2-6-8 K-o VADERLANDSCH HUISBOEK, O F DE VERKLAARINGEN, BETUIGINGEN, EN BELOFTEN VAN DEN STADHOUDER ■ DER VEREENIGDE NEDERLANDEN» VERGELEEKEN MET ZTN.E DAADEN, MEESTAL GETROKKEN UIT ECHTE STUKKEN,' x» vmiiT MET DE CHARASTERS DER VOORNAAMSTE PERSOONEN, DIE IN DE STAATSGESCHILLEN DEN BYZONDERSTEN ROL GESPEELD HEBBEN. BOOR EEN GENOOTSCHAP VAJJ LIEFHEBBERS DEK VRYHBIO. BERDE DEEL. 3 7 9 3.  commendatio ijla pftvata tsnti principis imptrii in. tktStabiüs erat loco. Sic.fratJa vis libertatis. Interim^ Mi fibi a principe commendatos in comitiis confularibus Jaudabant, non tam ex principis arbitrio, quam fuo, dicere fententiam videbantur. Quin vero 6? ipji quoqut, Juam a commendante principe etiamnum agnofci auEtoritatem, fibi perfuadebant. Sic fuperfuit fpecies libertatis. Vides hic qaoque, ut in fignificatione, ér nominatione ea fuisje, quibus tacitvs hatc comltidity fpeciofa ver* bis, reinaaia, aut fubdola. BOXHORNIUS, éi Tacili anaal, lib. I. cap. 8s.  VADERLANDSCH HUISBOEK. .Hebben wy ons, tot dus verre, beezig gehouden met eene verhandeling over den oorfprong der ltaatjgefchillea, en over de middelen van oproer, en muitery, waar meede de illadh. het onderzoek naar zyne wanbedryven , en vervolgens ook de toekomitige voorziening tegen zyn , onmeetelyk boog gefteegen , gezag tragtede te verhinderen; en gaven wy by den aanvang van het tweede deel op, waarom wy genoodzaakt waren, om die middelen vooraf aan te wyzen; wy fchikken dit deel om aan te toonen, welke billyke hervormingen de vryheidhevende party, door alle die jaaren, ea door alle de geweften heen, ter verbetering van ons (taatsbeftier m het algemeen, en byzonder van het ftadhouderlyk gezag, gepoogd heeft daar te "ellen , hoe de ftadh. met de zynen zig daar tegen t>y a Ie geleegenhedcn verzet, en, ter weering van dezelven, de eendragt, den luifter, en welvaard van den geheelen Staat, en de agting, en het vertrouwen van de keure der natie voor altvd opgeofferd heeft. Te gelyk zullen wy doen zien, eensdeels, dat de meefte der gemaakte, of bedoelde hervormingen; wel verre van eene omverwerping der ftandgrypende regeeringsform te zyn, (wanc eene conptutie heef: 'er, na de afzweering van PM. A x iipS  4 VADERLANDSCH Ups II., nooit plaats gehad beftonden of ia de vernieuwing van voorige befluir.cn> en weering aa I O) Wanneer wy zeggen, dat 'er nooit eene conftitutie heeft plaats gehad, verftaan wy door conftitutie een faamenflel van wetten, befluiten, inftruktien, ordonnantiën, reglementen, of hoe men ze noemen wil, door welken,. volgep.s een gereegeld ontwerp, duidelyk bepaald is, wie de Souverainiteit verheelden zal, hoe die aangefteld zal worden , welke haare magt zyn zal, aan wie de uitvoerende magt zal toevertrouwd worden, wie haar zal aanbellen , waar over haar bellier gaan zal, wie de fteedelyke, en landélyke politie zal uitmaaken, hoe de juftitie beftierd zal worden , welke de natuurlyke, en onvervreemdbaar regten van elk' ingezeeten, het zy als mensch, het zy als burger, weezen zullen, en waar in die ten nutte tier maatfcfappy teperkt zullen worden, met één woord, eene volleedige, gereegelde, en faamenhangende bepaalirig van het geheel bellier. Door regeeringsform verftaan wy in tegendeel de wyze , waar op het Land daadelyk beftierd word, het zy dan, dat 'er eene zodanige conftitutie ingevoerd is, het zy, dat het bellier, gedeeltelyk voigens zeekere wetten , gedeeltelyk volgens gewoonten, en ge-» bruiken, ja zelfs gedeeltelyk volgens misbruiken, ongevoelig faamengevoegd, geoeflend word. Elk ziet dus hier uit, dat wy geene conftitutie hadden. Alleen zoude men de Unie van Utrecht als zo iets kunnen aanmerken: maar die raakte alléén bet gemeene bondgenootfchap der zeeven geweften, en de wyze van deszelfs bellier, dog geenszins de inwendige regeering van elk der zeeven gewesten, of derzei ver fteeden in het byzonder. Ook blykt uit diezelfde Unie , dat 'er nooit eene conftitutie in een der geweften gemaakt is, vermids by die Unie volftrekt geen gewag daar van gemaakt, maar wel aan elke provintie de handhaaving by haare regten, geregtigheden, privilegiën , o&roêjen enz. verzeekerd word. Daar het nu onloochenbaar is, dat eene, wettig gemaakte, conftitutie door het volk naderhand kan veranderd worden, hoe veel te meer had het volk, of deszelfs vertegenwoordigers, onze 7.0 gebrekkige regeeringsform geheel kunnen vernietigen, en eene betere daarftellen ? Dat handhaaven derhalven van onze zo dierbaart oude conftitutie, waar mecde de ftadh. altyd  HUISBOEK. g van inbreuken op, en misbruiken van vastgeflelde wetten, of in de vastftelling van nieuwe wetten, zonder welken ons Gemeenebest de eigenfchappen van eenen vryen Staat niet erlangen konde; en andersdeels , dat het eene louter "opgeraapte laster geweest is, om het meedelyden van het gemeen, en de onderfteuning op te wekken van vreemde Moogenheden, die in het ftadhouderfchap belang namen , als of men hetzelve of vernietigen , of daar van niets , dan een enkel fchaduwbeeld zonder eenig gezag, overlaten wilde. Niemand zal echter van ons verwagten, dat wy in dit uitgeftrekt vak overeenkomftig deszelfs uitgebreidheid zullen uitweiden. Hier toe dog zoude eene aaneengefchaakelde verhandeling, verzeld van een overgroot aantal van bylagen, noodig zyn, waar toe de ftofFe, m wydloopige verfaamelingen onder meer dan éénen titel, tot heeden toe nog niet ten einde gebragt is. Behalven dat zodanige uitvoerige verhandeling veel meer het onderwerp is van eene geheele gefchiedenis van ons vaderland geduurende dit hagchelyk tydsgewrigt, dan wel van een oogmerk, als het onze; en dat een breeder vertoog voor des kundigen onnoodig, en voor min ervaarenen , waar voor dit werk allermeest gefchikt is, of te verveelend, of te omflagtig weezen zoude. 'Er altyd! fchermde, om dat hy daar by zvn voordeel vonddat fchreeuwen tegen het om ver werper, der oude continu', tje, en tegen eene grondwettige herftelling; was niet anders, als een iedel, en zinneloos beklag over eene zaakwaar toe hy, booven alle andere regenten, de hand had moeten Ieenen, daar hy by zig zeiven van het volflrekt gebrekk.ge zeer wel overtuigd moest zyn. Indien dan al het oogmerk der patriotten van het begin der onlurten af geweest was, om die regeeringsform om ver te werpen zoude zulks niets meer geweest zyn, als een natuurlyk gevolg van meerdere verlichting, en van het deerlyk geform f€tok,ykIieid v*» d° P^ats hebbende regeerings.  6. VADERLANDSCH 'Er waren in ons vaderland, gelyk altyd, ztj ook voor het, begin der jongde oneenigheden, genoeg doorzignge, en deugdzaame lieden, die, door de ondervinding, welke hunne waardigheden verfchaften, niet gunftig dagten over het'ftadhouderfchap, en de andere polten, daar aan verbonden. Het zy ze het oog wierpen op de onregtvaardigheden, waar meede die ampten telkens verkreegen waren, het zy op den geduurigen aanwasch van „derzelver gezag, het zy op de deeds vergroote 4 aanmaatigingen der ftadhouders, het zy op de laage vleiery van eigenbaatige amptenaa^s, het zy op den afgodiefchen eerbied der fmalle gemeente; was elk deezer omdandigheden gefchikt, om hun eene angstvallige bezorgdheid voor het toekoqmend loc van hun vaderland in te boezemen. Niemand eevenwel dagt om hervorming, daar de inge vreeten zugt van het gemeen voor het hui< van Nas/au, . daar de diep gewortelde vooroordeelen van veele lieden, booven het gemeen in geboorte, opvoeding, en kundigheden verheeven, dat deeze Staat zonder een zogenaamd hoofd niet beftaan konde, daar de groocheid der gévaaren, welken met alle veranderingen in het bellier, hier te Lande, onafgebrooken waren verzeld geweest r daar de algemeene onderwerping, waar in geheel Europa toen gehouden werd, daar eindelyk (waar toe zouden wy het ontveinzen?; gebrek van genoegzaam opgeklaarde, en algemeene kundigheden omtrent den aard van eenen vryen Staat, by eik op het derkfte den lust tot eenige hervorming na de minde overweeging verdooven, zo niet de zeedelyke onmogelykheid daar van doen onderdelleu moeiten. Hier in maakten eerst de Amerikaanfche onluften, en al ras het gedrag van den ftadh. omtrent Frankryk, en Enge. land, eenige verandering. Alles, waar van wy in het eerfte deel verflag gedaan hebben, ja zelfs de eerde beginzels van het nationaal misnoegen, vervulden verre weg de meede regenten, en burgers, die hunne waardigheid gevoelden, en vatbaar voot overtuiging waren, met twyffelingen, metverbaa- zing,  HUISBOEK. f «ing, met verontwaardiging. De tegenwoordige ftadh. (dus reedenkavelden zy,) had nu immers alles volkoomen naar zynen zin, veel^grooter gezag, dan een eenige zyner voorzaaten, gèene openbaare party in het geheele Land , en het grootfte belang, om den voortgang van het, ongevoelig toegenoomen , verval van den koophandel, en zeevaard tegen alle Moogenheden, die denzei ven verder benadeelen wilden, met alle magt te verhinderen. Geen een regent, al had hy gewild, zoude, uit welke inzigten dan ook, den ftadh. daar in hebben durven, of kunnen belemmeren, daar hy, zo al niet bezitter van de algemeene agting, ten minden van de algemeene liefde der natie, en gewaapend met het fchild eener regtvaardige zaak, uit eenen ftryd tegen de omkoopmg met al het goud van Europa, of tegen de dwarsdryvery van familie vooroordeelen , altyd onder de toejuichingen der geheele natie als overwinnaar fcheiden, en het aantal zyner waare liefhebbers vermeerderd zien moest. En nogthans nam hy, voor het oog der geheele waereld, eene houding aan, die geen onzydig vaderlander met de weezenlykfte belangen des Lands, of met zynen ph'gt, en eed ploojen, of vereffenen konde. By de, hand over hand toeneemende , vreemdheid der verfchynzels , by den , meer en meer aangroeienden, nood, vermeerderden dagelyks de twyffeling, de verbaazing, en de verontwaardiging niet flechts van onzydigen, maar van zulken zelfs, die, door vooroordeelen der opvoeding, door mangel van opmerking, of door genoten weldaaden, bevoorens eene opregte geneegenheid aan het huis van Nasfaa toedroegen. Nu begonnen zy te gelooven, dat de oude verfchillen over de verkleefdheid aan Frankryk, of Engeland, en de familiebelangen van dat huis met laatstgem., eenen onwederftaanbaaren invloed hadden op het hart van den ftadh., en dat hy het oor greetig leende aan zulken, die hem, van kindsbeen af, eene overdreeven zugt voor het huis van Hanover hadden ingeprent. Aldus nieeuen wy de waare gefchaapenA 4 heid  e VADERLANDSCH beid der zaaken, en den indruk, dien zyn gehou». den gedrag op de gemoederen maakte, naar waarheid afgemaald, en te gelyk beweezen te hebben, hoe onwaaragtig zyn voorgeeven is, wanneer hy zig ergens beklaagd, „-dat hy ten toon gefteld ,, was, als een verraader des vaderlands, en als de „oorzaak van deszelfs rampen, doorheden, die ,, uit eenen overgebleeven wrok tegen zyn huis, t, en het ftadhouderlyk bewind, of uit ongenoegen over het weigeren van verzoeken, die hy niec „ altyd konde verleenen, of uit onkunde, en een „ voorbaarig oordeel over gebeurenisfen, waarvan „ hun de oorzaaken, en omftandigheden niet be„ kend waren, de vryheid der drukpersfe, en de ,, oogluiking der overheden misbruikten." Neen voorzeeker waren het de zulken alleen niet, voor zo verre zy 'er gevonden werden , maar het waren zyne eige liefhebbers , en de bloem der natie, die mompelden, die klaagden, die wanhoop, ten aan het behoud des lieven vaderlands. Hoe kwam het alle deeze lieden te gelyk in het hoofd, om, tegen alle hunne oude vooroordeelen,tegen alle hunne neigingen, tegen hunnen wil, en dank aan, vermoedens op te vatten, die geenen grond hadden in den aard, en het beloop der dagelykfche voorvallen , of in de doorgaande handelwyze van den ftadh., maar enkel in de hersfenfchimmen van eenige zyner heimelyke vyanden ? Geen nadrukkelyker bewys voor de billykheid der opgevatte vermoedens kunnen wy te berde brengen, dan de zo zigtbaare verleegenheid des ftadh., om op alle wy. zen een onderzoek naar zyn gehouden beüier te ontgaan, en zyne zo rondborftige erkentenis, by zynen rondgaanden brief van i8. januari 1785. aan de bondgenoocen, ,, dat, hier of daar, in het een of ander departement, tot het beftier der zee„ zaaken betrckkelyk, fouten, en gebreeken zou„ den mogen hebben plaats gehad , veroorzaakt „ door onervnarenheid, doo* ongewoonheid van het s, werk, door gebrek aan toereikende middelen, w en door moedeloosheid over onoverkoomelyke w hinder.»  HUISBOEK. *# hinderpaalen, en over dagelyks toeneemende be„ wyzen van ongenoegen, en mistrouwen, aan de ,, natie ingeboezemd." Hoe beuzelagrig dan ook een groot gedeelte deezer voorgeevens was, (gelyk te vooren gebleeken is (b),) men ziet 'er "genoeg uit, hoe innig de ftadh., en zyne raadslieden van de billykheid des opgevatten argwaans overreed waren. Met een fchuldpligtig gedrag omtrent de verfchillen tusfchen deezenSt;at, en Engeland., had de ftadh. a'les kunnen voorkoomen, en misfchien zelfs alle de voorige indrukzels van het heerschzugdg gedrag zyner voorzaaten uitwisfchen. Of, zo hy zig al tot de, reeds betoogde, eenzydigheid voor Engeland had laten verleiden, konde hy, hy alleen, den loop der volgende gebeurenisfen , enkel uit die eenzydigheid oorfprongelyk, naderhand door eene billyke toegeevendheid gemaatigd, en aan het geheele Land door het te rugkoomen van zyne euveldaaden , en door een vaderlandlievend gedrag voor het vervolg, een nieuw leeven verfchaft hebben. Maar, door het tegendeel te doen, door aan den eenen kant by alle geleegenheden de bepaalingen zyner, door geweld, of inkruiping verkreegen , regten te overfchreeden, en door aan den anderen kant de geringfte, zowel als de gewigtigfte, hervormingen te verhinderen, en door geene middelen daar toe onbeproefd te laten , is hy het onveranderlyk voorwerp van den haat van het eedelfte deel der natie, en van de veragting van geheel Europa geworden; terwyl hvdaarenbooven voor zyn vaderland hoogstmisdaadig geworden, en aan de vreefelykfte folteringen van een knaagend geweeten onherroepelyk blootgefteld is. Natuurlyk moest de aandagt der belangelooze mannen, die zig het allereerst tegen het willekeurig, en eerloos gedrag van den ftadh. verzettedeu, et» naar middelen tot ftuiting van dit kwaad omzagen, op den zo onbepaaldeu invloed vallen, dieo hy op ▼me (b) I, Deel, bi. 220.  io VADERLAND SCH verve de meefte leeden van regeering had. Zy zagen hem in verfcheide geweften de ieeden der regeering, of volfirekt reegelrcgt, of uic overgegeeven naamlyften van een dubbel getal, waar toe hy de perfoonen vooraf noemde, aauftellen, endezelven naar willekeur, om het jaar, of om de twee, of drie jaaren afzetten. In andere zagen zy hem de perfoonen tot de keuren van regenten aan de gemëentslieden, of gezwoorens aanbeveelen, en, zo die aanbeveeling met gevolgd was, die keuren naar goeddunken vernietigen , en anderen benoemen. 3n andere wederom zagen zy hem de perfoonen, die op de naamlyften moeiten gelteld worden, aan de regeeringen voorfchry ven , of in die weinige plaatien, waar in hy dat niet deed, zulken in zyne keuze voorbygaan, die hem mishaagden. Door deczcn , overal onwederftaanbaaren , invloed zagen zy hem genoegzaam mecfter van de aanftelüng van alle 'sLands regenten. Door reegelregte aanftellingen totgeneraliteits - of provinciaale commisfien, door fpiitfihg derzeiver in fommige provintien vau drie - in éénjaurige, of door oanbeveelingen tot deZelven in andere provintien, zagen zy zynen, reeds door voorgaande aanfleiling verkreegen, invloed op de regenten nog vermeerderen, en zulken, by welken de verkeerde indruk eener, kwalyk begreepen, dankbaarheid voor hunne regentsplaatfen al niet beft.endjg genoeg werkte, om hunnen pligt, en overtuiging te verzaaken, et venwel in eene geftaadige. afbaogefykheid van hem gehouden door vooiuitzigten, en hoop op voordeelige commisfien. Zy zagen het gedrag der meefte regenten fteeds door liiuimainftadlioiiders, of premiers befpied, en in het oog gehouden , dermaate', dat niemand , zonder vrees voor ongenaade , zig tegen den ftadh., of zynen lieutenant, of premier verzetten durfde, en dit 'er dus niemand eene generaliteits - of provintir.ale commisfie kreeg, die niet aan des ftadhouders begeerte blindeling in alles toegaf. Zy zagen eindelyk den ftadh., het zy reegelregt, of door aanbevelingen aan de hooge kollegiea, deminifters, en  HUISBOEK. it: en andere aanzienlyke, en voordeelïge amptenaars by de Generaliteit, of in de provintiaale, of fteedelyke regeeringen aanftellen, en dus met één woord den ftadhouderlyken invloed op alle regeeringsampten , ^door alle de geweften heen, op de onbepaaldfce wyze in werking gebragt. Zy zagen de magt, die hy in het ffcaatkundige misfchien zo veel zydelings , als reegelregt, zig'aanmaatigde , bv de zee - en landmagt tot den hoogstmogelyken top geklommen , en in de daad in eene volftrekte oppermagt veranderd. Zy beflooten dan teregt, orn de noodzaakelyke hervormingen met voorzigtigheid, en moed te onderneemen. Wel ligt zullen ons hier eenige betweeters, of anderen , die door de Franfcke grondbeginzels feedert weggerukt zyn, tegenwerpen, dat alle die hervormingen, waar van wy verflag doen moeten, ilechts beuzelingen waren, verre beneeden de waardigheid eener behoorlyke ftaatshervorming. Zy zullen het beneeden de waardigheid van eehte republikeinen tellen, dat men zig voornaamelyk hebbe beezig gehouden met het inroepen van octroojen, en privilegiën, die, onder eene hartoglyke, of graaflyke regeering vergund , dan eens vermeerderd, dan eens verkort, of vernietigd, en toenmaals als byzondere giften, en voorregten van opperheeren aan hunne onderdaanen befchouwd, geene waarde hoe genaamd hadden moeten hebben in een vry Gemeenebest. Zy zullen daar tegen de affchaffing van alle leenroerigheid, van den adel, en van uitfluitende voorregten van provintien, en ileeden, de herftelling van. de oorfprongelyke regten van den mensch, en den burger, met één woord de invoering eener algemeene gèlykheid, als de eenige onderwerpen , waar op men zig had moeten toeleggen , affchilderen. Dan wy verzoeken de zodanigen by het doorbladeren van den ondankbaaren taak, dien wy op ons neemen, zig, eerst en vooral, te herinneren, dat zy zei ven, geduurende de eerfte jaaren der oneenigheden, niet alleen geene diergelyke denkbeelden gevoed, en meest al zelfs die  n VADERLANDSCH die kundigheden gemischt hebben, welken vereischt werden, om de, toen werkelyk üudernoomen, hervormingen te beginnen, ja datzv, indientyd, de lodelyke poogingen der voornaamfte Marsmannen onbepaald onderfteund, en toegejuicht hebben. Behalven dat men geenszins uit het oog verliezen moet, dat, hoe zeer dan ook de oorfprong van de cftroojen, en privilegiën der voorige lanclsheeren met reed;n eenen afkeer aan vrve lieden konde inboezemen , dit echter geen plaats moest hebben omtrent zulken, die onder eene llaatsregeering waren jngevoerd, hoedanigen wel voornaamelyk door de holiandfche fteeden zyn ingeroepen, terwyl de eerstgem. meestal aangehaald zyn tot een betoog, hoe verre de ftadhouders eener Republiek zelfs daar van afgeweeken waren. Ook moet men al het goed, het welk in dezelven gevonden word, zo maar niet met ééne penneflreek tragten uit te wisi'chen, daar zy immers omtrent de vereischten toe het bekleeden van regeeringsampten, behoorlyken ouderdom, poorterjaaren, en inwooning,omtrent de kortilondigheid der meeften van die bedieningen, raadsplaatfen alleen uitgeflooten, en diergelyken, zulke goede voorfchriftèn behelzen, als men by de nieuwe inrigtingen op de regeeringsbeftelling grootendeels wederom gevolgd is. En, voor zo verre wy zeiven eens wilden toeftaan, dat men het werk op eene grootfeher manier had kunnen ontginnen, zyn wy nog geenszins overreed, dat men zulks ook had moeten doen. Immers, wanneer wy ons voor een oogenblik in dit tydvak verplaatfen, zullen wy dan niet al ras erkennen-moeten, dat niemand, die eenig oordeel, en menfehenkennis bezat, in hec hoofd konde krygen , om de zaaken aldus aan te vatten? Waren niet de meefte Staats - en ftadsregeenngen op het tydftip, waar op men de hervormingen ondernam , voor het grootfte gedeelte op de hand van den ftadhouder? Hoe veele voorftanders van zyn gezag waren 'er niet nog beftendig zelfs in die Staats - of ftadsregeeringen, waar van de meerderheid der goede zaak al was toegedaan ? Waren  HUISBOEK. 13 .'•Waren niet alle de hooge kollegien, die van de ■ Staaten_generaal, van den raad van Staate, van < e? admira'iteiten y.van gecommitteerde Raaden, van i e .•hoven der juftitie, tot één toe befmet met eenen geest van tegenftreeving tegen alles, wat tot hëri'tel onuernoomen werd ? Had niet de ftadh., langs duizend weegen, de magt, om dagelyks alle die kollegien, en vergaderingen met nieuwe fteunpilaaren van zyn onbepaald bewind te voorzien, en de gefchiktfte voorwerpen daar uit te weeren ? Men had derhaiven, om zulk een uitgebreid oogmerk te bereiken, moeten beginnen met den ftadh, in de waarneeming van alle zyne bedieningen op te fchorten , en met ftaatswyze raadpleegingen over een nieuw ontwerp van een Gemeenebest aan te Jeggen. Maar was 'er eenige mogelykheid, om daar toe te geraaken? Hoe zoude de ftadh., die tegen de geringfte hervormingen fteeds over verkragting van zyne regten, en voorregten fchreeuwde, iig dan beklaagd, uitgevaaren, en heemel, en aarde daar tegen bewoogen hebben? Hoe geweldig zoude het graauw , dat tegen de minfte verandering zo heftig bevooroordeeld was , daar tegen aangedruist hebben? Hoe zoude de militie, die tot haar eige ongeluk zo verflaafd is aan haaren kapitein 4». generaal , daar tegen in woede ontftooken zyn ? Hoe ernrtig zoude het hof van Berhjn op voorwendzel zyner familiebelangen, en dat van St. Ja. mes door heimelvke kabaaien, daar tegen zig verzet hebben ? Hoe zoude zelfs het gros der Weldenkende ingezeetenen , die nu de bedoelde hervormingen toegejuicht hebben , om dat ze ftrekter» om de regeeringsform te verbeteren, eenen afkeer betoond hebben van het om ver werpen der zogenaamde gelukkige, en gezeegende conftitutie? En hoe weinige regenten zouden 'er in de geheele Republiek gevonden zyn, die daar toe zouden hebben willen, of durven meedeweTken? Immers zy, dia alle deeze zwaarigheden dieper inzagen, ïchoon al van de noodzaakelykheid eener geheele omwenteling overtuigd, zouden den moed daar toe verloeren gegeeven hebben. En zulken, die naderhand relf»  ■H VADERLANDSCH •Èelfs de geringde vermindering hunner eige magt niet eeven zo wel dulden wilden, als zy tot eene -bepaalmg van de dadhoudelyke overmagt te voo.jen leveng hadden meedegewerkt, en liever verkoozen zig weder in de armen van eenen alleenheerfcher te Werpen, clan die kleine vermindering •hunner zogenaamde regten te ondergaan, zouden, met alle de vyanden der omwenteling, van geweld, •van oplhnd., van hoogverraad gefchreeuwd hebbeu. D\e weinige regenten derhalven, die zulk -een omflagtig werk hadden wjllen waagen, zouden msSSs door eenen onwederitaanbaaren ftroom van allerleie zwaangheden , vooroordeelen , en hartstpgten, m hunnen Joop geftnit; en, met fchaade» en lchande overlaaden , als misdaadigers van heC erglte loort, op ichavotten hun leeven geëindigd heboen, en de geest van hervorming zoude eensklaps geheel gefmoord zyn. Zelfs wantrouwen wy , ders verre waren; eene misdaad, waar door zulle. >, een Staat, door dwang, op den oever van zynen 3, ondergang kon gebragt worden, eer die gerufte „ tyden haasteden, om den gedwongen eisch, en s, deafgeperfte toeftemming wederom onder devoe- ten der vryheid vertreeden te zien: dog dat het 3, geenszins zyn oogmerk was, om zulk eene mis-i „ daadige verandering te maaken, dat zyne afkee3, righeid daar van groot was; maar dat de alge- meene ftelreegel, dien hy, als meederegeDt, verpligt was te hebben, leevendig, en deeze was: het geluk van het volk, en "dus ook van „ den Staat, is de eerfte wet in onze regeering, „ derhalven ook voor my, als regent; al wat hun „ ongeluk berokkend, is de pligt van elk regent j, tegen te gaan, dus ook voor my" (O. Was het (O Nederl. jaarb. 1783. M. 20—33,  ttT VADERLANDSCH het derhalven, in zodanigen toéftand van tydeni cn perfoonen, niet beter het mogelyke te beproeven, dan naar het onraogelyke te ftreeven? Of •wilde men van eene kleine natie, die, naar de hoog. fte bereekening, Hechts uit 2,500,000. rnenfchen beftaat, onder welken zig nog zo veele vreemdelingen bevonden, en die zig zo van binnen, als van buiten met eindelooze gevaaren omringd zag, al was zy al geheel eendragtig, en tot eene algemeene herfchepping geneigd geweest, vergen, net geen de ingezeetenen van het grootfte ryk der waereld, het geen 24,000,000. rnenfchen met taamelyke eenpaarigheid van al het volk, en van de geheele armee begonnen, en tegen welker onderneemingen de fchrikbaarende leegers van alle de alleen heerfchers van Europa zig te vergeefs tot nog toe verzet hebben? En dan-nog vraagen wy altyd, gefteld, dat de onderneeming zig niet van zelfs verbood , of de uitkomst in de Nederlanden beter, dan in Frankryk, aan de verwagting zoude beantwoord hebben ? Zoude dan nog diezelfde overdreevenheid van grondbeginzels, en inzigten de best beraamde ontwerpen der bevoegdfte ftaatsmannen, en burgers hier, zo wel als daar, niec veriedeld hebben ? Zoude men het alvermogen des volks, en de gelykheid der Handen, welken men in eenen gezonden zin eerbiedigen moet, niet zo wel hier, als daar, tot tegenovergeftelde uiterften getrokken hebben? Zoude men, in plaats van de trotschheid der ryke, en aanzienlyke lieden, de losbandigheid der broekeloozen niet gefteld, den adel, rykdom, en welvaard niet voor eéne misdaad fereekend, de gemeenfchap van goederen niet als de waare gelykheid der burgers voorgedraagen, en allen, die ieverden voor bedaarde ftandvaftigheid, rn voor hervormingen , op menfchenkennis gegrond , niet voor arijlokraaten uitgemaakt hebben? Zouden 'er geene lieden gevonden zyn, die op dezelfde wyze, als de hovelingen de alleenheerfchers, het volk tot eenen opperheer, en tot eenen volïtrekten befchikkcr over elks lot, zouden verklaard heb.  HUISBOEK. t? hebben, op dat zy, op naam van dat volk, niet hetzelve, en met hunne gelyken willekeunV konden omfprmgen ? Zouden daar uit niet diezelfde emdelooze verwarringen , diezelfde ftryd van de eene magt tegen de andere, die geduurige verandering van heden, welken hunnen rol ais op een tooneelfpel vercoonen, en weder door anderen vervangen worden om op hunne beurt plaats voor derdens te maaken, die verfchrikkelyke uiterftett van vertrouwen, en wantrouwen, van vergoding» en afgryzen, van liefde, en doodelyken haat, In met die allen dat onherftelbaar bederf van den geheelen burgerftaat, die alle waare menfchenvrienden m het lot van Frankryk betreuren, ook in ons vaderland gefprooten zyn ? En, hebben de voorbeelden van het geen wy genoegzaam onder ons oog in dat ryk zagen gebeuren, veele onzer landgenooten nog met genoeg afgefchrikt, om op dien voet eene hervorming van ons ftaatsbeftier te hoopen, welke nog daarenbooven, op eene willekeurige wy. ze, door eenen kleinen hoop dwingelanden onder den invloed van eene buitenlandfche magt, geheel zoude bewerkftelligd zyn; wat moest men dan verwagten van eene geheele omwenteling in ons ftaatsbeftier op eenen tyd, toen de tegenwoordige hersienichimmen eeniger, misfehien begaafde , maar voorzeeker van menfehenkennis, van deugd, en godsdienst veelal ontbloote, rnenfchen nog nieC door de ondervinding beweezen waren tot zulke uiterften uit te loopen, dat de keuze tusfehen de erg» fte flaaverny, en zulk eene vryheid, en gelykheid misfehien moejelyk weezen zoude? Hebben wv zelfs, in onze jongfte ftaatsverfchillen, en by het jnvoeren van zeer gemaatigde hervormingen, den mam van ariftokratie, zo toepasfelyk anderszins op de ftadhouderlyke heerschzugt, en op de vyanden der waare burgerregten, aan de befte hoofden der itaatsnervorming , die weleer heemelhoog verheeven waren, zo onverdiend, als haatelyk, niet hooien toededen door lieden, die of de kragt van dat *md ?,I|t1,Vrerftonden' of zelfs °P het laatst peene lil. JJ&LL, £ £{jS  18 VADERLANDSCH andere bedoeling hadden, als om hunne eige ontwerpen, het zy dan welmeenend, het zy met laakbaare inzigten beraamd, door te dryven, en, als kleine ftadhouders, op de puinhoopen van alle wettig gezag het ondraagelyk juk hunner willekeurigheid'te veftigen? Hebben wy, in de laat fte maanden voor de omkeering, hun met den goeden naam van zulke regenten, die alles voor den behoorlyken invloed der burgeryen opgezet, en zig eeven daarom hunne, anders weldenkende, amptgenooten tot vyanden gemaakt hadden, op de bedriegelykfte wyze riet zien omfpringen, enkel om zig in hunne poften te doen ftellen ? Misfehien zouden wy hun zelfs niet te kort doen met te zeggen, dat zonder hunis e woelingen, waar door zy in de laatfte jaaren de denkbeelden hunner volgelingen te zeer buiten het fpoor drecven, en fteeds het vertrouwen ontftalen aan mannen van beproefde eerlykheid, en kunde, de zaakén nimmer tot zulk eene hoogte gebragt zouden zyn , dat het huis van Nas/au , volgens deszelfs onverzaadigbaare heerschzugt, het geheele Land aan zyne zeegenpraal waagen moest, omdat het voorzag, dat zowel de volftrekte onhandelbaarheid der hoofden uit den burgerftand tot eenige, als zvne eige onwilligheid tot reedelyke fchikkingen, alle bylëgging der verfchillen ondoenlyk maakte. Maar "misfehien zouden wy hun ook niet tekort doen met 'er by te voegen, dat, indien datzelfde huis van Nas/au eene gezonde ftaatkunde bezeeten had , hetzelve flechts tvd had moeten zoeken te winnen, tot dat de, hand over hand hooger klimmende , verdeeldheden der verfchillende foorten van patriotten aan hetzelve eenen openen weg verfehaft hadden, om , niet door buitenlandsch geweld, misfehien ook niet door binnenlandfche mmtery , maar , als het ware, overcenkomftig den Wensen zo wel van deszelfs rekkelykfte tegenpartyen, als van zynen eigen aanhang onder het graauw, en de militie, deszelfs voorig gezag wederom in te palmen. En dan voorzeeker zoude zulk eene ftaatkunde. genaard met die, om alle geweldenaaryen,  HUISBOEK. $ en plunderingen kragtdaadig te fluiten, het natriri HÏ?%?M do°dely«le.nf Ag hebben'tÏÏJeffi" „ onderwerp zo veef geThreeve^ he „ genoegzaam befchaafd , en naargèdagtTs? med ,> doed tot dat einde meenigmaalen zulke zónder " feen5-dikW^ be,aSchely^, enzVneioozeJoo I ? lfcE dweepzugtige voorftanders der ver- i, lichting zyn dikwerf zo blind, of verbrvzderi „ftükken, terwy! zy dus hunne, verkeerd be >, greepen, verlichting ten duidelykftenvTrnaden„ dat het volftrekt niet anders Lnkan , of" die „ moet den goeden, vreedzaaraenburger zeer \tt " ?f i?" dwaa fPoor voeren. Die ziggmet andere r ihat7sbeomghhP°rUd' F dUS,Di'et 6^3? j, naat is , otn het verbaazend gevaarte van d.> 3, boeken , die over de verlichting voornaamelvk „ gefchreeven worden, geheel dSor ?IeSSU „ deezen valt Iigtelyk een diergelvk overdreevea „ ftuk in de handen." Wenfclielvk ™Z l ïi?ï allen, die deeze ftofTe behande den zo\Z' 36 de trouwe, gemaatigdheidT?ezond verftand *£" fw/an °nder{che^ng bezS , a^rSmheer wTariyk °te veTlicten"' f 7^-eenendfn'buï el tegen de, onlangs uitgekoomen afr^K -rY ' als eenen £ÏT$Uf$tFtff^* (d) Over de volksverlichting, hl. , tn voh kiïdl ^ * *» « endeJlaéU B 3  ao VADERLANDSCH toff, dc geleegenheid der Franfche onluften greedg aansrvpende, om alle zugt toe waare vryheid te verdooven, en aan braave lieden den moed te doen ontzinken, om ooit, langs den ve.ligen middenweg , een draagelvk beftier te zien ftandgrynen, tragten , onder eenen liftigen Syreenenzang, of met maitfpreuken , de tegenwoordige regeeringsform van dit Land , als de best moge yke, af te maaien, mee voorbvgang, of verbloeming der ongehoorde wa.idLdt"n,g die tot de oneenigheden aanleiding r/ven en de herfteüing van dat beftier voor eeu- éénftel uit te maaken met de memorien van Mr. tor™ Alleen hebben zy de doortraptheid booven hem voor uk, dat zy, onder den fchyn van vryheidsliefde, de lvdelyke gehoorzaamheid, dat geHefSosd denkbeelden Oranje, met de fraufte verwen zoeken te maaien, en zelfs de gehaate woorden van onderdaanen, en onder daanhejde opzetteh°k in een gunftiger daglicht te plaatfen Daar mderïuslchen de eerstgem., fchoon hy dan ook teJooren «el eens de patriotten naar den mond ra'tede te praaten , en den ftadh. wel deegelyk weeeen* verfcheide daaden veroordeelde echter omSï «Sirlyk charakter uit de Leidfche regeering geweerdV, tot dat hy, by de onwettige afzetting, onbevoegdelyk daar » geftooten werd, en nu dóór zyn blaadje zyn heerfchend verlangen naar Sn bu teiilandsch gezantfehap zoekt te bejajgen, cn de natie tegen beterweeten aan te bedriegen, en daar de laatfte door zynen laatdunkenden, en Seeméef trotfehen aard , en het vervolgen der bfave Süchtfche ftaatsleeden, beftendig verzaak te de verdienften van een goed hart, het welk hy in ?vne eefchriften wil voorwenden, en thans, door dfnoSakelvkheid zyner talenten om zwart: wit te maaken, tot den voordeehgen post van thefaurier generaal der Unie verheeven is; zullen wy, daar het te pas koomt, de ondeugende bedoelingen fezer rnenfchen aan onze landgenooten tragten te smikkelen, indien ons ten opzigte des laatsteeën.  HUISBOEK. ai de geleegenheid niet benoomen word door het uitftellen van de nicgaave zyner volgende {tukken. Voor het overige heeft ons de kragt der waarheid de,hier booven gemaakte, aanmerkingen afgeperst; zulke eigenbelangzoekende fchryvers, als een Meerman, en van Alphen, mogen 'er uit leeren, dat wy ook onderfcheid kennen tusfehen betaamelyke vryheid, en openbaare flaaverny ; en wy mogen lyden, dat zo wel zy, als zulken, aan welken die aanmerkingen om derzelver onzydigheid niet gefmaakt hebben, onze geheele verhandeling in dat licht befchouwen, waar in zy goedvinden. 'Zoveel zullen de laatstgem. ons nogthans moeren töeftemmen , dat, voor zo verre zy zelfs deel hadden in de gemaakte, of bedoelde hervormingen, de tegenftand van den ftadh., en de regenten, die het mee hem eens waren, en de middelen, die hy tot derzelver weering beftendig in het werk ftelde, niet minder ondeugend blyven, ja het nog te meer worden, naar maate zy waanen, dat hy zig tot nog grootere opofferingen had behooren teleenen. Met hoe veel regt ondertusfehen hadden de wefmeenende Staats - en ftadsvergaderingen, het geheele Gemeenebest door, aan deezen eerden ftaatsminider kunnen te gemoet voeren, met hoe veel regt, zo hy een enkel vonkje van die welmeenendheid, die hy deeds voorgaf, bezat, had hy zig zei ven behooren voor te dellen , die eeuwige waarheden, welken de doorbraave, en fchranderè Necker op 27. december 1788. aan den koning van Frankryk in den daatsraad voorhield, en waar aan deeze, naderhand zo deerlyk miskende, vorst,, zo liefde'rvk, en voortreffelyk, voldaan heeft, dat hy daar door alleen by alle geflagten in zeegening weezen zal; fchoon wy by zyn goed hart, en hooge waardigheid eenen dadh. der Nederlanden alleen voor zo verre willen vergeleeken hebben, als hy het geluk der natie eeven zeer, als de koning Lodewyk XVI., fcheen in handen te hebben. „ Het zy my gë„ gund," (dus liet zig de heer Necker uit,) „ één « oogenblik by het geluk, het welk U. M. ten B 3 deei  22 VADERLANDS CH », deel valt, te blyven ftaan. Men kan niet ontkennen, dat het genoegen, het welk eene on3, beperkte magt verfchaffen kan, flecïts in de ver? ,', beelding béltaat. Want, zo de monarch zig aliéén den hoogstmogelyken welvaard van den „ Staat, alleen het hoogs'tmogelyk geluk zyner on„ derriaancn, tot eene bedoeling zyner poogingen moet voordellen, dan is de opoffering van eenige zyner voorregten , ten einde deeze dubbele bedoeling te bereiken, ongetv/yffeid het voortreffe3, ly.aï gebruik zyner magt, en zelfs het eenige, ,, dat met kan verdeeld worden, alzo hem zulks „ alleen door zyn eigen hart, en door zyne eige 3, deugd kan ingeboezemd worden; terwyl de misbruiken , en voor het grootlfe gedeelte de daT „ gclykiche uitoeffeningen der magt maar al te dik5, wy!s aan den invloed der minifleis moeten toe,= gefchreeven worden. Wanneer U, M. uwe op-, lettendheid op het tegenwoordige en toekoo.3,1 mende veftigd, cn met een onpartydig, en be„ daard oordeel daar over naardenkt, zultgy, door 3, een enkel, en eedeimoedig gebruik van uwe magt, 5, door eene enkele daad van een vertrouwen, op yer3, lichting gegrond , terwyl gy de gevolinagtigdcn 3, der natie rondom uw doed vergaderen, uw voor 3, altyd bevryden van eene reeks van onzeekerhe3, den, en béfluiteloosheden, van wantrouwen, en 3, berouw, die eenen vorst ongelukkig moeten maa,,: ken, zo lang hy nog het welzyn van den Staat a, behartigd, en gevoel heeft voor de liefde des 3, volks; en, wanneer alles op eenen gereegelden 3,1 voet gebragt zal zyn, zult gy uw in uwe uiter' lyke betrekkingen "mogen verheugen over eenen vermeerderden invloed, die veel eer van eene wee3, ierihUi, en welgereegelde magt, dan van een onge3, reegeld gezag, te verwagten is." Men hoorde by eene der weinige geleegenheden , waar in de koning naderhand met de nationaale vergadering verfchilde over een regt, aan hem al, of niet by"dc, wettig bepaalde, conftitutie toegeweezen, dien, eertyds zo magtigen, en feedert zo zeer mis*' ' ' '• handel-  HUISBOEK. 23 handelden, vorst aan die vergadering zeg<"=n, dat „ het gewigt der omftandigheden hem verpligte„ de, om zig nog veel meer beezig te houden met „ de eendragt van gevoelens tusfchen hem, en di<» „ vergadering te onderhouden, dan om telkens o,, ver zyne eige regten te twisten" (g). Maar Willem V., gebooren tot de diepfte vernéederine van zyn -vaderland, en, hoe klein eene Duüfche graaf ook, echter in heerschzugt niet wykendè voor d<* grootfte dwingelanden, hield zig veel liever aan' den raad der ontaardde vvanden van zuiveren gods d!enst, van waarheid, eri vryheid. Misfehien zal men ons vraagen, of dan de misbruiken in de regeenng zo groot waren , dat men daar aan zo veel waagen moest, als de uitkomst geleerd heeft? VVy zouden kunnen voldaan met te antwoorden' dat, hoe meer men die misbruiken verkleinen wil! de tegeudand van den ftadh., en zyne party des te onverantwoordelyker word. Want, daar het dos niet ontkend konde worden, dat de ftadh. alle zv. ne voorregten door geweld verkreeg en, en door onbetaamelyke inkruipingen uitgebreid had; dat nu eene veel reedelyker volksdem zig daar tegen verzettede, dan waar door hy ze verkreegen had: en dat de waardy der geheele masfa van alle zvne voorregten voor hem, en zyn huis niet haaien koude by de geringde onheilen, die uit zynen tegenftand voor het gantfche volkfpruiten moeden; behoorde hy immers, al was het alleen om die reedenen geweest * van dien tegendand afgezien te nebben. Maar daarenbooven wist hy zelfs te wel , dat de oorzaak van den opgevatten argwaan zo billyk, en de begeerte tot hervormingen zo pligtmaatig was , dat de minde tegenweer voor hem eene nieuwe misdaad werd. En eindelyk, indien de vaderlandfche party al vooruit had kunnen zien de gevaaren, die 'er uit haare poogingen donden te volgen, (en zeeker konde zybygeenemo- gelyk- (#) Franfche Leid/, cour. 1792. r,o. u. B 4  a^ VADERLANDSCH g vkheid beu-ekener, dat de boosheid zo oneindig ver gaan, en haar doel bereiken zoude;) moesc zy dan nog, om de or.zeekerheid van gebeurelyke ra'mpen, de tegenwoordige maar geduldig draagen , en met gelaatenheid te gemoetzien, wat zy voon» van de genaade, of ongenaade van deezen, en volgende ftadhoudcrs, en van hunne, fteeds toeneemende , willekeurigheid immer te wagten had ? Gaat dit door , weg dan voor altyd met alle verdcedigende oorlogen, weg dan voor altyd met alle ltaatshervormingen , weg dan eindelyk voor altyd met alle eeden , en verbintenisfen 'tusfchen den Souverain, en het volk, tusfchen den Souverain, en den ftadh. Want, zo dra dan het volk, of de Souverain begrypen , dat zy tegen de overmagC niets zullen vermogen, zonder zig aan onbeveekenbaare onheilen bloot te ftellen , moeten zy de heerschzugt maar ongeftoord haaren gang laten gaan, en hunne halzen krommen onder het juk, zo zwaar, als men hun met geweld maar op wil leggen. Zo dagten onze voorouders, zo dagten de Amerikaanen niet, en God bewaave onze natie, dat zy ooit zo denke! Allen, welken zig tegen de ftaatshervorroingen verzet hebben, willen wy geenszins over dezelfde kam fcheeren, en wy zyn hartelyk overtuigd, dat 'er onder derzelver tegenftreevers, immers onder de zulken, die zig, van het begin af aan, tegen alle hervormingen verzet hebben , (want anderen, die daar toe vooreerst meedegewerkt hebben, kunnen 'er, by vervolg van tyd, naauwlyks ter goeder trouw van hebben afgezien,) eenige- weinigen kunnen gevonden zyn, die zig door tmn ftrafwaardige beginzels daar van hebben laten affchrikken. Maar wy kennen ook onder die eerfte tegenftreevers een zeer groot aantal van zulke lieden, die, enkel uit eigenbelang, uit heerschzugt, uit trotschheid, en uit laage afhangelykheiJ van den ftadh., eer, en eed opzettclyk verzaakt, en hunne ontwerpen nimmer zouden hebben willen laten vaaren , indien zy alle de rampen , die zy het vaderland hebben helpen berokkenen, vooruit had- dea  HUISBOEK. 25 den te gemoet gezien. Over het geheel zien wy geenen kans, om de verfchillende geaardheid, en beweegreedenen van deeze tegenftreevers duidelyker, en korter; te belchryven, dan Helvetius zig omtrent een gelykfoortig onderwerp uitdrukt. „ En„ tre ceux-ci"'(zegd hy,) „ il en eft, qui, naj, turellement portés au vrai, ne font ennemis df.s „ verités nouvelles, que paree qu'ils font pares„ feux, & qu'ils voudroient fe fouftraire è la fati„ gue d'attention, necesfaire pour les examiner. It „ en eft d'autres , qu' animent des motifs dangereux, & ceux-ci font plus & craindre. Ce font „ des hommes, dont 1'efprit eft depourvu de ta„ lens, & 1'ame de vertus, incapables de vues ele„ vées, & neuves. Ces derniers croient, que leur ,, confideration tient au refpect imbecille, ou feint, „ qu'ils affichent pour toutes les opinions, & les „ erreurs reeuës. Furieux contre tout homme, qui ,, veut en ebranler 1'empire, ils arment contre lui „ les pasfions, & les prejugés mèmes, qu'ils me. „ prifent, & ne cesfent d'effaroucher les faibles „ efprits par le mot de nouveauté." O m nu den taak, welken wy ons in dit deel voorgefteld hebben, gereegeld te doen afloopen, zullen wy de volgende hoofdonderwerpen, tot welken zig de hervormingen bepaald hebben, afzonderlyk behandelen. Zy bepaalden zig tot den ftadhouderlyken invloed op, en de ingefloopen misbruiken in 1'. de zee - en landmagt, 2*. in de magiftraatsbeftelling in de , niet door de Franfche waapenen in 1672. overheerde, geweften van 'Holland, Zeeland, Friesland, en Groningen, 3". in de magiftraatsbeftelling in de drie, toen overheerde, geweften van Gelderland, Utrecht, en. Overysfsl (/;), 4J. in den MICA) Ongetwyffcld moet het min kundfgen vreemd voorzoom jn, dat hec al, of niet vooreenen tyd bezetten door B S \ vyeiv  a5 VADERLANDSCH invloed op de generaliteits - en provintiaale hooge vergaderingen, y. in den invloed op de voornaamfte ge. vyandelyke troupen van geweften, tot het gemeen bondg.'nootlchap behoorende, dog waar van dc ovei heerde geweften door den vyand zonder eenige v/iojwaarden, p haar inwendig beftter betrekkelyk, 'ontbeevon zyn, ecnig, veel meer ten zo beemelsbreed, bhderfchéid in haare inwendige huishouding heeft kunnen te weeg biengcn, als 'er tusfchen de al , en tiiét overheerde gewetten gevonden word. En nogthans is liet bekend, en het ftrékt tot ec' nen tónmerj?elykeri fchandvlek der ftadhonderlykc ftrecken, dat Gelderland, Utrecht, en Overysjel, niet d >or haare eige fchuld , maar door haare ligging , of door de verlating haaier bond;;enooten, waar over inzonderheid Utrecht klaagde , voor de Franjche overmagt hebbende moeten bukken,, na haare ontruiming gevaar liepen, om van het bondgeBootfehap, waar van ze altyd Souveraine leeden geweest waren, uitgeflooten, en op den verneederenden voet der Generaliteitslanden gebragt te worden. De onmeededoogendbeid, en heerschzugt van IViii-m III. gingen zo verre, dat hy , kwanswys voor de wederaanneeming dier drie geweften by de overige bondgenooten tusfehentreedende, met behulp van den toenmaaligen raadpenflonaris van Hol' land, Fagel, aan die drie geweiten haare voorige plaats in het bondgenootfehap wel weder bezorgde, dog onder voorwaarden , dat hy aan elk derzelver een reglement van regeering geeven zoude naar zyn goedvinden. Deeze regeenngsieglementen veftigden niet alleen zyn gezag, en invloed op derzelver beflier zo willekeurig, en onbepaald, dat hy daar omtrent meer verkreeg, dan veele Souveraine vorften in hunne erflanden hebben; maar hy zoade ook, kort daar na, den eertyds fouverairien titel van hartog van Gelderland, hem door vleiery aangebooden , gaarne aanvaard hebben , indien de, door hem daar over gevraagde, raad van Holland, en Zeeland niet tegen zyne verwagting was uitgevallen. Wy zullen op zyne plaats hier van nader fpreeken; dog willen hier den tegenwoordigen ftadh. wel eens gevraagd hebben, hoe het hem fmaaken zoude, indien H. H. Mog. alle zyne domeinen, welken in het begin van dit jaar door diezelfde Franjche waapenen veroverd, dog naderhand weder verlaten, en door de troupen van den Staat  HUISBOEK. 27 generaliteits-en provintiaale ampten, 6°. in de aanbeveelingen. Wy verkiezen deezen rang te volgen, oin dat wy door denzelven geleegenheid'kiygen zullen, om ons betoog eeuigszins meer naar detydsorder der gebeurenisfen te fchikken. Hadden wy tot dus verre de meest overtuigende reedenen, om alle zyne fchoone verklaaringen , betuigingen, en beloften door zyne daaden te zien loogenftiaffen; wy zullen geene mindere reedenen vinden, om, by de behandeling van zyn gedrag omtrent de hoogstnoodige hervormingen, ons te overtuigen, dat hy ook omtrent dit ftuk, met minder, dan omtrent de voorige, de Staaten, en de geheele natie bedroegen heeft, wanneer hy verklaarde, ,, met genoe„ gen te zullen zien, dat alles, wat tot de con„ ftitutie van de regeering deezcr Landen eenigs„ zins betrekkelyk was, met eendragt, ,en ondèr„ linge harmonie zodanig mogt bepaald worden , ,, dat alle geleegenheid tot vèrwydering, daar uit ,, voortipruitende , eens vooral wierd voorgekoo- men; en dat hy , om die reedeiien, noodig ge„ oordeeld had, de Staaten van alle de geweften 3, te moeten opening geeven van deeze zyne ge- voélens, en daar by teftens welmeenend aan te „ bieden alles, wat in zvn vermogen was, óm „ meede te werken tot helflrsfching, en onderzoe„ king van alles, wat betrekkelyk was tot den in„ wendigen ftaat van de zaaken"der regeering dce,, zer Landen , en tot verbetering van den inner„ lyken ftaat van de geheele Republiek: dat hy vertrouwde, dat dit voorftel zoude worden aan„ gezien, als een doorflaand blyk van zynen iever „ voor de waare belangen van het vaderland, en jl van de valschheid der aantygingen, hem ten las- „ te Stónt bezet zyn, thans meede als Generaliteitslanden, op den vyand heroverd, befehoUwén wilden ? En dit zoude nog om_ veele reedenen, die elk zonder onze aanwyzing van zelfs gevoeld, vr? wat minder onreedelyk zyn, dan toen, J  a8 VADERLANDSCH „ te gelegd : dat hy zig ook van de landsvader„ lyke zorg, en het vooruitzigt van de bondge„ nooten belooven durfde, dat zyn voorftel door hun zoude worden beantwoord op eene wyze, ., die hem geleegenheid gave , om overtuigend aan den dag te'leggen zyne bereidwilligheid, om „ van zyne zyde meede "te werken tot alles, wat „ dienen konde, om de inwendige rust, de goede „ verftandhouding tusfchen de leeden der regee„ ring onderling, en het vertrouwen tusfchen re- genten, en ingezeetenen, op duurzaame gronden te veftigen , en om , zo veel als in hem was, „ toe te brengen tot bevordering van de waare „ belangen van het lieve vaderland, en zig op dee- ze wyze van zyne duure verpligting met getrouw„ heid te kwyten." Al had de ondervinding op 26. april 1784., toen hy deeze welluidende taal beezigde, niet reeds getoond, hoe weinig daar op te reekenen was, mocften de uitdrukkingen, die hy aan deeze betuiging vooraf liet gaan, de minst doorzigtigcn al genoeg doen zien, dat alles op enkelen wind zoude nedevkoomen, vermids hy reeds vooraf zulke uitzonderingen maakte, en zo hardnekkig op zyne vermeende regten ftaan bleef, dat 'er, op dien voet, van die zo fraaie betuigingen, en uitnoodigingenniets, volftrekt niets,koomen konde. Hierom laten wy hier ook die voorafgaande uitdrukkingen volgen, op dat elkeerlyk, en onzydig vaderlander het bedriegelyke zyner verklaaringen, en voorneemens tenduidelykften bevatten kan. Hy betuigde naamelyk, „ dat hy met eene grievende aandoening, zo geduurende den loop, als na het „ eindigen van den ongelukkigen Engelfchen oorlog, ,, had ondervonden, te moeten blootftaan voor de '„ verstgaande befchuldigingen tegen hem, en zyn „ befticr , in zo verre zelfs, dat hy, hoe zeer „ voor God, en in zyn gemoed overtuigd van de zui•, ver-en opregtheid zyner bedoelingen, daar uit had zien gebooren worden eenen iever, en be„ geerte , om hem te betwillen voorregten, en „ prerogativen , aan zyne erffelyke waardigheden ,, ver-  HUISBOEK. 29 „ verknogt, en waar van hy, in gelykheid zyner voorzaacen, was in een bezit, gegrond op de „ onderfcheiden opdragten der erfftadhouderlyke, j, en verdere waardigheden, zo aan hem, als aan „ zyne voorzaaten gedaan, en welken hy daarom „ ook tot hier toe, niet anders, dan als geheel wet„ tig, en aan hem toekoomendc , had kunnen aan„ zien, en dus ook niet verwagten, dat zulks aan„ leiding zoude hebben gegeeven tot alle zodanige „ onluften, en verwarringen, als daar uit waren „ voortgekoomen : dat hy, geenen den minften „ toeleg hebbende, om "op iemands regten, en 3, vryheden inbreuk te doen, oordeelde, ook met regt te kunnen vorderen, dat op zyne wettige regten ,, geene inbreuk gedaan wierd, en hy in het onge„ iloord bezit gelaten van de voorregten, en pre3, ëminentien , aan zyne waardigheden verknogt, ,, of welken zyne voórzaaten hadden genoten, en 3, byzonder van zodanige regten, van de uitoefening van welken de erfftadhouders in der tyd , behoudens het 3, algemeen belang, niet konden worden ontzet." Hy durfde 'er naderhand , by eene andere geleegenheid , wel bvvoegen , „ dat hy, volgens zynen ,, pligt, moest tragten, om die hooge regten, dig3, niteiten, preëminentien, en prerogativen onge„ krenkt voor den Lande, voor zig, en zyne na,, koomelingen te bewaaren." Van welke regten fprak hy hier ? Was het van des volks regten, of van de zynen, en die der overige regenten? Wy houden ons verzeekerd, dat wy hem niet te kort doen met te zeggen, dat hy alléén de zyne». en die der regenten bedoelde. En dan kwam' ds 'zin van alles, het geen hy op 26. april 1784. met zo veel omflag van woorden zeide , hier op uit, ,, Ik kan niet ontkennen, dat 'er gebreeken in het „ openbaar bcftier zyn; ik mag wellyden, dat gy „ die verbeterd; ik wil 'er de hand wel toe lee„ nen; alleen verzoek ik, dat gy myne voorreg,, ten niet aanroerd; want, wat daar ook tegen kan 3, ingebragt worden, deezen moet ik voor het Land, „ fchoon zy ook tegen deszelfs waare belangen M m0"  go VADERLANDSCH 3, mogen fchynen aan te loopen, voor my zei ven * „ en voor myne oakoomelingen ongekreukt bewaa,, ren; en ik zal ook aan niemand foortgelyke ree3, ten betwiften. Kunt gy op dien voet hervor3, nungen maaken, ik mag het wel lyden; maar „ weet, dat, ik nooit eenige vermindering van mv3, ne regten dulden zal." Van welken aard worden dus die betuigingen anders, als van eene dubbelzinnige, of liever hedriegelyke beteekenis, en kan men er wel iets anders uit haaien , als eene volitrekte yeragtmg van \svolks regten, als eenen volHagen afkeer van alle hervormingen? Het vervolg zal leeren , dat wy hier niets te veel zeegen. ° i". Vermids de ftaatsgefchillen haaren oorfprong namen met het begin van den Engelfchen oorlog, en het misnoegen óver het veroorzaaken van dien oorlog door de ftadhouderlyke factie ras vervangen werd door dat over de aanhoudende, en opzetteJyke werkeloosheid , en het verkeerd bellier des itadnouders m dien oorlog; was niets natuurlyker, dan dat de aandagt het allereerst viel op zynen onmaatigen invloed op de zee - en Jandmagt, op de daar omtrent mgefloopen misbruiken , en op de Doooige hervormingen. Men zag de zeemagt verwaarloosd door een geduurig gefchreeuw om gelyke vermeerdering van landmagt , en teffens de jandmagt, hoe gebrekkig ook beftierd, en ino-erigt, enkel beezigen, om het algemeen misnoegen over den traagen voortgang der verbetering van de zeemagt, en over het onverantwoordelyk gebruik der voorhanden zynde oorlogfcheepen, te beteugelen. Gelyk het eene misbruik aan het andere meer, of min verbonden was, zo deed ook de ontdekking van het een ras het oog op het ander werpen, üaar de vereememg van het flaatkundig, en militair gezag in éénen perfoon doodelyk is voor de vryheid van elk onafhangelyk Gemeenebest, en het misbruik van het laatfte gezag de grondflag was jan dat van het eerftc; had de argeliftigheid van ttl van ürunswyk zynen kweekeling eenen over- heer-  HUISBOEK. $t hferfchenden trek voor het militaire weezen, dog alleen te land, ingeboezemd, en hem teffens de kunftenaaryen geleerd, waar door hy zig den invloed op dat militaire weezen onverbreekelyk konde toeëigenen. Mèefter van de begeeving der militaire" bedieningen tot kolonel toe, voorfteller aan H. H. Mog. van de hoogfte bevorderingen onder de landtronpen, welken nimmer geweigerd waren; aanfteller der vlagofficieren onder de zeemagt, voornaam befticer der begeeving van oorlogtcheepen, meefter van de patenten voor de landtroupen, en van alle de krygsoperatien in tyd vaa oorlog te water, en te land (i), meefter niet alleen Van het leeven, den dood, de eer, en goederen der militairen, maar zelfs van alle regtspleegiug over dezelven door guarnizoenskrygsraaden, en eenen hoogen krygsraad; konde het niet misfchen,of de ftadh.moest zyne geliefkoosde heerschzugt het onbepaaldfte in het militaire weezen vinden, en hetzelve te gelyk gefchikt maaken, om zyn onmaatig gezag in het ftaatkundige kragtdaadig té doen gelden. Konde dit plan wel openlyker aangekondigd worden, dan zulks gefchiedde in de aanfpraak van den heer van Wasfenaar aan het hoofd der zeeofficieren op 8. maart 1783. (k)1 Toen men dit gevaarlyk ontwerp, geduurende den Engel/dien oorlog, in alle deszelfs fchroomelyke byzonderheden werkzaam zag, was 'er niets noodzaakelyker, dan (£) Onder alle de gedrogtelyke annroaatigingen der kapiteins - en admiraals - generaal loopt 'er misfehien geënt; meer in het oog, dan dat onbepaald bellier der krygsoperatien, daar immers, hoe hoog men ook het gezag vart eenen opperbevelhebber (lellen wil, het eevenwel zeeker is, dat do naam zelfs van dat ampt, en de aard van hetzelve, by alle bekende befchaafde volkeren meedebrengt, dat de orders tot de krygsverrigtingen of pnmiddelyk van de hooge Overheid gegeevcn, of ten minften door haai' met overleg van den opperbevelhebber, beraamd worden. (fc) I. Deel, bi. 212. en volg.  S2 VADERLANDSCH dan dien onbepaalden invloed op, en de meenig» yuldige misbruiken in het militaire weezen met allen ernst te keer te gaan. Een treffender taafereel van dien verderffclyken invloed op, en van de misbruiken in de land - en zeemagt zoude men naauwIy.cs geeven kunnen , dan de heer Blok daar van maalde m een gewigtig voorftei aan de vroedfchap van Leiden in het begin van 1784. (I). Ter geleegenheid der ontdekking van het voorgenoomen verraad van den vaandrig J. E. de Witte, liep het militair regtsgebied over allerlei foort van burgerlyke,_en lyfftraffelyke zaaken der militairen het eerst in het oog, lcboon het afzonderlyk door den ftadh. benoemen van zeekrygsraaden over eenen van Byland, de Bruin, Binkes, 'Rietveld, en anderen, met voorbygaan der admiraliteitskollegien, met alle reeden al bevoorens zeer veel misnoegen verwekt had. De Staaten van Holland, op wier grondgebied de hooge krygsraad gehouden werd, en die van Zeeland, in welker gewest de misdaad onder» noomen was, bewerkten, dat de befchuldigde, die door den ftadh., buiten weeten van die van Zeeland, uit dat gewest vervoerd, voor dien krygsraad te regt gefteld, en reeds gevonnist was, aan het hof van Holland werd overgegeeven (m), en deeze overgaave was den befchuldigden een ryper onderzoek van zaaken, en het behoud van zyn leeven waardig. Aanftonds was de ftadh. gereed, om daar over aan de Staaten generaal, en die van Holland eenen brief te fchryven , waar in hy ftaande hield, dat die vaandrig voor den militairen regter moest worden te regt gefteld (n). Dit maakte de meemgvuldige voorige verfchillen over de onbe* paalde militaire regtspleeging, en den aandagt op den hoogen krygsraad, door Willem IV, zonder ee- (l) NederVjaarl. 1784. bl. 150—766". (w) Nederl. jaarb. 1782. bl. I332-I334-, en bh 15841586. {n) Ntdcrl. jaarb. 1782. bl. 1204—1310.  HUISBOEK. 33 eenig voorafgaande befluit der Staaten in fliïte ingevoerd , weder leevendig , en het gevolg was-^ dat de hooge krygsraad geheel afgefchaft, en demilitaire regtspleeging in de meefte der andefè gewetten tot het eenvouwciig onderzoek van zuiver militaire, met uitfluiting van gemeens misdaa"den (o) , en burgerlyke zaaken , bepaald werd (p). Dog dit befluit, zo dra het door dé Staaten van Holland genoomen , en aan den zogenaamden hoogen krygsraad aangefchreeven was, om op derzelver grondgebied geene jurisdictie meer uit te oeffenen, behaagde den ftadh. geenszins, daar hy zeer wel gevoelde, op welk eene vermindering vari zynen invloed op de armee dit befluit hem zoude ftaan. Hy fchreef derhalven op 2. juni 1783. eenen brief aan de Staaten van Holland, waar by hy verklaarde, ,, niet te kunnen verbergen, hoe zeer hy daar over was aangedaan, en verwonderd, voor,, al, daar H. E. G. Mog. goedgevonden hadden „ daar toe over te gaan, zonder hem daar omtrenc ,, in hef minfte te kennen." Na een breedvoerig betoog der wettigheid van den hoogen krygsraad j enkel om dat hy ten tyde zyner voorzaaten aanweezig geweest was, gaf hy voor, dat daar uit „ onvermydelyk zouden voortfpruiten degrootftej „ en onoplosfelykfte zwaarigheden, en nadeeligftë gevolgen, zo met opzigt tot het bellier der ju- ititie in het gemeen, als ten opzigt van de eer; ,, en krygstugt der militie van den Staat in hec „ byzonder." Hy betuigde ook „ te verlangen, „ om omtrent de militaire jurisdictie door H. E: G. Mog., en de andere bondgenooten met hem i, zos ( 0) Men weet, dat militaire tnisdaaden zulke zyn, die zWéèn door militairen, en omtrent den militairen dienst; ■ kunnen- gepleegd worden, en dat gemene misdaaden geheeten worden ; die door militairen, ook als burgers, en met opzigt tot den burgerftaat, kunnen bedreeven worden. (p) Nederl. jnarb. 1783. bl. 553. 751—755. 978, 980. J739. 2009. 2158—2160. en 1784. bl. 912—914; iii. DEEL-. c'  34 VADERLANDSCH „ zodanige fchikkingen te zien maaken, waardoor „ deeze zaak, eens en voor altyd, tot voorkoo„ ming van alle gefchillen over de jurisdictie, op ee,, ne onwrikbaare wyze konde worden vastgefteld, „ zonder dat de tugt, en ondergefchiktheid, zo „ hoognoodig in den militairen ftaat, daar door „ leed" (q). AI had de Hollandfche ridderfchap, als de beuV.ndigelyftrawant der ftadhouderlykeoverhecrfching, zig tegen dit eenpaarig befluit der 18. fteeden niet verzet, op voorgeeven van diezelfde gevreesde gevolgen , waar van de brief des ftadhouders gewaagde (r); konde men eevenwel ligte]yk vooraf opmaaken, dat het den ftadh. aan geene algemeene voorwendzels ontbreeken zoude, om deeze nuttige befiuiten weder uit de waereld te helpen, van hoedanige voorwendzels wy hem beftendig tegen alle opgevolgde hervormingen zullen zien gebruik maaken. Dat 'er ten tyde zyner voorzaaten hooge krygsraaden geweest, maar dat zy by de affchaffing der ftadhouderlyke waardigheid ook vernietigd waren, bewees juist, dat die hooge krygsraaden niet volftrekt noodig waren voor het nut van den dienst, maar flechts gevolgen der ftadhouderlyke overheerfching, en derzelver affchaffing des te onvermydelyker. Vrees voor wanorder, voor gebrek van krygstugt, en van ondergefchiktheid, en voor de eer van den dienst, waren dan hier de groote voorwendzels, om een, zo hoog geklommen, gebied te doen ftaande blyven. Ondertusfchen had men at gezien, dat zelfs burgers van ftemmende fleede-', niet alleen in bnrgerlyke, maar zelfs in lyfftrèfrelyfce zaaken, van hunnen dagelykfehen regter toi k getrokken waren, om dat zy litair Iets uitftaande hadden. Men had den tl ; by eene 'lier geleegenheden, al op eenei) 'veragtelyken toon hooren melden aan Staatsvergaderingen, „ dat hy de verklaaringen . •> der (q) AV-rf. jMfh. T"3S- 9SS. (O Ntdtrl. ;ic»b. 1753. bl. 754,  HUISBOEK. 35 ,, der officieren voor volleedige bewyzen aannam." Het was 'er daarenbooven zo ver van daan, dat hy zo bevreesd zoude geweest zyn voor die, door hem opgegeeven, gevolgen van gebrek aan tugt, en ondergefchiktheid, en gevaar voor de juftitie, dat in tegendeel militaire gevangenen uit de tweeZeezjw- . fche fteeden, Middelburg, en Vlisfirigen, na dat zy door de regeering te vergeefs ongeëischt waren, en de ftadh. te vergeefs by de Staaten aangehouden had, om de toen gevangene foldaaten te laten öordeelen door den militairen regter, uit de militaire gevangenis, waar in zy zaten, op eenenen denzelfden 'nagt, ©ngctwyffeld op zyn gezag, ontvlugteden (s). En eindelyk heeft de ondervinding naderhand geleerd , dat hy, in de laatfte tyden voor de revolutie, de eer, de krygstugt, de ondergefchiktheid , en de juftitie aan de bereiking zyner oogmerken op de fchandelykfte wyze opgeofferd heeft. Een enkel ftaal, ten blyke, hoe overgegeeven willekeurig, en ftrafbaar onregtvanrdig hy met de militaire krygstugt te werk ging, en dat nog wel in een tydftip, waar in hy meer dan ooit daar op had moeten waaken, zo hy nog een oogenblik aan zynen duuren eed, en verpligting was indagtig geweest , mogen wy hier met ftilzwygen niet voorbygaan, maar dat enkele ftaal zal ook voldoende zyn. Wy zullen het woordelyk overneemen uit de Nederlandfche jaarboeken (t), wier fchryver zig echter wel wagt, om daar by eenige welverdiende aanmerkingen te maaken. Door de vaandrigs van Hoey, en van der Hoop, ,, beiden onder het regiment guardes dragonders; ,, waren in feptember 1786. misdryven gepleegd, met het inflaan der glaazen van verfcheide hui,, zen buiten de rhynpoort van Arnhem. Na very, hoor, bekentenis, en onderteekening hunner be» kentenisfen, had de krygsraad goedgevonden 5 den vaan. (;) N:d*vl. jaarb. 1733. hl, TJIJ. en Volg. (l) Ntderl. jaarb. 1787. II. "71—873. C 2  35 VADERLANDSCH „ vaandrig van Hoey te verwyzen, om den deegea „ voor de voeten gebrooken, infaam gekasfeerd, -, en inhabiel verklaard te worden om den Lande „ ooit weder te kunnen dienen, en den vaandrig 3, van der Hoop, om gekasfeerd te worden. Deeze fententien waren aan den ftadh. toegezonden, en 3i deeze vond goed, dezelven aan den krygsraad te 3, rug te zenden, met order , om die te moeten 3, veranderen, vermids zv aan informaliteiten, en „ irregulariteiten laboreerden. Hier op antwoordde ■, de krygsraad, dat hy, na ryp onderzoek, gee3, ne informaliteiten, of irreguiariteiten in dezel. 3, ven had kunnen befpeuren, verzoekende derhal5> ven, dat Z.H. behaagen mogt hem in ftaat te ftel3, len, om dezelven nader te kunnen onderzoeken, 3> en naar bevinding te hervormen. Eindelyk befloot 3, de krygsraad, om eene commisfie uit zyn midden te benoemen, om van den ftadh. beflisfching 3, dcczer zaak te verzoeken : welke dan ook naar Nymegen vertrokken zynde , had de ftadh. de 33 ftukken, tot deeze gedingen betrekkelyk, van die commisfie gevorderd, en dezelven werden „ aan hem overhandigd, met verklaaring, dat de ,, krygsraad volkoomen by deeze fententien bleef j, perfifte eren. Hy zondze kort daarna aan den „ krygsraad te rug,'zonder dezelven goed - of af te „ keuren, maar voegde 'er eene andere fententie by, met last, om dezelven te laten voorleezen, „ en uitvoeren, van deezen inhoud. „ ,, Z. H. „ „ heeft, na rype deliberatie, om reedenen, hem „ ,, daar toe beweegende , goedgevonden , den „ vaandrig van Hoey te condemneeren , om, gej, „ duurende één jaar, en zes weeken, en den „ „ vaandrig van der Hoop, om geduurende den tyd „ ,, van zes maanden, op hunne eigekoften by den „ „ provoost in detentie te blyven."" Welke beide fententien dan ook op s\ mai 1787. door „ den krygsraad uitgefprooken zyn, na dat eerst „ die, welken de krvgsraad zelfs geflagen had, wa,, ren voorgeleezen." Die beweegende'reedenen waren in dit geval de gunst voor den burgcrraeefter van  HUISBOEK. 57 van Hoey van Gorinchem, die afvallig geworden was van de goede zaak, en voor den generaal - major van der Hoop, eenen der werktuigen van des ftadhouoers militaire geweldenaaryen. Zyne aanbieding derhalven, om met de Staaten over de militaire jurisdictie fchikkingen te maaken, was eeven vreemd, indien hy daar meede al niet beoogde, om alle hervorming desweegens op een enkel niets te doen uitloopén , als zyn beklag onbehoorlyk was, dat de Staaten tot hunne genoomen befluiten waren overgegaan, zonder hem daar omtrent in het mvifte te kennen; als of de Souverain verpligt was, om den bevelhebber zyner troupen over zyne befluiten omtrent de armee te kennen. Smaakte deeze taal niec al aanftonds naar die van eenen bevelhebber, die zyne magt hooger dreef, dan de paaien van ondergefchiktheid eenigszins toelieten , en die zynen Souverain over het hoofd gewasfehen was ? Of mag een ingezeeten, hy zy dan, wie hy zy, zig by zyne hooge Overheid beklaagen, dat deeze een befluit genoomen heeft, zonder hem daar omtrent in het minfle te kennen? Behoefd 'er, na zulks, wel veel gezegd te worden voor de billykheid der befluiten van de hooge bondgenooten tot affchaffing der militaire jurisdictie, en des hoogen krygsraads? Was het niet billyk, dat de Staaten niet duldden, dat de officier, en foldaat aldus van zynen dagelykfehen regter afgetrokken, als een afzónderlyk lighaam, niét tot den burgerftaat behoorende, befchouwd, en geheel aan hét gezag van den ftadh. overgegeeven werd? Dat zy niet duldden, dat een burger, die met eenen militair te doen had, door den militairen regter geoordeeld werd; dat een foldaat, of officier, om eene gemeerde misdaad dikwyls tot eene veel geringere ftraf, dan die hy van den poli. tieken regter zoude ontfangen hebben , veroordeeld, en niet volgens de wetten van het Land gevonnist werd; dat een vonnis van eenen militair over eene lyfftrafFelyke misdaad, door eene onwettige inkruiping, alvooreus aan den ftadh. ter goed - of af keuring gezonden werd; dat deeze daar door van de C 3 ge-  S8 VADERLANDSCH geheele ftfaf, en dia ook van de geheele jufthie. en vm al het drerbaarfte, het geen ëen mihni, imm.r hebben kan , völnVekt willekeurig meefter werd; en dat hy of willekeurig pardon verleen, de, of de ftraf naaf goeddunken veranderde, of, met-afftenrmg van bet vonnis, eenen anderen krygsraad benoemde, om de zaak van nieuws te onder, roeken, of zelfs vonnifte f*>? Door deeze vérderffelyke militaire jumdiÖie hing de geheele armee van den wenk des ftadhoüders af, waar meede hy, gefrerkt door het misbruik van zogenaamde condui. telyjlen (v), waar van hy de uitvinder was, in de daad Souverain was over het geheele militaire weezen; en door den hoogen krygsraad w3S aan den raad van Staate de hooge regtspleegine over de militairen geheel afgefneeden; terwyl het een, en ander diende, om de fteedelyke re^eerir^en van allen invloed , en gezag over haare güattnWnen volftrekt te verfteeken, Mogt dit, zo het al in eenhoofdige regeeringen gebruikelvk is, in een Gemeenebest ftandgrypen ? dat vry'genaamd werd ? gehoorde zulk een overmaatig gezag tot de wetti%% ue?men vjan eenen ^Pitein generaal? En was de aficnarhng daar van eene ontneeming van een wettig regt, prerogatief, of preëminentie, aan dat ampc gegeeven,ot we! hetzelve in tegendeel eene inbreuk op de conftitutie? VVaar was de wet,die hem tot "en of ander deezer inbreuken bevoegd maakte ? Niets kan meer tot overtuiging ftrekken van het geduld der Staaten tn het zien, en fchoorvoetend affchaffen der misbruiken, en van hunne afkeerigheid, om het ftadnouderichap te vernietigen, dan dat deeze allereerfte hervorming in de' bedorven ge- fteld- (») Die de misbruiken door den ftadh. in dit opziet gep'eegd, breedvoerig w,l aangewezen zien, door'eeze de verj. van ftukk. over de militaire jurisd. door f a van »ek kemp, en, indien hy 'er te vooren niets van wist zal by zyne oogen kwaalyk gelooven kunnen. (v) Over deeze condui telyjlen vind men aaninerkineee V«fl veel belang in d,e_ pon vm den Ncderrhyn, v. 103  HUISBOEK. S9 fteldheid der zaaken niet voorviel,dan in mai ng, en bv -evolg op eenen tyd, toen de verraadeilyko kV» oorlog al meer dan twee, en een half jaafen gedumd hall, en alle poogingen, om den ftadh van maatreegelen te doen veranderen, te vei geels bemS waren. Het is ook een zeer duidelyk bew^oorTe iioodzaakelykheid deezer hervorming, da't na de revolutie de militaire regtspleeging n ee dat na ae tcvu voorerj weder ingevoerd, en dVS°hoogk krygsr-dl die inquifitieraad van den iïldh niet weder hcrftcld is, ongetvvy.ïeld , ™ rfVr men dkn tyd aan de militie, die men noodlg hT, "dat^clrukïend juk nier weder^ee c durven op de fchouderen leggen. Ook is het aanmerkelykP, dat dit allereerite befluit van heryormi, II- voor zo ver de militaire jurisdictie betiof, Sanders behelsde, als eene inroeping van vooïige ftaatsbeflutten. Immers dat van Holland 'b'eld in , dat in het generaal, zo wel in burgertyke, als cr «nineele zaaken, militaire perfoonen, yoU L?7egïendweitén deezer provincie , te regt " moeften ffaan voor de gewoone pegter? omnen " Tzelve uitgezonderd alleen zodanige byzonde" Je gèva len, waar omtrent met geldige bewyzen " konde worden aangetoond, dat H. E. G. Mog. " bv fnecTaale commisfie, het zy afzonderlyk, of " wel met meedewerking der bondgenooten, de " TeAsodFening aan den militairen regter bm" nel hunne provincie zouden hebben opgedraa- daar Sr T,lren daa? van uit te (trekken. Immers heflooTenteStaaten ^Holland oP g-oftober 1783 dL zy ,, om tegen te gaan de verknopingen der miUtairè bedieningen, bleeven by H. E O SMog. befluit van ^S/^by^oS. V, SSfc IlSntö&vnld^ waakeii,  4© VADERLANDSCH ,, dat hetzelve naauwkeurig naargekoomen wleixV xK dat, om voor te koomen de militaire adtens bv „ de armee, deze!ven voortaan zouden moeten opv houden, of immers niet, dm fpaarzaam, en in v byzondere gevallen , om byzondere reedenen , „ daar toe dienende, met voorkennis, en goed„ keuring van H. E. G. Mog , mogen worden ver„ h-e;w!; en-dat wyders de reeg.ls, dut de gere„ formeerde ejpfteren , w j, die tot hfle van deeze pro„ nntje gebragt, en nog in ftaat waren om te dienen, ,. zonder onde <. ":eid in de openende parafen invalk'i, en voor alle onderen tot gelyke milttaire ampten ,, voorgetrokken nviejien worden, vèrvat in H E G „ Mog. befluiten van £ oftober 1654., %£ maart „ 1655., en 18. maart 1721,, voortaan ftiptelyk „ zouden moeten naargekoomen worden: en dat, 3, om tegen te gaan de titulaire quabteitcn aan „ dienstdoende officieren, wierd gebleeven by de 3, befluiten. van ro. maart 1663., 18. april 1670., „ 7. juni 1704., 7. mai, 24.. 'juli, en 2i.auguftus „ 1705., 6. januari 1706., 18. januari 1716., 12.' V februa"> en Jo. maart 1723., 26. januari, en „ 11. februari 1724.., 15. maart 1725., 9. augus„ tus, it. feptember, en 10. oftober 1727 , en ,, byzonder by dat van ij. juli 1729.; met ernftig „ verzoek op gecommitteerde Raaden, om te waat ,, ken, dat dezelven naauwkeurig wierden naarge„ koomen, en dat mitsdien voortaan het toeftaan „ van die titulaire aófens voor de officieren, ter „ repartitie van deeze provintie ftaande, alleen tot 4,, regimenten van de effec~b'eve generaalsperfoonen ,, wierdc bepaald" (x). Gelyke befluiten werden In- de Staaten der mecfte andere geweften genoomen (y): dog die van Friesland voegden 'er by een be^ ('*> Gereformeerde officieren zyn die geenen, die, den Staat in tyden vap oorjog gediend hebbende, by den vreedc bedankt, en op jaa-lyks penfioen sefteld zyn. ' (.y) h-drrl. jaarb. 1783. bl. 1680-1691. (y) Nderl. jaarb. 1783. bl. 2^1-214'?. en 1784. bl.624 *r&J. 1003. 1007-1017. 1432-1434. 1658-1661.  HUISBOEK. 4£ befluit, ,, dat in de natfonaale regimenten, (waar ,, voor gehouden wierden alle de zulken, dieniet „ by byzondere kapitulatie waren overgenoomen,) „ ter repartitie der provintie ftaande, tot officie„ ren booven den rang van fergeant, of wagtmeefier, „ niet zouden mogen worden gebruikt, dan inboorm hmn der zeeven vereenigde geweften, des land„ lchaps Drenthe, en der Generaliteitslanden" Cz). De (z) Toen de flad Schoonhoven in 178^. ter SfcraésVerftafenng vnn Holland voorgemeld had, „ om voortaan tot al„ Ie militaire officieren booven den rang van /Wants „ of wagtmoefters niet anders te amplojeeren , als nationaal „ en , gebooren in de provintien, de Generaliteit, of de kolomen van den Staat, des dat de vreemdelingen, die „ toen in d.enst waren, en hunne kinderen zouden wor„ den gehouden voor nationaalen, en dat deeze bepaalinff zig alleen zoude uitftrekkén tot de nationaale regiment „ ten (*); vonden de Staaten van Holland op r. mai daar ^ju80 t; °m over in te kernen het advies van den itadh, Deeze betuigde wol, na een beraad van genoegzaam neegjn maanden, op 28. januari 1784., „ dat hen» mets aangenaamer zoude zyn, dan inboorlingen deezer „ Landen in alle opzigten te mogen bevorderd zien " Dir was al aanftonds eene betuiging van dien aard, als zo veeJe anderen waar meede hy fteeds ten alterden raild was dog die teftens wederfprooken werd door die meenigtc van \r.emdclmgen, die hy in zynen byzonderen dienst had en vecltyds m de voordeeligfte burgerampten, ia ook in de veïue militaire poften, ten nadeele der landzaaten wist m te ftooten Dog minder gunftig voor dit voorftcl . n,a.,r duidelyker , waren de rcedenen, die by daar te-en aanvoerde, en die hy hefloot met te zeggen dat H E G „ Mog. die zaak, geheel en al, behoorden të laten op den „ ouden voet zonder daar omtrent de minfle verandering „ te maaken (fi. Booven alle andere aangevoerde reedenen voor dit beftuit was het opmerkclyk, „ dat hy dc be- ,. paa- (*) Neder!, jaarb. 1783. II. 7,57. en volg. (t) Nederl. jsari. 1784. bl. 306—312,  4a VADERLANDSCH De Staaten van Gelderland alléén, beftendig, en ia alles getrouw aan het ftadhouderlyk ontwerp van overhcerfching, lieten alle die misbruiken gerufteIyk hunnen gang gaan, en maakten eerst op 22. mai 1787. een reglement op de militaire jurisdictie in hunne provintie(a). Dan dit gefchiedde ongelukkig in een tydftip, waar in zy de allergruwzaamfte boosheden, 'en wreedheden door de militairen lieten pleegen , en die geenen , welken zulks by hunne bondgenooten gedaan hadden, vriendelyk, en met opene armen ontfingen: waar uit men over de goede oogmerken, en den ernst van dat reglement best kan oordeelen. Alle de boovengem. befluiten der overige bondgenooten, ondertuslchen, waren, niet alleen volftrekt noodzaakelyk tot wegrieerrïing van de geheele afhangelykheid der armee van den ftadh., maar ook tot langzaame herftelling van het deeilyk bederf, daar door in dezelve in- „ pa-ding in het voordel van schoonhoven, om vreemde „ foiddaten alleen in den rang van Jergeant, en wagtmeejler, maar in geenen hoogeren rang, te amplojeeren, oordeelde „ te dienen, om alle ambitie in dat gedeelte der armee uit „ te dooven, en tot .een allergrootst nadeel van den dienst „ te ftrekken." En ondettusfchen fcheen hy niet te willen begrypen, dat niets géfehïkter w.is, om dit uitwerkzel voort te brengen by zo veele landskinderen, welken hy in de bevordering tot officicrsplaatlen, commandementen, en gouvernementen voor vreemdelingen liet onderdoen; terwyl hy maar zeer zeldzaam eenen fergeant, of wagtmeefter tot vaandrig, of kornet, veel min dan tot hoogeren rang, bevorderde. En, fchoon de Staaten van Bolland, na het te rug neerpen der begeeving van de officiersplaatfen in 1786., meer dan dertig onderofficieren tot hoogeren rang bevorderden; vond hy echter na de revolutie Koad, om, in plaats der, toen afgedankte, fubalterne, en andere officieren, eene meenigte Pruisjifche, en andere Duit. fche onderdaanen, ten fpyt der inboorlingen , die zelfs aan het fyfthema van H. H. Mog., en van hem getrouw gebleeven waren, aan te «ellen. (a) Nederl. jaarb. 1787- bl. 867. en 1177.  HUISBOEK. 43 gevoerd, en te gelyk tot het weezenlvkst voordeel, geluk, en genoegen van alle braav'e, en vèrdienltelyke officieren, immers werd, door het verbod om militaire bedieningen te virkoopen, voorgekoomen, dat polten, die de belooning van eene betaamelyke eerzugt behoorden te zyn, aan oudere, en meer verdienltelyke officieren, die daarop eerlang hoopten , onttrokken , en door jonge lafbekken, of geheel, of ten deele onbedreeven in den dienst, voor eene fomme gelds verkreegen werden. Door een tegengeiteld gebruik werd eerzugt. grootmoedigheid, lust,en ieverbv braaven gedoofd, trotschncid, leverloosheid, en 'eigenbaat by Hechten aangemoedigd, en de geheele armee door den tyd met onkundige, ongefchikte, of onvergenoegde officieren vervuld (b). Door het verkenen van ia.Hu (b ) Hooren wy , wat Archenholtz, een Pruhpsch officier , in zyne verhandeling over Engeland, 3. deel, bl'. 191. en volg. weegens dit misbruik te regt aanmerkt. „ Het „ verkoopen van militaire ampten, dat voor eene onvoegzaam „ geringe fomme, zo niet eenen onweetenden , en ruu„ wen, ten minften in den krygsdienst onervaaren, mensch „ tot bevelhebber van eene meenigte foldaaten maakt is het „ zeekerfte middel, om den krygsdienst in veragting te „ brengen, en kan door niets, zelfs niet door de groot. „ fte ftaatsbehoefte, geregtVaardigd worden. Da oorfprong .van dit misbruik in Engeland fproot uit een „ bezuinigend ontwerp, om eene meenigte oude'officieren „ te verzorgen , zonder de ftigting der invalides 13 be„ zwaaien. Men veroorloofde daarom, by den aanvang, „ alleen zulke officieren, die oud, en ziekelyk waren, ea „ zig daarenboovcn door verdienflen deeze oplettendheid hadden „ waardig gemaakt, hunne poften te verkoopen. Deeze „ byzondere veroorlooving werd zo dikwyls toegeftaau, en „ zo zeer misbruikt, dat men die eindelyk, als eene al„ gemeene gewoonte, by de armee aanmerkte, en dat „men, zonder terdere emftandigheid, eeven 20 gemak„ kelyk eene compagnie , als een ftuk lynwaat, konde „ koopen. Daar 'er geene prys bepaald was, dong men 4, daar over, en kogtduur, of goedkoop, awi de omftan- „ heiij»  A» VADERLANDSCH militaire aflens werden veeltyds of braave, en tot dim dienst 7.eer gefehrkte officieren, om dat zy aan den ftadh. mishaagden, of voor andere lievelingen rnoeften plaats maaken, ontydig aan den dienst onttrokken, of Hechte, en ondeugende officieren , welker misdaaden, of fchandelyke bedryven de voortdunring van hunnen dienst niet toelieten, van eene welverdiende ftraffe ontheeven, en in beide gevallen het Land bezwaard met het betaalen van dubbele traktementen, alzo en de by de armee geplaatftéh hunne traktementen behielden , en de nieuw aangeftelde hetzelfde traktement bekwamen , of met zwaare uitkeeringen ten behoeve van andere officieren bezwaard werden; door welk laatfte een officier mfeehigmaalen genoodzaakt werd, jaaren lang, on gemeen Yoldaats, of ruiters foldy te dienen. Door Ket verleenen van titulaire attens aan dienstdoende officieren werd niet alleen derzelver beftaan merkelyk verminderd, uit hoofde van het telkens betaalen van attens voor denkbeeldige bevorderingen, l-cirl. - Als echter een officier flerft, word zyn £ poet niet verkogt, maar aan eenen volgenden officier ge|; fcqeven, wiens, hier door opengevallen , plaats_ook niet verkogt, maar naar rang van ouderdom in den dienst ver" vuld word, en zo gaat het tot bemeden toe. Door deezef " gepafte opklimming' word de militaire oergeest nog ceni- germaate leevendig gehouden, waar door het hier ook ■„ niet zeldzaam is, dat gemeene foldaaten door verdienften tot de poften van generaals opklimmen." Kan iemand wel voorwenden , dat iets diergelyks by ons in het verhopen van militaire poften plaats heeft? Gefchied dit wel byfla ooit door braave lieden, en in tegendeel niet door zafkea, die in ongunst geraakt, met fchulden beiaaden zyn, %A zjg anderszins den dienst onwaardig hebben gemaakt? Zyn 'er zelfs geene voorbeelden, dat men onverlaaten hunTHC poften heeft zien verkoopen, en daar na wederom ineen ander regiment plaatfen? En waar zyn de voorbeelden, dat braave ibldaaten hooger, dan tot onderofficiers, wj zwygen tot generaals, zyn aangefteld ? Hoord dit, ongelukkige militairen, en word wys!  HUISBOEK. 45 gen, en uit hoofde van het voeren van eenen ftaat overeenkomftig hunnen titulairen rang; maar ook hunne dienst by de armee , wanneer die eens moest verlaamelen, door eene ongehoorde vermeerd-Wmder titulaire qualiteken, of geheel, of gedeeltelyk, nutteloos gemaakt, en uit hoofde der gevolgen vaa de, zo eeven aangeroerde, militaire a&ens. de armoedige toeftand der officieren voltooid ( c ) Wie ziet niet, dat de ftadh, door alle die middelen de volftrektfte willekeurigheid over de officieren, en dus over de troupen van den Staat, konde uitoeffenen, en dat derhalven de middelen, om aan gehaate officieren J doorgaans de befte voor den dienst, denzelven ondraagelyk te maaken, aan den ftadh. op eene , tot dat oogmerk alleen zeer wel laamenhangende, wyze waren in handen gefteld? ff ?lC CiaI? ,°0k n,e,c, de n°odzaakelvkheid, om zulke fchaadelyke, zulke gevaarlyke middelen toe bederf, en onderwerping der geheele armee aan den ftadh. te ontneemen? Wie ziet eindelyk niet, dat alles, het geen hy hier omtrent had ingevoerd, loutere misbruiken, en afwykingen waren van voo! rige ftaatsbefluiten, en dat de affchaffing daar van ^ iS^ta-ten meJs anders was> a's een bevel, om die befluiten weder te doen agtervoken ? Dee ze befluiten, die dus in de daad zelfs geene nieuwigheden, maar Hechts vernietigingen waren der nieuwigheden, door den ftadh. ingevoerd, en van zyne voorzaaten overgenoomen, waren door de Staaten vnn Holland, en Friesland vastgefteld, zonderden ftadh. daar over vooraf te hooren, ofte raad", pleegen. Die van Zeeland, en Utrecht hadden de ™Seiir zy,ne gedagten daar °ver in» neemen (d), dog vonden zig zeer bedroogen in derzelver hoop, en oogmerk. Want, wel verre vaa (O Hoe veel het enkel regiment van Aldoor «He deeze mwbraiken geleeden heeft, blykt uitn^iTLS tost van den Nederrhyn. ' {d) Nederl. jaarb. 1784. bl. 1003.  46 VADERLANDSCH van die misbruiken als zodanigen te erkennen, zogC hy ze allen, of geheel, of grootendeels, te verfchoonen, en de Staaten te beweegen, om of de begeerde veranderingen aan zyne fchikkingen over te laten , of om alles te laten op den ouden voet ( e). Zo ging het ook met het voorftel der Staaten van Zeeland , die duidelyk verklaarden te beoeeren, ,, dat de officieren ftaat zouden kunnen 7, maaken, om, als zy zig gedroegen als lieden van eer, altyd naar hunnen rang, en verdienden te worden verhoogd , zonder de onaangenaamheid 3 te moeten ondergaan, van door officieren, die " met eenen hoogeren titulaircn rang uit andere " regimenten by het hunne geplaatst wierden , \\ in'^hunne billvke verwagting te rug gefteld te , worden." Ook bejegende hy op dezelfde wyze het zo gewigtig voorftel derzelfder Staaten, ,, om voortaan 'op eenen beteren voet te bepaalen de 3] gcduurige veranderingen van guarnizoenen, en den voet, die daar in gehouden werd, met de '] troupen dikwyls naar plaatfen, meest verwyderd ' van haare voorige guarnizoenen, te verzenden, welke veranderingen zeer ftrekten tot ondienst " van het Land , en nadeel van de troupen zel' ven." Gelyk de reedenen, die hy voor de voortduuring dier misbruiken aanvoerde, of nederkwamen op valfche onderftellingen , of op nietige voorwendzels, en in de daad meestal op de bewaaring van zyn onbegrensd gezag over het militaire weezen; zo bleek het daar uit teffens, dat de Staaten van'Holland, en Friesland zeer te regt zig niet bekreund hadden aan zyne aanbiedingen , om tusfchen hun, en hem over die ftukken fchikkingen te maaken , en dat de Staaten van Zeeland, en Utrecht j wilden zy die misbruiken niet in de regimenten, ter hunner betaaling ftaande, zien voortduuren, genoodzaakt waren, om het voetfpoor der andere geweften te volgen , en door formeele befluiten (e) Niicrl. jaarb. 1784.. bl. 624—627. 1007—1017.  HUISBOEK. 47 die misbruiker) te weeren, en voorgaande wetten in haare volle kragt te herftelkn. Het zoude ons te ver in dit onderwerp inwikkelen, zo wy verfhg wilden doen van alle de iedele voorwendzels, welken hy ter voortduuring der gemelde misbruiken tragtede te doen gelden. Wy zyn daarenbooven van gedagten, dat alle eerlyke, en doorzigtige officieren , van welke denkwyze zy dan ook omtrent de groote zaak des vaderlands weezen moeten, de heilzaamheid dier befluiten over het algemeen heimelyk goedkeurden, en ze allen als eenen zeegen zouden befchouwd hebben, indien ze Hechts door den ftadh. beademd waren. Maar wy houden ons ook verzeekerd, dateik', die de moeite neemt, om de brieven van den ftadh. aan de Staaten van Zeeland, en Utrecht over dit ontwerp aandagtigté kezen , ons gereedelyk zal toeftemmen , dat hy zig zeiven in het aanvoeren zyner reedenen zodanig ongelyk was, dat, het geen hy voor het aanhouden van het eene misbruik aanvoerde , dienen moest, om het andere weder om verre te ftootcn. Zullen wy wel iets voor de billykheid deezer ge" wigtige voorftellen behoeven aan te merken, en verlangen niet alle braave, en eerlyke officiers naar eene opklimming in rangen volgens den ouderdom in dienst, fnakken zy niet naar vafte guarnizoenen, en min kostbaare, en verwyderde verplaatsingen' als zy al veranderen moeten? En zyn 'er onder de kunstgreepen, tot bedwang der militairen gefchikt, wel vreefelyker, dan verlies van rang, ruine van beftaan door geduurige guarnizoensveranderingen, fomtyds tot twee-, of driemaalen toe in één enkel jaar, en ruine van gezondheid, door het ontvdig verlaten van guarnizoenen in een allerongunftigst jaarfaifoen, en door de tegenftrydige lugtsgefteldheid tusfchen twee, van eikanderen zeer verfchilknde, plaatfen? Met één woord, het zy men die zaaken befchouwd van den kant der belangen van den Staat, het zy van dien der goede inrigting der armee, het zy van dien der ftadhouderlyke ondergefchiktheid aan de wetgeevende Magt, het zy van «ïicn  4» VADERLANDSCH dien des welvaards van de officieren, het zy èitti delyk van dien der handhaaving van billyke wetten; alles loopt te faamen, om de wyze maatreegelen der Staaten ten hoogden goed te keuren, en om van verwondering verbaasd te ftaan, dat niet alle de officieren uit éénen mond den iever van hunne weldoeners erkend, en zig bevlytigd hebben , om hunne dankbaarheid desweegens te betoönen, met uitzondering misfehien van zulken, dié op bcleedigende onderfcheidingen booven hunne meedeofficièren hoopen konden. Maar zodanig was, ongelukkiglyk, de gefteldhéid der gemoederen by cte meefte officieren ^ dat zy, of als vreemdeling'en het gezag van den kapitein generaal der Neerlanden gelyk Hellende met dat hunner oorfprongelvke lahdsheeren, of als inboorlingen doordrongen "met een verkeerd gevoel hunner byzondere'verknogtheid aan den kapitein-, of admiraal generaal-j en meest allen beroofd van de noodige kundigheden in ons ftaatsbeftier, de hervormin<">n in het militaire weezen befchouwden als zo veele inbreuken op het aanzien van hunnen commrndant, en als blvken van verneedering voor hunnen ftaat. Zy vergunden zig geenen tyd, om bedaard, en onzydig naar te gaan, hoe weldaadig die nieuwe fchikkingen voor den militairen ftand in het gemeen, en voor elk hunner in het byzonder, waren. Anderszins zouden zy dezelven openi lyk toegejuicht, en met al hun vermogen, en invloed onderfteund hebben. Het lokaas der titulaire aftens was in het byzonder zo groot, zelfs by weldenkende offigieren, dat men'er, van feptember n86. tot 1787., verfcheiden gevonden heeft, die zi'g, niettegenftaande derzelver affchaffing, daar om beijverden. Wy fpreeken nu nog niet van het onbepaald uitoeffenen van het regt van patenten, van de aanmaatiging tot het verleenen, of weigeren van verlof, om militairen in arrest te zetten, . die weegens ftrafbaare misdaaden verdagt, en welker heptenis door de fiskaals, of auditeurs militair verzogt werden , van het goed - of afkeuren vaa  HUISBOEK. 4> Van crimineele vonnisfen , en andere handelingen tusfchen officieren, of andere militairen, of van andere fchnkkelyke misbruiken, die den ftadhouderlyken invloed op de armee tot die hoogte hadden doen klimmen, dat wy bezwaarlyk gelooveri kunnen, dat 'er een tweede voorbeeld van eené gelykftaande magt eens opperbevelhebbers over eene armee, in eenig ander gedeelte van Europa, zoude kunnen gegeeven worden. Wy fpreeken hier opzettelyk ook niet van het befluit der Staaten van Holland van 8. feptember 1785., waar by aan gecommitteerde Raaden het gezag, en commando over het guarnizoen van den Haag werd aanbevoolen; deels, om dat de aanleidende oorzaak van dit befluit, als beftaande in het onverantwoordelykgedrag des ftadhouders in een vreefelyk oproer, doed denkeu, dat de Staaten, zo dit geen plaats gehad had; dit befluit niet zouden genoomen hebben; deels; om dat de aard der zaak van zelfs doed zien, dat het algemeen bevel over alle de troupen van het bondgenootfchap , en zelfs van de provintie van Holland , en het byzonder bevel over de guarnizoenstroupen van eene enkele ftad? of plaats, eri vooral van den zeetel der Souverainiteit, twee zeer verfchillende zaaken zyn; deels om dat wy deezë ftoffe reeds vroeger behandeld hebben (f). By die alles voege men een gelyk,en misfehien in fommige opzigten nog grooter, gezag over de zeemagt; en men zal erkennen moeten, dat land - en zeemagt, door alle die inkruipingen, geheel aan allen invloed, en gezag van den Souverain onttrokken , van alle betrekkingen tot den burgerftaat uitgeflooten , en een volfirekt oppermagtig gebied over dezelven , te midden van eenen zogenaamden vryen Staat, geboören was. Wy kunnen de fchaadelyke gevolgen hier van niet beter uitdrukken, dan de heer Blok zulks in zyn boovengemeld voorftel in de Leidfche vroedfehap gedaan heeft, en verwyzeil voortik (f) II. n°/>l, hl. 97. tn volg. 111. DEEL. V)  50 VADERLANDSCH voorts onze Ieezers tot eene herleezing der gewigtige Hukken, daar over voor handen in de XIV. bylage van de post van den Nederrhyn, bl. 8 "<5* Dit voordel, gevoegd by de .voorafgegaane, °en opgevolgde daalen , die desweegens voor handen waren, gaf dan ook aanleiding, dat de Staaten van Holland zo wel, als die der meede andere gewesten, daar op den aandagt vedigden. Dog de generaliteitscommisue tot het defenfieweezen , kort daar op aangedeld zynde, veroorzaakte, dat men de voorflagen tot verdere hervorming van het militaire weezen aan dezelve toevertrouwde (g), die zeeCg) De overwaardige Utrechtjche vroedfehap , J. van Haeften, had in den raad aldaar, op 4. november, en 20. december 1784*, over het ftuk der patenten twee gewigtige voordellen gedaan, waar uit de gevaarlykheid van een misbruik daar omtrent blykbaar werd. Dan, toen de commisfie tot het defenfieweezen der Generaliteit aangefteld was, werd het minder noodzaakelyk gekeurd, om een rapport over dat ftuk uit te brengen. Hier tegen verzetteden zig m den raad der ftad Utrecht de heeren J. P. de Ridder, en P. C. Burman de la Bosje cour op 3. januari 1785. Zaak. van Jlaat, en oorl. 26- deel, bl. 327 329, en 332—337- Elk kan uit deeze ftukken beoordeelen, of'het al, dan wel niet, dienftig ware, de beflisfching van dit gewïgtig onderwerp uit te Hellen tot het rapport der cotnjnisfie over het algemeen defenfieweezen der Republiek, waar in wy, kortheidshalve,niet treeden willen. Hoeftout Willem III. zig, reeds een jaar na deszelfs verheffing , omtrent het regt der patenten, aan hem flechts tot wederopzegging toe vergund, gedraagen heeft, blykt uit het geen in n°. 518. van de post van den Nederrhyn desweegens uit echte (tukken beweezen word. Immers, by geleegenheid ran de klagten der Staaten van Zeeland over het willekeurig inkwartieren van militairen in derzelver fteeden , aan hem gedaan in eenen brief van 16. Januari 1673., fchreef hy hun onder anderen by zyn antwoord: „ dat aan hèm „ was gedefereerd het prerogatief, om de militie van dea „ Lande op zyn patent, of van de geenen, die hy daar „ toe gemagtigd had, te zenden binnen alzulke fteeden, », daar hy het dienftigst oordeelde, zonder dat by fchuldig j» was,  HUISBOEK. st zeekerlyk ook by de meede geweiten zouden aan. genoomen zyn, indiende, intusfchen bewerkte, revo- „ was, om daar van aan de Staaten, of derzelver G. R„ „ eenige voorgaande kennis te geeven: dat hy derhalven „ van de regeering der fteeden, of immers van H E. Mog., ,, billyk verwagt had, dat, in geval over de inkwartie„ ring, op zyne order aldaar gedaan, eenige regtvaardige ,, recdenen van klagten by te brengen waren, die regee„ ring zig desweegens aan hem geadresfeerd zoude heb. „ ben , of door H E- Mog. aan hem verzonden ge- weest zyn, op dat hy daar op in alle billykheid, en ,, regtvaardigheid had mogen disponeeren: dat, nademaal die zaak hem ten uiteiften ter h. rte ging, hy H. E. Mog. verzogt, dat zy hem, hoe eer hoe liever, wilden ,, bekend maaken, wat hunne eigcn'yke tefolutie daar om,, trent mogt weezen, om zyne maatreegelen daar naar te ,, neemen, dewyl hy niet gezind was, om in eene zaak, het ,, fmk der militie zo weezenlyk betrtffende, eenige inilragt tó „ lyden, en zig onbekwaam te laten maaken, om, door ,, het inzenden, en uittrekken van militie op zyn patent, ,, en order, 'sLands befcherming naar behooren te kun- ncn betragten: dat hy aan H E. Mog. goedvinden, en ,, aan derzelver geneegenheid te hemwaards, liet, om op te ,, zoeken pointen, met welken zy het gezag, hern onwe,, derfpreekclyk toekoomende , wilden befnoejen, in vast ,, voorneemen niettemin , om geenszins te gedoogen, dat hep ,, geen aan hem, ten dienjle van den Lande , wettig was „ opgedraagen , Ut merkelyken ondiemt , ja oogenjchyn*,, lyke ruine van denzelven Lande , uit byzondere inzig„ ten , en fpekulatien , of hernomen , of nutteloos gemaakt , ,, zoude worden; maar van gantfeher harte wenschte, dat „ H. E. Mog., in plaats van zig met zodanige, en ande„ re zaaken, niet dan ftrydigheid verwekkende, beezig te ,, houden, hunne gedagten lieten gaan over de middelen, „ de verdeediging van den Lande betreffende, en om uit ,, te vinden, en te fourneeren de gelden, die daar toe „ onvermydelyk gevorderd wierden , en waar in zy zo „ gebrekkig waren booven alle de andere provintien, dat „ hy niet wist, hoe zy zulks voor God, en de geheele „ waereld zouden kunnen goedmaaken, en wat hy zoude „ antwoorden op de klagten , die hem desaangaandej, Da „ door  ga VADERLANDSCH Tevolutie alle gewenschte herfchepping in het militaire, zo wel als in den burgerftaat, niet alleen voorgekoomen was, maar zelfs de, reeds afgefchafte, misbruiken wederom had doen herleeven. Kan men, na eene aandagtige befchouwing der geheele jnrigtmg van de armee, nog ontkennen, dat dezelve eeniglyk gefchikt is tot beveiliging van het ftadhouderlyk gezag, en geenszins tot verdeediging van den Staat tegen buitenlandfche vyanden? Immers zoude de fladhouderlyke kabaal tot haare eige zeekerheid van buiten, indien zy geene bondgenooten had, niet wel wenfchen , dat alle die verkeerdheden werden weggenoomen, die het militaire weezen te land, zo lang dezelven ftandgrypen, vollirekt nutteloos maaken? Kan men wel ontkennen , dat, zo men zig eenen toeftand van eene, volftrekt bedorven, armee fchilderen wilde, men geene trekken van elders zoude behoeven te haaien, om dat tafereel te voltooien? Wat heeft 'er by dezelve plaats, om aan den eenen kant natuurlyke vermogens, bekwaamheden, en beoeffening, en aan den anderen kant billyke eerzugt, waare deugd, en mannelyke dapperheid, by den officier, of foldaat aan te moedigen? Waar zyn de fchoolen , waar de hoogleeraars , die daar toe dienen kunnen ? Beftaat niet de geheele verdiende van ee- „ door de Staaten van de andere geweften, van tyd tot tyd gedaan wierden." Lafhartig was het antwoord der Staaten op zulk eenen brief, en volkoomen voldoende aan zyn oogmerk, dermaate , dat wy in beraad ftaan, over wier gedrag wy het meest verontwaardigd moeten zyn. Maar dit is zceker , dat men uit diergelyke ftaalen overboodig zien kan, tot welke trotschheid een man, die de militaire magt in handen heeft, zig kan laten verleiden, en hoe weinig lieden, die voor den militairen arm beeven, en altyd op eige veiligheid bedagt zyn, tegen zulk eenen geweldenaar durven inbrengen, als hy het gebit op de tanoen neemt; gelyk hy in kateren tyd in diezelfde provincie, juist door middel der patenten, endef» aam. II. Deel, tl. 9S»  HUISBOEK. 53 eenen officjer in net gekleed te zyn, de parade by te woonen, en te commandeeren ? Wy zullen hier, ten flot van de verhandeling over deeze militaire misbruiken, de nadrukkelyke taal van de aanjpraak aan het volk van Nederland (i) laten volgen. ,, Wat ,, deed de ftadh., die lieveling des volks, die her„ fteller (God betere het!) der vryheid? Wel wee,, tende,dat hy uw door zyne zendelingen, en crea„ tuuren had laten bedriegen, en de uitwerkzels „ vreezende van uwe wraak, indien het mogt ge,, beuren, dat de fchillen van uwe oogen vielen, ,, ftelde hy zyn vertrouwen op de armee, op de ,, foldaaten. En, om dat hy zig op dezelven nog „ niet genoeg verlaten konde , zo lang zy door inlanders gecommandeerd werden, vervulde hy „ onze armee, onder voorwendzel van dezelve on,, der de nieuwe exercitie, en difcip'ine te bren„ gen, met vreemdelingen, inzonderheid met Duit„ fchers. Heele zwermen van die haatelyke for,, 'tuinzoekers kwamen 'er afzakken , en 'het was „ by dien vaderlandschprezinden vorst recommandatie genoeg, dat men maar een vreemdeling was, om ,, met allerleie militaire charges begiftigd, en aan onze vaderlanders voorgetrokken te worden. Ja „ men zag 'er de monteering van den Staat draa- gen, die een brandmerk op den rug hadden, en ,, by andere volkeren openlyk geinfameerd, en ge- bannen waren. En, op dat het krygsvolk enkel „ en alleen van hem zoude afhangen, voerde hy de „ militaire jurisdictie wederom in, en dreef die met ,, geweld door. Hy wilde niet dulden, dat eenig ,, militair, als hy iets misdaan, of eenige gereg„ telyke zaaken, als procesfen, of teftamenten, of diergelyke dingen, te verrigten had, al was ,, het maar om getuigenis der waarheid te gee,, ven , door eenige andere regtbank zoude wor„ den geftraft, of voor eenige andere regtbank mo„ gen verfchynen , als enkel door , en voor den „ krygs- (0 Bl. 40. 41. 52. s«. E>3  54 VADERLANDSCH krygsraad, daar de ftadh. hoofd, en heer van is, ,, en de fententien laat maaken, en vellen, zoals hy wil, of, naar zynen zin niet uitvallende, eeven als de Turkf:he keizer in zyn ryk, naar goedvinden zelfs veranderd. — Is 'er. ö Wil' leml onder uwe voorzaaten één geweest, die tegen zo veele, en zo bittere klagten van zo veele leeden van Staat, van zo veele geregtshoven, „ de militaire jurisdictie zo ftout, zo onbefchaamd , ,, heeft durven doorzetten, als gy? Gy hebt zelfs „ Willem lil. daar in overtroffen", en durven klaa,, gen, dat die, in dit opzigt, de voorregten van het. jïadhouderfchap verkort had! Is niet uwe veragting voor de vryheid, en veiligheid van eene natie, ,, die uw, en uw huis groot gemaakt heeft, zo ver ,, gegaan, van in 1768. zelfs eenen burger, en or„ dentelyken koopman, dooi;den krygsraad van Zutphen te doen ftraffen? Dat hy onfchuldig is mis„ handeld,is het geringfte van uwe misdaad: maar, „ dat gy in uwen brief van 3. mai 1768. aan de „ Staaten van Gelderland, wier dienaar gy behoorde te zyn, na dat zy uw verfcheide geregtelyke bewyzen, tot deeze zaak betrekkelyk, badden overgezonden , durfde fchry ven, dat gy de rap„ porten, door uwe officieren in hunne qualiieit aan uw gedaan, voor een voldoend bewys hield, en de, in „ de provoost gevangen zittende , burger zonder uwe. 5* Jpegiaale order zeekerlyk niet zoude hebben kunnen 3i'ontJlagen worden; eeven als of de Staaten geene „ orders meer zouden mogen geeven aan de trou„ pen, in hunne provintie guarnizoen houdende; „ en dat gy, alleen op zulke rapporten, eene mi„ litaire fententie over eenen burger hebt laten ter „ uitvoer brengen; hier door hebt gy de heiligfte „ regten van onze natie vertreeden, en getoond, ,, dat niemand onzer tegen uwen gewaapenden arm ,y eenige fchuilplaats meer is overgebleeven 1 Hoe „ veele voorbeelden hebben wy niet moeten zien „ van burgers, die, door militaire officieren mis„ handeld zynde, geene de minfte latisfactie by uw is hebben kunnen krygen4 fchoon de magiftraater. „ hun-  HUISBOEK. 55 „ hunner fteeden 'er uw, op de ernftigfte manier, „ om verzogten, en uw het gevaar aantoonden, dat ,, de vryheid, en veiligheid der ingezeetenen liep, „ wanneer diergelyke feitelyke onderneemingen der militairen tegen burgers niet wierden geweerd? — ,, Hoe hebt gy met de armee geleefd? Hebt gy „ het lot van 36,000. rnenfchen, die om een ge3, ring loon hunne vryheid, en leeven overgeeven, toen deOverysfelfche Capellcn in 1773. het uw voor,, floeg, en Amjleldani 'er uw vervolgens meer dan ,, 7. tonnen gouds toe aanwees , door de minfte ,, vermeerdering van foldy wel eens willen verzag- ten? Zyt gy door uwe onverzettelyke hardnek,, kigheid, om een grooter getal troupen te willen ,, hebben, de oorzaak niet, dat de armee, (wier j, foldy nu maar voor eenen tyd verhoogd is,) vera, ftooken is van het aanhoudend genot eener zo ,, aanmerkelyke fomme ? H-bt gy de armee, door „ het wegzenden der oude officieren, die de trak- tementen, en compagnien" veelal hebben, en ,, door derzelver plaatfen met jonge lieden zonder traktementen te vervullen, niet ten onbruik voor den dienst van het Land gemaakt ? Aan wien ,, hebben onze troupen alle de plaageryen , de „ kwellingen, dat onophoudelvk exergeeren, dat ,, geduurig veranderen van guarnizoen, dat maneu- vreeren, dat foldaatje fpeelen, te danken, dan aan uw alleen? Wat bedoeld gy daar meede? De 3) krygsmagt van den Staat te difciplineeren ? O „ neen! de krygsmagt van den Staat te doen ver„ geeten, dat zy rnenfchen, dat zy burgers zyn, ,, haar van het overige der natie geheel af te fchei9, den, haar alle gevoel teontneemen, en tot blin„ de werktuigen van uwen wil te maaken. Met „ wat goed oogmerk kan men de militaire difcipli,, ne zo ver dryven, van de krygslieden, officie„ ren, en gemeenen, zelfs in hunne partikuliere „■ zaaken, aan hunne hoofden te onderwerpen, zo „ dat elk in de armee, die flechts eenen graad hoo„ ger is, dan een ander, deeze zyne meerderheid , „ door uw onderfteund, kan, en mag doen geldea D 4 » »  56" VADERLANDSCH „ in zaaken, die den kn gsdienst in het geheel „ liet iaaken? Ziet men niet zelfs vrouwen naar ,, de hoctdwagt brengen ? Wat bedoeld gy daar ,, meede ? Ik zal het uw zeggen. Hoe meer de ar,, mee flaaf is, hoe vryer, hoe onafhangelykcr gv zyt, hoe meer gy 'er uw op kunt verlaten, wan,, neer gy het eens noodig hebt haar zaaken te be,, veelen, die zy uw gewis zoude weigeren, zo zy „ nog vrye rnenfchen, en burgers waren. De tyd „ naderd mogelyk , dat gy 'er de proef van zuip „' neemen." (Deeze gisftng is in 1786., en 1787. n aar at te zeer bewaarheid.) „ Onze troupen wr.cn (leeds dapper, toen zy uit inlanders be,, Ronden, en gelukkig, en vergenoegd waren. De ,v v\hfMd is met de geOrenge krygstugt zeer be- ftaapbaar : maar vrye krygslieien van een vry Land, als oslen, met (fokken voor zig heen te ,, dryvtn, tot zelfs in hurne huishoudelyke zaa- ken, en gemeene laamenleeving aan uw te onder3, werpen, is het toppunt van dwingelandy. Hoe ,', willekeurig handeld gy met de avancementen in de armee ! Hoe meenig braaf man is, en word ,, 'er dagelyks door uw verongelykt, om plaats „' voor uwe'gunftelingen, en vreemdelingen te maa- ken! Schreeuwd het niet tot den heemel, eenen ,, vreemden baron , weegens viouwenroof gekas„ feerd , en uit de keizerlyke landen gebannen, tot ,, kolonel by onze_kavallerie te plaatfen met uitzigt eener compagnie , en op de vertoogen van de. voornaamfte regenten, daar tegen gedaan, in den „ heerschzugtiiiften trant te antwoorden, dat zulks 3, nu zo blyven moest, en gy 'er geene verandering in 3, dagt te maaken ? Hebt gy niet in het regiment „ van Banden twee vreemdelingen, eenen Pool, en ,3 eenen baftaart van den markgraaf, als kapiteins 3," geplaatst, ook met toezegging der eerlfe com,V pagnie , tot verdriet van waardige officjeren , „ waar van 'er reeds één daarom zyne demisfie ge,, noomen heeft"? Laten wy derhalven befluiten , dat de gemaakte fchikkingen omtrent het militaire, en die, welken verder bedoeld werden, zig allor-  HUISBOEK. 5? lerweege aanpreezen door haare billykheid, en nood- zaakelykh^id; dat ze zelfs niet konden befchouwd woruen in het licht van nieuwe wetten; en dat niet de Staaten , die de laud • en zeemagt tot haare voorige gefield - en ondergefchiktheid heoben zoeken te rug te brengen , maar wel in tegendeel de ftadh., door meenigvuldige afwykingen van de aanweezende wetten, en door ontelbaare inkruipzelen, den aard , en het oogmerk der regeering van deezen Staat hebben zoeken om te keeren. Wil men voor het overige zien, welke de regte waardy van eene armee in een Gemeenebcst is , en hoe omzigtig men daar omtrent te handelen heeft, Fredenk II., fchoon zelfs koning, zal het ons leeren , enteffens tooncn,hoc onregtmaatig, en tegen beterweten aan , hy onder anderen het militair gezag des ftadhouders by zyne memorien zogt te handhaaven. ,, In eene „ Republiek," (zegd hy,) ,, moet het krygswee« „ zen uit zynen aard in geringe agting zyn. Men ,, heeft alles te vreezen van generaals, die het lee- ger aan zig weeten te verbinden: het is door „ hen, dat 'er omwentelingen kunnen koomen. In „ Gemeenebeften bediend de heerschzugt zig van ,, geheime liften , om haare oogmerken te berei„ ken; de omkoopingen bederven dezelven onge- voelig, en het waar punt van eer raakt verloo,, ren, dewyl men fortuin kan maaken door wee„ gen, die in den vraager geene verdienden ver„ eifchen" (£). 2 . Wy gaan over tot de hervormingen in de magiftraatsbeftellingen in cle geweften , die niet door cle Franfche waapenen in 1672. overheerd waren , Holland , Zeeland , Friesland, en Groningen. De hartogen, graaven, of heeren dan der Nederlandfche geweften hadden zig verkreegen, ofaangemaatigd eenen vry onbepaalden invloed over de aan,ftelling der regenten in de fteeden, terwyl zy hoofdzaakelyk met de ridders het Land regeerden. Dog (1-) Nagelaten wsrk. I. deel, bl. 204. P 5  58 VADERLANDSCH zy hadden, naar maate de fteeden hen, in buitenlandfche oorlogen,of inlandfchen tweefpalt, onderftcund hadden, dezelven met zeekefe oclroojen, of privilegiën omtrent derzelver fteedelyke regeeringsbeftelling voorzien, waar door zy een gedeelte van hunnen invloed op die beftelling aan de burgeryen, öf regenten van die fteeden afftonden. In dien zin, volgens welken onderfteld werd, dat die Iandsheeren de volftrekte magt over die beftellingen hadden, en een gedeelte daar van aan de burgeryen afftonden, kunnen die vergunningen den naam van oElroojen, en privilegiën draagen: en, naar maate de gedaane dienften vanmterder, of minder aanbelang waren, of, als zodanige, door die landsheeren befchouwd werden , of naar maate de geneegenheid der voornaamfte regenten, of burgers zig tot verfchiilende voorregten uitftrekte; nair die maate was ook' het onderfcheid tusfchen die vergunningen meer aanmerkelyk. Met dat al hadden zy zelfs rog overal eenigen invloed op de aanftclling der regenten behouden , waar door zy blyken van onderfcheiding aan den eenen booven den anderen geeven, cn zig altyd eenen aanhang onder de regenten verzorgen konden. Dog in verre weg de meefte fteeden kreegen de regenten ten minften zo veel, dat zy van hunne burgeryen onafhangelyk werden, in zeer weinigen bleef 'er nog eene fchaduwe over van dien burgerinvloed op de keuze der regenten, die, weleer, onder vroegere landsheer-en , had plaats gevonden. De uitocffening van dit gedeelte des Jandslïeerlyken invloeds met alles, wat verder tot derzelver gezag behoorde , was, om de geduurige afweezigheid der landsheeren, aan ftadhouders toevertrouwd , welken van daar dien naam | zo veel beteekenende als plaatsbekleeders, •ntlcend hadden. Toen nu, door het afzweeren van den laatften landsheer, Philips II., den Staat het wederkeeren tot zyne heerfchappy gevaarlyk gemaakt, en het behouden van het geen men zig verkreegen had, door de gelukkige krygsbedryven van den Spaanjchen opperbevelhebber, hartog van Paf  HUISBOEK. s9 farma , meer en meer zorgelyk geworden was; dagcen de Staaten niet, en konden misfehien, weegens den neeteligen toeftand van zaaken, en hunne geringe kundigheden in de regten van een onafhangelyk volk, niet denken, over het invoeren van eene nieuwe corjftitutie overeenkomftig den wil van het meerder deel der natie. De toenmaalige prins van Oranje, Willem I., (wiens gedrag, en inzigten het hier de plaats niet is om te beoordeelen,) te vooren ftadhouder des konings over eenige der Nederlandfche geweften, had, van het begin der openlyk uitgeharde oneenigheden tot de afzweering toe, het landsheerlyk gezag op naam des konings bekleed, terwyl de Staaten zeiven vóór de afzweering alles op naam des konings, fchoon^tegen zynen wil, verrigt hadden. Dus was ook Willem I., als ftadhouder, in het bezit gebleeven van de uitoeffening der landsheerlyke magt over den voorbehouden invloed op de magiftraatsbeftelling. Moeielyk viel- het derhalven aan de Staaten, die zig, na de afzweering, als Souverainen des Lands gedroegen, om aan deezen, eertyds koninglyken, ftadhouder, aan wien zy zelfs de waarneeming van de hooge Overheid opdroegen , dien invloed te beneemen, zonder dat hy 'er zelfs van afftond. En, hoe weinig hy daar toe gezind, hoe weinig hy gefteld was op het handhaaven, of uitbreiden van den burgerinvloed op zaaken van regeering; bleek ras, daar hy, nog in datzelfde jaar der afzweering, alle raadpleegingen der regeering met de gilden, en fchntteryen over fommige regeeringszaaken deedaffchaffen, en, drie jaareh daarna, zig in den graafelyken zeetel tragtte te veftigen, waar op hy, ongetwyffeld voor, of ten minfteu terftond na de afzweering, het oog reeds geworpen had. De Souverain, die toen altyd tegenwoordig was, had dus geene ftadhouders meer noodig, om zyne plaats te bekleeden; al het politiek gezag der voorige ftadhouders verviel aan den Souverain; ea de Staat had van alle de eerainpten, aan Willem I. op den ouden voet gegeeven, niets meer moeten over-  #1 VADERLANDSCH overlaten, dan dat van opperbevelhebber der landmagt, of op het hoogst ook der zeernagt. Maar de invloed van Willem I., en die van zynen opvolger wist zig, met den naam, ook de magt der voorige ftadhouders des konings te blyven aanmaatigen, en dat voorbeeld is by de volgende ftadhouders meefterlyk naargevolgd , zo zelfs , dat geenen derzelver, uitgezonderd Maurits, ooit eenen behoorlyken lastbrief, of inftruktie, om zig daar naar in derzelver onderfcheiden poften te reegelen , bekoomen hebben. Was het ondertusfchen al mogelyk geweest, of in bedenking gekoornen, om dat ampt van ftadhouder, in de eerfte tyden na de afzweering, te vernietigen; de woede van een raazend gemeen, die het ftadhouderfchap aan de vier laatfte bekleeders van dat ampt bezorgd, of beveftigd heeft, maakte het weeren, of behoorlyk bepaalen van hetzelve aan de Staaten in volgende tyden volftrekt ondoenlyk , en dat gedrogtelyfc ampt, waar van zig geen vreemdeling in de gefchiedenisfen van ons Land eenig gevoeglyk denkbeeld maaken kan, bleef niet flechts al dien invloed uitoeffenen, dien de voorige ftadhouders uit naam van den toenmaaligen Souverain gehad hadden, maar wiesch by elke herftelling van hetzelve nog aan in vermogen. Het eeuwig edict, of de altydduurende uitfluiting van het huis van Nasfait B't de waardigheden van het ftadhouderfchap van Holland, in 1653. vastgefteld door den vaderlandfchen iever, en de ftaatkunde des grooten J. de Witt's, werd in 1672. door het gemeen aan de Staaten ontrukt, en door den marteldood der beide gebroeders, op aanhitfing van Willem III., gewrooken. Dan misfehien is 'er nooit bondiger, rondborftiger, of vryheidlievender ftuk in Hollands vergadeïïng vastgefteld, dan de deduktie van de Staaten over die acte van uitfluiting (l). En het was Juist feedert het tydftip der aanftelling van Willem UI' s (i) Refol. van conjïd. ten tyde van de Wilt, W.32—102*  HUISBOEK. 61 III., dat het ftadhouderfchap eene hoogte beklommen heeft, die hetzelve in de daad booven de Souverainiteit heeft verheeven. Ziet daar den eenvouwdigen oorfprong, hoe wederregtelyk ook, van het gezag der tegenwoordige ftadhouders ovei1 de fteedelyke magiftraatsbeftellmg. In Holland hadden eevenwel de Staaten, na den dood van Willem II., de hoogstfehaadelyke gevolgen van deezen invloed, vooral door de jongfte daaden van dien geweldenaar, zo wel ingezien, dat zy in 1650. beflooten, „ dat alle fteeden, en plaatfen, het voorregt heb,, bende, om haare eige wethouderfchap te beitel„ len, zig van dat voorregt voortaan zouden mo„ gen bedienen, en hetzelve onverbreekelyk behou„ den : dat de ftemmende fteeden in het bvzon„ der, zulk een voorregt niet hebbende, 'haare wethouderfchap zouden mogen beftellen op zulk „ eene wyze, als zy, ten meeften dienfte van de „ fteeden, zouden bevinden te behooren, zullen„ de het haar vryftaan , om daar toe byzonder o&rooi te verzoeken aan de Staaten: dat, zo ee„ nige fteeden niet geraaden vonden, om zig naar ,, dit befluit te voegen, de verkiezing der wethou„ ders in dezelven zoude moeten gefchieden op „ haaren voorflag, of benoeming, door de Staaten, of in derzelver afzyn door G. R.: dat de ftee„ den , en plaatfen , geene zitting , of ftem in „ Staat, en geen voorregt hebbende, om haare eige wethouderfchap te beftellen, zig aan deStaa,, ten, of by afzyn aan G. R. zouden"vervoegen, „ die op haare benoeming de verkiezing zouden „ doen" (m). Men mag veilig denken, dat die befluit zo wel ingerigt was, om de magiftraatsbeftellmg te beveiligen tegen de misbruiken van volgende ftadhouders, tot welker aanftelling de woelingen van veelen, niettegenftaande het gevoel van het hard juk, en de willekeurigheid dier eerfte ftaatsdienaars, toen al helden, als om dezelve meer over» (»«) J, Waagsn, vadsrL hift. 12. deel, bl. 134. en volg.  VADERLANDSCH overeenkomftig met de vryheid van fpreeken det toenmaalige regenten te reegelen. En van daar word het gevolg zo wettig afgeleid, dat, eeven gelyk de ftadhouders, vóór de afzweering tot aan den dood van Willem ƒƒ., zig, in het uitoefFenen van hun gezag op de magiftraatsbeftelling, gefchikt hebben naar de toenmaalige octroojen, en privilegiënzy eeven zo zeer verpligt geweest waren ,* om zig, by de wederinvoering van het ftadhouderfchap, insgelyks te gedraagen naar die veranderde octroojen, en privilegiën, welken ten tyde hunner aanftelling plaats hadden, en door hun beëedigd waren. Indien de vrees, of laage vleiery der toenmaalige regenten hun ftilzwygend deed afzien van de uitoeffening der vernieuwde oftroojen, en privilegiën; indien zy de lafheid hadden, ,, om het regt over dezelven liberaalyk op te draagen ,, aan eenen volgenden ftadhouder, ten einde te herdeden de injurie, en het interest, zyne ex,, pellende met het verkrygen dier privilegiën aan„ gedaan, en zyne goede geneegenheid tot hunne ,, deeden te bewaaren" (n); dit was echter geen bewys, dat de laatden, die na rype overweeging verleend waren , minder wettig waren, dan die, welken de Staaten uit de eenhoofdige in hunne Gemeenebestregecring aangenoomen hadden. En hier uit volgd al ohtegenzeggelyk, ("wat ook Willem V. in de laatde jaaren daar tegen heeft aangevoerd uit den aard der laatde octroojen, als kwanswys alleen gefchikt voor eene regeering zonder dadh., en uit eene ftilzwygende toeftemming hier van door de Staaten zelfs,) dat de fteedelyke regeeringen, ja zelfs de Staaten, geen regt hadden, om de regten, aan de bur- (n) Zo drukte zig de regeering van Alkmaar uit, by 7.eeker befluit van 30. november 1620., en dus na de rtaatÉrevolütie van dien tyd, omtrent een privilegie, aan de ffad in 1610. onder het ftadhouderfchap van Maurits gegeeven. J. A. de Chalm. verf. van Jlukk. 40. deel, tl. ï'3-  HUISBOEK. ' re quahteiten zyner voorouderen te begunftï- ,, „ gen. "' Edog Pieter de Mey, luitenant „ van eene compagnie burgers, niet te vreedYa „ zyn* 26--?8 ver^ wn d* muit- hinn- de fi^- Roti. bh ni. deel, e s  66 VADERLANDSCH „ zynde met een algemeen gefprek, zeide, „ dat ,,'dit voorgeftelde niet voldoende was, maar dac „ ,, de leeden der vroedfehap, iéder in hun pri„ ,, vé, voor alle de omftanders, in de vierfchaar 3, ,, van het raadhuis, beiooven moejlen, (dit woord „ in fpecie gebruikende^ dat zy zig, in het bevorderen van. Z. H., aan het bewust eeuwig „ edict niet binden zouden; en dat derhalven zecker boekje in folio, met groene banden in hoorn ,, „ parkament overtrokken, en verguld op fneé zyn„ de, daar in aïle de regenten den eed op het „ „ eeuwig edicT, by hun afgelegd, onderteekend hadden, voortgebragt moest worden, om dat ,, in hunne tegenwoordigheid te zien aan ftukken l, 3, fcheuren."" En, fchoon de importantie van si dat verzoek een ryp overleg vereischte, lieten -v zy echter niet na,' (zonder aan de regeering tyd van eene ordentlyke, en afzonderlyke raadpleeging te geeven.) zeer aan te houden, ten einde de 'vroedfehap in hun gedaan verzoek geliefde roe te ftemmen. De regeering dan, ziende, dat y> zy zelfs door de hoofden van de burgery, onti riér een iedcl voorwendzel, gedwongen wierd, " om toe te ftaan het geen zy begeerden, en onÜ> der begöhftigtrig van het' opgemaakt kanailje Si eischten; beiloot cindëlyk, haar verzoek toe te '£> ftaan, mitsgaders te beiooven, dat zy de bevor33 dering van den prins van Oranje ter vergadering 33 van Hollend , door alle bedenkelyke weegen, 33 zoude helpen begunftigen : waar op het byeen33 gerotte voik fchcidde, en een ieder zyns wegs 33 ging (ƒ>). Op 29. juni kwamen de gecom- 33 mittcerden van den krygsraad rapporteeren, dat -v het oproer onder de gemeente niet te ftillen was, 33 dan door het bveenroepen van de vroedfehap, 33 en een filiaal befluit, ftrekkende, voor zo veel 33 de ftad aanging, tot herroeping van het eeuwig. u-> edict, met "by voeging, dat het volk ronduit ge- jj zegeï (]>) Bl. 32—-35-  HUISBOEK. 6f }> zegd had, in geval de regenten daar toe niet bc~ jj fluiten wilden , dat zy dezelven , nog aten avonds, 33 den hals zouden breeken. Burgermeeder.-nj 33 bemerkende , dac zy door geene middelen % 33 dad m rusc, en ftilte konden brengen , zei33 den eindelyk tegen de gecommitteerden van den 33 krygsraad, dat zy goedgevonden hadden, den 33 heer Samuei Beyer (?) te verzoeken, ten einde 33 hy, neffens eenige gecommitteerden uit de bur33 gery, nog dien avond, een keer naar Dordrecht 33 zoude gelieven te doen, om aldaar by iemand 33 uit dé regeering naauwkeurig te onderdaan, of „ ook dezelve, op het verzoek haarer burgery, 33 nopens de herroeping van het eeuwig edict (ge33 lyk by alle muitemaakers de geheele dad door 33 verfpreid wierd,) gedifponeerd had; en, in ge33 va! van ja, hoe, en in wat manier haare dis. 33 politie lag: dog, byaldien voorfz. Beyer, of ie33 mand anders, eenig beter expediënt konde aan33 wyzen, om het volk tot rust te brengen, dac 33 zy hetzelve gaarne a vervolgen, en naarkoomen 33 wilden. Waar op de voorlz. Beyer ant- 33 woo-.dde, dat by zig den dienst van de dad, en 33 regeerina; niet wilde onttrekken, maar dat het 33 onmogelyk was , dat zy dien avond voor het 33 poordluiten binnen Dordrecht konden geraaken 33 en dat hy, belangende de tegenwoordige com33 motie onder het volk, niet twvffelde, of hy 3> zoude dezelve, uit kragt der gëdaane prefenca33 tie van burgermeefteren aan die van den krvgs33 raad, en burgery, bedaande in het byeen'roe33 pen van de Vroedfehap desanderendags 's morJJ gens goeds tyds, ten eenenmaal ter neder ftej. 33 len. Maar de gedeputeerden van den krygsraad 33 waren van een geheel ander gevoelen, zeggen33 de, dat het doen ophouden van de tumulten, by form 33 van inductie, en perfuafie , althans zo onmogelyk 33 wasj (?) Deeze, een der hoofden van het oproer zynde'y ^erd kor; daarna tot vroedfehap aangefteid. Ë »  68 VADERLANDSCH 33 was, als met de hand aan den heemel te reiken. Ten 33 ware, (zeide B. Bosch, lieutenant van de comp. 33 van kapitein Heydanus,) de heer leonard van 23 naarsskn de moeite wilde neemen van in perjoon de 3> gemeente tot rust, en Jiiite aan te maanen. Wel3, ken daar toe, neffens Beyer, verzogt zynde, na33 men zy aan , het volk door alle bedenkelyke •>.> weegen te ondergaan , ten einde het met die 33 prefentatie, als ten uiterften billyk, genoegen 33 neemen wilde. Wederkoomende , rapporteer33 den zy, dat zy de reedelykheid, welke 'er in 33 het verzoek van uititel was, op het kragtigfte 33 betoogd, en gezegd hadden, dat het zeer laat in 33 den avond, en eene ongehoorde zaak was, dat de lee3> den van de vroedjchap des nagts zouden byeenkoo33 men; dat 'er thans veele leeden ajweezig waren, dit 33 desanderendags de raadpleeging van de vroedjchap 33 met hunne tegenwoordigheid zouden kunnen byftaan, 33 dat het in de magt van regenten van eene byzondere 13 Jlad niet was het eeuwig ediSt te herroepen, en aan 33 Z. H. het ftadhouderfchap deezer provintie op te draa33 gen , dat zulks, in de vergadering van H. E. G. 33 Mog. by alle leeden, moest gedaan worden, oj dat het 3, anders 'van geene kragt, of nadruk weezen zoude; 33 en laatftelyk, dat zy alles gedaan hadden, het 3, geen de regeering, in zulke geleegenheid, eer5j Ivke regenten zoude kunnen vergen: dat zy ech33 ter tot hun groot leetweezen zeggen moeiten, 3> dat de raazerny, en de verwoedheid van het gemeen 33 zo groot was, dat het der reeden geene plaats gee33 ven wilde, maar dat hetzelve eenpaarig uitgeroepen 33 had, dat van dien avond het eeuwig edict te niet ge-3 daan, en de prins van oranje tot ftadhouder van 3> deeze ftad (door onkunde, en onervaarenheid die 33 woorden gebruikende,) gemaakt moest worden, of 33 dat het de perjoonen, en huizen van de regenten niet 33 ongemoeid laten zoude. Zo dat burgermeefte- 33 ren daar.door genoodzaakt werden, om nog dien. 33 zelfden avond de vroedfehap tegen de klokke neegen 3,3 urnen byeen te roepen. De -burgermeefter Fes3)Jer, ziende, dat hy, in de vroedfehap koomen- des  HUISBOEK. <$o ,, de, eene daad zoude moeten doen, die hy in ,, zyn gemoed niet konde vereenigen met zyn ge„ weeten, en eed, befloot, om zig aanftonds naar ,, 'sliage te begeeven, met oogmerk, om desan„ derendags ter vergadering van H. E. G. Mog. ,, bekend te maaken de ongehoorde procedmiren, „ die de ingezeetenen der ftad tegen de regeering ondernoomen hadden, meenende, daar door het „ verbreeken van zynen gedaanen eed te ontgaan, en overzulks den fecretaris Vroefen verzoeken„ de, dat hy hem buiten de Koolwegfche poort, en een fluks wegs langs de fingel, wilde vergezelfchappen. De voorn. Vroefen zcide, dat hy hem „ gaarne zoude willen verzeilen, maar oordeelde, „ dat hy beter zoude doen, in gevat hy in de vergadering der vroedfehap meede verfcheen, en het ,, verzoek van de burgery, (dat in de daad belag„ chelyk , en van geen kragt , nog ook zodanig „ was, dat het de regenten, als met geweld daar toe gedwongen zynde, meineedig konde maa„ ken,) _insgelyks hielp toeftaan. De voorfz. Pes,, fer zeide, dat hy het verzoek zo zeer niet apprehendeerde, als wel, dat het kanailje hem met „ den burgermeefter vroesen, onder bcgunfiiging van „ den nagt, en het duifter, zoude masfakreeren, dat „ dit zyne grootjle, en voornaarnfte vrees was, en hy ,, daarom zynen confrater geraaden had, om in de vroed„ fchap niet te verfchynen; zeggende wyders, dat „ het volk hem niet anders, als aan zyn huis, „ en goederen befchaadigen konde, het geen hy liever, als zyn leeven, wilde opofferen. Waar„ op de voorfz. Pesfer met den fecretaris Vroefen „ de Koolwegfche poort uitging, en door de bur„ gerwagt zonder verhindering pasfeerde. In hec ,, midden van de Snyderslaan gekoomen zynde, nam ,j de voorn. Vroefen van den heer Pesfer affcheid, „ en ontmoetede , in het te rug koomen , voor aan op de fingel veel volks, roepende, dat pes„ ser, die verraader, met nog eenen by hem weggeloo„ pen was, maar dat zy de fclielmen nog wel vinden, E 3 „, en  fo VADERLANDSCH .,- en agterhaalen zouden" (r). Vervolgens gemeld hebbende, dat ook de heer Pet Ier ontdekt, en agterhaald werd, voegd hy 'er by, „ dat een zee- ker moolenaar van zeekere kótenmoolen met ee„ ben fabel in de hand op dier heer kwam aanloo- pen, en zig geliet, als of hy denzelven daar „ meede wilde ter neder houwen, en dat dit naar ,, alle waarichyi lyki-eid gefchied zonde zyn, ten «, ware hem een^e tuinders tegengehouden had,', den. Als hy binnen de poort, en op de magere „ varkenmarkt kwam," (zo vervolgd het verhaal,) 35 zag hy eene groote meenigte rnenfchen byeen 5, ftaan, en, van iemand uit den hoop gevraagd, of hy ook een prins gezinde was, antwoordde hy, ik >■> ben een goed prinsman , waar op de vraager reai pïic,eerde, dat hy het voor het volk hardop zeggen 33 moest, her welk by tot fpot van alle de nmftan3s der3 verpiigt was te doen, gaande ai zo voort 3, naar het ftadhuis, terwyl onder weg tegen hem m veele fcheldwoorden uitgefprooken wierden. i» Sommigen, daar meede niet te vreeden, riepen, 33 reem uwen hoed af, en roep, vivz oranje, en dan 35 wcêr, ïufligi nog eens, en diergelyke infolenï.j tien meer. Eenige fcbopten hem oridertusfchen van agter tegen net lyf, anderen rukten het 3, 'irt van zyne^kleederen, een derde tragtede hem 33 met een mes, houwer, of deegen te doorftee5» ken, bet welk gcfchaapen ftond te gebeuren, in 3, o-eval zulks door het beleid van zeeker' eerlyk' si man, die geduurig aan de zyde van burgermee33 fter Pesfer ging, niet belet was geweest. Dien 39 heer eindelyk met horten, en ftooten voor het i> ftadhuis gekoomen zynde, werd hy van kapitein V Klerefteyn, die aldaar de wagt had, in het corps 3, de guarde gebragt. Middelerwyl waren de lee3, den van de vroedfehap byeengekoomen, om op het Verzoek der burgery te disponeeren , be' •' ' aJ ftaan» (r) Bl. 67——74».  HUISBOEK. 71 y, ftaande in het vernietigen van het eeuwig edict; jj en lieten, alvoorcns tot de befoignes te treeden , s, den burgermeefter Pesfer verzoeken, ten einde jj hy de vroedfehap geliefde by te woonen. Dee» 3, ze toonde zig daar toe gereed, maar Klerefteyn j, zeide aan den kamerbewaarder, dat hem het volk. u den perjoon van den heer pesser hooglyk aanbevoo' si len had, en, in geval hy hem wilde loslaten, de j, gemeente terftond zyn huis zoude gaan plunderen ; j, dat diesrhalven de vioedft.hap, en burgermeefter pesjj ser hem niet geliefden kwaalyk te neemen, dat hy j, de begeerte der burgery agtervolgen moeit. Na dac oj de kamerbewaarder het antwoord van Klerefteyn jj aan de vroedfehap bekend gemaakt had, heeft jj dezelve , confcselyk , en zonder eens sessïe jj te neemen, (alzo haar, door het geduurig uitj, en inloopen der kapiteinen, en luitenanten, de j, tyd, en vryheid van eene ordentlyke deliberaj, tie benoomen wierd,) ter nedprgefteld het ftraks j, volgend deklaratoir. Daar op alvoorens de conjj fideratien, en het advies van kapiteinen, en luij, tenanten gehoord zynde, of de intentie der ge- meente daar meede zoude voldaan zyn, antwoorjj deden zy, dat zy die extenfie voor aangenaam hiel» den, en dat de burgery daar meede genoegen zoude j, neemen, in geval hetzelve, na voorgaande klokkc3, flag, ter puie van het raadhuis af geleexen, en by jj de leeden der vroedjchap onderteekend wierd. Hec jj geen vervolgens alle de leeden deeden, en waarna jj de fecretaris Vroejtn gelast werd, het volgend dejj klaratoir den burgermeefter Pesjer ter plaatfe, jj daar hy gedetineerd wierd, te vertoonen, met j, verzoek, dat de voorfz. Pesfer het gerefolveerde jj van de vroedfehap door zyne gewoone handtee^j kening geliefde goed te keuren, luidende het gej, refolveerde, als volgd. ,, ,, Burgermeefteren, en vroedfehappen der ,, ftad Rotterdam hebben verklaard, en, zulks „ ,, voor zo ver de voorfz. ftad aangaat, verklaa„ ,, ren by deezen, te mortificeeren, en te niet s, ,3 te doen het eeuwig edict, beloovende Z. H.„ E 4 s> „ dea  VADERLANDSCH „ „ den prins' van Oranje, te zullen helpen bes „ „ vorderen tot ftadhouder deezer provintie, ge„ lyk zy denzelven ten aanzien van deeze ftad „ bevorderen, oncflaande wyders burgermeefte„ „ ren , en yroedfchappen , voor zo veel hun j, aangaat» Z. H., den prins van Oranje, van ,, ,, den eed, denwelken Z. ff. ten opzigt van „ ,, het ftadhouderfchap deezer provintie gedaan ,, ,, heeft. ^ A&um 29. juni 1672."" ,, Zo ras dit ter puie van het raadhuis door „ den fecretaris Vroefen afgekondigd was, gingen ,, dé regenten zonder verhindering raar huis, n „ het volk zyns wegs, den burgermeefter Pesfer „ alleen uitgezonderd, die door order van Kkre3, fteyri, niettegenftaande hy, zo ras het volk ver* ,,, trokken was, verzogt naar huis te mog°n gaan, den geheelen nagt over in de corps de gu ti lö „ bewaard wierd met zodanige zorgvul.ügV id , dat a> Klerefteyn, des nagts door de ftad wltlënde gaan ronden, aan J. den Dubbelde op zyn'yf, en leeven aanbeval, dat hy den voorfz. Pesfer wel fchera> pelyk bewaaren, en gaadeflaan zoude, ZO dit de 33 deur van de corps de guarde, den gehëéï'en nagt over, door, eenige burgers met brandende lonten op hunne musketten bezet wierd, en nie. mand Pesfer fpreeken konde, als met permisfie van het volk. Waarop hy eindelyk te raade werd,om aan burgermeefteren te doen verzoeken, ten einde zy de leeden van de wet desanderen„ dags morgens' geliefden byeen te roepen , om „ hem te doen ontflaan. De wet toen byeengekoomen zynde, liét aan burgermeefter Pesjer zega-a gen, ,, dat de heeren van de wet vergaderd ,, „ waren, en verzogcen, dat hy,.als lid der vér„ „ gadering, geliefde te verfchyhen, en hunne ,, raadpleegingen met zynen raad,- en per (bon ,, ,, by te woonen."" Waarop Klerefteyn zeide, dat, nademaal de wet verftaan had, dat pesser by ,, haar koomen zoude , en de ftad nu wederom in rust, w en JlUfa gebragt was, hy wel lyden mogt, dat de heer  HUISBOEK. 73 „ pesser zyn welgevallen deed (s). Om Z. H. ,, van het geen dags te vooren gebeurd was ken,, nis te geeven, en met een met het ftadhouder„ fchap deezer ftad geluk te wenfchen, werden ,, gecommitteerd uit de regeering de burgermee3, fters van der Meyden, en Vroefen , mitsgaders ,, Hoogendorp, en de Reus, uit den krygsraad de ,, kapiteinen van der Linden, Tsbrands, en van der „ Meer, met de luitenanten de Mey, Rroonfen, en „ de Wit, en uit de burgery L. van*Naarsjen, en „ W. Bajliaansz., die allen des morgens naar Bode. „ graaven vertrokken waren, om Z. H. aldaar iii j, het leeger te gaan vinden. Op weg zynde, o„ verleidden de heeren van de regeering, die op 3, eenen waagen apart zaten , op wat wyze zy aan 3> den prins hunne commisiïe best afleggen zou3, den. Van der Meyden, Hoogendorp, en de Reus ,» meenden; dat men Z. H., van weege de ftad, 33 fimpelyk met het ftadhouderfchap behoorde ge3j luk te wenfchen, zonder denzelven te verhaa33 len de violentien, waar door de regeering tot 3, het neemen van dat befluit geforceerd was : 33 waar tegen Vroefen meende, „ „ dat men Z. II. 33 ,, in zodanige termen moest aanfpreeken, waar 33 meede men klaarlyk te kennen gaf, dat de re3, „ geering, zo tot de opdragt van het ftadhou3, ,, derfchap, als tot het decerneeren der com„ ,, misfie aan denzelven, door de burgery ge3, „ dwongen was;"" geevende daar van'reeden , ,, ,, dat Z. H. niet onbekend was, datzybyeed, ,, „ op het eeuwig edict gedaan, tot het tegen,3 ,, deel verbonden waren, en dat hy hun derhal,, ven niet anders, dan als meineedigen, konde ,3 3j aanzien, ten ware men Z.H. te gemoet voerde 33 33 de reedenen, die hun genoodzaakt hadden van 33 „ hunnen pligt af te wyken: dat hun in die daad ,3 niets baaten konde, 'dan de exceptie van vrees, « die in een' ftandvaftig' man valt, welke ex- „ ceptie (O Bl. 7+—8I, E S  74 VADERLANDSCH „ „ ceptie men gehouden was, zo ras men kon| „ als de vrees ophield, by te brengen: daar by- „ koomende , dat de opdragt van het ftadhou„ „ derfchap by ééne ftad , zonder voorgaande „ ftaatsgewyze raadpleegingen gedaan, zo infor„ „ meel was, dat de regeering haare eer, zonder „ „ de reeden van die informaliteit aan te wyzen, „ niet redden konde."" De andere heeren meen- den eevenwel, dat het obligeant weezen zoude, „, als men Z. H. zo aanfprak, als of dat werk by „ de regeering, vry willig, uit overweeging van den ,, tegenwoordigen toeftand van zaaken, en de ge„ meene inklinatie der burgers, gedaan was. De burgermeefter Vroefen antwoordde , dat hy zig „ meer aan zyne eer, en pligt liet geleegen liggen, „ dan aan de obligatie; daar by voegende , „ dat, zo de burgermeefter van der Meyden, die, „ ,, de eerfte in de commisfie zynde, het woord „ ,, doen moest, in zyne aanfpraak van de refo„ „ lutie der burgery geen gewag maakte, hy in zulk „ ,, een geval nooit zoude kunnen nalaten dat daar „ „ by te voegen."" Waar op eindelyk by gem, „ heeren bellooten werd, volgens de intentie van „ den heer Vroefen het compliment af te leggen fi _ , Twee dagen daarna hadden van Zoe- len, Hartman, en L. van Naars/en in burgermee„ fters kamer bekend gemaakt, dat de burgery we- dcrom zeer begon te murmureeren, om dat zy „ niet zien konde, dat de regeering, in gevolge „ baarer belofte, die middelen in het werk ge„ fteld had, waar door de prins van Oranje ftad„ houder van deeze provintie konde gemaakt wor- den: het welk zy gemeend hadden , van hunnen „ pligt te weezen, aan burgermeefteren te moeten „ vertoonen, met verzoek, om, tot vergenoeging ,. vr.n de gemeente, van ftonden aan de vroedlchap „ byeen te roepen , om, na voorgaande overleg ,, met dezelve, ter vergadering van Holland door „ ee- (0 SL 86—83.  HUISBOEK. 75 j, eenige gecommitteerden bekend te maaken, bet „ geen de butgeis deezer ftad aan de regiering, s, nopens de opdragt vup nee ftadhouderfchap dee,) zer provincie op den pexfoon van Z. EL, ver- 35 zogt hadden. Burgermeefteren waren al 33 wederom genoodzaakt:, om naar de pypen van is de muicemaakers te danfen, en hun verzoek, by 35 form van waarfchouwiug aan de regeering ge35 daan, in te willigen, en overzn'ks, op ftaande 33 voet, de leeden van regeering te laten byeenroe33 pen. Denwelken, omtrent een uur daarna uit 33 nieuwsgierigheid byeengekocmen zynde, zo veel 33 tyd van het volk met vergund wierd, dat zy zig is in dc vroedfehapskamer begeeven konden, in »j dier voege, dat de burgermeefters aldaar bekend 55 maakten, het geen H.vanZoelen, en L.vanNaars33 Jen hun , omtrent anderhalf uur geleeden, ge» 33 waarfchouwd hadden. — Waar op gedelibe- 33 reerd, wierd met eenpaarigheid van alle prelèn33 te leeden , tot voorkooming van verdere onge33 makken, die, by ontftentenisfe van dien, inde 3' ftad oogfchynlyk' ftonden te gebeuren , goedge33 vonden , om het voorfz. van weege deeze ftad ter a» vergadering van H. E. G. Mog. bekend te maa33 ken, en ernftig aan te dringen, ten einde het j3 ftadhouderfchap aan Z. H., hoe eer hoe liever,. 3' opgedraagen mogt worden. Waar toe gecorn3.3 mirteerd wierden eenige heeren, die des naden33 middags de reis aannamen, en, met het jagt tot 33 de ftad Delft gekoomen zynde, in het doorvaa35 ren eene groo.te meenigte van Maaslandfluizenaars 33 langs de ftraaten zagen loopen, die, (zozyna35 derhand verftonden,) 'smorgens te vooren over 33 de wallen der ftad gekoomen waren, en de re33 geering, naar het voorbeeld van de andere fteeas den, tot het afzweeren van het eeuwig edict, mee 33 geweld geforceerd hadden : waarom zy des te ,, ieveriger waren, om hunne commisfie ten fpoes, digften te voltrekken, en nog denzelfden avond s, ter vergadering van Holland te verfchyncn. Den m burgermeefter Vroefm, vaa Gouda naar 'sHcgs 33 ver-  ?ó VADERLANDSCH vertrokken zynde ; om zyn wedervaaren aldaar ,, aan de gedeputeerden ter dagvaart te verhaalen, „ en te zien, of tegen die muitery in de fteeden S7 by de vergadering van Holland geene order te ftel- len was, kwam daar ntffens hem te gelyk een y, waagen van Rotterdam, daar zyne zufteropzat, ,, die 'smorgens vroeg expres was vertrokken, om haaren broeder, dien zy oordeelde daar te zul„ len vinden, kennis te geeven van de disorder, die 's avonds te vooren om zyne abfentie in de ftad geweest was , dat het volk zyn huis had „ willen plunderen, en dat den geheelen nagt alle ,, de toegangen rondom hetzelve met de burger- v/agt bezet geweest waren, om dat te verhinde- ren, en dat L. van Naars/en 's avonds te vooren „ by zyne huisvrouwe geweest was, en haar ver„ zogt had, dat zy zig tot zynent zoude willen „ retireeren, alzo hy vreesde, dat zy in haar huis „ niet veilig zoude zyn. De burgermeefter Vroe- Jen befloot daarop aanftonds met haar naar Rot- tèrdam te gaan: alwaar gekoomen zynde, ver,, ftond hy, dat de burgermeefter Pesfer, met de ,, heeren Hogendorp, en Hartman, op begeeren van „ de burgery by de vroedfehap gecommitteerd wa,, ren, om naar den Haag te vertrekken, en aldaar in de vergadering te kennen te geeven, dat de ,, burgery van Rotterdam begeerde, dat het eeuwig ,, edict wierd gemortifigeerd, met melding, dat, zo zy onverrigter zaake wederkwamen, men hun5» ne huizen onder den voet zoude haaien , en hun,» ne perfoonen mishandelen. De burgermeefter Vroefen, dien men meende in den Haag te zyn, was hun tot het voorfz. werk toegevoegd, die „ dan , kort na zyne tehuiskomst, met de gem. ,5 heeren wederom naar den Haag vertrok. De ge- committeerden, omtrent vyf uuren in den Haag „ gekoomen zynde, gingen naar de vergadering „ van Holland, alwaar zy de heeren van der Jn-, ,, de Groot, en anderen vonden, en met dezelven in „ eene vertrekkamer gingen, om aan hun het be,j fluit der vroedfehap bekend te maaken. Waar over  HUISBOEK; 77 3J over zy met eikanderen geraadpleegd hebbende» j, zyn zy, zig met geweid geperst vindende, te 5) raade geworden, om de vooriz. propofitien vaa 3J weege de ftad te doen. Bet voorftel van fl Rotterdam in omvraag gebragt zynde, gaf de heer 3J Burgeisdyk, penfianarjs van Leiden, (het raadoenw fionarisfebap waarneemende vermids de indispoit fitie van den heer ae die aan zyne kwet- M fuuren te bed lag,) in bedenking, „ of men M niet behoorde , in deeze verwarde , en beS) „ kommerlyke tyden, deleeden der vergadering yi „ de vryheid te geeven, om eenige voorflagen „ te doen, die zy meenden voor het Land dien„ „ ftig te weezen, niettegenftaande dezelven zou„ „ den mogen flryden tegen eenige edi&aale wet„ „ ten , by hun bekragcigd."" Waarop, na „ verfcheide omvraagen, eindelyk verftaan zynde 3> van ja, werd voorts by die van Haarlem, Lei„ den, en Rotterdam ter vergadering in bedenking „ gegeeven, „ „ of men, tot genoegen van het j, volk , en om het woedend graauw ter neder „ „ te zetten, niet behoorde het eeuwig edict te „ „ vernietigen, en vervolgens den prins van O,> rat)je te bevorderen tot de waardigheden zy„ „ ncr voorvaderen."" Welke voo'rflag by de ,, vergadering wel dienftig geoordeeld werd, maar „ niet ter conclufie konde gebragt worden, ver., mids de meefte leeden daar toe niet gelast wa„ ren, die, ter geleegenheid der voorfz. propoü„ tie, verzogt wierden, dingsdag aanftaanden daar- ,, op geinflrueerd te willen koomen" (z<)« ■ ? „ Op 8. juli verklaarde de gemeene burgery onder „ anderen, by zeeker fchriftelyk verzoek, „ „ dat zy ,, abfoluucelyk verflond, dat provifioneel in ver„ „ zeekering zouden worden gefteld, en gehouden „ de heeren Pesfer, Vroefen, Gaal, beide de Vis„ „ fers,Bisfchop, van der Aa, de Groot, en Paar;, „ „ naamelyk deabfenten, die genoemd zouden mo- i, » gea («) Bl. 92 97.  1% VADERLANDSCH „ gen zyn, zo dra zy, na cdtatie, en indaaging „ „ mee klokkegeflag, aanftonds te doen, zig bin„ „ nen deeze ftad zouden,bevinden,in zulker voes, „ ge, dat niemand van de voorfz. heeren, nog hun33 ne nazaaten tot in het vierde lid, in regeering 33 „ zouden worden genoomen.""—- Van die, wel33 ker detentie daar in verzogt wierd, prefent wa33 ren, meenden, dat het, naar de gefteldbeid van s> tyden, en zaaken , voorzigtig was wat toe te 33 geeven, en, te vreeden zynde, om daar by pro33 vifie in verzeekering te blyven, wierden die ar33 tikelen op goedkeuring van Z. H. aan het volk 3) toegedaan, alles op grond, dat Z. H. de onree3> delykheid der vooriz. proceduuren by zig zeiven 33 zoude moeten afkeuren. De gedetineer- ss'de heeren wierden middelerwyl op het ftadhuis 33 in fcheepenenkamer bewaard door eenige kapi33 teinen , die geduurig by hun in de kamer wa3> ren, en een korporaalfchap burgers met gelaa33 den musketten, en brandende lonten ftond voor 33 de deur gepofteerd. Avond geworden zynde , 33 werd de nagt by hun in de vroedfehapskamer 33 doorgebragt, alwaar eenigen van hun op kusfens 33 op den vloer, en op bekleede banken nederla- ü gen (v). De heer van der Aa, die uit den >j Haag gekoomen was, wierd door W. Baftiaansz., 33 den luitenant de Mey, en de beide onderfchouten, 33 nefFens eenige burgers naar huis toe geleid. Het. 3s volk, dat in groote meenigte kort om zyn lyf » fchoot, en dcor eenen K. van der Hoeven van 33 feitelykheden wederhoudën werd, meende, dat 33 zyn ed. gevangelyk zoude geleid worden. Maar, i> ziende, dan hy "de meent over naar huis ging, ;> kwamen vyf bootsgezellen, ieder met een bloot, is mes , op 'hem aanvallen. W. Baftiaansz. trok ,3 daar op aanftonds zynen fabel uit, en zettede s, dien eenen bootsgezel op de borst, het geen S} door den luitenant de Mey, en de onderfchou- ,3 ten (v) Bl, u6 122,  H U I S B O E ft. 79 ten ook aan de anderen gedaan wierd. Des ,, niettegenftaande fchooten de bootsgezellen hee- vig'daar op in, en kwamen met zulk eene hee,, vigheid aandringen, dac de luitenant de Mey de j-, burgers beval zig in poftuur te ftellen, en'daar „ onder te fchieten, waar door zy eindelyk ge3) dwongen wierden af te wyken (wj. - De vroedfehap febeidende, zouden de gedetineerde ,, heeren, doof order van Z. li. ohtïlagén zvnde, 3, ieder naar hunne huizen vertrekken. Maar, j, Vroefen met de Groot by gev.j! de trappen van het ftadhuis eerst afgaande, wierden, beneeden aan „ des heeren de Groots koets koomende, door ce„ nig kanailje, in het gezigt der burgers, die de wagt onder het ftadhuis hadden, te rug geftno„ ten, en zouden naar alle waarfchynlykheid met „ een mes gegrieft zyn, ten ware zy, door de „ knegts gewaarfchouwd, weder naar booven ge„ retireerd waren" (x). Wil men voorts weeten , hoedanig Willem III. zig al aanftonds in Zyne nieuwe waardigheid gedroeg, men hoore deezén fchtyver verbaalen, ,, dat eenige Jeeden der regeering, „ aan hem afgevaardigd, om te kennen te geeven, 3 wat 'er te Rotterdam, niettegenftaande zynen j, brief tot het ontflag der vastgezette heeren, y, voorgevallen was, en dat de disorder te Rotterjj- dam niet konde worden uit den weg geruimd 3_, zonder zyne perfooneele komst aldaar, hem ter s, naauwer nood, te paerd zittende, onder weg op 3, den Rhyndyk konden te fpreeken koomen, na j, dat hy zig door drie predikanten, die hem ge- luk wenschten over zyne bevordering tot het 3, ftadhouderfchap , had laten ophouden, en hun met alle beleefdheid bejegend." Men hoore hem vernaaien, ,, dat hy, deeze aanfpraak naauw•jj lyks gedaan zynde, zyn paerd de fpooren gaf, j, en de gedeputeerden over de fchouders toeriep, » u£ (v) Bl. 147. en mlth. 00 Bl. 152.  So VADERLANDSCH ik heb ue. zo dikmaals laten zeggen, dat IK niet koomen kan., ik kan niet koomen: ei) dat, „ geduurende de vooriz. aanfpraak, Z. H. met ge- dekten hoofde te paerd bleef zitten, zo met „ het paerd dribbelende , dat de gedeputeerden „ het naauwlyks op de zyde van hetzelve konden s, houden, daar hy pas te vooren voor de predi- kanten ongedekt geweest was" (y). Wy voegen hier nog een ftaal by van de diepe veragting, waar meede zelfs de gecommitteerden van H. H. Mog. door het Rotterdamsch gemeen behandeld werden. Immers de gem. fchryver verhaald : „ dat op 8. 3, juli aldaar drie commisfarisfen met een jagt 33 uit 'sHage aankwamen: dat, zo ras de burgers 33 eener compagnie, die aan de Detftfche poort de wagt hadden , het jagt zagen aankoomen, zy „ tegen eikanderen zeiden, daar zyu verraaders in, .', en met alle man daar naar toe toogen, de eene v na den anderen in het jagt fprongen, en vroe3, gen, waar de heeren naar toe wilden? dat zy zei., den, ,, ,, dat zy commisfarisfen van de Staaten ge- ,, i;eraal waren, en order hadden, om zig op hep ,, ,, fpoedigfte naar 'sLands vloot te begeeven, en ,, „ eenen brief van H. H. Mog. aan den admiraal „ ,, deRuyter te behandigen hadden:"" dat de bur„ gers begeerden den brief open te breeken , en te zien, wat 'er in ftond, zeggende, dat zy te wa. ter niet wilden verraaden weezen, gelyk men hun te ,, land gedaan had: dat de heeren antwoordeden, ,, dat aan de fecretesfe van dien zeer veel geleegen was, 3, en dat zy aan niemand vermogten den brief over te „ keveren, dan aan den admiraal de rotter zelfs, ,, dat zy anders by den Staat ten hoogflen firafbaar ,, zouden zyn: dat de burgers echter zeiden, dat, in geval de heeren hun dien brief niet vrywillig wil. „ den laten kezen, zy hun denzelven met geweld ont„ neemen zouden: dat die heeren, die animofiteic „ van het volk ziende, hun andermaal voorhiel- „ den» (?) SI. isö 158.  HUISBOEK. Bi „ den, hoe noodzaakeiyk, en dienftig het ware „ voor het vaderland, dat de inhoud geheim bleefi ,, dat zy echter, om hun allen agcerdogt te benee„ men, nog zo veel doen zouden, dat zy eenen „ perfoon, dien zy daar toe onder zig wilden uit„ maaken, denzelven zouden voorleezen, mits hy „ alvoorens onder piegtigen eed verklaarde, dac hy dien inhoud aan niemand melden zoude: dat j, zy, hier meede genoegen neemende, en de heej, ren uit het jagt in het huis van den poortier van », de Delftfche poort gegaan zynde, vervolgens den „ brief aan iemand uit de wagt, die daar toe van a, de burgers gezonden wierd, voorlazen: dog dat 3> de heeren zo ras niet vertrokken waren, of dac „ al het volk, dat omtrent de poort ftond, wist* jj het geeu de gem. brief behelsde, en hetzelve 3, de geheele ftad door verteld wierd, zo dac by3» na een ieder wist, dat de Staat aan den admiraal 33 de Ruyter gefchreeven had, „ „ dat de admiraal 33 „ met de vloot niet, als verdeedigender wyze, 3, „ zoude gaan, en by de onderhandelingen, die ,3 „ met den koning van Frankryk , en Engeland, „ ,, aangelegd waren, tegen den vyand geene daad „ ,, van vyandlchap coonen"" (z). Van hetgeen 'er te Rotterdam alléén, over de wederinvoering van het ftadhouderfchap, in 1672.voorgevallen is, "hebben wy verkoozen wat omftandiger verflag te doen, op dat men daar uit een uitgebreider denkbeeld zoude kunnen maaken van de geweldenaarven, waar van de heer Waagenaar, als in andere Holhmdfcht fteeden gepleegd, kortelyk gewag maakt(a). Wal er ook toen gewelddaadigs, en ongehoords voorgevallen zy, niets geeft klaarer denkbeeld van de onvoeglykheid der aanneeming van 2u!k een afgeperst gezag door Willem III., dan het geweld, waar meedg (s) Bl. 133, en volg. (a) Die begeerig is naar verdere bvzonderheden desweegens, kan zeeker werkje van dien tyó, tot titel hebbende, waaragtige oorzaak van 's Lands 'enveval in 1672.1 taadpleegen, 0 ' * UI. DEEL, F  ff2 VADERLANDSCH meede, onder zyn oog, en in zyne tegenwoordigheid, de opdragt van het erfftadhouderfchap aaa de regeering van Dordrecht werd afgedwongen; zo dat , volgens het verhaal van Waagenaar, „ de prins, het dwingen der burgery ziende, en zig tot de wethouders keerende, zeggen moest, myj, ne heeren, ik beklaag uw." ,, En nogthans aan,, vaardde hy," (zegd de hiftoriefchryver,) „ het „ ftadhouderfchap, zo ver het hem door de ftad „ kon aangebooden worden, na dat hy, gelyk de adle meld, van den eed, ten tegendeel ge'daan, „ ontflagen was" (a). De oorfprongelyke verklaaring van den befaamden Muis van Holt weegens het mannelyk gedrag van den heer K. de Win, by geleegenheid van het teekenen der acte van vernietiging van het eeuwig edict, als meede de oorfprongelyke onderteekening dier afte door den heer JTor« nelis de Witt met byvoeging der letters V. C., dat js, door geweld gedwongen, (waar van Waagenaar (fc) melding maakt,) beruften nog onder den braaven afgezetten Leidfchen vroedfehap , Romswinckel, en vind men die letters agter de handteekening des heeren de Witt door eene ronde inktvlak, expres daar toe gemaakt, bedekt. En wat behoeven wy meerdere bewyzen van het overdreeven geweld, waar meede het ftadhouderfchap in dien tyd herfteld is, dan den aanflag op het leeven eerst van den R. P. Jolian de Witt door vier onverlaaten, dan de valfche befchuldiging tegen den heer K. de Wilt door eenen Tichelaar, en den deerlyken moord van die vaderen des vaderlands, kort daar op gevolgd ? Ondertusfchen moet het elk onzydig menscb verwonderlyk vreemd voorkoomen , dat de ftadhouders , wanneer zy het hoofd van het gemeen op den hol geholpen, en de goede regenten in den haat gebragt hebben, eenen anderen toon ftaan, om> qusfi fa) Vaderl. hifi. 14. deel, bl. 74. en volg. (2>) Vaierl. hifi, 14. itel, bl. 75. en volg.  HUISBOEK. &3 quafi te toonen, als of zy aan het zwart maaken der regenten geen deel hadden; terwyl zy het on. derwyl wel zo weeten te befchikken, dat zy na. derhand eene aucforifatie bekoomen om die regenten af te zetten. Zo fchreef b. v. Willem UI , na al dat gebeurde, aan de regeering van Haarlem, «enen brief van deezen inhoud. „ Na dat de Staa„ ten van Holland ons hebben doen bekend maa„ ken, dat H. E G. Mog. ons hadden gelieven „ aan te ftellen tot ftadhouder van Holland, mits„ gaders tot kapitein, en admiraal - generaal over „ de militie te water, en te land; hebben wy ge„ meend, van onze eerfte, en voornaamfte zorgen >, te zyn , om onze gedagcen te laten gaan , hoe „ het refpeft van de regeering, en de rust der goe,., de mgezeetenen van het Land, door bekwaime „ middelen herfteld, en behoorlyk gehandhaafd „ zal kunnen worden En, als wy die zaaken in 3, den grond wel hebben ingezien, en bevonden, s, dat de ongelukken, dewelken het God belieft 33 heeft aan het lieve vaderland te doen overkoo„ men door de progresfen , dewelken de koning 3J van trankryk met zyne waapenen onverwagt ge», daan heeft tot in het hart van het Land, Voof 33 een groot gedeelte veroorzaakt door de trouw3, loosheid, en lacheteit van zodanige bevelheb* 33 bers, officiers, en foldaaten, denwelken de eer3» fte, en voornaamfte poften op de grenzen wa3. ren aanbevolen, daar door eenö grbote ontftel33 tems, en vervolgens eenen algemeenen indruk 00 33 de gemoederen van de rnenfchen hebben veroori» zaakt, als of de goede regenten van Holland, en 3, van de fteeden, de zaaken van het gemeen niec J3 hadden doen handhaaven met zo veel ernst en 3» trouw, als het behoorde; en dat die verkeerde 33 indrukken aanleiding hebben gegeeven tot ver3. fcheide beweegmgen van het volk in eenige ftee» 33 den van Holland, waar door het refpeft, en de 3» gehoorzaamheiddie de onderdaanen aan hunne » hooge, en wettige Overheden fchuldig 2Vrl» »» verwaarloosd is : zo hebben wy, tot bereiking £ a »> vaa  U VADERLANDSCH ,, van onze heilzaame intentie , geoordeeld zeef t, dienftig, en noodzaakelyk te zullen zyn, dat wy 3, vooreerst die zorg op ons neemen , om, naar j, verdienden, en met rigeur, te doen ftraffen al», le die geenen, welken Ichuldig zullen bevonden 5, worden aan de voorfz. lacheteit, en trouwloos3> heid : dat wy ook aan de waereld betuigen, 33 dat wy geene kennis ter waereld, of zelfs gee„ ne opinie hebben, dat'er eenige regenten van „ Holland 3 of van de fteeden derzelver zyn, ,5 ,, weiken, tegen eer, en eed, zig zeiven zouden ,j ,, hebben vergeeten, om door verraad, correjj ,, fpondentie met de vyanden van den Staat, of j, ,, met eenige andere onbehoorlyke middelen,iets „ te hebben gedaan, of ondernoomen, hetwelk te„ ,, gen den pligt zoude zyn van eenen getrouwen, ,, „ en eerlyken regent; en dat wy by gevolg moe,, ,, ten verklaren, dat wy niet alleen niet kun„ „ nen toeft aan, maar volftrekt desavoueeren, al,, „ le de licentieuze mènees,welken in verfchei3, ,, de fteeden, nog tegenwoordig, ondernoomen 3\ worden; en dat wy de aanleiders, en begun- ,, ftigers van dezelven ftrafbaar houden in den s\ „ hoogften graad, als verftoorers van de gemee3, ,, ne rust."" Maar eevenwel, gelyk ons oog. merk is, om hec gezag, en de magt, dewelke 5, UEd. toebehoord, aan de eene zyde, zo veel in - ons is, te herftellen, en te handhaaven, en aan de andere zyde de rust, en welftand van de ge„ meente te bevorderen, (het welk beiden, in de„ zelfde perplexe conftitutie van tyden, en zaaken, 3) ten uiterften fchynt gevorderd te zyn;) zouden „ wy wel meenen, dat, door rigoureuze plakaaten ,, voor het toekoomende, tegen alle zodanige moedwil„ ligheden, ongehoorzaamheden, en oproeren op nieuw zoude behooren voorzien te worden mee zwaare geld - en lighaamelyke ftraffen tegen de overtreeders, en mogen U.Ë.Agtb.verzeekeren, „ dat wy de hand daar aan zullen houden, tot dat dezelven met allen ernst, en vaardigheid worden ~5; gehandhaafd, en ter uitvoering gefteldj en dae >j wy  HUISBOEK. 35 „ wy in de daad daar toe zullen gebruiken het gezag, en de magt, welke de Staaten van Holland & ons in de voorfz. hoedanigheden hebben gelie,, ven op te draagen: waar door dan, onder Gods „ zeegen, de onluften geweerd, de gehoorzaam* ,, heid hes field, en de onderdaanen weder gebragt ,, worden toe het betaalen van gewoone, en bui„ tengewoone laften, die, tot verval van de zwaa„ re onkoflen van den oorlog, bereids uitgefebrce„ ven zyn, of zullen moeten worden, met eene vol'. ,, koomen eendragt, en mannelyken moed de ge,, dreigde invallen van den vyand geweerd, en het ,, lieve vaderland, onder Gods zeegen, tot zynen voorigen bloeienden ftaat herfteld moge worden', ,, waar toe wy alles zullen bybrengen, wat in onze kragc, en vermogen is" "(c). Men vind ook, dat hy een diergelyk ftuk, onder den. titel van ir.fi. nuatie, te Rotterdam uitgaf, ingerigt tegen de geweldenaaryen, die aan de regenten gepleegd waren „ door eenige onruftige rnenfchen, die oiidernoo„ men hadden zig te bemoejen met zaaken, die ^, tot zyne voorzorg behoorden, en de handen te ,, flaan aan het wérk der regeering, en aan de per„ foonen van eenige regenten, waar toe zy in gee„ nen deele bevoegd waren, en die hy by voorc,, duuring zoude moeten aanzien,als vefftoorers van ,, de gemeene rust" (i). Jammer is het maar, dat wy diergelyke verklaaringen door de uitkomst niet bewaarheid zien , daar wy diezelfde perfoonen, die zig, als kennelyke hoofden der Rotter, damjche muitery, opgeworpen, en zig onder eede aan eikanderen verbonden hadden, om de regenten , die de vryheid van hun vaderland getragc hadden voor te ftaan, van het kusfen te ftooten (e); geCO Wuaragl. verh. van de muit. hinn. de Jlad Rstt. bl. 129—132. (d) Waaragt. verh. van de muit. hinn. de Jlad Rolt. II. 148—130. (e) Waaragt. verh, van de muit. Mnn. de Jlad Rttt. in de vnrreeden, bl. 18. F'3  M VADERLANDSCH geplaatst vinden op de lyst der vroedfchappen, welken hy naderhand heeft aangefteld in plaats der afgezette regenten, welker gedrag wv hem zo openlyk zagen regtvaardigen (ƒ ). Ook zegd de heer Waagenaar, „ dat men den ftadh. verzogt om s, een fcherp plakaat op zynen naam tegen de burgerlyke oproeren: dog dat hy, meenende, dat ,, de beroerten haaren oorfprong hadden uit burgerhop' ,, luiden, en voomaame burgers, die met geene plakaa3, ten te dwingen waren, hier toe niet konde ver,, ftaan: dat hy daartegen eene bezending voor3, floeg, daar de Staaten gaarne in bewilligd zouden hebben, zo hy zig aan het hoofd had willen ftellen; maar dat hy verklaarde, dat hy, naar ,, de eene ftad gaande, ook naar de andere zoude 3, moeten gaan , en dat hy zo lang niet uit het v leeger blyven konde : dat derhalven de bezen„ ding agterbleef, en de oproerigheid in vcrfcheide „ fteeden aanhield" (g). En wy mopen 'er hier wel byvoegen, dat het in een ander opzigt zeer veel opmerking verdiend, dat, toen 'er in 1690. een geweldig,oproer ontftond over het ter dood brengen van zeekeren Kojlerman, die eenen manflag begaan had, en zes leeden van de vroedfehap door dienzelfden Willem 11., op auctorifatie der Staaten , ter dier geleegenheid uit de regeering gezet werden; zig daar onder bevonden onder anderen H. van Soelen, Samuel Beyer, en Pieter de Mey, welken tot die faamengezwooren, en in 1672. aangeftelde, vroedfehappen behoorden ; en dat deeze lieden toen zeer wel wiften zig te beklaagen over diezelfde daad, die zy te vooren aan anderen veel oneedelmoediger berokkend hadden (h\ Gelylt; (ƒ) Waaragt. verh. van de muit. binn. de Jlad Rott. M, (g) faderl. hijt. 14. deel, bl. 90. (Ir) Dit blykt uit zeeker gedrukt request van den laatst- fem. aan de Staaten van Holland, waar by hy verzoekt erfteld. te worden in het regt, hem, als eenen der oudte  HUISBOEK. %r Gelyk de verheffing van Willem III. enkel veroorzaakt werd door het geweldig oproer, hetwelk men onder het gemeen had weeten te veroorzaaken door den ongelukkigen uitflag des oorlogs mee Frankryk, en Engeland; eeven zo beftak men het werk ook in 1747. ter verheffing van Willem IV. In het geeven van verflag hier van zullen wy den leiddraad van j. waagenaars vaderlandjehe hijïorie ten gevalle van zulken , die dit geagt werk niet bezitten, by verkorting volgen. Deezen Willem Ilr. had men reeds in 1722. tot ftadhouder van Gelderland, en, eenigen tyd daarna, ook van Friesland, en Groningen, dog met eene, ongetyk geringere, magt, dan die, welke zyn laatfte voorzaat bezeeten had, aangefteld. Ook had men, van dien tyd af, reeds poogingen aangewend, om hem tot ftadhouder der overige geweften te doen verklaaren, en zitting in den raad van Staate te bezorgen. Dan deeze poogingen waren tot dus verre mislukt, en het gemeen, te vreeden met de toenmaalige regeeringsform, hield zig ftil, en gelaaten. Dog, na het ontdaan van den oorlog op het einde van 1740. tusfchen Frankryk, Oojlenryk, en Engeland, begon men zig meer ieverig^toe te leggen, om de verderfelyke ampten van ftadhouder^ kapitein - en admiraal - generaal by hetzelve wederom fmaakelyk te maaken. „ Men verfpreidde al „ in 1742. fchriften onder de hand, waar in eeni,, ge regenten verdagt gemaakt werden van flink„ fchen handel met Frankryk, en befchreeven, als „ warenze met Fransch geld omgekogt ten nadeele ,, van den Staat. Naar gelang, dat de kryg de „ grenzen naderde, en de fteeden der barrière o„ vergingen, vonden deeze befchuldigingen geloof „ by het gemeen: het welk, reeds gedeeltelyk in „ den waan gebragt, dat de rampen, die den Staat ., drukten, en dreigden, aan het flecht beleid der j, re- fte raaden, toekoomende, en uit J. Waagin. vod. kitl. i£> deel, bl. 121—129. F4  S3 VADERLANDSCH ,,\ rcgeerers te wyten waren, te ligtcr haakte naar 3, verandering, en allengskens voor zieker hield, „ dat de hcrftelling der ftadhoudeviyke waardigheid in haaren ouden luifter oorzaak zyn zou/ de van 's Lands behoudenis. Het wyken der „. waapenen van de grenzen zoude het gemor over de regeering, en het verlangen naar verandering ' hebben doen ophouden ; daar nu het gevaar, ^'■dagelyks toeneemende, het misnoegen fterkdeed V aanwasfehen , tot dat het in plaatfen, daar men !, digtst aan het gevaar lag, fchierlyk tot daadelykheden uitborst, en de begeerde verandering voortbfagt. Zv werd omtrent op dezelfde wyze, als in 1672., uitgewerkt. De bewceging, 11 die dezelve voortbragt, begon ook, gelyk toen, te Veere in Zeeland , waarna zy in de andere fteeden van dit gewest, voorts byna op gely&ea tyd in Holland, en toen naar de andere ge„ wellen, overiloeg"(i)■ Ondertusfchcn was het geer opmerkelyk, dat die provintien, fteeden, of regenten, welken het meest tot het behoud van den vrcede gearbeid hadden, juist by het gemeen het meest in don haat gebragt werden, en dit konde zeeker zonder toedoen van dat'huis niet gefchieden, dat by den oorlog belang had. Meer dan eens, bood Frankryk aan deezen Staat ern verdrag van onzydigheid aan; men onderhandelde te Breda, te Pa'ys, en Brusfel over het herflel van den algemeenen vrcede? dog 'er kwam nuts tot Jland/om dat de Er.gelfchen hunne belangen, en die der koningin1 van Hongarye, fteeds met die van den Staat willen te vermengen (k). Hier door geraakte de Republiek ongevoelig vermengd m. eenen oorlog, waar meede zy mets te maaken, geen voordcel té behaalen, maar wel geweldig nadeel te Ivden had; en de bondigfte yeitoogen zo van ■< Frank' (j) J. JPaagen. vaderl. hift. 20. deel, 11. 66—68. (k) J. Waagtn, ynd.erL Itifi.. %o. if4* Ui I.8~ï8., en 47  HUISBOEK. 89 Frankryk, als van de eerlykfte onzer eige ftaats'dicnaars, en regenten, konden dus den ftroom, waar door wy in dien oorlog gefleept werden, volïfrekt niet breeken. Geen gedugter bewys kan men van deezen invloed van het huis van Nas/au op den oorlog met Frankryk aanvoeren,, dan dat, ,, juist toen Willem IV. in de meefte Zeeuwfche „ fteeden voor ftadhouder was verklaard, eenige ,, Engelfche oorlogfcheepen voor Vlisfingen ftreeken „ met 2200. foldaaten , die terftond ontfchecpt wilden zyn, en vervolgens 'naar Staatsvlaanderen „ trokken" (Z). Naauwlyks was Frankryk, in'gevolge van deszelfs verklaaring, op het'einde der onderhandeling gedaan , in Staatsvlaanderen gevallen, of ,, zeèker heer trad te Middelburg in eene herberg, daar hy', wyn geëischt hebbende, de glasraamen opfchoof, en op de gezondheid dronk '■„ 'van den ftadhouder, den prins van Oranje: het welk eenige beweeging in de ftad maakte, en het volk ,, deed faamenrbtten. Hier op ontftond een ge11 rugt, dat 'er verraad fchool onder de regenten, 5, en dat eenige burgermeefters de ftad verlaten ,, hadden. Het graauw begaf zig naar de huizen ,, Van fommigen, begeerende hen te zien. Men „ moest hetzelve te wille zyn. Zy werden by j, eenigen heusch bejegend, dog wat te fchots in ,, hunnen zin-aan het'huis van burgermeefter J. „ CocqiieUe , het welk hierom , op ftaande voet, i} aangevallen, en geplunderd werd. Men befloot hierop , twee kompagnien uit de bezettingen van ',, Vlisfingen, en Veere te ontbieden naar Middelsi burg, tot voorkooming van meerder onheil. Dog ,', den" volgenden nagt begaf zig de fchuttery van ,,• Veere naar het huis van den burgermeefter Ver,", eist, wiens gëneegenhcid tot de ftadhouderlyke „ regeering, en tot "den prins van Oranje, zy ken„ de; op hem begeerende, dat Z. HV, van weege de ftad, tot ftadh. van Zeeland wierd voorgefk- » gca« (.OS' vtéitL hlft. 20. deel, hl. 8®,  90 VADERLANDSCH * &J\?Urge^eef¥ Ferelst> en de heer vaa 5, Foaori -Wartenjleben bragten hierop te wee/ dat de oude, en dienende burgermeefters, dés „ morgens ten vyf uuren, op het ftadhuis byeen,, geroepen werden. De burgermeefter Huyfen , „ die ook: des nagts, verfcheide maaien, de fchut„ tcrs aan zyn huis gehad had, floeg de begeerte 5' SnH^rgery VOOr, aan de ^S^ering, en ter- (Lond hier op werd eenpaang beflooten, „ „ dat *, „ het gevaar, waar in de gantfche Staat, eo „ „ Zeeland in het byzonder, gebragt was, niet „ „ anger toeliet, om zig, door andersgezinde „ „ leeden, of geweften, van zulk eene heilzaams „ je, en lioognoodige verkiezing te laten afhou3, den; en dat zy hierom van weege de ftad der» „ „ prins van Oranje tot ftadh., admiraal - gene- „ raai, en kapitein van Zeeland verkoozen Tmec „ „ zouanige magt, gezag, voorregten, en voor>, „ deelen, als onder de leeden der hooge Re- „ geering, ten genoegen van gem. prins, en tot ,, „ welzyn van den Staat, en byzonder van Zee. 3, „ land, best en oorbaarst zoude worden se„ ,, oordeeld."" De vergadering gaf terftond t, h.crna aan de meenigte, voor" het ftadhuis iaamengevloeid , kennis van dat befluit HeC y, oranjevaandel werd uicgeftooken, en elk ver- " iC , t,met, eenen ftrik van oranjelint aan den j» nocc. Het leed naauwlyks een uur, of de Vee. >, renaars kwamen met zulk een verfierfel te Mid. " Mourg, daar men, des avonds te vooren, reed* » tocbereidzels gemaakt had tot de verandering, » Straks hier op waren de fcheepstimmerlieden in » de vveer, ftreevende , met eenen catechizeer*, meefter aan het hoofd, naar de abtdy, of het •> hof, daar de Staaten vergaderd waren, en vor„ derende de aanftelling van den prins van Oranje i, tot ftadhouder. De afgevaardigden, hier toe niet -, gemagtigd, begeerden uicftel. Dog men drong » den burgermeefter van Citters, die het woord ^°ene; ?m den prins' ten minrten voor zo veel de ftad Middelburg aanging, tot ftadhouder te )s doen  HUISBOEK. f,i doen uitroepen. Het werd in beraad gelegd. ,j Sommigen gaven in bedenking, of men hier toe „ wel koomen mogt buiten kennis van Holland, •„ Het raadplcegen duurde middelerwyl der onge„ duldige gemeente te lang, die, ter vergader-, ,, plaats ingedrongen, reeds een mes of twee liet „ vliegen door het vertrek: waarop twee heeren, „ befpeurende, dat de meerderheid der leeden „ neigde tot de aanftelling van den prins, naar bui„ ten traden, en het volk aankondigden, dat Z. H. van weege de ftad tot ftadhouder benoemd ,, wierd. Straks ging 'er een gejuich op onder het ,, volk, de oranjevaandels werden uitgeftooken, en „ elk vertcheen, met oranjelinten verfierd. a, Te Zierikzee,- zo dra men daar tyding gekreegen „ had van 's prinfen aanftelling te Veere, en van „ het overgaan van Sluis, rottede het graauw te „ hoop, ontwaapende den overften der bezetting, ,, die geenen last had om geweld te gebruiken, en „ ftreefde naar het ftadhuis, der wethouderfchap „ den dood dreigende, zo zy den prins niet ter,, ftond erkende voor ftadhouder. Het gefchiedde ,, na kort beraad , het volk fcheen hier meede „ voldaan, en trok af naar de haven om het gev fchut te losfen : maar het ongeluk wilde, dat „ de kruidkist leedig bevonden werd. Toen raak-. te de meenigte wederom gaande, de regenten •> werden uitgemaakt voor landverraaders, de klok•> ken getrokken , de boeren in groocen getale »■> fteedewaards gelokt, het ftadhuis bezet, en twee »> der oudfte, en waardigfte regenten fchandelyk •» mishandeld, en gedreigd. Het oproer duurde ») den gantfchen nagt, en het graauw liet zig niet s> ftillen, dan na dat de oudfte predikant, W. Canta- zius, 's prinfen aanftelling door de Staaten van » Zeeland, den volgenden dag, van het ftadhuis af»» gekondigd had. De ftilte duurde echter niet 5, lang : het gemeen , aangezet door luiden van i» meerder aanzien, hield het ftadhuis in, door„ fnuffelde de papieren, en deed buitenfpoorige ?j eifchea aan ae regenten, welker huizen met M plua.-<  VADERLANDSCH „ plundering gedreigd werden door de fcheepstïrn,, aierfieden , die met gefcherpte bylen, en ander „ geweer gewaapend waren. Alles was aangelegd, om de wethouders warsch te maaken van het be„ wmd. Ook gaven zy eerlang toe, dat men eene „ regeering by voorraad aanftelde in hunne ftee„ de. De predikanten, Cantzius, en G. van der ii Kamp verkoozen, op het ftadhuis, enmetgefloo„ ten deuren, op den raad van Tunis van der Os, „ eenen der aanzienlykfte burgers, twaalf inter* „ imsregenten, van welken èr O; één was, en „ eenen baljuw, en drie fcheuten van het platte land, die aan de gemeente vobrgefteld, en door dezelve goedgekeurd werden. . De predikanten behielden voor zig de vryheid, om alle raadpleegingen by te woonen, en lieten zig zelfs; ,, nefFens doctor L. Smeur, eenen der interimsregenten, afvaardigen naar den dagvaard der Staa„ ten te Middelburg, alwaar zy echter niet ontfangen werden. Het vuur der oproerigheid, hec welk byna uitgebluscht fcheen, ontftak heeviger, „ toen cle burgermeefter, P. Mogge van Renesfe, „ zitting hebbende in de vergadering der algemeene Staaten, naar de ftad kwam. Hem, dien „ men voor anderen gezogt had verdagt te maaken, wilde het graauw te lyve. Men rukte hem „.den hoed van het hoofd, en ftak 'er een oran„ jelint op, ontnam hem den deegen, en voerde hem, op eenen waagen met agt mannen, naar het „ heerenlogement, daar hy langer dan één maand 3, bewaard werd. Een der interimsregenten had zulks geraaden, om hem te beter te beveiligen voor de woede van het volk, hetwelk, inzonderheid „ na dat het regiment Oranje - Drenthe in de ftad >, getrokken was, eindelyk tot ftilftand geraakte. „ Te Tlwolen bleef de benoeming van den prins" langst agter weege, en zo dra had het gemeen „ daar van geene kennis gekrecgen, of de boeren „ van St. Ameland, en anderen, ter ftad ingerukt, ,, vorderden verandering in de regeering. Men riep, dat de regenten het Land venaaden hadden, „ en  HUISBOEK. <% 9, en dat men te zierikzee het verraad klaar ontdekt „ had. Dog cieeze ontdekking beftond alleen hier in, dat men in eene oude kist, die het volk ,j meende met buskruid gevuld te zyn, niet dan 3J zant gevonden had, behalven dat het gefchuc J5 van binnen vol fteentjes zat. Men begeerde -j dan, ook te Thoolen, hetgefchut, en deu voorraad van buskruid te onderzoeken. Het gefchied■■ de, dog het gefchut werd wel gclaaden gevon- den, en de tonnetjes buskruid, opengellagen ter s\ keure van de boeren , die 'er den arm tot op den bodem inftaken, waren ook behoorlyk ge3i vuld. Toen wilden de boeren de proef neemen „ van het gefchut, en Haken een ftuk af, zonder „ te gedoogen, dat 'er de kogel afgenoomen werd, ,, die eenen renboode van den hartog van Cumherland om de ooren fnorde. De boeren, hierop naar huis gekeerd, zonden eenige'dagen laater eene bezending, met den predikant, en fe,, cretaris van St. Ameland aan het hoofd , naar „ Thoolen, om eenige uit de regenten te ontzetten ,, uit het bewind, of ten minften te bevorderen, ,, dat hun eenige byzitters uit het platte land werden toegevoegd. De ftad raakte hierop in roer, „ de regenten verlieten het ftadhuis, daar de boe. „ ren, en het graauw, drie dagenlang, huis hiel,, den, alles doorfnuffelende, en met naame alles, „ wat in de Franjche taal gefchreeven was, voor blyken van landverraadery opneemende. Dog „ de predikant K. Thïhaut bragt de woefte meenigte eindelyk tot bedaaren, en bewoogze naar ,, huis te gaan. De regenten namen toen hunne „ plaatfen wederom in, fchoon zy in geduuriger» ,, angst waren voor de boeren; waarom de poorten „ geflooten bleeven. Te St. Anneland bleeven „ de boeren oproerig, tot dat 'er, op verzoek vaa die van Thoolen, 50. dragonders uit de bezetting; ,, van Bergen op Zoom in het dorp gelegd werden, die 'er eenigen tyd huis hielden\m). —- Hec ("0 J- Waagm. vnderl. hijl. 20. deel, 11. 70—78-  f4 VADERLANDSCH „ gerugt der eerde beweegingen in Zeeland was „ ondercnsfchen ras naar Holland overgevloogen. „ Men kreeg van 's prinfen aanftelling in de mee3, fte Zeeuwfche fteeden, kennis in den Haag, en, zo „ dra de dag kwam, en de tyding rugtbaar werd M onder het gemeen, zag men eenige vrouwen, „ en kinderen, met oranjejlrikken, en kroontjes van lint, of papier voorzien , langs de ftraaten zwie„ ren. Het volk werd in deeze provintie de oo- ren volgeblaazen van eenen verderfelyken toe* „ leg der tegenwoordige regeering, om een ver„ drag van onzydigheid aan te gaan met Frankryk, en den koning Staatsvlaanderen tot een onderpand „ voor de nakooming van zulk een verdrag over te „ geeven. Een kapitein in Staacfchen dienst liep „ zelfs byzonder in het oog, als had hy verfpreid , „ ,, dat de graaf van Lowenthal hem in perfoon ge„ „ zegd had, dat de fteeden in staatsvlaandereü „ „ met kennis van eenige leeden der regeering wer- „ den ingenoomen tot bevordering der vreede, en dat s, „ menze allen wedeiom geeven zoude."" Het ge- meen werd geftyfd in zulk een vermoeden, om „ dat de fterkten in Staatsvlaanderen fchierlvk, en „ fommigeu zonder ilag, of ftoot, overgingen. De „ gevoimagtigder, op de onderhandeling te Breda, „ en de R. P. Gilles in het byzonder, werd be„ ichu!d:gd, als of hy in zulk een verdrag de hand „ gehad had. Hy hield zig zo zeer gebelgd over „ het geen ten zynen nadeele verfpreid werd, dac „ hy gaarne bewilligde, om niet alleen, (gelyk „ te vooren altyd gefchied was,) aan de gemag„ cigden tot de geheime onderhandelingen, maar „ aan de volle vergadering der algemeene Staaten, verflag te doen van het geen, tot hier toe, te „ Breda was gehandeld. De algemeene Staaten, „ den R. P. gehoord hebbende, betuigden genoe„ gen te neemen in het geen hy gehandeld had, „ en behooten te weeg te brengen, dat door de ,, Staaten van Holland onderzoek gedaan werd op ,, de uitftrooiers van zulke kwaadaardige gerugten, op dat dezelven in regten zouden kunnen ver- „ volgd  HUISBOEK. 95 9, volgd worden. Dog ik weet niet, dat iemand „ in hechtenis raakte, op wien zulk vermoeden vallen konde , behalven Jean Rousfet de Misfy, „ die, omtrent'deezen tyd, te Amfteidam geligt, en naar den Haag gevoerd was. Men hield hem „ in het gemeen verdagt, dat hy naar Engeland „ had overgebriefd,het geen ,naar zyne meening, „ over eene neutraliteit te Breda gehandeld was. ,, Hy zat eenige weeken in de kaftefeny van den „ hove; dog, zo dra Z. H. in den Haag gekoomen „ was, werd hy op vrye voeten gefteld. De prins ,, vereerde hem, die reeds door hetuitgeeven van „ verfcheide gefchriften hier te Lande bekend ge„ worden was , omtrent het einde des jaars met „ den titel van zynen buitengewoonen raad, enhijto- ,, riefchryver. De tyding van 's prinfen ver- „ heffing in de Zeeuwfche fteeden veroorzaakte, niet „ Hechts in den Haag, maar in de voornaamfte Hol„ landjche fteeden, terftond eenige beweeging on- der het volk. Te Rotterdam zag men, zo dra „ de marktfchuiten uit Zeeland, al vlaggende, wa,, ren aangekoomen, reeds eenige oranjeteekem „ draagen. Eenige ingezeetenen , meest hand„ werkslieden, begaven zig eerlang naar het ftad„ huis, begeerende, dat de prins ook tot ftadh. „ van Holland werd verkoozen. De regeering ver„ klaarde zig geneegen om aan 's volks begeerte te „ voldoen , dog het liep nog aan tot 29., eer „ het befluit, het welk hier toe 'snagts te vooren 9, genoomen was, den volke werd aangekondigd. ,, Ook zond men terftond afgevaardigden naar den >, Haag, om de Staaten kennis te geeven van het „ befluit der ftad, en den eerften voorflag ter dag„ vaard te doen tot de aanftelling van Z. H., die door de leeden werd overgenoomen, hebbende „ de eedelen alléén zig bereid getoond, om zig „ daar op terftond te verklaaren. Te Delft had zig ,, de gemeente, tenzelfden dage, vervoegd op het ftadhuis, begeerende, dat men den prins deed 5, uitroepen voor ftadhouder. De heeren zogten echter naar huis te gaan, zonder hisr toe beflbo- « tea  $6 VADERLANDSCH ,, ten te hebben: dog het volk noodzaakte hen te ,, rug te keeren, en op nieuw op het ftuk te raad. 3, pleegen. Terwyl zy hier meede beezig waren, trok eene groo'te meenigte opgezeetenen van », Maasland, Maasland/luis , en Vlaardingen, met „ (lokken, en vorken gewaapend, ter ftad in, zig ,, plaat rende, vóór het ftadhuis.- Dog, toen na zeeven uuren des avonds, het oranjevaandel uitgeftooken, en de prins van weege de ftad tot ftad„ houder van Holland verklaard was, trokken zy 3, aften af, zonder eenige baldaadigheid te plee,1 gen. ■—■ Ondertusfchen fcheen men reeds toe3i leg te maaken , om, gelyk in eenige fteeden 3, van Zeeland gefchied was, de regeering ook hier 3, endaar in Holland, met geweld, te veranderen. >i Een kaerel te paard, van Maasjluis, of van den 3, hoek van holland afgereeden, vervulde Rotter3, dam, en andere plaatfen hier omtrent, met een i, vahch gerugt, ,, ,, dat de Franjche vloot, omtrent i, „ veertig fcheepen fteik, voor de Maaze gezien s, ,, was, en op het punt ftond van eene landing te ,, ondemeemen." " De argwaan op de regenten werd toen weder leevendig : men begon ook ,, hier, gelyk in Zeeland, te mompelen, dat 'er ,', verraad fchool onder de grooten. Dog eerlang ,, kwam 'er tyding, dat de fcheepen, die men voor Franjche aangezien had, Engelfche, of Hechts visjchersjchuiten geweest waren. Sommigen waren „ zelfs van gedagten , dat 'er geen grond altoos geweest was voor het gerugt, en dat het Hechts* door iemand verfierd was om onrust te verwek,, ken. Vast gaat het ten minften, dat de Engelfche ,, oorlogfcheepen, al eenige dagen vroeger, voor 5, yiisfing'en waren aangekoomen. — Eenige wee„ ken laater, maakte het onvoorzigtig uitvaaren van den preedikftoel tegen de regeering het graauw ,, in den Briel gaande. De boeren van Rakanje waren ook naar den Briel getrokken, der wethou- derfchap geweer afpersfende. • Middeler- ,, wyl was de gemeente in den Haag ongeduldig „geworden, om dat men, haares oordeels, te >i lang  HUISBOEK. 97 r, lan* draalde met 's prinfen aanftelling. Dags, na „ dac men daar kennis gehad had van zyne benoeming toe ftadhouder van Zeeland in de meefte „ Zeeuwfche fteeden, plaatften de groenwyven drie „ vaandels van oranjepapier op de grooce markt, „ waar op gefchreeven ftond, W. C. H. Frifo, „ prins van Oranje, ftadhouder enz. met byvoeging van deeze woorden, binnen agt dagen moet hy het 3, hier ook weezen. Dog daar verliep zo veel tyd niet, of dit gewigtig werk was voltrokken. Den „ 29. waren de afgevaardigden van Rotterdam, ver„ fierd met oranjeftrikken aan den hoed , op den „ dagvaard verfcheenen. Hier op was het graauw van den Haag, (waar onder een vrouwmensch ia „ flordig amazoonen-gewaad met ysfelyke kneevels, „ en eenen oranjepapieren grenadiersmuts op het „ hoofd, uitmuntede,) in grooten getale gefchoold „ naar het binnenhof, vreefelyk fcheldende op de ,, regeering, en in het byzouder op den R. P.„ „ en daarna elk lid der vergadering van Holland, „ die nadenmiddag ten 3. uuren fcheidde, afvraa„ gen de, of hy den prins tot ftadhouder verklaard, en meede geteekend had ? by welke geleegenheid de penfionaris F. Tereftein van Halewyn van Dor„ drecht, en anderen, zwaarlyk gedreigd werden „ door eenigen uit het graauw. De heer van Ha„ lewyn, die door eenen, niet onbekenden, Haage„ naar by de keel gevat, en met een mes gedreigd „ was, werd door den klerk Dederichs, en eenige „ rnderen befchermd, en gered. Omtrent 150» „ mannen van de lyfwagt, die op het binnenhof „ ftonden, geenen last hebbende om geweld te ge„ bruiken, zagen alle de beweegingen aan , zonder „ zig te roeren. De heer K. L. van IVasfenaar, „ baljuw van 'sHage, gaf zig veel moeite, om de „ gemeente tot geduld te vermaanen, haar verzee„ kerende, dat zy haaren wensch binnen drie, of „ vier dagen vervuld zoude zien. Dog, op het „ ernftig aanhouden van het volk, moest men». „ nog dienzelfden avond, het oranjevaandel van het „ ftadhuis van den Haag laten waaien. Ook werd. III. DEEL, G wae  VADERLANDSCH „ wat laater, een ander vaandel, hét welk men by „ eerien kamerbchanger in de fpaiftraat gehaald h'ad , booven aan den voorgeevél van het hofge,; bouw naar den vyverkant vastgemaakt. Op i, v'aii bloeimaand geraakte de Haag in roer ter ge{eege.nht id van het valsch gerugt eener voorge„ öo'ohi'en landing der Franfchen, waai: van wy boo„ ven gewaagden. Het graauw vloog ten hove in, roepende, dat men het Land verkogt had. De boe„ ren van Scheeyelingen rukten tegen den avond „ met vliegend vaandel, en flaande trom, dog zon„ der geweer, naar den Haag, dén baljuw waape„ nen afvoiderende, om 'er de Franfchen meede te „ keer te gaan: welke beweegingen, hoe zeer zy „ naderhand bleeken door valfche tydingen ver,, oorzaakt geweest te zyn, zulk eene byftere ge„ daatue gaven aan den tegenwoordigen ftaat der „ dingen, en zulk eenen fchrik verfpreidden door „ dzn Haag, dat 'er het befluit tot 'sprinten aanfteumg, vermoedelyk, niet weinig door voort„ gezet werd. Men bleef aldaar zo ongerust, dac „ G. R. goedvonden , om des anderen dags af te ,, kondigen, dat de prins op den derden tot ftadhou,, der ftond verkoozen te worden, de gemeente te „ gelyk vermaanende, om zig ftil te houden. Dierge,, lvke vermaaning deed haar ook, wat laater, de heer ,, P. van de Kamer, burgermeefter van Haarlem, „ en reeds 81. jaaren oud, die, nefrens de andere „ afgevaardigden der ftad, in twee jagten, mee „ oranjevlaggen opgefchikt, tegen den avond in „ den Haag gekoomen was. Zo veel werks fcheen „ h;er noodig geoordeeld te worden, om het volk ,, in rust te houden. Den volgenden dag werd de „ prins door de Staaten van Holland tot ftadhou„ der, kapitein - generaal, en admiraal verkoozen. J} — De graaf IV. Bentinck, heer van Rhoon, en Pendrecht, befchreeven in de order der ridder3> fchap , en eedelen, van Holland («), had den ,, prins (n) Deezï was dezelfde man, van wiens wandaaden ter  HUISBOEK. 99 prins terftond by eenen rendboode kennis gegee,, ven van zyne aanftelling. In litt antwoord, het „ welk Z. H. hier op lie t afgaan aan den graaf, ,, was in het byzonder opmerklyk , dac hy ver,, klaarde, „ ,, zig zeiven eerst 'over zyne bevór■33 ,, dering te zullen geluk wenfchen, als dezelve s, ,, bleek te ftrékken tot eer van God, en tot wel„ ,, zyn van het lieve vaderland." " Ook het geeri „ hier by gevoegd wei d , „ „ dat het grootftë „ vermaak, hetwelk de prins, feedert de eerfte ,, tydingen deezer omwenteling, gevoeld had 5; „ „ ontftaan was uit hetberigt, da'c alles zonder on,, „ geluk was afgeloopen, zullende hy den hee„ ,, mei bidden, dat een werk, zo openbaarlyk „ „ door deszelfs zeegel bekragtigd , in het ver„ „ volg opk door geene de minfte bloedftorting 'nJ$, bc'/,"/;de,d I1TO£C worden " " ( o). Het is waar , Wilkm IV. dioeg zorg, zo veel hy konde, dat 'er geen bloed geftort werd: maar dit belettede niet, dat alle de gruwelen , tot verheffing van zynen. voorzaat gebeezigd, ook nu plaats greepen, en dat eene meenigte der braaffte lieden van hunne gezondheid, have, en eigendom beroofd werd. En; na dat alle deeze ongeregtigheden, mee zulk een Jraai vernis van eere Gods, en welzyn van het lieve vaderland opgetooid, volbragc waren, deedhy, op het voorbeeld van zynen voorzaat, eene, bvna gelykluidende, publikatie te Rotterdam doen , als waai? van wy, in de befchryving der wyze van verheffing van Willem III., den inhoud opgaven (p)i Wy behoeven hier niets meer by te voegen, ont onze leezers te overtuigen van de treurige waarheid, dat alle de voorige verheffingen der ftadhouders uit het huis van Nas/au, >zö wel als de gewe 1- jjewerking van dit fpel wy gewag makten in het II. Deelt bl. 179. in de noot. Co) J. Waagen. vaderl. hift. 20. deel, bl. 80-04. (p) III; Deel, bl. 83-8S. G i  ioo VADERLANDSCH weldige omkeering van 1787., de echte vrngüen waren van eenen faamenloop van boosheden, plunderingen , en onregtvaardigheden van allerleien aard, zonder welken zy niet te verkrygen waren. En de uitkomst heeft in alle die drie gevallen geleeraard, dat dan zelfs, als het geweld den regenten al het begeerlyke voor dat huis had afgeperst, hunne onwettige afzetting daar op het zeegel drukken moest. Om nu den leiddraad onzer aanmerkingen weegens den ftadhouderlyken invloed op de magiftraatsbeftelling in Holland, Zeeland, Friesland, en Groningen weder op te vatten; toen men in, en na den Engelfchen oorlog zag, welke nadeelige gevolgen het onder anderen in eerstgem. provintie had, dat de ftadh., met overtreeding der laatfte octroojen, en privilegiën, zig eenen meer uitgeftrekten invloed op de magiftraatsbeftelling verkreegen, en door dat middel veele nuttige voorwerpen uit de regeering gehouden , of van de bedieningen van hoofdofficieren, burgermeefteren, en fcheepenen verftookeh had; begon men bedagt te worden, om de laatfte octroojen, en privilegiën van 1650., en volgende weder in te roepen, en alzo deszelfs onwettige magt daar omtrent meer te bepaalen. Het was dog elk niet gegeeven, om met zoveel moed, en belangeloosheid, als zyne pligten vorderden, zyne adviezen over de gewigtige aangeleegenheden des Lands te uiten, indien hy daar door aan onaangenaamheden konde worden blootgefteld ; en nogthans moest elk regent dit te gemoetzien, zodra hy zig naar het ftadhouderlyk fyfthema niet vleidde. Alkmaar was de eerfte fta'd in Holland, die daar toe het loffelyk voorbeeld gaf, en feedert drukten Dordrecht, Leiden, Rotterdam, Schiedam, Schoonhoven, en Purmerende, fchoon op verfchillende tvdftippen, dezelfde voetftappen. Het octrooi der ftad Alkmaar van 9. december 1650., op 18. december 1669. nader beveiligd, en het welk door de regeering dier ftad thans ingeroepen werd, hield in, „ dat voortaan de vroedfchappen der ftad Alkmaar „ abfo»  HUISBOEK. ior jj abfoluutelyk zouden mcgen kiezen, en Hellen jj de burgermeefteren, fcheepenen, en den thejj faurier derzelver fteede , en dat dezelve vroedjj fchappen toe dat einde jaarlyks, des dags voor jj kerstyd, elk op hunnen eed, zouden inbrengen jj een biljet, houdende agt perfoonen tot vier burjj germeefteren , veertien perfoonen tot zeevcn jj k-heepenen, en twee perfoonen tot eenen tbejj laurier; en dat die geenen , welken bevonden jj zouden worden onder de voorfz. agt, veertien, j», en- twee perfoonen te hebben de meefte ftemjjlmen, daar meede refpeftivelyk zouden verkoojj zen weezen tot burgermeefteren, fcheepenen, jj en thefaurier der gem. fteede: welke, in voege jj als vooren geëügeerde, perfoonen tenzelfden daj' ge, en maniere, als in hetzelve octrooi breejj der uitgedrukt was,zouden worden beëedigd, en jj daar meede daadelyk zouden weezen in hunne jj voorfz. refpeclive ampten gefteld, en beveiligd." En, met betrekking tot de aanftelling der vroedfchappen, hield hetodlrooi van 15. maart 161 o. in, jj dat, by het overlyden, vertrekken, of andersjj zins, van eenen van de vroedfchappen, deszelfs jj plaats open koomende, by de andere gebleeven jj vroedfchappen zoude geprocedeerd worden by jj meerderheid van Hemmen tot verkiezing van eejj nen gequalificeerden perfoon, waar meede de ojj penftaande plaats zoude worden bekleed, zonder jj dat van nooden zy, van ons, (de Staaten,) of van j' onzen ftadhouder daar van confirmatie te verzoejj ken" (q). Van foortgelyken inhoud waren ook de oftroojen, aan alle de andere fteeden van Holland in 1650., en 1651. gegeeven, en naderhand veelszins beveiligd. In de laatfte maanden voor de omkeering van zaaken waren de meefte fteeden, welker regenten het met hunne burgeryen eens waren, (?) Verft vanftukk. by J. A. de Chalm. 40. deel, bl. 264. •—366. G 3  ^02 VADERLANDSCH ren, beez-ig, om reglementen np de verkiezing der fteedeiyke regenten te maaken, en te Haarlem was dat reglement reeds ingevoerd , en eenmaal uitgeoeffend. Dit maaken van fteedeiyke reglementen was voornaamelyk gebooren uit het wantrouwen, door weldenkende burgeryen, en regenten opgevat tegen de, verkeerd uitgevallen, benoeming,der leeden tot de commisfie, om te onderzoeken, en vast te ftcllcn eenige algemeene gronden, volgens welken aan de burgeryen eenige meerdere invloed op de aanftelling haarer regenren zoude bebooren gegeeven te worden. Wy kunnen ons , uit hoofde Van de rykheid der ftoffe , en ons meer bepaald oogmerk, niét inlaten in een uitvoerig berigt van het gpen voor, en tegen het inroepen der octroojen is aangevoerd, en meen en, door onze voorafgezonder aanmerkingen, de wettigheid van de inroeping der jongfte privilegiën, en octroojen reeds betoogd te hebben. Hierom verzenden wy den jeezer, die hier omtrent meerdere opheldering begeerd, tot de zeer uitvoerige ftukken, die daar Over, zo u, de vroedfehap der ftad Alkmaar tusfchen de meerderheid, en minderheid, als ter vergadering van Hnllaéi tusfchen de meerderheid, en den ftadh. gewisfeld zyn ^ en voor het nageflagt bewaard worden in de veffaameling van ftukken door *3c. A. de Clialmot , 40., en 41. deel over het geheel terwyl dezelfde gronden hoofdzaakelyk ook op de inroeping der jongfte octroojen, e'n privilegiën in' andere fteeden toeposfelyk zyn. Wy moeten erven wel de billykheid der poogingen van die Hollandfche regenten kortelyk betoogen , en dezelve handhaa'ven tegen de haatelyke gevolgen, die daar uit door den ftadh. getrokken zyn. Indien de Staaten, de fteedeiyke regeeringen, en de ftadh. gehouden waren, om de vastgeftelde form van het bcp:eeven der fteedeiyke regentsplaatfen te volgen; indien zy daar omtrent, niet oudere, maar. de laatfte, octroojen moeften in agt neemen; indien de invloed der ftadhouders, door gebruik te maa-  HUISBOEK. 103 ken van oudere , met agterftelling van jongere, octroojen, al te groot was, en door hun misbruikt werd tot bedwang, of belemmering der vrye (temmen van de regenten ; indien eindelyk de Staaten op de klagten, daar over van de fteedeiyke regeeringen ontfangen , den ftadh. gehoord, en zig niet overhaast hebben met de bellisfching; wie van hun heeft dan de regeeringsform in dat opzigt om ver willen werpen? Waren het de Staaten, die zo bedaard, en omzigtig daar omtrent te werk gingen, of de fteedeiyke regeeringen, die het regt haarer burgeryen handhaafden, en allen onwettigen, en fchaadelyken invloed zogten te weeren ? Of was het de ftadh., die zig maar hardnekkig hield aan inkruipingen, en misbruiken , door vrees, of vleiery, in tyden van algemeen oproer, en door de woede van het gemeen ingevoerd, door hem wettige regten, preëminentien, en prerogativen genaamd, en door de Staaten nooit uitdrukkelyk goedgekeurd, maar door hetzelfde noodlot der tyden geduld, en aangezien? Indien de aard der zaak eens meedegebragc had, dat de octroojen, en privilegiën, in 1650., en vervolgens aan de fteeden gegeeven, minder gunftig voor de fteeden, en meer voordeelig voor den Souverain, of voor den ftadh. geweest waren; zoude hy zig dan niet zeegenpraalend op de laatfte octroojen beroepen hebben, al waren ze in eene regeering zonder ftadhouder in de waereld gebragt ? In dat geval zoude hy zig wel gewagt hebben, om de vryheidlievende regenten van Alkmaar toe te duwen , gelyk hy in zynen brief van 7. november 1783. deed, ,, dat hy hun „ befluit geenszins befchouwde als eene wettige ,, refolutie, maar in tegendeel als eene, alleszins „ onwettige , onbeftaanbaare, en wederregtelyke „ daad, waar door zy getragt hadden, om, eige,, ner gezag, enviafatti, de conftitutie der regee„ ring, en de tegenwoordige regeeringsform dee,, zer provintie, overeenkomftig de handveften, s, privilegiën, en oude gebruiken , aldaar fteeds G 4 plaats  104 VA DERL ANDSCH .„plaats gehad hebbende, tc veranderen" (r). Ja hy zoude zig in dat geval wel gewagt hebben, om, in zynen rondgaanden brief aan de leeden der Hollandjche vergadering van 3. januari 1784., zig in deeze beleedigende taal uit te laten. „ Moeten )9 wy niet met rceden bedugt zyn, dat, de zaaken ,, op die wyze voortgaande , en fommige leeden „ elkanderens fteedeiyke, en byzondere belangen, „ door onderlinge onderfteuning, en vereeniging, „ booven alles verheffende, wel haast niet anders, ,, als de naam van ftadh. deezer provintie, aan ons „ zal worden overgelaten, en dat de weezenlyke „ werking, invloed, en gezag, zo onontbcerlyk „ ter bevordering der algemeene belangen, en zo plegtig voor ons , en onze nakoomelingen aan „ deeze onze waardigheid vastgemaakt, daar aan „ onttrokken zal worden; terwyl de gevolgen, die hier uit moeten gebooren worden, niets anders, als hoogstgevaarlyk voor den Lande , weezen zullen ? Verbreeking van alle de banden van ver„ eeniging, eene geheele ophouding van de hoogst„ noodige communicatie, en verftandhouding tus„ fchen de leeden der hooge Regeering, en ons, „ en vernietiging van de eer, en luifter van die,„ zelfde waardigheid, die wy voor den Lande , ,, voor ons, en onze kinderen onder zo duure ver„ pligting, en zorg moeten bewaaren, en befcher„ men; moeten de eerfte vrugten zyn van de wer„ keloosheid onzer voorfz. geregtigheden, en plig„ ten, welken wederom zullen te faamen gaan met „ allerleie toeneemende faftien, en kabaaien ie da ,, onderfcheiden fteeden; zo dat, in plaats van eene goede order in agt te neemen, en de eer der „ magiftratuur, zo veel mogelyk, in alle derzelver „ leeden te doen eerbiedigen, eenegroote, ofmin„ dere meerderheid het beftier van alles, naar haar n welbehaagen, en ter uitbreiding van haar gezag, „ zal (r) Verf, yanflukh by A. de Chalnt. 40. deel, bl, 141.  HUISBOEK. 105 ,, zal naar zig trekken, haare overige wettige mec,, deleeden van allen invloed, aanzien, en voor,, deelen ontzetten, en, door eigeudunkelyke be- fluiten , zig eindelyk aan alle erkentenis , en ,, werking der ftad hou derlyke regten zonder onder,, fcheid, en hoe welgegrond, en ontegenfpreeke- lyk ook, onttrekken. Al het welk niet duifter „ doed zien, dat het erfftadhouderfchap zelfs ge,, vaar loopt, om, eeven daar door, van eene veel „ nadeeliger conditie, en natuur te worden, dan ,, de ftaat van eenig ander amptenaar, burger, of 9, ingezeeten der Republiek, die zig, tot hier toe, ,, op die hoofdzuil onzer vryheid, en veiligheid mee ,, een onafgebrooken gevolg beroepen, en verla,, ten hebben, dat niemand, hy zy, wie hy zy, ,, hangende het onderzoek, en de raadpleegingen, „ of van de politieke hooge Overheid, of van den 9, regter, over eenige fuftenu, bevoegdheid, of regt, en daar aan toegebragte hinder, kan wor„ den ontzet van zyne posfesfie, voor, en aleer ,, ten definitive zal weezen beflischt, dat aan een' ,, ander' een beter,en fterker regt toebehoord" Dan, indien hy by zyne verklaaring van 26. mai 1787. aan de bajonetten van verhitte meedeflanders heefc durven toefchryven befluiten, endaaden, die hem uit geenen anderen hoofde mishaagden, als om dat ze hem niet gunftig waren; hoe konde hy dan, als wettige regten, befchouwen eene magt. die de vrees voor een raazend gemeen, en de laffe vleiery om hem te behaagen, aan hem, en zyne voorzaaten bezorgd hadden , en waar van hy een fchroomelyk misbruik maakte ? Immers, met opzigt tot dit laatfte , meldde de regeering van Alkmaar by derzelver berigt van 3. december 1784. aan de Staaten (t), „ dat zy, gelyk de regeering der meefte fteeden in Holland, feedert de komst van Wil- lm t>) Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 40; deel, bl. 2.37. tn volg: (0 Verf. van Jlukk. by J. A. de Chalm. 40. deel , bl. 27».  io6 VADERLANDSCH „ lem IV. tot het ftadhouderfchap, zodanig in de ,, gewoonte was van het gezag des ftadhouders te 3, erkennen, dat zy hem-in de daad zo veel magt ,, over haar toeftond, als zyne wenken vorderden, 3, ja in fommige gevallen veel meer, dan hy bil,, lykerwyzc konde verwagten ; en dat zy deeze ,, onderworpelykheid misfehien zoude behoucie.i ht b„ ben, had men, in plaat-s van haar fteecs meer, ,, en meer te vergen, en fchier dagelyks te b/,, lemmeren in de vrye uitoeffening va'n allerkie „ daaden eener vrye regeering, de billykheid, en „ betaamelykheid wat meer in agt genoomen, en het ,, oor nier fteeds geleend aan eenen eer.igen; dat het „ dan misfehien gelukt zoude zyn, het gewenscht 9, gezag over haar te verkrygen: dog dat men tot haar geluk eenen anderen weg ingeflagen, en s, door uitoeffeningen van gezag, welken haar ver,, fchrikten , aanleiding gegeeven had , om den grond van alle Z. H. eifchen te onderzoeken, „ met dat gevolg, dat zy alle dezelven, na het „ naauwkeurigst onderzoek, eeven zeer van alten grond ontbloot bevonden had." Het grpotfte bewys, het welk hy voor zig meende te kunnen aanvoeren, beftond hierin, dat die laatfte oftroo. jen, die nu door de fteeden ingeroepen werden, gemaakt waren in een tydftip, waar in de provintie geenen ftadh. had; dat ze by opgevolgde ftadhouders weder niet in gebruik geweest waren; en derhalven hem niet te regt konde benoomen worden de magt, die hy uit vroegere octroojen fcheen verkreegen te hebben (u). Dog hier tegen is met het grootfte regt aangemerkt, dat 'er geene enkele bondige reeden konde gegeeven worden, waarom die jongfte octroojen niet zo wel voor eene regeering roet, als voor die zonder eenen ftadh., gefchikt zonden zyn, vermids tog de magt, die dé ftadhouders uit vroegere octroojen ontleend hadden, («) Verf. van flukh hy J. A. de Chalm. 40. deel, bl. 2»l *-2I2.  HUISBOEK. 107 den, door hun niet anders, als uit naam der Staaten, konde uitgeocffend worden, en de Staaten, in 1650., en 1651. van een groot gedeelte der door hun, of hunne ftadhouders op hunnen naam gebruikt, ten behoeve der fteeden afgezien hebbende, naderhand onbevoegd waren, om aan het heritelde ftadhouderfchap meerder gezag te geeven, dan zy zeiven op dien tyd bezaten. Hier kwam b\ . dat het zelfs ongezind zoude zyn, dat de Staatx n lunnen ftadhouders een regt zouden hebber wilf 1 gunnen, gromer, dan zy zeiven in d'en tyd konden oefrenen: dat enkel misbruiken, inkruipzels, en toegeevendheid oorzaaken geweest w rei van het flaapen der jongfte octroojen by hec weder aanftellen van volgende ftadhouders : "maar dat nooit, of eene ftellige intrekking dier laatfte oöroojen , of eene verklaaring, dat dezelven den ftadh. niet verbonden , ter Staatsvergadering gefchied waren; en dat zonder dit een of ander, vooral in eene zaak van dat uiterlte gewigt voor de fteeden, die jongfte octroojen moeiten gereekend worden nog aanweezig, en de Staaten, de fteedeiyke regeeringen, en de ftadh. gefaamenlyk tot onderhouding derzelver verpligt te zyn. 'Byzonder voldingend merkte de regeering van Alkmaar op dit ftuk het volgende aan. ,, Wy weeten wel, dat Z, ,, H. voorgeeft, dat het uit de vaderlandfche hifto,, rit zoude bekend zyn, ,, ,, dat de ftadhouder tyke ,, ,, tyden, (om buiten noodzaakelykheid niet hoo,, ger op te klimmen,) begonnen zouden zyn ,, met de regeering van keizer Karei V. in het ,, begin van de zeftiende eeuw; dat dezelven ,, ,, zouden hebben voortgewerkt geduurende des,, ,, zelfs geheele regeering , als meede die van ,, „ zynen zoon, koning Philips II. van Spanje, als ,, ,, laatften graaf, en vervolgens onafgebrooken „ „ van 1581. tot 6. november 1650., tyde van ,, ,, het overlyden van Willem II."" Maar wy ,, vraagen, wie Z. H. het regt geeft, om deftadhouderlyke tyden van den tyd van keizer Karei te 3J beginnen ? Is Z. H. dan een graafelyk ftadhou- der?  io3 VADERLANDSCH ,, der? Heeft hy dan dezelfde regten, die te vocv ren aan het ftadhouderfchap onder de graafelykc 3, regeering, en wel vooral ten tyde van Karei, ,, en Phihps, verknogt waren? Maar waar blykt 3, dat uit? Waar is het bewys te vinden, dat U. „ E. G. Mog. den ftadh., na het afzweeren van ,, het graafelyk juk, ooit of ooit zo veel magt, of 3, dezelfde regten hebben willen opdraagen, die de ,, graafelyke fteedehouders, in den naam der graa,, ven, die hunne heeren, en meefters waren , ,3 welken zy fteeds reprefenteer den, in deeze Lan„ den hebben uitgeoeffend ? Vooral waar is het ,, bewys voor handen, dat U. E. G. Mog. aan de,3 zeiven die regten hebben willen geeven, of hun gelyk (cellen met de ftadhouders onder Karei, en zynen zoon Philips? Waarom beroept Z. H. 3> zig in deezen juist op de Jladhouderlyke tyden onder deeze twee laatfte graaven? Waarom beroept 3, Z. H., indien hy de Jladhouderlyke tyden meend j, te kunnen ophaalen, en van daar derzelver be33 gin, en oorfprong te kunnen reekenen, waarom 33 beroept Z. H. zig dan niet op veel oudere ty>, den ? Op de tyden van hartog Albrecht af, toen jj men reeds vind, dat 'er een ftadh. over Holland j» was? Of was de magt deezer vroegere ftadhou33 ders niet groot genoeg voor Z. H. ? Was de •> magt hunner heeren, en meefters, wier plaats j. zy bekleedden, toen nog te gering? Moest Z. 3j H. zig daarom juist op de tyden van Karei, en Philips beroepen, om dat de magtr, (wat zeggen s> wy?) de willekeurige heerschzugt van die beisj den, paal, nog perk kende, en eene kompleete jj faamenzweering was tegen alle de vryheden, en 53 voorregten des volks? Zeekerlyk, wanneer wy 33 de voorfz. pasfagie van Z. H. memorie met aan33 dagt overdenken , en daar by vergelyken het 35 fyfthema , dat doorgaans in die memorie word 33 aangenoomen, mitsgaders de uitdrukking van Z. v H., voorkoomende in den rondgaanden brief aan 33 de leeden der vergadering van U. E. G. Mog., » ter deezer zaak gefchreeven, dat L\E. G. Mog. ji bi-  HUISBOEK. 109 ,, befluit van 16. december 1783. onvermydelyk zoude „ moeten naar zig fleepen eene vermindering, 'of klein„ agting van die majestas publica, welke Z. H. daar „ by ter neder field, dat hy in plaats van ü. e. g. 3, mog. op eene erfelyke wy2k zoude bekleeden ; 33 kunnen wy voor U. E. G. Mog. niet verbergen, ,3 dat dit een en ander in ons het denkbeeld heeft 3> doen gebooren worden, dat Z. H., vermeenen„ de, dat de tegenwoordige ftadhouderlyke con- ftitutie haar begin zoude moeten neemen van de 3, tyden van Karei, en Philips, en dat mitsdien j, aan deeze ftadhouders diezelfde regten zouden }> toekoomen, die aan de ftadhouders onder Karei, 33 en Philips toegekoomen hebben ; dienvolgende si eigenlyk ftaande houd, dac hy, als ftadh., des3 zelfde regten zoude mogen oeffenen , die ten tyde van Karei, en Philips, door dezelven ge. 33 oeffend zyn; dat hy dus de geheele graafelyke 3, magt als nog zoude vervangen, in die betrekking 33 meerder, en hooger zyn, dan U. E. G. Mog. j> zelfs, en derhalven een gezag zoude hebben, jj en daadelyk kunnen exerceeren, dat hy van U. 33 E. G. Mog. niet zoude kunnen ontleenen, maar 33 dat hy, in plaats van U. E. G. Mog., op eene 33 erffelyke wyze zoude bekleeden: zo dat wy ons wel 3> ter goeder trouwe zouden hebben verbeeld, dat» 33 fints de afzweering van het graafelyk juk, de 33 graafelyke regten, en die van hunne ftadhouders, 33 zouden weezen vernietigd ; maar in welke ge33 dagten wy ons van toen af deerlyk zouden be33 droogen hebben. Ondertusfchen is het 'er zo 33 verre van daan,-dat de Jladhouderlyke tyden, wel„ ken Z. H. ten deezen toepasfelyk maaken wil, van keizer Karei af, of van het begin der zes„ tiende eeuw, zouden kunnen gereekend worden, ,, dat dezelven eerst hunnen aanvang genoomen „ hebben met Maurits ip 1585." Na de aanhaaiing van een opmerkelyk gezegde hier omtrent van den heer Waagenaar , gaat de regeering van Alkmaar dus voort. „ En dat wel op eene byzondere rom,j misüe van U. E. G. Mo^., waar in niet alleen ,j geeé  iio VADERLANDSCH geen woord van de magt der voorige ftadhoiis, ders gefprooken wierd, veel min daar toe ver- weezen; maar waar by hem wierd gegeeven de ,, magt om te doen, dat een goed gouverneur, kapi. ■f, tein-en admiraal - generaal zoude mogen, enbeho.o„ ren te doen, agtervolgende de inflrukti'1, die hé$t ,, verder zoude gegeeven worden. W Ike inftruktié ,, wel nooit fchynt vastgefteld te zyn, dan war van het opftel, te vinden by waagenaar vaderl. ,, Mft> 8. deel, bl. 107. en volg., ten vollen bevvy t., ,, dat U. E. G. Mog., zelfs op dien tyd, geeft „ voorneemen altoos hadden, om aan hunne ftid- houders alle die magt te geeven, welke de graa„ ven, of hunne ftadhouders in derzelver phtécs* ,., hadden bekleed, en daadelyk uitgeoeffend. TVr„ wyl in de volgende commisfien der ruwhouders- al meede titel, nog jota van zodanige verw>,.. g te vinden is,, veel min, dat dezelve, (Lgèlyk ,, zoude moeten gefchied zyn, in geval Z. H. zig ,, op de regten der graafelyke Jleedehouders boude „ kunnen beroepen,) in dezelve commisfien nit„ drukkelyk zoude weezen uitgedrukt. Zo dat Z. 3, H. geene andere regt n, afpreëminentien kan, „ of vermag in te roepen, dan welken, hem by des<- zelfs commisfie van 27. februari 1766. zyn toege» ,, kend, en opgedraagen" (v). Vervolgens laat de regeering van Alkmaar zig dus uit. ,, Z. H. beefÉ „ daar verder bygevoegd, dat het opgevolgd JlandM vaflig gebruik der ftadhouderen regt tot 'die ver- kiezingen alleszins zoude wettigen,- en dat dit ,, regt, zo door de regeering deezer ftad in alle „ de opgevolgde tydperken der ftadhouderlyke re3, geering, en byzonder ook feedert de laatfte in„ voering, en herftelling van dezelve in 1747.» als door U. É. G. Mog. zeiven ten tyde van het 3, exerceeren der voogdy over Z. H., toegeftemd, ,, en beveftigd zoude weeztjn. De gronden, ,, waar O) Verf. \tm ftukh by J. A. de Chalm. 40. deel, bl. 274 —278.  HUISBOEK. ui , mm op men gemeend heeft, de ontoepasfelyks -. \ id der octroojen van 1650., en 1669. aan'te tronen, koomen hoofdzaakelyk, en voornaame.. - biénaap neder: I". dat'dezelven gegeeven , gya in Jlqdhouderlooze tyden , uit hoofde dat 'er n (fadh. wjs, die, als. voorheen, de verkie• 1 en zoude hebben kunnen doen, enderhal. 3, ven alleen met oogmerk, dit dezelven zouden 5,. diénen , zo.lang 'er geen Hadh. was, et) dus detyk wederom moeten ophouden te werken, }. Ira 'er een ftadh- was : 2°. dat U. E. G. ,, dit, met betrekking tot de octroojen van n. ii joj, , ken moest, gouda voegde zig by leiden. Dog a. 3, de graaf, burgermeefter van amsteldam , her- vattede, dat uitftel liet volk verbitteren zoude; dat „ men de zaak ook niet ten halve doen moest; maar 3, den prins van oranje, den eenigften, die tot hét 3, bekleeden der ftadhouderlyke ^vaardigheid in aanmer- kingkwam, alle voorregten toeftaan. Rotterdam, 3, gorinchem, en schoonhoven vielen amsteldam toe, en de zaak werd beftooten op behaagen der prin- gipaalen. Maar uit welke woorden van die pas33 fagie blykt, dat U. E. G. Mog., by de aan3, ftelling van Willem III. tot ftadh., de voorfz. 3, oöroojen zouden vernietigd hebben? De bur5, germeefter de Graaf fchynt wel in een denkbeeld 3, geweest te zyn, dat men aan Z. H., eeven ais 3, aan eenen Aftatifchen vorst, alle voorregten, geej, ne uitgezonderd , moest toeftaan. Maar waar 3, uit blykt, dat U. E. G. Mog. meede van dat 3, byzonder gevoelen waren ? Leiden, en Gouda 51 althans waren van andere gedagten , en toen, 3, de zaak der aanftelling van Z. H. gebragt ge- „ weest  HUISBOEK. u5 „ vreest zynde ter kennis van de principaalen, „ daar op by U. E. G. Mog. finaal beflooten werd' " o'Ykt'er wel,dat deezen eenpaarig meenden,Z. „ ti. totltadh. te moeten aanftellen, maar geenszins „ dat zy begreepen, dat alle de, in voege voorfz! „ verleende, octroojen teffens zouden moeten wor„ den ingetrokken; gelyk daar van dan ook nes.ru „ quidem in de befluiten van U. E. G. Mog. van dien » tyd, te weeten van 3. juli 1672., op welken „ oag Z. H. werd aangefteld, te vinden is. - fa, „ indien de voorfz. octroojen, by de aanftelling „ van Willem UI., door U. E. G. Mog. in de daad „ waren afgelchaft, hoe koomt het dan, dat de „ regeenngen der refpective fteeden zig, na den „ dood van Willem III., wederom, zonder eeniee „ tusfchenkoomende daad van U. E. G Mo" „ naar derzelver octroojen gedraagen, en haare ma„ giltraatsbeftelimg op den voet derzelver hebben „ kunnen yerngten? Hoe koomt het dan, dat U. ,, h. G. Mog. het octrooi van i6ïo., en 1669 in >, 1728. by een nader octrooi hebben kunnen ver„ meerderen , en voorts op nieuws beveiligen ? „ Alle de voorfz. fteeden immers zouden haare ei„ ge wethouderfchap na 1702. in dat geval niet „ hebben kunnen aanftellen, zonder daar toe nieu„ we octroojen verkreegen te hebben, dog wel„ ken zy nu niet van nooden hadden, wy! die van „ 1650. tot 1672. nooit door U. E. G. Mog af „ gelchaft waren. Terwyl by U. E. G. Mog* „ weinig reflectie verdienen kan, dat de regeering „ deezer ftad, kort na de aanftelling van Willem " rih eerVrn g.fiyk in "747- na de verheffing van „ Willem IV., de nominatien aan Z. H., als ftadh ■ 3, gezonden heeft; in overweeging noemende, dat 33 dit geichiedde door regenten, van welken een « ieder in dien tyd wel, als om ftryd, moest uitmunten, om den prins in alles te gelieven, om 53 by het gemeen voor geenen vyand, of landver„ raader afgemaald te worden , en by fommi^en „ van welken heerschzugt, eigebelang, en groot„ neid zo veele dryfveeren waren, om den nieuwH 2 '35 ge-  nS VADERLANDSCH gekoozen ftadh. naar de oogen te zien, en tot dat einde zelfs zyne wenfchen te voorkoomen. " Om niet te zeggen, dat deeze daaden van onze " voorzaaten altyd voor volftrekt onwettige daaden " moeten worden gehouden, waar toe zy, buiten toelating, en auctovifatie van den Souverain, in " alle gevallen ten eenenmaal onbevoegd waren, " en waar toe zy zig derhalven nog altyd aan U. " E. G. Mog. hadden moeten vervoegen; daar niemand, buiten den SQUverain, bevoegd is, om J eenige de rninfte verandering in handveften, pri,' vilegien, of octroojen te maaken. 30. Wat nu ,' aangaat, het geen men ten derden tegen de wet' tigheid van het octrooi van 1650., en 1669. heeft *' ingebragt, dat U. E. G. Mog. in alle gevallen ' niet zouden zyn bevoegd geweest, om in eenen ftadhouder loozen tyd de, qua ft verkreegen, regten , van den ftadh. te vernietigen, met dat gevolg, dat zy in eenen ftadhouderlyken tyd niet wederom " zouden kunnen worden ingeroepen; daaromtrent " merken wy aan, dat het octrooi van 1530., waar 7 op men zig beroept, flechts tydelyk geweest is, en mitsdien in geenen den minften aanfchouw " kan genoomen worden: dat daarenbooven by dat octrooi, eeven gelyk by dat van 1610., aan den ftadh. in der tyd niets abdicativé is toegeftaan, 3' gelyk hier vooren getoond is; maar dat daar by ,' alleen is geordonneerd, dat de nominatie, daar by gemeld, of aan den ftadh., of aan den Sou,' vêram, zoude gezonden worden: zo dat U. E. ' G. Mog., zo wel als keizer Karei, het regt van \\ aanftelling, of verkiezing, by die octroojen in „ hunnen eigen boezem hadden behouden, en dus altyd bevoegd waren, om daar over ten behoe,) ve van deeze ftad nader te befchikken, zonder „ daar door den ftadh. eenigszins in zyne verkree„ gen regten te benadeelen. Wy merken verder „ aan, dat, indien U. E. G. Mog. bevoegd wa„ ren, om de geheele ftadhouderlyke waardigheid ,, te vernietigen, zy ook niet minder moeten zyn „ bevoegd geweest, om zaaken te vernietigen, „ die  HUISBOEK. 117 ,, die daar aan verbonden waren , gefteld al, des „ geenszins, dat het regt van verkiezing daar aan ,, te vooren te alkmaar abdicativé toegekoomen ,, heeft. En, daar deeze ftadhouderlyke waardig,, heid op nieuws niet weder is ingevoerd, dan op „ uitdrukkelyk befluit van U. E. G. Mog., en zon,, der zodanig befluit geen beftaan meer zoude ge,, had hebben; eeven zo zouden de voorfz. zaa,, ken ook moeten weezen herfteld , en aan de „ ftadhouderlyke waardigheid wederom uitdrukkelyk aanbevolen , indien men dezelven aan die „ zyde met effect zoude willen inroepen. Maar „ nu zyn de voorfz. zaaken, by de octroojen van „ 1650. tot 1672. aan de fteeden deezer provintie ,, gegeeven, nooit wederom uitdrukkelyk aan die „ fteeden afgenoomen, en aan den ftadh., als zy,, ne voorregten, op nieuws toegeftaan. En het is „ derhalven zeeker, dat hy dezelven niet inroe,, pen kan, ten zy hy konde aantooncn, dat de„ zeiven hem wederom door U. E. G. Mog., als ,, aan zyne voorzaaten, zyn gefchonken. Dan het „ is 'er zo verre van daan, dat deeze octroojen „ in het algemeen door U. E. G. Mog. zouden te „ niet gedaan, en de ftadhouderlyke verkiezingen „ daar door wederom ingevoerd zyn, dat wy, ten „ aanzien der voorfz. aanhaaling, met allen eer„ bied durven ftaande houden, dat U. E. G. Mog., „ de voorfz. octroojen eenmaal wettig gegeeven „ hebbende, dezelven naderhand niet meer heb„ ben kunnen intrekken. Trouwens, zouden U. ,, E. G. Mog., in geval deeze provintie nooit meer ,, eenen ftadh. gehad had, wel immer die octroo„ jen, of een gedeelte derzelver, aan zig hebben „ kunnen trekken zonder onregtvaardig te zyn ? „ En, konden U. E. G. Mog. dit voor zig zeiven „ niet doen, zo konden zy zulks eeven min doen „ ten behoeve van den ftadh. En het blykt dus „ aan alle kanten, hoedanig men deeze aanhaaling „ ook moge befchouwen, het zy ten opzigt van „ de verleende octroojen in i6yo. toe 1672. in het >, gemeen, of ten opzigt van dat van Alkmaar in H 3 het  ïi8 VADERLANDSCH hét byzonder, dat dezelve eerder bclagchehrk, ,, dan wel eenigszins gegrond, is" (w). Wy oordeelden aan het gewigt, en de regtvaardigheid der gedrcagingen zo van de regeering der ftad Alkmaar, als van die der andere Hollandfche fteeden., dit verkort verl'lag van het hoofdbtwys tegen des ftadhouders recdeneeringen verfchuldigd te zyn, terwyl des kundigen z'g der moeite wel getrooften zullen, om dat geheel berigt der Alkmaarfdie regeering over dit onderwerp van nieuws te' herleezen. Genoeg is het voor ons oogmerk, dat de Staaten van Holland, en de fteedeiyke regeeringen, in het begin der laatfte oneenigheden, geen ander oogmerk gehad hebben, als om den invloed des ftadhouders op de magiftraatsbeftelling te bepaalen tot bet eenige, waar op hy, by mogelykheid, als ftadh. eenige aanfpraak maaken konde, Hebben die Staaten naderhand een onderzoek laten doen naar de gronden van eenen zeekeren burgerinvloed op '. zelve, dat onderzoek konde weinig aan den f dh. beneemen, dan het geen hy, naar de privilegiën van 1650.,en volgende,nittmeer konde uitoefferen, en het geen hem by het nieuw reglement van Haarlem gelaten is, en by de anderen wel zoude gelaten zyn, naamelyk, de aanftelling van fcheepenen, en febeepenencommisfarisfen der gemeene middelen: welk eerfte hem veelal, fchoon op zeer zwakke gronden, geoordeeld werd toe te koomen, terwyl het laatfte hem , by de invoering der gemeene middelen door kollecte, uitdrukkelyk door de Staaten vergund was. Te Hoorn, en Enkliuyzen, daar de verandering der wethouderfchap nog het meefte van eenen volksinvloed behouden had, fchoon men de kragt daar van had weeten weg te neemen, beriep men zig op handveften, die door den ftadh. zelfs niet werden tegengefprooken: dog •van zynen kant kreeg men geen gehoor. Heusden, hoe (w) Verf. van Jlukk. by J. A. ie Chalm. 41. deel, bl. 2. tn bl. 55—70.  huisboek. 119 hoe zeer geene ftem in Staat hebbende, beriep zig al meede zonder vrugt op een octrooi van 1672., geduurende het ftadhouderfchap van Willem III. verleend, dog waar van die willekeurige ftadh., al zeer kort na de afgifte van dat octrooi, was afgegaan. De waare reeden intusfchen, waarom de ftadh. zig tegen alle die, (zo hy ze noemde) fchaadelyki nieuwigheden, en verkortingen zyner voorregten verzettede, was enkel deeze, dat hy voorzag, en bereids ondervond, dat hy, op den voet der herftelde oclroojen, of nieuwe reglementen, zynen onwettigen, en onbehoorlyken invloed op de vrye Hemmen van eerlyke regenten geheel verliezen zoude. In Zeeland, alwaar de ftadh. omtrent een gelyk gezag, als in Holland, over de magiftraatsbellelling oeiTende , heeft men alles op den voet gelaten, zo als de voorige , en deeze ftadh. zynen invloed daar omtrent geoeffend had; invloed, waar door het kleiner getal van braave , onder het meerder getal van flechte , regenten , die door eenen van Lynden , en van de Spiegel bedorven waren, heeft moeten bukken. En dit is een doorftaand blyk aan den eenen kant van de, misfehien al tc groote, gemaatigdheid, of het onvermogen van de minderheid der Zeeuwfche regeeringen omtrent dat ftuk, en aan de andere zyde van den fchaadelyken invloed, dien de ftadh., door een meerder gezag omtrent de magiftraatsbeftelling, op de vrye ftem der regenten verkreeg. In Friesland, alwaar de ftadh. zig het regt had aangemaatigd, om op 9. december 1766., uit eige beweeging,'en dus willekeurig, een reglement op de regeeringsbeftelling der fteeden te irnaken, hadden de burgers van Leeuwaarden zig in 1785. daar tegen by een request verzet, en verzogt, ,, dat „ H. E. Mog. hun Souverain gezag geliefden te ,, gebruiken", om alle ingeftoopen misbruiken te „ weeren, de ontvreemde, en verlooren regten, „ en privilegiën weder te rug te doen ontfangen , 3, en fpecjaal, om het regeeringsreglement van 1657. ,h 4 jS in  ?2o VADER LANDSC H ,, in volle kragt te herftellcn." Op dit request verklaarden de Staaten, „ dat het maaken van re,, geeringsreglenienten in de fteeden behoorde tot ,, de wtgeevende Magt, welke aan niemand, dan alleen aan K. E. Mog., toekwam, gelyk ook al„ le regeeringsreglementen van Leeuwaarden, vroe„ ger dan dat van 1751. (x), gemaakt waren by die, welken de wetgeevende Magt, of een, in „ dien tyd erkend, regt om dezelve uit te oef„ fenen, in handen hadden; en dat dienvolgens. het tegenwoordig regeeringsregiement der gem. s', ftad, op p. december 1766. door den ftadh. ge3, maakt, met de ampliatien, en alteratien van dien, als onwettig moest worden befchouwd, om ree3, den, dat hetzelve by H. E. Mog., die, als Sou,, vevain deezer provintie, alleen de wetgeevende ,, Magt in handen hadden, nog goedgekeurd, nog beveftigd was ; en dat daar 'uit zoude moeten 3, volgen, dat aan het fpeciaal verzoek, by dat „ request gedaan, zoude kunnen worden voldaan: 3, dog dat, ten tyde der erffelyke opdragt der ma- giftraatsverkiezing door de regeering van Lceu* ,, waarden op 26. december 174 8-, gem. regeering, „ ten einde die opdragt te kunnen doen, by ftads^ ,, befluit van 25. te vooren van den eed op het reglement van 1657. ontilagen, en dus die op3, dragt voor wettig verklaard was; en dat dus dat reglement, als op eenen geheel anderen vort ingerigt, niet weder konde ingevoerd worden, 3, maar dat voor de ftad Leeuwaarden een nieuw re- glement zoude moeten worden opgemaakt." In gevolge waar van beflooten werd, „ de rcagi- ftraar, vroedfehap, en bevelhebbers van Leeu3, waarden, te magtigen, en te gelaften, om op te maaken, en voor 27. november eerstkoomenuen i3 aan H. E. Mog. in te leeveren een concept regee- 3, rings.-. (k) Dit tog was, om het ongeluk der tyden, en de woede van het gemeen, door de Staaten aan Willem IV. uit naam hooge Qverheid opgedraagen.  HUISBOEK. 121 „ ringsreglement voor hunne Jlad, onder anderen met deeze bepaaling, ,, dat in hetzelve de erffelyke op„ dragt der magijlraatsverkiezingen aan den erjjladh. ,, zoude moeten vastfcaan, en dat, hetzelve ingekoo,, men, en onderzogt zynde, het nieuw regeerings,, reglement by H. E. Mog. wierde vastgefteld, zo als dezelven zouden verftaan te behooren" (y). De regeering, en bevelhebbers van Leeuwaarden vonden goed, om de burgery van dit belluit der Staaten kennis te geeven, meenénde, ,, om op de best ,, mogelyke wyze aan de welmeening van H. E. „ Mog., en aan hunne geheiligdfte verpligting om,, trent de burgery der ftad te voldoen, geen nieuw ,, regeeringsreglement voor hunne ftad te mogen ,, ontwerpen, dan met meedewerking, en over„ roeping van de burgers uit de efpelen der ftad: „ waarom zy beflooten hadden, om alle de bur,, gers van den gereformeerden godsdienst faamen ,, te roepen, en te noodigen, om meede uit de 3, hunne gelaftigden te ftemmen, ten einde meede ,, te helpen bevorderen een ontwerp van een nieuw ,, regeeringsreglement" (z). De burgers der efpels, ten getale van 400., beweerden daar op by eene memorie, en deduktie, ,, dat de verkiezing ,, der magiftraat een privilegie van Leeuwaarden „ was, dat door niemand konde, of mogt wegge,, geeven worden; en dat dus de opdragt daar van ,, onwettig gefchied was , verzoekende , dat de „ Staaten dit privilegie der burgery deeden her,, ftellen." Dog dit was alles zonder vrugt («). Te vergeefs verzetteden zig ter Staatsvergadering tegen het afwyzen van dit verzoek verfcheide volmagten. Te vergeefs fchreef de moedige heer C, L. van Beyma eenen zeer nadrukkelyken, en bondigen brief aan den ftadh., waar by hy aantoonde, j, dat het oude regeeringsreglement van 1657. voor ,3 do (y) Nederl. jaarb. 1785. bl. 1475—1478. f z) Nederl. jaarb. 1785' bl. J478. en volg. (a) Nederl. jaarb. 1785. bl. 1732—1734. H 5  iaa VADERLANDSCH de ftad Leeuwaarden nog geldig was» en dat het„ zelve door het provintiaal reglement reforma- toir, in 1748. door den ftadh. by vergunning 3, der Staaten gemaakt, niet konde veranderd wor,, den." Te vergeefs verzogt, en eischte hy van hem, dat hy oordeelen zoude, dat burgers, (dat ,, meer is,) dat Friefen, en, (het geen alles zei- de,) dat Leeuwaardens burgery, dat zyner vor,, ftelyke vaders ftadgenooten, verkort werden in ,, hunne regten, en dat wel om zynen wil,'die zo plegtig betuigd had, alles voor het behoud ,, der vryheid, voor dat volk over te hebben." Te vergeefs verzogt hy, „ dat zyne daaden fpree- ken mogten, dat gantsch Nederland zien mogt, dat ze met zyne woorden overeenkwamen, en ,, dat hy den vryen burger by zyne oude regten ,, herftellen wilde overeenkomftig het ftaatsbefiuit „ van 11. juni 1748., om de regeering by haare wettige conftitutie te bewaaren, vermids 'er in 3, het ftuk van regeering nooit regten gefchqu,, ken werden , of 'er werden wederkeerig plig„ ten opgelegd" (ia). De ftadh., die zig kort te vooren al eenigszins met de ariftokratifche hoofden der Staaten had beginnen te verftaan, en wel wist , dat het inroepen van burgerregten by die hoofden vooral niet meer, dan by hem, welkoom was, meende zig Wonder wel uit teflooven, door deezen mannelyken brief van den heer van Deyma niet te beantwoorden. Want, fchoon de, laatst overleeden, koning van Pruis/en, en de twee, laatst overleeden , Roomfche keizers zig dit omtrent de geringde hunner onderdaanen wel verwaardigden, fcheen echter een ellendig ftadh., een eerfte minifter van eene kleine Republiek, het beneeden zig te agcen, om aan eenen zyner meedeleeden in de regeering op zulk eenen voortrelfelyken brief eenig antwoord te doen toekoomen. Hy ringt den Staaten van Friesland veeleer te moeten vleien , (waat (a) Nederl. jaarb. 1785- bl. 173O-1742.  HUISBOEK. 123 (want de heerschzugt kan op haaren tyd zig gereedelyk tot de uiterfte laagheden verneederen,) ten einde deezen hem onderfteunden in het behoud der magiftraatsbeftelling te Leeuwaarden, en in de andere Friefche fteeden , en hem bewaarden voor het geval, om zig buiten de geleegenheid gefteld te zien van daar voor te kunnen bedanken. Hy zond daarom den brief van den heer van Beyma aa» de Staaten met eenige weinige reegels van eenen hem zeer eigen, en fchoonfchynenden inhoud (c). Dog deezen, welker befluiten de ariftokratifche meerderheid toen reeds doordreef, zonden den brief van den heer van Beyma koeltjes te rug, en deeden den ftadh. op eene vry wat meer verneederende wyze gevoelen , dan de eerlyke rondborltigheid van den heer van Beyma gedaan had, hoe veel onderfcheid 'er is tusfchen de trotfche taal van eenen gebiedenden ariftokraat , en den ernftigen aandrang van eenen uitnoodigenden volksvriend Zy gaven hem te kennen de dubbelzinnigheid, welke zy in zynen brief, of wel in zyne laatfte betuiging, gevonden hadden, en fcheenen niet te willen begrypen , dat deeze dubbelzinnigheid noodzTtkelyk moest eige zyn aan eenen man, die zi2 altyd door foortgelyke uitdrukkingen fchoon wilde voordoen omtrent zaaken, waar omtrent hy geheel anders dagt. Eindelyk bepaalden zy hem eenen tvd van 14. dagen, binnen welken hy zig over de zaak m gefchil, naamelyk over de magt, die de Staaten al, of niet, mogten hebben, om reglementen voor de fteedeiyke regeeringsbeftelling te maaken, en over het regt , het geen hy al, of niet, zoude heb°e?/,ot „de >*euze der magiftraatsperfoonen in de Iriefche fteeden, verklaaren moest (d). Hv voldeed ook binnen den bepaalden tyd aan hunne vordering, door op het eerfte te verklaaren, „ dat „ hy geene zwaarigheid maakte, om; met betrek- w king (c) Nederl. jaarb. 1786. bl. 269. en volg. (d) Nederl. jaarb. 1786. bl. 771. en volg.  124 VADERLANDSCH „ king tot Leeuwaarden, voor zyn gevoelen te ,, uiten, dat H. E. Mog. geregtigd waren, om aan die ftad een nieuw reglement te geeven;" en omtrent het laatfte , „ dat hy zig verzeekerd hield , dat het regt der magiftraatsbeftelling in s, de elf' fteeden van Friesland aan hem wettig toe„, kwam" (e). Zo verkoos hy, zig liever te werpen in de armen van de ariftokratifche meerderheid der Friefche Staatsvergadering , (waar by hy zig naderhand ook zo wel bevonden heeft,) fchoon hy omtrent deeze zaak op zulk eene verkleinende wyze door hun behandeld was, dan gehoor te geeven aan de infpraak van zyn geweeten, aan de billyke vordering eener klaagende burgery , en aan eenen tweeden brief van den heer van Beyma. Deeze tog verklaarde daar by aan den ftadh., in zynen brief aan de Staaten geene merkelyke twyffeIingen gevonden te hebben, en moedigde hem aan, „ om de betuiging, die hy in zynen brief aan de „ Staaten deed, daadelyk te werk te ftellen, en „ om gebruik te maaken van die allergelukkigfte „ omftaridigheden, waar in de betragting van zy,, nen pligt met zyn genoegen, en waar belang ,, volkoorrien overeenkwam" (ƒ). Het gevolg van dit alles was, dat de Staaten, zonder agt te geeven op de inroeping van een wettig privilegie door de burgery van Leeuwaarden, een nieuw reglement voor de magiftraatsbeftelling dier ftad maakten, den ftadh. daar by handhaafden in de onwettige befchikking daar over, en die cordaate leeden der regeering, en bevelhebbers, die zwaarigheid maakten in de beëediging van dat nieuw reglement, van hunne poften deeden ontflaan. De beëediging van dit nieuw fteedelyk reglement van Leeuwaarden werd omtrent op dezelfde vryheidverkragtende wyze door de meerderheid der Friefche Staaten bevolen , als het regeeringsreglement te Utrecht in 1674. (e) Nederl. jaarb. 1786. bl. 274—275. {Jj Nederl. jaarb, 1786. bl. 772—774.  HUISBOEK. 125 ir574. werd ingevoerd. Immers wy hooren den heer R. H. van Altena op 23. maart 1786., in een voorftel aan de magiftraats - en vroedicnapsvergadering, zeggen, „ dat de termyn van zo weinige uujj ren, binnen welken die geheel nieuwe eed gejj vergd wierd van de regeering tegen des anderen 33 dags, zo kort was, dat het onmogelyk was, om jj zig van zynen pligt naar eisch te kwyten, veel jj min dan, wanneer dat reglement Hechts een - of jj tweemaalen in die vergadering geleezen wierd; 3} en dat hy daarom wilde in bedenking geeven, jj om te verzoeken aan de gedeputeerde Staaten, jj om dien termyn ten minften agt dagen uit te fteljj len, op dat een ieder wikte, eh wooge , en jj daarna zwoere , wat regt was." Die moedige regent voegde 'er by, „ zo iemand uwer denkt, jj gelyk ik, en in zyne ziel overtuigd is, dat de jj opdragt der keuze nooit wettig gedaan is, en jj den ftadh. niet zo wettig toekoomt, als aan ons jj onze eigendommen toebehooren; dat hy tog nim33 mer den nieuwen eed zweere , maar met my jj wederkeere tot het lighaam der algemeene burjj gery, op dat de laate nakoomelingfchap ons niet jj vloeke , als de verkragters van haare regten. jj'Een eenigeerlyk burger is meer waard, dan duïjj zend meineedige regenten" Cg). Wy hooren de burgers van Leeuwaarden zig by de Staaten beklaagen, „ dat, ten tyde der beëediging van hetreglejj ment, de guarnizoenhoudende militie, zo cavaljj lerie, als infanterie, onder de waapenen gebragt jj wierd, dat het regiment Oranje - Friesland najj denmiddag al vroeg te faamen trok op het Jako. 33 byner kerkhof, de guarde order had, om zig binjj nenshuis gereed te houden, de cavallerie binjj nen haare ftallingen gereed ftond, om op den jj eerften wenk in volle waapenrufting op te ftygen; dat, terwyl men de guarde, en cavallerie jj voor (g) Verf. vanfliikk. by J. A. de Chalm. 35. deel, bl. 95  ia6 VADERLANDSCH jj voor het publiek bedekt hield, men hetzelve jj poogde te begoochelen nopens de deftinatie jj van het regiment Oranje-Friesland, waar toe men jj den befpottelyken vond bedagt had, van daar jj by onder een efcorte te doen te voorfchyn jj brengen eenen foldaat, die quafi zou worden gejj ftraft, en den ftokkenknegt van den provoost jj met eenen bondel fpitsroeden, dog welke foljj daat, na den genoegzaamen tyd ten fchouwfpel jj gediend te hebben, weder ongemoeid heen gejj leid wierd, van waar men hem had doen brenjj gen; en dat ondertusfchen de ingang van het jj kollegie, anders met éénen fchildwagt bezet, nu jj bewaard werd door vier fchildwagten, wier gejj weeren (zo het gerugt zeide) met fcherp gelaajj den waren." Overmannelyk is de volgende taal, die de burgers over deezen hoon, der Leeuwaarder burgery aangedaan, voeren, en welke, zo wel verdiend door de ariftokratifche meerderheid, haar in het oog van eiken vryen Nederlander gelykfleld met, zo niet nog verneederd beneeden, de Gelderfche Jandfurflelyke heerlykheid. „ De geleegenjj heid, by we'lke alle deeze toeftel gemaakt wierd, J} laat weegens haare beftemming niets onzeeker, _,j dan alléén, of de bedoeling daar by meer was, om den ftillen burger te verfchrikken, dan wel tJ om zynen moed te farren, en hem eenigen pas >3 van onvoorzigtigheid te doen begaan, om hem, 3, ten kofte van zyn bloed, te doen verftaan, dat, ^ die van het geweld kan befchikken, ook kan bej, fchikken van het regt, en dathy, ongeagt wee„ zen, niets had te doen, dan te" gehoorzaam en, j, en den last te torfchen, die hem werd opge- legd. Wat reeden voor deeze verfchrik- j, kelyke vertooning? Wat reeden, om den ftil,j len burger dus te dreigen met den yzeren ftaf jj van geweld, en onderdrukking? Het antwoord „ kan geen ander zyn, als dat het was tot voorkoo33 ming van oproer. Maar waren 'er dan reedenen om „ daar voor te vreezen? Voorzeeker geene, dan j, misfehien een hersfenfehim van zodanig gewee- 3i ten,  HUISBOEK. m7 3} ten, als zig het best zou laten befchryven door 3, zulken, die ongelukkig genoeg zyn, om het by 33 ondervinding te kennen. Hadden de burgers van ^ Leeuwaarden tot dus verre niet in alles pligtmaafJ tig tewerk gegaau" (h)? Men leeze dit geheele ftuk, en zal overtuigd zyn, dat 'er geene onbeichaamdere dwingelanden zyn, dan afgeweekeh patriotten. De burgeryen der overige fteeden, dit flechc uiteinde van de inroeping der fteedeiyke voorregten^ ziende, gaven zig geene moeite, om de Staaten insgelyks om nieuwe regeeringsreglementen, en om herftelling van haare voorregten te verzoeken. Befchouwen wy van eene andere zyde het gebruik, het geen de ftadh. in de Friefche fteeden van zyn gezag over de magiftraatsbeftelling maakte, welk eene eigendunkelyke magt maatigde hy zig daar omtrent niet aan ! Welk reglement magtigdehem, om eenen van Hambroek, die geene der vereischte hoedanigheden had, om tot lid der regeering te Leeuwaarden aangefteld te worden , aldaar in de regeering te dringen, en zogenaamden premier, ot e erf len regent te maaken ? Wat reglement maakte hem bevoegd tot het aanftellen van zulke premiers, waare lieutenantftadhouders, in de Inefche fteeden, waar door hy de overige regenten onder de dwingelandy, en verfpieding bragt van eenen Bigot, Camper, Plettenberg, en anderen? En tot welke laagheden moeten zulke ondermeel fters voor hunnen heer wel in ftaat geweest zyn, daar de laatfte wel zeggen durfde, „ dat, wanneer jj de prinshem beval, om op handen, en voeten van j, Harlingen naar Leeuwaarden te kruipen, hy zulks j, verngten zoude"? Welke gedrogtelyke taal 1 Ondertusfchen wiften deeze premiers het zo te bediftelen, dat niet alleen in kleinere, maar zelfs in de voornaamfte , fteeden tot de regeering geene l of ten minften zeer weinige andere, voorwerpen ge- koozen  128 VADERLANDSCH kooren werden, dan die door hun beroep, en ftand in de maatfchappy min aanzienlyk in het oog hunner meedeburgers , en dus meer afhangelyk van die premiers waren , waar door de lust om in de regeering te zyn, hoe langer hoe meer, verflaauwen moest, en deezen onder den naam van mynheeren, die zy door de wandeling droegen , over de ftem hunner meederegenten onbepaald konden befchikken. Eene andere afwyking van het reglement op de regeering werd eevenwel door de regeering van Dokkum herfteld , vermids zy zeekere punten van eendragt, betrekkelyk op de wyze van verkiezing van burgermeefteren, door eene voorige ftadhouderes, of gouvernante tegen dat regie* ment voorgefteld, en goedgekeurd, op 2. december 1782. affchafce, en, de verkiezing op den voet van het reglement doende, aan de premiers de geleegenheid benam, om hunnen invloed op die verkiezing te doen gelden. Zy benoemde toen ook eene commisfie, om de verdere misbruiken tegen het fteedelyk reglement te onderzoeken (f). Het is (onzes bedunkens) hier door uitgemaakt, dat alle die fraaje betuigingen des ftadhouders op enkel niets uitkwamen; dat hy ook in Friesland, zo als elders, de klagten eener geheele burgery, en de dringende taaf van eenen der grootfte mannen dier provintie, met veragting, en diep ftilzwygen beantwoordde ; en dat hy, wel verre van reeden te hebben, om zig over verkorting zyner regten te beklaagen, of om zig op het handhaaven der vastgeftelde regeeringsreglementen, en op het niet aanvallen van'cens anders regten te beroepen, in tegendeel wel deegelyk inbreuk gedaan had op de regten der Staaten van Friesland, daar hy in 1766. befchikt had over iets, waar op hy in 1785. erkennen moest, dat de Staaten alleen aanfpraak hadden. Wy maaken hier geene aanmerkingen op het willekeurig, en tegenftrydig gedrag der Friefche meer¬ it O Nderl. jaarb. 1783. bl. 314—316. en 656. envolg.  HUISBOEK. ||) meerderheid, vermids elk .buiten dat genoeg weet; hoe de hoofden van diezelfde meerderheid , die den waaren aard, en de waardigheid van eene billyke volksftem met de leeden der minderheid, drie jaaren te vooren, by den ftadh. verdeedigd, en de burgers tot het inroepen van hunne fteedeiyke privilegiën weleer aangemoedigd had , nu de ftem; der aanzienlyke burgery van Leeuwaarden met diepe verftnaading behandelde Verbaazehd is hef ver- (k) De ftadh. had, hy geleegenheid der vertoogen van <3e Staaten van Friesland tegen den hartog L. van Brunswyk, waar in zy betoonden „ groot belang te Hellen in het „ opregt, en duurzaam vertrouwen der goede ingezetenen sp „ hunnen Souverain , en op allen , die in het hoog bewind der „ ftaatszaaken gefteld, of met derzelver uitvoering belast wa„ ren (*); zig verftout, om het algemeen misnoegen, en wantrouwen der goede ingezeetenen te bcftempelen met den naam van eenen blaam, door de 'onbezonnen drift van een, „ niet wel or.derregt, of vooringenomen gemeen aangewree„ ven" (f). .Hierop bragten de Staaten 'by hun antwoord hem onder het oog, „ dat hy zeer kwaalyk fcheen be„ greepen te hebben de woorden, goede ingezeetenenl als verftaande daar door een, uit onbezonnen drift niet ,, wel onderregt, gemeen: dat zy, wél verre van eene dier- gülyke uitlegging aan die hunne benaaming te geeven \ „ hem konden, cn moeiten verzeekeren, dat dé ftem des „ volks in hunne provintie met opzigt tot den hartog „ geenszins die was van een onbezonnen, en bevooroordeeld „ gemeen, maar van dat groote gedeelte bedaarde, welmee„ nende, vaderland- en vryhddlievende, en daar door agtings„ waardige ingezeetenen, die dè rust, maar vooral het'zo* nocdig vertrouwen onder die leeden der hooge regèe„ ring , aan welken het bewind der openbaare zaaken 3, en de uitvoerende magt was toevertrouwd, booven alles 3J fchatteden, en daar van alleen 'sLands beftêndig hén; T> en (*) Nederl. jaarb. 1782. bl. 399—401. If) Nederl. jaarb. 1782. bl, 401— 404,' lli. DEEL: i  l3o VADERLANDSCH verhaal van den heer C. L. van Beyma over het, deswee.'jens gehouden , gedrag van den bekende» grietman , J. K. Bergsma, die, by geleegenheid va* het vereeren van een vaandel aan het waapengenootfchap te Dokkum, den eerstgem. opzettelyk onderhield over de fteedeiyke regeeringsreglementen; die naderhand met eenige aanzienlyke burgers aan zyn huis te Leeuwaarden, ten overftaan van den heer van Beyma, het daadelyk inroepen van het fteedelyk handvest hielp vastttellen; en eindelyk ter Staatsvergadering aan het hoofd der commisfie was, die het weezenlykfte gedeelte daar van aan de burgery hielp onttrekken (l). Ja, zo verre ging de onregtvaardigheid omtrent de burgers, die hunne fteedeiyke privilegiën inriepen, dat, toen dit bur- „ en duurzaamheid verwagteden" (*). Sehooner loftuiting van de betaamehke , en waare volksftem is 'er door geene der andere Staatsvergaderingen geduurende de oneenigheden gegeeven: maar ook heeft de liadh., door deeze verdraajing der duidelyke gezegdons van de Staaten van Friesland nergens duidelyker, dan hier, zynen febroomelyken afkeer, en diepe veragting voor de ftem van den bioem der burgeryen , en teffena de ongegrondheid der voorregten , preëminentien, en prerogativen betoond, die hy, alléén door het geweld van een, waarlyk niet wel enderreat, en levooroordeeld gemeen, was magtig geworden. Vee! reedelyker, en openhartiger, dan die des ftadhouders, was de onderfcheiding, die Frederik II. tusfchen coede ir.gtzeetenen, en het gemeen, maakte „ Het volk," zegd hy, „ dat dier met veele tongen, en weinige oo"eii, klaagde over den oorlog, waar van het de Iaften " droeg. Eene meer agtingswaardigc ftem, die der ver" ftandigeH , verhefte zig insgeiyks tegen den oorlog, " welke het ryk in den grond hielp, om de magt van " eenen verzoenden vyand te vergrooten, en deeze ftem; " begon den booventoon te krygen" (f). (*) Nederl. jaarb. 1782. bl. 989. en volg. (f) Gejchied. van den zeevenjaar. oorl. 2. deel, hl. 140. (/) Vzrantw. van c. l. van ceyma, hl. 48—50.  HUISBOEK. bürgery, of eenigen uit dezelven, door de overigen gemagtigd, zig aan het geregtshof van Friesland vervoegden, om door een geding de inbreuk daar op herfteld te krygen, het hof dit eenvouwdiV affloeg, en, op het request ftellende, kt haf vind de zaakK in het request gemeld, geen onderwerp van gewoone juftitie , daar door den weg tot eene ge Woone rcgtspleeging voor de ingezeetenen floot* en hun tegen hunne overheerfchers regt weigerde. En dit was nogthans datzelfde hof, dat op 23. februari 1767. gezegd had , „ dat uit het rel glement reformatoir van 174R. ieder kollegien „ magiftraat, en genootfchap moest hebben, hou,, den, en bewaard blyven by het gezag, en be, hier, het welk aan hetzelve aldaar was toever,, trouwd (m). In de provintie van Groningen had de ftadh. by net reglement reformatoir zig aangemaatigd h^t resc van goedkeuring der jaarlykfche keure van "raadlneeren, en gezwoorens in de fteeden van dat eeWest, en vooral te Groningen. Hy konde vdn zie Verkrygen, om van de keure van agt nieuwe raadsheeren voor 1786., door de vyf'keurheeren gedaan, twee raadsheeren, H. W. Hoving, en LLokman, als meede van twaalf nieuwe gezwooreils* den gezwooren, W. H. Hoving, af te keuren, en voor elk derzelver eenen anderen in de plaats te ftcllen (n). Dit gefchiedde ongetwyflèld met een oogmerk, om alzo de meerderheid in den zitten, den raad te bekoomen , en den invloed van den heer W. H. Hoving op het kollegie van taalmannen, en gezwooren gemeenteweg te neemen. Hief m had hy op dien tyd te meer belang, om dat hec laatstgem. kollegie, door de gevolgen der ftadhouderlyke overheerfching, van 1748. tot omtrent dien tyd toe verftooken geweest zynde van de raadpleeg;ng, en meedeftemming over Staats-en ftadszaa- kth3 (m) Feraniw. van c. l. van beymi H. 52 («) Nederl. jaarb. 178Ö. hl. 405. en volgi  ,32 VADERLANDSCH ken, zig in dat regt onlangs herfteld, en dus de zittende raad dat onwettig gedeelte van deszebs afzonderlyk gezag over die zaaken verlooren had. Dan deezYe zo onfegtvaardige, als gewaagde, ftap van WiUm V. deed eene ellendige uitwerking. Aanftonds vergaderden over die zaak taalmannen, gezwooren gemeente, en beflooten naderhand met den breeden raad, om de ecdftaaving der twee ïaadsheeren, in de plaats der verkoozenen aangefteïd by provifie o? te fchorten. De verontwaardiade burgery, ten getale van 934- perfoonen, keverde hier over een adres in, waar by zy onder aSderen verklaarde, gelyk zy ook naderhand by «ne memorie deed, „ dat die verandering gemaakt was in eene keure, welke door de vyf keurheeren, op de godsdienstigfte, en plegtigfte wyze " door het lot^beftemd, gedaan was overeenkom? ftie de keurwetten , en ordonnantiën , zonder " vooringekoomen aanbeveelingen, ligues, of kabaaien , en dus zo zuiver , en onbevlekt, als ^ naar den "rond, en geest der conftitutie konde, J> c?m?e»t'gefchieden. Zy konde niet met het * -ezond verftand overeenbrengen, dat zulks door 7 H naar willekeur , of zonder reedengeeving Y-kn "of mogt gefchieden. Want wat was dan J' haare burgeflyke , of ftaatkundige vryheid anJJde ! als eene fchaduwe? Wat waren alle d,e J' aan het Opperweezen met allen godsdienftigen * eerbied opgïdraagen, plegtigheden, welken die J' verrigtingen voorgingen , en verzelden? Was ™t om den rand der keurhoed gefchreeven, * dat het trreotfte bewys van vryheid is naar eige wet. JJ ten te keven ? En was het niet uit hoofde van " die eige wetten, dat de vrye keur, van de J"' 5 oegfte tyden af, gereekend was een der beste J' nleetanBers, en waarborgen haarer vryheid (V)? iSiSelfd was ook de hoo&fdzaakelyke inhoud der mee Sdrukkelyke brieven, die de breede raad (O Verf. wnJliM- by J. A de Chalm-. 24. deel, hU 22* —228..  HUISBOEK. 133 van Groningen op 23. maart, en 24. april daar over aan den ftadh. fchreef; en, na deszelfs ingekoomen antwoord van 15. mai, befloot dezelve raad, „ dat, aangezien by dien brief door Z. H. geene „ reedenen van bezwaar omtrent de wettigheid der ,, gedaane keure, of de qualiteiten van de gekoo,, zen twee raadsheeren , en gezwooren, waren ,, voortgebragt, de zittende raad zoude worden „ verzogt, om, overeenkomftig des breeden raads befluit van 17. maart 1. 1., de heeren H. W. Ho„ ving, en L. B. Lokman, als raadsheeren, en den ,, heer W. H. Hoving, als gezwooren, de eeden, „ daar toe (taande, te ftaaven, houdende alzo de „ zaak overeenkomftig gem. befluit voor afge,, daan" (p). En, na dat op 2. juni daarna by den breeden raad was ingekoomen eene nadere brief van den ftadh., om kwanswys zyn regt tegen des raads befluit van 1 7. maart hevocrens te bewyzen, befloot de raad, by deszelfs befluit te volharden (q). Hoe onwettig ondertusfchen dat regt van approbatie, voortfpruitende uit het reglement reformatoir, en hoe onwettig dus ook dit laatfte was, bleek onder anderen uit het geen daar omtrent by de boovengem. memorie der burgery gezegd word , ,, dat het reglement reformatoir in ,, 1748. niet was gecommuniceerd, vóór dat, na „ de gedaane afzetting, de begunftigde, zo inge. ,, bleeven, als nieuw aangeftelde, leeden der re,, geering, hetzelve eerst zouden bezweeren." En , of dit nog niet genoeg was , voegde zy 'er by, ,, dat, toen door eenen faamenloop van om,, ftandigheden alles aan het gisten raakte, zig „ eene verwarde, en woelende hoop, op de allerj, onbedaardfte wyze , met eisch , en vordering ,, vervoegde, om den ftadh. een regt van af. „ keuring te geeven; terwyl bevoorens een aan„ deel der burgery door een bedaard adres in mai 3, 1740» (p) Verf. van flukh by J. A. de Chalm. 24. deel, bl. 263. en volg. (?) Verf van fiukk.byJ.A. de Chalm. 24. deel, bl.266—2%$i I 3  Ï34 VADERLANDSCH „ 1740. geklaagd, en gevraagd had, dat de heéren taalmannen, en gezwooren gemeente mog,, ten gehandhaafd worden by derzelver voorreg3, ten, en vrye verkiezing volgens de aloude keur* „ wetten. " Ook befchreef zy daar by de gewoone ftreeken, en voorwendzels van den ftadh, met zynen aanhang allernatuurlykst op deeze wyze. „ Wie den mensch kend, en de ondervinding j, raadpleegd, weet, dat amptzugt, en driften vau „ ariftokraaten overal enkele perfoonen zodanig „ kunnen verhlinden, dat zy eensgezindheid twee„ fpalt, liefde voor de conftitutie zugt tot veran„dering, licht duifternis, en wit zwart noemen; „ terwyl zy in tegendeel, by het plaats hebben „ van de overgeftelde uiterften, de tweedragt een„ dragtj, omverwerping opbouw-, verwarring order, „ duifternis licht, en zwart wit zouden heeten"(Y). En welke waren dog de reedenen, die de ftadh, gaf voor deeze zyne eigendunkelyke afkeuring, die hy zelfs nog zo wederregtelyk bekoomen had ? Hy gaf voor, geene verantwoording fchuldig te ,, zyn over zyne afkeuring, dog betuigde, daar by te ,, willen in agt neemen, het geen het belang van de „ ftad, de bevordering, van het algemeen welzyn, en eene eendragtige, en onderling tnsfchen alle ,, de leeden van regeering aangenaame, behandeling „ van zaaken , die in oyerweeging wierden ge„ bragt , eeds-, en pligtshalve van hem vorder„ den." Voorts beriep hy zig ,, op de ongeftoorde oeffening van diezelfde geregtigheden, die „ hy'by erffelyke opdragt bekoomen had, en voor,, zyne wettige opvolgers verpligt was re bewaa, ren" (■?)• En by zyne memorie van 27. mai, óp 2. juni ingekoomen, durfde hy ftaande houden» „ dat het 'er niet óp aankwam, of, ten tyde var, 3, he; (r) Verf, van ftukk. by J. A. de Chalm. 24. hel, bl. 235 T-250. (O Vtr£ van Jukt by A rf« QMvh. il  HUISBOEK. 135 ,, het invoeren van het reglement reformatoir, al„ les, wat hetzelve voorafgegaan was, zonder, of ,, met eenige ongereegeldheden was gepaard ge„ gaan, alzo men dan teffens zoude, behooren te ,, onderzoeken, tot welk eenen ftajït van onder,, drukking , door partyfchappen , kabaaien , en „ ariftokraatifchen dwang van fommigen, de Stad, ,, en Ommelanden vóór 1747., en 1748. gebragt „ waren." Tot bewys hier van voerde hy aan , „ dat op 11. mai 1740. 54. burgerofficieren van het burgerregiment weegens het geheel lighaam „ der burgery, onder haare 18. vaandelen ver,, deeld, zig reeds om hervorming, met byvoe,, ging van artikelen van redres, aan burgermee,, fleren, en raad der ftad vervoegd hadden" (t). Maar moest daarom zvn vader, agt jaaren daarna, een zo fchandelyk gebruik maaken van de magt , aan hem met geweld opgedraagen , dat hy de nieuwe regeeringsleeden onkundig liet van het geen, waar op zy aangefteld, en beëedigd zouden worden ? Moest hy zelfs, de zoon van zulk eenen vader, van zulk een onwettig reglement nog daarfnbooven zulk een fchreeuwend gebruik maaken? Was dit, de onderdrukking van partyfchappen, kabaaien, en ariftokraatifchen dwang verbeteren ? Door deeze willekeurige, en zigtbaar partydige handelwyze des ftadhouders gedrongen, werd 'er, eenige maanden laater, door den breeden raad eene commisile benoemd, beftaande uit twee leeden van den breeden raad, twee uit de gezwooren gemeente, twee uit het waapengenootfehap , twee uit den burgerkrygsraad, en twee uit het geheel lighaaam der burgery, ten-einde over het uit den weg ruimen van alle ingefloopen misbruiken, byzonder met opzigt tot het ftadhouderfchap, te raadpleegen (u). Ter betere bereiking van dat oogmerk, riep de raad (O Verf. fan ftukk. by J. A. de Chalm. 24. deel, bi. 266 *-285. (m) Neder!, jaarb. n86. bl. 1366. en volg. ï \  T35 VADERLANDSCH raad op 15. december daarna het volk op tot aanftelling zyner gemagtigden , of geconftitueerden voor dac gewigtig, en heilzaam werk. En dit gaf wederom aanleiding, dat de breede raad vervolgens oolc bewilligde m een nader verzoek der burgery, ,, om de aanftaandie raads-, en gezwoorens-keure ,', voor r787. op te fchorten, tot dat de oproeping ,, des volks, de aanftelling van geconftitueerden, ,*, bet inkooineh der bezwaaren, de herziening der conftirutie, en het geen daar uit volgen mogt, »> volkoomen zouden zyn afgeloópeh" Cv).' Ook te Aöpingadam, alwaar de ftadh. datzelfde regt van goédkeuring der veikqozen magiftraatsperfoonen pëffe'nde, had zyn, te Groningen gehouden, gedrag, een gevolg van nog kragtiger aard. Want de regeering befloot aldaar op een verzoek van vergeheide burgers, „ om, van nu voortaan, niéts aan,,' gaande de magiftraatsbeftelling ter goedkeuring „' meer aan hem te zenden," dat zy aan dat verzoek zoude voldoen,hoe zeer een grooter aantal cnruftige, en'misleide burgers daar over aan het geregtshof van Stad, en Lande een heftig request overgaf (w). In de provintie, en ftad Groningen geene andere hervormingen omtrent des ftadhouders reegclregtcn invloed zynde ter hand genoomen, en d)Indien men aan deeze taal al niet gewoon was te herkennen die van den vos in het fcliaapsvel , waar meede alle zyn voorgangers, maar hy vooral, hunne fhoode oogmerken wisten te vermommen ; moesc het afzonderlyk doen van dit voorftel aan die van Utrecht alleen, met voorbygaan van Gelderland, en Overysfel, alwaar diezelfde haatelyke regeeringsreglementen ftand greepen, en eeven ondraaglyk geworden waren , reeds vooraf de oogen van eiken opmerkzaamen befchouwer omtrent de bedoeling van dat voorftel openen. Wy hoorden hem wel kort daar aan, op 26. april 1784., by rondgaande brieven hoofdzaakelyk betuigingen van denzelfden aard aan de Staaten van alle de byzondere gewesten doen. Wy hoorden hem daar by wel betuigen, „ met genoegen te zullen zien, dat alles, wat tot de conftitutie van de regeering deezer Lan-, 3, den eenigszins betrekkelyk was, met eendragt, „ en onderlinge harmonie zodanig mogt worden „ bepaald, dat alle geleegenheid tot verwydering, „ daar uit voortspruitende, eens vooral wierd voorgekoomen; met eene welmeenende aanbieding 3, van alles, wat in zyn vermogen was, om mee,, de te werken tot de heflisfing, en het onder„ zoek van alles, wat betrekkelyk was tot den inwendigen ftaat van de zaaken der regeering dee„ zer Landen, en tot verbetering van den inner,, lyken ftaat der geheele Republiek" (c). Maar hy liet het in de overige gewesten voiftrekt daar by, en de uitkómst leerde, zo wel in Utrecht, als overal elders, dat hy den onoverwinnelykften haat tegen alle voorftanders van weezenlyke hervormingen, en dus ook tegen de hervormingen zelfs, hat? ■epgevaf. De faamenvoeging daarenboovea van de niitï- (6)1. Deel, II. 4. en volg. (f) I. Deel, bl. 5. en volg.  i44 VADERLANDSCH middelen tot herftel Van eensgezindheid, van ver> trouwen, en van handhaaving der privilegiën met de bewaaring van der Staaten hoogheid, en eer, en van zyne waardigheden, moest den opmerkzaamen regent, en burger reeds genoeg van de waardy deezer fchoonklinkende taai hebben overtuigd, eri waakzaam doen zyn op den adder, die onder het gras fchuilde. Hoe het zy, en of de Staaten deeze geleegenheid hebben willen waarneemcn, om een ernftig begin te maaken met de herftelling van hunne, en der burgeren regten, dan of deeze, en geene zyner vertrouwelingen eenen wenk daar toe gekreegen hebben; de Staaten van Utrecht beflooten althans daar op, reeds des anderen dags na het leezen van dien brief, ,, om denzelven te ftellen ,, in handen van de heeren van Starkenburg, van „ Wolfaarsdyk, Pejlers, Lokhorst, Natewisch, van ., Lunenburg, van Dykvelt, van den Bogaart, en eer,, flen burgermeefter van Amersfoort, om denzelven ., te onderzoeken, en H. E. Mog. vervolgens te ,, adviezeeren, welke middelen zouden behooren by ,, de hand genoomen te worden, om, met wegnee3, ming van alle wettige bezwaaren der ingezeete,, nen, de harmonie, en goede order binnen de provintie, en onder derzelver ingezeetenen te herftellen, en bewaaren" (d). Het" rapport, het welk deeze neegen heeren op ï. feptember 1784. ter Staatsvergadering uitbragten, konde zeeker niet aan partydigheid tegen den ftadh; toegefchreeven worden, vermids de groote meerderheid der commisfie nooit tot de patriotten behoord heeft, eri Hechts eene enkele , de dooreerlyke van den Bogaart, daar aan getrouw gebleeven is. Ondertusfchen drukten zy zig met opzet tot het regeeringsreglement van 1674- dus uit. „ Wy kunnen niet „ ontveinzen, dat 'er veele gegronde aanmerkingen tegen het regeeringsreglement van 1674., „ zo* (V) Verf, vm fiukk. by J. A. de Chalm. 27. deel, bl. 3& fi vilg.  HUÏSBÖËK. i4g j, zo ten aanzien van den tyd, en de wyze van i, deszeifs invoering in de voorgaande, en vernieu„ wing in de tegenwoordige eeuw, ais met opzigt 3, tot den weezenlyken inhoud van dat reglement , „ gemaakt kunnen worden. Omrrent welke eerst5, gem. tydsomftandigheden gecommitteerden alleen 3, zullen aanmerken , dat her zeer te wenfchen was, ,, dat 'sLands gefchiedenisfen geene bewyzen opleeverden van diergelykc fclneeuwende onregtvaar„ digheden, als den drie (zogenaamde) overheerde gewesten, en allerbyzonderst dit gewest, indien tyd zyn aangedaan door vrienden, nagebuuren, en bondgenooten, meer dan door den vyand zeiven» s, Deeze dog maakte alleen gebruik van het oorlogsregt, en zulks nog niet eens op de geftreng„ fte wyze. Hy heeft, ja, deeze provintie deerlyk „ geteifterd, uitgemergeld, uitgeput, en daar door ,, de ingezeetenen van hun geld, en goed beroofd. i\Iaar de bondgenooten, (met welken deeze prö,) vintie Van de eerfte tyden af ten nanuwften ver- eenigd, goed, en bloed had opgeofferd tot af- ' ,, fchudding van het ondraagelyk juk der Spaanfchë dwingclandy, en om deeze Landen tot eene vrye 3, Republiek te helpen maaken; tot befcherming van welke, zo duurgekogte, vryheid zy ten al3, len tyde zo veel, ja zelfs naar gelang van haar ,) vermogen meer, dan eenige der andere bonds, genooten, had toegebragt, met welken zy, op 3, de aannadering van den wand, zig nög bereid j, getoond had, goed, en bloed tot verdeediging 3, van het lieve vaderland op te zetten:) diezelfde 3, bondgenooten, niet te vreeden met deeze prois, vintie, niettegenftaande het ernftigst aanhouden, j, en protest van 's Lands Staaten, verlaten, en ,, aan de genaade, en ongenaade van den naderen,, den vyand overgelaten te hebben, konden daar3, enbooven van zig verkrygen ,om, na dat deprovin3, tie maar eeven van den vyand verlaten was, nog s, zwaarder ongelukken tot'haare ongelukken toe j, te doen, haar in den hartader aan te taften, enj >, tegen alle reegels van regt, en billykheid, ftrydig Hl. DEEL, K 3) Ë£ ivlaar de bondgenooten, (met welken deeze prö- 3) vintie van de eerfte tyuen af ten nanuwften vereenigd, goed, en bloed had opgeofferd tot af3, fchudding van het ondraagelyk juk der Spaanfchë , vermogen meer, dan eenige der andere bond, eenooten. had toeeebra«. met welken ™. nn , de aannaderinsr van den wand. zi« nni? hpmiA  146* VADERLANDSCH tegen derzelver duure verpligting uit hoofde vaa „ het i. art. der Unie, binnen deeze ftad gefloo„ ten, haar te ontneemen die privilegiën, regten, en geregtigheden,7« \welker bezit de vyand zelfs haar ongeftoord gelaten had. Tot dat einde moeften , ,, op eene gantsch wederregtelyke, en met de ,, gronden der Unie ftrydige, auclorifatie van H. H. Mog., of liever van de gedeputeerden van maarrfer provintien,alle regeeringen losgemaakt, „ en geene nieuwe regenten aangefteld worden, dan op zodanige voorwaarden, als men goedvond „ aan dezelven voor te fchryven. En het is aan ,, deeze fataale omftandigheden van tyd, dat dit 'si reglement zynen waaren oorfprong verfchuldigd ,5 is ^ en welken te gelyk op de nieuw aangeftelde », regenten zo veel invloed hadden , dat zy niet alleen zig daar tegen niet durfden verzetten, maar ook wel' dra zodanig daar aan gewenden, dat dèrtelver taal, uitwyzens de regifters van dien ,, tyd, (de gecommitteerden fchaamen zigbyna, om 33 het te zeggen,) meer overeenkomst had met die van 3, onderdaanen onder eene despolieke regeering, als de3, zelve pastte in den mond van vrye vaderlanders, men 3, zwyge van'sLands Souverainen. Dan gecommitteer33 den willen hier niet verder intreeden; maar, de 3> gordynen van vergeetelheid voor dit fchandelyk, 3, en akelig tafereel toefchuivende, liever hoopen, s, en wenfchen, dat de jaarboeken deezer Landen 3, nimmer weder eenige ftoffe tot diergelyke ver- < 33 haaien ontfangen zullen, daar zy zig ten vollen ^ s, verzeekerd houden, dat de bondgenooten deeze , 3, handelwyze hunner voorzaaten, niet minder dan 3, U. E. Mog., verfoejen , en veroordeelen (e). v „ Ook j . o 3 ^ (e) Die dééze woorden leest uit de pen, en met de onderteekening van eenen Starkenburg, Perponcher, Pestttf", Lokhorst, Natewisch r van Lunenburg, en van Dyk- i velt ; die deeze rnenfchen voor de volleedige handhaa- s ving van datzelfde reglement, n'et alleen zo als het in 1674. gemaakt, en in 1747-., en 1705, weder ingevoerd  HUISBOEK. 147 5, Ook agten gecommitteerden niet noodig te zyn, „ den aandagt van U. E. Mog. op te houden met „ al het geen by de vernieuwing van dat reglement „ in 1747. is voorgevallen, daar het dog bekend ,, is, en fommige leeden van U. E. Mog. verga- dering nog zouden kunnen getuigen, hoe ook in „ dien tyd , niettegenftaande de poogingen van 3, .'sLands StlÏÏten, om het ftadhouderfchap t» her„ ftellen op eenen voet, meer overeenkomftig met „ deszelfs oorfprongelyke inftelling in deeze pro„ vintie, de wederinvoering van dat reglement op „ eene gewelddaadige wvze is doorgedrongen en ,, aangenoomen heeft moeten worden. Liever Zul- len gecommitteerden overgaan tot eene aanda°-s, tige befchouwing van die bczwaaren, welken bei, trekkelyk zyn tot den weezenlyken inhoud van „ dit reglement, waar op het dog in deeze voor», naamelykzal moeten aankoomen; terwyl de voori 3, gem. omftandigheden, met opzigt tot den tyd' 3, en wyze van deszelfs invoering, en vernieuwing! >, voornaamelyk móeften dienen om aan te wyzen 3, de bron, waar uit deeze regeeringsform, tegen welke de item der ingezeetenen zig thans zo s, zeer verheft, is voortgekoomen, en om teftens >, te doen gevoelen, (het geen anders ongeloofe- » lyk is, maar ook, zo als zy het alhier naar verdienften hadden atgeteekend, naderhand eenen burgeroorlog heeft zien voeren; en eindelykdie hun door verraad heeft zien meede- vreemde buitenlahdfche troupen, weder op den hals der burgery te doen drukken, om hetzelve, door te vöoreft ongebrinkelyRe eeden, en door buiten - en binnenlandfche guaranfen zo onverbreekelyk te maaken, als hun mogelyk was, en om zelfs met hunne eige afitammelingen tot dit hun uitbraakzel weder te keeren; die dit alles leest, eri ziet, zal zeeker nog veel meer verwonderd, en fcefchaamd moeten zyn over deeze ha!, en opgevolgde daaden zyner landsgenooten, dan zy zig byna fchaamden, om het gedrag hunner voerzaaten naar waarde af te fchildcrcn, K i  i4* VADERLANDSCH „ lyk zoude hebben moeten voorkoomen,) hoe het mogelyk geweest is, dat de voorzaaten zig hebben " laten overhaalen, om tot eenen grond van regee,, rin<* in dit gewest aan te neemen een reglement, ., waar in zo veele gebreeken gevonden worden , als gecommitteerden de vryheid zullen neemen „ aan U. E. Mog. voor te draagen. Want gecom„ mitteerden maaken geene zwaarigheid, om open„ lyk te verklaaren, dat 'er (hunnes eragtens,) ,, in dit reglement vier voomaame gebreeken gevonden „ worden , die te weeg brengen, dat hetzelve „ voor de provintie fchaadelyk, en voor de regeering „ drukkende is, onder de ingezeetenen, by den min„ ften tegenloop van zaaken, veel argwaan, enmis„ noegen verwekken kan, ook zelfs voornaamelyK tegen den perfoon des ftadhouders, en daar door „ aan denzelven niet, dan eene precaire magt, gee„ ven kan. De eerfte deezer gebreeken is, dat dit „ reglement, wel verre van naast, en meest over„ een te koomen met de regeering van de provins, tie, gelyk die van ouds geweest was, (zo als „ men aan Willem III., ingevolge deszelfs betuiging by de prefentatie van dit reglement, *! fchynt diets gemaakt te hebben,) in tegendeel 3 daar meede ten eenenmaal ftrydende, en ook zelfs in veele opzigten ftrydig is met de privi, Wien, handveften, en geregtigheden van den Lande: aangezien, in de tweede plaats, daar by 3' te veel willekeurigs word overgelaten in de uit3 oefFening van het gezag, het welk daar by aan den ftadh. gegeeven word: terwyl als een derde " gebrek mag aangemerkt worden, dat hetzelve, *\ in troebele tyden, en met overhaafting gemaakt, vernieuwd, en als met geweld opgedrongen zyn5 de, eeven daar door den grond van het regt des ftadhouders op losfe fchroeven, en in geduurig \ gevaar van wankelen fteld; en als een vierde, 3 dat bv hetzelve aan de provintie ontnoomen word „ een gedeelte van deszelfs eigendom, die nimmer 3 door tydclyke regenten weggefchonken kon, of moet worden. De gecommitteerden agten niet noo- u. dig  HUISBOEK. X49 dig te zyn, deeze gebreeken in het reglement by „ de" (lukken aan te wyzen, of in eene langwylige, en onaangenaame uitweiding te treeden over ,, de willekeurige aanjleHingen, continuatien, en dis,, continuaiien van regenten, en de vrye dispofttie over de geefteiyke goederen, zo als al hetzelve by het ,, reglement gereguleerd is, en waar door deeze provintie, meer dan eenige van de andere ge,, unieerde Landen, ook zelfs meer, dan die pro„ vintien, welken met haar in dezelfde rampfpoeden van dien tyd gedeeld hadden, gedrukt ge„ worden is: maar willen liever in het algemeen „ aanmerken, dat, zo zeer het Billyk, en wenfche,, lyk is, dat deeze gebreeken, zo veel mogelyk, „ herfleld, en de regeering tegen alle willekeuri5, ge magt gedekt worde, als door welker daadelyke uitoeffening de vryheid van flemmen weg,, genoomen, en overzulks de aard onzer coniti„ tutie om ver geworpen zoude worden; het zo „ ook voor de waare, en beftendige belangen van ,, het ftadhouderlyk huis bevorderlyk is, indien ,, hetzelve met eene, min willekeurige, magt be„ kleed, maar ook deeze magt als dan op beter, ,, wettiger, en beflendiger gronden geveftigd zy. ,, Gecommitteerden durven geen oogenhlik twyf„ felen , of de erffladh. zal gaarne met U. E. Mog. meedewerken tot herftelhng van die gebreeken, „ te meer, wanneer hy onderregt zal zyn, dat het „ juist deezezelfde punten zyn, waar tegen de voor„ ouders, ook zelfs in de allerbenaauwdfle tyden, zo ieverig gewaakt hebben, dat zy nimmer kon„ den gedoogen, dat ten deezen opzigte de min fte a, inbreuk gefchiedde op de privilegiën van den ,, Lande. Men leeze de ftaatsregilters van 1586. 3, tot 1588., en men zal overvloedige bewyzen ,, vinden, hoe zeer de Staaten deezer provintie, ,, ook zelfs in die benarde tydsomitandigheden, zig tegen een aangemaatigd bellier over de geefte3, lyke goederen, zo wel als over eene reegelregte aanftelling van fommige amptenaaren zonder voor>» afgaande nominatie van de Staaten, door den graaf K 3 „ vai*  J5o VADERLANDSCH ,, van Leicefter als gouverneur generaal deezer. Landen gedaan , aangekant, en hetzelve aan3, gemerkt hebben als eene daadelyke inbreuk op „ de vryheden , regten , en privilegiën van den; Lande, waar in zy , eer - en eedshalve,_ niet 3, konden, nog vermogten toe te Hemmen; irt zo ,, ver zelfs, dat in één enkel geval, waarin zyZ.E. wilden accommodeer en , zy nogthans daar toe niet 3, befluiten konden, dan onder deeze fpeciaale con33 ditie, dat Z. E. by acte onder zyne hand, en zeegel beiooven, en verklaaren zoude, dat zulks niet meer 3, zoude geschieden''' (ƒ). Was dit rapport zo over den tyd, en wyze van invoering, en vernieuwing, als over den inhoud van het regeeringsreglement «elve, rond, ernftig, en duidelyk; niet minder flerk, en bondig, en nog omftandiger omtrent den, tyd, en wyze der invoering, en vernieuwing , was het tafereel, het welk de vroedfehap der ftad U■trecht by derzelver uitmuntenden brief van 21. maart 178?. aan den ftadh. vertoonde. Zy zeidebydie geleegenheid: ,, dat in 1674., in den allerdeernis„ waardigften toeftand deezer provintie, (welke, alzo zy door het Staatenleeger was verlaten ge„ worden', buiten alle fchuld omtrent zeeventien maanden onder het vyandelyk juk hebbende moe3, ten gebukt gaan, en geheel'uitgemergeld geworden zynde, na dat de vyanden nu afgetoo„ gen waren, op eene gantsch onwettige, en over„ heerfchende wyze, vlak tegen den eed van het 3, bondgenootfehap aan, door vier der bondgenoo„ ten uit de Unie geflooten, en als eene over3, meefterde provintieaangemerkt was;) IVillemlH., 3, ftadhouder van Holland, en Zeeland, dog nog niet ,, van in recht, door gem. vier bondgenooten op „ eene gantsch onregtvaardige wyze gemagtigd 3, was, om binnen deeze provintie,' en ftad de re„ geering te veranderen ; echter in dier voege, 3, dat hetzelve zoude gefchicden alleen voor dee- „ ze (ƒ) Verf. v,aii flukk. by f. A. ie Chalm.. 27. Heel, bL 12%  HUISBOEK. 151 „ ze reize, en zulks zonder eenig prejuditie, of ,, confequencie voor het toekoornende, ten aanzien „ van de vryheden, en geregtigheden, aan gem. „ provintie in 't gemeen, of den leeden, en ftee3, den van die in het byzonder toekoornende, zon„ der dat 'er iets van een, nieuw in te voeren, regee,, ringsreglement gerept was: dat in deezen tyd zes „ regimenten militie in deeze ftad waren getrok„ ken, zonder aflegging van den eed aan de Staa3, ten, of aan de magiftraat; dat het ftadhuis door „ dezelven was bezet geworden; dat de fleutels van „ de ftad in handen van den graaf van Hoorm waj, ren; dat Willem III., by deeze geleegenheid zy3, ne, door vier der bondgenooten aan'hem gcgee3, ven, magt volftrekt te buiten gaande, eigener „ auctonteit, op 16. april deszelfden jaars 1674., 3> na dat te vooren alle de leeden van Staat uit de 31 regeering waren verlaten , en het derde lid nog 3, met wederom was aangefteld, (als zynde eerst dags „ daar aan, naamelyk 17. april, béëedigd, en in33 gehuldigd,) de twee voorftemmende leeden nn 3, alleen weder aangefteld, en beëedigd zynde, en 3) de leeden tot de vroedfehap deezer ftad flechts 3, gedefpicieerd, om des anderen dags aangefteld s, te zullen worden, dus nog geen derde lid van j, Staat uitmaakende , meede in de ftaatenkamer 33 faamengeroepen zynde, daar het plein voor de3, zelve kamer met militie bezet was, dit regee„ ringsreglement had vastgefteld, en laten beëedi„ gen, in eenen tyd, en omftandigheden van zaaken, „ waar in niemand zig daar tegen durfde verzetten (g). 33 ZO (g) Men vind nog vry wat byzonderheden over die frappen van onregtvaardigheid by j. waagek. vaderl.hi/l. i+.deel, bl. 182.283-310. 311. en 327., hier op uitkoomende. „ De „ Staatfche bezetting trok op 23. november TÖ72. onder den „ graaf van Roomt de ftad in , zonder eenigen eed te doen aan „ de Staaten van het gewest. De graaf van Houme deed, „ 2. dagen daar na, de vroedfehap vergaderen, welke hy „ aanzeide, dat hy alle de leeden derzelver, opeen fchrifm telyk verzoek der burgery, en om beroerte tc voorkooK 4 „ men,.  j52 VADERLANDSCH 3, Zo dat dit reglement niet was voorgeileld door3, Willem HL , als toenmaaligen Jladh., alzo hy , eerst „ men, fchorfte in hunnen dienst. Eenige fpraken hier tegen, onder anderen vraagende, hoe veertig, of vyftig perfoonen de burgery vertoonen konden? Dog Hoorne het'; ,, haalde zyn zeggen, en vertrok, den leeden der vroeJ,, fchap, die nog op het ftadhuis blesven, daarna doende aan- 2, zeggen, dat hy begeerde, dat zy naar hunne huizen gin„ gen. Tcnzelfden dage kwamen vyf gemagtigden der al,,' gemeene Staaten," (waar onder ook Fagel,) „ die da ,, fchorfing, door den graaf van Hoorne gedaan, beveilig-. den, alleenlyk eenige weinige regenten by voorraad her„ fteüende, om zaaken, die geen uitftel lyden konden, „ waar te neemen , waar toe ook agt burgerbopiuiden wer- „' den aangefteld. De raadpenfionaris deed van het verrigte omftandig verflag ter vergadering van Holland j> op 30. november, verhaalende, hoe de gemagtigden, te Utrecht gekooisen zynde, burgermeefters, en vroed-, fchappen der ftad in der Staaten kamer ontbooden, cn hun.' den last der algemeene Staaten geopend hadden; 3,' waar op. zy begeerd hadden, eikanderen te mogen flret3*,' ken1: het welk heuslyk geweigerd zynde, hadden zy be,,'loofd, ftil te zullen zitten. Dicrgelyke belofte hadden ,,' ook de, tegenwoordig zynde, geè'ligeerden gedaan, dc wet.„- houderfchap "van Amersfoort insgelyks. Op 26. april begaf Willem III. zig naar Utrecht, daar hy eene ge3, heel nieuwe regeering over het Land, en de ftad aan'3, ftelde. De heer J. van Rheede werd tot prefident der 3,' Staaten, en wegende lid der geëligeerden, die anders maat s, agt in getal plagten te zyn, aangefteld. Ook ftelde hy j, eenige ccdelen in de order der ridderfchap, die te ge,„ Jyk hunne krygsampten behielden: het welk niet te wei 3,' met de gewoonte der provintie Overeenkwam. .Dog hy verklaarde., dat het niet in gevolg zoude getrokken 3, worden." Nog verdere aanmerk ingswaafdige byzonderlieden van de fchreeuwende hande'wyze, des tyds met de provintie van Utrecht gehouden, treft men aan in de leezenswaardige. memorie van het geen gebeurd is omtrent de regeering, en bezetting der ftatl utrecht in 1673. eeven voor, by, en aanftonds rla d"n uittogt van de fransche militie, ie. vinden in de post van den Nederrhyn, n». 204.. 205., en 217., ali meede in de gefchiei. verhand, bttrcff. hit regeeringsregl. •" " MM  HUISBOEK. 153 3, eerst na het vastzeilen van hetzelve, tot ftadh. 3, van deeze provintie aangefteld was ; ook niet „ ftaatsgewyze , met volkoomen eenpaarigheid van de „ gefaamenlyke drie leeden van Staat was vastgefteld, en hetzelve dus was ingevoerd op eene wyze, „ en met die omftandigheden. dat men met regt „ konde, en moest zeggen, 'dat 'er nimmer eenig „ ftaatsbefluit op eene onregtvaardiger, en inconftitu„ tïoneeler wyze genoomen is; en het 'er dus ook wel „ verre van af was, dat hetzelve reglement zoude uitmaaken een der gewigtigsïe, en plegticste 3, staatsbesluiten, die immer in deeze rROVIN- 3, tie waren genoomen:" dat, ,, betreffende de wederinvoering van dit reglement in 1747., de a, Staaten deezer provintie, in dien verwarden tyd, „ door eenen hecvigen opftand van een onkundig, ,, en woedend gepeupel gedwongen zynde , om weder eenen ftadh. van deeze provintie aan te 3, ftellen, en wel bepaaldelyk den prins van Oranje, Willem IV., zonder echter in het minfte aan te ,, duiden , op welk eenen voet zulks zoude moe3, ten gefchieden , uit eene welgegronde vrees voor 3, leeven, en goederen genoodzaakt waren gewor- den,om denzelven daar toe aan te ftellen :als wan3, neer H. E. Mog., wel verre van het regeerings,, reglement van 1674. by herhaaling te willen be3, houden, als de vastigheid van onze waare 3, vryheid, godsdienst, en onafhangelykheid, geheel in tegendeel hoogstderzelver ftrydig ge3, voelen ten klaarften aan het daglicht hadden o3, pengelegd door het ontwerpen van een geheel 3, ander regeeringsreglement, als zynde gefchikt tot bewaaring van eevengem. zo dierbaare pan„ den, en door het aanbieden aan Willem IV., om „ denzelven op den voet van dit nieuw reglement o, tot ftadh. van dit gewest aan te ftellen, en te „ be- van utrecht, en in het hi/lor. verh. van de tnwett. hehand. de prov. en Jlad van utrecht aangedaan in 1672., 73. en 74, beide uitgegceven in 1784. K5  154 VADERLANDSCH „ beëedigen : edog, dat Z. H., (wien het nieü „ onbekend kende zyn, dat de Staaten volftrekt ge. „ noodzaakt wierden, den perfoon van Z. H., op „ wat wyze het ook mogt zyn, tot dien post aan „ te ftellen,) volftrekt had geweigerd, dit zo aan- zienlyk ampt overeenkomftig het nieuw regle„ ment, en anders, dan op dat van 1674., te aan„ vaarden; met dat gevolg, dat de gecommitteer- den van weege de Staaten zig volftrekt genood" „ drongen hadden gevonden, om Z. H., op behaa„ gen van hunne principaalen, op den voet van „ het regeeringsreglement van 1674., voor ftad„ houder deezer provintie te verklaaren; als wan,» neer Z. H. betuigde., van nu af aan zig als ftadh. j, van dit gewest aan te merken; hebbende de leej, den van gem. ftaatscommisfie by hunne terug« komst in het partikulier betuigd, tot dien flap jj volftrekt genoodzaakt te zyn geweest, als verzeekerd „ zynde, wanneer zy alhier waren teruggekoomen a> geweest, zonder alzo den prins van Oranje tot 35 ftadh. te hebben verklaard, zy gewisfelyk door s> het gepeupel zouden zyn verfcheurd; gelyk thans j» nog lieden gevonden wierden , wellcen konden j> getuigen , zulks uit den mond van die heeren j> zelfs gehoord te hebben. Daar nu niets meer j> tegen eene vrye raadpleeging, en befluit (treed, », dan zodanige wettige vrees, en de erfverklaaring ,3 van het ftadhouderfchap zeer kort op de aan}, ftelling van Z. H. gevolgd is; was het 'er wel ,, verre van daan , dat dit reglement zoude zyn „ eene regeeringsform, welke h. e. mog., zo „ plegtig, en gy herhaaling, betuigd hebben" „ te willen, en te zullen behouden, en als „ de vastigheid van onze waare vryheid, gods- dienst, en onafhangelykheid beschermen (h). „ Dat (/;) Met zulke veel beteekenende, dog valfche, uitdrukkingen, die wy telkens met kapitaa!e"lettes*ter neder gefteld hebben, had Willem V. kunnen goedvinden, , aan dc Staaten van Utrecht dat regeeringsreglement aan tft pr/n  HUISBOEK. 155 Dat het ook van geene kragt was, dat, by Z. H. 3, meerderjaarigheid, na dat alles, wat zo tot die regten, en preè'minentien, (zo als men goedvond die te noemen,) als tot de geregtiglieden der onderfcheiden leeden, en departementen van den Staat, eenigs„ zins behoorde, in eenen tyd van algemeene rust, on,, verhaast, en met rype raadpleeging was overwoogen, 3, en doordagt, (met welk zeggen getoond wierd, „ dat men het gebrekkige in deeze van voorige 3, tyden zelfs ontwaar wierd,) met eene algemeene inftemming, uit kragt der voorn, erffelyke opdragt, Z. H. tot het genot van alle deeze regten daadeiyk 3, was toegelaten, en ingehuldigd; naardien dit] alles 3, niet anders was geweest, als eene enkele uit„ voering van het geen reeds in 1747. was vastge„ field geweest, zonder dat zulks, als toen , eenigszins op nieuw een punt van raadpleeging gewor„ den was" (/). Als men de vroedfehap van Utrecht hier zo mannelyk, en naar waarheid boord fpreeken, verbeelde men zig niet, afzonderlyk te hooren die weinige regenten, die tot het laatfte oogenblik toe de zaak der hervorming, en der burgery voorgeftaan hebben, de heeren Èyck, van Senden, de Ridder, Smisfaert, van Haaf ten, van Dam, en Barman: maar hét is ook de taal van ten minften de zeer groote meerderheid der, toen nog aanweezige, oude vroedfchappen, die zig eerst op 2. pryzen, en alles, wat maar te vinden was, regts, en flinks, voor deszelfs handhaaving byeen te ranpen, in dienzelfden brief van 54. februari 17S4., welkers welluidend flot wy zo eeven, ais de aanfeidende oorzaak der benoemde commisfie, hebben opgegeeven. Welk eene onbefehaamdheid ! Eene vaftigheid van waare vryheid, godsdienst , en tnafhangeiykheid te durven noemen een reglement, waar by alle vryheid, en onafhangelykheid va» Staaten, en ingezeetenen aan eenen minifter, door een vryheidhaatend gemeen , was opgeolferd. En wat deed hier weder de godsdienst by? (O Verf. van flukk, by ¥, A. de Chalm. 28. deel, bl. 1 -4««  i56 VADERLANDSCH 2. auguftus 1786. die zaak onttrokken, te Amersfoort de burgery beftreeden, en op datzelfde reglement iu feptember 1787. de regeering weder aanvaard hebben. Hier meede oordeelen wy genoeg gezegd te hebben, om de vuile bron aan te wyzen, waar uit die regeeringsreglementen gefprooten zyn. Laten wy nu zien, welk een overmaatig gezag voorige ftadhouders zig zeiven, met vernietiging van alle voorgaande privilegiën , en overeenkomften tusfchen regenten, en burgers, gegee. ven, en welk misbruik de tegenwoordige daarenbooven van die magt gemaakt heeft. ,, Volgens dat regeeringsreglement in Gelderland, s, mogt omtrent de aanftelling der ridders, welker „ qualifikatien, en toelating vergund werden aan hen , 9, die daar toe van ouds bevoegd waren, voortaan 3, geene verandering gemaakt worden, dan op goed» 3, keuring van den ftadh. in der tyd. De regenten „ van de meefte fteeden werden voor drie, van ee3, nige ftechts voor een jaar, aangefteld, en deezen 3, zouden alleen door den ftadh. ten einde van elke 3, drie, of eenjaaren, zonder eenige voorafgaande 3, nominatie aangefteld, en by de volgende drie, of 3, één jaaren,in het geheel, of ten deele, geconti33 nueerd, of gediscontinueerd worden. De aanftel3, ling tot burgermeefteren , en fcheepenen zoude 3, ook, zonder eenige voorafgaande nominatie, aan 3, hem ftaan, en tot dat einde jaarlyks, veertien da3, gen voor de keur,aan hem gezonden worden eene 33 Jyst met de naamen van burgermeefteren, fchee„ penen, en raaden, die als dan leeven zouden. By s, aflyvigheid zoude hy uit eene nominatie van twee 33 perfoonen, door de overige raaden te maaken, ee33 nen nieuwen burgermeefter, fcheepen, of raad aan3, ftellen, mits de voorn, aanvulling gefchiedde uit „ perfoonen, die volgens Lands-en ftadsregten, en 3, privilegiën daar toe bevoegd waren. Het lighaam 3, van de gemeentslieden zoude beftaan uit zodanig 3, getal van perfoonen, als van ouds; zy zouden, hun „ leeven lang geduurende, die bediening bekleeden, s, en de aanftelling daar van zoude, zonder eenige „ voor-  HUISBOEK. 15? ,, voorafgaande nominatie, door den ftadh. gefchie„ den , mits niemand daar toe gevorderd zoude wor5, den, dan die naar Lands - en ltadsregten, en pri„ vilegien daar toe gequalificeerd was. Vermids de „ fecrecarisfen der drie hoofdfteeden, Nymegen,Zutphen, en Arnhem, die de vergadering van den raad „ derzelver fteeden bywoonden,meede warenfecre*. „ tarisfen,als de kwartiers - en landsdagen gehouden worden, zoude de erfftadhouder in der tyd eenen „ bekwaamen perfoon daar toe aanftellen, mits daar „ toe volgens Lands- enftadsregten behoorlykgequa„ lifïceerd zynde" (£). Welverre van zig te verwonderen, dat de braave regenten, e.n burgeryen het oog op deeze uitgeftrekte magt des ftadhouders wierpen, zal men in tegendeel verbaasd moeten ftaan, dat zy, by de herinnering van hunne oude regten ten tyde der hartogen, graaven, bisfchoppen, of heeren, en van het roofzugtig geweld, waar door zy die onder een willekeurig ftadhouderlyk beftier verlooren hadden, en by het ge-, voel van deszelfs tegenwoordige fchroomelyke gevolgen, niet terftond tot het geheel affchudden van dat juk beilooten, en zig liever in het begin bepaald hebben tot de naauwkeurige onderhouding der reglementen, en tot het behoud van het weinige, dat aan dien algemeenen ramp nog ontkoomen was. Hoe zonderling het, naamelyk, weezen mag, dat de ftadh. met zulk eene verbaazende magt, als hy, of wel zyne voorzaaten zig zei ven by dat reglement gegeeven hadden, nog niet te vreeden was; is het nogthans maar al te waar, dat hy dezelve in ontelbaare opzigten overtreeden, en verbrooken had, niettegenftaande hy nog daarenbooyen met duure eeden, waar meede hy altyd zo fraai wist te fchermen, die reglementen bezwooren had. In Gelderland begonnen dan de gemeentslieden het allereerst dat noodig werk ter hand te «eemen. Tc (*) Nederl. jaarb. 1751. bl. 1—2Q.  i58 VADERLANDSCH Te Nymegen echter werd dit fpoedig, en in de beginzelen, gefmoord, om dat de regeering, zo dra de gemeentslieden beflooten hadden , om voortaan eens ter maand, als van ouds, te vergaderen, en daar van aan de regeering kennis gaven, met alle magt vasthield een voorig befluit, in 1748. genoomen, volgens het welk zy niet, dan met toeftemming der magiftraat, vergaderen mogten, dan alléén tweemaalen in elk jaar. Op deeze klip, Waar van zig ongemeen listig wist te bedienen de eerfte gemeentsman, of woordhouder, Morees, die zig van het onverdiend vertrouwen der gemeentslieden had weeten meefter te maaken , leed het geheele werk der hervorming daar ter plaatfe eensklaps fchipbreuk. Ondertusfchen kan men uit het enkel noemen van dit gedrag der regeering genoeg opmaaken, welke bezwaaren de burgery daar ter plaatze zoude hebben kunnen aanvoeren , vermids men zo bang was enkel voor de vermeenigvuldiging der vergaderingen van de gemeentslieden. Ook ziet men daar uit, tot welk eene laagte dat lighaam aldaar gekoomen was , zo dat het zelfs geene vryheid had, om zonder toeftemming der regeering te mogen vergaderen. De gemeentslieden beriepen zig wel op een befluit der regeering van 5. januari 1729., waar by bepaald was, „ dat ,_, het aan het kollegie der gemeentslieden altyd 33 zoude vryftaan, om op den eerften woensdagmor~.j gen in "iedere loopende maand eene gewoone jj vergadering te mogen houden, zonder telkens jj voorafgaande kennis , of toeftemming van den j, raad, of burgermeefteren in den tyd." Zy betoogden wel , dat by het regeeringsreglement van october 1750. bepaald was, „ dat burgermeeftejj ren, fcheepenen, raad, en gemeentslieden ieder zouden hebben zodanig gezag , als hun toejj kwam , en waar van zy genot hadden, en in jj gebruik waren." Ook voerden zy wel aan,. ±i dat zy niet alleen van 5. januari 1729. tot 1748.J *„ maar ook van de invoering van het tegenwoorj, djg ftadhouderfchap in 1748. tot in mai 1752.,  HUISBOEK. *59 ■M cnbefpierd, en onbelemmerd, daar van het genot hadden. Maar niets mogt baaten, en zV werden afgezet met een befluit der regeering, waar bv onder anderen gezegd werd, „ dat hunne onderM neeming aanliep tegen het oud gebruik. , en de 3} form van regeering, en dat het begrip der goui, vernante van 25. aprrl 1752. de gemeentslieden genoeg had doen verzeekerd zyn , dat de con-JJ r L'°nCile conY^t]e van 5. januari 17*9. rusj, Ichen den magiftraat, en gemeente door het re3i geenngsreglement van 1750. ten eenenmaal or>. , nieid (l). * Te Zutphen zogt ook de meerderheid der regeermg, door aan de gemeentslieden te betwisten de benaammg van uitmaakende het tweede lid der re* £3' ,1 d! mtgiJïyaaten in de a"dere fteeden, volgens de wet, hadden laten doorgaan, en door ftnLn°e,CRkhe,den'Jhet werk <&r hervorming te ftuitep. Dog door de moedige ftandvastigheid zo der gemeentslieden zelfs, als der burgery, nam het aldaar, fchoon vrugteloos, zulk eenen ernft'>en Jveer, als het bykans nergens elders in Gelderland genoomen heeft, indien men daar van nitzonderd de meer geweldige gevolgen , die dat werk tï Hattem, en Elburg gehad heeft. By het eerfte adres over de bezwaaren op 2. april gaf een aantal van 200. burgers, dat niet lang daarna tot E 400. aanwiesen, aan de gemeentslieden, en deezen op den 9. daarna aan de regeering , over eene geheele yst van inbreuken, zo vin den ftadh op het reglement, als van de regeering on hecregt der gemeentslieden ; en teffens ™g*Snen, " TJaI , h/C ^"nngsreglement van 1110. „ meedebragt, dat de ftadh. in der tyd nooit ee„ nige andere aanvulling, of aanftelling van leeden „ m den ftadsraad zoude mogen doen, als uit die 3, geenendie volgens lands - en ftadsregten, en „ privilegiën zouden weezen gequalifïceerd ; zy r,\ itr j , ■ ■" echter (iukk\f4 JlTrt ]m blj 16- 161- 3+7-36». Verf.vm Jtuük. by J. A. de Cfmlm. 46. deel, bl. 20Ö-320.  iöb VADERLANDSCH „ echter feedert 1748. hadden moeten zien, dat ,, deeze wet door den ftadh., meer dan eene reizê. „ niet was agtervolgd, door het benoemen van perfoonen tot deezer ftads fcheepensftoel, ongei, qualificecrd naar der ftads privilegiën, als, by „ voorbeeld, door de aanftelling van ieedcn, die ,, geen genoegzaam aantal van jaaren het regt van ,, burgerfchap , om tot fcheepen verkoozen te „ kunnen worden, genoten hadden, of den ver3, eischr.cn ouderdom niet bezaten , als ook van 3, perfoonen , die eikanderen te naar in het bloed 3, heftenden: dat, voor zo ver dat reglement be3, paalde , dat, in geval eenige burgermeefters, „ fcheepenen , of raaden , geduurende den tyd „ hunner bediening aflyvig wierden , de raad zoude 3, doen nominatie van twee perfoonen tot het o,, penftaande ampt, om daar uit by den ftadh. één „ verkoozen te worden ; hier omtrent der ftads „ regt, en privilegie van tyd tot tyd niet agter3, volgd was, alzo de ftadh., nu en dan, goedge„ vonden had, (zo als, des noods, met voorbeel„ den beweezen konde worden,) om leeden dermagi„ ftraat, zonder het afwagten van behoorlyke no„ minatie , aan te ftellen." Op grond hier van verzogten zy, ,, dat voortaan niet meer verzuimd „ werd, (zo als wel eens gebeurd was,)om,daade3, lyk na het affterven van een lid der magiftraat, „ te maaken eene nominatie van twee perfoonen, „ ingevolge ftads privilegiën daar toe bevoegd, en „ dezelve over te zenden aan den ftadh., om 1, daar uit de keuze te doen, daar de burgery zo„ danige inbreuk , en overtreeding deezer ftads „ grondwetten niet, dan met het uiterfte onge„ noegen, aanzag" (m). Dog de neegen bekende ariftokraaten, die zig feedert door hunne burgerhaatende hooghartigheid zo berugt gemaakt hebben, namen hier op een befluit, het welk nog op dit aewigtig onderwerp, nog op de overige be- zwaa= (m) Nederl. jaarb. 1783- ^< 707—721-  HUISBOEK. m ztVaaren, by dat vertoog aangevoerd, eenige de minfte voldoening gaf (n). Ondertusfchen, zo al de eenvouwdige voorftelling deezer bezwaaren niet van zelfs het gegrond beklag der burgery, en gemeentslieden ten volleu gewettigd had; kan men uit. de voortreffelyke adviezen der heeren Verjleege, van der Capellen tot Rysfelt, en Roode van Heekeren, de gegrondheid daar van geftaafd zién (o). Hoe veele bondige vertoogen over inbreuken op de regteri der gemeentslieden, op die der burgery, ja zelfs op het regeeringsreglement aan de regeering vaa Zutphen gedaan zyn, en hoe de 9. arïflokraaten alle die vertoogen telkens hardnekkig hebben van de hand geweezen; zoude ons te lang vallen hier omftandig op te geeven (p). JBehalven. deeze reegehfegte inbreuk op het reglement, maakte de ftadh.5 terwyl de verfchülen daar over nog hingen, een hieuw misbruik in de vervulling van twee opengevallen gemeentsmansplaatfen , Hellende daar toe aan I eerst eenen zeekeren bakker Vriejtkolk, welke zig öp eene zeer beleedigende wyze tegen het mcrdergetal der gemeentslieden gedraagen had vóói zyne aanftelling (q), en naderhand den zo berugten Crookceus Cr). Het gefchil over deezes toelating (n) Nederl. jaarb. 1783. bl. 727—727. (0) Nederl. jaarb. 1783. bl. 727—751. . (p) Die lust heeft zulks naar te gaari , zie de N°derk jaarb. 1783- bl. 938—9+0. 945-QÖ3- 1289—1323. I48S— 1496-, en 1784. bi. 19-21. 524—526". (q) Nederl. jaarb. 1783- W. 1848. en volg. (r) Deeze Crookceus was dezelfde, die zig narhaals h'e£ gebruiken, om met geweid de heerendienften van de boeren uit het gtaaff.hap Zutphen af te persfen, en de önWilligen aan fehavot, en geesfeling te doen overgèeven* die, om zyne eerlooze dienften, na de revolutie het eerampt van burgermeefter van Zutphen bekoomen heeft; die éindelyk, of 'er nog iets aan de maat zyner euveldaadèri ontbrak, ter voltoojing vart alles het koud gebeente vari den onfterfelyken D. van der Capellen tot den Pol, en zyne huisviouwe, 0p 7. auguftus 1788. ter eerè der sraavin? IJL DE ML. L vaft  1Ó2 VADERLANDSCH lating tot dien post werd feedert door alle moge» lyke middelen doorgezet, fcheon hy niet, dan aar delft van Nasfau zogt te ontruften, en die gezeegende asfchemet de fierlyke, maar eenvouwdig grootfche, kapel op de heide by Gors/en in de lugt te doen vliegen, en te verftroojen; eene ondaad , waar van de menfehelyke natuur een afgryzen heeft, en die in eenen openbaaren oorlog zelfs onbekend is. Hy was met zynen tegenwoordigen, byna eevenwaardigen , amptge-noot P. Raafebroek,^het voornaam werktuig van Heekeren van Zuidera*. Onder de banieren van den laatstgem. moest de afhangelyke meerderheid van tutphtns raad zig wel booven verre de meefte vryheidhaatende regeeringen verheffen ; van eenen man „ wen reecb feedert 1783:, en dus lang, eer hy in feptember 1786. de militie, docr zyn voorbeeld, en door het meedefcheppen van het kruid uit het magazyn , nog had aangemoedigd , om het bloedbefluit der meerderheid van de Gelderfche Staaten tegen Elbure, en Hattem ter uitvoer te brengen, de naam van bloedtapper naargin-g. Hy tragtte zig daar van wel te ontdoen door by een voorftel in den raad te ontkennen , dat hy by zeekere geleegenheid te Utrecht gezegd had, „ 'er voor uit te koomen, aan den prins geraaden te hebben, dat het rioodzaake" lyk was, dat 'er te Zutphen burgerbloed geftort wierd." Maar hy toonde genoeg, dat zyn gezegde, hoe zeer niet woordelyk, echter zaakelyk daar heen liep, al2o hy beweerde, en door eene verklaartng van den bekenden fekretaris' van den Heuvel te Utrecht bewyzen wilde, dathy, by geleegenheid van een gefprek over het vermeerderen van het guarnizoen te Zutphen, en van een gezegde, dat, zo zulks tegen den zin der burgery gefchiedde, het wel een bloedblad zoude kunnen vercorzaaken; geantwoord had, dat de zulken, die daar vnn oorzaaken waren, dit aan " zig zelfs zouden te wyten hebben" (*). Hoe hetzy, het bleek, dat de heer, en vrouwe van R?chteren , aan wier huis dit gefprek voorgevallen was, hier omtrent geene verklaaring gaven, en dat hy in alle gevallen dien fchroom niet had voor het vergieten van het bloed der braave bar* (*) Nederl jaarb. 1783- U. 184.S--1847-  H Ü I S É O È K. »6j den gewelddaadigen flap omtrent Elburg , en Hrzf* - in der gemeentslieden vergadering werd toe. ge aten (s). Onder de weegen, die de gemeentslieden mfloegen, om zig van hem te ontfiaan, wa* eene kragtigë brief aan den ftadh. van 24. mai 1785. Dog deeze vond goed , om niets anders daar orhtrent te doen , als de regeering , en gemeentslieden onderling die zaak te laten behandelen, daar hy, door het intrekken van de aanfteb ling, alles in dat opzigt in rust had kunnen brengen. De gezwooren gemeente van Arnhem bragt ibort» gelyke bezwaaren by de regeering in „ weegens het misbruiken van ftadsregt, en privilegie omtrenc » de burgers van Zutphen, die voor hunne ontroofde rejrtca fpraken als welken een eerlyk regent, en regteeaard burgervader met reeden daar voor hebben moet, en als een van de Sptegel m Zeeland, en een van der Heim te- Rotterdam hadden voor het ftorten van het bloed van plundeï WMMr ":00rdenaars- Als men het Sed"S van dit mensen yergelykt by zyne ontwerpen tot plundering der burgers door de mdit.e en tot het verwekken van len diergelyk TT Jn i'ige b6iden in juni I7g7' W, als men hem; na de revolutie, zyn gegeeven woord ziet breeken aan den heer van Loo eenen man van zyne eige party, maar van veel eedeier denkwyze, en hem door bedrog/r>ie weet' waar door meer?) uit de regeering van Zltplïen te houden; en nu echter de houding ziet aanneemen, om '-burgers genoegen te geeven in zaaken van veel minder belang; wat moet men dan-van zyne gröndbeginzels eh in. z.gten anders denken, als dat hy tegen den dag des kwaads Zig zoekt te voorzien van der burgeren gunst, om welverdiende ftraffe te ontgaan, en ook dan weder zynen rol te blyven fpee en ? Ten gevolge hier van zag S hem reeds m den afgeloopen winter renboode op renboode ep kondfch-p uitzenden, om tydingen van de aannaderin* tot Franfchen te brengen , en hoorde hem ronduit IeH werking van het opium zyne laatfte toevlugt zoeken^ (t) II. Deel, hl. 156. xfaj en 20S. (O Nederl. jaarb. 1785. bl. 1222. L 2  IÖ4 VADERLANDSCH „ de aanftelling van eenen fcheepen, enjaad der „ ftad by aflyvigheid van eenen derzelver." Zy beriep zig op den inhoud van datzelfde reglement van 1750., als waar by bepaald was, „ dat, zo iemand der raaden enz. geduurende den tyd zy,, ner bediening aflyvig wierd, de overigen zouden „ doen nominatie van twee perfoonen tot de openftaande plaats , om daar uit by den ftadh. één „ gekoozen te worden." Dog zy beklaagde zig, „ dat dit weezenlyk ftuk van het maaken eener 110,: minatie by aflyvigheid niet alleen wankelde,.. „ en buiten gebruik geraakt was; maar ook, dat „ door den ftadh., zonder voorafgaande nomina,, 'tié, tot fcheepenen, en raaden der ftad aange,, ftcld waren perfoonen, (om reedenen niet te „ noemen,) we ken naar ftads regten daar toe vol„ (trekt niet verkiesbaar waren , alzo eenige van „ dezelven geene burgers ten tyde hunner aanftel,, ling geweest waren, het welk, als eene voile „ zee, aandruisde tegen het regiement op ftads„ regeering van 11. november I707., waai by be„ dongen was, dat die geenen, welken tot fcheepenen „ zullen kunnen gekoozen worden , zullen moeten zyn , burgeren der ffiad, en aldaar 12. jaar en gewoond heb3\ hm." Zy beweerde de wedeiregtelykheid der gedaane aanftellmg uit diezelfde bepaaling van her. reglement van 1750 omtrent-de hoedanigheden der aan te ftellen leeden van de regeering, die wy reeds door Zutphem burgery zo eeven zagen inroepen, en by vervolg niet mee» herhaalen zuften, om dat ze jn alle de overige Gelderfche fteeden dezelfde was, Hier by voegde zy, ,,. dat zy, om den ftadh. alle ,, agrement van de regeering te geeven, wel van van haar meederegt tot het maaken van die nominatie afgezien, en dat aan de regeering overgelaten had (O; dog met geene andere verwag. ' h » ting, (t) Over dit afzien van een zodanig meederegt beklaagde zig, op het einde van datzelfde jaar, de burgery by tte gemeentslieden, de ongeoorloofd - en onwettigheid van  HUISBOEK. 165 ,, ting, als dat de regeering, op welke zy in het ,, maaken der nominatie alle vertrouwen gefteld „ had, zig by dat regt zoude gehandhaafd hebben „ tegen allen, op welker voordel, of aanbevee„ ling de ftadh. meer agt fcheen geflagen te heb„ ben, dan op eene wettige nominatie van de re,, geering." En op deeze gronden verzogt zy» 3, dat de regeering zorgen zoude, dat de, toen ,, opengevallen, en verder openvallende, plaatfen van raaden, en fcheepenen vervuld wierden over,, eenkomftigde order, en het reglement van 1750 , „ en derhalven fpoedig overging tot het nornjnee„ ren van twee perfoonen, welken zy onpartydig „ meenen zoude, tot de openftaande plaats' be„ kwaam, en gequaliGceerd te zvn naar ftadsreg„ ten, zonder daar omtrent te letten op eenige ,, aanbeveeling van den ftadh., of van iemand van „ zynen weege, en die nominatie aan den ftadh. ,, te zenden, om daar uit de keuze te doen' O). Niet lang daarna werden twee nieuwe fcheepenen aldaar aangefteld, te weeten, dé heeren Haf, en Tulleken, dog beiden onbevoegd, omdat, volgens hec regeeringsreglement van 1750. ,, iemand^ ra eenige pointcn aan de landfehap in het gemeen, of aan een der kwartieren in het byzonder, comp3, tabel, of redevabel zynde (v), in de magiftra,, tuure van de fteeden niet zal mogen toegelaten ,, worden," en om dat de eerfte der gem. heeren was doctor van het provintiaal tugthuis , van de ftad, en van het kwartier van Veluwe op een jaarlyks inkoomen, en dus afhangelyk van de provintie, van het kwartier, en van de ftad, en om dat de laatstgem. heer, behalven andere ftrydige hoedanigheden, was griffier der leenen van Gelre, en Zut- dien afftand duidelyk aanwyzende. Nederl. jaarb. 1783. II. 1863. en volg. (u) Nederl. jaarb. 17R2. bl. 1534—1539. (v) Dat is, reekenfehap fchuldig aan, of afhangelyk «ynde van een der kwartieren. L3  l66 VADERLANDSCH Zutphen, en den ontfangst had van het kwartierlyfe middel op de kollateraale fuc^csfie, voor zo ver het van leengoederen geheeveh word, waar door. hy aan het kwartier van Veluwe comptabel, en re. devabel was (v;). Op 29. oclober 17H3., na dat de gemeentslieden bevoorens over dit onderwerp ook eenen brief aan den fladb. gefchreeven hadden, na-nen zy wederom een befluit, om aan de regeering nieuwe vertoogen over diezelfde zaak te doen (x).' Dog ook deeze'poogingen der Arnhemfche gemeeutsJieuen waren vrugteloos. Te Harderwyk fcheen al meede diezelfde inbreuk op de bepaalingen van hét reglement van 1750. plaats te hebben, vermids de burgery zig daar iusgelyks tot de regeenug vervoegde met verdoek, ,, om, in plaats van eenen, feedert verJ3 fcheid'e maanden overleeden , fcheepen , ten i, fpoedigften eene nominatie te maaken van twee 3, perfoonen, volgens Lands- en ftadsregten gequa33 fificeerd, zodanig, dat hy, in gevolge ftads wiljjTekeuren, het groot burgenegt der ftad verkree-. 33 gen, en uitheemsch zynde, of uit eene andere ^ provintie koomende, vier jaaren, en in de pro„ vintie, of ftad gebooren, twee jaaren lang dat ^ gehad hebbe ; en om voorts uit de regeering j_, te weeren perfoonen, die geheel en al vreemd' 3, in de regten der ftad, en der ingezeetenen wa» 3> ren, of zig elders buiten de ftad met 'er woon bevonden."* De gemeentslieden ontfingen een gelyk verzoek, om het voorftel by de regeering te onderfteunen (y). Het was misfehien deeze burgery alléén onder alle die der Gelderfche fteeden , die b.y de meerderheid haarer regeering een open oor, en toegeneegen hart vond, om zig van eed, en pligt te kwyten, hoe zeer het, ook daar, mx eenige weinige veragtelyke uitvaagzek (w) Nederl jaarb. 1783.. bl. 162—lój. lx) Nederl. jaarb. 1783- bl. 1679. en Nederl, jafltb* ?7S^ bi. 171-173;.  HUISBOEK. 167 »iet ontbrak, die dit gehoor geeven aan de ftem der burgery van Fpyt deed zwellen. Ook te Lochem moest zig de burgery by haare regeering vervoegen met verzoek, „ dat door de regeering meedegewerkt wierd , dat de open,, ftaande fcheepensplaats door geenen anderen wierde vervuld, dan in gevolge van het reglement, en Lands - en ftadsregten verkiesbaar, waardoor ,, zy meende te mogen verftaan iemand, die of „ burger der ftad was, of ten minften in, ofom,, trent dezelve zig aanhoudend bevond, en woon,, de; terwyl zy hoopte, dat door de regeering ,, by den ftadh. aangehouden zoude worden, dat ,, hunne belangen in alle gevallen aan handen van ,, zodanigen toevertrouwd wierden, wier zeedelyk ,, karacter alleszins gefchikt was, om hun de lief,, de van vrye burgers te doen waardig maaken." By een tweede verzoek poogde zy de aanftelling van den jongften zoon van den overleeden fcheepen van Nagel af te weeren , ,, om dat hy weegens „ zyn beroep onmogelyk aanhoudend aldaar konde 3, tegenwoordig zyn" (z). Hoewel nu by die requeften minder verzogt werd, dan volgens het reglement gefchieden konde, (zo als uit voorige verzoeken der andere fteeden gebleeken is;) vond echter niets van die mindere verzoeken der bur« gery gehoor. Te Deutichem deed op 28. december 1784. de burgery ook een verzoek van gelyken aard'aan de regeering, dog al meede zonder vrugr. («). Wat 'er te Hattem in dit opzigt voorgevallen zy, en hoe ook hier alle reedelyke poogingen totherftel, wel niet by de meerderheid der regeering, en gemeentslieden, maar by de Staaten, en den ftadh., vrugteloos waren, befpaaren wy te melden tot eene bekwaamere geleegenheid. Voor het overige houdea wy ons verzeekerd, dat, gelyk in de opge- gee- (s) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1697—1700. (3; Nederl. jaarb. 1785. bl. 733. L 4  §63 VADERLANDSCH ' 1  vf% VADERLANDSCH „ ring der regeering op 12. oélober migten open„ vallen, zoude handhouden, en voortaan, overeenkomftig ftads oude regten, privilegiën, en „ reglementen, de aanftelling van raaden in dc, „ binnenstyds openvallende, raadsplaatfen doen; ,, en, zo de ftadh. oordeelde, daar over te moe3, ten befchikken , de regeering den , door hem „ aangeftelden, heer nog in derzelver kollegie, nog „ tot de zitting als raad, toe zou laten, of ont„ fangen." Zy beriep zig op een betoog in een aanhangzel tot de post van den Nederrhyn, waar by beweezen werd, dat de vervulling van, tuslchentyds openvallende, raadsplaatfen volftrekt nooit by bet regeeringsreglement, of op eenige andere wyze, aan den ftadh. opgedraagen was (d). Dat de ftadh, geene onmiddeivke befchikking had over die raadsplaatfen, kwam niet alleen volmaakt overeen met het minder regt, het geen hem daar omtrent bv het reglement in Gelderland toekwam, volgens hét welk wy zo eeven zagen, dat hy de, tusfchentvds openvallende, raadsplaatfen van regtsweege aldaar niet onmiddelyk vervullen konde, maar Hechts uit eene nominatie van twee perfoonen, door de regeering gemaakt; maar het bleek ook by nader onderzoek, dat 'er in het Stichtsch regeeringsreglement wel fcheen befchikt te.zyn over de, tusfchentyds openvallende, fcheepens en burgermeefter samplen , dog geen enkel woord" gerept werd van, tusfchentyds openvallende , raads pk. at Jen. Ja zelfs werd 'er in dat aanhangzel, en n\ 202. van de post van den Nederrhyn beweezen, dat de grond, waar op hy over die , tusfchentyds openvallende , fcheepens en burgermeefter-samplen in de Stichtfche fteeden befchikte, enkel {leunde op eene opzettelyke vervalfching van den oorfprongelyken text van het re slement ; alzo 'er tusfchen de Staats - en ftadsnotulen van 1674. een verfchil van leezing plaats had, en alléén in het oorfprongelyk reglement, ge- (i) Nederl. jaarb. 1784-i°3- en volë-  HUISBOEK. i?3 geheel gefchreeven met de hand van den toenmaaligen R. P. Fagel, op de kant by wyze van inlasfching, door de hand van den ftaatsfecretaris van Ludiienburgh bygevoegd waren de woorden, mitsgaders op het overlyden van iemand, die tot burgermeefter, of fcheepen geeligeerd zoude mogen zyn, waar van niets in de ftadsnorulen gevonden werd. Al nam inen nu niet eens in aanmerking, dat die fecretaris op 16. april 1674., toeu dat reglement zogenaamd vastgefteld werd , dien post nog niet bekleedde , maar eerst des anderen dags daar toe aangefteld werd, en dat 'er dus, zo 'er iets diergelyks naderhand wettig mogt bygevoegd zyn , uit een befluit der nieuw aangefteldé ftaatsk-eden zoude hebben moeten blyken, wanneer, en door wie hy daar toe gelast was; toonde echter juist deeze by voeging, hoe wettig zy dan ook had mogen zyn, dat, daar in van de, tusfehentyds openvallende, raadsplaatfen niet gefprooken wordende , de ftadh. althans tot derzelver vervulling geen het minfte regt had. Want zo wel de regeering by haaren brief aan den ftadh., als de burgery by haar request ovcr dit onderwerp, merkten te regt aan, „dat, ,, vermids in het reglement van 1674. geheel niet „ befehikt was over de begeeving der , tusfchen. „ tyds openvallende , raadsplaatfen , derhalven het „ regt om dezelven te begeeven in den boezem „ der burgery was gebleeven , en alzo door de vroedfehap, als de burgery vertegenwoord'gen„ de, moest uitgeoeffend worden, in dier voege, ,, als zulks ten tyde der invoering van gem. regle„ ment aan de vroedfehap ftond, en door dezelve „ gefchied was; gelyk het ook uit den inhoud van „ den eed, ten tvde der invoering van dat regle„ ment overgelegd, en door de raaden gedaan, „ klaarblykelyk was ; dat die begeeving aan de „ vroedfehap gelaren was, terwyl nog aan Willem „ IV., aan wien het ftadhouderfchao op den voet van dat reglement opgedraagen was, nog aan „ hein, die by opvolging die waardigheid bezat, „ eenig meerder regt over het beftier der regee- «, ring  •SM VADERLANDSCH 4, ring aangekoomen was , dan uitdrukkelyk, e£ï met ronde woorden by dat reglement bepaald ,, was." Had de regeering der ftad Utrecht omtrent de inroeping van het regt der burgery gehandeld op den voet van die der Gelderfche fteeden, ongetwyffeld zoude de ftadh. al de haatelykbeid van zulk eenen tegenftand, immers in het begin, géheel en al op de regeering hebben doen vallen. Maar, vermids zy dat verzoek niet Van de hand wees, en hem op 29. december 1783. daar van kennis gaf, was hy genoodzaakt, om zelfs dit onbéhoorlyk gezag te verdeedigen, wilde hy daar van niet eedelmoedig afftaan. Hy fchfeef dan eeriea brief aan de regeering op 31. december van dat jaar, waar by hy zig onbefchaamd beriep op den inhoud van het regeeringsreglement van 1674., en op den voet, waar op hy, en zyn vader, door hunne aanftelling tot ftadhouders, daar op regt gékreegen zouden hebben , dat is , hy beriep zig op eenen ftilzwygenden afftand van dat regt, tegen den letter van het reglement door de lafhartigheid der voorige regenten gedaan. Op grond hier van vorderde hy, dat de regeering hem eerstdags van de openftaande raadsplaats , volgens het onafgebrooken gebruik feedert dat reglement, zoude kennis geeven, en durfde 'er (zo fpeelde hy met de woorden van de gewigtigfte beteekenis, en aan welkers hoofdinhoud hy door eede verbonden was,) wel by voegen, om door ons daar over te worden befchikt,' zo als wy, overeenkomftig de' conftitutie, en order van regeering, zullen oordeelen te behooren (ff). Het befluit van den raad, beftaahde toen meerendeels uit diezelfde leeden , die thans diezelfde inkruiping tegen het regeeringsreglement op nieuw eerbiedigen , fchoon zy toen dat befluit greetig hielpen neemen , viel eevenwel met meerderheid van 26. tegen 12. leeden, om de openftaande raadsplaats door den raad te vervullen. In gevolge van dac (e) Nederl. jaarb. 1784. bl. 205. en volg.  HUISBOEK. dat befluit trof de eerfte keuze toen juist eenen man, waar op het oog der burgery al bevoorens geveftigd geweest, dog die door den ftadh. daar toe meermaalen voorbygegaan was, den heer P. E. Voet van Wmjen. Maar hy, die geene de rainfte zwaangheid in de wyze van die aanftelling maakte en de burgery plegtig van zyne goede gevoelens verzeekerde, deed al ras het tegendeel dier betuigingen, op het voetfpoor van zynen bloedverwant Ferponcker, en de meerderheid zyner aanftelleren, blyken, en gaf dus eene eerfte les in dit opziet, die naderhand maar al te dikwerf door anderen herhaald is, aan hoe veele onzeekerheden het ver trouwen der burgery blootgefteld is, en hoe liefhet valt, om door eene vlaag van vaderlandsliefde de burgery, en zig zeiven te bedriegen, indien' zy niet op waare deugd , en gevestigde burgertrouw fteund. Van deeze aanftelling gaf de refeering by eenen naderen brief van 19. januari 1784 kennis aan den ftadh. met een allerovertuigendst be toog, dat het regeeringsreglement de befchikking over zulke plaatfen aan haar, als vertegenwoordigers der burgery, overliet; dat zy derhalven dat regt als zodanig moest uitoeflènen ; en dat een langduung gebruik , en de ftilzwygende toeftemming van het tegendeel, uit eene dwaaling gebooren, geenen wettigen titel, veel min eene uitdrukkelvke toeftemming der burgery, meedebragt ff). Dit betoog hervattede, en drong zy nader aan by eenen volgenden brief van 24. februari daarna , bv welken zy onder anderen te kennen gaf, „ dat het „ belcnikken over zodanige vakante raadsplaatfen „ door de ftadhouders feedert de invoering van „ gem. reglement op niets konde gegrond zyn, dan „ op eene, al te verregaande, toegeevendheid der „ regenten ten tyde der invoering van het reglement„ voor Willem III die de eerfte vakanti raads„ plaats had vervuld, zonder dat de vroedjchap eenige ,, kef1» (f) VerJ, van Jhihk. by J. A. de Chalm. 27. deel, bL  ,75 VADERLANDSCH kennisgeeving van die vakatuur aan hem gedaan had, f,' en dat die toegeevendheid , alzo in gebruik ge\, raakt zynde, by vervolg van tyd, gelyk zulks ,, dikwerf ging, buiten tegenlpraak der opvolgers „ in train gebleeven was" (gj. Wy merken hier omtrent in het voorbygaan op, hoe weinig welmeenende des ftadhouders allerplegtigfte, en reeds .neermaaien gemelde uitnoodiging, aan de Staaten van Utrecht nog geen maand daarna gedaan , om alle misbruiken te weeren , geweest moet zyn , daar hy zelfs zulke onwederfpreekelyke inkruipze's, en inbreuken op den letter van dat reglement. aan zynen kant gepleegd, wilde doen voortduuren, en al meede onder den naam van wettige regten, en con* fiitutie laten doorgaan. Te Amersfoort klaagden de burgers, ,j dat m , den raad zitting hadden zodanige leeden, welken volgens befluit van n. december 1654., en «si. december 1668. daar toe onbevoegd waren, V het zy uit hoofde van al te na verwantfchap aan fommige andere raaden, het zy om dat zy be„ voorens het burgerregt niet bekoomen hadden. Schoon nu de raad wel erkennen moest, dat die befluiten aanweezig waren, gaf hy eevenwel voor, „ dat die beiluiten, welke hy zig in de verkiezing van zyne leeden voorgefchreeven had, van zelven moeften ophouden haare kragt, en werking te behouden, zo dra die verkiezing, en aanftel3' ling aan eenen anderen opgedraage-n, en niet uit" drukkelyk uitbedengen was , dat zig ook deeze ' naar die voorfchriften reegelen moest (A); en *' ,i dat (E) Verf. van fiukk. by J. A. ie Chalm. 28, deel,hl. r-48. (h) Zo drukte de pen van den berugten toenirtaaligea fecretaris Both Hendrikfen. Heller van dit ftuk, en fe dert laadsheer in het hof van Utrecht ter belooning van dee?en dienst, en van het helpen foiooren der volkston door het inbrengen van militie in die ftad in auguftus 1786.* eene daad uit, waar by wy te vooren zagen, dat geen leding, maar enkel dwang, en geweld, was te pas gekoomen.  HUISBOEK. y?f j> dat deeze befluiten geenszins onder de priviïè. a' §.lenL bonden wörden gerangfchikt, waar aan dè s, ftadhouder yke waardigheid verbonden was; ter,j wyl nog daaren booven alle de leeden der magi3S ftraat van de verbintenis aan die befluiten, zó ju veel die met het ftadhouderlyk beftier niet beftaatu ,3 baar waren, en zy dezelven nogthans bezwooren j, hadden, plegtig ontflagen waren" (i). Li^telyk begrypt men, dat het handhaaven van ftadhouderlyke inbreuken aan regenten, die zo gevoelden, immers zo fpraken, en zo veel belang hadden in net btwaaren hunner onwettige posten/ veilig door den (O Ujt dien enkelen trek, dat die befluiten met een ftadhouderlyk beftier niet beftaanbaar waren, kan men van «en geest van dat uitvoerig ftuk oordeelen. Wy zien riet waarom de uitfluiting uit de regeering van veele naastbertaanden , en lieden, die geene burgers zyn, of Jang genoeg geweest zyn, onbeflaanhaar zonde zyn met een Jtadnoudevlyk beftier. Ten ware de fteller wm dit ftuk met  18a* VADERLANDSCH regenten der andere geweften, die aan hetzelfde eyvel fchuidig ftaan? Volgens h t regeeringsreglement in Overysfel, j, zoude de wethouderfchap in de fteeden Derenj-, ter, Qampen, Zwolle, Hasfelt, tnSteenwyk, jaarj, lyks verkoozen worden door de gemeentslieden in elke ftad, welke gemeentslieden vóór de verjj kiezing der wethouderen hun eigen getal zouden jj moeten vol maaken : dog de ftadh. zoude het jj regt hebben, om de keure, zo van de gemeemsjj lieden, als van de wethouders, goed te keuren, jj of te verwerpen, en in het laatfte geval zelfs j, anderen mogen aanftellen" (o). Hoe gering ook de magt fchyne, welke daar by aan den ftadh. gegeeven word over de regeering der drie hooffteeden, die in de Staatsvergadering de helft der ftemmen uitmaaken , (en zeeker deeze magt van den ftadh,, vergeleeken by die in Gelderland, en Utrecht, was gering;) is zy echter groot, en aanzienlyk genoeg, om de meerderheid der regeering, en gemeentslieden tot zyne afhangelingen te maaken. Want, heeft hy de magt om de ingekoozen gemeentslieden af te keuren, en daadelyk andeven in der benoemden plaatfen aan te ftellen, dan heeft hy ook door den tyd de geheele keuze, of aanftelling der gemeentslieden. En, heeft hy die, dan is hy ook van zelfs meefter van de jaarlykfche aanftelling der magiftraat, om dat het meer dan waarfchynlyk is, ,dat eene groote meerderheid, of eenparigheid van gemeentslieden ook rnenfchen van haare denkwyze tot de regeering verkiezen zal, ja zelfs, zo deeze keure nog niet genoeg naar zynen zin uitvalt, (gelyk nog ligtelyk door eene toevallige meerderheid der boontrekkende gemeentslieden gefchieden kan,) is hy bevoegd, om de verkoozenen, die hem mishaagen, af te keuren, en anderen in de plaats aau te ftellen. En dit gaat zo ^erre, dat hy op die wyze, in één jaar, de geheele (Jk) \. waaöeS. vadèrl. hijl. 14. deel, bl. 360,  HUISBOEK. 1S3 heele verkoozen magiftraat kan afkeuren, en eene geheel nieuwe aanftellen ; en, fchoon die regeering maar één jaar aanblyft, en dan weder eene andere door de gemeentsliedeH kan gekoozen worden, behoud hy echter altyd dezelfde magt, om van jaar tot jaar nieuwen naar zynen fmaak aan te ftellen. Met één woord, door eene onbepaalde, en eigendunkelyke afkeuring kan hy de geheele keure der gemeentslieden jaarlyks vernietigen, en zig zeiven de jaarlykfche aanftelling der regenten aanmaatigen: waar door de Overysjelfche regenten telkens eeven zo los, en onzeeker zyn, als die van de Stichtfclie fteeden jaarlyks , en als de Gelderfche regenten om de één, of drie jaaren. Tn 1783. gaf de ftadh, te Deventer het eerfte voorbeeld van eene eigendunkelyke afkeuring van de, door gemeentslieden gedaane, keure van twee nieuwe leeden van derzelver kollegie, de heeren Budde, mBefier, waar voor hy twee anderen aanftelde. Ook verplaatfte hy twee burgermeefteren, de heeren G. Z>. Jordens , 'en van Doorninck , welken hy reeds in 1775., en 1776. hunnen rang ontnoomen had, dog die thans door de gemeentslieden daar in herfteld waren, wederom beneeden hunnen rang- Dit gaf aanleiding tot verfcheide onderhandelingen, zo tusfchen de gecommitteerden der burgery, en gemeentslieden, als tusfchen deeze laatften, en de Tegeering; waar van het gevolg was, dat, en de twee, door den ftadh. aangeftelde, gemeentslieden voor hunne aanftelling, en de twee, booven hunnen rang geplaatfte, burgermcefters voor dien verhoogden rang bedankten, en dat daar van aan den ftadh., zo door de gezwooren gemeente, als door de regeering, by brieven werd kennis gegeeven, met verzoek, om de twee, weder ingekoozen, gemeentslieden, Budde, en Befier, goed te keuren; terwyl zy de heeren Jordens, en van Doorninck op> hunne plaats herftelden, en de jaarlykfche verandering der regeering opfchorteden , tot dat het antwoord van den ftadh. zoude ingekoomen zyn. By die brieven verklaarde de raad, en gezwooren geM 4 meente.  $4 VADERLANDSCH meente, „ dat de ekoozen gemeentslieden waren. jj van de nutjle, leste,bekwaamjle, en gefchiktjle voor* ju wei-pen, die 'er in de Had ter vervulling van de jj op^i.fhande gerneentsmansplaatfen te vinden wa-. jj ren; dat zy om geene andere reedenen verkoozen waren, a's om de boovengemelde, en wel jj uit geene de minde drift, nog ook door eenige, jj hoe genaamde, kuiperyen, of èindelyk ook door ,j geene de minde partydigheid, maar in tegendeel jj met volle eenpqdrighèid, en om dat in het zeeke,j re bleek, dat zy, daar toe bevorderd worden-, jj de, zulks ten hoogden aangenaam weezen, en jj zonderling veel genoegen geeven zoude aan het jj gantfyhe lighaam der braave burgery , welker j, vertegenwoordigers te zyn zy" (raad , en gemeentslieden ,) „ zig tot eer reekenden." Zy voegden 'er by, „ dat Z. H. voikoomen zoude jj overtuigd zyn, dat zy zig dus in deezen allesjj zins naar behooren gedraagen hadden, en dat ojj yerzulks de voorn, keure in die termen lag, dat jj 'er geene afkeuring van Z. H. omtrent kon, of jj mogt plaats hebben; als zynde het, uit de oor33. fprongelyke uitlegging van he't regeeringsreglement . j, van 1675., in 1747.5 en 174.3. herdrukt, door St' Wiïtem //i. by eenen brief van 3. maart 1677., v aan de regeering gefchreeven, ten vollen klaar, pj ja zelfs booven alle tegenfpraak, dat de magt van afkeuring, by voorn, reglement door hem zelfs aan deeze provintie verlchaft, aan den tyj, delyken ftadhouder gegeeven was, niet, en ^ geenszins in alle gevallen, om daar flechts naar jj willekeur gebruik van te kunnen, en mogen maajj ken, maar in tegendeel eenig, en alleen maar .j in het geval, dat de gezwooren gemeente, of om, jj trent het vervullen van haar eigen lighaam, of om. j, trent de keure van fcheepenen ,' en raad, zig niet jj naar behooren gedraagen had, maar daar omtrent jj met partydigheid 5 kuiperyen , en driften te ^, werk gegaan was." Ook verklaarder zy, „ dat u het tort, aan de heeren G. D. Jordens, en van Vi &L°j^Mk i.n. ï.775-5 en 1776. gedaan, door aa» h iedejtv  HUISBOEK, i8| ieder van hun des tyds eenen heer, uit eene „ andere ftraat geligt, toe oudfeheepen booven „ het hoofd, te ftellen , door hun by de keure „ heifteld, maar door den ftadh. hun nu weder „ aangedaan, hun zeer bevreemde, om dat zy, „ en de geheele burgery die heeren altyd gehou. „ den hadden, en nog hielden, yoor twee braave, „ voor hunne ftad zeer uuttige, en gefchikte, en „ aldaar by eenen ieder ook zeer geziene regen„ ten, niets minder, dan zulk een cort, en dus„ danige onteerende behandeling verdienende; en „ dat hun dit te meer bevreemde, om dat nog „ nooit eenig regent hetzelve had ondergaan, het '*» ZY onder Willem III., het zy onder Willem IfS., » het zy onder Willem V., of deszelfs moeder, „ als gouvernante , het zy onder het ftadhouder>, loos beftier van 1702. tot 1748., behalven eene enkele reize omtrent één enkel lid in 1725., en », dat nog wel niet anders, als om zeer wettige, „ en alleszins dugtige reedenen , die zy liever verkoozen te zwygen." De ftadh. voldeed ditmaal ipoedig aan het verzoek der regeering, en gemeentslieden, op voorgeeven, dat hy daar toe bewoogen werd „ uit oyerweeging van de eenpaarige verzoe« Ken van regeering, en gemeentslieden, en van „ zyne bereidwilligheid tot herftelling der rust eenigheid, en goede harmonie binnen de ftad:"* dog hy deed dit teffens op eene wyze, waar door fiy al wederom toonde, nooit eenig oncelyk te willen erkennen. Want hy voegde 'er by, „ dat hy „ de gronden , by adres van de gezwooren ge„ meen te aangevoerd , van dien aard bevonden nad , dat zy zyne naauwkeurige overweegin"„ en onderzoek alleszins vorderden, terwyl hy' „ door zyn ftilzwygen ten dien opzigce, niet wif„ de -gehouden zyn dezelven te bekragtigen of „ toe te (temmen." Hier by kwam de'gewoone, «o weinig goeds, als doorgaans veel kwaads, beteekenende, betuiging, „ dat hem niets meer ter „ harte ging, dan de bewaaring van de wettige regten, en order in de regeering. zo als die bv  ïS5 VADERLANDSCH „ het reglement op de regeering vastgefteld, e* „ plegtig verzeekerd waren , en waar by hy aan ,, den eenen kant eenen ieder zo zeer zoude hand- haaven , als hy aan den anderen kant zig ver, pligt agfte , om de regten , en prerogativen , hem plegtig opgedfaagen, en verzeekerd, voor ie ftaan eri by at'e geleegenheden, zo dikwyls „ zulks noodig, en dienftig zoude zyn, uit te oef„ fenen , en te gebruiken." Niets was onbeschaamder dan deeze dubbele verzeekering , om dat de Verklaaring van het regt van afkeuring vau 3. maart 1077., door Willem III. zelfs gegeeven, en waar op de raad, en gezwooren gemeente zig by hunnen brief beroepen had, hem toen althans ri"t onbewust meer konde zyn. Daar uit bleek immers, dat, al konde Willem III. al geene authentieke uitlegging van dat reglement geeven, volgens die vèrklaaring echter Willem V. zig omtrent het regt van de keure aan de gemeente ver^reepën , en eene onregtvaardigheki veroorloofd had. h ndelyk maakte hy de aanmerking, ,, dat hy in „ her, voor handen zynde, geval aanftondszoude kunnen vorderen de toepasfmg van het llads„ regt op de twee, door hem aangeftelde, ge,, meentslieden,cn dat dezelven zouden worden ge„ noopt tot aanvaarding der posten , aan hun opge,, draagen , en van welken zy niet vennogten afftand te doen op de boete, by ftadsregt uitge„ drukt; gelyk hy ook zoude kunnen gebruik maa„ ken van zyn ontegenfpreekelyk regt ter handhaa„ ving van het herftel der burgermeefteren de Schep„ per, en Sloet als eerfte fcheepenen, om dat zy „ door de gezwooren gemeente in 177T-» en 1776» „ daar in, zonder den minften tegenftmd, en vry„ willig, gefteld, en by voortdtiuring jaarlyks tot „ op de keure van 1733. door dezelve gekoozen, „ en door hem goedgekeurd waren." Dan deeze aanmerking was zeer ongeluk'!.ig, en toonde dmdelyk, hoe het hem om het eeven was, om'hetzelfde bewys, het geen men in de eene provintie tegen hem aanvoerde, aldaar te verwerpen, en hetzelve  HUISBOEK. i37 in een ander gewest als ontegenfpreekelyk aan te voeren, wanneer hy iets diergelyJcs, hem door den eenen, of anderen eigenbaatigen oorblaazer aangebragt, met zyn belang Itrookende vond. Want, terwyl de aanmerking omtrent de verplaatfïng van twee burgermeefteren enkel fteunde op een oneedelmoedig misbruik van voorige toegeevendheid der gemeentslieden in eenen tyd, waar in alles in flaap was, en hy willekeurig zonder iemands tegenlpraak regeerde ; was de aanmerking omtrent htt inroepen van ftadsregt tegen de, bedankt hebbende , gemeentslieden daarom te vreemder, om dac hy diezelfde fteedeiyke, of landelyke regten omtrent de magiftraatsbeftelling in alle de andere geweften , welke regten ouder waren, dan die zogenaamde regeeringsreglemenctn, reglementen reformatoir , of ook de herftelling van het ftadhouderfchap zelfs, wilde gehouden hebben, als door die herftelling geheel afgefchafe te zyn, gelyk wy bereids gemeld hebben. Maar, het r>;een hier alles uitdoed , om de onwettigheid deezer zyner aanmerking aan te toonen , was; dat de regeering , en gezwooren gemeente hem bewees , dat juist dat ingeroepen ftadsregt op het, door hem bedoeld, geval niet toepasfelyk was, fchoon hec in andere gevallen bleef ftandgrvpen. Want zy bragt hem onder het oog ,, dac ,, in 1642., toen dat ftadsregt beraamd, en vast- gefteld was, de keure van fcheepenen, raad, en „ gezwooren gemeente, zonder iemands inzage, ,, alleen aan het laatstgem. lighaam ftond; dat zelfs, ,, in gevolge dat ftadsregt, de oudfeheepenen, en ,, raaden niet vermogten die keure te wederleg,, gen, ten ware de, door de gemeente gekoo- zen , perfoonen om zeekere reedenen daar toe niet „ mogten toegelaten worden; dat dus dat artikel „ alleen toepasfelyk konde, mogt, en moest,ge,, maakt worden op die geenen, welken, door de? „ gemeente gekoozen, weigerden de, op hun ge,, vallen, keure aan te neemen; alzo langen tyd „ na het maaken van dat ftadsregt, en niet voor  i83 VADERLANDSCH ,, 1675.» aan Willem III. de approbatie van der ,, ftads keure by het reglement was opgedra'agen, „ en dus de inftellers van het ftadsregt met gee,, ne mogclykheid konden gezegd worden des j, tyds ook gedagt te hebben op perfoonen, aan3, gefteld by eene ftadhouderlyke approbatie, als „ zynde toen by hun nog geheel en al onbekend, ,, eii nooit te vooren bekend geweest" (/>)• Elk, die deeze aanmerking van den ftadh. , en de wederlegging der regeering, en gezwooren gemeente leest, zal, (hoe hy anders ook over verfcheide zaaken denken moge,) toeftcmmen moeten, dat, so des eerstgem. aanmerking doorging, alle de inloepingen van oude keuren, privilegiën, of wetten over de magiftraatsbeftelling door alle de zeeven geweften hceu, door die aanmerking volleedig gewettigd werden, en dat dus de ftadh. op dien grond die inroepingen overal had behooren te erkennen. Ging het met des ftadhouders invloed op de drie groote fteeden van Overysfel zo fchroomelyk toe, geen wonder dan ook, dat fommige droften onder zulk een beftier, het welk ten breidel van alle andere, meer of min aanzienlyke, amptenaars had moeten ftrekken , zig insgelyks eene eigendunkelyke magt over de kleine fteeden aanmaatigden, en dat fommige deezer laatften zig daarom ook daarna zo heftig verzetteden tegen de ftadhouderlyke overroagt. Onder anderen verzogt de regeering der ftad Enfchede aan de Staaten, „ om eens eindelyk ont„ heft te worden van het, voor haare ftadsregten, en vryheden zeer nadeelig, juk van aanftelling van burgermeefteren , die door de droften ee,, nen langen reeks van jaaren gedaan , en mis„ bruikt was, en dat die aanftelling door der Staaten gewoone gedeputeerden geleideden mogt:"' op welk verzoek de drost van Twente gelast werd te O) Weegens al dat gebeurde te Deventer moeten ver ^ele:ken worden de Nederl. jaarb. 1783- W. 179P—183a»  HUISBOEK. 185* te dienen van deszelfs confideratien (q). Het ntftuurlyk gevolg van het oogenfehyniyk misbruik, her welk de ftadh. alzo van de afkeuring der ingekoozen gemeentslieden, en van de verplaatsing van oudere regenten beneeden jongere gedaan had, of het welk hy in andere regeeringsleeden toeliet, W3S, dat de aandagt der regenten, gezwooren. gemeenten , en burgeryen der hoofdfteeden van Overytfel daar op ook viel; dat in de eene ftad voor, in de andere na, een verzoek der burgery gefchiedde aan de regeering „ tot het benoemen van eene „ commisfie, om het gantfche beftier der ftads ,, en provintiezaaken hoofdzaakelyk naar te gaan, en de voornaame misbruiken, en afwykingen, daar in voorkoomende, op te geeven, daar toe „ over te neemen de aanmerkingen, die door de ,, gezwooren gemeenten , of eenig gedeelte ders» zeiver, of ook door de burgeryen,' gemaakt, en „ overgegeeven mogten worden, en van dat alles ,, verflag te doen, om daar op voorts een befluit „ te neemen" (r). Hier uit vloeide voort, dat men, den onwettigen oorfprong van het regeeringsreglement naardenkende , waar uit onder anderen het regt van goed - of afkeuring der raaden, en 'gemeentslreden fproot, op middelen bedagC werd, om dat reglement behoorlyk te onderzoeken, en van alle nadeelige bepaalingen te zuiveren. De regeering van Deventer deed op tj. maart 1786. ter Staatsvergadering een rondborftig voorftel , tot hervorming ingerigt. Zy grondde hetzelve onder anderen op „ de noodzaakelykheid cmer „ fpoedige verandering in de gefteldheid der Re„ publiek, daar het dwarsboomen van twee hoofdpartyen den Staat alle kragt benam , om zyne „ waardigheid, en regten te handhaaven, en oor zaak tot inwendig misnoegen, wantrouwen, en „ gemor gegeeven had over het beftier van 'sLands z*#- 'q) Nederl. jaarb. T7S4. hl. 802. en volg. (O Nederl. jaarb. 1783- & 505. en volg  ïoo VADERLANDSCH s, zaaken, en over een zeer groot aantal van heeren, die dat beftier in handen hadden; en op de 3i noodzaakelykheid van een onderzoek naar de ge3, breeken in de provintiaale regeering, naar der„ zelver verderffelyken invloed op de algemeene „ regeering der Republiek, en naar de beste middelen, om die gebreeken weg te neemen, ofte verminderen" (s). De helft der ZwolfcJie regeering hield net befluit op het voorftel van Deventer lang op (t). Ook deed al aanftonds op 24. maart daarna de meerderheid der ridderfchap hier tegen eene verklaaring, waar by deeze halffcheidfche Souverainen, op het voorbeeld van hun doorlugtig hoofd, betuigden, ,, zig genooddrongen te agten, om by „ hunne bezwooren belofte, welke zy vrywillig, en ter goeder tróuwe gedaan hadden, getrouwe„ lyk te blyven, en alzo zwaarigheid te .maaken ,, in alle, hoe ook genaamde, voorgenoomenof „ voorgeflagen verandering van het reglement op 3, de regeering, ten ware zulks, op eene wettige 5, wyze, met eenpaarig goedvinden, zo van alle de leeden van ridderfchap, en fteeden, als van den ftadh., gefchicden konde: edogdat, zo 'er 3, eenige punten niet ftrekten tot eene verande',, ring , of vernietiging van het regeeringsregle,, ment, zy als dan bereid waren, om daar over ,, met de overige ftaatsleeden te befoigneeren, „ vooral over de bezwaaren der kleine fteeden. als ,, zeer vreemd zynde, van dezelven in haare, wet„ tig verkreegen, regten, en privilegiën te'bena,, deelen" fa). Dit laatfte bvvoegzel, in fchyn billyk, had in de daad geen ander, als een baatzugtig, oogmerk, alzo de ridders van den byval der kleine fteeden in ftaatszaaken. indien zy ter vergadering van ridderfchap, en fteeden toegelaten werden, het overwigt van hunne ftemming te (ï) Nederl, jaarb. 1785. bl. 401. en volg. ( t) Nederl. jaarb. 1786. bl. i(U3(w) Nederl. jaarb. 1786. bl. 403—405.  HUISBOEK. ioï ie rug verwagteden, die zy kort te vooren, door de uitfpraak'-van de gecommittee.-den uit dezes provintien, verlooien hadden, en welke uitfpraak door het toelaten der kleine fteeden , waar om de ridders bevoorens, zo min als de fteeden , gedagt hadden, geheel moest in duigen vaikn (v). Men ontdekte ondertusfchen al terftond, dat hy dat reglement het beftel op de provintiaale met ck.t op de fteedeiyke regeering vermengd was, daar nogthans de drie hoofdfteeden in het bezit zyn van een, geheel afzonderiyk, en van de vergadering van ridderfchap, en fteeden onafhangelyk,"beftier. Weshalven, by het onderzoek der fteedeiyke bezwaaren, ook dat omtrent den invloed van het reglement van 1675. op de fteedeiyke regeering in aanmerking kwam. Hier van daan, dat, de fteedeiyke bezwaaren op het reglement, onder anderen ook voor zo ver de magiftraatsbeftelling a-inging, afzonderiyk behandeld zynde, de keure der raaden, en gemeentslieden eerlang zonder goed of afkeuring van den ftadh., in het byzonder te Deventer, en Zwolle, gefchiedde (w). By het onderzoek, wie de eerfte oorzaak deezer hervorming geweest is, zal men al wederom gereedeïyk moeten erkennen, dat de ftadh., onder anderen door zyn onregtmaatig gedrag te Deventer , aanleiding tot dat onderzoek gegeeven heeft, En, vermids zyne inbreuken , en overheerfching bevoorens reeds in andere geweften zo meeni^vuldigmaalen aangeweezen waren,en de geest van hervorming, hier,by regenten, en burgers vry eenpaarig was; werd dat onderzoek naauwkeuriger, en met meerderen ernst, en fpoed in Overysfel, dan elders, gedaan, en ge- ein- (y) Wat 'er over het inleeveren der bezwaaren tusfchen de regeériflgen, en burgers der drie boofdfteeden in Overviel voorgevallen is, kan breeder gezien worden in de Nederl. jaarb. 1783 M. 515—524 en 663—óot 1785. bl. 14P6. in volg 1786. bl. 500. ró43—1647- en 1787. U. 167.-175. O) Nederl. jaarb. 2787. bl. 583—585.  ipa VADERLANDSCH ëindigd. Ook kan men niet nalaten, om hier het tastbaar onderfcheid omtrent den, meer of min ichaadelyken, invloed der ftadhouderlyke magt op de aan - of afftelling der fteedeiyke regeeringen , naar maate van de meerdere, of mindere uitge* ftrektheid van die magt, op te merken. In Holland, Zeeland, Friesland, en Groningen, hoe groot zy daar ook was, kwamze echter niet by het vermogen, het geen zy in Gelderland, Utrecht, en Overysfel oefFende; ja ze Was gering in Overysfel, naar maate zy grooter , en volftrekt alvermogend was in Gelderland, en Utrecht. Daar vén daan, dat in Rolland, Zeeland, Friesland, en Groningen het allereerst de regenten, en naderhand de burgers, zig verzet hebben tegen de misdaaden, weli ken door den ftadh. met zynen aanhang tegen de algemeene, en byzondere belangen van den Staat, van provintien , fteeden , en ingezeetenen begaan waren. Daar van daan, dat Utrecht het eerst van de drie overheerde geweften , als door haare meerdere aanzienlykheid , en magt ver verheeven booven die der Overysfelfche fteeden, en kort daar na Overysfel, het juk heeft beginnen af te werpen; terwyl in Gelderland alléén de ftem van zo veele eedeïe ridders maar zeer weinige volgers onder de ftadsregenten opgewekt heeft, en juist door de fteeden , en een aantal van laagkruipende ridders gefmoord is. Althans men ziet uit deeze korte fchets van den invloed des ftadhouders op de fteedeiyke rhagiftraatsbeftellingen door alle de provintien heen , hoe veele fchaadelyke gevolgen daar uit alléén moeiten gebooren worden op den geest van zulke regenten , die het behoud van hunne poften , of de kans van verdere bevordering tot aanzienlyke provintiaale ampten, ftelden booven de eedele vryheid van denken, en fpreeken, zo als hun hart, overtuiging, en doorzigt hun beval; eh hoe ongefchikÉ zulke afhangelyke regenten op zig zei ven" waren , om in de provihtiaale, en generaliteits-vergaderinringen zitting te hebben, of hunne meederegentert «Jaar toe te helpen benoemen, al hadden zy daar  HUISBOEK. 193 in uit eige beweeging kunnen te werk gaan. Dan, gelyk het eene kwaad het andere naar zig fleëpt, .zo was ook die ftadhouderlyke invloed in de meefte gewesten, reegelregt, of zydelings, tot daar toe doorgedrongen , en dit leid ons van zelfs toe de behandeling der hervorming 4°. Van den ftadhouderlyken invloed op de generaliteits - en provintiaale hooge Vergaderingen» Voor zo ver deeze invloed zydelings werkte door aanbevceüngeri in de provintien van Holland, Zeeland, Friesland, en Groningen, zullen wy daar van hier niet gewagen, niet, om dat hy min vermogend by laage zielen , of min fchaadelyk wa's 9 maar om dat de behandeling van die fraaie kunstgreep den inhoud van het zesde hoofddeel der bedoelde hervormingen zal uitmaaken. Wy bepaalect ons derhalven tot de reegelregte befchïkking, welke de ftadh., volgens regeermgsrcglementen , of reglementen reformatoir, maakte over de commisfien tot de Staatsvergaderingen, tot de kollegien van gedeputeerde'Staaten, hedanigen naam zy in Gelderland, Utrecht, Friesland, Overysfel, en Groningen, of van gecommitteerde Raaden, hoedanigen zy in HpHan , en 7.*eland draagen, tot de provintiaale reckenkamer's, tot de vergadering der Staaten generaal, raad vacSiaate, generaliteitsreekenkamer, admiraliteiten, en O. en W. I. compa?nien. Elk voeld by de enkele optelling, dat dir eene reeks is van kollegien, welker zitting aan de, daar toe benoemde, leeden meer, of min aanzienlvke voordeden verfchaft, en die, buiten eenige fteedeiyke ampten, als genoegzaam de eenige voordeelige posten, van de regeering afhangelyk, aangemerkt kunnen worden. In Gelderland had de ftadh. volgens het regeeringsreglement ,, de aanftelling der gedeputeerde ^ Staaten telkens van drie, tot drie jaaren, des dat, iemand van dezelven middelerwyl overleej, den, gevorderd, of verlaten zynde, hv telkens die gedeputeerden nog voor gelyke drie jaaren zoude mogen continueeren, of anderen in hunne Hl. DEEL. N „ plaats,  jc-4 VADERLANDSCH plaats, in liet geheel, of ten deele, aanfteHen; ,3 ook* van de leeden in de provintiaale reekenka3> mer, ïnsgelyks van die in alle andere commisj, fien, als in de Generaliteit, raad vat» Staate» J5 generaliteitsreekenkamer, admiraliteiten, O. en jg IV- L compagnien" (x). Deeze commisfien beezigde hy als de voornaame middelen, om ridders, en fteedeiyke regenten van zig afhangelyk te maaken. Hy voorzag hun niet alleen op eene willekeurige, en zeer partydige wyze daar van, indien zy zig naar zynen wil ceederig fchikten, en ging anderen geheel voorby, welker eedeier, en beïangeloozcr handelwyze voor de waarneeming dier commisfien oneindig nuttiger geweest zoude zyn; maar hy maatigde zig ook aan, om die commisfien telkens te fplitfen , en eFk eenen brok van den buit toe te werpen. Kier door werd eensdeels veroorzaakt, dat die begunftigden Hechts zeer korten tyd hunne commisfien waarnamen, doorgaans zelfs in die hoedanigheid zig niet vertoonden, dan om zifting, en affchcid te neemen, om daar door des te meer voordeel van hunne posten te trekken ; andersdeels, dat die commisfien enkel het aanzien kreegen van formeele verleidingen , of belooningen voor gedaane, of nog te doene dienften. Over deeze onbetaamelyke handelwyze hoorde men den heer % H. van Zuykn van Ny'evelt zig op den landdag van april 1783. dus uitlaten. ,, Wanneer 3) ik de verdeeling der commisfien, thans door den 33 ftadh. begeeven, befchouwe, leeverd deeze be„ fchikking een ontegenfpreekelyk bewys op eener ~, willekeurige benoeming; eene benoeming, wel- ke zeekerlyk alleen aan hem toevertrouwd is, op 3j dat dezelve behoorlyker gefchieden zoude, dan 33 voorheen, en in allé deelen meer beantwoorden M aan de verwagting van Neêrlands volk. ïk zat my voor het tegenwoordige geenszins uitlaten 3} aangaande de bezwaaren, welken voor het alge- ,', mees ( c) NedtrS. jaarh 1751. dl. 2$—2&  HUISBOEK. t hoewel Hechts éénjaarig , echter niet ga f begeeven worden, maar onder voorwaarde, om aan den eenen , of anderen behoeftigen meederegent eene uitkeering te moeten doen, als by voorbeeld van 300., 400 . of 500. guldens, naar dat die commisfien voordeelig zyn. Zo word den eenen, en anderen hongerigen regent eene commisfie van één enkel jaar als een brok toegeworpen, waar meede hy dan voor langen tyd gepaaid, en genoodzaakt word, om, wil hy voor het vervolg daar van niet verftooken zyn , zig op den duur onderdaanig in alles te onderwerpen aan den wil van den ftadh., van de beftierers van den landdag, en van de fteedeiyke luitenants - ftadhouders. Geen wonder derhalven, dat die onderlandvoogden, of fteedelvke dwingelanden, omfpringen als kleine Souverainën niet alleen met hunne meedercgenten , maar ook met hunne burgers, en opgezeetenen, en dat zelfs fommigen hunner de begeeving van die weinige poften, welken buiten het bereik der ftadhouderlyke magt gebleeven zyn, thans verkoopen aan den meestbiedenden, en hetzelve vry openlyk willen doen voorkoomen als voordeden van hunne regeeringsposten, zonder welken een fatzoenlyk man niet leeven kan. Dit laatfte heeft onder anderen te Doesburg na de omkeering al meermaalen plaatsgehad, en zoude in andere kleinere fteeden van Gelderland niet verre te zoeken zyn. Althans elk weet, hoe veele ampten, en commisfien weleer door de vrouw ▼an den bekenden heer van Schimmelpennink, op het crediet van haaren man, aan lieden bezorgd zyn, die met haar gewed hadden, dat zy die bedoelde ampten niet bekoomen zouden, en hunne weddingichappen verlooren. Onder welke gedaanten weet de hebzugt, en eigenbaat zig niet al te maskeren, en te bedekken 1 In het Sticht gaf hem het regeeringsreglement het regt, „ om zulken, die door de leeden der 9J Staatea en hunne beurt afgevaardigd werden ia N 3 „ dc  jo8 VADERLANDSCH de generaliteitskollegien, aangenaam, of onaan„ genaam te verklaaren, zonder gehouden te zyn „ daar van eenige reeden te geeven" (z). Op deeze wyze konde hy wel niet, zo als in Gelderland, lieden tot die commisfien willekeurig benoemen, maar verkreeg echter eene onoepaalde magt, om de gefchiktfte perfoonen te weeren, en dit zo dikwyls te doen, dat eindelyk de Itaatsleeden, die allen tot één toe zyne creatuuren , dat is , door hein aangefteld waren, niet langer zouden kunnen, of durven volhouden, om niet zulke ongefchikte perfoonen te benoemen , als hem aangenaam waren. f)e uitwerkzels hier van bleeken ten overvloede in de meest begunftigde perfoonen, die tot de generaliteits commisfien van Utrecht beftendig gebruike werden, en van de eene in de andere overgingen, waar onder een Brantzenburg, een Wieling, en een Pellers de befaamdfte zyn. In Overysfel ,, moeiten de commisfien in de „ Staaten generaal, den raad van Staate, mitsgaders , O. en W. C., begeeven worden voor zes jaaren, !! di'e in de generaliteitsreekenkamer voor vier jaa, ren, en die in de admiraliteiten voor drie jaa*. ren, iu dier voege, dat de ridderfchap, en de „ fteeden, ieder voor derzelver kwartier, aan den \, ftadh.moeiten voordraagen vier perfoonen. Dog, zo hy goedvond, om den geenen, wiens com' misfie ftond te eindigen, nog anderen gelyken , tyd van jaaren daar in te doen continueeren, m' dien hetzelve door de tourbeurt van een vol, gend kwartier, óf ftad niet belet wierd, ftond hem dit vry. Ook konde hy uit de vier voor*'. gedraagen perfoonen éénen aanftellen. Of hy 3' konde iemand anders buiten den voorflag verkiezen, ze zyn goede raad gedraagen zoude, mits dee" ze volgens de privilegiën , en regten van he; n Landfehap, en vau de fteeden daar toe bevoegd («) ]• WAA0.EN. vad, hifi, 14. dsel, bl. 32S.  HUISBOEK. i99 „ was" Ca). Elk ziet uit zig zeiven genoeg, hoe onbepaald ook dit vermogen was, en hoe zeer het ver fier kt werd door den invloed op de keure der regenten , en gemeentslieden , zo dat de befchikking over de commisfien in Overysfel eeven zo wil. lekeurig was, als in Gelderland. Hier meede nog. thans niet te vreeden, had hy het zo verre weeten ce brengen , dat 'er nimmer eene benoeming van vier perfoonen meer gefchiedde, maar dat hy ze wülekeurig begaf zonder eenige inzage van ridderfchap, en fteeden. Hy had daarenbooven ook in Overysfel het fchandelyk misbruik van het fpiitfen der commisfien, en het laten doen van uitkeeringen aan andere regenten, weeten door te drvven, waar van het laatde onder de hand, dog het eerfte openlyk, gefchiedde. Niet minder bondig, dan die van den heer van Zuylen van Nyevelt, was de taal, die de heer van der Capellen tot den Pol mee opzigt der provintie Overysfel daar over liet klinken in de ooren van eenen allesoverheerfchenden ftadh. Op gelyke wyze lieten de ridders van Palland tot Zaühem, Mulert tot de Leemkuil, Vos van Sieenwyk tot den Hogeniiof, van Rechter en tot Wefterveld* van Kaarsholte tot den Doorn, en Sloet tot Merxveld zig uit by hun voorftel ter Staatsvergadering van Overysfel op 6. december 1786., wanneet zy met reeden aanmerkten, ,, dat, door het op„ draagen der begeeving van byna alle provintiaale ,, ampten, en ftaatscommisfien aan den ftadh., de „ regenten gebragt waren onder eene verregaande „ afhangelykheid van den ftadh., en nog niet eens ,, van hem alleen, maar ook van zyne vertrouwde „ gunftelingen, en dat zulk eene afhangelykheid „ ten allen tyde, en vooral in de omftandighe„ den , waar in het vaderland zig toen bevond „ voor de Republiek in het algemeen , en voor „ die provintie in het byzonder, allergevaarlyksc „ was" (3) Het origineel regeeringsregl. gedrukt te Campen by Aes. Valkenier ,1748.: waar meede de opgaave van j. waagzi* vidsrl. hifi. 14. deel, hl. 360. moet verbeterd worden. ' N 4,  soo VADERLANDSCH ,, was" (è). Dog dit konde eeven zo min , als het vertoog van den eerstgemelden, eenigen indruk maaken op het verhart gemoed van den ftadh., die eenmaal vastelyk beflooten had, om reglementen, handvesten, en privilegiën nooit anders in te roepen, als wanneer ze hem tot handhaaving van eenig betwist gezag dienftig waren, en om ze in alle andere gevallen met voeten te treeden. Wy zullen by vervolg zien, dat de voorige hartogen, graaven, of heeren deezer Landen van alle gehoorzaamheid hunner landzaaten verftooken waren, wanneer zy de grondwetten van den Staat overtraden, en dat zy die gehoorzaamheid alleen konden wederkrygen, na dat zy de gedaane inbreuken herifeld "hadden. Hoe weinig hebben derhalven de 'Nederlanders door het afwerpen van het juk deezer Sonverainen gewonnen , nu zy ftraffeloos dulden moeten , dat willekeurige ftadhouders zig ongeftrafc aan diezelfde inbreuken fchuldig maaken ? In Friesland had hy, volgens het reglement reformatoir, geenen den allerminften invloed op de commisfien. In de drie landkwartieren van Ooftergo, Weftergo, en Zeevenwoudea werden de volmagten ten landsdage by hunne aanftelling gelast, op wie zy de commisfien , die op de beurt van elk kwartier vieien, moeften uitbrengen, en dus voerden die volmagten niets anders daar omtrent uit, als den last hunner magtigers, volgens de bepaaling van dat reglement. Maar, fchoon de volmagten0 der fteeden, waar onder altyd de zogenaamde premiers, of mynheeren waren , zonder eenen last van de vroedfchappen, of gemeentslieden, en magiftraaten hunner fteeden omtrent de begeeving dier commisfien,(doorgaans ambalatcire cirptcn genaamd,) naar den landdag gingen; hadden deeze verguldt flaaven van de ftadhouderlyke overmagt de laagheid ingevoerd, om jaarlyks gefaamenlyk de be- gee- (Z>) Nederl. jaarb. 17SCT. bl. 3633—iö37»  HUISBOEK. soï geeving van die ampten, of commisfien, welken als dan op de beurt der fteeden vielen, aan den ftadh. op te draagen. Deeze liet dan van zyne zyde niet na , om die aan te neemen , en aan die kruipende hovelingen den beften brok, en aan andere fteedeiyke regenten, welken zy moeften begunftigen, en als verfpieders in de fteeden by hun af'weezen gebruikten, het overfchot van die commisfien te geeven. Welke de fchaadelyke gevolgen daar van waren , kunnen wy niet beter, of duidelyker voorlieden , dan met de ronde taal , (het Friesch charakter heeft die rondheid tog niet minder eige, dan eene andere landaard, die'er by het fpreekwoord den naam van heeft, ) welke de regeeringen van neegen der elf Friefche fteeden , de eene echter nog meer onbewimpeld, dan de andere, dc eene vroeger, de andere laater, de eene uit eige beweeging, de andere op verzoek der burgeryen, en de eene met eene groote meerderheid, de andere, en meefte met eenpaarigheid van ftemmen, fpraken by geleegenheid van het affchaffen van die verderffelyke gewoonte. Men zal uit de verfchillende omftandigheden, die deeze gebeurenis vergezelden, nog nader kunnen zien, in hoe ver dat lokaas van ampten in des ftadhouders handen, zo daar, als elders, een meefterftuk van de fchandelykfte omkooping geworden was. Het befluit zelve, het welk de braave regeering van Dokkuvi de eer had het eerst genoomen te hebben» hield in , „ dat de ambttlatoirè ampten , op het ,, kwartier der fteeden vallende, voortaan niet aan Z. H. door de volmagten der ftad zouden wor,, den opgedraagen , om daar over naar zyn wel„ gevallen op de leeden van het kwartier der ftee,, den te befchikken; maar dat de ampten, op de ,, ftad vallende , aan zodanig eenen volmagt van ,, daar, tydelvk, zouden worden opgedraagen, op „ welken volkoomen vertrouwen gefteld werd, ,, dat hy, naar het 25. art. van het reglement re„ forma'oir, naar zyn verftand, en regte confeien„ tie, *en gemeenén befte, en welvaarea, zoude N 5 „ die-  soa VADERLANDSCH „dienen, zonder affedtie , gunst, of ongunst55 (cj. By den brief, welken gelyktydig beflooten werd aan de tien andere fteeden tc fchryven, om haar tot een gelyk befluit te noodigen, drukte de regeermg van Dokkum zig dus uit. Dour de zorg van den heer Bigot, raad, en bur3, germeefter v in Stavoren (d), is ons ter hand ge„ fteld een gedrukte brief, en memorie van Z. H. „ nopens de orders, in den laatflen zoomcr door hem, als admiraal - generaal, aan de zeemagt van „ den Staat gegeeven. Wy hebben, na aandagti,, ge kezing , die memorie vergeleeken met , en 3, getoetst, aan den brief, door de Staaten deezer „ provintie aan de andere bondgenooten afgezon„ den, bepaalende zig daar by alleen by de aan„ inerkingen omtrent de verzoete hulp naar Brest. 3, Wy vinden dien brief van onze Overheid alles- zins gegrond, en bidden U. E. Agtb., om hier op „ derzelver aandagt met ons eens te willen vefti„ gen, in vertrouweD, dar U. E, Agib. denzel,, ven in alle deelen met ons zullen befchouwen ,, als eene regt vaderlandlievende handelwyze, en ,, uit dien hoofde met ons billyken. Als wy daar,, tegen gaadeflaan het adues , door het kwartier der „fteeden op dat punt urtgebragt, worden wy met ver33 baasdheden aangedaan over deszelfs inhoud, en wy kunnen niet bevroeden, hoe het mogelyk is, dat zo„ danig een advies kan worden uitgebragt door leeden ,, van een kwartier, welkers ingezeetenen, althans der „ meefte fteeden, zo veel deel hebben in den koophan. ,, del, en de, daar uit voortvloeiende, fcheepvaard. IVy ,, kunnen dat uitgebragt advies nergens aan toefchryven, ,, als dat de voornaamste leeden van dat kwartier „ verkeer en in eei.e verpligting, en afhangelykheid van ,, Z. H., om welke voor te koomen, wy geoordeeld „ hebben, dat onze onvemydelyke pligt vorderde, om een 3, bc~ (c) Nederl. jaarb. 178-?. bl. 309—311. (d) De.ze was geene der minfte laagkruipende première iet Friefche fteeden,  HUISBOEK. 203 „ bejluit te neemen van zodanigen inhoud, ah het by* ,, gaande meedebrengt" (e). Toen de regeering van Harlmgen den rondgaanden brief van die van Dokkam onbeantwoord gelaten had, vond de laacstgein. noodig, om de eerlle door eenen naderen brief tot een diergelyk befluit op te wekken, en bediende zig daar toe van deeze drangreeden, dac de regeering van Hariingen geheide te overwee^en, „ dac ,, de commercjeerende ingezeetenen der Republiek ,, feedert 1778., gulhartig, en volvaardig, hadden „ opgebragt het verhoogde veil - en dubbel lastgtld tot het verleenen van de noodige convoo,, jen in de trouble tyden, en tot befcherming der ,, fcheepvaard , maar dat 'er geen uitwerkzel van ,, geweest was: want dat zy met leedweezen had ,, gezien, dat de koopvaardyfcheepen met onmee„ celyke fchaade voor de ingezeetenen , en tot fchan,, de der Republiek genoodzaakt gewosdcn waren, om haare befcherming te zotken onder onzydige vlaggen , verzeld mtt groote korten , en ver,, zwaarende omflandighedeii; eene Hechte beloo„ ning voor die buitengewoone belastingen : en „ dat, als zy haare gedagten vestigde op de drie „ O. I. fcheepen, te Drontheim geleegen hebben„ de, (zonder te gewagen van die, welken in Spanje „ binnengeloopen waren,) zy door verwondering „ weggevoerd werd, en niet begrypen konde, hoe „ het mogelyk was, dat die fcheepen uit Noorwee„ gen in den laaten herfst eerst waren overgekoo„ men met oogeni'chynlyk gevaar, om voor den ,, wal te zullen vergaan , daar in tegendeel in de „ maand juni bevoorens een eskader oorlogfchee,, pen op de hoogte van Hitland geweest was, en „ dat diezelfde admiraal wederom , in het laatst van auguflus, of begin van feptember, in dat„ zelfde vaarwater gekoomen was , en toen die fcheepen had kunnen meedeneemen; vooral, als M eeu onzydig fchip derwaards gezonden was met » ge- (0 Nederl. jaarb. 1783- W. 311—313-  e04 VADERLANDSCH „ geheime depêches aan de kapiteins dier fcheejj Pep> (geiJr'i zulks naderhand gefchied was aan „ de vier fregatten, gefchikt om die drie fchee- pen af te haaien:) waarvan de regeering" (van Harlingen) ,, een echt berigt bekoomen konde van 9, fommige voornaame burgers van haafe ftad, wel- ken d-ar van op eene eerlyke wyze, dog tot s, nadeel van het Land, geprofiteerd hadden : dat s, zy onnoodig oordeelde, om meer reedenen aan a, te voeren, hoewel haar een ruim veld daar toe „ openftond , waarom zy dien ftap gedaan had ; ,, veiwyzende de regeering tot den brief der Staa,, ten, daar over aan de hooge bondgenooten af- gezonden" (f). Op zodanige gronden , alle nrderkoomende op het ongehoord beftier van den ftadh., bellooten niet alleen nog mven andere fteeden , om op denzelfden voet met de commisfien te handelen, als waar op Dokkwn haar was voorg gaan, maar de dankadresfen, daar voor door de meefte burgeryen aan haare regeeringen gedaan, gevoegd by de requeften, door anderen geprefenteerd, om haare regeeringen daar toe te doen befluiten, toonden ook genoeg, dat de regeeringen, en burgeryen ten uittrften misnoegd waren over de gedraagingen des ftadhouders , en zynen onregtmnatigen invloed op ampten, waar omtrent hy volgens het reglement reformatoir niets te vorderen had. De premiers echter van Harlingen, Stavoren, en Workum, naamelyk Plettenberg, Bigot, en Camper, fchoon de regeering van eerstgem. ftad naderhand toeviel, konden dit gemis van gezag voor hun eminent hoofd, en de fchaade, voor zig zeiven daar uit fpruitende, niet verduwen. Want» toen Bigot op 3. februari 1783. in eene vergadering van de volmagten der fteeden, niettegenftaande het befluit van agt fteeden, in omvraage gebragt had, of men , volgens jaarlykfche gewoonte, de begeeving der ampten wederom aan den ftadh. , zo«- (ƒ) Nederl Jaarb. 1783. bl 641—Ö43.  HUISBOEK. 205 zoude opdraagen, en zulks door de volmagten van agt fteeden geweigerd werd; deed dat fraaje drieman! chap, of, zo men wil, zy met hunne drie meedevolmagten, eene verklaaring, of protest, en voegde 'er raderhand nog een ander by, waar tegen de volmagten der agt fteeden vervolgens eene bondige aanteekening deeden. Wy zullen 'er de hoofdzaaken alleen van opgeeven, op dat men daar uit zie, hoe zwak de gronden waren, waar op dac driemanfchap dit misbruik poogde te verdeedigen. Alles, wat by de befluiten der agt fteeden, by de rondgaande brieven, tusfchen dezelven gewisféld, en by de verzoeken , of dmkadresfen der burgefyen, was aangevoerd, om de onwettigheid, onbehoorlykhetd , en' fchaadelyke gevolgen van die opdragt der commisfien aan'den ftadh. te bewyzen; gingen die volmagt- n volftrekt met een diep ftilzwygen voorby, èn dit was alleen genoeg, om de zwakheid van hunne tegenkanting tegen een zo heilzaam befluit zonneklaar aan te wy'zen. Hun voornaam bewys beftond ,, in eene langduurige ge,, woonto, volgens welke de volmagten der ftee% den over die ampten befchikt hadden , zo als zy „ goedvonden, maar niet de regeeringen der ftee„ den, als magtigers; dat, zo het kwartier der ,, fteeden de begeeving dier ampten op zeekere ty„ den aan den ftadh. opgedraagen had , zulks , telkens, en wel uitdrukkelyk, voor één jaar ge,, fchied was, om altyd volkoomen meefter te zyn, „ om te doen blyken van dat vermogen, en om „ voor te koomen, dat zulks niet in gevolg ge,, trokken konde worden; en dat, zo dra de mag„ tigers aan de volmagten wetten voorfchreeven ,, tot vernietiging van derzelver weezenlyk gezag, ,, zy dan zig zeiven, en hunne volmagt zouden ,, tegenfpreeken, als welke uitdrukkelyk gebood, ,, dat hunne volmagten de conftitutie der regeeringen „ in geenen dee^ zouden ondermynen, veel min verkorten, maar in ftand houden, en tegen alle ,, inbreuken befchermen." Zo ziet men, hoe , den  HUISBOEK. 221 hervormingen in deeze zo fchroomelyke magt des lia iheuders op de groote ampten in Rolland zvn 'er den yergeeven aan eenigen ingezeeten der ftad, ten „ zy hy ten minden vyf jaaren als burger binnen de Had „ gewoond zoude hebben." Waaragt'verh. van de muit linnen Rott. hl. 179. en volg. Indien'die meenigte van aiIe omftandigheden onderregt was, of zelts maar bedaard het oog vestigde op die tallooze ampten, die z'g doorgaans vereenigen inde perfoonen, weiken meest voor de ftadhouderlyke oppermagt ieveren ; hoe ras zoude zy zf' ontflaan van die begoocheling, waar in zy door die misleidende hoofden gehouden word, hoe ras zoude zy eenen walg krygen van die onophoudelyke kuiperyen, liften, en bednegeryen , waar door die hoofden hunne mederegenten overfteerfchen, en dwingen, om met hun der Jigcgeloovige fchaar den voet op den nek te zetten 1 Was dit op veele plaatfen waar, nergens zal men 'er verbaazender ftaaen van aantreffen, dan te Rotterdam. Immers bekleedde eéne van der Heim, beha!ven het raads ■ en burgermeejlersampt, en de fteedeiyke ampten van ambagtsheer van moerkapelle , commisjaris van de whfelbank, vredemaaker , wees - en kerkmeejler, nog daarenbooven dat van fecretaris der admiraliteit op de haas, en van bewindhebber der O.I.C. En, als of dit nog niet genoeg was, wist hy het Jecretanaae der admiraliteit in zyn gcflagt te doen voortduuren, en wel zo, dat zyn oudfte zoon aan hem in dien post niet alleen toegevoegd werd, maar zelfs daadelyk daar by bekwam het ampt van commies der hoofdelyke betaalinc Hier toe geraakte hy door den heer Rochusfen te beweegen ,om van den laastgem. post afftand te doen, op belofte dat hy door zynen invloed deszelfs zoon zoude doen aanftellen tot contrarolleur der hoofdelyke betaaling - welk alles kort daarna in dier voege zyn beflag kreeg, 'dat dc post van ctmmies der hoofdelyke betaaling vernietigd, en de voordeden, daar toe ftaande, met den titel van tweeden fecr'taris der admiraliteit, aan zynen oudften zoon gegeven werden. Niet lang daarna wist hy, op gelyke wyze. zynecr tweeden zoon tot fecretaris van Schieland te doen aanftellen in plaats van den heer van der Does, wien hy bewoon om afftand te doen van dien post, op de belofte, dat hy worden zoude hoogheemraad van schiiuunb , en hewlndheb-  222 VADERLANDSCH 'er niet gemaakt. Want men kan hier onder niet betrekken het voordel, door de meerderheid der' ftee- her der O. I. C, tot welken laatften post hy kort voor zynen dood nog aangefteld , en weegens zyne kwynende ziekte aan huis beëdigd werd. Aan deezen laatften zoon bezorgde hy terftond na de revolutie het ampt van raadsheer in den hoogen Raad. In eenen man, zo zeer beheerscht door eigenbaat, zal men het niet vreemd vinden, dathy, als prefident burgermeester in eene befoignei moetendeadviezeeren over het een, of ander zogenaamd ïegt des ftadhouders, een ftuk van het oproerig weekblad, de vreedebazuin, door den Rotterdam/eken predikant Smits gefchieeven, aan het befoigne voorlas, en zulks voor zyn gevoelen verklaarde. Ook weet elk, hoe veel invloed hy door die meenigte van posten had, deels in alle de kollegien, waar in hy zitting had, deels ook in anderen door het vermogen, het geen hy, als luiienantftadhouder, in alle vergaderingen te Rotterdam uitoeffende. Uit hoofde hier van was de toegeevendheid van andere zyner meederaaden voor hem zo groot, dat zelfs de raad, en burgerJneefter Bicnon de laagheid bad, om, wanneer hy in eenige zyner betrekkingen eenige kleine ampten open kreeg, die ter begeeving aan van der lieim over te laten. De heer Bickon had al irieede in éënen penoon weeten te vereenigen de ampten van raad ter admiraliteit op de Maas, of in eenig ander generaliteits - of piovintiaal kollegie, van bewindhebber der o. u c., van com:::isjaris der posteryen, van penningmeefler van de groute visjchery, van ambagtsheer vart katendrecejt, van ktrbneefler, van commisfaris van de ftroomen, en van de droogmaakery. Ook had hy zynen oi:dften zoon tot fcheepen, vreedemaak:r, ontfanger der gemeene middelen, en fecretaris van kool, zynen tweeden tot fecretaris van vreedemaakerskamer, zynen derden tot bewindhebber .der w. i. c., zynen vierden tot raadsheer in den hoogen Raad, en zynen vyfden tot commies van den raad van Stante , meestal door hulp van van der Heim, doen bevorderen. Collot d'Efcnry , zoon van den burgermeefter van Qorinchem, (den eenigen, die in 1783- aldaar de conventie der 23. óverige regeuten tegen den ftadhouderlyken invloed weigerde te teekenen ,) en eerst pagie, en vervolgens onderiUlmeeiter van den ftadh., dog door zeeker gebrek buiten flaaf  H U I S B O E K. 223 fteeden in juli 1787. ter vergadering van Holland get.aa..,um de keuze tot de3toen openftaande, ampten vao ftaat em laatstgem. post langer waar te neemen, was door den ftadh. voorzien met den post van centrarólléur -der admiraliteit op de maas ten einde dit voordeelig ampt (aan den ftadh. ter vergeeving aangebooden door zeekeren toenmaahgen raad ter admiraliteit, welke te vergeefs hoonte dat hy ten koste yan die laagheid hetzelve voor zyner! zoon erlangen zoude,) hem in ftaat zoude ftellen om by vervolg met glans de verteerlng van eenen vroedfehap van Rotterdam te kunnen doen, tot welken post hy ook al ras, zo wel als tot dien van ambagtskeer van mooiWcht geraakte En, zo de ftadhouderlyke aanbevelingen in J782. aldaar door de meerderheid der vroedfchappen „iet «gefchaft waren, zoude hy ook toen den post vin baliuv,, m dykgraaf van schieland verkreegen Hebben, dien hy rlfh'u I78<5'C"a d/n d°°d V3n dGn *** P- Cornets L. Groot bekwam. Snooder van cbarakter nog, dan alle deezen, hoe fnood ook, was J. van Teylingen, die, langen doorZ^f f bf.^ gefeest zynde, naderhand door het fpel aanleiding kreeg, om met van der Heim en Bicnon kennis tc maaken. Hier van was de ebrftè vrugt, die ;en'fding dür be,an«en van vriend' die zyne voorfpraak voor zig verzogt had, den post vaa agent van den levahtsciien handel bekwam. En toen men zyn ongemeen kruipend, listig, en inrriguant charaktei in s Hage had leeren kennen, werd hy vrocdlchap tweede commies generaal der admiraliteit op de j.Jas bemnd- Sfook V'ï: en; -ge!yk wy zeiden> d* SSL ring ook fiskaal ter admiraliteit met verruiling van d^ti post van commies generaal. Ook van Staveren, die alle de ondeugden van van Teylingen meteenen meerderenjflitfS van u.terlyke vriendelykheid wist te temperen, was, door meedewerking van denzelfden van der Heim, eerst tot equiP^m fer ^n daar na tot vroedfehap van RoUérdambevorderd , fchoon hy, ten blyke van zyne meer ingewikkelde geaardheid, in den tyd, waa/van w? thans mfrnJ"en'nV^°r hCC. eerstSem- ™pt bedankte. Behoefd men na alle deeze ftaalen wel verwonderd te zyn dat Sn vóórt' Z° °nfindig veel b0°ven hlln"e meederegerwn voor tut genooten, en voorzagen, dat die onrcedelykc v&or-  C24 VADERLANDSCH baljuw, en dykgraaf van Rhynland, en baljuw van 'sliage, uit eene nominatie van drie perfoonen niet aan den ftadh. te laten, maar dezelven daadelyk te begeeven by meerderheid van Hemmen. Dit gefchiedde tog niet met oogmerk, om daar omtrent, voor voordeelen, en het geen zy nog verder bedoelden, hun zonder de gunst van den ftadh. nimmer gebeuren konden, zyne overmagc, cn overheerfching met handen, en tanden hebben willen vasthouden? Kan men wel ooit, zonder zig zeiven willens te bedriegen , deezen hunnen iever met de liefde voor de eer des vaderlands, en voor de waare belangen van'Land, en ftad, zoeken te ploojen? Kan men in tegendeel niet gemakkelyk begrypen, waarom een Bichon, by het uitbolden van den Engeljchen oorlog, voorwendde, eerst naar de kerk te moeten gain, eer hy in onderhandeling wilde koomen met iemand, die het oorlogfchip van kapitein Volbergen , en het O. I. C. fchip van van Proojen voor eene maatige fomme gelds van den oorlog wilde waarfchouwen? Kan men niet gemakkelyk begrypen, waarom een van der Heim de hoofdbeleider van het oproer te Rotterdam werd , en wel zeggen durfde , ,, dat, ver„ mids de prins zo lang getergd, en belecdigd was, het tyd wierd, dat men aan de natie geleegenheid gaf-om ., zig te developpeeren'? Kan men niet gemakkelyk begrypen, dat een yan Teylingen door een valsch voorgeeven van eenen minifterieelen brief uit Engeland, welken hy beioofde aan de gedeputeerden ter dagvaart te zullen vertooaen, de geheele Roltcrdamfclie vroedfehap bedroog, daar zy op gronc, van die belofte, die hy nimmer naarkwam, eenen last gaf, regt ftrydig met 'sLands belangen, en haare toenmaalige gevoelens? Nederl. javb. 1784. bl. 179—1S1. Men vergelyk'e hier meede des ftadhouders onbefchaamde verwytiiïgen van heerschzugt, kabaaien, en partyfehappen, die hy aan de weldenkende regeeringen der Holiandfche fteeden deed ter geleegenheid van der Staaten provifioncele voorziening over de magiftraatsbeftellingen, en die wy te vooren bl. 104. en volg. aanhaalden ; en men zal zien, hoe zeer zy alléén op' zyn beftier toepasfelyk zyn. Onze leezers zuilen ons deezen uitflap wel verfchoonen, wanneer zy by vervolg befpeuren zullen, dat wy ons, tot beter verftand van zeekexe gebeurenisl'en, daar van niet •inhouden konden.  HUISBOEK. 2S5 voor als toen, eene beftendige verandering te maaken, (trouwens dit zal naderhand uic het rapport der gecommitteerden tot het maaken van fnftrtiktien geheel anders blyken,) maar alleen uit hoofde der toenmaalige omftandigheden. Immers hielden de befluiten van de tien fteeden, die daar voor adviezeerden, in, „ dat, of fchoon het gebruik mee„ debragt, dat uit eene, by H. E. G. Mog, ge„ maakte, nominatie de perfoonen tot diergelyké „ ampten door de ftadhouders in der tyd gekoozen „ waren, en welk gebruik zynen oorlprong alleen „ fchecn te ontleenen uit de vergunning van H. E. G. Mog. van 25. februari 1589., ten behoeve „ van Maurits gedaan, en hoedanig het ook gelees „ gen zoude mogen zyn met de bewyzen, die daar „ uit door volgende ftadhouders zouden kunnen „ afgeleid worden; het nogthans, na al het voor„ gevallen in de Republiek, en byzonder na de „ wyze, op welke de tegenwoordige ftadh. zi" „ aan, en omtrent H. E. G. iMog. had uitgelaten»* en na deszelfs aanhoudende flappen tegen dit ge„ west , voor onwcderfpreekelyk moest worden „ gehouden, dat nog het algemeen welzyn, nos „ de, zo zeer beleedigde, hoogheid van den Sou„ yeram van dit gewest, eenigszins toelieten, datf „ in dit tydftip en zo als de zaaken tegenwoordig „ ftonden , aan het voorfz. gebruik wederom plaats „ zoude gegeeven worden, maar dat in tegendeel „ alles vorderde, dat hetzelve ten minfien wierd ,, opgefebort." Het gelukte eevenwel aan de beker, deftaatsleeden, die voor den ftadh. hielden , aan het hoofd waar van zig naar gewoonte de ridderfchao bevond, om door eene overneem™ dit voorftel tc veriedelen, wat ook de andere leeden daar tegen aanvoerden , en vooral ook inriepen de grondwet der vergadering van Holland van 19., en 20 decem ber 1670., het reglement op de behandeling der punten van befchryving en het 5. artikel der i" ftruktie van den R. P, (z). In dit geval ieverdë Cs) m. ^nüulk.byJ'.J.deClmlm.^.deehbl.zU^ti^ III. DEEL,, P 4 28?'  226 VADERLANDSCH de ridderfchap niet alleen voor de zogenaamde regten des ftadhouders, maar had 'er ook volgens gewoonte voor zig een byzonder belang in, om die rustig befluit te keer te gaan. Zy was; naamelyk, neffens de overige ftaatsleeden van Holland, doot de regeering van Leiden aangezogt, om op de nominatie tot den openftaanden post van baljuw, en dykgraaf van Rhynland te helpen ftellen perfoonen , die burgers, en ingezeetenen van die ftad waren, of tot derzelver regeering behoorden, en tot aandrang van dat verzoek had de fegeering van Leiden verfcheide billyke reedenen aangevoerd. Hoe zeer nu die drangreedenen zelfs ingang gevonden hadden by die fteeden, die anderszins de belangen van den ftadh. aankleefden, en zig nu ook verzetteden tegen de begeeving der opengevallen ampten zonder nominatie; had de ridderfchap echter door eenen omflagtigen brief aan de regeering. dier ftad die drangreedenen zoeken te wederleggen, en in tegendeel verzogt, gelyk zy ook de andere fteeden deed, dat op die nominatie'niet dan ridders, of ten minften ééne ridder mogt gefteld worden. Zy grondde dit verzoek inzonderheid daar op, „dat het baljuwsampt van Rhynland, van „ alle oude tyden af, door ridders, of eedellie,, den was bediend, als ftaande ter verkiezing van „ de hooge Overheid deezer Landen, en dat het „ dykgraaffchap van Rhynland gelykelyk feedert „ zeer oude tyden door'den baljuw van Rhynland „ was bekleed" (a). Zy had 'er kunnen byvoegen, dat, daar'er in ftadhouderlooze tyden voorbeelden van het tegendeel geweest waren , en haare aangehaalde voorbeelden de graafelyke, of ftadhouderlyke tyden betroffen, dit een nieuw bewys opleeverde , dat de adel nooit grooter , en magtiger was, dan onder dwingelanden. Het blykt derhalven al wederom uit dit ftaal, hoe naauw de be- (a) Verf. van Jlukk, by % J. de- Claim. 47. «Vel, bl. 264 —284-  HUISBOEK. 22? belangen van den ftadh., en zyne ridders aan elkah* deren verknogt waren, en dat de laatften geenszins om mets aan de zynen zo hardnekkig vasthielden* Ook was het hun niet enkel om dat één ampt tfe doen, maar om zo veele anderen, welken de fteedeiyke belangen vorderden, dat door derzelver inwooners, of regenten, veel eer dan door ridders* bekleed werden. Als een gevolg der revolutie werd dat ampt kort daarna aan den afvalligen va» Wasfenadr yanbtarrenburg begeeven, gelyk dat van baliuw van sHage, gelykelyk openftaande, en voor den cordaaten üelftfihen vroedfehap Berkhout gefchikt, aan den fnooden Bentinck werd weggefchonken. Indien men nu wederom befchouwd, hoe weinig omtrent dit gewigtig ftuk van de begeeving der ampten m Holland gedaan is; hoe alles js nedeW koomen op affchaffing van volftrekte misbruiken» en onwettige vergunningen; welke onwaardige voorwerpen de ftadh. in zeer veele der aanzienlykfté ampten door zyn vermogen ingedrongen had: en hoe hy zelfs opzettelykzyn werk maakte, om, bV het doen van verkiezingen uit nomïnatien, den* door de Staaten bedoelden , verdienftelyken per* foon altyd voorby te gaan (b); zal men immers teU hooglten verbaasd moeten ftaan, dat, in het midden (b) Dit deed hy onder anderen hv de keuze van den heet van Meerten.tot raadsheer van het hof uit eene nominatie , waar op de heeren Hartman, en Bylevelti meede geplaatst wa' ren, en waar op de heer Hartman eigenlyk bedoeld werd, en vooral in ,78« by de keuze var, den heer LestevJn van Berkenroede, anderszins eenen zeer waardigen reeent die met de heeren Gevaerts, en Paludanus op de «omWtS tot vervulling van het curatorschap van 's Lands umverfi- % ,, A- l^haT £*>> fchoon dc ftaatsleeden van Heiland zig allen by te ftemming tot deh heei! Paluddlüi bepaald, en den ftadh., by het overzenden der nomirX hadden doen weeten, dat met de aanftölling Van ffi gem. heer den leeden over het algemeen het méke tl seegen zoaè* gegéeven worden. *»*' F i  «8 VADERLANDSCH den van zo hoog geklommen ftaatsgefchillen, in het midden van zo veele wederftreevingen, fpcorloosheden, en misdryven des ftadhouders, de Staaten van Holland geene fterkere ftappen daar omtrent gedaan hebben. Het is waar, dat 'er, overeenkomftig het voorftel van Amjleldam van 25. october 1786., door H. E. G. Mog. op 13. december 1786. beflooten, en op 15. februari 1787. benoemd was eene commisfie van dertien leedeh ,,'tot het onderzoek der bepaalingen van de uitvoerende „ magt, zo van den ftadh., als kapitein - en admi„ raai generaal, en tot het opmaaken der noodige „ plans, en inftruktien omtrent de waarneeming dier bedieningen, en de pligten, en preëminen„ tien, daar aan verknogt, als met de hoogheid „ der Souverainiteit,metde bewaaring van'sLands, 99 en der ingezeetenen voorregten, en vryheid, en „ met het( algemeen welzyn van den Lande, meest „ overeenkomftig zouden geoordeeld worden, om ,, hetzelve vervolgens aan hunne committenten voor „ te draagen" (c). Dan, gelyk deeze commisfie, volgens het doelwit der Amfieldamfchs regeering, een gedeelte moest uitmaaken van een geheel ontwerp tot wegneeming van alle oneenigheden; gelyk het op zig zeiven ten hoogften billykwas, dat drie zo gewigtige, en in éénen perfoon erfelyk vereenigde , ampten voortaan niet zonder fchriftelyk, en naauwkeurig afgebaakende grenspaalen zouden bekleed worden; zo deed ook de ftad Haarlem, ingevolge van het tot befluit brengen van het Amjieldamfche voorftel, een tweede voorftel op 30. januari 1787., „ dat met den eerften meede eene „ commisfie van eenige leeden der regeering be„ noemd wierd, om de, thans zo algemeen aan„ gevoerd wordende, bedenkingen omtrent de al„ gemeene vertegenwoordiging van het volk, wel„ ke, volgens de gefteldheid van dit Gemeene- „ best, (!/) Nederl. jaarb. 1786. II. 1307—131% 1517. en 1787. M. 204. en volg. ■>  HUISBOEK. £29 „ best, alhier zou behooren plaats te hebben, te „ onderzoeken, en teffens naar te gaan, oo hoedanige wyze, in gevolge van de conftitutie, en „ sLands waare belangen, eenige algemeene gron„ den omtrent den invloed, welke, uit hoofde der ,, regeeringsform by vertegenwoordiging , notoir„ lyk aan het volk toekwam, zouden behooren te „ worden vastgefteld, mitsgaders aan welke bil„ lyke bepaalmgen, die alle twyffeling, en regt„ maatigeu argwaan affnyden konden , dit een en „ ander onderheevig gemaakt zoude kunnen worden; ten einde deeze commisfie, als in het na3, tuurlykst verband ftaande met die van JlmlleU ,, dam , eeven fpoedig als die , zoude kunnenge„ eindjgd, en op het refultaat van beiden terzelfder tyd de noodige befluiten genoomen wor,, den'' (X). Ondertusfchen viel de keuze der lieden tot deeze commisfie, welke op 30. maart bepaald was, tegen het gevoelen der weldenkende ftaatsleeden uit, enkel en alleen door de onverwagte verfchyning ter vergadering van de Amjleldamfrhe raaden, Muilman, Munter, en van der Goes, die kwanswys wel hunnen bepaalden last volgden, om daartoe den heer Abbema te benoemen, maar omtrent de keuze der overige leeden de penfïonarisfen van Berkel, en Visjcher overftemden, en dus te weeg bragten , dat de ftem van Amjleldam toeviel aan neegen andere leeden, waar onder de ridderfchap, die voor eene commisfie van neegentien leeden ftemden, en daar toe meestal zeer'ongefchikte voorwerpen benoemden, terwyl de neegen andere ftaatsleeden Hechts eene commisfie van agt heeren wil- <~ den benoemd, en daar toe aangefteld hebben de heeren van Wasjenaar van Starrenbnrg, uit de ridderfchap , van de Kajleele, penfionar'is van Haarlem, Blok, raad van Leiden, Abbema, raad van Amjleldam, Metelerkamp, raad van Gouda, van Horba*, raad van Schoonhoven, Paludanus, burgermeefter vai Alk- {4) Nederl. jaarb. 1787. II. 22—27. P3  gSo VADERLANDSCH Alkmaar, en van der Willigen, penfionaris van Enkbuizen. Zigtbaar was het, dat de eers'tgem. benoeming ihgerigt was, om, van het begin af aan, die tweede commisfie nutteloos te maaken , daar de neegen leeden in hunne benoeming eene betaamelyke onzydigheid omtrent 'Je keuze der leeden hadden in agt genoomen, die genoegzaam geheel ontbrak in die oer meerderheid. En, hoe zeer de vroedfehap van Amjleldam haar misnoegen toonde Óver het gedrag haarer drie meederaaden, welken oorzaak geweest waren van die, kwaalyk uitgevallen, benoeming; hoe zeer de geheele weldenkende natie by adresfen aan den Souverain daar tegen opkwam ; hoe zeer eindelyk verfcheide der benoemde leeden voor hunne aanftelling bedankten; . bleef nogthans die commisfie in weezen , en wy zullen naderhand zien, wat 'er van haare raadpleegingen geworden is (e). Gelyk nu de gronden, waar op het voorftel van Amjleldam van 25. oclober 17.86. fteunde, meer hunne betrekking hadden op, de algemeene verfchillen, die 'er, de geheele Republiek door , over zaaken van regeering ontftaan waren, dan wel op die, welken in het byzonder Holland betroffen; zo gaan wy die gronden , hoe bondig zy daar by ook aangeweezen werden, met ftilzwygen voorby. Dan wy kunnen niet afzyn, om eenige der gronden, waar op het voorftel van Haarlem van 30. januari 1787. gebouwd was, kortelyk op te geeven. Eerst bepaalde de legeering dier ftad by dat voorftel zig, om de billykheid "eener fpoedige afdoening van het voorftel van Amjleldam aan te tomen, aanmerkende, „ dat „ de verkeerde denkbeelden, hier en daar ont3, ftaan, en veelal met argeliftige oogmerken door fommigen voortgezet, en aangeblaazen, als of „ men bedagt was op eene verandering der conjlitu33 tie door ae vernietiging der poften van ftadhouder, „ kapt- (e) Zie het gebeurde weegons de aanftelling deeser corr.,» 3jBi;üs in de Nederl. jaarb*, 1787. W. 415—422. É45—64K  HUISBOEK. s3r 9, kapitein - generaal, en admiraal, of ten minften ,, door het berooven dier poften van het geen wezzenlyk ,, daar toe behoorde; nimmer beter konden worden ,, te keer gegaan, en geloogenftraft, dan door het daadelyk te werk ftellen van eene commisfie, ,, welke, de bewaaring der voorfz. gewigtige waardig,, heden tot grondftag hebbende , verder het byzon„ der doelwit hebben zoude, om dezelven, over„ eenkomftig de reegelen eener regtmaatige billyk,, hcid, en.de waare conftitutie van den Lande," te „ meerder dienstbaar te maaken aan de groote ein3, den, waar toe zy waren ingevoerd, en tellen* ,, te ontheffen van die duifter - en onzeekerheden , s, welken nu derzelver rigtige uitoeftening dikwerf 3, moeften belemmeren, en voor het algemeen wel3, zyn onvrugtbaar maaken." Vervolgen* gaat de Tegeering onmiddelyk over tot de gronden voor de benoeming der tweede commisfie, door haar voor te ftellen, en laat zig daar over dus uit: ,, dat ,, zy, of fchoon ten vollen overtuigd van de nood,, zaakelykheid, om het voorfz. werk ten fpoedig. ,, ften voort te zetten, echter niet konde ontvein,, zen van gedagten te zyn , dat, hoe gelukkig ,, ook de uitflag daar van zoude mogen weezen, 3, hetzelve nogthans aan het groote oogmerk eener „ volleedige herftelling van de rust, eri vertrouwen ,, in hetLand maar gedeeltelyk zoude voldoen , indien ,, niet een onderzoek van eene andere natuur ter,, zelfder tyd ondernoomen , en afgedaan wierd: immers dat, daar het aan eenen ieder, die eenige kundigheid van de conftitutie deezer Republiek in het algemeen, en deezer provintie in het by,, zonder had , niet onbekend konde zyn, dat de „ regeeringsform alhier niet anders was, of zyn konde, ,, als by weege van vertegenwoordiging; het over„ zulks, naar denaard eener diergelyke regeering, „ en befchouwd vooral de gronden , waar op on3, ze vryheid, en onafhangelykheid geveftigd was» niet anders, als billyk, regtmaatig, en waarlyk 3, conftitutioneel kon worden gereekend, dat dit verte-, s, gemwoorBlgende aan geenerhande twyffeling onderP 4 " heevig  m VADERLANDSCH „ &eevig ware, en dat teffer.s liet volk op zyne verte,, gehwoordigers zeekeren invloed hadde , waar door „ zig deszelfs weezenlyk voorregt booten anderen, dia „ onder een volstrekt gebied leefden, ten allen ly- de konde vertoonen: maar dac, hoe wettig , en s, biliyk dit ook ware, het nogthans cevcn z.eeker „ was, dat dit een en ander zcekere bepaalingen „ moest hebben , zoude het aan den eenen kant geenen naariever verwekken tusfchen ingezeete3, nen, en ingezeetenen, en aan de andere zyde 3, niet uitloopen in eene fchaadelyke belemmering „ voor hun, die met het een, of ander gedeelte 3, van het openbaar beftuur belast waren, om hun„ ne bedieningen tot waar nut, en voordeel van 3, dat volk, het welk zy hielpen vertegenwoordi3, gen, waar te neemen, en dus het heil van het 3, algemeene vaderland , dat ook het hunne was,. 3, in alle opzigten te behartigen: dat ondertusfchen 3, deeze overweegingen thans, meer dan ooit, in 3, aanmerking moeiten koomen , en tot eene ge„ pafte voorziening aanleiding geeven, eensdeels, ,, om alle vrees, als of men, by het beraamen van 3, middelen tot herftel der rust, het grondig be3, ginzel van eene vertegenwoordigende regeerh gsa, form, en van eenen noodzaakelyken invloed van 3, het volk daar op, uit het oog zoude kunnen „, verliezen, uit de gemoederen der goede inge- zeetenen weg te neemen ; en andersdeels om 3, voor te koomen eene, alleszins verderffelyke, 3, en het heritcllingswerk al te zeer ondermynen•3, de, verdeeldheid onder de natie, welke het na3, tuurlyk gevolg zyn moest van eene verfcheiden3, heid van ontwerpen, uit hoofde van de aanleiyy ding, die daar uit, meer dan waarfchynlyk, ge.3, booren zoude worden tot de allernadeeligfte ver-, warringen" (ƒ). Ziet hier met weinige woorden de waare gronden opengelegd, waarom die beide gewigtige commisfien door de Staaten van Hol* ö land (ƒ) Nederl, jaarb. 1787. bl. 22-27..  HUISBOEK. fi3S land rnoeften benoemd worden, en welker gevolgen alléén de groote, en (mogen wy niet wel zecJ gen?) de eenige hervormingen in de provintiaale, en fteedeiyke regeering zouden hebben uitgemaakt, waar over zo veel gefchreeuw, en beweeging door de oranjekabaai gemaakt is, en die van de andere zyde, hoe zeer die beide voorftellen, en inzonheid het laatstgem. van Haarlem , toen ter tyd , zelfs by de ieverigfte voorftanders der vryheid onder de burgeryen, ten heemel toe verheft werden, echter nu van agter, als nietswaardige verrigtingeii, door fommigen derzelver worden afgemaald. i)an laten wy, het geveinsd, of dom getier der eerften, en de, veelal niet zeer belanglooze, of onbevooroordeelde bediiling der laatften daar, en beproeven wy liever, om, door eene korte ontvouwing van het ontworpen verflag over de eerfte commisfie, betreffende de inftruktien voor den ftadh., kapitein - generaal, en admiraal, en van de bepaalingen der uitvoerende magt in de provintie van Holland, ontegenfpreekelyk te doen zien, dat het eene volflagen onwaarheid geweest is , wanneer men het gemeen , den onkundigen burger , den ftadh. misfehien zeiven, en fommige vreemde Moogerheden, heeft willen wysmaaken, dat men het ftadhouderfchap met de verdere ampten, daar aan gewoonlyk verbonden , zoude hebben willen vernietigen, of daar van een fchaduwbeeid zonder eenig gezag maaken; hoe zeer het dan ook waar is, en door niemand, die wel denkt, kan worden in twyffel getrokken, of de tegenwoordige ftadh. had, reeds toen ter tyd , door zyne opgehoopte misdaaden niet flechts alle die waardigheden rykelyk verbeurd, maar zelfs de allerzwaardfte ftraffen verdiend. By dat ontworpen rapport dan zeiden der Staaten gecommitteerden op g. feptember 17S7., en dus nog vóór de revolutie, en dus in eenen tyd, waar in de ftadh. reeds de Pruisfifche troupen onder zyn bereikt had, aan H. E. G. Mog., ,, dat zy 3, gemeend hadden, alvoorens te moeten naargaan P 5 3» V. de»  234 VADERLANDSCH i . den aard van het ftadhouderfchap onder eene „ graafelyke regeering, en daar tegen dien van ,, hetzelve onder eene vrye republikeinfche Staats„ regeering. 2°. Het weezenlyk oogmerk van de aanftel„ lingen der ftadhouders feedert dat tydftip, waar .. in onder dppr.p vrvp RMnrei-pofppi-ino- Awvlvrir, Uof eerst waren aangefteld. „ 3". Of de ftadhouders, of gouverneurs ooit ,, anders geweest waren, of hadden kunnen zyn, „ als eerfte amptenaaren , in alle deelen onderge3i fchikr aan den Souverain. 4". Of de Souverain derhalven niet alleen niet „ geregtigd, maar ook zelfs verpligt was, om daar „ omtrent ten allen tyde zodanige veranderingen , „ en verbeteringen te maaken, afs de welvaard van het Land vorderde. ,, 50 Terwyl zy dan eindelyk, dit ten grond„ flag gelegd hebbende, zouden overgaan tot eene ,, opgaave van zodanige bepaalingen,die,den ftadh. ,, in zyne wettige regten, en preëminentien on„ verkort latende-, en alleen redresfeerende dat „ geen, het welk, en deeze, en voorige ftadhou„ ders, door inkruiping, of verregaande toegee„ vendbeid , aan zig getrokken hadden , het ge„ fchiktst vodrgekoomen waren tot afweering van ,, alle misbruiken, die door eene onbepaalde magt, 3, nu, of in het vervolg , zouden kunnen plaats „ krygen." i'. Zy merkten derhalven aan op het eerfte punt, dat uit het woord zelfs genoeg was af te lei,, den, dat een ftadhouder, of Jleedehouder was zo „ een, die, in afweezigheid van den Souverain, des 3, Souverains plaats waarneemt (g), gelyk zulks plaats „ had ten tyde der graaven,'die, meest afweezig, „ in hunne plaats aanftelden eenen, aan hun on„ dergefchikten, perfoon , die hun in hunne graafe„ lyke hoedanigheid verbeeldde, en in hunnen naam (i) Qü, olfente Principe, vkes Principis gerit;  HUISBOEK. 235 „ naam uitoeffende, het geen zy anders, tegen„ woordig zynde , zelfs zouden verrigt hebben , „ behoudens echter in alles hun Oppergezag, en „ zonder aan deezen hunnen ftadh. op te draagen „ iets,, dat aan derzelver graafelyke waardigheid „ verknogt was; terwyl alle de magt, welke de ftadhouders in plaats van den graaf oeffenden, „ ophield, zo dra dezelven binnen deeze Landen „ waren , voor zo ver zy als dan goedvonden, „ zelfs hun gezag uit te oeffenen : dat de ftad,. houders der graaven geheel en al ondergefchikt ,, waren aan den graaf, en zvne beveelen moeiten „ gehoorzaamen, en het den graaf ten allen tyde „ vryftond, om hen van dien post te ontzetten, „ en dien aan eenen anderen over te draagen, of „ hun in de uitoeffening paal, en perk te ftellen: „ dat een zodanig ftadhouder derhalven niet toe„ pasfelyk konde gemaakt worden op de conftitu,, tie van dit vry Gemeenebest, daar de Souverain „ altyd tegenwoordig was , of door deszelfs ge„ committeerde raaden vervangen wierd, en ook» by de opgevolgde aanftellingen der prinfen van „ Oranje, geen plaats gehad had, daar zy volgens ,, hunne commisfien wel tot gouverneurs, maarniet „ tot ftadhouders, waren aangefteld, uitgezonderd ,, deeze laatfte , in wiens commisfie liet woord ,, erfstadhouder was ingelast:—~ dan dat de vraag „ was , hoe zodanig ftadhouder - of gouverneur,, febap, overeenkomftig den aard van eene vrye Republiek, moest befchouwd worden : dat het ,, zeeker was , dat alle regeeringsformen in zig ,, bevatteden eene wetgeevende, en uitvoerende Magt, daar de Wetgeever alle zyne beveelen zelfs nier, konde uitvoeren, en dat de eerfte alléén berust,, te by den Souverain, terwyl de uitvoerende „ magt door den Souverain gefteld wierd in han„ den van dienaars van Staat, welken geen ander ,, gezag hadden, als voor zo ver zy dat van den ,, Souverain ontfangen hadden, en noodig was ter bereiking van deszelfs oogmerken: dat mea n derhalven zo ook begreepen had, dat de uit-, it Y«e<.  236 VADERLANDSCH ,, voerende magt van dit gewest aan anderen moest ,, aanbevolen worden, en voorzien wierd van een „ hoofd , gefchikt , om de befluiten, en orders van den Souverain , ten meeften nutte van het ,, Land, ter uitvoer te brengen : dat dienvolgens „ de Staaten, na de afzweering der graaven, en ,, het overlyden van Willem I., zo om die reeden , ,, als om het al te groot gezag van Leicejler op te ,, weegen, beflooten hadden, om eenen ftadh., „ of gouverneur aan te ftellen, en aangefteld had,, den Maurits, den eerften dus, die in die hoe,, danigheid benoemd was. „ 2C. Dat hier uit nu reeds niet onduidelyk „ bleek, dat het weezenlyk oogmerk van de aan„ fteliing der ftadhouders enkel, en alleen geweest ,, was het algemeen welzyn, om, daaf de regee„ ringsform dikwyls aan langwyligheden konde on„ derheevig zyn , door eenen behoorlyken , en „ raadgeevenden invloed de gemeene zaaken van ,, het bondgenootfebap, of gewest, fpoediger, en eenpaariger tot befluit, en uitvoering te doen ,, brengen , de byzondere belangen te doen vereenigen, alle misbruiken in het gemeene Lands beftier tegen te gaan, voorflagen van algemee„ ne verbeteringen te doen, en die door deszelfs ,, invloed te onderfteunen, wanneer de belangen, ,, of begrippen van regeeringen ; of regenten te ,, ver uit eikanderen liepen, eenen ieder, zoveel ,, in hem was, te bewaaren by zyne regten, en vryheden; en om voorts, punktueel, en met ,, allen iever , volvaardigheid, en getrouwheid, „ de beveelen van den Souverain uit te voeren, 3, en in alles den welvaard van het Land, en niet „ zyn eigen, zo die daar meede al eens mogt ftry,, dig zyn , te bevorderen : dat, het algemees ,, welzyn de grond zynde, waar op de oorfpron,, gelyke bekleeding der ftadhouderlyke waardigbeid gevestigd was, dezelve ook binnen deeze ,, paaien moest te rug gebragt worden, zoude de uitoeifening daar van den Lande tot heil ver,5 ftrekken.  HUISBOEK, 23? Ito 3°- Dat uit de regifters van Hollands Staats, vergadering bleek, dat de ftadhouders hunj, ne aan (tellingen-aan niemand anders, als -aa 3> de Staaten deezer provintie , verfchuldigd waj*j ren : dat de Staaten als Souverainen de aanjj bellers , de ftadhouders, of gouverneurs de 3, aangeftelden waren, en dat derhalven de voorige jj ftadhouders, zo wel als de tegenwoordige, niet 3J anders waren, als eerfte amptenaaren, die hunjj ne functicn op byzondere commisfien van den jj Souverain hadden aanvaard, en alle hunne magt Jj ontleenden van den Souverain, aan wiens goelijk dunken zy ondergefchikt bleeven : ja dat, ,j ai wilde men zelfs deeze ftadhouders gelyk fteljj len met die ten tyde der graaven, zy"echter jj ondergefchikte amptenaaren waren, welken door jj den graaf ten allen tyde, wanneer daar door eejj mg nadeel aan het Land, of aan zvne hoogheid jj wierd toegebragt, bepaald, en binnen de hornes jj gebragt konden worden; getyfc dan ook uit dien jj hoofde Maximiliaan van Oojlenryk aan zynen ftadj, houder verbood, zig meer te onderwinden, om eenise* jj ojfigien, of beneficiën te geeven, of eenige brieven jj daar van te expedieeren, maar H?m daar af te la~ j3 ten de dispofitie: dat reeds aangetoond was, j, dat een ftadhouder, als onder de graaven, in dit j, vry Gemeenebest geen plaats konde hebben, jj veel min aan denzelven de bekleeding van hec jj graafelyk gezag toegekend worden : dog dat jj zulks al eens gefteld zynde, het dan eevenwel jj nog aan de Staaten ftaan zoude, om denzelven, jj eeven als de oude graaven , door kwaaden raad jj misleid, te brengen tot regt, en reeden, on jj hunne daaden te ngten ten gemcenen welvaart; jj van den Lande : dat, gelyk dan de ftadhoujj ders, of gouverneurs door de Staaten Waren jj aangefteld , zy zo ook volftrekt onderworpen jj waren aan alle de befluiten van den Souverain « jj ten gemeenen welvaard van den Lande genbon jj men wordende, zo wel die hun privatief najj deel, als Voordeel in zig bevatteden, eb dan , cevita jj jj jj jj jj jj jj  cs8 VADERLANDSCH ó, eeven als alle andere amptenaaren, vielen in de ,j termen der refolutie van 20. juli 1660. , waar ^ by bepaald was, dat alk aclen, en commisfien van J} ampten, officien, ftaaten, en bedieningen, by Dea) zeiven uitgegeeven, niet anders gehouden mogten wor, den verleend te zyn, als by provifie, en tot H. E. ^ G. Mog. w e derzeggen, al was het, dat in de voorfz. _,j a£ten, of commisfien zodanige klaufule niet uitdrukjj kelyk mogt weezen geinfcreerd. j, 4°. En, daar het bekend was, dat alle wetjjten, regten, commisfien, en inftruktien voor ,j hooge, en laage amptenaaren, niet om, of ten. ^ voordeele der beampten , maar alleen om, en jj ten voordeele van het Gemeenebest, en het volk , gemaakt waren, het ook eeven ontegenjj fpreekelyk was, dat de Souverain, die volgens zynen eed gehouden was den welvaard van den Lande voor te ftaan, zo dra dezelve befpeurde., jj dat, het zy uit eene overgift van een gedeelte j der Souverainiteit zelve, zo ver die kon over. gegeeven worden , het zy uit eene aanbevolen jj magt ter uitoeffening van dezelve , door verloop jj van tyden, of andere omftandigheden, het voorjj deel 'des volks niet meer gebooren, maar in tejj gendeel daar door een zigtbaar nadeel veroorjj zaakt wierd ; .niet alleen geregtigd, maar zelfs ten fterkften verpligt was, om daar in zodanige jj veranderingen, en verbeteringen te maaken, als j, hy ten befte van den Lande, en welvaard der jj ingezeetenen overeenkomftig oordeelde, daar alJ} tyd het algemeen welzyn de hoogjte wet bleef, alzo jj anderszins het byzonder belang van eenen , of anjj deren, tegen zodanige verandering, of verbejj tering geinteresfeerden , perfoon de hoogde weC j zoude 'worden , en zelfs eene onbepaalde overx dragt nooit anders konde verftaan worden, als ten befte van den Staat gefchied te zyn. Dat eejj ne regeeringsform met eenen ftadh., binnen bej, hoorlyke bornes bepaald, nuttig konde zyn: dart 3J dat het niet minder waar was, dat dezelve zonj, der bepaalde bornes, en enkel op den inhoud jj der  HUISBOEK, *3£ 3, der commisfien, (die by alle de ftadhouders, ^ eeven min, als andere rnenfchen, vrv van gejj breeken, en zwakheden, ver buiten'de paaien jj uitgebreid was,) niet dan ten uicerften nadeeïig ^ voor Land, en vryheid zyn moest : dat derjj halven het exces, en gebrekkige daar van moest jj tegengegaan worden , zoude de welvaard van jj het Land bevorderd, en de ondergang der vry3, heid van Land , Staat, en volk daar door » niet bewetkt worden : dat hier toe de Souve33 rain verpligt was , en hier toe zyn Vermogen „ zig uitftrekte , daar- dezelve nimmer afgeftaaa had, of had mogen afftaan, van eenige repten 3, der Oppermagt, en dat geene der ftadhouders',5 of „ gouverneurs immer in twyftel getrokken had de „ bevoegdheid van den Souverain, om ten hunnen „ voordeele te befchikken, en te befluiten: dat al„ le vergunningen van zodanige voordeden moe3, ften onderfteld worden, niet alleen niet ftrydig, 3, maar zelfs in zulke tyden nuttig , geweest te „ zyn voor het Land: dat anders de Souverain die „ niet mogt toeftaan, nog de ftadh., volgens zyne bezwooren commisfie, die aanneemèn: dat, „ had dan de Souverain het regt van geeven, als „ het ten befte van het Land oorbaar was, dezel„ ve dan ook het regt had om weder af te neemen, „ of nader te bepaalen, als het ten nadeele van het „ Land ftrekte : dat zelfs de Souverain hier toe „ volkoomen geregtigd konde gereekend worden, ,, al wilde men al ftellen, dat de ftadh. zyne char„ ges bekleedde uit hoofde van eene verbintenis ,, tusfchen den Souverain, en hem , en dat dus zodanig eene verbintenis door geene der partyen , „ tegen wil en dank der andere, konde, of mogt „ verbrooken worden; daar in zodanig geval de in,, houd dier verbintenis dan ook aan de zyde van „ den ftadh. in alle deelen zoude moeten naar„ gekoomen worden : dat, om zig maar by een point uit den inhoud der commisfie te bepaalen, „ die verbintenis aan de zyde van den ftadh. moest a, behelzen, voor te ftaan , te vorderen, en te bewaa- „ ren  Ê40 VADERLANDSCH s, ren de hoogheid, geregtigheden, vryheden, privL legien, en oude wel herbragte coftumen van den ,, Lande, leeden, fteeden, en ingezeetenen, en der3, zeiver rust, zeekerheid, en welvaar en te bewaar en, 3, en befchermen tegen allen overlast, desorder, oneenig,, heid, afbreuk , en fchaade : dat dan de vraag ,, zoude zyn, of hier aan, en in alle deelen, aan „ de zyde van den ftadh. voldaan was ? dog het „ geen niemand , dan een verblind , en eigenbe„ lang zoekend icveraar voor den ftadh., zoude ,, kunnen, of durven ftellen, terwyl de bewyzen „ van het tegendeel meenigvuldig, en duidelyk wa„ ren: dat derhalven de ftadh., dit al eens zo zyn„ de, te regt befchouwd zoude kunnen worden, als zodanige, onderling aangegaane, verbintenis van zynen kant het eerst verbrooken te hebben, en „ dé Souverain overzulks dan ook van zyne zyde „ ten vollen geregtigd, om zig van zodanige ver„ bintenis te ontfiaan, en tot de preftatie van de,, zelve ongehouden tc reekenen: dat, daar dit „ plaats had onder de graaven, aan geenen ftadh., ,, of gouverneur meerder regt konde toegekend „ worden, daar onder de regten der Nederlanders, ,, nog by de laatfte graaven bezwooren , dit was: ,, als de graaf de privilegiën der Staaten, door ge. ,, weid, of anderszins, wil breeken, zo worden die van „ braband, na ordentelyke gedaane proteften van hun,, ne gedaane inhuldiging, leedig, en vry, mogen als 5? vrye, leedige, en ongebonden naar hun welgevallen „ voomeemen, het geen hun best dunkt." De gecommitteerden der Staaten van Holland zeiden verder, „ datzy, geoordeeld hebbende op deeze gronden in de uitvoering van den, aan Ja hun aanbevolen, last te moeten bouwen, zig vervolgens bepaalen zouden tot eene opgaave 1, van zódanige inftruktie voor den ftadh. in der 33 tyd, waar door alle misbruiken, welken door eene onbepaalde magt, en al te grooten invloed j,' der ftadhouders hadden plaats gehad, voor het „ grootfte gedeelte afgeweerd, en allé ufurpatien, èn willekeurige handelingen voorgekoomen zou- n den  HUISBOEK. a4i .3, den kunnen worden; terwyl daar by aan den Sou. verain overgelaten wierd, om, wanneer ook dee3, ze bepaahngen door den tvd mogten bevonden 3, worden met kragtig genoeg te zyn, om de 3, heerschzugt paal , en perk te ftellen, daar in 3, door fterkere bepaahngen te voorzien. Dan dac 3, zy vooraf aanmerkten, i°. dat het hun als een » voornaam vereischte was voorgekoomen, dat de „ ltadh., zoude hy aan de einden zyner aanftellinor - 3, beantwoorden, moest hebben zeekeren invloed. 3, dog ook, dat die invloed binnen zodanige bor3, nes bepaald behoorde te blyven, dat daar door 3, geene inbreuk op de Souverainiteit konde gemaakt 3, worden: dat de ftadh., zonder invbed?J""Zaan,w 7" h/° bonclgen°0^chap, of der provintie „ niet ipoediger, en eenpaariger tot befluit, en 3, ter uitvoer konde doen brengen, nog derzelver " li". v"eeD1gen > ™g de misbruiken in 33 sLands bellier tegengaan , nog de regten, en " Zteden ^erileeden' en ingezeetenen voor33 itaan, zonder daar toe het noodig gezag te heh » ben: en dat zy om die reeden gemeend hadden! « aan denzelven, onder behoorlyke bepaalingeiu » te moeten laten alle zodanige preeminent^n, en 3, voorregten welken, meer of min, befchouwd » gaande ftadhouders genoten te zyh, en, zo lang» dezelven niet ten nadeele , maar in tegendeel >> door den invloed, welken zy nier door behiel» den, volgens het eenig oogmerk deezer vergun» ningen ten befte van den Lande ftrekten, kon» den genoten worden. 2». Dat zy, in het naar» fpooren der regten, en preëminentien. door de » Staaten verbonden aan het ftadhouderfchaD. of » gouverneurfchap by de eerfte inftelling van die » ampt, zeer veel verfchillende van het ge^n ten » tyde der_ graaven onder denzelfden titel bekleed 35,' 71" rl Tn-het byzond" agt geflagen hadden op >> de mftruktie, voor prins Maurits gemaakt, die »> wel by fommigen flechts voor eene conceptinlïruk' ilt^EEL?' " °°k inoet befluit va" iiolland v j> van  242 VADERLANDSCH „ van 24. april 1725. met dien naam genoemd „ werd, dog' echter wel deegelyk by de Staaten s, was vastgefteld, blykens de relblutien van Hol„ land van 6., en 18. februari 1587., waar by aan „ Maurits het regt, om brieven van gratie, re,, misfie, pardon, en abolitie te verkenen , het „ welk hem by zyne commisfie niet vergund was, uit hoofde van deeze zyne inftruktie geoeffend „ had: dat wel voor de volgende ftadhouders gee„ ne nadere inftrukticn waren gemaakt, dog dat ,, de Staaten de evengem., niet als perfooneel voor ,, Maurits, maar als generaal voor den ftadh., of ,, gouverneur in der tyd gefchikt, fcheenen te hebben aangemerkt, zynde Frederik Hendrik op s, 1. mai 1725. aangefteld tot gouverneur op de. zelfde commisfie, als Maurits; terwyl zy in 1631. by befluit van 8. juli aan Willem II. de fufvivance van het ftadhouderfchap, of gouver, neurfchap verleend hadden op zodanige commisfie ? en i'ajiruktie, als waar op die waardigheid toen be3, kleed werd; waar meede niet, dan op de gemelde „ inftruktie van Maurits , konde gezien worden, „ welke door de Staaten van eene verbindende kragt ook voor Frederik Hendrik gereekend wierd, die dan insgelyks, uit hoofde deezer inftruktie, „ brieven van gratie enz. verleend had, fchoon daar 3,, van by zyne commisfie geen gewag gemaakt wiefd. „ Dat zy hier meede zouden overgaan tot de 3, opgaave der artikelen zeiven, vervat by de vol3, gende conceptinftruktie , waar by zy tefFens zouden voegen de reedenen , en beweeggron3, den, welken hun verpligt hadden, om in het ,, formeeren der voornaamfte pointen in deezer voege te werk te gaan. ,, conceptinstruktie voor den ftadhouder, of gouverneur van holland , en westfkiesland in der tyd. art. 1. „De voorfz. ftadh. zal naauwkeurig 3, toezien, dat de Souverainiteit, en het gezag van s, de Staaten, mitsgaders de geregtigheden, privile- gien.  HUISBOEK. 243! i, gien, en oude welherbragte coftumen van den „ Lande van Holland, en Westfriesland, mïtsgaii ders van de leeden, fteeden, en ingezeetenen „ van dien, ongefchondén bewaard, derzelver wel„ vaaren bevorderd, en alle geweld, overlast, af„ breuk, en fchaade geweerd worde. art. ?.. Zal meede toezien, dat de waare „ Qhrijlelyke gereformeerde religie, zoals die door „ de Staaten deezer provintie is aangenoomen, er». „ waar van hy openbaare profesfie zal moeten doen, „ mitsgaders derzelver openlyke exercitie, gehandhaafd en geen hinder , of belet aan dezelve „ toegebra^t worde; nog ook door iemand, wie „ hy zoude mogen zyn, eenigerhande inbreuk ge„ maakt worde op het regt, het welk aan de Staa„ ten deezer provintie, als hooge Overheid in ker„ kelyke zaaken, tockoomt, en dezelven by de „ Lme van Utrecht uitdrukkelyk aan zig behouden „ hebben. En, wanneer ter zyner kennis moge „ koomen , dat tegen het geen bvdit, en het voo„ ng artikel is gemeld , . iets beraamd , of in he: „ werk gefteld xvierd , zal hy daar van terftond „ kennis moeten geeven aan de'Staaten, of, zo „ zy op dien tyd niet vergaderd mogten zyn, meten beneffens de gecommitteerde raaden , daar „ tegen provihoneel de noodige voorziening doen ; ,, en van zyn bevinden, en verrigting aan gem. „ btaaten by derzelver eerfte byeenkoinst rapport: 3> doen. art. 3. „ Zal zitting , en ftem hebben in heé „ Kollegie van de gecommitteerde raaden, en ins,, gelyks ter Staatsvergadering mogen compar^e„ ren, om zodanige voorftellen te doen, als hv „ voor den Lande zal dienftig oordeelen, zonder „ echter de raadpleegingen te mogen bvwooneno' „ Des zal de tegenwoordige ftadh. ongepreiudi,, cieerd b yven by het regt, hem, als befchreeven „ in de order van de ridderfchap, en eedelen Com„ peteerende, dog, zal. geen volgende ftadh., of „ gouverneur lid van de ridderfchap,- sn eedelen1 mogen zyn; Q 2: Ui;  -44 VADERLANDSCH art. 4. j, Zal binnen den voorfz. Lande does „ admi'nirtreeren regt, en juftitie door de hoven, en geregten, daar toe gefteld, aan eenen ïege„ lvk, die het zal verzoeken, en zulks met ad„ vïfcs,! en goedvinden van den prefident, en raa,, den van den hove; ten welken einde hy aan het 3, hoofd van dat geregtshof geplaatst zal zyn, en zitting, en ftem in hetzelve hebben ; zullende ,, de raandamenten, en andere provifien van jufti„ tie afgevaardigd worden ten naame van fladhou'„ der, prefident, en raaden, en, in geval van fei- telyken tegenftand tegen den vryen loop van de „ juftitie, of van conflict, van jurisdictie, zo ver gaande, dat te vreezen zoude weezen voor daa„ delykheden, of desorders, zal daar omtrent zo- danig moeten handelen, als by art. 1. en 2. is gemeld. . "art. 5. Zal ■ verleenen brieven van gratie, „ remisfie, pardon, of abolitie met advies van het „ hof, en na voorgaande berigt van den officier, en de regters van de ftad, of plaats, daar het „ fait, of deükt begaan is, dog niet anders, als van gewoone'delicten: des zullen zodanige bne,, ven, op naam van de Staaten by raade van den 3, liadlieuder, of gouverneur, gedepêcheerd worden, 33 eu geen effect, hebben, ten zy dezelven by het hof behoorlyk zyn geinterineerd. En zal, by „ het ontfangen van eenige verzoeken van gratie, remisfie, pardon, of abolitie, daar van daade- lyke communicatie, met byvoeging vau de re- quefte, en verdere befcheiden, moeten geeven aan de gecommitteerde raaden, ten einde dezel,, ven zouden kunnen toezien, dat die alleen be- treffen ordinaire, en geenszins enorme, delik- ten, als moord, vergifting, brandftigting, ror> 3, very op de publieke weegen, en foortgelyken, ,, waar van by den ftadh. geene remisfie, of par„ don zal mogen gegeeven worden. En, wat be,, treft zodanige, waar by de hoogheid, Tust, of ,3 politie van den Lande is geinteresfeerd, als daar ,, zvn de crimina majejlatis, perdutllionis, proditio-  HUISBOEK. H$ „ nis, feditionis, vis armattB, enz. van dezelven zul,, len tósgelyks geene brieven van gratie, remis„ üe, pardon, of abolitie mogen verleend, of bv „ het hof geinterineerd worden, dan met goed„ vinden van gecommitteerde raaden , behoudens „ in alle gevallen de fouveraine dispofuie van de ,, otaaten. JUa' vi JJ Zn ten, °Pz'gte van zodanige faiten, „ or delikten , ftaande ter beoordeeling van ge■„ committeerde raaden , de brieven van gratie , „ remisfie, pardon, of abolitie, verleenen na voor„ gaande advies van gecommitteerde raaden. t art. 7._ - Zal, met advies, en goedvinden van „ gecommitteerde raaden in de beide kwartieren, „ en wel van ieder kollegie, voor zo ver de ftee? „ den, of plaatfen van hun kwartier aangaat, ter „ oehoorlyker tyd vernieuwen, en veranderen de " frSnmee?Cr? ' reü fcheePenen van zodanige „ fteeden, of plaatfen, welker octroojen, en privilegiën ofcoftumen, alwaar geene octrooien , „ of privilegiën zyn, zulks vereifchen, en in con„ formiteit van dezelven, of van zodanige oclroo„ Jen, en privilegiën, als in het vervolg door de „ Maaten zouden mogen worden verleend, mitsgaders m voege voorfz., aanftellen, of kiezen „ zodanige fcheepenen , en andere regters, als waar „ toe dezelve by fpeclaal befluit van H. E G „ Mog. m dato 30. april 1750. is gequalificeerd. " art. 8. _ „ Zal geene verkiezing mogen doen , als „ ut nominatien, door de daar toe bevoegde kol„ legien geformeerd, en aan hem gezonden: doo„ wanneer hy gegronde reedenen mogt hebben „ om aan de wettigheid eener nominatie te twyf„ telen, of daar in gebreeken, of abuizen ontdek. " S 'bi hyP,'g^P" de privilegiën, en octroojen, „ zal hy het kollegie , het geen dezelve gefor„ meerd heeft, daar van adverteeren met opgaa" der ^/rdenen Van- ^yffeling, of aanwyzing „ der defekten, ten einde ten fpoedigften te die >, nen van berigt, of de gebreeken te corrigee„ ren. itn, wanneer zodanig kollegie daar op geen Q 3 „ voU  34 De  248 VADERLANDSCH „ De raaden in de kamer van juftitie van Vianen, ,, en Ameide. Baljuw, en dykgraaf van Rhynland. „ Baljuw, en dykgraaf van Delfiland. Baliuw, en dykgraaf van den Brielle, en lande ,, van Voorne met Grysoort. ,, Ruwaart, baljuw, en dykgraaf van den lande ,, van Fatten. ,, Drosfaart, en dykgraaf van Gorinchem, en lande ,, van Ar kei. ,j Drosfaart, en kaftelein van Muiden, baljuw, en ,, dvkgraaf van Naar den , en Gooiland, hoofd3, officier van kVeesp, Weesperkarfpel, en hoog ,, Bylemeer. 3, Kaftelein, drosfaard, fchout, en dykgraaf der ,, fteede, en lande van Heusden. Baljuw van Kennemerland. „ Baljuw van Zuidhollmd, en Wielirecht. ,, Dykgraaf van de Hondsbos/die, en duinen van ,, Petten. 3, Heemraaden van de Hondsbosfche, en duinen van ,, Petten. 3, Dykgraaf van de uitwaterende fluizen in Kenne- ,, merland, en Westfriesland. „ Heemraaden van gem. uitwaterende Huizen. „ Dykgraaf van de Slooterdykermeer. „ Schout, en hoofdofficier der ftad Dordrecht. 3, Schout der ftad Haarlem. 3, Schout der ftad Delft. 3, Schout der ftad Leiden. g, Baljuw, en fchout der ftad Gouda, baljuw, ea ,, fchout van Bloemendaal met de aankleeven vaa ,, dien. ,, Baljuw, en fchout van 'sHage. „ Raad, en rentmeefter generaal-van H. E.G.Mog. 3, domeinen in Noordholland, Kennemerland, ea ,, Breederoode in het Zuiderkwartier. „ Raad , en rentmeefter generaal als vooren in ,, Zuidholland. „ Raad, en rentmeefter generaal als voorea in deE lande van Voome, en Beierlanden. „ Raad,  HUISBOEK. S49 j, Raad , en rentmeefter generaal als vooren ia ,, Westfriesland, en het Noorderkwartier. „ De g: iffier van de leenkamer van Holland. „ NB. De vyf commisfarisfen der pofteryen, als ,, meede de fecretaris , en commies generaal ,, der pofteryen , worden , volgens H. E. G. „ Mog. refolutien van 23. juli 1751., en 7. „ ottober 1773., op benoeming van den ftadh., „ of gouverneur, door de Staaten aangefteld, ,, en van commisfie voorzien. art. 12. ,, Zal niet vermogen te trekken ee,, nige pennoenen , nog ook door.eenigerhanden ,, dienst, het zy militairen, of politieken, geenen ,, uitgezonderd, nog ook door eenigen eed verpligt, ,, of verbonden mogen weezen van, of aan eeni„ ge koningen, prinfen, potentaaten, andere Re,, publieken, buitenlandfche Staaten, of fteeden, direkt, of indirekt, in eenige maniere; zo nog,, thans, dat daar onder verftaan word niet begree,, pen te zyn de ordinaris eed van vafallagié, die „ hy ten refpecte van leengoederen fchuldig mogt „ zyn te ddea, nog ook de titel, en digniteit als ,, ridder van deeze, of geene order, welke door „ den eenen, of anderen koning, prins, of Staat ,, op hem geconfereerd zoude mogen worden. al'c- 13- j, Zal genieten een traktement als j, ftadhouder ter fomme van ƒ art. 14. jj Zal in alle plaatfen binnen deeze j, provintie genieten de groote militaire honneurs, J3 en byzonder ook in de refidentieplaats van de j, Staaten, uitgezonderd alleen geduurende de fes3, fie van derzelver vergadering ten opzigt van de hoofdwagt op het binnenhof, de ruiterswagt op j, het buitenhof, en de wagt aan de grenadiers- poort. art. 15. jj Zal voorts in alles, deeze inftrukj, tie, en het ampt van ftadh., of gouverneur o3, ver den Lande vim Holland, en Westfriesland aangaande, zig gedraagen, als een goed, en getrouw ^ Itudh., of gouverneur verfchuldigd is, en beQ 5 jj hoord  250 VADERLANDSCH jj imord te doen, zonder zig meerder aan te maaj3 llgen, als uitdrukkelyk aan hem by deeze in- itruktie is opgedraagen, en exaótelyk gehoorzaa3j men aUe zodanige orders, en beveelen, als hem „ in gemelde qualiteit door de Staaten zullen ge„ geeven worden. art. 16. „ Zal gehouden zyn in handen van „ de Staaten eed te doen, van deeze inftruktie in „ alle deelen te zullen agtervolgen. art. 17. „ En referveeren de Staaten wel uit„ drukkelyk aan zig de magt, en het vermogen, „ om ten allen tyde deeze inftruktie te mogen ver„ anderen, vermeerderen, of verminderen, naar „ dat de nood , of de dienst van het Land ver5, eifchen zal." De gecommitteerden gaven daarenbooven in overweeging aan de Staaten, i°. ,, Dat, fchoon aan de voorige ftadhouders, ,, of gouverneurs van den beginne af waren ver,, leend verfcheide vrydommcn van belaftingen, „en andere gemeene Lands lasten, ten einde daar „ coor eenigszins te gemoet te koomen aan den ,, zwaaren last, waar meede zy in den begin„ ne door meenigvuidige uitgiften , ten dienfte ., van den Lande gedaan , gedrukt wierden , en „ waar toe hunne toenmaalige parrimonieele goe„ deren , en andere inkomften niet toereikende wa,, ren, (als merkelyk verfchillende met de impor,, tante inkomften, welken aan het ftadhouderlyk huis, feedert dien tyd , by verfcheide gelee- genheden, van meer dan eene zyde, zo by gif,, ten, pennoenen, verhooging van traktementen, „ als anders, waren vergund, en toegevoegd, en „ alléén ten tyde van Maurits, Frederik Hendrik, 3, en Willem II., zo van den Staat in het gemeen,, als van Holland, en Westfriesland in het byzonder,' „ booven de extraordinaire giften van de Oost - en „ Westindifche compagnien, booven de vereeringen van eenige geweften, of fteeden in het byzon„ der, booven de profyten van de veldtogten, die onwaardeerlyk zyn, en excesfive fommen zouden „ be-  HUJSBOEK. £5* ?, beloopen, en booven meer andere profyten, by ,, ruuwe opneeming, wel twintig millioenen guldens bedroegen, en welke lommen, feedert dien tyd ,, tot nu toe, niet weinig vermeerderd waren,) en het genot daar yan derhalven meer, of min wet3, tig zoude kunnen befchouwd worden ; het echter „ nimmer de waare meening geweest was, of konde ,i zyn, dat die vrydommen zig onbepaald zouden uitbreiden tot alles, het welk, by vervolg van tyd, maar eenige betrekking zoude kunnen hebj, ben tot den ftadh., of door denzelven verkreej, gen worden; alzo het natuurlyk gevolg daar van zyn zoude, dat, naar maate zy door aanwasch 5, van rykdommen in ftaat gefteld wierden , om hunne vatte bezittingen te vermeerderen, zy ?, ook daar door de voornaamfte inkomften, door het onbepaald genot dier vrydommen, jaarlyks j, verminderen zouden; terwy] de vermindering 5, van 's Lands inkomften hier door, gepaard met de onmectelyke voordeden, welken de fladhoui, ders in alle' hunne onderfcheiden betrekkingen 3i van het Land genooten, niet dan eenen ondraagelyken last voor de ingezeetenen zoude kunnen ,i ten gevolg hebben, daar dit een en ander niet, 3, als door verzwaaring van hunne laften, kon, en zelfs moest gevonden worden uit het zweet, en j, den nyveren arbeid yan den geringften bewooner ,, deezer provintie. —• Dat zy, om deeze reede33 nen gemeend hadden in bedenking te moeten 33 geeven, of het genot der vrydommen van des gemeene Lands laften, welken door eenen ieder, j, en dus met zo veel te meer regt door dien gee3, nen, die zulke confiderabele voordeden van het , ,, Land genoot, behoorden gedraagen te worden, ,3 voor het vervolg niet zoude kunnen ingetrok,, ken, en daar tegen aan den ftadh., jaarlyks, ,, tot fchaadeloosftelling toegelegd worden zoda» ,, nige vafte fomme , als , naar eevenreedigheid ,, der oorfprongelyke vergunning dier vrydommen, „ zoude kunnen geoordeeld worden, als een equi- 3» va-  252 VADERLANDSCH ,, valent, genoegzaam, ja Zelfs meer clan beftaan„ baar, te zyn. 2\ „ Dat, fchoon wel, by befluit van ir5. „ november 1747., zodanige bepaalingen omtrent ,, de erfelyke opvolging, zo in de mannelyke, als „ vrouwelyke linie, gemaakt waren, als toen ge,, fchiktst geoordeeld waren, die bepaalingen zig echter zo naauw niet bepaalden in het mannely,, ke, als in het vrouwelyke: dat echter eene ge„ lyke voorzorg, met betrekking tot de mannely„ ke aframmelingen , en wel in het byzonder in ,, opzigt van derzelver huwelyken , niet min nood,, zaakelyk was, ten einde voor te koomen, dat zy niet vermaagfehapten aan zodanige vermogen„ de huizen, die in itaat zouden kunnen zyn, om „ de belangen van den fladh. ten nadeele van den ,, Lande te veel te bevorderen, of door die ver„ maagfehapping den Lande in te wikkelen in cor3, logen, welken zy met andere Moogenheden mog„ ten hebben, die niet dan vt rderffelyk voor de ,, Republiek, en deeze provintie zouden kunnen 3, ?yn, en waar door dezelven wel ligt gelyke lot,, gevallen, als te vooren in gelyke oniflandighe3, den, weder zouden moeten ondergaan. —• En „ dat zy gecommitteerden zig derhalven verpligt ,, vonden, om aan H. E. G. Mog., by deeze geleegenheid, als een gefchikt midde'1 ter voor,, ziening daar tegen, in bedenking te geeven, in,, dien hoogstdezelven mqgtèn goedvinden, om, „ hy wyze van ampliatie van de refolutie van 16. ,, november 1747., te verklaaren , „ „ dat alle ,, „ bepaalingen, by voorfz. befluit gemaakt, zo 3, „ verre dezelven tot de mannelyke afftammelin„ „ gen eenigszins konden uitgeftrekt worden, van ,, nu voortaan zowel in de mannelyke, als vrou,, „ welyke, opvolging zouden plaats hebben, en „ „ wel byzonder ten opzigt van huwelyken, die ,, ., niet zouden mogen gefchieden, als óp bvzonder confent , en goedvinden van H. E. G. „ Mog., en niet dau met eenG prinfes, pro- „ fesfie  HUISBOEK.. 253 }, ,, fcsfie doende van .den waarerj Chriflelyken ge5, ,j reformeerden godsdienst , 70 als dezelve óp 3, openbaar gezag hier te Lande geleerd wierd, 33 „ en waar door zy nimmer de koningiyke, her3, ,, toglykc, of chUrfurftelyke waardigheid kon3, ,, den verkrygen." 3,0. „ Dat meede by befluit van 17. juni 1747. 3) aan die geenen, welken mogen comrjareerbn ter 3> vergadering van H. E. G. Mog,, was vrygela„ ten, om te mogen zyn in eed, dienst, gagie, 33 of traktement van den ftadh., en vervolgens de 33 eed van de nieuwe comparanten dien conform 33 was mgerigt: dan dat ook dit zeer nadeelig kon33 de zyn voor de betangen van den Lande, en de 33 leeden van Hollands fouveraine Staatsvergadering 33 geheel afhangelyk maaken van eenen onderge35 fchikten amptenaar, wiens belangen zeer ligte3j lyk door eenen , of anderen zouden kunnen 33 voorgetrokken worden voor die van den Lande, 33 of waaf door ten minften de zo noodige vry35 heid der deliberatien merkelyk geftremd, en aan 33 het eigenbelang voedzel gegeeven wierd, en ook 33 geenszins beftaanbaar was met de waardigheid .33 der leeden van de fouveraine Vergadering : dat 33 zy derhalven aan H. E. G. Mog. moefteh voor33 draagen, of niet ten dienfte van den Lande noo35 dig zoude zyn, dat bepaald wierd, dat geen cotn. 33 parant ter vergadering van holland voortaan ook 33 zoude mogen zyn in eed; dienst, gagie, of trakte35 ment van den ftadhouder; ten einde ook daardoor 35 eene al te groote invloed van den ftadh. op de 35 leeden van H. E. G. Mog. vergadering geweerd 33 wierd, byzonder ook dan, wanneer deszelfs be3, langen met de oogmerken van den Souverain te» 33 befte van den Lande mogten ftrydig zyn. 4'. ,3 En dat ook eindelyk, daar eene onbe„ paalde magt van den opperhoutvefter veelvuldi,, ge aanleiding konde geeven tot verregaande kwel,, lingen, en ftrekken tot merkelyk nadeel van den „ landzaat, zy gecommitteerden, alhoewel deeze 3, post niet verbonden was aan het ftadhouderfchap, echter  è54 VADERLANDSCH i, echter om de naauwe betrekking , die voorige „ ftadhouders op denzelven gehad hadden, en dee„ ze thans had, en mogelyk Volgende nog zou,, den kunnen krygen; gemeend hadden, insgelyks „ hier by aan H. E. G. Mog. in oveiweegmg te ,, moeten geeven, of niet daar omtrent meede zo„ danige voorzieningen zouden behooren gemaakt „ te worden, waar door ook zo een amptenaar van „ H. E. G. Mog. binnen zulke bornes bepaald, eiï „ de uitoeftening van deszelfs gezag ten dien op„ zigte dermaate gemaatigd werd, dat hetzelve „ nimmer tot eenige kwelling voor de landzaaten „ in het gemeen, en tot vexatien van eenen, of „ anderen in het byzonder , zoude kunnen ftrek- ken." Ziet daar de conceptinftruktie voor den ftadhouder van Holland , met de verkorte Voorafgaande aanmerkingen , en bygevoegde bedenkingen der commisfie omtrent dat ftuk, die, zo de revolutie zulks niet belet had, aan H. E. G. Mog; zoude zyn overgegc-even. Wy gaven ook gaarne Op de conceptinftruktien voor den kapitein generaal, voor den admiraal generaal van Holland, en' voor den admiraal - generaal der rereenigde Nederlanden, met derzelver verzeilende aanmerkingen: dog,' deeze ftukken nog wydloopiger, en minder voor verkorting vatbaar zynde , zoude de opeaave daar van ons te zeer doen uitbreiden een verfiag, waar van 'wv alleenlyk een ftaal hebben willen bybrengen. Wy verwyzen derhalven onze kundige leezers tot een aandagtig onderzoek van dit geheel aanmerkelyk ftuk Ch)i en zeggen 'er alleen van, dat wy befchaamd zullen ftaan, indien zy daar na met ons niet eenpaarig zullen erkennen ,7 dat het gezag, aan den kapitein - en admiraal - generaal by die conceptinftruktien gelaten , vooral niet minder is, dan het geen hem by de opgegeeven conceptinftruktie als ftadh. gelaten was; dat; 'ér, bv dat een en ander ftuk, veel meer zoude ' 3 kiia'- (S) Nederl. jaari. 1787. bl. 6062-6166'.  HUISBOEK. c55 kunnen gefeild zyn in hem te veel toe te ft»,n , dan m hem te veel te verkorten, of ,Vn Vz- a Staaten Ï^H?"' en emdelyk, Lt»dJ ö..aaten van .ffotfató, of fommige van derzelver fT?vm^ Heden> enminilters, jfflg SS^.fde?' -ff18 Pf Zy- heC ftaJnouderfcip of geheel hadden willen vernietigen, of hetzelve tot TaV, adVWnbefM Tdfr een,S afzien, of invloed maaien. Van deeze heilzaame bedoelingen derwel- nn^'erle-?aatSJeeden van H»Uand behSrd men të onderfcheiden die woelingen, verwarrin-n wan ÏSS'* /nnwTkantingfV^gen der gezag, en welmeenende bedoelingen, waar toe een F. A. van der Kemp. een % C. de Koek en T w^T'vaï WvT Va" ^» ofctSen"; waar van Wy reeds elders melding maakten (i) foïtenir^fTaaï^3^ ^ cerbiedLen &£a.**mn™™l als wetten te doen 1 ?de '''a deD Daam d.er vryheid eenen tem- £i in Tdtagt,te ft,*ten' CT> gelyk de eemgem. in dien tyd aan iemand fchreef van heusden «a ató£r w/k te maake lL eïk onzvd^ dïaZrevanenet°nLerkennei5'- die ^ ^t gebeu 5e il omkelrfn^ L gI° ^ JfU.ari ï/S?. tot aan de omKeering toe, en inzonderheid zyne ooruiend,aanfpraak aan Heusden's burgery, gelieft^naarle In Zeeland zyn 'er, zoveel wy weeten, geene he vorraingengemaakt omtrent des ftadhoudefs ge! ï£ SeelJ nngHeVen,èer V°°inaame Provintiaale amgp. ten, deels om diezelfde reedenen, waarom wv bevoo xens aanmerkten, dat 'er daar geene verandZine ee "ï™ ^trent de ma^t»^a^inetiSt] om dat de hooge amptgelden, welken in dat pp west, bydeaanfteUinftot dezelveampte'n tenbeho^ weiCO H. Deel, bl. 220 222.  256 VADERLANDSCH weinige meer gegoede lieden kunnen gedraagen worden, de commisfien voor het geheele leeven doen begeeven , en hier door van zelfs een groot gedeelte van zynen invloed daar op werd voorgekoomen. " In Friesland bekwam Willem IV., en dus ook Willem V. by erfopvolging, eene meerdere magt, en gezag, dan zyne voorzaaten, gelyk de ^Staaten by derzelver opdragt met ronde woorden zeggen, niettegenftaande zyn vader in Gelderland (l) betuigd had, geene grootere magt, dan zyne voorzaaten, te begeeren. Hy erlangde, of liever maakte zig meefter, onder anderen van „ de keuze uit eene no„ minatie van drie perfoonen tot raadsheeren in het „ hof, en curateuren van 's Lands akademie, de „ aanftelling zonder nominatie van den fecretaris „ der Staaten, van de fecretarisfen van de gedeputeerde ftaaten, en provintiaale reekenkamer, „ van rentmeefter der domeinen , procureur - ge,, neraal, griffier van het hof, de vier generaale ., ontfangers der provintiaale middelen , en van „ postmèefter; voorts de aanftelling van griet„ mannen uit eene nominatie van drie, wettig ge„ ftemde, en verkiesbaare perfoonen, welke ter ,, vervulling van de openftaande grietmansplaats ,, door de ingezeetenen zoude gemaakt worden , „ en de magt, om, in gevalle van kuipery, of „ dispuut over de wettigheid, en meerderheid van „ ftemmen , te benoemen zeeven gecommitteerden ,, uit de drie landkwartieren; als meede het ver,, mogen, om over de grietmansplaats van de Bild, „ te vooren ter nominatie van Z. H., en gedepu„ teerde Staaten geftaan hebbende, in het toekoo,, mende alléén te befchikken; des dat de begee,, ving van alle die ampten moest koomen op ge„ booren Friefen, of zodanige perfoonen, die vol„ gens 'sLands wetten, en coftumen tot de regee„ ring verkieslyk waren : voorts had hy de aan- „ ftel- , (0 III. Deel, bl. 141.  HUISBOEK» a5? *, ftehing Van eenen luitenant houtvefter"(f»)' Hoe üitgeftrekt nu ook deeze zyne magt over de groote ampten naar eevenreedigheid der provintie was , en hoe Weinig, of liever niets , de Staaten omtrent die magt geduurende de oneenigheden bepaald hebben ; kunnen wy echter Uit den heer van Beyma. Verneemen, hoe fchandelyk hy ook hier omtrenê te buiten ging, en overtrad die vereischten, welken desweege moeiten in agt genoomen worden* Overeenkomftig die opdragt van het ftadhouderfchap, en de magt om een reglement reformatoir te maaken, had Willem IF~. by deszelfs i. artikel bepaald, „ dat uit de refpeélive grietenyen één 4, eedelman, en één eigenerfde ten landsdage zou* ji de worden gedeputeerd." Dan de heer van Beyma merkt aan, dat in Ooftergo alléén ten minften tteeven, in Zeevenmuden vyf grietlieden geVonden Werden, welken,geene eedelen zynde, als eedelen gecommitteerd werden, • Volgens het 12. artikel moeiten „ in de fteraming tot de nominatie van ,, eenen grietman ftipt gevolgd Worden de regies menten, en mogt niemand op de nominatie gé* j, bragt Worden , dan die den ouderdom van 20f „ jaaren vervuld had, en ook geene, dan gequa>, limjeerde perfoonen." Dan de heef van'Beymct feegd, dat dit niet alleen door den ftadh. verbroos ken is in aanzien der geheele natie by de quaji Vermeerdering , en verandering van 25. mai 1768., waar by de twintigjaarige ouderdom veranderd y maar daafenbooven aan gyne willekeur gelaten, werd, welke kinderen, eö kindskinderen van over» leeden grietmannen hy al 9 of niet, verkieslyk wilde verklaaren tot dien post, en dat hy daarén« booven daar by aan de ingezeetenen ook ontnam het allerweezenlykfte, misfehien het allefoüdfte, en gewigtigfte dief privilegiën , by Welken de Friefche natie t\g immer onder de wülekêurigfte dw> hitrfthhigen gehandhaafd had, naamelyk, de aan* ftel« (m) Nederl. jaatb. ijA, hl, ibia-^töiö. ttUMÈL, R  S58 VADERLANDSCH /telling van eige regters, het geen hun by het reglement reformatoir nog ten minften gedeeltelyk gelaten was. By het 25. artikel was bepaald, ,, dat .„ niemand tot eenig ampt zoude worden toegela., ten, of in de uitoefening daar van gefield, ten ,, zy alvoorens eerst afgelegd hebbende den eed „ van zuivering , dat hy tot het bekoomen daar „ van niet had gebruikt eenige onbehoorlyke mid,, delen , het zy van geeven , of beiooven van „ geld , of de waarde van dien , nog door zig j, zelfs, nog door iemand anders, dat hy daar voor niets geeven, of beiooven zoude" enz. Dog de heer van Beyma zegd, dat de overtreedingen daar tegen zo ontaliyk waren, dat het vrugtelooze moeite weezen zoude, om daar van eenige te noemen, dat veele der grietmannen, misfehien ook der leeden van het hof, hunne ampten zonder het doen van den eed van zuivering hadden verkreegen, en aanvaard; dat volmagten, gedeputeerde ftaaten, en hof provintiaal eerst zonder eenige vervolging aangezien hadden , dat de ftadh. de aangeftelde perfoonen onthef ie van het doen van dien eed; ea dat naderhand, toen byzondere inzigten fommige volmagten aanvuurden, om, onder fchyn van vryheid, en order te herveftigen, het gezag des ftadhouders te verkleinen, de volmagten ten landsdage zig aangemaatigd hadden, om zig zeiven van dien eed te ontflaan ; gelyk nog , zo veel hem voorftond, laatst gebeurd was in de aanftelling van den heer Nering Bögel tot ontfanger generaal der floreenrente. Omtrent het vereischte van naturalifatie voor, niet in Friesland gebooren, perfoonen ter bekleeding van ampten, welken volgens het befluit van 16. mai 1662. niet mogten begeeven worden,. als aan ingebooren, of genaiitralifeer de perfoonen; zegelde heer van Beyma, ,, als wy'naargaan, hoe veele inbreuken hier tegen gepleegd zyn, zullen wy „ verbaasd moeten weezen. Heeft deeze leeftyd 3, niet eenen van IVasfenaar , eenen de Schepper, ,, eenen van Egten, eenen Andringa de Kempenaar3. 3, eenen de Bsere, eenen vanLynden}. tot grietman- ys seó-  HUISBOEK. 259 ,, nén zien verkiezen, zonder naar de wet gena„ turalifeerd te weezen ? Moet men niét erken„ nen, dat de heer van Wasfenaar, dat Andringa. 3, de Kempenaar zelfs niet eens den fchyn van naturalifatie by hunne aanftelling hadden? Heefc „ men niet eenen Altena, en naderhand eenen Dre. 3, vön de Montargues , ongenaturalifeerd, tot grif3, fiers in den hove zien aanitellen ? Heeft men „ niet dienzelfden heer Drevon, en naderhand den „ heer Nering Bögel, tot generaale ontfangers der" 3, floreenrente zien bevorderen zonder genaturali„ feerd te weezen? Hoe zullen zig irnir.er, door }, het beroepen op eene onkunde der wet, verönt,, fchuldigen zy, die, tegen beterweeten aan, fee,, dert de uitgaave der uitmuntende vcrkharing van ,, 'sLands ordonnantie door den heer Bihktfï'.ikat ,, door elk weeten konde, wat overeenkomftig t, regt, en wet ware, tegen de proteften van an. ,, deren aan, het beroepen van vreemde, en ongenaturalifeerde perfoonen tot predikanten heb* „ ben willen doordry ven" 00? In Stad en Lande had de ftadh. „ de aanftelling; Van monfterhecren , en arbiters uit de leeden „ der Ommelandèr regeering, van den luitenant-, en hoofdmannen, procureur - generaal, entwee „ fecretarisfen van de hooge juftitiekamer, van al„ le hooge politieke minifterieele bedieningen, zo „ provmciaale, als die van de ftad, en Omme'an* 3, den, waar onder begreepen zyn fyndieken Ve„ cretarislen, rentmeefters, ontfangers monftW „ commisfarisfen, artilleriemeefters, fiskaal nost ,, meefter, major, en commies van de provintie" „ droften, en amptmannen in de Oldampten, Wes terwolde, Gorecht, en Sapmeer, zender eenige nd" ,, minatie, ook van curateuren zo weegens dettad" 3, als Ommelanden, aan welken, als meede'aan derf „ ltadh. , als rector, en curator magnificentisfi3, mus, ftaan zoude de aanftelling van profesfoCeft, (n) Verantw. fan c. i. van seyma, bi. 11—23. R 2  VADERLANDSCH 5, en andere leeraars der univerfiteit; voorts de „ aanftelling van lieutcnant houtvefter, en zes ,, meefterknaapen" (»;. Hoe zeer 'er niet aan te twyffelen is, of de afwykingen, en inbreuken op dit gedeelte van het reglement zullen niet minder groot geweest 7yn, dan in andere provintien; zyn echter geene hervormingen daar omtrent ter kensisfe van het publiek gekoomen. In Gelderland had hy ,, de aanftelling tot het jagtgeregt van drie adelyke perfoonen uit het ,, kwartier, en twee leeden uit de fteeden van Ve- luwe, zynde regenten, en van den burgerftand; „ in het kwartier van Nymegen van het burggraaf„ fchap van het ryk van Nymegen, amptmannen tus>, fehen Maas, en Waal, van ürerbetuwe, Neder„ betuwe, Bommel, Tieler-en Bommelerwaarden, Beest, „ en Renoy, rigtersplaatfen van Nymegen, en Thiel, het waltgraaffchap des Nederrykjchen walts , de dykgraalfchappen van het kwartier van Nymegen, „ de landfchryversplaatfen in de voorn, ampten, de rentmee'fterfchappen der domainen van hee kwartier van Nymegen, de tolienaarsampten, en 9, bedienden van den Gelderfchen tol, e» alle ande- re bedieningen , die voor deezen, en ook van „ ouds immermeer,ter begeeving van eenen ftadh.', het zy alléén, of met meedewerking van iemand s, anders, geftaan hadden, alles zonder eenige no„ minatie, de begeeving van alle verdere ampten, in het kwartier van Nymegen vallende, waarvan voor deezen de nominatie by eenige kollegien, of ,, by iemand anders, en de keuze by het hofge3, daan was, uit eene nominatie van de geenen,, ,, aan wie dat regt toekwam;"' in het kwartier van 3, Zutphen, „ de begeeving zonder eenige nomina?, tie van het landdrosiampt van het kwartier, 3, van het fcholtampt van de ftad Zutphen, het rig„ terampt van Doesburg, het fcholtampt van Lo„ chem, de landfchryversfchappen aldaar, het rent- meefter- fo) Nederl. jaarb. 1749. W. 1097—me.  HUISBOEK. 2f3£ meefterfchap der domainen van het kwartier, de tollenaarfchappen , en bedienden van den ,, Gelderfchen tol, en alle ampten, en bedieningen ,, in het kwartier, geene uitgezonderd, die voor ,, deezen, of ook van ouds immermeer, ter begee., ving van eenen ftadh., het zy alleen, of met ,, meedewerking van iemand anders, geitaan had„ den, en de aanftelling uit eene nominatie, ge,, maakt door de geenen, aan wie het behoorde,* van alle andere ampten in het kwartier , waar van ,, voor deezen by eenige kollegien, of iemand an- ders nominatie, en by het hof verkiezing ge,, daan was;" in het kwartier van Veluwe, ,, de ,,, begeeving zonder eenige nominatie van het land„ drostampt van Vcluwe, van rigter van Arnhem, „ en Velawenzom, jagermeeftervan Veluwe, drost, en rigter van Wa.geniit.gen, fchout van Hattem, ,, rigters van het Oude - en Nieuwebroek, landrent„ meefter der domainen, fandgraaf van Veluvte, „ landfchryveren, tollenaar, en bedienden van den ,, Gelderfchen tol in dat kwartier, en Voorts van al„ le andere ampten, en bedieningen, geene uit„ gezonderd, die voor deezen, of ook van ouds immermeer, ter begeeving van den ftadh., hec „ zy alleen, het zy met meedewerking van iemand „ anders, geftaan hadden, en de aanftelling uit eene nominatie , gemaakt door de geenen, aan wie „ het behoorde, van alle andere ampten in het- kwartier, waar van voor deezen by eenige kolle,, gien , of iemand anders nominatie , en by het ,, hof verkiezing gedaan was; voorts de verkiezing ,, van fecretarisfen van gedeputeerde ftaaten uit „ eene nominatie van drie perlbonen voor elk kwar- tier , de verkiezing zonder eenige nominatie ,, van kancelier, neegen gewoone, drie buitenge,, woone raaden, en griffier van het hof van jufti- tie , insgelyks van reekenmeefters der provin,, tiaale reekenkamer, ook van landrentmeefter ge,, neraal, van momber, fubftituut momber, audi„ teur, leengrifHer, fubftituutgriffier, en van alle „ andere mindere bedienden, aan die kollegien geR 3 » hegt"  2f>a VADERLANDSCH „ hegt" (pj. Hoe onmeetelyk ook de magt was, die de ftadh. by het reglement op de begeeving van alle deeze aanzienlyke ampten der provintie verkreegen had , waar onder de begeeving der ampcen van burggraaf' van het ryk van Nymegen, en landdrost van Zutphen, en van Velmve hem de hoofdbeftiering des landdags in handen ftelde (q), was hy daar meede nogthans niet te vreeden. In 1784. vond de gezwooren gemeente van Arnhem zig gedrongen, om, ter geleegenheid van het opengevallen ftydsfecretariaat, aan de regeering te kennen te geeven, ,, dat, hoe zeer de begeeving daar „ van volgens het reglement van 1750. verblee„ ven was by die geenen, die daar toe van ouds „ bevoegd geweest waren; hetzelve echter, een - en andermaal, door den ftadh. vervuld was: waar„ om zy verzogt, dat de burgery door de regee„ ring by het regt, volgens de conftitutie ven ouds „ aan haar behoord hebbende, zoude gehandhaafd , en dat ampt met eenen bek waamen perfoon, naar ftads ,, regten gequalificeerd, zonder aanneeming van ee„ nige aanbeveelingen vervuld worden" (r). Soortgelyke inbreuken hadden den heer van den Marsch reeds op 18. november 1784. doen zeggen, „ dat- » hy, (p) Nederl. jaarb. bl. I—20. (q) Dit hebben de oude burggraaf van Lynden, G. G. Sentinck, en anderen na hun, door een kruipend gedrag voor den ftadh:, en door hunne overheerfching over alle hunne meedelecdcn , genoeg beweezen. Gaat'het niet alle geloot' te booven, f en het is nogthans gebeurd,) dat de raadplegingen van den landdag door den jongen burggraaf van Lynden, op de tyding van des ftadhoudeis aankoerst cp het Valkenhof, daadelyk geftaakt werden, oui dat hy wist, dat de raadpieeglngcii niet naar zynen zin gingen, en dat alle die leeden , die zo eeven den Souverain uit* maakten, hunne neederigc opwagdng by hunnen ftadh. gingen maaken? Dog dit gebende na de revolutie, tooa allen, die der Souverainitcic waardig waren, daar uit v,% ren geweerd. (r) N.ederl. jaarb. 1784. bl. 1826. en volg.  HUISBOEK. atf3 hy, het reglement bezwoeren hebbende, het,, zelve fteeds agtervolgd had: dog dat hy, tef„ fens by duuren eede gehouden zynde, om reg„ ten, en privilegiën voor te ftaan, en ziende, ,, dat de wettige regeeringsform door dat regle„ ment in onbruik geraakt was, en de regenten „ moeften aanzien , dat het reglement zelfs naar ,, willekeur mogt agtervolgd, of overtrecden wor- den, moest in bedenking geeven, om door eene ,, commisfie een plan tot herflel, en overziem'ng van ,, dat reglement te maaken, en hetzelve met toc,, ftemming des volks vast te ftellen" (s). Niemand zal zig bevreemden, dat men zulke voordellen haatelyk van de hand wees, dermaate, dat men *er zelfs niet eensopraadpleegen wilde, ja,laten wy geruft zeggen, durfde raadpleegen, op dat de kragt der waarheid niet misfehien meer ingang vond, dan men gaarne zag, en dat voorftel ten minften niet in ernftige overweeging kwam. Maar men zal zig met reeden veel meer bevreemden, dat de ftadh., na dat het ongenoegen der befte ftaatsleeden , en burgeryen, door deeze, en andere inbreuken op het reglement, reeds tot eenen hoogen top gereczen was, zig niet ontzag, om in 1785. tegen den letter van het reglement den post van ontfanger generaal aan F. R. Toewater, en dien van rentmeefter der gceftelyke goederen, beiden in het kwartier van Zutphen opengevallen, aan H. de Leeuw van Coolwyk op te draagen. Dit gaf aanleiding, dat, fchoon de meerderheid derGelderfche Staaten, fteeds gereed om alle zyne willekeurigheden te beademen, die aanftellingen al wederom goedkeurde ; echter dc heeren van der Capellen tot den Marsch, en Rysfelt daar tegen hunne proteften inleeverden op 17. maart 1785. De eerstgem. verklaarde daar by, ,, dat die ,, aanftellingen ftreeden tegen den letter, en eigen„ lyke meening van het regeeringsreglement, en ,, dat (i) Mem. v»n den heer Van den marsch, byl. ii. bl.2~9 -273. R 4  ad* VADERLANDSCH ,, dat voorbeeïden tegen eene vastgeftelde we* , en ftrydig met de waare conftitutie, en privile„ gien, v/el verre waren van wettige daaden te „ kunnen bewyzen;. te meer, daar men, enkel uit 3, vleiery, en ongeoorloofde toegeevendheid, ge„ doogd had, dat voorige ftadhouders, ongeftoord, naar eige willekeur, met de conftitutie, en voor„ regten leefden; dat hy met meer leeden te ver„ geefs ingeroepen had de befluiten van 1590., en „, 1651. omtrent het oprnaaken van het befluit op „ den landdag by eenpaarigheid van ftemmen over 3, zaaken yan privilegiën; dat hy dat befluit hield „ voor nietig, en van onwaarde, en dat, zo lang 3, deeze onwettige, en voor het kwartier hoonende, en nadeehge handelwyze niet, naar order 3, der conftitutie , en overeenkomftig de privile3, gien , zoude herfteld zyn, hy de banden van 3, het regeeringsreglement, door deeze verregaan3, de inbreuk, en afwyking van de; tot h eed en in 3, gebruik zynde, order, zoude aanzien als losge3i rukt, en buiten effeSt gebragt; nademaal, zoude 3, hetzelve ten rigtfnoer ftrekken, als dan geen be3, fluit, daar meede ftrydig, mogt, of konde ge» a, noomen worden, en'dat hy, desniettegenftaan„ de de aangetoogen onbevoegde aanftellingen a, door den ftadh., tegen regt, en privilegiën, tot ■f, verguizing van het reglement zelfs, door zodas, nig een befluit hebbende zien ..verfterken, door ^, deeze geweldige handelwyze voorn., reglement befchouwi 3, de, als verbrooken, en geene verbindende kragt meerit hebbende; latende intusfehen de gevolgen deezer a, zaak ter verantwoording dier leeden van het „ kwartier, die dit werk met zulk eene ongeoor3, loofde drift, en heevigheid hadden durven a, doordringen" (t). Op 11. november 1785. deed hy, te gelyk met de heeren van Nyvenheim van Wiel^ en G. W' van Zuyhn vanNyevelt, een gelykfooriig voor=* ft) Nederl. jaarb. 17R5. bl. 373. en volg. Mem. van den keer van. den marsch fofc 38. en byl, zi. bl. 2?5-en invloed, en van dat van zyn geflagt, een befluit daar toe te Arnhem, dog hetzelve werd na zyn vertrek, voor het houden van den landdag, reeds weder ingetrokken, en had dus geen gevolg. Of dit met, of tegen zynen zin , en met, of zonder zyn voorweoten gefchied zy, 'is niet bewysbaar, nnar wel zeer waarfchynjyk, dat zulks niet gefchied zoude zyn, zo hy, een man van die kundigheden, de voor. zorg gebruikt had, 0111 tot den afloop van die zaak zyn vertrek van daar uit te ftellen, en dat dit voorftel, zo het door hem zeiven ten landsdag? gedaan , en crnitigaangedrongen was.byna ongcnwy.Told eenen gunftiger' keer genoomen zoude hebben. Met dat alles heeft deeze trek, •ïiot; ftaatkundig hy dan ook van de zyde van dien heer* R 5 é\ ,, ringsreglement van 1750. zoude gedaan worden, „ hem deeden vleien, dat eens het gelukkig tyddip naderde tot eene hoognoodige verbetering met eensgezinde poogingen van den ongeiukki„ geo toeftand van dat gewest: dog dat de gewoone tyd der befoignes, haast ten einde geloopen, ,>, en de gevaarlyke gevolgen, uit een langer uitj, fte! te voorzien, hem bekommerd deeden zyn *, omtrent de echtheid dier gerugten: dat hy, meer 3 en meer getroffen over de ontradende gefield,„ heid van zaaken van dat gewest, over de toe«., necmende verwyderingen tusfchen regenten*, en ingezeetenen, over de meenigyuldige blyken van ontevreedenheid, en morringen omtrent een be„ ftiër van zaaken, het welk toegefchreeven wierd , enkel, en alleen voort te vloejen uit, en te lleuM nen op een voorfchrift van regeering, ftrydig * met de regten, en voorregten van een vry volk, en ontegcnfpreekelyk onwettig ingevoerd ; het van zynen onvermydelyken pligt geveekend had, !, om voor het eindigen der byeenkomst H. E, a Mor', uogmaals te verzoeken , tn op het na" drukkclykfte te fmeekc-n , van tog eens te wil5 len begrypen, dat alle rampen, waar meede d; t *, gewest te wor{telen had, de verdeeldheden, die de banden van het bondgenoctfeiap losrukten, * met één woord, de laagheid, en \ erneederende * toeftand, waar in het Gemeenebest zig bevond , voor htt grootfte gedeelte hunnen oorfprong J, hadden in de gebreeken, in al het ir.conftitutio" neele, waar aan het, thans ftandgrypend, rcgle" ment van 1750. laboreerde: waar tegen hy gee' ne andere middelen van herftel wist uit te den" ken, als dat by H. E. Mog. geduuiende deeze » ver- everlegd fcheen te zyn, hem,' ort rade omkeering in 1787-> zyn gszistfehap te Parys gekost, en hy heeft na dien tyd door. een fteèds wyftclcnd gedrag by geene der beide partyen ceüig aanzien behoi.de.i.  HUISBOEK. 26> vergadering eene commisfie benoemd wierd tot „ herziening van dat reglement, en tot onderzoek, „ in hoe verre hetzelve van de waare conftitutie „ deezer provintie was afgeweeken, en op welk „ eene wyze dezelve zoude behooren te worden ,, hcrlteld tot eene weezenlyke bevordering van „ de, zo ongelukkig geftoorde, eendragt tusfchen „ régenten, en ingezeetenen, tusfchen provintien, „ en provintien." Het was niet alleen de heer van der Capellen tot den Marsch, die dit voorftel deed. maar 'er voegden zig by uit het kwartier yan Zutphen de heer van der Capellen tot den Boedelhof, van liouwenoort tot Ulenpas, uit de ridderfchap i en Verjlege, de Roode van Heekeren, en van der Capellen tot Rysjelt uit de fteeden; uit het kwartier yan Nymegen C. J. van Nyvenheim, de graaf van Lynden, van Tengnagel van Bronkhorst, M. van Bronkhorst, van Randwyk, van Nyvenheim van Wiel, van Nyvenheim tot D«rth, en van Lynden tot Oldenaller tumor; uit het kwartier van Peluwe, van Lynden tot Oldenaller , J. H. van Zuylen van Nyevelt, en C. J. van Eek; terwyl de fteeden Arnhem, en Harder wyk dat voorftel overnamen , en in laatstgem. ftad eerlang van weége de burgery by de regeering erriftig op dat ftuk aangehouden werd fv) Toe zo lang toe was het geduld der weldenkende ftaatsleeden gerekt, om tegen dat haatelyk reglement een zo algemeen voorftel te doen, en het was de chu d van den ftadh. alleen, dat hv door het herhaald verbreeken van hetzelve daar toe de eerfte , en noodzaakelyke aanleiding t>af. Dog hetze, ve werd, desniettegenftaande, door de meerderheid in elk kwartier 0f afgeflagen, of zelfs niet m omvraag gebragt (w). Indien iemand, na zulke verbaazendeteeketienvan ongevoeligheid byde meerderheid voor zulke voordellen, in twyffel konde ftaaa f» Nederl. jaarb. 17^5. bl. 1417. f» Nederl. jaarb. im. hL „«0-1384. Mm. van dsïi het VAK DUS MARSCH, ty. 34. bl. 362-365.  S68 VADERLANDSCH ftaan over derzelver waare beweegreeden, de heer van dmMarseh zal 'er ons eene voornaame aanwyzen, wanneer hv zegd, „ dac men zig genoegzaam konde ontdaan' van de pligtfchuldige onderhouding der 33 wette» van regcering, wanneer de lchending van 33 dezelve aan de andere zyde ongeftraft gefchied3' de"Cx) 'Er kan eevenwel geen meer fpreekend bewvs Wee ven worden, dat de ftadh.zig omtrent die provintiaale ampten een regt aanmaangde, dat hem niet toekwam, dan dat hy, na de omkeering, de befchikking over verfcheide ampten in Gelderland, die zvne voorzaaten zig by het reglement niet hadden voorbehouden, aan de kwartieren gelaten heeft. Dog dit deed hy al weder op eenen voet, als of hv dezelven daar door eene gunst bewees, waar van de aanftellingen der ontfangen>yan Haarsliolte, en van Kek in het kwartier van Veluwe duidelyke voorbeelden zyn. . In Utrecht had hy „ de begeeving uit eene nominatie van drie perloonen van den prefident, de raaden, procureur - generaal, en griffier van het hof, de begeeving van alle proostdyen, en " i-anonifven, die in de zes ftaatenmaanden open" vielen volkoomen befchikking over de mkom" ften der vikaryen; en de andere dekanyen, en " kanonifven mogten zonder zyne bewilliging met " ^vreemd worden" (y). Hier uit blykt, dat hy de befehikking had over de aanzienlykfte, en voordeehgfte poften in de vyf kapittelen, waar uit de kerkelvke ftaat van het Sticht eertyds beftaan had, die na de hervorming in ftand gebleeven waren, ei waar uit de geëligeerden den rang van het eerfte lid ter Staatsvergadering behouden hadden Dit, ïevoeVd by de keuze, die hy uit alle de leeden der kapittelen had, om hun in het eerfte lid te DlaatS, maakte hem geheel meefter van dat lid, Eet welk bevoorens oP%ene meer vrye wyz^ter fri Mem. van den heer van den marsch, M. 37-«i velg. {*] j waa^n. vad. hifi. H- deel, bl. 3a8- tn volg.  HUISBOEK. aóp Staatsvergadering gezonden was. Hoe hy onder anderen met de geeftelyke goederen omfprong» hebben wy te vooren gemeld (z). Diezelfde oorzaak, waar uit de bezwaaren der ingezeetenen omtrent de regeeringsform vloeiden, gaf dan ook aanleiding, om deeze zyne magt omtrent die ampten te bepaalen. In Overysfel had hy „ de begeeving zonder no„ minatie van de drostampten , landrentmeefterfchappen, ontfar.gerfchappen, fchoutfehappen, en die van den griffier der Staaten uit eene nominatie" (a). Het geen wy zo eeven omtrent de waakzaamheid der ourgeryen van het Sticht op die begeeving der voornaame provintiaale ampten gezegd hebben, geld ook hoofdzaakelyk omtrent dezelven in Overysfel, te meer, om dat de droften aFdaar, eeven als in Gelderland, de beftierers der landdagen zyn. Wy moeten, eer wy van dit foort van ampten afftappen , nog kortelyk den aandagt veftigen op hes gevaarlyke dier middelen,die het onbefuist- geweld: van eenen drieften hoop plunderaars in de oproerige jaaren 1672., en 1747.j of de ongeoorloofde toegeevendheid der regenten na dien tyd, in handen van den ftadh. gefteld had, als waar onder geenszins het minfte was de invloed, hem op de hooge kollegien van juftitie, en de aanftelling der drosten, baljuwen, en andere hoofdofficieren gegeeven. . Niet flechts was hy van alle die hoven van juftitie het hoofd, zo dat zyne naam, en tirels by alle mandamenten, publikatien, en andere ftukken booven san pronkten ; maar hy wist zig van die allen, door de verkiezing van derzelver leeden, cn rninifters in de eene provintie vroeger, in de andere laater, meefterlyk te bedienen tot het aanftooken, of ten minften tot het ftraffeloos toelaten van oproeren, en tot vervolging der eerlykftc patri©* f z) II. Deel, bl. 324. («) J. waacen. vad. hifi. 14. deel, bl. 26&  VADERLANDSCH patriotten. In Gelderland was dat hof, nefFens zyne twee vervolgzieke, en geldgierige momboirs, Schrasfert, en van Hasfelt, van het begin der on* luiten af, zo volftrekt aan hem verkogt, en een zo geweldig werktuig in zyne, en der Staaten hand ter bevordering van allerleie overheerfching , en onregt, dat men naauwlyks eenen wederregtelyken flap der Staaten van dat gewest, welken wy aangeroerd hebben, zoude kunnen noemen, waar in dat hof geen aanmerkelyk deel had. Ën in dit gewest was 's hofs gezag des te gedugter, om dac het van alle de provintiaale hoven het eenigfte is, het welk, by afweezigheid der Staaten, op eene politieke wyze de voórkoomende zaaken kan afdoen, (het geen in andere geweften na de afzweering van Philips door G. R., of gedeputeerde flaaten gefchied,) en alzo natuurlykerwyze meerderen invloed had, ook dan, wen de Staaten verga* derd waren. Schoon het hof van Holland zig, in de eerfte jaaren der oneenigheden, veel gefchikter, en meer overeenkomftig met de begeerte der Staaten van Holland tot handhaaying van derzelver wettig gezag, en bewaaring van rust, en veiligheid, gedroeg; hadden echter de herhaalde ongenoegens, <^n klagtén der Staaten over de moedwillige werkeloosheid van den fiskaal 't'Hoen omtrent het onderzoeken, en weeren van oproerigheden, de opgevolgde aanftelling van den heer Luyken tot advokaat fiskaal , het aanbeveelen van de handhaaving der openbaare rust in 'sHage, en op het platte land van Holland aan G. R., de te regt (telling van Mourant voor dat laatstgem. kollegie , en de befcherming van het Haagfche exergitiegenootfehap tegen de onderdrukkingen van het hof; de meerderheid van dat kollegie zodanig vooringenoomen* dat hetzelve de openbaare rust veel meer deed wankelen door geduurige vertoogen over deszelfs regten,'dan het de goede order, bevorderde, en beveiligde door zyne eige meedewerking. WeU ke behoorlyke onzydigheid konde men verwag- tea  HUISBOEK. 27i icn van lieden, die zig door des Souverains wvze , en noodzaakelyke maatreegeitn van de o' Jcreukbaare betragting van hunnen pligt lieten aftrekken ? Of- wat konde men van heden verwanten, waar onder zig een van Minningen hevoud, wiens losbandig leeven , en onbetaalde fchulden hem aan cpenlyke affronten bloccfte'den, ia die ziV met ontzag , om met de hoofden der oproerrnasJfcers te heulen? Voor het overige hadden des ftadhouders verkeerde inzigten met de verkiezing der tóeden tot de beide geregtshoven van Holland, die feedert de ftaatsgefchillen zo zeer aangewakkerd waren, gepaard met zynen invloed op het maaken der nommatien, met alleen in het hof doen phatfen eenen Reigersman, zoon van zynen thefauiier, die dus de uitgaave had der omkooppenningen, maar ook m den hoogen raad eenen Richon, S eenige verdienfte was de zoon van den bekenden kot. lerdamjthen burgermeefter te zyn , en zo veele andere geheel ongefchikte voorwerpen , dermaate . dat dit laatfte geregtshof, het welk nog altyd den roem behouden had van doorgaans uit doorLeede regtsgeleerden, en uit mannen van een deftig charakcer te beftaan,. zo vóór, als inzonderheid na de omkeering, door de aanftelling van eenen Fremaux, zwaager des berugten van Cjïiers , van eenen van aerLoef, en anderen, den naam van het hoos He ge* ^ £gC el l3r0D^aard,> g^orden. Het Haagfrh gemeen nam, feedert die veranderde denkwvzvan het hof;, voet op deszelfs oogluiking en de openbaare rust konde feedert dien tyd, met afh mogelyke waakzaamheid van G. R., ter naauwernood onder het oog van den Souverain gehandhaafd worrt êelS wy tevciês door verfcheide ftaaten getoond hebben. H<* was by de meefte hooge vierfchaaren ten platten lande in Holland niet beter gefteldI, ais zynde derzelver hoofdofficieren alleen door den ftadh. aangefteld; dog geen een gedroeg zig 2 daneHPieSreege onberchaamder, en fpoorioozer, dan de baljuw van Tets, en mannen van den ho' en hooge vierfchaar van Zuidhollandy aange- bla:-.  472 VADERLANDSCH blaazen door hunnen, eertyds in fchyn zó vader* ïandlievenden, fecretaris, J. J. Perduin, thans Op zyne wyze den dienst als penfionaris van Dordrecht waarneemende, en dus voor zo ver den onwaardi* ten opvolger van den voortreffelyken de Gyzelaar. len kan 'er een aanmerkelyk bewys van vinden iri des eerstgem. gedrag omtrent een oproer, door eenige ingezeetenen van Alblas op 27. december 1786. te Alblasferdam geftookt, waar van de oorzaak niet gezogt werd, gelyk behoord had, in het zingen van oranjeliedjes, nog in het fchreeuwen, Haan, en ihyden met rnesfen naar de ftille ingezeetenen , jnaar in het roeren van de alarmtrom door den tamboer van het genootfchap; met dat gevolg, dat deeze ongelukkige, kwanswys door eenen brief ontbooden om voor die vierfchaar te compareeren, daadelyk in gyzeling gezet werd, en dat de commandant van dat genootfchap datzelfde lot ter naauwer nood ontging. Niet alleen elk regrsgeleerde, maar zelfs elk, die zyn gezond verftand heeft, moet op het leezen van het geen daar over voorviel, verbaasd ftaan over de lompe verdraajing, en onbefchaamdheid, waar van baljuw, en mannen zig by de Staaten, en G. R. omtrent dat voorval bedienden. Wy zeggen 'er alleen van, het geen het geregt van Alblasferdam aan G. R. desweege te kennen gaf, „ dat de handelingen, en gedraagingen van den baljuw, en mannen van Zuidholland, in deezen gehouden , zo zy haaren onbepaal„ den, en vryen loop behouden hadden, en niet ., door hoogere magt daar in voorzien werd, ge„ fchikt waren, en zouden kunnen uitloopen, om „ de oproerige getflen te ftyren, en aan te moedigen, ,, en om de goede, en welmeenende ingezeetenen , die de 5, rust, en goede order zogten te handhaaven, te onderdrukken, en moedeloos te maaken; dat men, door „ den tamboer, Jakob van Gelder, gevangen te „ zetten, en zo lang in hegtenis te houden, daar „ van niet alleen eene duidelyke proef gegeeven, ,, maar ook, door zulks te doen buiten verzoek, ., en zonder klagten van fchout, engeregte, eene ^ .notoire  ;H U I S B O :E ' K. £73 i, notoire inbreuk op hunlieder magiftraatelvkgezait „ gemaakt had" (b). Diezelfde baljuw ■van Tets werd m juin 1787. door gecommitteerde raaden gelast, om by zeekeren oproerigen Bumik, eertyds fchout van de-Nieuwpoort by Schoonhoven, en toert eenen jeverigen patriot, dog feedert door een ongebonden leeven van daar verhuist, en zi"- naderhand ophoudende te Streefkerk, aldaar te onderzoeken naar ongeoorloofde geweeren ter waapening der muitzieke boeren. Hy vergenoegde zig met op 29. ju. ni die geweeren, en kleine flukjes gefchut, welken hy in vry aaumerkelyken getale ten huize van dien kaerel vond, aldaar te laten op deszelfs enkeleden onwaarfchynlyke verklaaring, „dat hy die ,j alléén bewaarde tot zyne eige verdeediging, in „ geval hy oproerig werd aangevallen." Hy doorzogt met eens eene fchuur, naast de deur (taande* waar.in een vry aanzienlyker getal geweeren, en andere amunitie geborgen was. Hy verlaagde zig rog daarenbooven, om, na dat onderzoek, de aan? bieding van eenigen morgendrank aan het huis vatt dien onverlaat aan te neemen, en, onder het gebruik daar van, de tyding te blvven inwagten van den toeftand te Schoonhoven, werwaards Bunnik hem berigtte, dat hy den moolenaar van het dorp afge* zonden had, alzo de graavin van Nasfau des avonds te vooren in sHage moest aangekoomen, en, als een gevolg daar van, Schoonhoven, en deszelfs om* trek in oproer zyn (c). In Friesland hield het hof wel lang de zvdë der Staaten tegen den ftadh., dog veranderde ook van maatreegelen, zo dra der Staaten meerderheid omviel. Dan, hoe zeer dat hof met deszelfs wreed* aardi- (WZie, alle de mikken, tot dit merkwaardig voorval !£,e £y4- rf f'vanJluhL by A-de c,m!m £ CO Dit diend tot nadere bevestiging van het fceeïi wV HLDEÈL, ' g  274 VADERLANDSCH aardigen fiskaal Wiegen booven alle anderen in. geftrengheid, en vervolgzugt tegen hun, die de zyde der ftaacsleeden van Franeker gekoozen hadden , na de omkeering uitgemunt heeft; moet men hetzelve eevenwel den lof niet weigeren, dat hec alle oproerigheden , de geheele provintie door, voorgekoomen is; ten ware men zulks grootendeels aan de rustlievende gezindheid der ingezeetenen over het algemeen moest toefchryven. In Utrecht beieverde het hof, voornaamelyk geleid door den fchynheiligen van Alphen, zig meestal m het vervolgen der geener , die de fterkfte tegenftanders van het regeeringsreglement waren, envoerde dit ontwerp na de omkeering ten heevig.ften uit, terwyl het zig nergens aan oproerigheden bekreunde. In Overysfel was 'er geen zodanig hof van juftitie, en konde du-s daar des ftadhouders invloed op de juftitie niet werken, ten zy alleen op die, welke door de droften geoeffend werd, fchoon men na de revolatie ook daar den weg wist, om fiskaalen tot die vervolgingen aan te ftellen. Maar des te ieveriger kweeten zig de luitenant , en hoofdmannen van de Groninger jufticiekamer, om de belangen van den ftadh., als het hoofd derzelver, met de grootfte drift voor te ftaan, zelfs door zig te mengen in zaaken van politie , welker beheering aan hun by de inftruktie volftrekt ontzegd was. Appingadam was het. hoofdtooneel, waar op deeze rol, van maart 1787. tot aan de omkeering toe, gefpeeld werd, en het eenvouwdig befluit van de meerderheid der regeering, om aan den ftadh. niet meer te zenden de keuze der nieuwe regenten, was 'er het voorwend-. zei van. Te lang zoude het vallen, om alle de byzonderheden op te geeven van den aandrang, waar meede zy zig ddiïr met zaaken buiten hun beftek beezig hielden , zelfs niettegenftaande het befluit van den raad der ftad Groningen, als grondheer dier plaats. Wy zeggen daarom maar kortelyk, dac eene commisfie, derwaards afgezonden, en de verrigtingen derzelver vooral omtrent een naauwkeu- JJg.  HUISBOEK. a?5 rig onderzoek naar de fcherpe patröonen, t-n dé aanbeveeung aan de orBcierén van het vaderlandse» genootlchap , om daar van géén gebruik te maaken, de aanzegging, van daar voor verantwoordeiyk te zyn, en het verbod der juftitickamer aan de genootfehappen der Ommelanden; dat de eene niet tot hulp der anderen zouue mogen trekken over anderer grondgebied; zo veele vonden waren, uitgedagt, om den bproerigen hoop te si win gadam, en elders m de Ommelanden ten fterkften' aan te moedigen tot onrust, en plundering; waar van de eerfte nog voor de omkeering de treurige ondervinding had, en verfcheide dórpen der Ommelanden yan tyd tot tyd het gröotfte gevaar liepen, en na dezelve deerlyk geplunderd werden. Of dit nog Riet genoeg was , werden de haatelykfte vervolgingen, zelfs vóór derevolutie, niet'gefpaard omtrent de meerderheid der regeering van Appingada*\ d!e. geweigerd had, om aan de onbevoegde aanlchryving omtrent de regeeringsbeftelling, door de juititiekamer gedaan, te voldoen, en deeze vervolgingen werden na de revolutie ten fchandelykften voltooid. Twee perfoonen, die in de kerk te Zandeweer, en Oofiernieiand den openbaaren godsdienst geftoord hadden door het draagen van geele bloemen ter befbotting van der Staaten publikatien, werden fcwanswys in hegtenis gebragt, dog de gevangenis alleen hun tot ftraf toegereekend* Daar tegen werd de predikant van Zandeweer, Dekens, „ om dat hy onder den voorzang van zyne >, plaats opgeftaah was * aan de jongens de Jeele „ bloemenafgenoomen,enkwanswysdaaden büdree. „ ven had, waar toe hv amptshalve niet bevoegd i, was, en geleegenheid gegeeven had tot meer* „ dere onrust;" en die van Oofiernieiand, fansfo* mus, „ om dat hy eene openbaare dankzegging óo „ oen preedikftoel na net voorgevallene bvVtmltt » op p. ma, 1787. gedaan, zig naar Zandeweer be* ü geeven had , om tegen gevreesde oproerighei, den ce hulp van het genootfchap aldaar te ver» » zeeken, en van daar |ewaapende manfehappen  &?6 VADERLANDSCH „ op Oofternieland gebragt, en gehouden had;" beiden in perfoon gedagvaard, en de eerfte in de koften van het proges, en de laatfte in de hreul.e van 40. daalders, en de koften veroordeeld. Ja zelfs konde een eenvouwdig request, over den uitvoer van hooi aan de Scaacen geprefenteerd, eenige der onderteekenaars niet bevryden van eene geldboete, en de heer J. Fruytier werd , als fteller van hetzelve, fchoon hy zelfs lid was van de vergadering der Ommelanden, en gecommitteerd ten ïmdsdage, veroordeeld, om openlyk aan de crimi. neele rolle dat request met eige handen te verfchetr ren, voorts onwaardig verklaard, om als lid van Staats - en Ommelander vergaderingen te continueeren, en iöhabiefj. om immer daar toe weder toegelaten te worden, en dat wel, ,, om dat hy een ,, ander request, waar tegen het zyne dienen moest, ,, kwaalyk begreepen, de onkundige onder de teekenaars op eene verregaande wyze misleid, de ingezeetenen van vier karfpelen, zonder zweem „ van fchuld, van baatzugt by den Souverain be,, fchuldigd, en zeer nadeetige indrukken omtrent ,, een kwaalyk behandeld ftaatsbeftier in onruftige ,, tyden verfpreid'had." Zo veele, en,zo fchreeuwende onregtvaardigheden , waar van wy de verdere bvzonderheden niet kunnen opgeeven, dog die op zig zelven wel verdienden eens opzettelyk in het, waare licht gefteld te worden, gaven de gevoeg]ykfte aanleiding tot een uitmuntend adres van de gewaapende genootfehappen der Ommelanden, aan de Staaten op 30. auguftus 17IS7. ingeleeverd, waar meede zy zig regtvaardigden tegen zeeker befluit van de juftitiekamer van 10. juli bevoorens. Eenen enkelen trek, waar by het gedrag van die kamer leevendig, en naar waarheid word afgemaald, zullen wy daar uit overneemen , om dat hy in korte «voorden alles bevat, waar aan die kamer zig binnen het beloop van weinige maanden had fchuldig gemaakt. „ Wy befeffen op het leevendigfte,"' (zeggen de genootfehappen by dat adres,) ,, hoe rampzaalig het met een volk gefteld zoude zyn r is»-  HUISBOEK. m „ indien zy, die amptshalve de geregtigheid moe„ ten handhaaven, hun ampt zelfs dus ftraffelooS ,, zouden kunnen misbruiken, om de pngeregti».,, heid in de hand te werken , en het gemeene ,, welzyn, teffens met eed, pligt, en godsdienst, „ aan hunne byzondere, en onbetaamelyke oog. „ merken op te offeren; ja om, als lieden van de „ kunst, zodanige eenzydige rigting, zwaai, en ,, v euze zelfs aan. hunne fchvnbaare regtshandeün,, gen, informacien, en pró^eduures 'te geeven, „ als zy tot hun oogmerk dienftigsc vinden, ja, onder den fchyn van verantwoordelyke waak,, zaamheid, en iever, de overtreeding te bevei-> hgen, en dus aan te moedigen, en de p%tïie„ vendfte , en getrouwde ingezeetenen tot het„ zelfde einde , door loofelyk uitgedagte vonden, ,, haatelyke, willekeurige dagvaardingen, onrce„ de yke vervolgingen, en wat des meer is, fchan„ delyk te benaauwen, en te drukken" (d) Waren de gedraagingen der hoven van juftitie, en hunne procureurs-generaal dusdanig, geen wonder, dat de meefte ondergefchikte regtskollei en de Ommelanden door de juftitiekamer apleegd, :^'.v;;den worden.  s?3 VADERLANDSCH kragtdaadig gehandhaafd hadden, de muitzuge alorrj fppedig m haare eerfte beginzelen gefluit, en hec. niet noodig zoude geweest zyn, om de rust, ea goede order, als het ware, meer door herhaalde pub.likatien, dan door enkele voorheelden eener gepafte eeftrengheid, te doen eerbiedigen. Dan de ftadh. had van zyne voorbaten maar al te wel afgezien, de kunstgreep^ om Je raderen der juftitie te verlammen, als de befluiten van den Souverain hem tegen 'le borst waren, en hy het gepeupel noodig had , om deszelfs raadplegingen te belemmeren. Zy hadden deeze kunstgreep van den ontmenschten FlnUus II., en zynen nog wreedaardigeren landvoogd Aiba geleerd, welker bedoeling het, volgens de gegronde aanmerking van den onft. r' j. ken de Groot, was, ,, om de dwingelandy voornaamelyk te onderfchraagen door zig meefter te maaken van de regtspleegingen." (e). Van daar, dat zy zig °P a,,e de hoven van ]ufti"e, op de regtbanken , op de prokureurs - generaal, en op de verdere droften, baljuwen , en hoofdofficieren zulk eenen invloed hebben weeten te verzorgen , dat zv zig daar van of de reegelregte aanftelling, of de keuze uit een drietal , en de aaubeveelingen tot dat drietal, hebben doen geeven. En, gelukten dan non door deezen invloed hunne bedoelingen niet altvd in de byzondere voorvallen, ras hadden zv het middel van pardon, of abolitie by de handa om der regtereu, en officieren iever, en getrouwheid aan de wetten met ééne pennetrek in rook te. doen verdwynen , de hoop der vreedzaame ingezeetenen op eene toekoornende veiligheid door uitoèffening van het regt, te veriedelen, en de bandeloosheid, enden tuimelgeest van oproer, en plunderziekte tot nieuwe misdaaden aan te moedigen» Dit brcn."d ons tot de behandeling der Generah«eitswuptefl. Om deezen zynea invloed op de ju- ftitie (e) Annal. lib. z. Id maximum patentim prvfidnm judici?  HUISBOEK. 279 ftitïe tot de Generaliteitslanden toe, die, als wingeweften behandeld, geen deel hadden in het ftaatsbcftier, vol te houden, moeiten 'er ook daar, tegen alle voorbehouden regten aan , minifters van de juftitie van des ftadhouders aanhang aangefteld worden. Immers men ontzag zig niet, om in 1785., by geleegenheid der opengevallen plaats van fiskaal van den raad van Braband, en landen van Overman.ze, by meerderheid van vyfgeweften, Gelderland, Zeeland, Utrecht, Overysfel, en Groningen, tegen de allerfterklte verklaaring van Holland, en Friesland aan, een nieuw bewys te geeven, hoe veel 'er hem aan geleegen lag, om meefter tc zvn van de belangrykfte poften der juftitie, en om, met verbreeking van de ontegenl'preekelykfte voorregten van een zo aanzienlyk gedeelte der Generaliteitslanden, als Staatsbraband, en van eene zo vermogende ftad, als 's Hartogenbosch, den kundigen advokaat Donker Curtius voorby te gaan , en daar toe aan te ftellen den advokaat Witte Vulling, die den eerwaardigen naam van Oldenbamevelt zo oneindig veel oneer aandeed door het aanneemen van deezen post, en zyne voorige, en opgevolgde verrigtingen, als die onfterfelyke vader des vaderlands verdiend had, om door zyne allerlaatfte nakoomelingfchap nog vereerd te worden , waar in deeze zyne nazaat anderszins roemryk had kunnen deelen. Dan hy verkoos liever zig in te dringen, en ftaande te houden in een voordcelig ampt, fiet welk hy niet mogt bekleeden , om dat hy geen gebooren Brabander was, en in welks waarneeming hy nogthans verpligt was, eedshalve, ook de voorregten van dat landfchap te helpen handhaaven, dan, door eene eedelmoedige weigering daar van, zynen geftagtnaam onbefmet tot zyne kinderen over te brengen. Te vergeefs keurden de Staaten van Holland, en Friesland het gedrag hunner gedeputeerden ter Generaliteit goed: te vergeefs verzettedenzyzig verder tegen die aanftelling: te vergeefs gerbooden de Staaten van Holland hunnen ontfanver generaal, om het amptgcld van den heer Witte S 4 Tuli  llfa V A D: E1LA N D S* Öfi ■Tulting. aara te noemen. Dc ftadh. ïtfeefcyséu aan<*•••• hield--ook hieromtrent zynen onbe'hooi-lyken invloed op' de genera'iteitsampten vol (ƒ). Omtrent dc overige voor naam e ampten ter Generaliteit merken wy aan", s dat dezelven beftaan in alle de igezaótfc&aöpfcfl -ar", vreemde ■ hoven , in de ar.-r,-Cf--n vaïi gnQïor', en agent van H. H. Mog., thf4Vti^er:"ger.e^^s ■ onw'anger generaal van de Tiei s- fer-reiaris vaf> -den raad van Staate, fiskaal van de-Getierd! rek,- fëcretërïf vaii dé generaliteitsreekenkamc , flska;u\ ifecretarisfén, en eq-uipagiemee•■- ■.-;.-! de vyf admiraliteiten, hoofdfehouten van M'..!jiru!:!;, en 'sdi-vt^cHbosch. Hulst, en Huljlercmbagt, van de Vierikwartierfchouteü der Meiery, van den rentmeefter der domainen van Staatsbraband, van den prefident, raaden,-fiskaal, en griffier van den raad van Staatsbraband, en. Staatsvlaanderen, van de ontfangers van alle de middelen doorde'geheele Generaliteit , en van alle de mindere ampten , en bedieningen , daar van afhangende, welke laatften op zig zeiven zeer aanzienlyk zyn. Wy merken verder op, dat, hoe zeer de meefte yan die ampten, door reegelregte aanftelling van eenen perfoon door H. H. Mog., of uit daar toe overgeleeverde nominatien van fommige kollegien, niet rcegelregt van den ftadh. afhingen; dezelven nogthans alle naar zyne begeerte begeeven werden, om dat hy meefter was van de leeden, die tot die kollegien door hem zelfs, of door zynen invloed gecommitteerd werden, gelyk de ondervinding dit maar al té zeer beveiligd heeft. Wy merken eindelyk.op, dat het enkel agterblyven van een deftig befluit by H. H. Mog;, om aanhem de aanbèvceiing tot alle die ampten* cn bedienin. gen' op te draagen, ons verpligrhééft, om zynen invloed op die -ampten niet onder de;- zo aanftonds yolgende, zesde afdeeling te plaatfen, maar dat m :/'.'"' ' v -' - ' d* (J)7As het voorgevallene desweege fn de Nederl. jaarb. 4785. "bl 1659. en volg. en 1786. bl. 31. «/: volg.  HUISBOEK. 281 de daad dezelfde magt door hem daar over werd uitgeoeffcnd , als welke' hy door de aanbeveelingea verkreeg, of welke hem, door het opdraagen der ampten by gecommitteerde raaden van Zuidholland, gegeeven was. En het was juist om deeze reeden, dat de Staaten van verfcheide geweften, geduurende den loop der oneenigheden, ter Generaliteit befluiten inbragten, volgens welken hunne gedeputeerden by H. H. Mog. gelast werden, omniet te helpen befchikken-over de ampten, en bedieningen, ter begeeving van IL:H.Mog. ilaande, dan na dac zy alvoorens daar toe door hunne principaalen gelast zouden zyn nopens de perfoonen, die zy voor hunne provjntie ftemmeu moeiten (g). Dog dit befluit werd althans in Overysfel terftond na de revolutie op 23. october 1787. weder vernietigd (/;). Ondertusfchen had de ftadh.; door deezen algemeenen invloed op de generaliteicsampten - niet Hechts eene onwederftaanbaare magt op het geheel beftier van het bondgenootlchap, maar ook op de hoogstwigtige betrekkingen van het Gemeenebest op buitenlandfche hoven, daar hy de afgezanten aan dezelven, hoe zeer altyd voorgefteld aan H. H. Mog. door dat gewest, tot welkers_ becaaling zodanig afgezant ftond, echter door die geweften naar zyn goedvinden deed voornaam Van hoe veel invloeds dit op het welzyn van den Staat zyn konde, vooral omtrent die Moogenheden, die meerdere betrekking op de inwendige regeering der Republiek hadden uic hoofde van haare Staats - of familiebelangen, behoeven Wy niemand te betoogen, maar moeten ftechts met een woord opmerken, dat maar weinige, alzo benoemde , gezanten zo veel eerlvkheid , en moed zouden hebben , om voor een gezantfehap te bedanken , waar in zy voorzagen vau geen nut aan hun vaderland te kunnen zyn, als wy, by eene aa- (g) Neder, jaarb. 1785. bl, 181. VÓ Verf vanjlukk. by J. A. de Chalm. 2. deel, bl. 134. S 5  282 V ADERLANDSC II andere geleegenheid, reeds gemeld hebben, dat de biaave heer D. van Lynden voor dat naar Weenen in 1782. deed. Wy gaan nu eindelyk over tot 6". De aanbeveélingen. In die provintien, waar in de begeeving van poften van regeering, van fteedeiyke, provintiaale , of generaliteitsampten <;oor onmiddelyke aanftelling geheel, of door het nomineeren van twee, of drie perfoonen gedeeltelyk, van de Staaten, hooge kollegien, of fteedeiyke regeeringen afhing, waren zy nog in ftaat, om of leeden naar hunne verkiezing aan te ftellen, of ten minftcn fommigen uit te fluiten. Dit had ook nog eenigszins plaats in de drie overheerde geweften, voor zo ver de Staaten daar'de aanftelling, of de nominatie tot eenige weinige ampten, en de fteede yke regeeringen het maaken van een dubbel getal tót, tusfchentyds opengevallen , regeeringspoften, en andere fteedeiyke ampten, of de gemeentslieden de aanftelling van regenten , en vervulling van hun eigen lighaam, uit den algemeenen ramp hunner oude' voorregten nog behouden hadden. De ftadh. vermogt ftechts de regenten i uit zulk een dubbel getal verkoozen , of door zyne goedkeuring van der gemeentslieden keuze aangefteld , in Gelderland by de drie - of eenjaarige verandering der regeering, en in Utrecht, en Overysfel by de jaarlykfche goed - of afkeuring van de gedaane keuze der gemeentslieden, veranderen. Hoe gering dan deeze magt der Staaten, hooge kollegien , of fteedeiyke regeerirgen ook was, zy was nogthans het eenig bolwerk tusfchen het vermogen van de provintiaale, of fteedeiyke regieringen, en den ftadh., het eenig eevenwigt, dat 'er, by zulk eene bedorven ftaatsgefteldheid, tusfchen de wetgeevende, en .uitvoerende Magt nog overfchoot. Dan ook hier tegen had des ftadhouders heerschzugt, en de veragte'vke laagheid van veele regenten, feedert de herftelling van het ftadhouderfchap order Willem IV. voorzien door het invoeren der aanbeveélingen van den ftadh. voor zodanige perfoonen, welken hy of aangefteld, of op de ncnii- 11a-  HUISBOEK. 283 natiën gezet wilde hebben. Ligtelyk kan men begrypen, dac in tyden van onrust, en geweld, waar i: liet een misdryf gereekend werd geen liefhebber van her. huis van Nas/au te zyn, en alle tegenfpraak van voordellen tot vergrooting van deszelfs gezag, of invloed, als een blyk van vyandfchap tegen dac huis, aangezien werd, terwyl elk laag vleier maar bédagt was, om nog iets tot deszelfs meerdere verheffing uit te denken, en alle vergaderingen vervuld waren met fnoode ftookebranden, of verlpieders, en aanbrengers; niets onbeproefd bleef, om zig, door laagheid, en vleiery, booven andeien te onderfcheiden. Van daar, dac hy het eerst waagde, om aan een, of ander lid dec regeering mondeling te zeggen, dat hem aangenaam zoude zyn, indien deeze, of die op denominatie gefteld werd; en dar hy by vervolg den prefidenc burgermeefter , of het kollegie van burgermeefteren, ja zelfs de vroedlchapsvergaderingen met brie-, ven tot_ hetzelfde einde laftig viel. Van daar, dat verfcheide kollegien hem , door commisfien , of brieven, met ronde woorden die aanbeveelingen; verzogten, of dat hy, daar zulks niet gefchiedde„ uit eige beweeging, of op aanblaazing van anderen , aan eenige leeden van aanzien zydelingfche» aanbeveelingen deed , die door de andere blindeli.-.g gevolgd werden. Dit kwaad was coc de vergadering der Staaten van Holland toe doorgedrongen, dermaate, dat, hoe zeer hem aldaar dac aanbod nooic gedaan was, hy 'er eevenwcl niec alleen in hec algemeen eene ondrrhandfche aanbeveeling ingevoerd had van lieden, welken hy op de nominatien wilde gefteld, of, voor zo ver de Staaten zelfs de aanftelling deeden, bevorderd wilde hebben , maar teffens zorg gedraagen had, dat 'er tot de aanzienlykfte, en voordeeligfte poften van drosten, baljuwen, dykgraaven, hoogheemraaden, en d.ergclyke ampren, vooral van Zuidholland, beffende op de nominatie gebragt werden drie leeden «it de ridderfchap, voor zo verre zulks niet ftreed tegen ftaacsbelluiten, die aug geldig gereekend wer-  1*4 VADERLANDSCH werr n. Langs d?ezen weg werden die poften, feedert de wederinvoering van het ftadhouderfchap, nooit meer aan leeden der regeering , van ouds daar toe veekyds aangefteld, begeeven. By hec maaken eener nominatie van drie perfoonen tot de openftaande ampten van baljuw, en dykgraaf van Woerden, en van drosc van Muiden, en baljuw van het Gooiland, werden door de ridderfchap in 1782. daar toe wederom leeden uit haare order, of uit anderen zogenaamden adel benoemd. Dog de meerderheid der fteedeiyke gedeputeerden vónd goed , om geen agt te ftaan op de heimelyk aanbevolen perloonen , maar andere leeden uit de regeering!te benoemen, waar uit hy dus genoodzaikc was de verkiezing te doen ; en feedert dien tyd verloor hy in die vergadering dien invloed geheel. De ftad Schoonhoven was de eerfte, die moeds genoeg had, om in 1783. te befluiten tot het affchaffen der aanbeveelingen voor de nominatien van burgermeefteren, fcheepenen, en vroedfchappen, en hem daar van door eene commisfie kennis te geeven. Men had aldaar reeds in 1767. met hem verfchil gekree^en, of de vervulling van tusfehentyds openvallende burgermeefters-, of fcheepenspl'aatfen door hem zonder nominatie gefchieden moet, dan of uit eene nominatie , door elekteuren gemaakt, Hechts eene keuze door hem geda.m moest worden. Dog de lafhartigheid van de meerderheid der elekteuren gaf hem dit gefchil toen gewonnen, fchoon de Staaten zelfs, by zvne minderjaarigh» id zyne zogenaamde regten als voogden uitoeffenende, m zulke gevallen de keuze uit nominatien gedaan . en daar in het voorbeeld gevolgd hadden, door Willem UI. gegeeven (i ). Eerlang volgde^/tmanr dat, thans gegeeven , voorbeeld van Schoonhoven> maar op eene, nog veel luifterryker, wyze, daar ze den geheelen onwettigen invloed van den ftadh. op de ftadsregeering, en het begeeven der com- mis- (0 Ntderl. jaark. 1783* bl. 477. 622.  HUISBOEK. z3$ misfien, op eenmaal, met wortel en tak uitroeide (*). Hardnekkiger hield in den Briel eene meerderheid van tien tegen eene minderheid van neegen leeden der regeering, een diergelyk misbruik ftaande, terwyl de vroedfehap A. M. Cleyn zyn gegeeven woord biak,op voorgeeven van zyns vaders raad (l). Schoon de minderheid op 27. november 1783. den ftadh. by eenen vriendelvken brief verzogt had , ,, dat hy het haar ten befte wilde >s duiden, dat zy verwagtte, dat hv met het doen van eenige aanbeveelingen tot denominatie, en j, keuze van eenige perfoonen tot leeden van de j, magiftraat, of bekleeding van openvallende vroedfchapsplaatfen, commisfien, ampten, en btdie. j, ningen, die ftad betreffende , zonde gelieven f p 3j te houden;" ftoorde hy zig daar aan in het geheel niet, maar hield dat inkruipzel met hand» en tand vast. Onderfteund door zulk eene meerderheid , en verteerd van hartzeer, dat hy door het blyven openftaan van ééne vroedfchapsplaats, en een mogelyk fterfgeval van eenen zyner andere afhangelingen, gevaar zonde loopen, om de meerderhtid te verliezen; bedankte hy eerstroor die reize voor de gevraagde aanbeveeling , ten einde de furejheance, door de Staaten daar omtrent bevolen, te doen opheffen; en tragtte naderhand door zydelingfche verfchooningen eene zaak te ploojen, waar aan hy geen verdeedigen zag. Hv fchreef tot dac einde op 25. maart 1784. aan de geheele vroedfehap van (k) ITT. Deel, bl. 100. en volg. (O Welk eenen trouwloozén rol deeze Cleyn in bez btloop deezer zaak gefpeeld heeft, en welke zyne waare geaardheid was, kan men zien in de centramemorie van elucü daue, door de minderheid, befhande in neegen braave vroedfchappen, gemaakt, ter verdediging van Kun gedrag teilen de memorie van elufidatie der meerderheid. Deeze bei de memorun worden gevonden in de Verf. van flukk by ? A. de Chalm. ai. deel, bl. 5—13.—33—72. en het geen A.M Cleyn betreft-, op bl. 64—68.  ü&6 VADERLANDSCH van den Briel, „ dat hy het vraagen zyner aanbe33 veelingen van vroedfchaps weege niet anders beJ3 fchouwde, dan als eene enkele civiliteit (beleefdheid), welke in geenen deele konde verkorten, of wegneemen het regt, aan ieder lid van de 3J vroedfehap toekoornende , om zyne vrye ftem 3, te geeven tot het doen der magiftraatsbeftelling, s> de benoeming der vroedfchappen, en de begeej, ving van verdere commisfien, ampten, en bedieningen, met eeven diezelfde vryheid, alsof j, aan hem geene aanbeveelingen waren gevraagd, j, en hy dus deeze civiliteit nimmer had aangezien, 33 of kunnen aanzien als eene reegelregte, en on33 bepaalde overdragt van eene willekeurige beftels, ling over alle de ampten, in die ftad openftaanj, de : dat hy die aanbeveelingen nimmer anders j, had gedaan, dan met een zuiver oogmerk, om j, eene, voor de ftad, en den Lande alleszins voor3, deelige communicatie met hem te beveiligen, j, en om de harmonie tusfchen alle de leeden van j, de vroedfehap der ftad te bewaaren: dat hy de j} befluiten, waar by hem die aanbeveelingen ge3, geeven waren, nimmer anders had befchouwd, j, dan als zo veele waare, en doorfteekende bly'-j ken van vertrouwen , en hoogagting , in, en 3t voor hem betoond : en dat, hoewel hy overj, tuigd was , dat zyne handelwyze in het doen der aanbeveélingen'geene de minfte, of gering'j, fte indragt, of nadeel aan de handveften, privilegien, en octroojen had toegebragt, hy echter, j, om alle duifterheden omtrent zyne begrippen ten dien opzigce weg te neemen , niet ondienflig j, geagt had, om by deezen te verklaaren, ,, ,, dat j, , de gem. vroedfchapsbelluiten de leeden vafl 33 3) de vroedfehap niet konden verkorten in hunr.e 3, vryheid van advies omtrent het doen der m^j3 j, giftraatsbeftelling, de benoeming der vroed3, j} fchappen, en de begeeving der ampten, comj, misfien , en beneficiën , en die leeden niet „ konden verpligten om gehoor te geeven aan, \, j, door hem gedaane, aanbeveélingen, en dat alzo ,, ,, een 33 3i 3, jy  HUISBOEK. a87 33 een ieder hunner bleef in zyn geheel , ea A j> volkocmen vry , om dienaangaande naar zyrj j, » befte geweeten te handelen."" Wat hy hier ook voorgaf, en hoe laaghartig de meerderheid der vroedfehap hier van ook gebruik maakte, om die haatelyke aanbeveelingen quafi onder zulk eene verklaaring hardnekkig ftaan de te houden; de moejelykheid, die hy over het opzeggen der aanbeveélingen elders getoond had, bewyst genoeg, dat die woorden zonder zin waren, daar het weigeren om aan eene gedaane aanbeveeling gehoor te geeven genoeg was, om zyne ongenaade onherftelbaar te verdienen, indien het hem ernst geweest was, omde regenten by hunne vryheid van advies te handhaavcn, had hy zig daar van, geheel en al, behooren te onthouden, vooral in dtn Briel, alwaar hv zag, tot welke verregaande verdeeldheden tusfchen regenten, en burgers die aanbeveelingen geleegenheid gegeeven hadden T waar van hy in hét hoofd van zynen brief toonde niet onkundig te zvn. Ondertusfchen beveiligd deeze zyne vleiende verfchoomng de waarheid van het'gezegde van Box. hom dat wy aan het hoofd van dit deel geplaatst hebben. De bloem der burgery, hier door niet te doeken zynde, had zig reeds te vooren vervoegd aan de vroedfehap met een bondig request, waar van de gronden duidelyk aantoonden de fchandelvke yermarloozing der regeering omtrent de aanmerkelykfte privilegiën, en by hetzelve verzogt, „ dat de regeering aan den ftadh. zoude te kennen geeven, dat die aanbeveélingen niet waren over 3, een te brengen met de bezwooren ftadsprivilegien 33 en hem verzoeken , zig in het vervolg geene M meerdere moeite te geeven omtrent de verande 3, ring der magiftraat, de begeeving van vroed33 fchapsplaatfen, of andere ampten, en eommkj, fien " Hoewel nu de meerderheid der reeeerine fieemel, en aarde bewoog, om de onderteekeninF van dat request tegen te gaan, en dat door eene openlyke publikatie deed verbieden; en hoewel eec groot aantal mindere burgers, ItadswerkJieden, eu a&d<;?  s88 VADERLANDSCH ander volkje, daar toe door de meerderheid det vroedfehap byeengeraapt, zig ook tegen dat verzoek verzettede; vond eevenwel de minderheid geraa* den, de Staaten te verzoeken , om te verklaaren, ,, dat de befluiten, door de vroedfehap be93 voorens in 1748., 1750., en 1766. tot het vraagen der aanbeveelingen genoomen, aanliepen te— gen den duidelyken letter van de handveften , privilegiën, en octroojen der ftad, uit derzel33 ver aard onbeftaanbaar waren , en de vroed33 fchap by alle begeeving van alle ampten, en 33 commisfien zig daar naar zoude hebben te ge33 draagen." Na ingekoomen berigt der meerderheid, beflooten de Staaten op 30. december 1784., dat, vermids die vroedfehapsbefiuiten in geenen '3 deele waren overeen te brengen met den inhoud 33 der handveften van de ftad, dezelven wierden 33 vernietigd, en de regeering zig zoude hebben te33 "edraagen aan de voorn, handveften, en privile33 gien;" en toonden dus, hoe iedel , en belagchelyk de verfchooningen , en verklaaringen waren, waar door de ftadh. daar aan eenen glimp had zoeken te geeven , om dezelven alzo te behouden (m). De minderheid der regeering van Edam volgde eerlang hetzelfde voetfpoor van die der ftad Brielle door het maaken van een adres aan de Staaten (n). In alle de overige fteeden van Holland, alwaar die aanbeveelingen waren ingevoerd, ontfloeg de meerderheid der regeeringen zig zelve van dat juk zonder tusfehenkomst der Staaten. En , fchoon Leiden, en Amjleldam misfehien de eenige fteeden van dat gewest waren, welker raadzaalen onbefmet gebleeven waren van die ftadhouderlyke kuiperyen ; voorzag de regeering der eerstgem„ ftad echter, by een plegtig befluit, tegen de allerge- ringfte (m) Men vind alles, wat over deeze Kaak voorgevallen is, in de VerJ. van Jtukk. by J. A, de Chalm. 42. duel, bl, 1—201. (n) Nederl jaarb. 1785. bl. 1412.  HUISBOEK. s&$ Jtingfte geleegenheden, die derwaards leiden Iconden. Onder anderen verbonden zig alle de leeden van den raad met volkoomen cenpaarigheid op 10. november 1783.» om 'wederom .te doen herleeven alle voorgaande befluiten tegen het verzoeken om ampten, bepaaldelyk die van 10. november i6i8sj 2.5. auguftus 1638., en 29. maart, 1655., en verpligteden zig, ,, om, wanneer zy ter eeniger tyd ^ met eenig ampt , of bediening van wee^e de jj vroedfehap mögtëh vereerd worden, of aan hun jj eenige commisfie, het zy ter Genera'iteit, of in jj de generaliteitskollegien , het zy in eene der jj kollegien der provintie opgedraagen , of ook, jj wanneer zy tot hoogheemraad van Rhynland mogjj ten verkoozen worden , by plegtigen eed aan handen van burge'rmeefleren in. de vroedfehap jj te verklaaren, van om dezelve ampten, of om jj dezelve commisfien , als meede tot het voorfz,; jj hoogheemraadfehap, niet te hebben gedaan, of? 3, gedaan doen eenig verzoek , nog eenige gif. ten, gaaven, of gefchenken, hoedanig die ook. jj zouden mogen' zyn, 'gegeeven, nog beloofd te' jj hebben namaals te zullen geeven, direfct, of in. jj direkt in eenige maniere." Eindelyk befloóten, zy, „ dat, wanneer in der tvd iemand tot veer-, „ tig in raaide aangefteld mogt' worden , aan den,, zeiven van dat befluit, alvoorens hem tot den j, eed toe te laten, 'zoude moeten worden kernis" * gegeeven , en van hem gevorderd, dat hy by „ deklaratoir op den eed, by hem als veertig te „ doen, verklaarde, zig naar den letter dier be„ fluiten ftiptelyk te zullen gedraagen" (0). Te Amjleldam werd zeekere conventie, of overeenkomst 2 m 1747. gemaakt, te niét gedaan, hoe zeer dan ook dezelve in de daad nog in eenige opzigten tegen den ftadhouderlykèh invloed was ingerigt. Na het affchaffen der ftadhouderlyke aanbevelingen , of ook om daar toe te koomen, waren de regen terï det (0) Nederd. LeidJ. cour. 1783. rii is*ÏILDEÊL, ' T  aoo VADERLANDSCH der meefte fteeden, in welken de meerderheid zfg daar tegen verzet had, bt dage geweest op middelen, die de wederinvoering van die aanbeveélingen beletten, en een zeeker eevenwigt in het ftellen van perfoonen op de naamlyften voor hoofdofficieren, burgermeefteren, fcheepenen, en vroedfchappen, of voor andere fteedeiyke ampten, of ook in de daadelyke benoeming tot generaliteits - of provintiaale commisfien , konden te weeg brengen. Zy, die hun eige hart kennen, zullen gaarne toeftemmen, dat misfehien niets moejelyker voor eenen eerlyken regent valt, dan in die gevallen nog ter regter, nog ter flinker zyde af te wyken, en in het aangezigt van zyne meedeleeden, waarmeede hy dagelyks moet omgaan, die geenen voor alle anderen voor te trekken , welken de infpraak van zyn geweeten hem zegd de waardigften te zyn, en welken de eed, of belofte, op het doen dier keuze af te leggen, hem aanwyst. Hoe ligtelyk kan zelfs iemand, fchoon met de zuiverde oogmerken bezield, door duizend toevalligheden, of door betrekkingen van bloedverwant - of vriendfchap, by zyne meederegenten in verdenking geraaken, als of hy daar aan meer, dan aan zynen onkreukbaaren pligt, gedagtig was.' Hoe haatelyk kan zyn gedrag aan zulken voorkoomen, welken hy in zyne keuze voorbygaat, en echter meenen, dat zy in een, of meerdere opzigten booven anderen tot de openftaande poften bevoegd zyn ! Dit is dan in de daad misfehien de eenige klip , waar op de ftandvaftigheid van den beften regent kan fchipbreuk lyden, en, zo 'er al geene andere bedenkingen tegen de begeeving dier ampten door regenten onderling voor handen waren, is dit alleen een hoofdbewys daar tegen , het welk niemand, die de zaak doordenkt, gemakkelyk zal kunnen oplosfen. Schoon nu die zwaarigheid in hec begeeven dier ampten door gezwooren kiezers uit de burgery ongelyk minder is, blyft zy ook daar jn voor een gedeelte aanweezig, dermaate, dac oordeelkundige, en naauwgezette lieden liefst ge-  HUISBOEK. z9t fJen hadden, dat by de invoering van die keuzé foortgelyke eed voor de kiezers, welke ook gevaar liep van dikwyls overtreeden te worden, was agtef ^eege gelaten. Hoe het zy, in dien tyd, roerT dê ïtadhouderlyke aanbeveelingen werden afgefchaft* dagt niemand nog, om die keuze aan de burgerven te brengen, en de bede regenten moeften dus ter goeder trouwe omzien naar middelen, waar doo* zy hunne zwakkere, of min belangelooze meedebieders daar toe brengen , en houden konden» Het voldeed niet, nieuwe eeden daar toe te bedenken, en in te voeren. Want, daar de, in gebruik zynde, en jaarlyks herhaald wordende, eeden niet hadden kunnen verhinderen, dat verre Weg de meefte regenten de gantfche kragt dier eedeil aan hunne believrng voorden ftadh. telkens haddefi veil gegeeven, eh daar Zy, die geduurig gezwooren hadden, de notabel/Ie, eerbaar fte, en vreedehklïe Voorwerpen te zullen benoemen, of kiezen, döo'fgaans de flechtde, oneerlykfté, en gevaarlykfte benoemd , of gekoozen hadden ; welke verbetering zouden dan nieuwe eeden daar in hebben veroö£ ?3umc 00? Welk middel was derhalven meer gefchikt, welk ander mogelyk, dan dat de begeeving (l>)i De eed, dien de vyf boonhseren te Rotterdam jaarlyks doen moesten, luidde aldus. „ Dat zweerd gv dit „ gy, om lief, nog om leed, om haat, of nyd, ofVe„ nerhande zaaken wille, laten zult, gy en zult tériförïfi. „ zonder vertrek zonder eeten, of drinken, of iemand " Lil 1f ? }ï6Zen viZ Perf°°"en W de vroedfchappen „ deezer fteede tot burgermeefteren, en veertien pnfoLn, 3» „ m de vroedfchappen voorn., uit de oude wet, als uit den „ buik van deeze ftad, (zonder iemand daar uit te verfta*. „ ken,; tot fcheepenen, hy de meefte itemmen van uw W„ ver.: niet, dat gy iemand van uw vyven kiezen zult, maar " noorden" £ «ü»88^' " Tl in^d„van dc' handvesten, dié deeze fteede daaf fcLnvU S0°ftgeIyke' eeden haddea 00k » «*» T ,  ao* VADERLANDSCH ving dier ampten naar zerkeren ouderdom, of rang9 onder de regenten in agt te neemen, en volgens zeekere lyften, of roofters, gefchieden zoude? Indien de meerderheid der regenten zig hier toe plegtig verbond, fcheen men aan den eenen kant den gevaarlyken hoek der ftadhouderlyke aanbeveelingen te booven te zyn., waar tegen men zig toen ter tyd inzonderheid waapenen moest, en aan de andere zyde de openlyke, of onderhandfche kuiperyen van zulke regenten te zullen voorkoomen, die zonder zodanigen voet te beraamen onvermydelyk fcheenen té zyn. Zo zagen het ook de burgeryen van alle de fteeden in dien tyd in, en juichten op allerleie wyzen de meerderheid haarer regenten toe , welken dien weg infloegen ; terwyl zy zulken alleen met veragting befchouwden, die weigerden daar in deel te neemen. Hebben fommige rnenfchen, niet lang daar na, toen het gebrekkige deezer fchikkingen hier of daar bekend werd , diezelfde regenten haatelyk voorgefteld, welken daar toe het eerst de hand geleend hadden; Wy willen ons wel niet opwerpen tot verdeedigers dier gebreeken ,. maar houden nogthans ftaande , dat,' zo lang de keuze der regenten door de burgery met alles, wat daar aan kleeft, nog niet was ingevoerd, die conventien, of overeenkomjlen de minst mogeiyke zwaarigheden in zig bevatteden, welken Van alle menfehelyke inrigt'ingen van dat foort pleegen onaffcheidelyïc te zyn, en verwyzen onze leezers voorts tot het geen wy over het geheel der hervormingen in ons ftaatsbeftier reeds te vooren gezegd hebben (4). Niet alleen ons bedek, maar ook het gebrekkige, het geen wy zei ven in die overtenkomftcn aangetroffen hebben, verbied ons, om alle de byzonderheden daar van te ontwikkelen. Dan wy zouden te kort'doen aan het onderwerp, dat wy behandelen, indien wy aan het misleid gedeelte der natie een nieuw bewys onthielden van twee (j) III. DM; 11. 11 19.  HUISBOEK. 293 twee waarheden, die wy reeds zo dikwerf herinnerd hebben, deels dac de zugt voor her huis van Nas/au , (wy zwygen van hec wgaragtig heil des volks ,) zeer zeldzaam de waare dryfveer geweest is van die regenten, die uiterlyk fcheenen aan hetzelve verkleefd te zyn, en hunne volgelingen wilden diets maaken, dat derzelver gehegtheid aan dat huis een gevolg was van de opregte behartiging der belangen van het vaderland; cn deels dac zulken, die uit eigebaat te vooren de eerifcen waren, 01e zig van de ftadhouderlyke kluifters poogden te ontdoen, naderhand, niet door overtuiging, maar door diezelfde eigebaat, hunne ondèrteekening verzaakc, en hun woord van eer verbrooken hebben. Gaarne zal men ons coeftemmen, dat de iever voor Oranje nergens in Holland meer fcheen te blaaken, dan by fommige regenten van Rotterdam, en dat anderen, die by vervolg aan dien afgod demoedig wierookten, hunnen afkeer daar van bevoorens niet ingewikkeld aan den dag leidden. Maar wat zullen die heden , die zig heeden zo blindelin^ door diergelyke leidsmannen laten bellieren, dan zeggen, of denken, wanneer men hun uit echte itukken betoogd, waar aan al dat gezwets, al die iever, alle die woelingen, alle die veranderingen van handelwyze omtrent Staats - en ftads - belangen moeten worden toegefchreeven , omtrent welken alle verandering van gevoelen , indien wy de opregte overtuiging van gedwaald te hebben uitzonderen , voor het geringde, ongeftaadigheid, wyffelingmenfehenvrees , eigebaat, en bv veelen nog oneindig ftimmer ondeugden,'verraad? Hoe veel te onverfchoonlyker zullen hun dan moeten voorkoomen die vereeniging van zo veele ampten in denzelfden perfoon, hoe veel ce fnooder die verfoejelyke daaden, die wy te vooren, bv meer dan eene geleegenheid, van een aantal der Rotterdamfche regenten hebben opgeteld (r), en hierna nog zullen (r) II. Deel, bl. 24 33., en UI.Deel, bl. 220-224, T3  994 VADERLANDSCH %en moeten ophaalen ? In het heetfte der verone* waardiging van genoegzaam de geheele nacie, ea van het groote gros der regenten over des ftadhouders beftier in den oorlog met Engeland, veftigde jnen ook te Rotterdam, gelyk elders, het oog op dien fchaadelyken, en wetteloozen invloed, dien. hy op de meefte regenten verkreeg door reegelregte aanftellingen, door keuze uit nominatien, maar vooral door aanbeveelingen van lieden, welken hy op die naamlyften gefteld , of verkoozen wilde hebben. Onder de eerftcn, die bedagt waren om deegen laatften invloed te Rotterdam, eerst en vooral, te weeren, was ook de heer J. A. van der Hoeven, die, meenigmaalen, en aan allerleie perfoonen betuigde , ,, dat hy zig eerder zoude laten van elj, kanderen rukken, dan van gevoelen te verandeSJ ren, en niets liever begeerde, dan dat de ge3, heele vroedfehap , of de meerderheid daar van ss befloot, om alle ftadhouderlyke aanbeveélingen 9s af te fchaffen, en eene overeenkomst over de amp? ss ten, en commisfien aan te gaan." By de onder* handfche gefprekken daar over waren eenige weinigen daar toe terftond gereed, fommigen aarzelden, gaven dan eens hun woord, en trokken het dan weder in, (waar onder de heer van Mierop zig bevond, die eindelyk voorwendde, dat hem door eene preedikatie van den kerkleeraar Knock de oo* gen geopend waren,) derdens moest men voor hunne toetreeding iets toezeggen als de vrugt der te maaken overeenkomst, gelyk, by voorbeeld, aan den heer P, Cornets de Groot het dykgraaffchap van schiexand, en de deputatie ter dagvaard; terwyl een tiental alles, wat van dien aard was, bot affloeg. Men bragt het dan eindelyk zo ver, dat 'er in aovember 1782, eene overeenkomst , onder den naam van contrakt van «enigheid, tot ftand kwam, en daadelyk door dertien vroedfchappen geteekend werd, weigerende den burgermeefter Meyners zig fchriftelyk te verbinden, fchoon hy verklaarde» het ja alles me? die heeren eens te zyn, welken dat  HUISBOEK. 205 dar contrakt gereekend hadden (s). Het was voor een maacig vernaad niet moejeiyk te voorzien, daï zul- jn^LDit C°iïrra*t T "?iSkeid was ^ortelyk van deezen inhoud. „Wy ondergelcbreeven verbinden ons onder„ Iina by deezen, air lieden van eer, om voortaan, in. „ gevolge van de privilegiën deezer ftad. zonder agt ca „ neemen op eenige recommandatien, zodanige 'perfoonen tot de yaceerende commisfien, en ampten deezerTad „ te nomineeren a|s wy, in goeden gemoede, en vol- gens eene gefchikte, en reedelyke conventie, zullen „ bevinden te behooren." P. BO0GAERT. j. VAN ALPHEN. J. A. VAN DER HOEVEN. P. J. VAN BERCKEI.. J. P B0OGAERT. P j. VAX HER GOES. J. H VtNGERHOEDT. f. c. DE GaoOT> K. GROENINX VAN SOELEN. J. MOSSEL. J. J. ELSEVIER. j, REEPMAAKER. 5. VAN HOOGSTRAATEN. De inleiding en artikelen van deszelfs nadere uitbreiding hielden in het volgende. „ Gelyt niets wenfchelyker, en voor het algemeen welzyn nuttiger, en „ he.lzaamer ,s, dan eene goede harmonie, en lendragt „ tusfchen die geenen, aan wie de Staats - en ftadsre^ee„ ring aanbevolen is; zo is ook teffens tot dat einde „ mets noodzaakelyker, dan onder de leeden van dien te „ ma.ntineeren , en in te voeren zodanige eevenreedig„ heid m de bekleeding der refpeclive ampten , en com„misfien, als gegrond op reegels van al lerftriktfte ree„ delyk - en billykheid, het meest gefchikt is, om aller, „ naanever desweege weg te neemen , of voor te koo„ men. En, naard en de recommandatien van Z D II " r°l:e openvallende ampten en commisfien minder gel „ lenikt tchynen, om die gewenschte eendragt en har„ monie te b.worderen; hebben wy ondergefchreeven „ met ter zyde ftedhng van zodanige recommandatien, ftry„ dig met het regt eener vrye nominatie , ons, als lL „ den van eer, verbonden, voortaan te zullen opvolgen ., en naarkoomen de artikelen, hierna gemeld. * T4 r.  eoS VADERLANDSCH Jre lieden, welker verkeerde hartstogten men met zo Veel moeite had moeten bevreedigen, dat vooral L Dnt wy in al'e zaaken, fpe&eerende de regeering „ van hef Land, of van de ftad, zullen adviezeereii, zo .,, als wy, conform de privilegiën, en in goeden gemocde, „ best geraaden zullen vinden voor den welftand van den Lande ih het generaal, of van de ftad in het by» zond-r, zonder ons door eenige perftiaïien', of recomman Jaden van eenige hooge, of laage ftandsj-erfoonen' „ te z'illen laten in'ei Jen, direkt, of indire.it, om in „ eenigerleie wyze , tegen ons heterwe ten , of overtui„ ging, eenige zaaken te helpen beleggen, of daar toe a, onze toeftemming te geeven. II. „ Dat wy, ten einde alle belange'oosheid in decen te betoonen, in het begeeven van alle commisfien, zan„' der te defereeren aan eenige recommandatien, q ze ftem zullen geeven aan zodanig lid van de 24. leeden ,, der vroedfehap , ofjehoon tot deeze conventie niet zynde „ toegetreeden, het welk eene der openftaande commisfien zal ambieeren ; met dat verftand nogthans, dat niemand, ten zy met algerreene toeftemming, tot eene ,, tweede commisfie zal mogen worden genomineerd, voor' dat alle de leeden hunne tour tot eene dier commisfien , zullen hebben gehad, ofwel aan dezelve vrywilligge'' renunc'eei'd ; en dat wy voorts den oudften in rang "' altyd lullen moeten de voorkeur geeven : zullende niet" temin de inhoud van dit artikel geheel vervallen, wan* neer sen der ondergeteekenden in de eioktie tot het 'J burgermeeftersfehap mogt worden voorbygegaan. III. „ Dat wy, in hst formeeren der nominatie van bnr-> '„ germeefteren indiftinkt den rang zulien volgen van die p kcden, die volgens de privilegiën ïioaiiaabe], zyn. IV,  HUISBOEK. S97 al zy, die niet uit eige beweeging, immers niet op het eerfte aanzoek, maar met beloften, tot dien Itap IV. Dat, by vakatntrr van eene vroedfchapspjaats, a's „ mecdc van andere a.nptcn, ter begeeving van de vroed„ febap ftaande, dezelve ampten door de meerderheid ,, zullen worden begeeven. Dog, dewyl de goede order „ vereisebt, dar hier op eene zeekere, 'en vaste voet ,, worde beraamd, zal omtrent deeze begeeving het vol» ,, gende worden geobfervetrd. Tot de begeeving van „ eene vroedfchapspiaats zullen de drie eerfte leeden, vol» „ gens den rang hunner onderteekening, voorflaan drie ,, kapabele, en gequalinceerde perfoonen, welken door de geheele vroedfehap , of in cas van verfchil door ,, demieerderheid, zullen worden gebragt op de nominatie ,, (*); en. zal vervolgens die geene, wiens voorgeflagen „ perfoon , zonder dat daartoe, Jirekt, of indirekc, ee,, nige demarches zuilen zyn gedaan, geëügeerd word, ,, op eene volgende reiza geenen voorllag mogen doen, maar afwagten, dat alle de leeden op hunne beurt, in gevolge van den rang hunner onderteekening, eenen voorilag hebben gedaan, en dat ook, dien conform, de „ elektie gevolgd is. V. „ En, gelyk de ftadsfecretariaaten, het ontfangerfchap „ dèr (*) Naderhand werd, op het voor/iel der heeren Gevers, en van Hoogftraaten, bepaald, „ dat, wanneer een perjoon „ tot de nominatie van vroedfehap voorgeflagen was, die, „ fchoon kapabel, en geqnalificeerd, echter tot' het beklee„ den van die plaats niet alleszins gefhikt geoordeeld werd, „ en die ongeschiktheid van eene pubiieke notoriteit Was, het voortaan ieder der leeden zoude vryjlaan, mits op„ geevende reedenen, zig van het geeven zyner ftem aan „ zodanigen perfoon te verfchoonen." En deeze bepaaling was voorzeeker noodig , zouden de nominatien der vraedfchapsplaatfen niet aan dezelfde onbetaamelykheden onder(isevig zy}) als de ftadhouderlyke aanbeveelingen.  £j>3 VADERLANDSCH flap bewoogen waren, op een gfad ys (tonden, en gevaar liepen, om op den minften ftorm kamp te gee- „ der gemeene Land? middelen, en generaal alle de ampten , „Kaande ter koilatie van de vroedfehap, buiten eenige nominatie worden vervuld; zo zal hier omtrent worden » geobferveerd deeze voet; dat het oudfte lid in deszelfs ,, tour naar den rang zyner onderteekening, het welk den voorftag tot zodanig vacerend ampt doen moet, daar toe „ eenen kapabelen, en gequalificeèrden perfoon zal voor„ draagen, die by de meerderheid zal worden gecommitteerd. En zal wyders hier omtrent nog in agt moeten -, worden genoomen, dat die geene, die eenen perfoon heeft voorgedraagen tot vervulling van zodanig een ampt, eeven als hier vooren is gezegd, met opzigt tot de nominatie ter vervulling van eene vaceerende vroed„ fcbapsplaats geenen tweeden voorflag by eene volgende „ vakatunr zal mogen doen: zullende in alle gevallen dc v voorflag tot het opengevallen ampt, hef zy de vroed„ fchapsplaats by-nominatie, of het ampt direkt by koilatie ,, begeeven word, gedaan worden door den oudften in „ rang der ondergeteekenden, die of geenen voorflag in „ hec geheel heeft gedaan, of wiens voorflag geen effeófc ,» heeft gehad. VI. „ Tot de nominatie van fcheepenen zullen de voor» zittende leeden naar den rang hunner onderteekening „ voorllaan zo veele gequalificeerde perfoonen, als tot ,, vervulling der vakatuur benoodigd zullen zyn, met dat „ verftand nogthans, dat die geene, die het bekwaamde „ tot het pmfidium zal worden geoordeeld, voor gemeene „ reekening zal worden genomineerd, en dat de verdere „ aanvulling der nominatie met meedewerking van alle „ de leeden zal moeten gefchieden, en zulks in dier voege conttnueeren,. tot dat alle de leeden het efFe£t van zo„ danigen voorflag hebben gehad, alvoorens de oudften ,, in rang wederom iemand zullen mogen ongeeven, om ,» op de nominatie gebragt te worden. VII.  HUISBOEK. 299 geeven aan het gedrogt, dat men met gemeene laagten manmoedig beftryden moest. En, fchoon de VIL „ Dat wy ondergeteekenden de zaaken zodanig zullen he:pen beleggen, dat alle die geenen, welken in „ het toekoornende op de nominatien van de vroedfehap zullen worden gebragt, na gedaane elektie r.1 hetgeen voorfz. ftaat met hunne handteekcning zullen bekragti^en, en zig daar meede conformeeren. VIII. „ En, naardien de omftandigheden van tyden, en zasken zouden kunnen vereifchen, dat in deeze boovenftaande artikeien eenige alteratie, of ampliatie behoorde s, te worden geaiaakt, refervecren de ondergetcekenden aan zig, om ten allen tyde (des goedvindende) zulk* te kunnen doen. IX. „ Voorts verbinden wy ondergeteckenden ons, om» „ ter aankweeking van vriendfchap, en onderlinge harmonie, op den eerften maandag van iedere maand beur' s, telings by den anderen te zullen koomen, zonder dut deeze ,, byeenkomjlen ingerigt zullen zyn, om eenige kabaaien it j, formeeren, of iemand in eejüge zaak op eene ongeoorloofde s, wyze van desfelfs fetitiment, of begrip af te brengen. X. „ Eindelyk is beflooten, dat, wanneer over het vcja, ftand deezer boovenftaande conventie, onverhoopt, ee„ mg verfchil mogt ontdaan , hetzelve diiekt zal wor„ den uitgeweezen by drie neutraals leeden, door het lc; ,, te kiezen, aan welker dec/fie wy ondergeteekenden on* ,, zullen onderwerpen, en dat, in ge va' iemand der tè* ,, genwoordige vroedfchappen zig moge aanbieden, om tot deeze conventie toe te treeden, na dat dezelve zal zya p gellooten, zodanig een vroedfehap nist zal worden toe- ge-  Soa VADERLANDSCH de heer van der Hoeven wel geene dicrgelyke beloften vorderde- was Ket echter een gantsch kwaad voor- ,, gelaten, ten zy drit vierde der leeden daar in tocftem„ den. . ,, ROTTERDAM „ ii. november 1782." Hoe befcheiden de leeden, die deeze overeenkomst getrekend hadden, zig gedroegen in bet kennis geeven van hun verrigte aan den ftadh. , en hoe zonderling dccze laatfte zig daar over uitliet, is af te neemen uit het volgend uittiekzcl uit de notulen van de vereenigde leeden ■van 28. ocho!,er, en 11. november 1782. Immers uit het ■eerfte blykt, dat zy bcflooten ,, 0111 de toenmaalige ge,, deputeerden ter dagvaard, Bcogaut vanyilblasferdam. van ,, Atphen, Boogaert, en Groeninx, te verzoeken, om, by „ form van een vertrouwelyk gefprek, op de meest ge„ fchikte wyze aan Z. H. kennis te geeven van het bé„ grip, v/aar in het meerder getal" leeden der Rotterdam,, jche regeering thans ftond met betrekking toe deszelfs „ aanbeveélingen, en tcfFens van hun verlangen , om i, voortaan wi van verfchoond te mogen worden." En uit het rapport, daar van op 11. november 1782** door den heer van Alphen gedaan, blykt, „ dat, by geleegen-> heid, dat gedeputeerden der ftad by het eindigen van hun kwartaal het gewoonlyk affcheid by Z. II. hadden •« genoomen, hy, op verzoek van oen heer Boogaot van „ Alblasferdam, beneliéns den heer Boogaert in de gehoorj> zaal gebleeven was, en kennis gegeeven had, ,, dat •> ,, deszeifs aanbeveélingen aan de meerderheid der re„ „ genten deezer ftad waren voorgekoomen minder ge,v „ fchikt te zyn, om de zo noodige harmonie in de re„ ,, geering te bevorderen: dat dezelven ook niet waren ->, o\ereen te brengen 'inet den inhoud der privilegiën5 t, „ aan de ftad gegeeven: dat daaienbooven dezelve aan„ t» beveelingen onderhecvig waien aan incon venten ten. „ die, vooral aan oude regenten, niet alleszins aange„ ,, naam konden zyn: dat een aanzicnlyk aant.d hunner „ „ mecdcregenten mitsdien begreepen had , niet lan„ ger te mogen , of kunnen defereeren aan deszelfs >, aanbeveelingen; maar echter vermeend had , in de „ „ oa,  H • U I S B O E K. 3oz voorteeken, dat de vergadering der vereetiigde heeren naauwlyks eenige maaien byeen geweest was, of dat hy aldaar telkens, breed uitmat, dat niemand meerdere opofferingen, aan de goede zaak deed, dan hy, daar hy zig door zyne t'oetrceding niet Hechts'de geleegenheid benam, om eenig ampc van den ftadh. te bekoomen, maar zyne agt kinderen nog daarenbooven in gevaar brag't, om eene ryke erffenis te moeten ontbeeren. Aan deeze wyffeüng van gevoelens moet men dan ook toefchryven, dat men, zo lang dit contrakt van eenigheid ftand greep, het welk alleen tegen de aanbeveélingen ingerigt was, het 'er nooit toe brengen konde, om de laatfte octroojen, ,en privilegiën der ftad, en burgery in te roepen, als waar tegen zig de meerderheid der leeden van de conventie beftendig verzettede. Het fchynt, dat het tiental raaden, die zig hardnekkig tegen die conventie verklaard hadden, ziende, dat zy echter daar door, geheel en al, werden tè leur gefteld jn hunnen iever ter bewaaring der ftadhouderlyke aanbeveelingen, en andere inkruipzels, die voor hun alléén voordeelig pleegden te zyn, hunne eenige hoop veftig» den op die leeden , welker aarzelend charakter, Wifjn'Vïf'viggj& ■Jmp'iiii '...#"r"..'.n.-.!i •T^^'Jn „ „ onvermydelyke verph'gting te zyn, om, zorgvuldig „ ,, ontwykende alle eelat van eene expresfe bezending „ „ desweege , (het geen Z- II. niet dan aangenaam „ „ konde zyn,) hem van dat begrip bytyds kennis té ,, „ geeven, ten einde Z. H. niet noodeloos wiérd bloot,, ,, gefteld aan het weigeren zyner aanbeveélingen.'"* Waar op Z. H. hoofdzaakelyk had geantwoord, ,', „ d. t » >. de gegeeven communicatie hem niet dan o'naange„ „ naam ' weezen konde ; dat hy echter verpligt was „ „ voor het menagement, in deezen voor zynen pe£ „ „ foon gebruikt, het geen hem beweegen zoude, om „ „ zig over dit ftuk breeder uit te laten , als hy anders„ „ zins wel. zoude hebben gedaan: dog dat, naardien t> » het fcheen dat de heeren hunne regten in deezen ,, „ inriepen, hy als ftadh., by het doen der eieclien, de j, „ zyne meede in het oog zoude houden.""  go* VADERLANDSCH en gemaakte bedingen voor hun niet geheel kónden verborgen blyverj. Althans, na dat zy door de? vereenigde leeden by den eerften aanleg der conventie plegtig verzogt waren, om zig meede te willen verbinden tot het niet weder toelaten der aanbeveelingen, met aanbieding, ,, dat hun als dan -., opening der gemaakte overeenkomst zoude ge„ geeven worden;" en na dat zy toen uitdrukkelyk geweigerd hadden, ,, zig tegen die aanbevee,, lingen te verzetten, of eenige verbintenis aan „ te gaan;" deed de heer Bichm nogthans , omtrent een jaar daarna, uit naam van het tiental eene Verklaaring, dat hetzelve bereid was, om mee,, de te werken tot eene algemeene harmonie tus3, fchen alle de leeden der regeering, en dat hy ,, neffens den heer van Teylingen byzonder benoemd „ was, om daar over met eenige der vereenigde heeren in onderhandeling te treeden." Na dat ditzelfde voorftel door den heer van Teylingen aan den heer van der Hoeyen herhaald was, werd zulksdoor de vereenigde leeden in het eerst geweigerd, en beftooten , om op eene voegzaame wyze daar van aan die heeren kennis te geeven. Omrrent een half jaar daarna herhaalden de heeren Bichon, en van Teylingen hunnen voorflag: en, daar dit juist inviel in maart, en april 1784., toen het 'er op toegelegd was, om een algemeen oproer in de ftad te ftigten door de compagnie n°. 9. uit eikanderen te jaagen (O» nam de hèer van der Hoeven die geleegenheid waar, om by de overige leeden fterk aan te dringen op eene coalitie van alle de leeden der regeering. Hy gebruikte daar toe op 5. april, toen het gemeen, als een gevolg van het oproer van 3. te vooren, het huis van eenen der adelborsten van n°. 9. wilde plunderen , dit geval tot eene leeden van byzonderen aandrang, voorwendende, ,, dat het nu meer dan tyd was tot zulk eene coas, litie 3 alzo het plunderen der huizen van de bur. « gers (O D"l> W. a8- en nlg.  HUISBOEK. 3o3 „ gers tot die der regenten zoude overflaan." Eene bewecgreeden van dien aard, welke niet veel eer deed aan hec aanzoek van het tiental, had de ovenge leeden vooral moeten afraaden, om zig daar door te laten overhaalen. Dan de vrees had by de meede leeden die toen tegenwoordig waren, haar gewoon «icwerkze zo dat 'er, eenige dagen daar! na, by meerderheid vastgefteld werd, om zig tot do Saf onderhandelingen te Ieenen, mits, a° voorens daar toe te koomen, algemeen bepaald werd, om de ftadhouderlvke aanbeveelingen e blyven afftaan, en om, die belofte gedaan JSde eenige heeren uit de verbondenen te magtigen! om met de afgezondenen uit het tiental in onder' handeling te treeden Deeze belofte, om de fta£ houderlyke aanbeveelingen van de hand te wvzen z,?e°nr mer w^f ^ W» ^de ^tkonn^deed dene'n aan ^merken'.) g3Ven hunne denen aan die der vereenigde leeden over eene Ênnen^L^»,^^' °P *el^n die coalitie zou3e kunnen plaats hebben (w). Naauwlyks was dit ftuk ter O) Ten einde onze leezers zouden kunnen zfen hn*. der ftadhouderlyke aanbeveelingen, en hoe weinfe hetÏÏ. le clrl• r bekreunde> ^ het maar vrye y^over a * le commisfien, en ampten konde helpen befchikken en van alles zyn deel hebben; zullen Vhie dén inhonrf deezer fihets Vm coalitie laten volgen * Wy moeten da r lyk dezelfde was, als die wy aan het hoofd def over/en komst van d d ien vroed4 h °°« * ™£*£m *»'*, en w. 286. «, wfc. uit zyne pen ter nederfteiden. I. » De conefpondentie «1 voox bet tegenwoordige b* „ ftaaa  So4 VADERLANDS CH ter kennis gekoomen van den heer Elfevier (v~), (die zelfs by zodanige leeden der conventie reeds in „liaan'uit de eenentwintig oudfte leeden van de vroed„ fchap, dog by affterven; of afftand moeten gebragt. worden tot het getal van zeftien leeden, zonder als dan „ verminderd, of vermeerderd te worden. ,, Wanneer een der zeftien oudfte leeden fterft, of „ afftand doed, zal d® zteventknde vroedfehap in rang in „ de correfpondentie aangenoomen worden , mits de con,, ventie, en reglementen onderteekenende , en zig aan „ derzelver inhoud onderwerpende; III. „ Om de goede harmonie, en alle mogelyke eevenree„ digheid in het genot der voordeden in het oog te hou„ den, zyn 'er, met onderling genoegen, twee kla.sfen ,, van het benericieel vastgefteld, niet alleen van zodanige „ ampten, als ter nominatie, of begeeving der vroedfehap ,, ftaan, maar ook van alle andere ampten, en officien, „ welken begeeven worden, of aan een iid: van de cór,, refpondentie zullen worden aangereekend tot een tour s, in "die kiasfe, waar in dezelven.-genoemd zyn. IV. ,, De eerfte kiasfe zal beftaan in de volgende amp- „ ten: , .,, . Vierentwintig vroedfchappen. ■ „ Drie fecretarisplaatfen. , „ De ontfangersplaats van de gemeene middelen. Het fecretariaat van de weeskamer. „ Het (v) Men fchaamde zig over het algemeen zozeer over die ftuk, dat men 'er een geheim van wilde gemaakt hebben voor allen, die gejne leeden der vroedfehap wr.ren: dog eenigen weigerden de geheimhouding aan te neemen.  HUISBOEK, gö$ in den haat geraakt was, welken, als leeden def wethouderfchap, meer of min deel hadden in, of oogi „ Het commisforiaat van de pofteryen. ,, Het fiskaiaat „ Het fecretariaat | „ Het ontfangerfchap generaal f van de admiraliteit. „ Het convooimeefterfcbap [ ,, Het contrarolleurfchap J ;J De tweede kiasfe zal beftaan uit ailö de generalis' „ teits-, provintiaale. en fteedeiyke commisfien, het hoog„ heemraadfchap , fecretariaat, en rentmeefterfcbap vart ScMeland, de commies-generaalsplaats van de convoojen, ,, en licenten, cquipagiemeeftersplaatfen, commiesplaatferi „ van de hoofdelyke betaaling, bewindhebbersplaatfen van „ de O. en W. I. C, direktearsplaats van den Levantfchert „ handel, fecretariaat van vreedemaakerskamer , oritfan„ gerfchap der verpondingen, boekhouders - en kasfiers* „ plaatfen van de wisfelbank. V. ,, Een lid der cofrefpondentié in éene der twee boü. „ vengem. klasfen over een tourampt befchikt hebbende, „ of met een ander, daar by gemeld, ampt begiftigd zyn» „ de, zal deszelfs naam in de lyst, of kiasfe, waar toö „ dat ampt behoord, agter aan gefteld worden;' mee dac „ verftand nogthans, dat, als een der correfpondeerende ,, leeden een ampt in eene der twee voorfz. klasfen ver» ,, ruild met een ander ampt, meede in die klasfen gebragt, zulk eene ruiling hem voor geen tour zal wor,, den aangcreekend. Ook zal de zeevtntievde vroedfehap, ,. welke in de correspondentie word toegelaten , in bei„ de de voorfz. klasfen de laatfte plaats moeten aanneemen» VI. ,, Niemand Z3I tot de correfpondentie toegelaten WOf» „ den, ten zy hy binnen vier weeken, na dat hy tot „ vroedfehap aangèftefd zal zyn, door zyne handteekenifig „ deeze cihveUie bekragtige, en inftemme; waar toe bin» „ nen den voorfz. tyd, na dat deeze. cmnntit geflooiürt Hl DEEL y „ m3  So6" VADERLANDSCH oogluikten óp de toenmaalige oproerige beweegiugen,) of hy deed in de vergadering der vereenigde leeden dit volgend deklaratoir. 3, Geene „ zal zyn, de drie tegenwoordige jongde vroedfchappes ,, meede gehouden, en verpligt zullen zyn, ten blyke.dat alle de leeden der regejring, zo in, als buiten de cor„ refpondentie zynde, met de beraamde fchikkingen vol„ koomen genoegen neemen. VIL „ De heeren If. van Hogendorp, en Gevers, by hun„ ne terugkomst in de vroedfehap invallende, zullen tef„ fens in deeze correfpondentie invallen, en aldaar geplaatst worden in order, en rang eeven booven den heer, die hun in de vroedfehap onmiddelyk volgd, bet ,, zy die in de order der begeeving booven , of onder daat op het tyddip, wanneer zy in de vroedfehap zit„ ting neemen. VIII. „ Het zaT aan alle de leeden der correfpondentfe geoorloofd zyn, mits geene tour in de eerde kiasfe ge„ had hebbende, of gten regeerend burgermeedcr zyn„ de , om ten allen tyde te mogen afdand doen van „ hunne plaatfen van raaden in de vroedfehap , ten ware zy zulks verkoozen te doen in de drie laatde ,, maanden van derzelver burgenneederfchap. En zal de voorfz. afdand niet mogen gefchieden, dan ten voordeele van eenen zoon, fchoonzuon, kleinzoon, of klem-' „ dogters man, broeder, zwaager, broeders, of zuders zoon, of fchooixzoon. IX. „ Alle de leeden der correfpondentie, welken reipu„ blicae caufa afweezig mogten zyn, .zullen in de beide „ klasfen mogen befchikken over de ampten, en comnns„ fien, daar in genoemd, mits, in geval van commisfien, in daat zynde om dezelven in perfoon te bekleeden t i) *s  ! HUISBOEK, goj ;, Geene andere inzigten, myne heeren» mv ,; ooit bezield hebbende, nog zullende bezielen, 5) al* „ en.in geval van ampten, en beneficiën, daar toe in tyis, ,, en uiterlyk drie weeken ha eene vakatuur, by een be„ flooten biljet aan den fecretaris van Zuyien van Nyevelt „ hebbende opgegeeven den naam van den perfoon, daar „ toe by hem gefchikt, die dan hier te land zyn moet, „ of ten minden daadelyk zonder tydverzuim zig naar her,, waards zal moeten begeeven, om binnen den tyd by „privilegiën, of refolutien bepaald, te kunnen worden „ beëedigd. X. „ Een ampt, of commisfie"opendaande, eft dien gee» „ nen, wiens tourbeurt het zoude zyn om daar over te „ befchikken, daar toe geene geneegenheid hebbende, zal hetzelve ampt, of commisfie aan de volgende leeden der „ correfpondentie naar rang moeten worden aangebooden „ zullende die geene, die het aanneemt, als zyn tour ge„ had hebbende, agter aan geplaatst worden in die klas„ fe, waar in de vakatuur is, zo als de heeren Bkhon „ Boogaert, en de Groot hunne tour in de tweede khsfê „ gehad hebben. En, zo het gebeurde, dat geen der cor „ refpondeerende leeden zodanig opendaande ampt of „ commisfie voor eene tourbeurt geliefde aan te neemen „ zal hetzelve ampt, of commisfie, van booven af aan „ ieder der correfpondeérende leeden worden aangeboo„ den, om, zonder daar voor hunne tour te verliezen hec» „ zelve te mogen aanneemen. XI. „ De commisfie in de admiraliteit op de Maas zal roti „ leeren onder de vyf oudde leeden der correfpondentie „ welken door hunne ampten van dezelve niet Worden uit! „ geflooten, en zal de heer Bichon, als thans in hetzelve J^jjg* gecoanaiuewd zynde, in deezen da laatfte tour V 5 TTT,  %ot VADERLANDSCH n als die', welken ik gevoelde by de aanvaarding: s, van hec reprefentantfchap deezer zo aanzienlyke bur- xn: „ De nominatie tot eene openffaande vroedfchaps„ plaats zal geheel worden gemaakt door den geenen, die „ aan de tour ligt, en genoegen is, om dezelve te ver„ vullen, mits daar op (tellende zodanige perfoonen, wel„ ken, in gevolge der privilegiën deezer ftad, nominabei „ zullen zyn. XIII. „ Men zal, op poene van vervallen te zyn van het genot deezer correfpondentie, geenen ftap by 2. D. H. *, mogen doen, om denzelven te beweegen tot eene an„ dere electie, als van den geenen, dien het lid', dat aan „ de toar ligt, bedoeld, zullende het echter aan zodanig „ een lid vryftaan, om voor den bedoelden perfoon te mo„ gea verzoeken. XIV. „ In het maaken der nominatie van burgermeefteren „ zal men ai tigas moeten volgen den rang der leedea s> van de vroedfehap, die volgens de privilegiën nomtna„ be! zyn, ten zy één, of meer der leeden verzogtea van de nominatie te worden verfchoond. waar op gu&m ft'g aSc zal coaten gefiagea worden. „ Tot de nominstic vsn fcbecpcr.cn zullen de leeden „ der correfponilcntie, hier te Und bevindende, naar „ rang voorliaan ïovce'e gcqittlifjcecrdc perfoonen , als tot „ vervulling der vakatuuren benoodigd zullen zyn; en, „ effect van hunnen voorflag gehad hebbende, niet eerder „ wederom eenen peiibun op de nominatie mogen bren„ gen, voor Ja: Wet der volgends correfpondeerende „ leeden een Kmii Ui gehad hebben; Dog zal de prefi3, dent voor r.u« eene mknlng by nxerderheid genoini», nserd werden. * XVL,  HUISBOEK. scj „ bur^c-y, en zo warsch van al, wat naar kabaa„ len gelykt, als geneigd, om do regten, en pri- „ vile- XVI. „De vakatuur van het penfionariaat deezer ftad zal „ (foor de meerderheid van de leeden der correfpondentie„ worden vervuld. XVII. „ Alle onverhoopte vcrfchillen zal men trapten door „ alle bedenkelyke middelen van overreeding te -eindigen: „ dog, zulks vrugteloos zynde, zal men door looting uit „ dc neutraale prefente leeden vyf heeren verkiezen, wel„ ken terftond, en zonder iemand te fpreeken, die ver„ fchillen zullen beflechten , aan welker uitfpraak men zig volkoomen zal moeten gedraagen. XVIII. „ Ter aankweeking van de vriendfcTiap, en onderlinge harmonie zal men op iederen eerden maandag in de „ maand, mitsgaders twee dagen voor den boondag, by „ eikanderen koomen, en by voorvallende vakatuuren in amp„ ten, of beneficiën, ter koilatie, of nominatie der vroed„ fchap (taande, telken reize, als zulks noodig zal zyn; „ welke byeenroeping, door den fecretaris van Zuyien va-i Nyevelt, door het oudfte prefent zynde lid der correfpon.„ dentie by biljetten zal moeten gefebieden, ten minden, „ vier dagen te vooren by vakatuur van eenen regeeren„ den burgermeeder, en veertien dagen te vooren by alle „ andere vakatuuren , zullende in die byeenkomst geene „ (taatszaaken, maar wal het geen ten meeden diende, „ en nutte van deeze dad, of van de correfpondentie kan „ verftrekken. verhandeld worden. Voorts zullen in de„ zelve geene propofitien van eenig belang geconcludeerd ot van eenig vakant ampt, of commisfie mogen worden M bclchikt, ten zy de leeden daar toe, in voege zo ee„ »en gemeld, behoorlyk, en tydig faamengeroepen ge" uCQïl ,zvn' zul[ende de geenen, die door ziekte ver„ iuoderd worden de vergadering by te wooncn, hun ge- V 3 „ T88-  5io VADERLANDSCH „ vilegien , myner befcherming aanbetrouwd , te 3, handhaaven; ben ik Dimmer in deeze vriendfchap ?, tot rneedelid toegetreeden , dan met het oog„ merk, om alle ingefloopen abuizen in deezer ftads regeering te helpen verbeteren, en geens3, zins uit eenig eigenbelang. Ik dagt met reeden „ uit voelen in gefchrift mogen toezenden, ten einde als das „ met de meerderheid te kunnen befluiten,, XIX, „ In de eerfte winterbyeenkomst in november zat door den fecretaris van Zuyien van Nyevelt, (aan wien het „ ho den der notulen', en het notcerqn der tourbeurten, „ benefFeüs her b.utengewoon befchryven der leeden op „ last van het oudfte prefent zynde lid deezer correfponj, dentie , word aanbevolen ,) voorleezen , en herinneren den inhoud van dit reglement, in het welk men geene ver3, andering zal mogen maaken, wanneer vier der leeden „ deezer correfpondentie zig daar tegen mogten verklaaren* XX.. „ Van deeze conventie, en reglement zullen twee ge'„ teekende affebriften berusten onder de twee oudfte. le©« „ den deezer correfpondentie. XXI. „ Eindelyk is aan den fecretaris van Zuyien van Nyet, velt, by eenpaarigc bewilliging van alle de leeden dee» ,. zcr correfpondentie , voor deszelfs moeite in het byj, woonen deezer correfpondentie, de vryheid gegund, om „ geduurende den tyd, dat hy dezelve zal blyven bywoo„ nen, by overlyden van den boekhouder, of kasfier vart „ de wisfelbank deezer ftad, eenen perfoon daar toe te mogen benoemen: het geen aan denzelven zal diene* ,, tot eene tourbeurt in de tweede kiasfe, zullende alle de * tourbeurten van voorfz. kiasfe geheel moeten zyn afge, loopen, voor dat hy voor de tweedemaal zodanige be* H uoemittg aal mogen doen,.";  HUISBOEK. in 3, örf het gunftig, en regtmaatig begin deraffchafhng van de, tegen de privilegiën ftrydende, „ aanbeveélingen een begin te zien (tellen aan het „ geen te doen, en myn waar verlangen was, van, ,, naamelyk, alle onze uitmuntende voorregten, en herkoomen , naar hunne waare meening, ten nutte „ deezer burgery volleedig herfteld te zien. Dan, „ my tot op deezen dag daar in vindende te leur „ gefteld, en nu door Uweledclheden overftemd „ tot het aangaan van eene coalitie , waar uit ik „ met dan zeer nadeelige gevolgen kan voorzien, „ ja het tegengeftclde van mvne verlangens maar „ al te zeer vreeze ; reekcne ik het van myne on„ vermydelyke verpligcing hier aan geene toeitem. „ ming te geeven, verzoekende, dat dit myn ad„ vies ter myner decharge in de aanteekeningen „ deezer vriendfchap mag worden geinfereerd „ ROTTERDAM 21. juni I 784." Dit ftuk, het welk aan den fecretaris van Zuy, len van Nyevelt zo zeer mishaagde, dat hv in bedenking gaf, of de heer Elfevier wel langer lid der overeenkomst blyven konde, deed nogthana oneindig veel eer aan den iaatstgemelden, daar hv met alleen weigerde, om, ten kofte van de belangen der burgery, in onderhandeling te treeden met lieden, die de ftad, gedeeltelyk door kwaadwilligheid, gedeeltelyk door verwyfde vrees, in reD en roer gebragt hadden, maar hy daarenbooven toen reeds, maanden agtereikanderen,de deerlyke ondervinding gehad had van de hooggaande woede der opgeruide meenigte, waar door hy in een zigtbaar lyfsgevaar gebragt was , over het welk zig niemand der andere vereenigde heeren, vóór, óf na, heeft kunnen beklaagen. Ook was hy volftrekt de eenige, die zig, tegen het genoegen zelfs der andere, toen weldenkende, leeden der vroedfehap, lTaJ^Vei ghcid d,er burServ had in de bresfè gefteld door een zeer bondig request, en memorie, san de Staaten van Holland omtrent dienzelfden tvd overgegeeven waar in hy de onvermydelyke noodzaaJweiyicneiu eener onverwylde voorziening van H. E V 4 Cl  gi3 VADERLANDSCH G. Mog. betoogde (w). Wat zulk een voorbeelct van onverfchrokten moed, en ftandvasrigheid vermag zelfs op eenen hooggeklommen ouderdom, zo vaak anderszins ongefchikt tot rullige befluiten, bleek uit de mannelyke daad van den eerwaardigen grysaard, Boogaert van Alblasferdam. Deeze tog, de voetftappen van den heer Êlfevier drukkende, gaf wat laater het volgend fchriftelyk advies, toen men by de vereenigde leeden over de fchets van coalitie raadpleegde. „ Hoe wenfchelyk het ook ,, was, dat 'er eene volmaakte eensgezindheid on„ der alle de leeden deezer ftads regeering was, „ waar toe wy by het aangaan deezer vriendfchap s, alle de leeden genoodigd , en gevolgelyk ook 3, daar door getoond hebben, geene partyfchappen 3, te willen maaken ; is dit echter van dat ongelukkig gevolg geweest, dat geene der verfchillende leeden toenmaals goedgevonden hebben, daar toe meede te werken: dog welke leeden, 3, in laateren tyd, nu ruim een half jaar geleeden a „ aanzoek gedaan hebben , om tot eenige fchiks, kingen, en het aangaan eener coalitie te koomen, 3, Dog wat is 'er in die zes maanden binnen onze „ ftad niet al voorgevallen ? Het befte gedeelte ,, onzer burgery heeft zig open lyk aan den Souve„ rain beklaagd over de beftiering in onze ftad, „ het zy gegrond, het zv ongegrond; echter met ,, dat gevolg, dat de 'Souverain goedgevonden a, heeft, om commisfarisfen tot onderzoek van zaaken binnen deeze ftad te zenden: waar door de harmonie onder de leeden oogenfchynlyk meer ,, verwyderd; dan byeen gebragt is. Wyders is 3, het aan alle de leeden deezer vergadering be,, kend, dat 'er onvoorzigtige pasfen begaan zyn, waar van de reedenen beter gezweegen, dan afs, hier te berde gebragt, kunnen worden, dog weïken niet nalaten aan bedenkelykheden cndèrwor- „ pee (w) Verf. van fitikk.betrelk. tot het zend. eener rtxmisfe van $1. E. G. Mog. naax sotxerpaMj i. deel, bl. i£-—158. ea  HUISBOEK. 3i3 pen te zyn. Om alle welke reedenen ik van ge,, dagten hpn , dat de tyd tot het aangaan eener ,, coalitie nog niet gebooren is, maar dat daar mee„ de behoord te worden gewagt, tot dac, na ge„ daan rapport der commisfarisfen van H. E. G. „ Mog., daar op zal weezen beflootcn , om als „ dan daar op te relblveeren, zo als bevonden zal „ worden te behooren." Op dit billyk voorftel, onderfteund door dat van den heerElfeviert vond de meerderheid der vereenigde leeden goed, ,, omf j, zonder het ontwerp van het aangaan eener coali,, tie geheel uit het oog te verliezen, voor als nog, en tot eenen gunltigeren tyd, de aanbieding ee„ ner coalitie met de minderheid uit te ftellen, ên „ dat ontwerp, verzeegeld, ter bewaaring te ltel,, len in handen van den heer van Alphen." Dan het was ter naauwer nood een maand geleeden, dac dit befluit genoomen was , of de heeren Bichon, en van Teylingen deeden aan de vereenigde leeden al wederom voordellen, ,, dat de, door hun over 8, eenigen tyd voorgeflagen , coalitie mogt plaats hebben, te meer, naardien de omftandigheden, „ waar in zig de ftad toen bevond, zulks (naar hun „ inzien) in alle opzigten vorderden, en zy bereid f, waren, om op het allerflerkfle, al vjas het by een befluit van de vroedfehap, de aanbeveelingen uit te fluiten." Aanftonds was de heer van der Hoeven gereed, om dit voorftel der minderheid wederom met alle magt aan te dringen , en voor te flaan , ten einde daar op binnen zeekeren bepaalden tyd te raadpleegen. Dan dit fprong al wederom af, daar verfcheide leeden zeer te regt oordeelden, dat de voorgeftelde coalitie niet konde toegelaten worden , voor dat het voorftel van den heer Gevers tot het inroepen der octroojen , en privilegies (a:), en het werk der nieuw op te regten fchutterv, (het (x) Reeds een half jaar te vooren had de heer Gevers &ar tce een bondig, en voortreffelyk voorftel in de V s vca>  314 VADERLANDSCH (het welk toen met wederzydfche drift werd voorgeftaan, en tegengewerkt,; afgedaan zouden zyn. Hoe de heer van der Hoeven te vooren ook geroemd had over zyne ftandvaftigheid, en gedaane opofferingen, en hoe veele zydelingfche poogingen hyook aangewend had, om eene coalitie te weeg te brengen, waar by hy, als wel dra eene der vyf oudfte leeden der vroedfehap kunnende worden, veel aanmerkelyker voordeelen te gemoetzag, dan waar op hy volgens de, thans gemaakte, overeenkomst hoopen konde; hy was zo zeer geftoord over zyne mislukte poogingen , en zo zeer door de onderhandfche aanzoeken , en beloften der minderheid gewonnen, dat hy zynen fpyt niet langer verkrop, pen konde. Uit hoofde hier van gaf hy op 13. februari 1786. aan de vereenigde leeden te verftaan, „ dat hy, na een ryp overleg, te raade geworden „ was, om van het gezelfchap affcheid te nee„ men, en dank te zeggen voor de genoten eer, ,, om in hetzelve toegelaten geweest te zyn: dat „ onder meer andere reedenen , die hem daar toe ,, bewoogen hadden, voornaamelyk was, dat hy het ongeluk had, om in veele voornaame poii„ ten, de regeering betreffende, zodanig met de „ meefte leeden van dit gezelfchap in gevoelen te verfchillen, en die uit zo een verfchillend oog,, print te befchouwen, dac hy in het begrip ftond, „ dat tusfchen hem, en de meefte der gem. lee- den niet langer konden plaats hebben dat „ vertrouwen, en die onderlinge openhartigheid, ,, welken tusfchen leeden van een gezelfchap van „ die natuur zo noödzaakelyk Waren* dat hy in dac j, gevoelen te meer verfterkt geworden w'as, na „ dat hy, in de laatfte byeenkomst, het verfchil der gevoelens van de minderheid der vroed- fchapsleeden had hooren aannaaien als eene voor- naame vergadering der vereenigde heeren gedaan, dog by de meerderheid ge-n gehoor gevonden.  HUISBOEK. 315 naame reeden, waarom 'er aan de, door hun voor,, gefielde , coalitie vooreerst niet behoorde ge- dagt te worden (y): dat hy verkoozen had, zy„ ne gevoelens, eu befluit liever openhartig aan de leeden van dit gezelfchap open te leggen, ,, dan heen te gaan zonder reeden van zyn doen „ te geeven: dog dat hy teffens noodig oordeel„ de, om, tot voorkooming van alle ongunftige „ uitleggingen, en beweegreedenen, welken mis. ,, fchien aan deezen zynen flap zouden kunnen toe» gelchreeven worden, en waar op hy vooral ver,, zogt, dat de fecretaris van Nyevelt attent gelief,, de te zvn , te verklaaren : ,, ,, dat hy dit gezel. fchap geenszins verliet met oogmerk, om ee„ „ nige verbintenisfen ten nadeele van dit gezel„ „ fchap aan te gaan met anderen , maar dat hy* ,, ,, zig volkoomen wilde vry houden, om, zon- ,, der aanfchouw van party, zodanig te advie,, „ zeeren, en te handelen, als hy, volgens het ,, ,, licht van zyn geweeten, en haar zyne befle „ „ kennis, en weetenfchap, zoude oordeelen met „ „ het welzyn van den Lande, het belang dec ,, ftad, en de gronden van billykheid, en regtt, „ vaardigheid, overeen te koomen : terwyl hy „ ,, al verder verklaarde , dat hy onveranderlyk „ zoude aankleeven zyn aangenoomen grondbc,, ,, ginzel, om nimmer gehoor te geeven aan ee- ,, nige aanbeveelingen tot regeeringspoflen, van „ „ welke zyde die dan ook zouden mogen koo,, ,, men: dat hy zig eindelyk in de vriendfchap „ ,, van de leeden aanbeval, en gelukkig zoude ,, ,, agten, indien hy ter eeniger tyd iets zouda ,, „ kunnen toebrengen tot herftel der gebrooken ,, harmonie, in welker bevordering hy altyd een „ waar helang neemen zoude."" Vervolgens gaf hy ( y~) Dit was dan diezelfde man, die te vooren zo zeer op deonveranderlykheid zyner patriottifche gevoelens gepocht, en dezelve, als eene voornaame drangreeden om eene overtenfomst te helpen maaken, opgegeeven had.  Si6 VADERLANDSCH hy kennis, dat de heer de Groot hem door eenen brief verzogt had, om uit riesz-^fs naam, en op dienzelfden voet, als door hem gefchied was, hec gezelfchap te bedanken. Ook meldde de heer Gevers, dat hem door den heer Groeninx hetzelfde verzoek gedaan was. Men gaf aan den heer van der Hoeven te verdaan het leetweezen van het gezelfchap over zynen flap, en dat, hoe zeer men hem van zyn genoomen befluit niet wederhouden konde, men echter vertrouwde, dat hy zig niettemin zoude aanmerken, als gehouden aan de verfointenisfen, door hem by de overeenkomst aangegaan , en men wyders hoopte, dat de tyd nog eens gebooren mogt worden, waar op de onderlinge harmonie herfteld worden, en men wederom, als bevoorens, in datzelfde vertrouwen,en openhartigheid met eikanderen zoude kunnen verkeeren, waar toe men zig wederkeerig in zyne vriendfchap aanbeval. Ligtelyk was het te voorzien, dat de heer van der Hoeven dien flap niet deed uit enkele zngt om een vry man te zyn, nog ook uit zulke inzigten, als hy in zyn voorftel verder deed voorkoomen; maar dat hy in tegendeel, daar toe met de heeren de Groot, en Groeninx affpraak gemaakt hebbende , en door hunnen gefaamenlyken afval de kragt der overeenkomst gebrooken ziende, ras toe het nog ieveriger voorftaan van die maatreegelen, welken hy reeds eenen geruimen tyd gevolgd was, ïoude overfiaan (s). Niet minder waarfchynlvk werd (z) Hoe weineg tog het Wt deel had in deeze boovengem. betuigingen by het affebeid neemen, bleek ras, toen hy zig feedert met nog m hunnen zoen met eene party te treffen, die thans, door hunne lafhartigheid alleen, niet eens meer met de hunne in eevenwigc ftond. Ten minden de heer van Mierop fchreef, niet lang daarna, aan het gezelfchap eenen brief, by welken hy voor hetzelve eenvouwdig bedankte, en verklaarde, dat hy zynen naam op de lyst der leeden van dat gezelfchap voor uitgefchrapt hield; en de heer Mosfel deed ook door twee leeden van het gezelfchap, die hy daar toe verzogt had, daar voorbedanken, onder voorgeeven, dat hy zig echter met anderen niet verbinden zoude. Men moet zig verwonderen over hec goed vertrouwen, het welk de-nog overige leeden in die vyf perfoonen, zelfs na hunne gedaane opzegging, fielden, door hun te laten weeten, „ dat, hoe zeer zy hun niet wilden vergen, om tegen hun genoegen in het maandelyksch gezelfchap te koomen , zy hun niettes, min zouden beroepen tot de noodige byeenkoin„ ften, telkens, als 'er eene nominatie, of begeeving moest worden uitgebragt ter vervulling van poften, of ampten, in het contract van overeenkomst bedoeld, in dat vast vertrouwen, dat zy zig niet zouden willen onttrekken aan dat geen , „ waar toe zy zig, als lieden van eer, verbonden „ hadden , en mitsdien de byeenkomften, waar van zy behoorlyk zouden kennis krygen, by3, woonen, of in alle gevallen zig gedraagen naar 3, het geen in die byeenkomften by alle, of d* 3, meefte leeden zoude beflooten worden." Maar men zal zig weinig verwonderen, dac de heeren} van der Hoeven, Groeninx, en de Groot daarop koeltjes lieten antwoorden, „ dat zy,het gezelfchap be= 3, dankt hebbende, verzogten daar in niet geroe„ pen te worden, en ten opzigt der nominatief; ,, en begeevingen, wanneer het geval plaats had, „ zouden handelen, zo als zy, in gemoede, te" j, meenet.  gi8 VADERLANDSCH „ meeften nutte, en wejzyn van de ftad, oordee„ len zouden te behooren;" terwyl de heer Mosfel de boodfchap voor notifikatie aangenoomen, en de heer van Mierop, misfehien nog tusfchen hoop, en vrees geflingerd, verzogt had, om zig niet te ver. klaaren. Door den afval van vyf der dertien leeden, hoe zeer de heer de Groot deezen afval maar weinige weeken overleefde, verloor de overeenkomst haare geheele kragt; daar de vier afvalligen, zig in alles by het tiental voegende, de ftem der ftad ter vergadering van Holland fteeds deeden ftrekken tot dwarsbooming van den eendragtigen wensch aller welgezinde burgers , en regenten; waar toe de fecretaris van Zuyien van Nyevelt, eertyds een zo ieverig minifter der conventie, en met zo veel aankleeving het woensdagfche gezelfchap der penfionarisfen in 'sHage bygewoond hebbende, zo veel toebragt. En dit beleedigend bedryf gaf in het volgende jaar de naafte aanleiding aan de burgery tot het removeeren van zeeven vroedfchappen, waar onder ook zulke waren, die de gemaakte overeenkomst zo fchandelyk verlieten. In Zeeland werden de aanbeveelingen met meerdere ftilte afgefchaft. In Friesland befloot de regeering van Dokkum, het eerst van alle de overige fteeden, te gelyk met het affchaffen der opdragt aan den ftadh. van de commisfien , op de beurt der fteeden vallende, „ dat niemand tot vroedfehap „ zoude worden toegelaten, dan die de, daar toe ,, ftaande, vereischten had naar inhoud van het „ reglement, zonder dat veelvermogende aanbeveelingen daar omtrent eenige verandering zou„ den mogen maaken" (a); en dit voorbeeld werd, eerlang, ook in andere fteeden van die provintie gevolgd. In de ftad Groningen volgde dat befluit vSn zelfs door de gezuiverde wyze van verkiezing 4er regeering door de gezwoorens. Hoe groot ook de invloed des ftadhouders in GeU («) Ntitïl. jaarb. 1783. bl. 310. en volg.  HUISBOEK. 3t£ Gelderland, ware, niettemin had hy, ook daar, de aanbeveeling der perfoonen ingevoerd, welken zo door de Staaten, als door de fteeden, op nominatien ter vervulling van opengevallen eerampten moeiten gefteld worden. Dog, toen weldenkende regenten, en burgers zig daar tegen verzetteden, duldde de halftarrigheid der andere ftaacsleeden, en regenten daar in al meede geene verandering, dan misfehien alleen in Harderwyk, en Elburg. In het Sticht fchaften de regeeringen van U. trecht, Amersfoort, Wyk, en Montfoort, al vroeg, de aanbeveelingen tot de nominatien van burgermeefteren, en fcheepenen, en tot het begeeven v?m fteedeiyke commisfien af, deels op verzoek der burgeryen, deels uit eige beweeging, deels met kennisgeeving van de befluiten daar toe aan den ftadh., deels Itilzwygende door geene aanbeveelingen te vraagen (b). Hoe veele andere ampten hy daarenbooven in dit gewest door aanbeveelingen begaf, word in de post van den Nederrhyn «°. 217. bi. 545 —547. aangeweezen. Eene enkele Wieling, zyne onbefchaamdheid vry verder trekkende , dan andere regenten, die toen tegen de affchaffing der aanbeveélingen rondborftig geftemd hadden, durfde by eene aanteekening, daar tegen gedaan, wel ftaande houden, „ dat der burgeren verzoek was onbevoegd , liep over zaaken, waar meede zy niet te doen hadden, en nieuwigheden inhield; dat „ zyne meedeburgers waren misleid, verbyfterd, „ en vergiftigd door ftinkfche , en fophiftifche „ droggronden van eenen woelzieken Engelschman, „ en met willen , waar in de ondergefchiktheid „ naar het begrip onzer voorouders beftond" (c)'. Klonk (b) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1600—1603. 1621. en velg. 2007. 2135. en volg. ** (c) Nederl. jaarb. 1783. bl. 1997. Is het mogelvk, dat een Wielmg onder die, hem zo geliefde, natie zulke menfchen erkende, of vond hy die Hechts onder zulken van die natie, die de onrechtvaardigheden van hunnen eigen landaard ten hoogften afkeurden, gelyk Priestley deedr  320 VADERLANDSCH Klonk zulk eene taal vreemd in de ooren van regt» fchaapen burgers, en vonden zy dezelve beleedigende; niet minder vreemd was de afkeuring des ftadhouders van een befluit der vroedfehap, om, na het affchaffen der aanbeveelingen, en het maaken van eenen roofter omtrent de fteedeiyke ampten, uit den jaarlykfehen eed der vroedfchappen te ligten deeze periode, „ dat ik meede, in hec „ nomineeren van burgermeefteren , en fcheepe„ nen, en in het verkiezen van kameraars der ftad, „ geene gunst, of toegeneegenheid zal gebruiken, „ en letten, dat zy tot de regeering, en ampten, i3 daar toe zy gehooren, en zullen worden geno,, mineerd, nut, en bekwaam, mitsgaders, als „ voorzeid, aftueele communiceerende leedematen „ van de waare Chriftelyke kerk zyn" (d). Want, behalven dat hy over deeze fchikking der regeering geen zeggen had, was het vreemd, dat hy; die willekeurig tot leeden der regeering benoemde, die hv wilde, de vroedfehap durfde vergen, dat zy zodanigen eed moeften voortgaan te doen, fchoon zy genoodzaakt bleeven, om uit de. geenen, welken hy tot vroedfchappen aangefteld had, zy mogten zyn , wie zy wilden , de nominatien tot die andere poften te maaken. Ja het was vreemd, dat hy liever verkoos, om den ouden eed als een flenterwerk te laten blyven, fchoon hy wist, dat dezelve telkens overtreeden werd, dan om de regenten voortaan te zien ontheffen van , en volkoomen gerust gefteld tegen een gemoedelyk bezwaar in zaaken, waar in het niet altyd van hun afhing , om dien eed naar te koo« men, of, gelyk wy ftraks zagen, deszelfs volvoering hoogstmoejelyk was. Zo bleek al wederom in dit geval, hoe eene koppige aankleeving van alle oude misbruiken het eenig plegtanker van deezen ftadh. was , hoe zeer ook reeden, billykheid, en vooral waare eerbied voor den eed pleitten (d) Nederl. jaarb. 1783. bl. 2000—2002.  H U I S B O ' E K. gar ten voor eene verandering, zonder welke de begeeving van die ampten tog niet op gefchikteré perfoonen gevallen zoude zyn. Eindelyk werden ook in Overysfel de aanbeveelingen tot verfcheide ftadsampten van voornaamë rentmeefters, vier fecretarisfen, post - en ferviesmcefters, amptman van het kapittel Lebuini, en den ontfang van het vuurfteede - geld, zo als ook de aanbeveelingen tot de keuren van burgermeefteren, en gemeentslieden , afgefchaft (e).. Ook te Steenwyk werden zy vernietigd: maar de ftadh. vond echter daar goed, na dat hem daar van kennis gegeeven, en de keuze met voorbygaan van de aanbevolen perfoonen toegezonden was, om de gekoozenen af té keuren, en de aanbevolenen in de plaats te ftellen (ƒ); een nieuw blyk, hoe veel magt hem eene eigendunkelyke afkeuring, zelfs zonder aanbeveelingen, in handen ftelde, en hoe weinig hy gezind was, om by het doen der aanbeveelingen dé vryheid van (temmen in haar geheel te laten, gelyk hy in den briel voorgaf. Voorts weeten wy niet, dat ergens door eenige ftaatsleeden dit onderwerp van onwettige aanbeveelingen met meerdere rondborftigheid behandeld, of derzelver fchroomelyke gevolgen duidelyker aangetoond zyn, dan in het kwartier der Ommelanden , en zullen daarom hier van ten (lot eenig breeder verflag doen. Men weet, dat dit kwartier word faamengefteld uit Hun: fingo , Fivelingo , en het Wefterkwartier. By hec reglement reformatoir van 1749. was aan de vrye keuze deezer drie kwartieren gelaten de aanftelling der gecommitteerde raaden , en de vrye begeeving van alle de commisfien, in de tour der Omtnelanden vallende. Dog de ftadh. had met zynen aanhang weeten te bewerken, dat de lyst der aangeitelde gecommitteerde raaden jaarlyks, tegen deh letter van dat reglement, aan hem ter ap-of im- pros (e) Nederl. jaarb. 178.7; bl. 506—514. (f) Nederl. jaarb, 1783. bl. i?->o, III. DEEL X  322 VADERLANDSCH probatie toegezonden was, waar omtrent hy zrg dan nog daarenbooven aanmaatigde, om in de plaats der afgekeurden anderen aan te ftellen. Hy had ook ingevoerd , om tot de commisfien perfoonen naar zyn goedvinden aan te beveelen. Tegen die tweederlei misbruik deed de heer de Sandra VeldU man in 1785. twee voorftellen , dog welken by de meerderheid afgeflagen werden, of door het ftaaken der ftemmen geenen voortgang hadden. Eenige comparanten uit Hunfingo, en Fivelingo, en een lid uit het Wejlerkirartier, klaagden daar over op eene zeer befcheidene wyze aan den ftadh.» toonden de onwettigheid daar van aan, en verzogten handhaaving van hunne gefchonden regten. Dog niemand zal zig bevreemden, dat de ftadh., verzot op alle ingevoerde inkruipzels van zyn gezag, al wederom weigerde , om aan dit vertoog te voldoen , ftaande houdende, dat die inkruipzels wettig waren , en 'er byvoegende, „ dat hy dee„ ze nieuwigheden" (waar door hy verftond de voorftellen, proteften, en aanteekeningen der vaderlandlievende leeden,) „ niet zonder aandoening „ vernoomen had, en dezelven befchouwde, als kunnende ftrekken, niet alleen tot krenking van j> het wettig, aan hem als erfftadhouder opgedraa,, gen, gezag, maar wel voornaamelyk tot^ onder„ myning, en zelfs geheele omverwerping van de „ thans fubfifteerende regeeringsform, en tot het „ doen gebooren worden van eenen allergevaarlyk„ ften tweefpalt." Dog de comparanten beantwoordden op 3. januari 1786. dit gefchryf op de nadrukkelykfte, maar befcheidenfte wyze. Zy zeiden daar byr „ dat zy hartelyk gewenscht hadden, das „ Z. H., by deszelfs aanweezen aldaar, had ge„ lieven goed te vinden, om met den eenen, of a, anderen van hun over de, op handen zynde, „ begeeving der commisfien te fpreeken, alzozys „ en een ieder der comparanten, het zig tot eene s, byzondere eer, en genoegen zouden gereekend „ hebben, om daar in aan zyne billyke -verlangens„ te voldoen: dat zy feedert vier jaaren hunne „ pao  HUISBOEK. 323 » poogingen aangewend, en gantsch belangeloózé ,, aanbiedingen, tot onderlinge harmonie gefchikt, „ hadden laten doen, die, (wilde men niet ge„ heel onbillyk zyn, en als onafhangelyk van eenen „ ieder regeeren,) niet van de hand hadden moe» i, ten geweezen zyn: dan dat, in de plaats van hun „ met antwoord te verwaardigen, men zyn besc >, had gedaan, om de meerderheid der (temmen té bekoomen: dat hec behoud van vreede, en een>, dragt, die hec Z. H. behaagd had aan twee der », verteekenaars aan te beveelen, aan hun, en de *> hunnen echter eene gegronde hoop gaf, dat j het„ zelfde ook aan anderen zullende zyn aanbevolen, de voor handen zynde begeeving op eene „ billyke wyze zoude gefchikt zyn: dog dat naauw„ lyks Z. H. deeze provintie verlaten had* of dat „ zy van ter zyde onderregt wierden, dat alle hun„ nè goede vrienden in de agtergelaten aanbeveelin„ gen van Z. H. wederom geheel waren voorbyge• » gaan (g): dat dit hun ten allerfterkften verbaas,j de, terwyl het hun teffens indagtig maakte, dat „ zy, feedert den tyd van het bellier van Z* H. „ moeder, en dat van Z. H., fuccesfivelyk door drie broeders waren beheerscht geworden: dat de ge,i heele Ommelander regeering, van dien tyd af aan, „ en van tyd tot tyd meer en meer, was gewor„ den eene famiheregeering, aan welke byna nie„ mand anders deel konde krygen, als door eene „ blinde onderwerping aan dezelve: dat de leeden „ derzelver van tyd tot tyd in alle kwartieren, „ naar omftandigheid van zaaken, waren ingeplant „ geworden, om geleegenheid te hebben, dezelven ,» ten kolte van oude comparanten met ampten te „ voorzien: dat onder die famiheregeering met haa- (?) Blykt hier uit niet ten klaarden , dat ai dat ëefchree iw tegen nieuwigheden , alle die voorgeevens van vreede, en eendragt, geen ander doelwit hadden, als örri de regenten zig blindelings te doen onderwerpen aan zynen wd, en dien zyner afhangelingen? ' *ynen X 8  SM VADERLANDSCH „ haare aankleevers niet alleen cnbekwaame, masr ,, zelfs onwaardig!, jperfoonen van tyd tot tyd met ampten voorzien waren, zo dat de geheele in„ tentie van .het reglement reformatoir van Z. H« „ vader niet alleen vernietigd, maar de Ommelan- der regeering geheel geworden was de regeering „ van éénen ariflokraat; hoe zeer ook by het regie» „ ment van 1659. verbooden was, dat iemand zig „ met de zaaken van een ander kwartier mogt bemoe», jen, en hy boovendien de ariftokratie van ver», fcheidenen zo duidelyk by het reglement reformat, toir had tragten te beletten: dat de hoogmoed j, dier begunftigde heeren eene volkoornen klein- agting, ja zelfs zodanige veragting y voor de comparanten had te weeg gebragt, dat de aan„ beveelingen van Z. H. niet, dan kort voor de ver3, kiezing, waren voorgeleezen, en derzelver gunst „ flechts aan fommigen was verzogt; het welk in 1781; in het Fivelingo kwartier zo verre was ge,, gaan, dat niemand dier heeren van dat kwartier „ de comparanten, des avonds bevoorens, met hunne prefentie had willen verwaardigen; eene ,, handelwyze, die de gemoederen des tyds zo ver- bitterd had, dat zy eenen flap hadden gedaan, „ die dezelfde gevolgen, als thans, zoude gehad! ,, hebben, indien het niet met moeite was ge„ weerd: dat Z. II. dus ligtelyk zoude befeffen, „ hoe hard , ja ondraagelyk het was voor vrye regenten , welken meenden , door het regle„ ment van 1749. rondsom in hunne oude vryheid te zyn herfteld, en alle eeven veel deel aan de 3, regeering te hebben, thans, en feedert zo veele „ jaaren, door éénen enkelen perfoon van hun's gelyk en s, zo haTd, als onbillyk, en onwettig, te moéten worden geregeerd, en yan alle deel in de regee- ring uitgeflooten; een juk, dat hun zo ondraa„ gelyk was geworden, dat het beter zoude ge„ wrest zyn, dat de reegelregte befchikking van alles aan Z. H. gedaan had: dat het intusfchen verre van hun was, om Z. H. te verdenken van „ door deszelfs aanbeveelingen daar aan deel te heb-  HUISBOEK. Sa5 „ hebben; dat zy in tegendeel willen, dat weini„ gen dier begunftigden van naby by Z. H. be,, kend, althans niemand der byzondere comparan,, ten van tyd tot tyd tot gecommitteerde raa- den aanbevolen waren: maar dat het alleen was „ het vertrouwen , het welk: Z. H. op éénen per„Joon had gelteld, en het misbruik, dat daar van gemaakt was: dat het 'er eeven zo ver van daan ,, was, dat zy de billyke confideratien van Z. H. zouden gering agten, dat zy in tegendeel by de „ laatfte keure alle perlbonen, behalven éénen, om „ reedenen, by hun voldoende, gekoozen hadden, „ die Z. H. tot de generaliteits - en provintiaale ,, commisfiengedefpicieerdhad; endatzy vertrouw,, den , dat alle zwaarigheden inkomftig ligtelyfc zouden kunnen worden voorgekoomen , indien Z. H., niet met éénen enkelen perfoon over hunner aller regten handelende, en daar aan al„ leen defereerende , billyke fchikkingen zoude „ gelieven plaats te geeven: dat, wat het sEGTbe„ trof, en wel omtrent de goedkeuring der ge,, committeerde raaden, het 33. art. van het reglement reformatoir van\ia\o. 'er niet alleen niet van fprak, ,, maar uitdrukkelyk noemde de generaliteits - en pro„ vintiaale commisfien: dat dit onmogelyk eene uit,, lating konde zyn, daar 'er van dit ftuk omtrent. ,, de fiadsregenten bevoorens zo fterk gefprooken „ was, en het yastftellen der approbatie van de „ andere commisfien van zelfs geleegenheid ver- fchafte , om ook van deeze te moeten fpree- ken, indien men verkoozen had, daar over te „ willen befchikken :—• dat, zo men nog eens wil,, de ftellen, dat het eene uitlating was, zulks dan „ nog aan niemand te wyten was, als aan den gee„ nen, die klaarer had kunnen, en moeten fpreeken , „ en dat wel in fundamenteele regeeringswetten, „ waar by bepaald was, dat alles, wat niet veran- derd was, op den ouden voet zoude blyven, ja in „ een point, het welk de Souverainiteit der Ora- melanden raakte: —1 dat Z. H., eeven zeer aan „ de oaarkooming van het reglement gebonden zynX 3 „ de.  g2£ VADERLANDSCH de, en in zyne eige zaak tot zyn eigen voof3, deel beflisfchende, niet zoude kunnen ontgaan 3, zo veeie onaangenaarne aanmerkingen, als daar 3,\ over by meenigte gemaakt zouden kunnen wor- den; daar in tegendeel Z. H., in deezen naar 3, regt, en billykheid uisponeerende, de a'gemee3^ ne goedkeuring zoude wegdraagen" (//). Na het geen wy van des ftadhouders alvermogen^ en van het misbruik van een, door geweld verkreegen,en door list,en onregtvaardigheid vergroot,ge-, zag gezegd hebben, kunnen onze leezers best oor-, deelen over de billykheid der navolgende verwytingen, die in de aanfpraak aan het volk van Nederland; aan den ftadh., in dit opzigt , gedaan worden. Wat foort van lieden verkiest gy uit de provin3, tien, om in de Staaten generaal, raad van Staa,, te, admiraliteiten, en andere kollegien te doen 3, zitten? Verkiest gy daar toe niet enkel zulken. 3r die overgegeeven boor. genoeg zyn, om hunne, „ ftemmen aan uw te verkoopen,, of te onkundig,' „ of te vreesagtig, om zig tegen uw te v/erzet3., ten? Den eerlyken, den kundigen, den ftoux, ten patriot, den man, die fpreeken durfd, en 3, kan , befchouwd gy als uwen vyand met af- keer, met fchrik, met vrees: zulken dienen uw ,, niet: dat zyn gevaarlyke kaerels. Maar wat hebben wy bewyzen 'noodig, daar de zaaken zeive fpreeken ? Gy kunt, gy vermoogt alles in onze Republiek. Gy kunt in verre de meefte 3, provintien , gy kunt in de vergadering van de a, Staaten generaal, in de_ admiraliteiten, inden 3S raad van Staate, altemaai meest uit uwe creatuu- j, ren (/«) Zie de aanmerkelyk e ftukken over deeze gewigtige zaak met alle de aanteekeningen in de Verf. van jlukk. by j. A. de Clmlm. 24.. deel, bl. 138—219. Öok zal men in «°. 530., en 531. van de post van den Nederrhyn den fleutei aantreffen van die haatelyke familieregering, en arijlokraik, waar, yan, in deezen. boovenfuanden brief gewaagd, W°id,.  HUISBOEK. 327 ren beftaande, 'alle befluiten doen neemen, die „ gy wilt; gy kunt elk, zo het uw maar behaagd, ,, tot zynen pligt houden. Wat gy kunt, hebben ,, wy gezien, en ondervonden. Gy had uwe af- hangelingen, uwe landprovintien, en uwe admi„ raliteiten voor lang eene vloot kunnen doen, ik „ zegge doen, ja doen in zee brengen. 'Er zit „ immers niemand in die hooge kollegien, dan die „ gy 'er inbrengt, en van uw alleen afhangen. «, Gy alléén zyt Staaten generaal, raad van Staate, ,, admiraliteiten, Staaten der provintien. Gy zyt aU les te faamen, en wy eifchen daarom ook alles ,, alléén van uwe hand. Durft men, kan men uw ,, niet tegenfpreeken , als gy iets wilt beflooten „ hebben, dat nadeelig voor het vaderland is; wie „ zoude uw dan hebben kunnen, of durven tegen» ,, fpreeken, of tegenftaan, indien gy in ernst ge,, wilt had, dat men zig by tyds ter zee waapen- de"? (*> -Zoude men buitenslands wel eenig denkbeeld maaken kunnen van eenen eerden ftaatsdienaar eener Republiek, van eenen, aan hoogere magt ondergefchikten, ftadhouder, kapitein, en admiraalgeneraal, die alle gezag van wetgeeving, van uitvoering, zo in den politieken ftaat, als ter zee, en te land, en in overzeefche geweften, zo in de juftitie, als op de hooge fchoolen, en, laten wy 'er gerust by voegen, in de kerk Qk), in zyne vuist (i) Bl. 55. 63. en volg. (k) Of was niet het lemma Oranje Nas/au, ter fluilc in de meefte provintiaale fynoden ingevoerd, zo vleiend voor hem, als hoonend voorde opperfteMagt? En hoe veel was 'er nog aan vast, om hetzelve in Holland, en Friesland te doen veranderen in, Des Heeren zeegen, en genaade af te fmstken ovtr dt Staaten, over den erf ftadhouder t X 4 «9  32S VADERLANDSCH vuist gekneld houd, en elk eenen, die door zyn geweld, onderfteund van militie, en gepeupel, niet wil verpletterd, of bedorven worden, noodzaakt', om hem te voet te vallen ? Dan , hoe groot deeze misbruiken waren, hoe fterk de natie als uit éénen mond om derzelver herftelling riep, wie zoude nog by den aanvang der ftaatsgefchillen geloofd hebben, dat de ftadhouders zulk eene onmeetelyke magt bezaten, die by de geduurige vernieuwing van dat ampt fteeds eenen vernieuwden aanwasch kreeg? Wy durven hier de minst bevooroordeelde liefhebbers van het huis van Nasfau, mits zy tefFen* uit eerlyke grondbeginzels te werk gaan, wel vraagen, of zodanige magt, in eene en dezelfde hand vereenigd, wel grooter zyn kon; en of dat weinige, het geen daar aan reegelregt nog ontbrak, niet zydelings door den geheelen faamenhang onder deszelfs bereik was, vooral, wanneer, by elke omkeering der zaaken, de ftadh. het vermogen kreeg, om nieuwe wetten, en reglementen over zyn eige gezag te maaken, de dienende regenten van hunne eeden te ontdaan, en in derzelver plaats anderen aan te ftellen? Wy vertrouwen, dat niemand van zulke oranjevrienden, als wy onderfteld hebben, dit zal willen, of durven tegenfpreeken. En, ftemd men dit toe, dan vraagen wy verder, of, zo. men al van hunne zyde eens wilde ftaandc houden, dat die magt nooit misbruikt was, (hec geen tog tegen alle ondervinding ftrvd,) het dan ten minften niet waar is, dat die magt oneindig misbruikt kan worden, wanneer de bezitter daar toe den wil heeft, of onweetende bedroogen word ?■ En of het dus niet waar is, dat die magt by geene. mogelykheid kan worden overeengebragt met eene. goede ftaatsgefteldheid van een vry, en onafhan- ge- en deszelfs huis, mitsgaders over alle hooge kollegien, of Eerlied voor de. Staaten, de hooge, en wettige Overheid,, en voor bet door'.ugtig huis van oranje, eo Nassau? Nederl. jaarb. 1783- bl. 1232-1238. 1784. bl. 853-859. int. en volg. |jn 17S5. bl, 917. en 1581.  HUISBOEK. 32? gelyk Land, veel min, dat zy zoude kunnen afgemaald worden als eene grondzuil van den Staat, waar meede deeze ftaan, of vallen moet, de vastigheid van onze waare vryheid, onafhangelykheid, en godsdienst, en met foortgelyke uitdrukkingen meer, waar meede, of de laagfte vleiery der regenten , of de onbefchaamdheid van den ftadh. zelfs, zulk eene overdreeven magt tegen becerweeten aan niet bloosde te betitelen ? En, wil deeze bekentenis 'er nog niet uit, men vraage dan zig zeiven opregtelyk af, of men, eenen anderen Staat zodanig beltierd ziende, denzelven vry, en vnafhangelyk noemen; of men, een ontwerp van eene vrye ftaatsregeering willende maaken , dit model verkiezen zoude ? Wy houden ons verzeekerd , dat, zo niet de mond, ten minften dan het hart, en geweeten, de zaak voor ons beflisfchen zullen. By dit alles kwam nog het erfregt tot alle die waardigheden welken de ftadh. bekleedde, en waar meede dus eene erfelyke bezitting van alle die misbruiken verbonden was. Opzettelyk fpraken wy daar van tot dus verre niet: dog dit lieten wy daarom na, vermits nog regenten, nog burgers , hoe wederregtelyk dat erfregt ook ingevoerd was, zig daar tegen geduurende den loop der ftaatsgefchillen verzet, en alzo een nieuw blyk gegeeven bebben, dat het hun waarlyk niet te doen was, om al hec vastgeftelde by de revolutie van 1747. om ver te werpen, fchoon zy uit den aard der zaak, en het gedrag van Willem V., daar toe alle reedenen hadden. Dit wangedrogtelyk erfregt had men in Hol. land al wederom te wyten aan de ridderfchap, die uit bewustheid, dat haare eige fchynbaare grootheid van het beftendig aanweezen eens ftadhouders afhing, 'er op 7. october 1747. na de wederinvoering van het ftadhouderfchap het voorftel toe deed. Zy beriep zig by hetzelve op gronden, welken eeniglyk met haar belang, en geenszins met dat van den Staat, overeenkwamen, en gaf te kennen» j, dat zy, de gefteldheid der regeering van deeze sl Landen in eruftige aanmerking genoomen hebX 5 „ bende.  33o VADERLANDSCH 37 bende, bevonden had, dat dezelve onmogelyk ,, beftaan konde zonder een uitjleekend hoofd: dat de Staat, daar van ontbloot zynde, meer dan „ eens óp het punt van zynen geheelen ondergang gebragt, en uit zulk een blykbaar gevaar alleen,, lyk gered was door de aanftelling van eenen ftad„ houder, kapitein, en admiraal - generaal (l): „ dat de Staat onder deeze gelukkige form van regeering van zyne eerfte opregting af in welvaard toegenoomen, en ontzaglyk geweest was door het beleid der prinfen van Oranje, aan eenen afs, ftammeling van welken nu ook dezelfde waardig„ heden waren opgedraagen , waar van men de „ goede uitwerkzels reeds oógenfchynlyk begon te „ befpeuren (m): dat welgezinde regenten niet zonder fchrik konden gedenken aan de verwarring, waar in de Staat ftorten zoude by mangel van zulk een uitjleekend hoofd, en vooral, zo in de tegenwoordige tydsomftandigheden aan Z. H. 3, iets menfehelyks overkoomen mogt: dat Z. H. j, tot hier toe wel met een vreuwelyk, dog niet ,, meteen mannelyk, oir gezeegend was, en dat s, het vrouwelyk oir zig nog alleen bepaalde in ee,, ne jonge prinfes: weshalven men bekwaame mid,, delen ter hand moest Haan, om de dreigende on,, heilen af te weeren : dat hier toe niet anders ,, uit te denken was, als dat de waardigheden van ,, Z. H. erfelyk verklaard werden op zyne man- „ nely- (0 Indien zy hier meede verftond, dat de Staat meermaalen in dien akeligen te-eiland gebragt was, aileenly* om zulk eenen amptenaar te hebben, en dat binnen - en buitenlandfche vyanckn niet gerust hadden , voor dat zy dat oogmerk hadden bereikt; kunnen wy haar dit g;zegde gereedelyk toegeeven. O) Ook dit was onwaar, daar juist die amptenaars norzaaken geweest waren van de bloedige, en kostbaare oorlogen, die de Staat had moeten voeren, en waar van de fchulden gedeeltelyk denzelven nog drukken, terwyl de ftadhouderlooze tyden, hoe weinig ook gefchikt voor waa. re vryheid, juist nog de iuifterrykfte, en gezeegendfte ge» woest waren. °  HUISBOEK. 331 „ nelyke, en vrouwelyke nakoornelingen, onder „ zodanige voorbehoedzels, als meest met's Lands ,„ dienst overeenkomftig zouden geoordeeld wor„ den: dat hier door de tegenwoordige regeerings,, form beveiligd, het vertrouwen tusfchen Z. H.» ., en de regenten, en tusfchen de regenten onder- ling aangekweekt, en op eenen vafteren voet, „ dan ooit , gebragt zouden kunnen worden: dat die opdragt op zulk eene wyzegefchieden moest, dat de mannelyke altyd aan de vrouwelyke nakoo„ melingen wierden voorgetrokken, mits de eene, „ nog de andere bekleed ware met de koninglyke, ,, of keurvorftelyke waardigheid: dat ook de vrou„ welyke nakoornelingen geen huwelyk zouden mo, gen aangaan, dan met byzondere bewilliging der „ Staaten, en niet dan met eenen prins, belydes, nis doende van den waaren Chriftelyken hervorm„ den godsdienst, zo als dezelve in de openbaare „ kerken deezer Landen geleerd wierd, ook met ,, geenen koning, of keurvorst: dat, in geval die „ waardigheden vervielen aan eene der vrouwelyke nakoornelingen, zy den titel van gouvernante voe„ ren, en magt hebben moest, om eenen manne,, lyken reprefentant te ftellen, die uit haaren naam ., zitting zoude hebben in den raad van Staate, en het kapitein - en admiraalfchap generaal van dit „ gewest bedienen , mits hy ook den gem. her,, vormden godsdienst beleed, en niet bekleed was „ met de koninglyke, of keurvorftelyke waardig„ heid: en dat de zaak ter Generaliteit zo behoor„ de te worden beftierd, dat door H. H. Mog. het ,, erfkapitein - en admiraalfchap - generaal der ver,, eenigde Nederlanden op gelyken voet aan de man„ nelyke, en vrouwelyke nakoornelingen van Z. „ H. wierd opgedraagen" («). Indien de ridderfchap uit het enkel oogpunt der geduurige gevaaren, waar in het Land in eenen ftadhouderloozen tyd om de wederinvoering van dat ampt van buiten- Cn) j. waagej. nierl, hifi. 20. deel,, bl. 121—125.  53* VADERLANDSCH ten - en binnenslands ingewikkeld was, het erfelyke voorgefteld, en zig, gelyk tot dus verre altyd plaats gehad had , tot het mannelvk oir bepaald bad; daar in alleen was aan misfehien nog eene fchynbaare reeden voor zulk een voorftel te vinden geweest. Maar hetzelve voor te flaan als onontbeerlyk voor den Staat, en als heilzaam in alle deszelfs gevolgen, ja hetzelve voor te flaan pp eenen tyd, waar op 'er flechts eene vrouwej/ke afflammeling was, en hetzelve daarom ook x/z de vrouwelyke linie te willen uitflrekken, jXÜtet bepaahngen kwanswys ten opzigt der huwelyken, die eeven zo gemakkelyk van ter zyde, als reegelregt, konden overfchreeden worden, en naderhand by het huwelyk van die vrouwelyke afflammeling al aanilonds overfchreeden werden door het trouwen met eenenLuterfchen prins, met één woord,onzen vryen Staat tot de tyden der Holiandfche gravinnen, Adas en Jakoba met haare mannen , en voogden weder te brengen; was de heerschzugt tot den hoogden top op te voeren, en de vryheid voor eeuwig, zolang 'er maar ééne enkele nazaat van het huis van Nasfau overbleef, den doodfteek te geeven. En, nogthans ging dit hoogstongerymd voorftel fchierlyk door; zonder dat 'er zig, of in Holland, of in eenig ander gewest, of ter Generaliteit, iemand tegen verzetten konde, daar men zorg droeg, om hetzelve overal door den dwang van een raazend gemeen wederom te doen doordryven. Geheel anders begreep het in onze dagen de commisfie tot het ontwerpen van eene nieuwe conftitutie voor Frankryk, wanneer zy aan de vergadering voordroeg: „ dat ,, alle politieke erfelykheid te gelyk was eene duide„ lyke fchending van de natuurlyke gelykheid, en „ eene ongerymde inflelling, om dat zy onderflel„ de dc erfelykheid der vereischten, die tot het 3, waarneemen van eene openbaare bediening noods, zaakelyk zyn: dat alle uitzondering van de alge- meene wet, gedaan ten voordeele van eenen ensi kelen perfoon, was eene indragt op het regt van alle anderen: dat alle gezag, booven het welk  HUISBOEK. 333 zig geen ander verhefte, niet aan één enkeï mensch konde werden toevertrouwd» nog voor „ zyn leeven, nog voor een lang tydsverloop» zon- der hem eenen invloed te verleenen , die aan ,, zynen perfoon, en niet aan zyne amptsverrig-' „ tingen , gehegt was, .en zonder aan zyne heerseh„ zugt middelen te verfchaffen, om de openbaare ,, vryheid te bederven, of ten minden om het te „ beproeven" (o). In denzelfden zin zegd T. Paine, ,, daar het waarneemen der regeering talenten, ,, en bekwaamheden vorderd , en deezen niet er„ felyk kunnen overgaan, blykt klaar, dat de erfe- lyke opvolging een geloof van den menseh vor,, derd, waar aan zyne reeden geene toeftemming ,, geeven, maar die alleen op zyne onkunde fteu,, nen kan, en, hoe dommer een Land is, zo veel „ gefchikter is het voor dit foort van regeerings„ form" (/)). En Needham geeft onder dereegels tot handhaayiBg!der vryheid ook deezen op, „ dac „ men nooit dulden moet, dat twee perfoonen van „ hetzelfde geflagt gelyktydig gewjgtige ampten ,, waarneemen, of dat eenige belangryke post in „ een, en hetzelfde huis blyft voortduuren" (q). Hoe oneindig veel ftoffe had Nederlands volk dan niet gehad, om op deeze gronden zig tegen het erfftadhouderfchap te verzetten, daar hetzelve, op zulk eene wederregtelyke wyze ingevoerd, tot zulke verregaande uiterften gedreeven was, en de tegenwoordige ftadh. , gelyk alle zyne voorzaaten, van dat gezag zulk een onbefchryfelyk misbruik gemaakt had, dat men voor het vervolg geene reeden had, om 'er iets beters van te gemoet te zien! Dog dit deed nog de natie, nog eenig regent, hoe geweldig ook getergd, en aangemoedigd, om op eenmaal alle die onregtmaatige ban- éea (o) Moniteut 17. fevrier 1793. n". z8. (p) Over de regten van den mensch, I. deel, bl. 201. (q) Over de oppermagt des volks, en dt voortrejfelykheid van tenen vryen Staat.  334 VADERLANDSCH den te verbreeken. Te vergeefs voerd men voöt bet erfregt aan, dat eene republikeinfche regeering zonder eenen foortgelyken amptenaar langzaamerhand tot de geweldigfte ariftokratie overheid* Te vergeefs beroept men zig desweege op de voorbeelden van Venetië, Genua, Zwüferland, en anderen, alwaar zonder een erfelyk eminent hoofd de ariftokratie op den troon zit, ja zelfs op dat van ons Gemeenebest in ftadhouderlooze tyden. Want, fchoon wy verre afzyn, van eerstgem. regeeringsformen als waarlyk vry aan te merken , is dit eevenwel ten opzigte van onzen Staat onloochenbaar, dat de ftadhouderlyke magt in hetzelve nimmer eene fcheidsmuur tusfchen het volk, en de regenten geweest is; maar het is in tegendeel waaragtig, dat de ftadhouders, de eene meer, de andere minder , en de laatere van tyd tot tyd al meer, dan de eerdere, allen invloed van het volk op deszelfs regenten, en alle betrekkingen van cle regenten tot het volk door eene wederkeerige uitwerking van des volks invloed op hun, tot zig getrokken , en daar over alléén befchikt hebben. Immers hebben wy gezien, dat de magt, door de gilden, en fchutteryen in Holland, door de gemeentslieden , of gezwoorens in Gelderland, Overysfel, en Groningen, onder de hartogen, graaven, of heeren veel grooter is geweest, dan onder de zogenaamde republikeinfche ftadhouders , en door de laatften in de daad, of geheel, of genoegzaam ge* heel, is ingezwolgen. Was het dan de welmeenende regenten , den bloem der burgeryen wel kwaalyk te neemen, dat zy, misnoegd, en verontwaardigd over zo veele ichreeuwende gebeurenisfen, die het daglicht niet verdraagen konden, het gevaar van zulk een hooggefteegen gezag lee» vendig befeften , en , naar maate derzelver uitwerkzels langer, en zigtbaarer bleeven voortduuren, ook des te ieveriger werden, om zig daar tegen te verzetten ? 'Er waren ondertusfchen, buiten den invloed ,op de aanftelling van alierleie amptenaaren, mee- nig«  HUISBOEK. 335 nigvuldige gebreeken in het beftier zelfs , zo vm den ftadh., als van de Staaten, fteedeiyke, en landelyke regeeringen ingefloopen, tot welker weering de ftadh. eigenlyk, alleen, en voornaatnelyk; werkzaam had moeten weezen. Dan hy vond voor zyn byzonder belang, voor de bewaaring, en, zo mogelyk, voor de vermeerdering zyner regten, en preeminentien, voor zo ver ze nog eenigermaa. te van de regenten afhiDg, geraaden, om alles zynen ouden gang te laten gaan, Deeze meenigvuldige gebreeken waren ook, by het opfpooren van oude, en vervreemde regten, een hoofdonderwerp der begeerde hervormingen geworden. Wy zouden ons voorgefteld beftek verre te buiten gaan, indien wy de breede lyst der ontegenfpreekelykfte misbruiken, en gebreeken in het algemeen beftier der zaaken opnaaien, de billykheid der voorgeflagen hervormingen in het openbaar beftier verder aandringen, en den tegenftand eerst van den ftadh. met zynen aanhang, en naderhand de tegenftribbelingen, en tergingen van zulken onder de regenten, die zig het eerst onder de banieren der vryheid tegen de wettelooze overheerfchingen des ftadhouders gefchaard hadden, in alle derzelver bvzonderheden openleggen wilden. Ook houden w'y dien taak voor ons beftek te minder noodzaakelyk, om dat 'er maar zeer weinige onder onze leezèrs, ja zelfs onderregenten van allerlei denkwyze, zullen gevonden worden, die, of niet eertyds van de gegronde klagten over die misbruiken, en gebreeken by zig zeiven ten vollen overtuigd geweest zyn, of niet ten minften nu, na dat de verblindende bitterheid der partyzugt eenigszins bedaard is, en zy over's Lands waare belangen meer onzydig, en met meerdere kalmte, gedagt hebben, van agtev zig te laat beklaagen, dat de geheele hervorming van, by hun erkende, misbruiken met de geweldige omkeering volftrekt is agtergebleeven. Of was het geen misbruik, dat de kapitein of admiraal-generaal volftrekt alleen beflischte over het geheel ontwerp , en de middelen van uitvoe- rh»g  S35 VADERLANDSCH ring der krygsverrigtingen in eenen tyd van oorJog, ten zy flechts in gevallen, waar in hy, nu of dan, ftellige beveelen, of liever verzoeken, vaö den Souverain kreeg? Was het geen misbruik, dat hy niet alleen weigerde, eenen raad van kundige, en vertrouwde ftaatsleeden omtrent dat hoogstwigtig ftuk neffens zig aangefteld te zien , zelfs op het voorbeeld van vroegere tyden ; maar dat hy die beveelen , of verzoeken meer heimelyk , of openlyk tegenwerkte , en in rook deed verdwynen ? Was het geen misbruik, dat de guardes du corps, die de toegeevendheid der Staaten hem tot eene lyfwagt vergund had, buiten weeten der hooge Overheid , aan den ftadh* ook eenen byzonderen eed hadden afgelegd (r) ? Was het geen misbruik, dat de fchuttery van 'sHage, van den zeetel der Souverainiteit, buiten weeten der Staaten, ook al eenen byzonderen eed van trouw aan den-ftadh. deed, en daar in onderfcheiden was van alle andere fchutteryen ? Was het geen misbruik, dat niet alleen in den militairen ftand , maar zelfs in verfcheide aanzienlyke Staatsvergaderingen, en in het hoogagtbaar kollegie van H. H. Mog., het welk voor buitenlandfche Moogenheden, en gezanten de Souverainiteit der geheele Republiek verbeeld , bedienden van het ftadhouderlyk huisgezin, onder den naam van kamerheeren, hof meefters, ftalmeefters, zitting hadden, en dat diezelfde heeren, die des morgens met buitenlandfche gezanten,aan H.H.Mog. afgevaardigd, over 'sLands aangeleegenheden geraadpleegd hadden, zig voor diezelfde gezanten na den middag met den üeutel op den rok, ten blyk van dienstbaarheid, in des ftadhouders antichambre vertoonden , om de naamen der zulken, die gehoor begeerden, op te teekenen, en hun vervolgens in te leiden (O? Was het geen misbruik, dat de prefident van H. H» f>) Nederl. jaarb. 1786. bl. 1291, en volg, (s) Neder, jaarb. 1786. bl. 1293.  HUISBOEK. 337 H. Mog. geduurende de geheele week zvner bediening , dagelyks zyne opwagting by den ftadh., die immers dan minderen rang had, dan hy, maaken, van het voorgevallene ter vergadering verftag doen, zyne orders vraagen, zig in zyne protekis beveelen, en uuren lang naar het oogenblik, waar op hy dat gehoor verkrygen konde, reikhalzend fnakken moest (t)? Was het geen misbruik, dar. het wild , een eigendom van het algemeen, zo wel als eenmosch, zwaluw, fpreeuw, kraai, padde , kikvorsch , en diergelyken , dat het wild , veel meer verderffelyk voor den landman, en hovenier, dan eenig ander gedierte, ten genoegen van den ftadh. , en eenige weinige groote heeren, fchootvry was zonder toeftemming van den ftadh.; ja dat het zogenaamd fyn wild , tot de groocfte plaag van den landman, en hovenier, van tyd toe tyd onfehendbaar verklaard werd. zo dat niemand, dan de ftadh., of zyne byzonderfte vrienden, daar op jaagen mogten ? Was het geen misbruik, dac elk grondeigenaar, aan wien het regt tot de jage elders ontzegd was, het wild ten minften op zynen grond niet fchieten, of verdelgen mogt; dat hy, of de huurder, of bewooner van zyn land, wanneer 'er een ftrik op gevonden werd, zig onder eede zuiveren moest, dat het buiten zyne kennis gefchied was, of, wanneer hy den eed voor zulk eene beuzeling weigerde, verpligt werd, om de boete, daar op gefteld, te betaalen ? Was het geen misbruik, dat hy in tegendeel dulden moest, dac gewaapende lieden zig onverhinderd op zynen grond verCO De heer Romswinckel, regent van Leiden, ter vergadering van H. H. Mog. zitting hebbende, was de eerfte, die dit fiaafsch gebruik in 1784. durfde nalaten, maar werd daar in niet gevolgd, dtn door den heer Leüevenvn, legent van Haarlem, en vanKuffeler, vohr.agt van Friesland. III. DEEL. Y  S38 VADERLANDSCH vertoonen, zyne moeskruiden;, graanen, of plantfoen vertreeden, en datzelfde wild, het welk hy als een heiligdom eerbiedigen moest, voor zyn gezigt, en dikwyls met gevaar voor hem, of de zynen om gekwetst te worden , wegfchieten mogtcn? Was het geen misbruik, dar/zy, die in fommige geweften weegens hunne bedieningen tot de jagt geregtigd verklaard waren, met geene jagtroeren jaagen mogtcn -zonder aSte van den ftadh., en zonder de ruime inkomften van zynen domainraad tc helpen vermeerderen? Was het geen misbruik, dat de burgers , of grondeigenaars in andere geweften, niet zo wel jaagen roogten , als die van Gelderland , en Overysfel ? Was het zelfs in die twee laatfte geweften geen misbruik, dat de boeren alleen, die het allermeest van het wild te iyden hadden , niet jaagen mogten ? Was het geen misbruik, dat elk ingezeeten, ("wiens grootfte voorregt in deeze Landen van ouds daar in belfond,- dat hy van zynen dagelykfchen regter voor f-ene willekeurige regtbank niet geroepen", en om generlei misdaad, zo hy zig zelfs niet fchuldig verklaarde , zonder appel mogt gevonnist worden,> om het dooden van eenig wild voor eene eigendunkelyke vierfchaar getrokken , op de enkele verklaaring van eenen dronken, of eerloozen koddebeier veroordeeld , en zelfs van zyne- vryheid, of eer beroofd konde worden zonder eenig hooger beroep? En zodanige waren eevenwel hoofdzaakelyk de wetten, die, by de vernieuwing van elk ftadhouderfchap, door de ftadhouders, als epperkoutvejlers, buiten meedewerking der hooge Overheid, op hunnen eigen naam terftond weder ingeroepen, telkens verzwaard, en, als zaaken van het uiterst gewigt, met alle magt gehandhaafd waren, t-erwyï die wetten nogthans door de leeden, en bedienden: van het jagtgetigt dagelyks overtreeden werden? Was het eindelyk geen misbruik, dat de ftadh., zig aangemaatigd hebbende het regt, om op zynen naamplakaaten- op de jagt te maaken, in 1783. aan de Sua>  HUISBOEK. 339 Staaten van Gelderland als een gunstbewys fcbreef, „ dat hy aan H. E. Mog. overliet, om ten opzigt „ van de jagt in het graaffchap Zutphen zodanige „ plakaacen te maaken , als H. E. Mog, zouden „ oordeelen te behooren, behoudens eens ieders j, wettige regten, en privilegiën" (V)? Was hec geen misbruik, dat de aanzienlykfte, en voordeehgfte ampten van Staatsbrabar.d, en Vlaanderen, tegen de voorwaarden, waar op die landftreeken onder den Staat gekoomen waren , niet alleen aan vrienden, en begunftigden des ftadhouders, als keukenampten, begeeven werden, maar dat deezen meenigmaalen nooit daar naar omzagen, dan alleen, om hunne_ inkomften te trekken, terwyl inboorlingen van die Landen volftrekt geheel werden voor'bygegaan (v)? Was het geen misbruik, dat men die Landen vrugteloos liet fchreeuwen om handbaavin<* ner privilegiën f»? Was het geen misbruik? dat de ftadh. alléén de vryheid had, om de poort onder het gebouw, hem tot eene wooning vcrl gund, met rytuig door te gaan, terwyl de Staaten eenen (u) Verf. vanfiukk. by J. A. Chalm. 46. deel, bl. i<5r. tnvolg. Wat 'er in Gelderland, Holland, en Qvtrysfel op het ftuk der jagt voorgevallen is, kan oniftandiger gezien worden in de Nederl. jaarb. 1783. bl. 326. 330. 676. 1190. i2ir. 1661. 1877. 1784. bl. 202. 455. 1208. 2C4r." en 1786. bl. 1628. 2171. Naauwlyks was Willem IV. het ftadhouderfchap meefter geworden, of hy beieve'rde zig tot het maaken van nieuwe, en vermeerderen van oude jagtreglementen met verkragting der wetgeevende Magt, die hem door de Staaten daar over niet was afgeftaan. Vergelykt de nieuwe ordonnantiën op de jagt in Gelderland, in Holland, in het land van Voome, van Gooiland', en 'mUtrecht, te vinden in de Nederl. jaarb. 1750. bl. 1077 —1083. 1295—1303. en 1402—1417. (v) Nederl. jaarb. 1784. bl. 539. 1785. II. 1659. 1780. bl. 31- 335. (w) Hier over kan naargezien worden, het geen in de y 2 post  340 VADERLANDSCH eenen omweg neemen moeiten ? Was het geen misbruik, dat aan hem allééa de hoogde militake eerbewyzingen door het guarnizoen van den Hage% zo dikwyls hy uitging , of te huis kwam, gedaan werden, en dat de leeden der vergadering van Holland, zonder eenige eerbewyzingen, als ongemerkt, en order den gemeenen hoop der voorbygangers vermengd, naar hunne raadzaal gaan moeiten? Was het geen misbruik, dat op de vaandels der militairen, en op de busfchen der Staaten-, en andere booden, het waapen van den ftadh. in het groot te voorfchyn kwam, terwyl dat van den Souverain byna onzigtbaar onder aan hing P Was het geen misbruik dat op 'sLands pbikaaten, en op de openbaare postwaagens, alléén het waapen des ftadhouders met het omfchrift, je imintiendrai, en fauvegarde, dat is, ik zal handhaaven, en vrygeleide, geplaatst , en dat der Staaten geheel agtergelaten werd O)? Was het geen misbruik, dat de burgerampten , een gedeelte van der burgeren algemeenen eigendom, de belooning des ievers, en der bekwaamheden , en eene verzagting der op te brengen laften, of de eenige uitkomst in ongeleegenbeden uitmaakende , aan burgers onthouden, en Tiveggegeeven werden aan liverybedienden, veeltyds aan vreemdelingen , welken geene aanfpraak op dezelven, en geene andere verdienden hadden, als dat zy hunnen byzonderen dienst aan hunne heejren getrouw gedaan hadden, enkel op de hoop, om •pest van den Nederrhyn , lylagen VIII. bl. 32—50. X. bh ji—14. XL fc/. 7—18. XVIÏI.bl.5ö—<;6., in de Memorie van algemeene weezenlyke bezwaaren der Meiery van 's Bosch in de Verf. van ftukk. by J. A. de Chalm. 49. deel, bl. 135—261., en in de Verf. van ftukken, raak. de odresfen tot inroep, der brabandsche landwett. en privil., op goedv. der magiftr. uitgee. 17R6., gevonden word. (k) Nederl, jaarb. 77^,5. bl. 1656. 1650. 1786. bl. 29. 35321. I7S—177- 184-1508.  huisboek. 34ï om daar voor, als het ware, met ftadsgoed beloond te zullen worden ? Was het geen misbruik, dac burgerampcen, voor zakgeld aan kinderen , of andere naastbeftaanden van regenten gegeeven, door anderen op het best voor half geld moeiten worden waargenoomen , en dat geen burger tegen de inhaaligheden deezer regentenfamilien eenig verhaal erlangen konde ? Was het geen misbruik, dat burgerampten, voor enkele reizen aan burgers gegeeven, bezwaard werden met eene uitJceering voor de dienstbooden, of andere lievelingen van regenten ? Was het geen misbruik, dac de ftadh. in zyne byzondere heerlykheden, fchoon gedeeltelyk.. in het hart van Holland geleegen, alle de regten der Souverainiteit uitoefFende , zonder zig aan eenig gezag der Staaten te onderwerper.; dat hy weigerde aldaar guarnizoen op patent der Staaten in te neemen anders, als onder proteflatie van ongehoudenheid, en non prejudicie ; en dat hy aldaar de ongehoordfte kneevelaryen, en ongeregtigheden Itraffeloos deed pleegen, het regt, als het nog uitgeoeffend werd, uitfpreeken op zynen naam, en zelfs beveelen geeven , die reegèlregt tegen die der Staaten aanliepen (y)? Was het eindelyk geen mis- " (y) Hoe ver hy zig hier omtrent te buitenging, vind men onder anderen breedvoerig gemeld in de n°. 494. 524. en 525. van de post van den Ned*rrhyn, en in byl. XI. bl. H2-26. 47- XIII. bl. 44-63. XIX. bl. r-34. XX. bl. 55 —58. Maar inzonderheid verdiend alle opmerking, het geen de heer van der Craglit, fiskaal der domainen van Halland, by een doorwrogt ftuk, op 15. april 1787. ter vergadering van H. E. G. Mog. ingeleeverd , desweege aanvoerd. Na een zeer bondig, en nimmer wederlegd, betoog, dat de heerlykheden van Ysfelftein , Leerdam, en Acquooi, fchoon leenen van Holland, onder het oppergezag van die provintie behoorden, bewyst hy verder, dat, al was de onderftelling van het tegendeel, door den ftadh, , ?n deszelfs domainraad gekoefterd, eens gegrond, zy nogY 3 thans  84» VADERLANDSCH misbruik, dat de regeering der O., en W. I., meestal beftaande uit creatuuren van den ftadh., de in- ge- thans gehouden waren, om de wetten, die geleegenheid tot twyftelingen, of verfchillen gegeeven hadden , te doen naarkoomen , en geene orders, daar tegen inloopende, te geeven, al was het alleen om reeden , dat die heerlykheden van de Souverainiteit van holland worden ter leen gehouden. Hier omtrent laat hy zig dus uit. ,, Het kan zee- kerlyk niet ontkend worden, dat eene der grootfte ver„ pligtingen van den leenman meedebrengt eene duidely,, ke, en opregte waarneeming van de trouw, en alzo van „ het tegengeftelde van dat geen, het welk eene verfmaa,, ding van den leenheer kan behelzen, naardien in alle Landen, daar de leenregten bekend zyn, de ontrouw, 5, en verfmaading van den leenheer buiten twyfTel worden „ gebragt tot die daaden, welker verwaarloosng van zulk. een groot gewigt geoordeeld word, dat dezeive het ver„ lies van he:. leen voor den leenman naar zig fleept. Wanrfeer men zig nu herinnerd, dat de tegenwoordige „ heer van Ysfeljhin, Leerdam, en Acquooi, wat ook on„ kundig daar tegen is verbreid, met -alle dezelve heer,, lykhedeu ter leenkamer van Holland, eeven als andere vafallen, reeds in zyne minderjaarigheid is verlyd, en ,, by zyne meerderjaangheid aanftonds de plegtige hulde, „ en manfehap vernieuwd, en de, daar toe behooiende, belofte van getrouwheid gedaan heeft; zal n.en daar uit ,, vanzeifs overtuigd moeten zyn, dat gem. heer gehouden ,, is, om die groote leenpligten naar te koomen, endoor „ de zynen te doen naarkoomen , volgens het oogmerk, en ,, den inhoud der gedaane belofte. Die belofte houd on., der anderen in eene verbintenis van den leenman : „ „ i°. ,, ,. om gehouw, en getrouw aan de Staaten van Holland, „ „ als ten opzigt der voorn, leenen zyne hooge, en „ ,, fouveraine Overheid, te zullen zyn tegen alle der,, ,, zeiver vyanden, en wederpartyen. 2°. om die vyan,, ,, den, en wederpartyen, met raad, en daad, naar ver,, „ mogen te zullen wederftaan , en afweeren. 3°. om „ „ niet te zullen weezen in raad, of daad,"" (dat is, „ van niets te zullen bedenken , of te helpen uitvoe» ren,) „ „ het geen gem. Staaten eenigszins tot hinder, „ „ of  HUISBOEK. g43 gezeetenen dier Landen eeven zo willekeurig begierde, als de iniaadfche flaavea, waar ovlt zo mee¬ rt „ of fchaade zoude kunnen veritrekken, maar in tegeri„ „ deei, om, indien zodanig iets tot zyne kennis zoude' „ „ mogen koomen, ais dan hetzelve by alle mogelyke ,, ,, middelen, zonder veinzen,"" (dat is, met allen ernst, „ kragt en opregfheid,) „ te zullen beletten, en fer„ „ itond gem. Staaten, of deTzeiver G. R. daar van ver„ „ wittigen, of zulks door anderen laten doen. 4: om „ „ de Souverainiteit, en hoogheid der Staaten te zullen „ „ helpen handhaaven, behouden, en bewaaren naar 27. „ „ ne magt, en vermogen. 5°. om H. E. G. Mog., én „ den Lande van Heiland allen byftand, en dienst ta „ „ zullen doen, in raad, en daad, binnen denzelven „ „ Lande, daar hem zulks geordonneerd, of bevolen „ „ zoude worden, en 6» om alles te zullen doen, dat een „ „ goed, en getrouw leenman fchuldig is, en behoord " ZJl,doen-"" » Maar> Saat men nu verder naar, dat " de Staaten feedert eenen geruimen tyd, by herhaald© „ pubhkauen, en wetten, niet onduidelyk aantoonen ta „ ondervinden, dat de grondveften van hun Souverain ge„ zag beginnen als geroerd te worden, dat de afgrvsfelv„ ke tweedragt, en landverwoeftende oproerigheden die „ van tyd tot tyd zig laten zien, en den helderden'glans „ der kroon van hun fouverain gezag doen verduifteren, * »« au ,voorwerP' en voorwendzel neemen het zoge^ „ naamd pleegen van vreugde, en het doen van veelerleia. „ zaaken, quafi tot vereering vsn dien perfoon, die tef„ fens is heer der gem. heerlykheden , 'en dat zy Staa" f" f'S/^P'^t^^eelen. om die misbruikte vreugde" dVn'TTnT derzclver ge^Igen, en aanhoorighe" t\?Jetk? ftl'affen te bieden, en zelfs zulkezwaa. " mJl j ^ar tegen te bepaalen, dat ieder overtuigd " Z LW°[de"' d3i men meend' dat *» vreugdebedry„ gevolgen zouden kunnen hebben van dien aard, dat " de ÏTJl V3n'deSouverainiteitder Staaten daar by zou- " heidI H,jTIT' l°,0pena h het eene zeekerite waar„ heid, dat de heer dier diftrikten in zyne hoedanigheid? ** ten oH>' °f V3fal V3n ™land weegenfdie dritrikn ten, ei die van zynen raad, niet alleen geene orders' * 4 „ mo-  544 VADERLANDSCH meenige krytende klagten te vergeefs aan H. H. Mog. gedaan zyn, en waar in de boosheid fteed» openlyk gehandhaafd werd tegen de verdrukte onfchuld (zj ? En waar zouden wy eindigen, indien wy alie de misbruiken, en gebreeken wilden optellen, niet, mogen uitvaardigen, waar door de fchikkingen, door den „ leenheer tot zyne veiligheid, en het welzyn van zyne „ heerfchappy gemaakt, als te leurgefteld, en voor het te. „ genwoordige, zo wel als voor het toekoornende, in die ieendiftrikten vrugteloosgemaakt worden,- en nog te min„ der, naardien zodanige orders zeer ligt kwaade gevol}i gen op de naastgeleegen, en andere plaatfen naar zig „ zouden kunnen ileepen : maar dat deeze leenman, uit „ kragt van zyne gedaane plegtige leenbelofte, zoude die3, nen de hand te teenen, dat die wetten van den leenheer „ worden naargekoomen, en aan des leenheers, daar by ver„ klaarden, wil, en begeerte volleedig voldaan, en alzo 3, blyken te geeven van deszelfs onverzettelyke trouw ook „ in dit opzigt. De advokaat fiskaal vertrouwd, dat dit ,\ ter nedergeftelde over dit teeder, en hoogwigtigst punt „ voldoende is ter aanwyzing, dat, indien men al, (des 3, neen,.) de voorgem. drie heerlykheden voor, ten eenen„ maal van Holland onafhangelyke, heerfehappyen houden '„ moest; als dan nog het vastftellen, en doen uitvoeren „ van eene publikatie , by den raad van den erfltadh. op 2ö. februari deezes Jaars geteekend, als tegen da 3, leenpligten inloopende , niet had behooren te gefchie„ den." Verf. van Jlitkk. by J. A. de Chalm. 47. deel, bl. 186—249. In hoe verre hy ook in de heerlykheid van Breda zyna aanmaatigingen uitfirekte zelfs booven, en tegen de uitdrukkeiyke verklaaringen van Willem HL, en van zynen vader, word bondig betoogd in zeeker ftuk, tot titel hebbende Belang, conftder. , en adv. van den advok. jisk. van braband, houdende eene contradeduktie der Souveraine regten van H. H. Mog. op de baronnie van breda, ter wcderl. van de missive , en deduktie van den raad der domainen van Z. H., aan H. H. Mog. gejehr. 12. juli 1773- (s) Zie over deeze klagten de post van Oastindiln,, ea rem den Nederrhyn , bylagen VIII. XI. bl.19—21., en 26— 36. XIII. bl. 1-20. XVII. bl. 1-13. XXII. bl. 1-30.  HUISBOEK. 34;; biet; die van gewoone menfchelyke zwakheden af* hangen, en die, zo lang rnenfchen het gezag over hunne meedemenfchen oeffenen zullen, ook plaats zullen hebben, maar zulke, die, tegen