOEK. 345 Is het niet te bejammeren, wanneer men dit alles met een wysgeerig oog gaade flaat, dat 'er nog fchrandere burgers, braave menichenvrienden, met verdand ieverende hervormden , en enkele eerwaardige leeraars der openbaare kerk gevonden worden, die deeze flreeken der thans boovendryvende party niet doorgezien, en verfoeid, maar ter goeder trouwe geloofd hebben, dat de bedoelingen der echte vaderlanders over het algemeen ook tegen de zuiverheid der hervormde leer waren ingerigt? Tot hoe lang zullen dan de heerschzugt, het ongeloof, en de dweepery, terwyl zy zig fpitfen op het om ver werpen van alle zeedelyke deugden, die de uitvloeizels behoorden te zyn van waaren godsdienst , terwyl zy geheele volkeren, en Landen verwoeden, als of 'er geen regtvaardig Opperweezen was, nog voortgaan, om een fpel te maaken van het troostrykde, en eerwaardigde, dat 'er op de waereld is? Tot hoe lang zullen zy voortgaan om, gelyk het de bybel noemd, God tot eenen dienaar der zonden te maaken? En past dan niet op zulken, wie zy zyn, het zy dadh., het zy hoovelingen, het zy amptenaars, het zy geedelyken , dat nadrukkelyk, en dikwyls herhaald wee, het welk de gezeegende Heiland der waereld over de toenmaalige fchrifcgeleerden, farizeeën, en geveinsden uitfpreekt ? Kan 'er iets meer gelyk zyn aan de fnoode euveldaaden , of fchynheilige dweepery van dien tyd, dan het geen wy, in dit ons Land, in deezen tyd, van den oranjeaanhang zien pleegen ? Hooren wy de ernstvolle taal van den Zaaligmaaker, en zy, welken dezelve aangaat, beeven! „ Wee u, gy geveinsden ! want gy eet de huizen „ der weduwen op, en dat onder fchyn van lang „ te bidden! Gy omreisd zee, en land om eenen „ fgeloofsjgenoot te maaken, en, als hy het gewor„ den is, maakt gy hem een kind der helle, twee„ maal meer, dan gy zyt! Gy vertiend de munt, 3, en de dille, en het komein , en laat na het zwaar., de der wet, naamelyk, het oordeel, de barm» hartigheid, en het geloof' Gy reinigd het buiQ 5 „ tenite  24d gek oo^en, ,, i.en' óód, bevórderlyk voor liefde, en hoogen rang, Waar naar ik haak, en brand; die God it myn belang" (s). Om alle de boovengem. voorwendzels, liften, en bedriegeryen eens vooral te fluiten . en de waare, en eenige oogmerken der ftaatsge/inde patriotten aan de ingezeetenen van allerleie denkwywyzen open te leggen, had een aantal van neegen *n zeeventig regenten , en minifters van regeering uit a'le de zeeven geweften , op 8 au^uftus 1786., eene plegtige afte van verbintenis te Amjleldam vastgefteld, geteekend, terftond door den druk gemeen gemaakt, en aan alle andere regenten ter meedeonderteekrning opengefteld. Hier door moeften alle de tegenftrydige indrukzels, zo omtrent den godsdienst, als omtrent de ftaatsgefchillen her - en derwaards verfpreid, eensklaps vernietigd worden. ,) Wat (r) È'uang. van Matth kap. 23. (r) A. Loosjes Etnilia van Nasjau, bl. 127.  HUISBOEK. H? „ Wat zal de vuige lafter, gewoon de denkwyze, ! en daaden der patriotten in het veragtelykst dag, licht, hoewel vrugteloos, te ftellen, hier tegen aanvoeren? Zal de defpoot, de ariftokraat zig ichaamen over hunne kwaadfpreekmg , l°ogen, ' en laftertaal tegen de vrienden des vaderlands i Zullen zy hunne heersen - en wraakzugt aüegj;en, en tot het volk wederkeeren ? Het is te " wenfehen, dog niet te vetwagten. Die eens op„ zettelyk het harnas tegen de deugd, en eerlyKheid, fchoon tegen beter weten aan, heeft aan„ getrokken, zal wel gedwongen, dog zecr^ipaar„ zaam opregt, tot zynen pligt wederkeeren. liet zig de fchryver van de post van den Nederriiyn n° 469., by het bekend niduken \an dit ftuk, met alle reeden uit. En in de daad iets van dien aard, waar in de oranjeaanhang, onder de voortduunng der gezaaide tweedragt, zyn eenigfte heil zogt., moest deezen een doorn in het vleesch zyn. Dog 'er kan niets laaghartiger , trouwloozer, en zelis ftrafbaarer bedagt worden , dan het middel, hec •welk die party daar tegen te baat nam. Men ftootte dan eerst eene valjche , en verdigte aSte m de waereld , welke men voor de oorfprongelyke Uitventte, als hadden die regenten, onder den ichyn van eene ronde verklaaring hunner becaamelyke gevoelens , den bedriegelyken rol geipeeld, om de ceheele natie door een ondergeftooken ftuk te misleiden (O. Hier meede bereikte men aankonds (t) Ziet hier de echte acte: want zy is wel waardig, ora bv alle gele 'genheden herhaald te worden. „ Wy betuieen. by deeze op het plegtigfte , geen ander voomeemen te " hebben, a!s om, met al ons vermogen, de waare repvf " blikeinfche regeeringsform in ons Gemeeneiiest, naamelyk, ' eene redering by reprefentatie des volks, gegrond op den ?ard der conftitutie, en privilegiën van de byzondere ge' weften , fte.den, cn leeden van dien, én hevelt gd by ' dë Unie v n Utrecht, te handhaaven met een, ,daar aan " ondergefchikt, ftadhouderfchap, erffelyk in het huis van , „ Orante,  248 VADERLANDSCH het vuilaardig oogmerk, om de echte acre van haare voornaamfte bedoeling, te weecen, de gerustftel- ling „ Oranje, voor zo verre zulks met de waare gronden van „ 's Lands, en der ingezeetenen onafhoingelykbeid, en het welzyn van ons vaderland, niet is ftiydende; zonder dat „ wy immer zuilen tragten meede te werken tot, of ge„ doogen het invoeren van eene alleenheerjching, of onaf„ hangelyke , en tegen de privilegiën ftrydende familiere» geering met verfmooring van de billyke , en eerbiedige volksftem, eeven zo min, als tot eene volftrekte demokratie, of vo.ksregeering buiten reprefentatie: maar dat wy „ de drie gem. wyzen van bellier , als ten hoogden ver„ derffeiyk, door raad, en daad, en alle mogclyke fjepasj, te middelen , zullen tragten tegen te gaan: gelyk wy ook „ op het plegtigfte getuigen, geene andeie bedoeling te ,, hebhen, als om den waren christelyken gereftrmeerden „ godsdienst, zo als dezelve in de publi ke kerkm deezer Landen geleerd wurd , (welken wy , nefFens de burgerlyke ,, vryheid, houden voor de onfehatbaarfte vaftighed.n van Neie-ta>ids ftaatsgebouw,) insgeiyks met allen ierer, ernst, ,, en nadruk te hamlhaaven , zonder meede te werken , of te „ gedoogen, dat de gronden van dien godsdienst, op ee. ,, nigerhande wyze, worden ondermynd, behoudens nogthans eene billyke vryheid van godsdienstoefFening voor „ andere gezindheden- en, zo wy ontwaar wierden, dat men eenigen toeleg fmeeden mogt, om 'sLands republi„ keïnfche conftitutie, en vastgeftelden godsdienst te verandeten, verbinden wy ons by deeze, om de eene den „ enderen daar van terftond te zullen informeeren, en, zo veel in ons is, de bronnen op te geeven, waar uit wy zo,, danigen verderffelyken toeleg zyn ontwaar geworden. Wy „ verbinden ons, vrywillig, en welberaaden, daar wy de gereg,, te zaak onzer meedeburgeren, en ingezeetenen fteeds als de „ onze behartigen, van niet te zullen dulden, of ten minrten „ van op aile mogelyke wyzen te zullen keeren, dat te,, gen burgers, en ingezeetenen, die hunne regten eer„ biedig inroepen, en wettig verdeedigen, geweld gebruikt „ worde ; en in het byzonder, d.it wy het gebruik maa„ ken van troupen tegen dezelven, door ftem, en in„ vloed, zullen tegengaan, als ook, dat wy, nimmer, of „ nooit, zodanige regeeringen, die het 'er op toeleggen, ii ora  HUISBOEK. 240 ïing de orafjeparty, en eene grondvefting tot verzoening, te berooven, en zelfs den agterdogt van eene „ om haare heerschzugt geweldig Maande te houden , zul„ len ftyven, of Herken. Daarenbooven beiooven wy, als „ mannen van eer, dat wy van de zaak van eiken regent, die om deszelfs bedaarde, conftitutioneele, en vryheid„ lievende poogingen vervolgd, of mishandeld word, eene „ algemeene zullen maaken , en niet ftilzitten , voor dac „ in zulk een geval alles volkoomen geboet, vergoed, en herlleid is. En, daar wy allen kunnen verklaaren be„ zield te zyn met eene opregte, zuivere, en belangeloo„ ze hefde tot het vaderland, en met het welmeenendfts „ verlangen , o;n 's volks waare belangen bevorderlyk te „ zyn; verbiuden wy ons al verder, om {leeds waakzaam ,, te blyven in het aanwenden der meest efficcieufe poo„ gingen tot eene volieedige "herfteding van regten , en voorregten , overal, zo in de vereenigde gewefteu, als in de Generaliteitslanden, waar dezelve noodig zai be„ vonden worden , en wel in hec t yzonder ten opzigt d:ei provinciën, welken, door onwettige, en inconftitu,, tioneele regeeringsreglementen, onder het juk van overheenching, en afhange!ykheid gebukt gaan. En, wyl deeze grondbeginzelen, die wy plegtig belyden de onzen „ te zyn, zo naauw aan malkanderen zyn verbonden, dat dezelven uitmaaken de waare fundamenten, en oogmerken van alle burgerlyke regeering, het eenig bolwerk tegen aile over„ heerfching , en de eenige zeekerheid van elk' cordaat', eerlyk', „ en burgerlievend', regent; verbinden wy ons eindelyk , hoofd voor hoofd, om eikanderen, en een'iegelyk'regent, die zig verder met ons vereenigd, in alle opzigten,des noods met goed, en bloed, in verwagting van de Goddelyke hulp, en in een vast vertrouwen op de meedewerking, „ en byftand der ingezeetenen , te onderfleunen, en befchermen , indien iemand onzer, uit hoofde van deeze ,, plegtigc verbintenis , tot handhaaving der vryheid , er\ onafhangeiykheid deezer Republiek, en der ingezeetenen ,, regten ingerigt, of uit hoofde van eenig bedryf, tot het welk zy door deeze verbintenis zouden verpügt zyn , ,, in het meest, of het minst gekrenkt, of gemoeid mogt ,, worden; betuigende wy ondergeteekenden by alles, wat „ ons dierbaarst is, dat wy, met verzaaking van alle ei- ,. gen-  &$o VADERLANDS CH eene fnoode dubbelhartigheid, ja van misleidingi en bedrog te verfpreiden tegen een aantal van eenige hon- „ genhelang, met deeze onze verbintenis alleen 's Lands welzyn, en behoud beoogen." By die verdigte acte iiet men die heeren zig verbinden tot bet teekenen .van J2. artikelen, volgens welker 2 zy !>ewerken moeften, „ dat zeekere. (insgelyks verzonnen,) ,„ geprepareerde artikelen , tusfchen Hollandjche regenten, en commisfarisfen van Frankryk, finaal geteekend wierden vol,, gens een zeeker (zogena.imdj dekiaratw'r, waar by de re„ geerir.gsleeden der andere geweften zig verbonden, om , nog in de vergadering van de Staaten generaal, nog in „ die des raads van Staate, iets te zull-.-n doorzetten, of befluiten tegen het advies van de provintie van Holland, „ maar in tegendeel de leeden der andere geweften, die in j; die koilegien gedeputeerd zouden worden, te doen ge„ laften , om , alvoorens hunne meening te uiten, het preadvies van Holland te verzoeken, en in te neemen:" volgens het 3. moeiten „ alle fteeden, groote, en kleme, ., en het platte land ter Staatsvergaderingen toegelaten wor'1 den:" vo.gens hec 5. „ alle regeeringsregiementen. con|; ventien, en accoorden omtrent het beftèl, of beleid van provintiaale, of fteedelyke regeeringen vernietigd wor„ den:" volgens het 7. moeften „ ter bekwaamer geleegenheid de fynodaale befluiten van 1618., en iótg., als „ meede de, feedert dien tyd in de publieke kerk inge„ voerde , kerkordening herzien , en verbeterd worden : " volgens het 8. moest „ aan den ftadh. benoomen worden de uitoeffening van het ftadhoudeifehap , te gelyk met het kapitein - en admiraal - generaalfchap, en de „ ftadh. van de twee laatsteemelde bedieningen afftand doen:" volgens art. 10 moest hy, ,, zig daar tegea ver. ;, zettende, door eene arte van feclufie, verklaard worden als vyand van den Lande, als aan hetzelve lyf, eer, en goederen verbeurd hebbende, en vervallen te zyn beneffens alle zyne nakoomeiingen van alle zyne ampten, en bedieningen, met al het geen daar uit voortvloeide:" en volgens het 12. moest ,, niemand tot eenig ampt, of bediening, het zy politieke, juftitieele, militaire, of kerkelyke, toegelaten worden, zonder te hebben geteekend, of beloofd zeekere beloiti, betrekkelyk tot die (zogenaamde) aite van .  HUISBOEK. 251 honderden der voorriaarnfte, en eerlykite regenten, die dezelve, vroeger, of laacer, geteekend hadden. In „ feclufie:" en tot het teekenen deezer ftukken moeften „ ook de commandanten, bevelhebbers , en mindere offi3, eieren van fchutteiy^n, exerc te genootfchappen, of vry„ corpfen, ais moede de fchutters, d.e daar toe geneegen „ waren, worden toegelaten." Indien de vadc iandfche regenten het publiek bedroogen hadden .zouden /yook de waapengenootfehapoen zeiven misleid heb')en, of leez -n zóui.n al meede n de faaiuenzwesrin.n hebiieu moU'-n deden. Im vei> geheel anders, als da verdigte fte, luid Ie ook het deklaratoir., d ,or Je Ixidjthtt foc e'eit van waapenhandel op 17. juni 1784-, eïi d ;s .gC dagen, na d..t het beruut oproer a'd^ar tetjen dez fve w.as aan. e egt, aan de ftadsregeering overgegeeven, en het welk dezeive noemde eene uitdrukkeiyke, ronde, onbewimpelde, en Opregte verktaaring van haare grondbeginsels, en gevoelens. Zy verklaarde daar by 1°. ,, ten fterkften gehfigt te zyn „ aan de tegenwoordige conftitutie van het Gemecnebest» ,, en de handhaaving daar van aan te zien, als den dierbaarden, en heiligden pligt van eiken goeden burger» en getrouwen ingezeeten : 2°. dat zy derhalven voor de „ opperde,en wetgeevende Magt, (in wier boezem de uit„ oefFening der Souverainkeit, alleen, en met uitfiuiting „ van alle anderen, bei uitende was,) erkende H. E. G. „ Mog., de heeren Staaten van Holland, en IVestfriesland: ,, 3°. dat zy meede, in gevolge van derzelver verklecfd„ heid aan de tegenwoordige conftitutie, den heer prins „ van Oranje , ais het luifterryk hoofd der uitvoerende „ magt , erkende in deszelfs hoedanigheid van erfftadh., „ kapitein - en admiraal - generaal, met alle de regten zon„ der onderfcheid, weiken aan hem door de hooge CKei„ heid deezer Landen wettiplyk waren opgedraagen, zyn,, de zy be:eid, oih , ter verdeeditiing van die wettige reg„ ten, den pligt van braave burgers van dit Gemeenebesr ,, in zyne volde uitgedrektheid :e betra&ten : 40. dat zy ten vollen te vreeden was met den godsdienst , zo als de,, zelve door de hooge Overheid deezer Republiek voor de heerfchenck was vostgefteld, zonder, ook ten dien opzigte, eenige verander ng, of verv.-rJer.'ng, of eeni„ ge voordeelen ten uehoeve van andere godsdienftige ge- „ zind-  asa VADERLANDSCH In het begin dagten die regenten deeze falfiteit met die veragting, en dat diep ftilzwygen te moeten be- han» „ zindbeden, te beoogen, of tevorderen: 5°. dat zy fteeds „ oerust hebbende , voortaan ook zoude blyven beruften „ op de vaderlyke zorg der regeering deezer ftad, dezelve* „ hoogagtende en eerbiedigende weegens haare cordaate, „ en vaderlandlievende befluiten, tot welzyn, zo van den „ btaat 111 het algemeen, als van deeze ftad, en burgery „ in het byzonder, genoomen : 6°. dat, wat betrof haare by„ zondere bedoelingen ten opzigt van deeze ftad, en bur„ gery zy geen het geringsr oogmerk had, om eenige in„ breuk te maaken op iemands regten, wie hy zy veel „ min op die der fchuttery; dat zy in tegendeel de fchuft„ tery (onaer welke verre de meefte leeden zelfs behoor„ den,) aanzag als het oude, en agtingswaardige bolwerk „ van heidens eer, vryheid, en voorregten: dat zy dus „ nooit eenig inzigt had, nog hebben zoude, om aan de „ regten der fchuttery den minften hinder, of letzel toe „ te brengen, waar van het 7. artikel der aüe van vereent„ gtng tot getuige , en waarborg verftrekte ; als waar by „ uitdrukkelyk bepaald was; dat geen lid van het genootfchap „ door hetzelve hdmaatfehap van eenigen fchutterlyken dienst „ zoude ontheeven zyn: 7\ dat zy in haare verrigtingen niets „ anders beoogde, dan zig , als beminnaars van den waa. „ penhandel , in denzelven meer en meer bekwaam te „ maaiten, de lust tot denzelven onder haare braave mee„ deuurgers fteeds leevendlg te houden, en, (was het mo„ gelykj, meer en meer, tot nut, en fteun van ftad, en „ vaderland aan te kweeken: 8°. dat zy, als de boofdplig„ ten van eenen goeden burger, en getrouwen ingezeeten „ aanzag, eerbied voor de regeering, liefde voor de open„ baare rust, en eene zo onfehendbaare verknogtheid aan „ de waare belangen van het vaderland, dat zy g reed was, „ om daarvoor leeven , en goederen blymoed g op te offeren: „ 9. dac, naar voorfchrift van die gevoelens, alhoewel „ zig zelfs niet anders befchouwende, dan als een byzon,, der gezelfchap, de leeden van de focieteit echter tenal„ len ty„e bereid waren , om, op order van de regeering dee,. zer ftad, meede te werken, en goed, en bloed te waa„ gen, ter behoudenis der openbaare veiligheid, en tot be„ teugehng der moedwillige verftoorers van dezelve: dat dien-  HUISBOEK. 253 handelen, welke zy verdiende: maar naderhand* toen zy befpeurden, dat fommige der minst oneerlyke oranjevrienden door een en ander geflingerd werden, veranderden zy van maatreegelen. Sommige regenten, met naamen bekend, loofden, op last van een veel grooter aantal anderen, in april 1787. by* de nieuwspapieren openlyk eene zeer aanzienlyka belooning van veertien duizend guldens uit aan hem» die de onechtheid hunner acfe, en de waarheid der verdigte, konde aantoonen. Zy bepaalden daar by het bewys niet flechts tot het aanweezen van der verdigte acte, maar beloofden zelfs die premie aan hem, die mogt kunnen bewyzen, ,, dat 'er ooit» „ of in de vergadering van regenten van 8. augus„ tus 1786., of in eenige andere, voor, of na dien tyd,te-A?nfteldam, of elders, door hun gehouden, „ door iemand der leeden van regeering, of wie „ anders het ook zyn mogt, eenig vooritel van de „ verdigte acle van verbintenis, of van iets diergelyks ,, gedaan , eenige deliberatie daar over gevallen „ „ of eenig befluit daar op genoomen was, of ook» ,, dat ooit door hun eene diergelyke a£te van ver,, bintenis van inhoud, als de verdigte, aan eenig ,, regent der zeeven vereenigde provintien ter lee- zing, overweeging, of onderteekening was aan,, gebooden." Zy voegden 'er by, „ dat de ee„, nige bedoeling der onderfcheidene leeden van re- ,, dienvolgende zy ten allen tyde zig wilde hetoonen der ,, ftad gebouw, en getrouw te zyn, en in tyden van nood, ,, eeven gelyk hunne braave meedeburgers. tot beveiliging ,, der ftad , en verdeediging haarer welmeenende ftadge,, nooten, te dienen; gelyk zy ook daarom bereid, en tre- neegen was, om den eed van getrouwheid in handen van ,, burgermeefteren af te leggen, en iteeds by alle gelee„ genheden zig bevlytigen zoude , om aan de fchuttery daadelyke blyken te geeven van de hartelyke liefde, erj „ broederlyke sieneegenbeid, waar meede zy haar, en haa» „ re waare belangen, niet minder dan die van Land, crj „ ftad, was toegedaan." Zaak. van Staat, en oork 20, rffff, 343-346. 1L DEEL, B  254 VADERLANDSCH „ regeering met het ontwerpen, vastftellen, te*. ,, kenen, en door den druk bekend maaken dier „ acte geweest was, om aan elk' eerlyk' inwoonet ,, der Republiek, hoedanig ook deszelfs denkwyze over den politieken toeftand des vaderlands „ zyn mogt, met de meefte openhartigheid in een ,, kort faamenftel te vertoonen, welke hunne ge3, voelens, en oogmerken al, en welke dezelven >} niet waren. Zy verzeekerden openlyk aan alle ingezeetenen der Republiek, dat de acfe van „ verbintenis, die in het 469. nummer van de post 3, van den Nederrhyn, met goedvinden der byeen„ komst, geplaatst 'was, de echte, en eenige was, die in die, of eenige andere foortgelyke byeenkomst was vastgefteld, in overweeging genoomen, en bepaald, zonder eenige communicatie ,, met, of meededeelneeming der gewaapende bur5, gercorpfen, of van iemand anders, wie het ook zoude mogen zyn; en dat derhalven de atte van verbintenis , feedert onlangs afzonderlyk uitge„ geeven, volftrekt valsch, en ten eenenmaal ver3i digt was" (m). Niemand kwam ooit op, om deeze belooning te verdienen, of iets tot verdeediging der verdigte acfe aan te voeren. Geen een regent; die de echte acfe op 8. auguftus 1786. had helpen vastftellen, dog naderhand tot de tegenparty, met verzaaking zyner voorige gevoelens, overging, waar toe althans de heer Doom van Schiedam behoord , beklaagde zig ooit, dat hy door eene verdigte acte misleid was. Geen een regent, die dezelve niet had helpen vastftellen, maar aan wien de onderteekening naderhand aangebooden was, beklaagde zig ooit, dat hem, in plaats van de echte acfe, de verdigte ter teekening was vertoond. Het hof van Holland raadde; na de revolutie, de Staaten van Holland aan, om die echte a£te, zonder eenig gewag van de verdigte te maaken, te doen {«) Post v«n den Nederrhyn, li. itil, n\ J$f,'  HUISBOEK. a55 j doen afzweeren. Nog de Staaten, nog het hof van i Bolland, nog de ftadh. by zyn berugt deklaratoir i van 26. mai 1787., durfden de onderteekenaars van 1 zulke misdaaden befchuldigen, als waar toe zy regt j zouden gehad hebben, indien zy meenden, dat de , verdigte adte de waare was; en de eerstgemelden konden zelfs de onderteekenaars van zodanige verI digte atte, was zy waarlyk aanweezig geweest, niec j wel tot eene enkele afzweering toelaten, zonder 1 hun op den rol te piaatfen van die geenen, welken. I uit de amneftie waren uitgeflooten, waar op alleen de eerfte opflellers, en ontwerpers van die acte geplaatst werden. Deeze omftandigheden zyn derI nalven zo veele waarborgen voor de echte geboorte der weezenlyke acte. En, hoe zeer dus heC eige gedrag der oranjeparty onderling, ook in die I opzigt, gelyk doorgaans, niet overeenftemde » bleef men eevenwel met die verdigte acte werken I onder het ge-neen, en onder cat gedeelte der naj tië, het we'k voor alle overtuiging onvatbaar is. Ja zelfs heeft eene onbefchaamde Hoffteede, vol1 gens zynen woelzieken , en lafterzugtigen aard , I deeze afgedaane zaak, na de revolutie, op den preeI dikftoel, op eenen plegtigen verbodsdag, by eene 1 misleide gemeente, tot aanfpooring van nieuwe 1 verbittering weder durven ter baan'brengen (v), ] Ondertusfchen toen men zag, dat een fchelmftulc i van dien aard flechts by zeer weinigen geloof vond, 1 werd 'er eene andere acte in Zeeland in de waereld ! gebragt, waar van, en de dubbelhartigheid der uit[ drukkingen, en de uitlating der voornaamfte betui! gingen, die in de Amfteldamfche acte uitmunteden» ; en de hoedanigheid, en denkwyze der meefte tee| kenaars, die echter zeer weinig in getal, en zelfs ( niet allen regenten waren, en eindelyk de weige! ring om die aan alle andere regenten te laten oni derfchryveo, het waare oogmerk verraadden, om de (v) Hoffleede,s Ieerreeden onder den titel Lands pila&, 1 jen vastgemaakt. R 2  256 VADERLANDSCH de ingezeetenen met ichoonfchynende, en niets'be* ceekenende woorden in den flaap te wiegen (w)* Dog, (w) De hoofdzaakelyke inhoud deezer Zeenwfche acte kwam hier op uit. ,, Wy betuigen op het plegtigfte , geen v ander oogmerk te hebben, als om dë waare Republi,", keinlehe regeeringsform , volgens den aard der confti„ tutie, en de privilegiën van de byzondere provintien , „ fteeden, en leeden van dit Gemeenebest, gelyk hetzel„ ve verbonden is door de Unie van Utrecht, te helpen „ handhaaven , met de hooge waardigheden van ftadhou,, der , kapitein • en admiraal - generaal, erffelyk in het huis van Oranje, en met alle die regten, en preëmi,, nentien, welken aan dezelve waardigheden, wettig, en ,, permanent, zyn vastgemaakt. Wy belooven de hoog,, heid, vryheid, en onafhangelykheid van den Staat in ,, het gemeen, en van de provintie Zeeland in het byzon,, der, te zullen helpen handhaaven, zonder eenige over,, heerfching, onder welken fchyn, ofbenaaming het zou„ de mogen zyn, te gedoogen; en wy verklaaren in het ,, beft;er van deeze provintie eenen afkeer te hebben van 3, eene eenhoofdige regeering, of van een meerder getal ,, van pej-foonen, uit eigendunkelyke ariftokratifche be„ ginzels. Wy oordeelen ook eene volksregeering, buiten „ de reprefentatie van wettig verkooren overheden, eeven verderffelyk voor het Land, en vry belooven, ons het,, lig te zullen houden aan de tegenwoordige conftitutie, jj, welke wy erkennen, voor ons Land, en volk de befte „■ te zyn , en de gefchiktfte , om in eenen vryen Staat ,, allen inbreuk van dwingelandy af te weeren , en nogthans ,, de regeering met eene genoegzaame magt te voorzien, „ welke zo wysfelyk door de wetten getemperd is, dat de ,, burgerlyke vryheid onder dezelve onbenadeeld kan, en ,, moet blyven. Wy betuigen ook eeven plegtig , den ,, waaren Chriftelyken gereformeerden godsdienst, zo als ,, dezelve in de publieke kerken deezer Linden geleerd „ word, met allen iever, en nadruk te zullen handhajr ,, ven, en nooit te gedoogen, dat iemand in zyne con,, fcientie worde onderzogt, of bedwongen; maar eenen x ieder ongeftoord te zullen laten genieten die vryheid ,, van denken, en oeffening zyner godsdienftige begrip„ pen, welke de wetten van het Land'hebben toege- „ ftaan.'  HUISBOEK. 257 Dog , terwyl men by de Zeeuwjche ade die der vaderlandlievende regenten op allerleie wyzen zogt te „ ftaan. Wy zullen , zo veel in ons is , de juftitie by „ baar gezag helpen maintineeien, zonder ooit toe te ftem„ men-, 'dat iemand in het gebruik van dezelve verhinderd „ worde, of onderworpen aan het oordeel van gedele„ geerde perfoonen, of regtbanken, welke hy, volgens „ zyne voorregten, niet voor zyne competente, of ordi„ naire regters behoefd te erkennen. Wy gevoelen, dat het zeekerfte kenmerk der vryheid van ons Land is, dat de regenten, en amptenaars van den Staat, zonder „ onderfcheid van aanzien, of rang, eeven als de gering-. „ fte der ingezeetenen, aan dezelfde wetten onderworpen ,, zyn : dat derhalven een ingezeeten, wie hy ook zy, „ of eene maatfehappy van ingezeetenen, onverhinderd het „ vermogen moeten hebben, om hunne privilegiën voor ,, te ftaan, in te roepen, en te verdeedigen; terwyl wy nogthans, in alle gevallen, en altyd, uitfluiten het vermogen van zig zeiven te regten, zo lang niet beproefd zyn alle de weegen, en middelen, welken de ordinaire juftitie, en de conftitutie van iedere provintie, of van „ den geheelett Staat refpecfieveiyk, aan de hand geeven tot vereffening der gefchillen. Wyders betuigen wy, ce„ nen waaren eerbied te hebben voor alle deugdelyke „ volksregten, en privilegiën, in welk diftrikt, of ftad „ dezelven ook zyn, of behooren geobferveerd te wor„ den, en wy zullen ons opregtelyk toeleggen, om dezeiven op te beuren, en op eene conftitutioneele wyze te ftyven, en te fterken: gelyk wy ook eeven weU „ meenend de hand zullen bieden tot het redresfeeren van „ weezenlyke abuizen, welken in de uitoefening vat) het' publiek beftier, tegen de.wetten, of goede order der „ regeering, mogten zyn ingefloopen. Deeze, hier boo,, ven gem., grondbeginzels belooven wy, op den eed, aan ,, den Lande gedaan , beftendig te zullen voorftaan, en „ malkand.'ren daar in alle mogelyke adfiftentie toe te j, brengen, de heimelyke, of openbaare indragt, welke ,, daar op mogt ondernoomen, of gepleegd worden, met al ons vermogen af te keeren, onze poogingen totbe,, houd van dc wettige conftitutie, en burgerlyke vryheid tt, te zullen veiesnig^n inet die van alle regenten in anR 3 „ deï«  258 VADERLANDSCH te benadeelen , en zig eevenwel by dezelve tiaar de ranglchikkmg , en het beloop der Ho'landjche gedroeg, gaf men te gelyk te kennen, (zo verward zig d<' boosheid in haare eige netten, en zo floot zy zelfs om ver, hc.t geen zy te vooren had zoeken te doen gelooven,; dat die vervalschte aöe een fchelmftuk was, en dat de echte aöe van Amfieldani daadelyk beftond. Zagen wy te vooren (x), boe de regeering van Vlisfingen, by haar advies van 37. februari 1787., eene welgegronde aanmerking gemaakt had over het heimelyk in de waereld brengen deezer Zeeuwjche acfe, en over de uitfluiting van verfcheide leêden der regeering van derzelver onderteekening; wy voegen 'er thans nog by, dat deeze regeering zig ook beklaagde, „ dat, by de „ openbaare verkooping deezer acfe, teffens door s, dien gecnen, welke daar meede belast was, ee„ ne lysc was vertoond van zodanige perfoonen , 3, welken dezelve zouden onderteekend hebben, en ,, dat zo wel elk eerlyk, en zelfs min oordeelkun3, dig burger, als zy, bemerken konde, dat zoda?, nige handelwyze geen ander doel had,' als om 3, eenige regenten, en minifters, die deeze ülegaale „ acfe niet onderteekend hadden, in den haat van 3, het gemeen te brengen, en de grootfte wanor3, der in de regeering te veroorzaaken" (y). Hier tegen poogden de deelgenooten deezer acfe, die zig noemden meedeopjlellers, en onder de eerjle teekenaars der- '„ dere provimien vnn deeze Republiek, welken met ons „ uit dezelfde grondbeginzels werkzaam zyn, in den klaa,, ren zin, en meening, als de/elven hier booven zyn voorgeleid, en ten dien einde met eikanderen, en met allen, die zig verder met ons willen vereenigen, te zullen omgaan met dat vertrouwen, eendragtigheid, en cordaatheid, als tot bevordering van 'sLands welzyn , en verdeediging van onze perfoonen tegen den haat, nyd , of laffer van kwalykgfezindeti, noodzaakelyk is.* VerJ. van ftukk. by j. A. de Chalm. 11. deel, bl. 4—7. 00 Ziehier booven bl. 118. en volg. {y) VerJ. yanjiukk. by J. A. de Chalm, u. deel, bl. *u  HUISBOEK. 259» derzelver^ zig op 5. maart daarna wel te zuiveren, met aan de Staaten by eene remonftrantie te kennen te geeven, „ dat die acte niet op eene heimelyke „ wyze in de waereld gebragt, maar openlyk ver„ kogt , en door niemand van de onderteekenaars „ ontveinsd was: dat, fchoon zy zig niet behoef„ den aan te trekken de lyften, welken deeze, of „ geene mogt vertoond hebben, zy echter geene „ zwaarigheid zouden maaken, om de lyst van hun„ ne naamen aan H. E. Mog., en zelfs voor het ,, publiek open te leggen, waarom zy in het be„ grip ftonden, dat niet alle regenten zonder on,, derfcheid zig met hun zouden kunnen vereeni3, gen: dat, hoe zeer het eene waarheid was, dat „ deeze acfe niet aan alle regenten ter teelcening was aangebooden, zulks echter niemand vreemd „ konde voorkoomen, als men aanmerkte, dat de„ zelve van eenen gantsch anderen inhoud was, als „ de a£te van verbintenis, in auguffus des voorigen „ jaars onder eenige regenten in Holland ontwor„ pen, en door verfcheide regenten in Zeeland ge„ teekend, zonder aan anderen, die men met regt „ hield niet in die gevoelens te ftaan, geprefen„ teerd te worden" (z). Dan eenige andere leeden, en minifters van regeering uit Zeeland merkten by eene contraremonflrantie op 19. april daar na hier tegen op, ,, dat eerstgem. dezelve acte niet „ alleen op eene heimelyke wyze onder elkande„ ren hadden geteekend, en daar na in druk doen „ uitgeeven , en onder het gemeen verfpreiden, „ waar by teffens eene lyst van hunne naamen ver„ toond was; maar dat zy zelfs, (het geen nog „ verder ging,) de vertooners in deezen, immers „ die geenen van hun, welken zig op onderfchei-9; den wyzen geneegen hadden getoond, om insgelyks die atte te teekenen, daadelyk die onder„ teekening geweigerd hadden , op voorgeeven, ,, dat (2) Verf. van fiukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 45 ^ R 4  s6o VADERLANDSCH )t dat de vertooners met betrekking tot de punten, s, daar in vervat, niet zouden ftaan in hetzelfde s, begrip, als zy; eeven als of ter hunner beoory, deeung ftond een onderzoek van het geen ieder 3, eerlyk regent, in zodanige gevallen, verpligr 3, was by zig zeiven te beflisfchen, dac is, of hy s, zig in gemoede, en volgens zynen oorfprongly3, ken eed, kon vereenigen mee hec ftuk, hec geen 3, ter onderceekening wierd voorgefteld: dac die „ haacelyke weigering, welke in effeéte eene uit3, fluiting der vercooners mee zig bragc, een fterks, iten was gebleeken by geleegenheid , dac een s, der vercooners een raade van Middelburg een voors, ftel deed, „ ,, om naar het origineel dier acfe „ onderzoek ce doen , en aan alle de leeden, 3, „ en minifters van die vergadering geleegenheid a, „ te verfchaffen, om de betuigingen, en ver3, ,, klaaringen, daar in voorkoomende, waar mees, de hy des cyds reeds verklaarde zig ten vol! 3, „ len te kunnen vereenigen, met derzelver goeci- „ keuring te bekragtigen, en wyders voorfz. adte 3, „ ook aan de overige ftaatsleeden var; we- ge li. a, ,, E. Agtb. ter onderteekening aan te bieden: "" 3, dat by die geleegenheid door eenen der eeifte 3, onderteekenaars dier acte, by het uitbrengen van 3, zyn advies over dat voorftel, was verklaard. dat 3, de gefaamenlyke onderteekenaars met eikanderen dg 3, refolutie genoomen hadden, om die aiïe niet te laten 3, teekenen door regenten, die getoond hadden, omtrent 3, de artikelen, daar in vervat, van andere gevoelens te 3, zijn; dat dit verklaarde ook door andere der ge3, zegde onderteekenaars, hoofdzaakelyk, bv meer 3, dan eene geleegenheid was ingefte'md, én dat 3, daar meede dan de vertooners, (gelyk gebleeken „ was,) bedoeld wierden: het welk te meer helee3, digend voor hun was, wanneer, volgens de in„ iuding dier afte, ieder regent reeds van zeiven, „ uit hoofde zyner bediening, tot het handhaaven van „ alle de gronden dier acfe by eede verpligt was, en »» dus alle die regenten, van welken men durfde zeggen, dat zy getoond zouden hebben van anders.  II U I S B O E K. 261 gevoelens te zijn, daar door wierden in verden„ king gebragt, als of zy daaden hadden gepleegd, „ die tegen hunnen eed, en pligt ftrydig waren: „ eene befchuldiging, welke misfchien haaren ee,, nigen grond daar in had, dat de vertooners zig met de, thans binnen deeze provintie boovendiy„ vende, denkbeelden niet blindelings hadden kun„ nen vereenigen; dog teifens eene befchuldiging, „ welke zy zig geenszins meenden te hebben waar,, dig gemaakt: 'dat die reeden van weigering laar,, enbooven vreemd moest voorkoomen uit de pen „ van lieden , die by hunne onderteekening ver,, klaarden, ,, ,, dat zy met allen, die zig met „ hun wilden vereenigen , zouden omgaan met ,, ,, dat vertrouwen, en die eendragtigheid, en cor„ ,, daatheid, als tot bevordering van's Lands wel„ ,, zyn noodzaakelijk was."" Het zoude ons te ver afleiden , indien wy een breeder verflag van den verderen inhoud deezer beide ftukken, als meede van eene nadere remonflrantie (a) der ontwerpers, en eerfte onderteekenaars der Zeeuwfche acfe geeven wilden. Wy vergenoegen ons derhalven met onze leezers , die belust mogten zyn om alle deeze ftukken naar te gaan, te doen opmerken, dat men van de waare meening deezer acfe best kan oordcelen , wanneer mende betuiging, in hunne eerfte remonftrantie vervat, ,, dat zy zig verbonden ree,, kenden, om zig beflendig te verklaaren tegen alle „ nieuwigheden , welken, onder den fchoonen „ naam van herstelling, wierden ondernoorm n , ,, en tegen de middelen, waar door deeze nieu,, wigheden wierden voortgezet, welken of in haa„ re bedoelingen , of in haare gevolgen, zoude,, ,, uitloopen tot verandering der wettige conftitu„ tie, en regeeringsform, of (gelyk het heette,) ,, tot ftooring der burgerlyke rust, veiligheid, tn vryheid," en de breedvoerige uitlegging , die zy (a) Verf. vanjlukk. by J. A. de Chalm. 11. d;t;, V„ 59 —óó«  C62 VADERLANDSCH zy daar van by hunne tweede remonflrantie gaven , vergelykt met den inhoud van het (taatsrapport van 12. februari over de oorzaaken der onluften, en de middelen tot herffel, mee de pubükatie van Middelburg van 24. februari , met het ftaatsrapport van 21. mai, en inzonderheid met de aanfpraak van van èt Spiegel aan de Staaten op 9. juli, en met het,antwoord der Staaten van Zeeland aan de regeering van Zierikzee op 12. auguftus. Wy vergenoegen ons , met ten flot nog aan te flippen zeeker opmerkelyk gezegde der vertooners , ,, dat zy van 9, harte wenschten , dat de onderteekenaars van „ meergem. acfe ten allen tyde door hunne daaden „ zouden mogen toonen , zodanige pryswaardige 3, bedoelingen, en oogmerken te hebben, als zy >} in die acfe, en opgevolgde vertooning hadden gelieven te betuigen; zonder dat zy alhier on„ derzoeken zouden, of, en in hoe verre verfchei„ de van derzelver onderteekenaars door hunne amptsbedieningen in het geval gefteld waren, of „ roeping hadden , om tot die einden, waar toe 3, zy zig met eikanderen verbonden hadden , te 3, kunnen meedewerken" (b). Van welke kragt, en beteekenis dit laatfte gezegde ware, bleek daar uit, dat verfcheide der onderteekenaars van deZeeuwfche acfe ampten bekleedden, van welken de vertooners , indien zy niet ten uiterften befcheiden geweest waren, zeer duidelyk zouden hebben kunnen aantooren , dat zy geene de allerminfte bevoegdheid meedebragten , om zulk eene verpligting op zig te neemen, als geene betrekking hebbende tot de provintiaale , of fteedelyke regeering (c). Hoe afkeerig tog die ontwerpers der Zeeuwtb') Verf. van flukk. by J. A. ie Chalm. 11. deel, bl. 49 -58. (c) Men zie de naamen der onderteekenaars van deeze Zeeuwfche acte, immers voor zo ver zy zig met het voorfz. vertoog aan de Staaten vervoegden, in de verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 11. deel, bl. 48., als meede de naams*  HUISBOEK. 263 Zeeuwfche acte zig ook gelieten te zyn van nieuwigheden', en dus vooral van allen invloed der burgers op zaaken van regeering ; maakten zy eevenwel geene zwaarigheid om te verklaaren , dat die „ geenen hunner, die geene leeden, of minifters van „ Staats - of ffadsregeering waren, oordeelden befchouwd ce mogen worden als zodanigen, die in ,, hunne polten niet uitgeflooten waren van de ken„ nis, en behandeling der zaaken van regeering, „ en julticie, en die booven dien, door hunne gebuorte, bezittingen, en betrekkingen, inden vtlvaari „ der provintie grootelyks deelden, en zig daarom ook „ gehouden teekenden, voor de bewaaring der conftitu„ tie openlyk uit te koomen, en hunne meederegenten, en burgers met raad en daad by te ftaan, en voor „ te gaan, latende niet te min het dagelyks beftier van ,, zaaken aan die geenen, die^zulks wettig toekwam, ,, zonder eenig aandeel daar in te begeeren." Indien deeze reedenen voldoende waren voor ampcenaars buicen de regeering , om eene aEte van verbintenis met leeden van het Scaats-of fteedelyk beftier te teekenen , welke zy ronduit erkenden te moeten dienen tegen eene andere acfe, door een overgroot aantal leeden , en minifters van regeering uit de zeeven geweften in de waereld gebragt; wat voorwendzel had men dan, om deeze laatfte afte van verbintenis, of ook die, welke, in overeenftemming daar van , door verfcheide burgers der aanzienlykfte fteeden, niet minder belang in'sLands welvaard hebbende, geteekend waren, als ongeoorloofd j en ftrafbaar te doen voorkoomen ? En, wat den gedaanen wensch betrefc omtrent zulken, die weezenïyk door hunne ampten in het geval waren, om die bedoelingen, en oogmerken ce kunnen, entemoecen hebben ; de uickomsc heeft genoeg getoond, hoe fommigen derzelver onderteekenaars, met naamen K. Kien van Citters, en J, J. de Bruin, van welken wy te vooren men der braaven onderteekenaars viui de laatfte xcmOZf; ftrantie terzelfder pluatfe, bl. 58.  s54 VADERLANDSCH ren (d) melding maakten, als leeden der Middel; burgfche regeering, of in andere betrekkingen , zig feedert regt tegenftrydig daar aan gedraagen hebben JJeeze uitkomst toonde genoeg, dat alles, het geen de vertooners ten opzigte van de waare oogmerken dier acfe gezegd hadden, ja nog veel meer , op hun toepasfelijk was, en dat niet de Amfteldamfche; maar wel deegelyk de Zeeuw/die acfe, ingewikkelde Jtelmgen bevatiede, en een ftuk was, waaraan men eenen wasfchen neus geeven konde. Voor het overige moet men in de beoordeeling van het geheel gedrag deezer laatlten, en van de Zeeuwfche acte zo wei, als van dit nader vertoog, waar i'n men den loozen ffyl van eenen van de Spiegel al wederom herkend, niet ongemerkt voorbygaan, dat hy die in alle deeze handelingen agter het fcherm zat, en meer bevoegdheid, dan zo veele anderen, had om dezelve uit hoofde zyner bediening te onderteekeBen , echter zig wederom zorgvuldig daar van wagtte. En dit kunnen wy, zonder hem te kort te doen, nergens anders aan toefchryven, als aan die bedorven ftaatkunde, en doortraptheid, welke in alle zyne daaden van dien tyd fteeds doorff raaide, en eeniglyk bedoelde, om zig in alle gevallen, hoe de zaaken ook loopen mogten, buiten verhaal te houden, en anderen aan eenen ongelukkigén uitflag van zaaken op te offeren. Hoe het zy, hy moet wel willens blind zyn, of in ondeugd gelyk ff aan met deeze menfehen, die in dit alles niet erkend eene doorffeekende boosaardigheid, om, het zy door reegelregte onwaarheden, hec zy door verdraajingen , eenen ongegronden argwaan te doen dienen , niet alleen tot het voortzetten van twist, oneenigheden, en wantrouwen tusfchen regenten onderling , maar ook tot het veftigen van eenen onoverwinnelyken afkeer, en doodelyken haat by het gemeen, dat altyd het ergffe liefst geloofd, tegen zulke regenten, die deszelfs eenige waare (d) Zie hier booven, bl. J30. en 132*  HUISBOEK. waare vrienden zyn, maar de kunstgreep n!et bezitten, om het oVderhandsch op te zetten, en ih deszelfs losbandigen aard, en neigingen toe te geeven. Indien de misleide meenigte de waare doeleinden der patriotten gekend hal, of zelfs maar, aan haare eige gevoelens overgelaten, de zigtbaare daaden haarer weldenkende, en meer verlichte meedeburgers onzydig , en uit het waar oogpunt had kunnen befchouwcn; konde zy dan wel iets nadeeligs , of gevaarlyks voor haare rust, veiligheid, en welvaard gevonden hebben in het geen zy dagelyks van den kant der vaderlandlievende party zag gebeuren ! Zy hoorde de Staaten der meefte geweiten, haare befte regenten, haare gegoedfte meedeburgers, en de deftigfte kooplieden zig beklaagen over den Engtlfchen oorlog? En waren de poogingen van alle deezen niet in de daad bereekend, om vooral ook het gebrek, en de armoede, die door gemis van koophandel, en zeevaard, en door de meerdere duurte der noodwendigfte leevensmiddelen veroorzaakt werden , voor den gemeenen-man te doen ophouden, en in het vervolg voor te koomen ? Zy hoorde klaagen over het misbruik, om ampten aan vreemdelingen, en dienstbooden te geeven. En waren deeze k'agten niet regt gefchikt, om die ampten ook voor den gemeenen man verkrygbaar te maaken? Zy hoorde kiaagen over de misbruiken in het militaire weezen. En waren deeze klagten niet gefchikt, om voorat ook het rampzaalig lot van de foldaaten te verzagten ? Zy hoorde den burgerwaapenhande! aanpryzen. En was deeze niet gefchikt, om vooral de boeren, en verdere opgezeetenen tegen de ftrooperyen van de ligte troupen der buitenlandfche vyanden te helpen befchermen , en om de heeren, en droftendienften, de vrye jagt, en diergelyken te vernietigen? En wie anders, als een alvermogend ftadh., als zogenaamde eedellieden, als ftadhoudersgezinde regenten , en andere ambtenaars» waren voorftanders, en uitvoerers van aile deeze kuea-  265 VADERLANDSCH kneevelaaryen, waar onder de burger, de ambagt». man, en de boer hun leeven lang gebukt gaan, en die hun berooven van die genoegens , welken hun in hunnen kring alleen gelukkig maaken kunnen ? Wie anders, als de vaderlandsgezinde regenten , het zy ze tot den adel , of burgerfland behoorden, wie anders, als de weldenkende burgers, zogten onvermoeid alle die krieevelaaryen te doen ophouden ? Wat zoude dan de woede, en wraakzugt eevenaaren van diezelfde lieden, die zo lang , en zo fferk tegen de patriotten opgehitst zyn, en aan welker wreedheden zo langen tyd de ruime teugel, geheel IfrafFeloos, gevierd is, indien zy eenmaal konden overtuigd worden, dat diezelfde bedoelingen, waar tegen zy zo zeer vooringenoomen zyn , ook vooral tot hun heil, en welvaard geflrekt zouden hebben, en dat alle hunne woelingen zo veele flappen geweest zyn tot het graaven van hunnen eigen kuil, zo veele afgronden, waar in men hun moedwillig; en onherflelbaar heeft ter nedergeworpen? En, wanneer datzelfde gemeen eens eindelyk, by verder tydsverloop , en by omftandigheden , die vroeg of laat onfeilbaar gebeuren zullen , de waare oorzaaken zyner rampen door een nadrukkelyk gevoel kennen zal , wat moet dan diezelfde party niet vreezen van menfchen, die, by al de woede over beleedigingen, nog zullen voegen de wraakzugt over bedriegeryen van allerleien aard? En, verfpreid zig ook dit gevoel eens, gelyk dit niet misfchen kan nog eerder te gebeuren, onder officieren, en foldaaten, welker krygstugt die party, het eerst onder alle dwingelanden van Europa , vernietigd heeft, wat heeft zy dan niet te dugten van menfchen, die zig thans als beulen der burgeryen befchouwen, maar die dan erkennen zullen , dat zy zeiven zo wel burgers als foldaaten, en, zonder dat zy het byna bedagten , gebruikt zyn om eene dwingelandy te veftigen, waar van zy zeiven de eerfte, en voornaamfte flagtoffers waren ? Ondertusfchen was het ciet vreemd, dat men door het gereed lokaas van drink-  HUISBOEK. 26> drinkgeld , en oproerleuzen , door beloften van . voordeden , en door toelating van allerleie luid» rugtige vermaaken , en wreede mishandelingen , en vooral door plundering der aanzienlykfle , of meer gegoede meedeburgers, het hart van het gemeen won. Het was niet vreemd, dat dit gemeen , eens daar toe aangemoedigd, en den fmaak daar van gekreegen hebbende, juist die middelen begon te haaten, die hetzelve in het pieegen van ongereegeldheden verhinderden , juist die perfoonen te vervolgen, die of die middelen voorlfonden, of uitvoerden. Vooral was het niet vreemd , dat de foldaaten, gewoon , óm met den flok, en fpitsroede, als het reedenlooze vee, geregeerd te worden , zo dra zy deeze banden geflaakt zagen; als losgelaten verfcheurende dieren, den eerffen prooi aangreepen, die hun werd voorgeworpen, zig op de onfchuldige patriotten , die men, als tegen hun gewaapend, had afgemaald, wreekten weegens het geen zy meenden aan hun verdiend te hebben, en zig weegens den dwang , waar in zy te vooren gehouden waren, fchaadeloos (telden. De patriotten derhalven , welker hoofdbedoeling vryheid, herltel van misbruiken, handhaaving van goede order, en algemeene rust was, moeiten natuur]yk in het oog van het gemeen, en den foldaat haatelyk worden; en, hoe meer het gemeen zogt uit te fpatten, hoe ieveriger de patriotten zig daar tegen verzetteden , des te meer moest de haac aanwasfchen, en ongeneefelyker worden. Men behoefd den aard van het menfchelyk hart, en den heerfchenden fmaak van het gemeene volk maar oppervlakkig te kennen, om hier van overtuigd te worden. Deoranjeparty had derhalven , in het winnen der harten van het kanailje, oneindig vooruit booven de patriotten , en het zoude een wonder geweest hebben, indien hetzelve, na het verliezen der eerfle indrukzels van den oorlog, van buiten zo wreedelyk tegens ons gevoerd, en van binnen zo trouwloos begunlfigd, zig (leeds vreedzaam gedraagen had. De uicerlyke, en byca koninglyke  268 VADERLANDSCH pngt van hec ftadhouderlyk geflagt was daaren►booven zeer gefchikc, om aan heczelve meer gezag toe te doen fchryven, dan aan de Staaten, en de titel van prins, verkeerdelyk toegepast op de ftadhouderlyke'magc over deeze Landen, als of de ltadh. prins van deezen Staat was , moest he: vooroordeel van een vermogen, booven dat der Staaten verheevcn , beveiligen. Dit vooroordeel moest vooral geweldigen indruk op het gemeen maaken, zo dra men het in den waan wist te brengen, dat de prins door de Staaten verongelykt werd. Dit alles werd voltooid door de vefzeekering, dat des (Ladh. zaak bonven dien der Staaten (want van des volks zaak had het gemeen geen denkbeeld,) eindelyk zoude zeegenpraalen. En, daar 'er aan den kanc des lladh. oogenblikkelyk voordeel te behaalen, aan lo<-eindigheid den teugel te vieren, en hoop on (tratfeloosheid, en op veele toekoomende belooningen ce bejaagen viel; daar de ltadh., onder aHerleie titels, en door allerleie weegen, over eenen knninglvken fchat vs.n verfcheide"tonnen gouds jaarlyks ce befchikken had, en geen geld ontzag; da^.r de patriotten het lokaas van meenigvuldige gel'dfpiliing, en bedriegeryen niet konden, of wilden beezigen; en de betaamelyke voordeden van een •wy beftier alleen voor dieper doordringende weezens merkbaar waren; moest natuurlvk de groote toevloed van het gemeen den ftadh. alléén tè ftaade koomen. • De byna algemeene beooging van alle regenten, die zyne zyde hielden, insgelyks eigenbaat, en perfooneele inzigten van eige grootheid, of voordeelige eerampten zynde , waren deezen ook zeer gefchikc, om geene middelen te ontzien, die tot hunne oogmerken leiden konden,' zo dra zy eens beflooten hadden, hunnen eed, en pligt ten gevalle van den ftadh. te overtreeden. Zy hadden dus het dubbel voordeel, (indien het een voordeel heeten mag,) dat zy, aan den eenen kant, niet kies behoefden te zyn over de middelen tot handhaaving van het ftadhouderlyk gezag , het welk ook het hunne bewaaren moest, en datzy, aan de an-  HUISBOEK. sojj andere' zyde, niet gebonden zynde aan de voortplanting der leer van vryheid, goede order, ett openbaare veiligheid, domme, en onbefchaafde» of fnoode, en naar geld makkende menfchen tot uitvoering van ongereegeldheden [konden aanzoeken, en omkoopen, zonder dat zy bevreesd behoefden te zyn, dat hunne voordellen, als ftrydig; tegen hunne voorgewende beginzeis , of als aanloopende tegen de neigingen hunner afhangelingen, zouden afgeweezen worden (e). Elk onzer lee- (0 Het zal fommïgen onzer leezers misfchien niet onbevallig zyn, en anderen proefondervindelyk kunnen overtuigen van de veragtelykheid der dryfveeren, waar door de werktuigen van het huis van Nasjau tot hunnen zogeraamden iever in beweeging gebragt worden , wanneer wy hier eenige Gaaien laten' volgen van echte ftukken,. uit den boezem dier rverktuigen oorfprongelyk, en by welken zy de uitvloeizeis van hun fchandelyk eigenbelang» ten kofte van alle gevoelens van eerzugt, deugd, vaderlandsliefde, en agting in de maatfchappy, uit de volheid van hunnen geest lieten werken. Men zal 'er te gelyk; uit zien, in welk eenen maalftroom van euveldaaden die werktuigen zig fteeken, en met welk eene meenigte van faamengezwooienen zy zig vermengen moeten. Öok zat men 'er uit kunnen opmaaken, dat de meedehelpers, en voorftanders "van Nasjm door alle tyden eeven ondeugend, eerloos , en tot alle fchclmftukken gereed gcwcest°zyn*. Z.et hier dan ejrst eenen brief, aan "den luitenant ter zee, Hendrik WiUtm Smüh, (wiens naam wy op zynen tyd, als den verraader van den Ilollandfthen uitlegger voor Loeye.ftüri, met verfoejing aan de nakoomelingichap zullen moeten bekend maaken,) door zynen vader gefchréeven weinige dagen voor het volvoeren van dit zyn verraaderlyfc oogmerk, en welken wy tetterlyk zullen naarfchryven. ,, Zeer beminde zoon. De omftandigheeden zyn my te veel om acn UE. .v te beantwoorden. Juffrouw Troost heeft op den 4. deefer op Shiys geweest om geit, maar om geen goet van' „ UE over te geeven, aèngaend UE. goet, dat by ons 11. som. s 6 ; t*.  »7ö VADERLANDSCH Jeezers voeld van zeiven, dat, de patriottifch* party, al waren 'er onder haar menfchen gevon- - ■ den , „ bevonden-is, is 2. broeken, een hemd, een zakdoek, een flaapmuts; een paar kousfen. Voorts zo zyt gy, j, van TevUpgêft, en de heer Bregman voor de eerfte keer op 4. feptember ingedaagt , voorts zal de laatfte inda„ ginge we! aan'toonen , wat het eynde zal zyn. Ik weet ,, niets verder te fchryven, als dat wy nog allen fris, en "gezond zyn : verhoope hetfelve van UE, te moogen „ verneemen. De patterjotten fwerven om Sluys, en door ,, het geheele Westland, en ik verwagt fe alle daegen aeri myn huys , want ons Sluys adder gebroefel hebben groot ,, berouw, om. da.tfe my, gelyk UK. vermeld, niet in ftuk„ ken gekapt, en vernielt hebben; tot dien eynde hebben js fe .de vreemde patterjotten op gemaakt oin my te ver,., r.ieie" maar ik ho.opcr meede by te zyn. I i )e ; eer de Vries benevens dheex Bregman zyn den , 4. deeier voor commifarisfen van 't hoff van Holland ge., "dagvaart-geweest, maar de heer de Vries alieen gecom",, pareert, en hem niet anders ondervraagt, als dat de ., dykgraaff zyn zaaken niet na behooren heeft waargenoomen. Verhoope, dat de prusfen aarenden ons weederpardyders haast na myn genoegen zullen klauwen, ma;r ,, ik wenfte wel, dat God het gelieft te voorfien, dat UE. -, hoe eerder hoe gouwer aan zyn hoogheid gelieft te ,1 adresferen , eer de popen aan den gang gien, en tot „ dien eynde moet UE. u best doen om UE. ten fpoe„ digften aen zyn hoogheid te adresferen, en UE. zaaken „ ordendelyk voor te ftellen, om UE. te imployeeren op „ een fchip in Zeeland , of officier te land tc imployee„ ren, waar toe ik hoop, en dat God zyn zeege "daar „ over zal gelieven te gebieden-, in welken hoopen en „ verwagtingen verblyve UE. liefhebbende vader CHS, SMITBi „ Maasfluys „ 5. feptr. 1787. „ ?: S: de heer Bregman is te Nlmweegen, en zyn „ vrouw is den 18. augft. op Sluys gearriveert, en ik den„ felven dagen gefprooke, Jacob de frnous is den 4. dee- „ fer  HUISBOEK. 27I den, laag genoeg, om met het gemeen te willen werken, echter uit hoofde van haare beginzels, en „ fer op Sluys gearn'veert, van Teylingen weet ik, nog T, niemant niet, waar hy is, maar ik geloof zeeker, dat hy eerder als gy zyn foreuyn by zyn hoogheid zal maa- ken, als gy." Van gelyken aard, fchoon meer dan 100. jaaren ouder (*), is de volgende brief van zeekeren Jan Andries* Jen van Schrick, noodiger ter begrafenisfen, en eenen der belhaamers van het Rotterdamjche oproer in dien tyd, welke ont van dien tyd af is bewaard gebleeven (f). „ Floris neef. „ De groetenisfe aan U en UEd. huisvrouw, wat aan^ „ gaat ik zoude wel geneegen weezen, om in den Haag „ te komen, zo ik konde de eer hebben om zyn Hoogheid te fpreeken , om te koomen aan een recomman„ datie voor my aan de heeren van Rotterdam, alzo daar „ eenige beneficiën, en officien zullen te vergeeven zyn, „ te weeten major van de burgery, het welk ik ook wel „ zoude begeeren te hebben, alzoo ik op dien woensdag „ my zeer heerlyk gekweeten hebbe over het indringen van zyn „ hoogheid, den heere prinpe van orange , tot Jiadhouder van „ holland, en westfriesland, en zal het verhaalen, „ hoe het gefchied is: te weeten op woensdag, den dalo „ my ontfchooten zynde, en ook daar van geen notitie ,, gehouden hebbende , zo is het zulks op den voorz. 3, dag, dat daar eenige compagnien gecommandeext waren „ in de wapenen te komen, zo was myn capt., Jacob „ Vosmaar , zyn post te bewaaren by de Arminiaanfche „ kerk, en onze lieut. op de groote markt tot de groote ,, kerk toe , alzo ik Jan Andries geftelt was van myn „•lieut., Pieter Beyerman , aan de hoek van de kerkftraat, „ io ivomt de heer oudburgermeefter, Adriaan Hartman. » en (*) Van het jaar 1Ö72. (t) Wlaragt. verh. van de muitery binnen de (lad Rottsidami il. 143—146. S i  a;2 VADERLANDS CH en varr de geestgefteldheid haarer meedeftanders, onmogelyk, zonder fchaamrood ce worden, de toe- vlugt t, en burgermeefter Johan de-Rats, om in de kerk te gaan, „ zo vraag ik haar af, wat zy waren, of prins, of niet, „ zy zeiden te zyn prins, daar op antwoordde ik, dat de „ prinsje vlaggen wel van de kerk, en Jladhuis woeyen, niaar „ daar liadde ik geen contentement meede, maar daar en wierd ,, niet op geantwoord , toe zette ik , Jan Andries van Schrick, myn' piek daar neder, en ging na myn lieirt. ,, toe , en vraagde, waar voor dat hy Jlonde, wat Imt hy ., had de, zo gaf myn lieut. tot antwoord, hy wist het niet, 70 bebbe ik gezeid teegens myn lieut., gyjlaat om den ■, heer prins van orange klein te houden, en de wittïN ., groot te maaken, en myn zoon, dat hoorende, die in ,, dezelve comp. was, wierd gram, en ik nam myn ge,,> weer, van ftonds aan vertrok onze comp. een ieder na zyn huis : toen lei ik myn geweer af , en ging door ,, Rotterdam, alle kwartieren van de ftad, en alle de bur-., geren bekend maaken, om met haar zydgeweer te koomen op de groote markt als burgers, en daar zynde, .. zoude- ik ze brengen by de kapt., daar zy vergaderd ;, waren, dien ik door andere verzogt had te vergaderen, ,, maar waar het zoude zyn , daar zoude ik op de markt ,i befchcid van krygen, als ik deede, en de burgeren bekend maakte de zaaken, waarom zy zouden koomen te,, gen 'sagterenmiddags ten vier uuren, zo zyn daar veele „ burgeren gekoomen , maar zo veel niet, als ik hadde „ vertrouwd. Zo komt op de markt lieut. Jan Proons, en ,, zeide daar op, de markt om te gaan tot 'ban Lit, en ,, drinken een glas rhynfche wyn, daar ik Jan Andries„fen Schrick op antwoordde, is daar goede wyn, wy koo, ,, wen ook, zo ftond ik met dat volk op de markt, en ver,,' fcheide fraaie koopluiden, liefhebberen van den heere „ prince van Oranje, toen zag ik, djt de groote zaak „ voor my zoude zyn voor zulk een braave comp. -voor ., uit te trekken, dog dagt my geraden, dat ik die eer ,, aan luiden van grooter qualiteit zoude laaten blyven, „ maar zy weigerden het my, en verzegten my daar toe, „ alzo ik de comp. geworven had, zo zeide ik dan, fiat, ,* ftaat my trouwelyk by, en God de heer zal ons redden, liei, ver aan de galg te fterven, als frassch, osakse booven, „ en  HUISBOEK. 3.75 vlugt tot zulke fchandelyke middelen zoude hebben kunnnen neemen. En wy durven 'er wel by. voe- en wit uit, en nam myn rotting, en flingerdeze over \[ het hoofd, en zeide, dat gaat u voor, en gebragt heb- bende tot den voorn, van Lit voor de deur, Helde ik ',\ haar in order; ingaande, vraagde ik de juffrouw, of de ,, capt., en lieut. van de burgery daar waren, zo zeide zy ja, zo verzogt ik haar te mogen fpreeken, daar op ",'is afgekomen een vigelant man, een groot liefhjbber, ', vraagende, wat myn begieren was, ik gaf hem tot ant- woord, dat wy alle te faamen begeerden, dat men moest mot", tificeeren het jchelmjche eeuwig ediB, en dat de heeren den '\ heere prinpe van orange moeften ontjlaan van den eed, '■' dien zyn Hoogheid gedaan had over de injlratïie van het ' capt. generaaijchap provifioneel, en wilden, en begeerden, 1 dat de heeren hem moejlen maaken jladhouder van holland , \' en westfriesland , als ook dat de capt , en luit. moejlen ' doen vergaderen de vroedjehappen van dien avond, en niet ' verjlonden, dat zy geen van alle daar zouden van daan " gaan, maar ik zou haar by befchikken den heer leonar» " van naarssen, en den heer Mr. samuel beyer, en myn " volk groeide hart aan, zo ben ik uitgegaan naden heer " van Naarsjen, en heb een ander geftuurd na den heer de Beyer, na lang zoeken vond ik den heer van Naars* ',fen op het nieuwe hoofd by den heer dykgraaf van tta" nendorp , en den heer oudburgermeefter Hermaius van " Zoeten, en fprak haar reverentie, en vraagde, of de " heer van Naarsjen geliefde meede te gaan na de nieuwe ' haave, alzo ik daar hadde ftaan eenduizend man of twee. Hoe wat is dat te Zeggen , myn heeren ? Om den he er " prihce van orange groot te maaken. Wel, zeide van Naars;,jen, die liefhebber, ik durve daar niet gaan, want de heeren zouden zeggen, dat ik een revoltemaaker was. Ik ant„ woordde , als gy dan niet meede gaat, zo vrees ik , dat daar „ niet een kuis blyft ftaan, ik koome daar ook niet: en toen ,, fpraaken de heeren, van naarssen, gaat heenen, en wy „ zullen de vroedj'cliap doen beleggen, en zeiden, jan an„ driessen, draagt wel zorg, dat de heer van naarssf.K „ geen ongemak krygt: neen myn heeren, wy zullen roe,, pen, iiva Orange, en Orange moet booven, dat wil ii „ zweeren, van dien avond cf avond half elf gepublïS 3, fceerd»  »74 VADERLANDSCH voegen, dat zy daar toe de toevlugt nimmer g«noomen, en zig daar in van alle andere omwenteling „ ceerd, en Iiaar met kragt daar toe gedwongen. Ik kan „ niet al zeggen , wat ik tot lof van zyn Hoogheid al „ hebbe uitgevoerd, ik hadde van doen een dag fchry„ vens, ik hope, dat dit genoeg zal zyn te verftaan." Wil men datzelfde eigenbelang , als de eenigfte dryfveer van den iever der oranjekabaai, onder de liftige omzwagteling van waakzaamheid voor des ftadh. grootheid verborgen, werkzaam zien; men lecze dan de drie brieven, door den Flisfingfchen advokaat, J. Jasper/en Brasfer opgefteld, en door des ftadh. rentmeefter, W. van Rojentlial, overgefchreeven, onderteekend, en aan hem, of zynen domeinraad afgezonden over de begeeving van zeeker ampt, ter begeeving van den ftadh. ftaande. Daar de twee voorige ■weinig in derzelver inhoud verfchilden, geeven wy flechts den laatften op, om dat dezelve bepaaldeïyk de aanbeveeling van den ftiefzoon des gem. advokaats'behelsd. „ Doorlugtigfte vorst, en heere! „ De eer hebbende van door U. D. H. begiftigd te zyn '„ met den post van rentmeefter U. D. EL domeinen bina, nen deeze ftad Flisftngen, welke zodanig eenen mer„ kelyken invloed hebben op de regeering van gem. ftad, „ dat ik my zoude meenen van pligtverzuim te zullen moe„ ten befchuldigen, in gevalle ik niet alleen voor de be- houdenis van uwe ïegten, en prerogatieven, als erf„ heer van gem, ftad, zo veel my mogelyk is, vigileer- de, maar ook, wanneer ik naliet zaaken te ontdekken, ,, welken ik meende by de regeering gepleegd te worden, „ ftrydig met de rcg.en van U. D. H., als erfheer, of ,, met de prerogatieven, aan het erfftadhouder - en erf„ gouverneurfchap deezer provintie verknogt te zyn (*). 11 Daar (*) Men zal hier gereedelyk ontdekken, dat deeze zin geen flot heeft, dog hier op te letten fchynt aan den heer Brasfer, door den iever voor zyn onderwerp ,onmogelyk geweest te zyn, en is nstuurlyk door den overfchryver, en onder» {eekenaar ook niet bemerkt.  HUISBOEK. 275 iingen, die feedert 20. jaaren ondernoomen zijn, glansrijk onderfcheiden heeft (ƒ). c Dan ,., Daar thans aan de zyde van de zogenaamde patriotten " aangedrongen word op het agtervolgen der byzondere privilegiën, byzonder der geener, weiken de magiftraats" beftellingen betreffen; daar men niet nalaat U. H. te *, befchuldigen op dezelven inbreuk te doen, fchoon men, V, als bet ware, niet durtd te zeggen, dat U. H hetzelve zoude doen animo deliberato (*), maar by inductie , misleiding, of voordragt van uwe vrienden, welken men mei den naam van uwe jihynvrienden beftempeld, en daar " voor deeze reeden gemeeniyk aanvoerd, dat het U. H. I, niet mogelyk is alle perfoonen, welken tot het verkiezen van raaden in de vroedfehappen, of andere ampten '„ van magiftratuur worden voorgedraagen, van naby te ,", kennen, en by gevolg verzeekerd te zyn, dat dezelven al, of niet, de vereischte bekwaamheden bezitten, wel*[ ken tot het waarneemen, en uitoefFenen van de open[, valiende magiftraatsampten vereischt worden (f). Dat „ men by het verkiezen van deezen, of geenen, welken men niet gaarne bevorderd zag, niet nalaat de voor„ gewende ongequalificeerdheid van denzelven openlyk uit te kryten, en in de nieuwspapieren, of andere ftaatkundige gefchriften, den volke voor te draagen als eenen inbreuk op de privilegiën der fteeden, en het te doen 'J, voorkoomen, als eenen toeleg op de algemeene vryheid „ van het volk; terwyl diezelfde regenten, en patriotten '„ niet nalaten , om by voorkoomende gejeegenheden, zelfs „ binnen deeze ftad, perfoonen op de nominatie te bren„ gen, en aan JJ. H. ter electie aan te bieden niet al-, ,, leen, maar ook bepaaldeiyk aan te beveelen, welken ,, een, of meer van de radikaale qualiteiten, tot de magiftratuur vereischt wordende, ontbeeren, inzonderheid «, betreffende de vereischte jaaren, by de octroojen, door „ hun. (*) Met opzet. (fj Het geheel oogmerk van deezen brief bewyst ontegenzeggelyk.dat de befchuldigingen, die de patriotten tegel» den ftadh., en zyne fchynvrieuden ten deezen inbragten, ïetterlyk waaragtig waren..  &7-6 VADERLANDSCH Dan hier hooren wy, dunkt ons, den geheelen hoop van oranjevrienden ous hec oproer te Amhem „ hun zelfs jaarlyks tecen U. H. ingeroepen, bepaald; „ waar van meer dan één voorbeeld, byzonder Vlisfingen „ betreffende, voorhanden, en zelfs recent is, gelyk ik „ de eer gehad heb nog onlangs aan U H. raad, en ree„ kenmeefter Ardesch te kennen te gieven: geiyk ik ook „ verzeekerd ben, dat by de vroedfchap der ftad Vlisfin„ gen by een feereet befluit is gerefolveerd, en door de j, regenten , welken door U. H. in den tyd verkoozen „ worden, fuccesfivclyk met hun handteeken bekragtigd „ word, van niemand, die in eenige betrekking met, of ,, toe LT. H. ftaat, \ immer op nominatien tot eene open„ ftaande vroedfchapsplaats te zullen benoemen; een be„ fluit, het welk zeekerlyk niet met voorkennis van U. „ H. genoomen, en misfebien ook nimmer ter kennis van U. H. gebragt zal zyn, gelyk billyk uit de geheimbou„ ding deszelfs kan, en mag worden opgemaakt, alzo daar van geene copien te bekoomen zyn : maar ook teffens een befluit, het welk, zo als ik door kundige ïegtsge„ leerden onderregt worde (*), naar regten niet beftaan- baar is, en met de regten van U. H., als erf heer onJ; zer ftad, volftiekt ftryd. Ik heb ook de eer gehad, om „ in de laatstgepasfeerde maand maart, by geleegenheid „ van het overlyden van den heer Mr. J. C. van Hoorn „ van Bnrgh, U. H. geweezen fecretaris der keure, en „ landsvierfchaar te Vlisfingen, U. H. kennis te geeven (f), „ dat waarfchynelyk zig deeze, of geene regent zoude op- doen, om van U. H. te verzoeken met die bediening „ begiftigd te worden: by welke geleegenheid ik, uit die- „ zelf. (*) Die kundige regtsgeleerde f/mag men gisfehen) zal de ödvokaat Jasper/en BrasJ'er moeten zyn. -Want wie zoude anders zo eerloos hebben kunnen zyn, om zulke onderregtingen te geeven ? (f) Deeze is de eerfte brief, over dit onderwerp aan den ftadh. gefchreeven, was ged.it.eerd op 19. maart 1786., en, Helfens den tweeden, van dezelfde dagtcekening, houdende Ban den domeinraad, te vinden in de verjam. van fiukk bi f. 4- de Chalm. 36. deel, bl. 98-103. . J  HUISBOEK. s?7 hem in auguftns 1783., en 1784., en te Amjleldam op 29. mai 1787. tegenwerpen. Althans het is bekend, zelfde grondbeginzels van zêle voor U. H., welken my „ nog bezielen, de vryheid heb gebruikt, om de onge„ Ieegenheden voor U. H. voor te draagen, welken uit ,, de bevordering van eenen regent tot dien post in dat ,, kollegie zouden kunnen voortvloeien, en, welke onge,, Ieegenheden als nog de/.elfde blyvende, ik de vryheid neeme my daar aan by deezen, kort'ieidshalve, eerbie>> dig te gedraagen. Hoe onverfchülig het my anders ook „ zyn moge , wie de keuze van U H. tot die amptsbe,, diening ook wegdraage; brengt echter de verkleefdheid, ,, welke ik aan U. H. voor my zeiven verfchuldigd ben, de agting, welke ik het huis van Oranje opregtelyk ben ,, toedraagende, de zèle voor de eer van mynen wettigen ftadh., en erf heer, en de fmaad, welken ik van tyd ,, tot tyd met hec uiterfte leetweezen moet zien, dat U. H. ,, met woorden, en daaden word aangedaan, de minagting, „ welke uren aan hetzelve toedraagd, en hoe noodzaake,, lyk het is, dat U. H. tot dien post iemand promovee,, re, van wieu ik my verzeekerd houde, dat opregt va,, derlandsch , en zo het behoord omtrent den perfoon, en eminente charges van U. H., en het weizyn van des}, zelfs doorlugtig huis, en familie denkt, die in ftaat zal ,, zyn, de regten, en voorregten van opgem. kollegie der keure, en landsvierfchaar te maintineeren; gebruik ik de ,, vryheid, in hoop, dat U. H. my deeze vrypoftigheid ,, niet ten kwaade d.iiden, maar als eene affectie voor U. ,, Hï, deszelfs huis, regten, prerogatieven, en teffens voor „ mynen vriend, goedgunftig zult gelieven aan te zien, van by dezen tot dien post byzonder aan U. H. aan ,, te beveelen den perfoon van Mr. Frans IVolff, ftiefzoon ,, van den heer Mr. 'J. 'f. Brasfer, advokaat te Vlisfin„ gen, dien U. H. domeinraad gewoon is, by voorkoomen„ de geleegenheden , betrekkelyk de regten, en prero£a„ tieven van het erfheerfehap van Vlisfingen, te conful,, teeren , en die telkens by zulke geleegenheden getoond heeft, op de onpartydigjie, dog teffens bondigfte, wyze ,, de regten van U. H. te kunnen , en te durven voor,, ftaan: welke Mr. IVolff, onder het appui van gem. zyv, nen heer fchoonvader, zig ter verkryging van voorfz.  278 VADERLANDSCH fcend, dac zy dit den patriotten (leeds oneedelmoedig te gemoec voeren, als men hun verwyc, dat zy „ arnpt ook by request aan U. H. domeinraad beeft ge>, adresfeerd, en zig, indien 'er e,e!eegcnheid voor hem „ zyn zoude , ook particulier aan U. H., by gcleegeu3, heid U. H. zig thans binnen deeze provintie bevind, ,, gaarne zoude prefenteeren. In hoop, en vertrouwen, ,, dat U. H. dit myn fchryven met zulk een oog zult ge„ lieven te befchouwen, en te vertrouwen, dat hetzelve 3, door de pen van uwen rentmeefter, van uwen vriend, en vin uwen gcaffricionserdeii, en gezêleerden, gefchreeven ts, bidde ik het opperfte Alvermogen, U. H. in j, zyne befcherming te neemen, en voor te lichten in alles, wat tot heil van U. H-, en deszelfs doorlugtig huis „ verllrekkcn kan , om hetzelve beftendig te maaken." Wie kan zig v.edeihouden van verontwaardiging over de verncederende vleitaal, in zulk eenen brief voorkoomende, en wie zal niet in twytfel ftaan, of hy zig meer moet verwonderen over de laagheid van eenen ftadh., die zig zulke aanbeveelingen liet aanluiden, dan^vel over de kruipende (laaverny van eenen Rojentbal, of eindelyk over de veragte'yke ftreeken van eenen Brasfer, die hier, door zyne eige pen , he vormd in de gedaante van eenen brief van zynen faamengezwooren', zyne eige loftuitingen, en zogenaamde dtci.rten uittrompet? Immers van de echtheid van dit laatfte worden wy ten vollen verzeekerd door de navolgende authentifatie van den fecretaris van Vlisfingen, p. C. Schorer, welke verklaard, dat alle die brieven „ ac„ cordeeren met het origineel concept, gefchreeven met j, de kenneiyke hand van Mr. J. Jaspcrfen Brasfer, zyn,, de op de kant (hehalven eenige correétien) door de ,, kenneiyke hand van Mr W. van Rofenthal bygevoegd" (*). Hoeveel ook alled:e betuigingen van vriendfehap, nffeSie,en séle voor den ftadh. by deezen deugniet golden, is eenige jaaren daarna gebleeken, toen hy met deszelfs kasfe, die hy als rentmeefter in bewaaring had, is doorgegaan, en feedert onzigtbaar gebleeven. Waarlyk het'regt loon voor eenen ftadh. , die zyne belangen aan zulk uitfehot van volk toevertrouwd! (*) Verf va-iflukk, by J.A.defihlm.36.deel,b!. 107—in^  HUISBOEK. 279 zy, door plundering, en ander geweld van het gemeen, hebben willen zeegenpraalcn. Wy zouden hier misfchien voldaan kunnen mee alles toe te geeven, wat niet alleen daadclyk aldaar gebeurd is, maar zelfs wat de laffer daarenbooven goedgevonden heeft daar by te hangen. En dan zouden wy nog kunnen vraagen, of nu , door die plunderingen, de geheele eer van het patriotisme verlooren is , en wat die plundering, driemaalen, en in flechts twee enkele fteeden gefchied, haaien kan by dac overgroot aantal plunderingen, die zeeven, of agt jaaren lang, op zo veele piaatfen, de geheele Republiek door, gewoed hebben? Indien de geheele eer van het patriotisme door die weinige plunderingen verlooren was, zoude het immers zeeker zyn > (ƒ) De Amer.kaanen tog, hoe eedel anders hunne z *C tot vryheid was, hebben, by den aanvang hunner verfchillen met Engeland, alle daaden van geweld van het gemeen niet kunnen beletten , fchoon men hun niet verwyeen kan , dat zy 'er het gemeen toe aanzetteden, of toonden, daar op tefteunen, en zy hunne omwenteling, op menfehenkennis gebouwd, met roem voltooid hebben. In de Ooflenrykfche Nederlanden, (zo men déir de ftaatsgez nde party voor een enkel oogenblik wilde befchouwen, als zig voor de vryheid in de bresfe gefteld te hebben,) weet elk, hoe men met het gemeen allerfchandelykst gewerkt heeft. In Luikerland zelfs, daar betere grondbeginzelen hearschten, heeft het gemeen ook nog maar ai te veele ongereegeldheden begaan ! En wat zeilen wy van Frankryk zeggen? Aldaar zullen de 14. juli, en 6. oitober 1789., de 20. juni, io. auguftus, en 2. feptember 1792. eeuwige fchandvlekken zyn in deszelfs jaarboeken. Aldaar is de voormaalige, al te groote, verheffing van den adel, en rykdommen vervangen door eene, niet minder gevaarlyke, verheffing van het gemeen. Aldaar is de invloed der ïroekehozen tot zulke belagchelyke uiterftens gebragt, dat men 'er zelfs in de ftaatsvergadering eenen eernaam van heeft weeten te maaken , maar ook alle de gevaaren voor de burgermaatfehappy uit heeft zien voortkoomen, die in alle tyden, en alle Landen, aan de willekeur van het gemeen zyn verbonden geweest»  0b VADERLANDSCH zyn, dat, volgens de eige bekentenis der oranjevrienden, hunne zaak zo oneindig veel eerloozer weezen moest, dan de onze, als de plunderingen van hunne zyde dat drietal oneindig te booven gaan. Ja wy durven, uit dat verwyt der Arnhemfeite, en Amfieldamfche, plundering aan de patriotten , veilig opmaaken , en elk onzydige zal ons moeten toeflemmen , dat de oranjevrienden, door dit verwyt, genoeg toonen overtuigd te zyn van de fcharidelykheid hunner zaak, en, als het ware, den patriotten het voorregt te benyden van die gerregcldheid, betaamelykheid, en goede order, welken hunne bedryven , en aangewende middelen fteéds verzeld hebben. Maar wy moeten daarenbooven naauwkeurig onderzoeken, welke de oorzaaken, en beweegreedenen tot deeze, in de daad maar al te doemwaardige, misdryven geweest zyn, Tc Arnhem, alwaar de braave burgery, al feedert lang, over onderdrukkingen geklaagd had, en, gelyk" wy naderhand zien zullen, omtrent alle herfleiling deerlyk te leur gefteld was, ontftonden die onluften over het vernietigen van een kerkhof binlicn de ftad, over het verkoopen van deszelfs grond aan eenen jood buiten kennis, en toeftemming der gemeentsiieden, over het verplaatfen van dat kerkhof buiten de ftad, en over het bevel, alléén aan lieden, die van de diakonie trokken, gegeeven, om hunne lyken daar te moeten begraaven, terwyl zulks al, of niet te doen aan de vrye keuze van aanzienlyker, en gegoede burgers gelaten werd. Wanneer men het verhaal van den fchryver der f* arboeken (g) als volkoomen echt aanneemt, (en 'voorzeeker was hy toen reeds niet verdagt van iets , ten nadeele der regeering, by vergrooting t". hebben willen ter nederftellen;) blykt 'er imiriei s al annftonds uit , dat, hoe pryfelyk ook de voorzorg der regeering , om de voortzetting der pers- (g) AT-d*l. jaarb. 1784. bl. 1324—1332»> en 1784» W«  HUISBOEK. a8X- pefsloop door de uitwaafeming der lyken voor te koomen, geweest zoude zyn, indien zy algemeen geweest was, dezelve echter alle haare waarde verloor, zo lang het begraaven in de Had, van alkhfken, van wie ook, niet volftrekt verbooden werd, daar tog de lyken van aanzienlyke, of meer gegoede burgers, in de kerken begraaven, die befmetting nog meer, dan op het kerkhof, moeften verfpreiden. Moést het dan aan het gemeen niet in het oog vallen, dat hier onderfcheid gemaakt werd tusfchen zyne lyken, en die der andere ingezeetenen? Daarenbooven moest het verkoopen van een gedeelte van ftadsgrond, op eene onwettige wyze gefchied, en, gelyk het gerugt liep, voornaamelyk bewerkt door een' voomaain' ir,,- geeringsperfoon , die veel geld aan dien jood „ fchuldig was" (/*)> eu gemeentslieden, en burgery misnoegd maaken , en dit misnoegen, dooide overweeging der haatelyke onderfcheiding vergroot, natuurlyk ook op het gemeen in dubbele maate werken. Hier kwam by, dat het ondei werp op zig zeiven, het ontruften naamelyk der beenderen van afgeftorVen nabeltaanden, of vrienden, ea het vooruitzigt, dat volgende lyken zou den moeten misfehen'eene rustplaats, welker onderdon:, by het gemeen, van welken godsdienst ook, zeekere heiligheid meedebrengt, zo teeder was, da: daar omtrent in alle gevallen de grootfte behoedzaamheid had behooren in agt genoomen , en alie onderfcheiding van rangen, of middelen, vermyri te worden. Hoe zeer dan ook verfoeiende de be~ "aane ongereegeldheden van het gemeen, tt meer onbehoorlyk, om dat zy een jaar daar na wede; vernieuwd werden, kunnen wy eevenyvei van o»s niet verkrygen , om dezelven in hec afcerrofri fce gelyk te ftellen met die oproerigheden, welker onbehoorlyke beweegreedenen, en bedoelingen wy tot nog toe verhandeld hebben. Iraówrs wiren de fchik- (h) Nederl. jaarb: 1783. bl. 1525.  a8a VADERLANDSCH fehikkingen der regeering over het begraaven der lyken van geringe lieden alléén, en hec vervreemden van ftadsgrond zonder de vereischcen daar toe in agt ce neemen, onderwerpen van billyke klagten voor alle de ingezeetenen van Arnhem, en hec ter hand genoomen middel was alleen berispelyk, om dac de uicfiag der gedaane vercoogen, indien daai toe al tyd gegeeven was, eerst had behooren afgèwagt ce zyn. En, het geen hier alles uitdoed, de burgery, hoe zeer dan in haare regten verkort door den tweeleedigen misdag der regeering, betoonde echter al wederom goede order, en rust voor te ftaan, en alle oproerige beweegingen te verfoejen. Het geen wy van dit oproer te Arnhem hier gezegd hebben, voldoed aan ons tegenwoordig oogmerk, terwyl wy het gedrag zo van de regeering, als van de Staaten, en den ltadh., omtrent hetzelve ter zyner tyd beoordeelen zullen. Alleenlyk moeten wy hier niec verzuimen op te merken, hoe veel grodter des ltadh. invloed in Gelderland, ilan wel elders,_ was, en hoe veel meer iever hem oezielde, om die onluften te dempen, welken het ariftokratiesch gezag der Arnhemfche regeering golden, dan om de vry gevaarlyker oproeren te helden verhinderen, die toen al ter zyner eer, in 'sHage, en te Rotterdam, begonnen waren, en feedert zo geweldig alomme werden voortgeplant. Althans hy oordeelde zig toen bevoegd, om op 10. auguftus 1783., en dus nog geen agt dagen na het begin v-aa den opftand, van de regeering van Arnhem een terigt te vorderen, „ wat binnen die ftad op 3. „ auguftus, en vervolgens was voorgevallen, om v de'rust in dezelve te herftellen" (z). En niemand toonde zig toen ter tyd meer geneigd, om aan des ftadh. vordering op 'het volleedigfte te voldoen , of meer bezwaard, om de allerminfte omftandigheid voor hem te verzwygen , dan juist de burgermeefter H. Brantfen, van wien wy terzelfder (i) Nederl. jaarb, 1783, bl. 1349.  huisboek:: a8j zelfder tyd iets breeder zuilen moeten handelen, en nu maar zeggen , dat hy zig niec alleen , by eene breedvoerige aanteekening, tegen het antwoord der regeering aan den ftadh. verzeccede, maar ook verklaarde, dat hy zyn gehouden gedrag aan Z. H. eerbiedig zoude openleggen (k). En, wat het oproer van 29. mai 1787. te Am. Jleldam betreft , mogen my ook niet toegeeven, (wat ook de fchryver der Nederlandfche jaarboeboeken (/), en andere oranjevrienden willen voorwenden,) dat hetzelve, voor zo verre het tegen eenigen van dien aanhang is ingerigt geweest, opzettelyk door aanzienlyke, of ordentelyke patriotten zoude aangeftookt zyn, veel min, dat het uit den boezem van het algemeen patriotisme zoude zyn voortgekoomen. Wy allen weeten , alle patriotten weeten met ons, en veele oranjevrienden hebben in die dagen uit de houding, en uitdrukkingen der patriotten ontwyffelbaar kunnen opmaak en, hoe leet deze gebeurenis aan de laatstgemelden was. Toen de tyding der plundering aan de huizen der heeren Rendorp, en Beels, als de voornaamften,diein dit loc van die zyde gedeeld hadden, zig door de andere fteeden verfpreidde, wilde niemand zulks gelooven; de burgerfocieceicen waren nedergeflagen, en ftelden vast, dat die tyding valsch zoude weezen; veelen van de oranjeparty zelfs geloofden ze niet. Dit alleen ftrekt genoeg tot eer der vaderlandsgezinde party, en zoude misfchien op zig zeiven genoeg zyn, om de patriotten vry te fpreeken van den blaam, dien men hun weegens die gebeurenis zoekt aan te wryven. Een Bedel zelfs ondervond in dat oproer, dat, hoe zeer hy niet minder, dan de twee andere heeren, gehaat was, nogthans zyn perfoon , huis , en goederen onder de befcherming der weldenkende fchuttery veilig waren, zo dra, ja zelfs eer hy dezelve ter hulp inriep. Al vroeg. VCÏ' (i) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1349—1358. (i) Zie deszelfs vernaai, bl. ic<56—«gj-  s84 VADERLANDSCH verftrekte het tot eer, en genoegen van de vaderlandsgezinde party, dat de berugte Hofjleede, by de waapenoeffeningen van het genootfchap in het (iarrenbosch te Utrecht, het zy dan door eige onvoorzigtigheid, hetzy door eene, kwaalykgeplaatfte , drift van eenig gemeen, in gevaar gebragt, en al te fchandelyk mishandeld, door eenige, toen vaderlandlievende, regenten, en burgers dier ftad gered werd, en, op het ftadhuis in veiligheid gebrgt, zelfs erkennen moest, dat hy aan hun zyn leeven verfchuldigd was. Veele andere aanhangers van Oranje zagen, en erkenden ook al vroeger, dat zy voor onheilen, en mishandelingen omtrent zig zeiven, of hunne huizen, en goederen door vaderlandfche mannen waren bewaard gebleeven, wanneer de haat tegen hunne perfoonen, het hooren noemen hunner naamen, of hunne eige onberaaden daaden hun by de minaanzienlyke lieden onder de patriotten , of ook by jongelingen in het eerfte vuur hunner jaaren, nu of dan in ongeleegenhcid bragten. Wil men echter uit dit alles oprhaaken, dat ook het minder befchaafd gedeelte onder de patriotten fomtyds de paaien van welvoeglyk - en ondergefchiktheid aan de wetten overfchreeden, en getragt heeft eene goede zaak met onbehoorlyk geweld te bevorderen; wy zullen dit niet volftrekt ontkennen. Maar wy vraagen met gerustheid, waar de blyken zyn, dat ooit de leveraars voor Oranje zig voor de omkeering (na dien tyd, toen zy het meefter waren, moet men aan fommigen; fchoon weinigen, dien lof niet betwisten,) tegen plunderingen, of mishandelingen van patriotten verzet hebben, als zy het konden doen? Wy vraagen met geene mindere gerustheid, wie der regenten, of andere hoofden der patriotten immer zig fchuldig gemaakt hebben aan het aanftooken van diergélyke ondaaden, waar toe het hun, in verfcheide geweften , en fteeden, aan geene geleegenheid ontbrooken heeft ? Dan wy behoeven het hier by geenszins te laren berusten ? Want uit hét verhaal van den fchryver der Nederlandfche jaarboeken zelfs,  huisboek. qS& zelfs, en uit de gedrukte Opgaave van zcekererfc Meyer, herbergier in de oranjekroeg, het onvol, maakte fchip, vooraan op Kattenburg ftaande, blyktt genoeg,welke geweldige beweegingen het teekener* der berugte requeften voor de zogenaamde oude coifcs jlitutie, zo elders, als byzonder te Amfleldam, op dat tydftip veroorzaakt heeft ; hoe ieverig J. Üfs Hartzmck, feedert de revolutie tot raad van AmfiéU dam aangefteld, en anderen, omtrent het teekenëit van die requeften zig gedraagen hebben ; welkë verzekeringen van befcherming door den hoofdofficier Backer onder anderen aan dien misleiden burger gegeeven zyn; en, met één woord, hoé allé die beweegingen juist ontftaan zyn, en de tooedé der beleedigde ingezeetenen juist het eerst uitgebarften is aan die huizen, alwaar die requeften geteekend werden. Het opzettelyk verzenden vari den braaven onderequipagiemee'fter der admirali* teit, Binkes, eenige dagen voor het oproer, en de gés maakte afweezigheid van den opperequipagiemeea. fter W. May, die nu door eene misdaad aan defi ftadh. gedeeltelyk vergelden motst zyne bevordering tot dien Voordeeligen post ten fpyt van 15» oudere zeekapiteins, begunftigde daarenbooven hec plan,om de admiraliteitswerf voor de Kattenburgers open te zetten, en om dat eiland, door het ophaaleti der valbrug, die naar de ftad leid, en door het planten van gefchut, dat van de werf gehaald was, Öfis 'toegangelyk te maaken,met de uitvoering van welke middelen de toenmaalige zeekapitein van Braani zig belast had. Ook toonden verfcheide andetê toebereidzels op dat eiland, eenige dagen te vooren gemaakt, als meede de vlugt van verfcheidö voornaame aanhangers der oranjekabaai terftond na de herftelüng der rust, genoeg aan, dat het óptcr der Kattenburgers niet het werk Van een enkel oógenblik, nog ook toevallig ontftaan was uic wederwraak weegens het plunderen van eenige huizen van de hoofden hunner party, maar dat alles daar toe opzettelyk was voorbereid. Veel eer ii daar" uit met zeekerheid op te maaken., dat het il. DEEL. T op-  zaak, die zy voorftaan, als ftaalen van oproer verwycen zal de Happen, die in fommige fteeden door den bloem der burgeryen cegen derzelver regeeriugen gedaan zyn ? Indien wy die eenigermaace verwagcen kunnen van de zugc onzer cegenparcy, «m haare eige fchenddaaden ce verfchoonen door 'anderen om mindere afwykingén ceheekelen, hebben wyppgchahsöVervlOedigêftoffe om hun te beantwoorden. Immers ,wi.l.mej hn verfchynen der burgers voor de raadhuizen, en de afzetting van eenige weinige regenten als ongereegeldheden aanvoeren, wy zullen van onzen kant gaarne toegeeven, dac deeze Happen onreegelmaatig waren. Maar dat men ons dan ook daar tegen toegeeve, dat deeze Happen niet gefchied zyn, dan na dat die burgeryen» met taai geduld, de inwilliging haarer billyke eifchen, door meenigvuldige, en bondige vertoogen aangedrongen, te vergeefs afgewagt hadden; dac het tergend gedrag der regenten die Happen, als. de eenige overgebleeven , genoegzaam wettigde ;"' en dat de agebaarheid deezer vertooningen, en ftaatelyke optogten , oneindig verfchillende van de oproerige bedreigingen eener onbefuisde meenigte, de oranjevrienden veeltyds in verwondering wegrukte , nieccegenflaande zy tegen hunne inzigtea ftreed! Indien deeze Happen op zig zeiven ongeoorloofd waren, dat men dan ook vry ongeoorloofd noeme die onzer voorouderen tegen eenen overheerfchenden opperheer! En, wil men, dac wy nog meer toegeeven, wil men, dat wy toeflaan , dat de regenten door diergelyke vertooningen foms gedrongen zyn om toe te ftaan, het geen zy nimmer vrywillig zouden gedaan hebben, wel aan wy erkennen dit; maar houden eevenwel ftaande, dac die dwang op het hoogst daaT in konde geleegen zyn, dat zy z-.g van hunne raadsplaatfen ontdeeden, en men hen; T 2 da»  *38 VADERLANDSCH dan voor verderen overlast befchermde; terwyl de dwang van een oproerig gemeen daar meede nooit te vreeden was, maar hun , na het toeflaan zyner begeerte, meestal nog van het kusten fchopte. Wy voegen 'er eindelyk by tot volkoomen verdeediging van de eer der patriotten in dit opzigt, dat men na eene revolutie, die 'sLands heil zo zeer benadeelde, waar in de vryheid, perfooneele veiligheid, en bezittingen der patriotten,, jaaren'lang, aan de woede, en baldaadigheid der opgehitfte militairen, en gemeene lieden flraffeloos ten prooi gegeeven, en zy daarenboovengedwongen werden ongehoorde eeden te doen, niet alleen geenen opftand tegen de heedendaagfche overweldigers der regeering, hoe onwettig ook aangefteld, maar zelfs geene gewaapende byeenkomlten tot eige befcherming, daar de wetten zweegen, vernoemen heeft, dan alleen het beraamde ontwerp van den heer ds Villaties> waar onder men flechts vier meedepligtigen van aanzien by het vonnis opgeveeven, dog derzelver naamen niet heeft durven noemen. Indien de patriotten tot oproer geneigd geweest waren, zouden zy dan geene meerdere poogingen aangewend hebben, om onwettige regenten van het kusfen te weeren, om hun ondraagelyk juk af te werpen, of ten minifen om de thans heerfchende party de handen vol werks te geeven ? Zouden zy , by den kortlings gedaanen inval der Franfchen, zig niet gewaapend verzet hebben tegen hunne binnenlandfche dwingelanden , en hun op hunne kuieën vergiffenis doen bidden voor alle begaane euveldaaden , indien zy uit die verandering het weezenlyk heil des vaderlands hadden te gemoet gezien? Dat dan de hoofden der kabaal het behoud hunner zeetels thans geenszins dank weeten aan hunne eige wysheid,ofvoorzigtigheid,of de magt hunner bondgenooten, maar enkel aan de overdreevenheid der gevoelens, die in dit tydftip zouden hebben moeten voorgetrokken .worden! 'Ei  HUISBOEK. «289 Er blyfc nog een voornaam onderwerp overig, uit welkers verhandeling blyken zal, dat men zig van hetzelve, al van het begin der fhatsgefchitlen af, met een tweeleedig oogmerk heefc zoeken te bedienen. Men poogde, naamelyk, deels door hec vermogen, en de magt des konings van Pruis/en de hooge Overheid des Lands fteeds in bedwang te houden in de uitoeffening van derzelver Souverain gezag over den ftadh., en deels de geheele ftadhouderlyke kabaal met de hoop te vleien, dat de koning zig eenmaal met geweld in 'sLands zaaken fleeken zoude, en alzo haaren iever voor de belangen van het huis van Nas/au gaande tc; houden. Gelyk 'er geen middel door de verdervende hand in onze tyden te werk gefteld is, of voorige dagen leeverden daar van bereids ftaalea op; zo was ook de invloed van vreemde hoven, waar aan dat huis vermaagfehape was, niec zelden oorzaak der verheffing van deszelfs afftammelingen. Indien 'er eenige vrugt van het geweld, waar aan het ftadhouderfchap zo dikwyfs zyne herfteiling te danken had, doodelyk was voor de vaderlandfche vryheid, het was voorzeeker die, waar door de Staaten, in alle die tydftippen, volflrekt verhinderd werden, om genoegzaame voorzieningen omtrent de huwelyksverbintenisfen tusfchen vreemde hoven, en het huis van Nasfau te doen. De ondervinding heeft tog geleerd, dat alle de genoomen maatreegelen tegen zeeker foorc van buicenlandfche huwelyken volftrekc onvoldoende waren,om allen vreemden invloed langs dien weg ce weeren, en de fchalkheid der ftadhouderlyke raadslieden fchynt het, eeven daarom, der moeite niet waardig gekeurd' te hebben, om zig tegen die bepaatingen eenigszins te verzetten, waar toe het hun anders, in alle de tydperken der wederinvoering van het ftadhouderfchap, aan geene onderfteuning van de zyde des graauws ontbrak. Zelfs zal ons uit het vervolg blyken , dat de nadere voorzieningen, die de ftaatscommisfie , tot het maaken van inftruktien voor Willem V. benoemd, deswecgens ontworpen had. T3  a9o VADERLANDSCH geene wèezenlyke vrrr derirgen daar omtren'- tt weeg; zouden gebragt. hebben, Wv houden het daar voor, dat aan alle. dc aühmmelingen van het huis an Nasfaii, die immer eenige aanfpraak op de erfftadhouderlyke waardigheden ^ uit hoofde van voorige opdragten , mogten willen maaken, alle buitenlandfche famijleverbii>tenisfen volffrekt zouden hebben behooren ontzegd te worden. Zodanige opoffering voor het behoud van zulke Iuifterryke, en buitengemeen voordeelige ampten zoude zo min onreedelyk, als in den grond onvoegzaam, geweesc zyn, daar den afftammelingen van het huis van Nas/au. altyd de kans overig bleef, om derzelver eedel bloed, door huwelyken met den binnenland, fchen adel, onbefmet te bewaaren, indien zy op den duur aan die vooroordeelen gehegt b'eeven. En zelfs dan nog, erkennen wy gereedelyk, dat niet alle gevaar voor vreemden invloed volkoomen geweerd zoude zyn , daar het tog altyd mogelyk bleef, dat vreemde vorften, juist om zodanig verbod te doen opheffen, onder een of ander voorwendzel, gelyk voortyds, weder onmin met den Staat gezogt, en alzo eenen oorlog zonden hebben kunnen verwekken. Maar daar toe zoude dan ten minden meer orriffajgs vereischt zyn, en zulke reegelregte voorgeevens van familiebelangen , en betrekkingen var- b/oédyerwqntfehap niet hebben kunnen aangevoerd worden, als wy nu vernooineti hebben. Of, zo men wil, zoude dit bewvs het aantal van 70 veele anderen v< or de fchaadëlvkheid van her, ftrdhouderfchap vermeerderen. Hoe het zy, nimmer was 'er eene echtverbintenis doodelyker voor het. vaderland , dan die van den tegenwoordige» ftadh. met eene prinfes uit het huis' van Brandenburg, waar toe hy, volgers den listigen raad van L-van Bum'wyk, geraakte, zonder dat'dc letter zyner commisfie daar teger ftreêd. Konde men onder» tusfchen van de Qy.erdreevën he nschzugt, en trotschheüf van deeze prirfes,-en van die van haayen broeder, den thans regeerenden koning, heï niterfte geweld tegen deezen Staar, yerwagten, en |iecft de overleeden koning nooit zo veel daar ir. toe*  HUISBOEK- aoi coegegeeven, dat hy 'er van meer naby aanftalte toe maakte ; zyn gedrag hier omtrent week nogthans geheel af van die wysgeerige , en billyke gronden, welken hy fchynén wilde in alle zyne daaden raad te pleegen, en van die innige overtuiging omtrent het huifelyk geluk zyner nigt in het doen van zulk een huwelyk, die hy over die gebeurenis, in zyn kabinet zittende, dus uitdrukte. „ In dit jaar ( 1787.) werd het huwelyk van de ,, prinfes Wilhdmina met den prins van 'Oranje ge„.flooten. Dit konde van geenen invloed zyn op ,, de fiaatkunde, en diende alleen, om aan eene ,, prinfes van het huis van Brandenburg eenen voegzaamen Jlaat te bezorgen" (jn). Men had immers mogen verwagten , dat hy, die anderszins op de banden van bloedverwantfchap zo naauw geen agc floeg, die, op zo veele piaatfen in zyne nagelaten werken, toond, regtzinnige denkbeelden over het waar belang van ons Land gevoed te hebben, cn die eindelyk te wel overtuigd moest zyn van de ongehoorde misdaaden des tegenwoordigen ftadh., en van de billykheid , en gemaatigdheid van der Staaten voorzieningen daar tegen, alle aanzoeken, hoe ook genaamd, om zig daar in te fteeken, met veragting zoude afgeweezen, en hem, en de zynen in tegendeel ernftige lesfen over hunne verpligtingen gegeeven hebben. Hoe weinig hy nar; deeze verwagting beantwoord, hoe dikwyl« hy zig fchandelyk heeft laten misleiden , hoe fterk hy in tegendeel door memorien, en door de byzondere bedryven van eenen minider , wiens onbetaalde fchulden , en veragtelyk charakter hem, al lang te vooren, alle aanzien hier te Land benoomen hadden, meedegewerkt heeft niet flechts tot ftyving van den ftadh., en zyne vrouwe in derzelver halftarrigheid tegen de Staaten, maar zelfs tot openbaare onderfteuning van hunne geheele party; en hoe kragtdaadig dit alles tot het tweeleedig oogmerk der binnenlandfche oranjekabaai gediend, en den (fj) Frederlk II. nagel. werk. 5. deel, bl. 14» T 4  aoa VADERLANDSCH den grculflag gelegd heeft tot de daadelyke gew ddenaafyen van zynen troonsopyolger; blyft ons ir\. '0 deel ter behandeling n >g overig. VT-. v'nden by Daderonderzoek,datzovanweege Hén overleedefi, als thans regeerenden koning, van 17. december 1782. tot aan de omkeering toe, «n dus binnen den tyd van nog geen vyf jaaren, aan H,. h Mog., of aan dié Statten van Holland , neegen verfchillende brieven gefchreeven , of memorien overgegeven zyn , alle betrekking hebbende op. den inwendigen to.efland van den Staat, op de zweer ■yende verfchil'en, en op de zogenaamde voorregr ten van den erfftadhouder. Het eerfte onderwerp van klagten belfond in de ongunftige melding, die, in den bekenden brief over de waare oorzaak van *j Lands ongeval, gevonden tusfchen Utrecht, en Amersfmtx gemaakt werd van de graavin van Nasfau; eene melding nogchans, die de ondervinding maar al te zeer beveiligd heeft. Het ga, hoe hes a, wil,(zeide deszelfs fchryver,) het plan is, oxnde 3, prinfes te doen regeeren, en van deeze kabaal is 3X een heiden het hoofd. Deeze heerschzugtige vrouw ,, heelt door eene aangenoomen miuzaamheid 's volks a, gunst, en gerieegenheid tragten te winnen. God ?, geeve, dat men zig hier door niet laat verkloe- kenS Fredenka is violent van aard; zy zoude ons 3, met een zoetluidend liedje in den flaap wiegen, a, om des te beter daar na haare perlbonagie re fpee„ len, en ons het touw om de hoorns behendig ^ vast te maaken" (n). En wat verder: dag» 3,' na de terugkomst van Willem van de vloot fpysde Bieiswyk ren hove; daadelyk na den maaltyd' had 3, de vorst eene converfatie met hem. De prinfes „ mêleerde zig met dezelve, en vertoefde alléén }, met den loozen Ddvenaar meer dan anderhalf uur „ in haar kabin t. Oerdeel nu, of Frederika zig iy niet, overeenkomftië- het plan, met zaaken be- moeid. r^— De nieuwbakken graaf van Heiden, 3> drost £1) Bt, 32. en vol§..  HUISBOEK. 203 drost van Drenthe , is de groote man; hy is de ,, gunfteling van H. K. H.; met hem overlegd zy ,, alles; nu en dan word zyne ehegemalinne, wanneer zy niet après boire is, ook wel eens ge,, raadpleegd" (0). Deeze uitdrukkingen kwamen het hof van Pruisfen zo gewigtig voor, dat de he?:r Thulemeyer op 17. december 1782. aan H. H.Mcg, betuigde, ,, dat de koning verontwaardigd was, „ dat de ftrafwaardige auteur van dat libel de ver* ,, meetelheid had durven gebruiken, om, op de ,, allerftrafwaardigfle wyze , de doorlugtige per,, loon van de prinfes, zyne nigt, aan te rallen, „ daar de uitfteekende hoedauigheden , die haar „ deeden uitmunten, haar het onbetwistbaarlle regt „ gaven op de eerbiedige agting van eene verlicht „ te, en erkennende natie." Hy voegde 'er by, „ dat Z. M., die prinfes overgeevende aan de be,, geerte van den prins van Oranje, op dat tydffip „ aan H. H. Mog. een nieuw blyk gegeeven had van zyne vriendfchap, en dat haare inwooning ,, in dit Land had doen zien, op welk eenen prys ,, zy behoorde gefchat te worden/' Lindelyk zeide hy, ,, dat hy voor H. H. Mog. niet verbergen konde de verontwaardigende aandoening, welke zy zelve gevoeld had , ziende de doemenswaardige, en nog door lafteringen verzwaarde oproerigheden, van welken dat libel een nieuw blyk_ ,, gaf" (p). Al aanflonds bleek hier uit, dat de' perfoon van eene graavin van Nasfau door den koning van Pruisfen niet befchouwd werd als de vrouw van den eerften ffaatsminifter, enibffieier, maar als eene onaf hangelyke vorftin, die, of aan de gewoone wetten niet onderheevig, of ten minden onder de flaatsperfoonen begreepen was, tegen welken te fchryven volgens de wetten (frafbaar was; dat de minife fchynbaare beleediging, haar aangedaan, als eene genoegzaame reeden tot klagten van een biii,- (<0 Til. 40. (p) Nederl. jajirb. 17-82. II. 1551. en volg,. Ti  S94 VADERLANDSCH buitenlandsch hof werd aangemerkt; dat het fortuin, het welk zy door haar huweiyk met den ltadh. gemaakt, en het weelderig leeven, waar toe zy, door zo veele vorftelyke voordeden, hier te Lande geleegenheid gekreegen had, den Staat nog tot eene groote eer, en vriendfchap van weege het PruisfiJche hof werden toegereekend; dat haare zo genaamde uitfieekende hoedanigheden, niet als eene reeden rot erkentenis voor den ftadh., wiens byzonder geluk daar in alleen betrokken konde zyn, maar voor de natie, die daar meede niets te maaken had, door dat hof werden voorgedraagen; en eindelyk, dat de uitdnikk'dyke melding van haare verontwaardigende aandoening over het onderwerp van beklag, vervat in eene memorie eener buitenlandfche Moogenheid, duidelyk te kennen gaf het onmiddelyk deel, het welk zy in dat beklag genoomen had. En eene allernondlóttigfle ondervinding heeft in de daad geleerd, dat, gelyk de eerfte klagt van Pruisjen over deeze heerschzugtige vrouw liep, zoo ook alle de volgende klagten van datzelfde hof ten haaren gevalle gedaan, en door eenen eisen van voldoening ten haaien behoeve beffioten zyn. Wy treffen in de volgende brieven, en merriorien van dat hof voornaamelyk aan, t . klagten over verkorting der regten van den Itadhouder, ■2". klagten over de vryheid der drukpersfe, 3". befchuldigingen tegen eenige perfoonen, die oorzaak waren van een en ander, 4\gunftige toezeggingen aan die van den ftadhouderlyken aanhang , 5 . verzeekeringen van de goede gevoelens, en oogmerken van den ftadh., en zyne huisvrouwe, 6\ verfchooning van den koning, van zig met het inwendig beftier der zaaken niet te willen bemnejen, en zelfs onkundig daar van te zyn, en 7'. verzoeken, om aan den ftadh. zvne regten te laten , alle nieuwigheden te weeren, de oude conftitutie te handhaaven, en de drukpersfe te beteugelen, alles verzeld van eenen buitengewoonen aandrang. i". by zynen brief van 50. januari 1783. klaagde dc koning, „ dat men op niets minder bedagt was,  HUISBOEK. „ dan om den erfftadh. her. commando over de troupen, en de marine te ontncemen, en hem daar door van de vöbrnnalflftè voorregten zyner bediening van erfkapitein , en admiraal - generaal ,, te berooven" (q). Dog deeze befchulcliging was toen ter tyd zo openbaar vahsch, en men zag daar uit toen reeds zo klaar de onwaaragtige inboezemingen, die men het hof van PrMsfèh van des ftadh, zyde gegeeven had, dat ter vergadering van Heiland een rapport over die memorie werd uitgebrapi, volgens hec welk, ,, alvoorens een bepaald befluit 3, over deeze zaak te neemen, de voorn, memorie ,, behoorde gezonden te worden aan den erfftadh., met requificie, om aan H. Ë. G. Mog. te wi;a, len doen toekoomen deszelfs berigt , en verflag, door wie, wanneer, en in welke opzigten, ec,, nige daadelyke inbreuk op zyne regcen, en pre,, ëminencien was toegebragt , micsgaders welke ,, leeden, of perfoonen reedenen van vermoedens ,, ten dien opzigce gegeeven hadden" (r). Op 19. maart 1784. fchreef de koning aan H. H.Mog., dat het waereldkundig was , dat men van het ,, erfftadhouderfchap het een aanzienlvk, en ge,, wigtig voorregt na het ander willekeurig afparh , „ daar ondertusfehen de Staaten generaal, en dus ,, de gefaamenlyke Republiek, by hunne commïs., fie aan den vader van den tegénwoordigen erf„ ftadh., voor hem, en alle zyne nakoomelingen ,, van beiderlei geflagt, het erfftadhouderfchap met alle de regten, eeren , en prcrogativcn, darr meede verbonden, uitdrukkelyk, onwederroèpdykï ,, en verdragswyze, hadden opgedraagen, en dat het dus ontwyffelbaar fcheen , dat die voorregten ,, aan hem niet willekeurig , eenzydig , zonder „ be%'illiging, en zonder meedewerk.ing der geheele Re. _,, publiek, veel minder door enkele ftecdm, of Invdfchappen, de faclo konden worden afgenoo. „ men" (?) Nederl. jaarb. 1783. bl. 53—56. (r) Nederl. jaarb. 1783. bl. 549. en \üg.  295 VADERLANDSCH ,, men" (r). Volgens eene memorie van 17. juli 1784. ,, bleef de ltadh. geffaadig blootgeflcld aan de meenigvuldige aanvallen van zyne tegenpar„ tyders, z.o omtrent zynen perfoon, als omtrent „ zyne waardigheid, en voorregten" (s). By den brief van 18. feptember 1785. aan de Staaten van Holland betuigde de koning ,, zyne verwondering, „ en leetweezen, dat men den ftadh. onlangs het commando van het guarnizoen van den Haag had ,, afgenoomen, het welk dog indisputabel tot de „ charge van eenen erfftadh., cn kapitein generaal v behoorde, en dat het zig al verder 70 liet aanj, zien,als of men hem van de weezenlykfre, enge,, wigtigfte voorregten van het erfftadhouderfchap , het een voor, en het ander na, zogt te ontzet- ten, en niet anders, als den blooten naam, en ,, een fchynbeeld daar van , over. te laten" (t). Op 2. feptember 1786. fchreef de tegenwoordige koning aan H. H. Mog. eenen brief, waar by hy zig onder anderen beklaagde „ over de zeerbui,,'tcngewoone onderdrukkingen, die de ftadh. zo ,, onfchuldig lyden moest" (u). Ontegenzeggefvk blvkt uit alle deeze uitdrukkingen, dat men den koningen valfche denkbeelden, zo omtrent den aard der befliiiten van de Staaten, als omtrent hunne bevoegdheid om die befluiten te neemen, had ingeboezemd. Elk kundig leezer zal 'er verfcheide finalen van ontdekt hebben in de boovenaangehaalde uitdrukkingen, cn voor zulken, die min kundig, of oplettend waren, zal het voldoen deeze enkele aanmerking te maaken , dat de koning in eene doorgaande dwaaling was, als of de voorregten van het fladhouderfchap aan hetzelve door de algemeene Staaten gegeeven , en nu door enkele landfehappen, of fteeden ontnoojnen warem In tegen- (r) Nederl. jaarb. 1784. II. (582—688. (s) Nederl. jaarb. 1784. bl. 123©. f}) Nederl. jaazb. 1785. bl. 1207. («) Nederl. jaarb. 1786. bl. IOISV  HUISBOEK. 297 gendeel is het niet alleen bekend, dat de provintiaale bedieningen van ftadhouder, kapitein, en admiraal - generaal met alles, wat daar aan verbonden is, door dè Staaten van elke provintie aan den ftadh. bpgetffkage'n zyn, maar ook, dat hy in de bedieningen van"ftadhouder, kapitein, en admiraalgeneraal der Unie, geduurende den geheelen loop der ftaatsgefchillen , nooit dc allerminfte verkorting ondergaan heeft. Te regt derhalven merkten de Staaten generaal aan by derzelver brief van 30. auguflus 1784. aan den koning, „ welke de waare „ aard, en conftitutie der regeering van dit Ge,, meenebest was, ten einde hy mogt worden ge„ defabufeerd van de ontfangen verkeerde infor„ matien, en wel byzonder, als of H. H. Mog., „ in derzelver algemeene vergadering , alléén in „ ftaat waren, om over de zaaken, in Z. M. brief „ opgegeeven, te beflisfchen. Dat H. H. Mog. „ daar omtrent in tegendeel aan Z. M. moeften „ voordraagen, dat hunne vergadering, faamenge- fteld uit afgezondenen der byzondere geweften , ,, met hunne verbindende inftruktien voorzien, zig „ volftrekt niet konden beezig houden, dan alleen „ met zodanige zaaken, die, door de eenpaarige ba,, williging der bondgenooten, aan hunne raadplee„ gingen waren toevertrouwd. Dat daar van ge„ heel en al waren uitgezonderd alle zaaken, die „ den inwendigen ftaat der regeering van de onder,, fcheiden provintien in het byzonder aangingen, „ en daar in volkoomen onafhangelyk, en op zig; zeiven ftaande waren, aan den anderen ender- ling zo min , als aan de reprefentative verga„ dering van H. H. Mog., eenige de minfte ree- kenfehap, of verantwoording verfchuldigd.'1 Dat ,3 het erfftadhouderfchap tot het gemeene bondge- nootfehap geene verdere betrekking had, dan ,, voor zo' ver hetzelve door H. H. Mog., op uit,, drukkelyke auclorifatie , en befluit der byzon,, dere geweften, aan den erffladh. was opgedraa,, gen; terwyl hetzelve dan nog niet verder konde uitgeftrekt worden, dan tot de Landen, onder het  2}3 VADERL ANDSCH '„ het resfort der Generaliteit behoorende, en dus ,, afgezonderd van de byzondere provintien, wel,, ken ieder afzonderlyk over hec erfftadhouder„ fchap haarer provintie , zonder meededeeling, ,, of verpligting van, of tot de andere geweften, „ hadden befchikt, en, in geval daar over eeni".„ verfchillend begrip ontftaan mogt, ook alleen ,, ieder afzonderlyk in haar gewesc geregcigd wa- ren ce oordeelen, en ce befchikken" (v). i". Zo ernftig , en aanhoudend des konings klagten waren over de verkorcing der ftadhouderlyke voorregten, eeven ernftig, en aanhoudend waren die over de vryheid der drukpersfe. Wy zagen zulks al by deszelfs allereerfte klagten van 17. december 1782., waar by een gedeelte van den brief over de waare oorzaak van 's Lands ongeval het onderwerp was. By den brief van ip. maart 1784gaf de koning op ais ,, waereldkundig, hoe mee„ nigmaalen, en dagelyks, de ftadh. in alle zyne „ relacien , by openbaare gedrukte gefchriften, ,, fchimpagtig wierd aangerand; hoe deeze g'e„ fchrifcen eene beftendige befcherming vonden, en geen verbod, nog ftraffe daar tegen by de „ overheden plaats had; daar in tegendeel alle die „ geenen, welken voor hem fpraken, of fchree- ven, vervolgd, mishandeld, verdreeven, en zelfs geftrafd wierden" (w). Op 30. april 1784. verklaarde zyn gezant, ,, dat hem door de „ orders van den koning opgelegd was, om mee „ eene geduurige oplettendheid hec oog te houden „ op de wyze, waar op de fchryvers der Hollandj, fche couranten, en andere tydfchriften, aan hec „ publiek den brief zouden aankondigen van 19. maart 1784." (x); en klaagde wyders, ,, dat vermee„ tele fchryvers den eerbied voor eenen grooten mo- f'v) N*derL jaarb. 1784. bl. 14.80—1493. (w) Nederl. jaarb- 1784. bl. 683(■») Dit wns dezelfda brief, waar vaa zo eeven esue tuhede aangehaald is.  HUISBOEK. a9p „ monarch durfden uit het oog verliezen, door zig het onderzoek aan te maatigen van eenen ftap» ,, die tot nog toe het onderwerp der deliberatiea ,, van H. H. Mog. niet had uitgemaakt, met een „ voorneemen, om de zuiverheid der heilzaame oogmerken van dien ftap te vervalfchen." Onder die fchryvers noemde hy ,, die van de post van „ den Nederrhyn, van den politieken Kruier, van de Franfche Leidjche courant, en van de Nederland- j'che ccurant, begeerende, dat H. H.Mog. aan do fchryvers, drukkers, en uitgeevers van die los,, handige gefchriften een ongenoegen zouden doen, „ gewaar worden, geëevenreedigd aan eene zo ern,, ftige beleediging" (y). Diezelfde drukpersfe was het voorwerp der vernieuwde klagten van dea Pruisjifchen gezant op n. juni deszelfden jaars, wanneer hy betuigde ,, zig gevleid te hebben, dat de provintien, en fteeden, in welken de vermeetelheid der fchryvers van dat foort coc de „ uiterfte buitenfpoorigheid gebragt was, zig ein- delyk, op eene voegzaame wyze, over dierge,, lyke beleedigingen gevoelig zouden betoond, en „ de gefchiktfte maatreegclen genoomen hebben» om dezelven in het vervolg te voorkoomen; dan ,, dat hy met de uiterfte verontwaardiging gezien had, dat die bladfchryvers ondernoomen had„ den, hunne zaak door reedenen, zo beuzelag- tig, als onbetaamelyk, te verdeedigen, het ge„ drag van den koning voor hunne gewaande regt- bank roepende, en de memorien , die Z. M. ,, had doen overgeeyen, ontleedende. De ko„ ning had hem gelast , de ftiptfte orders te et,, fchen, ten einde de ftrafbaare buitenfpoorigheid „ der drukpersfe eenmaal beteugeld wierde, eii dat de fchryvers, die Diet bevoegd waren om het 3, volk te onderregten omtrent de belangen de;: 3, vorften, derzelver fyfthema, en gedrag, duide„ lyke blyken van H. H. Mog. verontwaardiging (y) Nederl. j.:arb. 1784. bl. 953.  3óo VADERLANDSCH mogten ondervinden" (z). Reeds op 17. juli daar aan kwam 'er eene nieuwe klagt van Pruisfen in over datzelfde onderwerp , waar by gezegd werd, dat, terwyl men, feedert vier maanden, zonder antwoord liet eenen vriendelyken brief, en ver,, fcheide memorien van den koning, men aan de courantiers, en andere byzondere fchryvers toe„ liet, om zo wel den brief des konings, als dö memorien van zynen minilter, te bedillen op ee„ ne wyze , eeven zo onbetaamelyk, als gemak,, kelyk te wederleggen (a), en dat men zelfs ,, met publieke audforiteit had doen drukken eene* ,, gepretendeerde verantwoording van de fchryvers ,3 der gazette van Leiden, waar in zy zig, met bit„ terheid, en op eene onvoeglyke wyze, trag,, teden te verdeedigen tegen de klagten, welken zyne afgezant zig genoodzaakt had gezien aan ,3 H. H. Mog. in te brengen. De koning vcrlang„ de vuurig, dat de Staaten generaal eens einde3, lyk met kragt zouden overgaan tot billyke, ,, kragtdaadige , en voldoende maatreegelen ter 3, beteugeling van de licentie der courantiers, en ,, andere partikuliere fchryvers" (ft). Wanneer men den overleeden koning van Pruisfen befchouwd van den kant eener waare grootmoedigheid, waar door hy overgehaald werd, om in zyn eigen ryk eene b'etaamelyke vryheid aan den loop der drukpersfe te laten, en hem by zyne brieven, en me* morien aan H. H. Mog. telkens hoord klaagen over de losbandigheid der drukpersfen in dit Land i zal (2) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1108. en volg. Waarom tog waren de fchryvers, als meedeingezeetenen van een Land, pet wiens inwendig beftier de koning zig zonder eenige roeping bemoeide , onbevoegd, om zig daar over uit te laten, en welke bevoegdheid had hy tog, om zig desweegens te beklaagen ? (n) Indien de wederlegging daar van zo gemakkelyk *-sfs, waarom is die dan niet beproefd, om die fchryvers eens voor al den mond tc floppen? (t) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1230. en volg.  HUISBOEK. 30* zal men moeite hebben , om dien grooten man in deeze klagten aan te treffen. Eevenwel het raadzei laat zig wonder wel oplosfen, wanneer mem hem befchouwd , als van de zyde des ftadh., en zyner vrouw telkens laftig gevallen, om door zynén invloed de vryheid det drukpersfe, waar tegen zy zo zeer gebecten waren, te doen bepaalen. 'Er is gewisfelyk geen gedugter wreeker der heerschzugt, en ongeregtigheid, dan de drukpersfe, die de fnoodfte ondaaden, en ontwerpen int een oogenblik aan den dag brengt. Dan, ook in de opgaave der byzonderheden, die in deeze klagten voorkoomen, had men den koning fchandelyk misleid. Indien men hem naar waarheid onderregc had, konde hy niet over de Jiraffeloosheid der drukpersfe klaagen', daar H. H. Mog., en de Staatem van Holland op de fchryvers, drukkers, en uitgeevers, beiden van de aanfpraak aan het volk ram Nederland, en van den brief over de waare oorzaak van 'j Lands ongeval, eene belooning van 14,000. guldens gefteld hadden, terwyl de Staaten der andere geweften insgelyks geëevenreedigde belooningen daar op bepaald hadden. Ja men moest hem gezsgd hebben, dat diezelfde party, tot welker voordeel hv zig aan H. H. Mog. vervoegde, de eerfte aanleiding gegeeven had, om zig over zyne gedaane klagten uit te laten , daar zy 'skonings memorien zo ras door den druk had bekend gemaakt, als dezelven ter kennisfe van H. H. Mog. gebragt waren; ja dat diezelfde party verfcheide broodfehrvvers betaalde, of penfioenen gaf, om tegen de'Staaten, en de regeeringen der weldenkende geweften , en fteeden hunnen laffer uit te? braaken. Zonderling was daarenbooven de geduurige klaagtoon over de drukpersfe hier te Lande in des konings mond , daar Manfon, de van hier bezoldigde fchryver van den courier du basrhin, te Kleef, en dus onder des konings eigen gebied, een fcherp, haatelyk, en dikwyls loogenagtig gefchrift in de waereld bragt, waar in de voornaamfte perfoonen van de vaderlandfche party fteeds fchandeII. DEEL. V lyk;  302 VADERLANDSQH lyk ten toon gefteld werden , zonder dat de kr> ning ooit eenen pas deed om dien deugniet te beteugelen, en zonder dat het den Staaten in het hoofd kwam, om den invoer van dit papier in dit Land te beletten. Zo onwaaragtig was de befchuldiging, vervat in des konings brief van 17. december 1782., waar by men hem deed zeggen, dat alle die geenen , welken voor den ftadh. „ fpraken, of fchreeven, vervolgd, mishandeld, „ ve dreeven, en zelfs geftrafd wierden." De koning toonde zelfs, niet onkundig te zyn van dat fchandelyk papier , daar hy , in zynen brief van 19. maart 1784., beloofde, „ dat, indien de „ zo heevige, als nadeelige, gefchriften van bei„ cte zyden ten ftrengften verbooden, en geftraft „ wierden , ah dan eeven hetzelfde in zyne (aan ons) „ nabuurige Landen ook gefchieden zoude." En, daar *■*'"*/ te v°oren (e) zagen, dat de ftadh. op dienzelfden tyd, toen hy den Staaten van Holland hec bepaalen der drukpersfe voorftelde, aan eenen J-erbrugge penfioen gaf om voor hem te fchryven, kan men daar uit veilig opmaaken, dat deeze beioite met eene Punifchc trouw zoude zyn naargekoomen. 3°. De befchuldigingen tegen de dryfveeren, en oogmerken der voornaamfte hoofden der patriotten gaven geen minder bewys aan de hand, dat men hun, van de zyde des ftadh., by den koning Jn verdenking gebragt had , om zig zeiven daar door te meer te regtvaardigen, en de natie, was net mogelyk, tegen hun een wantrouwen in te boezemen. Immers, by zyn antwoord op de klagten der Staaten van Holland over de regeering van Kleef weegens het niet overgeeven der oproermaakers Undeen, en de Vermeulens, gafhy te kennen „ zyne bevreemding, dat eene zo buiten.„ gewoone behandeling, en zelfs het fchryven aan hem, (gelyk hem van goederhand verzeekerd » WJj) (O IL Deel, bl. 18.  HUISBOEK. g@f v/as,') nieé door de vereenigde Staaten van Hoh ., land, maar alleen door een gedeelte van deZeU ,, ven, met tegenfpraak van een ander aanzienlyk ,, gedeelte, gefchied was. Hy konde zig derhal* ,, ven niet onthouden van te vermoeden, dat JA „ alle deeze onverwagte flappen een fchaadelyk misverftand regeerde, en dat de bedroefde on- eenigheid, en innerlyke gifting eenig deel daar ,, aan had. Hy nam deeze geleegenheid waar, ora ,, H. E. G. Mog. aan te maanen, dat zy zig niet*, door mgeeving van onrustige, heethoofdige, en „ eerzugtige lieden, lieten beweegen, om over3, ylde flappen te doen" (d). By zynen brief vaft 20. januari 1783. betuigde de koning, „ zig niet te ,, kunnen verbeelden, dat dit het gevoelen, en de ,, algemeene wensch der natie , en der regenten 5, van den Staat was. Hy was veel meer overreed 3 ,, dat dit flechts het idéé was van fommige per3, foonen, die het huis van Nas/au een kwaad hart toedroegen door een gevolg van eenigen haat,. „ of hun byzonder oogmerk , zonder het waare- welzyn , en algemeen belang van den Staat in ,, overweeging te neemen" (e). In zynen brief van 19. maart 1784. beklaagde hy zig, ,, uit de» j, alom bekende, openbaare gebeurenisfen te moeten „ verneemen, dat eenige onruftige, eerzügtige» en siieenlyk hun eigen voordeel zoekende, per,, foonen beftendig voortvoeren, met den erfftad3, houder op de vyandelykfle Wyze te vervolgen» ,, en hem in zynen perfoon, waardigheid, digni,, teiten, en prerogativen aan te vallen" (ƒ). By deszelfs brief aan H. H. Mog. Van 9. december 1785. Verklaarde de koning ,, met aandoening te zien, dat onder het getal leeden der regeering» ,, welken de Staaten der provintie Holland uitmaak* „ ten, eenige, misfchien door vooroordeel weg- » g^4 id) Nederl. jaari. 17S3. bl. 177—179, ( C' •» Niderl. jaarb. 1783. bl. 53—56. ij') Neclerl. jaarb. ,1784, bl. 683. V *  304 VADERLANDSCÜ „ gefleept, door misverfland, of door al te groitè zêle, geen agt fcheenen te geeven op des ko„ nings tusfehenkomst, nog op het huis van O,, ranje , het welk van alle tyden de Republiek ,, dienst beweezen had'' (g). 4°. Maar, was de onderfcheiding groot, die men den koning ingeboezemd had te moeten maaken tusfchen de Staaten in het algemeen, en fommige ftaatsleeden in het byzonder, die, fchoon der vaderlandfche party toegedaan, als haatelyke, en baatzugtige menfchen moeften afgefchilderd worden; niet minder in het oog loopende was de gunftige wyze, waar op des ftadhouders aanhang behandeld werd. Zulks bleek al aanftonds zig zelfs- uit te ftrekken cot ingedaagde, en opgeëischte misdaadigers-, als omtrent welken men den koning, by deszelfs brief aan de Staaten van Holland van 13. jaBuari 1783., deed zeggen, „ niet te kunnen zien , „ hoe iets ten lafte der Kleeffche regeering gelegd „ konde worden, dewyl dezelve, zonder zyn be„ vel, geen arrest konde accordeeren, en de heeren aan haar geene, maar eenigermaate reëele, „ oorzaaken der vervolging van die lieden hadden „ doen aanvoeren: waar by nog kwam, dat dezel„ ven nog van geene overtreeding overtuigd, maar „ alleen verdagt waren" (h). Hier tegen hadden de Staaten van Holland, by hunnen brief aan den koning, reeds by voorraad aangemerkt, „ dat de „ zorg voor het bewaaren van de hoogheid van hun„ neSouveraine provintie, en voor de"veiligheid van „ hunne refidentieplaats, hen in de noodzaakelyk„ heid had gebragt, om hun geregtshof aan te ,, fchryven,* om zonder tydverzuim naar zeekere „ onderneemingen , en beweegingen , welken zy „ hadden aangezien voor beginzels van oproer, onder. ,, zoek te doen, en in het byzonder te onderzoeken „ naar de belhaamers, en aanftookers Tan dien; en „ dat (O Nederl. jaarb. 1785. bl. 164.7. (/i) Nederl. jaarb. 1783. bl. 178.  HUISBOEK. 305 „ dat het voorfz. hof, na het begonnen onderzoek „ dier zaaken, eenen deurwaarder had afgezonden „ met opene brieven ad omnts populos, met ver„ zoek, dat zeekere drie perfoonen, ingezeetenen ,, van 'sHage, met naamen burger Vermeulen de ,, oude, burger Vermeulen de jonge, en G. Undeen, „ ais welken in het gantfche beloop dier zaaken „ voornaamelyk betrokken waren, en, door hunne ,, vlugt van daar, het vermoeden ten hunnen laffe ;, vermeerderd hadden, mogten worden aangehou,, den, en aan den deurwaarder overgeleeverd: „ dat gem. deurwaarder , die drie perfoonen te ,, Kleef ontdekt hebbende, de voorfz. brieven aan „ den regeeringsraad aldaar had geprefenteerd, dan „ dat aan hem voor befluit was meedegedecld, ,, dat, naardien 'erin het geheel geene misdaaden „ van die perfoonen genoemd wierden, aan des„ zelfs verzoek niet konde voldaan worden: dat ,, de deurwaarder nader verzogt had, dat de geua. 3, perfoonen, ten minden provifioneel, maar aan,, gehouden mogten worden ; dog dac hem voor „ befluit meedegedecld was, dac de regeeringsraad 3, by gem. befluit bleef: dat de voordragt van den ,, advokaat fiskaal meedebragt, dat die drie per„ foonen in deeze zaak zulk eenen rol gefpeeld „ hadden, dat hy ze niet anders konde befchouwen, dan als voorgangers, en aanvoerers van die onderneemingen , en beweegingen ; dac, zonder dat die drie perfoonen in fecuure bewaaring ,, wierden genoomen, en voor het voorfz. hof ge", ,, fifleerd, aan hun bevel, en oogmerk, om de ,, waare omftandigheden van dat gebeurde te doen „ uitmaaken, niet zoude kunnen worden voldaan: ,, dat het hof daar op verleend had opene letteren ,, requifitoriaal aan den regeeringsraad met het be,, rigt van den advokaat fiskaal, ten einde de re„ geeringsraad, daar van dus geïnformeerd zyndc, ,, geene verdere zwaarigheid konde maaken , en „ de voorfz. drie perfoonen , of die geenen van „ hun, die zig onder het gebied van den regeeringsraad zemdeu mogen bevinden, te doen aanV 3 » hou-  got? VADERUNDSCH a, houden, en aan den, dair toe afgevaardigdens ,, deurwaarder over te leeveren: dan dat alle deeaJ. ze herhaalde poogingen geen ander gevolg ge3, had hadden, als dat,, die drie perfoonen zig uic 3X Kleef begeevcn hebbende, de gem. regeerings93i raad, zo aan de Staaten, als aan het hof, had geantwoord, dat die drie perfoonen, volgens 3. ingenoomen berigt van den magiftraat, zig te 3, Kleef niet verder onthielden" (t), Van dienzelfden eenzydigen aard was ook de verklaaring, vervat in de memorie van it. juni 178,4-, ,, dac 3, het den koning een vermaak was, regt te doen a, aan de eminente leeden van de regeering der 3, vereenigde provintien , welker heilzaam^ oog- merken volmaakt overcenftemden met die, we}- ken, zo wel in de memorie van 20. januari 1783.» 3) als in den brief, dien Z- M. op 19. maart 1783.. 3, aan H- H. Mog. gefchreeven 'had, vervar wa3, ren. Hoogstdezelve zoude alle geleegenheden, welken zig mogren opdoen, waarneemen , om '*, hen beftendige blyken van vriendfehap, en ge- neegenheid te geeven" (k). Waar toe dienden tog deeze, zo zeer tegen eikanderen inloopende, be-, oordeelingen der voqtflianders van beide de partyen , die voor de eerften zo zeer te onregt hoóneride , cn voor de laatften zo onverdiend vereerende wazen ? Voorwaar nergens anders toe, als om de eerften zo zeer af te fchrikken van eene moedige uitoeffening hunner pligten, als om de laatften aan to moedigen, om in hunne, waarlyk baatzugtige, er» fuoode, bemoejingen voort te gaan. 50. Zo zeer, als de koning toonde de gevoelens ï en bedoelingen der voorftanders van beide partyen te miskennen, eeven zo zeer vergifte hy zig in het breed uitmeeten van de dienften, door het huis van Nasfau aan den Staat beweezen, en in de opgaave van' de gevoelens, en bedoelingen des ftadh., (i) Nederl. jaarb. 1782. bl- 1579—158^ Nederl. jw/b., 1,784. ty,- iicc^  HUISBOEK. s©? ftadh., en zyner huisvrouwe, ja zelfs hunner nakoomelingen; eene opgaave daarenbooven, die zo ftrydig was met alles, wat ten duidelykften aan de'Staaten, en de geheele natie ten deezen opzigte gebleeken was. In zynen brief van 20. januari 1783. zeide hy, „ dat ieder goed Hollander zig met ,, dankbaarheid herinneren zoude, dat dit huis de ,, geheele tegenwoordige conftitutie der Republiek ,, gemaakt, en verzeekerd, en, na fommige bui,, tengewoone wisfelvalligheden , en omwentebn,, gen, eenigermaate naar de tegenwoordige gely,, kende, de vereenigde provintien uit oogenfchyn,, lyke gevaaren , waar meede zy gedreigd wier- den, gered, en in haaren ouden luifter herfteld „ had. Het was buiten twyffel, dat ieder goed ,, Hollandsch patriot moest overtuigd zyn, dat van de bewaaring deezer regeeringsform , die feedert ,, twee eeuwen zo gelukkig had ftand gehouden, „ en van die van het ftadhouderfchap, hetwelk daar „ van onaffcheidelyk was, het geluk, en de veilig„ heid der Republiek afhingen. Hy was overreed, ,, en wist door de duidelykfte verzeekeringen , dat „ de ftadh. de zuiverfte, en heilzaamfte oogmer- ken voor het welzyn der Republiek, en voot „ de behoudenis haarer tegenwoordige conftitutie. ,, had; dat, indien kwalykgezinde lieden hem daar omtrent andere uitzigten toefchreeven , zulks „ door eene verdigting , zo zeer van alle waar„ fchynlykheid ontbloot, als voor zynen perfoon, en kundigheden beleedigende , gefchicdde ; en „ dat de ftadh. veel eer het fyfthema, en de grond„ beginzels, welken hy door de fouveraine Magt „ der vereenigde provintien zoude aangenoomen , „ en vastgefteld vinden , onveranderlyk volgen, ,, ter uitvoer brengen, en voor het toekoomende „ zelfs het vermoeden van het tegengeftelde weg„ neemen zoude" (l). Hy verzeekerde by zynen brief (J) Nederl. jaarb. 1783. U. 54—5Ö. Zo fcheen dan de koning zynen iever voor den ftadh. tog niet zo ver ts V 4 trek^  3o3 VADERLANDSCH brief van 19. maart 1784., „ dat de ftadh. van zy- 3, ne regten geen misbruik maakte, gelyk hy zig 3, van deszelfs welbekend rcgtfchaapen charakter 3, verzeekerd hield, er waar omtrent hy ook nim3, mer iets vernoomen had : en dat in die tusfchenj, tyden, waa- in het ftadhouderfchap was vernie3, tigd geweest, de Republiek zig Hechter had be,, vond: n . en door inwendige 'onluften zodanig 3, beroerd, en aan den oever van haar verderf ge„ bragt was, dac men altyd weder toevlugc had 3, moeten neemen tot deszelfs herftelling (m). „ Het trekken, dat hy geheel ontkende, dat laatsgem. voor het Doorltedené eenig vermoeden van het tegendeel koude verwekt hebben. Was dit in den mond van deezen doorzigtigen vorst niet genoeg, om 'er uit op te maaken, dit hy ten minften dit vermoeden heimelyk wettigde? En, •dit zo zynde , welke gronden van waarfehynlykheid had hy dm, om voor het vervolg zulke verzeekeiingeu te riaen ? (m) Hoe weinig deel het hart, en de overtuiging des ionings hadden in aliede loftuitingen, die by.zo aan den tegènwoordigen ftadh., als aan deszelfs voorzaaten, zo mijdelyk toezwaaide, en hoe weinig goed gevolg hy dus hier van op de gemoederen van doorzigqgé , en eeiMyke regenten, en andere ingezeetenen vei wanten konde ; blykt genoeg uit het geen hy zelfs, te vooren, over deeze zaaien in zyne binnenkamer had te boek gefHd. Immers diar fchréef hy, in de gejdned. van iyrtèn tyd, 2. deel, II. 30., over den toeft.md der binnenlandfche'saaken in de Nederlanden, over het aandeel, het geen zy, al, of nier, in den oorlog van 1745. -neemen moeften, en over de aanteidende oorzaak van het öpdraagen van het ftadbouderfch p aan Willem IV., op deeze wyze. „ De belle oogmerken worden nier altyd bereikt. De EngelJ'che >, guinies begonnen het Gemrenebest van HolLind in gis„ ting te brengen. Die de oranjeparty waren toegedaan, „ begeerden den oorlog. De waare" Gemeenebèstfreiirideh „ zogten de behoudenis van den vreede. De kragt der „ guinhs kreeg eindelyk de overhand op de welfpreekèn* „ heid der befte burgeren : de vereenigde geweften om# helsden de belangen der koningin van Hongaryen, wel-  HUISBOEK. 309 Het was hem wel bewust, dat hetzelve wel eens „ was afgefchaft door eene zeekere bevreesdheid ,, voor de openbaare vryheid: dog, zonder te on,, derzoeken, of zulks gegrond geweest was, dan niet, konde eene diergelyke vrees, in de tegen. „ woordige tyden, met geenen grond meer ontdaan, ,, daar in Europa eene zo regtvaardige, als vafle, ftaatkunde de overhand had bekoomen, dat de ,, eene Moogenheid op het behoud van de andere ,, waakzaam was, en dat geen Staat de omwente3, ling van eenen anderen meer zoude toeftaan , 3, veel min daar toe behulpzaam zyn. Hy zonde 3, de eerfte zyn, die, wanneer iets diergelyks in, ,, of tegen Holland ondernoomen wierd, daartegen ,, zoude waakzaam zyn (w). Hy konde meede van ,, den erfftadhouder, en deszelfs naafte erfgenaa3', men verzeekeren, dat zy zeekerlyk nooit iets, nog tegen de vryheid, nog cegen het welzyn der „ ken haar vreemd waren, en de oogmerken van Carte„ ret, welken zy niet kenden." Ook bleek het reeds in datzelfde jaar, waar in de koning deeze verzcekering, zo ftrydig met zyne weezenlyke overtuiging, gaf, dat hy niet onkundig konde zyn van des ftadh. waare oogmerken nopens den, toen gevreesden, oorlog met den keizer, daar hy aan H. H. Mog. eene vertrouwelyke opening deed geeven van het ontwerp van verraad, door L. van Brunswyk met den keizer gefmeed weegens het leeveren van Maanlicht, waar omtrent hy te fchrander was, om niet te begrypen, dat ook de ftadh.. door zynen gunfteling, eu confulent, kennis droeg. (n) Was de verdee'ing van Poolen, in 1772. met toeftemming, en medewerking van Frederik II. voor het oog van geheel Europa gefchied, een gevo'g deezer regtvaardige, en vafte ftaatkunde? Of waren hier van een gevolg zyne bemoejingen met die billyke hervormingen, welken de regenten, en dc bloem der ingezeetenen hier te Lande ondernoomen hadden , om de misbruiken te weeren, die voorige omwentelingen in de eigenaardige gdjfteldheid van deezen Staat bewerkt hadden? V 5  3io VADERLANDS CH ,i der Republiek, waar meede hun welzyn zelve „ zo onaffcheidelyk verbonden was , zouden on„ derneemen , maar veel eer het erfftadhouder3, fcnap, en hunne hooge ampten , overeenkomftiz ,, den zin, en het fyfthema van H. H. Mog., en „ van de vereenigde Republiek, zouden waarnee. „ men, zonder daar van ooit af te gaan , waar voor ,, Z. M. altyd gaarne , en openlyk wilde in ftaan. „ Hy konde zulks zo veel te zeekerer doen, daar »» de eedele gevoelens, en grondbeginzels van den „ ftadh., en zyne gemaalinne aan hem bewust waren, als meede die, welken zy hunne kindes ,s ren inboezemden" (o). Op 17. juli 1784. deed de (o) Nederl. jaarb. 1784. bl. 684-686. Indien infchik. kelyise gemoederen die verzeekeringen, en dat in/laan des konings voor de daaden van den tegenwoordigen ftadh. al eens plooien konden, met daar aan'dien eenigen zin te negten, waar voor zy in den mond van eenen alleenheericher vatbaar waren; hoe zouden zy tog goedmaaken de verzeekeringen, en dat injlaan voor de daaden zyner nnn'ih erfgenaamcn? Het is voorzeeker buiten het bereik van'alle fterffelyk vermogen, dat der koningen niet uitgezonderd, om voor iemand hunner erfgenaamen , of opvolgers verzeekeringen te doen, of in te ftaan. En zoude ae koning dit niet wel eens omtrent zynen eigen troonsopvolger doorgezien, en nu of dan rondhorftig geuit hebben ? Misfchieo zoude echter de oplosfing van dit ftaatkundig raadzel kunnen gezogt worden in den voornaamers grond van deeze verzeekeringen, en dit inftaao, te weeten, ,, in de gevoelens., en grondbeginzels van den ftadh., „ en zyne gemaalinne, die zy hunnen kinderen inbce,, zemden." En dan zouden wy het. daar voor mogen houden, dat hy de goede, ligtgeloovige Hollandss bad willen verzeekeren, en borg ftaan, dat hunne nakoomehingen nooit ontaarden zouden van hunne voorzaaten, maar altyd te vreeden zyn met die onbegrensde magt, en dien invloed, die, onder eene zagtebenaaming , het toppunt der wenfchen van het huis van Naffau beftendig hadden uitgemaakt. Maar nog het een, nog het ander, konde voldoen aan het doorzigt van lieden, die oogen in het hoofd had. den, en zig aan hoffehe pligtpleegingen niet bekreunden,  HUISBOEK. 311 de koning klaagen over de „ kwellingen, en mee. nigvuldige aanvallen van des ftadh. tégenpwtyders, zo omtrent zynen perfoon , als omtrent; ,. zyne waardigheid, en voorregten ; offchoonhy» " door zynen circuiaireo brief, aan de Staaten der *) byzondere provintien geadresfeerd, en door ar-11 dére poogingen, die gelykelyk zyne wysheid, , en zyne patriottifche gevoelens aantoonden, al!' les gedaan had, wat in zyn vermogen was, om '* zig "te vereenigen met hen, die met hem van tegenftrydige denkbeelden waren , en om daas ;! door de, voor den Staat zo gewenschte, eensgezindheid , en goede verftandhouding te nerftellen" (s> By deszelfs brief van 18. feptemj ber 1785. verklaarde de koning, „ zig verzeekerd te böuden, dat de erfftadhotider geene de min. fte geleegenheid, nog oorzaak tot eene zo har1! de, en onverdiende behandeling," (als was- hatj ontneemen van het commando over het gua:: zoen van den Haag,) „ zonde gegeeven hebben, ,, maar veel eer alles deed, wat mogelyk was, om zyne hooge charges naar waarde te bekleeden, het welzyn van den gantfehen Staat te bevorderen, en het vertrouwen, en de geneegenheid [, der gefaamenlyke Staaten te verdienen , en zig u toe te eigenen (q). Mogten II. E. G. Mog., ,, ten (/>) Nederl. jaarb. HU- bl. 1230. Had men den kev nmg, by het toezenden van deezen rondgaanden brief; ook teffens onderregt van deszelfs waare oogmerken, van deszelfs oogenblikkelyke verfpreiding onder het gemeen, cn van de halftarricheid, die wy naderhand zien zulten, dat de ftadh. betoonde, om, op daadelyke uitnoodtging van fommige ftaatsleeden, aan zyne aanbiedingen te voldoen; wy twyffelen zeer, of hy niet raadzaamst gcoordeeld'zoude hébben, om daar van een diep ftilawygen te houden. , _ „ ,, , (q) Wat zoude Frederik II. aan de Staaten van MoltanA te gemoet gevoerd hebben , indien zy hem eens zod*. nige verzeekeringen gegeeven hadden omtrent eenen ttaatsrainifter, of officier, welken hy, weegens ongehoorzaam-  312 VADERLANDS CH ,, ten befte van hunne provintie , voornecmens „ zyn, om in het bellier der openbaare, en in„ wendige zaaken eenige, daar toe gefchikte, ver,, anderingen te maaken; zoude het hun niet moejelyk vallen, zig desweegens met den erfftad3, houder, zonder krenking zyner regten, te ver„ eenigen; terwyl hy zig gewis tot al, wat bilj, lyk, en voor den Staat meest voordeelig was, gewillig toonen zoude, wanneer H. E. G. Mog. a, zig daar omtrent maar met hem zouden gelie„ ven te verftaan" (r). Nog fterker fprak de koning by deszelfs memorie aan 11. H. Mog. van o. december 1785., als waar by hy verklaarde, dat men geen regt zoude doen aan den prins van „ Oranje, indien men hem befchuldigde, van aan „ het volle regt van Souverainiteit van H. E. G. Mog. over hunne troupen ooit afbreuk gedaan, „ of gehaakt te hebben, om de militaire auttoriteit af te trekken van de beveelen der Over„ heid. De prins van Oranje had, ten allen tyde, ,, de pligten zyner charge met naauwkeurigheid, en met de uiterfte zorg geoeffend. Hy had niets i, verzuimd in het geen hy moest, en konde doen „ op 4. feptember. De oproerige btweegingen, ,, welken in den Haag ontdaan waren, (ec-ne om„ ftandigheid, zo gering, cn toevallig,) konden ,, geene reeden, of'geleegenheid geeven, cm den „ prins het commando van den Haag te beneemen, „ cn heid, nf muitery, gemeend had te moeten opfchorten in de waarrfeemirig zyner bedieningen? O) Nederl. jaarb. 1785. bl. 1298. en volg. Omtrent deeze verzeekering des konings doen wy dezelfde vraag, die wy by onze laatfte aanmerking gemaakt hebben, en voegen 'er by, dat hy de Staaten van Heiland zeer wel zoude beduid hebben, dat de regten van eenen ftaatsminifter, of officier nimmer ter beoordeeling van vreemde Moogenheden ftonden , maar door hem alleen, naar de inzigten zyner fouveraine Magt, en de belangen van zyn volk, moeiten afgemeeien worden.  ii u I s b o e k. ö|J j, et*> hetzelve over te geeven aan eenen offic:e-, ,, onderge chiltt aan de beveelen van den kapitein,, generaal. Het fcheen eer zeeker, dat men, met eenen zo Herken , en zo min noodzaakelyken „ maatreegel te neemen zonder dringende, en „ genoegzaame beweegreedenen, weezenlvk tekort ,, zoude doen aan de waardigheid, het gezag, en ,, de eminente charge, erffelyk toevertrouwd aan ,, den prins van Oranje" (s). Dog hier opmerkten de Staaten van Holland met alle regt aan by hun antwoord, ,, dat door de denkbeelden, die ,, men aan Z M., ten aanzien van dat befluit, fcheen „ gegeeven te hebben, in de daad wierd in twyf„ fel getrokken , of zy , die de onbetwistbaare ,, Souverainiteit in hunne provintie bekleedden, „ wel bevoegd zouden geweest zyn, om, tot hun,, ne eige veiligheid, en tot demping van oproe„ rige beweegingen , die onder hun oog zelfs plaats ,, hadden, het kollegie van hunne G. R., hetwelk ,, uit zynen aard, en natuur gefchikt was om daar ,, tegen_ te waaken , en tot welks raadpleegingeit ,, de prins van Oranje meede roegang had, te mag„ tigen, om van de aldaar zynde militie, meestal ,, uit hunne lyfguardes belfaande, door het doen „ van patrouiljes uit dezelven, zodanig gebruik te „ maaken, waar door de gefloorde rust herfteld ,, zoude kunnen worden" (t). De tegenwoordige koning by zynen brief van 2. feptember 1786. verklaarde aan H. H. Mog., „ met overtuiging te wekten, en te kunnen verzeekcren, dat de erf„ ftadhoucfer, en zyne geheele familie de hooge ,, Republiek der vereenigde Nederlanden van gant„ fcher ziele waren toegedaan , en zeeker nooic „ tegen haar interest, en (taatsfyflhema iets zouden ,, doen , maar dezelve op alle mogelyke wyze zou,, den tragten te behouden, en te bevorder en" Cu). WStlr (j) Nederl. jaarb. 1784.. W; 1630. en velg, (O Nederl. jaarb. 1785. bl. 1533. {u) Nederl. jaarb. 1786. bl. 1021.  3t4 VADËRLANDSCH Wanneer wy eenen alleenheerfcher aldus over de voordeden van het ftadhouderfchap voor den Staat hooren fpreeken, de voorouderlyke dienften breed uitmeeten, de geduurige herftelling van dat ampt aan de noodzaakelykheid van hetzelve, en de veftiging der zogenaamde 'conftitutie aan de ftadhouders toefchryven; zullen wy ons daar over niet zeer behoeven tc verwonderen, daar het hart van eenen alleenheerfcher natuurlyk de burgerlyke vryheid in een Gemeenebest van de ongunftigfte zyde bèfchoüwd» Maar niets, dan de allereenzydigfte berigten, (wat zeggen wy ?) eene vrywillige ontveinzing, en opzettelyke onkunde van zaaken, die, geheel Europa door, waereldkundig waren, kondert eenen koning, als Frederik II., die waarheid van longen, verdienden van wangedrag, en trouwe van verraad, zo we! wist te onderfcheiden, den ftadh., en zyne huisvrouwe in zulk een fchoon daglicht doen ftellen. Hoe! wist Frederik dan niet, hetgeen de geheele waereld wist? Had Frederik niets \ernnomen van de waare oorzaak der verregaande oneenigheden tusfchen de Staaten, en hunnen ftndhoudef? En moest men desniettegenftaande de fchuld cc r verwyderingen daar over aan de braaffte mannen hoorèn geeven, den ftadh. met zynen aanhang fteeds opvyzelen, en op dien voet, van den kant vin Pruisfen, de eerfte flappen tot eene overweldiging der' Nederlandftche vryheid verwagten ? Was het geen fpotten met de waardigheid der Staaten , hen,' tegen alle waarfchynlyk - en waarheid aan, te willen verzeekeren , dat de ftadh. zig met de Staaten verftaan zoude weegens eenige veranderingen in het beftier der inwendige zaaken, zonder 'krenking zyner regten; daar hy ondertusfchen zeer wel wist, dat die vermeende regten, en het daar van gemaakte misbruik de grootfte oorzaaken van het verkeerd beftier, en de inwendige onrust uitmaakten? Waar in vond men die goede trouwe van Frederik II., „ welke," (volgens zyne eige verklaaring) „ by de vorften behoorde wedergevon,, den "te worden, al was zy van de geheele aarde •u ver-  HUISBOEK. 315 3; verbannen"? En wat zynen opvolger betreft 3 dien wy op dien betreeden weg zien voortgaan, deeze heeft door zyne daaden maar al te tastbaar beweezen, wat 'er van zyne verzeekeringen, en goede trouw te houden ware. Voor het overige, daar Wy hier den koning van Pruisfen, en den ftadh. zelfs, óp verfcheide piaatfen van zyne meergem. brieven, en deklaratoiren, zo ruimfchoots hooren pocchen op de dienften , door zyne voorouders aan deezen Staat beweezen, zonder dat zy immer in aanmerking ;namen de onmeetelyke voordellen , die zy wederkeerig van deezen Staat in zo veele betrekkingen genoten hebben ; oordeelden wy, dit onderwerp alhier het voegzaamst te kunnen behandelen. Wanneer die zogenaamde dienften van het huis van Nasfau, by geleegenheid van klagten over verkorting van regten, herinnerd worden, heeft men daar meede ongetwyffeld op hec oog, niet flechts, om dezelven tegen de genoten voordeden in eevenwigt te ftellen, maar veel eer, om door een diep ftilzwygen van de laatften de houding aan te neemen, als of ze, in vergelyking van die dienften, in geene aanmerking kwamen, en als of men zig, door de minlte verkoeling aan eenen ftadh. uit dat huis te toonen , aan ondankbaarheid fchuldig maakte. Wy vinden ons buiten ftaat, om dit verwyt beter op te losfen, dan de Staaten van Holland zulks deeden by derzelver deduktie, of deklaratie van 25. juli 1654. over de ade. van uitfluiting van het ftadhouderfchap, welk ftuk over het geheel door eiken waaren liefhebber der vryheid niet genoeg kan overwogen worden. In het 6. hoofdftuk, handelende over de vraag, (waar toe de klagten der andere geweften over deeze ad.c tan uitftuiiing aanleiding gegeeven hadden,) vat dankbaarheid het huis van oranje aan den Staat, ■ Staat aan het huis van oranje fchuldig is? lieten i ; H. E. G. Mog. dus uit (v). „ Voor zo vérre • h °P- ( v) Refol. van conftd. ten tyde van J. de Witt . t. deel bi. 30-102.  3i6 VADERLANDSCH „ opdraagen der illuftre waardigheden van kapitein}, generaal, ftadhouder, enz. voor betaaling van verdiende belooningen gehouden, en het bedie,, nen van dezelven voor genot van belooning, op,, genoomen moet worden, als dan kan immers in geenen deele (taande gehouden worden, dat met die waardigheden lange jaaren bekleed te zyn ge,, weest «enige helooning zoude verdienen, maar ,, wel in tegendeel, dat die geene, die met zo,, danige waardigheden is bekleed geweest, en ook „ zelfs zyne nakoomelingfchap, groote dankbaar„ heid fchuldig is aan zodanigen, als hem met die waardigheden zouden mogen vereerd hebben ; ., zynde notoir , dat al het geen voor belooning 3, kan worden toegereekend , noodzaakelyk eene 3, weldaad moet zyn. En wie hoorde ooit zodani- ge fuftenu , dac voor eene beweezen weldaad „ eene tweede weldaad, zelfs nog aan de nakoo- melingen, tot belooning zoude moeten gegeeven ,, worden; ja nog verder, dat die geene, die, om dringende reedenen, niet zoude mogen goed,, vinden, al zulke tweede weldaad te bewyzen, ,, daar over van ongehoorde ondankbaarheid zoude be- fchuldigd worden ? H. E. G. Mog. verklanen, tot het verhaal van het booven ftaande, en het ., navolgende ongaarne te koomen, vreezende, dat zulks, by misduiding, als eenig verwyt zoude mogen worden opgenoomen , en vinden ech„ ter, tot afweering van een zo gevoelig verwyt, zig geperst, om aan de voorn, provintien hier ,, neffens voor oogen te ftellen de goede voordee„ len, en prefente belooningen , die de fuccesfi,, ve prinfen van Oranje in hunne boovengem. ,, waardigheden van den Staat zo overvloedig heb,, ben genoten ; als , dat zy allenthalve wierden ,, geëerd, eeven als of zy wettige prinfen va.71 den ,, fande waren geweest, ja dat hen in verfcheide ,, pointen het gezag, en de magt was opgedraa,, gen, die zelfs aan" eenige prinfen van den Lande, bv kapitulatien , of artikelen van blyde inkomst, uitdrukkelyk is benoomen geweest; dat dezelve „ prin-  HUISBOEK. 31? j, prinfen, door den luiflrer van die waardigheden» en het gezag, hun opgedraagen, by andere koningen, prinfen, en potentaaten in grooteag« „ ting gekoomen , van dezelven met overgröote „ gefchenken, hooge titelen, en teekenen van eer „ zyn begiftigd geweest, ja ter dier oorzaake Si koninglyke huwelyken hebben weeten aan te „ gaan; dat ook de waapenen van den Staat, (wel „ is waar, dat fomtyds het Gemeenebest zulks vereischte,) zyn gebruikt, om op den vyand te „ vermeelteren baronnien,en heerlykheden, dezel3, ve prinfen toebehoorende; dat, by de traktaa„ ten van trêves, en van vreede, voor dezelve „ prinfen onwaardeerlyke goederen,en Landen zyn „ inbedongen ; dat de fteeden, en piaatfen, dezelve prinfen aankoomende, zelfs buiten het res„ fort van deezen Staat geleegen, met guarnizoe„ nen tot koften van den Lande zyn bezet geworden; behalven dat dezelve prinfen ook, (alhoe„ wel zulks by het voorverhaalde, en meer ande„ re zaaken van diergelyke natuur, zeer weinig ia ,, aanfchouw koomt,) geene geringe traktementen,. ,, pennoenen, buitgelden, en gewoone giften van „ den Staat in het gemeen, en van Holland in hec „ byzonder, hebben genoten, bedraagende, vol,, gens provifioneele bevinding, geduurende derj „ tyd van de heeren Maurits, Frederik Hendrik, „ en Willem II., booven de buitengewoone giften „ van de Oost - en Weftindiefche compagnien deezer Landen, booven de vereeringen van eenige provintien, of fteeden in het byzonder, booven de „ profyten van de veldtogten, die onwaardeerlyk „ zyn, en boovenmaatige fommen zouden uitbren„ gen, en booven meer andere profyten, omtrent 3, wel tweemaal honderd tonnen gouds, of twintig milJ5 lioenen guldens (w), hebbende de gem. prinfeo, „ daarin w) Men vind de memorie tan de traktementen der prinfen van oranje , 01 hunner bondgenooten, als meede van de pen* Jitttun, en andere giften van 1586. tot 165a., op order der ü. DEEL, X fclfr  318 VADERLANDS CH „ daarenbooven met hunne gantfche familien, en die geenen, die daar aan zyn geallieerd geweest, „ genoten vrydom van alle 's Lands impoften, mits,, gaders ook van alle buitengewoone fchattingen, het welk meede^eene ongehoorde fomme bedraa,, gen zoude. En vertrouwen ook H. E. G. Mog., ,, al hetzelve aan de voorn, provintien niet ten ,, eenenmaalonbekend te zyn, en dat dezelven ook ,, daarom , wel te regt, de opdragt der voorfz. ,, waardigheden op den tegenwoordigen prins van Oranje, (Willem III.) voor eene belooning zou- den houden. Dan, of de moeite van zodanige ,j eer, refpeft, gezag, luiffer, en aanzienlykheid met de vrugten van zo heerlyke goederen, daar ,, uit voortfpruitende, en het genot van zo zwaa>, re fommen van penningen, daar by koomende, zo eene noodzaakelyke belooning vereifchen, op >, poene van ondankbaarheid; bekennen H. E. G. U Mog. , nog niet te begrypen." Eer wy nu voortgaan, om de lyst der voordeelen, door het huis van Nas fan genoten, tot op onzen tyd te vervol, gen, zullen wy hier een ander gedeelte deezer deduktie laten volgen , waar by H. E. G. Mog. in üjefa tyd reeds wederleidden een ander voorgeeven , door dc andere geweften aangevoerd, en ook by de memorien des konings van Pruisfen voorkoomende, als of de nedfklaheen nooit in rust, of vreede zoüden ie behouden zyn, zonder tot het beleid der geneene zaaken te gebruiken hoofden van qualiteit; waar van dé wederlegging op volgende wyze gefchied. ,, H. E. G. Mog., (alvoorens in het voorbygaan ,, aanroerende, dat, naar derzelver opinie, het woord hoofden niet zo eigenlyk op minifters, als ,, wel op heeren , of prinfen van den Lande , toej, pasfelyk is (%),) kunnen alhier niet voorby- „ gaan Staaten van Holland door derzelver commiefen opgemaakt, , in de 46. noot op het 6. hoofdjlv.k in de refol. van confid. ten tyde van J. de Win, bl. 20r —206. (,v) Dus blykt hier uit, dat, niet feedert de laatfte (taats» ver-  HUISBOEK. 3i£ „ gaan aan te wyzen, dat hetzelve onderltelda „ van de waarheid afdwaald , en zo met de ree„ den, als met de ondervinding, ftrydig bevon„ den zal worden. Want, nademaal zodanige} ,, hoofden dikmaals hebben hunne byzondere be„ langen, van den Staat verfchillende, ja fom-> wylen ook tegen het Gemeenebesc ftrydende» en die hoofden altyd grooten aanhang, en grooc >, gewigt in de regeering hebben; is het niet ta -« begrypen, ja zelfs onmogelyk, (ten ware men •'j hun de menfchelykheid konde uittrekken,) dac die hoofden niet, te eeniger tyd, zodanig hunby->-> zonder belang zouden zoeken te bereiken, ea *>j door de onderffeuuing, die zy in de regeering -« vinden, tragten uit te werken. Waartegen dan •« alle vroome regenten, die het Gemeenebest boo->-> ven al beoogen, en den welfland van het volk; voor de opperfte wet houden, meer agt flaands »j op de gerustheid van hun geweeten, dan op heC ->j ontzag van zodanige hoofden, zig genoodzaakc jj vinden, om zig, naar hun uiterfte vermogen, 33 met kragt te verzetten. En ziet daar de Repu->-> bliek terftond in tweedragt: in welke tweedragt» ->.> aan de eene zyde, het hoofd, niet willende» « ook, naar de politieke reegelen van de waereld, niet kunnende buigen, oordeelende zyn refpecf, j> en agting daar in betrokken te zyn, en, aan de 3J andere zyde, ook de vroome regenten, op de j-> gerustheid van hun geweeten, als eene metaale muur, {leunende, meede van hunne tegengeftel- de fuftenue niet zynde af te brengen; ziet daar jj dan de Republiek in gevaarlyke fcheuringen. En, zo verre in zodanige geleegenheid het voorfz. hoofd is van een violent humeur, of in ftaat, om j> door violente raadslieden zig te laten verrukken, ->-> ziec verfchillen alleen , maar af veel vroeger, de uitdrukking van eminent hoofd aanftootelyk was voor waare liefhebbers der vryheid, en dat niets, dan v'eiery, dezelve in ilaatsftukkeu van laatere dagteekening beeft doen beezigen, X 2  Sco VADERLANDSCH is ziet daar dan de Republiek in de uiterfte extre- j> miteiten. Waar meede de ondervinding met reeden jj zo wel overeenkoomt, dat ook die ondervinding t3 alléén ons van die waarheid zoude kunnen overjj tuigen." Na vervolgens van de oneenigheden onder dc hartogen, graaven, bisfehoppen, en heeren, voornaamelyk onder eenen Karei V., en Philips II., gewaagd, en in de tyden, die meer op den tegenwoordigen ftaat der Republiek toepasfelyk waren, over de oneenigheden onder eenen Mat. thias, Anjou, en Leicejter gehandeld te hebben, zeggen H. E. G. Mog., „ dat zy van de volgende 3> hoofden de voorbeelden , (God beterde het!) met 33 hunne eige oogen gezien hadden. Maar vooral, (dus gaan H. E. G. Mog. voort,) „ gelieven de 33 voorn, geweften te gedenken, wat in 1650. bin3> nen ons eigen lighaam is voorgevallen. Hebben 33 niet in dat jaar de regenten van Amfieldam, om J3 meerdere onheilen voor te koomen, aan Willem 3} II.. na dat hv die voornaamfte, en magtigfte 3' ftad van het Land met de waapenen, hem van 3> weege den Staat toebetrouwd, had gepoogd te --> overvallen, en nog daar beneffens de Staaten van ->• Holland zelfs, welker hoogheid hy, als een be-•j ëedigd minifter, en natuurlyk onderdaan, ge33 houden was te vereeren, door het gevangelyk 33 wegvoeren van zes voornaame heeren uit derzelji ver fouveraine Vergadering, zo onuitfpreekelyk "durfde beleedigen ; by kapitulatie toegeftaan , dat de heeren A., en K. Bleker hunne burgerij meeftersampten, en raadsplaatfe zouden afftaan, en ten eenenmaal privaate lieden worden, ook jj nooit wederom in de regeering mogen worden 3> toegelaten? En hebben niet naderhand de ftee3> den Dordrecht, Haarlem, Delft, Hoorn, en Jkfe- denblik, in opzigt van eenige voornaame regen33 ten, of minifters, in de haare hetzelfde voor3> beeld moeten volgen? Alhoewel God de Heer j> de zaaken zodanig heeft beftierd, dat, weinig j- tyds daar na, dezelve allen wederom in hunne " voorgaande waaraigneoen nenteia zyn. uacwa- 33 ren  H. U I S B O E Ki &u yy ren regte teekenen van onderwerping , en zo ->.> veei te onverdraagelyker, ais die geene, aau/ j-i wien zodanige voorwaarden moeiten ingewilligd ?> worden, uit de natuur, en uit kragt zyner comJj) misfie, en den eed, daar op gedaan, zelfs was een j> onderdaan van dat lighaam, welker leeden by in 33 voege voorfz. tot onderwerping tragcede te bren3- gen. Toen was het voorwaar de regte tyd voor j' de ongeveinsde ieveraars , en opregt'e liefheb>> bers der vryheid, om op het tooneel te koo->•> men, en zig met lyf, en ziel tegen zodanige 33 ufurpatien te verzetten. Maar wat iever betoon. 3i den, tog als toen de voorn, provintien? Waren 3} zy n'iet die geenen, die op 5. juni 1650. ver3> le'enden die auótorifatie, uit kragt, immers op 33 voorgeeven van welke, die prins de voorfz. daa33 den heeft by de hand genoomen? En waren zy 33 ook niet die geenen, die naderhand, als die daa33 den ten deele waren uitgevoerd, by fpeciaale 3' befluiten, of brieven verklaarden te oordeelen, 33 dat de voorfz. refolutie daarop toepasfelyk was, ->> en die gevolgelyk die daaden uitdrukkélyk ad. 33 voueerden, approbeerden, en laudeerden ," ja Z. 33 ff. daarvoor bedankten, en denzelven, hetgeen 3> ongeloofelyk fchynt, verzogten, om in zo goe- 33 den iever te willen voortgaan? Maar in te- 33 gendeel zal men bevinden, dat deeze Nederlatif 33 den in de meefte rust, onderlinge liefde , en j> eendragtigheid geleefd hebben, wanneer dezeU 33 ven door het gewigt van eminente hoofden niet 33 gedrukt zyn, en ten tyde, dat de gefielde hoof. 33 den of van gering crediet zyn geweest, en het 3> gewigt van de wettige regeering niet hebben 33 kunnen opweegen, of wanneer zy, met militaire 33 exploidfen, en de voorziening op de befcher33 ming der frontieren, zo veele beezigheden ge. 33 had hebben, dat hun daar door benoomen is ge. ->> weest de geleegenheid, om zig in zaaken, by3j zonder betrekkelyk tot het beleid van de Staaten .•3 generaal, of partikulier, onwettig in te dringen. 33 Zo dat H. E. G. Mog. meenen, een vast befluit » x 3 33 L»  322 VADERLANDSCH te kunnen maaken , dat binnen deeze Landen byna jj nooit eenige vcrfchillen, immers niet van merkej> lyke importantie, zyn voorgevallen, öf dezelven jj zyn om de hoofden, en dour de hoofden gereezen , ai en veroorzaakt geweest. En meenen Jrl. e. G; j-> Mog., dat vooral eene zonderlinge opmerking verdiend, en hy ieder een wel in aanfchouw bej> hoord genoomen te worden, dat ook zelfs.de tej-> génwoordige verlehillen tusfchen de provintien, jj en de voorgem. oppofitie tegen H. e. G. Mog., uit geene andere oorzaak , als om een zodanig 3> hoofd, ja cm een ingebeeld hoofd, worden gevoed, jj en gedaan" (y). Weinig konden de Staaten van Holland, toen zy dit ter nederffelden, vermoeden, dat, iR. jaaren laater, diezelfde uitfluiting, welke zy thans zo mannelyk verdeedigden , aan deezen Staat eenen' oorlog met Engeland op den hals baaien, en diezelfde Willem III., over wiens uitsluiting hier het verfchil was, met te nietdoefiing dier aöe, tegen zynen eed, waar meede hy die als kapitein - generaal zelfs bezwooren had, door het oproerig graauw tot zodanig een hoofd verheeven zoude worden. Daar wy ondertusfthen geene £eJeegenheid gevonden hebben, om de voordeden, welken hy, geduurende de onwettige bediening van' zyne waardigheden, genoten heeft, naar te gaan; moeten wy on» vergenoegen, om, zo naar mogelyk, die voordeden op 'te geeven, welken Willem IV., en de tegenwoordige ftadh., uit diezelfde hoofden getrokken hebben. Aanleiding- hier toe geeven de n". 479-> 480., 484., en 502, van de post van den JSfederrhyv, waarvan het hoofdzaakelyke hier plaats te geeven wy der moeite wel waardig reekenen. (y) Refol. van ronfd. ten tyde van J. de Ifut, 2. deel, 'hl. 78. 84. ^ 87-00. ■ 03 Ou  HUISBOEK. 323 „ Op de provintie Gelderland. „ Als kolonel van Oranje Gelderland 2400 * 6, Als kapitein van de lyfcompagnie „ grenadiers I372 'j * „ Op de provintie holland. ,, Als ffidhouder van de provintie 6528 * > ,, Als kapitein - generaal 120,000 * * „ Als opperhoutvefter —'■ „ Als kolonel van deszelfs eskadron ,, guardes du corps (z). 3600 * «» „ Als ritmeefter van de lyfcomp. ,, in de guardes te paard 3632 * < „ Als kapitein van de lyfcomp. in ,, de guardes dragonders _ 2381 * * Als kolonel van het I. regiment ,, Oranje Nas/au *4O0 ? * „ Als kolonel van het Il.regimenc „ Oranje Nas/au . 24°° " * ,, Als (s) By eenen brief van eenen gepenfioneerden by dat corps in n'. 492. wordt gezegd: „ dat Z. H. niet te vree,, den was met te zyn kolonel titulair van zyne eige lyf,, guarde, maar, na het vertrek van den hartog van Bruns,; wyk, zig zeiven aanftonds heeft aangefteld tot kolonel, „ en ritmeejler commandant op een traktement van omtrent, „ 6000. guldens 's jaars: dat de hartog, by zyne aanftej-' „ ling tot dien post in 1766., had laten verklaaren, dat „ hy van de traktementen afjlond ten behoeve van de kasje „ van dat corps: dat, by den afftand des hartogs, die post was open verklaard, en toekwam aan den heer van der „ Capellen: dat men wel nooit kennis had kunnen bekoo„ men van deszelfs vervulling, en dat eevenwel Z. H 1 ,, zig voor zynen perfoon met zes paarden, in plaats van „ 'den hartog , had laten piaatfen op de dritmaandenjche „ lyst, zonder dat iemand van het corps , of van het „ guarnizoen daar van kennis ontfangen had : zo dat Z. ,, H. eerst alleen was kolonel titulair, en nu daar by feo.'e„ nel, en ritmeejler commandant van zyne eige fylguuide, X 4  324 VADERLANDSCH ,, Als kapitein van de I. lyfcomp. ,, van het I.reg. Oranje Nas/au 1372 « * s, Als kapitein van de I. lyfcomp. „ van hetll.reg.OranjeNasJau 1372 „ „ ,, Als kapitein van de I. lyfcomp. ,, in de guardes te voet 2242 „ é 5, Als kapitein van de lyfcomp. in de Zwüzerjche guardes jcjpo * * 5, Als uitgevallen kolonel van het Nasfaujche regiment een peu- jj Hoen 5400 ^ 0 Voorden lyfmedicus 1100 * * s, Voor den fecretaris Larrey 6000 0 * ,3 Voor de klerken van Z. ff. '400 s # Op de provintie zeeland. n Als ftadhouder a868 * - >, Op de provintie utrecht. Als ftadhouder 7200 * « Van de prebenden,indeoneffen 3, maanden openvallende, 'sjaar,, lyks door eikanderen 12,000 * 0 >5 Uit het fonds van de annaten „ heeft hy op eenmaal openbaar laten verkoopenaan obligatien 120,000 * 4 i, De fchaade voor de provintie, en ftad weegens de tweemaalige befchikking over deproostdy „ van St. Jan, welke te'kens „ voor 150,000. guldens had ,, kunnen verkogt worden 300,000 s « ,, Dezelfde fchaade weegens de „ befchikking over de proost- dy ten Dom 64,000 * « 3, Op de provintie friesland. U Als kapitein - generaal a4>ooo * * >> -Al?  HUISBOEK. $»5 * ,, Als kolonel van het regiment ca- „ vallede Oranje Friesland 2400 * * „ Als kolonel van het regiment in» ,, fanterie Oranje Friesland 2400 0 t, Als kapitein van de I. lyfcomp, ,, infanterie Oranje Friesland 1372 0 * „ Als uitgevallen kolonel van het ,, regiment Oranje Friesland 2400 * * Voor den lyfmedicus ajo * 0 ,, Op de provintie overyssel. „ Als ffadhouder 4S00 * * f, Zes osfen tot 100. guldens v 600 0 • Aan zyne vrouwe voor eene ,, jaarlykfche lyfrent 2500 * » „ Aan zyne dogter voor hetzelfde 1500 * *■ „ Aan zynen oudften zoon voor „ hetzelfde 15°° # * Op de provintie cronincen. j, Als fladhouder 4000 » 0 Als kapitein - generaal 12,000 * * ,, Als kolonel van de Zwitzerfche ,, guardes , 7980 » * ,, Als kolonel van Oranje Stad en ,, Lande 24*0 * * „ Als kapitein van de I. lyfcomp. „ grenadiers -37* ' * Eene jaarlykfche lyfrent aanzy- ,, ne zuffer, C. van Weilburg 3000 0 » ,, Voor correfpondentiegeld 1000 <= * Voor den fecretaris 100 => * „ Voor den kaffelein van het ftad- ,, houderlyk hof 200 * * Voor den tuinman 150 * * ,, Voor den tonner 18 * * „ Voor turfgeld 300 * * k op  Sa6 VADERLANDSCII % ,, Op het landfchap Drenthe, Als kapitein van de II. lyfcomp. ,, grenadiers van Oranje Stad en 3, Lande 13^2 * , „( Als uitgevallen kolonel van Oran* „ je Drentlw. 2400 * > 3, Op Je generaliteit. ,3 Als zitting hebbende in den raad „ van Staate 25,000 s >» Als erfftadhouder van Braband, Vlaanderen, en het overkwar- 3, tier van Gelderland 25,000 * # 33 Buitengewoone kqfien. ,j Voor foldy, hooi, en fervies- „ geld van de guardes du ,, corps (a) 104,582 18 * „VoordecompagnieceraïS«ü/er(Z>) 23,000 = * ,, Servies - cn logiesgelden voor ,, deszelfs hofhouding 17,000 * * 3, Voor agt adjudanten te faamen ,, een traktement van (c) 17,100 * * ,, Op Je oostin.diesche compagnie. „ Een drie en dertigfledeel van de ,, jaarlykfche uitdeeiing volgens 3, de laatfte è 125 percent (dj 25,000 * 0 ,> op fa) Door verfcheide veranderingen, in dit corps na de resolutie van 1787. gemaakt, beloopt deszelfs foldy alleen in ^én jaar- o^rSo- guldens. (b) Deeze is thans vernietigd. (c ) ,", Ten tyde van Willem III. was 'er maar één bekend ,, op een traktement van 3600. guldens. (d) „ Wanneer een percent ^.n .een participant word ge- „ geeven,  HUISBOEK.. 327 Op de WESTINDIESCHË COMPAGNI». ., Vier ten honderd van de uitdeeling. ,y Vrydom van alle belajlingen. ,, Deeze post word niet vergroot, ,, als men dezelve jaarlyksbe„ reekend op (e) 150,000 * « „ Fitte, ,, geeven, dan ontfangt de ftadh. twee duizend guldens; en \, by gevolg, als de uitdeeiing is is zyn aandeel 25,000. „ guldens. Men heeft, volgens eene tafel, in het 8- Heel van de gefchied. der beide indiSn van raynal te vinden, '„ van 1748. tot 1777. aan de bezitters der actiën uitgedeeld „ 525- Per cent '■ by fievo'8 heeft dcft.idh. van r748,totT777. ', aan de compagnie voor de, aan hem toegelegde, portie >, gekost een millioen , en vyf tig duizend guldens. Men voe„ ge by deeze fomme het geen hy feedert dien tyd getrok,, ken heeft; men doe hier by de traktementen zyner re,, prefentanten feedert 1784.; en men zal kunnen bereeke„ nen, welken rampzaaligen invloed dat jaar op de finantie ,-, der O. L C. gehad heeft." (e) ,, Alle huishoudens, die maar van verre eene be,, trekking aan het hof bereekenen kunnen, profiteeren, „ veel, of weinig, daar van: niet alleen geringe, maar „ ook annzienlyke lieden , die in eene koets met vier „ paarden ryden, om dat één van hunne kinderen eenen, ,', of anderen post aan het hof bekleed , heeten hunne koets , en paarden eene koets, en paarden van het hof, „ fchoon hun eige livery op dezelve zit, en zy eige flai,, ling hebben. Het is haast niet te gelooven, het geen „ my, weinige jaaren geleelen, verzeekerd werd door ie„ mand, die het weeten konde, dat de confituriei yan „ Z. H. meerder brandewyn tot gebruik van het hof had ,, aangegeeven , dan voor het overige de geheele haag. „ Zoud gy niet gelooven, dat een arm ambagtsman, in „ zyn foort, en ftaat diergelyke fmokkelaaiyen oeffenende, dezelven met zynen rug zoude moeten boeten ? Hier „ is nog onbereekend het onderhoud van het ttadhouder,; lyk kwartier., en wie durfd bepaalen, boe veele ton- » iiea  328 VADERLANDSCH • „ Pillegiften voor willem v. „ Van de algemeene Staaten io,ooo * nen worden. En wat zoude hy tog wel anders hebben kunnen doen , indien het graamv de regenten eens gedwongen had, om alle de inkomften van £snd, en ftteden aan hem af te ftaan?  330 VADERLANDSCH Penfioenen voor zyne dogter. „ Door verfcheide provintien; en ,, fteeden word gefaamenlyk jaarlyks betaald 36,300 * * Ier geleegenheid van haar huwelyk door H. ff. Mog. een ge- fchenkvan 50,000 * * 3i Traktementen, en piüegiften voor ,, zynen oudften zoon. Als generaal buitengewoon 10,000 pagnie i372 „ „ ,, Aan pillegiften door verfcheide ,, provintien, en fteeden word ,, gefaamenlyk jaarlyks betaald 36,300 * * By geleegenheid van zyn huwelyk word door verfcheide provintien jaarlyks betaald, zo lang hygeen ftadhouder is, ten Elften 25,000 ^ * Traktementen voor zynen tweeden zoon. Als generaal van de artillerie bui- tengewoon 10,000 * * Als kolonel van ■ Als kapitein van de lyfcompag- nie > Pillegiften voor den kleinzoon vtcm WILLEM v. Van de 'algemeene Staaten , en d*iê der onderfcheiden gëwesj^, ten, en fteeden zyn vai'chei» de  HUISBOEK. 331 de pillegiften gegeeven, die niet tot onze kennisfe gekoomen zyn. „ Pillegiften voor zyne zufter, „ c. van we il burg. „ Deeze genoot van Holland eene ,, jaarlykfche lyfrent van tfooo * * „ En van Groningen 3000 * * „ Dog deezen zyn door haaren „ dood vervallen. Men vind in n°. 502. eene ,, Korte ftaat van penningen, welke ,, door friesland, feedert de ge. ,, boorte van den tegenwoordigen «,, ftadhouder, zo ten behoeve van ,, Item zeiven, als van zyne gemaa„ lin, en kinderen, weegens trak,, tementen, gefchenken, lyfpenfioenen, interesfen enz. uit 'sLands „ kasfe betaald zyn. Een prefent aan den eedelman „ voor de bekendmaaking van „ 2. H. geboorte 1575 * » „ Een gefchenk in de kraamkamer 787 10 *> ,, Aan de armen in 'sHage ico 0 „ Een lyfpenfioen voor Z.H.'s jaar* ,, 5000. guldens, waarvan het „ eerfte jaar verfcheenen is pp ,, 8. maart 1749., beloopt in ai- „ jaaren 225,009 # « „ Naden dood zyner moeder is op ,, naam van zyn militair trakte- ,, menigeflagentot24,ooo.gul- ,, dens'sjaars,bedraagendefee- „ dert 1759. voor 34. jaaren ^.6}ooo * f  33a VADERLANDSCH ,, Als kolonel te paard 's jaars „ 228.1 * 5 * bedraagd in 27. „ jaaren 61,593 15 * ,, Als kolonel te voet als vooren 61,593 15 * „ Voor het onderhoud van zyn hof, „ ltal, tuinen enz. 's jaars „ 10,000.guldens, bedraagdin „ 45. jaaren 450,000 * * „ Voor turfgeld 's jaars 315. gul- „ dens, bedraagd in 45. jaaren I4>i75 * * „ Eene goude doos voor de com,, misfie van erfftadhouder be- „ droeg aan goud 1271 3 , „ Het politiek traktement in ,, 1766., en 1767. ieder jaar «. ,, der fomme, wordende het ,, overige voor het equivalent „ ingehouden, bedraagt in 2. ,, jaaren %. van 8000. guldens 2000 * 4 ,, Voor hetzelfde traktement van „ 1768. tot 1793. tegen 8000. ,, guldens 200,000 * * „ Aan fcheeps- en waagenvragten „ jaarlyks 2500. guldens, be- ,, draagd in 45. jaaren 132,500 * •* „ De helbaardiers in 3. maanden ,, 1428. guldens, beloopen jaar- „ lyks 5712.guldens, en dus in „ 45. jaaren 257,040 0 * ,, De hofmeeffer jaarlyks 243*4= „ beloopt in 45. jaaren 10,941 15 » ,, De hoffourier jaarlyks 91*6* jw- „ beloopt in 45. jaaren 4108 10 =■ „ De hofjonker jaarlyks 243*2* f,, beloopt in 22. jaaren 5591 6 * „ Dog deeze is in 1781. overleeden, en word niet meer betaald. ,, De hofmeeffer extraordinaris ,, jaarlyks 351 * 6*: dit werd aan eene juffrouw, tot het hof „ behoorende , betaald: dog ,, deeze  -H. U ï S B O :.£' R f 3-§3 „ deeze is in 1780. of 1781. ,, overleeden, dus in 22. jaaren 7728 12 * 3, De hofjonkv aan jaarlyks logies- „ geld 260. guldens, is in,27. ,, jaaren . 7020 3 ar », Deffadh., als kapitein der Frie- „ feite guardes,jaarlyks 7000., „ beloopt in 34. jaaren . 238,000 a * Nog een compagnie onder Oran- „ je Friesland, en- eene onder Baden-Dourlach, ieder jaar- ,, lyks 1000., beloopt in 34; ' „ jaaren '68,000 * \ £ Hier by vryheid van beladingen „ voor alles, Wat onder het „ hof betrokken kan worden, ,, zeer laag gereekend op 2500. „ guldens jaarlyks, bedraagtin „ 45. jaaren 67,500 " # §, Aan H. K. H. in 1767. tot eene ,, huwelyksgift eene obligatie ,, van 100,000. guldens tegen „ 4. percent, is jaarlyks 4000. ,, guldensj en dus in 26. jaaren 104,000 o & ,, Een gefchenk aan den eedelman ,, voor het brengen van de ty- ,, ding der geboorte van zyne " d°S5« , . , , , *575 * * ,, Een gefchenk m de kraamkamer, ,, en voor de armen in \ri2agê 887 lo » ,, Eene goude doos, waar in een . ,, lyfpenfioen voor zyne dogter 1343 15 * „ Het lyfpenfioen, ingaande op 28. ,, november 1770. a 5000. gul- . dens jaarlyks,bedraagtin23. ,, jaaren 115,000 * 3 5, Een gefchenk aan den eedelman ;, voor de tyding der geboorte ,, van zynen oudden zoon 1575 -1 '■' ■,, Een gefchenk voor de kraamka- „ mer 7^7 *o > . II. DEEL X ,* Eefi  334 VA DERLANDSCH j, Eene goude doos voor het lyf. „ pennoen lo22 £ „ Een lyfpenfioen voor demelven, *' „ ingaandeop 24. augulfus 17.72, „k 5000. guldens jaarlyks, be- ,,draagd in 21. jaaren 105,000 * <* „ Aan den eedelman voor de tyding * der geboorte van zynen jong- x ,, ff en zoon 1050 * «* 3, Lc quota van Friesland voor de ,, Generaliteitstraktementen, ,, die wel 15,000. guldens jaar- i, lyks zal beloopen, bedraagt ,, voor 45. jaaren 675,000 0 * „ Ook meen ik zeeker te zyn , „ dat Z. H., als erfgenaam van ,, prinfes Anna., trekr. de inxer- ,, esfen van eene obligatie van 1 100,000. guldens44. percent, ,, bedraagende dus in 27. jaaren 108,000 # <* y, Dus heeft de ftadh. met de zynen „ in dien tyd aan Friesland ge- ,, kost de verbaazende fomme i> van 3i243)Oö7 n * Wanneer men alles, het geen hy, weegens zyfie ampten, en pillegiften, feedert zyne geboorte van de overige geweften, de Generaliteit, en byzondere fteeden genoten heeft, aldus te iaamen trekt, in onderftelling, dat hy vóór 1766. geene traktementen voor regimenten, of compagnien gehad heeft; zullen de volgende aanmerkelyke posten voortkoomen uit het geen wy tot dus verre hebben opgegeeven. \, Van Gelderland 101,844 a „- Van Holland 10,949,234 0 * „ Van Zeeland 77i435 o * „ Van Utrecht 957,400 * * „ Van Overysfel 145,800 » f it Van Groningen 374>ooo * * 3> Van  HUISBOEK. 335 „ Van Drenthe 1,325^112 * * „ Van de Generaliteit 1,350,000 * o „ Van buitengewoone koften 7>47i,6yo * =* 3, Van pillegiften voor zig zeiven 1,611,000 e * „ Van penfloencn voor zyne vrouw 562,500 * * Van pillegiften voor zyne dogter na aftrek van die van ,, Friesland 719)900 « <* Van pillegiften voor zynen oud- ,, ff en zoon ook na aftrek van ,, die van Friesland 957>3oa n <* 3, Van uitdeeiing der O. /. C. van „ 1768. tot 1777. 1,050,000 * 0 „ Van vrydom van beladingen,en ,, extraordinaire verpondingen 6,750,000 t> * Elk ziet, by de vergelyking van deeze laatfte optelling met de bevoorens opgegeeven lyst, hoe veel daar by nog niet bereekend is, en niettemin maakt het een geheel uit van zeeven en dertig millioenen , vier honderd zes en veertig duizend, twee honderd, drie en tagtig guldens. Voegd men nu hier by de jaarlykfche inkomften van zyne domeinen, hier te Lande geleegen, meestal van'sLands penningen aangekogt, en door eikanderen jaarlyks zestien tonnen gouds bedraagende ; zal des ftadhouders jaarlyks inkoomen beftaan in ongeveer vieren twin~ tig tonnen gouds. Welk eene fchat voor de verteering vaa den eerften minilter eener kleine Republiek, die jaarlyks in vermogen afneemt! Naauwlyks behoeven wy onze leezers te doen opmerken, hoe onmeetelyk alle deeze voordeden in onze tyuitgebreid zyn , daar de twee laatfte ftadhouders, in eeu tydvak van nog geen 50, jaaren, byna eens zo veel van het Land getrokken hebben» dan drie der voorigen in 64.. jaaren. Mogen wy, wanneer wy den ftadh. op zyne dienften, en die ayner voorzaaten hooren roemen, hem niet wel te gemoct voeren met den fchryver van de post van den Ékderrhyn ? X 2 Quid  33ó'~. VADERLANDSCH . Qjtid. venditcs merita tua in Rempuhlicam'i-, 1. ., Merita ejus in te praedicares aequius. Non iila per te reddita est beatior, Sed te, tuosque beatior es reddidit (ƒ).. Indien nu alles, het geen wy tot dus verre over „ deeze ftoffe gezegd; hebben, reeds zo befchaamend is. voor den ltadh.; wac zoude hy, of zyne aanhang antwoorden, wanneer men hun eens vroeg, welken, (wy zeggen niet meenigvuldige, maar) welken enkelen dienst de tegenwoordige ftadh. tog aan het vaderland in het gemeen, of aan elk gewest, of ftad in het byzonder, gedaan heeft geduurende den geheelen tyd van nu 27. jaaren? En, als wy dan het oog veftigen op de eindelooze rampen , waar in hy, hy alléén, het vaderland gedompeld heeft, en' die'hy dagelyks onherftelbaarer maakt, moet dan elk eerlyk mensch niet gereedelyk toeftemmen, dat de ftadh. enkel het beftier zo'lief heeft, om hetzelve tot eige grootheid, en onvoorbeeldige pragt te doen dienen? Dan keeren wy tot ons onderwerp weder. 6 . Hoe eenzydig , en fcherp ook de beoordeeling, ja zelfs de befiïsfchingwas, die Frederik 11. oyer de zweevende verfchillen deed , ja hoe beleedigend de taal was, die hy daarover voerde; vond hy nogthins raadzaam, óm zig beftendig te verfchoonen weegens de (tappen, die hy deed, deels door eene betuiging zyner onkunde in de gefteldheid der Republiek, deels door eene verontfchuldiging, van zig niet in het inwendig beftier te willen inmengen, deels eindelyk door herhaaling van zyne vriendfchap voor den Staat, en van zyne betrekking tot het huis van Nas/au. By zynen brief vïn 20. januari 1783. verklaarde hy, ,, in de behou- ->-> denis (f) ii rVat Jnoefd gy op uwe verdicnflen aan de Republiek ? „ Met meer regt zoud gy van uwe verpligtitig aan dezelve fpree- ken. Zy is niet gelukkiger, of grooter geworden door uw, maat :> sy heeft uw, en de uwen gelukkiger, en groeier gemaakt."  HUISBOEK. 337 b'j den is van het 'tegenwoordig fyflhema der Repuj>j bliek byzonder gcinteresfeerd te zyn , zo door jj de banden van bloedverwantfchap, die hem met jj het huis van Oranje vereenigden , als in zyne *? hoedanigheid van allernaaften buur, en ftandjj vaftigen, en opregten vriend der Republiek" (g), Iri zynen brief van 19. maart 1784. betuigde hy» jj de conftitutie der Republiek niet genoeg te ken*> nen, en ook geen oogmerk te hebben, om dejj zelve te beoordeelen, veel min te bedillen" (h). By deszelfs brief van 18. feptember 1785. verfchoonde hy zig al wederom, ,, dat hy in het gej-> heel niet van meening was, om zig in de inwenjj dige omftandigheden van deezen vryen Staat in jj te laten, nog H. e. g. Mog. in de uitoeffening ->-> van derzelver Souveraine regten voor te koomerK, ■jj maar in tegendeel van derzelver billykheid, cn 33 liefde tot geregtigheid overtuigd was": dog voegde 'er by, ,, te hoopen, dat h. e. g. Mog. j, hem ook niet zouden verdenken, wanneer hy j, aan het noodlot van eenen, aan hem zo nabe- ftaanden , vorst, en deszelfs huis niet onver,# fchillig konde zyn, en boovendien aan den wel„ fband, en gerustheid van eene zo aanzienlyke,' „ en hem zo naby geleegen, Republiek een zo a, groot, en opregt aandeel nam" (-ij. By zynen brief van 9. december 1785. verklaarde hy, ,, nooit onverfchillig te kunnen zyn weegens het lot van 3, het huis van Oranje, het welk hem zo na be- ftond, in het welk hy eene prinfes gefteld had, „ welke hem zo lief was, en welke het van ge3, lyke moest zyn voor de geheele Republiek, wee- gens' haare deugden, en groote vermogens, waar „ meede zy begaafd was, en door de uitmuntende 3, opvoeding, welke zy aan haare kinderen gaf" (k). , De -(•/») Nederl jaarb. 1783. bl. 54. (/i) Nederl. jaarb. 1784. bl. 684. (i) Nederl. jaarb. 1785. bl. 1297. en volg. (k) Nsderl. jurb. 1785. bl. 1641. ?3  3sS VADERLANDSCH De tegenwoordige koning betuigde by daszelf» brief van i. feptember 1786. „ te hoopen, en te „ vertrouwen, dat H. fl. Mog., en de Staaten van 3, ieder der provintien, hem niet zouden verden3, keu, dat hy zig den erfftadhouder hier in zo 3, kragtdaadig, en ernftig aannam, daar hy eens3, deels zo na met hem verwant was, en het nood3, lot van deezen vorst, van zyne gemalinrje, zy3, ne lieve , en waardige zufter , welker verhee3, ven , en aan de Republiek geheel toegedaane , 3, gevoelens H. H. Mog. wel niet twyfFelagtig zou3, den zyn, als meede van hunne kinderen, en na3, koomelingfchap , hem onmogetyk onverfchillig. 3, zyn koude. Waar by kwam, dat hy, als de 3, naafte nabuur der vereenigde Nederlanden , en 3. naar de, nooit verouderde, verbintenisfen der 3, w derzydfehe Staaten, een zo groot, en gewigtig 3, belang had, dat de, met de oude conftitutie over3, eenkomftige , gefteldheid der Republiek in het 9, weezenlyke niet Veranderd, maar onverbreekelyk 3, behouden wierd, en dat de inwendige onlulten,. 3, en verfchillen, op de fpoedigfte wyze, door „ eene billyke , reedelyke , en bondige verüoe3, ning, en door eene duurzame goede verftand» ,, houding by alle de, daar by geinteresfeerde , partyen, vereffend wierden" (l). Hoe fraai, en fchoonfchynende ook die betuigingen waren, kwam echter alles op dit eenvouwdige neder, dat deeze koningen den ftadh., en zyne nakoomelingfchap, ten kofte van alles, in het volkoomen bezit van al zyn gezag, en invloed bewaard, en die zogenaamde oude conftitutie , waar in de grond van al dat overheerfchend gezag , en dien invloed geleegen was, gehandhaafd wilden hebberi; 7°. Trouwens, welke hunne weezenlyke oog-' merken waren, bleek overvloedig uit dei: aaid der verzoeken, en des byzonderen aandrang», waar 'neede alle die brieven, en memorien fteeds verze:^ tl} Nederl. jaarb. 17S6. bl. loio. en vol*.  HUISBOEK. 33? seld gingen. By den brief van 13. januari 1783vevzogt, en vermaande de koning H. H. Mog, „ dat zy zig niet door eenen, op zig zclven on„ waarfchynlyken, argwaan lieten beweegen, om. „ zodanige veranderingen, byzonder in de ftaats„ conffitutie , voor te neemen , welken niet an„ ders, als de gevaarlykfte gevolgen voor de ge„ heele Republiek, konden hebben; maaromveeL eer elke voorkoomende nieuwigheid, en onrust te onderdrukken, en alle, die aandeel hadden. „ aan de, zo veele jaaren zo gelukkig gefubfilfeerd hebbende regeeringsform , in de rullige posfesfie van hunne voorregten te behouden. Z. ' M. vleidde zig, dat H. H. Mog. de vertoogen 2; van eenen nabuur, die hunne waare vriend was* ,, die omtrent het lot der Republiek niet onverfchillig was, maar die 'er altyd het fterkst, en ?, ieverigst belang in ftellen zoude, om haar by „ haaren tegenwoordigen ftaat bewaard te zien, „ wel zouden willen aanneemen" (mj. By zynen brief van 10. maart 1784. verklaarde hy, „ datA 3, wanneer 'er fomtyds over deeze, of geene regten, of over de uitoeffening van dezelven, eenige '„ twyffeling, of verfchillen mogten ontftaan, de, ', billykheid dan fcheen te vorderen, dat een zo, danig regt, door den erfftadhouder tot dien tyd toe bezeeten, aan hem niet aanftonds wierd af* „ genoomen, of maar gefequeftreerd, zo als thant , gemeenlyk gefchiedde; maar dat hy, naar bil„ lykheid , in het bezit moest gelaten worden tot „ het uiteinde der zaak, en tot dat de queftie tus3J fchen den ftadh., en de geheele Republiek, in haare algemeene vergadering, in der minne, of „ geregtelyk, zo als de conftitutie van den Staat; „ meedebragt, zoude weezen onderzogt, en afge» daan. — Hy verzogt derhalven H. H. Mog,» l, om zodanige duurzaame maatreegelen te nee?, ft men, dat de vervolgingen, en perfooneele be- „ leedt- fm) Ntdcrl jaarb. 1783. «■ S3-5«*  34Q VADERLANDSCH 3, Ieedigingen van den erfftadhouder,. en van die s, geenen, welken zyne vrienden waren, nadrukt 3, kelyker, en meer overeenkomftig met de wet3, ten, wierden tegengegaan; dat alle voorkoomen3, de nieuwigheden, en de, daar uit natuurlyker3, wyze voortfbruitende, onlulten, en factiën, op 3, alle mogelyke wyzen wierden voorgekoomen; -,, dat de ftadh. in het ruftig bezit van alle die reg. 3,ïten, en prerogatieven, welken hy tot nu toe ge„ had had, verbjeeve; dat geenen derzelver hem 35 willekeurig wierden afgenoomen; dat de zulken» s, welken hem reeds ontnoomen waren, te rug ge3, geeven wierden; en dat in het vervolg de zaaken van Staat met hem, zo als de oude confti3, tutie het meedebragt, met onderlinge eensge3, zindheid, en te vreedenheid wierden bezorgd, 3, en volbragt" (n). By de memorie van n. juni 1784. „ ontveinsde de koning niet, dat een lan3, ger uitftel aan de voldoening van zyne billyke a, eifchen niet anders, als ongunftig, konde uitge3,, legd worden, en dat hy zulks, als eene minag3, ting, zoude opvatten; dat ook de gunftige ge3, voelens, welken hem voor de Republiek beziel33 den, 'er door lyden konden; terwyl Z. M. zig 3,, genoodzaakt zoude zien, om eene fatisfactie te 3, vorderen, eevenreedig met de beieedigingen. si,; waar over hy recden had van zig te beklaa3,, gen"- (0). By de memorie van 17. juli 178*. 33 verlangde de koning vuuriglyk, dat de Staaten ^ generaal eindelyk in ernftige. overweeging nee« men , en volgen zouden, al het geen Z. M. 33. hun had vborgefteld, en dat zv eindelyk eens' 35j met kragt zouden overgaan , om zig met den $jj prins van Oranje te verdraagen, op eenen regtf, maatigen, en vaften voet, omtrent al het geen, 3, waar over zy met her» in verfchil waren, om Vj hem te verzeekeren de gerufte genieting van zv■* » nc^ in) Nederl. jaarb. 1784. bl. 684—687. {%{ CB< ÏWpj 17S4; bj. 11.00, en volg.. )  ïl U I S B O E K. 34* „ ne regten, en voorregten, en, dus doende * weder te brengen, en te herftellen de rust, '' eensgezindheid, en goede order in het geheel ' lighaam van de Republiek. H. H. Mog. waren " te verlicht, om niet te begrypen, hoe veel de ,' party , welke zy hier omtrent kiezen zouden, ,, natuurlykerwyze invloed moest hebben op de „ denkwyze, en het gedrag van Z. M. jegens de 3, vereenigde provintien" (p). By den brief aan H. H. Mog, van 18. feptember 1785. ,, beval l, de koning aan H. H. Mog. op het ernftigfte het „ welzyn, en de belangen van den ftadh., van zyne waardige nigt, en van hunne, zo veel hoop „ geevende , familie ; als meede , dat zy wel in , ovei weeging geliefden te neemen, dat hy omtrent s] het hard, en zo onverdiend noodlot, het welk: 3, bovengem., hem zo na beffaande, perfoonen ,, bejegende, niet onverfchillig konde zyn; neen ,, maar voor de behoudenis van derzelver verfchul„ digd welvaaren zorgen, en alles, wat mogelyk „ was, doen moest" (4). De Staaten van Holland verzogt, en vermaande hy, by zynen brief van denzelfdcn datum, „ den ftadh. in de rullige uit-, oeffening van de, aan hem, en zyn huis eenmaal crifclyk toegeftaane, voorregten, en prero„ gatieven van erfftadhouder, kapitein-, en admi,, raai - generaal te laten, hem daar in niet verder „ te ftooren, neen maar in tegendeel, het geen ,, hem ontnoomen was, weder te geeven" (?")•. By zynen brief van 4. december 1785 aan II. H. Mog.', liet hy zig dus fterk uit. „ Hy zag met „ leetweezen, dat men, verre van eenigen aandagt te geeven op zyne vriendelyke aanbieding ,, ten voordeele van den prins van Oranje, eene 5, nog fterkere refolutie genoomen had, dan die ,, van 8. feptember, alles met verzeckering aan. „ de» (p) Nederl. jaarh. 1784. W'. 1131. (q) Nederl. jaarb. 1785- bl- 1296. Cr) Nederl. jaarb. 1785- bh 1298. 3tf  a

felyk fcheeuen op het tegenwoordig geval. Het fcheen, dat, volgens de conftitutie der Repu„ bliek in de tegenwoordige gefteldheid, de uitsj voerende magt in het militaire gedeelte der re5> geering gefteld was in handen van denkapitein3> generaal, en dat door hem de orders van den s) Souverain aan de troupen moeften gegeeven wori, den. Men zogt een befluit in ftand te doen bly,> ven, dat het ftadhouderfchap, en de bediening ,) van kapitein - generaal tot eenen enkelen naam, r, en fchyn bragt, terwyl men protefteerde, van, s> die geheel te willen handhaaven. Z. M. ver-. s) zogt, dat H. H. Mog. regt zouden doen aan den koning, en prins van Oranje, dat zy zig op het 3, kragtigfte zouden toeleggen, om de al te over„ haafte maatreegels te doen ophouden , en den ,> prins van Oranje in ftaat te ftellen, om zig van „ zyne funcf ien te kunnen kwyten , welken aan zyne eminente charges gehegt waren, en waar „ meede hy, volgens de primordiaale conftitutie van den Staat, bekleed was voor het welzyn, ,', en met genoegen der geheele natie. De koning 3, zoude door de uitkomst zien, wat deeze ver3, r.ieuwde vertoogen uitwerken', en wat prys de „ Republiek op zyne vriendfchap zoude ftellen; zy. „ ne gevoelens zoudan altyd onveranderlyk zyn , „ maar grëcvenreedigd aan het billyk antwoord, het „ welk Z. M. zoude ontfangen, vooral met opzigt „ tot de billyke agting, welke hy voor het huis ,, van Oranje verzogt" (r). By den brief van den tegenwoordigen koning van s. feptember 1786. werd O) Neiert. jml. 1785- W< 1*4^  HUISBOEK. 343 »erd gezegd, „ wy herhaalen op het érnftigfte het verzoek, dat de zaaken ten aanzien van den " erfftadhouder, door billyke middelen van overZ eenkomst, op den voorigen, met de conttitutie , en conventie overeenkomftigen, voet ten fpoedigften mogen worden herfteld. In het by" zonder verzoeken wy U. H. Mog., om by de Staaten van Holland, en waar zy het verder " dienftig zullen vinden, te effedueeren, dat de erfftadhouder, door middelen van uitkomst, die , niet moejelyk uit te vinden zyn, in ftaat geile d ' worde, om wederom, met eer, en welvoeglyk„ heid, naar den Haag te kunnen te rug keeren» „ om zyne hooge ampten uit te oeffenen (t). «o veele, zo herhaalde, en zo fterk aangedrongen klagten over zaaken, die zo weezenlyke betrekking hadden op den welvaard deezer Landen , als zy buiten den invloed, en bemoejingen van uitheemfche vorften hadden behooren te zyn, waren duidelyke kenmerken van die buitenlandfche woelingen van den ftadh., en zyne huisvrouwe, om, was het mogelyk, door de vrees voor, of door de gewaapende overmagt van Pruisfen, de zweevende verfchillen tot voordeel van hunnen aanhang te doen eindigen. De Staaten van Holland toonden daarom te regt, by hunnen brief aan den koning van Pruisfen over het commando van het Haagjclm guarnizoen, zeer wel te weeten, van wien zo veele verkeerde berigten aan hem gegeeven wareh, fchoon ook de wyze van uitdrukken, die Moogenheden omtrent eikanderen in agt neemen, iets milder mogt fchynen te kennen te geeven. Immers zy zeiden daar by , „ dat zy geenszins konde* vermoeden, dat de erfftadhouder zelfs zodanige " informatien, by weege van beklag over hun, aan " Z. M. zoude hebben doen toekoomen , daar zy *' in hem al te veel kennis van hunne conftitutie, en '! verknogtheid aan de betrekkingen, waar in de3> , zelve {£) "fttierl: iwb, 1786, H. 1019- m ■Mg?  V-4 i v'adé'r'l a n d S C h o "eJve hem ten aanzien van hun ftelden, moeften „ onderftellen , dan dat zy hem in (har zouden ,, kennen, om eenen diergelyken ftap te dom' „ waar door, naar hun inzien, de gronden zouder „ gelegd worden tot een fyfthema, het welk, zo het » tocgelaten wierd, naauwlyks den blootennaam, >, en het fchynbeeld van Souverainiteit voor hun V ZOrie 0verlaten".(«). Hoe zeer nu elk begreep net ichuldige van zodanige klagten, en informatien, en dat dezelven van niemand anders, als van den ftadh., en zyne vrouw zeiven, afkomftig waren; xonde echter de koning van zig verkrygen, om hem, by deszelfs brief van 9. december 1785. ittti H. H. Mog., daar van vry te fpreeken, verJjlaarende, dat de prins van oranje geene klanen aan den koning gedaan had (v). Daar de bedriegeryen oer hoven, fchoon vermomd onder de omwindzels van befchaafde bewoordingen, niet minder aan elk yerftandig mensch blykbaar zyn, dan die van zulke byzondere perfoonen-, welken men in de faamenleeving alle geloof onwaardig keurd; zoude men hier zeer wel denken kunnen aan eene dubbelzinnigheid, of fpeeling in de woorden. Men zoude derhalven hier uit zeer wel kunnen opmaaken, dat, niet de ftadh. , maar wel zyne huisvrouwe, die klagten gedaan had; en dan zoude de kdning lettcrlyk de waarheid gezegd, en nogthans de Staaten van Holland in volle kragt de waare bron der klagten, en verkeerde informatien aangeweezen hebben. Hoe het zy, deeze verfchooning van den koning toond op zig zelve genoeg, dat zulke flappen, ook naar zyn oordeel, misdaadig waren, en desniettegenftaande heeft de uitkomst maar al te zeer geleerd, waar toe de ftadh., en zyne huisvrouwe, ook in deeze betrekking, in ftaat waren. iJit bleek voor het oog van geheel Europa zonneklaar, wanneer zy den tegenwoordigen koning opze t- (tt) Nederl. Jaarb. J785. bl. 15^—1535. (O Nederl. jaarb. llèf. bl. 1640.  H U I S B O E K. 345 7Sïtteden, cm fatisfafoe te-eifchen van de provm-, ■ ie iaóJaoW weegens het ophouden van haare reize naar dei} Haag. Dan, hebben wy het eenig, rn weezenlyk doelwit van dit zonderling geval, by e*qg voorige aanleiding," aan den dag gelegd, hier. moeten wy hef tegen de befchuldigmgen. van be. Siïng regtvaardigen. By deezen eisch tog doopte Tv hetzelve met de uitdrukkingen van V»esd attentaat tegen de perjoon zyner tomn-Jyke zujlei:, ' n naderhand van eenen wan va/ fe/te» de perjoon van dl MUugtige, zuller van den monaich Qw). Hy wend„oor? w dat haar de heilzaamfte oogmerken tot :'"dc reize naar verklaarden diezelfde gecommitteerden , by derzelver berigt aan de Staaten van 28. auguftus 1787. , dat zy met allen aandrang geinffeerd hadden, om J' te mogen weeten, welk dan haar oogmerk was, '! en of zy geneigd was, om meede te werken toe herflelling van de rust op billyke vootwaarden; dog dat zulks door haar in algemeene termen beantwoord was," gelyk wy te vooren zagen. Jammer is het maar, dat verfcheide ftaatsleeden berigten hadden, dat de koning van Pruisfen, nog na de aanftelling der ftaatscommisfie van Woerden, tot gewaapende hulp was aangezogt, dog het vooraf 'bepioeyen van zagte maatreegelen had aangeraaden. 1 n die zagte maatreegelen moeften dan bedaart in hit, onderneemen eener reize, die de geheele Republiek in vuur, en vlam zoude zetten. Wat moeften dan de gecommitteerden doen, wanneer zv ift (&) Nederl. jaarb. 1787- bl. 1748. «f13064. \ts) Nederl. jaarb. 1787. bl. 3064- 'f Z  £4 VADERLANDSCH deezen hagchelyken tyd vernamen, dat 'er, aStt *p Neuwpoort, en te Httaflrecht, een groot aanral paarden befteld was, en 'er een gerugt liep, « at er een perfoon van groot aanzien pasfeeren youde, welk gerugt reeds eenige beweeging onder de burgers , en landlieden te weeg bragt? Konden zy wel anders, of minder doen, dan naar dien kant een detachement van eenen officier, en 20. ruiters te zenden, met last, „ van alle perfoonen „ aan te houden, en ftiptelyk te ondervraagen, » cn> zo 'er iemand pasfeeren mogt, wiens komst in de provintie nadeelig voor de "rust derzelver kon,,; de zyn, denzelven, zonder aanzien van perfoo„ nen, te arrêteeren, en zo lang te bewaaren, toe dat zy in ftaat zouden gefteld zyn, om deswee. si gens nadere orders te ftellen"? Niets kan ondertüsfchen befcheidener, maar te gelyk bondiger, bedagt worden, dan de reedenen, die H. E. G. Mog., by derzelver antwoord op de eerfte memorie , gaven voor de belemmering in de bewufte reize: reedenen, die wy daarom hier piaatfen, om dat ze eene volleedige wederlegging behelzen van de voorgewende beleediging. Zy gaven te kennen, „ dat H. E. G. Mog. niet konden twyffelcn, of Z. M. zoude voor hen wel dezelfde eguards wil„ len plaats geeven, die fouveraine Mobgenheden j, aan eikanderen verfchuldigd waren, en niet kon„ den verwagten, dat hy de verrigtingen van H, ,s E. G. Mog., als den eenigen Souverain der pro„ vintie, en welke verrigtingen niet anders, als „ de bewaaring der rust van 's Lands ingezeetenen, m ?n bet welzyn van het Land, tot voorwerp had- den , zoude befchouwen als attentaaten tegen 3, H. K. H., eenig, en alleen, orn dat zy in het „ geval was betrokken geweest: dat H. E. G. j, Mog. van Zi M. niet konden verwagten, dat hy H. K. H. booven dén Souverain der provintie 3, zei ven zoude willen verheffen, en op dien grond alle belemmering, die zy in haare reize naar ;, 's Hage zoude mogen ontmoeten,' welke belan„ gen van den Staat daar tegen ook zouden mo- » gen  HUISBOEK. 347 i, een ftryden, des onaangezien, als een attentaat tegen haare perfoon , of als eene beleediging, zoude aanzien: dat H. E. G. Mog. geene zwaa„ righeid maakten, om te verklaaren, dat zy niets „ ieveriger wenschten, dan dat die gebeurenis had kunnen worden voorgekoomen: dat hier toe» ,, meer dan waarfchynlyk, ook geleegenheid ge3, weest zoude zyu,. indien ff. K. K., in plaats. 3, van, op het onverwagtlfe, na een afweezen van „ byna twee jaaren, het territoir van de provintie ,, weder in te treeden, van haar verlangeu, om naar „ de oranjezaal ce koomen, en van de oogmerken, door haar daar meede bedoeld, ff. E. G.Mog. op 5, eene voegzaame wyze gewaarfchouwd had, uaar», dien H.E.G.Mog. dan in de mogelykheid zouden j, zyn gefteld geweest, om niet alleen dat een en an3, der vooraf te beoordeelen, maar teffens aan haar de „ bedenkingen voor te ftellen, die desweegens na3> tuurlyk by hen moeften ontftaan: immers, dat 33 H. E. G. Mog.; in dat geval, aan haar zenden 35 hebben kunnen, en moeten berinneren de wyze, ,3 waar op de erfftadhouder, reeds in feptember f 1785-3 roet zYn buis, en familie de provintie sj had verlaten; deszelfs, by herhaaling geopen» 35 baard, misnoegen tegen den Holland/dien Sou3) verain, gepaard met een aantal {tappen, zigtbear 33 ingerigt, om de provintie de uitwerkzels van 33 dat ongenoegen gevoelig te doen ondervinden, 3j en daar toe zelfs al de magt der Republiek, die 35 onder zyn bereik was, te gebruiken; den, zo ■3» veel indruk gemaakt hebbende, inhoud van zyn is deklaratoir van 16. mai laatstleeden, in hetwelk 33 alle de denkbeelden van erkentenis eener onaf3) hangelyke Souverainiteit in deeze provintie wier3> den uit het oog verlooren , en waar door alle 35 betrekking tusfchen H. Ë. G. Mog., en hunnen 3> ftadh. geheel onzeeker, en wankelende gewof» 33 den was; en eindelyk de verregaande verdeeld3» heid in de gemoederen der natie, waar van het, 3> voornaamfte, en aanzienlykfte gedeflte, by heï. z, inroepen zyner vryheden, door de veruitziends ,3 be*  S43 VADERLANDSCH .„ bedoelingen van den ftadh. ten hoogften teTOa „ denze ven wierd mgenoomen terwyl een ander „ gedeelte een tegengefteld gevoelen omhelsde, en „ het misleid, en onzinnig gemeen ouder hetzelve. " ö m'iV'" daar' de,n naam van Oranje o? de „ fchmdelykfte wyze misbruikte tot eene leus of „ teeken, om daar onder de fchroomelykfte toonee " Anr ™ °.proer,' en verwoefting aan te regten: „ dat, behalven deeze, zo belangryke, en op de „ rus, der_ provintie zo veel invloed hebbende o„ verweegmgen, ook nog aan H. K. H , met be ., trekking toe het oogmerk haarer komst in'sllage', „ z®ude hebben kunnen worden onder het 002 la„ bragt, dat, voor zo verre daar meede bedoeld „ mogt worden, om, door haare tusfeheukomst, of „ wel door het aanvangen van onderhandelingen „ met den Souverain , de gereezen verfchillen, en „ oneenigheden uit den Weg te ruimen; dit óog„ merk, hoe lofwaardig, en prysfelyk ook in zyne „ algemeene beginzels , echter nooit de voorgeftelde vrugt zoude kunnen voortbrengen, aan-e „ zien het gebrek aan de noodige onzydigheid , „ het welk na al het gebeurde , noodzaakelyk „ door de geheele natie in tl. K. H. moest onder„ fteld worden, en by haar het eerlte vereischte in „ eene middelaares zoude doen ontbreeken; ter„ wyl de bedoelde onderhandelingen f srefteld aU „ dat daar toe in het afgetrokkene tusfchen den „ Souverain, en zynen ftadh., of de perfoon, dié „ deszelfs plaats daar by vervangen mogt, voetr„ zaame termen waren,) ten minften nimmer plaats „ konden hebben, zo lang de (ladh., zynde van „ dien kant de voornaame perfoon, by zyne, te„ gen den Souverain der provintie geopenbaarde: „ denk - en handelwyze mogt volharden: dat H. E „ vj. Mog. dus niet zouden hebben kunnen nala„ ten, om uit alle deeze bedenkingen af te leiden, „ eensdeels de onmogelykheid, om, de zaaken „ aldus ftaande, de komst van H. H. in de pro„ ymtie te doen dienen tot bereiking haarer rust„ lievepde oogmerken, en andersdeels, dat, gelyk „ het  HUISBOEK, 343 s, het doelwit dier komst daar door verviel, dis 5, komst zelve tot bevordering der bedoelde rusc „ in die provintie, best, voor als nog, zoude wor3, den uitgefteld, zo om de nieuwe opfcbudding, die dit in de verfchiilend denkende gemoederen. ,, zoude verwekken , als uit hoofde van de aanleiding, die meer dan waarfchynjyk, (en de onj, dervinding van het gebeurde in meer dan ééne pro3, vintie, alwaar juist op dienzelfden dag de-vreefelykJle oproeren, plunderingen, $n mishandelingen wareft aangeregt, bevejïigde aü maar te ongelukkig,) daar uit by een doldriftig gemeen ontleend zoude ,, zyn, om,onder den fchyn van vreugdebedryven, „ en in den fchuldigen waan van daar meede het huis 3, van Oranje te vereeren , aan de , by hetzelve fmeulende, en nog fchandelyk aangeftookt wors, dende begeerte tot oproer, en beweeging den », ruimen teugel te vieren , en zig in veelerleie 3, buitenfpoorigheden ten nadeele van het Land„ en van de befte ingezeetenen te buiten te gaanr dat, de onverwagte komst van H. K. II., welke* ,, niemand, die de gefteldheid van zaaken kende» „ eenigszins vermoeden konde, alle geleegenheid „ voor H. E. G. Mog., om hunne bedenkingen „ aan haar te doen voorhouden, afgefneeden heb-. bende , daar aan alleen dus de oorzaak van de» „ gebeurenis, by de memorie bedoeld, moest wor„ den ;toegefchree*en : dat tog, met betrekking „ tot die onverwagte komst, waar omtrent H. E. G, Mog., als daar van ten éenenmaal onkundig zynde, geenerhande orders hadden kunnen ftel„ len, geenszins vreemd moest voorkoomen zodanig beietzel in de voortzetting van die reize, ,,-a!s had plaats gehad, naardien, (gelyk H. E. G. ,, Mog. vervolgens vernoomen hadden,) de hee., ren hunne gecommitteerden tot het defenfie,, weezen der provintie, aan welken byzonder ook ,, opgelegd was, om alles, wat de provintie zou,, de kunnen benadeelen, tegen te gaan, en te verj, iedelen, uit- kragt van deeze hunne verpligting s, eenen algemeenen last gegeeven hadden, om alII. DEEL. Z S5 le  35o VADERLANDS CH „ Ie perfoonen aan te houden, en te ondervras- gen, en, zo 'er ietnand pasfeeren mogt, wiens ,, komst in de provintie voor derzelver rust na„ deelig zoude kunnen zyn, denzelven, zonder ,, aanzien, op te houden, en zo lang te bewaarens „ tot dat dienaangaande by gecommitteerden nade- re orders gegeeven zouden zyn; en dat, in ge„ volge van dit algemeen bevel, (by het geeven waar van, zo als men geïnformeerd was, in gee",, nen deele op eene komst van H. K. H. gedagt „ was,) gemelde prinfes daadelyk in haare reize ,, opgehouden was : gelyk het ook eeven weinig „ vreemd konde voorkoomen, dat gezegde gecom„ muteerden, fpoedig van die ophouding onder- regt, zwaarigheid gemaakt hadden, om de voort,, zetting der voorgenoomen reize, daar hun de in,, tentie van H. E. G. Mog. dienaangaande ten „ eenenmaal onbekend was , by provifie te laten „ plaats hebben; vooral,daar die gecommitteerden, ,, uit de bekende geiteldheid van zaaken, en uk de beweeging, die de komst der prinfes reeds ,, begonnen had te veroorzaaken, genoeg konden „ opmaaken ; hoe zeer daar uit aanleiding zoude „ genoomen worden tot verftooring der algemeene -,, rust; en zy derhalven, daar het bedekte van dusda- nige reize, en derzelver zorgvuldige geheimhou- ding ten minlten voorII.E.G.Mog.,het mogelyk ,, uitwerkzel daar van te bedenkelyker maakte, ,, niet gezegd konden worden de paaien eener nood- zaakelyke voorzigtigheid te buiten te zyn ge,, gaan-, wanneer zy , om de, vry zeeker te ver„ wagten, nadeelige gevolgen niet voor hunne ree,, kening te hebben, II. K. H. hadden geperfua„ deerd, om haare reize te ftaaken, tot dat zy „ orders van H. E. G. Mog. zouden bekoomen „ hebben , en 'er tyd geweest zoude zyn , om voor de publieke rust te zorgen : dat dit alles, „ zo ver H. E. G. Mog. geïnformeerd waren , ,, zig op eene zeer decente wyze had toegedraa,, gen, zodanig, dat eenige der gecommitteerden „ zelfs H. K. H., op. haare begeerte, en ter be- ... "^veili-  HUISBOEK. 351 3, veiliging van haare perfoon, met een eskorte vant ruiters naar Schoonhoven verzeld hadden; dat meede H. H., aldaar zynde gearriveerd , en nietS )0 langer dan éénen dag vertoefd hebbende, na heÊ „ vernoemen van H. E. G. Mog. provifioneele delij, beratien over deeze zaak goedgevonden had* 3, weder naar Nymegen te rug te keeren, waar in zy, ten bewyze, dat men haar niets van haard 3, vryheid benoomen had, geene verhindering hoef „ genaamd had ontmoet; terwyl ook aan H..E. G. „ Mog., nog uit de brieven van H. K. H., nog„ van elders, eenige klagten waren voorgekoomen„ „ het zy over het gedrag, door gecommitteerden „ ten aanzien van H. H. by die geleegenheid gehouden, het zy over iets, dat naar eene onbe3, taamelyke, of beleedigende behandeling, of ge„ brek aan behoorlyke eguards voor haare illuflre! „ perfoon, in het allerminst zweemen zoude, waai* „ door H. E. G. Mog, zig eenigszins bevoegd, of „ geregtigd zouden kunnen reekenen , om tegen ,, meergem. gecommitteerden , wier ftap meer dan „ waarfchynlyk eenen oploop voorgekoomen had, eenige „ ftraf, of correótie te decerneeren: dat H. E. G< „ Mog. billyk vertrouwden, dat Z. M., dit ver,, haal van zaaken ontfangende, zig wel zoude wil„ len overtuigd houden , dat hoogstdezelve meÊ „ betrekking tot het geval , in de memorie bedoeld, te vooren niet met de vereischte onzy„ digheid was geinformeerd geweest" (y). AI het geen in de eerfte memorie als beleedigend wa'g aangevoerd, had daar in beftaan , „ dat H. K. ,, H., op haaren weg verhinderd wordende, zig „ door wagten omringd zag, en men zelfs gewaa,, pende lieden in haar vertrek geplaatst had" (z). By de tweede memorie fcheen men de vermeendei beleedigingen , zo veel mogelyk , te willen vergrooten door opgaave van omftandigheden, en fy) Nederl. jaarb. 1787. bl. 1789—177^ Nederl. jaarb. 1787. bl. 1748. » Z a  §§S VADERLANDSCH gaf daav by voor, „ dac gewaapende lieden het rytuig van H. K". H. omringd hadden, en dat ~* he: gevolg, dat haar verzelde, veel meer was \', dat van eene itaatsgevangen, dan van eene groeit té prinfes, agtbaar door haare doorlugtige geboorJ te, door haare verheeven hoedanigheden, door " haare deugden, en door de gevoelens, welken '* 7ly ten allen tyde aan de Republiek toegewyd had. Naauwlyks had zy zig naar Schoonhoven bejj geeven, of men had wagten gefteld aan alle de » toegangen van het huis, en 'er was zelfs een „ officier geplaatst in haar vertrek, met eenen bloo„ ten deegen gewaapend" (a). Zo befazelagtig deeze voorwendzels waren, zo weinig zy, of aan de Staaten van Bolland, of aan derzelver gecommitteerden, te wyten waren, al hadden zy plaats gehad; eeven zo 'flordig had men de praatjss, vertellingen, of uitffrooizels desweegens verfaameld, en tot3een hoofdbewys der zogenaamde beleedigingen aangevoerd in de tweede memorie tot fatisfaófie, onder haar oog te Nymegen opgefteld. De regeering van Schoonhoven, deeze voorwendzels vernoomen hebbende , meldde aan de Staaten van Holland, dac 'er niets van deezen aard te Schoonhoven, geduurende haar verblyf aldaar, had plaats gehad. Thulemeyer vond zig hier op verpligt, om, by eej}p nadere memorie van 16. auguftus, te verklaaren, „ dat de klagt, als of de prinfes te Schoon■ hoven zoude bewaakt zyn met gewaapende man, fchappen, en zelfs met eenen bTooten deegen, J' moest verftaan worden van de Goejanverwelfche JJ jluis." Ook berigtede de commisfie raderhand hier omtrent aan H.e.G.Mog., „ dat, na dat twee haarer leeden H. H. naar den ftads doelen te SritponJJ hoven begeleid, en het detachement van de cavallede buiten de ftad gelaten hadden, hetzelve naderhand daar binnen gekqomen was op permis, üe van den magiftraat, dog buiten weeren, of " toe» (a) Nederl. jaarb. i?s7- 3<~-$>  HUISBOEK. 353 toedoen der twee leeden van de commisfie, die, V zulks vernoomen hebbende,' aan dat detachement J' direkt orders gegeeven hadden, om de ftad we- der te verlaten; en dat de leeden der commisfie al. 3> daar door H. H. op eene vriendelyke wyze bedankt ']] waren voor de eguards, voor haare perfoon betoond, 33\ welk compliment door den baron bentinck aan di-r 3. leeden, na dat zy van H. H. reeds hadden affcheid „ nenoomen, andermaal uit haaren naam was herhaald, en te gelyk verzogt, dat aan de twee fchut- ters, die door den magiftraat in het voorhuis van J} den doelen geplaatst waren, mogt order gegee- ven worden, om zig, of geheel te verwyderen, j, of ten minden buiten het huis te blyven, het 3, ?een door de l^den der commisfie daadelyk was j, in het werk gedeld; fchoon, na dat zy het huis 3, reeds Verlaten hadden, door den heer Bentinck jj aan de leeden der commisfie gezegd was, dat, zo die fchutters 'er op gefteld waren ; om voer \3 de deur van het huis de wagt te blyven houden, H, 3, H. zig daar tegen niet verzetten wilde" (!>,). Kan iemand , na dit verhaal, nog ontkennen , dat de uiterfte befcheiden-en omzigtigheid door de commisfie, by het doen van haaren ftap, is in agt genoomen, dermaate, dat de graavin van Nas/au zig gedrongen vond, om tot tweemaalen toe, de afgevaardigden der commisfie te bedanken, of te doen bedanken voor de eguards, voor haare perfoon betoond'? Wat noodzaakte haar tog tot deeze, volftrekt vrywiltige, daad, daar zy ten minften te Schoonhoven niet khagen konde over het omringd zyn van gewaapende lieden, indien het niet was de overtuiging van haar geweeten, dat zy geene beleedigingen ondergaan had? Hoe fraai ftrooken dan haare volgende klagten met deeze dankzegging ? En, onderzoeken wy , wat 'er in dat opzigt aan de Goejanverwelfche Jluis gebeurd is, toen de heer de Lange vanWyngaarden, vroedfchap, en fcheepen van Gott* (6) Nederl. jahrb. i?87. bh 4'63. en volg* Z 3  154 VADERLANDSCH da, en commandant van het genootfchap dier ftad, waar van een detachement aan die Jluis geplaatst was, van den wagtmeefter vanHesfenphilipsthal vernam, dat de prinfes van pruissejn aangehouden was, riep hy hem toe, was haben wir zu machen mit das vrouwenjimmer, das wir hun nicht haben: een duidelyke blyk, dat men, met haar, maar den ftadh., gewagt had. Ook verneemen wy uit het berigt, door den heer de Lange, en vier andere burgerofïï» gieren aan de commisfie van Woerden gegeeven,", a, dat, terwyl de heer van Genderen" (commandant van het genootfchap in afweezen des heeren de Lange f) „ II. H. uit de pont naar het huis van y, Leeuwenhoek leidde, de heer Bentinck vroeg, of 3X het hier de manier was , dat men met het blanke 3, zwaard iemand opwagtte; dat de heer van Gende3\ ren antwoordde, dat hy wel wist, wanneer hy 3J zynen fabel moest trekken,of opfteeken; dat hy, 3J met de prinfes in huis gekoomen zynde, en terftond 3, zynen fabel opgeftooken hebbende, tegen den heer 3S Bentinck gezegd had, dat hy de reflectie vreemd vond, om den fabel, dien hy als artilleristofn3, cier droeg, een zwaard te noemen, en dat Ben3, tinck daar op had geantwoord, dat hy het op die „ manier niet had gemeena"'' (c). De commisfie zelve meldde aan H. E. G. Mog., ,, dat zy geene as gewaapende manfchappen omtrent het huis, waar 3, in H. H. zig aan de Goejanverwelfche Jluis bevond, 3, gëvonden had, dan alleen twee fchiUwagten voor 3, de voordeur, en dat zy, binnengekoomen zynde, 3, H. H. alléén vond" (d). Zy zelve konde in dac opzigt niets anders aanvoeren by haaren brief aan de Scaaten der zes provintien, dan dat, ,, na dat 3, zy in een huis gebragt, en daar in gegaan was, 3, men fchildwagten voor, en agter hetzelve plaata, fte, die niemand lieten uitgaan, terwyl de offi,3 cier het vertrek niet verliet, in het welk zy (e) Nederl. jaarb. 1787. bl. 1718* \d) N^erf.'jaarb, 1787. bl. 4158,  HUISBOEK. S5S t zig bevond" (. H., ons van de duure vcrplig- 2, ting, op on# gelegd, op de discreetfte wvze, M die het onverwagt geval toeliet, te moeten k'wy#3 ten; en U. E. G. Mog. zullen derhalven ligte- lyk kunnen beoordeelen onze verwondering, toen M WY vernamen, dat H. K. H.. die zig bv haare jj twee brieven , r.o aan den R. P., ais aan den .» griffier Fagel, den eigen avond van haare aan- 3, komst te Schoonhoven afgezonden, niet beklaagd *> neeft over eenige beleediging, naderhand daar uit eenig misnoegen had opgeVat, en dat deeze t> ceft- (g) Nederl. jairb. 1787. hl. 1SS4. :« voig.  HUISBOEK. 357 s, eenvouwdige gebeurenis, die, uithoofde der tegenwoordige omftandigheden, een notoir gevolg was van den, aan ons opgedraagen, last, en waar ,, van een tegenovergefteld gedrag van onze zyde, ,, naar ons inzien, een pligtverzuim zoude geweest „ zyn, aanleiding fcheen te geeven, om het mis,, noegen van eenen der grootfte vorften van Euro* „ pa, die de regten van eiken territoriaalen Sou,, verain zo grondig kend, te verwekken. Dan wy „ laten geruftelyk aan de wysheid van U. E. G, „ Mog. over, om deeze zaak naar haare waarde te ,-, doen befchouwen , en zullen ons gelukkig ree,, kenen, wanneer wy, door onze gedraagingen in „ zulk een bedenkelyk geval, blyken mogen gegeeven hebben , dat wy onze liefde voor het vaderland, en de behartiging van onzen pligt hebj, ben weeten te paaren met die omzigtige befcheü denheid, die wy aan de eerfte ingezeeten van j, ons Gemeenebest, en aan het koninglyk huis^, ^ waar uit zy gefprooten is, verfchuldigd waren'' (/?). De iweede memorie des konings van Pruisfen toonde genoeg, dat eene zaak, met zo veel onbefchaamdheid en bedrog begonnen, ook tot het einde toe zo zoude worden voortgezet, zonder ee> nig gehoor te geeven aan de bondigfte reedeneeringen. „ De koning had niet, dan met de uiterJ:> fte verwondering, kunnen verftaan, dat men, in plaats van aan zyne billyke verwagting te yol33 doen door de aanbieding' van eene voldoening, jj eevenreedig aan de beleediging, verkoozen had jj een antwoord met uirvlugten te onderfteunen 13 door ongenoegzaame bewyzen. Z. M. zoude £ voor H. E. G. Mog. niét ontveinzen, dat de voorgewende onweetendheid der beweegreedenen, welke H. H. naar den Haag gevoerd hadJ:> den, en de ongerustheid voor eene beweeging ' onder het volk, nooit eene kouleur zouden geej, ven voor .zyne oogen aan de hasdelwyze der „ com> (/O Nederl. ja»b. 1787, tl. 4165. en vcTg,  355 V A D E R L A N I) S C H „ commisfie, te Woerden zittende. Zodanig eet! ,, vermoeden , openbaarlvk uugefproftken , was ce,, r,e nieuwe beleediging: Indien het volk, door„ drongen van erkentenis voor het doorlugtig huis:, „ zig had kunnen te buiten gaan; indien de vcr- fchynmg van de doorlugtige gemalinne des ftad„ houders betooningen van ontruftende vroolykheid voor de openbaare rust had voortgebragt; waren „ de middelen, om de reiidentie van den Souve,, rain in veiligheid te ftellen tegen allen aanval, ,, en gevaar, dat waarfchynlvk vergroot was, ter „ beftelling van H. E. G. Mog. Daarenbooven ,, waren de zorgen, waar meede H. H. de betui- gingen van eenen onvoorzigtigen iever voorge,, koomen was door de kennis van haare aanftaan,, de komst voor het publiek te verbergen, nieu,, we aanfpraaken op de dankbaarheid der regeering. „ Het was in den Haag, het was in de refidentie van H. E. G. Mog., waar elk burger eene vol- koomen vryheid genieten moest, door de ver,, lichte wysheid hunner voorouderen vastgefteld, ,, dat men het befluit nam, om het inkoomen in de provintie van Holland te verbieden aan de „ zufter van eenen grooten monarch, en aan de ge- malinne van eenen prins, bekleed met de eerfte „ waardigheden van den Staat. De monarch eisch,, te van nieuws eene fpoedige, en met de belee„ diging eevenreedige , voldoening van H. E. G. „ Mog. Z. M. wilde hen daarenbooven niet on,, kundig laten, dat dezelve onveranderlyk op dee- ze voldoening zoude blyven ftaan, en zig niet „ vergenoegen met een onderzoek van enkele daa„ den , onbepaalde uitvlugten , of verdere ver„ fchooningen. Het was van hunne voorzigtig,, heid, en van de hervatting hunner verdere be,, raadilagingen over dit onderwerp, dat de koning ,, een ipoedig , en voldoenend antwoord verwagts, te" (O. Of fchoon nu H. E. G. Mog., op'8. fep- O) Nederl. jaarb. 1787. bl. 3064^3066.  HUISBOEK. 35? feptember daar aan volgenden, een nader antwoord aan den koning afzonden (*), waar in de bondigfte aanmerkingen , en de volftrekte wederlegging van de boovengem. tweede memorie gevonden werden • waren de zaaken echter zo overlegd, dat aan de graavin van Nas/au, en den hartog van Brunsvyk de onbepaaldfte magt over het by een verfaameld Pruisfisch leeger gegeeven was. Deeze overtraden niet alleen alle reegels van befcheidenheid, en voorzigtigheid , maar ook van welvoeglykheid. Want, zonder den tyd af te wagten, dat dit nader antwoord ter kennisfe des konings koomen konde, en deeze zyn befluit, en orders melden konde, deed men reeds op 9. feptember aan ri. E G. Mog. eene nota overgeeven, waar by „ op „ nieuw, en ten allerfterkften, van hun gevorderd „ werd, om de beleediging te repareeren, enibin„ nen vier dagen hun befluit desaangaande bekend „ te maaken. Deeze billyke, en gemaatigde voor„ waarden waren vervat in eene verbaale nota; ter,, wyl de afgezant niet ontveinsde, dat, in gevolge de gedetailleerde inflruktien, aan hem gebragt ,, door eenen courier, feedert weinige uuren by „ hem aangekoomen , de laatfte refolutie van H. ,, E. G. Mog. op geenerleie wyze aan de billyke „ verwagting van Z. M. voldeed" (O- De koning verwagtte, „ dat H. E. G. Mog. eenen brief aan H. K. H. fchryven, en den inhoud van dien, " alvoorens hem aan zyne orders af te zenden, aan 'skonings minifter zouden laten zien, moetende dien brief behelzen eene belydenis, dat men ,1 gedwaald had door te onderftellen, dat die prm,, fes eenige oogmerken zoude gehad hebben, ftry„ dig met het welzyn der Republiek; dat zy daar „ by exemis zouden vraagen voor de tegenkanting, „ tegen haare voorgenoomen reize gedaan , en voor .. het mankement van eguards, waar over H. A. Jt v ,> (ü:) Nederl. jaarb. 17Z7. bl. 4511—4515- p y) Nederl. javh 1787- jW.-45ic5. en volg;  ?/>o VADERLANDS C II ,, zig te beklaagen had (m); dat H. E. G. Mog. „ zig zouden verbinden , om, op vordering der „ prinfes., die geenen teftraffrn, welken zig zou3, den mogen fchuldig gemaakt hebben aan belee3, digingen tegen haare doorlugtige perfoon; dat zy alle de injurieufe, en erroneuze refolutien, ter ges, leegenheid deezer reize genoomen, zouden her3i roepen; eene herroeping, welke verz-eld moest „ gaan met eene uhnoodiging, dat H. H. zig naar », 'sHage geliefde te begeeven, om met haar, uit naam van den prins ftadh., in onderhandeling te 5, treeden, ten einde, door eene behoorlyke fchik}> king , de verfchillen uit den weg te ruimen, ,> die plaats hadden. Byaldien H. E. G. Mog. zig ,> gereedclyk tot het geeven van eene zo gemaatig3* de fatisfactie geliefden te fchikken, zoude H. H., in dat geval, haare veel vermogende iusjchenkom.it ,, aanwenden by den koning, om alle verdere vorde- ring van fatisfacf ie ten deezen opzigte te ftaaken. _,, De koning verwagtte, dat, geduurende den tus„ fchentyd der onderhandelingen, H. E. G. Mog. ,, ten minfttn alle zaaken in den tegenwoordigen ,, ftaat zouden laten , en geenszins overgaan tot eenige fufperfie, of afzetting, of tot eenige an3, dere nadeelige , en belcedigende maatreegelen tegen den perfoon van den ftadh., kapitein-, en .,, admiraal - generaal, vermids men daar door alle 3, fatisfaöie, alle verzoening zoude veriedelen, en onmogelyk maaken, en beleediging op belcedi„ ging fïapelen" (»). Konden H. E. G. Mog. ooit aan zulk eenen verneederenden eisch voldoen, ooit zo laag kruipen voor de vrouw van hunnen eerften minifter, behoudens hunne eige waardigheid, en zonder zig de veragting van geheel Eu. ropa> (m) Waar was tog dat mankement van egttardste vinden , daar zy dc ^committeerden van Woerden zelfs bedankt, en nog nad.T doen bedaakeu had juist voor de eguards, voor hare perfoon betoond? (n) Nederl. jaarb. 1787. bl. «rS—452».  H U I S "B O EK. 361 rota, en de verguizing van den geheelen oranjeSn' op den hals ce haaien? Konden zy daarenboovèn overgaan toe eene belofte, om omtrent, de bedieningen van den ftadh. geene verdere ichikVinsren te maaken, zonder hun beiden geleegenheid te -eeven, om zig alle verdere geweldenaaryen te veroorlooven, en om zig daar in, deels door het inlandsch gepeupel, deels door de Prwsfifche trouoen, reeds op de grenzen verlaameld , te zien onderdennen , en de Staaten tot verdere alleronaanneemelykfte voorwaarden te dwingen i Wy Dehoeven 'er niets meer van te zeggen, om elk eenen te overtuigen, hoe onbegrypelyk verneederend die gevorderde flappen waren, daar de Hollandjclie ridderfchap , en eenige andere leeden van Staat van dien aanhang, zulks eeven vóór, en Da de revomtie niet ontveinzen konden. Ln wat zoude het nog gebaat hebben, indien de Staaten van Hohandówr toe'al eens waren overgegaan, daar, volgens het getuigenis van fommige troupen, die tot den inval in Holland gebruikt zyn, een gedeelte hunner, reeds van het begin van mai af, uit hunne gewóone guarnizoenen gemarcheerd waren , toen men, te Berlyn, nog elders, weeten konde, wat/er od 28- juni in Holland gebeuren zoude ^ Viel het aan dat hof, het welk den inval in Holland beflooten had, wel moejelyk, om 'er eenig voorwendzel voor uic te denken ? Het ftaat dan vast, dat de graavin van Nas/au, neffens haaren man, die zig zo gaarne onder de vleugelen zyner buitenland!che vrouwe in zyne geliefkoosde heerfchappy poogde te handhaaven, oorzaak geweest is van eenen yyandelyken inval, en buitenlandfchen ooriog, die eene geheele omkeering der Republiek tot gevolg gehad heeft. Zodanige onderhandelingen van ingezeetenen van het eene Land met de regenten, of vorfte* van andere Landen, zyn, overal, en ten allen ïyde, ais hoogstmisdaadig befchouwd ; en het verdiend alle opmerking, dat voorige onderhandelingen vau dien aard, fchoon met de beflre pogmerken aangCs vati-  362, VADERLANDSCH vangen, en meermaalen niet voltooid, in dit Land, door toedoen van het huis van Nasfau, of deszelfs aankleevers, beftendig als misdaadig befchouwd zyn; terwyl diergelyke onderhandelingen door die huis zeiven met de verderffëlykfte doeleinden gehouden, nimmer gelïrafd, maar of met ftilzwyeeu voorbygegaan, of met toejuiching, als dienften, aan het vaderland gedaan, erkend, en opgenoomen zyn. Gelyk echter de ontaarding van waare vaderlandsliefde, en alle zcedelyke, en burgerlyke deugden, nimmer zo hoog ten top gefteegen was, dan in deezen rampzaaligen tyd; zo zal het niet onvoegzaam zyn , om hier eenige vergelykingen te maaken tusfchen het geen bevoorens met het heilzaamlte, en thans met het verfoejelykfte oogmerk verrigt is. Zy , die blind zyn voor alle misdaaden hunner hoofden , mogen eens eindelyk ook hier uit overtuigd worden, hoe fchandelyk het vaderland, ook in deeze betrekking, verraaden is door diezelfde lieden, die anderen desweegens onregtvaardig veroordeeld hebben. In 1654., toen drie afgezanten van den Staat met Cromwel, en het Engelsen parlement, den vreede geflooten hadden onder uitdrukkelyke voorwaarde, ,, dat de prins van ,, Oranje, of deszelfs nakoomelingen , door Holland nimmer tot ftadhouder, of kapitein - gene„ raai zoude aangefteld worden," werden de heeren van Beverning, en Nieuwpoort, zynde twee dier gezanten , befchuldigd , dat zy deeze uitfluiting het eerst aan Cromwel hadden voorgefteld, en dat zy, als gezanten der Generaliteit, geenen byzonderen last van Holland mogten uitvoeren, fchoon zy Hollandfche regenten , en ingezeetenen waren. Ja het fcheelde weinig, of men zoude hen ter ftraffe gevorderd hebben, zo zy zig desweegens niet met eede gezuiverd hadden (0). In (0) J. Wiagen. ya'd. hifi. 12. deel, bl. 334—337., en 369.  HUISBOEK. 3^3 In 1602., toen deeze Staat, met Engeland vereenigd, in oorlog was tegen Frankryk, had de heer S van Halewyn, burgermeefter van Dordrecht, eenige onderhandelingen gehad met eenige Franfche heeren over den voet, waar op eene beftendige vreede tusfchen deezen Staat, en Frankryk zoude kunnen getroffen worden. Toen hy hier over in hegtenis geraakte , konde men hem geene ongeoorloofde daaden, of oogmerken in die onderhandelingen bewyzen. Hy zelfs verklaarde, ,, dat, vermids, by de oorlogsverklaring, alléén zutl; ke onderhandelingen met den vyand verbooden ,1 waren, die ten nadeele van den Staat ftrekteo; 3, vermids hy niets, dan 'sLands welftand, beoogd had; vermids de raadpenfionaris, toen 'er in Hol■ land geraadpleegd werd over het vermeerderen „ der vereenigde zeemagt met 30. oorlogfcheepen , '„ nimmer ter Staatsvergadering, maar flechts aan f hem in fce£ byzonder, verklaard had, dat Enge„ land zyn aandeel in deeze vermeerdering nvec „ zoude willen draagen; en vermids hy, langs den gewoonen weg, niet tot kennis van den ftaat der ', zaaken koomen konde; hy zig naar Duitsehland', -1 en Zwitzerland begeeveri had, om den ftaat der " Duitfihe grenzen tegen Frankryk te onderzoeken, -■■ en vooral , om den heer d'Amelot, ambasfadeur " van Frankryk in Zwitzerland, te ondertaften om,\ trent des konings oogmerk op het ftuk van den „ aigemeenen vreede, en vervolgens over datzeit„ de onderwerp met den heer du Plesfis, nu en dan, „ gefprooken had : dat de noodzaakelykheid van , den vreede hier uit bleek, dat Holland, alléén ', in dat jaar, elf millioenen tot de buitengewoone ], koften des krygs opbrengen moest, en dat zulks „ nog niet toereiken konde, om Frankryk naar be„ hooren te wederftaan: dat de ingezeetenen van „ Grootbrittanje het zesde deel niet opbragten van „ het geen hier te Lande gedraagen wierd,' hes „ welk deu koophandel, eerlang, van hier naar Em ,, geland dryven zoude: dat de Engelfchen hiel op 3, altyd gedoeld hadden, en onder deregeenog »n  .364 VADERLANDSCH „ den tegenwoordigen koning (p) no? doelden*, en dat derhalven "iemand, uiKerlyk! middelen 5, aanwendde toe bekooming van eenen goeden 3, vreede, zo weinig misdaadig was, dat men hem ■,, vee,eer een beeld behoorde op te regten dac „ hy niet geichroomd had, om zulk eene bande„ mg aan te vangen, zelfs met gevaar van zyn „ Jee ven, en liever dood was, dan dat hy langer „ zien zoude , dat men de luiden hier goed, ea „ bloed deed geeven, om dobbe dobbe dob, en fan IfcrV? ipee,eLn V00r dcn koninS van Engeland." iNatuurlyk was hec, dat deeze rondborftige, en onverfchrokken man, die den last van eenen kostbaaren oorlog door deezen Staat alléén, ten believe van Engeland, niet langer wilde gedraagen hebben , weegens ongeoorloofde onderhandelingen met den algemeenen vyand, tot eene altydduurende gevaneePisle veroordeeld, en naar Loeveflein gebragt werd, van waar hy echter drie jaaren daar na ontkwam. Maar meer onregtvaardig was nog, dac die vonnis door de ócaaten, vóór hec uitfpreeken, naar Willem AUj. gezonden werd, om te verneemen, of Z M jn iommige bewoordingen ook eenige verandering hTh Iemiakt,rte !}ebben- Ja hec ™* de onbefchaamdheid zelfs, dat, fchoon hv dit geheel aan de Staaten liet, hy echter verklaarde, dat hec vonnis te zagt was naar gelang van de misdaad (q). rl£ftgeJy*f W^ze Tevd de dooreerlyke heer van der pellen totdenMarsch, over vyf jaaren, door dit kom. piot laamengezwooren ter dood veroordeeld, onder anderen, „ om dat hy zig had fchuldig gemaakt „ aan verbonden, en gevaarlyke correfpondentie over zaa. ** ken> dfn mwendigen ftaat van dit Gemeenebest be. „ treffende, en eenen toeleg getoond had te voe- 33 dea (?) Deeze was Willem III., door eene kostbaare waapening m Holland met verjaaging van zynen fchoonvadeï, £/a°T? vjn Enieland verheeven, en teffens ftadhouder aer weaerlantkn. CïJ» J. Waagen. vs.lerl. hift. iö. deel, bl. 230-237.  HUISBOEK. 36*3 „ den, om, tot bevordering van zyne verdefffeIvke oogmerken , de hulp , en adfiftentie vau „ eene vreemde Moogenheid in te roepen" (r). Ook was dit komplot ónbefchaamd, en kwaadaardig genoeg, om die ieverige ftaatsleeden, welken den vervallen toeftand van het weinig overgebleeven krygsvolk in Holland, door eenige Franjche kanoniers, haddén zoeken te verbeteren, daar van eene misdaad van Staat te maaken. Die heeren, welken zulks verrigt, en zeekerlyk niet verrigc hadden , dan in gevolge van eene toereikende magt, werden niet alleen uit dien hoofde van eene zogc naamde amneftie uitgeflooten , maar de gedeputeerden van het Sticht durfden zelfs, op las: der Staaten , in een fecreet befoigne overgeeven eenige papieren, aan den hoofdofficier in handen gekoomen, (dat is, uit een of ander beroofd, of geplunderd huis geftoolen,) betrekkelyk tot het detachement Frarifche kanoniers. Men beftond die ftukken te zenden aan de minifters van het hof van. Frankryk , om daar over by den koning, of den miniftèr der buitenlandfche zaaken te klaagen, ,, als of men, buiten hun meedeweeten, en toeftem„ ming, dus verre van de goedheid, en het ver,, trouwen van Z. M. misbruik h^d durven maaken, ,, om eenige van deszelfs troupen op het grondgebied van de Republiek, op eene geheime wy» ,, ze, binnen te brengen, zonder dat daar toe ee,, nig verzoek door H. H. Mog. gedaan was." Men beftond verder de, Staaten van Holland te verzoeken , ,, om omtrent het beloop deezer geheime „ zaak de noodige openingen te geeven, en die aan H. H. Mog. te doen toekoomen, ten einde b'leeke, door welke perfoonen, en op welke wvze deeze ongehoorde ftap bedreeven was, die ,, dé allerrampzaa'.igfte gevolgen voor den Staat „ naar zig had kunnen fleepen , door .provintien „ te» (f.) Memorie van den heer van een marsch , hyiag. n"> lm bl. 133- JI. DEEL. Aa  $66 VADERLANDSCH „ tegen provintien op te zetten, en den burger. 3, oorlog te doen uitbarften." Eindelyk beftond men 'er by te voegen, „ dat, dcwyl by deeze gè,, leegenheid bleek , dat door partikuliere leeden „ van Holland, buiten kennis, en meedeweeten van ,, de Staaten, op eene clandeftine wyze met eene „ buitenlandfche Moogenheid gehandeld was, en „ hetzelfde ook in 1780. plaats gehad had, de „ Staaten wyders verzogt behoorden te worden, „ om opening te geeven van den ftaat, waar in de „ deliberatien daar omtrent toenmaals waren ge„ bleeven, en zeer ernftige middelen in het werk „ te ftellen, waar door zodanige onwettige ftap,, pen konden worden voorgekoomen, en het bond,, genootfchap bevryd van alle nadeelige gevolgen, daar uit noodwendig moetende voortvloejen"(V). Elk ziet duidelyk, dat dit laatfte zag op de, in 1780. gedaane, klagten van Engeland tegen den peniionaris van Berkel, en eenige andere Amfteldamfche regeeringsieeden, waar aan de oorlog een einde gemaakt had , en waar op ook in de daad niets te zeggen viel. Zo dra was dit voorftel in de vergadering van Holland niet gedaan, of de ridderfchap, wel verre van eene zaak 'van dat gewigt over te neemen, was nu terftond gereed om te advifeeren , „ dat aan die fteeden, waar van regenten, ofmi,, nifters door H. K. H. waren opgegeeven, en ,, door H. E. G. Mog. reeds geremoveerd, en die „ dus in deezen verdagtzouden kunnen voorkoomen, ,, wierd verzogt, ieder in de haare te willen zorg ,, draagen , dat op geenerhande wyze eenige pa,, pieren, of dokumenten wierden getransporteerd, en de gedeputeerden dier fteeden verzogt aan te neemen, hetzelve, zo fpoedig mogelyk, te wil. len tragten uit te werken." Ook namen dé gedeputeerden van Dordrecht aan, ;, om inmiddels, ,, voor zo veel vau hun afhing^ de noodige zorg „ te (O VerJ, van Jiukk. by J. A. de Qhalru. ft. deel, bl. 83~* 100.  HUISBOEK. 367 te zullen draagen, dat geene papieren, by dac advies gemeld, uit het logement van Dordrecht in den Haag wierden getransporteerd, of ver,, vreemd" (t). Hoe zeer nu ook deeze zaak, waar over H. H. Mog. by de Staaten van Holland op 10. november daar aan volgenden nogmaals mee veel iever aandrongen tot voortgang (V), geene verdere gevolgen gehad heeft, en misfehien niet heeft Kunnen hebben; ziet men hier uit nogthans, dat diezelfde booswigten, die met Engeland, en Pruis, fen zo lang verraaderlyk geonderhandeld , en het Land door eene vyandelyke armee hadden laten overrompelen , zig zelfs niet fchaamden , om eeriyke lieden, als misdaadigers van de eerfte grootte, ce doen vervolgen , die een handje vol volks van j 50. mannen, by wyze van rekruteering, hadden aangefchaft enkel tot verdeediging eener regtvaafdige zaak. Door het veroordeelen deezer daaden , welker twee eerfte poogingen aanweezen, om den Staat van eenen fchaadelyken oorlog te verlosfen, en welker laatften ter verbetering van ons binnenlandsch beftier, of tot afweering van binnenlandsch geweld dienen moeften, veld dus de oranjekabaai haar eige vonnis. Want, zyn zulke daaden in haar oog ftrafbaar , welke ftraf verdiend dan niet de opeenftapeling haarer eige wanbedryven , het berokkenen van eenen oorlog met Engeland, het verraaderlyk voeren van denzelven, het ftooken van einde, looze oproerigheden, en het inbrengen van vreemde troupen eener vyandelyke Moogenheid, om een heimelyk gefmeed binnenlandsch verraad te voltoojen? Hoe veele, en hoe uitgezogte ftraffen, indien de wet van wedervergelding de maat der boerdoening bepaalen moest, zouden de bewerkers van zo veele misdaaden moeten uitftaan, zonder nog tegen de eindelooze rampen van een bedorven va- der- (0 Verf. van flukk. by J. A. de Chalm. 2: deel, W.ui. en volg. («J Nederl. jaarb. 1788. bl. 1575—1578» Aa 2,  36*8 VADER LANDSCH derlatid eenigermaate te kannen opweegen ? Hb">ren wy den heer van den Marsch zeiven , die zo dikwyls voor 's Lands belangen moedig pal ftond, ook hier de overmaat van boosheid, die in dit gedeelte zvner fententie doordraait, naar waarde affchüderen. ,, Ik verwagt, dat myne landgenoo3, ten , die het gehouden gedrag der bewerkers van de omkeermg des gantfchen vaderlands op 3, den waaren prys durven ftellen, met my, by 3, het leezen deezer befchuldiging, de beweeging ,, dier hartstogten zullen ondervinden, die ons ge3, heel met verontwaardiging, en veragting ver3, vullen. Welk eene verregaande onbeschaamd» 3, heid! Zy, die zo kennelyk met vreemde Mco3, genheden, ten verderve des vaderlands, in bea, trekking ftonden ; zy , die met zo veel blyd3, ïchap eene vyandelyke vreemde armee naar de „ provintie van Holland, hunnen bondgenoot, heb3, ben zien aanrukken, en ingeroepen, om aldaar 3, 'svolks dierbaarfte belangen, en de voorftandèrs 3, van dezelven in eens neder te vellen , om den 3, troon van het ftadhouderlvk gezag, met zo vee3, le wreedheden, ter uimrffening der engehoord3, fte wraakzugt , op de puinhoöpen der vryheid 3, te veftigen; zy, die, ter bevordering aller dceZf-r gruwelen, met ovrrtreeding der Unie, aai: die vyandelyke armee den doortogt door hunne provincie niet alleen zo volvaardig gegund, maar dien zelfs op alle mogclyke wyzen bevorderd 3, hebben; dat zy, die dit alles hebben helpen be3,"werken, en-zo kennelyk bevorderd, my, als 3, eene doodftrafFelyke misdaad, toereekenen, dat ?, ik, 'ais lid van Staat, over 's Lands bekommer3, lyken coeftand, eene verllarcihouding gehouden 3, heb met den koning van Frankryk, den erkenden, en natuurlykeu bondgenoot van myn vaderland , „ welke immers, by het jongfie traktaat van allian3, tic met de Republiek, de bezittingen, regten, ,, en voorregten der refpecfieve provintien, ftee9, den, en leeden van dezelven plegtig had ge^uaï> iandeerdl Waar uit is aan myne rt^teis, of aan „ royae  HUISBOEK. 309 myne wederparty de minfte fchyn van myne vyandige oogmerken in het onderhouden deezer ver' ftandnouding gebleeken? Altyd gewoon zynde myne verrigtingen open te leggen, zal ik myne „ leezers den aard vau deeze myne gehouden cor„ refpondcntie laten beoordeelen. Het hof pro„ vintiaal konde vervolgens niet nalaten, om myn, „ in deszelfs oog misdaadig, gedrag meede te bee, zwaaren, (gelyk de meerderheid der ftaatsverga„ dering van Gelderland reeds in myne tegenwoor„ digheid gedaan had,) roet.de misfiye, welke ik „ met andere leeden van Staat, op a. feptember „ 1786., aan de Staaten der andere provintien ge„ fchreeven heb. Ik reekene 'hec my tot eer, de «, Heller te hebben mogen weezen van deezen brief, ,\ welkers verdeediging by eene enkele hcrleezing „ gevonden word, en de bevoegdheid tot het fchryven deezer misfive moet buiten allen twyffel geJ' field worden door het inzien van den i, artikel „ der Unie" (v). Maar ziet eens de onbegrypelykè tegenftrydigheden , die de oranjekabaal in hetzelfde onderwerp begaat. Diezelfde daad van heimelyke vredesonderhandeling , welke aan den heer van Halewyn, en eene bfiefwisfeling met den eerften ffaatsdienaar van eene Moogenheid, waar meede wy in vriend - en bondgenootfehap waren, welke aan den heer van den Marsch tot misdaad toeeereekend werd, en aan beide eene zwaare ftrar kostte; diezelfde daad,met verdubbeling gepleegd, werd aan eenen Rendorp, en de zynen, niet alleen niet tot misdaad, maar wel ligt zelfs tot eene verdiende toegekend. Onder datzelfde ftadhouderlyk opperbeftier , waar onder een van Berkel vervolgd werd, durfd deeze in openbaaren druk uitgeeven alle de heimelyke onderhandelingen, diehy, vóór, en na den uitgebarden oorlog mee Engeland , tot herftelling van den vreede, ja van eenen afzonderlyken vreede buiten Frankryk, gehad heeft. Eerst ver- (v) Mem, voer den helt van ben maxsch, bl. 107-^10. S Aa3  370 VAD E R LANDSC H Verhaald hy, 'op dat men tog weeten moge, welk: een groot perfocaagie hy was, welke gelbrekken hy, tot behoud van den vreede met Engeland, ge. had heeft met den bekenden Jorke, wiens charakter hy ter dier geleegenheid breed uitmeet (w). Vervolgens maakt hy eene weitfche vertooning van de reedenwisfeling, die hy daar over, na den uitgebarlten oorlog, met den keizer Jofeph II., geduurende zyn verblyf te Amfteldam, gehad heeft (x). Daar na meld hy, welke onderhandelingen hy daar over met den conful van Sardinië te Amfteldam, den heer Triquetti, als meede, door toedoen van deezen, met de heeren de Cordon, en Mirabel, minifters van Sardinië te London, en in 'sHage, gehad heeft (31). Eindelyk Iaat hy volgende zogenaamde vredesonderhandelingen, die hy, neffens den berugten fiskaal van der Hoop, toen nog maar fecretaris van de focjeteit 'van Surinaame, den overleeden raad J. Deutz, Oudermeiden, bewindhebber* Boers, advokaat der O. I. C, en anderen, gehad heeft met den bekenden Engelfchen zendeling P. Wentworth ,ja zelfs met de Engelfche minifters North, en Sionuond (2). Men zal by het doorloopen deezer onderhandelingen zien, hoe zeer de waare belargen van den Staat daar by werden blootgeffeld aan de vernieuwde liften der Engelfchen. Anderszins zouden wy in deeze onderhandelingen geene meerdere misdaad zoeken, dan in die der heeren van Halewyn, en van den Marsch. Maar ze vleien byzonder ileeht in den mond van eenen man, die den eerlyken van Berkel eene misdaad maaken wil van eene onderhandeling, die hy, op last zyner meefters, met de Ameriiaanen gehad had over e concept traktaat, in zeeker onderlteld geval aan te gaan. Ondertüsfchen kan men wei bevatten, waar- (w) Mem. tot opheld. ï. deel, bl. 69—70.' fx) Mem. tot opheld. 1. deel, bl. 231—243. (y) Mem. tot opheld. 2. deel, bl. 7—31. \z) Mem. tot opheld. 2. desl, bl. 32— 48^ '  M U I S B O E K. 3^ orrt Rendorp .deeze zyne daad thans zo luid durfd uitschreeuwen , naardien de ftadh. de band had vooral in de laatfte deezer onderhandelingen, die zo zeer dienden om deezen Staat van Frankryk af te trekken, fchoon zy om die reeden aan de natie des te haatelyker word. Maar wat konde het aan eenen Rendorp vcrfcheelen, wat hy deed, sis hy zyne onverzaadiglyke trotschheid, en heerschzugt: maar konde voldoen , en zynen afgod wierooken? Eene enkele trek van deeze geaardheid is voldoende voor allen. Spreekende van twee brieven, door North, en Stormond aan hem gefchreevcn, zegd hy als in opgetoogenheid: twee aanzienlyke perfonaagien, twee voornaame ftaatsminifiers verwaardigden zig, eigenhandig, aan eenen regent van eene enkele, het is waar, aanzienelyke jlad tot dat einde te fchryven. 'Maar, hoe heemelhoog dit winderig mensen zig verhefte op deeze ongeoorloofde onderhandelingen, weinig wist hy, dat men hem, met al dien uiterlyken fchyn van ve'rtrouwelykheid, zo wel aan het hof van Engeland, als aan het ftadhouderlyk kwartier, deerlyk verfchalkte, en in dienzelfden tyd bedagt was, om hem de voornaame belooning, op welker vooruitzigt hy de patriottifche party verlaten had, te ontdraajen. Elk, die van den loop der zaaken iets weet, is te wel overtuigd, dat deeze verwisleling van party enkel gefchied is op de hoop van het raadpenfiónarisampt, welkers vyfjaarige bekleeding door den heer van Bleiswyk in november 1782. ten einde liep, en met wiens beftier geene dier beide partyen volkoomen te vreeden waren , te zullen magtig worden. Ondertüsfchen heeft Oudemeulen , die met Rendorp kwanswys briefwisfeling hield over den vreede, in dien tyd niet kunnen ontkennen , dat 'er te Londen een mondelifig onderhoud over de vervulling van dien post geweest is tusfchen lord Stormont, Jorke, en hem, en dat Jorke daar toe voorfloeg L.'P. van de Spiegel, als den eenigen man, op wiens heimelyke ftreeken men ftaa; konde maaken. Zo bleek het, dat Rendorp met alle zyne woelingen fyntjes bedroogen werd, terAa 4 wv'.  VADERLANDSCH wyl hy in den knypraad dagt te zitten. Maar 'er bleek ook uit, dat men het tusfchen het hof van Engeland , en den ifadh. zo wonder wel eens was, dat men, niettegepftaande den oorlog, onderling raadpleegde over de aanftelling van den voornaamften minilter van Holland, en dat diezelfde van de Spiegel, hoe zeer hy zig toen nog bedekt hield onder het mom van bedaarde vaderlandsliefde, echter de man was, dien men booven alle anderen tot bederf van zyn vaderland verkoos. Zo veel hadden wy rc zeggen over de zwarte lyst der fchréeuwendfte ongercgtighcden , door het huis van Nas/au met deszelfs aanhang, in een tyd. vak van nog geene vyf volle jaaren, gepleegd iffet eene hardnekkigheid, en woede, die, of geen gelyk had in de befchaafdere eeuwen, of ten "minden door geene, meer affchuwelyke, vroegere voorbeelden overtroffen werd. En nog hebben wy maar ftukken der zaaken , maar enkele uitkomft'en opgegeeven , zonder dat wy hebben kunnen doordringen tot die, zo ontelbaa're, en verfchillende dryfveeren, of tot die, zo ftrafbaare, en fnoode middelen, welken, in zo veelerleie gevallen, en byzo veele perfoonen, dieuitkomflen hebben daar'geftefd; middelen , en dryfveeren , by de bewerkers, en uitvoerers dier gruwelen alleen volkoomen bekend, en niet dan door een meedewerkend beftier der alweetende Almagt te ontdekken, wanneer het haar eens behaagen zal , die boosheid , na dat zy de maat tot overloopens toe vervuld zal hebben, voor het oog der zonne bloot te ftellen. „ O gy, reeds ., lang verwagte dag der algemeene vergelding!" (mogen wy den heer Sander (a) wel naarzeggen, ) „ welke affchuwelyke daaden zult gy ook uit ver„ gulde fchuilhoekeh eens ten voorfchyn brengen, „ en in de hoven ontdekken ! Zullen wy dan Gods ,, bazuinen nog hoorén klinken, wanneer de duis, zendvouwdige item der ver Hagen en , en onge- „ wrooke- ' c.) Over d" vtvrsiehtgveui.  HUISBOEK. S?a gadtrien wy^u? zagen handelen, de woorden in het aangezigt vliegen, wanneer hy dan eens betuigde „ dat hy bitterlyk aangedaan was over den Immer vken toeftand van her vaderland, en o- * ver de, boosaardig aangewende, poogingen om " hit vertrouwen tusfchen overheden, en onderdaa- * nen weg te neemen, alle gronden van regeering 5! Te ondermynen, het volk tot oproer aan te zet, " ten? en den Souverain deszelfs wettig gezag uifi 5' de handen te rukken;" die dan eens zig be. klaaedeT over het, zo valfchelyk, als kwaadaar* dielvk, uitftrooien, dat door hem, of van zynen weeee. de goede gemeente wierd opgeruid, en " rangemoedigd tot oproer, met het dwaaze, en " alleszins befpottelyk oogmerk, lom het gezag, ' wettig op hem gedevolveerd, op eene onwetti" ge wvze te vermeerderen, ja te verwisfelen.voor " de Souverainiteit deezer Landen, en dat uit zodanige geheime aanblaazingen van hem, or van V zvnen weege , zouden gefprooten zyn die beweeringen, welken, hier en daar, in fommige !! «laatfen van de Republiek, van tyd tot tyd befoeurd waren;" die dan eens betuigde „ zyne " hoogde fmart, wanneer zyne landgenooten zig, om zynen wil, door verkeerde, en onbetaame' lyke middelen in gevaar bragten van fchaade , en S fchande, en alle de gedrengheid der juftitie te moeten ondergaan, en; wel verre van de koukm van zynen naam immer te hebben willen J doen dienen tot eene leuze van oproer, en on7, gehoorzaamheid, (zo als hy het hartzeer gehad had. dat zy daar voor was verklaard,) nooit £ iemand met genoegen daar meede te hebben zien li pronken, dan die zig onderfcheidde door liefde ' tot de vryheid, eendragt, en gehoorzaamheid, S en daar door zig betoonde een' waar' vriend te zvn zo van hem, als van het vaderland, die ,! dan eens verklaarde, ;, alles af te keuren, waC " verftrekken konde, om de zonöodfge, en wen^ Aa ï » lcne-»  374 V A D E R l A N D S C H V fM1!^ harmonie t{ Vooren, of liever het lw „ tel daar van ce beletten, de wetten énTh™*I* „ len der hooge Overheid te fch den ™ k i, gertwisten aan te ffookrn J ,n • ' en bur" „ der Republiek e m70ekèn £ 6 'ngezeetene* „ te waarschouwen, oS?e'on^T8"60» ,7* * licentieufe, en aa'nCel k X^n" Tn S „ fchriften, m.tsgaders van alle oproerige'bew£" % v^ïond^ ff h^ rust, maar in tegendeel ?\0 , ,11 gemeen© . Sedraagen, zo afs S^il,! " «lfhrrzIaame inSe^etenen tegen over all „ overheden betaamde:» die dan «S„. ?ï 11 3 ° „ niet dan aan wettige en ml verklaardeft hniA i- vvclLlse5 en met zyne aenee^en» V ÏSnBzin, £ÏgLoveLeentolnftl8e middelen? « „ geenszins aan de onbetaamelyke weeën van nn " Si ft^' ^gehoorzaamhefdf en wede?: t £ mg5e!'Ve verla"gen fchuldig te zyn de a£ 3, tmg, en liefde van zyne landgenooten, die hem „ zo onontoeerlyk was, om hem te bemoedi/en s, cle.yke Voorziemghe d °-enl»arcr JL.. •< j- s ■ „ zorgvuldig alle dappen willende vermyden, waar " Tl n,'8 ,meUW misnoe^n opgevat? en de hitte „ der onderlinge verdeeldheid, en tweedragt ver „ der konde aangevuurd worden, en"Jrwgre"" 3' TTni'p Z° 'ang.a's de ^heiligde band der „ Urne bv zyne verbindende kragt, en de wetthS „ regeer.ng der byzondere gewerten, ffeedln ?n „ leeuen van d.en , by haare privilegiën , vrvhe „ den, en gezag eenigszins bewaard bleien, de s, ge»  HUISBOEK. 375 gevaarlyke oogmerken der aanvoerers zig des „ te duideiyker ontdekken, en, langs dien weg, „ de voorige liefde, eendragt, en vertrouwen heft ,, leeven zouden"! EINDE VAN HET TWEEDE DEET..